05.09.2013 Views

De liederen die Jezus zong bij zijn galgemaal, zijn liefdesmaal, zijn ...

De liederen die Jezus zong bij zijn galgemaal, zijn liefdesmaal, zijn ...

De liederen die Jezus zong bij zijn galgemaal, zijn liefdesmaal, zijn ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Preek over Psalm 113, gehouden in de ochtend<strong>die</strong>nst van 10-02-2008, de eerste zondag van de veertig-dagen-tijd.<br />

Voorafgaand aan de Schriftlezing: Zoals u weet –en anders wel gemerkt hebt door ons openingslied (Gez.177,1)- is het<br />

vandaag de eerste zondag van de zogeheten ‘lijdens-tijd’, ook wel genoemd de ‘veertig-dagen-tijd’. Het is een oude en<br />

goede traditie dat de christelijke kerk in deze tijd stilstaat <strong>bij</strong> het lijden van <strong>Jezus</strong>. <strong>De</strong> veertig dagen worden teruggeteld<br />

vanaf Pasen, waar<strong>bij</strong> de zondagen niet meedoen. En dan kom je dit jaar uit <strong>bij</strong> afgelopen woensdag als eerste dag van<br />

deze tijd, de zogeheten As-woensdag, en de-ze zondag is dus de eerste zondag van deze tijd. Een tijd <strong>die</strong> niet bedoeld is<br />

om te doen alsof <strong>Jezus</strong> opnieuw alles moet ondergaan of om zelf het lijden van <strong>Jezus</strong> over te doen of zo. Het is tijd van<br />

inkeer en bezinning. Zowel Matteüs als Marcus vertelt dat <strong>Jezus</strong> <strong>bij</strong> het Paasmaal met <strong>zijn</strong> leerlingen het Avondmaal<br />

instelt en dat ze dat met elkaar vie-ren. En in opmerkelijke soberheid lees je dan: ‘Nadat ze de lofzang hadden<br />

ge<strong>zong</strong>en, vertrokken ze naar de Olijfberg.’ Dit jaar staan we deze tijd stil <strong>bij</strong> <strong>die</strong> Lofzang. Dat <strong>zijn</strong> de Psalmen 113 tot<br />

en met 118. Dit <strong>zijn</strong> dus de <strong>liederen</strong> <strong>die</strong> <strong>Jezus</strong> de avond vóór <strong>zijn</strong> dood heeft ge<strong>zong</strong>en. Want dat was het gebruik. In<br />

huissamenkomsten vierde men het Pascha, het bevrijdingsfeest, de verlossing uit Egypte. En onderdeel van de liturgie<br />

waren deze <strong>liederen</strong>. Vóór de maaltijd zingt men Psalm 113 en 114 en na de maaltijd de andere Psalmen. Vandaag<br />

horen wij naar Psalm 113.<br />

Gemeente van <strong>Jezus</strong> Christus,<br />

<strong>De</strong> <strong>liederen</strong> <strong>die</strong> <strong>Jezus</strong> <strong>zong</strong> <strong>bij</strong> <strong>zijn</strong> <strong>galgemaal</strong>, <strong>zijn</strong> <strong>liefdesmaal</strong>, <strong>zijn</strong> stuk voor stuk kunstige<br />

gedichten. En rondom <strong>die</strong> <strong>liederen</strong> is ook weer heel wat kunst ontstaan. Ik noem twee voorbeelden.<br />

U weet vast wel dat in het hebreeuws de letters ook een getalswaarde hebben. Wij zouden zeggen:<br />

de a staat voor 1, de b voor 2 enzovoort. Zo is de ge-talswaarde van het eerste woord van de<br />

Lofzang, van ‘halleluja’ 71. En daar heeft men iets moois <strong>bij</strong> bedacht. Dat woord ‘halleluja’<br />

betekent: ‘looft de HEER’. Het is een oproep; een oproep om de HEER te prijzen. En met <strong>die</strong><br />

oproep belijdt Israël z’n geloof. Een getuigenis van hun ver-trouwen dat God met hen meegaat, zal<br />

meegaan en is meegegaan. <strong>De</strong> ge-talswaarde van ‘halleluja’ is 71. En wat zegt men daarvan? …<br />

Genesis vertelt dat het aantal personen van Jakobs familie dat naar Egypte kwam in totaal 70<br />

bedroeg. Ja, zo zegt men dan, dat staat er wel, maar het <strong>zijn</strong> er in werkelijk niet 70, maar 71. Want<br />

halleluja, de HEER had zich als een familielid aan Israël verbonden en ging met <strong>zijn</strong> volk mee naar<br />

Egypte, met <strong>zijn</strong> familie. Mooi hè!<br />

En nog zo’n voorbeeld van kunst rondom <strong>die</strong> Lofzang. Het gaat in dit Hallel, in de Lofzang,<br />

vaak om ‘de Naam’ van de HEER, om niet <strong>die</strong> algemene en daardoor nietszeggende naam ‘god’,<br />

een ‘god’, een ‘godheid’, welke god heb je het over?, het gaat om de ver<strong>bij</strong>zondering daarvan, <strong>die</strong><br />

<strong>bij</strong>zondere naam. In het hebreeuws geschreven met wat we in het nederlands noemen de letters j, h,<br />

w, h. <strong>De</strong> naam <strong>die</strong> joden uit eer-bied niet noemen en <strong>die</strong> in onze vertalingen vaak vertaald wordt<br />

met ‘HEER’, geschreven met vier hoofdletters. Het gaat om <strong>die</strong> <strong>bij</strong>zondere Naam. Zie alleen maar<br />

onze Psalm: ‘Loof, <strong>die</strong>naars van de HEER, loof de Naam van de HEER. <strong>De</strong> Naam van de HEER zij<br />

geprezen van nu tot in eeuwigheid. Van waar de zon opkomt tot waar zij ondergaat, zij ge-loofd de<br />

Naam van de HEER.’ En weet je wat de getalswaarde is van de Naam, van de ‘HEER’? … 17. En –<br />

in het hebreeuws natuurlijk- met precies met 17 woorden wordt in het midden van ons lied<br />

uitgelegd wat nou <strong>die</strong> naam betekent, wat in <strong>die</strong> naam en daarin in de HEER zelf aan Evangelie zit,<br />

wat hij te bieden heeft.<br />

Nou, dat wat betreft de kunst. Misschien gezocht of vergezocht, dat kan. Maar de <strong>liederen</strong><br />

zelf <strong>zijn</strong> in ieder geval heel kunstig. Neem al-leen al het begin van Psalm 113. U weet dat de<br />

Psalmen vaak in twee zinnen hetzelfde zeggen, of dat de ene zin de andere uitlegt en soms ook wel<br />

bevestigt. Psalm 103: ‘Prijs de HEER, mijn ziel.’ En dan direct: ‘Prijs, mijn hart, <strong>zijn</strong> heilige<br />

Naam.’ En hier zie je dat ook: ‘Loof, <strong>die</strong>-naars van de HEER, loof de Naam van de HEER.’ Alleen,


weet je wat opvalt, wat echt mooi is hier? … In dat voorbeeld van Psalm 103 staat: ‘Loof, de Heer,<br />

mijn ziel, loof mijn hart, <strong>zijn</strong> heilig naam. ‘Mijn ziel’ staat parallel met ‘mijn hart’, in de vorige<br />

vertaling: ‘al wat in mij is’ en ‘de HEER’ staat daar parallel met ‘<strong>zijn</strong> heilige Naam’. Hier is dat an-<br />

ders. Hier hoor je: Loof, <strong>die</strong>naars van de HEER, loof de Naam van de HEER.’ En natuurlijk, de<br />

bedoeling is duidelijk. Het is een oproep aan de <strong>die</strong>naars van de HEER, aan de gelovigen, om de<br />

HEER te loven, om <strong>zijn</strong> heilige, <strong>zijn</strong> <strong>bij</strong>zondere Naam te prijzen. Juist omdat de Psalmen zo vaak<br />

werken met dat parallellisme, twee evenwijdige zinnen, valt het op dat het hier net iets anders<br />

gebeurt. <strong>De</strong>els gebeurt het wel. Beide zinne-tjes beginnen met ‘loof’ en beide zinnetjes eindigen<br />

met ‘de HEER’. En dat betekent dat ook wat daartussen staat is ook een soort van parallel. Oftewel,<br />

eigenlijk staan hier de ‘<strong>die</strong>naars’ parallel met de ‘Naam’! En dat wil zeggen: direct aan het begin<br />

van <strong>Jezus</strong>’ slotzang in <strong>zijn</strong> leven, di-rect in het begin al mag je horen dat de HEER niets liever wil<br />

dan een eenheid vormen met <strong>zijn</strong> <strong>die</strong>naren, <strong>zijn</strong> mensen. Dat hij inderdaad hele-maal tot <strong>zijn</strong><br />

familie, tot Israël hoort, wil horen. Of anders gezegd: dat Israël, <strong>zijn</strong> volk, mag horen tot het Gods-<br />

gezin, de familia <strong>De</strong>i. Het gaat de HERE God niet om zichzelf, maar om <strong>zijn</strong> volk, <strong>zijn</strong> familie. En<br />

dat is precies het Evangelie van <strong>die</strong> onuitsprekelijke Naam: Ik-ben-er-voor-jou, voor-jullie, ik-laat-<br />

je-nooit-in-de-steek, ik-ben-<strong>bij</strong>-je-wat-er-ook-gebeurt.<br />

En dan roept het lied op dat de Naam van de HEER geprezen wordt. Niet maar af een toe,<br />

een uurtje op zondagochtend. Overal in de tijd: van nu tot in eeuwigheid. Niet alleen in een<br />

gebouw. Maar<br />

overal: van waar de zon opkomt tot waar zij ondergaat. Wereldwijd. Overal en altijd dus. En dan<br />

dendert vers 4 daar nog overheen: ‘Verhe-ven boven alle volken is de HEER, verheven boven de<br />

hemel <strong>zijn</strong> luis-ter.’ Hoog, hoger, hoogst, zo voelt het. En je kunt er zo gemakkelijk <strong>bij</strong> denken:<br />

maar beste jongen, dat geldt toch voor alle goden, voor alle machten, voor alle mensen <strong>die</strong> zich als<br />

god willen gedragen? Hoog, hoger hoogst. Meer, meer en meer. Goed, beter en best. En noem maar<br />

op. En het klinkt haast hier als: goed, goden <strong>zijn</strong> hoog, maar de HEER, Israëls God, onze God, <strong>die</strong><br />

is de hoogste. Misschien wel: wij hebben lekker de hoogste God, nananana, onze God is de beste,<br />

want de hoog-ste, de belangrijkste, de meest verhevene, hij staat het hoogst op de ranglijst van alle<br />

machten en krachten en godheden. Eigenlijk een su-permens, een supergod. En dan kun je denken:<br />

alles goed en wel, maar is dat wel zo?<br />

Heeft hij meer macht dan <strong>bij</strong>voorbeeld Allah of dan de god van het geld, van de invloed en<br />

weet ik wie en wat je nog meer kunt noe-men…En als je voor <strong>die</strong> <strong>bij</strong>zondere naam ‘HEER’<br />

inderdaad eens ‘geld’ <strong>bij</strong>voorbeeld noemt, of ‘seks’ of ‘macht’, wat dan? Gaat het niet eigen-lijk<br />

altijd en overal erom wie de macht heeft? Als je de vraag naar de macht en de invloed en de<br />

belangen eens uit het nieuws of de krant of Nova <strong>bij</strong>voorbeeld weghaalt, dan worden de kranten een<br />

stuk dunner en de nieuws- en actualiteitenuitzendingen heel wat korter. (En dan hadden we<br />

zondagavond niet met z’n allen tot middernacht televisie gekeken; ik deed er ook aan mee –het was<br />

de uitzending van Peter de Vries mbt. de verdwijning van Nathalee Hollaway en de vermeende<br />

bekentenis van Joran van der Sloot.)<br />

Maar ook voor veel christenen kan wat er hier voor je gevoel no-tabene be<strong>zong</strong>en wordt,<br />

helemaal niet zo fijn <strong>zijn</strong>. <strong>De</strong> HERE God als de hoogste god, de god voor wie je altijd moet buigen,


<strong>die</strong> over jou de baas is, <strong>die</strong> jou de baas is, <strong>die</strong> je geen vrijheid gunt, want hij is god en jij niet en ga<br />

maar door. En juist <strong>bij</strong> allerlei zulke gevoelens, is de Psalm een weldaad –en meer dan dat. Want<br />

dat je hier wordt opgeroepen om niet maar een god te loven, maar dat het om de HEER gaat, om<br />

<strong>zijn</strong> naam, dat hij het is <strong>die</strong> verheven is boven alle volken en zelfs boven de hemel, dat maakt alles<br />

anders. Want <strong>bij</strong> hem heeft het niets –nee, dat zeg ik niet goed-, het heeft niet allereerst te maken<br />

met concurrentie. Zo werkt het <strong>bij</strong> machten en mensen vaak wel. Ik ben jouw concurrent, want ik<br />

neem jouw plekje in en ik ben bang dat jij mijn plaats gaat innemen. Ik ben te-gen<br />

milieumaatregelen, want <strong>die</strong> treffen mij, of mijn zaak, mijn produc-tie. Enorm verheven is de<br />

HEER, zo zegt de Psalm, zo zingt hij zelfs. En dan stopt hij ineens. Op de helft van het lied, in het<br />

centrum van dit gedicht, staat de vraag: Wie is gelijk aan de HEER, onze God?<br />

Nou, het antwoord is simpel, een intikkertje. Zou je denken. Wie is gelijk aan hem? …<br />

Niets, niemand. Hij is de enige god, de echte, bes-te, de hoogste! Kampioen onder de goden, de<br />

hoogste van alle machten. <strong>De</strong> nummer één van de goddelijke eredivisie. En dan komt het. Dat is dus<br />

niet het antwoord dat je krijgt. Wie is gelijk aan de HEER, onze God? … En dan krijg je geen<br />

antwoord. Ook niet het antwoord dat ik noemde, dat je zou verwachten. Niets geen ‘niets’ of<br />

‘niemand’. En wat je wel te horen krijgt? … Dat is zeg een omschrijving van wie, van hoe deze<br />

God is. Het lied zegt dat hij hoog daar boven <strong>zijn</strong> woning heeft. En dan niet om daar in heerlijkheid<br />

te zitten, omringd door weet ik hoeveel <strong>die</strong>naren en door lekkers, een zalig niets doen, een eeuwig<br />

luieren met hemelse vergezichten. Nee hij richt <strong>zijn</strong> oog naar beneden, naar de hemel en naar de<br />

aarde, zo staat het er letterlijk. Als het ware: de HEER is zo hoog verheven, dat hij zich zelfs naar<br />

beneden moet buigen, zich moet néérbuigen, om in de hemel te kunnen zien. En dan ook op de<br />

aarde.<br />

Alles wat er tot nu toe is gezegd, is gezegd om wat volgt. Is aan-loop, aanhef, voorbereiding,<br />

start. <strong>De</strong>ze allerhoogste God is zo hoog, heeft zichzelf zo hoog neergezet, om alles goed te kunnen<br />

zien. En dan niet maar zien om het zien, maar zien om iets te doen. Het lied bezingt het. ‘Hij verheft<br />

uit het stof wie berooid is, uit het vuil tilt hij op wie al-les ontbeert. Hij laat hem wonen <strong>bij</strong><br />

hooggeplaatsten, <strong>bij</strong> de hoogsten van <strong>zijn</strong> volk. <strong>De</strong> onvruchtbare vrouw laat hij wonen in het huis,<br />

een vrolijke moeder van kinderen.’ Juist deze God, <strong>die</strong> zo onmenselijk hoog woont, zo groot is,<br />

verheven is boven de volken, juist hij kijkt heel laag en doet <strong>zijn</strong> werk laag-<strong>bij</strong>-de-grond. <strong>De</strong><br />

minsten der mensen verhoogt hij. Het is helemaal het thema van de Bijbel, van God zelf. <strong>De</strong><br />

laatsten worden de eersten, de eersten de laatsten. Wie vol is van eigenwaan, kan het wel schudden,<br />

<strong>die</strong> is al vol genoeg, daar kan geen goddelijke goed-heid meer <strong>bij</strong>. Wie leeg is, wie open staat voor<br />

God, <strong>die</strong> zal vol worden. <strong>De</strong> mensen met de grote monden, <strong>die</strong> altijd voorop staan, krijgen een<br />

plaatsje achteraf en <strong>die</strong> eenvoudige mens, <strong>die</strong> zo bescheiden is, <strong>die</strong> niet zo op eigen strepen staat,<br />

wordt naar voren geroepen. Israël zingt het, <strong>bij</strong> het bevrijdingsfeest. Want Israël is zelf daarvan het<br />

bewijs! God zelf verheft de laagste. Dat kleine, miezerige volk, ten dode gedoemd, het leeft en het<br />

leeft in vrijheid. Bevrijd. Kostbare vrijheid, ruimte. Daarom, omdat <strong>die</strong> hoge God zo laag neerziet.<br />

Omdat <strong>die</strong> in hoogheid gezeten God het er niet <strong>bij</strong> laat zitten. En in geloof dat de HERE God zó is,<br />

zó doet, kon Israël verder, de toekomst tegemoet, <strong>die</strong> zo vaak zo onzekere toekomst. <strong>Jezus</strong> <strong>zong</strong> het,<br />

met <strong>zijn</strong> leerlingen, de dood tegemoet… En wat zal juist hij bemoedigd <strong>zijn</strong> geweeset door het


zingen van dit lied, door dit eerste lied van de Lofzang. Zijn God, zo hoog, juist omdat hij zo laag<br />

neerziet. Waar zie je wie God is? … Niet, niet allereerst <strong>bij</strong> de ge-settelden, de mensen <strong>die</strong> het<br />

gemaakt hebben, de succes-vollen. Maar juist waar je het niet verwacht, waar je hem niet verwacht:<br />

<strong>bij</strong> de lijden-den, <strong>bij</strong> de mensen <strong>die</strong> buiten de boot vallen, <strong>bij</strong> de mensen <strong>die</strong> niet op eigen kracht<br />

kunnen terugvallen. <strong>De</strong>ze God ziet zeer laag. En ik stel me voor dat <strong>Jezus</strong> zal hebben gedacht,<br />

gevoeld misschien nog wel meer: dan houdt hij ook mij in het oog. En zo kon hij bemoedigd <strong>zijn</strong><br />

weg gaan, de uiteindelijk eenzame weg, de moeilijke weg, de weg ten dode toe. En dankzij deze<br />

mens, <strong>Jezus</strong> de Christus, mogen wij zeggen en zingen: Waar zie je God? … Niet hoog verheven op<br />

een troon, en dat is het. Maar je ziet hem schuifelend gaan, op weg naar het kruis, bungelend aan<br />

een stuk hout. Dat is onze God. Niet prachtig. Niet hoog verheven. Als je dat al wilt zeggen, hoog<br />

verheven, dan in één adem er<strong>bij</strong>: hoog verheven aan het kruis. En dat is het…<br />

<strong>De</strong> Psalm, het slot, is moeilijk, zeker in onze berijming. Want het klinkt zo gemakkelijk: de<br />

onvruchtbare vrouw wordt moeder. En we we-ten dat het niet waar is. Ook met de meest moderne<br />

technieken klopt het niet, gebeurt niet altijd, lang niet altijd wat het lied je voorhoudt. En dan kom<br />

ik terug op wat ik eerder zei. Naar aanleiding van <strong>die</strong> wonderlijke parallel in het begin tussen<br />

‘<strong>die</strong>naars van de HEER’ en ‘Naam van de HEER’ zei ik dat de HEER niets liever wil dan een<br />

eenheid vormen met <strong>zijn</strong> volk, met <strong>zijn</strong> mensen. Dat Israël, <strong>zijn</strong> volk, mag horen tot het Gods-gezin,<br />

de familia <strong>De</strong>i. En zo geldt dat ook hier. Het gaat hier niet om laat ik zeggen het individuele geluk.<br />

Indivueel geluk van een vrouw, <strong>die</strong> moeder wordt. Je hebt –ook vanuit God gezien- niet ‘recht’ op<br />

geluk, op een kind. Zelfs in Israël, waar men zo gefocust was op vruchtbaarheid en op nageslacht,<br />

geldt dat. En de opening van de feest<strong>liederen</strong> zingt dan ook niet dat moeder-worden het hoogste<br />

goed is. Maar het zingt wel dat een onvruchtbare vrouw –<strong>die</strong> naar de publieke moraal tweederangs<br />

was, niet meetelt-, dat ook zij een plaats krijgt binnen Gods volk. Want weet je, er staat niet: de<br />

onvruchtbare wordt moeder. Letterlijk staat er zo on-geveer: ‘Een vrouw onvruchtbaar voor een<br />

huis geeft hij een zetel: een verheugde moeder van zonen!’ (Naardense Bijbel) En over welk huis<br />

gaat het dan, over welke zonen? … Dan moet je doorzingen, zoals Israël dan ook deed, <strong>Jezus</strong> deed<br />

het ook. En dan is het niet: eigen huis, eigen boompje, eigen beeste. Dan gaat het –zie het begin van<br />

Psalm 114- zoals er letterlijk staat: over het huis van Jakob, over het volk Israël. Dit volk mag horen<br />

tot het Godsgezin. En nu belooft dit bevrijdingslied dat ook de geminachte, ongelukkige vrouw,<br />

tweederangs, door God verheven wordt. Ook zij krijgt een waardige plek binnen <strong>zijn</strong> familie. Het<br />

heeft helemaal de sfeer van de <strong>liederen</strong> van Hanna en van Maria.<br />

<strong>Jezus</strong> heeft het lied ge<strong>zong</strong>en. Mooi op toon of vals? Dat weten we niet. Hem kennend zal<br />

hij het in ieder geval intens hebben gedaan, de woorden opdrinkend en uitzingend. En op een of<br />

andere manier besef-fend wat er stond te gebeuren –de instelling van het Avondmaal pal hier-voor<br />

getuigt ervan: <strong>zijn</strong> leven zal hij geven; vanmiddag vieren we het-, de Psalm heeft hem bemoedigd.<br />

Hij, de arme, de berooide, dat wil zeg-gen: de mens <strong>die</strong> het van de HERE God verwacht-, hij<br />

vertrouwde erop dat dwars door alles heen God hem zou verheffen. Hoe moeilijk ook, uit-eindelijk<br />

zou het goed komen, zou het goed <strong>zijn</strong>. Hij trok zich op aan het centrum van het lied geloof ik: Wie


is gelijk aan de HEER, onze God? Werkelijk waar, lieve mensen, een god of een godheid, het zegt<br />

allemaal niets. Niksers <strong>zijn</strong> het, leeghoofden. Mensen of machten, ze kunnen je ogenschijnlijk<br />

maken of breken. Wie is gelijk aan de HEER, onze God? Hij, hij is de Enige, de enige God <strong>die</strong><br />

altijd-en-overal-<strong>bij</strong>-je-is-wat-er-ook-gebeurt. <strong>Jezus</strong> ging de weg, tot in het stof, verlaten, totaal<br />

alleen. En daardoor, o wonder, worden wij nooit door de HEER verlaten. Niet dat je dat altijd<br />

merkt. Zoals Israël jaren- en jaren-lang in Egypte verbleef, onderdrukt werd, een keihard<br />

slavenbestaan leidde en dat was het. En wat merkten ze van God? … Niets. Hooguit: ze bleven in<br />

leven. Maar vraag me niet wat voor een leven dat was. Maar hij was er, toch. <strong>Jezus</strong>, de Psalm<br />

ge<strong>zong</strong>en, de Lofzang, hij kon de moeilijke weg. Hij ging <strong>die</strong> bitter-eenzame weg, zodat u, jij en ik<br />

als het er op aankomt nooit meer eenzaam zullen <strong>zijn</strong>. En zodat ‘<strong>die</strong>naars’ en ‘Naam’ echt ver-één-d<br />

zullen <strong>zijn</strong>.<br />

Wie is gelijk aan de HEER, onze God? <strong>De</strong>ze God, <strong>die</strong> hoog zit, ziet heel laag, komt<br />

heel laag. Hij buigt zich in <strong>zijn</strong> Zoon neer tot ons, in ontferming, komt naast ons staan, komt zelfs<br />

op onze plaats staan. Inderdaad, wie is gelijk aan deze HEER? Godzijdank onze God?<br />

Amen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!