13.09.2013 Views

Het proces als domein - SEO Economisch Onderzoek

Het proces als domein - SEO Economisch Onderzoek

Het proces als domein - SEO Economisch Onderzoek

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Het</strong> <strong>proces</strong> <strong>als</strong> <strong>domein</strong><br />

Over de effecten van het <strong>proces</strong>monopolie van de<br />

advocatuur<br />

Barbara Baarsma<br />

Flóra Felsö<br />

www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630


Amsterdam, november 2005<br />

In opdracht van het Verbond van Verzekeraars<br />

<strong>Het</strong> <strong>proces</strong> <strong>als</strong> <strong>domein</strong><br />

Over de effecten van het <strong>proces</strong>monopolie van de advocatuur<br />

Eindrapport<br />

Barbara Baarsma<br />

Flóra Felsö


“De wetenschap dat het goed is”<br />

<strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> doet onafhankelijk toegepast economisch onderzoek in opdracht van overheid en<br />

bedrijfsleven. Ons onderzoek helpt onze opdrachtgevers bij het nemen van beslissingen. <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong><br />

is gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam. Dat geeft ons zicht op de nieuwste wetenschappelijke methoden.<br />

We hebben geen winstoogmerk en investeren continu in het intellectueel kapitaal van de medewerkers via<br />

promotietrajecten, het uitbrengen van wetenschappelijke publicaties, kennisnetwerken en congresbezoek.<br />

<strong>SEO</strong>-rapport nr. 846<br />

ISBN 90-6733-308-5<br />

Copyright © 2005 <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. <strong>Het</strong> is geoorloofd gegevens uit dit<br />

rapport te gebruiken in artikelen en dergelijke, mits daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld.


Inhoudsopgave<br />

Executive Summary................................................................................................................................i<br />

1 Inleiding ..................................................................................................................................1<br />

2 Vraagstelling..............................................................................................................................3<br />

3 De actoren op de markt voor juridische bijstand ...............................................................7<br />

3.1 De actoren aan de vraagzijde........................................................................................8<br />

3.2 De aanbodzijde: advocaten .........................................................................................12<br />

3.2.1 Toetreding tot de advocatuur.................................................................................12<br />

3.2.2 De balie......................................................................................................................14<br />

3.2.3 Tarifering...................................................................................................................14<br />

3.2.4 De advocatuur in cijfers..........................................................................................15<br />

3.3 De aanbodzijde: rechtsbijstandverzekeraars.............................................................20<br />

3.3.1 De rechtsbijstandverzekeraars in cijfers ...............................................................20<br />

4 Publiek belang op de markt voor juridische bijstand.......................................................29<br />

4.1 Op zoek naar het publiek belang ...............................................................................30<br />

4.2 Knelpunten op de markt voor juridische bijstand ..................................................32<br />

4.2.1 Werking van de markt voor rechtsbijstandverzekeringen .................................32<br />

4.2.2 Werking van de markt voor advocatendiensten..................................................34<br />

4.3 <strong>Het</strong> publiek belang samengevat..................................................................................41<br />

5 De institutionele context ......................................................................................................45<br />

5.1 Zelfregulering en overheidsregulering.......................................................................45<br />

5.2 Rechtvaardiging <strong>proces</strong>monopolie advocatuur........................................................49<br />

5.3 Procesmonopolie: wat en wie? ...................................................................................51<br />

5.3.1 Reikwijdte <strong>proces</strong>monopolie..................................................................................52<br />

5.3.2 Toetredingsmogelijkheden: advocaten in loondienst.........................................55<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


5.4 Rechtsbijstandverzekeraars .........................................................................................57<br />

5.5 Advocaten in loondienst bij rechtsbijstandverzekeraars ........................................60<br />

5.6 Gesubsidieerde rechtsbijstand....................................................................................63<br />

5.7 De institutionele context samengevat .......................................................................64<br />

6 Alternatieven...........................................................................................................................67<br />

6.1 Direct ingrijpen op het <strong>domein</strong>monopolie...............................................................68<br />

6.1.1 De lessen uit de competentiegrensverhoging van 1999.....................................68<br />

6.1.2 Beperking <strong>domein</strong>monopolie door verdere verhoging competentiegrens .....74<br />

6.1.3 Procesmonopolie opgesteld voor een bredere groep.........................................77<br />

6.1.4 Afschaffing <strong>proces</strong>monopolie................................................................................84<br />

6.2 Tariefregulering.............................................................................................................85<br />

6.3 Synthese..........................................................................................................................87<br />

Literatuurlijst ................................................................................................................................89<br />

Lijst met gesprekspartners..................................................................................................................95<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET PROCES ALS DOMEIN i<br />

Executive Summary<br />

“In de civiele sector van de rechtshuishouding is de toegang tot het recht een<br />

punt van zorg. Dat heeft in de eerste plaats te maken met het tijdsbeslag.<br />

[…] Een ander punt van zorg is dat de toegang in de praktijk wordt versmald<br />

door de kosten die met een juridische procedure gepaard gaan.”<br />

WRR, 2002, p. 211.<br />

De advocatuur mag al 10 jaar op warme politieke en maatschappelijke belangstelling rekenen. In<br />

1995 werd door de Commissie Cohen naar de exclusieve positie van de advocaat in de <strong>proces</strong>praktijk<br />

gekeken. In 1997 volgde een advies van de Commissie Van Delden waarin eveneens<br />

werd gepleit voor het inperken van het <strong>proces</strong>monopolie. En zo geschiedde; de competentiegrens<br />

werd verhoogd tot €5.000 en de advocaat in loondienst van een niet-advocaat werd mogelijk.<br />

Vanwege een defensieve houding van de Nederlandse Orde van Advocaten is het lange tijd niet<br />

aantrekkelijk geweest om advocaten in loondienst te nemen. Mede daardoor hebben de aanpassingen<br />

van eind jaren ’90 niet geleid tot veel toetreding tot het <strong>domein</strong> met <strong>als</strong> gevolg dat er weinig<br />

tot geen prijsdruk ontstond op de tarieven voor advocatendiensten.<br />

In 2002 gooide de WRR met het rapport ‘De toekomst van de nationale rechtsstaat’ opnieuw een<br />

steen in de vijver en sindsdien is de discussie over de positie van de advocaat en zijn exclusieve<br />

rechten weer losgebarsten. Begin 2006 zal de door de minister van Justitie geïnstalleerde Commissie<br />

Advocatuur o.l.v. mr. P.C.E. van Wijmen met nieuwe beleidsvoorstellen komen. Onderdeel<br />

van het werk van de Commissie is wederom de noodzaak en omvang van het <strong>proces</strong>monopolie.<br />

Dit is een belangrijk punt omdat – in de woorden van de WRR – er reden is tot zorg doordat<br />

de toegang tot het recht in de praktijk wordt versmald door de kosten die met een juridische<br />

procedure gepaard gaan.<br />

Los daarvan is het verstandig om het huidige institutionele kader op de markt voor juridische<br />

bijstand eens kritisch te bekijken, omdat het huidige kader al meer dan een halve eeuw bestaat. In<br />

de tussentijd is de markt voor juridische bijstand veranderd, door onder meer een toenemende<br />

juridisering van de maatschappij en een segmentatie van de markt. <strong>Het</strong> is van belang om te kijken<br />

of het huidige (overheids)ingrijpen nog wel de meest optimale manier van ingrijpen is. Dit rapport<br />

gaat met name in op de vraag in hoeverre het huidige <strong>proces</strong>monopolie <strong>als</strong> optimaal ingrijpen<br />

op de markt voor juridische bijstand kan worden gezien. De centrale onderzoeksvraag heeft<br />

3 componenten:<br />

(1) Welk publiek belang speelt een rol op de markt voor juridische bijstand?<br />

(2) Hoe grijpt de overheid momenteel in op de markt om dit belang te borgen?<br />

(3) Is dit ingrijpen vanuit economisch perspectief optimaal te noemen?<br />

Hieronder behandelen we deze drie vragen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ii<br />

Welk publiek belang speelt een rol op de markt voor juridische bijstand?<br />

<strong>Het</strong> startpunt bij het blootleggen van het publiek belang is een situatie zonder overheidsingrijpen<br />

op de markt voor juridische bijstand. <strong>Het</strong> publiek belang ontstaat doordat de markt niet goed<br />

werkt en/of de politiek niet tevreden is met het resultaat van de werking van de markt.<br />

<strong>Het</strong> publiek belang op de markt voor juridische bijstand is samen te vatten onder de noemer<br />

rechtszekerheid, dat wil zeggen de zekerheid ten aanzien van de vraag waar men met betrekking<br />

tot het recht aan toe is. Rechtszekerheid omvat toegankelijkheid van het recht, een evenwichtig<br />

en ordelijk verloop van rechtsgedingen en een efficiënte rechtsgang. Dit publiek belang ontstaat<br />

doordat sprake is van informatiescheefheid (de afnemer kan de kwaliteit van de juridische bijstand<br />

niet goed beoordelen), een paternalistische overheid (die de onmondige, onervaren rechtzoekende<br />

wil beschermen; ‘equality of arms’), herverdelingsargumenten (die leiden tot de gefinancierde<br />

rechtshulp) en externe effecten (met name ongeprijsde effecten in het rechtssysteem).<br />

Zowel aan de aanbodzijde van de markt voor advocatendiensten (enerzijds grote commerciële<br />

kantoren die met name het grootbedrijf bedienen en anderzijds kleinere kantoren die met name<br />

het MKB en particulieren bedienen) <strong>als</strong> aan de vraagzijde ontstaat segmentatie (enerzijds grote<br />

bedrijven en overheidsinstellingen die frequent advocatendiensten inhuren en anderzijds afnemers<br />

die slechts zelden gebruik maken van advocatendiensten). <strong>Het</strong> marktsegment van de grote,<br />

commerciële advocatenkantoren en grootzakelijke afnemers (repeat buyers) behoeft nauwelijks of<br />

in ieder geval veel minder (overheids)regulering, omdat de markt het informatieprobleem via het<br />

reputatiemechanisme adresseert. <strong>Het</strong> publiek belang van rechtszekerheid speelt dan ook in veel<br />

sterkere mate een rol op het marktsegment ‘kleinere advocatenkantoren en particulieren en<br />

MKB’. Echter, ook op dit marktsegment wordt een deel van het informatieprobleem opgelost<br />

doordat derde partijen (zo<strong>als</strong> rechtsbijstandverzekeraars, vakbonden en gefinancierde rechtsbijstand)<br />

individuele rechtzoekenden op weg helpen. Doordat zij zelf juristen zijn en veel ervaring<br />

hebben met het inhuren van advocatendiensten hebben deze derde partijen een veel beter idee<br />

van de kwaliteit van de geleverde dienst. Op het ‘kleinverbruikerssegment’ bestaat dus wel een<br />

publiek belang, maar dat omvat niet het gehele informatieprobleem, omdat de markt dat voor een<br />

flink deel reeds heeft opgelost. 1<br />

Hoe grijpt de overheid momenteel in op de markt om dit belang te borgen?<br />

De overheid heeft het publiek belang rechtszekerheid geborgd door de volgende – in het rapport<br />

beschreven – instrumenten:<br />

− <strong>Het</strong> instellen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging met een monopolie op dit<br />

<strong>domein</strong> door advocaten (kortweg: <strong>proces</strong>monopolie).<br />

− <strong>Het</strong> instellen van de Orde van Advocaten die <strong>als</strong> publiekrechtelijke organisatie de mogelijkheid<br />

heeft om met zelfregulering invulling te geven aan het <strong>proces</strong>monopolie, door<br />

bijv. een opleidingsprogramma, verordeningen en andere bindende regels en zorg voor<br />

tuchtrechtspraak.<br />

− <strong>Het</strong> instellen van gesubsidieerde rechtsbijstand.<br />

1 Een flink deel omdat meer dan 2 op de 10 huishoudens in Nederland een rechtsbijstandverzekering hebben,<br />

bijna 1,8 miljoen werknemers lid zijn van een vakcentrale en jaarlijks bijna 450.000 mensen een beroep<br />

doen op de gefinancierde rechtsbijstand.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


EXECUTIVE SUMMARY iii<br />

− Overige regelgeving ten aanzien van advocaten (Advocatenwet).<br />

− Regelgeving ten aanzien van rechtsbijstandverzekeraars: de Wet toezicht verzekeringsbedrijf<br />

1993.<br />

Om een efficiënte rechtspraak te waarborgen en om onmondige klanten te beschermen, geldt<br />

voor de civiele procedures bij de rechtbank (zijnde niet bij de sector kanton) verplichte vertegenwoordiging.<br />

Vanouds hebben advocaten een monopolie op dit <strong>domein</strong>. De toelatingseisen voor<br />

de advocatuur (zo<strong>als</strong> de verplichte beroepsopleiding en de eisen bij het toelaten van advocaten in<br />

loondienst van niet-advocaten) en de verplichte ‘education permanente’ zijn mede bedoeld om te<br />

garanderen dat advocaten over de specifieke kennis en vaardigheden beschikken die nodig zijn<br />

voor het voeren van procedures. Deze eisen, die de beroepsgroep aan zichzelf stelt, staan in<br />

combinatie met het wettelijk <strong>proces</strong>monopolie een meer gediversifieerd aanbod van <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />

in de weg, waardoor concurrentie op de markt voor juridische bijstand voor<strong>als</strong>nog<br />

geen drukkend effect heeft op de prijsstelling van (<strong>proces</strong>)advocaten.<br />

Is dit ingrijpen vanuit economisch perspectief optimaal te noemen?<br />

De vraag die beantwoord dient te worden is of het huidige overheidsingrijpen de meest effectieve<br />

en efficiënte manier is om rechtszekerheid te borgen. Ten aanzien van het <strong>proces</strong>monopolie<br />

vinden wij in het onderzoek sterke aanwijzingen dat dit niet het geval is. Door een wettelijk monopolie<br />

in te stellen, introduceert de overheid met haar optreden een extra vorm van marktfalen:<br />

monopolievorming in een poging een informatieprobleem op te lossen. Monopolievorming door<br />

overheidsoptreden heeft kortweg drie oorzaken:<br />

− Wettelijk verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging door alleen advocaten. Verplichte winkelnering<br />

leidt doorgaans tot te hoge prijzen en een gebrek aan innovatie.<br />

− De toetredingsbarrières die de Orde in het leven heeft geroepen zijn hoog en versterken<br />

dus het monopolie van zittende advocaten (denk aan de toelating van advocaten in<br />

loondienst).<br />

− Uitstralingseffecten van het <strong>proces</strong>monopolie: de status van wettelijk beschermd juridisch<br />

adviseur werkt ook buiten het monopolie. Dit reputatie-effect kan in een markt<br />

met onvolkomen mededinging worden omgezet in een extra premie voor advocaten.<br />

<strong>Het</strong> gevolg van het ingrijpen is dat de prijzen hoger liggen. Sommig overheidsingrijpen, namelijk<br />

het ingrijpen gericht op de gefinancierde rechtshulp, heeft op dat deel van de markt een dempend<br />

effect op de prijsvorming, omdat de tarieven die de overheid voor de gefinancierde rechtshulp<br />

heeft vastgesteld lager zijn dan de gewone uurtarieven van een advocaat. <strong>Het</strong> is niet duidelijk of<br />

deze tarieven kostendekkend zijn. Indien deze lage tarieven kostendekkend zijn, dan is het aannemelijk<br />

dat de marges op het niet-gesubsidieerde deel wel erg groot zijn. Indien gesubsidieerde<br />

rechtsbijstand niet kostendekkend is, is er sprake van kruissubsidiëring waarbij de betalende cliënt<br />

een (in praktijk nauwelijks onderhandelbaar) tarief opgedrongen krijgt dat het verlies op de ‘overheidsuren’<br />

goedmaakt. Voor rechtzoekenden die geen gefinancierde bijstand hebben, betekent dit<br />

ingrijpen dat zij via kruissubsidiëring gedwongen zijn om mee te betalen en dus relatief nog hogere<br />

prijzen betalen. <strong>Het</strong> is dan ook de vraag of het publiek belang ook met minder ingrijpende<br />

maatregelen geborgd kan worden. In dit rapport onderzoeken we verschillende alternatieven die<br />

het publiek belang borgen en tevens (enige) maatschappelijke kostenbesparing kunnen opleveren<br />

ten opzichte het huidige institutionele kader. De volgende alternatieven komen aan bod:<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


iv<br />

1. Direct ingrijpen op het <strong>domein</strong>monopolie:<br />

- Beperking <strong>domein</strong>monopolie door verdere verhoging competentiegrens<br />

- Domeinmonopolie openstellen voor een bredere groep dan alleen advocaten<br />

- Afschaffing <strong>domein</strong>monopolie (met flankerend beleid)<br />

2. Tariefregulering<br />

Elk van deze alternatieven heeft voor- en nadelen, maar deze tegen elkaar afwegend zien wij op<br />

korte en middellange termijn het meest in het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie voor nietadvocaten:<br />

de <strong>proces</strong>juristen. Dit alternatief sluit ook aan bij de gedachte dat het – gegeven het<br />

feit dat de markt voor advocatendiensten is gesegmenteerd en in de ogen van veel rechtzoekenden<br />

breder is dan alleen de advocatuur – beter is om het publiek belang te borgen door markten<br />

en niet beroepsgroepen te reguleren. Door het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie wordt de<br />

gehele markt voor <strong>proces</strong>diensten – en niet alleen de beroepsgroep advocatuur – gereguleerd.<br />

De toegang tot het <strong>proces</strong>monopolie moet niet bij de Orde in de huidige structuur komen te<br />

liggen, omdat dat te veel vragen op het gebied van onafhankelijkheid oproept. Als de organisatiestructuur<br />

van de Orde wordt aangepast (door een meerderheidszeggenschap voor overige actoren<br />

te regelen in een speciale Kamer voor toezicht op het <strong>proces</strong>monopolie), is er wellicht een mogelijkheid<br />

om het toezicht op toegang voor <strong>proces</strong>juristen toch onder te brengen bij de Orde. In<br />

andere gevallen zal een onafhankelijke toezichthouder de toegang moeten reguleren (bijv. een<br />

accreditatie-instelling).<br />

Omdat het verhogen van de competentiegrens het probleem van verplichte winkelnering niet<br />

oplost, is dat vanuit dit perspectief niet aan te bevelen. <strong>Het</strong> alternatief leidt wel tot een grotere<br />

keuzevrijheid voor een groter deel van de markt (namelijk de zaken die onder de nieuwe, hogere<br />

competentiegrens vallen). Er zullen meer zaken voor de kantonrechter worden behandeld hetgeen<br />

leidt tot snellere en eenvoudigere procedures.<br />

Tariefregulering kan op zich wel effectief zijn, maar is in onze ogen geen efficiënte optie, omdat<br />

het teveel marktverstoringen tot gevolg heeft. Er wordt een rigide grens aan de markt opgelegd<br />

die remmend werkt op innovatie, flexibiliteit en andere wenselijke gedragingen. Daarnaast leidt<br />

tariefregulering tot hoge reguleringskosten en is er gevaar voor crowding out (de ingewikkelde en<br />

tijdrovende zaken blijven liggen).<br />

<strong>Het</strong> volledig afschaffen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging is zonder flankerend beleid<br />

niet aan te raden vanwege het gevaar dat de rechtzoekende geen toegang meer heeft tot het recht,<br />

omdat hij zonder hulp zijn weg niet vindt in de huidige ingewikkelde <strong>proces</strong>regels. Op lange termijn<br />

zijn de grootste voordelen te verwachten van een combinatie van een aanpassing (sterke<br />

vereenvoudiging) van het <strong>proces</strong>recht en het afschaffen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging.<br />

En daarmee zijn we terug bij het citaat uit het WRR rapport waar we mee begonnen. Volgens de<br />

WRR is de toegang tot het recht in de civiele sector van de rechtshuishouding een punt van zorg.<br />

“Dat heeft in de eerste plaats te maken met het tijdsbeslag. […] Een ander punt van zorg is dat de toegang in de<br />

praktijk wordt versmald door de kosten die met een juridische procedure gepaard gaan.”, aldus de WRR. De<br />

ideale oplossing hiervoor is het alternatief waarbij de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging wordt<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


EXECUTIVE SUMMARY v<br />

afgeschaft in combinatie met het sterk vereenvoudigen van de <strong>proces</strong>regels. In dat geval is immers<br />

sprake van een efficiëntere, eenvoudigere, meer bij de tijd passende en goedkopere rechtspraak<br />

en (wellicht) van meer prikkels om er onderling uit te komen. Voor de korte en middellange<br />

termijn is de optie van het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie voor gekwalificeerde <strong>proces</strong>juristen<br />

het beste alternatief om het publiek belang op een efficiënte en effectieve manier te<br />

borgen.<br />

Summary<br />

The Dutch government wants to guarantee legal security for all those seeking justice. In order to<br />

guarantee this public interest the government has given certain exclusive privileges to Dutch<br />

advocates, among which a monopoly on the conduct of a case. In this report we analyse the effects<br />

this monopoly has on both consumers (including SME firms) and competitors. Our research<br />

shows that the Dutch government can incur welfare gains by opening up the monopoly to<br />

others than just advocates, namely legal expenses insurers, trade unions and other legal counsels.<br />

Of course these counsels will have to satisfy the same minimum requirements as advocates,<br />

where these requirements will have to be set by an independent body.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET PROCES ALS DOMEIN 1<br />

1 Inleiding<br />

“De wet moet een goede rechtspleging waarborgen en zij positioneert de advocaat<br />

<strong>als</strong> dienaar van het algemeen belang met dienovereenkomstige rechten<br />

en plichten. Dat was een halve eeuw zo vanzelfsprekend dat je dat niet eens<br />

expliciet in de Advocatenwet terugvindt. De geheimhoudingsplicht bijvoorbeeld,<br />

of het verschoningsrecht, of het monopolie van de verplichte rechtsbijstand,<br />

in die tijd was dat allemaal geen punt van discussie.”<br />

Speech minister Donner bij de installatie van de Commissie<br />

Van Wijmen (Commissie Advocatuur), 4 mei 2005<br />

In 1995 schreef de ‘interdepartementale werkgroep <strong>domein</strong>monopolie advocatuur’ (werkgroep<br />

Cohen) in het kader van het MDW-traject een rapport, waarin de exclusieve positie van de advocaat<br />

in het <strong>proces</strong>recht ter discussie werd gesteld. De werkgroep Cohen had twee centrale thema’s:<br />

(1) beperking van de reikwijdte van het <strong>domein</strong>monopolie door het verhogen van de competentiegrens,<br />

en (2) het uitbreiden van de toetredingsmogelijkheden (waardoor een advocaat in<br />

loondienst mogelijk zou moeten worden). De krantenkoppen in de zomer van 1995 voorspelden<br />

“Sorgdrager wil af van monopolie advocaat in het <strong>proces</strong>recht” (Volkskrant, 12 juli) en “<strong>Het</strong> einde monopolie<br />

advocatuur nadert” (Parool, 29 augustus).<br />

Zo snel ging het echter niet. Er werd een commissie ingesteld: de commissie Herijking omvang<br />

verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging – ook wel de commissie Van Delden genoemd. Deze<br />

commissie schreef het rapport ‘Gericht verplicht’, waarin onder andere werd aanbevolen om het<br />

<strong>domein</strong>monopolie te beperken. Vervolgens is per 1 januari 1999 het <strong>proces</strong>monopolie inderdaad<br />

afgezwakt door de competentiegrens tussen de kantonrechter (waarvoor geen <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />

verplicht is) en de rechtbank te verhogen van 5.000 naar 10.000 gulden (tegenwoordig<br />

€5.000). Daarna is het in de politiek en de media echter een tijd lang stil rond het onderwerp.<br />

Daar komt in 2003 verandering in met het verschijnen van het WRR rapport ‘De toekomst van<br />

de nationale rechtsstaat’ (oktober 2002). Tweede Kamerlid Klaas de Vries dient naar aanleiding<br />

van de discussie over het rapport een motie in, waarin hij een onderzoek naar de rol en de positie<br />

van de advocatuur vraagt. De motie wijst op de grote veranderingen in de advocatuur en noemt<br />

een aantal punten die uitdrukkelijk onderwerp van studie dienen te zijn, waaronder:<br />

− de procederende versus de adviserende (met name in de internationale adviespraktijk)<br />

advocaat;<br />

− de privileges zo<strong>als</strong> <strong>proces</strong>monopolie en verschoningsrecht;<br />

− de toegang tot rechtshulp voor particulieren;<br />

− de betekenis van de internationalisering van de advocatuur;<br />

− het functioneren van toezicht, klacht- en tuchtrecht.<br />

Minister Donner heeft daarop op 4 mei 2005 de commissie Advocatuur ingesteld. Deze commissie<br />

brengt begin 2006 advies uit. De commissie Advocatuur zal o.l.v. mr. P.C.E. van Wijmen<br />

onderzoeken welke positie advocaten in de samenleving en het rechtsbestel moeten innemen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


2 HOOFDSTUK 1<br />

Daarbij komen ook het klacht- en tuchtrecht en de kwaliteit en integriteit van de advocatuur aan<br />

de orde. Verder zal de commissie adviseren over honoreringsmethoden voor advocaten en over<br />

de vraag of de huidige organisatievorm van de beroepsgroep nog past bij de huidige praktijk.<br />

Belangrijk onderdeel is wederom ook de omvang van het <strong>proces</strong>monopolie.<br />

Ten slotte zijn nog de onderzoeken naar verschillende vrije beroepen van de Nederlandse en<br />

Europese mededingingstoezichthouders van belang. De NMa inventariseerde in 2004 de mededingingsbeperkingen<br />

<strong>als</strong> gevolg van zelfregulering, die niet noodzakelijk of proportioneel zijn<br />

voor het te beschermen belang, en behandelt de regelingen op dit moment inhoudelijk. Ook<br />

Europese ontwikkelingen brengen dynamiek. Zo is er het Monti-rapport van de Europese Commissie<br />

dat aanbeveelt vrije beroepen, <strong>als</strong> de advocatuur, verregaand te liberaliseren. De Europese<br />

Commissie zet met het aantreden van Monti’s opvolger Neelie Kroes <strong>als</strong> eurocommissaris voor<br />

mededinging in op een nieuwe, meer op marktwerking gerichte koers. Zij wil “grondig nagaan”<br />

of de mededinging daadwerkelijk functioneert in sectoren waar zelfregulering een belangrijke rol<br />

speelt – waaronder de advocatuur.<br />

Dit rapport gaat in op gevolgen van de door zelfregulering en wetgeving beschermde positie van<br />

de advocatuur op de maatschappij. We hanteren hierbij het perspectief van de calculus van het<br />

publiek belang. Dat betekent dat vanuit een breed perspectief naar het overheidsingrijpen wordt<br />

gekeken: vanuit aanbieders (advocatuur en concurrenten) en vragers (huishoudens en bedrijven)<br />

en dat vanuit een economische analyse op meer optimale (minder marktverstorende) vormen van<br />

ingrijpen wordt gewezen. <strong>Het</strong> perspectief van een publiek belang betekent ook – zo<strong>als</strong> later afgeleid<br />

– dat we het hier vooral hebben over juridische bijstand aan particulieren en MKB-bedrijven.<br />

De opdrachtgever voor dit rapport is het Verbond van Verzekeraars. Rechtsbijstandverzekeraars<br />

bieden particulieren en bedrijven verzekeringen aan waarmee een verzekerde rechtsbijstand wordt<br />

geboden indien hij of zij een juridisch probleem ondervindt. In eerste instantie is de verzekeraar<br />

een dienstverlener en in het bijzonder een rechtshulpverlener. Om deze rechtsbijstand te kunnen<br />

verlenen heeft de verzekeraar juridische specialisten in dienst, waaronder sinds enige jaren ook<br />

advocaten (advocaat in loondienst van een rechtsbijstandverzekeraar). Een zaak wordt pas aan<br />

externen uitbesteed indien de wet dat voorschrijft (in verband met het <strong>proces</strong>monopolie, of een<br />

samenloop van belangen, of wegens een geschillenregeling tussen verzekeraar en verzekerde) of<br />

omdat de rechtsbijstandverzekeraar dat zelf kiest (bijv. in verband met ontbrekende expertise of<br />

capaciteitstekort). De rechtsbijstandverzekeraars verleent niet alleen rechtsbijstand, maar vergoedt<br />

in voorkomende gevallen ook de kosten die een verzekerde maakt bij het oplossen van een juridisch<br />

probleem. Dit kostendekkingsaspect is echter van secundair belang bij een rechtsbijstandverzekering.<br />

<strong>Het</strong> perspectief van de rechtsbijstandverzekeraar is met name van belang omdat zij<br />

voor 20 tot 24% van de huishoudens (cijfer voor 2004) en voor vele MKB bedrijven de juridische<br />

bijstand faciliteren. In het onderzoek bekijken we ook de financiële gevolgen voor de rechtsbijstandverzekeraars<br />

(en in het verlengde daarvan voor hun verzekerden) van het <strong>proces</strong>monopolie.<br />

In het volgende hoofdstuk beschrijven we de centrale onderzoeksvraag in meer detail en geven<br />

we een leeswijzer waaruit blijkt in welk hoofdstuk welk deel van de onderzoeksvraag waar wordt<br />

behandeld.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET PROCES ALS DOMEIN 3<br />

2 Vraagstelling<br />

<strong>Het</strong> in de inleiding beschrevene vormt de context waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd.<br />

De centrale onderzoeksvraag is:<br />

“Welk publiek belang speelt een rol op de markt voor juridische bijstand, hoe grijpt de overheid<br />

momenteel in op de markt om dit belang te borgen en is dit ingrijpen vanuit economisch perspectief<br />

optimaal te noemen?”<br />

We zullen deze vraag beantwoorden vanuit een maatschappelijk perspectief, dat wil zeggen vanuit<br />

het perspectief van de afnemers van juridische bijstand (particulieren en bedrijven) en vanuit het<br />

perspectief van aanbieders (advocaten en concurrerende aanbieders). Op dit moment is de meest<br />

ingrijpende vorm van overheidsingrijpen op de markt voor juridische bijstand het toekennen van<br />

een <strong>proces</strong>monopolie aan een bepaalde beroepsgroep, namelijk de advocatuur. Dit rapport gaat<br />

dan ook met name in op de effecten van dit wettelijk monopolie. In dit rapport laten we strafzaken<br />

buiten beschouwing. 2 Deze centrale onderzoeksvraag delen we op in een aantal subvragen:<br />

Subvraag 1: Afbakening<br />

a) Welke actoren spelen een rol op de markt voor juridische bijstand?<br />

In hoofdstuk 3 beschrijven we de verschillende actoren op de markt voor juridische bijstand:<br />

politiek, aanbieders (advocatuur, rechtsbijstandverzekeraars en andere juridische adviseurs), en<br />

vragers (bedrijven en particulieren).<br />

Subvraag 2: <strong>Het</strong> publiek belang<br />

a) Wat is een publiek belang en welk publiek belang speelt een rol op de markt voor juridische<br />

bijstand?<br />

b) Hoe werkt de markt voor juridische bijstand (schets van de marktwerking)?<br />

<strong>Het</strong> publiek belang dat centraal staat, is samen te vatten onder de noemer rechtszekerheid. Met<br />

rechtszekerheid wordt hier bedoeld de zekerheid ten aanzien van de vraag waar men met betrekking<br />

tot het recht aan toe is. De afnemer moet zeker zijn dat zijn vraag naar rechtsbijstand op een<br />

adequate wijze kan worden vervuld. In hoofdstuk 4 beschrijven we dit publiek belang in meer<br />

detail. Daarbij komt ook de werking van de markt voor juridische bijstand aan de orde, omdat<br />

een publiek belang ontstaat op het moment dat een bepaald belang niet of niet voldoende door<br />

een vrije werking van de markt wordt geborgd. Op basis van literatuuronderzoek, desk research<br />

en gesprekken met enkele marktspelers en rechtswetenschappers (zie lijst met gesprekspartners<br />

2 De markt voor strafzaken ziet er anders uit dan voor civiele zaken, en het publiek belang rechtszekerheid<br />

heeft een wat andere invulling. De negatieve prijseffecten <strong>als</strong> gevolg van <strong>proces</strong>monopolie spelen met name<br />

bij civiele procedures. Zo zullen de prijseffecten in strafzaken over het algemeen gedempt worden, omdat<br />

strafzaken in relatie tot het aantal procedures oververtegenwoordigd zijn bij de gefinancierde rechtshulp.<br />

Met name de lagere inkomens zullen dus beschermd worden tegen prijsopdrijvende effecten. Bovendien<br />

zijn strafzaken bij uitstek het terrein van de sociale advocatuur die gunstige tarieven hanteert.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


4 HOOFDSTUK 2<br />

achterin het rapport) geven we een schets van de (knelpunten ten aanzien van) vrije werking van<br />

de markt.<br />

Subvraag 3: De huidige borging van het publiek belang<br />

a) Hoe wordt op dit moment het publiek belang op de markt voor juridische bijstand geborgd?<br />

Wat is de institutionele context (Europese en nationale wet- en regelgeving) waarbinnen de<br />

centrale vraag beantwoord dient te worden?<br />

<strong>Het</strong> huidige overheidsingrijpen met het <strong>proces</strong>monopolie wordt beschreven in hoofdstuk 5. Dit<br />

is in feite een politieke analyse: ‘Welke doelstellingen hanteert de politiek <strong>als</strong> het gaat om de markt<br />

voor juridische bijstand? Zijn deze doelstellingen in de loop van de tijd veranderd? Zo ja, waarom?’<br />

De huidige borging omvat een aantal instrumenten, waarvan de belangrijkste zijn:<br />

− verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging en het <strong>proces</strong>monopolie<br />

− de gefinancierde rechtsbijstand<br />

− de wettelijke via de Nederlandse Orde van Advocaten opgelegde regels<br />

− vrije advocatenkeuze en nog enkele andere zaken aangaande rechtsbijstandverzekeraars<br />

(artikel 58-63 Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993)<br />

Subvraag 4: De ideale borging van het publieke belang<br />

a) Hoe zou de overheid het publiek belang op de markt voor juridische bijstand idealiter kunnen<br />

borgen? Wat zijn de voor- en nadelen van mogelijke alternatieve instrumenten?<br />

We beantwoorden deze vraag vanuit economisch perspectief. Op basis van literatuuronderzoek,<br />

desk research en enkele achtergrondgesprekken beschrijven we in hoofdstuk 6 alternatieve instrumenten<br />

voor het <strong>proces</strong>monopolie die binnen de politieke doelstellingen passen. Ook bekijken<br />

we wat de effecten van deze alternatieve instrumenten zijn. <strong>Het</strong> gaat dan om effecten op de<br />

prijsvorming, de kwaliteit en markttransparantie.<br />

Box 2.1 op de volgende bladzijde geeft een leeswijzer voor dit rapport.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


VRAAGSTELLING 5<br />

Box 2.1: Leeswijzer<br />

Executive summary [hier worden alle onderzoeksresultaten tezamen genomen en bekijken we<br />

welke conclusies kunnen worden afgeleid. Ook wordt dan de centrale onderzoeksvraag<br />

beantwoord]<br />

Hoofdstuk 1: Inleiding<br />

Hoofdstuk 2: Vraagstelling<br />

Hoofdstuk 3: De actoren op de markt voor juridische bijstand<br />

Hoofdstuk 4: <strong>Het</strong> publiek belang op de markt voor juridische bijstand [wat is de definitie van<br />

een publiek belang?, welk publiek belang speelt hier een rol?, hoe ontstaat dit publiek<br />

belang?]<br />

Hoofdstuk 5: De huidige borging van het publiek belang [welke instrumenten zet de overheid en<br />

de Orde op dit moment in om het publiek belang te borgen?]<br />

Hoofdstuk 6: De ideale borging van het publieke belang [welke alternatieven zijn er en welke<br />

effecten hebben die; welk alternatief heeft de voorkeur vanuit economisch perspectief?]<br />

Bijlagen (literatuur, gesprekspartners)<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET PROCES ALS DOMEIN<br />

3 De actoren op de markt voor juridische<br />

bijstand<br />

In dit hoofdstuk introduceren we de markt voor juridische bijstand door de verschillende actoren<br />

op deze markt te beschrijven. In figuur 3.1 wordt een kort overzicht van de verschillende actoren<br />

gegeven.<br />

Figuur 3.1: Overzicht van de verschillende actoren<br />

kosten<br />

(evt. lidmaatschap)<br />

Juridische<br />

dienstver-<br />

lening<br />

Hono-<br />

Juridische dienstverlening arium Premie Juridische<br />

dienstverlening<br />

Overige aanbieders juridische<br />

bijstand (vakbonden,<br />

beroepsverenigingen, ANWB,<br />

Consumentenbond,<br />

rechtskundige adviesbureaus):<br />

• voert desgevraagd<br />

procedures voor<br />

verzekerde of geeft advies<br />

en handelt juridische<br />

zaken af<br />

• verricht deze handelingen<br />

<strong>als</strong> onderdeel van<br />

lidmaatschap of voor een<br />

bepaald bedrag per<br />

handeling<br />

Bron: <strong>SEO</strong><br />

Rechtzoekende (niet verzekerd):<br />

• huurt indien nodig zelf juridische<br />

bijstand in bij advocaat (in ieder<br />

geval bij een procedure) of andere<br />

juridische dienstverlener<br />

Honorarium<br />

Juridische<br />

dienstver-<br />

lening<br />

Advocaat (extern):<br />

• voert<br />

desgevraagd<br />

procedures<br />

voor<br />

verzekerde<br />

• ontvangt<br />

daarvoor een<br />

honorarium<br />

Rechtzoekende (verzekerd; bedrijf of<br />

huishouden):<br />

• betaalt premie aan de verzekering<br />

• laat zaken behartigen door<br />

verzekeraar<br />

• mag in het geval van een<br />

procedure vrij een advocaat kiezen<br />

Honorarium<br />

Politiek, o.a.:<br />

• Verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />

• Beïnvloedt de markt door subsidie te verlenen (de gefinancierde rechtsbijstand)<br />

• Bescherming verzekerden en regulering verzekeraars (Wet toezicht<br />

Verzekeringsbedrijf)<br />

Rechtsbijstandverzekeraar<br />

:<br />

• ontvangt premie van<br />

verzekerde<br />

• geeft advies en<br />

handelt juridische<br />

zaken af<br />

• betaalt het<br />

honorarium van de<br />

eventueel ingehuurde<br />

advocaat of levert<br />

zelf deze diensten via<br />

de advocaat in<br />

loondienst<br />

In paragraaf 3.1 beschrijven we actoren aan de vraagzijde, bestaande uit MKB bedrijven en particuliere<br />

huishoudens. 3 In principe kan iedereen een afnemer zijn van juridische diensten. Afne-<br />

3 Grootzakelijke afnemers vallen buiten het bestek van dit rapport (zie paragraaf 4.3).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

7


8 HOOFDSTUK 3<br />

mers kunnen particuliere personen, maar ook bedrijven of andere organisaties zijn. Rechtzoekenden<br />

kunnen aankloppen bij verschillende aanbieders van juridische bijstand: een advocaat, de<br />

rechtsbijstandverzekeraar, wet- en rechtswinkels, vakbonden en beroepsverenigingen, sociaal<br />

raadslieden, consumentenorganisaties, rechtskundig adviesbureaus, deurwaarders enzovoorts.<br />

Afhankelijk van het rechtsprobleem geven deze instellingen zelf meer of minder vergaande<br />

rechtshulp. Sommige van de aanbieders zijn gespecialiseerd in een bepaald type problemen (bijvoorbeeld<br />

de politie, de ANWB of de vakbond) of handelingen (zo<strong>als</strong> accountant of de deurwaarder),<br />

anderen bieden een meer compleet juridisch pakket aan. Een belangrijke aanbieder is de<br />

advocatuur. In paragraaf 3.2 beschrijven we deze actor in meer detail. Bureaus rechtshulp spelen<br />

een belangrijke rol in het aanbod aan minder draagkrachtigen. Hier is de overheid de aanbieder,<br />

hoewel deze diensten in praktijk door advocaten worden geleverd. Tegenwoordig heten Bureaus<br />

rechtshulp Juridische loketten (maar er zijn ook nog enkele Bureaus rechtshulp). Een andere<br />

belangrijke actor is de rechtsbijstandverzekeraar die in 2004 voor 20 tot 24% van de huishoudens<br />

en voor vele MKB-bedrijven rechtshulp faciliteren en zonodig een advocaat inschakelen (paragraaf<br />

3.3).<br />

3.1 De actoren aan de vraagzijde<br />

De vraag naar juridische bijstand wordt bepaald door het aantal juridische problemen dat burgers<br />

en bedrijven ondervindt <strong>als</strong>mede door de elasticiteit van die vraag. Schuyt et al. (1976) schatten<br />

dat burgers 37 à 45% kans lopen om in een bepaald jaar met een civiel- of bestuursrechtelijke<br />

probleem te maken te krijgen. Latere schattingen variëren tussen 7 en 13% kans per jaar, waarvan<br />

2/3 civielrechtelijke en 1/3 bestuursrechtelijke problemen zijn. 4<br />

Over een periode van 5 jaar heeft 67% van de burgers één of meer (potentiële) rechtsproblemen<br />

gehad. 5 Deze burgers hadden elk gemiddeld 3,7 rechtsproblemen. De meeste problemen hebben<br />

een civielrechtelijke aard (89%) en de minderheid is van bestuursrechtelijke aard (11%). 6 Rechtzoekenden<br />

ondernemen op verschillende manieren actie en zoeken verschillende vormen van<br />

rechtshulp: 10% blijft passief, 46% pakt het probleem zelf aan zonder professionele hulp; 44%<br />

roept hulp in van een deskundige persoon of organisatie. Degenen die hulp inschakelen kloppen<br />

bij verschillende instanties aan, vaak meer dan één. Er is een grote verscheidenheid aan personen<br />

en instanties waar burgers met een juridisch probleem terecht kunnen. Rechtsbijstandverzekeraars<br />

‘concurreren’ bijvoorbeeld met Bureaus rechtshulp (Juridische loketten), wet- en rechtswinkels,<br />

vakbonden en beroepsverenigingen, sociaal raadslieden, consumentenorganisaties, rechtskundig<br />

adviesbureaus, deurwaarders, de politie, de Nationale Ombudsman, de Belastingdienst en<br />

ten slotte de advocatuur. Afhankelijk van het rechtsprobleem geven deze instellingen zelf meer of<br />

minder vergaande rechtshulp. Tevens verwijzen ze door. Uiteindelijk klopt 11% van de burgers<br />

met een rechtsprobleem aan bij de vakbond, 11% bij de advocatuur, 9% bij de politie, 7% bij de<br />

Bureaus rechtshulp en 6% bij een rechtsbijstandverzekeraar. Deze cijfers geven een onderschatting<br />

van het aandeel van rechtsbijstandverzekeraars, omdat is geteld waar een rechtzoekende<br />

4 Van Velthoven et al. (2004), p. 22.<br />

5 Deze en de volgende alinea zijn gebaseerd op Van Velthoven et al. (2004), pp. 12-15.<br />

6 In het WODC rapport is niet naar strafrechtzaken gekeken.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 9<br />

uiteindelijk terechtkomt en niet waar hij in eerste instantie aan klopt voor juridische bijstand.<br />

Omdat veel rechtzoekenden met een rechtsbijstandverzekering via hun verzekeraar terecht komen<br />

bij een advocaat (bijv. in het geval van een procedure) is het aandeel van advocaten te hoog<br />

en dat van rechtsbijstandverzekeraars te laag ingeschat. Omgerekend op jaarbasis heeft nog geen<br />

4% van de volwassenen in Nederland te maken met een advocaat en nog geen 2% met een rechter<br />

(hetzij <strong>als</strong> eiser of gedaagde).<br />

In Van der Torre (2005, pp. 22-23) worden wat andere cijfers genoemd. <strong>Het</strong> aandeel huishoudens<br />

dat bij rechtsproblemen rechtsbijstand inroept, is volgens het AVO-bestand (dat is een databestand<br />

van SCP op basis van enquête onder bijna 12.000 respondenten) ruim 44% in 2003. De<br />

advocatuur (circa 39%) en de verenigingen die rechtsbijstand faciliteren (circa 25%) behouden<br />

volgens het AVO-bestand een nagenoeg constant aandeel in de rechtsbijstand verleend aan huishoudens<br />

met rechtsproblemen. Opmerkelijk is volgens het SCP wel dat de rechtsbijstand steeds<br />

meer het <strong>domein</strong> wordt van verzekeringsinstellingen (met een toegenomen marktaandeel van<br />

ruim 9% in 1995 naar ruim 16% in 2003) ten koste van de Bureaus rechtshulp en wets- en<br />

rechtswinkels (met een afgenomen marktaandeel van 27% in 1995 naar 20% in 2003).<br />

In bijna de helft (48%) van de problemen weten de partijen overeenstemming te bereiken. In 3%<br />

van de problemen is sprake van een buitengerechtelijke beslissing en in 4% van de gevallen van<br />

een gerechtelijke beslissing. In 35% van de gevallen wordt ondanks ondernomen acties geen<br />

overeenstemming bereikt of beslissing genomen en in de resterende 10% wordt niks ondernomen.<br />

Uiteindelijk lijkt 73% van de burgers zijn doel te bereiken. Wanneer men tot overeenstemming<br />

is gekomen, wordt vaker het doel bereikt dan wanneer een beslissing door een derde wordt<br />

genomen. Ook van degenen, bij wie het probleem niet eindigt met een beslissing of overeenstemming<br />

bereikt de helft de doelstelling. <strong>Het</strong> probleem is dan op een ander wijze opgelost of<br />

vanzelf verdwenen.<br />

Naast de aantallen juridische problemen is de prijselasticiteit van de vraag relevant voor de vraag<br />

voor juridische bijstand. Er is een groep studies naar de verklaring van de omvang en beroep op<br />

de juridische dienstverlening en dan met name de advocatuur en prijseffecten. Er is empirische<br />

ondersteuning dat de vraag naar rechtshulp mede is gebaseerd op een afweging naar kosten en<br />

baten. <strong>Het</strong> effect van prijs en inkomen op de vraag naar advocaat is significant. Volgens Van<br />

Tulder en Jansen (1988) is de prijselasticiteit van het beroep op een advocaat -0,3 en de inkomenselasticiteit<br />

0,6. Dat betekent dat <strong>als</strong> de prijs van de advocatuur met 1% stijgt de vraag met<br />

0,3% afneemt en dat <strong>als</strong> het inkomen met 1% stijgt de vraag met 0,6% toeneemt. Van Velthoven<br />

(2002) analyseert de ontwikkeling van het beroep op de civiele en administratieve rechter over<br />

een periode van 50 jaar. Naast een algemene invloed van een groeiende bevolking, de afnemende<br />

sociale cohesie en de toenemende omvang van de (met name administratieve) wet- en regelgeving,<br />

vindt hij een significant negatieve invloed van de <strong>proces</strong>kosten, met een elasticiteit van -0,3<br />

bij civiele en -0,5 bij administratieve zaken. Daarnaast vindt Van Velthoven empirische ondersteuning<br />

voor de hypothese dat de capaciteit van de advocatuur (met name bij civiele zaken) een<br />

rol speelt. Hij vindt dat er sprake is geweest van ondercapaciteit en dat het aanbod zijn eigen<br />

vraag creëert wat betreft alternatieve geschiloplossing. In een recente modellering van de civielrechtelijke<br />

keten komt het WODC uit op een gemiddelde prijselasticiteit voor de advocatuur van<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


10 HOOFDSTUK 3<br />

-0,0 voor civielrechtelijke zaken (WODC/RvdR 2005 7, genoemd in Van der Torre, 2005, p. 12).<br />

Hieruit blijkt (wederom) dat de prijsgevoeligheid voor civiele zaken zeer gering is.<br />

De meest recente studie naar de prijsgevoeligheid van de advocatuur is van november 2005 (Van<br />

der Torre). Dit onderzoek richt zich op de vraag of de in 2004 genomen maatregelen met betrekking<br />

tot de gefinancierde rechtsbijstand invloed zouden kunnen hebben op de toegang tot de<br />

rechtsbijstand. In januari 2004 zijn de griffierechten (met 15%) en de eigen bijdragen voor de<br />

gesubsidieerde advocaat (met 35%) verhoogd en is de anticumulatieregeling (voor meervoudig<br />

gebruik) versoberd. Op p. 57 concludeert Van der Torre dat sprake is van een betrekkelijk geringe<br />

invloed van de verhoging van de prijs van de advocaat: 0,85% daling van het advocaatgebruik<br />

bij een verhoging van de eigen bijdrage/ commerciële prijs met 35% is ongeveer even groot <strong>als</strong><br />

het effect van de toename van het aantal huishoudens. Hij komt tot de slotsom dat de prijsverhoging<br />

mogelijk tot enige vraaguitval voor een toegevoegde advocaat zal hebben geleid in 2004,<br />

maar dat de omvang van deze vraaguitval waarschijnlijk niet substantieel is geweest.<br />

Van der Torre keek ook naar de totale vraag naar advocatendiensten (dus zowel de gefinancierde<br />

<strong>als</strong> vrije rechtsbijstand). Hij vindt geen significante waarde van de coëfficiënt voor de advocaatprijs<br />

in de relatie voor het gebruik van de advocaat. 8 Op p. 51 e.v. is ook gekeken in hoeverre de<br />

prijsgevoeligheid verschilt voor gebruikers van een advocaat die niet te maken krijgen met een<br />

rechter (adviesrecht) en gebruikers van een advocaat die wel te maken krijgen met een rechter<br />

(<strong>proces</strong>recht). Bij deze analyse valt op dat de prijs van de advocaat een significant effect op het<br />

advocaatgebruik heeft bij adviesbijstand en met het verwachte negatieve teken (-0,16). Bij <strong>proces</strong>bijstand<br />

is het effect niet significant verschillend van nul (er dus geen meetbaar prijseffect).<br />

<strong>Het</strong> zou kunnen dat de prijsongevoelige vraag naar <strong>proces</strong>advocaten ook te maken heeft met de<br />

verplichte aard ervan (vgl.. de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging). Op p. 59 trekt Van der<br />

Torre echter een andere reden voor het feit dat de omvang van de prijseffecten bij het gebruik<br />

van de advocaat is afgenomen en dat het moeilijker wordt om hun significantie aan te tonen.<br />

“Dat kan te maken hebben met de grotere rol die rechtsbijstandverzekeringen zijn gaan spelen [...].<br />

Door rechtsbijstandverzekeringen wordt de prijs van de advocaat nul of, bij een eigen risico, relatief laag.<br />

Zowel een op basis van de Wrb toegeschreven prijs <strong>als</strong> een toegekende commerciële marktprijs is dan bij<br />

een huishouden met rechtsproblemen te hoog. Mogelijk heeft dit de omvang en de significantie van het<br />

gemeten prijseffect verminderd. Gezien het sterk toegenomen aantal polissen lijkt de invloed van deze<br />

verzekeringen niet te verwaarlozen. Dat slechts 10% van de rechtsproblemen die neergelegd worden bij<br />

een rechtsbijstandverzekering, niet via een advocaat, maar bijvoorbeeld via bemiddeling of schikking<br />

wordt opgelost, lijkt hier niet aan af te doen, omdat zonder verzekering het betreffende huishouden mogelijk<br />

wel gebruik had gemaakt van een advocaat.”<br />

In Nederland komen – ondanks de sterke stijging van het aantal rechtszaken de laatste jaren (zie<br />

figuur 3.4 in paragraaf 3.2.4) – relatief weinig zaken voor de rechter, omdat veel eenvoudige zaken<br />

op andere wijze worden afgedaan. De RMO (2003, p. 15) verklaart de relatief geringe rechts-<br />

7 Zie de door het Wetenschappelijk <strong>Onderzoek</strong>- en Documentatiecentrum en de Raad voor de rechtspraak<br />

opgestelde prognosemodellen justitiële ketens voor civiel en bestuur (Cahier 2005-13).<br />

8 De gevonden, edoch niet significante, waarde is –0,05 hetgeen betekent dat bij een stijging van de advocaatprijs<br />

met 1% de kans op het gebruik van die advocaat met 0,05% afneemt (p. 47).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 11<br />

consumptie in Nederland uit de aanwezigheid van een onderhandelingssamenleving. Nederland<br />

zou bij uitstek het land zijn van schikken en plooien, van onderhandelen en er samen proberen<br />

uit te komen. Alle aanbieders lijken op een gezamenlijke oplossing aan te sturen. Gedragsregel 3<br />

(voorheen regel 7) voor de advocatuur luidt <strong>als</strong> volgt: “De advocaat dient zich voor ogen houden dat een<br />

regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een <strong>proces</strong>”. Intermediaire organisaties – deels vanuit<br />

particulier initiatief, deels vanuit de overheid – hebben ook altijd al een belangrijke rol gespeeld<br />

<strong>als</strong> het gaat om alternatieve geschilbeslechting (geen <strong>proces</strong>sen). Voorbeelden van intermediaire<br />

organisaties zijn huuradviescommissies, klachten- en geschillencommissies, bureaus voor rechtshulp<br />

en sociaal raadslieden. Ook rechtsbijstandverzekeraars spelen in dat opzicht een belangrijke<br />

rol, aldus de RMO. Verzekeraars remmen in Nederland vaak de gang naar de rechter: “Vaak<br />

houden ze burgers van een gerechtelijke procedure af, omdat ze de zaak weinig kansrijk achten of omdat ze zelf<br />

direct met de wederpartij proberen te onderhandelen. Bij ontslagprocedures lijken rechtsbijstandverzekeraars wel<br />

meer een actieve partij bij de totstandkoming van een rechtszaak te zijn.”(p. 20). Volgens de Ombudsman<br />

eindigt een groot aantal dossiers, behandeld door de rechtsbijstandverzekeraar, met een bevredigende<br />

minnelijke oplossing.<br />

<strong>Het</strong> belang van afnemers<br />

<strong>Het</strong> consumentenbelang bij juridische bijstand is impliciet meegenomen in verschillende rapporten<br />

en onderzoeken, maar is nergens expliciet uitgeschreven. Neem bijvoorbeeld het rapport van<br />

de Commissie Cohen uit 1995. Zo<strong>als</strong> voor alle MDW operaties geldt, geldt hier ook dat het consumentenbelang<br />

de aanleiding was tot het onderzoek. De Commissie heeft het niet met zoveel<br />

woorden geformuleerd, maar er kan worden afgeleid dat het consumentenbelang gelijk werd<br />

gesteld aan de eis dat hij of zij – ook <strong>als</strong> het om een niet al te groot bedrag gaat (minder dan 25 -<br />

30.000 gulden) – moet kunnen procederen. Dit belang werd door de Commissie vervolgens getoetst<br />

vanuit het publiek belang van toegankelijkheid <strong>als</strong> onderdeel van rechtszekerheid (zie paragraaf<br />

4.1), maar er werd niet specifiek naar consumentenbelang gekeken. Een en ander kan echter<br />

afgeleid worden uit het standpunt van de Consumentenbond die door de Commissie Cohen in<br />

een hoorzitting geraadpleegd is. 9 De Consumentenbond pleitte voor de afschaffing (of afzwakking)<br />

van het <strong>domein</strong>monopolie. De bond pleitte voor de instelling van een register voor <strong>proces</strong>gemachtigden,<br />

waarin naast advocaten ook andere gekwalificeerde personen kunnen worden<br />

ingeschreven. <strong>Het</strong> minimumniveau van de opleiding van deze <strong>proces</strong>gemachtigden zou – volgens<br />

de Consumentenbond – overeen moeten komen met het niveau van een afgeronde HBOopleiding<br />

(een juridische afstudeerrichting). De Consumentenbond zou hierbij een voorlichtende<br />

rol kunnen spelen, ten einde de consument behulpzaam te kunnen zijn bij het kiezen uit het aanbod<br />

van verschillende <strong>proces</strong>gemachtigden. De Consumentenbond stelde destijds ook een nieuwe<br />

klachtenregeling voor, in de vorm van een onafhankelijke geschillencommissie. <strong>Het</strong> bezwaar<br />

dat de bond tegen de tuchtrechtpraktijk had, richtte zich onder meer op het feit dat een tuchtrechter<br />

geen schadevergoeding kon toekennen aan een cliënt die in het gelijk is gesteld. Daarvoor<br />

dient een cliënt een civiele procedure in gang zetten, waarbij hij in veel gevallen opnieuw de hulp<br />

van een advocaat nodig heeft.<br />

Op dit moment staat de positie van de advocatuur weer ter discussie en werkt de Commissie Van<br />

Wijmen aan een rapport. De Consumentenbond heeft nu een standpunt ingenomen over no-<br />

9 Rapport Cohen (1995) p. 78.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


12 HOOFDSTUK 3<br />

cure-no-pay, maar niet over het <strong>proces</strong>monopolie. De bond vond de proef voor no-cure-no-pay<br />

juist een stap voorwaarts, omdat consumenten daardoor meer mogelijkheden krijgen voor tariefafspraken<br />

in de advocatuur. 10 Desgevraagd denkt de bond niet dat ze een standpunt zal innemen<br />

over het <strong>proces</strong>monopolie om in te brengen bij de Commissie Van Wijmen.<br />

MKB<br />

Deze paragraaf beschrijft met name het perspectief van particuliere afnemers. Dat komt omdat<br />

over zakelijke afnemers – in ieder geval in de kwantitatieve zin – veel minder bekend is. Ook<br />

heeft het MKB zich niet publiekelijk uitgesproken over het <strong>proces</strong>monopolie en is het MKB niet<br />

gehoord door bijv. de Commissie Cohen. Vast staat echter dat ook zakelijke afnemers met een<br />

juridisch probleem ook uit een breed scala van aanbieders kunnen kiezen, zo<strong>als</strong> advocaten,<br />

rechtsbijstandverzekeraars, eigen juristen of eigen advocaten in loondienst, ondernemersvereniging<br />

enzovoorts.<br />

3.2 De aanbodzijde: advocaten<br />

Als partijen het onderling oneens zijn of <strong>als</strong> burgers of bedrijven een probleem hebben met een<br />

overheidsbesluit, kunnen ze de diensten van een advocaat inhuren. Een advocaat is – net <strong>als</strong> veel<br />

andere juridische dienstverleners – een raadsman of raadsvrouw in juridische aangelegenheden<br />

die de (juridische) belangen van de afnemer behartigt. Hij of zij geeft adviezen over mogelijke<br />

juridische stappen, onderhandelt met de advocaat van de tegenpartij of – en dit is uniek voor een<br />

advocaat – verdedigt cliënten in de rechtsbank, bij het Hof en/of de Hoge Raad. Een zaak kan<br />

voor de rechter worden beslist of worden geschikt (d.w.z. met de tegenpartij tot overeenstemming<br />

komen voordat de rechter uitspraak doet).<br />

3.2.1 Toetreding tot de advocatuur<br />

<strong>Het</strong> beroep van advocaat staat niet voor iedereen open. Zo dient een bepaald opleidingstraject te<br />

worden gevolgd. De weg naar de advocatuur is lang en er is een aantal obstakels, dat men moet<br />

overwinnen. Iedereen met minimaal een VWO diploma kan rechten gaan studeren (dat kan op 9<br />

universiteiten in Nederland). Afronding van de rechtenstudie (een driejarige bachelor met voldoende<br />

juridische vakken en een juridische master) geeft toegang tot de beroepsopleiding advocatuur.<br />

Die opleiding kan alleen genoten worden <strong>als</strong> de afgestudeerde jurist in dienst van een advocatenkantoor<br />

is getreden. <strong>Het</strong> is daartoe noodzakelijk om te solliciteren en aangenomen te worden<br />

in de functie van advocaatstagiair. 11 Een advocaatstagiair moet een patroon hebben: iemand<br />

die minstens 8 jaar advocaat is en die gelijktijdig niet meer dan twee advocaatstagiaires begeleidt.<br />

Tegenwoordig is het ook mogelijk om advocatenstagiair te zijn <strong>als</strong> jurist in dienst van een bedrijf.<br />

Dit komt echter niet vaak voor omdat het voor een bedrijf een flinke investering is en omdat het<br />

dan niet makkelijk is om een patroon te vinden.<br />

10 Zie: http://www.consumentenbond.nl/nieuws/, nieuwsbericht 29 juni 2004.<br />

11 We gaan hier voorbij aan de mogelijkheid van het buitenpatronaat, omdat er in praktijk zelden gebruik van<br />

wordt gemaakt.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 13<br />

Een stagiair moet zich bekwamen in een breed scala van rechtsgebieden, zo<strong>als</strong> familiezaken, effectenrecht,<br />

strafrecht, vluchtelingenrecht enzovoorts. De eerste acht maanden van de stage staan<br />

in het teken van de beroepsopleiding advocatuur en daarop volgt de voortgezette stagiair opleiding.<br />

Een stagiair besteedt zo’n 20-25% van zijn of haar tijd aan de opleiding. De beroepsopleiding<br />

valt onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA). De<br />

stagiair werkt <strong>als</strong> volwaardig advocaat binnen het kantoor waar de opleiding wordt genoten.<br />

Doordat het aantal opleidingsplaatsen beperkt is, zal er geen overschot aan advocaten ontstaan.<br />

Zo zegt Jeroen Brouwer, de vorige algemeen deken van de Orde, in het blad ‘Ondernemen’ van<br />

MKB Nederland, dat de branche het evenwicht in vraag naar en aanbod van jonge advocaten zelf<br />

goed in de gaten houdt zodat er nooit een overschot kan ontstaan (zo<strong>als</strong> dat in bijvoorbeeld<br />

Duitsland wel bestaat).<br />

De beroepsopleiding advocatuur vormt daardoor een serieuze toetredingsbelemmering. De stageperiode<br />

duurt drie jaar en drie maanden en het contract tussen stagiair en het opleidende kantoor<br />

wordt na die tijd beëindigd. De advocaatstagiair krijgt na afronding van de opleiding en stage<br />

ofwel een contract aangeboden <strong>als</strong> medewerker binnen het kantoor of wordt verzocht elders een<br />

baan te zoeken. In beide gevallen ontvangt de advocaatstagiair de stageverklaring en kan hij of zij<br />

zichzelf officieel advocaat noemen en bijvoorbeeld een eigen kantoor beginnen. De keuze voor<br />

een groot, klein of eigen kantoor bepaalt voor een belangrijk deel ook het soort werk dat de advocaat<br />

uitvoert 12:<br />

− Er zijn circa 19 kantoren met meer dan 60 advocaten. Deze kantoren richten zich doorgaans<br />

met name op het (inter)nationale bedrijfsleven. Er wordt veel advieswerk gedaan<br />

en vaak niet zo veel geprocedeerd. De advocaten werken meestal in gespecialiseerde secties<br />

(intellectuele eigendom, ondernemingsrecht etc.).<br />

− De 481 middelgrote kantoren (6 tot 60 advocaten) bedienen vaak (middel)grote ondernemingen,<br />

maar ook particulieren. De praktijk op deze kantoren is doorgaans gemengd:<br />

naast advieswerk zal bijvoorbeeld, eerder dan op grote kantoren, een echtscheidings- of<br />

strafzaak voorkomen.<br />

− Er zijn meer dan 2.700 kleine kantoren (1 tot 5 advocaten). Sommige zijn volledig gespecialiseerd,<br />

bijvoorbeeld in strafrecht. De meeste kleine kantoren hebben echter een<br />

algemene praktijk, waardoor de advocaten er vaker in aanraking komen met rechtsbijstand<br />

aan particulieren. Specialisatie is op een dergelijk kantoor zeker niet uitgesloten,<br />

maar zal meestal pas in een latere fase van de loopbaan belangrijk worden.<br />

− Sinds 1997 bestaat ook de mogelijkheid om <strong>als</strong> advocaat in loondienst bij een nietadvocatenkantoor<br />

te werken. De specialisatie van deze juristen is dan vanzelfsprekend<br />

afhankelijk van het soort werk dat bij het desbetreffende bedrijf wordt uitgevoerd.<br />

Ook na het behalen van de stageverklaring dient de advocaat zijn kennis op peil te houden om<br />

het beroep zo goed mogelijk uit te kunnen oefenen. Dit wordt de ‘permanente opleiding advocatuur’<br />

genoemd, die de Nederlandse Orde van Advocaten met ingang van 1 januari 1996 heeft<br />

geïntroduceerd. Op grond van de Verordening Permanente Opleiding 2000 is iedere advocaat na<br />

het behalen van zijn stageverklaring (of na 39 maanden <strong>als</strong> advocaat ingeschreven te zijn geweest)<br />

12 Gebaseerd op http://www.advocaatworden.nl.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


14 HOOFDSTUK 3<br />

verplicht jaarlijks 16 opleidingspunten te behalen, waarvan ten minste de helft moet zijn behaald<br />

met een opleiding met een juridisch onderwerp.<br />

3.2.2 De balie<br />

Verder dient een advocaat zich te houden aan de Advocatenwet, de regelgeving die door de Nederlandse<br />

Orde is opgesteld (zie paragraaf 5.1) en aan het tuchtrecht. De Orde is een publiekrechtelijk<br />

lichaam, waarin advocaten en procureurs (tezamen ‘de balie’) zijn verenigd. In box 3.1 beschrijven<br />

we het verplicht procuraat en de afschaffing daarvan in 2007.<br />

Box 3.1: <strong>Het</strong> onderscheid tussen advocaat en procureur is dun en in de toekomst irrelevant<br />

Behalve het <strong>proces</strong>monopolie bestaat op dit moment nog het verplicht procuraat. Een procureur<br />

is ook een advocaat die door een andere advocaat wordt ingeschakeld indien een rechtszaak<br />

niet in de rechtbank gehouden wordt waar de advocaat die de rechtszaak gaat voeren staat ingeschreven.<br />

Procureurs zijn van oorsprong juridisch niet geschoolde, maar door de praktijk gevormde<br />

medewerkers van de rechtbank, die onder meer voor de orde van zaken waakten. De<br />

taak van een procureur is ervoor te zorgen dat alle noodzakelijke <strong>proces</strong>stukken bij de rechtbank<br />

en de advocaat terechtkomen. Bij een civiele procedure bij de rechtbank, het gerechtshof en de<br />

Hoge Raad is procureurstelling verplicht.<br />

In 2007 komt het onderscheid tussen procuraat en advocatuur te vervallen; er is reeds een wetsvoorstel<br />

ingediend over de opheffing van het procuraat. Tot 1 juli 2007 is het zo dat een advocaat<br />

is ingeschreven bij een rechtbank en bij die rechtbank ook procureur is. Vanaf die datum<br />

kunnen advocaten in het gehele land in rechte optreden zonder verplicht langs een procureur te<br />

moeten.<br />

De commissie Cohen adviseerde in 1995 al om het verplicht procuraat af te schaffen. De Nederlandse<br />

Orde van Advocaten was het daar onder bepaalde voorwaarden mee eens. Eén van de<br />

voorwaarden was daling van de kostprijs van de procedure voor de rechtzoekende. De commissie<br />

Cohen raamde de besparing van afschaffing destijds op 30 miljoen gulden. Deze besparing is<br />

in belangrijke mate te realiseren <strong>als</strong> alle rechtbanken over een elektronische rol beschikken voor<br />

de uitwisseling van rolberichten, en ook de <strong>proces</strong>stukken elektronisch (althans in elk geval<br />

schriftelijk) kunnen worden ingediend. Een deel van de voordelen van afschaffing van het procuraat<br />

zal ook bij andere aanbieders van juridische bijstand terecht komen. Voor bijvoorbeeld<br />

de rechtsbijstandverzekeraars of vakbonden treden die voordelen zowel op in het geval een<br />

civiele zaak wordt uitbesteed aan een externe advocaat <strong>als</strong> in het geval de advocaat in loondienst<br />

van de organisatie de zaak in een rechtsbank behandelt. De lagere kosten betekent voor verzekerden<br />

of vakbondsleden dat de premie respectievelijk bijdrage minder snel stijgt.<br />

Gebaseerd op: http://www.justitie.nl/themas/meer/afschaffing_verplicht_procuraat/ (hier is ook het wetsvoorstel te vinden).<br />

3.2.3 Tarifering<br />

Een advocaat rekent vanouds geen loon, maar ‘honorarium’ (ereloon). De advocatuur kent geen<br />

vaste tarieven. Wel bestonden tot 1997 een calculatieschema en referentietarief. Voor 1997 werden<br />

door de Nederlandse Orde van Advocaten referentietarieven vastgesteld. <strong>Het</strong> laatste referentietarief<br />

bedroeg €131,60 (oftewel 290 gulden) per uur exclusief BTW voor zaken met een belang<br />

van onbepaalde waarde, exclusief de voor de cliënt gedane uitgaven (zo<strong>als</strong> griffierechten, deurwaarderskosten,<br />

reis- en verblijfkosten), en verder de voor de cliënt gedane uitgaven die bezwaarlijk<br />

te specificeren zijn, zo<strong>als</strong> kosten van porti, telefoon, fax, fotokopieën: maximaal 5% van het<br />

honorarium. Voor zaken met een bepaalde waarde varieerde dit uurtarief tussen €90,75 (200<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 15<br />

gulden) en € 317,65 (700 gulden), exclusief de extra bovengenoemde posten en afhankelijk van<br />

het financiële belang. Gedurende decennia vormden deze tariefafspraken de basis voor het opstellen<br />

en begroten van declaraties.<br />

Tegenwoordig wordt alleen nog aanbevolen dat de advocaat van tevoren met de cliënt in overleg<br />

afspraken maakt over het honorarium en de wijze van declareren en dit schriftelijk vastlegt. ‘In<br />

overleg’ wil overigens niet zeggen dat er over het tarief onderhandeld wordt, maar dat de cliënt<br />

van tevoren weet wat voor tarieven de advocaat hanteert.<br />

Alleen in het geval het inkomen van een burger onder een bepaalde drempel ligt, betaalt de staat<br />

de rechtshulp (dat heet gefinancierde rechtsbijstand) en is sprake van door de overheid vastgestelde<br />

tarieven (zie paragraaf 5.6).<br />

Voor afnemers van juridische bijstand is het van groot belang dat de tarieven vooraf transparant<br />

zijn zodat een goed geïnformeerde keuze kan worden gemaakt (al blijft de kwaliteit moeilijk<br />

zichtbaar, zie paragraaf 4.2.2). Op dit moment is de tariefstructuur niet doorzichtig; men kan<br />

vooraf niet goed inschatten wat men per zaak kwijt zal zijn. Veelal wordt een uurtarief afgegeven<br />

door het kantoor, zonder dat wordt aangegeven hoeveel uur men (ongeveer) zal besteden. Een<br />

dergelijke open-einde-regeling vormt voor advocaten een prikkel om zoveel mogelijk te doen,<br />

hetgeen op gespannen voet staat met hun taak met betrekking tot het bevorderen van een goede<br />

rechtsbedeling en hun rol <strong>als</strong> poortwachter op weg naar het recht (dus: geen kansloze zaken aannemen<br />

en per zaak de kortste weg naar een oplossing kiezen).<br />

3.2.4 De advocatuur in cijfers<br />

In 2004 waren er in Nederland 13.111 advocaten en 3.216 advocatenkantoren. Zo<strong>als</strong> uit figuur<br />

3.2 blijkt, werkt zo’n 12% <strong>als</strong> eenpitter en werkt 31% van de advocaten op een (middel)groot<br />

kantoor (>20 advocaten per kantoor). De meeste advocaten werken op een kantoor met 2 tot 5<br />

(27%) en 6 tot 20 (30%) advocaten.<br />

Figuur 3.2: Aantal advocatenkantoren (naar grootte) en aantal advocaten per kantoor<br />

(2004)<br />

aantal kantoren<br />

1800<br />

1600<br />

1400<br />

1200<br />

1000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

1534<br />

1534<br />

3577<br />

1182<br />

418<br />

3946<br />

1895<br />

63 19<br />

1 2 tot 5 6 tot 20 21 tot 60 meer<br />

dan 60<br />

aantal advocaten per kantoor<br />

Bron: Jaarverslag 2004 Nederlandse Orde van Advocaten; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />

4500<br />

4000<br />

3500<br />

3000<br />

2500<br />

2159<br />

2000<br />

1500<br />

1000<br />

500<br />

0<br />

aantal advocaten<br />

aantal kantoren<br />

aantal advocaten<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


16 HOOFDSTUK 3<br />

De samenleving juridiseert en het beroep op de advocatuur is de laatste decennia dan ook sterk<br />

gestegen. Uit figuur 3.3 blijkt dat het beroep op advocaten door personen van 18 jaar en ouder in<br />

2004 is gestegen de afgelopen 8 jaar. Ook blijkt dat het aantal advocaten in die periode – onder<br />

meer <strong>als</strong> gevolg van de juridisering – sterk is gestegen. Volgens Jonathan Goldsmith, de secretary<br />

general van de koepel van Europese Balies is deze trend af te leiden uit drie onderliggende trends:<br />

− Ten eerste, de verschuiving van het zwaartepunt van de industrie richting diensten.<br />

Diensten zijn ontastbare dingen zodat de behoefte aan contracten en rechten groot<br />

is.<br />

− Ten tweede de opkomst van heel nieuwe rechtsgebieden die te maken hebben met<br />

het sociale karakter van Europa, zo<strong>als</strong> vluchtelingenrecht, arbeidsrecht enzovoorts.<br />

− Ten derde, overheden zijn steeds meer geneigd om wetgeving te zien <strong>als</strong> de oplossing<br />

van een specifiek probleem, zo<strong>als</strong> terrorisme, abortus enzovoorts. Ook de Europese<br />

integratie heeft hier een steentje aan bijgedragen: naast de nationale wetten<br />

hebben we Europese wetten, maar ook allerlei internationale verdragen. Omdat er<br />

steeds meer wetten zijn, hebben we steeds meer juristen nodig: “Where there are laws,<br />

there need to be lawyers to interpret and appeal. The more laws, the more lawyers.” 13<br />

Er wordt wel gesteld dat de juridisering van de samenleving leidt tot een zogenoemde claimcultuur.<br />

Een claimcultuur heeft twee kenmerken. Ten eerste neemt het aantal rechtszaken, waarbij<br />

een schadevergoeding wordt geëist toe, en ten tweede neemt de gemiddelde hoogte van de geëiste<br />

schadevergoedingen toe. 14 Eshuis (2003) toont aan dat de veelal aangenomen stijging van het<br />

aantal claims empirisch niet kan worden aangetoond in de periode 1997–2000. De claimfrequentie<br />

nam nauwelijks toe en het aantal claims met betrekking tot onrechtmatige daad en beroepsaansprakelijkheid<br />

waren in 2000 zelfs lager dan in 1997 (p. 10). De geclaimde bedragen zijn daarentegen<br />

scherp gestegen, maar de door rechters toegewezen bedragen volgen de stijging van de<br />

geclaimde bedragen niet (pp. 25-30). Deze stijging kan ook te maken hebben met de verhoging<br />

van de competentiegrens, waardoor (ook) de zaken voor het kantongerecht een groter financieel<br />

belang kennen. Meer in het algemeen is het zo dat juridisering samenhangt met het feit dat burgers<br />

en bedrijven bij een zich steeds verder terugtrekkende overheid steeds meer voor hun eigen<br />

rechten moeten opkomen en dat daardoor het aantal rechtzoekenden en het aantal rechtszaken<br />

toe is genomen.<br />

13 Advocatenblad van 14 oktober 2005.<br />

14 Zie: http://www.rechtspraak.nl.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 17<br />

Figuur 3.3: Aantal advocaten en het beroep op advocaten door personen van 18 jaar en<br />

ouder (1996-2004)<br />

aantal advocaten<br />

14000<br />

13000<br />

12000<br />

11000<br />

10000<br />

9000<br />

8000<br />

1996<br />

1997<br />

1998<br />

1999<br />

2000<br />

2001<br />

2002<br />

2003<br />

2004<br />

7<br />

6,5<br />

6<br />

5,5<br />

5<br />

4,5<br />

4<br />

beroep op advocaten<br />

aantal<br />

advocaten<br />

beroep op<br />

advocaten<br />

Bron: Statistisch jaarboek 2004, CBS, Voorburg en Jaarverslag 2004 Nederlandse Orde van Advocaten; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />

Figuur 3.4 geeft de stijging van het aantal advocaten nog duidelijker aan. <strong>Het</strong> aantal advocaten is<br />

sinds het begin van de jaren zestig enorm gestegen: van 1.958 in 1963 tot 13.111 in het jaar 2004,<br />

bijna een verzevenvoudiging in veertig jaar tijd. Deze stijging gaat gelijk op met de groei van het<br />

aantal burgerlijke rechtszaken. In 2004 zijn bijna 770 duizend burgerlijke rechtszaken afgehandeld.<br />

Ten opzichte van 2003 is sprake van een toename van bijna 12%. De werkdruk is in termen<br />

van ‘het aantal burgerlijke rechtszaken per advocaat’ vrijwel gelijk gebleven: in 1963 was het aantal<br />

afgehandelde burgerlijke rechtszaak per advocaat 58 en in 2004 lag dit aantal op 59. Over de<br />

aantallen adviezen en schikkingsdossiers is niets bekend.<br />

Figuur 3.4: Aantal burgerlijke rechtszaken (*1.000) en aantal advocaten (1963-2004)<br />

aantal burgerlijke rechtszaken (*1.000)<br />

900<br />

800<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

1963<br />

1966<br />

1969<br />

1972<br />

1975<br />

1978<br />

1981<br />

1984<br />

1987<br />

1990<br />

1993<br />

1996<br />

1999<br />

2002<br />

14000<br />

12000<br />

10000<br />

8000<br />

6000<br />

4000<br />

2000<br />

0<br />

aanral advocaten<br />

aantal<br />

burgerlijke<br />

rechtszaken<br />

aantal<br />

advocaten<br />

Bron: CBS Statline (Historie rechtsbescherming) en Jaarverslag 2004 Nederlandse Orde van Advocaten; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />

In figuur 3.5 staan de rendementscijfers voor een gemiddeld advocatenkantoor. <strong>Het</strong> 5jaarsgemiddelde<br />

ligt rond de 36%. Dit is een vrij gunstig rendement. Uitspraken van de (vorige)<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


18 HOOFDSTUK 3<br />

deken van de Orde geven aan dat deze marges anno 2005 niet zijn gedaald. De heer Brouwer<br />

geeft aan dat “De uurprijs van een advocaat is voor 50 tot 70% opgebouwd uit (kantoor)kosten.” 15<br />

Figuur 3.5: Netto omzet en resultaat voor belasting (in euro) en rendement (in %) per advocatenkantoor<br />

1997-2001<br />

euro<br />

1200<br />

1000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

1997 1998 1999 2000 2001<br />

Bron: Kerncijfers rechtskundige diensten, CBS Statline; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />

38,0<br />

37,0<br />

36,0<br />

35,0<br />

34,0<br />

33,0<br />

32,0<br />

31,0<br />

%<br />

netto omzet<br />

resultaat<br />

voor<br />

belastingen<br />

'rendement'<br />

Resultaat voor belasting: Netto-omzet minus bedrijfskosten minus de overige lasten plus de overige baten.<br />

Netto omzet: Aan derden en aan gelieerde ondernemingen gefactureerde of nog te factureren opdrachten<br />

(exclusief omzetbelasting en exclusief zogenaamde 'verschotten') die betrekking hebben op het boekjaar.<br />

Cijfers zijn niet gecorrigeerd voor inflatie.<br />

Waarom zijn advocaten duur en hun marges relatief hoog? Ten eerste omdat hun dienstverlening<br />

complex is, hoogwaardig denkwerk en voldoende praktijkervaring vereist. De daartoe benodigde<br />

opleiding, die na het behalen van de stageverklaring het hele advocatenleven gecontinueerd moet<br />

worden, kost ook veel geld. Dit verklaart echter maar een deel van de prijszetting. Belangrijker<br />

lijken de marktimperfecties (zie paragraaf 4.2.2). <strong>Het</strong> zijn deze imperfecties die maken dat een<br />

advocaat marktmacht heeft en zijn prijs boven de marginale kosten kan stellen en overwinst kan<br />

maken. <strong>Het</strong> feit dat sinds 1997 onderhandeld kan worden over de tarieven, maakt de onderhandelingspositie<br />

voor individuele afnemers (particulieren en kleine bedrijven) niet beter, omdat<br />

daarmee de marktimperfecties niet worden weggenomen.<br />

Er wordt wel gesteld dat de marges per kantoor zo hoog kunnen zijn doordat er in Nederland<br />

relatief weinig advocaten zijn. 16 Uit figuur 3.6 en 3.7 blijkt dat deze hypothese niet (meer) klopt.<br />

Figuur 3.6 toont dat het aantal advocaten van 1970 tot begin jaren ’90 relatief sterk steeg ten<br />

opzichte van de bevolkingsgroei en dat het aantal inwoners per advocaat in die periode sterk<br />

afnam (het aantal advocaten per inwoner is dus gestegen). Echter, het aantal rechtszaken per<br />

advocaat is wel gelijk gebleven. Figuur 3.7 geeft een internationale vergelijking waaruit blijkt dat<br />

Nederland meer inwoners per advocaat heeft dan gemiddeld voor de genoemde 16 Europese<br />

landen, en dat Frankrijk, Oostenrijk, Zweden en Finland een minder hoge advocatendichtheid<br />

kennen dan Nederland.<br />

15 Vermeulen, 2005.<br />

16 Bovendien is er in Nederland geen enkel van bovenaf opgelegd mechanisme dat de tarieven voor de advocatuur<br />

regelt, zo<strong>als</strong> dat wel in Duitsland geldt, zie paragraaf 6.2.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


aantal advocaten<br />

DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 19<br />

Figuur 3.6: Aantal advocaten en aantal inwoners per advocaat (1970-2004; linker plaatje) en<br />

aantal advocaten en bevolkingsomvang (1920-2004; rechter plaatje)<br />

14000<br />

12000<br />

10000<br />

8000<br />

6000<br />

4000<br />

2000<br />

0<br />

2004<br />

2003<br />

2002<br />

2001<br />

2000<br />

1999<br />

1998<br />

1997<br />

1996<br />

1995<br />

1990<br />

1985<br />

1980<br />

1970<br />

7000<br />

6000<br />

5000<br />

4000<br />

3000<br />

2000<br />

1000<br />

totaal aantal advocaten aantal inwoners per advocaat<br />

0<br />

aantal inwoners per advocaat<br />

14000<br />

12000<br />

10000<br />

8000<br />

6000<br />

4000<br />

2000<br />

Bron: Jaarverslag 2004 Nederlandse Orde van Advocaten en CBS statline; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />

Figuur 3.7: Aantal inwoners per advocaat voor een aantal Europese landen<br />

Finland<br />

Zweden<br />

O o ste n rijk<br />

F ra n k rijk<br />

Nederland<br />

Denemarken<br />

Noorwegen<br />

België<br />

Duitsland<br />

Gemiddeld<br />

United Kingdom<br />

Portugal<br />

Luxemburg<br />

Ita lië<br />

Spanje<br />

Griekenland<br />

Ie rla n d<br />

266<br />

383<br />

327<br />

499<br />

479<br />

476<br />

444<br />

680<br />

614<br />

817<br />

1060<br />

1271<br />

1199<br />

1460<br />

1795<br />

aantal advocaten<br />

2165<br />

0<br />

1920<br />

1970<br />

1985<br />

1995<br />

1997<br />

1999<br />

2001<br />

2003<br />

bevolkingsomvang aantal advocaten<br />

3133<br />

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500<br />

Bron: Eurostat Yearbook 2004 (aantal inwoners); cijfers verzameld in 2004 over het jaar 2003 door Council of the Bars and<br />

Law Societies of the European Union (http://www.ccbe.org) (aantal advocaten); bewerking <strong>SEO</strong><br />

België: naast de 12.672 advocaten zijn er ook 2.760 trainees die lid zijn van de Belgische Orde en die worden<br />

beschouwd <strong>als</strong> volledig gekwalificeerde advocaten.<br />

Frankrijk: dit cijfer is inclusief 6.393 trainees die <strong>als</strong> advocaat staan geregistreerd.<br />

Nederland: het aantal advocaten dat Eurostat hanteert verschilt licht van het cijfer over 2003 dat de NOvA in het<br />

jaarverslag 2004 geeft (12.743 versus 12.691).<br />

Oostenrijk: naast de 4.449 advocaten zijn er ook 1.912 trainees die lid zijn van de 'Osterreichischer Rechtsanwaltskammertag'.<br />

Spanje: er staan in totaal 146.214 advocaten geregistreerd bij de Consejo General de la Abogacia Espanola,<br />

daarvan staan er 37.714 te boek <strong>als</strong> niet actief.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

18000000<br />

16000000<br />

14000000<br />

12000000<br />

10000000<br />

8000000<br />

6000000<br />

4000000<br />

2000000<br />

0<br />

bevolkingsomvang


20 HOOFDSTUK 3<br />

3.3 De aanbodzijde: rechtsbijstandverzekeraars<br />

Rechtsbijstandverzekeringen hebben een dubbele functie: (a) juridische dienstverlening en (b)<br />

kostendekking. In eerste instantie verbindt een rechtsbijstandverzekeraar zich om rechtsbijstand<br />

te bieden indien de verzekerde een juridisch probleem ondervindt. De verzekeraar is dus in eerste<br />

instantie een dienstverlener (en geen kostenverzekeraar), die een dossier met eigen middelen op<br />

een actieve manier beheert en de verzekerde informeert over haar rechten en verdedigingsmiddelen.<br />

De klanten van rechtsbijstandverzekeraars bestaan uit huishoudens en bedrijven. Huishoudens<br />

sluiten een gezinsrechtsbijstandverzekering af, en vullen die eventueel aan met een auto-, motor<br />

of vaartuigverzekering 17; bedrijven sluiten een bedrijfsrechtsbijstandverzekering af (evt. met de<br />

genoemde aanvullingen). De gezinsrechtsbijstandverzekering geeft recht op hulp bij allerlei conflicten<br />

waar de gezinsleden mee te maken kunnen krijgen, zo<strong>als</strong> onterechte huurverhogingen,<br />

slecht gelegd parket of conflicten die te maken hebben met inkomen (zo<strong>als</strong> ontslagzaken, uitkeringskwesties<br />

en pensioenaanspraken) en nog veel meer. De bedrijfsrechtsbijstandverzekering<br />

biedt het bedrijf of de ondernemer bijstand bij juridische problemen (denk aan leveringscontracten,<br />

arbeidsconflicten, huisvesting, vergunningen etc.).<br />

De markt voor gezinsrechtsbijstand verschilt van de markt voor bedrijfsrechtsbijstand, doordat<br />

bedrijven onderling sterk verschillen en gezinnen een veel homogenere groep vormen. Een ander<br />

verschil is de prijsgevoeligheid; bedrijven zijn doorgaans minder prijsgevoelig dan huishoudens.<br />

De volgende paragraaf beschrijft de markt in cijfers.<br />

3.3.1 De rechtsbijstandverzekeraars in cijfers<br />

Gemiddeld hebben bijna 2 op de 5 Nederlandse gezinnen een rechtsbijstandverzekering (dat<br />

betreft apart afgesloten gezins- en motorrijtuigenpolissen); in Zuid Nederland is dat hoger (bijna<br />

de helft), maar in Noord Nederland weer lager (minder dan 3 op 10). 18<br />

<strong>Het</strong> aantal gezinsrechtsbijstandspolissen is de laatste paar jaren sterk gestegen. Momenteel heeft<br />

20 tot 24% van de huishoudens een gezinsrechtsbijstandverzekering. Dit heeft te maken met de<br />

veelbeschreven juridisering van de maatschappij. In de vorige paragraaf zagen we dat het aanbod<br />

van advocaten gelijke tred houdt met de juridisering van de maatschappij. Rechtsbijstandverzekeraars<br />

dragen aan de juridisering bij doordat zij relatief goedkope verzekeringen tegen de kosten<br />

van juridische geschillen aanbieden of deze dienstverlening zelf aanbieden. Een rechtsbijstandverzekering<br />

verlaagt de drempel tot het ondernemen van juridische stappen. Wie eenmaal de circa<br />

honderdvijftig euro aan jaarlijkse premie heeft overgemaakt, wil iets ondernemen indien hij of zij<br />

geconfronteerd wordt met een juridisch probleem. Dit komt ook terug in tabel 3.4 verderop in<br />

deze paragraaf. Een klant wil meestal dat het probleem opgelost wordt of wil ‘vergelding’, maar<br />

17 De motorrijtuigrechtsbijstandverzekering geeft recht op juridische hulp bij problemen met een motorrijtuig.<br />

Bijvoorbeeld bij het verhalen van schade na een aanrijding of in geval van een conflict over een reparatie.<br />

18 Zie: Verzekerd van Cijfers, 2005, p. 147. Men zegt om die reden wel eens dat de rechtsbijstandbranche<br />

langs de snelweg A2 verloopt.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 21<br />

een formele procedure staat meestal niet hoog op de verlangenlijst. 19 Tegelijkertijd worden<br />

rechtsbijstandverzekeraars ook beïnvloed door de juridisering van de samenleving en de economische<br />

onzekerheid die samenhangt met (dreigende) recessie, doordat enerzijds het aantal polissen<br />

stijgt en anderzijds het aantal schades toeneemt.<br />

Tabel 3.1 toont dat de groei van het aantal apart afgesloten gezins- en motorrijtuigenpolissen<br />

onder alleenstaanden jonger dan 35 jaar explosief is gestegen (een verzesvoudiging) tussen 1996<br />

en 2002, maar dat de groei in dit segment de laatste 2 jaar tot stilstand is gekomen. De groei van<br />

rechtsbijstandverzekeringen is de laatste 2 jaar het sterkst geweest in het segment van meerpersoonshuishoudens<br />

met kinderen tot 18 jaar. De deelmarkten bedrijfsrechtsbijstand groeide minder<br />

sterk.<br />

Tabel 3.1: Penetratie rechtsbijstandverzekeringen per soort huishouden (betreft apart<br />

afgesloten gezins- en motorrijtuigenpolissen, dus exclusief onderdelen van auto/motorverzekeringen)<br />

ALLEEN-<br />

STAAND<br />

< 35 JR<br />

ALLEEN-<br />

STAAND<br />

> 35 JR<br />

MEERPER-<br />

SOONSGEZIN MET<br />

KINDEREN TOT 18<br />

JR<br />

MEERPERSOONS-<br />

GEZIN (< 35 JR)<br />

ZONDER KINDEREN<br />

TOT 18 JR<br />

MEERPERSOONS-<br />

GEZIN (> 35 JR)<br />

ZONDER KINDEREN<br />

TOT 18 JR<br />

TOTAAL<br />

1996 4,0% 12,5% 19,1% 25,1% 18,5% 16,6%<br />

2002 24,2% 22,7% 35,2% 41,8% 35,3% 32,0%<br />

2004 24,2% 28,0% 48,3% 47,4% 40,9% 38,9%<br />

Bron: Gfk PanelServices Benelux, afgebeeld in Verzekerd van Cijfers, 2004, p. 143 / Verzekerd van cijfers 2005, p. 146.<br />

In figuur 3.8 geven we het verband tussen inkomen en het percentage van de huishoudens met<br />

een rechtsbijstandverzekering. Ook hier is duidelijk te zien dat de penetratie de laatste jaren is<br />

toegenomen. Verder zien we dat de penetratiegraad eerst stijgt met het inkomen en boven een<br />

bepaalde grens weer afneemt: de lagere en hogere inkomensgroepen schakelen iets vaker hulp in<br />

dan de middengroep.<br />

<strong>Het</strong> rapport ‘de Geschilbeslechtingsdelta 2003’ bevestigt dit beeld uit figuur 3.8 (een omgekeerde<br />

J-vorm). Uit deze studie – die betrekking heeft op de periode 1998 tot en met 2002 – blijkt dat<br />

het beroep op Bureaus rechtshulp (tegenwoordig Juridische loketten), rechtsbijstandverzekeraars<br />

en de advocatuur communicerende vaten vormen (p. 108). Burgers met een laag inkomen, die<br />

vanwege de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) slechts een geringe bijdrage hoeven te betalen voor<br />

rechtshulp, hebben gemiddeld minder vaak een rechtsbijstandverzekering. Wanneer het inkomen<br />

stijgt, zodat men buiten het bereik van de Wrb valt, nemen steeds meer huishoudens een rechtsbijstandverzekering<br />

(de stijgende lijnen in figuur 3.8). Als het inkomen een bepaalde hoogte bereikt,<br />

neemt de verzekeringsgraad weer af, doordat hogere inkomens de risico’s zelf kunnen dragen.<br />

Opvallend is dat we voor 2004 een ander verband tussen inkomen en penetratiegraad zien: de<br />

omgekeerde J-vorm lijkt meer een rechte lijn. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het feit dat<br />

het maximum inkomen waarboven een dalende penetratiegraad is waar te nemen in de loop van<br />

de jaren is gestegen tot boven de €3.000. Omdat we geen verdere differentiatie kennen van de<br />

19 Informatie van de begeleidingscommissie.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


22 HOOFDSTUK 3<br />

gegevens over de penetratiegraad boven de €3.000 kunnen we dit echter niet met zekerheid zeggen.<br />

Figuur 3.8: Relatie inkomen en penetratie rechtsbijstandverzekeringen voor huishoudens<br />

(betreft apart afgesloten gezins- en motorrijtuigenpolissen, dus exclusief onderdelen<br />

van auto/motorverzekeringen)<br />

%<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

< 1.000 1.000 -<br />

1.500<br />

1.500 -<br />

2.000<br />

2.000 -<br />

2.500<br />

2.500 -<br />

3.000<br />

netto maandelijks gezinsinkomen<br />

Bron: Verzekerd van Cijfers, 2004 en 2005; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />

> 3.000<br />

penetratie 1996<br />

penetratie 2002<br />

penetratie 2004<br />

De rechtsbijstandverzekeringsbranche bestaat ongeveer 40 jaar in Nederland. In 2004 waren er<br />

86 maatschappijen die een vergunning hadden om rechtsbijstandverzekeringen in Nederland te<br />

verkopen (zie figuur 3.9). 20 Dat is ongeveer 16% minder dan in 1999. Daling van het aantal aanbieders<br />

heeft te maken met concentratie (bedrijven die een kleinere aanbieder opkopen) en sluit<br />

aan bij de bredere maatschappelijke trend van schaalvergroting. 21 Veruit de meeste maatschappijen<br />

bieden meer dan alleen rechtsbijstandverzekeringen aan; deze maatschappijen worden multibranche-spelers<br />

genoemd (grote spelers zijn Aegon, Nationale Nederlanden, Univé etc.; er zijn<br />

ook kleinere, specialistische spelers <strong>als</strong> VVAA of ZLM). Er zijn enkele monobranche-spelers<br />

(DAS, ARAG of Anker Rechtsbijstand). SRK Rechtsbijstand is een juridisch kantoor dat voor<br />

vijftien multibranche verzekeraars (zo<strong>als</strong> ING, Aegon en AMEV) de rechtsbijstandverzekeringen<br />

uitvoert. Er zijn meer kantoren zo<strong>als</strong> SRK (veelal stichtingen).<br />

Uit figuur 3.9 blijkt verder dat het aantal gezinsrechtsbijstandverzekeringen de laatste 6 jaar gestaag<br />

is gestegen, terwijl het aantal losse motorrechtsbijstandverzekeringen ten opzichte van 1999<br />

is afgenomen. Dit heeft te maken met het feit dat motorrechtsbijstand vaak is opgenomen in een<br />

gezinspolis. <strong>Het</strong> aantal polissen bedrijfsrechtsbijstand stijgt met name het laatste jaar hard.<br />

20 Maatschappijen die in bezit van een vergunning per 31 december, inclusief maatschappijen met bijkantoren<br />

in Nederland.<br />

21 De daling van het aantal aanbieders heeft – ondanks verliesgevendheid van sommige marktsegmenten –<br />

niet te maken met faillissementen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 23<br />

Figuur 3.9: Aantal aanbieders en groei van aantal polissen per segment (1999-2004)<br />

aantal maatschappijen<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />

180<br />

170<br />

160<br />

150<br />

140<br />

130<br />

120<br />

110<br />

100<br />

aantal maatschappijen dat een een rechtsbijstandverzekering aanbiedt<br />

aantal polissen gezinsrechtsbijstand (1999=100)<br />

aantal polissen motorrechtsbijstand (1999=100)<br />

aantal polissen bedrijfsrechtsbijstand (1999=100)<br />

Bron: Verzekerd van Cijfers, 2004 en 2005; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />

Door een stevige concurrentiestrijd staan de resultaten in het gezinsrechtsbijstandsegment al<br />

jaren onder druk. Dit blijkt uit figuur 3.10, waarin de ontwikkeling van de geboekte premies en<br />

schadebedragen staat <strong>als</strong>ook de rendementspercentages na interest voor de drie segmenten. Multibranche-spelers<br />

hebben de mogelijkheid om te kruissubsidiëren tussen verschillende verzekeringsproducten.<br />

22 Positieve rendementen zijn mogelijk door het beleggen van premies.<br />

Uit figuur 3.10 (rechter onderkant) en tabel 3.2 blijkt dat de rendementen in het segment gezinsrechtsbijstand<br />

negatief zijn (tussen -6 tot -17%), in het segment motorrechtsbijstand positief zijn<br />

(tussen 22 en 38%) en dat de rendementen in het segment bedrijfsrechtsbijstand gemiddeld genomen<br />

ook positief zijn (tussen -2 en 8%). Vergelijking van rendementscijfers van rechtsbijstandverzekeraars<br />

en die van advocaten (zie figuur 3.5 in de vorige paragraaf) leert dat de rendementscijfers<br />

van advocaten beduidend hoger zijn dan die van rechtsbijstandverzekeraars.<br />

Ondanks het feit dat de gemiddelde maatschappij verlies maakt op het gezinssegment, blijven<br />

maatschappijen deze polis aanbieden. Ten eerste omdat de maatschappijen brood zien in de<br />

enorme groei van de markt. 23 Steeds meer huishoudens sluiten een rechtsbijstandverzekering af.<br />

In ligt de penetratie van gezinsrechtsbijstandverzekeringen tussen de 20 en 24%. De verwachting<br />

is dat de markt bij 50% penetratie is verzadigd, omdat een deel van de huishoudens vanwege<br />

gebrek aan financiële draagkracht recht heeft op door de overheid gefinancierde rechtsbijstand en<br />

een ander deel zich vanwege hun hoge inkomen niet verzekeren. Zo zagen we in figuur 3.8 dat de<br />

22 Dit met de kanttekening dat het uitgangspunt dat de toezichthouder (De Nederlandsche Bank) hanteert, is<br />

dat elk product op zichzelf winstgevend moet zijn.<br />

23 Recent gaf een woordvoerder van SRK Rechtsbijstand aan dat de vooruitzichten voor rechtsbijstandverzekeraars<br />

onverminderd goed zijn: “Burgers lopen steeds makkelijker tegen een juridisch geschil aan. Bovendien zijn zij<br />

zich steeds meer bewust van hun rechten, en willen ze tot aan de rechter strijden voor hun gelijk.” (Rengers, 12 juli 2005).<br />

90<br />

80<br />

groeivoet aantal polissen<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


160<br />

140<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

24 HOOFDSTUK 3<br />

penetratie afneemt boven een bepaald netto maandelijks gezinsinkomen (in 1996 en 2002 ligt die<br />

drempel bij ongeveer €2.750 en in 2004 ligt die drempel boven de €3.000).<br />

Figuur 3.10: Geboekte premie en schadebedrag en rendementspercentages per segment<br />

(1999-2003)<br />

0<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

Gezinsrechtsbijstandsverzekeringen<br />

1999 2000 2001 2002 2003<br />

geboekte premie per product<br />

gem. schadebedrag per product<br />

Bedrijfsrechtsbijstandsverzekeringen<br />

1999 2000 2001 2002 2003<br />

geboekte premie per product<br />

gem. schadebedrag per product<br />

Bron: Verzekerd van Cijfers, 2004; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

%<br />

5<br />

0<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

-10<br />

-20<br />

Motorrechtsbijstandsverzekeringen<br />

1999 2000 2001 2002 2003<br />

geboekte premie per product<br />

gem. schadebedrag per product<br />

Resultaat na interest (in %)<br />

1999 2000 2001 2002 2003<br />

gezinsrechtsbijstand motorrechtsbijstand<br />

bedrijfsrechtsbijstand<br />

Gemiddelde schade per polis wordt bepaald door gemiddelde schadebedrag maal kans op claim te doen.<br />

Tabel 3.2: Rendementscijfer, 5-jaarsgemiddelde (2000-2004 en gemiddelde in 2004<br />

5-JAARLIJKS GEMIDDELDE (2000-2004) GEMIDDELDE OVER 2004<br />

RENDEMENTSCIJFER TOTAAL 4,4% 5%<br />

- GEZINSRECHTSBIJSTAND -10,4% -11%<br />

- MOTORRECHTSBIJSTAND 31,4% 30%<br />

- BEDRIJFSRECHTSBIJSTAND 4,8% 7%<br />

Bron: Verzekerd van cijfers 2005, p. 26.<br />

De laatste jaren is de verzekeringsfraude met betrekking tot rechtsbijstandverzekeringen – net <strong>als</strong><br />

bij andere verzekeringen – sterk gestegen. In 2002, het eerste meetjaar, was er 1 geval bekend bij<br />

het Fraudeloket Verzekeringsbedrijf en het Fraudemeldpunt Openbaar Ministerie, terwijl dat<br />

aantal in 2004 is gestegen tot 107.<br />

De laatste jaren is het gemiddelde schadebedrag per claim gestegen in het gezins- en bedrijfssegment,<br />

en gedaald in het motorrijtuigensegment (zie tabel 3.3). Deze stijging heeft te maken met<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 25<br />

inflatie, stijging van de advocatentarieven 24, de moeilijkheidsgraad van de zaak, etc. Verzekeraars<br />

trachten deze kostenstijgingen beperkt te houden door meer zelf te doen (dus ook met een advocaat<br />

in loondienst), en <strong>als</strong> het niet zelf kan meer zaken aan netwerkadvocaten uit te besteden en<br />

door de meldingsfrequentie te beperken (bijvoorbeeld door veelmelders eerder uit de verzekering<br />

te plaatsen). 25 Ook wordt afhankelijk van de polisvoorwaarden wel een maximum gesteld aan het<br />

te vergoeden bedrag per gebeurtenis. In het gezins- en ondernemingssegment komt het ook wel<br />

voor dat een eigen bijdrage per gebeurtenis wordt gevraagd.<br />

Tabel 3.3: Schadebedrag per claim voor de verschillende segmenten (1999-2004), indexcijfer<br />

tussen haakjes (1999 = 100)<br />

GEMIDDELDE SCHADEBEDRAG PER<br />

CLAIM, GEZINS<br />

GEMIDDELDE SCHADEBEDRAG<br />

PER CLAIM, MOTOR<br />

GEMIDDELDE SCHADEBEDRAG<br />

PER CLAIM, BEDRIJFS<br />

1999 € 817 (100) €231 (100) € 986 (100)<br />

2000 € 822 (101) €252 (109) €1.118 (113)<br />

2001 € 838 (103) €194 (84) €1.191 (121)<br />

2002 € 937 (115) €238 (103) €1.125 (114)<br />

2003 € 946 (116) €190 (82) €1.287 (131)<br />

2004 €1.007 (123) €312 (135) €1.274 (129)<br />

Bron: Verzekerd in Cijfers 2004 en 2005, aangevuld met informatie van CVS; bewerking <strong>SEO</strong>.<br />

Behalve de kosten van de rechtsbijstand met of zonder advocaat van buiten, gaat het ook om de<br />

effectiviteit van de rechtsbijstand (in de beleving van het cliënt). Sommige verzekerden zullen<br />

eerder neigen een extern advocaat in de hand te nemen, omdat ze die al kennen of omdat het<br />

imago van het betreffende kantoor goed is. Deze verzekerde verwacht dat de kans van slagen met<br />

deze advocaat groter is. Een eventuele neiging om een externe advocaat in te huren, neemt in<br />

praktijk af zodra de verzekerde beseft dat rechtsbijstandverzekeraars dit niet altijd betaalt (alleen<br />

in die gevallen waarin sprake is van een vrije keus, zie paragraaf 5.4). <strong>Het</strong> gaat dus om de kosteneffectiviteit.<br />

Inzicht in de kosteneffectiviteit wordt gegeven in de Geschilbeslechtingsdelta van Van Velthoven<br />

et al. uit 2004. Bij het concept kosteneffectiviteit is het van belang te realiseren dat <strong>als</strong> mensen<br />

verzekerd zijn tegen de kosten van rechtsbijstand zij eerder een zaak zullen willen starten, omdat<br />

ze de kosten toch niet hoeven te betalen. Dit wordt bevestigd in tabel 3.4: de kans op doe-hetzelven<br />

is 18% lager indien iemand een rechtsbijstandverzekering heeft met een gezinsdekking dan<br />

anders. Veelal wordt verondersteld dat de winstkans lager is voor verzekerden dan voor mensen<br />

zonder verzekering – omdat relatief vaker een zaak wordt gestart. We zien de lagere winstkans<br />

24 Cijfers over de ontwikkeling van deze tarieven is niet beschikbaar over deze periode. Wel geeft het CBS aan<br />

dat het prijsindexcijfer voor de standaarduurtarieven in 2003 5,4% hoger lagen dan in 2002 en dat dit cijfer<br />

in 2004 9,8% hoger lag dan in 2002. Een vergelijking voor dit beperkte aantal jaren leert dat het schadebedrag<br />

in het gezins- en motorrijtuigsegment minder sterk gedaald is dan de advocatentarieven stegen en dat<br />

het omgekeerde geldt voor het bedrijfssegment. Dat laatste komt wellicht doordat advocaten die in de ondernemingspraktijk<br />

werken gemiddeld duurder zijn en sneller stijgen dan in de overige praktijken. (“Standaarduurtarieven<br />

zijn de externe uurtarieven die een advocatenbureau <strong>als</strong> richtlijn hanteert. Omdat deze standaarduurtarieven<br />

niet daadwerkelijk gerealiseerd hoeven worden, wordt hieruit slechts <strong>als</strong> referentie- en onderzoeksmateriaal een index berekend.”,<br />

aldus het CBS).<br />

25 Overigens is de meldingsfrequentie al jaren min of meer constant. <strong>Het</strong> aantal claims per 100 verzekeringen<br />

ligt de laatste 5 jaar op 13,2 in het gezinssegment, op 5,8 in het motorrijtuigensegment en op 26 in het bedrijfssegment.<br />

(bron : Verzekerd van Cijfers, 2005, p. 27.)<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


26 HOOFDSTUK 3<br />

overigens niet terug in de tabel. Uit tabel 3.4 blijkt tevens dat degenen met een rechtsbijstandverzekering<br />

met een gezinsdekking minder vaak passief zijn, vaker rechtshulp inschakelen en hun<br />

geschil vaker door een derde beslecht zien.<br />

Tabel 3.4: Acties en afloop, naar aanwezigheid rechtsbijstandverzekering*<br />

GEZINSDEKKING ALLEEN VER-<br />

KEERSONGE-<br />

GEEN<br />

WEET NIET<br />

LUKKEN<br />

AANTAL<br />

N=717<br />

N=395<br />

N=563<br />

N=29<br />

Totaal 42,1 23,2 33,0 1,7 1.704<br />

Actie<br />

Passieven<br />

Doe-het-zelvers<br />

Rechtshulpgebruikers<br />

Afloop<br />

Laten<br />

Overeenstemming<br />

Beslissing <strong>als</strong> eindpunt<br />

Slikken #<br />

33,1-<br />

39,4-<br />

46,8+<br />

33,1-<br />

42,7<br />

56,8+<br />

40,9<br />

Bron: Van Velthoven et al., 2004, p.152, tabel 6.9.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

28,2<br />

24,5<br />

20,7-<br />

28,2<br />

24,6<br />

20,7<br />

20,4<br />

37,4<br />

34,2<br />

30,9<br />

37,4<br />

31,6<br />

21,6-<br />

35,9<br />

1,2<br />

1,9<br />

1,6<br />

1,2<br />

1,1<br />

0,9<br />

2,8+<br />

* +/- het percentage is significant hoger/lager dan het gemiddelde van de kolom. Chi-kwadraat toets op 0,05<br />

betrouwbaarheidsniveau. Zo is het effect dat met een gezinsrechtsbijstandverzekering vaker tot overeenstemming<br />

wordt gekomen dan zonder (zie de rij ‘afloop’ in tabel 3.4) niet significant.<br />

# Als een actieve rechtzoekende op enig moment tijdens het geschiloplossingstraject tot de conclusie komt dat<br />

de andere partij onvoldoende meewerkt en dat het succes van het starten of doorzetten van een procedure<br />

onvoldoende zeker is, kan hij ervoor kiezen om het geschil te laten voor wat het is. Dit kan zich uiten in het<br />

staken van het overleg, het nalaten van verdere stappen of het royeren van een officiële procedure. In deze<br />

gevallen wordt gesproken van slikken.<br />

Bij effectiviteit speelt ook de tevredenheid van de rechtzoekenden een rol. Uit tabel 3.5 en 3.6<br />

blijkt dat rechtzoekenden zowel over advocaten <strong>als</strong> rechtsbijstandverzekeraars relatief tevreden<br />

zijn: voor beide groepen is het gemiddeld oordeel hoger dan het gemiddelde (zie de laatste rij in<br />

onderstaande tabellen). Uit de enquête die in het kader van het rapport de Geschilbeslechtingsdelta<br />

is gehouden, blijkt dat respondenten iets positiever zijn over de bruikbaarheid van het advies<br />

van de advocaat (tabel 3.5), maar anderzijds in een soortgelijke situatie eerder geneigd zullen<br />

zijn om terug te gaan naar de rechtsbijstandverzekeraar (tabel 3.6).<br />

Tabel 3.5: Oordeel van respondenten over de bruikbaarheid van het advies/de hulp, naar<br />

type adviseur en in totaal, in % van het aantal contacten<br />

TYPE ADVISEUR RECHTSBIJSTANDVER-<br />

ZEKERRAAR<br />

ADVOCAAT TOTAAL<br />

N= 89 162 1.503<br />

Zeer bruikbaar<br />

Bruikbaar<br />

Niet bruikbaar/onbruikbaar<br />

Onbruikbaar<br />

Zeer onbruikbaar<br />

Zou niet kunnen zeggen<br />

Gemiddeld oordeel*<br />

38,2<br />

37,1<br />

6,7<br />

9,0<br />

4,5<br />

4,5<br />

4,0<br />

Bron Van Velthoven et al., 2004, p.111, tabel 4.17 (bewerking <strong>SEO</strong>).<br />

46,3<br />

32,7<br />

10,5<br />

3,7<br />

3,7<br />

3,1<br />

4,2<br />

33,2<br />

36,2<br />

14,4<br />

6,3<br />

6,1<br />

3,8<br />

3,9<br />

* Op een 5-puntsschaal 1 (zeer onbruikbaar) tot 5 (zeer bruikbaar), onder weglating van categorie ‘zou niet<br />

kunnen zeggen’.<br />

163<br />

789<br />

752<br />

163<br />

817<br />

111<br />

613


DE ACTOREN OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 27<br />

Tabel 3.6: Antwoord van respondenten op de vraag of ze in een soortgelijke situatie opnieuw<br />

contact zouden opnemen met de geraadpleegde deskundigen, naar type<br />

adviseur en in totaal, in % van het aantal contacten<br />

TYPE ADVISEUR RECHTSBIJSTANDVER-<br />

ZEKERAAR<br />

ADVOCAAT TOTAAL<br />

N= 89 162 1.503<br />

Ja, zeker<br />

Waarschijnlijk wel<br />

Misschien wel/niet<br />

Waarschijnlijk niet<br />

Nee, zeker niet<br />

Gemiddeld oordeel*<br />

64,0<br />

15,7<br />

11,2<br />

3,4<br />

5,6<br />

4,3<br />

Bron: Van Velthoven et al., 2004, p.112, tabel 4.18 (bewerking <strong>SEO</strong>).<br />

52,5<br />

19,1<br />

10,5<br />

8,0<br />

9,9<br />

4,0<br />

46,1<br />

24,8<br />

10,8<br />

8,2<br />

8,8<br />

3,9<br />

a Op een 5-puntsschaal 1 (nee, zeker niet) tot 5 (ja, zeker), onder weglating van categorie ‘zou niet kunnen<br />

zeggen’.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET PROCES ALS DOMEIN<br />

4 Publiek belang op de markt voor juridische<br />

bijstand<br />

In dit hoofdstuk beschrijven we wat een publiek belang is en welk publiek belang een rol speelt<br />

op de markt voor juridische bijstand. In het algemeen wordt met de term publieke belangen gedoeld<br />

op belangen die niet <strong>als</strong> vanzelf door burgers en bedrijven worden behartigd en op zaken<br />

en mensen die kwetsbaar zijn. 26 In het algemeen kunnen publieke belangen ontstaan <strong>als</strong>:<br />

1. De markt het belang niet of onvoldoende vanzelf borgt. Er is sprake van marktfalen in het<br />

geval van:<br />

a. Externe effecten.<br />

In het geval van externe effecten worden er wel goederen en diensten geproduceerd,<br />

maar wordt er niet op een markt voor ‘afgerekend’, omdat er geen prijskaartjes aan<br />

hangt. In het geval van externe effecten zal de markt zonder ingrijpen niet efficiënt werken.<br />

Bij negatieve effecten zo<strong>als</strong> milieuverontreiniging is de marktprijs te laag. Deze is<br />

immers alleen gebaseerd op de private kosten en houdt geen rekening met de maatschappelijke<br />

kosten inclusief de milieukosten.<br />

b. Collectieve goederen.<br />

Bij collectieve goederen is voortbrenging via de markt uitgesloten, omdat de baten van<br />

het goed non-exclusief zijn, en omdat het goed wordt gekenmerkt door non-rivaliteit in<br />

het gebruik. Non-exclusiviteit van baten betekent dat het onmogelijk is om mensen van<br />

het gebruik van het goed uit te sluiten. Non-rivaliteit betekent dat het gebruik door de<br />

ene consument niet ten koste gaat van gebruik door een ander. Mede daardoor ontstaat<br />

‘freerider’ gedrag. Consumenten kunnen profiteren van de voordelen van een collectief<br />

goed, zonder er voor te betalen, zo<strong>als</strong> bij defensie en dijken.<br />

c. Informatiescheefheid tussen vrager en aanbieder.<br />

Indien het bieden van kwaliteit voor de aanbieder kostbaar is, maar consumenten de<br />

kwaliteit niet goed kunnen beoordelen, dan is er geen prikkel aanwezig voor de aanbieders<br />

om een bovengemiddelde kwaliteit te bieden. Dit kan leiden tot averechtse selectie<br />

en een achteruitgang in de kwaliteit van de aangeboden producten en diensten. De<br />

meeste consumenten zijn immers bereid om een prijs te betalen die overeenkomt met<br />

het gemiddelde kwaliteitsniveau. In het geval van averechtse selectie zullen de kwalitatief<br />

slechte aanbieders op een ongereguleerde markt de kwalitatief goede aanbieders uit<br />

de markt prijzen, met <strong>als</strong> gevolg een spiraal van een steeds slechtere kwaliteit- en prijsverhouding.<br />

Op sommige markten hebben niet de vragers, maar de aanbieders last van een informatieachterstand.<br />

Zo hebben sommige verzekeringsmarkten last van informatieproblemen.<br />

Denk bijvoorbeeld aan de problemen die zouden ontstaan <strong>als</strong> een particuliere verzeke-<br />

26 Deze inleiding en paragraaf 4.1 is mede gebaseerd op Baarsma et al. (2004).<br />

29<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


30 HOOFDSTUK 4<br />

raar een verzekering tegen het werkloosheidrisico of tegen het risico om failliet te gaan<br />

zou aanbieden. <strong>Het</strong> risico om een baan te verliezen of de kans om baan te vinden bij<br />

werkloosheid hangt in sterke mate af van het gedrag van de werkzoekende Door het<br />

gedrag van de verzekerde wordt het risico van werkloosheid of van faillissement nog<br />

groter. Dit probleem wordt aangeduid <strong>als</strong> moral hazard (‘moreel risico’). Moreel risico<br />

maakt dat sommige risico’s niet verzekerd kunnen worden door particuliere verzekeringsmaatschappijen<br />

en dat er reden is voor de overheid om in te grijpen (sociale verzekering).<br />

Imperfecte informatie kan er dus toe leiden dat bestaande markten niet goed functioneren<br />

of dat particuliere markten ontbreken (zo<strong>als</strong> in sommige verzekeringsmarkten). Om<br />

problemen <strong>als</strong> gevolg van informatieasymmetrie aan te pakken, wordt in de literatuur<br />

veelal voorgesteld om de markt te reguleren – door de overheid of door bedrijven zelf –<br />

door het invoeren van bijvoorbeeld minimum kwaliteitseisen, erkennings- en vestigingsregels,<br />

of certificering of het invoeren van sociale verzekeringen.<br />

d. Monopolievorming.<br />

Als de concurrentie in sterke mate beperkt wordt, kan de aanbieder een machtspositie<br />

krijgen. Dit kan het gevolg zijn van schaalvoordelen in de productie (het elektriciteitsnet),<br />

netwerkeffecten in de vraag (Microsoft), kartelafspraken (de bouwsector in de jaren<br />

negentig), of fusies en overnames (bijv. in de farmaceutische industrie of de luchtvaart).<br />

2. De politiek vindt dat de uitkomst van vrije marktwerking niet acceptabel is. Dit is het geval<br />

bij:<br />

a. Ongelijke welvaartsverdeling.<br />

In situaties waar de marktuitkomst <strong>als</strong> onrechtvaardig wordt beschouwd, is ingrijpen gericht<br />

op het bereiken van een rechtvaardiger uitkomst, zo<strong>als</strong> bij de progressieve inkomensbelasting<br />

(herverdeling).<br />

b. Paternalistische overheid.<br />

Paternalisme kan zowel aanleiding zijn om de productie en consumptie van producten<br />

waarvan de overheid meent dat die slecht zijn voor de burger te ontmoedigen (denk aan<br />

roken of drugs), <strong>als</strong> om de productie en consumptie van producten waarvan de overheid<br />

meent dat die juist goed zijn voor de burger te stimuleren (denk aan het volgen van<br />

onderwijs, het bezoeken van een theater en het dragen van autogordels).<br />

In paragraaf 4.2 bekijken we in hoeverre deze aspecten een rol spelen op de markt voor juridische<br />

bijstand. In paragraaf 4.1 beschrijven we eerst wat het publiek belang op de markt voor juridische<br />

bijstand is. Paragraaf 4.3 geeft de analyse tot slot in het kort weer.<br />

4.1 Op zoek naar het publiek belang<br />

Op zoek naar de publieke belangen op de markt voor juridische bijstand, verrichten we een gedachtenexperiment.<br />

In gedachten gaan we ervan uit dat er geen overheid is die regulerend optreedt.<br />

Er is sprake van een marktsituatie met een eenvoudig transactiemechanisme, waarbij par-<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 31<br />

tijen onderling transacties sluiten zonder dat er een overheid is die daar enige bemoeienis mee<br />

heeft. Stel nu dat partijen onderling een conflict krijgen over de door hen gemaakte afspraak (het<br />

contract). In een situatie zonder overheid zijn de eigendomsrechten niet gedefinieerd en niet<br />

gegarandeerd. Om het conflict op te lossen, zullen bovengenoemde partijen zich bewapenen en<br />

het onderling uitvechten. Om dat te voorkomen, zal de overheid twee dingen moeten doen: ten<br />

eerste de mogelijkheid creëren om bindende afspraken te maken (eigendomsrechten definiëren 27)<br />

en ten tweede een scheidsrechter benoemen (de rechtelijke macht instellen en financieren).<br />

Van essentieel belang voor een goed werkend transactiemechanisme is dus het bestaan van een<br />

markt voor contracten en een scheidsrechter. Door eigendomsrechten te definiëren én te garanderen<br />

worden twee van de meest fundamentele marktfalens in de samenleving geïnternaliseerd,<br />

namelijk diefstal en roof en de bewapeningswedloop (Teulings et al., 2003, paragraaf 4.3.2): “Rovers<br />

worden ontmoedigd om te roven door hen te bedreigen met collectieve wraakoefening. Bewapeningswedlopen<br />

worden voorkomen door de staat het monopolie te geven op het gebruik van geweld.” De overheid of andere<br />

partijen mogen niet zomaar eigendom van anderen in bezit nemen. Zonder deze vorm van<br />

rechtszekerheid heeft privaat eigendom geen waarde en daarmee vormen eigendomsrechten (en<br />

de garantie daarvan) de basis voor een goedlopende economie en voor stabiele sociale relaties<br />

zonder het gevaar van een wapenwedloop.<br />

De partijen die een conflict hebben over een contract kunnen zich beroepen op hun eigendomsrechten<br />

en zich richten tot een rechtbank. Een individuele rechtzoekende zal het moeilijk vinden<br />

om in te schatten of, en zo ja, op welke manier hij de beste kans maakt om zijn recht te halen<br />

voor de rechtbank. Daartoe kan hij zich wenden tot een specialist: iemand met verstand van het<br />

recht, bijvoorbeeld een advocaat of andere juridisch adviseur. Vervolgens is het – onder meer<br />

omdat schaars overheidsgeld wordt uitgegeven aan het instandhouden van de rechtelijke macht –<br />

van belang dat de rechtsgedingen op een ordelijke en efficiënte manier gevoerd worden. Om dat<br />

mogelijk te maken, kunnen rechtzoekenden wederom terecht bij de specialist. Deze specialist kan<br />

helpen om het conflict in de rechtbank (of daarbuiten) zo goed mogelijk op te lossen, maar kan<br />

ook helpen om een goed contract op te stellen en daarmee een conflict te voorkomen. Ten slotte<br />

is het voor een eerlijk <strong>proces</strong> van belang dat elke rechtzoekende in gelijke mate toegang heeft tot<br />

het recht.<br />

De genoemde belangen vatten wij samen onder de noemer rechtszekerheid. Met rechtszekerheid<br />

wordt in het onderhavige rapport bedoeld de zekerheid ten aanzien van de vraag waar men met<br />

betrekking tot het recht aan toe is. De afnemer moet zeker zijn dat zijn vraag naar rechtsbijstand<br />

op een adequate wijze kan worden vervuld. Rechtszekerheid omvat de toegankelijkheid van het recht, een<br />

evenwichtig en ordelijk verloop van rechtsgedingen en een efficiënte rechtsgang. Voor een eerlijk, evenwichtig en<br />

ordelijk verloop van rechtsgedingen moet in ieder geval voldoende kennis van bijzondere rechtsregels<br />

(zo<strong>als</strong> het <strong>proces</strong>recht) en jurisprudentie bij partijen aanwezig zijn. De gemiddelde burger<br />

beschikt veelal niet over deze kennis. <strong>Het</strong> is dan ook van (publiek) belang dat er voldoende aan-<br />

27 De positie en de rol van een individu in het economisch systeem wordt bepaald door de eigendomsrechten<br />

waarover het beschikt. De econoom ziet eigendomsrechten <strong>als</strong> een verzameling van juridische normen die<br />

de verhouding tussen mensen ten aanzien van schaarse middelen op een specifieke manier regelen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


32 HOOFDSTUK 4<br />

bod van herkenbare kwalitatief hoogwaardige rechtshulpverlening bestaat zodat eenieder die<br />

rechtshulp behoeft zich desgewenst van doelmatige rechtsbijstand kan voorzien. 28<br />

4.2 Knelpunten op de markt voor juridische bijstand<br />

In deze paragraaf bekijken we in hoeverre de hierboven beschreven vormen van marktfalen en<br />

politieke redenen voor ingrijpen een rol spelen op de markt voor juridische bijstand. We kijken<br />

hierbij niet meer alleen naar de markt an sich – dat is immers niet meer nodig nu we het publiek<br />

belang geïdentificeerd hebben –, maar betrekken daarbij ook het overheidsingrijpen en de zelfregulering.<br />

Op die manier brengen we de knelpunten in kaart die een rol spelen op de (verschillende<br />

segmenten van) de markt voor juridische bijstand.<br />

In paragraaf 4.2.1 kijken we naar de markt voor rechtsbijstandverzekeringen. <strong>Het</strong> overheidsingrijpen<br />

op deze markt is ingegeven door enige mate van marktfalen (informatiescheefheid) en<br />

door paternalistische motieven. De werking van de markt voor advocatendiensten komt aan bod<br />

in paragraaf 4.2.2. Uit die analyse zal blijken dat op deze markt alle vier hierboven genoemde<br />

vormen van marktfalen <strong>als</strong>ook beide genoemde politieke redenen voor ingrijpen een rol spelen.<br />

4.2.1 Werking van de markt voor rechtsbijstandverzekeringen<br />

Net <strong>als</strong> elke verzekeringsmarkt is ook de markt voor rechtsbijstandverzekeraars geen markt van<br />

volkomen vrije mededinging. 29 De markt werkt niet perfect doordat informatieasymmetrieën<br />

bestaan tussen verzekeraar en verzekerde. Zo heeft de verzekerde – ondanks de beschikbaarheid<br />

van vergelijkende informatie over verzekeraars op internet en bij de Consumentenbond – tot op<br />

het moment van de aanmelding van zijn eerste schade enige onzekerheid over de vraag of de<br />

verzekeraar de juiste juridische diensten verleent. Anderzijds kennen verzekeraars vooraf niet het<br />

gedrag van een persoon die een verzekering wil afsluiten. Een verzekering kan bijvoorbeeld moral<br />

hazard of opportunistisch gedrag uitlokken (‘ik ben nu toch verzekerd, dus ik kan wel wat<br />

onvoorzichtiger zijn of sneller een juridisch kwestie aanvechten’). Een ander probleem van informatiescheefheid<br />

is freeridersgedrag. De reputatie van de advocatuur en de kwaliteitsonzekerheid<br />

(hoe weet ik of een advocaat goed is? – een hoog tarief wordt dan <strong>als</strong> een indicator gebruikt)<br />

lokken dus freeridersgedrag uit: de verzekerde neemt eerder een dure advocaat in de hoop daarmee<br />

kwalitatief goede dienstverlening te krijgen. Omdat de verzekerde daarbij geen rekening<br />

houdt met het feit dat deze relatief hoge advocaatkosten de premie voor alle verzekerden verhoogt,<br />

is sprake van freeridersgedrag.<br />

28 Dit zou ook kunnen door in duidelijke taal informatie over procedures aan een breed publiek beschikbaar<br />

te stellen (bijv. op internet). Een voorbeeld zou zijn een stappenplan ‘hoe haal ik mijn recht in een arbeidsconflict’.<br />

29 Volkomen vrije mededinging: betekent een markt met een: (1) groot aantal aanbieders; (2) groot aantal<br />

vragers; (3) homogeen goed; (4) transparante markt; en (5) vrije toetreding en uittreding. Bij volkomen concurrentie<br />

bepalen vraag en aanbod de prijs; de individuele aanbieder en de individuele vrager hebben geen<br />

invloed.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 33<br />

De markt beperkt dit probleem echter zelf door het gebruik van no-claimkortingen en premiedifferentiatie.<br />

Een rechtsbijstandverzekeraar kan beter dan bijvoorbeeld een ziektekostenverzekeraar<br />

de goede en slechte risico’s onderscheiden (en mag dat ook). Zo wordt de transparantie van de<br />

markt voor bedrijfsrechtsbijstand vergroot doordat de (zeer) risicovolle bedrijven er na screening<br />

uitgehaald worden. Gezinnen vormen voor rechtsbijstandverzekeraars een homogene groep; en<br />

alleen <strong>als</strong> een verzekerde frequent en onterecht een beroep doet op de rechtsbijstandverzekering<br />

heeft de verzekeraar de mogelijkheid om de verzekering op te zeggen.<br />

Ondanks deze marktimperfectie kan de markt waarop rechtsbijstandverzekeraars actief zijn, worden<br />

gekenschetst <strong>als</strong> een relatief competitieve markt. Dit wordt ook beschreven in een recent<br />

document van de ministers van Justitie en Financiën, waarin zij antwoord geven op vragen over<br />

grote verschillen in premies voor rechtsbijstandverzekeringen. Volgens hen is er geen reden om<br />

aan te nemen dat verschillen in premies veroorzaakt worden door een gebrek aan concurrentie.<br />

“Er is voldoende marktwerking. Er zijn ruim 40 aanbieders, die een gevarieerd aanbod op de markt brengen.<br />

Hierdoor heeft de consument voldoende keuzemogelijkheid.” In de markt voor rechtsbijstandverzekeringen<br />

is volgens beide ministers voldoende transparantie.<br />

“<strong>Het</strong> gaat om een relatief eenvoudig en goed vergelijkbaar financieel product. De consument kan op basis<br />

van de beschikbare informatie een weloverwogen keuze maken binnen het aanbod. Uiteraard zijn<br />

polisvoorwaarden en premies niet uniform aangezien verzekeraars concurreren op de inhoud, prijs en<br />

kwaliteit van het product. De diverse polisvoorwaarden van de verzekeraars kunnen door consumenten<br />

geraadpleegd en vergeleken worden. Polisvoorwaarden worden bij de offerte aangeboden maar zijn vaak<br />

ook via internet beschikbaar.”<br />

Er bestaan daarnaast meerdere mogelijkheden tot vergelijking van (rechtsbijstand)verzekeringen<br />

via vergelijkende websites, het tweejaarlijkse vergelijkingsonderzoek van de Consumentenbond<br />

en informatie verschaft door een intermediair of de verzekeraar zelf.<br />

<strong>Het</strong> ingrijpen op de markt voor rechtsbijstandverzekeringen is dan ook niet gestoeld op het corrigeren<br />

van een marktfalen, maar op paternalistische motieven. Om consumenten te beschermen<br />

tegen eventuele belangenverstrengeling binnen verzekeraars of hen een sterkere positie te geven<br />

bij geschillen met verzekeraars, heeft de Europese Commissie in 1987 een Richtlijn opgesteld op<br />

basis waarvan in 1993 in Nederland een Wet toezicht verzekeringsbedrijf is opgesteld. De Nederlandse<br />

wet is daarnaast ook gericht op de waarborg voor de verzekerde om in sommige gevallen<br />

het recht van een vrije advocaatkeuze te hebben. Deze wet wordt in meer detail beschreven in<br />

paragraaf 5.4.<br />

Volgens Barendrecht (2004) zijn er belangrijke nadelen verbonden aan de vrije advocatenkeuze in<br />

civiele procedures, omdat het marktwerking zou beperken. Hij spreekt van de ‘fuik van de standaard’.<br />

<strong>Het</strong> benadrukken van vrije advocatenkeuze suggereert dat iemand met een juridisch probleem<br />

zelf goed kan beoordelen wat voor dienst (en kwaliteit) hij nodig heeft en dat hij ook een<br />

beoordeling kan maken of de diensten in lijn zijn met de aard van de zaak (bijvoorbeeld of de<br />

verhouding tussen procedurekosten en het financieel belang niet uit balans is). Deze suggestie is<br />

volgens Barendrecht onterecht. Bovendien is de keuze voor een soort dienst (bijvoorbeeld procedure<br />

bij de rechter of eventueel arbitrage of mediation) niet volledig een keuze van één partij,<br />

omdat deze partij daarbij ook afhankelijk is van de keuze van de andere partij. Deze keuzes worden<br />

dus samen met de tegenpartij gemaakt, met wie overigens al een communicatie- of coördina-<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


34 HOOFDSTUK 4<br />

tieprobleem bestaat (anders was het juridische probleem al per definitie opgelost). Als het gesprek<br />

over het probleem niet loopt, dan is de kans al groot dat de communicatie over hoe je een probleem<br />

oplost ook niet gaat lopen. Zo zal een voorstel ten aanzien van een procedurevorm gewantrouwd<br />

worden door de andere partij. Wanneer de partijen samen niet kunnen kiezen voor een<br />

oplossingstraject, komen ze in een standaardprocedure terecht. Door de coördinatieproblemen<br />

wordt de standaardprocedure een fuik, waarin ook partijen terechtkomen voor wie een andere<br />

procedure (bijvoorbeeld mediation) eigenlijk beter zou zijn. Waarschijnlijk zitten er veel partijen<br />

in een civiele procedure, terwijl zij daar helemaal niet in thuis horen. <strong>Het</strong> probleem wordt verergerd<br />

doordat ook voor juridische dienstverleners de ‘standaard’ het vaakst voorkomt en zij zullen<br />

zich steeds verder in de standaard bekwamen en steeds meer gaan geloven dat dat de enige oplossing<br />

is. De vrije advocatenkeuze is dus een mooi voornemen, en zeker van belang voor bijvoorbeeld<br />

gevangen in Guantanamo Bay, maar de vraag is in hoeverre het doorgetrokken moet worden<br />

naar civiele procedures in Nederland. “[...] In het algemeen is de keuzevrijheid van partijen voor de<br />

juiste prijs en kwaliteit van juridische diensten beperkt, omdat partijen die samen niet kunnen beslissen in de fuik<br />

van de standaard worden gezogen. Dat is een belangrijk obstakel voor marktwerking.”<br />

4.2.2 Werking van de markt voor advocatendiensten<br />

Op de markt voor de advocatendiensten spelen alle vormen van marktfalen een rol. We gaan<br />

achtereenvolgens in op monopolievorming, informatiescheefheid, externe effecten en collectieve<br />

goederen. Vervolgens gaan we in op de twee politieke redenen voor overheidsingrijpen op de<br />

markt: ongelijke welvaartsverdeling en paternalisme.<br />

Monopolievorming (oftewel: concurrentie wordt in sterke mate beperkt)<br />

Als de concurrentie in sterke mate beperkt wordt, komt dat tot uitdrukking in hoge prijzen en<br />

hoge winstmarges. 30 De perceptie van burgers over het prijsniveau is dat dit te hoog ligt. <strong>Het</strong><br />

WODC vroeg in 2004 aan meer dan 3.500 Nederlandse burgers of zij het eens of oneens waren<br />

met de stelling ‘advocaten vragen te veel geld voor het werk dat ze doen’. Deze stelling, die op<br />

een schaal van 1 (geheel oneens) tot 5 (geheel eens) beoordeeld kon worden, kreeg gemiddeld een<br />

4,1. 31 In de wetenschappelijke literatuur zijn verschillende verklaringen aangedragen voor stijgende<br />

advocatentarieven en de hoogte van de winstmarges. We gaan hieronder kort in op de analyse<br />

van Shy Oz (2001), Barendrecht (2004) en Gillian Hadfield (1999). 32<br />

Oz ziet twee redenen voor de sterke groei van het aantal advocaten tussen 1970-1995. Ten eerste<br />

noemt hij de trend richting specialisatie en arbeidsverdeling tussen adviserende en <strong>proces</strong>voerende<br />

advocaten. Ten tweede noemt hij het feit dat het steeds winstgevender wordt om advocaat te<br />

zijn (door hogere tarieven). Dit laatste punt werkt Oz uit door te wijzen op netwerkeffecten, dat<br />

wil zeggen een verschijnsel dat de waarde van een netwerk voor een actor (in dit geval een advocaat)<br />

toeneemt met de omvang van het netwerk (zie verder onder het kopje externe effecten).<br />

30 Uiteraard moet de hoogte van prijzen in relatie tot de geleverde kwaliteit worden beschouwd. De kwaliteit<br />

van advocatendiensten komen aan bod in paragraaf 3.3.1 (tabel 3.5 en 3.6).<br />

31 Van Velthoven et al. (2004), p.175.<br />

32 Deze onderwerpen worden ook behandeld in: Rosen (1992); Sander & Williams (1989).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 35<br />

Hadfield vraagt zich af “why do lawyers cost so much?” (p. 6). Hij onderzoekt op zoek naar het antwoord<br />

de imperfecties op markt voor advocatendiensten en concludeert dat “the market for lawyers<br />

is fundamentally non-competitive” (p. 72). In de advocatuur is dus geen sprake van volkomen vrije<br />

mededinging (zie voetnoot 29 paragraaf 4.2.1). In de economie wordt de idea<strong>als</strong>ituatie van volkomen<br />

vrije mededinging gebruikt <strong>als</strong> benchmark waartegen de werkelijke situatie wordt afgezet,<br />

omdat in het geval van vrije mededinging de welvaart maximaal is. In de Nederlandse situatie zijn<br />

met name de volgende vier aspecten van invloed op het gebrek aan concurrentie: (1) verplichte<br />

<strong>proces</strong>vertegenwoordiging, (2) hoge toetredingsbarrières, (3) hoge overstapkosten en (4) uitstralingswerking<br />

<strong>proces</strong>monopolie.<br />

Verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging. De meest in het oog springende imperfectie is het bestaan van een<br />

wettelijk monopolie (<strong>proces</strong>monopolie), waardoor alleen advocaten procedures mogen voeren.<br />

Er zijn uitzonderingen, maar in veel gevallen is sprake van verplichte winkelnering (zie verder<br />

paragraaf 5.3.1). De economische theorie voorspelt dat in het geval van een monopolie de prijzen<br />

te hoog zijn en de productie te laag, waardoor de maatschappij <strong>als</strong> geheel een welvaartsverlies<br />

leidt. De door o.a. Hadfield genoemde hoge prijzen hangen in ieder geval gedeeltelijk samen met<br />

dit <strong>proces</strong>monopolie. In het rapport van Clementi (2004) over de hervorming van de Britse<br />

markt voor juridische bijstand wordt soortgelijke kritiek op het instrument <strong>proces</strong>monopolie <strong>als</strong><br />

oplossing voor informatieproblemen gegeven.<br />

<strong>Het</strong> feit dat het aantal procedures en het aantal advocaten de laatste jaren sterk toeneemt, toont<br />

volgens sommigen aan dat het hier niet om een ‘gewoon’ monopolie gaat, maar om een monopolie<br />

dat in ieder geval enige concurrentiedruk van (potentiële) toetreders ervaart. 33 In tegenspraak<br />

met deze concurrentiedruk is het feit dat netwerkeffecten een rol spelen en dat het aantal zaken<br />

per advocaat stabiel blijft.<br />

Hoge toetredingsbarrières. De concurrentiedruk van (potentiële) toetreders is groter naarmate de<br />

toetredingsbarrières lager zijn. Er zijn toetredingsbelemmerende maatregelen die de sector zelf of<br />

op basis van wetgeving heeft getroffen. Een belangrijke toetredingsbarrière vormt de beroepsopleiding<br />

advocatuur (zie paragraaf 3.2). Pas na het afronden van deze opleiding en de daaraan gelieerde<br />

stage is men advocaat en kan een eigen kantoor worden gestart. Doordat de beroepsopleiding<br />

onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse Orde van Advocaten valt en het aantal<br />

opleidingsplaatsen beperkt is en bepaald wordt door de kantoren, heeft de zittende advocatuur<br />

een stevige vinger in de pap <strong>als</strong> het gaat om toetreding. Uiteraard is het zo dat de beperking van<br />

het aantal plaatsen ook samenhangt met de hoge kosten ervan. 34 Een andere barrière zijn de<br />

beperkingen die aan een advocaat die niet bij een advocatenkantoor, maar in loondienst van een<br />

andere organisatie wil werken, zijn opgelegd (zie verder paragraaf 5.3.2 en 5.5).<br />

De genoemde barrières zijn kunstmatig van aard en grotendeels door de sector zelf (belichaamd<br />

door de Orde) in het leven geroepen. Paragraaf 5.1 gaat dieper in op deze zelfregulering door de<br />

Nederlandse Orde van Advocaten. Net <strong>als</strong> bij veel andere vrije beroepen wordt ook in de advocatuur<br />

gesteld dat zelfregulering aan de orde is omdat niet-advocaten – vanwege de complexiteit<br />

van het recht – onvoldoende kennis (kunnen) hebben om adequate regulering op te stellen. De<br />

33 Sander & William (1989).<br />

34 Rosen (1992).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


36 HOOFDSTUK 4<br />

economische literatuur is over het algemeen negatief over dergelijke zelfregulering: “Self-regulation<br />

is characterised as, potentially, having the effect of a cartel, by controlling entry to the market [...] members of the<br />

profession earn economic rents.”. 35 In het geval van zelfregulering kan sprake zijn van een ‘regulatory capture’.<br />

36 Een sector vraagt zelf om regulering, zo<strong>als</strong> kwalificatievereisten of kwaliteitseisen, waarbij<br />

het gevaar dreigt dat deze uit het oogpunt van marktwerking te hoog wordt ingezet – met name<br />

omdat dit (hogere) toetredingsbarrières <strong>als</strong> gevolg heeft. Deze kunnen makkelijk hoger zijn dan<br />

nodig, omdat ondernemers die eenmaal op de markt actief zijn belang hebben bij zo hoog mogelijke<br />

toetredingsbelemmeringen en bij het ontbreken van elke concurrentie op kwaliteit. Daar<br />

waar de voordelen geconcentreerd zijn (bij de aanbodzijde) en waar de kosten over een grote<br />

groep verdeeld worden (aan de vraagzijde) zijn lobbygroepen van aanbieders eerder in staat inefficiënte<br />

regulering door te drukken.<br />

Behalve kunstmatige toetredingsbarrières bestaan er ook ‘natuurlijke’ barrières. Zo is sprake van<br />

toenemende voordelen van specialisatie. Advocaten met ervaring op een bepaald rechtsgebied of<br />

sector leren meer van elke volgende ervaring dan een advocaat zonder ervaring op dat gebied of<br />

die sector. <strong>Het</strong> is dan efficiënter om te specialiseren in plaats van het werk tussen de twee advocaten<br />

te verdelen. Eenmaal gespecialiseerd is de marktmacht van de advocaat ten opzichte van een<br />

afnemer groter. Een andere ‘natuurlijke’ barrière zijn schaalvoordelen die met name in de transactiepraktijk<br />

tot grote kantoren leiden. De schaalvoordelen hangen samen met het belang van informatie<br />

en kennis die in principe zonder extra kosten door anderen kan worden gebruikt. Advocaten<br />

met veel kennis kunnen deze dan overdragen tijdens bijvoorbeeld vergaderingen, gesprekken,<br />

presentaties of geschreven stukken. Hoe groter het aantal luisterende of meelezende collegae<br />

hoe groter het schaaleffect van gedeelde kennis en informatie. Omdat het leer<strong>proces</strong> in de advocatuur<br />

vaak plaatsvindt door het samenwerken met een senior medewerker of partner, zijn deze<br />

schaalvoordelen in potentie groot. Dat geldt trouwens niet zo zeer voor de <strong>proces</strong>praktijk, waar<br />

kennis en ervaring wordt opgedaan door daadwerkelijk op een bepaald moment een <strong>proces</strong> te<br />

voeren. In de transactiepraktijk wordt het werk over een langere periode uitgevoerd (het eerste<br />

werk kan daardoor worden gedaan door een stagiair of medewerker waarna een partner het redigeert)<br />

en wordt kennis via documenten doorgegeven.<br />

Verzonken kosten/overstapkosten. Als een advocaat eenmaal aan de slag gaat, stijgen met elk extra<br />

declarabel uur de overstapkosten voor de cliënt. De kosten die de advocaat tot op dat moment<br />

heeft gemaakt, zijn immers verzonken kosten: <strong>als</strong> een andere advocaat in de hand zou worden<br />

genomen voor de betreffende zaak, dan zouden deze kosten opnieuw gemaakt moeten worden.<br />

De cliënt is <strong>als</strong> het ware opgesloten in de relatie met de advocaat. Een dergelijke lock-in situatie<br />

geeft de advocaat marktmacht. Hij kan minder inspanning verrichten (of ruim uren schrijven),<br />

makkelijker geld uitgeven aan experts, studies, paraleg<strong>als</strong> etc. en hij kan zich meer richten op de<br />

voor hem of zijn kantoor interessante aspecten van de zaak die niet van groot belang zijn voor de<br />

cliënt.<br />

Uitstralingswerking van <strong>proces</strong>monopolie. <strong>Het</strong> <strong>proces</strong>monopolie werkt verder dan alleen het wettelijk<br />

verplichte <strong>domein</strong>. De advocatuur heeft binnen procedures, waarvoor het <strong>proces</strong>monopolie<br />

35 Stephen & Love (1996, p. 988) en Maks & Philipsen (2002) trekken soortgelijke conclusies.<br />

36 Stigler (1971).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 37<br />

geldt, en bij strafzaken het stempel gekregen van wettelijk beschermde juridisch adviseur. Deze<br />

status werkt ook ver buiten deze werkzaamheden door. Als gevolg van dit uitstralingseffect hebben<br />

advocaten ten opzichte van andere juridische dienstverleners voor wat betreft de prijsvorming<br />

een voordeliger positie, uitsluitend <strong>als</strong> gevolg van het <strong>proces</strong>monopolie. In het ‘Ten geleide’<br />

van gedragsregels van 1992 staat het uitstralingseffect expliciet benoemd: “De advocaat wordt ook<br />

buiten het hem toegekende <strong>proces</strong>monopolie door de maatschappij erkend <strong>als</strong> iemand die een wezenlijke rol vervult<br />

in de rechtsbedeling.” 37 Een dergelijk reputatie-effect is in de economische literatuur o.a. door Shapiro<br />

(1983) en Rogerson (1983) beschreven. Op een markt met onvolkomen mededinging, zo<strong>als</strong> de<br />

advocatuur, kunnen aanbieders een extra premie behalen (in termen van tarieven of marktaandeel).<br />

Barendrecht (2004, NJB, p.26) legt bij uitstralingseffecten niet de nadruk op status, maar op efficiëntie,<br />

zowel vanuit de belangen van de advocaat <strong>als</strong> vanuit de belangen van een cliënt. Voor een<br />

cliënt is het aantrekkelijk om beroep te doen op een advocaat, ook <strong>als</strong> een geschil buiten de<br />

rechtbank wordt opgelost. Mocht blijken dat de gang naar de rechter onvermijdelijk is, dan worden<br />

de kosten van juridisch advies in de vroege fase niet gedupliceerd (inwerken advocaat). Daarnaast<br />

kan in een onderhandelings<strong>proces</strong> alleen een advocaat geloofwaardig dreigen met procedures.<br />

Ook voor contracten hebben advocaten concurrentievoordelen, zij hebben namelijk feeling<br />

hoe contracten door de rechter worden uitgelegd.<br />

Uitstralingseffecten van het <strong>domein</strong>monopolie kunnen dus verbonden zijn aan reputatie, maar<br />

ook aan efficiëntie overwegingen. Uitstralingseffecten kunnen volgens de theorie uitmonden in<br />

hogere tarieven en/of een hoger marktaandeel van advocaten voor niet-monopolie zaken. Wat de<br />

tarieven betreft, zien we inderdaad dat de prijzen binnen het <strong>proces</strong>monopolie vaak niet hoger<br />

zijn dan daarbuiten (dat wil zeggen dat een advocaat vaak hetzelfde uurtarief hanteert voor het<br />

voeren van een <strong>proces</strong> <strong>als</strong> voor een niet-<strong>proces</strong>zaak). De marges die op het monopoliedeel behaald<br />

kunnen worden, blijven dus ook buiten het monopolie in tact. In termen van marktaandeel<br />

zijn de uitstralingseffecten minder opvallend. Uit Van Velthoven et al. (2004) en Eshuis en Paulides<br />

(2002) weten wij dat rechtzoekenden de keuzemogelijkheden voor juridisch advies – indien<br />

die aanwezig zijn – op grote schaal benutten.<br />

In tegenstelling tot een advocaat die bij een advocatenkantoor werkt, kan een advocaat in loondienst<br />

niet goed een reputatie opbouwen, omdat de klantenkring beperkt is tot de verzekerden.<br />

Hoe groot de uitstralingseffecten zijn, is niet bekend. Barendrecht schat dat 30-40% van de omzet<br />

van advocaten uit procedures komt. Op 60-70% van de omzet valt volgens deze schatting<br />

buiten het <strong>proces</strong>monopolie en daar spelen dus de uitstralingseffecten. Barendrecht is van mening<br />

dat de uitstralingseffecten van het <strong>proces</strong>monopolie vrij groot zijn,wellicht groter dan advocaten<br />

dat zelf beseffen.<br />

Informatiescheefheid<br />

Informatiescheefheid en onzekerheid. Juridische diensten van een advocaat zijn ervaringsgoederen (experience<br />

goods). Dit zijn goederen waarvan de werkelijke kwaliteit pas na de aankoop en het gebruik<br />

ervan kan worden beoordeeld. Er is sprake van ex ante kwaliteitsonzekerheid omdat een afnemer<br />

37 Zie: http://www.horecafraude.com/downloads/Een_faillissement.pdf, p. 77.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


38 HOOFDSTUK 4<br />

pas weet of een advocaat goede diensten verleent nadat hij of zij daar gebruik van heeft gemaakt.<br />

Deze kwaliteitsonzekerheid neemt af naarmate een afnemer vaker gebruik maakt van advocatendiensten.<br />

Dat geldt voor professionele afnemers, zo<strong>als</strong> grote bedrijven of instellingen en rechtsbijstandverzekeraars.<br />

Rechtsbijstandverzekeraars hebben op basis van hun ervaring met advocaten<br />

vaak een selectie gemaakt van preferred suppliers (netwerkadvocaten) die mede <strong>als</strong> kwaliteitskeurmerk<br />

voor de verzekerde kunnen dienen.<br />

Soms heeft de dienstverlening van een advocaat ook kenmerken van een vertrouwensgoed (credance<br />

good). De advocaat is de expert en bepaalt wat de cliënt nodig heeft; de cliënt vertrouwt de<br />

expert, want kan zelf de geleverde prijs-kwaliteitsverhouding niet goed inschatten. In sommige<br />

andere gevallen is dat wel mogelijk <strong>als</strong> verlies/winst scores een kwaliteitsindicator zijn. In dat<br />

geval is er een soort correctiemechanisme – verliest de advocaat vaak een procedure dan zal hij<br />

ook marktaandeel verliezen. Echter, verlies/winst scores zeggen lang niet alles over de prestaties<br />

en de kwaliteit van de geleverde diensten en dus blijft de informatiescheefheid tussen cliënt en<br />

advocaat bestaan. In de woorden van Hadfield:<br />

“So long as clients believe lawyers differ in quality – and in fact lawyers do –, it is just very difficult to<br />

objectively determine when and how much – prices will be buffeted by beliefs based on sign<strong>als</strong> of quality<br />

that are more or less spurious. The extent to which a lawyer can extract the highest price a client is willing<br />

to pay – the monopoly price – will depend on the strength of beliefs generated in a world where it is<br />

extremely difficult to test those beliefs.” (1999, p. 30).<br />

Uit een enquête onder meer dan 3.500 Nederlandse burgers blijkt dat men rechters betrouwbaar<br />

en eerlijk vindt. Op een schaal van 1 tot 5, waarbij 5 het hoogst is, kreeg de stelling ‘Rechters zijn<br />

eerlijk en betrouwbaar’ gemiddeld een 3,5. <strong>Het</strong> oordeel over advocaten is minder gunstig dan<br />

voor rechters, namelijk een 2,9. 38 Uiteraard houdt dit verschil in oordeel ook samen met het verschil<br />

in de aard van de functie (bijvoorbeeld: onpartijdig versus partijdig).<br />

De informatiescheefheid tussen cliënt en advocaat komt op verschillende manieren tot uitdrukking<br />

op de markt van advocatendiensten: (1) het principal-agent probleem, (2) adverse selection<br />

en (3) het toernooimodel. Deze worden hieronder toegelicht.<br />

Principal-agent probleem. De informatiescheefheid betekent dat het voor de cliënt moeilijk is te beoordelen<br />

of de tijd die een advocaat in rekening brengt in verhouding staat tot de geleverde prestatie<br />

(ervan uitgaande dat de advocaat geen vaste prijs heeft afgesproken, maar op uurbasis declareert).<br />

In de economie wordt dit het principal-agent probleem genoemd. De principaal-agent<br />

theorie heeft <strong>als</strong> basis twee veronderstellingen.<br />

− De eerste veronderstelling is dat er in de relatie tussen de principaal (opdrachtgever;<br />

de cliënt) en de agent (opdrachtnemer; de advocaat) een belangentegenstelling is,<br />

waarbij de agent andere belangen nastreeft dan de principaal voor ogen heeft.<br />

− De tweede veronderstelling is dat de principaal niet bij machte is om de activiteiten<br />

en doelen van deze activiteiten van de agent te achterhalen, omdat de principaal niet<br />

38 Van Velthoven et al. (2004), p.175.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 39<br />

over voldoende informatie beschikt. <strong>Het</strong> is voor de principaal te kostbaar om alle activiteiten<br />

van de agenten tot in het kleinste detail te bewaken.<br />

<strong>Het</strong> resultaat is dat er ondoelmatigheid optreedt. Agenten kunnen gebruik maken van het informatieverschil<br />

door tot op zekere hoogte hun eigen doelstellingen te verwezenlijken en niet die<br />

van de principaal. Bij elke principaal-agent relatie bestaat de kans op moral hazard (opportunistisch<br />

gedrag). De opdrachtnemer kan zich niet geloofwaardig binden om handelingen te ondernemen<br />

die het belang van de opdrachtgever dienen en zich te onthouden van acties die dat belang<br />

schaden. Afspraken (‘contracten’) over deze handelingen zijn niet geloofwaardig, omdat de<br />

opdrachtgever niet goed kan nagaan of de opdrachtnemer zich aan deze afspraken heeft gehouden.<br />

De centrale vraag is: hoe kan op basis van enerzijds verschillende doeleinden en anderzijds onvolledige<br />

informatie opportunistisch gedrag worden tegengehouden? De economische theorie<br />

geeft aan dat het principal-agent probleem opgelost kan worden door de economische belangen<br />

van de agenten in zo groot mogelijke mate in overeenstemming te brengen met die van de principaal.<br />

39 Deling van de voordelen en verantwoordelijkheden tussen principalen en agenten is de<br />

meest voor de hand liggende mogelijkheid. Dit is ook precies wat rechtsbijstandverzekeraars (<strong>als</strong><br />

principalen) proberen door een vaste relatie aan te gaan met bepaalde advocatenkantoren. In ruil<br />

voor een hogere en/of gegarandeerde afzet rekenen deze advocaten een lager tarief en is de prikkel<br />

om te veel uren in rekening te brengen minder groot (dit zou immers een lucratieve handelsrelatie<br />

in gevaar kunnen brengen).<br />

Adverse selection. In de meeste markten waar de kwaliteit niet goed zichtbaar is, bestaat gevaar voor<br />

adverse selection (averechtse selectie). 40 Stel dat cliënten de juridische kwaliteit van de dienstverlening<br />

niet kunnen beoordelen, en dat zij advocaten slechts kunnen onderscheiden op basis van<br />

prijsverschillen, dan ontbreekt een prikkel voor advocaten om diensten van een hoge juridische<br />

kwaliteit te leveren. De advocaat kan zich immers niet onderscheiden op grond van die kwaliteit.<br />

De economische theorie voorspelt dat de marktprijs dan zal tenderen naar de prijs die hoort bij<br />

het gemiddelde kwaliteitsniveau. Advocaten die een hogere juridische kwaliteit bieden, worden in<br />

dat geval verlieslijdend en zullen derhalve verdwijnen. Hierdoor zal de gemiddelde kwaliteit nog<br />

minder worden, waardoor ook de marktprijs weer verder zakt, enzovoorts. Op een ongereguleerde<br />

markt zou het resultaat van averechtse selectie zijn dat slechte advocaten overblijven en de<br />

goede uit de markt worden geduwd en dat de prijzen te hoog zijn voor de geleverde diensten.<br />

Dit gevaar is voor de advocatuur echter niet groot. Ten eerste omdat een deel van de informatieassymetrie<br />

door de markt wordt opgelost (zie paragraaf 4.3, onder kopje ‘Tot slot’). Ten tweede<br />

gaat het bij juridische dienstverlening niet om het absolute kwaliteitsniveau van de advocaat, maar<br />

om de kwaliteit van de advocaat ten opzichte van de advocaat of jurist van de tegenpartij (of het<br />

OM). Er is sprake van een toernooimodel.<br />

39 Alchian en Demsetz (1972).<br />

40 Adverse selection werd in 1970 al door Akerlof beschreven aan de hand van het voorbeeld van de markt voor<br />

tweedehands auto’s. Consumenten zijn veelal bereid een prijs te betalen die overeenkomt met het gemiddelde<br />

kwaliteitsniveau; zij betalen dan te veel voor een slechte auto, maar te weinig voor een goede auto.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


40 HOOFDSTUK 4<br />

<strong>Het</strong> toernooimodel. Bij een toernooimodel loont het voor cliënten om veel extra te betalen voor een<br />

advocaat die zij net wat beter achten dan een ander, juist omdat dat beetje het verschil kan maken<br />

in een juridische zaak. “What makes the relativity of performance so important is then the fact that this is a<br />

tournament – the winner takes the prize. Having a lawyer who is marginally better pays off disproportionately.<br />

[...] Clients are therefore (rationally) willing to pay a lot for a little”, aldus Hadfield (p. 32). Nog altijd kunnen<br />

cliënten de kwaliteit niet objectief beoordelen, maar in het toernooimodel zien zij het nut van<br />

kwaliteit en hebben zij percepties over wie een goede advocaat is of wat een goed kantoor is.<br />

Cliënten moeten wel, want anders kan de zaak niet gewonnen worden. Dit betekent dat de prijs<br />

die cliënten betalen gelijk is aan het monetaire equivalent van wat er op het spel staat. <strong>Het</strong> feit dat<br />

de prijs van advocatendiensten niet zijn zo zeer gelieerd aan de kostprijs van de dienstverlening<br />

maar aan de waardering van de consument, is een teken van marktmacht: “Every hour a lawyer<br />

works has, in a sense, the same value as the first hour: the entire amount at stake. This puts lawyers in a powerful<br />

position to extract amounts governed not by the “value” of their services but rather by the wealth of clients.” 41<br />

Deze marktmacht is groter naarmate een advocaat of kantoor vaker <strong>als</strong> toernooiwinnaar uit de<br />

bus komt (‘winner-take-all and tournament nature of the competition among lawyers’). Dit betekent dat<br />

rechtzoekenden (en zeker ook verzekerde rechtzoekenden) altijd zullen proberen een goede (en<br />

dus dure) advocaat in de arm te nemen.<br />

Externe effecten<br />

Een belangrijk extern effect zijn de door Oz (2001) beschreven netwerkeffecten, dat wil zeggen<br />

een verschijnsel dat de waarde van een netwerk voor een actor (in dit geval een advocaat) toeneemt<br />

met de omvang van het netwerk. Dit wordt soms aangeduid met netwerkexternaliteiten, omdat<br />

de nieuwe advocaat deze baten in beginsel niet in zijn afweging betrekt.<br />

Oz wijst op “The counter-intuitive phenomenon where fees rise with an increase in the supply of service people is<br />

not observed in most industries.” (p. 270). Dit contra-intuïtieve effect verklaart hij door een netwerkmodel<br />

te bouwen, waarbij de belangrijkste veronderstelling is dat elke rechtszaak meer dan één<br />

advocaten vereist (bijvoorbeeld omdat de verdediging minstens één advocaat nodig heeft en/of<br />

omdat de tegenpartij ook één of meer advocaten nodig heeft). “This is the core of our analysis, as it<br />

highlights the externality imbedded in each law suit.” (p. 271). In het model zijn η inwoners die elk<br />

overwegen één zaak te beginnen tegen een andere inwoner (voor inwoners kan net zo goed het<br />

aantal werknemers of een andere groep mensen worden genomen). Oz toont vervolgens aan dat<br />

de tarieven zullen stijgen zolang het aantal advocaten onder η ligt; in dat geval kan zowel het<br />

aantal advocaten <strong>als</strong> hun tarieven stijgen. De reden is dat er in dat geval – vanwege de veronderstelde<br />

netwerkeffecten – sprake is van een vraagoverschot naar advocaten. De WRR (2002, p.<br />

177) ziet deze netwerkeffecten ook: “Juridisering door een gestegen beroep op de rechter is derhalve een zichzelf<br />

versterkend <strong>proces</strong>, dat maatschappelijk niet is tegen te houden of te beheersen.”<br />

Afgezien van dit netwerkeffect van de vraag naar rechtsbijstand, speelt een andere factor een rol<br />

bij de stijgende uitgaven aan advocaten, met name de gewoonte om advocaten per uur te laten<br />

declareren. “We moeten maar eens stoppen met juristen per uur te betalen, want anders houden ze elkaar te lang<br />

bezig” zegt Prof J.M. Barendrecht in de NRC van 20 maart 2004.<br />

41 Hadfield (1999), p. 45.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 41<br />

Een tweede vorm van externe effecten treedt op doordat delen van het rechtssysteem niet geprijsd<br />

zijn. Als de procedures in een rechtszaak slecht gevolgd worden, kost dat bijvoorbeeld tijd<br />

en dus geld voor de rechtelijke macht. Gezien de enorme werkdruk van de rechtelijke macht is dit<br />

een belangrijk effect. 42 Een ander voorbeeld: <strong>als</strong> 2 partijen een conflict hebben, wordt een van<br />

hen veroordeeld tot de <strong>proces</strong>kosten, maar daartoe behoren niet de kosten van de rechtelijke<br />

macht (los van de griffierechten 43). Ondanks het feit dat dit begrijpelijk is vanuit de gedachte dat<br />

de toegankelijkheid van het recht belangrijk is, impliceert het ongeprijsd zijn van de toegankelijkheid<br />

tot de rechtelijke macht ook onbedoelde gevolgen voor de werking van de markt voor juridische<br />

bijstand. <strong>Het</strong> gevolg van deze externe effecten is bijvoorbeeld dat eerder geschikt zal worden<br />

of dat wachtrijen in het rechtssysteem kunnen ontstaan.<br />

Collectieve goederen<br />

Vanwege het belang dat de politiek hecht aan de toegankelijkheid van de rechtspraak, wordt de<br />

rechtelijke macht uit de belastingen gefinancierd. Rechtspraak is daarmee een quasi-collectief<br />

goed, dat wil zeggen een goed dat weliswaar niet aan de definitie van een zuiver collectief goed<br />

voldoet, maar waarvan de politiek het desondanks maatschappelijk van belang vindt dat de overheid<br />

zich met de productie bemoeit.<br />

Ongelijke welvaartsverdeling<br />

Om te voorkomen dat mensen met lagere inkomens minder of geen toegang hebben tot juridische<br />

bijstand, heeft de overheid de gefinancierde rechtshulp in het leven geroepen (herverdelingsargument;<br />

zie verder paragraaf 5.6).<br />

Paternalisme<br />

Een belangrijke politieke reden om voor bijv. de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging te kiezen is<br />

het beschermen van de onmondige, onervaren rechtzoekende. Door elke rechtzoekende in bepaalde<br />

gevallen te verplichten een advocaat in de arm te nemen, hoopt de overheid ‘equality of<br />

arms’ voor alle partijen te realiseren (zie verder paragraaf 5.2).<br />

4.3 <strong>Het</strong> publiek belang samengevat<br />

<strong>Het</strong> publiek belang op de markt voor juridische bijstand is rechtszekerheid, dat wil zeggen de<br />

zekerheid ten aanzien van de vraag waar men met betrekking tot het recht aan toe is. Rechtszekerheid<br />

omvat toegankelijkheid van het recht, een evenwichtig en ordelijk verloop van rechtsgedingen<br />

en een efficiënte rechtsgang. <strong>Het</strong> publiek belang ontstaat doordat er sprake is van infor-<br />

42 Zo valt in de Volkskrant van 21 september 2005 bijvoorbeeld te lezen dat de achterstanden in de rechtspraak<br />

weer toe zullen nemen waardoor burgers langer op de behandeling van hun zaak door de rechter<br />

moeten wachten. Ook het bedrijfsleven ondervindt hier schade van omdat langdurige onzekerheid in juridische<br />

geschillen kan leiden tot afgenomen investeringsbereidheid en zelfs faillissementen.<br />

43 Bij de sector kanton betaalt alleen de eiser of de verzoeker griffierecht. De verweerder betaalt niets. De<br />

tarieven voor de sector kanton verschillen per soort zaak. Zo kost een geschil over betaling van loon bij<br />

ziekte €33 en is het maximale tarief €276. Bij een procedure bij de rechtbank betalen zowel de eiser (of verzoeker)<br />

<strong>als</strong> verweerder (of gedaagde) griffierechten. De tarieven verschillen per soort zaak en zijn sterk afhankelijk<br />

van het geldelijk belang; tarieven liggen tussen €103 en €4.587.<br />

(Bron: http://www.rechtspraak.nl/.)<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


42 HOOFDSTUK 4<br />

matiescheefheid (de afnemer kan de kwaliteit van de juridische bijstand niet goed beoordelen),<br />

van een paternalistische overheid (die de onmondige, onervaren rechtzoekende wil beschermen;<br />

‘equality of arms’), herverdelingsargumenten (die leiden tot de gefinancierde rechtshulp) en externe<br />

effecten (met name ongeprijsde effecten in het rechtssysteem).<br />

De meeste van de in dit hoofdstuk beschreven knelpunten gelden sterker voor het particuliere en<br />

kleinzakelijke segment van de markt. Cliënten in dit segment maken veel minder vaak gebruik van<br />

een advocaat dan grote bedrijven en instellingen en doen daardoor doorgaans te weinig ervaring<br />

op met advocatendiensten om de informatiescheefheid op te heffen. Bovendien worden in het<br />

particuliere en kleinzakelijke segment relatief veel procedures gevoerd. In het grootzakelijke segment<br />

heeft de dienstverlening een ander karakter: meer contracten (intellectueel eigendom), fusies<br />

en overnames, belastingadvies, estate planning, asset finance en investment managment. Ook<br />

wordt er in dit segment vaker met arbitrage (of schikkingen) gewerkt, waardoor het minder vaak<br />

nodig is om een zaak voor de rechter uit te vechten. Kortom, de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />

heeft op het grootzakelijke segment minder invloed. De lange termijn relatie tussen een<br />

professionele cliënt en een advocatenkantoor vermindert bovendien het gevaar van opportunistisch<br />

gedrag dat zo kenmerkend is voor een principal-agent relatie. Tot slot hebben grote organisaties<br />

vaak zelf een jurist in dienst die vanwege de juridische achtergrond beter in staat is de geleverde<br />

dienstverlening op kwaliteit te beoordelen.<br />

Gezien het verschil tussen beide marktsegmenten <strong>als</strong> het gaat om de mogelijkheden om countervailing<br />

power in te zetten, richten wij ons in dit rapport met name op de kleinere partijen (MKB<br />

en huishoudens) en niet op de grootzakelijke afnemers die hun grotere onderhandelingsmacht<br />

kunnen aanwenden om sommige marktfalens te corrigeren. Overigens staan de verschillende<br />

markten niet los van elkaar. De hoge prijzen die door (groot)zakelijke afnemers betaald kunnen<br />

worden, werken immers door op de particuliere markt, waardoor de toegang tot het recht verslechtert.<br />

44 “For it is the wealth of the business client group that ultimately determines pricing in the market(s)<br />

for lawyers. Driven by corporate demand, backed by corporate wealth, the legal system prices itself out of the reach<br />

of all individu<strong>als</strong> except those with a claim on corporate wealth.” 45 <strong>Het</strong> feit dat advocaatkosten voor zakelijke<br />

afnemers aftrekbaar zijn en dat de BTW door BTW-plichtige bedrijven verrekend kan worden,<br />

terwijl dat voor particulieren niet mogelijk is, vergroot dit effect.<br />

Tot slot<br />

Zowel aan de aanbodzijde van de markt voor advocatendiensten (enerzijds grote commerciële<br />

kantoren die met name het grootbedrijf bedienen en anderzijds kleinere kantoren die met name<br />

het MKB en particulieren bedienen) <strong>als</strong> aan de vraagzijde ontstaat segmentatie (enerzijds grote<br />

bedrijven en overheidsinstellingen die frequent advocatendiensten inhuren en anderzijds afnemers<br />

die slechts zelden gebruik maken van advocatendiensten). <strong>Het</strong> marktsegment van de grote,<br />

commerciële advocatenkantoren en grootzakelijke afnemers (repeat buyers) behoeft nauwelijks of<br />

in ieder geval veel minder (overheids)regulering, omdat de markt het informatieprobleem via het<br />

reputatiemechanisme adresseert (maar waarschijnlijk niet geheel oplost). <strong>Het</strong> publiek belang van<br />

44 De Amerikaanse Balie (Bar Association) verzuchtte in 1986 al: “Has our profession abandoned principle for profit,<br />

professionalism for commercialism?”. In Nederland zijn soortgelijke geluiden te horen (zie: Niemeijer & Ter<br />

Voert (2005)).<br />

45 Hadfield (1999), p. 71.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


PUBLIEK BELANG OP DE MARKT VOOR JURIDISCHE BIJSTAND 43<br />

rechtszekerheid zo<strong>als</strong> we dat in dit hoofdstuk beschreven hebben (de toegankelijkheid van het recht,<br />

een evenwichtig en ordelijk verloop van rechtsgedingen en een efficiënte rechtsgang), speelt dan ook in veel sterkere<br />

mate een rol op het marktsegment ‘kleinere advocatenkantoren en particulieren en MKB’.<br />

Echter, ook op dit marktsegment wordt een deel van het informatieprobleem opgelost doordat<br />

derde partijen (zo<strong>als</strong> rechtsbijstandverzekeraars, vakbonden en gefinancierde rechtsbijstand)<br />

individuele rechtzoekenden op weg helpen. Doordat zij zelf juristen zijn en veel ervaring hebben<br />

met het inhuren van advocatendiensten hebben deze derde partijen een veel beter idee van de<br />

kwaliteit van de geleverde dienst. 46 Op het ‘kleinverbruikerssegment’ bestaat dus wel een publiek<br />

belang, maar dat omvat niet het gehele informatieprobleem omdat de markt dat voor een flink<br />

deel reeds heeft opgelost. Een flink deel omdat meer dan 2 op de 10 huishoudens in Nederland<br />

een rechtsbijstandverzekering hebben (zie paragraaf 3.3.1), bijna 1,8 miljoen werknemers lid zijn<br />

van een vakcentrale (FNV, CNV of MHP; zie CBS Statline) en jaarlijks bijna 450.000 mensen een<br />

beroep doen op de gefinancierde rechtsbijstand. 47<br />

<strong>Het</strong> feit dat de markt voor advocatendiensten is gesegmenteerd en in de ogen van veel rechtzoekenden<br />

breder is dan alleen de advocatuur, betekent dat het publiek belang het best kan worden<br />

geborgd door markten en niet beroepsgroepen te reguleren.<br />

46 Dit punt is ook naar voren gebracht door prof. Frank Stephen van de School of University of Manchester<br />

tijdens de conferentie ten behoeve van de Commissie Van Wijmen ‘More power to the consumer? – Problems<br />

and possibilities to improve the price-quality relation in the delivery of legal services by the Dutch bar’<br />

dd. 9 november 2005, te Amsterdam.<br />

47 Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2004, p. 8: “In 2003 namen in het totaal 440.158 rechtzoekenden contact<br />

op met baliemedewerkers door langs te komen, te bellen of te e-mailen. Deze contacten leidden in de helft van de gevallen<br />

(220.098) tot een afspraak voor het gratis spreekuur. Bij bijna 10% (34.403) volgde daar nog een verlengd spreekuur op.<br />

Voor 2% van de rechtzoekenden (8.285) werd er een toevoeging afgegeven aan een bureaujurist.”<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET PROCES ALS DOMEIN<br />

5 De institutionele context<br />

Dit hoofdstuk beschrijft hoe op dit moment het publiek belang op de markt voor juridische bijstand<br />

wordt geborgd. In paragraaf 3.2.1 beschreven we reeds aan welke vereisten de vrijgevestigde<br />

advocatuur moet voldoen. Deze vereisten bestaan voor een belangrijk deel uit zelfregulering.<br />

Omdat zelfregulering een zeer belangrijk borgingsinstrument vormt op de markt voor advocatendiensten,<br />

besteden we daar in paragraaf 5.1 aandacht aan. Vervolgens komt in paragraaf 5.2<br />

komt de rechtvaardiging achter het <strong>proces</strong>monopolie van de advocatuur aan de orde. In paragraaf<br />

5.3 geven we aan wat de reikwijdte van het <strong>proces</strong>monopolie is en welke toetredingsmogelijkheden<br />

van buiten de vrijgevestigde advocatuur bestaan.<br />

In paragraaf 5.4 beschrijven we op welke wijze de overheid ingrijpt op de markt voor rechtsbijstandverzekeraars.<br />

Hierbij is met name art. 60 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf uit 1993<br />

(Wtv 1993) van belang. In paragraaf 5.5 wordt in meer detail ingegaan op de advocaten in loondienst<br />

van een rechtsbijstandverzekeraar. In paragraaf 5.6 komt de gesubsidieerde rechtsbijstand<br />

aan de orde. Paragraaf 5.7 vat dit hoofdstuk samen.<br />

5.1 Zelfregulering en overheidsregulering<br />

Een advocaat dient zich te houden aan overheidsregulering (m.n. de Advocatenwet) en aan zelfregulering<br />

(de regelgeving die door de Nederlandse Orde van Advocaten is opgesteld, incl. het<br />

tuchtrecht). 48 De Orde is volgens art. 17 en 69 van de Advocatenwet een publiekrechtelijk lichaam,<br />

waarin advocaten en procureurs zijn verenigd. De Orde heeft verordende bevoegdheid aangaande<br />

de beroepsbeoefening van advocaten. Daarnaast is de Orde ook een beroepsorganisatie. De<br />

Orde van Advocaten wordt door de NMa en de Europese Commissie aangemerkt <strong>als</strong> een ondernemersvereniging<br />

in de zin van artikel 81 van EG-Verdrag.<br />

Een advocaat die in Nederland wordt ingeschreven, wordt automatisch lid van de Nederlandse<br />

Orde. De wettelijk vastgelegde kernfunctie van de Orde is de zorg voor de kwaliteit van advocatendiensten.<br />

Dat omvat onder andere 49:<br />

48 In feite is sprake van geconditioneerde zelfregulering. Geconditioneerde zelfregulering houdt in dat de overheid<br />

zelfregulering toestaat en zelfs stimuleert, maar hierbij wel (wettelijke) inhoudelijke of <strong>proces</strong>eisen stelt.<br />

Binnen deze kaders hebben marktpartijen en andere groepen in de samenleving dan de ruimte om door zelfregulering<br />

zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het opstellen en/of uitvoeren en/of handhaven van<br />

regels. Instrumenten van zelfregulering zijn bijvoorbeeld keurmerken, erkenningsregelingen, gedragscodes,<br />

protocollen, normen, tuchtrecht en certificaten. Een kartel is ook te typeren <strong>als</strong> een specifiek soort afspraak.<br />

(Mededingingsbeperkende overeenkomsten tussen ondernemingen, onderling afgestemde feitelijke<br />

gedragingen en besluiten van ondernemersverenigingen kunnen in strijd met de mededingingsregels zijn,<br />

maar dat hoeft niet.) <strong>Het</strong> gaat dan echter om kartels die ontheffing hebben gekregen van het kartelverbod,<br />

omdat met het toestaan daarvan bepaalde publieke doelen bereikt kunnen worden die zwaarder wegen dan<br />

het verlies van concurrentie. Belangrijk hierbij is dat het om een ander probleem gaat dan om het gebrek<br />

aan concurrentie binnen de perken te houden. Een voorbeeld hiervan is de vaste boekenprijs, het notariële<br />

<strong>domein</strong>monopolie of het <strong>proces</strong>monopolie van de advocatuur (Baarsma et al., 2003.).<br />

49 Gebaseerd op: http://www.advocatenorde.nl/algemeen/organisatie/.<br />

45<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


46 HOOFDSTUK 5<br />

− een omvangrijk opleidingsprogramma voor de advocatuur (zie paragraaf 3.2.1);<br />

− het opstellen van verordeningen en andere bindende regels voor advocaten;<br />

− de zorg van de tuchtrechtspraak;<br />

− voorlichting en dienstverlening aan de leden;<br />

− advisering aan de overheid over beleidsvoornemens en wetsontwerpen.<br />

De gedragsregels van de Orde dienen <strong>als</strong> richtsnoer, zowel voor de advocaat <strong>als</strong> voor de tuchtrechter,<br />

bij de beoordeling van het handelen van de advocaat:<br />

“De gedragsregels hebben echter geen rechtskracht in die zin, dat een handelen anders dan in de regels<br />

voorgeschreven op die enkele grond zou moeten worden aangemerkt <strong>als</strong> misslag (fout). Een dergelijk<br />

handelen is derhalve niet zonder meer grond voor ingrijpen van de tuchtrechter of voor civiele aansprakelijkheid.<br />

[…] Bij de tuchtrechtspraak wordt op drie omstandigheden acht geslagen: onzorgvuldig optreden<br />

ten opzichte van cliënten, inbreuken op de verordeningen van de Orde van Advocaten en het verrichten<br />

van gedragingen die voor een advocaat te pas komen (art. 46 Advocatenwet). […] De straffen die<br />

door de Raad van Discipline kunnen worden opgelegd omvatten onder meer schorsing in de uitoefening<br />

van de advocatuur en schrapping van het tableau. Onder dit laatste verstaat men de lijst van advocaten<br />

in een arrondissement (art. 48 van de Advocatenwet).” 50<br />

Een advocaat moet zich onafhankelijk kunnen opstellen ten opzichte van de overheid, de rechtelijke<br />

macht en cliënten. Daarom is er een bij wet geregeld dat verschoningsrecht. Omdat een<br />

dergelijk recht alleen zinvol is indien sprake is van een geheimhoudingsplicht heeft de Orde deze<br />

plicht middels zelfregulering ingesteld.<br />

Veel gedragsregels binnen de advocatuur beperken een vrije werking van de markt. Zo is het<br />

advocaten onder meer verboden om met een cliënt overeen te komen dat de hoogte van het<br />

honorarium afhankelijk zal zijn van het behaalde resultaat (zogenaamde contingency fee, bijvoorbeeld<br />

no-cure-no-pay) of dat de advocaat een evenredig deel van het toegewezen bedrag zal ontvangen<br />

(quota part litis). Deze regels zijn bedoeld om ‘onwenselijke’ concurrentie tussen advocaten<br />

te voorkomen en om een toevloed van zaken te voorkomen. Ondertussen is twijfel gerezen over<br />

de geoorloofdheid van deze beperkingen bij de honorering van de advocaat uit het oogpunt van<br />

art. 6 van de Mededingingswet. In sommige andere landen zijn dergelijke regelingen van het honorarium<br />

van advocaten ook toegelaten. 51 Op verzoek van letselschadeadvocaten (die concurrentie<br />

ondervonden van letselschaderegelingsbureaus) was de Orde voorstander van een experiment<br />

met het toestaan van no-cure-no-pay voor minvermogenden, maar minister Donner heeft dit<br />

verboden. De discussie is nog in volle gang: NMa 52, de Tweede Kamer en de Consumentenbond<br />

50 Stein en Rueb, 2003, p. 70.<br />

51 Ibidem.<br />

52 <strong>Het</strong> verbod staat op gespannen voet met nationale en Europese mededingingsregels. De Nederlandse<br />

Mededingingsautoriteit NMA heeft in 2002 gesteld dat 'no cure no pay' toelaatbaar moet zijn. En onlangs<br />

maakte de NMa rapport op tegen de Orde van Advocaten, wat inhoudt dat er een redelijk vermoeden bestaat<br />

dat de Orde de mededingingsregels heeft overtreden. Door het verbod op ‘no cure no pay’ worden<br />

advocaten beperkt in hun vrijheid om zelf hun declaratiemethode te bepalen en dit beperkt de concurrentie,<br />

aldus de NMa in het rapport.<br />

(http://www.nmanet.nl/nl/nieuws_en_publicaties/persberichten/02_04.asp).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE INSTITUTIONELE CONTEXT 47<br />

(zie paragraaf 3.1) zijn voor een no-cure-no-pay regeling, maar de ANWB 53 is tegen. Sommige<br />

advocatenkantoren komen er openlijk voor uit dat het aantal uren dat achteraf gedeclareerd<br />

wordt wel rekening houdt met de uitkomst van de zaak. 54 De verwachting is dat de knoop na het<br />

rapport van de Commissie van Wijmen wordt doorgehakt.<br />

Een ander voorbeeld van zelfregulering met <strong>als</strong> doel de onderlinge concurrentie te beperken is de<br />

Verordening op de Publiciteit. Zo heeft de Orde in de Verordening 55 beperkingen opgelegd <strong>als</strong><br />

het gaat om het werving en adverteren. <strong>Het</strong> is bijv. niet toegestaan om diensten of tarieven 56 met<br />

andere advocaten te vergelijken, of om succespercentages te vermelden. 57<br />

Gedragsregels belemmeren niet alleen de vrije werking van de nationale markt, maar raken ook<br />

de internationale marktwerking. Zo kan een bezoekend advocaat (d.w.z. een buitenlandse advocaat<br />

die niet in Nederland maar in een ander land van de EU is toegelaten) in Nederland slechts<br />

dan advocatenwerkzaamheden die onder het <strong>proces</strong>monopolie vallen, verrichten <strong>als</strong> hij of zij met<br />

een Nederlandse advocaat samenwerkt. 58<br />

Overigens heeft zelfregulering niet alleen nadelen (zie ook Baarsma et al., 2003). Een voordeel<br />

van zelfregulering is dat de natuurlijke geneigdheid van de gereguleerden om de regels na te leven<br />

(spontane naleving) veel groter is dan bij een overheidsorgaan dat regulering oplegt. Dit betekent<br />

dat de handhavingskosten lager zijn dan in het geval van een overheidstoezichthouder. Meer in<br />

het algemeen geldt dat reguleringskosten – dat wil zeggen de kosten voor de totstandkoming,<br />

naleving (inclusief administratieve lasten) en aanpassing van de regulering – bij zelfregulering<br />

lager zijn dan bij wetgeving. Zo zijn bij zelfregulering de totstandkomingskosten veelal minder<br />

hoog dan bij wetgeving. Ten eerste omdat het opstellen en invoeren van zelfregulering minder<br />

tijd kost dan de vaak langdurige wetgevingstrajecten (men kan gemakkelijker bij elkaar komen en<br />

er hoeven minder bureaucratische wegen bewandeld te worden om regels vast te kunnen stellen).<br />

Ten tweede omdat het bij de totstandkoming van zelfregulering gemakkelijker is om de regulering<br />

te laten aansluiten bij de in de sector aanwezige kennis en ervaring (bijvoorbeeld omdat er meer<br />

draagvlak is en men eerder bereid is om mee te werken en informatie ter beschikking wil stellen).<br />

53 http://www.anwb.nl/published/anwbcms/content/rechtshulp/diensten/standpunten-rechtshulp.nl.html.<br />

54 Gebaseerd op informatie uit interviews.<br />

55 De Orde vindt dat met deze Verordening ook het belang van afnemers wordt gediend : “Juist omdat advocaten<br />

zich veelvuldig in een strijdsituatie bevinden en omdat zij tot taak hebben tegenstrijdige belangen van hun respectievelijke<br />

cliënten te behartigen is in de verhouding van advocaten onderling een goede beroepsuitoefening gediend met een sfeer van vertrouwen<br />

en welwillendheid. Om die reden is het wenselijk dat de advocaten zich onthouden van al wat hun onderlinge verhouding<br />

kan verstoren.”<br />

56 De Orde heeft hier een moeilijk te volgen redenering : “Omdat voor tarieven veel belangstelling bestaat bij het<br />

publiek is het ongewenst publiciteit daarover te verbieden. Aangezien honoraria echter doorgaans op uurbasis worden berekend<br />

en diverse factoren (zo<strong>als</strong> het belang van de zaak, de ervaring van de advocaat, spoedeisendheid, etc.) van invloed zijn op de<br />

hoogte van de declaratie, is getracht publiciteit over tarieven zodanig te reglementeren dat er een objectief informerende invloed<br />

van uit gaat.”<br />

57 In de woorden van de Orde: “Voor de kwaliteit van de dienstverlening door de advocaat is een winstpercentage geen<br />

bruikbare graadmeter. Publiciteit van bedrijven met de uitslag van zaken of succespercentages kan daarom marktmisleiding<br />

opleveren.”<br />

58 Stein en Rueb, 2003, p. 7.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


48 HOOFDSTUK 5<br />

Positie van de Orde<br />

De laatste tijd is de positie van de Orde aan discussie onderhevig. Ten eerste heeft die discussie<br />

betrekking op de positie <strong>als</strong> zelfreguleringorgaan. De Orde is van oudsher een beroepsorganisatie<br />

en sinds 1952 (ook) publiekrechtelijk orgaan (PBO). De Orde vertegenwoordigt enerzijds dus een<br />

specifiek belang (dat van advocaten) en anderzijds een maatschappelijke belang (dat van burgers<br />

en zakelijke afnemers en anderen). In de laatste dekenrede van Els Unger laat de Orde zien wel<br />

oog te hebben voor de belangen van niet-advocaten 59, maar de discussie over de onafhankelijkheid<br />

van de Orde <strong>als</strong> regulator is daarmee niet afgerond. Er gaan her en der geluiden op die vragen<br />

om een Autoriteit Juridische Markten (zie hoofdstuk 6). Onlangs stelde prof. Nick Huls bijvoorbeeld<br />

dat: “De balie is zo groot qua omvang en zo divers qua kantoororganisatie geworden dat de bestaande<br />

structuren niet toereikend meer zijn om de professie te reguleren en te representeren.” 60<br />

Een tweede discussie gaat over het soort advocaten dat de Orde vertegenwoordigt en reguleert.<br />

Ondanks het feit dat de transactie- en de <strong>proces</strong>praktijk andere markten zijn, worden deze door<br />

de Nederlandse Orde van Advocaten <strong>als</strong> een en dezelfde markt beschouwd. De positie van de<br />

Orde is op dit punt wat minister Donner betreft tanende en hij wil de Orde verkleinen. Justitie<br />

vindt dat advocaten die niet in rechtbanken actief zijn, van een geheel andere orde zijn en in een<br />

aparte organisatie thuishoren. 61 Zo zei minister Donner in een toespraak bij de installatie van de<br />

Commissie Van Wijmen:<br />

“Dan is er nog de kwestie van de uitbreiding van activiteiten. Vooral grote kantoren zijn juridisch actief<br />

tot ver buiten de gebruikelijke rechtsbijstandverlening in <strong>proces</strong>situaties. En zonder daar veel woorden<br />

aan vuil te maken worden inmiddels de vooral daarvoor bedoelde en toegekende status en privileges ook<br />

toepasselijk geacht op andere activiteiten. <strong>Het</strong> lijkt erop dat de traditionele vlag van de advocatuur steeds<br />

vaker een lading dekt waarvoor zij niet lijkt te zijn bestemd. Waarom privileges voor advocaten rond<br />

werk dat ook niet-advocaten – zonder privileges – net zo deskundig verrichten? Daarom zou ik u willen<br />

vragen te kijken naar de bijzondere status van de advocaat: waarop heeft die wel betrekking en<br />

waarop niét. Wellicht moet u daarvoor ook andere belanghebbenden – zo<strong>als</strong> rechtsbijstandverzekeraars<br />

– raadplegen. [....] De vraag is of bijzondere privileges van de advocaat niet gekoppeld moeten worden<br />

aan de praktijkuitoefening.”<br />

Ook advocaten zelf erkennen het verschil tussen procederende en adviserende advocaten. Zo<br />

stelt advocaat en voorzitter van Ajax, John Jaakke, in een interview in het Financieele Dagblad<br />

(12 oktober 2005) dat er een verschil is tussen de commerciële en overige advocatuur: “Ik zat aan<br />

de commerciële kant van de advocatuur. Ik heette wel advocaat, maar je zou het ook juridisch adviseur kunnen<br />

noemen.”<br />

59 Zo stelt Unger: “Belanghebbenden <strong>als</strong> rechtsbijstandverzekeraars, het MKB en de Raden voor Rechtsbijstand verlangen<br />

bulkwerk tegen vaste lage prijzen, maar wel met gegarandeerde kwaliteit.” Ook pleit zij voor medezeggenschap voor<br />

consumentenorganisaties (en de rechtelijke macht en het Verbond van Verzekeraars) over ontwerpregelgeving.<br />

60 Rede uitgesproken tijdens de conferentie ten behoeve van de Commissie Van Wijmen ‘More power to the<br />

consumer? – Problems and possibilities to improve the price-quality relation in the delivery of legal services<br />

by the Dutch bar’ dd. 9 november 2005, te Amsterdam.<br />

61 Vermeulen (2005).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE INSTITUTIONELE CONTEXT 49<br />

De deken van de Orde is het niet eens met een opdeling van de Orde. In haar rede van 30 september<br />

2005 stelt zij dat:<br />

“Sommige wetenschappers en politici (en advocaten!) willen onderscheid maken tussen procederende en<br />

adviserende advocaten. Zij stellen dat een advocaat, bijvoorbeeld jaarlijks, ten minste een x-aantal keer<br />

in rechte zou moeten optreden – vlieguren maken – om aanspraak te kunnen maken op de advocatuurlijke<br />

privileges. Ik ben het daar niet mee eens. [….] <strong>Het</strong> is […] een misverstand dat de meeste advocaten<br />

in de adviespraktijk uitsluitend adviseren.”<br />

Deken Unger is van mening dat niet het soort werk van belang is voor de beroepsprivileges, maar<br />

dat deze privileges samenhangen met het onafhankelijk kunnen dienen van een partijbelang bij<br />

juridische kwesties.<br />

5.2 Rechtvaardiging <strong>proces</strong>monopolie advocatuur<br />

Voor burgers met een (potentieel) juridisch probleem is het moeilijk om de kwaliteit van de juridische<br />

diensten te beoordelen. Economen spreken van informatieasymmetrie tussen aanbieder en<br />

vrager (zie paragraaf 4.2.2). Van oorsprong werd dit kwaliteitsprobleem opgevangen door het<br />

toewijzen van <strong>domein</strong>monopolies. Dit betekent dat bepaalde handelingen voorbehouden zijn aan<br />

een selecte groep die kan aantonen dat ze over de vereiste kwaliteit beschikken. <strong>Het</strong> <strong>domein</strong>monopolie<br />

betekent dat er ten aanzien van de bij wet opgedragen taken geen sprake kan zijn van<br />

concurrentie van buitenaf. Zo gelden van oudsher <strong>domein</strong>monopolies voor notariaat, gerechtsdeurwaarders,<br />

gerechten en ook voor advocatuur. In de advocatuur spreken we van <strong>proces</strong>monopolie.<br />

Met de in paragraaf 3.2.1 beschreven toelatingseisen voor de advocatuur, de verplichte beroepsopleiding<br />

en de verplichte ‘education permanente’, wordt gewaarborgd dat advocaten ‘gegarandeerd’<br />

over de specifieke kennis en vaardigheden beschikken, die nodig zijn voor het voeren van<br />

procedures. Voorts gelden voor advocaten waarborgen voor beoordelingsvrijheid en onafhankelijke<br />

opstelling, zijn advocaten onderhevig aan geheimhoudingsplicht, zijn ze verplicht om een<br />

beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten en om over een aparte rekening te beschikken<br />

voor gelden van derden. Tevens zijn ze onderhevig aan tuchtrecht. Zo weten burgers dat, <strong>als</strong> ze<br />

met een juridisch probleem bij een advocaat aankloppen, ze deskundige rechtsbijstand kunnen<br />

verwachten. Tegenover deze verplichtingen van advocaten, staan van oudsher ook rechten, met<br />

name het <strong>proces</strong>monopolie en het verschoningsrecht. Centraal in dit rapport staat het <strong>proces</strong>monopolie.<br />

Op 1 januari 2002 heeft een ingrijpende wijziging plaatsgevonden in de rechterlijke organisatie en<br />

in het burgerlijk <strong>proces</strong>recht. Binnen elke rechtbank bestaat tegenwoordig een ‘sector kanton’ en<br />

een ‘sector civiel’. In de beide sectoren worden burgerlijke rechtszaken behandeld. In de sector<br />

kanton van de rechtbank spreekt (nog steeds) de kantonrechter recht. De kantonrechter behandelt<br />

alle geschillen met een geldelijk belang tot €5.000. Ook worden geschillen behandeld die<br />

specifieke overeenkomsten betreffen, waarvan de arbeids- en de huurovereenkomst de belangrijkste<br />

zijn. De verplichte vertegenwoordiging door een advocaat geldt niet voor de sector kanton<br />

(zie paragraaf 5.3.1). In de sector civiel worden alle burgerlijke zaken behandeld die niet voor de<br />

sector kanton in aanmerking komen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


50 HOOFDSTUK 5<br />

De rechtvaardiging (vanuit de overheid) achter het <strong>proces</strong>monopolie is tweevoudig: (1) de bescherming<br />

van onmondige klanten en (2) een efficiëntere rechtspraak. Deze twee rechtvaardigingen<br />

staan niet los van elkaar. De advocaat heeft in eerste instantie een zeeffunctie voor de rechter.<br />

Advocaten zijn in staat de rechtspositie van de rechtzoekende te beoordelen, te onderhandelen<br />

over een schikking en – indien nodig – een procedure te voeren. Indien het op een procedure<br />

neerkomt, vergemakkelijkt de deskundige presentatie van het standpunt de taak van de rechter.<br />

Een voor de rechter duidelijke en overzichtelijke presentatie van het standpunt is niet alleen ontlastend<br />

voor de rechter, maar het draagt bij aan de gelijkheid van partijen in de procedure. Anders<br />

zou namelijk de rechter genoodzaakt zijn om zich te bemoeien met de feitelijke onderbouwing en<br />

de juridische vormgeving van de stellingen van de partijen. Dit kan (de schijn van) partijdigheid<br />

opwekken.<br />

De minister van Justitie verwoordt dit punt in zijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer<br />

van 23 december inzake advocatuur n.a.v. de motie van Klaas de Vries in gelijksoortige termen:<br />

“<strong>Het</strong> <strong>proces</strong>monopolie is gebaseerd op de gedachte dat voor de meer complexe zaken deskundige juridische bijstand<br />

nodig is. Deze is in het belang van zowel partijen <strong>als</strong> van een voorspoedige rechtspleging. Er moet immers sprake<br />

zijn van een equality of arms, terwijl de rechter niet extra moet worden belast met een onoordeelkundige juridische<br />

presentatie.” 62 <strong>Het</strong> verdragsrechtelijke beginsel van equality of arms betekent dat mensen die wel in<br />

staat zijn om de kosten van juridische bijstand te betalen niet bevoordeeld mogen worden door<br />

de afwezigheid van de onvermogende gedaagde die vanwege de kosten verstek laat gaan.<br />

Volgens de Commissie van Delden is de belangrijkste ratio achter het <strong>proces</strong>monopolie gelegen<br />

in een effectieve toegang tot de rechter, een eerlijk <strong>proces</strong> en het waarborgen van de gelijkheid<br />

van partijen. 63 De ingewikkeldheid en formaliteit van het civiele <strong>proces</strong>recht zou een partij zonder<br />

deskundige bijstand in het nadeel kunnen brengen.<br />

Er kleven echter ook bezwaren aan de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging. <strong>Economisch</strong> gezien<br />

is het toewijzen van een monopoliepositie aan een selecte groep om een kwaliteitsprobleem weg<br />

te nemen achterhaald. Hier gaan we nog in paragraaf 5.3.1 verder op in. Vanuit maatschappelijk<br />

perspectief geldt dat burgers steeds mondiger worden en op steeds meer terreinen hun eigen<br />

beslissingen nemen of inspraak hebben in het geval anderen die keuzes maken. Echter, ook uit de<br />

juridische hoek is een aantal bezwaren geuit:<br />

Verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging vergroot volgens Stein en Rueb (2003,<br />

p. 30) de afstand tot de rechter;<br />

Volgens Barendrecht (NJB, 2004) staat het <strong>proces</strong>monopolie in de weg dat<br />

rechters klantgerichter worden;<br />

Verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging brengt voor de rechtzoekende aanzienlijke<br />

kosten met zich mee, waardoor het zo kan zijn dat voor kleinere vorde-<br />

62 p. 4 onder 3. <strong>Het</strong> <strong>proces</strong>monopolie.<br />

63 juli 1997, p.21 e.v. en p. 27.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE INSTITUTIONELE CONTEXT 51<br />

ringen de weg naar de rechter geen reële optie is – zeker niet voor de minder<br />

draagkrachtigen 64;<br />

Uit de praktijk blijkt dat daar waar geen sprake is van verplichte vertegenwoordiging<br />

(sector kanton en ook de bestuurlijke procedures) ook zonder<br />

een advocaat kan worden geprocedeerd en dat over het algemeen heel wel<br />

aan partijen kan worden overgelaten te beslissen of zij wel of geen advocaat<br />

inschakelen, een andere raadsman inschakelen of zichzelf vertegenwoordigen;<br />

Barendrecht (2004) stelt dat het <strong>proces</strong>monopolie (samen met de andere<br />

monopolieposities in het rechtssysteem) de ondoorgrondelijkheid van het<br />

recht in stand houdt. Rechtspraak is een discussie tussen advocaten en rechters<br />

in een juridische taal die voor burgers volstrekt ontoegankelijk is. “[De]<br />

rechtsspraak is nog georganiseerd <strong>als</strong> een schriftelijke uitwisseling van standpunten, zonder<br />

werkelijke dialoog, en met formalistische procedureregels. Wie er ooit mee heeft gewerkt,<br />

voelt dat dit negentiende-eeuwse systeem achterhaald is. […] Waarom niet in normale<br />

taal?” Barendrecht denkt dat met het openbreken van de monopolies de toegankelijkheid<br />

toeneemt, doordat bijvoorbeeld de begrijpelijkheid van de materie<br />

toeneemt.<br />

Er waren overigens al veel eerder kritische geluiden te horen vanuit de eigen beroepsgroep. Zo<br />

schreef mr. G.R. Rutgers in 1979 (tegenwoordig is de heer Rutgers hoogleraar) een proefschrift<br />

met daarin onder andere de volgende stelling:<br />

Stelling 1: De verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging wordt ten onrechte beschouwd<br />

<strong>als</strong> een beginsel van burgerlijk <strong>proces</strong>recht.<br />

5.3 Procesmonopolie: wat en wie?<br />

De omvang van het <strong>proces</strong>monopolie wordt bepaald door de reikwijdte van het <strong>proces</strong>monopolie<br />

en door de toetredingsmogelijkheden tot de advocatuur. Dit waren dan ook de twee centrale<br />

thema’s van de Commissie Cohen, die het <strong>proces</strong>monopolie tien jaar geleden al ter discussie<br />

stelde. Sindsdien is het <strong>proces</strong>monopolie langs deze twee wegen beperkt. De mijlpalen van de<br />

discussie rond het <strong>proces</strong>monopolie advocatuur zijn in tabel 5.1 samengevat.<br />

Hieronder gaan we eerst in op de reikwijdte van het <strong>proces</strong>monopolie (paragraaf 5.3.1) en daarna<br />

op de mogelijkheden tot toetreding (paragraaf 5.3.2).<br />

64 Stein en Rueb, 2003, p. 30.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


52 HOOFDSTUK 5<br />

Tabel 5.1: Tijdsbalk discussie <strong>proces</strong>monopolie advocatuur<br />

TIJDSTIP GEBEURTENIS<br />

1995 MDW-traject: 'interdepartementale werkgroep <strong>proces</strong>monopolie advocatuur’ (werkgroep<br />

Cohen) twee centrale thema’s: (1) beperking van de reikwijdte van het <strong>proces</strong>monopolie<br />

door het verhogen van de competentiegrens, en (2) het uitbreiden van de toetredingsmogelijkheden<br />

(waardoor een advocaat in loondienst mogelijk zou moeten worden).<br />

1-mei-97 Verordening op de praktijkbeoefening in dienstbetrekking door NOvA.<br />

1997 Commissie Herijking omvang verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging (Commissie Van<br />

Delden): Rapport ‘Gericht verplicht’, waarin onder andere werd aanbevolen om het <strong>proces</strong>monopolie<br />

te beperken.<br />

1-jan-99 <strong>Het</strong> <strong>proces</strong>monopolie wordt afgezwakt door de competentiegrens tussen de kantonrechter<br />

(waarvoor geen <strong>proces</strong>vertegenwoordiging verplicht is) en de rechtbank te verhogen van<br />

5.000 naar 10.000 gulden (tegenwoordig €5.000).<br />

1-dec-00 Op website EZ staat te lezen dat: "<strong>Het</strong> project advocatuur is afgerond per december<br />

2000".<br />

voorjaar 2002 Evaluatieonderzoek verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking. Gunst en<br />

Bruinsma tonen aan dat er maar 280 advocaten in dienstbetrekking zijn i.t.t. eerder geschatte<br />

1.200-1.500.<br />

voorjaar 2002 SRK begint met 2-jarig experiment met advocaten in loondienst.<br />

oktober 2002 WRR rapport ‘De toekomst van de nationale rechtsstaat’.<br />

2003 Motie van Tweede kamerlid Klaas de Vries.<br />

2003 Verbond van Verzekeraars dient klacht in bij NMa over bepaling in de verordening.<br />

2004 NOvA past de verordening aan, Verbond van Verzekeraars trekt de klacht bij NMa in.<br />

4-mei-05 Instelling Commissie Advocatuur (Commissie Van Wijmen).<br />

30-september-05 Deken pleit in haar rede voor verruiming <strong>proces</strong>monopolie door juristen van rechtsbijstandverzekeraars,<br />

bedrijfsjuristen en vakbondsjuristen te laten procederen zonder dat ze<br />

advocaten worden.<br />

Bron: <strong>SEO</strong><br />

5.3.1 Reikwijdte <strong>proces</strong>monopolie<br />

Voor civiele procedures bij de rechtbank (zijnde niet bij de sector kanton) en strafzaken is het<br />

<strong>proces</strong>monopolie volledig van toepassing. Verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging geldt echter niet<br />

voor alle procedures. In Nederland kan men, zeker in relatie tot de ons omringende landen, <strong>als</strong><br />

persoon of gemachtigde relatief veel soorten procedures voeren zonder verplichte bijstand door<br />

een advocaat. <strong>Het</strong> Compendium van het burgerlijk <strong>proces</strong>recht (2003, pp. 31-32) geeft de volgende uitzonderingen:<br />

1. De verplichte vertegenwoordiging geldt niet voor gedingen, die ten overstaan van de<br />

kantonrechter worden gevoerd (art.79 lid 1 RV). […]<br />

2. <strong>Het</strong> beginsel van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging geldt voor de procedure bij de<br />

voorzieningsrechter alleen in beperkte omvang, namelijk wel voor de eiser maar niet<br />

voor de gedaagde (art. 255 Rv).<br />

3. De <strong>proces</strong>partij kan zelf het pleidooi houden, zo<strong>als</strong> blijkt uit art. 134 lid 3 Rv. Dit komt<br />

echter zo goed <strong>als</strong> nooit voor. Laat zij het houden van pleidooi aan een ander over, dan<br />

kan bij de rechtbank, het Hof en de Hoge Raad slechts een advocaat voor haar optreden.<br />

4. Soms verschijnen partijen zelf ter terechtzitting teneinde door de rechter te worden ondervraagd.<br />

Met name doet zich dat voor bij de schikkingscomparitie en bij de inlichtin-<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE INSTITUTIONELE CONTEXT 53<br />

gencomparitie (art. 87 en 88 Rv). Als partijen bij het getuigenverhoor of bij het pleidooi<br />

aanwezig zijn, kunnen door de rechter vragen worden gesteld (art. 179 lid 3 en art. 134<br />

lid 4 Rv).<br />

5. De verplichte vertegenwoordiging geldt ook bij de verzoekschriftprocedure, voorzover<br />

deze wordt gevoerd bij de rechtbank, het Hof en de Hoge Raad. Zij geldt <strong>als</strong>dan voor de<br />

verzoeker, maar niet voor andere belanghebbenden die eveneens gehoord worden, tenzij<br />

deze hunnerzijds een verweerschrift indienen (art. 279 lid 3 jo 282 Rv).<br />

De belangrijkste uitzondering op het verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging betreft zaken bij de<br />

kantonrechter. Zaken die door de kantonrechter worden behandeld zijn de volgende 65:<br />

a. Zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste €5.000 de tot aan de<br />

dag van dagvaarden verschenen rente daarbij inbegrepen. […]<br />

b. Zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen<br />

bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan €5.000. […]<br />

c. Zaken betreffende o.m. een arbeidsovereenkomst, een collectieve arbeidsovereenkomst,<br />

algemeen bindend verklaarde bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst en<br />

een agentuurovereenkomst. […]<br />

d. Zaken betreffende een huur- of (huur)koopovereenkomst […]<br />

e. Andere zaken ten aanzien waarvan de wet dit bepaalt, zo<strong>als</strong> inzake de pacht: daartoe is<br />

aan elke rechtbank een speciale pachtkamer verbonden (art. 48 RO en 115, 128-130<br />

Pachtwet).<br />

De onder a en b genoemde competentiegrens van €5.000 geldt sinds 1 januari 1999. Dit is het<br />

gevolg van de verhoging van de competentiegrens naar aanleiding van de rapporten van de commissies<br />

Cohen en Van Delden. Voorheen was de grens een stuk lager, namelijk 5.000 gulden<br />

(circa €2.270). De zaken die voor de kantonrechter worden behandeld zouden van eenvoudiger<br />

aard zijn, zodat verplichte vertegenwoordiging niet noodzakelijk wordt geacht. Rechtsbijstandverzekeraars<br />

zijn van mening dat het financiële belang over het algemeen echter niet indicatief is<br />

voor de complexiteit. <strong>Het</strong> is dan ook niet zo dan de zaken die onder het <strong>proces</strong>monopolie worden<br />

door verzekeraars worden uitbesteed de meest complexe zijn. Er is wel een omslagpunt. Bij<br />

zeer hoge financiële belangen worden zaken complexer, met name omdat bij zeer hoge bedragen<br />

meer tegengewicht wordt geboden. Voorts is het zo dat het bij bijv. arbeidsrecht en bestuursrecht<br />

(waarvoor geen verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging bestaat) over het algemeen om grote belangen<br />

gaat.<br />

Ook uit juridische hoek zijn twijfels geuit over de vraag of de stelling ‘kantonzaken zijn eenvoudiger’<br />

inderdaad voor alle procedures geldt. 66 <strong>Het</strong> is wel zo dat de bedragen, waarover bij de sec-<br />

65 Stein en Rueb, 2003, pp. 53-54.<br />

66 Zie o.a. Stein en Rueb, 2003.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


TYPE ADVISEUR<br />

54 HOOFDSTUK 5<br />

tor kanton wordt geprocedeerd in het algemeen lager zijn dan bij de sector civiel 67, maar of deze<br />

procedures inderdaad eenvoudiger zijn, is maar de vraag. Voor zaken van ‘voldoende belang’,<br />

wordt ook bij de procedures bij de kantonrechter vaak door <strong>proces</strong>vertegenwoordigers opgetreden.<br />

Deze <strong>proces</strong>vertegenwoordigers hoeven geen advocaat te zijn.<br />

Van Velthoven et al. (2004, pp. 24-26) beschrijven dat bij kantonzaken de <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />

van eisers bijna 100% is. Bij de gedaagden in de niet-verstekzaken neemt het percentage toe<br />

met het financiële belang, waarbij het gemiddelde rond 50% ligt. Zo’n 85% van de eisers en bijna<br />

de helft van de gedaagden doet voor deze <strong>proces</strong>vertegenwoordiging geen beroep op een advocaat,<br />

maar op een andere rechtshulpverlener (met name een gerechtsdeurwaarder).<br />

De reikwijdte van het <strong>proces</strong>monopolie blijkt ook uit onderstaande tabellen, waarin wordt beschreven<br />

wat voor soort advies of hulp rechtzoekenden wensen van juridische deskundige (tabel<br />

3.2) en welk soort advies of hulp zij daadwerkelijk kregen (tabel 3.3).<br />

Tabel 5.2: Wat voor soort advies of hulp wilden respondenten van de deskundigen, naar<br />

type adviseur en in totaal (in % van het aantal contacten)<br />

1 Sociaal raadsm/v<br />

3 Bureau rechtshulp<br />

4 Wets- of rechtswinkel<br />

N= 53 101 42 165 75 51 89 162 129 636 1.503<br />

Advies over<br />

- rechten en plichten<br />

- juridische procedures<br />

- manieren om probleem op te lossen<br />

- financiële aspecten<br />

Hulp bij<br />

- benaderen andere partij<br />

- benaderen andere adviseur<br />

- ondernemen juridische stappen<br />

41,5<br />

15,1<br />

49,1<br />

24,5<br />

32,1<br />

7,5<br />

13,2<br />

69,3<br />

19,8<br />

48,5<br />

19,8<br />

17,8<br />

1,0<br />

16,8<br />

61,9<br />

14,3<br />

45,2<br />

33,3<br />

9,5<br />

4,8<br />

19,0<br />

Optreden <strong>als</strong> <strong>proces</strong>vertegenwoordiger 5,7 4,0 2,4 15,8 1,3 13,7 18,0 32,7 10,1 6,6 11,0<br />

Ander soort advies of hulp 7,5 6,9 4,8 4,8 5,3 3,9 5,6 3,7 14,0 19,8 12,1<br />

Bron: Van Velthoven et al., 2004, tabel 4.15, p.109.<br />

De in dit verband belangrijkste observatie is het feit dat het advies- en hulpverzoek over het algemeen<br />

gelijksoortig is, maar dat er een verschil is <strong>als</strong> het gaat om het geven van advies over<br />

juridische procedures (42,6% van de cliënten van een advocaat vragen om dit advies tegen 22,5%<br />

verzekerden van een rechtsbijstandverzekeraars) en het verzoek om <strong>als</strong> <strong>proces</strong>vertegenwoordiger<br />

op te treden (dit verzoek wordt vaker bij de advocaat neergelegd (bijna 33%) dan bij de rechtsbij-<br />

67 Slechts in het algemeen, omdat huur- en arbeidszaken aan de kantonrechter worden voorgelegd ongeacht<br />

de hoogte van het gevorderde bedrag.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

5 Vakbond<br />

57,0<br />

12,1<br />

44,2<br />

30,3<br />

25,5<br />

5,5<br />

16,4<br />

6/7/8 Consumentenorg.<br />

53,3<br />

10,7<br />

56,0<br />

17,3<br />

22,7<br />

5,3<br />

6,7<br />

9 Rechtskundig adviseur<br />

54,9<br />

33,3<br />

37,3<br />

25,5<br />

13,7<br />

3,9<br />

23,5<br />

Rechtsbijstandverz.<br />

57,3<br />

22,5<br />

3,8<br />

32,6<br />

27,0<br />

2,23<br />

3,7<br />

Advocaat<br />

59,3<br />

42,6<br />

40,7<br />

35,8<br />

31,5<br />

4,3<br />

2,0<br />

20 Politie<br />

38,0<br />

11,6<br />

38,8<br />

2,3<br />

34,1<br />

6,2<br />

20,2<br />

Overige<br />

31,0<br />

7,1<br />

48,3<br />

19,7<br />

25,2<br />

6,1<br />

8,3<br />

Totaal<br />

44,8<br />

15,2<br />

45,9<br />

22,5<br />

25,5<br />

5,2<br />

16,8


TYPE ADVISEUR<br />

DE INSTITUTIONELE CONTEXT 55<br />

standverzekeraars (18%)). 68 Tabel 3.3 laat vervolgens zien dat rechtsbijstandverzekeraars veelal<br />

niet aan dit verzoek (kunnen) voldoen en advocaten vanwege het <strong>proces</strong>monopolie wel (zie de<br />

rijen ‘Mij vergezeld naar de rechter/commissie/college’ en ‘<strong>Het</strong> woord gevoerd bij de rechter/commissie/college’).<br />

Bij tabel 5.2 en 5.3 geldt net <strong>als</strong> voor de in paragraaf 3.1 genoemde data<br />

dat het marktaandeel van advocaten hoger ligt vanwege het feit dat zij door rechtzoekende via<br />

een rechtsbijstandverzekeraar worden benaderd.<br />

Tabel 5.3: Wat voor soort hulp kregen de respondenten van de deskundigen, naar type<br />

adviseur en in totaal (in % van het aantal contacten)*<br />

1 Sociaal raadsm/v<br />

3 Bureau rechtshulp<br />

4 Wets- of rechtswinkel<br />

N= 53 101 42 165 75 51 89 162 129 636 1.503<br />

Voor mij contact opgenomen met andere<br />

partij<br />

Geholpen contact op te nemen met andere<br />

partij<br />

5 Vakbond<br />

6/7/8 Consumentenorg.<br />

9 Rechtskundig adviseur<br />

18,9 15,8 2,4 34,5 10,7 23,5 47,2 50,0 34,1 28,6 30,1<br />

18,9 12,9 4,8 12,7 6,7 13,7 5,6 10,5 12,4 10,1 10,6<br />

Onderhandeld met andere partij 17,0 6,9 2,4 27,9 8,0 21,6 31,5 45,7 28,7 22,6 24,2<br />

Contact opgenomen met andere persoon/organisatie<br />

Geholpen contact op te nemen met andere<br />

persoon/organisatie<br />

Geholpen met indienen officiële<br />

klacht/bezwaarschrift<br />

Mij vergezeld naar de rechter/commissie/college<br />

<strong>Het</strong> woord gevoerd bij de rechter/commissie/college<br />

Geluisterd/informatie verzameld/adviezen<br />

gegeven<br />

3,8 1,0 7,1 7,9 2,7 9,8 5,6 13,0 9,3 8,5 7,9<br />

3,8 5,0 0,0 1,8 4,0 0,0 4,5 0,6 5,4 5,7 4,1<br />

13,2 12,9 7,1 17,0 10,7 27,5 12,4 27,2 13,2 7,2 12,7<br />

3,8 2,0 0,0 6,7 1,3 7,8 3,4 29,6 2,3 2,0 5,8<br />

5,7 2,0 0,0 6,7 0,0 9,8 5,6 32,7 3,1 1,9 6,3<br />

5,7 10,9 7,1 4,8 10,7 13,7 3,4 2,5 3,1 9,7 7,5<br />

Andere hulp gegeven 1,9 4,0 2,4 3,0 4,0 3,9 4,5 4,3 10,9 10,5 7,2<br />

Nee, geen van bovenstaande 41,5 49,5 73,8 33,9 60,0 29,4 32,6 21,0 27,9 33,6 35,4<br />

Bron: Van Velthoven et al., 2004, p. 110, tabel 4.16.<br />

5.3.2 Toetredingsmogelijkheden: advocaten in loondienst<br />

De discussie over advocaten in loondienst is al een tijd aan de gang. In het al eerder geciteerde<br />

proefschrift (1979) van professor Rutgers wordt de volgende stelling geformuleerd:<br />

Stelling 8: De opvatting dat een advocaat slechts in het kader van het vrije<br />

beroep en niet in loondienst zijn beroep onafhankelijk kan uitoefenen, berust<br />

op een ernstig misverstand.<br />

68 <strong>Het</strong> feit dat alleen verzekerden een beroep doen op een rechtsbijstandverzekeraar, terwijl iedereen een<br />

beroep kan doen op een advocaat, heeft geen invloed op de tabellen, omdat het hier gaat om % van het totaal<br />

aantal contacten met een specifieke juridische deskundige.<br />

Rechtsbijstandsverz.<br />

Advocaat<br />

20 Politie<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

Overige<br />

Totaal


56 HOOFDSTUK 5<br />

Toch was advocaat in loondienst bij niet-advocaten anno 1995 – het jaar dat door de Commissie<br />

Cohen kritisch naar dit onderwerp is gekeken – een puur theoretische mogelijkheid. De Commissie<br />

concludeerde onder andere dat de Verordening op de advocaat op dienstbetrekking van 1977 het<br />

vrijwel onmogelijk maakte voor juristen in dienstbetrekking bij niet-advocaten om zich <strong>als</strong> advocaat<br />

te laten inschrijven. <strong>Het</strong> voornaamste probleem betrof de spanning tussen enerzijds de kern<br />

van het arbeidscontract, te weten ondergeschiktheid aan de werkgever en anderzijds de voor de<br />

uitoefening van het advocatenberoep vereiste vrijheid en onafhankelijkheid. De Commissie adviseerde<br />

daarom deze spanning op te heffen.<br />

In 1995, na de verschijning van het rapport van de Commissie Cohen, waren de verwachtingen<br />

hooggespannen. Op 7 juli schrijft het NRC het volgende:<br />

“Algemeen directeur mr. P.F. Heuperman van rechtsbijstandverzekeraar Arag in Leusden noemt de<br />

voorlopige verruiming van de toegang tot de balie ‘een goede zaak’, omdat het marktmechanisme zijn<br />

werk straks zal doen. Hij wijst erop dat Arag in twee jaar met de opzet van een advocatennetwerk kosten<br />

al had gehalveerd. Rechtsbijstandverzekeraar DAS in Amsterdam verwacht aanzienlijke kostenbesparingen<br />

die op termijn mogelijk terug te zien zullen zijn in de premies voor de consument.<br />

De Nederlandse Orde van Advocaten zegt in een reactie niet ontevreden te zijn met de voorstellen die nu<br />

voorliggen. Voorzitter mr. T. de Waard zei vanochtend dat de komende jaren zo’n 1.500 juristen van<br />

bedrijven, belangenorganisaties en rechtsbijstandverzekeraars zullen toetreden tot de Orde.”<br />

Op 1 mei 1997 trad de nieuwe Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking in werking. 69<br />

Dit maakte het voor juristen in dienstbetrekking bij niet-advocaten mogelijk om tot de advocatuur<br />

toe te treden, mits de werkgever een verklaring aflegt dat de betrokkene de functie van advocaat<br />

in onafhankelijkheid kan uitvoeren. Art. 3 lid 3 van de nieuwe praktijkuitoefening luidde<br />

<strong>als</strong> volgt:<br />

“De praktijkuitoefening in dienstbetrekking bij een werkgever (…) is de advocaat slechts toegestaan op<br />

voorwaarde dat de werkgever zich conform de bepalingen van het <strong>als</strong> bijlage aan deze verordening gehechte<br />

Professioneel statuut voor de Advocaat in Dienstbetrekking jegens de advocaat heeft verbonden de onafhankelijke<br />

praktijkuitoefening te eerbiedigen en de ongestoorde naleving van de beroeps- en gedragsregels<br />

van de advocaat te bevorderen en zolang de werkgever en hun advocaat hun verplichtingen uit hoofde<br />

van dat statuut daadwerkelijk nakomen.”<br />

<strong>Het</strong> professioneel statuut garandeert de beoordelingsvrijheid van de advocaat tegenover zijn<br />

werkgever. Verder dient de advocaat in spé – net zo<strong>als</strong> bij de vrijgestelde advocatuur – te beschikken<br />

over een stageverklaring dan wel aan een stage onder supervisie van een (buiten)patroon<br />

te beginnen.<br />

De toetreding werd van vijf typen juristen verwacht, te weten bedrijfsjuristen, overheidsjuristen,<br />

juristen van rechtsbijstandverzekeraars, stichtingsjuristen en juristen van Juridische Loketten (de<br />

voormalige Bureaus rechtshulp). Bij de laatste drie groepen, waar cliënt en werkgever niet één en<br />

dezelfde zijn, verwachtte men complicaties, die door het stellen van aanvullende voorwaarden<br />

werden gereguleerd.<br />

69 Gepubliceerd in Vademecum Advocatuur 2002 , p. 165.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE INSTITUTIONELE CONTEXT 57<br />

Ondanks de hoge verwachtingen (schattingen van 1.200 à 1.600 advocaten in loondienst), is er<br />

maar op beperkte schaal toegetreden. Op 31 december 2001 telde Nederland slechts 280 advocaten<br />

in dienstbetrekking bij niet-advocaten. 70 De meeste nieuwe toetreders betroffen bedrijfsjuristen<br />

en over het algemeen waren persoonlijke motieven doorslaggevend bij de toetreding en niet<br />

de kosten-baten afwegingen van werkgevers. Bij de opzet van het onderzoek van Van Gunst en<br />

Bruinsma (eind 2001) waren er nog geen advocaten in dienst bij rechtsbijstandverzekeraars geregistreerd.<br />

In het voorjaar van 2002 is SRK begonnen met een experiment waarbij 30 juristen<br />

advocaat in loondienst werden (zie ook paragraaf 5.5). Rechtsbijstandverzekeraars hebben in<br />

eerste instantie geen advocaten in loondienst genomen (of eigen juristen advocaat laten worden),<br />

omdat de sector vond (en vindt) dat het recht van vrije advocaatkeuze te ruim was geformuleerd<br />

door de Orde (art. 3 lid 4 van de Praktijkverordening). Hier gaan we in paragraaf 5.5 verder op in.<br />

5.4 Rechtsbijstandverzekeraars<br />

Een rechtsbijstandverzekering betreft verleende diensten en gemaakte kosten in het bijzonder<br />

met het oog op verhaal van door een verzekerde geleden schade en diens verdediging of vertegenwoordiging,<br />

zowel in <strong>als</strong> buiten rechte (met uitzondering van de werkzaamheden ter verdediging<br />

of vertegenwoordiging van een verzekerde die een verzekeraar krachtens een overeenkomst<br />

van aansprakelijkheidsverzekering mede in zijn eigen belang verricht). 71<br />

Ook voor rechtsbijstandverzekeraars gelden strenge (toegangs)eisen. Er zijn algemene eisen die<br />

aan verzekeraars gesteld zijn, er zijn organisatorische eisen en er zijn eisen voor de polisvoorwaarden<br />

die de rechtsbijstandverzekeraar moet bieden. De algemene eis is het hebben van een<br />

vergunning van de Pensioen- en Verzekeringskamer (thans De Nederlandsche Bank) (art. 24 lid 1<br />

Wtv 1993). De organisatorische eis is met name dat dat de juridische dienstverlening afgezonderd<br />

moet zijn van de andere branches van de verzekeraar, indien die naast de branche rechtsbijstand<br />

ook een of meer andere branches uitoefenen. 72 Tenslotte worden specifieke eisen gesteld aan de<br />

producten die rechtsbijstandverzekeraars bieden, zo<strong>als</strong> het hebben van een specifieke geschillenregeling<br />

en regels die bepalen wat gebeurt bij conflict of interest (art. 61 Wtv 1993).<br />

Als een zaak binnenkomt bij een verzekeraar bekijkt deze allereerst of er sprake is van dekking en<br />

vervolgens of er geen sprake is van ‘samenloop’ (treedt op <strong>als</strong> er meerdere verzekeringen lopen<br />

voor hetzelfde object, waardoor potentiële belangentegenstelling binnen een verzekeraar kan<br />

ontstaan) of van een geschil (de verzekerde heeft een conflict met de verzekeraar over de afhandeling<br />

van een bepaalde zaak). Vervolgens wordt beoordeeld of er een sterke zaak voorligt van<br />

voldoende financieel belang.<br />

Voor partijen met een rechtsbijstandverzekering zal de verzekeraar – even<strong>als</strong> de advocaat – trachten<br />

het juridische conflict met eigen middelen op te lossen (in der minne te beheren). Daar zijn<br />

veelal geen kosten aan verbonden voor de verzekerde (behoudens het eventuele eigen risico).<br />

70 Gunst en Bruinsma, 2002, p.11.<br />

71 Art. 15 lid 17 Wtv 1993.<br />

72 Er wordt onderscheid gemaakt tussen monobranche en multibranche verzekeraars.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


58 HOOFDSTUK 5<br />

Voor civiele procedures bij de rechtbank (zijnde niet de sector kanton) en strafzaken is het <strong>proces</strong>monopolie<br />

volledig van toepassing en is de inzet van een advocaat dus wettelijk verplicht. In<br />

dat geval heeft de verzekerde het wettelijk recht op de vrije keuze van een advocaat: de verzekerde<br />

mag zelf bepalen welke advocaat zijn belangen verdedigt, vertegenwoordigt of dient. Dat kan<br />

zowel een advocaat die in loondienst is van de verzekeraar zijn <strong>als</strong> een externe advocaat. Om de<br />

kosten van externe advocaten te verlagen zijn veel rechtsbijstandverzekeraars een samenwerkingsverband<br />

aangegaan met bepaalde advocatenkantoren (netwerkadvocaten). In ruil voor gunstiger<br />

tarieven krijgen de netwerkadvocaten een hogere en/of gegarandeerde afzet. Grote rechtsbijstandverzekeraars<br />

behandelen een groter volume aan zaken en kunnen dus meer kwantumkorting<br />

bedingen. Gemiddeld wordt door de grote verzekeraars circa 70% van de zaken aan een<br />

netwerkadvocaat uitbesteed. In de overige 30% van de zaken kiest de verzekerde ‘een vrije keusadvocaat’.<br />

Overigens kan het verzekeringscontract een maximumgrens 73 bevatten ten aanzien van<br />

de tussenkomst door de verzekeraar in de honoraria en kosten van de vrij gekozen (externe)<br />

advocaat. Rechtsbijstandverzekeraars geven namens hun verzekerden jaarlijks meer dan 20.000<br />

opdrachten aan de advocatuur, waarvan de kosten voor rekening van de verzekeraars komen.<br />

Volgens Van Velthoven et al. (2004, p. 27) worden jaarlijks 120.000 claims door rechtsbijstandverzekeraars<br />

behandeld. Dit getal is niet meer actueel, de laatste jaren is het aantal behandelde<br />

zaken sterk gestegen en in 2004 werden door rechtsbijstandverzekeraars bijna 298.000 zaken<br />

behandeld. 74<br />

De specifieke regels voor de branche rechtsbijstandverzekering zijn vastgelegd in de artikelen 58-<br />

63 van de Wtv 1993. <strong>Het</strong> belangrijkste is artikel 60 dat het volgende stelt:<br />

“Een verzekeraar die overeenkomstig artikel 58, eerste, tweede of vierde lid, de branche<br />

Rechtsbijstand uitoefent, draagt er zorg voor dat uitdrukkelijk in de overeenkomst van<br />

verzekering wordt bepaald dat het de verzekerde in ieder geval vrij staat een advocaat of een<br />

andere rechtens bevoegde deskundige te kiezen indien:<br />

a. een advocaat of een andere rechtens bevoegde deskundige wordt verzocht de belangen van<br />

de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te<br />

vertegenwoordigen of te behartigen;<br />

b. zich een belangenconflict voordoet.”<br />

In de wet staat dus dat de verzekerde alleen dan het recht op een vrije keuze van een advocaat<br />

heeft <strong>als</strong> sprake is van een gerechtelijke of administratieve procedure (ook <strong>als</strong> de procedure bij de<br />

kantonrechter dient) en indien een advocaat wordt ingeschakeld. In veel gevallen is dat echter<br />

niet aan de orde (een schikking of andere manier van afhandelen zonder dat naar de rechtbank<br />

hoeft te worden gegaan). Verzekeraars verschillen niet van advocaten in hun streven om zaken –<br />

voor zo ver mogelijk – in der minne te beheren.<br />

Ook de Ombudsman Verzekeringen geeft op haar website aan dat noch de wet noch de gangbare<br />

verzekeringscontracten de verzekeraar verplichten om tussen te komen in de kosten van een vrij<br />

73 Een verzekeringsdekkingssom van €25.000 is gangbaar (dat is per gebeurtenis, advocatenhonorarium,<br />

bouwtechnisch advies, <strong>proces</strong>kosten, etc.), maar soms kan dat verlaagd worden tot €5.000.<br />

74 Mondelinge informatie begeleidingscommissie.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE INSTITUTIONELE CONTEXT 59<br />

gekozen advocaat <strong>als</strong> het om het beheren van het dossier gaat. Zo<strong>als</strong> aangegeven op de website is<br />

de rechtsbijstandverzekeraar in het algemeen slechts in bepaalde gevallen gehouden om tussen te<br />

komen in de honoraria en kosten van de vrij gekozen advocaat, met name: 75<br />

1. Wanneer een gerechtelijke of administratieve procedure moet worden opgestart;<br />

2. Wanneer een meningsverschil bestaat tussen de verzekerde en de rechtsbijstandverzekeraar<br />

over de houding die moet worden aangenomen om het juridisch<br />

probleem te regelen; en<br />

3. Wanneer er een belangenconflict ontstaat tussen verzekeraar en verzekerde.<br />

De Nederlandse Wtv is gebaseerd op de Europese Richtlijn Rechtsbijstandverzekeringen uit<br />

1987. Deze richtlijn was bedoeld om de stelsels die in verschillende landen van de EU bestaan te<br />

harmoniseren. Een andere bedoeling van de Europese Richtlijn was om met de harmonisatie de<br />

consument te beschermen (tegen belangenverstrengeling binnen verzekeraars).<br />

Een verzekerde kan een klacht indienen bij de Raad van Toezicht Verzekeringen. Uit de uitspraken<br />

van de Raad valt een aantal conclusies te trekken omtrent de interpretatie van vrije advocaatkeuze<br />

zo<strong>als</strong> die door de wet is bedoeld:<br />

Verzekeraars trachten kosten te dekken door een maximumgrens aan vergoeding per<br />

gebeurtenis te koppelen. Een verzekeringsdekkingssom van €25.000 is gangbaar (dat is<br />

per gebeurtenis, advocatenhonorarium, bouwtechnisch advies, <strong>proces</strong>kosten, etc.), maar<br />

soms kan dat verlaagd worden tot €5.000 <strong>als</strong> de verzekerde een extern advocaat in de<br />

hand neemt. In uitspraak Nr 2005/006 oordeelt de Raad dat een financieel-selectieve<br />

beperking aan de vrije advocaatkeuze in strijd is met art. 60 Wtv 1993. De financieelselectieve<br />

beperking was een maximering van de kosten van externe rechtshulp <strong>als</strong> de<br />

verzekerde een advocaat kiest die niet tot het netwerk van de verzekeraar behoort. De<br />

raad doet geen uitspraak over de algemene vraag in hoeverre maximering van de kosten<br />

van externe rechtshulp (zonder de selectieve bepaling van al dan niet tot het netwerk<br />

behorend) in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 60 Wtv 1993.<br />

De verzekeringsovereenkomst moet uitdrukkelijk voorzien zijn van een scheidsrechterlijke<br />

(of andere) procedure die garanties van objectiviteit biedt. En die bepaalt wat er gebeurt<br />

bij verschil van mening tussen de verzekeraar dan wel het juridisch zelfstandige<br />

schaderegelingkantoor en de verzekerde. In uitspraak Nr 2005/006 oordeelde de Raad<br />

dat een geschillenregeling van verzekeraar die de verzekerde slechts de keuze biedt uit<br />

een lijst van advocaten behorende tot het netwerk van verzekeraar niet voldoet aan de<br />

door art. 61 Wtv 1993 geëiste waarborgen.<br />

Uit de uitspraken van de Raad valt overigens nog een andere belangrijke conclusie te trekken, die<br />

relevant is voor de werking van de markt, met name dat de klacht van de advocaat niet ontvankelijk is.<br />

Volgens artikel 5 van het Reglement Raad van Toezicht Verzekeringen heeft “de Raad tot taak erop<br />

75 http://www.ombudsman.as/nl/faq.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


60 HOOFDSTUK 5<br />

toe te zien dat de aangesloten verzekeraars en tussenpersonen bij het bemiddelen, het tot stand brengen en uitvoeren<br />

van overeenkomsten van verzekering met consumenten en in het bijzonder ten aanzien van het zorgvuldig en voortvarend<br />

optreden in het verkeer met consumenten, de goede naam c.q. het aanzien van en het vertrouwen in het<br />

bedrijf in stand te houden.” Hieruit volgt dat klachten van advocaten (i.t.t. verzekerden) o.a. over het<br />

te vergoeden honorarium niet ontvankelijk zijn<br />

5.5 Advocaten in loondienst bij rechtsbijstandverzekeraars<br />

De reden waardoor rechtsbijstandverzekeraars huiverig zijn geweest met het in dienst nemen van<br />

advocaten is dat de sector vindt dat het recht van vrije advocaatkeuze te ruim was geformuleerd<br />

(art. 3 lid 4 van de Praktijkverordening van de Orde). Bovendien was de gekozen formulering<br />

ruimer dan voor advocaten in loondienst van andere partijen, zo<strong>als</strong> bedrijfs- en overheidsjuristen.<br />

De rechtsbijstandverzekeraars beroepen zich op art. 60 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf<br />

uit 1993 waarin sprake is van een geclausuleerde vrije advocaatkeuze, indien ‘een advocaat of een<br />

andere rechtens bevoegde deskundige wordt verzocht de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve<br />

procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen’. De oorspronkelijke formulering van<br />

de Praktijkverordening ging echter een stap verder en schreef een vrije advocaatkeuze voor ‘telkens<br />

wanneer in het kader van een redelijkerwijs te verwachten procedure rechtsbijstand geboden is’.<br />

Op verzoek van het Verbond van Verzekeraars heeft de minister van Justitie de verordening op<br />

dit punt geschorst. Als gevolg hiervan kwam de Orde met een nieuwe formulering, namelijk ‘telkens<br />

wanneer een advocaat wordt ingeschakeld’. Deze formulering sloot weliswaar nauwer aan bij art. 60<br />

Wtv, maar ging nog duidelijk verder in de vrije keuze voor een advocaat in het genoemde artikel.<br />

Ook stelde de Orde dat een advocaat in loondienst niet onder de noemer van de vrije advocaatkeuze<br />

valt (vrije keuze betekent – volgens de Orde – dat verzekerde uit het hele palet van advocaten<br />

mag kiezen: advocaat van verzekeraar, netwerkadvocaat of andere externe advocaat).<br />

Deze strikte voorwaarden betekenen dat het voor een verzekeraar riskant is om een zaak aan een<br />

advocaat in loondienst te geven, omdat telkens wanneer aan hem/haar een dossier wordt toevertrouwd<br />

de vrije keuze (en dus het kostenrisico) om de hoek komt kijken. Vanwege de nog niet<br />

opgebouwde reputatie van de betreffende advocaat in loondienst en de geografische situatie (het<br />

is makkelijker om een advocaat om de hoek te hebben dan een advocaat op afstand), is de kans<br />

dat de verzekerde kiest voor een externe advocaat zo groot dat het voor de verzekeraar niet loont<br />

om zelf advocaten in dienst te nemen. Zo zou een verzekeraar onder deze voorwaarden een (bijvoorbeeld)<br />

arbeidsjurist bij voorkeur geen advocaat maken, omdat dan al veel te snel in de behandeling<br />

van een zaak de vrije keuze om de hoek komt kijken. Kortom, de bepaling in de verordening<br />

gingen veel verder dan de Wtv 1993 en maakte het voor rechtsbijstandverzekeraars bedrijfseconomisch<br />

zeer onaantrekkelijk om advocaten in loondienst te nemen. De rechtsbijstandverzekeraars<br />

vonden dit een ontoelaatbare beperking van de mededinging en hebben daarom in<br />

2003 een klacht ingediend bij de NMa. 76<br />

76 Eerder kon het niet vanwege bepalingen in de Mededingingswet: binnen 5 jaar na het in werking treden van<br />

de Mededingingswet kon geen klacht tegen een publiekrechtelijk orgaan worden ingediend.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE INSTITUTIONELE CONTEXT 61<br />

Er volgden in het kader van de bij de NMa ingediende over de vrije advocaatkeuze opnieuw<br />

besprekingen tussen de Orde en het Verbond van Verzekeraars. Centraal in deze discussie stond<br />

de vraag op welk moment voor klanten van rechtsbijstandverzekeraars het recht op vrije advocaatkeuze<br />

ontstaat, <strong>als</strong>mede de tekst van de door de Orde geëiste vergewisverklaring van de advocaat<br />

in dienstbetrekking van een rechtsbijstandverzekeraar. Die vergewisverklaring bevat een<br />

voorschrift, een opgemaakte schriftelijke bevestiging aan de cliënt inhoudende dat hij is gewezen<br />

op de in de polisvoorwaarden voorkomende vrije advocaatkeuze, en dat hij heeft gekozen voor<br />

een bepaalde advocaat. In 2004 heeft de Orde de verordening nog verder aangepast door ‘vrije<br />

tekst’ van de vergewisverklaring toe te laten en derhalve min of meer in overeenstemming gebracht<br />

met de betreffende Wtv-bepalingen. 77 <strong>Het</strong> Verbond van Verzekeraars heeft daarop besloten<br />

om de klacht in te trekken. <strong>Het</strong> Verbond verwacht dat de komende tijd meer juristen in<br />

dienst van rechtsbijstandverzekeraars tot de advocatuur zullen toetreden. Dat is ook gunstig voor<br />

hun verzekerden, omdat juridische dossiers straks minder vaak “halverwege de rit” hoeven te<br />

worden overgegeven aan een ‘nieuwe’ (externe) advocaat, met alle overdrachtsproblemen van<br />

dien. 78<br />

<strong>Het</strong> argument dat doorslaggevend was in de afzwakking van het voorschrift vergewisverklaring<br />

was dat een advocatenkantoor dit ook niet biedt aan de eigen cliënten In de meeste algemene<br />

voorwaarden van advocatenkantoren staat dat de maatschap bepaalt welke advocaat binnen het<br />

kantoor een bepaalde zaak behandelt. <strong>Het</strong> argument van de Orde – dat de vrije advocaatkeuze<br />

zo’n belangrijk punt was in de besprekingen over de advocaat in loondienst met rechtsbijstandverzekeraars<br />

– bleek dus niet zo geloofwaardig nu duidelijk was dat die vrije keuze niet bestaat<br />

voor een cliënt van een advocatenkantoor. 79 Daarnaast speelde ook mee dat Orde verwachtte dat<br />

de NMa de klacht van het Verbond gegrond zou verklaren.<br />

Door de aangepaste verordening is het voor rechtsbijstandverzekeraars in principe mogelijk gemaakt<br />

om advocaten in loondienst te nemen. Een rechtsbijstandverzekeraar neemt een advocaat<br />

in loondienst omdat dat goedkoper is dan zaken uit te besteden, maar ook omdat dat een verbetering<br />

in de arbeidsvoorwaarden is voor de juristen in dienst van de verzekeraar (juristen kunnen<br />

zo carrière maken en zullen minder snel overstappen naar een andere baan).<br />

Uiteraard is het van groot belang dat de advocaat in loondienst onafhankelijk kan optreden ten<br />

opzichte van zijn of haar werkgever, in dit geval de rechtsbijstandverzekeraar. Deze onafhankelijkheid<br />

is op verschillende manieren geborgd. Zo regelt de Wtv de scheiding van de verschillende<br />

soorten zaken (zie paragraaf 5.4), dient de advocaat in loondienst van een niet-advocaat zich te<br />

houden aan het professioneel statuut, en houden zowel de Raad van Toezicht Verzekeringsbedrijf<br />

<strong>als</strong> het advocaten-tuchtrechtorgaan toezicht op de onafhankelijkheid.<br />

Nu zijn deze strikte voorwaarden verwijderd uit de regels van de Orde en zien we dat het aantal<br />

advocaten in loondienst is gestegen. De Stand van de advocatuur 2004 geeft hiervan een voorbeeld.<br />

Op nummer 40 staat een interessante nieuwkomer: SRK Rechtsbijstand, met 36 advocaten<br />

77 Jaarverslag 2004, Orde van Nederlandse Advocaten, p. 22.<br />

78 Verbond van Verzekeraars (2004b).<br />

79 Mondelinge informatie van begeleidingscommissie, juni 2005.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


62 HOOFDSTUK 5<br />

in loondienst een flinke speler in de markt en het eerste niet-advocatenkantoor in de Top 50.<br />

“Wij doen zo’n vijftigduizend zaken per jaar”, zegt een woordvoerder van SRK Rechtsbijstand, volgens<br />

KSU (de uitgever van de Stand van de advocatuur) een van de snelst groeiende advocatenkantoren.<br />

SRK is geen verzekeringsmaatschappij, maar voert de rechtsbijstandverzekeringen uit<br />

voor vijftien verzekeraars, waaronder ING, Aegon en AMEV. Een inschatting voor (overige)<br />

rechtsbijstandverzekeraars geeft het volgende beeld: 80<br />

− Bovemij (van Bovag), Stichting Mobiliteitsbranche heeft 2 advocaten in loondienst.<br />

Dat is vrij veel omdat het een kleine organisatie is (15 medewerkers). Omdat deze verzekeraar<br />

werkt voor leden van de Bovag, is er onder de verzekerden veel vertrouwen in<br />

de verzekeraar en dus ook in de advocaten in loondienst van die verzekeraar. Daarom<br />

loont het om relatief veel advocaten in dienst te nemen (een verzekerde gaat niet snel<br />

naar externe advocaat).<br />

− ARAG heeft op de 440 medewerkers 4 advocaten in loondienst.<br />

− DAS heeft op de 815 medewerkers 2 advocaten in loondienst.<br />

De meeste andere partijen hebben nog geen advocaten in loondienst, maar sommigen overwegen<br />

dat wel. Op dit moment legt de Orde nog altijd barrières op aan advocaten in loondienst van<br />

rechtsbijstandverzekeraars. We noemen twee voorbeelden:<br />

1. De Orde heeft SRK schriftelijk laten weten dat na het vertrek van een advocaat in<br />

loondienst op het (volledige) bestand van die advocaat een vrije keus moet worden<br />

aangeboden. Als de advocaat in loondienst vertrekt bij de rechtsbijstandverzekeraar, is<br />

die verzekeraar volgens de Orde verplicht om alle zaken – zowel <strong>proces</strong>zaken <strong>als</strong> niet<strong>proces</strong><strong>domein</strong><br />

zaken (die ongeveer 95% van de praktijk uitmaken) – die advocaat in<br />

loondienst heeft gedaan voor de verzekeraar opnieuw aan de betreffende verzekerden<br />

voor te leggen met een vrije advocaatkeus. Dit is een groot risico voor de rechtsbijstandverzekeraars<br />

met veel advocaten in loondienst, zo<strong>als</strong> SRK, en vormt dus een risico<br />

bij het aannemen van advocaten in loondienst.<br />

2. <strong>Het</strong> tweede voorbeeld betreft het niet toestaan van het lidmaatschap van de LSA (vereniging<br />

van letselschade advocaten) aan een advocaat in dienstbetrekking van SRK.<br />

SRK heeft een medewerker in dienst die voor hij bij SRK kwam werken reeds 11 jaar<br />

advocaat was en in die tijd lid van de LSA was. Inmiddels is deze zelfde medewerker<br />

bij SRK advocaat in dienstbetrekking geworden en heeft zich in september 2002 weer<br />

aangemeld voor het lidmaatschap van de LSA. Hoewel deze advocaat in dienstbetrekking<br />

materieel aan alle voorwaarden voor toetreding voldeed (bovendien was hij al lid<br />

geweest ), werd hij uiteindelijk in november 2003 op louter formele gronden <strong>als</strong> lid<br />

geweigerd. Door de onderbreking van zijn advocatenstatus was hij niet 5 jaar voorafgaand<br />

aan het lidmaatschap advocaat geweest. De betreffende SRK-advocaat heeft beroep<br />

tegen dit besluit ingesteld waarop de Commissie van Bijstand in juni 2004 het Bestuur<br />

opdroeg een gemotiveerde beslissing te geven op de mogelijkheid een ontheffing<br />

te verlenen van dit formele vereiste. Uiteindelijk heeft de LSA de commissie Tromp in<br />

80 Inschatting van de begeleidingscommissie, juni 2005.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE INSTITUTIONELE CONTEXT 63<br />

het leven geroepen die – meer principieel – moet adviseren over advocaten in dienstbetrekking<br />

in relatie tot het lidmaatschap. Die commissie adviseert om de statuten zodanig<br />

te wijzigen dat advocaten in dienstbetrekking anders dan bij een advocatenkantoor<br />

uitgesloten worden.<br />

De inhoud van dit geschil is niet waar het om gaat; het gaat hier om de houding van de<br />

Orde jegens advocaten in dienst bij verzekeraars. Deze houding blijkt bijv. uit de volgende<br />

citaten uit het verslag van de Commissie Tromp:<br />

“De Nederlandse Orde van Advocaten heeft te kennen gegeven geen politieke consequenties te zullen<br />

verbinden aan een statutenwijziging van de LSA na welke wijziging advocaten in dienstbetrekking<br />

zouden worden uitgesloten van het lidmaatschap van de LSA. […] Naar de Commissie heeft begrepen<br />

was de conclusie van dat overleg dat de Algemene Raad ‘niets zou doen’ <strong>als</strong> de LSA zou besluiten<br />

om de advocaten in dienstbetrekking bij afhankelijke kantoren te weren.”<br />

5.6 Gesubsidieerde rechtsbijstand<br />

Door het bieden van gefinancierde rechtshulp beïnvloedt de overheid de onderkant van de<br />

markt. In art 18 lid 2 van de Grondwet wordt bepaald dat de wet regels dient te stellen over het<br />

verlenen van rechtsbijstand aan de minder draagkrachtigen. In de Wet op de rechtsbijstand (Wrb)<br />

is een regeling getroffen volgens welke een rechtzoekende in aanmerking kan komen voor door<br />

de overheid bepaalde rechtsbijstand. Alleenstaanden met een netto maandelijks inkomen van<br />

maximaal €1.518 (en een vermogen lager €7.500) en samenwonenden met een netto maandelijks<br />

inkomen van maximaal €2.135 (en een vermogen lager €10.500) kunnen een advocaat krijgen die<br />

wordt betaald door de staat. Binnen het bereik van de Wrb moet een eigen bijdrage worden betaald,<br />

die varieert met de draagkracht (van minimaal €90 tot maximaal €769). De rechtsbijstand<br />

wordt verleend door advocaten die zich daartoe bereid hebben verklaard. Binnen het Wrb geldt<br />

geen vrije keuze van advocaten. Soms wordt gesubsidieerde rechtsbijstand ook door notarissen<br />

en deurwaarders geleverd. Gefinancierde rechtsbijstand betekent overigens niet dat de betreffende<br />

partij, bij verlies van de procedure, niet tot (een deel van) de kosten van de wederpartij veroordeeld<br />

kan worden. 81<br />

De tarieven die de overheid voor de gefinancierde rechtshulp heeft vastgesteld (€99 per uur exclusief<br />

BTW en 5% kantoorkosten) zijn lager dan de gewone uurtarieven van een advocaat en<br />

hebben daardoor op dit deel van de markt een dempend effect op de prijsvorming. De advocatuur<br />

klaagt erover dat de betaalde tarieven te laag zijn, maar verleent de gevraagde dienst wel ten<br />

volle met <strong>als</strong> argument ‘Noblesse oblige’. <strong>Het</strong> is niet duidelijk of deze tarieven kostendekkend<br />

zijn. Indien deze lage tarieven kostendekkend zijn, dan is het aannemelijk dat de marges op het<br />

niet-gesubsidieerde deel wel erg groot zijn. Indien gesubsidieerde rechtsbijstand niet kostendekkend<br />

is, is er sprake van kruissubsidiëring tussen het segment gefinancierde rechtsbijstand en het<br />

vrije deel van de markt. De betalende cliënt krijgt een (in praktijk nauwelijks onderhandelbaar)<br />

tarief opgedrongen dat het verlies op de ‘overheidsuren’ goedmaakt.<br />

Volgens de monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2004 is het aantal advocaten dat bij een van<br />

de raden voor rechtsbijstand staat ingeschreven (wat <strong>als</strong> voorwaarde geldt om gesubsidieerde<br />

81 Stein en Rueb, 2003, pp. 33-34.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


64 HOOFDSTUK 5<br />

rechtsbijstand te mogen verlenen), in de periode 2000-2003 met 15% gestegen. <strong>Het</strong> aantal advocaten<br />

dat ook in de praktijk gesubsidieerde rechtsbijstand verleent, neemt na een aanvankelijke<br />

daling in de periode 2000-2002 eveneens weer licht toe (in 2003 is het niveau van 2001 weer<br />

bereikt). Vanwege de toenemende concentratie in de advocatuur wordt het aanbodprobleem<br />

volgens de monitor verergerd. De WRR (2002, p. 209) geeft aan dat verwacht mag worden dat de<br />

relatieve leemte in de rechtshulp voor zaken met een geringe rechtsnoodzaak door de rechtsbijstandverzekeraars<br />

zal worden ingevuld.<br />

5.7 De institutionele context samengevat<br />

In dit hoofdstuk beschreven we de verschillende manieren waarop de overheid het publiek belang<br />

rechtszekerheid op de markt voor juridische bijstand borgt:<br />

− <strong>Het</strong> instellen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging met een monopolie op dit<br />

<strong>domein</strong> door advocaten (kortweg: <strong>proces</strong>monopolie).<br />

− <strong>Het</strong> instellen van de Orde van Advocaten die <strong>als</strong> publiekrechtelijke organisatie de mogelijkheid<br />

heeft om met zelfregulering invulling te geven aan het <strong>proces</strong>monopolie, door<br />

bijv. een opleidingsprogramma, verordeningen en andere bindende regels en zorg voor<br />

tuchtrechtspraak.<br />

− <strong>Het</strong> instellen van gesubsidieerde rechtsbijstand.<br />

− Overige regelgeving ten aanzien van advocaten (Advocatenwet).<br />

− Regelgeving ten aanzien van rechtsbijstandverzekeraars: de Wet toezicht verzekeringsbedrijf<br />

1993.<br />

Om een efficiënte rechtspraak te waarborgen en om onmondige klanten te beschermen, geldt<br />

voor de civiele procedures bij de rechtbank (zijnde niet de sector kanton) verplichte vertegenwoordiging.<br />

Vanouds hebben advocaten een monopolie op dit <strong>domein</strong>. De Commissie Cohen<br />

stelt in dit verband (1995, p. 27): “Er zijn dus sterke argumenten die pleiten voor handhaving van de verplichte<br />

<strong>proces</strong>vertegenwoordiging, omdat daar een algemeen belang mee is gediend; een eerlijk <strong>proces</strong> ten behoeve van<br />

partijen, <strong>proces</strong>economie (ook) ten behoeve van de overheid. De werkgroep heeft het belang van de rechtsbijstand <strong>als</strong><br />

zodanig dan ook niet ter discussie willen stellen.” Wel stelde de Commissie Cohen ter discussie of dit<br />

belang alleen door advocaten kan worden gediend.<br />

De toelatingseisen voor de advocatuur (zo<strong>als</strong> de verplichte beroepsopleiding en de eisen bij het<br />

toelaten van advocaten in loondienst van niet-advocaten) en de verplichte ‘education permanente’<br />

zijn mede bedoeld om te garanderen dat advocaten over de specifieke kennis en vaardigheden<br />

beschikken die nodig zijn voor het voeren van procedures. Deze eisen die de beroepsgroep aan<br />

zichzelf stelt in combinatie met het wettelijk <strong>proces</strong>monopolie staan een meer gediversifieerd<br />

aanbod van <strong>proces</strong>vertegenwoordiging in de weg. In dit hoofdstuk staat ook beschreven welke<br />

inspanningen de afgelopen tien jaar zijn geleverd om deze weg begaanbaar te maken. Naar aanleiding<br />

van de bevindingen van de Commissie Cohen en daaropvolgende rapporten is het <strong>domein</strong><br />

van het <strong>proces</strong>monopolie beperkt door de verhoging van de competentiegrens en is de toegang<br />

tot de advocatuur verbeterd door advocaten in loondienst van niet-advocaten mogelijk te maken.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE INSTITUTIONELE CONTEXT 65<br />

Deze veranderingen kwamen niet zonder slag of stoot tot stand. Met name de advocatuur – of<br />

specifieker: de Orde – had moeite met de veranderingen.<br />

De overheid intervenieert ook op een andere manier op de markt, met name door het bieden van<br />

gefinancierde rechtsbijstand. Door deze mogelijkheid is de toegang tot het recht voor minder<br />

draagkrachtigen gewaarborgd. De vraag is echter hoe de toegang tot het recht van MKBbedrijven<br />

en particulieren, die buiten de Wrb vallen, wordt beïnvloed door het <strong>proces</strong>monopolie<br />

van de advocatuur en de bijbehorende (zelf)regulering. <strong>Het</strong> feit dat de markt voor juridische bijstand<br />

voor een deel op slot zit door onder meer de wettelijk verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging,<br />

betekent dat concurrentie op de markt voor juridische bijstand voor<strong>als</strong>nog geen drukkend<br />

effect heeft op de prijsstelling van <strong>proces</strong>advocaten.<br />

In het volgende hoofdstuk bekijken we welke alternatieven bestaan voor het huidige overheidsingrijpen<br />

en wat daar de effecten van zijn in vergelijking met het huidige institutionele kader.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET PROCES ALS DOMEIN<br />

6 Alternatieven<br />

“In de civiele sector van de rechtshuishouding is de toegang tot het recht een<br />

punt van zorg. Dat heeft in de eerste plaats te maken met het tijdsbeslag.<br />

[…] Een ander punt van zorg is dat de toegang in de praktijk wordt versmald<br />

door de kosten die met een juridische procedure gepaard gaan. De gesubsidieerde<br />

rechtsbijstand in het kader van de Wrb en de particuliere verzekeringen<br />

voor rechtsbijstand houden de deur naar het recht echter in veel<br />

gevallen open. Ook het bestaan van lichtere rechtsprocedures zo<strong>als</strong> die<br />

waarin de geschillencommissies voor consumentenzaken voorzien, draagt<br />

aan de toegang van het recht bij. Lichtere rechtsprocedures vergen in de regel<br />

ook minder tijd.”<br />

67<br />

WRR, 2002, pp. 211-212.<br />

<strong>Het</strong> publiek belang op de markt voor juridische bijstand is samen te vatten onder noemer rechtszekerheid<br />

(zie paragraaf 4.1). Traditioneel wordt dit belang geborgd door verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />

en een <strong>domein</strong>monopolie van de advocatuur op deze vertegenwoordiging. Deze<br />

manier van het borgen van rechtszekerheid bestaat al meer dan een halve eeuw. In de tussentijd is<br />

de markt voor juridische bijstand veranderd, door onder meer een toenemende juridisering van<br />

de maatschappij en een segmentatie van de markt. <strong>Het</strong> is van belang om te kijken of het huidige<br />

(overheids)ingrijpen nog wel de meest optimale manier van borgen is. Duidelijk is dat de huidige<br />

borging in de plaats van het marktfalen een serieus overheidsfalen heeft gebracht: monopolievorming<br />

in een poging een informatieprobleem op te lossen. Monopolievorming door overheidsoptreden<br />

heeft kortweg drie oorzaken:<br />

− Wettelijk verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging door alleen advocaten. Verplichte winkelnering<br />

leidt doorgaans tot te hoge prijzen en een gebrek aan innovatie.<br />

− De toetredingsbarrières die de Orde in het leven heeft geroepen zijn hoog en versterken<br />

dus het monopolie van zittende advocaten (denk aan de toelating van advocaten in<br />

loondienst).<br />

− Uitstralingseffecten van het <strong>proces</strong>monopolie: de status van wettelijk beschermd juridisch<br />

adviseur werkt ook buiten het monopolie. Dit reputatie-effect kan in een markt<br />

met onvolkomen mededinging worden omgezet in een extra premie voor advocaten.<br />

<strong>Het</strong> is dan ook de vraag of het publiek belang ook met minder ingrijpende maatregelen geborgd<br />

kan worden. In dit hoofdstuk beschrijven we verschillende alternatieven die het publiek belang<br />

borgen en tevens (enige) maatschappelijke kostenbesparing kunnen opleveren ten opzichte het<br />

huidige institutionele kader. Deze kostenbesparingen zijn wenselijk gezien de in het citaat bij dit<br />

hoofdstuk door de WRR gesignaleerde problemen met toegang tot het recht (“Een ander punt van<br />

zorg is dat de toegang in de praktijk wordt versmald door de kosten die met een juridische procedure gepaard<br />

gaan.”) De volgende alternatieven komen aan bod:<br />

1. Direct ingrijpen op het <strong>domein</strong>monopolie:<br />

- Beperking <strong>domein</strong>monopolie door verdere verhoging competentiegrens (para-<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


68 HOOFDSTUK 6<br />

graaf 6.1.2);<br />

- Domeinmonopolie openstellen voor een bredere groep dan alleen advocaten<br />

(paragraaf 6.1.3)<br />

- Afschaffing <strong>domein</strong>monopolie (met flankerend beleid) (paragraaf 6.1.4)<br />

2. Tariefregulering (paragraaf 6.2)<br />

We hebben geen alternatieven bekeken die de Wtv 1993 betreffen, omdat deze wet voortvloeit<br />

uit een Europese richtlijn en het daarom voor de Nederlandse overheid niet goed mogelijk is om<br />

haar ingrijpen op dit punt te veranderen. Overigens zou een discussie over de verplichte vrije<br />

advocaatkeuze op Europees niveau nuttig zijn. In die discussie zou explicieter gemaakt kunnen<br />

worden waarom de vrije keuze wel bij rechtsbijstandverzekeringen bestaat en bij bijv. zorgverzekeringen<br />

niet. De zorgverzekeraar heeft het recht om verschillende verzekeringspolissen aan te<br />

bieden: polissen met een basisdekking zonder fysiotherapie, kraamverzorging en tandartshulp of<br />

een uitgebreide dekking. Ook heeft de zorgverzekeraar het recht om een verzekerde te sturen<br />

richting bepaalde zorgaanbieders, namelijk die aanbieders waarmee de zorgverzekeraar een contract<br />

heeft afgesloten. Daar waar dit in de zorg weinig discussie oplevert – waarschijnlijk vanwege<br />

de grotere politieke nadruk op kostenbesparing in de zorg –, zal een rechtsbijstandverzekeraar die<br />

bepaalt dat zijn verzekerden alleen bij bepaalde gecontracteerde advocaten terecht kunnen waarschijnlijk<br />

veel stof doen opwaaien.<br />

6.1 Direct ingrijpen op het <strong>domein</strong>monopolie<br />

<strong>Het</strong> ligt voor de hand om na te denken of het <strong>domein</strong>monopolie beperkt kan worden zonder dat<br />

het publiek belang geschaad wordt. <strong>Het</strong> <strong>domein</strong>monopolie kan aangepast worden door (1) het<br />

<strong>domein</strong> te beperken, (2) de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden uit te breiden of (3) verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />

af te schaffen voor civiele zaken met een aantal flankerende maatregelen.<br />

Voor de inschatting van de effecten van deze drie alternatieven zijn de lessen die zijn te trekken<br />

uit de ervaringen met de competentiegrensverhoging van 1999 van belang. Wij beginnen deze<br />

paragraaf dan ook met die lessen (paragraaf 6.1.1) en vervolgens kijken we wat de implicaties<br />

hiervan zijn op de drie alternatieven van direct ingrijpen op het <strong>domein</strong>monopolie (paragraaf<br />

6.1.2 tot en met 6.1.4).<br />

6.1.1 De lessen uit de competentiegrensverhoging van 1999<br />

Met de competentiegrens wordt de wettelijk vastgestelde financiële grens bedoeld die bepaalt of<br />

een zaak door de kantonrechter of door de arrondissementsrechter wordt behandeld. Bij de<br />

rechtbank is verplichte vertegenwoordiging van toepassing, bij de kantonrechter zijn rechtzoekenden<br />

vrij om zelf hun zaak te bepleiten of een advocaat of andere vertegenwoordiger te kiezen.<br />

De competentiegrens voor civiele handelszaken werd in 1999 verhoogd van 5.000 gulden naar<br />

10.000 gulden (tegenwoordig €5.000).<br />

De effecten van de competentiegrensverhoging werden in 2002 door Eshuis en Paulides geëvalueerd.<br />

Zij vergelijken het ‘verschoven zaaksegment’ in 1996 met dat van 2000, dat wil zeggen, ze<br />

vergelijken de zaken die in 1996 door de rechtbanken werden afgedaan en die in het financiële<br />

segment van 5.000 tot 10.000 guldens vallen met de zaken die in 2000 door de kantongerechten<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ALTERNATIEVEN 69<br />

worden afgedaan in hetzelfde financiële segment. 82 De belangrijkste punten uit deze evaluatie zijn<br />

hieronder nader belicht.<br />

6.1.1.1 Keuzevrijheid benut<br />

De verhoging van de competentiegrens wordt in eerste instantie <strong>als</strong> effectief aangemerkt in de zin<br />

dat partijen inderdaad de keuzevrijheid met betrekking tot het inschakelen van juridische dienstverleners<br />

op grote schaal benutten. Daar waar in 1996 alleen procureurs en advocaten mochten<br />

optreden, zijn in 2000 vele andere vertegenwoordigers actief en er worden zaken door procederende<br />

partijen zelf bepleit (zie tabel 6.1). Eshuis en Paulides onderscheiden vier soorten vertegenwoordigers:<br />

(1) advocaten, (2) deurwaarders, (3) een andere gemachtigde, zo<strong>als</strong> een juridisch<br />

geschoolde kennis of een bedrijfsjurist, en (4) geen vertegenwoordiger oftewel de zaak zelf bepleiten.<br />

De categorie ‘juristen van rechtsbijstandverzekeraars’ wordt niet apart gespecificeerd,<br />

omdat in dit financiële segment nauwelijks zaken voor de rechter worden gebracht door – maar<br />

wel via – rechtsbijstandverzekeraars (p. 38). Dit komt waarschijnlijk door het type zaken in dit<br />

segment – het gaat hier namelijk vaak om incassozaken (zie paragraaf 6.1.1.5). Deze cijfers (<strong>als</strong><br />

ook de cijfers in tabel 6.2 en 6.3) geven een onderschatting van het aandeel van rechtsbijstandverzekeraars,<br />

omdat is geteld waar een rechtzoekende uiteindelijk terechtkomt en niet waar hij in<br />

eerste instantie aan klopt voor juridische bijstand. Omdat veel rechtzoekenden met een rechtsbijstandverzekering<br />

via hun verzekeraar terecht komen bij een advocaat (bijv. in het geval van een<br />

procedure) of een gerechtsdeurwaarder is het aandeel van advocaten en gerechtsdeurwaarders te<br />

hoog en dat van rechtsbijstandverzekeraars te laag ingeschat.<br />

Zo<strong>als</strong> tabel 6.1 suggereert, verschilt de vertegenwoordigingspatroon voor eisers en voor gedaagden.<br />

Hieronder gaan we nader in op de achtergrond van deze verschillen.<br />

Tabel 6.1: Juridische bijstand na de competentieverhoging in procenten (2000)<br />

VERLENER VAN JURIDISCHE BIJSTAND KANTON - EISER KANTON - GEDAAGDE<br />

Advocaat 16% 26%<br />

Gerechtsdeurwaarder 71% 16%<br />

Stichting rechtsbijstand 1% 2%<br />

Andere <strong>proces</strong>gemachtigde 11% 5%<br />

Procedeert in persoon 1% 50%<br />

Totaal 100%<br />

Bron Eshuis en Paulides, 2002, p. 43.<br />

(N=2723) 1<br />

1 alle zaken exclusief mislukte formulierdagvaardingen.<br />

2 alle contradictoire zaken, exclusief referte door verweerder bij aanvang <strong>proces</strong>.<br />

6.1.1.2 De keuzes van eisers nader belicht<br />

100%<br />

(N=926) 2<br />

Eisers zijn de initiatiefnemers van hun zaak en zij achten zich dan ook kansrijk. Zij blijken daardoor<br />

vaker bereid te zijn om te investeren in juridische bijstand. Zo<strong>als</strong> blijkt uit tabel 6.2 gaan<br />

82 De implicaties van de herziening van het burgerlijk <strong>proces</strong>recht per 1 januari 2002 (waarbij het <strong>proces</strong>rechtelijke<br />

regime van rechtbank en kantongerecht geharmoniseerd zijn) zijn in het rapport dus niet meegenomen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


70 HOOFDSTUK 6<br />

eisers nauwelijks zelf procederen (1%). <strong>Het</strong> meest opvallende effect van de competentieverhoging<br />

is dat veel eisers (71%) de deurwaarder verkiezen boven advocaten (16%).<br />

De grote populariteit van gerechtsdeurwaarders onder eisers wordt voor een groot deel verklaard<br />

door het type zaken in het verschoven segment. Uit tabel 6.2, waar vertegenwoordiging uitgesplitst<br />

is naar partijconstellatie, valt op te maken dat verreweg de meeste zaken (ruim 60%) aangespannen<br />

zijn door een rechtspersoon tegen een natuurlijk persoon. Dit is een indicatie dat meer<br />

dan de helft van de procedures incassozaken zijn. In die incassozaken hebben eisers al voordat<br />

het tot een gerechtelijke procedure komt een deurwaarder ingeschakeld. Ook eisers die in het<br />

buitengerechtelijke voortraject geen deurwaarder inschakelen, komen veelal toch bij de deurwaarder<br />

terecht vanwege het uitbrengen van een dagvaarding (pp. 3-4). Mocht het tot een gerechtelijke<br />

procedure komen, dan zijn deurwaarders een goedkoop en al ingewerkt alternatief voor de<br />

inschakeling van een advocaat.<br />

Tabel 6.2: Juridische bijstand eiser en partijconstellatie 1 bij kantonzaken (2000)<br />

EISER GEDAAGDE<br />

NAT.PERS<br />

NAT.PERS<br />

NAT.PER<br />

RECHTSPERS<br />

RECHTSPERS<br />

NAT. PERS<br />

RECHTSPERS<br />

RECHTSPERS<br />

TOTAAL<br />

Advocaat 30% 35% 12% 16% 16%<br />

Gerechtsdeurwaarder 56% 47% 76% 70% 71%<br />

Andere gemachtigde 8% 16% 12% 13% 12%<br />

Procedeert in persoon 6% 2% 1% 1% 1%<br />

Totaal 100%<br />

(N=309)<br />

Bron: Eshuis en Paulides, 2002, p. 47.<br />

100%<br />

(N=146)<br />

100%<br />

(N=1700)<br />

Verdelingen onder de diverse partijconstellaties verschillen significant, p


ALTERNATIEVEN 71<br />

Zo<strong>als</strong> tabel 6.3 laat zien, zijn gedaagden op grote schaal zonder juridische bijstand gaan procederen:<br />

de zich verwerende gedaagden behartigen in de helft van de gevallen hun zaak zelfstandig.<br />

Iemand kan kiezen voor verweer ‘in persoon’ omdat die goede tegenargumenten heeft. Echter,<br />

het kan ook zo zijn dat de gedaagde toch op de zitting verschijnt en dat er geen daadwerkelijk<br />

verweer wordt gevoerd – deze gevallen worden ook <strong>als</strong> verweer ‘in persoon’ geregistreerd. Er is<br />

overigens een simpele verklaring voor het feit dat vaak ‘in persoon’ verweer wordt gevoerd in<br />

incassozaken (waar de eiser een rechtspersoon is en de gedaagde een natuurlijk persoon). Hier<br />

zou de gedaagde de zaak niet verstek laten gaan en op de zitting verschijnen (in persoon procederen),<br />

ook al is er geen inhoudelijk verweer mogelijk, in de hoop om <strong>als</strong>nog een betaalregeling te<br />

treffen (p. 50).<br />

Tabel 6.3: Juridische bijstand gedaagde en partijconstellatie 1 bij kantonzaken in contradictoire<br />

zaken (2000)<br />

EISER GEDAAGDE<br />

NAT.PERS<br />

NAT.PERS<br />

NAT.PER<br />

RECHTSPERS<br />

RECHTSPERS<br />

NAT. PERS<br />

RECHTSPERS<br />

RECHTSPERS<br />

TOTAAL<br />

Advocaat 36% 19% 34% 31% 26%<br />

Gerechtsdeurwaarder 21% 11% 30% 17% 17%<br />

Andere gemachtigde 7% 6% 8% 7% 7%<br />

Procedeert in persoon 37% 65% 28% 45% 50%<br />

Totaal 100%<br />

(N=183)<br />

Bron: Eshuis en Paulides, 2002, p. 49.<br />

100%<br />

(N=408)<br />

100%<br />

(N=116)<br />

Verdelingen onder de diverse partijconstellaties verschillen significant, p


72 HOOFDSTUK 6<br />

informaliteit of lagere kosten. De kosten van een kantonprocedure zijn lager vanwege het ontbreken<br />

van verplichte vertegenwoordiging door een advocaat en de lagere griffierechten. Voorzover<br />

er sprake was van een aanzuigende werking van de competentiegrensverhoging is deze<br />

teniet gedaan door een daling van de instroom van handelszaken bij rechtbanken en kantonrechter.<br />

De vrees dat de competentiegrensverhoging een hoge aanzuigende werking zou hebben, en<br />

daardoor de overbelaste rechterlijke macht nog meer onder druk zou komen te staan, was dus<br />

ongegrond.<br />

Eshuis en Paulides beschrijven ook twee mechanismen die ervoor kunnen zorgen dat de aanzuigende<br />

werking minder zichtbaar is in de cijfers: het al dan niet splitsen van vorderingen en het al<br />

dan niet uitstellen van vorderingen (bijlage 4, pp. 100-101). Door de verhoging van de competentiegrens<br />

zouden zaken die eerder <strong>als</strong> gesplitst aangetekend werden, niet meer gesplitst hoeven te<br />

worden om onder de competentiegrens te vallen (een zaak van bedrag x en een zaak van bedrag y<br />

versus een zaak van x+y). <strong>Het</strong> tweede mechanisme betreft vorderingen met termijnbetalingen die<br />

maandelijks oplopen, zo<strong>als</strong> geldleningen en telefoonrekeningen. <strong>Het</strong> is aannemelijk dat de gerechtsdeurwaarder<br />

de voorkeur geeft aan het voorleggen van de zaak aan de kantonrechter boven<br />

de rechtbank. Na de verhoging van de competentiegrens kan met het moment van de dagvaarding<br />

gewacht worden totdat de schuld tot bijna €5.000 is opgelopen alvorens een zaak aan de<br />

kantonrechter wordt voorgelegd.<br />

6.1.1.5 Samenstelling van zaken niet veranderd: vooral incassozaken<br />

Eshuis en Paulides stellen de vraag wat voor type zaken zijn verschoven met de competentiegrensverhoging:<br />

gaat het om principiële zaken of gaat het voornamelijk om het invorderen van<br />

onbetaalde rekeningen. Ze komen tot de conclusie dat de zaken in het verschoven segment geen<br />

doorsnee rechtbankzaken zijn. <strong>Het</strong> gaat relatief vaak om een incassozaak en er zijn aanwijzingen<br />

dat deze geschillen relatief eenvoudig zijn (pp. 31-32). Dat het om incassozaken gaat valt – zo<strong>als</strong><br />

al eerder aangegeven – af te leiden uit de partijconstellatie waarbij de eiser een rechtspersoon is en<br />

de gedaagde een natuurlijk persoon. Dit is in 54% van de zaken het geval voor de competentiegrensverhoging<br />

en 64% erna. Bij rechtbankzaken is dit percentage maar 38%. De conclusie over<br />

de complexiteit van zaken is gebaseerd op het hoge percentage zaken waarbij geen verweer wordt<br />

gevoerd, of waar wel verweer is gevoerd, maar waar een ‘comparitie na antwoord’ wordt gehouden.<br />

Dit lijkt overigens het beeld te bevestigen dat zaken met de laagste financiële belangen ook<br />

relatief eenvoudige zaken zijn.<br />

Ook kijken Eshuis en Paulides of er veranderingen optreden na de competentiegrensverhoging.<br />

<strong>Het</strong> lijkt redelijk aannemelijk dat in het verschoven zaaksegment weinig veranderd is in de samenstelling<br />

van de zaken (juridische zaaktypering) en ook geen significante veranderingen in<br />

partijconstellatie (pp. 33-37).<br />

6.1.1.6 Kwaliteit<br />

Een belangrijke meetlat voor de effectiviteit van geschilbeslechting is in hoeverre partijen er zelf<br />

uitkomen. Eshuis en Paulides vinden dat er na de competentiegrensverhoging veel minder zaken<br />

worden geroyeerd – anders gezegd: er wordt minder geschikt. <strong>Het</strong> gaat om een daling van 50%<br />

naar 25% (2002, pp. 65-67). Dit valt in verband te brengen met het wegvallen van de verplichte<br />

vertegenwoordiging. Advocaten spelen net <strong>als</strong> andere rechtshulpverleners namelijk een actieve rol<br />

in schikkingen. Wanneer bij een kantonzaak beide partijen door een advocaat worden bijgestaan,<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ALTERNATIEVEN 73<br />

stijgt het percentage royementen tot een niveau dat dicht bij dat van de rechtbank ligt, dwz 42%<br />

(p. 66). Dit verschijnsel is gerelateerd aan de in paragraaf 5.2 genoemde ‘zeefwerking’ van verplichte<br />

<strong>proces</strong>vertegenwoordiging. <strong>Het</strong> royementspercentage is 32% indien de partijconstellatie<br />

advocaat-deurwaarder, 30% indien deurwaarder-deurwaarder en 13% indien geen advocaat of<br />

deurwaarder betrokken is. De daling in het percentage schikkingen is een negatief neveneffect<br />

van het wegvallen van verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging. We merken op dat dit ook te maken<br />

heeft met het feit dat de gang naar de rechtbank vroeger (toen de competentiegrens nog niet<br />

verhoogd was) te duur was: zaken met een belang lager dan 5.000 gulden werden niet aangebracht<br />

maar geschikt, omdat de kosten van het voeren van een <strong>proces</strong> vaak niet opwegen tegen<br />

het financiële belang.<br />

Eshuis en Paulides kijken ook naar de kwaliteit van de behartiging van belangen. Zij veronderstellen<br />

dat bijzondere <strong>proces</strong>handelingen, zo<strong>als</strong> incidentele eisen, eisen in reconventie, deskundigenonderzoeken<br />

en enquêtes op een kwalitatief betere behartiging van belangen duiden. Mensen die<br />

zonder juridische bijstand procederen maken maar weinig gebruik van deze <strong>proces</strong>handelingen,<br />

terwijl dat veel meer gebeurt wanneer een advocaat de juridische bijstand verleent. <strong>Het</strong> <strong>proces</strong>gedrag<br />

van gerechtsdeurwaarders lijkt in grote lijnen op dat van advocaten (beiden werken vaak in<br />

opdracht van een rechtsbijstandverzekeraar), terwijl het gedrag van ‘andere gemachtigden’ meer<br />

lijkt op dat van partijen die zichzelf vertegenwoordigen (pp. 5-6).<br />

6.1.1.7 Kantonrecht – goedkopere rechtspraak<br />

De veronderstelling is dat de kortere en minder gecompliceerde procedures onder de kantonrechters<br />

ook bijdragen aan de kostenbesparing van rechtzoekenden, maar ook aan de kostenbesparing<br />

van rechtsstaat (dit ondanks het feit dat minder geschikt wordt). De veronderstelling over kantonrechtsprocedure<br />

is dat het minder formeel en eenvoudiger is, er minder bijzondere <strong>proces</strong>handelingen<br />

zijn en dat de kantonrechter sneller en actiever een knoop doorhakt. Karakteristiek<br />

voor de kantonrechter is inderdaad de snelle en ongecompliceerde afdoeningen, waarbij<br />

relatief weinig van de standaard van twee schriftelijke rondes wordt afgeweken (p. 33). Een belangrijke<br />

implicatie van de competentiegrensverhoging is dat zaken vlotter en met minder complicaties<br />

worden afgedaan: de mediane doorlooptijd van de zaken daalde van 14 maanden tot 6<br />

maanden. Door meer zaken via deze goedkopere rechtspraak te laten verlopen, is dus een maatschappelijke<br />

kostenbesparing gerealiseerd.<br />

6.1.1.8 Samengevat<br />

De belangrijkste effecten van de competentieverhoging zijn <strong>als</strong> volgt:<br />

- Waar vroeger vertegenwoordiging een exclusief <strong>domein</strong> was van advocaten en procureurs,<br />

bestaat nu keuzevrijheid die op grote schaal wordt benut.<br />

- Eisers schakelen vaak een deurwaarder in, een verschijnsel dat verklaard wordt uit het<br />

hoge aandeel incassozaken in het verschoven segment.<br />

- <strong>Het</strong> verstekpercentage onder gedaagden is niet substantieel gedaald. Als gedaagden verweer<br />

voeren, maken zij op grote schaal gebruik van de mogelijkheid om zelf te kunnen<br />

procederen. <strong>Het</strong> is echter niet zeker in hoeverre de ‘in persoon procederende’ partijen<br />

daadwerkelijk verweer voeren.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


74 HOOFDSTUK 6<br />

- De aanzuigende werking van de competentiegrensverhoging kan niet worden aangetoond.<br />

<strong>Het</strong> argument dat een verdere verhoging van de competentiegrens de overbelaste<br />

rechterlijke macht nog meer onder druk zet, kan niet worden onderscheven. Integendeel,<br />

meer zaken worden nu eenvoudiger en sneller afgedaan. Anderzijds kan de veronderstelling<br />

dat de verhoging van de competentiegrens een betere toegang tot het recht <strong>als</strong> gevolg<br />

heeft in termen van frequentere toegang, ook niet worden onderschreven.<br />

- Een belangrijk negatief effect is dat er veel minder wordt geschikt, een verschijnsel dat in<br />

verband gebracht kan worden met het wegvallen van de verplichte vertegenwoordiging<br />

door een juridisch deskundige en het grote aandeel van incassozaken.<br />

- Meer zaken worden door goedkope rechtsspraak afgehandeld, hetgeen een maatschappelijke<br />

kostenbesparing oplevert.<br />

6.1.2 Beperking <strong>domein</strong>monopolie door verdere verhoging<br />

competentiegrens<br />

Een mogelijk alternatief voor het huidige <strong>proces</strong>monopolie is de beperking van het <strong>domein</strong> door<br />

de verhoging van de competentiegrens. De verhoging van de competentiegrens van 1999 was<br />

eigenlijk bedoeld <strong>als</strong> een eerste stap. De Commissie Van Delden die de aanbevelingen uit het<br />

Cohen rapport verder uitwerkte, stelde een gefaseerde verhoging van de competentiegrens voor<br />

tot 25.000 gulden. De voorgenomen verdere verhoging van de competentiegrens werd echter in<br />

1999 op de lange baan geschoven, omdat het er in eerste instantie op leek dat de competentiegrensverhoging<br />

een substantiële aanzuigende werking zou hebben. Vanwege de schaarste aan<br />

rechters werd een verdere verhoging van de competentiegrens <strong>als</strong> onwenselijk beschouwd. Zo<strong>als</strong><br />

in de vorige paragraaf beschreven, tonen Eshuis en Paulides (2002) echter aan dat er geen sprake<br />

was van een substantiële aanzuigende werking, maar eerder van migratie-effecten. Voorzover er<br />

sprake was van een aanzuigende werking, werd deze gecompenseerd door de autonome afname<br />

van de ‘totale vraag’ (de instroom bij kanton en civiel samen).<br />

Afgaande op de aanbevelingen van de Commissie Van Delden kijken wij naar een verhoging van<br />

de competentiegrens tot €12.000 (25.000 gulden). Dit bedrag is indicatief, het kan om een hoger<br />

of een lager bedrag gaan, het gaat hier eerder om de hoofdlijnen in de argumentatie.<br />

Vanuit een economische inv<strong>als</strong>hoek is het belangrijkste effect van de verhoging van de competentiegrens<br />

dat er voor een groter deel van de markt keuzevrijheid ontstaat en dat de prijzen op<br />

dat deel onder druk komen te staan. Voor de evaluatie van de maatregel moeten de volgende<br />

vragen worden beantwoord:<br />

- In hoeverre kan de keuzevrijheid worden benut en in het verlengde daarvan: in hoeverre<br />

is sprake van concurrentie waardoor de prijzen onder druk komen te staan?<br />

- Wie profiteert van de competentiegrensverhoging in de directe zin?<br />

- Wat zijn de maatschappelijke voor- en nadelen van zo’n ingreep?<br />

- Welke overige (neutrale) effecten zijn te verwachten?<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ALTERNATIEVEN 75<br />

De sterkte van de effecten van een verdere verhoging van de competentiegrens tot €12.000<br />

hangt in eerste instantie samen met de verdeling van het financiële belang van civiele zaken in het<br />

financiële segment €5.000 tot €12.000. Hoe meer zaken in dit segment vallen, hoe groter de<br />

markt waarvoor het <strong>proces</strong>monopolie niet geldt. In Eshuis (2003, p. 26) wordt onderstaande<br />

figuur gepresenteerd van de verdeling van financiële belangen bij civiele zaken. Uit deze figuur<br />

valt af te lezen dat de mediaan van financiële belangen €21.747 is (bij de helft van de zaken gaat<br />

het om een kleiner bedrag en de andere helft om een hoger bedrag). Voorts valt af te lezen dat<br />

een groot deel van de zaken – op het oog een kwartiel van totaal aantal zaken – zelfs onder het<br />

financiële belang van €12.000 ligt.<br />

Figuur 6.1: Verdeling van geclaimde bedragen, afgedaan in 2000, met mediaan en gemiddelde<br />

Bron: Eshuis (2003), p. 26.<br />

Door de verhoging van de competentiegrens tot €12.000 ontstaat dus op een groot deel van de<br />

markt keuzevrijheid. In hoeverre gebruik wordt gemaakt van de vergrote keuzevrijheid hangt<br />

verder samen met de samenstelling van zaken in het financiële segment. Of bijvoorbeeld een<br />

verdere opmars van deurwaarders of juist van andere aanbieders te verwachten is, hangt – afgaande<br />

op de bevindingen van Eshuis en Paulides – samen met de verdeling van aard van zaken<br />

en de partijconstellatie in het nieuw te verschuiven segment. Deze verdeling is ons niet bekend en<br />

het is dan ook moeilijk te voorspellen welke aanbieders hun markt zien vergroten door de verhoging<br />

van de competentiegrens. Aan de vraagkant gaan de volgende actoren profiteren:<br />

- Eisers van een bepaald type zaken waarvoor juridische bijstand van andere juridische<br />

dienstverleners dan advocaten goed mogelijk is, bijvoorbeeld incassozaken (deurwaarders),<br />

- Repeat buyers die in vele standaardzaken vertegenwoordiging zoeken (of door eigen juristen<br />

willen laten verzorgen), bijvoorbeeld telefonieaanbieders, hypotheekaanbieders.<br />

- Gedaagden die een zaak hebben waar juridisch verweer niet goed haalbaar is, kunnen<br />

zich zonder noemenswaardige kosten ‘in persoon’ verweren, in de hoop <strong>als</strong>nog een (betaal)regeling<br />

te treffen met de eiser.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


76 HOOFDSTUK 6<br />

- Gedaagden met dermate goede (juridische) argumenten, waarvoor juridische bijstand<br />

niet noodzakelijk is.<br />

- Indirect alle rechtzoekenden die een zaak hebben in het financiële segment van €5.000<br />

tot €12.000 die zich door een advocaat laten vertegenwoordigen <strong>als</strong> gevolg van het feit<br />

dat deze dienstverlening minder kost doordat de tarieven van advocaten onder druk<br />

komen te staan. Overigens moet het effect van de competentiegrensverhoging niet overschat<br />

worden. Deze grens is de laatste jaren in reële termen steeds lager geworden (door<br />

inflatie) en het financieel belang in zaken neemt steeds verder toe (er staat steeds meer<br />

op het spel).<br />

- Particulieren en het MKB met een rechtsbijstandverzekering: de te betalen premie zal<br />

minder snel stijgen.<br />

De maatschappelijke voordelen van de verhoging van de competentiegrens zijn:<br />

- Meer zaken voor de kantonrechter betekent snellere en eenvoudigere procedures. De<br />

maatschappelijke kostenbesparing kan helaas niet berekend worden door de budgetten<br />

van kanton en civiel te vergelijken. De verhoging van de competentiegrens impliceert<br />

namelijk dat zowel bij de sector kanton <strong>als</strong> bij de sector civiel de gemiddelde zwaarte (in<br />

ieder geval in termen van het financiële belang) van zaken stijgt.<br />

- Keuzevrijheid rechtzoekenden – vertegenwoordiging op maat. Dit geldt voor iedereen,<br />

maar voor eisers ligt de benutting ervan anders dan voor gedaagden. De aard van zaken<br />

en partijconstellatie zijn van belang bij de benutting van keuzevrijheid en kostenbesparing<br />

door rechtzoekenden.<br />

- Minder snel stijgende premies voor rechtsbijstandverzekeringen, betere toegang tot het<br />

recht in het algemeen.<br />

- Geen reden voor bezorgdheid over de kwaliteit van juridische bijstand die <strong>als</strong> gevolg van<br />

de verhoging van de competentiegrens meer verleend zal worden door andere rechtskundige<br />

dienstverleners dan advocaten. Bij de vorige verhoging van de competentiegrens<br />

hebben deurwaarders en rechtsbijstandverzekeraars het gat gevuld en zijn er geen aanwijzingen<br />

dat zij hun taak niet naar behoren kunnen uitvoeren.<br />

De maatschappelijke nadelen van de competentiegrensverhoging zijn de volgende:<br />

- Wel zijn er zorgen over kwaliteit van de behartiging van belangen van personen die ‘in<br />

persoon’ procederen of zich laten vertegenwoordigen door een overige gemachtigde<br />

(d.w.z. een al dan niet juridisch geschoolde kennis).<br />

- Voor de zaken waarin door (minstens een van de partijen) geen professionele rechtsbijstand<br />

wordt ingeschakeld: er wordt minder geschikt.<br />

- Hoewel het bij de verhoging van de competentiegrens tot €5.000 niet gebeurde, is het<br />

denkbaar dat de lagere kosten van kantonrechtspraak (griffierechten en kosten verte-<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ALTERNATIEVEN 77<br />

genwoordiging) een aanzuigende werking heeft, waardoor meer conflicten voor de (kanton)rechter<br />

worden uitgevecht.<br />

- Geen keuzevrijheid en hoge(re) prijzen voor zaken boven de competentiegrens.<br />

De overige neutrale effecten zijn het volgende:<br />

- Bij een verdere verhoging van de competentiegrens kunnen net zo<strong>als</strong> na 1999, migratieeffecten<br />

verwacht worden.<br />

- Een ander neutraal effect van de verhoging van de competentiegrens is dat de hoogte<br />

van de claims bij incassozaken stijgt, omdat er langer gewacht kan worden met de dagvaarding<br />

en vanwege het verminderen van de noodzaak van splitsing van claims (Eshuis<br />

en Paulides, 2002, pp. 100-101).<br />

- Bij onrechtmatige daad zaken die onder de kantonrechter vallen, wordt doorgaans het<br />

maximumbedrag (de competentiegrens) geclaimd. Een verhoging van de competentiegrens<br />

kan dus <strong>als</strong> gevolg hebben dat de geclaimde bedragen stijgen. Eshuis (2003, p. 28-<br />

31) toont echter aan dat rechters niet meegaan met de stijging van deze bedragen. Ook<br />

vindt Eshuis aanwijzingen dat de discrepantie stijgt tussen het geëiste bedrag en het bedrag<br />

dat partijen bij een schikking overeenkomen. <strong>Het</strong> lijkt erop dat ‘hoog inzetten’ gewoon<br />

een onderdeel van het spel is geworden.<br />

6.1.3 Procesmonopolie opgesteld voor een bredere groep<br />

Een tweede in onze ogen meest voor de hand liggend alternatief is om het <strong>proces</strong>monopolie niet<br />

alleen bij advocaten neer te leggen, maar aan een bredere groep toe te kennen. Dit voorstel is ten<br />

tijde van het onderzoek van de Commissie Cohen door de Consumentenbond gedaan. De bond<br />

pleitte voor de instelling van een register voor <strong>proces</strong>gemachtigden, waarin naast advocaten ook<br />

andere gekwalificeerde personen zouden kunnen worden ingeschreven (Commissie Cohen, 1995,<br />

p. 78).<br />

<strong>Het</strong> gaat uitdrukkelijk niet om het toelaten van personen tot de <strong>proces</strong>vertegenwoordiging die niet<br />

geschoold zijn. Integendeel, het gaat om het toelaten van personen die geschoold zijn en ervaring<br />

hebben. <strong>Het</strong> is terecht dat er kwaliteitseisen zijn, de rechter moet niet zwaarder belast worden (de<br />

efficiënte rechtsgang moet niet in gevaar komen) en fair trial en de equality of arms beginselen moeten<br />

gewaarborgd blijven.<br />

Indien gekozen wordt voor het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie voor ander juridische adviseurs<br />

dan advocaten, dan zullen eisen geformuleerd dienen te worden waaraan een <strong>proces</strong>jurist<br />

dient te voldoen. Wil iemand zich <strong>proces</strong>jurist noemen, dan moet diegene voldoen aan een aantal<br />

eisen, bijvoorbeeld:<br />

− Kennis hebben van het materiële recht;<br />

− Kennis hebben van het formele recht;<br />

− Kennis hebben van de infrastructuur van het gerechtelijk bedrijf;<br />

− Kennis hebben van de roladministratie;<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


78 HOOFDSTUK 6<br />

− Garanties bieden voor een behoorlijke afdekking van aansprakelijkheid;<br />

− Garanties bieden voor het verantwoord beheer van derden gelden;<br />

− Zijn aangesloten bij een toegankelijke en objectieve klachtregeling voor cliënten en voor<br />

<strong>proces</strong>juristen van wederpartijen.<br />

<strong>Het</strong> is daarbij van groot belang om te bekijken of de kwaliteitseisen die de Orde op dit moment<br />

stelt niet verder gaan dan wat (minimaal) noodzakelijk is voor een goede <strong>proces</strong>jurist en het borgen<br />

van rechtszekerheid. Op het eerste gezicht lijken de eisen van de Orde meer te omvatten dan<br />

nodig is voor een <strong>proces</strong>jurist. Uiteraard is het aan de Orde wat voor eisen worden gesteld aan<br />

advocaten 83, maar dat betekent niet dat deze eisen één-op-één moeten gelden voor alle <strong>proces</strong>juristen.<br />

Zo wordt van advocaten geëist dat zij bekwaam zijn op een breed scala van rechtsgebieden,<br />

zo<strong>als</strong> familierecht, fiscaal recht, strafrecht, vluchtelingenrecht enzovoorts. <strong>Het</strong> is echter niet nodig<br />

dat we van alle <strong>proces</strong>juristen verlangen dat zij in alle rechtsgebieden bekwaam zijn. Wij vragen<br />

een orthopeed ook niet om een blinde darm te verwijderen of een leraar Duits het practicum<br />

Scheikunde te geven.<br />

Belangrijk bij de vaststelling van de eisen die zouden moeten gelden voor <strong>proces</strong>juristen is dat de<br />

eisen opgesteld worden door een onafhankelijk orgaan. <strong>Het</strong> is niet verstandig om de <strong>proces</strong>juristen<br />

de bevoegdheid te geven om de toegangsvoorwaarden zelf te stellen. Dan is de prikkel namelijk<br />

te groot om ‘te hoge’ toetredingseisen te stellen. Dit is een algemeen bekend verschijnsel dat<br />

een aan een beroepsgroep gelieerde toezichthouder – vanwege de grote informatievoorsprong ten<br />

opzichte van de wetgever en andere actoren – zich gedraagt <strong>als</strong> ‘captive regulator’. Dat wil zeggen<br />

dat de toezichthouder niet het algemeen belang, maar de belangen van de gereguleerden beschermt.<br />

84<br />

Vanuit deze optiek is het dan ook niet aan te raden om de toelating van <strong>proces</strong>juristen (middels<br />

accreditatie, erkenning of certificering) over te laten aan de Orde. Ondanks het feit dat de Orde<br />

een PBO is, zijn de wortels in de advocatuur sterk. Dit kwam bijv. naar voren in de reactie van de<br />

Orde op de advocaat in loondienst. Deze reactie was primair gericht op het vertragen van en<br />

opwerpen van barrières voor de toetreding van advocaten in loondienst. De reactie van de Orde<br />

was het sterkst richting rechtsbijstandverzekeraars en schaderegelingskantoren. Zo<strong>als</strong> in paragraaf<br />

5.5 staat beschreven, zijn er nog altijd strubbelingen tussen de Orde en de marktpartijen die advocaten<br />

in loondienst willen nemen.<br />

De Orde reageerde echter niet alleen negatief op advocaten in loondienst van rechtsbijstandverzekeraars,<br />

maar ook bij bijv. vakbonden en Bureaus rechtshulp (tegenwoordig Juridische Loketten).<br />

In een brief van het Verbond van Verzekeraars aan de minister van Justitie (dd. 24 september<br />

2002) worden enkele voorbeelden genoemd. Juristen in dienst van een vakbond mogen van<br />

de Orde wel toetreden, maar alleen dan wanneer zij binnen het ideële doel van hun werkgever<br />

blijven – waarbij de Orde bepaalt wat wel en niet onder dit doel valt. Zo werd voor medewerkers<br />

83 Daarmee ontstaan dus twee namen voor dezelfde functie : zowel de advocaat <strong>als</strong> de <strong>proces</strong>jurist kunnen<br />

een rechtzoekende helpen bij het voeren van procedures. Zo lang beiden maar aan dezelfde minimumeisen<br />

voldoen, is het naamverschil op zich geen probleem. Uit oogpunt van transparantie voor individuele rechtzoekenden<br />

is het voeren van twee namen voor één functie mogelijk wel een probleem.<br />

84 Stigler (1971) en (1974).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ALTERNATIEVEN 79<br />

van vakbonden de arbeidsmarkt voor andere gebieden dan arbeids- en sociaal verzekeringsrecht<br />

weggesneden. <strong>Het</strong> CNV trachtte destijds een van de medewerkers te laten toetreden en kon dat<br />

niet vanwege deze reden (te beperkt werkgebied toegelaten door de Orde). Ook medewerkers<br />

van Bureaus rechtshulp die om een inschrijving verzochten, werden in hun pogingen daartoe<br />

gefrustreerd, omdat zij niet uitsluitend werkzaam zouden zijn binnen het stelsel van de gefinancierde<br />

rechtshulp. Kortom, de Orde verwelkomde advocaten in loondienst niet <strong>als</strong> vakbroeders,<br />

maar behandelde hen <strong>als</strong> concurrenten.<br />

Deze voorgeschiedenis maakt dat de uitstraling van de Orde <strong>als</strong> onafhankelijke toegangsregulator<br />

voor <strong>proces</strong>juristen werkzaam bij verschillende marktpartijen niet goed is. In het kader van dit<br />

onderzoek is de werkwijze en structuur van de Orde niet geëvalueerd en we doen dan ook geen<br />

uitspraak over de precieze vormgeving van het toezicht op <strong>proces</strong>juristen. Wel doen we enkele<br />

suggesties over mogelijkheden voor het toezicht. Zonder een hele nieuwe toezichthouder in het<br />

leven te roepen, ligt het – op basis van het feitenmateriaal en inzichten uit de economische theorie<br />

– voor de hand om de toelating los van de Orde te regelen. <strong>Het</strong> door de Consumentbond<br />

voorgestelde register voor <strong>proces</strong>gemachtigden (incl. accreditatie) ligt voor de hand. We komen<br />

hier later in deze paragraaf op terug.<br />

Verrassend genoeg, pleitte ook de deken van de Orde op de jaarvergadering van 2005 voor de<br />

verruiming van het <strong>proces</strong>monopolie. 85 Zij vindt dat er geen goede redenen zijn om juristen in<br />

dienst van rechtsbijstandverzekeraars, bedrijfsjuristen en vakbondsjuristen buiten het <strong>proces</strong>monopolie<br />

te houden, mits zij aan bepaalde eisen voldoen:<br />

“Volgens mij is er geen goede reden om juristen in dienst van de rechtsbijstandverzekeraars buiten het<br />

<strong>proces</strong>monopolie te houden. Laat die verzekeringsjuristen maar procederen, dus zonder dat wij verlangen<br />

dat zij advocaat worden. <strong>Het</strong>zelfde geldt mogelijk voor bedrijfsjuristen en voor vakbondsjuristen. Maar<br />

wel: mits zij voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen. Van een dergelijke verruiming van het <strong>proces</strong>monopolie<br />

verwacht ik prijsverlagingen voor de consument. Met <strong>als</strong> voordeel vergroting van de toegang tot het<br />

recht, met name voor de particulier.”<br />

Verder ziet zij ook een rol voor HBO-juristen (waarvan de eerste lichting in 2006 op de markt<br />

komt) weggelegd:<br />

“Voor bijna alle zaken biedt de advocatuur nu maatwerk. Dat is duur en niet altijd nodig. Er zijn<br />

een flink aantal standaardzaken zo<strong>als</strong> formele ontbindingen in het arbeidsrecht, niet-conflictueuze echtscheidingen<br />

en schuldsaneringen etc. die door een grotere inzet van paraleg<strong>als</strong> goedkoper kunnen worden<br />

afgehandeld. De binnenkort instromende HBO-juristen kunnen hierin een rol spelen.” 86<br />

Parallel aan haar visie over de uitbreiding van kring van <strong>proces</strong>gemachtigden belooft zij echter<br />

zich in te zetten voor maximale zelfregulering. “Voor het behoud van onze onafhankelijkheid is het noodzakelijk<br />

dat wij onze eigen regels blijven maken.” Zo<strong>als</strong> gezegd: de Orde heeft het wettelijk recht om<br />

regels te stellen voor advocaten, maar het kan niet zo zijn dat de Orde ook de regels stelt voor<br />

alle <strong>proces</strong>gemachtigden, ook voor de niet-advocaten.<br />

85 Zij benadrukt hierbij overigens dat het haar denkbeelden zijn en niet van de Algemeen Raad.<br />

86 Unger (2005).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


80 HOOFDSTUK 6<br />

En hiermee zijn wij beland bij het voornaamste probleem met de uitbreiding van de kring van<br />

<strong>proces</strong>gemachtigden, en dat is dat dit alternatief nogal wat verandering vereist in de manier waarop<br />

de (toetredings)regels worden gesteld, toezicht is geregeld en ook met betrekking tot enkele<br />

onderwerpen die aan de beroepsregels van advocatuur verbonden zijn, zo<strong>als</strong> geheimhoudingsplicht,<br />

verschoningsrecht en tuchtrecht. Momenteel houden de Orde en de dekens/Raden van<br />

Toezicht toezicht op advocaten en ook op advocaten in loondienst (de naleving van verordeningen,<br />

het tuchtrechten en de onbehoorlijke praktijkuitoefening (vgl. art 60b van de Advocatenwet)).<br />

De vraag bij deze alternatieve maatregel is wie toezicht zou moeten houden op de <strong>proces</strong>gemachtigde<br />

juristen die niet-advocaat zijn? Een tweede of een derde balie wordt <strong>als</strong> verwarrend<br />

voor rechters en justitiabelen beschouwd en dat is dus onwenselijk. Dit is ook de reden waarom<br />

de Commissie Cohen, die dit alternatief ook overwoog, dit heeft afgewezen (1995, pp. 4-5 en pp.<br />

35-36):<br />

“Uitbreiding mogelijkheden om <strong>als</strong> <strong>proces</strong>gemachtigde op te kunnen treden. Dit kan langs twee wegen:<br />

- uitbreiding van de kring <strong>proces</strong>gemachtigden<br />

- verruiming toetreding tot de advocatuur.<br />

Uitbreiding van de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden met andere (gekwalificeerde) rechtshulpverleners acht<br />

de projectgroep niet wenselijk Dit zou er immers toe leiden dat voor elke groep <strong>proces</strong>gemachtigden een<br />

‘eigen balie’ in het leven wordt geroepen al dan niet met eigen regels. Voor de rechterlijke macht en de<br />

justitiabelen zou dat tot onduidelijkheid en verwarring leiden. Daarbij komt dat het stellen van de regels<br />

voor de afzonderlijke balies geen geëigende weg lijkt te zijn, onder meer omdat dit een verhoging van<br />

de bestuurlijke lasten tot gevolg heeft.” […] “Zou men immers de bevoegdheid willen uitbreiden tot andere<br />

categorieën rechtshulpverleners, dan ontstaan meerdere verschillende balies naast elkaar met al dan<br />

niet elk hun eigen regels. Dit leidt tot verwarring en onduidelijkheid bij de rechterlijke macht en de<br />

rechtzoekenden. Voorts stuit men op de vraag op welke wijze moet worden voorzien in opleidingseisen,<br />

gedrags- en tuchtrecht en het daaraan verbonden verschoningsrecht 87, <strong>als</strong>mede in het toezicht jegens anderen<br />

op de naleving. <strong>Het</strong> stellen van regels door de overheid voor afzonderlijke organisaties lijkt de werkgroep<br />

– gelet op de daarmee samenhangende bestuurlijke lasten – een minder voor de hand liggende weg,<br />

terwijl het achterwege laten van deze regels een niet te rechtvaardigen verschil in positie met de advocatuur<br />

tot gevolg zou hebben.” (Commissie Cohen, pp. 35-36)<br />

In plaats van de uitbreiding van de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden heeft de Commissie Cohen<br />

aanbevolen om advocaten in loondienst mogelijk te maken. De Commissie Cohen heeft het alternatief<br />

van een breder <strong>domein</strong> voor de <strong>proces</strong>vertegenwoordiging van tafel geschoven, omdat<br />

zij ervan uitging dat het alternatief zou leiden tot meerdere Orde-achtige toezichthouders naast<br />

elkaar. <strong>Het</strong> is echter een meer voor de hand liggende optie om het toezicht op het <strong>proces</strong>monopolie<br />

weg te halen bij de Orde en het onder te brengen bij een onafhankelijke (accreditatie)instelling.<br />

Er is wellicht een mogelijkheid om het toezicht op toegang voor <strong>proces</strong>juristen toch onder te<br />

brengen bij Orde. Dat kan <strong>als</strong> binnen de Orde een ‘Kamer’ wordt ingericht waarin naast leden<br />

van de Orde ook consumenten, MKB, rechtsbijstandverzekeraars, vakbondsbestuurders etc.<br />

zitting hebben en gezamenlijk een meerderheid van de stemmen hebben. Een dergelijke constructie<br />

is ook in Engeland gekozen bij de samenstelling van de Legal Service Board. Op die ma-<br />

87 Voorwaarde voor toekenning van het verschoningsrecht is ondermeer dat de beroepsgroep onderworpen is<br />

aan tuchtrechtelijke regels (Hoge Raad, 25 oktober 1983, NJ 1984, 132).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ALTERNATIEVEN 81<br />

nier hoeft geen nieuw orgaan in het leven te worden geroepen en wordt toch tegemoet gekomen<br />

aan de breed gedragen eis van een daadwerkelijk onafhankelijke toegangsregulering voor <strong>proces</strong>juristen.<br />

Dit idee sluit ook aan bij de gedachten van de deken van de Orde, die in haar rede van<br />

eind september jl. stelt dat:<br />

De effecten<br />

“Voor de Orde zelf vind ik een vorm van cliënteninvloed gewenst. Ik denk daarbij aan medezeggenschap<br />

van een adviesraad. Belanghebbenden <strong>als</strong> consumentenorganisaties, de rechterlijke macht en het<br />

Verbond van Verzekeraars zouden in zo’n adviesraad zitting kunnen hebben. Die Adviesraad zou<br />

dan gehoord moeten worden over ontwerp-regelgeving.”<br />

En dan is de vraag wat de effecten van de verruiming van het <strong>domein</strong>monopolie zijn. Voor de<br />

evaluatie van de maatregel beantwoorden we weer dezelfde vragen <strong>als</strong> in de voorgaande paragraaf:<br />

- In hoeverre kan de keuzevrijheid worden benut en in het verlengde daarvan: in hoeverre<br />

is sprake van concurrentie waardoor de prijzen onder druk komen te staan?<br />

- Wie profiteert (in directe zin) van het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie voor een<br />

bredere groep van <strong>proces</strong>juristen?<br />

- Wat zijn de maatschappelijke voor- en nadelen van zo’n ingreep?<br />

- Welke overige (neutrale) effecten zijn te verwachten?<br />

Keuzevrijheid: Doordat de uitbreiding van de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden voor alle civiele<br />

zaken geldt, wordt met dit alternatief de keuzevrijheid voor een rechtzoekende sterk vergroot.<br />

Een rechtzoekende heeft dus in alle gevallen de keuze uit verschillende aanbieders van juridische<br />

bijstand, namelijk <strong>proces</strong>juristen bij vakbonden, rechtsbijstandverzekeraars, beroepsverenigingen,<br />

ANWB, rechtskundige adviesbureaus etc. Gezien het feit dat meerdere partijen hebben aangegeven<br />

juist vanwege kostenoverwegingen toegang te willen krijgen tot het <strong>proces</strong>monopolie ligt het<br />

voor de hand dat door de toegenomen prijsconcurrentie de prijzen onder druk zullen komen te<br />

staan.<br />

Voordelen voor actoren: Wie profiteert direct van de uitbreiding van de kring van <strong>proces</strong>monopolisten:<br />

in ieder geval de ‘niet-advocaat juristen’ die door openstelling van het monopolie onder<br />

de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden komen te vallen, hun cliënten en wellicht andere rechtzoekenden<br />

die ook profiteren van de lagere tarieven van advocaten. In hoeverre men van de uitbreiding<br />

van de kring van <strong>proces</strong>gemachtigden kan profiteren, hangt samen met hoeveel men nu ‘te veel<br />

betaalt’. De enige groep waarvoor we in dit opzicht over cijfers beschikken, zijn de rechtsbijstandverzekeraars.<br />

Zij kunnen een vergelijking maken, omdat ze een deel van hun zaken zelf (met<br />

een jurist of een advocaat in loondienst) uitvoeren en een deel uitbesteden via netwerkadvocaten<br />

en externe advocaten. Wij hebben een steekproef genomen uit de populatie van rechtsbijstandverzekeraars<br />

en op basis daarvan een indicatie van de prijsverschillen afgeleid (zie tabel 6.4). <strong>Het</strong><br />

eerste dat hierbij opvalt, is de ruime bandbreedtes rond de opgegeven gemiddelden die duiden op<br />

grote verschillen tussen verzekeraars en ook tussen verschillende soorten zaken die verzekeraars<br />

uitbesteden (bijv. voor arbeidsrechtszaken, letselschadezaken of overige zaken). Ook is van belang<br />

of de zaak wordt uitbesteed binnen of buiten het <strong>proces</strong>monopolie (dat scheelt volgens<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


82 HOOFDSTUK 6<br />

sommige verzekeraars zo’n 40%). Gemiddeld is een netwerkadvocaat op uurbasis 2 maal zo duur<br />

<strong>als</strong> een advocaat in loondienst en een extern advocaat 4 maal zo duur.<br />

Tabel 6.4: Prijsverschillen <strong>proces</strong>praktijk voor rechtsbijstandverzekeraars (uitgesplitst<br />

naar soort dienstverlener) 88<br />

Intern jurist (waaronder ook een advocaat<br />

in loondienst)<br />

GEMIDDELDE MINIMUM MAXIMUM<br />

100% - -<br />

Uitbesteden aan:<br />

− Netwerkadvocaat 215% 117% 320%<br />

− Extern advocaat 400% 200% 1.018%<br />

% uitbesteden van totaal aantal zaken 9% 3% 20%<br />

Bron: Vertrouwelijke gegevens rechtsbijstandverzekeraars.<br />

Rechtsbijstandverzekeraars verschillen ook in een grote mate van elkaar wat betreft uitbesteding.<br />

Er zijn rechtsbijstandverzekeraars die maar enkele procenten van de zaken aan advocaten uitbesteden<br />

in verband met het <strong>proces</strong>monopolie, maar er zijn ook – voornamelijk kleinere – verzekeraars<br />

die wel 20% van de zaken uitbesteden.<br />

Rechtsbijstandverzekeraars besteden in 2003 bijna 20.000 zaken uit aan de advocatuur. Dit aantal<br />

van 20.000 zaken is slechts een klein deel (6,7%) van het totaal aantal zaken dat een verzekeraar<br />

behandelt (bijna 298.000). De kosten van het (verplicht) inhuren van advocaten vormen – vanwege<br />

de in tabel 6.4 afgebeelde prijsverschillen – een bovenproportioneel deel van de totale kosten,<br />

waardoor de premies hoger zijn dan in een situatie waarin de verplichting om op grond van<br />

het <strong>proces</strong>monopolie te moeten uitbesteden niet zou gelden. In 1995 zijn de rechtsbijstandverzekeraars<br />

gehoord door de Commissie Cohen en gaven zij aan dat (p. 78) een bedrag van 25 à 30<br />

miljoen gulden (circa €11,3 tot €13,6 miljoen) bespaard zou kunnen worden indien alle zaken in<br />

eigen beheer zouden kunnen worden afgewikkeld. Dit zou tot een premieruimte kunnen leiden<br />

van 12 à 13 %.<br />

Stel dat de politiek kiest voor dit alternatief en dat de kosten door het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie<br />

verlaagd worden, dan is het vanuit de publiek belang-gedachte uiteraard wel van<br />

belang dat de rechtsbijstandverzekeraar deze kostenreductie doorgeven aan de verzekerden in de<br />

vorm van minder snel stijgende premies. <strong>Het</strong> feit dat de markt voor rechtsbijstandverzekeringen<br />

<strong>als</strong> competitief gekenschetst kan worden (zie paragraaf 4.2.1), biedt hiervoor een goede garantie.<br />

Via onder meer vergelijkingssites is het goed mogelijk om te kijken in hoeverre polissen inderdaad<br />

goedkoper worden <strong>als</strong> het <strong>proces</strong>monopolie wordt opengesteld.<br />

<strong>Het</strong> is ook interessant te kijken in hoeverre advocaten onder deze maatregel zouden kunnen<br />

lijden. De concurrentiedruk zal door procederende advocaten gevoeld worden. <strong>Het</strong> lijkt er echter<br />

op dat de <strong>proces</strong>praktijk maar een bescheiden onderdeel is van de advocatenpraktijk. Dat neemt<br />

niet weg dat bepaalde advocatenkantoren, die relatief veel <strong>proces</strong>praktijk doen, nadeel zullen<br />

ondervinden van het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie. De grote commerciële kantoren,<br />

88 In deze berekening is de BTW die door rechtsbijstandverzekeraars betaald moet worden over advocatendiensten<br />

inbegrepen in de percentages.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ALTERNATIEVEN 83<br />

waar de adviespraktijk de belangrijkste bron van inkomsten is, zullen daarentegen weinig merken<br />

van de maatregel.<br />

De maatschappelijke voordelen van dit alternatief zijn:<br />

- Keuzevrijheid, meer ruimte voor juridische bijstand op maat voor het hele spectrum van<br />

civiele zaken.<br />

- Kwaliteitsprobleem (‘hoe kies ik een goede <strong>proces</strong>jurist?’) wordt opgevangen door toetredingseisen<br />

voor <strong>proces</strong>gemachtigden.<br />

- Lagere prijzen en daardoor betere toegang tot het recht voor de particulier voor het hele<br />

spectrum van civiele zaken. De huidige situatie met een verplichte uitbesteding door het<br />

<strong>proces</strong>monopolie leidt tot hogere kosten. “De externe advocaat moet bij de overdracht van een<br />

dossier van A tot Z worden geïnformeerd terwijl de eigen jurist die dat dossier tot dan toe heeft behandeld<br />

volledig van alle in’s en out’s op de hoogte is. Vooral bij ingewikkelde dossiers is dat volgens de organisaties<br />

een tijdrovende en dure aangelegenheid waar men de meerwaarde niet van inziet.” 89 Bovendien<br />

zijn de uurtarieven van advocaten beschermd door het huidige <strong>proces</strong>monopolie. Ook<br />

de eerder geciteerde deken van de Orde denkt dat van een verruiming van het <strong>proces</strong>monopolie<br />

prijsverlagingen voor de consument verwacht kunnen worden (“Met <strong>als</strong> voordeel<br />

vergroting van de toegang tot het recht, met name voor de particulier.”)<br />

- Minder snel stijgende premies voor rechtsbijstandverzekeringen en betere toegang tot<br />

het recht in het algemeen.<br />

- Er is geen reden om aan te nemen dat er minder geschikt zou worden. Uit de analyse<br />

van Eshuis en Paulides blijkt dat klanten van deurwaarders, net zo<strong>als</strong> die van advocaten<br />

veelvuldig schikken. Rechtsbijstandverzekeraars sturen – ent <strong>als</strong> advocaten – aan op buitengerechtelijke<br />

oplossingen.<br />

De maatschappelijke nadelen van dit alternatief zijn:<br />

- <strong>Het</strong> is een vrij ingrijpende wijziging, met name omdat een en ander geregeld moet worden<br />

voor een nieuwe vorm van toezicht. Toezicht zo<strong>als</strong> het nu geregeld is (met name<br />

door de Orde van Advocaten), is niet toereikend in de nieuwe situatie.<br />

- <strong>Het</strong> is en blijft een markt met toetredingsbelemmeringen. In die zin blijft er een mark-up<br />

boven de kosten in de prijs. Deze mark-up is echter kleiner, omdat de toetredingsbarrières<br />

lager zijn in de huidige situatie.<br />

De overige neutrale effecten zijn:<br />

- Wellicht dat de aantrekkelijkheid van het beroep advocaat afneemt <strong>als</strong> de exclusiviteit ervan<br />

verdwijnt in de <strong>proces</strong>praktijk.<br />

89 Commissie Cohen, 1995, p, 78.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


84 HOOFDSTUK 6<br />

6.1.4 Afschaffing <strong>proces</strong>monopolie<br />

<strong>Het</strong> derde – en meest ingrijpende – alternatief is de afschaffing van het <strong>domein</strong>monopolie. De<br />

afschaffing van het <strong>domein</strong>monopolie in combinatie met de safeguard dat de rechter de bevoegdheid<br />

krijgt om zelfstandig procederende partijen <strong>als</strong>nog naar een advocaat te sturen is door<br />

de Commissie Cohen onderzocht en afgewezen:<br />

“Met betrekking tot het civiele <strong>proces</strong> heeft de werkgroep overwogen of het niet aan de rechter kan worden<br />

overgelaten om in voorkomende gevallen te bepalen of de bijstand van een advocaat gewenst is. Deze variant<br />

heeft de werkgroep van de hand moeten wijzen, omdat in het civiele <strong>proces</strong> het in beginsel aan partijen<br />

is te bepalen waarover het <strong>proces</strong> handelt en zij ook een beslissende invloed hebben op het feitelijke kader<br />

waarbinnen het geschil zich afwikkelt (het beginsel van partijautonomie). <strong>Het</strong> is daardoor van wezenlijk<br />

belang dat de zaak vanaf het allereerste begin deskundig wordt aangepakt. Een dergelijke partijautonomie<br />

treft men minder bij het straf<strong>proces</strong>recht vanwege het feit dat het beginsel van ‘fair trial’- veelal op<br />

straffe van nietigheid- gedetailleerd is uitgewerkt in het Wetboek van strafvordering. Hier bestaat de taak<br />

van de rechter meer uit het toetsen of aan de regels de hand wordt gehouden.” (rapport Commissie<br />

Cohen, pp. 31-32)<br />

Zonder deskundige rechtsbijstand bestaat het gevaar dat men procedurele fouten maakt, die vervolgens<br />

een beslissende rol spelen in de afloop van procedure. <strong>Het</strong> gaat vooral om procedurestappen<br />

die beslissende invloed hebben, zo<strong>als</strong> iemand aansprakelijk stellen of schuld erkennen.<br />

Hierbij moet men echter beseffen dat de Commissie Cohen niet heeft gekeken naar de enorme<br />

complexiteit van het <strong>proces</strong>recht.<br />

“Resumerend wordt vastgesteld dat in het bijzonder in civiele procedures de cliënt in hoge mate afhankelijk<br />

is van deskundige rechtsbijstand. Dit gegeven beperkt de manoeuvreerruimte van de overheid: opheffing<br />

van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging kan slechts plaatsvinden onder de conditie dat de betreffende<br />

procedure dusdanig eenvoudig is, dat ook zonder deskundige bijstand de beginselen ‘fair trial’ en ‘equality<br />

of arms’ tot hun recht komen. Van een dergelijke aanpassing is de werkgroep overigens voorstander,<br />

omdat bij de werkgroep de indruk bestaat dat het materiele recht en het daarmee verbonden <strong>proces</strong>recht in<br />

veel gevallen eenvoudiger kan worden ingericht. Een dergelijke vereenvoudiging vraagt echter een uitvoerige<br />

studie.” (rapport Commissie Cohen, p. 34)<br />

Ook de Commissie Van Delden benadrukt dat een vereenvoudiging van het <strong>proces</strong>recht verplichte<br />

vertegenwoordiging onnodig kan maken.<br />

“…de Commisie is van oordeel dat deskundige rechtsbijstand in civiele procedures vaak een noodzakelijke<br />

voorwaarde is om een effectieve toegang tot de rechter te waarborgen en recht te doen aan het beginsel<br />

van fair trial en equality of arms in de zin van artikel 6 EVRM. Hiermede is in beginsel een<br />

rechtvaardiging voor verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging in civiele zaken gegeven. Maar deze rechtvaardiging<br />

is geen statisch gegeven. Ingrijpende vereenvoudiging van het <strong>proces</strong>recht kan hierin mogelijk wijziging<br />

brengen. Een vereenvoudiging zou verplichte vertegenwoordiging niet, althans minder, noodzakelijk<br />

maken en beter voldoen aan het uitgangspunt dat de commissie heeft gehanteerd. Om die redenen beveelt<br />

de commissie een sterke vereenvoudiging van het <strong>proces</strong>recht aan.” (Gericht verplicht, 1997, p. 21)<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ALTERNATIEVEN 85<br />

Barendrecht stelt de vraag waarom regels niet vereenvoudigd kunnen worden, met name door ze<br />

meer te ontwerpen vanuit de behoeften van particulieren en ondernemers. 90 Hij pleit voor een<br />

klantgerichte rechtsstaat. Hij stelt dat de wet een soort handleiding zou kunnen zijn:<br />

“Wetten zijn toch voor ons? […] Maar rechtspraak is nog georganiseerd <strong>als</strong> een schriftelijke uitwisseling<br />

van standpunten, zonder werkelijke dialoog, en met formalistische procedureregels. Wie er ooit mee<br />

heeft gewerkt, voelt dat dit negentiende-eeuwse systeem achterhaald is.”<br />

Volgens Barendrecht zijn er veelbelovende initiatieven, maar die tot nu toe nog niet hebben geleid<br />

tot de creatieve vernieuwing die in andere sectoren optreedt. Barendrecht wijst erop dat dit<br />

komt door allerlei monopolieposities in het recht en doordat juristen gewend zijn om de naleving<br />

van bestaande normen te bewaken.<br />

Ook rechters lijken de vertegenwoordiging in een bepaald opzicht <strong>als</strong> ‘te veel’ te ervaren. De<br />

trend van de laatste tijd is dat rechters zich steeds vaker voornemen om de partijen te helpen. Ze<br />

willen dan de partijen horen.<br />

Samenvattend, het afschaffen van het <strong>proces</strong>monopolie kan niet doorgevoerd worden zonder een<br />

ingrijpende vereenvoudiging van het <strong>proces</strong>recht, en zelfs daarna is het wellicht nodig safe guards<br />

in te stellen, zo<strong>als</strong> de rechter de bevoegdheid te geven om partijen <strong>als</strong>nog naar een juridisch deskundige<br />

te sturen. Doordat dit alternatief meer omvat dan alleen het ingrijpen in het <strong>proces</strong>monopolie<br />

is het een beetje appels met peren vergelijken <strong>als</strong> we de effecten schetsen en vergelijken<br />

met de effecten van de vorige 2 alternatieven.<br />

- De voordelen van deze optie zijn duidelijk: het betreft efficiëntere, eenvoudigere, meer<br />

bij de tijd passende en goedkopere rechtspraak, wellicht met meer prikkels om er onderling<br />

uit te komen. De kwantificering van de voordelen is niet mogelijk, omdat deze immers<br />

in sterke mate samenhangen met de invulling van de vereenvoudiging van civiele<br />

rechtspraak.<br />

- <strong>Het</strong> nadeel van dit alternatief is dat het een zeer ingrijpende maatregel is, en niet van de<br />

ene dag op de andere dag gerealiseerd kan worden. <strong>Het</strong> vergt tijd, cultuurverandering en<br />

onderzoek. Bij dit veranderings<strong>proces</strong> zijn vele actoren betrokken: rechters, advocaten,<br />

andere juristen en ook burgers en MKB, zij zullen allen moeten leren hoe ze om kunnen<br />

gaan met de nieuwe mogelijkheden. <strong>Het</strong> feit dat hier nog een lange weg te gaan is, neemt<br />

het zicht op het eindpunt niet weg.<br />

6.2 Tariefregulering<br />

Indien het huidige institutionele kader, in het bijzonder de verplichte vertegenwoordiging en<br />

<strong>domein</strong>monopolie advocatuur, in stand blijft kan in theorie ook gekozen worden voor tariefregulering<br />

om daarmee de tariefontwikkeling op de markt voor advocatendiensten te beteugelen. Dit<br />

alternatief van tariefregulering heeft een zekere analogie met de van de tarieven van College tarieven<br />

gezondheidszorg 91, maar is ontleend aan de situatie in Duitsland. In Duitsland zijn de tarie-<br />

90 NRC, 1 juli 2004.<br />

91 Zie http://www.ctg-zaio.nl/index.php.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


86 HOOFDSTUK 6<br />

ven wettelijk gereguleerd en bedragen een bepaalde fractie van de waarde van het dispuut. 92 <strong>Het</strong><br />

honorarium van een Duitse advocaat wordt berekend op basis van de Rechtsanwaltsvergütungsgesetz.<br />

In deze wet staat per activiteit die een advocaat kan verrichten een tarief (Vergütungsverzeichnis),<br />

hetzij een vast tarief (Satzrahmengebühren), hetzij een tariefbandbreedte (minimum en<br />

maximum; Betragsrahmengebühren). <strong>Het</strong> is overigens ook mogelijk om te onderhandelen over<br />

tarieven, maar dan moet wel aan strikte regels worden voldaan. Ten slotte geldt dat de tarieven<br />

voor buitenrechtelijke adviezen volledig geliberaliseerd zijn. <strong>Het</strong> feit dat de tarieven vastliggen<br />

heeft voor rechtzoekenden <strong>als</strong> bijkomend voordeel dat de advocatenkosten op voorhand duidelijk<br />

bepaalbaar zijn (zie het huidig gebrek aan tarief transparantie, paragraaf 3.2.3).<br />

Indien gekozen zou worden voor tariefregulering is het van belang dat er geen vaste tarieven per<br />

uur worden vastgesteld maar per activiteit, omdat anders een prikkel wordt geïntroduceerd om<br />

gewoonweg meer uren te schrijven per zaak. Indicatief en leerzaam is in dit geval de ervaring van<br />

verzekeraars: de bedragen vallen zo’n 40-50% lager uit indien een rechtsbijstandverzekeraar een<br />

fixed fee afspreekt met een advocaat ten opzichte van de situatie waarin er op uurbasis wordt<br />

gedeclareerd, ongeacht of het om een netwerkadvocaat of een niet-netwerkadvocaat is. 93 Wellicht<br />

zijn deze percentages enigszins vertekend; in standaard zaken is de tijdbehoefte immers beter in<br />

te schatten dan in niet-standaard zaken en voor standaard zaken zal vaker een fixed fee worden<br />

afgesproken.<br />

De tariefregulering kan betrekking hebben op vaste of maximumtarieven per juridische activiteit.<br />

De voordelen van tariefregulering zijn:<br />

- De overheid kan mogelijke excessen in tarifering voorkomen. Overigens is hiermee niet<br />

gezegd dat dergelijk excessen nu aan de orde zijn of <strong>als</strong> probleem voor de overheid aangemerkt<br />

zouden moeten worden.<br />

- Rechtzoekenden weten waar zij aan toe zijn. De kosten van het halen van recht zijn<br />

goed inschatbaar voor cliënten (en met name repeat buyers die de tarieven kunnen gebruiken<br />

om hun eigen kostprijs beter te kunnen calculeren).<br />

Tariefregulering is economisch gezien echter een paardenmiddel. De nadelen zijn in onze ogen<br />

dan ook onoverkomelijk groot:<br />

- Er wordt een rigide grens aan de markt opgelegd die remmend werkt op innovatie,<br />

flexibiliteit en andere wenselijke gedragingen.<br />

- Hoge reguleringskosten. <strong>Het</strong> is namelijk zeer moeilijk om tarieven vast te stellen voor<br />

zo’n heterogene dienst. Tarieven verschillen immers al naar gelang de zaak eenvoudig is<br />

of ingewikkeld, of het in de eigen stad dient of in een andere stad, of er één partij (aangeklaagde)<br />

is enzovoorts. Verder impliceert tariefregulering nogal wat nieuwe regels en<br />

bijbehorende administratieve lasten.<br />

- De regulator en ook de cliënt heeft een informatieprobleem: het is moeilijk te beoordelen<br />

in welk ‘categorie’ een zaak valt.<br />

92 Mot et al. (2004) en http://www.anwaltverein.de en http://www.brak.de/seiten/01.php<br />

93 Cijfers gebaseerd op vertrouwelijke data rechtsbijstandverzekeraars.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ALTERNATIEVEN 87<br />

- Gevaar voor ‘crowding out’: advocaten zullen geneigd zijn om alleen eenvoudige zaken<br />

aan te nemen, of in een ingewikkelde zaak te weinig tijd te besteden. Dit hangt samen<br />

met het niet kunnen beoordelen van kwaliteit.<br />

- Tot slot geldt dat tariefregulering niet voor een beroepsgroep zou moeten gelden, maar<br />

voor een markt, bijv. het segment <strong>proces</strong>recht en de kleinverbruikers (MKB en particulieren).<br />

De overige aanbieders op dat marktsegment zouden dan ook gereguleerd dienen<br />

te worden, met alle reguleringskosten vandien.<br />

6.3 Synthese<br />

In dit hoofdstuk beschreven we een viertal alternatieven voor het huidige <strong>proces</strong>monopolie. Elk<br />

alternatief heeft voor- en nadelen, maar deze tegen elkaar afwegend zien wij op korte en middellange<br />

termijn het meest in het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie voor niet-advocaten: de<br />

<strong>proces</strong>juristen. Dit alternatief sluit ook aan bij onze conclusie in hoofdstuk 4 dat het – gegeven<br />

het feit dat de markt voor advocatendiensten is gesegmenteerd en in de ogen van veel rechtzoekenden<br />

breder is dan alleen de advocatuur – beter is om het publiek belang te borgen door<br />

markt(segment)en en niet beroepsgroepen te reguleren. Door het openstellen van het <strong>proces</strong>monopolie<br />

wordt de gehele markt voor <strong>proces</strong>diensten – en niet alleen de beroepsgroep advocatuur<br />

– gereguleerd.<br />

De toegang tot het <strong>proces</strong>monopolie moet niet bij de Orde in de huidige structuur komen te<br />

liggen, omdat dat te veel vragen op het gebied van onafhankelijkheid oproept. Als de organisatiestructuur<br />

van de Orde wordt aangepast (door een meerderheidszeggenschap voor overige actoren<br />

te regelen in een speciale Kamer voor toezicht op het <strong>proces</strong>monopolie), is er wellicht een mogelijkheid<br />

om het toezicht op toegang voor <strong>proces</strong>juristen toch onder te brengen bij de Orde. In<br />

andere gevallen zal een onafhankelijke toezichthouder de toegang moeten reguleren, die ondergebracht<br />

kan worden bij een onafhankelijke (accreditatie)instelling.<br />

Omdat het verhogen van de competentiegrens het probleem van verplichte winkelnering niet<br />

oplost, is dat vanuit dit perspectief niet aan te bevelen. <strong>Het</strong> alternatief leidt wel tot een grotere<br />

keuzevrijheid voor een groter deel van de markt (namelijk de zaken die onder de nieuwe, hogere<br />

competentiegrens vallen). Er zullen meer zaken voor de kantonrechter worden behandeld hetgeen<br />

leidt tot snellere en eenvoudigere procedures.<br />

Tariefregulering is in onze ogen geen efficiënte optie, omdat het te veel overheidsfalen oproept.<br />

Er wordt een rigide grens aan de markt opgelegd die remmend werkt op innovatie, flexibiliteit en<br />

andere wenselijke gedragingen. Daarnaast leidt tariefregulering tot hoge reguleringskosten en is er<br />

gevaar voor crowding out (de ingewikkelde en tijdrovende zaken blijven liggen).<br />

<strong>Het</strong> volledig afschaffen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging is zonder flankerend beleid<br />

niet aan te raden vanwege het gevaar dat de rechtzoekende geen toegang meer heeft tot het recht,<br />

omdat hij zonder hulp zijn weg niet vindt in de huidige ingewikkelde <strong>proces</strong>regels. Op lange termijn<br />

zijn de grootste voordelen te verwachten van een combinatie van een aanpassing (sterke<br />

vereenvoudiging) van het <strong>proces</strong>recht en het afschaffen van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET PROCES ALS DOMEIN<br />

Literatuurlijst<br />

Alchian, A.A. & H. Demsetz (1972). Production, Information Costs and Economic Organization.<br />

American Economic Review, vol. 62, pp. 777-795.<br />

Akerlof, G. (1970). The market for lemons: Quality, uncertainty and the market mechanism, in:<br />

Quarterly Journal of Economics, 84(3), pp. 488-500.<br />

ARAG-Rechtsbijstand (2005). Polisvoorwaarden ProRechtPolis r Particulier voor (para)medici. Website<br />

www.arag.nl/producten/voorwaarden/particulier/med_3.asp<br />

Baarsma, B., F. Felsö, S. van Geffen, J. Mulder (allen <strong>SEO</strong>), A. Oostdijk (Research voor Beleid)<br />

(2003), Zelf doen? Inventarisatie van de zelfreguleringinstrumenten, <strong>SEO</strong>-rapport nr. 664, Amsterdam:<br />

<strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>.<br />

Baarsma, B., C. Koopmans, J. Mulder, M. de Nooij en C. Zijderveld (2004), Goed(koop) geregeld:<br />

Een kosten-batenanalyse van wetgeving en zelfregulering, <strong>SEO</strong>-rapport nr. 720, Amsterdam: <strong>SEO</strong><br />

<strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>.<br />

Baarsma, B., J. Mulder, C. Teulings (2004), Rechtszekerheid <strong>als</strong> publiek belang - Over de notaris, zijn<br />

<strong>domein</strong> en de markt. Position paper. <strong>SEO</strong>-rapportnr. 765, Amsterdam: <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong><br />

<strong>Onderzoek</strong>.<br />

Barendrecht, J.M. (2004). Juristerij kost Nederlandse bedrijven acht á negen miljard, NRC, 20<br />

maart. En: Barendrecht, J.M. (2004). Pak klassieke kern van rechtsstaat aan, NRC, 1 juli.<br />

Barendrecht, J.M. (2003). Prijs en kwaliteit van recht: commercialisering van juridische dienstverlening en<br />

toegang tot het recht. Tilburg: Universiteit van Tilburg Centrum voor aansprakelijkheidsrecht.<br />

Bewerking van een notitie voor een Ronde Tafel bijeenkomst georganiseerd door<br />

het ministerie van Justitie gehouden op 19 nov. 2002. Ook verschenen <strong>als</strong>: Barendrecht,<br />

J.M. (2003). Bedrijfsmatige juridische dienstverlening en toegang tot het recht: betere regulering<br />

is nodig. Nederlands Juristenblad, 79, pp. 1848-1859.<br />

Bos, W. (1995, 11 april). Advocaten hebben terecht een monopolie in hun vakgebied. De Volkskrant,<br />

p. 9.<br />

CBS (2005). Advocatuur; jaarprijsindex 2002=100. Voorburg: CBS Statline.<br />

CBS (2005). Kerncijfers rechtskundige diensten. Voorburg: CBS Statline.<br />

CBS (2005). Rechtskundige diensten, 7411.1 Advocatenkantoren. Voorburg: CBS Statline.<br />

Clementi, David (2004). Review of the regulatory framework for legal services in England and Wales, Final<br />

report, December. Downloaden: http://www.legal-servicesreview.org.uk/content/report/report-chap.pdf<br />

89<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


90<br />

Combrink-Kuiters, L. & N. Jungmann (2004), Monitor gesubsidieerde rechtsbijstand 2004, Den Haag:<br />

Boom Juridische uitgevers.<br />

Commissie herijking omvang verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging (1997). Gericht verplicht: advies<br />

van de Commissie herijking omvang verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging. Den Haag: Sdu Uitgevers,<br />

Ministerie EZ.<br />

Curfs, S. (2005, 9 april). Juristen en kosten voor samenleving. Reactie op artikel ‘Samenleving op<br />

kosten door juristen’ van Eric van de Luytengaarden. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />

Donner, J.P.H. (2005). Persbericht en Speech minister Donner bij de installatie van de Commissie van Wijmen<br />

(Commissie Advocatuur), 4 mei 2005. Den Haag: Ministerie van Justitie.<br />

Editors The Economist (2004, 18 December). Taking care of their own: regulating the professions.<br />

The Economist, p. 62-64.<br />

Eshuis, R.J.J. & Paulides, G. (2002). Van rechtbank naar kanton : evaluatie van de competentiegrensverhoging<br />

voor civiele handelszaken in 1999. Den Haag: WODC.<br />

Eshuis, R.J.J. (2003) Claims bij de rechtbank, Den Haag: WODC<br />

Feld, L.P. & Voigt, S. (2004). Making judges independent: some propos<strong>als</strong> regarding the judiciary.<br />

Forthcoming in Roger D. Congleton (ed.). Constitutional design. Cambridge: Cambridge<br />

University Press.<br />

Friedman, D.D. (2004). Law as a private good: a response to Tyler Cowen on the Economics of anarchy.<br />

www.daviddfriedman.com/Academic/<br />

Gerritsen, T. (2001, 7 juli). Sociale advocatuur. Podium, p. 23.<br />

Giebels, R, & K<strong>als</strong>e, E. (1999, 14 mei). Dereguleringsmoeheid. NRC Handelsblad, p. 14.<br />

Glazener, P. (2005, 7 april). NMa, blijf afzijdig in debat no cure no pay. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />

Goldsmith, Jonathan (2005) The party will come to an end – The future of the European legal<br />

profession, Advocatenblad, 14 oktober.<br />

Grondwet Europa. IGC (okt 2003 - juni 2004), Deel II: <strong>Het</strong> Handvest van Grondrechten van de<br />

Unie. Titel VI - Rechtspleging. Artikel II-47: Recht op een doeltreffende voorziening in rechte en<br />

op een onpartijdig gerecht. www.grondweteuropa.nl<br />

Groot, A. (2005, 6 december). Schijn van partijdigheid bij tuchtrechtsysteem advocatuur ligt er<br />

duimendik bovenop. HP De Tijd.<br />

Grotenhuis, A. (1997, 23 juli). Belastingadviseurs even gered. NRC Handelsbald, p. 15.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


LITERATUURLIJST 91<br />

Gunst, J.P. & Bruinsma, F. (2002). Advocaten en advocatuur in loondienst: evaluatieonderzoek naar de<br />

verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking. Utrecht: Universiteit van Utrecht Fac.<br />

Rechtsgeleerdheid.<br />

Hadfield, G.K. (1999). The price of law: how the market for lawyers distorts the justice system. Working paper,<br />

157. New York: Columbia Law School, The Center for Law and Economic Studies.<br />

Harinck, R. (2005, 8 april). Juristen en kosten voor samenleving. Reactie op artikel van Eric van<br />

Luytgaarden van 7 april. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />

Heuvel Rijnders, J. van den, Lackner, I.J.M. & Verkerk, H.C. (2004). Publieke belangen en marktordening<br />

bij vrije beroepen. Den Haag: Ministerie van <strong>Economisch</strong>e Zaken, Kenniscentrum voor<br />

Ordeningsvraagstukken.<br />

Hiele, A. (1991, 21 december). Oog om oog, ruit om ruit. NRC Handelsblad, p. 21.<br />

Interdepartementale Werkgroep Advocaten (1995). Rapport Commissie van Delden. Aangeboden aan<br />

de minister van Justitie mr. W. Sorgdrager. Den Haag: Nederlandse Orde van Advocaten.<br />

Interdepartementale Werkgroep Domeinmonopolie Advocatuur (1995). Project marktwerking, deregulering<br />

en wetgevingskwaliteit MDW: rapport van de Interdepartementale Werkgroep Domeinmonopolie<br />

Advocatuur. S.l.: s.n.<br />

Klein Haarhuis, C. (2004). De geschilbeslechtingsdelta van rechtspersonen: een literatuurstudie naar problemen<br />

van rechtspersonen en de oplossing. Cahier, 2004-10. Den Haag: WODC.<br />

Luytgaarden, E. van de (2005, 7 april). Samenleving op kosten door juristen. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />

Maks, J.A.H. & Philipsen, N.J. (2002). An economic analysis of the regulation of professions. In<br />

L. Vereeck (ed.) The regulation of achitects. 33 p. Antwerpen: Intersentia.<br />

Mierlo, S. (2005, 6 mei). Commissie adviseert over de rol van advocaat. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />

Mot, J.P.B. de, Geest, G.G.A. de & Beek, N. van der (2004). Juridische infrastructuur: een internationale<br />

vergelijking vanuit economisch perspectief. Den Haag: WODC.<br />

Nationale Ombudsman (2001, 2002, 2003, 2004), Jaarverslagen, Den Haag: SDU. Downloaden<br />

via: http://www.ombudsman.nl/ombudsman/jaarverslag/index.asp<br />

Nederlandse Orde van Advocaten (2005). Declaratie. Den Haag: Nederlandse Orde van Advocaten.<br />

www.advocatenorde.nl/index.html<br />

Niemeijer, E. & Voert, M. ter (2005). Vertrouwen onder druk: vrije juridische beroepen tussen<br />

professie en commercie. Justitiële verkenning, 31, (3), 9-31.<br />

NRC Handelsblad (1995, 7 juli). ‘Openbreken’ advocatuur drukt kosten bedrijven. p. 1.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


92<br />

NYFER (1997). Vrije beroepen tussen marktwerking en regulering. NYFER speciale studie, 6. Den Haag:<br />

Sdu Uitgevers.<br />

Oostrum, H.J. van (1994, 22 december). Advocaten vrezen aantasting kwaliteit rechtsgang. NRC<br />

Handelsblad, p. 21.<br />

Raad voor de rechtspraak (2004). Jaarverslag 2003. Den Haag: Raad voor de rechtspraak.<br />

Raad van Toezicht (2000 tot en met 2005). Uitspraken van de Raad van Toezicht. Klachten Instituut<br />

Verzekeringen: Den Haag. Downloaden via: http://www.klachteninstituut.nl/<br />

Redactie <strong>Het</strong> Parool (1995, 29 augustus). Einde monopolie advocatuur nadert. <strong>Het</strong> Parool, p. 2.<br />

Redactie <strong>Het</strong> Parool (1997, 11 februari). Tarief advocaat zakt door verlies van monopolie. <strong>Het</strong><br />

Parool.<br />

Redactie <strong>Het</strong> Parool (2002, 24 mei). Groot deel advocaten, straf harder. <strong>Het</strong> Parool, p. 1.<br />

Redactie Trouw (1995, 29 augustus). Sorgdrager is voor doorbreken monopolie van de advocatuur.<br />

Trouw.<br />

Redactie Trouw (1996, 17 oktober). Advocaten zien beroepscultuur ten onder gaan door Job van<br />

Sande. Trouw, p. 4.<br />

Redactie Volkskrant (1995, 12 juli). Sorgdrager wil af van monopolie advocaat in het <strong>proces</strong>recht.<br />

De Volkskrant, p. 5.<br />

Redactie Welwezen (2002). Verplichte bijstandverzekering: budget neutrale operatie. Welwezen, 32,<br />

(10), 22-23.<br />

Renckens, M. (2005, 14 april). Weg met no cure no pay. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />

Rengers, Merijn (2005, 12 juli). Groei of krimp: het aantal advocaten stijgt door ; Achtergrond<br />

Eenpitters, grote advocatenkantoren en rechtsbijstandverzekeraars profiteren van explosieve<br />

groei aantal rechtszaken. Volkskrant, p. 7.<br />

RMO (2004). Toegang tot recht. Advies, 32. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.<br />

Rogerson, W.P. (1983). Reputation and product quality. The Bell Journal of Economics, 14, (2), 508-<br />

516.<br />

Roijackers, C. (2005). Laatste nieuws uit de Tweede Kamer per 18 februari 2005. Website Vereniging<br />

voor Letselschade Advocaten (LSA)- Isa letselschade advocaten.<br />

www.lsa.nl/nieuwsartikel.asp/nummer=146<br />

Rosen, S. (1992). The market for lawyers. The Journal of Law and Economics, 35(215).<br />

Ruijs, P.P.M. (1995, 28 oktober). Jury-rechtspraak. NRC Handelsblad, p. 10.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


LITERATUURLIJST 93<br />

Rutgers, G.R. (1979), De verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging: enige aspecten van de verplichte <strong>proces</strong>vertegenwoordiging<br />

in het burgerlijk geding in Nederland. Academisch proefschrift. Amsterdam: Vrije<br />

Universiteit. Uitgegeven door: VUGA boekerij, Den Haag.<br />

Sander, R.H. and E. D. Williams (1989). Why Are There So Many Lawyers? Perspectives on a<br />

Turbulent Market. Law and Social Inquiry. 14(431).<br />

Schuyt, C.J.M., C.A. Groenendijk, B. Sloot (1976), De weg naar het recht; een rechtssociologisch onderzoek<br />

naar de samenhangen tussen maatschappelijke ongelijkheid en juridische hulpverlening, Deventer:<br />

Kluwer.<br />

Shapiro, Carl (1983), Premiums for High Quality Products as Rents to Reputation, Quarterly Journal<br />

of Economics 98, 659–680.<br />

Shy, O. (2001). The economics of network industries. Cambridge: Cambridge University Press.<br />

Sociale Databank Nederland (2005). Procesmonopolie, het anti-recht voor rechtzoekenden: door<br />

het <strong>proces</strong>monopolie worden rechtzoekenden jaarlijks door advocaten voor twee miljard<br />

euro geplukt.www.sdnl.nl/<strong>proces</strong>monopolie.htm<br />

Stein, P.A. & A.S. Rueb (2003). Compendium van het burgerlijk <strong>proces</strong>recht, Deventer: Kluwer,<br />

14e druk.<br />

Stephen, F.H. & Love, J.H. (1996). Regulation of the legal profession. Discussion paper, 5860. Glasgow:<br />

University of Strathclyde.<br />

Stigler, G.J. (1971). The theory of economic regulation. The Bell Journal of Economics and Management<br />

Science, 2, (1), 3-21.<br />

Stigler, G.J. (1974), Free riders and collective action: an appendix to theories of economic regulation,<br />

in: The Bell Journal of Economics and Management Science, 5, (2), pp. 359-365.<br />

Teernstra, H. (2005, 24 februari). Advocaten spreken prijzen af. <strong>Het</strong> Financieele Dagblad.<br />

Teulings, C.N. Bovenberg, A.L. & H.P. van Dalen (2003), De calculus van het publieke belang, Den<br />

Haag: ministeries van <strong>Economisch</strong>e Zaken en van Financiën.<br />

Torre, A. van der (m.m.v. E. Pomme) (2005). Advocaat met korting. Over de prijsgevoeligheid van de<br />

rechtsbijstand. November, SCP-werkdocument 118, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.<br />

Tulder E. van & S. Janssen (1988), De prijs van de weg naar het recht, SCP, Stukwerk nr 45, Rijswijk.<br />

Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 352, nr. 2. Contourennota modernisering rechterlijke organisatie.<br />

Den Haag: Sdu.<br />

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005. Verslag van een schriftelijk overleg. Rechtsstaat en rechtsorde.<br />

29 279, vra2005just-10.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


94<br />

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 279, nr. 7. Rechtsstaat en rechtsorde. Motie van het lid Klaas<br />

de Vries c.s. Den Haag: Sdu.<br />

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 279, nr. 20. Rechtsstaat en rechtsorde. Den Haag: Sdu.<br />

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, nr. 1943. Kamervragen met antwoord (1 juli 2005). Vragen van<br />

de leden Heemskerk en Wolfson (beiden PvdA) aan de ministers van Financiën en Justitie over grote<br />

verschillen in premies voor rechtsbijstandverzekeringen(ingezonden 2 juni 2005). Den Haag: Sdu.<br />

Unger, Els, Advocatuur op drift, Toespraak ter gelegenheid van de Jaarvergadering van de Nederlandse<br />

Orde van Advocaten, 30 september 2005.<br />

Velthoven, B.C.J. van (2002) Civiele en administratieve rechtspleging in Nederland 1951-2000; deel 2:<br />

tijdreeksanalyse, Department of Economics Research Memorandum 2002.02, Universiteit<br />

Leiden, pp. 1 t/m 55.<br />

Velthoven, B.C.J. van (2002) Civiele en administratieve rechtspleging in Nederland 1951-2000; deel 1:<br />

tijdreeksdata, Department of Economics Research Memorandum 2002.01, Universiteit<br />

Leiden, pp. 1 t/m 131<br />

Velthoven, B.C.J. van, Voert, M.J. ter m.m.v. Gammeren-Zoetweij, M. van (2004). Geschilbeslechtingsdelta<br />

2003: over verloop en afloop van (potentieel) juridische problemen. Meppel: Boom, Den<br />

Haag:<br />

Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek (2004). Verzekerd van cijfers 2004.<br />

Den Haag: Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek.<br />

Verbond van Verzekeraars (2004b). Persbericht: Rechtsbijstandverzekeraars trekken klacht tegen Orde<br />

van Advocaten in, 5 mei 2004, Den Haag.<br />

Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek (2005). Verzekerd van cijfers 2005.<br />

Den Haag: Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek.<br />

Vermeulen, A. (2005). ‘Donner ondermijnt de burgerrechten’ – Orde van advocaten aangesloten<br />

bij MKB-Nederland. Ondernemen. Februari.<br />

Werkgroep afschaffing van het verplicht procuraat (2004). Voorstel afschaffing verplicht procuraat. S.l.,<br />

s.n.<br />

Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (2005). Den Haag: Sdu Uitgevers.<br />

WRR (2002). De toekomst van de nationale rechtsstaat. Rapporten aan de regering, 63. Den Haag; Wetenschappelijke<br />

Raad voor het Regeringsbeleid.<br />

Zeeland, C.M.C. van & Barendrecht, J.M. (2003). Gefinancierde rechtsbijstand vergeleken: een rechtsvergelijkend<br />

onderzoek naar drie rechtsbijstandstelsels. Tilburg: Universiteit van Tilburg Centrum<br />

voor Aansprakelijkheidsrecht.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET PROCES ALS DOMEIN<br />

Lijst met gesprekspartners<br />

Interviews:<br />

Prof. dr. J.F. Bruinsma<br />

Prof. dr. J.M. Barendrecht<br />

Dr. B.C.J. van Velthoven<br />

Achtergrond gesprekken:<br />

Mw. Melcherts (Consumentenbond)<br />

A.J. Scholten (NMa, voormalig secretaris Commissie Cohen)<br />

De gesprekspartners zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van dit onderzoek; deze verantwoordelijkheid<br />

berust volledig bij de auteurs.<br />

95<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


contactgegevens:<br />

b.baarsma@seo.nl<br />

+31 6 24204707<br />

www.seo.nl<br />

www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!