Het proces als domein - SEO Economisch Onderzoek
Het proces als domein - SEO Economisch Onderzoek
Het proces als domein - SEO Economisch Onderzoek
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Het</strong> <strong>proces</strong> <strong>als</strong> <strong>domein</strong><br />
Over de effecten van het <strong>proces</strong>monopolie van de<br />
advocatuur<br />
Barbara Baarsma<br />
Flóra Felsö<br />
www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630
Amsterdam, november 2005<br />
In opdracht van het Verbond van Verzekeraars<br />
<strong>Het</strong> <strong>proces</strong> <strong>als</strong> <strong>domein</strong><br />
Over de effecten van het <strong>proces</strong>monopolie van de advocatuur<br />
Eindrapport<br />
Barbara Baarsma<br />
Flóra Felsö
“De wetenschap dat het goed is”<br />
<strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> doet onafhankelijk toegepast economisch onderzoek in opdracht van overheid en<br />
bedrijfsleven. Ons onderzoek helpt onze opdrachtgevers bij het nemen van beslissingen. <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong><br />
is gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam. Dat geeft ons zicht op de nieuwste wetenschappelijke methoden.<br />
We hebben geen winstoogmerk en investeren continu in het intellectueel kapitaal van de medewerkers via<br />
promotietrajecten, het uitbrengen van wetenschappelijke publicaties, kennisnetwerken en congresbezoek.<br />
<strong>SEO</strong>-rapport nr. 846<br />
ISBN 90-6733-308-5<br />
Copyright © 2005 <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. <strong>Het</strong> is geoorloofd gegevens uit dit<br />
rapport te gebruiken in artikelen en dergelijke, mits daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld.
Inhoudsopgave<br />
Executive Summary................................................................................................................................i<br />
1 Inleiding ..................................................................................................................................1<br />
2 Vraagstelling..............................................................................................................................3<br />
3 De actoren op de markt voor juridische bijstand ...............................................................7<br />
3.1 De actoren aan de vraagzijde........................................................................................8<br />
3.2 De aanbodzijde: advocaten .........................................................................................12<br />
3.2.1 Toetreding tot de advocatuur.................................................................................12<br />
3.2.2 De balie......................................................................................................................14<br />
3.2.3 Tarifering...................................................................................................................14<br />
3.2.4 De advocatuur in cijfers..........................................................................................15<br />
3.3 De aanbodzijde: rechtsbijstandverzekeraars.............................................................20<br />
3.3.1 De rechtsbijstandverzekeraars in cijfers ...............................................................20<br />
4 Publiek belang op de markt voor juridische bijstand.......................................................29<br />
4.1 Op zoek naar het publiek belang ...............................................................................30<br />
4.2 Knelpunten op de markt voor juridische bijstand ..................................................32<br />
4.2.1 Werking van de markt voor rechtsbijstandverzekeringen .................................32<br />
4.2.2 Werking van de markt voor advocatendiensten..................................................34<br />
4.3 <strong>Het</strong> publiek belang samengevat..................................................................................41<br />
5 De institutionele context ......................................................................................................45<br />
5.1 Zelfregulering en overheidsregulering.......................................................................45<br />
5.2 Rechtvaardiging <strong>proces</strong>monopolie advocatuur........................................................49<br />
5.3 Procesmonopolie: wat en wie? ...................................................................................51<br />
5.3.1 Reikwijdte <strong>proces</strong>monopolie..................................................................................52<br />
5.3.2 Toetredingsmogelijkheden: advocaten in loondienst.........................................55<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
5.4 Rechtsbijstandverzekeraars .........................................................................................57<br />
5.5 Advocaten in loondienst bij rechtsbijstandverzekeraars ........................................60<br />
5.6 Gesubsidieerde rechtsbijstand....................................................................................63<br />
5.7 De institutionele context samengevat .......................................................................64<br />
6 Alternatieven...........................................................................................................................67<br />
6.1 Direct ingrijpen op het <strong>domein</strong>monopolie...............................................................68<br />
6.1.1 De lessen uit de competentiegrensverhoging van 1999.....................................68<br />
6.1.2 Beperking <strong>domein</strong>monopolie door verdere verhoging competentiegrens .....74<br />
6.1.3 Procesmonopolie opgesteld voor een bredere groep.........................................77<br />
6.1.4 Afschaffing <strong>proces</strong>monopolie................................................................................84<br />
6.2 Tariefregulering.............................................................................................................85<br />
6.3 Synthese..........................................................................................................................87<br />
Literatuurlijst ................................................................................................................................89<br />
Lijst met gesprekspartners..................................................................................................................95<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET PROCES ALS DOMEIN i<br />
Executive Summary<br />
“In de civiele sector van de rechtshuishouding is de toegang tot het recht een<br />
punt van zorg. Dat heeft in de eerste plaats te maken met het tijdsbeslag.<br />
[…] Een ander punt van zorg is dat de toegang in de praktijk wordt versmald<br />
door de kosten die met een juridische procedure gepaard gaan.”<br />
WRR, 2002, p. 211.<br />
De advocatuur mag al 10 jaar op warme politieke en maatschappelijke belangstelling rekenen. In<br />
1995 werd door de Commissie Cohen naar de exclusieve positie van de advocaat in de <strong>proces</strong>praktijk<br />
gekeken. In 1997 volgde een advies van de Commissie Van Delden waarin eveneens<br />
werd gepleit voor het inperken van het <strong>proces</strong>monopolie. En zo geschiedde; de competentiegrens<br />
werd verhoogd tot €5.000 en de advocaat in loondienst van een niet-advocaat werd mogelijk.<br />
Vanwege een defensieve houding van de Nederlandse Orde van Advocaten is het lange tijd niet<br />
aantrekkelijk geweest om advocaten in loondienst te nemen. Mede daardoor hebben de aanpassingen<br />
van eind jaren ’90 niet geleid tot veel toetreding tot het <strong>domein</strong> met <strong>als</strong> gevolg dat er weinig<br />
tot geen prijsdruk ontstond op de tarieven voor advocatendiensten.<br />
In 2002 gooide de WRR met het rapport ‘De toekomst van de nationale rechtsstaat’ opnieuw een<br />
steen in de vijver en sindsdien is de discussie over de positie van de advocaat en zijn exclusieve<br />
rechten weer losgebarsten. Begin 2006 zal de door de minister van Justitie geïnstalleerde Commissie<br />
Advocatuur o.l.v. mr. P.C.E. van Wijmen met nieuwe beleidsvoorstellen komen. Onderdeel<br />
van het werk van de Commissie is wederom de noodzaak en omvang van het <strong>proces</strong>monopolie.<br />
Dit is een belangrijk punt omdat – in de woorden van de WRR – er reden is tot zorg doordat<br />
de toegang tot het recht in de praktijk wordt versmald door de kosten die met een juridische<br />
procedure gepaard gaan.<br />
Los daarvan is het verstandig om het huidige institutionele kader op de markt voor juridische<br />
bijstand eens kritisch te bekijken, omdat het huidige kader al meer dan een halve eeuw bestaat. In<br />
de tussentijd is de markt voor juridische bijstand veranderd, door onder meer een toenemende<br />
juridisering van de maatschappij en een segmentatie van de markt. <strong>Het</strong> is van belang om te kijken<br />
of het huidige (overheids)ingrijpen nog wel de meest optimale manier van ingrijpen is. Dit rapport<br />
gaat met name in op de vraag in hoeverre het huidige <strong>proces</strong>monopolie <strong>als</strong> optimaal ingrijpen<br />
op de markt voor juridische bijstand kan worden gezien. De centrale onderzoeksvraag heeft<br />
3 componenten:<br />
(1) Welk publiek belang speelt een rol op de markt voor juridische bijstand?<br />
(2) Hoe grijpt de overheid momenteel in op de markt om dit belang te borgen?<br />
(3) Is dit ingrijpen vanuit economisch perspectief optimaal te noemen?<br />
Hieronder behandelen we deze drie vragen.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
ii<br />
Welk publiek belang speelt een rol op de markt voor juridische bijstand?<br />
<strong>Het</strong> startpunt bij het blootleggen van het publiek belang is een situatie zonder overheidsingrijpen<br />
op de markt voor juridische bijstand. <strong>Het</strong> publiek belang ontstaat doordat de markt niet goed<br />
werkt en/of de politiek niet tevreden is met het resultaat van de werking van de markt.<br />
<strong>Het</strong> publiek belang op de markt voor juridische bijstand is samen te vatten onder de noemer<br />
rechtszekerheid, dat wil zeggen de zekerheid ten aanzien van de vraag waar men met betrekking<br />
tot het recht aan toe is. Rechtszekerheid omvat toegankelijkheid van het recht, een evenwichtig<br />
en ordelijk verloop van rechtsgedingen en een efficiënte rechtsgang. Dit publiek belang ontstaat<br />
doordat sprake is van informatiescheefheid (de afnemer kan de kwaliteit van de juridische bijstand<br />
niet goed beoordelen), een paternalistische overheid (die de onmondige, onervaren rechtzoekende<br />
wil beschermen; ‘equality of arms’), herverdelingsargumenten (die leiden tot de gefinancierde<br />
rechtshulp) en externe effecten (met name ongeprijsde effecten in het rechtssysteem).<br />
Zowel aan de aanbodzijde van de markt voor advocatendiensten (enerzijds grote commerciële<br />
kantoren die met name het grootbedrijf bedienen en anderzijds kleinere kantoren die met name<br />
het MKB en particulieren bedienen) <strong>als</strong> aan de vraagzijde ontstaat segmentatie (enerzijds grote<br />
bedrijven en overheidsinstellingen die frequent advocatendiensten inhuren en anderzijds afnemers<br />
die slechts zelden gebruik maken van advocatendiensten). <strong>Het</strong> marktsegment van de grote,<br />
commerciële advocatenkantoren en grootzakelijke afnemers (repeat buyers) behoeft nauwelijks of<br />
in ieder geval veel minder (overheids)regulering, omdat de markt het informatieprobleem via het<br />
reputatiemechanisme adresseert. <strong>Het</strong> publiek belang van rechtszekerheid speelt dan ook in veel<br />
sterkere mate een rol op het marktsegment ‘kleinere advocatenkantoren en particulieren en<br />
MKB’. Echter, ook op dit marktsegment wordt een deel van het informatieprobleem opgelost<br />
doordat derde partijen (zo<strong>als</strong> rechtsbijstandverzekeraars, vakbonden en gefinancierde rechtsbijstand)<br />
individuele rechtzoekenden op weg helpen. Doordat zij zelf juristen zijn en veel ervaring<br />
hebben met het inhuren van advocatendiensten hebben deze derde partijen een veel beter idee<br />
van de kwaliteit van de geleverde dienst. Op het ‘kleinverbruikerssegment’ bestaat dus wel een<br />
publiek belang, maar dat omvat niet het gehele informatieprobleem, omdat de markt dat voor een<br />
flink deel reeds heeft opgelost. 1<br />
Hoe grijpt de overheid momenteel in op de markt om dit belang te borgen?<br />
De overheid heeft het publiek belang rechtszekerheid geborgd door de volgende – in het rapport<br />
beschreven – instrumenten:<br />
− <strong>Het</strong> instellen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging met een monopolie op dit<br />
<strong>domein</strong> door advocaten (kortweg: <strong>proces</strong>monopolie).<br />
− <strong>Het</strong> instellen van de Orde van Advocaten die <strong>als</strong> publiekrechtelijke organisatie de mogelijkheid<br />
heeft om met zelfregulering invulling te geven aan het <strong>proces</strong>monopolie, door<br />
bijv. een opleidingsprogramma, verordeningen en andere bindende regels en zorg voor<br />
tuchtrechtspraak.<br />
− <strong>Het</strong> instellen van gesubsidieerde rechtsbijstand.<br />
1 Een flink deel omdat meer dan 2 op de 10 huishoudens in Nederland een rechtsbijstandverzekering hebben,<br />
bijna 1,8 miljoen werknemers lid zijn van een vakcentrale en jaarlijks bijna 450.000 mensen een beroep<br />
doen op de gefinancierde rechtsbijstand.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
EXECUTIVE SUMMARY iii<br />
− Overige regelgeving ten aanzien van advocaten (Advocatenwet).<br />
− Regelgeving ten aanzien van rechtsbijstandverzekeraars: de Wet toezicht verzekeringsbedrijf<br />
1993.<br />
Om een efficiënte rechtspraak te waarborgen en om onmondige klanten te beschermen, geldt<br />
voor de civiele procedures bij de rechtbank (zijnde niet bij de sector kanton) verplichte vertegenwoordiging.<br />
Vanouds hebben advocaten een monopolie op dit <strong>domein</strong>. De toelatingseisen voor<br />
de advocatuur (zo<strong>als</strong> de verplichte beroepsopleiding en de eisen bij het toelaten van advocaten in<br />
loondienst van niet-advocaten) en de verplichte ‘education permanente’ zijn mede bedoeld om te<br />
garanderen dat advocaten over de specifieke kennis en vaardigheden beschikken die nodig zijn<br />
voor het voeren van procedures. Deze eisen, die de beroepsgroep aan zichzelf stelt, staan in<br />
combinatie met het wettelijk <strong>proces</strong>monopolie een meer gediversifieerd aanbod van <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />
in de weg, waardoor concurrentie op de markt voor juridische bijstand voor<strong>als</strong>nog<br />
geen drukkend effect heeft op de prijsstelling van (<strong>proces</strong>)advocaten.<br />
Is dit ingrijpen vanuit economisch perspectief optimaal te noemen?<br />
De vraag die beantwoord dient te worden is of het huidige overheidsingrijpen de meest effectieve<br />
en efficiënte manier is om rechtszekerheid te borgen. Ten aanzien van het <strong>proces</strong>monopolie<br />
vinden wij in het onderzoek sterke aanwijzingen dat dit niet het geval is. Door een wettelijk monopolie<br />
in te stellen, introduceert de overheid met haar optreden een extra vorm van marktfalen:<br />
monopolievorming in een poging een informatieprobleem op te lossen. Monopolievorming door<br />
overheidsoptreden heeft kortweg drie oorzaken:<br />
− Wettelijk verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging door alleen advocaten. Verplichte winkelnering<br />
leidt doorgaans tot te hoge prijzen en een gebrek aan innovatie.<br />
− De toetredingsbarrières die de Orde in het leven heeft geroepen zijn hoog en versterken<br />
dus het monopolie van zittende advocaten (denk aan de toelating van advocaten in<br />
loondienst).<br />
− Uitstralingseffecten van het <strong>proces</strong>monopolie: de status van wettelijk beschermd juridisch<br />
adviseur werkt ook buiten het monopolie. Dit reputatie-effect kan in een markt<br />
met onvolkomen mededinging worden omgezet in een extra premie voor advocaten.<br />
<strong>Het</strong> gevolg van het ingrijpen is dat de prijzen hoger liggen. Sommig overheidsingrijpen, namelijk<br />
het ingrijpen gericht op de gefinancierde rechtshulp, heeft op dat deel van de markt een dempend<br />
effect op de prijsvorming, omdat de tarieven die de overheid voor de gefinancierde rechtshulp<br />
heeft vastgesteld lager zijn dan de gewone uurtarieven van een advocaat. <strong>Het</strong> is niet duidelijk of<br />
deze tarieven kostendekkend zijn. Indien deze lage tarieven kostendekkend zijn, dan is het aannemelijk<br />
dat de marges op het niet-gesubsidieerde deel wel erg groot zijn. Indien gesubsidieerde<br />
rechtsbijstand niet kostendekkend is, is er sprake van kruissubsidiëring waarbij de betalende cliënt<br />
een (in praktijk nauwelijks onderhandelbaar) tarief opgedrongen krijgt dat het verlies op de ‘overheidsuren’<br />
goedmaakt. Voor rechtzoekenden die geen gefinancierde bijstand hebben, betekent dit<br />
ingrijpen dat zij via kruissubsidiëring gedwongen zijn om mee te betalen en dus relatief nog hogere<br />
prijzen betalen. <strong>Het</strong> is dan ook de vraag of het publiek belang ook met minder ingrijpende<br />
maatregelen geborgd kan worden. In dit rapport onderzoeken we verschillende alternatieven die<br />
het publiek belang borgen en tevens (enige) maatschappelijke kostenbesparing kunnen opleveren<br />
ten opzichte het huidige institutionele kader. De volgende alternatieven komen aan bod:<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
iv<br />
1. Direct ingrijpen op het <strong>domein</strong>monopolie:<br />
- Beperking <strong>domein</strong>monopolie door verdere verhoging competentiegrens<br />
- Domeinmonopolie openstellen voor een bredere groep dan alleen advocaten<br />
- Afschaffing <strong>domein</strong>monopolie (met flankerend beleid)<br />
2. Tariefregulering<br />
Elk van deze alternatieven heeft voor- en nadelen, maar deze tegen elkaar afwegend zien wij op<br />
korte en middellange termijn het meest in het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie voor nietadvocaten:<br />
de <strong>proces</strong>juristen. Dit alternatief sluit ook aan bij de gedachte dat het – gegeven het<br />
feit dat de markt voor advocatendiensten is gesegmenteerd en in de ogen van veel rechtzoekenden<br />
breder is dan alleen de advocatuur – beter is om het publiek belang te borgen door markten<br />
en niet beroepsgroepen te reguleren. Door het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie wordt de<br />
gehele markt voor <strong>proces</strong>diensten – en niet alleen de beroepsgroep advocatuur – gereguleerd.<br />
De toegang tot het <strong>proces</strong>monopolie moet niet bij de Orde in de huidige structuur komen te<br />
liggen, omdat dat te veel vragen op het gebied van onafhankelijkheid oproept. Als de organisatiestructuur<br />
van de Orde wordt aangepast (door een meerderheidszeggenschap voor overige actoren<br />
te regelen in een speciale Kamer voor toezicht op het <strong>proces</strong>monopolie), is er wellicht een mogelijkheid<br />
om het toezicht op toegang voor <strong>proces</strong>juristen toch onder te brengen bij de Orde. In<br />
andere gevallen zal een onafhankelijke toezichthouder de toegang moeten reguleren (bijv. een<br />
accreditatie-instelling).<br />
Omdat het verhogen van de competentiegrens het probleem van verplichte winkelnering niet<br />
oplost, is dat vanuit dit perspectief niet aan te bevelen. <strong>Het</strong> alternatief leidt wel tot een grotere<br />
keuzevrijheid voor een groter deel van de markt (namelijk de zaken die onder de nieuwe, hogere<br />
competentiegrens vallen). Er zullen meer zaken voor de kantonrechter worden behandeld hetgeen<br />
leidt tot snellere en eenvoudigere procedures.<br />
Tariefregulering kan op zich wel effectief zijn, maar is in onze ogen geen efficiënte optie, omdat<br />
het teveel marktverstoringen tot gevolg heeft. Er wordt een rigide grens aan de markt opgelegd<br />
die remmend werkt op innovatie, flexibiliteit en andere wenselijke gedragingen. Daarnaast leidt<br />
tariefregulering tot hoge reguleringskosten en is er gevaar voor crowding out (de ingewikkelde en<br />
tijdrovende zaken blijven liggen).<br />
<strong>Het</strong> volledig afschaffen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging is zonder flankerend beleid<br />
niet aan te raden vanwege het gevaar dat de rechtzoekende geen toegang meer heeft tot het recht,<br />
omdat hij zonder hulp zijn weg niet vindt in de huidige ingewikkelde <strong>proces</strong>regels. Op lange termijn<br />
zijn de grootste voordelen te verwachten van een combinatie van een aanpassing (sterke<br />
vereenvoudiging) van het <strong>proces</strong>recht en het afschaffen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging.<br />
En daarmee zijn we terug bij het citaat uit het WRR rapport waar we mee begonnen. Volgens de<br />
WRR is de toegang tot het recht in de civiele sector van de rechtshuishouding een punt van zorg.<br />
“Dat heeft in de eerste plaats te maken met het tijdsbeslag. […] Een ander punt van zorg is dat de toegang in de<br />
praktijk wordt versmald door de kosten die met een juridische procedure gepaard gaan.”, aldus de WRR. De<br />
ideale oplossing hiervoor is het alternatief waarbij de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging wordt<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
EXECUTIVE SUMMARY v<br />
afgeschaft in combinatie met het sterk vereenvoudigen van de <strong>proces</strong>regels. In dat geval is immers<br />
sprake van een efficiëntere, eenvoudigere, meer bij de tijd passende en goedkopere rechtspraak<br />
en (wellicht) van meer prikkels om er onderling uit te komen. Voor de korte en middellange<br />
termijn is de optie van het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie voor gekwalificeerde <strong>proces</strong>juristen<br />
het beste alternatief om het publiek belang op een efficiënte en effectieve manier te<br />
borgen.<br />
Summary<br />
The Dutch government wants to guarantee legal security for all those seeking justice. In order to<br />
guarantee this public interest the government has given certain exclusive privileges to Dutch<br />
advocates, among which a monopoly on the conduct of a case. In this report we analyse the effects<br />
this monopoly has on both consumers (including SME firms) and competitors. Our research<br />
shows that the Dutch government can incur welfare gains by opening up the monopoly to<br />
others than just advocates, namely legal expenses insurers, trade unions and other legal counsels.<br />
Of course these counsels will have to satisfy the same minimum requirements as advocates,<br />
where these requirements will have to be set by an independent body.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET PROCES ALS DOMEIN 1<br />
1 Inleiding<br />
“De wet moet een goede rechtspleging waarborgen en zij positioneert de advocaat<br />
<strong>als</strong> dienaar van het algemeen belang met dienovereenkomstige rechten<br />
en plichten. Dat was een halve eeuw zo vanzelfsprekend dat je dat niet eens<br />
expliciet in de Advocatenwet terugvindt. De geheimhoudingsplicht bijvoorbeeld,<br />
of het verschoningsrecht, of het monopolie van de verplichte rechtsbijstand,<br />
in die tijd was dat allemaal geen punt van discussie.”<br />
Speech minister Donner bij de installatie van de Commissie<br />
Van Wijmen (Commissie Advocatuur), 4 mei 2005<br />
In 1995 schreef de ‘interdepartementale werkgroep <strong>domein</strong>monopolie advocatuur’ (werkgroep<br />
Cohen) in het kader van het MDW-traject een rapport, waarin de exclusieve positie van de advocaat<br />
in het <strong>proces</strong>recht ter discussie werd gesteld. De werkgroep Cohen had twee centrale thema’s:<br />
(1) beperking van de reikwijdte van het <strong>domein</strong>monopolie door het verhogen van de competentiegrens,<br />
en (2) het uitbreiden van de toetredingsmogelijkheden (waardoor een advocaat in<br />
loondienst mogelijk zou moeten worden). De krantenkoppen in de zomer van 1995 voorspelden<br />
“Sorgdrager wil af van monopolie advocaat in het <strong>proces</strong>recht” (Volkskrant, 12 juli) en “<strong>Het</strong> einde monopolie<br />
advocatuur nadert” (Parool, 29 augustus).<br />
Zo snel ging het echter niet. Er werd een commissie ingesteld: de commissie Herijking omvang<br />
verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging – ook wel de commissie Van Delden genoemd. Deze<br />
commissie schreef het rapport ‘Gericht verplicht’, waarin onder andere werd aanbevolen om het<br />
<strong>domein</strong>monopolie te beperken. Vervolgens is per 1 januari 1999 het <strong>proces</strong>monopolie inderdaad<br />
afgezwakt door de competentiegrens tussen de kantonrechter (waarvoor geen <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />
verplicht is) en de rechtbank te verhogen van 5.000 naar 10.000 gulden (tegenwoordig<br />
€5.000). Daarna is het in de politiek en de media echter een tijd lang stil rond het onderwerp.<br />
Daar komt in 2003 verandering in met het verschijnen van het WRR rapport ‘De toekomst van<br />
de nationale rechtsstaat’ (oktober 2002). Tweede Kamerlid Klaas de Vries dient naar aanleiding<br />
van de discussie over het rapport een motie in, waarin hij een onderzoek naar de rol en de positie<br />
van de advocatuur vraagt. De motie wijst op de grote veranderingen in de advocatuur en noemt<br />
een aantal punten die uitdrukkelijk onderwerp van studie dienen te zijn, waaronder:<br />
− de procederende versus de adviserende (met name in de internationale adviespraktijk)<br />
advocaat;<br />
− de privileges zo<strong>als</strong> <strong>proces</strong>monopolie en verschoningsrecht;<br />
− de toegang tot rechtshulp voor particulieren;<br />
− de betekenis van de internationalisering van de advocatuur;<br />
− het functioneren van toezicht, klacht- en tuchtrecht.<br />
Minister Donner heeft daarop op 4 mei 2005 de commissie Advocatuur ingesteld. Deze commissie<br />
brengt begin 2006 advies uit. De commissie Advocatuur zal o.l.v. mr. P.C.E. van Wijmen<br />
onderzoeken welke positie advocaten in de samenleving en het rechtsbestel moeten innemen.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
2 HOOFDSTUK 1<br />
Daarbij komen ook het klacht- en tuchtrecht en de kwaliteit en integriteit van de advocatuur aan<br />
de orde. Verder zal de commissie adviseren over honoreringsmethoden voor advocaten en over<br />
de vraag of de huidige organisatievorm van de beroepsgroep nog past bij de huidige praktijk.<br />
Belangrijk onderdeel is wederom ook de omvang van het <strong>proces</strong>monopolie.<br />
Ten slotte zijn nog de onderzoeken naar verschillende vrije beroepen van de Nederlandse en<br />
Europese mededingingstoezichthouders van belang. De NMa inventariseerde in 2004 de mededingingsbeperkingen<br />
<strong>als</strong> gevolg van zelfregulering, die niet noodzakelijk of proportioneel zijn<br />
voor het te beschermen belang, en behandelt de regelingen op dit moment inhoudelijk. Ook<br />
Europese ontwikkelingen brengen dynamiek. Zo is er het Monti-rapport van de Europese Commissie<br />
dat aanbeveelt vrije beroepen, <strong>als</strong> de advocatuur, verregaand te liberaliseren. De Europese<br />
Commissie zet met het aantreden van Monti’s opvolger Neelie Kroes <strong>als</strong> eurocommissaris voor<br />
mededinging in op een nieuwe, meer op marktwerking gerichte koers. Zij wil “grondig nagaan”<br />
of de mededinging daadwerkelijk functioneert in sectoren waar zelfregulering een belangrijke rol<br />
speelt – waaronder de advocatuur.<br />
Dit rapport gaat in op gevolgen van de door zelfregulering en wetgeving beschermde positie van<br />
de advocatuur op de maatschappij. We hanteren hierbij het perspectief van de calculus van het<br />
publiek belang. Dat betekent dat vanuit een breed perspectief naar het overheidsingrijpen wordt<br />
gekeken: vanuit aanbieders (advocatuur en concurrenten) en vragers (huishoudens en bedrijven)<br />
en dat vanuit een economische analyse op meer optimale (minder marktverstorende) vormen van<br />
ingrijpen wordt gewezen. <strong>Het</strong> perspectief van een publiek belang betekent ook – zo<strong>als</strong> later afgeleid<br />
– dat we het hier vooral hebben over juridische bijstand aan particulieren en MKB-bedrijven.<br />
De opdrachtgever voor dit rapport is het Verbond van Verzekeraars. Rechtsbijstandverzekeraars<br />
bieden particulieren en bedrijven verzekeringen aan waarmee een verzekerde rechtsbijstand wordt<br />
geboden indien hij of zij een juridisch probleem ondervindt. In eerste instantie is de verzekeraar<br />
een dienstverlener en in het bijzonder een rechtshulpverlener. Om deze rechtsbijstand te kunnen<br />
verlenen heeft de verzekeraar juridische specialisten in dienst, waaronder sinds enige jaren ook<br />
advocaten (advocaat in loondienst van een rechtsbijstandverzekeraar). Een zaak wordt pas aan<br />
externen uitbesteed indien de wet dat voorschrijft (in verband met het <strong>proces</strong>monopolie, of een<br />
samenloop van belangen, of wegens een geschillenregeling tussen verzekeraar en verzekerde) of<br />
omdat de rechtsbijstandverzekeraar dat zelf kiest (bijv. in verband met ontbrekende expertise of<br />
capaciteitstekort). De rechtsbijstandverzekeraars verleent niet alleen rechtsbijstand, maar vergoedt<br />
in voorkomende gevallen ook de kosten die een verzekerde maakt bij het oplossen van een juridisch<br />
probleem. Dit kostendekkingsaspect is echter van secundair belang bij een rechtsbijstandverzekering.<br />
<strong>Het</strong> perspectief van de rechtsbijstandverzekeraar is met name van belang omdat zij<br />
voor 20 tot 24% van de huishoudens (cijfer voor 2004) en voor vele MKB bedrijven de juridische<br />
bijstand faciliteren. In het onderzoek bekijken we ook de financiële gevolgen voor de rechtsbijstandverzekeraars<br />
(en in het verlengde daarvan voor hun verzekerden) van het <strong>proces</strong>monopolie.<br />
In het volgende hoofdstuk beschrijven we de centrale onderzoeksvraag in meer detail en geven<br />
we een leeswijzer waaruit blijkt in welk hoofdstuk welk deel van de onderzoeksvraag waar wordt<br />
behandeld.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET PROCES ALS DOMEIN 3<br />
2 Vraagstelling<br />
<strong>Het</strong> in de inleiding beschrevene vormt de context waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd.<br />
De centrale onderzoeksvraag is:<br />
“Welk publiek belang speelt een rol op de markt voor juridische bijstand, hoe grijpt de overheid<br />
momenteel in op de markt om dit belang te borgen en is dit ingrijpen vanuit economisch perspectief<br />
optimaal te noemen?”<br />
We zullen deze vraag beantwoorden vanuit een maatschappelijk perspectief, dat wil zeggen vanuit<br />
het perspectief van de afnemers van juridische bijstand (particulieren en bedrijven) en vanuit het<br />
perspectief van aanbieders (advocaten en concurrerende aanbieders). Op dit moment is de meest<br />
ingrijpende vorm van overheidsingrijpen op de markt voor juridische bijstand het toekennen van<br />
een <strong>proces</strong>monopolie aan een bepaalde beroepsgroep, namelijk de advocatuur. Dit rapport gaat<br />
dan ook met name in op de effecten van dit wettelijk monopolie. In dit rapport laten we strafzaken<br />
buiten beschouwing. 2 Deze centrale onderzoeksvraag delen we op in een aantal subvragen:<br />
Subvraag 1: Afbakening<br />
a) Welke actoren spelen een rol op de markt voor juridische bijstand?<br />
In hoofdstuk 3 beschrijven we de verschillende actoren op de markt voor juridische bijstand:<br />
politiek, aanbieders (advocatuur, rechtsbijstandverzekeraars en andere juridische adviseurs), en<br />
vragers (bedrijven en particulieren).<br />
Subvraag 2: <strong>Het</strong> publiek belang<br />
a) Wat is een publiek belang en welk publiek belang speelt een rol op de markt voor juridische<br />
bijstand?<br />
b) Hoe werkt de markt voor juridische bijstand (schets van de marktwerking)?<br />
<strong>Het</strong> publiek belang dat centraal staat, is samen te vatten onder de noemer rechtszekerheid. Met<br />
rechtszekerheid wordt hier bedoeld de zekerheid ten aanzien van de vraag waar men met betrekking<br />
tot het recht aan toe is. De afnemer moet zeker zijn dat zijn vraag naar rechtsbijstand op een<br />
adequate wijze kan worden vervuld. In hoofdstuk 4 beschrijven we dit publiek belang in meer<br />
detail. Daarbij komt ook de werking van de markt voor juridische bijstand aan de orde, omdat<br />
een publiek belang ontstaat op het moment dat een bepaald belang niet of niet voldoende door<br />
een vrije werking van de markt wordt geborgd. Op basis van literatuuronderzoek, desk research<br />
en gesprekken met enkele marktspelers en rechtswetenschappers (zie lijst met gesprekspartners<br />
2 De markt voor strafzaken ziet er anders uit dan voor civiele zaken, en het publiek belang rechtszekerheid<br />
heeft een wat andere invulling. De negatieve prijseffecten <strong>als</strong> gevolg van <strong>proces</strong>monopolie spelen met name<br />
bij civiele procedures. Zo zullen de prijseffecten in strafzaken over het algemeen gedempt worden, omdat<br />
strafzaken in relatie tot het aantal procedures oververtegenwoordigd zijn bij de gefinancierde rechtshulp.<br />
Met name de lagere inkomens zullen dus beschermd worden tegen prijsopdrijvende effecten. Bovendien<br />
zijn strafzaken bij uitstek het terrein van de sociale advocatuur die gunstige tarieven hanteert.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
4 HOOFDSTUK 2<br />
achterin het rapport) geven we een schets van de (knelpunten ten aanzien van) vrije werking van<br />
de markt.<br />
Subvraag 3: De huidige borging van het publiek belang<br />
a) Hoe wordt op dit moment het publiek belang op de markt voor juridische bijstand geborgd?<br />
Wat is de institutionele context (Europese en nationale wet- en regelgeving) waarbinnen de<br />
centrale vraag beantwoord dient te worden?<br />
<strong>Het</strong> huidige overheidsingrijpen met het <strong>proces</strong>monopolie wordt beschreven in hoofdstuk 5. Dit<br />
is in feite een politieke analyse: ‘Welke doelstellingen hanteert de politiek <strong>als</strong> het gaat om de markt<br />
voor juridische bijstand? Zijn deze doelstellingen in de loop van de tijd veranderd? Zo ja, waarom?’<br />
De huidige borging omvat een aantal instrumenten, waarvan de belangrijkste zijn:<br />
− verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging en het <strong>proces</strong>monopolie<br />
− de gefinancierde rechtsbijstand<br />
− de wettelijke via de Nederlandse Orde van Advocaten opgelegde regels<br />
− vrije advocatenkeuze en nog enkele andere zaken aangaande rechtsbijstandverzekeraars<br />
(artikel 58-63 Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993)<br />
Subvraag 4: De ideale borging van het publieke belang<br />
a) Hoe zou de overheid het publiek belang op de markt voor juridische bijstand idealiter kunnen<br />
borgen? Wat zijn de voor- en nadelen van mogelijke alternatieve instrumenten?<br />
We beantwoorden deze vraag vanuit economisch perspectief. Op basis van literatuuronderzoek,<br />
desk research en enkele achtergrondgesprekken beschrijven we in hoofdstuk 6 alternatieve instrumenten<br />
voor het <strong>proces</strong>monopolie die binnen de politieke doelstellingen passen. Ook bekijken<br />
we wat de effecten van deze alternatieve instrumenten zijn. <strong>Het</strong> gaat dan om effecten op de<br />
prijsvorming, de kwaliteit en markttransparantie.<br />
Box 2.1 op de volgende bladzijde geeft een leeswijzer voor dit rapport.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
VRAAGSTELLING 5<br />
Box 2.1: Leeswijzer<br />
Executive summary [hier worden alle onderzoeksresultaten tezamen genomen en bekijken we<br />
welke conclusies kunnen worden afgeleid. Ook wordt dan de centrale onderzoeksvraag<br />
beantwoord]<br />
Hoofdstuk 1: Inleiding<br />
Hoofdstuk 2: Vraagstelling<br />
Hoofdstuk 3: De actoren op de markt voor juridische bijstand<br />
Hoofdstuk 4: <strong>Het</strong> publiek belang op de markt voor juridische bijstand [wat is de definitie van<br />
een publiek belang?, welk publiek belang speelt hier een rol?, hoe ontstaat dit publiek<br />
belang?]<br />
Hoofdstuk 5: De huidige borging van het publiek belang [welke instrumenten zet de overheid en<br />
de Orde op dit moment in om het publiek belang te borgen?]<br />
Hoofdstuk 6: De ideale borging van het publieke belang [welke alternatieven zijn er en welke<br />
effecten hebben die; welk alternatief heeft de voorkeur vanuit economisch perspectief?]<br />
Bijlagen (literatuur, gesprekspartners)<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET PROCES ALS DOMEIN<br />
3 De actoren op de markt voor juridische<br />
bijstand<br />
In dit hoofdstuk introduceren we de markt voor juridische bijstand door de verschillende actoren<br />
op deze markt te beschrijven. In figuur 3.1 wordt een kort overzicht van de verschillende actoren<br />
gegeven.<br />
Figuur 3.1: Overzicht van de verschillende actoren<br />
kosten<br />
(evt. lidmaatschap)<br />
Juridische<br />
dienstver-<br />
lening<br />
Hono-<br />
Juridische dienstverlening arium Premie Juridische<br />
dienstverlening<br />
Overige aanbieders juridische<br />
bijstand (vakbonden,<br />
beroepsverenigingen, ANWB,<br />
Consumentenbond,<br />
rechtskundige adviesbureaus):<br />
• voert desgevraagd<br />
procedures voor<br />
verzekerde of geeft advies<br />
en handelt juridische<br />
zaken af<br />
• verricht deze handelingen<br />
<strong>als</strong> onderdeel van<br />
lidmaatschap of voor een<br />
bepaald bedrag per<br />
handeling<br />
Bron: <strong>SEO</strong><br />
Rechtzoekende (niet verzekerd):<br />
• huurt indien nodig zelf juridische<br />
bijstand in bij advocaat (in ieder<br />
geval bij een procedure) of andere<br />
juridische dienstverlener<br />
Honorarium<br />
Juridische<br />
dienstver-<br />
lening<br />
Advocaat (extern):<br />
• voert<br />
desgevraagd<br />
procedures<br />
voor<br />
verzekerde<br />
• ontvangt<br />
daarvoor een<br />
honorarium<br />
Rechtzoekende (verzekerd; bedrijf of<br />
huishouden):<br />
• betaalt premie aan de verzekering<br />
• laat zaken behartigen door<br />
verzekeraar<br />
• mag in het geval van een<br />
procedure vrij een advocaat kiezen<br />
Honorarium<br />
Politiek, o.a.:<br />
• Verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />
• Beïnvloedt de markt door subsidie te verlenen (de gefinancierde rechtsbijstand)<br />
• Bescherming verzekerden en regulering verzekeraars (Wet toezicht<br />
Verzekeringsbedrijf)<br />
Rechtsbijstandverzekeraar<br />
:<br />
• ontvangt premie van<br />
verzekerde<br />
• geeft advies en<br />
handelt juridische<br />
zaken af<br />
• betaalt het<br />
honorarium van de<br />
eventueel ingehuurde<br />
advocaat of levert<br />
zelf deze diensten via<br />
de advocaat in<br />
loondienst<br />
In paragraaf 3.1 beschrijven we actoren aan de vraagzijde, bestaande uit MKB bedrijven en particuliere<br />
huishoudens. 3 In principe kan iedereen een afnemer zijn van juridische diensten. Afne-<br />
3 Grootzakelijke afnemers vallen buiten het bestek van dit rapport (zie paragraaf 4.3).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
7
8 HOOFDSTUK 3<br />
mers kunnen particuliere personen, maar ook bedrijven of andere organisaties zijn. Rechtzoekenden<br />
kunnen aankloppen bij verschillende aanbieders van juridische bijstand: een advocaat, de<br />
rechtsbijstandverzekeraar, wet- en rechtswinkels, vakbonden en beroepsverenigingen, sociaal<br />
raadslieden, consumentenorganisaties, rechtskundig adviesbureaus, deurwaarders enzovoorts.<br />
Afhankelijk van het rechtsprobleem geven deze instellingen zelf meer of minder vergaande<br />
rechtshulp. Sommige van de aanbieders zijn gespecialiseerd in een bepaald type problemen (bijvoorbeeld<br />
de politie, de ANWB of de vakbond) of handelingen (zo<strong>als</strong> accountant of de deurwaarder),<br />
anderen bieden een meer compleet juridisch pakket aan. Een belangrijke aanbieder is de<br />
advocatuur. In paragraaf 3.2 beschrijven we deze actor in meer detail. Bureaus rechtshulp spelen<br />
een belangrijke rol in het aanbod aan minder draagkrachtigen. Hier is de overheid de aanbieder,<br />
hoewel deze diensten in praktijk door advocaten worden geleverd. Tegenwoordig heten Bureaus<br />
rechtshulp Juridische loketten (maar er zijn ook nog enkele Bureaus rechtshulp). Een andere<br />
belangrijke actor is de rechtsbijstandverzekeraar die in 2004 voor 20 tot 24% van de huishoudens<br />
en voor vele MKB-bedrijven rechtshulp faciliteren en zonodig een advocaat inschakelen (paragraaf<br />
3.3).<br />
3.1 De actoren aan de vraagzijde<br />
De vraag naar juridische bijstand wordt bepaald door het aantal juridische problemen dat burgers<br />
en bedrijven ondervindt <strong>als</strong>mede door de elasticiteit van die vraag. Schuyt et al. (1976) schatten<br />
dat burgers 37 à 45% kans lopen om in een bepaald jaar met een civiel- of bestuursrechtelijke<br />
probleem te maken te krijgen. Latere schattingen variëren tussen 7 en 13% kans per jaar, waarvan<br />
2/3 civielrechtelijke en 1/3 bestuursrechtelijke problemen zijn. 4<br />
Over een periode van 5 jaar heeft 67% van de burgers één of meer (potentiële) rechtsproblemen<br />
gehad. 5 Deze burgers hadden elk gemiddeld 3,7 rechtsproblemen. De meeste problemen hebben<br />
een civielrechtelijke aard (89%) en de minderheid is van bestuursrechtelijke aard (11%). 6 Rechtzoekenden<br />
ondernemen op verschillende manieren actie en zoeken verschillende vormen van<br />
rechtshulp: 10% blijft passief, 46% pakt het probleem zelf aan zonder professionele hulp; 44%<br />
roept hulp in van een deskundige persoon of organisatie. Degenen die hulp inschakelen kloppen<br />
bij verschillende instanties aan, vaak meer dan één. Er is een grote verscheidenheid aan personen<br />
en instanties waar burgers met een juridisch probleem terecht kunnen. Rechtsbijstandverzekeraars<br />
‘concurreren’ bijvoorbeeld met Bureaus rechtshulp (Juridische loketten), wet- en rechtswinkels,<br />
vakbonden en beroepsverenigingen, sociaal raadslieden, consumentenorganisaties, rechtskundig<br />
adviesbureaus, deurwaarders, de politie, de Nationale Ombudsman, de Belastingdienst en<br />
ten slotte de advocatuur. Afhankelijk van het rechtsprobleem geven deze instellingen zelf meer of<br />
minder vergaande rechtshulp. Tevens verwijzen ze door. Uiteindelijk klopt 11% van de burgers<br />
met een rechtsprobleem aan bij de vakbond, 11% bij de advocatuur, 9% bij de politie, 7% bij de<br />
Bureaus rechtshulp en 6% bij een rechtsbijstandverzekeraar. Deze cijfers geven een onderschatting<br />
van het aandeel van rechtsbijstandverzekeraars, omdat is geteld waar een rechtzoekende<br />
4 Van Velthoven et al. (2004), p. 22.<br />
5 Deze en de volgende alinea zijn gebaseerd op Van Velthoven et al. (2004), pp. 12-15.<br />
6 In het WODC rapport is niet naar strafrechtzaken gekeken.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 9<br />
uiteindelijk terechtkomt en niet waar hij in eerste instantie aan klopt voor juridische bijstand.<br />
Omdat veel rechtzoekenden met een rechtsbijstandverzekering via hun verzekeraar terecht komen<br />
bij een advocaat (bijv. in het geval van een procedure) is het aandeel van advocaten te hoog<br />
en dat van rechtsbijstandverzekeraars te laag ingeschat. Omgerekend op jaarbasis heeft nog geen<br />
4% van de volwassenen in Nederland te maken met een advocaat en nog geen 2% met een rechter<br />
(hetzij <strong>als</strong> eiser of gedaagde).<br />
In Van der Torre (2005, pp. 22-23) worden wat andere cijfers genoemd. <strong>Het</strong> aandeel huishoudens<br />
dat bij rechtsproblemen rechtsbijstand inroept, is volgens het AVO-bestand (dat is een databestand<br />
van SCP op basis van enquête onder bijna 12.000 respondenten) ruim 44% in 2003. De<br />
advocatuur (circa 39%) en de verenigingen die rechtsbijstand faciliteren (circa 25%) behouden<br />
volgens het AVO-bestand een nagenoeg constant aandeel in de rechtsbijstand verleend aan huishoudens<br />
met rechtsproblemen. Opmerkelijk is volgens het SCP wel dat de rechtsbijstand steeds<br />
meer het <strong>domein</strong> wordt van verzekeringsinstellingen (met een toegenomen marktaandeel van<br />
ruim 9% in 1995 naar ruim 16% in 2003) ten koste van de Bureaus rechtshulp en wets- en<br />
rechtswinkels (met een afgenomen marktaandeel van 27% in 1995 naar 20% in 2003).<br />
In bijna de helft (48%) van de problemen weten de partijen overeenstemming te bereiken. In 3%<br />
van de problemen is sprake van een buitengerechtelijke beslissing en in 4% van de gevallen van<br />
een gerechtelijke beslissing. In 35% van de gevallen wordt ondanks ondernomen acties geen<br />
overeenstemming bereikt of beslissing genomen en in de resterende 10% wordt niks ondernomen.<br />
Uiteindelijk lijkt 73% van de burgers zijn doel te bereiken. Wanneer men tot overeenstemming<br />
is gekomen, wordt vaker het doel bereikt dan wanneer een beslissing door een derde wordt<br />
genomen. Ook van degenen, bij wie het probleem niet eindigt met een beslissing of overeenstemming<br />
bereikt de helft de doelstelling. <strong>Het</strong> probleem is dan op een ander wijze opgelost of<br />
vanzelf verdwenen.<br />
Naast de aantallen juridische problemen is de prijselasticiteit van de vraag relevant voor de vraag<br />
voor juridische bijstand. Er is een groep studies naar de verklaring van de omvang en beroep op<br />
de juridische dienstverlening en dan met name de advocatuur en prijseffecten. Er is empirische<br />
ondersteuning dat de vraag naar rechtshulp mede is gebaseerd op een afweging naar kosten en<br />
baten. <strong>Het</strong> effect van prijs en inkomen op de vraag naar advocaat is significant. Volgens Van<br />
Tulder en Jansen (1988) is de prijselasticiteit van het beroep op een advocaat -0,3 en de inkomenselasticiteit<br />
0,6. Dat betekent dat <strong>als</strong> de prijs van de advocatuur met 1% stijgt de vraag met<br />
0,3% afneemt en dat <strong>als</strong> het inkomen met 1% stijgt de vraag met 0,6% toeneemt. Van Velthoven<br />
(2002) analyseert de ontwikkeling van het beroep op de civiele en administratieve rechter over<br />
een periode van 50 jaar. Naast een algemene invloed van een groeiende bevolking, de afnemende<br />
sociale cohesie en de toenemende omvang van de (met name administratieve) wet- en regelgeving,<br />
vindt hij een significant negatieve invloed van de <strong>proces</strong>kosten, met een elasticiteit van -0,3<br />
bij civiele en -0,5 bij administratieve zaken. Daarnaast vindt Van Velthoven empirische ondersteuning<br />
voor de hypothese dat de capaciteit van de advocatuur (met name bij civiele zaken) een<br />
rol speelt. Hij vindt dat er sprake is geweest van ondercapaciteit en dat het aanbod zijn eigen<br />
vraag creëert wat betreft alternatieve geschiloplossing. In een recente modellering van de civielrechtelijke<br />
keten komt het WODC uit op een gemiddelde prijselasticiteit voor de advocatuur van<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
10 HOOFDSTUK 3<br />
-0,0 voor civielrechtelijke zaken (WODC/RvdR 2005 7, genoemd in Van der Torre, 2005, p. 12).<br />
Hieruit blijkt (wederom) dat de prijsgevoeligheid voor civiele zaken zeer gering is.<br />
De meest recente studie naar de prijsgevoeligheid van de advocatuur is van november 2005 (Van<br />
der Torre). Dit onderzoek richt zich op de vraag of de in 2004 genomen maatregelen met betrekking<br />
tot de gefinancierde rechtsbijstand invloed zouden kunnen hebben op de toegang tot de<br />
rechtsbijstand. In januari 2004 zijn de griffierechten (met 15%) en de eigen bijdragen voor de<br />
gesubsidieerde advocaat (met 35%) verhoogd en is de anticumulatieregeling (voor meervoudig<br />
gebruik) versoberd. Op p. 57 concludeert Van der Torre dat sprake is van een betrekkelijk geringe<br />
invloed van de verhoging van de prijs van de advocaat: 0,85% daling van het advocaatgebruik<br />
bij een verhoging van de eigen bijdrage/ commerciële prijs met 35% is ongeveer even groot <strong>als</strong><br />
het effect van de toename van het aantal huishoudens. Hij komt tot de slotsom dat de prijsverhoging<br />
mogelijk tot enige vraaguitval voor een toegevoegde advocaat zal hebben geleid in 2004,<br />
maar dat de omvang van deze vraaguitval waarschijnlijk niet substantieel is geweest.<br />
Van der Torre keek ook naar de totale vraag naar advocatendiensten (dus zowel de gefinancierde<br />
<strong>als</strong> vrije rechtsbijstand). Hij vindt geen significante waarde van de coëfficiënt voor de advocaatprijs<br />
in de relatie voor het gebruik van de advocaat. 8 Op p. 51 e.v. is ook gekeken in hoeverre de<br />
prijsgevoeligheid verschilt voor gebruikers van een advocaat die niet te maken krijgen met een<br />
rechter (adviesrecht) en gebruikers van een advocaat die wel te maken krijgen met een rechter<br />
(<strong>proces</strong>recht). Bij deze analyse valt op dat de prijs van de advocaat een significant effect op het<br />
advocaatgebruik heeft bij adviesbijstand en met het verwachte negatieve teken (-0,16). Bij <strong>proces</strong>bijstand<br />
is het effect niet significant verschillend van nul (er dus geen meetbaar prijseffect).<br />
<strong>Het</strong> zou kunnen dat de prijsongevoelige vraag naar <strong>proces</strong>advocaten ook te maken heeft met de<br />
verplichte aard ervan (vgl.. de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging). Op p. 59 trekt Van der<br />
Torre echter een andere reden voor het feit dat de omvang van de prijseffecten bij het gebruik<br />
van de advocaat is afgenomen en dat het moeilijker wordt om hun significantie aan te tonen.<br />
“Dat kan te maken hebben met de grotere rol die rechtsbijstandverzekeringen zijn gaan spelen [...].<br />
Door rechtsbijstandverzekeringen wordt de prijs van de advocaat nul of, bij een eigen risico, relatief laag.<br />
Zowel een op basis van de Wrb toegeschreven prijs <strong>als</strong> een toegekende commerciële marktprijs is dan bij<br />
een huishouden met rechtsproblemen te hoog. Mogelijk heeft dit de omvang en de significantie van het<br />
gemeten prijseffect verminderd. Gezien het sterk toegenomen aantal polissen lijkt de invloed van deze<br />
verzekeringen niet te verwaarlozen. Dat slechts 10% van de rechtsproblemen die neergelegd worden bij<br />
een rechtsbijstandverzekering, niet via een advocaat, maar bijvoorbeeld via bemiddeling of schikking<br />
wordt opgelost, lijkt hier niet aan af te doen, omdat zonder verzekering het betreffende huishouden mogelijk<br />
wel gebruik had gemaakt van een advocaat.”<br />
In Nederland komen – ondanks de sterke stijging van het aantal rechtszaken de laatste jaren (zie<br />
figuur 3.4 in paragraaf 3.2.4) – relatief weinig zaken voor de rechter, omdat veel eenvoudige zaken<br />
op andere wijze worden afgedaan. De RMO (2003, p. 15) verklaart de relatief geringe rechts-<br />
7 Zie de door het Wetenschappelijk <strong>Onderzoek</strong>- en Documentatiecentrum en de Raad voor de rechtspraak<br />
opgestelde prognosemodellen justitiële ketens voor civiel en bestuur (Cahier 2005-13).<br />
8 De gevonden, edoch niet significante, waarde is –0,05 hetgeen betekent dat bij een stijging van de advocaatprijs<br />
met 1% de kans op het gebruik van die advocaat met 0,05% afneemt (p. 47).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 11<br />
consumptie in Nederland uit de aanwezigheid van een onderhandelingssamenleving. Nederland<br />
zou bij uitstek het land zijn van schikken en plooien, van onderhandelen en er samen proberen<br />
uit te komen. Alle aanbieders lijken op een gezamenlijke oplossing aan te sturen. Gedragsregel 3<br />
(voorheen regel 7) voor de advocatuur luidt <strong>als</strong> volgt: “De advocaat dient zich voor ogen houden dat een<br />
regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een <strong>proces</strong>”. Intermediaire organisaties – deels vanuit<br />
particulier initiatief, deels vanuit de overheid – hebben ook altijd al een belangrijke rol gespeeld<br />
<strong>als</strong> het gaat om alternatieve geschilbeslechting (geen <strong>proces</strong>sen). Voorbeelden van intermediaire<br />
organisaties zijn huuradviescommissies, klachten- en geschillencommissies, bureaus voor rechtshulp<br />
en sociaal raadslieden. Ook rechtsbijstandverzekeraars spelen in dat opzicht een belangrijke<br />
rol, aldus de RMO. Verzekeraars remmen in Nederland vaak de gang naar de rechter: “Vaak<br />
houden ze burgers van een gerechtelijke procedure af, omdat ze de zaak weinig kansrijk achten of omdat ze zelf<br />
direct met de wederpartij proberen te onderhandelen. Bij ontslagprocedures lijken rechtsbijstandverzekeraars wel<br />
meer een actieve partij bij de totstandkoming van een rechtszaak te zijn.”(p. 20). Volgens de Ombudsman<br />
eindigt een groot aantal dossiers, behandeld door de rechtsbijstandverzekeraar, met een bevredigende<br />
minnelijke oplossing.<br />
<strong>Het</strong> belang van afnemers<br />
<strong>Het</strong> consumentenbelang bij juridische bijstand is impliciet meegenomen in verschillende rapporten<br />
en onderzoeken, maar is nergens expliciet uitgeschreven. Neem bijvoorbeeld het rapport van<br />
de Commissie Cohen uit 1995. Zo<strong>als</strong> voor alle MDW operaties geldt, geldt hier ook dat het consumentenbelang<br />
de aanleiding was tot het onderzoek. De Commissie heeft het niet met zoveel<br />
woorden geformuleerd, maar er kan worden afgeleid dat het consumentenbelang gelijk werd<br />
gesteld aan de eis dat hij of zij – ook <strong>als</strong> het om een niet al te groot bedrag gaat (minder dan 25 -<br />
30.000 gulden) – moet kunnen procederen. Dit belang werd door de Commissie vervolgens getoetst<br />
vanuit het publiek belang van toegankelijkheid <strong>als</strong> onderdeel van rechtszekerheid (zie paragraaf<br />
4.1), maar er werd niet specifiek naar consumentenbelang gekeken. Een en ander kan echter<br />
afgeleid worden uit het standpunt van de Consumentenbond die door de Commissie Cohen in<br />
een hoorzitting geraadpleegd is. 9 De Consumentenbond pleitte voor de afschaffing (of afzwakking)<br />
van het <strong>domein</strong>monopolie. De bond pleitte voor de instelling van een register voor <strong>proces</strong>gemachtigden,<br />
waarin naast advocaten ook andere gekwalificeerde personen kunnen worden<br />
ingeschreven. <strong>Het</strong> minimumniveau van de opleiding van deze <strong>proces</strong>gemachtigden zou – volgens<br />
de Consumentenbond – overeen moeten komen met het niveau van een afgeronde HBOopleiding<br />
(een juridische afstudeerrichting). De Consumentenbond zou hierbij een voorlichtende<br />
rol kunnen spelen, ten einde de consument behulpzaam te kunnen zijn bij het kiezen uit het aanbod<br />
van verschillende <strong>proces</strong>gemachtigden. De Consumentenbond stelde destijds ook een nieuwe<br />
klachtenregeling voor, in de vorm van een onafhankelijke geschillencommissie. <strong>Het</strong> bezwaar<br />
dat de bond tegen de tuchtrechtpraktijk had, richtte zich onder meer op het feit dat een tuchtrechter<br />
geen schadevergoeding kon toekennen aan een cliënt die in het gelijk is gesteld. Daarvoor<br />
dient een cliënt een civiele procedure in gang zetten, waarbij hij in veel gevallen opnieuw de hulp<br />
van een advocaat nodig heeft.<br />
Op dit moment staat de positie van de advocatuur weer ter discussie en werkt de Commissie Van<br />
Wijmen aan een rapport. De Consumentenbond heeft nu een standpunt ingenomen over no-<br />
9 Rapport Cohen (1995) p. 78.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
12 HOOFDSTUK 3<br />
cure-no-pay, maar niet over het <strong>proces</strong>monopolie. De bond vond de proef voor no-cure-no-pay<br />
juist een stap voorwaarts, omdat consumenten daardoor meer mogelijkheden krijgen voor tariefafspraken<br />
in de advocatuur. 10 Desgevraagd denkt de bond niet dat ze een standpunt zal innemen<br />
over het <strong>proces</strong>monopolie om in te brengen bij de Commissie Van Wijmen.<br />
MKB<br />
Deze paragraaf beschrijft met name het perspectief van particuliere afnemers. Dat komt omdat<br />
over zakelijke afnemers – in ieder geval in de kwantitatieve zin – veel minder bekend is. Ook<br />
heeft het MKB zich niet publiekelijk uitgesproken over het <strong>proces</strong>monopolie en is het MKB niet<br />
gehoord door bijv. de Commissie Cohen. Vast staat echter dat ook zakelijke afnemers met een<br />
juridisch probleem ook uit een breed scala van aanbieders kunnen kiezen, zo<strong>als</strong> advocaten,<br />
rechtsbijstandverzekeraars, eigen juristen of eigen advocaten in loondienst, ondernemersvereniging<br />
enzovoorts.<br />
3.2 De aanbodzijde: advocaten<br />
Als partijen het onderling oneens zijn of <strong>als</strong> burgers of bedrijven een probleem hebben met een<br />
overheidsbesluit, kunnen ze de diensten van een advocaat inhuren. Een advocaat is – net <strong>als</strong> veel<br />
andere juridische dienstverleners – een raadsman of raadsvrouw in juridische aangelegenheden<br />
die de (juridische) belangen van de afnemer behartigt. Hij of zij geeft adviezen over mogelijke<br />
juridische stappen, onderhandelt met de advocaat van de tegenpartij of – en dit is uniek voor een<br />
advocaat – verdedigt cliënten in de rechtsbank, bij het Hof en/of de Hoge Raad. Een zaak kan<br />
voor de rechter worden beslist of worden geschikt (d.w.z. met de tegenpartij tot overeenstemming<br />
komen voordat de rechter uitspraak doet).<br />
3.2.1 Toetreding tot de advocatuur<br />
<strong>Het</strong> beroep van advocaat staat niet voor iedereen open. Zo dient een bepaald opleidingstraject te<br />
worden gevolgd. De weg naar de advocatuur is lang en er is een aantal obstakels, dat men moet<br />
overwinnen. Iedereen met minimaal een VWO diploma kan rechten gaan studeren (dat kan op 9<br />
universiteiten in Nederland). Afronding van de rechtenstudie (een driejarige bachelor met voldoende<br />
juridische vakken en een juridische master) geeft toegang tot de beroepsopleiding advocatuur.<br />
Die opleiding kan alleen genoten worden <strong>als</strong> de afgestudeerde jurist in dienst van een advocatenkantoor<br />
is getreden. <strong>Het</strong> is daartoe noodzakelijk om te solliciteren en aangenomen te worden<br />
in de functie van advocaatstagiair. 11 Een advocaatstagiair moet een patroon hebben: iemand<br />
die minstens 8 jaar advocaat is en die gelijktijdig niet meer dan twee advocaatstagiaires begeleidt.<br />
Tegenwoordig is het ook mogelijk om advocatenstagiair te zijn <strong>als</strong> jurist in dienst van een bedrijf.<br />
Dit komt echter niet vaak voor omdat het voor een bedrijf een flinke investering is en omdat het<br />
dan niet makkelijk is om een patroon te vinden.<br />
10 Zie: http://www.consumentenbond.nl/nieuws/, nieuwsbericht 29 juni 2004.<br />
11 We gaan hier voorbij aan de mogelijkheid van het buitenpatronaat, omdat er in praktijk zelden gebruik van<br />
wordt gemaakt.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 13<br />
Een stagiair moet zich bekwamen in een breed scala van rechtsgebieden, zo<strong>als</strong> familiezaken, effectenrecht,<br />
strafrecht, vluchtelingenrecht enzovoorts. De eerste acht maanden van de stage staan<br />
in het teken van de beroepsopleiding advocatuur en daarop volgt de voortgezette stagiair opleiding.<br />
Een stagiair besteedt zo’n 20-25% van zijn of haar tijd aan de opleiding. De beroepsopleiding<br />
valt onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA). De<br />
stagiair werkt <strong>als</strong> volwaardig advocaat binnen het kantoor waar de opleiding wordt genoten.<br />
Doordat het aantal opleidingsplaatsen beperkt is, zal er geen overschot aan advocaten ontstaan.<br />
Zo zegt Jeroen Brouwer, de vorige algemeen deken van de Orde, in het blad ‘Ondernemen’ van<br />
MKB Nederland, dat de branche het evenwicht in vraag naar en aanbod van jonge advocaten zelf<br />
goed in de gaten houdt zodat er nooit een overschot kan ontstaan (zo<strong>als</strong> dat in bijvoorbeeld<br />
Duitsland wel bestaat).<br />
De beroepsopleiding advocatuur vormt daardoor een serieuze toetredingsbelemmering. De stageperiode<br />
duurt drie jaar en drie maanden en het contract tussen stagiair en het opleidende kantoor<br />
wordt na die tijd beëindigd. De advocaatstagiair krijgt na afronding van de opleiding en stage<br />
ofwel een contract aangeboden <strong>als</strong> medewerker binnen het kantoor of wordt verzocht elders een<br />
baan te zoeken. In beide gevallen ontvangt de advocaatstagiair de stageverklaring en kan hij of zij<br />
zichzelf officieel advocaat noemen en bijvoorbeeld een eigen kantoor beginnen. De keuze voor<br />
een groot, klein of eigen kantoor bepaalt voor een belangrijk deel ook het soort werk dat de advocaat<br />
uitvoert 12:<br />
− Er zijn circa 19 kantoren met meer dan 60 advocaten. Deze kantoren richten zich doorgaans<br />
met name op het (inter)nationale bedrijfsleven. Er wordt veel advieswerk gedaan<br />
en vaak niet zo veel geprocedeerd. De advocaten werken meestal in gespecialiseerde secties<br />
(intellectuele eigendom, ondernemingsrecht etc.).<br />
− De 481 middelgrote kantoren (6 tot 60 advocaten) bedienen vaak (middel)grote ondernemingen,<br />
maar ook particulieren. De praktijk op deze kantoren is doorgaans gemengd:<br />
naast advieswerk zal bijvoorbeeld, eerder dan op grote kantoren, een echtscheidings- of<br />
strafzaak voorkomen.<br />
− Er zijn meer dan 2.700 kleine kantoren (1 tot 5 advocaten). Sommige zijn volledig gespecialiseerd,<br />
bijvoorbeeld in strafrecht. De meeste kleine kantoren hebben echter een<br />
algemene praktijk, waardoor de advocaten er vaker in aanraking komen met rechtsbijstand<br />
aan particulieren. Specialisatie is op een dergelijk kantoor zeker niet uitgesloten,<br />
maar zal meestal pas in een latere fase van de loopbaan belangrijk worden.<br />
− Sinds 1997 bestaat ook de mogelijkheid om <strong>als</strong> advocaat in loondienst bij een nietadvocatenkantoor<br />
te werken. De specialisatie van deze juristen is dan vanzelfsprekend<br />
afhankelijk van het soort werk dat bij het desbetreffende bedrijf wordt uitgevoerd.<br />
Ook na het behalen van de stageverklaring dient de advocaat zijn kennis op peil te houden om<br />
het beroep zo goed mogelijk uit te kunnen oefenen. Dit wordt de ‘permanente opleiding advocatuur’<br />
genoemd, die de Nederlandse Orde van Advocaten met ingang van 1 januari 1996 heeft<br />
geïntroduceerd. Op grond van de Verordening Permanente Opleiding 2000 is iedere advocaat na<br />
het behalen van zijn stageverklaring (of na 39 maanden <strong>als</strong> advocaat ingeschreven te zijn geweest)<br />
12 Gebaseerd op http://www.advocaatworden.nl.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
14 HOOFDSTUK 3<br />
verplicht jaarlijks 16 opleidingspunten te behalen, waarvan ten minste de helft moet zijn behaald<br />
met een opleiding met een juridisch onderwerp.<br />
3.2.2 De balie<br />
Verder dient een advocaat zich te houden aan de Advocatenwet, de regelgeving die door de Nederlandse<br />
Orde is opgesteld (zie paragraaf 5.1) en aan het tuchtrecht. De Orde is een publiekrechtelijk<br />
lichaam, waarin advocaten en procureurs (tezamen ‘de balie’) zijn verenigd. In box 3.1 beschrijven<br />
we het verplicht procuraat en de afschaffing daarvan in 2007.<br />
Box 3.1: <strong>Het</strong> onderscheid tussen advocaat en procureur is dun en in de toekomst irrelevant<br />
Behalve het <strong>proces</strong>monopolie bestaat op dit moment nog het verplicht procuraat. Een procureur<br />
is ook een advocaat die door een andere advocaat wordt ingeschakeld indien een rechtszaak<br />
niet in de rechtbank gehouden wordt waar de advocaat die de rechtszaak gaat voeren staat ingeschreven.<br />
Procureurs zijn van oorsprong juridisch niet geschoolde, maar door de praktijk gevormde<br />
medewerkers van de rechtbank, die onder meer voor de orde van zaken waakten. De<br />
taak van een procureur is ervoor te zorgen dat alle noodzakelijke <strong>proces</strong>stukken bij de rechtbank<br />
en de advocaat terechtkomen. Bij een civiele procedure bij de rechtbank, het gerechtshof en de<br />
Hoge Raad is procureurstelling verplicht.<br />
In 2007 komt het onderscheid tussen procuraat en advocatuur te vervallen; er is reeds een wetsvoorstel<br />
ingediend over de opheffing van het procuraat. Tot 1 juli 2007 is het zo dat een advocaat<br />
is ingeschreven bij een rechtbank en bij die rechtbank ook procureur is. Vanaf die datum<br />
kunnen advocaten in het gehele land in rechte optreden zonder verplicht langs een procureur te<br />
moeten.<br />
De commissie Cohen adviseerde in 1995 al om het verplicht procuraat af te schaffen. De Nederlandse<br />
Orde van Advocaten was het daar onder bepaalde voorwaarden mee eens. Eén van de<br />
voorwaarden was daling van de kostprijs van de procedure voor de rechtzoekende. De commissie<br />
Cohen raamde de besparing van afschaffing destijds op 30 miljoen gulden. Deze besparing is<br />
in belangrijke mate te realiseren <strong>als</strong> alle rechtbanken over een elektronische rol beschikken voor<br />
de uitwisseling van rolberichten, en ook de <strong>proces</strong>stukken elektronisch (althans in elk geval<br />
schriftelijk) kunnen worden ingediend. Een deel van de voordelen van afschaffing van het procuraat<br />
zal ook bij andere aanbieders van juridische bijstand terecht komen. Voor bijvoorbeeld<br />
de rechtsbijstandverzekeraars of vakbonden treden die voordelen zowel op in het geval een<br />
civiele zaak wordt uitbesteed aan een externe advocaat <strong>als</strong> in het geval de advocaat in loondienst<br />
van de organisatie de zaak in een rechtsbank behandelt. De lagere kosten betekent voor verzekerden<br />
of vakbondsleden dat de premie respectievelijk bijdrage minder snel stijgt.<br />
Gebaseerd op: http://www.justitie.nl/themas/meer/afschaffing_verplicht_procuraat/ (hier is ook het wetsvoorstel te vinden).<br />
3.2.3 Tarifering<br />
Een advocaat rekent vanouds geen loon, maar ‘honorarium’ (ereloon). De advocatuur kent geen<br />
vaste tarieven. Wel bestonden tot 1997 een calculatieschema en referentietarief. Voor 1997 werden<br />
door de Nederlandse Orde van Advocaten referentietarieven vastgesteld. <strong>Het</strong> laatste referentietarief<br />
bedroeg €131,60 (oftewel 290 gulden) per uur exclusief BTW voor zaken met een belang<br />
van onbepaalde waarde, exclusief de voor de cliënt gedane uitgaven (zo<strong>als</strong> griffierechten, deurwaarderskosten,<br />
reis- en verblijfkosten), en verder de voor de cliënt gedane uitgaven die bezwaarlijk<br />
te specificeren zijn, zo<strong>als</strong> kosten van porti, telefoon, fax, fotokopieën: maximaal 5% van het<br />
honorarium. Voor zaken met een bepaalde waarde varieerde dit uurtarief tussen €90,75 (200<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 15<br />
gulden) en € 317,65 (700 gulden), exclusief de extra bovengenoemde posten en afhankelijk van<br />
het financiële belang. Gedurende decennia vormden deze tariefafspraken de basis voor het opstellen<br />
en begroten van declaraties.<br />
Tegenwoordig wordt alleen nog aanbevolen dat de advocaat van tevoren met de cliënt in overleg<br />
afspraken maakt over het honorarium en de wijze van declareren en dit schriftelijk vastlegt. ‘In<br />
overleg’ wil overigens niet zeggen dat er over het tarief onderhandeld wordt, maar dat de cliënt<br />
van tevoren weet wat voor tarieven de advocaat hanteert.<br />
Alleen in het geval het inkomen van een burger onder een bepaalde drempel ligt, betaalt de staat<br />
de rechtshulp (dat heet gefinancierde rechtsbijstand) en is sprake van door de overheid vastgestelde<br />
tarieven (zie paragraaf 5.6).<br />
Voor afnemers van juridische bijstand is het van groot belang dat de tarieven vooraf transparant<br />
zijn zodat een goed geïnformeerde keuze kan worden gemaakt (al blijft de kwaliteit moeilijk<br />
zichtbaar, zie paragraaf 4.2.2). Op dit moment is de tariefstructuur niet doorzichtig; men kan<br />
vooraf niet goed inschatten wat men per zaak kwijt zal zijn. Veelal wordt een uurtarief afgegeven<br />
door het kantoor, zonder dat wordt aangegeven hoeveel uur men (ongeveer) zal besteden. Een<br />
dergelijke open-einde-regeling vormt voor advocaten een prikkel om zoveel mogelijk te doen,<br />
hetgeen op gespannen voet staat met hun taak met betrekking tot het bevorderen van een goede<br />
rechtsbedeling en hun rol <strong>als</strong> poortwachter op weg naar het recht (dus: geen kansloze zaken aannemen<br />
en per zaak de kortste weg naar een oplossing kiezen).<br />
3.2.4 De advocatuur in cijfers<br />
In 2004 waren er in Nederland 13.111 advocaten en 3.216 advocatenkantoren. Zo<strong>als</strong> uit figuur<br />
3.2 blijkt, werkt zo’n 12% <strong>als</strong> eenpitter en werkt 31% van de advocaten op een (middel)groot<br />
kantoor (>20 advocaten per kantoor). De meeste advocaten werken op een kantoor met 2 tot 5<br />
(27%) en 6 tot 20 (30%) advocaten.<br />
Figuur 3.2: Aantal advocatenkantoren (naar grootte) en aantal advocaten per kantoor<br />
(2004)<br />
aantal kantoren<br />
1800<br />
1600<br />
1400<br />
1200<br />
1000<br />
800<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
1534<br />
1534<br />
3577<br />
1182<br />
418<br />
3946<br />
1895<br />
63 19<br />
1 2 tot 5 6 tot 20 21 tot 60 meer<br />
dan 60<br />
aantal advocaten per kantoor<br />
Bron: Jaarverslag 2004 Nederlandse Orde van Advocaten; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />
4500<br />
4000<br />
3500<br />
3000<br />
2500<br />
2159<br />
2000<br />
1500<br />
1000<br />
500<br />
0<br />
aantal advocaten<br />
aantal kantoren<br />
aantal advocaten<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
16 HOOFDSTUK 3<br />
De samenleving juridiseert en het beroep op de advocatuur is de laatste decennia dan ook sterk<br />
gestegen. Uit figuur 3.3 blijkt dat het beroep op advocaten door personen van 18 jaar en ouder in<br />
2004 is gestegen de afgelopen 8 jaar. Ook blijkt dat het aantal advocaten in die periode – onder<br />
meer <strong>als</strong> gevolg van de juridisering – sterk is gestegen. Volgens Jonathan Goldsmith, de secretary<br />
general van de koepel van Europese Balies is deze trend af te leiden uit drie onderliggende trends:<br />
− Ten eerste, de verschuiving van het zwaartepunt van de industrie richting diensten.<br />
Diensten zijn ontastbare dingen zodat de behoefte aan contracten en rechten groot<br />
is.<br />
− Ten tweede de opkomst van heel nieuwe rechtsgebieden die te maken hebben met<br />
het sociale karakter van Europa, zo<strong>als</strong> vluchtelingenrecht, arbeidsrecht enzovoorts.<br />
− Ten derde, overheden zijn steeds meer geneigd om wetgeving te zien <strong>als</strong> de oplossing<br />
van een specifiek probleem, zo<strong>als</strong> terrorisme, abortus enzovoorts. Ook de Europese<br />
integratie heeft hier een steentje aan bijgedragen: naast de nationale wetten<br />
hebben we Europese wetten, maar ook allerlei internationale verdragen. Omdat er<br />
steeds meer wetten zijn, hebben we steeds meer juristen nodig: “Where there are laws,<br />
there need to be lawyers to interpret and appeal. The more laws, the more lawyers.” 13<br />
Er wordt wel gesteld dat de juridisering van de samenleving leidt tot een zogenoemde claimcultuur.<br />
Een claimcultuur heeft twee kenmerken. Ten eerste neemt het aantal rechtszaken, waarbij<br />
een schadevergoeding wordt geëist toe, en ten tweede neemt de gemiddelde hoogte van de geëiste<br />
schadevergoedingen toe. 14 Eshuis (2003) toont aan dat de veelal aangenomen stijging van het<br />
aantal claims empirisch niet kan worden aangetoond in de periode 1997–2000. De claimfrequentie<br />
nam nauwelijks toe en het aantal claims met betrekking tot onrechtmatige daad en beroepsaansprakelijkheid<br />
waren in 2000 zelfs lager dan in 1997 (p. 10). De geclaimde bedragen zijn daarentegen<br />
scherp gestegen, maar de door rechters toegewezen bedragen volgen de stijging van de<br />
geclaimde bedragen niet (pp. 25-30). Deze stijging kan ook te maken hebben met de verhoging<br />
van de competentiegrens, waardoor (ook) de zaken voor het kantongerecht een groter financieel<br />
belang kennen. Meer in het algemeen is het zo dat juridisering samenhangt met het feit dat burgers<br />
en bedrijven bij een zich steeds verder terugtrekkende overheid steeds meer voor hun eigen<br />
rechten moeten opkomen en dat daardoor het aantal rechtzoekenden en het aantal rechtszaken<br />
toe is genomen.<br />
13 Advocatenblad van 14 oktober 2005.<br />
14 Zie: http://www.rechtspraak.nl.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 17<br />
Figuur 3.3: Aantal advocaten en het beroep op advocaten door personen van 18 jaar en<br />
ouder (1996-2004)<br />
aantal advocaten<br />
14000<br />
13000<br />
12000<br />
11000<br />
10000<br />
9000<br />
8000<br />
1996<br />
1997<br />
1998<br />
1999<br />
2000<br />
2001<br />
2002<br />
2003<br />
2004<br />
7<br />
6,5<br />
6<br />
5,5<br />
5<br />
4,5<br />
4<br />
beroep op advocaten<br />
aantal<br />
advocaten<br />
beroep op<br />
advocaten<br />
Bron: Statistisch jaarboek 2004, CBS, Voorburg en Jaarverslag 2004 Nederlandse Orde van Advocaten; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />
Figuur 3.4 geeft de stijging van het aantal advocaten nog duidelijker aan. <strong>Het</strong> aantal advocaten is<br />
sinds het begin van de jaren zestig enorm gestegen: van 1.958 in 1963 tot 13.111 in het jaar 2004,<br />
bijna een verzevenvoudiging in veertig jaar tijd. Deze stijging gaat gelijk op met de groei van het<br />
aantal burgerlijke rechtszaken. In 2004 zijn bijna 770 duizend burgerlijke rechtszaken afgehandeld.<br />
Ten opzichte van 2003 is sprake van een toename van bijna 12%. De werkdruk is in termen<br />
van ‘het aantal burgerlijke rechtszaken per advocaat’ vrijwel gelijk gebleven: in 1963 was het aantal<br />
afgehandelde burgerlijke rechtszaak per advocaat 58 en in 2004 lag dit aantal op 59. Over de<br />
aantallen adviezen en schikkingsdossiers is niets bekend.<br />
Figuur 3.4: Aantal burgerlijke rechtszaken (*1.000) en aantal advocaten (1963-2004)<br />
aantal burgerlijke rechtszaken (*1.000)<br />
900<br />
800<br />
700<br />
600<br />
500<br />
400<br />
300<br />
200<br />
100<br />
0<br />
1963<br />
1966<br />
1969<br />
1972<br />
1975<br />
1978<br />
1981<br />
1984<br />
1987<br />
1990<br />
1993<br />
1996<br />
1999<br />
2002<br />
14000<br />
12000<br />
10000<br />
8000<br />
6000<br />
4000<br />
2000<br />
0<br />
aanral advocaten<br />
aantal<br />
burgerlijke<br />
rechtszaken<br />
aantal<br />
advocaten<br />
Bron: CBS Statline (Historie rechtsbescherming) en Jaarverslag 2004 Nederlandse Orde van Advocaten; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />
In figuur 3.5 staan de rendementscijfers voor een gemiddeld advocatenkantoor. <strong>Het</strong> 5jaarsgemiddelde<br />
ligt rond de 36%. Dit is een vrij gunstig rendement. Uitspraken van de (vorige)<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
18 HOOFDSTUK 3<br />
deken van de Orde geven aan dat deze marges anno 2005 niet zijn gedaald. De heer Brouwer<br />
geeft aan dat “De uurprijs van een advocaat is voor 50 tot 70% opgebouwd uit (kantoor)kosten.” 15<br />
Figuur 3.5: Netto omzet en resultaat voor belasting (in euro) en rendement (in %) per advocatenkantoor<br />
1997-2001<br />
euro<br />
1200<br />
1000<br />
800<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
1997 1998 1999 2000 2001<br />
Bron: Kerncijfers rechtskundige diensten, CBS Statline; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />
38,0<br />
37,0<br />
36,0<br />
35,0<br />
34,0<br />
33,0<br />
32,0<br />
31,0<br />
%<br />
netto omzet<br />
resultaat<br />
voor<br />
belastingen<br />
'rendement'<br />
Resultaat voor belasting: Netto-omzet minus bedrijfskosten minus de overige lasten plus de overige baten.<br />
Netto omzet: Aan derden en aan gelieerde ondernemingen gefactureerde of nog te factureren opdrachten<br />
(exclusief omzetbelasting en exclusief zogenaamde 'verschotten') die betrekking hebben op het boekjaar.<br />
Cijfers zijn niet gecorrigeerd voor inflatie.<br />
Waarom zijn advocaten duur en hun marges relatief hoog? Ten eerste omdat hun dienstverlening<br />
complex is, hoogwaardig denkwerk en voldoende praktijkervaring vereist. De daartoe benodigde<br />
opleiding, die na het behalen van de stageverklaring het hele advocatenleven gecontinueerd moet<br />
worden, kost ook veel geld. Dit verklaart echter maar een deel van de prijszetting. Belangrijker<br />
lijken de marktimperfecties (zie paragraaf 4.2.2). <strong>Het</strong> zijn deze imperfecties die maken dat een<br />
advocaat marktmacht heeft en zijn prijs boven de marginale kosten kan stellen en overwinst kan<br />
maken. <strong>Het</strong> feit dat sinds 1997 onderhandeld kan worden over de tarieven, maakt de onderhandelingspositie<br />
voor individuele afnemers (particulieren en kleine bedrijven) niet beter, omdat<br />
daarmee de marktimperfecties niet worden weggenomen.<br />
Er wordt wel gesteld dat de marges per kantoor zo hoog kunnen zijn doordat er in Nederland<br />
relatief weinig advocaten zijn. 16 Uit figuur 3.6 en 3.7 blijkt dat deze hypothese niet (meer) klopt.<br />
Figuur 3.6 toont dat het aantal advocaten van 1970 tot begin jaren ’90 relatief sterk steeg ten<br />
opzichte van de bevolkingsgroei en dat het aantal inwoners per advocaat in die periode sterk<br />
afnam (het aantal advocaten per inwoner is dus gestegen). Echter, het aantal rechtszaken per<br />
advocaat is wel gelijk gebleven. Figuur 3.7 geeft een internationale vergelijking waaruit blijkt dat<br />
Nederland meer inwoners per advocaat heeft dan gemiddeld voor de genoemde 16 Europese<br />
landen, en dat Frankrijk, Oostenrijk, Zweden en Finland een minder hoge advocatendichtheid<br />
kennen dan Nederland.<br />
15 Vermeulen, 2005.<br />
16 Bovendien is er in Nederland geen enkel van bovenaf opgelegd mechanisme dat de tarieven voor de advocatuur<br />
regelt, zo<strong>als</strong> dat wel in Duitsland geldt, zie paragraaf 6.2.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
aantal advocaten<br />
DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 19<br />
Figuur 3.6: Aantal advocaten en aantal inwoners per advocaat (1970-2004; linker plaatje) en<br />
aantal advocaten en bevolkingsomvang (1920-2004; rechter plaatje)<br />
14000<br />
12000<br />
10000<br />
8000<br />
6000<br />
4000<br />
2000<br />
0<br />
2004<br />
2003<br />
2002<br />
2001<br />
2000<br />
1999<br />
1998<br />
1997<br />
1996<br />
1995<br />
1990<br />
1985<br />
1980<br />
1970<br />
7000<br />
6000<br />
5000<br />
4000<br />
3000<br />
2000<br />
1000<br />
totaal aantal advocaten aantal inwoners per advocaat<br />
0<br />
aantal inwoners per advocaat<br />
14000<br />
12000<br />
10000<br />
8000<br />
6000<br />
4000<br />
2000<br />
Bron: Jaarverslag 2004 Nederlandse Orde van Advocaten en CBS statline; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />
Figuur 3.7: Aantal inwoners per advocaat voor een aantal Europese landen<br />
Finland<br />
Zweden<br />
O o ste n rijk<br />
F ra n k rijk<br />
Nederland<br />
Denemarken<br />
Noorwegen<br />
België<br />
Duitsland<br />
Gemiddeld<br />
United Kingdom<br />
Portugal<br />
Luxemburg<br />
Ita lië<br />
Spanje<br />
Griekenland<br />
Ie rla n d<br />
266<br />
383<br />
327<br />
499<br />
479<br />
476<br />
444<br />
680<br />
614<br />
817<br />
1060<br />
1271<br />
1199<br />
1460<br />
1795<br />
aantal advocaten<br />
2165<br />
0<br />
1920<br />
1970<br />
1985<br />
1995<br />
1997<br />
1999<br />
2001<br />
2003<br />
bevolkingsomvang aantal advocaten<br />
3133<br />
0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500<br />
Bron: Eurostat Yearbook 2004 (aantal inwoners); cijfers verzameld in 2004 over het jaar 2003 door Council of the Bars and<br />
Law Societies of the European Union (http://www.ccbe.org) (aantal advocaten); bewerking <strong>SEO</strong><br />
België: naast de 12.672 advocaten zijn er ook 2.760 trainees die lid zijn van de Belgische Orde en die worden<br />
beschouwd <strong>als</strong> volledig gekwalificeerde advocaten.<br />
Frankrijk: dit cijfer is inclusief 6.393 trainees die <strong>als</strong> advocaat staan geregistreerd.<br />
Nederland: het aantal advocaten dat Eurostat hanteert verschilt licht van het cijfer over 2003 dat de NOvA in het<br />
jaarverslag 2004 geeft (12.743 versus 12.691).<br />
Oostenrijk: naast de 4.449 advocaten zijn er ook 1.912 trainees die lid zijn van de 'Osterreichischer Rechtsanwaltskammertag'.<br />
Spanje: er staan in totaal 146.214 advocaten geregistreerd bij de Consejo General de la Abogacia Espanola,<br />
daarvan staan er 37.714 te boek <strong>als</strong> niet actief.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
18000000<br />
16000000<br />
14000000<br />
12000000<br />
10000000<br />
8000000<br />
6000000<br />
4000000<br />
2000000<br />
0<br />
bevolkingsomvang
20 HOOFDSTUK 3<br />
3.3 De aanbodzijde: rechtsbijstandverzekeraars<br />
Rechtsbijstandverzekeringen hebben een dubbele functie: (a) juridische dienstverlening en (b)<br />
kostendekking. In eerste instantie verbindt een rechtsbijstandverzekeraar zich om rechtsbijstand<br />
te bieden indien de verzekerde een juridisch probleem ondervindt. De verzekeraar is dus in eerste<br />
instantie een dienstverlener (en geen kostenverzekeraar), die een dossier met eigen middelen op<br />
een actieve manier beheert en de verzekerde informeert over haar rechten en verdedigingsmiddelen.<br />
De klanten van rechtsbijstandverzekeraars bestaan uit huishoudens en bedrijven. Huishoudens<br />
sluiten een gezinsrechtsbijstandverzekering af, en vullen die eventueel aan met een auto-, motor<br />
of vaartuigverzekering 17; bedrijven sluiten een bedrijfsrechtsbijstandverzekering af (evt. met de<br />
genoemde aanvullingen). De gezinsrechtsbijstandverzekering geeft recht op hulp bij allerlei conflicten<br />
waar de gezinsleden mee te maken kunnen krijgen, zo<strong>als</strong> onterechte huurverhogingen,<br />
slecht gelegd parket of conflicten die te maken hebben met inkomen (zo<strong>als</strong> ontslagzaken, uitkeringskwesties<br />
en pensioenaanspraken) en nog veel meer. De bedrijfsrechtsbijstandverzekering<br />
biedt het bedrijf of de ondernemer bijstand bij juridische problemen (denk aan leveringscontracten,<br />
arbeidsconflicten, huisvesting, vergunningen etc.).<br />
De markt voor gezinsrechtsbijstand verschilt van de markt voor bedrijfsrechtsbijstand, doordat<br />
bedrijven onderling sterk verschillen en gezinnen een veel homogenere groep vormen. Een ander<br />
verschil is de prijsgevoeligheid; bedrijven zijn doorgaans minder prijsgevoelig dan huishoudens.<br />
De volgende paragraaf beschrijft de markt in cijfers.<br />
3.3.1 De rechtsbijstandverzekeraars in cijfers<br />
Gemiddeld hebben bijna 2 op de 5 Nederlandse gezinnen een rechtsbijstandverzekering (dat<br />
betreft apart afgesloten gezins- en motorrijtuigenpolissen); in Zuid Nederland is dat hoger (bijna<br />
de helft), maar in Noord Nederland weer lager (minder dan 3 op 10). 18<br />
<strong>Het</strong> aantal gezinsrechtsbijstandspolissen is de laatste paar jaren sterk gestegen. Momenteel heeft<br />
20 tot 24% van de huishoudens een gezinsrechtsbijstandverzekering. Dit heeft te maken met de<br />
veelbeschreven juridisering van de maatschappij. In de vorige paragraaf zagen we dat het aanbod<br />
van advocaten gelijke tred houdt met de juridisering van de maatschappij. Rechtsbijstandverzekeraars<br />
dragen aan de juridisering bij doordat zij relatief goedkope verzekeringen tegen de kosten<br />
van juridische geschillen aanbieden of deze dienstverlening zelf aanbieden. Een rechtsbijstandverzekering<br />
verlaagt de drempel tot het ondernemen van juridische stappen. Wie eenmaal de circa<br />
honderdvijftig euro aan jaarlijkse premie heeft overgemaakt, wil iets ondernemen indien hij of zij<br />
geconfronteerd wordt met een juridisch probleem. Dit komt ook terug in tabel 3.4 verderop in<br />
deze paragraaf. Een klant wil meestal dat het probleem opgelost wordt of wil ‘vergelding’, maar<br />
17 De motorrijtuigrechtsbijstandverzekering geeft recht op juridische hulp bij problemen met een motorrijtuig.<br />
Bijvoorbeeld bij het verhalen van schade na een aanrijding of in geval van een conflict over een reparatie.<br />
18 Zie: Verzekerd van Cijfers, 2005, p. 147. Men zegt om die reden wel eens dat de rechtsbijstandbranche<br />
langs de snelweg A2 verloopt.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 21<br />
een formele procedure staat meestal niet hoog op de verlangenlijst. 19 Tegelijkertijd worden<br />
rechtsbijstandverzekeraars ook beïnvloed door de juridisering van de samenleving en de economische<br />
onzekerheid die samenhangt met (dreigende) recessie, doordat enerzijds het aantal polissen<br />
stijgt en anderzijds het aantal schades toeneemt.<br />
Tabel 3.1 toont dat de groei van het aantal apart afgesloten gezins- en motorrijtuigenpolissen<br />
onder alleenstaanden jonger dan 35 jaar explosief is gestegen (een verzesvoudiging) tussen 1996<br />
en 2002, maar dat de groei in dit segment de laatste 2 jaar tot stilstand is gekomen. De groei van<br />
rechtsbijstandverzekeringen is de laatste 2 jaar het sterkst geweest in het segment van meerpersoonshuishoudens<br />
met kinderen tot 18 jaar. De deelmarkten bedrijfsrechtsbijstand groeide minder<br />
sterk.<br />
Tabel 3.1: Penetratie rechtsbijstandverzekeringen per soort huishouden (betreft apart<br />
afgesloten gezins- en motorrijtuigenpolissen, dus exclusief onderdelen van auto/motorverzekeringen)<br />
ALLEEN-<br />
STAAND<br />
< 35 JR<br />
ALLEEN-<br />
STAAND<br />
> 35 JR<br />
MEERPER-<br />
SOONSGEZIN MET<br />
KINDEREN TOT 18<br />
JR<br />
MEERPERSOONS-<br />
GEZIN (< 35 JR)<br />
ZONDER KINDEREN<br />
TOT 18 JR<br />
MEERPERSOONS-<br />
GEZIN (> 35 JR)<br />
ZONDER KINDEREN<br />
TOT 18 JR<br />
TOTAAL<br />
1996 4,0% 12,5% 19,1% 25,1% 18,5% 16,6%<br />
2002 24,2% 22,7% 35,2% 41,8% 35,3% 32,0%<br />
2004 24,2% 28,0% 48,3% 47,4% 40,9% 38,9%<br />
Bron: Gfk PanelServices Benelux, afgebeeld in Verzekerd van Cijfers, 2004, p. 143 / Verzekerd van cijfers 2005, p. 146.<br />
In figuur 3.8 geven we het verband tussen inkomen en het percentage van de huishoudens met<br />
een rechtsbijstandverzekering. Ook hier is duidelijk te zien dat de penetratie de laatste jaren is<br />
toegenomen. Verder zien we dat de penetratiegraad eerst stijgt met het inkomen en boven een<br />
bepaalde grens weer afneemt: de lagere en hogere inkomensgroepen schakelen iets vaker hulp in<br />
dan de middengroep.<br />
<strong>Het</strong> rapport ‘de Geschilbeslechtingsdelta 2003’ bevestigt dit beeld uit figuur 3.8 (een omgekeerde<br />
J-vorm). Uit deze studie – die betrekking heeft op de periode 1998 tot en met 2002 – blijkt dat<br />
het beroep op Bureaus rechtshulp (tegenwoordig Juridische loketten), rechtsbijstandverzekeraars<br />
en de advocatuur communicerende vaten vormen (p. 108). Burgers met een laag inkomen, die<br />
vanwege de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) slechts een geringe bijdrage hoeven te betalen voor<br />
rechtshulp, hebben gemiddeld minder vaak een rechtsbijstandverzekering. Wanneer het inkomen<br />
stijgt, zodat men buiten het bereik van de Wrb valt, nemen steeds meer huishoudens een rechtsbijstandverzekering<br />
(de stijgende lijnen in figuur 3.8). Als het inkomen een bepaalde hoogte bereikt,<br />
neemt de verzekeringsgraad weer af, doordat hogere inkomens de risico’s zelf kunnen dragen.<br />
Opvallend is dat we voor 2004 een ander verband tussen inkomen en penetratiegraad zien: de<br />
omgekeerde J-vorm lijkt meer een rechte lijn. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het feit dat<br />
het maximum inkomen waarboven een dalende penetratiegraad is waar te nemen in de loop van<br />
de jaren is gestegen tot boven de €3.000. Omdat we geen verdere differentiatie kennen van de<br />
19 Informatie van de begeleidingscommissie.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
22 HOOFDSTUK 3<br />
gegevens over de penetratiegraad boven de €3.000 kunnen we dit echter niet met zekerheid zeggen.<br />
Figuur 3.8: Relatie inkomen en penetratie rechtsbijstandverzekeringen voor huishoudens<br />
(betreft apart afgesloten gezins- en motorrijtuigenpolissen, dus exclusief onderdelen<br />
van auto/motorverzekeringen)<br />
%<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
< 1.000 1.000 -<br />
1.500<br />
1.500 -<br />
2.000<br />
2.000 -<br />
2.500<br />
2.500 -<br />
3.000<br />
netto maandelijks gezinsinkomen<br />
Bron: Verzekerd van Cijfers, 2004 en 2005; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />
> 3.000<br />
penetratie 1996<br />
penetratie 2002<br />
penetratie 2004<br />
De rechtsbijstandverzekeringsbranche bestaat ongeveer 40 jaar in Nederland. In 2004 waren er<br />
86 maatschappijen die een vergunning hadden om rechtsbijstandverzekeringen in Nederland te<br />
verkopen (zie figuur 3.9). 20 Dat is ongeveer 16% minder dan in 1999. Daling van het aantal aanbieders<br />
heeft te maken met concentratie (bedrijven die een kleinere aanbieder opkopen) en sluit<br />
aan bij de bredere maatschappelijke trend van schaalvergroting. 21 Veruit de meeste maatschappijen<br />
bieden meer dan alleen rechtsbijstandverzekeringen aan; deze maatschappijen worden multibranche-spelers<br />
genoemd (grote spelers zijn Aegon, Nationale Nederlanden, Univé etc.; er zijn<br />
ook kleinere, specialistische spelers <strong>als</strong> VVAA of ZLM). Er zijn enkele monobranche-spelers<br />
(DAS, ARAG of Anker Rechtsbijstand). SRK Rechtsbijstand is een juridisch kantoor dat voor<br />
vijftien multibranche verzekeraars (zo<strong>als</strong> ING, Aegon en AMEV) de rechtsbijstandverzekeringen<br />
uitvoert. Er zijn meer kantoren zo<strong>als</strong> SRK (veelal stichtingen).<br />
Uit figuur 3.9 blijkt verder dat het aantal gezinsrechtsbijstandverzekeringen de laatste 6 jaar gestaag<br />
is gestegen, terwijl het aantal losse motorrechtsbijstandverzekeringen ten opzichte van 1999<br />
is afgenomen. Dit heeft te maken met het feit dat motorrechtsbijstand vaak is opgenomen in een<br />
gezinspolis. <strong>Het</strong> aantal polissen bedrijfsrechtsbijstand stijgt met name het laatste jaar hard.<br />
20 Maatschappijen die in bezit van een vergunning per 31 december, inclusief maatschappijen met bijkantoren<br />
in Nederland.<br />
21 De daling van het aantal aanbieders heeft – ondanks verliesgevendheid van sommige marktsegmenten –<br />
niet te maken met faillissementen.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 23<br />
Figuur 3.9: Aantal aanbieders en groei van aantal polissen per segment (1999-2004)<br />
aantal maatschappijen<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />
180<br />
170<br />
160<br />
150<br />
140<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
aantal maatschappijen dat een een rechtsbijstandverzekering aanbiedt<br />
aantal polissen gezinsrechtsbijstand (1999=100)<br />
aantal polissen motorrechtsbijstand (1999=100)<br />
aantal polissen bedrijfsrechtsbijstand (1999=100)<br />
Bron: Verzekerd van Cijfers, 2004 en 2005; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />
Door een stevige concurrentiestrijd staan de resultaten in het gezinsrechtsbijstandsegment al<br />
jaren onder druk. Dit blijkt uit figuur 3.10, waarin de ontwikkeling van de geboekte premies en<br />
schadebedragen staat <strong>als</strong>ook de rendementspercentages na interest voor de drie segmenten. Multibranche-spelers<br />
hebben de mogelijkheid om te kruissubsidiëren tussen verschillende verzekeringsproducten.<br />
22 Positieve rendementen zijn mogelijk door het beleggen van premies.<br />
Uit figuur 3.10 (rechter onderkant) en tabel 3.2 blijkt dat de rendementen in het segment gezinsrechtsbijstand<br />
negatief zijn (tussen -6 tot -17%), in het segment motorrechtsbijstand positief zijn<br />
(tussen 22 en 38%) en dat de rendementen in het segment bedrijfsrechtsbijstand gemiddeld genomen<br />
ook positief zijn (tussen -2 en 8%). Vergelijking van rendementscijfers van rechtsbijstandverzekeraars<br />
en die van advocaten (zie figuur 3.5 in de vorige paragraaf) leert dat de rendementscijfers<br />
van advocaten beduidend hoger zijn dan die van rechtsbijstandverzekeraars.<br />
Ondanks het feit dat de gemiddelde maatschappij verlies maakt op het gezinssegment, blijven<br />
maatschappijen deze polis aanbieden. Ten eerste omdat de maatschappijen brood zien in de<br />
enorme groei van de markt. 23 Steeds meer huishoudens sluiten een rechtsbijstandverzekering af.<br />
In ligt de penetratie van gezinsrechtsbijstandverzekeringen tussen de 20 en 24%. De verwachting<br />
is dat de markt bij 50% penetratie is verzadigd, omdat een deel van de huishoudens vanwege<br />
gebrek aan financiële draagkracht recht heeft op door de overheid gefinancierde rechtsbijstand en<br />
een ander deel zich vanwege hun hoge inkomen niet verzekeren. Zo zagen we in figuur 3.8 dat de<br />
22 Dit met de kanttekening dat het uitgangspunt dat de toezichthouder (De Nederlandsche Bank) hanteert, is<br />
dat elk product op zichzelf winstgevend moet zijn.<br />
23 Recent gaf een woordvoerder van SRK Rechtsbijstand aan dat de vooruitzichten voor rechtsbijstandverzekeraars<br />
onverminderd goed zijn: “Burgers lopen steeds makkelijker tegen een juridisch geschil aan. Bovendien zijn zij<br />
zich steeds meer bewust van hun rechten, en willen ze tot aan de rechter strijden voor hun gelijk.” (Rengers, 12 juli 2005).<br />
90<br />
80<br />
groeivoet aantal polissen<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
24 HOOFDSTUK 3<br />
penetratie afneemt boven een bepaald netto maandelijks gezinsinkomen (in 1996 en 2002 ligt die<br />
drempel bij ongeveer €2.750 en in 2004 ligt die drempel boven de €3.000).<br />
Figuur 3.10: Geboekte premie en schadebedrag en rendementspercentages per segment<br />
(1999-2003)<br />
0<br />
600<br />
500<br />
400<br />
300<br />
200<br />
100<br />
0<br />
Gezinsrechtsbijstandsverzekeringen<br />
1999 2000 2001 2002 2003<br />
geboekte premie per product<br />
gem. schadebedrag per product<br />
Bedrijfsrechtsbijstandsverzekeringen<br />
1999 2000 2001 2002 2003<br />
geboekte premie per product<br />
gem. schadebedrag per product<br />
Bron: Verzekerd van Cijfers, 2004; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
%<br />
5<br />
0<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
-10<br />
-20<br />
Motorrechtsbijstandsverzekeringen<br />
1999 2000 2001 2002 2003<br />
geboekte premie per product<br />
gem. schadebedrag per product<br />
Resultaat na interest (in %)<br />
1999 2000 2001 2002 2003<br />
gezinsrechtsbijstand motorrechtsbijstand<br />
bedrijfsrechtsbijstand<br />
Gemiddelde schade per polis wordt bepaald door gemiddelde schadebedrag maal kans op claim te doen.<br />
Tabel 3.2: Rendementscijfer, 5-jaarsgemiddelde (2000-2004 en gemiddelde in 2004<br />
5-JAARLIJKS GEMIDDELDE (2000-2004) GEMIDDELDE OVER 2004<br />
RENDEMENTSCIJFER TOTAAL 4,4% 5%<br />
- GEZINSRECHTSBIJSTAND -10,4% -11%<br />
- MOTORRECHTSBIJSTAND 31,4% 30%<br />
- BEDRIJFSRECHTSBIJSTAND 4,8% 7%<br />
Bron: Verzekerd van cijfers 2005, p. 26.<br />
De laatste jaren is de verzekeringsfraude met betrekking tot rechtsbijstandverzekeringen – net <strong>als</strong><br />
bij andere verzekeringen – sterk gestegen. In 2002, het eerste meetjaar, was er 1 geval bekend bij<br />
het Fraudeloket Verzekeringsbedrijf en het Fraudemeldpunt Openbaar Ministerie, terwijl dat<br />
aantal in 2004 is gestegen tot 107.<br />
De laatste jaren is het gemiddelde schadebedrag per claim gestegen in het gezins- en bedrijfssegment,<br />
en gedaald in het motorrijtuigensegment (zie tabel 3.3). Deze stijging heeft te maken met<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 25<br />
inflatie, stijging van de advocatentarieven 24, de moeilijkheidsgraad van de zaak, etc. Verzekeraars<br />
trachten deze kostenstijgingen beperkt te houden door meer zelf te doen (dus ook met een advocaat<br />
in loondienst), en <strong>als</strong> het niet zelf kan meer zaken aan netwerkadvocaten uit te besteden en<br />
door de meldingsfrequentie te beperken (bijvoorbeeld door veelmelders eerder uit de verzekering<br />
te plaatsen). 25 Ook wordt afhankelijk van de polisvoorwaarden wel een maximum gesteld aan het<br />
te vergoeden bedrag per gebeurtenis. In het gezins- en ondernemingssegment komt het ook wel<br />
voor dat een eigen bijdrage per gebeurtenis wordt gevraagd.<br />
Tabel 3.3: Schadebedrag per claim voor de verschillende segmenten (1999-2004), indexcijfer<br />
tussen haakjes (1999 = 100)<br />
GEMIDDELDE SCHADEBEDRAG PER<br />
CLAIM, GEZINS<br />
GEMIDDELDE SCHADEBEDRAG<br />
PER CLAIM, MOTOR<br />
GEMIDDELDE SCHADEBEDRAG<br />
PER CLAIM, BEDRIJFS<br />
1999 € 817 (100) €231 (100) € 986 (100)<br />
2000 € 822 (101) €252 (109) €1.118 (113)<br />
2001 € 838 (103) €194 (84) €1.191 (121)<br />
2002 € 937 (115) €238 (103) €1.125 (114)<br />
2003 € 946 (116) €190 (82) €1.287 (131)<br />
2004 €1.007 (123) €312 (135) €1.274 (129)<br />
Bron: Verzekerd in Cijfers 2004 en 2005, aangevuld met informatie van CVS; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />
Behalve de kosten van de rechtsbijstand met of zonder advocaat van buiten, gaat het ook om de<br />
effectiviteit van de rechtsbijstand (in de beleving van het cliënt). Sommige verzekerden zullen<br />
eerder neigen een extern advocaat in de hand te nemen, omdat ze die al kennen of omdat het<br />
imago van het betreffende kantoor goed is. Deze verzekerde verwacht dat de kans van slagen met<br />
deze advocaat groter is. Een eventuele neiging om een externe advocaat in te huren, neemt in<br />
praktijk af zodra de verzekerde beseft dat rechtsbijstandverzekeraars dit niet altijd betaalt (alleen<br />
in die gevallen waarin sprake is van een vrije keus, zie paragraaf 5.4). <strong>Het</strong> gaat dus om de kosteneffectiviteit.<br />
Inzicht in de kosteneffectiviteit wordt gegeven in de Geschilbeslechtingsdelta van Van Velthoven<br />
et al. uit 2004. Bij het concept kosteneffectiviteit is het van belang te realiseren dat <strong>als</strong> mensen<br />
verzekerd zijn tegen de kosten van rechtsbijstand zij eerder een zaak zullen willen starten, omdat<br />
ze de kosten toch niet hoeven te betalen. Dit wordt bevestigd in tabel 3.4: de kans op doe-hetzelven<br />
is 18% lager indien iemand een rechtsbijstandverzekering heeft met een gezinsdekking dan<br />
anders. Veelal wordt verondersteld dat de winstkans lager is voor verzekerden dan voor mensen<br />
zonder verzekering – omdat relatief vaker een zaak wordt gestart. We zien de lagere winstkans<br />
24 Cijfers over de ontwikkeling van deze tarieven is niet beschikbaar over deze periode. Wel geeft het CBS aan<br />
dat het prijsindexcijfer voor de standaarduurtarieven in 2003 5,4% hoger lagen dan in 2002 en dat dit cijfer<br />
in 2004 9,8% hoger lag dan in 2002. Een vergelijking voor dit beperkte aantal jaren leert dat het schadebedrag<br />
in het gezins- en motorrijtuigsegment minder sterk gedaald is dan de advocatentarieven stegen en dat<br />
het omgekeerde geldt voor het bedrijfssegment. Dat laatste komt wellicht doordat advocaten die in de ondernemingspraktijk<br />
werken gemiddeld duurder zijn en sneller stijgen dan in de overige praktijken. (“Standaarduurtarieven<br />
zijn de externe uurtarieven die een advocatenbureau <strong>als</strong> richtlijn hanteert. Omdat deze standaarduurtarieven<br />
niet daadwerkelijk gerealiseerd hoeven worden, wordt hieruit slechts <strong>als</strong> referentie- en onderzoeksmateriaal een index berekend.”,<br />
aldus het CBS).<br />
25 Overigens is de meldingsfrequentie al jaren min of meer constant. <strong>Het</strong> aantal claims per 100 verzekeringen<br />
ligt de laatste 5 jaar op 13,2 in het gezinssegment, op 5,8 in het motorrijtuigensegment en op 26 in het bedrijfssegment.<br />
(bron : Verzekerd van Cijfers, 2005, p. 27.)<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
26 HOOFDSTUK 3<br />
overigens niet terug in de tabel. Uit tabel 3.4 blijkt tevens dat degenen met een rechtsbijstandverzekering<br />
met een gezinsdekking minder vaak passief zijn, vaker rechtshulp inschakelen en hun<br />
geschil vaker door een derde beslecht zien.<br />
Tabel 3.4: Acties en afloop, naar aanwezigheid rechtsbijstandverzekering*<br />
GEZINSDEKKING ALLEEN VER-<br />
KEERSONGE-<br />
GEEN<br />
WEET NIET<br />
LUKKEN<br />
AANTAL<br />
N=717<br />
N=395<br />
N=563<br />
N=29<br />
Totaal 42,1 23,2 33,0 1,7 1.704<br />
Actie<br />
Passieven<br />
Doe-het-zelvers<br />
Rechtshulpgebruikers<br />
Afloop<br />
Laten<br />
Overeenstemming<br />
Beslissing <strong>als</strong> eindpunt<br />
Slikken #<br />
33,1-<br />
39,4-<br />
46,8+<br />
33,1-<br />
42,7<br />
56,8+<br />
40,9<br />
Bron: Van Velthoven et al., 2004, p.152, tabel 6.9.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
28,2<br />
24,5<br />
20,7-<br />
28,2<br />
24,6<br />
20,7<br />
20,4<br />
37,4<br />
34,2<br />
30,9<br />
37,4<br />
31,6<br />
21,6-<br />
35,9<br />
1,2<br />
1,9<br />
1,6<br />
1,2<br />
1,1<br />
0,9<br />
2,8+<br />
* +/- het percentage is significant hoger/lager dan het gemiddelde van de kolom. Chi-kwadraat toets op 0,05<br />
betrouwbaarheidsniveau. Zo is het effect dat met een gezinsrechtsbijstandverzekering vaker tot overeenstemming<br />
wordt gekomen dan zonder (zie de rij ‘afloop’ in tabel 3.4) niet significant.<br />
# Als een actieve rechtzoekende op enig moment tijdens het geschiloplossingstraject tot de conclusie komt dat<br />
de andere partij onvoldoende meewerkt en dat het succes van het starten of doorzetten van een procedure<br />
onvoldoende zeker is, kan hij ervoor kiezen om het geschil te laten voor wat het is. Dit kan zich uiten in het<br />
staken van het overleg, het nalaten van verdere stappen of het royeren van een officiële procedure. In deze<br />
gevallen wordt gesproken van slikken.<br />
Bij effectiviteit speelt ook de tevredenheid van de rechtzoekenden een rol. Uit tabel 3.5 en 3.6<br />
blijkt dat rechtzoekenden zowel over advocaten <strong>als</strong> rechtsbijstandverzekeraars relatief tevreden<br />
zijn: voor beide groepen is het gemiddeld oordeel hoger dan het gemiddelde (zie de laatste rij in<br />
onderstaande tabellen). Uit de enquête die in het kader van het rapport de Geschilbeslechtingsdelta<br />
is gehouden, blijkt dat respondenten iets positiever zijn over de bruikbaarheid van het advies<br />
van de advocaat (tabel 3.5), maar anderzijds in een soortgelijke situatie eerder geneigd zullen<br />
zijn om terug te gaan naar de rechtsbijstandverzekeraar (tabel 3.6).<br />
Tabel 3.5: Oordeel van respondenten over de bruikbaarheid van het advies/de hulp, naar<br />
type adviseur en in totaal, in % van het aantal contacten<br />
TYPE ADVISEUR RECHTSBIJSTANDVER-<br />
ZEKERRAAR<br />
ADVOCAAT TOTAAL<br />
N= 89 162 1.503<br />
Zeer bruikbaar<br />
Bruikbaar<br />
Niet bruikbaar/onbruikbaar<br />
Onbruikbaar<br />
Zeer onbruikbaar<br />
Zou niet kunnen zeggen<br />
Gemiddeld oordeel*<br />
38,2<br />
37,1<br />
6,7<br />
9,0<br />
4,5<br />
4,5<br />
4,0<br />
Bron Van Velthoven et al., 2004, p.111, tabel 4.17 (bewerking <strong>SEO</strong>).<br />
46,3<br />
32,7<br />
10,5<br />
3,7<br />
3,7<br />
3,1<br />
4,2<br />
33,2<br />
36,2<br />
14,4<br />
6,3<br />
6,1<br />
3,8<br />
3,9<br />
* Op een 5-puntsschaal 1 (zeer onbruikbaar) tot 5 (zeer bruikbaar), onder weglating van categorie ‘zou niet<br />
kunnen zeggen’.<br />
163<br />
789<br />
752<br />
163<br />
817<br />
111<br />
613
DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 27<br />
Tabel 3.6: Antwoord van respondenten op de vraag of ze in een soortgelijke situatie opnieuw<br />
contact zouden opnemen met de geraadpleegde deskundigen, naar type<br />
adviseur en in totaal, in % van het aantal contacten<br />
TYPE ADVISEUR RECHTSBIJSTANDVER-<br />
ZEKERAAR<br />
ADVOCAAT TOTAAL<br />
N= 89 162 1.503<br />
Ja, zeker<br />
Waarschijnlijk wel<br />
Misschien wel/niet<br />
Waarschijnlijk niet<br />
Nee, zeker niet<br />
Gemiddeld oordeel*<br />
64,0<br />
15,7<br />
11,2<br />
3,4<br />
5,6<br />
4,3<br />
Bron: Van Velthoven et al., 2004, p.112, tabel 4.18 (bewerking <strong>SEO</strong>).<br />
52,5<br />
19,1<br />
10,5<br />
8,0<br />
9,9<br />
4,0<br />
46,1<br />
24,8<br />
10,8<br />
8,2<br />
8,8<br />
3,9<br />
a Op een 5-puntsschaal 1 (nee, zeker niet) tot 5 (ja, zeker), onder weglating van categorie ‘zou niet kunnen<br />
zeggen’.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET PROCES ALS DOMEIN<br />
4 Publiek belang op de markt voor juridische<br />
bijstand<br />
In dit hoofdstuk beschrijven we wat een publiek belang is en welk publiek belang een rol speelt<br />
op de markt voor juridische bijstand. In het algemeen wordt met de term publieke belangen gedoeld<br />
op belangen die niet <strong>als</strong> vanzelf door burgers en bedrijven worden behartigd en op zaken<br />
en mensen die kwetsbaar zijn. 26 In het algemeen kunnen publieke belangen ontstaan <strong>als</strong>:<br />
1. De markt het belang niet of onvoldoende vanzelf borgt. Er is sprake van marktfalen in het<br />
geval van:<br />
a. Externe effecten.<br />
In het geval van externe effecten worden er wel goederen en diensten geproduceerd,<br />
maar wordt er niet op een markt voor ‘afgerekend’, omdat er geen prijskaartjes aan<br />
hangt. In het geval van externe effecten zal de markt zonder ingrijpen niet efficiënt werken.<br />
Bij negatieve effecten zo<strong>als</strong> milieuverontreiniging is de marktprijs te laag. Deze is<br />
immers alleen gebaseerd op de private kosten en houdt geen rekening met de maatschappelijke<br />
kosten inclusief de milieukosten.<br />
b. Collectieve goederen.<br />
Bij collectieve goederen is voortbrenging via de markt uitgesloten, omdat de baten van<br />
het goed non-exclusief zijn, en omdat het goed wordt gekenmerkt door non-rivaliteit in<br />
het gebruik. Non-exclusiviteit van baten betekent dat het onmogelijk is om mensen van<br />
het gebruik van het goed uit te sluiten. Non-rivaliteit betekent dat het gebruik door de<br />
ene consument niet ten koste gaat van gebruik door een ander. Mede daardoor ontstaat<br />
‘freerider’ gedrag. Consumenten kunnen profiteren van de voordelen van een collectief<br />
goed, zonder er voor te betalen, zo<strong>als</strong> bij defensie en dijken.<br />
c. Informatiescheefheid tussen vrager en aanbieder.<br />
Indien het bieden van kwaliteit voor de aanbieder kostbaar is, maar consumenten de<br />
kwaliteit niet goed kunnen beoordelen, dan is er geen prikkel aanwezig voor de aanbieders<br />
om een bovengemiddelde kwaliteit te bieden. Dit kan leiden tot averechtse selectie<br />
en een achteruitgang in de kwaliteit van de aangeboden producten en diensten. De<br />
meeste consumenten zijn immers bereid om een prijs te betalen die overeenkomt met<br />
het gemiddelde kwaliteitsniveau. In het geval van averechtse selectie zullen de kwalitatief<br />
slechte aanbieders op een ongereguleerde markt de kwalitatief goede aanbieders uit<br />
de markt prijzen, met <strong>als</strong> gevolg een spiraal van een steeds slechtere kwaliteit- en prijsverhouding.<br />
Op sommige markten hebben niet de vragers, maar de aanbieders last van een informatieachterstand.<br />
Zo hebben sommige verzekeringsmarkten last van informatieproblemen.<br />
Denk bijvoorbeeld aan de problemen die zouden ontstaan <strong>als</strong> een particuliere verzeke-<br />
26 Deze inleiding en paragraaf 4.1 is mede gebaseerd op Baarsma et al. (2004).<br />
29<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
30 HOOFDSTUK 4<br />
raar een verzekering tegen het werkloosheidrisico of tegen het risico om failliet te gaan<br />
zou aanbieden. <strong>Het</strong> risico om een baan te verliezen of de kans om baan te vinden bij<br />
werkloosheid hangt in sterke mate af van het gedrag van de werkzoekende Door het<br />
gedrag van de verzekerde wordt het risico van werkloosheid of van faillissement nog<br />
groter. Dit probleem wordt aangeduid <strong>als</strong> moral hazard (‘moreel risico’). Moreel risico<br />
maakt dat sommige risico’s niet verzekerd kunnen worden door particuliere verzekeringsmaatschappijen<br />
en dat er reden is voor de overheid om in te grijpen (sociale verzekering).<br />
Imperfecte informatie kan er dus toe leiden dat bestaande markten niet goed functioneren<br />
of dat particuliere markten ontbreken (zo<strong>als</strong> in sommige verzekeringsmarkten). Om<br />
problemen <strong>als</strong> gevolg van informatieasymmetrie aan te pakken, wordt in de literatuur<br />
veelal voorgesteld om de markt te reguleren – door de overheid of door bedrijven zelf –<br />
door het invoeren van bijvoorbeeld minimum kwaliteitseisen, erkennings- en vestigingsregels,<br />
of certificering of het invoeren van sociale verzekeringen.<br />
d. Monopolievorming.<br />
Als de concurrentie in sterke mate beperkt wordt, kan de aanbieder een machtspositie<br />
krijgen. Dit kan het gevolg zijn van schaalvoordelen in de productie (het elektriciteitsnet),<br />
netwerkeffecten in de vraag (Microsoft), kartelafspraken (de bouwsector in de jaren<br />
negentig), of fusies en overnames (bijv. in de farmaceutische industrie of de luchtvaart).<br />
2. De politiek vindt dat de uitkomst van vrije marktwerking niet acceptabel is. Dit is het geval<br />
bij:<br />
a. Ongelijke welvaartsverdeling.<br />
In situaties waar de marktuitkomst <strong>als</strong> onrechtvaardig wordt beschouwd, is ingrijpen gericht<br />
op het bereiken van een rechtvaardiger uitkomst, zo<strong>als</strong> bij de progressieve inkomensbelasting<br />
(herverdeling).<br />
b. Paternalistische overheid.<br />
Paternalisme kan zowel aanleiding zijn om de productie en consumptie van producten<br />
waarvan de overheid meent dat die slecht zijn voor de burger te ontmoedigen (denk aan<br />
roken of drugs), <strong>als</strong> om de productie en consumptie van producten waarvan de overheid<br />
meent dat die juist goed zijn voor de burger te stimuleren (denk aan het volgen van<br />
onderwijs, het bezoeken van een theater en het dragen van autogordels).<br />
In paragraaf 4.2 bekijken we in hoeverre deze aspecten een rol spelen op de markt voor juridische<br />
bijstand. In paragraaf 4.1 beschrijven we eerst wat het publiek belang op de markt voor juridische<br />
bijstand is. Paragraaf 4.3 geeft de analyse tot slot in het kort weer.<br />
4.1 Op zoek naar het publiek belang<br />
Op zoek naar de publieke belangen op de markt voor juridische bijstand, verrichten we een gedachtenexperiment.<br />
In gedachten gaan we ervan uit dat er geen overheid is die regulerend optreedt.<br />
Er is sprake van een marktsituatie met een eenvoudig transactiemechanisme, waarbij par-<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 31<br />
tijen onderling transacties sluiten zonder dat er een overheid is die daar enige bemoeienis mee<br />
heeft. Stel nu dat partijen onderling een conflict krijgen over de door hen gemaakte afspraak (het<br />
contract). In een situatie zonder overheid zijn de eigendomsrechten niet gedefinieerd en niet<br />
gegarandeerd. Om het conflict op te lossen, zullen bovengenoemde partijen zich bewapenen en<br />
het onderling uitvechten. Om dat te voorkomen, zal de overheid twee dingen moeten doen: ten<br />
eerste de mogelijkheid creëren om bindende afspraken te maken (eigendomsrechten definiëren 27)<br />
en ten tweede een scheidsrechter benoemen (de rechtelijke macht instellen en financieren).<br />
Van essentieel belang voor een goed werkend transactiemechanisme is dus het bestaan van een<br />
markt voor contracten en een scheidsrechter. Door eigendomsrechten te definiëren én te garanderen<br />
worden twee van de meest fundamentele marktfalens in de samenleving geïnternaliseerd,<br />
namelijk diefstal en roof en de bewapeningswedloop (Teulings et al., 2003, paragraaf 4.3.2): “Rovers<br />
worden ontmoedigd om te roven door hen te bedreigen met collectieve wraakoefening. Bewapeningswedlopen<br />
worden voorkomen door de staat het monopolie te geven op het gebruik van geweld.” De overheid of andere<br />
partijen mogen niet zomaar eigendom van anderen in bezit nemen. Zonder deze vorm van<br />
rechtszekerheid heeft privaat eigendom geen waarde en daarmee vormen eigendomsrechten (en<br />
de garantie daarvan) de basis voor een goedlopende economie en voor stabiele sociale relaties<br />
zonder het gevaar van een wapenwedloop.<br />
De partijen die een conflict hebben over een contract kunnen zich beroepen op hun eigendomsrechten<br />
en zich richten tot een rechtbank. Een individuele rechtzoekende zal het moeilijk vinden<br />
om in te schatten of, en zo ja, op welke manier hij de beste kans maakt om zijn recht te halen<br />
voor de rechtbank. Daartoe kan hij zich wenden tot een specialist: iemand met verstand van het<br />
recht, bijvoorbeeld een advocaat of andere juridisch adviseur. Vervolgens is het – onder meer<br />
omdat schaars overheidsgeld wordt uitgegeven aan het instandhouden van de rechtelijke macht –<br />
van belang dat de rechtsgedingen op een ordelijke en efficiënte manier gevoerd worden. Om dat<br />
mogelijk te maken, kunnen rechtzoekenden wederom terecht bij de specialist. Deze specialist kan<br />
helpen om het conflict in de rechtbank (of daarbuiten) zo goed mogelijk op te lossen, maar kan<br />
ook helpen om een goed contract op te stellen en daarmee een conflict te voorkomen. Ten slotte<br />
is het voor een eerlijk <strong>proces</strong> van belang dat elke rechtzoekende in gelijke mate toegang heeft tot<br />
het recht.<br />
De genoemde belangen vatten wij samen onder de noemer rechtszekerheid. Met rechtszekerheid<br />
wordt in het onderhavige rapport bedoeld de zekerheid ten aanzien van de vraag waar men met<br />
betrekking tot het recht aan toe is. De afnemer moet zeker zijn dat zijn vraag naar rechtsbijstand<br />
op een adequate wijze kan worden vervuld. Rechtszekerheid omvat de toegankelijkheid van het recht, een<br />
evenwichtig en ordelijk verloop van rechtsgedingen en een efficiënte rechtsgang. Voor een eerlijk, evenwichtig en<br />
ordelijk verloop van rechtsgedingen moet in ieder geval voldoende kennis van bijzondere rechtsregels<br />
(zo<strong>als</strong> het <strong>proces</strong>recht) en jurisprudentie bij partijen aanwezig zijn. De gemiddelde burger<br />
beschikt veelal niet over deze kennis. <strong>Het</strong> is dan ook van (publiek) belang dat er voldoende aan-<br />
27 De positie en de rol van een individu in het economisch systeem wordt bepaald door de eigendomsrechten<br />
waarover het beschikt. De econoom ziet eigendomsrechten <strong>als</strong> een verzameling van juridische normen die<br />
de verhouding tussen mensen ten aanzien van schaarse middelen op een specifieke manier regelen.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
32 HOOFDSTUK 4<br />
bod van herkenbare kwalitatief hoogwaardige rechtshulpverlening bestaat zodat eenieder die<br />
rechtshulp behoeft zich desgewenst van doelmatige rechtsbijstand kan voorzien. 28<br />
4.2 Knelpunten op de markt voor juridische bijstand<br />
In deze paragraaf bekijken we in hoeverre de hierboven beschreven vormen van marktfalen en<br />
politieke redenen voor ingrijpen een rol spelen op de markt voor juridische bijstand. We kijken<br />
hierbij niet meer alleen naar de markt an sich – dat is immers niet meer nodig nu we het publiek<br />
belang geïdentificeerd hebben –, maar betrekken daarbij ook het overheidsingrijpen en de zelfregulering.<br />
Op die manier brengen we de knelpunten in kaart die een rol spelen op de (verschillende<br />
segmenten van) de markt voor juridische bijstand.<br />
In paragraaf 4.2.1 kijken we naar de markt voor rechtsbijstandverzekeringen. <strong>Het</strong> overheidsingrijpen<br />
op deze markt is ingegeven door enige mate van marktfalen (informatiescheefheid) en<br />
door paternalistische motieven. De werking van de markt voor advocatendiensten komt aan bod<br />
in paragraaf 4.2.2. Uit die analyse zal blijken dat op deze markt alle vier hierboven genoemde<br />
vormen van marktfalen <strong>als</strong>ook beide genoemde politieke redenen voor ingrijpen een rol spelen.<br />
4.2.1 Werking van de markt voor rechtsbijstandverzekeringen<br />
Net <strong>als</strong> elke verzekeringsmarkt is ook de markt voor rechtsbijstandverzekeraars geen markt van<br />
volkomen vrije mededinging. 29 De markt werkt niet perfect doordat informatieasymmetrieën<br />
bestaan tussen verzekeraar en verzekerde. Zo heeft de verzekerde – ondanks de beschikbaarheid<br />
van vergelijkende informatie over verzekeraars op internet en bij de Consumentenbond – tot op<br />
het moment van de aanmelding van zijn eerste schade enige onzekerheid over de vraag of de<br />
verzekeraar de juiste juridische diensten verleent. Anderzijds kennen verzekeraars vooraf niet het<br />
gedrag van een persoon die een verzekering wil afsluiten. Een verzekering kan bijvoorbeeld moral<br />
hazard of opportunistisch gedrag uitlokken (‘ik ben nu toch verzekerd, dus ik kan wel wat<br />
onvoorzichtiger zijn of sneller een juridisch kwestie aanvechten’). Een ander probleem van informatiescheefheid<br />
is freeridersgedrag. De reputatie van de advocatuur en de kwaliteitsonzekerheid<br />
(hoe weet ik of een advocaat goed is? – een hoog tarief wordt dan <strong>als</strong> een indicator gebruikt)<br />
lokken dus freeridersgedrag uit: de verzekerde neemt eerder een dure advocaat in de hoop daarmee<br />
kwalitatief goede dienstverlening te krijgen. Omdat de verzekerde daarbij geen rekening<br />
houdt met het feit dat deze relatief hoge advocaatkosten de premie voor alle verzekerden verhoogt,<br />
is sprake van freeridersgedrag.<br />
28 Dit zou ook kunnen door in duidelijke taal informatie over procedures aan een breed publiek beschikbaar<br />
te stellen (bijv. op internet). Een voorbeeld zou zijn een stappenplan ‘hoe haal ik mijn recht in een arbeidsconflict’.<br />
29 Volkomen vrije mededinging: betekent een markt met een: (1) groot aantal aanbieders; (2) groot aantal<br />
vragers; (3) homogeen goed; (4) transparante markt; en (5) vrije toetreding en uittreding. Bij volkomen concurrentie<br />
bepalen vraag en aanbod de prijs; de individuele aanbieder en de individuele vrager hebben geen<br />
invloed.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 33<br />
De markt beperkt dit probleem echter zelf door het gebruik van no-claimkortingen en premiedifferentiatie.<br />
Een rechtsbijstandverzekeraar kan beter dan bijvoorbeeld een ziektekostenverzekeraar<br />
de goede en slechte risico’s onderscheiden (en mag dat ook). Zo wordt de transparantie van de<br />
markt voor bedrijfsrechtsbijstand vergroot doordat de (zeer) risicovolle bedrijven er na screening<br />
uitgehaald worden. Gezinnen vormen voor rechtsbijstandverzekeraars een homogene groep; en<br />
alleen <strong>als</strong> een verzekerde frequent en onterecht een beroep doet op de rechtsbijstandverzekering<br />
heeft de verzekeraar de mogelijkheid om de verzekering op te zeggen.<br />
Ondanks deze marktimperfectie kan de markt waarop rechtsbijstandverzekeraars actief zijn, worden<br />
gekenschetst <strong>als</strong> een relatief competitieve markt. Dit wordt ook beschreven in een recent<br />
document van de ministers van Justitie en Financiën, waarin zij antwoord geven op vragen over<br />
grote verschillen in premies voor rechtsbijstandverzekeringen. Volgens hen is er geen reden om<br />
aan te nemen dat verschillen in premies veroorzaakt worden door een gebrek aan concurrentie.<br />
“Er is voldoende marktwerking. Er zijn ruim 40 aanbieders, die een gevarieerd aanbod op de markt brengen.<br />
Hierdoor heeft de consument voldoende keuzemogelijkheid.” In de markt voor rechtsbijstandverzekeringen<br />
is volgens beide ministers voldoende transparantie.<br />
“<strong>Het</strong> gaat om een relatief eenvoudig en goed vergelijkbaar financieel product. De consument kan op basis<br />
van de beschikbare informatie een weloverwogen keuze maken binnen het aanbod. Uiteraard zijn<br />
polisvoorwaarden en premies niet uniform aangezien verzekeraars concurreren op de inhoud, prijs en<br />
kwaliteit van het product. De diverse polisvoorwaarden van de verzekeraars kunnen door consumenten<br />
geraadpleegd en vergeleken worden. Polisvoorwaarden worden bij de offerte aangeboden maar zijn vaak<br />
ook via internet beschikbaar.”<br />
Er bestaan daarnaast meerdere mogelijkheden tot vergelijking van (rechtsbijstand)verzekeringen<br />
via vergelijkende websites, het tweejaarlijkse vergelijkingsonderzoek van de Consumentenbond<br />
en informatie verschaft door een intermediair of de verzekeraar zelf.<br />
<strong>Het</strong> ingrijpen op de markt voor rechtsbijstandverzekeringen is dan ook niet gestoeld op het corrigeren<br />
van een marktfalen, maar op paternalistische motieven. Om consumenten te beschermen<br />
tegen eventuele belangenverstrengeling binnen verzekeraars of hen een sterkere positie te geven<br />
bij geschillen met verzekeraars, heeft de Europese Commissie in 1987 een Richtlijn opgesteld op<br />
basis waarvan in 1993 in Nederland een Wet toezicht verzekeringsbedrijf is opgesteld. De Nederlandse<br />
wet is daarnaast ook gericht op de waarborg voor de verzekerde om in sommige gevallen<br />
het recht van een vrije advocaatkeuze te hebben. Deze wet wordt in meer detail beschreven in<br />
paragraaf 5.4.<br />
Volgens Barendrecht (2004) zijn er belangrijke nadelen verbonden aan de vrije advocatenkeuze in<br />
civiele procedures, omdat het marktwerking zou beperken. Hij spreekt van de ‘fuik van de standaard’.<br />
<strong>Het</strong> benadrukken van vrije advocatenkeuze suggereert dat iemand met een juridisch probleem<br />
zelf goed kan beoordelen wat voor dienst (en kwaliteit) hij nodig heeft en dat hij ook een<br />
beoordeling kan maken of de diensten in lijn zijn met de aard van de zaak (bijvoorbeeld of de<br />
verhouding tussen procedurekosten en het financieel belang niet uit balans is). Deze suggestie is<br />
volgens Barendrecht onterecht. Bovendien is de keuze voor een soort dienst (bijvoorbeeld procedure<br />
bij de rechter of eventueel arbitrage of mediation) niet volledig een keuze van één partij,<br />
omdat deze partij daarbij ook afhankelijk is van de keuze van de andere partij. Deze keuzes worden<br />
dus samen met de tegenpartij gemaakt, met wie overigens al een communicatie- of coördina-<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
34 HOOFDSTUK 4<br />
tieprobleem bestaat (anders was het juridische probleem al per definitie opgelost). Als het gesprek<br />
over het probleem niet loopt, dan is de kans al groot dat de communicatie over hoe je een probleem<br />
oplost ook niet gaat lopen. Zo zal een voorstel ten aanzien van een procedurevorm gewantrouwd<br />
worden door de andere partij. Wanneer de partijen samen niet kunnen kiezen voor een<br />
oplossingstraject, komen ze in een standaardprocedure terecht. Door de coördinatieproblemen<br />
wordt de standaardprocedure een fuik, waarin ook partijen terechtkomen voor wie een andere<br />
procedure (bijvoorbeeld mediation) eigenlijk beter zou zijn. Waarschijnlijk zitten er veel partijen<br />
in een civiele procedure, terwijl zij daar helemaal niet in thuis horen. <strong>Het</strong> probleem wordt verergerd<br />
doordat ook voor juridische dienstverleners de ‘standaard’ het vaakst voorkomt en zij zullen<br />
zich steeds verder in de standaard bekwamen en steeds meer gaan geloven dat dat de enige oplossing<br />
is. De vrije advocatenkeuze is dus een mooi voornemen, en zeker van belang voor bijvoorbeeld<br />
gevangen in Guantanamo Bay, maar de vraag is in hoeverre het doorgetrokken moet worden<br />
naar civiele procedures in Nederland. “[...] In het algemeen is de keuzevrijheid van partijen voor de<br />
juiste prijs en kwaliteit van juridische diensten beperkt, omdat partijen die samen niet kunnen beslissen in de fuik<br />
van de standaard worden gezogen. Dat is een belangrijk obstakel voor marktwerking.”<br />
4.2.2 Werking van de markt voor advocatendiensten<br />
Op de markt voor de advocatendiensten spelen alle vormen van marktfalen een rol. We gaan<br />
achtereenvolgens in op monopolievorming, informatiescheefheid, externe effecten en collectieve<br />
goederen. Vervolgens gaan we in op de twee politieke redenen voor overheidsingrijpen op de<br />
markt: ongelijke welvaartsverdeling en paternalisme.<br />
Monopolievorming (oftewel: concurrentie wordt in sterke mate beperkt)<br />
Als de concurrentie in sterke mate beperkt wordt, komt dat tot uitdrukking in hoge prijzen en<br />
hoge winstmarges. 30 De perceptie van burgers over het prijsniveau is dat dit te hoog ligt. <strong>Het</strong><br />
WODC vroeg in 2004 aan meer dan 3.500 Nederlandse burgers of zij het eens of oneens waren<br />
met de stelling ‘advocaten vragen te veel geld voor het werk dat ze doen’. Deze stelling, die op<br />
een schaal van 1 (geheel oneens) tot 5 (geheel eens) beoordeeld kon worden, kreeg gemiddeld een<br />
4,1. 31 In de wetenschappelijke literatuur zijn verschillende verklaringen aangedragen voor stijgende<br />
advocatentarieven en de hoogte van de winstmarges. We gaan hieronder kort in op de analyse<br />
van Shy Oz (2001), Barendrecht (2004) en Gillian Hadfield (1999). 32<br />
Oz ziet twee redenen voor de sterke groei van het aantal advocaten tussen 1970-1995. Ten eerste<br />
noemt hij de trend richting specialisatie en arbeidsverdeling tussen adviserende en <strong>proces</strong>voerende<br />
advocaten. Ten tweede noemt hij het feit dat het steeds winstgevender wordt om advocaat te<br />
zijn (door hogere tarieven). Dit laatste punt werkt Oz uit door te wijzen op netwerkeffecten, dat<br />
wil zeggen een verschijnsel dat de waarde van een netwerk voor een actor (in dit geval een advocaat)<br />
toeneemt met de omvang van het netwerk (zie verder onder het kopje externe effecten).<br />
30 Uiteraard moet de hoogte van prijzen in relatie tot de geleverde kwaliteit worden beschouwd. De kwaliteit<br />
van advocatendiensten komen aan bod in paragraaf 3.3.1 (tabel 3.5 en 3.6).<br />
31 Van Velthoven et al. (2004), p.175.<br />
32 Deze onderwerpen worden ook behandeld in: Rosen (1992); Sander & Williams (1989).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 35<br />
Hadfield vraagt zich af “why do lawyers cost so much?” (p. 6). Hij onderzoekt op zoek naar het antwoord<br />
de imperfecties op markt voor advocatendiensten en concludeert dat “the market for lawyers<br />
is fundamentally non-competitive” (p. 72). In de advocatuur is dus geen sprake van volkomen vrije<br />
mededinging (zie voetnoot 29 paragraaf 4.2.1). In de economie wordt de idea<strong>als</strong>ituatie van volkomen<br />
vrije mededinging gebruikt <strong>als</strong> benchmark waartegen de werkelijke situatie wordt afgezet,<br />
omdat in het geval van vrije mededinging de welvaart maximaal is. In de Nederlandse situatie zijn<br />
met name de volgende vier aspecten van invloed op het gebrek aan concurrentie: (1) verplichte<br />
<strong>proces</strong>vertegenwoordiging, (2) hoge toetredingsbarrières, (3) hoge overstapkosten en (4) uitstralingswerking<br />
<strong>proces</strong>monopolie.<br />
Verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging. De meest in het oog springende imperfectie is het bestaan van een<br />
wettelijk monopolie (<strong>proces</strong>monopolie), waardoor alleen advocaten procedures mogen voeren.<br />
Er zijn uitzonderingen, maar in veel gevallen is sprake van verplichte winkelnering (zie verder<br />
paragraaf 5.3.1). De economische theorie voorspelt dat in het geval van een monopolie de prijzen<br />
te hoog zijn en de productie te laag, waardoor de maatschappij <strong>als</strong> geheel een welvaartsverlies<br />
leidt. De door o.a. Hadfield genoemde hoge prijzen hangen in ieder geval gedeeltelijk samen met<br />
dit <strong>proces</strong>monopolie. In het rapport van Clementi (2004) over de hervorming van de Britse<br />
markt voor juridische bijstand wordt soortgelijke kritiek op het instrument <strong>proces</strong>monopolie <strong>als</strong><br />
oplossing voor informatieproblemen gegeven.<br />
<strong>Het</strong> feit dat het aantal procedures en het aantal advocaten de laatste jaren sterk toeneemt, toont<br />
volgens sommigen aan dat het hier niet om een ‘gewoon’ monopolie gaat, maar om een monopolie<br />
dat in ieder geval enige concurrentiedruk van (potentiële) toetreders ervaart. 33 In tegenspraak<br />
met deze concurrentiedruk is het feit dat netwerkeffecten een rol spelen en dat het aantal zaken<br />
per advocaat stabiel blijft.<br />
Hoge toetredingsbarrières. De concurrentiedruk van (potentiële) toetreders is groter naarmate de<br />
toetredingsbarrières lager zijn. Er zijn toetredingsbelemmerende maatregelen die de sector zelf of<br />
op basis van wetgeving heeft getroffen. Een belangrijke toetredingsbarrière vormt de beroepsopleiding<br />
advocatuur (zie paragraaf 3.2). Pas na het afronden van deze opleiding en de daaraan gelieerde<br />
stage is men advocaat en kan een eigen kantoor worden gestart. Doordat de beroepsopleiding<br />
onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse Orde van Advocaten valt en het aantal<br />
opleidingsplaatsen beperkt is en bepaald wordt door de kantoren, heeft de zittende advocatuur<br />
een stevige vinger in de pap <strong>als</strong> het gaat om toetreding. Uiteraard is het zo dat de beperking van<br />
het aantal plaatsen ook samenhangt met de hoge kosten ervan. 34 Een andere barrière zijn de<br />
beperkingen die aan een advocaat die niet bij een advocatenkantoor, maar in loondienst van een<br />
andere organisatie wil werken, zijn opgelegd (zie verder paragraaf 5.3.2 en 5.5).<br />
De genoemde barrières zijn kunstmatig van aard en grotendeels door de sector zelf (belichaamd<br />
door de Orde) in het leven geroepen. Paragraaf 5.1 gaat dieper in op deze zelfregulering door de<br />
Nederlandse Orde van Advocaten. Net <strong>als</strong> bij veel andere vrije beroepen wordt ook in de advocatuur<br />
gesteld dat zelfregulering aan de orde is omdat niet-advocaten – vanwege de complexiteit<br />
van het recht – onvoldoende kennis (kunnen) hebben om adequate regulering op te stellen. De<br />
33 Sander & William (1989).<br />
34 Rosen (1992).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
36 HOOFDSTUK 4<br />
economische literatuur is over het algemeen negatief over dergelijke zelfregulering: “Self-regulation<br />
is characterised as, potentially, having the effect of a cartel, by controlling entry to the market [...] members of the<br />
profession earn economic rents.”. 35 In het geval van zelfregulering kan sprake zijn van een ‘regulatory capture’.<br />
36 Een sector vraagt zelf om regulering, zo<strong>als</strong> kwalificatievereisten of kwaliteitseisen, waarbij<br />
het gevaar dreigt dat deze uit het oogpunt van marktwerking te hoog wordt ingezet – met name<br />
omdat dit (hogere) toetredingsbarrières <strong>als</strong> gevolg heeft. Deze kunnen makkelijk hoger zijn dan<br />
nodig, omdat ondernemers die eenmaal op de markt actief zijn belang hebben bij zo hoog mogelijke<br />
toetredingsbelemmeringen en bij het ontbreken van elke concurrentie op kwaliteit. Daar<br />
waar de voordelen geconcentreerd zijn (bij de aanbodzijde) en waar de kosten over een grote<br />
groep verdeeld worden (aan de vraagzijde) zijn lobbygroepen van aanbieders eerder in staat inefficiënte<br />
regulering door te drukken.<br />
Behalve kunstmatige toetredingsbarrières bestaan er ook ‘natuurlijke’ barrières. Zo is sprake van<br />
toenemende voordelen van specialisatie. Advocaten met ervaring op een bepaald rechtsgebied of<br />
sector leren meer van elke volgende ervaring dan een advocaat zonder ervaring op dat gebied of<br />
die sector. <strong>Het</strong> is dan efficiënter om te specialiseren in plaats van het werk tussen de twee advocaten<br />
te verdelen. Eenmaal gespecialiseerd is de marktmacht van de advocaat ten opzichte van een<br />
afnemer groter. Een andere ‘natuurlijke’ barrière zijn schaalvoordelen die met name in de transactiepraktijk<br />
tot grote kantoren leiden. De schaalvoordelen hangen samen met het belang van informatie<br />
en kennis die in principe zonder extra kosten door anderen kan worden gebruikt. Advocaten<br />
met veel kennis kunnen deze dan overdragen tijdens bijvoorbeeld vergaderingen, gesprekken,<br />
presentaties of geschreven stukken. Hoe groter het aantal luisterende of meelezende collegae<br />
hoe groter het schaaleffect van gedeelde kennis en informatie. Omdat het leer<strong>proces</strong> in de advocatuur<br />
vaak plaatsvindt door het samenwerken met een senior medewerker of partner, zijn deze<br />
schaalvoordelen in potentie groot. Dat geldt trouwens niet zo zeer voor de <strong>proces</strong>praktijk, waar<br />
kennis en ervaring wordt opgedaan door daadwerkelijk op een bepaald moment een <strong>proces</strong> te<br />
voeren. In de transactiepraktijk wordt het werk over een langere periode uitgevoerd (het eerste<br />
werk kan daardoor worden gedaan door een stagiair of medewerker waarna een partner het redigeert)<br />
en wordt kennis via documenten doorgegeven.<br />
Verzonken kosten/overstapkosten. Als een advocaat eenmaal aan de slag gaat, stijgen met elk extra<br />
declarabel uur de overstapkosten voor de cliënt. De kosten die de advocaat tot op dat moment<br />
heeft gemaakt, zijn immers verzonken kosten: <strong>als</strong> een andere advocaat in de hand zou worden<br />
genomen voor de betreffende zaak, dan zouden deze kosten opnieuw gemaakt moeten worden.<br />
De cliënt is <strong>als</strong> het ware opgesloten in de relatie met de advocaat. Een dergelijke lock-in situatie<br />
geeft de advocaat marktmacht. Hij kan minder inspanning verrichten (of ruim uren schrijven),<br />
makkelijker geld uitgeven aan experts, studies, paraleg<strong>als</strong> etc. en hij kan zich meer richten op de<br />
voor hem of zijn kantoor interessante aspecten van de zaak die niet van groot belang zijn voor de<br />
cliënt.<br />
Uitstralingswerking van <strong>proces</strong>monopolie. <strong>Het</strong> <strong>proces</strong>monopolie werkt verder dan alleen het wettelijk<br />
verplichte <strong>domein</strong>. De advocatuur heeft binnen procedures, waarvoor het <strong>proces</strong>monopolie<br />
35 Stephen & Love (1996, p. 988) en Maks & Philipsen (2002) trekken soortgelijke conclusies.<br />
36 Stigler (1971).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 37<br />
geldt, en bij strafzaken het stempel gekregen van wettelijk beschermde juridisch adviseur. Deze<br />
status werkt ook ver buiten deze werkzaamheden door. Als gevolg van dit uitstralingseffect hebben<br />
advocaten ten opzichte van andere juridische dienstverleners voor wat betreft de prijsvorming<br />
een voordeliger positie, uitsluitend <strong>als</strong> gevolg van het <strong>proces</strong>monopolie. In het ‘Ten geleide’<br />
van gedragsregels van 1992 staat het uitstralingseffect expliciet benoemd: “De advocaat wordt ook<br />
buiten het hem toegekende <strong>proces</strong>monopolie door de maatschappij erkend <strong>als</strong> iemand die een wezenlijke rol vervult<br />
in de rechtsbedeling.” 37 Een dergelijk reputatie-effect is in de economische literatuur o.a. door Shapiro<br />
(1983) en Rogerson (1983) beschreven. Op een markt met onvolkomen mededinging, zo<strong>als</strong> de<br />
advocatuur, kunnen aanbieders een extra premie behalen (in termen van tarieven of marktaandeel).<br />
Barendrecht (2004, NJB, p.26) legt bij uitstralingseffecten niet de nadruk op status, maar op efficiëntie,<br />
zowel vanuit de belangen van de advocaat <strong>als</strong> vanuit de belangen van een cliënt. Voor een<br />
cliënt is het aantrekkelijk om beroep te doen op een advocaat, ook <strong>als</strong> een geschil buiten de<br />
rechtbank wordt opgelost. Mocht blijken dat de gang naar de rechter onvermijdelijk is, dan worden<br />
de kosten van juridisch advies in de vroege fase niet gedupliceerd (inwerken advocaat). Daarnaast<br />
kan in een onderhandelings<strong>proces</strong> alleen een advocaat geloofwaardig dreigen met procedures.<br />
Ook voor contracten hebben advocaten concurrentievoordelen, zij hebben namelijk feeling<br />
hoe contracten door de rechter worden uitgelegd.<br />
Uitstralingseffecten van het <strong>domein</strong>monopolie kunnen dus verbonden zijn aan reputatie, maar<br />
ook aan efficiëntie overwegingen. Uitstralingseffecten kunnen volgens de theorie uitmonden in<br />
hogere tarieven en/of een hoger marktaandeel van advocaten voor niet-monopolie zaken. Wat de<br />
tarieven betreft, zien we inderdaad dat de prijzen binnen het <strong>proces</strong>monopolie vaak niet hoger<br />
zijn dan daarbuiten (dat wil zeggen dat een advocaat vaak hetzelfde uurtarief hanteert voor het<br />
voeren van een <strong>proces</strong> <strong>als</strong> voor een niet-<strong>proces</strong>zaak). De marges die op het monopoliedeel behaald<br />
kunnen worden, blijven dus ook buiten het monopolie in tact. In termen van marktaandeel<br />
zijn de uitstralingseffecten minder opvallend. Uit Van Velthoven et al. (2004) en Eshuis en Paulides<br />
(2002) weten wij dat rechtzoekenden de keuzemogelijkheden voor juridisch advies – indien<br />
die aanwezig zijn – op grote schaal benutten.<br />
In tegenstelling tot een advocaat die bij een advocatenkantoor werkt, kan een advocaat in loondienst<br />
niet goed een reputatie opbouwen, omdat de klantenkring beperkt is tot de verzekerden.<br />
Hoe groot de uitstralingseffecten zijn, is niet bekend. Barendrecht schat dat 30-40% van de omzet<br />
van advocaten uit procedures komt. Op 60-70% van de omzet valt volgens deze schatting<br />
buiten het <strong>proces</strong>monopolie en daar spelen dus de uitstralingseffecten. Barendrecht is van mening<br />
dat de uitstralingseffecten van het <strong>proces</strong>monopolie vrij groot zijn,wellicht groter dan advocaten<br />
dat zelf beseffen.<br />
Informatiescheefheid<br />
Informatiescheefheid en onzekerheid. Juridische diensten van een advocaat zijn ervaringsgoederen (experience<br />
goods). Dit zijn goederen waarvan de werkelijke kwaliteit pas na de aankoop en het gebruik<br />
ervan kan worden beoordeeld. Er is sprake van ex ante kwaliteitsonzekerheid omdat een afnemer<br />
37 Zie: http://www.horecafraude.com/downloads/Een_faillissement.pdf, p. 77.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
38 HOOFDSTUK 4<br />
pas weet of een advocaat goede diensten verleent nadat hij of zij daar gebruik van heeft gemaakt.<br />
Deze kwaliteitsonzekerheid neemt af naarmate een afnemer vaker gebruik maakt van advocatendiensten.<br />
Dat geldt voor professionele afnemers, zo<strong>als</strong> grote bedrijven of instellingen en rechtsbijstandverzekeraars.<br />
Rechtsbijstandverzekeraars hebben op basis van hun ervaring met advocaten<br />
vaak een selectie gemaakt van preferred suppliers (netwerkadvocaten) die mede <strong>als</strong> kwaliteitskeurmerk<br />
voor de verzekerde kunnen dienen.<br />
Soms heeft de dienstverlening van een advocaat ook kenmerken van een vertrouwensgoed (credance<br />
good). De advocaat is de expert en bepaalt wat de cliënt nodig heeft; de cliënt vertrouwt de<br />
expert, want kan zelf de geleverde prijs-kwaliteitsverhouding niet goed inschatten. In sommige<br />
andere gevallen is dat wel mogelijk <strong>als</strong> verlies/winst scores een kwaliteitsindicator zijn. In dat<br />
geval is er een soort correctiemechanisme – verliest de advocaat vaak een procedure dan zal hij<br />
ook marktaandeel verliezen. Echter, verlies/winst scores zeggen lang niet alles over de prestaties<br />
en de kwaliteit van de geleverde diensten en dus blijft de informatiescheefheid tussen cliënt en<br />
advocaat bestaan. In de woorden van Hadfield:<br />
“So long as clients believe lawyers differ in quality – and in fact lawyers do –, it is just very difficult to<br />
objectively determine when and how much – prices will be buffeted by beliefs based on sign<strong>als</strong> of quality<br />
that are more or less spurious. The extent to which a lawyer can extract the highest price a client is willing<br />
to pay – the monopoly price – will depend on the strength of beliefs generated in a world where it is<br />
extremely difficult to test those beliefs.” (1999, p. 30).<br />
Uit een enquête onder meer dan 3.500 Nederlandse burgers blijkt dat men rechters betrouwbaar<br />
en eerlijk vindt. Op een schaal van 1 tot 5, waarbij 5 het hoogst is, kreeg de stelling ‘Rechters zijn<br />
eerlijk en betrouwbaar’ gemiddeld een 3,5. <strong>Het</strong> oordeel over advocaten is minder gunstig dan<br />
voor rechters, namelijk een 2,9. 38 Uiteraard houdt dit verschil in oordeel ook samen met het verschil<br />
in de aard van de functie (bijvoorbeeld: onpartijdig versus partijdig).<br />
De informatiescheefheid tussen cliënt en advocaat komt op verschillende manieren tot uitdrukking<br />
op de markt van advocatendiensten: (1) het principal-agent probleem, (2) adverse selection<br />
en (3) het toernooimodel. Deze worden hieronder toegelicht.<br />
Principal-agent probleem. De informatiescheefheid betekent dat het voor de cliënt moeilijk is te beoordelen<br />
of de tijd die een advocaat in rekening brengt in verhouding staat tot de geleverde prestatie<br />
(ervan uitgaande dat de advocaat geen vaste prijs heeft afgesproken, maar op uurbasis declareert).<br />
In de economie wordt dit het principal-agent probleem genoemd. De principaal-agent<br />
theorie heeft <strong>als</strong> basis twee veronderstellingen.<br />
− De eerste veronderstelling is dat er in de relatie tussen de principaal (opdrachtgever;<br />
de cliënt) en de agent (opdrachtnemer; de advocaat) een belangentegenstelling is,<br />
waarbij de agent andere belangen nastreeft dan de principaal voor ogen heeft.<br />
− De tweede veronderstelling is dat de principaal niet bij machte is om de activiteiten<br />
en doelen van deze activiteiten van de agent te achterhalen, omdat de principaal niet<br />
38 Van Velthoven et al. (2004), p.175.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 39<br />
over voldoende informatie beschikt. <strong>Het</strong> is voor de principaal te kostbaar om alle activiteiten<br />
van de agenten tot in het kleinste detail te bewaken.<br />
<strong>Het</strong> resultaat is dat er ondoelmatigheid optreedt. Agenten kunnen gebruik maken van het informatieverschil<br />
door tot op zekere hoogte hun eigen doelstellingen te verwezenlijken en niet die<br />
van de principaal. Bij elke principaal-agent relatie bestaat de kans op moral hazard (opportunistisch<br />
gedrag). De opdrachtnemer kan zich niet geloofwaardig binden om handelingen te ondernemen<br />
die het belang van de opdrachtgever dienen en zich te onthouden van acties die dat belang<br />
schaden. Afspraken (‘contracten’) over deze handelingen zijn niet geloofwaardig, omdat de<br />
opdrachtgever niet goed kan nagaan of de opdrachtnemer zich aan deze afspraken heeft gehouden.<br />
De centrale vraag is: hoe kan op basis van enerzijds verschillende doeleinden en anderzijds onvolledige<br />
informatie opportunistisch gedrag worden tegengehouden? De economische theorie<br />
geeft aan dat het principal-agent probleem opgelost kan worden door de economische belangen<br />
van de agenten in zo groot mogelijke mate in overeenstemming te brengen met die van de principaal.<br />
39 Deling van de voordelen en verantwoordelijkheden tussen principalen en agenten is de<br />
meest voor de hand liggende mogelijkheid. Dit is ook precies wat rechtsbijstandverzekeraars (<strong>als</strong><br />
principalen) proberen door een vaste relatie aan te gaan met bepaalde advocatenkantoren. In ruil<br />
voor een hogere en/of gegarandeerde afzet rekenen deze advocaten een lager tarief en is de prikkel<br />
om te veel uren in rekening te brengen minder groot (dit zou immers een lucratieve handelsrelatie<br />
in gevaar kunnen brengen).<br />
Adverse selection. In de meeste markten waar de kwaliteit niet goed zichtbaar is, bestaat gevaar voor<br />
adverse selection (averechtse selectie). 40 Stel dat cliënten de juridische kwaliteit van de dienstverlening<br />
niet kunnen beoordelen, en dat zij advocaten slechts kunnen onderscheiden op basis van<br />
prijsverschillen, dan ontbreekt een prikkel voor advocaten om diensten van een hoge juridische<br />
kwaliteit te leveren. De advocaat kan zich immers niet onderscheiden op grond van die kwaliteit.<br />
De economische theorie voorspelt dat de marktprijs dan zal tenderen naar de prijs die hoort bij<br />
het gemiddelde kwaliteitsniveau. Advocaten die een hogere juridische kwaliteit bieden, worden in<br />
dat geval verlieslijdend en zullen derhalve verdwijnen. Hierdoor zal de gemiddelde kwaliteit nog<br />
minder worden, waardoor ook de marktprijs weer verder zakt, enzovoorts. Op een ongereguleerde<br />
markt zou het resultaat van averechtse selectie zijn dat slechte advocaten overblijven en de<br />
goede uit de markt worden geduwd en dat de prijzen te hoog zijn voor de geleverde diensten.<br />
Dit gevaar is voor de advocatuur echter niet groot. Ten eerste omdat een deel van de informatieassymetrie<br />
door de markt wordt opgelost (zie paragraaf 4.3, onder kopje ‘Tot slot’). Ten tweede<br />
gaat het bij juridische dienstverlening niet om het absolute kwaliteitsniveau van de advocaat, maar<br />
om de kwaliteit van de advocaat ten opzichte van de advocaat of jurist van de tegenpartij (of het<br />
OM). Er is sprake van een toernooimodel.<br />
39 Alchian en Demsetz (1972).<br />
40 Adverse selection werd in 1970 al door Akerlof beschreven aan de hand van het voorbeeld van de markt voor<br />
tweedehands auto’s. Consumenten zijn veelal bereid een prijs te betalen die overeenkomt met het gemiddelde<br />
kwaliteitsniveau; zij betalen dan te veel voor een slechte auto, maar te weinig voor een goede auto.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
40 HOOFDSTUK 4<br />
<strong>Het</strong> toernooimodel. Bij een toernooimodel loont het voor cliënten om veel extra te betalen voor een<br />
advocaat die zij net wat beter achten dan een ander, juist omdat dat beetje het verschil kan maken<br />
in een juridische zaak. “What makes the relativity of performance so important is then the fact that this is a<br />
tournament – the winner takes the prize. Having a lawyer who is marginally better pays off disproportionately.<br />
[...] Clients are therefore (rationally) willing to pay a lot for a little”, aldus Hadfield (p. 32). Nog altijd kunnen<br />
cliënten de kwaliteit niet objectief beoordelen, maar in het toernooimodel zien zij het nut van<br />
kwaliteit en hebben zij percepties over wie een goede advocaat is of wat een goed kantoor is.<br />
Cliënten moeten wel, want anders kan de zaak niet gewonnen worden. Dit betekent dat de prijs<br />
die cliënten betalen gelijk is aan het monetaire equivalent van wat er op het spel staat. <strong>Het</strong> feit dat<br />
de prijs van advocatendiensten niet zijn zo zeer gelieerd aan de kostprijs van de dienstverlening<br />
maar aan de waardering van de consument, is een teken van marktmacht: “Every hour a lawyer<br />
works has, in a sense, the same value as the first hour: the entire amount at stake. This puts lawyers in a powerful<br />
position to extract amounts governed not by the “value” of their services but rather by the wealth of clients.” 41<br />
Deze marktmacht is groter naarmate een advocaat of kantoor vaker <strong>als</strong> toernooiwinnaar uit de<br />
bus komt (‘winner-take-all and tournament nature of the competition among lawyers’). Dit betekent dat<br />
rechtzoekenden (en zeker ook verzekerde rechtzoekenden) altijd zullen proberen een goede (en<br />
dus dure) advocaat in de arm te nemen.<br />
Externe effecten<br />
Een belangrijk extern effect zijn de door Oz (2001) beschreven netwerkeffecten, dat wil zeggen<br />
een verschijnsel dat de waarde van een netwerk voor een actor (in dit geval een advocaat) toeneemt<br />
met de omvang van het netwerk. Dit wordt soms aangeduid met netwerkexternaliteiten, omdat<br />
de nieuwe advocaat deze baten in beginsel niet in zijn afweging betrekt.<br />
Oz wijst op “The counter-intuitive phenomenon where fees rise with an increase in the supply of service people is<br />
not observed in most industries.” (p. 270). Dit contra-intuïtieve effect verklaart hij door een netwerkmodel<br />
te bouwen, waarbij de belangrijkste veronderstelling is dat elke rechtszaak meer dan één<br />
advocaten vereist (bijvoorbeeld omdat de verdediging minstens één advocaat nodig heeft en/of<br />
omdat de tegenpartij ook één of meer advocaten nodig heeft). “This is the core of our analysis, as it<br />
highlights the externality imbedded in each law suit.” (p. 271). In het model zijn η inwoners die elk<br />
overwegen één zaak te beginnen tegen een andere inwoner (voor inwoners kan net zo goed het<br />
aantal werknemers of een andere groep mensen worden genomen). Oz toont vervolgens aan dat<br />
de tarieven zullen stijgen zolang het aantal advocaten onder η ligt; in dat geval kan zowel het<br />
aantal advocaten <strong>als</strong> hun tarieven stijgen. De reden is dat er in dat geval – vanwege de veronderstelde<br />
netwerkeffecten – sprake is van een vraagoverschot naar advocaten. De WRR (2002, p.<br />
177) ziet deze netwerkeffecten ook: “Juridisering door een gestegen beroep op de rechter is derhalve een zichzelf<br />
versterkend <strong>proces</strong>, dat maatschappelijk niet is tegen te houden of te beheersen.”<br />
Afgezien van dit netwerkeffect van de vraag naar rechtsbijstand, speelt een andere factor een rol<br />
bij de stijgende uitgaven aan advocaten, met name de gewoonte om advocaten per uur te laten<br />
declareren. “We moeten maar eens stoppen met juristen per uur te betalen, want anders houden ze elkaar te lang<br />
bezig” zegt Prof J.M. Barendrecht in de NRC van 20 maart 2004.<br />
41 Hadfield (1999), p. 45.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 41<br />
Een tweede vorm van externe effecten treedt op doordat delen van het rechtssysteem niet geprijsd<br />
zijn. Als de procedures in een rechtszaak slecht gevolgd worden, kost dat bijvoorbeeld tijd<br />
en dus geld voor de rechtelijke macht. Gezien de enorme werkdruk van de rechtelijke macht is dit<br />
een belangrijk effect. 42 Een ander voorbeeld: <strong>als</strong> 2 partijen een conflict hebben, wordt een van<br />
hen veroordeeld tot de <strong>proces</strong>kosten, maar daartoe behoren niet de kosten van de rechtelijke<br />
macht (los van de griffierechten 43). Ondanks het feit dat dit begrijpelijk is vanuit de gedachte dat<br />
de toegankelijkheid van het recht belangrijk is, impliceert het ongeprijsd zijn van de toegankelijkheid<br />
tot de rechtelijke macht ook onbedoelde gevolgen voor de werking van de markt voor juridische<br />
bijstand. <strong>Het</strong> gevolg van deze externe effecten is bijvoorbeeld dat eerder geschikt zal worden<br />
of dat wachtrijen in het rechtssysteem kunnen ontstaan.<br />
Collectieve goederen<br />
Vanwege het belang dat de politiek hecht aan de toegankelijkheid van de rechtspraak, wordt de<br />
rechtelijke macht uit de belastingen gefinancierd. Rechtspraak is daarmee een quasi-collectief<br />
goed, dat wil zeggen een goed dat weliswaar niet aan de definitie van een zuiver collectief goed<br />
voldoet, maar waarvan de politiek het desondanks maatschappelijk van belang vindt dat de overheid<br />
zich met de productie bemoeit.<br />
Ongelijke welvaartsverdeling<br />
Om te voorkomen dat mensen met lagere inkomens minder of geen toegang hebben tot juridische<br />
bijstand, heeft de overheid de gefinancierde rechtshulp in het leven geroepen (herverdelingsargument;<br />
zie verder paragraaf 5.6).<br />
Paternalisme<br />
Een belangrijke politieke reden om voor bijv. de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging te kiezen is<br />
het beschermen van de onmondige, onervaren rechtzoekende. Door elke rechtzoekende in bepaalde<br />
gevallen te verplichten een advocaat in de arm te nemen, hoopt de overheid ‘equality of<br />
arms’ voor alle partijen te realiseren (zie verder paragraaf 5.2).<br />
4.3 <strong>Het</strong> publiek belang samengevat<br />
<strong>Het</strong> publiek belang op de markt voor juridische bijstand is rechtszekerheid, dat wil zeggen de<br />
zekerheid ten aanzien van de vraag waar men met betrekking tot het recht aan toe is. Rechtszekerheid<br />
omvat toegankelijkheid van het recht, een evenwichtig en ordelijk verloop van rechtsgedingen<br />
en een efficiënte rechtsgang. <strong>Het</strong> publiek belang ontstaat doordat er sprake is van infor-<br />
42 Zo valt in de Volkskrant van 21 september 2005 bijvoorbeeld te lezen dat de achterstanden in de rechtspraak<br />
weer toe zullen nemen waardoor burgers langer op de behandeling van hun zaak door de rechter<br />
moeten wachten. Ook het bedrijfsleven ondervindt hier schade van omdat langdurige onzekerheid in juridische<br />
geschillen kan leiden tot afgenomen investeringsbereidheid en zelfs faillissementen.<br />
43 Bij de sector kanton betaalt alleen de eiser of de verzoeker griffierecht. De verweerder betaalt niets. De<br />
tarieven voor de sector kanton verschillen per soort zaak. Zo kost een geschil over betaling van loon bij<br />
ziekte €33 en is het maximale tarief €276. Bij een procedure bij de rechtbank betalen zowel de eiser (of verzoeker)<br />
<strong>als</strong> verweerder (of gedaagde) griffierechten. De tarieven verschillen per soort zaak en zijn sterk afhankelijk<br />
van het geldelijk belang; tarieven liggen tussen €103 en €4.587.<br />
(Bron: http://www.rechtspraak.nl/.)<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
42 HOOFDSTUK 4<br />
matiescheefheid (de afnemer kan de kwaliteit van de juridische bijstand niet goed beoordelen),<br />
van een paternalistische overheid (die de onmondige, onervaren rechtzoekende wil beschermen;<br />
‘equality of arms’), herverdelingsargumenten (die leiden tot de gefinancierde rechtshulp) en externe<br />
effecten (met name ongeprijsde effecten in het rechtssysteem).<br />
De meeste van de in dit hoofdstuk beschreven knelpunten gelden sterker voor het particuliere en<br />
kleinzakelijke segment van de markt. Cliënten in dit segment maken veel minder vaak gebruik van<br />
een advocaat dan grote bedrijven en instellingen en doen daardoor doorgaans te weinig ervaring<br />
op met advocatendiensten om de informatiescheefheid op te heffen. Bovendien worden in het<br />
particuliere en kleinzakelijke segment relatief veel procedures gevoerd. In het grootzakelijke segment<br />
heeft de dienstverlening een ander karakter: meer contracten (intellectueel eigendom), fusies<br />
en overnames, belastingadvies, estate planning, asset finance en investment managment. Ook<br />
wordt er in dit segment vaker met arbitrage (of schikkingen) gewerkt, waardoor het minder vaak<br />
nodig is om een zaak voor de rechter uit te vechten. Kortom, de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />
heeft op het grootzakelijke segment minder invloed. De lange termijn relatie tussen een<br />
professionele cliënt en een advocatenkantoor vermindert bovendien het gevaar van opportunistisch<br />
gedrag dat zo kenmerkend is voor een principal-agent relatie. Tot slot hebben grote organisaties<br />
vaak zelf een jurist in dienst die vanwege de juridische achtergrond beter in staat is de geleverde<br />
dienstverlening op kwaliteit te beoordelen.<br />
Gezien het verschil tussen beide marktsegmenten <strong>als</strong> het gaat om de mogelijkheden om countervailing<br />
power in te zetten, richten wij ons in dit rapport met name op de kleinere partijen (MKB<br />
en huishoudens) en niet op de grootzakelijke afnemers die hun grotere onderhandelingsmacht<br />
kunnen aanwenden om sommige marktfalens te corrigeren. Overigens staan de verschillende<br />
markten niet los van elkaar. De hoge prijzen die door (groot)zakelijke afnemers betaald kunnen<br />
worden, werken immers door op de particuliere markt, waardoor de toegang tot het recht verslechtert.<br />
44 “For it is the wealth of the business client group that ultimately determines pricing in the market(s)<br />
for lawyers. Driven by corporate demand, backed by corporate wealth, the legal system prices itself out of the reach<br />
of all individu<strong>als</strong> except those with a claim on corporate wealth.” 45 <strong>Het</strong> feit dat advocaatkosten voor zakelijke<br />
afnemers aftrekbaar zijn en dat de BTW door BTW-plichtige bedrijven verrekend kan worden,<br />
terwijl dat voor particulieren niet mogelijk is, vergroot dit effect.<br />
Tot slot<br />
Zowel aan de aanbodzijde van de markt voor advocatendiensten (enerzijds grote commerciële<br />
kantoren die met name het grootbedrijf bedienen en anderzijds kleinere kantoren die met name<br />
het MKB en particulieren bedienen) <strong>als</strong> aan de vraagzijde ontstaat segmentatie (enerzijds grote<br />
bedrijven en overheidsinstellingen die frequent advocatendiensten inhuren en anderzijds afnemers<br />
die slechts zelden gebruik maken van advocatendiensten). <strong>Het</strong> marktsegment van de grote,<br />
commerciële advocatenkantoren en grootzakelijke afnemers (repeat buyers) behoeft nauwelijks of<br />
in ieder geval veel minder (overheids)regulering, omdat de markt het informatieprobleem via het<br />
reputatiemechanisme adresseert (maar waarschijnlijk niet geheel oplost). <strong>Het</strong> publiek belang van<br />
44 De Amerikaanse Balie (Bar Association) verzuchtte in 1986 al: “Has our profession abandoned principle for profit,<br />
professionalism for commercialism?”. In Nederland zijn soortgelijke geluiden te horen (zie: Niemeijer & Ter<br />
Voert (2005)).<br />
45 Hadfield (1999), p. 71.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 43<br />
rechtszekerheid zo<strong>als</strong> we dat in dit hoofdstuk beschreven hebben (de toegankelijkheid van het recht,<br />
een evenwichtig en ordelijk verloop van rechtsgedingen en een efficiënte rechtsgang), speelt dan ook in veel sterkere<br />
mate een rol op het marktsegment ‘kleinere advocatenkantoren en particulieren en MKB’.<br />
Echter, ook op dit marktsegment wordt een deel van het informatieprobleem opgelost doordat<br />
derde partijen (zo<strong>als</strong> rechtsbijstandverzekeraars, vakbonden en gefinancierde rechtsbijstand)<br />
individuele rechtzoekenden op weg helpen. Doordat zij zelf juristen zijn en veel ervaring hebben<br />
met het inhuren van advocatendiensten hebben deze derde partijen een veel beter idee van de<br />
kwaliteit van de geleverde dienst. 46 Op het ‘kleinverbruikerssegment’ bestaat dus wel een publiek<br />
belang, maar dat omvat niet het gehele informatieprobleem omdat de markt dat voor een flink<br />
deel reeds heeft opgelost. Een flink deel omdat meer dan 2 op de 10 huishoudens in Nederland<br />
een rechtsbijstandverzekering hebben (zie paragraaf 3.3.1), bijna 1,8 miljoen werknemers lid zijn<br />
van een vakcentrale (FNV, CNV of MHP; zie CBS Statline) en jaarlijks bijna 450.000 mensen een<br />
beroep doen op de gefinancierde rechtsbijstand. 47<br />
<strong>Het</strong> feit dat de markt voor advocatendiensten is gesegmenteerd en in de ogen van veel rechtzoekenden<br />
breder is dan alleen de advocatuur, betekent dat het publiek belang het best kan worden<br />
geborgd door markten en niet beroepsgroepen te reguleren.<br />
46 Dit punt is ook naar voren gebracht door prof. Frank Stephen van de School of University of Manchester<br />
tijdens de conferentie ten behoeve van de Commissie Van Wijmen ‘More power to the consumer? – Problems<br />
and possibilities to improve the price-quality relation in the delivery of legal services by the Dutch bar’<br />
dd. 9 november 2005, te Amsterdam.<br />
47 Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2004, p. 8: “In 2003 namen in het totaal 440.158 rechtzoekenden contact<br />
op met baliemedewerkers door langs te komen, te bellen of te e-mailen. Deze contacten leidden in de helft van de gevallen<br />
(220.098) tot een afspraak voor het gratis spreekuur. Bij bijna 10% (34.403) volgde daar nog een verlengd spreekuur op.<br />
Voor 2% van de rechtzoekenden (8.285) werd er een toevoeging afgegeven aan een bureaujurist.”<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET PROCES ALS DOMEIN<br />
5 De institutionele context<br />
Dit hoofdstuk beschrijft hoe op dit moment het publiek belang op de markt voor juridische bijstand<br />
wordt geborgd. In paragraaf 3.2.1 beschreven we reeds aan welke vereisten de vrijgevestigde<br />
advocatuur moet voldoen. Deze vereisten bestaan voor een belangrijk deel uit zelfregulering.<br />
Omdat zelfregulering een zeer belangrijk borgingsinstrument vormt op de markt voor advocatendiensten,<br />
besteden we daar in paragraaf 5.1 aandacht aan. Vervolgens komt in paragraaf 5.2<br />
komt de rechtvaardiging achter het <strong>proces</strong>monopolie van de advocatuur aan de orde. In paragraaf<br />
5.3 geven we aan wat de reikwijdte van het <strong>proces</strong>monopolie is en welke toetredingsmogelijkheden<br />
van buiten de vrijgevestigde advocatuur bestaan.<br />
In paragraaf 5.4 beschrijven we op welke wijze de overheid ingrijpt op de markt voor rechtsbijstandverzekeraars.<br />
Hierbij is met name art. 60 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf uit 1993<br />
(Wtv 1993) van belang. In paragraaf 5.5 wordt in meer detail ingegaan op de advocaten in loondienst<br />
van een rechtsbijstandverzekeraar. In paragraaf 5.6 komt de gesubsidieerde rechtsbijstand<br />
aan de orde. Paragraaf 5.7 vat dit hoofdstuk samen.<br />
5.1 Zelfregulering en overheidsregulering<br />
Een advocaat dient zich te houden aan overheidsregulering (m.n. de Advocatenwet) en aan zelfregulering<br />
(de regelgeving die door de Nederlandse Orde van Advocaten is opgesteld, incl. het<br />
tuchtrecht). 48 De Orde is volgens art. 17 en 69 van de Advocatenwet een publiekrechtelijk lichaam,<br />
waarin advocaten en procureurs zijn verenigd. De Orde heeft verordende bevoegdheid aangaande<br />
de beroepsbeoefening van advocaten. Daarnaast is de Orde ook een beroepsorganisatie. De<br />
Orde van Advocaten wordt door de NMa en de Europese Commissie aangemerkt <strong>als</strong> een ondernemersvereniging<br />
in de zin van artikel 81 van EG-Verdrag.<br />
Een advocaat die in Nederland wordt ingeschreven, wordt automatisch lid van de Nederlandse<br />
Orde. De wettelijk vastgelegde kernfunctie van de Orde is de zorg voor de kwaliteit van advocatendiensten.<br />
Dat omvat onder andere 49:<br />
48 In feite is sprake van geconditioneerde zelfregulering. Geconditioneerde zelfregulering houdt in dat de overheid<br />
zelfregulering toestaat en zelfs stimuleert, maar hierbij wel (wettelijke) inhoudelijke of <strong>proces</strong>eisen stelt.<br />
Binnen deze kaders hebben marktpartijen en andere groepen in de samenleving dan de ruimte om door zelfregulering<br />
zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het opstellen en/of uitvoeren en/of handhaven van<br />
regels. Instrumenten van zelfregulering zijn bijvoorbeeld keurmerken, erkenningsregelingen, gedragscodes,<br />
protocollen, normen, tuchtrecht en certificaten. Een kartel is ook te typeren <strong>als</strong> een specifiek soort afspraak.<br />
(Mededingingsbeperkende overeenkomsten tussen ondernemingen, onderling afgestemde feitelijke<br />
gedragingen en besluiten van ondernemersverenigingen kunnen in strijd met de mededingingsregels zijn,<br />
maar dat hoeft niet.) <strong>Het</strong> gaat dan echter om kartels die ontheffing hebben gekregen van het kartelverbod,<br />
omdat met het toestaan daarvan bepaalde publieke doelen bereikt kunnen worden die zwaarder wegen dan<br />
het verlies van concurrentie. Belangrijk hierbij is dat het om een ander probleem gaat dan om het gebrek<br />
aan concurrentie binnen de perken te houden. Een voorbeeld hiervan is de vaste boekenprijs, het notariële<br />
<strong>domein</strong>monopolie of het <strong>proces</strong>monopolie van de advocatuur (Baarsma et al., 2003.).<br />
49 Gebaseerd op: http://www.advocatenorde.nl/algemeen/organisatie/.<br />
45<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
46 HOOFDSTUK 5<br />
− een omvangrijk opleidingsprogramma voor de advocatuur (zie paragraaf 3.2.1);<br />
− het opstellen van verordeningen en andere bindende regels voor advocaten;<br />
− de zorg van de tuchtrechtspraak;<br />
− voorlichting en dienstverlening aan de leden;<br />
− advisering aan de overheid over beleidsvoornemens en wetsontwerpen.<br />
De gedragsregels van de Orde dienen <strong>als</strong> richtsnoer, zowel voor de advocaat <strong>als</strong> voor de tuchtrechter,<br />
bij de beoordeling van het handelen van de advocaat:<br />
“De gedragsregels hebben echter geen rechtskracht in die zin, dat een handelen anders dan in de regels<br />
voorgeschreven op die enkele grond zou moeten worden aangemerkt <strong>als</strong> misslag (fout). Een dergelijk<br />
handelen is derhalve niet zonder meer grond voor ingrijpen van de tuchtrechter of voor civiele aansprakelijkheid.<br />
[…] Bij de tuchtrechtspraak wordt op drie omstandigheden acht geslagen: onzorgvuldig optreden<br />
ten opzichte van cliënten, inbreuken op de verordeningen van de Orde van Advocaten en het verrichten<br />
van gedragingen die voor een advocaat te pas komen (art. 46 Advocatenwet). […] De straffen die<br />
door de Raad van Discipline kunnen worden opgelegd omvatten onder meer schorsing in de uitoefening<br />
van de advocatuur en schrapping van het tableau. Onder dit laatste verstaat men de lijst van advocaten<br />
in een arrondissement (art. 48 van de Advocatenwet).” 50<br />
Een advocaat moet zich onafhankelijk kunnen opstellen ten opzichte van de overheid, de rechtelijke<br />
macht en cliënten. Daarom is er een bij wet geregeld dat verschoningsrecht. Omdat een<br />
dergelijk recht alleen zinvol is indien sprake is van een geheimhoudingsplicht heeft de Orde deze<br />
plicht middels zelfregulering ingesteld.<br />
Veel gedragsregels binnen de advocatuur beperken een vrije werking van de markt. Zo is het<br />
advocaten onder meer verboden om met een cliënt overeen te komen dat de hoogte van het<br />
honorarium afhankelijk zal zijn van het behaalde resultaat (zogenaamde contingency fee, bijvoorbeeld<br />
no-cure-no-pay) of dat de advocaat een evenredig deel van het toegewezen bedrag zal ontvangen<br />
(quota part litis). Deze regels zijn bedoeld om ‘onwenselijke’ concurrentie tussen advocaten<br />
te voorkomen en om een toevloed van zaken te voorkomen. Ondertussen is twijfel gerezen over<br />
de geoorloofdheid van deze beperkingen bij de honorering van de advocaat uit het oogpunt van<br />
art. 6 van de Mededingingswet. In sommige andere landen zijn dergelijke regelingen van het honorarium<br />
van advocaten ook toegelaten. 51 Op verzoek van letselschadeadvocaten (die concurrentie<br />
ondervonden van letselschaderegelingsbureaus) was de Orde voorstander van een experiment<br />
met het toestaan van no-cure-no-pay voor minvermogenden, maar minister Donner heeft dit<br />
verboden. De discussie is nog in volle gang: NMa 52, de Tweede Kamer en de Consumentenbond<br />
50 Stein en Rueb, 2003, p. 70.<br />
51 Ibidem.<br />
52 <strong>Het</strong> verbod staat op gespannen voet met nationale en Europese mededingingsregels. De Nederlandse<br />
Mededingingsautoriteit NMA heeft in 2002 gesteld dat 'no cure no pay' toelaatbaar moet zijn. En onlangs<br />
maakte de NMa rapport op tegen de Orde van Advocaten, wat inhoudt dat er een redelijk vermoeden bestaat<br />
dat de Orde de mededingingsregels heeft overtreden. Door het verbod op ‘no cure no pay’ worden<br />
advocaten beperkt in hun vrijheid om zelf hun declaratiemethode te bepalen en dit beperkt de concurrentie,<br />
aldus de NMa in het rapport.<br />
(http://www.nmanet.nl/nl/nieuws_en_publicaties/persberichten/02_04.asp).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE INSTITUTIONELE CONTEXT 47<br />
(zie paragraaf 3.1) zijn voor een no-cure-no-pay regeling, maar de ANWB 53 is tegen. Sommige<br />
advocatenkantoren komen er openlijk voor uit dat het aantal uren dat achteraf gedeclareerd<br />
wordt wel rekening houdt met de uitkomst van de zaak. 54 De verwachting is dat de knoop na het<br />
rapport van de Commissie van Wijmen wordt doorgehakt.<br />
Een ander voorbeeld van zelfregulering met <strong>als</strong> doel de onderlinge concurrentie te beperken is de<br />
Verordening op de Publiciteit. Zo heeft de Orde in de Verordening 55 beperkingen opgelegd <strong>als</strong><br />
het gaat om het werving en adverteren. <strong>Het</strong> is bijv. niet toegestaan om diensten of tarieven 56 met<br />
andere advocaten te vergelijken, of om succespercentages te vermelden. 57<br />
Gedragsregels belemmeren niet alleen de vrije werking van de nationale markt, maar raken ook<br />
de internationale marktwerking. Zo kan een bezoekend advocaat (d.w.z. een buitenlandse advocaat<br />
die niet in Nederland maar in een ander land van de EU is toegelaten) in Nederland slechts<br />
dan advocatenwerkzaamheden die onder het <strong>proces</strong>monopolie vallen, verrichten <strong>als</strong> hij of zij met<br />
een Nederlandse advocaat samenwerkt. 58<br />
Overigens heeft zelfregulering niet alleen nadelen (zie ook Baarsma et al., 2003). Een voordeel<br />
van zelfregulering is dat de natuurlijke geneigdheid van de gereguleerden om de regels na te leven<br />
(spontane naleving) veel groter is dan bij een overheidsorgaan dat regulering oplegt. Dit betekent<br />
dat de handhavingskosten lager zijn dan in het geval van een overheidstoezichthouder. Meer in<br />
het algemeen geldt dat reguleringskosten – dat wil zeggen de kosten voor de totstandkoming,<br />
naleving (inclusief administratieve lasten) en aanpassing van de regulering – bij zelfregulering<br />
lager zijn dan bij wetgeving. Zo zijn bij zelfregulering de totstandkomingskosten veelal minder<br />
hoog dan bij wetgeving. Ten eerste omdat het opstellen en invoeren van zelfregulering minder<br />
tijd kost dan de vaak langdurige wetgevingstrajecten (men kan gemakkelijker bij elkaar komen en<br />
er hoeven minder bureaucratische wegen bewandeld te worden om regels vast te kunnen stellen).<br />
Ten tweede omdat het bij de totstandkoming van zelfregulering gemakkelijker is om de regulering<br />
te laten aansluiten bij de in de sector aanwezige kennis en ervaring (bijvoorbeeld omdat er meer<br />
draagvlak is en men eerder bereid is om mee te werken en informatie ter beschikking wil stellen).<br />
53 http://www.anwb.nl/published/anwbcms/content/rechtshulp/diensten/standpunten-rechtshulp.nl.html.<br />
54 Gebaseerd op informatie uit interviews.<br />
55 De Orde vindt dat met deze Verordening ook het belang van afnemers wordt gediend : “Juist omdat advocaten<br />
zich veelvuldig in een strijdsituatie bevinden en omdat zij tot taak hebben tegenstrijdige belangen van hun respectievelijke<br />
cliënten te behartigen is in de verhouding van advocaten onderling een goede beroepsuitoefening gediend met een sfeer van vertrouwen<br />
en welwillendheid. Om die reden is het wenselijk dat de advocaten zich onthouden van al wat hun onderlinge verhouding<br />
kan verstoren.”<br />
56 De Orde heeft hier een moeilijk te volgen redenering : “Omdat voor tarieven veel belangstelling bestaat bij het<br />
publiek is het ongewenst publiciteit daarover te verbieden. Aangezien honoraria echter doorgaans op uurbasis worden berekend<br />
en diverse factoren (zo<strong>als</strong> het belang van de zaak, de ervaring van de advocaat, spoedeisendheid, etc.) van invloed zijn op de<br />
hoogte van de declaratie, is getracht publiciteit over tarieven zodanig te reglementeren dat er een objectief informerende invloed<br />
van uit gaat.”<br />
57 In de woorden van de Orde: “Voor de kwaliteit van de dienstverlening door de advocaat is een winstpercentage geen<br />
bruikbare graadmeter. Publiciteit van bedrijven met de uitslag van zaken of succespercentages kan daarom marktmisleiding<br />
opleveren.”<br />
58 Stein en Rueb, 2003, p. 7.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
48 HOOFDSTUK 5<br />
Positie van de Orde<br />
De laatste tijd is de positie van de Orde aan discussie onderhevig. Ten eerste heeft die discussie<br />
betrekking op de positie <strong>als</strong> zelfreguleringorgaan. De Orde is van oudsher een beroepsorganisatie<br />
en sinds 1952 (ook) publiekrechtelijk orgaan (PBO). De Orde vertegenwoordigt enerzijds dus een<br />
specifiek belang (dat van advocaten) en anderzijds een maatschappelijke belang (dat van burgers<br />
en zakelijke afnemers en anderen). In de laatste dekenrede van Els Unger laat de Orde zien wel<br />
oog te hebben voor de belangen van niet-advocaten 59, maar de discussie over de onafhankelijkheid<br />
van de Orde <strong>als</strong> regulator is daarmee niet afgerond. Er gaan her en der geluiden op die vragen<br />
om een Autoriteit Juridische Markten (zie hoofdstuk 6). Onlangs stelde prof. Nick Huls bijvoorbeeld<br />
dat: “De balie is zo groot qua omvang en zo divers qua kantoororganisatie geworden dat de bestaande<br />
structuren niet toereikend meer zijn om de professie te reguleren en te representeren.” 60<br />
Een tweede discussie gaat over het soort advocaten dat de Orde vertegenwoordigt en reguleert.<br />
Ondanks het feit dat de transactie- en de <strong>proces</strong>praktijk andere markten zijn, worden deze door<br />
de Nederlandse Orde van Advocaten <strong>als</strong> een en dezelfde markt beschouwd. De positie van de<br />
Orde is op dit punt wat minister Donner betreft tanende en hij wil de Orde verkleinen. Justitie<br />
vindt dat advocaten die niet in rechtbanken actief zijn, van een geheel andere orde zijn en in een<br />
aparte organisatie thuishoren. 61 Zo zei minister Donner in een toespraak bij de installatie van de<br />
Commissie Van Wijmen:<br />
“Dan is er nog de kwestie van de uitbreiding van activiteiten. Vooral grote kantoren zijn juridisch actief<br />
tot ver buiten de gebruikelijke rechtsbijstandverlening in <strong>proces</strong>situaties. En zonder daar veel woorden<br />
aan vuil te maken worden inmiddels de vooral daarvoor bedoelde en toegekende status en privileges ook<br />
toepasselijk geacht op andere activiteiten. <strong>Het</strong> lijkt erop dat de traditionele vlag van de advocatuur steeds<br />
vaker een lading dekt waarvoor zij niet lijkt te zijn bestemd. Waarom privileges voor advocaten rond<br />
werk dat ook niet-advocaten – zonder privileges – net zo deskundig verrichten? Daarom zou ik u willen<br />
vragen te kijken naar de bijzondere status van de advocaat: waarop heeft die wel betrekking en<br />
waarop niét. Wellicht moet u daarvoor ook andere belanghebbenden – zo<strong>als</strong> rechtsbijstandverzekeraars<br />
– raadplegen. [....] De vraag is of bijzondere privileges van de advocaat niet gekoppeld moeten worden<br />
aan de praktijkuitoefening.”<br />
Ook advocaten zelf erkennen het verschil tussen procederende en adviserende advocaten. Zo<br />
stelt advocaat en voorzitter van Ajax, John Jaakke, in een interview in het Financieele Dagblad<br />
(12 oktober 2005) dat er een verschil is tussen de commerciële en overige advocatuur: “Ik zat aan<br />
de commerciële kant van de advocatuur. Ik heette wel advocaat, maar je zou het ook juridisch adviseur kunnen<br />
noemen.”<br />
59 Zo stelt Unger: “Belanghebbenden <strong>als</strong> rechtsbijstandverzekeraars, het MKB en de Raden voor Rechtsbijstand verlangen<br />
bulkwerk tegen vaste lage prijzen, maar wel met gegarandeerde kwaliteit.” Ook pleit zij voor medezeggenschap voor<br />
consumentenorganisaties (en de rechtelijke macht en het Verbond van Verzekeraars) over ontwerpregelgeving.<br />
60 Rede uitgesproken tijdens de conferentie ten behoeve van de Commissie Van Wijmen ‘More power to the<br />
consumer? – Problems and possibilities to improve the price-quality relation in the delivery of legal services<br />
by the Dutch bar’ dd. 9 november 2005, te Amsterdam.<br />
61 Vermeulen (2005).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE INSTITUTIONELE CONTEXT 49<br />
De deken van de Orde is het niet eens met een opdeling van de Orde. In haar rede van 30 september<br />
2005 stelt zij dat:<br />
“Sommige wetenschappers en politici (en advocaten!) willen onderscheid maken tussen procederende en<br />
adviserende advocaten. Zij stellen dat een advocaat, bijvoorbeeld jaarlijks, ten minste een x-aantal keer<br />
in rechte zou moeten optreden – vlieguren maken – om aanspraak te kunnen maken op de advocatuurlijke<br />
privileges. Ik ben het daar niet mee eens. [….] <strong>Het</strong> is […] een misverstand dat de meeste advocaten<br />
in de adviespraktijk uitsluitend adviseren.”<br />
Deken Unger is van mening dat niet het soort werk van belang is voor de beroepsprivileges, maar<br />
dat deze privileges samenhangen met het onafhankelijk kunnen dienen van een partijbelang bij<br />
juridische kwesties.<br />
5.2 Rechtvaardiging <strong>proces</strong>monopolie advocatuur<br />
Voor burgers met een (potentieel) juridisch probleem is het moeilijk om de kwaliteit van de juridische<br />
diensten te beoordelen. Economen spreken van informatieasymmetrie tussen aanbieder en<br />
vrager (zie paragraaf 4.2.2). Van oorsprong werd dit kwaliteitsprobleem opgevangen door het<br />
toewijzen van <strong>domein</strong>monopolies. Dit betekent dat bepaalde handelingen voorbehouden zijn aan<br />
een selecte groep die kan aantonen dat ze over de vereiste kwaliteit beschikken. <strong>Het</strong> <strong>domein</strong>monopolie<br />
betekent dat er ten aanzien van de bij wet opgedragen taken geen sprake kan zijn van<br />
concurrentie van buitenaf. Zo gelden van oudsher <strong>domein</strong>monopolies voor notariaat, gerechtsdeurwaarders,<br />
gerechten en ook voor advocatuur. In de advocatuur spreken we van <strong>proces</strong>monopolie.<br />
Met de in paragraaf 3.2.1 beschreven toelatingseisen voor de advocatuur, de verplichte beroepsopleiding<br />
en de verplichte ‘education permanente’, wordt gewaarborgd dat advocaten ‘gegarandeerd’<br />
over de specifieke kennis en vaardigheden beschikken, die nodig zijn voor het voeren van<br />
procedures. Voorts gelden voor advocaten waarborgen voor beoordelingsvrijheid en onafhankelijke<br />
opstelling, zijn advocaten onderhevig aan geheimhoudingsplicht, zijn ze verplicht om een<br />
beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten en om over een aparte rekening te beschikken<br />
voor gelden van derden. Tevens zijn ze onderhevig aan tuchtrecht. Zo weten burgers dat, <strong>als</strong> ze<br />
met een juridisch probleem bij een advocaat aankloppen, ze deskundige rechtsbijstand kunnen<br />
verwachten. Tegenover deze verplichtingen van advocaten, staan van oudsher ook rechten, met<br />
name het <strong>proces</strong>monopolie en het verschoningsrecht. Centraal in dit rapport staat het <strong>proces</strong>monopolie.<br />
Op 1 januari 2002 heeft een ingrijpende wijziging plaatsgevonden in de rechterlijke organisatie en<br />
in het burgerlijk <strong>proces</strong>recht. Binnen elke rechtbank bestaat tegenwoordig een ‘sector kanton’ en<br />
een ‘sector civiel’. In de beide sectoren worden burgerlijke rechtszaken behandeld. In de sector<br />
kanton van de rechtbank spreekt (nog steeds) de kantonrechter recht. De kantonrechter behandelt<br />
alle geschillen met een geldelijk belang tot €5.000. Ook worden geschillen behandeld die<br />
specifieke overeenkomsten betreffen, waarvan de arbeids- en de huurovereenkomst de belangrijkste<br />
zijn. De verplichte vertegenwoordiging door een advocaat geldt niet voor de sector kanton<br />
(zie paragraaf 5.3.1). In de sector civiel worden alle burgerlijke zaken behandeld die niet voor de<br />
sector kanton in aanmerking komen.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
50 HOOFDSTUK 5<br />
De rechtvaardiging (vanuit de overheid) achter het <strong>proces</strong>monopolie is tweevoudig: (1) de bescherming<br />
van onmondige klanten en (2) een efficiëntere rechtspraak. Deze twee rechtvaardigingen<br />
staan niet los van elkaar. De advocaat heeft in eerste instantie een zeeffunctie voor de rechter.<br />
Advocaten zijn in staat de rechtspositie van de rechtzoekende te beoordelen, te onderhandelen<br />
over een schikking en – indien nodig – een procedure te voeren. Indien het op een procedure<br />
neerkomt, vergemakkelijkt de deskundige presentatie van het standpunt de taak van de rechter.<br />
Een voor de rechter duidelijke en overzichtelijke presentatie van het standpunt is niet alleen ontlastend<br />
voor de rechter, maar het draagt bij aan de gelijkheid van partijen in de procedure. Anders<br />
zou namelijk de rechter genoodzaakt zijn om zich te bemoeien met de feitelijke onderbouwing en<br />
de juridische vormgeving van de stellingen van de partijen. Dit kan (de schijn van) partijdigheid<br />
opwekken.<br />
De minister van Justitie verwoordt dit punt in zijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer<br />
van 23 december inzake advocatuur n.a.v. de motie van Klaas de Vries in gelijksoortige termen:<br />
“<strong>Het</strong> <strong>proces</strong>monopolie is gebaseerd op de gedachte dat voor de meer complexe zaken deskundige juridische bijstand<br />
nodig is. Deze is in het belang van zowel partijen <strong>als</strong> van een voorspoedige rechtspleging. Er moet immers sprake<br />
zijn van een equality of arms, terwijl de rechter niet extra moet worden belast met een onoordeelkundige juridische<br />
presentatie.” 62 <strong>Het</strong> verdragsrechtelijke beginsel van equality of arms betekent dat mensen die wel in<br />
staat zijn om de kosten van juridische bijstand te betalen niet bevoordeeld mogen worden door<br />
de afwezigheid van de onvermogende gedaagde die vanwege de kosten verstek laat gaan.<br />
Volgens de Commissie van Delden is de belangrijkste ratio achter het <strong>proces</strong>monopolie gelegen<br />
in een effectieve toegang tot de rechter, een eerlijk <strong>proces</strong> en het waarborgen van de gelijkheid<br />
van partijen. 63 De ingewikkeldheid en formaliteit van het civiele <strong>proces</strong>recht zou een partij zonder<br />
deskundige bijstand in het nadeel kunnen brengen.<br />
Er kleven echter ook bezwaren aan de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging. <strong>Economisch</strong> gezien<br />
is het toewijzen van een monopoliepositie aan een selecte groep om een kwaliteitsprobleem weg<br />
te nemen achterhaald. Hier gaan we nog in paragraaf 5.3.1 verder op in. Vanuit maatschappelijk<br />
perspectief geldt dat burgers steeds mondiger worden en op steeds meer terreinen hun eigen<br />
beslissingen nemen of inspraak hebben in het geval anderen die keuzes maken. Echter, ook uit de<br />
juridische hoek is een aantal bezwaren geuit:<br />
Verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging vergroot volgens Stein en Rueb (2003,<br />
p. 30) de afstand tot de rechter;<br />
Volgens Barendrecht (NJB, 2004) staat het <strong>proces</strong>monopolie in de weg dat<br />
rechters klantgerichter worden;<br />
Verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging brengt voor de rechtzoekende aanzienlijke<br />
kosten met zich mee, waardoor het zo kan zijn dat voor kleinere vorde-<br />
62 p. 4 onder 3. <strong>Het</strong> <strong>proces</strong>monopolie.<br />
63 juli 1997, p.21 e.v. en p. 27.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE INSTITUTIONELE CONTEXT 51<br />
ringen de weg naar de rechter geen reële optie is – zeker niet voor de minder<br />
draagkrachtigen 64;<br />
Uit de praktijk blijkt dat daar waar geen sprake is van verplichte vertegenwoordiging<br />
(sector kanton en ook de bestuurlijke procedures) ook zonder<br />
een advocaat kan worden geprocedeerd en dat over het algemeen heel wel<br />
aan partijen kan worden overgelaten te beslissen of zij wel of geen advocaat<br />
inschakelen, een andere raadsman inschakelen of zichzelf vertegenwoordigen;<br />
Barendrecht (2004) stelt dat het <strong>proces</strong>monopolie (samen met de andere<br />
monopolieposities in het rechtssysteem) de ondoorgrondelijkheid van het<br />
recht in stand houdt. Rechtspraak is een discussie tussen advocaten en rechters<br />
in een juridische taal die voor burgers volstrekt ontoegankelijk is. “[De]<br />
rechtsspraak is nog georganiseerd <strong>als</strong> een schriftelijke uitwisseling van standpunten, zonder<br />
werkelijke dialoog, en met formalistische procedureregels. Wie er ooit mee heeft gewerkt,<br />
voelt dat dit negentiende-eeuwse systeem achterhaald is. […] Waarom niet in normale<br />
taal?” Barendrecht denkt dat met het openbreken van de monopolies de toegankelijkheid<br />
toeneemt, doordat bijvoorbeeld de begrijpelijkheid van de materie<br />
toeneemt.<br />
Er waren overigens al veel eerder kritische geluiden te horen vanuit de eigen beroepsgroep. Zo<br />
schreef mr. G.R. Rutgers in 1979 (tegenwoordig is de heer Rutgers hoogleraar) een proefschrift<br />
met daarin onder andere de volgende stelling:<br />
Stelling 1: De verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging wordt ten onrechte beschouwd<br />
<strong>als</strong> een beginsel van burgerlijk <strong>proces</strong>recht.<br />
5.3 Procesmonopolie: wat en wie?<br />
De omvang van het <strong>proces</strong>monopolie wordt bepaald door de reikwijdte van het <strong>proces</strong>monopolie<br />
en door de toetredingsmogelijkheden tot de advocatuur. Dit waren dan ook de twee centrale<br />
thema’s van de Commissie Cohen, die het <strong>proces</strong>monopolie tien jaar geleden al ter discussie<br />
stelde. Sindsdien is het <strong>proces</strong>monopolie langs deze twee wegen beperkt. De mijlpalen van de<br />
discussie rond het <strong>proces</strong>monopolie advocatuur zijn in tabel 5.1 samengevat.<br />
Hieronder gaan we eerst in op de reikwijdte van het <strong>proces</strong>monopolie (paragraaf 5.3.1) en daarna<br />
op de mogelijkheden tot toetreding (paragraaf 5.3.2).<br />
64 Stein en Rueb, 2003, p. 30.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
52 HOOFDSTUK 5<br />
Tabel 5.1: Tijdsbalk discussie <strong>proces</strong>monopolie advocatuur<br />
TIJDSTIP GEBEURTENIS<br />
1995 MDW-traject: 'interdepartementale werkgroep <strong>proces</strong>monopolie advocatuur’ (werkgroep<br />
Cohen) twee centrale thema’s: (1) beperking van de reikwijdte van het <strong>proces</strong>monopolie<br />
door het verhogen van de competentiegrens, en (2) het uitbreiden van de toetredingsmogelijkheden<br />
(waardoor een advocaat in loondienst mogelijk zou moeten worden).<br />
1-mei-97 Verordening op de praktijkbeoefening in dienstbetrekking door NOvA.<br />
1997 Commissie Herijking omvang verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging (Commissie Van<br />
Delden): Rapport ‘Gericht verplicht’, waarin onder andere werd aanbevolen om het <strong>proces</strong>monopolie<br />
te beperken.<br />
1-jan-99 <strong>Het</strong> <strong>proces</strong>monopolie wordt afgezwakt door de competentiegrens tussen de kantonrechter<br />
(waarvoor geen <strong>proces</strong>vertegenwoordiging verplicht is) en de rechtbank te verhogen van<br />
5.000 naar 10.000 gulden (tegenwoordig €5.000).<br />
1-dec-00 Op website EZ staat te lezen dat: "<strong>Het</strong> project advocatuur is afgerond per december<br />
2000".<br />
voorjaar 2002 Evaluatieonderzoek verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking. Gunst en<br />
Bruinsma tonen aan dat er maar 280 advocaten in dienstbetrekking zijn i.t.t. eerder geschatte<br />
1.200-1.500.<br />
voorjaar 2002 SRK begint met 2-jarig experiment met advocaten in loondienst.<br />
oktober 2002 WRR rapport ‘De toekomst van de nationale rechtsstaat’.<br />
2003 Motie van Tweede kamerlid Klaas de Vries.<br />
2003 Verbond van Verzekeraars dient klacht in bij NMa over bepaling in de verordening.<br />
2004 NOvA past de verordening aan, Verbond van Verzekeraars trekt de klacht bij NMa in.<br />
4-mei-05 Instelling Commissie Advocatuur (Commissie Van Wijmen).<br />
30-september-05 Deken pleit in haar rede voor verruiming <strong>proces</strong>monopolie door juristen van rechtsbijstandverzekeraars,<br />
bedrijfsjuristen en vakbondsjuristen te laten procederen zonder dat ze<br />
advocaten worden.<br />
Bron: <strong>SEO</strong><br />
5.3.1 Reikwijdte <strong>proces</strong>monopolie<br />
Voor civiele procedures bij de rechtbank (zijnde niet bij de sector kanton) en strafzaken is het<br />
<strong>proces</strong>monopolie volledig van toepassing. Verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging geldt echter niet<br />
voor alle procedures. In Nederland kan men, zeker in relatie tot de ons omringende landen, <strong>als</strong><br />
persoon of gemachtigde relatief veel soorten procedures voeren zonder verplichte bijstand door<br />
een advocaat. <strong>Het</strong> Compendium van het burgerlijk <strong>proces</strong>recht (2003, pp. 31-32) geeft de volgende uitzonderingen:<br />
1. De verplichte vertegenwoordiging geldt niet voor gedingen, die ten overstaan van de<br />
kantonrechter worden gevoerd (art.79 lid 1 RV). […]<br />
2. <strong>Het</strong> beginsel van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging geldt voor de procedure bij de<br />
voorzieningsrechter alleen in beperkte omvang, namelijk wel voor de eiser maar niet<br />
voor de gedaagde (art. 255 Rv).<br />
3. De <strong>proces</strong>partij kan zelf het pleidooi houden, zo<strong>als</strong> blijkt uit art. 134 lid 3 Rv. Dit komt<br />
echter zo goed <strong>als</strong> nooit voor. Laat zij het houden van pleidooi aan een ander over, dan<br />
kan bij de rechtbank, het Hof en de Hoge Raad slechts een advocaat voor haar optreden.<br />
4. Soms verschijnen partijen zelf ter terechtzitting teneinde door de rechter te worden ondervraagd.<br />
Met name doet zich dat voor bij de schikkingscomparitie en bij de inlichtin-<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE INSTITUTIONELE CONTEXT 53<br />
gencomparitie (art. 87 en 88 Rv). Als partijen bij het getuigenverhoor of bij het pleidooi<br />
aanwezig zijn, kunnen door de rechter vragen worden gesteld (art. 179 lid 3 en art. 134<br />
lid 4 Rv).<br />
5. De verplichte vertegenwoordiging geldt ook bij de verzoekschriftprocedure, voorzover<br />
deze wordt gevoerd bij de rechtbank, het Hof en de Hoge Raad. Zij geldt <strong>als</strong>dan voor de<br />
verzoeker, maar niet voor andere belanghebbenden die eveneens gehoord worden, tenzij<br />
deze hunnerzijds een verweerschrift indienen (art. 279 lid 3 jo 282 Rv).<br />
De belangrijkste uitzondering op het verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging betreft zaken bij de<br />
kantonrechter. Zaken die door de kantonrechter worden behandeld zijn de volgende 65:<br />
a. Zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste €5.000 de tot aan de<br />
dag van dagvaarden verschenen rente daarbij inbegrepen. […]<br />
b. Zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen<br />
bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan €5.000. […]<br />
c. Zaken betreffende o.m. een arbeidsovereenkomst, een collectieve arbeidsovereenkomst,<br />
algemeen bindend verklaarde bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst en<br />
een agentuurovereenkomst. […]<br />
d. Zaken betreffende een huur- of (huur)koopovereenkomst […]<br />
e. Andere zaken ten aanzien waarvan de wet dit bepaalt, zo<strong>als</strong> inzake de pacht: daartoe is<br />
aan elke rechtbank een speciale pachtkamer verbonden (art. 48 RO en 115, 128-130<br />
Pachtwet).<br />
De onder a en b genoemde competentiegrens van €5.000 geldt sinds 1 januari 1999. Dit is het<br />
gevolg van de verhoging van de competentiegrens naar aanleiding van de rapporten van de commissies<br />
Cohen en Van Delden. Voorheen was de grens een stuk lager, namelijk 5.000 gulden<br />
(circa €2.270). De zaken die voor de kantonrechter worden behandeld zouden van eenvoudiger<br />
aard zijn, zodat verplichte vertegenwoordiging niet noodzakelijk wordt geacht. Rechtsbijstandverzekeraars<br />
zijn van mening dat het financiële belang over het algemeen echter niet indicatief is<br />
voor de complexiteit. <strong>Het</strong> is dan ook niet zo dan de zaken die onder het <strong>proces</strong>monopolie worden<br />
door verzekeraars worden uitbesteed de meest complexe zijn. Er is wel een omslagpunt. Bij<br />
zeer hoge financiële belangen worden zaken complexer, met name omdat bij zeer hoge bedragen<br />
meer tegengewicht wordt geboden. Voorts is het zo dat het bij bijv. arbeidsrecht en bestuursrecht<br />
(waarvoor geen verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging bestaat) over het algemeen om grote belangen<br />
gaat.<br />
Ook uit juridische hoek zijn twijfels geuit over de vraag of de stelling ‘kantonzaken zijn eenvoudiger’<br />
inderdaad voor alle procedures geldt. 66 <strong>Het</strong> is wel zo dat de bedragen, waarover bij de sec-<br />
65 Stein en Rueb, 2003, pp. 53-54.<br />
66 Zie o.a. Stein en Rueb, 2003.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
TYPE ADVISEUR<br />
54 HOOFDSTUK 5<br />
tor kanton wordt geprocedeerd in het algemeen lager zijn dan bij de sector civiel 67, maar of deze<br />
procedures inderdaad eenvoudiger zijn, is maar de vraag. Voor zaken van ‘voldoende belang’,<br />
wordt ook bij de procedures bij de kantonrechter vaak door <strong>proces</strong>vertegenwoordigers opgetreden.<br />
Deze <strong>proces</strong>vertegenwoordigers hoeven geen advocaat te zijn.<br />
Van Velthoven et al. (2004, pp. 24-26) beschrijven dat bij kantonzaken de <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />
van eisers bijna 100% is. Bij de gedaagden in de niet-verstekzaken neemt het percentage toe<br />
met het financiële belang, waarbij het gemiddelde rond 50% ligt. Zo’n 85% van de eisers en bijna<br />
de helft van de gedaagden doet voor deze <strong>proces</strong>vertegenwoordiging geen beroep op een advocaat,<br />
maar op een andere rechtshulpverlener (met name een gerechtsdeurwaarder).<br />
De reikwijdte van het <strong>proces</strong>monopolie blijkt ook uit onderstaande tabellen, waarin wordt beschreven<br />
wat voor soort advies of hulp rechtzoekenden wensen van juridische deskundige (tabel<br />
3.2) en welk soort advies of hulp zij daadwerkelijk kregen (tabel 3.3).<br />
Tabel 5.2: Wat voor soort advies of hulp wilden respondenten van de deskundigen, naar<br />
type adviseur en in totaal (in % van het aantal contacten)<br />
1 Sociaal raadsm/v<br />
3 Bureau rechtshulp<br />
4 Wets- of rechtswinkel<br />
N= 53 101 42 165 75 51 89 162 129 636 1.503<br />
Advies over<br />
- rechten en plichten<br />
- juridische procedures<br />
- manieren om probleem op te lossen<br />
- financiële aspecten<br />
Hulp bij<br />
- benaderen andere partij<br />
- benaderen andere adviseur<br />
- ondernemen juridische stappen<br />
41,5<br />
15,1<br />
49,1<br />
24,5<br />
32,1<br />
7,5<br />
13,2<br />
69,3<br />
19,8<br />
48,5<br />
19,8<br />
17,8<br />
1,0<br />
16,8<br />
61,9<br />
14,3<br />
45,2<br />
33,3<br />
9,5<br />
4,8<br />
19,0<br />
Optreden <strong>als</strong> <strong>proces</strong>vertegenwoordiger 5,7 4,0 2,4 15,8 1,3 13,7 18,0 32,7 10,1 6,6 11,0<br />
Ander soort advies of hulp 7,5 6,9 4,8 4,8 5,3 3,9 5,6 3,7 14,0 19,8 12,1<br />
Bron: Van Velthoven et al., 2004, tabel 4.15, p.109.<br />
De in dit verband belangrijkste observatie is het feit dat het advies- en hulpverzoek over het algemeen<br />
gelijksoortig is, maar dat er een verschil is <strong>als</strong> het gaat om het geven van advies over<br />
juridische procedures (42,6% van de cliënten van een advocaat vragen om dit advies tegen 22,5%<br />
verzekerden van een rechtsbijstandverzekeraars) en het verzoek om <strong>als</strong> <strong>proces</strong>vertegenwoordiger<br />
op te treden (dit verzoek wordt vaker bij de advocaat neergelegd (bijna 33%) dan bij de rechtsbij-<br />
67 Slechts in het algemeen, omdat huur- en arbeidszaken aan de kantonrechter worden voorgelegd ongeacht<br />
de hoogte van het gevorderde bedrag.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
5 Vakbond<br />
57,0<br />
12,1<br />
44,2<br />
30,3<br />
25,5<br />
5,5<br />
16,4<br />
6/7/8 Consumentenorg.<br />
53,3<br />
10,7<br />
56,0<br />
17,3<br />
22,7<br />
5,3<br />
6,7<br />
9 Rechtskundig adviseur<br />
54,9<br />
33,3<br />
37,3<br />
25,5<br />
13,7<br />
3,9<br />
23,5<br />
Rechtsbijstandverz.<br />
57,3<br />
22,5<br />
3,8<br />
32,6<br />
27,0<br />
2,23<br />
3,7<br />
Advocaat<br />
59,3<br />
42,6<br />
40,7<br />
35,8<br />
31,5<br />
4,3<br />
2,0<br />
20 Politie<br />
38,0<br />
11,6<br />
38,8<br />
2,3<br />
34,1<br />
6,2<br />
20,2<br />
Overige<br />
31,0<br />
7,1<br />
48,3<br />
19,7<br />
25,2<br />
6,1<br />
8,3<br />
Totaal<br />
44,8<br />
15,2<br />
45,9<br />
22,5<br />
25,5<br />
5,2<br />
16,8
TYPE ADVISEUR<br />
DE INSTITUTIONELE CONTEXT 55<br />
standverzekeraars (18%)). 68 Tabel 3.3 laat vervolgens zien dat rechtsbijstandverzekeraars veelal<br />
niet aan dit verzoek (kunnen) voldoen en advocaten vanwege het <strong>proces</strong>monopolie wel (zie de<br />
rijen ‘Mij vergezeld naar de rechter/commissie/college’ en ‘<strong>Het</strong> woord gevoerd bij de rechter/commissie/college’).<br />
Bij tabel 5.2 en 5.3 geldt net <strong>als</strong> voor de in paragraaf 3.1 genoemde data<br />
dat het marktaandeel van advocaten hoger ligt vanwege het feit dat zij door rechtzoekende via<br />
een rechtsbijstandverzekeraar worden benaderd.<br />
Tabel 5.3: Wat voor soort hulp kregen de respondenten van de deskundigen, naar type<br />
adviseur en in totaal (in % van het aantal contacten)*<br />
1 Sociaal raadsm/v<br />
3 Bureau rechtshulp<br />
4 Wets- of rechtswinkel<br />
N= 53 101 42 165 75 51 89 162 129 636 1.503<br />
Voor mij contact opgenomen met andere<br />
partij<br />
Geholpen contact op te nemen met andere<br />
partij<br />
5 Vakbond<br />
6/7/8 Consumentenorg.<br />
9 Rechtskundig adviseur<br />
18,9 15,8 2,4 34,5 10,7 23,5 47,2 50,0 34,1 28,6 30,1<br />
18,9 12,9 4,8 12,7 6,7 13,7 5,6 10,5 12,4 10,1 10,6<br />
Onderhandeld met andere partij 17,0 6,9 2,4 27,9 8,0 21,6 31,5 45,7 28,7 22,6 24,2<br />
Contact opgenomen met andere persoon/organisatie<br />
Geholpen contact op te nemen met andere<br />
persoon/organisatie<br />
Geholpen met indienen officiële<br />
klacht/bezwaarschrift<br />
Mij vergezeld naar de rechter/commissie/college<br />
<strong>Het</strong> woord gevoerd bij de rechter/commissie/college<br />
Geluisterd/informatie verzameld/adviezen<br />
gegeven<br />
3,8 1,0 7,1 7,9 2,7 9,8 5,6 13,0 9,3 8,5 7,9<br />
3,8 5,0 0,0 1,8 4,0 0,0 4,5 0,6 5,4 5,7 4,1<br />
13,2 12,9 7,1 17,0 10,7 27,5 12,4 27,2 13,2 7,2 12,7<br />
3,8 2,0 0,0 6,7 1,3 7,8 3,4 29,6 2,3 2,0 5,8<br />
5,7 2,0 0,0 6,7 0,0 9,8 5,6 32,7 3,1 1,9 6,3<br />
5,7 10,9 7,1 4,8 10,7 13,7 3,4 2,5 3,1 9,7 7,5<br />
Andere hulp gegeven 1,9 4,0 2,4 3,0 4,0 3,9 4,5 4,3 10,9 10,5 7,2<br />
Nee, geen van bovenstaande 41,5 49,5 73,8 33,9 60,0 29,4 32,6 21,0 27,9 33,6 35,4<br />
Bron: Van Velthoven et al., 2004, p. 110, tabel 4.16.<br />
5.3.2 Toetredingsmogelijkheden: advocaten in loondienst<br />
De discussie over advocaten in loondienst is al een tijd aan de gang. In het al eerder geciteerde<br />
proefschrift (1979) van professor Rutgers wordt de volgende stelling geformuleerd:<br />
Stelling 8: De opvatting dat een advocaat slechts in het kader van het vrije<br />
beroep en niet in loondienst zijn beroep onafhankelijk kan uitoefenen, berust<br />
op een ernstig misverstand.<br />
68 <strong>Het</strong> feit dat alleen verzekerden een beroep doen op een rechtsbijstandverzekeraar, terwijl iedereen een<br />
beroep kan doen op een advocaat, heeft geen invloed op de tabellen, omdat het hier gaat om % van het totaal<br />
aantal contacten met een specifieke juridische deskundige.<br />
Rechtsbijstandsverz.<br />
Advocaat<br />
20 Politie<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
Overige<br />
Totaal
56 HOOFDSTUK 5<br />
Toch was advocaat in loondienst bij niet-advocaten anno 1995 – het jaar dat door de Commissie<br />
Cohen kritisch naar dit onderwerp is gekeken – een puur theoretische mogelijkheid. De Commissie<br />
concludeerde onder andere dat de Verordening op de advocaat op dienstbetrekking van 1977 het<br />
vrijwel onmogelijk maakte voor juristen in dienstbetrekking bij niet-advocaten om zich <strong>als</strong> advocaat<br />
te laten inschrijven. <strong>Het</strong> voornaamste probleem betrof de spanning tussen enerzijds de kern<br />
van het arbeidscontract, te weten ondergeschiktheid aan de werkgever en anderzijds de voor de<br />
uitoefening van het advocatenberoep vereiste vrijheid en onafhankelijkheid. De Commissie adviseerde<br />
daarom deze spanning op te heffen.<br />
In 1995, na de verschijning van het rapport van de Commissie Cohen, waren de verwachtingen<br />
hooggespannen. Op 7 juli schrijft het NRC het volgende:<br />
“Algemeen directeur mr. P.F. Heuperman van rechtsbijstandverzekeraar Arag in Leusden noemt de<br />
voorlopige verruiming van de toegang tot de balie ‘een goede zaak’, omdat het marktmechanisme zijn<br />
werk straks zal doen. Hij wijst erop dat Arag in twee jaar met de opzet van een advocatennetwerk kosten<br />
al had gehalveerd. Rechtsbijstandverzekeraar DAS in Amsterdam verwacht aanzienlijke kostenbesparingen<br />
die op termijn mogelijk terug te zien zullen zijn in de premies voor de consument.<br />
De Nederlandse Orde van Advocaten zegt in een reactie niet ontevreden te zijn met de voorstellen die nu<br />
voorliggen. Voorzitter mr. T. de Waard zei vanochtend dat de komende jaren zo’n 1.500 juristen van<br />
bedrijven, belangenorganisaties en rechtsbijstandverzekeraars zullen toetreden tot de Orde.”<br />
Op 1 mei 1997 trad de nieuwe Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking in werking. 69<br />
Dit maakte het voor juristen in dienstbetrekking bij niet-advocaten mogelijk om tot de advocatuur<br />
toe te treden, mits de werkgever een verklaring aflegt dat de betrokkene de functie van advocaat<br />
in onafhankelijkheid kan uitvoeren. Art. 3 lid 3 van de nieuwe praktijkuitoefening luidde<br />
<strong>als</strong> volgt:<br />
“De praktijkuitoefening in dienstbetrekking bij een werkgever (…) is de advocaat slechts toegestaan op<br />
voorwaarde dat de werkgever zich conform de bepalingen van het <strong>als</strong> bijlage aan deze verordening gehechte<br />
Professioneel statuut voor de Advocaat in Dienstbetrekking jegens de advocaat heeft verbonden de onafhankelijke<br />
praktijkuitoefening te eerbiedigen en de ongestoorde naleving van de beroeps- en gedragsregels<br />
van de advocaat te bevorderen en zolang de werkgever en hun advocaat hun verplichtingen uit hoofde<br />
van dat statuut daadwerkelijk nakomen.”<br />
<strong>Het</strong> professioneel statuut garandeert de beoordelingsvrijheid van de advocaat tegenover zijn<br />
werkgever. Verder dient de advocaat in spé – net zo<strong>als</strong> bij de vrijgestelde advocatuur – te beschikken<br />
over een stageverklaring dan wel aan een stage onder supervisie van een (buiten)patroon<br />
te beginnen.<br />
De toetreding werd van vijf typen juristen verwacht, te weten bedrijfsjuristen, overheidsjuristen,<br />
juristen van rechtsbijstandverzekeraars, stichtingsjuristen en juristen van Juridische Loketten (de<br />
voormalige Bureaus rechtshulp). Bij de laatste drie groepen, waar cliënt en werkgever niet één en<br />
dezelfde zijn, verwachtte men complicaties, die door het stellen van aanvullende voorwaarden<br />
werden gereguleerd.<br />
69 Gepubliceerd in Vademecum Advocatuur 2002 , p. 165.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE INSTITUTIONELE CONTEXT 57<br />
Ondanks de hoge verwachtingen (schattingen van 1.200 à 1.600 advocaten in loondienst), is er<br />
maar op beperkte schaal toegetreden. Op 31 december 2001 telde Nederland slechts 280 advocaten<br />
in dienstbetrekking bij niet-advocaten. 70 De meeste nieuwe toetreders betroffen bedrijfsjuristen<br />
en over het algemeen waren persoonlijke motieven doorslaggevend bij de toetreding en niet<br />
de kosten-baten afwegingen van werkgevers. Bij de opzet van het onderzoek van Van Gunst en<br />
Bruinsma (eind 2001) waren er nog geen advocaten in dienst bij rechtsbijstandverzekeraars geregistreerd.<br />
In het voorjaar van 2002 is SRK begonnen met een experiment waarbij 30 juristen<br />
advocaat in loondienst werden (zie ook paragraaf 5.5). Rechtsbijstandverzekeraars hebben in<br />
eerste instantie geen advocaten in loondienst genomen (of eigen juristen advocaat laten worden),<br />
omdat de sector vond (en vindt) dat het recht van vrije advocaatkeuze te ruim was geformuleerd<br />
door de Orde (art. 3 lid 4 van de Praktijkverordening). Hier gaan we in paragraaf 5.5 verder op in.<br />
5.4 Rechtsbijstandverzekeraars<br />
Een rechtsbijstandverzekering betreft verleende diensten en gemaakte kosten in het bijzonder<br />
met het oog op verhaal van door een verzekerde geleden schade en diens verdediging of vertegenwoordiging,<br />
zowel in <strong>als</strong> buiten rechte (met uitzondering van de werkzaamheden ter verdediging<br />
of vertegenwoordiging van een verzekerde die een verzekeraar krachtens een overeenkomst<br />
van aansprakelijkheidsverzekering mede in zijn eigen belang verricht). 71<br />
Ook voor rechtsbijstandverzekeraars gelden strenge (toegangs)eisen. Er zijn algemene eisen die<br />
aan verzekeraars gesteld zijn, er zijn organisatorische eisen en er zijn eisen voor de polisvoorwaarden<br />
die de rechtsbijstandverzekeraar moet bieden. De algemene eis is het hebben van een<br />
vergunning van de Pensioen- en Verzekeringskamer (thans De Nederlandsche Bank) (art. 24 lid 1<br />
Wtv 1993). De organisatorische eis is met name dat dat de juridische dienstverlening afgezonderd<br />
moet zijn van de andere branches van de verzekeraar, indien die naast de branche rechtsbijstand<br />
ook een of meer andere branches uitoefenen. 72 Tenslotte worden specifieke eisen gesteld aan de<br />
producten die rechtsbijstandverzekeraars bieden, zo<strong>als</strong> het hebben van een specifieke geschillenregeling<br />
en regels die bepalen wat gebeurt bij conflict of interest (art. 61 Wtv 1993).<br />
Als een zaak binnenkomt bij een verzekeraar bekijkt deze allereerst of er sprake is van dekking en<br />
vervolgens of er geen sprake is van ‘samenloop’ (treedt op <strong>als</strong> er meerdere verzekeringen lopen<br />
voor hetzelfde object, waardoor potentiële belangentegenstelling binnen een verzekeraar kan<br />
ontstaan) of van een geschil (de verzekerde heeft een conflict met de verzekeraar over de afhandeling<br />
van een bepaalde zaak). Vervolgens wordt beoordeeld of er een sterke zaak voorligt van<br />
voldoende financieel belang.<br />
Voor partijen met een rechtsbijstandverzekering zal de verzekeraar – even<strong>als</strong> de advocaat – trachten<br />
het juridische conflict met eigen middelen op te lossen (in der minne te beheren). Daar zijn<br />
veelal geen kosten aan verbonden voor de verzekerde (behoudens het eventuele eigen risico).<br />
70 Gunst en Bruinsma, 2002, p.11.<br />
71 Art. 15 lid 17 Wtv 1993.<br />
72 Er wordt onderscheid gemaakt tussen monobranche en multibranche verzekeraars.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
58 HOOFDSTUK 5<br />
Voor civiele procedures bij de rechtbank (zijnde niet de sector kanton) en strafzaken is het <strong>proces</strong>monopolie<br />
volledig van toepassing en is de inzet van een advocaat dus wettelijk verplicht. In<br />
dat geval heeft de verzekerde het wettelijk recht op de vrije keuze van een advocaat: de verzekerde<br />
mag zelf bepalen welke advocaat zijn belangen verdedigt, vertegenwoordigt of dient. Dat kan<br />
zowel een advocaat die in loondienst is van de verzekeraar zijn <strong>als</strong> een externe advocaat. Om de<br />
kosten van externe advocaten te verlagen zijn veel rechtsbijstandverzekeraars een samenwerkingsverband<br />
aangegaan met bepaalde advocatenkantoren (netwerkadvocaten). In ruil voor gunstiger<br />
tarieven krijgen de netwerkadvocaten een hogere en/of gegarandeerde afzet. Grote rechtsbijstandverzekeraars<br />
behandelen een groter volume aan zaken en kunnen dus meer kwantumkorting<br />
bedingen. Gemiddeld wordt door de grote verzekeraars circa 70% van de zaken aan een<br />
netwerkadvocaat uitbesteed. In de overige 30% van de zaken kiest de verzekerde ‘een vrije keusadvocaat’.<br />
Overigens kan het verzekeringscontract een maximumgrens 73 bevatten ten aanzien van<br />
de tussenkomst door de verzekeraar in de honoraria en kosten van de vrij gekozen (externe)<br />
advocaat. Rechtsbijstandverzekeraars geven namens hun verzekerden jaarlijks meer dan 20.000<br />
opdrachten aan de advocatuur, waarvan de kosten voor rekening van de verzekeraars komen.<br />
Volgens Van Velthoven et al. (2004, p. 27) worden jaarlijks 120.000 claims door rechtsbijstandverzekeraars<br />
behandeld. Dit getal is niet meer actueel, de laatste jaren is het aantal behandelde<br />
zaken sterk gestegen en in 2004 werden door rechtsbijstandverzekeraars bijna 298.000 zaken<br />
behandeld. 74<br />
De specifieke regels voor de branche rechtsbijstandverzekering zijn vastgelegd in de artikelen 58-<br />
63 van de Wtv 1993. <strong>Het</strong> belangrijkste is artikel 60 dat het volgende stelt:<br />
“Een verzekeraar die overeenkomstig artikel 58, eerste, tweede of vierde lid, de branche<br />
Rechtsbijstand uitoefent, draagt er zorg voor dat uitdrukkelijk in de overeenkomst van<br />
verzekering wordt bepaald dat het de verzekerde in ieder geval vrij staat een advocaat of een<br />
andere rechtens bevoegde deskundige te kiezen indien:<br />
a. een advocaat of een andere rechtens bevoegde deskundige wordt verzocht de belangen van<br />
de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te<br />
vertegenwoordigen of te behartigen;<br />
b. zich een belangenconflict voordoet.”<br />
In de wet staat dus dat de verzekerde alleen dan het recht op een vrije keuze van een advocaat<br />
heeft <strong>als</strong> sprake is van een gerechtelijke of administratieve procedure (ook <strong>als</strong> de procedure bij de<br />
kantonrechter dient) en indien een advocaat wordt ingeschakeld. In veel gevallen is dat echter<br />
niet aan de orde (een schikking of andere manier van afhandelen zonder dat naar de rechtbank<br />
hoeft te worden gegaan). Verzekeraars verschillen niet van advocaten in hun streven om zaken –<br />
voor zo ver mogelijk – in der minne te beheren.<br />
Ook de Ombudsman Verzekeringen geeft op haar website aan dat noch de wet noch de gangbare<br />
verzekeringscontracten de verzekeraar verplichten om tussen te komen in de kosten van een vrij<br />
73 Een verzekeringsdekkingssom van €25.000 is gangbaar (dat is per gebeurtenis, advocatenhonorarium,<br />
bouwtechnisch advies, <strong>proces</strong>kosten, etc.), maar soms kan dat verlaagd worden tot €5.000.<br />
74 Mondelinge informatie begeleidingscommissie.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE INSTITUTIONELE CONTEXT 59<br />
gekozen advocaat <strong>als</strong> het om het beheren van het dossier gaat. Zo<strong>als</strong> aangegeven op de website is<br />
de rechtsbijstandverzekeraar in het algemeen slechts in bepaalde gevallen gehouden om tussen te<br />
komen in de honoraria en kosten van de vrij gekozen advocaat, met name: 75<br />
1. Wanneer een gerechtelijke of administratieve procedure moet worden opgestart;<br />
2. Wanneer een meningsverschil bestaat tussen de verzekerde en de rechtsbijstandverzekeraar<br />
over de houding die moet worden aangenomen om het juridisch<br />
probleem te regelen; en<br />
3. Wanneer er een belangenconflict ontstaat tussen verzekeraar en verzekerde.<br />
De Nederlandse Wtv is gebaseerd op de Europese Richtlijn Rechtsbijstandverzekeringen uit<br />
1987. Deze richtlijn was bedoeld om de stelsels die in verschillende landen van de EU bestaan te<br />
harmoniseren. Een andere bedoeling van de Europese Richtlijn was om met de harmonisatie de<br />
consument te beschermen (tegen belangenverstrengeling binnen verzekeraars).<br />
Een verzekerde kan een klacht indienen bij de Raad van Toezicht Verzekeringen. Uit de uitspraken<br />
van de Raad valt een aantal conclusies te trekken omtrent de interpretatie van vrije advocaatkeuze<br />
zo<strong>als</strong> die door de wet is bedoeld:<br />
Verzekeraars trachten kosten te dekken door een maximumgrens aan vergoeding per<br />
gebeurtenis te koppelen. Een verzekeringsdekkingssom van €25.000 is gangbaar (dat is<br />
per gebeurtenis, advocatenhonorarium, bouwtechnisch advies, <strong>proces</strong>kosten, etc.), maar<br />
soms kan dat verlaagd worden tot €5.000 <strong>als</strong> de verzekerde een extern advocaat in de<br />
hand neemt. In uitspraak Nr 2005/006 oordeelt de Raad dat een financieel-selectieve<br />
beperking aan de vrije advocaatkeuze in strijd is met art. 60 Wtv 1993. De financieelselectieve<br />
beperking was een maximering van de kosten van externe rechtshulp <strong>als</strong> de<br />
verzekerde een advocaat kiest die niet tot het netwerk van de verzekeraar behoort. De<br />
raad doet geen uitspraak over de algemene vraag in hoeverre maximering van de kosten<br />
van externe rechtshulp (zonder de selectieve bepaling van al dan niet tot het netwerk<br />
behorend) in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 60 Wtv 1993.<br />
De verzekeringsovereenkomst moet uitdrukkelijk voorzien zijn van een scheidsrechterlijke<br />
(of andere) procedure die garanties van objectiviteit biedt. En die bepaalt wat er gebeurt<br />
bij verschil van mening tussen de verzekeraar dan wel het juridisch zelfstandige<br />
schaderegelingkantoor en de verzekerde. In uitspraak Nr 2005/006 oordeelde de Raad<br />
dat een geschillenregeling van verzekeraar die de verzekerde slechts de keuze biedt uit<br />
een lijst van advocaten behorende tot het netwerk van verzekeraar niet voldoet aan de<br />
door art. 61 Wtv 1993 geëiste waarborgen.<br />
Uit de uitspraken van de Raad valt overigens nog een andere belangrijke conclusie te trekken, die<br />
relevant is voor de werking van de markt, met name dat de klacht van de advocaat niet ontvankelijk is.<br />
Volgens artikel 5 van het Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen heeft “de Raad tot taak erop<br />
75 http://www.ombudsman.as/nl/faq.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
60 HOOFDSTUK 5<br />
toe te zien dat de aangesloten verzekeraars en tussenpersonen bij het bemiddelen, het tot stand brengen en uitvoeren<br />
van overeenkomsten van verzekering met consumenten en in het bijzonder ten aanzien van het zorgvuldig en voortvarend<br />
optreden in het verkeer met consumenten, de goede naam c.q. het aanzien van en het vertrouwen in het<br />
bedrijf in stand te houden.” Hieruit volgt dat klachten van advocaten (i.t.t. verzekerden) o.a. over het<br />
te vergoeden honorarium niet ontvankelijk zijn<br />
5.5 Advocaten in loondienst bij rechtsbijstandverzekeraars<br />
De reden waardoor rechtsbijstandverzekeraars huiverig zijn geweest met het in dienst nemen van<br />
advocaten is dat de sector vindt dat het recht van vrije advocaatkeuze te ruim was geformuleerd<br />
(art. 3 lid 4 van de Praktijkverordening van de Orde). Bovendien was de gekozen formulering<br />
ruimer dan voor advocaten in loondienst van andere partijen, zo<strong>als</strong> bedrijfs- en overheidsjuristen.<br />
De rechtsbijstandverzekeraars beroepen zich op art. 60 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf<br />
uit 1993 waarin sprake is van een geclausuleerde vrije advocaatkeuze, indien ‘een advocaat of een<br />
andere rechtens bevoegde deskundige wordt verzocht de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve<br />
procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen’. De oorspronkelijke formulering van<br />
de Praktijkverordening ging echter een stap verder en schreef een vrije advocaatkeuze voor ‘telkens<br />
wanneer in het kader van een redelijkerwijs te verwachten procedure rechtsbijstand geboden is’.<br />
Op verzoek van het Verbond van Verzekeraars heeft de minister van Justitie de verordening op<br />
dit punt geschorst. Als gevolg hiervan kwam de Orde met een nieuwe formulering, namelijk ‘telkens<br />
wanneer een advocaat wordt ingeschakeld’. Deze formulering sloot weliswaar nauwer aan bij art. 60<br />
Wtv, maar ging nog duidelijk verder in de vrije keuze voor een advocaat in het genoemde artikel.<br />
Ook stelde de Orde dat een advocaat in loondienst niet onder de noemer van de vrije advocaatkeuze<br />
valt (vrije keuze betekent – volgens de Orde – dat verzekerde uit het hele palet van advocaten<br />
mag kiezen: advocaat van verzekeraar, netwerkadvocaat of andere externe advocaat).<br />
Deze strikte voorwaarden betekenen dat het voor een verzekeraar riskant is om een zaak aan een<br />
advocaat in loondienst te geven, omdat telkens wanneer aan hem/haar een dossier wordt toevertrouwd<br />
de vrije keuze (en dus het kostenrisico) om de hoek komt kijken. Vanwege de nog niet<br />
opgebouwde reputatie van de betreffende advocaat in loondienst en de geografische situatie (het<br />
is makkelijker om een advocaat om de hoek te hebben dan een advocaat op afstand), is de kans<br />
dat de verzekerde kiest voor een externe advocaat zo groot dat het voor de verzekeraar niet loont<br />
om zelf advocaten in dienst te nemen. Zo zou een verzekeraar onder deze voorwaarden een (bijvoorbeeld)<br />
arbeidsjurist bij voorkeur geen advocaat maken, omdat dan al veel te snel in de behandeling<br />
van een zaak de vrije keuze om de hoek komt kijken. Kortom, de bepaling in de verordening<br />
gingen veel verder dan de Wtv 1993 en maakte het voor rechtsbijstandverzekeraars bedrijfseconomisch<br />
zeer onaantrekkelijk om advocaten in loondienst te nemen. De rechtsbijstandverzekeraars<br />
vonden dit een ontoelaatbare beperking van de mededinging en hebben daarom in<br />
2003 een klacht ingediend bij de NMa. 76<br />
76 Eerder kon het niet vanwege bepalingen in de Mededingingswet: binnen 5 jaar na het in werking treden van<br />
de Mededingingswet kon geen klacht tegen een publiekrechtelijk orgaan worden ingediend.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE INSTITUTIONELE CONTEXT 61<br />
Er volgden in het kader van de bij de NMa ingediende over de vrije advocaatkeuze opnieuw<br />
besprekingen tussen de Orde en het Verbond van Verzekeraars. Centraal in deze discussie stond<br />
de vraag op welk moment voor klanten van rechtsbijstandverzekeraars het recht op vrije advocaatkeuze<br />
ontstaat, <strong>als</strong>mede de tekst van de door de Orde geëiste vergewisverklaring van de advocaat<br />
in dienstbetrekking van een rechtsbijstandverzekeraar. Die vergewisverklaring bevat een<br />
voorschrift, een opgemaakte schriftelijke bevestiging aan de cliënt inhoudende dat hij is gewezen<br />
op de in de polisvoorwaarden voorkomende vrije advocaatkeuze, en dat hij heeft gekozen voor<br />
een bepaalde advocaat. In 2004 heeft de Orde de verordening nog verder aangepast door ‘vrije<br />
tekst’ van de vergewisverklaring toe te laten en derhalve min of meer in overeenstemming gebracht<br />
met de betreffende Wtv-bepalingen. 77 <strong>Het</strong> Verbond van Verzekeraars heeft daarop besloten<br />
om de klacht in te trekken. <strong>Het</strong> Verbond verwacht dat de komende tijd meer juristen in<br />
dienst van rechtsbijstandverzekeraars tot de advocatuur zullen toetreden. Dat is ook gunstig voor<br />
hun verzekerden, omdat juridische dossiers straks minder vaak “halverwege de rit” hoeven te<br />
worden overgegeven aan een ‘nieuwe’ (externe) advocaat, met alle overdrachtsproblemen van<br />
dien. 78<br />
<strong>Het</strong> argument dat doorslaggevend was in de afzwakking van het voorschrift vergewisverklaring<br />
was dat een advocatenkantoor dit ook niet biedt aan de eigen cliënten In de meeste algemene<br />
voorwaarden van advocatenkantoren staat dat de maatschap bepaalt welke advocaat binnen het<br />
kantoor een bepaalde zaak behandelt. <strong>Het</strong> argument van de Orde – dat de vrije advocaatkeuze<br />
zo’n belangrijk punt was in de besprekingen over de advocaat in loondienst met rechtsbijstandverzekeraars<br />
– bleek dus niet zo geloofwaardig nu duidelijk was dat die vrije keuze niet bestaat<br />
voor een cliënt van een advocatenkantoor. 79 Daarnaast speelde ook mee dat Orde verwachtte dat<br />
de NMa de klacht van het Verbond gegrond zou verklaren.<br />
Door de aangepaste verordening is het voor rechtsbijstandverzekeraars in principe mogelijk gemaakt<br />
om advocaten in loondienst te nemen. Een rechtsbijstandverzekeraar neemt een advocaat<br />
in loondienst omdat dat goedkoper is dan zaken uit te besteden, maar ook omdat dat een verbetering<br />
in de arbeidsvoorwaarden is voor de juristen in dienst van de verzekeraar (juristen kunnen<br />
zo carrière maken en zullen minder snel overstappen naar een andere baan).<br />
Uiteraard is het van groot belang dat de advocaat in loondienst onafhankelijk kan optreden ten<br />
opzichte van zijn of haar werkgever, in dit geval de rechtsbijstandverzekeraar. Deze onafhankelijkheid<br />
is op verschillende manieren geborgd. Zo regelt de Wtv de scheiding van de verschillende<br />
soorten zaken (zie paragraaf 5.4), dient de advocaat in loondienst van een niet-advocaat zich te<br />
houden aan het professioneel statuut, en houden zowel de Raad van Toezicht Verzekeringsbedrijf<br />
<strong>als</strong> het advocaten-tuchtrechtorgaan toezicht op de onafhankelijkheid.<br />
Nu zijn deze strikte voorwaarden verwijderd uit de regels van de Orde en zien we dat het aantal<br />
advocaten in loondienst is gestegen. De Stand van de advocatuur 2004 geeft hiervan een voorbeeld.<br />
Op nummer 40 staat een interessante nieuwkomer: SRK Rechtsbijstand, met 36 advocaten<br />
77 Jaarverslag 2004, Orde van Nederlandse Advocaten, p. 22.<br />
78 Verbond van Verzekeraars (2004b).<br />
79 Mondelinge informatie van begeleidingscommissie, juni 2005.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
62 HOOFDSTUK 5<br />
in loondienst een flinke speler in de markt en het eerste niet-advocatenkantoor in de Top 50.<br />
“Wij doen zo’n vijftigduizend zaken per jaar”, zegt een woordvoerder van SRK Rechtsbijstand, volgens<br />
KSU (de uitgever van de Stand van de advocatuur) een van de snelst groeiende advocatenkantoren.<br />
SRK is geen verzekeringsmaatschappij, maar voert de rechtsbijstandverzekeringen uit<br />
voor vijftien verzekeraars, waaronder ING, Aegon en AMEV. Een inschatting voor (overige)<br />
rechtsbijstandverzekeraars geeft het volgende beeld: 80<br />
− Bovemij (van Bovag), Stichting Mobiliteitsbranche heeft 2 advocaten in loondienst.<br />
Dat is vrij veel omdat het een kleine organisatie is (15 medewerkers). Omdat deze verzekeraar<br />
werkt voor leden van de Bovag, is er onder de verzekerden veel vertrouwen in<br />
de verzekeraar en dus ook in de advocaten in loondienst van die verzekeraar. Daarom<br />
loont het om relatief veel advocaten in dienst te nemen (een verzekerde gaat niet snel<br />
naar externe advocaat).<br />
− ARAG heeft op de 440 medewerkers 4 advocaten in loondienst.<br />
− DAS heeft op de 815 medewerkers 2 advocaten in loondienst.<br />
De meeste andere partijen hebben nog geen advocaten in loondienst, maar sommigen overwegen<br />
dat wel. Op dit moment legt de Orde nog altijd barrières op aan advocaten in loondienst van<br />
rechtsbijstandverzekeraars. We noemen twee voorbeelden:<br />
1. De Orde heeft SRK schriftelijk laten weten dat na het vertrek van een advocaat in<br />
loondienst op het (volledige) bestand van die advocaat een vrije keus moet worden<br />
aangeboden. Als de advocaat in loondienst vertrekt bij de rechtsbijstandverzekeraar, is<br />
die verzekeraar volgens de Orde verplicht om alle zaken – zowel <strong>proces</strong>zaken <strong>als</strong> niet<strong>proces</strong><strong>domein</strong><br />
zaken (die ongeveer 95% van de praktijk uitmaken) – die advocaat in<br />
loondienst heeft gedaan voor de verzekeraar opnieuw aan de betreffende verzekerden<br />
voor te leggen met een vrije advocaatkeus. Dit is een groot risico voor de rechtsbijstandverzekeraars<br />
met veel advocaten in loondienst, zo<strong>als</strong> SRK, en vormt dus een risico<br />
bij het aannemen van advocaten in loondienst.<br />
2. <strong>Het</strong> tweede voorbeeld betreft het niet toestaan van het lidmaatschap van de LSA (vereniging<br />
van letselschade advocaten) aan een advocaat in dienstbetrekking van SRK.<br />
SRK heeft een medewerker in dienst die voor hij bij SRK kwam werken reeds 11 jaar<br />
advocaat was en in die tijd lid van de LSA was. Inmiddels is deze zelfde medewerker<br />
bij SRK advocaat in dienstbetrekking geworden en heeft zich in september 2002 weer<br />
aangemeld voor het lidmaatschap van de LSA. Hoewel deze advocaat in dienstbetrekking<br />
materieel aan alle voorwaarden voor toetreding voldeed (bovendien was hij al lid<br />
geweest ), werd hij uiteindelijk in november 2003 op louter formele gronden <strong>als</strong> lid<br />
geweigerd. Door de onderbreking van zijn advocatenstatus was hij niet 5 jaar voorafgaand<br />
aan het lidmaatschap advocaat geweest. De betreffende SRK-advocaat heeft beroep<br />
tegen dit besluit ingesteld waarop de Commissie van Bijstand in juni 2004 het Bestuur<br />
opdroeg een gemotiveerde beslissing te geven op de mogelijkheid een ontheffing<br />
te verlenen van dit formele vereiste. Uiteindelijk heeft de LSA de commissie Tromp in<br />
80 Inschatting van de begeleidingscommissie, juni 2005.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE INSTITUTIONELE CONTEXT 63<br />
het leven geroepen die – meer principieel – moet adviseren over advocaten in dienstbetrekking<br />
in relatie tot het lidmaatschap. Die commissie adviseert om de statuten zodanig<br />
te wijzigen dat advocaten in dienstbetrekking anders dan bij een advocatenkantoor<br />
uitgesloten worden.<br />
De inhoud van dit geschil is niet waar het om gaat; het gaat hier om de houding van de<br />
Orde jegens advocaten in dienst bij verzekeraars. Deze houding blijkt bijv. uit de volgende<br />
citaten uit het verslag van de Commissie Tromp:<br />
“De Nederlandse Orde van Advocaten heeft te kennen gegeven geen politieke consequenties te zullen<br />
verbinden aan een statutenwijziging van de LSA na welke wijziging advocaten in dienstbetrekking<br />
zouden worden uitgesloten van het lidmaatschap van de LSA. […] Naar de Commissie heeft begrepen<br />
was de conclusie van dat overleg dat de Algemene Raad ‘niets zou doen’ <strong>als</strong> de LSA zou besluiten<br />
om de advocaten in dienstbetrekking bij afhankelijke kantoren te weren.”<br />
5.6 Gesubsidieerde rechtsbijstand<br />
Door het bieden van gefinancierde rechtshulp beïnvloedt de overheid de onderkant van de<br />
markt. In art 18 lid 2 van de Grondwet wordt bepaald dat de wet regels dient te stellen over het<br />
verlenen van rechtsbijstand aan de minder draagkrachtigen. In de Wet op de rechtsbijstand (Wrb)<br />
is een regeling getroffen volgens welke een rechtzoekende in aanmerking kan komen voor door<br />
de overheid bepaalde rechtsbijstand. Alleenstaanden met een netto maandelijks inkomen van<br />
maximaal €1.518 (en een vermogen lager €7.500) en samenwonenden met een netto maandelijks<br />
inkomen van maximaal €2.135 (en een vermogen lager €10.500) kunnen een advocaat krijgen die<br />
wordt betaald door de staat. Binnen het bereik van de Wrb moet een eigen bijdrage worden betaald,<br />
die varieert met de draagkracht (van minimaal €90 tot maximaal €769). De rechtsbijstand<br />
wordt verleend door advocaten die zich daartoe bereid hebben verklaard. Binnen het Wrb geldt<br />
geen vrije keuze van advocaten. Soms wordt gesubsidieerde rechtsbijstand ook door notarissen<br />
en deurwaarders geleverd. Gefinancierde rechtsbijstand betekent overigens niet dat de betreffende<br />
partij, bij verlies van de procedure, niet tot (een deel van) de kosten van de wederpartij veroordeeld<br />
kan worden. 81<br />
De tarieven die de overheid voor de gefinancierde rechtshulp heeft vastgesteld (€99 per uur exclusief<br />
BTW en 5% kantoorkosten) zijn lager dan de gewone uurtarieven van een advocaat en<br />
hebben daardoor op dit deel van de markt een dempend effect op de prijsvorming. De advocatuur<br />
klaagt erover dat de betaalde tarieven te laag zijn, maar verleent de gevraagde dienst wel ten<br />
volle met <strong>als</strong> argument ‘Noblesse oblige’. <strong>Het</strong> is niet duidelijk of deze tarieven kostendekkend<br />
zijn. Indien deze lage tarieven kostendekkend zijn, dan is het aannemelijk dat de marges op het<br />
niet-gesubsidieerde deel wel erg groot zijn. Indien gesubsidieerde rechtsbijstand niet kostendekkend<br />
is, is er sprake van kruissubsidiëring tussen het segment gefinancierde rechtsbijstand en het<br />
vrije deel van de markt. De betalende cliënt krijgt een (in praktijk nauwelijks onderhandelbaar)<br />
tarief opgedrongen dat het verlies op de ‘overheidsuren’ goedmaakt.<br />
Volgens de monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2004 is het aantal advocaten dat bij een van<br />
de raden voor rechtsbijstand staat ingeschreven (wat <strong>als</strong> voorwaarde geldt om gesubsidieerde<br />
81 Stein en Rueb, 2003, pp. 33-34.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
64 HOOFDSTUK 5<br />
rechtsbijstand te mogen verlenen), in de periode 2000-2003 met 15% gestegen. <strong>Het</strong> aantal advocaten<br />
dat ook in de praktijk gesubsidieerde rechtsbijstand verleent, neemt na een aanvankelijke<br />
daling in de periode 2000-2002 eveneens weer licht toe (in 2003 is het niveau van 2001 weer<br />
bereikt). Vanwege de toenemende concentratie in de advocatuur wordt het aanbodprobleem<br />
volgens de monitor verergerd. De WRR (2002, p. 209) geeft aan dat verwacht mag worden dat de<br />
relatieve leemte in de rechtshulp voor zaken met een geringe rechtsnoodzaak door de rechtsbijstandverzekeraars<br />
zal worden ingevuld.<br />
5.7 De institutionele context samengevat<br />
In dit hoofdstuk beschreven we de verschillende manieren waarop de overheid het publiek belang<br />
rechtszekerheid op de markt voor juridische bijstand borgt:<br />
− <strong>Het</strong> instellen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging met een monopolie op dit<br />
<strong>domein</strong> door advocaten (kortweg: <strong>proces</strong>monopolie).<br />
− <strong>Het</strong> instellen van de Orde van Advocaten die <strong>als</strong> publiekrechtelijke organisatie de mogelijkheid<br />
heeft om met zelfregulering invulling te geven aan het <strong>proces</strong>monopolie, door<br />
bijv. een opleidingsprogramma, verordeningen en andere bindende regels en zorg voor<br />
tuchtrechtspraak.<br />
− <strong>Het</strong> instellen van gesubsidieerde rechtsbijstand.<br />
− Overige regelgeving ten aanzien van advocaten (Advocatenwet).<br />
− Regelgeving ten aanzien van rechtsbijstandverzekeraars: de Wet toezicht verzekeringsbedrijf<br />
1993.<br />
Om een efficiënte rechtspraak te waarborgen en om onmondige klanten te beschermen, geldt<br />
voor de civiele procedures bij de rechtbank (zijnde niet de sector kanton) verplichte vertegenwoordiging.<br />
Vanouds hebben advocaten een monopolie op dit <strong>domein</strong>. De Commissie Cohen<br />
stelt in dit verband (1995, p. 27): “Er zijn dus sterke argumenten die pleiten voor handhaving van de verplichte<br />
<strong>proces</strong>vertegenwoordiging, omdat daar een algemeen belang mee is gediend; een eerlijk <strong>proces</strong> ten behoeve van<br />
partijen, <strong>proces</strong>economie (ook) ten behoeve van de overheid. De werkgroep heeft het belang van de rechtsbijstand <strong>als</strong><br />
zodanig dan ook niet ter discussie willen stellen.” Wel stelde de Commissie Cohen ter discussie of dit<br />
belang alleen door advocaten kan worden gediend.<br />
De toelatingseisen voor de advocatuur (zo<strong>als</strong> de verplichte beroepsopleiding en de eisen bij het<br />
toelaten van advocaten in loondienst van niet-advocaten) en de verplichte ‘education permanente’<br />
zijn mede bedoeld om te garanderen dat advocaten over de specifieke kennis en vaardigheden<br />
beschikken die nodig zijn voor het voeren van procedures. Deze eisen die de beroepsgroep aan<br />
zichzelf stelt in combinatie met het wettelijk <strong>proces</strong>monopolie staan een meer gediversifieerd<br />
aanbod van <strong>proces</strong>vertegenwoordiging in de weg. In dit hoofdstuk staat ook beschreven welke<br />
inspanningen de afgelopen tien jaar zijn geleverd om deze weg begaanbaar te maken. Naar aanleiding<br />
van de bevindingen van de Commissie Cohen en daaropvolgende rapporten is het <strong>domein</strong><br />
van het <strong>proces</strong>monopolie beperkt door de verhoging van de competentiegrens en is de toegang<br />
tot de advocatuur verbeterd door advocaten in loondienst van niet-advocaten mogelijk te maken.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE INSTITUTIONELE CONTEXT 65<br />
Deze veranderingen kwamen niet zonder slag of stoot tot stand. Met name de advocatuur – of<br />
specifieker: de Orde – had moeite met de veranderingen.<br />
De overheid intervenieert ook op een andere manier op de markt, met name door het bieden van<br />
gefinancierde rechtsbijstand. Door deze mogelijkheid is de toegang tot het recht voor minder<br />
draagkrachtigen gewaarborgd. De vraag is echter hoe de toegang tot het recht van MKBbedrijven<br />
en particulieren, die buiten de Wrb vallen, wordt beïnvloed door het <strong>proces</strong>monopolie<br />
van de advocatuur en de bijbehorende (zelf)regulering. <strong>Het</strong> feit dat de markt voor juridische bijstand<br />
voor een deel op slot zit door onder meer de wettelijk verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging,<br />
betekent dat concurrentie op de markt voor juridische bijstand voor<strong>als</strong>nog geen drukkend<br />
effect heeft op de prijsstelling van <strong>proces</strong>advocaten.<br />
In het volgende hoofdstuk bekijken we welke alternatieven bestaan voor het huidige overheidsingrijpen<br />
en wat daar de effecten van zijn in vergelijking met het huidige institutionele kader.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET PROCES ALS DOMEIN<br />
6 Alternatieven<br />
“In de civiele sector van de rechtshuishouding is de toegang tot het recht een<br />
punt van zorg. Dat heeft in de eerste plaats te maken met het tijdsbeslag.<br />
[…] Een ander punt van zorg is dat de toegang in de praktijk wordt versmald<br />
door de kosten die met een juridische procedure gepaard gaan. De gesubsidieerde<br />
rechtsbijstand in het kader van de Wrb en de particuliere verzekeringen<br />
voor rechtsbijstand houden de deur naar het recht echter in veel<br />
gevallen open. Ook het bestaan van lichtere rechtsprocedures zo<strong>als</strong> die<br />
waarin de geschillencommissies voor consumentenzaken voorzien, draagt<br />
aan de toegang van het recht bij. Lichtere rechtsprocedures vergen in de regel<br />
ook minder tijd.”<br />
67<br />
WRR, 2002, pp. 211-212.<br />
<strong>Het</strong> publiek belang op de markt voor juridische bijstand is samen te vatten onder noemer rechtszekerheid<br />
(zie paragraaf 4.1). Traditioneel wordt dit belang geborgd door verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />
en een <strong>domein</strong>monopolie van de advocatuur op deze vertegenwoordiging. Deze<br />
manier van het borgen van rechtszekerheid bestaat al meer dan een halve eeuw. In de tussentijd is<br />
de markt voor juridische bijstand veranderd, door onder meer een toenemende juridisering van<br />
de maatschappij en een segmentatie van de markt. <strong>Het</strong> is van belang om te kijken of het huidige<br />
(overheids)ingrijpen nog wel de meest optimale manier van borgen is. Duidelijk is dat de huidige<br />
borging in de plaats van het marktfalen een serieus overheidsfalen heeft gebracht: monopolievorming<br />
in een poging een informatieprobleem op te lossen. Monopolievorming door overheidsoptreden<br />
heeft kortweg drie oorzaken:<br />
− Wettelijk verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging door alleen advocaten. Verplichte winkelnering<br />
leidt doorgaans tot te hoge prijzen en een gebrek aan innovatie.<br />
− De toetredingsbarrières die de Orde in het leven heeft geroepen zijn hoog en versterken<br />
dus het monopolie van zittende advocaten (denk aan de toelating van advocaten in<br />
loondienst).<br />
− Uitstralingseffecten van het <strong>proces</strong>monopolie: de status van wettelijk beschermd juridisch<br />
adviseur werkt ook buiten het monopolie. Dit reputatie-effect kan in een markt<br />
met onvolkomen mededinging worden omgezet in een extra premie voor advocaten.<br />
<strong>Het</strong> is dan ook de vraag of het publiek belang ook met minder ingrijpende maatregelen geborgd<br />
kan worden. In dit hoofdstuk beschrijven we verschillende alternatieven die het publiek belang<br />
borgen en tevens (enige) maatschappelijke kostenbesparing kunnen opleveren ten opzichte het<br />
huidige institutionele kader. Deze kostenbesparingen zijn wenselijk gezien de in het citaat bij dit<br />
hoofdstuk door de WRR gesignaleerde problemen met toegang tot het recht (“Een ander punt van<br />
zorg is dat de toegang in de praktijk wordt versmald door de kosten die met een juridische procedure gepaard<br />
gaan.”) De volgende alternatieven komen aan bod:<br />
1. Direct ingrijpen op het <strong>domein</strong>monopolie:<br />
- Beperking <strong>domein</strong>monopolie door verdere verhoging competentiegrens (para-<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
68 HOOFDSTUK 6<br />
graaf 6.1.2);<br />
- Domeinmonopolie openstellen voor een bredere groep dan alleen advocaten<br />
(paragraaf 6.1.3)<br />
- Afschaffing <strong>domein</strong>monopolie (met flankerend beleid) (paragraaf 6.1.4)<br />
2. Tariefregulering (paragraaf 6.2)<br />
We hebben geen alternatieven bekeken die de Wtv 1993 betreffen, omdat deze wet voortvloeit<br />
uit een Europese richtlijn en het daarom voor de Nederlandse overheid niet goed mogelijk is om<br />
haar ingrijpen op dit punt te veranderen. Overigens zou een discussie over de verplichte vrije<br />
advocaatkeuze op Europees niveau nuttig zijn. In die discussie zou explicieter gemaakt kunnen<br />
worden waarom de vrije keuze wel bij rechtsbijstandverzekeringen bestaat en bij bijv. zorgverzekeringen<br />
niet. De zorgverzekeraar heeft het recht om verschillende verzekeringspolissen aan te<br />
bieden: polissen met een basisdekking zonder fysiotherapie, kraamverzorging en tandartshulp of<br />
een uitgebreide dekking. Ook heeft de zorgverzekeraar het recht om een verzekerde te sturen<br />
richting bepaalde zorgaanbieders, namelijk die aanbieders waarmee de zorgverzekeraar een contract<br />
heeft afgesloten. Daar waar dit in de zorg weinig discussie oplevert – waarschijnlijk vanwege<br />
de grotere politieke nadruk op kostenbesparing in de zorg –, zal een rechtsbijstandverzekeraar die<br />
bepaalt dat zijn verzekerden alleen bij bepaalde gecontracteerde advocaten terecht kunnen waarschijnlijk<br />
veel stof doen opwaaien.<br />
6.1 Direct ingrijpen op het <strong>domein</strong>monopolie<br />
<strong>Het</strong> ligt voor de hand om na te denken of het <strong>domein</strong>monopolie beperkt kan worden zonder dat<br />
het publiek belang geschaad wordt. <strong>Het</strong> <strong>domein</strong>monopolie kan aangepast worden door (1) het<br />
<strong>domein</strong> te beperken, (2) de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden uit te breiden of (3) verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />
af te schaffen voor civiele zaken met een aantal flankerende maatregelen.<br />
Voor de inschatting van de effecten van deze drie alternatieven zijn de lessen die zijn te trekken<br />
uit de ervaringen met de competentiegrensverhoging van 1999 van belang. Wij beginnen deze<br />
paragraaf dan ook met die lessen (paragraaf 6.1.1) en vervolgens kijken we wat de implicaties<br />
hiervan zijn op de drie alternatieven van direct ingrijpen op het <strong>domein</strong>monopolie (paragraaf<br />
6.1.2 tot en met 6.1.4).<br />
6.1.1 De lessen uit de competentiegrensverhoging van 1999<br />
Met de competentiegrens wordt de wettelijk vastgestelde financiële grens bedoeld die bepaalt of<br />
een zaak door de kantonrechter of door de arrondissementsrechter wordt behandeld. Bij de<br />
rechtbank is verplichte vertegenwoordiging van toepassing, bij de kantonrechter zijn rechtzoekenden<br />
vrij om zelf hun zaak te bepleiten of een advocaat of andere vertegenwoordiger te kiezen.<br />
De competentiegrens voor civiele handelszaken werd in 1999 verhoogd van 5.000 gulden naar<br />
10.000 gulden (tegenwoordig €5.000).<br />
De effecten van de competentiegrensverhoging werden in 2002 door Eshuis en Paulides geëvalueerd.<br />
Zij vergelijken het ‘verschoven zaaksegment’ in 1996 met dat van 2000, dat wil zeggen, ze<br />
vergelijken de zaken die in 1996 door de rechtbanken werden afgedaan en die in het financiële<br />
segment van 5.000 tot 10.000 guldens vallen met de zaken die in 2000 door de kantongerechten<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
ALTERNATIEVEN 69<br />
worden afgedaan in hetzelfde financiële segment. 82 De belangrijkste punten uit deze evaluatie zijn<br />
hieronder nader belicht.<br />
6.1.1.1 Keuzevrijheid benut<br />
De verhoging van de competentiegrens wordt in eerste instantie <strong>als</strong> effectief aangemerkt in de zin<br />
dat partijen inderdaad de keuzevrijheid met betrekking tot het inschakelen van juridische dienstverleners<br />
op grote schaal benutten. Daar waar in 1996 alleen procureurs en advocaten mochten<br />
optreden, zijn in 2000 vele andere vertegenwoordigers actief en er worden zaken door procederende<br />
partijen zelf bepleit (zie tabel 6.1). Eshuis en Paulides onderscheiden vier soorten vertegenwoordigers:<br />
(1) advocaten, (2) deurwaarders, (3) een andere gemachtigde, zo<strong>als</strong> een juridisch<br />
geschoolde kennis of een bedrijfsjurist, en (4) geen vertegenwoordiger oftewel de zaak zelf bepleiten.<br />
De categorie ‘juristen van rechtsbijstandverzekeraars’ wordt niet apart gespecificeerd,<br />
omdat in dit financiële segment nauwelijks zaken voor de rechter worden gebracht door – maar<br />
wel via – rechtsbijstandverzekeraars (p. 38). Dit komt waarschijnlijk door het type zaken in dit<br />
segment – het gaat hier namelijk vaak om incassozaken (zie paragraaf 6.1.1.5). Deze cijfers (<strong>als</strong><br />
ook de cijfers in tabel 6.2 en 6.3) geven een onderschatting van het aandeel van rechtsbijstandverzekeraars,<br />
omdat is geteld waar een rechtzoekende uiteindelijk terechtkomt en niet waar hij in<br />
eerste instantie aan klopt voor juridische bijstand. Omdat veel rechtzoekenden met een rechtsbijstandverzekering<br />
via hun verzekeraar terecht komen bij een advocaat (bijv. in het geval van een<br />
procedure) of een gerechtsdeurwaarder is het aandeel van advocaten en gerechtsdeurwaarders te<br />
hoog en dat van rechtsbijstandverzekeraars te laag ingeschat.<br />
Zo<strong>als</strong> tabel 6.1 suggereert, verschilt de vertegenwoordigingspatroon voor eisers en voor gedaagden.<br />
Hieronder gaan we nader in op de achtergrond van deze verschillen.<br />
Tabel 6.1: Juridische bijstand na de competentieverhoging in procenten (2000)<br />
VERLENER VAN JURIDISCHE BIJSTAND KANTON - EISER KANTON - GEDAAGDE<br />
Advocaat 16% 26%<br />
Gerechtsdeurwaarder 71% 16%<br />
Stichting rechtsbijstand 1% 2%<br />
Andere <strong>proces</strong>gemachtigde 11% 5%<br />
Procedeert in persoon 1% 50%<br />
Totaal 100%<br />
Bron Eshuis en Paulides, 2002, p. 43.<br />
(N=2723) 1<br />
1 alle zaken exclusief mislukte formulierdagvaardingen.<br />
2 alle contradictoire zaken, exclusief referte door verweerder bij aanvang <strong>proces</strong>.<br />
6.1.1.2 De keuzes van eisers nader belicht<br />
100%<br />
(N=926) 2<br />
Eisers zijn de initiatiefnemers van hun zaak en zij achten zich dan ook kansrijk. Zij blijken daardoor<br />
vaker bereid te zijn om te investeren in juridische bijstand. Zo<strong>als</strong> blijkt uit tabel 6.2 gaan<br />
82 De implicaties van de herziening van het burgerlijk <strong>proces</strong>recht per 1 januari 2002 (waarbij het <strong>proces</strong>rechtelijke<br />
regime van rechtbank en kantongerecht geharmoniseerd zijn) zijn in het rapport dus niet meegenomen.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
70 HOOFDSTUK 6<br />
eisers nauwelijks zelf procederen (1%). <strong>Het</strong> meest opvallende effect van de competentieverhoging<br />
is dat veel eisers (71%) de deurwaarder verkiezen boven advocaten (16%).<br />
De grote populariteit van gerechtsdeurwaarders onder eisers wordt voor een groot deel verklaard<br />
door het type zaken in het verschoven segment. Uit tabel 6.2, waar vertegenwoordiging uitgesplitst<br />
is naar partijconstellatie, valt op te maken dat verreweg de meeste zaken (ruim 60%) aangespannen<br />
zijn door een rechtspersoon tegen een natuurlijk persoon. Dit is een indicatie dat meer<br />
dan de helft van de procedures incassozaken zijn. In die incassozaken hebben eisers al voordat<br />
het tot een gerechtelijke procedure komt een deurwaarder ingeschakeld. Ook eisers die in het<br />
buitengerechtelijke voortraject geen deurwaarder inschakelen, komen veelal toch bij de deurwaarder<br />
terecht vanwege het uitbrengen van een dagvaarding (pp. 3-4). Mocht het tot een gerechtelijke<br />
procedure komen, dan zijn deurwaarders een goedkoop en al ingewerkt alternatief voor de<br />
inschakeling van een advocaat.<br />
Tabel 6.2: Juridische bijstand eiser en partijconstellatie 1 bij kantonzaken (2000)<br />
EISER GEDAAGDE<br />
NAT.PERS<br />
NAT.PERS<br />
NAT.PER<br />
RECHTSPERS<br />
RECHTSPERS<br />
NAT. PERS<br />
RECHTSPERS<br />
RECHTSPERS<br />
TOTAAL<br />
Advocaat 30% 35% 12% 16% 16%<br />
Gerechtsdeurwaarder 56% 47% 76% 70% 71%<br />
Andere gemachtigde 8% 16% 12% 13% 12%<br />
Procedeert in persoon 6% 2% 1% 1% 1%<br />
Totaal 100%<br />
(N=309)<br />
Bron: Eshuis en Paulides, 2002, p. 47.<br />
100%<br />
(N=146)<br />
100%<br />
(N=1700)<br />
Verdelingen onder de diverse partijconstellaties verschillen significant, p
ALTERNATIEVEN 71<br />
Zo<strong>als</strong> tabel 6.3 laat zien, zijn gedaagden op grote schaal zonder juridische bijstand gaan procederen:<br />
de zich verwerende gedaagden behartigen in de helft van de gevallen hun zaak zelfstandig.<br />
Iemand kan kiezen voor verweer ‘in persoon’ omdat die goede tegenargumenten heeft. Echter,<br />
het kan ook zo zijn dat de gedaagde toch op de zitting verschijnt en dat er geen daadwerkelijk<br />
verweer wordt gevoerd – deze gevallen worden ook <strong>als</strong> verweer ‘in persoon’ geregistreerd. Er is<br />
overigens een simpele verklaring voor het feit dat vaak ‘in persoon’ verweer wordt gevoerd in<br />
incassozaken (waar de eiser een rechtspersoon is en de gedaagde een natuurlijk persoon). Hier<br />
zou de gedaagde de zaak niet verstek laten gaan en op de zitting verschijnen (in persoon procederen),<br />
ook al is er geen inhoudelijk verweer mogelijk, in de hoop om <strong>als</strong>nog een betaalregeling te<br />
treffen (p. 50).<br />
Tabel 6.3: Juridische bijstand gedaagde en partijconstellatie 1 bij kantonzaken in contradictoire<br />
zaken (2000)<br />
EISER GEDAAGDE<br />
NAT.PERS<br />
NAT.PERS<br />
NAT.PER<br />
RECHTSPERS<br />
RECHTSPERS<br />
NAT. PERS<br />
RECHTSPERS<br />
RECHTSPERS<br />
TOTAAL<br />
Advocaat 36% 19% 34% 31% 26%<br />
Gerechtsdeurwaarder 21% 11% 30% 17% 17%<br />
Andere gemachtigde 7% 6% 8% 7% 7%<br />
Procedeert in persoon 37% 65% 28% 45% 50%<br />
Totaal 100%<br />
(N=183)<br />
Bron: Eshuis en Paulides, 2002, p. 49.<br />
100%<br />
(N=408)<br />
100%<br />
(N=116)<br />
Verdelingen onder de diverse partijconstellaties verschillen significant, p
72 HOOFDSTUK 6<br />
informaliteit of lagere kosten. De kosten van een kantonprocedure zijn lager vanwege het ontbreken<br />
van verplichte vertegenwoordiging door een advocaat en de lagere griffierechten. Voorzover<br />
er sprake was van een aanzuigende werking van de competentiegrensverhoging is deze<br />
teniet gedaan door een daling van de instroom van handelszaken bij rechtbanken en kantonrechter.<br />
De vrees dat de competentiegrensverhoging een hoge aanzuigende werking zou hebben, en<br />
daardoor de overbelaste rechterlijke macht nog meer onder druk zou komen te staan, was dus<br />
ongegrond.<br />
Eshuis en Paulides beschrijven ook twee mechanismen die ervoor kunnen zorgen dat de aanzuigende<br />
werking minder zichtbaar is in de cijfers: het al dan niet splitsen van vorderingen en het al<br />
dan niet uitstellen van vorderingen (bijlage 4, pp. 100-101). Door de verhoging van de competentiegrens<br />
zouden zaken die eerder <strong>als</strong> gesplitst aangetekend werden, niet meer gesplitst hoeven te<br />
worden om onder de competentiegrens te vallen (een zaak van bedrag x en een zaak van bedrag y<br />
versus een zaak van x+y). <strong>Het</strong> tweede mechanisme betreft vorderingen met termijnbetalingen die<br />
maandelijks oplopen, zo<strong>als</strong> geldleningen en telefoonrekeningen. <strong>Het</strong> is aannemelijk dat de gerechtsdeurwaarder<br />
de voorkeur geeft aan het voorleggen van de zaak aan de kantonrechter boven<br />
de rechtbank. Na de verhoging van de competentiegrens kan met het moment van de dagvaarding<br />
gewacht worden totdat de schuld tot bijna €5.000 is opgelopen alvorens een zaak aan de<br />
kantonrechter wordt voorgelegd.<br />
6.1.1.5 Samenstelling van zaken niet veranderd: vooral incassozaken<br />
Eshuis en Paulides stellen de vraag wat voor type zaken zijn verschoven met de competentiegrensverhoging:<br />
gaat het om principiële zaken of gaat het voornamelijk om het invorderen van<br />
onbetaalde rekeningen. Ze komen tot de conclusie dat de zaken in het verschoven segment geen<br />
doorsnee rechtbankzaken zijn. <strong>Het</strong> gaat relatief vaak om een incassozaak en er zijn aanwijzingen<br />
dat deze geschillen relatief eenvoudig zijn (pp. 31-32). Dat het om incassozaken gaat valt – zo<strong>als</strong><br />
al eerder aangegeven – af te leiden uit de partijconstellatie waarbij de eiser een rechtspersoon is en<br />
de gedaagde een natuurlijk persoon. Dit is in 54% van de zaken het geval voor de competentiegrensverhoging<br />
en 64% erna. Bij rechtbankzaken is dit percentage maar 38%. De conclusie over<br />
de complexiteit van zaken is gebaseerd op het hoge percentage zaken waarbij geen verweer wordt<br />
gevoerd, of waar wel verweer is gevoerd, maar waar een ‘comparitie na antwoord’ wordt gehouden.<br />
Dit lijkt overigens het beeld te bevestigen dat zaken met de laagste financiële belangen ook<br />
relatief eenvoudige zaken zijn.<br />
Ook kijken Eshuis en Paulides of er veranderingen optreden na de competentiegrensverhoging.<br />
<strong>Het</strong> lijkt redelijk aannemelijk dat in het verschoven zaaksegment weinig veranderd is in de samenstelling<br />
van de zaken (juridische zaaktypering) en ook geen significante veranderingen in<br />
partijconstellatie (pp. 33-37).<br />
6.1.1.6 Kwaliteit<br />
Een belangrijke meetlat voor de effectiviteit van geschilbeslechting is in hoeverre partijen er zelf<br />
uitkomen. Eshuis en Paulides vinden dat er na de competentiegrensverhoging veel minder zaken<br />
worden geroyeerd – anders gezegd: er wordt minder geschikt. <strong>Het</strong> gaat om een daling van 50%<br />
naar 25% (2002, pp. 65-67). Dit valt in verband te brengen met het wegvallen van de verplichte<br />
vertegenwoordiging. Advocaten spelen net <strong>als</strong> andere rechtshulpverleners namelijk een actieve rol<br />
in schikkingen. Wanneer bij een kantonzaak beide partijen door een advocaat worden bijgestaan,<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
ALTERNATIEVEN 73<br />
stijgt het percentage royementen tot een niveau dat dicht bij dat van de rechtbank ligt, dwz 42%<br />
(p. 66). Dit verschijnsel is gerelateerd aan de in paragraaf 5.2 genoemde ‘zeefwerking’ van verplichte<br />
<strong>proces</strong>vertegenwoordiging. <strong>Het</strong> royementspercentage is 32% indien de partijconstellatie<br />
advocaat-deurwaarder, 30% indien deurwaarder-deurwaarder en 13% indien geen advocaat of<br />
deurwaarder betrokken is. De daling in het percentage schikkingen is een negatief neveneffect<br />
van het wegvallen van verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging. We merken op dat dit ook te maken<br />
heeft met het feit dat de gang naar de rechtbank vroeger (toen de competentiegrens nog niet<br />
verhoogd was) te duur was: zaken met een belang lager dan 5.000 gulden werden niet aangebracht<br />
maar geschikt, omdat de kosten van het voeren van een <strong>proces</strong> vaak niet opwegen tegen<br />
het financiële belang.<br />
Eshuis en Paulides kijken ook naar de kwaliteit van de behartiging van belangen. Zij veronderstellen<br />
dat bijzondere <strong>proces</strong>handelingen, zo<strong>als</strong> incidentele eisen, eisen in reconventie, deskundigenonderzoeken<br />
en enquêtes op een kwalitatief betere behartiging van belangen duiden. Mensen die<br />
zonder juridische bijstand procederen maken maar weinig gebruik van deze <strong>proces</strong>handelingen,<br />
terwijl dat veel meer gebeurt wanneer een advocaat de juridische bijstand verleent. <strong>Het</strong> <strong>proces</strong>gedrag<br />
van gerechtsdeurwaarders lijkt in grote lijnen op dat van advocaten (beiden werken vaak in<br />
opdracht van een rechtsbijstandverzekeraar), terwijl het gedrag van ‘andere gemachtigden’ meer<br />
lijkt op dat van partijen die zichzelf vertegenwoordigen (pp. 5-6).<br />
6.1.1.7 Kantonrecht – goedkopere rechtspraak<br />
De veronderstelling is dat de kortere en minder gecompliceerde procedures onder de kantonrechters<br />
ook bijdragen aan de kostenbesparing van rechtzoekenden, maar ook aan de kostenbesparing<br />
van rechtsstaat (dit ondanks het feit dat minder geschikt wordt). De veronderstelling over kantonrechtsprocedure<br />
is dat het minder formeel en eenvoudiger is, er minder bijzondere <strong>proces</strong>handelingen<br />
zijn en dat de kantonrechter sneller en actiever een knoop doorhakt. Karakteristiek<br />
voor de kantonrechter is inderdaad de snelle en ongecompliceerde afdoeningen, waarbij<br />
relatief weinig van de standaard van twee schriftelijke rondes wordt afgeweken (p. 33). Een belangrijke<br />
implicatie van de competentiegrensverhoging is dat zaken vlotter en met minder complicaties<br />
worden afgedaan: de mediane doorlooptijd van de zaken daalde van 14 maanden tot 6<br />
maanden. Door meer zaken via deze goedkopere rechtspraak te laten verlopen, is dus een maatschappelijke<br />
kostenbesparing gerealiseerd.<br />
6.1.1.8 Samengevat<br />
De belangrijkste effecten van de competentieverhoging zijn <strong>als</strong> volgt:<br />
- Waar vroeger vertegenwoordiging een exclusief <strong>domein</strong> was van advocaten en procureurs,<br />
bestaat nu keuzevrijheid die op grote schaal wordt benut.<br />
- Eisers schakelen vaak een deurwaarder in, een verschijnsel dat verklaard wordt uit het<br />
hoge aandeel incassozaken in het verschoven segment.<br />
- <strong>Het</strong> verstekpercentage onder gedaagden is niet substantieel gedaald. Als gedaagden verweer<br />
voeren, maken zij op grote schaal gebruik van de mogelijkheid om zelf te kunnen<br />
procederen. <strong>Het</strong> is echter niet zeker in hoeverre de ‘in persoon procederende’ partijen<br />
daadwerkelijk verweer voeren.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
74 HOOFDSTUK 6<br />
- De aanzuigende werking van de competentiegrensverhoging kan niet worden aangetoond.<br />
<strong>Het</strong> argument dat een verdere verhoging van de competentiegrens de overbelaste<br />
rechterlijke macht nog meer onder druk zet, kan niet worden onderscheven. Integendeel,<br />
meer zaken worden nu eenvoudiger en sneller afgedaan. Anderzijds kan de veronderstelling<br />
dat de verhoging van de competentiegrens een betere toegang tot het recht <strong>als</strong> gevolg<br />
heeft in termen van frequentere toegang, ook niet worden onderschreven.<br />
- Een belangrijk negatief effect is dat er veel minder wordt geschikt, een verschijnsel dat in<br />
verband gebracht kan worden met het wegvallen van de verplichte vertegenwoordiging<br />
door een juridisch deskundige en het grote aandeel van incassozaken.<br />
- Meer zaken worden door goedkope rechtsspraak afgehandeld, hetgeen een maatschappelijke<br />
kostenbesparing oplevert.<br />
6.1.2 Beperking <strong>domein</strong>monopolie door verdere verhoging<br />
competentiegrens<br />
Een mogelijk alternatief voor het huidige <strong>proces</strong>monopolie is de beperking van het <strong>domein</strong> door<br />
de verhoging van de competentiegrens. De verhoging van de competentiegrens van 1999 was<br />
eigenlijk bedoeld <strong>als</strong> een eerste stap. De Commissie Van Delden die de aanbevelingen uit het<br />
Cohen rapport verder uitwerkte, stelde een gefaseerde verhoging van de competentiegrens voor<br />
tot 25.000 gulden. De voorgenomen verdere verhoging van de competentiegrens werd echter in<br />
1999 op de lange baan geschoven, omdat het er in eerste instantie op leek dat de competentiegrensverhoging<br />
een substantiële aanzuigende werking zou hebben. Vanwege de schaarste aan<br />
rechters werd een verdere verhoging van de competentiegrens <strong>als</strong> onwenselijk beschouwd. Zo<strong>als</strong><br />
in de vorige paragraaf beschreven, tonen Eshuis en Paulides (2002) echter aan dat er geen sprake<br />
was van een substantiële aanzuigende werking, maar eerder van migratie-effecten. Voorzover er<br />
sprake was van een aanzuigende werking, werd deze gecompenseerd door de autonome afname<br />
van de ‘totale vraag’ (de instroom bij kanton en civiel samen).<br />
Afgaande op de aanbevelingen van de Commissie Van Delden kijken wij naar een verhoging van<br />
de competentiegrens tot €12.000 (25.000 gulden). Dit bedrag is indicatief, het kan om een hoger<br />
of een lager bedrag gaan, het gaat hier eerder om de hoofdlijnen in de argumentatie.<br />
Vanuit een economische inv<strong>als</strong>hoek is het belangrijkste effect van de verhoging van de competentiegrens<br />
dat er voor een groter deel van de markt keuzevrijheid ontstaat en dat de prijzen op<br />
dat deel onder druk komen te staan. Voor de evaluatie van de maatregel moeten de volgende<br />
vragen worden beantwoord:<br />
- In hoeverre kan de keuzevrijheid worden benut en in het verlengde daarvan: in hoeverre<br />
is sprake van concurrentie waardoor de prijzen onder druk komen te staan?<br />
- Wie profiteert van de competentiegrensverhoging in de directe zin?<br />
- Wat zijn de maatschappelijke voor- en nadelen van zo’n ingreep?<br />
- Welke overige (neutrale) effecten zijn te verwachten?<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
ALTERNATIEVEN 75<br />
De sterkte van de effecten van een verdere verhoging van de competentiegrens tot €12.000<br />
hangt in eerste instantie samen met de verdeling van het financiële belang van civiele zaken in het<br />
financiële segment €5.000 tot €12.000. Hoe meer zaken in dit segment vallen, hoe groter de<br />
markt waarvoor het <strong>proces</strong>monopolie niet geldt. In Eshuis (2003, p. 26) wordt onderstaande<br />
figuur gepresenteerd van de verdeling van financiële belangen bij civiele zaken. Uit deze figuur<br />
valt af te lezen dat de mediaan van financiële belangen €21.747 is (bij de helft van de zaken gaat<br />
het om een kleiner bedrag en de andere helft om een hoger bedrag). Voorts valt af te lezen dat<br />
een groot deel van de zaken – op het oog een kwartiel van totaal aantal zaken – zelfs onder het<br />
financiële belang van €12.000 ligt.<br />
Figuur 6.1: Verdeling van geclaimde bedragen, afgedaan in 2000, met mediaan en gemiddelde<br />
Bron: Eshuis (2003), p. 26.<br />
Door de verhoging van de competentiegrens tot €12.000 ontstaat dus op een groot deel van de<br />
markt keuzevrijheid. In hoeverre gebruik wordt gemaakt van de vergrote keuzevrijheid hangt<br />
verder samen met de samenstelling van zaken in het financiële segment. Of bijvoorbeeld een<br />
verdere opmars van deurwaarders of juist van andere aanbieders te verwachten is, hangt – afgaande<br />
op de bevindingen van Eshuis en Paulides – samen met de verdeling van aard van zaken<br />
en de partijconstellatie in het nieuw te verschuiven segment. Deze verdeling is ons niet bekend en<br />
het is dan ook moeilijk te voorspellen welke aanbieders hun markt zien vergroten door de verhoging<br />
van de competentiegrens. Aan de vraagkant gaan de volgende actoren profiteren:<br />
- Eisers van een bepaald type zaken waarvoor juridische bijstand van andere juridische<br />
dienstverleners dan advocaten goed mogelijk is, bijvoorbeeld incassozaken (deurwaarders),<br />
- Repeat buyers die in vele standaardzaken vertegenwoordiging zoeken (of door eigen juristen<br />
willen laten verzorgen), bijvoorbeeld telefonieaanbieders, hypotheekaanbieders.<br />
- Gedaagden die een zaak hebben waar juridisch verweer niet goed haalbaar is, kunnen<br />
zich zonder noemenswaardige kosten ‘in persoon’ verweren, in de hoop <strong>als</strong>nog een (betaal)regeling<br />
te treffen met de eiser.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
76 HOOFDSTUK 6<br />
- Gedaagden met dermate goede (juridische) argumenten, waarvoor juridische bijstand<br />
niet noodzakelijk is.<br />
- Indirect alle rechtzoekenden die een zaak hebben in het financiële segment van €5.000<br />
tot €12.000 die zich door een advocaat laten vertegenwoordigen <strong>als</strong> gevolg van het feit<br />
dat deze dienstverlening minder kost doordat de tarieven van advocaten onder druk<br />
komen te staan. Overigens moet het effect van de competentiegrensverhoging niet overschat<br />
worden. Deze grens is de laatste jaren in reële termen steeds lager geworden (door<br />
inflatie) en het financieel belang in zaken neemt steeds verder toe (er staat steeds meer<br />
op het spel).<br />
- Particulieren en het MKB met een rechtsbijstandverzekering: de te betalen premie zal<br />
minder snel stijgen.<br />
De maatschappelijke voordelen van de verhoging van de competentiegrens zijn:<br />
- Meer zaken voor de kantonrechter betekent snellere en eenvoudigere procedures. De<br />
maatschappelijke kostenbesparing kan helaas niet berekend worden door de budgetten<br />
van kanton en civiel te vergelijken. De verhoging van de competentiegrens impliceert<br />
namelijk dat zowel bij de sector kanton <strong>als</strong> bij de sector civiel de gemiddelde zwaarte (in<br />
ieder geval in termen van het financiële belang) van zaken stijgt.<br />
- Keuzevrijheid rechtzoekenden – vertegenwoordiging op maat. Dit geldt voor iedereen,<br />
maar voor eisers ligt de benutting ervan anders dan voor gedaagden. De aard van zaken<br />
en partijconstellatie zijn van belang bij de benutting van keuzevrijheid en kostenbesparing<br />
door rechtzoekenden.<br />
- Minder snel stijgende premies voor rechtsbijstandverzekeringen, betere toegang tot het<br />
recht in het algemeen.<br />
- Geen reden voor bezorgdheid over de kwaliteit van juridische bijstand die <strong>als</strong> gevolg van<br />
de verhoging van de competentiegrens meer verleend zal worden door andere rechtskundige<br />
dienstverleners dan advocaten. Bij de vorige verhoging van de competentiegrens<br />
hebben deurwaarders en rechtsbijstandverzekeraars het gat gevuld en zijn er geen aanwijzingen<br />
dat zij hun taak niet naar behoren kunnen uitvoeren.<br />
De maatschappelijke nadelen van de competentiegrensverhoging zijn de volgende:<br />
- Wel zijn er zorgen over kwaliteit van de behartiging van belangen van personen die ‘in<br />
persoon’ procederen of zich laten vertegenwoordigen door een overige gemachtigde<br />
(d.w.z. een al dan niet juridisch geschoolde kennis).<br />
- Voor de zaken waarin door (minstens een van de partijen) geen professionele rechtsbijstand<br />
wordt ingeschakeld: er wordt minder geschikt.<br />
- Hoewel het bij de verhoging van de competentiegrens tot €5.000 niet gebeurde, is het<br />
denkbaar dat de lagere kosten van kantonrechtspraak (griffierechten en kosten verte-<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
ALTERNATIEVEN 77<br />
genwoordiging) een aanzuigende werking heeft, waardoor meer conflicten voor de (kanton)rechter<br />
worden uitgevecht.<br />
- Geen keuzevrijheid en hoge(re) prijzen voor zaken boven de competentiegrens.<br />
De overige neutrale effecten zijn het volgende:<br />
- Bij een verdere verhoging van de competentiegrens kunnen net zo<strong>als</strong> na 1999, migratieeffecten<br />
verwacht worden.<br />
- Een ander neutraal effect van de verhoging van de competentiegrens is dat de hoogte<br />
van de claims bij incassozaken stijgt, omdat er langer gewacht kan worden met de dagvaarding<br />
en vanwege het verminderen van de noodzaak van splitsing van claims (Eshuis<br />
en Paulides, 2002, pp. 100-101).<br />
- Bij onrechtmatige daad zaken die onder de kantonrechter vallen, wordt doorgaans het<br />
maximumbedrag (de competentiegrens) geclaimd. Een verhoging van de competentiegrens<br />
kan dus <strong>als</strong> gevolg hebben dat de geclaimde bedragen stijgen. Eshuis (2003, p. 28-<br />
31) toont echter aan dat rechters niet meegaan met de stijging van deze bedragen. Ook<br />
vindt Eshuis aanwijzingen dat de discrepantie stijgt tussen het geëiste bedrag en het bedrag<br />
dat partijen bij een schikking overeenkomen. <strong>Het</strong> lijkt erop dat ‘hoog inzetten’ gewoon<br />
een onderdeel van het spel is geworden.<br />
6.1.3 Procesmonopolie opgesteld voor een bredere groep<br />
Een tweede in onze ogen meest voor de hand liggend alternatief is om het <strong>proces</strong>monopolie niet<br />
alleen bij advocaten neer te leggen, maar aan een bredere groep toe te kennen. Dit voorstel is ten<br />
tijde van het onderzoek van de Commissie Cohen door de Consumentenbond gedaan. De bond<br />
pleitte voor de instelling van een register voor <strong>proces</strong>gemachtigden, waarin naast advocaten ook<br />
andere gekwalificeerde personen zouden kunnen worden ingeschreven (Commissie Cohen, 1995,<br />
p. 78).<br />
<strong>Het</strong> gaat uitdrukkelijk niet om het toelaten van personen tot de <strong>proces</strong>vertegenwoordiging die niet<br />
geschoold zijn. Integendeel, het gaat om het toelaten van personen die geschoold zijn en ervaring<br />
hebben. <strong>Het</strong> is terecht dat er kwaliteitseisen zijn, de rechter moet niet zwaarder belast worden (de<br />
efficiënte rechtsgang moet niet in gevaar komen) en fair trial en de equality of arms beginselen moeten<br />
gewaarborgd blijven.<br />
Indien gekozen wordt voor het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie voor ander juridische adviseurs<br />
dan advocaten, dan zullen eisen geformuleerd dienen te worden waaraan een <strong>proces</strong>jurist<br />
dient te voldoen. Wil iemand zich <strong>proces</strong>jurist noemen, dan moet diegene voldoen aan een aantal<br />
eisen, bijvoorbeeld:<br />
− Kennis hebben van het materiële recht;<br />
− Kennis hebben van het formele recht;<br />
− Kennis hebben van de infrastructuur van het gerechtelijk bedrijf;<br />
− Kennis hebben van de roladministratie;<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
78 HOOFDSTUK 6<br />
− Garanties bieden voor een behoorlijke afdekking van aansprakelijkheid;<br />
− Garanties bieden voor het verantwoord beheer van derden gelden;<br />
− Zijn aangesloten bij een toegankelijke en objectieve klachtregeling voor cliënten en voor<br />
<strong>proces</strong>juristen van wederpartijen.<br />
<strong>Het</strong> is daarbij van groot belang om te bekijken of de kwaliteitseisen die de Orde op dit moment<br />
stelt niet verder gaan dan wat (minimaal) noodzakelijk is voor een goede <strong>proces</strong>jurist en het borgen<br />
van rechtszekerheid. Op het eerste gezicht lijken de eisen van de Orde meer te omvatten dan<br />
nodig is voor een <strong>proces</strong>jurist. Uiteraard is het aan de Orde wat voor eisen worden gesteld aan<br />
advocaten 83, maar dat betekent niet dat deze eisen één-op-één moeten gelden voor alle <strong>proces</strong>juristen.<br />
Zo wordt van advocaten geëist dat zij bekwaam zijn op een breed scala van rechtsgebieden,<br />
zo<strong>als</strong> familierecht, fiscaal recht, strafrecht, vluchtelingenrecht enzovoorts. <strong>Het</strong> is echter niet nodig<br />
dat we van alle <strong>proces</strong>juristen verlangen dat zij in alle rechtsgebieden bekwaam zijn. Wij vragen<br />
een orthopeed ook niet om een blinde darm te verwijderen of een leraar Duits het practicum<br />
Scheikunde te geven.<br />
Belangrijk bij de vaststelling van de eisen die zouden moeten gelden voor <strong>proces</strong>juristen is dat de<br />
eisen opgesteld worden door een onafhankelijk orgaan. <strong>Het</strong> is niet verstandig om de <strong>proces</strong>juristen<br />
de bevoegdheid te geven om de toegangsvoorwaarden zelf te stellen. Dan is de prikkel namelijk<br />
te groot om ‘te hoge’ toetredingseisen te stellen. Dit is een algemeen bekend verschijnsel dat<br />
een aan een beroepsgroep gelieerde toezichthouder – vanwege de grote informatievoorsprong ten<br />
opzichte van de wetgever en andere actoren – zich gedraagt <strong>als</strong> ‘captive regulator’. Dat wil zeggen<br />
dat de toezichthouder niet het algemeen belang, maar de belangen van de gereguleerden beschermt.<br />
84<br />
Vanuit deze optiek is het dan ook niet aan te raden om de toelating van <strong>proces</strong>juristen (middels<br />
accreditatie, erkenning of certificering) over te laten aan de Orde. Ondanks het feit dat de Orde<br />
een PBO is, zijn de wortels in de advocatuur sterk. Dit kwam bijv. naar voren in de reactie van de<br />
Orde op de advocaat in loondienst. Deze reactie was primair gericht op het vertragen van en<br />
opwerpen van barrières voor de toetreding van advocaten in loondienst. De reactie van de Orde<br />
was het sterkst richting rechtsbijstandverzekeraars en schaderegelingskantoren. Zo<strong>als</strong> in paragraaf<br />
5.5 staat beschreven, zijn er nog altijd strubbelingen tussen de Orde en de marktpartijen die advocaten<br />
in loondienst willen nemen.<br />
De Orde reageerde echter niet alleen negatief op advocaten in loondienst van rechtsbijstandverzekeraars,<br />
maar ook bij bijv. vakbonden en Bureaus rechtshulp (tegenwoordig Juridische Loketten).<br />
In een brief van het Verbond van Verzekeraars aan de minister van Justitie (dd. 24 september<br />
2002) worden enkele voorbeelden genoemd. Juristen in dienst van een vakbond mogen van<br />
de Orde wel toetreden, maar alleen dan wanneer zij binnen het ideële doel van hun werkgever<br />
blijven – waarbij de Orde bepaalt wat wel en niet onder dit doel valt. Zo werd voor medewerkers<br />
83 Daarmee ontstaan dus twee namen voor dezelfde functie : zowel de advocaat <strong>als</strong> de <strong>proces</strong>jurist kunnen<br />
een rechtzoekende helpen bij het voeren van procedures. Zo lang beiden maar aan dezelfde minimumeisen<br />
voldoen, is het naamverschil op zich geen probleem. Uit oogpunt van transparantie voor individuele rechtzoekenden<br />
is het voeren van twee namen voor één functie mogelijk wel een probleem.<br />
84 Stigler (1971) en (1974).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
ALTERNATIEVEN 79<br />
van vakbonden de arbeidsmarkt voor andere gebieden dan arbeids- en sociaal verzekeringsrecht<br />
weggesneden. <strong>Het</strong> CNV trachtte destijds een van de medewerkers te laten toetreden en kon dat<br />
niet vanwege deze reden (te beperkt werkgebied toegelaten door de Orde). Ook medewerkers<br />
van Bureaus rechtshulp die om een inschrijving verzochten, werden in hun pogingen daartoe<br />
gefrustreerd, omdat zij niet uitsluitend werkzaam zouden zijn binnen het stelsel van de gefinancierde<br />
rechtshulp. Kortom, de Orde verwelkomde advocaten in loondienst niet <strong>als</strong> vakbroeders,<br />
maar behandelde hen <strong>als</strong> concurrenten.<br />
Deze voorgeschiedenis maakt dat de uitstraling van de Orde <strong>als</strong> onafhankelijke toegangsregulator<br />
voor <strong>proces</strong>juristen werkzaam bij verschillende marktpartijen niet goed is. In het kader van dit<br />
onderzoek is de werkwijze en structuur van de Orde niet geëvalueerd en we doen dan ook geen<br />
uitspraak over de precieze vormgeving van het toezicht op <strong>proces</strong>juristen. Wel doen we enkele<br />
suggesties over mogelijkheden voor het toezicht. Zonder een hele nieuwe toezichthouder in het<br />
leven te roepen, ligt het – op basis van het feitenmateriaal en inzichten uit de economische theorie<br />
– voor de hand om de toelating los van de Orde te regelen. <strong>Het</strong> door de Consumentbond<br />
voorgestelde register voor <strong>proces</strong>gemachtigden (incl. accreditatie) ligt voor de hand. We komen<br />
hier later in deze paragraaf op terug.<br />
Verrassend genoeg, pleitte ook de deken van de Orde op de jaarvergadering van 2005 voor de<br />
verruiming van het <strong>proces</strong>monopolie. 85 Zij vindt dat er geen goede redenen zijn om juristen in<br />
dienst van rechtsbijstandverzekeraars, bedrijfsjuristen en vakbondsjuristen buiten het <strong>proces</strong>monopolie<br />
te houden, mits zij aan bepaalde eisen voldoen:<br />
“Volgens mij is er geen goede reden om juristen in dienst van de rechtsbijstandverzekeraars buiten het<br />
<strong>proces</strong>monopolie te houden. Laat die verzekeringsjuristen maar procederen, dus zonder dat wij verlangen<br />
dat zij advocaat worden. <strong>Het</strong>zelfde geldt mogelijk voor bedrijfsjuristen en voor vakbondsjuristen. Maar<br />
wel: mits zij voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen. Van een dergelijke verruiming van het <strong>proces</strong>monopolie<br />
verwacht ik prijsverlagingen voor de consument. Met <strong>als</strong> voordeel vergroting van de toegang tot het<br />
recht, met name voor de particulier.”<br />
Verder ziet zij ook een rol voor HBO-juristen (waarvan de eerste lichting in 2006 op de markt<br />
komt) weggelegd:<br />
“Voor bijna alle zaken biedt de advocatuur nu maatwerk. Dat is duur en niet altijd nodig. Er zijn<br />
een flink aantal standaardzaken zo<strong>als</strong> formele ontbindingen in het arbeidsrecht, niet-conflictueuze echtscheidingen<br />
en schuldsaneringen etc. die door een grotere inzet van paraleg<strong>als</strong> goedkoper kunnen worden<br />
afgehandeld. De binnenkort instromende HBO-juristen kunnen hierin een rol spelen.” 86<br />
Parallel aan haar visie over de uitbreiding van kring van <strong>proces</strong>gemachtigden belooft zij echter<br />
zich in te zetten voor maximale zelfregulering. “Voor het behoud van onze onafhankelijkheid is het noodzakelijk<br />
dat wij onze eigen regels blijven maken.” Zo<strong>als</strong> gezegd: de Orde heeft het wettelijk recht om<br />
regels te stellen voor advocaten, maar het kan niet zo zijn dat de Orde ook de regels stelt voor<br />
alle <strong>proces</strong>gemachtigden, ook voor de niet-advocaten.<br />
85 Zij benadrukt hierbij overigens dat het haar denkbeelden zijn en niet van de Algemeen Raad.<br />
86 Unger (2005).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
80 HOOFDSTUK 6<br />
En hiermee zijn wij beland bij het voornaamste probleem met de uitbreiding van de kring van<br />
<strong>proces</strong>gemachtigden, en dat is dat dit alternatief nogal wat verandering vereist in de manier waarop<br />
de (toetredings)regels worden gesteld, toezicht is geregeld en ook met betrekking tot enkele<br />
onderwerpen die aan de beroepsregels van advocatuur verbonden zijn, zo<strong>als</strong> geheimhoudingsplicht,<br />
verschoningsrecht en tuchtrecht. Momenteel houden de Orde en de dekens/Raden van<br />
Toezicht toezicht op advocaten en ook op advocaten in loondienst (de naleving van verordeningen,<br />
het tuchtrechten en de onbehoorlijke praktijkuitoefening (vgl. art 60b van de Advocatenwet)).<br />
De vraag bij deze alternatieve maatregel is wie toezicht zou moeten houden op de <strong>proces</strong>gemachtigde<br />
juristen die niet-advocaat zijn? Een tweede of een derde balie wordt <strong>als</strong> verwarrend<br />
voor rechters en justitiabelen beschouwd en dat is dus onwenselijk. Dit is ook de reden waarom<br />
de Commissie Cohen, die dit alternatief ook overwoog, dit heeft afgewezen (1995, pp. 4-5 en pp.<br />
35-36):<br />
“Uitbreiding mogelijkheden om <strong>als</strong> <strong>proces</strong>gemachtigde op te kunnen treden. Dit kan langs twee wegen:<br />
- uitbreiding van de kring <strong>proces</strong>gemachtigden<br />
- verruiming toetreding tot de advocatuur.<br />
Uitbreiding van de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden met andere (gekwalificeerde) rechtshulpverleners acht<br />
de projectgroep niet wenselijk Dit zou er immers toe leiden dat voor elke groep <strong>proces</strong>gemachtigden een<br />
‘eigen balie’ in het leven wordt geroepen al dan niet met eigen regels. Voor de rechterlijke macht en de<br />
justitiabelen zou dat tot onduidelijkheid en verwarring leiden. Daarbij komt dat het stellen van de regels<br />
voor de afzonderlijke balies geen geëigende weg lijkt te zijn, onder meer omdat dit een verhoging van<br />
de bestuurlijke lasten tot gevolg heeft.” […] “Zou men immers de bevoegdheid willen uitbreiden tot andere<br />
categorieën rechtshulpverleners, dan ontstaan meerdere verschillende balies naast elkaar met al dan<br />
niet elk hun eigen regels. Dit leidt tot verwarring en onduidelijkheid bij de rechterlijke macht en de<br />
rechtzoekenden. Voorts stuit men op de vraag op welke wijze moet worden voorzien in opleidingseisen,<br />
gedrags- en tuchtrecht en het daaraan verbonden verschoningsrecht 87, <strong>als</strong>mede in het toezicht jegens anderen<br />
op de naleving. <strong>Het</strong> stellen van regels door de overheid voor afzonderlijke organisaties lijkt de werkgroep<br />
– gelet op de daarmee samenhangende bestuurlijke lasten – een minder voor de hand liggende weg,<br />
terwijl het achterwege laten van deze regels een niet te rechtvaardigen verschil in positie met de advocatuur<br />
tot gevolg zou hebben.” (Commissie Cohen, pp. 35-36)<br />
In plaats van de uitbreiding van de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden heeft de Commissie Cohen<br />
aanbevolen om advocaten in loondienst mogelijk te maken. De Commissie Cohen heeft het alternatief<br />
van een breder <strong>domein</strong> voor de <strong>proces</strong>vertegenwoordiging van tafel geschoven, omdat<br />
zij ervan uitging dat het alternatief zou leiden tot meerdere Orde-achtige toezichthouders naast<br />
elkaar. <strong>Het</strong> is echter een meer voor de hand liggende optie om het toezicht op het <strong>proces</strong>monopolie<br />
weg te halen bij de Orde en het onder te brengen bij een onafhankelijke (accreditatie)instelling.<br />
Er is wellicht een mogelijkheid om het toezicht op toegang voor <strong>proces</strong>juristen toch onder te<br />
brengen bij Orde. Dat kan <strong>als</strong> binnen de Orde een ‘Kamer’ wordt ingericht waarin naast leden<br />
van de Orde ook consumenten, MKB, rechtsbijstandverzekeraars, vakbondsbestuurders etc.<br />
zitting hebben en gezamenlijk een meerderheid van de stemmen hebben. Een dergelijke constructie<br />
is ook in Engeland gekozen bij de samenstelling van de Legal Service Board. Op die ma-<br />
87 Voorwaarde voor toekenning van het verschoningsrecht is ondermeer dat de beroepsgroep onderworpen is<br />
aan tuchtrechtelijke regels (Hoge Raad, 25 oktober 1983, NJ 1984, 132).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
ALTERNATIEVEN 81<br />
nier hoeft geen nieuw orgaan in het leven te worden geroepen en wordt toch tegemoet gekomen<br />
aan de breed gedragen eis van een daadwerkelijk onafhankelijke toegangsregulering voor <strong>proces</strong>juristen.<br />
Dit idee sluit ook aan bij de gedachten van de deken van de Orde, die in haar rede van<br />
eind september jl. stelt dat:<br />
De effecten<br />
“Voor de Orde zelf vind ik een vorm van cliënteninvloed gewenst. Ik denk daarbij aan medezeggenschap<br />
van een adviesraad. Belanghebbenden <strong>als</strong> consumentenorganisaties, de rechterlijke macht en het<br />
Verbond van Verzekeraars zouden in zo’n adviesraad zitting kunnen hebben. Die Adviesraad zou<br />
dan gehoord moeten worden over ontwerp-regelgeving.”<br />
En dan is de vraag wat de effecten van de verruiming van het <strong>domein</strong>monopolie zijn. Voor de<br />
evaluatie van de maatregel beantwoorden we weer dezelfde vragen <strong>als</strong> in de voorgaande paragraaf:<br />
- In hoeverre kan de keuzevrijheid worden benut en in het verlengde daarvan: in hoeverre<br />
is sprake van concurrentie waardoor de prijzen onder druk komen te staan?<br />
- Wie profiteert (in directe zin) van het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie voor een<br />
bredere groep van <strong>proces</strong>juristen?<br />
- Wat zijn de maatschappelijke voor- en nadelen van zo’n ingreep?<br />
- Welke overige (neutrale) effecten zijn te verwachten?<br />
Keuzevrijheid: Doordat de uitbreiding van de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden voor alle civiele<br />
zaken geldt, wordt met dit alternatief de keuzevrijheid voor een rechtzoekende sterk vergroot.<br />
Een rechtzoekende heeft dus in alle gevallen de keuze uit verschillende aanbieders van juridische<br />
bijstand, namelijk <strong>proces</strong>juristen bij vakbonden, rechtsbijstandverzekeraars, beroepsverenigingen,<br />
ANWB, rechtskundige adviesbureaus etc. Gezien het feit dat meerdere partijen hebben aangegeven<br />
juist vanwege kostenoverwegingen toegang te willen krijgen tot het <strong>proces</strong>monopolie ligt het<br />
voor de hand dat door de toegenomen prijsconcurrentie de prijzen onder druk zullen komen te<br />
staan.<br />
Voordelen voor actoren: Wie profiteert direct van de uitbreiding van de kring van <strong>proces</strong>monopolisten:<br />
in ieder geval de ‘niet-advocaat juristen’ die door openstelling van het monopolie onder<br />
de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden komen te vallen, hun cliënten en wellicht andere rechtzoekenden<br />
die ook profiteren van de lagere tarieven van advocaten. In hoeverre men van de uitbreiding<br />
van de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden kan profiteren, hangt samen met hoeveel men nu ‘te veel<br />
betaalt’. De enige groep waarvoor we in dit opzicht over cijfers beschikken, zijn de rechtsbijstandverzekeraars.<br />
Zij kunnen een vergelijking maken, omdat ze een deel van hun zaken zelf (met<br />
een jurist of een advocaat in loondienst) uitvoeren en een deel uitbesteden via netwerkadvocaten<br />
en externe advocaten. Wij hebben een steekproef genomen uit de populatie van rechtsbijstandverzekeraars<br />
en op basis daarvan een indicatie van de prijsverschillen afgeleid (zie tabel 6.4). <strong>Het</strong><br />
eerste dat hierbij opvalt, is de ruime bandbreedtes rond de opgegeven gemiddelden die duiden op<br />
grote verschillen tussen verzekeraars en ook tussen verschillende soorten zaken die verzekeraars<br />
uitbesteden (bijv. voor arbeidsrechtszaken, letselschadezaken of overige zaken). Ook is van belang<br />
of de zaak wordt uitbesteed binnen of buiten het <strong>proces</strong>monopolie (dat scheelt volgens<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
82 HOOFDSTUK 6<br />
sommige verzekeraars zo’n 40%). Gemiddeld is een netwerkadvocaat op uurbasis 2 maal zo duur<br />
<strong>als</strong> een advocaat in loondienst en een extern advocaat 4 maal zo duur.<br />
Tabel 6.4: Prijsverschillen <strong>proces</strong>praktijk voor rechtsbijstandverzekeraars (uitgesplitst<br />
naar soort dienstverlener) 88<br />
Intern jurist (waaronder ook een advocaat<br />
in loondienst)<br />
GEMIDDELDE MINIMUM MAXIMUM<br />
100% - -<br />
Uitbesteden aan:<br />
− Netwerkadvocaat 215% 117% 320%<br />
− Extern advocaat 400% 200% 1.018%<br />
% uitbesteden van totaal aantal zaken 9% 3% 20%<br />
Bron: Vertrouwelijke gegevens rechtsbijstandverzekeraars.<br />
Rechtsbijstandverzekeraars verschillen ook in een grote mate van elkaar wat betreft uitbesteding.<br />
Er zijn rechtsbijstandverzekeraars die maar enkele procenten van de zaken aan advocaten uitbesteden<br />
in verband met het <strong>proces</strong>monopolie, maar er zijn ook – voornamelijk kleinere – verzekeraars<br />
die wel 20% van de zaken uitbesteden.<br />
Rechtsbijstandverzekeraars besteden in 2003 bijna 20.000 zaken uit aan de advocatuur. Dit aantal<br />
van 20.000 zaken is slechts een klein deel (6,7%) van het totaal aantal zaken dat een verzekeraar<br />
behandelt (bijna 298.000). De kosten van het (verplicht) inhuren van advocaten vormen – vanwege<br />
de in tabel 6.4 afgebeelde prijsverschillen – een bovenproportioneel deel van de totale kosten,<br />
waardoor de premies hoger zijn dan in een situatie waarin de verplichting om op grond van<br />
het <strong>proces</strong>monopolie te moeten uitbesteden niet zou gelden. In 1995 zijn de rechtsbijstandverzekeraars<br />
gehoord door de Commissie Cohen en gaven zij aan dat (p. 78) een bedrag van 25 à 30<br />
miljoen gulden (circa €11,3 tot €13,6 miljoen) bespaard zou kunnen worden indien alle zaken in<br />
eigen beheer zouden kunnen worden afgewikkeld. Dit zou tot een premieruimte kunnen leiden<br />
van 12 à 13 %.<br />
Stel dat de politiek kiest voor dit alternatief en dat de kosten door het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie<br />
verlaagd worden, dan is het vanuit de publiek belang-gedachte uiteraard wel van<br />
belang dat de rechtsbijstandverzekeraar deze kostenreductie doorgeven aan de verzekerden in de<br />
vorm van minder snel stijgende premies. <strong>Het</strong> feit dat de markt voor rechtsbijstandverzekeringen<br />
<strong>als</strong> competitief gekenschetst kan worden (zie paragraaf 4.2.1), biedt hiervoor een goede garantie.<br />
Via onder meer vergelijkingssites is het goed mogelijk om te kijken in hoeverre polissen inderdaad<br />
goedkoper worden <strong>als</strong> het <strong>proces</strong>monopolie wordt opengesteld.<br />
<strong>Het</strong> is ook interessant te kijken in hoeverre advocaten onder deze maatregel zouden kunnen<br />
lijden. De concurrentiedruk zal door procederende advocaten gevoeld worden. <strong>Het</strong> lijkt er echter<br />
op dat de <strong>proces</strong>praktijk maar een bescheiden onderdeel is van de advocatenpraktijk. Dat neemt<br />
niet weg dat bepaalde advocatenkantoren, die relatief veel <strong>proces</strong>praktijk doen, nadeel zullen<br />
ondervinden van het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie. De grote commerciële kantoren,<br />
88 In deze berekening is de BTW die door rechtsbijstandverzekeraars betaald moet worden over advocatendiensten<br />
inbegrepen in de percentages.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
ALTERNATIEVEN 83<br />
waar de adviespraktijk de belangrijkste bron van inkomsten is, zullen daarentegen weinig merken<br />
van de maatregel.<br />
De maatschappelijke voordelen van dit alternatief zijn:<br />
- Keuzevrijheid, meer ruimte voor juridische bijstand op maat voor het hele spectrum van<br />
civiele zaken.<br />
- Kwaliteitsprobleem (‘hoe kies ik een goede <strong>proces</strong>jurist?’) wordt opgevangen door toetredingseisen<br />
voor <strong>proces</strong>gemachtigden.<br />
- Lagere prijzen en daardoor betere toegang tot het recht voor de particulier voor het hele<br />
spectrum van civiele zaken. De huidige situatie met een verplichte uitbesteding door het<br />
<strong>proces</strong>monopolie leidt tot hogere kosten. “De externe advocaat moet bij de overdracht van een<br />
dossier van A tot Z worden geïnformeerd terwijl de eigen jurist die dat dossier tot dan toe heeft behandeld<br />
volledig van alle in’s en out’s op de hoogte is. Vooral bij ingewikkelde dossiers is dat volgens de organisaties<br />
een tijdrovende en dure aangelegenheid waar men de meerwaarde niet van inziet.” 89 Bovendien<br />
zijn de uurtarieven van advocaten beschermd door het huidige <strong>proces</strong>monopolie. Ook<br />
de eerder geciteerde deken van de Orde denkt dat van een verruiming van het <strong>proces</strong>monopolie<br />
prijsverlagingen voor de consument verwacht kunnen worden (“Met <strong>als</strong> voordeel<br />
vergroting van de toegang tot het recht, met name voor de particulier.”)<br />
- Minder snel stijgende premies voor rechtsbijstandverzekeringen en betere toegang tot<br />
het recht in het algemeen.<br />
- Er is geen reden om aan te nemen dat er minder geschikt zou worden. Uit de analyse<br />
van Eshuis en Paulides blijkt dat klanten van deurwaarders, net zo<strong>als</strong> die van advocaten<br />
veelvuldig schikken. Rechtsbijstandverzekeraars sturen – ent <strong>als</strong> advocaten – aan op buitengerechtelijke<br />
oplossingen.<br />
De maatschappelijke nadelen van dit alternatief zijn:<br />
- <strong>Het</strong> is een vrij ingrijpende wijziging, met name omdat een en ander geregeld moet worden<br />
voor een nieuwe vorm van toezicht. Toezicht zo<strong>als</strong> het nu geregeld is (met name<br />
door de Orde van Advocaten), is niet toereikend in de nieuwe situatie.<br />
- <strong>Het</strong> is en blijft een markt met toetredingsbelemmeringen. In die zin blijft er een mark-up<br />
boven de kosten in de prijs. Deze mark-up is echter kleiner, omdat de toetredingsbarrières<br />
lager zijn in de huidige situatie.<br />
De overige neutrale effecten zijn:<br />
- Wellicht dat de aantrekkelijkheid van het beroep advocaat afneemt <strong>als</strong> de exclusiviteit ervan<br />
verdwijnt in de <strong>proces</strong>praktijk.<br />
89 Commissie Cohen, 1995, p, 78.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
84 HOOFDSTUK 6<br />
6.1.4 Afschaffing <strong>proces</strong>monopolie<br />
<strong>Het</strong> derde – en meest ingrijpende – alternatief is de afschaffing van het <strong>domein</strong>monopolie. De<br />
afschaffing van het <strong>domein</strong>monopolie in combinatie met de safeguard dat de rechter de bevoegdheid<br />
krijgt om zelfstandig procederende partijen <strong>als</strong>nog naar een advocaat te sturen is door<br />
de Commissie Cohen onderzocht en afgewezen:<br />
“Met betrekking tot het civiele <strong>proces</strong> heeft de werkgroep overwogen of het niet aan de rechter kan worden<br />
overgelaten om in voorkomende gevallen te bepalen of de bijstand van een advocaat gewenst is. Deze variant<br />
heeft de werkgroep van de hand moeten wijzen, omdat in het civiele <strong>proces</strong> het in beginsel aan partijen<br />
is te bepalen waarover het <strong>proces</strong> handelt en zij ook een beslissende invloed hebben op het feitelijke kader<br />
waarbinnen het geschil zich afwikkelt (het beginsel van partijautonomie). <strong>Het</strong> is daardoor van wezenlijk<br />
belang dat de zaak vanaf het allereerste begin deskundig wordt aangepakt. Een dergelijke partijautonomie<br />
treft men minder bij het straf<strong>proces</strong>recht vanwege het feit dat het beginsel van ‘fair trial’- veelal op<br />
straffe van nietigheid- gedetailleerd is uitgewerkt in het Wetboek van strafvordering. Hier bestaat de taak<br />
van de rechter meer uit het toetsen of aan de regels de hand wordt gehouden.” (rapport Commissie<br />
Cohen, pp. 31-32)<br />
Zonder deskundige rechtsbijstand bestaat het gevaar dat men procedurele fouten maakt, die vervolgens<br />
een beslissende rol spelen in de afloop van procedure. <strong>Het</strong> gaat vooral om procedurestappen<br />
die beslissende invloed hebben, zo<strong>als</strong> iemand aansprakelijk stellen of schuld erkennen.<br />
Hierbij moet men echter beseffen dat de Commissie Cohen niet heeft gekeken naar de enorme<br />
complexiteit van het <strong>proces</strong>recht.<br />
“Resumerend wordt vastgesteld dat in het bijzonder in civiele procedures de cliënt in hoge mate afhankelijk<br />
is van deskundige rechtsbijstand. Dit gegeven beperkt de manoeuvreerruimte van de overheid: opheffing<br />
van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging kan slechts plaatsvinden onder de conditie dat de betreffende<br />
procedure dusdanig eenvoudig is, dat ook zonder deskundige bijstand de beginselen ‘fair trial’ en ‘equality<br />
of arms’ tot hun recht komen. Van een dergelijke aanpassing is de werkgroep overigens voorstander,<br />
omdat bij de werkgroep de indruk bestaat dat het materiele recht en het daarmee verbonden <strong>proces</strong>recht in<br />
veel gevallen eenvoudiger kan worden ingericht. Een dergelijke vereenvoudiging vraagt echter een uitvoerige<br />
studie.” (rapport Commissie Cohen, p. 34)<br />
Ook de Commissie Van Delden benadrukt dat een vereenvoudiging van het <strong>proces</strong>recht verplichte<br />
vertegenwoordiging onnodig kan maken.<br />
“…de Commisie is van oordeel dat deskundige rechtsbijstand in civiele procedures vaak een noodzakelijke<br />
voorwaarde is om een effectieve toegang tot de rechter te waarborgen en recht te doen aan het beginsel<br />
van fair trial en equality of arms in de zin van artikel 6 EVRM. Hiermede is in beginsel een<br />
rechtvaardiging voor verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging in civiele zaken gegeven. Maar deze rechtvaardiging<br />
is geen statisch gegeven. Ingrijpende vereenvoudiging van het <strong>proces</strong>recht kan hierin mogelijk wijziging<br />
brengen. Een vereenvoudiging zou verplichte vertegenwoordiging niet, althans minder, noodzakelijk<br />
maken en beter voldoen aan het uitgangspunt dat de commissie heeft gehanteerd. Om die redenen beveelt<br />
de commissie een sterke vereenvoudiging van het <strong>proces</strong>recht aan.” (Gericht verplicht, 1997, p. 21)<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
ALTERNATIEVEN 85<br />
Barendrecht stelt de vraag waarom regels niet vereenvoudigd kunnen worden, met name door ze<br />
meer te ontwerpen vanuit de behoeften van particulieren en ondernemers. 90 Hij pleit voor een<br />
klantgerichte rechtsstaat. Hij stelt dat de wet een soort handleiding zou kunnen zijn:<br />
“Wetten zijn toch voor ons? […] Maar rechtspraak is nog georganiseerd <strong>als</strong> een schriftelijke uitwisseling<br />
van standpunten, zonder werkelijke dialoog, en met formalistische procedureregels. Wie er ooit mee<br />
heeft gewerkt, voelt dat dit negentiende-eeuwse systeem achterhaald is.”<br />
Volgens Barendrecht zijn er veelbelovende initiatieven, maar die tot nu toe nog niet hebben geleid<br />
tot de creatieve vernieuwing die in andere sectoren optreedt. Barendrecht wijst erop dat dit<br />
komt door allerlei monopolieposities in het recht en doordat juristen gewend zijn om de naleving<br />
van bestaande normen te bewaken.<br />
Ook rechters lijken de vertegenwoordiging in een bepaald opzicht <strong>als</strong> ‘te veel’ te ervaren. De<br />
trend van de laatste tijd is dat rechters zich steeds vaker voornemen om de partijen te helpen. Ze<br />
willen dan de partijen horen.<br />
Samenvattend, het afschaffen van het <strong>proces</strong>monopolie kan niet doorgevoerd worden zonder een<br />
ingrijpende vereenvoudiging van het <strong>proces</strong>recht, en zelfs daarna is het wellicht nodig safe guards<br />
in te stellen, zo<strong>als</strong> de rechter de bevoegdheid te geven om partijen <strong>als</strong>nog naar een juridisch deskundige<br />
te sturen. Doordat dit alternatief meer omvat dan alleen het ingrijpen in het <strong>proces</strong>monopolie<br />
is het een beetje appels met peren vergelijken <strong>als</strong> we de effecten schetsen en vergelijken<br />
met de effecten van de vorige 2 alternatieven.<br />
- De voordelen van deze optie zijn duidelijk: het betreft efficiëntere, eenvoudigere, meer<br />
bij de tijd passende en goedkopere rechtspraak, wellicht met meer prikkels om er onderling<br />
uit te komen. De kwantificering van de voordelen is niet mogelijk, omdat deze immers<br />
in sterke mate samenhangen met de invulling van de vereenvoudiging van civiele<br />
rechtspraak.<br />
- <strong>Het</strong> nadeel van dit alternatief is dat het een zeer ingrijpende maatregel is, en niet van de<br />
ene dag op de andere dag gerealiseerd kan worden. <strong>Het</strong> vergt tijd, cultuurverandering en<br />
onderzoek. Bij dit veranderings<strong>proces</strong> zijn vele actoren betrokken: rechters, advocaten,<br />
andere juristen en ook burgers en MKB, zij zullen allen moeten leren hoe ze om kunnen<br />
gaan met de nieuwe mogelijkheden. <strong>Het</strong> feit dat hier nog een lange weg te gaan is, neemt<br />
het zicht op het eindpunt niet weg.<br />
6.2 Tariefregulering<br />
Indien het huidige institutionele kader, in het bijzonder de verplichte vertegenwoordiging en<br />
<strong>domein</strong>monopolie advocatuur, in stand blijft kan in theorie ook gekozen worden voor tariefregulering<br />
om daarmee de tariefontwikkeling op de markt voor advocatendiensten te beteugelen. Dit<br />
alternatief van tariefregulering heeft een zekere analogie met de van de tarieven van College tarieven<br />
gezondheidszorg 91, maar is ontleend aan de situatie in Duitsland. In Duitsland zijn de tarie-<br />
90 NRC, 1 juli 2004.<br />
91 Zie http://www.ctg-zaio.nl/index.php.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
86 HOOFDSTUK 6<br />
ven wettelijk gereguleerd en bedragen een bepaalde fractie van de waarde van het dispuut. 92 <strong>Het</strong><br />
honorarium van een Duitse advocaat wordt berekend op basis van de Rechtsanwaltsvergütungsgesetz.<br />
In deze wet staat per activiteit die een advocaat kan verrichten een tarief (Vergütungsverzeichnis),<br />
hetzij een vast tarief (Satzrahmengebühren), hetzij een tariefbandbreedte (minimum en<br />
maximum; Betragsrahmengebühren). <strong>Het</strong> is overigens ook mogelijk om te onderhandelen over<br />
tarieven, maar dan moet wel aan strikte regels worden voldaan. Ten slotte geldt dat de tarieven<br />
voor buitenrechtelijke adviezen volledig geliberaliseerd zijn. <strong>Het</strong> feit dat de tarieven vastliggen<br />
heeft voor rechtzoekenden <strong>als</strong> bijkomend voordeel dat de advocatenkosten op voorhand duidelijk<br />
bepaalbaar zijn (zie het huidig gebrek aan tarief transparantie, paragraaf 3.2.3).<br />
Indien gekozen zou worden voor tariefregulering is het van belang dat er geen vaste tarieven per<br />
uur worden vastgesteld maar per activiteit, omdat anders een prikkel wordt geïntroduceerd om<br />
gewoonweg meer uren te schrijven per zaak. Indicatief en leerzaam is in dit geval de ervaring van<br />
verzekeraars: de bedragen vallen zo’n 40-50% lager uit indien een rechtsbijstandverzekeraar een<br />
fixed fee afspreekt met een advocaat ten opzichte van de situatie waarin er op uurbasis wordt<br />
gedeclareerd, ongeacht of het om een netwerkadvocaat of een niet-netwerkadvocaat is. 93 Wellicht<br />
zijn deze percentages enigszins vertekend; in standaard zaken is de tijdbehoefte immers beter in<br />
te schatten dan in niet-standaard zaken en voor standaard zaken zal vaker een fixed fee worden<br />
afgesproken.<br />
De tariefregulering kan betrekking hebben op vaste of maximumtarieven per juridische activiteit.<br />
De voordelen van tariefregulering zijn:<br />
- De overheid kan mogelijke excessen in tarifering voorkomen. Overigens is hiermee niet<br />
gezegd dat dergelijk excessen nu aan de orde zijn of <strong>als</strong> probleem voor de overheid aangemerkt<br />
zouden moeten worden.<br />
- Rechtzoekenden weten waar zij aan toe zijn. De kosten van het halen van recht zijn<br />
goed inschatbaar voor cliënten (en met name repeat buyers die de tarieven kunnen gebruiken<br />
om hun eigen kostprijs beter te kunnen calculeren).<br />
Tariefregulering is economisch gezien echter een paardenmiddel. De nadelen zijn in onze ogen<br />
dan ook onoverkomelijk groot:<br />
- Er wordt een rigide grens aan de markt opgelegd die remmend werkt op innovatie,<br />
flexibiliteit en andere wenselijke gedragingen.<br />
- Hoge reguleringskosten. <strong>Het</strong> is namelijk zeer moeilijk om tarieven vast te stellen voor<br />
zo’n heterogene dienst. Tarieven verschillen immers al naar gelang de zaak eenvoudig is<br />
of ingewikkeld, of het in de eigen stad dient of in een andere stad, of er één partij (aangeklaagde)<br />
is enzovoorts. Verder impliceert tariefregulering nogal wat nieuwe regels en<br />
bijbehorende administratieve lasten.<br />
- De regulator en ook de cliënt heeft een informatieprobleem: het is moeilijk te beoordelen<br />
in welk ‘categorie’ een zaak valt.<br />
92 Mot et al. (2004) en http://www.anwaltverein.de en http://www.brak.de/seiten/01.php<br />
93 Cijfers gebaseerd op vertrouwelijke data rechtsbijstandverzekeraars.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
ALTERNATIEVEN 87<br />
- Gevaar voor ‘crowding out’: advocaten zullen geneigd zijn om alleen eenvoudige zaken<br />
aan te nemen, of in een ingewikkelde zaak te weinig tijd te besteden. Dit hangt samen<br />
met het niet kunnen beoordelen van kwaliteit.<br />
- Tot slot geldt dat tariefregulering niet voor een beroepsgroep zou moeten gelden, maar<br />
voor een markt, bijv. het segment <strong>proces</strong>recht en de kleinverbruikers (MKB en particulieren).<br />
De overige aanbieders op dat marktsegment zouden dan ook gereguleerd dienen<br />
te worden, met alle reguleringskosten vandien.<br />
6.3 Synthese<br />
In dit hoofdstuk beschreven we een viertal alternatieven voor het huidige <strong>proces</strong>monopolie. Elk<br />
alternatief heeft voor- en nadelen, maar deze tegen elkaar afwegend zien wij op korte en middellange<br />
termijn het meest in het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie voor niet-advocaten: de<br />
<strong>proces</strong>juristen. Dit alternatief sluit ook aan bij onze conclusie in hoofdstuk 4 dat het – gegeven<br />
het feit dat de markt voor advocatendiensten is gesegmenteerd en in de ogen van veel rechtzoekenden<br />
breder is dan alleen de advocatuur – beter is om het publiek belang te borgen door<br />
markt(segment)en en niet beroepsgroepen te reguleren. Door het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie<br />
wordt de gehele markt voor <strong>proces</strong>diensten – en niet alleen de beroepsgroep advocatuur<br />
– gereguleerd.<br />
De toegang tot het <strong>proces</strong>monopolie moet niet bij de Orde in de huidige structuur komen te<br />
liggen, omdat dat te veel vragen op het gebied van onafhankelijkheid oproept. Als de organisatiestructuur<br />
van de Orde wordt aangepast (door een meerderheidszeggenschap voor overige actoren<br />
te regelen in een speciale Kamer voor toezicht op het <strong>proces</strong>monopolie), is er wellicht een mogelijkheid<br />
om het toezicht op toegang voor <strong>proces</strong>juristen toch onder te brengen bij de Orde. In<br />
andere gevallen zal een onafhankelijke toezichthouder de toegang moeten reguleren, die ondergebracht<br />
kan worden bij een onafhankelijke (accreditatie)instelling.<br />
Omdat het verhogen van de competentiegrens het probleem van verplichte winkelnering niet<br />
oplost, is dat vanuit dit perspectief niet aan te bevelen. <strong>Het</strong> alternatief leidt wel tot een grotere<br />
keuzevrijheid voor een groter deel van de markt (namelijk de zaken die onder de nieuwe, hogere<br />
competentiegrens vallen). Er zullen meer zaken voor de kantonrechter worden behandeld hetgeen<br />
leidt tot snellere en eenvoudigere procedures.<br />
Tariefregulering is in onze ogen geen efficiënte optie, omdat het te veel overheidsfalen oproept.<br />
Er wordt een rigide grens aan de markt opgelegd die remmend werkt op innovatie, flexibiliteit en<br />
andere wenselijke gedragingen. Daarnaast leidt tariefregulering tot hoge reguleringskosten en is er<br />
gevaar voor crowding out (de ingewikkelde en tijdrovende zaken blijven liggen).<br />
<strong>Het</strong> volledig afschaffen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging is zonder flankerend beleid<br />
niet aan te raden vanwege het gevaar dat de rechtzoekende geen toegang meer heeft tot het recht,<br />
omdat hij zonder hulp zijn weg niet vindt in de huidige ingewikkelde <strong>proces</strong>regels. Op lange termijn<br />
zijn de grootste voordelen te verwachten van een combinatie van een aanpassing (sterke<br />
vereenvoudiging) van het <strong>proces</strong>recht en het afschaffen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET PROCES ALS DOMEIN<br />
Literatuurlijst<br />
Alchian, A.A. & H. Demsetz (1972). Production, Information Costs and Economic Organization.<br />
American Economic Review, vol. 62, pp. 777-795.<br />
Akerlof, G. (1970). The market for lemons: Quality, uncertainty and the market mechanism, in:<br />
Quarterly Journal of Economics, 84(3), pp. 488-500.<br />
ARAG-Rechtsbijstand (2005). Polisvoorwaarden ProRechtPolis r Particulier voor (para)medici. Website<br />
www.arag.nl/producten/voorwaarden/particulier/med_3.asp<br />
Baarsma, B., F. Felsö, S. van Geffen, J. Mulder (allen <strong>SEO</strong>), A. Oostdijk (Research voor Beleid)<br />
(2003), Zelf doen? Inventarisatie van de zelfreguleringinstrumenten, <strong>SEO</strong>-rapport nr. 664, Amsterdam:<br />
<strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>.<br />
Baarsma, B., C. Koopmans, J. Mulder, M. de Nooij en C. Zijderveld (2004), Goed(koop) geregeld:<br />
Een kosten-batenanalyse van wetgeving en zelfregulering, <strong>SEO</strong>-rapport nr. 720, Amsterdam: <strong>SEO</strong><br />
<strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>.<br />
Baarsma, B., J. Mulder, C. Teulings (2004), Rechtszekerheid <strong>als</strong> publiek belang - Over de notaris, zijn<br />
<strong>domein</strong> en de markt. Position paper. <strong>SEO</strong>-rapportnr. 765, Amsterdam: <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong><br />
<strong>Onderzoek</strong>.<br />
Barendrecht, J.M. (2004). Juristerij kost Nederlandse bedrijven acht á negen miljard, NRC, 20<br />
maart. En: Barendrecht, J.M. (2004). Pak klassieke kern van rechtsstaat aan, NRC, 1 juli.<br />
Barendrecht, J.M. (2003). Prijs en kwaliteit van recht: commercialisering van juridische dienstverlening en<br />
toegang tot het recht. Tilburg: Universiteit van Tilburg Centrum voor aansprakelijkheidsrecht.<br />
Bewerking van een notitie voor een Ronde Tafel bijeenkomst georganiseerd door<br />
het ministerie van Justitie gehouden op 19 nov. 2002. Ook verschenen <strong>als</strong>: Barendrecht,<br />
J.M. (2003). Bedrijfsmatige juridische dienstverlening en toegang tot het recht: betere regulering<br />
is nodig. Nederlands Juristenblad, 79, pp. 1848-1859.<br />
Bos, W. (1995, 11 april). Advocaten hebben terecht een monopolie in hun vakgebied. De Volkskrant,<br />
p. 9.<br />
CBS (2005). Advocatuur; jaarprijsindex 2002=100. Voorburg: CBS Statline.<br />
CBS (2005). Kerncijfers rechtskundige diensten. Voorburg: CBS Statline.<br />
CBS (2005). Rechtskundige diensten, 7411.1 Advocatenkantoren. Voorburg: CBS Statline.<br />
Clementi, David (2004). Review of the regulatory framework for legal services in England and Wales, Final<br />
report, December. Downloaden: http://www.legal-servicesreview.org.uk/content/report/report-chap.pdf<br />
89<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
90<br />
Combrink-Kuiters, L. & N. Jungmann (2004), Monitor gesubsidieerde rechtsbijstand 2004, Den Haag:<br />
Boom Juridische uitgevers.<br />
Commissie herijking omvang verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging (1997). Gericht verplicht: advies<br />
van de Commissie herijking omvang verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging. Den Haag: Sdu Uitgevers,<br />
Ministerie EZ.<br />
Curfs, S. (2005, 9 april). Juristen en kosten voor samenleving. Reactie op artikel ‘Samenleving op<br />
kosten door juristen’ van Eric van de Luytengaarden. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />
Donner, J.P.H. (2005). Persbericht en Speech minister Donner bij de installatie van de Commissie van Wijmen<br />
(Commissie Advocatuur), 4 mei 2005. Den Haag: Ministerie van Justitie.<br />
Editors The Economist (2004, 18 December). Taking care of their own: regulating the professions.<br />
The Economist, p. 62-64.<br />
Eshuis, R.J.J. & Paulides, G. (2002). Van rechtbank naar kanton : evaluatie van de competentiegrensverhoging<br />
voor civiele handelszaken in 1999. Den Haag: WODC.<br />
Eshuis, R.J.J. (2003) Claims bij de rechtbank, Den Haag: WODC<br />
Feld, L.P. & Voigt, S. (2004). Making judges independent: some propos<strong>als</strong> regarding the judiciary.<br />
Forthcoming in Roger D. Congleton (ed.). Constitutional design. Cambridge: Cambridge<br />
University Press.<br />
Friedman, D.D. (2004). Law as a private good: a response to Tyler Cowen on the Economics of anarchy.<br />
www.daviddfriedman.com/Academic/<br />
Gerritsen, T. (2001, 7 juli). Sociale advocatuur. Podium, p. 23.<br />
Giebels, R, & K<strong>als</strong>e, E. (1999, 14 mei). Dereguleringsmoeheid. NRC Handelsblad, p. 14.<br />
Glazener, P. (2005, 7 april). NMa, blijf afzijdig in debat no cure no pay. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />
Goldsmith, Jonathan (2005) The party will come to an end – The future of the European legal<br />
profession, Advocatenblad, 14 oktober.<br />
Grondwet Europa. IGC (okt 2003 - juni 2004), Deel II: <strong>Het</strong> Handvest van Grondrechten van de<br />
Unie. Titel VI - Rechtspleging. Artikel II-47: Recht op een doeltreffende voorziening in rechte en<br />
op een onpartijdig gerecht. www.grondweteuropa.nl<br />
Groot, A. (2005, 6 december). Schijn van partijdigheid bij tuchtrechtsysteem advocatuur ligt er<br />
duimendik bovenop. HP De Tijd.<br />
Grotenhuis, A. (1997, 23 juli). Belastingadviseurs even gered. NRC Handelsbald, p. 15.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
LITERATUURLIJST 91<br />
Gunst, J.P. & Bruinsma, F. (2002). Advocaten en advocatuur in loondienst: evaluatieonderzoek naar de<br />
verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking. Utrecht: Universiteit van Utrecht Fac.<br />
Rechtsgeleerdheid.<br />
Hadfield, G.K. (1999). The price of law: how the market for lawyers distorts the justice system. Working paper,<br />
157. New York: Columbia Law School, The Center for Law and Economic Studies.<br />
Harinck, R. (2005, 8 april). Juristen en kosten voor samenleving. Reactie op artikel van Eric van<br />
Luytgaarden van 7 april. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />
Heuvel Rijnders, J. van den, Lackner, I.J.M. & Verkerk, H.C. (2004). Publieke belangen en marktordening<br />
bij vrije beroepen. Den Haag: Ministerie van <strong>Economisch</strong>e Zaken, Kenniscentrum voor<br />
Ordeningsvraagstukken.<br />
Hiele, A. (1991, 21 december). Oog om oog, ruit om ruit. NRC Handelsblad, p. 21.<br />
Interdepartementale Werkgroep Advocaten (1995). Rapport Commissie van Delden. Aangeboden aan<br />
de minister van Justitie mr. W. Sorgdrager. Den Haag: Nederlandse Orde van Advocaten.<br />
Interdepartementale Werkgroep Domeinmonopolie Advocatuur (1995). Project marktwerking, deregulering<br />
en wetgevingskwaliteit MDW: rapport van de Interdepartementale Werkgroep Domeinmonopolie<br />
Advocatuur. S.l.: s.n.<br />
Klein Haarhuis, C. (2004). De geschilbeslechtingsdelta van rechtspersonen: een literatuurstudie naar problemen<br />
van rechtspersonen en de oplossing. Cahier, 2004-10. Den Haag: WODC.<br />
Luytgaarden, E. van de (2005, 7 april). Samenleving op kosten door juristen. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />
Maks, J.A.H. & Philipsen, N.J. (2002). An economic analysis of the regulation of professions. In<br />
L. Vereeck (ed.) The regulation of achitects. 33 p. Antwerpen: Intersentia.<br />
Mierlo, S. (2005, 6 mei). Commissie adviseert over de rol van advocaat. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />
Mot, J.P.B. de, Geest, G.G.A. de & Beek, N. van der (2004). Juridische infrastructuur: een internationale<br />
vergelijking vanuit economisch perspectief. Den Haag: WODC.<br />
Nationale Ombudsman (2001, 2002, 2003, 2004), Jaarverslagen, Den Haag: SDU. Downloaden<br />
via: http://www.ombudsman.nl/ombudsman/jaarverslag/index.asp<br />
Nederlandse Orde van Advocaten (2005). Declaratie. Den Haag: Nederlandse Orde van Advocaten.<br />
www.advocatenorde.nl/index.html<br />
Niemeijer, E. & Voert, M. ter (2005). Vertrouwen onder druk: vrije juridische beroepen tussen<br />
professie en commercie. Justitiële verkenning, 31, (3), 9-31.<br />
NRC Handelsblad (1995, 7 juli). ‘Openbreken’ advocatuur drukt kosten bedrijven. p. 1.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
92<br />
NYFER (1997). Vrije beroepen tussen marktwerking en regulering. NYFER speciale studie, 6. Den Haag:<br />
Sdu Uitgevers.<br />
Oostrum, H.J. van (1994, 22 december). Advocaten vrezen aantasting kwaliteit rechtsgang. NRC<br />
Handelsblad, p. 21.<br />
Raad voor de rechtspraak (2004). Jaarverslag 2003. Den Haag: Raad voor de rechtspraak.<br />
Raad van Toezicht (2000 tot en met 2005). Uitspraken van de Raad van Toezicht. Klachten Instituut<br />
Verzekeringen: Den Haag. Downloaden via: http://www.klachteninstituut.nl/<br />
Redactie <strong>Het</strong> Parool (1995, 29 augustus). Einde monopolie advocatuur nadert. <strong>Het</strong> Parool, p. 2.<br />
Redactie <strong>Het</strong> Parool (1997, 11 februari). Tarief advocaat zakt door verlies van monopolie. <strong>Het</strong><br />
Parool.<br />
Redactie <strong>Het</strong> Parool (2002, 24 mei). Groot deel advocaten, straf harder. <strong>Het</strong> Parool, p. 1.<br />
Redactie Trouw (1995, 29 augustus). Sorgdrager is voor doorbreken monopolie van de advocatuur.<br />
Trouw.<br />
Redactie Trouw (1996, 17 oktober). Advocaten zien beroepscultuur ten onder gaan door Job van<br />
Sande. Trouw, p. 4.<br />
Redactie Volkskrant (1995, 12 juli). Sorgdrager wil af van monopolie advocaat in het <strong>proces</strong>recht.<br />
De Volkskrant, p. 5.<br />
Redactie Welwezen (2002). Verplichte bijstandverzekering: budget neutrale operatie. Welwezen, 32,<br />
(10), 22-23.<br />
Renckens, M. (2005, 14 april). Weg met no cure no pay. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />
Rengers, Merijn (2005, 12 juli). Groei of krimp: het aantal advocaten stijgt door ; Achtergrond<br />
Eenpitters, grote advocatenkantoren en rechtsbijstandverzekeraars profiteren van explosieve<br />
groei aantal rechtszaken. Volkskrant, p. 7.<br />
RMO (2004). Toegang tot recht. Advies, 32. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.<br />
Rogerson, W.P. (1983). Reputation and product quality. The Bell Journal of Economics, 14, (2), 508-<br />
516.<br />
Roijackers, C. (2005). Laatste nieuws uit de Tweede Kamer per 18 februari 2005. Website Vereniging<br />
voor Letselschade Advocaten (LSA)- Isa letselschade advocaten.<br />
www.lsa.nl/nieuwsartikel.asp/nummer=146<br />
Rosen, S. (1992). The market for lawyers. The Journal of Law and Economics, 35(215).<br />
Ruijs, P.P.M. (1995, 28 oktober). Jury-rechtspraak. NRC Handelsblad, p. 10.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
LITERATUURLIJST 93<br />
Rutgers, G.R. (1979), De verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging: enige aspecten van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />
in het burgerlijk geding in Nederland. Academisch proefschrift. Amsterdam: Vrije<br />
Universiteit. Uitgegeven door: VUGA boekerij, Den Haag.<br />
Sander, R.H. and E. D. Williams (1989). Why Are There So Many Lawyers? Perspectives on a<br />
Turbulent Market. Law and Social Inquiry. 14(431).<br />
Schuyt, C.J.M., C.A. Groenendijk, B. Sloot (1976), De weg naar het recht; een rechtssociologisch onderzoek<br />
naar de samenhangen tussen maatschappelijke ongelijkheid en juridische hulpverlening, Deventer:<br />
Kluwer.<br />
Shapiro, Carl (1983), Premiums for High Quality Products as Rents to Reputation, Quarterly Journal<br />
of Economics 98, 659–680.<br />
Shy, O. (2001). The economics of network industries. Cambridge: Cambridge University Press.<br />
Sociale Databank Nederland (2005). Procesmonopolie, het anti-recht voor rechtzoekenden: door<br />
het <strong>proces</strong>monopolie worden rechtzoekenden jaarlijks door advocaten voor twee miljard<br />
euro geplukt.www.sdnl.nl/<strong>proces</strong>monopolie.htm<br />
Stein, P.A. & A.S. Rueb (2003). Compendium van het burgerlijk <strong>proces</strong>recht, Deventer: Kluwer,<br />
14e druk.<br />
Stephen, F.H. & Love, J.H. (1996). Regulation of the legal profession. Discussion paper, 5860. Glasgow:<br />
University of Strathclyde.<br />
Stigler, G.J. (1971). The theory of economic regulation. The Bell Journal of Economics and Management<br />
Science, 2, (1), 3-21.<br />
Stigler, G.J. (1974), Free riders and collective action: an appendix to theories of economic regulation,<br />
in: The Bell Journal of Economics and Management Science, 5, (2), pp. 359-365.<br />
Teernstra, H. (2005, 24 februari). Advocaten spreken prijzen af. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />
Teulings, C.N. Bovenberg, A.L. & H.P. van Dalen (2003), De calculus van het publieke belang, Den<br />
Haag: ministeries van <strong>Economisch</strong>e Zaken en van Financiën.<br />
Torre, A. van der (m.m.v. E. Pomme) (2005). Advocaat met korting. Over de prijsgevoeligheid van de<br />
rechtsbijstand. November, SCP-werkdocument 118, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.<br />
Tulder E. van & S. Janssen (1988), De prijs van de weg naar het recht, SCP, Stukwerk nr 45, Rijswijk.<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 352, nr. 2. Contourennota modernisering rechterlijke organisatie.<br />
Den Haag: Sdu.<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005. Verslag van een schriftelijk overleg. Rechtsstaat en rechtsorde.<br />
29 279, vra2005just-10.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
94<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 279, nr. 7. Rechtsstaat en rechtsorde. Motie van het lid Klaas<br />
de Vries c.s. Den Haag: Sdu.<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 279, nr. 20. Rechtsstaat en rechtsorde. Den Haag: Sdu.<br />
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, nr. 1943. Kamervragen met antwoord (1 juli 2005). Vragen van<br />
de leden Heemskerk en Wolfson (beiden PvdA) aan de ministers van Financiën en Justitie over grote<br />
verschillen in premies voor rechtsbijstandverzekeringen(ingezonden 2 juni 2005). Den Haag: Sdu.<br />
Unger, Els, Advocatuur op drift, Toespraak ter gelegenheid van de Jaarvergadering van de Nederlandse<br />
Orde van Advocaten, 30 september 2005.<br />
Velthoven, B.C.J. van (2002) Civiele en administratieve rechtspleging in Nederland 1951-2000; deel 2:<br />
tijdreeksanalyse, Department of Economics Research Memorandum 2002.02, Universiteit<br />
Leiden, pp. 1 t/m 55.<br />
Velthoven, B.C.J. van (2002) Civiele en administratieve rechtspleging in Nederland 1951-2000; deel 1:<br />
tijdreeksdata, Department of Economics Research Memorandum 2002.01, Universiteit<br />
Leiden, pp. 1 t/m 131<br />
Velthoven, B.C.J. van, Voert, M.J. ter m.m.v. Gammeren-Zoetweij, M. van (2004). Geschilbeslechtingsdelta<br />
2003: over verloop en afloop van (potentieel) juridische problemen. Meppel: Boom, Den<br />
Haag:<br />
Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek (2004). Verzekerd van cijfers 2004.<br />
Den Haag: Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek.<br />
Verbond van Verzekeraars (2004b). Persbericht: Rechtsbijstandverzekeraars trekken klacht tegen Orde<br />
van Advocaten in, 5 mei 2004, Den Haag.<br />
Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek (2005). Verzekerd van cijfers 2005.<br />
Den Haag: Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek.<br />
Vermeulen, A. (2005). ‘Donner ondermijnt de burgerrechten’ – Orde van advocaten aangesloten<br />
bij MKB-Nederland. Ondernemen. Februari.<br />
Werkgroep afschaffing van het verplicht procuraat (2004). Voorstel afschaffing verplicht procuraat. S.l.,<br />
s.n.<br />
Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (2005). Den Haag: Sdu Uitgevers.<br />
WRR (2002). De toekomst van de nationale rechtsstaat. Rapporten aan de regering, 63. Den Haag; Wetenschappelijke<br />
Raad voor het Regeringsbeleid.<br />
Zeeland, C.M.C. van & Barendrecht, J.M. (2003). Gefinancierde rechtsbijstand vergeleken: een rechtsvergelijkend<br />
onderzoek naar drie rechtsbijstandstelsels. Tilburg: Universiteit van Tilburg Centrum<br />
voor Aansprakelijkheidsrecht.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET PROCES ALS DOMEIN<br />
Lijst met gesprekspartners<br />
Interviews:<br />
Prof. dr. J.F. Bruinsma<br />
Prof. dr. J.M. Barendrecht<br />
Dr. B.C.J. van Velthoven<br />
Achtergrond gesprekken:<br />
Mw. Melcherts (Consumentenbond)<br />
A.J. Scholten (NMa, voormalig secretaris Commissie Cohen)<br />
De gesprekspartners zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van dit onderzoek; deze verantwoordelijkheid<br />
berust volledig bij de auteurs.<br />
95<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
contactgegevens:<br />
b.baarsma@seo.nl<br />
+31 6 24204707<br />
www.seo.nl<br />
www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630