10.09.2013 Views

deel 1

deel 1

deel 1

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Ton van Reen<br />

De bende van de Bokkenrijders<br />

UITGEVERIJ DE GEUS


Derde druk<br />

Dit boek bevat de eerder bij Uitgeverij Willem J. Wildeboer verschenen en<br />

door de auteur herziene titels Ontsnapt aan de galg, Vurige ruiters,<br />

De gesel van het zwarte goud en Het loon van de duivel die samen het boek<br />

'De bende van de Bokkenrijders 'vormen<br />

© Ton van Reen, 2003<br />

Nawoord © Ton van Reen, 2003<br />

Kaartwerk © Eelco Deuling<br />

Omslagontwerp Uitgeverij De Geus bv<br />

Omslagillustratie © Henk Kneepkens<br />

Druk de Boekentuin, Zwolle<br />

ISBN 90 445 0189 5<br />

NUR 301<br />

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden<br />

door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook,<br />

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Uitgeverij De Geus bv,<br />

Postbus 1878, 4801 BW Breda, Nederland. Telefoon: 0765228151 .<br />

Internet: www.degeus.nl<br />

Verspreiding in België via Libridis nv,<br />

Industriepark-Noord 5a, 9100 Sint-Nik/aas


-Inhoud<br />

Ontsnapt aan de galg 7<br />

Vurige ruiters 157<br />

De gesel van het zwarte goud 323<br />

Het loon van de duivel 461<br />

Nawoord ,87<br />

Kaarten 598<br />

Woordenlijst 601


Ontsnapt aan de galg


I<br />

Mathijs Stevens was met de koeien op weg naar het weiland. Hij kwam<br />

voorbij de LommelenbergO, waar het lijk van een bokkenrijder aan de galg<br />

hing. Die rover was daar al weken geleden opgeknoopt. Mathijs huiverde bij<br />

het zien van het lijk, waar de kraaien de ogen uit hadden gepikt. Hij was altijd<br />

blij als hij de galgenberg voorbij was.<br />

'Jij komt hier ook nog eens te hangen!' snauwde de dode rover hem<br />

plotseling met ijzige stem toe.<br />

Van schrik liet Mathijs de koeien in de steek en zette het op een lopen.<br />

Wonderlijk genoeg wist de bokkenrijder zich los te maken en rende met<br />

rammelende botten achter hem aan. Telkens als Mathijs omkeek, zag hij het<br />

akelige lijk dichterbij komen.<br />

'Ik krijg je wel te pakken', schreeuwde de blinde rover. 'Ik wil daar niet<br />

alleen hangen!'<br />

Onder het hollen verloor de bokkenrijder een arm. Een voet. Een been.<br />

Het leek hem niet te hinderen. Met zijn overgebleven arm probeerde hij het<br />

galgentouw als een lasso om Mathijs' hals te mikken.<br />

Mathijs rende voor zijn leven. Blind van angst struikelde hij over een<br />

boomwortel. Langs een rotsachtige helling buitelde hij naar beneden. Met<br />

een klap viel hij in het snel stromende water van de Geul.<br />

Wakker door de smak keek hij om zich heen. Hij lag op de vloer naast zijn<br />

bed, met het angstzweet nog op zijn voorhoofd. Veel tijd om aan zijn nacht­<br />

merrie terug te denken kreeg hij niet. Geschreeuw van buiten drong tot hem<br />

door. Een hoop lawaai. Wat was er aan de hand, midden in de nacht?<br />

Een rode gloed scheen de kamer binnen. Dat kon maar één ding bete­<br />

kenen. Hij sprong naar het raam. De grote schuur van buurman Hansen<br />

stond in brand. De vlammen laaiden hoog op uit het houten raamwerk. Van<br />

het strooien dak was al niets meer over. Door het vuur was de hele buurt-<br />

• Zie de Woordenlijst op p. 601 e.v.<br />

9


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

schap zo goed.verlicht dat het klaarlichte dag leek.<br />

Mathijs holde naar beneden. In de bijkeuken schoot hij zijn klompen aan<br />

en rende naar buiten.<br />

De mensen uit de buurtschap probeerden het vuur te doven. De vrouwen<br />

stonden in een rij om emmers water door te geven die ze over het vuur<br />

uitgoten. De vlammen trokken zich er weinig van aan. Ze bliezen dikke<br />

wolken vuile stoom over de blussers. Tussen de mannen zag Mathijs zijn<br />

vader en ook Driek, de knecht die bij hen in huis woonde. Moeder en Miene,<br />

het meisje dat sinds een jaar koeienmeid bij hen was, stonden bij de put en<br />

werkten zich in het zweet om de emmers water zo vlug mogelijk naar boven<br />

te halen.<br />

Het was een ongelijke strijd. Door de mooie zomer was het houtwerk van<br />

de schuur urkdroog. Het vuur werd gevoed door een kolossale massa plan­<br />

ken, balken en dakspanten die op elkaar waren gestort. De geraamtes van de<br />

eens zo fraaie koetsen en karren zakten de een na de ander in elkaar. Niemand<br />

geloofde er nog in dat er iets van de schuur gered kon worden, maar het vuur<br />

moest worden bestreden om te voorkomen dat het naar woningen en schu­<br />

ren in de buurt oversloeg.<br />

Mathijs zag zijn vriend Lowie met een bos dikbebladerde takken naar het<br />

vuur lopen.<br />

'Geef mij ook een paar takken!'<br />

Aan de zijde van Lowie ging Mathijs de vlammen te lijf. Hij sloeg op het<br />

vuur in alsof zijn leven ervan afhing. Het was opwindend werk, want de<br />

vlammen vochten brutaal terug. Ze hielden hem voor de gek. Als de takken<br />

erop neerkwamen, bleven ze even weg, om dan opeens weer hoog op te<br />

schieten. Ze schroeiden zijn gezicht. Zijn armen werden zwart van de op­<br />

stuivende as. Was het in de hel ook zo heet?<br />

Opeens ontdekte hij dat hij nog in zijn nachthemd srond. Hij liep voor<br />

gek. Hij keek snel rond, om te zien of er iemand op hem lette.<br />

Tot zijn geruststelling zag hij dat er zelfs mannen in lange onderbroeken<br />

tussen de rijen takkenzwaaiers stonden. De meeste vrouwen liepen in linnen<br />

nacht jurken en droegen slaapmutsen. Hij was niet de enige die in alle haast<br />

naar de brand was gehold. Zijn vader knikte hem bemoedigend toe. Dat<br />

deed hem goed. Hij deed nog beter zijn best.<br />

Nadat hij een tijdje flink op de vlammen had ingeslagen, kreeg de hitte<br />

hem te pakken. Door de rook kreeg hij bijna geen adem meer. Gelukkig<br />

IQ


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

kwamen er steeds meer mannen opdagen om te helpen. Mathijs herkende<br />

zelfs mensen uit Valkenburg en Walem, een gehucht verderop. Lowie en hij<br />

konden het even wat kalmer aan doen.<br />

'Kom, we gaan helpen bij de pud' riep Lowie enthousiast. Ze holden naar<br />

de vrouwen.<br />

'Blij dat we mannenhulp krijgen', zei moeder. Ze veegde het zweet van<br />

haar gezicht.<br />

'Dat werd hoog tijd', klaagde Miene. 'Ik heb blaren aan mijn handen van<br />

die zware puthaak.'<br />

'Niks gewend', smaalde Mathijs. Als een grote man probeerde hij een<br />

emmer water in één haal boven te krijgen. Dat lukte net. Hij keek trots rond.<br />

'J e bent een flinke vent' , zei Miene. 'Je krijgt een stuiver· als je dat tien keer<br />

achter elkaar kunt.'<br />

'Loop naar de duivel.' Mathijs wist maar al te goed dat hij daar nog lang<br />

niet sterk genoeg voor was.<br />

'Niet praten', zei moeder streng. 'Werken.' Mathijs haalde weer een em­<br />

mer omhoog. Lowie tilde hem van de haak.<br />

'Kan het niet een beetje vlugger met die emmers?' riep een bazige vrouw<br />

vooraan in de rij. 'Die kinderen kunnen dat werk niet aan!'<br />

'Wegwezen. Laat mij dat maar weer doen', zei Miene. 'Ze zien jullie nog<br />

niet voor vol aan.' IJverig greep ze de puthaak en hees een emmer water naar<br />

boven.<br />

Teleurgesteld over zoveel miskenning dropen de jongens af. Van een<br />

afstandje bleven ze naar het vuur kijken.<br />

'Vuur is mooi', zei Lowie.<br />

'Dan heb jij het zeker aangestoken.'<br />

'Ik? Heb je dan niet gehoord dat de bokkenrijders de boerderij van Hansen<br />

hebben overvallen?'<br />

'Bokkenrijders?' vroeg Mathijs ademloos. 'Heeft iemand ze gezien?'<br />

'Hansen zelf. En zijn knechten en meiden.'<br />

'Kwamen ze op vliegende bokken?'<br />

'Fabeltjes, man. Je denkt toch niet dat die rovers echt kunnen vliegen.'<br />

'Waren er veel?'<br />

'Niemand heeft ze geteld, maar het moeten er veel zijn geweest. De hele<br />

boerderij hebben ze leeggeplunderd. Bij hun vertrek hebben ze de schuur in<br />

brand gestoken.'<br />

IJ


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Ik dacht dat ze zich koest zouden houden nu de schout· een bokkenrijder<br />

heeft laten ophangen', zei Mathijs.<br />

'Ben je gek', smaalde Lowie. 'Zolang de mensen honger hebben, stelen ze.<br />

De dieven hebben alle kippen meegenomen. Een paar kalveren hebben ze in<br />

de wei geslacht. Kom, kijken.'<br />

Z holden naar het weiland achter de stallen van Hansen. Een paar wilde<br />

honden sprongen weg bij de resten van de kalveren die verspreid in het gras<br />

lagen. Je kon zien dat de dieren in grote haast waren afgemaakt. De drie<br />

verminkte koppen zagen er griezelig uit. De rovers hadden zo weinig tijd<br />

gehad dat ze niet alles hadden kunnen meenemen. Er zat nog volop vlees aan<br />

de kadavers.<br />

'Jammer van die mooie kalveren', zei Mathijs.<br />

Teruglopend zagen ze Hansen voor zijn woonhuis zitten. De eens zo<br />

trotse man zag er gehavend uit. Zijn hoofd was in verband gewikkeld.<br />

De vroedvrouw van Ransdaal, die vaak voor dokter speelde als er geen geneesheer<br />

in de buurt was, behandelde zijn verbrande voeten met zout water<br />

en kruiden. Hij schreeuwde het uit van pijn, maar ook van woede om zijn<br />

machteloosheid, omdat hij zelf niet in staat was een hand uit te steken bij het<br />

bluswerk.<br />

'Wat hebben de bokkenrijders met Hansen gedaan?' vroeg Mathijs.<br />

'Je ziet, hij is er niet al te best van afgekomen', grinnikte Lowie. 'Ze hebben<br />

hem met zijn voeten in een vuurtje gezet, net zo lang tot hij vertelde waar hij<br />

zijn geld verborgen hield.'<br />

Daar moest Mathijs toch ook een beetje om lachen. De gierige Hansen<br />

was liever zijn vel dan zijn geld kwijt. Ook de bokkenrijders moesten van zijn<br />

vrekkigheid hebben geweten. Ze wisten natuurlijk dat hij ergens een flinke<br />

zak goudstukken· had verstopt. Voor zo' n geldwolf moest het onverdraaglijk<br />

zijn om te zien hoe de vlammen zijn fraaie schuur en dure koetsen in de as<br />

legden. Hansen, die altijd de rijkste boer van De Heek was geweest, verloor in<br />

één klap een groot <strong>deel</strong> van zijn bezit.<br />

'Waar zal Hansen de grootste pijn voelen?' grapte Mathijs. 'Aan zijn lijf of<br />

in zijn beurs?'<br />

'In zijn beurs', zei Lowie. 'Voor hem telt alleen geld.'<br />

Marie, de dikke vrouw van Hansen, holde als een kip zonder kop heen en<br />

weer tussen de brand en haar kermende man. Ze was zo overstuur dat ze nog<br />

nauwelijks wist wat ze deed.<br />

12


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Dat mens heeft een flinke aframmeling gekregen', wist Lowie. 'Haar kont<br />

is er nog dikker door geworden.'<br />

'Vort, of ik stuur de hond op jullie af, gromde Hansen.<br />

'We hebben ons in het zweet gewerkt om zijn schuur te blussen en. dan<br />

krijg je wiets', mopperde Mathijs, terwijl ze doorliepen.<br />

'Hij kan die hond niet eens op ons afsturen', zei Lowie. 'De bokkenrijders<br />

hebben het beest gekeeld. Die houden niet van honden die alarm kunnen<br />

slaan.'<br />

Nu begreep Mathijs waarom hij niet eerder wakker was geworden. Als de<br />

hond was gaan blaffen, zou hij dat zeker gehoord hebben.<br />

'Denk je dat de knechten van Hansen onder één hoedje met de bokkenrij­<br />

ders spelen?' vroeg Lowie zich hardop af.<br />

'Of iemand die vroeger als knecht bij hem heeft gewerkt.'<br />

'Zoiets moet wel. In ieder geval moet de man die de hond heeft afgeleid<br />

hem goed hebben gekend, anders had hij nooit bij dat valse beest in de buurt<br />

durven komen.'<br />

Plotseling zagen ze een paar mannen uit een huis naar buiten sluipen, met<br />

zakken op hun rug. Toen ze de jongens in het oog kregen, gingen ze er als<br />

hazen vandoor, in de richting van Klimmen.<br />

'Bokkenrijders', schrok Mathijs. 'Misschien zitten er hier nog meer.'<br />

'Iedereen is bij de brand', zei Lowie. 'Inbreken is nu een koud kunstje.'<br />

Hij had gelijk. Alle bewoners van De Heek hielpen bij het blussen van de<br />

brand. Dieven konden ongehinderd de huizen in.<br />

Ze renden terug naar het vuur en vertelden wat ze hadden gezien. De<br />

mannen aarzelden niet. Bewapend met rieken en hooivorken zetten ze de<br />

achtervolging op de rovers in.<br />

'Ga naar huis, om op de beesten te letten', riep vader naar Mathijs. 'Ze<br />

worden onrustig door al dat lawaai en de rook.'<br />

Mathijs was teleurgesteld. Het liefst zou hij met de mannen achter de<br />

rovers aan zijn gegaan.<br />

Inmiddels had men het vuur in bedwang. Het gevaar voor overslaande<br />

brand was geweken. De vrouwen en mannen die bij de brand waren ach­<br />

tergebleven, staakten het bluswerk. Ze zagen er enkel nog op toe dat de<br />

vlammen niet opnieuw om zich heen konden grijpen. De rest van het werk<br />

mochten boer Hansen en zijn knechten zelf opknappen. Voor de gierige boer<br />

staken de buurtbewoners geen hand te veel uit.<br />

I3


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Ik ga nog een paar uurtjes slapen', gaapte Lowie. 'Morgen moet ik<br />

hooien.'<br />

Mathijs liep terug naar huis, maar hij was er niet gerust op. Stel je voor dat<br />

de bokkenrijders het ook op hun boerderij hadden gemunt. Vreemd, ook<br />

zijn eigen hond had hij niet gehoord toen de bokkenrijders bij Hansen<br />

waren. Als Bels ' s nachts mensen hoorde die hij niet kende, ging hij als<br />

een duivel tekeer. Bij de rovers moest iemand zijn die Bels en de hond<br />

van Hansen goed had gekend. Mathijs griezelde van zijn eigen gedachte.<br />

Het betekende immers dat er zelfS bokkenrijders in hun eigen buurtschap<br />

woonden!<br />

Hij maakte Bels los van de ketting. De hond, een forse Mechelse herder,<br />

liep met hem mee naar binnen. Mathijs stak de stallamp aan. De dieren<br />

waren rustig. Het lawaai en het licht van het vuur hadden hen niet gestoord.<br />

De varkens lagen stil in het stro en knorden in hun slaap. Gewekt door de<br />

lamp deed de dikke zeug haar ogen open en gromde tevreden toen ze Mathijs<br />

herkende. De drie koeien, Bertha, Anna en Jacoba, lagen kalm te herkauwen.<br />

Alleen de kippen, die her en der op stok zaten, waren wat in de war door het<br />

licht van de stallamp, alsof ze zich afvroegen of het al ochtend was.<br />

Opeens kraaide de haan. Hoe gewoon dat geluid op de boerderij ook was,<br />

deze keer schrok Mathijs zich te pletter. Bijna was hij gillend van angst naar<br />

buiten gehold, maar hij wilde zich niet als een bang kind gedragen. Rillend<br />

hield hij de lamp omhoog en scheen in alle hoeken van de stal. Om zichzelf<br />

moed in te praten schold hij de haan uit voor alles wat lelijk was, maar het<br />

zelfingenomen beest zette een hoge borst op en bekeek hem hooghartig vanaf<br />

zijn verheven plek op een steunbalk. Om hem helemaal voor gek te zetten liet<br />

de haan een dikke keutel net voor zijn voeten vallen.<br />

In een flits zag Mathijs een hoofd achter de voerbak wegduiken. Eén<br />

ogenblik zag hij een gezicht. Mathijs stond aan de vloer genageld van schrik.<br />

Een schim vluchtte de deur uit. Bels sprong erachteraan. Een bokkenrijder?<br />

Had hij hem wel echt gezien? Was het inbeelding door angst? Had hij in het<br />

flakkerende licht van de lantaarn zijn eigen schaduw voor een indringer<br />

aangezien? Blijkbaar had hij zich vergist, want Bels kwam weer naar binnen,<br />

zonder iemand te hebben gepakt. Kon ook de hond zich op dezelfde manier<br />

hebben vergist? Onmogelijk.<br />

Mathijs vroeg zich af of hij de anderen moest waarschuwen. Toch maar<br />

niet. Als hij zich alleen maar had ingebeeld dat hij iets had gezien, zou hij daar


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

later mee geplaagd worden. Hij raapte al zijn moed bij elkaar en bleef op zijn<br />

post.<br />

Diekerd, zijn paard, groette hem door hem zijn natte neus in de hals te<br />

duwen. Hij streelde de hengst over de manen en klopte hem kameraadschap­<br />

pelijk op de hals. Het contact met het dier stelde hem op zijn gemak.<br />

Hij klom in de haverbak. Bels sprong naast hem. Op dit plekje zat Mathijs<br />

vaak, vooral als hij over iets wilde nadenken. Voor hem was het een plaats om<br />

tot rust te komen. Zijn vriendschap met het paard gaf de plek een vertrouwd­<br />

heid die hij nergens anders in huis vond. Soms zat hij hier alleen maar om van<br />

de geuren van het paard en het hooi te genieten.<br />

Diekerd had er al heel wat jaren dienst op zitten. Hij was oud, wat goed te<br />

zien was aan zijn vacht. Op de plekken waar het tuigwerk van kar en ploeg<br />

langs zijn huid schuurden, waren de haren weggesleten. De Belgische hengst<br />

was niet zo mooi als de paarden van Hansen, maar Mathijs was heel tevreden<br />

over hem. Het dier had een rustig karakter en werkte goed, ook al was hij wat<br />

traag door zijn leeftijd. Tot zijn schrik had Mathijs zijn vader wel eens horen<br />

zeggen dat hij het paard aan de slager wilde verkopen en dat hij een nieuw<br />

paard wilde. Hij was het daar niet mee eens. Hij hield van Diekerd. Hij had<br />

nooit een ander paard gekend op de boerderij. Als vader hem wat minder liet<br />

werken, kon hij nog lang mee. Vader zou tevreden moeten zijn met zo' n goed<br />

paard. Tenslotte hadden maar weinig boeren in het Land van Valkenburg een<br />

paard. De meesten deden al het werk op het land met mankracht of met hulp<br />

van een os. Mathijs had al eens woorden gehad met zijn vader over de<br />

verkoop van Diekerd en hem hardvochtigheid verweten. Toch wist Mathijs<br />

dat het vader niet alleen om het geld te doen was. Gelukkig was hij niet als<br />

Hansen. Hij streefde er niet naar om de rijkste boer van De Heek te worden,<br />

ook al was zijn boerderij al haast groter dan ze met het gezin en de hulp van<br />

een knecht en een meid aankonden. Méér werk was nergens goed voor. Méér<br />

geld trok bokkenrijders aan. Als je die lui in huis kreeg, had je voor niets<br />

gewerkt.<br />

Zo zat Mathijs wat voor zich uit te mijmeren. Moe van het bluswerk en<br />

warm door het lijf van de hond en de adem van het paard, zakte hij weg in een<br />

diepe slaap.<br />

I5<br />


2<br />

'Kom op, jongen', riep vader, Mathijs wakker schuddend. 'De pap staat<br />

klaar. Er is een hoop werk te doen.'<br />

'Ik heb nog slaap' , kreunde Mathijs, die nog maar weinig van de wereld zag<br />

oindat zijn haren als een gordijn voor zijn gezicht hingen.<br />

'Je verslaapt de beste tijd van je leven', bromde vader.<br />

'Nog bokkenrijders gevonden?' geeuwde Mathijs terwijl hij uit de haver­<br />

bak klom.<br />

'Geen spoor. Jullie hebben spoken gezien.'<br />

'Ik heb ze met mijn eigen ogen gezien', zei Mathijs wat beledigd. Tot zijn<br />

eigen verbazing droeg hij nog steeds zijn nachthemd. In de bijkeuken trok hij<br />

zijn broek en werkkiel aan, gooide het beroete hemd in de wasmand en liep<br />

naar buiten.<br />

De zon stond al aan de hemel. Mathijs putte een emmer water en hield zijn<br />

hoofd even in het koele nat. Dat friste lekker op. Met zijn vingers kamde hij<br />

zijn lange blonde haar naar achter. Bels sprong tegen hem op en rende een<br />

. paar rondjes over het erf.<br />

Er kwamen een paar mannen aanhollen. Schutters·.<br />

ken!'<br />

'Bokkenrijders!' riepen ze al van ver. 'In drie huizen hebben ze ingebro­<br />

'Zie je wel dat het geen spoken waren', zei Mathijs tegen zijn vader, die op<br />

het roepen naar buiten was gekomen.<br />

Als er iets gebeurde in De Heek dat niet in de haak was, werd Stevens er<br />

altijd als eerste bij gehaald. Als kapitein van de schutters was hij verant­<br />

woordelijk voor de orde in het dorp.<br />

Stevens en de mannen staken hun koppen bij elkaar. Mathijs zette zijn<br />

oren goed open, maar hij kon hen niet verstaan. Benieuwd naar wat ze te<br />

melden hadden, liep hij naar hen toe.<br />

'Loop door', zei vader. 'Ik hou niet van kinderen die gesprekken van grote<br />

mensen afluisteren.'<br />

16


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Mathijs had er gloeiend de pest aan dat vader hem weer liet merken dat<br />

hij hem nog maar een kind vond. Dat deed hij altijd als er schutters in de<br />

buurt waren. Stom, waarom moesten die kerels steeds zo geheimzinnig<br />

doen?<br />

Nijdig schopte hij tegen een brok mergel. Harder dan zijn bedoeling was.<br />

Zijn tenen deden pijn.<br />

In de keuken stond het ontbijt op tafel. Dampende pap en brood met<br />

spek. Moeder en Miene zaten al aan tafel.<br />

'Ik had nog veel langer kunnen slapen', zei Miene. Ze gaapte zo uitvoerig<br />

dat de tranen haar in de ogen sprongen.<br />

'Na zo' n nacht komt iedereen slaap te kort', zei Driek, de knecht. Hij nam<br />

plaats achter zijn bord en zette zijn pet af, waardoor zijn flink kalende schedel<br />

bloot kwam.<br />

'Het lijkt wel of je baard vannacht weer grijzer is geworden', plaagde<br />

Mathijs. 'Als ik jou was, zou ik hem afscheren. Dan zie je er jonger uit.'<br />

'Ik denk er niet aan. Ik ben al kaal genoeg, maar met die baard heb ik toch<br />

nog genoeg haar aan mijn hoofd.'<br />

'We kunnen je zo als vogelverschrikker in de kersenboom zetten', zei<br />

Mathijs.<br />

'Als ik daarmee de kost kan verdienen, wil ik er best vandaag al in gaan<br />

zitten. Het is weer om lekker lui te zijn.'<br />

Zolang Mathijs zich kon herinneren, werkte Driek al op de boerderij.<br />

Hoewel hij niet kon lezen of schrijven, stond de knecht door zijn schran­<br />

derheid goed aangeschreven in het dorp. En hij was erg handig. Niemand<br />

kon zo goed met gereedschap omgaan als hij.<br />

Miene schepte Mathijs' bord nog eens goed vol. Miene en hij waren goede<br />

maatjes. Ze was maar een paar jaar ouder dan hij. Dit jaar had ze zich voor het<br />

eerst als meid verhuurd. Haar ouders woonden in Ransdaal, op een kleine<br />

boerderij. Ze waren blij dat hun dochter uit de kost was.<br />

'Dat krijg ik nooit op', zuchtte Mathijs.<br />

cJ e moet groeien', zei Miene, terwijl ze een lepel stroop in de pap schepte.<br />

'We hebben sterke kerels nodig met al die bokkenrijders in de buurt.'<br />

af.<br />

'Zal Hansen ditmaal iets leren van zijn verlies?' vroeg moeder zich hardop<br />

'Dat wordt tijd', zei Driek. 'Hij moet eens wat beter met zijn werkvolk<br />

omgaan. Hij behandelt zijn mensen als honden. Bijna al zijn knechten en


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

meiden willen aan het eind van het jaar vertrekken. Niemand blijft langer<br />

dan de tijd waarvoor hij zich heeft verhuurd.'<br />

'Hansen heeft nooit werkvolk kunnen houden' , zei moeder. 'Hij is veel te<br />

vrekkig.'<br />

Door het raam zag Mathijs dat de schutters vertrokken. Vader kwam<br />

binnen.<br />

'Die bokkenrijders zijn een vloek voor het land', verzuchtte hij, aan tafel<br />

schuivend. 'We hebben voor vanavond een vergadering belegd. We wiHen<br />

eens kijken of de schutters iets tegen die bende kunnen doen.' Hij pakte een<br />

homp brood met een dikke plak spek. Het blussen en het zoeken naar de<br />

rovers hadden hem hongerig gemaakt.<br />

'Ik moet straks bier bestellen bij de brouwerij', zei hij tussen twee happen<br />

door. 'Zo'n schuttersvergadering kost me een paar vaatjes.'<br />

'Ik hoop wel dat jullie uit de kelder blijven', zei moeder, die niet erg blij<br />

was met de vergadering. 'De laatste keer dat die bijeenkomst bij ons was,<br />

hebben die vrienden van jou een paar potten vlees en een mand eieren<br />

opgegeten. Het leek wel of de bokkenrijders in huis waren geweest.'<br />

'Als je gastheer bent, moet je niet gierig zijn', zei vader. 'Als we bij anderen<br />

thuis vergaderen, wordt er ook royaal gedaan. We komen niet elke dag bij<br />

elkaar.'<br />

'Gelukkig niet', moeder. 'Anders waren we allang straatarm.'<br />

'We moeten iets tegen die roversbendes ondernemen', bromde vader<br />

tussen twee lepels pap door. 'Ze stelen maar raak.'<br />

'De mensen kennen het verschil tussen het mijn en het dijn niet meer', zei<br />

moeder. 'Daar moet ik je gelijk in geven.'<br />

Die opmerking viel niet in goede aarde bij Driek.<br />

'Als ik geen eten en geen loon had, dan zou ik ook bokkenrijder zijn', zei<br />

hlj, bedachtzaam aan zijn baard plukkend.<br />

Vader keek Driek verbaasd aan.<br />

'Hoe kun je dat zeggen? Je wilt toch niet worden als die rovers?'<br />

'Dat niet. Gelukkig heb ik mijn eten en mijn loon. Maar als ik honger had,<br />

zou het mijn en het dijn me niets kunnen schelen. Dan stal ik mijn buik vol<br />

en ging mijn loon halen bij hen die te veel hebben. Wie goud en goed bezit,<br />

heeft dat ook niet allemaal verdiend door werk met eigen handen.'<br />

'Je wilt toch niet zeggen dat ik rijk word door jouw werk?' zei vader, die de<br />

opmerkingen van zijn knecht maar moeilijk kon verteren.<br />

18


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Dat beweer ik niet. Als je geen eerlijke boer was, zou ik ook niet voor je<br />

willen werken.'<br />

'Ik wil mijn beurs niet spekken met geld dat ik jou onthouden zou hebben.<br />

Ik wil best eens over je loon praten.'<br />

'Dat hoeft niet', wees Driek af. 'Je betaalt me genoeg. Ik voel me hier best.<br />

Ik vind alleen dat jullie te lichtvaardig over bokkenrijders oordelen.'<br />

'Ze rijden toch op bokken', gooide Mathijs ertussen.<br />

'Bokken die zo groot zijn als paarden', dikte moeder aan.<br />

'Fabels', zei Driek scherp. 'Dat heeft geen mens ooit gezien. De schout<br />

probeert ons die onzin wijs te maken. En ook de pastoor wil ons laten geloven<br />

dat het duivels zijn. De pastoor en de schout hebben allebei een dikke buik.'<br />

'Zo mag je niet over onze pastoor praten', stoof moeder op. 'Hij is een<br />

goed mens.'<br />

'Misschien is hij wel té goed', smaalde Driek. 'De meeste zegen treft de<br />

pastoor zelf. Hij heeft een volle wijnkelder en meer eten dan hij op kan. Maar<br />

gewone mensen mogen van hem verhongeren als ze in nood zijn.'<br />

'Driek, je gaat te ver', wees Stevens zijn knecht terecht. 'Zulke uitspraken<br />

kan ik in mijn huis niet toestaan.'<br />

'Je hebt gelijk. Dat had ik niet moeten zeggen waar een kind bij is.'<br />

'Die bokkenrijders eten ook hosties', zei moeder. 'Heiligschennis' kun je<br />

toch ook van arme mensen niet goedpraten.'<br />

'Ik wed dat al die verhalen overdreven zijn', zei Driek. 'Laatst hoorde ik<br />

iemand zeggen dat hij een troep bokken waar de vlammen uitsloegen door<br />

het bos had zien rennen. Als het waar was geweest, was dat bos afgebrand. Ik<br />

ben er gaan kijken, maar er was geen spoor van vuur te ontdekken.'<br />

Het gesprek had de sfeer in huis onbehaaglijk gemaakt. Zwijgend aten ze<br />

verder. Om de stilte te doorbreken begon Miene over de brand bij boer<br />

Hansen, maar niemand zei iets terug. Toen hield ook zij maar haar mond.<br />

Om aan de kille stemming te ontsnappen, at Mathijs vlug zijn bord leeg en<br />

liep naar buiten.<br />

Er kwam een drietal boeren aanlopen, russen hen in een jongen die ze<br />

stevig vasthielden.<br />

Onmiddellijk herkende Mathijs het gezicht dat hij de afgelopen nacht in<br />

de stal had gezien. Hij had zich dus niet vergist.<br />

'We hebben een bokkenrijder gepakt', riep een van de mannen naar<br />

Stevens, die naar buiten was gekomen.<br />

19


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Hij lag bij ons in de stal te slapen', riep de ander. 'Ik vond hem toen ik de<br />

koeien naar buiten wilde halen.'<br />

'Gelukkig hebben we een van de rovers te pakken', zei Stevens opgelucht.<br />

'Dat zal de schout leuk vinden.'<br />

'Ik ben geen bokkenrijder!' riep de jongen bang. 'Ik hoor niet bij die<br />

bende! Ik ben helemaal alleen!'<br />

'Als je geen bokkenrijder bent, wat ben je dan wel?' vroeg Stevens.<br />

'Ik kom uit Maastricht', kermde de jongen.<br />

'Waarom ben je nu dan niet in Maastricht?'<br />

'Ik heb geen werk. Bij de steenfabriek ben ik weggestuurd. Ik zwerf rond.<br />

Ik probeer werk te vinden bij de boeren.'<br />

'Noem je stelen bij de boeren ook werken?' vroeg Stevens.<br />

'Ik heb niets gestolen. Ik wilde alleen maar ergens slapen.'<br />

'Geloof dat duvelsjong toch niet', gromde een van de boeren. 'Dat hij een<br />

bokkenrijder is, zie je wel aan de vodden aan zijn lijf.'<br />

'Ik kan er niets aan doen dat ik arm ben', zei de jongen. 'Ik heb geen geld<br />

om kleren te kopen.'<br />

'Hij is rijp voor de galg', riep een ander.<br />

'Als je iedereen die in vodden loopt wilt ophangen, kun je de meeste<br />

inwoners van Maastricht opknopen', zei Driek, die erbij was komen staan.<br />

'Daar heeft bijna niemand meer geld om eten en kleren te kopen.'<br />

boer.<br />

'Hij had brood bij zich dat hij bij ons uit de keuken heeft gepakt', zei de<br />

'Als ik geen eten zou stelen, was ik allang dood', zei de jongen.<br />

'Hij heeft gelijk', zei Driek. 'Armoe kweekt dieven, maar niet iedere dief is<br />

een bokkenrijder. Iemand die steelt om in leven te blijven is niet eens een<br />

echte dief.'<br />

Die uitspraak van de knecht wekte de woede van de boeren.<br />

'Voor een knecht durf jij heel wat te zeggen', riep een van hen uit. 'Jij<br />

verdedigt een dief. Volgens mij ben je zelf een bokkenrijder.'<br />

'Dat is wel makkelijk ' , zei Driek met minachting in zijn stem. 'Beschuldig<br />

iemand ervan dat hij een bokkenrijder is en je hoeft verder niks meer te<br />

bewijzen.'<br />

'Driek heeft gelijk ' , zei Stevens. 'We mogen die jongen niet vasthouden<br />

zonder bewijzen.'<br />

'Ik wil terug wat er vannacht uit mijn huis is gestolen', zei een van de<br />

20


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

mannen. 'Daar zal deze schooier toch ook wel iets mee te maken hebben<br />

gehad.'<br />

'Ik heb niets en ik weet niets', zei de jongen.<br />

'We laten hem vrij', zei Stevens. 'We kunnen hem niet vasthouden alleen<br />

vanwege verdenkingen.'<br />

'J e moet het zelf weten' , zei de een. 'Jij bent schutterskapitein. Het is jouw<br />

verantwoording wat er met dat jong gebeurt, maar ik twijfel eraan of de<br />

schout het met jouw beslissing eens zal zijn.'<br />

'Dat wacht ik dan maar af', zei Stevens berustend. 'Ik hoop er het beste<br />

van. Per slot van rekening heeft de schout zich nog nooit met zaken be­<br />

ziggehouden die ook een schutterskapitein zelf kan regelen.'<br />

Mokkend dropen de boeren af.<br />

'Hoe heet je?' vroeg Stevens aan de jongen.<br />

'Wolf.'<br />

'Alleen Wolf?'<br />

'Wolf Kremers.'<br />

'Waarom ben je juist in onS dorp als de bokkenrijders hier hun slag<br />

slaan?'<br />

'Dat kon ik niet weten. Ik ben net zo bang voor die rovers als jullie.'<br />

'Maak dat je hier uit de buurt komt' , zei Stevens. 'En laat je niet meer zien.<br />

De volgende keer kan ik je niet meer helpen.'<br />

'Bedankt', zei de jongen. Hij liep vlug weg. Na een paar passen draaide hij<br />

zich om. 'Hebben jullie iets te eten voor me? Ik heb al dagen niets gehad.'<br />

Dat Wolf rammelde van de honger wilde Mathijs wel geloven. Hij was zo<br />

mager als een lat.<br />

'Neem hem maar mee naar de keuken', zei Stevens. 'Laat moeder wat<br />

brood voor hem klaarmaken. En zorg dan dat hij verdwijnt.'<br />

'Kom maar mee', nodigde Mathijs uit.<br />

Wolf volgde hem naar de keuken.<br />

'Hij heeft Hink honger', zei Mathijs tegen zijn moeder, die een beetje<br />

verbaasd was over het vreemde bezoek.<br />

'Dan zullen we hem daar eens vlug van afhelpen', zei moeder. Ze smeerde<br />

een stapel boterhammen. Met verbazingwekkende snelheid verdwenen ze in<br />

Wolfs keelgat.<br />

'Hoelang zwerf je al rond?' vroeg Mathijs.<br />

'Een jaar of drie', zei Wolf tussen het kauwen door. 'Soms werk ik bij een<br />

21


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

boer, of bij een visser op de Maas. Ik kan nergens blijven. Voor arbeiders<br />

zonder contract is er nauwelijks werk.'<br />

'Hoe oud ben je?'<br />

'Twaalf.'<br />

'Net zo oud als ik.'<br />

'Jij hebt het beter getroffen dan ik. Je hebt een prinsenleven op de boerderij.<br />

Altijd eten.'<br />

Miene kwam binnen met een handvol eieren, die ze net uit de nesten van<br />

de kippen had gehaald.<br />

'Wie ben jij?' vroeg ze verrast toen ze de jongen zag.<br />

'Wolf.'<br />

'Vandaar die wolvenhonger natuurlijk', lachte moeder.<br />

'Dat klopt', zei Wolf. 'Die eieren zou ik met gemak nog op kunnen.'<br />

'Ik zal er een paar voor je bakken', zei moeder. Ze legde een paar repen<br />

spek in de pan en sloeg er drie eieren overheen.<br />

Mathijs vond dat Wolf niet alleen eten maar ook kleren nodig had, want<br />

hemd en broek hingen hem in flarden om het lijf. Hij haalde een broek en<br />

een kiel uit de kast op zijn kamertje.<br />

'Mag ik die aan Wolf geven?' vroeg hij.<br />

'Je doet maar'; stemde moeder toe. 'Aan de armen gegeven, is aan Gode<br />

geleend.'<br />

Wolf was blij verrast toen Mathijs hem de kleren gaf.<br />

'Woonde ik hier ook maar', zei hij nadat hij zich verkleed had. 'Jullie<br />

hebben het goed.'<br />

'Toch zou ik niet langer blijven', waarschuwde Mathijs. 'De boeren die je<br />

gepakt hebben zijn boos op vader, omdat hij je niet naar de schout heeft<br />

gebracht. Als Driek vader niet had overtuigd van je onschuld, zou je nu in de<br />

gevangenis van Valkenburg zitten.'<br />

'Nou, bedankt voor alles', zei Wolf. Hij gaf hun een hand en vertrok.<br />

'Een aardige jongen', zei moeder, terwijl ze Wolf nakeek.<br />

'Hij komt uit de stad', zei Mathijs. 'Hij zwerft al jaren rond. Hij heeft heel<br />

wat meer beleefd dan ik. Hij is jaloers op mij, maar ik zou ook wel eens wat<br />

willen meemaken.'<br />

'Je weet niet wat je zegt. Die jongen heeft meer ellende gezien dan jij<br />

vermoedt. Hij is nu blij dat hij zijn buik vol heeft. Jullie beseffen dat nooit.<br />

Voor jullie staat het eten steeds klaar. En je kunt altijd vrij rondlopen.'<br />

22


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Vrij rondlopen', klaagde Mathijs. 'Ik loop me elke dag de blaren! Iedere<br />

dag met de koeien naar het weiland. Is dat vrijheid?'<br />

Hij liep naar de stal om de koeien naar buiten te brengen. Het was tijd om<br />

aan het werk te gaan.<br />

23


3<br />

In de stal trof hij Miene en Driek. De knecht tuigde het paard op, Miene was<br />

aan het melken.<br />

'Vanochtend geeft Bertha weer weinig melk', zei de meid. 'Vreet ze wel<br />

genoeg?'<br />

'Meer dan genoeg', zei Mathijs.<br />

'Bertha is altijd de sterkste koe geweest', zei Driek. 'Ze heeft alle veeziekten<br />

overleefd, maar ze is oud. Het zal me niet verbazen als ze dit jaar voor het<br />

laatst wordt gemolken.'<br />

Mathijs knoopte de touwen van Bertha, Anna en Jacoba los. De koeien<br />

sjokten rechtstreeks naar de drinkbak en slobberden die leeg.<br />

Moeder droeg een aarden pot naar de put en waste hem uit. Ze ging bonen<br />

inmaken.<br />

'Wees voorzichtig', waarschuwde ze. 'Pas op dat er geen vreemd volk bij de<br />

koeien komt. Je hoort steeds vaker dat vee wordt behekst.'<br />

'Ik let goed op', beloofde Mathijs. 'Ik zorg dat niemand een vinger naar<br />

onze koeien uitsteekt.'<br />

'Het ergste is dat je er meestal niets tegen kunt doen. Mensen met het boze<br />

oog kunnen de koeien al beheksen door naar ze te kijken.'<br />

'Het boze oog?' vroeg Mathijs.<br />

'Veel weet ik er ook niet van,' zei moeder, 'maar zeker is dat mensen met<br />

het boze oog samenwerken met de duivel.' Meer wilde of kon ze er niet over<br />

kwijt. Ze liep met de pot terug naar de keuken.<br />

Driek leidde het opgetuigde paard naar de put. Mathijs was blij dat Driek<br />

met Diekerd ging werken. Hij ging veel kalmer om met het paard dan va­<br />

der. Als vader zelf de hengst een dag mee had, kwam het dier meestal uit­<br />

geput terug. De knecht liet Diekerd zijn gang gaan. Hij zweepte hem nooit<br />

op.<br />

De koeien sjokten het erf af en sloegen de weg in naar Valkenburg. Mathijs<br />

pakte zijn stok, knoopte er zijn knapzak met brood aan vast en pakte het boek<br />

over Tijl Uilenspiegel, dat hij had geleend van Antoon Bosch. De vader van<br />

24


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Lowie had hem dat gegeven om te oefenen in het lezen en om er zich mee te<br />

vermaken tijdens de lange uren in het weiland.<br />

Hij floot Bels. De hond kwam aanstormen uit de boomgaard, waar hij<br />

jacht had gemaakt op mollen. Het was zijn grootste plezier de molshopen om<br />

te wroeten en uit te diepen.<br />

Voorbij het huis van Hansen lopend, zag Mathijs dat de drossaard·, de<br />

schout en de schepenen· van Valkenburg bij de herenboer op bezoek waren.<br />

Ze zaten aan een tafel onder de lindeboom op het erf en ondervroegen de<br />

knechten en meiden.<br />

Een twaalftal rakkers·, bewapend met geweren en pistolen, stond met<br />

paarden langs de weg. Een armzalig troepje soldaten. Ze zagen er eerder<br />

meelijwekkend dan angstaanjagend uit. Vanuit Brussel waren ze door de<br />

Oostenrijkse heren naar het Land van Valkenburg gestuurd om het te zui­<br />

veren van bokkenrijders. Veel soeps was het niet. De meeste rakkers waren<br />

oudgedienden uit het leger. Kerels die op de slagvelden gewond waren<br />

geraakt en nooit meer zo goed waren hersteld dat ze nog aan een echte<br />

oorlog konden meedoen. Geen mens geloofde dat dit stelletje veteranen<br />

de watervlugge bokkenrijders te pakken kreeg.<br />

Matrujs dreef de koeien met een wijde boog om het erf van Hansen heen.<br />

Hij had het niet op die hoge heren begrepen. Niet dat hij echt bang was, maar<br />

eng vond hij hen wel. Hij had veel gehoord over de wreedheid van de<br />

drossaard. Gevangenen liet hij behandelen als beesten, of ze nu aan het<br />

ten laste gelegde schuldig waren of niet. De gevangenen die op het schavot<br />

kwamen, waren al half doodgemarteld. Hoewel de mensen bang waren van<br />

de bokkenrijders en hen verwensten, waren er niet veel die hen graag in<br />

handen van de drossaard zagen vallen. Driek vond hem zelfs een groter<br />

misdadiger dan de bokkenrijders. 'Kwaad trekt kwaad aan', zei Driek altijd<br />

als ze het over de rechtbank hadden die over de bokkenrijders moest oor­<br />

delen. Het was duidelijk dat hij met het ergste kwaad de drossaard en de<br />

rechters bedoelde. Maar ondanks zijn hardheid was de drossaard op zijn jacht<br />

naar de bendes nooit verder gekomen dan het opknopen van wat arme<br />

drommels. Onder hevige pijnen bij het martelen hadden ze alles bekend<br />

wat hen in de mond was gelegd.<br />

Lowie was buiten aan het werk, voor het kleine huis waar hij met zijn vader<br />

woonde. Uit een knoestige eikentak sneed hij een steel voor een riek. Hoewel<br />

hij even oud was als Mathijs, was hij een halve kop groter. Zijn brede borstkas<br />

25


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

verried dat hij een beer van een kerel zou worden. Zijn moeder was al lang<br />

geleden gestorven, hij had haar niet eens gekend, en zijn oudere zus Geer­<br />

truid werkte als huishoudster bij dokter Kirchhoffs in 's-Hertogenrade.<br />

Daarom deed Lowie het meeste werk thuis en zorgde hij voor het eten en<br />

de was. Zijn vader was glazenier, maar hij oefende dat beroep nauwelijks nog<br />

uit. Een langdurige ziekte had zijn longen aangetast. Op de weinige dagen<br />

dat zijn gezondheid hem dat toeliet, reisde hij met een hondenkar de mark­<br />

ten af en handelde in gebruikte potten en pannen, glazen en kommen. Zijn<br />

magere inkomen spijkerde hij wat bij met de verkoop van groenten uit zijn<br />

tuin: bonen, aardappels en kooL Maar boer kon je hem niet noemen,<br />

daarvoor had hij te weinig grond en hij bezat maar één koe. Een paard<br />

had hij nooit gehad.<br />

Hoewel Bosch arm was, stond hij in hoog aanzien bij de mensen. Hij was<br />

de enige volwassene in De Heek die kon lezen en schrijven. Niet dat hij ooit<br />

naar school was geweest, hij had het zichzelf geleerd, op de ateliers in Aken,<br />

Luik en Maastricht, waar hij als leerling had gewerkt en waar hij honderden<br />

kerkramen van woorden had voorzien.<br />

In de afgelopen winter had Antoon Bosch zijn zoon Lowie en Mathijs de<br />

eerste beginselen van het schrijven bijgebracht. Bovendien leerde hij hen<br />

Duitse en Franse begrippen te vertalen, wat handig was, omdat veel van de<br />

rondreizende kooplieden geen dialect of Nederlands spraken. Tijdens de<br />

lange avonden bij de haard hadden ze tijd genoeg om te studeren.<br />

Bosch schreef ook brieven voor de mensen uit De Heek en hij las hun de<br />

brieven voor die ze ontvingen. Zelfs een rijke boer als Hansen was onge­<br />

letterd en moest de hulp van Bosch inroepen voor zijn schrijfWerk. Juist<br />

daardoor wist hij meer over iedereen dan wie ook in het dorp. Door al zijn<br />

kennis was hij officier van de schutterij waar Mathijs' vader kapitein van was.<br />

'Heb je het druk vandaag?' vroeg Mathijs.<br />

'Hou op', zei Lowie mismoedig. 'Mijn vader is weer ziek. Ik heb zoveel aan<br />

mijn kop dat ik niet weet waar ik het eerst aan moet beginnen. Kun jij onze<br />

koe meenemen? Ik heb geen tijd om naar het weiland te gaan.'<br />

'Mij best.' Mathijs opende de staldeur. De lelijkste koe uit de buurt, die<br />

toch de mooie naam Eva had, sjokte naar buiten. Uit gewoonte sloot ze aan<br />

bij het groepje andere koeien. Mathijs nam Eva vaker mee. Hoewel het dier<br />

het gras uit hun weiland opvrat, vond vader het toch goed. Iedereen in de<br />

buurt wist hoe beroerd Bosch ervoor stond nu zijn magere inkomen door zijn


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

ziekte nog verder was geslonken. Als men hem een beetje kon helpen was dat<br />

nooit verkeerd, maar aalmoezen aannemen deed Bosch niet. Daar was hij te<br />

trots voor.<br />

'In het dorp weten ze nu dat de bokkenrijders hebben ingebroken tijdens<br />

de brand', zei Mathijs.<br />

'Ik heb zoiets horen roepen', antwoordde Lowie. 'Wij hebben die rovers<br />

dus écht gezien.'<br />

Achter de koeien lopend bedacht Mathijs dat hij het thuis zo slecht nog<br />

niet had. Als hij zijn werk met dat van Lowie vergeleek, had hij een leven als<br />

een pnns.<br />

Hij schrok toen hij voorbij de galg bij de Lommelenberg kwam. Het lijk<br />

van de bokkenrijder, dat daar de laatste weken had gehangen, was verdwe­<br />

nen. Ook onder de galg lag niets dat op een lichaam leek.<br />

Plotseling zag hij, tussen wat struiken een eind verderop, een paar mannen<br />

wegsluipen. Ze liepen gebukt en droegen een zak over hun schouders. Waren<br />

het bokkenrijders die het lijk van hun kameraad van de galg hadden gehaald<br />

om het te begraven? De twee hadden in de gaten dat Mathijs hen zag en<br />

zetten het op een lopen. Door de doeken voor hun gezicht had hij hen niet<br />

herkend. Waarom hadden ze het lijk niet in het donker weggehaald? Of<br />

durfden zelfs bokkenrijders niet tijdens de nachtelijke uren op deze spook­<br />

plaats te komen? Geloofden ook zij dat de duivels elke nacht kermis vierden<br />

onder de galg?<br />

Hij herinnerde zich de akelige droom waarin de dode bokkenrijder hem<br />

achternazat. 'Jij komt hier ook nog eens te hangen', had het lijk geroepen.<br />

Rillend van afschuw liep Mathijs verder.<br />

Een eind verderop zag hij een paar zoontjes van rijke heren uit Hulsberg,<br />

die te voet op weg waren naar de school van de paters in Valkenburg. Hij kon<br />

hen niet uitstaan. Hij kwam ze vaak tegen, maar ze voelden zich te deftig om<br />

hem te groeten. Hij was altijd jaloers op hen geweest, omdat hij ook graag<br />

naar school had gewild. Dat had hem heel wat interessanter geleken dan elke<br />

dag met de koeien op sjouw te gaan. Helaas, boerenjongens mochten alleen<br />

maar dromen van de school. Zijn vader was niet rijk genoeg om de lessen te<br />

kunnen betalen. Bovendien kon hij niet gemist worden op de boerderij. Wie<br />

anders dan Mathijs zou de koeien moeten hoeden? Maar sinds Antoon<br />

Bosch hem les gaf in lezen, was zijn jaloezie over. Hij had de school niet<br />

meer nodig. Hij wist dat hij, nu hij eenmaal kon lezen, alles kon leren en alles


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

kon worden. Hij hoefde geen boer te blijven. Wie kon lezen, kon de hele<br />

wereld aan.<br />

Niet ver van het dorp trof hij Wolf, die lui in het gras van de berm lag.<br />

'Heb je niets beters te doen?'<br />

'Ik zou niet weten wat', zei Wolf. 'Bovendien heb ik me zo vol gegeten dat<br />

ik moeite heb met lopen. Ik heb slaap. Mgelopen nacht heb ik nauwelijks een<br />

oog dichtgedaan.'<br />

'Misschien weet ik een karweitje voor je.'<br />

'0 ja, wat?' Wolf sprong een gat in de lucht. In één klap had hij geen last<br />

meer van slaap of van een volle maag.<br />

'Ik zeg nog niets, want ik kan je niets beloven', zei Mathijs voorzichtig.<br />

'Kom maar mee.'<br />

Samen liepen ze naar Valkenburg.<br />

'Heb je geen familie meer?' vroeg Mathijs.<br />

'Ik heb een paar ooms en tantes, maar die kunnen niet voor mij zorgen.<br />

zijn er net zo beroerd aan toe als ik. In feite is een van mijn ooms voogd over<br />

me, maar ik heb hem in geen jaren gezien.'<br />

'Ik zou graag in Maastricht wonen. In een mooi burgerhuis.'<br />

'Je weet niet waarover je praat. Je hebt het toch goed!'<br />

'In zo'n stad valt veel meer te beleven dan bij ons in De Heek.'<br />

'Maar ik kom er niet graag meer', zei Wolf. 'Ik vind er geen werk. En ik<br />

hou niet van de rijkelui die je over het Vrijthof ziet wandelen. Een klein <strong>deel</strong><br />

van de bevolking is steenrijk, maar de meeste mensen zijn arm. Ik ga er alleen<br />

heen om te bedelen, als ik nergens anders wat krijg.'<br />

'Waaraan zijn je ouders doodgegaan?'<br />

'Mijn vader stierf aan een longziekte. Hij werd ziek van het vuile werk in<br />

een steenbakkerij. Toen hij niet meer kon werken, liet zijn baas hem cre­<br />

peren-.'<br />

'En je moeder?'<br />

'Niet lang na de dood van mijn vader kreeg ze koorts en die ging niet over.<br />

Ze at niet meer. Ze is van verdriet gestorven.'<br />

28


4<br />

Ze waren met de koeien bij de stadspoort van Valkenburg gearriveerd. In het<br />

plaatsje was het druk. Overal stonden groepjes burgers en boeren te praten.<br />

Hier en daar vingen Wolf en Mathijs iets van de gesprekken op. De overval<br />

van de bokkenrijders op de boerderij van Hansen werd uitvoerig besproken.<br />

De schade, die de bokkenrijders veroorzaakt hadden, werd flink opgeblazen.<br />

Tot zijn verbazing hoorde Mathijs vertellen dat de hele veestapel van Hansen<br />

was afgeslacht, hoewel hij met eigen ogen had gezien dat er maar drie<br />

kalveren waren gedood. Ook werd er verteld dat de bokkenrijders met<br />

honderden waren geweest. Dat was geklets. Als ze de buit met zovelen<br />

moesten delen, had niemand er iets aan.<br />

Bij de bakkerij aan de markt snoofMathijs de heerlijke geuren op van vers<br />

brood en gebak. Het water liep hem in de mond. Hij was dol op dat lekkere<br />

wittebrood. Niet dat zijn moeder ooit brood of vlaai bij de bakker kocht.<br />

Boeren bakten zelE De bakker had vooral burgers als klant: mensen die geen<br />

tijd hadden om zelf te bakken, of die daar te deftig voor waren.<br />

'Wacht hier even', zei Mathijs.<br />

Mathijs was bevriend met Peter, de knecht van de bakker, een jongen uit<br />

De Heek. Peter was een jaar of zeventien en hij had een oogje op Miene.<br />

Het raam van de bakkerij stond open. Mathijs stak zijn hoofd naar binnen.<br />

Peter stond achter de werkbank en kneedde een homp deeg.<br />

'Hé, meeImuis', riep Mathijs.<br />

'Ben jij het, koeienjongen? Ga je gezellig met de koeien op stap?' Peter<br />

plaagde Mathijs vaak met zijn werk. Hij wist dat die er niet van hield om er<br />

elke dag met de beesten op uit te moeten.<br />

'Kun je een knechtje gebruiken?'<br />

'Wil je zeggen dat jij bij ons wilt komen werken?' vroeg Peter verbaasd.<br />

'Als ik niet met de koeien naar het weiland moest, zou ik dat zeker willen.<br />

De hele dag vlaai eten lijkt me best lekker.'<br />

'Wie bedoel je dan?'<br />

29


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Mijn maatje wil je helpen met het stoken van de oven', zei Mathijs. Hij<br />

schoof Wolf naar voren.<br />

'Zo, is hij jouw maatje?' zei Peter bedenkelijk. 'Helaas ben ik hier niet de<br />

baas. De bakker zelf is niet thuis. Hij is brood aan het bezorgen. Wat wil je<br />

verdienen, jongen?'<br />

'Eten', antwoordde Wolf. 'Meer heb ik niet nodig.'<br />

'Nou, dan mag je me helpen. Kom maar binnen. Brood hebben we<br />

genoeg. Waar woon je?'<br />

'Nergens', antwoordde Wolf schuchter. 'Ik zoek nog een slaapplaats.'<br />

'Van mij mag je 's nachts in het berghok van de oven slapen. Daar is het<br />

ook in de winter lekker warm. Ik hoop voor jou dat de baas het goedvindt.'<br />

'Prachtig! Wat moet ik doen?'<br />

'Houthakken. Kom maar binnen. De achterdeur staat open.'<br />

'Heb je niets lekkers voor me?' vroeg Mathijs. 'Ik heb mijn brood ver­<br />

geten.'<br />

'Je bent een leugenaar', grinnikte Peter. 'Ik wed dat je een half brood in je<br />

knapzak hebt.'<br />

'Voor een hele dag buiten is dat veel te weinig', hield Mathijs aan.<br />

'Je boft. Van de vlaaien die ik vanochtend vroeg heb gebakken, is er één een<br />

beetje aangebrand. Die vind ik zelf het lekkerst, maar de baas verkoopt geen<br />

aangebakken vlaai. Lust je kersenvlaai ?'<br />

'Wel een hele!' Mathijs sprong een gat in de lucht van blijdschap.<br />

'Jij kunt eten tot je buik ervan barst', zei Peter hoofdschuddend. Hij<br />

wikkelde een paar flinke stukken vlaai in stevig papier en reikte Mathijs<br />

het gebak aan. Welhaast een halve vlaai.<br />

'Bedankt', zei Mathijs verheugd.<br />

'Smakelijk', wenste Peter. De rest van de vlaai gaf hij aan Wolf, die door de<br />

achterdeur naar binnen was gegaan.<br />

'Jij bent natuurlijk net zo'n hongerlijder?'<br />

'Eten kan ik dag en nacht', zei Wolf.<br />

'Weet je dat de bokkenrijders bij Hansen zijn geweest en zijn schuur in de<br />

fik hebben gestoken?' vroeg Mathijs.<br />

'Dat heb ik gehoord', zei Peter. 'In Valkenburg wordt over niets anders<br />

gepraat. De bokkenrijders hebben de afgelopen nacht flink huisgehouden.<br />

Ook in Houthem hebben ze ingebroken.'<br />

'Bij wie?' vroeg Mathijs, die van die andere overval nog niets had gehoord.<br />


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Bij de pastoor. Ze hebben zijn voorraadkelder leeggehaald.'<br />

'Is het zeker dat het bokkenrijders waren? Het kunnen toch ook gewone<br />

dieven zijn geweest?'<br />

'Dat moet je aan de drossaard vragen. Iedere dief heet tegenwoordig<br />

bokkenrijder.'<br />

'Ik moet achter de koeien aan' , schrok Mathijs. 'Straks vind ik ze niet meer<br />

terug.'<br />

Hij moest een stuk hollen om de beesten in te halen. Gelukkig had Bels<br />

zich goed van zijn taak gekweten en de koeien bij elkaar gehouden.<br />

Mathijs zag hoe een paar soldaten een groep bedelaars de stad uit dreef.<br />

Die lieten zich dat niet zomaar gevallen. Ze probeerden te ontkomen, maar<br />

een paar liepen daarbij rake klappen op. Iedere ochtend herhaalde zich dit<br />

gedoe. Steeds meer mensen werden door armoede gedwongen om te gaan<br />

bedelen. Dat zinde de heren van het stadsbestuur niet en daarom hadden ze<br />

onlangs afgekondigd dat mensen zonder geld de toegang tot de stad werd<br />

ontzegd.<br />

Op het pleintje bij de kerk stond een man in een schandblok. Het was een<br />

slager uit Valkenburg. Zijn armen en hoofd staken uit het blok. Zijn gezicht<br />

droop van eierstruif.<br />

'Waarom staat hij in het blok?' vroeg Mathijs aan een knaap die een paar<br />

rotte eieren naar het beteuterde gezicht van de slager mikte.<br />

'Hij heeft mijn zus verleid', zei de jongen. 'Ze werkte bij hem in de winkel.<br />

En nu krijgt ze een kind van hem, maar hij ontkent dat hij de vader is.'<br />

'Wil hij niet betalen?'<br />

'De schout laat hem in het blok staan tot hij schuld bekent en het kind<br />

aanneemt.' Hij brak een paar rotte eieren en goot de stinkende troep in de<br />

hals van de slager, die dat allemaal lijdzaam moest ondergaan. De toeschou­<br />

wers maakten zich vrolijk over de hulpeloze toestand waarin de slager ver­<br />

keerde. Vooral de eierschalen die op zijn kalende hoofd bleven plakken,<br />

wekten hun lachlust op.<br />

'En toch zal ik nooit betalen voor die meid', gromde de slager. 'Ze ging<br />

met Jan en alleman naar bed. Een hoop anderen kunnen de vader van haar<br />

kind zijn. Ik heb nooit mijn handen naar die meid uitgestoken. Ik was vies<br />

van haar.'<br />

'Dan snap ik niet dat je haar in je winkel liet werken', zei een omstander.<br />

'Hij liegt', schreeuwde de broer. 'Mijn zus is een eerzaam meisje. heeft<br />

31


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

nooit iets met kerels gehad voordat ze bij deze slager werkte.'<br />

'Ik zou dat niet te hard roepen', zei een van de mannen in het publiek. 'Ik<br />

ken die zus van jou ook. Ik weet nog dat ze in Heerlen in een herberg heeft<br />

gewerkt. Daar stond ze ook als een sloerie bekend.'<br />

'Dat laat ik niet van mijn zus zeggen!' De broer vloog op de man af die zijn<br />

zus had beledigd. Er ontstond een vechtpartij, waar de roeschouwers van<br />

genoten.<br />

Mathijs zag het meisje op de stoep voor een burgerhuis zitten. Het was<br />

goed te zien dat ze hoogzwanger was. Mathijs had met haar te doen. Hij<br />

begreep best dat ze haar gelijk probeerde te halen. Als die slager niet voor haar<br />

en haar kind zou betalen, wie zou er dan voor hen zorgen? Een ongetrouwde<br />

vrouw met een kind hoefde er nauwelijks op te rekenen dat ze ergens werk<br />

kreeg.<br />

'De mensen worden steeds slechter', krijste een vrouw, met een stem die<br />

van valsheid oversloeg. 'Zo'n meid moet worden gestraft.'<br />

'Och, hou jij je mond', voegde een andere vrouw haar toe. 'Dat meisje is al<br />

genoeg gestraft met de toestand waarin ze verkeert.'<br />

'Die ellende heeft ze aan zichzelf te danken door zich met mannen af te<br />

geven', riep het valse wijf.<br />

'Jou zou dat niet kunnen gebeuren', zei de ander. 'Jij kijkt altijd zo zuur dat<br />

de mannen nooit naar jou hebben omgekeken.' Er moesten anderen aan te<br />

pas komen om de kijvende vrouwen uit elkaar te houden.<br />

'Ga jij eens vlug verder met die koeien', zei een net geklede burger tegen<br />

Mathijs toen Bertha een paar Hadders liet vallen. 'Die stinkende koeien<br />

bevuilen de hele stad.'<br />

'Zonder koeien geen boter op het wittebrood van de heren', zei Mathijs.<br />

'Dat wil nog niet zeggen dat ze steeds voor mijn deur moeten schijten', zei<br />

de man bars. 'Het stadsbestuur zou de boeren moeten verbieden met hun<br />

beesten door de stad te lopen.'<br />

'Het stadsbestuur zou de burgers moeten leren wat meer respect voor<br />

boeren te hebben', gaf Mathijs hem lik op stuk. 'Zonder boeren geen eten.'<br />

'Scheer je weg, brutale vlerk', siste de man, die haast uit zijn vel sprong van<br />

woede omdat zo'n boerenjongen hem van repliek diende.<br />

Fluitend, alsof die nette burgerheer lucht voor hem was, liep Mathijs<br />

achter de koeien aan.<br />

Bij de Grendelpoort was hij Valkenburg weer uit. Voor hem lagen verlaten<br />

32


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

weilanden en akkers. Zo druk als het in het plaatsje altijd was, in dit buiten­<br />

gebied kwam hij zelden iemand tegen.<br />

Ver buiten het stadje passeerde hij de ruïne van een afgebrande boerderij .<br />

De puinhopen lagen er verlaten bij. Jaren geleden hadden de bokkenrijders<br />

huis, schuren en stallen platgebrand. Alleen een paar dikke muren stonden<br />

nog overeind. De boerderij was zo grondig verwoest dat het niet de moeite<br />

had geloond om haar opnieuw op te bouwen. En niemand durfde meer op<br />

deze plek te wonen. Wie eenzaam woonde, bleef altijd een makkelijk doelwit<br />

voor de bokkenrijders.<br />

Er werd verteld dat het ' s nachts spookte in de ruïne. De zielen van de ter<br />

dood gebrachte bokkenrijders, die geen rust konden vinden, zouden er tot<br />

het einde der dagen moeten ronddolen. Omdat niemand er durfde te ko­<br />

men, meende men dat de bokkenrijders er hun nachtelijke bijeenkomsten<br />

hielden. Maar juist o,mdat zich dan niemand bij die plaats waagde, had geen<br />

mens dat ooit gezien. En als iemand de bokkenrijders daar echt zou hebben<br />

gezien, wie zou hen dan durven verraden ? Met verraders maakten de rovers<br />

korte metten. Die hingen ze op, in de hoogste bomen.<br />

Mathijs was altijd blij als hij de griezelige plaats voorbij was. In het donker<br />

zou hij er voor geen goud in de buurt durven komen. Hij had geen zin in een<br />

ontmoeting met bokkenrijders. En van spoken moest hij al helemaal niets<br />

hebben. Ook al twijfelde hij aan het bestaan van geesten, hij nam liever het<br />

zekere voor het onzekere.<br />

Opeens hoorde hij een krassend geluid. Op de brokkelige muur van de<br />

niine zaten een paar kraaien. Daar had je het al. Waren het echte kraaien of<br />

waren het bokkenrijders die zich in kraaien hadden veranderd om hem bang<br />

te maken ? De vogels vlogen op en kwamen brutaal op hem af. Akelig dicht<br />

scheerden ze over zijn hoofd en pikten naar zijn gezicht. Hij zag hun koude<br />

gele ogen. Zie je wel : rovers. Hij greep een steen en gooide hem naar de<br />

vogels. Ze vlogen terug naar de ruïne en bleven opgewonden krassend boven<br />

de geheimzinnige plek rondcirkelen.<br />

Mathijs zag dat zelfs Bels het niet op de vogels had begrepen. Op zijn<br />

hoede stond hij naar ze te kijken, de kop dicht bij de grond. Als zelfs zijn<br />

hond bang voor ze was, was dat wel het bewijs dat die vogels iets anders<br />

moesten zijn dan gewone kraaien.<br />

Een paar uur nadat hij van huis was vertrokken, bereikte hij het weiland.<br />

De grond die zijn vader hier bezat, grensde aan het riviertje de Geul. Aan de<br />

33


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

overkant van het water liep een beboste helling steil omhoog.<br />

De koeien dronken van het koele water en zochten een plek met mals gras.<br />

Naar die beesten had hij voorlopig geen omkijken meer. Zelf zocht hij ook<br />

wat verkoeling. Hij waste het zweet van zijn gezicht en ging met zijn voeten in<br />

het water zitten.<br />

Zijn aandacht werd getrokken door een karrenspoor op beide oevers. De<br />

afdrukken van de wielen stonden diep in de modder. Dat verbaasde hem. Hij<br />

had hier nooit een kar of wagen gezien.<br />

Bij de doorwaadbare plaats wat verderop liep hij naar de overkant. Pas­<br />

geleden was een kar of wagen de beek overgestoken. Vreemd, aan de overkant<br />

viel niets te halen. In de bossen op de steile helling kwamen hooguit jagers of<br />

stropers.<br />

Hij waadde terug naar het weiland en ging in het gras langs de stroom<br />

zitten. Hij at een stuk vlaai. Het gebak was te lekker om te bewaren. Fijn als je<br />

een vriend had die in een bakkerij werkte. De bakker gebruikte wit meel.<br />

Moeder vond dat fijne meel te duur. De burgers die hun brood en gebak bij<br />

de bakker haalden, hadden het toch maar goed. Die aten alleen wittebrood.<br />

Bruin brood was hun te min.<br />

Bels was moe van het rennen en blaffen om de koeien bij elkaar te houden.<br />

Hijgend als een oud paard vlijde hij zich neer naast Mathijs. Zijn tong hing<br />

uit zijn bek.<br />

Mathijs pakte het boek over Tijl Uilenspiegel uit zijn knapzak. Hij bekeek<br />

de plaatjes en spelde de onderschriften. Het verhaal ging over Tijl, die de<br />

inwoners van Mechelen te grazen had genomen door gebruik te maken van<br />

hun goedgelovigheid. Tij!, die altijd platzak was maar ook te lui om te<br />

werken, bedacht een list om gemakkelijk aan geld te komen. Hij liet aan<br />

de inwoners van Mechelen weten dat hij als een vogel over het marktplein<br />

zou vliegen en dat iedereen dat tegen betaling kon komen zien. Toen het<br />

plein volgepakt stond met mensen en iedereen had betaald, klom hij op het<br />

dak van een herberg en riep de mensen toe: 'Ik geloofde niet dat er grotere<br />

gekken waren dan ik, maar nu weet ik dat uw stad er vol van is, omdat gij<br />

allen denkt dat ik echt kan vliegen.' Snel liet Tijl zich aan de andere kant van<br />

de herberg in een van de straatjes neer en vluchtte met het geld op zak weg.<br />

Onwillekeurig moest Mathijs aan de bokkenrijders denken. Van hen werd<br />

ook verteld dat ze konden vliegen. Waren de mensen die dat geloofden net zo<br />

dom als de inwoners van Mechelen?<br />

34


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Terwijl hij stil over zijn boek gebogen zat, vloog een gele vlinder op zijn<br />

neus. Hij greep naar het diertje, maar de vlinder was hem te vlug af en danste<br />

weg, buiten het bereik van zijn handen.<br />

Nu zijn aandacht van Tijl was afgeleid, legde hij het boek aan de kant, brak<br />

een dikke tak uit een vlierstruik en pulkte het zachte merg eruit. Hij sneed<br />

een fluitje, waarop hij eenvoudige deuntjes kon spelen. Het simpele muziekje<br />

stemde hem opgewekt. Het verdreef zijn gevoel van eenzaamheid.<br />

Alleenzijn was het grootste probleem bij het hoeden van de koeien. Elke<br />

dag zat hij in zijn eentje in het weiland. Nooit eens iemand om mee te praten.<br />

Hij had wel de hond bij zich, maar Bels zei nooit iets terug. En de koeien<br />

hadden nergens belangstelling voor. Die wilden alleen maar vreten.<br />

Een sperwer kwam uit zijn nest in de grottenwand gevlogen en bleef stil in<br />

de lucht hangen, loerend naar konijnen in de bosrand of ratten aan de<br />

beekoevers.<br />

De zon stond al hoog aan de hemel. Het licht was w fel dat Mathijs<br />

sterretjes voor zijn ogen zag. Muggen zoemden rond zijn hoofd. Hij werd er<br />

slaperig van. Hij probeerde zijn ogen open te houden, hij mocht niet in slaap<br />

vallen. Dat kon gevaarlijk zijn, want in het gras konden adders verborgen<br />

zitten. En hij moest de koeien in de gaten houden.<br />

35


5<br />

Plotseling begon Bels te blaffen. Mathijs vloog overeind en keek om zich<br />

heen.<br />

Bij de doorwaadbare plaats in de beek stond een meisje. Ze had een<br />

kleurige jurk aan, waarover ze een jakje met borduurwerk droeg. Haar lange<br />

zwarte haren vielen los over haar schouders. Ze liep op blote voeten. Mathijs<br />

was verbaasd. Zulke mensen zag je niet in deze streek. Was ze op het geluid<br />

van het fluitje afgekomen?<br />

'Goed volk', zei hij, de hond kalmerend.<br />

Het meisje waadde door het riviertje en kwam naar hem toe. Op een paar<br />

passen afstand bleef ze staan. Bels gromde.<br />

'Mag ik bij je komen?' vroeg ze vriendelijk. Ze sprak een soort Pruisisch,<br />

maar met een zuidelijke tongval. Toch kon hij haar goed verstaan. Ve el<br />

knechten en meiden op de boerderijen in De Heek kwamen uit streken<br />

waar men Pruisisch of Waals sprak.<br />

'Kom maar. Mijn hond doet je niets.'<br />

Ze kwam naderbij.<br />

'Hoe heet je?'<br />

'Marita. En jij?'<br />

'Mathijs. Je ziet eruit of je naar een feest gaat.'<br />

'Hoew?'<br />

'Zulke mooie kleren dragen de meisjes bij ons in het dorp zelfs met Pasen<br />

niet.'<br />

'Zigeuners· houden van kleurige kleren.'<br />

'Jij bent een zigeunerin?'<br />

'Is dat iets bijzonders?'<br />

'Misschien niet voor jou, maar wij zien hier bijna nooit zigeuners.'<br />

Ze hipte van het ene op het andere been.<br />

'Hoe oud ben je?' vroeg ze.<br />

'Twaalf. En jij?'<br />

'Ook twaalf.'


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Daar keek Mathijs van op. Hij had haar wel veertien geschat.<br />

'Waar kom je vandaan?' vroeg hij.<br />

'We zijn hier gisteravond aangekomen. We hebben een lange reis gemaakt,<br />

met de woonwagen. Vijf maanden geleden zijn we uit Marseille vertrok­<br />

ken.'<br />

'Reizen jullie nog verder ?'<br />

'Mijn vader wil een tijdje in deze buurt blijven. Misschien gaan we daarna<br />

naar Antwerpen. Voor de winter wil hij terug naar Marseille. Tenminste, als<br />

dat kan. De Fransen zijn ons liever kwijt dan rijk.'<br />

'Ik zou ook wel eens naar Marseille willen', flapte hij eruit. 'Ik ben nooit op<br />

reis geweest. Ik heb nog niets van de wereld gezien.'<br />

'Nooit hier weggeweest ?'<br />

'Een paar keer naar de jaarmarkt in Maastricht. Dat is alles. De mensen<br />

hier reizen niet.'<br />

Marita vertelde over de tochten die ze met haar familie had gemaakt. Ze<br />

was in Oostenrijk geweest. In Pruisen. Ze was door de Alpen getrokken. Ze<br />

kende heel Franktijk. Parijs. Ze noemde namen van landen waarvan hij nooit<br />

had gehoord. Ze legde hem uit dat haar familie in de winter meestal in<br />

zuidelijke landen verbleef, maar in de zomer vaak naar Pruisen of Holland<br />

trok, om werk te zoeken.<br />

Mathijs luisterde ademloos. Met elk woord dat ze zei, steeg ze in zijn<br />

achting. Reizen! Dat was nog eens een ander leven dan elke dag die stomme<br />

koeien hoeden. De wereld zien! Dat wilde hij ook. Maar hoe kwam hij ooit<br />

uit De Heek weg ? Misschien dat hij later naar een dorp in de buurt kon<br />

vertrekken, als zijn vader hem voor een paar jaar als jong knechtje aan een<br />

grote boer zou verhuren. Als er geen wonderen zouden gebeuren, zou hij<br />

nooit verder komen dan het Land van Valkenburg.<br />

'Ik zou graag met jullie mee willen', zei Mathijs.<br />

'Je moet niet denken dat reizen alleen maar leuk is', zei Marita. 'Vaak<br />

trekken we noodgedwongen rond, omdat we bedreigd worden. We zijn via<br />

Oostenrijk en Pruisen gereisd, maar een plezierige tocht was dat niet. In<br />

Pruisen moesten we wegvluchten. Wij kregen de schuld van het uitbreken<br />

van ziekten onder het vee. De families met wie we in de afgelopen maanden<br />

samen hebben gereisd, zijn we tijdens de vlucht kwijtgeraakt.'<br />

'Verdwaald ?'<br />

'We konden alleen ' s nachts reizen. Overdag moesten we ons verborgen<br />

37


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

houden. We moeten hen in het donker zijn kwijtgeraakt. Wij hopen maar<br />

dat ze het er levend van af hebben gebracht en dat we elkaar ooit terug­<br />

vinden.'<br />

Mathijs zweeg, onder de indruk van wat Marita hem had verteld. Hij wilde<br />

iets voor haar doen, al was het maar om haar te laten zien dat niet iedereen<br />

tegen zigeuners was. Maar wat kon hij doen ?<br />

Zijn blik viel op het pakpapier.<br />

'Lust je vlaai ?' Hij haalde de vlaai uit het papier en reikte haar een stuk aan.<br />

Hij hoefde niet te vragen of ze trek had. Ze at het stuk met smaak op.<br />

'Zoiets fijns heb ik nog nooit gegeten', zei ze, haar vingers aflikkend.<br />

'Dat eten we thuis iedere dag', pochte hij. Hij zei er niet bij dat zijn moeder<br />

zelf vlaaien bakte van roggemeel en vruchten uit eigen tuin. Vlaaien die ook<br />

goed smaakten, maar zeker niet vergeleken konden worden met de fijne<br />

bakkersvlaai die ze nu had geproefd.<br />

'Ga jij niet naar school?' vroeg ze.<br />

'Mijn vader kan dat niet betalen. Op de school bij de paters in Valkenburg<br />

zitten alleen kinderen van rijke burgers. Ik zou er niet eens naartoe willen.<br />

Trouwens, ik kan al lezen.' Hij liet haar het boek zien.<br />

'Dat is knap. Ik zou wel naar school willen, maar wij zijn altijd op reis.'<br />

'Heb je vrienden?'<br />

'Thuis, in Marseille. Op reis leren we haast nooit iemand echt kennen. Zo<br />

gauw ik ergens vrienden heb gemaakt, trekken we weer verder. Op de plaat­<br />

sen waar we geweest zijn, komen we zelden terug.'<br />

'Waar leven jullie van ?'<br />

'Het meeste geld verdienen we met handelen. Mijn vader sjachert in alles<br />

wat verkoopbaar is. En hij kan ijzeren pannen repareren.'<br />

'Ik dacht dat zigeuners muzikanten waren.'<br />

'Klopt. We verdienen ook geld met vioolspelen. Als mijn vader op feestjes<br />

speelt, moet ik geld ophalen. Mijn moeder verdient ook. Ze kan kwaaltjes<br />

van mensen en dieren genezen.'<br />

'Is dat de zwarte magie van zigeuners ?'<br />

'Sommige mensen kunnen niet uitstaan dat wij die kennis bezitten. Soms<br />

wordt mijn moeder van hekserij beschuldigd en weggejaagd, maar als ik<br />

groter ben leer ik dat genezen ook.'<br />

Toen het begrip 'heks'· viel, dacht Mathijs ineens weer aan de bokkenrij­<br />

ders. Hij vertelde over de overvallen. Marita had nooit eerder van bokkenrij-


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

ders gehoord en werd een beetje bang door de akelige verhalen die Mathijs<br />

haar vertelde.<br />

'Als mijn vader over die dieven hoort, zal hij niet lang in deze streek willen<br />

blijven.'<br />

,<br />

sen.<br />

'Jullie hoeven niet bang te zijn. Bokkenrijders stelen niet van arme men-<br />

'Ik hoop dat je gelijk hebt. Misschien worden ze bang als ze onze aap zien.'<br />

'Hoe komen jullie aan een aap ?'<br />

'Die hebben we meegebracht uit het zuiden. Mijn vader heeft hem in<br />

Spanje gekocht.'<br />

'Ik wil dat beest wel eens zien.'<br />

'Kom maar mee. Onze wagen staat hier vlakbij.'<br />

Mathijs dacht niet meer aan de koeien. Door het riviertje waadden ze naar<br />

de overkant.<br />

'Het lijkt wel of jullie je verbergen.'<br />

'Dat is ook zo. Als we ergens willen blijven, moeten we toestemming<br />

vragen aan de schout. Maar eerst verkennen we de omgeving. Op veel plaat­<br />

sen willen de mensen ons niet hebben.'<br />

De huifkar stond verscholen onder dichte beuken. Ze was niet gtoot en<br />

bekleed met zeildoek. Het houtwerk was versierd met snijwerk.<br />

Op het trapje voor de deur zat een man. Met een fors mes sneed hij scherpe<br />

punten aan een paar paaltjes.<br />

'Dat is mijn vader. Hij maakt een waslijn.' De man stak zijn hand op als<br />

groet.<br />

Bedeesd groette Mathijs terug.<br />

'Hij heet Mathijs', zei Marita. 'Hij woont hier in de buurt.'<br />

'Doe maar of je thuis bent, Mathijs', zei de man vriendelijk. 'Ik ben Goja.<br />

Als jij hier toch alles kent, kun je mij ook vertellen of zigeuners hier welkom<br />

zijn.'<br />

'Zeker', zei Mathijs. 'Ik heb hier nog nooit over vervolging van zigeuners<br />

gehoord.'<br />

'Dat komt dan goed uit', zei Goja.<br />

Een vrouw kwam uit de wagen naar buiten. Ze droeg net zulke mooie<br />

kleren als Marita en had sieraden om hals en polsen. Ze zei iets, maar Mathijs<br />

verstond er geen woord van.<br />

'Mijn moeder spreekt alleen Spaans en een beetje Frans', verduidelijkte<br />

39


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Marita. 'In haar jeugd heeft ze vooral door Spanje en het zuiden van Frank­<br />

rijk gereisd. Ze verstaat geen Pruisisch of Hollands.'<br />

'Kan je moeder mensen genezen als ze hen niet verstaat ?'<br />

'Ik vertaal alles voor haar. Als we onder elkaar zijn praten wij Romany·.<br />

Dat is de taal die zigeuners onder elkaar spreken.'<br />

'Hoeveel talen spreek jij dan wel ?'<br />

'Pruisisch, Spaans, Frans. Van alles een beetje. En Romany natuurlijk.'<br />

Ze steeg nog hoger in zijn achting, vooral omdat hij zelf alleen het dialect<br />

uit de streek, een beetje Hollands, een paar woorden Frans en een beetje<br />

Pruisisch sprak. Dat laatste had hij geleerd van de Pruisische knechten die in<br />

De Heek werkten.<br />

Achter de kar stond een paard te grazen. Een mooi slank dier, dat meer van<br />

een rijpaard had dan van een werkpaard. Toch moest het sterk zijn, om elke<br />

dag weer die huifkar te trekken.<br />

'Kom maar binnen', nodigde Marita uit.<br />

In de kar zag Mathijs de aap, die in een kooi bij de ingang zat. Het diertje<br />

leek op een kat, maar het had ook iets van een mens. Het had een bruine<br />

vacht en klauwtjes die op kinderhandjes leken. Marita gaf het dier een paar<br />

noten en liet de kleren zien die de aap droeg als ze voorstellingen gaven. Dan<br />

zag hij er beurtelings uit als een boer, een koning of een burger.<br />

'Om een verklede aap kunnen de mensen lachen', vertelde ze. 'Vooral een<br />

aap die als koning is verkleed. Om een echte koning durven ze zich niet<br />

vrolijk te maken, want dat kost hun de kop.'<br />

De kar was volgestouwd met mooie dingen. Beeldjes. Bonte stoffen.<br />

Kleurige platen. Het verwonderde Mathijs wel. Het waren spullen die ze<br />

zelfs thuis in hun deftige kamer niet hadden. In een hoek stonden kisten met<br />

messen en scharen, zagen en hamers, beitels en tangen.<br />

'Wat doen jullie met die dingen?' vroeg Mathijs.<br />

'Het is handel. Dat spul heeft vader in Hessen ingekocht. Hij verkoopt het<br />

op markten.'<br />

'Ik zie geen haard. Koken jullie niet?'<br />

'Buiten. Als we ergens een tijdje blijven staan, maken we een stookplaats.'<br />

Achter in de kar stond een bed. Een zeil beschermde een piepklein hok.<br />

'Hier slaap ik. Dit is mijn eigen plekje.' Ze had haar hoekje versierd met<br />

droogbloemen.<br />

Ze sprongen van de kar. Marita' s vader sloeg de paaltjes voor de waslijn in


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

de grond. Hij vroeg Mathijs uit over de dorpen en stadjes in de buurt.<br />

Mathijs vertelde alles wat hij ervan wist. Hij kende de dorpen tot aan Geleen,<br />

Kerkrade en Maastricht. Verder weg was hij nooit geweest. Goja wilde vooral<br />

weten wanneer er feesten en markten waren. Daar wist Mathijs niet veel van.<br />

Hij bezocht alleen de markten in Valkenburg en een enkele keer in Maas­<br />

tricht. Wel wist hij te vertellen waar de grenzen lagen tussen de landen van<br />

Oostenrijk en de Staatse gebieden en welke plaatsen in de buurt een eigen<br />

heer of een eigen bestuur hadden. Het hele gebied van Overmaze was een<br />

lappendeken van heerlijkheden en stukken van staten. Dat was vaak een<br />

geluk voor misdadigers, want als ze van het ene naar het andere dorp vlucht­<br />

ten, waren ze vaak al in een gebied waar de rechtspraak van het dorp of stad<br />

waaruit ze waren gevlucht niet geldig was en waar ze vrij waren. Goja was er<br />

zeer in geïnteresseerd, om zich in geval van nood uit de voeten te kunnen<br />

maken. Maar Maastricht interesseerde hem het meest. In een grote stad was<br />

voor hem veel meer te halen dan op het platteland. Er was elke dag markt. Hij<br />

zou er zijn ijzerwaren kunnen verkopen en hij wilde er spullen inkopen, die<br />

hij later weer in Frankrijk kon verkopen.<br />

'Hoelang blijven jullie hier?' vroeg Mathijs.<br />

'Niet lang', zei Goja. 'Ik wil naar Antwerpen. Een havenstad is voor mij de<br />

beste handelsplaats. Daar raak ik mijn gereedschap voor een goede prijs kwijt<br />

aan scheepsbouwers en zeilmakers.'<br />

Marita's moeder zei iets tegen haar.<br />

'De kruiken zijn leeg. Ik moet water halen.' Marita pakte een kruik.<br />

'Ik moet ook terug. De koeien kunnen niet lang alleen blijven.'<br />

'Vertrekken jullie morgen al ?' vroeg hij toen ze terugliepen naar de Geul.<br />

'Ik denk het niet. We moeten een paar dagen uitrusten van de lange reis.'<br />

'Ik kom elke dag met de koeien naar het weiland', zei Mathijs, alsof hij<br />

wilde zeggen dat hij haar morgen weer wilde zien.<br />

Ze stonden op de oever van de Geul. Hun lichamen werden weerspiegeld<br />

in het water dat beneden hen bijna stilstond, achter een paar meegespoelde<br />

boomstammen die een stukje van de Geul hadden afgedamd.<br />

'Zie je die feeën in het water ?' vroeg Marita.<br />

'Dat zijn wij zelf', zei Mathijs. 'Wij worden door het water weerspiegeld.'<br />

'Niet. Het zijn waternimfen die de macht bezitten de gedaante aan te<br />

nemen van degene die in het water kijkt.'<br />

'Hoe weet je dat ?'<br />

41


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Van mijn moeder. Ze weet alles van de sprookjeswereld.'<br />

'Wat vreemd', zei Mathijs. 'Dat is dan echt iets voor moeders. Mijn<br />

moeder weet ook veel over geesten.' Door het riviertje waadde hij terug naar<br />

de overkant.<br />

'Ik zie je morgen wel.'<br />

'Heb je dan weer vlaai bij je?'<br />

'Ik zal mijn best doen', beloofde hij.<br />

Hij schrok. Hij zag de koeien niet. Waren ze weggelopen? Hij floot de<br />

hond.<br />

Hij hoorde Bels blaffen en rende op het geluid af. Opgelucht zag hij de<br />

koeien in de beek staan, verborgen achter een bosje hazelaars.<br />

De klok van de kerk in Valkenburg sloeg één uur. Direct daarna klepte de<br />

klok van Berg en even later liet de zware klok van de basiliek van Meerssen<br />

zich horen. Vandaag ging de tijd wel erg snel. Zijn ontmoeting met Marita<br />

had de lange dag doen vervliegen.<br />

Zittend in het gras, met de benen in het water, at hij zijn brood op. Hij<br />

keek naar zijn spiegelbeeld, maar hij kon zich toch onmogelijk voorstellen<br />

dat de jongen die hij in het water zag niet hij zelf maar een waternimf was.<br />

Met zijn ogen volgde hij een hagedis, die over het door de zon verwarmde<br />

oppervlak van een rijtje stenen gleed. Even bleef het diertje doodstil zitten.<br />

Plotseling schoot het weg, gleed tussen de stenen door en was verdwenen.<br />

Mathijs haalde het boek weer tevoorschijn en las verder over de wonder­<br />

lijke avonturen van Tijl Uilenspiegel. Maar hij kon zijn aandacht niet bij het<br />

verhaal houden. Hij dacht steeds aan reizen. Reizen zoals Tijl Uilenspiegel,<br />

maar ook zoals Marita ze had gemaakt. Reizen die hij zelf zou willen maken.<br />

Pruisen. Frankrijk. Spanje. Dat was nog eens wat anders dan Valkenburg en<br />

De Heek.


6<br />

De klok van Valkenburg sloeg drie uur. Tijd om naar huis te gaan. Rond zes<br />

uur moesten de koeien op stal zijn om door Miene te worden gemolken.<br />

Mathijs dreef de dieren naar de weg. kwamen traag op gang. Als ze hun<br />

pens vol haddén, liepen ze nog langzamer dan ' s ochtends. Ze bleven vaak<br />

staan om naar een pluk gras te happen of om zich de vliegen van het lijf te<br />

slaan.<br />

Tot zijn verbazing zag Mathijs bij de ruïne van de eenzame boerderij de<br />

ezelskar van Lei, de tinnegieter, staan. Lei huisde in Meerssen in een rotswo­<br />

ning, maar hij was zelden thuis. Hij was altijd op sjouw om bij de mensen<br />

thuis lepels en vorken te maken en pannen en ketels te lappen.<br />

Lei stond tussen de puinhopen te wroeten. Wat zocht hij ? Het was de<br />

eerste keer dat Mathijs iemand op die verlaten plek zag.<br />

'Hé, kom eens helpen!' riep Lei toen hij Mathijs in het oog kreeg.<br />

'Voor geen goud', riep Mathijs terug. 'Het is me daar te eng!'<br />

'Op klaarlichte dag hoef je niet bang te zijn voor spoken', lachte Lei. 'Die<br />

bijten niet overdag.'<br />

Mathijs raapte al zijn moed bij elkaar en liep naar de ruïne. De kraaien die<br />

hem vanochtend zo woedend hadden aangevallen, zaten stil op een muurtje.<br />

Waarom waren ze nu niet gevaarlijk? Had Lei zoveel macht dat hij ze rustig<br />

kon houden? Bezat hij magische krachten?<br />

'Wat zoek je eigenlijk?'<br />

'Heb je nooit horen vertellen dat de bokkenrijders in deze ruïne hun<br />

schatten verbergen?'<br />

'Als het waar was, zou de schout ze wel hebben laten opgraven.'<br />

'Laat me niet lachen', zei Lei grimmig. 'De heren van het gerecht zijn veel<br />

te lui. Zie jij hier iets van opgravingen?'<br />

'Dat niet. Misschien hecht de schout geen geloof aan die praatjes.'<br />

'Ik geloof er wel in. Verhalen bevatten altijd een kern van waarheid. De<br />

bokkenrijders weten dat niemand op deze plek durft te komen. Daarom ligt<br />

hun buit hier veilig. Maar ze hebben niet op mij gerekend.'<br />

43


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Ben je niet bang dat de bokkenrijders wraak: zullen nemen als jij hun schat<br />

vindt?'<br />

'Ik ben niet bang voor geesten en ook niet voor levende bokkenrijders.<br />

Voor mij is het alleen de vraag op welke plaats ze het spul verborgen hebben.<br />

Ik kan deze ruïne niet in mijn eentje afgraven. Misschien als jij me helpt?'<br />

'Het is me hier te gevaarlijk. Vanochtend nog hebben de kraaien me<br />

aangevallen. Ze wilden me de ogen uitpikken.'<br />

'Laat me niet lachen. Die vogels hebben geroken dat je brood met spek bij<br />

je had. Daar wilden ze wat van hebben.'<br />

'Ik dacht dat het bokkenrijders waren die zich in kraaien hadden veran­<br />

derd.'<br />

'Ben je gek. Mensen kunnen zich niet in dieren veranderen. In die fabeltjes<br />

geloof jij toch niet meer! Iemand die boeken kan lezen, moet beter weten.'<br />

'Je hebt gelijk', zei Mathijs. 'Spoken bestaan niet.'<br />

'Help me even', zei Lei. 'Als jij dat houweel onder die steen wrikt, dan kan<br />

ik hem opzij duwen.'<br />

Met vereende krachten rolden ze het brok puin van zijn plaats. Begerig<br />

wroette Lei in het zand, op de plek waar de steenklomp had gelegen.<br />

'Nou, tot ziens', zei Mathijs. 'Ik moet achter de koeien aan. Straks zijn ze<br />

eerder thuis dan ik.'<br />

Op het moment dat hij wilde wegstappen, zagen ze een klein blinkend<br />

voorwerp in het zand. Lei bukte zich om het op te rapen, maar het ding zat<br />

muurvast. Hij schepte het zand weg. Het ding bleek heel groot te zijn en diep<br />

in de grond te zitten. Het blonk gelig.<br />

'Goud', zei Lei ademloos. 'Dit moet de schat zijn!'<br />

Opgewonden maakte hij ruimte met het houweel. Toen kon hij het<br />

voorwerp met zijn blote handen uitgraven. Het was een beeldje van een<br />

bok. Voorzichtig tilde Lei het op. Het was loodzwaar.<br />

'Zie ... zie je wel dat ... dat ... ik gelijk had. Het beeld van de duivel.'<br />

Mathijs deed een stap achteruit.<br />

'De meester van de bokkentijders. Als de duivel onder de mensen komt,<br />

neemt hij de gedaante aan van een bok. Bij dit beeldje van hun leider zweren<br />

de bokkenrijders trouw aan Satan. Voel maar eens hoe zwaar.' Lei reikre<br />

Mathijs het beeldje aan.<br />

'<br />

'E rg zwaar.<br />

'Puur goud. De bokkenrijders hebben het gemaakt van het goud van de<br />

44


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

kelken en de monstransen die ze uit kerken hebben geroofd.'<br />

'Hoe weet jij dat ?'<br />

'Dat weet toch iedereen. Dat hebben gevangen bokkenrijders zelf verteld<br />

toen ze gefolterd werden. Alleen hebben ze niet verraden dat het beeldje in de<br />

ruïne lag.'<br />

'Geven we het terug aan de kerk?'<br />

'Dat is te gevaarlijk', zei Lei ernstig. 'Deze gouden bok is een grote bedrei­<br />

ging voor ons. We mogen hem niet meenemen. We zouden de wraak van de<br />

duivel over ons afroepen.'<br />

'Dat nooit', bibberde Mathijs. Hij trilde op zijn benen van angst. Het<br />

beeldje viel haast uit zijn bevende handen.<br />

'Stel je voor dat de bokkenrijders hun beeldje missen', zei Lei. 'En dat ze<br />

erachter komen dat wij er meer van weten. We zouden ons leven niet meer<br />

zeker zijn.'<br />

'Wat doen we er dan mee ?'<br />

'We begraven het op dezelfde plaats. En we laten ons gezicht hier nooit<br />

meer zien. De duivel huist op deze plek. Misschien had je toch gelijk met je<br />

verhaal over die kraaien en zijn het wel bokkenrijders die ons in de gaten<br />

houden.'<br />

Vlug zette Mathijs het beeldje terug in de kuil. Ze stopten het onder het<br />

zand en rolden de steenklomp op zijn plaats. Haastig verlieten ze de ruïne.<br />

'Dat heeft me flink doen schrikken', zei Lei, het zweet van zijn voorhoofd<br />

vegend.<br />

'Mij ook', zei Mathijs. 'Ik loop met je mee tot Valkenburg. Die eenzame<br />

weg durf ik niet meer alleen.'<br />

Lei haalde de rem van de kar.<br />

'Vort, lopen!' riep hij tegen de ezel. Het dier bleef staan. Lei gafhem een<br />

klap op zijn kont, maar ook dat hielp niet.<br />

'Hij heeft weer kuren', zei Lei misprijzend. 'Als hij niet wil, dan wil hij<br />

niet. Ik heb maar één middel om hem aan het lopen te krijgen.'<br />

Hij pakte een vishengel van de kar, hing een wortel aan de lijn en liet die<br />

een meter voor de neus van het dier bengelen. De ezel kwam in beweging.<br />

Die lekkere wortel wilde hij graag hebben. Voor zo'n hapje wilde hij wel een<br />

paar stappen doen.<br />

'Hij trapt er weer in', grinnikte Lei. 'Dankzij zijn domheid krijg ik zijn<br />

eigenwijze kop toch om. Ze zeggen dat een ezel zich niet twee keer aan<br />

45


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

dezelfde steen stoot, maar dit beest snapt niet dat het steeds dezelfde wortel is<br />

die voor zijn neus hangt.'<br />

Mathijs sprong op de bok Langzaam schommelde de kar in de richting<br />

van het stadje. Ze haalden de koeien in.<br />

'En als we de echte schat van de bokkenrijders hadden gevonden in plaats<br />

van het beeldje van de duivel ?' vroeg Mathijs.<br />

'Schat? Dat beeldje zélf is de schat. Het is meer waard dan jij in je hele<br />

leven met werken kunt verdienen.'<br />

'Wat zou je ermee hebben gedaan als het niet het beeld van de duivel was<br />

geweest, maar gewoon een klomp goud?'<br />

'Voor jou een vraag en voor mij een weet.'<br />

'Nou moet je niet geheimzinnig gaan doen.'<br />

'Ik wil het je wel zeggen, jongen. Ik zou graag een nieuwe kar kopen. En<br />

die ezel moet ik nodig vervangen door een paard. Soms valt dat beest lopend<br />

in slaap.'<br />

Bij een kruising van de weg sprong Mathijsvan de kar. Om thuis te komen<br />

moest Lei richting Meerssen.<br />

'En denk eraan, hou je mond over wat we gezien hebben', bezwoer Lei.<br />

'Ik zwijg als het graf.'<br />

'Doe de groeten thuis. En vraag aan je moeder of er voor mij iets te<br />

repareren valt.'<br />

'Zal ik doen.'


7<br />

In Valkenburg was veel volk op de been. Overal stonden groepjes mensen te<br />

praten. Voor het stadhuis was een oploop. Op de deur hing een proclamatie·.<br />

Met moeite kon Mathijs het handschrift lezen.<br />

ZATERDAGMIDDAG ZULLEN GEERLINGH JAN SEN EN DANIËL SCHIKS<br />

OP DE LOMMELENBERG GEHANGEN WORDEN. ZIJ ZIJN SCHULD IG<br />

BEVON DEN AAN OVERVALLEN OP EEN BOERDERIJ IN HOUTHEM EN<br />

AAN DE ROOF VAN KALVEREN, HUISRAAD EN GELD UIT EEN BOER­<br />

DERIJ IN BRUNSSUM . ZIJ HEBBEN BEKEND TE HOREN BIJ EEN BENDE<br />

GAUWDIEVEN IN HET LAND VAN VALKENBURG.<br />

De proclamatie was ondertekend door drossaard Fayon.<br />

Geerlingh Jansen en Daniël Schiks waren een paar dieven die een maand<br />

geleden waren opgepakt. Ze hadden een aantal misdrijven bekend, waar­<br />

onder overvallen op boerderijen. Er werd verteld dat ze bij de bende van de<br />

bokkenrijders hoorden. Het waren taaie lieden gebleken, die pas schuld<br />

hadden bekend nadat ze gruwelijk waren gemarteld. De schout had Geer­<br />

lingh aan alle mogelijke folteringen onderworpen. Geerlingh had gezwegen<br />

tot hij in een roes van pijn niet meer wist wat hij deed en zijn mond voorbij<br />

had gepraat.<br />

Er was veel over die gruwelijke manier van verhoor te doen geweest. Er was<br />

een storm van kritiek over drossaard Fayon losgebarsten, nadat men de<br />

gevangenen tot buiten toe had horen schreeuwen.<br />

Op een pleintje waren rakkers bezig onderdelen van een nieuw schavot op<br />

een kar te laden. Een houten verhoging, twee steunbalken en een dwarsbalk,<br />

waaraan de strop kon worden bevestigd. Het was geen leuk gezicht, maar de<br />

rakkers zelf waren er allerminst van onder de indruk. Ze grapten en floten<br />

naar passerende meisjes, alsof er niets aan de hand was. Die lui hadden in<br />

zoveel oorlogen zoveel doden gezien dat ze koud noch warm werden bij het<br />

zien van een galg.<br />

47


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Mathijs was er nog net geruige van dat de slager uit het schandblok werd<br />

losgemaakt. Zijn lijf droop van eierstruif, mest en rot fruit. Hij stonk als een<br />

otter. En alsof dat nog niet erg genoeg voor hem was, werd hij nog hartelijk<br />

uitgelachen door de mensen die hem met de smurrie hadden bekogeld. Van<br />

de omstanders hoorde Mathijs dat de man uiteindelijk schuld had bekend en<br />

beloofd had zorg te dragen voor de opvoeding van het kind dat zijn dienst­<br />

meid van hem zou krijgen. Het meisje en haar broer waren nu een en al zorg<br />

voor de slager en loodsten hem weg van de plek. Zo konden zaken zich<br />

keren.<br />

De kerkklok luidde, maar behalve een paar oude vrouwtjes ging niemand<br />

naar de kerk. De pastoor deed slechte zaken. De meeste mensen namen het<br />

niet zo nauw met het geloof. Die oude vrouwtjes gingen trouwens ook alleen<br />

maar naar de kerk omdat ze wilden laten zien dat ze niet in contact met de<br />

duivel stonden en geen heksen waren. Oude vrouwen werden vaak van<br />

hekserij verdacht.<br />

Bij de bakkerij stak Mathijs zijn hoofd om de deur. Geen Peter te zien. Hij<br />

liep naar het achterhuis. Peter en Wolf waren zich aan het wassen op het<br />

plaatsje. Dat was hard nodig, want het roet dreef van hun lijf.<br />

'Jullie zijn wel erg zwart voor bakkers', zei Mathijs verbaasd. 'Zijn jullie<br />

schoorsteenvegers geworden ?'<br />

'We hebben het bakhuis schoongemaakt', lachte Peter. 'Dat karwei had ik<br />

al veel eerder moeten doen, maar ik had er geen zin in. Met Wolf samen was<br />

het een stuk makkelijker.'<br />

gen.'<br />

'Zo'n zwart gezicht staat je goed. Je lijkt een beetje op Satan.'<br />

'Bedankr voor het compliment. Ik ben liever de duivel zelf dan koeienjon­<br />

'Hoe is het werk je bevallen?' vroeg Mathijs aan Wolf.<br />

'Het is niet allemaal mooi werk dat je als bakkersknecht moet doen',<br />

verzuchtte Wolf, terwijl hij hoofd en bovenlijf inzeepte.<br />

'Genoeg vlaai gegeten ?'<br />

'Ik zou er nog wel een lusten', zei Wolf, zich verslikkend in een golf<br />

zeepsop. Hij proestte door neus en mond.<br />

'Hij heeft met opzet een vlaai laten vallen', zei Peter. 'Zo'n hongerwolfheb<br />

ik nooit eerder gezien. Hij kan de hele dag eten.'<br />

'Ik zou wel gek zijn als ik al dat lekkers zou laten staan, terwijl ik er<br />

middenin zit', zei Wolf. 'Ik krijg graag een dikke buik. Ik ben er zeker


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

van dat er weer een tijd komt dat ik honger moet lijden.'<br />

'Maak je geen zorgen. Voorlopig hebben we werk genoeg voor je. Morgen<br />

moeten we takkenbossen binden.'<br />

'Zo komen bakkers ook nog eens buiten', zei Mathijs. 'Altijd binnen zitten<br />

tussen meelzakken lijkt me ook niet gezond.'<br />

'Je hebt gelijk, Mathijs. Boerenwerk is gezonder.'<br />

'Waarom word jij dan geen boer?'<br />

'Ik ben liever bakker. Er is geen mooier vak Ik vind het elke keer weer fijn<br />

om de oven te stoken. Hoe goed het deeg van een bakker ook is, als hij geen<br />

verstand heeft van stoken, bakt hij nooit het beste brood. Om lekker brood te<br />

krijgen, stoken wij de oven met takkenbossen van meidoornhout.'<br />

'Ik hoor het wel. Jij had nooit iets anders dan bakker kunnen worden.'<br />

'Rentenieren zou me ook best bevallen.'<br />

'Of bokkenrijder', plaagde Wolf.<br />

'Praat me er niet van', zei Peter. 'Morgen worden er bokkenrijders ge­<br />

hangen. Ze hebben alles bekend.'<br />

'Ze zijn gemarteld', zei Wolf.<br />

'Heb jij ooit gehoord van een bokkenrijder die bekende voordat hij half<br />

doodgepijnigd was?' vroeg Peter. 'Die lui zijn taai als katten.'<br />

'Gaan jullie naar de terechtstelling kijken?'<br />

'Ik niet', zei Wolf. 'Als jouw vader mij bij de schout had afgeleverd, had ik<br />

daar zelf kunnen hangen.'<br />

'En ik heb mijn werk', zei Peter. 'Morgen krijgen we het extra druk. Er<br />

komt veel volk naar Valkenburg. Daar moeten we extra vlaaien voor bakken.'<br />

'Ik heb geen tijd om te gaan kijken', zei Mathijs. 'Ik moet met de koeien<br />

naar het weiland.'<br />

'Als ik jou was, zou ik nu maar vlug vertrekken,' zei Peter, 'anders vind je<br />

de koeien niet meer terug.'<br />

'Mijn hond doet zijn werk goed.'<br />

'Daar zou ik niet al te veel op vertrouwen. Er verdwijnen wel meer koeien<br />

onder de ogen van de mensen. Als dieven honger hebben, zijn ze vindingrijk.'<br />

na.<br />

'Je hebt gelijk.' Mathijs zette het op een draven.<br />

'Doe Miene de groeten!'<br />

'Als ik het niet vergeet.'<br />

'Ik schroef je kop eraf als ik hoor dat je het vergeten bent', riep Peter hem<br />

49


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Terug in De Heek, dreef hij Eva naar het huis van Bosch. De grote<br />

trekhond, die vastlag achter het huis, gromde naar Bels. Kon ook een hond<br />

jaloers zijn? Besefte hij dat Bels vrij rondliep, telWijl hij zelf aan de ketting<br />

lag? Hij verveelde zich. Bosch had hem gekocht om de hondenkar te trekken,<br />

maar hij ging nog zelden op pad.<br />

Op dat moment kwam Lowie naar buiten, op de voet gevolgd door een<br />

man die van top tot teen in het zwart was gekleed. Dokter Kirchhoffs uit<br />

's-Hertogenrade. Hij kwam regelmatig bij Bosch op bezoek. Als geneesheer<br />

was Kirchhoffs befaamd in de hele streek. Hij was een kordate man, die een<br />

aantal jaren chirurgijn" was geweest in het Franse leger. Aan die tijd had hij<br />

zijn gebiedende houding overgehouden. Hij was nogal stuurs en praatte wat<br />

afgebeten. Toch nam iedereen dat van hem, want hij was een dokter die zich<br />

ook voor het lot van gewone mensen interesseerde. Hij deed zijn werk niet in<br />

de eerste plaats voor geld, zoals de dokter uit Valkenburg die alleen maar<br />

rijken hielp en de mensen met weinig of geen geld doorstuurde naar kwak­<br />

zalvers of rondreizende genezers.<br />

'Zorg goed voor je vader', zei Kirchhoffs tegen Lowie. 'Hij is het waard.'<br />

De dokter klom op zijn paard en reed snel weg. Een fraai beeld, de man in het<br />

zwart op het zwarte paard.<br />

'Hoe is het met je vader?'<br />

'Het ziet er beroerd uit. Hij is zieker dan ooit. Kirchhoffs heeft hem nieuwe<br />

medicijnen gegeven, maar ook hij gelooft niet echt dat vader daar beter van<br />

wordt. Zijn longen zijn versleten. Hij spuwt bloed. Zijn werk als glazenier zal<br />

hij nooit meer kunnen doen.'<br />

'Als ik iets voor je kan doen, dan zeg je het maar', zei Mathijs.<br />

Lowie dreef Eva naar de stal om haar te melken.<br />

Mathijs liep verder met zijn dieren. Hij zag boer Hansen buiten zitten,<br />

zijn benen in het verband. Zijn knechten waren nog druk bezig met het<br />

opruimen van de resten van de schuur. Uit de as steeg nog steeds rook op.<br />

De pauwen van Hansen zaten boven op een verkoold stuk van het wielstel<br />

van een koets. Het mannetje pronkte met opgezette veren, als een vuur­<br />

vogel boven de as. De mooie dieren waren de trots van Hansen. Hij hield<br />

ze alleen om te laten zien hoe rijk hij was. Blijkbaar hadden de bokkenrij­<br />

ders ze vergeten. Of wisten ze dat het vlees van pauwen nauwelijks eetbaar<br />

was?<br />

Thuisgekomen liepen de koeien direct door naar de drinkbak. Mathijs


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

putte een paar volle emmers. De koeien slobberden alles op. Bels dreef ze<br />

naar de stal.<br />

Driek kwam thuis met het paard. Diekerd was nauwelijks bezweet. Hij zag<br />

er niet afgejakkerd uit, terwijl hij toch de hele dag had moeten sjouwen.<br />

'Heeft Diekerd goed gewerkt ?'<br />

'Als je hem niet opjaagt doet hij zijn best. Zo'n beest op leeftijd moet je<br />

niet afbeulen.'<br />

'Ik snap niet waarom vader hem van de hand wil doen.'<br />

'Daar begrijp ik ook niets van', zei Driek. 'De meeste boeren zijn jaloers op<br />

ons paard. Ze hebben niet eens een ezel. Weet je dat de schout een knecht van<br />

Hansen heeft opgepakt?'<br />

'Nee, ik ben de hele dag met de koeien weg geweest. Wie?'<br />

'Die Waalse knecht.'<br />

'Sakkerju', zei Mathijs geschokt. 'Ze denken toch niet dat de Waal een<br />

bokkenrijder is?'<br />

'Het ziet er beroerd voor hem uit', zei Driek. 'Wie in handen van de schout<br />

valt, is aan de duivel overgeleverd.'<br />

Mathijs schrok. De duivel. Ineens moest hij aan het gouden beeldje<br />

denken dat hij met de tinnegieter had opgegraven. Het lag hem voor in<br />

de mond het verhaal te vertellen. Driek was altijd zijn vertrouweling geweest,<br />

maar hij had Lei beloofd over de vondst te zwijgen.<br />

Mathijs kende de Waal. Hij was een wat oudere Franstalige man, die van<br />

ver achter Luik kwam. Hij sprak nauwelijks een woord Hollands en kende<br />

maar een beetje van het dialect van hier. Ondanks zijn zure baas was de Waal<br />

altijd vrolijk. Hij floot de hele dag en hij praatte tegen iedereen, ook al<br />

begrepen de mensen nauwelijks iets van wat hij zei. Want behalve door zijn<br />

rare mengelmoes van Frans en dialect, werd zijn taal nog extra verhaspeld<br />

door zijn stotteren. Maar iedereen vond hem aardig en alle mensen hadden<br />

graag met hem te doen. Dat net w' n man opgepakt was, begreep Mathijs<br />

niet. Juist w iemand die geen kip kwaad wu kunnen doen.<br />

Hij pakte het paard bij de teugel en leidde het naar de put. Terwijl Diekerd<br />

dronk, borstelde hij hem op. Dat deed hij elke dag. Hij wilde dat Diekerd er<br />

goed uitzag. Nadat hij hem had verwrgd, leidde Mathijs hem naar het weitje<br />

achter de stal, waar hij rustig kon grazen.<br />

Hij waste zich bij de put en ging naar binnen. De anderen zaten al aan<br />

tafel. Moeder schepte op. Soep van bonen, peultjes, wortels en gort. Miene


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

stond aan het vuur en bakte pannenkoeken van boekweitmeel en spek.<br />

'Weet u waarom de schout de Waalse knecht van Hansen heeft opgepakt?'<br />

vroeg Mathijs aan zijn vader.<br />

'Ik heb met de schout gepraat', zei vader. 'Ik heb hem gezegd dat de Waal<br />

geen bokkenrijder is. Het mocht niet baten. Alle knechten en meiden konden<br />

voor elkaar getuigen dat ze de hele nacht binnen de poort waren geweest,<br />

alleen van de Waal wist niemand dat. Daaruit heeft de schout afgeleid dat de<br />

Waal de poort voor de bokkenrijders moet hebben geopend en de hond heeft<br />

afgemaakt. '<br />

'De Waal kan zich niet verdedigen', gromde Driek. 'Niemand verstaat<br />

hem goed. Maar als zo'n man niet uit zijn woorden kan komen, wil dat nog<br />

niet zeggen dat hij een misdadiger is.'<br />

'Het is de schuld van Hansen' , zei vader. 'Hij had voor zijn knecht moeten<br />

opkomen.'<br />

'Dat bewijst weer eens dat Hansen een varken is', zei Miene fel, terwijl ze<br />

een schaal dampende pannenkoeken op tafel zette. 'Hadden de bokkenrij­<br />

ders die vrek maar helemaal geroosterd.'<br />

'Zoiets mag je geen mens toewensen', zei moeder afkeurend. 'Het onheil<br />

dat je over anderen afroept, zal zich over jezelf voltrekken.'<br />

'0 jee!' riep Miene uit. 'U wilt me toch niet zeggen dat ik nog eens<br />

verbrand zal worden.'<br />

'Ik denk het wel', plaagde Mathijs. 'Alle heksen gaan op de brandstapel.<br />

Waarom jij dan niet?'<br />

'Als ik een heks ben, ben jij een weerwolf.'<br />

'Miene heeft gelijk', suste Driek. 'Hansen weet net zo goed als wij dat<br />

iedereen die in handen van de schout valt, aan de beul wordt overgeleverd.<br />

Dat heerschap weet altijd te bewijzen dat elke verdachte die hij oppakt<br />

schuldig is. Hij laat de mensen halfdood martelen. Als je de Spaanse laarzen·<br />

aanhebt, weet je van pijn niet wat je zegt. Dan ben je niet in staat om na te<br />

denken.'<br />

'Konden ze de echte raddraaiers maar pakken', verzuchtte vader. 'Er<br />

worden alleen kleine schelmen opgepakt.'<br />

'De heren die de bendes leiden krijgen ze nooit', meende Driek. 'Die zijn<br />

te slim. Ze laten de gewone mensen het werk doen en blijven zelf achter de<br />

schermen. Ik wed dat de meeste bokkenrijders niet eens weten wie hun<br />

aanvoerders zijn.'<br />

52


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Ik heb horen zeggen dat zelfs adellijke heren de bendes zouden organi­<br />

seren', zei vader.<br />

'Die zouden als eersten moeten hangen. Er worden meer onschuldigen<br />

dan schuldigen opgeknoopt.'<br />

Vader stond op.<br />

'Denk eraan dat in huis alles aan kant is voordat de schutters komen.'<br />

'Maak je geen zorgen', zei moeder. 'Over een uur is alles klaar en kunnen<br />

jullie met feesten beginnen.'<br />

Miene begon op te ruimen en veegde de tafel af.<br />

'Geen restjes weggooien', zei moeder toen Miene de kruimels wilde op­<br />

vegen. 'Verspilling van voedsel brengt ongeluk.' Ze vulde een bakje met<br />

kruimels en broodkorsten en liep naar buiten om de duiven te voeren. Voor<br />

haar waren de duiven, die halftam onder het dak van hun stal woonden, een<br />

zegen. Ze was er zeker van dat de duivel, die de gedaante van veel dieren kon<br />

aannemen, zich nooit in een duif zou veranderen, omdat ook de Heilige<br />

Geest als duif werd afgebeeld. En dat was God zelf. Daarom waren de duiven<br />

haar lievelingsdieren en verzorgde zij ze steeds goed.<br />

Miene spoelde de kannen om de koeien te melken. Mathijs trof haar bij de<br />

put.<br />

'Je krijgt de groeten van Peter.'<br />

'Dat bakkersknecht je' , deed ze misprijzend, alsof ze niet geïnteresseerd was<br />

in zijn groeten. 'Laat hem maar bij zijn meel blijven.'<br />

'Hoef ik de groeten niet terug te doen ?'<br />

'Nou ja, als hij daarop zit te wachten, mag je hem van mij wel gedag<br />

zeggen.'<br />

Die Miene. Ze deed net of ze niets om Peter gaf. Maar Mathijs wist veel te<br />

goed hoe verkikkerd ze op het bakkersknecht je was.<br />

'Ik heb je tegen een vriendin horen zeggen dat je er bij dansavondjes op zit<br />

te wachten dat Peter je komt halen.'<br />

'Stik', zei ze. Ze liep met de kannen naar de stal. Haar rode kleur zei hem<br />

meer dan genoeg.<br />

Plotseling zag hij dat de kater een hagedis had gevangen. Gemeen als<br />

katten kunnen zijn, speelde hij een spelletje met het doodsbange diertje.<br />

Soms liet hij het los, alsof hij het wilde laten ontsnappen, maar als de hagedis<br />

wegglipte, zette de kater hem weer vast tussen zijn klauwen.<br />

Mathijs ergerde zich. Hij raapte een steen op en gooide. Hij trof net niet,<br />

53


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

maar de kater schrok w dat hij het op een lopen zette. In een paar tellen was<br />

de hagedis tussen een paar loszittende stenen van de putrand verdwenen.<br />

Vanaf de keukendeur bleef de kater naar Mathijs zitten kijken. Hij begreep<br />

niet dat Mathijs een steen naar hem had gegooid.<br />

'Stom beest', mopperde Mathijs. 'Waarom kun je zo'n beestje niet met<br />

rust laten? Als je het doodt om het op te vreten, kan ik dat begrijpen, maar<br />

dat je het martelt, vind ik gemeen.'<br />

De kater hoorde dat Mathijs tegen hem praatte. Met een hoge rug kwam<br />

hij naar hem toe en streek met zijn vacht langs zijn benen. Hij liet zich graag<br />

door Mathijs aanhalen.<br />

54


8<br />

Mathijs kuierde door de buurtschap. Kinderen speelden met een opgeblazen<br />

varkensblaas. Een paar jongens waren aan het bikkelen·. Hij zou graag mee<br />

willen doen, maar hij voelde zich er te groot voor. Van hem werd verwacht<br />

dat hij zich niet meer met dit soort spelletjes bezighield.<br />

Van de jongens en meisjes van zijn eigen leeftijd was er trouwens niemand<br />

te zien. De meesten waren nog aan het werk, of gewoon te moe om spelletjes<br />

te doen. Wie twaalf was geweest, werkte thuis volop mee, zodat ze maar<br />

weinig tijd hadden om elkaar te treffen. Soms trofhij de een of ander bij het<br />

hoeden van de koeien. Dan konden ze wat met elkaar kletsen.<br />

Bij Bosch ging hij naar binnen. Lowie was aan het afwassen. Zijn vader<br />

sliep, in een rieten stoel aan het raam. Mathijs hielp zijn vriend bij het<br />

schuren van de zwart geblakerde ketels. Ondertussen vertelde hij over zijn<br />

ontmoeting met de zigeunerfamilie.<br />

Nadat alles was opgeruimd, liepen ze naar de bron, midden in het weiland<br />

achter het huis. Het was maar een kuiltje, niet veel dieper dan een emmer.<br />

Het water borrelde eruit op. Dikke kikkervisjes zwommen in het stroompje<br />

dat vanaf de bron door het grasland liep. Verderop liep het geultje uit in een<br />

poel, waarin kikkers zaten te kwaken.<br />

Dit was hun geliefde plekje. Hier zaten ze vaak te praten en te fantaseren,<br />

vooral over wat ze later wilden worden. Mooie dromen hadden ze, maar<br />

Mathijs wist goed dat hij voor zijn toekomst weinig keus had. Hij zou boer<br />

worden. Hij moest de boerderij van zijn vader overnemen. En het deed er<br />

niet toe ofhi j daar veel of weinig voor voelde. Als enige zoon van een boer was<br />

er voor hem geen andere mogelijkheid.<br />

Lowie wilde niet het armoedige leven van zijn vader leiden. Antoon Bosch<br />

wilde wel dat zijn zoon het beroep van glasblazer ging leren, maar Lowie had<br />

daar geen oren naar. Hij kon ook niet in de leer gaan in Maastricht of Luik,<br />

want hij moest voor zijn zieke vader zorgen. Misschien dat hij door zijn<br />

gebondenheid aan huis juist zoveel over reizen praatte. Hij wilde vertrekken,<br />

zo gauw hij thuis gemist kon worden. Hij wilde ver weg, het liefst naar<br />

55


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Amerika, ook al wist hij niet goed wat dat voor een land was. Voor veel<br />

mensen was het een onmetelijk land dat van iedereen was en waar geen<br />

armoedzaaiers en keuterboeren bestonden. In jaren van mislukte oogsten en<br />

grote armoede trokken vaak mensen uit de streek weg en gingen op weg naar<br />

Amerika, ook al wisten ze niet precies waar het lag. verkochten hun boeltje<br />

oflieten gewoon alles in de steek. Vanaf Stem reisden ze met een Maasschip­<br />

per naar Rotterdam. Vandaar namen ze een boot naar dat onbekende wereld­<br />

<strong>deel</strong>. Maar of ze er arriveerden ? Niemand van de landverhuizers kwam ooit<br />

terug om te venellen hoe het hen in Amerika was gegaan.<br />

'Zodra ik zelf kan beslissen, venrek ik', zei Lowie. 'Hier kan ik alleen maar<br />

bedelaar worden. In Amerika begint iedereen gelijk.'<br />

'Jouw vader rekent erop dat jij bij hem blijft.'<br />

'Zolang hij ziek is, laat ik hem niet in de steek. Maar ik geloof niet dat hij<br />

nog lang leeft. Daarna kan ik gaan en staan waar ik wil.'<br />

'Ik wou dat ik met je mee kon', zei Mathijs. 'Ik weet zeker dat mijn ouders<br />

me niet laten gaan.'<br />

'Jij staat er ook niet zo beroerd voor als ik. Jij ktijgt later de boerderij.'<br />

'Alsof dat een pretje is. Ik wil helemaal geen boer worden.'<br />

'Dan gaan we toch met zijn tweeën. Je zegt niemand wat. Je verdwijnt<br />

gewoon.'<br />

'Dat kan ik mijn moeder niet aandoen. Maar jij bent ook nog niet zomaar<br />

weg. Als je vader doodgaat, wijst de schout een voogd voor je aan.'<br />

'Hij doet maar. Zo'n voogd vraag ik niet om toestemming. Als ik wil<br />

venrekken, dan ga ik gewoon. Dat gebeurt wel meer.'<br />

Lowie had gelijk. Jongemannen bleken soms spoorloos verdwenen.<br />

Meestal hoorde men niets meer van hen. Van een enkeling kwam na jaren<br />

een brief. Maar nooit uit Amerika. De meeste venrekkers bleven door geld­<br />

gebrek in de havensteden hangen en zochten daar werk.<br />

Terwijl de zon achter de bomen zakte, liepen ze naar huis terug.<br />

'Als je het morgen druk hebt, neem ik Eva weer mee.'<br />

'Goed', zei Lowie. 'Dat is een zorg minder.' Hij verdween naar binnen.<br />

Mathijs slenterde naar huis.<br />

Een aantal officieren en manschappen van de schutterij zaten onder de<br />

notenboom te kletsen en te roken. Mannen uit De Heek en Valkenburg. Hij<br />

kende hen niet allemaal, want sommigen kwamen uit buurtschappen waar<br />

hij nooit kwam.


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Sjoof Erckens, de brouwer uit Valkenburg, kwam met zijn koetsje voor­<br />

rijden en laadde een paar vaatjes bier af.<br />

'Jij gaat naar bed', zei vader toen hij Mathijs zag. 'Jij hoort niet tussen de<br />

grote mensen:<br />

Mathijs was kwaad. Daar had je het weer. Als enig kind liep hij steeds in de<br />

gaten. De meeste mensen in de buurt hadden grote gezinnen. Bij hen viel een<br />

kind niet zo op. Maar hij was alleen. Dat was erg vervelend. Alle aandacht<br />

was steeds op hem gericht. Zijn ouders hielden zich soms wel wat te veel met<br />

hem bezig. Zijn vader behandelde hem nog steeds als een snotjongen. Juist<br />

op een avond als deze had hij best nog een tijdje op willen blijven om naar de<br />

gesprekken van de schutters te luisteren. Die hadden altijd interessante<br />

verhalen te vertellen.<br />

Hij hoorde nog net hoe Toon Schurgers, een boer uit Vilt, over een staaltje<br />

van vliegkunst van de bokkenrijders vertelde. Verborgen achter de staldeut<br />

luisterde Mathijs het verhaal stiekem af. Toon zei het verhaal te hebben<br />

gehoord van een zwager uit Spaubeek En die had het weer van de pastoor<br />

van Spaubeek zelf, die verteld had dat het hem persoonlijk was overkomen.<br />

'Op zekere dag reed de pastoor terug naar huis. Hij was op bezoek geweest<br />

in een ldooster in Maaseik en het was laat geworden. Nadat de koets per<br />

veerboot over de Maas was gezet, begon het al donker te worden. Toen waren<br />

ze pas bij Susteren, nog zeker dertig kilometer van huis. De pastoor vond dat<br />

de reis te traag verliep en beklaagde zich bij de koetsier. In het tempo van dit<br />

paard zou het ver na middernacht worden voordat ze thuis zouden zijn. De<br />

koetsier kon het ook niet helpen, het paard kon niet harder. Na verloop van<br />

tijd begon het hem te vervelen dat de pastoor over de lange duur van de reis<br />

bleef klagen. Toen zei hij : "Meneer pastoor, als u sneller thuis wilt zijn, ga<br />

dan met uw rug naar mij toe in de koets zitten. Sluit uw ogen stijf dicht en<br />

kijk niet op of om, want in dat geval breken we allebei de nek" De pastoor,<br />

die dacht dat het paard extra hard zou gaan lopen, deed wat hem werd<br />

gezegd. Enkele ogenblikken later zei de koetsier: "Doe uw ogen maar weer<br />

open. We zijn thuis." Verbaasd opende de pastoor zijn ogen en warempel, hij<br />

stond met paard, rijtuig en al voor zijn pastorie in Spaubeek Hij schrok. Er<br />

was een wonder gebeurd. Hij begreep dat hij een merkwaardige koetsier in<br />

dienst had. Die man moest met de duivel heulen. Wie anders zou dit staaltje<br />

van bliksemsnel vervoer door de lucht hebben kunnen bewerkstelligen? De<br />

pastoor bedacht zich niet, maar nodigde de koetsier binnen. Daar bezwoer<br />

57


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

hij hem zijn duivelse praktijken op te biechten. De koetsier gaf toe een<br />

verbond met de duivel te hebben gesloten en dat hij een bokkenrijder<br />

was. De pastoor wist hem te overreden deze overeenkomst op te zeggen.<br />

Hij liet de duivel uit het lijf en uit het huis van de koetsier verdrijven door een<br />

priester die door de bisschop als duiveluitdrijver was aangesteld:<br />

De mannen waren onder de indruk van het verhaal en waren stil, tot<br />

Miene met kruiken bier kwam aanzetten. Ze zag dat Mathijs achter de<br />

staldeur had staan meeluisteren.<br />

'Kleine kinderen horen in bed als grote mensen vergaderen.'<br />

'Stik, meid.' Matbijs verwenste haar uit de grond van zijn hart. Weer<br />

iemand die met de groten heulde.<br />

Hij liep naar binnen. Het verhaal bleef door zijn hoofd spoken. Konden<br />

bokkenrijders echt vliegen ? Zo snel dat ze in één ogenblik van Susteren naar<br />

Spaubeek konden reizen?<br />

In de stal trof hij Driek. De knecht nam niet <strong>deel</strong> aan de vergadering.<br />

Knechten konden geen lid worden van de schutterij. Ze hadden geen in­<br />

spraak in wat er in dorp of stad gebeurde, omdat ze er niet voor altijd<br />

woonden. Ze verhuurden zich voor één jaar, al kwam het wel voor dat<br />

een knecht jaar in jaar uit bij dezelfde baas bleef, zoals Driek. Die had<br />

het hier naar zijn zin. Hij kon zijn eigen gang gaan. 'sAvonds, als hij klaar<br />

was met zijn werk, zat hij altijd met zijn houtsnijwerk in een hoek van de stal.<br />

Uit eiken- en notenhout sneed hij beeldjes, die gretig aftrek vonden. Figuren<br />

van boeren en burgers, keizers en generaals, precies zoals Driek ze zich<br />

voorstelde. Maar ook de kribbe in de kerk van Valkenburg had hij gemaakt.<br />

En in de voorkamer stond een groep beeldjes die alle bewoners van het huis,<br />

tezamen met hun dieren, moest voorstellen.<br />

Mathijs zag hoe uit een blok hout het figuur van een koopman tevoor­<br />

schijn kwam. Met een beetje fantasie herkende hij de gelaatstrekken van<br />

scharensliep Jan Parant uit Heerlen, die vaak met zijn handkar langs kwam.<br />

De scharensliep zat op een springende bok die groter was dan hijzelf.<br />

'Denk je dat Jan Parant een bokkenrijder is ?'<br />

'Dat weet ik niet', zei Driek. 'Hij is in ieder geval een ruig mens. Ik kan me<br />

hem best op de rug van een bok voorstellen.'<br />

'Waarom zijn er bokkenrijders ?'<br />

'Je kunt net zo goed vragen waarom er stinkend rijke en straatarme mensen<br />

zijn:


'Nou, waarom dan ?'<br />

ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Geld en macht worden verkeerd ver<strong>deel</strong>d. Als iedereen evenveel bezat, zou<br />

je nooit van bokkenrijders horen. Het probleem is dat mensen met geld<br />

steeds rijker worden, omdat ze degenen die geen geld hebben voor honger­<br />

loontjes voor zich laten werken.'<br />

'Werk jij ook voor een hongerloon?'<br />

'Een boerenknecht gaat het meestal zo slecht nog niet', zei Driek. Hij<br />

krabde in zijn baard. Als hij dat deed betekende het dat hij diep nadacht en<br />

iets belangrijks had te zeggen. 'Wij wonen en werken waar het voedsel<br />

vandaan komt. Dat scheelt. Het zijn vooral arbeiders die nooit weten wat<br />

ze hebben. De mensen in de fabrieken in Maastricht en in de ijzergieterijen in<br />

Luik. En de mijnwerkers die voor de rijke abdij van 's-Hertogenrade kolen<br />

delven. Ze mogen werken als hun patroons· hen nodig hebben. Als er weinig<br />

vraag naar hun producten is en er weinig werk is, worden ze naar huis<br />

gestuurd. Hoe komen ze dan aan geld? Daar maakt niemand van de heren<br />

zich druk om. Weet jij waarvan mensen moeten leven die geen geld hebben?'<br />

'Van stelen.'<br />

'J uist. De meeste bokkenrijders roven omdat ze geen eten hebben.'<br />

'Toch hoor je over die honger niet veeL'<br />

'Als men over bokkenrijders praat, heeft men het altijd over hun gruwel­<br />

daden. Nooit over hun ellende. Denk maar niet dat alle verhalen die je over<br />

misdadigers hoort waar zijn. De rechters zijn rijke mensen. Die kennen de<br />

noden van de armen niet. Voor de drossaard en de schout van Valkenburg<br />

zijn arme mensen misbaksels waar ze op neerkijken. voelen zich hoger<br />

geplaatst dan andere schepsels.'<br />

Driek schonk een glaasje brandewijn in en nam een slok.<br />

'Gezondheid', wenste Mathijs.<br />

'Wil je ook proeven ?'<br />

Voorzichtig nam Mathijs een slok. Het spul brandde in zijn mond. Hij<br />

spuugde het uit.<br />

'Ik snap niet dat je dit kunt drinken.'<br />

'Dat begrijp je pas als je wat ouder bent. Dan krijg je de smaak vanzelf te<br />

pakken.'<br />

Mathijs aaide het paard. Diekerd duwde zijn neus tegen zijn buik.<br />

Door de achterdeur liep hij naar buiten. Bij de put trok hij zijn hemd uit<br />

en waste zich. Bels sprong tegen hem op. 's Avonds lag de hond vast. Dat was<br />

59


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

een door de drossaard uitgevaardigde wet die voor alle honden in het land<br />

van Valkenburg gold, maar aan zijn lange ketting kon hij over de hele plaats<br />

lopen.<br />

Het was pas negen uur en nog lang niet donker. Mathijs vond het maar<br />

oneerlijk dat hij op zo'n zomerse avond zo vroeg naar bed moest, terwijl hij<br />

toch al hele dagen moest werken.<br />

'Vergeet niet je oren te wassen !' riep moeder, die buitenkwam met het<br />

etensbakje voor de kabouters.<br />

'Krijgen de aardmannetjes wat lekkers vannacht?'<br />

'Pannenkoeken en spekzwoerd. Daar worden ze sterk van.'<br />

'Meent u nou écht dat de kabouters dit opeten ?'<br />

'Als ik dat niet geloofde, zou ik ze niets geven.'<br />

'Volgens mij eten de muizen het op. Of Bels. Ik heb nog nooit kabouters<br />

. ,<br />

gezIen.<br />

'] e moet niet alleen geloven wat je ziet', zei moeder verwijtend. 'De wereld<br />

zit vol raadsels. Neem maar van mij aan dat kabouters echt bestaan. Het zijn<br />

goede geesten die ons huis beschermen.'<br />

'Hebt u ze wel eens gezien?'<br />

'Dat niet, maar vroeger kwamen er vaak kabouters helpen bij de buren van<br />

mijn ouders. In tijden dat hulp hard nodig was, waren ze altijd present.<br />

's Nachts dorsten ze het koren en keerden ze het hooi.'<br />

'Waarom komen ze nooit bij ons werken ?'<br />

'Gelukkig hebben wij hun hulp nooit echt nodig gehad, maar als het zover<br />

mocht komen, zullen ze ons zeker helpen.'<br />

'Waarom helpen ze Bosch dan niet?'<br />

'Wie niet in hen gelooft en hun geen eten geeft, wordt ook niet geholpen.'<br />

'Als het geesten zijn, hoeven ze niet te eten.'<br />

'Soms maken ze zich zichtbaar als kleine mensen. Dan hebben ze wel<br />

honger.'<br />

'Gelooft Driek in kabouters ?'<br />

'Driek gelooft nergens in.'<br />

'Hij is ook niet bang voor de duivel.'<br />

'Wat dat betreft is het goed dat we Driek in huis hebben', gaf moeder toe.<br />

'Ook al is hij ongelovig, ik ben blij dat hij bij ons wil blijven.'<br />

'Helemaal ongelovig is hij niet', zei Mathijs. 'In de kerken in alle dorpen in<br />

de buurt staan beelden van hem.'<br />

60


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Dat bespaart hem misschien de hel', zei moeder. Ze haalde de karnton uit<br />

de achterkeuken en zocht haar plekje bij de put op. Elke avond was boter<br />

karnen haar vaste karwei.<br />

Als ze zo aan het werk was, zat ze meestal voor zich heen te dromen. Zo was<br />

ze. Ze legde weinig beslag op anderen en trok zich graag terug met een<br />

karweitje. Boter karnen, sokken breien of kleren verstellen. Va n drukte hield<br />

ze niet. Bij de vergadering van de schutters liet ze zich niet zien. Ze liet het aan<br />

Miene over de schutters van bier te voorzien.<br />

Plotseling zag Mathijs een hoofd om de hoek gluren. Daar had je het al.<br />

Net hadden ze over kabouters gepraat en daar had je er al een. Een groter <strong>deel</strong><br />

van het hoofd werd zichtbaar. Wolf!<br />

'Wat doe jij hier? Waarom ben je niet bij de bakker?'<br />

'Dat zou ik wel willen', zei Wo lf treurig, terwijl hij naderbij kwam. 'Die<br />

vriend van jou was erg aardig voor mij, maar zijn baas had mij niet meer<br />

nodig. Hij vond het niet goed dat ik daar bleef slapen.'<br />

'Misschien denkt hij met vreemd volk de bokkenrijders in huis te halen.<br />

Door al die overvallen van de laatste tijd zijn de mensen bang geworden.'<br />

'Ik ben altijd de klos.'<br />

'Waar slaap je vannacht ?' Te laat besefte Mathijs dat hij een domme vraag<br />

had gesteld.<br />

'Als ik dat eens wist', anrwoordde Wolf. 'Ik was al blij dat ik me niet in een<br />

hooiberg of in een schuur hoefde te verstoppen.'<br />

'Hé, jij bent die slokop van vanmorgen', riep moeder, die de jongen<br />

herkende. 'Wat is er met jou aan de hand?'<br />

Wolf venelde haar dat hij door de bakker op straat was gezet, ook al had hij<br />

de hele dag hard gewerkt in de bakkerij.<br />

'Hij moet onderdak hebben voor de nacht', zei Mathijs. 'Kan hij niet bij<br />

ons blijven slapen ?'<br />

Moeder trok een bedenkelijk gezicht.<br />

'Nou, wat vind je ervan ?'<br />

'Hij zou in het kamertje boven de paardenstal kunnen slapen. Er staat nog<br />

een goed bed.'<br />

Mathijs sprong een gat in de lucht.<br />

'Ik heb het nog niet echt beloofd', hield zijn moeder af. 'Ik moet het eerst<br />

aan vader vragen.'<br />

'Als jij het goedvindt, is het toch ook goed', zei Mathijs. Hij haalde zijn<br />

61


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

vader. Stevens liet de schutters even alleen. Toen moest Wolf nog een keer<br />

vertellen wat er bij de bakker was gebeurd.<br />

'Wat moet ik met jou beginnen, jongen?' vroeg vader zich af nadat hij het<br />

hele verhaal had gehoord. Nadenkend streek hij over zijn kin. 'We kunnen<br />

niet zomaar een wildvreemde in huis halen. In deze roerige tijd weet je niet<br />

wie je in huis haalt. Wat moeten wij hier met een jongen die voor galg en rad<br />

is opgegroeid?'<br />

'Geen mens groeit op voor galg en rad', zei Driek, die was komen kijken<br />

wat er aan de hand was en alles had gehoord. 'Als hij geen struikrover is uit<br />

noodzaak, maak je er een bokkenrij der van door hem aan zijn lot over te<br />

laten. Rovers worden niet geboren, maar door honger gemaakt.'<br />

'Driek heeft gelijk', zei moeder. 'Wolf kan niet blijven zwerven. Zo'n<br />

jongen heeft een thuis nodig.'<br />

'Laat hem maar bij ons blijven', pleitte Mathijs. 'Hij kan ook werken.'<br />

'Dat kan ik zeker', beaamde Wolf volmondig. 'Ik heb al heel wat baantjes<br />

gehad.'<br />

'Hij lijkt me een goede knecht', zei Driek.<br />

'Hij is best ondernemend', vulde moeder aan. 'Hij heeft de hele dag bij de<br />

bakker gewerkt.'<br />

'Wij s hem dan zijn kamertje maar', zei vader, zich gewonnen gevend.<br />

'Morgen praten we verder. Ik heb het nu te druk met de vergadering.'<br />

Blij liepen Wolf en Mathijs naar binnen en klommen naar het kamertje<br />

boven de stal van Diekerd. Het bed zat onder een laag stof. Ze maakten de<br />

kamer schoon en vulden de matras met vers stro.<br />

'Ik kan me herinneren dat je altijd honger had', zei moeder toen ze haar<br />

even later goedenacht gingen wensen.<br />

'Dat is waar. Ik kan dag en nacht eten.'<br />

'In de keuken staan nog pannenkoeken.'<br />

Wolf at ze dankbaar op.<br />

'Wat eet jij altijd vlug', zei Mathijs, verbaasd over de snelheid waarmee<br />

Wolf alles naar binnen werkte.<br />

'Wat in je buik zit, kunnen ze je niet meer afpakken', antwoordde Wolf.<br />

'Een zwerver leert om altijd te eten als hem eten wordt aangeboden.' Hij liet<br />

zich op het bed neerploffen en streelde vergenoegd zijn buik. 'Het is lang<br />

geleden dat ik in een fatsoenlijk bed heb gelegen. Ik barst van de slaap.'<br />

'Ik zal je niet langer wakker houden. Ik ga ook slapen. Slaap ze.' Mathijs


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

liep naar buiten en gaf zijn moeder een kus.<br />

'Nu hebben we er een knecht bij', zei hij.<br />

'En weer een mond meer om te vullen.'<br />

'Toch ben ik blij dat hij bij ons is.'<br />

'Ik ook. Slaap maar lekker.'<br />

Hij zag dat de kabouters nog niet waren geweest. Hij griste de pannenkoek<br />

van het bord en at hem op. Daar zou moeder van opkijken. Als ze naar<br />

binnen zou gaan, zou ze zien dat de kabouters al waren geweest. Hij moest<br />

daar in zichzelf om lachen.


9<br />

De slaapkamer van Mathijs lag boven de woonkeuken. Vooral 's winters was<br />

dat aangenaam, omdat de warmte van de haard er doordrong. Feitelijk was<br />

het niet meer dan een hok tussen schotten. Daarnaast was de slaapkamer van<br />

Driek en de zolder waar het hooi voor de winter werd opgeslagen. Vader,<br />

moeder en Miene hadden een slaapplek beneden. Zijn ouders sliepen in de<br />

bedstee naast de haard en Miene in het opkamertje.<br />

Er stonden maar weinig spullen in zijn kamer. In de kast werden de nette<br />

kleren bewaard, die hij op wndagochtend droeg als hij naar de kerk ging. Op<br />

de vensterbank prijkte zijn verzameling fluitjes, naast een paar versteende<br />

botjes van dieren die hij in de grotten van Valkenburg had gevonden. Op de<br />

kast stonden een paar beeldjes van dieren die Driek voor hem had gemaakt.<br />

Een paard, een bok, een wolf. In een lade lagen de schriften waarin hij het<br />

schrijven oefende en de boeken die hij van Bosch had geleend. Een boek over<br />

Reinaert de Vo s. Een ander met het verhaal van de vier heemskinderen die,<br />

gezeten op het ros Beiaart, aan de zijde van Karel de Grote ten strijde<br />

trokken. Aan de wand hing een wijwaterbakje. Naast het bed stond een stoel.<br />

Hij kleedde zich uit, trok zijn nachthemd aan, doopte zijn vingers in het<br />

wijwaterbakje en sloeg een kruisteken om de duivels uit de buurt te houden.<br />

De duivels waren het grootste kwaad op aarde, had moeder hem geleerd.<br />

Vo lgens haar hadden de boze geesten uit de hel de wereld in hun macht.<br />

Vo oral 's nachts vielen ze de mensen lastig. Overdag waren ze er ook wel,<br />

maar dan hielden ze zich verscholen in kieren en gaten, in putten en kelders.<br />

In het donker werden ze pas echt gevaarlijk. Niet voor niets werd verteld dat<br />

de bokkenrijders hun helpers waren en dat ze daarom alleen 's nachts toe­<br />

sloegen.<br />

Moeder praatte vaak over de duivel. Als het een of ander karweitje niet<br />

wilde vlotten, riep ze uit dat ze geplaagd werd door de duivel. Bij alles wat<br />

haar tegenzat, wist ze wel een gezegde over de duivel aan te halen. Dat ergerde<br />

vader. Hij vond dat het de duivel er juist om te doen was zo vaak mogelijk<br />

genoemd te worden.


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Mathijs keek in alle hoeken en gaten. Geen duivel te zien. Trouwens, hij<br />

wist niet eens hoe de duivel eruitzag. De gouden bok die hij samen met Lei<br />

had gevonden, was ook niet meer dan een voorstelling van Satan. Een<br />

gevaarlijke geest als de duivel was niet echt zichtbaar te maken.<br />

Zittend op de rand van zijn bed keek hij naar buiten. De eerste sterren<br />

kwamen tevoorschijn aan de donker wordende hemel. Veel avonden had hij<br />

zo naar de lucht zitten kijken, in de hoop bokkenrijders op hun bokken of<br />

heksen op bezemstelen voorbij te zien vliegen. Hij had nooit iets gezien. Ook<br />

nu niet. Driek beweerde dat al die rare verhalen maar kletskoek waren en daar<br />

kon hij wel eens gelijk in hebben.<br />

Hij probeerde wat te lezen, maar het werd zo snel donker in zijn kamertje<br />

dat hij de letters nog nauwelijks kon onderscheiden. Daarom borg hij het<br />

boek weer op.<br />

Hij had nog geen zin om te gaan slapen. Hij was veel te nieuwsgierig naar<br />

wat de schutters te vertellen hadden. Aan het lawaai hoorde hij dat het erg<br />

druk werd. Er waren al meer dan veertig man. Als de schutterij op volle<br />

sterkte aantrad, telde die meer dan vijftig leden. De meeste schutters hadden<br />

hun geweren bij zich. Hun wapens waren hun trots, want gewone burgers en<br />

boeren mochten geen vuurwapens dragen. De schutters hadden er vergun­<br />

ning voor, omdat ze veel taken hadden in het dorp. Ze traden op tegen de<br />

bendes van plunderende soldaten die de streek vaak onveilig maakten. Wan­<br />

neer er ziekten onder het vee uitbraken, zorgden ze ervoor dat de dieren op de<br />

getroffen boerderijen werden opgeruimd. Maar hun vereniging was er ook<br />

voor de gezelligheid. De mannen deden graag mee aan de schietwedstrijden<br />

tussen de schutterijen uit de dorpen in de streek, ook al liepen die wed­<br />

kampen vaak uit op drinkwedstrijden en slaande ruzie over wie er gewonnen<br />

had.<br />

In bed liggend telde Mathijs de balken onder het dak. Dat was een<br />

gewoonte. Hij kon goed tellen, ook al was hij nooit op school geweest. Driek<br />

had hem dat geleerd door, als ze samen aan het werk waren, onder het<br />

ploegen de voren te tellen of de eieren te tellen die ze in de legnesten van<br />

de kippen vonden. Vermenigvuldigen, delen : hij kon net zo goed tellen als<br />

een koopman.<br />

Hij hoorde het geritsel van de muizen die in het hooi op zolder speelden.<br />

Jonge zwaluwen piepten in hun nesten onder de pannen.<br />

Buiten werd het rustiger, maar in huis werd het rumoeriger. Wanneer ze


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

serieuze dingen te bespreken hadden, gingen de schutters altijd naar binnen,<br />

om pottenkijkers en luistervinken te weren.<br />

Op één luistervink hadden ze niet gerekend. Mathijs ktoop onder het bed<br />

en maakte zijn kijkgaatje vrij . Dat gat had hij door toeval ontdekt, toen hij<br />

iets onder zijn bed zocht. Het was ontstaan doordat een knoest uit een<br />

vloerplank was gevallen. Door het gat kon hij in de woonkeuken kijken,<br />

precies midden op tafel.<br />

Soms kon hij iets zien. Als de mannen naar de bierpotten op tafel reikten,<br />

zag hij hun armen of keek hij recht op hun kruin. Hij kteeg dorst van al dat<br />

bier onder oogbereik. Hij zou best een paar slokken lusten. Maar vader vond<br />

hem nog te jong voor het zware schuttersbier, al mocht hij wel drinken van<br />

het tafelbier dat ze ' s zondags bij het eten dronken.<br />

De schutters praatten zo driftig door elkaar heen dat hij niet alles kon<br />

verstaan. Hun opwinding werd voor een groot <strong>deel</strong> veroorzaakt door de<br />

drank. Miene bleef af en aan hollen met grote potten schuimend bier, dat<br />

gulzig naar binnen werd gegoten.<br />

Uit de flarden van de gesprekken die hij opving, begreep Mathijs dat er<br />

werd gesproken over wie er van de mensen uit de dorpen in de buurt bij de<br />

bokkenrijders zouden kunnen horen. Heel wat namen werden genoemd.<br />

Vooral rondtrekkende kooplieden waren verdacht, maar van niemand was<br />

men zeker. Mathijs schrok toen ook de naam van Lei, de tinnegieter viel.<br />

Maar echte beschuldigingen werden niet geuit. Er waren geen bewijzen. De<br />

enige aanwijzingen die men had, waren de verhalen van de knechten en de<br />

meiden van Hansen, maar die hadden niemand echt herkend. Waarschijnlijk<br />

waren de lui die Hansen hadden beroofd niet uit deze streek, maar waren ze<br />

van ver gekomen. Ze hadden een dialect gesproken dat niemand van het<br />

personeel had kunnen thuisbrengen. Hansen zelf meende dat de rovers van<br />

Geleen of misschien wel van de andere kant van de Maas afkomstig waren.<br />

Opeens hoorde Mathijs zeggen dat er zigeuners waren gezien. Daarna<br />

werd er niet meer over bokkenrijders maar alleen nog over zigeuners ge­<br />

sproken. Net als de meeste mensen hadden de schutters niet veel met zigeu­<br />

ners op. Ze noemden hen landlopers en gauwdieven die hier niet thuishoor­<br />

den. Er kwamen sterke verhalen boven tafel over de streken die de zigeuners<br />

zouden hebben uitgehaald.<br />

Iemand vertelde hoe op een mooie zondag een groep zigeunermuzikanten<br />

een feest had aangericht in Geleen, een dorp in de buurt van Sittard. Een<br />

66


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

orkest, goochelaars en circusnummers, alles was er. Alle dorpelingen waren<br />

erop afgekomen. Niemand had het schouwspel willen missen. Toen alle<br />

mensen van huis waren, had de rest van de zigeunergroep van de gelegenheid<br />

gebruikgemaakt om de onbewaakte huizen leeg te roven, een tactiek die ze<br />

vaker toepasten.<br />

Na dit verhaal kwamen de schutters tot de slotsom dat de bokkenrijders in<br />

de afgelopen nacht dezelfde tactiek hadden toegepast als de zigeuners. In de<br />

tijd dat de meeste inwoners bij de brand waren, hadden de rovers hun slag<br />

geslagen. Daarom vonden ze dat het voor de hand lag dat er bij de bokkenrij­<br />

ders, die Hansen hadden overvallen, zigeuners waren geweest.<br />

Mathijs geloofde die rare verhalen niet. Van D riek wist hij dat veel van wat<br />

over zigeuners werd verteld, uit de duim werd gezogen. Maar het verhaal over<br />

het zigeunerfeest in Geleen had stemming gemaakt, zodat de schutters nog<br />

meer dan voorheen tegen de zigeuners waren ingenomen.<br />

Het werd Mathijs koud om het hart toen hij een van de dronken mannen<br />

hoorde zeggen dat de schutterij tegen de zigeuners in de streek op moest<br />

treden om van verdere bokkenrijdersstreken verschoond te blijven. Veel<br />

schutters waren het daar mee eens. Er werd fel gesproken over het voor<br />

en tegen van een straftocht tegen de zigeuners. Hoe talrijker de potten bier en<br />

hoe later het werd, hoe meer voorstanders er waren voor het plan die zigeu­<br />

ners een lesje te leren. De mannen vonden het hun plicht dat reizend volk te<br />

verjagen, want het bracht alleen maar kwaad in de streek. Toen iemand riep<br />

dat hij een zigeuner bij de Geul had gezien, begreep Mathijs direct dat hij<br />

Goja bedoelde.<br />

Hij was teleurgesteld over het gedrag van zijn vader. Waarom was hij niet<br />

tégen dat plan? Hij liet zich meeslepen door de anderen. Het was jammer dat<br />

Driek niet bij de vergadering kon zijn. Met een paar zinnige opmerkingen<br />

zou Driek die kerels de mond hebben gesnoerd. Vader moest een man als<br />

Driek bij zich hebben, iemand die hem aan het denken zette. Want hoewel de<br />

knecht hem soms scherp zijn fouten verweet, hield vader meestal rekening<br />

met zijn mening. Vooral omdat hij wist dat Driek een verstandige kijk op<br />

mensen had.<br />

'We hangen die zigeuner op', riep een kerel die flink beneveld was. Het<br />

plan werd met gejuich begroet. De schutters zouden die zigeuners wel eens<br />

mores leren. Ze laadden hun geweren en staken fakkels aan bij het haardvuur.<br />

Mathijs was geschokt. Het was een laffe streek om het met zoveel tegen één


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

man op te nemen. Goja was weerloos tegen zo'n overmacht.<br />

Langzaam drong het tot Mathijs door dat hij de enige was die Marita en<br />

haar ouders kon waarschuwen. Hij mocht zich geen moment bedenken.<br />

Vlug trok hij zijn kleren aan en sloop de kamer uit. Op zijn tenen liep hij<br />

over de hooizolder en klom langs de ladder naar beneden. Buiten sprong Bels<br />

tegen hem op. Gelukkig blafte hij niet en wist Mathijs hem rustig te houden.<br />

68


10<br />

Mathijs voelde de angst in zijn buik kriebelen. Durfde hij wel dat hele eind in<br />

zijn eentje door het donker? Langs de ruïne? Helemaal alleen ? Hij twijfelde<br />

aan zichzelf. Hij was niet bang uitgevallen, maar had hij zoveel lef?<br />

Zou Wolf mee willen gaan ? Met zijn tweeën was de tocht minder gevaar­<br />

lijk dan alleen.<br />

Hij sloop naar de stal. Zelfs in het donker glansden de grote ogen van<br />

Diekerd. Mathijs aaide het dier over het hoofd. Dat deed hij niet alleen om<br />

het paard gerust te stellen, maar vooral om zelf een beetje tot rust te komen.<br />

Hij opende de deur van Wolfs kamertje.<br />

Wolf sliep als een os. Mathijs tikte hem op zijn schouders. Wolfwas direct<br />

wakker. Als door een horzel gestoken vloog hij overeind. Niet wetend wat er<br />

gebeurde, nam hij onmiddellijk een verdedigende houding aan. Zelfs sla­<br />

pend bleek hij steeds op zijn hoede. Dat had hij in de afgelopen jaren wel<br />

geleerd. Een zwerver moest altijd oppassen.<br />

'Stil, ik ben het', fluisterde Mathijs. 'Ik heb hulp nodig. Vlug. Kom mee.'<br />

'Wat moet ik doen? Waar gaan we naartoe?'<br />

'Dat leg ik je onderweg wel uit.'<br />

Wolf was al uit bed. Zijn kleren hoefde hij niet aan te trekken. Voor zijn<br />

veiligheid, of uit gemakzucht, had hij ze gewoon aangehouden.<br />

In een paar tellen stonden ze buiten.<br />

Mathijs hoorde dat de schutters het huis verlieten. Hun stemmen klonken<br />

luid op in de nacht. Aan hun gèbrul was te horen dat ze te veel gedronken<br />

hadden.<br />

'Rennen', zei Mathijs.<br />

Ze liepen alsof hun leven ervan afhing. Om de afstand te verkorten en niet<br />

door de stad Valkenburg te hoeven, volgden ze de binnenweggetjes en de<br />

paadjes. Soms holden ze dwars door een weiland of over een akker.<br />

Hijgend en in weinig woorden vertelde Mathijs over de zigeuners en hoe<br />

hij had gehoord dat de schutters het plan hadden opgevat om Goja op te<br />

hangen.


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Wolf was het met Mathijs eens : de zigeuners moesten gered worden. Uit<br />

eigen ervaring wist hij maar al te goed hoe zwervers te lijden hadden onder<br />

vooroordelen en doodgewone haat.<br />

Niet ver van de ruïne kwam hun een lichtje tegemoet. Vlug doken ze in de<br />

struiken langs de weg. Ze hoorden de rammelende wielen van een kar<br />

naderen. Toen het voertuig dichterbij was, zag Mathijs dat het de tinnegieter<br />

was. Waarom was Lei nog zo laat op pad met zijn ezelskar? Waar kwam hij<br />

vandaan ? Was Lei toch weer in de bouwval geweest? Nee, dat was niet<br />

mogelijk. Natuurlijk was ook Lei veel te bang voor die plek om zich daar<br />

in het donker te vertonen.<br />

Veel tijd om zich zorgen over Lei te maken had Mathijs niet. Plotseling<br />

stoof Lei met een knuppel de struiken in en begon woest om zich heen te<br />

slaan.<br />

'Rovers ! Moordenaars !' tierde hij, door het dolle heen. 'Ik sla jullie dood !<br />

Ik breek jullie allemaal de nek!'<br />

Was hij gek geworden? Mathijs probeerde buiten het bereik van de knup­<br />

pel te blijven, maar hij struikelde en sloeg languit tegen de grond.<br />

'Niet slaan !' riep Mathijs bang. 'Ik ben hed'<br />

Maar Lei tilde de knuppel hoog op. Wolf zag het gevaar. Met één sprong<br />

vloog hij Lei in de nek. Ze vielen. Vechtend rolden ze over de grond.<br />

Mathijs snelde Wolf te hulp. Samen kregen ze Lei eronder. Ze duwden<br />

hem plat op de grond en draaiden zijn armen op zijn rug. Hij kon zich niet<br />

meer bewegen.<br />

'Was je van plan mij te vermoorden ? Ik dacht nog wel dat wij samen een<br />

geheim hadden.'<br />

Nu pas herkende Lei Mathijs.<br />

'Ben jij het', steunde hij. 'Ik dacht dat ik rovers hoorde.'<br />

'Als je weer kalm bent, laten we je los.'<br />

'Je gelooft toch niet dat ik jullie iets had willen doen. Ik zou liever mijn<br />

eigen benen breken dan dat ik jullie een haar zou krenken.'<br />

Ze lieten hem los. Lei stond op.<br />

'Stom van me. Ik had beter moeten uitkijken. Maar hoe kon ik weten dat<br />

uitgerekend jij hier in de struiken zat ? Wie is hij ?'<br />

'Wolf. Hij woont bij ons.'<br />

'Ik heb jou wel vaker gezien, jongen.'


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Dat klopt', zei Wolf. 'Ik ken jou ook. Ik zwerf al zo lang rond dat ik<br />

iedereen ken die veel op pad is.'<br />

'Hoe wist je dat er mensen tussen de struiken zaten?' vroeg Mathijs. 'We<br />

waren muisstil.'<br />

'Dat is mijn zesde zintuig. Ik voel het als er gevaar dreigt. Als je zoveel jaren<br />

op de wegen hebt doorgebracht, krijg je dat zintuig vanzelf.'<br />

'Toch kun je ons niet gehoord hebben', zei Wolf.<br />

'Ik zal het je verklappen. Het is mijn ezel. Als hij mensen ruikt, begint hij te<br />

snuiven. Dat is voor mij het teken dat ik op mijn hoede moet zijn. Ik heb<br />

geleerd dat je het beste zelf kunt aanvallen als er rovers tussen de struiken<br />

zitten. Dat maakr indruk. Ze verwachten nooit dat ze zelf aangevallen<br />

worden. Dan heb je kans dat ze ervan schrikken en ervandoor gaan.'<br />

'Waar kwam jij zo laat nog vandaan ?' vroeg Mathijs. 'Ben je in de ruine<br />

geweest?'<br />

'Welnee, ik zou niet durven. Ik ben bij de Geul geweest. De ezel heeft daar<br />

lekker kunnen grazen. Ik ben in slaap gevallen. Daardoor is het zo laat<br />

geworden.'<br />

'Wie gaat er in een weiland liggen slapen als hij thuis een bed heeft?'<br />

'Ik wilde alleen maar een tukje doen, maar ik ben als een os door blijven<br />

pitten. Aan die paar borrels die ik vanmiddag heb gehad, kan dat toch niet<br />

hebben gelegen.'<br />

'Je zult wel een hele Hes hebben opgezopen.' Mathijs wist dat Lei vaak<br />

stomdronken was.<br />

'Echt niet', zei Lei. 'Denk jij ook al dat ik een zuiplap ben? Ik ben een sober<br />

mens. Ik ben vlug tevreden.'<br />

'Nu weet ik ook waarom het gras langs de Geul zo kon is. Jouw ezel vreet<br />

ons gras op.'<br />

'Je wilt me dat toch niet verbieden, wel ?' zei Lei grimmig. 'Jullie boeren<br />

willen altijd alles voor jezelf hebben.'<br />

'Welnee. Niet alle boeren heten Hansen. Jij mag jouw ezel daar rustig laten<br />

grazen. Mijn vader vindt dat niet erg.'<br />

'Wat doen jullie zo laat nog op weg ? Jullie horen in bed te liggen.'<br />

'Als je niet te veel vraagt, kun je ook niet te veel verklappen', antwoordde<br />

Mathijs. Hij voelde donders goed aan dat Lei ook iets voor hem verzweeg.<br />

'Jullie gaan toch niet naar de ruïne ?' vroeg Lei onzeker.<br />

71


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Ik zou niet durven', huiverde Mathijs. 'We zijn op weg naar de Geul. Ik<br />

heb een net uitgezet voor forellen. Dat wil ik gaan leeghalen. Overdag durf ik<br />

dat niet:<br />

'Pas maar op dat de schout er niet achter komt', lachte Lei. 'Alle vis is voor<br />

de heren. Komaan, ik moet verder. Ik wil naar huis. Je ziet hoe gevaarlijk het<br />

is in het donker. En er loopt nog heel wat erger gespuis op de wegen dan<br />

jullie.'<br />

De ezel had weinig zin om verder te gaan, maar een flinke klap op zijn kont<br />

deed hem dit keer besluiten toch te gehoorzamen.<br />

'Blij dat hij weg is', zei Mathijs opgelucht toen Lei was vertrokken. 'Zo'n<br />

pottenkijker kunnen we niet gebruiken.'<br />

Ze zetten het weer op een lopen, vooral om zo vlug mogelijk de ruïne<br />

voorbij te zijn. Stel je voor dat ze daar bokkenrijders tegen zouden komen.<br />

Vluchten rou niet helpen. Als het waar was dat die lui door de lucht reden,<br />

zouden die hen ro bij hun nekvel kunnen grijpen.<br />

Mathijs besefte dat hij zichzelf bang liep te maken. Hij vertrouwde op<br />

Driek, die steeds zei dat al die verhalen over vliegende duivels en bokkenrij­<br />

ders maar sprookjes waren. Er was nu geen tijd voor angst. Treuzelen kon<br />

Goja het leven kosten.<br />

Toen ze vlak bij de doorwaadbare plaats in de beek waren, hoorden ze<br />

opeens een paar mannen die luid met elkaar stonden te praten. Ze verstopten<br />

zich in de struiken. Mathijs herkende hen. Het waren een paar opgeschoten<br />

knullen uit Valkenburg die aan het stropen waren. Een dozijn dode konijnen<br />

lag in het gras. De stropers voelden zich onbespied, zodat ze erg onvoor­<br />

zichtig waren. Ze gebruikten zelfs een lantaarn, waardoor ze makkelijk te<br />

betrappen waren. Waarschijnlijk dachten ze dat niemand in het donker langs<br />

de ruïne durfde. Op stropen stond immers een zware straf, maar dat leek hun<br />

nu weinig angst in te boezemen. Om de strikken opnieuw te kunnen plaat­<br />

sen, spoelden ze de draden schoon in de beek.<br />

Mathijs ergerde zich over dit nodeloze oponthoud. Hij kon haast niet<br />

wachten.<br />

'Ik geloof dat ik iemand hoor', zei een van de stropers, net toen Mathijs<br />

wilde voorstellen om een stuk verderop de Geul over te steken.<br />

'Je zult reeën bedoelen', zei de andere stroper. 'Of konijnen:<br />

'Ik meende toch echt dat ik een mens hoorde.'<br />

72


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Jij maakt jezelf zo bang dat je spoken ziet. Kom op, we gaan de strikken<br />

zetten en dan smeren we 'm.'<br />

Ze pakten hun spullen op en verdwenen in de bosrand.<br />

Wolf en Mathijs wachtten tot ze hen niet meer hoorden. Toen waadden ze<br />

door de beek naar de overkant. Mathijs nam niet eens de tijd om zijn sokken<br />

uit te doen. Wolf hoefde dat niet. Hij had geen sokken.<br />

73


II<br />

Het licht van een paar kaarsen scheen door de rui*s van de woonwagen.<br />

Mathijs bonkte op de deur.<br />

'Wie is daar?' riep Goja geschrokken.<br />

'Ik ben het! Mathijs!'<br />

Goja deed de deur op een kier. Hij was op zijn hoede en had een dikke<br />

knuppel in de hand.<br />

'Ik schrok me haast dood', zei Goja opgelucht toen hij Mathijs herkende.<br />

'Waarom jaag jij ons zo laat op de avond de zenuwen op het lijfl'<br />

'Jullie moeten vluchten', hijgde Mathijs. 'Vlug.'<br />

'Vluchten? Vo or wie ?'<br />

'De schutters. Ze willen wraak. Ze willen je vermoorden.'<br />

'Wraak? Op mij ? Ik heb niemand iets misdaan.'<br />

'Ze willen de overval op Hansen wreken. Ze denken dat jij een bokken­<br />

rijder bent.'<br />

'Die rovers over wie je Marita hebt verteld ? Ik ken geen bokkenrijders. Ik<br />

laat me niet in met gespuis.'<br />

'De schutters geloven je toch niet. Ze zijn dronken. Vlug, ze kunnen zo<br />

hier zijn.'<br />

'Is er dan geen schout om ons te beschermen?'<br />

'De schour is nog erger dan de schutters. Van hem hoef je zeker geen hulp<br />

te verwachten.'<br />

'Waar moeten we heen ? Ik ken hier de weg niet. En het duurt een uur<br />

voordat ik de wagen geladen heb.'<br />

'U kunt niets meenemen', zei Mathijs. 'Daar is geen tijd voor. De wielen<br />

kunnen ze op een uur afstand horen.'<br />

zag.<br />

Marita kwam slaperig uit haar hoekje. Ze keek verbaasd op toen ze Mathijs<br />

'Als de bliksem aankleden', riep Goja. 'We moeten weg.'<br />

'Midden in de nacht? Waar naartoe?'<br />

'Dat weet ik nog niet. We móéten hier weg.'<br />

74


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Misschien weet ik een oplossing', opperde WolE<br />

'Vlug, venel op.' Goja trok hem de woorden uit de mond.<br />

'Ik kan jullie in een grot verbergen. Daar zullen de schutters niet zo vlug<br />

zoeken. Ik weet de weg. Ik heb vaak in de grotten geslapen.'<br />

'Goed idee!' zei Mathijs opgelucht. 'In de grotten zijn jullie veilig.'<br />

Vlug pakten ze belangrijke dingen als dekens, kaarsen en eetgerei bij<br />

elkaar.<br />

'Wat gebeun er met ons paard?' vroeg Marita bezorgd, terwijl ze de aap uit<br />

zijn kooi haalde en op haar schouders zette.<br />

'Het paard kunnen we niet redden', zei Mathijs spijtig. 'Het gaat nu om<br />

jullie.'<br />

Goja doofde de kaarsen. Vlug verlieten ze de kar. Met tranen in haar ogen<br />

omhelsde Marita het paard. Toen rende ze achter de anderen aan.<br />

Over een snel stijgend en hobbelig pad klommen ze omhoog. Soms gleden<br />

ze uit over vochtige en met mos begroeide keien. In het donker was het een<br />

gevecht met de struiken die het pad overwoekerden, maar dankzij de kat­<br />

achtige ogen van Wolf raakten ze de weg niet kwijt.<br />

Na een flinke klimpartij waren ze halverwege de helling, tussen het wei-<br />

land beneden aan de Geul en de top van de heuvel.<br />

'Hier is het.'<br />

Ze zagen niets.<br />

'Achter deze struiken.' Wo lf drukte een paar takken aan de kant. Ze<br />

stonden voor een donker hol. Goja wilde licht maken.<br />

'Niet doen', waarschuwde Mathijs. 'Elk lichtje kunnen ze beneden in het<br />

dal zien.'<br />

'Ik ben bang', rilde Marita. 'Ik heb nog nooit in een grot geslapen.'<br />

'Je hoeft geen angst te hebben', probeerde Mathijs haar op te monteren.<br />

'Hier kan je niets gebeuren. Niemand zal jullie hier zoeken.'<br />

Op de tast gingen ze naar binnen.<br />

'Leg een hand op elkaars schouder', zei Wolf. 'In een ketting lopen we<br />

makkelijker.'<br />

Voelend langs de wanden, die kil en klam waren van druipwater, kwamen<br />

ze vooruit.<br />

'Het ruikt muf', zei Marita.<br />

'Dat komt door de bladeren die binnen zijn gewaaid. Je went aan die<br />

lucht. Het stinkt niet. Vroeger hebben hier mensen gewoond, soms jaren-<br />

75


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

lang. Vooral als er gevaar was. In oorlogstijd.'<br />

'Dat mensen onder de grond kunnen wonen', huiverde Marita.<br />

'Zo aangenaam als in een herberg is het ook niet. De keren dat ik in een<br />

grot heb geslapen, deed ik dat ook alleen maar omdat ik geen dak boven mijn<br />

hoofd had.'<br />

'Sommige mensen wonen hun leven lang in grotten', zei Mathijs. 'Vooral<br />

in Meerssen. Ze hebben hun grotten als echte huizen ingericht. Lei, de<br />

tinnegieter, woont ook in zo'n grotwoning. Die zou er niet uit weg willen.'<br />

'Kunnen we hier niet stikken?' vroeg Marita.<br />

'Er zijn genoeg openingen waardoor lucht binnenkomt. Koud wordt het<br />

nooit. In grotten heerst altijd dezelfde temperatuur.'<br />

Na een tocht die door een eindeloze doolhofleek te gaan, waren ze op de<br />

plek die Wolf zocht.<br />

'Nu kunnen we licht maken. Van buitenaf ziet niemand ons.'<br />

Goja stak een kaars aan. Ze bevonden zich in een vierkant vertrek dat was<br />

uitgehakt in de mergel.<br />

'Raar, deze plek ken ik', zei Mathijs. 'Hier ben ik wel eens geweest, met<br />

Driek.'<br />

'Met Driek?' vroeg Wolf verbaasd.<br />

'Vorige winter hebben we mergelblokken gezaagd in de grotten. Toen<br />

ontdekten we een oude gang die op deze plaats uitkwam. Van hieruit durfden<br />

we niet verder. We zijn teruggegaan. We waren bang om te verdwalen. We<br />

wisten niet dat er zo dichtbij ook een uitgang was.'<br />

'Dat is maar goed ook. Als jullie die zouden hebben ontdekt, zou je dat<br />

zeker ook tegen je vader hebben verteld. Dan was deze plek niet meer veilig.'<br />

'De schutters zullen deze grot toch wel kennen', zei Goja. 'Als zij voor orde<br />

en veiligheid moeten zorgen, zullen ze toch ook wel de plekken weten te<br />

vinden waar mensen zich kunnen verbergen?'<br />

'Er durven maar weinig mensen in de grotten te komen', zei Mathijs. 'De<br />

laatste jaren zijn er mensen in de gangen verdwenen. Gewoon verdwaald in al<br />

die uitgehakte gangen en nooit meer gevonden. Ik denk niet dat de schutters<br />

hun leven wagen voor een vluchteling.'<br />

'En is er niemand die alle grotten kent?' vroeg Goja.<br />

'Nee. Zo iemand bestaat niet. De meeste grotten zijn vergeten. Vaak zijn<br />

de gangen ernaartoe ingestort of onvindbaar. Soms liggen de ingangen ver-


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

scholen achter struiken. Er zijn grotten waar in geen honderd jaar mensen<br />

binnen zijn geweest.'<br />

'Gelukkig dat jullie ons helpen', zei Marita.<br />

Mathijs vond het prettig om dat uit haar mond te horen. Hij was trots op<br />

wat ze gedaan hadden, maar hij had geen tijd om daar lang bij stil te staan.<br />

Goja spreidde dekens uit. Het was wel geen echt bed, maar ze konden in<br />

ieder geval slapen.<br />

'Jullie moeten je stilhouden', zei Mathijs. 'Wij gaan naar huis, maar mor­<br />

genvroeg kom ik jullie opzoeken, als ik met de koeien in het weiland ben.'<br />

'Jullie zijn moedig', prees Goja hen. 'Gelukkig dat er mensen zijn die ons<br />

willen helpen. Wij hebben vaak veel van de mensen te verduren. Als het<br />

ergens misgaat, krijgen wij altijd de schuld.'<br />

Op de tast verlieten de jongens de grot. Zo snel ze konden liepen ze het pad<br />

af, want aan de overkant van de Geul zagen ze een rij dansende lichtjes<br />

naderen. De lantaarns van de schutters, die al in de buurt van de ruïne waren.<br />

Om hen niet tegen het lijf te lopen, besloot Mathijs een andere weg terug<br />

te nemen. staken de Geul nog niet over, maar liepen een stuk langs de<br />

oever om dan pas naar de andere kant te waden.<br />

Nadat ze een Hink eind hadden doorgelopen en de beek al ver achter hen<br />

lag, zagen ze plotseling een man, recht voor hen uit. Een donkere figuur in de<br />

zwarte nacht. hielden hun pas in.<br />

'Een weerwolf', zei Mathijs zacht.<br />

'Ben je gek, het is gewoon een man.'<br />

'Zie je dan niet dat hij een wolven kop heeft?'<br />

'Dat lijkt maar zo, door de rand van zijn hoed.'<br />

Ook de man bleek op zijn hoede te zijn. Hij draaide zich met een ruk om.<br />

Met een paar passen stond hij voor hen.<br />

'Wat moeten jongens zo laat op straat?' hikte de man, die blijkbaar ook<br />

bang was. 'Horen jullie niet thuis te zijn? Waarom sluipen jullie als dieven in<br />

de nacht rond?'<br />

'We zijn door vader naar de vilder· gestuurd', loog Mathijs, snel een smoes<br />

verzinnend. 'Bij ons thuis is een koe gestorven. moet direct worden<br />

geslacht.'<br />

'Een vreemde vader die zijn kinderen zo laat over straat stuurt. Wel<br />

jammer, van die koe. Er gaan de laatste tijd veel runderen dood. Dat zal<br />

wel met die bokkenrijders te maken hebben.'<br />

77


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Ik denk het niet. Onze koe heeft te veel mals gras gegeten. Daar heeft ze<br />

een windbuik van gekregen. Haar maag is geknapt.'<br />

'Dat is mogelijk' , zei de man. 'Ga dan maar vlug verder, al zal de vilder niet<br />

blij zijn als hij jullie zo laat aan de deur vindt. Het is nog maar de vraag of je<br />

hem thuis treft. Hij houdt van drinken en dobbelen.'<br />

De man vervolgde zijn weg. Eenmaal uit het oog van de vreemde zetten de<br />

jongens het weer op een hollen. Maar het lopen ging niet meer zo goed. Ze<br />

waren hondsmoe. Mathijs voelde pijn in zijn zij. Steken. Door het lopen op<br />

natte sokken zwollen zijn voeten op. Zijn hielen leken te branden. kwamen<br />

pijnlijke blaren opzetten. Hij ging even zitten, trok zijn sokken uit en<br />

stopte ze in zijn broekzak.<br />

Plotseling zag hij in het donker de gedaante van een reus. Het monster<br />

hield zijn armen gespreid om hem op te vangen.<br />

'Ren voor je leven', schreeuwde hij tegen Wolf.<br />

'Ben je gek', zei Wolf droog. 'Je gaat toch niet op de loop voor een boom?'<br />

Mathijs haalde opgelucht adem. Hij had zich door zijn eigen angst laten<br />

beetnemen. In het donker zag hij spookgedaanten in de dingen om zich heen<br />

die hij niet kon herkennen.<br />

'Het wordt tijd dat we in bed komen', zei Wolf. 'We malen van vermoeidheid.'<br />

'Dat klopt. Ik heb nog nooit zoveel spoken op één dag gezien.'<br />

In de verte, in de richting van de Geul, zagen ze een groot vuur opgloeien.<br />

'Ze hebben de woonwagen in brand gestoken', zei Wolf.<br />

'Verschrikkelijk', zei Mathijs bitter. 'Je zou die lui moeten zien als hun<br />

eigen huis in brand werd gestoken door bezopen kerels.'<br />

Even later zagen ze de dansende lichtjes van de lantaarns en fakkels weer.<br />

De schutters waren op de terugweg. Ze gingen behoorlijk tekeer, zelfs van<br />

zover konden de jongens hen horen schreeuwen. Ze leken flink teleurgesteld<br />

over het feit dat de vogels waren gevlogen. Het deed Mathijs en Wolf goed<br />

dat ze de schutters deze streek hadden geleverd.<br />

'We mogen hier nooit over praten', zei Mathijs. 'Wat we hebben uitgevoerd<br />

moet voor altijd geheim blijven, anders komen wij zelf in de hoogste<br />

boom te hangen.'<br />

'Van mij zal nooit iemand iets horen. Ik zwijg als het graf.'<br />

Doodmoe kwamen ze thuis. De hond herkende hen en hield zich stil.<br />

Wolf verdween naar zijn kamertje boven de paardenstal. Snel kroop Mathijs


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

langs de trap van de hooischelf naar boven. De planken van de zolder kraak­<br />

ten.<br />

'Wie is daar ?' riep Driek slaperig.<br />

'Ik ben het.'<br />

'Waarom lig je niet in bed?'<br />

'Ik had honger. Ik heb een stuk brood gehaald.'<br />

Driek was gerustgesteld, maar het bleek dat hij heel licht sliep. Was hij ook<br />

bang voor bokkenrijders? Nu pas voelde Mathijs dat hij écht honger had.<br />

Maar hij durfde niet meer naar de keuken te gaan, bang dat de knecht weer<br />

zou roepen. Hij kroop in bed.<br />

Hoewel hij doodmoe was van alle spanningen, wilde hij wakker blijven om<br />

de thuiskomst van de schutters te horen.<br />

Nog geen kwartier later waren de mannen er al. Aan hun geschreeuw te<br />

horen waren ze erg boos. Ze dronken nog een glas bier om hun teleurstelling<br />

weg te drinken.<br />

Maar Mathijs was gelukkig. Hij wist dat Marita en haar ouders in veilig­<br />

heid waren. Tevreden viel hij in slaap.<br />

79


12<br />

'Hé, word wakker, luilak!' Driek schudde Mathijs door elkaar. Slaperig<br />

opende hij zijn ogen. Hij zag Driek naast zijn bed staan.<br />

'Het is nog middernacht', kreunde Mathijs met een stem die uit een<br />

grafkelder leek te komen. 'Ik wil nog slapen.'<br />

'Je bedoelt dat het al bijna middag is. Bertha, Anna en Jacoba staan al een<br />

tijd op je te wachten.'<br />

om.<br />

'Die koeien mogen wel een keertje wachten.' Mathijs draaide zich nog eens<br />

'Wat jullie toch allemaal mankeert vandaag', zei Driek bars. 'We zijn uren<br />

later dan normaal. Van je vader kan ik dat begrijpen. Die heeft minstens een<br />

vat bier leeggedronken. Maar jij bent toch niet ziek?'<br />

'Nee. Ik moest al vroeg naar bed.'<br />

'Dan zul je wel stiekem bier hebben gedronken toen je vannacht bent<br />

opgestaan om brood te halen. Laat dat zuipen maar aan de schutters over.'<br />

Bij het horen van het woord 'schutters' zat Mathijs onmiddellijk rechtop.<br />

De schutters ! Ineens wist hij alles weer.<br />

Hij vloog uit bed. Hij moest er meteen met de koeien op uit. Hij wilde zo<br />

vlug mogelijk naar de grotwoning gaan, want hij moest ervoor wrgen dat de<br />

mensen daar te eten kregen. Hij wu brood en worst meenemen, wnder dat<br />

zijn moeder het merkte. Melk had hij genoeg. Een paar uur nadat de koeien<br />

waren gemolken, gaven ze wel weer een paar liter.<br />

Haastig trok hij zijn kleren aan, zag Driek niet eens meer en holde naar<br />

beneden.<br />

'Wat is er met jou aan de hand?' riep de knecht hem verbaasd na. 'Eerst wil<br />

jij je bed niet uit en ineens begin je te rennen!' Hoofdschuddend liep hij<br />

achter Mathijs de trap af.<br />

Wolf zat al een bord pap leeg te lepelen.<br />

'J e ziet wie de meeste honger heeft', grapte moeder. 'Ons nieuwe knechtje<br />

zit het eerst aan tafeL'<br />

Vader kwam binnen. Hij zag wat witjes en had kleine oogjes.<br />

80


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Ik zie het al', zei Mathijs. 'Schuttersbier is schuttershoofdpijn.'<br />

'Schutters zijn zuiplappen', zei Miene. 'Ik had handen te kort.'<br />

'Die schutterij bestaat alleen maar voor het drinken', zei moeder misprij­<br />

zend. 'De hele voorraad bier die de brouwer gebracht heeft is op.'<br />

'Goed dat de brouwer ook wat verdient', zei vader. 'Tenslotte vergaderen<br />

we niet elke dag bij ons thuis. Gisteren was het toevallig mijn beurt om<br />

gastheer te spelen. Wat maken die paar tonnetjes bier nou uit. Wat zouden<br />

Valkenburg en De Heek zijn zonder een eigen schutterij ? Wie zou ons<br />

moeten verdedigen?'<br />

'Verdedigen', hoonde moeder. 'De bokkenrijders trekken zich van jullie<br />

niet veel aan. Dat volkje komt rustig terug, schutters of geen schutters.'<br />

'Dronken schutters kunnen niet schieten', zei Driek, aan tafel schuivend.<br />

'Ze schieten hun geweren leeg naar de sterren. Daarom hebben de bokkenrij­<br />

ders geen spat angst voor hen.'<br />

Vader had het zwaar te verduren. Niemand had medelijden met zijn<br />

pijnlijke hoofd en ze hielden hem nog voor de gek ook.<br />

'Als ik vragen mag,' zei de knecht, 'het was gisteravond erg rumoerig. Wat<br />

hebben de schutters uitgevoerd?'<br />

'We wilden een bokkenrijder te pakken nemen. Helaas was de vogel<br />

gevlogen.'<br />

'Welke bokkenrijder? Ken ik hem ?'<br />

'Een zigeuner die met zijn woonwagen bij Geulhem stond. Hij moet<br />

onraad hebben geroken. 'sAvonds was hij nog gezien. Toen wij kwamen<br />

was hij ervandoor.'<br />

'Van wie wisten jullie dat hij een bokkenrijder was ?' vroeg Driek.<br />

'Alle zigeuners zijn bokkentijders' , zei vader fel. 'Laatst nog hebben ze er in<br />

Hoensbroek een paar opgeknoopt.'<br />

'Dat kunnen jullie wel zeggen, maar had iemand bewijzen?'<br />

'Bij de overval op de boerderij van Hansen hebben ze een donkere man<br />

gezien. Iemand met ravenzwart haar. Hier heeft niemand zulk zwart haar.'<br />

'Toch zijn er veel mensen met zwart haar', zei Driek. 'Als je die allemaal<br />

wilt ophangen, moet je de helft van de wereldbevolking opknopen.'<br />

'Ik hoor het alweer', bromde vader nijdig. 'Jij bent het niet met ons eens.'<br />

'Zo is het. Schutters zouden hun verstand moeten gebruiken. Wat jullie<br />

gisteravond gedaan hebben, is feitelijk niets anders dan wat bokkenrijders<br />

doen.'<br />

81


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Hoezo ?' Vader keek Driek verbaasd aan.<br />

'Als mensen het recht in eigen hand nemen, zijn ze nooit beter dan<br />

bokkenrij ders', zei Driek nijdig. 'Nog erger is dat jullie kleine lieden over­<br />

vallen, zoals zo'n zigeuner. Dat is zelfs de bokkenrijders te min.'<br />

Daar kreeg vader zijn vet. Op die laatste beschuldiging wist de schutters­<br />

kapitein geen antwoord.<br />

Driek stond op van tafel en liep naar buiten, zonder te hebben gegeten.<br />

'Driek kan rake dingen zeggen', zei moeder. 'Maar waarom neemt hij het<br />

altijd voor de bokkenrijders op ?'<br />

'Hij neemt het niet voor hen op', zei Mathijs. 'Die zigeuner is geen<br />

bokkenrijder .'<br />

'Ken jij die zigeuner ook al?' vroeg vader.<br />

'Ik heb die wagen zien rijden.' Mathijs besefte dat hij zich versproken had.<br />

'Die lui vroegen me de weg. Het waren aardige mensen. Ze zagen er niet als<br />

misdadigers uit.'<br />

Hij at zijn bord pap leeg en smeerde een dikke snee roggebrood met<br />

reepjes spek en stroop.<br />

Miene liet een stukje brood met boter vallen. Ze bukte zich om het op te<br />

rapen.<br />

'Als het brood met de boter omhoog valt, krijg je bezoek', zei moeder.<br />

'Maar als het brood met de boter naar beneden valt, krijg je later een knappe<br />

echtgenoot.'<br />

'Zo knap is die Peter toch niet', zei Mathijs plagerig.<br />

'Pestkop', zei Miene.<br />

'Wat moet ik vandaag doen?' vroeg Wolf.<br />

'Je mag mij helpen', zei vader. 'Ik zal je wijzen hoe alles hier reilt en zeilt.'<br />

'Met zo'n hoofdpijn kunt u best een beetje hulp gebruiken', sneerde<br />

Mathijs.<br />

Met een boterham in de hand liep hij naar de stal. De koeien verwelkom­<br />

den hem met geloei. Het was net alsof ze hem wilden zeggen dat het knap laat<br />

was geworden en dat ze honger hadden. Hij knoopte de dieren los en stak een<br />

stuk touw bij zich, om hen in het weiland vast te zetten.<br />

Toen srond hij als aan de grond genageld. In de stal van Diekerd stond het<br />

paard van Goja. De schutters hadden het dier gespaard, maar waarom was<br />

het hier ?<br />

De koeien sjokten naar de drinkbak. Driek was al bij de put en borstelde


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Diekerd. Mathijs aaide het dier over het hoofd.<br />

'Heb je het paard van de zigeuner gezien ?'<br />

'Hebben ze dat van hem gekocht ?' vroeg Driek.<br />

'Niet gekocht maar gestolen.'<br />

Vader kwam naar buiten en liep naar de schuur. En weer terug. En weer<br />

naar de schuur. Blijkbaar voelde hij zich niet op zijn gemak. Hij was ge­<br />

schrokken van wat Driek over de schutters had gezegd en hij leek zich nu te<br />

schamen. Hij pakte de kruiwagen, sjouwde er een eind mee en zette hem<br />

weer terug.<br />

'Vandaag ga je met het paard naar de hoefsmid', riep hij tegen Driek.<br />

'Welk paard? Ons paard of het paard dat jullie hebben gestolen ?'<br />

'Het is niet gestolen. Die zigeuner heeft het achtergelaten.'<br />

'Als hij voor zijn leven heeft moeten lopen, zal hij niet veel hebben kunnen<br />

,<br />

meenemen.<br />

'Driek, je moet je niet met de zaken van de schutters bemoeien', riep vader<br />

kwaad. 'Wij bestrijden de bokkenrijders zoals wij denken dat wij dat moeten<br />

doen.'<br />

'Ik zwijg al', antwoordde Driek.<br />

'Het gaat de goeie kant op', grinnikte Mathijs. 'Vader wil ons paard op­<br />

nieuw laten beslaan. Dat betekent dat hij hem voorlopig niet weg wil doen.'<br />

'Ik was al bang dat hij een nieuw paard had gekocht', zei Driek.<br />

'Hij wil een wit voetje bij je halen. Hij voelt zich in zijn hemd gezet door<br />

wat jij aan tafel zei. Hij beseft nu ook dat de schutters dom hebben ge­<br />

handeld, ook al zal hij dat niet toegeven.'<br />

'Als die schutters te veel bier hebben gedronken, worden ze overmoedig.<br />

Maar echt lef hebben ze niet. Als ze de moed hadden om dieven te pakken,<br />

dan zouden ze naar de kroegen in Valkenburg gaan om er daar een aantal in<br />

de kraag te vatten. De cafés zitten vol met lieden die genoeg geld hebben om<br />

te drinken en te dobbelen. En hoe die aan dat geld komen?'<br />

'Denk je dat het bokkenrijders zijn?'<br />

'Niet elke diefhoeft een bokkenrijder te zijn. Ik ken een kerel die als knecht<br />

bij een boer op straat is geschopt, omdat hij te lui was om te werken.<br />

Sindsdien heeft hij geen steek meer uitgevoerd, maar elke dag hangt hij<br />

de rijke heer uit in de kroegen.'<br />

'Weet de schout dat dan niet ?'<br />

'Natuurlijk weet die dat wel, maar hij is bang voor echte misdadigers. De


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

mannen van de wet zijn bang door de bendes aangepakt te worden als ze<br />

werkelijk tegen hen optreden. Daarom pakken ze de kleine overtreders oflui<br />

die zich niet kunnen verweren, zoals de Waal. Zo proberen ze hun gezicht te<br />

redden en houden ze de schijn op iets tegen de misdaad te ondememen.<br />

Maar ze zouden die dronkelappen in de kroegen eens goed aan de tand<br />

moeten voelen, dan zou men vlug meer over de inbraken van de laatste tijd<br />

weten dan die flauwe verhaaltjes over bokkenrijders die door de lucht vlie­<br />

gen.'<br />

'Waarom zijn de soldaten dan hier? Die hebben ze toch gestuurd om de<br />

bendes aan te pakken ?'<br />

'Dat men dat soort lieden soldaten durft te noemen', zei Driek misprij­<br />

zend. 'Het zijn boeven in soldatenpakken. Ze zijn net zo erg als het geboefte<br />

dat ze moeten bestrijden. Het zou me niet verbazen als ze met de bendes<br />

samenwerken.'<br />

Driek leidde het paard de stal uit en vertrok naar de hoefsmid.<br />

Het viel Mathijs op dat zijn vader op en neer bleef lopen tussen de stal en<br />

het woonhuis. Zo nerveus had hij hem nog nooit gezien. Kwam dat door het<br />

gestolen paard ? Toen vader weer in de stal was, liep Mathi js naar het raam en<br />

gluurde naar binnen. Het werd hem koud om het hart. Hij zag dat vader een<br />

bos stro van een kist schoof, de kist met de messen en scharen die Mathijs een<br />

dag eerder in de woonwagen van Goja had gezien. Dat spul hadden de<br />

schutters dus ook meegepikt. Ze gedroegen zich net zo misdadig als de<br />

dieven die ze bestreden. Wat zouden ze met die voorraad scharen en messen<br />

doen?<br />

Hij wilde Bels losmaken om naar het weiland te vertrekken, maar hij<br />

bedacht zich. De hond zou de zigeuners op het spoor kunnen komen. Dat<br />

zou nodeloos de aandacht op hen vestigen. Door zijn waakzaamheid zou hij<br />

ze kunnen verraden.<br />

Bels rukte aan de ketting. Hij begreep niet waarom hij niet mee mocht.<br />

Mathijs had met hem te doen, maar hij moest hard zijn.<br />

'Zorg jij vandaag voor Bels', zei hij tegen Wolf, die juist naar buiten kwam<br />

en samen met Miene een plank vol verse vlaaien naar het bakhuis in de tuin<br />

droeg.<br />

'Ik zorg dat hij niets te kort komt.'<br />

In de keuken smeerde Mathijs zijn boterhammen. Hij was alleen. Moeder<br />

was al naar de markt vertrokken. Miene was bij de broodoven en vader was in


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

de schuur. Vlug stak hij een half roggebrood en een stuk worst in zijn<br />

knapzak. Fluitend, alsof er niets aan de hand was, liep hij terug naar de<br />

koeien. Brood, worst en melk, de vluchtelingen zouden niet verhongeren.<br />

Buiten was Miene druk bezig het brood uit de oven te halen, dat ze er<br />

eerder die ochtend in had gelegd. Zes grote broden lagen dampend op de<br />

bakplaat. Eén brood was een beetje aangebakken.<br />

'Als je niet beter brood leert bakken, zul je nooit een man vinden die met je<br />

wil trouwen' , plaagde Mathijs. Hij brak een aangebrand korstje af en stak het<br />

in zijn mond. Zo'n hete korst was erg lekker.<br />

'Als mijn brood niet goed is, snap ik niet dat jij het lust.'<br />

'Gebarsten brood brengt ongeluk', zei Mathijs, bedenkelijk kijkend naar<br />

een brood dat was opengebakken.<br />

'Hoe kom je daarbij ?'<br />

'Dat zegt moeder vaak.'<br />

'Och wat, bijgeloof.'<br />

'Zorg er toch maar voor dat moeder dat brood niet te zien krijgt. Ze gooit<br />

het zeker weg.'<br />

'Wat kan er bij ons dan misgaan ?'<br />

'Dat weet ik ook niet. We moeten in ieder geval voorzichtig zijn, zodat we<br />

de rampspoed niet nodeloos over ons afroepen.'<br />

'Je lijkt de pastoor weL'<br />

Terwijl Mathijs met de koeien op weg ging, zag hij Wolf en Bels naar de<br />

boomgaard rennen. De hond was zo blij met zijn nieuwe vriend dat hij niet<br />

eens in de gaten had dat Mathijs zonder hem vertrok.<br />

Toen hij langs het huis van Hansen kwam, zag hij dat de beroofde boer<br />

zich alweer met behulp van krukken kon voortbewegen. Hansen knapte snel<br />

op. De knechten waren druk bezig met de voorbereidingen voor de bouw<br />

van een nieuwe schuur. Een paar mannen sleepten met een driespan van<br />

paarden bomen uit het bos. Op de hem eigen brute manier gaf Hansen zijn<br />

knechten aanwijzingen. Binnen korte tijd zou er weer een grote schuur<br />

achter zijn huis staan. Waarschijnlijk een nog groter gebouw dan het vorige.<br />

Hansen had er alles voor over om te laten zien dat hij de rijkste boer van De<br />

Heek was.<br />

Mathijs keek even binnen bij Lowie. Niemand te zien. Waarschijnlijk lag<br />

Bosch zelf nog in bed. Was Lowie al naar het land? Hij haalde Eva uit de stal.<br />

Zoals gewoonlijk kuierde ze vanzelf met Bertha, Anna en J acoba mee.


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Onderweg haalde hij zijn moeder in, die met een korf boter en eieren naar<br />

de markt in Valkenburg ging.<br />

'Hoeveel verdienen we aan die boter en die eieren ?' vroeg Mathijs.<br />

'Als we geluk hebben twintig stuivers.'<br />

'Dat is veel', zei hij bewonderend.<br />

'Dat lijkt veel. Heb je er wel eens aan gedacht hoe hard we ervoor moeten<br />

werken ? Om deze korf vol te krijgen, zijn we allemaal de hele week in touw.'<br />

'Zo rijk als Hansen zullen we nooit worden.'<br />

'Dat hoeft ook niet', zei moeder. 'Hoe meer geld, hoe meer zorgen.'<br />

Bij een viersprong van wegen, net voor Valkenburg, ontmoette moeder een<br />

paar andere vrouwen die ook met hun waren naar de markt gingen. Al<br />

pratend liep het groepje boerinnen samen op. Zonder haast. Zelfs de luie<br />

koeien liepen harder.<br />

86


13<br />

In de straat, vlak bij de bakkerij, stond de kar van Jan Parant. De scharensliep<br />

uit Heerlen sleep niet alleen scharen en messen, hij verkocht ook nieuwe<br />

exemplaren.<br />

'Je treft het jongen', zei Jan, die zag dat Mathijs voor zijn uitstalbak bleef<br />

stilstaan. 'Ik heb mooie messen te koop. Ik heb pas mijn voorraad aange­<br />

vuld.'<br />

Mathijs pakte een mooi groot mes uit de bak. Het had een heft van been en<br />

was vlijmscherp.<br />

'Dit zou ik graag willen hebben.'<br />

'Yoor geld is alles te koop', spotte de scharensliep. 'Dit is een duur exem­<br />

plaar. Gewoonlijk verkoop ik dit soort messen alleen aan bokkenrijders.'<br />

'Als u messen aan bokkenrijders verkoopt, weet u dus ook wie de bok-<br />

kenrijders zijn.'<br />

'Wie weet dat dan niet?'<br />

'De drossaard weet het blijkbaar niet.'<br />

'De drossaard speelt voor blindeman', gromde Jan. 'Ik vertel je, jongen, in<br />

dit land wordt iedereen die geen brood op de plank heeft, noodgedwongen<br />

een bokkenrijder.'<br />

'U denkt er net zo over als Driek.'<br />

'Wacht maar. Ik ben al oud, maar jij, jongen, jij zult het nog meemaken<br />

dat de wereld er anders uit gaat zien. Het zal niet lang meer duren voordat de<br />

lieden die nu de grootste huizen en de dikste buiken hebben aan de bomen<br />

zullen hangen. Wij worden de baas.'<br />

'Wij ? Wie zijn wij ?'<br />

'De gewone mensen', zei de scharensliep vol vuur. 'De mensen zonder<br />

geld. Eens zullen ze dat rijke gespuis de strot afsnijden.' Hij hield een mes zo<br />

dreigend voor zich uit dat het leek alsof hij nu al met dat karwei wilde<br />

beginnen.<br />

Een paar mannen die hadden gehoord wat de scharensliep had gezegd<br />

kwamen bij hen staan. Binnen een paar tellen was er een levendig gesprek aan


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

de gang. De een zag wel wat in de woorden van de scharensliep, de ander<br />

geloofde niet dat de wereld ooit zou veranderen.<br />

'De pastoors, de baronnen en de schouten zullen aan deze bomen ben­<br />

gelen', sprak de scharensliep, terwijl hij met zijn mes zwaaide om zijn betoog<br />

kracht bij te zetten. 'Let op mijn woorden. Het duurt niet meer lang.'<br />

Mathijs wist niet wat hij ervan denken moest. Was Jan ook een bokken­<br />

rijder ? Dan zou ook Driek een bokkenrijder kunnen zijn. Driek uitte de­<br />

zelfde meningen, al was hij minder fel. Jan Parant liep heel wat meer gevaar<br />

door zijn mening zomaar op straat te verkondigen. Daar had je lef voor<br />

nodig.<br />

Peinzend liep Mathijs verder. Hij schrok van het hoofd van Peter dat uit<br />

het kelderraam van de bakkerij opdook. De bakkersknecht zat van top tot<br />

teen onder het meel.<br />

'Dag dromer', groette Peter.<br />

'Dag engel.'<br />

'En? Wat heeft Miene gezegd?' vroeg Peter, het meel uit zijn gezicht<br />

blazend.<br />

zei dat je nog maar een snotneus was.'<br />

'Dat lieg je!'<br />

'Pas maar op, er zijn meer jongemannen die haar aardig vinden.'<br />

'Vanavond kom ik naar jullie toe', zei Peter. 'Dan hoor ik wel hoe het zit.'<br />

'Ik zou dat maar laten. Vader houdt Miene binnen als hij weet dat jij<br />

komt.'<br />

'Hij is niet eens haar vader.'<br />

'Dat niet, maar hij heeft haar ouders beloofd dat hij goed op haar zou<br />

passen. Hij let nog beter op haar dan wanneer ze zijn eigen dochter was.'<br />

'Jij zou wel iets voor mij kunnen doen.'<br />

'Voor een stuk vlaai doe ik alles.'<br />

'Ik weet dat de meisjes uit De Heek vanavond bij boer Henkels samen­<br />

komen. De jongemannen zullen daar dan ook wel bij willen zijn. Als ze hoort<br />

dat ik daar ben, gaat ze er misschien met haar spinnewiel naartoe.'<br />

'Goed. Ik zeg haar dat jij vanavond op de spinning" komt.'<br />

'Als je dat wilt doen, heel graag!'<br />

'En waar blijft mijn vlaai ?'<br />

'Vandaag heb je pech. We hebben nog geen vlaai gebakken. Maar ik<br />

verzeker je, als ik Miene vanavond te zien krijg, is er morgen voor jou<br />

88


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

een flink stuk vlaai.' Peter gooide hem een dikke boterkoek toe. 'Hier heb je<br />

iets als troost.'<br />

'Die baas van jou heeft niet netjes gehandeld door Wolf weg te sturen. Net<br />

voor het donker en na een dag werken.'<br />

'Ik kon er niets aan doen. Ik heb het hier niet voor het zeggen. Ik heb mijn<br />

best voor hem gedaan. Waar is hij nu?'<br />

'Voorlopig blijft hij bij ons:<br />

'Gelukkig. Hij is het waard een goed thuis te hebben.'<br />

Mathijs vond zijn koeien erug bij de dorpspomp. Een paar jongens zaten<br />

op de rand van de waterbak. Een van hen, Joep Knarren, was leerling bij de<br />

smid waar Driek met het paard naartoe moest. Joep woonde ook in De Heek.<br />

Hij was een zoon van een keuterboer die weinig grond maar veel kinderen<br />

had. Geen van zijn jongens zou boer kunnen worden. Daarom leerden ze<br />

allemaal een ambacht.<br />

'Vanmiddag worden die bokkenrijders gehangen', wist Joep. 'Geerlingh<br />

Jansen en Daniël Schiks. Mijn baas moet nieuwe duimschroeven" maken.<br />

Die Geerlingh was zo bikkelhard dat de beul het vorige stel duimschroeven<br />

op hem kapot heeft gedraaid.'<br />

'Ik zou me schamen om geld te verdienen aan folterwerktuigen', zei<br />

Mathijs.<br />

'Mijn baas maakt alles wat men bij hem bestelt. De Spaanse laarzen die de<br />

beul heeft gebruikt, heeft hij ook gesmeed. Nu maken we de kooi waarin de<br />

bokkenrijders door het dorp worden gereden voordat ze worden gehangen.'<br />

'Walgelijk. Ik ga niet kijken.'<br />

'Ik weL Ik heb zoveel over die moordenaars gehoord dat ik wil zien hoe die<br />

lui zich gedragen als ze er zelf aan gaan.'<br />

Mismoedig vervolgde Mathijs zijn weg. Hij vond het niet nodig om de<br />

gemartelde mannen te zien, vooral omdat hij de jongste van de twee kende.<br />

Daniël Schiks had tot vorig jaar bij een boer in Valkenburg gewerkt. Hij was<br />

pas achttien jaar. Volgens het vonnis zou hij verschillende malen op de uitkijk<br />

hebben gestaan bij overvallen van de bokkenrijders. Uit angst voor de mar­<br />

telingen had hij alles bekend wat hem ten laste was gelegd, nog voor hij<br />

Spaanse laarzen, duimschroeven of wipgalg" had gezien. Daarom twijfelden<br />

veel mensen eraan of Daniël wel schuldig was, want bokkenrijders hielden<br />

hun mond, al kostte het hun de kop.<br />

Mathijs wist dat de Waal, die ook in de kerker onder het raadhuis zat,


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

hetzelfde lot boven het hoofd hing. De drossaard liet hem pijnigen tot hij<br />

alles zou toegeven waarvan hij beschuldigd werd, of hij het begreep of niet.<br />

Zijn weg vervolgend zag hij dat een paar rakkers de oploop, die rond<br />

scharensliep Jan Parant was ontstaan, uit elkaar joegen. De heren van het<br />

gezag hielden niet van samenscholingen waar over politiek werd gesproken.<br />

Schout en schepenen hadden niet graag ontevreden geluiden over het bestuur.<br />

Kritiek op hen gingen ze zo veel mogelijk tegen, desnoods door geweld<br />

te gebruiken.


14<br />

Duurde de tocht met de koeien gewoonlijk allang, op deze ochtend stonden<br />

ze steeds maar weer stil om naar een pluk gras te happen of de vliegen rond<br />

hun kop te verjagen.<br />

Zoals gewoonlijk lag de ruïne van de geplunderde boerderij er verlaten bij.<br />

Mathijs dacht na over de gewelddadige ontmoeting die ze in de afgelopen<br />

nacht met de tinnegieter hadden gehad. Zou Lei hun gezamenlijke geheim<br />

goed bewaren ? Kletste hij niet tegen anderen over het gouden beeldje van de<br />

bok dat ze samen hadden gevonden?<br />

Eindelijk bij het weiland aangekomen, bond hij de koeien met hun hal­<br />

sters bijeen, zodat ze niet van elkaar konden afdwalen.<br />

Schijnbaar op zijn gemak kuierde hij een rondje om het weiland. Hij wilde<br />

er zeker van zijn dat er niemand in de buurt was die hem kon bespieden, maar<br />

in geen velden of wegen was een mens te bekennen.<br />

Snel waadde hij door de beek en klom over het steile paadje naar de grot.<br />

Vo or de ingang wachtte hij even en spiedde rond. Hij luisterde. Niets.<br />

Geen gevaar. Ook binnen hielden ze zich goed stil.<br />

'Oehoe !' riep hij, de schemerige gang in lopend. 'Ik kom eraan.'<br />

In de grot was het donker. Een paar spaarzame stralen licht vielen uit<br />

smalle trechters in het steendak. De natte wanden weerkaatsten het zwakke<br />

schijnsel. Langzaam raakten zijn ogen gewend aan het duister.<br />

Marita kwam hem tegemoet met een kaars.<br />

'Er kwam haast geen eind aan het wachten', zei ze opgelucht. 'Kunnen we<br />

nu weg ?'<br />

'Nog niet.' Mathijs vond het jammer dat hij haar moest teleurstellen. 'Het<br />

is nog te gevaarlijk. '<br />

'Hoe is het met het paard?' was het eerste wat Goja wilde weten. 'En de<br />

wagen?'<br />

'De schutters hebben het paard en het gereedschap gestolen. De rest<br />

hebben ze verbrand.'<br />

91


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Marita en haar moeder begonnen te huilen.<br />

'We zijn alles kwijt', zei Goja woedend. 'Hoe moeten we verder zonder<br />

paard en wagen?' Mathijs was zo beschaamd over het feit dat het paard bij<br />

hen thuis in de stal stond en ook dat bet gereedschap bij hen verborgen was,<br />

dat hij er zijn mond over hield.<br />

'Jullie moeten wachten tot het weer rustig is in de streek. Dat zal een paar<br />

dagen duren. Het kan je de kop kosten als ze jullie zien.'<br />

We hebben niemand iets misdaan !' riep Marita kwaad. 'We hoeven ons<br />

toch niet als misdadigers te gedragen!'<br />

'Er worden wel meer lui gehangen die niets misdaan hebben. Als de heren<br />

van het gerecht je van misdaad verdenken, is het al haast niet meer mogelijk<br />

om aan de galg te ontsnappen. Vandaag is het extra gevaarlijk. De drossaard,<br />

de heren van de rechtbank en de beul zijn in Valkenburg.'<br />

'Juist die lui zouden ons moeten beschermen', zei Goja.<br />

'Reken daar maar niet op. De drossaard is genadeloos. Driek, onze knecht,<br />

zegt dat hij zelf de grootste misdadiger uit het Land van Valkenburg is.'<br />

'Waarom is de beul in de stad ?'<br />

'Vanmiddag worden twee bokkenrijders gehangen.'<br />

'Afschuwelijk', huiverde Marita.<br />

'Uit alle plaatsen in de buurt komen de mensen kijken. Een hangpartij<br />

wordt drukker bezocht dan de kermis.'<br />

'Dan had ik daar juist vandaag wat kunnen verdienen met mijn handeltje',<br />

zei Goja cynisch.<br />

'U denkt toch niet dat ik daarbij had willen zijn', zei Marita.<br />

Mathijs haalde het brood en de worst van onder zijn kiel tevoorschijn. Blij<br />

namen ze het eten aan.<br />

'J e zorgt goed voor ons', prees Marita.<br />

Mathijs glom van voldoening.<br />

'Ik moet terug naar de koeien. Over een paar uur kom ik terug met verse<br />

melk.' Hij nam een kan mee en verliet de grot.<br />

Hij was net op tijd terug. In de verte zag hij zijn vader aankomen met Bels.<br />

Vlug verborg hij de kan tussen de struiken en maakte de touwen van de<br />

koeien los, zodat ze vrij konden grazen. Vader mocht niet weten dat hij de<br />

koeien alleen had gelaten. Daar had hij een hekel aan, vooral omdat er steeds<br />

vaker koeien werden gestolen, zelfs op klaarlichte dag. Soms werden ze<br />

brutaalweg in het weiland geslacht. Of bokkenrijders dat deden? Volgens


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Driek kwam dit soort veedieven uit steden als Maastricht, Luik en Aken,<br />

waar de laatste jaren meer armoe was ontstaan.<br />

Door de elkaar opvolgende oorlogen zakte de handel ineen en draaiden de<br />

werkplaatsen in de steden steeds slechter. Veel mensen kwamen zonder geld<br />

te zitten.<br />

'Ik heb Bels meegebracht', zei vader. 'Had je hem vergeten?'<br />

'Hij was bij Wolf toen ik vertrok.'<br />

'Ik kom eens kijken hoe het weiland erbij staat.' Vader lichtte zijn pet op en<br />

veegde het zweet van zijn voorhoofd. 'Het gras mag niet tot de bodem<br />

worden afgevreten, dan gaan de wortels kapot. Je kunt de komende dagen<br />

beter naar het weiland in Haasdal gaan. Dat ligt er nog heel groen bij.'<br />

'Er is hier nog genoeg gras voor een hele week. Langs de beekkant staat het<br />

hoog. Ik zal de koeien daar zo veel mogelijk laten grazen.'<br />

'Ik dacht dat jij liever naar Haasdal zou gaan', zei vader wat verbaasd. 'Dat<br />

is niet zo ver van huis. Ik hoor je vaak klagen over de afstand naar hier.'<br />

'Hier kan ik vissen tijdens het koeien hoeden. Gisteren heb ik drie forellen<br />

uit de beek gehaald.'<br />

'Daar heb ik aan tafel niets van gezien.'<br />

'Ik heb ze gestoofd op een vuurtje.'<br />

'Jij weet wat lekker is. Nu snap ik waarom je soms geen honger hebt.'<br />

'We moeten zuinig zijn met het gras', zei Mathijs zo rustig mogelijk, terwijl<br />

hij de koeien naar de beekkant dreef. 'Het gras in Haasdal kan beter nog een<br />

week gtoeien.'<br />

'Je begint als een boer te denken.'<br />

Onbedoeld haalde Mathijs een pluimpje binnen. Natuurlijk zou hij in<br />

gewone omstandigheden liever met de koeien naar Haasdal gaan, maar nu<br />

wilde hij koste wat kost met de koeien naar het weiland aan de Geul, totdat<br />

het probleem met de zigeuners was opgelost.<br />

Vader had een paar zomerappels meegebracht.<br />

'Ik wist niet dat die al rijp waren', zei Mathijs.<br />

'Kom jij dan nooit in de boomgaard?'<br />

'Wanneer heb ik daar tijd voor? Van de vroege ochtend tot de late avond<br />

ben ik met de koeien op pad:<br />

'Ach, arme jongen.'<br />

'Ik beklaag me niet.'<br />

93


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Driek heb ik de meeste grotten van Valkenburg bezocht. Ondergronds zijn<br />

heel mooie plekjes.'<br />

'Kun je me zo' n mooie plek laten zien ?' vroeg Marita.<br />

'Kom maar mee.'<br />

95


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Het is maar een vleermuis', zei Mathijs. 'Hij is van ons geschrokken en<br />

zoekt nu een ander plekje.'<br />

Mathijs liet de kaars in een spelonk schijnen. Aan een uitstekend <strong>deel</strong> van<br />

de wand hingen bosjes vleermuizen.<br />

'Net aapjes', zei Marita.<br />

'Overdag hangen ze te slapen. Als het donker is, vliegen ze naar buiten<br />

door de gaten waardoor overdag licht binnenvalt. Bange mensen zeggen dat<br />

het heksen zijn die zich veranderd hebben in vleermuizen. Maar je hoeft geen<br />

angst voor ze te hebben. Ze doen niets.'<br />

'Ik ben niet bijgelovig.'<br />

'Ik ook niet. Maar toch, als je de verhalen over geesten en spoken hoort<br />

zoals Driek ze vertelt, dan zou je hier niet meer om je heen durven kijken van<br />

angst. Vooral in de winter, als we 's avonds rond de haard zitten en het buiten<br />

stormt en hagelt, weet hij ook mij bang te maken. Vaak ben ik bevend van<br />

angst naar bed gegaan, ook al wist ik dat het maar verhaaltjes waren.'<br />

'Als je niet in geesten gelooft, geloof je dan wel in engelen en duivels ?'<br />

'Dat is een moeilijke vraag. De pastoor preekt er zo vaak over dat je er wel<br />

in moet geloven. Van al die verhalen over hemel en hel zal toch wel iets waar<br />

zijn?'<br />

'Mijn vader gelooft nergens in.'<br />

'En jij ?'<br />

'Ik ben net als mijn moeder. Ik geloof van alles een beetje.'<br />

Ze struikelde ergens over.<br />

'Daar heb je de straf al voor je ongeloof', zei Mathijs. Hij hield de kaars bij<br />

het voorwerp. Geschrokken keken ze in de holle ogen van een doodskop. Het<br />

skelet moest er al lang hebben gelegen. Een paar repen stof herinnerden aan<br />

kleren. Naast de botten lag een verroest geweer. Was de dode een soldaat<br />

geweest die in de grotten was verdwaald? Of een stroper die onderdak had<br />

gezocht bij noodweer?<br />

'Dit is een van die dolende zielen', zei Mathijs. 'Hij heeft de weg naar<br />

buiten niet meer terug weten te vinden en is van uitputting gestorven.'<br />

'Wat ellendig om hier van honger te moeten sterven.'<br />

'Hij zal niet helemaal alleen zijn geweest. De ratten hebben hem gezelschap<br />

gehouden.'<br />

'Wat eng. Laten we teruggaan.'<br />

Door een wirwar van gangen kwamen ze terug in de ruimte waar de<br />

anderen waren.<br />

97


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Bij het licht van een kaars sneed Goja een portret uit in de zachte wand van<br />

mergelsteen. Het leek op de kop van de aap.<br />

'Als we hier weg zijn, heb ik voorgoed mijn merkteken achtergelaten', zei<br />

hij. 'De aap is voor mij het symbool van reizend handelsvolk. Heb je toevallig<br />

nog iets gehoord over andere zigeuners hier in de buurt?'<br />

'Niets.'<br />

'Ik hoop de anderen van onze groep terug te vinden.'<br />

'Ook als ze naar alle windrichtingen zijn getrokken ?' vroeg Mathijs.<br />

'Vroeg of laat krijgen we alles over hen te horen. Dat weet ik zeker. Alle<br />

reizende handelslieden vertellen alles over elkaar aan elkaar door.'<br />

'Ik moet terug', zei Mathijs. 'Ik kan de koeien niet lang alleen laten. Als er<br />

iets met ze misgaat, breekt de hel los. Morgenvroeg kom ik weer:<br />

'Hoelang moeten we hier blijven ?' vroeg Marita.<br />

'Misschien een paar dagen.'<br />

'Zigeuners zijn aan vrijheid gewend. We moeten ruimte om ons heen<br />

hebben.'<br />

Ze liep met hem mee naar de uitgang. Ze hoorden dat Goja een lied begon<br />

te zingen. Het klonk droevig. Mathijs verstond er geen woord van.<br />

'Versta jij wat hij zingt ?'<br />

'Hij zingt in onze taal. Het is een lied over het lot van de zigeuners. Elke<br />

keer als hij het zingt, maakt hij er nieuwe woorden bij. Nu zingt hij over onze<br />

stam die wij zijn kwijtgeraakt bij de vlucht uit Pruisen. Hij is bang dat hun<br />

iets vreselijks is overkomen. Door te zingen bezweert hij zijn angst. Wij<br />

missen de anderen erg.'<br />

'Doen die anderen hetzelfde voor de kost als jullie?'<br />

'Wij kennen allemaal een of ander ambacht. De een doet dit, de ander dat.<br />

Met de hele kompania" samen kunnen we bijna alles. Een van mijn ooms is<br />

smid, maar op de kermissen werkt hij ook als berenleider. Hij verdiende<br />

altijd het meest van de groep. De mensen hielden van zijn optreden met de<br />

dansende beer. Jammer genoeg hebben ze in Pruisen zijn beer vermoord.'<br />

'J uil ie worden wel erg door rampen achtervolgd', zei Mathijs.<br />

'De meeste mensen houden nu eenmaal niet van zigeuners.'<br />

'Maar ik was graag bij je gebleven.' Het viel hem zomaar uit de mond. Ze<br />

stonden bij de uitgang. Mathijs voelde zich een beetje verlegen na zijn<br />

opmerking. Marita merkte dat. Ze gaf hem een zoen. Hij voelde dat hij<br />

kleurde tot onder zijn haarwortels.


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Zonder nog een woord te zeggen liep Marita terug het donker in. Wat<br />

voelde hij nu? Waarom was hij zo blij ? Om Marita? Haar kus ? Waarom<br />

dacht hij voortdurend aan Marita?<br />

Hij liep het pad af en dacht na over alle gebeurtenissen van de afgelopen<br />

dagen. In nauwelijks een paar dagen tijd waren er meer spannende dingen<br />

gebeurd dan in alle jaren daarvoor. Of waren dit soort toestanden hem altijd<br />

ontgaan, omdat hij er toen nog te jong voor was ener nog geen oog voor had?<br />

Was het leven altijd zo spannend ?<br />

Hij voelde dat hij veranderd was. Hij was betrokken geraakt bij het lot van<br />

anderen. Bij mensen die hem nodig hadden. Was hij nu volwassen ?<br />

99


I6<br />

De zon begon te zakken. Aan de vlug langer wordende schaduwen zag<br />

Mathijs dat het een uur of drie was.<br />

Terwijl hij in het gras zat, sprong er een sprinkhaan over zijn been. Het<br />

groene diertje hopte met grote sprongen kriskras door het gras.<br />

Hij hoorde Bels grommen. De hond stond bij een adder, die zich half had<br />

opgericht uit het gras en hem leek te willen bijten. Mathijs gooide een stok<br />

naar de slang. Hij raakte hem niet, maar de slang was afgeleid, heel even,<br />

maar van dat moment maakte de hond gebruik en greep de adder achter de<br />

kop. In doodsnood roffelde de slang met zijn lijf in het gras, maar hij was<br />

verloren. Bels liet hem vallen. De adder maakte nog een paar kronkelende<br />

bewegingen, alsof hij nog wilde ontkomen. Het waren slechts stuiptrekkin­<br />

gen.<br />

'Brave hond.' Mathijs klopte Bels goedkeurend op zijn kop. Hij draaide de<br />

dode slang rond de stok. Hij was bHj met zijn buit. Die leverde geld op.<br />

Chirurgijn Joseph Piron in Valkenburg kocht dode adders op en verwerkte<br />

het slangengif in medicijnen.<br />

Mathijs dreef de koeien bij elkaar en ging op weg naar huis. Bij de ruïne<br />

zag hij de kraaien rondvliegen, zenuwachtiger dan anders. Wisten ze dat er<br />

vandaag twee bokkenrijders waren gehangen?<br />

Nog voor Valkenburg kwam hij al mensen tegen die naar de terechtstelling<br />

waren gaan kijken. De kermisachtige drukte die gebruikelijk was rond een<br />

terechtstelling, trok altijd veel volk.<br />

Een paar voorbijgangers stonden even stil om naar de koeien te kijken. Een<br />

boer toonde erg veel belangstelling voor Jacoba, betastte haar keurend en<br />

bekeek haar tanden.<br />

'Als je vader dat beest kwijt wil, stuur je hem maar naar mij.'<br />

'Vader verkoopt geen koeien', zei Mathijs. 'Hij wil dat ik later ook boer<br />

word.'<br />

'Als jij dan ook zulk goed vee kunt houden, zal het je niet slecht gaan', zei<br />

de man en hij liep door.<br />

IOO


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

In Valkenburg stapte Mathijs binnen bij chirurgijn Piron en legde de dode<br />

adder op de tafeL<br />

'Prima', zei Piron verheugd. 'Die kan ik goed gebruiken. Je mag mij zoveel<br />

adders bezorgen als je vangen kunt.' Hij betaalde vijf stuivers. Mathijs was<br />

blij met het geld en hoopte dat hij een stuiver voor zichzelf zou mogen<br />

houden.<br />

In het stadj e was het nog steeds druk, maar er hing een vreemde stemming.<br />

De gezichten van de mensen stonden niet vrolijk. Uit de flarden van de ge­<br />

sprekken die Mathijs opving, bleek hem dat menigeen het niet eens was met<br />

de zware straf voor de twee dieven. Moest een arme gauwdief met zijn leven<br />

betalen voor een paar inbraken? Bij veel mensen leefde de ovenuiging dat de<br />

drossaard een groter misdadiger was dan de bokkenrijders die hij liet hangen.<br />

Bedroefd dacht Mathijs aan het lot van de Waal. Vo or hem had de dros­<br />

saard ook de strop klaarliggen. Wie kon er iets tegen doen ? Iedereen was<br />

bang voor hem. Wie hem zijn harde straffen verweet, had kans zonder<br />

pardon in de gevangenis te worden gegooid.<br />

In het groepje mannen dat zich rond scharensliep Jan Parant had gevormd,<br />

werd stevig geredetwist over de politiek. Mathijs bleef even luisteren. De<br />

Franse koning, de keizer van Wenen en de heren uit Holland werden door<br />

Jan flink gehekeld. De scharensliep betoogde dat het verspillende leven en de<br />

willekeur van deze heersers grotere misdaden waren dan de kleine zonden<br />

van de bokkenrijders. Hij was feller dan ooit en riep dat hij die uitzuigers<br />

eigenhandig wilde opknopen. Mathijs begreep niet veel van het verband<br />

tussen de politiek van de machthebbers en het opknopen van bokkenrijders,<br />

maar wel begreep hij dat gewone mensen armer werden naargelang hun<br />

vorsten rijker werden.<br />

Op het marktplein leek het wel kermis. Kooplui hadden er kramen op­<br />

gezet : verkopers van stoffen en gereedschap, een touwslager, handelaars in<br />

zaden, een Maasvisser met bakken vol levende paling en zalm, boeren die<br />

biggen en kalveren, geiten en kippen, groente en eieren te koop aanboden.<br />

Op het veldje tegenover de kerk verdrongen de mensen zich rond een vuur­<br />

vreter, die meterslange vlammen spuwde.<br />

De tinnegieter was ook present, met kar en ezel.<br />

'Ik zie je de laatste tijd zo vaak dat je hier lijkt te wonen', zei Mathijs.<br />

'Kennen ze je nog wel in Meerssen ?'<br />

'Waar veel mensen bij elkaar komen, moet ik met mijn handel zijn. Ik heb<br />

101


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

goede zaken gedaan. Op dagen dat er terechtstellingen zijn, verkoop ik vaak<br />

meer dan op tien marktdagen samen : de een zijn dood is de ander zijn brood.<br />

Het is net of de mensen het geld losser in de zak hebben zitten als ze in de<br />

buurt van de dood zijn geweest. Ik heb vandaag zoveel bestellingen gekregen<br />

dat ik daar zeker een week werk aan heb.'<br />

'Dan kun je eindelijk dat paard kopen.'<br />

'Wie weet', zei Lei. Hij lachte geheimzinnig.<br />

Verder slenterend zag Mathijs zijn vader, die stond te praten met een boer<br />

uit Schimmen. Hij schrok toen hij hoorde dat vader aan het onderhandelen<br />

was over de verkoop van het paard van Goja. Hij moest zich beheersen om<br />

het niet uit te schreeuwen van woede. Zijn bloed begon te koken toen hij een<br />

paar schutters zag staan achter de op straat uitgestalde voorraad messen en<br />

scharen die ze van de zigeuners hadden gestolen. Ze verkochten het gereed­<br />

schap blijkbaar vlot, want er was nog maar weinig van over.<br />

Van kwaadheid schopte Mathijs tegen een boom. Wat kon hij tegen de<br />

diefstal van de schutters ondernemen? Niets. De schout had hen zo vaak<br />

nodig dat ze altijd het recht aan hun kant hadden.<br />

Omdat de koeien al om de hoek van de straat waren verdwenen, zette hij<br />

het op een lopen.<br />

Even later kwam hij voorbij de Lommelenberg, waar de twee gestraften<br />

aan de galg hingen. Mathijs zag het met afgrijzen. De vertrokken gezichten<br />

van de slachtoffers lieten zien hoe gruwelijk hun doodsstrijd was geweest. De<br />

oudere man was opgehangen aan zijn hals. De jonge knaap hing onderste­<br />

boven aan een voet. Zijn gezicht was blauw. De ogen puilden uit de kassen.<br />

Mathijs voelde zich misselijk worden. Toch had hij wel eens vaker een<br />

gehangene gezien, want alle misdadigers werden terechtgesteld op de Lom­<br />

melenberg. Hij had er nooit in het bijzonder op gelet, maar nu hij betrokken<br />

was geraakt bij mensen die gevaar liepen, werd hem pas duidelijk wat het<br />

betekende om op zo'n brute wijze te moeten sterven. De dood aan de galg<br />

was onterend. Daarmee vergeleken was de dood van zijn grootvader vredig<br />

geweest. Grootvader had bij hen in huis gewoond en was thuis overleden en<br />

opgebaard. Van die dode was Mathijs niet geschrokken. De oude man had er<br />

vredig bij gelegen, tussen bloemen en kaarsen. Daar was niets akeligs aan. Hij<br />

had er wel verdriet over gehad, vooral omdat ze altijd goede maatjes waren<br />

geweest. Grootvader had in zijn laatste jaren nooit anders over de dood<br />

gesproken dan over een zachte overgang naar een ander leven. Hij had vrede<br />

102


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

gehad met zijn naderende dood. Maar deze twee mannen hadden met de<br />

dood gevochten. Vo or hen was de dood gekomen op een moment dat ze nog<br />

heel wat van het leven te verwachten hadden.<br />

Er was nog veel volk rond de galg aanwezig. Bedelaars zaten te wachten tot<br />

de kleren van de gestorvenen wuden worden ver<strong>deel</strong>d, wals dat na elke<br />

terechtstelling gebruikelijk was.<br />

Hij dreef de koeien verder naar huis.<br />

Lowie was buiten aan het werk.<br />

'Ben jij ook bij de galg geweest ?' vroeg Lowie toen hij het bedrukte gezicht<br />

van Mathijs zag.<br />

'Ik heb die bokkenrijders zien hangen. Het was afschuwelijk.'<br />

'Een reden te meer om naar Amerika te gaan' , zei Lowie. 'Iedereen die arm<br />

is loopt kans aan de galg te eindigen.'<br />

'Ik zou graag met je mee willen', zei Mathijs.<br />

'Vandaag heb je onze koe voor de laatste keer meegenomen', zei Lowie, die<br />

Eva de stal binnenleidde.<br />

'Ga je er voortaan zelf met haar op uit?'<br />

'Mijn vader heeft Eva aan Hansen verkocht:<br />

'Hoe kan hij dat doen ! En dan nog wel aan die vrek.'<br />

'Wij hebben het geld hard nodig. Bij Hansen hebben de bokkenrijders<br />

toch niet alle goudstukken gevonden. Overal koopt hij koeien op. Zijn<br />

kippenhok zit ook weer vol. Hij heeft weer mooie krielen en parelhoenders<br />

gekocht.'<br />

'Hij wil laten zien dat hij nog steeds de rijkste boer van De Heek is', zei<br />

Mathijs wat jaloers.<br />

'Het ergste is dat de opbrengst van Eva niet eens voor ons is. Vader moet<br />

het geld direct betalen aan het heerschap van wie hij dit huis heeft gepacht.<br />

Hij is een jaar achter met de huur. Nu moet hij twee jaar in één keer betalen.<br />

Als hij vandaag niet betaalt, staan we morgen op straat.'<br />

'Wat een rotstreek. Uitzuigers hebben nooit genoeg.'<br />

'Hoe moeten we verder leven wnder koe? Geld om melk en boter te kopen<br />

hebben we niet.'<br />

'Ik weet ook niet hoe ik je kan helpen', zei Mathijs bedrukt. 'Het beste is<br />

dat jij je als knecht verhuurt aan een boer. Daar ben je oud genoeg voor.'<br />

'Wie wrgt er dan voor vader ? Hij is w ziek, hij kan niet alleen blijven.'<br />

'Misschien weten mijn ouders raad. Of Driek:<br />

I03


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Mathijs liep naar huis. De koeien stonden al bij de put op hem te wachten.<br />

Daar trof hij Driek; die het paard aan het borstelen was. Diekerd had vier<br />

gloednieuwe hoefijzers onder. De versleten ijzers lagen op de rand van de<br />

drinkbak.<br />

'Waarom heb je die oude hoefijzers mee naar huis genomen ?' vroeg<br />

Matbijs. 'Die zijn toch niets waard?'<br />

'Ik spijker ze boven de buitendeuren. Hoefijzers brengen geluk.'<br />

'Ik wist niet dat jij bijgelovig was.'<br />

'Dat ben ik ook niet, maar misschien zijn de bokkenrijders dat wel. Ik<br />

hoop dat ze niet binnen durven als ze die hoefijzers zien.'<br />

'Denk je dat de bokkenrijders ook bij ons komen ?'<br />

'Dat weet geen mens, maar ik weet wel dat die lui niet met zich laten<br />

spotten. Nu de schutters geprobeerd hebben die zigeuners te pakken, zouden<br />

de bokkenrijders wel eens wraak kunnen nemen.'<br />

'Die zigeuner is toch geen bokkenrijder ?'<br />

'Dat doet er niet toe. Het zou best eens kunnen dat de bokkenrijders aan<br />

de schutters duidelijk willen maken dat ze met hun handen van de bende<br />

moeten afblijven.'<br />

'Goja heeft niets met die rovers te maken.' Op het moment dat hij de naam<br />

van Goja uitsprak, wist hij dat hij zijn mond voorbij had gepraat.<br />

'Waar ken jij die zigeuner van?' vroeg Driek verrast.<br />

'Als je het niemand zegt, zal ik het vertellen.'<br />

'Ik zwijg als het graf.'<br />

Mathijs vertelde alles wat hij had meegemaakt met de zigeunerfamilie.<br />

Vanaf zijn ontmoeting met Marita bij de Geul tot en met de reddingsactie die<br />

hij samen met Wolf had uitgevoerd en zijn zorg voor voedsel.<br />

'J e hebt er goed aan gedaan', zei 0 riek instemmend. 'Als mensen bedreigd<br />

worden, moet je hen helpen. Als ik je daarbij van dienst kan zijn, zeg je het<br />

,<br />

maar.<br />

'Misschien kan ik je hulp nog gebruiken', zei Matbijs terwijl hij het paard<br />

borstelde. Diekerd leek dat prettig te vinden, zijn nekhuid trilde. Met de<br />

nieuwe hoefijzers was het leven van het dier voor een paar jaar gered. En<br />

daarna? Dan was Matbijs zo groot dat zijn vader minstens rekening met hem<br />

zou houden wat het werk aanging. Vandaag had hij hem toch ook al een<br />

compliment gegeven voor zijn zorgzaamheid over het gras ?<br />

'Waarom worden zigeuners vervolgd?'


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Dat is moeilijk uit te leggen', zei Driek. 'Het zijn vreemdelingen. Wan­<br />

neer er iets niet in de haak is, worden zij eerder verdacht dan de mensen die<br />

men kent. Men begrijpt weinig van de vrije manier van leven van zigeuners.<br />

Dat maakt hen gehaat. Mgunst uit jaloezie, want velen zouden net w vrij als<br />

zigeuners willen zijn.'<br />

'Ik zou ook graag<br />

'Reizen is heus niet alleen maar plezier, zeker niet voor zigeuners. Ze zijn<br />

niet overal welkom, zeker niet in gebieden waar de mensen de godsdiensten<br />

bestrijden die anders zijn dan hun eigen geloof. Wat dat betreft valt het hier<br />

voor hen mee, want de meeste zigeuners zijn katholiek, zoals de mensen hier.'<br />

'Ben jij naar de terechtstelling geweest?'<br />

'Ik wil niet zien hoe ze mensen ophangen', zei Driek. 'Ik vind het bar­<br />

baars.'<br />

'Waarom hing er één ondersteboven?'<br />

'Als je bedoelt dat er een aan één been hing, wil dat zeggen dat hij zelf­<br />

moord heeft gepleegd. Een zelfmoordenaar hangen ze ondersteboven op. Uit<br />

wraak, omdat de beul niet de kans heeft gehad hem de nek te breken.'<br />

'Hij was de jongste van de twee.'<br />

'Dan zal hij zich wel in zijn cel van het leven hebben beroofd. Volgens de<br />

rechtspraak moet een ter dood veroor<strong>deel</strong>de die kans heeft gezien zelfmoord<br />

te plegen, toch aan het volk worden getoond.'<br />

'Dat snap ik niet.'<br />

'Volgens de rechters is zelfmoord een schande voor de zelfmoordenaar. Ze<br />

zeggen dat veroor<strong>deel</strong>den die zelfmoord plegen te laf zijn om de dood onder<br />

ogen te zien. Maar ik kan je wel zeggen dat een knaap van achttien het nooit<br />

verdiend kan hebben om opgeknoopt te worden, ook al heeft hij een paar<br />

keer ingebroken en ook al wu hij lid van een bokkenrijdersbende zijn.'<br />

'Laten ze deze lijken ook net zo lang hangen als de bokkenrijder die daar<br />

wekenlang hing?'<br />

'Dat weet ik niet. De ene rechter laat ze hangen tot ze vanzelf van de strop<br />

vallen, de ander laat ze direct na de dood begraven. In het Land van Val­<br />

kenburg worden ze meestal na een etmaal onder de galg begraven, waarna de<br />

kleren onder de armen worden verloot.'<br />

'Ik wu ze niet aan mijn lijf willen hebben!' zei Mathijs met afgrijzen.<br />

'Dat zeg je nu wel, maar er zijn mensen die veel minder hebben dan wij. Er<br />

zijn lui die helemaal niets hebben. Die zijn blij met alles wat ze krijgen.'<br />

1°5


'Wat staan jullie te kletsen!' riep Miene. 'Breng die koeien eindelijk eens naar<br />

binnen. Je wilt me toch niet 'snachts laten melken !'<br />

Mathijs dreef de koeien naar de stal. Miene stond al klaar met de melk­<br />

emmers.<br />

'Je bent veel later dan anders, Mathijs.' Ze zette een emmer onder Jacoba<br />

en begon te melken.<br />

bekijks.'<br />

was veel volk onderweg. Dat heeft tijd gekost. De koeien hadden veel<br />

'J e weet dat er geen vreemde mensen aan onze koeien mogen komen. Ze<br />

kunnen ze beheksen.'<br />

'Ik heb geen heks gezien.'<br />

'Ze doen zich voor als gewone mensen.'<br />

'Ik wist niet dat jij ook al bijgelovig was.'<br />

'Nee hoor', zei ze haastig. 'Ik geloof het zelf ook niet.'<br />

Mathijs bleef wat talmen in de stal. Hij vond het altijd prettig bij Miene.<br />

Tenslotte was ze maar een paar jaar ouder dan hij. Va ak zochten ze steun bij<br />

elkaar. Over sommige zaken dachten ze beiden heel anders dan de ouders van<br />

Mathijs, hoewel vader hun eigen mening toeschreef aan de invloed van<br />

Driek. Het was waar dat Mathijs en Miene veel van hem leerden, want<br />

over alles wat er in de wereld gebeurde, had de knecht een uitgesproken<br />

menmg.<br />

Nadat Miene Jacoba had gemolken, keek ze Mathijs wat bevreemd aan.<br />

'Hoe kan dat nou? J acoba geeft minstens een liter melk minder dan<br />

anders. Zou ze dan toch behekst zijn ? Ofben jij onder de koe gaan hangen ?<br />

Had je dorst?'<br />

'Als jij je mond weet te houden over dat beetje melk, zal ik je iets ver-<br />

klappen.'<br />

'Ik praat er met niemand over', beloofde Miene.<br />

'Vanavond op de sp inning in de schuur van boer Henkels tref je Peter.'<br />

'Is dat het hele geheim ?' zei ze gemaakt onverschillig. 'Zo'n spinning is<br />

106


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

altijd gezellig. Ik ga erheen, maar of die meelworm wel of niet komt, is mij<br />

een zorg.'<br />

'Volgens mij heb jij een slechte avond als die meelworm niet komt.'<br />

Mathijs liep de stal uit en waste zich bij de put. Hij kreeg gezelschap van<br />

Wolf, die met de schoffel van het veld kwam.<br />

'De hele dag geschoffeld ?'<br />

'En met de bieten gepraat', zei Wolf monter. 'Een spannend gesprek over<br />

wormen en mollen.'<br />

'Van schoffelen krijg je sterke armen.'<br />

'Dan is dat werk ook goed voor jou. Morgen ga jij maar schoffelen, dan ga<br />

ik met de koeien naar het weiland.'<br />

'Van die ruil zou je nog spijt krijgen. Je moet eerst de karakters van de<br />

koeien kennen, anders hol je tot je een ons weegt om ze bij elkaar te houden.<br />

Dan houden ze je voor de gek.'<br />

Hij duwde Wolf kopje-onder.<br />

'Lekker fris', zei Wolf, het water afschuddend. 'Met jouw hulp ben ik vlug<br />

klaar met wassen.'<br />

Ze liepen door de boomgaard en plukten een paar appels. Na de kersen<br />

waren de zomerappels de vroegste vruchten van het jaar. Het verbaasde<br />

Mathijs elk jaar weer hoe vlug ze groot en rijp waren. Ze waren al lekker<br />

geel en zoet.<br />

Tussen de fruitbomen stonden een paar bijenkorven. Een paar jaar geleden<br />

had Driek de bijenvolken aangeschaft. Hij kon zich zo'n liefhebberij ver­<br />

oorloven, omdat het zo goed als zeker was dat hij toch nooit meer bij hen zou<br />

vertrekken. Het was hem vooral om de bijenwas te doen, waarvan hij kaarsen<br />

en beeldjes maakte. De honing werd in de keuken gebruikt om spijzen te<br />

zoeten. Soms bleef er iets over voor op het brood.<br />

Vader kwam thuis. Het viel Mathijs direct op dat hij zo geheimzinnig deed<br />

en direct doorliep naar de kelder. Wat had hij daar te zoeken ? Had hij iets te<br />

verbergen? Wilde hij het geld verstoppen dat de schutters voor het paard van<br />

Goja en voor het gereedschap hadden gebeurd?<br />

Ze gingen aan tafel. Wolf vond een plaatsje naast Mathijs.<br />

'Nu kunnen jullie een wedstrijd houden wie het meest kan eten', lachte<br />

Miene.<br />

'Laat maar', zuchtte Mathijs. 'Van hem win ik nooit. Hij heet niet voor<br />

niets Wolf. Hij is een echte hongerwolf.'


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Wolf verspilde zijn tijd niet met praten. Hij schepte zijn tweede bord soep<br />

al op toen Mathijs nog maar een paar lepels binnen had.<br />

'Met zo'n hongerlijder in huis zijn we spoedig arm', zei moeder plagend.<br />

Juist op dat moment liet Miene een kan uit haar handen vallen. De scherven<br />

spatten door het hele vertrek.<br />

'Miene maakt ons nog armer', zei Mathijs.<br />

'Dat geeft niet', zei moeder. 'Brekend vaatwerk brengt geluk.'<br />

Tussen soep en aardappels kwam het gesprek weer op de Waalse knecht<br />

van Hansen.<br />

'Kan iemand hem helpen?' vroeg Mathijs. 'Iedereen weet toch dat de Waal<br />

onschuldig is.'<br />

'Ik zou hem best willen helpen,' zei Driek, 'maar dan riskeer ik het om ook<br />

te worden gehangen. Als je een bokkenrijder helpt, ben je in de ogen van de<br />

drossaard ook een bokkenrijder.'<br />

Vader zei niets. Hij staarde voor zich uit. Met zijn gedachten was hij heel<br />

ergens anders, misschien nog bij de verkoop van het paard.<br />

'De schutters zullen het wel druk hebben gehad met al dat volk bij de galg',<br />

zei Driek.<br />

'Het was een bende', zei vader, die het woord 'schutters' opving en terug­<br />

keerde in de werkelijkheid. 'Ik heb nog nooit zo'n onterende vertoning<br />

meegemaakt. Ik heb nooit eerder gezien dat een dode gehangen werd.'<br />

'Dan snap ik niet waarom de schutters aan zoiets meewerken.'<br />

'Van mij hoeft het ook niet meer', zei vader bitter. 'De drossaard regelt die<br />

moordpartijen voortaan maar zonder ons. Ik heb er genoeg van. Het wordt<br />

hoog tijd dat er over het leven van mensen nagedacht wordt.'<br />

'Dat moet dan zeker ook voor de schutters gelden', zei Driek. 'De afge­<br />

lopen nacht zouden jullie ook nog een moord hebben begaan als die zigeuner<br />

niet op tijd was gevlucht.'<br />

'Misschien heb je gelijk. Maar als ons land ver<strong>deel</strong>d blijft tussen zoveel<br />

elkaar bestrij dende heren, ben ik bang dat er van werkelijk recht niet veel<br />

terechtkomt. Zolang zullen schutters het recht in eigen hand moeten hou­<br />

den.'<br />

'Wanneer alleen rijke en voorname lieden blijven rechtspreken, zal er nooit<br />

rechtvaardigheid bestaan', zei Driek.<br />

'Jullie moeten eten', zei moeder. 'Altijd die trieste gesprekken aan tafel,<br />

daar wordt een mens nog ziek van.'<br />

108


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Het eten smaakt me niet', zei vader. 'Ik kan er niets aan doen. Ik heb<br />

steeds die mannen aan de galg voor ogen.' Hij stond op en liep naar buiten.<br />

Driek volgde zijn voorbeeld. Mathijs en Miene aten met lange tanden. Alleen<br />

Wolf trok zich nergens wat van aan en at flink door.<br />

'Ik zou jullie wel eens willen horen als ik één dag niet wu koken', ver­<br />

zuchtte moeder. 'Ik heb weinig eer van mijn werk. Gelukkig dat Wolf er nu<br />

.<br />

IS.<br />

,<br />

Mathijs keek met spijt naar de halfvolle pannen. Daar wu hij Marita en<br />

haar ouders uitstekend mee van dienst kunnen zijn.<br />

'Breng het eten dat over is maar naar Bosch', zei moeder. 'Daar zijn ze er<br />

blij mee. Ik heb gehoord dat Antoon zijn koe heeft verkocht om de pacht te<br />

betalen.' Ze schepte spek en aardappels in één pan.<br />

Mathijs pakte de pan en liep naar de buren.<br />

Lowie keek wat beschaamd toen hij zijn vriend met het eten zag binnen­<br />

komen.<br />

'Nu leven we nog van de bedeling ook', zei hij met ingehouden woede.<br />

'J e hoeft je voor mij niet te schamen. Ik ben je vriend. Ik wil je alleen maar<br />

helpen.'<br />

lag.<br />

Lowie schepte een bord vol en bracht dat naar zijn vader, die in de bedstee<br />

'Is hij nog steeds zo ziek?' vroeg Mathijs toen ze even later op de bank voor<br />

de deur zaten.<br />

'Misschien meer mismoedig dan ziek. De armoe vreet aan hem. Nu zijn we<br />

ook nog onze koe kwijt. En werken zal hij nooit meer kunnen. Hoe komen<br />

we voortaan aan de kost ?'<br />

'Je vader moet er zijn beroep van maken de mensen lezen en schrijven te<br />

leren.'<br />

'Daar ziet niemand het nut van in. Misschien een paar. En wie wel willen<br />

leren, zijn arme lui die er beter door denken te worden maar er geen cent voor<br />

kunnen betalen.'<br />

'Weten de schutters geen raad ?'<br />

'Vader meldt zich af bij de schutterij . Zo'n armoedzaaier als hij wil niet<br />

meer bij het gilde horen. Hij heeft er het geld niet meer voor. Als hij aan de<br />

beurt is om de vergadering bij ons thuis te houden, kan hij geen vaatjes bier<br />

kopen.'<br />

'Dat is zo erg niet', zei Mathijs. 'Dan blijven de schutters maar nuchter.<br />

109


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Halen ze misschien niet zulke stomme streken uit als in de afgelopen nacht.<br />

Dat hele schuttersgilde mag voor mijn part ontploffen, ook al is mijn vader<br />

kapitein. Als je die mannen bezig ziet, zijn het net kwajongens.'<br />

'Het is kiezen tussen twee kwaden', zei Lowie. 'Als alleen de drossaard de<br />

boeven aan moet pakken, is geen mens meer zeker van zijn leven.'<br />

'Toch zou het beter zijn als het gewone volk zelf over de bokkenrijders kon<br />

oordelen', meende Mathijs.<br />

'J e gelooft toch niet dat de hoge heren zich dat recht laten afnemen door de<br />

mensen op wie ze neerkijken?'<br />

wen.<br />

Ze hoorden hoe Hansen op zijn erf tegen de knechten stond te schreeu­<br />

'Die bullebak gaat weer goed tekeer', zei Mathijs. 'Hij lijkt ook dit jaar<br />

geen werkvolk te willen overhouden.'<br />

'Het beroerde is dat er altijd zoveel armoedzaaiers blijven dat elke vrek<br />

steeds genoeg nieuwe knechten en meiden kan vinden.'<br />

Met de lege pan ging Mathijs terug naar huis. Zijn ouders en Wolf waren<br />

in de tuin bezig. Na het avondeten werkten zijn vader en moeder meestal een<br />

uurtje in de moestuin, het stukje grond waar ze het meest van hielden.<br />

'Je kunt me helpen', zei vader, die de rijtjes peulen, wortelen en bonen<br />

schoffelde.<br />

'Ik ben moe.'<br />

'Je hebt geen zin. Je bent verwend. Ik zal jou eens een jaartje als knecht aan<br />

Hansen verhuren. Dan leer je wat werken is. Dan besef je pas hoe goed je het<br />

bij ons hebt.'<br />

Mathijs deed of hij het niet gehoord had. Hij wist zeker dat zijn vader een<br />

grapje maakte. Zelfs zijn grootste vijand zou hij het leed niet willen aandoen<br />

voor Hansen te moeten werken.<br />

Moeder plukte de laatste tuinbonen. Wolf hielp haar.<br />

'Als je niets te doen hebt, mag jij ons ook helpen', zei moeder.<br />

'Ik lust die krengen niet. En dan zou ik nog moeten helpen met ze te<br />

oogsten ook. Spaar me die ellende. Voer ze maar aan de kabouters.'<br />

'Spot niet met kabouters', zei moeder streng. 'Dat jij niet in ze gelooft is<br />

jouw zaak. Maar je moet leren beseffen dat alles wat niet bewezen is, toch<br />

waar kan zijn.'<br />

'Niemand heeft ooit kabouters gezien', zei Mathijs koppig.<br />

'Je mag hen niet zien bij het werk', zei moeder. 'Dat willen ze niet.'<br />

no


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Mathijs haalde zijn schouders op. Hij wandelde naar de schuur en haalde<br />

een van de jonge katjes uit het nest. Het diertje had de ogen nog niet open.<br />

'Eén katje is zwart', zei Driek, die in een hoek met zijn beeldjes bezig was.<br />

'Dat brengt onheiL Het is een heks.'<br />

'Het is juist het mooiste uit het nest.'<br />

'Heksen zijn vaak mooie vrouwen.'<br />

'Ik dacht dat het lelijke wijven waren.'<br />

'Nee hoor. In Geleen woonde een heks die nog heel jong was en zo mooi<br />

dat ze aan elke vinger wel tien kerels kon krijgen, ook al wist iedereen dat ze<br />

een heks was.'<br />

'Waarom pakte de drossaard haar dan niet op?'<br />

'Ze had de mensen nog geen kwaad gedaan. Maar de heksenstreken kende<br />

ze al, hoewel nog niet tot in de puntjes. Ze kon al levende muizen maken,<br />

maar nog zonder staartjes.'<br />

'Woont ze nog in Geleen ?'<br />

'Ben je gek', lachte Driek. 'Met deze heks is het net als met de andere<br />

wezens uit de verhalen. Je vindt ze nooit terug als je ze op wilt zoeken.<br />

Sprookjes zijn verzinsels. Daar mag je hooguit het honderdste <strong>deel</strong> van<br />

geloven.'<br />

'En kabouters ? Bestaan die wel?'<br />

'Misschien wel, misschien niet, maar eeuwen geleden waren de mensen<br />

veel kleiner dan wij nu. De lui die in de kerken begraven liggen, waren een<br />

hoofd kleiner dan wij .'<br />

Driek schonk een borrel in. Hij trok een wijs gezicht en plukte aan zijn<br />

baard.<br />

'Kijk eens, jongen', zei hij. 'Vroeger werden ziekelijke kinderen verstoten.<br />

Volgens de mensen waren ze een straf van God voor de zonden en het slechte<br />

gedrag van hun ouders. Daarom schaamde men zich voor kinderen die niet<br />

volmaakt waren. Niemand wilde met zijn straf te koop lopen. Er waren vaak<br />

kinderen bij die slecht groeiden. Sommige van die verstotelingen leefden als<br />

dieren in de bossen. Als de boeren het druk hadden, kwamen ze op de<br />

boerderijen werken, 's nachts. Bij een boer waar ik als jongen heb gewerkt,<br />

was een dwerg die als schaapherder werkte. Zo komen die verhalen over de<br />

kabouters in de wereld. Men vertelt ze aan elkaar door en ze worden steeds<br />

spannender, maar steeds minder waar.'<br />

'Zó zit dat dus', zei Mathijs. 'Verstoten kinderen.'<br />

III


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Als ik jou was, zou ik vlug je moeder gaan helpen met het plukken van de<br />

tuinbonen,' zei Driek, 'anders word je ook zo'n verstoten kind.'<br />

'Dan moet ik hier als kabouter komen rondspoken om aan eten te ko­<br />

men ?'<br />

'Je bordje staat al klaar bij de buitendeur', spotte Driek.<br />

Mathijs liep naar de keuken. Daar was niemand. Opeens dacht hij aan het<br />

geld dat vader vermoedelijk in de kelder had verstopt. Het geld van Goja's<br />

paard en het gereedschap. Mocht hij dat geld houden? Behoorde het niet aan<br />

Marita's vader toe ? Hij zou het geld kunnen pakken en het aan Goja geven.<br />

Goj a kon het goed gebruiken nu hij alles kwij t was.<br />

Vader was nog in de tuin bezig. Nu had hij de kans. Hij aarzelde niet langer<br />

en dook de kelder in.<br />

Hij veronderstelde dat vader het geld onder de vloer had verborgen. Met<br />

het dikke deksel van een inmaakpot klopte hij op de vloer, op zoek naar een<br />

losse tegeL Een hol geluid. Hij lichtte de tegel op. Een zakje. Hij opende het.<br />

Vijf goudstukken. Het zweet brak hem uit van opwinding. Vlug liet hij het<br />

zakje in zijn broekzak glijden, legde de tegel terug en verliet haastig de kelder.<br />

Niemand had hem gezien. Hij vloog naar zijn kamertje. In een kier tussen<br />

een paar planken verborg hij het zakje. Hij ging op de rand van zijn bed zitten<br />

om tot rust te komen. Toen hij weer kalm was geworden, pakte hij het boek<br />

van Tijl Uilenspiegel en begon te lezen. Maar hij kon zijn aandacht niet bij de<br />

tekst houden. Of hij wilde of niet, hij moest steeds aan Marita denken. En<br />

aan geld.<br />

II2


18<br />

Mathijs schrok wakker. Kreten in huis. Om hem heen was het donker. Het<br />

lawaai kwam van beneden. Schreeuwerige stemmen. Mannen. Waren de<br />

schutters er weer ? Nee, die kwamen nooit meer dan één keer per week bij<br />

elkaar. Bokkenrijders ? Droomde hij ? Hij trok aan zijn haren. Dat deed pijn.<br />

Hij was dus echt wakker. Hij had zijn kleren nog aan. Lezend was hij in slaap<br />

gevallen.<br />

Vlug schoot hij onder het bed en gluurde door het gat in de vloer.<br />

De woonkeuken was verlicht door een stallantaarn. De schaduwen van<br />

mannen vielen over de tafel als ze voorbij de lampen liepen. Allerhande<br />

spullen uit huis werden op tafel gezet en in zakken gepakt. Potten. Kleren.<br />

Levensmiddelen. Rovers dus. Bokkenrijders ?<br />

Een man zat op de tafelrand. Mathijs keek recht op zijn haardos. Zwarte<br />

haren. Soms zag hij een stukje van het gezicht. De man droeg een masker. Hij<br />

gaf de bevelen. Afgebeten aanwijzingen. Mathijs kon hem niet verstaan.<br />

Sprak hij een andere taal ? Een ander dialect ? Hij ving een glimp op van<br />

tronies van mannen die geen maskers droegen. Ze hadden hun gezichten<br />

zwart gemaakt, zodat ze niet herkenbaar waren. Het schijnsel van de lantaarn<br />

was te zwak. Veel licht konden die kerels niet gebruiken, want dat zou hun<br />

aanwezigheid verraden.<br />

Soms hoorde Mathijs de stem van zijn vader. Hij sprak verslagen. Ze<br />

hoorden hem uit. Stelden ze hem vragen over zijn geld? Wisten ze dat hij het<br />

paard van de zigeuner had verkocht? Of wilden ze alles aan de weet komen<br />

over de plannen van de schutters ?<br />

Een paar kerels kwamen de trap op. Ze schopten de deur van Drieks kamer<br />

open. Had de knecht tot nu toe geslapen? Ze sleurden hem uit bed en<br />

stommelden de trap a( Een van de kerels kwam Mathljs' kamertje binnen<br />

en trok de dekens van het bed. Met zijn lantaarn lichtte hij in de hoeken en in<br />

de kast. De schamele spullen van Mathijs vond hij niet de moeite waard om<br />

mee te nemen. De man vergat onder het bed te kijken. Had hij niet gemerkt<br />

dat het bed nog warm was en dat er daarom iemand in de buurt moest zijn?<br />

II3


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Hij verliet de kamer en denderde de trap af. Mathijs was blij. De dief had het<br />

zakje met goudstukken niet gevonden.<br />

Beneden ontspon zich een ruziënd gesprek tussen vader en enkele rovers.<br />

Een scheldpartij. Er vielen klappen. Er werd gevloekt. Mathijs wachtte in<br />

spanning af. Zouden ze vader met zijn voeten in een vuurtje leggen, zoals ze<br />

met Hansen hadden gedaan? Soms hoorde hij de rustige stem van Driek<br />

tussenbeide komen. Kon hij de bokkenrijders kalmeren ?<br />

Steeds meer zakken werden gevuld. Alles wat los zat werd uit huis gehaald.<br />

Het uurwerk uit de kamer. Kleding en gereedschap. Serviesgoed. Lakens en<br />

dekens. Emmers en manden vol hammen en worsten. De potten boter uit de<br />

kelder. Zelfs de beeldjes van Driek. Alles wat draagbaar was, konden de<br />

dieven gebruiken.<br />

Het viel wel op dat ze niets kapotsloegen. Bij Hansen hadden de rovers<br />

alles wat ze achter hadden moeten laten kon en klein geslagen.<br />

De toon van het ruziegesprek zakte. Had Driek succes met zijn kalme­<br />

rende stem ? Nu ze wat rustiger spraken, kon Mathijs iets verstaan.<br />

Het werd hem duidelijk dat de bokkenrijders kwaad waren op vader,<br />

omdat de schutters plannen hadden gesmeed om de bende te vervolgen.<br />

Hoe waren ze daar achter gekomen ? Wisten ze dat de schutters de zigeuner<br />

hadden willen ophangen ? De angst van Driek voor wraak van de kant van de<br />

bokkenrijders bleek zeer gegrond, maar de hoefijzers die hij boven de deuren<br />

had gespijkerd, hadden weinig geholpen. Hoorden een of meer leden van de<br />

schutterij in het geniep bij de bende ? Hoe waren de bokkenrijders anders te<br />

weten gekomen dat de laatste vergadering van de schutters bij Stevens was<br />

geweest? Of toch ... ? Mathijs durfde er niet aan te denken. Zou ... Goja toch<br />

lid van de bende zijn ? Nee, dat kon niet! Hoe zou iemand die pas in deze<br />

streek was gearriveerd bij de bokkenrijders kunnen horen ? Goja kende nau­<br />

welijks de weg in dit gebied. Marita had geen leugens verteld toen ze hem had<br />

gezegd dat ze voor het eerst door het Land van Valkenburg reisden. Maar<br />

vroeger ? Toen Marita nog niet geboren was ? In de tijd dat de vorige bok­<br />

kenrijdersbendes in deze streken hadden huisgehouden ? Twintig, denig jaar<br />

geleden. Misschien was Goja als jongeman al eerder in deze buurt geweest.<br />

Maar waarom had hij hem dan uitgehoord over de dorpen in de omgeving?<br />

Hij kende zelfs Maastricht niet. Die rovers konden op hun bokken toch grote<br />

afstanden door de lucht afleggen ? Die wisten toch overal de weg ?<br />

Wie was die zwarte man beneden dan wel? Wa arom sprak hij in dat<br />

114


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

vreemde taaltje? Jammer genoeg kon Mathijs hem niet verstaan. En hij kon<br />

hem niet recht in het gezicht kijken. Maar wie anders dan Goja had zulk<br />

zwart haar? Hadden de schutters dan toch gelijk met hem te verdenken ?<br />

Driek had dat bestreden. Volgens hem had de helft van de mensen op de<br />

aardbol zwart haar, maar van die helft woonde niemand in De Heek of<br />

Valkenburg. Iemand met zulk zwart haar viel bijzonder op. En waarom<br />

waren er aan de lopende band overvallen, juist in de tijd dat Goja in de<br />

buurt was ? De terechtstelling van twee leden van de bende maakte de<br />

bokkenrijders niet bang. Die lieten zich niet intimideren. Nee, Goja kon<br />

geen rover zij n. Daarvoor was hij veel te aardig. Maar witte schapen konden<br />

zwarte zielen hebben, dat zei moeder wel eens.<br />

Op alle vragen die in zijn hoofd rezen, wist Mathijs geen goed antwoord te<br />

bedenken.<br />

Het werd donker in de keuken. De rovers slopen naar buiten. Binnen een<br />

paar ogenblikken was het stil. Doodstil. Waren die lui verdwenen op snelle<br />

bokken ? Had niemand van de buurtbewoners iets van hun komst of vertrek<br />

gemerkt?<br />

Mathijs wachtte tot hij er zeker van was dat de bokkenrijders weg waren.<br />

Met kloppend hart kroop hij onder het bed uit en sloop op zijn tenen naar de<br />

keuken. In het smeulende haardvuur stak hij een stomp kaars aan.<br />

Een ongelooflijk schouwspel. Moeder, Miene, vader en Driek zaten vast­<br />

gebonden op stoelen, met proppen in de mond.<br />

Hij wilde een mes uit de keukenkast pakken. Er was geen mes. Al het<br />

keukengerei was door de bokkenrijders meegenomen. Met een glasscherf<br />

sneed hij het touw rond de polsen van vader door. Even later hadden ze ook<br />

de anderen bevrijd.<br />

Waar was Wolf? Met een kaars in de hand holde Mathijs naar het kamertj e<br />

boven de paardenstal. Wo lf lag op bed, handen en voeten vastgebonden en<br />

een prop in de mond.<br />

'Dat werd tijd', zei Wolf opgelucht toen Mathijs hem had bevrij d. 'Ik<br />

stikte bijna:<br />

Ze holden naar de keuken.<br />

Moeder huilde van blijdschap, omdat iedereen het er levend had afge­<br />

bracht. Of huilde ze van verdriet omdat haar huis was leeggeroofd? Haast<br />

alles wat draagbaar was hadden de dieven meegenomen. Alle spullen die ze<br />

dagelijks nodig hadden, waren verdwenen.<br />

II5


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Ik ga buiten kijken of ze daar wat hebben vernield', zei Driek. 'Ik hoop dat<br />

ik wat kan zien bij het maanlicht. Ze hebben niet één stallantaarn achter­<br />

gelaten.' Hij liep de deur uit.<br />

Nerveus ijsbeerde vader door de woonkeuken. Hij leek nog het meest<br />

onthand door het verdwijnen van zijn pijp en de tabak. Hij had niets meer<br />

om zichzelf te troosten en daarvan kreeg hij het op zijn zenuwen. afhad hij al<br />

ontdekt dat de vijf goudstukken verdwenen waren? Mathijs begreep dat het<br />

voor hem een geluk bij een ongeluk was. Als zijn vader dat geld nu zou<br />

missen, zou hij zeker denken dat de bokkenrijders het hadden gestolen.<br />

Miene liep wat verloren rond. Ze keek in alle laden en kasten of er nog iets<br />

van het keukengerei terug te vinden was. Alles vergeefs.<br />

Plotseling herinnerde Mathijs zich het brood dat door Miene uit de oven<br />

was gehaald en dat kapot was gebakken. Volgens moeder voorspelde een<br />

brood dat aan de bovenkant kapot was rampspoed. Miene had het niet willen<br />

geloven, maar nu was het toch uitgekomen.<br />

Driek holde naar binnen.<br />

'Ze hebben Bels vermoord!' riep hij, met een stem die oversloeg van<br />

kwaadheid.<br />

'Nee!' krijste Mathijs ontzet. Hij rende naar buiten en vond de hond bij de<br />

putrand. Hij knielde bij hem neer. Bels lag in een plas bloed. Zijn hals was<br />

doorgesneden. Zijn ogen stonden wijd open en keken glazig in het niets.<br />

Mathijs huilde. Driek kwam naast hem staan en legde een hand op zijn<br />

schouder.<br />

'Waarom hebben ze hem vermoord ?' snikte Mathijs. 'Wie heeft het ge­<br />

daan ?'<br />

'Daar komen we nooit achter', zei Driek zacht. 'Het moet iemand zijn<br />

geweest die de hond goed heeft gekend. Of een zigeuner.'<br />

Mathijs schrok van Drieks woorden.<br />

'Goja is geen bokkenrijder', zei hij zacht. 'Goja zou zoiets nooit doen.'<br />

'Zigeuners kunnen zelfs de wildste honden bezweren, zodat ze rustig<br />

blijven als ze hen benaderen.'<br />

'Dan moet die zwarte man toch Goja zijn geweest', zei Mathijs woedend.<br />

Door het verlies van zijn hond was hij zo razend dat hij niet redelijk meer kon<br />

denken en er niet meer aan twijfelde dat Goja een van de bokkenrijders was<br />

geweest.<br />

Hij rende naar zijn vader. In één adem vertelde hij alles wat hij van de<br />

n6


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

zigeuners wist. Vanaf zijn eerste ontmoeting met MarÎta tot hoe hij Goja had<br />

gewaarschuwd tegen de komst van de schutters. Wel drie keer zei hij dat hij<br />

Goja tussen de rovers had gezien en dat hij hem had herkend als de man die<br />

de bevelen had gegeven.<br />

'Hoe kon je vanuit je slaapkamer in de keuken kijken ?' vroeg vader ver­<br />

baasd.<br />

'Door een gat in het plafond.' Mathijs wees op de plek waar een knoest uit<br />

een vloerplank was verdwenen.<br />

'Dus jij hebt altijd de gesprekken in de keuken afgeluisterd.' Maar vader<br />

kon er nu niet boos over worden. Na de overval had hij wel andere zaken om<br />

zich druk over te maken.<br />

'Morgenvroeg ga ik direct naar de schout', zei hij beslist. 'En jij gaat mee,<br />

om de weg te wijzen naar de plek waar die zigeuners zich verborgen houden.'<br />

'Daar ben ik het niet mee eens', zei Driek ongevraagd. 'Er zijn meer<br />

zigeuners op de wereld dan deze ene. Het is nog maar de vraag of die<br />

man met het zwarte haar wel een zigeuner was. Misschien was het een<br />

man die zijn haren zwart heeft gemaakt om niet herkend te worden.'<br />

'Je zei zelf dat een zigeuner Bels heeft vermoord', zei Mathijs. 'Dat moet<br />

Goja zijn geweest.'<br />

'Had ik mijn mond maar gehouden', zei Driek spijtig. 'Ik heb niet gezegd<br />

dat Bels door Goja is vermoord:<br />

'Jawel', zei Mathijs fel. 'Jij zei dat zigeuners honden kunnen bezweren.'<br />

'Dát heb ik gezegd, maar ik heb niet gezegd dat het ook zo gebeurd is.'<br />

'Het kan de duivel zelf zijn geweest', zei moeder. 'Die is ook zwart.'<br />

'Ik heb die man van boven gezien', zei Mathijs. 'Zijn gezicht heb ik niet<br />

gezien.'<br />

'Daarom moeten we voorzichtig zijn met beschuldigingen', zei Driek.<br />

'Ditmaal laat ik me door jou niet ompraten', zei vader tegen Driek.<br />

'Morgenvroeg gaat Mathijs met mij mee naar de schout. Die rovers moeten<br />

worden gepakt. Misschien krijgen we dan iets van onze spullen terug. Ik laat<br />

me niet ongestraft beroven!'<br />

Ook Mathijs wilde niet meer naar Driek luisteren. Hij was zo kwaad over<br />

de moord op zijn hond dat alles in hem om wraak riep. Hij huilde. Wolf sloeg<br />

een arm om hem heen, om hem te troosten.<br />

'Waarom hebben ze bij ons geen brand gesticht?' vroeg moeder zich af. 'En<br />

bij Hansen wel ?'<br />

II7


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Dat hebben we aan Driek te danken', zei vader. 'Hij heeft zijn rust<br />

bewaard. Zijn kalmte heeft hen ervan weerhouden om nodeloos schade<br />

aan te richten.'<br />

'Driek had rechter moeten worden', zei Miene. 'Of schout. Hij zou veel<br />

makkelijker tegen die bende kunnen optreden dan die heethoofden van een<br />

drossaard en de schout die we nu hebben.'<br />

'Een boerenknecht kan nooit schout worden', zei Driek. 'Voor zo'n baan<br />

moet je van een rijke en geziene familie zijn. En als ik schout had kunnen<br />

worden, dan zou ik het toch niet willen zijn. Ik zou nooit iemand ter dood<br />

kunnen veroordelen.'<br />

'We hebben het huis behouden', zei moeder. 'Maar wat moeten we zonder<br />

spullen ? Ik kan niet eens meer koken.'<br />

'We hebben niet alleen het huis nog, maar ook de dieren en het land',<br />

troostte Driek. 'Er blijft genoeg te eten over, ook al moeten we ons een tijdje<br />

behelpen.'<br />

'Niet alle beesten zijn er nog', zei Miene, die in de stallen was gaan kijken.<br />

'De kippen zijn gestolen. Ze zijn in hun slaap van de balken geplukt. Alleen<br />

de haan is er nog.'<br />

'Dat beest heeft zich natuurlijk verzet', zei Driek. 'Voor zo'n felle haan<br />

hebben zelfs bokkenrijders angst.'<br />

Er werd op de deur geklopt. Stemmen van buren die hadden gehoord dat<br />

ze bij Stevens op waren en daaruit hadden begrepen dat er iets aan de hand<br />

was. Vader liet hen binnen en vertelde over de overval. Iedereen wilde er het<br />

fijne van weten. En toen een van de buurvrouwen een kan koffie bracht en<br />

een ander met een kruik jenever kwam aanzetten, werd er gedronken op het<br />

geluk bij een ongeluk. Het werd nog een gezellig koffieuurtje, zo midden in<br />

de nacht. Toch was dat heel bedrieglijk, want niemand voelde zich echt<br />

behaaglijk.<br />

Ook Hansen kwam op zijn krukken binnenstrompelen. Nadat hij het<br />

verhaal in geuren en kleuren had gehoord, kon hij alleen maar zuur kijken.<br />

'Ze hebben jou gespaard, Stevens', zei hij kil. 'Ze hebben je wel beroofd,<br />

maar huis en haard hebben ze heel gelaten. Ik ben véél meer kwijtgeraakt.'<br />

'Je praat of je me meer rampspoed had toegewenst', zei Stevens verbou­<br />

wereerd. 'Je zou blij moeten zijn dat ik niet alles kwijt ben.'<br />

'Met mij heeft ook niemand medelijden', gromde Hansen.<br />

'We hoeven geen medelijden te hebben met een man die nog zo rijk is dat<br />

u8


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

hij koeien kan opkopen', zei Driek droog. 'Jij bent niet arm.'<br />

'Jij moet je mond houden', zei Hansen hard. 'Een knecht hoort mij niet<br />

aan te spreken in zo'n taal. Een knecht hoort niet voor zijn meester te<br />

spreken.'<br />

'Van mij mag Driek zeggen wat hij wil', zei Stevens.<br />

'In dit huis staat alles op zijn kop', hoonde Hansen. 'Jij hebt geen gezag als<br />

boer. Ik begrijp niet dat de schutters juist jou tot kapitein hebben gekozen.<br />

Logisch dat de bokkenrijders keer op keer in óns dorp komen. Van jou<br />

hebben ze niets te vrezen.' Nijdig strompelde hij de deur uit.<br />

'Die man beledigt me zelfs nog in mijn eigen huis', zei vader woedend.<br />

'Trek het je niet aan', zei Driek. 'Pak een borrel en vergeet het.'<br />

Iedereen nam nog een glaasje. Alleen Wo lf niet. Hij gaapte. 'Ik ga weer<br />

pitten. Ik kan nog wel wat slaap gebruiken.' Hij verdween naar zijn kamertje.<br />

Ook Mathijs zinde de drukte in huis niet. Hij wilde nadenken over alles<br />

wat er was gebeurd.<br />

Hij liep naar de stal en klom in de haverbak van het paard, een plekje waar<br />

hij als kind ook vaak zat als hij tot rust wilde komen. Het oude dier leek hem<br />

te willen kalmeren en streelde hem met zijn lange manen.<br />

In Mathijs' hoofd spookte het. Onzekerheid overviel hem. Hij twijfelde of<br />

hij er goed aan had gedaan het verhaal over Goja aan zijn vader te vertellen.<br />

Hoe meer hij erover nadacht, hoe minder het zwarte haar van de bokken­<br />

rijder een bewijs tegen Goja leek.<br />

Hij was zo verward dat hij aan alles en iedereen twijfelde. Hij vertrouwde<br />

zelfs Driek niet meer. Waarom had Driek als eerste de dode hond ontdekt?<br />

Voor Driek was het een koud kunstje geweest Bels om zeep te helpen.<br />

Waarom praatte Driek het gedrag van de bokkenrijders steeds goed? Omdat<br />

hij zelf ook weinig geld en goed bezat ? Dat was geen verklaring. Driek was<br />

een tevreden mens. Voor hem telde bezit nauwelijks. Hij was geen rover.<br />

En Wolf? Was hij op zijn zwerftochten bevriend geraakt met boeven ? Wie<br />

weet gebruikten de bokkenrijders Wolf als spion. Waarom had hij als eerste<br />

zoveel slaap ? Kon hij Wolf nog vertrouwen ?<br />

II9


Het eerste ochtendlicht kierde door de stalraampjes. Met de komst van het<br />

licht verdwenen de spookbeelden uit Mathijs' hoofd.<br />

Miene kwam naar de stal om de koeien te melken. Ze zocht een emmer,<br />

maar kon er geen vinden.<br />

'Ik wist niet dat die ouwe melkemmers ook al waarde hadden' , foeterde ze.<br />

Ze zag het trieste gezicht van Mathijs.<br />

'Kop op, jongen. Ik weet dat je het erg vindt van de hond, maar het leven<br />

gaat verder.'<br />

Ze gafhem een kus in zijn nek. Even voelde hij haar dicht tegen zich aan.<br />

Dat was prettig. Hij wist dat Miene veel om hem gaf. Al was ze maar een<br />

dienstmeid, voor hem telde ze net zoveel als een zus.<br />

'Heb jij dan nooit verdriet ?' vroeg hij.<br />

'Soms. Misschien ben ik minder vlug verdrietig dan jij. Maar ik weet dat je<br />

met hartzeer geen stap verder komt. Je moet uithuilen en dan weer op je<br />

tanden bijten. Daarna gaat alles weer vanzelf.'<br />

'Heb je gisteravond Peter nog gezien ?'<br />

'Jazeker.'<br />

'En ? Hou je van hem ?'<br />

'Het is nog maar de vraag of ik van bakkerswerk hou', lachte ze. 'Ik zou<br />

liever boerin worden dan bakkersvrouw. Ik hou van beesten. Ik vind het<br />

prettig om 's morgens die dikke koeien te melken en hun warme lijven te<br />

voelen.'<br />

'Peter is een geboren bakker. Hij houdt van zijn werk.'<br />

'Dat is zo. Het ziet ernaar uit dat ik toch bakkersvrouw moet worden.'<br />

'Elke dag bakkersvlaai is ook niet gek. Die bekentenis van jou brengt mij<br />

een flink stuk vlaai op.'<br />

Mathijs sprong uit de haverbak en liep naar de schuur. Daar stond wa­<br />

rempel nog een oude schop. De bokkenrijders hadden het stuk roest niet de<br />

moeite waard gevonden. Achter in de bongerd groef hij een gat. De boom­<br />

gaard was altijd de lievelingspiek van Bels geweest. Als hij vrij mocht rond-<br />

120


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

lopen, rende hij daar zijn rondjes en wroette er in de molshopen.<br />

Samen met Driek sleepte hij de hond naar het gat. Hij plukte een armvol<br />

weidebloemen en strooide die uit over het dode dier. Nog even bleef hij naar<br />

zijn makker kijken. Toen gooide hij het gat dicht.<br />

'Het was een goede hond', zei Driek om de stilte te verbreken.<br />

'Het is akelig zonder Bels', zei Mathijs met verstikte stem. 'Ik mis hem erg.'<br />

Ze liepen terug naar de put.<br />

'Jij zult nooit een goede boer worden', zei Driek opeens.<br />

'Hoezo ?' zei Mathijs verwonderd.<br />

'J e hecht je te veel aan beesten. Je kunt er geen afstand van doen. Een boer<br />

moet ook hard kunnen zijn voor dieren.'<br />

'Toch wil vader dat ik boer word. Hij wil gewoon niet weten dat ik er geen<br />

zin in heb.'<br />

'Het ligt ook in de lijn van de verwachting dat jij als enige zoon de<br />

boerderij van je vader overneemt. Veel jongens zouden dat maar al te graag<br />

willen. Ik had vroeger graag zo'n kans gehad, maar als zoon van een knecht<br />

kon ik alleen maar knecht worden. De kansen liggen in de wereld niet voor<br />

het opscheppen.'<br />

Mathijs waste zich bij de put. Wolf zat op de putrand en mikte steentjes<br />

over de notenboom.<br />

'Wat een spannend nachtje', grijnsde Wolf.<br />

'We hebben het overleefd', zei Mathijs. 'Dat kunnen veel anderen bij wie<br />

de bokkenrijders zijn geweest niet zeggen.'<br />

Vader kwam naar hen toe.<br />

'Jij gaat er vanmorgen met de koeien op uit', zei hij tegen Wolf.<br />

'Naar het weiland bij de Geul ?'<br />

'Nee. Laat ze maar in de buurt van het huis grazen. Je moet de koeien<br />

kennen voordat je zulke verre tochten met ze kunt maken.'<br />

'Ik hou ze wel bij elkaar', zei Wolf, overtuigd van zijn eigen kunnen.<br />

'Jij hebt wel geluk', zei Mathijs. 'Gisteravond nog wilde je met mijn<br />

baantje ruilen en nu heb je al je zin.'<br />

Omdat alle levensmiddelen uit huis waren geroofd en er niet eens meer een<br />

bord of kop voorhanden was, leende moeder huisraad en etenswaren bij de<br />

buren. Ze smeerde boterhammen, maar het komende bezoek aan de schout<br />

ontnam Mathijs alle lust tot eten.<br />

Moeder gafhem schone kleren. Voor een bezoek aan de schout moest hij er<br />

121


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJD ERS<br />

netjes uitzien. Mathijs trok ze vol tegenzin aan. Veel liever was hlj er met de<br />

koeien op uitgetrokken. Sommige ochtenden haatte hij die dieren, maar nu<br />

zou hij ze wel willen omhelzen als hij met hen naar het weiland mocht. Hoe<br />

moesten Goja en zijn gezin nu aan eten komen? Ze zouden vergeefs op hem<br />

wachten.<br />

Vader had de pech dat de bokkenrijders niet één kledingstuk van hem<br />

hadden achtergelaten. Hij bezat alleen nog de spullen die hij aan zijn lijf had.<br />

In zijn daagse plunje moest hij zijn opwachting bij de schout maken.<br />

De weg naar Valkenburg werd de zwaarste wandeling die Mathijs in zijn<br />

leven had gemaakt. Zijn klompen leken van lood.<br />

'Stel je voor dat het toch niet die zigeuner was, maar iemand anders',<br />

probeerde hlj. 'Misschien heeft Driek gelijk en had die man zijn haren<br />

geverfd.'<br />

'Als Goja geen bokkenrijder is, dan is het een zaak van de schout om achter<br />

de waarheid te komen. Voor dat werk wordt hlj betaald.'<br />

'De beul kan iedereen laten bekennen.'<br />

'Van mij hoeft dat ook niet op die manier, maar ik kan de wet niet<br />

veranderen. Wanneer die zigeuner wél bij de bende hoort, kan de schout<br />

via hem de hele groep te grazen nemen.' Uit die woorden begreep Mathijs dat<br />

zijn vader niet van de aangifte wilde afzien. Hij was vastbesloten om de<br />

schout alles te vertellen. Misschien hoopte hij zo de gestolen spullen terug te<br />

krijgen.<br />

In het dorp werden ze herhaaldelijk staande gehouden door mensen die<br />

meer wilden horen over de bokkenrijders. Het nieuws van de overval had<br />

zich als een lopend vuurtje verspreid. Maar Stevens liet zich niet ophouden.<br />

'Ik moet er eerst met de schout over praten', weerde hlj steeds korzelig af.<br />

Ze troffen de schout aan op zijn kantoor in het raadhuis. Mathljs was er<br />

vaak voorbijgekomen, maar hlj was er nooit binnen geweest. De fraaie<br />

aankleding van het vertrek verbaasde hem. Een grote scbrijftafel van glan­<br />

zend hout. Hoge kasten met laden. Vloerkleden. Spiegels. Schilderijen. Zo'n<br />

deftige inrichting had hij nooit eerder gezien.<br />

'Ik heb al van de overval gehoord', zei de schout. 'Ik was al van plan in de<br />

loop van de dag bij je langs te komen, Stevens. Ik wil zelf zien wat voor schade<br />

de bokkenrijders hebben aangericht. Hebben ze sporen achtergelaten ?'<br />

'Dat zal wel, maar van onze spullen hebben ze niet veel overgelaten. Alles<br />

wat te tillen was, hebben ze meegenomen.'<br />

122


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Dat gespuis heeft voor niemand respect. Zelfs niet voor de kapitein van de<br />

schutterij.'<br />

'Mathijs heeft een van de bokkenrijders herkend.'<br />

'Dat is wat ik horen wil', riep de schout blij uit. 'Daar zal ook de drossaard<br />

blij mee zijn.' De schout trommelde op zijn dikke buik. 'Het wordt tijd dat<br />

we een vette buit binnenhalen. Wie heeft hij herkend ?'<br />

Nu Mathijs zijn mond moest opendoen, zou hij het het liefst op een lopen<br />

hebben gezet. Hij voelde zich een verrader.<br />

'Vertel alles wat je over die zigeuner weet', beval zijn vader.<br />

bleef Mathijs niets anders over dan te praten. De schout was een en al<br />

oor voor zijn verhaal. Hij wilde alles precies weten en hoorde hem langdutig<br />

uit over alles wat Mathijs van de zigeuners wist, vanaf zijn eerste ontmoeting<br />

met Marita bij de beek, tot aan zijn vermoeden over de bokkenrijder met het<br />

zwarte haar.<br />

Nadat hij de verklaring van Mathijs had genoteerd, riep de schout de<br />

wacht bij zich. Vanaf dat moment ging alles snel. Een paar ogenblikken later<br />

stond er buiten een twintigtal rakkers te paard klaar. De koets van de schout<br />

werd voorgereden. Op de bok zaten twee met vuurwapens bewapende sol­<br />

daten.<br />

Stevens nam naast de schout in de koets plaats. Mathijs moest tussen de<br />

mannen op de bok zitten. Het was de eerste keer in zijn leven dat hij met zo' n<br />

deftige koets reed, maar het plezier van de rit ontging hem helemaal. Hij<br />

voelde zich als een kat in het nauw. In zijn hoofd spookte het tussen goed en<br />

kwaad. Als hij aan Bels dacht, was hij tevreden over zijn daad, maar als hij aan<br />

Marita dacht kromp hij in elkaar van berouw. Dan was hij zich bewust van<br />

het leed dat hij Goja en zijn gezin aandeed.<br />

Bij de Geul lieten ze koets en paarden achter.<br />

'Loop jij maar voorop', zei de schout tegen Mathijs. 'Jij kent de weg het<br />

best: Het pad beklimmend, hoorde Mathijs de schout achter zich hijgen.<br />

Zijn dikke buik zat hem in de weg bij de lastige klim.<br />

Binnen in de grot hielden ze zich goed stil. Ze zaten natuurlijk op Mathijs<br />

te wachten, met een lege maag. Door die rotgedachte voelde hij zich nog<br />

schuldiger.<br />

De rakkers staken fakkels aan. Op een teken van de schout stormden ze<br />

naar binnen. De anderen volgden hen op de voet.<br />

Goja keek vreemd op toen hij plotseling werd ingesloten door rakkers. Hij<br />

123


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

wilde zich verweren, maar nadat hij een paar harde klappen had gekregen,<br />

zag hij in dat de overmacht te groot was. Hij begreep niet waarom hij gepakt<br />

werd, vooral niet toen hij Mathijs zag.<br />

'Deze knaap heeft jou herkend', beet de schout Goja toe. 'In de afgelopen<br />

nacht was jij een van de bokkenrijders die de boerderij van zijn vader hebben<br />

overvallen. '<br />

Goja was stomverbaasd. Ook Marita en haar moeder begrepen niets van<br />

de beschuldiging.<br />

'Ik ben de hele nacht hier binnen geweest', zei Goja. 'Ik ben al in dagen<br />

niet meer buiten geweest.'<br />

'J e hoeft je er niet uit te praten', snauwde de schout. 'Die jongen kent jou.<br />

Hij heeft je willen redden, dus praat hij niet voor zijn beurt.'<br />

'Hij kan zich toch vergissen', zei Goja.<br />

'We hebben een speciale kelder om je aan de tand te voelen', gromde de<br />

schout, doelend op de manelkamer.<br />

'Toch is hij de hele nacht bij ons geweest', riep Marita uit. 'Mijn vader<br />

heeft niets misdaan.'<br />

In haar radde taaltje begon Marita' s moeder tegen de schout te praten.<br />

'Wat zegt die vrouw ?' vroeg de schout geïrriteerd. Hij begreep er niets van.<br />

'Ze zegt dat jullie in de hel zullen branden als je een onschuldige in de<br />

gevangenis zet', venaalde Marita.<br />

'Als die vrouw haar mond niet houdt, arresteer ik haar ook', zei de schout<br />

kwaad.<br />

'Ik ben geen rover', zei Goja verslagen. 'Ik heb niemand iets gedaan.'<br />

'Dan begrijp ik niet waarom je naar dit hol bent gevlucht', zei de schout.<br />

'Als je niets op je geweten hebt, had je voor niemand hoeven vluchten.'<br />

'Die jongen heeft ons hiernaanoe gebracht', riep Goja. 'Hij zei dat we in<br />

levensgevaar waren. Was dat dan ook niet waar ?'<br />

'Jawel, dat was waar', gaf Stevens toe. 'Als wij je te pakken hadden ge­<br />

kregen, had je aan de hoogste boom gebengeld.'<br />

'Jammer dat jullie hem niet hebben opgeknoopt', zej de schout. 'Dat had<br />

me al dit werk bespaard. Ik ben blij dat Mathijs altijd heeft beseft wat voor<br />

vlees we in de kuip hebben.' Hij klopte Mathijs bemoedigend op de schouder,<br />

maar die voelde dat alleen maar als een vernedering.<br />

De rakkers sloegen Goja in de boeien en leidden hem de grot uit.<br />

'Wat doen we met de vrouw en het kind ?' vroeg de commandant van de<br />

soldaten.<br />

124


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Die twee blijven voorlopig maar hier, tot we weten wat we met die kerel<br />

gaan doen', zei de schout. 'Ik kan ze moeilijk in een logement onderbrengen.<br />

Daar geef ik mijn goede geld niet aan uit. In de grot kunnen we hen<br />

makkelijk bewaken. Laat een paar wachten bij de ingang achter.'<br />

'Zolang u die man vasthoudt, zullen ze heus niet vluchten', de rakker.<br />

'Ze kunnen nergens heen.'<br />

'Waar is hun woonwagen?' vroeg de schout.<br />

'Die hebben we verbrand', zei Stevens, een beetje schuldig.<br />

'En zijn paard?'<br />

'Dat hebben we verkocht.'<br />

'Wat doe je met het geld?'<br />

'Dat is voor de kas van de schutterij. Daar kopen we geweren voor.'<br />

'Prima. Hoe meer wapens, hoe meer hulp ik van jullie heb.'<br />

Marita en haar moeder huilden. Mathijs had graag met hen mee willen<br />

huilen. Hij zou hen willen bemoedigen, maar hij besefte dat hij zelf hun<br />

ellende veroorzaakt had. Hij was niet de aangewezen persoon om hen te<br />

troosten, ook al wu hij Marita willen omarmen.<br />

'Ik kon het niet voorkomen', zei hij zacht. 'Ik heb mijn mond voorbijgepraat.<br />

Ik was over mijn toeren omdat de bokkenrijders mijn hond hadden<br />

vermoord.'<br />

'Je bent een schoft', beet Marita hem toe. 'Een vuile verrader.'<br />

Haar woorden troffen Mathijs als zweepslagen. Hij wu het liefst door de<br />

grond zijn gezakt van schaamte. Hij voelde zich zo vuil alsof hij dagen in de<br />

stront had gelegen. In alle omvang drong tot hem door welk onheil hij had<br />

aangericht. Maar het was te laat. Hij kon zijn woorden niet herroepen. De<br />

schout zou hem toch niet meer geloven. Die was veel te blij met de nieuwe<br />

prooi in zijn val.<br />

'De galg staat nog klaar', hoorde hij de schout tegen de commandant van<br />

de rakkers zeggen toen ze uit de grot naar buiten liepen.<br />

Een tweetal rakkers bleef bij de uitgang van de grot achter.<br />

Met een touw om zijn hals en met geboeide handen liep Goja achter de<br />

koets aan. Hoewel nog niets tegen hem was bewezen, werd hij roch al als een<br />

misdadiger behandeld.<br />

Mathijs ging niet met de koets terug. Hij wilde niet bij dit gezelschap<br />

horen.<br />

'Ik zie je straks wel', riep vader, terwijl hij in het rijtuig stapte. Hij begreep<br />

125


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

wat er in zijn zoon omging en dwong hem niet om met hem mee te gaan.<br />

Het voertuig, Goja en de ruiters verdwenen snel uit het zicht.<br />

Mathijs ging in het gras zitten. Hij voelde zich ellendig. Zijn hoofd leek te<br />

barsten van spanning. Hij was het niet waard om in vrijheid rond te lopen als<br />

door zijn toedoen een onschuldig iemand aan de galg zou komen. Kon hij de<br />

tijd maar terugzetten. Eén dag terug. Dan zou hij alles anders doen.<br />

Om het kloppen van het bloed in zijn hoofd tegen te gaan, hield hij zijn<br />

hoofd tellen lang in het koele water van de Geul.<br />

Langzaam slenterde hij terug naar Valkenburg. Hij kwam langs de ruïne.<br />

Na alles wat hij in de afgelopen uren had meegemaakt, was zijn angst voor de<br />

spookplaats volledig verdwenen. Iets ergers kon niet meer. Hij durfde er<br />

gewoon rond te lopen.<br />

Vreemd. De grote brok steen die op het beeldje lag, was weggerold. Hij<br />

gtoef in het zand. Het beeldje was weg. Hadden de bokkenrijders het mee­<br />

genomen ? Of wisten ook anderen dat er in de ruïne een gouden beeldje te<br />

vinden was ? Had Lei te veel gekletst?<br />

Met zijn hoofd vol zorgen liep hij verder naar Valkenburg.<br />

Voor het raadhuis was een oploop. De arrestatie van de zigeuner werd druk<br />

besproken. Iedereen wilde er het fijne van weten.<br />

Mathijs zag zijn vader het huis van de rijke baron De Struels verlaten en<br />

ging naar hem toe.<br />

'Ik heb geld geleend van de baron', zei vader. 'We moeten nieuwe spullen<br />

kopen. We hebben geen stuk gereedschap meer in huis. Geen pot of pan. En<br />

dit is mijn enige broek.'<br />

'Krijgen we alles nieuw?'<br />

'Er zit niet veel anders op. Wat we zelf niet kunnen maken, moeten we<br />

kopen. Dit verlies kost ons zeker een paar jaar werk. Gelukkig dat ons huis<br />

nog overeind staat.'<br />

stapten de werkplaats van leerwerker Savelkoul binnen. Vader bestelde<br />

een paardenhoofdstuk, tuigwerk en leidsels.<br />

'Kun je nog wel betalen?' vroeg de leerwerker voorzichtig.<br />

'Ik ben altijd goed geweest voor mijn geld', zei vader. 'Zelfs baron De<br />

Struels leent mij geld.'<br />

'Het was maar een grapje', haastte Savelkoul zich te verontschuldigen. 'Ik<br />

ken mensen bij wie de bokkenrijders helemaal niets hebben achtergelaten.'<br />

'Ze pakken naargelang je rijk bent, maar rijk ben ik nooit geweest.'<br />

126


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Daarna bewchten ze de pottenbakker en een lakenhandelaar. Stevens<br />

verzocht hun thuis langs te komen, omdat moeder beter wist wat ze van<br />

dat soort spullen nodig hadden.<br />

Op weg naar huis ontmoetten ze de tinnegieter.<br />

'Ha, nieuwe klanten', riep Lei. 'De bokkenrijders hebben mij werk be­<br />

zorgd bij jullie thuis. Zo krijg ik ook een beetje binnen van de buit.'<br />

'Spot er maar niet mee', zei Stevens.<br />

'Je hebt gelijk', zei Lei. 'Ik gun het jullie niet, maar door de bokkenrijders<br />

gaat het mij goed. Waar zij op bezoek zijn geweest, moet ik nieuw bestek<br />

maken. Mijn smeltketeltje staat alle dagen gloeiend.' Hij blies in het hours­<br />

koolvuuttje onder de pot gesmolten tin.<br />

Nu pas zag Mathijs dat er in plaats van de trouwe ezel een paard voor de<br />

kar stond. Ook de kar was nieuw. En Lei zelf was van top tot teen in het<br />

nieuw gestoken.<br />

'Hoe kom jij plotseling aan wveel geld ?' vroeg Stevens, die al die nieuwig­<br />

heid ook was opgevallen.<br />

'Je hoort het toch, mijn zaken gaan goed. De bokkenrijders bezorgen mij<br />

steeds meer werk. De een zijn nood is de ander zijn brood.'<br />

'Maar zoveel ineens ?' zei Stevens. 'Het benieuwt me hoe jij ineens aan<br />

zoveel geld komt. Ben jij ook lid van die bende ?'<br />

'Hoe durf je dat in je mond te nemen', zei Lei kwaad.<br />

'Mensen die plotseling met geld gooien, hebben dat nooit eerlijk ver­<br />

diend', zei vader hard. 'Dat de schout jou nog niet opgepakt heeft, verbaast<br />

me toch al. Hij verdenkt heel wat kooplieden van medeplichtigheid en<br />

heling.'<br />

'Ik doe geen vlieg kwaad', zei Lei.<br />

'Jullie handelaren komen bij veel mensen over de vloer. Jullie zien en<br />

horen veel. Je kent de huizen vanbinnen en vanbuiten. Iemand als jij weet<br />

waar wat te halen valt. Dat alleen al maakt je verdacht.'<br />

'God beware me. Ik heb liever geen strop om mijn nek. Liever een arme<br />

tinnegieter dan een dode bokkenrijder.'<br />

'Ik hoop dat het w is', zei vader. 'Ga maar met ons mee. Bij ons thuis kun<br />

je direct aan de slag. Er is geen vork of lepel meer in huis.'<br />

Terwijl ze verder liepen, dacht Mathijs aan het gouden beeldje dat van de<br />

ruïne was verdwenen. En aan die nacht waarin Wolf en hij Lei hadden<br />

ontmoet. Het kon heel goed zijn dat hij toen van de ruïne kwam. Wie<br />

127


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

anders dan Lei zou het beeldje daar hebben weggehaald? Vo or Lei was het een<br />

koud kunstje om het gouden beeldje in zijn smeltpot om te smelten. Had hij<br />

daarom zijn mond moeten houden? Omdat Lei de buit alleen voor zichzelf<br />

wilde hebben ? Toch vond hij het maar dom van Lei om zijn geld zo op­<br />

vallend uit te geven. Hij had hem daar nog voor gewaarschuwd.<br />

128


20<br />

Het middageten was klaar. Soep met brood. Moeder nodigde ook de tinne­<br />

gieter aan tafeL En Lei was zo vriendelijk hun een stel vorken en lepels te<br />

lenen.<br />

Er ontspon zich een druk gesprek over de bokkenrijders en wie dat nu<br />

eigenlijk waren. Mathijs volgde het gesprek nauwelijks. Hij kon het gebeurde<br />

in de grotten niet uit zijn gedachten zetten. Steeds weer zag hij het ontzette<br />

gezicht van Marita voor zich. Nooit was iemand zo teleurgesteld in hem<br />

geweest. Hij pijnigde zijn hersens naar mogelijkheden om Goja te helpen,<br />

maar hij kon niets bedenken waarmee hij hem uit zijn ellendige situatie zou<br />

kunnen verlossen.<br />

Direct na het eten ging hij naar buiten. Bij de put bleef hij zitten peinzen.<br />

Daar trof Miene hem aan, toen ze de melkkannen kwam uitspoelen.<br />

'De laatste dagen eet je bijna niet. Je bent toch niet ziek?'<br />

Opeens begon hij te vertellen. In één golf kwam er alles uit wat hij had<br />

meegemaakt sinds hij Marita bij de beek had ontmoet tot aan het moment<br />

van de arrestatie van haar vader. En ook over het feit dat hij steeds meer aan<br />

de schuld van Goja twijfelde.<br />

'Ik vind het vreselijk dat Goja door mijn schuld vastzit en dat Marita<br />

kwaad op me is. Hoe kan ik het goedmaken ?'<br />

'Ik weet ook niet wat je eraan kunt doen. Wie in handen van de schout valt,<br />

is te beklagen.'<br />

'Die martelingen, dat is het ergst.'<br />

'Misschien gebeurt er een wonder', zei Miene. 'Dat ze toch nog net op tijd<br />

de echte bokkenrijders vinden.'<br />

Wolf kwam aanlopen, met zijn handen op de buik. Hij had weer te veel<br />

gegeten.<br />

'Hoe is het met de koeien gegaan ?' vroeg Mathijs.<br />

'Praat me er niet van. Die krengen hebben me flink laten lopen.'<br />

'Dat heb ik je voorspeld. Als je ze niet de baas bent, trekken ze zich weinig<br />

van je aan. Troost je. Vanmiddag ga ik er zelf met de koeien op uit.'<br />

129


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

Hij liep naar de stal en dreef de koeien naar buiten.<br />

'Je moet maar wat dichter bij huis blijven', zei vader. 'Het is te laat om nog<br />

naar Geulhem te gaan. Breng de koeien maar naar het weitje in Walem.'<br />

Daar was Mathijs blij om. Hij maakte zich zorgen over de mensen in de<br />

grotten en hij vroeg zich afhoe ze aan eten moesten komen, maar hij durfde<br />

hen niet onder ogen te komen. Trouwens, met die wachtposten voor de grot<br />

zou hij er niet eens binnen kunnen.<br />

Voor de stal was Lei zijn smeltkroes aan het vullen me.t brokken tin.<br />

'J e valt me tegen', voegde Mathijs hem toe. 'Jij hebt dat gouden beeldje<br />

ingepikt en verkocht. Mij ben je vergeten.'<br />

'Dat denk je maar.' Uit de binnenzak van zijn jas haalde Lei een zakje en<br />

overhandigde het aan Mathijs. Mathijs opende het. Vijf goudstukken.<br />

'Wat moet ik met al dat geld ?'<br />

'Dat is jouw zaak. Nu ben je net zo rijk als ik.'<br />

'Ik dacht dat je bang was voor dat beeldje!'<br />

'Dat was ook zo, maar ik kon zoveel goud niet voor anderen laten liggen',<br />

'grinnikte Lei.<br />

'Toen wij je die nacht tegenkwamen, kwam je toen van de ruïne ?'<br />

'Precies. En nu zwijgen we erover. Hoe minder praat, hoe minder het<br />

schaadt.'<br />

Verrast over zijn plotselinge rijkdom liep Mathijs achter de koeien aan.<br />

Wat moest hij met die goudstukken? Toen dacht hij aan Goja. Die zou dat<br />

geld goed kunnen gebruiken, als hij ooit nog vrij zou komen. Samen met de<br />

opbrengst van het paard en het gereedschap had hij nu tien goudstukken.<br />

Een klein kapitaal. Hopelijk dat hij het Goja ooit zou kunnen geven.<br />

Gewoontegetrouw wilde hij ook de koe van Bosch uit de stal halen. Pas<br />

toen hij voor de staldeur stond, herinnerde hij zich dat Eva was verkocht.<br />

Hij dreef de koeien het gehucht uit. De buurtschap Walem lag hoger dan<br />

De Heek, boven op een heuvel. Op het hoogste punt van Walem kon je over<br />

de hele omgeving van Valkenburg uitkijken. Vader bezat er een klein weitje.<br />

Het lag er wat verloren. De meeste stukken grond die hij bezat, lagen rond<br />

De Heek en Valkenburg. Het stukje in Walem had hij geërfd van een kinder­<br />

loze oom. Vader zei wel eens dat hij al die kleine stukjes grond die hij hier en<br />

daar bezat, aan elkaar zou willen schuiven. Dat zou het werk veel makkelijker<br />

maken. Een groot <strong>deel</strong> van de werktijd werd verdaan met het op en neer<br />

lopen tussen het huis en de verspreid liggende lapjes grond.<br />

13°


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Bij het weitje aangekomen bond Mathijs de koeien met hun halsters aan<br />

elkaar. De oude Bertha was hier al eens eerder uit het weitje gebroken en had<br />

zich volgevreten aan de gewassen op de omliggende akkers. Dat had ruzie<br />

gegeven.<br />

Op een naburig veld, dat van een boer uit Walem was, waren twee<br />

knechten aan het maaien. Ze floten een deuntje onder het werk. Hun zeisen<br />

zoefden door de tarwe. Waren ze blij dat de oogst er dit jaar goed op stond ?<br />

In de afgelopen jaren was het meestal anders geweest. Door hagel of ander<br />

noodweer was er vaak weinig graan geoogst. In de voorbije winter had dat op<br />

veel plaatsen tot voedselgebrek geleid. Aan die misoogsten schreef Driek een<br />

<strong>deel</strong> van de diefstallen toe. 'Honger kweekt dieven', zei hij altijd.<br />

Het viel Mathijs op dat een van de maaiers zwart haar had. Buiten Goja<br />

had hij nooit eerder een man met zulk zwart haar gezien. Zijn hart begon<br />

sneller te kloppen. Was dit de man die in de afgelopen nacht bij hen in huis<br />

was geweest? Hoe kwam hij daar achter ? Zou hij een praatje met die lui<br />

maken?<br />

Schijnbaar achteloos op een grashalm kauwend, slenterde hij naar de<br />

mannen toe. Hij moest zichzelf dwingen gewoon te blijven doen. Hij mocht<br />

zijn aandacht voor de zwartharige man niet verraden.<br />

'Maaien jullie dit hele stuk vandaag nog kaal ?' riep hij toen hij tot aan de<br />

rand van het veld genaderd was.<br />

'Jawel, snotneus', riep een van de maaiers terug. 'Onze baas houdt van<br />

opschieten. Pas maar op dat jouw vader je niet verhuurt aan onze boer. Bij<br />

ons leer je pas werken.'<br />

'Als het aan onze baas ligt, maaien we op één dag twee van deze velden<br />

kaal', riep de man met het zwarte haar. 'Maar mij krijgt hij daar niet voor.'<br />

Mathijs herkende de stem meteen. Het was dezelfde afgebeten stem die hij<br />

in de afgelopen nacht in huis had gehoord. Dit moest de man zijn die hij<br />

zocht!<br />

Hij dacht geen moment meer aan de koeien, maar zette het op een lopen<br />

en holde in één stuk door naar huis.<br />

Buiten adem en zwetend als een paard rende hij de schuur in waar vader en<br />

Driek aan het werk waren.<br />

uit.<br />

'Ik. .. ik ... heb de zwarte bokkenrijder gezien !' riep hij stotterend van haast<br />

'Dit is al de tweede keer dat je denkt de zwarte rover te herkennen', zei<br />

vader ongelovig.


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Ik herkende zijn stem', riep Mathijs uit. 'Diezelfde snauwerige stem.'<br />

'Jij ziet spoken op klaarlichte dag.'<br />

'We kunnen op zijn minst gaan kijken', zei Driek. 'Je weet het maar nooit.'<br />

Bewapend met knuppels en hooivorken liepen ze naar Walem, maar bij<br />

het veld aangekomen was er van de zwarte maaier geen spoor meer te<br />

bekennen. De andere knecht was er nog wel.<br />

Eerst dreven ze de koeien terug, die kans hadden gezien naar het grasveld<br />

van een buurman af te dwalen. Toen stapten ze op de maaier af.<br />

'Waar is je maat?' vroeg Stevens.<br />

'Ik ben hier alleen', zei de maaier. Hij liet zijn zeis zakken en wiste het<br />

zweet van zijn gezicht.<br />

'En de man die bij je was ?'<br />

'Je bedoelt de Zwarte van Stein? Die is weggelopen. Die had ineens haast.'<br />

'De Zwarte van Stein ?' vroegen ze in één adem.<br />

'Kennen jullie de Zwarte van Stein niet?'<br />

'We kennen hem niet,' zei Stevens, 'maar we hebben wel over hem ge­<br />

hoord. Hij is berucht om de vechtpartijen die hij uitlokt als hij dronken is.'<br />

'Hij werkt net als ik op de Beukenhoeve, maar hij is niet bepaald de beste<br />

knecht.'<br />

'Waarom niet?' vroeg Stevens. 'Is hij lui ?'<br />

'Niet lui. Als hij aan het werk is, werkt hij als een paard. Maar hij gaat vaak<br />

op stap. Dan komt hij lang na middernacht pas thuis. Soms ziet hij hele<br />

nachten zijn bed niet. En ik ben de klos. Ik moet altijd het werk opknappen<br />

dat hij laat liggen. Ik hoop dat mijn baas hem op straat zet en een andere<br />

knecht neemt.'<br />

'Ik snap het', zei Driek toen ze terugliepen naar huis, de koeien voor zich<br />

uit drijvend. 'De Zwarte van Stein heeft onraad geroken toen Mathijs weg­<br />

holde en de koeien achterliet. Zoiets doet een boerenzoon niet. Als die de<br />

koeien alleen laat, is er iets aan de hand.'<br />

'Die man is op de vlucht gegaan, omdat hij een slecht geweten heeft', zei<br />

vader.<br />

'Geven we de Zwarte van Stein aan bij de schout?' vroeg Mathijs.<br />

'Voorlopig denk ik daar niet aan', zei zijn vader beslist. 'Laat de schout het<br />

zelf maar uitzoeken. Als ik deze man beschuldig, hebben we kans de bok­<br />

kenrijders nog een keer te mogen ontvangen. Daar heb ik geen trek in.'<br />

'We moeten de onschuld van Goja bewijzen', hield Mathijs aan.<br />

1 32


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

'Dat kunnen we niet .. Ook al verdenken we nu de Zwarte van Stein, voor<br />

de schout is dat niet het bewijs dat die zigeuner onschuldig is.'<br />

'Als de Zwarte van Stein aan de haal is, geloof ik niet dat de schout hem<br />

nog te pakken krijgt', zei Driek. 'En dan blijft de vraag ofhij ons wel gelooft.<br />

Die zigeuner is voor hem een veel makkelijker prooi.'<br />

Thuis aangekomen rustten ze even uit bij de put.<br />

'Wat gebeurt er nu met Goja?' vroeg Mathijs.<br />

'Dat is onze zaak niet', zei vader.<br />

'Nu Goja door onze schuld in de gevangenis zit, moeten wij ervoor zorgen<br />

dat hij eruit komt', zei Driek.<br />

'Je weet niet wat je zegt', zei vader. 'Je kunt je net zo goed zelf ophangen.'<br />

'Beter dood dan blood*', zei de knecht, het spreekwoord omkerend. 'Ieder­<br />

een moet met eigen middelen strijden tegen het onrecht.'<br />

'Maar als je geen middelen hebt, kun je ook niet strijden. Ik heb er geen<br />

behoefte aan om in de schoenen van de drossaard en de schout te gaan staan<br />

en al helemaal niet om me tegen hen te keren. Dat wordt niet van een<br />

schutter verwacht. Ik wil er niets meer over horen.'<br />

Nijdig beende vader naar binnen, de anderen bedrukt achterlatend.<br />

'Hij is niet voor rede vatbaar', zei Driek misprijzend. 'Hij wil niet toegeven<br />

dat de schutters een fout hebben gemaakt met hun mislukte overval op die<br />

zigeuner. Hij is bang dat het zijn eer als schutterskapitein aantast.'<br />

Wolfkwam uit de boomgaard met een mand appels. Met een plof zette hij<br />

de mand neer.<br />

'Niet te tillen. Die appels zijn zwaarder dan ik dacht.'<br />

'Het zal je buik zijn die je niet kunt tillen', zei Mathijs. 'Je hebt natuurlijk<br />

net zoveel appels gegeten als er in de mand zitten.'<br />

'Wat kijken jullie triest. Kan ik je een appeltje aanbieden om je wat op te<br />

vrolijken?'<br />

Mathijs vertelde wat er was gebeurd.<br />

'Toch zouden we iets voor Goja moeten doen', zei Wolf nadat hij het hele<br />

verhaal had gehoord. 'Wij zijn verplicht hem te bevrijden.'<br />

'Je hebt gelijk', zei Driek. 'Wij moeten hem helpen. Het is zijn enige kans.<br />

Het kost hem het leven als we hem aan zijn lot overlaten.'<br />

'Als we Goja uit de cel zouden kunnen halen, dan kunnen we ook meteen<br />

de Waal bevrijden', zei Mathijs hoopvol.<br />

'Jij wilt wel veel ineens', merkte Wolf op. 'We kunnen geen wonderen<br />

verrichten. '<br />

133


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Misschien wel', Driek. 'Ik heb een plan, maar het is gewaagd.'<br />

'Laat horen', zei Wolf. 'Als het spannend wordt, doe ik mee.'<br />

'J e móét meedoen. Zonder jou zijn we met te weinig. Op vader hoeven we<br />

niet te rekenen. Die mag niet eens weten dat we Goja willen bevrijden.'<br />

'Vertel op', drong Mathijs aan. 'Wat moeten we doen ?'<br />

'Het is vandaag zaterdag', zei Driek. 'Vanavond gaan veel mensen in het<br />

dorp wandelen en een biertje drinken. Zoals wij dat ook vaak op zo'n zo­<br />

merse zaterdagavond doen. Het valt niemand op als we een ommetje maken<br />

en in Valkenburg terechtkomen.'<br />

'En dan?' trok Mathijs de woorden uit Drieks mond.<br />

'Dan begint het pas echt. Om het raadhuis binnen te komen, moeten we<br />

de wacht uitschakelen.'<br />

ken.'<br />

'Onmogelijk', zei Wolf. 'Met al dat volk op straat.'<br />

'We moeten een list bedenken', Driek. 'We moeten de man weglok-<br />

'Een wacht krijg je nooit van zijn post weg.'<br />

'Ik wed dat ik hem van de deur weg krijg als ik hem een pot bier aanbied',<br />

zei Driek.<br />

'Ik snap het', zei Mathijs. 'Jij lokt hem de herberg in en dan moeten wij<br />

proberen het raadhuis binnen te komen.'<br />

'Juist. Hoe langer ik de wachtpost bij het raadhuis vandaan kan houden,<br />

hoe beter het is.'<br />

'En verder?' vroeg Wolf gespannen.<br />

'Jullie sluipen naar binnen, schakelen de wacht uit die binnen zit en<br />

openen de cel.'<br />

'Dat lukt nooit', zei Mathijs mismoedig. 'Ik geloof nooit dat wij een<br />

soldaat de baas kunnen. We hebben geen wapens.'<br />

'Toch is het de enige manier', zei Driek. 'Maar als je denkt dat het niet<br />

lukt, moeten we het hele plan vergeten.'<br />

'We kunnen het proberen', zei Wolf moedig. 'Waarom zou het niet<br />

lukken? Toen Lei ons overviel, hebben we hem ook plat gekregen met zijn<br />

tweeën.'<br />

'Zo mag ik het horen', zei Driek. Hij gaf Wolf een vriendschappelijke klap<br />

op de schouders.<br />

'Niet te hard slaan. Als ik kreupel ben kan ik niet meedoen.'<br />

'Jullie moeten elkaar helpen om op het dak te komen. Als je een paar<br />

134


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

pannen aan de kant schuift, kun je het dakvenster van binnenuit openen.'<br />

'Hoe krijgen we de deur van de cel open?'<br />

'Dat is niet moeilijk. De sleutel van het traliehek voor de cellen hangt aan<br />

de keldermuur.'<br />

'Hoe weet jij dat?' vroeg Mathijs. 'Heb je in de gevangenis gezeten ?'<br />

'Toen ik jong was, heb ik eens een paar dagen vastgezeten wegens een<br />

vechtpartij op de kermis.'<br />

'Jij ? Heb jij ooit gevochten ?'<br />

'Ach, echt vechten kon je dat niet noemen. Het waren meer stoeipartijtjes<br />

tussen jongens uit De Heek en die uit Valkenburg, zoals je dat nu ook nog<br />

hebt. Maar de schout die we toen hadden, was altijd op de hand van die lui<br />

uit Valkenburg en greep ons.'<br />

'En als het plan niet lukt ?' vroeg Wolf.<br />

'Dan hangen we allemaal.'<br />

Daar waren ze even stil van. Twijfels speelden door hun hoofden. Ze keken<br />

elkaar eens aan, alsof ze wilden schatten hoe de anderen erover dachten.<br />

'Het is een gedurfd plan', zei Wolf, een beetje stil.<br />

'Of het slaagt hangt af van kleinigheden', zei Driek.<br />

'Stel dat die wacht geen dorst heeft', zei Mathijs.<br />

'Elke soldaat heeft dorst', zei Driek. 'Die soldaten krijgen vanzelf trek als ze<br />

zien dat andere mensen lekker zitten te drinken. Veel geld om in de herberg<br />

uit te geven hebben die rakkers trouwens niet. Ze verdienen nog minder dan<br />

een boerenknecht!'<br />

'En als het plan wel lukt ?' vroeg Wolf.<br />

'In dat geval moeten jullie de zigeuner en zijn gezin zo snel mogelijk over<br />

de grens brengen. Ik hou de wachtpost zo lang mogelijk in de herberg aan de<br />

praat.'<br />

'En thuis ?' vroeg Mathijs. 'Hoe laat denk je dat we terug zijn? Na midder­<br />

nacht ?'<br />

'Dat denk ik niet. Zo'n actie moet snel gebeuren. Er mag niet getreuzeld<br />

worden. Als Goja buiten is, moet hij zo vlug mogelijk het land uit.'<br />

'Maar dan zijn we er nog niet', zei Mathijs. 'Er staan ook wachtposten bij<br />

de grot.'<br />

'Als jullie zo ver komen, zijn jullie met een man meer. Met een beetje<br />

gezond verstand moeten die wachten uit te schakelen zijn.'<br />

'We kunnen ook de andere ingang van de grot gebruiken om Marita en<br />

135


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

haar moeder daar weg te halen', zei Mathijs.<br />

'Dat is te gewaagd. De wachten moeten uitgeschakeld worden, zodat ze<br />

geen alarm kunnen slaan.'<br />

'Wanneer gaan we ?' vroeg Mathijs.<br />

'We moeten wachten tot het bijna donker is en de schout zijn kantoor<br />

heeft verlaten. Dan zijn er alleen nog wachtposten.'<br />

'Ben je bang?' vroeg Mathijs aan Wolf.<br />

'Jij niet ?'<br />

'Je bent niet verplicht om mee te doen. Jij hebt geen schuld aan wat er met<br />

Goja is gebeurd.'<br />

'Ik laat je niet alleen', zei Wolf. 'Jij hebt mij geholpen. Nu help ik jou.'


21<br />

Van eten kwam die avond niet veel. Zelfs Wolf kwam niet door zijn portie<br />

stamppot heen. Gelukkig viel het niet te erg op, want terwijl ze nog aan het<br />

eten waren, kwam de naaister om van allen de maat te nemen. Behalve<br />

Mathijs moest iedereen in het nieuw worden gestoken. Ook Wo lf.<br />

Voor hem was het aanmeten van nieuwe kleren een hele gebeurtenis. Hij<br />

had nooit nieuwe kleren gekregen, maar had zich altijd moeten behelpen met<br />

afdankertjes.<br />

Wolf vertelde hoe hij zijn broek en jas wilde hebben. De naaister knikte ja<br />

en amen, maar Mathijs geloofde niet dat ze veel rekening met Wo lfS wensen<br />

zou houden. Ze maakte kleren voor haast iedereen in De Heek. Het resultaat<br />

was dat op zondag alle jongens uit de buurt er hetzelfde bij liepen, in een­<br />

zelfde broek en eenzelfde vest. En de meisjes droegen eendere gesteven<br />

jurken.<br />

In de keuken was Miene bezig met het klaarmaken van spijs voor vlaaien.<br />

Van wortels en appels had ze pap gemaakt, die ze over de vlaaibodems<br />

uitgoot.<br />

'Ik ben benieuwd hoe het smaakt', zei Mathijs.<br />

'Ach, wat jij niet lust, eet Wolf wel op.'<br />

Driek zat bij de put en bond bezems. Bezems van heide waren voorwerpen<br />

die je nooit van anderen mocht lenen. Door te vegen met de bezems van<br />

anderen, veegde je het ongeluk en de ziekten van de bezitter van de bezems<br />

ook je eigen huis binnen, meende moeder. Daarom had ze geen bezems<br />

geleend nadat de bokkenrijders hen hadden overvallen.<br />

Tegen de tijd dat het begon te schemeren, haalde Mathijs de goudstukken<br />

uit zijn kamertje en stopte ze diep in zijn zak. Met kloppend hart ging hij naar<br />

buiten. Niemand had wat gemerkt. Dit was zijn geheim. Daar zou hij nooit<br />

met iemand over praten.<br />

Moeder en Miene zaten op de bank voor het huis. Moeder dopte erwten<br />

en Miene schilde aardappels. Meestal maakten ze ' s avonds al de voorberei­<br />

dingen voor het eten van de volgende dag.<br />

137


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Jij schilt dobbelstenen', plaagde Mathijs.<br />

'Laat maar eens zien dat jij het beter kunt.' Miene reikte hem het mes aan.<br />

'Poeh, vrouwenwerk.'<br />

'Ja, vrouwenwerk, omdat mannen er te lomp voor zijn.' Ze pakte een<br />

aardappel uit de mand en zette er het mes in.<br />

'Als het je lukt de schil van de aardappel in één keer eraf te halen en hem<br />

dan over je linkerschouder gooit, zul je trouwen met de jongen van je keuze',<br />

zei moeder. Even later mikte Miene een hele schil over haar schouder.<br />

'Je mag van geluk spreken', zei moeder. 'Als de schil onder het gooien was<br />

gebroken, zou je helemaal nooit trouwen.'<br />

Plotseling hoorden ze de haan tekeergaan. Vader kwam met het dier uit de<br />

schuur. Hij had hem aan twee poten vast, legde hem met de nek op het<br />

hakblok en sloeg hem in één keer de kop af.<br />

'Die is voor morgen" zei moeder. 'Lekker eten voor de zondag.'<br />

'Jammer van die mooie haan', Mathijs.<br />

'Niks jammer', zei Driek. 'Een haan zonder kippen heeft geen taak. Het<br />

enige waarmee hij ons nog kan dienen, is lekker mals te zijn. Als we nieuwe<br />

kippen kopen, krijgen we er een nieuwe haan gratis bij.'<br />

Even later kuierden Driek, Mathijs en Wolf, ogenschijnlijk op hun gemak,<br />

naar Valkenburg. De pauw van Hansen was slechtgehumeurd. Hij kwam<br />

blazend op hen af, maar echt aanvallen durfde hij niet.<br />

Lowie zat voor het huis zijn klompen te schuren.<br />

'Hoe is het met je vader?' vroeg Mathijs.<br />

'Een beetje beter. Vandaag is de vroedvrouw uit Ransdaal geweest. Je weet<br />

dat ze pijn kan afbidden.'<br />

'Ik zag dat er iemand met een paard bij jullie was', zei Driek.<br />

'Dat was boer Schütz uit Übach-over-Worms. Bij zijn vader heeft mijn<br />

vader nog gewerkt. Schütz wil mij huren als knecht. Als ik wil, kan ik<br />

komende lente bij hem beginnen.'<br />

'Zo'n betrekking was voor jou ook niet slecht', zei Driek tegen Mathijs,<br />

toen ze verder wandelden. 'Het zou goed voor je zijn een tijdje bij een andere<br />

boer te werken. Hoe meer ervaring je opdoet, hoe beter het je later als boer<br />

gaat. Ik heb vroeger ook bij verschillende boeren gewerkt. Daar heb ik nooit<br />

spijt van gehad. Overal doe je andere inzichten op.'<br />

In Valkenburg was het druk. Veel mensen profiteerden van de mooie<br />

zomeravond om een wandeling te maken. De terrassen van de herbergen


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

zaten vol. Dienstmeiden van burgerfamilies kwamen op dit late uur nog van<br />

de bakker met broden en vlaaien voor de zondag.<br />

Op de markt zorgden straatmuzikanten voor een vrolijke stemming. Be­<br />

delaars hielden iedereen staande om een aalmoes te vragen.<br />

Onder een boom op het marktplein was een kwakzalver bezig met het<br />

trekken van kiezen. Met een grote tang trok hij rotte tanden. Medelijden met<br />

zijn klanten had hij niet, want als ze hun zere kiezen kwijt waren, keken ze<br />

nog pijnlijker dan tevoren. Medelijden hoefde ook niemand van deze tand­<br />

arts te verwachten, want buiten zijn praktijk als kwakzalver was hij ook<br />

aangesteld als de beul van Valkenburg. Ondanks zijn bruutheid had de beul<br />

niet over gebrek aan klanten te klagen. De extra pijn nam men op de koop<br />

toe. Die ging na verloop van tijd weer weg en dat was beter dan eeuwig met<br />

kiespijn te lopen. Trouwens, tegen de bloedingen verkocht de kwakzalver een<br />

spoelmiddel, dat de arme klanten als brand in de mond voelden, maar het<br />

hielp werkelijk het bloeden te stelpen.<br />

De beul was een man die goed verdiende aan het leed van de mensen, want<br />

niet alleen hielp hij hen van ziekten af en hing hij ter dood veroor<strong>deel</strong>den op,<br />

hij was ook de doodgraver van het stadje.<br />

Driek wisselde enkele woorden met bekenden. Over het weer en het werk<br />

en natuurlijk over de bokkenrijders, want daar had iedereen de mond van<br />

vol. Driek werd uitgehoord over de overval, maar veel kwamen ze van hem<br />

niet te weten. Driek wilde niemand beschuldigen en praatte eromheen.<br />

Tenslotte was het nog gevaarlijk ook om je mening over de bokkentijders<br />

te laten horen, want iedereen zou een bokkenrijder kunnen zijn.<br />

Ze vonden een plekje op een van de zitbanken tegenover het raadhuis.<br />

Mathijs liep even naar de bakkerswinkel en keek naar binnen.<br />

Peter had het druk met het bedienen van de laatste klanten. Hij keek blij<br />

op toen hij Mathijs zag.<br />

'Zeg tegen Miene dat ik morgenmiddag bij de kapel in Walem ben',<br />

fluisterde hij in Mathijs' oor.<br />

'Komt voor de bakker.'<br />

Die twee leken smoorverliefd. Wat voor een gevoel zou dat zijn, verliefd­<br />

heid ? De kriebel die hij in zijn buik voelde als hij aan Marita dacht, was dat<br />

ook verliefdheid?<br />

Hij ging terug naar de anderen. Driek zat een pijpje te roken, net of er niets<br />

aan de hand was.<br />

139


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

In een café aan de overkant was tumult. De kastelein werkte een paar<br />

dronken klanten naar buiten. De mannen gingen tekeer en probeerden weer<br />

binnen te dringen, maar de potige kastelein gooide hen opnieuw de deur uit.<br />

'Kerels die zo dronken zijn, geven veel geld uit', zei Driek. 'Ik ken ze. Ze<br />

werken nooit, maar ze feesten de hele dag. Ra ra, hoe kan dat ?'<br />

'Zijn het bokkenrijders ?' vroeg Mathijs.<br />

'Ik denk dat het gewone struikrovers zijn. Echte bokkenrijders gedragen<br />

zich minder opvallend. Die smijten niet met geld. Die verraden zich niet.'<br />

Rond negen uur zagen ze dat de schout zijn kantoor verliet en het raadhuis<br />

afsloot.<br />

Voor de deur nam een oude rakker plaats, bewapend met een pistool. Als<br />

de oudgediende er niet zo krakkemikkig bij had gestaan, zou hij er misschien<br />

krijgshaftig hebben uitgezien, maar door zijn houten been en zijn groezelige<br />

uniform zag hij er eerder lachwekkend uit. Een versleten soldaat op zijn ouwe<br />

dag.<br />

'We hebben geluk', zei Driek zachtjes. 'Die kerel ken ik.'<br />

'Waar ken je hem van?' vroeg Mathijs.<br />

'Hij heet Jansen. Oorspronkelijk komt hij uit Meerssen. Toen ik nog een<br />

kind was kende ik hem al. Met zijn vader, die varkenskoopman was, trok hij<br />

langs de boerderijen. Hij hield niet van dat werk. Hij wilde avonturieren en<br />

daarom is hij soldaat geworden.'<br />

'In het Oostenrijkse of het Franse leger ?' vroeg Wolf.<br />

'Hij heeft in vele legers gediend. Mannen als Jansen verhuren zich aan<br />

degene die het meest betaalt. Als ze een stuiver meer krijgen, vechten ze<br />

'morgen tegen de maten met wie ze vandaag ten strijde trekken.'<br />

'Hoe komt hij hier terecht?'<br />

'Hij is te oud voor het leger. Hij heeft geluk gehad dat hij in zijn geboor­<br />

testreek een baantje heeft gekregen.'<br />

'Beter een halve soldaat dan een hele', meende Wolf.<br />

'Zo' n oude soldaat houdt wel van een pot bier', zei Driek. 'Ik heb J ansen<br />

vaak in de herberg gesproken. Hij vertelt graag over zijn heldendaden. Hij<br />

heeft heel Europa gezien. Dat alleen al maakt zijn verhalen interessant, al<br />

mag je er niet te veel van geloven.'<br />

'Een beetje sneu dat we juist hém te pakken moeten nemen', zei Mathijs.<br />

'Welnee. Met hem hoeven we geen medelijden te hebben', zei Driek. 'Hij<br />

zal dat ook nooit met zijn slachtoffers hebben gehad. Hij maakt het ons wat


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

makkelijker. Een type als hij moet ik aan de praat kunnen krijgen.'<br />

Ze stonden op en wandelden kalm naar de dichtstbijzijnde herberg. Ter<br />

hoogte van het raadhuis groette Driek de rakker en lichtte beleefd zijn pet op.<br />

'Ze hebben jou mooi te pakken, Jansen. Op zo'n mooie avond, als ieder­<br />

een dorst heeft en de herberg vol mensen zit die naar jouw verhalen willen<br />

luisteren, sta jij op wacht.'<br />

'Ik ben voor pech in de wieg gelegd', gromde Jansen. 'Ik heb altijd van<br />

generaal gedroomd, maar op mijn ouwe dag ben ik nog minder dan een<br />

gewoon soldaat. Rakker is een hondenbaan.'<br />

'Een cent wordt nooit een gulden', troostte Driek. 'Ik blijf ook mijn hele<br />

leven boerenknecht.'<br />

'Ik had generaal willen worden, maar nu sta ik voor piet snot op de<br />

avonden dat iedereen vrij is.'<br />

'Dat is het na<strong>deel</strong> van je beroep. Een soldaat is nooit echt vrij .'<br />

'Er zitten wel meer nadelen aan mijn beroep', klaagde Jansen. 'Ik word<br />

betaald alsof ik van nature een hongerlijder ben.'<br />

'Die schepenen zouden hun soldaten goud moeten geven, nu jullie zoveel<br />

goed werk doen met het opruimen van de bokkenrijders.' Driek smeerde de<br />

man stroop om de mond om hem te paaien.<br />

'Geen cent méér krijgen wij van dat vrekkige stadsbestuur. Als ik een pot<br />

bier wil drinken, heb ik niet eens het geld om naar de herberg te gaan. Door<br />

zo gierig te zijn maken de schepenen nog bokkenrijders van hun eigen<br />

soldaten.'<br />

'Ach weet je, wij boeren zijn de beroerdsten niet. Wij zijn jullie best<br />

dankbaar voor alles wat jullie doen. Daarom krijg je van mij een pot bier.<br />

Ik geef er een bij de herberg.'<br />

'Een pot bier zou best door mijn droge soldatenkeel glijden. Helaas kan ik<br />

hier niet weg. Er zitten een paar bokkenrijders in de kerker.'<br />

'Die zitten veilig achter slot en grendel. Ze lopen niet weg.'<br />

'Dat is waar. Die knapen kunnen er niet uit. En er zit nog een cipier<br />

binnen ook.'<br />

'Ik zou ook niet weten wie hen eruit zou willen halen. Alle mensen zijn blij<br />

dat die rovers opgesloten zitten.'<br />

'Je hebt gelijk. Vo oruit, eentje wil ik er wel met je gaan drinken. Eentje.<br />

Dan ben ik maar even weg.'<br />

'Zegjansen, laatst vertelde je over die oorlog in Pruisen. Jij hebt toen toch


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

persoonlijk die vijandelijke generaal te pakken genomen ?'<br />

'Dat zal ik je eens haarfijn vertellen', zei Jansen, verheugd dat hij een<br />

glorieus verhaal uit zijn roemruchte verleden mocht opdissen. Hij wandelde<br />

met Driek mee naar de herberg.<br />

'Dat moet een zeer interessante gebeurtenis zijn geweest', moedigde Driek<br />

hem aan.<br />

'Dat ik die generaal te pakken heb genomen, was nog lang niet alles. Ikheb<br />

er in die oorlog heel wat over de kling gejaagd.'<br />

Nu Jansen eenmaal aan het vertellen was, raakte hij zelfin de ban van zijn<br />

verhaal. Vol vuur berichtte hij over zijn vermeende heldendaden.<br />

Driek bestelde grote kruiken bier voor Jansen en hemzelf.<br />

Zodra de twee in de herberg zaten, slenterden Mathijs en Wolf naar het<br />

steegje naast het raadhuis. Onopvallend verdwenen ze in het straatje. Er was<br />

niemand.<br />

Mathijs klom op het muurtje.<br />

'Nu moet het gebeuren', mompelde hij. Hij voelde de spanning tot in zijn<br />

kaken.<br />

'Kop op', fluisterde Wolf. 'Je moet gewoon aan iets leuks denken. Ik denk<br />

aan de vlaai die we morgen krijgen. Ik zag Miene beslag maken van echt wit<br />

meel.'<br />

'Jij bent een abnormale vreetzak.'<br />

Met een extra zetje van Wolfbelandde Mathijs in de goot van het raadhuis.<br />

Hij trok Wolf omhoog.<br />

Vo orzichtig schuifelden ze langs de dakrand tot aan het zolderraampje.<br />

Zachtjes schoven ze een paar pannen aan de kant. Wolf stak zijn arm naar<br />

binnen. Hij kon net de beugel bereiken waarmee het raam was vergrendeld.<br />

Hij opende het raampje, hees zich omhoog en liet zich behoedzaam naar<br />

binnen glijden. Mathijs volgde.<br />

Even moesten hun ogen aan het donker wennen. Toen zagen ze dat ze<br />

tussen kasten stonden die waren volgestapeld met klappers vol papieren.<br />

Mappen vol beschreven vellen lagen in de hoeken.<br />

Nu hij eenmaal binnen was, stond Mathijs versteld van zijn eigen moed.<br />

Inbrekertje spelen in het raadhuis ! Het zweet brak hem uit als hij eraan dacht<br />

wat er zou kunnen gebeuren als ze betrapt werden. Hij bewonderde Wolf, die<br />

geen spoor van angst vertoonde.<br />

'Welke vlaai wil je, appelvlaai of wortelenvlaai ?'


'Allebei', fluisterde Wolf terug.<br />

ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Ze wachtten en luisterden. Ze hoorden de cipier in de gang op en neer<br />

lopen. Hij had hen niet gehoord.<br />

'En nu verder', zei Wolf. 'Er is geen tijd te verliezen.'<br />

Zacht opende hij de deur. Een trap. Op hun tenen slopen ze naar beneden.<br />

Tree voor tree. Bij elke stap kraakte de trap een beetje.<br />

kast.<br />

De cipier stond stil. Had hij hen gehoord? Ze verscholen zich achter een<br />

De man stommelde de trap op. Het moment van de waarheid naderde.<br />

De cipier kwam dichterbij. Hij was op zijn hoede en hield zijn pistool voor<br />

zich uit. Hij liep hen rakelings voorbij. In één beweging sprong Wolfhem op<br />

de rug en kneep hem de keel dicht. Mathijs dook naar zijn benen en trok hem<br />

omver. Het wapen viel. Wolf greep het pistool en sloeg de man bewusteloos.<br />

'De gebruikelijke tactiek', hijgde Wolf tevreden. 'Dit is al de tweede keer<br />

dat we samen iemand te grazen nemen. We kunnen er een beroep van<br />

maken.'<br />

'Mij niet gezien. Ik ben niet zo'n vechtersbaas.'<br />

Vo l lef stak Wolf het pistool tussen zijn riem en stopte de kogels in zijn<br />

broekzak. Met zijn eigen kledingstukken bonden ze de in onmacht liggende<br />

man aan handen en voeten en propten een stuk van zijn hemd in zijn mond.<br />

Ze slopen verder naar beneden. De hal op de begane grond was betegeld,<br />

zodat ze daar haast geruisloos vorderden. Het flauwe licht van de straat­<br />

lantaarns viel door glas-in-loodramen naar binnen.<br />

Ze vonden de ingang van de kelder. Een zware deur die zo hard kraakte dat<br />

ze ervan schrokken. Ze wachtten. Er gebeurde niets.<br />

Op de keldertrap scheen het zwakke licht van een flambouw·, die in een<br />

houder in de muur stak. De muren schitterden van het vocht. Beneden stonk<br />

het naar muf stro en beschimmeld voedsel.<br />

Het eerste dat ze zagen was de martelkamer. Een vies hok waarin wipgalg,<br />

rad·, pijnbank· en Spaanse laarzen klaarstonden voor hun gruwelijk werk. De<br />

sinistere werktuigen deden hen eens te meer beseffen met welke gevaarlijke<br />

opdracht ze bezig waren.<br />

Wolf greep de flambouw van de muur. Ze schrokken van een paar ratten<br />

die plots onder de trap uitsprongen en door een hekwerk wegschoten.<br />

Ze vonden de cel waarin Goja zat opgesloten. Treurig zat hij in een hoek.<br />

In de andere hoek lag de Waal, op een dunne laag oud stro. Hij was er slecht<br />

143


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

aan toe. Hij was gemaneld. Zijn gezicht en armen waren bedekt met ge­<br />

ronnen bloed. Zijn lderen waren gescheurd.<br />

'Jij verrader!' riep Goja uit toen hij Mathijs herkende. Hij vloog overeind.<br />

'Het is jouw schuld dat ik hier zit te creperen!'<br />

'Sssst', zei Wolf geschrokken. 'Niemand mag ons horen.'<br />

Mathijs had een paar tellen nodig om de woede-uitval van Goja te ver­<br />

werken. Even verlamde zijn schuldgevoel hem, maar gelukkig hervond hij<br />

zijn zelfbeheersing.<br />

Tot hun stomme verbazing zagen de twee gevangenen dat Mathijs de<br />

zware sleutel van de muur griste en het hek in het traliewerk ontsloot.<br />

'Snel achter ons aan komen', fluisterde Wolf.<br />

'Hoe ... ?'<br />

'Praten doen we straks', voegde Mathijs Goja toe. 'Ik kan alles verldaren.'<br />

Vo ordat ze het pand verlieten, ontfermden ze zich eerst over de cipier. Ze<br />

sleurden hem de trappen af en sloten hem op in de cel, zodat hij geen alarm<br />

kon slaan.<br />

Snel liepen ze naar boven. Wolf stak zijn hoofd door het raam en loerde<br />

rond. Geen onraad. Jansen zat nog in de kroeg.<br />

Vlug klommen ze door het dakraam naar buiten en legden de pannen<br />

goed, zodat niemand kon zien hoe de inbrekers waren binnengekomen.<br />

Niemand zou erachter komen hoe de zigeuner en de Waal bevrijd waren.<br />

Misschien zou de schout denken dat het geesten, duivels of desnoods de<br />

bokkenrijders zelf waren geweest, maar dat was zijn zorg.<br />

Door de goot schoven ze naar de hoek van het gebouw, lieten zich op het<br />

muurtje zakken en sprongen op de grond.<br />

Via een wirwar van donkere straatjes en stille erven bereikten ze het open<br />

veld. Over de akkers vluchtten ze naar de vrijheid. Mathijs liep voorop. Om<br />

niemand tegen te komen, nam hij de veldweggetjes die hij als zijn broekzak<br />

kende.<br />

Ondanks het succes van hun actie was hij zo nerveus dat hij zelfs schrok<br />

van een konijn dat zijn pad kruiste en in de struiken wegsprong. Even stond<br />

zijn hart stil.<br />

144


22<br />

In een hooiberg, vlak bij de Geul, rustten ze even uit.<br />

'Ik heb nooit geweten dat de sterren zo mooi waren', hijgde Goja. 'De<br />

vrijheid is me nog nooit zo lief geweest.'<br />

'Niet te vroeg juichen', zei Mathijs. 'Er wacht ons nog een zware klus. De<br />

bewakers bij de grot moeten worden uitgeschakeld.'<br />

'Je moet me nog uideggen wat er allemaal is gebeurd', zei Goja. 'Ik kan er<br />

geen touw aan vastknopen.'<br />

In het kort vertelde Mathijs hoe alles zich had afgespeeld. Hoe bij hem het<br />

idee was ontstaan dat Goja een bokkenrijder was, toen hij de man met de<br />

zwarte haren had gezien tussen de bendeleden die hun huis hadden over­<br />

vallen. Hij vergat niet te vertellen dat hij zo kwaad was geworden omdat de<br />

rovers zijn hond hadden vermoord.<br />

'J e hebt me net op tijd uit dat kot gehaald. De schout heeft me beloofd dat<br />

hij me morgen zou verhoren met gebruik van de duimschroeven. Dat was<br />

niet zo'n prettig vooruitzicht.'<br />

Daar kon de Waal over meepraten, want de schout had zijn handen al laten<br />

bewerken met de duimschroeven. En ook al verstonden ze zijn woorden<br />

nauwelijks, ze begrepen dat hij veel pijn had. Zo goed mogelijk verbonden ze<br />

zijn pijnlijke vingers met repen stof van Mathijs' halsdoek.<br />

Wolf haalde het pistool tevoorschijn en overhandigde het wapen en de<br />

kogels aan Goja.<br />

'Een souveniertje van de wacht. Ik durf het niet te houden, maar u hebt dat<br />

ding misschien nog nodig.'<br />

'Het is beter dat ik het niet hoef te gebruiken,' zei Goja, 'maar het geeft me<br />

wel een veilig gevoel.'<br />

'We moeten verder', zei Wolf. 'We mogen geen tijd verliezen.'<br />

Door de Geul waadden ze naar de overkant en slopen over het pad naar<br />

boven.<br />

Vo or de ingang van de grot brandde een vuurtje.<br />

Muisstil kropen ze dichterbij. De twee rakkers zaten bij het licht van de<br />

vlammen te kaarten.<br />

145


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

'Ze zijn goed bewapend', fluisterde Wolf. 'Geweren en pistolen.'<br />

'We moeten hen weglokken', zei Goja zacht.<br />

'Ze mogen in elk geval onze gezichten niet zien en onze stemmen niet<br />

horen', Mathijs. 'Later mogen ze ons niet kunnen herkennen.'<br />

'Mathijs en ik sluipen zo dicht mogelijk naar de grot', zei Goja. 'We<br />

proberen hen het bos in te lokken door een steentje in de struiken te gooien.<br />

Een van hen zal gaan kijken waar het geritsel vandaan komt. Wolf en de Waal<br />

moeten die man opvangen. Op het moment dat jullie hem te pakken nemen,<br />

zal de andere dat zeker horen en hem te hulp schieten. Op dat moment<br />

nemen wij die persoon voor onze rekening.'<br />

'Die niet waagt, die niet wint', zei Wolf.<br />

'En als het niet lukt?' vroeg Mathijs.<br />

'Dan moeten ze thuis alle vlaaien zonder ons opeten', fluisterde Wolf.<br />

Goja en Mathijs slopen vooruit, tot ze zo dicht bij de ingang waren dat ze<br />

de twee soldaten duidelijk hoorden praten. Vo orzichtig kroop Mathijs om­<br />

hoog naar de rots, die een stuk boven de ingang van de grot uitstak. Zo kwam<br />

hij net boven de kaartende mannen uit. In het opflakkerende licht van het<br />

vuurtje kon hij hun gezichten zien. Nu moest het gebeuren. Hij gooide een<br />

steentje het bos in. Het ritselde door de bladeren.<br />

'Hé, hoor ik daar iets ?' zei een van de soldaten opkijkend.<br />

'Ik hoor niets', bromde de ander.<br />

'Ik ga toch even kijken, maar loer ondertUSsen niet in mijn kaarten', zei de<br />

eerste waarschuwend. Hij stond op en liep het pad af. Plotseling klonk er een<br />

plof. schreeuw. Toen was het stil. Wolf en de Waal hadden de soldaat<br />

overmeesterd.<br />

De rakker die bij het vuur achtergebleven was, schoot overeind. Staande in<br />

het licht van het vuurtje zwaaide hij nerveus met zijn geweer.<br />

'Waar ben je?' riep hij uit met een stem die verried dat hij niet de dapperste<br />

was. Zijn maat gaf geen antwoord.<br />

Nu of nooit, dacht Mathijs en hij sprong de wacht op de rug. Op hetzelfde<br />

moment schoot Goja uit de struiken en sloeg de man het geweer uit handen.<br />

Met zijn drieën vielen ze om. Een korte worsteling. kregen de soldaat<br />

onder en duwden hem met zijn gezicht tegen de grond.<br />

'Liggen blijven', gromde Goja. 'Beweeg je niet, dat kost je je leven.' De<br />

soldaat begreep dat hij geen schijn van kans had en bleef stil liggen. Goja<br />

pakte hem zijn mes af en sneed de soldatenjas aan repen. Hij blinddoekte


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

de man en bond hem de handen op de rug.<br />

Uit het donker kwamen de Waal en Wolf aanlopen met de andere wacht,<br />

die ze net zo stevig hadden geblinddoekt.<br />

Ze bonden de rakkers vast aan een paar bomen en stopten proppen in hun<br />

mond.<br />

Het was een mooi gezicht, de twee hulpeloze soldaten die ze zo te pakken<br />

hadden genomen. Ondanks de vreugde over het slagen van hun onderne­<br />

ming spraken de jongens geen woord, om achteraf niet aan hun stemmen<br />

herkend te kunnen worden. De Waal hing het geweer van de ene soldaat om<br />

en Goja ontfermde zich over het andere wapen.<br />

'Met zoveel schiettuig kan ons niet veel meer gebeuren', grijnsde Goja.<br />

Om licht te hebben, grepen ze brandende stukken hout uit het vuurtje en<br />

renden de grot in.<br />

Marita en haar moeder waren dolblij toen ze Goja terugzagen. vlogen<br />

hem om de hals. Kort en duidelijk vertelde hij wat er was gebeurd.<br />

'Ik ben blij dat je geen verrader bent', zei Marita tegen Mathijs. 'Ik vind je<br />

erg dapper.'<br />

Zelfs in het donker voelde Mathijs zijn hoofd kleuren.<br />

'Ik had zo' n verdriet over de moord op mijn hond dat ik niet meer besefte<br />

wat ik deed', zei hij wat verlegen. 'Ik had er direct al spijt van.'<br />

'Het is allemaal goed gekomen', zei Goja blij . 'Meer hadden jullie niet<br />

kunnen doen.'<br />

'Kom op', riep Wolf. 'Praten doen we een andere keer. Er is geen tijd te<br />

verliezen. Jullie moeten zo snel mogelijk de grens over.'<br />

aap.<br />

Ze pakten de weinige spullen die ze bezaten bij elkaar. Marita droeg de<br />

'We brengen jullie een eind weg', zei Mathijs. 'Tot waar jullie alleen verder<br />

kunnen en de schout jullie niet meer kan vinden.'<br />

Wolf liep voor hen uit, om te zien of alles veilig was. Hij was een goede<br />

gids, want in de afgelopen jaren, waarin hij zich vaak verborgen had<br />

houden, had hij een zintuig ontwikkeld voor het minste onraad. Zo ging de<br />

tocht tot ver achter het gehucht Sibbe. Vandaar moesten de vluchters zelf<br />

verder naar het zuiden zien te komen. Over Slenaken naar Aubel. Daar wist<br />

de Waal de weg. In Wallonië was hij thuis.<br />

Het spookte in Mathijs' hoofd.<br />

'Ik vind het jammer dat je weggaat', zei hij tegen Marita. 'Ik had je nog<br />

147


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

vaak willen ontmoeten en met je willen praten.'<br />

'Ik vind het ook jammer.'<br />

'Denk je nog ooit bij ons terug te komen?'<br />

'Na wat wij meegemaakt hebben, zullen mijn ouders hier niet meer naar­<br />

toe willen. Het is te gevaarlijk.'<br />

'Misschien zal het ooit afgelopen zijn met de bende van de bokkenrijders.<br />

Dan hebben ook jullie niets meer te vrezen en kun je hier veilig rondreizen.'<br />

'Ik hoop terug te keren. Misschien later, als ik groot ben en alleen mijn weg<br />

kan vinden.'<br />

'Wanneer is dat, later ?'<br />

'Over vier jaar ben ik zestien. Denk je dat je dan nog weet wie ik ben?'<br />

'Ik zal je nooit vergeten. Jou niet en ook je manier van leven niet. Jouw<br />

leven is veel interessanter dan het mijne. Je ziet veel van de wereld. Ik zal<br />

nooit verder komen dan De Heek en Valkenburg. Al zou ik anders willen.<br />

Tenzij ... '<br />

'Tenzij wat?'<br />

'Tenzij ik erop uittrek. Net als mijn vriend Lowie. Die is van plan naar<br />

Amerika te gaan. Zou jij naar Amerika willen ?'<br />

'Ik wel', zei Marita enthousiast. 'Ik heb gehoord dat ze daar niet kijken<br />

naar waar de mensen vandaan komen.'<br />

'Misschien kunnen we later samen naar Amerika gaan', opperde hij voor­<br />

zichtig.<br />

'Zo ver durf ik niet te denken. Het staat in de sterren geschreven. We<br />

moeten afWachten.'<br />

Een eind voorbij het gehucht Sibbe namen ze afscheid.<br />

'Zorg dat jullie vannacht zo ver mogelijk uit de buurt komen', raadde Wolf<br />

de vluchtelingen aan. 'Als jullie flink doorlopen, kunnen jullie in de ochtend<br />

al voorbij Aubel zijn. Daar is het veilig. De mensen spreken er Frans. Het zal<br />

een hele tijd duren voordat ze daar horen wat er in Valkenburg is gebeurd.'<br />

De Waal mompelde goedkeurend.<br />

'Waarschijnlijk verstaan ze hem daar beter', grijnsde Goja.<br />

'Ik begrijp nu ook al wat hij zegt', zei Marita.<br />

'Jij bent een talenwonder', prees Mathijs.<br />

'Ik dank jullie voor wat je voor ons hebt gedaan', zei Goja ontroerd. 'Jullie<br />

hebben je eigen leven ingezet om ons te redden. Bedank ook Driek. Zeg hem<br />

dat we ook hem nooit zullen vergeten, al hebben we hem nooit gezien.'


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Ook de Waal zei van alles ten afscheid. Het klonk erg dankbaar. En ook al<br />

verstonden ze niet veel van zijn gestotter, ze begrepen precies wat hij be­<br />

doelde.<br />

Toen pas haalde Mathijs de tien goudstukken uit zijn broekzak. Twee<br />

zakjes. Het geld van het paard en het gereedschap en het geld van het gouden<br />

beeldje.<br />

'Die zijn van u', zei hij en hij overhandigde het geld aan de verbaasde Goja.<br />

Hij vertelde dat de schutters het paard verkocht hadden ten eigen nutte en<br />

hoe hij het geld had ontvreemd. En ook dat niemand het zou missen, omdat<br />

zijn vader dacht dat de bokkenrijders het hadden gestolen. Over het geld van<br />

het beeldje sprak hij niet. Hoe minder mensen dat geheim kenden, hoe beter<br />

het was.<br />

'Van dit geld kan ik alles tetugkopen wat ik verloren heb.' Goja straalde.<br />

Marita gaf Mathijs een zoen.<br />

'Tot later', zei ze.<br />

'Ik zal elke dag aan je denken.'<br />

Hij en Wolf keken de vluchtelingen na tot ze in het donker verdwenen<br />

waren, op weg naar Aubel.<br />

I49


23<br />

Om tijd te winnen liepen de jongens dwars door de velden terug naar<br />

Valkenburg.<br />

'Het lijkt net ofhet allemaal niet echt is gebeurd', zei Mathijs. 'Als iemand<br />

mij zou vertellen dat hij zo'n gevaarlijk avontuur had overleefd, zou ik hem<br />

niet geloven.'<br />

'Dit was de akeligste dag van mijn leven', bekende Wolf. 'Ik heb nooit<br />

zoveel angsten uitgestaan.'<br />

'Ik heb niet gemerkt dat je bang was.'<br />

'Angst maakt helden.'<br />

'Heb je echt aan vlaai gedacht ?'<br />

'Geen moment. Ik heb alleen maar aan de galg gedacht. Ik zag mezelf al<br />

hangen.'<br />

Nog voor de sluitingstijd van de herbergen waren ze terug in Valkenburg.<br />

Ze mengden zich tussen de late wandelaars.<br />

Driek zat nog steeds met soldaat J ansen in de herberg. De oude rakker was<br />

stomdronken. Hij probeerde nog wel te vertellen, maar hij praatte met<br />

dubbele tong en zijn ogen zakten dicht.<br />

Driek speelde niet eens meer dat hij naar hem luisterde. Toen hij de<br />

jongens bij de deur zag staan, riep hij hen binnen en bestelde grote kruiken<br />

bier voor hen.<br />

'Ik hoef jullie niet te vragen of alles gelukt is. Dat zie ik wel aan jullie<br />

gezicht. Een kruik bier hebben jullie zeker verdiend.'<br />

'Het is allemaal gegaan zoals het moest gaan', zei Mathijs verheugd toen hij<br />

er zeker van was dat niemand hem hoorde. Hij zette de kruik aan zijn mond<br />

en nam een flinke slok.<br />

'Het enige probleem is dat Mathijs liefdesverdriet aan dit avontuur heeft<br />

overgehouden', plaagde Wolf.<br />

'Dat gaat wel over', zei Driek. 'Uit het oog, uit het hart.'<br />

'Daar geloof ik niets van', zei Wolf. 'Bij hem zit het diep.'<br />

'Ik snap niet waar jullie je druk over maken', zei Mathijs. 'We kunnen ons


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

beter afvragen of niemand iets heeft gemerkt van de ontsnapping.'<br />

'Dat zal niet lang meer duren', zei Driek. 'Het is al over elven. Om twaalf<br />

uur wordt de wacht afgelost. Vo or Jansen zal het geen pretje zijn als hij<br />

stomdronken uit de herberg wordt gehaald.'<br />

Ondenussen was de soldaat met zijn hoofd op tafel in slaap gevallen. Hij<br />

zag er heel vredig uit. Er zweemde een glimlach rond zijn mond. Waar­<br />

schijnlijk droomde hij ervan dat hij generaal was.<br />

'Ik heb hem net zo lang uitgehoord over veldslagen tot hij zich op het<br />

slagveld waande. In Pruisen heeft hij destijds zo'n warme zomer meegemaakt<br />

dat hij aan zijn dorst van toen herinnerd werd en wel vijf kruiken bier heeft<br />

gedronken. Het heeft me een hoop geld gekost, maar dat heb ik er graag voor<br />

,<br />

over.<br />

Toen ze hun kruiken leeg hadden, verlieten ze de herberg en begaven zich<br />

op weg naar huis.<br />

tje.<br />

Niet ver buiten Va lkenburg werd hun aandacht getrokken door een vuur­<br />

'Vuur in de nacht', zei Mathijs. 'Wat kan dat zijn?'<br />

'Niet veel goeds', meende Driek. 'Wie zou er 's avonds laat een vuurtje<br />

stoken in het open veld ? Ik vind het verdacht.'<br />

'Zullen we gaan kijken?' vroeg Wolf.<br />

'Misschien is het gevaarlijk', zei Driek.<br />

'We zijn met zijn drieën', zei Wolf moedig. 'Het gevaar zal wel meevallen,<br />

want wie vuur maakt in de nacht heeft niets te verbergen.'<br />

Vo orzichtig slopen ze naar het vuur toe. Er was geen mens te zien. In de<br />

vlammen herkenden ze de inzakkende resten van een kar.<br />

Plotseling rezen Mathijs de haren te berge. Hij herkende het voenuig. De<br />

kar van de tinnegieter. De smeltkroes was kapotgeslagen. De stukken lagen<br />

in het rond. Het nieuwe paard, waar Lei zo trots op was, lag op zijn rug, de<br />

hals opengesneden, de benen stijf omhoog. Dood.<br />

'Kijk eens in de boom', fluisterde Wolf ademloos.<br />

Het leek Mathijs of zijn bloed stolde. Aan een touw hing Lei. De tong uit<br />

zijn mond. Zijn nek geknakt.<br />

'Dit is het werk van bokkenrijders', zei Driek, hees van woede.<br />

'Waarom hebben ze Lei vermoord ?' vroeg Mathijs, die tranen in zijn ogen<br />

voelde opwellen. Lei was altijd als een vriend voor hem geweest. Hij had hem<br />

zo vaak ontmoet bij zijn tochten met de koeien, dat ze als goede kennissen<br />

met elkaar waren omgegaan.


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJD ERS<br />

'Waarom ze Lei gehangen hebben, weten alleen de bokkenrijders', zei<br />

Driek. 'Als je het mij vraagt, hebben ze wraak op hem genomen. Ik vermoed<br />

dat Lei een bokkenrijder is geweest die hen heeft verraden of die zich ge­<br />

vaarlijk voor de bende heeft gedragen.'<br />

'Hij had plotseling een nieuwe kar en een nieuw paard', zei Wolf.<br />

'Misschien is het dat wel', zei Driek. 'Wellicht heeft hij te veel van de buit<br />

genomen.'<br />

Nu begreep Mathijs alles. De bokkenrijders waren erachter gekomen dat<br />

Lei het gouden beeldje had gestolen. Hûn beeldje. Dat was de reden van hun<br />

wraak. Hij dacht aan de kraaien in de ruïne. Waren dat toch bokkenrijders<br />

die zich in kraaien hadden veranderd om hen te beloeren ?<br />

'We moeten hem uit de boom halen', zei Mathijs.<br />

'Laat dat maar aan de schout over', zei Driek. 'Dat mogen wij niet doen.<br />

We kunnen er Lei toch niet meer mee helpen. Voor hem is het te laat. Stel je<br />

voor dat de bokkenrijders te weten komen dat wij zijn lijk uit de boom<br />

hebben gehaald. Dan kunnen ze denken dat wij ook iets met hem te maken<br />

hebben gehad.'<br />

Daar moest Mathijs hem gelijk in geven. Hij rilde bij de gedachte dat de<br />

bokkenrijders erachter zouden komen dat hij van het bestaan van het gouden<br />

beeldje wist. Dan zou het erg gevaarlijk voor hem worden.<br />

Hij besloot over het beeldje te blijven zwijgen. Hoe minder mensen van<br />

zijn geheim wisten, hoe beter. Dan kon niemand zijn mond voorbijpraten.<br />

Terneergeslagen liepen ze verder naar huis. Ze spraken geen woord meer.<br />

Hun vreugde over de geslaagde vlucht van Goja en zijn familie had plaats­<br />

gemaakt voor verdriet over de dood van Lei.


24<br />

Het was tegen twaalven toen ze thuiskwamen.<br />

'Ik ruik dat jullie bier hebben gedronken', zei vader een beetje kwaad.<br />

'Eén kruikje maar', zei Mathijs.<br />

'Dat hebben ze van mij gekregen', zei Driek. 'Ze zijn er oud genoeg voor.'<br />

'Horen snotneuzen zo laat nog op straat?'<br />

'Dat we zo laat zijn is mijn fout', zei Driek, die de schuld op zich nam. 'De<br />

jongens hebben op mij gewacht. Er zat een interessante verteller in de kroeg<br />

en daardoor vergat ik hoe laat het was. Maar er zijn ergere dingen aan de<br />

hand.'<br />

'Hoe bedoel je?'<br />

'We hebben Lei gevonden. Opgehangen.'<br />

'Bokkenrijders ?' vroeg vader geschrokken.<br />

'Wie anders zouden zoiets doen ?' vroeg Driek.<br />

'Het geweld houdt maar niet op', zei moeder getroffen. 'Wat kan Lei nou<br />

voor kwaad hebben uitgehaald ? Eigenlijk was hij zo onnozel als een kind.'<br />

'Dat zou ik niet zeggen', zei Driek. 'Hij was misschien niet de slimste,<br />

maar hij was wel levenslustig.'<br />

Toen zwegen ze allemaal en dachten aan Lei, de vrolijke tinnegieter, wiens<br />

leven zo wreed was beëindigd.<br />

'Wie was die verteller trouwens?' vroeg vader na een tijdje om de stilte te<br />

doorbreken.<br />

'Soldaat Jansen uit Meerssen:<br />

'Die kerel ken ik. Ik heb hem ook vaak verhalen horen vertellen. Als je hem<br />

gelooft, zou hij eigenlijk keizer van Oostenrijk moeten zijn.'<br />

'Heb je Peter gezien?' vroeg Miene fluisterend.<br />

'Om drie uur morgenmiddag is hij bij het kapelletje in Walem', zei<br />

Mathijs.<br />

'Zeker om schietgebedjes te bidden', zei Driek.<br />

'Naar bed, jongens', zei vader. 'Over een paar uur is het al ochtend:<br />

'Niets liever dan slapen', zei Wolf. 'Ik ben uitgeput.' Hij wenste hun<br />

153


DE BENDE VAN DE BOKKENRIJDERS<br />

goedenacht en verdween naar zijn kamertje boven de paardenstal.<br />

'Ik heb nog één vraag', zei Mathijs wat bedremmeld toen hij al voor de<br />

deur naar de trap stond.<br />

'En die is ?' vroeg vader.<br />

'Moet ik later boer worden?'<br />

'Ik zou niet weten wat jij anders zou moeten worden. Wat zou jij dan<br />

willen gaan doen voor de kost? Jij bent mijn enige zoon. De boerderij is later<br />

voor jou.'<br />

'Eigenlijk wil ik wat anders. Misschien wil ik wel naar Amerika, net als<br />

Lowie.'<br />

'Dat verhaal ken ik', merkte vader op.<br />

'Hoezo ? Ik heb er nooit eerder iets van gezegd.'<br />

'Het herinnert me aan toen ik zo oud was als jij nu bent en ook voor de<br />

eerste keer over Amerika hoorde. Ik dacht ook dat een toekomst in dat verre<br />

land veel beter zou zijn dan werken op de boerderij .'<br />

'Waarom bent u dan gebleven ?'<br />

'Toen ik je moeder ontmoette, was ik dat hele Amerika vlug weer vergeten.<br />

Zij wilde helemaal niet weg.'<br />

'Misschien wil Wolfboer worden', hield Mathijs aan. 'Hij houdt meer van<br />

boerenwerk dan ik.'<br />

'Wolf?' zei vader. 'Die is toch niet van ons ?'<br />

'Van wie is hij dan wel als hij niet van ons is ?' vroeg moeder.<br />

Mathijs had geen andere opmerking van haar verwacht. Hij was maar wat<br />

blij dat moeder en Wolf het zo goed met elkaar konden vinden.<br />

'Weet je wel zeker dat hij bij ons wil blijven?' vroeg vader. 'Die jongen<br />

heeft al jaren gezworven. Wie zegt dat hij het bij ons uithoudt.'<br />

'Dat weet ik zeker', zei moeder beslist. 'Hij blijft hier. Ik wil niet dat hij<br />

zich weer als een zwerver in hooibergen en grotten moet verstoppen.'<br />

'Tja, er hoeft er maar één boer te worden', zei vader bedachtzaam. 'Voor<br />

twee opvolgers is onze boerderij te klein.'<br />

Mathijs wist genoeg. Met die opmerking gaf vader te kennen dat ook hij<br />

Wolf als een van hen zou aanvaarden. Hij wenste hen welterusten en ging<br />

naar bed.<br />

Bij de achterdeur deed hij zijn klompen uit. Hij zag dat het bordje van de<br />

kabouters nog vol was. Moeder had weer goed voor de aardmannetjes ge­<br />

zorgd. Gebakken spek en roggebrood.<br />

154


ONTSNAPT AAN DE GALG<br />

Net toen hij naar boven wilde gaan, zag hij iemand uit de stal naar buiten<br />

sluipen. Het was Wolf. Hij waande zich onbespied, griste het spek en het<br />

brood van het bord en verdween schielijk naar zijn kamertje. Hij had niet in<br />

de gaten dat Mathijs hem had gezien.<br />

Mathijs vond het wel leuk dat hij had ontdekt wie de nieuwe kabouter in<br />

huis was. Hij nam zich voor er niets over te zeggen, zodat moeder in het<br />

sprookje kon blijven geloven.<br />

Terwijl hij zich op zijn kamertje uitkleedde, zag hij wolken voor de maan<br />

drijven. Hij keek goed ofhij bokkenrijders langs de hemel zag rijden, maar er<br />

was geen bok te zien.<br />

155

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!