Was Jozef nou eigenlijk 'goed' of 'slecht'? … Weet u, ik denk dat wij ...
Was Jozef nou eigenlijk 'goed' of 'slecht'? … Weet u, ik denk dat wij ...
Was Jozef nou eigenlijk 'goed' of 'slecht'? … Weet u, ik denk dat wij ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Preek over Genesis 37,1-17, gehouden in de ochtenddienst van 4 januari 2009. In deze dienst werden Laura van Oord<br />
en Felipe van der Werff gedoopt.<br />
Gemeente van Jezus Christus,<br />
<strong>Was</strong> <strong>Jozef</strong> <strong>nou</strong> <strong>eigenlijk</strong> ‘goed’ <strong>of</strong> ‘slecht’? <strong>…</strong> <strong>Weet</strong> u, <strong>ik</strong> <strong>denk</strong> <strong>dat</strong> <strong>wij</strong> vaak zeggen: in<br />
eerste instantie was het een wat vervelend joch, een kl<strong>ik</strong>spaan, die zijn broers zwart maakte bij zijn<br />
vader, maar wat heeft hij in de latere fases van zijn leven veel goede dingen gedaan. Dankzij hem<br />
werd het volk van Israël gered. En nu, een d<strong>ik</strong>ke week na Kerst, kun je er ook nog gemakkelijk bij<br />
zeggen: en door<strong>dat</strong> <strong>dat</strong> volk bleef bestaan, bleef de weg open naar de Messias. Uiteindelijk valt ons<br />
oordeel over <strong>Jozef</strong> meestal positief uit. <strong>Weet</strong> u wat er ergens in de Psalmen staat? <strong>…</strong> ‘De Heer<br />
verwierp de tent die bij <strong>Jozef</strong> stond, de stam Efraïm (een van de twee zonen van <strong>Jozef</strong>-MJ) koos hij<br />
niet<strong>…</strong>’ (Ps.78,67).<br />
Toch staat in een heel groot deel van het boek Genesis <strong>Jozef</strong> cen-traal. Zelfs zo centraal <strong>dat</strong><br />
het direct opvalt. ‘Dit is de geschiedenis van Jakob en zijn nakomelingen.’ Nou, hij had nogal wat<br />
nakomelingen en als je dan <strong>denk</strong>t <strong>dat</strong> je over hen wat te horen krijgt<strong>…</strong> nee, direct hoor je: ‘<strong>Jozef</strong>,<br />
die inmiddels zeventien jaar was<strong>…</strong>’ En het gaat bijna voortdu-rend over hem. En voor<strong>dat</strong> u <strong>nou</strong><br />
zegt: ‘Nou, het gaat in de Bijbel toch vooral over God’, zou u voor de aardigheid eens <strong>dat</strong> hele<br />
bundeltje ver-halen over <strong>Jozef</strong> moet lezen. Dan valt op <strong>dat</strong> je vrijwel niets van God leest en hoort.<br />
Hij is aanwezig –<strong>dat</strong> gelo<strong>of</strong> <strong>ik</strong> zeker. Maar het is wel een verborgen aanwezigheid. Je hoort hem<br />
niet vaak, je ziet hem zelden. Ei-genlijk doet daarmee de hele wonderlijke geschiedenis van <strong>Jozef</strong><br />
flink <strong>denk</strong>en aan u en jou, aan onze tijd, aan de afgelopen jaren en ook aan het nieuw-begonnen<br />
jaar. Want wat merk je nu van de HEER? Wat zie je van hem? Waar hoor je God spreken? In de<br />
verhalen rond Abraham was <strong>dat</strong> heel anders. Die praat en luistert met zijn God als<strong>of</strong> het de<br />
gewoonste zaak van de wereld is. Tot en met onderhandelingen aan toe, over So-dom en Gomorra.<br />
Hier is daarvan geen sprake. Alleen al de naam ‘God’ komt in ons lange ho<strong>of</strong>dstuk geen enkele keer<br />
voor<strong>…</strong><br />
Maar wat moet je er dan mee? God hoor je niet. En <strong>Jozef</strong>, <strong>dat</strong> is toch wel een verhaal apart.<br />
Zo’n bevoorrecht jochie, wie gebeurt <strong>dat</strong> nu? Wie wordt er door z’n broers verkocht? Wie wordt er<br />
onderkoning van een machtig rijk? Alles goed en wel, <strong>denk</strong> je misschien, maar <strong>ik</strong> heb ei-genlijk niet<br />
zoveel met <strong>Jozef</strong>. <strong>…</strong> Dan wil <strong>ik</strong> je toch vragen nog even te luisteren en eens even mee te gaan in<br />
gedachten met wat er <strong>nou</strong> zo lang geleden is gebeurd.<br />
<strong>Jozef</strong> lijkt het misschien wel goed te hebben, maar is <strong>dat</strong> wel zo? Kijk, hij is duidelijk het<br />
lievelingetje van zijn vader en <strong>dat</strong> is mooi. Nou ja, <strong>dat</strong> is mooi voor zolang het duurt. Hij wordt zo’n<br />
beetje opgehemeld door zijn vader en kijkt neer –kijkt dus neer?- op zijn broers. Verbon-denheid<br />
met hen is er helemaal niet bij. In deftige taal: de broederschap is verbroken. Je kunt je als kind, als<br />
mens, eenzaam voelen, ook al ziet de buitenkant er misschien prachtig uit. Maar die buitenkant<strong>…</strong><br />
ach, jon-gens, het gaat vooral om je binnenkant, <strong>dat</strong> weet en voelt iedereen toch. <strong>Jozef</strong> lijkt het lang,<br />
heel lang, niet in de gaten te hebben. Een jongen van zeventien, die de geruchten over z’n broers<br />
aan z’n vader vertelt<strong>…</strong> Nou, een jongen van zeventien gold in die tijd als helemaal volwassen. Hij<br />
<strong>denk</strong>t het allemaal goed te doen en goed te weten. Nou, hij heeft me nog-al wat te leren. En het zijn
pijnlijke lessen, <strong>dat</strong> moet gezegd. Zit daarin niet dit? Om te kunnen groeien als mens, om hoe langer<br />
hoe meer kind van God te worden, moet je eerst leren klein te zijn, ontvankelijk.<br />
De broers van <strong>Jozef</strong> en zijn zussen –want die had hij ook-, die je leer je nauwelijks kennen.<br />
Ruben een beetje, Juda wat meer, maar de rest lijkt een beetje in elkaar en in de schaduw van het<br />
verhaal op te gaan. Toch krijgt ieder mens als het ware een rugzakje in zijn leven mee. Bij <strong>Jozef</strong> is<br />
het wel heel zichtbaar. Om het maar heel kort te houden: zijn vader had de tweedeling in het gezin<br />
van huis uit meegekregen. Zijn tweelingbroer Esau was de lieveling van pa en Jakob die van ma.<br />
Echt goed werd het daardoor nooit in <strong>dat</strong> gezin. En precies dezelfde fout maakt Jakob zelf. Hij kiest<br />
<strong>Jozef</strong> uit boven de andere broers. Zoon van z’n lievelingsvrouw Rachel. Maar dan nog. En als het<br />
<strong>dat</strong> al was, dan had hij net zo goed voor Benjamin kunnen kiezen, de jongen die geboren werd toen<br />
Rachel stierf<strong>…</strong> Wat een leven trouwens: vluchten voor je broer, lang werken voor je vrouw,<br />
bedroegen worden door je oom, waar-door je trouwt met de zus van je vrouw en pas later met je<br />
geliefde, weer later nog twee vrouwen erbij, twee bijvrouwen, een heel stel kinderen. Nee, leven is<br />
niet zo simpel als wel gedacht wordt. En wat er allemaal gebeurt, wat je doet, wat je overkomt, je<br />
hebt lang niet alles in eigen hand. Je kunt als ouders wat meegeven aan je kind, en vaak meer onbe-<br />
wust dan bewust. Wees je daarvan bewust! En waar <strong>wij</strong> zeggen <strong>dat</strong> het goed is om je kind<br />
zelfbewust proberen te laten zijn, vol zelfvertrouwen te laten leven, daar kun je ook doorslaan. En<br />
dan gaat het niet goed. ‘Jo-zef, jij mag er zijn, zoon van mijn lieve Rachel.’ Het wordt al snel: ‘Jo-<br />
zef, jij mag er zijn, zoon van mijn lieve Rachel, <strong>ik</strong> geef om jou het meest, trek je niet teveel van de<br />
anderen aan.’ En het wordt een onuit-staanbaar joch<strong>…</strong><br />
Zo gaat het met <strong>Jozef</strong>. Hij krijgt een pronkgewaad, in feite een soort ‘kroonprinsen-mantel’.<br />
Zo laat Jakob zien aan <strong>Jozef</strong> en aan zijn andere kinderen <strong>dat</strong> <strong>Jozef</strong> de uitverkoren zoon is, zijn<br />
geliefde, zijn op-volger als ho<strong>of</strong>d van de familie. Heb je het over Jakob, dan heb je het over <strong>Jozef</strong>.<br />
Inderdaad: ‘Dit is de geschiedenis van Jakob en zijn nakome-lingen: <strong>Jozef</strong>.’ De rest doet niet mee<br />
voor hen beiden, hooguit als opvul-ling. En daarmee maak je relaties onmogelijk en kapot. Waar je<br />
geen oog en geen hart hebt voor anderen dan <strong>dat</strong> ene kind <strong>of</strong> dan jezelf, daar gaat het mis, flink<br />
mis<strong>…</strong><br />
Dat zie je bij <strong>Jozef</strong>. We horen van de beide dromen. Dat hij die dromen droomt, oké.<br />
Misschien kan hij daaraan niets doen. Maar vroe-ger wisten ze het al <strong>dat</strong> je vaak over <strong>dat</strong>gene<br />
droomt wat je bezighoudt: je angsten en je verlangens. Twee dromen, die hij ook nog eens allebei<br />
aan z’n broers vertelt. Het is werkelijk geen slimme jongen! Wat een hoogmoed klinkt er in door!<br />
De broers associëren de eerste droom ermee <strong>dat</strong> <strong>Jozef</strong> koning over hen wil worden. En ook Jakob<br />
lijkt bij droom twee die kant op te <strong>denk</strong>en. ‘Moeten <strong>ik</strong>, je moeder en je broers ons soms voor jou<br />
komen neerbuigen?’ En zeg dan niet te snel: de dromen komen toch uit. Of zelfs: ze komen van<br />
God. Want a) je hoort nergens <strong>dat</strong> God de dromen stuurt. En b) ze zullen nooit uitkomen, want<br />
<strong>Jozef</strong>s moeder Ra-chel was al overleden. Het lijkt <strong>eigenlijk</strong> een wonderlijke opmerking van<br />
Jakob<strong>…</strong> En zelfs als je <strong>denk</strong>t <strong>dat</strong> een van Jakobs andere vrouwen de moederrol voor <strong>Jozef</strong> vervult,<br />
dan klopt het nog niet. Want je hoort later wel <strong>dat</strong> de broers voor <strong>Jozef</strong> buigen, maar <strong>dat</strong> hoor je niet
van de vrou-wen van zijn vader en ook niet van Jakob zelf. Het is zelfs andersom: <strong>Jozef</strong> buigt later<br />
voor zijn oude vader!<br />
Goed, het verhaal gaat verder na de dromen. Z’n broers kunnen hem wel vermoorden en het<br />
blijft Jakob flink bezighouden. De verhou-ding tussen de broers moet Jakob hebben gevoeld, zou je<br />
zo <strong>denk</strong>en. Maar hij doet er niets mee <strong>of</strong> aan. Integendeel, het lijkt nogal naïef van hem om <strong>Jozef</strong><br />
eropuit te sturen om eens te kijken hoe het met z’n broers is, die al een tijdje het vee aan het weiden<br />
zijn bij Sichem. Graag <strong>wij</strong>s <strong>ik</strong> u op een paar opmerkelijke trekken in het verhaal.<br />
‘Ga jij eens naar hen toe’, zegt Jakob. En dan hoor je over de Hebron-vallei en over Sichem<br />
waar de broers heen zouden gaan. Later blijkt <strong>dat</strong> ze in Dotan terecht zijn gekomen. Het is geen<br />
toeval <strong>dat</strong> de naam Sichem maar liefst drie keer klinkt en <strong>dat</strong> ook die naam ‘Hebron-vallei’ wordt<br />
genoemd, die op zich best had kunnen worden weggelaten Het zijn allebei meer dan geografische<br />
plaatsen. De dood begeleidt <strong>Jozef</strong> als het ware. Zoals het oude doopformulier haast ietwat luguber<br />
zegt <strong>dat</strong> dit leven niets anders is dan een voortdurend sterven, een gestadige dood. Want in de<br />
Hebron-vallei is Abraham begraven. En later wordt <strong>dat</strong> ook Jakobs graf. Sichem is het stuk land <strong>dat</strong><br />
Jakob eerder heeft gekocht en waar vele jaren later <strong>Jozef</strong> begraven zal worden. Zo klinkt hier direct<br />
al mee <strong>dat</strong> het leven niet los staat van de dood, van lijden, van het einde.<br />
En dan gebeurt er iets opmerkelijks. Het verhaal is bekend. ‘<strong>Jozef</strong> zoekt z’n broers, alletien<br />
zijn ze jaloers, op z’n jas en op z’n dromen, als ze <strong>Jozef</strong> aan zien komen, wordt zijn mantel<br />
afgerukt, diep zit <strong>Jozef</strong> in de put.’ Zo kennen we het in feite. Maar in <strong>dat</strong> mooie lied ontbreekt iets,<br />
iets beslissends. <strong>Jozef</strong> gaat immers op weg, vindt z’n broers niet in Si-chem, komt iemand tegen die<br />
weet waar ze zijn en vindt ze daar dan. Dat lijkt nog redelijk ‘gewoon’. Maar er is hier meer aan de<br />
hand. Letterlijk vertaald staat er dan: ‘Een man vindt hem als hij daar ronddwaalt op het veld; dan<br />
vraagt de man hem en zegt: wat zoek je? Hij zegt: <strong>ik</strong> ben mijn broeders aan het zoeken; meld mij<br />
toch waar zij aan het weiden zijn!’ Hoor je het?! <strong>Jozef</strong> komt niet maar iemand ‘toevallig’ tegen, een<br />
wille-keurige voorbijganger. Zoals <strong>wij</strong> doen als je niet precies een straat kunt vinden. Dan vraag je<br />
iemand die daar net rondloopt <strong>of</strong> –rijdt <strong>of</strong> hij weet waar de bewuste straat is. Hier is het andersom.<br />
<strong>Jozef</strong> dwaalt wat rond en komt niet die man tegen, de onbekende. Maar nog eens: ‘een man vindt<br />
hem’. Een man, een iemand, die anoniem blijft. Deze man vindt hem! En deze persoon vraagt aan<br />
hem wie hij zocht, zeggen bijna alle vertalingen. Maar niet zomaar staat er in het hebreeuws zoals<br />
<strong>ik</strong> u het voorlas uit de Naardense Bijbel: ‘wat zoek je?’ Dat is geen toeval. Wat zoek je? Het is de<br />
vraag de zin van ons leven. Waarvoor leef je? Wat is je houvast? Wat is het fundament van je<br />
bestaan? Een man vond hem. Ik moet hier on-miskenbaar <strong>denk</strong>en aan de doop van Laura en van<br />
Felipe. Door God ge-vonden; gezocht, gevonden en aangenomen. En deze God, de bepaald niet-<br />
onbekende, geeft zin, geeft houvast, geen richting, geeft doel, geeft fundament. En kijk, <strong>Jozef</strong> was<br />
daar dwalend in het land. Dat heeft wel iets van veel levens: je dwaalt door deze wereld. En het is<br />
vaak moeilijk zat om de zin van je bestaan te ontdekken. Het valt niet altijd mee om bezig te zijn<br />
met de vraag waarvoor je leeft. Het is niet zo simpel vaak om te beseffen wat je werkelijke houvast<br />
in de praktijk van je bestaan is. God is in heel deze geschiedenis niet expliciet aanwezig. En het is<br />
mij veel te gemakkelijk om te zeggen: hij is achter de schermen in alles be-zig. Gr<strong>of</strong>weg kun je <strong>dat</strong><br />
best stellen. In ho<strong>of</strong>dlijnen is <strong>dat</strong> ook wel zo. En natuurlijk, <strong>Jozef</strong> zegt later wel dingen als <strong>dat</strong> God
hem naar Egypte heeft gestuurd –en <strong>dat</strong> is uiteindelijk allemaal gekomen door het gedoe <strong>dat</strong> ons<br />
hier al verteld wordt. Maar het is niet voor niets <strong>dat</strong> <strong>Jozef</strong> <strong>dat</strong> pas heel veel later verteld. Het is echt<br />
een woord achteraf. En we moeten niet met de bl<strong>ik</strong> van later deze vertelde gebeurtenissen gaan<br />
beluisteren.<br />
Stel je <strong>Jozef</strong> voor. Vrijwel door alle mensen in feite verlaten. Z’n moeder gestorven, door<br />
z’n vader haast omklemd, z’n broers konden hem wel vermoorden, en van z’n halfzus en van z’n<br />
volle broer, Benja-min, hoor je voorlopig niets. Is hij verlaten door God? <strong>…</strong> Zeg niet te snel ‘nee’.<br />
Want je hoort immers niets van God hier? God lijkt niet mee te spelen in dit bepaald niet-<br />
verheffende spel <strong>dat</strong> leven is. En als hij er al is, wat doet hij dan? <strong>…</strong> <strong>Jozef</strong> ziet hem niet, hij hoort<br />
hem niet, hij ervaart hem niet. Zoals <strong>dat</strong> voor velen van ons toch ook geldt? <strong>…</strong> Lieve mensen, het is<br />
werkelijk: geloven! Denk nog maar aan het woord van de jaarwis-selingsavond: ‘We leven in<br />
vertrouwen op God; wat komen gaat is nog niet zichtbaar.’ En zo is het.<br />
Deze mensjes, Felipe en Laura, ze hebben nog een heel leven vóór zich normaal gesproken.<br />
En wat zal het leven hen brengen? <strong>…</strong> Waarop mogen zij steunen en bouwen? Wat zal de diepste<br />
grond van hun bestaan kunnen zijn? <strong>…</strong> <strong>Weet</strong> je, <strong>wij</strong> bouwen vaak op dingen die <strong>wij</strong> kunnen zien.<br />
Denk aan een goede gezondheid –hartst<strong>ik</strong>ke belangrijk, na-tuurlijk! Of een redelijk zeker bestaan in<br />
financiëel opzicht. Een goede opleiding daarom, als <strong>dat</strong> kan. Of <strong>denk</strong> aan veiligheid en vrijheid. En<br />
stuk voor stuk belangrijke zaken. Alleen, uiteindelijk, ten diepste, geven al die belangrijke dingen je<br />
geen zekerheid wat het wezen van wie je bent betreft. Want het zijn uiterlijke zaken,<br />
omstandigheden, hoe ingrij-pend ze ook kunnen zijn, <strong>dat</strong> staat buiten kijf. Maar vertrouw je God in<br />
en ondanks alles? In wat <strong>wij</strong> als goede tijden ervaren? En ook in minder-goede <strong>of</strong> zelfs voor ons<br />
idee slechte tijden. Tijden waarin je niet weet waar je het moet zoeken. Zoals <strong>Jozef</strong> even later<br />
ondervindt. Je hebt als het er op aan komt geen houvast, geen fundament, behalve dit: Gods be-<br />
l<strong>of</strong>te, gegeven, gegarandeerd in de doop. Jij bent mijn kind. Ik laat je niet los. Ik houd je vast. Ik<br />
doe alles meewerken ten goede. Ik belo<strong>of</strong> je niet <strong>dat</strong> <strong>ik</strong> je onheil bespaar. Ik belo<strong>of</strong> je wel <strong>dat</strong> <strong>ik</strong> je<br />
in alles wat het le-ven je maar brengt, <strong>dat</strong> <strong>ik</strong> je bij mij houd en <strong>dat</strong> <strong>ik</strong> voor je zorg. Al zie je het niet,<br />
al hoor je me niet, al ervaar je me niet.<br />
Wat zoek je? vraagt de man. Ik ben mijn broeders aan het zoe-ken. Natuurlijk, <strong>dat</strong> is zo,<br />
<strong>Jozef</strong> zoekt zijn grote broers. Tegelijk is het ook meer: een mens zoekt geestverwanten, zoekt<br />
gemeenschap, zoekt verbondenheid met anderen. Hij zoekt zijn broers, zijn broeders. Hij zoekt<br />
broederschap. Het gezin van Jakob, ja, het gezin van God, is niet compleet, functioneert niet goed,<br />
functioneert niet, als er iemand buiten de boot valt. Hoe <strong>dat</strong> ook maar komt<strong>…</strong><br />
Wat kan het goed zijn om jezelf en de ander te spreken, te horen wat er achter iemands leven<br />
zit, achter mijn gedrag, achter jouw opvat-tingen, achter uw gelo<strong>of</strong>sprincipes. Als een gemeenschap<br />
verscheurd raakt zoals bij <strong>Jozef</strong>, dan kun je natuurlijk zeggen: <strong>dat</strong> ligt aan Jakob. Een totaal<br />
verkeerde opvoeding. <strong>Jozef</strong> wordt opgehemeld en de rest hangt er maar bij. Het zal zo zijn, maar<br />
hoe kwam Jakob erbij? <strong>…</strong> En als de broers en <strong>Jozef</strong> eens open hadden gesproken over hun<br />
opvoeding, over het verschil in benadering tussen hen door hun vader, wat had <strong>dat</strong> een hoop leed<br />
kunnen voorkomen<strong>…</strong> Niet alleen voor <strong>Jozef</strong>. Ook voor de anderen<strong>…</strong>
<strong>Jozef</strong> hoort de stem van de onbekende en gaat naar Dotan. Daar treft hij hen aan. Maar we<br />
weten het, het betekent bepaald geen herstel van verhoudingen. Integendeel. Maar daarover<br />
volgende week.<br />
Voor nu nog dit. Waar vind je <strong>nou</strong> God in deze geschiedenis? De een zegt: bijna in alles.<br />
<strong>Jozef</strong> is de ho<strong>of</strong>dfiguur. Dat heeft God zo gewild. God stuurde de dromen. God verhief <strong>Jozef</strong>. God<br />
stuurde <strong>Jozef</strong>, dwars door menselijk gekonkel en zonde heen, naar Egypte, tot redding van zijn<br />
familie, tot heil van Gods volk. Als een soort Jezus, gekomen van al zo veer. Ook niet zo’n<br />
welkome jongen<strong>…</strong> <strong>Weet</strong> u wat <strong>ik</strong> <strong>denk</strong>? <strong>…</strong> Juist in de ellende is hij er. Ik zie hem vooral in die<br />
onbekende man, die <strong>Jozef</strong> aanschiet, aanspreekt. Een flits als het ware in het donker. Een weg<strong>wij</strong>-<br />
zer naar z’n broers. Daarmee ook een weg<strong>wij</strong>zer naar de schaduwen des doods<strong>…</strong> Het leven is niet<br />
simpel; zeker het leven als kind van God niet. Niet voor niets is het teken van Gods verbond de<br />
doop. En <strong>eigenlijk</strong> is dopen per definitie ‘onder-dompelen’, even kopje onder gaan. En je zou<br />
bez<strong>wij</strong>ken als God je niet zou redden. Leven is niet simpel, zeker niet het leven als geliefd kind van<br />
de HERE God, volgeling van Jezus. Maar ten diepste is zo’n leven wel goed, heel goed. Gods<br />
bel<strong>of</strong>te, de doop, wil je dragen, wil je steunen, wil je troosten, in vreugde en in verdriet, op hoogten<br />
en in dalen, ook dit nieuwe jaar. Op hem mag je bouwen, hoe ook je weg zal gaan.<br />
Amen