04.09.2013 Views

amsterdam. - Acehbooks.org

amsterdam. - Acehbooks.org

amsterdam. - Acehbooks.org

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

CATALOGUS •<br />

DER AFDEELING<br />

NEDERLANDSCHE KOLONIËN<br />

VAN DE<br />

INTERNATIONALE KOLONIALE EN UITVOER­<br />

HANDEL TENTOONSTELLING<br />

van 1 Mei tot uit 0<br />

. October 1883,<br />

TE<br />

AMSTERDAM.<br />

GROEP i.<br />

LEIDEN. — E. J. BRIL L.<br />

1883.


:<br />

'" CATALOGUS<br />

DER AFDEELING<br />

NEDERLANDSCHE M O I I Ï I<br />

VAN DE<br />

INTERNATIONALE KOLONIALE ÉN UITVOER­<br />

HANDEL TENTOONSTELLING<br />

(van 1 Mei tot uit 0<br />

. October 1883)<br />

TK<br />

AMSTERDAM.<br />

L EI DEN. — E. J. BRILL.<br />

1883.


VOORBERICHT.<br />

De Catalogus, die hierbij den bezoekers der Tentoonstelling<br />

wordt aangeboden, leidt aan één zeer groot gebrek, dat bij<br />

namelijk veel te laat gereed is voor het beoogde doel, en aan<br />

vele kleinere die daarmede uit dezelfde oorzaak voortvloeien.<br />

Die oorzaak is gelegen in den verbazenden omvang van de<br />

inzendingen uit de koloniën, de veel te late aankomst van bet<br />

meerendeel, het gebrek aan inlichtingen die dadelijk voor den<br />

Catalogus bruikbaar waren, en de groote schaal waarop bet<br />

werk was opgezet, toen bet nog niet mogelijk was in de verte<br />

te berekenen welk een verbazende ruimte ook maar voor de<br />

enkele opsomming der tentoongestelde voorwerpen zou gevorderd<br />

worden. Het ergste is nog, dat die zoo lang gewachte<br />

Catalogus, nu bij eindelijk compleet verschijnt, nog vele gapingen<br />

overlaat en een vrij groot supplement blijft eischen, daar<br />

vele belangrijke inzendingen te laat kwamen om op hunne<br />

rechte plaats te worden vermeld, en omtrent andere de noodige<br />

inlichtingen door toevallige omstandigheden niet of te laat aan<br />

de redactie werden verstrekt. De geologische verzameling van<br />

Java bij de inzending van het mijnwezen, de schoone verzameling<br />

monsters van de Gouvernements kinacultuur, en, wat<br />

wel het meest bevreemding mag wekken, de rijke inzending<br />

der verificatie van 's Rijks zeeinstrumenten op last van den<br />

Minister van Marine, waarvan echter gelukkig een afzonderlijke<br />

gedrukte Catalogus bestaat, verkeeren allen in dit geval, en<br />

maken, helaas! wel eenige der voornaamste, maar volstrekt<br />

niet de eenige omissiè'n uit.<br />

Voor zoover die gebreken te vermijden waren geweest, is<br />

de ondergeteekende alleen daarvoor aansprakelijk; voor hetgeen


IV<br />

deze Catalogus goeds bevat beeft hij groote verplichting aan<br />

allen die tot de inleidingen voor de verschillende klassen en<br />

deelen van klassen hebben medegewerkt, en aan de heeren<br />

J. L. A. Brandes, H. C. Klinkert, P. J. Kooreman, Mr. S. C.<br />

J. W. van Musschenbroek, G. L. van Tubergen, D. D. Veth<br />

en G. A. Wilken, die hem bij de samenstelling der lijsten en<br />

rangschikking der inzendingen krachtig hebben bijgestaan.<br />

P. J. VETH.


HET GEBOUW DER NEDERLANDSCHE<br />

KOLONIALE AFDEELING.<br />

De Nederlandsche koloniale afdeeling der Amsterdamsche<br />

Tentoonstelling, waaraan deze Catalogus uitsluitend gewijd is,<br />

werd geplaatst in een afzonderlijk daarvoor ingericht gebouw,<br />

omgeven door eene ruimte met verschillende bijgebouwen, in<br />

de Tweede Groep van den Catalogus, bl. 14 en vv. onder den<br />

naam .van het „Koloniale park" beschreven. Op het daarbij<br />

gevoegde plan van het park is de vorm van het gebouw aangeduid<br />

; de hier bijgaande plaat geeft eene afbeelding van den<br />

vo<strong>org</strong>evel, die geteekend en gegraveerd werd toen de Tentoonstelling<br />

nog niet geheel gereed was, waardoor de voorstelling<br />

wat de omgeving betreft niet volkomen aan de werkelijkheid<br />

beantwoordt.<br />

Het geheele gebouw neemt eene ruimte in van 4200 • M.<br />

De breedte van den vo<strong>org</strong>evel, ten bedrage van 60 meters,<br />

blijft in het gebouw zelf slechts over eene diepte van 25 meters<br />

behouden, daarna is de breedte óver eene lengte van 70 meters<br />

tot 36 meters beperkt. De verschillende overkappingen zijn door<br />

voor-, achter- en zijgevels ingesloten. Het gebouw is opgetrokken<br />

naar de plannen en teekeningen van den daartoe door het Hoofdcomité<br />

benoemden Architect Ary Willem Stortenbeker.<br />

De Architect heeft gemeend aan het gebouw, met het oog<br />

op zijne bestemming, een Oostersch karakter te moeten geven,<br />

en ongetwijfeld te recht! Het is waar dat daarin ook aan de<br />

Nederlandsche Westindische koloniën eene plaats werd ingeruimd;<br />

doch over dit bezwaar moest worden heengestapt, dewijl er geene<br />

oplossing te vinden was van het probleem, om in bet karakter<br />

van het gebouw uit drukken, dat het de schatten van Oost en


VI<br />

West beide, maar in zeer verschillende verhoudingen, binnen<br />

zijne wanden besloot. Het zoozeer ondergeschikte Amerikaansche<br />

element moest in dit opzicht aan het Aziatische worden opgeofferd.<br />

Moeielijker was de vraag te beantwoorden, aan welke onder<br />

de zoo verschillende kunstrichtingen van het Oosten de voorkeur<br />

zou worden gegeven. De Ohineescbe, Hindoescbe en Arabische<br />

beschaving hebben sedert eeuwen elkander in het gebied van<br />

den Indischen Archipel den voorrang betwist; de inboorlingen<br />

zeiven hebben op het gebied der kunst niets zelfstandigs geleverd.<br />

Had de Indische Archipel een eigen bruikbaren bouwstijl<br />

gehad, dan had die ongetwijfeld moeten gekozen zijn; maar de<br />

inzage der Inleiding op lett. E der dertiende klasse, zal genoeg<br />

zijn om ieder te overtuigen, dat daaraan niet te denken viel.<br />

De Chineescbe stijl bleef van zelf buitengesloten door de overweging,<br />

dat de Chineezen, hoe talrijk ook in den Indischen<br />

Archipel vertegenwoordigd, daar vreemdelingen gebleven zijn,<br />

die er hunne eigenaardigheden voor zich behielden en ze niet,<br />

of althans in zeer geringe mate, aan de inboorlingen hebben<br />

medegedeeld.<br />

Meer was er voor den stijl te zeggen, waaraan Britsch-Indië<br />

zoovele heerlijke monumenten dankt. In de eerste eeuwen onzer<br />

jaartelling hebben de Hindoes talrijke koloniën naar den Indischen<br />

Archipel uitgezonden, Java, in menig opzicht het hoofdeiland,<br />

geheel overheerd, en hunne zegevierende banier ook op<br />

een aantal andere eilanden geplant; onberekenbaar groot is hun<br />

invloed op die eilanden-wereld geweest, en op Java althans heeft<br />

ook hunne kunst gebloeid en grootsche scheppingen tot stand<br />

gebracht, waarvan de overblijfselen ons nog met bewondering<br />

vervullen. Doch met den val van het Hindoerijk van Modjopahit<br />

is ook de Hindoe-kunststijl in Ned.-Indië weggekwijnd. Hij was<br />

er nooit het eigendom der bevolking geworden; hij is er slechts<br />

vertegenwoordigd door puinboopen. En die monumenten, waarvan<br />

nog eenig noemenswaardig deel den tand des tijds heeft<br />

verduurd, zijn, met enkele en nog twijfelachtige uitzonderingen,<br />

uitsluitend van religieusen aard, en bieden, wat de constructie<br />

betreft, niets bruikbaars voor een gebouw als hier vereischt<br />

werd; het grootste en schoonste van allen, de Boro Boedoer,<br />

met zijn open galerijen en omgangen en zijn volslagen gebrek<br />

aan ingesloten ruimten, zeker wel het allerminst.<br />

De Islam heeft in den Indischen Archipel, in de eerste plaats<br />

op Java, op Siwaïsme en Boeddhisme een schier volkomen<br />

zegepraal bevochten, en wint er dagelijks veld onder de nog<br />

heidensche bevolking. De Islam heeft zich den Byzantijnschen


ouwstijl toegeëigend, dien naar eigen smaak en behoeften omgewerkt,<br />

en den dus ontstanen Moorschen stijl, niet slechts voor<br />

bedehuizen en tempels, maar ook voor paleizen en andere<br />

wereldlijke gebouwen aangewend, en daarbij een grooten rijkdom<br />

van fantastische ornamentiek ontwikkeld, met, wel is waar niet<br />

zeer diepzinnige, maar behagelijke constructie verbonden. Naar<br />

dien stijl, en niet naar dien der oude, niet meer verstaanbare<br />

Hindoe-monumenten, ziet thans ook de meer beschaafde bewoner<br />

van den Archipel om, in de zeldzame gevallen dat hij behoefte<br />

gevoelt zich boven de stijllooze onbeduidendheid der inlandsche<br />

gebouwen te verheffen. De asta of vorstelijke begraafplaats van<br />

Soemenep, de bekende villa van Baden Saleh, en hier en daar<br />

de versieringen aan de moskeeën aangebracht kunnen daarvan<br />

ten bewijze strekken.<br />

Ik meen genoeg gezegd te hebben om de keuze van den<br />

architect te rechtvaardigen; trouwens, met zeer enkele uitzonderingen,<br />

wordt het gebouw der koloniale afdeeling door landgenoot<br />

en vreemdeling als bevallig en smaakvol geprezen. Voor<br />

zoover den bouwmeester de Alhambra heeft voor den geest<br />

gezweeft, kon toch natuurlijk slechts van navolging uit de<br />

verte, van een zekere inspiratie door hare motieven sprake zijn.<br />

Elke poging om verder te gaan ware door de zoo geheel verschillende<br />

bestemming van het gebouw en de onvermijdelijke<br />

aanwending van eenige met die bestemming strookende versiering<br />

gewraakt.<br />

In den vo<strong>org</strong>evel zijn, behalve het Nederlandsche wapen<br />

boven den ingang, de wapens van Batavia, Sumatra, Soerabaja<br />

en Suriname aangebracht; op de pilasters der zij- en achtergevels<br />

de wapens van eenige der meest bekende Gouverneurs-Generaal.<br />

In het voorportaal, wordt den binnentredende van de vloertegels<br />

in het Arabisch, laag-Maleisch en Nederlandsch het „welkom"<br />

toegeroepen, terwijl zij aan weerszijden dier inscriptie de<br />

wapens van Amsterdam en Batavia te aanschouwen geven. Die<br />

vloertegels, zoowel als de hier aanwezige muurtegels, zijn tevens<br />

geschikt om een denkbeeld te geven van het schoone fabrikaat<br />

der heeren Villeroy en Boeh te Mettlaeh, die dezen bijzonder<br />

gepasten vorm voor de tentoonstelling hunner producten hebben<br />

gekozen. De wanden prijken verder met de portretten der Gouverneurs-Generaals<br />

(zie Klasse XIV, n°. 19), met een paar groote<br />

algemeene kaarten van Insulinde en met tropeeën van vlaggen<br />

en wapenen.<br />

Treedt men uit het voorportaal het lichaam des gebouws<br />

binnen, dan bevindt men zich in een zuilengang van 12 meters<br />

breedte, aan weerszijden versierd met schilderijen van den<br />

VII


VIII<br />

Javaanschen schilder Raden Saleh, van Payen, Beynon, Salm<br />

enz en met wapenen en zegeteekenen, door goedgunstige<br />

machtiging van Z. M. den Koning uit het invalidenhuis te<br />

Bronbeek ter opluistering afgestaan. Gemelde gang leidt naar<br />

een cour of binnenhof, met divans omgeven, en met eene<br />

fontein in het midden, door den Architect in den stijl van<br />

het gebouw ontworpen en door de firma Broot te Delft<br />

vervaardigd. De meubelen en draperiën waarmede het binnenhof<br />

en de daarachter gelegen receptiekamer prijken zijn<br />

vervaardigd bij de firma Jansen en Zonen te Amsterdam. Ter<br />

stoffeering van de receptiekamer zijn prachtige Perzische tapijten<br />

aangeboden door de firma Th. Ziegler te Manchester en met<br />

dankbaarheid aanvaard. Bij de vele schilderijen, teekemngen en<br />

anderen kunstwerken die zuilengang, cour en ontvangkamer<br />

versieren, en een integreerend deel der Tentoonstelling uitmaken,<br />

heeft de firma Frans Buffa en Zonen fraaie portretten<br />

van' HH. MM. den Koning en Koningin gevoegd, terwijl zjj<br />

een exemplaar van het door haar uitgegeven plaatwerk „Java' ,<br />

ook op de Tentoonstelling aanwezig (KI. III, n°. 17 ƒ), en<br />

eene verzameling gezichten van het Loo voor de bezoekers<br />

der ontvangkamer ter bezichtiging heeft nedergelegd.<br />

De ruimte rechts van het voorportaal is ingenomen door<br />

Groep I, die links van het voorportaal en langs een deel van<br />

den zuilengang door Groep III. De overige ruimte langs den<br />

gang en terzijde van en achter de cour, die als het ware het<br />

centrum van het geheel vormt, is ingenomen door de omvangrijke<br />

tweede groep. Scherpe grenzen konden echter niet altijd<br />

tusschen de groepen getrokken worden. Om de inzendingen<br />

van dezelfde personen niet al te zeer uiteen te rukken, en aan<br />

het belangrijkste en aantrekkelijkste ook eene gunstige plaats<br />

te verleenen, moest hier en daar op de eischen eener streng<br />

systematische orde inbreuk worden gemaakt.<br />

P. J. VETH.


- CATALOGUS<br />

DER AFDEELING<br />

NEDERLANDSCHE KOLONIËN<br />

VAN DE<br />

INTERNATIONALE KOLONIALE EN UITVOER­<br />

HANDEL TENTOONSTELLING<br />

van 1 Mei tot uit 0<br />

. October 1883,<br />

TE<br />

AMSTERDAM.<br />

GROEP I.<br />

LEIDEN. — E. J. BRILL.<br />

1883.


ALGEMEEN<br />

STATISTISCH OVERZICHT<br />

VAN<br />

NED. INDIE.


ALGEMEEN STATISTISCH OVERZICHT betreffende<br />

Gtrondgebied. (in Q Oeogra- j A<br />

phische mijlen (*) ' B<br />

1872. I 1873. 1874. 1875. 1876.<br />

I I I I<br />

T I i<br />

. A 38.926 27.009 27.671 28.157 28.041<br />

/ Europeanen . • • | B 7.778 7.064 6.641 6.621 7.437<br />

I i A 17.061.484 17.646.650 17.882.396 18.101.351 18.278.998<br />

Q e r s<br />

I M<br />

• • • • I B ( 3 ) 5.008.243 4.673.040 4.676.410 4.674.494 4.711.599<br />

, A 185.768 190.603 191.821 195.384 194.348<br />

Uevolkillg. ' Chinezen [ B 106.466 104.803 114.076 117.440 124.789<br />

I A 8.988 8.383 8.753 9.027 10.477<br />

Arabieren .... j ^ ^ i m ^ i m i m<br />

i<br />

Andere vreemde I A(4) 13.044 14.573 14.728 13.889 3.560<br />

, oosterlingen. . . i B 12-872 5.009 4.790 4.476 6.210<br />

LANDBOUW DER BEVOLKING.<br />

Uitgestrektheid der door de t<br />

inlandsche bevolking voor ge- j ^ _ 2.554.711 2.577.297 2.746.044<br />

regelde cultuur ontgonnen |<br />

bouwgronden (in bouws van \<br />

500 • B.B.) B(8) — — "~<br />

•<br />

PARTICULIERE LANDBOUW.<br />

Uitgestrektheid / Eigendom,<br />

der gronden voor I huur en erf- T AM KAA.<br />

. * . B v . A/o\ 1.460.740 1.466.084 1.472.884 1.484.966 1.497.044<br />

de particuliere I pacht A(yj w<br />

^ landbouw-indus- / Tot en met<br />

B trie gebezigd. J 1873 huur, la-<br />

| (iubouwsvan ter huur en 7 6 6 ^<br />

| 500 OB.B.). I erfpacht.... B J m 3 M<br />

H I Buffels ( B _ _ — — —<br />

I I A<br />

VEESTAPEL. 1 Runderen . . . j<br />

1.282.400<br />

_<br />

1.626.754<br />

_<br />

1.663.626<br />

_<br />

1.682.900<br />

—<br />

1.698.973<br />

—<br />

\<br />

( 1 0 )<br />

, .<br />

I Paarden . . . . j<br />

602.600 632.164 631.510 617.494 611.962<br />

A<br />

_ _ _ _<br />

S<br />

I ,001r<br />

- | Kilometers in exploitatie. 203 261 261 261 266<br />

wegen. 1<br />

(Staats- en j Opbrengst v/h personen en<br />

particuliere). ' goederenvervoer f 1.293.189 f 1.954.668 f 2.139.198 f 2.680.766 f 2.970.011<br />

A 3.234.80 3.191.64 3.683.59 3.683.59 3.683.69<br />

Kilometers lijn . | fi 1.349.46 1.989.46 2.023.94 2.029.18 2.029.18<br />

| A 38 41 46 49 48<br />

Telegrafen. Aantal kantoren, j ' 1 1 17 16 16 16<br />

Opbreng6t v/d particuliere<br />

binnenl. tel.gr. f 281.769 f 339.975 f 389.059 f 416.811 f 420.685<br />

(f) De cijfers in dit overzicht, dat telkenjare als bijlage gevoegd wordt bij den Regeerings-almanak van Rad.<br />

(*) A beteekent Java en Madoera.<br />

B ii Buitenbezittingen.


Nederlandsch-Indië over de jaren 1872 tot en met 1881 (f).<br />

1877. 1878. 1879. 1880. 1881.<br />

(1) 2.394.5 (1) Volgens den Atlas van N. I. in ver-<br />

(2) 27.820.6 band met latere doch nog voorloopige<br />

28.672 29.998 30.714 33.708 33.740 t0<br />

P°S r<br />

' berekeningen.<br />

7.693 8.028 8.605 7.968 7 936 ( 2<br />

) Volgens de statistieke kaart van Mel-<br />

18.567.075<br />

ATOfiOio<br />

4.720.242<br />

198.233<br />

126.710<br />

18.824,574<br />

.„o,..<br />

4.819.1G6<br />

200.303<br />

119.534<br />

19.016.291<br />

r „„,<br />

5.001.921<br />

206.051<br />

102.835<br />

19 540 813<br />

„<br />

6.308.367<br />

206.931<br />

136.862<br />

19 834 584<br />

v"<br />

6.069.787<br />

206 961<br />

138.117<br />

" " Carnbêe van 1849, in verband<br />

met latere aoch slechts globale berekeningen.<br />

Onder dit cijfer is ook de oppervlakte<br />

V a 3 A t j e h be<br />

8 re<br />

P'.<br />

9.379 9.610 10.027 10.606 10.771 ( 3<br />

) D e<br />

cijfers van het zielental der in-<br />

4.634 4.708 4.985 5.519 5 666<br />

l a n d s c h e<br />

bevolking zijn zeer onvolledig.<br />

3-961 4.115 3.079 2.547<br />

D e<br />

2.667 (*) sterke vermindering van het cijfer<br />

7.400 9.150 (5) 30.142 (61 26 672 «1 26 013 ?!£<br />

a n d e r e<br />

vreemde oosterlingen na<br />

v {<br />

' V'<br />

/ D U 1 0<br />

1875 is hieraan toe te schrijven, dat<br />

vroeger, voor vele gewesten, onder deze<br />

rubriek ook inlanders uit andere gewesten<br />

van K. L afkomstig, werden op-<br />

2.770.954 2.890.224 2.929.644 2.974.447 3.022.200 S^'* K , r,„.<br />

(5; Hieronder begrepen do Chinezen der<br />

afdeeling Delï en de Arabieren der geheele<br />

residentie Oostkust van Sumatra.<br />

(6) Hieronder zijn begrepen 16100 Arabieren,<br />

andere vreemde oosterlingen en<br />

Boeginezen tot de vorstenrijken van<br />

Bali en Lombok behoorende, welke niet<br />

gespecificeerd zijn kunnen worden op-<br />

1.509.533 1.621.372 1.538.163 1.556.737 1.582 758 Begeven.<br />

(7) Over 1872 en 1873 niet met juistheid<br />

op te geven; onder de cijfers over 1874<br />

en volgende jaren zijn die van de vor-<br />

6.029 11.59= 17.155 19.029 20.140 » *• P ^ « » 1>» »»«<br />

2754.498 2.880.811 2.694.664 2.361.306 2.334.876 ( 8 ) „,„ o p „ g e y e n<br />

1.727.841 1.921.139 1.854.106 1 835 222 1 878 939 (9<br />

,' S uitgestrektheid der particuliere<br />

landen bewesten en beoosten de Tjima-<br />

— — noek, hieronder begrepen, bedraagt vol-<br />

618.411 632.236 618.078 537.877 518 439 e en<br />

" d e<br />

koloniale verslagen van 1877 en<br />

_ _ _ _ 1873 respectivelijk 1.386.301 en 32.846<br />

bouws.<br />

266 350 379 411 B27 ( 10 V o o r J a T a c n<br />

' Madoera over 1872 met<br />

' uitzondering van Soerakarta en Djokjakarta.<br />

f 3.042.012 / 3.305.929 / 4.095.525 f 4.234.620 f 6.344.126<br />

3.624.62 3.624.62 3.864.05 3.864.05 3.882.40<br />

2.029.18 2.011.68 1.997.97 1.997.97 1.997.97<br />

61 63 61 61 65<br />

16 16 18 18 18<br />

f 443.386 f 421.986 f 446.366 f 424.266 f 415.336<br />

inaie, worden geleidelijk veroeterd en aangevuld, naarmate betere en meerdere gegevens beschikbaar komen.


4 ALGEMEEN STATISTISCH OVERZICHT BETREFFENDE<br />

1872. 1873. 1874. 1875. 1876. |<br />

BrieTen- | Opbrengst (11) ƒ 600.872 ƒ 530.032 ƒ 655.448 ƒ 697.394 ƒ 726.424<br />

, ! . 1-882.637 2.063.592 1.973.665 2.087.145 2.759.890<br />

(binnenlandsche).<br />

IN- EN UITVOER.<br />

/ voor particuliere j A . 76.953.354 „ 96.912.496 - 93.977.372<br />

Waarde v/d \ rekening. ..(*)( fl 1<br />

» 19.347.118 20.739 940 » 22.415.390<br />

algemeenen i<br />

invoer. voor gouverue-<br />

. A- . 12 447.382 » 27.584.600 „ 6.312.872 » 8.019.817 « 6.118.928<br />

( nients idem. . . | B — —<br />

| voor particuliere | A > 89.277 771 » 93.551.095 „ 101.941.140 102.664.082 » 134.182.886<br />

Waarde v/d rekening . . . . \ B<br />

algemeenen . J 1<br />

uitvoer. / voor gouverne-<br />

„ 19.050.872 « 23.384.990 „ 25.485.265 » 32.937.394 « 28.168.774<br />

36 659.426 » 41.524.737 „ 41.751.586 » 41.474.490 « 51.168.108<br />

( ments idem. . . ( B — —<br />

SCHEEPVAART.<br />

i<br />

A 3.217 4.136 . 9 2 6 4 7.003 7.363<br />

Aantal (566) (1041) (1322)<br />

B 5.342 4.820<br />

1 [ 1 1 (<br />

Tonnenmaat. . . ' I MMl U«J 1,2,«8<br />

B 463.608 545.788 1<br />

» A 3.829 4.260 9 264 6 963 7.550<br />

, ,, \ Aantal (549) (1053) (1280)<br />

-» Vertrokken 1 B 6 4 8 2 4.909<br />

1 1 1 1<br />

' 1<br />

ö schepen. (<br />

1 T |.„,.„ t . .<br />

A<br />

^ j 1,26.152 1.457.770<br />

'<br />

1,96.083<br />

0) C B 463.554 488.668 '<br />

» 1 .<br />

M<br />

£ UITVOER VAN DB VOORNAAMSTE<br />

STAPELPRODUCTEN (in kilo's).<br />

• I Irdigo (niet bereid voor 1 A 333.038 346.275 386.700 323.972 494.368<br />

«t j de inl. markt) ( B — —<br />

« J* I<br />

K o f R e<br />

I<br />

I i<br />

B<br />

20.098.001<br />

9.717.179<br />

22.252.942<br />

10.434.112<br />

21.431.419<br />

9.939.444<br />

19.805.106<br />

16.821.119<br />

21.626.499<br />

13.504.287<br />

3 'f I A I 195'806.209 195.702.548 199.109.568 209.719.488 221.164475<br />

m 1 Suiker J B 83.i73 264.663 6.256 19.326 41.952<br />

I ( Tabak (niet bereid voor 1 A 12.846.117 12.901.139 19.116.950 13.863.689 14.779.355<br />

i 1 de inl. markt) 1 B 343 - 891 - 1.058.166<br />

= A 2.114.206 2.076.747 2.242.025 2.179.791 2.405.581<br />

? T n e e<br />

( B 176 30 20 48 10<br />

,§ , A 2 649 409 3.254.378 2.997.465 3.179.320 3.655.822<br />

S I l<br />

^<br />

T i<br />

« I B<br />

I 1 A 42 704 710 46.7ï9.010 43.784.967 42.649.173 51.879.720<br />

• Koffie (13) | B _ _ _ _ _<br />

•S | A 9.9-5.678 6.803 — — —<br />

• Suiker ( B ,<br />

I I A 5 571.306 4.493.570 2.345.116 3.090.234 4.476.360<br />

£ T I N<br />

I B<br />

*) A. beteekent Java en Madoera.<br />

B u Buitenbezittingen.


NEDERLANDSCH-INDIË OVER DE JAREN 1872 TOT EN MET 1881. 5<br />

1877. 1878. 1879. 1880. 1881.<br />

f 688.654 ƒ 669.639 ƒ 695.083 / 726 424 ƒ 760,580 (11) Onder deze cijfers is ook het buitenlandsch<br />

verkeer begrepen.<br />

2.320.947 2.526.696 2.543.167 2.259.890 2.783.438<br />

,/ 102.766.901 89.413.284 > 86.329.887 « 118.724.493<br />

,i 23.299.561 „ 28.456.510 « 53.181.490 • 38.749.567<br />

./ 27.637.954 „ 22.579.565 • 15.140.039 » 15.939.860<br />

» 139.212.279 „ 108.312.271 » 99.626.S69 • 98.730.279 1<br />

» 24.180.385 „ 33.366.146 • 38.734.915 • 43.047.097 %<br />

,i 57.116.672 „ 38.290.204 . 37.382.782 > 37.177.478 t<br />

. '8<br />

M<br />

I<br />

!<br />

1<br />

2.600 2.624 o (12) ^e van af 1874 tusschen () geplaatste<br />

(483)<br />

5.393<br />

(637)<br />

5.719<br />

'S cijfers geven het aantal en de tonnenmaat<br />

der stoomschepen weder, die onder<br />

f1431) (1548) °<br />

d e<br />

opgegeven totalen begrepen zijn.<br />

796.246 1.017.940 ~<br />

(430728) (520.635) -<br />

806.818 838.091 I<br />

(537.992) (661.996) J<br />

2.729 2.795 ü<br />

8.046 7.985 (481) (628) ^<br />

(1772) (1882)<br />

1<br />

5.673<br />

(1496)<br />

780.848<br />

6.763<br />

(1527)<br />

992.893<br />

5<br />

"3<br />

tt<br />

(647.932) (505.960) *<br />

I<br />

a<br />

' w<br />

526.706 345.892 365.845 373.273 *<br />

— 1.681 — — |<br />

28.138.872 13.704.537 23.802.056 24.439.279 J<br />

7.271.304 12,283.909 16.620.099 16.506.426 J<br />

223.468.279 236.292.842 191.434.006 222.222.674 1 1<br />

43 021 834.660 35.607 19.917 1<br />

le.506.546 14.823.b98 10.907.955 6.395.091 •<br />

2.023.291 6.113.890 3.671.263 4.146.277 £<br />

2.663 856 2.790.557 2.602.236 2.518.544 ' •§<br />

320, 830 460 723 | i<br />

3.413.001 4.010.640 4.414.877 4.616.399 J<br />

3 4 1<br />

° (13) Onder de van Java uitgevoerde koffie<br />

55.885.431 37.361.675 41.873.972 46.698.616 is de Menado-koffie begrepen.<br />

4.133.166 6.663.980 4.716.065 6.446.042<br />

;


6 ALGEMEEN STATISTISCH OVERZICHT BETREFFENDE<br />

1872. 1873. 1874. 1875. 1876.<br />

L EUROP. ONDERWIJS.<br />

/ Aantal scho- i A 1 1 1 2 2<br />

\ len (•) | B — — — — —<br />

MIDDELBAAR 1<br />

,i i ° KDEKW<br />

» S<br />

- , A<br />

J~-l [ Leerlingen . . .<br />

1 3 6 1 3 2 1 5 2 204 253<br />

A<br />

g I / Aantal scho- , A 51 52 53 55 60<br />

m I ien I B 20 20 21 21 23<br />

S I LAGER !<br />

0 ONDERWIJS. 3 3 U M ^ 4 7 2 7<br />

1 ƒ I I B 1.259 1.358 1.421 1.475 1.522<br />

15 \ II. INL. ONDERWIJS.<br />

| j Aantal scho- . A 2 2 2 3 3<br />

5 1 len B 2 3 4 4 5<br />

S I KWEEK- ' <<br />

| I SCHOLEN.<br />

/ 48.317.935<br />

Ml" •§! van koffij. I i n jndië » 8.164.947 » 11.566.136 ./ 12.505.700 » 15.092.507 « 11.133.511<br />

* U tj<br />

5 I gV. \ I<br />

MIS ~ c m<br />

2 S>g<br />

/c £<br />

Verkoop van Binka-tin<br />

in NederlaLd „ 5.947.522 »<br />

Verkoop van zout » fl.14S.417 »<br />

6.765.807 »<br />

6.052.354 »<br />

4.776.560 «<br />

6.605.200 »<br />

4.423.098 »<br />

6.792.273 »<br />

3.978.989<br />

6.598.486<br />

m I O ^<br />

118 o v e r d e n<br />

* \ I ^Ö<br />

Gouver-<br />

S l \ nements-suikerrietaan- (16)<br />

- I ' plant — „ 4.418.588 » 4.265.627 « 3.945.663 » 3.918.680<br />

Z I Andere ontvangsten in Nederland<br />

„I en In Indië , 43.347.498 „ 34.208.160 » 24.866.963 » 41.651.237 » 34.835.767<br />

Z I ,<br />

I | TOTAAL ƒ 1"8.207.777 f 146.608.722 f 146.663.286 f 165.701.492 f 150.233.219<br />

I ^ in Nederland f 34.899 453 f 45.026.117 f 31.715.202 f 49.095.386 f 28.804.660<br />

C. In Icdië „ 93.045.732 „ 97.822.948' » 105.820.600 » 106.548.464 129.327.915<br />

£ ' _. . = = =<br />

1 g 1<br />

\ .-SP TOTAAL f 127.945.185 \f 142.849.065 f 137.535.802 7 165.613.850 f 158.132.565<br />

\fc> 1 I<br />

(*) A beteekent Java en Madoerm.<br />

B H Buitenbezittingen.


NEDERLANDSCH-INDIË OVER DE JAREN 1872 TOT EN MET 1881. 7<br />

1877. 1878. 1879. 1880. 1881.<br />

3 3 3 3 3<br />

809 333 370 389 369<br />

63 68 74 78 86<br />

26 28 28 29 29<br />

5.101 6.679 6.076 6.438 6.687<br />

1.633 1.644 1.661 1.786 1.807<br />

3 3 3 3 3<br />

6 6 6 6 6<br />

290 266 290 282 293<br />

208 193 237 264 263<br />

147 162 171 181 190 (1*) Deze cijfers verdienen, vooral wat do<br />

1Q4 214 234 255 280 buitenbezittingen betreft, niet veel vertrouwen<br />

, daar uit vele gewesten dikwijls<br />

slechts onvolledige opgaven ontvangen<br />

20.766 23.050 24.258 26.389 1 worden.<br />

13.860 14.326 16.802 16.603 ?<br />

f 16.389.960 f 17.262.286 f 17.266.125 f 17.476.867 f 18.288.639 (16) De onder deze rubriek voorkomende<br />

cijfers steunen, voor zoover bet jaar<br />

1881 betreft, op voorloopige opgaven.<br />

• 9.162.825 • 8-604.720 » 9.101.110 » 9.167.966 > 9.355.241<br />

n 1.738.699 « 2.060.998 » 2.399.602 » 2.590.802 » 2.647.477<br />

» 15.850.046 • 16.633.797 » 17.187.034 > 17.750.817 » 17.920.789<br />

» 68.248.940 • 60.397.406 » 44.397.936 /- 46.197.375 » 38.702.862<br />

» 14.884.065 • 9.920.441 n 11.626.879 11.487.045 « 8.325.849<br />

n 3.560.268 • 3.105.062 « 3.691.611 ,, 3.869.207 • 4.775.685<br />

II 6.628.530 • 6.586.766 • 7.406.806 • 7.242.036 » 6.909.097<br />

// 4.016.269 « 4.019.750 » 4.011.466 u 3.707.420 « 3.401.847 (1°) Met inbegrip van den cijns van den<br />

vryen aanplant.<br />

II 32.301.783 " 30.580.749 • 26.989.281 ,, 27.513.992 » 27.042.702<br />

f 162.780.385 f 249.171.965 f 143.976.840 f 146.993.516 f 137.370.078<br />

f 31.480.679 f 24.928.682 f 24.321.211 f 24.808.941 f 23.464.798<br />

i 127.416.731 • 123.552.427 « 131.787.287 « 122.126.096 » 124.609.453<br />

r<br />

158.896.410 f 148.481.109 f 156.108.498 f 146.935.037 / 148.074.251


I N L E I D I N G .<br />

oloniën in den oorspronkelijken en waren zin des woords<br />

zijn volkplantingen, nederzettingen van leden eener<br />

natie in vreemde, meer of min verwijderde gewesten.<br />

Het bezit van zulke koloniën, mits geplaatst in gunstige<br />

omstandigheden om zich te ontwikkelen, is voor een<br />

volk een groote woldaad; het vermeerdert daardoor znn macht,<br />

zijn invloed, zijne betrekkingen, zijne welvaart. Doch zulke koloniën<br />

hebben de neiging zich van het Moederland los temaken,<br />

naarmate zij geschikt worden om op eigen beenen te staan. Zijn<br />

zij voor zelfstandigheid rijp geworden, dan verscheuren zij met<br />

geweld den band die ze aan het Moederland verbindt, tenzij<br />

met voorzichtig beleid de teugel allengs zoo gevierd wordt, dat<br />

de onafhankelijkheid zonder schokken wordt gewonnen.<br />

Ware koloniën, in gewesten waar de gesteldheid van bodem<br />

en klimaat de ontwikkeling tot zelfstandigheid gedoogde, heeft<br />

Nederland slechts bezeten aan de Kaap de Goede Hoop en in<br />

Nieuw Nederland. Het heeft ze niet met beleid bestuurd; het<br />

heeft er de waarde nooit van begrepen; het heeft ze maar al<br />

te gemakkelijk losgelaten, toen eene vreemde macht er de hand<br />

op gelegd had. Welke kracht in die koloniën school, hebben<br />

desniettemin latere gebeurtenissen geleerd. De afstammelingen<br />

der Nederlandsche kolonisten in Noord-Amerika hebben eene<br />

groote rol gespeeld in de vrijwording en ontwikkeling der Vereenigde<br />

Staten; die der kolonisten in Zuid-Afrika hebben, onder<br />

ongeloofelijke bezwaren, hunne zelfstandigheid verworven, hunne<br />

onafhankelijkheid gehandhaafd in moedige worsteling met den<br />

vreemden overheerscher.<br />

1


2 INLEIDING.<br />

Ware hier slechts sprake van koloniën in den eigenlijken<br />

zin, dan zou er van een Nederlandsche koloniale tentoonstelling<br />

geen quaestie kunnen zijn. Maar het spraakgebruik der beschaafde<br />

volken van Europa heeft den naam van koloniën ook<br />

uitgebreid tot de gewesten die, do<strong>org</strong>aans in de intertropische<br />

of subtropische streken gelegen en door minder veerkrachtige<br />

rassen bewoond, door de Europeesche natiën overheerd en aan<br />

hun handel en nijverheid dienstbaar gemaakt zijn. Meer of min<br />

talrijke nederzettingen van Europeanen komen wel is waar in<br />

die streken voor; maar zij bestaan uit militairen, ambtenaren,<br />

handelaars en planters, wier gezamenlijk aantal uiterst gering<br />

is in verhouding tot de uitgestrektheid van het terrein en veelal<br />

ook tot het cijfer der inlandsche bevolking, en die meestal komen<br />

en gaan, zelden voor goed zich vestigen. Pogingen tot<br />

ware kolonisatie zijn van tijd tot tijd in die gewesten beproefd,<br />

maar steeds te niet gegaan, hetzij door verkeerde maatregelen<br />

van het Bestuur, hetzij door de ongeschiktheid van klimaat en<br />

bodem voor blijvende vestiging en vermenigvuldiging der Europeesche<br />

rassen. Enkele grootere middelpunten van Europeesche<br />

bevolking en beschaving, zooals in de Nederlandsche bezittingen<br />

Batavia, Semarang, Soerabaja, Paramaribo, hebben echter meer<br />

of min het karakter van ware volkplantingen; maar zij zouden<br />

ons toch geen recht geven om van het Koloniale Rijk van Nederland,<br />

van den Minister en het Departement van Koloniën,<br />

noch ook van de tentoonstelling die ons gaat bezighouden als<br />

eene „Koloniale" te spreken, zoo niet het spraakgebruik gewild<br />

had, dat de numeriek onbeduidende volkplantingen den naam<br />

van Koloniën mededeelden aan de geheele uitgestrektheid der<br />

overheerde gewesten die zij door hunne meerderheid in wilskracht<br />

en beschaving in bedwang houden.<br />

In dezen zin is Nederland de tweede koloniale mogendheid,<br />

omdat zijne bezittingen in vreemde werelddeelen alleen door die<br />

van Groot Brittanje in uitgestrektheid en gewicht overtroffen<br />

worden. In den Indischen Archipel, met inbegrip van het Nederlandsch<br />

deel van Nieuw Guinea, beslaan de Nederlandsche<br />

bezittingen een areaal, naar globale berekening, van 32800, in<br />

Guyana en de Westindische eilanden van 2200, te zamen 35000<br />

• geogr. mijlen, d. i. ongeveer V 6 van het areaal van geheel<br />

Europa en bijna b'Omaal de uitgestrektheid van het rijk in Europa.<br />

In werkelijkheid zijn echter in dit omvangrijke gebied nog uitgebreide<br />

gewesten begrepen die niet onder regelmatig bestuur<br />

zijn gebracht, en wier schaarsche en zwervende bevolking nauwelijks<br />

de hand kent of gevoelt van den meester die er op het<br />

oppergezag aanspraak maakt. In de mate waarin het Neder-


INLEIDING. 3<br />

landsch gezag geoefend wordt, komen allerlei verscheidenheden<br />

en gradatiën voor, die eene schatting van den omvang der werkelijk<br />

aan Nederland onderworpen gewesten tot een uiterst ingewikkeld<br />

en vooralsnog onmogelijk te beantwoorden vraagstuk maken.<br />

Er is een tijd geweest dat de Nederlandsche vlag zich veel<br />

meer dan thans in alle deelen der wereld vertoonde, dat de<br />

nederzettingen, kantoren en forten der Nederlandsche handelscompagniën<br />

veel wijder uiteen waren gelegen, dan thans het<br />

geval is; maar er is nooit een tijd geweest waarin de onderworpen<br />

gewesten een zoo groot areaal besloegen en, in het Oosten<br />

althans, een zoo samenhangend en aaneengesloten geheel vormden<br />

als in onze dagen. Sedert het herstel van het Nederlandsch<br />

gezag in den Indischen Archipel na het Britsche tusschenbestuur<br />

is het steeds het streven der Nederlandsche regeering<br />

geweest, het Koloniale Rijk in den Indischen Archipel uitte<br />

breiden en te bevestigen, met opoffering van de verspreide<br />

bezittingen en kantoren die nog in andere deelen der wereld als<br />

erfenis der voormalige groote handelslichamen aan Nederland<br />

verbleven waren. Zoo werd, bij het verdrag met Engeland in<br />

1814, de afstand van alle Britsche aanspraken op Bangka verworven<br />

.voor het prijsgeven van Cochin en onderhoorigheden op<br />

de kust van Malabar; zoo werd, bij het Londensch traktaat van<br />

1824, alles wat Nederland nog bezat op het vasteland van<br />

Indië en het Maleisch schiereiland, met inbegrip van het eiland<br />

Singapoera, aan Engeland overgelaten, tegen de verwerving onzerzijds<br />

van alle Britsche bezittingen op Sumatra en de intrekking<br />

van alle Britsche aanspraken op Blitoeng; zoo heeft Nederland<br />

in 1871 te gelijker tijd twee traktaten met Groot-Brittanje<br />

gesloten, waarvan het eene de nog overgebleven Nederlandsche<br />

bezittingen op de kust van Guinea in Afrika aan Engeland afstond,<br />

terwijl het andere, als ter vergoeding, een einde maakte<br />

aan alle verzet tegen de uitbreiding van het Nederlandsch gezag<br />

over geheel Sumatra, waartoe de vroegere overeenkomsten nog<br />

op sommige punten aan Engeland eenig recht gaven; zoo is,<br />

bij het traktaat met Portugal van 1859, het overblijfsel van het<br />

Portugeesch gezag in den Archipel door onderlingen ruil of geldelijke<br />

compensatie tot het strikt afgebakend noordoostelijk deel<br />

van Timor beperkt, al het overige in het onbetwist bezit van<br />

Nederland gekomen. Van Borneo is wat minder dan een vierde<br />

deel, van Timor de kleine helft van het Nederlandsch gebied<br />

buitengesloten, op Nieuw Guinea maakt Nederland slechts aan­<br />

s t e n<br />

spraak tot den 14l lengtegraad. De enclave die Portugeesch<br />

Timor in ons gebied vormt, heeft niets onrustwekkends, en Nieuw<br />

Guinea is zoo uitgestrekt en voor ons van zoo weinig beteekenis,


4 INLEIDING.<br />

daarenboven zoo weinig voor Europeesche nederzettingen geschikt,<br />

dat wij de oostelijke helft gerust aan het onderzoek en de exploitatie<br />

van andere natiën kunnen overlaten. Borneo vormt het<br />

zwakke punt van ons Indisch rijk; want door de vestiging van<br />

Radja Brooke in Sera wak, van de North Borneo Company in<br />

Sabah, is noordwestelijk Borneo voor goed voor ons verloren<br />

gegaan, is de kans dat wij ooit onverdeeld meester ook van dit<br />

eiland zouden worden, geheel vervlogen, en worden wij steeds<br />

bedreigd met eene hernieuwing derzelfde moeilijkheden die ons<br />

vroeger op Sumatra zooveel z<strong>org</strong> gaven, doch door groote, maar<br />

niet te groote, offers onzerzijds bij de traktaten van 1824 en<br />

1871 waren bezworen.<br />

Het Nederlandsch gebied in den Indischen Archipel wordt gewoonlijk<br />

verdeeld in Java en Madoera en de Buitenbezittingen,<br />

en wij zeggen niet te veel als wij beweren, dat de gezamenlijke<br />

Buitenbezittingen, met hun onmetelijken omvang, het gewicht<br />

van Java alleen op verre na niet evenaren. De reden daarvan is<br />

niet gelegen in gemis van natuurlijke rijkdommen; daarin kunnen<br />

uitgestrekte gedeelten der Buitenbezittingen volkomen met<br />

Java wedijveren. De hoofdreden is gelegen in de schaarsche bevolking,<br />

in het gemis aan werkkrachten. Op de algemeene kaart<br />

van Insulinde beslaat Java eene betrekkelijk geringe plaats, maar<br />

het is verdeeld in 22 residentiën, waarvan men bijna zeggen kan,<br />

dat zij ieder op zich zelve de grootste gewesten der Buitenbezittingen<br />

in gewicht en bevolking overtreffen. Daar in dezen Catalogus<br />

de herkomst der voorwerpen door de namen der residen»<br />

tiën wordt aangeduid, hebben wij het noodig geacht van Java,<br />

met het daarmede onafscheidelijk verbonden Madoera, een afzonderlijk<br />

kaartje te geven, om deze indeeling te verduidelijken. Drie<br />

volksstammen, ieder met een bijzondere taal en vele van elkander<br />

verschillende eigenaardigheden, verdeelen onder elkander het<br />

eiland. Westelijk Java wordt bewoond door de Soendaneezen en<br />

heet daarom ook de Soendalanden. Tot dit gedeelte behooren de<br />

residentiën Banten, Batavia, Krawang, Tjirebon en de Preanger<br />

Regentschappen, de laatste van allen verreweg de grootste. Midden-Java<br />

is het eigenlijke Java, het land der ware Javanen.<br />

Behalve de residentiën Tegal, Pekalongan, Banjoemas, Bagelèn,<br />

Semarang, Kedoe, Djapara, Rembang, Madioen, Kediri en Soerabaja,<br />

vindt men er de overblijfselen der oude Javaansche rijken<br />

in de residentiën Soerakarta en Jogjakarta, wier vorsten nog<br />

een zweem van zelfbestuur behouden hebben. In den Oosthoek<br />

van Java, de residentiën Pasoeroean, Probolinggo en Bezoeki<br />

vormende, vindt men wel is waar ook eenige Javaansche bevolking;<br />

maar Madoereesche kolonisten, van het naburige eiland


INLEIDING. 5<br />

Madoera overgekomen, hebben er verre de overhand. Die gewesten<br />

maken dus met Madoera, dat ook een eigen residentie vormt,<br />

het Madoereesche gedeelte van Java uit.<br />

In de Buitenbezittingen dragen de hoofden van gewestelijk<br />

bestuur, dat zijn zij tusschen wie en het Opperbestuur te Batavia<br />

geene andere gezaghebbers treden, verschillende titels. Aan het<br />

hoofd der voornaamste gewesten staan Gouverneurs. Sumatra,<br />

het belangrijkste eiland na Java, bevat twee Gouvernementen:<br />

Atjeh en Onderhoorigheden en Sumatra's Westkust, de laatste<br />

gesplitst in drie residentiën; Tapanoeli, Padang en de Padangsche<br />

Bovenlanden. Onafhankelijk van die Gouverneurs en rechtstreeks<br />

ondergeschikt aan het Hoofdbestuur te Batavia zijn de<br />

hoofden der andere gewesten: Sumatra's Oostkust, Palembang,<br />

de Lampoengsche districten en Bengkoelen, die allen den titel<br />

van Residenten voeren. De rondom Sumatra gelegen kleinere<br />

eilanden behooren voor een deel tot de reeds genoemde gewesten,<br />

maar vormen voor een ander deel de residentiën Riouw en Onderhoorigheden<br />

(waartoe ook het gebied van Indragiri en Kwantan<br />

op Sumatra zelf wordt gerekend) en Bangka, alsmede de<br />

adsistent-residentie Blitoeng, aan wier hoofd een ambtenaar staat<br />

die slechts den titel en de waardigheid van Adsistent-resident<br />

heeft, maar werkelijk in zijn beperkt gebied het gezag van een<br />

resident uitoefent. Nederlandsch Borneo vormt twee uitgestrekte<br />

residentiën: de residentie Wester-afdeeling, en de residentie Zuideren<br />

Ooster-afdeeling. Bali en Lombok, ten Oosten van Java, vroeger<br />

als een aanhangsel van dat eiland bestuurd, maken sedert<br />

kort een afzonderlijke residentie uit. Op Celebes vinden wij het<br />

Gouvernement van Celebes en Onderhoorigheden, tot welke laatste<br />

Silajar, Boeton en Moena, Soembawa, West-Flores en eene menigte<br />

kleinere eilanden behooren; voorts in het Noorden de van<br />

den Gouverneur onafhankelijke residentie Menado, en in het Oosten<br />

eenige inlandsche rijkjes die, als het oppergezag van den<br />

Sultan van Ternate erkennende, tot de residentie Ternate gerekend<br />

worden. Deze, de uitgestrektste van alle, omvat, behalve<br />

gemelde rijkjes, de noordelijke of eigenlijke Molukken, de Obien<br />

Soela-eilanden, den geheelen Waigeoe-Misoeal-Archipel en de<br />

gansche Nederlandsche helft van Nieuw Guinea. De zuidelijke<br />

Molukken of Ambonsche en Banda-eilanden vormen met de<br />

Zuidwester- en Zuidooster-, de Kei-, Tenimber-en Aroe-eilanden<br />

de residentie Amboina, terwijl eindelijk Nederlandsch Timor, met<br />

de Solor- en Allor-, Sawoe- en Rotti-eilanden, oostelijk Flores<br />

en Soemba of het Sandelhout-eiland de residentie Timor uitmaakt.<br />

De grenzen dezer verschillende gewesten zijn op onze algemeene<br />

kaart van den Indischen Archipel, voor zoover zij niet met de


6 INLEIDING.<br />

kustlijn der groote eilanden samenvallen, door gekleurde stippellijnen<br />

zoo aangegeven, dat men met een oogopslag de hoofdtrekken<br />

der administratieve indeeling van geheel Insulinde overziet.<br />

Midden over de kaart loopt een andere, ongekleurde maar sterker<br />

geteekende en eenigszins bochtige lijn, die, de straat van<br />

Mangkasar en de straat van Lombok snijdende, Borneo en Bali<br />

van Celebes en Lombok en alle oostwaarts van deze liggende<br />

eilanden scheidt. Die lijn heeft geene administratieve, maar eene<br />

physiseh-geographische beteekenis. Zij wijst op het diep ingrijpend<br />

verschil dat in natuurlijke gesteldheid', in diepte der wateren,<br />

in voortbrengselen van planten- en dierenrijk, ten deele,<br />

ofschoon minder scherp begrensd, ook in de bevolking, tusschen<br />

de westelijke en oostelijke helften van den Archipel wordt waargenomen.<br />

De eilanden ten Westen dier lijn hebben een geheel<br />

Aziatisch karakter; die ten Oosten, onderling veel meer verschillend,<br />

vertoonen meer toenadering tot Australië. Het is aan<br />

Wallace dat wij de duidelijke aanwijzing van dit onderscheid<br />

verschuldigd zijn. Het kan geacht worden in hoofdzaak vast te<br />

staan, ofschoon het in de bijzonderheden zeker door nader onderzoek<br />

nog menige wijziging ondergaan zal.<br />

Toen Brazilië door den vrede met Portugal in 1661 te's Gravenhage,<br />

Nieuw-Nederland door den vrede met Engeland in 1667<br />

te Breda gesloten, voor goed voor Nederland waren verloren gegaan,<br />

bepaalden zich de Nederlandsche bezittingen in Amerika<br />

tot een deel van Guyana en eenige der kleine West-Indische<br />

eilanden. Bij het verdrag met Engeland van 1814 ondergingen<br />

zij een nieuwe vermindering door den afstand aan Engeland van<br />

de grootste helft van Nederlandsch Guyana, de nederzettingen<br />

omvattende aan de rivieren Berbice, Denierara en Essequebo, die<br />

thans Britsch Guyana uitmaken. Wat overbleef vormt twee<br />

Gouvernementen: Suriname, tusschen Fransch en Engelscb<br />

Guyana gelegen, en groot 2167 • geogr. mijlen 1<br />

), waarvan<br />

echter slechts een zeer klein gedeelte bebouwd is, en Curaeao en<br />

Onderhoorigheden, bevattende de Curacaosche eilanden of eilanden<br />

onder den wind, waarvan alleen Ouracao, Bonaire en Aruba bewoond<br />

zijn, en de eilanden St. Eustatius, Saba en St. Martin<br />

(Nederlandsch gedeelte), die tot de Kleine Antillen gerekend worden,<br />

alles te zamen eene uitgestrektheid van 20.5 • geogr.<br />

mijlen. De bewoonde gedeelten van Suriname worden verdeeld<br />

in de Oude en Nieuwe Kolonie. De eerste bevat de hoofdstad<br />

Paramaribo met hare buitenwijken en gronden en de divisiën Beneden<br />

Cottica, Beneden Commewijne, Boven Cottica, Perica, Matap-<br />

') Zie Behm und Wagner, Bevolk, d. Erde, II. 73.


INLEIDING. 7<br />

pica, Boven Commewijne, Commetawane, Beneden Para, Beneden<br />

Suriname, Boven Para, Boven Suriname, Beneden Saramacca en<br />

Boven Saramacca. De Nieuwe Kolonie bestaat uit de divisiën<br />

Coronie en Nickerie, de eenige bewesten de Coppename-rivier.<br />

De verspreide en ver van Suriname verwijderde ligging der<br />

Nederlandsche West-indische eilanden maakt het niet wel mogelijk<br />

de Ned. koloniën in Amerika op ééne kaart te vereenigen.<br />

Wij geven daarom een afzonderlijk kaartje van de beide Gouvernementen,<br />

terwijl op dat van Curacao de eilandjes die tot<br />

de Kleine Antillen behooren, zijn afgebeeld op een bijkaartje<br />

en door de roode kleur onderscheiden van de omliggende, aan<br />

andere mogendheden gehoorzamende eilanden.<br />

P. J. VETH.<br />

Wij meenen aan het hoofd van dezen<br />

Catalogus en onmiddellijk achter deze<br />

Inleiding een kunstwerk te moeten<br />

plaatsen, bestemd om den grootsten man<br />

in de geschiedenis der vestiging van<br />

Nederlands gezag in Oost-Indië te vereeuwigen.<br />

Het is billijk dat wij de<br />

eerste plaats geven aan het standbeeld<br />

van den grondlegger onzer koloniale<br />

macht, den stichter van Batavia.<br />

1. Gipsmodel van het<br />

standbeeld van Jan Pieterzoon<br />

Koen. — Koninklijke<br />

Zilverfabriek van Van<br />

Kempen en Zonen te Voorschoten.<br />

Het model is vervaardigd door prof.<br />

Strackó, het beeld zelf door middel van<br />

galvanoplastiek gevormd in de fabriek<br />

der heeren van Kempen. De eerste steen<br />

voor liet voetstuk van dit beeld werd<br />

gelegd door den Gouverneur Generaal<br />

op den 29Bten Mei 1869, den '250sten<br />

verjaardag der stichting van Batavia.<br />

Eerst den 4den Sept. 1876 kon het<br />

beeld zelf plechtig onthuld worden. Het<br />

is opgericht op het Waterlooplein, vóór<br />

den hoofdingang van het paleis te Weltevreden.<br />

De kosten werden bestreden<br />

door gelden, deels in Indië, deels in<br />

Nederland bijeengebracht, als een dankbare<br />

hulde der nakomelingschap aan<br />

den Clive van Ned. Indië.<br />

Het model heeft eene plaats erlangd<br />

in het voorportaal van het gebouw voor<br />

de Koloniale Tentoonstelling bestemd.


G R O E P I.<br />

DE NATUUR DER GEKOLONISEERDE EN OVERHEERDE<br />

GEWESTEN.<br />

Ie Klasse.<br />

GEOGRAPHIE: BESCHRIJVINGEN, ATLASSEN, KAARTEN, PLANNEN,<br />

RELIËFS, PEOFILEN ENZ.<br />

e Geographie in strikten zin kan op eene tentoonstelling<br />

slechts vertegenwoordigd worden door beschrijvingen<br />

en afbeeldingen in kaarten van verschillende soort. Ofschoon<br />

vele en uitgestrekte gedeelten van het Nederlandsch<br />

koloniaal gebied nog gebrekkig bekend, sommige zelfs<br />

geheel onbekend zijn, bestaat toch over dat gebied eene verbazend<br />

uitgebreide literatuur, toegelicht door ontelbare cartographische<br />

voorstellingen. Aan de laatste is op de Tentoonstelling<br />

meer plaats gegeven dan aan de eerste, dewijl kaarten ook op<br />

eene tentoonstelling tot ieder spreken, maar boeken er slechts<br />

naar het uitwendige kunnen beoordeeld worden, dat schitterend<br />

kan zijn ook bij onbeduidenden inhoud. Ofschoon wij de ons<br />

aangeboden boeken niet hebben afgewezen, geeft het ingezondene<br />

slechts een zeer gebrekkig denkbeeld van de bestaande<br />

geographische literatuur.<br />

Om den gebruiker van den Catalogus in staat te stellen<br />

zich daarvan een juistere voorstelling te vormen, zullen wij een<br />

vluchtig overzicht geven van de belangrijkste geschriften die de<br />

geographie van de Nederlandsche overzeesche bezittingen of<br />

eenig deel daarvan tot onderwerp hebben. Een groot deel dier<br />

geschriften bepaalt zich niet tot geographie in strikten zin, en<br />

mocht toch niet worden buitengesloten. Wij zouden van den<br />

omvang der geographische literatuur over onze koloniën een


GROEP. I. Ie Klasse. 9<br />

geheel verkeerd denkbeeld geven, indien wij de algemeene en<br />

verzamelwerken hier achterwege lieten. Op literarisch gebied<br />

rekenen wij alles tot deze klasse wat zich niet, althans in<br />

hoofdzaak, beperkt tot de onderwerpen waarvoor afzonderlijke<br />

klassen zijn aangenomen. Van oudere werken, die ons meer<br />

de vaak gebrekkige voorstellingen van vroeger tijd dan den<br />

staat onzer tegenwoordige kennis voor oogen voeren, zullen<br />

wij slechts de allerbelangrijkste aanstippen 1<br />

).<br />

Men kan niet verwachten dat er vele geschriften zijn die<br />

de gezamenlijke koloniën en overzeesche bezittingen van Nederland<br />

behandelen: Oost- en West-Indië zijn daartoe te ver van<br />

elkander verwijderd en hebben te weinig met elkander gemeen.<br />

Het groote Aardrijkskundig Woordenboek van Nederland door van<br />

der Aa behandelt ook tevens alle Nederlandsche koloniën. Overigens<br />

zijn slechts in het werk van den beroemden staatsman J. van<br />

den Bosch, de Nederlandsche Bezittingen in Azië, Amerika en<br />

Afrika (1818), in de slordig bewerkte Beknopte beschrijving van<br />

de Ned. overzeesche bezittingen van M. D. Teenstra (1852), en<br />

in vele school- en leerboeken, waaronder wij alleen dat van<br />

N. W. Posthumus Onze bezittingen in andere werelddeelen<br />

(1880) noemen, Oost en West vereenigd. Tijdschriften aan alle<br />

Nederlandsche koloniën tevens, gedeeltelijk ook aan vreemde,<br />

gewijd, waren de Nederlandsche Hermes (1826—30), de Bijdragen<br />

tot de kennis der Nederlandsche en vreemde koloniën<br />

(1844—47), de Moniteur des Indes van von Siehold en Melvill<br />

van Carnbée (1845—47), en de Koloniale Jaarboeken (1861 —<br />

64), die allen een kortstondig bestaan hebben gehad.<br />

Wenden wij den blik naar Oost-Indië, zoo verdienen in de<br />

eerste plaats de werken vermelding die de beschrijving van onze<br />

koloniën artikelswijze geven in alphabetische orde. Na Orawfurd's<br />

beknopten en zaakrijken Descriptive Dictionary of the<br />

Indian Islands (Londen, 1856), die beter en vollediger zou<br />

') Men kan over die oudere werken de bibliographiën raadplegen, door<br />

Prof. Yeth en Prof. Millies gevoegd bij de artikelen over Ned. Indië en de<br />

groolere eilanden in het straks te vermelden Aardrijkskundig en Statistisch<br />

Woordenboek. Daaraan zal zich sluiten de proeve eener geographische bibliographie<br />

van Ned.-Indië van de jaren 1800—1882, die thans door de Heeren<br />

Kan, Wijnmalen en Kogge bewerkt wordt. Het Repertorium op de koloniale<br />

literatuur van J. C. Hooykaas, ter perse bez<strong>org</strong>d door Dr. W. N. du Kieu (2<br />

deelen in 4 stukken, 1874— 1880), is geen eigenlijk bibliographisch werk, maar<br />

een soort van klapper op hetgeen in mengelwerken en tijdschriften, van 1595<br />

tot 1865 in Nederland en zijne overzeesche bezittingen uitgegeven, over de koloniën<br />

van Nederland en andere mogendheden beoosten de Kaap de Goede Hoop<br />

voorkomt. Jammer dat dit nuttige werk door den schrijver onvoltooid is achtergelaten,<br />

zoodat het bij het gebruik even dikwijls teleurstelt als beviedigt.


10 GROEP I. l e<br />

Klasse.<br />

zijn, indien de schrijver van de Nederlandsche literatuur meer<br />

had'gekend dan voor hem toegankelijk was door vertalingen of<br />

door de vreemde taal waarin het was uitgegeven, verscheen,<br />

gedurende een reeks van jaren, het in 1869 met het derde deel<br />

voltooide Aardrijkskundig en Statistisch Woordenboek van Ned.-<br />

Indië, door Mevr. J. 0. W. van den Bergh van Eysinga en Jhr.<br />

Mr. H. van Alphen, — een reuzenwerk dat onze bewondering<br />

verdient, al zijn er tal van misslagen en ongelijkheden in op<br />

te merken.<br />

Was het in het eerste vierde der vorige eeuw nog aan Francois<br />

Valentijn mogelijk, in de tien folio's van zijn Ouden Nieuw<br />

Oost-lndië '(1724 — 1726) eene encyclopaedie te leveren, die<br />

schier alles omvatte wat van de landen door de Oost-Indische<br />

Compagnie gekoloniseerd of bevaren bekend was, een geheel<br />

ander karakter kreeg de geographische literatuur over die gewesten<br />

toen men, na de stichting van het Bataviaasch Genootschap<br />

in 1778, bijzondere deelen en vraagstukken in afzonderlijke<br />

verhandelingen begon ter sprake te brengen. De schriften<br />

van dat Genootschap, thans hoofdzakelijk bestaande uit 43<br />

deelen verhandelingen, die naast vele taal-, oudheid- en natuurkundige<br />

bijdragen ook vele stukken van geographischen<br />

aard bevatten," 27 deelen van een sedert 1853 verschijnend<br />

Tijdschrift, aan de Taal-, Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië<br />

gewijd, en 20 deelen van de sedert 1862 afzonderlijk uitgegeven<br />

notulen zijner algemeene en bestuurs-vergaderingen, nemen<br />

hier zeker de eerste plaats in. Daarnaast staan de schriften van<br />

het Kon. Instituut voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde,<br />

in 1853 te 's Gravenhage opgericht, en bestaande uit<br />

de 29 tot dusverre verschenen deelen der Bijdragen en een<br />

aantal afzonderlijke werken, waaronder de reizen der Nederlanders<br />

naar Nieuw-Guinea en de Papoesche eilanden in de<br />

17e en 18e eeuw (1875), bewerkt door den heer Leupe, Reinwardt's<br />

Reis naar het oostelijk gedeelte van den Indischen Archipel<br />

(1858), Schwaner's Borneo (2 deelen, 1853), Croockewit's<br />

Banka, Malacca en Billiton (1852), van der Hart's<br />

Reize rondom Celebes (1854), S. Muller's Reizen in den Indischen<br />

Archipel (2 deelen, 1857 — eene verbeterde uitgave der<br />

door dien schrijver oorspronkelijk in de straks te melden Verhandelingen<br />

der Natuurkundige Commissie uitgegeven reisverhalen<br />

—), von Rosenberg's Reistochten in de afdeeling Gorontalo<br />

(1865), Reis naar de Zuidooster-eilanden (1861) en Reistochten<br />

naar de GeeMnkbaai op Nieuw-Guinea (1875), eindelijk<br />

Robidé van der Aa's uitgave der Reizen naar Nederlandsch<br />

Nieuw-Guinea in 1871, 1872, 1875—1878 (1879), en van


GROEP I. 1* Klasse. 11<br />

Oarl Bock's Reis in Oost- en Zuid-Borneo (1881 geheel tot<br />

de geographische literatuur in strikten zin behooren. Het in<br />

1838 door Dr. W. R. van Hoëvell in Ned. Indië gestichte,<br />

in 1849 naar Nederland overgebrachte, en ook na zijne aftreding<br />

en dood regelmatig voortgezette Tijdschrift voor Neder­<br />

landsch Indië, is thans genaderd tot zijn 45 sten<br />

jaargang, en<br />

bevat in de 95 boekdeelen waaruit het reeds bestaat, naast beschouwingen<br />

van politieken en economischen aard en vele historische<br />

stukken, ook onafzienbare schatten voor de kennis van<br />

land en volk. Van 1847 af wedijverde daarmede het te Singapore<br />

door Dr. J. R. Logan gestichte Journal of the Indian<br />

Archipelago, dat zich tot 1857 staande hield, en, na de overbrenging<br />

van het Tijdschrift voor Ned. Indië naar Nederland,<br />

het te Batavia verschijnend Indisch Archief, dat slechts twee<br />

jaargangen (1850 en 1851) mocht beleven. Maar inmiddels<br />

was in Indië in 1850 een nieuw Genootschap verrezen, de<br />

Koninklijke Natuurkundige Vereeniging, die vooral aan het<br />

ijverig streven van Dr. P. Bleeker haar aanzijn en haren bloei<br />

verschuldigd was, en in de 41 tot hiertoe verschenen boekdeelen<br />

van haar Natuurkundig Tijdschrift voor Ned. Indië,<br />

niet slechts de geologie, mineralogie, botanie, zoölogie, meteorologie,<br />

anthropologie met ontelbare bijdragen verrijkte, maar<br />

ook voor de physische geographie milde bronnen opende. In<br />

Nederland wordt sedert 1879 een nieuw Tijdschrift, aan de<br />

Indische belangen gewijd en algemeen met veel bijval begroet,<br />

onder den naam van de Indische Gids, uitgegeven door den<br />

heer C. E. van Kesteren, en dat ook daarin bijdragen tot de<br />

geographische kennis van Indië geleverd worden, bewijst o. a.<br />

een uitvoerig stuk van den heer Schot over den nog zoo weinig<br />

bekenden Battam-Archipel. Andere tijdschriften en verzamelwerken,<br />

die slechts een kort leven hebben gehad of slechts<br />

uit enkele deelen bestaan, maar desniettemin veel belangrijks<br />

voor de geographie hebben geleverd, zijn : de Malayan Miscellanies<br />

(Bengkoelen, 1821, 1822), Moor's- Notices of the Indian<br />

Archipelago (Singapore, 1837), de Oosterling (1835—1837), de<br />

Indische Bij (1843), het Indisch Magazijn, —'• waarin o. a. verzameld<br />

zijn de vele merkwaardige berichten over de geographie<br />

van N. L, verschenen in de oude Javasche Couranten, die van<br />

1810 tot 1838 het eenige periodieke geschrift in Ned. Indië<br />

uitmaakten 2<br />

), — de Indiana van Ds. Brumund (1853, 1854).<br />

') Het tweede gedeelte is nog niet verschenen.<br />

") Jammer dat door de ontijdige staking van het Tijdschrift ook de verzameling<br />

der Courant-artikelen niet verder gaat dan 1827!


12 GROEP I. l e<br />

Klasse.<br />

Eindelijk moeten wij nog van een reeks van periodieke geschriften<br />

gewagen die, schoon niet uitsluitend aan de Koloniën<br />

gewijd, toch vele gewichtige bijdragen tot de geographische<br />

kennis daarvan geleverd hebben. Wij kunnen ze niet allen<br />

noemen, maar mogen toch niet onvermeld laten de sedert vele<br />

jaren voortgezette Koloniale Kroniek van Jhr. Mr. J. K. W.<br />

Quarles van Ufford ih het tijdschrift de Economist; de talrijke<br />

opstellen, reizen en onderzoekingen in Ned. Indië betreffende,<br />

door Prof. Veth, Prof. Millies, Prof. de Hollander, Dr. van<br />

Hoëvell, A. E. Óroockewit, Ds. Heering en anderen in de 45<br />

jaargangen of 130 boekdeelen van het Tijdschrift de Gids<br />

geleverd; de hoogst belangrijke en talrijke bijdragen tot de kennis<br />

van land en volk van Ned. Indië in de 26 jaargangen der<br />

Mededeelingen van het Ned. Zendelinggenootschap voorkomende;<br />

eindelijk de werken van het Nederlandsch en het Nederlandsch<br />

Indisch Geogvaphisch Genootschap, die beide uit den aard der<br />

zaak een groot deel hunner krachten aan de vermeerdering der<br />

kennis van Nederlandsch Indië wijden. Onder de vreemde tijdschriften<br />

die van tijd tot tijd eenige aandacht aan de Nederlandsche<br />

koloniën schenken en bijdragen tot hare kennis leveren,<br />

verdienen de Asiatic Researches, het Journal en de Proceedings<br />

of the Royal geographical Society, de Année géographique, de<br />

Annales de Vextréme Oriënt, Petermann's Mittheilungen, das<br />

Ausland, de Zeitschrift der Gesellschaft für Erdkunde te Berlijn,<br />

de Cosmos van (Juido Cora, genoemd te worden.<br />

Populaire beschrijvingen van Nederlandsch Oost-Indië, Handleidingen<br />

en Handboeken ten behoeve van aanstaande ambtenaren<br />

en militairen in Ned. Indië, of van hooger en middelbaar<br />

onderwijs, zijn vrij menigvuldig; wij kunnen echter rekenen<br />

dat van Hogendorp's Coup d'oeil sur Vile de Java et les<br />

autres possessions Neerland, dans VArchip. des Indes (Brussel,<br />

1830), Olivier's Land- en Zeetogten in Indië (1827—1830) en<br />

zijn Tafereel van Oost-Indië (1841), het Handboek der Landen<br />

Volkenkunde van Ned. Indië door Prof. Roorda van Eysinga<br />

(1841—50), de Handleiding door Prof. Lauts ten behoeve der<br />

Maatschappij tot Nut van 't Algemeen vervaardigd (1843), Temminck's<br />

Coup d'oeil général sur les possessions Néerlandaises<br />

dans Vlnde Archipélagique (1846—49), van der Aa's slechts<br />

ten halve voltooid Nederlands Oost-Indië (1846—57), en meer<br />

andere, thans te verouderd en te gebrekkig zijn, om meer dan<br />

eene voorbijgaande melding te verdienen. Onder de volksleesboeken<br />

over Indië die thans nog aanbevelingswaardig zijn,<br />

neemt door zijne levendige en beknopte terreinbeschrijving, zijne<br />

historische overzichten en zijne afbeeldingen eene eerste plaats


GROEP I. i e<br />

Klasse. 13<br />

in Prof. van der Lith's Nederlandsch Oost-Indië beschreven en<br />

afgebeeld voor het Ned. volk (1875). In nog populairder kleed<br />

stak de heer J. Kuyper zijne, met fraaie houtsneden versierde<br />

beschrijving van Ned. Indië, getiteld Onze Oost (1881). Een<br />

uitstekend handboek voor het onderwijs is de Geographie van<br />

Nederlandsch Indië van Prof. Pijnappel, het eerst in 1863<br />

verschenen, onlangs in de derde door Dr. G. J. Dozy bewerkte<br />

uitgave (1881) meer met den tegenwoordigen staat onzer kennis<br />

in overeenstemming gebracht. Naast die beknopte schets<br />

staat de uitvoerige, in de achtereenvolgende uitgaven met de<br />

meeste z<strong>org</strong> bijgehouden Handleiding bij de beoefening der Landen<br />

Volkenkunde van Ned. Indië van Prof. de Hollander, een<br />

monument van zeldzame vlijt en nauwkeurigheid (l e<br />

uitg. D.<br />

I 1861, D. II 1864, 2e uitg. D. I 1866, D. II 1869, 3e uitg.<br />

D. I 1874, D. II 1877, 4e uitg. D. I 1882). Aan deze Handleiding,<br />

eigenlijk bestemd voor de Militaire Akademie, maar<br />

ook bij vele andere inrichtingen van onderwijs in gebruik,<br />

voegde de Hoogleeraar nog eene Aardrijkskundige beschrijving<br />

van Ned. O. Indië, vooral ten gebruike bij het middelbaar onderwijs,<br />

toe (1868). Een Duitsch geneesheer in Ned. dienst, Dr.<br />

S. Friedmann, leverde voor Spamer's Illustrirte Bibliothek der<br />

Lander- und Vólkerkunde de twee bandjes die Ostasiatische Inselwelt<br />

getiteld (Leipzig, 1868). Van de van Regeeringswege in<br />

folio uitgegeven Verhandelingen over de natuurlijke geschiedenis<br />

der Nederl. overzeesche bezittingen, door de leden der Natuurkundige<br />

Commissie in Indië en andere schrijvers (1839—1844)<br />

bevat de aan Land- en Volkenkunde gewijde serie op verre na<br />

niet zulk eene volledige beschrijving der Indische bezittingen,<br />

als men had mogen verwachten, daar een zeer groot gedeelte<br />

van het materiaal ongebruikt is gebleven of eerst later in<br />

Tijdschriften een plaats heeft gevonden; inderdaad geeft zij<br />

weinig meer dan de later ook afzonderlijk uitgegeven en reeds<br />

boven vermelde reizen van S. Muller, in welke ook wel eene<br />

plaats had mogen worden toegekend aan de belangrijke mededeelingen<br />

over Sumatra die de schrijver in verspreide stukken<br />

heeft aan het licht gebracht.<br />

Van belangrijke reisverhalen die verschillende deelen van Nederlandsch<br />

Indië omvatten, verdienen onder de oudere vooral<br />

vermeld te worden de reizen van Stavorinus, die zelfs in de<br />

gezamenlijke Engelsche vertaling van S. Huil Wilcocke (Voyages<br />

to the lndies by Stavorinus, 3 deelen, Londen 1798) door de<br />

noten en bijvoegselen des vertalers het karakter gekregen hebben<br />

van een vrij volledig overzicht van alle toenmalige Nederlandsche<br />

bezittingen in O. Indië. Een soortgelijk werk van


44 GROEP I. Ie Klasse.<br />

veel latere dagteekening is v. Rosenberg's Malayische Archipel<br />

(Leipzig 1878), waarin die reiziger zelf in het Hoogduitsch<br />

eene samenvatting heeft geleverd van wat vroeger door hem<br />

over de verschillende deelen van Indië die hij bereisd had, m<br />

verspreide stukken en afzonderlijke werken in het Nederlandsch<br />

was in het licht gegeven. De veelvuldige reizen van den heer<br />

J. B. J. van Doren in Nederlandsch-Indië zijn beschreven in<br />

drie werken: Java, of land- en zeetogten gedurende een 20-jarig<br />

verblijf in N. 1. (2 deelen, 1847—50), Fragmenten uit de reizen<br />

in den Indischen Archipel (2 deelen, 1855, 1856), Herinneringen<br />

en schetsen van Ned. Indië (2 deelen, 1858, 1859). De zendeling<br />

E, H. Köttger doet ons in zijne Briefe über Hinter-Indiën,<br />

die ook onder den titel Berigten omtrent Indië in het<br />

Nederlandsch vertaald zijn (1846), gedeelten van Java, Celebes,<br />

de Molukken en Sumatra, maar vooral de residentie Riouw<br />

kennen. In de reizen ter inspectie van zendingsposten, kerken<br />

en scholen van de predikanten L. J. van Rhijn (Reis in den<br />

Indischen Archipel, 1851) en S. A. Buddingh (Neerlands-Oost-<br />

Indië, 3 deelen, 1859), vooral in laatstgenoemde, wordt mede<br />

eene ruime plaats aan de beschrijving van land en volk der<br />

verschillende eilanden gegeven. Verhuell's Herinneringen van<br />

eene reis naar Oost-Indië (2 deelen, 1835) doen ons blikken<br />

werpen op Java, Madoera, Celebes en de Molukken; in Earl's<br />

Eastern seas is het verhaal van verschillende tochten, vooral in<br />

het Westen van den Archipel, samengevat; Dr. F. Epp's Schilderungen<br />

aus Holldndisch Ostindiën (1852) omvatten tafereelen<br />

uit Java, Sumatra, Bangka en de Molukken; dè Herinneringen<br />

eener reis naar Ned. Indië van Mr. T. W. Gevers Deynoot<br />

schetsen ons gedeelten van Java, Celebes, de Molukken, Timor<br />

en Sumatra; Gerdessen's Vijf jaren gedetacheerd teekent ons<br />

de ontmoetingen en ervaringen van een officier op Java, Borneo<br />

en de Molukken; Dr. Greiner's Over land en zee (1874)<br />

leidt ons rond door sommige gedeelten van Java en Bali, in<br />

Zuid-Borneo en de eilanden langs Sumatra's Westkust. Naar<br />

de oostelijke helft vau Insulinde voeren ons Kolff's Reize door<br />

den zuidelijken Molukschen Archipel en langs de Zuidwestkust<br />

van Nieuw-Guinea (1828), door Earl ook in het Engelsch vertaald<br />

(1840), Olivier's Reizen in den Molukschen Archipel (2<br />

deelen, 1834 en 1837), Bleeker's Reize door de Minahassa en<br />

den Molukschen Archipel (2 deelen, Batavia, 1856) en van der<br />

Crab's Moluksche eilanden (Batavia, 1862). De drie laatstgenoemde<br />

werken, schoon zeer ongelijk in waarde, — Bleeker's<br />

reisverhaal is verreweg het belangrijkste, — hebben dit met<br />

elkander gemeen, dat de drie daarin verhaalde tochten in het


GROEP I. 1* Klasse. 15<br />

gevolg van even zoovele Gouverneurs Generaal — baron van<br />

der Capellen, Duyniaer van Twist en Pahud — hebben plaats<br />

gehad. De meest beroemde en voor de wetenschap gewichtigste<br />

reis door den Ind. Archipel in de laatste jaren is verricht door<br />

een vreemdeling, A. Russell Wallaee, wiens voortreffelijk werk<br />

the Malay Archipelago (2 vol., London, 18(59; later herdrukt)<br />

door Prof. Veth onder den titel Insulinde vertaald en door aanteekeningen<br />

opgehelderd werd (2 deelen, 1870 en 1871). Op<br />

dezelfde wijze handelde ook Prof. de Hollander met Bickmore's<br />

Travels in the East-indian Archipelago (Londen, 1868), waarvan<br />

de Hollandsche vertaling den titel Reizen in den Oost-lndischen<br />

Archipel draagt (2 deelen, 1873), en had reeds vroeger<br />

Dr. van Hoè'vell gehandeld met Jukes' Narrative of the surveying<br />

Voyage of II. M. S. Fly (2 vol., Londen, 1847), echter zóó,<br />

dat hij zijne vertaling, getiteld: Tochten van een Engelschman<br />

in den Indischen Archipel (2 deelen, 1853), beperkte tot de gedeelten<br />

die op Ned. Indië' betrekking hebben. De vierjarige reis<br />

in Ned. Indië door Dr. van Rijckevorsel voor magnetische<br />

waarnemingen gedaan, heeft ook een belangrijke reeks van<br />

brieven opgeleverd, uitgegeven onder den titel Brieven uit<br />

Insulinde (1878). Vele andere reizen zijn reeds vroeger'bij de<br />

door Genootschappen uitgegeven werken vermeld, nog andere,<br />

die tot een enkel eiland bepaald bleven, zullen straks ter sprake<br />

komen; maar het is niet mogelijk alle te vermelden, en het<br />

zijn zeker niet alleen onbeduidende die onvermeld blijven.<br />

De literatuur over de afzonderlijke eilanden en eilandengroepen<br />

is zoo uitgebreid, dat wij ons tot de vermelding van eenige<br />

hoofdwerken moeten bepalen en alles wat in de böven opgesomde<br />

tijdschriften voorkomt, hoe belangrijk ook, met stilzwijgen<br />

moeten voorbijgaan.<br />

Over Sumatra zag, na het beroemde werk van Marsden,<br />

the History of Sumatra (London, 1811), geen andere algemeene<br />

beschrijving het licht dan het ook afzonderlijk uitgegeven artikel<br />

van Prof. Veth in het Aardrijkskundig en Statistisch<br />

Woordenboek. Dezelfde schrijver was de eerste om, bij het uitbreken<br />

van den Atjeh-oorlog, eene, wel is waar zeer onvolkomene,<br />

maar dan ook in weinige dagen vervaardigde schets<br />

van dat rijk te geven, onder den titel: Atchin en zijne betrekkingen<br />

tot Nederland (1873). Onder de vele geschriften die het<br />

ons later nauwkeuriger leerden kennen, is voor de geographie<br />

wel het belangrijkst: Atjeh en de Atjehers van J. A. Kruyt<br />

(1877). Junghuhn's Battalander auf Sumatra (2 deelen, Berlijn<br />

, 1847), waarvan het Hollandsche origineel onuitgegeven bleef,<br />

toen de voortvarende schrijver, het dralen der Indische regeering


4(5 GROEP I. l e<br />

Klasse.<br />

moede, liet reeds in Duitsche vertaling had in het licht gegeven,<br />

deed ons het eerst een gedeelte van Sumatra kennen<br />

waarvan Marsden en zijne opvolgers nog nagenoeg niets hadden<br />

weten te berichten. S. Muller, van wieus reizen door Midden-<br />

Sumatra wij meest slechts door verspreide opstellen onderricht<br />

zijn, vatte echter vele merkwaardige bijzonderheden samen in<br />

zijn werkje Bijdragen tot de kennis van Sumatra (184Ö); zijn<br />

reisgenoot Korthals gaf eene korte, maar leerrijke Topographische<br />

schets van een gedeelte van Sumatra (1847) in het licht.<br />

De Herinneringen aan Sumatra's Westkust van J. W. H. Cordes,<br />

vooral belangrijk voor de kennis der bosschen, verschenen<br />

wel is waar in het Tijdschrift der Ned. Maatschappij voor<br />

Nijverheid, D. XV, St. V, maar moeten hier toch vermeld<br />

worden, daar men deze bijdrage misschien niet licht in dat<br />

hier tot dusverre niet vermelde Tijdschrift zoeken zou en ze te<br />

belangrijk is om met stilzwijgen te worden voorbijgegaan. Over<br />

Palembang zijn te vermelden: W. L. de Sturler, Proeve eener<br />

beschrijving van het gebied van Palembang (1843) en Bijdragen<br />

tot de kennis van het Palembangsche gebied (1855). Ook is hier<br />

de beste plaats om melding te maken van het werkje Banka<br />

und Palembang nebst Mittheilungen über Sumatra im Allgemeinen,<br />

van Dr. Otto Mohnike, officier van gezondheid in Ned.<br />

dienst (Munster 1874). Midden-Sumatra, bepaaldelijk de zuidelijke<br />

Padangsche Bovenlanden, Djambi en de bovenlanden van<br />

Palembang, is veel beter bekend geworden door het Reisverhaal<br />

en de Aardrijkskundige beschrijving, die het eerste en<br />

tweede hoofddeel van het groote werk over de Sumatra-expeditie<br />

uitmaken. Het zuidelijk gedeelte, Bengkoelen, Palembang<br />

en de Lampongs omvattende, is in een helderder licht dan ooit<br />

te voren gesteld door de Topographische en geologische beschrijving<br />

van Zuid-Sumatra van den mijningenieur li. D. M. Verbeek,<br />

die schier het geheele eerste deel vult van den tienden<br />

jaargang der Jaarboeken voor het Mijnwezen, welke overigens<br />

bij de geologie en het mijnwezen zullen ter sprake komen.<br />

'Over het eiland Java bestaan drie hoofdwerken: de History<br />

of Java van Raffles, Java, deszelfs gedaante, bekleeding en inwendige<br />

structuur van Fr. Junghuhn, ook in Duitsche vertaling<br />

uitgeceven, en Java, geographisch, ethnologisch. historisch van<br />

Prof.°P. J. Veth, (3 deelen, 1873—83; het Register is op de<br />

pers). Is het eerste werk meer aan geschiedenis, oudheidkunde<br />

en volksbeschrijving gewijd, het tweede vooral van gewicht voor<br />

botanie en zoölogie, de eigenlijke geographie komt het meest<br />

tot haar recht in het derde werk, vooral in de algemeene geographische<br />

beschrijving in de eerste helft van het eerste en


GROEP I. 1« Klasse. 17<br />

in de uitvoerige chorographie in het derde deel. De lezers van<br />

laatstgenoemd werk zullen daaruit tevens den verbazenden omvang<br />

der geographische literatuur over Java in verspreide stukken<br />

en kleinere geschriften leeren kennen. Kortere algemeene<br />

beschrijvingen van het eiland leverden J. J. Stockdale, Sketches<br />

of the island of Java (Londen, 1812), Pfyffer von Neueck<br />

(Zwitsersch officier in Nederlandschen dienst), Skizzen von der<br />

Insel Java (1829), ook in het Fransch en Nederlandsch vertaald<br />

, R. J. L. Kussendrager, Natuur- en aardrijkskundige beschrijving<br />

van Java (1841), J. Hageman JCzn., Handleiding<br />

tot de kennis der geschiedenis, aardrijkskunde, fabelleer en tijdrekenkunde<br />

van Java (2 deelen, Batavia, 1862), H. Meister,<br />

Bïlder aus Java (1875), door den heer Stellwagen in het<br />

Nederlandsch vertaald, W. van Gelder, Beschrijving van het<br />

eiland Java en zijne bewoners voor de scholen in Ned. Indië<br />

(4 stukjes, Batavia, 1879, 1880). Onder de geographische beschrijvingen<br />

van bijzondere gedeelten zijn de belangrijkste: A.<br />

de Wilde, de Preanger Regentschappen (1830); H. J. Domis,<br />

de Residentie Pasoeroean (1836); de Residentie Kadoe naar de<br />

uitkomsten der statistieke opname (Batavia, 1871); B. Stöhr,<br />

die Provinz Banjuwangi (1874); J. Groneman, Bladen uit het<br />

dagboek van een Indisch geneesheer (1874), eene voortreffelijke<br />

bijdrage tot de kennis der Preanger; F. C. Heynen, Drie bergvlakten<br />

op Java 1<br />

), t. w. de plateaux van den Tengger, van<br />

Diëng en van Bandong (1877); S. Coolsina, Twaalf voorlezingen<br />

over West-Java (1870).<br />

Verhalen van reizen over Java zijn zeer menigvuldig. Tot<br />

de beste reizigers op dat eiland behoort Dr. P. Bleeker, en<br />

het is jammer dat zijne brieven over Banten in het T. v. N. I.<br />

voor 1844 en zijne mededeelingen naar aanleiding van een bezoek<br />

aan Madoera in het Indisch Archief (1849) niet met de<br />

Fragmenten eener reis over Java in de jaargangen 1849 en<br />

L850 van het T. v. N. I. tot een op zich zelf staand geheel<br />

zijn vereenigd. Uit ongeveer hetzelfde tijdvak stammen Junghuhn's<br />

Topographische und naturwissenschaftliche Reisen durch<br />

Java (1845), die door de latere uitgave van zijn groot werk<br />

niet alle waarde hebben verloren, en van Hoëvell's Reis over<br />

Java, Madura en Bali in het midden van 1847 (2 deelen, 1849,<br />

1851), waaraan, daar het onvoltooid bleef, de beschrijving van<br />

Bali schier geheel ontbreekt. E. Selberg's Reise nach Java (1846)<br />

werd door den heer W. L. de Sturler onder den titel Reis<br />

') Dit is een overdruk uit het Tijdschrift „onze Wachter".<br />

2


18 GROEP I. l e<br />

Klasse.<br />

naar Java (1846) in het Nederlandsch vertaald. Dezelfde onderscheiding<br />

ware wel verdiend door d'Almeida's Life in Java (2<br />

deelen, Londen, 1864). Perelaer's Twaalfhonderd palen over<br />

Midden-Java, oorspronkelijk verschenen in den Militairen Spectator<br />

(1868), verdiende alleszins den herdruk in des schrijvers<br />

sprokkelingen, uitgegeven onder den titel Uit de oude doos<br />

(1883). De voorbijgaande bezoeken door Fransche, Engelsche,<br />

Duitsche, Italiaansche, Oostenrijksche en Deensche reizigers,<br />

zooals d'Argout, Fontanier, Lavollée, Devay, Comte de Beauvoir,<br />

Duret, — Davidson, Money, Laird, Wedderburn, — Ratzeburg,<br />

Jagor, von Richthofen, Zöller, Seelhorst,— von Scherzer,<br />

von Hochstetter, Lehnert, — Bottoni, — Steen Bille, van<br />

tijd tot tijd aan Java gebracht, hebben aanleiding gegeven tot<br />

vele oppervlakkige beschrijvingen en onbekookte beschouwingen,<br />

maar soms ook bewezen hoe weinig tijds voor een kundig<br />

en geniaal man genoeg is, om belangrijke gegevens voor de<br />

wetenschap op te zamelen (von Richthofen, von Hochstetter)<br />

en over sociale toestanden een scherpzinnig oordeel te vellen<br />

(Money, Wedderburn). Bijzondere vermelding verdient nog het<br />

verhaal der reizen over Java van den Regent van Brebes, dat<br />

dit kundige Javaansche hoofd ten behoeve zijner landgenooten<br />

onder den pseudoniem Poerwa Lelana heeft in het licht gegeven.<br />

De Nederlandsche literatuur over Borneo is niet onbelangrijk,<br />

maar, voor zoover de geographische betreft (ethnologische<br />

en historische geschriften komen elders ter sprake), meest in<br />

tijdschriften of algemeene werken over Ned. Indië vervat. Prof.<br />

Veth wijdde echter een uitgebreid werk aan de Wester-afdeeling<br />

(Borneo's Wester-af'deeling, geographisch, statistisch., historisch,<br />

voorafgegaan door eene algemeene schets des ganschen<br />

eilands, 2 deelen, 1854); de reizen van Schwaner en Bock<br />

werden reeds vroeger vermeld. Indien men de literatuur alleen<br />

naar afzonderlijke werken beoordeelt, schijnt de Engelsche, ofschoon<br />

die zich grootendeels tot het noordwestelijke deel bepaalt<br />

(men denke aan de werken van Keppel, Mundy, Belcher, Marryat,<br />

Low, St. John, Charles Brooke, Boyle, Templer, Burbidge,<br />

Hatton enz.), verre het overwicht te hebben over de<br />

Nederlandsche; doch hoe onjuist dit oordeel zou zijn, kan blijken<br />

zoowel uit de lijst van geraadpleegde geschriften, die Prof.<br />

Veth vóór zijn zooeven vermeld werk heeft geplaatst, als uit<br />

hetgeen hij in de voorrede voor v. Rosenberg's „Malayische Archipel"<br />

over vroegere en latere onderzoekingen en opnemingen<br />

op Borneo door Nederlanders en vreemdelingen in Nederlandsehen<br />

dienst heeft medegedeeld.


GROEP I. Ie Klasse. 19<br />

Wat Celebes betreft werden het boek van von Rosenberg<br />

over Gorontalo, de reis van v. d. Hart rondom het eiland reeds<br />

vroeger genoemd. Daarnevens verdient Graaflands monographie<br />

de Minahassa (2 deelen, 1867—69) vermelding. Maar jammer<br />

is het dat de reizen van Dr. B. F. Matthes door zuidelijk Celebes,<br />

waarvan slechts verspreide berichten voorhanden zijn, niet<br />

in een samenhangend verhaal zijn beschreven. In het tweede<br />

deel van het Tijdschrift v. h. Aardrijksk. Gen. (bl. 311) gaf<br />

Prof. Veth een overzicht van die reizen, waarvan het verhaal,<br />

als de heer Matthes ze in een aangenamen vorm voor het<br />

publiek had bewerkt, door de grondige en wij mogen zeggen<br />

ongeëvenaarde kennis die hij zich van land, volk en taal verworven<br />

heeft, eene plaats onder de reisbeschrijvingen van den<br />

eersten rang had kunnen innemen.<br />

De eindelooze verbrokkeling van den Indischen Archipel heeft<br />

ook de verbrokkeling der literatuur bevorderd. Van schier elk<br />

eiland van eenige beteekenis bestaan afzonderlijke beschrijvingen,<br />

dikwijls in belangrijk aantal. Wanneer wij ons ook hier<br />

tot het gering getal der afzonderlijk uitgegeven geschriften bepalen,<br />

zij de lezer gewaarschuwd dat veel meer, en vaak het<br />

belangrijkste, in de tijdschriften en verzamelwerken te vinden<br />

is. Ons blijven hier slechts ter vermelding over: het eiland<br />

Banka en zijne aangelegenheden (1850), door H. M. Lange;<br />

Bangka beschreven in reistochten (1865), door P. v. Diest; het<br />

eiland Bali en de Balineezen (1848), door Prof. Lauts; het<br />

eiland Timor, overdruk uit de Gids (1855), door Prof. Veth;<br />

het eiland Boeroe (1858), door T. Willer en Jhr. J. P. Cornets<br />

de Groot; Boeroe en Manipa (1859) en Herinneringen der laatste<br />

oogenblikken van mijn verblijf in de Molukken (1852), door J.<br />

B. J. van Doren; Schets van de residentie Amboina (1868),<br />

door E. W. A. Ludeking; Ambon en meer bepaaldelijk de<br />

Oeliassers (1875), door G. W. W. C. baron van Hoëvell; Banda<br />

en zijne bewoners (1875), door Mr. H. O. van der Linden; Rozengain,<br />

een der eilanden van de Bandagroep (1872), door P.<br />

C. Lans; Aanteekeningen betreffende eene reis door de Molukken<br />

van den Gouv. Gen. Duymaer van Twist (1856); Verhaal van<br />

eene reize naar en langs de Zuidwestkust van Nieuw-Guinea<br />

(1830), door J. Modera; Neu-Guinea und seine Bewohner (1865),<br />

door O. Finsch; la Papouaisie ou Nouvelle-Guinee occidentale<br />

(1881), door Graaf Meyners d'Estrey.<br />

Nederlandsch West-Indiè' kan vrij wat korter worden afgehandeld.<br />

Van tijdschriften bepaaldelijk aan West-Indië gewijd,<br />

is er slechts één te vermelden: West-lndië, bijdragen tot de be-


20 GROEP I. 1» Klasse.<br />

vordering van de kennis der Nederlandsch West-Indische koloniën.<br />

Het bevat vele belangrijke stukken, maar beleefde slechts twee<br />

jaargangen, 1857 en 1858. Lezenswaardige stukken over West-<br />

Indië komen van tijd tot tijd ook voor in andere tijdschriften,<br />

b. v. in de Gids, de Bijdragen tot de kennis der Ned. en<br />

vreemde koloniën en vooral de Bijdragen tot de Taal- land- en<br />

Volkenkunde van N. I. In de meeste geschriften over Suriname<br />

worden de eilanden, die geheel andere belangen hebben en in<br />

geheel andere omstandigheden verkeeren, niet aangeroerd; in<br />

eenige reisverhalen vinden wij echter beschrijvingen van de<br />

eilanden met die van Nederlandsch Guiana vereenigd. Dit is<br />

b. v. het geval in de Aanteekeningen gehouden gedurende mijn<br />

verblijf in de West-Indiën in 1837—1840, door G. van Lennep<br />

Coster, in de Reizen in de Westindiën van den Curacaoschen<br />

predikant G. C. Bosch (3 deelen, 1829, 1836, 1843), waarin<br />

wel de uitvoerigste beschrijving der eilanden wordt aangetroffen,<br />

en in den tekst die het in hoofdzaak tot de derde klasse behoorende<br />

werk Gezichten uit Nederlandsch Westindië van den<br />

heer Voorduin vergezelt.<br />

Het hoofdwerk over Nederlandsch Guiana vormen de twee<br />

quarto-deelen van Mr. Jan Jacob Hartsinck, getiteld Beschrijving<br />

van Guiana of de wilde kust van Amerika (1770), waarnevens<br />

de uit het Engelsch [Narrative of a five years expedition<br />

against the revolted negroes of Surinam, 2 deelen, 1796)<br />

vertaalde Reize naar Suriname en door de binnenste gedeelten<br />

van Guiana van kapitein John G. Stedman (4 deelen, 1799,<br />

1800), en de uit het Hoogduitsch (Reisen nach Surinam, 2<br />

deelen, 1821) vertaalde Reize naar Suriname van den Baron<br />

Albert von Sack (3 deelen, 1821). voorts de vooral om de fraaie<br />

platen (zie III e<br />

klasse) beroemde Voyage d Surinam van P. J.<br />

Benoit (1839), de Zes jaren in Suriname van den vroeger in<br />

Nederlandschen dienst werkzamen Wurtemberger A. Kappler<br />

(2 deelen, 1854) en het, ten gevolge van een nieuw bezoek aan<br />

Suriname, uit de pen van denzelfden schrijver gevloeide werk<br />

Holldndisch-Guiana, Erlebnisse und Erfahrungen wdhrend eines<br />

4'ójahrigen Aufenthalts in der Kolonie Surinam, als gewichtige<br />

bijdragen te noemen zijn. Het blijkt uit deze opgave dat vreemdelingen<br />

aan de literatuur over Suriname een groot aandeel<br />

hebben. De inderdaad vrij talrijke Nederlandsche geschriften<br />

over die kolonie behandelen meest hare geschiedenis of de economische<br />

en sociale vraagstukken met haar verval en herstel in<br />

verband staande, en moeten dus hier onvermeld blijven. Gelukkig<br />

toonen echter ook het werk door den luitenant der jagers<br />

J. H. N. onder den titel Suriname, in losse tafereelen en schet-


GROEP L l e<br />

Klasse. 21<br />

sen, uitgegeven (1840), het Dagverhaal van eene reis naar<br />

Paramaribo en omstreken in de kolonie Suriname van Jhr. G.<br />

P. C. van Breugel (1842), de Beschrijving van Suriname van<br />

Jhr. C. A. van Sijpesteyn (1854), de bijdrage tot de kennis<br />

van Suriname die ds. W. Boekhoudt onder den titel Uit mijn<br />

verleden (1874) uitgaf, de Reisindrukken uit West-indië door<br />

Mr. A. Heemskerk medegebracht (1878), en vooral ook de<br />

opnemingen door den heer W L. Loth tot het traceeren van<br />

nieuwe wegen in verband met de toenemende goudproductie,<br />

waarvan de verslagen en kaarten telkens in het Tijdschrift van<br />

het Aardrijkskundig Gen. zijn medegedeeld, dat het land en zijn<br />

natuurlijke rijkdommen nog steeds belangstelling aan de Nederlanders<br />

inboezemen, en de hoop op betere tijden niet wordt opgegeven.<br />

Bemoedigend was het verhaal van een bezoek aan<br />

Suriname gebracht door den heer W. Gifford Palgrave in de<br />

Fortnightly review van 1876, — een verhaal dat, door Dr. H. D.<br />

Benjamins vertaald en met aanteekeningen toegelicht, onder<br />

den titel van Nederlandsch Guiana, in de Wetenschappelijke<br />

bladen voor 1876 werd opgenomen.<br />

Van afzonderlijke schriften over de eilanden noemen wij nog:<br />

J. H. Hering, Beschrijving van het eiland Curacao en de daaronder<br />

behoorende eilanden (1779), Beschrijving van Curacao en<br />

onderhoorige eilanden door een bewoner van het eiland (1819),<br />

S. van Dissel, Curacao, herinneringen en schetsen (1857), A.<br />

M. Chumaceiro, de natuurlijke hulpbronnen van de kolonie Curacao<br />

(1880), het eiland Bonaire, met schetskaart (1867). Zeer<br />

uitvoerige berichten over St. Eustatius gaf de heer Bisschop<br />

Grevelink in de jaargangen 1846 en 1847 der Bijdragen tot<br />

de kennis der Ned. en vreemde koloniën, en in het eerste en<br />

zesde deel van het Tijdschrift van het Aardr. Gen. worden bijschriften<br />

bij de kaarten van St. Eustatius en Curacao van de<br />

hand der heeren Blommendal en Kuyper aangetroffen 1<br />

).<br />

]<br />

) Voor de bibliographie over West-indië is goed gez<strong>org</strong>d door de zeer volledige<br />

lijst van boeten en kaarten Suriname betreffende achter de beschrijving<br />

van Suriname van den heer v. Sijpesteyn, endoorden Catalogus der Surinaamsche<br />

koloniale bibliotheek ('s Gravenh. 185'J). Een model van bibliographisch<br />

onderzoek is A biographical and hisiorieal essay on the Dutch books and pamphlets<br />

relating to New Netherland and to the Dutch West-india Company, van<br />

G. M. Asher (Amsterdam, Fr. Muller, 1854—18H7), maar geen der daarin behandelde<br />

geschriften heeft betrekking tot onze tegenwoordige koloniën.


22 GROEP I. l e<br />

Klasse.<br />

Moest over de geographische literatuur de Nederlandsche bezittingen<br />

in Oost en West betreffende een -weinig worden uitgeweid,<br />

de kaarten zullen meer voor zich zeiven spreken.<br />

In den tijd der Oost-indische Compagnie zijn vele goede<br />

kustopnemingen verricht, en door de zoogenoemde baas-kaartenmakers<br />

in kaart gebracht; die kaarten werden echter zooveel<br />

mogelijk geheim gehouden en raakten bij den val van dat<br />

lichaam in vergetelheid, totdat zij, door Melvill van Carnbée<br />

uit de archieven opgerakeld, een groot deel der bouwstoffen<br />

leverden voor diens kaart van Java in vijf bladen en daarbij<br />

behoorenden Zeemansgids (1842), zijne kaart van de vaarwaters<br />

en eilanden tusschen Sumatra en Borneo (l e<br />

ged.<br />

1845 , 2 6<br />

ged. 1846), en die van de Oostkust van Celebes en<br />

aangrenzende vaarwaters (1854). Vooral na Melvill zijn door<br />

het hydrographisch bureau te Batavia vele verdienstelijke zeekaarten<br />

geleverd, waarvan een aantal door het Departement<br />

van Marine in Nederland voor de Tentoonstelling beschikbaar zijn<br />

gesteld. Er kleven echter aan de hydrographische verrichtingen<br />

groote gebreken, waarvan trage voortgang wel het meest in<br />

het oog loopend is. Naar aanleiding van hetgeen daarover op<br />

het Geographisch Congres te Venetië in 1882 was verhandeld,<br />

werd de toestand der Indische hydrographie z<strong>org</strong>vuldig overwogen<br />

in eene Algemeene Vergadering van het Aardrijkskundig<br />

Genootschap, en de voornaamste stukken van het debat<br />

werden in het Tijdschrift des Genootschaps in het verslag der<br />

Vergadering ingelascht. De voorname oorzaak van den eenigszins<br />

achterlijken toestand der Indische hydrographie is in ontoereikende<br />

hulpmiddelen te zoeken; nu eerlang drie behoorlijk uitgeruste<br />

opnemingsvaartuigen in dienst zullen zijn, mag men<br />

verwachten dat de vele uit schetsen van meer of minder waarde<br />

gecompileerde kaarten, waarmede men zich nog behelpen moet,<br />

meer en meer zullen plaats maken voor kaarten die op juiste,<br />

door regelmatige opneming verkregen gegevens berusten.<br />

De landkaarten waren in den tijd der Compagnie zeer gebrekkig<br />

en altijd met onvoldoende hulpmiddelen samengesteld.<br />

Natuurlijk kende men Java over het geheel nog het best, maar<br />

de lange reeks van oude kaarten van Java, die, voornamelijk uit<br />

de verzamelingen van het Aardrijkskundig Genootschap en van<br />

het legaat Bodel Nyenhuis op de Bibliotheek der Leidsche Hoogeschool,<br />

bij wijze van proeve, voor deze Tentoonstelling is bijeengebracht,<br />

bewijst hoe langzaam, als het ware schrede voor schrede,<br />

de kennis toenam en zich in de verbetering der kaarten afspiegelde.<br />

Van alle bestaande hulpmiddelen gebruik makende, bracht<br />

Raffles het eerst eene dragelijke kaart van Java aan het licht.


GROEP I. 1« Klasse. 23<br />

Later wijzen die van C. W. M. van de Velde (1845), J. H.<br />

W. le Clercq (1850), en F. Junghuhn (1855) de voornaamste<br />

rustpunten aan op den weg des vooruitgangs.<br />

Inmiddels had Melvill van Carnbée, die reeds in den Moniteur<br />

des Indes eene reeks van zeer verdienstelijke kaarten van<br />

Nederlands Oost- en West-indische bezittingen had gegeven,<br />

het voornemen opgevat om een algemeenen Atlas van Ned.<br />

Indië te bewerken, eene uitbreiding van het plan van een Atlas<br />

der residentiën van Java, waarvoor van de Velde reeds materiaal<br />

met hulp der Regeering had verzameld. Ook aan Melvill<br />

verleende de Indische regeering krachtigen steun. De eerste<br />

kaart verscheen in 1854, maar toen 25 kaarten voltooid waren,<br />

ontviel Melvill aan zijne reuzentaak, wier voortzetting door de<br />

Regeering aan den kapitein der Genie W. F. Versteeg werd<br />

opgedragen. Met kloeke volharding had deze in 1864 den Atlas<br />

van 60 kaarten voltooid. Bovendien gaf de heer Versteeg in<br />

1862 eene nieuwe étappe-kaart van Java in het licht.<br />

Voor de Buitenbezittingen vooral was de uitgave van den<br />

Atlas eene groote schrede voorwaarts. Ontelbare opnemingen,<br />

hetzij ten nutte der gevoerde oorlogen, hetzij in het belang der<br />

administratie, van Regeeringswege gelast en uitgevoerd, waren<br />

in den Atlas verwerkt en hadden aan de kaarten van Sumatra,<br />

Borneo en andere eilanden een geheel ander aanzien gegeven.<br />

Van Sumatra waren de beste kaarten tot dusver door<br />

vreemdelingen geleverd, door Marsden (1811), Raffles (1829),<br />

Berghaus (1837). Ook de belangrijke nieuwe gegevens door den<br />

Atlas bij Junghuhn's Battaldnder verschaft, kunnen bezwaarlijk<br />

het werk van een Nederlander genoemd worden. Na de uitgave<br />

van Melvill's Atlas hebben onderscheidene krijgstochten, vooral<br />

de oorlog in Atjeh, voorts de onderzoekingen voor spoorwegaanleg,<br />

de opnemingen van het mijnwezen, de Sumatra-expeditie<br />

door het Aardrijksk. Gen. uitgerust, belangrijke bijdragen<br />

voor de cartographie van Sumatra geleverd; maar eene algemeene<br />

kaart op de hoogte dezer ontdekkingen ontbreekt nog.<br />

Veel minder nog kan er sprake zijn van eene topographische<br />

kaart van Sumatra op zuiver mathematischen grondslag berustende<br />

, die slechts te verwachten is van de triangulatie des eilands<br />

waartoe thans aanstalten gemaakt worden, maar die den arbeid<br />

van vele jaren zal vorderen.<br />

Wat voor Sumatra nog in lang niet bereikt zal zijn, is voor<br />

Java de voltooiing nabij. Door de samenwerking van drie takken<br />

van dienst: den topographischen, geographischen en statistischen,<br />

en door de voortreffelijke methode van reproductie op<br />

het topographisch bureau te 's Gravenhage, onder de leiding van


24 GROEP I. 1« Klasse.<br />

den heer Eckstein, gevolgd, zijn de schoone residentiekaarten<br />

van Java verkregen, die, voor zoover zij reeds zijn afgewerkt,<br />

voor deze tentoonstelling tot een indrukwekkend geheel zijn<br />

vereenigd J<br />

). Inmiddels verscheen in 1877 nog eene nieuwe<br />

étappe-kaart van Java, onder de leiding van lt. kol. Havenga<br />

geteekend door lt. Hooyer, — eene fraai uitgevoerde kaart in<br />

vier bladen, die, schoon ze tot eenige gegronde terechtwijzingen<br />

aanleiding heeft gegeven, aan de meeste eischen eener bruikbare<br />

kaart uitstekend voldoet.<br />

Voor de cartographie der overige eilanden is, na de verschijning<br />

van den Atlas van Melvill en Versteeg, vooral veel gedaan<br />

door het Aardrijkskundig Genootschap en door het Instit.<br />

v. Ind. Taal- Land- en Volkenkunde; de kaart der bocht van<br />

Tomini van den heer van Musschen broek verdient hier inzonderheid<br />

vermelding. Aan dezelfde hand zijn wij eene groote<br />

kaart in 4 bladen van de Minahassa van Celebes verschuldigd,<br />

in 1875—76 aan de Topographische inrichting op steen gebracht.<br />

Van de topografische opneming van Zuid-Celebes, die<br />

jaren lang is voortgezet, heeft het publiek nog weinig vruchten<br />

gezien.<br />

Voor Borneo is, sedert de uitgave van den Atlas van Ned.<br />

Indië, op cartographisch gebied niet veel door Nederlanders verricht.<br />

Hoever ten gevolge van Engelsche onderzoekingen de<br />

kennis van het niet-Nederlandsch gedeelte gevorderd is, kan<br />

men het best zien in de kaart van Crocker in de Proceedings<br />

of the Geographical Society (1882).<br />

Van de oostelijke deelen van den Archipel bezitten wij nog<br />

geene kaarten die ons een vertrouwbaar beeld der eilanden<br />

voor oogen stellen, en daarom zijn ook de beste pogingen om<br />

algemeene kaarten van Nederlandsch Indië te vervaardigen, al<br />

moge de daaraan bestede z<strong>org</strong> hoog gewaardeerd worden, uit<br />

wetenschappelijk oogpunt onvoldoende te achten. De beste algemeene<br />

kaarten van geheel Ned. Indië danken wij aan baron<br />

von Derfelden van Hinderstein, baron Melvill van Carnbée, A.<br />

J. Bogaerts, S. H. Serné en Dr. I. Dornseiffen.<br />

Atlassen van Nederlandsch Indië voor het onderwijs zijn wij<br />

onder andere verschuldigd aan Prof. Pijnappel (1855, 2 e<br />

druk<br />

1872), en aan den Directeur der kweekschool voor inlandsche<br />

'1 Uitvoerige mededeelingen over de offleië'ele geographische werkzaamheden<br />

in Tï. I. gaf kapit. F. de Bas in Bijblad N«. '2 ilsTri) en 10 (1880) van het<br />

Tijdschrift van hef. Aardrijkxlundig Genootschap. Aan het daarin bestreden<br />

voornemen der Indische regeering om de vo<strong>org</strong>enomen triangulatie van Sumatra<br />

nog eenige jaren uit te stellen, heeft het Opperbestuur zyne goedkeuring onthouden.


GROEP I. \» Klasse. 25<br />

onderwijzers te Bandong, W. van Gelder. Die van laatstgenoemden<br />

kwam in 1882 in dubbele uitgave, de eene met Maleische,<br />

de andere met Nederlandsche namen, te Batavia in het licht.<br />

Ook verdient hier de Maleische atlas vermeld te worden door<br />

den heer Versteeg in 1874 ten behoeve der inlanders in Ned.<br />

O. Indië samengesteld, ofschoon die, nevens kaarten van Nederlandsch<br />

Indië, ook de noodzakelijkste voor de kennis van andere<br />

landen en werelddeelen bevat.<br />

Wat Westindië betreft is de kaarteering van Suriname nog<br />

steeds zeer gebrekkig, wijl groote gedeelten van het binnenland<br />

en de grens met Brazilië niet onderzocht zijn. Eene zeer verdienstelijke<br />

kaart, door den luit. kolonel J. C. Heneman, werd<br />

in 1784 op last der bewindhebbers van de W. I. Compagnie<br />

in 8 bladen uitgegeven. Hij had daaraan 10 jaren lang met<br />

14 landmeters gewerkt. Die kaart is thans zeer zeldzaam geworden,<br />

maar in 1810 verscheen daarvan te Londen eene goede<br />

Engelsche uitgave, die niet zoo moeielijk te verkrijgen is. Op<br />

Heneman volgden de kaarten van • Moseberg (1801), Mabé,<br />

(1835), Melvill van Carnbée (1846, reeds boven vermeld), Jhr.<br />

C. A. van Sijpesteyn (1850), de kaart der rivier van Suriname<br />

van kapitein Zimmermann, uitgegeven door het Aardrijkskundig<br />

Genootschap (1877), en eindelijk de eerst kortelings van<br />

Regeeringswege uitgegeven Kaart van Suriname in 10 bladen,<br />

volgens de opmetingen van 1860 tot 1879 gedaan door Cateau<br />

van Rosevelt en van Lansberge. Van deze laatste heeft de Vereeniging<br />

voor Suriname zich gehaast, eene sterk verkleinde,<br />

maar zeer voldoende kopie voor hare leden te doen drukken.<br />

De Nederlandsch Westindische eilanden moet men op de algemeene<br />

kaarten van West-indië zoeken, in welker opsomming<br />

wij hier niet kunnen treden. Zij vormen echter daarop niet<br />

veel meer dan stippen. Het Aardrijkskundig Genootschap heeft<br />

zich bijzonder beijverd om ze beter te doen kennen door de<br />

uitgave eener speciale kaart van St. Eustatius in 1874, van<br />

Curacao in 1882, welke weldra door eene kaart van St. Martin<br />

zullen gevolgd worden. £ ^ j£AN en P. J. VETH.


26 GROEP I. l e<br />

Klasse.<br />

2. Werken van het Bataviaasch<br />

Genootschap<br />

van Kunsten en Wetenschappen,<br />

te Batavia. —<br />

Het Departement van Onderwijs,<br />

Eeredienst en Nijverheid<br />

in N. I.<br />

a. Verhandelingen, D. I—XXI (deel<br />

XXI in twee stukken), 1778—1847,<br />

8». — D. XXII—XXXIV, 1849—<br />

1870, 4". — D. XXXV—XLI, 1870—<br />

1881, gr. 8°. — D. XLI bevat het Alphabetisch<br />

register op de 41 eerste<br />

deelen.<br />

i. Tijdschrift voor Indische Taal-,<br />

Land- en Volkenkunde, uitgegeven door<br />

het Bataviaasch Genootschap, 1855—<br />

1882, 27 dln. 8°.<br />

c. Notulen van de algemeene en bestuursvergaderingen<br />

van het Bataviaasch<br />

Genootschap, 1862—1881, 19 dln. (in<br />

zes bandenV<br />

d. Catalogus der Bibliotheek van het<br />

Batav. Gen. door Mr. J. A. van der<br />

Chijs, 1864, 8°. — Eerste Vervolg-<br />

Catalogus der Bibliotheek en Catalogus<br />

der Maleische, Javaansche en Kawihandschriften<br />

van het Bat. Gen. 1872,<br />

8°. — Tweede Vervolg-Catalogus der<br />

Bibliotheek van het Bat. Gen. 1877,<br />

8°. — Codicum Arabicorum inBiblioth.<br />

Societatis Artium et Scientiarum, quae<br />

Bataviae floret, asservatorum Catalogum,<br />

inehoatum a doet. R. Friederich,<br />

absolvit indicibusque instruxit L. W. C.<br />

van den Berg, 1873, 8°. — Verslag<br />

van een verzameling Maleische, Arabische<br />

, Javaansche en andere handschriften,<br />

door de Regeering van N. I.<br />

aan het Bat. Gen. ter bewaring afgestaan,<br />

door Mr. L. W. C. van den<br />

Berg, 1877, 8°. — Alphabeüsche lijst<br />

van land-, zee-, rivier-, wind-, stormen<br />

andere kaarten, toebehoorende aan<br />

het Batav. Gen. 1873, 8°. — Catalogus<br />

der ethnologische afdeeling van het<br />

Musenm van het Bat. Gen. le druk<br />

1868, 2e druk 1877, 8°. — Catalogus<br />

der numismatische afdeeling van het<br />

Mus. van het Bat. Gen. 1869, 8°. (Te<br />

zamen in 3 banden.)<br />

e. Afzonderlijke werken.<br />

1. Kawi-oorkonden in fac-simile, onder<br />

toezicht van A. B. Cohen Stuart<br />

op steen gebracht door M. L. Huart<br />

te Batavia en T. Hooiberg te Leiden. —<br />

Kawi-oorkonden, Inleiding en transscriptie<br />

door Dr. A. B. Cohen Stuart,<br />

Leiden, 1875.<br />

2. Wiwoho djarwo, met een lijstje<br />

van Kawi-woorden, door W. Palmer<br />

van den Broek. Batavia, 1868.<br />

3. Bharata Joedha Kawi. Naar een<br />

handschrift uit de verzameling van<br />

Raffles op steen gebracht door S. Lankhout,<br />

te 's Gravenhage (1863).<br />

4. Het Maleisch der Molukken, door<br />

F. S. A. de Clercq. Batavia, 1876.<br />

5. Tabel van Oud- en Nieuw-Indische<br />

Alphabetten. Bijdrage tot de Palaeographie<br />

van Ned. Indië door K. F.<br />

Holle. Batavia en 's Gravenhage , 1882.<br />

NB. De hier opgesomde werken van<br />

het Batav. Gen. zijn gebonden op<br />

de Boekbinderij van F. H. Kroon<br />

te Batavia. De banden zijn, uitgezonderd<br />

het vergulden, geheel<br />

door inlanders bewerkt.<br />

3. Werken van het Bataviaasch<br />

Genootschap.<br />

Supplement. — N°- 1 J.<br />

J. M. de Groot, n°. 2—5<br />

Prof. P. J. Veth, te Leiden.<br />

1. Verhandelingen, D. XLII, stuk 1<br />

en Ii Jaarlijksche feesten en gebruiken<br />

van de Emoy Chineezen, door J. J.<br />

M. de Groot.<br />

2. Verhandelingen, D. XLIII: Drie<br />

teksten van tooneelstukken uit de Wajang<br />

Poerwo, voor den druk bez<strong>org</strong>d<br />

door Ch. te Mechelen, met een voorrede<br />

van Prof. H. Kern. Leiden, E.<br />

J. Brill, 1882.<br />

3. Realia. Register op de generale<br />

resolutiën van het kasteel Batavia,<br />

lfi3-)—1805. Uitgegeven door het Bat.<br />

Gen. le deel. Leiden, G. Kolff, 1882.<br />

4. Het Bataviaasch Genootschap van<br />

Kunsteu en Wetenschappen gedurende<br />

de eerste eeuw van zijn bestaan, 1778—<br />

1878. Gedenkboek, samengesteld door<br />

den Voorzitter van het Genootschap<br />

Mr. T. H. der Kinderen. Deel L Batavia<br />

(1878).<br />

5. Verslag der viering van het honderdjarig<br />

bestaan van het Bat. Gen.<br />

op 1 Juni 1878. Batavia, 1878.<br />

4. Werken der Koninklijke<br />

Natuurkundige Ver-


eeniging te Batavia. —<br />

Het Departement van Onderwijs,<br />

Eeredienst en Nijverheid<br />

in Ned. Indië.<br />

a. Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch<br />

Indië, uitgeg. door de Natuurkundige<br />

Vereeniging, D. I—XXX,<br />

1850—1868, 8°. — Alphabetisch register<br />

op deel I—XXX, 's Gravenh.,<br />

1871. — Natuurk. Tijdschrift voor Ned.<br />

Indië enz. D. XXXI—XL, 1870—1881.<br />

b. Acta Societatis Scientiarum Indo-<br />

Neerlandicae. Batavia, 1856—1860.<br />

Acht deelen, 4°.<br />

NB. Op deze verzameling is mede toepasselijk<br />

de aanteekening aan het<br />

slot van n°. 2.<br />

5. Werken van liet<br />

Koninkl. Instituut voor<br />

Taal-, Land- en Volkenkunde<br />

van Nederlandsch<br />

Indië. — Het Instituut, te<br />

's Gravenhage.<br />

0. Stukken betreffende de <strong>org</strong>anisatie<br />

en geschiedenis van het Instituut:<br />

Reglementen ('s Grav. 1878) 8°. —<br />

Verslag der feestviering van het<br />

'25-jarig bestaan van het Instituut<br />

(1851—1876). [Afzonderlijk nommer<br />

van de Bijdragen. Zie ft]. — Verslagen<br />

van den Btaat der bibliotheken van<br />

het Kon. Inst. voor de T. Ld. en Vk.<br />

van N. L en het Indisch Genootschap,<br />

gedurende de jaren 1878, 1879, 1880<br />

en 1881, 's Gravenhage, 1879—1882.<br />

4 dln. 8". — Vragen gesteld door het<br />

Instituut, 'sGrav. 1883, 8°. — Lijst<br />

der uitgaven van het Kon. Instit.<br />

(opgemaakt in December, 1880) 8°.<br />

b. Tijdschrift van het Instituut onder<br />

den titel: Bijdragen tot de Taal- Landen<br />

Volkenkunde van Ned. Ind., le<br />

reeks, 4 deelen, 1853—1856; 2e reeks,<br />

8 deelen, 1856—1864; 3e reeks 12<br />

deelen, 1866—1876; 4e reeks, tot<br />

dusver 6 deelen, 1877—1883. Te zamen<br />

30 deelen.<br />

c. Afzonderlijke werken door het<br />

Instituut uitgegeven:<br />

1. Banka, Malakka en Billiton, verslagen<br />

van J. H. Croockewit Hzn.<br />

1852, 8°.<br />

GROEP I. 1e Klasse. '27<br />

2. Reizen rondom het eiland Celebes<br />

en naar eenige der Moluksche eilanden<br />

door C. v. d. Hart, 1853, 8°.<br />

3. Borneo. Beschrijving van het<br />

stroomgebied van den Barito enz.<br />

door C. A. L. M. Schwaner, 1853,<br />

2 dln. 8°.<br />

4. Kitab Toehpah, Javaansch-Mohammedaansch<br />

Wetboek. Uitgeg. door<br />

S. Keyzer, 1853, 8°.<br />

5. Reizen en onderzoekingen in den<br />

Ind. Archipel door Dr. Salomon Muller.<br />

Nieuwe uitgave met verbeteringen door<br />

den schrijver, 1857, 2 dln. 8°.<br />

6. Het boek Adji Soko, oud fabelachtige<br />

geschiedenis van Java, door<br />

J. J. B. Gaal en T. Roorda, 1857, 8°.<br />

7. Reize naar Japan in 1643 door<br />

Mrt. Gerr. Vries. Uitgegeven met bijlagen<br />

door P. A. Leupe. Met aanteekeningen<br />

door K. F. von Siebold,<br />

1858, 8°.<br />

8. Reinwardt's Reis naar het oostelijk<br />

gedeelte van den Ind. Archip. in<br />

het jaar 1821. Uit zijne nagelaten<br />

aanteekeningen opgesteld, met een<br />

levensbericht en bijlagen vermeerderd,<br />

door W. H. de Vriese, 1858, 8°.<br />

9. De Nederlanders te Jakatra. Uit<br />

de bronnen bewerkt door Mr. J. A.<br />

van der Chijs, 1858, 8°.<br />

10. Nieuw Guinea, ethnographisch<br />

en "natuurkundig onderzocht en beschreven<br />

in 1858, door een Ned. Ind.<br />

Commissie. Met bijlagen, 26 platen en<br />

Atlas met 7 kaarten, 1862, 8°. (Overdruk<br />

uit de Bijdragen).<br />

11. Reistochten in de afdeeling Gorontalo<br />

door C. H. B. von Rosenberg,<br />

1865, 8°.<br />

12. Neerlands streven tot de openstelling<br />

van Japan voor den wereldhandel,<br />

door Mr. J. A. van der Chijs,<br />

1867 , 8°.<br />

13. Reis naar de Zuidooster-eilanden<br />

door C. H. B. von Rosenberg, 1867, 8°.<br />

14. Schets van de Residentie Amboina<br />

door E. A. W. Ludeking, 1868,<br />

8°. (Overdruk uit de Bijdragen).<br />

15. Alpriabetisch overzicht van het<br />

werk van S. van Deventer Jzn. „Bijdragen<br />

tot de kennis van het landelijk<br />

stelsel op Java," door J. Boudewijnse,<br />

1868, 8°. (Overdruk uit die Bijdragen).<br />

16. Maleisch leesboek door H. Neubronner<br />

van der Tuuk, 1868, kl. 8°. —<br />

Idem, 2e uitg. 1876.<br />

17. De Wajang-verhalen van Polo-


28 GROEP I. 1« Klasse.<br />

soro, Pandoe en Baden Pandji, door<br />

T. Koorda, 1869, 8°.<br />

18. Nieuwe Bijdragen tot de bevolkingsstatistiek<br />

van Java, verzameld<br />

door Dr. P. Bleeker, 1870, 8°.<br />

19. Béeherches sur les monnaies des<br />

indigènes de lArchipel Indien et de<br />

la Péninsule Malaye, par H. C. Millies,<br />

1871, 4°. (Na den dood van Prof.<br />

Millies uitgegeven door G.K. Niemann).<br />

20. Bloemlezing uit Maleische geschriften<br />

door G. K. Niemann, 1870,<br />

1871, 2 stukken, kl. 8°. — Idem, 2e<br />

druk, 2 stkn. — Idem, eerste stuk,<br />

3e druk.<br />

21. De Rijstcultuur in Italië' en op<br />

Java, door J H. F. Sollewijn Gelpke,<br />

1874, 8°. (Overdruk uit de Bijdragen).<br />

22. Babad Tanah Djawi, in proza.<br />

Jav. geschiedenis loopende tot 1647<br />

der Jav. jaart., met aanteekeningen<br />

van J. J. Meinsma, le stuk, Tekst,<br />

1874, 2e stuk, Aant., 1876, 8°.<br />

23. Reistochten naar de Geelvinkbaai<br />

op N. Guinea, in 1859 en 1870,<br />

door C. B. H. von Rosenberg, 1875,4°.<br />

24. De reizen der Nederlanders naar<br />

Nieuw-Guinea en de Papoesche eilanden<br />

in de 17e en 18e eeuw, door<br />

P. A. Leupe, 1875, 8°. (Overdruk uit<br />

de Bijdragen).<br />

25. TJranographie Chinoise. Ouvrage<br />

accompagué d'un Atlas céleste Chinois<br />

et Grec, par G. Schlegel, 1875, 2 dln.<br />

gr. 8°.<br />

26. Wrtta sancaya. Oud Javaansch<br />

leerdicht over versbouw in Kawi tekst<br />

en Ned. vert., bewerkt door H. Kern,<br />

1875. 8°. (Uitgave door het Instit. gesubsidieerd).<br />

27. Abioso, een Javaansch tooneelstuk<br />

(wajang) met holl. vert. en toelicht,<br />

nota door H C. Humme, 1878,8°.<br />

28. Javaansche vertellingen, bevattende<br />

de lotgevallen van een kantjil,<br />

een reebok en andere dieren, voor de<br />

uitgave bewerkt door Dr. W. Palmer<br />

van den Broek, 1878, 8°.<br />

29. Reizen nuar Nederlandsch Nieuw<br />

Guinea, op last der Regeering van<br />

N. I. in de jaren 1871, 1872, 1875<br />

tot en met 1876, door de heeren<br />

P. van der Crab en J. E. Teysmann,<br />

J. G. Coorengel en A. J. Langeveldt<br />

van Hemert, en P. Swaan. Met geschied-<br />

en aardrijksk. toelichtingen<br />

door P. J. B. C. Robidé van der Aa,<br />

1879, 8°.<br />

30. Reis in Oost- en Zuid-Borneo<br />

van Koetei naar Bandjermasin, ondernomen<br />

op last der Ind. Reg. in 1879<br />

en 1880 door C. Bock, met historische<br />

inleiding over Koetei enz., door P. J.<br />

B. C. Robidé van der Aa. Eerste stuk,<br />

met atlas van platen, 1881, 4°.<br />

6. Werken van het<br />

Ned. Aardrijkskundig<br />

Genootschap. — Aardrijkskundig<br />

Genootschap te<br />

Amsterdam.<br />

a. Tijdschrift van het Aardrijkskundig<br />

Genootschap, D. I—VI, 1876—<br />

188-2. — Bijbladen le Deel. Stukken betreffende<br />

de Sumatra-expeditie, 1879;<br />

2e Deel. Stukken betreffende tochten<br />

naar de noordelijke IJszee, 1880. —<br />

Losse stukken der Bijbladen (in een<br />

voorloopig bandje): 1. De Residentiekaarten<br />

van Java en Madoera, door<br />

Kapit F de Bas, 1876. — 2. De triangulatie<br />

van Sumatra, doordenz., 1882. —<br />

3. Geographische verspreiding der minerale<br />

bronnen in den O. I. Arch., door<br />

Dr. Fr. Schneider, 1881. — 4. Aanteekeningen<br />

van den Regent van<br />

Brebes op Prof. Veth's Java, eerste<br />

deel, 1881. — 5. Verhandeling over de<br />

haven van het Recief door V. Fournié<br />

en E. Beringer, 1881. —- 6 Nederland<br />

en de Delngoa-baai door M. L. van Deventer,<br />

1883.<br />

b. Midden-Sumatra. Reizen en onderzoekingen<br />

der Sumatra-Expeditie, uitgerust<br />

door het Aardrijkskundig Genootschap,<br />

1877—1879. 3 Deelen in 6<br />

stukken, gr. 8°, en Atlas fol.<br />

D. I. Reisverhaal door A. L. van<br />

Hasselt, Joh. F. Snelleman, en C. H.<br />

Cornelissen In twee stukken, 1881 en<br />

1882. — D. II. Aardrijkskundige beschrijving<br />

met Atlas, door D. D. Veth,<br />

1882. — D. III. Volksbeschrijving en<br />

taal door A. L van Hasselt. Stuk la.<br />

Volksbeschrijving. Stuk li. Ethnographische<br />

Atlas Stuk 2. Talen en Letterkunde.<br />

NB. Van het nog onvoltooide vierde<br />

deel, Natuurlijke Historie, door<br />

Joh. F. Snelleman en anderen,<br />

zijn de tot dusver voltooide pla­<br />

a e<br />

ten tentoongesteld in de 5 en<br />

(jde groep.


7. Verzameling van<br />

boekwerken betreffende<br />

de geographie van Nederlandsch<br />

Indië. — Koninklijke<br />

Militaire Akademie,<br />

te Breda.<br />

1. Aardrijkskundig en statistisch<br />

Woordenboek Tan Ned. Indië, 1869,<br />

3 dln. 8°.<br />

2. J. J. de Hollander, Handleiding<br />

bij de beoefening der land- en volkenkunde<br />

Tan Nederlandsch Indië, le Deel,<br />

4e omgewerkte uitgave, Breda, 1882,<br />

8°.— 2e Deel, 3eomgewerkte uitgaTe,<br />

Breda, 1877.<br />

3. J. Olivier Jzn., Land- en zeetochten<br />

in Ned. Indië en eenige Britsche établissementen<br />

, gedaan in de jaren 1817—<br />

1826, 2 dln. 8°. Amst., 1827, 1828.<br />

4. J. OliTier Jzn., Aanteekeningen<br />

gehouden op eene reize in O.-I. en<br />

gedurende een Teeljarig Terblijf in onderscheidene<br />

Nederlandsche établissementen<br />

aldaar. Amst., 1827.<br />

5. G. Windsor Earl, the Eastern<br />

seas or voyages and adventures in the<br />

Ind. Archipelago in 1832—34. London<br />

1837, 8°.<br />

6. P. J. Veth, Borneo's Westerafdeeling,<br />

geographisch, statistisch, historisch,<br />

2 dln. Zalt-Bommel, 1856, 8°.<br />

7. 8. en P. P. Roorda van Eysinga,<br />

Verschillende reizen en lotgevallen, 4<br />

dln. Amst , 1830—1832, 8°.<br />

8. S. A. Buddiugh, Neerl. O.-Indië,<br />

Reizen over Java, Madura, Makasser,<br />

enz., 3 dln. Rott., 1809—61 , 8°.<br />

9. F. 8. Marryat, Borneo and the<br />

Indian Archipelago, with drawings of<br />

costume and scenery. London, 1848.4°.<br />

10. (J. J. Stockdale), Sketches, civil<br />

and military, of the island of Java.<br />

London, 1812, 8°.<br />

11. W. B. dAlmeida, Life in Java,<br />

with sketches of the Javanese, 2 dln.<br />

London, 1864, 8°.<br />

12. Raffles et Crawfurd, Description<br />

géographique, historique et commerciale<br />

de Java et des autres ües de lArchipel<br />

Indien. Traduit de TAnglais par<br />

Marchal. Bruxelles, 18.4, 4°.<br />

13. Pfijffer von Neueck, Schetsen<br />

van het eiland Java en deszelfs onderscheidene<br />

bewonerB. Naar het Hoogd.<br />

Amsterd., 1838, 8°.<br />

GROEP L l e<br />

Klasse. 29<br />

14. W. Marsden, The history of<br />

Sumatra, 3d edit. London, 1811, 4°.<br />

15. E. JuDghuhn, Java, deszelfs gedaante<br />

, bekleeding en inwendige structuur,<br />

4 dln. 8°. met Atlas in plano.<br />

Amsterdam, 1850—1853.<br />

8. Oud en Nieuw Oost-<br />

Indië door Francois Valentijn.<br />

Vijf deelen in tien<br />

stukken, Dordrecht en Amsterdam,<br />

1724—1726 (gebonden<br />

in acht perkamenten banden).<br />

— Mr. J. E. Henny, te<br />

Amsterdam.<br />

9. Eenige werken de<br />

geographie van Nederlandsch<br />

Oost- en Westindië<br />

betreffende. — Prof.<br />

P. J. Veth, te Leiden.<br />

A. Oost-Indie:<br />

1. Nederlandsche bezittingen in Azië,<br />

Amerika en Afrika, in derzelver toestand<br />

en aangelegenheid voor dit rijk,<br />

met Atlas, door J. van den Bosch,<br />

2 Deelen, 'sGravenh. en Amsterd,, 1818.<br />

2. Coup d'oeil sur 1'ile de Java et<br />

les autres possessions Néerlandaises<br />

dans lArchipel des Indes, par le comte<br />

S. C. W. de Hogendorp. Bruxelles, 1830.<br />

3. Nederlandsch Oost-Indië beschreven<br />

en afgebeeld voor het Nederlandsche<br />

volk door Mr. P. A. van der Lith.<br />

Doesb<strong>org</strong>h, 1875.<br />

4. Voyages to the East-indies by J.<br />

S. Stavorinus. Translated from the original<br />

Dutch by S. Huil W ilcoeke, with<br />

notes and additions. 3 Vol. London,<br />

1798.<br />

5. Der Malayische Archipel ven O<br />

B. H. von Rosenberg, mit zahlreichen<br />

Illustrationen und einem Vorwort Ton<br />

Prof. P. J. Veth in Leiden. Leipzig,<br />

1878.<br />

6. Reis door den Indischen Archipel<br />

in het belang der evangelische zending<br />

door L. J. van Rhijn, met platen en<br />

kaarten. Rotterdam, 1851.<br />

7. Neerlandsch Oost-Indië. Reizen<br />

gedaan van 1852—1857 door Dr. S. A.<br />

Buddingh, belast met eene algemeene<br />

inspectie over de prot. kerk en het


30 GROEP I. l e<br />

Klasse.<br />

schoolwezen in N. I. Met platen. 3<br />

Deelen. Rotterdam, 1859.<br />

8. Herinneringen Tan eene reis naar<br />

de Oost-Indien, door Q. M. R. Verhuell.<br />

Met platen. 2 Deelen (in één band).<br />

Haarlem, 1835.<br />

9. The Eastern seas or voyages and<br />

adTentures in the Indian Archipelago,<br />

in 1832—1834, by G. W. Earl. London,<br />

1837.<br />

10. Schilderangen aus Hollandiseh<br />

Ost-Indien Ton Dr. F. Epp. Heidelberg,<br />

1852.<br />

11. Herinneringen eener rois naar<br />

Nederlandsch Indië in 1862 door Jhr.<br />

Mr. W. T. GeTers Deynoot. 's Gra-<br />

Tenh., 1864.<br />

12. Reize door den weinig bekenden<br />

Molukschen Archipel en langs de geheel<br />

onbekende zuidwestkust van<br />

Nieuw-Guinea in 1825 en 1826 door<br />

D. H. Kolff. Amsterdam, 1828.<br />

13. Voyages of the Dutch brigg of<br />

war Dourga by D. H. Kolff, translated<br />

from the Dutch by G. W. Earl, London<br />

, 1840.<br />

14. Reizen in den Molukschen Archipel,<br />

naar Makassar enz., in het gevolg<br />

Tan den GouT.-Geu. van Ned.<br />

Indië in 1824 gedaan, door J. Olivier<br />

Jzn. 2 Deelen. Amsterd., 1834.<br />

15. Reis door de Minahassa en den<br />

Molukschen Archipel, gedaan in 1855,<br />

in het geTolg Tan den Gouv.-Gen. Duymaer<br />

Tan Twist, door P. Bleeker. 2<br />

Deelen (in één band). Bataïia, 1856.<br />

16. De Moluksche eilanden. Reis van<br />

Z. E. den Gouv.-Gen. T. C. F. Pahud<br />

door den Molukschen Archipel, door<br />

P. van der Crab. Batavia, 1862.<br />

17. Insulinde: het land Tan den<br />

oraug-oetan en den paradijsvogel, door<br />

A. R. Wallace. Dit het Engelsen vertaald<br />

met aanteekeningen, door P. J.<br />

Veth. 2 Deelen. Amst., 1870, 1871.<br />

18. The History of Sumatra by W.<br />

Marsden. 3d edit. with plates. London,<br />

1811.<br />

19. Atjeh en de Atjehers. Twee jaren<br />

blokkade op Sumatra's N.O.kust,<br />

door J. A. Kruyt. Met platen en<br />

kaarten. Leiden, 1877.<br />

20. Die Battalander auf Sumatra, im<br />

Auftrage Sr. Exe. des Gen.-Gouv. P.<br />

Merkus in 1840 und 1841 untersucht<br />

und beschrieben von Fr. Junghuhn.<br />

2 Deelen (in één band). Berlin, 1847.<br />

21. Reis over Java, Madura en Bali<br />

door W. R. van Hoëvell. 2 Deelen (in<br />

één band). Amsterdam, 1849, 1851.<br />

NB. Dezelfde band bevat ook de eerste<br />

aflevering van het derde deel, dat<br />

niet verder verschenen is, en eenige<br />

onuitgegeven platen voor het derde<br />

deel bestemd.<br />

22. Java, geographisch, ethnologisch,<br />

historisch, door P. J. Veth. 3 Deelen.<br />

Haarlem, 1875, 1878, 1882.<br />

23. Sketches, civïi and military, of<br />

the island of Java, by J. J. Stockdale.<br />

2d edit. London, 1812.<br />

24. De Residentie Kadoe naar de<br />

uitkomsten der statistieke opname en<br />

andere officiëele bescheiden, bewerkt<br />

door de afd. statistiek ter Algem. Secretarie.<br />

Batavia, 1871.<br />

25. Borneo's Wester-afdeeling, geographisch<br />

, statistisch, historisch, voorafgegaan<br />

door eene algemeene schets<br />

des ganschen eilands, door P. J. Veth.<br />

2 Deelen. Zalt Bommel, 1854, 1856.<br />

26. De Minahassa, haar verleden en<br />

haar tegenwoordige toestand, door N.<br />

Graafland. 2 Deelen (in één band).<br />

Rotterdam, 1867, 1869.<br />

27. Het eiland Banka en zijne aangelegenheden<br />

, door H. M. Lange. Met<br />

kaarten, 's Hertogenbosch, 1850.<br />

28. Het eiland Timor, door P. J.<br />

Veth. Overgedrukt uit „de Gids". Amsterdam,<br />

1855.<br />

29. Het eiland Boeroe, zijne exploitatie<br />

en Halfoersche instellingen, door<br />

T. J. Willer, met bijdragen en toelichtingen<br />

door Jhr. J. P. Cornets de<br />

Groot van Kraayenburg. Amsterdam,<br />

1858.<br />

30. Verhaal van eene reize naar en<br />

langs de Zuidwestkust van Nieuw-<br />

Guinea in 1828, door J. Modera. Haarlem,<br />

1830.<br />

B. West-indië:<br />

31. Beschrijving van Suriname, historisch<br />

, geographisch en statistisch<br />

overzicht, door Jhr. C. A. van Sijpesteyn.<br />

's Gravenhage, 1854.<br />

32. Aanteekeningen gehouden gedurende<br />

mijn verblijf in West-Indiën in<br />

de jareu 1837—1840, door G. Tan<br />

Lennep Coster. Amsterdam, 1842.<br />

33. Reizen in West-indië en door<br />

een gedeelte Tan Noord- en Zuid-Amerika,<br />

door G. B. Bosch, Predikant te<br />

Curacao. 3 Deelen. Utrecht, 1829,<br />

1836, 1843.


34. Zes jaren in Suriname. Schetsen<br />

en tafereelen van het wetenschappelijke<br />

en militaire leven in deze kolonie,<br />

door A. Kappler. 2 Deelen (in<br />

één band). Utrecht, 1854.<br />

35. A bibliographical and lüstorical<br />

essay on the Dutch books and pamphlets<br />

relating to New-Netherland and<br />

to the Dutch West-lndia Company, by<br />

G. M. Asher. Amsterdam, 1854—1867.<br />

10. Verzameling van<br />

werken over Zuid-Ce 1 ebes.<br />

— Dr. B. F. Matthes,<br />

te 's Gravenhage.<br />

NB. Deze werken, ofschoon tot verschillende<br />

groepen en klassen<br />

behoorende, zijn hier bijeengehouden<br />

omdat zij alle te zamen<br />

de vrucht zijn van de reizen en<br />

het langdurig verblijf van Dr.<br />

Matthes in Zuid-Celebes en met<br />

elkander bijna eene encyclopaedie<br />

voor de kennis van dat gedeelte<br />

onzer bezittingen vormen.<br />

1. Beknopt verslag van mijn verblijf<br />

in die binnenlanden van Celebes, waar<br />

Boegineesch gesproken wordt, in 1856,<br />

8°. (Berichten van het Bijbelgenootschap).<br />

2. Beknopt verslag van een paar<br />

tochten in de binnenlanden van Ce<br />

lebes in 1857 en 1861, 8°. (Berichten<br />

van het Bijbelgenootschap).<br />

3. Verslag van een uitstapje naar<br />

de Ooster-districten van Celebes van<br />

25 Sept. tot 22 Dec. 1864, kl. 8°. (Jaarboekje<br />

Celebes, 1865).<br />

4. Eenige opmerkingen omtrent en<br />

naar aanleiding van dat gedeelte van<br />

Dr. J. J. de Hollander's Handleiding<br />

bij de beoefening der Land- en Volkenkunde<br />

van Ned. Oost-Indië, hetwelk<br />

handelt over het Gouvernement<br />

van Celebes en onderhoorigheden, 1872,<br />

8°. (Bijdragen van het Kon. Inst.<br />

voor T. L. en Vk.).<br />

5. Bijdragen tot de ethnologie van<br />

Zuid-Celebes. 's Gravenhage, 1875, 8°.<br />

6. Over de Bissoe's of heidensche<br />

priesters en priesteressen der Boegineezen.<br />

Met vier platen, 1872, 4°.<br />

(Werken der Koninklijke Akademie<br />

van Wetenschappen, Afd. Letterkunde).<br />

7. Over de Wadjoreezen met hun<br />

handels- en scheepswetboek. Makasser,<br />

1869 , 8°.<br />

GROEP I. 1


32 GROEP I. 1" Klasse.<br />

20. Eenige Makassaarsche en Boegineesche<br />

legenda, 1864, 8°.<br />

21. Makassaarsche aardrijkskunde<br />

van Celebes, 1876, 8°.<br />

22. Makassaarsche aardrijkskunde<br />

van Neêrlandsch Oost-Indië, 1877, 8°.<br />

23. Boegineesche aardrijkskunde van<br />

Neêrlandsch Oost-Indië, 1880, 8°.<br />

24. Een 10-tal gelithographeerde<br />

Makassaarsche manuscript-brieven.<br />

25. Een 10-tal gelithographeerde<br />

Boegineesche manuscript-brieven.<br />

26. Makassaarsche en Boegineesche<br />

vertaling van Genesis, Mattheus,<br />

Marcus, Lucas en Johannes, alsmede<br />

de Handelingen der Apostelen, 8°.<br />

11. Beschrijving van<br />

het eiland Soemba, en<br />

Iets over Endeh (overdrukken<br />

uit de Verhandelingen van<br />

het Bataviaasch Genootschap)<br />

door S. Roos. — S. Roos,<br />

• resident van Timor, te Koepang.<br />

12. Eenige boeken in<br />

deze klasse behoorende.<br />

— Van Kampen en Zoon,<br />

uitgevers te Amsterdam.<br />

1. Aardrijkskundig en Statistisch<br />

Woordenboek van Ned. Indië (door<br />

Mevr. J. C. W. van den Bergh van<br />

Eysinga en Jhr. Mr. H. van Alphen),<br />

met eene voorrede van Prof. P. J. Veth,<br />

3 deelen, 1869, 8°.<br />

2. Bepertorium op do koloniale literatuur<br />

van J. O Hooykaas, ter perse<br />

bez<strong>org</strong>d door Dr. W. N. du Bieu, 2<br />

deelen in 4 stukken, 1874—1880.<br />

3. L. E. Gerdessen, Vijf jaar gedetacheerd.<br />

Indische schetsen. 1871.<br />

13. De Indische Gids,<br />

staat- en letterkundig Maandschrift.<br />

Directeur C. E. van<br />

Kesteren; redacteur van de<br />

rubriek „Koloniale literatuur"<br />

Dr. T. C. L. Wijnmalen. Vier<br />

jaargangen. 1879—1882, 8<br />

deelen. De vijfde jaargang begonnen.<br />

— J. H. de Bussy,<br />

uitgever te Amsterdam.<br />

14. De natuur der tropen<br />

en andere schetsen,<br />

door A. Rnssell 'Wallace.<br />

Uit het Engelsch, Amsterdam,<br />

1880. — J. H. de Bussy, als<br />

boven.<br />

15. Uit de oude doos.<br />

Sprokkelingen door M.<br />

T. H. Perelaer, Rotterdam,<br />

1882. — Maj. Perelaer te<br />

's Gravenhage.<br />

16. Onze Oost, doorJ. G.<br />

Kuyper, met 72 houtgravuren<br />

en een kaart. Utrecht, 1881.-—<br />

P. B. Broese, firma J. G.<br />

Broese, uitgever te Utrecht.<br />

17. Het eiland Banka<br />

en zijne uitwendige gesteldheid,<br />

door L. Ullmann,<br />

le luit. der infanterie. Keurig<br />

handschrift in twee deelen in f °.<br />

versierd met kaarten en plans<br />

en teekeningen in kleuren van<br />

landschappen, menschen, vogels<br />

en planten, door den schrijver<br />

opgedragen aan den Gen. van<br />

het Ind. leger, Jhr. F. V. A.<br />

Ridder de Stuers, 1855. —<br />

A. L. de Sturler te Leiden.


18. Verzameling van<br />

Nederlandsch-Indische<br />

zeekaarten, sedert 1857 in<br />

Nederland gedrukt. — Depar­<br />

tement van Marine.<br />

1. Sumatra's NW. kust, P°. Roessa<br />

tot Pedir-bocht.<br />

2. „ NW.kust, Atjeh-hoofd<br />

tot Atjeh-rivier.<br />

3. „ W.kust, P°. Koessa tot<br />

Analaboe.<br />

4. „ W.kust, Analaboe tot<br />

Singkel.<br />

5. „ W.kust,Beede Singkel.<br />

6. „ „ Singkel tot P°.<br />

Ilir.<br />

7. „ W.kust, Baai van Tapanoeli.<br />

8. „ W.kust, P». Ilir tot<br />

Ajer Bangies.<br />

9. „ W.kust, Ajer Bangies<br />

tot Padang.<br />

10. „ W.kust, Priaman tot<br />

Indrapoera.<br />

11. „ W.kust,StraatSiberoet<br />

12. „ „ Reede Padang.<br />

13. „ Z. kustLampong-baai,<br />

Telok Betong.<br />

14. „ N.kust, Pedir-boeht<br />

tot Diamantpunt.<br />

15. „ NO.kust, Diamantpunt<br />

tot Boenja-boenja.<br />

16. China-zee, zuidelijk gedeelte,<br />

westblad.<br />

17. Bangka, eiland en straat.<br />

18. „ N.kust, Muntok tot Toeing.<br />

19. „ NO. „ Toeing tot Berikat.<br />

20. Gaspar-straten.<br />

21. Billiton W.kust, Beede Tjeroetjoep.<br />

22. Straat Soenda.<br />

23. Java-zee, oostblad.<br />

24. Java eiland, westblad.<br />

25. „ „ middelblad.<br />

20. Beede Batavia.<br />

27. Baai Soemenap.<br />

28. Kleine Soenda-eilanden, westblad.<br />

29. „ „ „ oostblad.<br />

30. Eilanden en vaarwaters beoosten<br />

Java, westblad.<br />

31. Eilanden en vaarwaters beoosten<br />

Java, blad 2.<br />

32. Ankerplaatsen beoosten Java, bl.1.<br />

33. ,, „ „ 2.<br />

34. Borneo, Oostkust. Koetei-rivier.<br />

35. Straat Mangkasar, noordblad.<br />

GROEP I. le Klasse. 33<br />

36. Sermata en Tenimber of Timorlaoet<br />

eilanden.<br />

37. Moluksche Archipel, blad 1.<br />

38. „ „ „ 2.<br />

39. Plaatsen en ankerplaatsen in den<br />

Molukschen Archipel, blad 1.<br />

19. Dertig stuks hydrographische<br />

kaarten<br />

van Nederlandsch Indië.<br />

— Kon. Militaire Akademie,<br />

te Breda.<br />

20. Algemeene kaart<br />

van Nederlandsch Oost-<br />

Indië, zamengesteld door G.'<br />

F. Baron von Derfelden van<br />

Hinderstein, 1842. Acht bladen.<br />

— Aardrijkskundig Genootschap,<br />

te Amsterdam.<br />

21. Algemeene kaarte'n<br />

van Nederlandsch Oost-<br />

Indië. — Prof. P. J. Veth.<br />

1. Algemeene kaart van Nederlandsch<br />

Oost-Indië op de schaal 1:5000000<br />

door W. Beyerinck, J. M. Bruyn en<br />

J. E. W. A. Essers, cadetten bestemd<br />

voor de dienst in Oost-Indië. Gelithographeerd<br />

bij de Koninkl. Mil. Akad.<br />

door P. J. Ensinck. 1847. Op linnen<br />

met rollen.<br />

2. Algemeene land- en zeekaart van<br />

de Nederlandsche overzeesche bezittingen<br />

met het Koninkrijk der Nederlanden<br />

in Europa, op de schaal 1:3 000 000,<br />

onder deskundig toezicht zamengesteld<br />

en geteekend door A. J. Bogaerts,<br />

lithograaf aan de Kon. Mil. Akad. te<br />

Breda, 1857. Op linnen.<br />

3. Algemeene kaart van Nederlandsch<br />

Indië door S. H. Serné. 1879. Uitgave<br />

van C. L. Brinkman te Amsterdam.<br />

Schaal 1 : 4 000000. 4 bladen.<br />

4. Wandkaart van Nederlandsch<br />

Oost-Indië, door P. B. Bos en B. B.<br />

Bijkens. Schaal 1 : 2 000000. In twaalf<br />

bladen, 1881. Op linnen met rollen.<br />

Jammer dat op deze verdienstelijke<br />

schoolkaart op Borneo nog het meer<br />

Kini Baloe voorkomt, dat alleen in de<br />

verbeelding der geografen heeft bestaan.<br />

3


34 GROEP I. l e<br />

5. Natuurkundige kaart van Insulinde,<br />

met de aanwijzing der reistochten<br />

van de Heeren Wallace en Allen (door<br />

C. 3. Veth). 1870.<br />

Behoort bij het werk vermeld N°. 9<br />

A. 17.<br />

22. Schoolkaart van<br />

Ned. Indië. Amsterdam,<br />

Seyffardt, 1872. — Aardrijkskundig<br />

Genootschap, te Amsterdam.<br />

23. Schoolkaart van<br />

Nederlandsch Indië, 1 :<br />

2 250 000, door F. Allan. In<br />

negen bladen. Haarlem, H. M.<br />

van Dorp. — Aardrijkskundig<br />

Genootschap, te Amsterdam.<br />

24. Algemeene Atlas<br />

van Ned. Indië door P.<br />

baron Melvill van Carnbée en<br />

W. F. Versteeg. 2e uitgave,<br />

met verbeterkaarten. Gouda,<br />

G. Kolff, 1870. — Aardrijkskundig<br />

Genootschap, te Amsterdam.<br />

25. Atlas ja itoe kitab<br />

jang isinja Gambar-gambar<br />

doenia dan sekaliën<br />

tanah, jang mengarang<br />

toewan W. F. Versteeg (Atlas<br />

bevattende kaarten der wereld<br />

en van de verschillende landen),<br />

Leiden, G. Kolff, 1875. —<br />

Aardrijkskundig Genootschap,<br />

te Amsterdam.<br />

NB. Twintig kaarten ten behoeve<br />

van het onderwijs in Ned. Indië. Kaart<br />

4—11 zijn gewijd aan de verschillende<br />

deelen van ons Indisch rijk.<br />

Klasse.<br />

26. Atlas van de Nederlandsche<br />

bezittingen in<br />

Oost-Indië door Dr. J. Pijnappel<br />

Gzn. Geheel op nieuw<br />

bewerkte uitgave. Amsterdam,<br />

1872. — Van Kampen en<br />

Zoon, uitgevers te Amsterdam.<br />

27. Eenige atlassen<br />

van Nederlandsch Indië.<br />

— Prof. P. J. Veth.<br />

1. Atlas der overzeesche bezittingen<br />

van Z. M. den Koning der Nederlanden,<br />

door Js. van den Bosch, Generaal-Majoor.<br />

's Gravenhage en Amsterdam,<br />

1818.<br />

Behoort bij het werk vermeld N°. 9<br />

A. 1.<br />

2. Kaarten en platen, in portefeuille,<br />

behoorende bij F. Junghuhn „Die<br />

Battalander". Zie N°. 9. A. 20.<br />

3. Natuur- en staathuishoudkundige<br />

atlas der residentie Bagelen, eiland<br />

Java, door Jhr. J. F. W. v. d. W. von<br />

Sehmidt auf Altenstadt. Leiden, 1874.<br />

28. Kaarten van Ned.<br />

Indië van Dr. I. Dornseiffen.<br />

— Dr. I. Dornseiffen, te Amsterdam.<br />

1. Kaart van Nederlandsch Oost-<br />

Indië, op de schaal 1 i 1 800000. Amsterd.,<br />

Seyffardt, 1878.<br />

2. Atlas van Nederland en zijne<br />

bezittingen, met eene toelichting van<br />

Dr. J. J. de Hollander. Amst., Seyffardt,<br />

1882.<br />

3. Kaart van Insulinde op de schaal<br />

van 1 : 7 000000. Amsterdam, Seyffardt,<br />

1882.<br />

29. Topographische<br />

kaart van een gedeelte<br />

van het eiland Java, op<br />

de schaal van 1 : 100 000(6.25<br />

bij 2.85 M.), te zamengesteld<br />

uit de aaneengevoegde Residentiekaarten<br />

van Java en Madura,


voor zooverre die gereed waren<br />

in 1883. In steendruk gebracht<br />

aan de Topografische inrichting<br />

van het Dept. van Oorlog.<br />

— Topographische Inrichting,<br />

Directeur C. A. Eckstein,<br />

te 's Gravenhage.<br />

30. De topographische<br />

residentiekaarten van<br />

Java. Een los exemplaar van<br />

elke kaart. — Departement<br />

van Marine.<br />

1. Krawang, 4 bladen.<br />

2. Cheribon, 6 bladen.<br />

3. Tegal, 2 bladen.<br />

4. Pekalongan, 1 blad.<br />

5. Banjoemas, 3 bladen.<br />

6. Bagelen, 4 bladen.<br />

7. Semarang, 6 bladen.<br />

8. Kedoe, 2 bladen.<br />

9. Djokjokarta, 4 bladen.<br />

10. Soerakarta, 6 bladen.<br />

11. Japara, 4 bladen.<br />

12. Bembang, 4 bladen.<br />

13. Madioen, 4 bladen.<br />

14. Kediri, 4 bladen.<br />

31. Topographische<br />

kaarten der residentiën<br />

Soerakarta, Semarang,<br />

Bagelen, Pekalongan,<br />

Kedoe en Banjoemas. —<br />

Kon. Mil. Akademie, te Breda.<br />

32. Etappe-kaart van<br />

Java en Madoera, schaal<br />

1 : 500 000 , te zamengesteld<br />

onder de leiding van den luit.kol.<br />

van den generalen staf<br />

W. J. Havenga, door den le"<br />

luitenant G. B.Hooyer. 1878.—<br />

Departement van Koloniën.<br />

33. Reeks van kaarten<br />

van het eiland Java, bij­<br />

GROEP I. 1« Klasse. 35<br />

eengebracht uit de verzamelingen<br />

van de Bibliotheek der<br />

Rijksuniversiteit te Leiden,<br />

het Aardrijkskundig Genootschap<br />

, de Collectie Reinwardt<br />

gelegateerd aan de Leidsche<br />

Universiteit, en Prof. P. J.<br />

Veth.<br />

De inzendingen van de Leidsche<br />

Bibliotheek zijn aangeduid door de<br />

letters L. B., die van het Aardrijkskundig<br />

Genootschap door A. G., die<br />

van de Collectie Beinwardt door C. R.,<br />

die van Prof, Veth door P. V.<br />

A. Kaarten van geheel Java.<br />

1. Insulae Javae cum parte insularum<br />

Borneo, Sumatrae et circumjacentium<br />

insularum novissima delineatio.<br />

Amsterdam P. Schenk en G. Valk.<br />

CPz. (Gekl.) L. B.<br />

Zonder jaartal uit het begin der 18e<br />

eeuw.<br />

2. Insulae Javae pars occidentalis et<br />

pars orientalis, edente Hadriano Belando.<br />

Amsterdam bij Gerard van Keulen.<br />

(Gekl.) L. B.<br />

Zonder jaartal; Beland overleed in<br />

1718.<br />

3. Nieuwe en zeer nauwkeurige kaart<br />

van 't eyland Java Major of Groot Java,<br />

verdeeld in zeven bestekken, door Fr.<br />

Valentijn. J. van Braam en G. onder<br />

de Linden excud"'. Vier bladen. L.B.<br />

Deze kaart komt voor in Valentijn's<br />

Oud- en Nieuw Oost-indien, D. IV, le<br />

stuk. Dordrecht en Amsterdam, 1726.<br />

4. Carte de 1'ile de Java: partie occidentale,<br />

partie oriëntale. Dressée tout<br />

nouvellement sur les mémoires les<br />

plus exacts. (Gekl.) L. B.<br />

Dit den Atlas Gueudeville, 1726.<br />

5. Nieuwe kaart van het eyland<br />

Groot-Java. Gekl. teekening (omstreeks<br />

1750) A. G.<br />

6. Het eylandt Groot-Java. Gekl.<br />

penteekening (omstreeks 1755) A. G.<br />

7. Nouvelle carte de 1'isle de Java,<br />

dressée suivant les observations les<br />

plus récentes, faites par ordre de la<br />

Comp. Holl. des Indes Orientales. J.<br />

V. Schley direx. (Gekl.) L. B.<br />

Deze kaart schijnt vervaardigd te<br />

zijn voor de Historische Beschrijving


36 GROEP I. -1? Klasse.<br />

der Seizen, D. XII (Amsterdam, 1755).<br />

Zij komt ook voor in de Vies des Gouverneurs<br />

Généraux van Dubois ('s Grav.<br />

1763) en in Batavia, de hoofdstad van<br />

Ned. O. 1. in derzelver gelegenheid enz.,<br />

Amsterdam, 1782.<br />

8. Caart van het eyland Groot-Java.<br />

Samarang, 1787. Gekl. penteekening.<br />

A. G.<br />

9. Nieuwe kaart van het eyland<br />

Groot Java. Met aanwijzing onder wien<br />

do landen sorteeren, door van Boekholt<br />

(penteekening). L. B.<br />

10. Kaart van het eiland Groot-Java.<br />

L. B.<br />

Uit J. S. Stavorinus, Reize over Batavia<br />

naar Samarang enz. (Leiden 1798).<br />

Komt ook voor met Engelsche transscriptie<br />

in v. III van Wilcocke's „Voyages<br />

of Stavorinus," London, 1798.<br />

11. Plan de 1'ile de Java (Penteekening).<br />

L. B.<br />

12. Plan de 1'ile de Java. Amsterdam<br />

J. F. Lange. L. B.<br />

13. A map of Java, chiefly from surveys<br />

made during the British administration,<br />

engraved by J. Walker.<br />

London, 1817. L. B.<br />

Behoort bij T. S. Baffies, History<br />

of Java. London, 1817.<br />

[13a. Carte de 1'ile de Java par T.<br />

S. Eaffles. Bruxelles, 1832. Etablissement<br />

géographique. (Op linnen, gekl.,<br />

in koker.) P. V.<br />

Gevolgd naar de vorige. — Meii vindt<br />

nog origineele Engelsche kaarten van<br />

Java in Stockdale's Sketches of Java,<br />

London, 1812, en Thorn's Conquest<br />

of Java, London, 1815.]<br />

14. Kaart van het eiland Java, gegrav.<br />

door C. van Baarsel en Zoon. L. B.<br />

Uit den Atlas der Overzeesche bezittingen<br />

van Z. M. den Koning der<br />

Nederlanden door Jobs. van den Bosch,<br />

's Grav. en Amst. 1818.<br />

15. Esquisse de 1'ile de Java, divisée<br />

en résidences, gravée par Bayley<br />

et Huart. L. B.<br />

Behoort tot het werk Mémoires sur<br />

la guerre de Java de 1825 a 1830,<br />

door F. A. de Stuers. Leiden, 1833.<br />

16. Carte de 1'ile de Java. Lith. de<br />

T. Lejeune. L. B.<br />

Behoort tot het werk Précis de la<br />

Campagne de Java en 1811, par le duc<br />

de Saxe-Weimar, 'sGrav. 1834.<br />

17. Java en Madoera, in 4 bladen<br />

(ter grootte van een vel schrijfpapier).<br />

Lithographie zonder naam of jaartal.<br />

Waarschijnlijk omstreeks 1840. A. G.<br />

18. Kaart van het eiland Java samengesteld<br />

uit officiëele bronnen, schaal<br />

1 : 700 000, in twee bladen, door O W.<br />

M. van de Velde, 1845. A. G.<br />

19. Carte de 1'ile de Java par le<br />

baron Melvill de Carnbée 1847. P. V.<br />

Uit den Moniteur des Indes.<br />

20. Kaart van Java en Madura,<br />

1:1 000 000, door le Clercq, op steen<br />

gebracht door A. J. Bogaerts. Breda,<br />

1850. 2 bladen. A. G.<br />

21. Kaart van het eiland Java, zamengesteld<br />

uit de waarnemingen en<br />

opmetingen van Dr. F. Junghuhn, gedurende<br />

zijn onderzoekingsreizen op dat<br />

eiland. Schaal 1 :350 000. Op steen<br />

gebracht door A. J. Bogaerts te Breda,<br />

1855. Vier bladen. L. B.<br />

22. Kaart van het eiland Java, schaal<br />

1 :1 150 000. Amsterdam bij Frans Buffa<br />

en Zonen. 1855. L. B.<br />

23. Nieuwe, tevens étappe kaart van<br />

Java en Madura, op de schaal van<br />

1 : 717 000, samengesteld door den Kapitein<br />

der Genie W. F. Versteeg. Batavia,<br />

1861, 1862. P. V.<br />

24. Kaart van Java door S. H. Serné.<br />

1866. Schaal 1 i 1 600 000. J. Smulders,<br />

's Gravenh. en C. L. Brinkman Amsterd.<br />

P. V.<br />

25. Java in zijn natuurlijke gesteldheid<br />

(1875) en Historische kaart van<br />

Java (1878), op één blad opgeplakt. P. V.<br />

Behooren bij het werk Java, geographisch,<br />

ethnologisch, historisch.<br />

26. Itineraire kaart van het eiland<br />

Java door L. G. J. G. Schönermark.<br />

A. G.<br />

27. Kaart van het eiland Java. Amsterd.<br />

Lith. (zonder naam of jaartal).<br />

A. G.<br />

28. Kaarten der Besidentiên van<br />

Java (uit den Atlas van Ned. Indiè'<br />

van Melvill van Carnbée en Versteeg),<br />

waarop zijn aangewezen de verschillende<br />

cultuur- en andere ondernemingen. 24<br />

kaarten met geschreven legende, vervaardigd<br />

op last van den Gouv. Gen.<br />

baron Sloet van de Beele. A. G.<br />

Geschenk van den Gouv. Gen. Sloet<br />

aan het Aardrijksk. Genootschap.<br />

B. Kaarten van gedeelten van Java.<br />

1. Gambar tanahDjawa sablah barat.<br />

Met Maleischen text. (Kaart van het<br />

eiland Java, west-helft.) A. G.


2. Kaart van het noordelijk gedeelte<br />

van de Residentie Bantam, geteekend.<br />

In 12 bladen. L. B.<br />

3. Speelwijk, de Diamant en Carganto,<br />

door L. Luson. Batavia, 1780.<br />

Penteekening. L. B.<br />

4. Kaart eeniger rijken van Groot-<br />

Java, bestaande in Jaccatra, Tjiandjoer,<br />

Bandong, enz. Penteekening A. G.<br />

5. Affteyckening hoe den Coninck van<br />

Java Mayor onderleyt heeft de stadt<br />

Batavia te vermeesteren met belegeringe<br />

van den 25en Aug. 1628 tot 3<br />

Dec. F. van Berckenrodefee. Amst.L. B.<br />

6. Aldus verthoont Hem 't Casteel<br />

Ende Stadt Batavia Geleegen op 't Eylant<br />

Java Major in 't Coninekrijck<br />

Jaccatra. Amsteldam 1652. L. B.<br />

7. Batavia Stadt en Casteel gelegen<br />

int Coninkrijck van Jaccatra int Eylant<br />

Java' Major, 6 graden bij suyden de Linia<br />

Equinoctiaal. (Geteekend). Met twee<br />

lithogr. en een photogr. L. B.<br />

8. Waere afheeldinge wegens het<br />

casteel en de stadt Batavia. Amst.<br />

Covens en Mortier, pldr. A. G.<br />

9. Der Hollandisch-Ost-lndianisehen<br />

Compagnie weltberühmte Haupt-, Handels-<br />

, und Niederlagsstadt Batavia in<br />

Asien u. s. w. Neurenberg, 1733. L. B.<br />

10. Plan der stad en 't kasteel Batavia.<br />

Amst. by P Convadi, Harlingen<br />

by V. van der Plaats. 1780. L. B.<br />

11. Plan of the Eoad and City of<br />

Batavia on the Northcoast of Java island.<br />

Lond. 1790. L. B.<br />

12. Plan of the road and city of<br />

Batavia bij G. van Keulen. With improvements<br />

from H. Smedley. Kopergravure.<br />

Londen, 1794. A. G.<br />

13. Plan des environs de Batavia et<br />

des opérations de 1'armée Anglaise. A. G.<br />

Uit Précis de la campagne de Java,<br />

1811, par le Duc de Saxe-Weimar.<br />

14. Kaart van Batavia, Weltevreden,<br />

Meester Cornelis en omstreken. Schaal<br />

1 : 20 000. Onuitgegeven lithographie.<br />

Zeldzaam. P. V.<br />

15. Kaart voorstellende de huizen,<br />

publieke gebouwen, citadel, enz. van<br />

Batavia. Verbeterd en bijgewerkt door<br />

I. de Rosa. 's Hage. L. B.<br />

16. Kaart van het Noorder district<br />

der Residentie Batavia. Lithographie<br />

de C. Motte, gravée par Ar. Bey. L. B.<br />

17. Kaart van de hoofdplaats Buitenz<strong>org</strong>.<br />

A. G.<br />

18. Kaart van den berg Galoenggoeng<br />

GROEP I. \» Klasse. 37<br />

en omstreken. Teekening in kleuren. C.K.<br />

19. Schetskaarten van den Kawah<br />

Kiamis en van het meer Telaga Bodas,<br />

door A. J. Bik. 1819. C. R.<br />

NB. Zoover bekend is werd de Kawah<br />

Kiamis alleen bezocht door Prof.<br />

Beinwardt, aan wien Bik als teekenaar<br />

was toegevoegd. Vermoedelijk is deze<br />

teekening de eenige bestaande schets<br />

van gemelden krater.<br />

Aan deze twee schetsen is op hetzelfde<br />

blad toegevoegd een situatieschets<br />

van de bergen Sapoetan en<br />

Sompoe in de residentie Menado.<br />

20. He de Java. Carte de la partie<br />

principale du théatre de la guerre de<br />

1825 a 1830, dressée par le Major de<br />

Stuers, exéc. en pierre par Bayley et<br />

Huart.<br />

Behoort tot het werk Mémoires sur<br />

la guerre de Java, 1833.<br />

21. Kaart van een gedeelte van het<br />

eiland Java, uitgemaakt hebbende het<br />

tooneel van den oorlog van 1825—<br />

1830, door H. M. Lange. Verkleind<br />

op 6 V4 door H. Hana. Teekening in<br />

kleuren. P. V.<br />

• 22. Kaart van het oorlogstooneel op<br />

Java 1825—1830, door H. M. Lange.<br />

Lithographie van T. Ettling te Amsterdam<br />

, naar het vo<strong>org</strong>aande nommer.<br />

P. V.<br />

Uit Gedenkschrift van den oorlog op<br />

Java, door Jhr F. V. A. Bidder de<br />

Stuers, uit het Fransch vertaald door<br />

H. M. Lange. Amst. 1847.<br />

23. Tjilatjap en omstreken. A. G.<br />

24. Poerworedjo en omstreken. A. G.<br />

25. Kaart en plan van Samarang met<br />

deszelfs land- en zee-situatie. Penteekening.<br />

L. B.<br />

26. Kaart van de hoofdplaats Samarang<br />

en omstreken. A. G.<br />

27. Salatiga en omstreken. A G.<br />

28 Willem I en omstreken. A. G.<br />

29. Eesidentie-kaart van Japara. Photographisch<br />

spiegelschrift. A. G.<br />

30. Topographische kaart der residentie<br />

Japara, Batavia, 1870. Photographische<br />

reproductie, negatief. A. G.<br />

31. Kaart van de hoofdplaats Magelang<br />

en omstreken. A. G.<br />

32. Kaart van de hoofdplaats Djokjokarta<br />

en omstreken. A. G.<br />

33. Kaart van de residentie Soerakarta.<br />

Penteekening. A G.<br />

34. Soerakarta en omstreken. A. G.<br />

35. Militaire étappe-kaart van de


38 GROEP I. 1« Klasse.<br />

residentie Soerakarta. Penteekening van<br />

Flikkenschild. A. G.<br />

36. Ngawi en omstreken. A. G.<br />

37. Kaart van de hoofdplaats Kemhang<br />

en omstreken. A. G.<br />

38. Kaart van de hoofdplaats Kediri<br />

en omstreken. A. G.<br />

39. Kaart van de residentie Soerahaja,<br />

1832. Penteekening. A. G.<br />

40. Photographische overzichtskaart<br />

der residentie Soerabaja. A. G.<br />

41. Kaart der steden en voorsteden<br />

van Soerabaya. A. G.<br />

42. Kaart van de hoofdplaats Soerabaya,<br />

2 bladen. A. G.<br />

43. Platte grond der stad Soerabaya<br />

door G. P. P. Cronenberg. Batavia,<br />

1864. Gekl. lith. A. G.<br />

44. Plan van Soerabaya met de om<br />

die plaats geprojecteerde versterking.<br />

Gekl. penteekening. A. G.<br />

45. Project van den aanleg van een<br />

bassin voor het drijvende drooge dok<br />

te Soerabaya. 1846. A. G.<br />

46. Plattegrondteekening van de geprojecteerde<br />

gebouwen en werken bij<br />

het nieuw Maritiem Etablissement te<br />

Soerabaja. Penteekening door H. A.<br />

Tromp. A. G.<br />

47. Kaart van de afdeeling Banjoewangi.<br />

C. R.<br />

48. Kaart van Batavia en omstreken<br />

in 12 bladen. Photo-autographie. Topographisch<br />

bureau te Batavia. A. G.<br />

49. Kaart der residentie Batavia in<br />

216 bladen. Photo-autographie. Topographisch<br />

bureau te Batavia. 1879. A.G.<br />

50. Kaart van de hoofdplaats Buitenz<strong>org</strong><br />

en omstreken. Photo-autographie.<br />

Topographisch bureau te Batavia. A. G.<br />

51. Topographische kaart der Residentie<br />

Bembang. Photographische reproductie<br />

in 12 stukken. Op linnen.<br />

Batavia. 1875. A. G.<br />

52. Topographische kaart der residentie<br />

Kediri. Photographische reproductie<br />

in 12 stukken. Op linnen.<br />

Batavia. 1876. A. G.<br />

53. Kaart der residentie Soerabaja<br />

in 180 bladen. Photo-autographie. Topographisch<br />

bureau te Batavia. 1879.<br />

A. G.<br />

54. Kaart van de hoofdplaats Soerabaja<br />

en omstreken. Photo-autographie.<br />

Topographisch bureau te Batavia. A. G.<br />

55. Photo-autographische kaart van<br />

het eiland Bawejan. Batavia, Topographisch<br />

bureau. 1879. A. G.<br />

C. Hydrographische kaarten van de<br />

wateren rondom Java.<br />

1. (Zee)kaart van Java door Melvill<br />

van Carnbée. Arasterdam, 1842. Vijf<br />

bladen. A. G.<br />

2. Kaart der Java-zee en aangrenzende<br />

vaarwaters door A. Blommendal.<br />

's Gravenhage, 1874. A. G.<br />

3. New Chart shewing the navigation<br />

through the Straits of Sunda to<br />

Batavia by J. W. Norie. London, 1815.<br />

L. B.<br />

4. Kaart van het vaarwater uit Straat<br />

Sunda naar de reede van Batavia enz.<br />

1833. A.G.<br />

5. Kaart van de Straat Sunda met<br />

een gedeelte der kusten van Sumatra<br />

en Java, door Jae. Swart. Amsterdam,<br />

1838. L.B.<br />

6. Straat Sunda en Westkust van<br />

Java, uitgegeven door J. Swart. Amsterdam,<br />

1844. A. G.<br />

7. Straat Sunda en Westkust van<br />

Java, door Bietveld en Boom, 1844. A.G.<br />

8. Kaart van Straat Soenda en ZW.<br />

gedeelte der Java-zee, door A. B. Blommendal.<br />

's Gravenhage, 1874. A. G.<br />

9. Zeekaart van de reede van Batavia.<br />

Gekleurde penteekening. A. G.<br />

10. Kaart van de reede van Batavia<br />

met de verschillende vaarwaters enz.,<br />

uitg. door J. Swart. Amsterdam, 1841.<br />

A.G.<br />

11. Plan der baai van het vaarwater<br />

naar Batavia, strekkende van de Menscheneter<br />

tot Tandjong Krawang, door<br />

F. W. Godt. Batavia. A. G.<br />

12. (Zee)kaart van de reede van Batavia,<br />

door Lucas. Amsterdam, 1841.<br />

A. G.<br />

13. Reede van Batavia, 1880. A. G.<br />

14. Wester-zeegaten van Noessa-<br />

Kambangan. Penteekening. A. G.<br />

15. Plan van het Oostergat van<br />

Noessa-Kambangtm. Penteekening. A.G.<br />

16. Hydrogr kaart van een gedeelte<br />

der Noordkust van Groot-Java, van<br />

Japara tot Zedayo, geteekend met kl.<br />

naar W. E. van Berkel, 1804, in de<br />

Marine-school te Samarang. A. G.<br />

17. Zeekaart van de kust van Java<br />

van Batavia tot Bembang. Penteekening.<br />

L. B.<br />

18. Chart of the North coast of Java,


from Madura to Samarang. London,<br />

1818. Kop. grav. A. G.<br />

19. Chart of the North eoast of Java,<br />

from Samarang to Batavia. London,<br />

1818. Kop. grav. A. G.<br />

20. (Zee)kaart van de Noordkust van<br />

Java, van Batavia tot Samarang, door<br />

J. Swart. 1839. A.G.<br />

21. (Zee)kaart van de Noordkust van<br />

Java, van Samarang tot Soerabaya,<br />

Amst., 1839. A. G.<br />

22. A chart of the North coast of<br />

Java, from Samarang to Batavia. A. G.<br />

23. Kaart van een gedeelte van de<br />

Noordkust van het eiland Java, begrepen<br />

tusschen den hoek van Crawang<br />

en den hoek van Bantam. Penteekening,<br />

gekl. A. G.<br />

24. Zeekaart van Midden-Java, met<br />

kartons, 2 bladen. Grav. A. G.<br />

25. Uitwatering der Kali Mas bij<br />

Soerabaja. A. G.<br />

26. Kaart der zeeëngte van Soerabaja,<br />

volgens opneming van 1804, door F.<br />

Loriaux. Penteekening. A. G.<br />

27. Kaart ven het vaarwater van<br />

Soerabaja tot Oedjong Panglta. Trigonometrische<br />

opneming in 1843. Penteekening.<br />

A. G.<br />

28. Ooster vaarwater van Soerabaja.<br />

Lith. van het Hydrogr. bureau te Batavia,<br />

1879. A. G.<br />

29. Hydrographische kaart der Straat<br />

Madoera. A. G.<br />

30. Zeekaart van de Straten Madura<br />

en Bali, 1837. A. G.<br />

31. Kaart der Sumanapsche baai en<br />

een gedeelte der daaraan grenzende<br />

eilanden, door Fokke, 1822. Penteekening.<br />

A. G.<br />

32. Paai van Soemenap en vaarwater<br />

naar Kalian, door J. Langenberg.<br />

's Gravenh., 1877. A. G.<br />

33. Kaart van de Straat Madura,<br />

met de monden der Krantas- en Solorivier.<br />

A. G.<br />

34. Straat Madura. Penteekeniügen,<br />

vier stuks. A. G.<br />

35. Kaart van de Straten Madura<br />

en Bali, door J. Swart. Amst., 1837.<br />

Grav. A. G.<br />

36. Karimou Djawa-eilanden. Penteekening.<br />

A. G.<br />

37. Schetskaart der eilanden ten 7.0.<br />

van Kangeang, 1844. Penteekening.<br />

A. G.<br />

38. Kaart der ZO. Kangeang-eilanden,<br />

door J. Schröder. Penteekening. A. G.<br />

GROEP I. 1« Klasse. 39<br />

39. Schets der Katappan-baai, gelegen<br />

op den KV. hoek des eilands<br />

Kangeang, door A. Bartels, 1830. Penteekening.<br />

A. G.<br />

40. Schetskaart van de baai van Katappan<br />

, op het eiland Groot-Kangelang,<br />

ten noorden vau Bali. Penteek. A. G.<br />

41. Paskaart van Sumatra, West-Java<br />

en Zuid-Malaka. Penteekening op perkament,<br />

't Amsterdam bij Isaac de Graaf,<br />

1710. 97 bij 77 cM A.G.<br />

42. Paskaart der Sunda-zee. L. B.<br />

43. Paskaart van de reeden van Bantam<br />

en Batavia. Penteekening op perkament<br />

met het monogram der O.-I.<br />

Comp. A. G.<br />

44. Eene geteekende paskaart van<br />

de reede van Batavia. L. B.<br />

34. Kaart van Groot-<br />

Atjeh op 1 : 10 000, met<br />

speciale kaartjes der l e<br />

expeditie.<br />

— Kapit. W. Hingman,<br />

te Kampen.<br />

35. Verzameling van<br />

kaarten van het eiland<br />

Sumatra.— Prof. P. J. Veth,<br />

te Leiden.<br />

1. Carte de 1'ile de Sumatra, d'après<br />

Sir Thomas Stamford Baffles. Etablissement<br />

g('ographique de Bruxelles,<br />

fondé par Ph. Vandermaelen, en 1830.<br />

Gekleurd (in koker)-<br />

2. Karte von der Insel Sumatra von<br />

H. Berghaus Gotha, 1837.<br />

Uit Berghaus' Atlas von Asïa.<br />

3. Carte de 1'ile de Sumatra par le<br />

baron P. Melvill de Carnbée, 1848.<br />

Uit den Moniteur des Indes.<br />

4. Sumatra, op een schaal van<br />

1 :1 450000. Naar de nieuwste bronnen<br />

bewerkt, onder toezicht van Dr. I.<br />

Dornseiffen. Amsterdam, 1877.<br />

Vier bladen aaneengoplakt op linnen<br />

en met rollen.<br />

5. Kaart van de Westkust van Sumatra<br />

op last van den vice admiraal<br />

J F. D. Bouricius, samengesteld door<br />

den luitenant ter zee A. C. J. EJeling.<br />

Batavia, 1857. In twee gedeelten: eerste<br />

gedeelte, van af Atsjin tot Padang;


40 GROEP I. 1« Klasse.<br />

tweede gedeelte, van af Padang tot<br />

den Vlakken Hoek.<br />

6. Kaart van het terrein des oorloge<br />

in het rijk Atjeh of Achin, nabij do<br />

Hoofdplaats, met een kaartje van geheel<br />

Sumatra en een schets van het strandbivouak,<br />

le expeditie.<br />

7. Schetskaart van het oorlogstooneel<br />

in het rijk van Atjeh , vervaardigd naar<br />

de gegevens der opnemingsbrigade, ingedeeld<br />

bij het expeditionnaire leger<br />

onder bevel van den luit.-gen. J. van<br />

Swieten.<br />

8. Kaart van het oorlogstooneel in<br />

Groot-Atjeh, geteekend volgens de voorschriften<br />

van het topogr. bureau te<br />

Batavia, naar de gegevens verkregen<br />

bij de tweede expeditie tegen dat Bijk,<br />

in 1873—1874. Schaal 1 :15000. Broese,<br />

Breda. In twee bladen.<br />

9. Kaart van Groot-Atjeh voor zooverre<br />

het in October 1876 door de<br />

Nederlandsche troepen was bezet. Schaal<br />

1 : 40 000. Topographische inrichting<br />

te 's Gravenhage.<br />

10. Kaart van den Kraton (van Atjeh)<br />

met omstreken, op de schaal van<br />

1 :4000, vervaardigd naar eene op het<br />

topographisch bureau te Batavia gemaakte<br />

kopij van de kaart der oorspronkelijke<br />

opneming op 1 :2000.<br />

Topographische inrichting te 's Gravenhage,<br />

1874.<br />

11. Beede van Atjeh en omliggende<br />

eilanden, 1873. Schaal 1 : 200000. Teekening<br />

op calqueerlinnen, door den<br />

luit. ter zee W. J. Struick.<br />

12. Beede van Atjeh. Schaal 1 :<br />

100000. Teekening op calqueer-linnen,<br />

door den luit. ter zee W. J. Struick.<br />

13. Kaart van het Gouvernement<br />

Sumatra's Westkust, opgenomen en<br />

samengesteld in de jaren 1843 tot 1847<br />

door L. W. Beyerinck, overgebracht<br />

op de schaal van 1 :500000. Twee<br />

bladen. Op steen gebracht door A. J.<br />

Bogaerts te Breda. 1852.<br />

14. Kaart van het middengedeelte<br />

van Sumatra (door P. J. Veth). Lith.<br />

T. Ettling, Amsterdam (gekleurd).<br />

TJit het werk: De vestiging en uitbreiding<br />

der Nederlanders ter Westkust<br />

van Sumatra, door Gen. de Stuers.<br />

Amsterdam, 1849.<br />

15. Kaart der Lampongsche districten,<br />

geteekend door B. Vitzthum von<br />

Eckstaedt, fuselier. Op de Behaal van<br />

1 : 200000 (Geteekend in kleuren en op<br />

linnen geplakt).<br />

36. Carte de 1'Archipel<br />

de Riouw, Singapore et<br />

Linga. — Aardrijksk. Gen.,<br />

te Amsterdam.<br />

37. Eenige kaarten van<br />

het eiland Borneo. —<br />

Prof. P. J. Veth, te Leiden.<br />

1. Kaart van het eiland Borneo door<br />

Melvill van Carnbée, 1848 (gekleurd).<br />

Uit den Moniteur des Indcs.<br />

2. Schetskaart van een gedeelte der<br />

Kapoeas-rivier op Borneo, van Pontianak<br />

tot Sintang. Stoomende opgenomen<br />

door Z. M. Stoomschip Borneo<br />

in Maart en April 1854. Schaal 1 :50000<br />

(Lang circa 5 M., breed 1.26 M.).<br />

Geteekend.<br />

3 Figuratieve kaart van een gedeelte<br />

der Residentie Wester-Afdeeling van<br />

Borneo, volgens de opneming van von<br />

Kessel en Ullmann. Schaal 1:250000.<br />

Geteekend.<br />

4. Kaart van het oude Bandjermasinsche<br />

rijk, Tanah Laut, Bekompai,<br />

Mengkatip, Siong en Patai, Kleine<br />

Dajak en Doesoen. vervaardigd op last<br />

van den luit -kol. G. M. Verspyck, op<br />

de schaal van 1 : 400000, door kapitein<br />

Ch. de Boy van Zuydewijn, wil. chef<br />

van den staf der Expeditie, en E. W.<br />

von dem Borne, sergeant majoor, opnemer<br />

bij de Expeditie. In vier bladen.<br />

1862.<br />

38. Kaart van de Minahassa,<br />

uit de metingen en<br />

opnamen in 1851 —1852 van de<br />

Heeren S. H. en G. A de Lange<br />

en P. W. Paepke Bulow en<br />

uit eigen metingen en opnamen<br />

samengesteld door Mr. S. C.<br />

J. W. van Musschenbroek.<br />

Schaal 1 : 100 000. In steendruk<br />

gebracht aan de Topographische<br />

Inrichting te 's Gravenhage,


1878. In vier bladen. — Departement<br />

van Koloniën.<br />

39. Inilah patah tanah<br />

Minahassa, tertulis oleh<br />

N. Graafland (Kaart der Minahassa<br />

door N. Graafland). Twee<br />

bladen aaneengeplakt. Rotterd.,<br />

Wijt en Zonen. — Prof. P. J.<br />

Veth.<br />

40. Inilah péta tanah<br />

Minahassa, tertulis oleh<br />

N. Graafland (Kaart der Minahassa).<br />

In 8 bladen gekleurd,<br />

P. W. M. Trap, Leiden.<br />

— N. Graafland, te<br />

Tanawangko.<br />

41. Kaart van Boni, op<br />

last van luit.-gen. J. van Swieten<br />

opgenomen gedurende de<br />

tweede Bonische expeditie, door<br />

kapit. F. G. Steek en de onderofficieren<br />

Panten, von Below<br />

en Brendli. Schaal 1:100 000.<br />

Topogr. bureau te Batavia. Vier<br />

bladen. — Prof. P. J. Veth.<br />

42. Carte des iles Moluques<br />

par le Baron P.<br />

Melvill de Carnbée. 1847. —<br />

Prof. P. J. Veth.<br />

Uit den Moniteur des Indes.<br />

43. Algemeene Landen<br />

Zeekaart van de ass*.residentie<br />

Banda, door<br />

A. Guyot (1873). Twee bladen.<br />

J. Smulders en C°. 's Gravenhage.<br />

— Prof. P. J. Veth.<br />

44. Eenige oude getee-<br />

GROEP I. 'ie Klasse. 41<br />

kende kaarten van de<br />

Molukken. — Bibliotheek<br />

der Leidsche Universiteit.<br />

1. Geteekende kaart van het eyland<br />

Ternate.<br />

2. Geteekende kaart van het stedeken<br />

Tabulolo op het eiland Macque Jan<br />

(Makjan).<br />

3. Geteekende kaart van het stedeken<br />

Tofasoha op het eiland Macque Jan<br />

(Makjan).<br />

45. Carta Hydrographica<br />

y chorographica<br />

delas Yslas Filipinas,<br />

dedicade al Rey nuestro Senor.<br />

En Manila. 1734. — Bibliotheek<br />

der Leidsche Universiteit.<br />

46. Reduzirte Karte<br />

von den Philippinen und<br />

den Sulu-Inseln von H.<br />

Berghaus. Gotha. 1832. —<br />

Prof. P. J. Veth.<br />

Uit Berghaus' Atlas von Asia.<br />

47. Kaart van de Colonie<br />

Suriname en de onderhoorige<br />

rivieren en<br />

districten, door J. C. Heneman.<br />

Amsterdam, 1784. Acht<br />

bladen. — Bibliotheek der<br />

Leidsche Universiteit.<br />

48. Kaart van Suriname,<br />

naar de opmetingen<br />

gedaan in de jaren 1860—1879<br />

door J. F. A. Cateau van<br />

Rosevelt en J. 1<br />

F. A. E. van<br />

Lansberge. Schaal van 1:200000.<br />

In tien bladen. — Departement<br />

van Koloniën.<br />

49. Kaart van Suri-


e<br />

42 GROEP I. l<br />

name op satijn. — Mr. G-.<br />

Heshuysen, te Haarlem.<br />

50. Kaart van de rivier<br />

de Suriname, op 1-.150 000,<br />

met bijbehoorende beschrijving<br />

enz., door kapit. Zimmermann.<br />

Uitgegeven door het Aardrijkst<br />

Genootschap. — Kapit. G. P. H.<br />

Zimmermann, te Leeuwarden.<br />

51. Verzameling van<br />

kaarten van Ned. O. en<br />

W. Indië, uitgegeven in het<br />

Tijdschrift van het Aardrijksk.<br />

Genootschap. — Aardrijkskundig<br />

Genootschap, te Amsterdam.<br />

A. Oost-Indië.<br />

1. Kaart van het Toba-meer en liet<br />

landschap Silindoeng volgens de Rijnsche<br />

zendelingen.<br />

2. Kaart van een gedeelte van Midden-Sumatra,<br />

door J. L Cluysenaer.<br />

3. Schetskaart van Padang met de<br />

reede en de Brandewijnsbaai, door id.<br />

4. Kaart van een gedeelte van Midden-Sumatra<br />

door W. F. Versteeg.<br />

Deze kaart stelt het terrein der Sumatra-Expeditie<br />

voor volgens bescheiden<br />

die in tijd aan de Expeditie voorafgaan.<br />

5. Kaart van een gedeelte van Sumatra's<br />

Oostkust.<br />

6. Kaart van de voornaamste wegen<br />

in het zuidelijk deel der Residentie<br />

Palembang, door D D. Veth.<br />

7. Platte grond van Palembang.<br />

8. Kaart van de afdeeling Boemi<br />

Agoeng in de Lampongsche districten,<br />

naar Vitzthum von Eckstadt.<br />

9. Het Dieng-gebcrgte op Java.<br />

10. Overzichtskaart van de djatibosschen<br />

in de Residentie Rembang.<br />

11. Geologische kaart van Zuidelijk<br />

Borneo, door vanGaffron, 1843—1848.<br />

12. Kaart van Borneo's Oostkust<br />

van de Koeran- of Berou-rivier tot<br />

Mangka liat, door J. Schouw Santvoort.<br />

13. Kaart van de Golf van Tomini<br />

of Gorontalo en omliggende landen,<br />

door Mr. S. C. J. W. van Musschenbroek.<br />

1878.<br />

Klasse.<br />

14. Kaart vau Bangkala en Laïkang<br />

(op Celebesj, door J. C. van Hasselt.<br />

15. Het eiland Flores, door J. G.<br />

Veth.<br />

16. De Kei- of Evar-eilanden, door<br />

D. D. Veth.<br />

17. Kaart der ïeloeti-baai op Ceram,<br />

door C. H. B. von Rosenberg.<br />

18. Nieuw-Guinea en aangrenzende<br />

landen, door P. Swaan.<br />

19. Schetskaart van de kuststreek<br />

tusschen de Batoe Tjinagat en de Sesajab-rivier,<br />

Oostkust van Borneo, door<br />

J. F. M. Lange.<br />

B. West-indië.<br />

20. Schetskaart van de kolonie Suriname,<br />

door W. L. Loth.<br />

21. Kaart van een gedeelte der kolonie<br />

Suriname, met aanwijzing der<br />

voor goud-ontginning in pacht uitgegeven<br />

perceolen<br />

22. Kaart van het eiland St. Eustatius,<br />

volgens de opneming van A. H.<br />

Bisschop Grevelink.<br />

23. Het eiland Curacao, met karton<br />

van de St Anna-baai, door J. Kuyper.<br />

24. Kaart van het eiland St. Martin,<br />

door Dr. I. Dornseiffen.<br />

25. Porto de Pernambuco e Cidade<br />

do Recife na primeira metade do 17°<br />

seculo.<br />

Gedeeltelijke reproductie van eene<br />

Braziliaansche kaart van de stad Pernambuco,<br />

waarop door den Franschen<br />

Ingenieur E. Béringer de gesteldheid<br />

der plaats tijdens zij in het bezit der<br />

Nederlanders was in roode tinteD is<br />

aangeduid.<br />

52. Verzameling van<br />

kaarten betreffende de<br />

expeditie naar Midden-<br />

Sumatra, 1877—1879. —<br />

Aardrijkskundig Genootschap.<br />

A. Voorloopige kaarten, opgenomen<br />

in het eerste deel der Bijbladen van<br />

het Tijdschrift des Genootschaps.<br />

1. Kaart van het expeditie-terrein<br />

volgens het voorafgaand onderzoek van<br />

J. Schouw- Santvoort.<br />

2. Schetskaart van Midden Sumatra,<br />

behoorende bij het verslag der reis<br />

, dwars door Midden-Sumatra van Pa-


GROEP I. l e<br />

dang naar Palembang, door J.Schouw<br />

Santvoort.<br />

3. De meren der Batang-Hari bij<br />

Doesoen Tingah, door J. Schouw Santvoort.<br />

4. Kaart van een gedeelte van het<br />

Djambi-rijk, door J. Schouw Santvoort.<br />

5. Kaart van een deel der Djambirivier<br />

en hare zijtakken, door C. H.<br />

Cornelissen.<br />

6. De Delta van de Djambi-rivier,<br />

door C. H Cornelissen.<br />

7. Schetsen van de Nederlandsche<br />

nederzettingen te Djambi, Moeara<br />

Kompeh en Saba, door J. Schouw<br />

Santvoort en C. H. Cornelissen.<br />

Panorama's.<br />

8. Panorama's gezien van Boekiet<br />

Soela, Boekiet Said, Poentjak Pendjariengan<br />

en een heuvel bij Datar, door<br />

A. L van Hasselt.<br />

9. De Goenoeng Toedjoe in de Korintji-vallei,<br />

gezien van den top des<br />

Pieks van Korintji, door A. L. van<br />

Hasselt.<br />

10. Patah Sembilan en Piek van<br />

van Korintji Bedar Alam gezien, door<br />

Joh. F. ünelleman.<br />

B. Definitieve kaarten, uitgegeven in het<br />

Reisverhaal der Sumafra-expeditie en<br />

den Atlas behoorende bij de Aardrijkskundige<br />

beschrijving, allen samengesteld<br />

door D. D. Veth.'<br />

1. Kaart van Midden-Sumatra. Met<br />

Klasse. 43<br />

aanduiding van alle wegen te land en<br />

te water door de leden der Expeditie<br />

bereisd.<br />

2. Midden-Sumatra volgens de resultaten<br />

der Expeditie, schaal 1 : 500 000,<br />

4 bladen aaneengeplakt.<br />

3. Het zuidelijk gedeelte der Kesidentie<br />

Padangsche Bovenlanden. Schaal<br />

1 : 250 000.<br />

4. Geologische schetskaartjes en berg -<br />

teekeningen.<br />

5. Lengte-profielen van bestaande en<br />

geprojecteerde wegen.<br />

6. De mondingen der Batang Hari.<br />

Drie bladen aaneengeplakt.<br />

7. De Batang-Hari van Moeara Kompeh<br />

tot Simalidoe. "Vijf bladen los.<br />

8. De Tembesi van hare monding<br />

tot Doesoen Ladang pandjang.<br />

53. Een schetskaart der<br />

Westkust van Atjeh,<br />

schaal 1 : 500 000.<br />

54. Reliëfkaart van de<br />

districten Lorok en<br />

Panggoel, afdeeling Patjitan,<br />

resid. Madioen, op de<br />

schaal van 1:20 000. — O. H.<br />

A. A. van Selow, Gouvernementslandmeter<br />

, te Ngawi,<br />

res. Madioen.<br />

NB. Wordt te koop aangeboden voor<br />

f 5000.


3e Klasse.<br />

METEOROLOGIE EN AARDMAGNETISME: BOEKEN, TABEL­<br />

LEN EN GRAPHISCHE VOORSTELLINGEN.<br />

e Nederlandsche koloniën zijn alle tusschen de keerkringen<br />

gelegen. De noordelijke punt van Celebes heeft<br />

1°30' N. B., de zuidelijke punt van Timor 10°30' Z. B.<br />

Curacao heeft 12° 10' N. B. en de vroegere kolonie op<br />

de kust van Guinea was nagenoeg onder de linie.<br />

De zon oefent dus bijna het geheele jaar door denzelfden<br />

invloed. De lengte der dagen verschilt er nauwelijks één uur,<br />

en de zon staat op den middag, behalve aan de uiterste grenzen<br />

en uiterste seizoenen, minstens zestig graden hoog, meestal<br />

bijna loodrecht.<br />

Hare directe werking is dus bijna voortdurend dezelfde; het<br />

zijn de wolken door de moesons aangevoerd welke indirect ook<br />

door regens haren invloed wijzigen.<br />

De gelijkmatigheid van het klimaat wordt nog bevorderd<br />

door de ligging aan zee en zij wordt hoofdzakelijk gewijzigd<br />

door de gebergten, welke althans in de Oost-Indische bezittingen<br />

aanwezig zijn. Langs deze berghellingen stijgt de lucht, die<br />

er naar Azië over heen gezogen wordt of uit Azië den Grooten<br />

Oceaan opzoekt, op en geeft dan aan de windzijde van de<br />

hoogten, vooral in het eerste geval, groote hoeveelheden regen,<br />

wel niet te vergelijken met de schier ongeloofelijke hoeveelheden,<br />

welke op sommige plaatsen in Britsch Indië neerstorten,<br />

maar toch zoo aanmerkelijk, dat men in sommige maanden,<br />

vooral op Sumatra, drie- viermaal zooveel regen kan verzamelen<br />

als in andere maanden, terwijl in ons vaderland Augustus<br />

slechts tweemaal zooveel regen als April geeft. Batavia heeft<br />

wel in den regenmoeson ruim driemaal zooveel regendagen als<br />

in den drogen, maar toch slechts nauwelijks de dubbele hoeveelheid<br />

regen.


GROEP I. 2e Klasse. 45<br />

Uit de kromme lijnen, welke in deze klasse zijn ten toon<br />

gesteld, ziet men dan ook dadelijk dat de verandering der temperatuur<br />

in den loop van het jaar zeer gering is, zoodat te<br />

Buitenz<strong>org</strong> op Java de warmste dag in zeven jaren slechts<br />

enkele graden hooger was dan de koudste. Van Buitenz<strong>org</strong> is<br />

in de Nederlandsche Jaarboeken voor 1848 en 1854 van de<br />

uren 6, 9, 3 en 10 geen enkele temperatuur lager vermeld<br />

dan 21°, en slechts twee van 30°. De afwijkingen voor bepaalde<br />

uren en maanden zijn zeer zelden grooter dan een graad. Voor<br />

Palembang vindt men de temperatuur van 3 uren in zes jaren<br />

niet beneden de 24° en niet boven de 33°, een verschil dat er<br />

regelmatig eiken dag tusschen 9 en 3 uren voorkomt.<br />

Te Padang schijnt de gelijkmatigheid nog iets grooter te<br />

zijn, de temperatuur is er een graad lager. Te Banjoewangi is<br />

het evenzoo, maar een graad hooger.<br />

Op Amboina daalt de temperatuur van 3 uren niet lager dan<br />

24° (slechts eenmaal vind ik in vier jaren 23° vermeld) en<br />

stijgt zij niet hooger dan 31°, zeer zelden even 32°. Te Banjoewangi,<br />

waar de jaarlijksche regelmatige gang iets grooter is,<br />

beweegt zich de temperatuur van dat uur tusschen 22°5 en<br />

32°4, terwijl de laagste temperatuur van 6 uren in den m<strong>org</strong>en<br />

17°5 eenmaal werd opgeteekend. Te St. Ge<strong>org</strong>e d'Elmina zijn<br />

de uiterste temperaturen van des namiddags 2 uren nog tusschen<br />

deze grenzen begrepen. Zoo is het ook te Paramaribo voor het<br />

waarnemingsuur op den middag.<br />

In Japan op Decima verschilt de temperatuur van zulk een<br />

waarnemingsuur reeds in elke maand meer dan in Indië in vele<br />

jaren, en toch zijn aldaar de wisselingen vrij wat geringer dan<br />

bij ons te lande. Aldaar verschilt de gemiddelde temperatuur<br />

van de koudste met de warmste maand des jaars bijna twintig<br />

graden; in Oost-Indië is geen maand te vinden, die twee graden<br />

kouder is dan eene andere maand, en de gelijknamige maanden<br />

verschillen natuurlijk nog veel minder.<br />

De overzichten in de Nederlandsche jaarboeken doen dit bij<br />

den eersten oogopslag zien. Daarin kan men de kleine bijzonderheden<br />

naslaan.<br />

De dagelijksche verandering is, zoo zou men kunnen tegenwerpen,<br />

in deze streken grooter dan elders, maar zij is eiken<br />

dag bijna even groot. De gemiddelde verschillen tusschen 6<br />

uren in den m<strong>org</strong>en en 3 uren des namiddags zijn te Palembang<br />

en Bandjermasin 6°, te Padang, Banjoewangi en Amboina<br />

tusschen vijf en zes graden, te Batavia nog iets kleiner. In ons<br />

land bedragen zij van November tot Maart minder, in de overige<br />

maanden een of twee graden meer, maar, gelijk wij reeds


46 GROEP I. 2 C<br />

Klasse.<br />

aanvoerden, zeer ongelijk, zoodat een middag-temperatuur van<br />

zekeren dag in eene maand lager kan zijn dan de temperatuur<br />

van een m<strong>org</strong>enuur van een anderen dag dierzelfde maand.<br />

Ook de luchtstroonien, die anders overal zoo groote veranderingen<br />

teweegbrengen, naarmate zij van plaatsen komen veel<br />

kouder of veel warmer dan de woonplaats, hebben hier alle<br />

bijna dezelfde temperatuur, daar tot op honderden mijlen afstand<br />

alles in een zeer overeenkomstigen, ook gelijkmatigen, toestand<br />

verkeert. Daarenboven zijn de windrichtingen eener zelfde maand<br />

veel bestendiger. Als men de kenterings-maanden bij de wisseling<br />

der moesons uitzondert, heeft elke maand hare eigene<br />

richting, terwijl men bij ons gelijknamige maanden heeft voor<br />

welke de resultante der windrichtingen diametraal tegen elkander<br />

overstaat.<br />

Grooter en bovenal regelmatiger zijn de afwisselingen gedurende<br />

den dag. In den m<strong>org</strong>en komt te Batavia de zeewind<br />

door: van 9 tot 12 uren wordt de wind 20 graden noordelijker,<br />

om dan des avonds te 8 uren weder 45° te krimpen en bezuiden<br />

het westen te zijn.<br />

Dit is natuurlijk eenigszins verschillend voor verschillende<br />

maanden en plaatsen naar gelang harer ligging, maar het<br />

karakter is toch hetzelfde.<br />

Zelfs de onweders zijn veel meer tot vaste uren bepaald dan<br />

bij ons. In West-indië vraagt men elkander: gaat gij m<strong>org</strong>en<br />

met mij wandelen vóór of na het onweder?<br />

Te Padang is de tijd van het invallen der onweders minder<br />

regelmatig. In Maart en April komen zij het veelvuldigst voor.<br />

Te Palembang ook in die maanden, maar meer nog in October<br />

tot December, en meest van 2—6 uren in den namiddag.<br />

Evenzoo te Banjoewangi; te Bandjermasin bijna niet dan tusschen<br />

2 en 4 uren, het meest in November, December en<br />

•Mei. Zonderen wi) St. Ge<strong>org</strong>e d'Elmina uit, waar het bijzonder<br />

droog kan wezen, zoo zijn vochtigheid en dampdrukking<br />

overal vrij groot, maar ook gelijkmatig. In deze toestanden<br />

zullen de gewaarwordingen wel in het geheel geen veranderingen<br />

doen opmerken. Natuurlijk nog veel minder zal men de<br />

veranderingen van den barometerstand gevoelen. Terwijl deze<br />

op Decima tot elf millimeters hooger is in Januari dan in<br />

September, geven Padang, Buitenz<strong>org</strong>, St. Ge<strong>org</strong>e d'Elmina<br />

slechts één millimeter verschil in de verschillende maanden;<br />

Paramaribo iets meer. Maar alle plaatsen geven daarentegen<br />

weder een grooteren dagelijksehen gang, ook omstreeks van 1<br />

mm., tegen twee of drie tienden in ons land, maar zeer regelmatig.


GROEP I. 2* Klasse. 47<br />

Voor Buitenz<strong>org</strong> vind ik in dertien jaren geen barometerstand<br />

beneden 732 mm. aangeteekend, een enkele slechts van 742.<br />

De afwijkingen op bepaalde oogenblikken bedragen zelden twee<br />

millimeter in plus of in minus.<br />

Zoo hebben wij dan in onze koloniën de beste gelegenheid om<br />

de algemeene wetten der weersveranderingen te leeren kennen;<br />

want er zijn minder storende oorzaken, en ieder dier oorzaken<br />

is minder sterk en minder afwisselend in sterkte dan elders.<br />

Vandaar dat Von Humboldt dit steeds op den vo<strong>org</strong>rond<br />

stelde en hij ons, nadat in Europa reeds vele reeksen van waarnemingen<br />

waren aangevangen en voortgezet, naar Indië wees<br />

om de wetten in korter tijd en juister te leeren op het spoor<br />

komen.<br />

Dit erkennende, kon men niet tevreden zijn met de enkele<br />

opmerkingen, waarnemingen en berichten, die nu en dan in<br />

enkele opstellen medegedeeld werden over de weersgesteldheid<br />

in onze bezittingen. En hoewel wij zeer dankbaar waren jegens<br />

allen, die uit eigen beweging die mededeelingen en waarnemingen<br />

deden, - toch kon men het niet daarbij laten, maar<br />

moest eene stelselmatige wijze van waarneming in het leven<br />

geroepen worden.<br />

Daarvan was ook Dove overtuigd, de vader van het tweede<br />

tijdperk der meteorologie; en in ons vaderland was W. Wenckebach,<br />

zijn vriend, de grondlegger van de Nederlandsche meteorologie<br />

en van die der koloniën. Wenckebach was het vooral,<br />

die een aanzoek van de Britsche regeering tot de Nederlandsche<br />

gericht krachtig ondersteunde, om op vele plaatsen in Nederlandsch<br />

Oost-Indië waarnemingen te doen plaats hebben. Zijn<br />

voorstel beval het Kon. Nederlandsch Instituut van Wetenschappen<br />

aan onze regeering aan, en dientengevolge werd aan<br />

officieren van gezondheid het doen van waarnemingen op hunne<br />

standplaats opgedragen. Elke maand zouden lijsten van waarnemingen<br />

ingezonden worden, vier malen daags gedaan, van<br />

thermometer, barometer, windrichting, vochtigheid en regen;<br />

daarenboven zou den 21 STEN van<br />

elke maand elk uur de tem­<br />

peratuur worden waargenomen.<br />

Werkelijk zijn dan ook talrijke lijsten gedurende vele jaren<br />

ingevuld en aan het later opgerichte Kon. Ned. Met. Instituut<br />

opgezonden, maar daar men geene belooning aan de waarnemers<br />

toekende en de opgaven eischte van artsen, die hoogere plichten<br />

hadden en niet eens altijd zeiven op de plaats der waarneming<br />

konden tegenwoordig zijn, slopen noodzakelijk vele misbruiken<br />

en onnauwkeurigheden in, zoodat slechts bij uitzondering van<br />

die reeksen gebruik mocht gemaakt worden en ook gemaakt is.


GROEP I. 2* Klasse.<br />

Het was een fout, dat men zonder gelden daarvoor uit te<br />

geven toch zoovele waarnemingen eischte, die niet door maximum<br />

en minimum thermometers — toen nog zeer onvolmaakte<br />

instrumenten — konden aangevuld worden. Daarin is dan de<br />

reden gelegen, dat wij slechts van een gering aantal plaatsen<br />

den gang der weersgesteldheid kunnen geven.<br />

Uitnemende waarnemingen heeft men voor Buitenz<strong>org</strong>, van<br />

1841—1854, door Dr. Onnen, Rooseboom en Swaving.<br />

Dr. Krecke heeft de waarnemingen, die hij betrouwbaar<br />

achtte en die voor menige plaats een in die streken genoegzaam<br />

aantal jaren zijn voortgezet, geboekt, berekend en daaruit de<br />

climatologie afgeleid.<br />

Intusschen begon Engeland vooral op grootere schaal waarnemingen<br />

in afgelegen plaatsen te doen en wel degelijk de<br />

waarnemers te bezoldigen. Generaal Sir Edw. Sabine liet uurwaarnemingen<br />

doen te Toronto, Kew, St. Helena, de Kaap de<br />

Goede Hoop en Hobarton, die vijfjaren lang werden voortgezet<br />

en volledig uitgegeven. Zij strekten zich niet alleen over barometer,<br />

thermometer, psychrometer, wind, uit, maar even volledig<br />

over de magnetische verschijnselen, en het was weder Al. von<br />

Humboldt die daarop Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal<br />

van Nederlandsch Indië wees en een brief schreef om toch geregelde<br />

waarnemingen te laten doen.<br />

Die brief, in mijne handen gesteld, gaf mij aanleiding in<br />

October 1857 een voorstel te doen aan Zijne Excellentie den<br />

Minister van Koloniën, dat Dr. Bergsma tot directeur der waarnemingen<br />

in Oost-Indië zou benoemd worden, aldaar uit verschillende<br />

oorden waarnemingen zou verzamelen en in Batavia<br />

zelf een hoofdobservatorium zou stichten en besturen, overeenkomstig<br />

het plan door Generaal Sabine gevolgd. Men mocht zich<br />

vleien dat dit, gelijk .elders, ook in Indië voor matige kosten<br />

bereikbaar zou zijn.<br />

Aan het oprichten van waarnemingsstations, het hoofddoel<br />

van dit plan, kon geen gevolg worden gegeven, dan ten opzichte<br />

van regenwaarnemingen, welke ook zoo gewenscht zijn en<br />

die dan ook in de drie laatste jaren zijn aangevangen. Daarentegen<br />

is het hoofdobservatorium te Batavia, door het onophoudelijk<br />

streven van Dr. Bergsma, dat om de zeer hooge kosten<br />

lang bezwaren ondervond, op eene bewonderenswaardige wijze<br />

ingericht. Rijk aan toestellen van allerlei aard, behoeft het voor<br />

geen ander onder te doen, en de ijver, nauwkeurigheid en volledigheid,<br />

waarmede die waarnemingen, trots alle moeielijkheden,<br />

gedaan zijn, is boven allen lof verheven. De vijf deelen „Observations<br />

made at the Magnetical and Meteorological Observatory


GROEP. I. 2


50 GROEP I. 2e Klasse.<br />

1. Werken over meteorologie<br />

en aardmagnetisme,<br />

de Nederlandsche koloniën<br />

betreffende. — Kon.<br />

Meteorologisch Instituut, te<br />

Utrecht.<br />

1. Verzameling van meteorologische<br />

waarnemingen, gedaan te Buitenz<strong>org</strong>,<br />

Banjoewangi, Padang, Palembang,<br />

Bandjerina8in, Amboina, Deciina, St.<br />

Ge<strong>org</strong>e d'Elmina en Paramaribo. Uit<br />

de Nederlandsche meteorologische Jaarboeken,<br />

1854—1880, in één band vereenigd.<br />

UB. Hierin komen voor:<br />

De waarnemingen gedaan te Buitenz<strong>org</strong><br />

Juli 1848—Dec. 1850, te Banjoewangi<br />

Jan. 1850—Dec 1857, te Padang<br />

Jan. 1850—April 1853, te Palembang<br />

Oct. 1850—Dec. 1856, te Bandjermasin<br />

Jan. 1850—Dec. 1858, op Amboina<br />

Jan. 1850—Dec. 1854, op Deciina Oct.<br />

1848—Dec. 1855, te St. Ge<strong>org</strong>e d'Elmina<br />

Dec 1859—Nov. 1862, en te<br />

Paramaribo 1851—1854 en 1868—1 «80.<br />

2. H. Zollinger in Java, Ueber die<br />

Gewitter und andere damit verwaudte<br />

meteorologische Erscheinungen im indischen<br />

Archipel, Zürich, 1858.<br />

3. Captain C. M. Elliot, of the<br />

Madras Engiueers, Maguetic Survey of<br />

the Eastern Archipelago, 1851, communicated<br />

by Lieut. Col. Sabine. Phil.<br />

Transactions, 1851.<br />

2. Werken over Winden,<br />

Regen, Reizen over<br />

en toestanden boven den<br />

Oceaan. — Kon. Meteorologisch<br />

Instituut, te Utrecht.<br />

1. K. E. R. Andrau, Reizen van<br />

Australië' naar Java, 1862.<br />

2. A. M. J. van Asperen, Chiueesche<br />

zee met Atlas en westelijk gedeelte van<br />

den Noorder Stillen Oceaan, 1862.<br />

3. J. E. Cornelissen, Nieuwe vermeerderde<br />

uitgaaf, 1KH7, 1877.<br />

4. J. E Cornelissen, Zeiiaauwijzingen<br />

van Java naar het Kanaal, 1S'«K.<br />

5 J. E Comdisscn, Route voor<br />

stoomschepen door den Indischen<br />

Oceaan van Aden naar Straat Sunda<br />

en terug, 1871.<br />

6 J. E. Cornelissen, Reizen van<br />

Australië' naar Java. De drie wegen<br />

door de Torres-straat. Utrecht, 1872.<br />

7. P. F. Baron van Heerdt, Zeilaanwijzingen<br />

van het Kanaal naar Java,<br />

1878.<br />

8. P.P. Baron van Heerdt, De winden<br />

op de kust van Atjeh, 1878.<br />

9. P. J. Baron van Heerdt, Reizen<br />

door do Chineesche zee en liet westelijk<br />

gedeelte van den Noord Pacific<br />

en onderzoekingen aangaande winden,<br />

zeeBtroomen enz. 1879.<br />

10. Dr. P. A. Bergsma, Regenwaarnemingen<br />

in Nederlandsch Indië,<br />

drie jaargangen. Batavia, 1880, 1881,<br />

1882.<br />

3. Atlas van 24 krommen,<br />

voorstellende den<br />

gang van thermometer,<br />

barometer, regen enz.,in<br />

verschillende gedeelten<br />

van Nederlandsch-Indië,<br />

opzettelijk voor de Tentoonstelling<br />

vervaardigd door den heer<br />

J. Bouwmeester, le klerk van<br />

het Kon. Ned. Meteorologisch<br />

Instituut. — Kon. Meteorologisch<br />

Instituut, te Utrecht.<br />

4. Diagrammen aantoonende<br />

het resultaat<br />

der meteorologische waarnemingen<br />

gedaan in de<br />

kolonie Suriname, speciaal<br />

bewerkt voor de Tentoonstelling<br />

door C. J. Hering,<br />

correspondent van het Kon.<br />

Met. Instituut te Utrecht, en<br />

van het Signal Department te<br />

Washington. In portefeuille. —<br />

C. J. Hering, te Paramaribo.<br />

a Dertig diagrammen van de barometrische<br />

en thermometrisclie waarnemingen<br />

en den gevallen regen te Paramaribo,<br />

1873—1882.<br />

b. Vijf diagrammen van de hoeveel-


heid gevallen regen op de plantage<br />

Catharina Sophia (Beneden Saramacca),<br />

1856—1860.<br />

c. Drie diagrammen van de hoeveelheid<br />

gevallen regen op de plantage<br />

Rustenburg iPerica), 1861—1863.<br />

d. Zes diagrammen van de hoeveelh.<br />

gev. regen op de plantage Cath. Sophia,<br />

1876—1882, volgens de waarnemingen<br />

van den eigenaar Dr. Ett. Dessé.<br />

e. Vijf diagrammen van de hoeveelh.<br />

gev. regen op de plantage Waterloo<br />

(Nickerie), 1878 — 1882, volgens de<br />

waarnemingen van den administrateur<br />

H. F. Verbeeke.<br />

5. Dr. E. van Rijckevorsel,<br />

Verslag aan Z.Exc.<br />

den Minister van Koloniën<br />

over eene magnetische<br />

opname van den<br />

Indischen Archipel, in<br />

de jaren 1874—1877 gedaan.—<br />

Prof. P. J. Veth te Leiden.<br />

NB. De drie gedeelten, voorkomende<br />

GROEP I. 2e Klasse. 51<br />

in D. XIX en XX van de Natuurk.<br />

Verhandelingen der Kon. Akad.<br />

van Wetenschappen, zijn hier in<br />

één band vereenigd.<br />

6. Natuurkundige beschrijving<br />

der zeeën door<br />

M. F. Maury, vertaald door<br />

M. H. Jansen, 1850. 8°. —<br />

Prof. P. J. Veth te Leiden.<br />

Dit werk wordt hier vooral opgenomen<br />

om de belangrijke opmerkingen<br />

over de land- en zeewinden, moesons,<br />

orkanen, stroomen enz. in den Indischen<br />

Archipel, aan het einde des werks in<br />

eene Bijdrage vereenigd door den Vertaler.<br />

7. P. A. Bergsma, Observations<br />

made at the<br />

Magnetical and Meteorological<br />

Observatory<br />

at Batavia. 5 vol. 4°. —<br />

Kon. Milit. Akad. te Breda.


3e Klasse.<br />

VOORSTELLINGEN VAN HET TERREIN DOOR SCHILDERIJEN,<br />

TEEKENINGEN, GRAVUREN , LITHOGRAPHIËN, PHOTO-<br />

GRAPHIËN ENZ.<br />

anneer wij afzien van de vele schoone afbeeldingen<br />

van planten en dieren, heeft de kunst tot dusverre<br />

slechts weinig bijgebracht om ons de Nederlandsche<br />

koloniën en bezittingen te leeren kennen. Geen onzer<br />

groote kunstenaars heeft ooit Indië bezocht, en de<br />

meening door Edgar Quinet uitgesproken, dat het zonnige in<br />

de landschappen der Hollandsche schilders een weerschijn zou<br />

zijn van den gloed der zon in de tropische gewesten, is volkomen<br />

ongegrond. Trouwens die schrijver had zich ook een geheel<br />

verkeerde voorstelling gevormd van ons klimaat, dat, hoe<br />

nevelig ook, rijk is aan schoone lichteffecten.<br />

De graveerstift heeft zeker, van de vroegste tijden onzer<br />

vaart op Oost- en West-indië, de werken onzer reizigers en<br />

geographen over die gewesten rijkelijk met hare voortbrengselen<br />

versierd, maar de teekenaars, zelden groote meesters in<br />

de kunst, werden, zoo het schijnt, wel het minst door het<br />

landschap aangetrokken, en de graveurs wisten van hunne<br />

gebrekkige schetsen, bij volslagen gemis aan plaatselijke kennis,<br />

slechts caricaturen te maken van de tropische natuur. Zelfs<br />

de zoo geroemde platen in de Reizen van Corn. de Bruyn<br />

geven van de landschappen der keerkringsgewesten al een zeer<br />

gebrekkig denkbeeld. Uit de achttiende eeuw bezitten wij een<br />

werk van een Duitschen schrijver over de Nederlandsche koloniën<br />

in Afrika en Oost-Indië waarin de platen de hoofdzaak<br />

zijn, ik bedoel de „Schauplatz von Afrika und Ost-Indiën"<br />

van J. W. Heydt. Dat werk geeft eene goede proeve van wat


GROEP I. 3e Klasse. 53<br />

men destijds als tropische landschappen opdischte: koude, conventioneele<br />

voorstellingen, waaraan waarheid en gevoel geheel<br />

ontbraken. Tusschen de jaren 17(50 en 1780 zijn te Batavia<br />

door den majoor der artillerie Johs. Rach een verbazend aantal<br />

teekeningen in O. I. inkt van de gebouwen der hoofdstad en<br />

de forten en établissementen der Compagnie vervaardigd, maar<br />

ook daarin komt het landschap niet tot zijn recht. En ook de<br />

werken van Marsden, Crawfurd en Raffles, waarvan het laatste<br />

zelfs van een afzonderlijken prachtigen atlas van platen vergezeld<br />

gaat, worden schier vruchteloos geraadpleegd wanneer men<br />

het landschap der oostersche eilanden wil leeren kennen.<br />

Toen na de omwenteling van 1813 de voormalige Nederlandsche<br />

koloniën in Oost- en West-indië grootendeels onder<br />

het bewind van het Moederland waren teruggekeerd, werd,<br />

althans in de Aziatische bezittingen, meer dan ooit te voren<br />

werk gemaakt van wetenschappelijke nasporingen. Zelfs werd al<br />

spoedig eene Natuurkundige Commissie ingesteld, waaraan kundige<br />

natuuronderzoekers, deels Nederlanders, deels vreemdelingen,<br />

verbonden werden. Aan deze Commissie werden bekwame<br />

teekenaars toegevoegd, aan wie wij voor het eerst eene menigte<br />

goede schetsen van Indische landschappen verschuldigd zijn.<br />

Het is vooral aan de Belgische omwenteling toe te schrijven,<br />

dat veel daarvan onuitgegeven bleef, ofschoon een aantal fraaie<br />

lithographiën van tropische landschappen, van deze kunstenaars,<br />

vooral van den uitstekenden teekenaar Payen afkomstig, de<br />

Rumphia en Flora Javae van Blume en het aan Land- en Volkenkunde<br />

gewijde deel der Verhandelingen van de Natuurkundige<br />

Commissie versieren. Payen schilderde ook een menigte tafereelen<br />

van de natuur van Java in olieverf, maar is als colorist<br />

niet geheel wat hij als teekenaar was. De schilderijen die van<br />

hem overig zijn, bevinden zich op het Rijks Ethnographisch<br />

Museum te Leiden.<br />

Noch om keuze van onderwerp noch om uitvoering bijzonder<br />

aanbevelenswaardig zijn een zestal Javasche landschappen, omstreeks<br />

1840 door den heer J. J. van Braam bij de firma Frans<br />

Buffa en Zonen te Amsterdam uitgegeven; zeer veel schoons<br />

daarentegen is bevat in de door dezelfde uitgevers in 1844 en<br />

1845, onder den titel „Gezichten van Ned. Indië", in het licht<br />

gezonden 50 platen, geteekend door den luit. ter zee van de<br />

Velde en op steen gebracht door den Belgischen lithograaf<br />

Lauters. De gekleurde platen in den atlas die Junghuhn's klassiek<br />

werk „Java" vergezelt, doen ons verbaasd staan over het<br />

gebrek aan kunstgevoel bij een schrijver die de natuur met zooveel<br />

warmte wist te beschrijven.


54 GROEP I. 3e Klasse.<br />

Twee verdienstelijke verzamelingen van platen Nederlandsch<br />

Indië betreffende, getint of in kleurendruk, zijn uitgegeven<br />

door den heer C. W. Mieling te 's Gravenhage: de „Javasche<br />

Oudheden" van den heer Bik (negen platen in drie afleveringen,<br />

1852—1856), en het werk „de Indische Archipel, tafereelen<br />

uit de natuur en het volksleven in Indië, naar teekeningen<br />

en schilderijen van de heeren Deeleman, van Herwerden,<br />

Lebret, Rochussen, Salm, Raden Saleh, Jhr. de Stuers enz."<br />

(12 platen in zes afleveringen, 1865—1869).. Wij vinden hier<br />

de namen bijeen van de meeste kunstenaars die zich door schilderijen<br />

of schetsen van de natuur van Oost-Indië bekend gemaakt<br />

en meerendeels ook van tijd tot tijd onze kunsttentoonstellingen<br />

door hun werk opgeluisterd hebben, maar beide<br />

werken zijn, bij gebrek aan genoegzame deelneming, ontijdig<br />

gestaakt, zooals' wat het tweede betreft ook daaruit blijkt, dat<br />

men in de platen zelve niet alle kunstenaars vertegenwoordigd<br />

vindt die op den titel zijn genoemd. De meest beroemde onder<br />

de genoemde kunstenaars is de Javaan Raden Saleh, een waarlijk<br />

geniaal artist, wiens prachtige dierstudiën hier en daar paleizen<br />

en musea versieren. De overigen waren meest verdienstelijke<br />

dilettanten; de heer Lebret alleen is kunstenaar van professie,<br />

en het is zeer jammer dat uit zijne rijke portefeuille zoo weinig<br />

het licht heeft gezien.<br />

Onder allen die zich met het schilderen van Javaansche landschappen<br />

en tooneelen uit het inlandsche volksleven hebben<br />

bezig gehouden, schijnt de eerste plaats toe te komen aan den<br />

te Batavia geboren en, helaas! te vroeg gestorven Beynon, aan<br />

wiens vruchtbaar penseel wij een aantal zeer schoone doeken<br />

verschuldigd zijn.<br />

De heer Salm, die in het bovengenoemde door Mieling uitgegeven<br />

werk eene ondergeschikte plaats inneemt, heeft zich later<br />

meer bekend gemaakt door de 24 fraaie chromolithographische<br />

landschappen van Java, naar zijne schilderijen en teekeningen<br />

op steen gebracht door den heer J. C. Greive (onder den titel<br />

„Java" verschenen bij Buffa en Zonen te Amsterdam), later<br />

gevolgd door nog een tweetal losse platen van denzelfden aard,<br />

maar°in grooter formaat. Deze tentoonstelling zal ons hem<br />

thans ook als schilder doen kennen. De heer J. Groneman<br />

schonk ons een zestal landschappen uit de Preanger, Jhr. J.<br />

C. Rappard, nevens vele huiselijke tafereelen, ook menig landschap<br />

uit de residentie Batavia, in de twee tot duiver verschenen<br />

deelen van zijn plaatwerk „Nederlandsch Indië". Van het<br />

werk van den schilder Sieburgh, die op Java reisde, teekende<br />

en stierf, is niets uitgegeven; een aantal schilderijen van hem,


GROEP I. S» Klasse. 55<br />

allen aan voorstellingen der overblijfselen van de Javaansche oudheid<br />

gewijd, bevinden zich op 's Rijks Ethnographisch Museum.<br />

Na den heer Salm verdient als landschapsschilder vooral de<br />

heer A. de Grijs genoemd te worden, die nog als agent der<br />

Ned. Handelmaatschappij in Indië werkzaam is, maar te midden<br />

van zijne drukke bezigheden den tijd heeft weten te vinden om<br />

een aantal fraaie schilderijen en teekeningen naar de natuur<br />

van Java, Sumatra en Borneo te vervaardigen, waarvan een<br />

twaalftal, door den heer G. L. van Kesteren geëtst, onder den<br />

titel „Insulinde" in het licht zijn verschenen.<br />

In den jongsten tijd is het vooral de photographie die ons<br />

met de schoonheden der Indische natuur op groote schaal heeft<br />

bekend gemaakt. Heeft de uitstekende photograaf van Kinsbergen<br />

zich meer toegelegd op het vervaardigen van lichtbeelden<br />

van de veelvuldige overblijfselen der oudheid op Java, aan<br />

de heeren Meessen, Veen, Woodbury en Page en een aantal<br />

anderen zijn wij geheele reeksen van photographische, ten deele<br />

zeer schoone landschappen verschuldigd, aan welke zich ook het<br />

photographisch album der Sumatra-expeditie op waardige wijze<br />

aansluit.<br />

De West-Indische bezittingen zijn in dit, gelijk in menig<br />

ander opzicht, in vergelijking met de Oost-Indische, zeer misdeeld.<br />

De voornaamste plaatwerken die hier kunnen vermeld<br />

worden, zijn de „Voyage a Surinam" van Bénoit, en de „Gezichten<br />

uit Nederlandsch West-indië" van den luitenant ter zee<br />

Voorduin. Ook zijn eenige schetsen van den heer Th. Bray in<br />

de kolonie Suriname zelve uitgegeven.<br />

P. J. VETH.<br />

I. Een en dertig schilderijen<br />

in olieverf, van<br />

Ant. Payen. — Rijks Ethnographisch<br />

Museum, te Leiden.<br />

Antoine Auguste Joseph Payen werd<br />

geboren te Brussel 10 Noy. 1792,<br />

en aldaar tot schilder gevormd in de<br />

school van van Asche. In 1817 werd<br />

hij als teekenaar toegevoegd aan den<br />

Hoogleeraar Beinwardt, aan wien eene<br />

wetenschappelijke zending naar Ned.<br />

Indië was opgedragen. Payen vervaar­<br />

digde in Indië een verbazend aantal<br />

teekeningen en schetsen in olieverf, en<br />

werkte na zijne terugkomst vijftien jaar<br />

lang aan eene reeks van schilderijen,<br />

bestemd voor eene Indische Galerij te<br />

's Gravenhage. Den 31en Dec. 1838<br />

werd hij te Doornik, vanwaar zijne<br />

ouders afkomstig waren , aangesteld tot<br />

Professor in de schilder- en beeldhouwkunst<br />

aan de Teeken akademie. Hij<br />

overleed aldaar 18 Jan. 18ü3. Koning<br />

Willem I had aan Payen vergund<br />

zijne schetsen en studiën te behouden<br />

gedurende zijn leven, mits zij bij zijn


56 GROEP I. 3« Klasse.<br />

afsterven aan het Kijk werden gezonden.<br />

Hiervan heeft zich Payens weduwe<br />

onberispelijk gekweten. De schilderijen<br />

van Payen waren vroeger geplaatst in<br />

het Museum van Moderne Kunst op<br />

het Paviljoen te Haarlem en zijn later<br />

overgebracht naar het Kijks Ethnographisch<br />

Museum, waar ook de schetsen<br />

en studiën van den schilder bewaard<br />

worden.<br />

Residentie Satavia.<br />

I. Rijstvelden in den omtrek van<br />

Buitenz<strong>org</strong>.<br />

'2. Pasar bij Buitenz<strong>org</strong>, met den<br />

berg Salak op den achtergrond.<br />

3. Achter den pasar van Buitenz<strong>org</strong>,<br />

met den berg Gede op den achtergrond.<br />

4. Het dorp Dangder in Buitenz<strong>org</strong>.<br />

5. De rivier de Tji Liwong, met den<br />

berg Gedé in het verschiet.<br />

6. Woonhuis op het land Tji Ampéa<br />

(Tjampéa), met den berg Salak op den<br />

achtergrond.<br />

7. Waterval der rivier Tji Ampéa<br />

(Tjampéa).<br />

8. Watorval van de Tji Antan bij<br />

Sadeng.<br />

Residentie Preanger Regentschappen.<br />

9. Oevers der rivier Tji Taroem.<br />

10. Rivier Tji Taroem bij de grot<br />

Sangiang Tikoro.<br />

II. Waterval der rivier Tji Taroem.<br />

12. Waterval der rivier Tji Sokan.<br />

13. Hangbrug van bamboe over de<br />

rivier Tji Sokan tusschen Bandong<br />

en Tji Andjoer.<br />

14. Waterval der rivier Tji Lanaug.<br />

15. Waterval der rivier Tji Geureu.<br />

16. De pasanggrahan Bamboelan in<br />

Tji Andjoer.<br />

17. Het dal van de Tji Soendari en<br />

de vulkaan Patoea.<br />

18. De vulkaan Goentoer en de sitoe<br />

(meer) Bagendit bij Trogong.<br />

19. Solfatara in den krater van den<br />

berg Pepandajan.<br />

20. De groote weg en waterval bij<br />

den berg Polla in Soemedang.<br />

21. Onweder aan de zuidkust van<br />

Java.<br />

Residentie Kedoe.<br />

22. De ruïnen van Boro Boedoer.<br />

Vorstenlanden.<br />

23. De ruïnen van Tjandi Séwoe bij<br />

Prambanan, met den berg Merapi op<br />

den achtergrond.<br />

Residentiën Pasoerooau en Probolinggo.<br />

24. Het Tengger-gebergte.<br />

25. De vulkaan Brorno in hot Tengger-gebergte.<br />

Besidentie Besoeki.<br />

26. De ruïnen van Matjan poetih in<br />

Banjoewangi.<br />

Gouvernement van Celebes.<br />

27. Het weeshuis te Makasser.<br />

Moluksche oilanden.<br />

28. Reede van Ternate.<br />

29. Stad en reede van Amboina.<br />

30. Kalkgrot Batoe gantong op Amboina.<br />

31. Het eiland Banda, rechts de<br />

Goenong Api.<br />

2. Elf schilderijen in<br />

olieverf, vanJ. D. Beynon.—<br />

De inzenders zijn opgegeven<br />

bij iedere schilderij in het bijzonder.<br />

Jan Daniël Beynon werd te Batavia<br />

geboren den 20en Mei 1830. In het<br />

jaar 1848 vertrok hij naar Europa en<br />

oefende er zich in de schilderkunst<br />

aan de Koninklijke Akademie te Amsterdam<br />

, onder de leiding van Kruseman,<br />

Pieneman enz. Gedurende zijn<br />

zevenjarig verblijf in Nederland schilderde<br />

hij o. a. zijn eigen portret en<br />

eene groote groep ijzerwerk en keukengereedschap<br />

in het bezit van den<br />

heer N. C. Willemsz te Amsterdam,<br />

alsmede een groep Savoyaarden (jongen<br />

en meisje), behoorende aan den heer<br />

J. J. Möllman aldaar. In 1855 keerde<br />

hij naar Indië terug en was er werkzaam<br />

tot zijn overlijden te Batavia den<br />

29en Juli 1877. Van de voortbrengselen<br />

van zijn vruchtbaar penseel zijn<br />

vele in het bezit gebleven van zijne<br />

aldaar wonende bloedverwanten; maar<br />

niet weinige ook zijn het eigendom<br />

van onderscheidene uit Indië teruggekeerde<br />

Nederlanders, zooals de heeren<br />

Mr. J. Loudon, oud Gouv.-Gen.,<br />

Mr. F. Alting Mees, oud Minister


van Koloniën, en T. Pryce te 's Gravenhage,<br />

N. J. Baland te Haarlem, M.<br />

P. Pels te Amsterdam, en W. Specht<br />

Grijp te Voorburg. Van de 16 schilderijen<br />

die ter onzer beschikking gesteld<br />

werden, zijn elf in deze klasse<br />

geplaatst, de overige in klasse negen.<br />

I. Portret van den schilder door<br />

hem zeiven voor een spiegel geschilderd.<br />

— F. J. Beynon, broeder<br />

van den schilder.<br />

2—4. Gezichten van Buitenz<strong>org</strong>.<br />

Mr. J. Loudon.<br />

5. Gezicht op de bergen Gedé en<br />

Pangrangoe van Sindang Laja gezien. —<br />

T. Pryce.<br />

6. Gezicht op de vallei van Buitenz<strong>org</strong><br />

, van de helling van den Megamendoeng<br />

westwaarts gezien. — T.<br />

Pryce.<br />

7. Sawahvelden en gezicht op den<br />

Gedé en Pangrangoe, van Tji Andjoer<br />

gezien (schets). — T. Pryce.<br />

8. Padi-oogst op Java (schets). —<br />

T. Pryce.<br />

9. Gezicht op het Gedé-gebergte, van<br />

Badja Mendala gezien (schets). —<br />

T. Pryce.<br />

10. Een landschap in de Preanger<br />

boven Gadok, m<strong>org</strong>enverlichting. —<br />

N. J. Raland.<br />

II. Een landschap uit dezelfde streek,<br />

pendant van het vorige, avondverlichting.<br />

— TJ". J. Raland.<br />

3. Twee schilderijen<br />

van A. de Grijs, agent der<br />

Handelmaatschappij te Padang.<br />

— N° 1. Prof. P. J. Veth,<br />

te Leiden; N° 2. C. E. van<br />

Kesteren, te Amsterdam.<br />

1. Een opkomende bui nabij Sindang<br />

Laja.<br />

2. Telaga Warna.<br />

4. Schilderij van een<br />

onbekenden meester,<br />

voorstellende een meer en dorp<br />

in Noord-Celebes. — Dr. I.<br />

Dornseiffen, te Amsterdam.<br />

5. Dertig schilderijen,<br />

GROEP I. 3* Klasse. 57<br />

landschappen van Java voorstellende,<br />

door A. Salm, en<br />

photographisch portret van den<br />

schilder. — N°. 1—5 Mej.<br />

H. Salm; N°. 6—13 en 31<br />

J. M. Salm en Mevrouw<br />

Salm, de Beer; N°. 14—22<br />

D. Nuysink; N°. 23—30 Mevr.<br />

Nuysink, van Andel, allen te<br />

Amsterdam.<br />

Abraham Salm werd geboren te Amsterdam<br />

29 Oct. 1801, en overleed<br />

aldaar 4 Dec. 1876. Hij bracht een<br />

groot gedeelte van zijn werkzaam leven<br />

in Indië door, eerst te Soerabaja als<br />

koopman, later als eigenaar van tabaksondernemingen<br />

in Malang. Zijn verblijf<br />

in Indië duurde in het geheel<br />

29 jaren, waarvan echter moeten worden<br />

afgetrokken de tusschenpoozen van<br />

twee jaren die hij te Amsterdam, en<br />

van zes jaren die hij te Voorburg doorbracht.<br />

Op Java maakte hij slechts<br />

schetsen, die hij deels in gemelde<br />

tusschenpoozen, deels nadat hij vo<strong>org</strong>oed<br />

gerepatrieerd was, tot schilderijen<br />

verwerkte. Hij was een even nederig<br />

en bescheiden, als energiek man,<br />

wiens aan het land bewezen diensten<br />

niet altijd naar waarde erkend zijn.<br />

1. Gezicht op Anjer van Straat Soenda.<br />

2. Het land Tjileboet in Buitenz<strong>org</strong>.<br />

3. Huwelijks-optocht in de vallei<br />

van den Salak.<br />

4. Biviergezicht bij Gadok, op den<br />

grooten weg van Buitenz<strong>org</strong> naar den<br />

Megamendoeng.<br />

5. Post te Lawang, op den grooten<br />

weg van Malang naar Pasoeroean.<br />

6. Waterval Ngelirip bij Singahan<br />

in Bembang.<br />

7. Tak van de Brantas-rivier in Malang.<br />

8. Dorpsfeest in het Ardjoeno-gebergte,<br />

Besidentie Soerabaja.<br />

9. Badplaats Wendit tusschen de<br />

hoofdplaats Malang en de districtshoofdplaats<br />

Pakis.<br />

• 10. De Kali Brantas als bergstroom<br />

in het district Penanggoengan, Ass.<br />

res. Malang.<br />

11. Bergpas ten Z. O. van den Sme-


58 GROEP I. 3e Klasse.<br />

roe, woest landschap in het distr. Gondang<br />

Legi, Ass. res. Malang.<br />

12. Bergpas en waterval in het Soemedangsche,<br />

Preanger Regentschappen.<br />

13. Zes kleine stukken in ééno lijst<br />

gevat, t. w. landschap in het Malangsche,<br />

woest landschap op het koffieland<br />

Tanah wangi (Malang), landschap in<br />

het Toebansche (Rembang), landschap<br />

in het Tenggersche gebergte (Pasoeroean)<br />

, en twee strandgezichten op<br />

Ceilon bij Point de Galle.<br />

14. Gezicht in de Ommelanden van<br />

Batavia met den berg Salak.<br />

15. Waterval van Bawong, bij de<br />

suikerfabriek Alkmaar, tusschen Lavvang<br />

en Pasoeroean.<br />

16. Oezicht bij Gedong Badak, op<br />

den grooten weg van Batavia naar Buitenz<strong>org</strong>.<br />

17. Overvaart van de Solo-rivier in<br />

Rembang.<br />

18. Land Tji Trap bij Buitenz<strong>org</strong>.<br />

19. De Zandzee en de Bromo in<br />

het Tengger-gebergte, grens van Pasoeroean<br />

en Probolinggo.<br />

20. Strandgezicht in de residentie<br />

Djapara.<br />

21. Zuidkust van Java bij de baai<br />

van Srigontjo, Ass. res Malang.<br />

22. Gezicht op het ravijn van Keudal<br />

Pajak, in de tabjksouderneming van<br />

den heer Salm.<br />

23. Suikerfabriek Pangka, Resid. Djapara.<br />

24. Sawah-velden en overdekte brug<br />

bij Buitenz<strong>org</strong>.<br />

25. Tosari in het Tengger-gebergte<br />

met de woningen van Tanggereezen<br />

nabij het gezondheids-établissement,<br />

Res. Pasoeroean.<br />

26. Theeonderneming Tji Seroea en<br />

post op den grooten weg van Buitenz<strong>org</strong><br />

naar den Megamendoeng.<br />

27 Waterval bij Singahan, Resid.<br />

Rembang.<br />

28. Holle weg van Buitenz<strong>org</strong> naar<br />

den Salak.<br />

29. Gezicht op den vulkaan Smèroe,<br />

gezien uit eene desa nabij Toempang,<br />

Ass. resid. Malang.<br />

30. Gezicht op eene dessa in het<br />

Tengger-gebergte, Res Pasoeroean.<br />

31. Photographisch portret van den<br />

heer A. Salm.<br />

6. Twee groote chroniolithographiè'n<br />

van Ja­<br />

vaansche landschappen naar<br />

schilderijen van den heer A.<br />

Salm, in geel houten lijsten. —<br />

Prof. P. J. Veth.<br />

NB. Door de vergelijking met de onder<br />

het vorige nommcr genoemde schilderijen<br />

zal vermoedelijk het niet<br />

opgegeven onderwerp dezer platen<br />

kunnen worden uitgemaakt.<br />

7. Verzameling van<br />

teekeningen in Oost-Indidischen<br />

inkt van het oude Batavia<br />

en andere vestigingen der<br />

O.-I. Compagnie.<br />

Waarschijnlijk werden deze teekeningen<br />

oorspronkelijk vervaardigd voor<br />

Reinier de Klerk (Gouv.-Gen. 1777—<br />

1780) en zijn zij na diens overlijden in<br />

het bezit gekomen van zijn pupil Mr. J.<br />

C M. Radermacher, Baad van Ned.<br />

Indië, eersten directeur en voorzitter<br />

van het Bat. Genootschap. Tan dezen<br />

ijverigen beoefenaar der wetenschappen,<br />

die, met zijne vrouw op het schip Java<br />

naar het vaderland terugkeerende, den<br />

24en Dec. 17H3 door tot de équipage<br />

behoorende Chiueezen, te gelijk met<br />

onderscheidene andere passagiers, verraderlijk<br />

werd vermoord, is een nauwkeurige<br />

levensschets gegeven in Bijlage<br />

X van het Gedenkboek van het<br />

Bat. Gen Dl. I. Hij was geboren te<br />

's Gravenhage HO Maart 1741 en bereikte<br />

dus slechts den leeftijd van 42<br />

jaren.<br />

Deze teekeningen zijn voor het grootste<br />

gedeelte gekozen uit eene portefeuille<br />

behoorende aan de afstammelingen<br />

eens broeders van den kinderloos<br />

overleden Badermacher. In die verzameling<br />

waren sommige onvoltooid , andere<br />

in twee exemplaren voorhanden,<br />

een groot deel door vocht en scheuren<br />

beschadigd Maar vooral merkwaardig<br />

is het, dat een paar gedeelten van<br />

de overigen zijn gescheiden geraakt,<br />

wat reeds zeer lang geleden moet hebben<br />

plaats gehad, daar de reeks van<br />

35 bladen in het bezit van den boekhandelaar<br />

J. W. van Leeuweo te Leiden<br />

reeds voor een aautal jaren door<br />

hem gekocht is. Een tweede afgeschei-


den gedeelte, 13 Maden tellende, waaronder<br />

weder doubletten van de groote<br />

verzameling voorkomen, behoort aan<br />

Mr. S. H. de la Sablonière te Kampen.<br />

Al deze teekeningen dragen duidelijke<br />

bewijzen van tot ééne verzameling<br />

behoord te hebben, daar zij in<br />

denzelfden vorm en op dezelfde grootte<br />

vervaardigd en met geheel gelijksoortige<br />

opschriften voorzien zijn, maar<br />

moeielijk is het na te gaan, hoe zij<br />

van elkander zijn gescheiden geraakt.<br />

Misschien is de aanleiding daartoe te<br />

vinden in de plundering van het huis<br />

van Badermachers broeder te Vlissingen,<br />

ter gelegenheid der omwenteling<br />

van 1787.<br />

Op sommige dezer teekeningen komt<br />

de naam van Johaunes Rach, majoor<br />

der artillerie, als teek'naar voor, en<br />

daar de stijl van behandeling in verreweg<br />

de meeste geheel dezelfde is, mag<br />

deze vermoedelijk ook als de maker<br />

van de overige beschouwd worden, voor<br />

zooverre zij niet voor latere kopiën zijn<br />

te houden; want de aanwezigheid van<br />

doubletten en het blijkbaar nieuwere<br />

papier van een deel der groote verzameling<br />

levert een door de traditie in<br />

de familie bekrachtigd bewijs, dat niet<br />

al deze teekeningen origineelen zijn.<br />

Het is zeker een merkwaardig toeval<br />

dat deze verzamelingen, die zoo lang<br />

gescheiden zijn geweest, op deze tentoonstelling<br />

heeft hereenigd. Van de<br />

groote verzameling, thans behoorende<br />

aan den heer F. J. Boursse Wils te<br />

Leiden, hebben wij de onafgewerkte<br />

teekeningen, de doubletten, enkele zeer<br />

slechte, die duidelijk een andere hand<br />

verraden, en eenige zwaar beschadigde,<br />

die niet goed meer konden gerestaureerd<br />

worden, van de tentoonstelling<br />

buitengesloten. Daarentegen is de verzameling<br />

van den heer van Leeuwen<br />

volledig tentoongesteld. Eerstgenoemde<br />

omvat na de plaats gehad hebbende<br />

schifting 80 teekeningen , de tweede SR.<br />

Deze allen zijn geëncadreerd, terwijl<br />

die van den heer de la Sablonière. eerst<br />

later ingekomen, ten getale van 13, in<br />

eene portefeuille voorhanden zijn.<br />

A. Groote verzameling, 80<br />

stuks in zwarte geribde* lijsten.<br />

— F. J. Boursse Wils, te<br />

Leiden.<br />

GROEP I. 3 e<br />

Klasse. 59<br />

Batavia.<br />

1. Gezicht van het eiland Onrust,<br />

drie mijlen van Batavia, op het eiland<br />

Kuiper.<br />

2. Schets der ligging van het schip<br />

Vreedenlust, op de helliug van het<br />

eiland Kuiper, tot herstel van schade<br />

aau de kiel in 1769.<br />

3. De reede van Batavia, gezien van<br />

het land van den heer Jb. Londisio<br />

op den hoek van Slingerland.<br />

4 De reede van Batavia, gezien van<br />

het Waterkasteel, met de eilanden Onrust<br />

en Kuiper in het verschiet.<br />

5. Het Kasteel van Batavia, gezien<br />

van den Houtkap, met de Waterpoort,<br />

de Werf en de Vierkantspoort.<br />

6 Gezicht op de Waterpoort van het<br />

Kasteel van Batavia.<br />

7. Gezicht van den Houtkap op het<br />

Kasteel van Batavia, met de Werf, de<br />

Vierkantspoort en den Boom.<br />

8 Het Kasteel van Batavia, met het<br />

Gouvernement en de gebouwen van<br />

binnen gezien van de Ophaalhrug.<br />

9. Het Compagnie's Graanmagazijn,<br />

gezien van de punt de Saphir tot de<br />

punt Amsterdam te Batavia.<br />

10. Het Stadhuis van Batavia, met<br />

de fontein, de groote kerk, de Tijgersgracht<br />

en de Nieuwpoortstraat.<br />

11. Tijgersgracht met het woon- en<br />

speelhuis van deu heer Jeremias van<br />

Riemsdijk.<br />

12. De Luthersehe kerk te Batavia,<br />

gezien van de Theewaterstraat.<br />

13. De Spinhuisgvacht met het Spinhuis<br />

en het Chineesche Hospitaal, gezien<br />

van den hoek der XJtrechtsche<br />

straat.<br />

14. Het Weeshuis op de Spinhuisgracht<br />

van de Sluis gezien, links de<br />

nieuwe Brakke Wacht.<br />

1 F>. De Nieuwpoortstraat met de<br />

Nieuwpoort, het Hospitaal en de Hospil<br />

salskerk.<br />

16 De pasar van Batavia, ziende<br />

naar de Diestpoort.<br />

17. De Diestpoort gezien van de<br />

Grooto Eivier bij het Hospitaal.<br />

18 De tuin van den heer Hendrik<br />

van Stocken, even buiten Batavia, op<br />

don weg naar Jakatra.<br />

19 De tuin van den heer K. F.<br />

Severin, even buiten Batavia, op den<br />

weg naar Jakatra.<br />

20. De tuin van den Land-commis-


60 GROEP I. 3


48. Gezicht op het Buiten-hospitaal<br />

bij den post Noordwijk, 3 palen<br />

buiten Batavia, van voren<br />

49. De Chineesche pasar van den<br />

rijweg gezien, met Weltevreden in het<br />

verschiet.<br />

50. Gezicht van den tuin van den<br />

Gouverneur-Generaal Petrus Albertus<br />

van der Parra, te Weltevreden, 4 palen<br />

buiten Batavia.<br />

61, Het Heerenhuis van den Gouv.-<br />

Gen. van der Parra te Weltevreden,<br />

4 palen boven Batavia.<br />

62. De tuin van den Gouv.-Gen. van<br />

der Parra van achteren, met het gezicht<br />

op het Heerenhuis.<br />

53. De groote zaal en speelhuizen<br />

van den Gouv.-Gen. van der Parra to<br />

Weltevreden, van de overzijde der<br />

rivier van achteren gezien.<br />

54. Tanah Abang en de pasar aldaar,<br />

5 palen buiten Batavia, gezien<br />

van den rijweg.<br />

65. De veldsehans Meester Cornelis,<br />

9 palen buiten Batavia, van den<br />

rijweg gezien.<br />

56. Gezicht op het landgoed Tandjong<br />

West, 20 palen boven Batavia,<br />

van den Toren naar het Heerenhuis.<br />

[Vgl. Verzameling B, n°. 11.]<br />

57. Gezicht van de veldsehans Tangenut,<br />

20 palen buiten Batavia.<br />

Buitenz<strong>org</strong>.<br />

58. Gezicht op het Heerenhuis (lusthuis<br />

van den Gouverneur Generaal)<br />

aan de voorzijde.<br />

[Vgl. verzameling B, n°. 13.].<br />

59. De beneden-tuin te Buitenz<strong>org</strong>,<br />

met de waschplaats en fontein en de<br />

bergen in het verschiet, gezien van<br />

het speelhuis op Kampong baroe.<br />

60. De groote fontein van Buitenz<strong>org</strong>,<br />

van boven naar beneden gezien;<br />

ter zijde de groote waterbak.<br />

61. De groote fontein te Buitenz<strong>org</strong>,<br />

gezien uit het moderne speelhuis naar<br />

boven.<br />

62. Gezicht van Indramago, 7 palen<br />

boven Buitenz<strong>org</strong>, binnen op liet plein,<br />

met speelhuis, fontein en bruggen.<br />

[Vgl. verzameling B, n°. 20.<br />

Tjirebon.<br />

63. Tjirebon van de reede gezien.<br />

64. Gezicht op den Tjirebonschen<br />

berg (Tjerimai), gezien van eene hoogte<br />

nabij Tjirebon.<br />

GROEP I. 3e Klasse. 61<br />

Gouvernement van Java's Noordoostkust.<br />

65. Het fort van Djewana<br />

66. Het fort van Kembang.<br />

67. Het huis Bonjon of Vredestein.<br />

68. Het fort van Gresik.<br />

69. Gezicht op Soerabaja.<br />

Molukken.<br />

70. Gezicht op den Goenoeng Api<br />

van Banda en het Kasteel der Compagnie.<br />

71. Gezicht op het Kasteel van Banda<br />

en den Goenoeng Api.<br />

Voormalige bezittingen en kantoren<br />

der Compagnie.<br />

72. Het Stadhuis en de Groenmarkt<br />

in de Kaapstad.<br />

73. Gezicht op Mangaloor van de<br />

reede, Malabar.<br />

74. Gezicht op Cananoor van de<br />

reede, Malabar.<br />

75. Gezicht op het paleis van den<br />

Koning van Kandia, Ceilon.<br />

76. Gezicht op het plein van Colombo<br />

van de reede,. Ceilon.<br />

77. Gezicht op de stad Colombo van<br />

de reede, Ceilon.<br />

78. Gezicht op Negapatnam van de<br />

reede, Koromandel.<br />

79. Gezicht van de rivier van Bengalen.<br />

80. Gezicht van het fort Gustavus<br />

te Chinsura.<br />

B. Tweede verzameling, 35<br />

stuks in smalle eikenhouten<br />

lijsten. Met afzonderlijken gedrukten<br />

catalogus. — J. van<br />

Leeuwen, boekh. te Leiden.<br />

Batavia.<br />

1. Het Kasteel van Batavia, van het<br />

buitenplein gezien, met het Gouvernement<br />

, de Kerk en de Dragonderswacht.<br />

2. Het Kasteel van Batavia, van de<br />

achterzijde gezien, met de rijstpakhuizen<br />

en den Houtkap, in 't verschiet de<br />

Vierkantspoort.<br />

3. Gezicht van de Middelpuntsbrug<br />

naar de Utreehtsche poort, met de<br />

Groote Bivier en, rechts, de Portugeesche<br />

kerk.


62 GROEP I. 3e Klasse.<br />

4. De Botterdamsche poort, van den<br />

rijweg gezien.<br />

6. De tuin van den heer Reinier de<br />

Klerk, aan den Molenvlietschen weg,<br />

van achteren gezien.<br />

6. Eerepoort voor den Gouverneur-<br />

Generaal Petrus Albertus van der<br />

Parra, aan den Jakatraschen weg.<br />

7. De post Jakatra, van den rijweg<br />

gezien, 2 palen van Batavia.<br />

8. De tuin van den heer Arnold<br />

Willem Alting, Raad en Dir. Gen. van<br />

N. I., aan den weg van GoenongSari,<br />

drie palen van Batavia.<br />

9. De tuin van den heer Alting.<br />

10. Exercitie der Artillerie onder<br />

den Majoor Gideon Dulez op Slingerland,<br />

5 palen van Batavia.<br />

11. Gezicht op het landgoed Tandjong<br />

West of Oostvriesland. 20 palen<br />

boven Batavia, van het Hoerenhuis<br />

naar den Toren.<br />

12. Gezicht op het landgoed Jémans(?),<br />

27 palen van Batavia, met<br />

het Gebergte in het verschiet.<br />

Buitenz<strong>org</strong>.<br />

13. Gezicht op het Heerenhuis (lusthuis<br />

van den Gouverneur-Generaal;<br />

aan de achterzijde.<br />

14. Het fort Philippina bij Buiten-<br />

"z<strong>org</strong>, van den rijweg gezien.<br />

15. Gezicht op de bamboezen brug<br />

over de rivier de Sapang, van den beneden-tuin<br />

naar Kampong baroe voerende.<br />

16. De Batoe toelis of beschreven<br />

steen en de daarvoor liggende steen<br />

met voetindrukken, bij Buitenz<strong>org</strong><br />

(1772).<br />

17. De steenen beelden onder den<br />

grooten wariuginboom bij Buitenz<strong>org</strong>,<br />

mede begrepen onder den naam van<br />

Batoe toelis.<br />

18. Gezicht op Soeka Hati (Hartenlust)<br />

, in de laatste bocht van den<br />

grooten tuin te Buitenz<strong>org</strong>.<br />

19. De vischvangst op Soeka Hati bij<br />

Buitenz<strong>org</strong>.<br />

20. Gezicht van Indramago, 7 palen<br />

boven Buitenz<strong>org</strong>.<br />

., 21. Gezicht op het Heerenhuis van<br />

Pondok gedé, 9 palen boven Buitenz<strong>org</strong>.<br />

22. Het landgoed Cicero, 18 palen<br />

boven Buitenz<strong>org</strong>, gezien van het speelhuis<br />

naar beneden.<br />

23. Gezicht op den berg Pangrangoe,<br />

gezien van het landgoed Cicero.<br />

Tjirebon.<br />

24. Posthouderij en pakhuizen der<br />

Compaguie to Indramajoe.<br />

25. Gezicht van Koning Kling (is /,<br />

dit misschien het dorp Kling in het<br />

regentschap Koeningan?) op het gebergte<br />

van Tegal en de zee bij Tjirebon.<br />

Gouvernement van Java's<br />

Noordoostkust.<br />

26. Gezicht op het fort van Tegal.<br />

27. Gezicht op het fort van Peka- u<br />

longan.<br />

28. Gezicht op Samarang.<br />

29. Gezicht op Salatiga.<br />

30. Gezicht op het fort van Demak.<br />

31. Gezicht op het fort van Djapara.<br />

32. Gezicht van den dalam van<br />

Sultan Sumatran (?).<br />

Kaap de Goede Hoop.<br />

33. Gezicht der reede van de Kaap<br />

de Goede Hoop.<br />

34. Gezicht van de Kaapstad op het<br />

Plein.<br />

36. Gezicht op de Kaapstad van de<br />

landzijde.<br />

C. Derde verzameling, 13<br />

stuks in portefeuille. — Mr.<br />

S. H. de la Sablonière, te<br />

Kampen.<br />

Batavia.<br />

1. Het Stadhuis van Batavia met de<br />

fontein, de groote kerk, de Tijgersgracht<br />

en de Nieuwpoortstraat (1779).<br />

2. Gezicht van het eiland Onrust,<br />

3 mijlen van Batavia, op het eiland<br />

Kuiper (1779).<br />

3. Gezicht op het eiland Kuiper, 3<br />

mijlen van Batavia, op het eiland Onrust<br />

(1779).<br />

4. Het Kasteel van Batavia met het<br />

Gouvernement en de gebouwen van<br />

binnen, gezien van de Ophaalbrug.<br />

(1779).<br />

5. Gezicht op de lage batterij van<br />

het Kasteel van Batavia, de Werf, de<br />

Vierkantspoort en den Boom, gezien<br />

van den Houtkap, in de richting<br />

langs de rivier naar de reede (1779).


6. Optocht der Chineezen naar de<br />

plaats bestemd voor de offerande tot<br />

verzoening hunner goden, bij het voorkomen<br />

van zware sterften of andere<br />

bezoekingen. .Naar het leven geteekend<br />

buiten Batavia (1788).<br />

7. Gezicht van het Waterkasteel aan<br />

den mond der rivier en van de Bataviasche<br />

reede (1764).<br />

8. Decoratie bij de voorstelling van<br />

den heer Petrus Albertus van der Parra,<br />

Gouverneur-Generaal van Nederlandsch<br />

IndiB, geinventeerd door den ingenieur<br />

C. A. Leupken, 29 Sept. 17(53.<br />

Hierbij een afzonderlijke beschrijving.<br />

Kaap de Goede Hoop.<br />

9. Gezicht van het Stadhuis der<br />

Kaapstad (1764).<br />

10. Gezicht van het Plein en de<br />

Heerengracht in de Kaapstad (1763).<br />

11. Gezicht van do Kaap de Goede<br />

Hoop, met het Kasteel in het noordwesten<br />

(1762).<br />

12. Gezicht van de Kaapstad, strekkende<br />

van het Kasteel tot de Waterbatterij<br />

, gezien van de reede in het<br />

zuidwesten (1762).<br />

13 Gezicht van het Waterkasteel op<br />

de Kaap de Goede Hoop, gezien van<br />

de reede in het zuidwesten (1762).<br />

8. Zes-en-twintig teekeningen<br />

in O. I. inkt en<br />

waterverf, voorstellende Javaansche<br />

landschappen, door Fr.<br />

Lebret, geëncadreerd in geel<br />

houten lijsten. — Er. Lebret,<br />

kunstschilder te Dordrecht.<br />

a. Weg van Batavia naar Buitenz<strong>org</strong>,<br />

met de diligence. O. I. inkt.<br />

6. Landschap bij Kedoeng Badak op<br />

Buitenz<strong>org</strong>. O. L inkt.<br />

c. De brug te Kedoeng Bedak. O. I.<br />

inkt.<br />

d. Landschap in het Bandongsche.<br />

O. I. inkt.<br />

e. Oefening in het harddraven te<br />

Soemedang. Waterverf.<br />

f. Landschap in Jlidden-Java, met<br />

alang-alangveld. O. I. inkt.<br />

g. Pekalongan met het gevangenhuis<br />

of voormalige fort. Waterverf.<br />

h. Het padi-snijden in Jogjakarta.<br />

O. L inkt.<br />

GROEP I. 3e Klasse. 63<br />

i. In het Djamboe-gebergte op den<br />

weg van Oenarang naar Ambarawa.<br />

Waterverf.<br />

j. Aan het strand der Java-zee, met<br />

kano. Waterverf.<br />

k. Overvaart eener rivier in de binnenlanden.<br />

O. I. inkt.<br />

I. Karbouw-weg; Javaansche jongens<br />

op de karbouwen. O. I. inkt.<br />

m. Een beek tusschen heuvelen, en<br />

tegen den stroom oploopende karbouwen.<br />

Waterverf.<br />

n. Landschap in Pasoeroean met<br />

schapen en Ceilonsche koeien. Waterverf.<br />

o. Landschap in Pasoeroean met<br />

paarden, door Javaansche jongons naar<br />

stal gebracht. Waterverf.<br />

p. Javaansche warong op den weg<br />

van Pasoeroean naar Kedawoeng. Waterverf.<br />

q. Landschap aan de rivier Bedjoso<br />

in do residentie Pasoeroean. Waterverf.<br />

r. Gezicht op de rivier Bedjoso op<br />

het landgoed Kedawoeng. Waterverf.<br />

s. Kampong op het land Kedawoeng.<br />

Waterverf.<br />

t. Een heilig huisje op het land<br />

Kedawoeng. Waterverf.<br />

«. Laudschap op Kedawoeng met<br />

rijstvelden en badende karbouwen. O.<br />

L inkt.<br />

v. Landschap op Kedawoeng met<br />

het Tengger-gebergte in het verschiet.<br />

Waterverf.<br />

ie. Landschap op den weg van Paserpan<br />

naar Tosari in het Tenggersche<br />

gebergte. O. 1 inkt.<br />

x. Op reis naar Tosari in het Tenggersche<br />

gebergte. Waterverf.<br />

y. Het dorp Tosari in het Tenggersche<br />

gebergte. O. I. inkt.<br />

z. De Zandzee met den vulkaan<br />

Bromo in het Tenggersche gebergte.<br />

Waterverf.<br />

9. Zes teekeningen in<br />

houtskool, vervaardigd door Dr.<br />

van Rijckevorsel op zijne reis<br />

door den Ind.-Archipel tot het<br />

doen van magnetische waarnemingen.<br />

In lijsten. — Dr. E.<br />

van Bijckevorsel, te Rotterdam.


04 GROEP I. 3° Klasse.<br />

a. De groote waringinboom in den<br />

tuin te Buitenz<strong>org</strong>.<br />

b. Boschweg in de Preanger Eegentschappen.<br />

c. Zeekust op Noord-Celebes.<br />

d. In de binnenlanden Tan Sumatra.<br />

e. Gezicht op Timor Deli uit het<br />

woonhuis van den Gouverneur.<br />

/. Gezicht boven Sindang Laja.<br />

10. Twee landschappen<br />

in waterverf door den oudzee-officier<br />

van de Velde. —<br />

C. W. M. van de Velde, te<br />

Besancon.<br />

a. Tjitjoeroeg aan den grooten weg<br />

over den Megamendoeng, bij paal 61.<br />

b. De berg Salak (grens Buitenz<strong>org</strong><br />

en Preanger), van Batoe toelis te Buitenz<strong>org</strong><br />

gezien.<br />

11. Twee teekeningen<br />

van gezichten op Java in waterverf,<br />

door kapitein de Salis.<br />

— Jhr. G. L. C. H. Baud,<br />

te Tiel.<br />

a. De instorting van 't paleis te<br />

Buitenz<strong>org</strong> door de aardbeving van 10<br />

Oct. 1834.<br />

b. Een gezicht op Batoe toelis te<br />

Buitenz<strong>org</strong>.<br />

12. Verzameling van<br />

teekeningen en ééne<br />

steendrukplaat, gezichten<br />

uit Ned. Indië' voorstellende. —<br />

Collectie Reinwardt.<br />

NB. De collectie Eeinwardt is eene<br />

verzameling van teekeningen,<br />

in hoofdzaak door den Hoogleeraar<br />

Reinwardt gelegateerd aan do<br />

Leidsche Hoogeschool en bewaard<br />

in het Eijks Herbarium. Zij bestaat<br />

grootendeels uit teekeningen<br />

vervaardigd door de teekenaars die<br />

Eeinwardt en andere reizigers uit<br />

zijn tijd op hunne tochten vergezelden,<br />

maar is later met eenige<br />

steendrukken en nieuwere teeke­<br />

ningen vermeerderd. Enkele teekeningen<br />

uit die verzameling zijn<br />

uitgegeven; maar de meeste zijn<br />

niet alleen onuitgegeven, maar<br />

missen alle aanwijzing van plaatB<br />

en herkomst. Wij zullen de Collectie<br />

Eeinwardt in verschillende<br />

klassen wedervinden, gelijk zij<br />

ook reeds voorkwam in Klasse 1 ,<br />

n°. 32.<br />

a. Gezicht op het meer Telaga Bodas.<br />

Waterverf. Gladde vergulde lijst.<br />

6. Gezicht op een vulkaan van Java.<br />

(De Merapi ?) Waterverf. Geel houten<br />

lijst.<br />

c. Gezicht van een onbekenden krater<br />

op Java. Waterverf. Geel houten lijst.<br />

d en e. Javaansche landschappen,<br />

door A. Payen. O. I. inkt. Smalle<br />

zwarte lijsten.<br />

f. Javaansch landschap, door A. J.<br />

Bik. O. I. inkt. Smalle zwarte lijst.<br />

g. Kampong Tjibadak, door J. T.<br />

Bik, en landschap in Sondari waarschijnlijk<br />

van A. Payen. Te zamen in<br />

een smalle zwarte lijst.<br />

h Drie gezichten van den Salak.<br />

Te zamen in een eikenhouten lijst.<br />

1. Salak van Buitenz<strong>org</strong> gezien.<br />

2. Tjampeasche top, gezien van den<br />

Tj itjoeroegschen.<br />

3. Hoogste top.<br />

i. Tier schetsen uit de Mesigit<br />

Selo op Noesa Kembaugan. Te zamen<br />

in één eikenhouten lijst.<br />

j. View of the Mesigit Selo. Eikenhouten<br />

lijst.<br />

k. Potlood-teekening van den Merapi<br />

, door J. B., naar Haak, en landschap<br />

in potlood, misschien wit de Molukken.<br />

Te zamen in een eikenhouten<br />

lijst.<br />

I. Het Dubbele Hol van Soetji.<br />

Teekening in O. I. inkt, door J. B.<br />

Eikenhouten lijst.<br />

in. Gezicht op het eiland Lombok.<br />

O. I. inkt Eikenhouten lijst.<br />

n. De Banda-eilauden. Teekening in<br />

waterverf van A. J. Bik (Banda 1821).<br />

Geel houten lijst.<br />

NB. Naar deze teekening is eene plaat<br />

vervaardigd in Eeinwardt's Reize<br />

naar het oostelijk gedeelte van<br />

den I. A.<br />

o. Matara op de Z. kust van Ombaai.<br />

Lithographie van van den Burggraaff<br />

te Brussel. (Verschillend van<br />

die in Eeinwardt's Eeize naar het


Oost. gedeelte van den I. A., en waarschijnlijk<br />

onuitgegeven). Eikenhouten<br />

lijst.<br />

13. Twaalf etsen van C.<br />

L. van Kesteren. Uit het werk<br />

Insulinde (zie N° 17. g). Naar<br />

teekeningen en studiën van A.f<br />

de Grijs. Epreuves d'artiste. In<br />

smalle vergulde lijsten. — Prof.<br />

P. J. Veth.<br />

a. Een kampong te Batavia.<br />

4. De weg .langs de Chineesche<br />

graven.<br />

c. Een waringin te Salemba.<br />

d. Een beek bij Gadok.<br />

e. Batoe toelis.<br />

ƒ. Een bamboebosch (Plantentuin<br />

van Buitenz<strong>org</strong>).<br />

ff. De Salak.<br />

h. Op den Megamendoeng.<br />

i. Telaga Warna.<br />

;'. Een opkomende bui nabij Siudang<br />

Laja.<br />

k. Een inlandsche begraafplaats nabij<br />

Palembang.<br />

I. De Bambé op Borneo.<br />

14. Vier etsen van C.<br />

L. van Kesteren. Uit het werk<br />

Midden-Sumatra. Epreuves d'artiste.<br />

In smalle vergulde lijsten.<br />

— Prof. P. J. Veth.<br />

a. Batang Hari voor Doesoen Tengah<br />

met de stoombarkas.<br />

b. Batang Hari bij den mond van<br />

de Mamoen.<br />

c. Tari tangan (spiegelgevecht zonder<br />

wapenen).<br />

d. Koebang-boom met kalongs behangen.<br />

15. Verzameling van<br />

platen betrekking hebbende<br />

tot Sumatra en meest landschappen<br />

voorstellende, samengesteld<br />

uit de titelplaten der<br />

vier deelen van het werk Midden-Sumatra<br />

en al de platen<br />

voorkomende in het reisverhaal,<br />

GROEP I. 3e Klasse. 65<br />

dat het eerste gedeelte van dat<br />

werk uitmaakt. — Aardrijkskundig<br />

Genootschap, te Amsterdam.<br />

a. Vier geëtste platen.<br />

b. Twintig houtsneden.<br />

c. Twee steendrukplaten.<br />

Te zamen opgeplakt op zeven bladen<br />

karton.<br />

1(3. Gezichten uit Nederlandsch<br />

West-Indië,<br />

geteekend door den luitenant<br />

ter zee Voorduin, op steen gebracht<br />

door Jhr. van Hè^ms- /<br />

kerck van Beest. — Prof. P.<br />

J. Veth.<br />

Twintig platen in kleurendruk, behoorende<br />

tot het werk vermeld n° 17.1c,<br />

en in geel houten lijsten geplaatst. Zij<br />

stellen de volgende gezichten voor :<br />

a. Plantages aan de rivier de Suriname.<br />

b. Het fort Zeelandia.<br />

e. Het Gouvernementshuis te Paramaribo.<br />

d. De reede van Paramaribo.<br />

e. Post Gelderland en de Joden-<br />

Savanna, van de rivierzijde gezien.<br />

f. De Joden-Savanna en het kerkhof,<br />

van het Cordonpad gezien.<br />

ff. Een Arowakka-Indianen-kamp.<br />

h. Een plantage-slavenkamp.<br />

i—l. Gezichten van de Haven en<br />

het Schottegat op Curacao.<br />

tri. De Caracas-baai met fort Beekenburg<br />

en den Tafelberg op Curacao.<br />

n. De grot van Hato op Curacao.<br />

o. Bonaire.<br />

p. St. Eustatius.<br />

q. St. Martin.<br />

r. Saba.<br />

s en t. Kaarten van Suriname en<br />

de Ned. West-Indische eilanden.<br />

17. Verzameling van<br />

plaatwerken, meest gezichten<br />

van Nederlandsch Oost- en<br />

West-indië bevattende. — Prof.<br />

P. J. Veth.<br />

5


66 GROEP l. 3< Klasse.<br />

a. Allerneuester geographisch- und<br />

topographischer Schauplatz von Africa<br />

und Ost-Indiën, von Johann Wolfgang<br />

Heydt. Wilhelmsdorf, 1744. 4°. obl.<br />

b. Terhandelingen over de Natuurlijke<br />

Geschiedenis der Nederlandsche<br />

Overzeesche Bezittingen door de leden<br />

der Natuurkundige Commissie in Indië<br />

en andere schrijvers. Uitgegeven op last<br />

van den Koning door C. J. Temminek.<br />

3 Dln. in fol. Leiden, 1839—1844. —<br />

leAfd. Land- en volkenkunde; 2e Afd.<br />

Botanie; 3e Afd. Zoölogie.<br />

NB. In deze klasse geplaatst omdat de<br />

eerste afd. vele Indische landschappen<br />

bevat en het wensehelijk<br />

scheen de drie deelen bijeen<br />

te houden.<br />

c. Tues de Java, dessinées d'après<br />

nature et lithographiées sous la direction<br />

de Monsieur J. J. van Braam.<br />

Amsterdam, Buffa en Zonen. — Zes<br />

platen, waarbij nog gevoegd twee gekleurde<br />

van onzekeren oorsprong. Plano.<br />

d. Gezichten uit Nederlandsch-Indië<br />

naar de natuur geteekend en beschreven<br />

door C. W. M. van de Telde.<br />

Amsterdam, Prans Buffa en Zonen. Pol.<br />

e. Atlas van platen bevattende elf<br />

pittoreske gezichten, door F. Junghuhn.<br />

NB. Behoort bij het werk: Java, deszelfs<br />

gedaante, enz. Zie le Klasse<br />

N° 7. 16.<br />

f. Java. Naar schilderijen en teekeningen<br />

van A. Salm, op steen gebracht<br />

door J. C. Greive Jr. Amsterdam,<br />

Buffa en Zonen. Plano.<br />

g. Insulinde. Twaalf tafereelen uit<br />

Nederlandsch Indië, volgens teekeningen<br />

en studiën naar de natuur, door<br />

A. de Grijs, geëtst door C. L. van<br />

Kesteren. Met tekst van P. J. Teth.<br />

(Epreuves d'artiste).<br />

h. Bataviaasch Album. Terzameling<br />

van een tiental gezichten van de hoofdstad<br />

van Nederlandsch Indië, door<br />

C. E. Deeleman. G. Kolff en Co. te<br />

Batavia.<br />

i. De Preangan-regentschappen.<br />

Landschappen naar de natuur geteekend<br />

door Dr. J. Groneman. Leiden,<br />

G. Kolff. Zes chromolithographiën.<br />

j. Toyage a Surinam. Description<br />

des possessions Néerlandaises dans la<br />

Guiane, par P. J. Bénoit. Cent dessins<br />

pris sur nature par 1'auteur, lithogra-<br />

phiés par Madou et Lauters. Bruxelles,<br />

1839. Pol.<br />

k. Gezichten uit Nederlandsch Westindië,<br />

naar de natuur geteekend en<br />

beschreven door G. W. O Toorduin,<br />

luitenant ter zee. Op steen gebracht<br />

door Jhr. J. E. van Heemskerck van<br />

Beest. Amsterdam, Buffa en Zonen.<br />

NB. De twintig platen, die dit werk<br />

bevat, zijn afzonderlijk in lijsten<br />

en achter glas tentoongesteld. Zie<br />

boven n° 16.<br />

18. Nederlandsch Indië.<br />

Teekeningen door Jhr. J. C.<br />

Ilappard, Ie Deel, Batavia,<br />

tekst van W. A. van Rees,<br />

1881, H> Deel, Buitenz<strong>org</strong>,<br />

tekst van M. T. H. Perelaer<br />

(1883). A. W. Sijthoff te Leiden.<br />

Het IIL' Deel, nog onvoltooid,<br />

zal Java, het vierde de<br />

Buitenbezittingen behandelen. —<br />

A. W. Sijthoff, uitgever te<br />

Leiden.<br />

19. Hetzelfde werk D. II en<br />

D. III. — Maj. M. T. H. Perelaer,<br />

te 's-Gravenhage.<br />

20. C. W. M. van de Velde,<br />

Gezigten uit Neerlands<br />

Indië, naar de natuur geteekend<br />

en beschreven. Amsterdam,<br />

Buffa, 1845. Pol. —<br />

Kon. Mil. Akad., te Breda.<br />

21. De reede van Groot-<br />

Atjeh, naar een teekening<br />

van den luit. der art. C. A.<br />

Whitton, op steen gebracht<br />

door Emrik en Binger te Haarlem.<br />

Erven Thierry en Mensing<br />

en v. Doorn en Zoon, 's Hage. —<br />

Prof. P. J. Veth.<br />

22. Album van Neder-


landsch Indië. Houtsneden<br />

van landschappen en volkstypen<br />

van Java, Sumatra, Borneo,<br />

Celebes en de Molukken, uit<br />

de tijdschriften Eigen Haard<br />

en de Aarde en hare Volken,<br />

voor de Tentoonstelling bijeengebracht.<br />

— H. D. Tjeenk<br />

Willink, uitgever te Haarlem.<br />

23. Een exemplaar van<br />

de platen uit hetzelfde<br />

werk op karton geplakt.<br />

— H. D. Tjeenk Willink.<br />

24. Verzamelingen van<br />

photographiën betreffende<br />

Atjeh. — Departement<br />

van Koloniën.<br />

a. Veertig stuks ter grootte van<br />

0.35 X 0.35 m.<br />

b. vier en zeventig stuks, ter grootte<br />

van 0.50 X 0.35.<br />

25. Verzameling van<br />

280 photographiën in<br />

kooldruk van landschappen in<br />

de meest verschillende deelen<br />

van Ned. Indië, door P. Oosterhuis,<br />

photograaf te Amsterdam<br />

, naar negatieven in Indië<br />

vervaardigd door H. Veen. —<br />

H. Veen, op Java.<br />

26. Een volledig exemplaar<br />

van Meessen's<br />

photographiën van Oost-<br />

Indische landschappen (Java,<br />

Sumatra, Nias, Banka, Billiton<br />

en Borneo). Te zamen 175<br />

stuks, volgens bijgevoegden<br />

afzonderlijken catalogus, die te­<br />

vens de in de 9 e<br />

GROEP I. 3e Klasse. 67<br />

klasse ge­<br />

plaatste photographiën van<br />

volkstypen, ten getale van 75,<br />

omvat. — J. H. de Bussy,<br />

uitgever te Amsterdam.<br />

27. Verzameling photographiën<br />

van Buitenz<strong>org</strong><br />

en omstreken, van C. Lang,<br />

photograaf te Buitenz<strong>org</strong>, deels<br />

vereenigd tot een „Album van<br />

Buitenz<strong>org</strong>" (24 platen), deels<br />

opgeplakt om aan den muur te<br />

hangen. Onveranderlijke druk.<br />

— H. G. Burck, uitgever te<br />

Baarn.<br />

28. Keur van photographiën<br />

uit het Album der<br />

Sumatra-expeditie, 50 stuks op<br />

14 bladen karton. — D. D.<br />

Veth, te Amsterdam.<br />

29. Vier photographiën<br />

van Ned. Indië, door Woodbury<br />

en Page. — D. E. E.<br />

Wolterbeek Muller, kapt.-luit.<br />

ter zee, te Voorburg.<br />

30. Twee Albums met<br />

photographiën, van Curacao<br />

en Aruba. — R. Soublette<br />

en P. Kranwinkel, op Curacao.<br />

31. Vijf schilderijen in<br />

olieverf vervaardigd door<br />

W. Troost te 's Gravenhage<br />

(geb. te Arnhem 14 Juni 1812,<br />

leerling van B. J. van Hoven<br />

en Schelfhout), naar teekeningen<br />

van kapitein de Salis<br />

(zie n°. 11), en in gelijke vergulde<br />

lijsten gevat. — Jhr. Mr.<br />

A. Baud, te 's Gravenhage *),<br />

') Van deze' inzending werd kennis<br />

gekregen, toen dit vel reeds op het<br />

punt stond van te worden afgedrukt,<br />

en zij niet meer op hare juiste plaats<br />

kon worden ingevoegd.


68 GROEP I. .Se Klasse.<br />

De schilderijen stellen voor:<br />

a. Het paleis van den Gouverneur<br />

Generaal te Buitenz<strong>org</strong> vóór de aardheving<br />

van 'tjaar 1834.<br />

b. Als voren gedurende de aardbeving.<br />

c. Als voren, op grooten afstand bij<br />

den grooten vijver gezien.<br />

d. Een gezicht op den berg Salak<br />

bij Buitenz<strong>org</strong>.<br />

e. Een gezicht op de landen Koeripan<br />

en Tjibodas, gescheiden door de<br />

rivier Tjibodas, in het Buitenz<strong>org</strong>sehe.


1 Klasse.<br />

•LOGIE EN MINERALOGIE: GEOLOGISCHE EN MINERALO-<br />

GISCHE BESCHRIJVINGEN, AFBEELDINGEN EN VERZAMELINGEN.<br />

af van de zeer verspreide berichten der oudere<br />

rs, waaronder Valentijn, Marsden, Raffles en<br />

d vooral te noemen zijn, dan kan men zeggen<br />

geologische kennis van onzen archipel eerst dam<br />

het jaar 1820, het jaar waarin de Natuurkun-<br />

Commissie werd ingesteld, welker leden successievelijk<br />

te gedeelten van onzen Archipel onderzochten, en de resul-<br />

1 in hunne bekende „Verhandelingen" in het licht gaven,<br />

geologische onderzoekingen werden hoofdzakelijk verricht<br />

Reinwardt, Horner, Macklot, Hasskarl, Korthals, Schwaner<br />

on Gaffron, terwijl de Zoöloog Salomon Muller de resultaten<br />

Horner's en vooral van Macklot's onderzoekingen, na beider<br />

lijden, publiceerde. Onder de genoemde personen staan Horner<br />

Schwaner, wat het op geologisch gebied geleverde betreft,<br />

naan. Kan ook een gedeelte hunner onderzoekingen den<br />

! eener scherpe kritiek niet doorstaan, vooral wat betreft<br />

Duderdomsbepalingen der sedimenten van Borneo en van<br />

or, die of tot de kolenkalkperiode behooren, of grootendeels<br />

air zijn, maar niet zelden door hen als trias en jura worvermeld,<br />

zoo moet toch worden toegegeven dat hunne<br />

brij vingen zeer veel belangrijks bevatten, en dat de geoloae<br />

kennis van sommige gedeelten van onzen archipel nog<br />

Is tot het door hen geleverde beperkt is gebleven,<br />

rootere waarde bezitten de onderzoekingen van Franz Jungn,<br />

die in 1840 en 1841 de Battalanden op Sumatra bezocht,


70 GROEP I. 4 6<br />

Klasse.<br />

en daarna vele jaren achtereen het eiland Java bereisde, met<br />

groote volharding de verschillende vulkanen beklom en van<br />

hun kraters teekeningen vervaardigde, om daarna met het onderzoek<br />

van de sedimentaire afzettingen van Java te besluiten.<br />

Het resultaat zijner uitgebreide en langdurige onderzoekingen<br />

op topographisch, botanisch en geologisch gebied is nedergelegd<br />

in zijn bekend werk „Java." Het glanspunt daarvan is de beschrijving<br />

der vulkanen; vooral het topographisch gedeelte is<br />

niet zelden uitstekend. Wat het sedimentaire gedeelte van zijn<br />

werk betreft, zoo blijkt het in den laatsten tijd meer en meer,<br />

dat hierin zeer veel onjuistheden voorkomen, en dat zijn onderzoek<br />

van de tertiaire afzettingen in West-Java niet meer geweest<br />

is dan een zeer algemeene verkenningstocht, terwijl de<br />

sedimenten van Midden- en Oost-Java door hem nauwelijks<br />

onderzocht werden. Maar waar één persoon zulk een uitgestrekt<br />

gebied behandelt als het eiland Java, kan men redelijker wijze<br />

niet anders verwachten dan een algemeen overzicht, dat in<br />

groote trekken juist is, maar in de onderdeelen uit den aard<br />

der zaak fouten moet bevatten. Wel verre hem hiervan een<br />

verwijt te maken, moet men veeleer verbaasd zijn over de taaie<br />

volharding, waarmede hij tal van feiten verzamelde, en de<br />

duizenden waarnemingen deed, die hem ten slotte in staat stelden<br />

een overzichtelijk beeld van Java's natuurlijke gesteldheid in<br />

beschrijving en kaart te geven, dat steeds waarde voor de wetenschap<br />

zal behouden.<br />

Te Lembang, een klein plaatsje boven Bandong, aan den<br />

voet van den Tangkoeban Prahoe, verrijst, te midden van kinaboomen,<br />

eene groote witte obelisk boven Junghuhn's graf. Geen<br />

wetenschappelijk reiziger, die Java bezoekt, mag vergeten eene<br />

bedevaart hierheen te doen, als hulde aan de nagedachtenis van<br />

den vlijtigen en werkelijk grooten man, die hier begraven ligt!<br />

Wij zijn nu genaderd tot de derde periode in de geschiedenis<br />

van het geologisch onderzoek onzer Indische bezittingen. Tot<br />

de eerste periode behooren de onderzoekingen der Natuurkundige<br />

Commissie; de tweede periode wordt uitsluitend beheerscht<br />

door Junghuhn; de derde periode neemt een aanvang met de<br />

komst der eerste mijningenieurs in Indië, in het jaar 1850.<br />

De werkzaamheden dezer mijningenieurs waren echter geenszins<br />

uitsluitend van geologischen aard. Een gedeelte was steeds<br />

werkzaam op Bangka, in het belang der tinontginning, en op<br />

Borneo ten behoeve der Gouvernements-kolenmijnen, waarvan<br />

de eersten echter tevens belast waren met de geologische opneming<br />

van het eiland. Een ander gedeelte was geplaatst bij het<br />

grondpeilwezen, ten behoeve der artesische waterverz<strong>org</strong>ing van


GROEP I. 4e Klasse. 71<br />

Java. Neemt men daarbij in aanmerking dat herhaaldelijk onderzoekingen<br />

moesten plaats hebben naar de ontginbaarheid van<br />

reeds bekende, of wel nieuw ontdekte kolenlagen of ertsafzettingen<br />

; dat behalve den Chef van het Mijnwezen gewoonlijk nog<br />

een ingenieur belast is met administratief werk aan het hoofdbureau<br />

van het Mijnwezen; dat eindelijk het corps mijningenieurs,<br />

hetwelk volgens de bestaande bepalingen uit niet meer<br />

dan 15 ingenieurs mag bestaan, bijna nooit compleet is geweest,<br />

maar eerst in de allerlaatste jaren voltallig is geworden; dan<br />

kan het geen verwondering baren dat gewoonlijk niet meer dan<br />

één of hoogstens twee mijningenieurs voor het verrichten van<br />

zuiver geologische onderzoekingen beschikbaar waren. Dit is wel<br />

in het oog te houden bij de beoordeeling van den vooruitgang<br />

der geologische kennis onzer Oost-Indische bezittingen, voor zoover<br />

die aan de mijningenieurs te danken is. Was het geheele<br />

corps van den beginne af aan met geologische onderzoekingen<br />

belast geweest, dan zou die vooruitgang natuurlijk belangrijk<br />

grooter geweest zijn; maar bij de bestaande toestanden moet<br />

men erkennen dat op geologisch gebied door het Mijnwezen<br />

verricht is wat mogelijk was.<br />

De geologische onderzoekingen der mijningenieurs hadden<br />

hoofdzakelijk plaats op Bangka, Borneo en Sumatra, in de<br />

laatste jaren ook op Java. Alleen het onderzoek van het middelste<br />

gedeelte van het Gouvernement Sumatra's Westkust,<br />

van Bangka, en van een zeer klein gedeelte van West-Ja va,<br />

draagt het karakter van eene gedetailleerde opneming 1<br />

); andere<br />

terreinen, namelijk het noordelijk gedeelte van Sumatra's Westkust,<br />

Zuid-Sumatra, enkele gedeelten van West- en van Zuid-<br />

Borneo en van Timor zijn door geologische verkenningstochten<br />

bekend geworden; nog andere landstreken zijn of geheel onbekend,<br />

of onze geologische kennis is beperkt tot enkele onsamenhangende<br />

en weinig bepaalde gegevens.<br />

Op het hierbij gevoegde overzichtskaartje (schaal 1 : 23 millioen)<br />

zijn de nauwkeurig onderzochte terreinen, de terreinen<br />

door geologische verkenningstochten onderzocht, en de terreinen<br />

waarover men slechts geringe geologische kennis bezit, door<br />

kleuren aangegeven, terwijl de geologisch geheel onbekende<br />

streken wit zijn gelaten.<br />

De onderzoekingen der mijningenieurs zijn vroeger gepubliceerd<br />

in 31 bijdragen in het Natuurkundig Tijdschrift voor<br />

J<br />

) Ook de geologische kaart van liet eiland Blitong (Billiton) is voltooid,<br />

onder leiding van den Oud-Hoofdingenieur van het Mijnwezen O de Groot.


72 GROEP I. 4e Klasse.<br />

Nederlandsch Indië, Deel II (1851) tot Deel XXX, daarna in<br />

het Jaarboek van het Mijnwezen in Ned. Oost-Tndië, uitgegeven<br />

op last van Zijne Excellentie den Minister van Koloniën. Sedert<br />

1872 verschijnen van dit tijdschrift jaarlijks 2 deelen. De nieuwste<br />

onderzoekingen op Borneo's Westkust en op Java zijn nog niet<br />

gepubliceerd, terwijl de geologische kaarten met beschrijvingen<br />

van Sumatra's Westkust nog in het loopende jaar het licht<br />

zullen zien.<br />

Aangezien bij het Mijnwezen in Indië geen palaeontoloog is<br />

aangesteld, werden de bij de geologische onderzoekingen gevonden<br />

versteeningen ter bepaling naar Europa gezonden. Hierbij<br />

hebben zich voornamelijk verdienstelijk gemaakt de heeren Beyrich<br />

(Berlijn) en Roemer (Breslau) voor de petrefacten der kolenkalkformatie;<br />

Göppert (Breslau), Geyler (Frankfurt am Main)<br />

en Heer (Zürich) voor de fossiele planten; Böttger (Frankfurt<br />

a/M.), Brady (Londen), v. Fritsch (Halle), Geinitz (Dresden),<br />

Günther (Londen), Jenkins (Londen), v. d. Marck (Hainm),<br />

Martin (Leiden) en Woodward (Londen) voor de tertiaire versteeningen.<br />

Ten slotte moge hier een kort overzicht volgen van de verschillende<br />

formatiën, die tot op heden op de eilanden onzer<br />

Oost-Indische bezittingen zijn aangestroffen.<br />

1. Oudste sehiefers. De oudste gesteenten van onzen archipel<br />

zijn leigesteenten, hoofdzakelijk kleischiefers en kwartsieten. Ondergeschikt<br />

treden ook glimmerschiefer, hoorn blendeschiefer en<br />

grauwakkenzandsteen op. Versteeningen zijn in deze oude leien<br />

niet gevonden, waarschijnlijk behooren zij niet alle tot dezelfde<br />

formatie. Ouder dan de kolenkalk zijn ze stellig, zoodat zij tot<br />

de devonische en silurische formaties moeten behooren, of gedeeltelijk<br />

zelfs nog ouder kunnen wezen. In de kleischiefers vindt<br />

men op Borneo en Sumatra niet zelden kwartsgangen met een<br />

gering goudgehalte. Gesteenten dezer oudste formatie zijn reeds<br />

bekend op Sumatra, Bangka, Blitong, Java (zeer weinig) en<br />

Borneo; in den geheelen archipel schijnen zij de basis te vormen<br />

waarop zich alle overige gesteenten hebben afgezet.<br />

3. Gesteenten der granietgroep. Gangen van graniet in<br />

de oude schieters, benevens het optreden van metamorphe gesteenten,<br />

zoogenaamde „hornfelse", aan het contact van sehiefers<br />

en graniet, hebben ten minste voor een gedeelte der granietgesteenten<br />

uitgemaakt dat zij stellig jonger zijn dan de oudste<br />

sehiefers. Of echter alle granieten daarom jonger zijn, is nog niet<br />

zeker. Deze groep omvat granitieten, hoornblende-granieten,<br />

kwartsporfieren en diorieten. De laatste vormen gedeeltelijk<br />

overgangen in de granietieten en .zijn dus van denzelfden ouder-


GROEP I. 4« Klasse. 73<br />

dom. Andere diorieten daarentegen treden zelfstandig op, of<br />

ook wel gangvorrnig in de granietgesteenten. Hiertoe behooren<br />

o. a. de merkwaardige augietdiorieten, die gedeeltelijk misschien<br />

nog wel jonger dan de kolenkalk kunnen zijn. Overigens is de<br />

ouderdom der granietgesteenten stellig hooger dan carbonisch.<br />

Gesteenten dezer le of oudste eruptieve groep zijn bekend op<br />

Sumatra, Bangka, Billiton, Singkep, Java (zeer weinig) en Borneo.<br />

3. Gesteenten der carbonische periode. Deze zijn tot heden<br />

alleen op Sumatra en op Timor met zekerheid aangewezen. De<br />

formatie bestaat hoofdzakelijk uit eene grauwe kolenkalk met<br />

talrijke karakteristieke versteeningen. Op Sumatra komen onder<br />

de kolenkalk mergel- en kiezelschiefers voor, die voorloöpig ook<br />

tot de carbonische periode gesteld zijn, ofschoon zij nog geen<br />

versteeningen hebben geleverd, en dus wellicht iets ouder kunnen-<br />

zijn. Of enkele op Java aangetroffen kiezelschiefers hiermede<br />

te vereenigen zijn, moet voorloöpig ook nog onzeker blijven.<br />

4. Gesteenten der diabaasgroep. In de Padangsche Bovenlanden<br />

op Sumatra vindt men tamelijk uitgestrekte bergterreiren,<br />

die uit diabazen en gabbro, zelden ook uit serpentijn,<br />

proterobaas en pikriet bestaan. Ook de serpentijn van, Timor<br />

schijnt tot deze formatie te behooren, terwijl dit van den serpentijn<br />

en den anorthietgabbro van Zuid-Oostelijk Borneo minder<br />

zeker is; de laatste is waarschijnlijk jonger dan de eerstgenoemde.<br />

Op Sumatra zijn gangen van diabaas in de kolenkalk<br />

gevonden, zoodat de gesteenten van deze eruptieve groep stellig<br />

jonger dan carbonisch zijn.<br />

5. Mesozoische gesteenten waren tot heden onbekend. De<br />

versteeningen van Timor, die vroeger voor triassisch werden<br />

gehouden, behooren tot de kolenkalk. Ofschoon het voorkomen<br />

van mesozoïsche gesteenten op Timor niét geheel onwaarschijnlijk<br />

is, zjjn ze tot heden met zekerheid niet gevonden. Daarentegen<br />

zijn in den allerlaatsten tijd op Borneo gesteenten aangetroffen,<br />

die zoo goed als zeker tot de krijtperiode behooren. De bedoelde<br />

formatie bestaat uit mergels, rijk aan versteeningen, die groote<br />

overeenkomst bezitten met senonische (bovenste krijt-) petrefacten,<br />

en treedt op in het bovenstroomgebied der Kapoeas-rivier,<br />

ter Westkust van Borneo. Ook zijn reeds aanwijzingen voorhanden,<br />

dat gesteenten der krijtperiode nog op andere eilanden<br />

van onzen archipel optreden.<br />

6. Eoceene gesteenten hebben op de eilanden van onzen<br />

archipel eene groote verbreiding. Op Borneo zijn drie onderafdeelingen<br />

of étages, op Sumatra vier étages aangewezen, die,<br />

te oordeelen naar het zeer geringe aantal levende soorten, die<br />

onder de versteeningen voorkomen, met groote waarschijnlijk-


74 GROEP L i e<br />

Klasse.<br />

heid tot deze oudste afdeeling der tertiaire periode te rekenen<br />

zijn. De onderste afdeeling bestaat op Sumatra hoofdzakelijk<br />

uit brecciè'n en conglomeraten, ook zandsteenen en mergelschiefers,<br />

welker materiaal afkomstig is van de oudere gesteenten.<br />

Op Borneo en op Java is deze onderste of z. g. breccieétage<br />

nog niet gevonden. De tweede étage bevat de voor Indië zoo<br />

belangrijke steenkolen. Zij bestaat hoofdzakelijk uit kwartszandsteenen'<br />

zonder animale versteeningen en bereikt op Sumatra<br />

eene dikte van 600 nieter. Deze zandsteenen met kolen zijn<br />

zeer verspreid op Borneo, in de Padangscbe Bovenlanden op<br />

Sumatra, en in Westelijk Java. De derde étage bevat hoofdzakelijk<br />

zachte, mergela'chtige zandsteenen, zoowel op Borneo<br />

als op Sumatra. De vierde of bovenste étage eindelijk bestaat<br />

uit kalksteen, op Borneo met millioenen nummulieten, op Sumatra<br />

met zeer veel orbitoïden. Op enkele punten van Java<br />

komt ook orbitoïdenkalk voor, die tot deze étage, wat de ligging<br />

betreft, gerekend moet worden. De meeste kalkbanken<br />

van Java zijn echter jonger.<br />

7. Oudste andesieten. Na afzetting van het jongste lid der<br />

eoceene vorming (de kalksteen) hebben in den geheelen archipel<br />

uitgestrekte eruptiën van andesieten plaats gehad. Ter onderscheiding<br />

van de andesieten, die later door de groote vulkanen<br />

zijn geleverd, worden zij gewoonlijk de „oude andesieten" genoemd.<br />

Met de veel jongere vulkanen hebben zij niets te maken.<br />

Zij treden meestal in zelfstandige berg- en heuvelreeksen op,<br />

zonder krater, en ook zonder den karakteristieken kegelvorm<br />

der jongere vulkanen. Deze andesieten vindt men op Borneo,<br />

Java en Sumatra, en waarschijnlijk nog op vele andere eilanden<br />

van den archipel.<br />

8. Oligoceene gesteenten. Alleen sommige nummulieten- en<br />

orbitoïden-houdende mergellagen der residentie Djokjakarta<br />

kunnen, volgens de laatste onderzoekingen, tot deze afdeeling<br />

gerekend worden.<br />

9. Mioceene gesteenten. De zooeven genoemde andesieten<br />

vormen de scheiding tusschen de eoceene en de mioceene gesteenten.<br />

Terwijl in de eerstgenoemde geen materiaal van die<br />

andesieten optreedt, bestaan de mioceene gesteenten van den<br />

archipel voor een zeer groot gedeelte uit grover en fijner andesietmateriaal,<br />

zoodat deze gesteenten voor het meerendeel als<br />

vastgewordene vergruizingsproducten der andesieten zijn te beschouwen.<br />

Op Java vindt men niet zelden de andesieten bedekt<br />

door zeer harde conglomeraten en brecciè'n van hetzelfde materiaal,<br />

die op hunne beurt weder bedekt worden door fijnere<br />

zandsteenen, waarin met de loupe of het mikroskoop de erup-


GROEP I. 4» Klasse. 75<br />

tieve deeltjes duidelijk te zien zijn. Door opneming van kalk<br />

worden deze gesteenten uiergelach tig, soms gaan zij zelfs over<br />

in mergelkalksteenen. Deze formatie, met inbegrip van de<br />

andesietbrecciën, bereikt op Java, volgens de laatste onderzoekingen,<br />

eene dikte van ongeveer 5000 meter; ook op<br />

Sumatra, namelijk in de residentiën Bengkoelen en Palembang,<br />

benevens op de eilandenreeks ten westen van Sumatra (Nias,<br />

Batoe-eilanden, enz.) zijn mioceene gesteenten gevonden, en<br />

overal waar deze formatie optreedt, schijnt zij sterk ontwikkeld<br />

te zijn. Met uitzondering van de bovenste, jongste, lagen, die<br />

rijk zijn aan versteeningen, en waaruit ook Junghuhn reeds<br />

talrijke petrefacten verzamelde, bevat deze zeer dikke tertiaire<br />

afdeeling uiterst weinig fossielen. Oud-mioceene en middel-mioceene<br />

lagen zijn daarom op Java waarschijnlijk wel voorhanden,<br />

maar zij leverden tot heden geen versteeningen. In Bengkoelen<br />

behooren de lagen aan de Kamoemoe-rivier tot de oud-mioceene,<br />

en die van de afdeelingen Seloema en Kroë waarschijnlijk tot<br />

de middelmioceene formatie, tot welke ook de mergellagen van<br />

het eiland Nias moeten gerekend worden. De juiste vaststelling<br />

van den ouderdom der jong-tertiaire lagen in Indië is echter,<br />

zooals men weet, met zeer groote moeielijkheuen verbonden,<br />

en zoo kunnen deze bepalingen ook nog geen aanspraak op<br />

absolute zekerheid maken.<br />

10. Plioceene gesteenten. De vroeger voor plioceen gehoudene<br />

mergels van Seloema in Bengkoelen zijn volgens latere<br />

onderzoekingen beter als raioceen te beschouwen. Daarentegen<br />

worden de middel- en jong-mioceene lagen van Java, van het<br />

eiland Nias, en andere, op talrijke plaatsen door kalkbanken<br />

bedekt, die de bovenste, jongste, afdeeling der geheele tertiaire<br />

periode vormen, en die men daarom voorloöpig plioceen kan noemen.<br />

Of zij misschien beter tot de bovenste afdeeling der mioceene<br />

formatie te rekenen zijn, moeten latere onderzoekingen uitmaken.<br />

11. Oudere, kleine, vulkaantjes. Vóór dat de eruptie der<br />

groote vulkanen in den archipel een aanvang nam, hadden er<br />

op sommige punten van Sumatra en van Java zeer kleine eruptiën<br />

plaats, die aanleiding gaven tot de opbouwing van kleine<br />

fraaie vulkaantjes. Hun aantal is beperkt, en de hoeveelheid<br />

hunner uitgeworpen stoffen zeer gering. Op Sumatra zijn 7<br />

dergelijke vulkaantjes bekend, waarvan 5 uit bazalt, 2 uit<br />

hoornblendeandesiet zijn samengesteld. Op Java zijn er nog<br />

slechts 2 bekend, beide bazaltisch. Wat den ouderdom betreft,<br />

zoo valt hiervan alleen te zeggen, dat zij iets ouder zijn<br />

dan de groote vulkanen, en dus of jong-tertiair, of oudkwartair<br />

zijn.


76 GROEP I. 4' Klasse.<br />

12. De groote vulkanen. De vulkanische kegelbergen, die,<br />

ofschoon de jongste, niettemin de hoogste bergen van den Indischen<br />

Archipel vormen, zijn voornamelijk te vinden op Sumatra,<br />

Java, Celebes, de kleinere Soendaeilanden en de Molukken.<br />

Daarentegen bevatten Bangka, Billiton en het groote Borneo<br />

geen vulkanen. Na Junghuhn's beschrijving der Java-vulkanen<br />

is over de vulkanen van Java en van de kleinere Soendaeilanden<br />

betrekkelijk niet veel nieuws geleverd; alleen moeten hier<br />

genoemd worden de verdienstelijke mikroskopisch-petrographische<br />

onderzoekingen van Lorié (Apeldoorn), en vooral van Behrens<br />

(Delft). Over de vulkanen van Sumatra is echter zeer veel<br />

bekend geworden. Ofschoon men nog overal het oude door<br />

Junghuhn opgegevene getal van 19 vulkanen voor Sumatra<br />

vindt, bevat dit groote eiland, volgens de laatste onderzoekingen,<br />

minstens 60 vulkanische kegelbergen, waaronder 7 werkende.<br />

Het materiaal dat deze bergen samenstelt, is grootendeels<br />

angietaudesiet en bazalt, gedeeltelijk in lavastroomen,<br />

gedeeltelijk in losse blokken, zand en asch. Verder nemen nog<br />

in mindere mate puimsteen, obsidiaan en andesietpeksteenen<br />

aan den opbouw der vulkanen deel, terwijl slechts op een<br />

paar punten van Java, en op het eiland Bawéan, leucietgesteenten<br />

optreden. Merkwaardig is de overeenstemming van<br />

sommige indische met europeesche vulkanen, vooral van den<br />

Merapi op Sumatra met den Etna op Sicilië. De ouderdom der<br />

indische vulkanen valt waarschijnlijk geheel in de kwartaire<br />

periode; zelfs in de allerjongste tertiaire gesteenten van den<br />

archipel is nog geen materiaal aangetroffen, dat van de gesteenten<br />

dezer vulkanen afkomstig is.<br />

13. De kwartaire afzettingen van den archipel bestaan voor<br />

het allergrootste gedeelte uit jongvulkanisch materiaal, dat in<br />

zee, in binnenmeren, of door rivieren werd afgezet. In de residentiën<br />

Palembang en Lampongsche Districten op Sumatra, ook<br />

in Bantam op Java, vindt men dikke lagen van een wit tufgesteente,<br />

dat nagenoeg gebeel bestaat uit puimsteenmateriaal.<br />

Meestal zijn de tuffen dezer formatie echter bruin of roodbruin<br />

gekleurd, door bijmenging van ijzeroxydhydraat. Zij werden afgezet<br />

toen er in den Indischen archipel nog eene belangrijk<br />

andere verdeeling van land en water plaats had dan tegenwoordig.<br />

Zij bereiken nu eene hoogte van 200 meter boven zee.<br />

Nagenoeg op alle eilanden van den archipel vindt men kwartaire<br />

afzettingen.<br />

14. De recente afzettingen, welke in den tegenwoordigen<br />

tijd nog steeds gevormd worden, bestaan uit zeezand, dat door<br />

de zee, en rivier-alluvium, dat door de rivieren wordt afgezet,


GROEP I. 4e Klasse. 77<br />

terwijl eindelijk de koralen door hun bouw aanleiding geven<br />

tot de vorming van uitgestrekte koraalriffen. Punten, waar<br />

deze jongste koraalkalk belangrijk boven den zeespiegel is opgeheven,<br />

zijn er in den archipel niet, zoodat eene belangrijke<br />

opheffing van de eilanden van onzen archipel in den tegenwoordigen<br />

tijd niet schijnt plaats gevonden te hebben.<br />

Nuttige mineralen.<br />

Ofschoon op talrijke punten van de verschillende eilanden<br />

ertsen zijn aangetroffen, zijn de depots van de meeste bij nader<br />

onderzoek gebleken zoo onbeduidend te zijn, dat aan eene ontginning<br />

op groote schaal niet gedacht kan worden. Dit geldt<br />

o. a. van het kopererts van Timor en van Sumatra, het lood<br />

en het kwikerts van Sumatra en van Borneo's Westkust, de<br />

ijzerglans-depöts van Sumatra (alleen met uitzondering van dat<br />

van den Goenoeng-Bessi bij Port van der Oapellen), de graphiet<br />

van Sumatra, en den zwavel der vulkanen. Ook van het goud<br />

op Sumatra is waarschijnlijk niet veel te verwachten, terwijl<br />

zeer enkele goudertsafzettingen ter Westkust van Borneo volgens<br />

de laatste berichten ontginbaar moeten wezen. De groote minerale<br />

rijkdommen van onzen archipel bepalen zich daarom hoofdzakelijk<br />

tot het tinerts der eilanden Bangka en Billiton en tot<br />

de uitgestrekte kolenvelden op Sumatra's Westkust en op Borneo.<br />

Te hopen is het dat eene krachtige exploitatie der uitstekende<br />

indische kolen weldra het hare moge bijdragen tot de ontwikkeling<br />

en den bloei onzer schoone overzeesche bezittingen.<br />

B. D. M. VERBEEK.<br />

NASCHRIFT VAN DE REDACTIE. '<br />

De Nederlandsche West-Indische bezittingen zijn, in weerwil<br />

van den zich in de laatste jaren uitbreidenden mijnbouw,<br />

geologisch nog in het geheel niet onderzocht. De bodem voor<br />

Suriname is, voor zoover hij bewoond is, vermoedelijk geheel<br />

en al diluviaal en alluviaal, verheft zich slechts een paar meters<br />

boven de zee, en bestaat voor een gedeelte uit zand- en schelpbanken,<br />

in de kolonie Ritsen genaamd, die tot eenige mijlen<br />

afstand van de zee evenwijdig met de kust loopen, maar voor


78 GROEP I. 4« Klasse.<br />

het grootste deel uit kleigronden, die op vele plaatsen met veen<br />

en bouwaarde bedekt zijn, en uit hoofde van hunne lage ligging<br />

bij hoog water of bij springvloeden onderstaan. Eerst diep in<br />

het binnenland wordt de bodem bergachtig. In dat gebergte<br />

komen hoogstwaarschijnlijk oude leigesteenten (schiefer) met<br />

goudhoudende kwartsgangen benevens granietgesteenten voor.<br />

1. Jaarboek van het<br />

mijn wezen in Nederlandsch<br />

Oost-Indië, uitgegeven<br />

op last van Z. E. den<br />

Minister van Koloniën. Eerste<br />

reeks, tien jaargangen, Amsterdam,<br />

C. F. Stemler, 1872—<br />

1881, met register in afzonderlijken<br />

band. — Tweede<br />

reeks, eerste jaargang, 2 deelen.<br />

Amsterdam, C. F. Stemler,<br />

1872—1883. — C. F. Stemler,<br />

uitgever te Amsterdam.<br />

Hierbij behooren:<br />

a. Geologische kaart Tan het OmbilinkolenTeld,<br />

door K. D. M. Verbeek.<br />

6. Geognostische kaart Tan het Ombilin-kolenveld,<br />

in acht bladen, door<br />

R. D. M. Verbeek.<br />

c. Profielen bij de geologischo en<br />

speciale beschrijving van het Ombilinkolenveld,<br />

2 bladen.<br />

rf. Panorama van het Siboemboeugebergte.<br />

e. Geologisch panorama van het<br />

Ombilin-kolenveld.<br />

(Te zamen 12 bladen in koker. Bij<br />

de Jaarboeken van 1875 en 1876).<br />

f. Tien platen van de fossiele mollusken<br />

uit de eoeeen-vorming van<br />

Borneo. Bij het Jaarboek van 1877.<br />

g. Geologische kaart van Zuid-<br />

Sumatra iu vier bladen, door R. D. M.<br />

Verbeek. In koker. Behoorende bij het<br />

Jaarboek van 1881.<br />

5?<br />

2. Eenige geologische<br />

werken over Ned. Indië.<br />

- Prof. P. J. Veth.<br />

o. Bijdrage tot de kennis der Javaansche<br />

eruptiefgesteenten. Proefschrift<br />

door J. Lorié. Botterdam, 1879.<br />

4. Sammlungen des gcologischen<br />

Reiehsmuseums in Leiden. I Beitrage<br />

zur Geologie Ost-Asiens und Australiens.<br />

Herausgegebcn von K. Martin<br />

und A. Wichmann, Leiden, 1881,1882.<br />

Erster Band (nog onvoltooid): Sedimente<br />

Timors, Tertiar von Neu Guinea<br />

, Jung tertiar von Sumatra , Tertiar<br />

von Ost-Java, neue Fundpunkte von<br />

Tertiar im Ind. Arob. Von K. Martin,<br />

3 Hefte.<br />

Zweiter Band, erstes Heft, Gesteine<br />

Ton Timor. Von A. Wichmann.<br />

c. Die Tertiarschichten auf Java<br />

nach den Entdeckungen von Franz<br />

Junghuhu. Bearbeiteit durch Dr. K.<br />

Martin, Prof. in Leiden. •— Leiden,<br />

E. J. Brill, 1879—1880.<br />

3. Eenigeoverdrukken<br />

uit Nederlandsche en<br />

vreemde verzamelwerken<br />

of tijdschriften, tot<br />

de geologie van Ned. Indië betrekking<br />

hebbende. — R. D.<br />

M. Verbeek, hoofingenieur<br />

van het Mij mwezen in N. 1.<br />

a. R. D. M. Verbeek en R. Fennema.<br />

Nieuwe geologische ontdekkingen


op Java. Verh. d. Kon. Akad. Wetenschappen.<br />

Amsterdam. 1881.<br />

b. Hetzelfde werk in de fransehe taal<br />

Archives Néerlandaises T. XVI. Harlem.<br />

1881.<br />

c. Hetzelfde werk in de duitsche<br />

taal. Neues Jahrhuch für Min. Geol.<br />

und Palaeont. Beilage. Band II. Stuttgart.<br />

1882.<br />

d. B. D. M. Verheek, Geologische<br />

aanteekeningen over de eilanden van<br />

den Nederlandsch-Indischen Archipel<br />

in het algemeen, en over de fossielhoudende<br />

lagen van Sumatra in het<br />

bijzonder. Verh. d. Kon. Akad. van<br />

Wetenschappen. Amsterdam. 1881.<br />

e. Hetzelfde werk in de duitsche<br />

taal. Balaeontographica. Supplement III.<br />

Cassel 1881.<br />

f. R. D. M. Verbeek. Vorwort zum<br />

Ilten Theil der „Tertiaerformation von<br />

Sumatra und ihro Thierreste, von Dir.<br />

E. D. M. Verbeek, Dr. C. Böttger,<br />

und Prof. Dr. K. von Fritsch. Palaeoutographica,<br />

Supplement III. Cassel<br />

1883.<br />

g. B. D. M. Verbeek Barometrische<br />

Hoogtetafel voor Nederlandsch Indie.<br />

Padang 1876.<br />

A. B. D. M. Verbeek. Over de dikte<br />

der tertiaire afzettingen op Java. Met<br />

drie bladen teekeningen. Verh. d. Kon.<br />

Akad. van Wetenseh. Amsterdam. 1883.<br />

i. B. D. M. Verbeek. Over het voorkomen<br />

van gesteenten der krijtformatie<br />

in de Bes. Wester-AfdeelingvanBorneo.<br />

Verh. d. Kon. Akad. v. Wetenseh. Amsterdam.<br />

1883.<br />

NB. Bij dit laatste verslag behoort een<br />

kistje met verste'eningen verzameld<br />

door den Mijningenieur C. J. van<br />

Schelle en voorloöpig bepaald door<br />

Prof. H. B. Geinitz te Dresden,<br />

afkomstig van het dorp Sajor,aan<br />

de rivier de Kapoeas, Wester-<br />

Afd. van Borneo.<br />

4. Kaart en platen uit<br />

het werk „die Tertiarschichten<br />

auf Java" von<br />

Dr. K. Martin. Opgeplakt<br />

op karton. — E. J. Brill,<br />

uitgever te Leiden.<br />

o. Geologische Kartenskizze von<br />

West-Java.<br />

GROEP I. 4e Klasse. 79<br />

b. Plaat I—XXIII en XXVI. Lithographische<br />

afbeeldingen van fossielen.<br />

c. Plaat XXIV—XXV. Photographische<br />

afbeeldingen van fossielen.<br />

5. Kaart van het<br />

eiland Java door Dr. F.<br />

J u n g h u h n. Schaal 1:350 000,<br />

in 4 bladen aaneengeplakt.<br />

Lang 3.25 nieter, breed 96<br />

cm. Voor de Geologie bijgewerkt<br />

door de ingenieurs van<br />

het Mijnwezen in Nederlandsch<br />

Indië. — Koninklijk Instituut<br />

v. T. L. en Vk., te<br />

's Gravenhage.<br />

6. Geologische verzameling<br />

van het Rijks<br />

Geologisch Museum te<br />

Leiden, zamengesteld door<br />

den Amanuensis D. C. van Dam,<br />

onder toezicht van Prof. K.<br />

Martin. — 's Rijks Geologisch<br />

Museum.<br />

I. Sumatra.<br />

Coll. Verbeek, Leembruggen, Veth.<br />

A. Oude massief-gesteenten.<br />

1. Granitiet.<br />

2—8. Muscoviet-graniet.<br />

9. Hoornblende-graniet.<br />

10. Amphibool-graniet.<br />

11. Gneiss-graniet.<br />

12. Kwartsporfier.<br />

13. Dioriet.<br />

B. Oude leien.<br />

14—16. Leemschiefer.<br />

17—19. Kleischiefer.<br />

20. Kalkschiefer met Pyriet en<br />

Kwarts.<br />

21. Grafietschiefer.<br />

22. Hoornblende-schiefer.<br />

23. Groene schiefer.<br />

O Grauw-wakke.<br />

24. Grauw-wakke.<br />

D. Carbon.<br />

25. Steenkool.<br />

26—28. Kalksteen (Culm.).


80 GROEP I. 4« Klasse.<br />

29, 30. Metamorphe kalksteen (Granaatrots).<br />

31. Kalksteen.<br />

E. Tertiaire sedimenten.<br />

32. Roode zandsteen.<br />

33. Breccie van kalk.<br />

34. Zandsteen.<br />

35. Brecoie.<br />

36. 37. Zandsteen.<br />

38. Kalksteen met versteeningen.<br />

BS- Bruinkool.<br />

40. Bitumineuse leemsteen.<br />

41. Versteende bladereu (Tertiair ? ?).<br />

P. Jong eruptief en vulkanisch.<br />

42—47. AugietAndesiet.<br />

48. Slakken.<br />

49. Puimsteen.<br />

60, 61. Tuf.<br />

52, 63. Zwavel.<br />

G. Post-tertiaire sedimenten.<br />

54. Conglomeraat van schelpen.<br />

55. Cassis.<br />

66. Strombus.<br />

57. Turritella.<br />

58. Ranella.<br />

69. Mitra. Nassa. Dolium.<br />

60. Cardium.<br />

61. Arca. Cardium. Corbula.<br />

62. Tapes.<br />

63. Hindsia.<br />

64. Pecten.<br />

65. Koralen.<br />

II. Java.<br />

Coll. Junghuhn, van Dijk.<br />

A. Oude massief-gesteenten.<br />

66. Rolsteen uit de Kali-Louing<br />

(Serajoe-gebergte).<br />

67. Rolsteen uit de Tjitaroem in de<br />

Preanger-landen.<br />

B. Oude leien.<br />

68—74. Afkomstig uit het Serajoegebergte.<br />

C. Tertiaire fossielen.<br />

a. C r u s t a c e a.<br />

75. Myra fugax. Fabr.<br />

76,77. Balanus tintinnabulum Linn.<br />

78. Balanus amaryllis. Darw.<br />

6. Lamellibranchiata.<br />

79. Teredo arenaria. Lam.<br />

80. Cultellus dilatatus. Mart.<br />

81. Mya virgo Mart.<br />

82. Corbula socialis. Mart.<br />

83. id. trigonalis. Sow.<br />

84. Tellina plieata. Valenc.<br />

85. Dosinia Boettgeri. Mart.<br />

86. id. juvenis. Chemn.<br />

87. Venus crebrisulca. Sow.<br />

88. Clementia papyraeea. Gray.<br />

89. Cytherea (Callista) ventricola.<br />

Mart.<br />

90. id. id. macra. Mart.<br />

91. id. (Caryatis) Selae. Mart.<br />

92. Tapes rimosa. Phil.<br />

93. Sunetta ovalis. Mart.<br />

94. Cardium asiaticum? Brug.<br />

95. id. Dupuchnesse. Reeve.<br />

96. Luciua (Loripes) tumida. Reeve.<br />

97. Crassatella parva. Mart.<br />

98. 99. Cardita decipiens. Mart.<br />

100. id. Boettgeri. Mart.<br />

101. id. javana. Mart.<br />

102. id. tjidamarensis. Mart.<br />

103. Arca multiformis. Mart.<br />

104. id. nodosa. Mart.<br />

105. 106. Arca antiquata. Linn.<br />

107. Arca tjidamarensis Mart.<br />

108,109. Cucullaea auriculifera. Lam.<br />

110. Tridacna gigas. Lam.<br />

111. Pinna vexilïum. Kom.<br />

112. Modiola javana. Mart.<br />

113. Pecten exaratus. Mart.<br />

114. id. frondosus. Mart.<br />

115. id. seuatorius. Lam.<br />

116. id. spec. indet.<br />

117. Ostrea radiata Lam. (?)<br />

118. id. hyotis. Linn.<br />

119. id. lingua. Sow.<br />

120. Phcuna placeuta. Lam.<br />

c. Gasteropoda.<br />

121. Conus striatellus. Jenk.<br />

122. id. Hardi. Mart.<br />

123. id. Hochstetteri. Mart.<br />

124. id. omati8simus. Mart.<br />

125. id. Everwijni. Mart.<br />

126. Oliva fuuebralis. Lam.<br />

127. id. mitrata. Mart.<br />

128. id. Junghuhni. Mart.<br />

129. id. subulata. Lam.<br />

130. id. utriculus. Gmel.<br />

131. id. Jeukinsi. Mart.<br />

132. id. javana. Mart.<br />

133. Ancillaria bandongensis. Mart.<br />

134. Cypraea subtetragoua Mart.<br />

135. id. murisimilis. Mart. var.


13G. Cypraea. erosa. Linn.<br />

137. Bingicula arctatoides. Mart.<br />

138. Voluta pellis serpentis. Linn.<br />

139. Mitra javana. Mart.<br />

140. Columbella Herklotsi. Mart.<br />

141. Terebra javana. Mart.<br />

142. id. bandongensis. Mart.<br />

143. id. spec. indet.<br />

144. Nassa ovura. Mart.<br />

145. id. Beussi. Mart.<br />

146. Buccinum cuapidatum. Mart.<br />

147. id. (Bullia) simplex. Mart.<br />

148. id. Junghuhni. Mart.<br />

149. id. dubium. Mart.<br />

150. 151. Dolium costatum. Desh.<br />

152, 153. Dolium spee. indet.<br />

154. Harpa conoidalis. Lam.<br />

155. Purpura umbilicata. Jenk.<br />

156. id. paradoxiea. Jenk. spec.<br />

157. Cassis spec. indet.<br />

158. Cassidaria javana. Mart.<br />

159. Strombus javanus. Mart.<br />

160. id. iuflatus. Mart.<br />

161. id. triangulatus. Mart.<br />

162. id. maximus. Mart.<br />

163. id. spinosus. Mart.<br />

164. Murex Junghuhni. Mart.<br />

165. 166. Banella magnifica. Mart.<br />

167. Banella elegans. Beek.<br />

168. Latirus? spec. indet.<br />

169. Cyrtulus fusus. Mart.<br />

170. 171. Pyrula cochlidium. Linn.<br />

172. Pyrula ficoides. Lam.<br />

173. id. Dussumieri Valenc. ?<br />

174. 175. Pyrula gigas. Mart.<br />

176. Triton javanus. Mart.<br />

177. Epidromus distortus. Schub.<br />

Wagn.<br />

178. Pleurotoma pseudofascialis. Mart.<br />

179. Vicarya callosa. Jenk.<br />

180. Cerithium javanum. Mart.<br />

181. id. Herklotsi. Mart.<br />

182. 183. Telescopium gigas. Mart.<br />

184. Turritella simplex. Fenk.<br />

185,186. Turritella acuticarinata. Dkr.<br />

187. Turritella javana. Mart.<br />

188—190. Turritella. spec. indet.<br />

191. Turbo versicolor. Gmel.<br />

192, 193. Turbo obliquus. Jenk.<br />

194. Xenophora agglutinans. Lam.<br />

195, 196. Xenophora Dunkeri. Mart.<br />

197. Trochus triumphator. Mart.<br />

198. id. radiatus. Gmel.<br />

199. id. virgatus. Gmel.<br />

200. Vermetus javanus. Mart.<br />

201. id. Junghuhni. Mart.<br />

202. Natica callosior. Mart.<br />

203. id. mammilla. Lam.<br />

GROEP I. 4e Klasse. 81<br />

204. Natica rostalina. Jenk.<br />

205. id. pellis-tigrina. Chemn.<br />

206. id. Cumingiana Becl.<br />

207. id. vitellus. Lam.<br />

208. id. bandongensis. Mart.<br />

209. id. spec. indet.<br />

210. Bulla ampulla. Linn.<br />

211. Patella rustica. Mart.<br />

212. Melania Herklotsi. Mart.<br />

d. Brachiopoda.<br />

213. Terebratula javana. Mart.<br />

e. Echinodermata.<br />

214. Pericosmus spec. indet.<br />

215. Plem-echinus javanus. Mart.<br />

216. Laganum multiforme. Mart.<br />

217. Echiniden, fragment.<br />

f. Corallia.<br />

218. Flabellum distinctum. M. E.<br />

en J. H.<br />

219. Stylophora digitata. Pallas.<br />

220. Hydnophora astraeoides. Mart.<br />

221. Eavia Junghuhni. Beuss.<br />

222. Heliastraea spec. indet.<br />

223. id. tabulata. Mart.<br />

224. id. spec. indet.<br />

225. 226. Cyeloseris decipiens. Mart.<br />

227. Astraeopora myriophthalma.<br />

Lam.<br />

228. Dictyaraea micrantha. Beuss.<br />

229. 230. Koralenkalk.<br />

g. Foraminifera.<br />

231. NummulinaDjokdjokartae.Mart.<br />

232. Cycloclypeus annulatus. Mart.<br />

233. id. neglectus. Mart.<br />

h. Plantae.<br />

234. Quercus subsinuata. Goeppert.<br />

235. Ficus flexuosa. Goeppert.<br />

236. Daphnogene javanica. Goeppert.<br />

237. Laurophyllum Beilschmiedioides.<br />

Goeppert.<br />

238. Diospyros dubia. Goeppert.<br />

239. Apogynophyllum Beinwardtianum.<br />

Goeppert.<br />

240. Apogynophyllum nervosissimum.<br />

Goeppert.<br />

241. Bhamnus dilatatus. Goeppert.<br />

242a. Celastrophyllum oleaefolium.<br />

Goeppert.<br />

242S. Celastrophyllum myricoides.<br />

Goeppert.<br />

243, 244. Tertiaire tuf met fossielen.<br />

6


82 GROEP I. 4* Klasse.<br />

D. Postteriiaire fossielen.<br />

245. Cypraea lynx. Linn.<br />

246. id. arabica. Linn.<br />

247. Purpura bufo. Lam.<br />

248. Cerithium montis Selae. Mart.<br />

lil. Blitong.<br />

Coll. de Groot.<br />

Postteriiaire fossielen (uil de<br />

tingronden).<br />

249. Balanus amaryllis var. roseus.<br />

Lam.<br />

250. Balanus spec. indet.<br />

251. Nautilus pompilius. Linn.<br />

252. Strombus urceus. Linn.<br />

253. id. canarium. Linn. ?<br />

254. id. isabella. Lam.<br />

255. Pteroceras lambis. Lam.<br />

256. Terebellum subulatum. Lam.<br />

257. Murex adustus. Lam.<br />

258. id. crassispina. Lam.<br />

259. id. haustellum. Linn.<br />

260. Pyrula vespertilio. Lam.<br />

261. Cassis glauca. Lam.<br />

262. Oliva textilina. Lam.<br />

263. Conus marmoreus. Linn.<br />

264. Voluta scapba. Gmel.<br />

265. Cypraea arabica. Linn.<br />

266. Natica mammilla. Lam.<br />

267. id. chinensis. Lam.<br />

268. Cerithium asperum. Brug.<br />

269. id. vertagus. Brug.<br />

270. id. proeerum. Kien.<br />

271. id. telescopium montis<br />

Selae. Mart.<br />

272. Vermetus spec. indet.<br />

273. Trochus maximus. Koch.<br />

274. id. maculatns. Linn.<br />

275. id. acutus. Lam.<br />

276. id. spec. indet.<br />

277. Bulla naucum. Linn<br />

278. Ostrea crista galli. Chemn.<br />

279. Placuna sella. Lam.<br />

280. Pecten senalorius. Lam.<br />

281. id. radula. Lam. var.<br />

282. Spondylus aculeatus. Chemn.<br />

283. Pinna spec. indet.<br />

284. Arca antiquata. Linn.<br />

285. id. navicularis. Brug.<br />

286. id. fusca. Brug.<br />

287. Chama spec. indet.<br />

288. Cardium rugosum. Lam.<br />

289. id. papyraceum. Chemn.<br />

290. id. angulatum. Lam.<br />

291. Circe undatina. Lam.<br />

292. Cardita phrenetica. Lam.<br />

293. Venus Listeri. Gray.<br />

294. Venus marica. Lam.<br />

295. Lucina spec. indet.<br />

296. Cytherea erycina. Lam.<br />

297. id. picta. Lam.<br />

298. Tapes litterata, Linn.<br />

299. Tellina lingua felis. Linn.<br />

300. id. spec. indet.<br />

301. id. virgata. Linn.<br />

302. Solen brevis. Hanl.<br />

303. id. spec. indet.<br />

304. Solecurtus candidus. Quoy et<br />

Gaim.<br />

305. Aspergillum annulosum. Derk.<br />

306. Septaria arenaria. Lam.<br />

307. Salmacis sulcata. Ag.<br />

308. Laganum depressum. Less.<br />

309. Peronella decagonalis. Ag.<br />

310. Arachnoides placenta. Ag.<br />

311 Brissus carinatus, juv. Gray.<br />

312. Madrepora appressa. Dana ?<br />

313. Galaxea fascicularis. Oken.<br />

314. Prionastraea tesserifera. Ehr.<br />

315,316. Cycloseris cyclolitis. E. H.<br />

317. Trachyphyllia spec. indet.<br />

318. Pavonia crassa. Dsuia.<br />

IV. Timor.<br />

Coll. Schueider.<br />

Kolenlcalk-fossielen.<br />

319. Spirifer timoreusis. Mart.<br />

320. id. lineatus. Mart. spec.<br />

321. Spirigera protea. Abich. (var.<br />

subtilita Hall.).<br />

322. Streptorhyuchus (conf.) peetiniformis.<br />

Dav.<br />

323. Streptorhynchus radialis. Phil.<br />

324. Productus semireticulatus.<br />

Mart. spec.<br />

325. Lophophyllum spinosum. Mavt.<br />

326. o. Litnostrotion. spec. indet.<br />

327. b. id. id.<br />

328. Amplexus Beyrichi. Mart.<br />

329. Trochiten uit de kolenkalk van<br />

Koepang.<br />

V. Bonaire (West-indië).<br />

Coll. Hellmund.<br />

Tertiaire Phosphorieten met fossielen.<br />

330. Phosphoriet.<br />

331. Carcharodon megalodon. Ag.<br />

332. Oxyrrhina gomphodon. M. en H.<br />

333. Haaietandeu. spec. indet.<br />

334. Vermetus. spec.<br />

335. 336. Phosphoriet.<br />

337. Guano.


6. Geologische verzameling<br />

van het eiland<br />

Bangka. — G. P. A. Benand,<br />

hoofdingenieur van het mijnwezen<br />

op Bangka.<br />

De ingenieur Renaud doet aan de<br />

omschrijving dezer inzending de volgendo<br />

toelichtende opmerkingen voorafgaan.<br />

Het grootste gedeelte van den bodem<br />

bestaat uit eene neptunische vorming,<br />

die gerekend wordt tot eene der oudste<br />

geologische tijdperken te behooren,<br />

maar wier ouderdom, wegens het niet<br />

voorkomen van versteeningen, niet kan<br />

worden vastgesteld.<br />

Deze vorming is doorbroken door<br />

grauietgesteenten, die eveneens belangrijke<br />

uitgestrektheden der oppervlakte<br />

beslaan; vergruizingsprodueten dezer<br />

beide vormingen treden ijlaatselijk in<br />

den vorm van jongere conglomeraten<br />

en zandsteen op; in den regel evenwel<br />

vindt_men het detritus in en langs<br />

de valleien afgezet.<br />

Deze afzettingen van berggruis, klei<br />

en zand zijn belangrijk, omdat daarin<br />

de ontginning van tinerts plaats vindt.<br />

Behalve den dichten plantengroei<br />

maken do groote diepte, waarop de<br />

verweering de gesteenten heeft doordrongen<br />

, en de vele modder- en slibafzettingen,<br />

dat het vaste gesteente<br />

slechts zelden over eenige uitgestrektheid<br />

van beteekenis kan worden waargenomen.<br />

Langs de zeekust vindt men<br />

plaatselijk stuifzandvorming over geringe<br />

breedte en somwijlen koraalbanken.<br />

Het gering aantal gesteenten en hunne<br />

geringe verscheidenheid in sameustelling<br />

en ouderdom maken de geologische<br />

formatie zeer eenvormig, evenals<br />

dit met de physische gesteldheid van<br />

den bodem het geval is.<br />

I. Granietgesteenten(n°. 1—42).<br />

Deze zijn de eenige eruptieve gesteenten<br />

op het eiland. Zij bestaan meestal<br />

uit een middelmatig grofkorrelig mengsel<br />

van licht gekleurden veldspaat<br />

[orthoklaas en oligoklaas], grauwe<br />

kwartskorrels en zwarte glimmerblaadjes.<br />

Toermalijn is een ondergeschikt,<br />

doch vrij verspreid nevenbestanddeel;<br />

het treedt ook in straalvormige uitscheidingen<br />

of bandjes op en kan bij<br />

GROEP I. 4e Klasse. 83<br />

terugtreding van veldspaat zoodanig de<br />

overhand verkrijgen, dat toermalijnrots<br />

of toermalijnschiefer ontstaat [zie n°.<br />

38—40].<br />

Hoornblende komt eveneens, doch<br />

minder veelvuldig voor; sommige variëteiten<br />

zijn dientengevolge Syenietgranieten<br />

[n°. 34—37].<br />

Uitscheiding van groote veldspaatkristallen<br />

maakt grofkorrelige granieten<br />

dikwerf porflerisch [n°. 1—3] , terwijl<br />

fijnkorrelige door uitscheiding van<br />

veldspaat en kwarlskristallen granietporfieren<br />

kunnen worden [n°. 27—29].<br />

Afwijkingen in samenstelling of structuur<br />

geven hier en daar aanleiding tot<br />

variëteiten [n°. 31—40].<br />

Als toevallig bijgemengde bestanddeelen<br />

kan men noemen: Agalmatoliet,<br />

in adertjes, het veelvuldigst evenwel<br />

in de berggruislagen terug te vinden<br />

[n°. 131]; Anabaas, zeer zeldzaam;<br />

Chloriet, zeer zeldzaam; Granaat,<br />

zeldzaam; Koperpyriet, zeer zeldzaam,<br />

sporadisch; Kwarts in gangen, adertjes<br />

[n°. 42] en ook wel daarin uitgekristalliseerd<br />

of als bergkristal, zooals<br />

blijkt uit de rolstukken daarvan in<br />

sommige ertslagen aanwezig; Loodglans,<br />

sporadisch; Mangaanerts, meest<br />

als Polianiet in dunne adertjes; Rutiel,<br />

hoogst zeldzaam; Steenmerg met kwarts<br />

in sommige aders; Tinerts [tinsteen],<br />

in vele granieten in aderfjes, bandjes,<br />

snoertjes of kristalletjes vergezeld van<br />

Kwarts voorkomende, en bovendien<br />

waarschijnlijk in fijne korreltjes als<br />

bijmengsel optredende, echter niet als<br />

zoodanig met het bloote oog herkenbaar<br />

, ofschoon door verwassching der<br />

vergruizingsproducten op vele plaatsen<br />

de aanwezigheid kan worden aangetoond<br />

; Titaanijzerts, zeldzaam; Vloeispaat,<br />

hoogBt zeldzaam; Wolfram, hoogst<br />

zeldzaam, slechts eene enkele maal<br />

in adertjes met tinerts, kwarts en toermalijn<br />

gevonden op de grens van graniet<br />

en zandsteen; zwavelijzer meest<br />

als Pyriet [n°. 30].<br />

Granietgaugeu in graniet komen veelvuldig<br />

voor; in de sedimentaire gesteenten<br />

zijn zij weinig waargenomen. Sommige<br />

granietvarié'teiten zijn zeergeschikt<br />

voor bouwsteen, en worden plaatselijk<br />

voor den aanleg van zeeweringen gebezigd<br />

of tot chineesche grafsteenen<br />

verwerkt [n°. 41].<br />

De oudere sterk opgeheven en ver-


84 GROEP I. 4" Klasse.<br />

broken neptunische vorming bestaat in<br />

hoofdzaak slechts uit eene afwisseling<br />

van lei- en zandsteen of overgangssoorten<br />

daartusschen [n°. 55—81]. "Vele<br />

zijn plaatselijk, vooral in de nabijheid<br />

van het graniet, sterk gemetamorphoseerd,<br />

en omgezet in kiezellei, kwartsiet<br />

enz. of ook ten gevolge der verweering<br />

zacht geworden of' vergruisd.<br />

Kalk heeft geen deel aan de samenstelling<br />

dezer formatie; daarentegen<br />

treedt het ijzer in den vorm van bruinijzererts<br />

als impregneerend of samenvoegend<br />

bestanddeel dikwerf op den<br />

vo<strong>org</strong>rond.<br />

Mogen deze verschillende gesteenten<br />

nu ook niet steeds juist van denzelfden<br />

ouderdom zijn, zoo bestaat voor 's hands<br />

toch meer aanleiding tot eene petrographische<br />

dan tot een geologische indeeling.<br />

Op enkele groote verschillen<br />

in ouderdom zal afzonderlijk worden<br />

gewzen.<br />

II. Leigesteenten [n°. 43—63].<br />

In do noordelijke helft van het Eiland<br />

treedt over geringe breedte langs de<br />

granietgrens Glimmerlei op; het gesteente<br />

is niet hard en wordt meestal<br />

slechts in zeer verweerden toestand<br />

aangetroffen [n°. 43—48]. Neemt<br />

kwarts de,overhand zoo ontstaan overgangen<br />

in Kwarts- of Kiezellei en naar<br />

de andere richting in gewone Kleilei<br />

[n°. 49—54]. Deze is geen zuivere<br />

daklei, en meestal door zand of ijzeroxyde<br />

verontreinigd; vertoont ook overgangen<br />

in zandsteen [n°. 55] en wordt<br />

door verweering zachte, min of meer<br />

zanderige klei. In het district Toboali<br />

is het graniet plaatselijk omgeven door<br />

een harde metamorphisehe lei, overeenkomende<br />

met den Hornfels der Duitsche<br />

geologen [n°. 57]. Op andere<br />

plaatsen daarentegen is nabij het graniet<br />

door verkiezeling Kiezellei ontstaan.<br />

Deze is, naar gelang van den<br />

graad der omzetting, nog slechts meer<br />

of minder leiachtig, somwijlen zwart<br />

en bruikbaar als toetssteen of bij zaudgehalte<br />

als slijplei [n°. 58—62] , terwijl<br />

ook overgangen in kwartsiet voorkomen<br />

[n°. 63].<br />

III. Kwartsieten en Zandsteenen<br />

[n°. 64—99]. Het meest<br />

komt een fijnkorrelige lichtgekleurde<br />

zandsteen met kleiachtig bindmiddel<br />

of kleizandsteen voor. Door opneming<br />

van meer kiezel in het bindmiddel<br />

ontstaan kiezelzandsteenen of ook kwartsieten<br />

, waarbij geene afzonderlijke korrels<br />

meer met het bloote oog zichtbaar<br />

zijn [n°. 64—75].<br />

Schilferige structuur of overhand<br />

nemen van klei geven aanleiding tot<br />

overgangen in zandige leisteen [n°.<br />

78—81].<br />

Glimmerblaadjes treden als bijmengsel<br />

op of komen, alhoewel zelden, in<br />

bandjes voor [n°. 77].<br />

Kwartsadertjes zijn veelvuldiger, met<br />

of zonder toermalijn, ook enkele malen<br />

vergezeld van tinerts, pyriet, wolfram<br />

enz. [nos. 98, 99, 118 en 119].<br />

Kleine ijzererts- of mangaanertsbandjes<br />

zijn niet zeldzaam [n°. 96—97] ,<br />

terwijl ook toermalijn zelfstandig of<br />

tusschen de voegvlakken optreedt;<br />

evenzoo polianiet en ijzerglimmer.<br />

Plaatselijke porfierische uitscheiding<br />

van ijzerpyriet in kwartsiet is eveneens<br />

bekend.<br />

Behalve de beschreven zandsteenen<br />

komen als uitzondering eenige kiezelhoudende<br />

conglomeraten voor [n 0<br />

.<br />

92—94].<br />

IV. Ijzerhoudende gesteenten<br />

[n°. 100—117]. Aan de oppervlakte<br />

treden over somwijlen groote<br />

uitgestrektheid sterkijzerhoudende gesteenten<br />

op den vo<strong>org</strong>rond, vooral niet<br />

zelden nabij de granietgrens. Zij bestaan<br />

uit klei, zand, kwartskorrels en<br />

brninijzererts in alle mogelijke verhoudingen<br />

van twee of meer dezer bestanddeelen;<br />

het ijzererts wordt daarbij<br />

nju en dan gedeeltelijk door mangaanerts<br />

vervangen.<br />

De ouderdom dezer gesteenten is<br />

verschillend, er zijn zoowel oudere als<br />

jongere onder; voor een gedeelte kan<br />

men zich hunne vorming op de volgende<br />

wijze voorstellen:<br />

De oorspronkelijke sedimentaire gesteenten<br />

zijn na hunne afzetting , ten<br />

gevolge der circulatie van door verweering<br />

van pyrieten of andere mineralen<br />

ijzerhoudend water, veelvuldig doorsneden<br />

met adertjes bruinijzererts, dat<br />

zich in spleten, voegvlakken enz. heeft<br />

afgezet [n°. 49, 50, 95—97]. Neemt<br />

deze hoeveelheid toe en gaat daarmede<br />

impregnatie der geheele massa gepaard,<br />

zoo kunnen de leien geheel overgaan<br />

in kleiijzersteenen, waarbij geene structuur<br />

meer te herkennen is, en die wederom<br />

door latere uitloozing een cellig


en blazig uiterlijk erlangen; bij boog<br />

ijzergehalte noemt men ze bruinijzersteenen.<br />

Dat zelfs glimmerlei aan deze<br />

omzetting blootstaat, kan blijken uit<br />

n°. 45 en 47. Heeft bij zandsteen dusdanige<br />

vervorming plaats, zoo ontstaan<br />

ijzerbreccies, ijzerzandsteenen of kleiijzerzandsteenen.<br />

Het is blijkbaar dat niet alle ijzerhoudende<br />

gesteenten op deze wijze<br />

gevormd zijn, maar dat vele, vooral<br />

de zandsteenen of conglomeraten, door<br />

samenheehting van verplaatste vergruizings-produeten,<br />

met bruinijzererts als<br />

bindmiddel, of door latere ijzerertsafzettingen,<br />

gemengd met klei of zand,<br />

buiten het oorspronkelijk gesteente gevormd<br />

zijn.<br />

De jongere conglomeraten of zandsteenen<br />

voeren somwijlen tinerts in<br />

korrels bijgemengd, wat door fijn<br />

stampen en wasschen van het gesteente<br />

is aan te toonen. Er werd evenwel<br />

geen aanleiding gevonden deze categorie<br />

gesteenten te splitsen in oudere en<br />

jongere. In vele gevallen is de wijze<br />

van vorming duidelijk, in vele evenwel<br />

te onzeker.<br />

Van ontwijfelbaar jonge afkomst is<br />

steeds het ijzerhoudend conglomeraat,<br />

dat veel in de vallei-afzettingen boven<br />

de ertslaag gevonden wordt [n°. 129<br />

cn 130] en waaraan daarom onder de<br />

berggruisafzettingen eene plaats wordt<br />

aangewezen.<br />

Onder de ijzerzandsteenen verdient<br />

eene zeer sterk mangaanhoudende variëteit<br />

nog afzonderlijke vermelding<br />

[n°. 117].<br />

V. Mineraalgangen en Ertsen<br />

in het vastgesteente [n°.<br />

118—121]. Dat kwarts, bruinijzererts,<br />

mangaanerts en toermalijn meermalen<br />

als adertjes in verschillende gesteenten<br />

optreden, is reeds hierboven vermeld,<br />

zoodat hoofdzakelijk nog slechts behoeven<br />

te worden besproken de ertshoudende<br />

mineraalgangen, waarvan de<br />

belangrijkste de tinertsvoerende zijn.<br />

Het tinerts, steeds tinoxyde of tinsteen,<br />

is op Bangka in het vastgesteente<br />

aangetroffen, evenwel niet in<br />

zware ertsgangen die over groote uitgestrektheid<br />

een regelmatig beloop<br />

hebben, maar met kwarts en somwijlen<br />

toermalijn, polianiet of glimmer<br />

in kleinere adertjes, die wel eens een<br />

netwerk vormen, bovendien ook in<br />

GROEP I. 4e Klasse. 85<br />

nesten of tusschen de splijtingsvoegen<br />

van zandsteen, en ook daarin uitgekristalliseerd<br />

in de nabijheid van aders.<br />

Wijders is het vermoeden reeds uitgesproken,<br />

dat het tinerts als bijmengsel<br />

in het graniet zou voorkomen;<br />

in ieder geval moet het daarin zeer<br />

verbreid zijn, zij het dan ook in den<br />

vorm van adertjes, daar tal van tinertsvoerende<br />

valleien haar oorsprong<br />

vinden en rijke ertsafzettingen bevatten<br />

in het granietterrein zelf. Voor<br />

zoover men weet, is in het algemeen,<br />

met uitzondering van uit later detritus<br />

gevormde zandsteenen of conglomeraten,<br />

de aanwezigheid van tinerts<br />

in het sedimentair gesteente beperkt<br />

tot de zandsteenen of kwartsieten in<br />

de nabijheid der granietgrens [n°. 118<br />

en 119].<br />

Dat op vele plaatsen de noodige<br />

ruimte tot het uitkristalliseeren van<br />

mineralen niet heeft ontbroken, kan<br />

blijken uit de groote kwartskristallen<br />

of gekristalliseerde tinsteenklompen, die<br />

wel in het bovendeel van tinertsvoerende<br />

valleien worden gevonden [n°.<br />

126 en 128].<br />

Wolfram is, wat we! merkwaardig<br />

en bovendien voor de zuiverheid van<br />

het tin gelukkig is, slechts sporadisch,<br />

en met zekerheid van niet meer dan<br />

eene vindplaats bekend.<br />

In de ravijnen in den bovenloop<br />

van het riviertje Salinta, in het district<br />

Pangkal Pinang, zijn stukken<br />

veldspaatarme graniet gevonden, waarmede<br />

1—40°/ o wolframium en tinerts<br />

in afwisselende verhouding gemengd<br />

voorkomen; bovendien in het zand- of<br />

granietgesteente van den heuvel Salinta<br />

vele kwartsadertjes, die afwisselend<br />

toermalijn, glimmer, tinerts,<br />

wolfram of enkele dezer mineralen<br />

bevatten [n°. 119].<br />

Goud is niet bepaald in gangen in<br />

het vaBtgesteente gevonden; maar dat<br />

uit het strandzand nabij sommige klippen<br />

aan de Oostkust der districten<br />

Merawang en Pangkal Pinang eenig<br />

goud, somwijlen met kwarts vergroeid,<br />

en tinerts, in nog weinig afgeronde<br />

korrels, kan worden gewasschen, duidt<br />

aan, dat de aldaar voorkomende kwartsadertjes<br />

in de zandsteenen of kwartsieten<br />

goud- en tinertshoudend moeten<br />

zijn.<br />

Goud met tinerts in alluviale berg-


86 GROEP I. 4 e<br />

Klasse.<br />

gruisafzettingen is van nog enkele<br />

vindplaatsen bekend, maar het voorkomen<br />

steeds van weinig beteekenis<br />

bevonden.<br />

Bruinijzererts is reeds meermalen<br />

vermeld; het komt in adertjes of als<br />

impregnatie van gesteenten voor, waardoor<br />

, als het de overhand neemt, ware<br />

ijzerertsen ontstaan, die evenwel op<br />

Bangka op dit oogenblik geene waarde<br />

bezitten.<br />

Boodijzererts is hoogBt zeldzaam,<br />

eveneenB ijzerglans of ijzerglimmer;<br />

daarentegen is een uitgebreider voorkomen<br />

van magneetijzererts bekend in<br />

zandsteenterrein op een der meestafgelegen<br />

punten van het binnenland<br />

[n°. 120].<br />

Titaanijzer moet bij wijze van uitzondering<br />

in het vastgesteente optreden,<br />

aangezien in het district Koba<br />

een terrein bekend is, waaruit tinhoudend<br />

zand dat daaruit bestaat en<br />

slechts 5 a. 10°/ o tinoxyde bevat, kan<br />

gewasschen worden [n°. 133].<br />

Mangaanerts is reeds meermalen genoemd,<br />

als zelfstandig polianiet optredend,<br />

of wel bruinijzererts vervangend.<br />

Ook pyrolusiet en psilomelaan<br />

komen voor.<br />

Grootere hoeveelheden worden eveneens<br />

plaatselijk in zandsteenterrein<br />

aangetroffen [n° 121] , of wel in stukken<br />

bij de tinontginning in de valleien<br />

[n°. 132].<br />

VI. Jongere afzettingen in<br />

en langs de valleien [n°. 122—<br />

140]. Het vastgesteente op Bangka is<br />

bijna overal door eene dikke laag onverplaatste<br />

of weinig verplaatste verweeringsmassa<br />

bedekt. In deze treft<br />

men oude valleibeddingen aan, gevuld<br />

mot vergruizingsproducten, klei, zand<br />

en modderlagen. De bodem der valleibeddingen<br />

bestaat alzoo uit het oorspronkelijk<br />

gesteente in zeer verweerden<br />

en geheel of bijna onverplaatsten<br />

toestand, en is meestal eene taaie klei,<br />

naar omstandigheden gemengd met<br />

kwartskorrels, zand of glimmerblaadjes,<br />

al naar gelang van den aard van het<br />

gesteente. Monsters van deze zeer veranderde<br />

, voor oningewijden niet altijd<br />

als zoodanig herkenbare massa's vindt<br />

men als n°. 1—6 opgenomen in het<br />

kistje n°. 125. Als oude valleibodems<br />

vormen zij de onderlaag der stroomtinertsafzettingen.<br />

Men behoeft dus, zoo<br />

die bereikt is, niet dieper naar stroomtinerts<br />

te zoeken; en noemt ze daarom<br />

ertsbodem of, met de Chineesche benaming,<br />

Kong.<br />

De ertslaag is eene berggmisafzetting,<br />

die, zoo zij aanwezig is, onmiddellijk<br />

op den ouden valleibodem rust.<br />

Zij bestaat uit kwartskorrels, afgeronde<br />

kwartskristallen of kwartszand, met<br />

tinertskorrels, eenige bijgemengde mineralen<br />

of gesteente-rolstukken en<br />

somwijlen klei. Zij wordt overdekt<br />

door meerdere afwisselendo klei- en<br />

zandlagen, en ten slotte door eene<br />

meer of minder dikke laag van aan <strong>org</strong>anische<br />

bestanddeelen zeer rijken,<br />

zwarten, kleiachtigen, zandhoudenden<br />

of modderachtigen grond, waardoor<br />

zich de hedendaagsche waterstroom<br />

kronkelt.<br />

Somwijlen bevindt zich tusschen deze<br />

overdekkende lagen nog eene fijnere<br />

tinertshoudende zandlaag of is de<br />

bovengrond ertshoudend; terwijl ook<br />

soms de zwarte grond tweemaal in de<br />

opvolging voorkomt. Bovendien is het<br />

geheel nog dikwerf overdekt door later<br />

opgespoeld zand, afkomstig van tinontginningen<br />

in de nabijheid.<br />

De gezamenlijke dikte dezer lagen<br />

overtreft zelden 10 meter; de tinertsvoerende<br />

laag is gewoonlijk 3 a 6 decimeters<br />

zwaar., zelden tot 1 meter of<br />

meer. Onder n°. 122—124 vindt men<br />

figuratieve doorsneden, die de samenstelling<br />

dezer terreinen nader verduidelijken.<br />

Het gehalte der ertslaag aan tinerts<br />

is zeer uiteenloopend, maar zal in de<br />

bestaande ontginningen meestal tusschen<br />

10 en 60 kilo per kubieke meter<br />

zandmassa vallen, en gemiddeld 20 a<br />

40 kilo, dat is 1 I 2°/ 0 bedragen.<br />

Het tinerts is meestal donkerbruin;<br />

grijsroode of gele korrels zijn uitzonderingen.<br />

De korrelgrootte, die aan<br />

den oorsprong der valleien nabij de<br />

tinaders aanzienlijk wezen kan, vermindert<br />

stroomafwaarts en is gewoonlijk<br />

beneden 3 mm.; korrels boven 5 mm.<br />

zijn zeldzaam.<br />

De uitgebreidheid eener tinertsafzetting<br />

is beperkt door de breedte<br />

der vallei, en kan ook een zekeren<br />

afstand van het oorspronkelijk ertsdepót<br />

niet overschrijden. De groote afzettingen<br />

zijn in het benedendeel gewoonlijk<br />

over niet meer dan 100 a 200


meter voldoende ertshoudend voor ontginning,<br />

en nemen naar boven in<br />

breedte af. De lengte waarover eene<br />

vallei ontginbare afzettingen bevat,<br />

overtreft zelden 10 kilometer.<br />

Behalve het tinerts moet de ertslaag<br />

ook do vergruizingsproducten der<br />

overige in het vastgesteente voorkomende<br />

mineralen bevatten; hoofdzakelijk<br />

vindt men evenwel slechts<br />

kwartsrijke gesteente-brokken, als kiezellei<br />

enz., en wijders kwartsen en<br />

bergkristal terug. De veldspaat is verweerd<br />

en nog als klei aauwezig, of<br />

als regel reeds weggespoeld.<br />

Uzerpyriet komt zeker in iedere<br />

ertslaag voor, maar slechts in geringe<br />

hoeveelheid, daar dit minoraal ontleed<br />

is, of zich lager in do valleien heeft<br />

afgezet, waar liet geringe tinertsgehalte<br />

de ontginning niet meer loont.<br />

Wolfram kan niet anders dan sporadisch<br />

aanwezig zijn, en is met zekerheid<br />

slechts bekend in het erts uit<br />

eene vallei, in het district Pangkal<br />

Pinang.<br />

Mangaancrts-rolstukkon worden nu<br />

en dau gevonden [n°. 132].<br />

Goud is nu en dan sporadisch tusschen<br />

de ertskorrels verspreid, terwijl<br />

slechts in zeer enkele kleine valleien<br />

het goudgehalte eenigszins meer beteekenend<br />

is.<br />

Titaanijzer als overwegend bestanddeel<br />

van een enkele vindplaats bekend,<br />

werd reeds vermeld [n°. 133],<br />

Vrij algemeen is evenwel een fijn<br />

zwart toermalijnstof, dat bij de ertswassching<br />

natuurlijk verdwijnt; terwijl<br />

rolstukken van agalmatoliet of een<br />

daarmede overeenkomst bezittend<br />

aluinaarde-silicaat niet zeldzaam zijn<br />

[n°. 131].<br />

De weinige bijmengsels in de ertslaag<br />

zijn oorzaak, dat liet tinertB slechts<br />

gewasBchen en gereduceerd behoeft te<br />

worden; het wordt niet vooraf geroost<br />

en het gereduceerde metaal evenmin<br />

geraffineerd.<br />

Langs de hooge kanten der valleien<br />

komen somwijlen afzettingen als de<br />

hierboven beschrevene voor; dikwerf<br />

ook is de onverplaatste verweerde<br />

rotsmassa met eene enkele dunne laag<br />

detritus overdekt, die in de tinertsvoerende<br />

terreinen, over hare geheele<br />

zwaarte, die zelden 3 k 4 meter bedraagt,<br />

met tinerts bezwangerd is.<br />

GROEP. I. 4" Klasse. 87<br />

Deze hooge gronden, heeten Icoelit,<br />

de diepe Tcottong-tevreinen.<br />

De rijkste tingronden, zoowel hooge<br />

als diepe, liggen nabij de grenzen van<br />

graniet met sedimentaire gesteenten;<br />

enkele afzettingen liggen evenwel<br />

daarvan verwijderd, terwijl ook omgekeerd<br />

vele uitgestrekte terreinen nabij<br />

die grens ertsarm of zelfs ertsloos zijn.<br />

Van de vele jongere klei- en zandafzettingen<br />

willen wij nog vermelden:<br />

een ijzerhoudend conglomeraat dat niet<br />

zelden de laag overdekt [n°. 129, 130];<br />

witte kaolinof porceleinaarde [n°. 125];<br />

gele en roode aarde waarvan de eerste<br />

door geheel Indië, met wit kalk vermengd,<br />

wordt gebezigd om de buitenmuren<br />

van Gouvernementsgebouwen<br />

aan te strijken [n°. 134—136]; klei<br />

geschikt voor steenen- en pannenbakkerij<br />

[n°. 137—140].<br />

Ten slotte verdienen nog de warme<br />

bronnen op het eiland vermelding;<br />

er zijn onderscheidene bekend, zij staan<br />

niet met de tinertsvoering in verband<br />

en zijn ook geen mineraalbronnen.<br />

De hoogste temperatuur is gevonden<br />

bij eene in hot district Blinjoe, te<br />

weten 62—77" O.j eene in de landstreek<br />

Permis gaf 56'/ 3" O. en de<br />

overige, voor zoover waargenomen,<br />

lagere cijfers.<br />

Granietgesteenten.<br />

1. Graniet Cgrofkorrelig en porfierisch),<br />

Boekit Birah. — Koba.<br />

2. Graniet (grofkorrelig en porfierisch),<br />

Telokh Bakan. — Blinjoe.<br />

3. Graniet (grofkorrelig en porfierisch),<br />

Mantong. — Blinjoe.<br />

4. Graniet (grofkorrelig), Ajer Mingris.<br />

— Blinjoe.<br />

5. Graniet (grofkorrelig), Padang<br />

lalang. — Blinjoe.<br />

6. Graniet, Tandjong Antoe. —<br />

Merawang.<br />

7. Graniet, Boekit Bantoen. —<br />

Merawang.<br />

8. Graniet, Tandjong Poenei. —<br />

Soengeiliat.<br />

9. Graniet, Boekit Obi. — Soengeiliat.<br />

10. Graniet, Tandjong Belajar. —<br />

Soengeiliat.<br />

11. Graniet (porfierisch), Batoe Bedahoen.<br />

— Blinjoe.<br />

12. Graniet, Boekit Pelampang Betong.<br />

— Soengeiliat.


88 GROEP I. 4« Klasse.<br />

13. Graniet, Boekit Betong. — Soengeiliat.<br />

14. Graniet, Boekit Poewak. — Soengeiliat.<br />

15. Graniet, Boekit Pantja — Soengeiliat.<br />

16. Graniet, Boekit Krienjok. —<br />

Soengeiliat.<br />

17. Graniet, Tandjong Telaga. —<br />

Soengeiliat.<br />

18. Graniet, Boekit Baja. — Soengeiliat.<br />

19. Graniet, Tandjong Lajang. —<br />

Soengeiliat.<br />

20. Graniet, Tandjong Baja. — Soengeiliat.<br />

21. Graniet, Sambong Giri. —<br />

Merawang.<br />

22. Graniet, Batoe Bedaboen. —<br />

Blinjoe.<br />

23. Graniet, Boekit Batoe Siang. —<br />

Merawang.<br />

24. 25. Graniet (fijnkorrelig), Batoe<br />

Bedaboen. — Blinjoe.<br />

26. Graniet (contact van fijnkorrelig<br />

en grofkorrelig), Batoe Bedaboen. —<br />

Blinjoe.<br />

27. Graniet-porfier, Tandjong Poenei.<br />

— Soengeiliat.<br />

28. Graniet-porfier, Boekit Pantja. —<br />

Soengeiliat.<br />

29. Graniet-porfier, Soengei Sampana.<br />

— Soengeiliat.<br />

30. Graniet (pyriethoudend), Batoe<br />

Ampar. — Merawang.<br />

31. Graniet (glimmerarm), Ajer<br />

Mingris. — Blinjoe.<br />

32. Graniet (met groen glimmer),<br />

Boekit Salinta. — Pangkal Pinang.<br />

33. Graniet greisen, Soengei Sampana.<br />

— Soengeiliat, op de grens van<br />

glimmerlei en graniet.<br />

34. Syeniet graniet, Boekit Tandjong<br />

Batoe. — Soengeiliat.<br />

35. Syeniet graniet, Tandjong Batoe.<br />

— Soengeiliat.<br />

36. 37. Syeniet graniet, PoeloeTiga.<br />

— Soengeiliat.<br />

38. Toermalijnrots, Muntok.<br />

39. Toermalijnrots (rolstuk uit de<br />

ertslaag), mijn N° 25, Soengei Pandji. —<br />

Blinjoe.<br />

40. Toermalijnrots (rolstuk uit de<br />

ertslaag), mijn N° 12, Soenge Kadjoet.—<br />

Blinjoe.<br />

41. Graniet (bouwsteen), Toboali.<br />

42. Kwartsgang in graniet. Boekit<br />

Inten. — Soengeiliat.<br />

Leigesteenten.<br />

43. Glimmerlei, Soengei Loemoet. —<br />

Blinjoe (uit de ertslaag der mijn N° 7).<br />

44, 45. Glimmerlei, Soengei Sampana.<br />

— Blinjoe.<br />

46, 47. Glimmerlei, Ajer Pelumpang.<br />

— Soengeiliat.<br />

48. Glimmerlei, Ajer Lajang. —<br />

Soengeiliat.<br />

49. Leigesteente (ijzerhoudend) in<br />

contact met glimmerlei, Soengeiliat.<br />

50. Bruine kleilei, Boekit Poega. —<br />

Soengeiliat.<br />

51. 52. Boode kleilei, Tandjong<br />

Goenoeng. — Pangkal Pinang.<br />

53. Zwarte kleilei, Karang Merah. —<br />

Merawang.<br />

64. Boode kleilei, Karang Merah. —<br />

Merawang.<br />

66. Witte kleilei (overgaande in<br />

zandsteen), Sambong Giri. — Merawang.<br />

56. Zachte kleileisteen, Ajer Gemoeroe.<br />

— Pangkal Pinang.<br />

57. Metamorphische lei (Hornfels),<br />

Toboali.<br />

68. Kiezellei (met granaatachtige<br />

partijen), Merawang.<br />

59, 60. Kiezellei, Boekit Batoe<br />

Noengoel. — Merawang.<br />

61. Kiezellei, Boekit Brang. — Soengeiliat.<br />

62. Kiezellei, Sambong Giri. — Merawang.<br />

63. Kiezellei (overgaande in kwartsiet),<br />

Sambong Giri. — Merawang.<br />

Kwartsieten en Zandsteenen.<br />

64. Kwartsiet, Poelo Baja. — Blinjoe.<br />

65. Kwartsiet, Boekit Salinta. —<br />

Pangkal Pinang.<br />

66. Kwartsiet (met bandjes toermalijn),<br />

Boekit Salinta. — Pangkal Pinang.<br />

67 . 68. Kwartsiet, Boekit Salinta. —<br />

Pangkal Pinang.<br />

69. Kwartsiet, Boekit Djeloetoe. —<br />

Soengeiliat.<br />

70. Kwartsiet , Karang Mangoon. —<br />

Merawang.<br />

71. Kwartsiet, Sambong Giri. —<br />

Merawang.<br />

72. 73. Kwartsiet (overgaande in<br />

zandsteen), SambongGiri. — Merawang.<br />

74. Bonte zandsteen (overgaande in<br />

kwartsiet), Karang Mangoon. — Merawang.<br />

75. Zandsteen (overgaande in kwartsiet),<br />

Karang Mangoon. — Merawang.<br />

76. Zandsteen (met kwartsadertjes),


Batoe Ampar. — Merawang.<br />

77. Zandsteen (met glimmerbandjes),<br />

Boekit Salinta. — Pangkal Pinang.<br />

78—80. Zandsteen (schilferig), Tandjong<br />

Boenga. — Pangkal Pinang.<br />

81. Zandsteen (overgaande in kleilei),<br />

Sambong Giri. — Merawang.<br />

82 , 83. Witte zandsteen met bruine<br />

kleibandjeB, Tandjong Goenoeng. —<br />

Pangkal Pinang.<br />

84. Zandsteen, Karang Maas. — Merawang.<br />

85. Zandsteen, Karang Antoe. —<br />

Merawang.<br />

86. 87. Zandsteen, Ajer Messira.—<br />

Merawang.<br />

88. Zandsteen, Boekit Mentangor. —<br />

Soengeiliat.<br />

89. Zandsteen (bonte), Boekit Poenei.<br />

— Soengeiliat.<br />

90. Zandsteen (roode), Boekit Bembang<br />

Koening. — Soengeiliat.<br />

91. Zandsteen, Boekit Toenoe. —<br />

Soengeiliat.<br />

92. Conglomeraat, Boekit Toenoe —<br />

Soengeiliat.<br />

93. Conglomeraat, Boekit Djeloetoe.<br />

— Soengeiliat.<br />

94. Conglomeraat (overgaande in<br />

zandsteen), Poeloe Simbang. — Soengeiliat.<br />

95. Zandsteen (met veel adertjes<br />

bruinijzererts) Boekit Bira.— Merawang.<br />

96. 97. Zandsteen (met veel adertjes<br />

bruinijzer- en mangaanerts), Boekit<br />

Poonei. — Soengeiliat.<br />

98. Kwartsgang in zandsteen, Boekit<br />

Kembangong. — Merawang.<br />

99. Kwartsgang in zandsteen , Karang<br />

Lintang. — Merawang.<br />

Ijzerhoudende gesteenten.<br />

100. Kleiijzersteen, Ajer Batoe Hitam.<br />

— Blinjoe.<br />

101. 102. Kleiijzersteen (Breccie),<br />

Boekit Djoeroeng. — Merawang.<br />

103. Kleiijzersteen (okerhoudend),<br />

Ajer Mentangor. — Blinjoe.<br />

104. Kleiijzersteen (cellig), Boekit<br />

Poega. — Soengeiliat.<br />

105. Bruinijzersteen, Postweg Blinjoe.<br />

— Soengeiliat.<br />

106. Bruinijzersteen, Batoe Hitam.<br />

— Blinjoe.<br />

107. Bruinijzersteen, Poelo MengkoeboeDg.<br />

— Blinjoe.<br />

108. Bruinijzersteen (cellig), Sambong<br />

Giri. — Merawang.<br />

GROEP I. 4" Klasse. 89<br />

109. Bruinijzersteen, Poelo Poenai.<br />

— Pangkal Pinang.<br />

110. Bruinijzersteen, Boekit Poega.<br />

— Soengeiliat.<br />

111. Bruinijzersteen (cellig), Kampong<br />

Boekit. — Soengeiliat.<br />

112. LJzerrijk conglomeraat, Batoe<br />

Hitam. — Blinjoe.<br />

113. IJzerrijk conglomeraat, Soengei<br />

Boeboes. — Blinjoe.<br />

114. IJzerrijk conglomoraat (tinertshoudend),<br />

Batoe Djinten. — Blinjoe.<br />

115. IJzerrijke zandsteen (tinertshoudend),<br />

Soengei Loemoet. — Blinjoe.<br />

116. IJzerzandsteen, Boekit Tengaring.<br />

— Blinjoe.<br />

117. Mangaanzandsteen, Ajer Manjar.<br />

— Soengeislan.<br />

Mineraalgangen en Ertsen in het<br />

vastgesteente.<br />

118. Gekristalliseerden tinsteen voerende<br />

gang in glimmerrijke zandsteen,<br />

Sambong Giri. — Merawang.<br />

119. Kwarts en toermalijngang in<br />

zandsteen, somwijlen tinerts- en wolframvoerend.<br />

Boekit Salinta. —Pangkal<br />

Pinang.<br />

120 Magneetijzererts (Polair magnetisch<br />

monster), Boekit Plawan. — Koba.<br />

121. Psilomelaan, Ajer Glam. —<br />

Soengeislan.<br />

Jongere afzettingen in en langs de<br />

valleien.<br />

122. Een kastje bevattende de figuratieve<br />

doorsnede van het stroomtinertsterrein<br />

der mijn Kebinti N° 24. —<br />

Pangkal Pinang.<br />

123. Een kastje bevattende de figuratieve<br />

doorsnede van het stroomtinertsterrein<br />

der mijn Sinli N° 10. — Merawang.<br />

124. Een kastje bevattende de figuratieve<br />

doorsnede van het stroomtinertsterrein<br />

der mijn Djoenhin N° 20. —<br />

Merawang.<br />

125. Een kistje inhoudende monsters<br />

klei en ondergrond (ertsbodem) uit<br />

stroomtinbeddingen, district Soengeiliat.<br />

126. Een kistje inhoudende: onverwasschen<br />

ertslaag, schoongewasschen<br />

tinerts, grove tinertsklompen en goud<br />

uit stroomtinbeddingen, district Merawang.<br />

127. Een kistje inhoudende: kwartskristallen<br />

in ertslagen voorkomende,<br />

district Soengeiliat.


90 GROEP I. 4 e<br />

128. Eenige buitengewoon groote<br />

kwartskristallen uit de ertslaag Ajer<br />

Lobo Kli. — Soengeiliat.<br />

129. Ijzerhoudend conglomeraat,<br />

somwijlen op de ertslaag liggende, Ajer<br />

Mentangor. — Blinjoe.<br />

130. Ijzerhoudend conglomeraat,<br />

somwijlen op de ertslaag liggende, Soengei<br />

Limau. — Merawang.<br />

131. Agalmatoliet rolstukken uit de<br />

ertslaag, Soengei Pandji. — Blinjoe,<br />

132. Psilomelaan rolstuk uit de ertslaag,<br />

Soengei Kleidang. - Pangkal<br />

Pinang.<br />

133. Titaanijzerzand (slechts 5 alO /„<br />

tinoxyde bevattend), Paja Nior. —<br />

Koba.<br />

134. Gele Banka-aarde, Soengei Pandji.<br />

— Blinjoe.<br />

135. Gele Banka-aarde (roodachtig),<br />

Soengei Pandji. — Blinjoe.<br />

136. Roode Banka-aarde, Soengei<br />

Pandji. — Blinjoe.<br />

137—140. Kiei, 1e, 2e en Sa soort<br />

bruikbaar voor steen en pannenbakkerij,<br />

4e soort niet bruikbaar, ïelokh Bakan.<br />

— Blinjoe.<br />

7. Geologische verzameling<br />

van het eiland<br />

Billiton. — J. H. Cordes,<br />

mijningenieur, en het Hoofdbureau<br />

van het mijnwezen.<br />

1. Graniet (grofkorrelig met insluiting<br />

van glimmerrijke fijnkorrelige gedeelten),<br />

Tandjong Kloempang, district<br />

Dendang.<br />

2. Graniet, Tandjong Kloempang,<br />

district Dendang.<br />

3. Graniet, N.-Oostelijk uiteinde van<br />

Goenoeng Parang Boeloe.<br />

4. Graniet (zeer veldspaathrijk), als<br />

n°. 3.<br />

5. Graniet, N.-Oostelijke helling van<br />

Goenoeng Beloeroe, district Dendang.<br />

6. Porfier, snijpunt Ajer Sentok met<br />

den grooten weg, district Dendang.<br />

7. Graniet, Boekit Beginda, district<br />

Dendang.<br />

8. 9. Graniet, voet van den heuvel<br />

Goenoeng Ilir, tusschen de woning van<br />

den administrateur en hoofdadministrateur,<br />

district Tandjong Pandan.<br />

10, 11. Graniet , nabij het pakhuis<br />

van den administrateur, district Tandjong<br />

Pandan.<br />

Klasse.<br />

12. Graniet, losblok aan het kleine<br />

havenhoofd, district Tandjong Pandan.<br />

13. Zandsteen, oostelijke helling van<br />

den berg Koebing (Doedat), district<br />

Dendang.<br />

14. Zandsteen, westelijke helling van<br />

den berg Koebing (Doedat), district<br />

Dendang.<br />

15. Zandsteen (met enkele grootere<br />

ingesloten steenfragmenten), als n°. 14.<br />

16. Zandsteen, Tandjong Rissing,<br />

district Dendang.<br />

17. Kwartsiet, Ajer Sentok, district<br />

Dendang.<br />

18. Zandsteen, Tandjong Soega, district<br />

Dendang.<br />

19. Zandsteen (met overgang in kleisteen),<br />

als n°. 18.<br />

20. 21. Bitumineuse zandsteen (van<br />

jonge vorming), district Tandjong<br />

Pandan.<br />

22. Ijzerhoudende kleisteen (tusschen<br />

zandsteen en porfier conglomeraat),<br />

snijpunt ajer Sentok met den grooten<br />

weg, district Dendang<br />

23. Ijzerhoudend conglomeraat (van<br />

jonge vorming), groote weg bij kampong<br />

Parang Boeloe, district Dendang.<br />

24. Tinsteen, mijn Fokfasin (Brang)<br />

Ajer Boedak, district Tandjong Pandan.<br />

25. Vfolframiet, mijn n". 13 Sinhin,<br />

district Boeding.<br />

26. Loodglans, Kollong in Ajer Baja,<br />

district Boeding.<br />

27. Obsidiaan, mijn Tebroen, district<br />

Dendang.<br />

8. Geologische verzameling<br />

van Sumatra's<br />

Westkust. — Hoofdbureau<br />

van het mijnwezen.<br />

A. Algemeene Verzameling.<br />

Granietgroep.<br />

1. Granitiet, bij Siloeka, punt 39<br />

meting, weg naar Siloeka.<br />

2. Kwartsdioriet, Tamparoengo Aner,<br />

als n°. 1.<br />

3. Hoornblende graniet , uit de Soengei<br />

Limau, zijtak der Katiolo bij<br />

Soelit Ajer.<br />

4. Syeniet, Boekit Siani, Siboemboen.<br />

5. Hoornblende graniet , met eenig<br />

I glimmer, Tiemboeloen, Siboemboen.


6. Hoorn blende graniet, B. Soenda<br />

Langit, Siboemboen.<br />

7. Kwartsporfier, mikrograniet uit<br />

de Malakoetan.<br />

8. Syeniet graniet , bal uit Breecie,<br />

Boekit Boengsoe bij fort van der<br />

Capellen.<br />

9. Syeniet graniet, Langki.<br />

10. Syeniet graniet, Bangkiang Loeloes.<br />

11. Museoviet graniet, weg Ajer<br />

Loewob-Koboen.<br />

12. Kwartsdioriet, Soengei Lassi.<br />

13. Granitiet, tusschen Soengei Lassi<br />

en Taroeng-Taroeng.<br />

14. Syeniet graniet, bij Telaga Goenoeng.<br />

15. Kwartsporfier, mikrograniet, rivier<br />

Saliboetan.<br />

Granietgangen.<br />

16. Gang van syeniet graniet, met<br />

brokstukken in hoornblende graniet,<br />

rivier Silaki, Siboemboen-gebergte.<br />

17. Kwartsdioriet, gang in granitiet,<br />

bij Siloenkang.<br />

Oude sehiefers.<br />

18. Kleischiefer, bij Silago.<br />

19. id. aan de Kwantan,<br />

beneden Siloeka, grens der onafhankelijke<br />

distrieten.<br />

20. Kwartsiet, rivier Soempoer, zijrivier<br />

der Ombilien.<br />

21. Grauwakkensehiefer, in de rivier<br />

Oengan, weg Oengan naar de onafhankelijke<br />

districten.<br />

22. Kwartsiet, bij Kipal.<br />

23. Kiezelschiefer, rivier Limau<br />

Manis, Barisan.<br />

24. Talkschicfer, rivier Panengahan.<br />

25. Chlorietschiefer, riv. id.<br />

26. Grafietschiefer, rivier Samaoeng,<br />

Panengahan.<br />

Gangen in sehiefers.<br />

27. Hoornblende schiefer, Kampoeng<br />

Tengah, kloof der Anei.<br />

28. Kwarts, gang in graniet, rivier<br />

Koebang bij Tandjong Batyt.<br />

Contaetschiefers.<br />

29. Mergelschiefer, Soengei Benkaroeng<br />

bij Siloenkang.<br />

30. Kiezelschiefer, Boekit Gadang<br />

bij Batoe Mendjoeloer, Siboemboen.<br />

GROEP I. 4* Klasse. 91<br />

31. Kiezelschiefer, Boekit Klasso<br />

Djawi, Siboemboen-gebergte.<br />

32. Grauwakke, Boekit Pandjang<br />

bij Batoe Tabal.<br />

Kolenkalk.<br />

33. Kalksteen, berg Ngalau Besoerat<br />

bij Siloenkang.<br />

34. Kalksteen, bij Timboeloen, Siboemboen,<br />

35. Kalksteen met granaten, als<br />

n°. 34.<br />

36. Kalk met ronde fusulinen, Boekit<br />

bessi.<br />

37. Kalksteen [Culm], weg Matoewa,<br />

Palembajan.<br />

38. Metamorphe kalksteen, bij Batoe<br />

Mendjoeloer, Siboemboen, granaatrots.<br />

39. Opaal, kiezelzuur hydraat, gang<br />

in granaatrots, galerij n°. VII. Timboeloen,<br />

Siboemboen-gebergte.<br />

Diabaasgroep.<br />

40. Diabaas, Gerabag.<br />

41. Diabaas, bij Batoe Tagoelingan<br />

bij Siloenkang.<br />

42. Diabaas, Danau-gebergte, voetpad<br />

van paal 21 naar Lawang.<br />

43. Contact diabaas, bij graniet,<br />

Siloenkang.<br />

Etage 1 Eoceen.<br />

44. Zandsteen, tusschen Loeboeq<br />

Tarah en kampong Dalam.<br />

45. Breecie van Kwarts, rivier Koemanis<br />

[kolenveld].<br />

46. Breecie van Kalk, bij Soengei<br />

Doerian [kolenveld].<br />

47. Mergelschiefer, bij Tandjong<br />

Balit, XX Kotta's.<br />

48. Arcose, berg Bekahoer [kolenveld].<br />

Etage 2 Eoceen.<br />

49. Schiefer breecie, berg Poentjaq<br />

Jamiang [Sago].<br />

50. Zandsteen, bij Moeara si Krambil<br />

bij Kaboen.<br />

51. Zandsteen en kleisteen, boven<br />

de koollagen te Soengei Doerian.<br />

62. Koolschiefer, hangende 2de koollaag<br />

te Soengei-Doerian.<br />

Etage 3 Eoceen.<br />

53. Fijne zandsteen, Soengei Pandan<br />

bij Parambahan.<br />

54. Klei zandsteen, bij Padang Siboesoeq.


92 GROEP I. 4' Klasse.<br />

Etage 4 Eoceen.<br />

55. Kalksteen met versteeningen, bij<br />

Anoer.<br />

Oud mioceene gesteenten.<br />

56. Augiet andesiet, Aponberg bij<br />

Padang.<br />

57. Augiet andesiet, berg Berangau<br />

bij Padang.<br />

58. Augiet andesiet, berg Pangiloen<br />

bij Padang.<br />

Vulkanische gesteenten.<br />

59. Tuf [lapilli] lagen, Atar-vulkaan.<br />

60. Bazalt [vastaanstaand], vulkaan<br />

Koeloet manis.<br />

61. Zwavel, Talang-vulkaan, top<br />

Talang.<br />

62. Obsidiaan, Boengsoe-vulkaan,<br />

rivier Bras bij Djambaq.<br />

63. Augiet andesiet, Lantei-vulkaan,<br />

Soengei-Lantei, bij diluviale kolen.<br />

64. Hoornblende andesiet, Sago-vulkaan,<br />

binnenkant Sago, bovenloop Sello.<br />

65. Bazalt, Sago-vulkaan, binnenkant<br />

Sago, oorsprong Sello.<br />

66. Kwarts, gang in hoornblende<br />

andesiet, Sago-vulkaan, binnenkant<br />

Sago, bovenloop Sello.<br />

87. Augiet andesiet, Sago-vulkaan,<br />

Goenoeng Karat [oost op Sago].<br />

68. Augiet andesiet, lava [verweerd],<br />

Merapi-vulkaan bij Batoe Beragoeng.<br />

69. Bazalt, Merapi-vulkaan, brug<br />

Ombilien bij Padjalangan.<br />

70. Augiet andesiet, Merapi-vulkaan,<br />

steenveld bij Bassok.<br />

71. Puimsteen uit tuf, Merapi-vulkaan<br />

bij Port de Koek.<br />

72. Augiet andesiet, slak, Merapivulkaan,<br />

uitwerpsel December 1876.<br />

73. Poreuse augiet andesiet, waarschijnlijk<br />

oudere lava van de fumarool<br />

kraters, Merapi-vulkaan, werkzame<br />

krater.<br />

74. Augiet andesiet lava, Merapivulkaan,<br />

buitenkant kleine krater.<br />

75. Augiet andesiet, Merapi-vulkaan,<br />

hoogste punt oude krater.<br />

76. Augiet andesiet lava, Merapivulkaan<br />

, noordkant zandzee bij h.<br />

krater G.<br />

77. Zout-afzettingen van fumarolen,<br />

Merapi-vulkaan, oude krater binnenkant.<br />

78. Puimsteen uit diluvium, Singalang-vulkaan,<br />

bij Kajoe Tanam.<br />

79. Augiet andesiet, gang in granitiet,<br />

Singalang-vulkaan, bij kampong<br />

Tengah.<br />

80. Augiet andesiet, Manindjoe-vulkaan,<br />

bovenloop Kaloeloetan.<br />

81. Augiet andesiet, Manindjoe-vulkaan,<br />

rivier Silasoeng, bij Loeboeq<br />

Saoeh.<br />

82. Bazalt of olivienrijke augiet<br />

andesiet, Maniudjoe-vulkaan, paal 11<br />

bij Goemarang.<br />

Diluvium en Becent.<br />

83. Kalktuf [diluviaal], bij Silago<br />

[niet op de kaart].<br />

84. Tuf [diluviaal], Karbouwengat<br />

bij Fort de Koek.<br />

85. Zandsteen [diluviaal], bij Telaweh.<br />

86. Tuf [diluviaal], binnenkant meer<br />

Manindjoe bij paal 20.<br />

Ertsen en kolen.<br />

87. Loodglans, Soengei Talang, district<br />

Alahan Pandjang.<br />

88. Cinnaber van den berg Sombong,<br />

bij Sibelaboe, XII Kotta's.<br />

89. Kristallijne ijzerglans, Batoe<br />

Mendjoeloer, Siboemboen.<br />

90. Loodglans, Batoe Mendjoeloer ,<br />

Siboemboen.<br />

91. Kopererts, bij Timboeloen, Siboemboen.<br />

92. Malachiet, Batoe Tiga, Siboemboen.<br />

93. Kristallijne ijzerglans met kopererts,<br />

rivier Paningahan.<br />

94. Kristallijne ijzerglans, Goenoeng<br />

Bessi.<br />

95. Grafiet uit schiefer, rivier Koemoeloe<br />

bij Paningahan.<br />

96. Kolen, rivier katjang Pai bij<br />

Kaboen.<br />

97. Kolen, Boekit Hau.<br />

98. Kolen, le laag, Soengei Doerian,<br />

Ombilien kolenveld.<br />

99. Kolen, 2e laag, Soengei Doerian,<br />

Ombiliè'u kolenveld.<br />

100. Kool, Banti, Ombilien kolenveld.<br />

101. Kool, Oeloe Ajer, bij Parambahan.<br />

102. Kool, Soengei Parambahan, bij<br />

Parambahan.<br />

103. Kolen, Soengei Pisang Nanas,<br />

bij Parambahan.<br />

104. Bruinkolen, Soengei Landei,<br />

Barisan [Diluviaal].


B. Bijzondere Verzameling<br />

van Fort de Koek en Padang<br />

Sidempoean.<br />

105. Augiet andesiet, weg Bondjol—<br />

Loeboeq, Sekaping bij paal 43.<br />

106. Bazalt , weg Bondjol—Melampa,<br />

rivier Genigi bij Simpeng, Oplur-gebied.<br />

107. Augiet andesiet, weg Melampa—<br />

ïaloe, paal bezuiden Timbolaboe,<br />

Ophir-gebied.<br />

108. Vuursteen, zoetwater, gang in<br />

tuffen, Taloe terrein, dicht bij Tjoebadaq.<br />

109. Obsidiaan in tuffen, bij Tjoebadaq.<br />

110. Schiefer, weg Tjoebadaq-Panti,<br />

waterscheiding Pasamau soempoer.<br />

111. Trasachtige tuf, weg Pantihoeboeq<br />

Sekepeng, bij paal 81<br />

112. Obsidiaan met sphaerolieten,<br />

bij paal 45, dicht bij N° 518.<br />

113. Syeniet graniet, Oedjoeng Laboean.<br />

114. Kiezelschiefer, Poelo Panggolarau,<br />

baai van Ajer-Bangis.<br />

115. Hoorn blende schiefer, Poelo<br />

Pandjang, baai van Ajer-Bangis.<br />

116. Syeniet graniet, voetpad Loeboeq<br />

Sekaping, Melampa op de waterscheiding.<br />

117. Augiet andesiet, waterscheiding<br />

Batahan en Batang-Gadia.<br />

118. Felsiet, gang in syeniet, 400<br />

meter vóór paal 133.<br />

119. Tuf, een paal vóór het koffiepakhuis<br />

Talang, bij Talang.<br />

120. Chloriet of hoornblende sehiefers<br />

met granietBnoertjes, rivier Poengkoet,<br />

5 paal boven Talang.<br />

121. Kwartsporfier, gang iu syeniet<br />

bij paal 149'/j.<br />

122. Diabaas, weg Penjaboengan—<br />

Natal, bij paal 133.<br />

123. Kalksteen, weg Si-Epping—Padang-Lawas,<br />

berg Saproean.<br />

124. Augiet andesiet, Oeloe Angkola,<br />

brug Sangar Oedang.<br />

125. Bazalt, rivier tusschen Danau<br />

en Aek Sadang.<br />

126. Zandsteen, rivier Asap, 13 paal<br />

boven Si-OelaDg, Aling Oedik.<br />

127. Hoornblende graniet [verweerd],<br />

voet Kalaboe, W. N. W. van Kau.<br />

128. Eoceene kalkBteen, weg Poear<br />

Datar—Soeliki, rivier Sinamar, paal<br />

45—46.<br />

fiROKP I. A" Klasse. 93<br />

9. Geologische verzamelingen<br />

van Zuid-<br />

Sumatra en van Soeliki<br />

en Pangkalan. — Hoofdbureau<br />

van het mijnwezen.<br />

Zuid-Sumatra.<br />

1. Mergel, monding der Kemoening,<br />

Boekit Soenoer, kolenveld.<br />

2. Augiet andesiet, Boekit Riting.<br />

3. Augiet andesiet, uitwerpsel krater<br />

Vogelsang.<br />

4. Kalk, berg Karang Nata bij Napal<br />

Litjin.<br />

5. Zandsteen, berg Lilin bij Tandjong<br />

Agoeng Rawas.<br />

6. Augiet andesiet uit diluvium,<br />

Ajer Djaroe.<br />

7. Kleisteen, Mioceen N. O. invallen,<br />

Poelo Pisang bij Kroè'.<br />

8. Koraalkalk, drie paal van Kroe'.<br />

9. Kleisehiefer, Ajer Oboei, Makakau.<br />

10. Augiet andesiet, Ajer Soeban,<br />

tusschen Poelo Bringin en Moeara<br />

Sindang.<br />

11. Verweerde hoornblende graniet,<br />

bij Tjoekenau.<br />

12. Bazalt, bij meer Kakihan.<br />

13. Augiet andesiet, berg Dempo,<br />

brug Mana-rivier.<br />

14. Granitiet, voorbij Tandjong<br />

Sakti.<br />

15. Bazalt, eiland Mengoemang bij<br />

Sibessi.<br />

16. Augiet andesiet, Boekit Sawah.<br />

17. Bazalt, 2e warme bron bij Beniawang.<br />

18. Augiet andesiet, eiland Lagoendi.<br />

19. Kool Etage 1 Eoceen, rivier<br />

Sipoeti.<br />

20. Roode zandsteen, bij kolen N° 19,<br />

rivier Sipoeti.<br />

21. Kalkmergel, rivier Kommering,<br />

tegenover Moeara-doea.<br />

22. Augiet andesiet, peksteen, reis<br />

Belalau.<br />

23. Kiezelsteentjes, van eene warme<br />

bron in Soeo.<br />

24. Augiet andesiet, Ajer Keni.<br />

25. Augiet andesiet obsidiaan,<br />

Poolsche hoed [Rakato].<br />

Soeliki en Pangkalan.<br />

26. Kwartsiet, bij Padang Roekam,<br />

kloof van Arau.


94 GROEP I. Klasse.<br />

27. Kwartsiet breecie, Ajer Maheq,<br />

tusschen Kotta Baroe en Tandjong<br />

Baliq.<br />

28. Kleischiefer, rivier Maheq bij<br />

Tandjong Baliq.<br />

29. Kiezelschiefer, rivier Maheq,<br />

tusschen Batoe Merapi en Tandjong<br />

Paoeh.<br />

30. Glimmerschiefer, rivier Maheq,<br />

beneden Tandjong Paoeh.<br />

31. Kiezelzandsteeu, Ajer Maheq,<br />

boven Moeara Mahi.<br />

32. Diabaas, rivier Maheq, tusschen<br />

Goenoeng Melintang en Kotta Baroe.<br />

33. Mangaanerts, waterscheiding tusschen<br />

Üeloe Ajer en Kotta-alam.<br />

34. Tinerts, Kotta Bawah [Siak].<br />

10. Geologische verzameling<br />

van de Westerafdeeling<br />

vanBorneo. —<br />

J. C. van Schelle, mijningenieur.<br />

1 Kleizandsteen, bij Nanga Betoeng,<br />

zijrivier der Bojau, Boven-Kapoeas.<br />

2. Kwarts- of felsietporfier, bij Nanga<br />

Sangan, zijrivier der Bojan, Boven-<br />

Kapoeas.<br />

3. Conglomeraat, recent, goudmijnen<br />

bij Sintang, Boven-Kapoeas.<br />

4. Zandmergel, bij het dorp Sajor<br />

a/d rivier Seberoeang, Boven-Kapoeas.<br />

5. Kleileisteen, uit de rivier Entaboeloe,<br />

zijtak der Embalau Labojan,<br />

Boven-Kapoeas.<br />

(5. Zandsteen, berg Sagoe bij Oedjong<br />

Pandan, Silat rivier, Boven-<br />

Kapoeas.<br />

7, 8. Zandsteen, gebergte Penei bij<br />

de Silat-rivier, Boven-Kapoeas.<br />

9. Zandsteen, rivier Embau boven<br />

Nanga Goelong.<br />

10. Dioriet(?), aan den voet van den<br />

berg Ampar in een zijriviertje der<br />

Embau, Boven-Kapoeas.<br />

11. Dioriet (?), bij het dorp Oeroeng<br />

Oela, rivier Embau, Boven-Kapoeas.<br />

12. Dioriet (?), berg Sindara bij Salimbau,<br />

Boven-Kapoeas.<br />

13. Hoornbleude andesiet, bij het<br />

dorp Soentas, rivier Sikajam, zijrivier<br />

der Kapoeas.<br />

14. Gabbro, bovenloop der Kaut bij<br />

Merouw a/d rivier Sikajam, zijrivier<br />

der Kapoeas.<br />

15. Kiezellei, als n°. 14.<br />

16. Hoornblende andesiet, gang in<br />

n°. 14, als n°. 14.<br />

17. Conglomeraat, rivier Mawit, zijrivier<br />

der Merouw, welke in de Sikajam<br />

stroomt.<br />

18. Bladerkool, rivier Ming bij<br />

Merouw a/d Sikajam, zijrivier der Kapoeas.<br />

19. Melafier, rivier Kiniïn bij Poelau<br />

Landakh-rivier.<br />

20. Felsiet porfier, Nanga Merouw<br />

a/d rivier Sikajam, zijrivier der Kapoeas.<br />

21. Kleizandsteen, bij het dorp Kapalo<br />

Pasang a/d rivier Sikajam , zijrivier<br />

der Kapoeas.<br />

22—24. Zandsteen, bij Hang Oei<br />

San bij Montrado.<br />

25. Kleisteen, weg Hang Oei San—<br />

Montrado.<br />

26. Zandsteen, galerij Hang Oei<br />

San bij Montrado op 30 meter van de<br />

opening.<br />

27. Conglomeraat, galerij Hang Oei<br />

San bij Montrado achter de kwartsaderen.<br />

28. Zandsteen met kwartssnoertjes,<br />

liggende der ertslaag te Hang Oei San<br />

bij Montrado.<br />

29. Kleisteen, als n°. 28.<br />

30. Zandsteen, galerij Hang Oei San<br />

bij Montrado.<br />

31. Ijzerhoudend kiezel gesteente,<br />

mijn Sepat Kong Thai, tusschen Hang<br />

Oei San en Montrado.<br />

32. Ijzerhoudende klei, recent, mijn<br />

Sepat Kong Thai, tusschen Hang Oei<br />

San en Montrado.<br />

33. Graniet, heuvel Pandjawa, weg<br />

Montrado—l'.enkajaug, paal 2.<br />

34. Graniet, Petengahan, weg Montrado—<br />

Siugkawang, paal 12.<br />

35—37. Felsiet porfier, berg Koelor<br />

bij Koelor.<br />

38. Andesiet, gang in graniet, Tandjong<br />

Badjou ten zuiden van Siugkawang.<br />

39. Graniet, als n°. 38.<br />

40. Graniet, Ajer Merah aan het<br />

zeestrand ten zuiden van Siugkawang.<br />

41. Gabbro, grof, Batoe Belad tusschen<br />

Siugkawang en Mampawa.<br />

42. Gabbro, fijn, als n ü<br />

. 41.<br />

43. Gabbro gemengd, als u°. 41.<br />

44. Keizellei, als n°. 41.<br />

45. Gabbro, berg Sanggouw, tusschen<br />

Siugkawang en Lohobang.<br />

46. Metamorfisch gesteente, bij<br />

Sedouw ten zuiden van Singkawang.


47. Syeniet graniet, bij Pandjawa, 2<br />

paal van Montrado.<br />

48, 49. Graniet, bij Tjapkalla bij<br />

Montrado.<br />

50. Kwartsiet, als n°. 48, 49.<br />

51. Ijzererts, Padjiloe bij Montrado.<br />

52. Kwartsgang in graniet, paal 3<br />

weg Montrado—Bengkajang.<br />

53. Kiezellei, Sja-Kong bij paal 10<br />

bij Lohobang.<br />

54. Syeniet, Telok Soea bij Batoe<br />

Belad.<br />

55. Andesiet, tussoheu Telok Soea<br />

en Batoe Belad.<br />

56. Graniet, Sjakok bij Siugkawang.<br />

67. Pelsietporfier, als n". 56.<br />

58. Porfier, als n". 66.<br />

69. Porfier, Djintaug bij Sedouw.<br />

60. Gabbro, Simpadang bij Boedokb.<br />

61. Loodglans en zinkbleude, Kandawaugan<br />

(zuidelijke afdeeling der Kesidentie).<br />

62. Looderts, Tandjan bij Montrado.<br />

63. Looderts, Ko Pi Theo bij Montrado.<br />

64. Koper- en goudboudende ader,<br />

Sjoei Tsiet bij Benkajang.<br />

65. Lood- en goudhoudende ader,<br />

Malajoe bij Benkajang.<br />

66. Witlooderts, Malajoe bij Benka­<br />

jang-<br />

67. IJzerglans, berg Pandoeug bij<br />

Benkajang.<br />

68. IJzerglimmer, Bendoe bij Montrado.<br />

69. Toermalijn, Bani bij Beukajang.<br />

70. Steenkool, Salimbouw , Kapoeas<br />

rivier.<br />

11. Geologische verzameling<br />

van de Z u ide ren<br />

Ooster-afdeeling van<br />

Borneo. — J. A. Hooze en<br />

W. Gr. Ribbius, mijningenieurs.<br />

A. Kristallijne leigesteenten.<br />

1. Glimmerlei, Riam Kanan, Riam<br />

Batoe di Soeriq, beneden Tiwingan.<br />

2. Glimmerlei, Biam Kanan, Biam<br />

Binawei.<br />

3. Hoornblendelei, Biam Kanan, beueden<br />

Batoe di Soeriq.<br />

4. Witte Kwartsiet, Biam Kanan,<br />

boven Biam Binawei.<br />

6. Kwartsiet, Goenoeng Tamban,<br />

district Biam Kiwa.<br />

GROEP I. 4* Klasse. 95<br />

B. Oudere eruptief-yesteenten.<br />

6. Gabbro, Soengei Ammoniapon<br />

Besar, voet van Goenoeng Pempooron,<br />

Bobaris-gebergte.<br />

7. Gabbro, Soengei Malinau, district<br />

Biam Kanan.<br />

8. Gabbro, Goenoeng Tiwaan, Bobaris-gebergte.<br />

9. Gabbro met serpentijn, Goenoeng<br />

Tiwaan, Bobaris-gebergte.<br />

10. Gabbro-aderen in serpentijn (?),<br />

Soengei Ammoniapon Besar (bovenloop;,<br />

Goenoeng Pempoeron, Bobarisgebergte.<br />

11. Diallaag in Gabbro, bovenloop<br />

Soengei Ammoniapon Besar.<br />

12. Serpentijn, Soengei Ammoniapon<br />

Besar, voet van Goenoeug Pempoerou ,<br />

Bobaris-gebergte.<br />

13. Serpentijn, ingang Biam Kanan<br />

in Bobaris-gebergte.<br />

14 Serpentijn, Goenoeng-Batara<br />

Boeloe, Bobaris-gebergte.<br />

15. Edele serpentijn, Soengei Ammoniapon<br />

Besar, voet van Goenoeng<br />

Pempoeron, Bobaris-gebergte.<br />

16. Kwarts Dioriet, noordelijke voet<br />

van den Goenoeng Loemoet, district<br />

Biam Kiwa.<br />

C. Eoceene of oud-tertiaire vorming.<br />

17. Zandsteen, Eoceen (Verb.), Biam<br />

Kiwa bij Lok Toenggol.<br />

18. Zandsteen, Eoceen (Verb.), mijn<br />

Oranje Nassau, Pengaron, hangende<br />

laag C.<br />

19. Kleiachtige zandsteen, Eoceen<br />

(Verb.), als n». 18.<br />

20. Zandige kleilei. Eoceen (Verb.),<br />

Biam Kiwa bij Lok Toenggoel.<br />

21. Kleilei, Eoceen (Verb.), mijn<br />

Oranje Nassau, Pengaron, hangende<br />

laag O<br />

22. Pekkool, Eoceen (Verb.), Assahan,<br />

district Riam Kiwa, onderkool<br />

bij galerij n°. 2. rechts.<br />

23. Pekkool, laagB, Eoceen (Verb.),<br />

mijn Oranje Nassau, Pengaron.<br />

24. Pekkool, laag G, Eoceen (Verb.),<br />

als n°. 23.<br />

25. Pekkool, laag D, Eoceen (Verb.),<br />

als n°. 23.<br />

26. Pekkool, laag E , Eoceen (Verb.),<br />

als n". 23.<br />

27. Mergel, Eoceen B (Verb.), Biam<br />

Kiwa tusschen Mangkaoek en Pengaron.


96 GROEP L 4e Klasse.<br />

28. Kalkmergel ballen, Eoceen B<br />

(Verb.), als n°. 27.<br />

29. Zandige lei met glimmer,<br />

Boeeen B (Verb.), als n°. 27.<br />

30. Platte mergellenzen, Eoceen B<br />

(Verb.), als n°. 27.<br />

31. Dunne kalkmergellaag, Eoceen B<br />

(Verb.), als n°. 27.<br />

32. Kalkspaatader, Eoceen B (Verb.),<br />

Biam Kiwa tusschen Lok Toenggoel<br />

en Pengaron.<br />

33. Nummulietenkalk (dicht), Eoceen<br />

(Verb.), Soengei Batoe Kapoer bij<br />

Boekit Karang (Batoe Idjoe), Pengaron.<br />

34. Nummulietenkalk (dicht), Eoceen<br />

(Verb.), Soengei Batoe Kapoer, achter<br />

kontroleurswoning Pengaron.<br />

35. Nummulietenkalk (dicht), Eoceen<br />

(Verb.), Biam Kiwa tusschen Mangkaoek<br />

en Pengaron.<br />

36. Nummulietenkalk met Kalkspaat,<br />

Eoceen (Verb.), als n°. 35.<br />

37. Nummulietenkalk (leiachtig),<br />

Eoceen (Verb.), als n°. 35.<br />

38. Vuursteen uit kalk, Eoceen<br />

(Verb), Batoe Kapoer achter kontroleurswoning<br />

Pengaron.<br />

39. Versteeningen, Eoceen (Verb.),<br />

Biam Kiwa tusschen Mangkaoek en<br />

Pengaron.<br />

40. Versteeningen , Eoceen (Verb.),<br />

Batoe Kapoer achter kontroleurswoning<br />

Pengaron.<br />

41. Versteeningen, Eoceen (Verb.),<br />

Biam Kiwa, even beneden Pengaron.<br />

D. Jongere eruptief-gesteenten met<br />

iijbehoorende eruptieve tuffen<br />

en tuf conglomeraten.<br />

42. Hoornblende andesiet, Biam<br />

Kiwa, Biam Balei bij Lok Besar.<br />

43. Hoornblende andesiet, achter de<br />

oude mijn van Pengaron.<br />

44. Hoornblende andesiet, bij Boenglei,<br />

district Biam Kanan.<br />

45. Augiet andesiet, Boekit Karang<br />

(Batoe Idjoe) bij Pengaron.<br />

46. Augiet andesiet, Biam Kiwa bij<br />

Battong Bedara.<br />

47. Augiet andesiet, Soengei Ammoniapon<br />

Ketjil, boven kampong Ammoniapon<br />

onder Goenoeng Rangkat.<br />

48. Augiet andesiet, Biam Kanan,<br />

even boven Tiwingan.<br />

49. Eruptieve tuf, Soengei Malinau,<br />

distr. Biam Kanan.<br />

50. Tufconglomeraat (grof), Soengei<br />

Ammoniapon Ketjil, Goenoeng Bangkat.<br />

51. Tufconglomeraat (grof), Soengei<br />

Ammoniapon Besar, voet van Goenoeng<br />

Pempoeron, Bobaris-gebergte.<br />

52. Tufconglomeraat (grof), Biam<br />

Kanan bij Tiwingan.<br />

53. Tufconglomeraat (fijn) rolstuk,<br />

kleine Soengei, noord van Goenoeng<br />

Pempoeron, Bobaris-geb<strong>org</strong>te.<br />

Aanhangsel tot de andesieten.<br />

54. Mangaanerts (Polianiet), Goenoeng<br />

Bessi bij Pengaron.<br />

E. Jonge Tertiaire afzettingen.<br />

(Mioceen ?)<br />

55. Zandsteen (Mioceen?), Biam Kiwa<br />

bij Blimbing.<br />

56. Zandsteen (Mioceen ?), Goenoeng<br />

Pahiahan, distr. Biam Kanan.<br />

57. IJzerzandsteen, grof (Mioceen ?),<br />

achter de oude mijn bij Pengaron.<br />

58. Conglomeraat (Mioceen ?) Soengei<br />

Minaha, distr. Biam Kanan.<br />

F. Diluvium.<br />

69. Diamantgrond, Pengaron<br />

G. Allurium.<br />

60. Druipsteeu, grot Batoe Hapoe ,<br />

distr. Riam Kiwa.<br />

NB. De nornmers G—11 behooren tot de collectieve inzending<br />

van het Mijnwezen in Nederlandsch Indië en blijven op<br />

de Tentoonstelling zelve daarmede tot één geheel verbonden.<br />

De systematische inrichting van den Catalogus echter<br />

maakte het onvermijdelijk de geologische verzamelingen<br />

in deze klasse op te nemen, ook in verband met de<br />

daaraan voorafgaande algemeene schets van het geologisch<br />

onderzoek in Nederl. Indië.


12. Monsters van steenkolen<br />

uit Atjeli.<br />

a. Van Mego, bovenstreken van Malaboeh.<br />

4. Van Sinagan,<br />

13. Eenige delfstoffen<br />

uit de residentie Bantam.<br />

a. Walirang (zwavel) van het Karang-gebergte.<br />

4. Sempoer ajer, stuk hout, met vijf<br />

versteeningen.<br />

c. Sempoer ajer , opgeviseht uit de<br />

Tji Doerian bij Tji Kandi.<br />

d. Steenkolen.<br />

«. Van Bodjong Mauik.<br />

ft. Van Bajah.<br />

14. Monsters koffiegrond<br />

uit de residentie Pasoeroean.<br />

a. Beste kofliegrond van den berg<br />

Kawi.<br />

4. Koffiegrond uit de desa Pantja<br />

Koesoema, Malang.<br />

15. Zwavel uit de residentie<br />

Pasoeroean.<br />

a. Kembang walirang (rotsvormige<br />

zwavel van den berg Walirang). Vier<br />

stuks.<br />

4. Brangkallan walirang (zwavel zooals<br />

zij ter markt komt).<br />

16. Eenige delfstoffen<br />

uit de residentie Timor.<br />

a. Een stuk Maringlas van Atapoepoe,<br />

Timor.<br />

4. Boode aarde van het eiland Eotti.<br />

c. Twee stvikken oólitische kalksteen<br />

van Eotti.<br />

d. Een stuk tin van Roka op de<br />

zuidkust van Flores.<br />

e. Gips (?), een fleseh (mineraal) water<br />

, zand, kalk en zwavel (?), van de<br />

zuidoostelijke helling of strandzijde van<br />

den vulkaan Lowotolo op Lomblem,<br />

17. Verzameling van<br />

GROEP I. 4e Klasse. 97<br />

steensoorten uit de residentie<br />

Ternate.<br />

a. 11 steensoorten afkomstig van<br />

het eiland Obi Tapa.<br />

4. 2 steensoorten afkomstig van het<br />

eiland Obi Tapa.<br />

c. 3 steensoorten afkomstig van het<br />

eiland Obi Tapa.<br />

d. 1 steensoort afkomstig van het<br />

eiland Batjan (Awongo).<br />

e. 10 steensoorten van het eiland<br />

Batjan (Awongo, rivier Soengira).<br />

f. 14 steensoorten van het eiland<br />

Obi Major.<br />

ff. 1 steensoort van het eiland Obi<br />

Major (rivier Lotji).<br />

h. 18 steensoorten van het eiland<br />

Obi Major (rivier Marasa).<br />

i. 14 steensoorten van het eiland<br />

Obi Major (rivier Angaai).<br />

;'. 26 steensoorten van het eiland<br />

Obi Major (rivier Taboedji).<br />

k. 1 steensoort van het eiland Obi<br />

Bilatoe.<br />

I. 1 steensoort van het eiland Obi<br />

Bilatoo (rivier Tana).<br />

m. 37 steensoorten van het eiland<br />

Obi Bilatoe (rivier Lolaro).<br />

n. 4 steensoorten van het eiland<br />

Obi Bilatoe (rivier Belang-belang).<br />

o. 25 steensoorten van het eiland<br />

Obi Bilatoe (rivier Soelamati).<br />

p. 3 steensoorten van het eiland<br />

Obi Bisa (rivier Dowongigila).<br />

g. 12 steensoorten van het eiland<br />

Obi Bisa (rivier Dowongigila).<br />

r. 5 steensoorten van het eiland Obi<br />

Bisa (rivier Dowongigila Kokotoe).<br />

s. 3 steensoorten van het eiland Obi.<br />

t. 5 steensoorten van het eiland Obi<br />

(rivier Lelei).<br />

a. 1 steensoort van het eiland Poelo<br />

Toesa.<br />

i). 2 steensoorten van het eiland<br />

Soeratai.<br />

tv. Spiesglans van het eiland Bangaai.<br />

18. Verzameling steensoorten<br />

uit de residentie<br />

Ternate. — Batj an-maatschappij.<br />

a. 18 gesteenten van Marasa.<br />

b. 3 gesteenten van Tapa Pantei<br />

Laboean.<br />

7


98 GROEP !, ie Klasse.<br />

c. 6 gesteenten van Ajer Toeboedji.<br />

d. 5 gesteenten van Dowongi Kokoetoe.<br />

e. 4 gesteenten van Belang-Belang.<br />

f. 4 gesteenten van Dowongi Gila.<br />

ff. 27 gesteenten van Bilatoe Bantei<br />

Loloro.<br />

h. 25 gesteenten van Ajer Soelamati.<br />

19. Monsters van kalksteen,<br />

afkomstig uit het<br />

Zuidergebergte, distr. Wadjak,<br />

afd. Ngrowo, resid. Kediri,<br />

geschikt voor suikerfabricatie,<br />

huishouw en betelkauwen. —<br />

"Wachman, industrieel te<br />

Kediri.<br />

1. Eerste soort.<br />

2. Minder witte soort.<br />

3. Gebrand.<br />

'20. Een stuk kwarts<br />

met glimmer uit de Timehri<br />

rots in de Marow<br />

ij n e, en een kist met kwartszand<br />

van een heuvel in de<br />

boven-Coppenanie, Suriname. —<br />

C. J. Hering, in Suriname.<br />

21. Roode kleiaarde van<br />

de Marowijne. — C. J.<br />

Hering, in Suriname.<br />

22. Verschillende steensoorten,<br />

afkomstig uit goudplacer's<br />

van den linkeroever der<br />

Saramacca-rivier, over de monding<br />

van de Mindrineti. —<br />

Bolivar Ellis, in Suriname.<br />

23. Een stuk steen, gevonden<br />

in een goudplacer, aan<br />

den linkeroever der Saramaccarivier,<br />

over de monding van<br />

de Mindrineti. — Bolivar Ellis,<br />

in Suriname.<br />

24. Vijf brokken goudhoudende<br />

kwartsteenen.<br />

— C. Samuels, als directeur<br />

der Mineraal-Maatschappij in<br />

Suriname.<br />

25. Een stukje goudhoudend<br />

kwarts. — G. A.<br />

van Charante, in Suriname.<br />

26. Kwartsen, ijzererts,<br />

looderts, glimmer,<br />

Marowijne steentjes, enz.<br />

— A. van Glanenweigel, in<br />

Suriname.<br />

27. Phosphaat van de<br />

plantage Fuik (nog niet<br />

geëxploiteerd), Curacao. — W.<br />

P. Maal, op Curacao.<br />

28. Een vat phosphaat<br />

van Aruba en gemalen<br />

phosphaat van Aruba.<br />

29. Ertsen en mineralen<br />

van Aruba. — A. J.<br />

van Koolwijk, op Curacao.<br />

30. Zwavelertsen en<br />

mineralen van Saba. —<br />

M. L. S. van Eps (?), op Curacao.


5e Klasse.<br />

DE PLANTENWERELD: LEVENDE EN GEDROOSDE PLANTEN,<br />

AFBEELDINGEN VAN PLANTEN EN BESCHRIJVINGEN DER<br />

FLORA.<br />

anneer men het plantenkleed der aarde in zijne wisselingen<br />

van de polen naar den evenaar in gedachte<br />

gadeslaat, dan neemt men in het algemeen een naar<br />

die warmere gewesten steeds toenemenden rijkdom<br />

en krachtige ontwikkeling waar. Het aantal vormen<br />

vermeerdert, zoodat tusschen de tropen bijna alle plantenfamiliën<br />

der aarde vertegenwoordigd zijn, en daaronder een vijftigtal die<br />

daar uitsluitend of bij voorkeur voorkomen. Ook de grootte<br />

neemt in het algemeen toe. Terwijl in het hooge noorden de<br />

boomgroei het eerst ophoudt, om door nederige heesters en<br />

struiken te worden vervangen en eindelijk alleen kruidachtige<br />

planten over te laten, treden naar de tropen voortdurend meer<br />

boomvorinen op. De bosschen die voornamelijk uit ééne soort<br />

bestaan, gelijk onze beuken- en dennenwouden, worden door de<br />

zoodanige vervangen, die velerlei soorten dooreengemengd bezitten.<br />

Nieuwe plantenfamiliën treden daaronder op, ook vormen<br />

die in de gematigde en koude luchtstreken slechts kruidachtig<br />

voorkomen; ik herinner aan de saamgesteldbloemigen, die hier<br />

alleen als kruiden bekend zijn, onder de grassen aan het hengelriet<br />

van de kustflora der Middellandsche zee en de boomachtige<br />

bamboe der tropische gewesten, aan den Djatiboom,<br />

tot dezelfde familie behoorende als onze kruidachtige Verbena,<br />

aan de boomvarens enz. Sommige woudreuzen, de dubbele<br />

hoogte bereikende van hunne omgeving, vormen met hunne<br />

kruinen als een tweede verdieping van het bosch, klim- en<br />

slingerplanten van verschillenden aard mengen zich tusschen de<br />

stammen van de op zich zelf staande boomen, echte en schijn-


dOO GROEP I. 5e Klasse.<br />

bare woekerplanten zetelen zicb op de takken, allen strevende<br />

naar ruimte en licht in het altijd groene dichte woud.<br />

Het is in deze bosschen, dat zich de rijkdom der wilde<br />

tropische natuur in zijne volle grootheid openbaart; zij worden<br />

afgewisseld met meer opene landstreken, die met gras en kruiden,<br />

en daarbij, in den Indischen archipel, met meer vrijstaande<br />

heesters en boomen zijn aangevuld. Hier kan, bij minder grootsche<br />

ontwikkeling, meer bloemen verscheidenheid te voorschijn<br />

treden, tenzij, als in de Alang-velden van Java, Sumatra enz.,<br />

een enkel hoog gras zich bijna uitsluitend van de plaats meester<br />

maakt, en anderen plantengroei verdringt.<br />

Het is duidelijk, dat de rijke ontwikkeling van den plantengroei<br />

in de meest begunstigde tropische gewesten in de eerste<br />

plaats samenhangt met den gelijkmatigen, hoogen warmtegraad,<br />

die aan die streken een eeuwigen zomer schenkt. Op de hooge<br />

bergen verkrijgt men ook in de keerkringslanden, van den<br />

voet naar den top opstijgende, bij afnemende temperatuur,<br />

een verandering van de vegetatie, welke aan de veranderingen<br />

op de aardoppervlakte van de tropen naar de polen herinnert.<br />

Ofschoon in onze bezittingen geen bergen zijn die de sneeuwlinie<br />

bereiken, ontbreekt het toch niet aan bergtoppen, waar,<br />

nadat eiken, naaldboomen en daartoe naderende vormen opgetreden<br />

zijn, de tropische boomgroei eindelijk geheel ophoudt en,<br />

terwijl nachtvorsten niet zeldzaam zijn, viooltjes, ranonkels en<br />

dergelijke planten de flora van onze gematigde streken in de<br />

gedachte roepen.<br />

Vandaar dat men in het landschap der tropische gewesten<br />

verschillende hoogte-streken onderscheidt; deze kunnen naar<br />

omstandigheden wat enger of ruimer worden genomen. In 't<br />

algemeen onderscheidt men het zeestrand, de daaropvolgende<br />

vlakte met het begin der berghellingen, de boschstreek op de<br />

bergen, die men weder in een lagere, gemiddelde en hoogere<br />

verdeelen kan, en de bergtoppen boven de boomgrens, zoowel<br />

naar de temperatuur als naar de in elke streek optredende<br />

karakteristieke plantenvormen.<br />

Intusschen is het niet alleen de warmte, die het karakter<br />

van den plantengroei bepaalt, maar daarbij ook in hooge mate<br />

de graad van vochtigheid en hare gestadigheid of min of meer<br />

regelmatige afwisseling. Eene gestadige vochtigheid met gestadige<br />

warmte is de voorwaarde van het bestaan van de welige<br />

tropische wouden, terwijl zij zeiven wederkeerig er toe bijdragen<br />

om die vochtigheid te behouden. Die voorwaarde wordt<br />

verkregen, wanneer gestadig warme zeewinden, met waterdamp<br />

bezwangerd, tegen de berghellingen aandrijven; door deze ge-


GROEP I. 5« Klasse. 101<br />

noodzaakt om zich opwaarts te begeven, mengen zij zich met<br />

de koudere lucht in de hoogere lagen en geven daardoor<br />

wolken en regen. Terwijl de beschaduwde humusrijke bodem<br />

tegen sterke uitdamping door de zonnestralen beschermd is,<br />

vloeit het overtollige water naar beneden als beken en rivieren,<br />

die de lagere landstreken drenken.<br />

De Indische archipel, maar inzonderheid westelijk Java, is<br />

in dit opzicht hoogst gunstig gelegen, daar de heerschende<br />

winden, die elkander halfjaarlijks afwisselen, de Noordwest- en<br />

en Zuidoostmoeson, beide over eene groote zeeruimte hebben<br />

gewaaid als zij het land bereiken, en bovendien de geheele<br />

breedte van het gebergte aan weerskanten treffen. Meer naar<br />

het Oosten doet zich reeds op dit eiland de invloed van het<br />

vasteland van Australië gevoelen; de zuidoostenwind, daarover<br />

waaiende, wordt een duidelijk droge wind, de open grasvlakten<br />

worden talrijker, de zonnewarmte, met minder vochtigheid gepaard,<br />

doet in enkele gevallen het loof verdorren en brengt een<br />

tijdelijken stilstand in den plantengroei teweeg, even als bij ons<br />

de koude in den winter. Op het nog oostelijker gelegen Timor<br />

is de invloed nog sterker. Daar vertoont zich, overeenkomstig<br />

met het klimaat, door het optreden van Eucalyptussen, een<br />

Australisch karakter in de flora.<br />

Naast dezen neerslag uit zeewinden tegen het gebergte, is<br />

een regelmatige bron van vochtigheid, in de door ons bedoelde<br />

streken, gelegen in de regens, die ontstaan waar de van de<br />

polen afstroomende passaatwinden elkander ontmoeten en, volgens<br />

de bekende theorie, de opstijgende luchtstroom door den<br />

hoogsten stand der zon wordt teweeggebracht. Had de zon dezen<br />

hoogsten stand altijd in den evenaar, en waren er geen andere<br />

invloeden op de bewegingen in den dampkring werkzaam, dan<br />

zou de aequator tevens de plaats zijn van een voortdurenden<br />

regengordel, daar waar hij zich over de zee of vochtig land<br />

uitstrekt. De met waterdamp bezwangerde opstijgende stroom<br />

zou daar altijd voortgaan met, in de hooge, koude streken van<br />

den dampkring aangekomen, daar een goed deel van zijn water<br />

te laten vallen, om dan verder, als anti-passaat, naar de polen<br />

af te drijven. Nu echter de hoogste stand der zon zich regelmatig<br />

in het jaar tusschen de keerkringen verplaatst, wisselt<br />

ook deze besproeiing over de tusschen de keerkringen gelegen<br />

landen regelmatig af, en verkrijgt elk op zijne beurt, na eene<br />

droge periode, zijn aandeel in den regen.<br />

Deze verplaatsing van den warmte-eveDaar is ook de oorzaak<br />

van de regelmatige wisseling der heerschende winden in de<br />

tusschen de keerkringen gelegen landen. Bijkomende omstandig-


102 GROEP I. 5 e<br />

Klasse.<br />

heden, in de eerste plaats de verdeeling van land en water,<br />

oefenen hierop echter een grooten invloed uit. In het algemeen<br />

wordt de lucht sterker verwarmd boven het land dan boven<br />

de zee, waar verdamping plaats heeft, zoodat elk land een<br />

opstijgenden stroom veroorzaakt die de luchtlagen uit den omtrek<br />

tot zich trekt. De Indische Archipel, tusschen de vaste landen<br />

van Azië en Australië gelegen, ondervindt dezen invloed van<br />

twee zijden. Staat de zon noordelijk van den evenaar, dan versterkt<br />

de aantrekking van Azië den Zuidoost-passaat; bij zuidelijken<br />

stand doet de verwarming van Australië den Noordwestmoeson,<br />

als plaatselijke wijziging van den noordoost-passaat, optreden.<br />

Zoo blijft aan de noordoost-kust van Zuid-Amerika,<br />

waar onze kolonie Suriname zich bevindt, de verwarming van<br />

het vasteland haren invloed handhaven, ook dan, wanneer de<br />

zon haar hoogste punt noordelijk heeft, boven de zee, zoodat<br />

aldaar, met zeldzame uitzonderingen, de zeewind blijft heerschen,<br />

die, bij voortduring nederslag leverende op de gebergten, aldaar<br />

een dichten groei van bosschen en standvastige vochtigheid veroorzaakt.<br />

Wat men in Suriname savannen noemt, zijn dan ook<br />

geene grasvlakten onder den invloed van een afwisselend drogen<br />

en vochtigen wind, maar onvruchtbare streken door de geaardheid<br />

van den dorren zandbodem. Slechts hier en daar, waar<br />

zich wat humus heeft kunnen verzamelen, groeit er gras en<br />

de Awarra-palm (Astrocaryum Awarra). Wat de regentijden<br />

betreft, zoo versmelten deze op Java met den westmoeson. In<br />

Suriname onderscheidt men een kleinen regentijd, die do<strong>org</strong>aans<br />

van het laatst van November tot het begin van Februari duurt,<br />

en een grooten, die omstreeks het midden van April aanvangt<br />

en met het laatst van Juli eindigt. Op het einde van deze<br />

periode komen de zuid-oostenwinden door, die, van over het<br />

land miasmen aanvoerende, als ongezond in de kolonie bekend<br />

staan.<br />

Uit de gunstige omstandigheden, ten aanzien van vochtigheid<br />

en warmte in vereeniging met elkander, verklaart zich dus het<br />

rijke en welige karakter der flora van de landen die wij beschouwen,<br />

en wordt de tegenstelling duidelijk, zoowel met de koudere<br />

gewesten van den aardbol, als met de warme waar water ontbreekt<br />

of slechts spaarzaam wordt toegemeten, zoodat woestijnen<br />

ontstaan of alleen planten die hare levensf'unctiën in korte<br />

perioden volbrengen of tegen verdamping toegerust zijn, gelijk<br />

de Cactussen en Agave's van droge streken in de nieuwe, en<br />

overeenkomstige vormen van andere familiën in de oude wereld,<br />

den strijd tegen een ongunstig klimaat kunnen volhouden.<br />

Ons rest nu nog om de planten vormen te bespreken, die voor


GROEP I. 5« Klasse. 103<br />

de flora karakteristiek zijn; het is duidelijk dat daarbij, uit den<br />

rijken schat, slechts enkele, bij wijze van voorbeeld, kunnen<br />

worden uitgekozen.<br />

Aan de zeestranden, waar deze uit een kleiig slib bestaan,<br />

hebben wij de Rhizophoren op te merken, met haar koepelvormige<br />

kronen en enkelvoudige leerachtige bladen, op korte<br />

stammen, welke door de bij eb diep ontbloote wortels gedragen<br />

worden, terwijl de zaden, in de vrucht en aan de plant<br />

ontkiemende, niet eerder loslaten, voordat hare wortels, in den<br />

weeken bodem nedergedaald, daar een voldoenden steun voor de<br />

nieuwe stengels hebben gevonden. In deze boschjes, naar de<br />

binnenzijde, groeit in den O. I. archipel ook de zonderlinge<br />

dwergpalm Nipa fruticans, met zeer korte stammen en een<br />

kroon van 13 tot 30 voet lange vederbladen. Aan de alluviale<br />

zeestranden en rivieroevers van Suriname heeft men deze Rhizophoren-<br />

en Avicennia-bosschen eveneens. Oevers met leenibodem<br />

vertoonen daar eene andere vegetatie, o. a. de Caroünea<br />

met haar fraaie groote bloemen en talrijke in bundels vergroeide<br />

meeldraden, en verder bosschen van uitstekend timmerhout,<br />

waartusschen fraaie Maripa-palmen (Attalea Maripaj en<br />

schoonbloeiende Melastomen het oog aangenaam aandoen.<br />

De verdere vlakte, in onze O.-I. bezittingen met een deel der<br />

berghellingen, is in het algemeen het bewoonde gedeelte en<br />

het gebied der kuituur, zoodat door deze het karakter van het<br />

landschap voor een groot gedeelte wordt bepaald. Hier heerscht<br />

een groote rijkdom van planten, die, hetzij voor dagelijksch<br />

gebruik, hetzij voor uitvoer, allerhande producten opleveren,<br />

een rijkdom te grooter, doordien de verschillende warme gewesten<br />

elkander hunne planten hebben medegedeeld, zoodat b. v.<br />

de Pisangs, in Azië thuis behoorende, evengoed gekweekt worden<br />

in tropisch Amerika, terwijl de, thans door den geneelen<br />

Archipel verspreide Cocospalm sinds overoude tijden door de nieuwe<br />

aan de oude wereld is geschonken. De rijst schijnt oorspronkelijk<br />

aan het vasteland van Indië te hebben toebehoord, katoen,<br />

wellicht ook het suikerriet, aan beide werelddeelen; de notenmuskaatboom,<br />

de kruidnagelen der Molukken, vroeger met kleingeestige<br />

afgunst bewaakt en beperkt, zijn thans ook het deel<br />

van andere koloniën; Ceylon leverde de kaneel, Abyssinië de<br />

koffieplant, Amerika ontving de peperstruik, schonk daarentegen<br />

de tabaksplant, de vanille, de cacao, Indië en China de thee,<br />

de Zuidzee-eilanden den broodboom; de geurige gember en<br />

andere O.-Indische Scitamineeën werden geruild tegen de West-<br />

Indische Arrowroot, vertegenwoordiger van de daar voorkomende<br />

melige Marantaceeën. Deze voorbeelden zouden gemakkelijk


104 GROEP I. 5e Klasse.<br />

met andere kunnen worden vermeerderd, en het zou aanlokkelijk<br />

zijn, op het voetspoor van hen die deze gewesten uit<br />

eigen aanschouwing beschreven, zich een beeld te ontwerpen<br />

van de verschillende aanplantingen en hare verdeeling in de<br />

vlakte, op de hellingen en hoogerop in het gebergte, met de<br />

gewassen en hunne bereiding en gebruik; dit zij echter bewaard<br />

voor de meer speciale behandeling der afzonderlijke planten en<br />

producten in de rubriek waar zij thuis behooren. Bepalen wij<br />

ons hier, om een tweetal wildgroeiende vormen te vermelden,<br />

tot de Cycadeeën en de Pandaneeën, die aan het kustlandschap<br />

eigen zijn, hoewel de laatste zich ook tamelijk hoog in het gebergte<br />

kunnen uitstrekken.<br />

De Cycadeeën, in O.-Indiè' door het geslacht Cycas, in Amerika,<br />

Afrika en Australië door andere geslachten vertegenwoordigd,<br />

hebben, met haren rolronden stam en eindelingsche kroon<br />

van stijve vinspletige bladen, een houding die min of meer op<br />

een palm gelijkt, terwijl het aan de toppen ingekruld zijn van<br />

de jonge bladdeelen aan de varens herinnert; uit de bloem<strong>org</strong>anen<br />

blijkt, dat hare naaste stamverwanten in onze dennen<br />

en sparren zijn te zoeken. Het zijn de kegels, die in een verzameling<br />

van open schubben, de mannelijke of vrouwelijke bloemen<br />

vertegenwoordigen. Vooral bij de vrouwelijke kegels van<br />

Cycas circinalis valt de bladnatuur dezer schubben, die de eitjes<br />

op haar randen dragen, duidelijk in het oog; het is de phanerogamenbloem<br />

onder haar meest primitieven vorm ; zelfs komen ,<br />

na de vorming van deze, uit het hart van dezelfde as weder<br />

gewone stengelbladeren te voorschijn, die de vegetatie vervolgen.<br />

De Cycadeeën behooren trouwens tot de laagst ontwikkelde<br />

phanerogame planten, door middel van welke de bloeiende met<br />

de zoogenoemd niet-bloeiende planten aan elkander sluiten.<br />

De Pandaneeën zijn boomvormen uit de klasse der eenzaadlobbigen,<br />

met een enkelvoudigen of, na bloei uit den top,<br />

eens of meermalen gevorkten, rolronden of naar boven dikker<br />

wordenden stam, die aan het uiteinde of de uiteinden eene<br />

kroon van lange en smalle, schroefwijs geschikte bladeren draagt;<br />

wegens deze laatste eigenschap noemt men ze ook wel schroefpalmen.<br />

Uit den stam komen op verschillende hoogte en achtereenvolgens<br />

stevige wortels te voorschijn, die, in de aarde nedergedaald<br />

, der plant tot steun verstrekken. Soms vindt men zelfs den<br />

voet van den stam geheel uit den grond opgeheven, en de plant<br />

alleen op haar steunwortels rustend. Op afzonderlijke voorwerpen<br />

komen, aan den top, de mannelijke en vrouweljjke bloeikolven<br />

voor den dag; de eerste bestaan uit eene menigte meeldraden,<br />

bij Pandanus op een vertakte, bij Freycinetia op eene


GROEP I. 5« Klasse. 105<br />

enkelvoudige spil; de vrouwelijke dragen eene kogelvormige<br />

vereeniging van stampers, later vruchten. In tropisch Amerika<br />

wordt deze familie door eene andere vervangen, die der Cyclantheeën,<br />

zoo genoemd naar het geslacht Cyclanthus, waar de<br />

vrouwelijke eu mannelijke bloemen in afwisselende kringen op<br />

dezelfde kolf voorkomen. Bij Carludovica palmata, welker bladen<br />

de grondstof voor de Panama-hoeden opleveren, staan de<br />

mannelijke bloemen telkens in een viertal om elke vrouwelijke<br />

bloem gerangschikt. Deze planten hebben slechts zeer korte<br />

stammen en breede twee- of meerspletige bladen, welke meer<br />

aan die der Palmen berinneren.<br />

Laatstgenoemde plantenfamilie noemen wij in de eerste plaats,<br />

als wij thans eenige typen uit de tropische bosschen vermelden,<br />

echter niet omdat zij de hoofdmassa daarvan vormen — dit toch<br />

is geenszins het geval — maar omdat zij èn door haren bouw,<br />

èn door hare grootte een zoo karakteristiek bestanddeel van de<br />

tropische vegetatie zijn. Hare slanke, onvertakte, zuilvormige<br />

stammen, gekroond door de naar alle zijden uitgespreide groote<br />

bladen aan den top, deze nu eens vedervormig verdeeld als in<br />

den kokos- en arènpalm, dan weder handvormig als in de<br />

waaierpalmen, bij het geslacht Caryota op eigenaardige wijze<br />

uit driehoekige slipjes samengesteld, maken een geheel eenigen<br />

indruk. Meest zijn de stengelleden kort, zoodat de merken der<br />

afgevallen bladen als dicht opeengeplaatste ringen over de<br />

lengte van den stam zichtbaar zijn; maar bij bepaalde vormen<br />

worden de leden langer en tegelijk dunner, en verschijnen dus de<br />

bladen op grooter afstanden over het jongste uiteinde van den<br />

stam verspreid. Dit zijn vooral de klimpalmen, de rotans, niet in<br />

staat om op zich zelf te staan, maar door middel van doorns,<br />

als weerhaken op de bladstelen, stengels en bijzondere ranken<br />

geplaatst, tusschen de andere boomen opklimmend. In het<br />

algemeen hebben de palmen behoefte aan veel licht, zoodat de<br />

rechtstammige, wanneer zij te midden van het woud voorkomen,<br />

hoog opgroeiende vormen zijn, die met hare bladerkroon<br />

boven het overige loofdak uitsteken; andere groeien gezellig<br />

bijeen buiten het overig woud, zooals bv. de groote waaierpalm,<br />

Corypha umbraculifera, in westelijk Java met bamboe in grasvelden.<br />

Sommige verkiezen zelfs een droger lucht, zooals de<br />

lontar (Borassus flabelliformis), die ook op Timor voorkomt,<br />

en in die eigenschap eene toenadering vertoont tot den dadelpalm<br />

in Afrika. Wij zullen niet behoeven te herinneren aan het veelvuldig<br />

gebruik, dat van de palmen gemaakt wordt, van het<br />

vruchtvleesch of de kern hunner vruchten, van de melige en<br />

houtige omhulsels, van den teederen eindknop als groente, van


406 GROEP I. 5» Klasse.<br />

de bladen, van bet hout en, bij palmen met inwendig zacht<br />

en melig weefsel, van den inhoud daarvan. Alleen zij opgemerkt,<br />

dat, wanneer bijzondere palmen in Oost- of West-indië<br />

vermeld worden als sago-palmen, suiker-palmen of wijn-palmen,<br />

wij eigenlijk slechts te denken hebben aan drieërlei gebruik,<br />

berustende' op dezelfde eigenschap, namelijk op het bezit<br />

van een melig weefsel binnen in den stam. Het zetmeel, hierin<br />

vergaderd als reserve-voedsel ten behoeve van de ontwikkeling<br />

der°reusachtige bloeikolven, levert sago, wanneer de boom vóór<br />

den bloei geveld en het meel uit het inwendig weefsel uitgewasschen<br />

wordt. Wacht men totdat de blöeikolf zich ontwikkelt,<br />

en snijdt men deze door, dan bevat het uit de wond vloeiend<br />

sap hetzelfde zetmeel in suiker veranderd, en kan men deze<br />

door uitdamping afzonderen. Laat men het vocht gisten, dan<br />

wordt dezelfde palm tot wijnpalm. Tot het winnen van sago<br />

worden in den Indischen Archipel bij voorkeur Metroxylon sagus<br />

en M. Rumphii gebruikt.<br />

Het aantal palmensoorten in den Indischen Archipel staat<br />

ongeveer met dat in tropisch Amerika gelijk, en bedraagt ongeveer<br />

300 soorten. In Amerika hebben echter de hoogstammige<br />

palmen, en in O. I. de klimpalmen de overhand.<br />

De Pisang's, soorten van het geslacht Musa, behooren, behalve<br />

Masa ensete van Abyssinië, in de bosschen van tropisch<br />

Azië te huis, waarin zij tot eene hoogte van 6000 voet opstijgen.<br />

Zij worden elders door andere geslachten der familie, met droge<br />

za'addoozen en welker bladen waaiervormig naar twee zijden<br />

uitstaan, vertegenwoordigd. Het zijn slechts schijnbaar boomen,<br />

in werkelijkheid vaste planten met zeer lange in elkander gerolde<br />

bladscheeden, die in schijn een stam vormen. Op de<br />

scheede volgt de bladsteel en eene groote langwerpige bladschijf<br />

met middelnerf en daaruit ontspringende zijnerven. Als de plant<br />

gaat bloeien, ontstaat uit den knolvormigen stengel een bloemsteel,<br />

die in het midden der bladscheeden oprijst en aan den<br />

top te voorschijn komt. De bloemen komen in grooten getale,<br />

in onvolkomen kransen gezeten en door groote schutbladen gedekt,<br />

te voorschijn; de onderste, zich het eerst ontwikkelende,<br />

brengen vruchten voort, de hoogere, die daarna komen, bevatten<br />

enkel meeldraden, en vallen achtereenvolgens, tegelijk<br />

met hare schutbladen, af; vandaar het kale deel van den bloeistengel<br />

tusschen de vruchten en den eindknop, waarin de vorming<br />

van nieuwe schubben en mannelijke bloemen nog langen tijd<br />

wordt voortgezet.<br />

Als eigenaardige vorm in de tropische bosschen mogen voorts<br />

de Boomvarens worden genoemd, met recht opgaande, soms vrij


GROEP I. 5= Klasse. -107<br />

hooge, onvertakte stammen, en den sierlijken krans van groote,<br />

vaak zeer fijn verdeelde bladen aan den top. Behalve aan de<br />

spoorhuisjes aan de achterzijde of langs de randen van deze<br />

bladen, herkent men ze terstond aan het eigenaardig slakkenhuisvormig<br />

ingerold zijn van de jonge bladen en bladslippen.<br />

Aan een half ontwikkeld blad ziet men het onderste gedeelte in<br />

rechte of achterwaarts gebogen richting uitgestrekt, terwijl de<br />

top, en evenzoo de toppen van de bladslippen nog opwaarts<br />

ingekruld zijn. Uit den stam dalen dunne wortels naar beneden,<br />

somwijlen in grooten getale en tot een dicht vlechtwerk onderling<br />

en met den stam vergroeid, zoodat het gebeuren kan, dat<br />

de stam van onderen het grootste deel van zijne dikte en stevigheid<br />

in werkelijkheid aan deze wortels verschuldigd is. De<br />

boomvarens komen, even als de Pisangs, in de schaduw der bergbos'schen<br />

voor, tot eene hoogte van 9000'. Van twee soorten<br />

van een zelfde geslacht, Alsophila contaminans en lanuginosa is<br />

eigenaardig, dat de eerste in de onderste bergstreek, de tweede<br />

in de hoogste wordt waargenomen.<br />

De groote massa van het tropisch bosch bestaat uit tweezaadlobbige<br />

planten met vertakte en in de jongere deelen dunner<br />

stammen en takken. Het zou te ver voeren om zelfs maar de familiën<br />

waartoe deze blijkens hare bloemen en vruchten behooren,<br />

te schetsen. Wat den blad vorm betreft, zoo is die bij de meeste<br />

enkelvoudig, vaak met glinsterende oppervlakte en min of<br />

meer leerachtige zelfstandigheid. Daarna komen gevinde bladen<br />

het meest voor, als bij de Tamarinde. Het zeldzaamst zijn<br />

handvormige bladen, gelijk bij den Kapokboom en andere<br />

stamverwanten van onze Malva's. . Een periodiek afvallen der<br />

bladen wordt, gelijk reeds gezegd, in den regel niet waargenomen.<br />

Eene uitzondering maakt o. a. de Djatiboom, Tectona<br />

grandis, behoorende tot .de familie der Verbenaceeën, die het<br />

bekende harde hout, in Engeland teakhout genoemd, oplevert.<br />

Deze ook op Oost-Java en eenige der kleine eilanden van den<br />

archipel voorkomende boom laat zijne groote en breede bladen<br />

in het droge seizoen vallen; in de streken waar de grootste<br />

vochtigheid heerscht komt hij niet voor.<br />

Een boom die door bijzondere hoogte uitmunt, en eene<br />

kroon vormt die, als tweede verdieping, boven het overig loofbosch<br />

uitsteekt, is de Liquidambar Altingia, waarvan de rasamala-hars<br />

gewonnen wordt. Hij bereikt eene hoogte van 150<br />

voet, terwijl de gemiddelde hoogte der bosschen 70 a 80 voet<br />

bedraagt. Volgens Junghuhn wordt hij nog overtroffen door<br />

den Kamferboom van Sumatra en Borneo, Dryobalanops camphora,<br />

terwijl ook zijne stamverwanten onder de Dipterocarpeeën


108 GROEP I. 5


GROEP I. 5e Klasse. 109<br />

hoogste streek, voortkruipen, en zich door hare sierlijke langgesteelde<br />

kruiken aan de bladen onderscheiden.<br />

Naast de planten die een steun bij andere zoeken, komen<br />

er eindelijk ook voor die haar voedsel daaruit trekken, de echte<br />

parasieten; van welke in de eerste plaats de Loranthaceeën<br />

moeten worden genoemd, verwant aan de ten onzent voorkomende<br />

Maretakken.(Viscum album). Zeldzamer zijn de Balanophoren,<br />

uiterlijk meer op paddestoelen dan op bloemplanten gelijkend,<br />

en eindelijk de Rafflesia's, waarvan een vijftal soorten<br />

bekend zijn, onder welke de grootste en tevens het eerst ontdekte,<br />

Rafflesia Arnoldi, aan Sumatra toebehoort. Woekerende op de<br />

neerliggende stengels van Cfesus-soorten, bestaat de geheele plant<br />

uit eene reusachtige bloem, bij R. Arnoldi tot een meter middellijn<br />

bezittende, omgeven door eenige vleezige bladen, en zelve bestaande<br />

uit een vijflobbig bloemdek met een binnenkroon, waarin<br />

eene groote schijf, die aan haren rand öf de talrijke meeldraden<br />

of de stempels draagt, en in het laatste geval in haar onderste<br />

zich tot vrucht ontwikkelend gedeelte de zaden voortbrengt.<br />

De naaldboomen, over het geheel karakteristiek voor de<br />

koudere gewesten, worden noordelijk van den evenaar, op<br />

Sumatra, door een enkelen Den, voorts inzonderheid door de<br />

met breede leerachtige bladen voorziene Damar, die de bekende<br />

hars oplevert, door soorten van het geslacht Podocarpus,<br />

en door de Dacrydiurus met hare meest slanke en sierlijk afhangende<br />

takken vertegenwoordigd. In uiterlijken vorm sluiten zich<br />

hierbij de Oasuarineeën aan, waarvan de slanke gelede takken<br />

met de tot kleine scheeden vergroeide blaadjes eenige gelijkenis<br />

met onze Paardestaarten of Schuurbiezen aanbieden.<br />

Op de toppen der gebergten, als de boomvegetatie ophoudt,<br />

neemt de plantengroei meer het karakter aan van dien der gematigde<br />

luchtstreken. Nergens echter wordt de sneeuwgrens<br />

bereikt, en nergens komt dus ook eene eigenlijke Alpenflora<br />

voor, ofschoon de reeds genoemde Rhododendrons, Gentianen<br />

enz. eenigermate daaraan herinneren.<br />

Dit eenvoudig overzicht moge voldoende wezen om den nietbotanischen<br />

lezer een algemeen denkbeeld van de flora der<br />

koloniale gewesten te geven, een schema, waarin hij de afzonderlijke<br />

voorwerpen, die de Tentoonstelling zal aanbieden,<br />

plaatsen, en in de gedachte vereenigen kan. Den wetenschappelijken<br />

lezer mogen wij verwijzen naar de werken van Rumphius,<br />

Blume, Jnnghuhn, Miquel en anderen, die onder de geschriften<br />

en plaatwerken aan het einde van dit hoofdstuk van den<br />

Catalogus zullen worden vermeld.<br />

W. F. R. SURINGAR.


1. Verzameling van levende<br />

planten in een<br />

daarvoor in het park gebouwde<br />

verwarmde plantenkas,<br />

geleverd door den<br />

Heer Bruhns, te Breinen.<br />

Deze verzameling is bestemd om de<br />

voornaamste tropische plantenvormen<br />

GROEP I. 5e Klasse.<br />

's Rijks Academietuin te Leiden. —<br />

H. Leid. t t t<br />

's Rijks Academietuin to Utrecht. —<br />

H. Utr.<br />

's Rijks Academietuin te ttromngen.<br />

— H. Gron.<br />

De Hortus Botanicus te Amsterdam.<br />

— H. Amst.<br />

Het Kon. Zool. Genootschap Natura<br />

Artis Magistra. — N. A. M.<br />

De Heer H. de Block van Scheltinga<br />

te Heerenveen. — de Bl.<br />

De Heer H. W. Dros te Bennekom.<br />

— Dr.<br />

Mevr. de Wed. C. Glijm te Utrecht<br />

— Gl.<br />

De firma Groenewegen en CA te<br />

Amsterdam. — Gr. en C".<br />

De Heer J. B. van Merlen te Heemstede.<br />

— v. M.<br />

Filices.<br />

I Adiautum conciunum. D. de<br />

w. — w.<br />

o ., Edgeworthii. H.<br />

Leid. - W.<br />

3 excisum multifiduni.<br />

D. de W. — W.<br />

4 Farleyense. D. de<br />

W. - W.<br />

5 gracillimum. D. de<br />

w. - w.<br />

6 macrophyllum. D. de<br />

w. — w.<br />

7 ., patens. D. de W.<br />

— W.<br />

8 Aneiopteris Teysmanuiaua. H.<br />

Leid. - ü.<br />

9 „ Willinkü. Gr. en<br />

c°. — o.<br />

10. Asplenium nidus. W. — O.<br />

II Blechnum brasiliense. H. Gr.<br />

— W.<br />

zooveel mogelijk aanschouwelijk voor<br />

te stellen. Zij werd bijeengebracht door<br />

de samenwerking van de Directiënvan<br />

verschillende openbare instellingen en<br />

van onderscheiden particulieren. De<br />

inzenders, die in de hieronder medegedeelde<br />

lijst worden aangeduid door de<br />

verkortingen hier ter plaatse achter<br />

hunne namen opgegeven, zijn de volgende<br />

:<br />

De Heer de Boo van Westmaas te<br />

Velp. — d. R.<br />

De Heer C. W. B. Seholteu Jr. te<br />

AmBterdam. — S.<br />

De Heer J. J. Duyvené de Wit te<br />

Velp. — D. d. W. '<br />

De Heer B. Wüste te Zandpoort.<br />

— W.<br />

De Heer E. Daniël Wolterbeek te<br />

Oosterbeek. — Wb.<br />

De letters O. en W. achter de namen<br />

der planten geplaatst, wijzen aan<br />

of zij in Oost- dan wel in West-Indiè'<br />

thuis behooren. Nog verdient te worden<br />

opgemerkt, dat enkele dezer planten<br />

slechts tijdelijk in de kas aanwezig<br />

zullen zijn, naarmate dit met hare natuur<br />

overeenkomt.<br />

12. Blechnum brasiliense. H. Leid.<br />

— W.<br />

12aCibotium Schiedei. H. Leid.—<br />

W.<br />

13. Diagrammaria sp. Javae. H.<br />

Leid. — O.<br />

14. Goniophlebium Beinwardti. H,<br />

Gr. — O.<br />

15. Hemiteliasetosa.H. Leid —W.<br />

16. Lastrea erinita. H.Leid. — W.<br />

17. Microlepia hirta cristata. H.<br />

Leid. — O.<br />

18. Nephrolepis exaltata. Dr. — W.<br />

19. Platycerium grande. H. Leid.<br />

— O.<br />

20. Pteris argyreia. D. de W. — O.<br />

21. „ cretica variegata.W. — O.<br />

22 elata Karsteniaua. H.<br />

Leid. - O.<br />

Lycopodiaceae.<br />

23. Selaginella apoda. D. de W.


24. Selaginella apoda de R. — O.<br />

25. „ Krauseana aurea. D<br />

de W. — O.<br />

26. „ Browuii. D. de W<br />

— O.<br />

27. „ Browuii. deR.— O<br />

28. „ eaesia. de R. — O<br />

29- ii „ arborea. D,<br />

de W. — O.<br />

30. „ cuspidata. D.deW,<br />

— O.<br />

3 1<br />

• » Danielsii. D. de W.<br />

— O.<br />

32. „ denticulata. do R.<br />

— O.<br />

33. „ denticulata variegata.<br />

de R. — O.<br />

34. „ dichroa. deR. — O.<br />

35. „ involvens. D. de W<br />

— O.<br />

36. „ involvens. de R.—O.<br />

37. „ Krameriana. de R.<br />

— O.<br />

38. monstrosa. D.<br />

W. — O.<br />

de<br />

39. „ monstrosa variegata.<br />

D. de W. — O.<br />

4 0<br />

-<br />

4 1<br />

-<br />

n<br />

ii<br />

plumosa.deR. — O.<br />

Poulterii deR.— O.<br />

42. „ rubella. D. de W.<br />

— O.<br />

43. „ rubricaulis.<br />

W. — O.<br />

D. de<br />

ii Btenophylla albo-spiea.<br />

D. de W. — O.<br />

4 f l<br />

4<br />

- stenophylla albo-spi-<br />

ea. de R. — O.<br />

6. „ vitieulosa.<br />

W. — O.<br />

D. de<br />

,i vitieulosa. de R.<br />

— O.<br />

«- Vogelii. D. de W.<br />

— O.<br />

- ii Vogelii. de R. — O.<br />

4<br />

4 9<br />

GO- ii Warszewiozii. D, de<br />

W. — O.<br />

M. ii Wildenovfii. D. de<br />

W. — O.<br />

Cycadeae.<br />

52. Cycas giauca. H. Amst. — O.<br />

68. „ ,, Gr. en C°. - O.<br />

Gramineae.<br />

54. Bambusa arundinacea. H. Gr<br />

— O.<br />

55. „ arundinacea. V. M. — O.<br />

56. Oryza sativa. H. Leid. — O.<br />

GROEP f. 5e Klasse. \\{<br />

Commelynaceae.<br />

57. Tradescantia discolor linoata.<br />

S. - O.<br />

Liliaceae.<br />

58. Calodracon Jacquinii. H. Amst.<br />

— O.<br />

59. Dracaena amabilis. de Bl. — O<br />

W. „ „ D. de W.'<br />

— O.<br />

61- ,i „ Gr. en C —O.<br />

62. „ Baptisti. de Bl. — O.<br />

63. „ Denissonii. deBl.—O.<br />

64. „ ferrea. do Bl. — O.<br />

65. „ fragrans. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

66. „ Goldieana. D. de W.<br />

— O.<br />

67. Goldieaua. Gr. en C.<br />

— O.<br />

68. „ Guilfoylei. D. de W.<br />

— O.<br />

„ Hendersonii. H.Leid.<br />

7 0<br />

7 1<br />

— O.<br />

- ,1 marginata latifolia. Gr.<br />

- ii<br />

en C°. — O.<br />

marginata latifolia.<br />

Leid. — O.<br />

H.<br />

ii Massangeana. Gr. en<br />

C°. - O.<br />

73. DracaenaMooreana.deBl. — O.<br />

7 4<br />

- „ nigro-striata. de Bl.<br />

— O.<br />

75. .. picta. Gr. enC°. — O.<br />

n reginae. de Bl. — O.<br />

77. ,, Eotliiana. Gr. en C°<br />

— O.<br />

78. „ umbraculifera. H.<br />

Leid. — O.<br />

79. „ Youngii. de Bl. — O.<br />

80. „ „ Gr. en O. — O.<br />

81. Phorinium tenax. N. A. M. (vóór<br />

de kas).<br />

Sta. ,, tenax Veitchii. Wb.<br />

(vódr de kas).<br />

82. Sanseviera fasciata. H. Leid.<br />

— O.<br />

83. Yucea pendula. N. A. M. (vóór<br />

de kas).<br />

Hypoxideae.<br />

84. Curculigo recurvata. de Bl<br />

— O.<br />

85. „ recurvata. Dr. — O.<br />

86. „ „ variegata.<br />

D. de W. — O.<br />

87. „ recurvata variegata.<br />

Gr. en C°. — O.


•Ha GROEP 1. 5° Klasse.<br />

Bromeliaeeae.<br />

88 Aechmea Luddemanniana. H.<br />

Utr. — W.<br />

gg miniata discolor. H.<br />

Utr. — W.<br />

90. „ spectabilis. Tï. A.M.<br />

— W.<br />

91 Auanassa macrodonta. H. Utr.<br />

QO .,<br />

_ O. en W.<br />

penangensis variegata.<br />

' N. A.M.-O.enW.<br />

penangensis variegata.<br />

D. de W.-O.enW.<br />

94 , sativa. de R. — O.<br />

en W.<br />

95. Billbergia Leopoldii. N. A. M.<br />

— O. en W.<br />

96 ,, rosea. D. de W. —<br />

O. en W.<br />

97. Bromelia bracteata. N. A. M.<br />

O. en W.<br />

98. Commelyniana.H.Utr.<br />

— O. en W.<br />

99. Catopsis paniculata. Gr. en C°.<br />

— O. en W.<br />

100 Eneliolirion roseum. D. uSW.<br />

— O.enW.<br />

ïoi. „ „<br />

G r<br />

- e n<br />

%-<br />

— O. en W.<br />

102. „ „ N A . M .<br />

— O. en vV .<br />

103 ., Saundersii. N. A.<br />

M. — O. en W.<br />

104. Greigia spbaeelata. H. Utr.—<br />

O. en W.<br />

105. Guzmannia picta. Gr. en O .<br />

_ O. en W.<br />

106. Massangea musaïoa.H. Utr.<br />

O. en W.<br />

107. „ *<br />

G r<br />

e n<br />

A ^"-<br />

108. Nidularimn amazouieum.N. A.<br />

M. — O. en W.<br />

1 o


144. Phalsenopsis Schilleriana. H.<br />

Leid.. — O.<br />

145 „ Schilleriana. Gr.<br />

en C°. — O.<br />

146. „ amabilia. Gr. en<br />

C°. — O.<br />

147. „ grandiflora. Gr.<br />

en C°. — O.<br />

148. Saccolabium ampullaceurn. Gr.<br />

en C». — 0.<br />

149. Sobralia macrantha. H. Leid.<br />

— W.<br />

150. Stanhopea oeulata. Gr. enC.<br />

— W.<br />

151. „ tigrina. Gr. en C°.<br />

— W.<br />

152. Trichopilia suavis. Gr. en<br />

C°. — W.<br />

153. Uropedium Lindenii. Gr. en<br />

C°. — O.<br />

154. Vanda tricolor. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

155. „ „ H. Leid. —O.<br />

156. Vanilla planifolia. H. Leid.<br />

— O. en W.<br />

Zingiberaceae.<br />

157. Alpinia vittata. Gr. en C°.<br />

158. Amomura grana Paradisii. H.<br />

Leid. — O.<br />

159. „ Malegueta. H. Utr.<br />

— O.<br />

160. Elettaria Cardamomum. H.<br />

Leid. — O.<br />

Cannaceae.<br />

161. Costus elegans. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

162. Maranta argyreia. D. de W.<br />

— W.<br />

163. ., arundinacea. H. Gr.<br />

— W.<br />

164. „ Kegeljeaneana. de Bl.<br />

— W.<br />

165. „ „<br />

W. — w.<br />

D. de<br />

166. „ Kerchovei. D.<br />

W. — W.<br />

de<br />

167. „ majestica. D. de W.<br />

— W.<br />

168. „ Makoyana. de Bl.<br />

— W.<br />

169. „ „ D.<br />

w. — w.<br />

de<br />

170. „ Massangeana. D. de<br />

w. - w.<br />

GROEP I. 5« Klasse. 113<br />

171. Maranta Oppenheimiana.D.de<br />

w. — w.<br />

172. „ Porteana. de Bl. —<br />

W.<br />

173. „ „ D. deW.<br />

— W.<br />

174. „ princeps. de Bl.—W.<br />

175. „ roseo-pieta. D. de<br />

w. — w.<br />

176. „ sanguinea. D. F de<br />

W. — W.<br />

177. „ splendida. Gr. en<br />

C°. — W.<br />

178. „ villosa. D. de W.<br />

— W.<br />

179. „ Wallissii. D. de W.<br />

— W.<br />

180. „ Warszewiczii. Gr. en<br />

C°—W.<br />

181. „ „ D. de<br />

w. — w.<br />

182. „ zebrina. Gr. en C°.<br />

— W.<br />

183. Phrynium sanguineum. Dr.<br />

— W.<br />

184. „ „ Gr.<br />

en C°. — W.<br />

185. Stromanthe Lubbersii. H.<br />

Leid. — W.<br />

Musaceae.<br />

186. Musa rosacea. de Bl. — O.<br />

187. „ rosacea. H. Amst. — O.<br />

188. „ vittata. H. Leid. — O.<br />

Aroideae.<br />

189. Aglaonema commutatum.<br />

Leid. — O.<br />

H.<br />

190. „ marantajfolium. H.<br />

Amst. — O.<br />

191. „ maranteefolium. Gr.<br />

en O 0<br />

. — O.<br />

192. Alocasia ilhiBtris. Dr. — O.<br />

193. „ intermedia, de Bl.<br />

— O.<br />

194. „ metallica. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

195. „ Sedenii. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

196. „ Veitchii. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

197. „ zebrina. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

198. Anthurium Andréanum. D. de<br />

w. — w.<br />

199. „ coriaceum. H. Leid.<br />

— W.<br />

8


114 GROEP I. 5« Klasse.<br />

200. Anthurium crystallinum. Gr.<br />

en C°. — W.<br />

201. „ Dechardii. D. de<br />

w. — w.<br />

202. „ fissum. H. Leid.<br />

— W.<br />

203. „ Hookerii. H. Leid.<br />

— W.<br />

204. magnificum. "W.<br />

— W.<br />

205. „ regale. Gr. en C°.<br />

— W.<br />

206. „ Seherzerianum. Gr.<br />

en C°. — W.<br />

207. ,, Seherzerianum. N.<br />

A. M. r W.<br />

208. „ Waroquéanum. Gr.<br />

en C°. — W.<br />

209. Caladium bicolor, varr. Gr. en<br />

C°. — O.<br />

210. „ odorum. H. Amst.<br />

— O.<br />

211. Dieffenbachia Baraquinii. Gr.<br />

en C°. — W.<br />

212. ,, Baumannii.<br />

Bl. — W.<br />

de<br />

213. „ Baumannii. Gr.<br />

en C°. — W.<br />

214. „ Bauseï. de Bl.<br />

— W.<br />

215. „ Bauseï. Gr. en<br />

C°. — W.<br />

216. „ gigantea. Gr.<br />

217. „<br />

en C. — W.<br />

insignis. Gr. en<br />

C°. — W.<br />

218. „ latimaculata. Gr.<br />

en C°. — W.<br />

219. „ Leopoldii. Gr.<br />

en c°. — W.<br />

220. ,, lueinda. Gr. en<br />

c°. — w.<br />

221. „ Memoria-Corsi. Gr.<br />

en C°. — W.<br />

222. „ Parlatoreï. Gr.<br />

en C°. — W.<br />

223. „ Seguina piëta.<br />

Gr. en C°. — W.<br />

224. Homalonema rubescens. D. de<br />

W. — O.<br />

225. „ rubescens.<br />

Utr. — O.<br />

H.<br />

226. „ rubescens. Gr.<br />

en C°. — O.<br />

227. Monstera Lennéa. Gr. en C°.<br />

- O.<br />

228. Pothos argyreia. Gr. en C°.<br />

— W.<br />

229. Pothos aurea. Gr. en C". — W.<br />

230. „ ceratocaulos. Gr. en<br />

c°. — w.<br />

231. Philodendrum bipinnatifidum.<br />

Gr.enC 0<br />

. —W.<br />

232. „ elegans. Gr. en<br />

C». — W.<br />

233. „ gloriosum. D.<br />

de W. — W.<br />

234. gloriosum. Gr.<br />

en C°. — W.<br />

235. „ lacerum. H.<br />

Utr. — W.<br />

236. „ Lindenii. D. de<br />

W. — W.<br />

237. „ Melinonii. Gr.<br />

en C«. — W.<br />

238. „ Melinonii. H.<br />

Leid. — W.<br />

239. „ pinnatifidum. H.<br />

Leid. — W.<br />

240. Spathiphyllum Candolleanum.<br />

H. Utr. — W.<br />

241. „ caunaofolium. Gr.<br />

en C°. — W.<br />

242. Scindapsus pertusus. D. de<br />

W. — O.<br />

243. Schismatoglottis Eobellini. Gr.<br />

en C. — O.<br />

244. XantliOBOma atroyiride. D. de<br />

w. — w.<br />

245. „ versicolor. D. de<br />

W. — W.<br />

246. ,, Tiolaceum. H.<br />

Leid. — W.<br />

Pandaneae.<br />

247. Freycinetia nitida. Dr. — O.<br />

248. Pandanus Pancherii. Gr. en<br />

C». — O.<br />

249. „ Veitchii. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

250. ,. elegantissimus. H.<br />

Leid. — O.<br />

250a. .. utilis. Wb. — O.<br />

Cyclantheae.<br />

251. Carludoyiea maeropoda. H.<br />

Utr. — W.<br />

252. „ palmata. Dr. — W.<br />

253. „ „ Gr. en<br />

C. — W.<br />

254. „ palmata. H. Leid.<br />

— W.<br />

255. ,, plicata. H. Utr.<br />

— W.<br />

256. „ Sartorii. H. Amst.<br />

— W.


Palmae.<br />

267. Areea Catechu. D.deW. — O.<br />

258. „ monostachya. D. de W.<br />

— O.<br />

259. „ paniculata. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

260. „ Verschaffeltii. Dr. — O.<br />

261. „ „ Gr.enC».<br />

— O.<br />

262. Arenga saccharifera. D. de W.<br />

— O.<br />

263. „ „ H. Utr.<br />

— O.<br />

264. „ „ H.Amst.<br />

— O.<br />

265. Calamus asperrimus. H. Leid.<br />

— O.<br />

266. Caryota Cumingii. H. Leid.<br />

267. ,. furfuracea. D. de W.<br />

— O.<br />

268. „ propinqua. H. Amst.<br />

— O.<br />

269. ., sobolifera. H. Amst.<br />

— O.<br />

270. Chamttdorea elatior. Gr. en<br />

C°. — W.<br />

271. n elegans. D. de<br />

W. - w.<br />

272. „ elegans. Gr. en<br />

C°. — W.<br />

273. „ elegans. H. Leid.<br />

— W.<br />

274. „ Ernesti-Augusti.<br />

D. de W. — W.<br />

275. „ Ernesti-Augusti.<br />

N. A.M. — W.<br />

276. „ Karwinskiana.<br />

H.Leid —W.<br />

277. Chamcerops humilis. N. A. M.<br />

— (voor de kas).<br />

278. Cocos butyracea. H. Leid.<br />

— W.<br />

279. „ nucifera. D.deW. — O.<br />

280. Da-monorhops Lewisianus. Gr.<br />

en C°. — O.<br />

281. „ palembanieus. H.<br />

Leid. — O.<br />

282. „ periacantbus. D.<br />

de W. - O.<br />

283. „ periacanthuB. Dr.<br />

— O.<br />

284. Drymophlceus paradoxus. Gr.<br />

en C°. — O.<br />

285. Geonoma prinoeps. D. de W.<br />

— w.<br />

GROEP I. 5e Klasse. 115<br />

286. Hyophorbe indica. D. de W.<br />

— O.<br />

287. „ „ Gr.enC 0<br />

.<br />

— O.<br />

288. „ „ H. Leid.<br />

— O.<br />

289. Licuala amplifrons. Dr. — O.<br />

290. ,, horrida. Dr. — O.<br />

291. Livistona altissima. H. Leid.<br />

— O.<br />

292. „ Hogendorpii. D. de<br />

W. — O.<br />

293. „ Hogendorpii. Dr. —<br />

— O.<br />

294. „ moluccana. H. Utr.<br />

— O.<br />

295. „ olivaeformis. H. Utr.<br />

— O.<br />

296. „ sinensis. D. de W.<br />

— O.<br />

296a. „ „ Wb. — O.<br />

297. Phoenix sylvestris. G. — O.<br />

298. Pinanga Kuhlii. H. Amst.<br />

— O.<br />

299. Plectoeomia elongata. D. de<br />

W. - O.<br />

300. Ptychosperma Kuhlii. H.Leid.<br />

— O.<br />

301. Sabal eoeruleseens. H. Leid.<br />

— W.<br />

302. „ Palmetto. H. Leid. —<br />

W.<br />

303. „ sp. W. — W.<br />

304. Thrinax elegantissima. H.Leid.<br />

- W.<br />

305. „ radiata. H. Amst. —<br />

W.<br />

306. „ stellata. H. Amst. —<br />

W.<br />

307. Wallichia porphyrocarpa. Dr.<br />

— O.<br />

308. Zalacca edulis. H.Leid.—O.<br />

Conifereae.<br />

309. Dammara alba. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

Gnetaceae.<br />

310. GnetumGnemon.H.Utr.-—O.<br />

Piperaceae.<br />

311. Artanthe cordifolia. H. Amst.<br />

— O.<br />

312. Chavica Betle. H. Utr. — O.<br />

313. „ officinarum. H. Utr.<br />

— O.


116 GROEP I. 5 Klasse.<br />

314. Maeropiper excelsum. H. Gr.<br />

— O.<br />

315. Piper nigrum. H. Utr. — O.<br />

Casuarineae.<br />

316. Casuarina sumatrana. D. de<br />

W. - O.<br />

Artocarpeae.<br />

317. Antiaris toxicaria. H. Utr.<br />

— O.<br />

318. Covellia macrophylla. H. Gr.<br />

— O.<br />

319. Ficus benjamina. H. Leid.<br />

— O.<br />

320. „ cerasiformis. H. Utr.<br />

— O.<br />

321. „ elastica. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

322. ., Saussureana. H. Utr.<br />

— O.<br />

Polygoneae.<br />

323. Coccoloba guatemalensis. H.<br />

Amst. — W.<br />

Laurineae.<br />

324. Actinodaphne ca'sia. Gr. en<br />

C°. — O.<br />

325. Cinnamomum aromaticum. Gr.<br />

en C°. — O.<br />

326. „ dulce. H. Utr.<br />

— O.<br />

327. „ zeylanicum. H.<br />

Gr. - O.<br />

Nepentheae.<br />

328. Nepenthes intermedia, de Bl.<br />

— O.<br />

Rubiaceae.<br />

329 Coffea arabica. H. Utr. — O.<br />

en W.<br />

330. „ „ S. — O. en W.<br />

331. „ liberica. H. Leid. — O.<br />

332. „ myrtifolia. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

333. Pavetta sp. Menado. H. Leid.<br />

— O.<br />

Jasmineae.<br />

334. Jasminum Sanibac. W. — O.<br />

Asclepiadeae.<br />

335. Hoya carnosa. Gr. en C. — O.<br />

Labiatae.<br />

336. Coleus hybridae. N. A. M.— O.<br />

337. Pogostemon Patchouli. Gr. en<br />

C°. — O.<br />

Gesneriaceae.<br />

338. JEschynanthus ramosissimus.<br />

Gr. en C°. — O.<br />

339. „ speciosus. Gr en<br />

C°. — O.<br />

340. „ splendens. Gr. en<br />

C°. — O.<br />

341. „ zebrinus. Gr. en<br />

C°. — O.<br />

Crescentieae.<br />

342. Colea Commersonii. H. Amst.<br />

— W.<br />

343. CrescentiaCujete.H.Utr—W.<br />

Myrsineae.<br />

344. Clavaya sp. H. Leid. — W.<br />

345. Hymenandra Walliehii. H.<br />

Leid. — O.<br />

346. Theophrasta imperialis. D. de<br />

W. — W.<br />

347. „ Jussieuii. H.Leid.<br />

— W.<br />

348. „ macrophylla. Gr.<br />

en C°. — W.<br />

Araliaeeae.<br />

349. Brassaiopsis speciosa. H. Leid.<br />

— O.<br />

350. Paratropia macrostachya. H.<br />

Leid. — O.<br />

351. Tetraplasaudra paucidens. H.<br />

Leid. — O.<br />

Bixaceae.<br />

352. Bixa Orellana. H. Gr. — W.<br />

Begoniaceae.<br />

353. Begonia rex hybridae. W. — O.<br />

354. „ ricin'folia. Gr. en C°.<br />

— O.<br />

Ternstromiaceae.<br />

355. Thea viridis. Gr. en C°. — O.


Clusiaeeae.<br />

356. Xanthoehymus pictorius. H.<br />

Amst. — O.<br />

Meliaeeae.<br />

357. Heynia Bivmatrana. H. TJtr.<br />

— O.<br />

Erythxoxyleae.<br />

358. Erythroxylon Coca. S. — W.<br />

Euphorbiaceae.<br />

359. Croton Disraéli. de Bl. — O.<br />

360. „ longifolium varicgatum.<br />

de Bl. — O.<br />

361. „ pictum varr. Gr. en<br />

C". — O.<br />

362. „ varicgatum. deBl — O.<br />

363. ,, Youngii D de"W. — O.<br />

364. Phyllanthus sp. ? fol. var. W.<br />

— O.<br />

Diosmeae.<br />

365. Galipea macrophylla. H. Utr.<br />

— W.<br />

366. Galipea ornata. Gr. en C°.<br />

— W.<br />

Melastomaceae.<br />

367. Cyanophyllum speciosum. Gr.<br />

en C°. — O.<br />

Myrtaceae.<br />

368. Couroupita guyanensis. H.<br />

Leid. — W.<br />

369. Eugenia macrophylla. H. Leid.<br />

— O.<br />

370. Myrtus Pimenta. H. Gr. — O.<br />

371. Psidium Guayava. H. Leid.<br />

— O.<br />

Papilionaceae.<br />

372. Brownea erecta. H. Leid.<br />

— W.<br />

373. Hasmatoxylon Campechianum.<br />

H. Utr. — W.<br />

374. Tamarindus indica. H. Utr.<br />

— O.<br />

GROEP I. 5« Klasse. 117<br />

2. Verzameling van<br />

gedroogde, nuttige en<br />

merkwaardige planten,<br />

met de daarbij behoorende<br />

vruchten en producten.<br />

Geëncadreerd. — De<br />

Directeur van 's Lands Plantentuin<br />

te Buitenz<strong>org</strong>, in vereeniging<br />

met den Directeur<br />

van 's Rijks Herbarium te<br />

Leiden.<br />

1. Myroxylon peruiferum, L. fs. Papilionaceae.<br />

Afkomstig uit Amerika.<br />

Peru-balsem.<br />

2. lndigofera tinctoria, L. Papilionaceae.<br />

Indigo.<br />

3. lndigofera Anil. fi. polyphylla<br />

Hassk. Papilionaceae Indigo.<br />

4. lndigofera leptostachya, DC. Papilionaceae<br />

Indigo<br />

5. Eucalyptus alba, Reiuw. Myrtaceae.<br />

Hars en aetherische olie.<br />

6. Caryophyllus aromaticus, L. Myrtaceae.<br />

Kruidnagelboom.<br />

7. Cinnamomum zeylanicum, Breyn.<br />

Laurineae. Kaneel.<br />

8. Cinnamomum Sintok, Bl. Laurineae.<br />

Geneeskrachtige schors sintok.<br />

9. Cinnamomum Cassia, Bl. Laurineae.<br />

Geneeskrachtige schors cassia. *<br />

10. Nepenthes Rafflesiana, var. nivea,<br />

Jack. Nepenthaceae. Bekerplant.<br />

11. Nepenthes Reinwardtiana, Miq.<br />

Nepenthaceae. Bekerplant.<br />

12. 13. Nepenthes bicalcarata, Hassk.<br />

Nepenthaceae. Bekerplant.<br />

14. Nepenthes alho-marginata, Lobb.<br />

Nepenthaceae. Bekerplant.<br />

15. Myristica fragans, Houtt. Myristiceae.<br />

Nootmuskaat, foelie.<br />

16. Gossypium indioum, L. Malvaceae.<br />

Katoen.<br />

17. Eriodendron anfractuosum, DC.<br />

Sterculiaceae. Kapok.<br />

18. Durio Zibethinus, L. Sterculiaceae.<br />

Doerian.<br />

19. Pterospermum acerifolium, W.<br />

Büttneriaeeae.<br />

20. Theobroma Cacao, L. Büttneriaeeae.<br />

Cacao, chocolade. Afkomstig<br />

uit Amerika.<br />

21. Boehmeria nivea Gaud., var.<br />

tenacissima. Urtieeae. Vezelstof rameh.<br />

22. Artocarpus integrifolia, L. Arto-


118 GROEP I. 5« Klasse.<br />

carpeae. Meubelhout. Eetbare vruchten,<br />

melksap.<br />

23. Antiaris toxicaria, Lesch. Artocarpeae.<br />

Pohon Oepas, Antjar (Pijlgift).<br />

24. TJrostigma benjaminum, Miq.<br />

Artocarpeae. Melksap, Balam bringin<br />

(caoutchouk-soort).<br />

25. Hevea brasiliensis, Müll. Arg.<br />

Euphorbiaceae. Para-rubber. Afkomstig<br />

uit Amerika.<br />

26. Chavica Betle, Miq. Piperaceae.<br />

Sirih (voor het betel kauwen).<br />

27. Styrax Benzoïn, Dryand. Styraceae.<br />

Bonzoè'hars.<br />

28. Hopea fagifolia, Miq. Dipterocarpeae.<br />

Plantenvet (tengkawang) en<br />

harsrijke bast.<br />

29. Calophyllum ïnophyllum, L. Clusiaceae.<br />

Houw- en meubelhout; harsrijke<br />

bast.<br />

30. Erythroxylon Coca, Lam. Lineae.<br />

Geneeskrachtige opwekk. bladeren. Afkomstig<br />

uit Amerika.<br />

31. Cephaè'lis Ipeeacuanha, Rich. Rubiaceae<br />

Geneeskr. wortel ipeeacuanha.<br />

32. Coffea arabica, L. var. Deli. Rubiaceae<br />

Deli-koffie.<br />

33. Coffea arabica, L var. Djamboe.<br />

Rubiaceae. Djamboe koffie.<br />

34. Coffea arabica, L. var. Woengoe<br />

Kedoe. Rubiaceae. Woengoe Kedoekoffie.<br />

35. Coffea arabica, L. var. Mokka<br />

ketjil. Rubiaceae. Kleine Mokka koffie.<br />

36. Coffea arabica, L. var. Padang.<br />

Rubiaceae. Padang-koffie.<br />

37. Coffea arabica, L. var. Meuado.<br />

Rubiaceae. Menado-koffie.<br />

38. Coffea arabica, L. var. angustifolia.<br />

Rubiaceae. Smalbladige koffie.<br />

39. Coffea arabica, L. var. Aden.<br />

Rubiaceae. Aden-koffie.<br />

40. Coffea arabica, L. var. Preanger.<br />

Rubiaceae. Preanger koffie.<br />

41. Coffea arabica, L. var. Mokka<br />

besar. Rubiaceae. Groote Mokka-koffie.<br />

42. Cofl'ea arabica, L. var. ïjikeumeuh.<br />

Rubiaceae. Tjikeumeub-koffie.<br />

43. Coffea arabica, L. var. Mauritiana.<br />

Rubiaceae. Mauritius-koffie.<br />

44. Coffea bengalensis, Roxb. Rubiaceae.<br />

Kengaalsche koffie.<br />

45. Coffea laurina, DC. Rubiaceae.<br />

Laurina-koffie.<br />

46. Coffea liberica, Buil. Rubiaceae.<br />

Liberia-koffie.<br />

47. Morinda eitrifolia, L. Rubiaceae.<br />

Roode verfstof.<br />

48. Leuconotis eugenifolia, DC. Apocyneae.<br />

Melksap, Gitan pipit.<br />

49. Tectona grandis, L. fs. Verbenaceae.<br />

Teak- of Djati-hout.<br />

50. Isonandra Gutta, Hook. Sapotacsae.<br />

Oetah-pertja.<br />

51. Ceratophorus Leerii, Hassk.<br />

Sapotaceae. Balam tandoek (soort van<br />

Getah-pertja).<br />

62. Pinus Merkusii, Jungh. et de<br />

Vriese. Abietineae.<br />

53. Dammara alba, Rumph. Abietineae.<br />

Damar-hars.<br />

64. Saccharum officinarum, L. Gramineae.<br />

Suikerriet.<br />

55. Arnomum Cardamomum, L. Zingiberaceae.<br />

Cardamom.<br />

3. Vruchten op spiritus,<br />

alphabetisch gerangschikt.<br />

— 's Lands Plantentuin, te<br />

Buitenz<strong>org</strong>.<br />

alphabetisch gerangschikt.<br />

1. Achras sapota, L. — Saoe Manilla.<br />

2. Anacardium occidentale, L. p.<br />

indicum. — Djamboe monjet.<br />

3. Ananassa sativa, var. dulcis. —<br />

Nanas manies.<br />

4. 5. Anona muricata, Dun. —<br />

Nangka wolanda; zuurzak.<br />

6. Anona retieiüata, L. — Boeah<br />

nona.<br />

7. Antidesma Bunias, Spr. —Boeni.<br />

8 Artocarpus integrifolia, L. —<br />

Nangka.<br />

9. Averrhoa carambola, L. — Baliembieng<br />

manies.<br />

10. Carica papaya, L. — Papaja.<br />

11. Capsieum fastigiatum, Bl. —<br />

Tjabé rawiet.<br />

12. Capsieum pendidum, Wild., var.<br />

major. — Tjabé gedé.<br />

13. Citrullus edulis, Spach. — Semangka.<br />

14. Citrus aurantium, L. —• Djeroek<br />

ragi.<br />

15. Citrus aurantium, L. var. limettiformis.<br />

— Djeroek djepoen sedang.<br />

16 Citrus decumana, L. — Djeroek<br />

bali; pompelmoes.<br />

17. Cucumis sativus, L. — Ketimoen,<br />

bonteng.<br />

18. Dialium indum, L. — Ranji,<br />

kranji, koerandji.


19, 20. Durio Zibethinus, L. —<br />

Doerèn, doerian.<br />

21. Elettaria specioaa, BI. — Hbnjeh<br />

benar.<br />

22. Embliea officinalia, Grtn. —<br />

Boeab malaka.<br />

23. Evia dulcia, Comm. — Kadongdong.<br />

24. Flacourtia cataphracta, Bl. —<br />

Roekem.<br />

25. Flaeourtia eapida, Bxb. — Lobilobi<br />

aaem.<br />

26. Gareinia mangoatana, L. —<br />

Mangia, mangiatan.<br />

27. Gnetum Gnemon, L. — Tangkiel.<br />

28. Jambosaalba, Enaph. — Djamboe<br />

Samarang poetih.<br />

29. Jambosa aquea, Rmph. — Djamboe<br />

ajer merah.<br />

30. Jambosa cauliflora, DC. —<br />

Koepa.<br />

31. Jambosa domeatica, Bmph. —<br />

Djamboe bol.<br />

32. Lansium domeaticum, Jack. —<br />

Doekoe.<br />

33. Lansium domesticnm, Jack. var.<br />

— Kokosan.<br />

34. Mangifera foetida, Lour. — Ambatjang,<br />

batjang<br />

35. Mangifera foetida, Lour. var. —<br />

Manga kawini.<br />

36. Mangifera foetida, Lour. var. —<br />

Bumbum.<br />

37. Mangifera indiea, L. var. —<br />

Manga dapang.<br />

38. Mangifera indica, L. var. —<br />

Manga dolol.<br />

39. Mangifera indica, L. var. —<br />

Manga santan.<br />

40. Mangifera indica, L. var. —<br />

Manga obi.<br />

41. Mangifera indica, L. var. —<br />

Manga sentok.<br />

42. Mangifera indica, L. var. —<br />

Manga hi-oh.<br />

43. Mangifera indica, L. var. —<br />

Manga kelapa.<br />

44. Mangifera laurina, Bl. var. —<br />

Manga pari.<br />

45. Mangifera laurina, Bl. var. mazunda.<br />

— Manga mazoenda.<br />

46. Mangifera laurina, Bl. var. microcarpa.<br />

— Manga oedang.<br />

47. Mangifera laurina, Bl. var. telor.<br />

— Manga telor.<br />

48. Mimusops kauki, L. — Saoe.<br />

GROEP I. 5e Klasse. 119<br />

49. Mamordica charantia, L. — Papareh.<br />

50. Muaa Cliffortiana, L. ft. aaperma.<br />

— Pisang kosta.<br />

51. Musa Cliffortiana, L. ft. aaperma.<br />

— Piaang siam.<br />

52. Musa Cliffortiana, L. ft. aaperma.<br />

— Piaang kapok.<br />

53. Musa Bumphiana, Krz. y aapientum.<br />

— Piaang aeripiet.<br />

54. Muaa Bumphiana, Krz. y aapientum.<br />

— Pisang longlong.<br />

55. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />

— Pisang sakati.<br />

56. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />

— Pisang oedang.<br />

57. Musa Bumphiana, Krz y sapientum.<br />

— Pisang Palembang.<br />

58. Musa Bumphiana, Krz. / sapientum.<br />

— Pisang mas.<br />

59. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />

— Pisang lampeneng.<br />

60. Musa Rumphiana, Krz. y sapientum.<br />

— Pisang gembor.<br />

61. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />

— Pisang ambon.<br />

62. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />

— PiBang aoeaoe.<br />

63. Muaa Bumphiana, Krz. y sapientiun.<br />

— Pisang radja.<br />

64. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />

— Pisang radja sereh.<br />

65. Musa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />

— Pisang ambon loemoet.<br />

66. Muaa Bumphiana, Krz. y sapientum.<br />

— Pisang saboelan.<br />

67. Musa Bumphiana,Krz.


120 GROEP I. 5 e<br />

Klasse.<br />

79. Salacia oblonga, Wall. •— Aroi<br />

kitjepot.<br />

80. Sandoricum nervosum, Bl. —<br />

Katjapi.<br />

81. Solarium melongena, L. var. ovigerum.<br />

— Terong kopek.<br />

82. Solanum melongena, L. var. luteum.<br />

— Terong koepa koening.<br />

83. Solanum melongena, L. var. fragile<br />

viride. — Terong rangoe idjoe.<br />

83. Syzygium Zippelianum, Miq. —<br />

Kopoh beuriet.<br />

85. Tamarindus indicus, L. — Asem<br />

djawa.<br />

86. Theobroma Cacao, L. — Tjoklat.<br />

4. Verzameling van<br />

vezelstoffen, alphabetisch<br />

gerangschikt. — 's Lands<br />

Plantentuin, te Buitenz<strong>org</strong>.<br />

1. Abelmoschus Manihot, Med. Ind.<br />

or. in Molluc. eult.<br />

2. Abroma angusta, L. — Kitojangkir.<br />

— Java.<br />

3. Abutilon albescens, Miq. —<br />

Hunde-ong. — Java.<br />

4. Abutilon angustum, L.<br />

5. Abutilon Lechenaultianum, Don.<br />

— Ind. angl.<br />

6. Abutilon populifolium, Lam. —<br />

Ind. angl.<br />

7. Abutilon timorense, DC. — Timor.<br />

8. Agave cantula, Bib. — Nanas<br />

sabrang. — Java, Molucc.<br />

9. Ananassa sativa, Lindl. —Nanas.<br />

— Java, cult.<br />

10. Arenga saceharifera, Lab. —<br />

Gomoetoe, Iendjoekj Akel. — Ind. or.<br />

11. Artocarpus Blumei, Tréc. —<br />

Teureup. — Ind. or.<br />

12. Artocarpus pubescens. — Ind. or.<br />

13. Artocarpus spec. — Borneo.<br />

14. 15. Artocarpus spec. — Kajoe<br />

poedoek. — Blitong.<br />

16. Asclepias curassavica, Linn. —<br />

Kapas tjindeh.<br />

17. Bambusa apus, Schlt. — Bamboe<br />

tali.<br />

18. Bixa orellana, L. — Galiengam,<br />

Glingam. — Ind. Java cult.<br />

19. Boehmeria nivea, Gaud. — Eamih<br />

oetan.<br />

20. 21. Boehmeria nivea. Gaud. —<br />

Bamih.<br />

22. Boehmeria candicans, Bl. —<br />

B. nivea f} tenacissima. — Hamarai.<br />

23. Borassus flabelliformis, L. Ind.or.<br />

24. Butea frondosa, Bib. — Ploso.<br />

— Java.<br />

25. Calamus javensis, Bl. — Botan<br />

tjatjing.<br />

26. Calamus melanoloma, Mart. —<br />

Botan lüin, B. leumeur. — Java.<br />

25. Calotropis gigantea, B. Br. —<br />

Badoeri. — Timor.<br />

28. Ceratolobis glaucescenB, Bl.<br />

29. Commersonia echinata, Forst. —<br />

Ki-orai. — Java.<br />

30. Corchorus capsular's, L. —Jute,<br />

Goeni, Gandja, Bamih-tjina.<br />

31. Corypha Gebanga, Bl. — Gebang.<br />

— Timor.<br />

32. Corypha umbraculifera, L. —<br />

Bongol-bas, Gebang. — Java.<br />

33. Daemonorops melanochastes, Bl.<br />

— Botan selang. — Java.<br />

34. Daphne pendula, Sm., montana<br />

major. — Kamanden oetan, kakapasan.<br />

35. Drimyspermum Blumei. Den. —<br />

Apiet. — Java.<br />

36. Drimyspermum, spec. — Blitong.<br />

37. Eriodendron anfractuosum, Bl. —<br />

Kapok.<br />

38. Ficus alba, Ewdt. — Hamberang-boenjoer.<br />

— Java.<br />

39. Ficus asperiuscula, Kunth et<br />

Bouché. — Oeja-oejaan. — Java.<br />

40. Ficus elegans, Hsskl. — Hamberang-bodas.<br />

— Java, Sumatra.<br />

41. Ficus globosa, Bl.<br />

42. Ficus hirta, Vahl. — Hamberang.<br />

— Java.<br />

43. Ficus procera, Miq.<br />

44. Ficus scandens, Bib.<br />

45. Ficus toiiearia, L. — Birong.<br />

— Java, Molucc.<br />

46. Ficus, spec. — Hamberang.<br />

47. Giganthochloa apus, Kurz. —<br />

Bamboe-apoes. — Java.<br />

48. Gnetum gnemon, Linn. — Bagoe,<br />

Taugkil oetan. — India.<br />

49. Grewia acuminata, Juss.— Java.<br />

50. Grewia microcos, Linn. — Java.<br />

51. Grewia odorata, Bl. — Kalakwarei.<br />

— Java.<br />

52. Helicteres Isora, L. — Kekontalan,<br />

Poeteran. — Java, Timor.<br />

53. Hibiscus mutabilis, fl. rubr.<br />

simpl. — Java.<br />

54. Hibiscus grewiaefolius, Hssk.<br />

— Java.<br />

55. Hibiscus rosa sinensis. — Java.<br />

66. „ sabdarifla. — Java.


57. Hibesous rulpinus. — Tisoek.<br />

— Java.<br />

58. „ (Paritium) tiliaceua,<br />

L, — Waroe goenoeng. — Java.<br />

59. HibiseuB (Paritium) aimilis, Bl.<br />

— Waroe laut. — Java.<br />

60. Hibiscus (Paritium) tortuosus.<br />

— Ind. angl.<br />

61. Laporteaerenulata, Gaud. — Java.<br />

62. „ ' costata, Miq. — Java.<br />

63. Malvastrum ruderale, Miq. —<br />

Java, Timor etc.<br />

64. Marsdenia tenacissima, W. et<br />

Arn. — Timor.<br />

65. Melaleuea Ieucadendron, Linn.<br />

66. Melodinua orientalis, Bl. — Aroi<br />

ki kadantja. — Java, Sumatra.<br />

67. Muaa Cliffortiana var. aeminifera.<br />

— PiBang batoe besar. — Java.<br />

68. Musa Cliffortiana, ft asperma.—<br />

Java.<br />

69. Musa mindanensis. — Koffo. —<br />

Menado.<br />

70. Musa Bumphiana, ft simiarum.—<br />

Java.<br />

71. Musa ornata, Bxb. — Java.<br />

72. Nelumbium specioBum, Wild.<br />

73. Oreocnide major, Miq. — Java.<br />

74. Pandanus aenophyllus, Kurz. —<br />

Java.<br />

76. Pandanus labyrinthicus. — Sumatra.<br />

76. Pandanus moschatus, Bumph. —<br />

Poedak. — Java.<br />

77. PandanuB odoratissimus, L. —-<br />

Java.<br />

78. - samak. — Pandan samak.<br />

— Java.<br />

79. Pandanus spurius. — Pandan<br />

laut. — Java.<br />

80. PandanuB spec. — Nov. Guinea.<br />

81. Piagianthera oppositifolia, —<br />

Tjalik angin. — Java.<br />

82. Salmalia malabarica, Sch. et<br />

Endl. — Bandoe alas. — Java.<br />

83. Sanseviera zeylanica. — Ceilon.<br />

84. Sesbania coehinchinensis, DC.<br />

— Java.<br />

85. Sida compressa.<br />

86. „ acuta, Burm. — Sidagori<br />

la'aki. — Java, Sumatra.<br />

87. Sida eordifolia, Linn. — India.<br />

88. „ mucronulata, DC. — Java.<br />

89. „ angustifolia.<br />

90. „ retuaa, Linn. — Sidagori.<br />

— Java, Sum. etc.<br />

91. Sponia spec. — Koerai.— Java. .<br />

GROEP I 5" Klasse. 121<br />

92. Thespesia populnea, Corr. —<br />

Java, Timor.<br />

93. Trichospermum javanieum, Bl.<br />

— Dolok. •— Java.<br />

94. Triumfetta cana, Bl. — Poeloet<br />

poeloet kambing. — Sumatra.<br />

95. Triumfetta triloculariB, Bl. —<br />

Java.<br />

96. Theobroma cacao, L. Java, cult.<br />

97. Tlrena Blumei, Hask. — Pompoer<br />

oetan. — Java, Sum.<br />

98. Urena lappago, Sm. — Pompoer<br />

oetan. — Java.<br />

99. Urena lappago, ft glauca Bl. —<br />

Pompoer oetan. — Java.<br />

100. Urena lobata a sinuoaa, Miq.<br />

— Java.<br />

101. Urena heterophylla, Smith.<br />

— Java.<br />

102. Urostigma infectorium, Miq.<br />

— Soembawa.<br />

103. Unona dasymaschala, Bl. — Aroi<br />

kiladja besar. •— Java.<br />

104. Viaenia indica, Houtt. — Bintinoe.<br />

— Java Sum. et al.<br />

5. Voedingsmiddelen<br />

en h an d elsprod u eten, met<br />

uitzondering van koffie, alphabetisch<br />

gerangschikt. —<br />

's Lands Plantentuin, te Buitenz<strong>org</strong>.<br />

1. Arenga saccharifera, Labill. —<br />

Aren. — Meel door inlanders bereid.<br />

2. Arachis hypogaea, L. •— Katjang<br />

tanah. — Amerika, in Java cult.<br />

3. Arachis hypogaea, var. Waspada.<br />

— Katjang tanah. — In Java cult.<br />

4. Batatas edulis, Chois. — Oebi<br />

boled. — Meel door inlanders bereid.<br />

5. Cajauus indicus, Spr. — Katjang<br />

goedeh.<br />

6. Caryophyllus aromaticus, Truf. —<br />

Tjengkeh. — Mollucc, in Java cult.<br />

7. Coleus tuberosus, Bth. — Koemili<br />

djawa, Kentang. — Meel; ruwe<br />

bereiding.<br />

8. Colocasia antiquorum, Schtt. —<br />

Talas hedjoh. — Meel; ruwe bereiding.<br />

9. Coriandrum sativum. — Katoembar.<br />

— In Java cult.<br />

10. Curcuma longa, L. — Koneng<br />

gedé. — Meel; ruwe bereiding.<br />

11. Curcuma longa, L. p. minor. —<br />

Koneng taman. — Meel; ruwe bereiding.


122 GROEP 1. 5 e<br />

Klasse.<br />

12. Dioscorea hirsuta, Krth. — Ga- i<br />

doeng. — Meel; ruwe bereiding.<br />

13. Manihot utilissima. — Oebi manies.<br />

— Meel; ruwe bereiding.<br />

14. Manihot utilissima, var. —Oebi<br />

singkong. — Meel.<br />

15. Musa Cliffortiana, fl. asperma.—<br />

Pisang Siam. (?) Tim bloei nam. —<br />

Meel.<br />

16. Myristica fragrans, Houtt. —<br />

Pala. •— Moluccae, in Java cult.<br />

17. Myristica fragrans, Houtt. —<br />

Foelie.<br />

18. Pachyrrhizus angulatus, Kich. —<br />

Bangkoang. — Meel; ruwe bereiding.<br />

19. Phaseolus radiatus, L. — Katjang<br />

idjoe. — Java.<br />

20. Phaseolus vulgaris, L. — Katjang<br />

djogo. — Java.<br />

21. Piper nigraum, L. — Maritja,<br />

lada — Java.<br />

22. Sesamum indicum, DC. — Met<br />

zwarte zaden. — In Java cult.<br />

23. Sesamum indicum, DC. — Met<br />

witte zaden. — In Java cult.<br />

24. Soya hispida. — Katjan djepoen,<br />

K. kadelé. — Java.<br />

26. TJncaria gambir, Bxb. •— Gambir.<br />

— Ind. or., in Java cult.<br />

26. Vigna sinensis, Savi.— Katjang<br />

girgadji; k. gadji.<br />

27. Vigna sinensis, Savi. — Katjang<br />

dadap.<br />

28. Theobromacacao, L. fs., rubr.—<br />

Tjoklat. — In Java cult.<br />

29. Zea Mays, L. — Djagong. —<br />

Meel; ruwe bereiding.<br />

30. 31. Zea Mays, L. — Djagong.<br />

— meel.<br />

6. Herbarium en producten<br />

van koffie. —<br />

'sLands Plantentuin, te Buitenz<strong>org</strong>.<br />

a. Herbarium van Coffea arabica, L.<br />

1. Var. Deli.<br />

2. „ Djamboe.<br />

3. „ Woengoe-Kedoe.<br />

4. „ Mokka-ketjil.<br />

5. „ Padang.<br />

6. „ Menado.<br />

7. „ Aden.<br />

8. „ Preanger.<br />

9. „ Mokka-besar.<br />

10. „ Tjikeumeuh.<br />

11. „ Mauritiana.<br />

12. „ Angustifolia.<br />

13. Coffea Laurina, DC.<br />

14. „ Bengalensis, Bxb.<br />

15. „ Liberica, Buil.<br />

b. JProduct van Coffea arabica, L.<br />

16. Var. Djamboe. \ d J" Ö -O<br />

17. „ Mokka-ketjil.<br />

18. „ „ besar. g 0 -<br />

19. „ Woengoe-Ke- & 2 3 J<br />

20. „ Angustifolia. | £ . g §<br />

21. „ Aden. g^g^-g<br />

22. „ Padang. ' S ^ j *<br />

23. „ Menado. [ .4« g -o<br />

24. „ Preanger. IfSJI*.<br />

25. „ Veelzadige. I'C o — g _<br />

26. „ Mauritiana. I > § -2 ^ $<br />

27. Coffea Laurina, IjJ I J9<br />

DC. «g'ssg<br />

28. n Liberica, 1<br />

§ > * % 1<br />

Buil. [> e ü s c<br />

29. „ Coffea Bengalensis, Bxb.<br />

[5 flesschen].<br />

7. Verzameling van<br />

damar- , gom- en harssoorten.<br />

— 's Lands Plantentuin<br />

te Buitenz<strong>org</strong>.<br />

1. Albizzia saponaria, Bl. — Tautau.<br />

— Moluccae.<br />

2. Albizzia stipulata, Boiv. — Sengon,<br />

djendjing. — Java.<br />

3. Albizzia spec. — Kawéné. —<br />

Timor, Java.<br />

4. Calamus draco, Willd. — Botan<br />

djemang.<br />

5. Calamus draco, Willd. — Poeder<br />

lste soort.<br />

6. Calamus draco, Willd. —Poeder<br />

2de soort.<br />

7. Calamus draco, Willd. — Vernis.<br />

8. Calophyllum Inophyllum, L.<br />

9. Canariopsis glabra, Bl. — Damarsela.<br />

Java.<br />

10. Canariopsis decumana, Bl. —<br />

Kanari-babi. — Moluc.<br />

11. Canarium, spec. —Damar kadji.<br />

Sumatra.<br />

12. Cochlospermum, spec. — Tjanigara.<br />

— Java.<br />

13. Corypha umbraculifera, L. —<br />

Gembang. — Java.<br />

14. Dammara alba, Bxb. — Damar<br />

poetih. — Java.<br />

15. Dammara orientalis. — Damar<br />

dagin kinjan. — Borneo.


16. Dryobalanops camphora, Colebr.<br />

— Marabantajan.<br />

17. Dryobalanops camphora, Colebr.<br />

— Simorbantajan.<br />

18. Dryobalanops camphora, Colebr.<br />

— Marabantajan.<br />

19. Garciniacambogia, Desr. — Siaru.<br />

20. „ mangostana. — Getahmangies.<br />

— Java.<br />

21. „ , spec. — Sumatra.<br />

22. „ , „ — Damar Kandis.<br />

— Borneo.<br />

23. Hopea fagifolia, Miq. — Damar<br />

kedemoet Banka.<br />

24. Hopea maranti, Miq. — Damar<br />

batoe.<br />

25. „ „ „ — Damar<br />

maranti. Blitong.<br />

26. Hopea selaniea, Bxb. — Damar<br />

selain Borneo.<br />

27. Hopea selaniea, Bxb. — Damar<br />

selain. Boeroe.<br />

28. Hopea macrophylla lanceolata.<br />

30. „ spec. — Damar n°. 1.<br />

— Koetei, Bomeo.<br />

31. Hopea spec. — Damar n°. 2.<br />

— Koetei, Borneo.<br />

32. Hopea mengarawan, Miq. —<br />

Damar mengarawan.<br />

33. Hymenaea verrucosa, Grtn. —<br />

Copal, Kisapi-benar.<br />

34. Liquidambar Altingiana, Bl. —<br />

Kasamala. — Java, Sumatra.<br />

35. Melia Azedirach, L. — Mindi.<br />

36. Moringa pterygosperma, Gartn. —<br />

Kelor.<br />

87. Myristica Irya, Gartn. — Lilin<br />

narahan. — Borneo.<br />

38. Odina gummifera, Bl. (Spondias<br />

Wirtgenii Hasskl.).<br />

39. Parkia speeiosa, Hasskl. — Peté.<br />

— Java.<br />

40. Pterocarpus indicus. — Drakenbloed.<br />

— Java.<br />

41. Shorea sublacunosa. Miq. —<br />

Damar sorong. — Bangka.<br />

42. Sindora sumatrana. — Siendoer.<br />

43. Stalagmitis dulcis. — Moendoe.<br />

44. Styrax Benzoin. Sumatra.<br />

45. Vatica Rassak ? — Damar rassak.<br />

— Borneo.<br />

46. Vatica sublacunosa. — Damar<br />

kloetoep. — Bangka, Sumatra.<br />

47. Vatica, spec. — Damar aloeng.<br />

— Batjan.<br />

48. Damar bintang. Borneo.<br />

49. „ mang. Blitong.<br />

50. „ bidaroe. Borneo.<br />

GROEP I. 5» Klasse. 123<br />

51. Damar tjengal. Blitong, Borneo,<br />

Sumatra.<br />

52. „ „ Sumatra.<br />

53. „ ngerawan abang. Sumatra.<br />

54. „ poetih ngrawan. „<br />

65. „ seloewai atau ngoerawan.<br />

Sumatra.<br />

56. „ njeroen. Blitong.<br />

57. „ merantik. „<br />

58. „ mengeris. Sumatra.<br />

59. „ klekoeng. „<br />

60. „ seloewai. „<br />

61. „ itam — Kajoekloengkoeng.<br />

— Sumatra.<br />

62. „ „ „ maranti. Sumatra.<br />

63. „ „ „ mengeris.<br />

Sumatra.<br />

64. Tak van Durio zibethinus met<br />

coccus laccae.<br />

8. Verzameling van<br />

plantaardige vetten en<br />

o 1 i e ë n. — 's Lands Plantentuin<br />

te Buitenz<strong>org</strong>.<br />

1. Canarium commune, L. — Kanari.<br />

2. „ Mehenbethene, Grt. —<br />

Kanari ambon.<br />

3. Cacosmanthus macrophyllus,<br />

Hssk.<br />

4. Cinnamomum zeylanicum, Breyn.<br />

— Kajoe manies.<br />

5. Cocos nucifera, L. — Minjak<br />

kalapa.<br />

6. Elaeis guinensis, L.<br />

7. Eriodendron anfractuosum, DC.<br />

— Minjak kapok, randoe.<br />

8. Helianthus annuus, L. — Minjak<br />

kembang matahari.<br />

9. Hodgsonia heteroelita, Hssk. —<br />

Kadam.<br />

10. Hopea macrophylla lanceolata. —<br />

Tengkawang. — Borneo.<br />

11. Myristica Horsfieldii, Miq. — 1<br />

Minjak tjempaka. — Ceilon.<br />

12. Myristica Irya, Grtn. — Lilin<br />

narahan. — Borneo.<br />

13. Pangium edule, Bl. —Pitjoeng,<br />

kapetjing, samaun.<br />

14. Parinarium lanceolatum, T. et. B.<br />

— Ki soka.<br />

15. Parinarium scabrum, Hssk. —<br />

Ki soka.<br />

16. Ricinus communis, L. — Djarak<br />

koliki.


124 GROEP I. 5« Klasse.<br />

17. Sesamum indicum, DC. — Biedjen,<br />

wiedjen (Minjak).<br />

18. Sideroxylon glabrescens, Miq. —<br />

Ketiouw.<br />

19. Stadmannia sideroxylon, DC. —<br />

Koesambi.<br />

20. Terminalia Catappa, L. — Minjak<br />

katapang.<br />

9. Verzameling van<br />

looi middelen. — 's Lands<br />

plantentuin te Buitenz<strong>org</strong>.<br />

1. Aleurites triloba, Forst. — Kamiri.<br />

2. Artocarpus integrifolia, L. —<br />

Nangka beuriet.<br />

3. Casuarina equisetifolia, L. —<br />

Tjamara.<br />

4. Cocos nucifera, L. — Kalapa.<br />

5. Mangifera indica, L. — Manga.<br />

6. Punica Granatum, L. — Delima.<br />

7. Tamarindus indicus, L. — Asem<br />

djawa.<br />

8. Tectona grandis, L. —• Djati.<br />

9. Terminalia Catappa, L. — Katapang.<br />

10. Verzameling van<br />

plantaardige kleurstoffen.<br />

— 's Lands Plantentuin<br />

te Buitenz<strong>org</strong>.<br />

a. Eene collectie plantendeelen in<br />

stopflesschen (bast, wortels, hout,<br />

zaden etc), waaruit de inlander in "VVest-<br />

Java de kleurstoffen bereidt tot het<br />

verven van garens en kains.<br />

1. ArtocarpuB integrifolia, L. —<br />

Nangka. — Hethout levert een kleurstof<br />

tot het geel-verven van garen en kleedingstoffen.<br />

2. Bixa orellana, L. — Glingam,<br />

Galiengam, Gloege. — De zaden geven<br />

de bekende kleurstof Orlean, Oreille,<br />

Anatto etc., door den inlander gebruikt<br />

tot het oranje- en rood-verven van meubelen,<br />

garens en kleedingstoffen. Staal<br />

n°. 3.<br />

3. Briedelia tomentosa, Bl. — Kanjéré-badak-aroi.<br />

— Uit den bast der<br />

ranken wordt een zwarte verfstof bereid<br />

voor garens en kleedingstoffen.<br />

4. Briedelia tomentosa, Bl. — Kanjéré-badak.<br />

— Bast der stammen gebruikt<br />

als die der ranken.<br />

5. Caesalpinia arborea, Zoll. — Soga.<br />

— Staal n°. 1.<br />

6. Caesalpinia dasyrachys, Miq. —<br />

Beta-peta. — Uit den bast van deze en<br />

andere Caesalpinia-soorten wordt een<br />

bruin-roodbruine verfstof getrokken in<br />

gebruik voor garens en kleederen.<br />

Staal n°. 2.<br />

7. Caesalpinia sappan,L. — Setjang.<br />

— Het hout levert een roode kleurstof.<br />

Deze met kalk gemengd geeft paars<br />

(staal n°. 14); met ki sierum (24) en<br />

gambir (26) bruin (staal n°. 13);<br />

met gambir (26) stalen nos. 11 en<br />

12; met glingam (2) en kalk staal<br />

n°. 21.<br />

8. Curcuma longa, L. — Koneng<br />

gedé.<br />

9. Curcuma longa, L. var. /3 minor.<br />

— Koneng temen. — De bekende curcuma<br />

in veelvuldig inlandsch gebruik<br />

(staal n°. 10); met kalk gemengd<br />

oranje (staal n°. 16). Met kalk en<br />

gambir (staal n°. 15) Met taroem<br />

(13) gemengd verschillende nuancen<br />

van groen (stalen nos. 17, 18 en 20).<br />

10. Emblica officinalis, Grtn. — Malaka<br />

(staal n°. 6). Met taroem (13)<br />

vermengd geeft zij een zwarte kleurstof;<br />

met setjang (7), ki siernm (24)<br />

en gambir (26), of met taroem (13),<br />

katapang (25), ki sierum (241 en soga<br />

(21) een donkerbruine kleur (staal<br />

n°. 22).<br />

11. Eugenia lucidula, Miq. — Salam.<br />

— (Staal, n°. 7). Gebruikt en<br />

gemengd met andere verlstoffen evenals<br />

Malaka (10).<br />

12. Homalanthus populifolius, Grtn.<br />

— Karumbi. — De bast van Karumbi<br />

vermengd met Tjangkoedoo (17) levert<br />

een roode kleurstof voor kains en garens.<br />

13. lndigofera spec. div. — Taroem,<br />

indigo. — (Stalen, n°. 4 en 19).<br />

Vergelijk hetgeen gezegd is hierboven<br />

bij n°. 9 en 10.<br />

14. Leiocarpus fruticosus, Bl. —<br />

Sasa lemboet. — De bast vermengd met<br />

Tjangkoedoo (17) of Djirak burrura (22)<br />

levert een roode kleurstof.<br />

15. Marsdenia parviflora, DC. — Taroem<br />

aroi. — In gebruik om de zwarte<br />

kleurstof die uit den bast kan getrokken<br />

worden.<br />

16. Melodorum latifolium, Don. —<br />

Aroi Ki tjantoen. De bast wordt, met<br />

Taroem vermengd, uitgetrokken tot het<br />

verkrijgen van een zwarte verfstof.


17. Morinda citrifolia, L. — Tjangkoedoe.<br />

— De bast op zich zelf uitgetrokken<br />

geeft een roode verfstof. Andere<br />

tinten van rood worden verkregen<br />

door vermenging met Karumbi (12) of<br />

Sasa Iemboet (14). Vergelijk hetgeen<br />

gezegd is bij 22, 23 en 25.<br />

18. Pithecolobium lobatum, Bth. —<br />

Djengkol. — Bast vermengd met Malaka<br />

(10) of Salam (11) of Taroem (13) uitgetrokken<br />

tot het verkrijgen van een<br />

zwarte kleurstof.<br />

19. Kottlera tinetoria, Kxb. — Binong<br />

pentjang. — De vruchten leveren<br />

een roode kleurstof.<br />

20. Sauseviera spec. div. — Daoen<br />

soedji. — Geeft eene groene kleurstof,<br />

vooral in gebruik voor hoofddoeken<br />

(staal n°. 5).<br />

21. Serianthus grandiflora, Bth. —<br />

Soga. •— De bast laat eene bruine kleurstof<br />

uittrekken. Vermengd met Ki sierum<br />

(24), Setjang (7) en Gambier(26),<br />

of ook met Malaka (10), Taroem (13),<br />

Katapang (25) en Ki sierum (24) verkrijgt<br />

men de donkerbruine kleurstof<br />

van staal n u<br />

. 22.<br />

22. Symplocos fasciculata. — Djirak.<br />

— Geeft een roode kleurstof met Tjangkoedoe<br />

(17) en Pinang (Areca Catechu).<br />

Staal n u<br />

. 21.<br />

23. Symplocos odoratissimus, Ch. —<br />

Ki Bariawan. — De bast gemengd met<br />

Tjangkoedoo (17) uitgetrokken, geeft<br />

een donkerroode kleurstof voor kains.<br />

24. Syzygium spec. div. — Ki sierum.<br />

De bast geeft de kleurstof van staal<br />

n°. 8. Vergelijk verder het hierboven<br />

gezegde bij 7 en 10.<br />

26. Terminalia Catappa, L. — Katapang.<br />

— De bast levert op zich zelf<br />

of vermengd met Tjangkoedoo (17) of<br />

Ki sierum (24) een zwarte, met Soga<br />

of Setjang vermengd een donkerbruine<br />

kleurstof. Staal n°. 22.<br />

26. Uncaria gambir, Bxb. — Gambir.<br />

— In veelvuldig gebruik als bijmengsel<br />

bij andere kleurstof houdende<br />

stoffen. Vergelijk 7, 9, 10, 11 én 20.<br />

27. Uncaria spec. div. — Aroi koait<br />

besi. De bast wordt vermengd met<br />

Taroem (13) tot het verkrijgen vaneen<br />

zwarte kleurstof.<br />

28. Uncaria concava, T. et B. —<br />

Aroi ki ladja. Gelijk 26.<br />

29. Willughbeia javanica, Bl. —<br />

Aroi Ki batara. Gelijk 26.<br />

GROEP I. 5e Klasss. 125<br />

b. 22 Btalen gekleurd met de verschillende<br />

hierboven genoemde enkelvoudige<br />

en samengestelde kleurmiddelen,<br />

met beschrijving als onderschrift.<br />

11. Eenige merkwaardige<br />

gewassen van Java<br />

op spiritus. — 's Lands<br />

Plantentuin te Buitenz<strong>org</strong>.<br />

1. Myrmecodia echinata, Gaud.<br />

2. Hydnophytum montanum, Bl.<br />

3. Bafflesia Bochussenii, T. et B.<br />

4. Dischidia Baffiesiana, Wall.<br />

12. Verzameling van<br />

negen kina-soorten, opgezette<br />

takken met bloemen en<br />

vrucbten, benevens monsters<br />

van de basten. — 's Rijks<br />

Herbarium, te Leiden.<br />

a. Cinchonina lancifolia.<br />

b. „ suceirabra.<br />

c. „ calisaya.<br />


1


9. Caryophyllus aromaticus, L. Myrtaceae.<br />

— Tjengkeh. — Kruidnagelboom.<br />

10. Psidium Guajava, L. Myrtaeeae.<br />

— Djamboe-bidji. — Eetbare vruchten.<br />

11. Punica Granatum, L. Myrtaeeae.<br />

— Dalima. — Eetbare vruchten.<br />

12. Terminalia Catappa, L. Combretaceae.<br />

— Adapo, Katapan. — Zwarte<br />

kleurstof.<br />

13. Citrullus vulgariB, Schrad. Cucurbitaeeae.<br />

— Samangka. — Eetbare<br />

vruchten.<br />

14. Momordica Charantia, L. Cucurbitaceae.<br />

— Papareh. — Eetbare vruchten.<br />

15. Santalum album, IJ. Santalaeeae.<br />

— Kajoe Tjindana. — Sandelhout.<br />

16. Liquidambar Altingiana, Bl.<br />

Hamamelideae. — Rasamala. — Welriekende<br />

hars.<br />

17. Michelia Champaca, L. Maguoliaceae.<br />

— Tjampaka oetan. — Meubelhout.<br />

18. Anoua squamosa, L. Anonaeeae.<br />

— Atis. — Eetbare vruchten.<br />

19. Myristica fragrans, Houtt. Myristiceae.<br />

— Pala. — Nootmuskaat<br />

Foelie.<br />

20a. Nymphaea Lotus, L. var. rosea.<br />

Nymphaeaceae. — Tembang. — Sierplant.<br />

b. Nymphaea Lotus, L. var. alba.<br />

Nymphaeaceae. — Sierplant.<br />

c. Nymphaea Lotus, L. var. rubra.<br />

Nymphaeaceae. — Sierplant.<br />

d. Nymphaea stellata, Willd. var.<br />

cyanea. Nymphaeaceae. — Sierplant.<br />

e. Nymphaea blanda, Meyer. Nymphaeaceae.<br />

— Sierplant.<br />

21. Nymphaea Lotus, L. Nymphaeaceae.<br />

— Sierplant.<br />

22. Nelumbium speciosum, W. Nelurobiaeeae.<br />

— Taraté. — Sierplant.<br />

23a. Nelumbium speciosum , W. var.<br />

floribus albis. Nelumbiaceae. — Taraté<br />

poetih. — Sierplant.<br />

b. Nelumbium Bpeeiosum, W. var.<br />

floribuB rubris. Nelumbiaceae. Taraté<br />

mérah. — Sierplant.<br />

24. Bixa Orellana, Flacourtianeae. —<br />

Dawon Galinggam. — Kleurstof (Orleansgeel<br />

en Orleansrood).<br />

25. Taraktogenos Blumei, Hassk.<br />

Flacourtianeae. — Ki-loetoeng.<br />

26. Durio Zibethinus, L. Sterculiaceae.<br />

Doerian. — Eetbare vruchten.<br />

GROEP I. 5c Klasse. 127<br />

27. Sterculia macrophylla, Vent.<br />

Sterculiaceae. — Hantap.<br />

28. Theobroma Cacao, L. Buttneriaceae.<br />

— Kakau, tjoklat. ~ Cacao,<br />

chocolade.<br />

29. Artocarpus integrifolia, L. Artocarpeae.<br />

— Nangka. — Meubelhout,<br />

melksap.<br />

30. Drostigma benghalense, Gasp.<br />

Artocarpeae. — Ba-a-lo. — Eetbare<br />

vruchten.<br />

31. Drostigma religiosum, Gasp. Artocarpeae.<br />

— Boenoet-kaladja. — Eetbare<br />

vruchten, caoutchouk.<br />

32. Antidesma Bunias, Spr. Antidesmeae.<br />

— Boeni-karbau, bonni. —.<br />

Eetbare vruchten.<br />

33. Cubeba officinalis, Miq. Piperaceae.<br />

— Kamoekoes — Soort van Peper.<br />

34a. Piper nigrum, L. Piperaceae. —<br />

Maritja. — Zwarte Peper.<br />

b. Chavica densa, Miq. Piperaceae.<br />

— Tjabé djawa. — Soort van Peper.<br />

35. Gordonia Wallichii, Bl. Ternstroemiaeeae.<br />

36. Garcinia Mangostana, L. Clusiaceae.<br />

— Mangies. — Eetbare vruchten.<br />

37. Aegle Marmelos, Boxb. Aurantiaceao.<br />

— Bilak. — Eetbare vruchten.<br />

38. Citrus deeumana, L. Aurantiaceae.<br />

— Djeroek-bali. — Eetbare<br />

vruchten.<br />

39. Lansium domesticum, Jack. Meliaceae.<br />

— Ai mahoe. — Eetbare<br />

vruchten. ,<br />

40a.Nephelium lappaceum, L. Sapindaceae.<br />

— Ramboetan. — Eetbare<br />

vruchten.<br />

b. Nephelium mutabile, Bl. Sapindaceae.<br />

— Poelasan. — Eetbare vruchten.<br />

41. Mangifera indica, S. Anacardiaceae.<br />

— Ambe. — Eetbare vruchten.<br />

42. Spondias mangifera, W. = Evia<br />

amara, Commers. Anacardiaceae. —<br />

Kondongdong asam. — Eetbare vruchten.<br />

43. Canarium commune, L. Amyrideae.<br />

— Kanari, Jar. — Eetbare vruchten.<br />

44. Nauclea Gambir, Hunt. = Uncaria<br />

Gambir, Miq. Bubiaceae. —<br />

Gambir. — Afkooksel der bladeren<br />

dient bij het betel kauwen.<br />

45a.Pavetta stricta, BI. Rubiaceae. —<br />

Kembang-Santen-mérah. — Sierplant.<br />

b. Jonesia Asoca, Rxb. Papilionaceae.


428 GROEP L 5« Klasse.<br />

46. Coffea arabica, L. Rubiaceae. —<br />

Koppi. — Koffie.<br />

47. Jasminum Sambac, Ait. Jasmiueae.<br />

•— Baloer. — Sierplant.<br />

48. Cocos nucifera, L. Palmae. —<br />

Klappa. — Kokosnoot.<br />

49. Zalacca edulis, Reinw. Palmae.<br />

— Salak. — Eetbare vruchten.<br />

50. Pandanus odoratissimus, L. Pandaneae.<br />

—• Pandan. — Welriekende<br />

bloemen.<br />

51. Xanthosoma violaceum, Schott.<br />

Aroideae. — Talas. — Afkomstig uit<br />

Amerika.<br />

52. Musa Rumphiana, Krz. Musaceae.<br />

— Pisang.<br />

53. Zingiber officinale, L. Zingiberaeeae.<br />

— Diahé. — Gember.<br />

54. Curcuma longa, L. Zingiberaceae.<br />

— Goratji. —• Gele kleurstof.<br />

55. Maranta arundinacea, L. Cannaceae.<br />

— Arrow-root.<br />

27. Verzameling van<br />

afbeeldingen van planten<br />

tot aanvulling van de<br />

vorige. In eikenbouten lijsten.<br />

— Botanisch Laboratorium,<br />

te Leiden.<br />

1. Dryobalanops Camphora, Colebr.<br />

2. Carolinea princeps, W.<br />

— Pachira aquatica. Aubl.<br />

3. Neesia altissima, Bl.<br />

4. Cinchona Calisaya, Wedd.<br />

5. Rafilesia Hasseltii, Suring.<br />

6. „ Patma, Bl.<br />

7. „ Bochussenii, Teysm.<br />

et Binnend.<br />

8. Pandanus furcatus, Roxb. ó*.<br />

9. Pandanus furcatus, Boib. <br />

bloem vergroot.<br />

10. Pandanus furcatus, Roxb. S}.<br />

11. Pandanus spurius, Bumph.<br />

vrucht.<br />

12. Amorphophallus campanulatus.<br />

BL<br />

28. Een tros vruchten<br />

van Musa Paradisiaca.<br />

Teekening in waterwerf in<br />

gladde vergulde lijst. — Collectie<br />

Eeinwardt.<br />

29. Album van wilde<br />

en gekweekte planten<br />

uit N.-I., onder den titel „Album<br />

botanique et horticole";<br />

teekeningen met Franschen<br />

tekst in handschrift door T. de<br />

Rijk. — T. de Rijk te Soerabaja.<br />

30..De platen uit het<br />

werk: Fleurs, fruits et feuillages<br />

choisis de Java, van<br />

Mevr. Hoola van Nooten (zie<br />

n°. 34), tweede uitgave. Veertig<br />

platen in geelhouten lijsten.<br />

— Mr. F. T. Pahud de Mortanges,<br />

te Arnhem.<br />

1. Codiaemn variegatum, Rumph.—<br />

Kajoe poering.<br />

2. Amherstia nobilis, Wall.<br />

3. Citrus decumana, L. — Djeroek<br />

besar.<br />

4. Theobroma cacao, L. —Tjoklaad.<br />

5. Tradescantia discolor, Smith. —<br />

Géwor mérah.<br />

6. Elettaria speeiosa, Bl. — Honjeh<br />

Laka.<br />

7. Nephelium lappaceum, L. —<br />

Eamboetan Atjeh matjan.<br />

8. Lansium domesticum, Jack. —<br />

Doekoe.<br />

9. Caladium bicolor, Vent. — Talas<br />

Sabrang.<br />

10. Saraca declinata, Miq. — Kisoka.<br />

11. Sterculia nobilis, Smith. —<br />

Hantap.<br />

12. Otophora alata, Bl. — Pisang<br />

Tjina.<br />

23. Amarantus tricolor, L. — Bajem<br />

mérah.<br />

14. Spathiphyllopsis Minahassae, T.<br />

en B. — Tjariang poetih.<br />

15. Xanthochymus dulcis, Boxb. —<br />

Moendoe.<br />

16. Garcinia Mangostana, L. —<br />

Mangies.<br />

17. Poinsettia Pulcherrima, Grah.<br />

— Kajoe mérah.<br />

18. Butea frondosa, Boxb. — Ploso.<br />

19. Anona squamosa, L. — Sirikaja.<br />

20. Anona reticulata, L. — Boewa<br />

nonna.


21. Pisonia sylvestris. T. en B.<br />

Pisonia alba, Spangh. — Widjojo<br />

koesoemo of Éohl Banda.<br />

22. Lagerstroemia regia, Boxb. —<br />

Boengoer.<br />

23. Citrus sarcodactylus, Hort Bog.<br />

— Djeroek tangan.<br />

24. Cynometra eauliflora, L. —<br />

Namnam.<br />

25. Strophantbua dichotomus, Dec.<br />

— Kikoeja.<br />

26. Artocarpus polypliema, Pers. —<br />

Tjampedak.<br />

27. Anacardiuni occidentale, L. —•<br />

Djamboe monjet.<br />

28. Durio Zibethinus, L. — Doerian.<br />

29. Flores Jambosae Domesticae,<br />

Bumph. — Kembang Djamboe ból.<br />

30. Fruetus Jambosae Domestieae,<br />

Bumph. — Djamboe böl.<br />

31. Mangifera indica, L. — Manga<br />

wangi.<br />

32. Syzygium Jambolauum, Dec. —.<br />

Djamblang.<br />

33. Musa coccinea, Andr. — Pisang<br />

sole.<br />

34. Musa paradisiaca, L. — Pisang<br />

mas.<br />

35. Theobroma cacao, var. alba,<br />

L. — Tjoklaad.<br />

36. Averrhoa Bilimbi, L. — Blimbing.<br />

37. Poinciana regia, Boj. — Biamboyant.<br />

38. Zalacea edulis, Beinw. — Salak.<br />

39. Anona Muricata, L. — Nangka<br />

Wolanda.<br />

40. Carica Papaya, L. — Papaja.<br />

31. Botanische platen<br />

uit het werk Midden-Sumatra,<br />

(IVedeel, 13e Afl.) vier stuks,<br />

opgeplakt op twee bladen karton.<br />

— Aardrijkskundig Genootschap,<br />

te Amsterdam.<br />

32. Hortus Indicus of<br />

verzameling van gekleurde afbeeldingen<br />

van Oost-Indische<br />

planten en boomen. Handschrift<br />

uit de 17de eeuw, zonder naam.<br />

Twee deelen in groot f°., gebonden.<br />

— Bibliotheek der<br />

Rijksuniversiteit, te Leiden.<br />

GROEP I. 5« Klasse. 129<br />

33. Het handschrift<br />

van G-. E. Rumphius,<br />

Amboinsch kruidboek, met de<br />

zwarte en gekleurde afbeeldingen<br />

in Indië vervaardigd door<br />

Pbilippus van Eyck en Petrus<br />

de Ruyter. Groot f°. Twee<br />

deelen van de dertien als proeve.<br />

— Bibliotheek der Rijksuniversiteit,<br />

te Leiden.<br />

34. Een prachtexemplaar<br />

van het werk: Fleurs,<br />

fruits et feuillages choisis de<br />

1'ile de Java, peints d'après<br />

nature par Madame Berthe<br />

Hoola van Nooten; 40 planches<br />

chromolithographées, grand<br />

in folio, avec téxte. 3e édition.<br />

Bruxelles, Librairie C. Muquardt.<br />

•— Mevr. Hoola van<br />

Nooten, te Batavia.<br />

35. Verzameling van<br />

botanische werken, voornamelijk<br />

Nederlandsch Oosten<br />

West-indië betreffende. —<br />

Prof. I>. J. Veth.<br />

a. Gulielmi Pisonis, Medici Amstelaedamensis,<br />

de Indiae utriuBque re<br />

naturali et medica, libri quatuordecim.<br />

Amstelaedami apud Elzevirios, 1658 f°.<br />

NB. In dit werk van Piso zijn ook<br />

bevat de zes boeken over natuurlijke<br />

historie en geneeskunde van<br />

J. Bontius, geneesheer te Batavia ,<br />

over wien wij eene belangrijke<br />

studie van dr. Swaving bezitten<br />

in het Nat. Tijdsch. v. N. I., Deel<br />

XXX, bl. 285 en 475.<br />

b. Het Amboinsch kruidboek (Herbarium<br />

Amboinense) door G. E. Rumphius,<br />

uitgegeven door J. Burmannus.<br />

Zes deelen in f°. Amsterdam en 's Hage<br />

1741—1750. In vier half marokijnen<br />

banden.<br />

c. Neuer Schlüssel zu Bumph's Her-<br />

9


130 GROEP I. 5* Klasse.<br />

bariurn Ainboinense van Dr. J. K.<br />

Hasskarl. Halle, 1866 4°. (Besonders abgedruckt<br />

aus den Verb. d. Naturf. GeB.<br />

IX. 2). In half marokijnen band.<br />

d. Bumphia s. commentationes botanieae,<br />

in primis de plantis Indiae<br />

Orientalis, scripsit C. L. Blume. Drie<br />

deelen in f 0<br />

., Leiden, 1835—1845. In<br />

half marokijnen banden.<br />

e. Flora Javae nee non insularum<br />

adjacentium, auctore C. L. Blume,<br />

adj'utore J. B. Fischer. Brussel, 1828<br />

en volgende jaren. In drie half marokijnen<br />

banden.<br />

NB. Het werk is onvoltooid gebleven<br />

ten gevolge der Belgische omwenteling.<br />

Dit exemplaar bevat ook<br />

de onuitgegeven platen, die bij<br />

de staking van het werk reeds<br />

waren afgedrukt.<br />

/. Annales Musei Botanici Lugduno-<br />

Batavi ed. F. A. G. Miquel. 4 deelen<br />

in f°. Amsterdam en Utrecht 1863—<br />

1869. In half marokijnen banden.<br />

36. Eenige botanische<br />

werken, geheel of gedeeltelijk<br />

over de planten van<br />

Nederlandsch Indië handelende.<br />

— A. W. Sijthoff, uitgever<br />

en drukker te Leiden.<br />

a. Plantae Junghuhnianae, Enumeratio<br />

plantarum, quas in insulis Java<br />

et Sumatra detexit F. W. Junghuhu.<br />

b. C. L. Blume, Collection des orchidées<br />

les plus remarquables de 1'Archipel<br />

Indien et du Japon.<br />

c. P. F. de Siebold et W. H. de<br />

Vriese, Flore des Jardins. 5 Volumes.<br />

d. W. H. de Vriese, Tuinbouwflora.<br />

3 dln.<br />

e. W. H. de Vriese, de handel in<br />

getah pertja.<br />

f. W. H. de Vriese, de vanielje.<br />

ff. W. H. de Vriese, de kamferboom<br />

van Sumatra.<br />

h. Oh. Morel, Kuituur der orchideeën.<br />

i. F. Dozy. Plagiochila Sandei D.<br />

37. J. Dozy et J. H.<br />

Molkenboer, Bryologia<br />

Javanica, sen descriptio<br />

muscorum frondosorum Archipelagi<br />

Indici, iconibus illustrata,<br />

post mortem auctorum<br />

edd. R. B. van den Bosch et<br />

C. M. van der Sande La Coste.<br />

Lugd. Bat. Brill 1855—1870.<br />

2 vol. 4°. — Kon. Mil. Akademie,<br />

te Breda.<br />

38. Botanische werken.<br />

— J. H. de Bussy, uitgever<br />

te Amsterdam.<br />

L Plantkundig woordenboek voor<br />

Ned. Indië, met korte aanwijzingen<br />

van het geneesk. en huishoudelijk gebruik<br />

der planten, en vermelding der<br />

inlandsche .en wetenschappelijke benamingen,<br />

door G. J. Filet. Leiden, Kolff,<br />

1876.<br />

2. De bruikbare planten van Nederlandsch<br />

Indië, systematisch gerangschikt,<br />

beschreven en met aanteekeningen<br />

voorzien van derzelver waarde<br />

in den handel, de nijverheid en de<br />

geneeskunde, door A. H. Bisschop<br />

Grevelink. Amsterdam, de Bussy, 1882.


Go Klasse.<br />

DE DIERENWERELD: OPGEZETTE EN OP ANDERE WIJZEN GE­<br />

CONSERVEERDE DIEREN, AFBEELDINGEN VAN DIEREN<br />

EN BESCHRIJVINGEN DER FAUNA.<br />

fschoon liet in vele opzichten te bejammeren is, kan het<br />

ons echter niet verwonderen, wanneer de reiziger en<br />

naturalist zich meer voelt aangetrokken tot 0. Indië<br />

dan tot W. Indië. Een blik op de kaart geeft terstond<br />

reeds eene verklaring van dit verschijnsel. W. Indië toch<br />

i. i • i l i l i • i i<br />

maakt deel uit van een groot continent, en het laat zich dan<br />

ook reeds te voren verwachten dat de Fauna met die van dat<br />

vaste land zal overeenkomen en weinig of geene vormen zal<br />

vertoonen die typisch voor zulk een beperkt gebied zullen zijn.<br />

Van 0. Indië daarentegen, als bestaande uit eene reeks van<br />

ontelbare grootere en kleinere eilanden en eilanden-groepen,<br />

van het vaste land zoowel als van elkander gescheiden door<br />

eene min of meer diepe zee, kan men verwachten, dat het tal<br />

van wezens zal bevatten, hetzij eigen aan een of meer dier eilanden<br />

, hetzij afwijkende vertegenwoordigers van de vormen, die<br />

op het vaste land voorkomen. De eigenaardige ligging tusschen<br />

Azië en Australië geeft aan eene dergelijke vooronderstelling<br />

nog meer grond. En inderdaad heeft het onderzoek ook geleerd,<br />

dat, terwijl de Fauna van W. Indië eene groote overeenkomst<br />

vertoont met die van Zuid-Amerika, de Fauna van den O. I.<br />

Archipel juist het midden houdt tusschen die der aangrenzende<br />

continenten, wanneer het vergund is ook Australië met dien<br />

naam te bestempelen — met dien verstande evenwel, dat de<br />

dieren van het westelijk gedeelte meer overeenkomen met die


132 GROEP I. 6e Klasse.<br />

van het vaste land van Azië, terwijl die van het oostelijk gedeelte<br />

meer gelijken op de dieren van Australië. W. Indië kan<br />

gezegd worden geene karakteristieke dieren te bezitten, 0. Indië<br />

daarentegen kan een aantal vormen aanwijzen, die of daar<br />

alleen voorkomen of wel daar het sterkst vertegenwoordigd<br />

zijn. Tot opheldering wijs ik slechts op enkele Zoogdieren.<br />

Terwijl op Sumatra tal van Apen leven, na verwant aan die<br />

van Achter Indië, zoo verdwijnen zij langzamerhand oostwaarts,<br />

tot op Celebes de laatste Aap wordt gevonden; hier komen wij<br />

op het terrein der Buideldieren, die zich westwaarts van Celebes<br />

niet vertoonen, doch oostwaarts in aantal soorten toenemende,<br />

in Australië en N. Guinea hun maximum bereiken, terwijl zjj<br />

daar bijna alle andere zoogdierengroepen representeeren. Terwijl<br />

op Sumatra en Borneo de Orang-oetan, de hoogst ontwikkelde<br />

Aap uit het gansche geslacht, leeft, treft men aan den anderen<br />

kant door den ganscben Archipel het Spookdiertje aan als<br />

laatsten Halfaap, en den Vliegenden Aap, die nergens elders gevonden<br />

wordt. Groote, vruchten etende Vledermuizen zoekt men<br />

te vergeefs in Z. Amerika, en zij juist hebben hare hoogste ontwikkeling<br />

in den Indischen Archipel bereikt. Olifant en Rhinoceros<br />

komen op Sumatra en Borneo, de laatste ook op Java voor;<br />

van zulke groote pachydermen echter geen spoor in W. Indië,<br />

waar slechts de Tapir leeft, die trouwens soortelijk verschilt<br />

met dien van Sumatra. De kleine Pekari (Dicotyles torquatus)<br />

en de wat grootere Poeïngo (Dicotyles labialus) zijn in Suriname<br />

de eenige Varkens 1<br />

), terwijl in O. Indië juist een grooter aantal<br />

Varkens leeft, dan in de geheele overige wereld te samen.<br />

Insectivoren, in Tupaja, Gymnura en Sorices zoo sterk in O. Indië<br />

vertegenwoordigd, zijn in W. Indië slechts in ééne soort,<br />

den merkwaardigen Solenodon paradoxus van Haïti, aanwezig.<br />

Terwijl Z. Amerika uitmunt door een overgroot aantal<br />

soorten van Knaagdieren, vindt men in 0. Indië betrekkelijk<br />

weinige groepen, doch daaronder enkele met verbazend vele<br />

soorten, met name de Eekhoorns. Zoogenaamde Tandeloozen<br />

vindt men in Suriname in de Luiaards, Gordeldieren en Miereneters,<br />

in O. Indië alleen in de Schubdieren. Terwijl de<br />

Canes in O. Indië alleen door Canis rutilans zijn vertegenwoordigd,<br />

komen de Feles, met name de Tijgers, Panters en kleine<br />

Katten, er menigvuldig voor. Suriname heeft, wat de Honden<br />

') Volgens Hartsinck's Beschrijving van Guiana komen in de bosschen vele<br />

wilde zwijnen voor. Men heeft hierbij te deuken aan het zoogenaamde waterzwijn,<br />

Mydrochoerus Capibara (Sus hydrochoerus L.), dat werkelijk volgens<br />

Kappler, „HoÜandisch Guiana" bl. 156, in de binnenlanden van Suriname<br />

menigvuldig is, maar niet tot de varkens, maar tot de knaagdieren behoort.


GROEP I. 6° Klasse. 133<br />

betreft Icticyon venaticus met Brazilië gemeen, en de Katten<br />

vindt men er in vormen die over geheel Zuid-Amerika verspreid<br />

zijn, die van den Poema of Qoegoear, den Jagoear, de<br />

Felis pardalis en de Felis Yaguarundi. Eindelijk vindt men<br />

den Manatus of zoogenaamde Zeekoe van Suriname terug in<br />

de Doejong of Halicore van 0. Indie.<br />

Van de andere dierklassen geldt hetzelfde als van de Zoogdieren,<br />

doch het zou te ver voeren, wanneer we van alle<br />

klassen zelfs maar zóó veel als van deze mededeelden.<br />

Het overzicht zou steeds oppervlakkig blijven en bovendien<br />

op verre na niet zoo leerzaam zijn als een bezoek aan het Museum<br />

van Natuurlijke Historie te Leiden, waar, door de z<strong>org</strong><br />

der Nederlandsche Regeering, een uitgebreid materiaal is bijeengebracht<br />

en bewaard wordt. Daar beter dan in eenig ander<br />

Museum vindt men de Fauna van onze Koloniën, verzameld<br />

grootendeels op last der Nederlandsche Regeering door tal van<br />

Reizigers, die hunne gezondheid en hun leven in het belang der<br />

wetenschap Opofferden. Met trots mag de Nederlandsche Natie<br />

den vreemdeling op die uitgebreide verzameling wijzen. En<br />

deze ontleent hare grootste waarde aan de wijze, waarop de<br />

voorwerpen tentoongesteld zijn, met andere woorden, aan den<br />

hoogen trap van volmaking, waarop daar de Taxiderinie of de<br />

kunst om dieren op te zetten en te conserveeren, is gebracht.<br />

In de school van een Temminck en een Schlegel gevormd, zijn<br />

kunstvaardige en vlugge handen bezig om de natuur op het<br />

nauwkeurigst na te bootsen, haar zoo na mogelijk te volgen.<br />

Door de wijze van opstellen wordt het overzicht vergemakkelijkt.<br />

Daar ziet men van elke soort zooveel mogelijk alle variatiën,<br />

zoowel in sekse als door leeftijd of jaargetijde of bijzondere<br />

locale omstandigheden veroorzaakt. Op deze wijze en op<br />

deze wijze alléén is het mogelijk om zich eene voorstelling te<br />

vormen van het door niemand nog onder juiste woorden gebrachte<br />

begrip „soort". Gebaseerd op en naar aanleiding van de<br />

collectiën in dat Museum zijn door tal van vroegere en latere<br />

geleerden een aantal monographiën en prachtwerken, vooral<br />

over de dieren van onze O. Indische Koloniën, in het licht gegeven<br />

, waaronder als de voornaamste genoemd mogen worden:<br />

Temminck's Monographies de Mammalogie; zijne Èsquisses zoologiques<br />

sur la Cöte de Guinee, waarin vele O. Indische zoogdieren<br />

beschreven zijn; de Verhandelingen over de Nederlandsche<br />

O. Indische Bezittingen, waarin Schlegel, S. Muller en Snellen<br />

van Vollenhoven tal van Monographiën over Zoogdieren, Vogels,<br />

Visschen, Reptielen, Slangen en Insecten leverden, met eene<br />

groote menigte platen, op steen gebracht door Sandifort, Mau-


134 GROEP I. 6 Klasse.<br />

re vert, Schlegel, Bruining, Mulder, v. Kaalte, v. Oort, Hoffmeister<br />

en Snellen van Vollenhoven; Temminck's Coup d'oeil<br />

général sur l'Inde Archipëlagique en het Nouveau receuil de<br />

planches coloriées d'oiseaux van hem en den Baron de Chartreuse;<br />

Schlegel's Vogels van Nederlandsch O. Indië en zijne<br />

Observations zoologiques; die Papageien door O. Finsch; Conspectus<br />

generum avium van Lucien Bonaparte; Essai sur la<br />

physionomie des serpents, een van Schlegel's beroemd geworden<br />

werken; Bleeker's Atlas ichthyologique des Indes Orientales Neerlandaises;<br />

Snellen van Vollenhoven's Essai d'une Faune entomologique<br />

de l'Archipel Indo-Néerlandais. Onder den bescheiden<br />

titel van Catalogue du Muséum d'Histoire naturelle heeft Schlegel<br />

eene reeks monographiën, grootendeels door hem zeiven bearbeid<br />

, in het licht gegeven. Daarin worden de Apen en bijna alle<br />

vogels, behalve de zangvogels, critisch onderzocht en een overzicht<br />

van die groepen in het Museum gegeven. In de laatste<br />

jaren hebben de Conservatoren aan het Museum en een aantal<br />

buitenlandsche specialiteiten bijdragen geleverd in het tijdschrift<br />

van dat Museum, getiteld: „Notes from the Legden Museum".<br />

Gebrek aan financiëelen steun maakte het tot dusverre ondoenlijk<br />

om dit tijdschrift met afbeeldingen op te luisteren. Groot<br />

is het aantal werken door niet-Nederlanders over de Fauna van<br />

O. Indië geschreven. Alleen de noodzakelijkheid om kort te zijn<br />

is de reden waarom hier slechts eenige der voornaamste werken<br />

vermeld werden, geschreven onmiddellijk naar aanleiding van<br />

hetgeen door Nederlanders voor Nederland in O. Indië verzameld<br />

werd. Dat er over de dieren van W. Indië nagenoeg geene<br />

afzonderlijke werken bestaan, volgt uit hetgeen hierboven is<br />

opgemerkt aangaande het samenvallen van de Fauna van Suriname<br />

met die van Z. Amerika. In de vorige eeuw echter verscheen<br />

het beroemde werk van Maria Sibylla Merian, Metamorphosis<br />

insectorum Surinamensium ad vivum picta atque descripta<br />

(Amst., 1705), terwijl onder de nieuwere schrijvers over Suriname<br />

vooral Kappler bijzondere aandacht aan de dierenwereld<br />

gewijd heeft.<br />

F. A. JENTINK.


1. Een jonge, levende<br />

koningstijger (Felis tigris,<br />

matjan lorèk) $, als huisdier<br />

opgevoed. Lampongs. — J. C.<br />

van Hasselt, Controleur B. B.<br />

te Soekadana, res. Lampongs.<br />

2. Een levende Maleische<br />

beer (Ursus Malayanus,<br />

beroeang), uit de Z. en O. afdeeling<br />

van Borneo. — D. D.<br />

Veth, te Amsterdam.<br />

3. Een roode papegaai<br />

en een blauwe d° of zoogenaamde<br />

raaf in kooi,<br />

levende exemplaren uit Suriname.<br />

— C, J. Hering, in<br />

Suriname.<br />

4. Verzameling van<br />

opgezette zoogdieren uit<br />

den Indischen Archipel. —<br />

Genootschap Natura Artis<br />

Magistra, te Amsterdam.<br />

1. Simia satyrus. — Oraug oetan.—<br />

Borneo, Sumatra.<br />

2. Hylobates leuciscus. — Wou wouw.<br />

— Java.<br />

3. Hylobates syndactylus. — Siamang.<br />

— Sumatra.<br />

4. Semnopithecus nasica. — Kahau.<br />

— Borneo, Sumatra.<br />

6. SemnopithecuB maurus. — Loetoeng.<br />

— Java.<br />

6. Inuus (Macaeus) nemestrinus. —<br />

Beroek. — Sumatra, Borneo.<br />

7. Inuus niger. — Menado.<br />

8. „ nigrescens. — Gorontalo.<br />

9. Cercoeebus cynomolgus. .— Monjet.<br />

— Soenda-eilanden.<br />

10. Cercoeebus cynomolgus var.<br />

alba. — Soenda-eilanden.<br />

11. Stenops (Nycticebus) tardigradus.<br />

— Sumatra, Borneo.<br />

12. Tarsius spectrum. — Sumatra,<br />

Bangka, Borneo.<br />

13. Tupaja (Cladobates) tana, —<br />

Sumatra, Borneo.<br />

GROEP I. 6e Klasse. 135<br />

14. TTrsus malayanus. — Beroeang.<br />

— Sumatra, Borneo.<br />

16. Arctictis binturong (penicillata).<br />

— Bintoeroeng. — Java, Sumatra.<br />

16. Canis rutilans. — Soenda-eilanden.<br />

17. Viverra indica.— „<br />

18. Paradoxurus musanga. — Moesang.<br />

— Soenda-eilanden.<br />

19. HerpeBtes javanicus. — Java,<br />

Sumatra.<br />

20. Pelis tigris. — Matjan lorèk. —<br />

Java, Sumatra.<br />

21. Pelis pardus. —• Matjan toetoel.<br />

— Java, Sumatra.<br />

22. Felis pardus, var. nigra. •— Java,<br />

Sumatra.<br />

23. Felis minuta. — Matjan rempak.<br />

— Soenda-eilanden.<br />

24. Sciurus bicolor. — Sumatra,<br />

Malakka.<br />

25. Sciurus plantani. (vittatus). —<br />

Java, Sumatra, Borneo.<br />

26. Pteromys nitidus. — Soendaeilanden.<br />

27. Hystrix javanica. — Java.<br />

28. Manis „ — Soendaeilanden.<br />

29. Antilope (Anoa) depressicornis.<br />

— Anoa. — Celebes.<br />

30. Antilope sumatrensis. — Sumatra.<br />

31. Cervus russa moluccensis. —<br />

Boesa. — Amboina, Timor.<br />

32. Cervus muntjao. — Mintjak,<br />

Kidang. — Soenda-eilanden.<br />

33. Cervus Kuhlii. — Bawéan.<br />

34. Moschus javanicus. — Java.<br />

35. SUB barbatus. — Borneo.<br />

5. Verzameling van<br />

zoogdieren, bijeengebracht<br />

in Noord-Celebes en op de<br />

Westkust van Sumatra, door<br />

F. von Faber, vroeger Controleur<br />

te Amoerang, res.<br />

Menado, thans te Loeboe Basong,<br />

afd. Priaman. — F. von Faber,<br />

te Loeboe Basong.<br />

NB. De verzameling zoogdieren van<br />

den heer von Faber omvat 49<br />

soorten, sommige in een aantal<br />

exemplaren. Tijdsgebrek zoowel<br />

als de groote kosten verhinderden<br />

al deze dieren voor de Tentoonstelling<br />

te doen opzetten. Er is


436 GROEP I. 6e Klasse.<br />

dus eene keuze gedaan, die zich<br />

uitstrekt tot één exemplaar van<br />

alle soorten, die niet reeds onder<br />

het vorige nommer voorkomen.<br />

De dieren geschoten gedurende<br />

het verblijf van den heer v. Faber<br />

te Amoerang zijn hieronder aangeduid<br />

door den naam Menado,<br />

de later op Sumatra verzamelde<br />

door den naam Priaman.<br />

1. Hylobates agilis. — Priaman.<br />

2. Semnopithecus<br />

Priaman.<br />

melalophus. —<br />

8. Semnopithecus pruinosus. — Priaman.<br />

4. Galeopithecus volans. — Priaman.<br />

5. Pteropus Wallacei. — Menado.<br />

6. „ hypomelanus. —• Menado.<br />

7. Cynonycteris brachyotis. — Menado.<br />

8. Cynopterus marginatus. — Priaman.<br />

9. Cephalotes Peronii. — Menado.<br />

10. Harpyia cephalotes. — Menado.<br />

11. Macroglossus minimus. •— Menado.<br />

12. Bhinolophus<br />

Menado.<br />

megaphyllus. —<br />

13. Rhinolophus<br />

Priaman.<br />

hipposideros. —<br />

14. Phyllorhina bicolor. — Menado.<br />

15. Megaderma spasma. — „<br />

16. Vespertilio adversus. — „<br />

17. Tesperugo pachypuB.—<br />

18. Felis sp. ? — Priaman.<br />

„<br />

19. Mustela Henrici. — Priaman.<br />

20. Paradoxurus<br />

Priaman.<br />

leucomystax. —<br />

21. Paradoxurus Musschenbroekii. —<br />

Menado.<br />

22. Tupaja javaniea. — Priaman.<br />

23. „ ferruginea. — Priaman.<br />

24. Sciurus albiceps. — „<br />

25. „ hippurus.— „<br />

26. „ murinus. — Menada.<br />

27. „ rubriventer. — Menado.<br />

28. „ leucomuB. — „<br />

29. „ Prevostii. — Priaman.<br />

30. Pteromys nitidus. — ,,<br />

31. Mus hellwaldii. — Menado.<br />

32. „ Faberi 1<br />

) — „<br />

') Mus Faberi is eene nieuwe soort,<br />

door Dr. Jentink naar den heer von<br />

Faber genoemd.<br />

33. Mus xanthurus. — Menado.<br />

34. Echiothrix leucura. — „<br />

35. Cervus equinus. — Priaman.<br />

36. Mosehus kanchü. — „<br />

37. Phalangista ursina. — Menado.<br />

38. „ celebensis. — „<br />

6. Koesoekoesoe nonau<br />

(boschkater) en koesoekoesoe<br />

vovoheka (boschkat)<br />

van Ternate. — J. H. W.<br />

Freytag Jr., te Ternate.<br />

NB. Een soort van het geslacht Cuscus,<br />

dat tot de Phalangisten behoort.<br />

7. Koesoe (boscbkat) van<br />

Andai (Geelvinksbaai, Nieuw-<br />

Guinea). — J. H. W. Freytag<br />

Jr., te Ternate.<br />

8. Schedel van een<br />

babiroesa (hertzwijn, Sus<br />

babirussa), afkomstig van<br />

Nieuw-Guinea. — J. H. W.<br />

Freytag Jr., te Ternate.<br />

9. Zoogdieren op spiritus,<br />

benevens huiden en<br />

skeletdeelen van zoogdieren,<br />

alles uit Suriname. — C. J.<br />

Hering, in Suriname.<br />

a. Een Kwatta (Coaita) op spiritus<br />

(Ateles paniscus L.).<br />

4. Een witte vleermuis (Diclidurus<br />

albus Neuw.), op spiritus.<br />

c. Drie tijgervellen.<br />

d. De huid van een luiaard (Bradypus<br />

didactylus L.).<br />

e. Twee hertshoorns (Cervus savannarum).<br />

f. Schedel van een aap.<br />

g. Schedel met onderkaak van een<br />

tijgerkat (Felis yaguarundi Desm.).<br />

10. Twee nagels van<br />

een armadillo (Dasypus).<br />

— Jos. Mesado, in Suriname.


11. Verzameling van<br />

173 soorten van vogels,<br />

opgezet, systematisch gerang­<br />

schikt en gedetermineerd, afkomstig<br />

deels van Sumatra,<br />

deels van Celebes. — G-. C.<br />

van Schuylenburch, assistentresident<br />

von Moeara Doea, afd.<br />

Komering, res. Palembang, en<br />

F. von Faber, controleur B.<br />

B. te Loeboe Basong, afd. Priratnan,<br />

res. Padangsche Bene-<br />

denlanden.<br />

Deze verzameling is door Dr. F. A.<br />

Jentink bijeengebracht uit de honderden<br />

vogels gedurende eene reeks van<br />

jaren door den heer von Faber geschoten,<br />

deels op zijne vroegere standplaats<br />

Amoerang, res. Menado, deels op<br />

zijne tegenwoordige op Sumatra, en<br />

uit eene kleinere verzameling, die de<br />

heer van Schuylenburch in de hovenlanden<br />

van Palembang bijeenbracht.<br />

Het was zoowel .wegens de groote kosten,<br />

als wegens de kortheid van den<br />

tijd tusschen do aankomst der voorwerpen<br />

en den aanvang der Tentoonstelling,<br />

onmogelijk de duizend vogels<br />

, door deze heeren ter onzer beschikking<br />

gesteld, allen to laten opzetten.<br />

Wij zijn genoodzaakt geweest eene<br />

keuze te doen, waarbij wij echter gez<strong>org</strong>d<br />

hebben met zeer enkele uitzonderingen,<br />

van alle aanwezige soorten<br />

één exemplaar, waar het wenschelijk<br />

Bcheen een exemplaar van beiden seksen,<br />

in onze verzameling op te nemen. Wij<br />

hebben daarvoor van do hulp van Dr.<br />

Jentink dankbaar gebruik gemaakt.<br />

De namen Menado, Priaman en<br />

Komering, achter de vogels geplaatst,<br />

onderscheiden die van Celebes van die<br />

van Sumatra, terwijl de letters v. S.<br />

en v. F. den jager aanwijzen, aan wie<br />

wij ze te danken hebben.<br />

1. Bubo orientalis. — Priaman (Res.<br />

Padang). — v. F.<br />

2. Bubo javanensis. — Priaman. —<br />

v. F.<br />

3. Scops menadensis. — Menado. —<br />

v. F.<br />

GROEP I. 6» Klasse. 137<br />

4. Strix Rosenbergii. — Menado. —<br />

v. F.<br />

5. Hbctua ochracea. — Menado. —<br />

v. F.<br />

6. IVoctua hirsuta. — Menado. — v. F.<br />

7. „ punctulata. — Menado. —<br />

v. F.<br />

8. Falco coerulescens. — Komering<br />

(Res. Palembang). — v. S.<br />

9. CircuB Jardinii. — Menado. — v.F.<br />

10. Spizae'tus cirratus celebensis. $<br />

en J. — Menado. — v. P.<br />

11. Spizaëtus limnaëtus. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

12. Astur griseiceps. — Menado. —<br />

v. F.<br />

13. Nisus trinotatus. $ en %. —<br />

Menado. — v. F,<br />

14. Buteo poliogenys. — Menado. —<br />

v. F.<br />

15. Circaëtus rufipectus. $ en J.—<br />

Menado. — v. F.<br />

16. Aquila malayensis. — Menado.<br />

— v. F.<br />

17. Haliaëtus leucogaster. — Menado.<br />

— v. F.<br />

18. Haliaëtus indus. $ en J. — Menado<br />

en Priaman. — v. F.<br />

19. Pandion haliaëtus. — Menado.<br />

v. F.<br />

20. Milvusafflnis. — Menado. — v.F.<br />

21. Elanus hypoleucus. $ en §. —<br />

Menado. — v. F.<br />

22. Pernis cristatus celebensis. —<br />

Menado. — v. F.<br />

23. Alcedo melanorhyncha. — Menado.<br />

— v. F.<br />

24. Alcedo minor celebensis. —• Menado.<br />

— v. F.<br />

25. Alcedo leucocephala. — Komering.<br />

— v. S.<br />

26. Dacelo cyanotis. — Menado. —<br />

27. Dacelo princeps. — Menado. —<br />

v. F.<br />

28. Dacelo coromanda. — Menado.<br />

— v. F.<br />

29. Dacelo chloris. — Menado. —<br />

v. F.<br />

30. Dacelo fallax. — Menado. — v. F.<br />

31. Merops badius. — Priaman. —<br />

v. F.<br />

32. Merops ornatus. — Menado. —•<br />

v. F.<br />

33. Merops amictus. — Priaman. •—<br />

v. F.<br />

.34. Buceros scutatus. — Priaman. —<br />

v. F.


138 GROEP I. 6e Klasse.<br />

35. Buceros bicornis. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

36. Buceros rhinoceros. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

37. Buceros galeritus. en }. —<br />

Priaman. — v. F.<br />

38. Buceros comatus. — Priaman. —<br />

v. F.<br />

39. Buceros eassidix. f en j. —<br />

Menado. — v. F.<br />

40. Buceros exaratus. J ei J, —<br />

Menado. — v. F:<br />

41. Eclectus platurus. — Menado.<br />

v. F.<br />

42. Eclectus Mülleri. — Menado. —<br />

v. F.<br />

43. Psittacula incerta. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

44. Palaeomis longicaudus. — Komering.<br />

— v. S.<br />

45. Trichoglossus ornatus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

46. Trichoglossus flavoviridis. — Menado.<br />

— v. F.<br />

47. Lorioulus exilis. — Menado. —<br />

v. F.<br />

48. Loriculus stigmatus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

49. Loriculus galgulus. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

50. PicuB fulvus. $ en $. — Menado.<br />

— v. F.<br />

51. „ Temminckii. — Menado.—<br />

v. F.<br />

62. Picus poicilophus. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

53. Picus miniatus. — Komering. —<br />

v. S.<br />

54. Picus badius. - Komering. —<br />

v. S.<br />

56. Megalairaa chrysopogon. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

56. Megalaima mystacophanos. —<br />

Priaman. — v. F.<br />

57. Megalaima Henrici. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

58. Megalaima flavigula. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

59. Megalaima Duvaucelli. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

60. Cueulus melanorhynchus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

61. Cueulus Sonnerati. — Menado. —<br />

v. F.<br />

61a. Scytrops novae hollandiae. —<br />

Menado. — v. F.<br />

62. Phoenicophaës chlorophaeus. .$<br />

eu J. — Komering. —. v. S.<br />

63. Phoenicophaës sumatranus. —<br />

Komering. — v. S.<br />

64. Phoenicophaës calorhynchus. —<br />

Menado. — v. F.<br />

65. Phoenicophaës curvirostris. —<br />

Menado. — v. F.<br />

66. Centropus eurycercus. — Komering.<br />

— v. S.<br />

67. Centropus bicolor. — Menado. —<br />

v. F.<br />

68. Hirundo javanica. •— Menado.<br />

— v. F.<br />

69. Cypselus longipennis. — Menado.<br />

— v. F.<br />

70. Cypselus esculentus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

71. Caprimulgus Temminckii.— Pri-j<br />

aman. — v. K.<br />

72. Nectarinia aspasia. — Menado-<br />

— v. F.<br />

73. Nectarinia frenata. ^ en J, —<br />

Menado. — v. F.<br />

74. Nectarinia lepida. $ en J. —<br />

Menado en Priaman. — v. F.<br />

76. Nectarinia siparaja. $ en J. —<br />

Menado. — v. F.<br />

76. Nectarinia phoenicotis. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

77. Nectarinia eximia. — Komering.<br />

— v. S.<br />

78. Nectarinia Hasselt ii. — Komering<br />

— v. S.<br />

79. Dicaeum celebicum. •— Menado.<br />

— v. F.<br />

80. Dicaeum cantillans. .— Priaman.<br />

— v. F.<br />

81. Dicaeum erythronotus. — Komering.<br />

— v. S.<br />

82. Dicaeum pyrrhonotus. — Komering.<br />

— v. S.<br />

83. Pardalotis percussus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

84. Phyllornis cyanopogou. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

85. Zosterops nigrifrons. — Menado.<br />

— v. F.<br />

86. Pitta celebensis. — Menado. —<br />

v. F.<br />

87. Timalia mitrata. — Priaman. —<br />

v. F.<br />

88. Turdus erythronotus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

89. Pycnonotus ochrocephalus. —<br />

Priaman. — v. F.<br />

90. Ixos psidii. —• Komering. — v. S.<br />

91. „ atriceps. — „ „ „<br />

92. „ dispar. — „ „ „


93. Muscieapa<br />

man. —• v. F.<br />

banjumas. —• Pria­<br />

94. Myiagra azurea. — Menado. —<br />

v. F.<br />

95. Dicrurus<br />

nado. .— v. F.<br />

carbonarius. — Me­<br />

96. Dicrurus brachyphorus. — Komering.<br />

— T. S.<br />

97. Irena turcosa. — Komering. —<br />

v. S.<br />

98. Ceblepyris orientalis. — Menado.<br />

— v. F.<br />

99. Ceblepyris leueorhynchus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

100. Graucalus leucopygialis. — Menado.<br />

— v. F.<br />

101. Graucalus Temminckii. — Menado.<br />

— v. F.<br />

102. Eurylaimus nasutus. — Priaman.<br />

-— v. F.<br />

103. Eurylaimus cuculatus. •— Priaman.<br />

— v. F.<br />

104. Corvus enca. — Menado. — v. F.<br />

105. Glaucopis leucopterus. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

106. Coracias Temminckii. — Menado.<br />

— v. F.<br />

107. Eurystomus orientalis. — Menado.<br />

— v. F.<br />

108. Oriolus indicus. — Menado. —<br />

v. F.<br />

109. Oriolus xanthonotus. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

110. Lamprotornis cantor. — Komering.<br />

•— v. S.<br />

111. Lamprotornis obscurus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

112. Basilornis celebensis. — Menado.<br />

— v. F.<br />

113. Enodes erythrophrys. — Menado.<br />

— v. F.<br />

114. Scissirostrum Pagei. — Menado.<br />

v. F.<br />

115. Garrula torquata. — Menado.<br />

— v. F.<br />

116. Gracula venerata. — Priaman.<br />

— v. F.<br />

117. Fringilla atricapilla. — Menado.<br />

— v. F.<br />

118. Fringilla moluccana. — Menado.<br />

— v. F.<br />

119. Iora scapularis. — Menado. —<br />

v. F.<br />

120. Ptilopus melauocephalus. en<br />

J. — Menado. — r. F.<br />

121. Ptilopus superbus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

GROEP I. 6e Klasse. 139<br />

S<br />

122. Ptilopus gularis. — Menado.<br />

— v. F.<br />

123. Treron vernans.


140 GROEP I. 6« Klasse.<br />

151. TotamiB inoanus. — Menado.<br />

— T. F.<br />

152. Totanus einereus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

153. Numenius major. — Menado.<br />

— v. F.<br />

154. Numenius phaeopus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

155. — Himantopus leueocephala.—<br />

Menado. — v. F.<br />

156. Charadrius Peronii. — Menado.<br />

— v. F.<br />

157. Kallina minahasa. — Menado.<br />

— T. F.<br />

158. Kallina plumbeiventris. •— Menado.<br />

— v. F.<br />

158a. Kallina isabellina. — Menado.<br />

— v. F.<br />

159. Hypotaenidia philippensis. —<br />

Menado. — v. F.<br />

160. Porzana einerea. — Menado. —<br />

v. F.<br />

161. Gallinula phoenieura. — Menado.<br />

— v. F.<br />

162. Porpbyrio indicus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

163. Podiceps minor. — Menado. —<br />

v. F.<br />

164. Anas querquedula. — Menado.<br />

— v. F.<br />

165. Dendrocygna vagaus. — Menado.<br />

— v. F.<br />

166. Dendrocygna guttata. — Menado.<br />

— v. F.<br />

167. Fregata aquila. — Priaman. —<br />

v. F.<br />

168. Sula fiber. — Menado. — v. F.<br />

169. Graculus melanoleucua. — Menado.<br />

— v. F.<br />

170. Procellaria leucomelas. — Menado.<br />

— v. F.<br />

171. Sterna pelecanoides. — Menado.<br />

— v. F.<br />

12. Een opgezette Cas<br />

u a r i s , Casuarius indicus (galeatus).<br />

— Genootschap TJatura<br />

Artis Magistra, te Amsterdam.<br />

13. Een opgezette koewau<br />

of Argus-fazant,<br />

Argus giganteus Temm. —<br />

E. G. van Schuylenburch,<br />

assistent-resident te Moeara<br />

Doea.<br />

14. Verzameling van<br />

opgezette paradijsvogels,<br />

zooveel mogelijk in reeksen die<br />

de ontwikkeling van het prachtkleed<br />

aantoonen. — Mr. S. C.<br />

J. W. van Musschenbroek,<br />

te Leiden.<br />

a. Paradisea minor (papuaua).


woordigd door H. C. Seydenzaal,<br />

te Amsterdam.<br />

16. Twee paradijsvogels<br />

(mannetje en wijfje) van<br />

Nieuw-Guinea. — J. H. W.<br />

Preytag Jr., te Ternate.<br />

17. Een paradijsvogel<br />

en twee andere vogels<br />

van Nieuw-Guinea. — H. C.<br />

Voorhoeve, te Monster.<br />

18. Eene verzameling<br />

opgezette vogels van<br />

Ternate. — J. H. W.<br />

Preytag Jr., te Ternate.<br />

a. Woka woka (kraai) nonau (mannetje)<br />

en id. vovoheka (wijfje). —<br />

Corvus orru.<br />

b. Kaleha $ en J. — EcleetiiB polychlorus.<br />

c. Pantjetja


142 GROEP I. 6« Klasse.<br />

is een vogel die op Curacao te<br />

huis behoort, zoo groot is als een<br />

kraai en aardig fluit.<br />

24. Een Colibri met<br />

nestje. — Mr. R. M. Ribbius,<br />

op Curacao.<br />

25. Zes stopflesschen<br />

met kleine dieren uit<br />

Ned.-Indië op spiritus:<br />

kleine slangen , twee gekko's,<br />

vliegende hagedis, kameleon,<br />

spinnen, schorpioenen , sprinkhanen<br />

, duizendpoot, enz. —<br />

H. J. Smid, op Dennenoord<br />

te Laren.<br />

26. Schaal van een<br />

landschildpad (Testudo tabulata).<br />

De grootste tot dusver<br />

in Suriname gezien. — J. C.<br />

Hering, in Suriname.<br />

27. Acht flesschen met<br />

reptilien, batrachiën<br />

en insecten op spiritus.<br />

— C. J. Hering, in Suriname.<br />

28. Twee visschen van<br />

Ternate. — J. H. W. Preytag<br />

Jr., te Ternate.<br />

o. Ikan mandera.<br />

b. Ikan kabila.<br />

29. Eenige opgevulde<br />

visschen uit Ned. Indië.<br />

— F. von Faber, Controleur<br />

B. B. te Loeboe Basong, afd.<br />

Priaman.<br />

a. Balistes lineatus.<br />

b. Diodon hystrix.<br />

c. Tetraodon mappa.<br />

d. Ostracion tetragonum.<br />

30. Tien zagen van<br />

zaagvisschen van verschillende<br />

grootte (Pristis antiquorum<br />

Lath.). — C. J. Hering,<br />

in Suriname.<br />

31. Een zaag van een<br />

z a a g v i s c h. — A. Fernandes,<br />

in Suriname.<br />

32. Verzameling van<br />

schelpen, ingezonden door<br />

een Chinees van Blitong (Biliton).<br />

7 stuks sipoet kok; 7 st. sipoet groes;<br />

1 sip. oenam; 1 sip. soesoe tiara; 5<br />

sip. kimpang batoe; 1 sip. kimpang;<br />

1 sip. kima; 1 sip. longko; 1 sip. kitamau<br />

geling; 1 sip. blanda; 1 sip. loekan;<br />

1 sip. gangang en 3 diverse schelpen.<br />

33. Twee karkos (schelpen),<br />

afkomstig van Curacao.<br />

— (N. N.), op Curacao.<br />

34. Eene verzameling<br />

schelpen van Aruba. —<br />

Jacob Thielen, op Curacao.<br />

35. Een verzameling<br />

schelpen van Aruba. —<br />

A. J. van Koolwijk, op<br />

Curacao.<br />

36. Een verzameling<br />

schelpen van Aruba. —<br />

M. P. Curiel, op Curacao.


37. Eene verzameling<br />

schelpen en opgezette<br />

insecten van Curacao. —<br />

Dr. F. C. Epp, op Curacao.<br />

38. Twee platte doozen<br />

met glas overdekt,<br />

inhoudende een kleine verzameling<br />

van kevers, allen gedetermineerd<br />

en met naainetiquetten<br />

voorzien. Bestemd<br />

om een overzicht te geven van<br />

de keverl'auna der Soendaeilanden<br />

, Nieuw-Guinea en de<br />

Molukken. — Mr. J. W. van<br />

Lansberge, Oud-Gouverneur-<br />

Generaal, te Brummen.<br />

39. Kleine verzameling<br />

van gedetermineerde<br />

vlinders uit de<br />

Nederlandsche Oost- en West-<br />

Indische bezittingen, als overzicht<br />

der genera en merkwaardigste<br />

vormen der vlinderl'auna.<br />

In b' kartonnen doozen met<br />

glas. — Dr. H. J. Veth, te<br />

Rotterdam.<br />

40. Verzameling van<br />

nieerendeels gedetermineerde<br />

Coleoptera, H emiptera,<br />

Lepidoptera<br />

enz., bijeengebracht door Dr.<br />

Hagen gedurende zijn verblijf<br />

in Serdang en op zijne reis<br />

naar het meer van Tobah.<br />

Voor de tentoonstelling gereed<br />

gemaakt, en in 34 kartonnen<br />

doozen met glas gerangschikt<br />

door C. Ritsema Czn. te Leiden<br />

GROEP I. 6 Klasse. 143<br />

en P. C. T. Snellen te Rotterdam.<br />

— Dr. B. Hagen, te<br />

Tandjong Morawa in Serdang,<br />

vertegenwoordigd in Nederland<br />

door C. Bitsema Czn., te<br />

Leiden.<br />

41. Acht kistjes met<br />

torren, kapellen en andere<br />

insecten uit Nederlandsch<br />

Guiana. — M. B.<br />

Matthes, in Suriname.<br />

42. Drie fleschjes verschillende<br />

insecten, die<br />

nadeelig zijn voor de cacao. —<br />

C. J. Hering, in Suriname.<br />

a. Twee soorten van krekels (Gryllus<br />

campeslris? en Grylloialpa spec.)<br />

b. Een soort mier (Atta cephalotes).<br />

c. Een langhoornige kever (Sfeirastoma<br />

depressum). Rups, pop en volkomen<br />

insect.<br />

43. Een flesch cacaowormen.<br />

— J. R. C. Gonggrijp,<br />

in Suriname.<br />

NB. De cacao-tor vreet den bast der<br />

boomen een weinig af, en legt in<br />

de gemaakte wondjes bare eieren,<br />

waaruit de cacao-wormen voortkomen,<br />

die, meestal spiraalsgewijze,<br />

den bast doorvreten en tot in het<br />

hart der takken of stammen doordringen,<br />

waar zij verpoppen en<br />

als tor weder uitkomen.<br />

44. Elf fleschjes met<br />

insecten, nadeelig voor de<br />

cacao-cultuur. — J. H. A.<br />

Horst, plantage Rust en Lust<br />

in Suriname.


144 GROEP I. 6 E<br />

Klasse.<br />

NB. Volgens den inzender onderscheidt<br />

men in Suriname: 1°. den witten<br />

of gewonen cacao-worm, 2°. den<br />

rooden, die minder bekend is,<br />

hoofdzakelijk in distr. Beneden-<br />

Suriname voorkomt, en grootere<br />

schade veroorzaakt, 3°. eene soort<br />

die des nachts de jonge boompjes<br />

aan de wortels afvreet.<br />

a. Fleschje 1—5. De witte cacaoworm:<br />

kevers van beide sekse, jonge<br />

worm, volwassen worm, pop, bijzonder<br />

groot exemplaar van den kever.<br />

b. Fleschje 6—8. De roode cacaoworm<br />

: kevers van beide seksen, worm<br />

en pop, pop alleen.<br />

c. Fleschje 9. Tor van de derde soort.<br />

d. Fleschje 10. Twee wormen van<br />

een nog weinig bekende soort, die zich<br />

in half verdroogde boomen onder den<br />

bast ophoudt.<br />

e. Fleschje 11. Koningin der houtluizen.<br />

45. Een fleschje met<br />

cacao-torren en een fleschje<br />

met cacao-wormen. — A. Samuels,<br />

in Suriname.<br />

46. Zeegarnalen van<br />

Ternate. — J. H. W. Freytag<br />

Jr., te Ternate.<br />

a. Soloree nonau (


26. Dogfish. — Esoeide?<br />

26. Sriba. — Salmonoide?<br />

27. Witti-witti. — Prochüodu.8.<br />

28. Sriba. — Salmonoide? zie 26.<br />

29. Catfish. — Siluroïde.<br />

30. Hamerhaai. — Squalus zygaena.<br />

31. Matroziplatkop kwikwi. — Silurus<br />

ealichthys.<br />

32. Maka-wfish. — Chalceus maerolepidatus.<br />

33. Ouroewefi. — Centrarchus?<br />

34. Graaumunk Jewfish. — Plectropoma<br />

chlorum.<br />

35. Kwassi mama. — Siluroïde.<br />

36. Pakoessi. — Salmonoïde. Zie 13.<br />

37. Warako. — ? Chalceus nigropinnatus.<br />

38. Matoeri. — Erythrinus ?<br />

39. Kroeroe. — Carpio?<br />

40. Geelbagger. — Silurus Parkeri.<br />

41. Wara-wara. — Acanthurus? Loricaria<br />

?<br />

42. Katarina kwikwi. —. Silurus ealichthys.<br />

43. Warappa. — Erythrinus?<br />

44. Koebi. — Schelvisch, Gadus aeglefinus.<br />

45. Pani. — Siluroïde.<br />

46. Pogo-logo. — Gymnotus labiatus.<br />

47. Para matuari. — Perca saxatilis.<br />

48. Patakka. — Erythrinus?<br />

49. Pylheeht. Scomberesox, ?Ternodon<br />

Saltator.<br />

50. Parsisi. — Siluroïde.<br />

51. Kweriman. — Salmonoide?<br />

52. ïamissi fissi, miBsilobe. — ?<br />

63. Opokondri. — Hypophthalmus ?<br />

Zie 4.<br />

54. Spikrikatti. — ? Platystoma tigrinum.<br />

55. Wassardine. — Clupea ? Alauaa ?<br />

56. Zwamp Noya. — Siluroïde.<br />

57. Steenkoebi, steenschelvisch. —<br />

Gadus ?<br />

58. Paardevisch. •— Squamipinnes ?<br />

Platax ?<br />

59. Para sardine. — Clupea pilchardus.<br />

60. Saprapi. — Gymnotus albifrous.<br />

61. Trompé, een geluidgevende Tisch<br />

3<br />

GROEP I. O Klasse. 145<br />

62. Makreel. — Cybium Caballa?<br />

63. Dagoefisi. — Alausa?<br />

64. Prari-prari. — Hypophthalmus<br />

Davalla.<br />

65. Dagoefissi. — Esoeide?<br />

66. Zaagvisch. — Pristis antiquorum.<br />

67. Para Noya. — Siluroïde.<br />

68. Nenge-nenge. — Siluroïde ?<br />

69. Pakoe. — Salmonide.<br />

70. Soke. — Loricaria.<br />

71. Snoek. — Centropomus undecimalis.<br />

72. Sroepi. — Loricaria goniodonta.<br />

73. Boterman. — Siluroïde.<br />

74. Hagoesoke. — Loricaria?<br />

75. Zeebaars. •— Ballistes detula.<br />

76. Bajonetvisch. — Scomberesox?<br />

77. SnekifisBi. — Muraenide?<br />

78. Beefaal. — Gymnotus electricus.<br />

79. Velvetfiseh. — Serranus ? — Barbados.<br />

80. P<strong>org</strong>eegrant. — Haemulon Heterodon.<br />

— Barbados.<br />

81. Blue barber. —Acanthurus caeruleus.<br />

— Barbados.<br />

82. Dogchub. — Julis maculissima.<br />

— Barbados.<br />

83. Greenhunterchub. — Scarus Veluta.<br />

— Barbados.<br />

84. Brownsnapper. — Priacanthus.<br />

•— Barbados.<br />

85. Kook. — Holocentrum longipenne.<br />

— Barbados.<br />

86. Goldlace Grunt. — Haemulon<br />

quadrilineatiun. — Barbados.<br />

87. Sweetlips. — Serranus? •— Barbados.<br />

88. Nengneng. — Holacanthus? —<br />

Barbados.<br />

89. SehoolmistresB. — Chaetodon<br />

striatus. — Barbados.<br />

90. Catchub. — Julis? —Barbados.<br />

50. Overzicht van hetgeen,<br />

in het bijzonder<br />

door Nederland, gedaan is voor<br />

de kennis der Fauna van Ned.<br />

Indië, door H. J. Veth. Leiden,<br />

1879. — Dr. H. J. Veth,<br />

te Rotterdam.<br />

10


•146 GROEP I. 6* Klasse.<br />

51. Monographies de<br />

mammologie, par C. J.<br />

Temminck, 2 deelen, 4°. Leiden,<br />

1827 en 1835—1841. —<br />

Genootschap Natura Artis<br />

Magistra, te Amsterdam.<br />

52. De Vogels van Nederlandsch-Indië,beschreven<br />

en afgebeeld door H.<br />

Schlegel. Leiden en Amsterdam.<br />

— Prof. P. J. Veth, te Leiden.<br />

NB. Dit werk bevat de volgende<br />

groepen:<br />

a. De Pitta's.<br />

b. De Valkvogels.<br />

c. De Ijsvogels.<br />

Na de uitgave dezer derde groep<br />

werd bet werk gestaakt.<br />

53. Atlas ichthyologique<br />

des Indes Neérland<br />

ais es par le Dr. P. Bleeker.<br />

Amsterdam, 1861—1877. Zesen-dertig<br />

afleveringen. — Departement<br />

van Koloniën.<br />

NB. Het beroemde werk van Bleeker<br />

bleef onvoltooid ten gevolge van<br />

zijn ontijdig overlijden 18 Jan.<br />

1878. De verschenen zes-en-dertig<br />

afleveringen worden op omstreeks<br />

drie vierden van het geheel geschat.<br />

54. Een boekdeel bevattende<br />

de oorspronkelijke,<br />

gekleurde teekeningen,<br />

behoorende bij de<br />

afdeeling „Gemeene en ongemeene<br />

visschen van Amboina",<br />

in Valentijn's Oud- en Nieuw<br />

Oost-Indië, D. III. Stuk 1. —<br />

Bibliotheek der Botterdamsche<br />

Diergaarde.<br />

Vgl. de verhandeling van P. A.<br />

Leupe over Bumphius in de Nat. Verh.<br />

der Kon. Akad. van Wetenseh.<br />

55. G. E. Rumphius,<br />

d'Amboinsche rariteitkamer,<br />

behelzende eene beschrijvinge<br />

van allerhande<br />

schaalvisschen, hoorntjes en<br />

schelpen, benevens sommige<br />

mineralen. Amsterdam 1705.<br />

f°. — Kon. Mil. Akad., te<br />

Breda.<br />

56. D'Amboinsche Rariteitkamer<br />

door G. E.<br />

Rumphius. Amsterdam 1741.<br />

— Dr. H. J. Veth, te Rotterdam.<br />

NB. Deze uitgave bevat een aanhangsel,<br />

t. w. „Eene beschrijving der<br />

Amboinsche hoornen en schelpen<br />

door den doctor in de medicijnen<br />

Sipman", die te gelijk met<br />

Bumphius op Amboina heeft vertoefd.<br />

57. Essai d'une faune<br />

entomologique de 1'archipel<br />

Indo-Néerlandais par S. C.<br />

Snellen van Vollenhoven. Onvoltooid<br />

werk, drie stukken in<br />

één band. Den Haag, 1863. —<br />

Prof. P. J. Veth, te Leiden.<br />

a. Pamilie der Scutelleriden.<br />

b. Familie der Pieriden.<br />

c. Familie der Pentatomiden. Eerste<br />

gedeelte.<br />

58. Teekeningen van<br />

vlinders der Sumatraexpeditie,<br />

door Mr. A.<br />

Brants, 2 bladen opgezet op<br />

één blad karton, in lijst. —<br />

Mr. A. Brants, te Arnhem.<br />

59. Teekeningen van<br />

kevers der Sumatraexpeditie,<br />

door Dr. H. W.<br />

de Graaf. Vier stuks op één


lad karton in lijst. — Dr.<br />

H. W. de Graaf, te Leiden.<br />

60. Een portefeuille<br />

met teekeningen in<br />

waterwerf van vogels<br />

en zoogdieren van Oost-<br />

Sumatra. — Dr. B. Hagen,<br />

te Tandjong Morawa, Serdang.<br />

61. Vogels der Sumatra-expeditie,<br />

vier stuks<br />

op steen gebracht en eigen­<br />

GROEP. I. 6e Klasse. 147<br />

handig gekleurd door J. G.<br />

Keulemans te Parijs. Opgezet<br />

op twee bladen karton. — Prof.<br />

P. J. Veth, te Leiden.<br />

62. Zoölogische platen<br />

uit het IV e<br />

deel van het werk<br />

Midden-Sumatra (1—12 Afd.).<br />

29 platen, geplakt op acht<br />

bladen karton. — Aardrijkskundig<br />

Genootschap, te<br />

Amsterdam.


7e Klasse.<br />

ANTHROPOLOGIE: BESCHRIJVINGEN EN AFBEELDINGEN, AF­<br />

GIETSELS, SCHEDELS, GEPREPAREERDE HOOFDEN, ENZ.<br />

et was eene gelukkige gedachte van hen, die het Programma<br />

dezer Tentoonstelling ontworpen hebben, om<br />

daarin ook de antbropologie op te nemen. De mensch<br />

toch is in de hoogste mate van zijne omgeving afhankelijk,<br />

evenzeer als hij op deze laatste zijn stempel<br />

drukt. Waar dus thans de in de koloniën door de natuur voortgebrachte<br />

voorwerpen te gelijk met de door de inboorlingen<br />

vervaardigde producten van kunst als anderszins worden tentoongesteld,<br />

heeft men te recht ingezien, dat aan de anthropologie<br />

eene plaats, zij het dan ook eene bescheidene, behoorde<br />

te worden toegekend. Op deze tentoonstelling, waar de verschillende<br />

voortbrengselen van onze O.-I. bezittingen, deze zoowel<br />

om de rijke voortbrengselen van haren met een weelderigen<br />

plantengroei getooiden bodem, als om hare fauna en hare<br />

geologische gesteldheid merkwaardige streek der aarde, zoo volledig<br />

mogelijk worden bijeengebracht, behoort ook „de leer van<br />

den mensch" vertegenwoordigd te zijn.<br />

Terwijl de oudere mededeelingen van anthropologischen aard<br />

thans van betrekkelijk geringe waarde zijn, heeft de nieuwere<br />

anthropologie strengere eischen gesteld, waaraan ook bij het<br />

verzamelen behoort te worden voldaan. Een aantal koene reizigers<br />

heeft de meest verschillende deelen van den aardbol doorkruist<br />

en gewichtige anthropologische feiten aan het licht<br />

gebracht, vóórdat de zich steeds uitbreidende beschaving de<br />

sporen daarvan, wellicht voor altijd, heeft weggevaagd. Het<br />

anthropologisch materiaal, zal het inderdaad aan de gestelde


GROEP I. 7" Klasse. 149<br />

eischen voldoen, behoort op de plaats zelve verzameld te worden.<br />

Daardoor wordt de waarde er van aanzienlijk verhoogd, of<br />

liever, alleen door de juiste kennis van den oorsprong bezit het<br />

voldoende waarde.<br />

In dat opzicht zijn wij, voor zoo ver onze O.-I. bezittingen<br />

bezittingen betreft, niet slecht bedeeld. Een schat van hoofdzakelijk<br />

osteologische voorwerpen (skeletten, schedels, bekkens)<br />

is door de z<strong>org</strong> van den ijverigen Dr. Swaving met niet genoeg<br />

te prijzen volharding en met groote nauwgezetheid bijeengebracht.<br />

En de groote waarde dier verzameling is juist gelegen<br />

in de meestal zeer voldoende opgaven en aanteekeningen omtrent<br />

afkomst, leeftijd, geslacht, enz. Swaving was in staat<br />

dit alles nauwkeurig te weten, omdat de meeste voorwerpen<br />

toebehoord hebben aan personen, die in onder zijn beheer<br />

staande hospitalen zijn overleden. De Leidsche Universiteit mag<br />

zich gelukkig rekenen in het bezit van het grootste gedeelte<br />

van het door Swaving bijeengebrachte. De door 's Rijks Anatomisch<br />

Kabinet tentoongestelde schedels a<br />

) zijn slechts voor een<br />

zeer gering gedeelte door vroegere reizigers (Reinwardt, Macklot,<br />

Muller e. a.) gezonden. De bekkens zijn wij voor een deel aan<br />

Dr. Mens Fiers Smeding, destijds stads-geneesheer te Soerabaja,<br />

verschuldigd. Al het overige danken wij aan Swaving, die zich<br />

niet alleen verdienstelijk heeft gemaakt door zooveel kostbaar<br />

materiaal te verzamelen, maar die ook, te midden van zijne<br />

drukke, praktische bezigheden, den tijd heeft weten te vinden<br />

voor het wetenschappelijk bewerken zijner craniologische schatten.<br />

Ook de bekkens zijn onderzocht en beschreven. De resultaten<br />

der schedelmetingen van Swaving, benevens die van Bleeker en<br />

van der Hoeven zijn medegedeeld en beoordeeld in het boven<br />

mijn lof verheven werk Java van den Heer Veth (Deel II,<br />

bl. 283 en volg.), waarin ook andere anthropologische vraagstukken,<br />

betreffende onze O.-I. bezittingen, zijn behandeld.<br />

In lateren tijd zijn de resultaten van anthropologisch onderzoek<br />

in den O.-I. Archipel bijna uitsluitend door vreemde<br />

geleerden bekend gemaakt. Ik noem hier slechts de namen van<br />

A. B. Meyer en von Miklucho-Maclay, zonder de bedoeling om<br />

de verdiensten van anderen in dit opzicht eenigszins te willen<br />

verkleinen.<br />

Zoowel op physisch als op physiologisch terrein blijft echter<br />

nog veel te doen over. Van het onderzoek der hersenen der<br />

!) Alleen de Tan JaTa, Madoera en Sumatra afkomstige Toorwerpen zijn ter<br />

expositie ingezonden. Voor het tegenwoordige doel scheen meerdere uitbreiding<br />

niet wenschelijk.


150 GROEP I. 7e Klasse.<br />

lagere rassen is veel te verwachten en wij weten daarvan nog<br />

slechts zeer weinig. De afwijkingen in spieren, vaten, zenuwen,<br />

ingewanden zijn van anatomische curiosa geworden tot<br />

zaken van hoog wetenschappelijk gewicht. De kunstmatige misvormingen<br />

van den schedel verdienen niet uit het oog verloren<br />

te worden, in verband met de zeer veelvuldig voorkomende<br />

asymmetrie aan Maleische en vooral Javaansche schedels, welke<br />

door van der Hoeven en Swaving werd waargenomen en later<br />

door Halbertsma tot het onderwerp van een afzonderlijk onderzoek<br />

gekozen werd (van der Hoeven, Annotatio de craniorum<br />

Javanensium mensura, in zijn Catalogus craniorum diversarum<br />

gentium, 1860, bl. 36, Swaving, Eerste bijdrage tot de kennis<br />

der schedels van Volken in den Indischen Archipel, in Natuurkundig<br />

Tijdschrift voor N. 1., Deel 23 en 24, Halbertsma, De<br />

asymmetrie der Javaansche schedels, in Nederlandsch Tijdschrift<br />

voor Geneeskunde, 1865, 2 Afd., bl. 228). Op physiologisch<br />

gebied is nog een ruime oogst te garen; de scherpte van sommige<br />

zintuigen, het vermogen om kleuren te onderscheiden<br />

b. v. bij de inboorlingen, zijn zaken, die een nauwgezet onderzoek<br />

overwaardig zijn. Ook de sexueele gewoonten en misvormingen<br />

verdienen in meer dan één opzicht de volle aandacht.<br />

Von Miklucho-Maclay heeft laatstelijk omtrent de ovariotomie<br />

en de mika-operatie bij de inboorlingen van Australië belangrijke<br />

mededeelingen gedaan.<br />

Eene vraag, die nog op hare volledige beantwoording wacht,<br />

is die omtrent de rassen, die in den O.-I. Archipel aangetroffen<br />

worden. Neemt men aan dat de bewoners der verschillende<br />

eilanden, al wijken zij in zoovele opzichten van elkander af,<br />

tot één ras behooren (natuurlijk met uitzondering van Negrito's<br />

en Papoea's), en wil men daaraan den naam geven van het<br />

Maleische ras, dan blijft toch, zelfs na de mededeelingen van<br />

Wallace, de vraag over in hoeverre de Bataks, die volgens<br />

Junghuhn van het Maleische ras behooren gescheiden te worden ,<br />

eene zelfstandige plaats innemen. Het valt echter niet te ontkennen<br />

dat tegen die onderscheiding vele gewichtige gronden,<br />

vooral ook van linguistischen aard, kunnen worden aangevoerd<br />

(Veth, Java, Deel II, bl. 17). Verder is het van belang de<br />

overblijfselen van een zwart ras op de verschillende eilanden na<br />

te sporen. Hier en daar zijn die reeds aangetoond. Voor zoover<br />

de z. g. Kalangs op Java betreft (Veth, Java, Deel III, bl.<br />

579), is dit, tot op heden, eene opene kwestie. Ook ten opzichte<br />

der Alfoeren en hunne beteekenis uit een ethnologisch<br />

oogpunt, is het laatste woord nog niet gesproken.<br />

Hier ter plaatse kunnen slechts enkele dezer belangrijke


GROEP I. 7» Klasse. 151<br />

vragen even aangestipt worden x<br />

). Een rijk veld ligt ter bearbeiding<br />

open. Moge deze tentoonstelling, ons de gelegenheid<br />

schenkende om een oordeel te vellen over hetgeen wij bezitten<br />

en tevens over hetgeen wij missen, ook voor de anthropologie<br />

rijke vruchten dragen. Met tact en volharding is ook te midden<br />

der wilde bevolkingen veel te leeren, dat de wetenschap met<br />

dankbaarheid aanneemt. Dit heeft o. a. het voorbeeld getoond<br />

van Maclay, die verscheidene maanden heeft do<strong>org</strong>ebracht te<br />

midden der Papoea's aan de Oostkust van Nieuw-Guinea, wiens<br />

leven herhaalde malen bedreigd werd en die ten slotte hun<br />

vertrouwen wist te winnen. Zoo er zich iemand mocht voordoen,<br />

die, met de vereischte bekwaamheden toegerust, de zeker<br />

niet lichte taak zou willen aanvaarden om onze anthropologische<br />

kennis van de O.-I. bezittingen door onderzoek op de plaats<br />

zelve te vermeerderen, dan vertrouwen wij dat onze Regeering<br />

bereid zal gevonden worden aan eene zoo belangrijke onderneming<br />

haren steun te schenken!<br />

T. ZAAIJER.<br />

Onze West-indische bezittingen verkeeren uit anthropologisch<br />

oogpunt in zeer bijzonderen toestand. Van de oorspronkelijke<br />

bevolking zijn slechts geringe overblijfselen voorhanden.<br />

Tegenover de Europeesche kolonisten beschouwt men er als<br />

inlanders: de weinige Indianen, de op Surinaamschen bodem<br />

overgeplante Afrikanen, die als slaven zijn ingevoerd, en eindelijk<br />

de zoogenaamde Boschnegers (Marrons), de nakomelingen<br />

van weggeloopen slaven.<br />

De Indianen behooren meestal tot den stam der Arrowakken;<br />

hier en daar echter vindt men nog eenige Caraïben, b.v.<br />

aan de Coppename en aan de Marowijne; voorts in het district<br />

Nickeri de Warau's en aan de Tibiti de zoogenaamde Tibitiof<br />

Karboeger-Indianen. Deze onderscheiden zich van hunne stamverwanten<br />

door een donkerder huidkleur en kroeshaar. De Arrowakken,<br />

Caraïben en Warau's hebben, zooals alle Amerikaansche<br />

Indianen, zwart, sluik neerhangend haar. De gissing dat de<br />

') Een onlangs verschenen arbeid Tan Dr. H. E. C. ten Kate Jr. (Over<br />

anthropologisch onderzoek op reis, in Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap,<br />

Deel VI, bl. 254) beTat hieromtrent meerdere bijzonderheden. Dit Tan<br />

grondige studie getuigend geschrift geeft zeer behartigenswaardige wenken Toor<br />

hen, die met het doel om de leemten in onze anthropologische wetenschap aan<br />

te vullen, onze O.-I. bezittingen mochten willen bereizen.


-152 GROEP I. 7e Klasse.<br />

Karboeger-Indianen zouden afstammen van Caraïben die, van<br />

een op de kust gestrand scbip , de mannen gedood en de vrouwen<br />

medegevoerd hebben, komt mij niet ongegrond voor, daar zij<br />

blijkbaar van gekruist ras zijn.<br />

Sedert de afschaffing der slavernij zijn in de kolonie ook<br />

Chineezen en koelies uit Britsch Indië ingevoerd.<br />

Creolen noemt men allen die in de kolonie zijn geboren.<br />

De Creolen-bevolking bestaat dus uit Blanken, Negers en<br />

Kleurlingen.<br />

Met uitzondering van eenige nakomelingen van de zich in<br />

het midden der I7 de<br />

eeuw in Suriname gevestigd hebbende<br />

Joden, vindt men geene blanke bevolking die als onvermengde<br />

nakomelingschap van vroegere kolonisten kan beschouwd worden.<br />

De kleurling-bevolking bestaat uit:<br />

a. Mulatten, van een blanken vader met negerin of omgekeerd.<br />

b. Karboegers, van een neger met eene mulattin.<br />

c. Mestiezen, van een blanken vader met een mulattin.<br />

d. Kastiezen, van een blanken vader met mestiezin.<br />

e. Poestiezen, van een blanken vader met kastiezin.<br />

ƒ. Testiezen, van een blanken vader met poestiezin of omgekeerd<br />

, enz.<br />

De talrijke afstammelingen dezer variëteiten logenstraffen het<br />

denkbeeld dat bastaardrassen onvruchtbaar zouden zijn. Tijdens<br />

de slavernij is echter de bevolking van Suriname steeds alleen<br />

door nieuwen toevoer in stand gebleven, en toen deze ophield<br />

is zij afgenomen. Van de talrijke uit Afrika ingevoerde negerslaven<br />

is maar een betrekkelijk gering getal overgebleven.<br />

Voor de Europeanen is de kolonie in den regel slechts eene<br />

tijdelijke verblijfplaats geweest, geene volksplanting. Voor den<br />

veldarbeid zijn de Europeanen ongeschikt. De proeven om eene<br />

kolonisatie met Europeanen te stichten zijn steeds mislukt. Voor<br />

de bebouwing van het land wordt groote lichaamskracht of<br />

althans groote geschiktheid voor het verduren van het tropisch<br />

klimaat vereischt. Slechts Negers, Chineezen, Koeli's, Javanen<br />

en andere bewoners van den Indischen Archipel, zijn daarvoor<br />

geschikt.<br />

F. A. C. DUMONTIER.


1. Verzameling, van<br />

schedels, bekkens en<br />

skeletten van Java en Madoera<br />

en van Sumatra. — 's<br />

Rijks Anatomisch Kabinet.<br />

I. Java en Madoera.<br />

a. 26 schedels (24 M., 2 Vr.) van<br />

Java, zonder nadere plaatsbepaling.<br />

4. 29 schedels (25 M., 4 Vr.). Res.<br />

Bantam.<br />

c. 58 „ (37 M., 21 Vr.). Bes.<br />

Batavia.<br />

d. 2 „ (M.). Bes. Krawang.<br />

e. 1 „ (M.). Res. Tjeribon.<br />

ƒ. 9 „ (8 M., 1 Vr.). Res.<br />

Preanger Regentseh.<br />

0. 11 ,, (8 M., 3 Vr.). Res.<br />

Tagal.<br />

h. 7 „ (M.). Res. Pekalongan.<br />

1. 2 „ (M.). Res. Banjoemas.<br />

k. 1 „ (M.). Res. Bagelen.<br />

t. 1 (M.). Res. Kadoe.<br />

m. 3 ,, (1 M., 2 Vr.). Res.<br />

Samarang.<br />

(M.). Res. Djapara.<br />

o. 4 „ (M.). Res. Soerakarta.<br />

p. r<br />

> ,, (M.).Res. Jogjakarta.<br />

q. 1 „ (M.). Res. Rembang.<br />

r. 4 „ (M.). Res. Madioen.<br />

f. 4 „ (M.). Res. Soerabaja.<br />

{. 2 „ (1 M., 1 Vr.). Res.<br />

Pasoeroean.<br />

u. 1 „ (M.). Res. Probolinggo.<br />

c; 16 „ (M.). Eiland Madoera.<br />

iv. 23 bekkens (1 M., met dijbeenderen,<br />

22 Vr.). Java.<br />

x. 1 skelet van een Javaan.<br />

y. 1 skelet van een Soendasche<br />

vrouw, geb. te Tangeran.<br />

1. skelet van een Javaansche<br />

vrouw , geb. te Samarang.<br />

II. Sumatra.<br />

o. 2 schedels (M.) van Sumatra, zonder<br />

nadere plaatsbepaling.<br />

4. 2 schedels (1 M. en 1 Vr.). Noord-<br />

Sumatra.<br />

c. 2 schedels (M.). Atjeh.<br />

d. 1 „ (M.). Delie.<br />

e. 5 „ (M.). Padang.<br />

/. 7 „ (M.). Benkoelen.<br />

GROEP I. 7e Klasse. 153<br />

0. 1 schedels (M.). Korintji.<br />

'h. 17 „ (15 M. en 2 Vr.). Palembang.<br />

1. 16 „ (M.). Lampong.<br />

k. 1 „ (M.) van 't eiland Lingga,<br />

met bekken.<br />

1. 1 „ (Vr.) van 't eiland Engano,<br />

met bekken.<br />

m. 1 bekken (M.) met dijbeenderen<br />

van Atjeh.<br />

n. 1 skelet van een man, geb. te<br />

Kampong Pager, Lampong.<br />

2. Eenige schedels van<br />

Sumatra's Oostkust. —<br />

Dr. B. Hagen, te Tandjong<br />

Morawa, Serdang.<br />

a. Batak $, uit den stam der Orang<br />

Kara.<br />

4. Batak


154 GROEP I. 7e Klasse.<br />

c. O Swaving, Eerste bijdrage tot<br />

de kennis der schedels van volken in<br />

den Indischen Archipel, met daaraan<br />

toegevoegde Aanteekeningen en Verbeteringen<br />

(Natuurk. Tijdschr. v. Ned.<br />

Indië, Dl. 23, bl. 241, en Dl. 24,<br />

bl. 176).<br />

d. C. Swaving, Eenige aanteekeningen<br />

over de Sumatra'sche volkstammen<br />

(Ibidem, Dl. 25, bl. 295).<br />

e. C. Swaving, Beschrijving van<br />

schedels van inboorlingen uit de bovenlanden<br />

van Palembang (Ibidem, Dl. 31,<br />

bl. 238) en Tabellen (bl. 275).<br />

f. O Swaving, Description of the<br />

skulls of the inhabitants of Palembang,<br />

London, 1870.<br />

g. T. Zaaijer, Untersuchungen über<br />

die Form des Beckens javanischer<br />

Prauen. Haarlem, 18615 (Natuurkundige<br />

verhandelingen van do Hollandsche<br />

Maatschappij der Wetenschappen to<br />

Haarlem, Dl. XXIV).<br />

5. Album van 400 borstbeeld<br />

e n van verschillende<br />

menschentypen uit alle stammen<br />

van den Indischen Archipel:<br />

Maleiers, Soendaneezen, Javanen,<br />

Madoereezen, Boegineezen,<br />

Atjehers, Hindoes enz., elk<br />

beeld photographisch genomen<br />

en /ace en en profil, met aanduiding<br />

van naam, herkomst,<br />

geslacht, ouderdom, kleur enz.<br />

en van de verschillende afmetingen<br />

des lichaams. — C.<br />

Dietrich, te Samarang.<br />

NB. Dit album is het eerste gedeelte<br />

van een uitgebreider werk, en<br />

zal in het licht verschijnen onder<br />

den titel: Für Anthropologen; 400<br />

anthropologische Aufnahmen von<br />

Niederl.-Indién. Erste Sammlung,<br />

Physiognotnische Aufnahmen,<br />

„Brusthilder."<br />

ü. Acht-en-dertig inlanders<br />

uit Ned.-Indië.<br />

Behalve de wel in aantal geringe,<br />

maar in waarde belangrijke inzendin­<br />

gen die de anthropologie op deze Tentoonstelling<br />

vertegenwoordigen, zal aan<br />

de bezoekers ook de gelegenheid geboden<br />

worden het type der inlandsche<br />

bevolking, zoowel van West- als van<br />

Oost-Indië, te leeren kennen, door de<br />

aanwezigheid van een aanzienlijk aantal<br />

inlanders. Uit Oost-Indië kwamen<br />

vooral bewoners van Java, ten deele<br />

bestemd om hunne nationale muziek,<br />

de gamelan, op de Tentoonstelling<br />

ten gehoore te brengen. Maar onder<br />

dezen reeds zijn de bewoners van verschillende<br />

, deels Soendasche, deels echt<br />

Javaansche gewesten te onderscheiden,<br />

terwijl bovendien ook Sumatra dooreen<br />

Atjeher en een Maleier uit de Padangsche<br />

Bovenlanden vertegenwoordigd is.<br />

Van de namen, plaats van herkomst<br />

en op het Tentoonstellingsterrein te<br />

vervullen taak der inboorlingen van<br />

Oost-Indië laten wij eene lijst hier<br />

volgen.<br />

Gamelan-spelers.<br />

0. Sonto Taroeno. Soerakarta. Mandoer<br />

panijagan (orkest-directeur).<br />

b. Sidin. Toekang rebab en \<br />

Dalang. ö<br />

c. Eimbo. „ bonang. Sd.<br />

Eman. „ gambang. "<br />

e. Djamiln. „ saron.<br />

f. Saminan. „ gendang. S.<br />

g. Ahoem. „ saron. a><br />

h. Oetja. „ saron. 1 g<br />

1. Wadi. „ kenong. / f<br />

j. Empang. „ selentem. 1<br />

k. Maih. ,, gong. I g<br />

l. Antessin. „ bonang. 1 3<br />

m. Enong. „ paneroes. I<br />

«. Salir. „ kempoel. I td<br />

o. Andoet. „ saron. I os<br />

p. Elos. „ Panijagan. J<br />

Ronggèngs (danseressen).<br />

q. Amsa. Tjitjoeroeg, Preang. Beg.<br />

r. Eno. „ „ „<br />

Weefsters,<br />

s. Mina. Tjitjoeroeg, Preang. Beg.<br />

t. Hati. „ „ „<br />

Paarden jongen s.<br />

«. Doel. Tjileboet, afd. Buitenz<strong>org</strong>.<br />

v. Saman. Kampong baroe, „<br />

w. Amad. Tjiandjoer, Preang. Beg.<br />

Karbouwen-hoeders.<br />

x. Ahan. Tjitjoeroeg, Preang. Beg.<br />

y. Kamoet. „ „ „


Visschers, tevens Landbouwers.<br />

x. Toebagoes Abdoe'lgani. Serang,<br />

Bantam.<br />

o . Toebagoes Brabim. Serang, Bantam.<br />

Timmerlieden.<br />

4'. Si Mail, galar Soetan Mabaradja,<br />

vroeger Mandoer der koeli's bij<br />

de Sumatra-Expeditie. Danau Manindjoe,<br />

Padangsehe Bovenlanden.<br />

c'. Mas Prawiro di Sastro. Djatibarang,<br />

afd. Brebes, Tegal.<br />

Diversen.<br />

d' en e'. Toekoe Mohammed en zijne<br />

te Batavia geboren vrouw, die als<br />

kind naar Atjeh verhuisde. Djembaroe,<br />

Groot Atjeh.<br />

ƒ'. Kantjil. Tangerang, Batavia.<br />

a'. Mas Saujar. Tjahjana, Banjoemas.<br />

A'. Wiro di Kromo. Kanigoro, Madioen.<br />

i' en j'. Mangoeng Prawiro en zijne<br />

vrouw. Soerakarta.<br />

k'. Emod, vrouw van Si Mail (4').<br />

Tjibodas , Preang. Beg.<br />

I. Emod, vrouw van Sidin (4). Tjitjoeroeg,<br />

Preang. Beg.<br />

7. Vier-en-twintig inboorlingen<br />

van Suriname.<br />

Uit West-indië wordt verwacht een<br />

troep inboorlingen, deels uit roodhuiden<br />

en boschnegers, deels uit Karboegers<br />

en verdere gekruiste rassen bestaande.<br />

Over de roodhuiden en boschnegers<br />

deelt ons de heer Bonn, President van<br />

de Surinaamsche Exploitatie-Maatschappij<br />

, te 's Gravenhage, aan wien<br />

wij de overkomst dezer lieden voornamelijk<br />

verschuldigd zijn, het volgende<br />

mede:<br />

Voor zoover ons bekend is, zullen<br />

deze roodhuiden, behoorende tot de<br />

Arrowakken, de eersten zijn van dezen<br />

volksstam, die naar Europa worden<br />

overgebracht. Zij bewonen het binnenland<br />

van Guyana, en worden voor de<br />

oorspronkelijke bewoners van de N. W.<br />

kust van dat land gehouden. De Arrowakken<br />

zijn zachtzinnig en goedaardig<br />

van karakter en veel vredelievender<br />

van aard dan de andere Indianen die<br />

men in Guyana aantreft. Eerlijk en<br />

trouw tegenover elkander, betrachten<br />

zij deze deugden ook tegenover de<br />

GROEP I. 7* Klasse. 155<br />

vreemdelingen. Even als de andere<br />

roodhuiden van Amerika leiden zij een<br />

zwervend leven; maar zij spreken eene<br />

van die der andere stammen geheel<br />

verschillende taal. Als zij met elkander<br />

een gesprek voeren, ziet de spreker<br />

den aangesprokene niet aan, maar keert<br />

hem meestal den rug toe; „de honden",<br />

zeggen ze, „zien elkander aan, wanneer<br />

zij met elkander spreken".<br />

De vrouw bewijst den man eene<br />

slaafsehe onderdanigheid; in 't algemeen<br />

eerbiedigen zij de ouderen van<br />

jaren, en nemen tegenover elkaar zekere<br />

vormen in acht, waarvan zij zelden<br />

afwijken. Zoo dient de vrouw den<br />

man het eten voor, maar gaat niet bij<br />

hem aanzitten.<br />

De vrouwen dragen snoeren koralen<br />

vast om de kuiten, die daardoor geheel<br />

, misvormd worden; hare reeds geringe<br />

aantrekkelijkheid wordt daardoor zeker<br />

niet verhoogd.<br />

Bij de geboorte van een kind gaat<br />

de man in zijn hangmat liggen, terwijl<br />

de vrouw, alsof er niets bijzonders gebeurd<br />

was, hare werkzaamheden voortzet.<br />

Zij tellen tot vier naar de vingers;<br />

vijf wordt uitgedrukt door ééne hand,<br />

zes door een hand en één vinger,<br />

tien door twee handen, elf door twee<br />

handen en één toon, twintig door twee<br />

handen en twee voeten, of, zoo als zij<br />

zich in hunne taal uitdrukken, door<br />

een mensch.<br />

Ten einde het tijdstip te bepalen<br />

waarop de eene of andere gebeurtenis<br />

moet plaats hebben, of eene bijeenkomst<br />

bepaald is, gebruiken zij een<br />

touw waarin even zoovele knoopen zijn<br />

gelegd, als er dagen moeten voorbijgaan,<br />

totdat het tijdstip zal aanbreken.<br />

Eiken m<strong>org</strong>en wordt dan een<br />

knoop losgemaakt, tot de bepaalde dag<br />

daar is.<br />

Bij feestelijke gelegenheden beschilderen<br />

zij het geheele lichaam met roode<br />

en zwarte kleurstof.<br />

Even als de meeste roodhuiden, zijn<br />

zij liartstochtelijke liefhebbers van sterken<br />

drank, en zoo zij dien kunnen<br />

machtig worden, deelen zij zelfs de<br />

zuigelingen daarvan mede. Pogingen<br />

om hen te beschaven bleven steeds<br />

vruchteloos.<br />

Zij zijn door de Caraïben-kalibis, van<br />

welken stam in het vorige jaar eene<br />

familie in den Jardin d'aeclimatation te


156 GROEP I. 7» Klasse.<br />

zien was, van de kustlanden verdreven,<br />

en zullen vermoedelijk het lot<br />

der andere roodhuiden ondergaan en<br />

geheel uitsterven.<br />

De boschnegers bewonen het hoog<br />

en bergachtig land der bovenrivieren<br />

in de kolonie Suriname. Zij stammen<br />

af van afrikacnsche negerslaven die in<br />

vorige eeuwen van de plantages zijn<br />

weggeloopen, en tijdens het beleg<br />

der kolonie Suriname door den Franschen<br />

admiraal de Cassard in het jaar<br />

1712 door hunne meesters naar de<br />

bosschen zijn gezonden, om zich aldaar<br />

tot na het sluiten van den vrede te<br />

verbergen, maar toen weigerden terug<br />

te komen. In latere jaren voegden zich<br />

daarbij telkens slaven die van de plantages<br />

wegliepen. Meer dan een halve<br />

eeuw hebben zij de kolonie verontrust<br />

, tot het bestuur eindelijk verplicht<br />

was, vrede met hen te sluiten. Bij<br />

verdrag van 1761 werden zij als een<br />

vrij en onafhankelijk volk erkend. Hun<br />

opperhoofd moest door de Kegeering<br />

worden erkend en jaarlijks moesten hun<br />

geschenken worden uitgereikt, waartegen<br />

zij zich verbonden, de tot hen<br />

komende slaven, die zich van de plantages<br />

verwijderden, uit te leveren. Hun<br />

regeering bestaat, behalve uit het groot<br />

opperhoofd, uit een majoor en kapiteins.<br />

Bij het overlijden van het groot<br />

opperhoofd volgen niet zijne zonen maar<br />

de eerstgeboren zoon van zijn oudste<br />

zuster hem op. Heeft hij geen zuster<br />

of heeft deze geene mannelijke afstam­<br />

melingen, dan benoemt het groot opperhoofd<br />

bij zijn leven zijn opvolger.<br />

De boschnegers zijn in hooge mate<br />

bijgeloovig, en met enkele uitzonderingen<br />

afgodendienaars. In hunne dorpen<br />

hebben zij priesters, Loekemans genaamd,<br />

die zij als een orakel raadplegen.<br />

Zij gelooven dat de geesten hunner<br />

overleden ouders en voorouders hen<br />

blijven omzweven en weder in jong<br />

geboren kinderen overgaan. Als, bij<br />

voorbeeld, een grootvader sterft en<br />

kort daarna een kind wordt geboren,<br />

zeggen zij dat de ziel van den grootvader<br />

in het kind is gevaren.<br />

Iu geval van ziekte raadplegen zij<br />

de priesters. Zij gelooven niet dat<br />

iemand een natuurlijken dood kan sterven,<br />

maar meenen dat hij door de<br />

geesten zijner voorouders, wier ontevredenheid<br />

hij heeft opgewekt, van het<br />

leven is beroofd of door zijne vijanden<br />

is vergiftigd.<br />

De boschnegers zijn over hot algemeen<br />

welgevormd, zwaar gespierd en<br />

veel krachtiger dan de geëmancipeerde<br />

negers. Zij zijn jaloersch, wantrouwend<br />

en haatdragend van karakter en daarbij<br />

zeer lui, vooral de mannen. Tot geregelden<br />

arbeid heeft men hen nog niet<br />

kunnen bewegen. Door de onvermoeide<br />

pogingen der Herrnhuttcr-zendelingen<br />

zijn wel eenigen tot het Christendom<br />

overgegaan, maar in het algemeen zijn<br />

de resultaten der pogingen om hen te<br />

beschaven nog zeer gering.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!