Blok 6
Blok 6
Blok 6
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
80 antwoorden basisboek<br />
Basisboek BLOK<br />
1 LEKKER LEZEN<br />
1<br />
OPDRACHT 1<br />
Op het Griekse eiland Kreta.<br />
2 De gebeurtenissen waarin Suske en Wiske optreden spelen in het heden.<br />
Het verhaal dat Soukolaros vertelt, speelt in het verleden. Soukolaros<br />
leefde in de Oudheid, maar blijkt nu plotseling ook in het heden nog te<br />
leven.<br />
3 a Theseus dacht dat hij de Minotaurus had gedood. Toen hij hoorde dat<br />
Soukolaros dit had gedaan, werd hij woedend en sprak een vloek over<br />
hem uit.<br />
b Theseus. Uit woede.<br />
c Soukolaros kan niet naar het godenrijk gaan.<br />
4 a De Minotaurus.<br />
b Hij was de portier van het doofhof waarin het monster werd opgesloten.<br />
c Theseus dacht dat hij dit had gedaan. In werkelijkheid was het<br />
Soukolaros.<br />
d Om de negen jaar werden zeven meisjes en zeven jongens aan het<br />
monster geofferd en koning Minos wilde daar een eind aan maken.<br />
5 Nee, het is een bestaand verhaal uit de Griekse oudheid (maar hier wel<br />
sterk veranderd).<br />
6 Nee, dat wordt niet duidelijk.<br />
7 a Dat zijn de woorden van de verteller van het verhaal (die niet als<br />
persoon optreedt).<br />
b Diverse voorbeelden mogelijk uit het deel dat Soukolaros vertelt.<br />
8 Avonturenverhaal (geen historisch verhaal!).<br />
9 Dit verhaal is spannend omdat er iets verzwegen wordt (namelijk: hoe<br />
Suske en Wiske kunnen helpen de vervloeking van Soukolaros op te<br />
heffen). Het is ook spannend omdat Soukolaros gevaar loopt.<br />
10 Suske en Wiske: nieuwsgierig, hulpvaardig.<br />
Theseus: dapper, wreed, gewelddadig, haatdragend.<br />
Soukolaros: ongelukkig, verdrietig, zachtaardig.<br />
11 a Je eigen mening.<br />
b Je eigen voorbeelden van strips die je graag leest.<br />
c Je eigen mening en een toelichting daarbij.
2 OVER LEZEN<br />
OPDRACHT 2<br />
De oorspronkelijke strip ziet er zo uit:<br />
blok 6 81
82 antwoorden basisboek<br />
OPDRACHT 3<br />
De oorspronkelijke stripbladzijde ziet er zo uit:<br />
OPDRACHT 4<br />
–
OPDRACHT 5<br />
1-12 –<br />
OPDRACHT 6<br />
1-2 Zie hiervoor de werkwijzer internet achter in dit boek.<br />
3 VERRIJK JE TAALSCHAT<br />
1<br />
OPDRACHT 7<br />
antropomorfe – op de mens lijkend<br />
2 beeldende kunst – vorm van kunst die werkt met zichtbare<br />
afbeeldingen, zoals de beeldhouwkunst en<br />
schilderkunst<br />
3 bizarre – wonderlijke, vreemde<br />
4 zijn gebaseerd op – gaan uit van<br />
5 gunst – goedheid die niet verplicht is<br />
6 mythologie – alle verhalen van een volk over de godenwereld<br />
7 sanitair – voorzieningen voor de gezondheid, zoals wasbak en<br />
wc<br />
8 signalement – persoonsbeschrijving<br />
9 steriliseren – ontsmetten<br />
10 territoriale wateren – kustwateren die bij een land horen<br />
11 transito – doorvoer<br />
12 unaniem – eenstemmig<br />
13 urgentieverklaring – verklaring waarin staat dat iets dringend is<br />
14 utopist – iemand die onbereikbare doelen nastreeft<br />
15 visie – kijk, zienswijze<br />
OPDRACHT 8<br />
1-6 –<br />
4 GRAMMATICA<br />
blok 6 83<br />
1<br />
OPDRACHT 9<br />
volgorde 7 werkwoordelijk gezegde 13 links<br />
2 persoonsvorm 8 meer 14 rechts<br />
3 tegenwoordige 9 persoonsvorm 15 gebiedende<br />
4 verleden 10 werkwoord 16 lijdend voorwerp<br />
5 zinsdeel 11 voltooid deelwoord 17 voorzetsel<br />
6 zinsdeelproef 12 onderwerp
84 antwoorden basisboek<br />
1<br />
OPDRACHT 10<br />
Dat bizarre verhaal | werd | aan hem | verteld.<br />
• pv – werd • ow – Dat bizarre verhaal<br />
• wwg – werd verteld • lv – -<br />
2 De aangereden haas | heeft | waarschijnlijk | geen pijn | geleden.<br />
• pv – heeft • ow – De aangereden haas<br />
• wwg – heeft geleden • lv – geen pijn<br />
3 Bij zijn inbraakpoging | werd | de dief | op heterdaad | betrapt.<br />
• pv – werd • ow – de dief<br />
• wwg – werd betrapt • lv – -<br />
4 Natuurlijk | zullen | we | binnen een week | een oplossing | zoeken.<br />
• pv – zullen • ow – we<br />
• wwg – zullen zoeken • lv – een oplossing<br />
5 Het plezier | straalde | uit haar ogen.<br />
• pv – straalde • ow – Het plezier<br />
• wwg – straalde • lv – -<br />
6 Op het station | vroeg | de dakloze | mij | wat geld.<br />
• pv – vroeg • ow – de dakloze<br />
• wwg – vroeg • lv – wat geld<br />
7 Tijdens de braderie | keken | de kinderen | naar het schaakspel.<br />
• pv – keken • ow – de kinderen<br />
• wwg – keken • lv – -<br />
8 Hij | deed | dus | goede zaken.<br />
• pv – deed • ow – hij<br />
• wwg – deed • lv – goede zaken<br />
9 Ik | heb | hem | mijn belevenissen | verteld.<br />
• pv – heb • ow – Ik<br />
• wwg – heb verteld • lv – mijn belevenissen<br />
10 Het verzoek om een urgentieverklaring | werd | unaniem | afgewezen<br />
• pv – werd • ow – Het verzoek om een urgentieverklaring<br />
• wwg – werd afgewezen • lv – -<br />
OPDRACHT 11<br />
1 zal – hww. Het ww. dat de handeling in deze zin aangeeft is<br />
vertrekken. Zie nr. 7.<br />
2 een – lw<br />
3 Amerikaans – bnw<br />
4 ruimtevaartuig – znw<br />
5 naar – vz<br />
6 Mars – znw<br />
7 vertrekken – zww
8 de – lw<br />
9 rode – bnw<br />
10 nadert – zww<br />
11 gaan – hww. Het ww. dat de handeling in deze zin aangeeft is<br />
doen. Zie nr. 16.<br />
12 met – vz<br />
13 camera’s – znw<br />
14 precieze – bnw<br />
15 werkje – znw<br />
16 doen – zww<br />
17 willen – hww<br />
18 onderzoeken – zww<br />
19 bacteriën – znw<br />
20 overleefd – zww<br />
21 boord – znw<br />
5 LEES VAARDIG<br />
blok 6 85<br />
OPDRACHT 12<br />
1 a zoekend lezen, globaal lezen, grondig lezen, studerend lezen.<br />
b Zoekend lezen: een tijdschrift, krant of boek doorkijken, zoekend naar<br />
informatie die je nodig hebt.<br />
Globaal lezen: een tekst vluchtig doorkijken om na te gaan of die je<br />
interesseert.<br />
Grondig lezen: een tekst aandachtig doorlezen.<br />
Studerend lezen: een tekst geconcentreerd doorlezen en herlezen met<br />
het doel te onthouden wat er staat.<br />
2 a Datgene waar de tekst over gaat.<br />
b Nee, een tekst heeft maar één (hoofd)onderwerp.<br />
3 Het hoofdonderwerp is datgene waar de hele tekst over gaat. Een<br />
deelonderwerp is datgene waar een deel van de tekst (een of meer alinea’s)<br />
over gaat.<br />
4 a Om de tekst overzichtelijk te maken.<br />
b Hij geeft meestal aan waar het volgende tekstgedeelte over gaat. Soms<br />
is de functie: nieuwsgierig maken.<br />
5 a Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp duidelijk wil<br />
maken.<br />
b Nee, er is altijd maar één hoofdgedachte.<br />
c Minder belangrijke zaken, zoals voorbeelden en toelichting.<br />
6 Om de tekst overzichtelijk te maken en aan te geven wat de<br />
deelonderwerpen zijn.
86 antwoorden basisboek<br />
7 Citeren is letterlijk uit de tekst overnemen. Met eigen woorden zeggen: is<br />
niet letterlijk uit de tekst overnemen.<br />
8 a Inleiding, middenstuk, slot.<br />
b Inleiding: de lezer laten kennismaken met het onderwerp, hem<br />
nieuwsgierig maken.<br />
Middenstuk: bespreking van het hoofdonderwerp, verdeeld in<br />
deelonderwerpen.<br />
Slot: het onderwerp afronden met een samenvatting of conclusie.<br />
9 a Kernzin + toelichting.<br />
b Aan het begin of het eind van een alinea.<br />
10 Verwijswoorden wijzen terug naar een woord dat eerder is genoemd.<br />
Bijvoorbeeld: de man in de tuin heeft een spijkerjack aan. Hij kijkt naar de<br />
perenboom. ‘Hij’ verwijst naar ‘de man in de tuin’.<br />
11 a De soort lezer voor wie de tekst vooral bestemd is.<br />
b Bijvoorbeeld: kinderen, jongeren, volwassenen, algemeen publiek,<br />
specialisten.<br />
12 a Informatie geven, een mening geven, overtuigen, overhalen en tot<br />
handelen aansporen, amuseren.<br />
b Een tekst heeft maar één tekstdoel. Er kunnen wel andere doelen in<br />
zitten, maar slechts één is het voornaamste of overheersende. In een<br />
reclametekst kan informatie worden gegeven en geprobeerd worden de<br />
lezer te overtuigen, maar het voornaamste is de lezer tot handelen aan<br />
te sporen: het product te kopen.<br />
13 Bijvoorbeeld: krantenbericht, betoog, recept, gebruiksaanwijzing, brief,<br />
verhaal, oproep.<br />
14 a De hoofdgedachte en andere belangrijke informatie (de hoofdzaken).<br />
b In de kernzinnen van de alinea’s.<br />
15 Een feit is waar, controleerbaar en objectief. Een mening is wat iemand<br />
vindt en subjectief.<br />
16 De schrijver brengt een mening naar voren en probeert de lezer van zijn<br />
gelijk te overtuigen met behulp van argumenten.<br />
OPDRACHT 13<br />
1 Om het onderwerp te bedenken lees je de titel, de dikgedrukte woorden, de<br />
eerste zinnen en bekijk je de illustraties.<br />
2 Je eigen mening.<br />
3 Je eigen voorkennis beschrijven.<br />
OPDRACHT 14<br />
1 C<br />
2 ze (r. 7): de Griekse mythen en sagen (r. 6/7)
lok 6 87<br />
zij (r. 14): de Grieken (r. 12)<br />
Die (r. 23): goden en godinnen (r. 22/23)<br />
zij (r. 28): de Grieken (r. 27)<br />
Het (r. 34): dat de goden en godinnen kwaad op je werden (r. 35/36)<br />
hen (r. 39): helden (uit sagen) (r. 38/39)<br />
Daarover (r. 46): over het historisch beleg van Troje (r. 44/45)<br />
hij (r. 76): Herakles (r. 71)<br />
Ze (r. 84): de goden en godinnen (r. 81)<br />
ze (r. 101): de goden en godinnen (zoals Homeros die vormgegeven had)<br />
(r. 99/100)<br />
Zij (r. 120): verschillende schrijvers die kritiek hebben op de manier<br />
waarop Homeros de goden heeft beschreven (r. 117-120)<br />
3 a Alinea II t/m X.<br />
b Alinea XI.<br />
4 Deelonderwerpen:<br />
• Mythen en hun karakter: alinea II t/m IV.<br />
• Sagen en hun karakter: alinea V t/m VIII.<br />
• De aard van de Griekse godenfamilie en de rol van Homeros daarin:<br />
alinea IX en X.<br />
5 a Boven alinea V t/m VIII.<br />
b Boven alinea X.<br />
6 In sagen (zie r. 44/45, r. 54-56, r. 62/63)<br />
7 Om verklaringen te bedenken voor natuurverschijnselen en andere<br />
wonderlijke zaken in het leven.<br />
8 a Homeros heeft hen die gegeven in de Ilias.<br />
b ‘ze worden verliefd t/m boos of medelijdend’ (r. 87-90).<br />
9 In de Griekse mythen zijn de goden onvolmaakte figuren met een heleboel<br />
slechte eigenschappen. Op zulke figuren kan het echte geloof van de<br />
Grieken niet gebaseerd zijn geweest.<br />
10 Informatie geven.<br />
OPDRACHT 15<br />
De samenvatting moet de volgende elementen bevatten:<br />
• De Griekse mythen en sagen zijn oeroud, maar spreken de mens van nu<br />
nog steeds aan.<br />
• Het typerende van de mythe: verklaring voor onbegrijpelijke<br />
verschijnselen (alinea II), het kiezen van mensvormige goden en godinnen<br />
die alles regelden (alinea III), het belang om goden en godinnen gunstig te<br />
stemmen (alinea IV).<br />
• Het typerende van de sage: hoofdpersoon, helden en historische<br />
gebeurtenis als basis (alinea V). Voorbeelden van helden in sagen: Theseus,<br />
Minos, Herakles (VI, VII, VIII).
88 antwoorden basisboek<br />
• De aard en het karakter van de goden en godinnen: enerzijds onsterfelijk,<br />
anderzijds veel menselijke eigenschappen, ook minder fraaie (alinea IX).<br />
• De rol van Homeros bij het beeld van de godenfamilie: hij heeft ze zo<br />
geschapen en zijn navolgers hebben die beeld instandgehouden (alinea X).<br />
• Mythen en sagen zijn geen uitingen van de Griekse godsdienst, want de<br />
goden zijn te onvolmaakt om als godsdienstig voorbeeld te dienen of te<br />
vereren (alinea X).<br />
• De door Homeros en latere dichters geschapen figuren en verhalen zijn<br />
niet meer weg te denken uit de literatuur en beeldende kunst, tot in deze<br />
tijd (alinea XI).<br />
OPDRACHT 16<br />
1-2 –<br />
6 SCHRIJF VAARDIG<br />
1<br />
OPDRACHT 17<br />
Misschien heb je een penvriend(in) of schrijf je juist brieven als je op<br />
vakantie bent.<br />
2 Die brieven gaan over gebeurtenissen die je hebt meegemaakt en over jouw<br />
gevoelens en gedachten.<br />
3 Je eigen mening.<br />
4 Je eigen antwoord.<br />
5 brief aan vriendin brief voor tijdschrift<br />
publiek een bekend meisje van<br />
ongeveer 13 jaar<br />
een onbekende volwassene<br />
inhoud (o.a.) een filmbespreking opzegging abonnement<br />
taalgebruik jongerentaal, ‘alles’ mag netjes (formeel),<br />
(informeel) lange zinnen<br />
uiterlijk persoonlijke briefindeling, zakelijke briefindeling,<br />
maar ook kleurtjes, netjes, blauwe of zwarte<br />
stickers, etc. inkt, gelinieerd of blanco<br />
papier<br />
tekstdoel informeren (over de film) informeren en aansporen<br />
en amuseren (het abonnement stop te<br />
zetten)<br />
OPDRACHT 18<br />
1-4 –
OPDRACHT 19<br />
1-6 –<br />
blok 6 89<br />
Bekijk je eigen brief of de brief van een klasgenoot nog eens aan de hand<br />
van de onderstaande vragen.<br />
Als je alle onderstaande vragen met ja kunt beantwoorden, is er een goede<br />
brief geschreven.<br />
Hoe meer vragen je met nee hebt beantwoord, hoe minder goed de brief is.<br />
Algemene beoordelingspunten bij opdracht 18 (I, II en III)<br />
1 Is een van de drie opdrachten gemaakt?<br />
2 Begint de brief met een inleiding?<br />
3 Is het middenstuk verdeeld in alinea’s?<br />
4 Eindigt de brief met een afsluitende alinea?<br />
5 Zijn de doelen informeren en amuseren?<br />
6 Is het taalgebruik gericht op iemand van dezelfde leeftijd?<br />
7 Zijn de opbouwafspraken (conventies) van de persoonlijke brief gebruikt?<br />
8 Beslaat de brief één kantje?<br />
9 Ziet de tekst er netjes uit?<br />
Aanvullende beoordelingspunten bij opdracht 18 - I<br />
1 Blijkt uit de brief dat het contact verwaterd is?<br />
2 Vraagt de afzender aan de vriend(in) om iets af te spreken?<br />
Vragen voor verwachte informatie<br />
1 Wordt de vraag gesteld hoe het bij hem/haar op school gaat?<br />
2 Staat vermeld hoe het met de afzender gaat?<br />
3 Vertelt de afzender hoe het met de klas(genoten) gaat?<br />
4 Herinnert de afzender hem/haar aan de leuke tijd samen?<br />
Aanvullende beoordelingspunten bij opdracht 18 - II<br />
Is de toon van de brief vriendelijk?<br />
Vragen voor verwachte informatie<br />
1 Vertelt de afzender iets over de klas(genoten)?<br />
2 Vraagt de afzender of hij/zij het naar zijn/haar zin heeft in de nieuwe stad?<br />
3 Vraagt de afzender of hij/zij het naar zijn/haar zin heeft op de nieuwe<br />
school?<br />
Aanvullende beoordelingspunten bij opdracht 18 - III<br />
1 Blijkt uit de brief dat het laatste contact in de vakantie was?<br />
2 Eindigt de afzender met de wens dat de ontvanger terug schrijft?
90 antwoorden basisboek<br />
Vragen voor verwachte informatie<br />
1 Haalt de afzender herinneringen op aan de dingen die ze samen gedaan<br />
hebben?<br />
2 Vertelt de afzender waar hij/zij naartoe gaat aankomende vakantie?<br />
3 Vraagt de afzender waar de vriend(in) naartoe gaat op vakantie?<br />
OPDRACHT 20<br />
1 • De adresgegevens van de geadresseerde: achternaam en vaak ook de<br />
voornaam of een voorletter, straatnaam en huisnummer of een<br />
antwoord- of postbusnummer (niet van toepassing op envelop bij een<br />
persoonlijke brief), de postcode en de plaatsnaam, eventueel gevolgd<br />
door de naam van het land (alleen bij bezorging in het buitenland).<br />
• De adresgegevens van de afzender: voornaam/voorletter en de<br />
achternaam, straatnaam en huisnummer en de postcode en de<br />
plaatsnaam. Voor de postbezorging in Nederland kan men volstaan met<br />
de postcode gevolgd door het huisnummer.<br />
2 • In het midden van de envelop (zowel horizontaal als verticaal) staan de<br />
adresgegevens in drie (eventueel vier) regels.<br />
• Regel 1 bevat de naam van de geadresseerde.<br />
• Regel 2 bevat de straatnaam en het huisnummer/het postbus- of<br />
antwoordnummer.<br />
• Regel 3 bevat de postcode en de plaatsnaam.<br />
• Eventueel een vierde regel met de naam van het land.<br />
• Alles regels zijn aan de linkerkant uitgelijnd.<br />
• De adresgegevens moeten goed leesbaar zijn (zowel door het<br />
handschrift als met eventuele decoraties).<br />
3 De envelop bepaalt of de brief aankomt, de regels zijn functioneel. De<br />
regels van de persoonlijke brief zijn conventies.<br />
OPDRACHT 21<br />
Naam leerling<br />
Adres leerling<br />
Postcode en woonplaats<br />
Ronald Anders<br />
Jagerspad 13<br />
4104 KW Culemborg<br />
VOLDOENDE<br />
FRANKEREN<br />
VOLDOENDE<br />
FRANKEREN<br />
Ronald Anders<br />
Jagerspad 13<br />
4104 KW Culemborg<br />
Naam leerling<br />
Adres leerling<br />
Postcode en woonplaats<br />
Naam leerling<br />
Adres leerling<br />
Postcode en woonplaats<br />
Ronald Anders<br />
Jagerspad 13<br />
4104 KW Culemborg<br />
VOLDOENDE<br />
FRANKEREN
lok 6 91<br />
1<br />
OPDRACHT 22<br />
Goed nadenken over wat je bij een onderwerp gaat schrijven, voordat het<br />
schrijven zelf begint.<br />
2 Bij een woordweb staat het onderwerp in het midden en daaromheen staan<br />
de woorden die je bij het onderwerp te binnen zijn geschoten.<br />
3 In de voorbereiding selecteer je de woorden uit het woordweb die je tekst<br />
gaan vormen en je zet ze de woorden die in een alinea horen bij elkaar.<br />
4 In de inleiding schrijf je waar de tekst over gaat.<br />
5 In het middenstuk staan verschillende kanten (deelonderwerpen) van het<br />
onderwerp.<br />
6 In het slot geef je een korte samenvatting (of conclusie).<br />
7 Een kernzin is de belangrijkste zin van de alinea. Hij bevat de<br />
belangrijkste informatie.<br />
8 In de eerste of laatste zin van de alinea.<br />
9 Tekstdoel, publiek, taalgebruik, inhoud en uiterlijk (vormgeving).<br />
10 Bij de tekstdoelen je mening geven, overtuigen en tot handelen aansporen.<br />
11 Aan het begin of aan het einde van de inleiding en eventueel ook in het<br />
slot.<br />
12 a Leesvaardigheid.<br />
b Omdat bij elke tekst een schrijver en een lezer horen.<br />
1<br />
OPDRACHT 23<br />
Is er pas geleden iets gebeurd waar je over wilt schrijven? Dit kan een<br />
gebeurtenis of regel zijn op school (bijvoorbeeld: het dragen van petjes of<br />
walkmans op school, het kauwen van kauwgom, buiten roken of een<br />
ontbrekende snoepautomaat in de kantine.), maar ook een nieuwsfeit.<br />
2 De hoofdgedachte van het betoog is de mening die jij over het onderwerp<br />
hebt.<br />
3 a Heb je een woordweb gemaakt?<br />
b • Tekstsoort: een betoog.<br />
• Schrijfdoel: overtuigen.<br />
• Publiek: de klasgenoten.<br />
• Taalgebruik: nette taal die op jongeren gericht is en behoorlijk<br />
lange zinnen met veel argumenten.<br />
• Inhoud: (het onderwerp) mijn mening over het onderwerp en<br />
argumenten daarbij.<br />
• Uiterlijk: alleen maar tekst.<br />
4 a –<br />
b Staan alle trefwoorden over hetzelfde deelonderwerp op één regel?<br />
Elke regel is dan een aparte alinea.
92 antwoorden basisboek<br />
5 a Het is belangrijk dat je de kernzinnen en de argumenten en<br />
voorbeelden opschrijft.<br />
Als je zelf geen argumenten meer weet, vraag dan aan een klasgenoot<br />
of iemand bij jou thuis hoe die persoon over het onderwerp denkt.<br />
b Zie vraag 4 en 6. Het is belangrijk dat je al weet hoe de tekst eindigt.<br />
Anders blijf je over allerlei zaken schrijven. Je tekstdoel is dan ook niet<br />
meer duidelijk.<br />
7 –<br />
8 –<br />
9 –<br />
OPDRACHT 24<br />
1-5 –<br />
Bekijk je eigen tekst of de tekst van een klasgenoot nog eens aan de hand<br />
van de onderstaande vragen.<br />
Als je alle onderstaande vragen met ja kunt beantwoorden, is er een goede<br />
tekst geschreven.<br />
Hoe meer vragen je met nee hebt beantwoord, hoe minder goed de tekst is.<br />
Beoordelingspunten bij opdracht 24<br />
1 Staat er een titel boven de tekst die het gevoel/de gevoelens over het<br />
onderwerp aangeeft?<br />
2 Is de hoofdgedachte een mening over een van de onderwerpen of een<br />
zelfbedacht onderwerp?<br />
3 Staat de hoofdgedachte centraal?<br />
4 Worden er bij de hoofdgedachte argumenten gegeven?<br />
5 Worden de argumenten ondersteund met voorbeelden?<br />
6 Is het tekstdoel overtuigen?<br />
7 Is het betoog gericht op leeftijdsgenoten?<br />
8 Kent de tekst een net taalgebruik met zinnen van een behoorlijke lengte?<br />
9 Heeft de tekst een inleiding?<br />
10 Bestaat het middenstuk uit de argumenten, voorbeelden en/of uitleg?<br />
11 Heeft de tekst een slotalinea?<br />
12 Is de tekst verdeeld in alinea’s?<br />
13 Kent elke alinea een kernzin?<br />
14 Staan de kernzinnen aan het begin of aan het einde van de alinea?<br />
15 Heeft de tekst vier tussenkopjes?<br />
16 Telt het betoog ongeveer 400 woorden?<br />
17 Is de tekst netjes geschreven?
7 SPREKEN, KIJKEN EN LUISTEREN<br />
OPDRACHT 25<br />
1-3 Je eigen antwoorden.<br />
OPDRACHT 26<br />
–<br />
OPDRACHT 27<br />
–<br />
OPDRACHT 28<br />
–<br />
OPDRACHT 29<br />
–<br />
A<br />
OPDRACHT 30<br />
ruzie discussie beide<br />
schreeuwen argumenteren verschil van mening<br />
kwetsen elkaar laten uitpraten<br />
huilen ‘spelregels’<br />
het weer goed maken standpunten<br />
emoties goed luisteren rustig praten<br />
B ANTWOORDEN BIJ DE LUISTERTOETS<br />
Deel 1<br />
1 B<br />
2 C<br />
3 B<br />
4 B<br />
5 A<br />
6 C<br />
7 Je eigen antwoord.<br />
blok 6 93<br />
Deel 2<br />
Telefoongesprek 1: Tegen de doodstraf.<br />
Argument: De doodstraf kan worden gebruikt als zelfmoordmiddel.
94 antwoorden basisboek<br />
Telefoongesprek 2: Voor de doodstraf.<br />
Argument: Genoegdoening (oog om oog, tand om tand of wraak).<br />
Telefoongesprek 3: Tegen de doodstraf.<br />
Argument: De daders zijn zelf ook slachtoffer, dus daders kunnen er niks<br />
aan doen.<br />
Telefoongesprek 4: Tegen de doodstraf.<br />
Argumenten: Deze straf helpt niets.<br />
Doodstraf past niet in een beschaafde samenleving.<br />
Als samenleving zouden we niets beter zijn dan de dader.<br />
Telefoongesprek 5: Voor de doodstraf.<br />
Argument: Dergelijk gevaarlijke gekken mogen nooit meer vrijkomen.<br />
Telefoongesprek 6: Tegen de doodstraf.<br />
Argument: Als samenleving zouden we net zo verkeerd zijn als dader.<br />
Telefoongesprek 7: Voor de doodstraf.<br />
Argument: Als je een leven neemt, moet je je leven geven.<br />
8 SPELLING<br />
1<br />
OPDRACHT 31<br />
fa-mi-lie-le-den 8 ko-nin-gin-ne-dag 15 ba-ga-ge-dra-ger<br />
2 o-ran-je-ach-tig 9 in-pak-pa-pier 16 an-tro-po-morf<br />
3 film-pro-du-cent 10 ste-ri-li-se-ren 17 stro-pers-ben-de<br />
4 rits-slui-ting 11 on-eer-lijk 18 sig-na-le-ment<br />
5 toe-jui-chen 12 u-to-pist 19 wa-ter-pi-stool-tje<br />
6 mil-joe-nen-no-ta 13 voe-ten-bank-je 20 cir-cus-clown<br />
7 di-a-pro-jec-tor 14 oor-rin-ge-tje 21 bank-che-que<br />
OPDRACHT 32<br />
1 bekeurde, mopperde<br />
2 gezochte, werd, gearresteerd<br />
3 gevallen, heeft, verstuikte, geschaafde, opgelopen<br />
4 geasfalteerde, verbrede, wordt, gereden<br />
5 meldde, betrapte, geschorst<br />
6 gerestaureerde, afgebrand<br />
7 gehate, verguisde, gehouden, herkozen<br />
8 verbrande, vergoed
9 gerotte, gevlochten, verwijderd<br />
10 gestrande, getrokken<br />
11 geuite, weggewuifd<br />
1<br />
OPDRACHT 33<br />
verleend – verleende 7 bestraat – bestrate<br />
2 aangericht – aangerichte 8 toegejuicht – toegejuichte<br />
3 gepost – geposte 9 opgeëist – opgeëiste<br />
4 gebraden – gebraden 10 opgelicht – opgelichte<br />
5 besteed – bestede 11 geërfd – geërfde<br />
6 gepit – gepitte<br />
OPDRACHT 34<br />
1 De bewoners van de burcht zijn overleden aan cholera.<br />
2 Een vlag mag niet dag en nacht buiten hangen.<br />
3 In het zwembad slaat chloor op mijn ogen.<br />
4 Er klonk gelach om de grappen van de goochelaar.<br />
5 Dat jochie heeft een chronische ziekte.<br />
6 De archivaris deed een grote ontdekking.<br />
7 Die huichelaar heeft wél een chemisch toilet gekocht voor in de caravan.<br />
8 De boogschutters juichten.<br />
9 Ik heb Hanneke nog horen giechelen.<br />
10 Klagen is lichtelijk overdreven.<br />
9 INFORMATIE<br />
blok 6 95<br />
OPDRACHT 35<br />
1 614773<br />
2 Als de achternaam gelijk is, moet je op de alfabetisch geordende<br />
straatnaam letten.<br />
3 Ook hier geldt dat je op de straatnaam moet letten.<br />
4 Er zijn verschillende mensen die Jongejan heten, waarvan in de voorletter<br />
een J voorkomt. Straatnaam.<br />
5 De naam Jongens komt maar één keer voor; de naam De Jonge komt vaker<br />
voor.<br />
6 De gids geeft de eerste letter van de naam zoals die in de burgerlijke stand<br />
voorkomt (de doopnaam), bijvoorbeeld: Hendrikus.<br />
7 Ja, in de gids staat achter de naam: boomkw.<br />
8 Ja.
96 antwoorden basisboek<br />
OPDRACHT 36<br />
–<br />
10 OVER TAAL<br />
OPDRACHT 37<br />
1 Je eigen antwoord.<br />
2 Je eigen antwoord.<br />
3 België, Suriname, de Nederlandse Antillen.<br />
4 twee: Nederlands, Fries.<br />
5 Nederlands (Vlaams), Frans (Waals), Duits.<br />
6 Het Afrikaans is vanaf de zeventiende eeuw ontstaan uit het Nederlands<br />
(dochtertaal), toen de kolonisten zich vestigden in Zuid-Afrika. Het<br />
Nederlands is de moedertaal van het Afrikaans.<br />
7 Je eigen antwoord.<br />
OPDRACHT 38<br />
gehuchie – gehuchtje<br />
deer – waar<br />
puur wat – heel wat<br />
eivende – avonden<br />
merakel – verdraaid, verdomd<br />
weldrs – wel eens<br />
hillegaar – helegaar, helemaal<br />
kommen – gekomen, ontstaan<br />
hullie – hun<br />
antrokken – aangetrokken<br />
joos – jongens<br />
hillestiek – elastiek<br />
lammig – slap<br />
vezelf – vanzelfsprekend, natuurlijk<br />
verskoten – geschrokken<br />
verempel – warempel, nota bene<br />
of zuk of zoin – of zoiets<br />
borst – brave borst, beste jongen<br />
sting – stond<br />
lidderen – beven, trillen<br />
pezitie – positie, toestand<br />
in de weg loid – in de wieg gelegd, geschikt
OPDRACHT 39<br />
1-15 Je eigen antwoord.<br />
OPDRACHT 40<br />
1-2 –<br />
1<br />
OPDRACHT 41<br />
leeuw 5 aal 9 beer<br />
2 ezel 6 paard 10 pauw<br />
3 kwartel 7 hond<br />
4 vis 8 vos<br />
OPDRACHT 42<br />
–<br />
blok 6 97<br />
11 GEDICHT<br />
OPDRACHT 43<br />
1 Wat dat betekent, staat verspreid over de eerste drie strofen: dat je niet<br />
hoeft te letten op je taal (r. 4), dat je in het openbaar kunt zeggen wat je<br />
van iets vindt zonder bang te hoeven zijn (r. 6-8), dat er niet<br />
meegeluisterd wordt aan je telefoon (r. 11-12), dat je mening in de krant<br />
kunt opschrijven zonder in de gevangenis terecht te komen (r. 13-16) en<br />
dat je het recht hebt om te demonstreren zonder in elkaar geslagen te<br />
worden door agenten (r. 18-24).<br />
2 Zonder aanklacht in de gevangenis te belanden en door agenten in elkaar<br />
te worden geslagen.<br />
3 Eerste deel: strofe 1, 2 en 3 (r. 1-24). Hierin wordt verteld wat het recht op<br />
vrije meningsuiting inhoudt.<br />
Tweede deel: strofe 4 (r. 25-32). Hierin wordt verteld dat dit recht op vrije<br />
meningsuiting in veel landen niet bestaat.<br />
Derde deel: strofe 5 (r. 33-40). Hierin staat dat je de mensen die dat recht<br />
niet hebben, kunt helpen door er iets van te zeggen.<br />
4 Protesteren tegen regeringen die haar burgers geen recht op vrije<br />
meningsuiting geeft.<br />
5 Je eigen mening.<br />
6 Er zijn regeringen die bang zijn dat burgers tegen hen in opstand zullen<br />
komen.<br />
7 Ja, want in regel 31 staat dat dit in meer dan honderd landen het geval is.<br />
Hierover geef je je eigen mening.