Perspectief nummer 15 - Rbo
Perspectief nummer 15 - Rbo
Perspectief nummer 15 - Rbo
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Hans Biesheuvel over<br />
dynamisch arbeidsmarktbeleid:<br />
nr.<br />
Dit is voor kleine<br />
bedrijven een stuk<br />
minder eenvoudig<br />
<strong>15</strong><br />
2011<br />
perspectief<br />
Ton Wilthagen over werkzekerheid:<br />
We weten wel hoe<br />
en waarom, maar<br />
we doen het niet<br />
Hans Kamps over de werkscholen:<br />
Jongeren zonder<br />
startkwalificatie<br />
mag je niet aan de<br />
kant zetten
2<br />
Inhoud<br />
3<br />
11<br />
Voorwoord<br />
4 Ton Wilthagen,<br />
hoogleraar Universiteit van Tilburg:<br />
Van baan- naar werkzekerheid:<br />
we weten waarom, we weten<br />
hoe, maar we doen het niet<br />
8 Hans Biesheuvel,<br />
voorzitter MKB-Nederland:<br />
Dynamisch arbeidsmarktbeleid<br />
is voor grote<br />
bedrijven een stuk<br />
eenvoudiger dan voor de<br />
kleinere<br />
Gastcolumn Paul de Beer<br />
Het fabeltje van de krappe arbeidsmarkt<br />
12 Hans Kamps, voorzitter Commissie Werkscholen:<br />
Jongeren zonder startkwalificatie<br />
maar even wegzetten en<br />
afschrijven, is maatschappelijk<br />
onaanvaardbaar<br />
<strong>15</strong> Wat vinden werkgevers er zelf van?<br />
De overheid wil meer mensen met een arbeidsbeperking<br />
aan het werk hebben in reguliere banen, maar hoe<br />
denkt de werkgever hierover?<br />
Colofon:<br />
<strong>Perspectief</strong> is een uitgave van RBO<br />
RBO<br />
Postbus 351<br />
9700 AJ Groningen<br />
t (050) 526 29 00<br />
f (050) 525 97 77<br />
info@rbo.nl<br />
www.rbo.nl<br />
Eindredactie: Berbel Kremer (RBO)<br />
Tekst: Touché concept & copy, Berbel Kremer<br />
Fotografie: Paul Tolenaar, MKB-Nederland, ABU, e.a.<br />
Opmaak: Xsample mediavormgeving<br />
Druk: Koninklijke Van Gorcum, Assen
Voorwoord<br />
Hoe kunnen zoveel mogelijk mensen duurzaam participeren op de<br />
arbeidsmarkt? En hoe zijn bedrijven en organisaties nu en in de toekomst<br />
verzekerd van geschikt personeel? Dat zijn de uitdagingen waar<br />
overheid en werkgevers zich de komende jaren voor geplaatst zien. De<br />
financieringsproblemen rondom de sociale zekerheid en de verwachte<br />
krapte op de arbeidsmarkt vragen om nieuwe, creatieve oplossingen<br />
om al het beschikbare arbeidspotentieel te benutten en om ervoor te<br />
zorgen dat mensen langer, gezonder en productiever kunnen werken.<br />
Een dynamisch arbeidsmarktbeleid dat erop gericht is om de inzetbaarheid,<br />
flexibiliteit en arbeidsmobiliteit van werknemers te vergroten,<br />
is hiervoor essentieel.<br />
De vraag hoe we dit samen – overheid, onderwijs, werkgevers en werknemers<br />
– kunnen realiseren, staat centraal in dit <strong>nummer</strong> van<br />
<strong>Perspectief</strong>. Daarbij gaan we er voor het gemak vanuit dat er de<br />
komende jaren inderdaad sprake zal zijn van een structurele krapte op<br />
de arbeidsmarkt. Deze verwachting wordt namelijk niet door iedereen<br />
gedeeld, zo blijkt uit de kritische gastcolumn van Paul de Beer.<br />
Ton Wilthagen, hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, twijfelt er<br />
niet aan dat de arbeidsmarkt te maken krijgt met krapte. Hij pleit<br />
daarom voor een arbeidsmarktbeleid dat is gericht op het bevorderen<br />
van werkzekerheid in plaats van baanzekerheid, bijvoorbeeld door<br />
middel van ‘protected mobility’. Hiervoor is volgens Wilthagen allereerst<br />
meer samenwerking nodig tussen de verschillende arbeidsmarktpartijen.<br />
Ook pleit hij voor een structureler gebruik van loopbaaninstrumenten<br />
zoals EVC en het ePortfolio. De overheid zou dit bijvoorbeeld<br />
kunnen bevorderen door consequenties te verbinden aan het<br />
gebruik van deze instrumenten.<br />
Zelf ben ik een groot voorstander van de motie van Tweede Kamerlid<br />
Eddy van Hijum e.a. om een individueel scholingsbudget in te voeren<br />
voor alle werkenden. Ik heb echter grote twijfels of er wel voldoende<br />
middelen beschikbaar komen om de motie uit te voeren. Zeker voor<br />
werkenden zonder startkwalificatie zou de overheid hierin het voortouw<br />
moeten nemen en de uitvoering niet alleen bij werkgevers<br />
neerleggen.<br />
Kritische geluiden zijn er ook over de uitvoering van andere overheidsmaatregelen,<br />
zoals de Wet werken naar vermogen en het<br />
Vitaliteitspakket. Met deze regelingen wil de overheid het voor werkgevers<br />
financieel aantrekkelijk en gemakkelijker maken om te investeren<br />
in (oudere) werknemers en mensen met een afstand tot de<br />
arbeidsmarkt. Werkgevers ervaren de maatregelen van de overheid<br />
echter eerder als een verplichting dan als een verlichting, zo blijkt in<br />
deze <strong>Perspectief</strong>. Hans Biesheuvel, sinds 1 juni 2011 voorzitter van<br />
MKB-Nederland, vertelt dat met name de kleinere bedrijven vaak<br />
moeite hebben om overheidsbeleid uit te voeren; zij hebben bijvoorbeeld<br />
niet de capaciteit om een nieuwe, zinvolle wending te geven<br />
aan de loopbaan van oudere werknemers.<br />
Uit een door RBO en CAB georganiseerd debat voor mkb-bedrijven,<br />
waarvan verderop het verslag te lezen is, blijkt hetzelfde te gelden<br />
voor de regelgeving rondom werknemers met een arbeidsbeperking. In<br />
tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, blijken er genoeg werkgevers<br />
te zijn die wel willen investeren in een werknemer met een<br />
beperking. Wat echter afschrikt zijn de vele regels en verplichtingen<br />
die daarmee gepaard gaan. Het zou daarom een goede eerste stap zijn<br />
als de overheid meer vertrouwen zou stellen in de goede wil van de<br />
werkgever.<br />
Fotografie: Marco Tenback<br />
Een nieuw, landelijk initiatief om jongeren uit het praktijkonderwijs<br />
en voortgezet speciaal onderwijs betere kansen te bieden op arbeidsmarkt<br />
is de zogenaamde Werkschool. Hans Kamps vertelt als voorzitter<br />
van de Commissie Werkscholen hoe jongeren zonder startkwalificatie<br />
via leerwerkplekken en betaalde banen bij werkgevers werkervaring<br />
kunnen opdoen. Persoonlijk vind ik de Werkschool een goed initiatief<br />
en ik hoop dan ook van harte dat het project de gewenste resultaten<br />
oplevert. Dit kan echter alleen als er voldoende rekening wordt<br />
gehouden met regionale verschillen en de werkscholen niet in een<br />
landelijk keurslijf geperst worden.<br />
Een succesvol dynamisch arbeidsmarktbeleid vraagt, kortom, om een<br />
goede samenwerking tussen overheid, onderwijs, werkgevers en werknemers<br />
en meer samenhang in loopbaaninstrumenten en financiële<br />
middelen.<br />
Ik zou daarbij willen oproepen om investeren in mensen het uitgangspunt<br />
te laten zijn in plaats van het realiseren van bezuinigingen. Leg<br />
werkgevers via de Regeling Vervroegde Uittreding bijvoorbeeld geen<br />
strafheffing op, maar laat hen dit geld gebruiken om in de loopbaan<br />
van de werknemer te investeren.<br />
Meindert Krijnsen<br />
(directeur-bestuurder RBO)<br />
3
4<br />
Ton Wilthagen, hoogleraar, SER-Commisielid en Mr. Flexicurity<br />
Van baan- naar werkzekerheid: we weten<br />
maar we doen het niet<br />
De wereld verandert in hoog tempo en de arbeidsmarkt verandert<br />
even snel mee. Dat vraagt om ander beleid en een andere mentaliteit.<br />
Nu de crisis nog gaande is, maar ook daarna, want de<br />
wereld wordt nooit meer zoals die vroeger was. Het bevorderen<br />
van werkzekerheid in plaats van alleen maar baanzekerheid is de<br />
sleutel, stelt hoogleraar Ton Wilthagen. Voorbeelden in andere<br />
landen, met name Zweden, bewijzen dat. Nederlandse arbeidsmarktpartijen<br />
weten dat er iets moet veranderen en het benodigde<br />
instrumentarium is eigenlijk ook wel voorhanden. Toch wil<br />
een echt toekomstbestendige aanpak maar niet van de grond<br />
komen, behalve dan in sommige regio’s; daar gloort hoop. Wat is<br />
er volgens Wilthagen aan de hand in Nederland?<br />
Domineert de angst voor verandering? “Dat speelt zeker een belangrijke<br />
rol. Zekerheden - en daarmee het gevoel van zekerheid van<br />
mensen - zijn nog vaak gekoppeld aan de vaste baan. Zodra mensen<br />
op het punt staan hun baan verliezen, worden zij bevangen door<br />
angst. Het huidige stelsel stimuleert dat feitelijk ook; dat is eveneens<br />
rond de vaste baan georganiseerd. Waar ik overigens een verschuiving<br />
bepleit van baanzekerheid naar werkzekerheid, bedoel ik niet dat<br />
baanzekerheid en vaste contracten moeten worden afgeschaft.<br />
Werkzekerheid kan eveneens betekenen dat iemand baanzekerheid<br />
heeft. Maar zolang we ons tot baanzekerheid beperken in de organisatie<br />
van het stelsel, dan blijven mensen immobiel en zijn ze er<br />
vooral op gefocust om te houden wat zij nu hebben. Gezien de langere<br />
arbeidsmarktcarrière die wij met elkaar voor de boeg hebben, is dat<br />
funest. Funest voor mensen zelf en voor de economie. Dat tij valt<br />
alleen te keren wanneer nadrukkelijk en continu wordt ingezet op de<br />
optimale match tussen baan en persoon.”<br />
De Nederlandse aanpak is te gefragmenteerd,<br />
partijen wijzen naar elkaar<br />
“Het probleem van het Nederlandse stelsel is dat zeer ambivalent<br />
wordt omgegaan met het vraagstuk hoe mensen werk vinden en<br />
behouden en hoe zij zich verder kunnen ontwikkelen op de arbeidsmarkt.<br />
Dat komt, nogmaals, omdat baanzekerheid spelbepaler is. De<br />
aanpak is er nog altijd niet op gericht om de transitie van werk naar<br />
werk voor alle groepen mogelijk te maken. Zeker, er zijn mobiliteitscentra,<br />
poortwachtercentra en sociale partners die stukjes van de<br />
opgaaf oppakken. Ook diverse regio’s worden steeds actiever, met<br />
name om te voorkomen dat mensen in de voor gemeenten zeer kostbare<br />
bijstand terechtkomen. Allerlei partijen zien kortom de noodzaak<br />
tot verandering, maar de aanpak is veel te gefragmenteerd. Want als<br />
de hamvraag wordt gesteld - wie gaat ervoor zorgen dat mensen tussen<br />
sectoren van werk naar werk bewegen - geeft niemand thuis.<br />
Werkgevers bijvoorbeeld zijn van mening dat je die inspanning niet<br />
van hen kunt verlangen. Zij gaan toch zeker niet investeren in de<br />
loopbaan in een andere sector van hun medewerkers…?”<br />
Instrumentarium wordt te vrijblijvend benut en<br />
samenhang ontbreekt<br />
Ontbreekt het aan een goed instrumentarium? “Welnee. We hebben al<br />
een enorme gereedschapskist tot onze beschikking: workability<br />
index, EVC, ePortfolio, employability scans en allerlei andere instru-
waarom, we weten hoe,<br />
Over Ton Wilthagen<br />
Prof. dr. Ton (A.C.J.M.) Wilthagen, rechtssocioloog van origine, is als hoogleraar Institutionele en<br />
Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt verbonden aan de Universiteit van Tilburg. Daarnaast is hij<br />
directeur van het onderzoeksinstituut ReflecT, lid van SER-commissies over sociale innovatie en jongeren,<br />
adviseur van de Europese Commissie en bestuurslid van de Stichting ePortfolio Support (StePS).<br />
Als bedenker van de term ‘flexicurity’, een begrip dat officieel tot Europees doel is verheven, wordt<br />
Wilthagen ook wel Mr. Flexicurity genoemd. Begin 2010 kwam zijn boek ‘Over de arbeidsmarkt<br />
gesproken’ uit, waarin hij voorstellen voor vernieuwing en verandering doet.<br />
Van baanzekerheid naar werkzekerheid<br />
Ton Wilthagen is pleitbezorger van een arbeidsmarktbeleid dat in plaats van op baanzekerheid inzet op werkzekerheid. Onder<br />
druk van processen van globalisering en de noodzaak tot flexibilisering en verhoogd aanpassingsvermogen is de baanzekerheid<br />
van mensen afgenomen. Werkzekerheid definieert Wilthagen als de zekerheid om werk te vinden en te behouden en<br />
jezelf verder te kunnen ontwikkelen op de arbeidsmarkt, maar niet noodzakelijk in dezelfde baan. Werkzekerheid is een<br />
dynamisch concept: het gaat uit van een voortdurend aanwezig risico op het verlies van werk en van de ontwikkelings- en<br />
doorstroomkansen van mensen.<br />
In tijden van crisis én krapte<br />
Een arbeidsmarktbeleid gericht op werkzekerheid is volgens Wilthagen nodig in zowel tijden van economische crisis als van<br />
krapte op de arbeidsmarkt; zeker ook in het licht van het financieringsprobleem van de sociale zekerheid. In geval van crisis<br />
moet het beleid vooral zijn gericht op het voorkomen van werkloosheid en op het faciliteren van werk-naar-werktransities.<br />
In tijden van krapte - die volgens Wilthagen dankzij de vergrijzing zonder twijfel aanstaande zijn - dient het beleid zich juist<br />
te richten op employability: een goed geschoolde beroepsbevolking die mobiel kan en wil zijn tussen bedrijven, sectoren en<br />
beroepen. In beide gevallen moet de dynamiek leidend zijn, bepleit Wilthagen. Er moet een beleid worden gemaakt dat<br />
gedurende de hele arbeidsloopbaan uitnodigt tot mobiliteit, op basis van combinaties van vormen van flexibiliteit en zekerheid:<br />
flexicurity.<br />
Kabinetsbeleid<br />
Tot op heden kent Nederland nog geen stelselmatig georganiseerde werkzekerheid. Oud-premier Balkenende noemde werkzekerheid<br />
al in 2008 ‘hét vraagstuk voor ons land’. Ook het huidige Regeerakkoord dringt aan op verhoogde mobiliteit en<br />
weerbaarheid van mensen op de arbeidsmarkt, evenals op verhoogde flexibiliteit om de groeiende tegenstelling tussen mensen<br />
met vaste contracten en flexwerkers tegen te gaan. Het kabinet wil bevorderen dat werkgevers en werknemers afspraken<br />
maken over scholing, waardoor de werkzekerheid van werknemers op een dynamische arbeidsmarkt toeneemt.<br />
5
6<br />
menten in ontwikkeling. Maar daar wordt veel te vrijblijvend mee<br />
omgegaan. Als er niets mee wordt gedaan, is er nog steeds niemand<br />
die opstaat en zegt: dat kun je niet maken! Ik ben inderdaad groot<br />
voorstander van het ePortfolio. Voor iedereen die van school komt,<br />
moet er onmiddellijk één worden aangemaakt. Zo’n portfolio helpt bij<br />
het mobiel maken van mensen in geval van ontslag en de zoektocht<br />
naar een nieuwe baan. Maar ook de invoering hiervan wordt helaas<br />
zeer gefragmenteerd aangepakt. Bovendien zijn er nog altijd geen<br />
consequenties verbonden aan het niet inzetten van beschikbaar<br />
instrumentarium. Maar dat lijkt nu eindelijk een beetje te gaan veranderen.<br />
Tweede Kamerlid Eddy van Hijum (CDA) heeft begin oktober<br />
aangekondigd een initiatiefwet in te dienen voor het aftrekbaar<br />
maken van investeringen in opleiding en ontwikkeling van de ontslagvergoeding.<br />
Dat betekent dat de kantonrechter bij het bepalen<br />
van de ontslagvergoeding moet meewegen welke ruimte de werkgever<br />
de werknemer heeft geboden om zijn positie op de arbeidsmarkt te<br />
vergroten. Ook zou het goed zijn om een bepaling in de wet op te<br />
nemen dat arbeidsovereenkomsten alleen rechtsgeldig zijn indien zij<br />
afspraken over scholingsinspanningen tijdens de duur van het contract<br />
bevatten. Daar kunnen werkgever en werknemer elkaar dan aan<br />
houden.”<br />
Huidig fundament van baanzekerheid<br />
wordt al massaal omzeild<br />
“Overigens zie je nu al dat werkgevers het huidige fundament van<br />
baanzekerheid - het ontslagrecht - massaal omzeilen, onder andere<br />
met flexibele constructies als ZZP en pay roll. Ook in vaste contracten<br />
gebeurt veel buiten het ontslagrecht om; bloed kruipt waar het niet<br />
gaan kan. Veel vaste contracten bieden een schijnvastigheid. Zodra<br />
een werkgever van een werknemer af wil, stelt hij een door beide<br />
partijen te ondertekenen vaststellingsovereenkomst op, gericht op<br />
wederzijds goedvinden van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.<br />
Verwijtbaarheid over en weer wordt uitgesloten en de vertrekkende<br />
werknemer gaat akkoord met een ontslagvergoeding. Geen<br />
juridische vinger meer tussen te krijgen als de handtekeningen eenmaal<br />
zijn gezet. En zelfs al weet de werknemer dat tegen deze gang<br />
van zaken verweer zou kunnen worden gevoerd, dan begint hij daar<br />
niet aan. Als de werkgever van hem af wil, gebeurt dat toch wel, met<br />
of zonder tussenkomst van het UWV. Veel beter is het om voorwaarden<br />
te stellen aan ontslagvergoedingen, om ze te oormerken voor de volgende<br />
stap op de arbeidsmarkt. Een ontslagvergoeding moet niet<br />
langer als een soort bonus worden beschouwd waar iets leuks mee<br />
gedaan kan worden - een camper kopen bijvoorbeeld - want op een<br />
Jongeren willen die oude vastigheid<br />
helemaal niet meer<br />
dag is het geld op en is het probleem nog steeds niet opgelost. Meer<br />
zoden aan de dijk zet de verplichting om met dat geld tijd te kopen<br />
om werk te vinden en omscholing te bekostigen.”<br />
Zweedse transitiefondsen interessant voor Nederland<br />
U bent als adviseur betrokken bij Europees beleid. Zijn er voorbeelden<br />
van hoe werkzekerheid in andere landen wordt gefaciliteerd? “Mijn<br />
collega Irmgard Borghouts heeft voor haar promotieonderzoek gekeken<br />
naar buitenlandse systemen van werkzekerheid, met name waar<br />
het ‘werk naar werk’ transities betreft. Een interessant systeem trof<br />
zij aan in Zweden. Daar bestaan zogenoemde transitiefondsen per<br />
sector. Werkgevers storten 0,3% van het salaris in een fonds ten be-<br />
hoeve van ‘werk naar werk’ transities binnen én buiten de sector.<br />
Inmiddels valt maar liefst 80% van alle werkenden onder dit systeem.<br />
Het systeem blijkt zeer goed te werken; de meeste mensen komen na<br />
gedwongen mobiliteit in een baan terecht met voorwaarden vergelijkbaar<br />
aan die van hun vorige baan. De vakbonden in Nederland hebben
er kennis van genomen en zijn er erg enthousiast over. Zij zouden het<br />
kunnen oppakken. Verschil met Zweden is alleen dat daar veel meer<br />
mensen lid zijn van een vakbond. Een dergelijk groot draagvlak is<br />
nodig als vakbonden zo’n collectief systeem willen opzetten. In<br />
Nederland neemt het ledental van de vakbonden juist sterk af, we<br />
duiken we al bijna onder de 20%. Een andere optie is om sectorale<br />
scholingsfondsen om te vormen tot transitiefondsen. Maar dat vraagt<br />
om een stelsel van verrekening tussen sectoren. Sectoren moeten<br />
bereid zijn om dat collectieve actieprobleem op te lossen zoals men<br />
dat in Zweden heeft gedaan en dus om fondsgelden niet alleen binnen<br />
de eigen sector te willen besteden. Daar zijn sectoren nu nog in het<br />
geheel niet op ingericht.”<br />
Geloven dat na de crisis alles vanzelf goed komt,<br />
leidt tot naïef beleid<br />
U stelt dat werkzekerheid niet alleen nodig is in tijden van crisis,<br />
maar ook in tijden van krapte. “Inderdaad, en dat belang wordt onderschat.<br />
In het huidige beleid wordt er nog teveel vanuit gegaan dat het<br />
probleem van de lage mobiliteit op de arbeidsmarkt vanzelf verdwijnt<br />
als de crisis voorbij is. Partijen wachten af en als zij al vinden dat er<br />
iets moet gebeuren, wijzen zij naar elkaar. Dat getuigt van kortzichtigheid.<br />
Er is namelijk geen sprake van een storm die overwaait. De<br />
nooddijken die tot nu toe zijn aangelegd, volstaan niet. Als de crisis<br />
voorbij is, ziet de wereld er namelijk compleet anders uit dan daarvoor.<br />
Er is een structurele verandering gaande. Als gevolg van globalisering<br />
is het economische zwaartepunt aan het verschuiven, we<br />
dreigen fors aan welvaart in te leveren. Dat vraagt om ingrijpende<br />
aanpassingen en herstructurering. Te weinig partijen realiseren zich<br />
dat, met naïef beleid als gevolg. Wij zijn zo ongeveer het meest verzekerde<br />
land ter wereld. We verzekeren alles. Maar waartegen? We<br />
kunnen geen hek om ons land plaatsen met een bordje ‘Partner van<br />
Noord-Korea’.”<br />
Toenemend populisme zet rem op mobiliteit<br />
“Als we dan zo nodig zekerheden willen, laten we die behoefte dan<br />
eens doortrekken door ook mobiliteit en flexibiliteit te verzekeren.<br />
Bescherm mensen in plaats van banen. Zolang echter het toenemend<br />
populisme een klimaat van angst en wantrouwen in de hand werkt en<br />
mensen vooral stimuleert tot krampachtig vasthouden aan wat zij<br />
hebben, heeft ‘protected mobilitity’ geen schijn van kans. De realiteit<br />
is evenwel dat functies in hoog tempo veranderen en dat je maar<br />
korte tijd vooruit kunt met de kennis en vaardigheden waar je nu over<br />
beschikt. Dat hoeft helemaal niet bedreigend te zijn. In een land als<br />
Nederland, dat het moet hebben van export, vallen volop vruchten te<br />
plukken van de nieuwe economische orde. Voorwaarde is dat werkgevers<br />
af moeten van de gedachte dat een bijdrage aan de toekomst van<br />
hun werknemers buiten het eigen bedrijf hen niets oplevert. En werknemers<br />
moeten leren verder te kijken dan hun huidige baan lang is.<br />
Dat is de eis die de moderne tijd aan hen stelt, of ze dat nu leuk<br />
vinden of niet. En nogmaals, met een langere arbeidsmarktcarrière in<br />
het vooruitzicht zullen we ons stelsel en onze mentaliteit daar wel op<br />
moeten aanpassen. We hebben geen keus.”<br />
Jongeren willen die oude vastigheid<br />
helemaal niet meer<br />
Zullen toekomstige generaties beter in staat zijn om zekerheden los<br />
te laten? “Ja, daar ben ik van overtuigd. Bij jonge mensen begint de<br />
noodzakelijke mentaliteitsverschuiving zich gelukkig al af te tekenen,<br />
met name bij jongeren met een hoog opleidingsniveau. Zij hebben<br />
tijdens hun school- en studietijd vaak al zoveel verschillende bijbaantjes<br />
gehad - de Nederlandse jeugd is koploper bijbaantjes - dat zij op<br />
het moment van afstuderen veel ervaring hebben in het switchen van<br />
baan naar baan. Zij zijn het al gewend om zich flexibel te bewegen en<br />
uit te kijken naar iets anders als zij hun baantje niet meer leuk vinden<br />
of aan een nieuwe ervaring toe zijn. Dat maakt dat zij een ander<br />
‘psychologisch’ contract verlangen zodra zij serieus aan de slag gaan.<br />
Zij vragen niet meer om de zekerheden zoals de generaties voor hen<br />
dat deden. Daarbij komt dat jonge mensen veel bedrevener zijn in het<br />
signaleren van nieuwe kansen. Zij weten de netwerken die social<br />
media aanreiken heel systematisch te gebruiken. Dat is totaal anders<br />
dan voorheen, toen mensen voor vacatures waren aangewezen op de<br />
zaterdagkrant. Blijft overeind dat jonge mensen nu in een slechte tijd<br />
op de arbeidsmarkt binnenkomen. Waar het juist voor hen zo belangrijk<br />
is om werkzekerheid anders te organiseren, blijven arbeidsmarktpartijen<br />
achteroverleunen, denkend dat toekomstige krimp op de<br />
arbeidsmarkt het probleem vanzelf wel weer oplost. Dat gaat niet<br />
gebeuren. We moeten toe naar goede, betrouwbare arbeidscontracten<br />
met minder toeters en bellen dan nu en naar het drastisch verkleinen<br />
van de huidige scherpe scheiding tussen vast en flex.”<br />
Hoop gloort in de regio<br />
Terug naar de vraag hoe we van baanzekerheid uiteindelijk tot werkzekerheid<br />
moeten komen. Wordt de politieke impasse ooit doorbroken?<br />
“Er gloort een sprankje hoop en wel in een aantal Nederlandse<br />
regio’s die al veel langer weten hoe moeilijk het is om mensen aan het<br />
werk te houden en bedrijven in de lucht te houden. Daar vindt een<br />
stille revolutie plaats, daar worden de krachten wél gebundeld om<br />
werkzekerheid te organiseren. Moet je als werknemer wel net het<br />
geluk hebben om in zo’n regio te wonen. Er is niets op tegen om het<br />
probleem waar mogelijk op regionaal niveau op te lossen. De meeste<br />
mensen hopen na het verlies van hun baan in de eigen regio te kunnen<br />
blijven. Op zich een interessant gegeven, dat ‘glokalisering’ toeneemt<br />
in tijden van voortschrijdende globalisering. Beide zijn van<br />
belang in het ontwikkelen van een op werkzekerheid gericht arbeidsmarktbeleid.<br />
Nu moeten die regionale ambities en inspanningen<br />
alleen landelijk nog doorklinken en rugdekking krijgen.”<br />
Tekst: Touché concept & copy<br />
Fotografie: Paul Tolenaar<br />
7
8<br />
Hans Biesheuvel, voorzitter MKB-Nederland<br />
Dynamisch arbeidsmarktbeleid is voor<br />
dan voor de kleinere<br />
MKB-Nederland vertegenwoordigt zo’n honderdtachtigduizend<br />
bedrijven. Het merendeel daarvan telt vier tot zeven medewerkers.<br />
Allerlei opgaven die uit de steeds dynamischer wordende<br />
economie, de demografische ontwikkeling en de wet- en regelgeving<br />
rond oudere werknemers voortvloeien, leggen vooral aan het<br />
kleinere bedrijf verhoogde druk op. Hans Biesheuvel vindt dat<br />
daar meer aandacht voor moet komen. Een gesprek over het<br />
inzetbaar houden van oudere werknemers, baanzekerheid, verhoogde<br />
belasting op ontslagvergoeding en het Vitaliteitspakket.<br />
Hans Biesheuvel kan zelf bogen op vele jaren ervaring als werkgever<br />
in verschillende bedrijven in met name handel en industrie. Met<br />
oudere werknemers heeft hij altijd goed raad geweten. “In al die<br />
bedrijven is vakkennis en ervaring heel belangrijk. Er zit bijvoorbeeld<br />
een kwastenfabriek bij; dat is een vak apart. Oudere werknemers zijn<br />
daar bij uitstek geschikt om jongere collega’s op te leiden. Zij kennen<br />
de fijne kneepjes van het vak. In een aantal andere bedrijven zijn<br />
naar verhouding veel vertegenwoordigers en accountmanagers actief.<br />
Bij deze mensen zie je na zo’n vijftien tot twintig jaar dat het lastiger<br />
wordt om ze fulltime op de weg te houden. Maar zij kennen wel de<br />
markt en de klanten; kennis die voor de minder ervaren werknemers<br />
heel waardevol is. Door oudere werknemers om te scholen tot coach<br />
of opleider, kan een zinvolle wending aan hun loopbaan worden gegeven.<br />
Voor het bedrijf is het een relatief goedkope oplossing om<br />
nieuwe medewerkers te vormen. De interne opleiding kan bovendien<br />
geheel worden toegesneden op de bedrijfspraktijk.”
grote bedrijven een stuk eenvoudiger<br />
Over Hans Biesheuvel<br />
Hans (J.H.A.S.) Biesheuvel is sinds 1 juni 2011 voorzitter van MKB-Nederland. Hij werd in 1965 geboren in ’s-Gravenhage en<br />
groeide op in een ondernemersgezin. Zowel zijn vader als grootvader hadden een eigen bedrijf: een technische groothandel.<br />
Na het behalen van zijn VWO-diploma trad Biesheuvel in dienst bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat en voltooide in<br />
de avonduren zijn HEAO-studie. Eind jaren tachtig koos hij voor het ondernemerschap en startte zijn eigen technische groothandel.<br />
Uiteindelijk nam hij de bedrijven van zijn vader en grootvader over en formeerde de Biesheuvel Groep. Hij bouwde<br />
dit bedrijf uit tot een toonaangevende speler in de markt met circa 180 mensen op de loonlijst. In 2000 verkocht hij zijn<br />
bedrijf omdat hij – naar eigen zeggen – “niets meer kon toevoegen”.<br />
In 2001 richtte Biesheuvel Habest Holding bv op, een bedrijf in Den Haag dat, veelal in samenwerking met financiële partijen,<br />
actief investeert in mkb-ondernemingen. Biesheuvel houdt zich vooral bezig met management buy-outs en opvolgingsvraagstukken<br />
in familiebedrijven.<br />
Biesheuvel is directeur-eigenaar van PGZ International bv in Houten, toeleverancier voor de doe-het-zelfmarkt met 340<br />
medewerkers in dienst. De dagelijkse leiding van dit bedrijf heeft hij overgedragen toen hij aan zijn baan bij MKB-Nederland<br />
begon. Biesheuvel is verder adviseur en commissaris bij diverse Nederlandse (mkb) bedrijven.<br />
Over de wijziging in de Regeling Vervroegde Uittreding<br />
Met ingang van 1 januari 2011 wordt een uitkering ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding (ontslagvergoeding,<br />
gouden handdruk) belast tegen een tarief van 52% indien deze vergoeding door de werknemer wordt gebruikt ter overbrugging<br />
tot de pensioendatum. Tot 1 januari 2011 werd de ontslagvergoeding nog belast met 26%. Sinds 1 januari 2011 zijn<br />
bovendien de werknemerspremies over deze uitkering niet meer aftrekbaar; tot 2011 waren zij dat voor de helft. Het is nu<br />
dus nog belangrijker voor werkgevers om goed te bekijken wat de financiële gevolgen voor hen zijn als een oudere werknemer<br />
wordt ontslagen.<br />
Over het Vitaliteitspakket<br />
In het Belastingplan 2012 wordt het Vitaliteitspakket geïntroduceerd. Dit pakket is gericht op verhoogde participatie en<br />
inzetbaarheid van oudere werkenden. Vier fiscale regelingen komen hiermee te vervallen. De arbeidskorting voor ouderen<br />
en de doorwerkbonus (vervalt in 2013) worden vervangen door de werkbonus voor 61-plussers. De spaarloonregeling en de<br />
levensloopregeling worden vervangen door vitaliteitssparen. Deze spaarregeling is bedoeld ter ondersteuning in zorgtaken,<br />
het volgen van scholing, het opzetten van een eigen bedrijf, demotie of deeltijdpensioen. De regeling kan niet worden<br />
gebruikt voor vervroegd uittreden. Derde element in het Vitaliteitspakket is de verlaging van de drempel voor aftrekbaarheid<br />
van scholing van 500 naar 250 euro.<br />
Niet elk bedrijf is groot genoeg om ouderen<br />
in te zetten als opleider van jongeren<br />
Deze route is echter lang niet voor alle bedrijven haalbaar, weet<br />
Biesheuvel. “In mijn geval gaat om betrekkelijk grote bedrijven, met<br />
honderd of meer medewerkers. Maar de meeste kleine bedrijven kunnen<br />
zich dit helemaal niet veroorloven; zowel vanwege de kosten als<br />
vanwege het feit dat in het primaire proces niemand gemist kan<br />
worden. Dat wordt nogal eens vergeten wanneer bedrijven wordt<br />
geadviseerd om die specifieke meerwaarde van oudere werknemers te<br />
benutten. Niet elk bedrijf heeft daar de geschikte omvang voor. Het<br />
hele vraagstuk rond langer doorwerken en het inzetbaar houden van<br />
ouderen is heel lastig. In alle eerlijkheid; als MKB-Nederland hebben<br />
we niet zomaar een oplossing. Ik zie wel dat allerlei bedrijven op<br />
bedrijventerreinen of in winkelcentra tegenwoordig bij elkaar aankloppen<br />
in geval een werknemer niet meer geschikt is voor zijn functie.<br />
Een goed idee, maar in de praktijk blijft het resultaat toch vaak<br />
beperkt tot kleine successen. De match moet maar net te maken zijn.<br />
Wat ik wel heel belangrijk vind, is dat werknemers zelf meer verantwoordelijkheid<br />
nemen. Het is ook aan hen om zich tijdig af te vragen:<br />
‘hoe ga ik dat straks doen als ik ouder word, wat kan ik er zelf aan<br />
doen om fit - zowel fysiek als in capaciteiten - aan de finish te verschijnen?’<br />
Het is van belang dat zij zelf initiatief nemen, gestimuleerd<br />
door werkgever, branche en overheid.”<br />
Bedrijven moeten veel flexibeler kunnen inspelen<br />
op dynamiek en trends<br />
Wat vindt Biesheuvel van het thema ‘werkzekerheid in plaats van<br />
baanzekerheid’ in relatie tot het MKB? “Een uitstekend onderwerp om<br />
over te praten en na te denken. Het is heel goed om die discussie niet<br />
meer te beperken tot ontslagrecht. Dat onderwerp is zo langzamerhand<br />
wel platgetrapt. Verbreding van de discussie is hard nodig in<br />
deze hoogdynamische tijd. De enorme dynamiek waar het MKB van-<br />
9
10<br />
daag de dag mee te maken heeft, is precies de reden waarom ik in<br />
juni dit jaar voorzitter van MKB-Nederland ben geworden. Bedrijven<br />
moeten ongelooflijk snel kunnen schakelen om flexibel te kunnen<br />
inspelen op grillig consumentengedrag en de snelle afwisseling van<br />
goede en slechte tijden. Bedrijfsresultaten kunnen tegenwoordig per<br />
kwartaal of zelfs per maand een volledig ander beeld te zien geven.<br />
Zie je dan maar eens staande te houden als bedrijf; zeker als klein<br />
bedrijf. Het ene moment heb je snel extra mensen nodig, het volgende<br />
moment moet je personeelsbestand snel kunnen worden afgebouwd.<br />
Het is de hoogste tijd om systemen, procedures en wet- en<br />
regelgeving op die dynamiek af te stemmen.”<br />
Werkgevers gaan ouderen en mensen met<br />
arbeidsbeperking hard nodig hebben<br />
“Ik geloof zeer in de toekomst van kleine, wendbare bedrijven, maar<br />
wel onder voorwaarde dat wet- en regelgeving rekening houdt met<br />
hun schaalgrootte en het feit dat zij niet altijd voldoende vet op hun<br />
botten hebben. Het is overigens de kunst voor de werkgever om tot<br />
een goede balans tussen flexibiliteit en stabiliteit te komen in het<br />
personeelsbeleid. Binding is tenslotte voorwaarde om vakkennis en<br />
routine binnen de deur te houden. Daarnaast denk ik dat werkgevers<br />
het zich, in het licht van vergrijzing en krapte, niet langer kunnen<br />
veroorloven om ouderen en mensen met een arbeidsbeperking te<br />
negeren. Die gaan zij hard nodig hebben om vacatures te vervullen en<br />
om flexibel te kunnen zijn. Zelf heb ik zeer goede ervaringen met<br />
mensen met een arbeidsbeperking. Zij zijn zeer gemotiveerd, zetten<br />
zich met hart en ziel in. Prima arbeidskrachten. Als werkgevers daar<br />
maar voor openstaan, zal er onder druk van vergrijzing en tekorten<br />
op de arbeidsmarkt een nieuwe dynamiek gaan ontstaan. Daar ben ik<br />
van overtuigd. Maar ook hier is het van belang dat wet- en regelgeving<br />
wordt aangepast.”<br />
Zwaarder belasten van ontslagvergoeding;<br />
of dát nu de juiste prikkel is…<br />
De Regeling Vervroegde Uittreding brengt per 1 januari van dit jaar<br />
met zich mee dat ontslagvergoedingen met 52% worden belast. Denkt<br />
u dat werkgevers zich hier voldoende van bewust zijn? “Ik moet eer-<br />
lijk bekennen dat ik zelf nog maar net van het bestaan van deze<br />
regeling afweet. We pakken dit onderwerp zo snel mogelijk op om<br />
onze achterban er goed over te kunnen informeren. Want ik denk dat<br />
het voor de meeste werkgevers ook als een verrassing komt. Wel kan<br />
ik zeggen dat ik me sterk afvraag of dit de juiste prikkel is om van<br />
ontslag af te zien. Als de werkgever echt van een werknemer af wil,<br />
gebeurt dat toch wel. Dat geld kan veel beter worden besteed aan het<br />
inzetbaar houden van mensen door middel van om- en bijscholing.<br />
Voorkomen is tenslotte altijd beter.”<br />
Vitaliteitspakket zit wel erg ingewikkeld in elkaar<br />
Gelooft u dat het Vitaliteitspakket gaat werken zoals de minister het<br />
bedoeld heeft? “In de kern zeker. Een van mijn eerste daden in deze<br />
nieuwe functie was het ondertekenen van het Pensioenakkoord.<br />
Verhoging van arbeidsparticipatie is één van de pijlers daarvan. Het is<br />
goed om daar serieus mee aan de slag te gaan. Met het oog op de<br />
toekomst hebben werkgevers er alle belang bij om oudere werknemers<br />
die langer moeten en willen werken aan zich te binden. Of de specifieke<br />
maatregelen echt gaan werken, kan ik nog niet zeggen. Daar<br />
gaan we ons samen met branches over buigen de komende tijd. Een<br />
formele reactie komt nog. Maar mijn persoonlijke gevoel zegt me dat<br />
de grondslag weliswaar goed is, maar dat het pakket nog onvoldoende<br />
is uitgewerkt om het te laten slagen. Dat is vaak zo met dit soort<br />
dingen; het is allemaal erg ingewikkeld geconstrueerd en ik vraag me<br />
af of werkgevers en werknemers ermee uit de voeten kunnen. Ik ben<br />
bang dat het administratief omslachtig is er dat er een stevig ondersteunend<br />
systeem nodig zal zijn. Daarbij komt dat een groot deel van<br />
de maatregelen zich aan de onderkant van de arbeidsmarkt afspeelt.<br />
Ook daar moeten werknemers zich erin kunnen verdiepen om zich<br />
goed te kunnen voorbereiden. Een grote mate van transparantie zou<br />
zeer welkom zijn. Hoe eenduidiger en eenvoudiger, hoe beter.”<br />
Tekst: Touché concept & copy<br />
Fotografie: MKB-Nederland
GASTCOLUMN Paul de Beer<br />
Het fabeltje van de krappe arbeidsmarkt<br />
Als de economische crisis ten einde loopt, kunnen we ons gaan opmaken voor een langdurige<br />
periode van krapte op de arbeidsmarkt. Immers, de babyboomers gaan de komende jaren<br />
massaal met pensioen, waardoor de beroepsbevolking krimpt. Als tegelijkertijd de vraag naar arbeid<br />
door het economisch herstel aantrekt, zal de werkloosheid als sneeuw voor de zon verdwijnen.<br />
Binnen een paar jaar zullen werkgevers met elkaar vechten om de schaarse arbeidskrachten. Dat<br />
beloven gouden tijden voor de werknemers te worden. Zelfs voor de kansarme werkzoekenden in de<br />
kaartenbakken van het UWV en de sociale diensten gloort er weer hoop. En, wie weet, kan ook de<br />
vakbeweging er de vruchten van plukken, doordat zij eindelijk weer eens de vragende partij wordt<br />
in de CAO-onderhandelingen.<br />
Sinds de Commissie-Bakker drie jaar geleden haar rapport 'Naar een toekomst die werkt'<br />
presenteerde, is dit de dominante analyse van de vooruitzichten voor de Nederlandse arbeidsmarkt.<br />
De Commissie-Bakker verwachtte dat er in 20<strong>15</strong> al een tekort van 375.000 arbeidskrachten zou zijn,<br />
dat daarna nog verder zou oplopen. Door de economische crisis leek dit perspectief aanvankelijk op<br />
de lange baan te worden geschoven. Maar de gevolgen van de crisis voor de werkloosheid zijn erg<br />
meegevallen, waardoor er hooguit een of twee jaar later een tekort aan arbeidskrachten zal ontstaan.<br />
Talloze malen is dit verhaal inmiddels herhaald – door politici, ondernemers en vakbondsbestuurders.<br />
Er bestaat dan ook een brede consensus dat ons over enkele jaren een structureel krappe arbeidsmarkt<br />
te wachten staat.<br />
Er is echter een probleem met deze analyse: zij klopt niet.<br />
Dat er een krappe arbeidsmarkt ontstaat als de beroepsbevolking krimpt, is gebaseerd op de simpele<br />
redenering dat de vraag naar arbeid (de werkgelegenheid) doorgroeit, terwijl het aanbod van<br />
arbeid (de beroepsbevolking) afneemt. Oftewel, vraag en aanbod op de arbeidsmarkt ontwikkelen<br />
zich onafhankelijk van elkaar. Het is echter niet voor niets dat we spreken van een arbeidsmarkt.<br />
Kenmerkend voor een markt is nu juist dat vraag en aanbod wel op elkaar reageren. Als er in verhouding<br />
tot de klandizie teveel groentekraampjes op de markt staan, zakt de prijs van groente.<br />
Loopt het storm bij het enige viskraampje, dan gaat de prijs van vis geheid omhoog. Weliswaar is de<br />
arbeidsmarkt niet zo transparant als de Albert Cuyp-markt en zijn er tal van instituties die een<br />
snelle aanpassing kunnen belemmeren, zoals CAO-afspraken, het minimumloon, ontslagbescherming,<br />
et cetera. Maar op wat langere termijn domineren toch de aanpassingsmechanismen. Dat verklaart<br />
waarom vraag en aanbod op de Nederlandse arbeidsmarkt zelden meer dan vijf procent en nooit meer<br />
dan 10 procent uiteenlopen – dat is immers ongeveer het maximale werkloosheidspercentage. Het<br />
verklaart ook waarom Duitsland ongeveer vijf maal zoveel banen heeft als Nederland – simpelweg<br />
omdat de Duitse beroepsbevolking ongeveer vijf maal zo groot is. En het verklaart waarom in<br />
Duitsland, waar de beroepsbevolking al meer dan vijftien jaar krimpt, de werkloosheid toch niet lager<br />
is dan in Nederland.<br />
Wie verwacht dat een krimpende beroepsbevolking zal leiden tot een structureel krappe<br />
arbeidsmarkt, veronderstelt dat bedrijven eindeloos zullen blijven zoeken naar personeel dat er niet<br />
is. Als een werkgever constateert dat zich voor een vacature onvoldoende gekwalificeerde sollicitanten<br />
melden, zal hij misschien een tijdje doorzoeken, een wervings- en selectiebureau inschakelen of<br />
het loon wat verhogen. Maar als hij dan nog steeds geen geschikte kandidaat heeft gevonden, zal<br />
een verstandige ondernemer een andere strategie volgen. Hij probeert het werk uit te besteden, al<br />
dan niet in het buitenland, gaat het werk automatiseren, verplaatst het betreffende onderdeel van<br />
het bedrijf naar het buitenland of besluit de productie te verminderen. Kortom, hij past zijn personeelsbehoefte<br />
aan aan het beschikbare aanbod. Maar dan zal de krapte op de arbeidsmarkt ook maar<br />
van tijdelijke aard zijn. Binnen enkele jaren zullen de bedrijven zich hebben aangepast aan de<br />
gewijzigde verhoudingen en zal er weer sprake zijn van een normale arbeidsmarkt. Normaal in de zin<br />
dat er tijdelijk, tijdens een economische hoogconjunctuur, wel degelijk sprake kan zijn van krapte.<br />
Maar zodra de conjunctuur omslaat en we weer in een recessie terecht komen – want de huidige zal<br />
beslist niet de laatste zijn – loopt de werkloosheid opnieuw op.<br />
Er is dan ook alle reden om te verwachten dat een arbeidsmarkt met een krimpende<br />
beroepsbevolking niet zo veel zal verschillen van de arbeidsmarkt die we gewend zijn.<br />
Dat is dus een tegenvaller voor werknemers, die dachten dat hen de komende jaren een forse loonstijging<br />
te wachten staat. En pech voor die kansarme werkzoekenden die ook bij een krimpende<br />
beroepsbevolking nog niet aan de slag kunnen komen. En ook de vakbeweging moet zich maar niet<br />
al te snel rijk rekenen omdat ‘vragen’ in de CAO-onderhandelingen ook ‘krijgen’ betekent.<br />
Over Paul de Beer<br />
11<br />
Prof. dr. Paul de Beer is hoogleraar<br />
arbeidsverhoudingen op de Henri Polak<br />
leerstoel aan de Universiteit van<br />
Amsterdam. In deze functie is hij<br />
tevens wetenschappelijk directeur van<br />
het Wetenschappelijk Bureau voor de<br />
Vakbeweging, De Burcht en het<br />
Amsterdams Instituut voor Arbeids-<br />
Studies (AIAS) van de Universiteit van<br />
Amsterdam. Daarnaast is Paul de Beer<br />
redacteur van het Tijdschrift voor<br />
Arbeidsvraagstukken en van Socialisme<br />
en Democratie, commissaris van adviesbureau<br />
Basis & Beleid en bestuurslid<br />
van SEO Economisch onderzoek en de<br />
Stichting Nederlandse Arbeidsmarkt<br />
Dag.
12<br />
Hans Kamps, voorzitter Commissie Werkscholen:<br />
Jongeren zonder startkwalificatie<br />
maar even wegzetten en afschrijven,<br />
is maatschappelijk onaanvaardbaar
Nog in de huidige kabinetsperiode wil het kabinet in dertig<br />
Nederlandse regio’s een Werkschool hebben. Met de opzet van<br />
vijftien daarvan is inmiddels een start gemaakt en de eerste<br />
officieel werkende Werkschool is medio november geopend in<br />
Eindhoven. Een aantal leerlingen kreeg daar zelfs gelijk al een<br />
vast contract bij werkgevers aangeboden. Een hoopvolle start,<br />
maar verwacht de voorzitter van de Commissie Werkschool dat er<br />
ook elders in het land leerwerkplekken en betaalde banen voldoende<br />
zullen zijn voor jongeren van de Werkschool? En wat kan<br />
de Werkschool anders of beter dan reeds bestaande onderwijsinstellingen?<br />
“Het is inderdaad opmerkelijk dat een aantal werkgevers in Eindhoven<br />
niet de kat uit de boom heeft gekeken, maar de jongeren gelijk in<br />
vaste dienst heeft genomen”, zegt Hans Kamps. “Zij hadden ook eerst<br />
voor een werkleerovereenkomst kunnen gaan. Maar dat is het mooie<br />
van die regio: daar heerst een cultuur van ‘het kan toch niet zo zijn<br />
dat we hoogopgeleide mensen op goed betaalde banen hebben zitten<br />
en dat tegelijkertijd een grote groep jongeren buitenboord staat.’ Ik<br />
vind het belangrijk dat een dergelijk community-gevoel terugkeert in<br />
alle regio’s. De ervaring leert tenslotte dat wanneer je nu niets doet<br />
voor deze jongeren, uiteindelijk ook hún kinderen langs de kant zullen<br />
komen te staan. Voorkomen moet worden dat niet-werken van<br />
generatie op generatie overslaat, dat het een erfelijke maatschappelijke<br />
status wordt.”<br />
Er zijn genoeg mooie vacatures waar werkzoekenden<br />
vreemd genoeg niet voor in de rij staan<br />
“Onze verwachting is dat er voldoende belangstelling van werkgevers<br />
voor ons aanbod is. Van alle vacatures die nu onvervuld zijn in<br />
Nederland, gaat het in 20% van de gevallen om werk op geoefend<br />
niveau. Deze vacatures worden kennelijk niet aantrekkelijk gevonden<br />
door werkzoekenden, zij staan er niet voor in de rij. Juist daarom<br />
doen werkgevers er verstandig aan om jongeren zonder startkwalificatie<br />
nu eens een kans te geven. Al is het alleen al omdat dit past binnen<br />
maatschappelijk verantwoord ondernemerschap. De Werkschool<br />
komt werkgevers op alle fronten tegemoet. De jongere wordt begeleid,<br />
productieverlies wordt vergoed en de werkgever heeft er geen extra<br />
papierwerk van.”<br />
Geen startkwalificatie is niet hetzelfde als<br />
niets kunnen<br />
Dat jongeren niet gediplomeerd en onervaren zijn, is niet altijd de<br />
enige verklaring voor hun afstand tot de arbeidsmarkt. Hoe gaat de<br />
Werkschool daarmee om? Hans Kamps: “Laat ik voorop stellen dat er<br />
hardnekkige vooroordelen zijn rond deze groep. Het niet hebben van<br />
een startkwalificatie zou er het bewijs van zijn dat zij niets kunnen.<br />
Er is ‘naming’ ontstaan, terwijl er heel verschillende dingen aan de<br />
hand kunnen zijn. Hun sociale achtergrond kan ze op achterstand<br />
hebben gezet, of een ADHD of autisme spectrum stoornis. Maar het<br />
kan ook zijn dat een jongere het op school niet uithoudt en liever met<br />
de handen werkt. Het komt eropaan ze op een plek te zetten waar de<br />
kwaliteiten die ze wél hebben uit de verf kunnen komen. Neem bijvoorbeeld<br />
een jongere die autistisch is. In een groep functioneert hij<br />
slecht en in een individuele setting uitstekend. Of neem mijzelf. Stel<br />
dat ik bij al mijn sollicitaties had benadrukt wat ik niet kan, dan had<br />
ik een sombere toekomst gehad; er is veel wat ik niet kan namelijk.<br />
Deze jongeren zo maar even wegzetten en afschrijven, is te gemakkelijk<br />
en maatschappelijk onaanvaardbaar. De mate waarin een<br />
samenleving erin slaagt om iedereen naar vermogen te laten participeren,<br />
zegt wat mij betreft veel over de mate van beschaving van deze<br />
samenleving. De realiteit van dit moment kan mij dan ook nog niet<br />
vrolijk stemmen. Voor veel meer mensen dan nu het geval is, moet het<br />
mogelijk zijn om een nuttige bijdrage aan de economie te leveren. In<br />
de Werkschool staan daarom de kwaliteiten van jongeren voorop. Wij<br />
organiseren precies die vorm van begeleiding die nodig is om ze op<br />
een passende werkplek te krijgen en te houden. Verder is onze<br />
gedachte dat je vooral in de praktijk leert, al werkend. De meeste<br />
dingen leer je door ze gewoon te doen. Ook dat weet ik trouwens uit<br />
persoonlijke ervaring.”<br />
De Werkschool biedt de regionale arbeidsmarkt<br />
voordelen waar bestaande onderwijsinstellingen<br />
in de regio niet in kunnen voorzien<br />
Op lokaal niveau weten scholen en werkgevers elkaar al jaren te vinden.<br />
Wat doet de Werkschool anders of beter? “Zeker zijn er scholen<br />
die het prima doen en die de Werkschool niet nodig hebben. Zij leiden<br />
jongeren zelf toe naar de arbeidsmarkt. Dat gaan wij niet verstoren.<br />
Maar ik had graag gezien dat scholen beter met elkaar zouden samenwerken;<br />
dat de goede scholen de minder goede zouden helpen. Dat<br />
gebeurt veel te weinig, het is ieder voor zich. De bedoeling van de<br />
Werkscholen is dat zij juist volop hun kennis en ervaring met elkaar<br />
uitwisselen en dat het succes van de ene school door de andere wordt<br />
benut. Dat Werkscholen een landelijk netwerk vormen, brengt allerlei<br />
schaalvoordelen met zich mee. Wij zijn niet afhankelijk van drie of<br />
vier werkgevers in een regio, maar zijn ook voor landelijk opererende<br />
bedrijven een interessante partner. Wij kunnen verschillende geldstromen<br />
met elkaar verbinden en we kunnen lesmateriaal grootschalig<br />
inkopen en landelijk uitrollen. Wij rijden de bestaande scholen in de<br />
regio niet in de wielen, hebben ook geen kritiek op ze, maar bieden<br />
de regionale arbeidsmarkt wel voordelen waar zij niet in kunnen<br />
voorzien. Of het ons beter gaat lukken om jongeren aan een vaste<br />
baan te helpen, moet natuurlijk nog maar blijken. Dit is niet het<br />
moment om al een grote broek aan te trekken. We hebben een breed<br />
scala aan middelen om werkgevers te verleiden tot het afgeven van<br />
garanties. Maar sleep me niet voor de rechter als over twee jaar toch<br />
Over de werkschool<br />
Ongeveer 45% van de leerlingen van het Praktijkonderwijs en<br />
zo’n 70% van die van het voortgezet speciaal onderwijs verdwijnt<br />
na school in een uitkering. Tegen dat dreigende perspectief is het<br />
idee van de Werkschool ontstaan, verwoord in het advies ‘Zicht op<br />
Werk’ van de Commissie Werkscholen onder voorzitterschap van<br />
Hans Kamps. Het kabinet heeft het voorgestelde concept omarmd.<br />
De Werkschool is bedoeld voor jongeren van 16 tot 21 jaar zonder<br />
startkwalificatie, die niet kunnen doorstromen naar vervolgonderwijs<br />
en niet op eigen kracht de stap naar de reguliere<br />
arbeidsmarkt kunnen maken. Gedurende maximaal drie jaar leren<br />
jongeren een vak op de werkvloer van een bedrijf. Zij worden<br />
begeleid door een Werkschoolcoach. Het aantal beschikbare leerwerkplekken<br />
en betaalde banen bepaalt het aantal jongeren dat<br />
in aanmerking komt voor de Werkschool-route. Werkplekken zijn<br />
er genoeg, zo staat op de website werkscholen.nl te lezen. In<br />
bepaalde branches hebben werkgevers grote moeite met het vinden<br />
van betaalbare krachten. Met de Werkschool wordt aldus<br />
ingespeeld op het groeiende tekort op de arbeidsmarkt.<br />
De Werkschool is weliswaar een landelijke formule, maar biedt op<br />
regionaal niveau volop ruimte voor maatwerk. Met de Werkschool<br />
wordt ingezet op 3 o’s. Opschalen: samenwerking op het niveau<br />
van de arbeidsmarktregio. Ontzorgen: de Werkschool draagt zorg<br />
voor administratieve zaken, begeleiding, eventuele voorzieningen<br />
op de werkvloer en dergelijke zodat de werkgever wordt ontzorgd<br />
en het gewone arbeidsproces niet wordt verstoord. Ontschotten:<br />
financiële middelen uit verschillende potjes (o.a. vanuit onderwijs,<br />
zorg, arbeidsmarkt en sociale zekerheid) worden in samenhang<br />
ingezet.<br />
13
14<br />
een aantal Werkschooljongeren buiten de boot is gevallen. Niets is<br />
zeker, ook een arbeidsovereenkomst niet. Verschil is alleen dat die<br />
jongeren dan wel iets op hun cv hebben staan, nu niet.”<br />
Werkscholen speciaal voor de zorgsector:<br />
jobcarving biedt perspectief<br />
De uitrol van het Werkschoolconcept is in volle gang, de eerste successen<br />
zijn al geboekt. Wat zijn de plannen voor de toekomst? “Het is<br />
duidelijk dat vooral in de techniek, zorg, schoonmaak en beveiliging<br />
tekorten gaan ontstaan. Wij zitten er serieus over te denken om<br />
Werkscholen specifiek voor de zorg op te richten. De sector zelf reageert<br />
positief op dit voornemen. Als ik nu een willekeurig ziekenhuis<br />
bel om te vragen waar zij behoefte aan hebben, luidt het antwoord:<br />
MBO 3 of 4, HBO én budget. In die behoeften kan de Werkschool<br />
vandaag niet voorzien, maar ze kan wel op wat langere termijn bijdragen<br />
aan een oplossing. Voor veel MBO- en HBO-functies in de zorg<br />
geldt dat een deel van de taken niet om dat hoge opleidingsniveau<br />
vraagt. Door nu die functies op te splitsen - jobcarving - kan beter<br />
gebruik worden gemaakt van de deskundigheid van de hoger<br />
geschoolden en komen eenvoudige werkzaamheden binnen bereik van<br />
bijvoorbeeld de jongeren van de Werkschool. Frans Nijhuis, hoogleraar<br />
aan de Universiteit Maastricht, begeleidt zo’n project in het<br />
Slotervaart Ziekenhuis en laat zien dat de oplossing kosteneffectief is<br />
en leidt tot een betere aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.<br />
Voor andere sectoren waar tekorten bestaan of ontstaan, kan<br />
ik me voorstellen dat daar eveneens eigen Werkscholen voor komen.”<br />
Alleen al het vertrek van babyboomers gaat<br />
voor forse krimp op de arbeidsmarkt zorgen<br />
Toenemende krimp op de arbeidsmarkt, dat is waar de Werkschool op<br />
inspeelt. Maar er zijn economen die niet geloven in krimp. Wat vindt<br />
Hans Kamps daarvan? “Tja, als je veronderstelt dat steeds meer werk<br />
naar lagelonenlanden verdwijnt en als je veronderstelt dat door de<br />
open grenzen goedkope arbeidskrachten naar Nederland komen en als<br />
je veronderstelt dat de crisis onverminderd doorzet… dan heb je<br />
gelijk. Maar op die manier kun je elke vorm van arbeidsplek wegredeneren.<br />
Veel werk in de dienstverlening valt niet eens naar het buitenland<br />
te brengen. En neem nu eens aan dat economische groei nog<br />
geruime tijd uitblijft, dan hebben we binnenkort nog steeds te maken<br />
met het vertrek van een enorme hoeveelheid babyboomers. Die moeten<br />
worden vervangen, crisis of geen crisis. Zelf ben ik ook babyboomer.<br />
Op mijn generatie is veel kritiek, maar één ding doen we goed: met<br />
elkaar op hetzelfde moment de arbeidsmarkt verlaten!”, waar Kamps<br />
Over Hans Kamps<br />
Drs. Hans (J.A.) Kamps is onder andere voorzitter van de<br />
Algemene Bond van Uitzendorganisaties (ABU), Kroonlid van de<br />
Sociaal Economische Raad (SER), voorzitter van Jeugdzorg<br />
Nederland en voorzitter van CrossOver, kenniscentrum jonggehandicapten.<br />
Rode draad in zijn activiteiten is de driehoek<br />
sociale zekerheid-arbeidsmarkt-onderwijs. Zijn motto: ‘de beste<br />
vorm van zorg is participatie’. Onder zijn voorzitterschap bracht<br />
de Commissie Werkscholen eind 2010 het advies ‘Zicht op Werk’<br />
uit aan het kabinet.<br />
lachend aan toevoegt: “En wij willen op onze oude dag natuurlijk<br />
goed verzorgd en vertroeteld worden. Minstens zes jongeren rond ons<br />
bed!”<br />
De doelen van dit kabinet rondom de SW lijken mij<br />
nogal overambitieus, maar we zullen zien waartoe<br />
werkgevers bereid zijn<br />
Iets anders, tot slot. Wat vindt Hans Kamps van de doelstelling van<br />
het kabinet om het aantal beschermde werkplekken in de Sociale<br />
Werkvoorziening uiteindelijk terug te brengen tot een derde? “Ik ben<br />
commissaris bij Drechtwerk, het SW-bedrijf van Dordrecht. Ik heb<br />
grote bewondering voor de inspanningen die daar worden verricht om<br />
mensen bij een bedrijf geplaatst te krijgen. Ik vind het kabinet nogal<br />
overambitieus. Het kan toch niet zo zijn dat mensen voor wie geen<br />
reguliere werkplek te vinden is, ook niet meer in de Sociale<br />
Werkvoorziening terecht kunnen? Dat past toch niet in een welvaartsstaat?<br />
De volgende stap is nog dat SW-bedrijven goedkope arbeidskrachten<br />
uit het buitenland moeten halen om als productiebedrijf<br />
rendabel te kunnen zijn. Wat ik wel goed vind, is dat werkgevers<br />
alleen betalen voor het daadwerkelijke productieve vermogen van<br />
mensen en dat de rest wordt aangevuld. Als straks blijkt dat werkgevers<br />
inderdaad bereid zijn om onder die conditie mensen met een laag<br />
productief vermogen in dienst te nemen, dan heb ik niks gezegd. Ik<br />
zit niet geharnast in mijn bedenkingen. Wanneer de regering blijft<br />
investeren in voorgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs, verwacht<br />
ik dat de druk op de WSW op termijn zal worden verlicht. We<br />
zullen het wel zien allemaal.”<br />
Tekst: Touché concept & copy<br />
Fotografie: ABU
Wat vinden werkgevers<br />
er zelf van?<br />
De overheid wil meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk<br />
hebben in reguliere banen, maar hoe denkt de werkgever hierover?<br />
Per 1 januari 2013 gaat de nieuwe Wet werken naar vermogen in.<br />
Doel van deze wet is om met minder financiële middelen meer<br />
mensen duurzaam te laten participeren op de arbeidsmarkt.<br />
Iedereen die kan werken, zal zoveel mogelijk in zijn eigen onderhoud<br />
moeten voorzien, is het uitgangspunt. Dit geldt ook voor<br />
mensen die vanwege een lichamelijke of verstandelijke beperking<br />
slechts gedeeltelijk kunnen werken. Om dit te realiseren<br />
zullen er meer reguliere banen beschikbaar moeten komen voor<br />
mensen die nu nog aangewezen zijn op een Wajong uitkering of<br />
de sociale werkvoorziening. Het kabinet belooft daarom om het<br />
voor werkgevers gemakkelijker en aantrekkelijker te maken om<br />
mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, bijvoorbeeld<br />
met behulp van loondispensatie en jobcoaching. De werkgever<br />
zelf komt echter nauwelijks aan het woord over de plannen<br />
van het kabinet. Hoog tijd om te vragen hoe werkgevers zelf<br />
denken over het in dienst nemen van werknemers met een<br />
arbeidsbeperking.<br />
Met dit doel organiseerden RBO en onderzoek- en adviesbureau CAB<br />
op 27 september jl. een brainstormsessie voor MKB-bedrijven in<br />
Noord-Nederland met als centrale vraag: “Waarom zou ik wel of niet<br />
een werknemer met een beperking in dienst nemen?” Louwe Dijkema,<br />
voormalig voorzitter van VNO-NCW Noord en tot voor kort algemeen<br />
directeur van grafisch bedrijf Koninklijke Van Gorcum, leidde als onafhankelijke<br />
gespreksleider het debat.<br />
De ervaringen zijn overwegend positief<br />
Al snel blijkt dat veel van de aanwezige werkgevers al één of meer<br />
werknemers met een arbeidsbeperking in dienst hebben. Hun ervaringen<br />
zijn overwegend positief: het geeft veel voldoening om mensen<br />
met minder kansen op de arbeidsmarkt te zien groeien naar een volwaardige<br />
baan en met de juiste begeleiding hebben zij bovendien een<br />
grote toegevoegde waarde voor het bedrijf. Wajongers met een verstandelijke<br />
beperking kunnen bijvoorbeeld heel goed zijn in het uitvoeren<br />
van eenvoudige, repetitieve werkzaamheden. De ervaring is dat<br />
zij met plezier werk doen waar andere werknemers snel op uitgekeken<br />
zijn en bovendien een positieve invloed hebben op de werksfeer binnen<br />
het bedrijf. Philips Winschoten, een glas- en kwartsfabriek met<br />
ca. 200 medewerkers in dienst, heeft al jaren een werkgelegenheidsplan<br />
voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.<br />
Operations manager Jan Disbergen vertelt dat hij vooral positief verrast<br />
is door het feit dat de andere medewerkers zich verantwoordelijk<br />
voelen voor collega’s met een arbeidsbeperking en trots zijn op hun<br />
vorderingen.<br />
<strong>15</strong>
16<br />
René Hoekzema<br />
“Het is vooral een win-winsituatie”<br />
Ook volgens René Hoekzema, directeur-eigenaar van Hofland Deltaflex<br />
Rubbertechniek BV, is het vooral een win-winsituatie: “Een werknemer<br />
met een beperking betekent weliswaar een extra investering,<br />
maar door een baan te creëren voor deze mensen geef je het overige<br />
personeel de ruimte om hun eigenlijke werk te doen en daar zit het<br />
rendement. Wij hebben natuurlijk wel het geluk dat er binnen ons<br />
bedrijf ook veel eenvoudige werkzaamheden worden gedaan die zeer<br />
geschikt zijn voor deze mensen. Op dit moment hebben wij twee<br />
Wajongers in dienst, van wie er één een lichamelijke en verstandelijke<br />
beperking heeft. De ander is helemaal gezond maar heeft een heel<br />
laag denkniveau. Die kon eerst niets, niet lezen, niet schrijven, niet<br />
tellen. In zo'n werknemer moet je dus zelf investeren door hem stapsgewijs<br />
dingen te leren. Maar ik ben van mening dat als iemand tot vijf<br />
kan tellen, ik hem ook kan leren om tot honderd te tellen. Deze<br />
jongen kon na een jaar vrijwel volledig zelfstandig aan het werk. Je<br />
ziet iemand dan mentaal en sociaal groeien. Deze mensen doen werk<br />
waar niemand op zit te wachten en ze doen het bovendien met plezier.<br />
De andere medewerkers moesten eerst even wennen, maar vinden<br />
het nu heel normaal."<br />
Wajong en SW hebben een negatief imago<br />
Het feit dat niet meer dan 4,2% van de werkgevers in Nederland één<br />
of meer werknemers met een arbeidsbeperking in dienst heeft, is<br />
volgens de aanwezigen vooral te verklaren door het negatieve imago<br />
van de sociale werkvoorziening en de Wajong. “Je denkt al snel aan<br />
van die mensen die in een busje naar hun werkplek worden gebracht<br />
om de hele dag doosjes te gaan vouwen, of aan mensen met een ernstige<br />
lichamelijke handicap”, aldus René Hoekzema. Niet zo vreemd<br />
dus dat werkgevers zich afvragen wat ze zich op de hals halen. Toch<br />
zijn er genoeg mensen met een beperking die prima werk kunnen<br />
leveren. Metske Kloppenburg, operationeel directeur van personeelsbemiddelaar<br />
Abiant: “Er is veel onderling verschil tussen Wajongers en<br />
hun beperking. Er zijn natuurlijk mensen die vanwege hun lichamelijke<br />
of verstandelijke beperking weinig kunnen en veel begeleiding<br />
nodig hebben, maar er zijn er ook veel van wie je je afvraagt waarom<br />
ze eigenlijk een uitkering krijgen. Deze mensen zijn net zo goed<br />
inzetbaar als ieder ander en het zou daarom heel normaal moeten zijn<br />
om hen in dienst te nemen.”<br />
Een extra investering is wel noodzakelijk<br />
Dit neemt niet weg dat een werknemer met een beperking in veel<br />
gevallen een extra investering vraagt van de werkgever, bijvoorbeeld<br />
in de vorm van extra begeleiding, werkplekaanpassingen of het scheiden<br />
van werkzaamheden die normaal bij één functie horen. Dit is wat<br />
Gerrit Geerts van bouwbedrijf G.Geerts & zn. met name als belemmering<br />
ziet: “In de bouw is het lastig om aanpassingen te doen op de<br />
werkplek of om werkzaamheden te scheiden. Bij grote bouwprojecten<br />
kan dit misschien nog wel, maar als er een woning gebouwd moet<br />
worden dan heb ik maar twee timmerlieden nodig. Daar kan ik geen<br />
Wajonger voor gebruiken.” De realiteit is dat een werknemer met een<br />
beperking niet meer mag kosten dan een “gewone” werknemer en<br />
geen extra administratieve lasten met zich mee mag brengen. Hoewel<br />
René Hoekzema weinig extra lasten voor het bedrijf ervaart – beide<br />
Wajongers krijgen loondispensatie van UWV en begeleiding van een<br />
jobcoach – valt volgens de anderen nog veel te verbeteren op dit punt.<br />
“De overheid legt nu nog te veel lasten neer<br />
bij de werkgever”<br />
Uildriks Worstspecialiteiten heeft weliswaar ook goede ervaringen met<br />
de Wajonger die het bedrijf op dit moment in dienst heeft, maar dit<br />
komt voornamelijk omdat de administratieve en financiële zaken nu<br />
goed geregeld zijn via een extern bureau. “Die subsidies zijn allemaal<br />
mooi bedacht, maar ik heb geen Wajonger aan het werk voor de subsidie”,<br />
aldus directeur Jan Peter van der Zee, “Ik wil alleen weten wat<br />
het bruto kost. Daarom heb ik alle administratieve en financiële zaken<br />
uitbesteed aan een extern bureau en dat bevalt goed. De Wajonger<br />
staat bij het bureau op de loonlijst, zodat ik zelf geen extra papierwerk<br />
heb en alleen het uurtarief hoef te betalen. Ik wil deze jongen<br />
namelijk graag een kans bieden, maar een ondernemer moet in de<br />
eerste plaats ondernemer kunnen zijn en niet worden belast met<br />
allerlei administratieve zaken. De overheid heeft nu nog te veel maatregelen<br />
die de administratieve taken bij de werkgever neerleggen. Dat<br />
schrikt af.”<br />
“Geef een deel van het re-integratiebudget<br />
aan de werkgever”<br />
Ook Piet van Burik, mede-eigenaar van timmerbedrijf De Verbinding,<br />
een bedrijf met alleen dove medewerkers in dienst, vindt dat werkgevers<br />
nu nog te veel belast worden: “Ons bedrijf is gestart vanuit de<br />
visie om alleen met dove werknemers te werken en wij namen daarom<br />
via de gemeente mensen aan voor een volwaardige baan. De opzet van<br />
ons bedrijf bracht met zich mee dat wij op een gegeven moment constant<br />
re-integratiebedrijven, begeleidingsteams en gemeenten over de<br />
Piet van Burik
vloer hadden. Dat kost ons onnodig veel tijd en energie, terwijl de<br />
re-integratiecoaches het geld opstrijken. Een deel van dit budget zou<br />
naar mijn idee voor de werkgever moeten zijn om te investeren in de<br />
werknemer. Werkgevers moeten nu nog te veel administratieve en<br />
financiële lasten overnemen van de overheid en ik verwacht dat dit<br />
alleen maar zal toenemen als de gemeenten straks verantwoordelijk<br />
worden. Maar dit neemt allemaal niet weg dat het erg dankbaar werk<br />
is. Ik heb destijds 8 jongens in dienst genomen. Toen stonden er<br />
allemaal oude fietsen bij ons voor deur. Nu komen er <strong>15</strong> mannen<br />
binnen die een gezin en een huis met een auto voor de deur hebben.<br />
Daar doe je het voor. Mijn advies aan werkgevers is alleen dat je goed<br />
moet weten waar je aan begint.”<br />
Mismatch tussen vraag en aanbod<br />
Aart Veldman RA, accountant en vennoot van D&U Groep Accountants<br />
en Adviseurs, wil van de anderen graag weten hoe je voor je bedrijf<br />
Wajongers met de juiste competenties vindt. Veel van de aanwezigen<br />
blijken de mismatch tussen vraag en aanbod als een groot struikelblok<br />
te ervaren bij het in dienst nemen van werknemers met een<br />
beperking. Jan Peter van der Zee van Uildriks Worstspecialiteiten<br />
heeft bijvoorbeeld een vraag uitgezet bij het bureau waarmee het<br />
bedrijf samenwerkt, maar na drie maanden is er nog steeds niemand<br />
gevonden voor de functie. Er blijkt onder de aanwezigen met name<br />
veel ontevredenheid te heersen over de rol van UWV en de reintegratiebedrijven<br />
bij het maken van een goede match. Luit<br />
Huisman, commercieel directeur van VIB Netwerken, een bedrijf dat<br />
Aart Veldman<br />
koper- en glasvezelnetwerken aanlegt, vertelt: “Wij wilden een project<br />
starten waarbij we een aantal mensen zelf voor ons bedrijf<br />
zouden opleiden met behulp van leermeesters. Hiervoor wilden we<br />
via UWV mensen werven. UWV kon echter uit 800 mensen geen<br />
enkele geschikte kandidaat vinden. Zelf kan ik me niet voorstellen<br />
dat deze mensen er niet zijn. Het probleem is dat UWV geen goed<br />
beeld heeft van de mensen in de kaartenbak en daardoor geen goede<br />
match kan maken.” Metske Kloppenburg voegt daar nog aan toe:<br />
“Wat me heel erg kwaad kan maken, is dat iemand op eigen kracht<br />
een baan geregeld heeft en al een halfjaar als volwaardige werknemer<br />
in dienst is en dat de re-integratiecoach vervolgens de subsidie komt<br />
opeisen omdat deze persoon toevallig in zijn portefeuille zit. Dit zijn<br />
wat mij betreft echt misstanden in de sector.”<br />
17
18<br />
Luit Huisman<br />
“Menselijke relaties zijn belangrijker dan<br />
kaartenbakken”<br />
Menselijke relaties zouden belangrijker moeten zijn dan kaartenbakken,<br />
is de conclusie. Door meer persoonlijk contact met de klant wordt<br />
het gemakkelijker om een goede match tussen vraag en aanbod te<br />
maken. Luit Huisman zou voor het werven van Wajongers daarom het<br />
liefste zaken doen met het uitzendbureau dat ook ander personeel<br />
werft voor VIB Netwerken. De intercedenten kennen zowel het bedrijf<br />
als de mensen in het bestand goed en de voorkeur van Huisman zou<br />
daarom zijn dat gemeenten in de toekomst meer gaan samenwerken<br />
met uitzendbureaus om mensen te plaatsen. Ook Metske Kloppenburg<br />
van personeelsbemiddelaar Abiant ziet hierbij een rol weggelegd voor<br />
de uitzendbureaus, omdat zij zowel goede contacten hebben met<br />
werkzoekenden als met werkgevers.<br />
Werken naar vermogen<br />
Inzicht in het persoonlijk werkvermogen is een andere voorwaarde om<br />
gemakkelijker de juiste Wajonger voor de juiste baan te vinden. De<br />
capaciteiten van Wajongers en SW’ers blijken vaak onderschat te worden,<br />
en niet alleen door werkgevers maar ook door SW-bedrijven,<br />
uitkeringsinstanties en re-integratiebedrijven. Luit Huisman meent<br />
dat mensen te snel een zorgstempel krijgen: “Ik heb in het verleden<br />
ervaring opgedaan met mensen uit de SW die wij naar hun vermogen<br />
lieten meedraaien binnen het bedrijf. Op een gegeven moment kwamen<br />
wij erachter dat wij deze mensen ook goed konden inzetten in<br />
de lean processen (dit zijn productieprocessen waarbij zo weinig mogelijk<br />
verspilling plaatsvindt, red). De werkplaats vond toen dat wij dat<br />
niet van hen konden verlangen, maar ik vind juist van wel. De<br />
SW-bedrijven doen naar mijn idee veel te weinig aan acquisitie. Het<br />
maakt niet uit dat werknemers er dagen over doen om een bloembed<br />
te schoffelen, terwijl dit veel sneller zou kunnen. Mensen krijgen alle<br />
tijd en ruimte om onder hun niveau te werken en dat laten we toe.<br />
Je moet mensen uitdagen en hen efficiënt en naar hun vermogen<br />
inzetten. Dan laat je ze ook in hun waarde.”<br />
“Het werkvermogen van een Wajonger vaststellen<br />
kan binnen een week”<br />
De gemiddelde werkgever kan binnen een week de loonwaarde en het<br />
werkvermogen van een Wajonger vaststellen, menen de aanwezigen.<br />
Maar hoe zorg je ervoor dat werkgevers van tevoren kunnen vaststellen<br />
of iemand geschikt is voor een functie? Hiervoor is volgens de<br />
aanwezigen een rol weggelegd voor de uitkeringsinstantie. Aart<br />
Veldman meent dat UWV de productiewaarde van een klant zou moeten<br />
opnemen in een digitaal dossier, in navolging van uitzendbureaus.<br />
Piet van Burik voegt hieraan toe: “De overheid zou de competenties<br />
van kandidaten zo concreet mogelijk in kaart moeten brengen. De<br />
werkgever kan dan bepalen of hij in een kandidaat wil investeren of<br />
niet.” Maar zelfs als competenties goed in beeld worden gebracht –<br />
hier zijn genoeg methodieken voor ontwikkeld – dan blijkt het volgende<br />
probleem de vraagzijde te zijn. Metske Kloppenburg weet uit<br />
eigen ervaring dat gemeenten en SW-bedrijven niet goed bekend zijn<br />
met de vraag van potentiële werkgevers, wat het maken van een<br />
goede match verder bemoeilijkt. Inzicht in de competenties van een<br />
Wajonger is immers alleen nuttig als bekend is welke competenties de<br />
werkgever nodig heeft.<br />
Mensen moeten zelf ook willen<br />
Ook niet onbelangrijk is de vraag wat Wajongers zelf willen. Meedoen,<br />
luidt direct het volmondige antwoord uit de zaal. Mensen ontlenen<br />
veel van hun eigenwaarde aan hun deelname aan de arbeidsmarkt en<br />
dit geldt misschien nog wel meer voor mensen die altijd te horen hebben<br />
gekregen dat ze iets niet kunnen. De ervaring is echter ook dat<br />
mensen in Nederland te veel gepamperd worden, waardoor de motivatie<br />
om te werken afneemt. “Jongeren krijgen te snel een Wajong<br />
uitkering”, meent Piet van Burik. “Als ze 17, 18 zijn, ontvangen ze<br />
ineens een smak geld zonder daar iets voor te hoeven doen. Dus<br />
waarom zouden ze dan gaan werken? Ik zou zeggen, sleur ze van die<br />
bank en zet ze aan het werk. Dan pluk je hier als overheid ook veel<br />
eerder de vruchten van. Het probleem is verder dat het deel van het<br />
inkomen dat Wajongers ontvangen van UWV, netto vaak meer is dan<br />
het netto loon dat ze ontvangen van de werkgever, omdat de werkgever<br />
verantwoordelijk is voor het inhouden van de loonbelasting. Dit<br />
geeft een vertekend beeld. Mijn voorstel is om UWV de loonbelasting<br />
te laten inhouden, zodat voor jongeren zichtbaar is dat werken<br />
loont.” Ook zou er volgens de aanwezigen een betere samenwerking<br />
moeten komen tussen scholen en werkgevers, zodat je jongeren op<br />
school al kunt interesseren voor een baan. Scholen weten wat de<br />
leerlingen willen en kunnen en werkgevers zijn bekend met de vraag<br />
vanuit het bedrijfsleven. Zo kan voorkomen worden dat iemand direct<br />
in de Wajong terecht komt en de motivatie om te werken verliest.
Louwe Dijkema<br />
Over de Wet<br />
werken naar vermogen<br />
De nieuwe Wet werken naar vermogen, die per 1 januari 2013 van kracht zal zijn, heeft als uitgangspunt: wie kan werken, wordt geacht<br />
zoveel mogelijk in zijn eigen onderhoud te voorzien. Daarom valt iedereen die per 1 januari een uitkering aan vraagt maar wel kan<br />
werken onder de Wet werken naar vermogen (WWNV). Deze wet vervangt de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in<br />
jongeren (WIJ) en deels de Wet op de sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten<br />
(Wet Wajong). Met de nieuwe wet moet de groeiende instroom in de Wajong en de WSW teruggedrongen worden. Instroom in de WSW<br />
is straks alleen nog mogelijk voor mensen die alleen in een beschutte werkomgeving kunnen werken. Voor jonggehandicapten die<br />
volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, blijft de Wet Wajong van toepassing. De Wet werken naar vermogen betekent dat meer<br />
mensen met een arbeidsbeperking aan het werk moeten in een reguliere baan. Nederland telt ruim 200.000 Wajongers en 100.000<br />
mensen in de sociale werkvoorziening. Uit de Wajongmonitor van UWV blijkt dat in 2010 4,2% van de werkgevers een Wajonger in<br />
dienst had.<br />
Zijn Wajongers de oplossing voor<br />
het personeelstekort?<br />
Ondanks de genoemde verbeterpunten, zien de aanwezige werkgevers<br />
genoeg redenen om werknemers met een arbeidsbeperking in dienst<br />
te nemen. Sterker nog, het zou vanzelfsprekend moeten zijn om deze<br />
mensen naar hun vermogen in te zetten. Maar hoe realistisch is de<br />
verwachting dat toekomstige personeelstekorten opgevangen kunnen<br />
worden door het arbeidspotentieel van mensen met een beperking<br />
beter te benutten? Jan Peter van der Zee geeft aan dat hij bij een<br />
dreigend tekort eerst op zoek zou moeten gaan naar andere oplossingen:<br />
“Ik zou eerst gaan onderzoeken hoe ik het productieproces<br />
kan vereenvoudigen. Uildriks Worstspecialiteiten is een gespecialiseerd<br />
bedrijf en voor bepaalde functies zou ik mensen uit het buitenland<br />
moeten halen. De vakspecialisten die ik nodig heb vind je hier<br />
niet meer.” Maar ook voor eenvoudige werkzaamheden worden in<br />
Nederland steeds vaker goedkope werknemers uit het buitenland<br />
aangetrokken, terwijl er genoeg Wajongers zijn die deze werkzaamheden<br />
prima kunnen uitvoeren. Werkgevers moeten daarom meer bewust<br />
gemaakt worden van de verschillende capaciteiten van Wajongers,<br />
vindt gespreksleider Louwe Dijkema: “Als het er op aankomt, hebben<br />
werkgevers volgens mij liever mensen van dichtbij, met een mentaliteit<br />
die ze kennen, dan dat ze bijvoorbeeld Poolse werknemers in<br />
dienst nemen.”<br />
Hou het simpel<br />
Wat is het advies van de aanwezigen aan de overheid om ervoor te<br />
zorgen dat meer werkgevers een werknemer met een arbeidsbeperking<br />
in dienst nemen? Iedereen is het erover eens dat er meer van de<br />
werkgever gevraagd wordt dan vaak gedacht. Je moet als werkgever<br />
dan ook volledig achter het besluit staan om een werknemer met een<br />
beperking in dienst te nemen. Subsidies alleen zijn niet voldoende om<br />
werkgevers over de streep te trekken, menen de aanwezigen. Om<br />
werkgevers te overtuigen zal de overheid het aantrekkelijker moeten<br />
maken om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen en<br />
hiervoor zullen eerst de randvoorwaarden beter geregeld moeten worden.<br />
Werkgevers worden nu nog te veel belast met extra taken en<br />
bovendien hebben veel werkgevers een onduidelijk of zelfs negatief<br />
beeld van de doelgroep. Advies aan de overheid is om eerst de doelgroep<br />
beter te identificeren en vervolgens de competenties en het<br />
werkvermogen van individuele mensen met een beperking inzichtelijk<br />
te maken, zodat het voor werkgevers gemakkelijker wordt om de<br />
juiste persoon voor de juiste baan te vinden. Daarnaast willen werkgevers<br />
meer ontlast worden van administratieve en financiële verplichtingen.<br />
Hou het simpel is het devies.<br />
Tekst: Berbel Kremer (RBO)<br />
Fotografie: Marcel Moes (CAB)<br />
19