26.09.2013 Views

MKBA Bodemsanering - SEO Economisch Onderzoek

MKBA Bodemsanering - SEO Economisch Onderzoek

MKBA Bodemsanering - SEO Economisch Onderzoek

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>MKBA</strong> <strong>Bodemsanering</strong><br />

Achtergrondrapportage; kosten en baten van 17 cases


Amsterdam, februari 2007<br />

In opdracht van Milieu- en NatuurPlanbureau<br />

<strong>MKBA</strong> <strong>Bodemsanering</strong><br />

Achtergrondrapportage; kosten en baten van 17 cases<br />

Freddie Rosenberg<br />

Rogier Lieshout<br />

Bert Hof


“De wetenschap dat het goed is”<br />

<strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> doet onafhankelijk toegepast onderzoek in opdracht van overheid en bedrijfsleven.<br />

Ons onderzoek helpt onze opdrachtgevers bij het nemen van beslissingen. <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> is gelieerd<br />

aan de Universiteit van Amsterdam. Dat geeft ons zicht op de nieuwste wetenschappelijke methoden. We hebben<br />

geen winstoogmerk en investeren continu in het intellectueel kapitaal van de medewerkers via promotietrajecten, het<br />

uitbrengen van wetenschappelijke publicaties, kennisnetwerken en congresbezoek.<br />

<strong>SEO</strong>-rapport nr. 977<br />

Copyright © 2007 <strong>SEO</strong> Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. Het is geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen<br />

en dergelijke, mits daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld.


Inhoudsopgave<br />

Voorwoord.......................................................................................................................................................i<br />

Samenvatting en conclusies .........................................................................................................................iii<br />

1 Inleiding..................................................................................................................................................1<br />

2 Algemeen kader.....................................................................................................................................3<br />

3 Case Polderweggebied..........................................................................................................................7<br />

4 Case Volgermeerpolder......................................................................................................................17<br />

5 Case Benzineservicestation................................................................................................................25<br />

6 Case Spoorlijninfrastructuur..............................................................................................................33<br />

7 Case VOCl-verontreiniging in stedelijk gebied..............................................................................37<br />

8 Case HBO-tanks .................................................................................................................................47<br />

9 Case De Kempen ................................................................................................................................53<br />

10 Case Ophogingen................................................................................................................................63<br />

11 Case Stortplaats ...................................................................................................................................69<br />

12 Case Spoorzone centrum stedelijk ...................................................................................................77<br />

13 Case EMK-terrein...............................................................................................................................89<br />

14 Case Defensieterreinen ......................................................................................................................97<br />

15 Case Grondwater klei-/veengebied Rotterdam .......................................................................... 103<br />

16 Case Stedelijk grondwater Apeldoorn .......................................................................................... 111<br />

17 Case Kleinschalige bedrijfsactiviteiten.......................................................................................... 117<br />

18 Case Krimpenerwaard: dempingen in landelijk gebied.............................................................. 119<br />

19 Case Grondwaterwinning t.b.v. consumptie ............................................................................... 125


KBA BODEMSANERING i<br />

Voorwoord<br />

Het voorliggende rapport is het resultaat van in oktober 2006 afgerond en in opdracht van het<br />

Milieu- en NatuurPlanbureau uitgevoerd onderzoek. Het is destijds uitgebracht als <strong>SEO</strong>-rapport<br />

nummer 953 en was toen niet openbaar. In de huidige versie is door en onder<br />

verantwoordelijkheid van het Milieu- en NatuurPlanbureau een beperkt aantal cases<br />

geanonimiseerd. We hebben tevens de gelegenheid te baat genomen in het hoofdstuk<br />

Samenvatting en conclusies de algemene conclusies in beperkte mate aan te vullen.<br />

Bert Hof<br />

Rogier Lieshout<br />

Freddie Rosenberg<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING iii<br />

Samenvatting en conclusies<br />

Achtergrond<br />

Er is in Nederland een groot aantal locaties waarvan de bodem als vervuild te boek staat. De aard<br />

van de vervuiling verschilt sterk, maar voor elk van die locaties geldt dat één of meerdere<br />

interventiewaarden zijn overschreden. Overschrijding van een interventiewaarde duidt op een<br />

mogelijk direct gevaar voor de gezondheid of voor de ecologie. Ook kan die interventiewaarde<br />

duiden op het gevaar dat verspreiding van de vervuiling kan plaatsvinden en via de<br />

watervoorziening of anderszins alsnog gezondheid en ecologie bedreigt.<br />

Op basis van de overschrijding van interventiewaarden zijn er in Nederland circa 60.000 locaties<br />

als vervuild aangewezen en is een uitgebreid programma van sanering opgesteld. Voor uitvoering<br />

van dit programma is alleen van overheidswege al ruim 15 miljard Euro gereserveerd. Daarnaast<br />

geldt dat er van particulieren een inspanning wordt gevraagd om vervuilde gronden te saneren.<br />

Vanuit de Tweede Kamer zijn vragen gerezen over nut en noodzaak van het<br />

bodemsaneringsprogramma. Ter beantwoording hiervan heeft het Milieu- en Natuurplanbureau<br />

(MNP) aangeboden een Maatschappelijke Kosten-BatenAnalyse (<strong>MKBA</strong>) uit te voeren naar het<br />

bodemsaneringsprogramma. Daarin zouden alle maatschappelijke kosten en baten moeten<br />

worden vastgesteld die uitvoering van het saneringsprogramma teweeg brengt.<br />

Een <strong>MKBA</strong> laat de kosten en baten zien van een specifieke ingreep, bijvoorbeeld een investering<br />

in de weg, een ingreep in de natuur of het opleggen van een prijsmaatregel. Uitvoering van een<br />

<strong>MKBA</strong> voor een geheel programma is complexer vanwege de verscheidenheid aan situaties en<br />

oplossingsrichtingen. Uitvoering van 60.000 afzonderlijke <strong>MKBA</strong>’s is binnen het beperkte<br />

tijdsbestek schier onmogelijk. Daarom is besloten 17 enigszins representatieve cases te<br />

onderzoeken op hun kosten en baten en te pogen vanuit die cases lessen te trekken voor het<br />

gehele programma.<br />

Aan <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> is gevraagd om de <strong>MKBA</strong>’s van de cases uit te voeren en het<br />

MNP te ondersteunen bij het doorvertalen van resultaten van individuele cases naar resultaten<br />

voor het gehele programma. Onderliggend rapport beschrijft de <strong>MKBA</strong>’s van deze cases.<br />

Doel en opzet van de studie<br />

De studie is opgezet om de kosten en baten van cases van bodemsanering weer te geven. Het<br />

MNP heeft uiteindelijk 17 cases geselecteerd die enigszins representatief zijn voor de 60.000 cases<br />

uit het bodemsaneringsprogramma. Daarbij is ervoor gekozen om cases uit vier verschillende<br />

typen gebied te nemen, namelijk:<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


iv<br />

- stedelijk,<br />

- landelijk,<br />

- bedrijventerreinen en<br />

- omvangrijke waterverontreinigingen.<br />

De cases bevatten verschillende typische vormen van vervuiling, zoals vervuiling door<br />

gasfabrieken, tankstations, HBO-tanks, treinen, vuilstorting etc.<br />

Om de effecten van sanering te bepalen moeten twee situaties tegenover elkaar gezet worden: een<br />

nulalternatief en een projectalternatief. Binnen het beperkte tijdsbestek van dit onderzoek is<br />

besloten om in principe te werken met één projectalternatief: sanering volgens bestaande<br />

plannen. Er is dus in de regel niet specifiek onderzocht wat de kosten en baten zouden zijn<br />

indien op een goedkopere wijze of minder uitgebreid zou zijn gesaneerd. Wel hebben we daar in<br />

een aantal gevallen een kwalitatieve opmerking over kunnen maken of hebben we meerder<br />

varianten bekeken. Qua nulalternatief hebben we besloten om uit te gaan van “geen uitgebreide<br />

sanering”. In die gevallen worden beperkte maatregelen genomen om blootstelling te voorkomen.<br />

Voor elk van de cases zijn vervolgens de maatschappelijke kosten en baten in kaart gebracht. De<br />

kosten bestaan uit de kosten van sanering en eventuele nazorg. Daarnaast zijn er vermeden<br />

kosten in de vorm van beheersing die in het nulalternatief zou plaatsvinden. De baten van<br />

sanering vallen in twee delen uit elkaar. Allereerst zijn er humane en ecologische baten als gevolg<br />

van de sanering. Het bepalen van deze effecten werd in een separaat traject uitgevoerd. Voor de<br />

<strong>MKBA</strong> is het van belang alle effecten en dus ook deze effecten mee te nemen. Tijdens de studie<br />

bleek echter dat wel kon worden aangegeven of bij een locatie de interventiewaarden werden<br />

overschreden, maar niet wat de omvang van de humane of ecologische effecten zijn. Dat<br />

overschrijding van de interventiewaarde nog weinig zegt over de omvang van effecten komt door<br />

de in de interventiewaarde ingebouwde veiligheidsmarge en doordat een effect pas optreedt bij<br />

daadwerkelijke blootstelling. Kortom, een vertaalslag van overschrijding van interventiewaarde op<br />

een locatie naar gezondheidseffect bleek tijdens de studie niet haalbaar. De effecten op<br />

gezondheid en ecologie (daar waar relevant) zijn daarom meestal op Pro Memorie (PM) gezet.<br />

Het gebruik van de interventiewaarde en de regelgeving daaromheen veroorzaakt echter wel<br />

andere effecten die in de <strong>MKBA</strong> worden meegenomen. Zo veroorzaakt de regelgeving in het<br />

nulalternatief kosten voor particulier en overheid in de vorm van administratieve lasten,<br />

verplichtingen tot onderzoek en beperkingen op het gebruik van grond. Deze effecten worden<br />

vermeden indien tot sanering wordt overgegaan. Bovendien beïnvloedt de kans op<br />

gezondheidsschade ook de waarde van huizen op of om de vervuiling. Ook dat effect wordt<br />

meegenomen, ook al moet daarbij een marge worden gehanteerd vanwege de onzekerheid over<br />

het realiteitsgehalte van deze schade.<br />

Als gevolg van sanering kan grond voor andere doeleinden worden gebruikt. Men kan daarbij<br />

denken aan recreatie, bewoning of bedrijfsactiviteiten. In stedelijke gebieden kan de vrijval van<br />

grond door sanering een belangrijke additionele baat opleveren. De gevolgen van<br />

functieverandering kunnen op hun beurt een positieve uitstraling geven naar de omgeving. Het<br />

weghalen van een vervuild stuk gebied kan positief werken op de kwaliteit en leefbaarheid van de<br />

omliggende buurt.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


SAMENVATTING EN CONCLUSIES v<br />

Resultaten<br />

Achtereenvolgens worden hier de belangrijkste conclusies uit de 17 cases beschreven. Voor een<br />

uitgebreide beschrijving van de cases en de onderzoeksmethoden verwijzen we naar de<br />

desbetreffende hoofdstukken.<br />

Polderweggebied<br />

De case Polderweg betreft het saneren van een gebied midden in Amsterdam waar de grond sterk<br />

is vervuild door met name een gasfabriek. In de huidige situatie bevinden zich onder meer<br />

sportfaciliteiten en garages. Het gebied wordt volledig gesaneerd en ontwikkeld voor<br />

woningbouw, winkels, (stadsdeel)kantoren en andere voorzieningen.<br />

Uit de <strong>MKBA</strong> blijken de gemonetariseerde kosten aanzienlijk hoger te zijn dan de baten 1. De Pro<br />

Memorie posten geluid en stankoverlast (tijdens de sanering) versterken deze negatieve uitkomst.<br />

De saneringskosten zijn aanzienlijk, maar vormen slechts 15% van de totale omvang van het<br />

project. Het verlies komt voor rekening van het Rijk en de gemeente Amsterdam. Daarentegen<br />

hebben toekomstige gebruikers van het gebied profijt van het project vanwege het nut dat zij<br />

ontlenen aan de woningen en voorzieningen (functieverandering).<br />

Volgermeerpolder<br />

De case Volgermeerpolder betreft een gebied dat jarenlang gebruikt is als stortplaats en sterk is<br />

vervuild onder andere door chemisch afval. Het gebied ligt midden in een landelijk gebied ten<br />

noorden van Amsterdam en is met een hek afgesloten. Het plan is om de vervuiling af te dekken<br />

en het gebied een beperkte recreatieve functie te geven. Er zal dan doorheen gefietst kunnen<br />

worden en daarmee ontstaat een natuurlijk aaneengesloten gebied voor recreatie en natuur.<br />

Uit de <strong>MKBA</strong> blijkt dat er nauwelijks gezondheidseffecten verwacht worden vanwege het gebrek<br />

aan blootstelling met en zonder saneren. Wel worden er ecologische effecten verwacht. Dit komt<br />

omdat er in de nulsituatie blootstelling van natuur aan vervuiling plaatsvindt. Hoe groot dit effect<br />

is, is echter niet bekend, laat staan wat de waarde hiervan is. De waarde van de additionele<br />

recreatiemogelijkheden en de extra waarde van sanering voor omliggende woningen is beperkt.<br />

De <strong>MKBA</strong> laat zien dat tegenover een ecologische verbetering een sterk negatief monetair saldo<br />

van kosten en baten staat. Het belangrijkste deel hiervan bestaat uit saneringskosten. De<br />

gebruikers van het te ontwikkelen recreatiegebied, alsmede de omwonenden hebben een nettobaat.<br />

De kosten komen volledig voor rekening van het Rijk en de gemeente.<br />

Benzineservice-station<br />

De case heeft betrekking op grondwaterverontreinigingen in stedelijk gebied, veroorzaakt door<br />

uitstromingen van 20.000 liter benzine uit een van de ondergrondse tanks. Eerdere pogingen om<br />

de grond te saneren zijn mislukt. De verontreiniging bevindt zich relatief diep onder maaiveld,<br />

tussen de 1 à 3 meter. Het oppervlak van de verontreiniging bedraagt 800 à 1000 m 2. Rond de<br />

1 In de <strong>MKBA</strong>’s worden de effecten zovel mogelijk in geld uitgedrukt om vergelijkbaarheid te bereiken.<br />

Omdat effecten op gezondheid en ecologie niet meetbaar bleken (laat staan monetariseerbaar) geven de<br />

KBA’s als resultaat een set van positieve en negatieve effecten die in geld zijn uitgedrukt en PM posten<br />

betreffende ecologie en gezondheidsschade. Een negatief monetair saldo versus een PM gezondheid wil<br />

dan zeggen dat de maatschappij welvaart opgeeft tegenover een niet vastgestelde hoeveelheid<br />

verminderde gezondheidsschade.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


vi<br />

verontreinigingkernen is de top van het watervoerend pakket verontreinigd geraakt. Bovendien is<br />

er sprake van verspreiding van de verontreiniging. Met het weghalen van het benzinestation vindt<br />

sanering plaats. Deze sanering maakt het mogelijk om woningen inclusief een ondergrondse<br />

parkeergarage te bouwen.<br />

De gemonetariseerde baten van de sanering en herontwikkeling wegen (net) op tegen de kosten.<br />

Dit positieve effect komt voornamelijk door het consumentensurplus van de woningen.<br />

Daarbovenop komt een positief extern effect in de vorm van vermeden schade aan gezondheid<br />

en ecologie (+PM). Tezamen geeft dit een licht positieve KBA.<br />

Het Rijk wordt geconfronteerd met een netto-kost, terwijl de nieuwe bewoners van het gebied en<br />

de omwonenden er netto op vooruit gaan.<br />

Spoorlijninfrastructuur<br />

De case spoorlijninfrastructuur betreft de sanering van kleine stukken land langs het spoor (naar<br />

schatting 300 ha) die in de loop van de jaren verontreinigd zijn door het gebruik van<br />

smeermiddelen, slijtage aan rail, wielen en bovenleiding, bestrijdingsmiddelen en uitstroming van<br />

toiletspoelingen. De strook kan in het algemeen ook na sanering niet voor andere doeleinden<br />

worden gebruikt. Er bestaat geen humaan risico wegens gebrek aan blootstelling noch is er sprake<br />

van schade aan het ecosysteem of kans op verspreiding. In de projectsituatie worden deze<br />

specifieke stukken gesaneerd.<br />

Sanering van de spoorzone zal nauwelijks baten teweeg brengen. Dit komt omdat noch in de<br />

nulsituatie, noch in de projectsituatie activiteiten in dat gebied plaatshebben en er dus geen<br />

blootstelling plaatsvindt. De kosten van sanering van de spoorzone kunnen echter aanzienlijk<br />

oplopen. De baten wegen daarom over het algemeen niet op tegen de kosten. Alleen in zeer<br />

specifieke gevallen, waarbij direct naast het spoor activiteiten plaatsvinden, kan sanering mogelijk<br />

een netto-baat hebben. In alle andere gevallen is dat niet het geval. De kosten komen bij de NS<br />

en het Rijk terecht.<br />

VOCl-verontreiniging in stedelijk gebied<br />

Er zijn een tweetal verontreinigingen met vluchtig organisch verbonden chloor (VOCl) in<br />

stedelijk gebied bekeken. Locatie A betreft een gebied midden in de stad, Locatie B betreft een<br />

ontwikkelingslocatie aan de rand van de stad 2.<br />

Locatie A<br />

Het VOCl heeft het grondwater verontreinigd. De verontreiniging heeft zich in een periode van<br />

40 à 50 jaar ongeveer een kilometer verplaatst. De verontreiniging zorgt er bovendien voor dat<br />

het grondwater ongeveer een halve meter per jaar naar beneden wordt gedrukt. In het<br />

projectalternatief wordt allereerst gemonitord en indien noodzakelijk gesaneerd.<br />

De KBA is opgesplitst in een analyse van de effecten van monitoring en van sanering. De KBA<br />

monitoring geeft een negatief saldo. Uitvoering van monitoring betekent dat er geen sprake is van<br />

sanering en dus ook niet van saneringsbaten (zoals vermindering van gezondheidseffecten). In<br />

2 MNP heeft in deze rapportage een aantal cases geanonimiseerd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


SAMENVATTING EN CONCLUSIES vii<br />

feite blijft dezelfde mate van blootstelling bestaan. Tegenover de ontbrekende baten staan<br />

beperkte kosten van monitoring. Het enige positieve effect wat gesorteerd wordt, is de<br />

geruststelling van de bevolking dat er (nog) niets aan de hand is.<br />

Het tweede deel van de KBA bestaat uit de effecten van sanering. Dit zou alleen plaatsvinden<br />

indien er een gerede kans is op gezondheidsschade. Sanering zal afhankelijk van de werkelijke<br />

omvang van de gezondheidsschade maatschappelijke een positief (grote schade) of een negatief<br />

(kleine schade) effect geven. Gezondheidsschade zou kunnen ontstaan door doordringen van<br />

vervuiling in kunststof waterleidingen. De kans hiertoe wordt echter zeer klein geacht en zo ook<br />

de kans op sanering (circa 1%). De uitkomst van deze KBA sanering is ongewis omdat niet<br />

duidelijk is hoe groot de gezondheidseffecten zullen zijn. Indien een gezondheidseffect optreedt<br />

zullen ondermeer de waarden van woningen waarin blootstelling plaatsvindt dalen. Door sanering<br />

wordt die daling voorkomen. Gezien de onzekerheid over de omvang van de<br />

gezondheidseffecten zijn ook de waarde-effecten van de woningen onzeker. Wel zal de<br />

consument waarschijnlijk een netto-baat ondervinden. De kosten komen voor rekening van de<br />

gemeente.<br />

Locatie B<br />

Bij het ontwikkelingsgebied locatie B is sprake van VOCl en andere vormen van vervuiling.<br />

Zowel de bodem als het grondwater is verontreinigd. In de projectsituatie vindt sanering en<br />

herinrichting van het gebied plaats.<br />

Aannemende dat de huidige saneringsmaatregelen afdoende zijn en er geen aanvullende<br />

maatregelen (en dus kosten) nodig zijn, laat de KBA een beperkte positief resultaat zien, die in<br />

zijn geheel aan de bewoners/gebruikers van het gebied en de omwonenden toekomt. Daarboven<br />

komt een onbekende baat voor de ecologie. Aanvullende maatregelen verhogen uiteraard de<br />

kosten.<br />

HBO-tanks<br />

De case HBO-tanks betreft een groot scala aan vervuilingen rond woningen en bedrijven<br />

veroorzaakt door lekkages van oude brandstoftanks. Deze lekkages leiden tot vervuiling van de<br />

grond en in sommige gevallen tot vervuiling van het grondwater. De analyse van kosten en baten<br />

van HBO tanks is beschreven aan de hand van een tweetal situaties:<br />

1. een situatie met een kleine vervuiling als gevolg van uitstroming;<br />

2. een situatie met een grote vervuiling als gevolg van uitstroming.<br />

Bij een kleine uitstroming wegen de monetaire baten van sanering op tegen de kosten. Daarbovenop<br />

komt het effect van vermeden risico voor vervuiling van het grondwater en daarmee het niet<br />

langer bruikbaar zijn daarvan. Het positieve effect komt voornamelijk door het vermijden van<br />

beheerskosten als gevolg van de sanering. De beheerskosten worden overigens niet veroorzaakt<br />

door de blootstelling aan vervuiling maar door de kosten van de regelgeving. Dit effect is op<br />

zichzelf al groter dan de saneringskosten. Gezien de veronderstelde geringe mate van vervuiling<br />

zullen ook de PM posten van gezondheidseffecten en ecologische effecten waarschijnlijk beperkt<br />

zijn. De partij die opdraait voor de beheerskosten (hier de gemeente) heeft een netto-baat.<br />

Wanneer als gevolg van de sanering de woningen op het perceel maar weinig in waarde<br />

toenemen, zullen de eigenaren netto-kosten ondervinden.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


viii<br />

De KBA van sanering van een grote uitstroming kent een grote mate van onzekerheid maar er<br />

bestaat een reële kans op een positieve uitkomst. Bij een grote mate van vervuiling kunnen ook<br />

blootstellingeffecten voor de mens en de ecologie groot zijn. In dat geval bestaat er ook een reële<br />

kans op vermindering van de waarde van woningen. Bovendien is er een kans dat het effect zich<br />

naar omliggende panden uitbreidt. Er bestaat onzekerheid over de grootte van de<br />

gezondheidseffecten en daarmee van het effect op de waarde van de woningen. Ook hier geldt<br />

dat de partij die de beheerskosten voor zijn rekening neemt een netto-baat ondervindt van de<br />

sanering.<br />

De Kempen<br />

De case De Kempen heeft betrekking op een groot gebied in Noord-Brabant en Zuid-Limburg<br />

waar grootschalige grond- en grondwaterverontreiniging heeft plaatsgevonden van<br />

metaalhoudende stoffen. In de projectsituatie wordt een deel van deze gebieden gesaneerd en<br />

deels gemonitord.<br />

De KBA laat een sterk negatief monetair effect zien waartegenover een positief effect voor<br />

ecologie staat, waarvan de omvang niet bekend is. Het saneren van zinkassen heeft naar<br />

verwachting een groot ecologisch effect en een zeer klein gezondheidseffect. Daarnaast levert<br />

sanering voornamelijk hoge kosten en een waardestijging van huizen op. Die waardestijging komt<br />

voort uit de beperkingen van het grondgebruik en van de mogelijke verplichting tot sanering in<br />

de toekomst, maar niet vanwege de beperkte gezondheidseffecten. De saneringskosten komen<br />

voornamelijk voor rekening van het Rijk en de gemeenten, waterschappen en provincie.<br />

Eigenaren van een zinkassenerf kunnen door de sanering een netto-baat ondervinden, wanneer<br />

de waarde van hun onroerend goed hierdoor in voldoende mate toeneemt.<br />

Ophogingen<br />

De case ophogingen betreft het gebruik van puinhoudend en deels verontreinigd materiaal voor<br />

ophoging van het maaiveld of demping van sloten voorafgaand aan (nieuwe) bebouwing van het<br />

gebied. De verontreiniging is niet mobiel en bestaat voornamelijk uit PAK en zware metalen. In<br />

het projectalternatief vindt sanering plaats wanneer er sprake is van dynamiek (uitbreidingen,<br />

ontwikkelingen, transacties).<br />

Uit het overzicht van kosten en baten van sanering van de ophooglaag komt een diffuus beeld<br />

naar voren dat met name te maken heeft met de onzekerheid omtrent de omvang van de<br />

gezondheidseffecten. De kans op blootstelling is alleen aanwezig bij een open grondfunctie<br />

(moestuinen, zandbakken). Hoe minder de mens blootstaat aan de vervuiling, des te kleiner het<br />

effect op de waarde van panden is. Sanering voorkomt waardevermindering van panden en<br />

kosten van beheer. In het geval van herontwikkeling komen daar nog efficiencyvoordelen bij. De<br />

gemeente behaalt een netto-baat vanwege vermeden beheerskosten. Particulieren en bedrijven<br />

zullen in de meeste gevallen ook een netto-baat ondervinden. Deze neemt toe naarmate hun<br />

onroerend goed als gevolg van de sanering sterker in waarde toeneemt en de sanering gepaard<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


SAMENVATTING EN CONCLUSIES ix<br />

gaat met herontwikkeling van het betreffende perceel. Het Rijk ondervindt een netto-kostenpost 3.<br />

Stortplaats<br />

De case stortplaatsen bestaat uit een grote verscheidenheid aan vuilstortplaatsen. Om een KBA<br />

uit te kunnen voeren zijn twee varianten hieruit gekozen: één voor een vuilstortplaats in een<br />

gebied die van functie verandert (dynamisch) en één in een gebied waar geen functieverandering<br />

plaatsvindt (niet dynamisch).<br />

- De KBA van het dynamisch gebied laat een negatief monetair saldo zien tegenover een positief<br />

effect op de gezondheid en de ecologie. Het positieve effect wordt ingegeven door het bestaan<br />

van een kans op blootstelling voor zowel mens als ecologie. De mate van blootstelling en de<br />

effecten hiervan zijn echter onbekend. Daarmee is onbekend of deze effecten opwegen tegen het<br />

negatieve saldo van gemonetariseerde effecten.<br />

De gemonetariseerde baten van sanering hangen in belangrijke mate af van de mate waarin<br />

woningen in de directe omgeving van de stortplaats in waarde toenemen. Ook hiervoor geldt dat<br />

des te groter de gezondheidseffecten des te groter de effecten op de waarde van woningen.<br />

Echter ook bij een grote toename van de waarde van woningen (+3%) als gevolg van het<br />

opruimen van de stortplaats (effect op zicht en leefbaarheid) wegen de totale gemonetariseerde<br />

baten waarschijnlijk niet op tegen de gemonetariseerde kosten.<br />

- In niet-dynamische gebieden is er geen sprake van waardevermeerdering van woningen. Ook hier<br />

geldt dat de externe effecten niet zijn ingeschat, maar dat deze de saneringskosten waarschijnlijk<br />

niet overtreffen. Het grote negatieve saldo van gemonetariseerde kosten en baten staat tegenover<br />

positieve effecten voor met name de ecologie.<br />

De saneringskosten komen voor rekening van het Rijk.<br />

Spoorzone centrum stedelijk 4<br />

De zone valt uiteen in een drietal gebieden, te weten:<br />

- voormalig GEB-terrein;<br />

- NS-terrein;<br />

- overig gebied langs het spoor<br />

Omdat dit afzonderlijke gebieden met eigen alternatieven zijn, is de KBA in drie afzonderlijke<br />

KBA’s uiteengevallen.<br />

Het GEB terrein<br />

Dit betreft een gebied dat reeds een keer gesaneerd is. Er bevinden zich nog enkele<br />

restverontreinigingen in de deklaag die bovendien visueel zichtbaar zijn. Daarnaast zijn er<br />

ernstigere verontreinigingen die conform het oorspronkelijke saneringsplan op grotere diepte<br />

achtergebleven zijn. Hierdoor zijn er kernen van grondwaterverontreiniging. Op het terrein staan<br />

3 Bij deze case is aangesloten bij de zinkassensaneringen in de Kempen. Daarbij is aangenomen –<br />

overeenkomstig De Kempen – dat de kosten voor 60% worden gedragen door het Rijk en dat gemeente<br />

en particulieren elk 20% voor hun rekening nemen. Mogelijk geldt dit niet voor de gemiddelde<br />

ophooglaag. De totale kosten en baten blijven dan weliswaar onveranderd, maar de verdeling naar<br />

actoren kan dan anders uitpakken.<br />

4 MNP heeft in deze rapportage een aantal cases geanonimiseerd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


x<br />

ondertussen woningen, groen en een school. De geplande nieuwe sanering zal gefaseerd worden<br />

uitgevoerd en betreft zowel de sanering van oppervlak als monitoring en zuivering van het<br />

grondwater.<br />

De KBA geeft een negatieve uitkomst. Dit komt omdat er naar verwachting geen gezondheids-<br />

of andere schades zijn door de bestaande vervuiling. Daartegenover staat wel een flinke<br />

saneringsinspanning. De enige baat wordt gevormd door het vermijden van langdurige<br />

monitoring die zonder sanering zou optreden.<br />

Het NS terrein<br />

Het terrein is jaren als onderhoudswerkplaats en emplacement gebruikt. Er zijn verschillende<br />

vormen van verontreiniging geconstateerd zowel in het oppervlak als in het grondwater. Het plan<br />

is op beperkte schaal te saneren en de verontreinigingen te beheersen. Het gebied zal voor<br />

woningen en bedrijven gebruikt worden.<br />

Uit de KBA blijkt dat de baten van sanering in dit geval de kosten overschrijden. De baten<br />

komen vooral voort uit het nut dat nieuwe bewoners hieraan ontlenen. Daar staat tegenover een<br />

kleinere kostenpost qua sanering.<br />

Overig terrein<br />

Dit bestaat uit het gebied rond de spoorzone waar winkels en woningen, kantoren en een enkele<br />

stadstuin zijn. In dit gebied zijn verschillende vormen van ernstige vervuiling geconstateerd. Het<br />

is echter niet duidelijk in hoeverre deze vervuilingen gezondheidsschade oplevert. Ook de<br />

consequentie van het vervuilde grondwater is niet duidelijk.<br />

De KBA laat een negatief saldo van gemonetariseerde effecten zien, waartegenover een<br />

onbekende mate van verbetering van gezondheidseffecten staat. Het negatieve saldo komt voort<br />

uit de ingeschatte kosten van sanering waartegenover een beperkte extra waarde als gevolg van<br />

herontwikkeling van het gebied staat.<br />

EMK-terrein<br />

Het EMK-terrein is onderdeel van het eiland de Stormpolder te Krimpen aan de IJssel en ligt<br />

dicht tegen Rotterdam aan. Er zijn verschillende vormen van vervuiling, die zowel in de deklaag<br />

als in het grondwater zitten. Doel is het eiland volledig te ontwikkelen voor werk, wonen en<br />

recreatie. Voor de diepere lagen van het EMK-terrein is er de keus tussen isoleren met een<br />

leeflaag of volledig ontgraven. Deze twee projectalternatieven zijn ieder in een aparte KBA<br />

uitgewerkt.<br />

De KBA volledig saneren is sterk negatief. Dit komt met name door de hoge kosten van deze<br />

methode. De KBA isoleren leidt tot een positieve KBA door de lagere kosten en de vergelijkbare<br />

resultaten: het EMK-terrein kan ook dan verder worden ontwikkeld. Wel is het zo dat de<br />

uitstraling naar de rest van het eiland bij isolatie minder is; dit weegt evenwel niet op tegen de<br />

lagere kosten van deze saneringsmethode.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


SAMENVATTING EN CONCLUSIES xi<br />

Defensieterreinen<br />

De case bestaat uit twee onderdelen:<br />

- kazerneterreinen/oefenterreinen en<br />

- schietbanen/kogelvangers<br />

Voor beide cases zijn er twee projectalternatieven, namelijk saneren of omheinen van het gebied.<br />

Kazerneterreinen/ooefenterreinen<br />

De kazerne-/oefenterreinen zijn in beperkte mate vervuild. De sanering is tevens gericht op<br />

minder ernstige vormen van vervuiling en op bodemvreemde materialen. Het gebied zal bestemd<br />

worden als natuur- en recreatiegebied. Er is geen sprake van aantasting van de<br />

grondwaterkwaliteit.<br />

Voor beide projectalternatieven geldt dat de kosten relatief groot zijn terwijl de effecten op de<br />

gezondheid naar verwachting (zeer) beperkt zijn. Sanering zou een veel grotere kostenpost met<br />

zich meebrengen dan omheining. Sanering betekent echter wel dat schade aan de ecologie wordt<br />

verminderd.<br />

Schietbanen/kogelvangers<br />

Deze gebieden bevatten een grote mate van bodemverontreiniging met lood en koper. De kans is<br />

aanwezig dat via het ondiepe grondwater enige schade aan de ecologie of eventueel de<br />

gezondheid zou kunnen ontstaan. Hoe groot die kans is, is niet bekend.<br />

De KBA saneren laat een beperkt bedrag aan kosten staan tegenover een onbekend (maar<br />

waarschijnlijk beperkt) effect op ecologie en gezondheid. Omheining van het gebied blijkt<br />

duurder te zijn dan saneren terwijl omheining niet de schade voor de ecologie weghaalt.<br />

Grondwater klei-/veengebied Rotterdam<br />

Deze case wijkt af van andere in die zin dat het gaat om verschillende benaderingen om de<br />

huidige problematiek met betrekking tot bodemverontreiniging in het havengebied Rotterdam<br />

aan te pakken. Huidige inspanning van overheid en bedrijfsleven, zo is de gedachte, staan in geen<br />

verhouding tot de omvang van de verontreiniging en prikkels ontbreken om dat wel te bereiken.<br />

Oplossingen worden aangedragen in de vorm van een zogenaamde “gevalsgerichte benadering”<br />

(wat eigenlijk het huidige beleid zou moeten zijn), “gebiedsgerichte benadering” en een<br />

“gemengde strategie”.<br />

Aangezien eventuele gezondheidseffecten van uittreding en op de ecologie pas na honderden<br />

jaren zouden optreden, zijn wat dat betreft de baten van sanering op nul gezet. In de gevals- en<br />

gebiedsbenadering staan gezondheidseffecten via de bovengrond PM; onduidelijk is of dit voor<br />

een positief saldo van de KBA’s zou kunnen zorgen. Er is hierbij vanuit gegaan dat het<br />

nulalternatief “niets doen” is en de projectalternatieven “gevalsbenadering”, “gebiedsbenadering”<br />

en “gemengde benadering”. In de praktijk zou al sprake moeten zijn van de gevalsbenadering,<br />

maar blijkbaar gaat er iets mis op het gebied van regelgeving en de naleving daarvan en controle<br />

daarop. Een analyse daarvan ligt evenwel buiten het kader van deze KBA.<br />

Het feit dat eventuele effecten via uittreding en op de ecologie pas na 100 jaar of langer optreden<br />

zou ervoor kunnen pleiten pas later in de toekomst een beslissing te nemen over sanering. In dat<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


xii<br />

geval is de veronderstelling wèl dat de saneringskosten niet toenemen indien pas later een<br />

beslissing tot sanering wordt genomen; en dat van het afzien van een saneringsvariant geen<br />

verkeerde prikkels uitgaan in de vorm van meer vervuiling in de toekomst. Ook dat lijkt<br />

voornamelijk een kwestie van regelgeving en de naleving daarvan/controle daarop te zijn.<br />

Stedelijk grondwater Apeldoorn<br />

De case heeft betrekking op een grootschalige grondwaterverontreiniging in Apeldoorn. De<br />

verontreiniging bestaat voornamelijk uit VOCl en in mindere mate uit zware metalen. Er zijn<br />

desondanks geen aanwijzingen voor een actueel gezondheidsrisico. Mogelijk zouden op locaties<br />

met ‘natte voeten’ en bij volgelopen kelders wel gezondheidsrisico’s op kunnen treden. De<br />

verontreinigingen op de bronlocaties vormen geen obstakel voor functiewijzingen of<br />

benuttingmaatregelen. In het nulalternatief wordt het grondwater gezuiverd aan de rand van de<br />

stad. Ten aanzien van het projectalternatief wordt een tweetal benaderingen onderscheiden, te<br />

weten een gevalsgerichte en een gebiedsgerichte benadering.<br />

De gevalsgerichte benadering bestaat uit onderzoek om voor een aantal van ongeveer 20<br />

(omvangrijke en geclusterde) gevallen de verontreiniging af te perken, de risico’s daarvan te<br />

evalueren, saneringsvarianten uit te werken, te beoordelen en te selecteren, en vervolgens via<br />

beschikking en bestek tot uitvoering te komen. Dit houdt in oppompen en zuiveren. Het<br />

gezuiverde water kan worden geloosd op het riool, of worden benut als grijs water of voor<br />

beekherstel en peilbeheer.<br />

Een gebiedsgerichte benadering betekent dat verspreiding in absolute zin geen doorslaggevend<br />

criterium is. Aanleiding voor onderzoek en maatregelen zijn actuele risico’s voor mens en<br />

ecosysteem, en belemmeringen in de ontwikkeling van Apeldoorn als plaats voor duurzaam<br />

wonen, werken en recreëren. In de gebiedsgerichte benadering wordt minder gepompt en<br />

gesaneerd en blijft verontreinigd water langer in de ondergrond. Benutting (koeling, infiltreren<br />

voor drinkwaterproductie) wordt door zo’n benadering vergemakkelijkt.<br />

In de gevalsgerichte benadering wordt relatief meer VOCl verwijderd, waardoor de –<br />

waarschijnlijk beperkte – gezondheidsrisico’s bij die benadering meer afnemen dan bij een<br />

gebiedsgerichte benadering. Beide benaderingen hebben naar verwachting geen effect op de<br />

ecologie. In zowel het nulalternatief als in beide projectalternatieven wordt het water aan de rand<br />

van de stad gemonitord en gezuiverd. In de projectalternatieven is daarom geen sprake van een<br />

verminderd verspreidingsrisico. Wel kan in beide alternatieven sprake zijn van een grotere<br />

benutting van het grondwater en van schaalvoordelen met ander grondwatergebruik. De baten<br />

zijn moeilijk te kwantificeren. De kosten van de gebiedsgerichte benadering zijn een factor 10<br />

hoger dan die van de gevalsgerichte benadering. In de gevalsgerichte benadering worden deze<br />

warschijnlijk geheel door het Rijk gedragen, terwijl deze in de gevalsgerichte benadering worden<br />

verdeeld tussen gemeente, nutsbedrijf, probleemhebbers en hogere overheden.<br />

Kleinschalige bedrijfsactiviteiten<br />

Het gaat in deze case om vele locaties (60.000) van bedrijfsvestigingen die tot het MKB behoren.<br />

De verontreinigingen verschillen in type, soort, oorzaak en omvang. Hierdoor variëren tevens<br />

kosten en opbrengsten. Het beschouwen van alle locaties is binnen deze <strong>MKBA</strong> ondoenlijk. Het<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


SAMENVATTING EN CONCLUSIES xiii<br />

kiezen en uitwerken van twee concrete cases die van elkaar verschillen is binnen deze studie niet<br />

verder aangepakt.<br />

Krimpenerwaard: dempingen in landelijk gebied<br />

In de afgelopen decennia hebben in de Krimpenerwaard meer dan 5.000 stortingen in het<br />

oppervlaktewater plaatsgevonden. In de dempingen is een breed scala aan verontreinigingen<br />

vastgesteld. Het betreft voornamelijk zware metalen, PAK en PCB. Voorzien wordt dat een<br />

kwart van het gebied wordt omgezet van landbouw naar natuurgebied.<br />

In de projectsituatie wordt gesaneerd wanneer sprake is van risico. Sanering zal bestaan uit het<br />

afdekken van de gedempte sloten met schone grond. Monitoring en periodieke ophoging zal<br />

nodig blijven. Hierdoor wordt verspreiding van verontreiniging voorkomen en kan het huidige<br />

grondgebruik (meest agrarisch) worden gecontinueerd.<br />

Uit modelberekeningen blijkt dat in een worst case scenario mogelijk landbouwkundige risico’s op<br />

kunnen treden, wanneer sanering uitblijft. Dit is overigens alleen het geval wanneer de<br />

verontreiniging bestaat uit shredder en industrieel afval. Deze dempingen zullen dan ook zoveel<br />

mogelijk voorrang krijgen bij het treffen van maatregelen. Het is niet duidelijk in hoeverre de<br />

door Verificatieonderzoek vastgestelde ecologische risico’s door sanering worden weggenomen.<br />

De gezondheidseffecten zijn naar verwachting klein of verwaarloosbaar. Dit laatste geldt ook<br />

voor de verspreidingseffecten.<br />

Onduidelijk is of en in welke mate de voorgenomen omzetting van landbouw naar natuur door<br />

verontreinigde dempingen wordt beperkt. Of en in welke mate de dempingen andersoortige (dan<br />

genoemde omzetting) grondtransacties in de weg staan, is evenmin duidelijk.<br />

Naast onduidelijkheid omtrent de baten, bestaat ook onduidelijkheid over de saneringskosten. De<br />

laatste kostenraming dateert alweer uit 1998. Ook bestaat er onduidelijkheid over de wijze waarop<br />

de sanering wordt gefinancierd.<br />

Grondwaterwinning t.b.v. consumptie 5<br />

In deze case is in wezen geen sprake van een <strong>MKBA</strong>, omdat in alle gevallen schoon drinkwater<br />

gewaarborgd dient te worden. In deze case blijkt voor de huidige drinkwatervoorziening, die met<br />

de gevolgen van bodemverontreiniging wordt geconfronteerd, geen realistisch alternatief te<br />

bestaan. Om schoon drinkwater te waarborgen kan “sanering bij winning” plaatsvinden, of<br />

“sanering door interceptieputten”. Kostenschattingen zijn niet volledig genoeg om aan te geven<br />

welk van deze varianten te preferen is. Een belangrijk vraagstuk lijkt hier te zijn wie voor de<br />

kosten van sanering opdraait, of misschien beter gezegd: zou moeten opdraaien.<br />

5 MNP heeft in deze rapportage een aantal cases geanonimiseerd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


xiv<br />

Algemene conclusies<br />

Het geheel aan <strong>MKBA</strong>’s van de cases overziend, trekken wij de volgende algemene conclusies.<br />

Allereerst was het in sommige gevallen niet mogelijk een <strong>MKBA</strong> op te stellen omdat<br />

saneringsvarianten niet concreet genoeg waren of konden worden uitgewerkt. Dit betreft in meer<br />

of minder mate de cases Grondwater klei-/veengebied Rotterdam, Stedelijk grondwater<br />

Apeldoorn, Kleinschalige bedrijfsactiviteiten, Krimpenerwaard en Grondwaterwinning.<br />

Daarnaast is er een lacune in de kennis over de omvang van effecten van vervuiling op de<br />

gezondheid, de ecologie en via verspreiding. Het ontbreken van die kennis betekent dat op een<br />

locatie met bodemverontreiniging de volledige baten van sanering niet goed te bepalen zijn.<br />

Een derde conclusie betreft de kosten van regelgeving. In menig geval zorgt regelgeving voor<br />

maatschappelijke kosten in de vorm van administratie of verplicht onderzoek, zonder dat de<br />

omvang van het risico is aangetoond. De regelgeving veroorzaakt daarmee maatschappelijke<br />

kosten of voorkomt dat gebieden optimaal benut worden omdat deze bijkomende kosten (te)<br />

hoog zijn.<br />

Een vierde conclusie is dat over het algemeen gemeentes en Rijk de kosten dragen, terwijl in<br />

sommige gevallen particulieren profijt hebben van de sanering.<br />

Wat de baten van waardevermeerdering van woningen door sanering betreft kan worden<br />

opgemerkt dat deze sterk te maken hebben met de omvang van de gezondheidseffecten. Omdat<br />

de kosten van deze effecten niet expliciet bepaald zijn, vanwege het gebrek aan kennis hierover, is<br />

de waardevermeerdering nu afhankelijk van de bepaling van interventiewaarden en van de<br />

perceptie van de gezondheidseffecten.<br />

Tenslotte kan in hele grote lijnen worden gesteld dat – naast de eerder genoemde mogelijke<br />

effecten van regelgeving – de volgende factoren bepalen of de maatschappelijke baten van<br />

sanering de kosten zullen overtreffen:<br />

• De omvang van de saneringskosten en de te vermijden beheerskosten indien wordt<br />

gesaneerd;<br />

• Effecten op gezondheid en ecologie indien niet wordt gesaneerd. Dit is het product van<br />

het soort en de mate van verontreiniging, de kans op blootstelling en de gevolgen van<br />

deze blootstelling. De kans op blootstelling wordt ondermeer beïnvloed door de locatie<br />

van de verontreiniging (bijvoorbeeld in stedelijk gebied of daarbuiten), de ligging van de<br />

verontreiniging (diepte, aanwezigheid van deklaag), de kennis over de exacte plekken van<br />

verontreiniging, de maatregelen ter voorkoming van blootstelling indien niet tot sanering<br />

wordt overgegaan en in het geval van verontreinigd grondwater de plek van uittreding;<br />

• Het mogelijk maken van functieverandering op of nabij de saneringslocatie. Sanering<br />

binnen stedelijk gebied kan bijvoorbeeld baten van woningontwikkeling genereren.<br />

Hierbij is het wel of niet bestaan van alternatieve locaties voor de betreffende functie<br />

van belang.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 1<br />

1 Inleiding<br />

Er is in Nederland een groot aantal locaties waarvan de bodem als vervuild te boek staat. De aard<br />

van de vervuiling verschilt sterk, maar voor elk van die locaties geldt dat één of meerdere<br />

interventiewaarden zijn overschreden. Overschrijding van een interventiewaarde duidt op een<br />

mogelijk direct gevaar voor de gezondheid of voor de ecologie. Ook kan die interventiewaarde<br />

duiden op het gevaar dat verspreiding van de vervuiling kan plaatsvinden en via de<br />

watervoorziening of anderszins alsnog gezondheid en ecologie bedreigt.<br />

Op basis van de overschrijding van interventiewaarden zijn er in Nederland circa 60.000 locaties<br />

als vervuild aangewezen en is een uitgebreid programma van sanering opgesteld. Voor uitvoering<br />

van dit programma is alleen reeds van overheidswege al ruim 15 miljard Euro gereserveerd.<br />

Daarnaast geldt dat er van particulieren een inspanning wordt gevraagd om vervuilde gronden te<br />

saneren.<br />

Vanuit de Tweede Kamer zijn vragen gerezen over nut en noodzaak van het<br />

bodemsaneringsprogramma. Ter beantwoording hiervan heeft het Milieu- en NatuurPlanbureau<br />

(MNP) aangeboden een Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (<strong>MKBA</strong>) uit te voeren naar het<br />

bodemsaneringsprogramma. Daarin zouden alle maatschappelijke kosten en baten moeten<br />

worden vastgesteld die uitvoering van het saneringsprogramma teweeg brengt.<br />

Een <strong>MKBA</strong> laat de kosten en baten zien van een specifieke ingreep, bijvoorbeeld een investering<br />

in de weg, een ingreep in de natuur of het opleggen van een prijsmaatregel. Uitvoering van een<br />

<strong>MKBA</strong> voor een geheel programma is complexer vanwege de verscheidenheid aan situaties en<br />

oplossingsrichtingen. Uitvoering van 60.000 afzonderlijke <strong>MKBA</strong>’s is binnen het beperkte<br />

tijdsbestek schier onmogelijk. Daarom is besloten 18 enigszins representatieve cases te<br />

onderzoeken op hun kosten en baten en te pogen vanuit die cases lessen te trekken voor het<br />

gehele programma.<br />

Aan <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> is gevraagd om de <strong>MKBA</strong>’s van deze cases uit te voeren en<br />

het MNP te ondersteunen bij het doorvertalen van resultaten van individuele cases naar<br />

resultaten voor het gehele programma. Uiteindelijk is gekozen voor <strong>MKBA</strong>’s van 17 afzonderlijke<br />

cases; onderliggend rapport beschrijft de <strong>MKBA</strong>’s hiervan.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 3<br />

2 Algemeen kader<br />

2.1 Doel van de opdracht<br />

Het project behelst de uitvoering van een <strong>MKBA</strong> van 17 specifieke cases. Doel van de analyse is<br />

antwoord te geven op de vraag of de saneringskosten opwegen tegen de maatschappelijke baten<br />

die de sanering teweeg brengen. Een tweede vraag was bij wie de kosten en baten van de sanering<br />

terechtkomen. De analyse is vervolgens gebruikt door het MNP om conclusies te trekken voor<br />

kosten en baten van het gehele saneringsprogramma.<br />

2.2 Indeling in hoofdgroepen<br />

Om tot meer algemene uitspraken te komen zouden de 17 cases representatief moeten zijn voor<br />

een deel van het programma. Gezien het grote aantal cases binnen het programma (60.000) en<br />

haar grote verscheidenheid lijkt een dergelijke eis slechts in beperkte mate haalbaar. Vertaling van<br />

de resultaten zal als zodanig beperkt blijven tot vrij algemene conclusies per hoofdgroep over de<br />

mate van efficiency en de belangrijkste factoren die daarbij een rol spelen.<br />

Bij de keuze van cases heeft het MNP in eerste instantie gekozen voor een indeling in gebieden.<br />

De volgende vier typen gebieden worden onderscheiden 6:<br />

- stedelijk (VROM: ISV, Wbb),<br />

- landelijk (VROM: ILG, Wbb),<br />

- bedrijventerreinen (VROM bijdrage bedrijvenregeling en convenanten) en<br />

- omvangrijke waterverontreinigingen.<br />

Voor elk van deze gebiedstypen zullen de effecten/effecttypen verschillen. Naast een indeling in<br />

gebieden is ook gezocht naar een indeling in typen verontreiniging, zoals veroorzaakt door een<br />

gasfabriek, HBO-tanks en dergelijke. Verschil in typen vervuiling zal uiteraard ook zorgen voor<br />

variatie in effecten/effecttypen. Tenslotte zal de omvang van de vervuiling en type grond (meer<br />

of minder doorlaatbaar) invloed uitoefenen op het soort en de mate van de effecten.<br />

Volgens het Plan van Aanpak van het MNP brengt 20% van de locaties meer dan 90% van de<br />

kosten met zich mee. Het is niet duidelijk of het MNP hier rekening mee heeft gehouden bij haar<br />

selectie.<br />

2.3 Opzet van de KBA’s<br />

De <strong>MKBA</strong>’s zijn gebaseerd op via MNP aangeleverde casebeschrijvingen en nadere onder<br />

verantwoordelijkheid van MNP geleverde gegevens. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid zijn de<br />

6 De indeling naar gebieden behelst ook een indeling naar financieringsbronnen zoals aangegeven tussen<br />

haakjes.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


4 HOOFDSTUK 2<br />

17 cases vervolgens zoveel mogelijk op eenzelfde wijze aangepakt. Omdat uitvoering van de<br />

KBA’s binnen een zeer beperkt tijdsbestek moest plaatsvinden, is er vooraf een aantal keuzes<br />

gemaakt. De belangrijkste keuzes zullen hieronder worden besproken.<br />

Nulalternatief<br />

Om soort en omvang van de baten te bepalen moeten we zowel het projectalternatief (op welke<br />

wijze wordt er gesaneerd, is er sprake van functieverandering) als het nulalternatief kennen.<br />

Sanering zal in de eerste instantie effect hebben op het gevaar voor mens en ecologie. Sanering<br />

van grond biedt daarnaast de mogelijkheid om de grond een andere functie te geven, bijvoorbeeld<br />

voor woningbouw of recreatie.<br />

Indien in het nulalternatief de huidige situatie blijft bestaan zal de sanering (in het<br />

projectalternatief) in combinatie met functieverandering leiden tot extra baten (en kosten) van de<br />

die verandering. Indien in het nulalternatief functieverandering op een vergelijkbare locatie<br />

vlakbij plaatsvindt, is de baat van functieverandering op de oorspronkelijk vervuilde grond<br />

beperkt tot de uitgespaarde kosten voor het bouwrijp maken van de alternatieve locatie.<br />

Alternatieve locaties (landbouwgronden) zijn over het algemeen voldoende aanwezig in een meer<br />

landelijke omgeving. In dat geval definiëren we het nulalternatief als de situatie zonder sanering<br />

maar met functieverandering op een andere vergelijkbare locatie 7.<br />

Voor binnenstedelijk gebied geldt echter dat het vaak moeilijk is een gebied te vinden dat voor<br />

vergelijkbare bewoning of kantoorgebruik kan dienen. Zaken als bereikbaarheid, nabijheid van<br />

faciliteiten en andere bedrijvigheid geven een zekere uniciteit aan een binnenstedelijk gebied. Een<br />

alternatieve locatie (in het nulalternatief) betekent in dat geval extra kosten voor bereikbaarheid,<br />

efficiencyverlies etcetera. Deze kosten kunnen hoog zijn en komen tot uitdrukking in het<br />

prijsverschil tussen landelijk en stedelijk gebied. Daarom hebben we in de regel aangenomen dat<br />

in binnenstedelijk gebied het nulalternatief bestaat uit geen sanering en geen functieverandering<br />

elders.<br />

Overigens is het verschil tussen landelijk en stedelijk gebied niet altijd even scherp. Ook binnen<br />

ROA zijn er meer landelijke gebieden te vinden. Vooralsnog maken we echter het onderscheid in<br />

binnenstedelijk en buitenstedelijk gebied.<br />

Projectalternatief<br />

In een <strong>MKBA</strong> is vaak sprake van meerdere projectalternatieven. De <strong>MKBA</strong> laat dan het verschil<br />

tussen projectalternatieven zien. Voor de 17 cases van bodemsanering gaan we in principe steeds<br />

uit van slechts één projectalternatief, namelijk de in het programma geplande sanering. We<br />

zouden ook graag een tweede projectalternatief willen introduceren (bijvoorbeeld een beperkte<br />

7 Dit geldt uiteraard alleen indien in het projectalternatief eveneens sprake is van functieverandering. De<br />

netto baten (baten (+) minus kosten (-)) van het projectalternatief bestaan dan uit de kosten van het<br />

saneren zelf (-), de ‘zuivere’ baten van sanering (+), de kosten van aanpassing van de gesaneerde grond<br />

voor functieverandering (-), de kosten van het geschikt maken van grond op een alternatieve locatie voor<br />

deze functie (+), de (monetaire) waardering van het gebruik van de functie op de gesaneerde locatie (+)<br />

en de (monetaire) waardering van het gebruik van de functie op een alternatieve locatie (-).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ALGEMEEN KADER 5<br />

sanering). Dat zou in de meeste gevallen echter veel extra informatie vereisen die vooralsnog niet<br />

beschikbaar is.<br />

Effecten<br />

In onze beschouwing van effecten zullen we dezelfde indeling naar kosten en directe, indirecte en<br />

externe effecten handhaven zoals in de OEI-systematiek gebruikelijk is. Omdat sanering in de<br />

eerste plaats een effect zou moeten hebben op het (verminderde) risico voor externen (mens en<br />

ecologie) beschrijven we dit externe effect als eerste. Een tweede effect van sanering kan<br />

functieverandering (recreatie, bewoning etcetera) zijn. Dit is een direct effect van de<br />

gecombineerde inspanning van sanering en functieverandering. Beide effecten beïnvloeden de<br />

gebruikers van de grond. Functieverandering kan er bovendien toe leiden dat ook anderen (op<br />

indirecte wijze) baat hebben bij de sanering. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de eigenaren van de<br />

onroerend goed in de directe omgeving van de saneringslocatie. Dit onroerend goed kan na de<br />

sanering in waarde toenemen, doordat dan niet meer tegen een vervuild braakliggend stuk land<br />

wordt aangekeken.<br />

Kosten bestaan uit kosten voor sanering en de kosten voor functieverandering. Omdat de<br />

autoriteiten ook in het nulalternatief effecten willen tegengaan zal dit tot extra beheerskosten in<br />

het nulalternatief leiden. Deze extra beheerskosten in het nulalternatief vormen (deels) vermeden<br />

kosten in het projectalternatief.<br />

- Externe effecten / humane en ecologische effecten: Sanering zal naar verwachting effect hebben<br />

op de gezondheid van de mens en de ecologie. Het bepalen van externe effecten is door<br />

MNP aangereikt en vervolgens door <strong>SEO</strong> in de <strong>MKBA</strong> verwerkt.<br />

Het feit dat in de nulsituatie interventiewaarden worden overschreden en in de<br />

projectsituatie niet, zou bepalend moeten zijn voor deze effecten. Interventiewaarden<br />

kennen echter een ruime veiligheidsmarges. De interventiewaarden liggen ruim boven de<br />

maat waarop het bestaan van een potentieel gevaar wetenschappelijk is vastgesteld. De<br />

reden voor die veiligheidsmarge is dat de wetenschap niet ver genoeg is om de omvang<br />

en consequenties van het potentiële gevaar met zekerheid te bepalen. De omvang van<br />

het gevaar in de praktijk wordt vervolgens bepaald door de mate van blootstelling. Hoe<br />

meer en hoe langer mens en ecologie aan de vervuiling worden blootgesteld, hoe meer<br />

het potentiële gevaar een acuut gevaar wordt.<br />

Het verschil tussen overschrijding van de interventiewaarde(n) en een reëel gevaar<br />

bestaat dus uit de veiligheidsmarge en de mate van blootstelling. In de praktijk betekent<br />

dit dat men goed kan vaststellen welke locaties de interventiewaarden overschrijden,<br />

maar veel lastiger is het om de consequenties van het wel of niet overschrijden van de<br />

interventiewaarden te bepalen. Daarom kan in de <strong>MKBA</strong>’s niet bepaald worden of er<br />

een humaan of ecologisch effect is, laat staan hoe groot dat effect is en welke waarde<br />

men daaraan moet toekennen.<br />

Wat overblijft in deze <strong>MKBA</strong> is aan te geven in hoeverre de norm overschreden wordt.<br />

Voorts kan aangegeven worden hoeveel het kost om te voorkomen dat de norm<br />

overschreden wordt. Ook de beheerskosten van het handhaven van de norm kunnen<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


6 HOOFDSTUK 2<br />

worden bepaald. Zo kan bij benadering aangegeven worden hoe groot de<br />

administratieve kosten zijn om bepaalde vervuilde locaties te monitoren.<br />

- Directe effecten / effecten van functieverandering van de grond: De directe effecten vloeien voort<br />

uit het veranderde gebruik van de grond. Aanwijzing van gebieden voor sanering kan<br />

zorgen voor vertraging van bouw- of recreatieprojecten. Door sanering kunnen deze<br />

projecten alsnog doorgaan en kan de grond voor nieuwe functies worden gebruikt.<br />

Sanering kan het tevens mogelijk maken dat bepaalde gronden intensiever worden<br />

gebruikt. Sanering zou kunnen voorkomen dat activiteiten naar buiten de stad worden<br />

verplaatst (zie ook hierboven). Al deze effecten komen uiteindelijk in de hogere waarde<br />

van de grond tot uitdrukking 8.<br />

- Indirecte effecten / effect op de omgeving: De sanering maakt het niet alleen mogelijk dat de<br />

grond beter wordt benut, maar heeft bovendien invloed op de omgeving (verbetering<br />

van de leefbaarheid). Binnen steden kan dit betekenen dat woningen die in de buurt van<br />

een verontreinigd gebied lagen, hoger worden gewaardeerd doordat sanering heeft<br />

plaatsgevonden en bijvoorbeeld woningen op de gesaneerde locatie zijn aangelegd.<br />

Lengte van de periode en disconteringsvoet<br />

Binnen de <strong>MKBA</strong> is het volgens de OEI-leidraad gebruikelijk een ‘oneindige’ periode van kosten<br />

en baten te nemen (d.w.z. 100 jaar) waarbij een disconteringsvoet van 4% wordt gehanteerd.<br />

Indien sprake is van grote onzekerheden (die niet willekeurig zijn) wordt een extra opslag van 3%<br />

genomen. We veronderstellen dat de sanering aanvangt in een fictief beginjaar (zeg: 2007) en<br />

drukken monetaire eenheden zoveel mogelijk in euro’s van 2005 uit. Kosten en baten worden<br />

teruggerekend naar het jaar 2007.<br />

8 Terwijl de normering het gebruik van de grond beperkt, zorgt sanering voor een beter gebruik van de<br />

grond en daarmee voor een hoger nut.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 7<br />

3 Case Polderweggebied<br />

3.1 Casebeschrijving<br />

De case Polderweg heeft betrekking op een (binnen)stedelijk gebied waarbij de oorzaak van de<br />

vervuiling met name ligt bij de voormalige Oostergasfabriek. De fabriek werd in 1887 in gebruik<br />

genomen. Gasfabricage vond plaats tot 1923, gasdistributie en –opslag tot 1967. In de periode<br />

1902-1923 werden op de locatie ook gloeikousjes geproduceerd.<br />

Door de sloop van de fabriek zijn de aanwezige verontreinigingkernen versmeerd of vermengd<br />

geraakt met puin en grondachtige materialen. Na de ontmanteling van de gasfabriek werd de<br />

locatie gebruikt voor overwegend publieke functies. Vervolgens zijn op het terrein gevestigd<br />

geweest: gemeentelijke diensten (vervoerbedrijf, gemeentewerf), publieke voorzieningen (bad- en<br />

zweminrichting, fysiopraktijk, scholen, dagverblijf, sporthal en sportterrein) en diverse<br />

bedrijvigheid (garagebedrijven, opslagloodsen, kringloopwinkel). Op het sportveld na is het hele<br />

gebied verhard geweest, met gebruiksruimtes op gesloten vloeren. De relevant verontreinigde<br />

terreindelen werden (op de begane grond) niet bewoond, er bevonden zich daar geen woningen<br />

met kruipruimten of tuinen.<br />

De gasfabricage heeft geleid tot een vervuiling met benzeen, xyleen, naftaleen en olieachtige<br />

koolwaterstoffen. Latere activiteiten hebben geleid tot lekkage van brandstoffen, met<br />

verontreinigingkernen met minerale olie en aromaten als gevolg. De bulk van de verontreiniging<br />

bevindt zich op grotere diepte. In de ophooglaag is echter ook een grote hoeveelheid<br />

verontreiniging aanwezig. Naast de verontreiniging door gasfabricage en brandstofopslagen is de<br />

gehele ophooglaag verontreinigd met immobiele componenten (met name zware metalen en<br />

zwaardere PAK-verbindingen). Hiermee wijkt de ophooglaag echter niet af van een doorsnee<br />

ophooglaag. In het puin zit verder een beperkte mate van asbesthoudend materiaal. De fabricage<br />

van gloeikousjes heeft geleid tot een grondverontreiniging met thorium; de gehalten geven geen<br />

aanleiding tot zorg in verband met gezondheidsrisico of saneringsuitvoering. Echter om discussie<br />

te voorkomen is het thorium voorafgaand aan de sanering onderzocht en verwijderd. De kosten<br />

hiervan waren marginaal.<br />

Het grondwater onder het gehele gebied en in randzones daarbuiten is verontreinigd geraakt. Het<br />

verontreinigde gebied beslaat circa 15 ha. Verspreiding vindt plaats in noordelijke en zuidelijke<br />

richting. Het volume ernstig verontreinigde bodem neemt jaarlijks aanzienlijk toe. Zonder<br />

sanering zullen zowel de gehalten als het verontreinigde areaal in omvang toenemen. Tijdens de<br />

uitvoering van de sanering bleek de verspreiding van verontreinigd grondwater mee te vallen.<br />

Aan de zuidzijde wordt het gebied begrensd door de Ringvaart. In het slib van deze vaart is<br />

naftaleen aangetroffen. Hoewel in enkele monsters het gehalte boven de interventiewaarde lag, is<br />

de Ringvaart niet als relevant onderdeel aangemerkt.<br />

De potentie van ligging en gebruikswaarde werd niet optimaal benut, wat reden vormde om<br />

nieuwe plannen voor het gebied te ontwikkelen. De beoogde ontwikkeling is jarenlang<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


8 HOOFDSTUK 3<br />

belemmerd door de bodemverontreiniging. De voor de ontwikkeling noodzakelijke omvangrijke<br />

sanering, de kosten daarvan en de juridische en financiële risico’s die daarmee gepaard gingen,<br />

maakten het onaantrekkelijk om in het gebied te investeren.<br />

De gehalten verontreinigde stoffen in de bodem en het grondwater overschrijden de normen<br />

(net) niet. Er vindt geen inhalatie van besmette binnenhuislucht plaats, doordat op de begane<br />

grond geen woonfuncties/kruipruimtes bevinden. Apart aandachtspunt vormt het sportveld en<br />

de directe omgeving. Bij normaal gebruik doen zich hier ook geen gezondheidsrisico’s voor.<br />

Zekerheidshalve is toch sanering van dit terreindeel voorzien.<br />

In de nieuwe situatie komen vergelijkbare functies voor als in het verleden: niet grondgebonden<br />

wonen, 9 werken en geen tuinen op relevant verontreinigde terreindelen. In dit opzicht dwingt<br />

herinrichting niet op voorhand tot sanering uit oogpunt van gezondheidsrisico. Verplaatsing of<br />

intensivering van functies kan mogelijk wel aanleiding geven tot sanering. Bijvoorbeeld wanneer<br />

hierdoor vervuiling bloot komt te liggen. Functiewijziging van het Polderweggebied is zonder<br />

sanering ook niet zonder meer mogelijk. Volgens de Wbb-criteria is er geen sprake van een<br />

ecologisch risico.<br />

Na de saneringsoperatie het gebied van 14 ha geheel nieuw worden ingericht en intensief gebruikt<br />

worden voor bewoning, bedrijvigheid en sport. Iets minder dan de helft van het grondoppervlak<br />

wordt voor woningbouw gebruikt, zoals blijkt uit onderstaande tabel.<br />

Tabel 3.1 Te ontwikkelen grondoppervlak per bebouwingstype<br />

Functie Oppervlakte grond in m 2<br />

Wonen 63.500 (600 woningen)<br />

Winkels 10.000<br />

Stadsdeelkantoor 12.500<br />

Sport en leisure 11.500<br />

Kantoren en bedrijven 13.500<br />

Culturele bedrijvigheid 18.000<br />

Voorzieningen 11.500<br />

Horeca 1.500<br />

Totaal 142.000<br />

Daarnaast (of beter gezegd daaronder) wordt 24.000 m 3 parkeerruimte aangelegd.<br />

3.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

3.2.1 Nul- en projectalternatief<br />

In het nulalternatief vindt er geen sanering plaats en blijft het huidige gebruik bestaan. Het gevaar<br />

dreigt dat op den duur de vervuiling van de grond via grondwater in het lager gelegen<br />

9 Dit betreft woningen die zich niet op de begane grond bevinden.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE POLDERWEGGEBIED 9<br />

Watergraafsmeer terechtkomt. In het projectalternatief wordt het gebied gesaneerd. Licht<br />

verontreinigde grond wordt in het plangebied hergebruikt. Grondsanering en hergebruik worden<br />

zodanig afgestemd op de ruimtelijke en functionele inrichting dat risico’s (en perceptie daarvan)<br />

worden uitgesloten. Met de ontgravingen en bijbehorende bemalingen wordt ook veel van het<br />

verontreinigde ondiepe grondwater verwijderd. Waar nodig wordt met behulp van drains ernstig<br />

verontreinigd ondiep grondwater van buiten de locatie teruggehaald. Tevens wordt het<br />

grondwater op grotere diepte gesaneerd. Na maximaal 30 jaar moet een stabiele eindsituatie zijn<br />

bereikt waarbij de verontreiniging zich niet verder verspreid. De methode die hiervoor gebruikt<br />

wordt kan mogelijk de houten funderingen in de omgeving aantasten.<br />

Doel van de sanering is het bereiken van een stabiele eindsituatie binnen 30 jaar. Deze<br />

doelstelling houdt in:<br />

- gezondheidsrisico’s voor toekomstige bewoners en gebruikers voorkomen;<br />

- voorkomen verdere verspreiding van de verontreinigingen;<br />

- zoveel mogelijk beperken van actieve nazorg.<br />

Wanneer deze doelen na 30 jaar niet zijn behaald volgen aanvullende maatregelen.<br />

De sanering is in 2004 gestart en zou volgens onderstaande planning in 2006 afgerond moeten<br />

worden.<br />

Tabel 3.2 Fasering van de sanering en de ontwikkeling van het gebied<br />

September 2004 Start sanering cluster 1<br />

Mei 2005 Start bouw stadsdeelkantoor / brede school<br />

September 2005 Afronding sanering cluster 1<br />

September 2005 Start sanering cluster 2<br />

Oktober 2005 Start bouw ondergrondse parkeergarage<br />

September 2006 Afronding sanering cluster 2<br />

Oktober 2006 Start voorbereiding bouw winkelcentrum, start bouw sporthal<br />

Oktober 2007 Start bouw huis van de dans<br />

Eind 2007 Oplevering sporthal<br />

Begin 2008 Start verkoop en verhuur woningen<br />

Medio 2008 Oplevering stadsdeelkantoor<br />

Eind 2008 Oplevering Muziekmakerscentrum<br />

Begin 2010 Oplevering eerste woningen, winkelcentrum en Huis voor de Dans<br />

Eind 2010 Oplevering gehele Polderweggebied<br />

Bron: Stadsdeel Oost Watergraafsmeer<br />

Inmiddels zijn echter vertragingen ontstaan door gebleken afwijkende verontreinigingsituaties,<br />

problemen met de toezichthoudende overheid en hinder (stank- en geluidsoverlast) voor<br />

omwonenden. Deze vertragingen vallen voornamelijk in de delen ‘sanering cluster 2’ en ‘bouw<br />

parkeergarage’. Om de planning op orde te maken zal de investeerder kosten moeten maken<br />

voor: extra overleg met toezichthouder, extra communicatie met de omgeving en soms extra hard<br />

doorgraven om de opgelopen achterstand in te halen. Vooralsnog wordt er daarom vanuit gegaan<br />

dat de planning zoals weergegeven in tabel Tabel 3.2 niet hoeft te worden bijgesteld.<br />

Herontwikkeling is zonder sanering niet mogelijk, maar ook het omgekeerde is het geval; sanering<br />

is zonder herontwikkeling niet mogelijk. Dit heeft te maken met het feit dat de wederzijdse<br />

voordelen zeer groot zijn. Er moet bijvoorbeeld veel grond worden afgegraven, waardoor relatief<br />

eenvoudig parkeerkelders kunnen worden aangelegd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


10 HOOFDSTUK 3<br />

3.2.2 Effecten<br />

Externe effecten<br />

- Verspreidingsrisico via grondwater. Het verspreidingsrisico van de verontreinigingen<br />

wordt weggenomen, waarmee wordt voorkomen dat omwonenden in de toekomst<br />

worden blootgesteld aan verontreiniging. Het grondwater wordt niet economisch benut;<br />

verwacht wordt dat hieraan in de toekomst geen grote waarde kan worden toegekend.<br />

De gehalten aan verontreinigde stoffen in bodem en freatisch grondwater overschrijden de MTR<br />

(net) niet. Bij normaal gebruik treden er in de nulsituatie dan ook geen actuele gezondheidsrisico’s<br />

op.<br />

Directe effecten<br />

- Grondopbrengst. Grond ten behoeve van bebouwing is een uiterst schaars product in<br />

binnenstedelijk gebied. De creatie van grond waarop (intensiever) gebouwd mag worden<br />

levert een schaarstewinst op die voor een deel aan de eigenaar toevalt. Op de<br />

woningmarkt heerst eveneens schaarste. De productie van extra woningen zal ook op<br />

deze markt tot schaarste winsten leiden die deels bij de exploitant en deels bij de nieuwe<br />

woningbezitter(s) terechtkomt. hiervoor maken we gebruik van de aanpak zoals tijdens<br />

het IBO verstedelijking ontwikkeld.<br />

We onderscheiden effecten op beide markten (grond- en woningmarkt). Voor de<br />

woningmarkt zoeken we naar het verschil in grondopbrengst en grondproductiekosten<br />

(exclusief saneringskosten). Dit verschil levert een baat die (deels) kan worden<br />

toegeschreven aan de sanering van het gebied. De grondexploitatieberekening van het<br />

Amsterdamse grondbedrijf geeft duidelijkheid over de grondopbrengst en de<br />

grondproductiekosten. Hieruit blijkt dat de grondopbrengst circa 100 miljoen euro<br />

bedraagt.<br />

- Woningwaarde (exclusief grondwaarde, inclusief schaarstewinst / consumentensurplus<br />

eerste eigenaar van woningen). Voor de woningmarkt geldt dat eerste eigenaren van<br />

nieuwbouwprojecten vaak een schaarste winst ontvangen. Die winst wordt verklaard<br />

door de regulering van prijzen en van vragers waardoor er vaak een selectie proces van<br />

vragers buiten de markt om ontstaat. Hierdoor ontstaat een versterkt<br />

consumentensurplus. Een tweede verklaring is een zekere mate van overlast die de eerste<br />

eigenaar zich moet laten welgevallen in termen van een buurt die nog niet ontwikkeld is,<br />

ongemakken van de lopende bouwactiviteiten etc.<br />

Deze effecten komen vaak tot uitdrukking bij de verkoop aan een 2 e eigenaar, die<br />

overigens ook weer een zeker consumenten surplus heeft, maar nu op een vrije markt.<br />

Uit eerder onderzoek van Ecorys bleek dat de woningprijs circa 5% hoger ligt dan de<br />

VON-prijs in hetzelfde jaar. Vooralsnog houden we deze 5% aan als indicatie voor het<br />

Consumenten surplus / schaarstewinst van de eigenaar. De gemiddelde VON-prijs van<br />

de 600 nieuw te bouwen woningen wordt ingeschat op 300.000 euro. De gemiddelde<br />

waarde van de woningen bij verkoop dus al 5% hoger op 315.000 euro. De grondwaarde<br />

wordt hier nog vanaf getrokken om geen dubbeltelling te krijgen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE POLDERWEGGEBIED 11<br />

- Nabijheid voorzieningen/bedrijven (consumentensurplus als gevolg van een kortere<br />

reistijd). Het Polderweggebied krijgt naast een woonfunctie ook een aantal andere<br />

functies (zie tabel Tabel 3.1), De consument ondervindt een baat van het feit dat<br />

winkels, bedrijven, horecagelegenheden et cetera zich in de buurt bevinden. Hij hoeft<br />

immers minder ver te reizen om deze plekken te bereiken. De hoogte van de baat kan<br />

worden bepaald aan de hand van de reiskostenmethode. Dit houdt in dat de baat gelijk<br />

wordt gesteld aan de vermeden reiskosten. Aangenomen wordt dat alleen voor de<br />

mensen die in het Polderweggebied een nieuwe woning kopen, de nieuwe winkels<br />

dichterbij liggen dan het dichtstbijzijnde alternatief. Tevens wordt aangenomen dat elke<br />

week één persoon per huishouden het winkelgebied in de Polderweg bezoekt. De<br />

tijdswinst bedraagt naar schatting 3 minuten. Een uur niet-werkgerelateerde reistijd<br />

bedraagt circa 5 euro per uur. 10<br />

Mensen die in het nieuw te ontwikkelen gebied gaan wonen en mensen uit de omgeving<br />

ondervinden ook een baat in de vorm van een verkorte woon/werk-reistijd. Ingeschat<br />

wordt dat het hierbij om circa 500 personen gaat die elke werkdag 15 minuten minder<br />

lang onderweg zijn. De woon/werk-reistijd bedraagt ongeveer 7,5 euro per uur. 11<br />

- Waarde parkeergarage. De parkeergarage is bedoeld voor zowel bewoners als voor<br />

bezoek en winkelend publiek. Zover de parkeergarage verbonden is met de ontwikkeling<br />

van het vastgoed op deze locatie kan een eventueel rendement meegenomen worden als<br />

een welvaartswinst. Zover de parkeergarage bedoeld is voor andere activiteiten buiten<br />

het gebied zou een rendement niet aan het gebied laat staan aan de sanering mogen<br />

worden toegerekend. Cijfers voor rendement van de parkeergarage ontbreken.<br />

De marktprijs voor een parkeerplaats in een ondergrondse garage in het betreffende<br />

gebied bedraagt circa 40.000 euro (prijspeil 2006). Er wordt uitgegaan van 981 overdekte<br />

parkeerplaatsen, welke in dubbellaagse en halfverdiepte parkeergarages gerealiseerd<br />

zullen worden. 12<br />

- Efficiencyvoordeel gelijktijdige ontwikkeling en sanering. De ontgraving voor<br />

parkeergarage valt deels samen met de ontgraving van de vervuilde grond. Deze en<br />

mogelijk andere efficiency voordelen die ontstaan door gelijktijdig bouw en sanering uit<br />

te voeren vormen een welvaartswinst veroorzaakt door de sanering. In totaal wordt<br />

100.000 m 3 grond ontgraven. De parkeergarage krijgt een volume van 24.000 m 3. Het<br />

totale voordeel bedraagt hierdoor in theorie 24% van de graafkosten (gekapitaliseerd<br />

circa 7 miljoen euro). Echter, in de praktijk zal waarschijnlijk sprake zijn van enige<br />

inefficiency bij het afstemmen van de saneringsoperatie op de aanleg van de<br />

parkeergarage. Daarom wordt aangenomen dat circa 50% van het efficiencyvoordeel in<br />

de praktijk daadwerkelijk behaald zal worden.<br />

10 HCG (1998). Value of Dutch Travel Time Savings in 1997 – Final report.<br />

11 HCG (1998). Value of Dutch Travel Time Savings in 1997 – Final report.<br />

12 BGSV Bureau voor Stedebouw (2006). Polderweggebied Concept inrichtingsplan voor de openbare<br />

ruimte.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


12 HOOFDSTUK 3<br />

- Vermeden kosten van beheer. Zonder sanering bedragen de kosten van beheer<br />

(registratie en administratief beheer en monitoring) 15.000 à 30.000 euro per jaar voor de<br />

komende tien jaar.<br />

Indirecte effecten<br />

- Uitstralingseffect op directe omgeving/ waardetoeneming woningen in omgeving: De<br />

ontwikkeling van het Polderweggebied zal naar verwachting een positieve invloed<br />

hebben op de naaste omgeving. Het Polderweggebied zelf is omsloten door ringvaart en<br />

spoor. Binnen het gebied staat nog een beperkte hoeveelheid oudere woningen (circa<br />

150) die positief beïnvloed worden door ontwikkeling van het gebied. Uitkijkend op het<br />

gebied zijn woningen tegenover de ringvaart en langs de Lineausstraat (eveneens circa<br />

150) wiens uitzicht en mogelijkheden wordt verbeterd. Uit eerdere onderzoeken volgt<br />

een percentage van circa 0-7% in waarde toeneming van deze woningen. De gemiddelde<br />

waarde van de 300 woningen in het beïnvloedingsgebied bedraagt naar schatting 250.000<br />

euro.<br />

Kosten<br />

- Grondproductiekosten (exclusief sanering). Uit de grondexploitatieberekening van het<br />

Amsterdamse grondbedrijf blijkt dat de grondproductiekosten circa 105 miljoen euro<br />

bedragen.<br />

- Verkoopprijs woningen (exclusief grondproductie). Bij verkoop aan de eerste eigenaar<br />

hebben de woningen een waarde van gemiddeld 300.000 euro. Hierop worden de<br />

grondproductiekosten in mindering gebracht om dubbeltelling te voorkomen.<br />

- Bouwkosten parkeergarage. De bouwkosten van een parkeerplaats in een ondergrondse<br />

garage (met maximaal twee verdiepingen) bedragen circa 30.000 euro (prijspeil 2006).<br />

- Kosten van sanering. De saneringskosten werden aanvankelijk geraamd op 40 miljoen<br />

euro, maar zijn inmiddels door een aantal tegenvallers (meer ontgraving, stilleggingen<br />

door emissies, regelgeving, verzekeringen en een moeizame aansluiting met de<br />

herontwikkeling) gestegen tot 55 miljoen (prijspeil 2003). Hierin opgenomen zijn de<br />

kosten van nazorg. Nazorg bestaat uit het veiligstellen en voortzetten van registratie en<br />

administratief beheer, de monitoring en het uitvoeren van zo nodig aanvullende<br />

saneringsmaatregelen. De nazorg vindt plaats tot een periode van 30 jaar na saneren. De<br />

gemeente Amsterdam en het Rijk dragen ieder 50% van de saneringskosten. Indien de<br />

saneringsdoelstellingen na 30 jaar niet zijn behaald, volgen aanvullende<br />

saneringsmaatregelen. 13<br />

- Verlies opbrengst bestaand onroerend goed. Zonder sanering zou de bestaande<br />

bebouwing – voornamelijk bedrijfsruimte en sportaccommodaties – zijn gehandhaafd.<br />

Door deze bebouwing te slopen, kunnen hier geen activiteiten meer plaatsvinden.<br />

Ingeschat wordt dat circa 3.000 m 2 bedrijfsruimte is gesloopt. De waarde hiervan<br />

bedraagt circa 100 euro per m 2 per jaar.<br />

13 Tijdens de sanering worden eventueel vrijgekomen schadelijke stoffen op zowel de locatie als in de<br />

omgeving gemeten en getoetst aan signaalwaarden die zijn opgesteld door de GG&GD. De schadelijke<br />

stoffen hebben de omliggende bebouwing waarschijnlijk niet bereikt. Mogelijk is er op enig moment wel<br />

sprake geweest van risico voor werknemers op de saneringslocatie. Dit betekent dat er extra<br />

beschermingsmiddelen nodig ware en het werk mogelijk af en toe is stilgelegd. Dit heeft geleid tot hogere<br />

kosten, welke al in de saneringskosten zijn opgenomen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE POLDERWEGGEBIED 13<br />

- Stank- en geluidsoverlast omwonenden. De sanering heeft geleid tot stank- en<br />

geluidsoverlast in aangrenzende gebieden. Hoeveel overlast er precies is geweest is niet<br />

bekend.<br />

- Effecten vervoer grond. De door ontgraving te verwijderen verontreinigingkernen<br />

beslaan meer dan 100.000 m 3 grond. De vervuilde grond zal afgevoerd moeten worden<br />

met vrachtwagens. Deze vrachtwagens stoten schadelijke stoffen uit. De kosten hiervan<br />

zullen als extern effect meegenomen moeten worden.<br />

Teneinde de saneringskosten in perspectief te plaatsen zullen in onderstaande tabel de<br />

opbrengsten van het gehele project ingeschat (bij gebrek aan betere cijfers van het projectbureau<br />

Bodem). Hierbij is er vanuit gegaan dat de opbrengst per m 2 woonoppervlak gelijk is aan de<br />

opbrengst van een m 2 voor andersoortige functies.<br />

Tabel 3.3 Inschatting totale opbrengst van het project<br />

Functie Oppervlakte (m 2 ) Opbrengst (mln euro’s)<br />

Wonen 63.500 142<br />

Parkeergarage 31<br />

Winkels 10.000 22<br />

Stadsdeelkantoor 12.500 28<br />

Sport en leisure 11.500 26<br />

Kantoren en bedrijven 13.500 30<br />

Culturele bedrijvigheid 18.000 40<br />

Voorzieningen 11.500 26<br />

Horeca 1.500 3<br />

Totaal 142.000 349<br />

3.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

De KBA geeft een beeld van alle kosten en baten tezamen. In onderstaande tabel worden kosten<br />

en baten verdeeld over een aantal belangrijke actoren namelijk: het Rijk, de gemeente,<br />

particulieren (bewoners en burgers algemeen) en bedrijven.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


14 HOOFDSTUK 3<br />

Tabel 3.4 Kosten en baten uitgesplitst naar actoren, miljoenen euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren Bedrijven<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Verspreidingsrisico nihil nihil<br />

Directe effecten<br />

Grondopbrengst 100 50 50<br />

Woningwaarde (excl. grondwaarde) 70 7,1 63<br />

Nabijheid winkels 0,2 0,2<br />

Nabijheid bedrijven en kantoren 4,6 4,6<br />

Waarde parkeergarage 31 31<br />

Efficiency voordeel 0,8 0,4 0,4<br />

Vermeden kosten van beheer 0,3 0,3<br />

Indirecte effecten<br />

Uitstraling naar omliggende woningen 0 à 2 0 à 2<br />

Subtotaal 207 à 209 0 51 43 à 45 113<br />

Kosten<br />

Grondproductie (excl. sanering) -105 -53 -53<br />

Kosten woningen (excl. grondproductie) -63 -63<br />

Kosten parkeergarage -23 -23<br />

Sanering -51 -26 -26<br />

Lagere opbrengst onroerend goed -7 -7<br />

Stank- en geluidsoverlast -PM -PM<br />

Effecten vervoer grond -0,1 -0,1<br />

Subtotaal -250 -26 -78 -23 -123<br />

-PM -PM<br />

Saldo -43 à -41 -26 -27 20 à 22 -10<br />

-PM -PM<br />

3.4 Conclusies en gevoeligheidsanalyse<br />

Uit Tabel 3.4 blijkt dat de totale kosten aanzienlijk hoger zijn dan de totale baten. De Pro<br />

Memorie posten geluid en stank overlast (tijdens de sanering) versterken de negatieve uitkomst.<br />

Het totale verlies (circa 40 miljoen) respectievelijk de saneringskosten (ruim 50 miljoen) zijn<br />

beiden aanzienlijk maar vormen minder dan 15% van de omvang van het totale project (zie Tabel<br />

3.3) 14. Het verlies komt voor rekening van het Rijk en de gemeente Amsterdam. De toekomstige<br />

gebruikers van het gebied hebben profijt van het project vanwege het consumenten surplus van<br />

de woning en parkeergarage. Daar tegenover staat een beperkt negatief effect (PM post) voor<br />

omwonenden vanwege de tijdelijke overlast.<br />

14 De baten bevatten een aantal saldo posten m.b.t. winkels en andere voorzieningen. Het totaal aan kosten<br />

en baten is daardoor groter. Het gehele project levert de exploitant bijna 350 miljoen Euro op.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE POLDERWEGGEBIED 15<br />

Uit cijfers van het grondbedrijf blijkt dat de grondkosten 5 miljoen hoger uitpakken dan de<br />

opbrengsten. In het IBO Verstedelijking is onderzoek gedaan naar de gemiddelde grondkosten<br />

en -opbrengsten met betrekking tot woningbouwlocaties in verschillende regio’s, waaronder de<br />

Amsterdamse regio. Wanneer deze zouden zijn gebruikt en zou worden aangenomen dat voor<br />

andere functies dan woningbouw de kosten en opbrengsten per m 2 gelijk zijn als voor<br />

woningbouw dan komen de opbrengsten uit op 87 miljoen euro en de kosten op 77 miljoen euro.<br />

Aangezien deze waarden zijn gebaseerd op gemiddelde prijzen voor de regio, is het niet<br />

verwonderlijk dat de kosten en opbrengsten in Tabel 3.4 – welke betrekking hebben op de stad<br />

Amsterdam – hoger liggen. Het is wel opmerkelijk dat – uitgaande van het IBO Verstedelijking –<br />

de opbrengsten niet lager, maar circa 10 miljoen euro hoger uitvallen dan de kosten. Dit bedrag is<br />

echter te klein om het negatieve financiële saldo te beïnvloeden.<br />

Het voordeel van de parkeergarages zou volgens makelaars mogelijk nul of licht negatief kunnen<br />

zijn. Dit laat echter de conclusies overeind dat het totale project negatief is en rijk en gemeente<br />

het verlies bekostigen.<br />

De conclusies zijn ongevoelig voor de gekozen disconteringsvoet. Dit heeft te maken met de<br />

afwezigheid van effecten die pas ver in de toekomst hun beslag krijgen of waarvoor geldt dat<br />

deze gedurende langere tijd plaatsvinden.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 17<br />

4 Case Volgermeerpolder<br />

4.1 Casebeschrijving<br />

De Volgermeerpolder ligt in het uiterste Noorden van Amsterdam-Noord tegen de grens van de<br />

gemeente Waterland, ten zuiden van Broek in Waterland. De polder heeft een omvang van circa<br />

100 hectare. Het naastgelegen Burkmeer is 50 hectare groot.<br />

De polder werd tussen 1927 en 1981 gebruikt als stortplaats. In de jaren 60 en 70 werd op illegale<br />

wijze chemisch afval gestort. Het is niet precies bekend hoeveel chemisch afval zich in de polder<br />

bevindt, maar het aantal vaten afval bedraagt minimaal 10.000. In 1981 is een gedeeltelijke<br />

sanering uitgevoerd, waarbij 1.100 vaten die uit de boden staken zijn verwijderd. Er zijn 240<br />

vaten bekeken, 112 bevatten polychloorbenzeen (dichloorbenzeen – hexachloorbenzeen), 27<br />

vaten HCH-isomeren. Naar schatting is er ook 0,5 – 1 kg dioxine aanwezig. Andere gevonden<br />

componenten zijn: tetradifon, tetrachloordibenzofuranen, trichloorfenoxyazijnzuur,<br />

trichloorfenol in gehalten oplopend tot tientallen gram per kg.<br />

De grond bevat afhankelijk van de component, herkomst en stortwijze sterk heterogene (in en<br />

om de vaten) tot meer homogene (onder andere chloorbenzeen, hexachloorcyclohexaan,<br />

dioxinen, PAK, vluchtige aromatische koolwaterstoffen, lood, zink, nikkel, koper, cadmium)<br />

verontreinigingen. De verontreinigingen komen in het gehele gebied voor, circa 100 hectare bij 2<br />

à 4 meter.<br />

In het grondwater zijn vooral hoge concentraties benzeen (maximaal 3.000 microgram per liter)<br />

en monochloorbenzeen (maximaal 200ug/l) aangetroffen. De concentraties bestrijdingsmiddelen<br />

en zware metalen zijn over het algemeen laag. Met toenemende diepte nemen de concentraties<br />

bovendien snel af. Het grondwater buiten de locatie is nog niet in belangrijke mate beïnvloed<br />

door verontreiniging afkomstig uit de polder. Natuurlijke afbraak en vastlegging beperken de<br />

verspreiding in belangrijke mate. Het kan echter niet worden uitgesloten dat op een termijn van<br />

honderden jaren uittreding naar omliggende polders plaatsvindt.<br />

In het oppervlaktewater zijn bestrijdingsmiddelen en afgeleide producten gevonden. Dit is<br />

mogelijk het gevolg van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de omgeving. Sedimentmonsters<br />

bevatten verhoogde gehalten metalen en dioxine. Organische verontreinigingen worden<br />

aangetroffen met maxima rond de tussenwaarde en interventiewaarde.<br />

Na beëindiging van de stortactiviteiten is het terrein afgesloten voor publiek en heeft zich<br />

ontwikkeld als ‘natuurterrein’, woonboten en vee werden verplaatst. De vederijgracht werd<br />

gebaggerd omdat de waterbodem sterk was verontreinigd. Ook is er een dam aangelegd om een<br />

scheiding aan te brengen tussen de sloten in de polder en in de omgeving. Het Burkmeer had een<br />

agrarische functie.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


18 HOOFDSTUK 4<br />

4.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

In het nulalternatief vindt er geen sanering plaats en blijft de polder afgesloten voor het publiek.<br />

Er is sprake van een verspreidingsrisico van vooral benzeen en in tweede instantie<br />

monochloorbenzeen. Verspreiding leidt tot geleidelijke aantasting van de bodem en het<br />

grondwater. De verspreiding gaat heel traag, mede doordat afbraakprocessen het transport en de<br />

transportsnelheid tegengaan.<br />

In het projectalternatief wordt het gebied ‘ingepakt’ 15 en een monitoringsysteem opgezet. Het<br />

gebied wordt ontwikkeld tot natuurgebied met recreatieve ontsluiting. Het gebied krijgt naar<br />

verwachting geen verdere functies. Na verloop van tijd zal de bovenafdichting vervangen moeten<br />

worden (50 – 100 jaar). In de omgeving (Broek in Waterland) is een beperkte uitbreiding van de<br />

woningvoorraad voorzien. De polder ligt in de Ecologische Hoofdstructuur. Gecombineerd met<br />

natuurontwikkeling wordt het gebied ontsloten voor extensieve recreatie door aanleg van fiets- en<br />

wandelpaden. De polder en het naastgelegen Burkmeer zullen na sanering onderdeel vormen van<br />

het natuur- en recreatiegebied. De sanering is in november 2005 gestart en duurt volgens<br />

planning 5 jaar. In onderstaande tabel is de fasering weergegeven van de sanering en de<br />

ontwikkeling van het recreatiegebied.<br />

Tabel 4.1 Fasering<br />

Voorbereiding 2005<br />

Fase 1: bovenafdichting, controlezone 2007-2010<br />

Fase 2: Interceptie 2007-2010<br />

Fase 3: Nazorg: beheer bovenafdichting en controlezone Eeuwigdurend<br />

Fase 4: Nazorg: vervangen bovenafdichting Elke 50 à 100 jaar<br />

Ontwikkeling recreatiegebied 2010-2014 (inschatting)<br />

Externe effecten<br />

Er zijn weinig onderzoeksgegevens bekend ten aanzien van risico’s voor mens en dier. Een<br />

beperkt aantal onderzoeken heeft weliswaar gegevens opgeleverd, maar deze zijn niet<br />

representatief voor het gehele gebied. Waarschijnlijk hebben het regionale bestuur en het<br />

bevoegd gezag zich van begin af aan gerealiseerd dat sanering onder vigerende normen en<br />

wettelijke kaders onvermijdelijk was, waardoor kwantitatief onderbouwd onderzoek niet is<br />

uitgevoerd.<br />

- Vermeden effecten van de blootstelling aan vervuiling. Acute of chronische<br />

gezondheidseffecten zijn niet bekend. Relevante blootstelling bij betreding, spelende<br />

kinderen et cetera is echter niet waarschijnlijk. Dit betekent ook dat het optreden van een<br />

actueel gezondheidsrisico onwaarschijnlijk is.<br />

15 Het verplaatsen van het materiaal is ondoelmatig, kostbaar en milieuhygiënisch bezwaarlijker dan ter<br />

plaatse isoleren.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE VOLGERMEERPOLDER 19<br />

Volgermeerpolder<br />

Grond<br />

- PAK-totaal ?<br />

- Minerale olie ?<br />

Grondwater<br />

- BTEX >10 x<br />

- Naftaleen >10x<br />

- Vermeden schade aan het ecosysteem. Via TRIADE-onderzoek is aannemelijk gemaakt,<br />

dat in grondmonsters sterke ecologische effecten aantoonbaar zijn. De effecten worden<br />

toegeschreven aan de aanwezigheid van organische stoffen en zware metalen. Het is<br />

bekend dat zware metalen bij stortplaatsen in het algemeen een belangrijk aandeel hebben<br />

in de ecologische effecten. Beleidsmatig worden ecologische risico’s in het<br />

bodemecosysteem alleen tot een diepte van 1,5 meter relevant geacht. De risico’s in de<br />

Volgermeer zijn waarschijnlijk aanwezig in het hele stortlichaam van vele meters dikte.<br />

Bodemorganismen zijn blootgesteld aan de verschillende componenten. Predaterende en<br />

grazende dieren hebben verontreiniging meegekregen met de grond, plantaardig of dierlijk<br />

voedsel. In welke mate is niet bekend. Mits de afdek- en leeflaag op lange termijn aan de<br />

eisen voldoen, kunnen volgens het RIVM ecologische effecten in de bovenste bodemlaag<br />

worden uitgesloten. Wanneer de zich op termijn toch onverwachte ecologische effecten<br />

voordoen, dan zullen hiertegen extra maatregelen moeten worden genomen. Daarnaast is<br />

er ook het risico van verspreiding. Deze worden weliswaar geminimaliseerd door<br />

monitoring en de eventuele verwijdering van verontreinigd grond- en oppervlaktewater,<br />

maar mocht er onverhoopt toch verspreiding plaatsvinden, dan brengt dit ecologische<br />

effecten in de omliggende polders met zich mee.<br />

Directe effecten<br />

- Welvaartswinst door intensievere benutting van de grond voor andere doeleinden:<br />

recreatie. Deze winst wordt gekwantificeerd door het geschatte aantal recreanten per jaar<br />

te vermenigvuldigen met de waarde die zij per persoon aan de recreatie in het gebied<br />

toekennen. Als bovengrens voor deze waarde hanteren wij 2 euro. Ter vergelijking, de<br />

ontwikkeling van nieuw recreatiegebied heeft een waarde van 10 à 20 euro per persoon.<br />

Het betreft hier echter gebieden waar men langere tijd verblijft; terwijl recreatie in de<br />

Volgermeerpolder waarschijnlijk van korte duur zal zijn. Er worden immers alleen<br />

doorgaande fiets- en wandelroutes gerealiseerd. Aangenomen is dat dagelijks 200 mensen<br />

gebruik maken van deze nieuwe routes.<br />

- Vergroten gebruiksintensiteit en belevingswaarde hele natuurgebied. De omliggende<br />

natuur wordt voor de recreant meer waard door de sanering. Dit effect kan<br />

gekwantificeerd worden door het totale aantal recreanten in het gebied te<br />

vermenigvuldigen met de mate waarin zij de omliggende natuur extra gaan waarderen.<br />

Aangenomen kan worden dat deze extra waardering ook maximaal 2 euro per persoon per<br />

jaar bedraagt. Het aantal recreanten in de directe omgeving wordt ingeschat op drie keer<br />

het aantal recreanten in de Volgermeerpolder, namelijk 600.<br />

- Versterking omliggende ecologische hoofdstructuur. De Volgermeerpolder is onderdeel<br />

van de ecologische verbindingszone tussen IJsselmeer- en Noordzeekust. Na sanering<br />

ontstaat een aaneengesloten natuurgebied. Deze aaneengeslotenheid maakt het gehele<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


20 HOOFDSTUK 4<br />

gebied waardevoller voor mens en dier. Het is bijvoorbeeld denkbaar, dat<br />

foerageergebieden van weidevogels een betere kwaliteit en grotere omvang krijgen en dat<br />

de gesaneerde polder extra schuil- en woonplaatsen biedt voor soorten die anders een<br />

marginaal bestaan leiden. De extra waarde voor de mens komt tot uitdrukking in<br />

recreatieve baten. De extra waarde die dieren aan de aaneengeslotenheid van het gebied<br />

ontlenen is moeilijk in te schatten.<br />

- Bijdrage aan het waterkwantiteitbeheer in Waterland (een gebied dat regelmatig last heeft<br />

van wateroverlast), door het Burkmeer als retentieplas/waterbuffer te laten fungeren. De<br />

baten hiervan zijn dat er minder alternatieve maatregelen worden genomen met betrekking<br />

tot watermanagement. De kosten van bemaling bedragen circa 0,002 euro per m 3. 16 Voor<br />

een meer met een omvang van 50 ha en een beperkte diepte betekent dit dat het vol- en<br />

leegpompen slechts enkele honderden euro’s per keer kost. In de praktijk zal het meer<br />

echter alleen als buffer dienen, wat betekent dat het meer niet volledig vol- of<br />

leeggepompt wordt, maar als overloop dient. De kosten hiervan zijn dan ook slechts een<br />

fractie van de honderden euro’s die het kost om het hele meer vol of leeg te pompen.<br />

Indirecte effecten<br />

- Uitstralingseffect op woongebieden in de omgeving. Het gaat hier echter om een zeer<br />

beperkt aantal woningen. Het effect wordt berekend door het aantal woningen dat in<br />

waarde stijgt te vermenigvuldigen met de waardestijging als gevolg van de sanering.<br />

Wederom wordt aangenomen dat huizen tot op 150 meter beïnvloed worden. Het gaat<br />

dan om circa 30 woningen en 4 (boeren)bedrijven. De gemiddelde prijzen van de<br />

woningen en bedrijven worden ingeschat op respectievelijk 400.000 en 1,5 miljoen euro.<br />

Kosten<br />

- Verlies aan agrarische waarde van het Burkmeer. De grondprijs van agrarische grond in<br />

het gebied vertegenwoordigt de (verdisconteerde) waarde van alle toekomstige<br />

opbrengsten van de grond.<br />

16 Boomsma, J. en M. Hensen, Milieueffectrapportage Addendum; Voorontwerp en milieueffectrapportage<br />

landinrichting voor de Horstermeerpolder. Royal Haskoning, Amsterdam, 2003.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE VOLGERMEERPOLDER 21<br />

Figuur 4.1 Ontwikkeling grondprijs naar landbouwgebied<br />

Bron: Ruimtelijk Planbureau (2005). De markt doorgrond. Een institutionele analyse van<br />

grondmarkten in Nederland. NAi Uitgevers, Rotterdam, p. 75.<br />

In Figuur 4.1 is de ontwikkeling van de grondprijs weergegeven voor verschillende delen<br />

van Nederland. Hieruit blijkt dat het gebied waar het in deze casus over gaat<br />

(IJsselmeerpolders) een hoge grondprijs kent van circa 47.500 euro per hectare.<br />

- Ontwikkeling van het recreatiegebied;<br />

- Sanering. De saneringskosten bestaan uit de kosten van:<br />

a. Voorbereiding;<br />

b. Fase 1: bovenafdichting, controlezone;<br />

c. Fase 2: Interceptie;<br />

d. Fase 3: Nazorg: beheer bovenafdichting en controlezone;<br />

e. Fase 4: Nazorg: vervangen bovenafdichting na 50 à 100 jaar.<br />

De beheerskosten in de nulsituatie verschillen nauwelijks van de kosten in de projectsituatie.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


22 HOOFDSTUK 4<br />

4.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

Tabel 4.2 Kosten en baten uitgesplitst naar actoren, miljoenen euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren Bedrijven<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Gezondheidsrisico nihil nihil<br />

Schade aan ecosysteem PM PM<br />

Directe effecten<br />

Waarde extra ruimte voor recreatie 3 3<br />

Extra waarde omliggend recreatiegebied 8 8<br />

Versterking ecologische hoofdstructuur PM PM<br />

Bijdrage aan het waterkwantiteitbeheer nihil nihil nihil<br />

Indirecte effecten<br />

Uitstraling naar omliggende woningen 0 à 0,5 0 à 0,5<br />

Subtotaal 10 à 11 0 0 10 à 11 0<br />

Kosten<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

+PM +PM<br />

Voorbereiding -4 -4 0<br />

Fase 1: Bovenafdichting, controlezone -73 -66 -7<br />

Fase 2: Interceptie -1 -1 0<br />

Fase 3: Beheer afdichting en controlezone -16 -14 -2<br />

Fase 4: Vervangen bovenafdichting -6 -5 -1<br />

Reservering risico's -7 -6 -1<br />

Ontwikkelingskosten recreatiegebied -7 -6 -1<br />

Verlies agrarische waarde Burkmeer -2 -2 0<br />

Subtotaal -116 -104 -12 0 0<br />

Totaal -105 -104 -12 10 à 11 0<br />

+PM +PM<br />

Noot: Kosten voor 90% gedragen door het Rijk en 10% door de gemeente Amsterdam. Prijspeil 2000<br />

4.4 Conclusies en gevoeligheidsanalyses<br />

Uit het bovenstaande KBA overzicht blijkt dat er nauwelijks gezondheidseffecten verwacht<br />

worden vanwege het gebrek aan blootstelling met en zonder saneren. Wel worden er ecologische<br />

effecten verwacht. Dit komt omdat er in de nulsituatie blootstelling van natuur aan vervuiling<br />

plaatsvindt. Hoe groot dit effect is, is echter niet bekend, laat staan wat de waarde hiervan is.<br />

Tegenover een ecologische verbetering staat een sterk negatief monetair saldo van kosten en<br />

baten. Het belangrijkste deel hiervan wordt door de saneringskosten gevormd.<br />

De omvang van het effect op de recreatie is niet nauwkeurig vast te stellen. Dit effect is<br />

afhankelijk van het aantal bezoekers en de waardering voor dit additionele stukje natuur. Het


CASE VOLGERMEERPOLDER 23<br />

door ons geschatte effect zou echter meer dan 10 maal zo groot moeten zijn om alsnog een<br />

positief monetair saldo te veroorzaken hetgeen niet waarschijnlijk is.<br />

De gebruikers van het te ontwikkelen recreatiegebied, alsmede de omwonenden hebben een<br />

netto-baat. De kosten komen volledig voor rekening van het Rijk en de gemeente.<br />

Wanneer voor een disconteringsvoet van 7% wordt gekozen, halveren de recreatiebaten.<br />

Tegelijkertijd halveren de beheerskosten. Het saldo zal hierdoor nauwelijks wijzigen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 25<br />

5 Case Benzineservicestation<br />

5.1 Casebeschrijving<br />

De case heeft betrekking op grondwaterverontreinigingen in stedelijk gebied, veroorzaakt door<br />

uitstromingen bij een benzinetankstation. De uitstromingen zijn afkomstig van ondergrondse<br />

tanks. Midden zestiger jaren wordt duidelijk dat één van de tanks circa 20.000 liter benzine heeft<br />

gelekt. Een poging de benzine uit de grond te pompen wordt afgebroken, lozing op het riool leidt<br />

tot stankoverlast in aangrenzende woningen. In 1985 is een aantal oude opslagtanks verwijderd,<br />

inclusief omliggende verontreinigde grond en met ‘een aanzet tot grondwatersanering’. De tanks<br />

voor smeerolie zijn in 1992 buiten gebruik gesteld en opgevuld met zand.<br />

De bovengrond bevat sintel- en puinmateriaal, met lichte verontreiniging metalen en PAK.<br />

Maatgevend zijn de verontreinigingen met minerale oliën en aromatische verbindingen daarin<br />

(BTEX). Deze komen op de gehele locatie voor, in gehalten boven de interventiewaarde, met<br />

hoge concentraties ter plaatse van de voormalige tanks. Tabel 5.1 geeft een indicatie van de<br />

aangetroffen gehalten, bovengrens.<br />

Tabel 5.1 Verontreinigingen in grond en grondwater (ug/l), bovengrens gehalten<br />

Bodemlaag Min. olie Benzeen Tolueen Ethylbenzeen<br />

grond (mg.kg)<br />

- deellocatie A 120 - 230 )<br />

Xyleen<br />

- deellocatie B 100 - 1400 ) 9 48 54 250<br />

- deellocatie C < 20 - 6900 )<br />

S-waarde 1000 0,2 26 10 5<br />

I-waarde 3900 0,8 101 39 20<br />

grondwater (ondiep, ug/l)<br />

- deellocatie A < 100 - 6.000 )<br />

- deellocatie B 3.000 - 94.000 ) 5.000 10.000 1.800 9.400<br />

- deellocatie C 2.300 - 4.430 )<br />

S-waarde 50 0,2 7 0,01 0,2<br />

I-waarde 600 30 1.000 150 70<br />

Bron: MNP<br />

De aromaten zijn ruimer verspreid dan de oliecomponenten. De verontreiniging bevindt zich<br />

relatief diep onder maaiveld, tussen de 1 à 3 meter. De verontreiniging komt voor tot 5 à 6 meter<br />

diepte. Het oppervlak van de verontreiniging bedraagt 800 à 1000 m 2. Beide andere<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


26 HOOFDSTUK 5<br />

verontreinigingen zijn met 600 à 800 m 2 kleiner. Rond de verontreinigingkernen is de top van het<br />

watervoerend pakket verontreinigd geraakt. Verspreiding van mobiele componenten volgt de<br />

grondwaterspiegel. De verspreiding van de verontreiniging sinds 1960 duidt op een<br />

frontverplaatsingsnelheid van 0,5 à 1 meter per jaar, over een breedte van 50 meter en 3 meter<br />

dikte; volumetoename 75 à 150 m 3 per jaar. Totaal bodemvolume waarin verontreinigd<br />

grondwater voorkomt bedraagt 6.000 m 3. Dit is in 45 jaar ontstaan, wat een volumetoename van<br />

140 m 3 per jaar inhoudt.<br />

De fasering van de sanering is in onderstaande tabel opgenomen.<br />

Tabel 5.2 Fasering van de sanering<br />

Grondsanering November 1999 – februari 2000<br />

Grondwatersanering deel 1 April 2000 – April 2003<br />

Aanvullende grondsanering September 2000 (enkele weken)<br />

Grondwatersanering deel 2 2003 – 2005<br />

Beheer Vanaf 2005 eeuwigdurend<br />

5.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

In de nulsituatie vindt geen sanering plaats. Evenals in de projectsituatie had in de nulsituatie<br />

bedrijfsbeëindiging en verkoop van het terrein plaatsgevonden. Zonder sanering zijn procedurele<br />

hinder (geen bouwvergunning), complicaties in proces en uitvoering (technisch, omwonenden,<br />

overheden) en risicoperceptie van investeerder en afnemer relevante aspecten.<br />

In het projectalternatief vindt sanering 17 en herontwikkeling plaats van het benzineservicestation<br />

en achtergelegen garage en autohandel. Deze bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De 1.400 m 2<br />

grond die hierdoor vrijkomt wordt gebruikt voor de bouw van 26 woningen met ondergelegen<br />

parkeerkelder. De eveneens op het perceel aanwezige villa en hoekpand worden gehandhaafd. De<br />

sanering vindt plaats in het kader van de SUBAT-regeling; deze stimuleert en subsidieert de<br />

sanering van benzinetankstations, vooral in samenhang met bedrijfsbeëindiging of verplaatsing.<br />

De vlek ter plaatse van het benzinestation wordt gesaneerd onder de SUBAT-regeling. Aan deze<br />

regeling dragen naast VROM ook de branche en de eigenaar/verkopende partij bij. De<br />

saneringen ter plaatse van waar de woningen gepland zijn, is betaald door de<br />

bouwer/ontwikkelaar. In onderhandeling over de verkoopprijs zal deze hebben onderhandeld<br />

met de verkopende eigenaar.<br />

Het sloop- en grondwerk dat ten behoeve van de locatieontwikkeling wordt uitgevoerd,<br />

vereenvoudigt het ontgraven van de verontreinigingkernen. De lichte verontreiniging met<br />

metalen en PAK in de opgebrachte grond/puinlaag heeft geen betekenis voor de<br />

saneringsaanpak.<br />

In doelstelling van de sanering was ‘geen restverontreiniging’, dit was om enkele redenen echter<br />

niet mogelijk. De monumentale bomen en karakteristieke panden op de locatie moesten<br />

17 De saneringsdoelstelling is het tot streefwaarden verwijderen van olie en aromaten.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE BENZINESERVICESTATION 27<br />

behouden blijven. Ook mag er om verzekeringstechnische redenen niet vlakbij funderingen<br />

ontgraven en geboord worden, vanwege de kans op zettingschade. Daarnaast gaf een nutsbedrijf<br />

geen toestemming om onder een leiding voor stadsverwarming te graven. De grond kan hierdoor<br />

niet overal ontgraven worden. Hierdoor is een meer actieve of passieve beheersing van de<br />

restverontreinigingen in het grondwater nodig.<br />

Er is restverontreiniging achter gebleven, met name onder de behouden panden. In beide panden<br />

is sprake van een potentieel humaan risico als gevolg van de aanwezige aromaten (uitdamping).<br />

Met de aanleg van gasremmende vloeren is dit risico weggenomen en bestaat er geen actueel<br />

risico. Ook na sanering blijft er wel een verspreidingsrisico bestaan. Gezien de omvang, gehalten<br />

en (theoretische) risico’s is voortzetting van sanering/beheersing volgens vigerend beleid gepast.<br />

Actieve sanering wordt niet langer kostenefficiënt geacht. Er wordt volstaan met beheersing,<br />

door monitoring van concentraties en verspreiding aan de randen van de resterende vlek. Ook<br />

wordt de kwaliteit van het bemalingwater gevolgd. Indien een bepaalde concentratiegrens wordt<br />

overschreden, volgen aanvullende saneringsmaatregelen.<br />

Externe effecten<br />

- Vermeden effecten aan blootstelling aan vervuiling. In onderstaand kader is aangegeven in<br />

hoeverre de MTR-norm voor BTEX wordt overschreden in grond en grondwater. Gezien<br />

de verharding van het maaiveld en het gebruik van de locatie vormt blootstelling via de<br />

grond geen actueel ernstig risico. De hoofdwaterleiding is van 200mm gietijzer; het<br />

materiaal van de huisaansluitingen is onbekend. De leidingen zijn overwegend gelegen<br />

boven de grondlagen waarin verontreiniging geconcentreerd is. Indien de<br />

huisaansluitingen van kunststof zijn in plaats van metaal kan de vervuiling op deze manier<br />

het drinkwater vervuilen.<br />

Benzineservicestation<br />

Grond<br />

BTEX 8x<br />

Grondwater<br />

BTEX 250x<br />

- Vermeden schade aan ecosysteem. Het is niet bekend in hoeverre de verontreiniging leidt<br />

tot ecologische effecten.<br />

Directe effecten<br />

- Grondopbrengst. Het verschil tussen grondopbrengst en grondproductiekosten (exclusief<br />

sanering) levert de baat die (deels) kan worden toegeschreven aan de sanering. Voor de<br />

berekening hiervan hebben we gebruik gemaakt van de resultaten van IBO verstedelijking.<br />

Hieruit blijkt dat de grondopbrengst per woning in de Utrechtse regio gemiddeld 57.500<br />

euro bedraagt. De grondproductiekosten komen bij de kosten aan de orde.<br />

- Woningwaarde (exclusief grondwaarde, inclusief schaarstewinst / consumentensurplus<br />

eerste eigenaar van woningen). Voor de woningmarkt geldt dat eerste eigenaren van<br />

nieuwbouwprojecten vaak een schaarstewinst ontvangen. Die winst wordt verklaard door<br />

de regulering van prijzen en van vragers waardoor er vaak een selectie proces van vragers<br />

buiten de markt om ontstaat. Hierdoor ontstaat een versterkt consumentensurplus. Een<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


28 HOOFDSTUK 5<br />

tweede verklaring is een zekere mate van overlast die de eerste eigenaar zich moet laten<br />

welgevallen in termen van een buurt die nog niet ontwikkeld is, ongemakken van de<br />

lopende bouwactiviteiten etc. Uit eerder onderzoek van Ecorys bleek dat de woningprijs<br />

circa 5% hoger ligt dan de VON-prijs in hetzelfde jaar. Vooralsnog houden we deze 5%<br />

aan als indicatie voor het Consumenten surplus / schaarstewinst van de eigenaar. De<br />

gemiddelde VON-prijs van de 26 nieuw te bouwen woningen wordt ingeschat op 350.000<br />

euro. De gemiddelde woningwaarde komt dan uit op 367.500 euro. De grondwaarde<br />

wordt hierop nog in mindering gebracht om geen dubbeltelling te krijgen.<br />

- Waarde parkeergarage. De parkeergarage is bedoeld voor de bewoners van de 26 nieuwe<br />

woningen. De marktwaarde en de bouwkosten van een ondergrondse parkeerplaats liggen<br />

in dezelfde orde grootte als in het Polderweggebied (zie paragraaf 3.2). Dat wil zeggen dat<br />

deze respectievelijk 30.000 en 40.000 euro bedragen.<br />

- Efficiency voordeel gelijktijdige ontwikkeling en sanering. De sloop van de<br />

bedrijfsgebouwen en het hiermee gepaard gaande grondwerk vereenvoudigt het ontgraven<br />

van de verontreinigingkernen. Daarnaast valt de ontgraving van de vervuilde grond<br />

mogelijk samen met die voor de parkeergarage. Hierbij is aangenomen dat het<br />

efficiencyvoordeel per parkeerplaats gelijk is aan het voordeel per parkeerplaats in het<br />

Polderweggebied.<br />

- Waardevermeerdering bestaande panden. De gehandhaafde villa en het hoekpand – waar<br />

de verontreiniging zich voornamelijk onder bevond – zijn door de sanering mogelijk met<br />

0-7% in waarde gestegen. Geraamde waarde van villa en hoekpand na sanering bedragen<br />

respectievelijk 3 en 1,5 miljoen euro. Vóór sanering hadden deze panden in het meest<br />

ongunstige geval dus een waarde van respectievelijk 2,8 en 1,4 miljoen euro. De<br />

waardevermeerdering van deze panden als gevolg van de sanering bedraagt in het meest<br />

gunstige geval dan ook ruim 300.000 euro.<br />

- Vermeden kosten van beheer. Zonder te saneren bedragen de beheerskosten 5.000 à<br />

10.000 euro per jaar.<br />

Indirecte effecten<br />

- Uitstralingseffect op directe omgeving / waardetoename woningen in omgeving. Langs de<br />

Biltstraat staan deels kapitale gebouwen, deels winkels en kantoren. In de zijstraten van de<br />

Biltstraat bevindt zich klein jaren ’20 laagbouw. De uitstraling hangt samen met de<br />

sanering, maar veel meer nog met de beëindiging van de bedrijfsactiviteit en upgrade van<br />

functioneel gebruik en ‘kwaliteit’ van locatie leefomgeving.<br />

Aangenomen wordt dat alleen de bebouwing die direct aan de ontwikkelingslocatie grenst<br />

wordt beïnvloed. Het gaat dan om circa 20 woningen. Hiervan bestaat circa 75% uit jaren<br />

20 laagbouw met een waarde van gemiddeld 200.000 euro. De overige 25% betreft<br />

kapitale gebouwen in de Biltstraat, welke een waarde vertegenwoordigen van 600.000 euro.<br />

De ontwikkeling van het gebied had ook plaats kunnen vinden zonder sanering.<br />

Kosten<br />

- Grondproductiekosten (exclusief sanering). De grondproductiekosten per woning<br />

bedragen volgens het IBO Verstedelijking in de regio Utrecht gemiddeld 59.000 euro.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE BENZINESERVICESTATION 29<br />

- Verkoopprijs woningen (exclusief grondproductiekosten). Bij verkoop aan de eerste<br />

eigenaar hebben de woningen een waarde van circa 350.000 euro. Hierop worden de<br />

grondproductiekosten in mindering gebracht om dubbeltelling te voorkomen.<br />

- Bouwkosten parkeergarage. De bouwkosten van een parkeerplaats in een ondergrondse<br />

garage (met maximaal twee verdiepingen) bedragen zoals eerder opgemerkt circa 30.000<br />

euro (prijspeil 2006).<br />

- Sanering. De kosten van de sanering bedragen in totaal 600.000 à 700.000 euro<br />

(gekapitaliseerd, excl. BTW).<br />

- Nazorg: beheerskosten. De concentraties restverontreiniging worden gemonitord door<br />

middel van een zestal peilbuizen aan de randen van de resterende vlek. Ook wordt de<br />

kwaliteit van het afgevoerde bemalingwater gevolgd. De beheerskosten bedragen 2.000 à<br />

5.000 euro per jaar, afnemend bij stabilisatie en optimalisatie. De kans op aanvullende<br />

saneringsmaatregelen is nihil.<br />

- Lagere huur- en rente-inkomsten. Door de grond te saneren, gaat er een langere tijd<br />

voorbij tussen het moment van sloop en oplevering nieuwbouw. Hierdoor worden huur-<br />

en rente-inkomsten misgelopen voor een periode die overeen komt met de<br />

saneringsperiode.<br />

- Effecten vervoer grond. De vervuilde grond zal afgevoerd moeten worden met<br />

vrachtwagens. Deze vrachtwagens stoten schadelijke stoffen uit. De kosten hiervan zullen<br />

als extern effect meegenomen moeten worden. Er is 1.667 m 3 grond afgevoerd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


30 HOOFDSTUK 5<br />

5.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

Tabel 5.3 Kosten en baten uitgesplitst naar actoren, miljoenen euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren Bedrijven<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Gezondheidsrisico PM PM<br />

Schade aan ecosysteem PM PM<br />

Directe effecten<br />

Grondopbrengst 1,5 0,7 0,7<br />

Woningwaarde (excl. grondwaarde) 8,1 0,5 7,6<br />

Waarde parkeergarage 1,0 1,0<br />

Efficiency voordeel 0,0 PM PM<br />

Waardevermeerdering bestaande panden 0 à 0,3 0 à 0,3<br />

Vermeden kosten van beheer 0 à 0,1 0 à 0,1<br />

Indirecte effecten<br />

Uitstraling naar omliggende woningen 0 à 0,2 0 à 0,2<br />

Subtotaal 10,7 à 11,2 0,0 0,8 1,5 à 2,0 8,3<br />

Kosten<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

+PM +PM +PM<br />

Grondproductie (excl. sanering) -1,5 -0,8 -0,8<br />

Kosten woningen (excl. grondproductie) -7,6 -7,6<br />

Kosten parkeergarage -0,8 -0,8<br />

Sanering -0,7 -0,7<br />

Nazorg: beheer -0,1 à 0,0 -0,1 à 0,0<br />

Effecten vervoer grond 0,0 0,0<br />

Subtotaal -10,7 à -10,6 -0,8 à -0,7 -0,8 -0,8 -8,3<br />

Saldo 0,0 à 0,6 -0,8 à -0,7 0 à 0,1 0,7 à 1,2 0,0<br />

+PM +PM +PM<br />

5.4 Conclusies en gevoeligheidsanalyse<br />

De gemonetariseerde baten van de sanering en herontwikkeling wegen (net) op tegen de kosten.<br />

Dit positieve effect komt voornamelijk door het consumenten surplus van de woningen.<br />

Daarbovenop komt een positief externe effect in de vorm van vermeden schade aan gezondheid<br />

en ecologie (+PM). Tezamen geeft dit een licht positieve KBA. Het Rijk wordt geconfronteerd<br />

met een netto-kost, terwijl de nieuwe bewoners van het gebied en de omwonenden er netto op<br />

vooruit gaan.<br />

De sanering had ook minder uitgebreid plaats kunnen vinden. Dan hadden er in de vorm van<br />

gasdichte vloeren en/of extra monitoring wel aanvullende maatregelen moeten worden genomen<br />

en was het saneringseffect kleiner geweest. Zowel de kosten als de baten zouden in dat geval<br />

lager zijn uitgevallen


CASE BENZINESERVICESTATION 31<br />

De resultaten zijn niet afhankelijk van de gehanteerde disconteringsvoet. Dit heeft wederom te<br />

maken met het feit dat er geen omvangrijke effecten zijn die (tot) ver in de toekomst zullen<br />

optreden.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 33<br />

6 Case Spoorlijninfrastructuur<br />

6.1 Casebeschrijving<br />

Het gebruik van railinfrastructuur, vanaf midden 19 e eeuw heeft geleid tot diffuse<br />

verontreinigingen onder en langs spoorlijnen, baanvakken en emplacementen. Deze zijn<br />

veroorzaakt door toepassing van smeermiddelen (wissels), uitstrooiing van assen, uitloging van<br />

bielzen, slijtage van rail, wielen en bovenleiding, gebruik van bestrijdingsmiddelen en uitstroming<br />

van toiletspoelingen.<br />

De strook met feitelijke railinfra is krachtens de Railverkeerswet afgebakend en planologisch<br />

beschermd tot 6 meter vanaf het hart van het spoor. Daarnaast geldt deze specifieke bestemming<br />

c.q. bescherming niet. Het bodemgebruik is daar heel divers. In verband met<br />

bodemverontreiniging zijn de relevante vormen van gebruik:<br />

- Stedelijke omgeving<br />

o braakliggend land of talud, extensief groen<br />

o volks- en/of moestuin<br />

o tuin, park, plantsoen<br />

o overig (niet beschouwd: (half)verharde weg, bebouwing, muren/schermen,<br />

oppervlaktewater)<br />

- landelijke omgeving<br />

o braakliggend land of talud<br />

o natuur / groen, extensieve recreatie<br />

o weiland, akkerland<br />

o volks- en/of moestuin<br />

o overig (niet beschouwd: (half)verharde weg, oppervlaktewater)<br />

Volkstuinen vormen uit oogpunt van risico een interessante categorie.<br />

Puntverontreinigingen door bedrijfsactiviteiten van NS of derden, bij onderhoudswerkplaatsen,<br />

gasfabricage, brandstofopslagen et cetera worden beschouwd in samenhang met de casus<br />

‘stationsomgeving’ in paragraaf 12. Spoorsloten, met name de sedimentlagen, zijn veelal<br />

verontreinigd, in uiteenlopende mate en door een veelheid van oorzaken. De bijdrage daaraan<br />

door regulier gebruik en onderhoud van spoor wordt gering geacht. Spoorsloten zijn in<br />

onderhavig verband niet beschouwd.<br />

De beschouwde diffuse verontreiniging onder en langs railinfra leidt niet tot<br />

grondwaterverontreinigingen van betekenis. Waar dit wel het geval blijkt te zijn, spelen andere<br />

oorzaken. Het oppervlaktewater en sediment zijn in dit verband niet beschouwd, aangezien de<br />

diffuse belasting door gebruik van railinfra niet als maatgevende bron van<br />

water(bodem)verontreiniging wordt aangemerkt. De verontreiniging leidt niet tot schade aan het<br />

ecosysteem.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


34 HOOFDSTUK 6<br />

Maatgevend voor risico is de bovengrens van de gehalten die onder en naast het spoor worden<br />

aangetroffen. Deze situatie doet zich (theoretisch) per maatgevende component voor in 0,25%<br />

van het areaal. Wanneer de maatgevende componenten altijd in combinatie met elkaar zouden<br />

voorkomen, dan zou dit betekenen dat het – niet aaneengesloten – gebied een omvang heeft van<br />

60 ha (10 à 12 kilometer baan). De maatgevende componenten vallen echter niet altijd samen,<br />

waardoor het totale vervuilde gebied tot maximaal 300 ha groot kan zijn. Gezien het geringe<br />

risico, wordt ervan uitgegaan dat een eventuele sanering beperkt blijft tot de eenvoudig<br />

toegankelijke delen, circa 50%. De overige 50% betreft moeilijker toegankelijk areaal onder of<br />

direct naast het spoor. 18 Het totale te saneren areaal heeft daardoor een omvang van 30 tot 300<br />

ha.<br />

Tijdens en na de sanering zal de vervuiling doorgaan. De mate hiervan is echter veel geringer dan<br />

vroeger. Na sanering zal de ‘nieuwe’ vervuiling verdwijnen door de gebruikelijke periodieke<br />

wassingen van het ballastbed (smalle strook) of verwaaien als fijn stof in een brede zone langs de<br />

spoorbaan.<br />

6.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

In het nulalternatief worden de baanvakken en emplacementen niet gesaneerd. Hoewel er geen<br />

gezondheidsrisico’s bestaan – doordat er nauwelijks activiteiten langs het spoor plaatsvinden<br />

waarbij mensen blootgesteld kunnen worden aan vervuiling – is met de NS (via SBNS) toch<br />

overeen gekomen dat de NS alle ernstige bodemverontreinigingen saneert.<br />

In het projectalternatief vindt sanering plaats indien hiertoe aanleiding is. Zoals hiervoor<br />

opgemerkt zal het te saneren gebied een oppervlakte hebben van 30 tot 300 ha. Het is moeilijk<br />

aan te geven hoeveel hectare jaarlijks gesaneerd zal worden aangezien pas wordt gesaneerd<br />

wanneer hier aanleiding toe bestaat (bijvoorbeeld bij dynamiek langs het spoor). Daarom wordt<br />

aangenomen dat de saneringsopgave over 10 jaar is afgerond en elk jaar evenveel hectare wordt<br />

gesaneerd. De sanering leidt doorgaans niet tot gewijzigde benutting, andersom kan een wijziging<br />

van de ruimtelijke en functionele inrichting wel leiden tot een saneringsopgave.<br />

Externe effecten<br />

- Verspreidingsrisico. Verspreidingsrisico via grondwater is niet van toepassing. Mogelijk<br />

bestaat er een verspreidingsrisico door verwaaiing van verontreinigd (fijn)stof. Dit effect<br />

wordt zeer klein ingeschat.<br />

Directe effecten<br />

Geen, sanering leidt in de regel niet tot een andersoortige of meer renderende benutting. Andere<br />

factoren dan de sanering houden ruimtelijke ontwikkelingen langs het spoor tegen.<br />

18 Sanering onder het spoor is ingewikkeld, onder andere doordat de treinenloop tijdens de sanering door<br />

moet blijven gaan. Direct naast het spoor saneren is ook complex vanwege de benodigde<br />

damwandconstructies en veiligheidsmaatregelen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE SPOORLIJNINFRASTRUCTUUR 35<br />

Indirecte effecten:<br />

Geen<br />

Kosten:<br />

- Sanering. Het vervangen van grond onder en naast het spoor en belendende<br />

infrastructurele elementen is gecompliceerd en kostbaar, grondsaneringen op grotere<br />

afstand van de directe spoorzone is relatief eenvoudig. De kosten van eenvoudige<br />

grondsanering, vervanging van 0,5 meter dikke grondlaag bedragen 20 tot 40 euro per m 2,<br />

afhankelijk van toegankelijkheid, transportkosten, afzet van vrijkomende grond 19 en de<br />

kwaliteit van aanvulgrond. De kosten van sanering onder en direct naast het spoor, of<br />

onder belendende bebouwing kunnen een veelvoud daarvan bedragen, maar zoals eerder<br />

aangegeven worden dergelijke complexe saneringen niet uitgevoerd. De totale kosten<br />

liggen dan ook tussen de 6 en 120 miljoen euro.<br />

De kosten worden gefinancierd door de NS (via SBNS) en de Ministeries van V&W en<br />

VROM. Zij dragen ieder respectievelijk 50%, 25% en 25% van de kosten.<br />

- Verlies kwaliteit tijdens sanering. In het landelijke gebied kan de sanering gepaard gaan<br />

met verlies van structuur en morfologie, begroeiing, verstoring et cetera.<br />

- Effecten vervoer grond. De vervuilde grond zal afgevoerd moeten worden met<br />

vrachtwagens. Deze vrachtwagens stoten schadelijke stoffen uit. De kosten hiervan zullen<br />

als extern effect meegenomen moeten worden. Het totale te saneren areaal heeft een<br />

oppervlak van 30 à 300 ha. Circa 0,5 meter zal worden afgegraven, wat het totale te<br />

ontgraven volume brengt op 150.000 tot 1,5 miljoen m 3.<br />

De beheerskosten zijn zowel in het nul- als in het projectalternatief nihil.<br />

19 Hergebruik van de grond op de locatie kan voordelig zijn. De mogelijkheden hiervan zijn in deze casus<br />

echter beperkt. Het overdragen van de grond aan een andere partij kan ook, meestal verlangt de andere<br />

partij hier dan ook nog een vergoeding voor.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


36 HOOFDSTUK 6<br />

6.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

Tabel 6.1 Kosten en baten uitgesplitst naar actoren, miljoenen euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren Bedrijven<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Gezondheidsrisico nihil nihil<br />

Verspreidingsrisico nihil nihil<br />

Directe effecten<br />

Geen<br />

Indirecte effecten<br />

Geen<br />

Subtotaal nihil 0 0 nihil 0<br />

Kosten<br />

Sanering -99 à -5 -49 à -2 -49 à -2<br />

Verlies kwaliteit -PM -PM<br />

Effecten vervoer grond -2 à 0 -2 à 0<br />

Subtotaal -100 à -5 -49 à -2 0 -2 à 0 -49 à -2<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

-PM -PM<br />

Saldo -100 à -5 -49 à -2 0 -2 à 0 -49 à -2<br />

-PM -PM<br />

6.4 Conclusies en gevoeligheidsanalyse<br />

Sanering van de spoorzone zal nauwelijks baten teweeg brengen. Dit komt omdat noch in de<br />

nulsituatie noch in de projectsituatie er activiteiten in dat gebied plaatshebben en er dus geen<br />

blootstelling plaatsvindt. De kosten van sanering van de spoorzone kunnen echter aanzienlijk<br />

oplopen. De baten wegen daarom over het algemeen niet op tegen de kosten. Alleen in zeer<br />

specifieke gevallen, waarbij direct naast het spoor activiteiten plaatsvinden, kan sanering mogelijk<br />

een netto-baat hebben. In alle andere gevallen is dat niet het geval.<br />

De kosten komen bij de NS en het Rijk terecht.<br />

Wanneer een hogere disconteringsvoet van 7% wordt gehanteerd, dalen de kosten en stijgt het<br />

saldo tot -87 à -4 miljoen euro.


KBA BODEMSANERING 37<br />

7 Case VOCl-verontreiniging in stedelijk<br />

gebied<br />

In dit hoofdstuk worden twee gevallen van bodemverontreiniging met gechloreerde<br />

oplosmiddelen in stedelijk gebied bekeken. De gevallen zijn locatie A en locatie B 20.<br />

7.1 Locatie A 21<br />

7.1.1 Casebeschrijving<br />

In het gehele gebied is sprake van intensieve bebouwing, winkels en zakelijke dienstverlening,<br />

alsmede infrastructuur. Sommige woningen beschikken over een kleine tuin of binnenplaats. Er<br />

worden geen groenten verbouwd, of eigen grondwater gewonnen. Drinkwaterleidingen zijn deels<br />

van metaal en deels van kunststof.<br />

De oplosmiddelen hebben het grondwater verontreinigd met Vluchtig Organisch verbonden<br />

Chloor (VOCl). De oorzaak en bronlocatie(s) van de verontreinigingen zijn onzeker.<br />

Vermoedelijk is de verontreiniging ontstaan in de jaren ’50 tot medio ’60 door<br />

metaaloppervlaktebehandeling. Mogelijk zijn er in de buurt ook andere verontreinigingbronnen<br />

geweest. Informatie over aard en duur van mogelijke relevante activiteiten is incompleet.<br />

Hoewel de bronlocatie waarschijnlijk een geringe omvang heeft, heeft de<br />

grondwaterverontreiniging zich in een periode van 40 à 50 jaar horizontaal verspreid over een<br />

gebied van 800 à 1.000 meter. De verontreiniging verplaatst zich aldus met 15 à 20 meter per jaar.<br />

Daarnaast wordt het grondwater naar beneden gedrukt, naar schatting met zo’n 0,5 meter per<br />

jaar. Aan de bovenzijde wordt nog slechts een geringe verontreiniging aangetroffen; de<br />

verontreiniging komt vooral voor in het dieptebereik van 10 à 20 tot circa 50 meter onder<br />

maaiveld. Geohydrologische ingrepen in de omgeving zullen tot (extra) verplaatsingen in de<br />

omgeving leiden. De locatie ligt in de beïnvloedingssfeer van het stationsgebied.<br />

Maatgevende verontreinigingen zijn trichlooretheen (tri) en de afbraakproducten dichlooretheen<br />

(cis) en vinylchloride (VC). De laatste zijn gevormd door natuurlijke biologische processen. Met<br />

de in de ondergrond heersende omstandigheden stagneert de afbraak van deze producten. Op de<br />

vermoedelijke bronlocatie, en ook elders, bestaat de bovengrond uit opgebracht puinhoudend<br />

zand.<br />

Hoewel de mate van verontreiniging in de deklaag niet ernstig is, gaat het wel om een substantieel<br />

oppervlak en bodemvolume van respectievelijk 23.000 m 2 en 69.000 m 3. Tot een diepte van 25 meter<br />

20 Een derde geval: locatie C hebben we eveneens onderzocht maar daarvoor bleek te weinig informatie<br />

beschikbaar om een KBA op te zetten.<br />

21 MNP heeft in deze rapportage een aantal cases geanonimiseerd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


38 HOOFDSTUK 7<br />

gaat het om een gebied van 60.000 m 2 en 1,2 miljoen m 3 bodemvolume. Het totale gebied beslaat<br />

700.000 m 2 met een bodemvolume van 20 miljoen m 3.<br />

7.1.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

In het nulalternatief wordt niets gedaan, in het projectalternatief wordt gesaneerd. Als doelstelling<br />

van de sanering is geformuleerd het wegnemen van de risico’s voor de volksgezondheid en het<br />

milieu, in het bijzonder het bereiken van een stabiele eindsituatie met achterlating van een grote<br />

restverontreiniging in de diepe ondergrond. De risico’s die daaraan verbonden zijn voor<br />

gezondheid en ecosysteem zijn aanvaardbaar, zo niet verwaarloosbaar. In het projectalternatief is<br />

geen sprake van voornemens tot herinrichting of wijziging van gebruiksfuncties.<br />

De sanering vindt gefaseerd plaats. In de eerste fase wordt een monitoringsysteem geïnstalleerd<br />

voor het volgen van de verspreiding van de verontreiniging, natuurlijke afbraakprocessen en<br />

geohydrologisch regime. De eerste jaren kennen een intensief meetprogramma. Na 10 jaar kan<br />

besloten worden om fase 2 uit te voeren. Deze bestaat uit het toepassen van biorestauratie nabij<br />

de bronlocatie. 22 De kans op actieve sanering wordt met 1% klein ingeschat. Hier bestaat echter<br />

onzekerheid over; daarom zal een marge van 0-50% worden aangehouden.<br />

Wanneer uit de monitoring blijkt dat niet gesaneerd hoeft te worden dan zijn de risico’s met<br />

betrekking tot gezondheid, ecologie en verspreiding onder het maximaal toelaatbare niveau<br />

gebleven. De effect van de vervuiling op de waarde van de bestaande bebouwing zal dan ook<br />

nihil zijn, mits de buurt goed wordt geïnformeerd en de beeldvorming in de buurt ten aanzien<br />

van de vervuiling juist is. Kortom er zijn dan geen baten, alleen kosten van de monitoring.<br />

Wanneer wel gesaneerd dient te worden, gaan daar uiteraard wel baten van uit. Deze zullen<br />

hieronder uiteen worden gezet.<br />

Externe effecten<br />

- Vermeden effecten van blootstelling aan vervuiling. Blootstelling vindt plaats door de<br />

kunststof drinkwaterleidingen en uitdamping naar kruipruimten. Uitdamping vormt geen<br />

actueel gezondheidsrisico. Ten aanzien van permatie van kunststof leidingen vormt tri in<br />

ondiep grondwater een mogelijke bedreiging. Hoewel de leidingen overwegend boven<br />

grondwaterniveau liggen, kan via bodemlucht permatie optreden, waardoor van enig<br />

gezondheidsrisico sprake is. In onderstaande tabel is aangegeven voor welke stoffen de<br />

MTR-norm wordt overschreden. De mate van blootstelling is echter niet bekend,<br />

waardoor het gezondheidsrisico niet kwantificeerbaar is. 23<br />

VOCl-verontreiniging in stedelijk gebied<br />

Grond<br />

Niet van toepassing<br />

Grondwater<br />

Cis 15 x<br />

Vinylchloride 4000 x<br />

22 Herstel van de bodemkwaliteit via afbraak door micro-organismen.<br />

23 In de bovengrond worden geen relevante verontreinigingen (meer) aangetroffen. Er is hier dan ook geen<br />

sprake van risico voor het ecosysteem. Op grotere diepten zijn de gehalten verontreiniging mogelijk<br />

schadelijk voor organismen die daar voorkomen. Ecologische risico’s op grotere diepten worden echter<br />

niet meegenomen bij risicobeoordelingen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE VOCI-VERONTREINIGING IN STEDELIJK GEBIED 39<br />

- Verspreidingsrisico via grondwater. De verontreinigingen zullen zich blijven verspreiden.<br />

Hierdoor neemt het verontreinigde bodemvolume jaarlijks met 50.000 m 3 toe. Door<br />

afbraakprocessen verdwijnen de oorspronkelijke verontreinigingen, maar ontstaan nieuwe.<br />

Het grondwater wordt niet benut. Alleen wanneer de verontreiniging uit de diepe<br />

ondergrond wordt verwijderd ontstaan op termijn voordelen.<br />

Directe effecten<br />

- Waarde bestaande panden. De vlek met verontreiniging bevindt zich onder circa 25% van<br />

de binnenstad. In de binnenstad bevonden zich in 2005 7.529 woningen en 2.716<br />

bedrijven. De marktwaarde van de woningen rond locatie A wordt ingeschat op 500.000<br />

euro (Funda). Wederom wordt aangenomen dat deze woningen als gevolg van de sanering<br />

met 0-7% in waarde toenemen. Omdat het effect voor werknemers van bedrijven<br />

onduidelijk is gezien de mindere mate van blootstelling in vergelijk met een bewoner<br />

hebben we geen waarde voor bedrijven meegenomen.<br />

- Vermeden kosten van beheer. Wanneer gesaneerd is nemen de beheerskosten af van<br />

10.000 à 20.000 euro per jaar naar 5.000 à 10.000 euro per jaar.<br />

Indirecte effecten<br />

- Uitstralingseffect op directe omgeving / waardetoename woningen en bedrijven in de<br />

omgeving. Ook hier wordt aangenomen dat waarde van woningen die uitkijken op de<br />

saneringslocatie met 0-3% toenemen wanneer de bodem is gesaneerd. De marktwaarde<br />

van deze woningen bedraagt circa 300.000 euro.<br />

Kosten<br />

- Kosten van sanering. Uitvoering van het monitoringprogramma in de eerste vijf jaar vergt<br />

circa 0,25 miljoen euro. Een vergelijkbaar bedrag is gemoeid met vooronderzoek, ontwerp<br />

en aanleg. De kosten voor de fase 2 sanering en terugvalopties zijn kansgebonden. Er<br />

bestaat een zeer kleine kans, van zeg 1% dat de verontreiniging in de diepe ondergrond<br />

toch zal moeten worden verwijderd (mits technisch mogelijk). Dit vergt naar schatting 50<br />

tot 100 miljoen euro. De kosten worden betaald door de gemeente uit Wbb/ISV-gelden.<br />

7.1.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

Tabel 7.1 Kosten en baten van fase 1 (monitoring) uitgesplitst naar actoren, mln euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren Bedrijven<br />

Baten<br />

Geen<br />

Subtotaal 0 0 0 0 0<br />

Kosten<br />

Fase 1: Vooronderzoek, ontwerp<br />

en aanleg monitoringsysteem -0,2 -0,2<br />

Fase 1: Monitoringprogramma -0,2 -0,2<br />

Fase 2: Sanering en terugvalopties 0 0<br />

Subtotaal -0,4 0 -0,4 0 0<br />

Saldo -0,4 0,0 -0,4 0 0,0<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


40 HOOFDSTUK 7<br />

Het feit of fase 2 wel of niet wordt uitgevoerd heeft een grote invloed op de KBA, daarom wordt<br />

de KBA in- en exclusief uitvoering van fase 2 weergegeven.<br />

Tabel 7.2 Kosten en baten van fase 1 (monitoring) en 2 (sanering) uitgesplitst naar<br />

actoren, mln euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren Bedrijven<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Gezondheidsrisico PM PM<br />

Verspreidingsrisico PM PM<br />

Directe effecten<br />

Waardevermeerdering bestaande panden 0 à 46 0 à 46<br />

Vermeden kosten van beheer 0 0<br />

Indirecte effecten<br />

Uitstraling naar omliggende woningen 0 à 3 0 à 3<br />

Subtotaal 0 à 49 0 0 0 à 49 0<br />

+PM +PM<br />

Kosten<br />

Fase 1: Vooronderzoek, ontwerp en aanleg<br />

monitoringsysteem 0 0<br />

Fase 1: Monitoringprogramma (5 a 10 jr) 0 0<br />

Fase 2: Sanering en terugvalopties (5 a 30 jr) -41 à -20 -41 à -20<br />

Subtotaal -41 à -21 0 -41 à -21 0 0<br />

Saldo -41 à 28 0 -41 à -21 0 à 49 0<br />

+PM +PM<br />

7.1.4 Conclusies<br />

De KBA is opgesplitst in een analyse van de effecten van monitoring en van sanering. De KBA<br />

monitoring geeft een negatief saldo. Uitvoering van monitoring betekent dat er geen sprake is van<br />

sanering en dus ook niet van saneringsbaten (zoals vermindering van gezondheidseffecten). In<br />

feite blijft dezelfde mate van blootstelling bestaan. Tegenover de ontbrekende baten staan<br />

beperkte kosten van monitoring. Het enige positieve effect wat gesorteerd wordt is de<br />

geruststelling van de bevolking dat er (nog) niets aan de hand is. Hantering van een ietwat hogere<br />

of lagere disconteringsvoet doet de (beperkte) kosten respectievelijk af- dan wel toenemen.<br />

Het tweede deel van de KBA bestaat uit de effecten van sanering. Dit zou alleen plaatsvinden<br />

indien er een gerede kans is op gezondheidsschade. Sanering zal afhankelijk van de werkelijke<br />

omvang van de gezondheidsschade maatschappelijk een positief (grote schade) of een negatief<br />

(kleine schade) effect geven. Gezondheidsschade zou kunnen ontstaan door doordringen van<br />

vervuiling in kunststof waterleidingen. De kans hiertoe wordt echter zeer klein geacht en zo ook<br />

de kans op sanering (circa 1%). De uitkomst van deze KBA sanering is ongewis omdat niet<br />

duidelijk is hoe groot de gezondheidseffecten zullen zijn. Indien een gezondheidseffect optreedt<br />

zullen de waarden van woningen waarin blootstelling plaatsvindt dalen. Door sanering wordt die<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE VOCI-VERONTREINIGING IN STEDELIJK GEBIED 41<br />

daling voorkomen. Gezien de onzekerheid over de omvang van de gezondheidseffecten zijn ook<br />

de waarde effecten van de woningen onzeker. Vaststaat wel dat de consument waarschijnlijk een<br />

netto-baat ondervindt. De kosten komen voor rekening van de gemeente.<br />

Een hogere disconteringsvoet leidt tot halvering van de toekomstige saneringskosten. De baten<br />

dalen ook enigszins. Het saldo van de KBA zal hierdoor tussen de -21 en +27 miljoen euro<br />

komen te liggen.<br />

7.2 Locatie B<br />

7.2.1 Casebeschrijving<br />

Locatie B is een ontwikkelingslocatie in de gelijknamige buurt. Het terrein is goeddeels gesloopt<br />

en wordt na sanering opnieuw ingericht. Voorheen bevonden zich oude stadswoningen en enkele<br />

winkels en bedrijven in het gebied. Een voormalige wasserij heeft het gebied op grote schaal<br />

verontreinigd met VOCl.<br />

In het gehele gebied is de bovengrond (tot één meter onder maaiveld) verontreinigd geraakt met<br />

metalen en PAK. Voor lood en zink wordt de interventiewaarde overschreden, voor PAK de<br />

tussenwaarde. Op 3,5 tot 4 meter onder maaiveld komt arseen voor met gehalten boven de<br />

interventiewaarde. Dit arseen heeft in belangrijke mate een natuurlijke herkomst. De<br />

verontreiniging van minerale olie is relevant, maar saneringstechnisch minder gecompliceerd. In<br />

totaal is 1,6 miljoen m 3 aan bodemvolume verontreinigd geraakt, waarvan 0,8 miljoen m 3<br />

grondwater.<br />

Door middel van bronsanering zal ruim 2.000 m 3 verontreinigde bovengrond worden afgegraven<br />

en verwerkt. Uit de VOCl-kern wordt 1.200 m 3 grond verwijderd en uit twee oliekernen nog eens<br />

1.500 m 3.<br />

In de saneringsoperatie kunnen de volgende fasen worden onderscheiden:<br />

- Fase 1.1: Bronsanering, geïntegreerd met locatieontwikkeling: ontgraving grond binnen de<br />

damwand, bouwputbemaling, zuivering en lozing.<br />

- Fase 1.2: Sanering ondiep grondwater in het brongebied. Vijf deepwells met zuivering van<br />

onttrokken water gedurende enkele maanden tot een jaar.<br />

- Terugvalscenario fase 1: Herstel en zonodig aanvullende maatregelen ten behoeve van de<br />

grondwatersanering in het brongebied.<br />

- Fase 2: Monitoring in het verspreidingsgebied. Aantonen van een stabiele situatie na<br />

maximaal 30 jaar.<br />

Afgezien van het ondiepe grondwater in het brongebied, wordt het grondwater niet gesaneerd.<br />

De verspreiding van het grondwater wordt in fase 2 wel gemonitord.<br />

Het gebied wordt opnieuw ontwikkeld, met aan de noordzijde een plein, moskee en cultureel<br />

centrum, winkels en bedrijfsruimten met daarboven appartementen en gedeeltelijk eronder een<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


42 HOOFDSTUK 7<br />

parkeergarage (2 lagen). Aan de zuidzijde komen woningen en appartementen. Aan de oostzijde<br />

van beide blokken komen zes woonlagen. Aan de westzijde komen drie woonlagen. Zonder de<br />

opschoning is locatieontwikkeling niet mogelijk. Het totale plangebied heeft een omvang van 1,4<br />

ha. Het is nog niet exact bekend hoe deze ruimte wordt verdeeld over de verschillende functies.<br />

Daarom is aangenomen dat de verdeling over de functies gelijk is aan de verdeling in het<br />

Polderweggebied (zie Tabel 3.1). Aangezien het Polderweggebied circa 10 keer groter is dan het<br />

hier te ontwikkelen gebied betekent dit dat 10% van de geplande functies aan de Polderweg ook<br />

op locatie B worden gerealiseerd. Dan ontstaat het volgende beeld:<br />

Tabel 7.3 Te ontwikkelen grondoppervlak per bebouwingstype<br />

Functie Oppervlakte grond in m 2<br />

Wonen 6.300 (60 woningen)<br />

Winkels 1.000<br />

Sport en leisure 1.150<br />

Kantoren en bedrijven 1.350<br />

Culturele bedrijvigheid 1.800<br />

Voorzieningen 2.400<br />

Horeca 150<br />

Totaal 14.200<br />

Noot: In het Polderweggebied werd een nieuw stadsdeelkantoor gebouwd. Dat is hier niet het geval. In plaats<br />

daarvan is de oppervlakte voor voorzieningen opgehoogd.<br />

Ook wordt 10% van de aan de Polderweg te ontwikkelen parkeergaragecapaciteit op locatie B<br />

gerealiseerd. Het betreft dan circa 100 parkeerplaatsen.<br />

Zonder sanering was de bebouwing ook gesloopt, maar had het gebied niet herontwikkeld<br />

kunnen worden.<br />

De fasering is niet precies bekend. De grond is inmiddels aangekocht en de bebouwing gesloopt.<br />

Wachten is op de investeringsbeslissing, daaraan voorafgaande bouwvergunning, daaraan<br />

voorafgaande saneringsplan beschikking. Dat hangt een beetje op complexiteit van de<br />

samenvallende gevallen en vage aanpak grondwater. Er wordt vanuit gegaan dat<br />

locatieontwikkeling de komende jaren plaatsvindt en dat grondwater langdurig gemonitord gaat<br />

worden.<br />

7.2.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

Externe effecten<br />

- Vermeden schade aan ecosysteem. Er is vooralsnog niets bekend over de ecologische<br />

effecten van de verontreiniging.<br />

Vermeden effecten van blootstelling aan de vervuiling. In het nulalternatief zou de bebouwing<br />

ook zijn gesloopt. Het is niet bekend wat er in het nulalternatief met het gebied gebeurd zou zijn.<br />

Aangenomen wordt dat er geen functies zouden zijn gepland, waarbij er sprake zou kunnen zijn<br />

van enig gezondheidsrisico. Dit betekent dat zowel in het nul- als in het projectalternatief geen<br />

risico’s voor de gezondheid bestaan.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE VOCI-VERONTREINIGING IN STEDELIJK GEBIED 43<br />

Directe effecten<br />

- Grondopbrengst. Hiervoor maken we gebruik van de aanpak zoals tijdens het IBO<br />

verstedelijking ontwikkeld. Hieruit blijkt dat de grondopbrengst per woning in de<br />

Utrechtse regio gemiddeld 57.500 euro bedraagt. De grondproductiekosten komen bij de<br />

kosten aan de orde.<br />

- Woningwaarde (exclusief grondopbrengst, inclusief schaarstewinst /<br />

consumentensurplus eerste eigenaar van woningen). Vooralsnog wordt 5% aangehouden<br />

als indicatie voor het Consumentensurplus / schaarstewinst van de eigenaar. De<br />

gemiddelde VON-prijs van de nieuw te bouwen woningen wordt ingeschat op 200.000<br />

euro. De gemiddelde woningwaarde komt dan uit op 210.000 euro. Om dubbeltelling te<br />

voorkomen is de grondopbrengst hierin in mindering gebracht.<br />

- Nabijheid voorzieningen/bedrijven (consumentensurplus als gevolg van een kortere<br />

reistijd). De consument ondervindt een baat van het feit dat winkels, bedrijven,<br />

horecagelegenheden et cetera zich in de buurt bevinden. Hij hoeft hierdoor immers<br />

minder ver te reizen om deze plekken te bereiken. De hoogte van de baat kan worden<br />

bepaald aan de hand van de reiskostenmethode. Dit houdt in dat de baat gelijk wordt<br />

gesteld aan de vermeden reiskosten. Aangenomen wordt dat alleen voor de mensen die<br />

in het desbetreffende gebied een nieuwe woning kopen, de nieuwe winkels dichterbij<br />

liggen dan het dichtstbijzijnde alternatief. Tevens wordt aangenomen dat elke week één<br />

persoon per huishouden het winkelgebied bezoekt. De tijdswinst bedraagt naar schatting<br />

3 minuten. Een uur niet-werkgerelateerde reistijd bedraagt circa 5 euro per uur. 24<br />

Mensen die in het nieuw te ontwikkelen gebied gaan wonen en mensen uit de omgeving<br />

ondervinden ook een baat in de vorm van een verkorte woon/werk-reistijd. Ingeschat<br />

wordt dat het hierbij om circa 50 personen gaat die elke werkdag 15 minuten minder<br />

lang onderweg zijn. De woon/werk-reistijd bedraagt ongeveer 7,5 euro per uur. 25<br />

- Waarde parkeergarage. De marktwaarde van een ondergrondse parkeerplaats liggen in<br />

dezelfde grootte orde als in het Polderweggebied (zie paragraaf 3.2). Dat wil zeggen dat<br />

40.000 euro per stuk.<br />

- Efficiencyvoordeel gelijktijdige ontwikkeling en sanering. Zonder sanering zou evenveel<br />

grond worden ontgraven, dus ook 4.700 m 3. Hierbij is aangenomen dat het<br />

efficiencyvoordeel per parkeerplaats gelijk is aan het voordeel per parkeerplaats in het<br />

Polderweggebied.<br />

- Vermeden kosten van beheer. Wanneer gesaneerd is nemen de beheerskosten af van<br />

10.000 à 20.000 euro per jaar naar 5.000 à 10.000 euro per jaar.<br />

Indirecte effecten<br />

- Uitstralingseffect op directe omgeving/ waardetoeneming woningen in omgeving.<br />

Wederom wordt ervan uitgegaan dat de woningen die direct aan de saneringslocatie<br />

grenzen na de sanering 0-3% in waarde toenemen. Woningen in het gebied hebben een<br />

gemiddelde waarde van circa 200.000 euro.<br />

24 HCG (1998). Value of Dutch Travel Time Savings in 1997 – Final report.<br />

25 HCG (1998). Value of Dutch Travel Time Savings in 1997 – Final report.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


44 HOOFDSTUK 7<br />

Kosten<br />

- Grondproductiekosten (exclusief sanering). De grondproductiekosten bedragen volgens<br />

het IBO Verstedelijking circa 59.000 euro per woning in de regio Utrecht.<br />

- Verkoopprijs woningen (exclusief grondproductiekosten). De VON-prijs van de nieuw<br />

te bouwen woningen wordt – zoals hiervoor reeds aangegeven – ingeschat op 200.000<br />

euro. De grondproductiekosten zijn hierop in mindering gebracht om dubbeltellingen te<br />

voorkomen.<br />

- Bouwkosten parkeergarage. Aangenomen wordt dat de bouwkosten van een<br />

parkeerplaats in een parkeergarage overeen komen met die in het Polderweggebied; dat<br />

wil zeggen 30.000 euro per stuk.<br />

- Sanering. Het ontgraven van de grond kost circa 300.000 euro. Deze kosten komen voor<br />

rekening van de eigenaren van de grond. Verondersteld wordt dat de helft van de af te<br />

graven grond eigendom was van particulieren en de andere helft in handen was van<br />

bedrijven. De monitoring kost circa 5.000 euro per jaar, voor de komende 30 jaar.<br />

Verondersteld wordt dat de gemeente deze kosten dekt.<br />

- Terugvaloptie. In geval de saneringsoperatie de risico’s in onvoldoende mate wegneemt<br />

is er terugvaloptie. Het is niet bekend wat deze optie precies inhoudt, noch wat de kans<br />

hierop is.<br />

- Effecten vervoer grond. Er wordt 4.700 m 3 grond ontgraven. Deze grond moet worden<br />

vervoerd naar een locatie waar deze wordt gestort/gereinigd. De vrachtwagens die voor<br />

het vervoer nodig zijn stoten schadelijke stoffen uit. Dit effect dient opgenomen te<br />

worden in de KBA.<br />

In onderstaande tabel is een inschatting gemaakt van de totale omvang van het project. Hierbij is<br />

wederom aangenomen dat de opbrengst van een m 2 woonoppervlak gelijk is aan de opbrengst<br />

van een m 2 voor elk van de andere genoemde functies (exclusief parkeergarage). Voor de<br />

parkeergarage is de opbrengst per parkeerplaats op 40.000 euro gesteld.<br />

Tabel 7.4 Inschatting totale opbrengst van het project<br />

Functie Oppervlakte (m 2 ) Opbrengst (mln euro’s)<br />

Wonen 6.350 10<br />

Parkeergarage 3<br />

Winkels 1.000 2<br />

Sport en leisure 1.150 2<br />

Kantoren en bedrijven 1.350 2<br />

Culturele bedrijvigheid 1.800 3<br />

Voorzieningen 2.400 4<br />

Horeca 150 0<br />

Totaal 14.200 26<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE VOCI-VERONTREINIGING IN STEDELIJK GEBIED 45<br />

7.2.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

Tabel 7.5 Kosten en baten uitgesplitst naar actoren, miljoenen euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren Bedrijven<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Schade aan ecosysteem PM PM<br />

Directe effecten<br />

Grondopbrengst 3 1 1<br />

Woningwaarde (excl. grondwaarde) 8 1 8<br />

Waarde parkeergarage 3 3<br />

Nabijheid winkels 0,0 0,0<br />

Nabijheid bedrijven en kantoren 0,5 0,5<br />

Efficiency voordeel 0,0 0,0 0,0<br />

Vermeden kosten van beheer 0,2 à 0,3 0,2 à 0,3<br />

Indirecte effecten<br />

Uitstraling naar omliggende woningen 0 à 0,3 0 à 0,3<br />

Subtotaal 15,3 à 15,8 0 2 4 à 5 9<br />

+PM +PM<br />

Kosten<br />

Grondproductie (excl. sanering) -3 -2 -2<br />

Kosten woningen (excl. grondproductie) -8 -8<br />

Kosten parkeergarage -3 -3<br />

Fase 1: Sanering -0,3 -0,2 -0,2<br />

Fase 2: Monitoringprogramma (max 30 jr) -0,2 à -0,1 -0,2 à -0,1<br />

Terugvaloptie fase 1 -PM -PM<br />

Effecten vervoer grond 0 0<br />

Subtotaal -13,7 à -13,6 0 -0,2 à -0,1 -3 -9<br />

-PM<br />

Saldo 2 0 0 2 0<br />

+/-PM +PM<br />

7.2.4 Conclusies en gevoeligheidsanalyses<br />

Aannemende dat de huidige saneringsmaatregelen afdoende zijn en er geen aanvullende<br />

maatregelen (en dus kosten) nodig zijn, laat de KBA een beperkt positief resultaat zien, die in zijn<br />

geheel aan de bewoners/gebruikers van het gebied en de omwonenden toekomt. Daarboven<br />

komt een onbekende baat voor de ecologie. Aanvullende maatregelen verhogen uiteraard de<br />

kosten.<br />

Afwijking van de gehanteerde disconteringsvoet van 4% heeft nauwelijks effect. De conclusies<br />

veranderen hierdoor niet.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 47<br />

8 Case HBO-tanks<br />

8.1 Casebeschrijving<br />

Voor de opslag van brandstof voor centrale verwarming (huisbrandolie en in minder mate<br />

petroleum) is vanaf de jaren 20 tot in de jaren 60 gebruik gemaakt van HBO-tanks. De installatie<br />

betreft één (bij een woning) of enkele (bij bedrijven) opslagtanks. Het gebruik hiervan nam af met<br />

de introductie van aardgas. Bij bedrijven, winkels en kantoren is het gebruik van vloeibare<br />

brandstoffen in aantal minder, maar in omvang per locatie groter en deels langer doorlopend<br />

geweest dan bij particulieren.<br />

Door morsingen en lekkages is in de loop der tijd bodemverontreiniging ontstaan. Wetgeving en<br />

normering hebben ertoe geleid dat de kwaliteit van tanks en leidingen, de wijze van aanleg en<br />

ontmanteling en de controle daarop sterk zijn verbeterd. Moderne systemen lekken in beginsel<br />

niet.<br />

De locaties waar de verontreinigingen worden aangetroffen hebben doorgaans nog dezelfde<br />

functies als tijdens het ontstaan van de verontreiniging. Het meest voorkomend zijn: wonen met<br />

tuin (40%), bedrijven en kantoren (20%). Op bedrijfslocaties komt de verontreiniging vaak voor<br />

in combinatie met verontreinigd verhardings- en ophoogmateriaal. Het saneren van de<br />

olieverontreiniging leidt dan op voorhand niet tot een ‘schone’ locatie; er blijft immers nog<br />

verontreinigd materiaal in de verhardings- en ophooglaag achter.<br />

In de jaren ’70 tot ’90 zijn programma’s uitgevoerd gericht op het schematisch opsporen en<br />

ontmantelen van ondergrondse tanks. Onvolledig geleegde tanks bevatten (lichter) tot zwaar (slib<br />

en aankoeksel) residu, leidingen zijn overwegend nog gevuld. Dit hield in het legen en opvullen<br />

van niet meer in gebruik zijnde tanks met zand. Soms werden tanks en leidingen verwijderd.<br />

Daarbij werd op het oog zichtbaar verontreinigde grond verwijderd, zo nodig met een beperkte<br />

bronbemaling. 26<br />

De uittredende of aan maaiveld gemorste brandstof dringt in het omliggende cq. de<br />

onderliggende bodem. Bij morsingen aan maaiveld verdampen de lichte bestanddelen. Bij lekkage<br />

onder maaiveld worden vooral lichte bestanddelen meegevoerd door neerslag (verticaal) of<br />

langsstromend grondwater (horizontaal). De mate van verspreiding is afhankelijk van het<br />

grondtype. Op de bronlocatie resteren dan voornamelijk de zwaardere bestanddelen. Morsingen<br />

van grotere hoeveelheden leiden tot een drijflaag op het grondwater. Peilfluctuaties leiden ertoe<br />

dat de drijflaag ook op en neer beweegt. Er ontstaat dan een zogenaamde smeerzone met een<br />

hardnekkig karakter.<br />

26 In het kader van de Wbb zijn bodem- en grondwatersaneringen uitgevoerd van gevallen van aanzienlijke<br />

verontreiniging door op- of overslag van brandstoffen. Zie hiervoor paragrafen 5 (benzineservicestation)<br />

en 17 (kleinschalige bedrijfsactiviteiten).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


48 HOOFDSTUK 8<br />

8.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

In het nulalternatief wordt er niet gesaneerd. In het projectalternatief vindt sanering plaats van de<br />

locaties met verontreiniging. De bestemming blijft daarbij doorgaans ongewijzigd. Het saneren<br />

houdt het volgende in:<br />

- verwijderen van resterende tanks en leidingen;<br />

- ontgraven van duidelijk vervuilde bodemdelen;<br />

- zo nodig het ontgraven van de verontreinigingkern tot juist onder grondwaterniveau,<br />

smeerzone;<br />

- zo nodig sanering van de kerndelen van de grondwaterverontreiniging;<br />

- zo nodig sanering van pluimdelen grondwatersanering;<br />

- monitoring, administratief beheer.<br />

De kosten en baten hangen in grote mate af van het type bebouwing en het type ondergrond.<br />

Om de hoeken van het speelveld te bepalen worden daarom twee KBA’s gemaakt. In de eerste<br />

wordt uitgegaan van een gemiddeld perceel met daarop een woonhuis van 240.000 euro, waarbij<br />

de vervuiling zich in geringe mate heeft verspreid in de ondergrond. In de tweede KBA wordt<br />

een perceel met daarop een villa, cq. boerderij bekeken, waarbij de verontreiniging in het diepe<br />

grondwater terecht is gekomen en er een drijflaag is gevormd.<br />

Externe effecten<br />

- Vermeden effecten van blootstelling aan vervuiling. In onderstaand kader is voor<br />

verschillende situaties aangegeven, in hoeverre MTR-normen worden overschreden.<br />

Informatie omtrent blootstelling is echter niet beschikbaar, wat de inschatting van het<br />

actuele risico bemoeilijkt.<br />

HBO-tanks<br />

Grond<br />

Niet van toepassing<br />

Grondwater<br />

a. Geringe uitstroming; Minerale olie 1 – 8 x, BTEX


CASE HBO-TANKS 49<br />

als extern effect meegenomen worden. In geval van geringe uitstroming zal circa 2-10 m 3<br />

grond ontgraven dienen te worden. Bij grote uitstroming naar het diepe grondwater,<br />

waarbij zich een drijflaag heeft gevormd, kan het totale volume verontreinigde grond 50-<br />

500 m 3 bedragen.<br />

Directe effecten<br />

- Waardevermeerdering pand. Onder andere door het wegnemen van: de gepercipieerde<br />

verplichting tot saneren in de toekomst en zorgen over toekomstige procedurekosten.<br />

Deze waardevermeerdering wordt ingeschat op 0-7%. De waarde van een gemiddeld<br />

woonhuis bedraagt 240.000 euro. 27 Wanneer de grond vervuild is, is dit dus circa 7%,<br />

ofwel 15.700 euro lager. De waarde van een gemiddelde villa cq. boerderij wordt ingeschat<br />

op 1,5 miljoen euro. Staat deze bebouwing op vervuilde grond, dan is het pand in dit geval<br />

circa 100.000 euro minder waard.<br />

- Vermeden kosten van beheer. Zonder sanering bedragen de beheerskosten circa 500 à<br />

1.000 euro per locatie per jaar. Nadat sanering van de grond resteren nauwelijks nog<br />

beheerskosten.<br />

Indirecte effecten<br />

- Uitstralingseffect op directe omgeving / waardetoename woningen in omgeving. In<br />

uitzonderlijke gevallen – wanneer er veel olie uit de tanks is gestroomd – ondervinden<br />

aangrenzende panden hier overlast van. Bij grote uitstroming kan dit de waarde van<br />

omliggende panden beïnvloeden. Wederom wordt verondersteld dat de invloed op de<br />

waarde van het onroerend goed 0-3% bedraagt. Het aantal panden dat beïnvloed wordt, is<br />

ingeschat op twee. In de KBA waarbij sprake is van geringe uitstroming, wordt het<br />

uitstralingseffect dan ook buiten beschouwing gelaten.<br />

- Toegenomen bruikbaarheid grondwater. Wanneer de vervuiling zich verspreid tot in een<br />

waterwinningsgebied, neemt de waarde van het gewonnen water af. De kans dat de<br />

vervuiling rijkt tot in een wingebied lijkt klein, maar kan in bepaalde gevallen aanwezig<br />

zijn.<br />

Kosten<br />

- De sanering leidt tot opschoning van een relatief klein oppervlak aan het maaiveld. De<br />

kosten van geringe oppervlakkige verontreinigingen bedragen gemiddeld circa 100 à 200<br />

euro per m 2. Diep weggelopen verontreinigingen (drijflaag, pluim) kosten per m 2<br />

gesaneerd maaiveld circa 1.000 à 2.000 euro. Om een indicatie te krijgen van de kosten van<br />

een sanering (exclusief sloop bebouwing, opnemen verhardingen, asbestverwijdering, te<br />

behouden infrastructuur en herstel van gebouwen en terreininrichting) is hieronder een<br />

overzicht opgenomen per type situatie:<br />

o Geringe uitstroming, ondiep/lokaal: 2.000 à 5.000 euro<br />

o Grotere uitstroming, grondwater ondiep:<br />

Zand 5.000 à 50.000 euro<br />

Klei/veen 5.000 à 20.000 euro<br />

o grotere uitstroming, diep grondwater:<br />

maaiveld en bodemkolom 5.000 à 25.000 euro<br />

27 Bron: De Hypotheker<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


50 HOOFDSTUK 8<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

drijflaag 10.000 à 50.000 euro<br />

grondwaterkern 25.000 à 100.000 euro<br />

beheer, monitoring (verdisc) 25.000 à 50.000 euro<br />

Uit het bovenstaande blijkt dat (afgezien van de mogelijkheid dat de vervuiling een<br />

grondwaterkern bereikt) de kostenrange voor vervuilingen die het ondiepe en diepe<br />

grondwater hebben bereikt gelijk is. Deze range loopt van 5.000 tot 50.000 euro.<br />

De eigenaar van de grond draait in de regel op voor de saneringskosten. Wanneer de tank in een<br />

gebied ligt waar functieontwikkeling is gepland, kan de eigenaar in aanmerking komen voor<br />

subsidie uit het ISV of betaalt de ontwikkelaar mee.<br />

Saneringskosten kunnen in zekere mate worden uitgeruild tegen beheerskosten. De verhouding is<br />

in puur financiële zin vaak relatief ongunstig. Veelal moet fors meer worden gesaneerd voor een<br />

beperkte reductie van de beheerskosten. Dit effect wordt versterkt door verdiscontering van de<br />

lasten; de saneringskosten vallen direct, terwijl de verminderde beheerskosten in de toekomst<br />

spelen.<br />

8.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

Tabel 8.1 Kosten en baten (kleine uitstroming) uitgesplitst naar actoren, duizenden<br />

euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren Bedrijven<br />

Kleine uitstroming<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Gezondheidsrisico PM PM<br />

Schade aan ecosysteem PM PM<br />

Directe effecten<br />

Waardevermeerdering pand 0 à 17 0 à 17<br />

Vermeden kosten van beheer 12 à 25 12 à 25<br />

Indirecte effecten<br />

Bruikbaarheid grondwater PM PM<br />

Subtotaal 12 à 41 0 12 à 25 0 à 17 0<br />

Kosten<br />

+PM +PM +PM<br />

Sanering -5 à -2 -5 à -2<br />

Effecten vervoer grond -0 -0<br />

Subtotaal -5 à -2 0 0 -5 à -2 0<br />

Saldo 7 à 39 0 12 à 25 -5 à 15 0<br />

+PM +PM +PM


CASE HBO-TANKS 51<br />

Tabel 8.2 Kosten en baten (grote uitstroming) uitgesplitst naar actoren, duizenden euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren Bedrijven<br />

Grote uitstroming<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Gezondheidsrisico PM PM<br />

Schade aan ecosysteem PM PM<br />

Directe effecten<br />

Waardevermeerdering pand 0 à 105 0 à 105<br />

Vermeden kosten van beheer 12 à 25 12 à 25<br />

Indirecte effecten<br />

Uitstraling naar omliggende woningen 0 à 90 0 à 90<br />

Bruikbaarheid grondwater PM PM<br />

Subtotaal 12 à 220 0 12 à 25 0 à 195 0<br />

Kosten<br />

+PM +PM +PM<br />

Sanering -50 à -10 -50 à -10<br />

Effecten vervoer grond -1 à 0 -1 à 0<br />

Subtotaal -51 à -10 0 0 -51 à -10 0<br />

Saldo -38 à 209 0 12 à 25 -51 à 185 0<br />

+PM +PM +PM<br />

8.4 Conclusies en gevoeligheidsanalyses<br />

De analyse van kosten en baten van HBO tanks is beschreven aan de hand van een tweetal<br />

situaties:<br />

- een situatie met een kleine vervuiling als gevolg van uitstroming;<br />

- een situatie met een grote vervuiling als gevolg van uitstroming.<br />

Bij een kleine uitstroming wegen de monetaire baten van sanering op tegen de kosten. Daarbovenop<br />

komt het effect van vermeden risico voor vervuiling van het grondwater en daarmee het niet<br />

langer bruikbaar zijn daarvan. Het positieve effect komt voornamelijk door het vermijden van<br />

beheerskosten als gevolg van de sanering. De beheerskosten worden overigens niet veroorzaakt<br />

door de blootstelling aan vervuiling maar door de kosten van de regelgeving. Dit effect is op<br />

zichzelf al groter dan de saneringskosten. Gezien de veronderstelde geringe mate van vervuiling<br />

zullen ook de PM posten van gezondheidseffecten en ecologische effecten waarschijnlijk beperkt<br />

zijn. De partij die opdraait voor de beheerskosten (hier de gemeente) heeft een netto-baat.<br />

Wanneer als gevolg van de sanering de woningen op het perceel maar weinig in waarde<br />

toenemen, zullen de eigenaren netto-kosten ondervinden.<br />

De KBA van sanering van een grote uitstroming kent een grote mate van onzekerheid maar er<br />

bestaat een reële kans op een positieve uitkomst. Bij een grote mate van vervuiling kunnen ook<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


52 HOOFDSTUK 8<br />

blootstellingeffecten voor de mens en de ecologie groot zijn. In dat geval bestaat er een reële kans<br />

op vermindering van de waarde van woningen. Bovendien is er een kans dat ook omliggende<br />

panden worden aangetast. Er bestaat onzekerheid om de grootte van de gezondheidseffecten en<br />

daarmee van het effect op de waarde van de woningen.<br />

Ook hier geldt dat de partij die de beheerskosten voor zijn rekening neemt een netto-baat<br />

ondervindt van de sanering.<br />

Wanneer een disconteringsvoet van 7% zou worden gehanteerd, heeft dit vooral effect op de<br />

vermeden beheerskosten. Deze baat halveert grofweg, wat een drukkend effect heeft op het<br />

saldo. Pas bij een disconteringsvoet van 10% wordt het saldo van de KBA met betrekking tot een<br />

kleine uitstroming negatief.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 53<br />

9 Case De Kempen<br />

9.1 Casebeschrijving<br />

De case De Kempen heeft betrekking op grootschalige grond- en grondwaterverontreiniging in<br />

Oostelijk Noord-Brabant en Noordelijk Limburg, tevens aangrenzend de Belgische Kempen.<br />

Oorzaak van de verontreiniging is atmosferische depositie van metaalhoudende stof en<br />

neerslagen, lozingen van metaalhoudend afvalwater en slib en bezinking daarvan, opslag en<br />

toepassing van residuen metaalopwerking en uitloging daarvan.<br />

De grootste Nederlandse bron van vervuiling was Budelco. In 1993 sloot het bedrijf een<br />

convenant met de Staat en de Provincie Noord-Brabant. Budelco werd verplicht 300 miljoen<br />

gulden te investeren in schonere productiemethoden. Hiermee kwam er vanaf het Nederlandse<br />

grondgebied een eind aan de vervuiling.<br />

In 1989 en 1990 werden al tuinen gesaneerd in Boxtel en Budel-Dorplein. Na een voortvarende<br />

start ontstond al snel het besef dat voor de ingeslagen weg van ‘alles opschonen’ weinig draagvlak<br />

en geld was. Er volgde een periode van herbezinning. Uiteindelijk werd in 2001 een<br />

gemeenschappelijke projectorganisatie opgericht, het huidige projectbureau Actief Bodembeheer<br />

de Kempen (ABdK). In de periode tot 2005 werd een inschatting gemaakt van de totale<br />

werkvoorraad. Het projectgebied van het ABdK is 2.600 km 2 groot. Hierbinnen bevindt zich 150<br />

km 2 aan smelterijen, 10 km 2 aan oevergronden van beeklopen, 880 km zinkassenweg en 1.500<br />

zinkassenerven. De totale saneringskosten hiervan werden geraamd op een kleine 300 miljoen<br />

euro. Dit bedrag is niet beschikbaar, waardoor werd gekozen voor functiegericht saneren (alleen<br />

waar de risico’s het grootst zijn) volgens een systeemgerichte benadering. Hier binnen kunnen de<br />

volgende 7 pakketten worden onderscheiden:<br />

- Zinkassen. In totaal is er sprake van 880 kilometer geïnventariseerde zinkassenwegen en<br />

naar schatting 1.500 zinkassenerven gelegen in 45 gemeenten in Zuidoost Brabant en<br />

Midden Limburg. ABdK wil zoveel mogelijk zinkassen uit het milieu verwijderen, omdat<br />

die een voortdurende bron van zware metalen naar het grondwater vormen.<br />

Bij zinkassenwegen bestaat de laag uit circa 0-0,30 meter en bij erven uit 0-15 meter.<br />

Onder de zinkassen bevindt zich doorgaans een geringe laagdikte verontreinigde bodem<br />

(enkele decimeters) van 0-0,30 meter, als gevolg van adsorptie van uitgespoelde metalen.<br />

Groter probleem is de horizontale spreiding aan de randen door grondverzet. Het<br />

volume hiervan is 5 à 10 keer groter dan het volume van de zinkassen zelf.<br />

De aanpak van de zinkassen is in een pilot ontwikkeld. Uit een evaluatie van de pilot<br />

volgt een aantal kernpunten, zoals: vrijwillige medewerking van, en keuzevrijheid voor<br />

saneringsoperatie bij eigenaar, kostenverdeelsleutel voor cofinanciering en regie door<br />

projectbureau ABdK.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


54 HOOFDSTUK 9<br />

Sanering van de zinkassen levert het hoogste rendement op. Met de sanering wordt ruim<br />

95% van de totale vracht verwijderd voor circa 30% van de kosten van volledige<br />

ontgraving van alle verontreiniging tot de streefwaarde.<br />

Basale uitgangspunten voor de kostenverdeling:<br />

o Zo laag mogelijke kostendrempel voor een particuliere eigenaar (20%);<br />

o Een bijdrage van de gemeente (20%);<br />

o Een resterende bijdrage van 60% van het ABdK (voornamelijk op basis van<br />

Rijksmiddelen, aangevuld met 2,5% provinciale middelen).<br />

De aanpak van de zinkassen in erven bij particulieren loopt inmiddels behoorlijk, maar<br />

de meerderheid van de zinkassen zit nog verstopt in wegen, meestal onder asfalt of<br />

klinkers, soms ook open en bloot of met wat grind erover.<br />

- (Moes)tuinen. Moestuinen zijn in het gebied incidenteel aanwezig. Voor moestuinen zijn<br />

voornamelijk de gehalten cadmium en lood van belang. Uit een onderzoek uit 2005 in<br />

verschillende moestuinen in het gebied bleek dat voor diverse gewassen de<br />

warenwetnorm voor deze stoffen was overschreden.<br />

- Waterbodems, uiterwaarden. De belangrijkste waterlopen zijn de Tungelroyse beek en<br />

de Dommel. De Tungelroyse beek is 32 km lang en is over het hele traject van de<br />

waterbodem ernstig verontreinigd. Door de maatregelen bij Budelco kon de sanering cq.<br />

het herstel van de Tungelroyse beek starten zonder grote kans op herverontreiniging.<br />

Tot nu toe is 12 km heringericht en gesaneerd tot klasse 2. Het vooruitzicht is dat het<br />

waterschap in 2015 de sanering van de beek heeft afgerond. Verwerking van het slib<br />

vindt plaats door zandscheiding, waarna de slibfractie wordt gestort en de zandfractie<br />

wordt hergebruikt als zand.<br />

De Dommel is in Nederland circa 50 km lang en in België 30 km en is vanaf de grens tot<br />

Den Bosch, waar hij in de Maas stroomt, ernstig verontreinigd (klasse 4+). Binnen het<br />

watersysteem van de Dommel is circa 1,1 miljoen m 3 ernstig verontreinigde waterbodem<br />

aanwezig.<br />

Aanpak van waterbodems is gebaseerd op vrachtverwijdering waarbij saneringen worden<br />

uitgevoerd tot het zogenaamde ‘herverontreinigingsniveau’. Voor de Dommel ligt dit<br />

niveau (nog) op interventiewaarde (klasse 4), doordat het oppervlaktewater nog steeds<br />

wordt belast door lozingen in Vlaanderen. Hierdoor zal ook voor een langere periode<br />

rekening gehouden moeten worden met een hoge mate van verontreiniging. Daarnaast<br />

vindt er uitspoeling plaats van omvangrijke gebieden die in het verleden beïnvloed zijn<br />

door decompositie. In totaal is in Nederland 150 km 2 belast (geweest) en in Vlaanderen<br />

200 km 2. Uitspoeling van de bovengrond naar het grondwater en de waterlopen zal nog<br />

jaren aanhouden. Om de verspreiding van sediment (waterbodem) tegen te gaan, zullen<br />

op strategische plaatsen sedimentvangen worden aangelegd. Hierdoor kan een<br />

verbetering van de waterbodemkwaliteit worden gerealiseerd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE DE KEMPEN 55<br />

De gebieden die frequent onder water gezet worden zijn ook ernstig verontreinigd. Het<br />

betreft hier oude overstromingsgebieden van de Tungelroyse beek, maar vooral ook<br />

gebieden langs de Dommel, ten zuiden van Eindhoven. Het invloedsgebied van de<br />

Dommel ligt op circa 50 à 100 meter van de Dommel. In totaal gaat het om circa 300 ha<br />

(een strook van 15 km bij 200 meter). Met de hoge cadmiumgehalten is aangepast<br />

natuurbeheer noodzakelijk. Het gras voldoet niet aan de warenwetnorm; het is niet<br />

geschikt voor begrazing en het maaisel kan niet zomaar afgezet worden. Momenteel<br />

vindt onderzoek plaats naar de daadwerkelijk waarneembare ecologische effecten in de<br />

overstromingsgebieden. Wat betreft de natte natuur geldt een mogelijk (ecologisch)<br />

risico op de gebieden die in directe verbinding staan. Er bestaat geen reële<br />

saneringsoptie, omdat er nog sprake is van herverontreiniging via het oppervlaktewater.<br />

- Grondwater. Het (ondiepe) grondwater in Noord-Brabant en noordelijk Limburg is<br />

overal structureel verontreinigd. Volgens ramingen is ongeveer 0,5 à 1 miljard m 3<br />

grondwater verontreinigd boven de interventiewaarde. Momenteel wordt de<br />

verontreiniging vooral nog in het ondiepe grondwater aangetroffen. In<br />

infiltratiegebieden ook op grotere diepten. Nog eeuwenlang zullen zware metalen in het<br />

grondwater voorkomen boven de streefwaarde en de interventiewaarde. TNO heeft<br />

berekend dat de verontreiniging over 100 jaar niet verder verspreid zal zijn dan tot een<br />

diepte van maximaal 35 meter. Deze diepte wordt alleen bereikt in infiltratiegebieden.<br />

De strategische watervoorraden bevinden zich in Brabant en Limburg op grotere<br />

diepten en worden dus niet bedreigd, ook niet in de toekomst.<br />

Het grondwater verplaatst zich (vooral in kwelgebieden) naar het oppervlaktewater om<br />

daar de waterbodem te belasten. Hierdoor dient iedere 20 jaar beekherstel plaats te<br />

vinden. Slechts een klein deel van de verontreiniging (5 à 20 %) stroomt af via de beken.<br />

De voorraad die in de vaste bodem aanwezig is, is een factor 10 hoger dan de vracht die<br />

in oplossing is (in het grondwater).<br />

Bewoners wordt advies gegeven over de geschiktheid van het grondwater voor diverse<br />

doeleinden. Is het water ongeschikt voor deze doeleinden dan wordt geadviseerd over te<br />

stappen op leidingwater. 28<br />

In Budel en Luyksgestel bevinden wordt respectievelijk 1,5 en 2 miljoen m 3 drinkwater<br />

gewonnen. De winning in Budel onttrekt water op een diepte van 30-60 meter onder<br />

maaiveld. Voor Luyksgestel geldt een diepte van 60-90 meter. De gehaltes aan zware<br />

metalen in het gewonnen water voldoen aan de drinkwaternormen. Via de openbare<br />

drinkwatervoorziening bestaan er daarom geen risico’s voor de volksgezondheid. Uit<br />

modelberekeningen blijkt bovendien dat de concentraties tot het einde van de eeuw<br />

onder deze normen blijven. In Budel heeft dit te maken met de aanwezigheid van<br />

kleihoudende zones, voor Luyksgestel geldt de diepte van de winning. Theoretische<br />

bestaat er een kans dat de winning in Budel verontreinigd raakt, vanwege onderbroken<br />

28 Er is ter indicatie een berekening gemaakt van de kosten van grondwatersanering in de Nederlandse<br />

Kempen. Hierbij is invulling gegeven aan het ultieme scenario bij onbeperkte (financiële) middelen. De<br />

totale kosten zijn geraamd op 1,2 miljard euro, welke inspanning eens in de 25 jaar zal moeten worden<br />

herhaald.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


56 HOOFDSTUK 9<br />

kleilagen. Lopende monitoring van de winputten geeft genoeg tijd om passende<br />

maatregelen te treffen. Mocht op termijn toch een zuiveringsinstallatie voor zware<br />

metalen nodig zijn, dan bedragen de kosten 1-10 euro per kg verwijderde zink. De<br />

kosten per m 3 gezuiverd water bedragen circa 0,001-0,01 euro.<br />

Zonder test van het grondwater leveren ondiepe veedrenkputten een gezondheidsrisico<br />

op voor vee. Bij verontreinigingen boven de norm zijn in de regel eenvoudige<br />

alternatieven voorhanden, zoals verdieping van de put of een alternatief als kraanwater.<br />

- Landbouwgronden. In het areaal is circa 55% akkerbouw, 40% veeteelt en 5%<br />

tuinbouw. Circa 99% van de gewassen is veilig te telen met de juiste pH (middels<br />

bekalken). De gewaskwaliteit is hier niet afwijkend van standaards, er zijn geen<br />

gezondheidsrisico’s en minimale economische schade. Met normale bekalking resteert<br />

1% van het areaal (60 ha), waar omschakeling van teelt of functieverandering wenselijk<br />

is. Hier is teelt van gevoelige gewassen uit oogpunt van productnormen af te raden. Mits<br />

rundernieren niet in de voedselketen terecht komen, vormt ook de veeteelt geen risico<br />

voor de volksgezondheid. De kosten bij een grondwaardederving van 30 naar 10 euro<br />

per m 2 komen dan uit op 12 miljoen euro. Bijkomende kosten bestaan voornamelijk<br />

kosten van onderzoek en voorlichting.<br />

- Natuurgebieden. Het areaal natuurgebied in de Kempen is circa 3.000 ha groot. Extreme<br />

vervuiling wordt gevonden in actueel overstromende oevergrond van de Dommel. De<br />

overige ‘natte’ natuur en ook de ‘droge’ natuur ondervinden geringe impact van de<br />

vervuiling. Actieve ingrepen worden vooralsnog niet voorzien, maar wel monitoring.<br />

9.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

In het nulalternatief worden moestuinen, landbouwgronden en natuurgebieden bemonsterd en<br />

worden teelt- en gebruiksadviezen gegeven. Als projectalternatief wordt de saneringsoperatie in<br />

de huidige planperiode (2005-2009) genomen. In de huidige planperiode zal het volgende worden<br />

gerealiseerd:<br />

- Zinkassen. Wanneer de gehalten de interventiewaarden overschrijden wordt aan de<br />

eigenaar van een zinkas een voorstel gedaan om de locatie te saneren. De zinkassen<br />

worden dus op vrijwillige basis verwijderd. Vaak zien particulieren het nut niet in van de<br />

investering, omdat men met de zinkassen is opgegroeid en men deze als zodanig niet als<br />

een gevaar / risico ervaart (andere risicoperceptie). Tevens kijkt men vaak op tegen de<br />

hoge kosten voor herinrichting van tuin en plaats en de kosten die daarmee gemoeid<br />

zijn. Verwacht wordt dat in de planperiode 370 particuliere erven en 10 kilometer open<br />

zinkassenweg worden gesaneerd.<br />

- Moestuinen. Circa 1.000 moestuinen worden bemonsterd. Hiervan zullen naar schatting<br />

700 tuinen een van teeltadvies worden gediend. Dit komt overeen met de acties die in de<br />

nulsituatie worden genomen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE DE KEMPEN 57<br />

- Waterbodems, uiterwaarden. Er zal circa 155.000 m 3 baggerspecie worden verwijderd<br />

(exclusief waterlopen in Eindhoven). Daarnaast zullen de belangrijkste waterlopen in<br />

Eindhoven worden gesaneerd. De Tungelroyse beek wordt gesaneerd. De vervuiling van<br />

de beek blijft ook hier doorgaan middels het oppervlaktewater, daarom zal elke 20 jaar<br />

beekherstel plaats moeten vinden. Voor de Dommel bestaat geen reële saneringsoptie,<br />

omdat er nog sprake is van herverontreiniging via het oppervlaktewater. In de Dommel<br />

worden daarom sedimentvangen geplaatst.<br />

- Grondwater. Gedurende de planperiode wordt wel 50 miljoen m 3 water gemonitord.<br />

Hiervan wordt 275.000 m 3 gesaneerd.<br />

- Landbouwgrond. Er wordt circa 3.500 ha landbouwgrond bemonsterd, waarvan 550 ha<br />

van teeltadvies wordt gediend. Dit komt overeen met de acties die in de nulsituatie<br />

worden genomen.<br />

- Natuurgebieden. Daarnaast wordt 750 ha natuurgebied bemonsterd en 200 ha wordt van<br />

gebruiksadvies gediend. Optioneel kan 2 ha bovengrond worden afgezet. Dit komt<br />

overeen met de acties die in de nulsituatie worden genomen.<br />

Bij gelijkblijvende inspanning is circa nog 100 jaar te gaan voordat de vervuiling tot het gewenste<br />

niveau is beperkt. Om de casus enigszins af te bakenen en niet te speculeren over toekomstige<br />

saneringsopties, wordt hier alleen naar de huidige planperiode gekeken.<br />

Externe effecten<br />

- Vermeden effecten van blootstelling aan vervuiling. Momenteel wordt onderzoek gedaan<br />

naar het risico op bepaalde vormen van kanker in het Nederlandse depositiegebied van de<br />

voormalige zinkfabrieken in België en Budel-Dorplein. Het RIVM doet onderzoek naar de<br />

wijze waarop bewoners in de Kempen worden blootgesteld aan cadmiumhoudend stof<br />

binnen- en buitenshuis. Belgische onderzoekers hebben begin dit jaar voor het eerst een<br />

verband gelegd tussen een verhoogde kans op longkanker bij bewoners in de gebieden<br />

nabij de voormalige zinkfabrieken in de Belgische Noorder Kempen. Aangezien de situatie<br />

in de Nederlandse Kempen van geringere aard en omvang is, wordt een dergelijk verband<br />

in de Nederlandse Kempen niet verwacht.<br />

Sinds de jaren ’80 zijn de meeste zinkassen afgedekt met verschillende<br />

afdekkingsmaterialen. De blootstelling aan puur zinkassenstof is daardoor naar<br />

verwachting verwaarloosbaar klein geworden. Aandachtspunt zijn de gezondheidsrisico’s<br />

bij zinkassensaneringen. Het vervuilde grondwater brengt deze eeuw waarschijnlijk geen<br />

gezondheidsrisico’s met zich mee. De maatregelen met betrekking tot moestuinen,<br />

landbouwgronden en natuurgebieden verschilt in het projectalternatief niet van die in het<br />

nulalternatief. Voor de KBA zijn deze functies dan ook niet van belang.<br />

- Vermeden schade aan ecosysteem. Voor de <strong>MKBA</strong> is een analyse gemaakt van de<br />

ecosysteemeffecten als gevolg van de atmosferische depositie. De maximale Potentieel<br />

Aangetaste Fractie (PAF) van voorkomende soorten bedroeg voor zink en cadmium<br />

respectievelijk 78% en 17%. Andere metalen – zoals koper en lood – dragen eveneens<br />

significant bij aan de PAF, maar in minder mate. Met andere woorden, zink is<br />

verantwoordelijk voor een groot deel van de toxische druk als gevolg van atmosferische<br />

depositie. Figuur 9.1 geeft de verdeling van de toxische druk in de Kempen. De hoogste<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


58 HOOFDSTUK 9<br />

PAF-waarden worden gevonden rondom de zinkfabrieken in Budel-Dorplein en België.<br />

Vanwege de overheersende zuidwesten windrichting is de vlek gericht in noordoostelijke<br />

richting. Verkennend TRIADE-onderzoek heeft aangetoond dat in natuurgebieden rond<br />

de fabriek ecosysteemeffecten van de verontreiniging aangetoond kunnen worden.<br />

Tevens zijn de effecten van verhoogde concentraties in de bodems van de beekdalen<br />

beschouwd. In een verkennend onderzoek van Alterra zijn de concentraties van zware<br />

metalen in gras en bodem van een beekdal in de Dommel geanalyseerd. 29 Cadmium en<br />

lood blijken een duidelijke bijdrage aan de toxische druk te leveren, ten opzichte van de<br />

bijdrage van zink, dit in tegenstelling tot de belasting van de bodem als gevolg van<br />

atmosferische depositie. Het is vooralsnog onbekend of de resultaten van het onderzoek<br />

representatief zijn voor de overige beekdalen in de Kempen. In onderstaande tabel zijn de<br />

waarden voor de PAF en de msPAF voor de verschillende metalen gegeven.<br />

Tabel 9.1 Toxische druk in de bodem in en nabij de Malpiebeemden (gegevens<br />

afkomstig van 34 grondmonsters in Römkens et al. 2006)<br />

Cd Pb Zn Totaal<br />

mengsel<br />

laagste waarde 0 0 0 12<br />

geometrisch gemiddelde 29 25 36 69<br />

gemiddelde 46 35 58 78<br />

75% percentiel 62 42 82 96<br />

hoogste waarde 80 49 95 99.5<br />

Noot: De toxische druk werd uitgedrukt in een PAF en msPAF (in %). Voor de lokale achtergrond werd<br />

een locatiespecifieke benadering gevolgd, met het gemiddelde van de 5 laagste concentraties.<br />

Zinkassen zijn als gevolg van hun heterogeniteit buiten beschouwing gelaten. Lokaal<br />

kunnen deze zinkassen echter wel grote ecologische effecten veroorzaken.<br />

De sanering van de zinkassen en waterbodems leidt op dit moment tot een vermindering<br />

van de ecologische effecten. Zoals hiervoor aangegeven heeft sanering een (groot) effect,<br />

maar dit effect is (nog) niet kwantificeerbaar. Sanering van de door atmosferische<br />

depositie vervuilde bodems is niet aan de orde en speelt in deze <strong>MKBA</strong> dan ook geen<br />

rol. 30<br />

- Effecten vervoer grond. Het is niet bekend hoeveel grond er wordt afgegraven en elders<br />

wordt verwerkt.<br />

Het verspreidingsrisico via het grondwater is in het nul- en projectalternatief gelijk en wordt<br />

daarom buiten beschouwing gelaten.<br />

29 Römkens, P.F.A.M., Rietra, R.P.J.J., Sival, F.P. (2006) Cadmium in bodem en gras in natuurgebieden in en<br />

nabij de Malpiebeemden. Rapport 1299. Alterra, Wageningen.<br />

30 In de nabije toekomst worden mogelijk wel specifieke maatregelen getroffen. Door uitspoeling naar het<br />

grondwater en de sterk gereduceerde vermindering van atmosferische depositie zal de concentratie van<br />

zink en cadmium wel geleidelijk afnemen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE DE KEMPEN 59<br />

Figuur 9.1 Gesommeerde toxische druk (msPAF) op het bodemecosysteem voor de<br />

metalen zink en cadmium in de Kempen<br />

Bron: Gegevens: ABdK, afbeelding: RIVM<br />

Noot: De symbolen markeren de monsterlocaties. De grote van het symbool is een maat voor de<br />

gesommeerde toxische druk (msPAF in %). De ruimtelijke verdeling werd via interpolatie verkregen<br />

(afgeronde grenzen): oranje: msPAF > 75%; geel ms PAF 50% - 75%; groen msPAF 30% - 50%; blauw<br />

msPAF 15% - 30%; donkerblauw msPAF < 15%; geel en oranje: msPAF tussen 85 en 40%; groene<br />

kleuren: msPAF tussen 20 en 40%; blauwe kleuren: ms PAF < 20%. Er is rekening gehouden met de<br />

natuurlijke achtergrond.<br />

Directe effecten<br />

- Waardevermeerdering pand. Onder andere door het wegnemen van: de gepercipieerde<br />

verplichting tot saneren in de toekomst en zorgen over toekomstige procedurekosten.<br />

Aangenomen wordt dat op alle te saneren zinkerven onroerend goed aanwezig is met<br />

een waarde van 0,5 miljoen euro. Wederom wordt er vanuit gegaan dat deze bebouwing<br />

na sanering met 7% in waarde stijgt.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


60 HOOFDSTUK 9<br />

Doorslaggevende effecten voor vrijwillige deelname middels cofinanciering door<br />

particuliere eigenaren zijn: het wegnemen van eventuele belemmeringen bij het<br />

verkrijgen van bouwvergunningen of bij de verkoop of vererving van het onroerend<br />

goed. Daarnaast speelt het besef dat politieke ontwikkelingen financiële steun van de<br />

overheid in te toekomst ongewis maken. Milieubesef / risicoperceptie spelen eigenlijk<br />

nooit een rol.<br />

Indirecte effecten<br />

Geen<br />

Kosten<br />

In de periode 2005-2008 doneert het Ministerie van VROM (via de provincies Noord Brabant en<br />

Limburg) circa 40 miljoen euro. Dit bedrag wordt door provincies, waterschappen, gemeenten en<br />

particulieren aangevuld tot 60 miljoen euro. Hieronder zal worden aangegeven waar dit bedrag<br />

aan wordt uitgegeven:<br />

- Sanering zinkassen. Met 33 à 34 miljoen euro gaat het overgrote deel van het beschikbare<br />

budget naar de sanering van zinkassen. Gemeenten en particulieren dragen respectievelijk<br />

4,4 en 4,8 miljoen euro bij. De overige 24 miljoen komt voor rekening van het Rijk. Dit<br />

zijn de kosten van ontgraven, vervoeren en verwerken van de zinkassen en het aanvullen<br />

van cunetzand. In de huidige planperiode worden naar schatting 370 particuliere erven en<br />

10 kilometer zinkassenwegen gesaneerd.<br />

- Herinrichting. De kosten van herinrichting van de gesaneerde zinkassen komen voor<br />

rekening van de eigenaar en bedragend circa 7.000 euro per zinkas.<br />

- Sanering waterbodems/oeverzones. De kosten hiervan worden voor de huidige<br />

planperiode geraamd op 12 à 14 miljoen euro, dit is inclusief de sedimentvangen in de<br />

Dommel. 31 Het waterschap financiert 3,6 miljoen euro, het overige bedrag wordt<br />

opgebracht door het Rijk en de provincies.<br />

- Monitoring grondwater. Monitoring van het grondwater kost in de planperiode circa 4 à 5<br />

miljoen euro.<br />

De volgende maatregelen worden eveneens van de 60 miljoen betaald, maar zijn voor de KBA<br />

niet van belang, aangezien ze zowel in het nulalternatief als het projectalternatief worden<br />

gemaakt:<br />

- Beheersconcept moestuinen. Moestuinen worden niet op grootschalige wijze gesaneerd. In<br />

plaats daarvan is een beheersconcept van toepassing, wat inhoudt: onderzoek en<br />

gebruiksadvies. De kosten hiervan worden geraamd op 1 à 2,7 miljoen euro.<br />

- Beheersconcept landbouwgrond. Het bemonsteren van de landbouwgronden en het<br />

verstekken van teeltadviezen kost in de planperiode circa 1 à 1,3 miljoen euro.<br />

- Beheersconcept natuurgebieden. Bemonstering van de natuurgebieden en het verstekken<br />

van gebruiksadviezen kost circa 1 miljoen euro.<br />

- Apparaatkosten. Deze bedragen gedurende de planperiode circa 7 à 8 miljoen euro.<br />

31 Het oppervlaktewater in de Dommel zal nog jaren worden belast door aanhoudende lozingen in<br />

Vlaanderen. Om de verspreiding van sediment (waterbodem) tegen te gaan, zullen op strategische<br />

plaatsen sedimentvangen worden aangelegd. Pas wanneer de lozingen stoppen kan – net als in de<br />

Tungelroyse beek – gestart worden met saneren. Het waterschap raamt de kosten van de sedimentvangen<br />

op 3,25 miljoen euro.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE DE KEMPEN 61<br />

9.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

Tabel 9.2 Kosten en baten uitgesplitst naar actoren, miljoenen euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Provin- Gemeen- Water- Particu- Bedrij-<br />

cies ten schap- lieren ven<br />

pen<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Gezondheidsrisico nihil nihil<br />

Schade aan ecosysteem PM PM<br />

Directe effecten<br />

Waardevermeerdering panden 0 à 13 0 à 13<br />

Indirecte effecten<br />

Geen<br />

Subtotaal 0 à 13 0 0 0 0 0 à 13 0<br />

+PM +PM<br />

Kosten<br />

Sanering zinkassen -34 à -33 -25 à -24 -4 -5<br />

Herinrichting gesaneerde zinkassen -3 -3<br />

Sanering waterbodems/oeverzones -14 à -12 -6 -5 à -2 -4<br />

Monitoring grondwater -5 à -4 -2 -3 à -2<br />

Effecten vervoer grond -PM -PM<br />

Subtotaal -56 à -52 -33 à -32 -7 à -4 -4 -4 -7 0<br />

-PM -PM<br />

Saldo -43 à -39 -33 à -32 -7 à -4 -4 -7 -7 à 6 0<br />

+/-PM +/-PM<br />

9.4 Conclusies en gevoeligheidsanalyses<br />

De KBA laat een sterk negatief monetair effect zien waartegenover een positief effect voor<br />

ecologie staat, waarvan de omvang niet bekend is. Het saneren van zinkassen heeft naar<br />

verwachting een groot ecologisch effect en een zeer klein gezondheidseffect. Daarnaast levert<br />

sanering voornamelijk hoge kosten en een waardestijging van huizen op. Die waardestijging komt<br />

voort uit de beperkingen van het grondgebruik en van de mogelijke verplichting tot sanering in<br />

de toekomst, maar niet vanwege de beperkte gezondheidseffecten.<br />

De saneringskosten komen voornamelijk voor rekening van het Rijk en de gemeenten,<br />

waterschappen en provincies. Eigenaren van een zinkassenerf, kunnen door de sanering een<br />

netto-baat ondervinden, wanneer de waarde van hun onroerend goed hierdoor in voldoende<br />

mate toeneemt.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 63<br />

10 Case Ophogingen<br />

10.1 Casebeschrijving<br />

In het verleden werd het maaiveld bij veranderingen in het bodemgebruik en de ruimtelijke<br />

inrichting veelal opgehoogd met puinhoudend materiaal of werd de bestaande verontreiniging<br />

‘ondergeschoffeld’. De gebruiksfuncties van ophooglagen zijn: wonen met tuin, bedrijvigheid en<br />

infrastructuur. Ten behoeve van de herinrichting werden sloten en vaarten (waarvan de bodem<br />

soms al verontreinigd was) gedempt met lokaal (sloop)materiaal. Dit heeft in zowel stedelijk als<br />

landelijk gebied geleid tot ondiep gelegen bodemverontreinigingen. Ook de aanvulling van erven<br />

en landbouwgrond met steenachtig materiaal (puin, veelal asbesthoudend) heeft hieraan<br />

bijgedragen.<br />

De verontreiniging als gevolg van de ophooglagen komt aan het maaiveld of net onder de deklaag<br />

voor. Dempingen leiden tot ietwat diepere verontreiniging, vanaf het maaiveld of onder de<br />

deklaag. Er zijn momenteel circa 125.000 dempingen, erfverhardingen en ophooglagen<br />

geregistreerd. In deze case zal alleen naar ophogingen worden gekeken, dempingen komen in<br />

paragraaf 18 aan de orde.<br />

De verontreinigingen bestaan vooral uit immobiele componenten, zoals PAK (roetdeeltjes en<br />

teerachtige stoffen) en zware metalen (uit assen en sintels, incidenteel andersoortige slakken).<br />

Atmosferische depositie en lokale benutting dragen bij aan de aard en mate van verontreiniging.<br />

De meer mobiele componenten raken met infiltrerend neerslagoverschot in de ondergrond. Het<br />

gaat hierbij vooral om metalen (zink, lood, koper en in mindere mate cadmium, nikkel, chroom<br />

en kwik). De mobiliteit is echter gering. De uitgeloogde metalen cumuleren in het bovenste deel<br />

van het grondwatersysteem. Naast deze algemeen voorkomende microverontreinigingen is er een<br />

veelheid aan stoffen die in bepaalde gevallen in hoge concentraties kunnen voorkomen, zoals<br />

asbest, residu van bestrijdingsmiddelen en (zware) gechloreerde componenten.<br />

10.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

In het nulalternatief vindt er geen sanering plaats. In het projectalternatief vindt sanering plaats<br />

wanneer er sprake is van dynamiek:<br />

- Functiebehoud: bijvoorbeeld bij bedrijfsuitbreiding en wijkvernieuwing;<br />

- Functieverandering: locatie- en wijkontwikkeling;<br />

- Fictief: bij grondtransacties.<br />

Sanering houdt meer specifiek in:<br />

- het ontgraven van zintuiglijk vervuilde bodemdelen;<br />

- afvoer voor eventueel opwerking (zeven) en hergebruik, afvoeren naar stortplaats;<br />

- soms opslag in depot, partijkeuringen, hergebruik op locatie van licht verontreinigd<br />

materiaal, afvoer meer verontreinigd materiaal;<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


64 HOOFDSTUK 10<br />

- aanvullen tot profiel ten behoeve van herinrichting;<br />

- aanleg van leeflaag, opgebracht of (half) ingegraven.<br />

De zinkassenerven uit de case De Kempen zijn een voorbeeld van een ophooglaag. Bij gebrek<br />

aan een specifieke case over een ophooglaag is echter gekozen om de erfverhardingen uit De<br />

Kempen als uitgangspunt voor deze case te laten dienen. In De Kempen gaat het veelal om<br />

buitengebied (iets wat voor ophooglagen overigens veelal ook opgaat). Hier wordt dan ook een<br />

ophoging in landelijk gebied beschouwd.<br />

Externe effecten<br />

- Vermeden effecten aan blootstelling aan vervuiling. Onderstaand kader geeft aan in<br />

hoeverre verontreinigde ophooglagen de MTR-normen voor diverse stoffen<br />

overschrijden. Er treedt alleen een gezondheidsrisico op, wanneer kwetsbare open<br />

grondfuncties worden gecreëerd, zoals zandbakken en moestuinen. Andere functies op<br />

verharding kunnen zonder sanering worden gerealiseerd. Het areaal blootstelling via<br />

bovengrond is enkele m 2 per geval, maar betreft in Nederland enkele tientallen hectare.<br />

Het is echter niet bekend hoeveel mensen er gedurende hoeveel tijd worden blootgesteld,<br />

wat kwantificering van het effect bemoeilijkt.<br />

Ophogingen<br />

Grond<br />

- Minerale olie < 1 tot 5 x<br />

- PAK < 1 tot 500 x<br />

- Pb


CASE OPHOGINGEN 65<br />

betrekking tot het grondwerk. Aangenomen dat 50% van de saneringskosten bestaan uit<br />

het ontgraven van de grond en dat de helft van de ontgravingskosten aan de sanering<br />

worden toegeschreven, dan bestaat het efficiencyvoordeel uit 25% van de saneringskosten.<br />

Wanneer geen herontwikkeling plaatsvindt, wordt er ook geen efficiencyvoordeel behaald.<br />

- Vermeden kosten van beheer. Omdat het hier voornamelijk immobiele verontreinigingen<br />

betreft, is beheer beperkt tot registratie van kwaliteit en bewaking daarvan in het<br />

maatschappelijke verkeer. De kosten hiervan bedragen circa 500 à 1.000 euro per locatie<br />

per jaar. De kosten bestaan uit registratie, éénmalig onderzoek, periodieke meerkosten bij<br />

bouw, verkoop, geringe jaarlijkse inspanning ten behoeve van bewaking van<br />

gebruikswijziging en handhaving. Na sanering is er vrijwel geen beheer meer nodig.<br />

Indirecte effecten<br />

Geen<br />

Kosten<br />

- Voor een vlakvormige laag (perceel, bebouwd terrein) op geringe diepte liggen de<br />

saneringskosten tussen de 15 (op basis van hergebruik) en 30 (klein werk) euro per m 2.<br />

Voor de wat dieper gelegen lijnvormige elementen is dat 25 à 35 euro per m 2. Bij grote<br />

volumina zal een oplossing op basis van hergebruik worden gezocht. Indien de<br />

ontgravingen moeten worden voortgezet beneden grondwaterstand, dan nemen de kosten<br />

toe. 32 De saneringskosten van zinkassenerven bedragen circa 35.000 euro. Als we de<br />

saneringskosten op gemiddeld 25 euro per m 2 stellen, dan betekent dit dat een<br />

zinkassenerf een gemiddelde omvang heeft van 1.400 m 2.<br />

- Effecten vervoer grond. De vervuilde grond zal afgevoerd moeten worden met<br />

vrachtwagens. Deze vrachtwagens stoten schadelijke stoffen uit. De kosten hiervan zullen<br />

als extern effect meegenomen moeten worden. Een gemiddeld erf heeft een omvang van<br />

1.400 m 2.<br />

Saneringen van ophogingen worden betaald door de projectontwikkelaar of door de gemeente<br />

(via ISV-geld) of de voormalige eigenaar (via een lagere verkoopprijs). In de case wordt<br />

aangesloten bij de sanering van de zinkassenerven in de Kempen. De kosten hiervan werden voor<br />

60% door het Rijk (via ABdK) betaald, de overige 40% werd doorgaans gesplitst tussen<br />

particulieren en gemeente.<br />

De saneringskosten kunnen in zekere mate worden uitgeruild tegen beheerskosten. De<br />

verhouding is sterk afhankelijk van de omvang van het geval. Het kantelpunt ligt bij<br />

saneringskosten van enkele tienduizenden euro’s. Tot dit niveau compenseren vermeden<br />

toekomstige beheerskosten de éénmalige saneringskosten. De kosten moeten dan wel in één keer<br />

‘genomen’ worden.<br />

32 Dat geldt ook wanneer er, op diepte, oude sterk vervuilde sliblagen moeten worden verwijderd. Het gaat<br />

dan echter niet meer om een veelheid aan kleine saneringen, maar om incidentele grote saneringen die<br />

niet binnen het kader van dit prototype vallen. Deze saneringen zullen in deze casus dan ook buiten<br />

beschouwing blijven.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


66 HOOFDSTUK 10<br />

10.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de omvang van genoemde effecten. De<br />

effecten hebben betrekking op een enkele sanering van een zinkassenerf. Hiervoor is reeds<br />

opgemerkt dat slechts 20 à 30% van de percelen een woon- of werkfunctie heeft. Percelen zonder<br />

een dergelijke functie missen het effect van waardevermeerdering voor het aanwezige vastgoed en<br />

het gezondheidseffect.<br />

Tabel 10.1 Kosten en baten uitgesplitst naar actoren, duizenden euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

en bedrijven<br />

Gezondheidsrisico PM PM<br />

Schade aan ecosysteem PM PM<br />

Directe effecten<br />

Waardevermeerdering bestaande panden 0 à 35 0 à 35<br />

Efficiency voordeel 0 à 9 0 à 9<br />

Vermeden kosten beheer 12 à 25 12 à 25<br />

Indirecte effecten<br />

Geen<br />

Subtotaal 12 à 68 0 12 à 25 0 à 44<br />

Kosten<br />

+PM +PM<br />

Sanering zinkassenerf -35 -21 -7 -7<br />

Effecten vervoer grond -2 -2<br />

Subtotaal -37 -21 -7 -9<br />

Saldo -25 à 31 -21 5 à 18 -9 à 35<br />

+PM +PM<br />

10.4 Conclusies en gevoeligheidsanalyse<br />

Uit het overzicht van kosten en baten van sanering van de ophooglaag komt een diffuus beeld<br />

naar voren dat met name te maken heeft met de onzekerheid omtrent de omvang van de<br />

gezondheidseffecten. De kans op blootstelling is alleen aanwezig bij een open grondfunctie<br />

(moestuinen, zandbakken). Hoe minder de mens blootstaat aan de vervuiling des te kleiner het<br />

effect op de waardevermindering van panden is. Sanering voorkomt waardevermindering van<br />

panden en kosten van beheer. In het geval van herontwikkeling komen daar nog<br />

efficiencyvoordelen bij.


CASE OPHOGINGEN 67<br />

De gemeente behaalt een netto-baat vanwege vermeden beheerskosten. Particulieren en bedrijven<br />

zullen in de meeste gevallen ook een netto-baat ondervinden. Deze neemt toe naarmate hun<br />

onroerend goed als gevolg van de sanering sterker in waarde toeneemt en de sanering gepaard<br />

gaat met herontwikkeling van het betreffende perceel. Het Rijk ondervindt een netto-kostenpost.<br />

De vermeden kosten van beheer vallen circa de helft lager uit wanneer voor een discontovoet van<br />

7% wordt gekozen. Op de overige effecten heeft een verhoging van deze voet nauwelijks effect.<br />

Het saldo zal hierdoor met -30 à 21 miljoen euro enigszins lager uitvallen.<br />

Bij dit alles dient te worden opgemerkt dat bij deze case is aangesloten bij de zinkassensaneringen<br />

in de Kempen. Hier is aangenomen – overeenkomstig De Kempen – dat de kosten voor 60%<br />

worden gedragen door het Rijk en dat gemeente en particulieren elk 20% voor hun rekening<br />

nemen. Mogelijk geldt dit niet voor de gemiddelde ophooglaag. De totale kosten en baten blijven<br />

dan weliswaar onveranderd, maar de verdeling naar actoren kan dan anders uitpakken.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 69<br />

11 Case Stortplaats<br />

11.1 Casebeschrijving<br />

Stortplaatsen reflecteren de welvaart van de samenleving. Met name in de jaren ’50 tot ’70 nam<br />

het stortvolume sterk toe. Het gaat om ondiep gelegen dempingen / ophogingen in landelijk en<br />

perifeer stedelijk gebied. Het totaal aantal geïdentificeerde stortplaatsen bedraagt circa 4.000,<br />

welke in omvang verschillen van enkele honderden m 2 tot enkele hectare met een laagdikte van<br />

enkele tot een tiental meter. De totale omvang van alle stortplaatsen bedraagt circa 8.000 ha.<br />

De verontreinigingen zijn vooral macroconstituenten (zout, ammonium), zware metalen (koper,<br />

zink) en organische verbindingen (humeuze afbraakproducten, olieachtige verbindingen). 33<br />

Incidenteel zijn afvalstoffen van specifieke aard aangevoerd. In de omgeving van de stort en/of<br />

langs aanvoerwegen kan oppervlakkige bodemverontreiniging zijn ontstaan (verwaaiing,<br />

roetneerslag). 34<br />

Op hoge gronden bevinden de verontreinigingen zich (ruim) boven het grondwater, in laag<br />

Nederland direct op en vaak in het (grond)water. In dit laatste geval fungeren omliggende sloten<br />

als opvang en afvoersysteem van het uittredend percolaat. De waterbodem is dan vaak<br />

verontreinigd geraakt tijdens de exploitatie en is of wordt geleidelijk verder verontreinigd door<br />

het neerslaan van microverontreinigingen in het percolaat. De variatie in areaal en mate van<br />

verontreiniging is groot. In 75% van de gevallen is een aantasting van het direct benedenstrooms<br />

grondwater vastgesteld. In 30% van de gevallen is het grondwater direct benedenstrooms ernstig<br />

verontreinigd met metalen, soms met organische microverontreinigingen.<br />

Verspreiding kan leiden tot uittreding naar oppervlaktewater en aantasting van de kwaliteit van<br />

grondwaterwinning voor veedrenking of (incidenteel) consumptie. Op mindere afstand vormen<br />

ook microverontreinigingen een risico.<br />

Door stedelijke uitbreidingen ligt circa 1% van de 4.000 verontreiniginglocaties inmiddels binnen<br />

bebouwd gebied. De merendeel ligt in landelijk en perifeer stedelijk gebied. Hierdoor bevinden zij<br />

zich wel vaak in gebieden waar locatie- of gebiedsontwikkeling actueel is of binnen afzienbare tijd<br />

aan de orde komt. Met behulp van ‘De nieuwe kaart van Nederland’ is onderzocht in welke mate<br />

sprake is van dynamiek, het omzetten of opwaarderen van gebruiksfuncties op of nabij het<br />

object. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het volgende tabel.<br />

33 De case richt zich op plaatsen waar inert materiaal vermengd met klein chemisch afval (en incidenteel<br />

mogelijk grotere hoeveelheden ‘gevaarlijk’ afval) is gestort. Plaatsen waar chemisch afval is gestort, blijven<br />

hier buiten beschouwing; deze komen aan bod in de case Volgermeerpolder. Ook loswallen bestaande uit<br />

baggerspecie vormen een aparte groep, welke aan bod komt in de case ophooglaag / demping.<br />

34 Bij de stort kunnen ook vormen van afvalscheiding en opwerking hebben plaatsgevonden (autosloop,<br />

metaalterugwinning). Dit laatste kan betekenen dat de verontreiniging zich uitstrekt buiten het feitelijke<br />

stortlichaam, met een geheel ander palet en concentratiebereik van de stortingen. Dergelijke situaties<br />

worden beschouwd in de case kleinschalige bedrijvigheid.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


70 HOOFDSTUK 11<br />

Tabel 11.1 Mate waarin sprake is van dynamiek op of nabij stortplaats<br />

Hoog dynamisch, concreet voornemen intensief stedelijke gebruiksfunctie 13%<br />

Dynamisch, voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling binnen 5 à 15 jaar 27%<br />

Semi-dynamisch, globale planvoornemens of nabij bebouwde kom 43%<br />

Statisch, geen vooruitzichten op ruimtelijke ontwikkeling 17%<br />

Bron: MNP<br />

Gezien de te verwachten verschillen in effecten, zullen er twee <strong>MKBA</strong>’s worden gemaakt; één<br />

voor dynamische (hoog dynamische en dynamische gebieden) en één voor niet-dynamische<br />

(semi-dynamische en statische gebieden). In dynamische gebieden wordt de stortplaats veelal<br />

afgedekt, waarna het gebied wordt ontwikkeld tot natuur- en/of recreatiegebied. Aan de randen<br />

van het gebied kan bebouwing gerealiseerd worden. In niet-dynamische gebieden wordt een stort<br />

doorgaans afgedekt en vindt natuurontwikkeling plaats.<br />

Het saneren van een stortplaats in een dynamisch gebied zal grotere positieve<br />

gezondheidseffecten hebben dan het saneren van een gelijksoortige stortplaats in een nietdynamisch<br />

gebied. Ook mogen er in dynamisch gebied grotere effecten van functieontwikkeling<br />

verwacht worden.<br />

De sanering van stortplaatsen krijgt doorgaans een lage prioriteit, met uitzondering van gifbelten<br />

als de Volgermeer. Voornamelijk de omgevingsdynamiek bepaalt of er opgeschoond kan worden.<br />

11.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong>’s<br />

Het nulalternatief bestaat in beide <strong>MKBA</strong>’s uit ‘niets doen’. Veelal is een voormalige stortplaats al<br />

wel afgedekt met een deklaag. Het projectalternatief bestaat doorgaans uit saneren wanneer zich<br />

een maatgevend risico voordoet. Volgens vigerend beleid wordt dit als volgt voorgesteld:<br />

- Grondwater. Actieve sanering/bemaling alleen wanneer dit spoedeisend is en wanneer het<br />

volume aangetast grondwater groter is dan 6.000 m3 of in bijzondere gebieden die<br />

bijzondere bescherming behoeven. Zo nodig nader onderzoek en monitoring gedurende<br />

langere periode. Sanering houdt in het tegengaan van verdere verspreiding, zomogelijk het<br />

verminderen van reeds verontreinigd grondwater. Met de sanering/beheersing wordt<br />

(tenminste) verspreiding tegengegaan op 240 locaties. De hiermee voorkomen<br />

grondwatervervuiling bedraagt globaal 0,5 à 1 miljoen m3 per jaar.<br />

en/of:<br />

- Deklaag cq. verharding aanbrengen, vervangen of aanvullen. Circa 90% van de<br />

geïnventariseerde objecten behoeft een verbeterde deklaag. In totaal beslaat deze<br />

maatregel 7.000 ha, tegen een bedrag van gemiddeld 8 euro per m2. 35<br />

en:<br />

- Administratieve registratie en beheer.<br />

35 Een nieuwe deklaag kost gemiddeld 15 euro per m 2; het aanvullen van een bestaande deklaag 5 euro per<br />

m 2.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE STORTPLAATS 71<br />

Op basis van de beschikbare gegevens is ingeschat hoeveel locaties in aanmerking komen voor<br />

sanerings- en beheersmaatregelen en welke kosten hiermee gemoeid zijn. De volgende tabel geeft<br />

hiervan een samenvatting.<br />

Tabel 11.2 Kosten van verschillende saneringsopties<br />

aanpak<br />

grondwater<br />

aanpak<br />

deklaag<br />

deklaag vervangen /<br />

aanbrengen<br />

i: € 300k/locatie<br />

e: --<br />

deklaag aanvullen<br />

i: € 100k / locatie<br />

e: --<br />

geen aanpassing<br />

i: --<br />

e: --<br />

totaal<br />

Bron: MNP<br />

saneren /<br />

beheersen<br />

i: € 85k/locatie<br />

e: € 25k/locatie/jaar<br />

120 locaties<br />

i: € 47 mln<br />

e: € 3 mln/jaar<br />

80 locaties<br />

i: € 14,8 mln<br />

e: € 2 mln/jaar<br />

40 locaties<br />

i: € 3,4 mln<br />

e: € 1 mln/jaar<br />

240 locaties<br />

i: € 65 mln<br />

e: € 6 mln/jaar<br />

monitoring<br />

i: € 15k/locatie<br />

e: € 3k/locatie/jaar<br />

920 locaties<br />

i: € 291 mln<br />

e: € 2,8 mln/jaar<br />

1.840 locaties<br />

i: € 212 mln<br />

e: € 5,5 mln/jaar<br />

160 locaties<br />

i: € 2,4 mln<br />

e: € 0,5 mln/jaar<br />

2.920 locaties<br />

i: € 505 mln<br />

e: € 9 mln/jaar<br />

geen<br />

maatregel<br />

160 locaties<br />

i: € 51 mln<br />

e: --<br />

520 locaties<br />

i: € 49 mln<br />

e: --<br />

160 locaties<br />

i: --<br />

e: --<br />

840 locaties<br />

i: € 100 mln<br />

e: --<br />

totaal<br />

1.200 locaties<br />

i: € 389 mln<br />

e: € 6 mln/jaar<br />

2.440 locaties<br />

i: € 276 mln<br />

e: € 7,5 mln/jaar<br />

360 locaties<br />

i: € 5 mln<br />

e: € 1,5 mln/jaar<br />

4.000 locaties<br />

i: € 670 mln<br />

e: € 15 mln/jaar<br />

Voor de <strong>MKBA</strong> met betrekking tot een dynamisch gebied, wordt er vanuit gegaan dat er een<br />

deklaag wordt aangebracht en tevens het grondwater wordt gesaneerd/beheerst. In nietdynamische<br />

gebieden bestaat in onze KBA de saneringsoperatie uit aanvulling van de deklaag en<br />

monitoring van het grondwater.<br />

Externe effecten<br />

- Vermeden effecten aan blootstelling aan vervuiling. Direct of via het grondwater kan een<br />

stort leiden tot vervuiling van het oppervlaktewater. Organische en anorganische<br />

verontreinigingen kunnen bijdragen aan een risico voor mens, plant en dier. Van de hier<br />

bedoelde gevolgen is in het verleden slechts in incidentele gevallen sprake geweest<br />

(stortingen in recreatief gebruikt oppervlaktewater). Uit de studie naar voormalige<br />

Brabantse stortplaatsen blijkt echter dat actuele gezondheidsrisico’s niet zozeer door het<br />

grondwater, maar door de deklaag veroorzaakt te worden. Door de geringe dikte van de<br />

gebruikte deklagen kunnen mens en dier direct in contact komen met het stortmateriaal.<br />

In Brabant bleek circa 10% van de deklagen zo dun dat risico’s voor mens en dier niet uit<br />

te sloten zijn. Actuele gezondheidsrisico’s doen zich voor wanneer de stortplaatslocatie<br />

wordt bebouwd, of ontwikkeld wordt tot intensief of extensief (openbaar) gebruikt groen,<br />

Wanneer natuur en/of landbouw wordt ontwikkeld is er ‘slechts’ sprake van een<br />

potentieel risico. 36<br />

36 Projectteam Navos (2005). Resultaten Navos III (2003-2004). <strong>Onderzoek</strong> naar de bodemkwaliteit bij voormalige<br />

stortplaatsen in Noord-Brabant.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


72 HOOFDSTUK 11<br />

- Vermeden schade aan ecosysteem. Het is aannemelijk dat er ernstige ecologische effecten<br />

zijn. Bij afgedekte stortplaatsen zal de dikte en kwaliteit van de dek- en leeflaag bepalend<br />

zijn voor de mate waarin de ecologische risico’s zijn gereduceerd. Een voldoende dikke<br />

dek- cq. leeflaag wordt gezien als passende en praktische maatregel om de ecologische en<br />

humane risico’s sterk te verminderen. Effectieve nazorg blijft in dat geval nodig. De<br />

precieze ecologische effecten zijn in kwantitatieve zin vooralsnog niet af te leiden.<br />

- Verspreidingsrisico via grondwater en uitstroming naar oppervlaktewater. Door afspoeling<br />

kan verontreinigd materiaal verspreiden naar omliggende percelen, grondwater of<br />

oppervlaktewater. Ook verwaaiing kan bijdragen aan de verspreiding. Met de<br />

sanering/beheersing wordt verspreiding tegengegaan op tenminste 240 locaties. De<br />

hiermee voorkomen grondwatervervuiling bedraagt circa 0,5 à 1 miljoen3 per jaar. Op<br />

2.920 locaties wordt het grondwater gemonitord; op de overige 840 locaties worden geen<br />

maatregelen genomen (zie Tabel 11.2).<br />

- Effecten vervoer grond. Voor de aanvoer van grond ten behoeve van de deklaag zijn veel<br />

vrachtwagenritten nodig. Deze vrachtwagens veroorzaken schadelijke emissies. Bij een<br />

woonfunctie dient de deklaag minstens 0,5 meter dik te zijn (1-1,5 meter is normaal). Voor<br />

dynamische gebieden wordt daarom 1 meter aangehouden en voor de niet-dynamische<br />

gebieden 0,5 meter.<br />

- Vermeden broeikasgassen. De organische stof in het stortlichaam kan onder anaerobe<br />

condities worden omgezet tot methaan. Dit is een broeikasgas, dat bij ophoping<br />

bovendien explosief is. Voor de hier beschouwde groep objecten, overwegend vrijliggend<br />

en niet afgedekt, zijn geen aanwijzingen bekend dat stortgas of stankhinder problemen<br />

opleveren. Vooral bij nieuwe stortplaatsen komt methaangas vrij; bij oude stortplaatsen<br />

waar het in deze case omgaat, is dat veel minder het geval. Dit effect wordt dan ook als<br />

zijnde nihil verondersteld.<br />

Directe effecten<br />

- Welvaartswinst door intensievere benutting van de grond voor andere doeleinden.<br />

Wanneer niet wordt gesaneerd, wordt om praktische en financiële redenen in geval van<br />

dynamiek veelal om een stortlichaam heen gewerkt. Dit gaat ten koste van de beoogde<br />

gebruiksfunctie en/of inrichtingskwaliteit op locatie en de directe omgeving daarvan.<br />

Sanering van een dynamisch gebied zorgt er voor dat er op de plaats van de stortplaats een<br />

natuur- en/of recreatiegebied ontwikkeld kan worden. Hiermee wordt elders ruimte voor<br />

recreatie bespaard. Dit zal veelal gaan om ruimte in agrarisch gebied. De baat is hier dan<br />

de waarde van het in stand gehouden stuk agrarische land. De waarde van een hectare<br />

landbouwgrond bedraagt gemiddeld circa 35.000 euro.<br />

- Waarde extra ruimte voor recreatie. Het in het dynamische gebied aan te leggen<br />

recreatiegebied heeft een bepaalde waarde voor de omwonenden. Aangenomen is dat tot<br />

een afstand van 150 meter mensen naar het gebied komen en elke 2 euro per jaar over<br />

hebben om er te recreëren.<br />

Indirecte effecten<br />

- Uitstralingseffect op directe omgeving / waardetoename woningen in omgeving.<br />

Aangenomen wordt wederom dat alleen huizen die direct aan de stortplaats grenzen na<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE STORTPLAATS 73<br />

sanering 0-7% in waarde toenemen. Bij een gemiddelde stort van 2 ha gaat het dan naar<br />

schatting om circa 20 huizen. Als waarde voor deze huizen wordt de gemiddelde waarde<br />

van een koopwoning genomen. Deze bedraagt momenteel (prijspeil Augustus 2006) circa<br />

240.000 euro (bron: De Hypotheker). In niet-dynamische gebieden bevindt zich geen<br />

bebouwing in de directe omgeving van de stortplaatsen.<br />

- Toegenomen bruikbaarheid grondwater. Uit een onderzoek naar voormalige stortplaatsen<br />

in Noord-Brabant bleek de verontreiniging vooral te bestaan uit zware metalen. In enkele<br />

gevallen kon niet met zekerheid worden aangetoond dat de verontreiniging het gevolg was<br />

van de voormalige stort. Bij circa 30% van de 600 onderzochte gevallen in Brabant bleek<br />

de verontreiniging dusdanig dat deze aangepakt dient te worden. 37<br />

Kosten<br />

- Sanering. Het aanbrengen/vervangen van de deklaag in combinatie met het<br />

saneren/beheersen van het grondwater kost gemiddeld circa 0,4 miljoen euro (47/120).<br />

Het aanvullen van de deklaag en het monitoren van het grondwater is met ruim 0,1 euro<br />

(212/1840) goedkoper.<br />

Het Ministerie van VROM betaalt (via de provincies) de saneringen. De beheerskosten zijn in<br />

nul- en projectalternatief gelijk en zijn daarom niet van belang voor de KBA.<br />

37 Projectteam Navos (2005). Resultaten Navos III (2003-2004). <strong>Onderzoek</strong> naar de bodemkwaliteit bij voormalige<br />

stortplaatsen in Noord-Brabant.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


74 HOOFDSTUK 11<br />

11.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

11.3.1 Dynamisch gebied<br />

Tabel 11.3 Kosten en baten (dynamisch gebied) uitgesplitst naar actoren, duizenden<br />

euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren Bedrijven<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Gezondheidsrisico PM PM<br />

Schade aan ecosysteem PM PM<br />

Verspreidingsrisico PM PM<br />

Vermeden broeikasgassen nihil nihil<br />

Directe effecten<br />

Welvaartswinst intensievere benutting grond 70 70<br />

Waarde extra ruimte voor recreatie 18 18<br />

Indirecte effecten<br />

Uitstraling naar omliggende woningen 0 à 161 0 à 161<br />

Bruikbaarheid grondwater PM PM<br />

Subtotaal 88 à 249 0 70 18 à 179 0<br />

Kosten<br />

Sanering -392 -392<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

+PM +PM +PM<br />

Effecten vervoer grond -3 -3<br />

Subtotaal -394 -392 0 -3 0<br />

Saldo -307 à -146 -392 70 15 à 176 0<br />

+PM +PM +PM


CASE STORTPLAATS 75<br />

11.3.2 Niet-dynamisch gebied<br />

Tabel 11.4 Kosten en baten (niet-dynamisch gebied) uitgesplitst naar actoren, duizenden<br />

euro’s<br />

Effect Totaal Rijk Gemeente Particulieren Bedrijven<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Schade aan ecosysteem PM PM<br />

Verspreidingsrisico nihil nihil<br />

Vermeden broeikasgassen nihil nihil<br />

Directe effecten<br />

Geen<br />

Indirecte effecten<br />

Bruikbaarheid grondwater PM PM<br />

Subtotaal 0 0 0 0 0<br />

Kosten<br />

Sanering -115 -115<br />

+PM +PM +PM<br />

Effecten vervoer grond -1 -1<br />

Subtotaal -117 -115 0 -1 0<br />

Saldo -117 -115 0 -1 0<br />

+PM +PM +PM<br />

11.4 Conclusies en gevoeligheidsanalyse<br />

De case stortplaatsen bestaat uit een grote verscheidenheid aan vuilstortplaatsen. Om een KBA<br />

uit te kunnen voeren zijn twee cases hieruit gekozen: 1 voor een vuilstortplaats in een gebied die<br />

van functie verandert (dynamisch) en 1 in een gebied waar geen functieverandering plaatsvindt<br />

(niet dynamisch).<br />

De KBA van het dynamisch gebied laat een negatief monetair saldo zien tegenover een positief<br />

effect op de gezondheid en de ecologie. Het positieve effect wordt ingegeven door het bestaan<br />

van een kans op blootstelling voor zowel mens als ecologie. De mate van blootstelling en de<br />

effecten hiervan zijn echter onbekend. Daarmee is onbekend of deze effecten opwegen tegen het<br />

negatieve saldo van gemonetariseerde effecten.<br />

De gemonetariseerde baten van sanering hangen in belangrijke mate af van de mate waarin<br />

woningen in de directe omgeving van de stortplaats in waarde toenemen. Ook hiervoor geldt dat<br />

des te groter de gezondheidseffecten des te groter de effecten op de waarde van woningen.<br />

Echter ook bij een grote toename van de waarde van woningen (+3%) als gevolg van het<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


76 HOOFDSTUK 11<br />

opruimen van de stortplaats (effect op zicht en leefbaarheid) wegen de totale gemonetariseerde<br />

baten waarschijnlijk niet op tegen de gemonetariseerde kosten.<br />

Wanneer in plaats van een disconteringsvoet van 4% voor een voet van 7% wordt gekozen, dalen<br />

de recreatieve baten (in een dynamisch gebied) met circa 8 miljoen euro. Op de overige effecten<br />

heeft een wijziging van disconteringsvoet nauwelijks effect. Het saldo komt hierdoor dan ook<br />

circa 8 miljoen lager uit.<br />

In niet-dynamische gebieden is er geen sprake van waardevermeerdering van woningen. Ook hier<br />

geldt dat de externe effecten niet zijn ingeschat, maar dat deze de saneringskosten waarschijnlijk<br />

niet overtreffen. Het grote negatieve saldo van gemonetariseerde kosten en baten staat tegenover<br />

positieve effecten voor met name de ecologie.<br />

De saneringskosten komen voor rekening van het Rijk.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 77<br />

12 Case Spoorzone centrum stedelijk<br />

12.1 Casebeschrijving<br />

Deze case bestaat uit de volgende deelgebieden 38:<br />

- voormalig GEB-terrein (5 ha);<br />

- kern plangebied spoorzone (circa 30 ha), waarvan:<br />

o kern saneringslocatie NS 12 ha;<br />

o overig NS-terrein en strook ten noorden spoorlijn 18 ha;<br />

- toegevoegde belendende delen plangebied spoorzone (25 ha, ten zuiden, oosten, westen<br />

spoorlijn; het plangebied spoorzone omvat in totaal dus 55 ha).<br />

Alle terreinen bevinden zich op of rond het station, nabij het stadscentrum.<br />

12.1.1 Voormalig GEB-terrein (5 ha)<br />

Op deze locatie was het gas- en energiebedrijf gevestigd (GEB), als gevolg waarvan bodem- en<br />

grondwaterverontreiniging is ontstaan. Het terrein is bebouwd, woningen (midden jaren ’80), met<br />

tuintjes, schoolcomplex, openbaar groen, weginfrastructuur. In 1984 heeft een sanering<br />

plaatsgevonden, door middel van ontgraving gevolgd door een grondwatersanering. Na de<br />

(grond)sanering is het terrein vrijgegeven voor (her)ontwikkeling, in de vorm van woningbouw in<br />

opdracht c.q. eigendom van een woningbouwvereniging en openbare ruimte / openbaar groen.<br />

Op een deel van het terrein is een school gevestigd. De sanering hield in ontgraving van de meest<br />

verontreinigde grond, de ontgravingsdiepte was afhankelijk van de verontreinigingsgraad. Nadat<br />

de woningen in gebruik zijn genomen bleek er op enkele plaatsen zichtbare rommel in<br />

kruipruimten en grondverkleuring in achtertuinen. Er ontstond daardoor in onrust in de wijk.<br />

Besloten werd tot onderzoek van (rest)verontreiniging, risico’s en saneringsnoodzaak, met zo<br />

nodige aanvullende saneringsmaatregelen.<br />

In 2002 is begonnen met aanvullende sanering welke zich richt op het saneren van diepe<br />

ondergrond en grondwater, op opschonen van kruipruimten en het weghalen van enkele<br />

achtergebleven spots met ondiepe verontreiniging. Deze maatregelen, en communicatie met<br />

bewoners, hebben onrust in de buurt weggenomen. De <strong>MKBA</strong> van het GEB-terrein betreft deze laatste<br />

sanering.<br />

Grondwaterverontreiniging vanuit het GEB-terrein bewoog zich noord-noordoostwaarts. Na de<br />

eerste saneringsoperatie wordt de grondwaterverontreiniging evenwel beheerst, er treedt geen<br />

verspreiding op buiten het al beïnvloede gebied.<br />

De ondergrond van het terrein is verontreinigd geraakt met PAK, minerale olie en aromaten. Aan<br />

en juist onder maaiveld is verontreiniging met metalen, als gevolg van sintels. Incidenteel zijn<br />

spots met cyanide en fenolen gevonden. De restverontreiniging bevindt zich vooral in de deklaag.<br />

38 MNP heeft in deze rapportage een aantal cases geanonimiseerd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


78 HOOFDSTUK 12<br />

De aanleiding tot de onrust betrof enkele spots, destijds niet of onvoldoende ontgraven, met<br />

gehalten rond en incidenteel nog boven Interventiewaarde. De onrust werd vooral veroorzaakt<br />

door zintuiglijk aanwezige verontreinigde materialen, zoals sintels en stukken pijp, o.a. in<br />

kruipruimtes, en blauwverkleuring (op enige diepte in een achtertuin). Het betrof locaties waar<br />

door omstandigheden niet conform het destijds geldende plan is gesaneerd (onder bouwkeet,<br />

langs niet geïdentificeerd leidingtracé). Conform het destijds gevolgde saneringsplan is ernstige<br />

bodemverontreiniging op grotere diepte in de ondergrond achtergebleven. In samenhang met de<br />

veroorzakende installaties en processen gaat het om een aantal kernen met grondverontreiniging<br />

en daarmee geassocieerde grondwaterverontreiniging. Ondiepe grondverontreiniging boven<br />

interventiewaarde is nog aangetroffen in drie boringen, spots van geringe afmeting.<br />

12.1.2 Kern plangebied spoorzone (12+18 ha)<br />

Het NS-terrein – liggend in de kern van het plangebied spoorzone – is ruim 100 jaar als station,<br />

spooremplacement en onderhoudswerkplaats gebruikt. De onderhoudswerkzaamheden hielden<br />

mede in het reiniging en ontvetten van materieel (plaatwerk, motoren), verfspuiterij en<br />

metaalgieterij. Ook werden brandstoffen op- en overgeslagen.<br />

Grondwaterverontreiniging vanuit het NS-terrein zou zich eventueel in geringe mate<br />

noordwestwaarts kunnen verplaatsen. Al na de eerste saneringsoperatie wordt de<br />

grondwaterverontreiniging evenwel beheerst, er treedt geen verspreiding op buiten het al<br />

beïnvloede gebied.<br />

De toplaag van het terrein is hoofdzakelijk verontreinigd met zware metalen, PAK en minerale<br />

olie. Daarnaast zijn dieper weglopende verontreinigingen aanwezig met gechloreerde<br />

oplosmiddelen, vluchtige aromatische koolwaterstoffen en minerale olie. Het gebruik van<br />

onkruidbestrijdingsmiddelen heeft geresulteerd in een verhoogd gehalte EOX, vooral langs de<br />

spoorbanen. Verhoogde gehalten PAK komen vrijwel overal in de bovenste grondlagen, mede in<br />

samenhang met slootdempingen. Ook minerale olie wordt algemeen aangetroffen, diffuus, en<br />

geconcentreerd in verontreinigingskernen in samenhang met bedrijfsactiviteiten. In de<br />

belangrijkste kern is een drijflaag ontstaan, elders zijn geïsoleerde spots, samenhangend met<br />

activiteiten en/of ondergrondse tanks. Onder en naast de plaats waar in het verleden<br />

ontvettingsbaden zijn gebruikt bevindt zich het brongebied van de verontreiniging met VOCl.<br />

Een omvangrijke verontreiniging met vluchtige aromatische koolwaterstoffen valt hier<br />

gedeeltelijk mee samen. De verontreiniging met zware metalen is algemeen, oppervlakkig, met op<br />

specifieke bedrijfslocaties verontreinigingskernen. Met name koper en lood zijn verhoogd. De<br />

verontreiniging met olie, aromaten en VOCl heeft zich vanuit de brongebieden verspreid, waarbij<br />

ze gedeeltelijk overlappen. Verspreiding vond plaats tot diep in het watervoerend pakket en tot<br />

buiten de terreinbegrenzing. Dit laatste door vorming van een drijflaag en natuurlijke stroming<br />

(minerale olie), later versterkt door de invloed van de saneringsmaatregelen op het GEB-terrein<br />

(VOCl).<br />

12.1.3 Overig terrein (25 ha)<br />

Het overige terrein bestaat uit delen in het plangebied spoorzone buiten de kern daarvan (25 ha).<br />

De strook ten noorden van het stationsgebied is bebouwd met woningen (jaren ’20), het gebied<br />

ten zuiden van het station omvat weginfrastructuur, winkels met bovengelegen appartementen en<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE SPOORZONE CENTRUM STEDELIJK 79<br />

kantoren, wooncomplexen met binnenplaatsen en incidenteel een stadstuin. In onderhavig<br />

verband zijn van belang garagebedrijf/tankstation, drukkerij, oppervlaktemetaalbehandeling en<br />

een vormgieterij. In het gebied ligt een groot areaal historisch verdachte terreinen en (bekende)<br />

erfverhardingen, tezamen zo’n 80% van het areaal. Dit omvat het gehele stationsgebied en<br />

belangrijke delen van de zuidelijk daarvan gelegen binnenstad. Onder maaiveld liggen kilometers<br />

slootdempingen. Behalve het NS- en GEB-terrein zijn nog 30 Wbb-locaties bekend, en enkele<br />

tientallen historisch verdachte punten. Een raming van het betrokken areaal en volume ernstig (in<br />

relevante mate) verontreinigde grond en grondwater belopen, exclusief NS en GEB:<br />

• grond: areaal ernstig verontreinigd zo’n 3.500 m 2, volume ruim 10.000 m 3<br />

• grondwater: areaal ernstig verontreinigd ruim 11.000 m 2, volume 240.000 m 3.<br />

Volgens de ons aangeleverde informatie is “vastgesteld [...] dat de verontreinigingsgraad zodanig<br />

is dat in geval van functiewijziging sanering noodzakelijk is. De alsdan betrokken hoeveelheden<br />

en kosten hangen af van de samenloop tussen verontreiniging en -diepte, en functie (verharding,<br />

groenvoorziening, kantoor, woning etcetera)”. Onduidelijk is waar de noodzakelijkheid van<br />

sanering vandaan komt (regelgeving, risico’s).<br />

12.1.4 Ontwikkelingen<br />

Het gebied is een sleutelproject in de herontwikkeling van het centrum. Voorzien wordt een<br />

ontwikkeling rond het station als hoogwaardig knooppunt van vervoer voor verschillende<br />

modaliteiten. Nabij dit knooppunt ontstaan stedelijke voorzieningen die goed bereikbaar moeten<br />

zijn, zoals onderwijs en culturele voorzieningen, hotel, congres- en vergaderfaciliteiten. Tevens<br />

wordt voorzien in een concentratie van zakelijke dienstverlening, kantoren en bedrijven, en<br />

versterking van het centrum-stedelijk woonmilieu. Naast ruimte voor groen en (dubbellaags)<br />

parkeren wordt plaats geboden aan wijkvoorzieningen voor aanliggende wijken. Het geheel wordt<br />

voor OV, auto-, fiets- en voetgangersverkeer ontsloten en verbonden met het kernwinkelgebied<br />

en met de wijken ten noorden en zuiden van het spoor.<br />

In het plangebied (kerngebied) wordt rekening gehouden met een totaal volume van 500.000 m 2<br />

BVO gebouwde voorzieningen, globaal verdeeld:<br />

• parkeerdek en -garage 155.000 m 2<br />

• wonen 175.000 m 2<br />

• kantoren, bedrijven, hotel, congres 125.000 m 2<br />

• divers voorzieningen (onderwijs, cultuur, wijkvoorzieningen) 32.000 m 2<br />

• geconstrueerde openbare ruimte 1.000 m 2<br />

Hiermee is in het kernplangebied van circa 29 ha een bebouwd oppervlak gemoeid van 12,5 ha.<br />

Het overige areaal, 16,5 ha, wordt ingericht als openbaar en privé groen (ruim 5 ha), wegen (4 ha),<br />

voetgangersgebied, boulevard en promenades (6 ha), busstation en open parkeren (1 ha). Met het<br />

vrijvallen van enkele aanliggende gebiedsdelen kan nog zo’n 25 ha worden bijgetrokken en met<br />

vergelijkbare gebruiksfuncties worden heringericht.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


80 HOOFDSTUK 12<br />

12.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

12.2.1 Nulalternatief en saneringen<br />

GEB-terrein (5 ha)<br />

Het nulalternatief voor het GEB-terrein is “niet saneren”; (verder) niets doen dus. De bedoelde<br />

sanering is gefaseerd voorzien, en omvat:<br />

• fase 1:<br />

- aanleg van een in-situ saneringssysteem, in kerngebieden van restverontreiniging in<br />

bodemkolom en grondwater;<br />

- ontgraven van 3 ondiepe spots restverontreiniging (330 ton grond ontgraven en afvoeren);<br />

- opschonen van kruipruimtes in 60 woningen, verwijdering van sintels, kooldeeltjes etcetera<br />

(50 kg materiaal verwijderen en afvoeren);<br />

• fase 2:<br />

- uitvoeren in-situ sanering, gedurende naar verwachting 5 jaar.<br />

De benodigde ontgravingen en aanleg van het in-situ systeem betreft deels tuinen van<br />

aanwonenden. Er is uitgebreid gecommuniceerd over de aanpak, tijdelijke uitplaatsing van<br />

opslagen (schuurtjes) en herinrichting. Voor sanering van het diepere grondwater worden<br />

onttrekkingsfilters bijgeplaatst. Het systeem omvat twee deepwells die een geïntegreerd onderdeel<br />

vormen met de saneringsmaatregelen NS-terrein. Het geheel is aangesloten op<br />

zuiveringsinstallaties voor onttrokken bodemlucht en grondwater. De voortgang van de<br />

grondwatersanering wordt gevolgd door middel van een monitoringprogramma en periodieke<br />

evaluatieonderzoeken. Vooralsnog wordt voorzien een extensief monitoringprogramma uit te<br />

voeren na afloop van de actieve sanering 39.<br />

Kerngebied spoorzone (circa 29 ha)<br />

Het nulalternatief voor het NS-terrein is “niet saneren”. Aangenomen wordt dat<br />

functieverandering hierdoor niet zal plaatsvinden. Als kanttekening plaatsen we dat niet duidelijk<br />

is of om gezondheidsredenen sanering wel noodzakelijk is bij functieverandering. Bedoelde<br />

sanering van het NS-terrein bestaat uit de onderdelen “bronlocaties” en “overige verontreinigde<br />

ondergrond”. Wat de bronlocaties betreft: dit gebeurt op basis van drijflaagverwijdering, sanering<br />

van verontreinigingskernen door onttrekkingen van bodemlucht en grondwater, en het<br />

stimuleren van afbraakprocessen in de ondergrond door luchtinjectie en herinfiltratie.<br />

Verspreiding aan de noordzijde wordt zo lang als nodig beheerst door middel van bemalingen.<br />

Wat de overige verontreinigde ondergrond betreft, de sanering beoogt hier te resulteren in een<br />

stabiele mobiele restverontreiniging, waarbij beheersing en monitoring zo lang als nodig is wordt<br />

voortgezet. Immobiele verontreinigingen worden niet gesaneerd, daar zijn met de bestemming<br />

industrie geen onaanvaardbare risico’s aan verbonden 40. In de verkenning saneringskosten<br />

herontwikkeling spoorzone wordt uitgegaan van een areaal van zo’n 85.000 m 2. Niet overal zal<br />

39 In een tussentijdse evaluatie wordt geconcludeerd dat het systeem naar behoren functioneert. Er vindt<br />

geen verspreiding van verontreinigingen meer plaats, de gehalten en betrokken volumina verontreiniging<br />

nemen af. In de kruipruimten worden luchtconcentraties gemeten die ver beneden de TCL of MRLwaarden<br />

liggen.<br />

40 Indien om reden van herbestemming en herinrichting wijzigingen optreden in bodemgebruik (verharding,<br />

benutting) dan kan aanvullende sanering noodzakelijk zijn.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE SPOORZONE CENTRUM STEDELIJK 81<br />

tot grote diepte verontreinigd materiaal aanwezig zijn dan wel weggehaald hoeven te worden.<br />

Opschoning zou beperkt kunnen worden tot bijvoorbeeld 25% van het areaal.<br />

Overig (25 ha)<br />

Het nulalternatief voor het overige terrein is “niet saneren”. De aard en omvang van saneringen<br />

hangt af van de precieze ruimtelijke inrichting. Verontreinigingen komen bij herontwikkeling<br />

voor sanering in aanmerking. Aangenomen wordt dat herontwikkeling zonder sanering mogelijk<br />

is, maar dat sanering een meerwaarde creëert.<br />

12.2.2 Effecten<br />

Externe effecten<br />

Op het voormalige GEB-terrein is er zonder sanering geen sprake van risico voor het ecosysteem en<br />

ook geen (ernstig) gezondheidsrisico. Wel is er een zogenaamd verspreidingsrisico (wegstromend<br />

grondwater). Aard en omvang van eventuele gezondheidsrisico’s, wel of niet samenhangend met<br />

wegstromend grondwater, zijn ons niet bekend. We gaan er vanuit dat die hier niet aanwezig zijn.<br />

Op het NS-terrein is zonder sanering geen sprake van risico’s voor het ecosysteem, noch is er bij<br />

het huidige gebruik sprake van gezondheidsrisico’s (omdat blootstelling kan worden voorkomen).<br />

Wel kan sprake zijn van uitdamping en van verspreiding. Ook hiervoor geldt dat de kans hierop,<br />

en de aard en omvang van eventuele gezondheidseffecten daarvan, niet bekend zijn.<br />

Gezondheidsefffecten zetten we daarom PM. In het overige gebied is geen sprake van risico’s voor<br />

het ecosysteem of van actuele gezondheidsrisico’s (blootstelling kan bij het huidige gebruik<br />

worden voorkomen). Ook hier een verspreidingsrisico zonder kennis van de hoogte van het<br />

risico en de eventuele gevolgen daarvan op de gezondheid. Gezondheidseffecten wederom PM.<br />

Hieronder, slechts ter illustratie, de aan ons geleverde maximale overschrijdingen van het MTRhumaan.<br />

Spoorzone<br />

Grond (NS terrein)<br />

Minerale olie 2 x<br />

BTEX 6 x (uitgaande van 15% benzeen)<br />

PAK 38 x<br />

Pb 13 x<br />

Grondwater<br />

Minerale olie 1900 x<br />

BTEX < 1 (uitgaande van 15% benzeen)<br />

VOCl 110 x (uitgaande van 100% tri)<br />

Directe effecten<br />

Directe effecten hebben betrekking op eventuele baten bij functieverandering. Deze vindt niet<br />

plaats op het voormalige GEB-terrein; de directe baten zijn daar derhalve nihil. Op de overige<br />

terreinen zijn (her-)ontwikkelingen voorzien. Het kerngebied (NS-terrein; 29 ha) komt vrij voor<br />

andere functies. Sanering lijkt locatie-ontwikkeling niet in de weg te staan. De vraag is wat<br />

gebeurt als verontreinigde ondergrond niet wordt weggehaald bij met name te ontwikkelen<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


82 HOOFDSTUK 12<br />

parkeergarages, tuinen/openbaar groen en funderingslagen onder wegen en gebouwen. We gaan<br />

er hier vanuit dat in dat geval herontwikkeling niet op deze locatie zal plaatsvinden. Dit overschat<br />

waarschijnlijk de baten van sanering. Wel houden we er rekening mee dat ontwikkeling ook op<br />

een andere plaats had kunnen plaatsvinden.<br />

In het overige gebied (25 ha) bestaan al infrastructuur, bedrijven en woningen. Hier luidt de vraag<br />

wat er bij herontwikkeling gebeurt als verontreinigde ondergrond niet wordt weggehaald: in<br />

hoeverre hangt herontwikkeling af van sanering? Er wordt hier immers al gewoond en gewerkt, al<br />

is de grondgebondenheid hiervan gering (kan toenemen bij parkeergarages, tuinen/openbaar<br />

groen en dergelijke). We gaan er hier van uit dat ook zonder sanering van herontwikkeling sprake<br />

kan zijn, zij het tegen een (iets) lagere waarde.<br />

12.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

12.3.1 Opbrengsten<br />

Gezondheidseffecten voor het NS-terrein en overig terrein staan PM; GEB-terrein is nul<br />

aangenomen. Ecologische effecten zetten we op alle terreinen op nul.<br />

Sanering leidt op het NS-terrein tot een baat vanwege te ontwikkelen functies. Sanering leidt<br />

teven tot waardestijging van herontwikkeling in het overige gebied, met dien verstande dat hier al<br />

sprake is van bestaande woon- en werkfuncties.<br />

NS-terrein geschikt voor herontwikkeling is 29 ha. Onduidelijk is wat hier precies waar mee gaat<br />

gebeuren: parkeergarage, woningen, bedrijven/kantoren, hotel, onderwijs, cultuur, openbare<br />

ruimte? Om de waarde van de herontwikkeling in te schatten gaan we uit van 175.000 m 2 bvo<br />

wonen en 125.000 m 2 kantoren en bedrijven. Om de maatschappelijke waarde hiervan in te schatten<br />

hebben we nodig de waarde voor de eindgebruiker minus de gemaakte kosten, te weten:<br />

saneringskosten (zie hieronder) en ontwikkelings- en bouwkosten. Deze dienen vervolgens<br />

vergeleken te worden met ontwikkeling op een andere locatie, waar geen saneringskosten worden<br />

gemaakt en de waarde voor de eindgebruiker waarschijnlijk lager is. Eén en ander vatten we<br />

hieronder schematisch samen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE SPOORZONE CENTRUM STEDELIJK 83<br />

Tabel 12.1 Berekeningswijze netto-baten sanering<br />

Actoren Kosten/opbrengsten;<br />

winsten/verliezen<br />

Grondeigenaar Kosten bouwklaar maken<br />

Project-<br />

ontwikkelaar<br />

Gebruiker<br />

Netto<br />

maatschappelijke<br />

baten<br />

Saneringslocatie<br />

Ontwikkelingskosten a a'<br />

Saneringskosten b 0<br />

Totaal kosten<br />

bouwklaar maken<br />

a+b a'+b'<br />

Opbrengst verkoop grond c c'<br />

Winst/verlies<br />

grondeigenaar<br />

Kosten grond en bouwen<br />

Opbrengst verkoop<br />

vastgoed<br />

Winst/verlies<br />

projectontwikkelaar<br />

Alternatieve<br />

locatie<br />

c-(a+b) c'-(a'+b')<br />

Kosten aankoop grond c c'<br />

Kosten bouwen<br />

vastgoed<br />

Totaal kosten<br />

ontwikkelaar<br />

d d'<br />

c+d c'+d'<br />

e e'<br />

e-(c+d) e'-(c'+d')<br />

Kosten aanschaf<br />

vastgoed<br />

e e'<br />

Opbrengst vastgoed f f'<br />

Winst/verlies' gebruiker f-e f'-e'<br />

Netto baten ontwikkeling,<br />

methode 1<br />

Netto baten ontwikkeling,<br />

methode 2<br />

Winst/verlies<br />

grondeigenaar<br />

c-(a+b) c'-(a'+b')<br />

Winst/verlies<br />

projectontwikkelaar<br />

e-(c+d) e'-(c'+d')<br />

Winst/verlies' gebruiker f-e f'-e'<br />

Totaal<br />

winsten/verliezen<br />

c-(a+b)+e-<br />

(c+d)+f-e<br />

Opbrengsten<br />

eindgebruiker<br />

f f'<br />

Kosten bouwen d d'<br />

Kosten ontwikkelen<br />

grond<br />

a a'<br />

Kosten sanering b 0<br />

Opbrengsten minus<br />

kosten<br />

Netto baten sanering (f-d-a-b)-(f'-d'-a')<br />

c'-<br />

(a'+b')+e'-<br />

(c'+d')+f'-e'<br />

f-d-a-b f'-d'-a'<br />

Stel er is geen alternatieve locatie voor woningbouw (of bouw van andersoortig vastgoed). In dat<br />

geval is de meest rechtse kolom irrelevant. De baten van ontwikkeling zijn de baten voor de<br />

eindgebruiker minus de kosten (methode 2 in de tabel). Om verdelingseffecten te berekenen kan<br />

methode 1 worden gebruikt: de opstelsom van winsten of verliezen van de verschillende<br />

“actoren” op de vastgoedmarkt (eerste kolom), te weten grondeigenaren, projectontwikkelaars en<br />

de eindgebruikers (kopers of huurders van vastgoed). Zodra er een alternatieve locatie<br />

voorhanden is, wordt de meest rechtse kolom relevant: alle kosten en opbrengsten van de<br />

saneringslocatie dienen te worden vergeleken met het meest waarschijnlijke alternatief.<br />

Wat de kosten betreft zijn dus, naast de saneringskosten bij de spoorzone, de verschillen in<br />

ontwikkelingskosten (a-a’ in de tabel) en bouwkosten (d-d’ in de tabel) tussen spoorzone en<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


84 HOOFDSTUK 12<br />

alternatieve locaties van belang. Aangenomen is hier dat deze kosten niet zullen verschillen: in de<br />

spoorzone zullen meer kosten moeten worden gemaakt vanwege sloop, in een alternatieve<br />

locatie, bijvoorbeeld aan de rand van de stad, zullen allicht meer kosten worden gemaakt die<br />

samenhangen met bouw- en woonrijp maken van grond.<br />

Blijft over het verschil in waardering door eindgebruikers. Hiervoor maken we gebruik van Tabel<br />

17 op blz. 90-91 van het rapport “De prijs van de plek. Woonomgeving en woningprijs” (Visser<br />

en Van Dam, RPB, 2006), waaruit blijkt dat een vergroting van afstand tot het centrum met 100<br />

meter de prijs van appartementen met 0,91 euro per m 2 en een vergroting van afstand tot een<br />

intercitystation met 100 meter de prijs van appartementen met 0,28 euro per m 2 verkleint. Stel de<br />

afstand tussen spoorzone en alternatieve locatie op 5 kilometer, dan zou de prijs per m 2<br />

woonoppervlak in de spoorzone 50 maal 1,10 euro is 55 euro per m 2 hoger worden gewaardeerd.<br />

Dit betreft de woningprijs; gaan we uit van een consumentensurplus daarbovenop van vijf<br />

procent dan ontstaat een meerwaarde voor de spoorzone van 58 euro per m 2. Vermenigvuldiging<br />

met de voorgenomen 175.000 m 2 bvo aan woningen levert een baat van 10,1 mln euro op.<br />

Genoemde baten treden op na 13 jaar saneringsmaatregelen; verdisconteert is dat 5,8 mln euro.<br />

Wat kantoren en bedrijven betreft maken we in het kader van deze KBA slechts een ruwe<br />

inschatting. De nabijheid van het station en tot het stadscentrum maakt de locatie aantrekkelijker<br />

voor gebruikers hiervan dan elders. Hierbij tekenen wij aan dat grondprijzen voor kantoren en<br />

dergelijke ver onder die van woningen ligt – zeg de helft. Ook bouwkosten zijn meestal lager.<br />

Tenslotte is de meerwaarde van een locatie voor een producent minder groot dan die van een<br />

consument. We nemen daarom aan dat het voordeel één tiende van dat van de appartementen is.<br />

Dat levert een baat van 125.000 bvo maal 58 maal 0,1 is 725.000 euro. Deze baten treden op na<br />

13 jaar saneringsmaatregelen; verdisconteert is dat 0,4 mln euro.<br />

Het overige terrein is 25 hectare. Aangezien hier al gewerkt en gewoond wordt, wordt een<br />

minimale waardestijging als gevolg van sanering (onderdeel van de herontwikkeling)<br />

verondersteld: 1% van de méérwaarde van onroerend goed als gevolg van de herontwikkeling.<br />

Deze 1% is dan de waarde van het gedaalde gepercipieerde gezondheidsrisico bij herontwikkeling<br />

met sanering ten opzichte van herontwikkeling zonder sanering. Stel dat herontwikkeling –<br />

zonder rekening te houden met sanering – leidt tot dertig procent meer waarde. Dan is de baat<br />

1% maal 25 ha maal aantal woningen per ha maal huidige marktprijs per woning maal dertig<br />

procent. Stel de gemiddelde marktprijs per woning op 250.000 euro en het aantal woning per ha<br />

op 85. Dan resulteert een baat van sanering van 1,6 mln euro. Wanneer sanering en ontwikkeling<br />

zal plaatsvinden is niet bekend, we nemen aan dat de baten na tien jaar optreden, wat een<br />

verdisconteerd bedrag van 1,1 mln euro oplevert.<br />

12.3.2 (Vermeden) kosten<br />

Kosten van sanering van het voormalige GEB-terrein bedragen in euro’s: fase 1 (twee jaren):<br />

1.460.000; fase 2 (vijf jaren): 1.330.000; monitoring daarna 5.000 per jaar gedurende tien jaar.<br />

Daarnaast 10% onvoorzien. Dit geeft, over honderd jaar en verdisconteerd tegen 4%, ongeveer<br />

2,7 miljoen euro. Door te saneren worden bovendien eeuwigdurende monitoringskosten van<br />

10.000 euro per jaar uitgespaard (baten); dat is gekapitaliseerd 245.000 euro.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE SPOORZONE CENTRUM STEDELIJK 85<br />

Kosten van sanering NS-terrein zijn: bronlocaties investeringen in vier jaar 1.500.000,<br />

bronlocaties zeg gedurende 14 jaar exploitatie 200-270.000 per jaar; rest ondergrond 1,5-2 mln<br />

(tenzij alles weghalen: 19-38 mln). Daarna gedurende 15 jaar 6.000 euro per jaar aan beheer en<br />

monitoring. Dit geeft, over honderd jaar en verdisconteerd tegen 4%, als we uitgaan van de<br />

laagste kosten, 3,7 miljoen euro. Als we uitgaan van de hoogste kosten, 4,4 miljoen euro. Door te<br />

saneren worden bovendien eeuwigdurende monitoringskosten van 20.000 euro per jaar<br />

uitgespaard (baten); dat is gekapitaliseerd 490.000 euro.<br />

Kosten sanering overig terrein zijn naar schatting: mobiel 1,9-13,7 mln; immobiel (openbaar<br />

groen) 40-240.000, immobiel (parkeervoorziening) 70-380.000. Dit geeft, over honderd jaar en<br />

verdisconteerd tegen 4%, als we uitgaan van de laagste kosten, 1,6 miljoen euro. Als we uitgaan<br />

van de hoogste kosten, 11,6 miljoen euro. Sanering spaart beheerskosten van 5.000 euro per jaar;<br />

gekapitaliseerd is dat 123.000 euro.<br />

12.3.3 Overzicht<br />

Tabel 12.2 Kosten en baten (miljoenen euro’s) vm. GEB-terrein, miljoenen euro’s<br />

Effect CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Baten<br />

Vermeden kosten 0,25<br />

Externe effecten<br />

Gezondheidseffecten 0<br />

Effecten op ecosysteem 0<br />

Directe effecten 0<br />

Subtotaal baten 0<br />

Kosten 2,7<br />

Saldo – 2,5<br />

Tabel 12.3 Overzicht kosten en baten (miljoenen euro’s) NS-terrein, miljoenen euro’s<br />

Effect CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Baten<br />

Vermeden kosten 0,49<br />

Externe effecten<br />

Gezondheidseffecten PM<br />

Effecten op ecosysteem 0<br />

Directe effecten<br />

Waarde functie-ontwikkeling woningen 5,8<br />

Waarde functie-ontwikkeling bedrijven 0,4<br />

Subtotaal baten 6,7 + PM<br />

Kosten 3,7 à 4,4<br />

Saldo 2,3 à 3,1 + PM<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


86 HOOFDSTUK 12<br />

Tabel 12.4 Overzicht kosten en baten (miljoenen euro’s) overig terrein, miljoenen euro’s<br />

Effect CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Baten<br />

Vermeden kosten 0,1<br />

Externe effecten<br />

Gezondheidseffecten (PM)<br />

Effecten op ecosysteem 0<br />

Directe effecten<br />

Waarde herontwikkeling 1,1<br />

Subtotaal baten 1,2 + (PM)<br />

Kosten 1,6 à 11,6<br />

Saldo -10,4 à - 0,4 +(PM)<br />

Opm. de gezondheidseffecten staan (PM); bij eventuele invulling hiervan dient er rekening mee gehouden te<br />

worden dat de baten van herontwikkeling zijn gebaseerd op een daling van het gepercipieerde<br />

gezondheidsrisico door sanering om dubbeltelling te voorkomen.<br />

12.4 Verdelingsaspecten<br />

Vm. GEB-terrein<br />

Sanering van het voormalige GEB-terrein wordt bekostigd uit Wbb-financiering.<br />

NS-terrein<br />

Sanering van het NS-terrein is voor rekening van NS, V&W en VROM (SBNS). Baten komen<br />

terecht bij de grondeigenaar, projectontwikkelaar en de eindgebruikers (zie tabel 12.1). In dit<br />

geval zullen baten voornamelijk bij de grondeigenaar en de eindgebruiker terechtkomen (verkoop<br />

van duurdere grond dan op een andere locatie, en gebruik van die grond voor woningen en<br />

bedrijven op een aantrekkelijke locatie).<br />

Overig terrein<br />

Wie de kosten van sanering van het overige terrein zal dragen is onduidelijk (eigenaar,<br />

ontwikkelaar, gemeente of Wbb-bevoegd gezag). Bij wie de baten terechtkomen is afhankelijk van<br />

de invulling van de herontwikkeling; een vraag hierbij is bijvoorbeeld of in geval van sloop van<br />

bestaande woningen huidige bewoners kunnen en zullen terugkeren in de nieuw gebouwde<br />

woningen.<br />

12.5 Gevoeligheidsanalyse, discussie en conclusies<br />

12.5.1 Gevoeligheidsanalyse<br />

De uitkomst voor het voormalige GEB-terrein lijkt niet gevoelig voor specifieke veronderstellingen;<br />

slechts als niet-verwaarloosbare gezondheidseffecten of effecten op ecologie zouden<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE SPOORZONE CENTRUM STEDELIJK 87<br />

plaatsvinden, zou de uitkomst kunnen veranderen. Bij het NS-terrein is de grootste baat die van de<br />

ontwikkeling van woningen. Bij de huidige hoogste schatting van de kosten is het batig saldo 2,4<br />

miljoen euro; de baat samenhangend met woningontwikkeling is 5,8 miljoen euro. Dit betekent<br />

dat deze baat dik 40% lager mag uitvallen voordat de uitkomst omslaat van positief naar negatief;<br />

dit beschouwen we als robuust. Wat het overige terrein betreft, zelfs bij de laagste kosten kan<br />

sanering niet uit (saldo van een bijna een half miljoen euro negatief). Als de waarde bij<br />

herontwikkeling hier anderhalf maal zo hoog zou zijn als ingeschat, zou sanering net uitkunnen<br />

als dat met de laagst ingeschatte kosten gepaard gaat. In dat geval moeten er zeer goede redenen<br />

zijn om aan te nemen dat die waarde zoveel hoger ligt (afhankelijk van ondermeer (de perceptie<br />

van) gezondheidseffecten) èn dat de kosten zo laag zullen zijn.<br />

Uitkomsten bij het voormalige GEB-terrein en het overige terrein zijn niet gevoelig voor de<br />

hoogte van de discontofactor. Zelf bij een discontovoet van 9% blijft het saldo van saneren bij<br />

het NS-terrein nog positief. Ook hier zijn de resultaten dus niet gevoelig te noemen voor de<br />

hoogte van de discontofactor.<br />

12.5.2 Discussie<br />

De vraag is wat gebeurt als verontreinigde ondergrond niet wordt weggehaald bij met name te<br />

ontwikkelen parkeergarages, tuinen/openbaar groen en funderingslagen onder wegen en<br />

gebouwen. Als er dan nog steeds gebouwd zou mogen worden, daalt de waarde van de te<br />

ontwikkelen functies vanwege de perceptie van risico’s (nu verondersteld bij het overige terrein). In<br />

dat geval zijn de baten van sanering de waardestijging van de nieuw te ontwikkelen parkeergarages,<br />

tuinen, bedrijven, woningen en dergelijke als gevolg van het wegnemen van deze gepercipieerde<br />

risico’s. Voor een gedeelte overlapt dit met de werkelijke (gezondheids)risico’s (nu nog PM); deze<br />

dienen niet te worden dubbelgeteld.<br />

Een belangrijke vraag luidt: in hoeverre is het weghalen van grond noodzakelijk vanwege<br />

bestaande wet- en regelgeving? D.w.z. kan ontwikkeling gegeven de huidige regels plaatsvinden<br />

zonder sanering? Zo nee, dan zijn als gevolg hiervan de baten van sanering groter; dit is<br />

verondersteld bij het NS-terrein. Wel kan hierbij worden opgemerkt dat een discussie over “de<br />

norm” – huidige wet- en regelgeving ten opzichte van sanering - ter discussie zou kunnen worden<br />

gesteld. Misschien is de huidige norm niet optimaal en zou ook zonder sanering ontwikkeling<br />

kunnen plaatsvinden.<br />

12.5.3 Conclusies<br />

De zone valt uiteen in een drietal gebieden te weten:<br />

- Voormalig GEB-terrein<br />

- Het NS-terrein<br />

- Overig gebied langs het spoor<br />

Het voomalige GEB-terrein<br />

De KBA geeft een negatieve uitkomst. Dit komt omdat er naar verwachting geen gezondheids-<br />

of andere schades zijn door de bestaande vervuiling. Daartegenover staat wel een flinke<br />

saneringsinspanning. De enige baat wordt gevormd door het vermijden van langdurige<br />

monitoring die zonder sanering zou optreden.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


88 HOOFDSTUK 12<br />

Het NS- terrein<br />

Uit de KBA blijkt dat de baten van sanering in dit geval de kosten overschrijden. De baten<br />

komen vooral voort uit het nut dat nieuwe bewoners/gebruikers hieraan ontlenen. Daar staat<br />

tegenover een kleinere kostenpost qua sanering.<br />

Overig terrein<br />

De KBA laat een negatief saldo van gemonetariseerde effecten zien waartegenover een<br />

onbekende mate van verbetering van gezondheidseffecten staat. Het negatieve saldo komt voort<br />

uit de ingeschatte kosten van sanering waartegenover een beperkte extra waarde als gevolg van<br />

herontwikkeling van het gebied staat. Indien de gezondheidseffecten zouden kunnen worden<br />

ingeschat, dient er rekening mee gehouden te worden dat de baten van herontwikkeling zijn<br />

gebaseerd op een daling van het gepercipieerde gezondheidsrisico door sanering om dubbeltelling<br />

te voorkomen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 89<br />

13 Case EMK-terrein<br />

13.1 Casebeschrijving<br />

13.1.1 Afbakening en vervuiling<br />

Het EMK-terrein (EMK= “Exploitatiemaatschappij Krimpen”) is onderdeel van de Stormpolder<br />

te Krimpen aan de IJssel, een eiland op de samenvloeiing van Nieuwe Maas en Hollandse IJssel,<br />

tegen Rotterdam aan. EMK-terrein betreft 5,3 ha (noordoosthoek Stormpolder) en de sanering<br />

betreft deze locatie en de vervuiling daarbuiten die van het terrein afkomt. Stormpolder is 125<br />

ha 41. Na sluiting van de EMK in 1980 worden in 1984-1986 gebouwen en opslagtanks gesloopt<br />

en wordt ondermeer 3000 ton chemisch afval aangetroffen en afgevoerd: mengsels van fenolen,<br />

aromaten, HCB’s en PCB’s, cresolen, cyaanzouten en concentraten zware metalen. In 1988-<br />

19990 zijn de nog aanwezige kelders geleegd en volgestort met ander afval; de inhoud van de<br />

kelders is over het toenmalige maaiveld verspreid. Vervolgens is het gehele terrein geïsoleerd met<br />

een damwandconstructie en een asfaltbedekking waaronder een funderingslaag van AVIbodemas<br />

en schoon zand. Het aldus geïsoleerde terrein wordt niet gebruikt, met uitzondering van<br />

een met betonblokken afgezette weg.<br />

De verontreiniging binnen de damwand zet zich voort tot een diepte van (tenminste) 13 m-NAP.<br />

Buiten de afschermconstructie zijn verontreinigingen aangetroffen die vermoedelijk van het<br />

EMK-terrein afkomen. Het gaat om buitendijkse gronden ten noordwesten en zuidoosten van de<br />

locatie. In het diepe grondwater zijn verontreinigingen, vermoedelijk afkomstig van het EMKterrein,<br />

aangetroffen ten noorden van de Hollandsche IJssel. De begrenzing van de vervuiling<br />

door het EMK-terrein omvat zo een ruimere geografie dan uitsluitend het geïsoleerde terrein 42.<br />

De ondergrond op het gehele EMK-terrein is tot grote diepte ernstig verontreinigd. PAK,<br />

aromaten, fenolen, arseen en minerale olie komen algemeen voor. Daarnaast zijn plaatselijk door<br />

bodemlozingen en lekkage een diversiteit aan microverontreinigingen in de bodem geraakt,<br />

waaronder PCB, dioxinen, pesticiden en zware metalen (Cu, Pb, Zn). Naftaleen wordt onder het<br />

vroegere tankpark tot meer dan 10 meter diepte in gehalten boven interventiewaarde<br />

aangetroffen. Ook de eerdere ‘sanering’ heeft hieraan bijgedragen: de inhoud van de geleegde<br />

kelders is verspreid over het maaiveld. Klei- en veenlagen, in combinatie met drijf- en zaklagen<br />

dragen vervolgens bij aan het heterogene verdeling van de verontreinigingen in de ondergrond.<br />

Behalve met de aanwezigheid van verontreinigingen moet er mee rekening gehouden worden dat<br />

41 Binnen het plangebied ‘Stormeiland’ liggen overigens andere locaties met min of meer ernstige<br />

bodemverontreiniging: op minstens 30% van het areaal moet rekening gehouden worden met ernstige<br />

bodemverontreiniging, op 30% met ook niet-ernstige verontreiniging (dit zijn bruto maten, het<br />

daadwerkelijk verontreinigd gedeelte van een locatie varieert van enkele procenten tot het gehele areaal).<br />

Het gebruik van de verschillende locaties op de Stormpolder is divers. Details over aard en intensiteit van<br />

bodemverontreiniging is in onderhavig verband niet nauwkeurig in beeld gebracht.<br />

42 Verontreinigingen vanuit het EMK-terrein zijn tot 400 meter afstand aangetroffen (afbraakproducten van<br />

VOCl, benzeen, chloroform, minerale olie). Dit duidt op een relatief hoge verplaatsingsnelheid van de<br />

verontreinigingen, 15 à 20 m/jaar.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


90 HOOFDSTUK 13<br />

onder (oorspronkelijk) maaiveld nog funderingen aanwezig zijn, van ondergronds kelders en<br />

mogelijk een scheepshelling. Het oorspronkelijke maaiveld was destijds opgehoogd met<br />

puinhoudend materiaal. Als onderdeel van de isolatiemaatregel is over het gehele terrein een laag<br />

zand aangebracht en is een AVI-bodemas (70.000 à 80.000 ton) en een asfaltlaag aangebracht. De<br />

gehalten verontreinigingen in het grondwater op de locatie zijn extreem hoog.<br />

Op enkele plaatsen buiten het huidige damwandtracé zijn verontreinigingen aanwezig van EMKgerelateerde<br />

verontreinigingen. Dit als gevolg van lekkage van een (onbekende) leiding tijdens het<br />

plaatsen van de damwand, lekkage van mogelijke lozingspijpen en verplaatsingen met freatisch<br />

grondwater. Het betreft verontreinigingen met minerale olie, in grondwater fenol, aromaten en<br />

PAK. De omvang in de ondiepe ondergrond is relatief beperkt. Het is niet altijd duidelijk of<br />

andere voornalige bedrijfsactiviteiten hieraan hebben bijgedragen (metaal, scheepsbouw), of dat<br />

de verontreiniging ontstond voor of na het isoleren van het EMK-terrein.<br />

13.1.2 Ontwikkelingen<br />

In een concept ‘Masterplan Stormeiland’ is als ambitie geformuleerd om de Stormpolder in een<br />

periode van dertig jaar te ontwikkelen tot een aantrekkelijk gebied met een mix van werk-, woon-<br />

en recreatiefuncties. In totaal omvat het programma 350.000 m 2 BVO bedrijven (nu 330.000 m 2),<br />

3000 nieuwe woningen en bijbehorende voorzieningen (parkeren, openbaar groen, winkels,<br />

scholen). In het Masterplan is verder beschreven versterking van de natuurfunctie van het aan de<br />

zuidoostzijde gelegen vloedbos, en doorsnijding door een kreek; hoogwaardig wonen langs de<br />

aan oppervlaktewater gelegen randzones, waaronder de noordkant van het EMK-terrein en<br />

weerszijden van de Sliksloot; evolutie van het bedrijfsterrein vm Giessen de Noord tot “Materiaal<br />

Innovatie Campus” met metaalbedrijf Hollandia; en verbetering van ontsluiting: verbreding van<br />

de huidige brug en aanleg van twee bruggen voor fietsverkeer, intensivering diensten watertaxi.<br />

Voor het EMK-terrein is voorzien 15.000 m 2 BVO bedrijfsruimte en 600 woningen. Er wordt in<br />

het Masterplan van uitgegaan dat het terrein daarvoor geschikt (d.w.z. gesaneerd) is.<br />

13.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

13.2.1 Sanering en nulalternatief<br />

Het huidige beheer van het EMK-terrein omvat de exploitatie van bemaling en zuivering,<br />

reguliere monitoring, incidentele onderzoekingen en calamiteitenbestrijding. Een<br />

damwandconstructie dient op korte termijn hersteld dan wel vervangen te worden. Om de locatie<br />

geschikt te maken voor ander gebruik zou het EMK-terrein alsnog gesaneerd moeten worden.<br />

Ontgraving is dan feitelijk de enige mogelijke vorm van sanering. Voor de diepe verontreiniging<br />

zijn daarbij drie mogelijkheden: isoleren; reinigen door middel van een extensief in-situ proces; of<br />

volledig ontgraven. De tweede mogelijkheid houdt vermoedelijk in het homogeniseren van het<br />

materiaal tot grote diepte. In dat geval heeft volledige afvoer vergelijkbare kosten, maar een<br />

zekerder saneringsresultaat dan reinigen. Langdurige in-situ sanering wordt daarom hier niet<br />

verder besproken.<br />

Volledige ontgraving reikt tot een diepte van -5, plaatselijk -10 m NAP. Gedurende de ontgravingen<br />

wordt het freatische grondwater bemalen, bij diepe ontgraving tevens het 1e watervoerende<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE EMK-TERREIN 91<br />

pakket. De onttrekking uit dit pakket wordt nadien voortgezet als saneringsmaatregel voor het<br />

diepe grondwater, gedurende 25 jaar. Het onttrokken water wordt gezuiverd en geloosd.<br />

Grondstromen worden onderscheiden in hergebruikgrond, te reinigen grond geschikt voor<br />

hergebruik, niet reinigbare grond (veen, klei), chemisch afval, AVI-bodemas en asfalt. Na deze<br />

sanering kan het maaiveld zonder (grote) gebruiksbeperkingen benut worden. Verondersteld<br />

wordt dat na uitvoering van de grondwatersanering sprake is van geen (of verwaarloosbare)<br />

restverontreiniging, dan wel tenminste van een stabiele situatie in het grondwatersysteem 43.<br />

Isoleren houdt in gedeeltelijke ontgraving en het aanbrengen van een leeflaagconstructie, met<br />

voortzetting van eeuwigdurend beheer en grondwatersanering. Dit kan in een aantal varianten<br />

(leeflaagvariant met stabiele eindsituatie; leeflaagvariant met in-situ grondwatersanering). De<br />

aanvaardbaarheid van isoleren is niet bekend (juridisch, investeerders, bewoners, gemeente).<br />

Isoleren zonder leeflaagconstructie en zonder verwijdering van verontreiniging staat gelijk aan het<br />

nulalternatief: huidig beheer met wanneer nodig vervanging van damwand.<br />

In de huidige situatie kan een deel van de Stormpolder niet worden gebruikt voor voorgenomen<br />

herontwikkeling. Als volledig wordt gesaneerd kan het EMK-terrein wèl voor herontwikkeling<br />

worden gebruikt. Dat kan ook als verontreiniging geïsoleerd wordt. Volgens plan worden op het<br />

EMK-terrein 600 van 3.000 woningen gebouwd. Aangezien dit het meest verontreinigde deel van<br />

het eiland is, lijkt het voor de hand te liggen bij isolatie van de verontreiniging op het EMKterrein<br />

géén woningbouw te plegen, maar andere functies als bedrijvigheid, infrastructuur, groen<br />

en parkeren. Die 600 woningen kunnen dan elders in de Stormpolder worden gebouwd. In het<br />

nulalternatief, daarentegen, zullen slechts 2.400 woningen in de polder worden gebouwd, omdat<br />

het EMK-terrein onbruikbaar blijft.<br />

13.2.2 Effecten<br />

Externe effecten<br />

Wat externe effecten betreft: op dit moment vindt op het terrein geen blootstelling plaats aan<br />

plant of dier of mens, zodat er wat dat betreft geen gezondheidseffecten of effecten op het<br />

ecosysteem zijn. In het nulalternatief is vanwege de beheersing een beperkt risico van verdere<br />

verspreiding van de verontreiniging. De wandconstructie met bemaling daarbinnen had tot doel<br />

verspreiding tegen te gaan: het grondwaterpeil in het omsloten gebied had lager moeten zijn<br />

geweest dan dat in de directe omgeving, maar dat is niet bewerkstelligd. Bovendien is de asfaltlaag<br />

gescheurd, waardoor neerslag kon intreden. Ook de bemaling heeft niet goed gefunctioneerd.<br />

Door de als gevolg daarvan gestegen grondwaterstand, en het niet geheel juist plaatsen van<br />

damwandplanken, zijn de damwanden gaan wijken en lekken. Grondwater treedt hierdoor uit<br />

naar het oppervlaktewater bij eb en bij hoge rivierstanden vindt mogelijk instroming van<br />

rivierwater plaats. Ook zal infiltratie door de eerste waterscheidende laag plaatsvinden. Hierdoor<br />

treedt verspreiding op in het eerste watervoerende pakket, verspreiding die met weinig of geen<br />

risico’s gepaard lijkt te gaan.<br />

De kans, aard en omvang van effecten op ecosysteem en gezondheid van verdere verspreiding<br />

van de huidige mobiele verontreiniging zijn niet bekend. Wij veronderstellen dat in de<br />

43 De saneringswijze kent overigens grote onzekerheden, waaronder de maatgevende verontreinigingen (niet<br />

alle mogelijk relevante parameters zijn onderzocht); de aanwezigheid van funderingen, scheepsdok,<br />

kelders etcetera; en de aanwezigheid van puinhoudende ophooglagen en slootdempingen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


92 HOOFDSTUK 13<br />

‘beheerssituatie’ de huidige vorm van isolatie blijft bestaan (inclusief benodigde vervangingen),<br />

zodat de mobiele verontreiniging niet toeneemt (maar zich dus wel verspreid). Dit betekent dat<br />

de verspreiding en de gevolgen daarvan niet variëren tussen de alternatieven.<br />

Bij volledige sanering worden geacht geen effecten op ecosysteem of gezondheid op te treden. In<br />

de leeflaagvariant hoeft geen gezondheidsgevaar of gevaar voor het ecosysteem op te treden; of<br />

de psychologie net zo weerbarstig is, is evenwel nog maar de vraag (zie directe effecten).<br />

Hieronder, slechts ter illustratie, de aan ons geleverde maximale overschrijdingen van het MTRhumaan.<br />

EMK terrein<br />

grond<br />

PAK, BTEX, fenolen, As, minerale olie: onbekend<br />

grondwater<br />

BTEX 38 x (uitgaande van 15% benzeen)<br />

Naftaleen 114 x<br />

Phenolindex 285 x (uitgaande van 100% Phenol)<br />

PAK 225 x<br />

VOCl


CASE EMK-TERREIN 93<br />

Tabel 13.1 Saneringsopties<br />

EMK-terrein Rest Stormpolder<br />

Beheersing Niet te gebruiken Lagere waarde door minder aantrekkelijke<br />

omgeving; wellicht psychologisch effect;<br />

2.400 woningen<br />

Volledige<br />

sanering<br />

Herontwikkeling: 600 woningen Hogere waarde, verwaarloosbare<br />

psychologische effecten; 2.400 woningen<br />

Isoleren Herontwikkeling, maar geen<br />

woningbouw<br />

Mogelijk lagere waarde door<br />

psychologische effecten; 3.000 woningen<br />

Een vraag hierbij is in hoeverre hoogwaardige woningbouw realistisch is in een omgeving waar<br />

tevens bedrijvigheid, waaronder industriële, plaatsvindt (330.000 m 2 bvo) en blijft plaatsvinden<br />

(350.000 m 2 bvo, waaronder een metaalbedrijf). Overigens wordt er al gewoond in de<br />

Stormpolder. In het plan zullen bestaande woningen worden afgebroken en worden 3.000 nieuwe<br />

woningen gebouwd. Wat de bedrijvigheid betreft: die is nu mogelijk en zal dat ook blijven zonder<br />

sanering, maar een “upgrade” (en uitbreiding) wordt dan misschien wel minder waarschijnlijk.<br />

Tenslotte kan worden opgemerkt dat het EMK-terrein qua ligging voor woningbouw<br />

aantrekkelijk is.<br />

13.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

13.3.1 Opbrengsten<br />

Volledige sanering geeft, t.o.v. beheersing, baten van het gebruik van het EMK-terrein voor o.a.<br />

woningbouw: 600 woningen kunnen op deze aantrekkelijke plek (na sanering) worden gebouwd.<br />

Zonder sanering zouden deze 600 woningen niet op een vergelijkbare plek kunnen worden<br />

gebouwd. Daarnaast zijn er baten buiten het EMK-terrein vanwege uitstraling. We gaan ervan uit<br />

dat die uitstraling de rest van de nieuw te bouwen woningen (2.400) betreft. Vanwege gezondheid<br />

en ecosystemen wordt geen effect verwacht. Tot slot zijn er vermeden kosten van beheer.<br />

Wat de 600 ‘extra’ woningen betreft, zoals in het voorgaande hoofdstuk toegelicht kan de<br />

maatschappelijke waarde hiervan op twee manieren worden berekend: de ‘winsten’ van alle<br />

actoren (grondeigenaren, projectontwikkelaars en eindgebruikers) bij elkaar optellen; of de<br />

waarde voor de eindgebruiker minus de kosten van bouwen en de ontwikkelingskosten (exclusief<br />

saneringskosten die verderop worden behandeld). De kosten van het bouw- en woonrijp maken<br />

en de bouwkosten zijn in deze kengetallen-<strong>MKBA</strong> niet gedetailleerd onderzocht. We nemen voor<br />

het gemak aan dat op de grond- en bouwmarkt geen (bovennormale) winsten worden gemaakt en<br />

dat het de consument is die profiteert. Uitgaande van een verkoopprijs van 315.000 euro voor<br />

appartementen van 120 m 2, wat een redelijke inschatting lijkt voor Krimpen aan den IJssel<br />

(ingeschat via de website van Funda) en een consumentensurplus van 5% resulteert een<br />

maatschappelijke baat van 600 maal 315.000 maal 0,05 geeft 9,5 mln euro. Als deze baat na zeg<br />

vier jaar sanering en bouw optreedt is dat verdisconteerd 8,1 mln euro. De overige 2.400<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


94 HOOFDSTUK 13<br />

woningen profiteren van een uitstralingseffect waardoor hun waarde verondersteld wordt te<br />

stijgen met 2% 44; dit geeft 2.400 maal 315.000 maal 0,02 is 15,1 mln euro; verdisconteerd 12,9<br />

mln euro.<br />

Isoleren met leeflaag geeft, t.o.v. beheersing, baten door het gebruik van het EMK-terrein, maar niet<br />

voor woningbouw. Aangenomen wordt dat andere functies dan woningbouw even hoog worden<br />

gewaardeerd op het EMK-terrein als daarbuiten. Net als in het nulalternatief zullen er 3.000<br />

woningen buiten het EMK-terrein in de rest van de Stormpolder worden gesitueerd. Dat zijn er<br />

600 meer dan in het nulalternatief. De overige 2.400 woningen ervaren baten, maar wel lagere<br />

dan bij volledige sanering, vanwege uitstraling. Gezondheid en ecosystemen geen effect.<br />

Vermeden kosten van beheer.<br />

De 2.400 woningen die in het nulalternatief ook gebouwd zullen worden, zullen in waarde stijgen;<br />

we veronderstellen nu met 1% omdat er nu wel in mindere mate gesaneerd wordt, wat een kleiner<br />

effect via gepercipieerde risico’s met zich zal meebrengen dan bij de variant ‘totale sanering’. Dit<br />

geeft een baat van 2.400 maal 315.000 maal 0,01 is 7,6 mln; verdisconteerd 6,5 mln euro. De 600<br />

woningen die anders niet gebouwd zouden worden geven vergelijkbare baten als bij volledige<br />

sanering, derhalve verdisconteerd 8,1 mln euro. Opgemerkt kan worden dat het niet op voorhand<br />

duidelijk is dat een andere verdeling van functies in de polder met dezelfde baten en tegen<br />

dezelfde kosten kan plaatsvinden.<br />

13.3.2 Kosten<br />

Volledig saneren kost éénmalig 117-175 mln euro en voor 25 jaar grondwatersanering 16-25 mln<br />

euro (ex BTW). Daarna 50 jaar monitoring à 7500 euro per jaar. Totale kosten van volledig<br />

saneren zijn daarmee 133 à 200 mln euro.<br />

Isoleren met leeflaag kost 5-10 mln euro éénmalig en kent 1-2 mln aan gekapitaliseerde<br />

beheerskosten (40-80.000 euro per jaar, eeuwigdurend). In deze beheerskosten zit ook de<br />

vervanging van de damwand na gemiddeld 50 jaar. In totaal kosten van 6 à 12 mln euro.<br />

Beheer zoals nu, met vervanging damwand, kost: 0,5-1 mln (vervanging damwand nu), over<br />

vijftig jaar weer (net als bij isoleren met leeflaag), kosten van regulier beheer € 45.000 per jaar, en<br />

over een langere periode gemiddeld een bedrag van € 10 tot 20.000 per jaar voor het doen van<br />

‘incidentele’ onderzoeken. Dit geeft gekapitaliseerd 1,9 à 2,7 mln euro. Deze kosten worden<br />

vermeden in beide saneringsvarianten.<br />

44 Dit is ten dele omdat een gedeelte van de polder in belangrijke mate in kwaliteit vooruitgaat; en ten dele<br />

omdat het gepercipieerde risico van bodemverontreiniging in belangrijke mate daalt. Er is uitgegaan van<br />

2%, en niet van 3% zoals in andere hoofdstukken, omdat er hier vanuit wordt gegaan dat alle woningen in<br />

de polder in waarde stijgen; dit komt overeen met 1600 woningen die 3% in waarde stijgen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE EMK-TERREIN 95<br />

13.3.3 Overzicht<br />

Tabel 13.2 Overzicht kosten en baten (miljoenen euro’s) volledig saneren, miljoenen<br />

euro’s<br />

Effect CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Baten<br />

Externe effecten 0<br />

Directe effecten<br />

Baten EMK-terrein woningbouw 8,1<br />

Vermeden kosten van beheer 1,9 à 2,7<br />

Indirecte effecten<br />

Uitstraling op rest Stormpolder 12,9<br />

Subtotaal 22,9 à 23,7<br />

Kosten 133 à 200<br />

Saldo -177,1 à -109,3<br />

Tabel 13.3 Overzicht kosten en baten (miljoenen euro’s) isoleren/leeflaag, miljoenen<br />

euro’s<br />

Effect CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Baten<br />

Externe effecten 0<br />

Directe effecten<br />

Baten EMK-terrein anders dan woningbouw 8,1<br />

Vermeden kosten van beheer 1,9 à 2,7<br />

Indirecte effecten<br />

Uitstraling op rest Stormpolder 6,5<br />

Subtotaal 16,5 à 17,3<br />

Kosten 6 à 12<br />

Saldo 4,5 à 11,3<br />

13.4 Verdelingsaspecten<br />

Wie precies de kosten van sanering gaat dragen is niet bekend (overheid of projectontwikkelaar).<br />

Meest waarschijnlijk is dat de overheid meebetaalt en de beheersing bekostigd. Baten komen<br />

voornamelijk terecht bij de (toekomstige) gebruikers (bewoners) van de Stormpolder. Hier speelt<br />

de vraag wat er gebeurt met de huidige gebruikers en bewoners van de Stormpolder; zullen zij na<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


96 HOOFDSTUK 13<br />

herontwikkeling blijven in/terugkeren naar de Stormpolder of elders gaan wonen/hun bedrijf<br />

uitoefenen?<br />

13.5 Gevoeligheidsanalyse, discussie en conclusies<br />

De KBA volledig saneren is sterk negatief. Dit komt met name door de hoge kosten van deze<br />

methode. Dit resultaat beschouwen we daarom als zeer robuust.<br />

De KBA isoleren met leeflaag leidt tot een positieve KBA door de lagere kosten en de vergelijkbare<br />

resultaten: het EMK terrein kan verder worden ontwikkeld. Wel is het zo dat de uitstraling naar<br />

de rest van het eiland bij isolatie minder is verondersteld dan bij volledig saneren, maar dit weegt<br />

niet op tegen de lagere kosten van deze saneringsmethode. Stel dat de vermeden kosten van<br />

beheer laag uitvallen (1,9 mln euro) en de kosten van saneren hoog (12 mln euro). In dat geval<br />

resteert een batig saldo van 4,5 mln euro. Mocht er van isoleren met leeflaag op de 2.400<br />

woningen een uitstralingseffect uitgaan dat de helft van het huidige ingeschatte is; of mocht<br />

hetzelfde effect voor de helft van het aantal woningen optreden: dan resteert nog steeds een<br />

significant batig saldo. Indien het effect van de 600 extra woningen gehalveerd wordt, resteert<br />

ook nog steeds een batig saldo. Wat dat betreft beschouwen we deze uitkomst als robuust.<br />

Zowel de KBA volledig saneren als de KBA isoleren met leeflaag zijn niet gevoelig voor<br />

realistische variaties in de discontovoet.<br />

Eventuele meerkosten van een andere indeling van de Stormpolder dan het plaatsen van<br />

woningen op het EMK-terrein zijn bij de variant “isoleren met leeflaag” niet meegenomen.<br />

Indien de woningen die in de Stormpolder gebouwd gaan worden ook op een andere locatie<br />

zouden kunnen worden gebouwd, dan zijn de baten van sanering lager omdat het dan gaat om de<br />

meerwaarde van (her-)ontwikkeling in de Stormpolder ten opzichte van een andere locatie.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 97<br />

14 Case Defensieterreinen<br />

14.1 Casebeschrijving<br />

De case bestaat in wezen uit twee onderdelen: “kazerneterrein/oefenterrein” en<br />

“schietbanen/kogelvangers”. Voorbeeldlocatie is de Generaal Winkelmankazerne te Nunspeet<br />

tezamen met kogelvangers te Anloo, Nijmegen en Breda. Nulalternatief is “helemaal niets doen”.<br />

Projectalternatieven zijn “omheinen (ontmoediging van betreding) en beheren” en “saneren”.<br />

14.1.1 Kazerneterrein/oefenterrein<br />

Voormalig kazerneterrein van ca. 20 ha, in de jaren ’50 gebouwd op dan schrale en onbenutte<br />

zandgronden, met omliggend meer dan 1000 ha oefenterrein. Het kazerneterrein is bebouwd met<br />

verblijfs- en werkruimten, opslag- en opstelplaatsen, alsmede lint- en vlakvormige verhardingen.<br />

Overigens saneert het Ministerie van Defensie ook de als ‘niet ernstig’ aan te merken<br />

verontreinigde terreindelen, dit met het oog op de overdracht van de terreinen en beoogde<br />

bestemming, natuur. Dat gaat om de verwijdering van bodemvreemde materialen<br />

(verhardingslagen), ernstig verontreinigde spots met geringe afmeting, spots met (net) niet<br />

ernstige verontreiniging. Ernstige verontreinigingen betreffen opslagplaatsen van brandstof, olie<br />

en smeermiddelen (“BOS”); en blusvijvers. Niet ernstig: opslagplaats van brandstof, olie en<br />

smeermiddelen; opslagtank afgewerkte olie; gravelbaan; parkeerplaats. Op deze laatste categorie<br />

gaan we verder niet in.<br />

Er is geen sprake van aantasting van de grondwaterkwaliteit. Wat de BOS-locaties betreft: na<br />

sloop van behuizingen en vloeren van de opslagfaciliteiten werden vooral verontreinigingen met<br />

minerale olie (MO) vastgesteld. Gehalten buiten de verontreinigingskernen namen af via<br />

concentratiebereik van enkele honderden mg/kg tot beneden streefwaarde (25 mg/kg). De<br />

volumina grond met gehalten boven Streefwaarde bedroegen per locatie 300 oplopend tot 1000<br />

m 3. Wat de blusvijvers betreft: in de verschillende vijvercomplexen (600 resp. 900 m 2) bevond<br />

zich een in de loop van de tijd afgezette sliblaag. De mindere doorlatendheid droeg er aan bij dat<br />

in enkele vijvers permanent, behoudens in langdurig droge perioden, water bevond. Het slib<br />

bleek verontreinigd met olie, PAK, metalen. Onder droge omstandigheden lag de verontreinigde<br />

sliblaag aan het maaiveld.<br />

Het terrein is zo’n 50 jaar in gebruik geweest als kazerneterrein, delen van het omliggende bos- en<br />

heidegebied als oefenterrein. Na ontmanteling, sloop van bouwdelen en verhardingen en<br />

bodemsanering krijgt het complex de bestemming (voor publiek toegankelijke) natuur. Alle niet<br />

natuurlijke elementen worden verwijderd, ook aan en onder maaiveld, behoudens een<br />

keldercomplex dat geschikt gemaakt wordt voor overwintering van vleermuizen. Ook de niet<br />

ernstige verontreinigingen en bodemvreemde materialen zijn met het oog op het toekomstige<br />

gebruik verwijderd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


98 HOOFDSTUK 14<br />

De sanering hield in het verwijderen en storten dan wel reinigen van verontreinigde grond. De<br />

saneringsdoelstelling, tenminste Bodemgebruikswaarde II (extensief groen) is overal<br />

gerealiseerd 45.<br />

14.1.2 Schietbanen/kogelvangers<br />

Van belang zijn de concentraties van bodemverontreiniging in kogelvangers. In deze aarden<br />

wallen achter schietdoelen cumuleren kogels, in de vorm van fragmenten metallisch lood en<br />

koper. Deze leiden bij bemonstering en analyse tot de vaststelling van hoge gehalten lood- en<br />

koper. Het vak waarin de inslagen geconcentreerd zijn wordt om functionele en<br />

veiligheidsredenen periodiek vervangen. Door verwering, verstoring en afzwaaiers kan een groter<br />

deel dan de feitelijke kogelvangers verontreinigd zijn geraakt. Op oefenterreinen staan<br />

kogelvangers in open veld soms op plaatsen met ondiep grondwater.<br />

De verontreiniging betreft metallisch lood en koper, door ontsluiting bepaalt als koper- en<br />

loodion. Metaaldeeltjes komen voor in fragmenten met sterk uiteenlopende grootte. Voor zover<br />

niet uitgezeefd bepalen de fragmenten in het onderzochte bodemmonster in belangrijke mate de<br />

gevonden concentratie. Er kunnen zo grote spreidingen ontstaan. Buiten en onder de<br />

verontreinigingskernen werd met controlebemonstering vastgesteld dat er geen koper of lood in<br />

gehalten boven de streefwaarde voorkwam.<br />

Aangenomen wordt dat voor de voormalige kogelvangers eenzelfde functie geldt als het<br />

voormalige kazerneterrein. De sanering van de kogelvangers hield in het verwijderen van<br />

kogelvangerzand met een minigraver, en het afvoeren daarvan naar een grondverwerker. Tussen<br />

verschillende ontgravingfasen werd door middel van bemonstering en analyse bepaald of de<br />

saneringsdoelstelling, gehalten beneden streefwaarde, werd behaald. Waar nodig werd een<br />

volgende grondlaag verwijderd. In totaal is 280 ton grond (ca. 175 m 3) verwijderd en afgevoerd 46.<br />

14.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

14.2.1 Effecten: kazerne/oefenterrein<br />

Wat externe effecten betreft: in de niet-gesaneerde situatie werd geoordeeld dat er bij het huidige<br />

gebruik geen gezondheidsrisico’s of ecologische risico’s waren, ook niet via verspreiding. Ook de<br />

meest verontreinigde terreindelen, blus- en overloopvijvers, zullen – zowel met als zonder<br />

sanering - in gebruik zijn als (extensief) groen, parkelement of natuur. De olieverontreiniging bij<br />

de BOS-hokken en het verontreinigde verhardingsmateriaal lag onder verhardingen die zijn<br />

verwijderd. Alternatief was geweest het laten liggen van de laatste verhardingen; het verwijderen<br />

kan leiden tot toegenomen blootstellingsrisico (gezondheid/ecologie), met dien verstande dat de<br />

45 Overigens bleken de vijvers te zijn gekoloniseerd door beschermde diersoorten (kikkers, padden).<br />

Sanering kon niet plaatsvinden zonder vernietiging van het biotoop. Voorzien werd in compensatie door<br />

het verplaatsen van de dieren.<br />

46 De sanering van kogelvangers blijkt in de praktijk gecompliceerd door de samenloop van het verkrijgen<br />

van een milieuhygiënisch voldoende kwaliteit (met het oog op bijvoorbeeld de aanwezigheid van spelende<br />

kinderen en de geleidelijke uitloging van zware metalen), het behouden van cultuurhistorisch belang en<br />

het behoud van natuurwaarden (in de vorm van plant- en diergemeenschappen dan wel ‘monumentale’<br />

begroeiing).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE DEFENSIETERREINEN 99<br />

belangrijkste verontreiniging wat dieper ligt en dat de aanwezigheid van mensen incidenteel en<br />

kortdurend is. Wel neemt de kans op uitspoeling naar diepere bodemdelen en grondwater toe.<br />

Samengevat lijken de externe effecten klein of zelfs verwaarloosbaar te zijn; de vergrote kans op<br />

en gevolgen van uitspoeling zijn niet bekend.<br />

Directe effecten van de bodemsanering zelf zijn er nauwelijks; immers de recreatieve functie<br />

neemt niet noemenswaardig toe als gevolg van de bodemsanering (maar als gevolg van het<br />

afstoten van het kazerneterrein). Wel geldt dat als alternatief tegenover “de boel laten zoals het<br />

is” (met een kleine kans op negatieve externe effecten) niet alleen saneren staat, maar ook<br />

omheinen (ontmoediging van betreding), waardoor een deel van de natuurterreinen<br />

ontoegankelijk wordt. Voor de recreatieve functie kan dit uitmaken.<br />

14.2.2 Effecten: kogelvangers<br />

De kogelvangers blijken in de praktijk gewilde objecten indien toegankelijk voor dagrecreanten.<br />

De blootstelling aan of ingestie van verontreinigde grond kan zo incidenteel intensief zijn. De<br />

ingestie betreft in dergelijke gevallen vooral de metallische vorm. In geval van ondiep grondwater<br />

en natte vegetatie rond de voet van de kogelvangers kan sprake zijn van een gestage belasting van<br />

het ecosysteem met meegevoerde metalen. Er zouden dus effecten op gezondheid en ecologie<br />

kunnen zijn (externe effecten). Hoe groot de kans hierop is, en wat de gevolgen daarvan kunnen<br />

zijn, is niet bekend.<br />

Ook hier geldt dat tegenover “de boel laten zoals het is” (met mogelijke negatieve externe<br />

effecten) niet alleen saneren staat, maar ook omheinen (of beter gezegd ‘ontmoediging van<br />

betreding’), waardoor een deel van de natuurterreinen ontoegankelijk wordt. Voor de recreatieve<br />

functie kan dit uitmaken.<br />

14.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

14.3.1 Kazerne/oefenterreinen<br />

Baten van saneren lijken klein of verwaarloosbaar. Voor omheinen (ontmoediging van betreding)<br />

en beheren geldt dat de minimale risico’s op gezondheid worden verkleind, waar ze bij sanering<br />

tot nul worden gereduceerd (als ze er al zijn). Effecten ecologie staan PM en zijn waarschijnlijk<br />

klein. Bij omheinen/beheren vinden worden eventuele effecten op ecologie niet tegengegaan.<br />

Kosten van saneren bedragen eenmalig 240.000 euro ex BTW (inclusief milieukundige<br />

begeleiding en dergelijke). Sanering duurt enkele maanden tot een half jaar. Kosten van<br />

omheining en beheer kunnen worden geschat op 2.000 per jaar; dat geeft over honderd jaar,<br />

verdisconteerd tegen 4%: 49.000 euro.<br />

Omheining en beheer lijkt dus goedkoper dan sanering. Hier staat tegenover dat recreatieve baten<br />

bij omheining en beheer wat lager zouden kunnen zijn, maar dat effect is zo klein dat we het hier<br />

op nul zetten; na sanering is in ieder geval geen enkel risico voor de gezondheid meer aanwezig.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


100 HOOFDSTUK 14<br />

Zo bezien lijkt “niets doen” de beste optie, tenzij gezondheidseffecten toch nog aanwezig zullen<br />

zijn.<br />

Tabel 14.1 Overzicht kosten en baten kazerne sanering<br />

Effect CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief (euro’s)<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Gezondheid PM<br />

Ecologie PM<br />

Directe effecten<br />

Recreatie 0<br />

Kosten 240.000<br />

Saldo PM - 240.000<br />

Tabel 14.2 Overzicht kosten en baten kazerne omheinen/beheren<br />

Effect CW omheinen<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief (euro’s)<br />

Baten<br />

Externe effecten<br />

Gezondheid PM<br />

Ecologie 0<br />

Directe effecten<br />

Recreatie 0<br />

Kosten 49.000<br />

Saldo PM - 49.000<br />

14.3.2 Kogelvangers<br />

Gezondheids- en ecologische effecten zijn PM; kunnen aanwezig zijn. Kosten van beheer bij<br />

omheining wederom geschat op 2.000 euro per jaar; gekapitaliseerd derhalve 49.000 euro. Kosten<br />

van sanering eenmalig 10-15.000 euro. Saneren is derhalve goedkoper dan beheren. Tevens (iets)<br />

beter in termen van recreatieve waarde en ecologie. Of saneren uitkan, is afhankelijk van<br />

inschatting gezondheids- en ecologische effecten (kans, gevolgen en dergelijke).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE DEFENSIETERREINEN 101<br />

Tabel 14.3 Overzicht kosten en baten kogelvangers sanering<br />

Effect CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Baten<br />

Externe effecten: gezondheid PM<br />

Externe effecten: ecologie PM<br />

Directe effecten: recreatie 0<br />

Subtotaal PM<br />

Kosten 10.000 a 15.000<br />

Saldo PM-(10.000 a 15.000 )<br />

Tabel 14.4 Overzicht kosten en baten kogelvangers omheining en beheer<br />

Effect CW omheining<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Baten<br />

Externe effecten: gezondheid PM<br />

Externe effecten: ecologie 0<br />

Overige effecten (recreatie) 0<br />

Subtotaal PM<br />

Kosten 49.000<br />

Saldo PM-(49.000 )<br />

14.4 Verdelingsaspecten<br />

Alle kosten zijn gedragen door Defensie. Eventuele gezondheidseffecten zouden bij recreanten<br />

optreden.<br />

14.5 Gevoeligheidsanalyse, discussie en conclusies<br />

De case bestaat uit twee onderdelen:<br />

- kazerneterreinen/oefenterreinen en<br />

- schietbanen/kogelvangers<br />

Voor beide cases zijn er twee projectalternatieven, namelijk volledig saneren of omheinen van het<br />

gebied (ontmoediging van betreding).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


102 HOOFDSTUK 14<br />

Kazerneterreinen/ooefenterreinen<br />

Voor beide projectalternatieven geldt dat de kosten relatief groot zijn terwijl de effecten op<br />

gezondheid naar verwachting (zeer) beperkt zijn. Sanering zou een veel grotere kostenpost met<br />

zich meebrengen dan omheining. Sanering betekent echter wel dat eventuele schade aan de<br />

ecologie verminderd wordt.<br />

Schietbanen/kogelvangers<br />

De KBA saneren laat een beperkt bedrag aan kosten staan tegenover een onbekend (maar<br />

waarschijnlijk beperkt) effect op ecologie en gezondheid. Omheining van het gebied blijkt<br />

duurder te zijn dan saneren terwijl omheining niet de eventuele schade voor de ecologie weghaalt.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 103<br />

15 Case Grondwater klei-/veengebied<br />

Rotterdam<br />

15.1 Casebeschrijving<br />

15.1.1 Inleiding<br />

Deze “casus” wijkt af van andere in die zin dat van een echte “casus” geen sprake is. Het gaat<br />

veel meer om verschillende benaderingen om de huidige problematiek met betrekking tot<br />

bodemverontreiniging in het havengebied Rotterdam aan te pakken. Huidige inspanning van<br />

overheid en bedrijfsleven, zo is de gedachte, staan in geen verhouding tot de omvang van de<br />

verontreiniging en prikkels ontbreken om dat wel te bereiken. Oplossingen worden aangedragen<br />

in de vorm van een zogenaamde “gevalsgerichte benadering” (wat eigenlijk het huidige beleid zou<br />

moeten zijn), “gebiedsgerichte benadering” en een “gemengde strategie”. Deze studie is niet de<br />

plek om in detail te onderzoeken waarom het huidige beleid niet wordt nageleefd, of hoe de<br />

prikkels precies gelegd zouden moeten worden. Vanwege de omvang van het vraagstuk is een<br />

“harde” <strong>MKBA</strong> óók uit den boze. Daarom zal getracht worden, op basis van wat nu bekend is,<br />

een indruk te geven van de maatschappelijke voor- en nadelen van de verschillende<br />

benaderingen.<br />

15.1.2 De verontreinigingen<br />

De grond van het Havengebied Rotterdam is voor 70% in eigendom van de gemeente<br />

Rotterdam. Het Havenbedrijf is economisch eigenaar en in juridische zin hoofderfpachter van de<br />

gemeentelijke terreinen. Zij geeft terreinen uit in huur aan de gevestigde bedrijven (ca. 80 stuks,<br />

DCMR bedrijvenlijst 2003). Het in gebruik geven van locaties houdt mede in een regeling over<br />

verplichtingen ten aanzien van bodemverontreiniging bij teruglevering van het perceel. Ca. 30%<br />

van het gebied is in bezit van bedrijven zelf of van derden, o.a. Domeinen.<br />

In grote delen van het gebied is de voorraad verontreiniging in de laag aan maaiveld en in de<br />

diepere ondergrond groot. De verontreinigingen zijn heterogeen aanwezig, afkomstig van heel<br />

veel, sterk uiteenlopende handelingen en activiteiten in een meer of minder recent verleden. In de<br />

actuele situatie raken nog steeds soms aanzienlijke hoeveelheden verontreiniging in de bodem,<br />

door calamiteiten, lekkages en ‘reguliere’ bodembelastingen. De verschillende bronlocaties<br />

worden door de probleemhebbers van perceel tot perceel beheerd. Dit houdt in afstemming met<br />

bevoegd gezag, monitoring, preventie en calamiteitenbestrijding. (Deel)saneringen vinden plaats<br />

in het kader van bouw- en grondwerkzaamheden, volgend op calamiteiten, of in verband met<br />

bedrijfsverplaatsing en -vestiging.<br />

De verontreinigingen verplaatsen zich vanuit de bronlocaties verticaal, meegevoerd door<br />

infiltrerend neerslagoverschot, of onder invloed van zwaartekracht. In de deelgebieden A, B en C<br />

(er zijn vijf deelgebieden A t/m E) treedt doorslag op naar het watervoerende pakket. Plaatselijk<br />

is de gehele bodemkolom ‘verzadigd’ en zijn verontreinigingen doorgedrongen in het eerste<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


104 HOOFDSTUK 15<br />

watervoerende pakket. De begrenzing van het havengebied (buitenste begrenzing<br />

industriegebieden) wordt momenteel nog niet, of nog slechts incidenteel overschreden. Uit<br />

modelberekeningen blijkt dat dit de komende decennia in toenemende mate het geval zal zijn, aan<br />

de noord- en zuidzijden van deelgebieden A en C, en aan de zuidzijde van deelgebied B. Het gaat<br />

dan om de meest mobiele componenten, die al jaren geleden in grote hoeveelheid gelekt zijn, in<br />

de buurt van de buitenste begrenzingen van de bedrijfsterreinen.<br />

Bij verder zijwaarts transport komen de verontreinigingen op den duur in de polders ten noorden<br />

en ten zuiden van het Havengebied. De noordwaarts gerichte uitstroming vanuit de deelgebieden<br />

B en C is in de huidige situatie ‘geohydrologisch beheerst’ door de grondwateronttrekking in<br />

Delft. Meer oostelijk fungeren de diepe droogmakerijen tussen Rotterdam en Zoetermeer als<br />

‘natuurlijke’ kwelzone. Aan de noordwestzijde van het Havengebied en aan de zuidkant is de<br />

geohydrologische situatie minder goed te duiden. Het grondwater kwelt langzaam op in de<br />

polders van Voorne-Putten en IJsselmonde (-0,5m à -2m NAP)<br />

De frontverplaatsing van de verontreinigingen verloopt langzaam. De tot de kwelzones af te<br />

leggen afstand is bovendien groot, afhankelijk van de plaats van herkomst en de plaats van<br />

uittrede. In zuidelijke richting wordt 1 à 3 km overbrugd, met een reistijd van 200 tot 1000 jaar.<br />

In noordwaartse richting wordt 5 à 8 kilometer overbrugd, met reistijden van 1000 à 2000 jaar.<br />

Deze reistijden vallen overigens buiten het kader van een “standaard” <strong>MKBA</strong> (100 jaar).<br />

Het brakke grondwater wordt vrijwel niet gebruikt. In de buurt van Hoek van Holland wordt op<br />

beperkte schaal grondwater gewonnen en ontzout ten behoeve van de kastuinbouw 47. Indien<br />

dergelijke onttrekkingen benedenstrooms van bronlocaties liggen fungeren ze als een lokaal<br />

aantrekkingspunt voor het aanstromende grondwater en op termijn mogelijk ook de<br />

meegevoerde verontreinigingen. In de omgeving van Rotterdam wordt natuur ontwikkeld. Lokaal<br />

verdiept maaiveld fungeert als preferente kwelzone, waarheen op den duur ook aanstromende<br />

verontreiniging meegevoerd zou kunnen worden.<br />

Het havengebied kan worden beschouwd als permanent gebruikt industriegebied, nu en in de<br />

toekomst. De tendens van ruimtelijke uitbreiding in westelijke richting zet zich voort met de<br />

voorgenomen aanleg van de Tweede Maasvlakte. Aan de stadskant worden de oudste delen van<br />

de haven herontwikkeld. In het deelgebied Stadshavens (cluster A) wordt in de komende 10 tot<br />

20 jaar een mix van grootstedelijk wonen, werken, cultuur en recreatie gerealiseerd. Een deel van<br />

de havens en hieraan gevestigde bedrijven blijft gehandhaafd, andere zijn of worden verplaatst.<br />

De omvang van het project is groot, evenals de problemen die zich met betrekking tot de bodem<br />

voordoen. In dat verband is (chemische) bodemkwaliteit niet de enige of meest dominante factor.<br />

Ondergrondse infrastructuur, funderingen, kabels en leidingen, bommen en explosieven, en<br />

cultuurhistorische relicten spelen ook een rol.<br />

Bij bedrijfsbeëindiging of -overdracht in het havengebied speelt aanwezige bodemverontreiniging<br />

een rol. De gebruiker/huurder wordt geacht het terrein op te leveren in de staat waarin het van<br />

het Havenbedrijf werd verkregen. Dit beginsel leidt tot saneringsmaatregelen bij teruggave, maar<br />

47 In hoeverre dit speelt of gaat spelen in andere glastuinbouwlocaties is nog niet in kaart gebracht.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE GRONDWATER KLEI-/VEENGEBIED ROTTERDAM 105<br />

vooral tot afstemming over overdracht en afkoop van de verplichting. Van enkele oudere,<br />

kleinere terreinen is bekend dat de eigenaar het perceel liever onbenut laat dan teruglevert.<br />

15.1.3 Oplossingsrichtingen<br />

Een verkennende studie van het Havenbedrijf Rotterdam en samenwerkende bedrijven geeft<br />

indicaties van mogelijke benaderingen van het verontreinigingsprobleem. De inspanningen voor<br />

(deel)sanering en beheersing zouden volgens huidig beleid (landelijk gemaakte afspraken tussen<br />

Rijk en uitvoerende overheden) moeten inhouden het functiegericht saneren van de bovengrond<br />

(leeflaag voor huidige bestemming) en het verkrijgen van een stabiele eindsituatie voor mobiele<br />

verontreinigingen, door zo nodig sanering van verontreinigingskernen, natuurlijke afbraak en het<br />

stimuleren daarvan in het watervoerend pakket (pluim- en schermmaatregelen). De maatregelen<br />

richten zich op individuele gevallen van ernstige verontreiniging, deels in clusters per<br />

bedrijfsterrein. Dit is de zogenaamde “gevalsgerichte benadering”. De feitelijke inspanningen van<br />

overheid en bedrijfsleven (onderzoek, monitoring (op terreingrenzen), deelsaneringen in<br />

combinatie met bouw- en onderhoudswerkzaamheden en calamiteitenrespons d.w.z. sanering van<br />

nieuwe bodemverontreinigingen) staat in geen verhouding tot deze saneringsopgave. De prikkels<br />

om de inspanning op een ‘noodzakelijk’ of ‘gewenst’ niveau te brengen blijken tot nu toe echter<br />

onvoldoende te zijn.<br />

Een alternatief is de zogenaamde “gebiedsgerichte benadering”. In dat geval wordt het gehele<br />

gebied, inclusief het watervoerend pakket, als één ‘cluster van gevallen’ opgevat. Monitoring richt<br />

zich op de buitenbegrenzing van het havengebied, actieve sanering vindt plaats wanneer sprake is<br />

van verplaatsing van verontreiniging over deze grens, in relevante mate en naar kwetsbare<br />

objecten zoals de woonkernen ten zuiden van het havengebied.<br />

Tenslotte bestaat dan nog de “gemengde benadering”, een combinatie van de gevalsgerichte<br />

benadering voor bodemverontreinigingen in de toplaag en een gebiedsgerichte benadering voor<br />

aanpak van het diepe grondwater. Per deelgebeid (geografisch zinvolle clusters van bedrijven) kan<br />

de ondergrond worden benut als reactorvat, met ruimte en tijd voor natuurlijke afbraakprocessen,<br />

al dan niet gestimuleerd. De monitoring richt zich op het bewaken van buitenste begrenzing, met<br />

name bij kwetsbare objecten, en het volgen van verspreiding- en afbraakprocessen in de<br />

ondergrond. Verontreinigingskernen worden selectief gesaneerd indien dat kosteneffectief is.<br />

‘Kosteneffectief’ heeft dan vooral betrekking op de dynamiek aan maaiveldzijde, bijvoorbeeld het<br />

weghalen van toegankelijke, extreme verontreiniging in samenhang met ontgravingen. In deze<br />

variant is opgenomen een gezamenlijke regeling voor interventies bij grensoverschrijding en<br />

calamiteiten. Zo’n gezamenlijk fonds is noodzakelijk onderdeel omdat de betreffende<br />

verontreiniging niet meer aan een individueel bedrijf maar aan het cluster van bedrijven wordt<br />

toegerekend.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


106 HOOFDSTUK 15<br />

15.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

15.2.1 Effecten van saneringen<br />

Stel er wordt in het geheel niet gesaneerd: wat zijn dan de gevolgen? Wat gezondheid betreft, indien<br />

de bovengrond verontreinigd is worden veiligheidsmaatregelen genomen: hierin wordt voorzien<br />

in bodembeheersplannen en veiligheidsprocedures van de bedrijven. De mogelijke invloed van<br />

bodemverontreiniging op gezondheid van werknemers, bezoekers en dergelijke is niet bekend;<br />

hetzelfde geldt voor ecologie. In ieder geval zou een baat van sanering een vermindering van de<br />

kosten van veiligheidsmaatregelen bij bodemverontreiniging zijn.<br />

Effecten op de gezondheid via direct gebruik van grondwater worden niet verwacht (het wordt<br />

niet gebruikt). Ook bij zijwaarts transport zijn geen effecten naar het maaiveld te verwachten. Na<br />

uittreding zou wellicht blootstelling ‘in het veld’ mogelijk zijn. Het betreft dan deels afgebroken<br />

en/of omgezette restverontreiniging die in biologisch actieve waterbodem uittreedt. In dat geval<br />

gaat het om uittreding na honderden jaren. De kans op en aard en omvang van mogelijke<br />

gevolgen hiervan (via vee dat uit sloten water drinkt?) zijn niet bekend.<br />

In het kwelgebied is sprake van natuur en agrarisch bodemgebruik. Op den duur (honderden<br />

jaren) zou ook hier sprake kunnen zijn van blootstelling. De kans op en aard en omvang van<br />

mogelijke gevolgen hiervan (ecologie) zijn wederom niet bekend 48.<br />

In hoeverre onderscheiden zich de saneringsalternatieven? In de gevalsgerichte benadering<br />

worden verontreinigingskernen gesaneerd, zodat een stabiele eindsituatie voor mobiele<br />

verontreinigingen wordt verkregen. In de gebiedsgerichte benadering wordt gesaneerd zodra<br />

verontreiniging over de grens van het havengebied gaat. In de gemengde strategie vindt dat<br />

laatste ook plaats, en worden tevens verontreinigingskernen gesaneerd. Als bodemverontreiniging<br />

belangrijke gezondheidseffecten heeft op werknemers en bezoekers, lijkt een gebiedsgerichte<br />

benadering niet te prefereren. Ook is daar de vraag of de prikkels wel goed liggen: er wordt pas<br />

ingegrepen als verontreiniging over een gebiedsgrens gaat. Een gevalsgerichte benadering lijkt<br />

voorbij te gaan aan de invloed van verontreinigingen in het verleden of onbekende<br />

verontreinigingen. De gemengde strategie lijkt zo op het eerste gezicht te prefereren, afhankelijk<br />

van de prikkels daarin en de kosten daarvan.<br />

Overigens is het in elke benadering de vraag of de prikkels wel goed liggen, teneinde het<br />

gewenste doel te bereiken. Duidelijkheid over aansprakelijkheid en controle van naleving van<br />

regels – en dat niet alleen bij afloop van het huurcontract – zouden daar goed een onderdeel van<br />

kunnen zijn.<br />

48 Wat ecologie betreft kunnen effecten worden ingedeeld in het al genoemde transport van verontreiniging<br />

naar agrarische gebieden en natuurgebieden; bodemverontreinigingen net onder het maaiveld; en<br />

verontreiniging van het grondwaterecosysteem. Deze laatste valt buiten de reguliere kaders van de Wbb.<br />

Eén van de redenen is dat relatief weinig bekend is over het functioneren van grondwaterecosystemen.<br />

Een daarnaast nog onbeantwoorde vraag is of aantasting ervan beschouwd moet worden als een<br />

milieuprobleem of niet.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE GRONDWATER KLEI-/VEENGEBIED ROTTERDAM 107<br />

Het schijnt dat sommige bedrijven niet saneren maar hun stukje grond onbenut laten en pacht<br />

doorbetalen. Dit om de sanering (of de vergoeding daarvoor) te ontlopen. Onduidelijk is waarom<br />

dit gebeurt als saneren toch een keer moet. Misschien is de controle hierop niet goed.<br />

Onzekerheid – over wat wel en niet mag en moet – schijnt een rol te spelen bij bedrijfsvestiging<br />

in het Havengebied. Dit lijkt het een probleem van naleving/controle te zijn.<br />

15.2.2 Kosten van saneringen<br />

De gevalsgerichte benadering gaat uit van kosten van 50 mln per jaar gedurende 30 jaar en daarna<br />

zeg 10 mln per jaar. Totaal, verdisconteerd: 888 mln euro. Kosten in de gebiedsgerichte<br />

benadering zijn 7,5 mln euro per jaar; gekapitaliseerd 184 mln euro. In de gemengde benadering<br />

zijn de kosten de 7,5 mln per jaar zoals in de gebiedsgerichte benadering plus een gedeelte van de<br />

kosten in de gevalsgerichte benadering, namelijk nog eens 7,5 mln per jaar; gekapitaliseerd 368<br />

mln euro.<br />

15.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

Zonder meer informatie over mogelijke invloeden op gezondheid zijn moeilijk harde cijfers te<br />

geven. De kosten van de maatregelen lopen uiteen, oplopend van gebieds- via gevalsgericht naar<br />

gemengde strategie. De baten van de saneringen zijn in dit stadium onduidelijk; regelgeving en<br />

naleving/controle lijkt een belangrijk aspect te zijn.<br />

Tabel 15.1 Overzicht kosten en baten gevalsbenadering, miljoenen euro’s<br />

Effect CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Baten<br />

Externe effecten: gezondheid bovengrond (d.w.z. kosten veiligheidsmaatregelen) PM<br />

Externe effecten: uittreding 0<br />

Externe effecten: ecologie 0<br />

Subtotaal PM<br />

Kosten 888<br />

Saldo PM-888<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


108 HOOFDSTUK 15<br />

Tabel 15.2 Overzicht kosten en baten gebiedsbenadering, miljoenen euro’s<br />

Effect CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Baten<br />

Externe effecten: gezondheid bovengrond (d.w.z. kosten veiligheidsmaatregelen) 0<br />

Externe effecten: uittreding 0<br />

Externe effecten: ecologie 0<br />

Subtotaal 0<br />

Kosten 184<br />

Saldo PM-184<br />

Tabel 15.3 Overzicht kosten en baten gemengde benadering, miljoenen euro’s<br />

Effect CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Baten<br />

Externe effecten: gezondheid bovengrond (d.w.z. kosten veiligheidsmaatregelen) PM<br />

Externe effecten: uittreding 0<br />

Externe effecten: ecologie 0<br />

Subtotaal PM<br />

Kosten 386<br />

Saldo PM-386<br />

15.4 Verdelingsaspecten<br />

Kosten in de gevalsgerichte situatie zouden voor 50% door het bedrijfsleven, 25% door de<br />

gemeente en 25% door de Rijksoverheid (VROM) moeten worden gedragen. Verondersteld<br />

wordt dezelfde verdeling van het dragen van kosten voor de gebiedsgerichte benadering en<br />

tevens voor de gemengde benadering. Baten van de gevals- en gebiedsbenadering lijken<br />

voornamelijk de gebruikers van de terreinen te zijn (uitgespaarde kosten van<br />

veiligheidsmaatregelen; dan wel een verminderd risico op de gezondheid).<br />

15.5 Gevoeligheidsanalyse, discussie en conclusies<br />

Aangezien eventuele gezondheidseffecten van uittreding en op de ecologie pas na honderden<br />

jaren zouden optreden zijn wat dat betreft de baten van sanering op nul gezet. In de gevals- en<br />

gebiedsbenadering staan gezondheidseffecten via de bovengrond PM; onduidelijk is of dit voor<br />

een positief saldo van de KBA’s zou kunnen zorgen. Er is hierbij vanuit gegaan dat het<br />

nulalternatief “niets doen” is en de projectalternatieven “gevalsbenadering”, “gebiedsbenadering”<br />

en “gemengde benadering”. In de praktijk zou al sprake moeten zijn van de gevalsbenadering,<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE GRONDWATER KLEI-/VEENGEBIED ROTTERDAM 109<br />

maar blijkbaar gaat er iets mis op het gebied van regelgeving en de naleving daarvan en controle<br />

daarop. Een analyse daarvan ligt evenwel buiten het kader van deze KKBA.<br />

Het feit dat eventuele effecten via uittreding en op de ecologie pas na 100 jaar of langer optreden<br />

zou ervoor kunnen pleiten pas later in de toekomst een beslissing te nemen over sanering. In dat<br />

geval is de veronderstelling wèl dat de saneringskosten niet toenemen indien pas later een<br />

beslissing tot sanering wordt genomen; en dat van het afzien van een saneringsvariant geen<br />

verkeerde prikkels uitgaan in de vorm van meer vervuiling in de toekomst. Ook dat lijkt<br />

voornamelijk een kwestie van regelgeving en de naleving daarvan/controle daarop te zijn.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 111<br />

16 Case Stedelijk grondwater Apeldoorn<br />

16.1 Casebeschrijving<br />

16.1.1 Inleiding<br />

Ook ‘stedelijk grondwater Apeldoorn’ betreft niet zozeer een concrete case bodemsanering, maar<br />

verschillende benaderingen om bodemverontreinigingen aan te pakken (zie voorgaande<br />

hoofdstuk over benaderingen met betrekking tot bodemverontreinigingen in Havengebied<br />

Rotterdam). Bedrijvigheid in Apeldoorn heeft op veel plaatsen geresulteerd in<br />

bodemverontreiniging: bronlocaties ter plaatse van bedrijfsterreinen en<br />

grondwaterverontreiniging tot grote diepte daaronder en stroomafwaarts daarvan. De geografie<br />

van de casus is niet in detail bekend; het gaat om het grondwatersysteem onder de stad.<br />

16.1.2 De verontreinigingen<br />

Maatgevend zijn VOCl-verontreinigingen vanuit diverse bronlocaties. Het betreft tientallen, soms<br />

bekende en soms vermoedelijke, verontreinigingen die zijn ontstaan door diverse, historische en<br />

overwegend kleinschalige bedrijfsactiviteiten. De grondwaterverontreinigingen worden plaatselijk<br />

tot grote diepte aangetoond. De nauwkeurige afperking van individuele gevallen is uitermate<br />

kostbaar en heeft tot nu niet plaatsgehad. Verder onderzoek van verdenkingen zal vele jaren<br />

vergen.<br />

In totaal is een groot volume grondwater beïnvloed, geschat wordt 50 tot 75 miljoen m 3. Door de<br />

grote doorlatendheid van het pakket en de ruimtelijke dichtheid van de verschillende pluimen is<br />

sprake van een (hydrologische) samenhang in het grondwatersysteem die belangrijke delen van de<br />

stad beslaat. Het gebied waarbinnen ingrepen in de ondergrond van invloed (kunnen) zijn op de<br />

ligging en verplaatsing van de pluimen is groot, dit afhankelijk van de aard en intensiteit van de<br />

ingreep (en bestaande onttrekkingen). Ook geohydrologische ingrepen op grotere afstand boven-<br />

en benedenstrooms van Apeldoorn (Veluwemassief westelijk, IJsselvallei oostelijk) kunnen nog<br />

van invloed zijn.<br />

Het middeldiepe grondwater stroomt oostwaarts tussen de Eemformatie en de Drenthe-klei, het<br />

kwelt op tussen Apeldoorn en de IJssel (tweede watervoerende pakket). Dit is het gebied<br />

waarbinnen de verontreinigingen zich, op lange termijn, kunnen verspreiden. De uiterste grens<br />

van verspreiding in het diepe grondwater is vermoedelijk de IJssel. In het oostelijk gelegen<br />

waterwingebied bij Twello wordt grondwater gewonnen ten behoeve van de productie van<br />

drinkwater. Of, wanneer en in welke mate deze winning bedreigd wordt door verontreinigingen<br />

vanuit het stedelijke gebied is niet nauwkeurig bekend. Het betreft een bedreiging die zich in<br />

theorie eerst op lange termijn (honderden jaar) zou kunnen voordoen.<br />

De grondwaterproblematiek kan gezien worden tegen de volgende achtergrond. Apeldoorn<br />

streeft naar herstel van oude beeklopen en ‘groen-blauwe’ vingers in de stad. Zowel verdroging<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


112 HOOFDSTUK 16<br />

als (plaatselijke) wateroverlast worden waar nodig bestreden. Apeldoorn streeft tevens naar<br />

hoogwaardig en/of meervoudig gebruik van grondstoffen waaronder grondwater. Als grondwater<br />

wordt onttrokken - ten behoeve van beheersing, sanering, wateroverlastbestrijding,<br />

koeldoeleinden - wordt dat zo nodig gezuiverd en benut voor beekherstel en peilbeheersing van<br />

het Apeldoorns Kanaal, om daaruit te worden onttrokken en geïnfiltreerd voor<br />

drinkwaterproductie. In het oostelijke deel van de gemeente, in de oude uitstromingsgebieden,<br />

zijn momenteel lopende stadsuitbreidingen gelegen. Waterbeheer is een belangrijk thema.<br />

Peilbeheer (droge voeten en kelders) vergt interceptie van aanstromend grondwater. In de<br />

Kanaalzone vindt herontwikkeling plaats tot een hoogwaardige woon- en werkomgeving. De<br />

energiebehoefte kan gedeeltelijk worden gedekt door WK-opslag en koudewinning. Op andere,<br />

verspreid liggende bedrijventerreinen ontstaan impulsen voor vernieuwing, uitbreiding,<br />

modernisering naar gelang van bedrijfsgebonden dynamiek (bedrijfsbeëindiging of -overname,<br />

investeringsbeslissingen).<br />

16.1.3 Oplossingsrichtingen<br />

Het nulalternatief betreft “zuiveren aan de rand van de stad” (zie 16.2.2 over verspreiding). Er is<br />

geen saneringsplan voor het ‘volledig’ saneren van het verontreinigde grondwater opgesteld.<br />

Tegenover het nulalternatief staan twee projectalternatieven. Een “gevalsgerichte” benadering houdt<br />

in onderzoek om voor een aantal van ongeveer 20 (omvangrijke en geclusterde) gevallen de<br />

verontreiniging af te perken, de risico’s daarvan te evalueren, saneringsvarianten uit te werken, te<br />

beoordelen en te selecteren, en vervolgens via beschikking en bestek tot uitvoering te komen. Dit<br />

houdt in oppompen en zuiveren. Het gezuiverde water kan worden geloosd op het riool, of<br />

worden benut als grijs water of voor beekherstel en peilbeheer. Een “gebiedsgerichte” benadering<br />

betekent dat verspreiding in absolute zin geen doorslaggevend criterium is. Aanleiding voor<br />

onderzoek en maatregelen zijn actuele risico’s voor mens en ecosysteem, en belemmeringen in de<br />

ontwikkeling van Apeldoorn als plaats voor duurzaam wonen, werken en recreëren. In de<br />

gebiedsgerichte benadering wordt minder gepompt en gesaneerd en blijft verontreinigd water<br />

langer in de ondergrond. Benutting (koeling, infiltreren voor drinkwaterproductie) wordt door<br />

zo’n benadering vergemakkelijkt 49.<br />

In hoofdstuk 15 (casus Rotterdam Havengebied) is sprake van drie benaderingen: gevalsgericht,<br />

gebiedsgericht en een gemengde strategie. In de gemengde strategie van Rotterdam worden<br />

bronlocaties (bovengrond) aangepakt (=gevalsgericht) en wordt het buitengebied in de gaten<br />

gehouden en daar wordt zo nodig ingegrepen (ondergrond: gebiedsgericht). Voor Apeldoorn<br />

geldt dat de verontreiniging voornamelijk VOCl betreft die voor een deel niet meer in de<br />

bovengrond zit omdat het door uitdamping en uitspoeling al is verdwenen. Eventuele nietuitgedampte<br />

en niet-uitgespoelde verontreinigingen worden noch in de gevalsgerichte benadering,<br />

noch in de gebiedsgerichte benadering aangepakt, wat een manco van beide benaderingen lijkt<br />

zolang niet meer bekend is over de gezondheidsrisico’s. Daarnaast zijn er naast VOClverontreinigingen<br />

ook verontreinigingen met zware metalen, nikkel en chroom, waarover verder<br />

niets bekend is. Overigens vormen de verontreinigingen op de bronlocaties geen obstakel voor<br />

functiewijzingen of benuttingsmaatregelen.<br />

49 Het Apeldoornse Waterplan geeft de beleidsmatige grondslag voor deze benadering. In een concreet<br />

proefproject met bedrijven en provincie wordt de praktische, bestuurlijk-juridische en financieeleconomische<br />

haalbaarheid onderzocht.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE STEDELIJK GRONDWATER APELDOORN 113<br />

16.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

16.2.1 Externe effecten: gezondheid en ecosystemen<br />

Er zijn geen indicaties van onaanvaardbaar, actueel gezondheidsrisico. Dit ondanks de vele<br />

verontreinigde bronlocaties en het verontreinigde grondwater dat stroomafwaarts in het<br />

grondwatersysteem tendeert uit te treden naar het maaiveld. Daar zouden op de locaties met<br />

‘natte voeten’ en volgelopen kelders gezondheidsrisico’s kunnen ontstaan. De gehalten VOCl zijn<br />

daar dan wel lager dan bij de bron. Over deze gezondheidsrisico’s is verder niets bekend. In de<br />

gevalsbenadering wordt sneller en meer VOCl verwijderd.<br />

Op ecosystemen worden geen effecten verwacht.<br />

16.2.2 Verspreiding: grondwatervoorraad; nulalternatief<br />

VOCl in grondwater kan relatief eenvoudig worden gezuiverd. Volgens huidige wetgeving mogen<br />

bronnen voor drinkwaterproductie echter niet worden aangetast door vervuiling. In Apeldoorn<br />

stroomt het grondwater vrijwel geheel uit in de bovengrond. Een klein deel komt in de diepe<br />

ondergrond terecht waaruit op grotere afstand water wordt opgepompt voor drinkwaterproductie<br />

(Twello). De verontreiniging zou daar over (enkele) honderd(en) jaren aankomen (wat in een<br />

‘normale’ <strong>MKBA</strong> buiten de tijdshorizon valt). In het gevalsalternatief gaat het minst die richting<br />

op, omdat veel VOCl wordt gesaneerd. Omdat alles verwijderen niet mogelijk is, is in dat<br />

alternatief ook sprake van monitoring met wellicht interceptie en/of extra zuivering aan de rand<br />

van het stadsgebied. In het gebiedsalternatief wordt monitoring toegepast en beheerst<br />

(interceptieonttrekking) op de rand van het beschermingsgebied, waarbij het gewonnen<br />

grondwater kan worden benut (zie verderop). Kortom: in beide alternatieven zal verontreiniging<br />

nimmer Twello bereiken, ondanks het feit dat zuivering aldaar – zeg over honderd jaar – een<br />

aantrekkelijke optie lijkt, mits dat juridisch mogelijk is, en mits eventuele gezondheidseffecten<br />

(16.2.1) (verwaarloosbaar) klein zijn.<br />

Wat gebeurt er in het nulalternatief? Ook in dat geval blijkt er aan de rand van de stad te worden<br />

gezuiverd. Het nulalternatief is dus niet “niets doen”. Wat verspreiding buiten de stad betreft is er<br />

qua effect dus geen verschil tussen nulalternatief en projectalternatieven.<br />

16.2.3 Benutting<br />

Het combineren van saneren met benutten is het gemakkelijkst in de gebiedsgerichte benadering.<br />

Onttrekking kan dan plaatsvinden met meerdere doelen tegelijk: sanering, kwantiteitsbeheer,<br />

energiewinning, koelwater. Ook in de gevalsgerichte benadering kan (op termijn) een combinatie<br />

van doelen van onttrekking plaatsvinden (na sanering). Onduidelijk is in hoeverre de kans daarop<br />

kleiner is dan in de gebiedsgerichte benadering. Voordelen van combineren zijn dat minder<br />

kosten hoeven te worden gemaakt ten behoeve van kwantiteitsbeheer, energiewinning en<br />

dergelijke. Bijkomend voordeel is wederom een extern effect: WK-opslag kan besparingen van<br />

60-75% leveren in termen van CO2/fossiele brandstoffen ten opzichte van conventionele<br />

koeling/verwarming. Een vraag is hoeveel bedrijven overgaan op deze vorm van bodemenergie<br />

als gevolg van sanering in de gebiedsbenadering in plaats van de gevalsbenadering.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


114 HOOFDSTUK 16<br />

16.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

16.3.1 Opbrengsten<br />

Effect op ecosystemen nul. Gezondheid via bronlocaties en uitdamping en dergelijke na<br />

verspreiding: PM (opbrengst, indien aanwezig, hoger bij gevalsbenadering voor wat betreft<br />

uitdamping en dergelijke; bronlocaties worden in beide projectsituaties niet gesaneerd).<br />

Gezondheid via grondwatervoorraad: nul; in alle alternatieven wordt bij de stadsgrens gezuiverd<br />

(en anders zou pas na honderden jaren eventuele effecten optreden; het lijkt dan overigens<br />

handiger om bij Twello te zuiveren, maar of dat qua regelgeving mag is onduidelijk). Er zijn<br />

schaalvoordelen met ander grondwatergebruik bij de gevalsbenadering en – in grotere mate - bij<br />

gebiedsbenadering; onduidelijk hoeveel groter en hoe dit te waarderen. Tevens zijn – wederom<br />

vanwege ‘benutting’ – externe effecten van minder uitstoot bij de gevalsbenadering en – in<br />

grotere mate – bij de gebiedsbenadering; onduidelijk hoeveel minder.<br />

16.3.2 Kosten<br />

Gevalsbenadering: ruwweg 40 jaar lang 3,75 miljoen voor de saneringen plus 30-60.000 euro aan<br />

onderzoekskosten gedurende zeg tien jaar; dat geeft gekapitaliseerd 77 à 79 mln euro.<br />

Gebiedsbenadering: een zeer ruwe schatting bedraagt zo’n 320.000 euro per jaar; dat geeft 7,8<br />

mln gekapitaliseerd. De kosten die samenhangen met benuttingsmaatregelen en<br />

beheersmaatregelen worden hierbij niet aan de sanering toegerekend. Dit leidt tot een<br />

onderschatting van de kosten van sanering. Zonder verdere informatie is het niet mogelijk in<br />

deze <strong>MKBA</strong> een verdere toerekening te maken. <strong>Onderzoek</strong>skosten zouden niet optreden.<br />

16.3.3 Overzicht<br />

Tabel 16.1 Overzicht kosten en baten gevalsbenadering, miljoenen euro’s<br />

Effect<br />

Baten<br />

CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Externe effecten: ecologie 0<br />

Externe effecten: gezondheid (uittreding) PM<br />

Externe effecten: gezondheid (bovengrond) 0<br />

Externe effecten: benutting (uitstoot) PM<br />

Directe effecten: benutting (efficiency) PM<br />

Subtotaal PM<br />

Kosten 77 à 79<br />

Saldo PM-77 à 79<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE STEDELIJK GRONDWATER APELDOORN 115<br />

Tabel 16.2 Overzicht kosten en baten gebiedsbenadering, miljoenen euro’s<br />

Effect<br />

Baten<br />

CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Externe effecten: ecologie 0<br />

Externe effecten: gezondheid (uittreding) PM<br />

Externe effecten: gezondheid (bovengrond) 0<br />

Externe effecten: benutting (uitstoot) PM<br />

Directe effecten: benutting (efficiency) PM<br />

Subtotaal PM<br />

Kosten 7,8 + PM<br />

Saldo PM-(7,8 + PM )<br />

16.4 Verdelingsaspecten<br />

Wat de kosten betreft, deze komen in de gevalsgerichte benadering waarschijnlijk voor 100% bij<br />

de overheid terecht (VROM, gemeente, via ISV). In de gebiedsgerichte benadering waarschijnlijk<br />

voor 25% bij de gemeente, 25% bij het nutsbedrijf, 25% bij probleemhebbers en 25% bij hogere<br />

overheden (ruwe inschatting).<br />

Baten komen terecht daar waar het grondwater uittreedt (eventuele schadelijke gevolgen<br />

daarvan); daar waar eventuele uitstoot zou terechtkomen (in geval van milieu-onvriendelijkere<br />

technologie als niet gesaneerd wordt); en bij de eigenaars/gebruikers van de eventueel door<br />

sanering mogelijk gemaakte benutting.<br />

16.5 Gevoeligheidsanalyse, discussie en conclusies<br />

In de gevalsgerichte benadering wordt relatief meer VOCl verwijderd, waardoor de –<br />

waarschijnlijk beperkte – gezondheidsrisico’s bij die benadering meer afnemen dan bij een<br />

gebiedsgerichte benadering. Beide benaderingen hebben naar verwachting geen effect op de<br />

ecologie. In zowel het nulalternatief als in beide projectalternatieven wordt het water aan de rand<br />

van de stad gemonitord en gezuiverd. In de projectalternatieven is daarom geen sprake van een<br />

verminderd verspreidingsrisico. Wel kan in beide alternatieven sprake zijn van een grotere<br />

benutting van het grondwater en van schaalvoordelen met ander grondwatergebruik. De baten<br />

zijn moeilijk te kwantificeren. De kosten van de gebiedsgerichte benadering zijn een factor 10<br />

hoger dan die van de gevalsgerichte benadering. In de gevalsgerichte benadering worden deze<br />

waarschijnlijk geheel door het Rijk gedragen, terwijl deze in de gevalsgerichte benadering worden<br />

verdeeld tussen gemeente, nutsbedrijf, probleemhebbers en hogere overheden.<br />

Vraag is of er nog invloed is van andere vervuilingen dan VOCl (zie 16.1.3). Daarnaast is<br />

onduidelijk in hoeverre huidige regelgeving benuttingsmaatregelen in de weg staan (zie 16.2.3).<br />

De kosten in de gebiedsbenadering zijn een onderschatting omdat een gedeelte van de kosten van<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


116 HOOFDSTUK 16<br />

benutting en grondwaterbeheer aan sanering zal moeten worden toegerekend (zie 16.3.2).<br />

Tenslotte kan worden opgemerkt dat het tegengaan van verspreiding een doel op zich lijkt, terwijl<br />

de effecten van verspreiding niet duidelijk zijn, zeker gezien de mogelijkheid, in dit specifieke<br />

geval, van zuivering bij Twello (zie 16.2.2 en hoofdstuk 19 over drinkwaterwinning).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 117<br />

17 Case Kleinschalige bedrijfsactiviteiten<br />

17.1 Casebeschrijving<br />

Net als de voorgaande twee hoofdstukken betreft het niet één concrete case. Het gaat om vele<br />

locaties (60.000) van bedrijfsvestigingen die tot het MKB behoren. De verontreinigingen (als<br />

gevolg van (historisch) bedrijfsmatig gebruik) verschillen in type, soort, oorzaak en omvang.<br />

Hierdoor variëren tevens kosten en opbrengsten. Het beschouwen van alle locaties binnen deze<br />

<strong>MKBA</strong> is ondoenlijk (tijd, informatie). Ook aan het beschouwen van een ‘gemiddelde’ locatie<br />

kleven nadelen: de vraag is hoe dat gemiddelde tot stand moet komen, en het is duidelijk dat de<br />

volumes en concentraties vervuiling scheef zijn verdeeld. Het werken met een gemiddelde is dan<br />

weinig informatief.<br />

De omvang van de bodemverontreiniging (grondverontreiniging) is voor een beperkt aantal<br />

locaties bekend, de huidige inzichten zijn vooral gebaseerd op ramingen, expert judgement en<br />

steekproefsgewijze controle.<br />

In het algemeen vinden de (al dan niet veroorzakende) bedrijfsactiviteiten gewoon doorgang. De<br />

mate van instroming van verontreiniging is tegenwoordig minder dan vroeger. In de meeste<br />

gevallen is bodemsanering aan de orde bij dynamiek:<br />

• met behoud van functie, bijvoorbeeld bij bedrijfsuitbreiding, wijkvernieuwing;<br />

• bij grondtransacties, met uitvoering van sanering of overdracht van een verplichting<br />

daartoe;<br />

• met wijziging van functie: locatie- en wijkontwikkeling, herstel waterlopen in stedelijk<br />

gebied.<br />

Naast milieuhygiënische risico’s verdienen financieel-economische risico’s aandacht. Een<br />

locatie/bedrijf met kadastrale aantekening en/of kwalificatie ‘BSB-urgent’ kan een nadeel hebben<br />

in termen van de waarde in het economische verkeer. Dit kan spelen als het als onderpand bij een<br />

lening wordt gebruikt. Het kan tevens leiden tot meerkosten die samenhangen met de procedures<br />

bij verkoop en bij bouwvergunningen.<br />

17.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

Voorgesteld is de effecten van variaties in de verontreinigingsgevallen op de uitkomsten (kosten<br />

en baten) te onderzoeken, zodat de determinanten van kosten en baten inzichtelijk(er) worden.<br />

Met name drie factoren zouden hierbij centraal gesteld kunnen worden:<br />

• omvang, aard en intensiteit van de verontreiniging (klein/middel/groot of naar<br />

saneringskosten ingedeeld);<br />

• aard/grootte van de bedrijfsactiviteit (klein/middel/groot o.b.v. werknemers);<br />

• dynamiek.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


118 HOOFDSTUK 17<br />

Het nalopen van 3 x 3 = 9 cases lijkt evenwel te hoog gegrepen in termen van tijd en informatie.<br />

Alternatief zou zijn geweest twee specifieke cases te onderzoeken, bijvoorbeeld een vaak<br />

voorkomend geval en een minder vaak voorkomend geval. De opdrachtgever heeft voorkeur<br />

uitgesproken voor het bekijken van twee “extreme” cases aan de hand van gegevens uit het<br />

“landsdekkend beeld”. Deze betreft vooral een inschatting en onderverdeling van de<br />

“werkvoorraad” verontreinigde locaties en gegevens over de kosten van saneringen. Op basis<br />

hiervan kan geen KBA worden opgesteld, ook niet over twee (fictieve) “extreme” cases. Vandaar<br />

dat een daadwerkelijke KBA hier ontbreekt; we sluiten dit hoofdstuk af met een korte discussie<br />

over hoe een KBA zou kunnen worden opgezet.<br />

17.3 Discussie<br />

Om een beeld te krijgen van de kosten en baten van sanering van MKB-locaties zouden<br />

vanzelfsprekend allereerst de kosten van sanering ingeschat dienen te worden. Dit kan, zoals<br />

hierboven al genoemd, gebeuren voor een vaak voorkomend geval en een minder vaak<br />

voorkomend geval; of voor meerdere gevallen bijvoorbeeld gebaseerd op een indeling in de soort<br />

en omvang van de verontreiniging. De baten bestaan dan uit mogelijke effecten op de gezondheid<br />

en op ecologie die in beeld gebracht dienen te worden (externe effecten). Indien wet- en regelgeving<br />

sanering onder bepaalde omstandigheden verplicht stelt, zouden ook baten van functieverandering<br />

kunnen optreden, bijvoorbeeld als sanering verplicht is bij functiewijziging (directe<br />

effecten). Hierbij dient wel rekening gehouden te worden met (a) het bestaan van alternatieve (niet<br />

vervuilde) locaties waar de functie ook ontwikkeld had kunnen worden en met (b) de vraag of de<br />

saneringsplicht wel optimaal is (misschien is ontwikkeling zonder sanering maatschappelijk gezien<br />

beter indien weinig of geen ecologische risico’s en gezondheidsrisico’s optreden).<br />

Indien geen externe effecten optreden en sanering nu en in de toekomst niet verplicht is, zijn er<br />

alleen kosten en geen baten van sanering. Indien geen of nauwelijks externe effecten optreden,<br />

maar sanering is (onder bepaalde omstandigheden) wel verplicht, dan treden mogelijke baten van<br />

sanering op die niet gebaseerd zijn op de effecten van die sanering zelf, maar op de regelgeving.<br />

Ook als sanering niet verplicht is, maar dat in de toekomst misschien wel wordt, is er een baat<br />

van sanering die samenhangt met (de mogelijkheid van toekomstige) regelgeving.<br />

Indien externe effecten een rol spelen – dat wil zeggen vervuilingen die een invloed hebben op de<br />

gezondheid of op de ecologie en die niet volledig in het economische verkeer worden<br />

gewaardeerd (bijvoorbeeld via aansprakelijkheid) – en er is geen saneringsplicht, dan zal sanering<br />

maatschappelijke baten kennen die waarschijnlijk zonder overheidsingrijpen niet worden geïnd.<br />

In dat geval is het maatschappelijk optimaal om te zorgen dat deze externe effecten worden<br />

geïnternaliseerd, bijvoorbeeld via aansprakelijkheid: de vervuiler betaalt (de betaling zou kunnen<br />

worden gebruikt om de sanering te bekostigen). Dit zou dan een prikkel dienen te geven om niet<br />

of minder te vervuilen. Een saneringsplicht – indien al vervuild is – kan ook een optie zijn, vooral<br />

bij grote en urgente risico’s. Ook dit zou een prikkel dienen te geven om niet of minder te<br />

vervuilen. Probleem bij dit alles kan zijn dat aansprakelijkheid niet altijd gemakkelijk is vast te<br />

stellen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 119<br />

18 Case Krimpenerwaard: dempingen in<br />

landelijk gebied<br />

18.1 Casebeschrijving<br />

In de afgelopen decennia hebben in de Krimpenerwaard (12.000 hectare landelijk gebied en<br />

transitiegebied in het zuiden van het Groene Hart) meer dan 5.000 stortingen in oppervlaktewater<br />

(sloten, weteringen en veenputten) en ophogingen van percelen plaatsgevonden. Deze dempingen<br />

en verhogingen bestaan uit allerlei materiaal, waarvan een deel mogelijk milieuschade oplevert. De<br />

verontreinigingen staan grondtransacties in de weg die nodig zijn in het kader van de door het<br />

Rijk en provincie voorgenomen herinrichting van het gebied. In het huidige gebruik is 85%<br />

landbouw (overwegend veenweide), twee procent natuur en de rest overig. Voorzien is dat een<br />

kwart van het gebied natuur wordt (voornamelijk omzetting van landbouw naar natuur).<br />

Om het proces vlot te trekken is in 1998 de Stichting Bodembeheer Krimpenerwaard (‘SBK’)<br />

opgericht. De SBK heeft een Bodembeheerplan Krimpenerwaard opgesteld (1998). In de periode<br />

1999-2004 is Verificatie-onderzoek uitgevoerd naar landbouwkundige risico’s, ecologische risico’s<br />

en verspreidingsrisico’s. Mede op basis van de resultaten van dit onderzoek is het oorspronkelijke<br />

Bodembeheerplan in 2005 herzien en vervangen door ‘Bodembeheer Slootdempingen<br />

Krimpenerwaard’ (‘BSK’, niet te verwarren met de SBK). Dit plan richt zich op<br />

bodemverontreiniging in de Krimpenerwaard als geheel; deze <strong>MKBA</strong> gaat over de dempingen.<br />

Het plan voorziet in een functiegerichte aanpak van de bodemverontreiniging: alleen daar wordt<br />

gesaneerd waar daadwerkelijk sprake is van risico’s 50. SBK voorziet in de periode 2003 – 2018<br />

ruim 500 gedempte sloten in de Krimpenerwaard met schone grond af te dekken. Hierdoor<br />

wordt verspreiding van verontreiniging voorkomen en kan het huidige grondgebruik (meest<br />

agrarisch) worden gecontinueerd.<br />

Voor grondeigenaren wordt de mogelijkheid geboden om een beheersovereenkomst af te sluiten<br />

met de SBK aangaande het beheer (niet het eigendom) van de slootdempingen. Afhankelijk van<br />

verontreinigingscategorie en omvang van de verontreiniging wordt een bijdrage in rekening<br />

gebracht (opgenomen in de bodembeheerovereenkomst SBK). De individuele aansprakelijkheid<br />

van de grondeigenaren op grond van de Wet Bodembescherming wordt zodoende overgenomen<br />

door de SBK. Het bevoegd gezag laat grondeigenaren met een beheersovereenkomst ongemoeid.<br />

Een breed scala aan bodemverontreinigingen is vastgesteld. Het betreft vooral zware metalen<br />

(cadmium, lood), PAK en PCB. Er zijn drie verontreinigingcategorieën onderscheiden:<br />

A. dempingen met verdacht materiaal, zonder (of met onvoldoende dikke) afdeklaag;<br />

50 Deze uitspraak kan worden gerelativeerd door erop te wijzen dat vanwege de generieke aanpak in het<br />

gebied soms een ‘onterechte’ sanering kan worden uitgevoerd, gebaseerd op de uitkomsten van het<br />

gebiedsgerichte Verificatieonderzoek.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


120 HOOFDSTUK 18<br />

B. dempingen met verdacht materiaal, met voldoende dikke afdeklaag; en<br />

C. dempingen met onverdacht materiaal.<br />

Het genoemde Verificatieonderzoek betrof groepen A en B; groep C is verder niet relevant.<br />

18.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

18.2.1 Saneringen<br />

SBK voorziet in de periode 2003 – 2018 ruim 500 gedempte sloten in de Krimpenerwaard met<br />

schone grond af te dekken (groep A). Hierdoor wordt verspreiding voorkomen en kan het<br />

huidige grondgebruik (meest agrarisch) worden gecontinueerd. Deze dempingen zullen beheerd<br />

moeten worden, en daarnaast zullen ruim 500 gedempte sloten uit groep B beheerd moeten<br />

worden. Dit bestaat ondermeer uit monitoring en periodieke ophoging. Om de afdeklaag<br />

voldoende dik te houden moet deze namelijk periodiek opgehoogd worden (ongeveer één maal in<br />

de 50 jaar).<br />

18.2.2 Effecten<br />

Directe effecten<br />

Onduidelijk is of en in welke mate de voorgenomen omzetting van landbouw naar natuur door<br />

verontreinigde dempingen wordt beperkt. Effect daarom PM. Een aanwezige demping kan een<br />

financieel risico vormen omdat in de toekomst een saneringsplicht zou kunnen worden<br />

ingevoerd. Of en in welke mate de dempingen andersoortige (dan genoemde omzetting)<br />

grondtransacties in de weg staan, is evenwel evenmin duidelijk. De manier waarop de saneringen<br />

worden aangepakt heeft het karakter van een waarborgfonds (zie de beschrijving hierboven). Of<br />

zo’n fonds de beste methode is om de verontreinigingproblematiek aan te pakken is een studie op<br />

zich en valt buiten de reikwijdte van deze <strong>MKBA</strong>: deze gaat met name over de kosten en baten<br />

van saneringen zelf.<br />

Externe effecten<br />

Baten zouden bestaan uit het het verminderen van landbouwkundige en ecologische risico’s en -<br />

incidenteel - gezondheidsrisico’s (humane risico’s) en verspreidingrisico’s. Op basis van het<br />

Bodembeheerplan Krimpenerwaard uit 1998 is Verificatieonderzoek uitgevoerd naar deze<br />

risico’s. Voor een uitvoerige risicobeoordeling wordt verwezen naar de deelrapportages<br />

Verificatieonderzoek Landbouw, Ecologie en Verspreiding; het hiernavolgende is gebaseerd op<br />

Bodembeheer Slootdempingen Krimpenerwaard (SBK, 2005).<br />

Landbouwkundige risico’s. Volgens de huidige urgentiesystematiek en het nieuwe saneringscriterium<br />

in de Wbb is sprake van actuele risico’s wanneer Warenwetnormen door bodemverontreiniging<br />

worden overschreden. Dit is ook het uitgangspunt in het BSK, waarbij aanvullend als criterium<br />

wordt gehanteerd dat de veevoedernormen niet mogen worden overschreden. Spoedige sanering<br />

zou nodig zijn als uit metingen in producten blijkt dat sprake is van overschrijding van de<br />

Warenwetnorm. Voor zover bekend is hiervan in de Krimpenerwaard vooralsnog geen sprake.<br />

Wel is in het Verificatieonderzoek op basis van metingen (in grond en gras) en<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE KRIMPENERWAARD: DEMPINGEN IN LANDELIJK GEBIED 121<br />

modelberekeningen geconcludeerd dat mogelijk sprake kan zijn van overschrijding van de<br />

Warenwetnormen voor de A-dempingen met shredder en industrieel afval (maximaal een factor twee<br />

overschrijding 51). Op grond hiervan is mogelijk sprake van landbouwkundige risico’s bij deze<br />

dempingen. Bij de A-dempingen met andere typen verdacht dempingsmateriaal en de Bdempingen<br />

met tenminste 0,4 meter afdeklaag is geen sprake van landbouwkundige risico’s. De<br />

berekeningen zijn gebaseerd op een worst case scenario, waarbij is aangenomen dat vee permanent<br />

op de demping graast. In werkelijkheid zal het vee zowel op de demping als in het weiland buiten<br />

de demping grazen en zo gemiddeld minder worden blootgesteld aan verontreinigingen. Een in<br />

het Verificatieonderzoek berekende overschrijding van de Waterwetnormen hoeft dus nog niet te<br />

leiden tot een daadwerkelijke overschrijding hiervan in producten. In het BSK wordt daarom niet<br />

uitgegaan van spoedeisende sanering van de A-dempingen met shredder en industrieel- of<br />

bedrijfsafval; wel zullen deze dempingen zoveel mogelijk voorrang krijgen bij het treffen van<br />

maatregelen.<br />

Ecologische risico’s. In de huidige urgentiesystematiek en het nieuwe saneringscriterium in de Wbb is<br />

voor de beoordeling van een actueel ecologisch risico ruimte voor een expert-oordeel. Een<br />

algemeen geldende maat voor de beoordeling van effecten is niet beschikbaar. In het<br />

Verificatieonderzoek is een maat gehanteerd die gebaseerd is op een vergelijking van effecten die<br />

gevonden worden buiten de slootdempingen in de Krimpenerwaard (“gebiedseigen referentie”).<br />

Op grond hiervan is geconcludeerd dat op de A-dempingen van alle categorieën<br />

dempingsmateriaal sprake is van ecologische risico’s. Dit geldt ook voor de onderzochte Bdempingen,<br />

welke zijn afgedekt met een afdeklaag met een einddikte van tenminste 0,3 meter. De<br />

effecten overschrijden de criteria die in overleg met de betrokken belangenpartijen door de<br />

onderzoekers zijn vastgesteld. Als maatregel om deze aldus vastgestelde ecologische risico’s weg<br />

te nemen wordt (aansluitend bij de maatregel voor landbouwkundige risico’s) een afdeklaag met<br />

een einddikte van 0,4 meter aangebracht, iets dikker dus dan de 0,3 meter 52. Omdat de dikte van<br />

0,4 meter in het Verificatieonderzoek niet verder is onderzocht, zal de ‘vinger aan de pols’<br />

worden gehouden door verificatie van de effectiviteit van deze einddikten in een aanvullende<br />

monitoring.<br />

Hierbij kan worden opgemerkt dat bij de analyse van de ecosysteemeffecten geen rekening is<br />

gehouden met het feit, dat het aangetaste bodemecosysteem in de gedempte sloten slechts een<br />

paar procent van het totale areaal in de Krimpenerwaard uitmaakt. Overigens is er geen sprake van<br />

spoedeisende sanering op grond van ecologische risico’s 53.<br />

De omvang van de ecologische effecten van sanering in de Krimpenerwaard is al met al moeilijk<br />

in te schatten. De mate van blootstelling is niet bekend, en het is lastig om het belang van de<br />

resultaten van het gedane onderzoek op (maatschappelijke) waarde te schatten.<br />

51 De gehanteerde indeling in typen dempingmateriaal betreft lompen, tuinafval, bouw- en sloopafval,<br />

bagger, huishoudelijk afval, en tenslotte industrieel afval en shredder.<br />

52 Overigens is in het kader van de Flora- en Faunawet een ‘gedragscode flora en fauna van de SBK’<br />

(Bureau Waardenburg in opdracht van LNV, 2005) opgesteld voor het zorgvuldig uitvoeren van<br />

afdekkingen van slootdempingen in de Krimpenerwaard.<br />

53 De landelijke praktijk leert dat in situaties waarbij ecologische risico’s zijn onderkend in natuurgebieden,<br />

saneringsmaatregelen of andere risicoreducerende maatregelen in de tijd gefaseerd en aansluitend op<br />

bijvoorbeeld inrichtingsplannen kunnen worden uitgevoerd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


122 HOOFDSTUK 18<br />

Gezondheidsrisico’s (“humane risico’s”). Risico’s voor de mens door contact met verontreinigde grond<br />

zijn in het Verificatieonderzoek niet onderzocht, omdat situaties waar dit een rol kan spelen niet<br />

veel voorkomen. Volgens de huidige urgentiesystematiek en het nieuwe saneringscriterium is<br />

sprake van actuele humane risico’s als het MTR-humaan wordt overschreden. Hiervan kan in de<br />

Krimpenerwaard ten gevolge van slootdempingen sprake zijn in het geval van een A-demping bij<br />

een recreatieplaats, een tuin of een moestuin of een erfverharding van onvoldoende kwaliteit op<br />

een demping met verdacht dempingsmateriaal. Ook kan hiervan sprake zijn bij een moestuin op<br />

een B-demping, als de opnameroute naar gewas niet is uitgesloten. In deze situaties wordt<br />

standaard uitgegaan van een actueel risico, waarbij spoedig maatregelen nodig zijn, tenzij uit<br />

locatiegericht onderzoek blijkt dat de concentraties van verontreiniging in de toplaag van de<br />

bodem niet leiden tot een overschrijding van het MTR-humaan. De situatie waarbij spoedige<br />

sanering nodig is kan incidenteel voorkomen.<br />

Verspreidingsrisico’s. In de urgentiesystematiek zijn het verontreinigde volume en de jaarlijkse<br />

toename van het verontreinigde volume maatgevend. Het is nog niet helemaal helder hoe de<br />

invulling van het saneringscriterium zal zijn, maar elementen als de omvang van de<br />

verontreiniging, de mate van verspreiding naar de omgeving en naar bedreigde objecten zullen<br />

naar verwachting maatgevend zijn. In het BSK staat de verspreiding naar bedreigde objecten<br />

(oppervlaktewater, grondwater voor drinkwater) centraal. Dit wordt gemotiveerd vanuit de<br />

gekozen functiegerichte benadering, waarin de risico’s voor de verschillende functies (landbouw,<br />

drinkwaterwinning, recreatie, natuur) maatgevend zijn. De bedreiging van het grondwater van het<br />

eerste watervoerende pakket komt naar verwachting niet of nauwelijks voor en de bedreiging van<br />

het oppervlaktewater is naar inschatting gering. Op grond hiervan is er vanuit gegaan dat de A- en<br />

B-dempingen, alsmede kavelpaden en erfverhardingen, in beginsel geen verspreidingsrisico<br />

hebben. In uitzonderingssituaties waarbij dempingen gelegen zijn op een ondiepe geulopvulling<br />

in een gebied met (sterke) infiltratie, wordt het oordeel over het risico gebaseerd op een<br />

locatiespecifiek onderzoek. Er is naar verwachting zelden sprake van een noodzaak tot spoedige<br />

maatregelen op grond van verspreidingsrisico’s.<br />

18.3 Resultaat van de <strong>MKBA</strong><br />

18.3.1 Opbrengsten<br />

Landbouwkundige effecten staan PM; dit betreft met name de A-dempingen met shredder en<br />

industrieel afval.<br />

Gezondheidseffecten zijn klein of verwaarloosbaar; is PM gezet.<br />

Ecologische effecten zijn onduidelijk en derhalve PM gezet.<br />

Verspreidingseffecten zijn verwaarloosbaar.<br />

Directe effecten staan PM (omzetting naar natuur en andere grondtransacties).<br />

18.3.2 Kosten<br />

Kosten zijn geschat in een achtergronddocument uit 1998. Deze schattingen zouden achterhaald<br />

kunnen zijn. Het betreft totale kosten zonder rekening te houden met fasering van sanering. Met<br />

beheer lijkt geen rekening te zijn gehouden. De totale kosten die worden genoemd zijn 26<br />

miljoen gulden (11,8 mln euro), verdeeld over “landbouw” 19 mln gulden (8,6 mln euro),<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE KRIMPENERWAARD: DEMPINGEN IN LANDELIJK GEBIED 123<br />

“natuur” 6 mln gulden (2,7 mln euro), “wonen en werken” 0,8 mln gulden (0,36 mln euro).<br />

Kosten zijn PM gezet.<br />

18.3.3 Overzicht<br />

Tabel 18.1 Overzicht kosten en baten sanering dempingen<br />

Effect<br />

Baten<br />

CW sanering<br />

t.o.v.<br />

nulalternatief<br />

Externe effecten: ecologie PM<br />

Externe effecten: gezondheid PM<br />

Externe effecten: landbouw (A-dempingen met shredder/industrieel afval) PM<br />

Externe effecten: verspreiding 0<br />

Directe effecten: omzetting landbouw naar natuur PM<br />

Directe effecten: andere grondtransacties PM<br />

Subtotaal PM<br />

Kosten PM<br />

Saldo PM<br />

18.4 Verdelingsaspecten<br />

Kosten worden gefinancierd door SBK, maar het is niet bekend hoe de SBK precies zal worden<br />

gefinancierd (Provincie Zuid-Holland, gemeenten, recreatieschap, grondeigenaren, ...). Mogelijke<br />

baten liggen bij ecologie, gezondheid en landbouw; daarnaast mogelijkerwijs bij grondtransacties<br />

(natuur en anderszins).<br />

18.5 Discussie, gevoeligheidsanalyse en conclusies<br />

Naast onduidelijkheid omtrent de baten, bestaat ook onduidelijkheid over de saneringskosten. De<br />

laatste kostenraming dateert uit 1998. Ook bestaat er onduidelijkheid over de exacte wijze waarop<br />

de sanering wordt gefinancierd.<br />

Ecologische effecten lijken niet groot te zijn maar zijn met de huidige informatie PM gezet.<br />

Verspreidingsrisico lijkt niet aanwezig en humane risico’s lijken niet vaak voor te komen; deze<br />

laatste ook PM gezet. Landbouwkundige risico’s lijken niet groot en zijn PM gezet. Naast deze<br />

externe effecten zijn er mogelijkerwijs directe effecten die te maken hebben met de omzetting<br />

van landbouwgrond in natuur en met andere grondtransacties. Het omschreven<br />

saneringsalternatief gaat wat dat betreft gepaard met een waarborgfonds (zie 18.1). Of zo’n fonds,<br />

of juist een andere invulling van de sanering, de beste manier is om de sanering te bekostigen valt<br />

buiten het kader van deze KKBA. Een <strong>MKBA</strong> kan aangeven of de baten van sanering de kosten<br />

overtreffen. Wel is het zo dat de kosten bij een gezamenlijke aanpak lager kunnen zijn dan<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


124 HOOFDSTUK 18<br />

wanneer saneringen per geval worden bekeken. Een vraag is in hoeverre regelgeving of<br />

toekomstige regelgeving bepalend is voor sanering.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


KBA BODEMSANERING 125<br />

19 Case Grondwaterwinning t.b.v.<br />

consumptie<br />

19.1 Casebeschrijving<br />

19.1.1 Inleiding<br />

Twee cases met betrekking tot grondwaterwinning t.b.v. consumptie zijn door Kiwa aangeleverd:<br />

locatie D 54 (ernstige verontreiniging in grondwaterbeschermingsgebied) en Zutphen (voormalig<br />

tankstation). Zutphen betreft verontreiniging door MTBE, meest waarschijnlijk veroorzaakt door<br />

een tankstation. Hierbij speelt dat sanering is uitgevoerd maar niet sanering van MTBE.<br />

Overigens zijn er meer verontreinigingsbronnen, maar deze worden niet verder uitgewerkt;<br />

MTBE wordt als belangrijkste gezien. Wat hier verder speelt is dat er nog geen norm voor MTBE<br />

is opgenomen in het Waterleidingsbesluit. Locatie D betreft een groot aantal<br />

verontreinigingsbronnen, waar vooral TRIchloorethyleen en PERchloorethyleen een probleem<br />

kunnen vormen. Wat hier speelt is dat lokaal een eerste waterscheidende laag ontbreekt,<br />

waardoor de waterwinningen ook (verontreinigd) water uit het eerste watervoerende pakket<br />

aantrekken. Bij stopzetting of reductie van de winningen zullen bestaande verontreinigingen weer<br />

met de natuurlijke grondwaterstromingsrichting worden meegevoerd. In beide gevallen –<br />

Zutphen en locatie D – is de vraag wie verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van het<br />

grondwater dat voor consumptie wordt gebruikt in het geval van bodemverontreinigingen die<br />

hierop van invloed zijn.<br />

In het vervolg kiezen wij voor de case locatie D vanwege de grotere omvang van het probleem<br />

aldaar. Zoals zal blijken is hier niet sprake van een daadwerkelijke KBA omdat voor de<br />

drinkwatervoorziening in locatie D geen alternatieven dan de bestaande lijken te zijn.<br />

19.1.2 Beschrijving case locatie D<br />

Sinds 1896 wordt nabij locatie D grondwater gewonnen ten behoeve van de productie van<br />

drinkwater. De winning vond vroeger plaats vanuit het ondiepe grondwater. Door<br />

verontreiniging van het ondiepe grondwater met onder andere nitraat is de onttrekking rond 1950<br />

veranderd en wordt sindsdien vanuit het diepe grondwater onttrokken. Vrijwel het gehele<br />

grondwaterbeschermingsgebied ligt in de bebouwde kom van locatie D.<br />

Voor de winning op Locatie D is een vergunning voor grondwateronttrekking van 5 miljoen m 3<br />

per jaar. De winning levert gemiddeld 4,0 miljoen m 3 per jaar aan de stad D en omgeving<br />

(gegevens uit 2005). Er bevinden zich in de omgeving van de winning een groot aantal<br />

verontreinigingsbronnen die sterk variëren in omvang en ernst. De grootste bedreiging voor de<br />

winning vormt de aanwezigheid van TRIchloorethyleen en PERchloorethyleen in de bodem en in<br />

het grondwater. Door de hoge doorlatendheid van de bovenste bodemlaag kunnen<br />

54 MNP heeft in deze rapportage een aantal cases geanonimiseerd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


126 HOOFDSTUK 19<br />

verontreinigingen makkelijk de bodem indringen. Saneren van de verontreinigingen is daardoor<br />

en door het grote aantal verontreinigingsbronnen moeilijk en zal in praktijk plaatsvinden door<br />

zuivering in de winput of door middel van interceptieputten.<br />

In het kader van het project Actief Grondwaterbeheer locatie D zijn de vervuilingsbronnen van<br />

het grondwater in kaart gebracht. Het ligt in de bedoeling van de gemeente om vrijwel alle<br />

restverontreinigingen in 2030 gesaneerd te hebben. De verontreinigingsbronnen in het gebied<br />

zijn onderverdeeld in diffuse bronnen, lijnbronnen en puntbronnen. De grootste bedreigingen<br />

voor de drinkwaterwinning zijn afkomstig uit de voormalige metaalverwerkende fabrieken (E- en<br />

F-terrein) en een chemische wasserij.. De verontreiniging betreft vooral vluchtige gechloreerde<br />

koolwaterstofverbindingen en zware metalen. Daarnaast zijn verontreinigingen met TRI<br />

afkomstig van metaalwarenfabriek. Verwachting is dat de aanwezige verontreinigingen in het<br />

grondwaterbeschermingsgebied nog zeker 10-30 jaar een probleem zullen vormen voor de<br />

winning. Hoewel de verwachting is dat in de komende jaren/decennia de concentraties aan<br />

verontreinigingen in het opgepompte water zullen dalen, worden er nog regelmatig onverwachte<br />

verontreinigingspieken geconstateerd in individuele pompputten.<br />

Grondwateronttrekkingen bij locatie D en in de nabije omgeving hebben een effect op de<br />

stroming in de watervoerende pakketten. De historische grondwaterstroming in het<br />

grondwaterbeschermingsgebied wijkt echter weinig af van de huidige situatie.<br />

In de periode 1990-1998 is in de regio rond locatie D op circa 60 locaties grondwater onttrokken.<br />

Naast pompstation op locatie D, worden bij een 7-locaties in de omgeving relatief grote<br />

hoeveelheden grondwater onttrokken. Momenteel wordt bij locatie D grondwater onttrokken uit<br />

13 putfilters. Onttrekking van water vindt voornamelijk plaats vanuit het tweede watervoerende<br />

pakket. Lokaal ontbreekt echter de eerste waterscheidende laag, waardoor bij winningen ook<br />

(verontreinigd) water uit het eerste watervoerende pakket wordt aangetrokken. Er bevindt zich<br />

nauwelijks oppervlaktewater binnen het intrekgebied.<br />

Bij winningen kan in wezen beheersing (d.w.z. het tegengaan van verspreiding) en sanering van<br />

de aanwezige bodemverontreinigingen plaatsvinden (dit betreft dan natuurlijk geen<br />

bronsanering). Vraag is in hoeverre een drinkwaterbedrijf voor de kosten van saneringen van<br />

door anderen veroorzaakte verontreinigingen dient op te draaien. Voor zover door beheersing<br />

negatieve effecten van verspreiding worden tegengegaan lijkt zo’n bedrijf bovendien een publieke<br />

taak op zich te nemen. Overigens lijkt er in dit geval geen gevaar voor de gezondheid op te<br />

treden; te zijner tijd zou bij uittreding (na verdunning en gedeelte afbraak) een effect op<br />

ecosystemen kunnen optreden.<br />

19.2 Opzet van de <strong>MKBA</strong><br />

19.2.1 Nulalternatief<br />

Vraag is wat er gebeurd indien geen sanering (via zuivering van het verontreinigde grondwater)<br />

plaatsvindt: het nulalternatief. In dat geval is de waterkwaliteit niet gewaarborgd en zal voor<br />

alternatieve wateraanvoer moeten worden gezorgd. Op korte termijn is dat niet realiseerbaar;<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE GRONDWATERWINNING T.B.V. CONSUMPTIE 127<br />

vraag is op wat voor termijn dat wel realiseerbaar zou zijn; in dat geval bestaat het nulalternatief<br />

uit zuivering totdat een alternatieve wateraanvoer zonder verontreiniging is gevonden en<br />

geïmplementeerd. Een alternatieve winning zou in de omgeving niet voorradig zijn en<br />

oppervlaktewaterwinning wordt niet als een reële optie beschouwd. Als dit klopt, is er in wezen<br />

geen basis voor een <strong>MKBA</strong>. Immers, er is geen andere optie dan zuivering via waterwinning, en<br />

zuivering van water dient plaats te vinden. Vandaar dat dit hoofdstuk niet de uitkomsten van een<br />

<strong>MKBA</strong> presenteert, maar slechts kort ingaat op de mogelijkheden tot sanering/zuivering. Een<br />

<strong>MKBA</strong> kan pas worden opgesteld indien er een alternatief is (voor sanering/zuivering) waar een<br />

kostenplaatje aan hangt.<br />

19.2.2 Saneringen<br />

In de 100-jaarszone rond de waterwinning zijn de volgende oplossingen toegepast om de<br />

verspreiding van verontreinigingen te beperken:<br />

• grondwatersanering door onttrekken van grondwater met deepwells in verschillende<br />

verontreinigingsbronnen en in de pluim (grondwatersanering met deepwells heeft in alle<br />

gevallen geleid tot een afname van de omvang van de verontreinigingen, maar niet tot<br />

een totale verwijdering);<br />

• bodemsanering;<br />

• natuurlijke afbraak van aromaten onder zuurstofrijke condities;<br />

• verwijderen van TRI-tanks; en<br />

• bodemluchtextractie (op het Ralstonterrein).<br />

Op het E-terrein is alleen een bodemsanering uitgevoerd en geen grondwatersanering om de<br />

volgende redenen:<br />

• een grondwatersanering was gezien de aard, de plaats en de omvang van de<br />

verontreinigingen moeilijk uitvoerbaar en zeer kostbaar;<br />

• een grondwatersanering biedt geen zekerheid dat alle verontreinigingen zijn<br />

weggenomen. De mogelijke aanwezigheid van restverontreinigingen van TRI en zware<br />

metalen (vanaf het E-terrein, maar ook van andere bronnen) leidt ertoe dat de<br />

drinkwaterzuivering op deze verontreinigingen ingesteld moet blijven.<br />

Bij de grondwatersanering op het G-terrein werd de TRI-verontreiniging van E aangetrokken.<br />

Hierop is de grondwatersanering stopgezet.<br />

Er zijn sinds 2001 geen extra saneringen meer geweest. De sanering van het F-terrein is nu in het<br />

stadium van grondwaterbeheersing.<br />

De zuivering in locatie D is recentelijk gerenoveerd. De huidige opbouw van de zuivering te<br />

locatie D bestaat uit:<br />

• Torenbeluchting (BT) voor verwijdering van TRI en PER;<br />

• Marmerfiltratie (MF);<br />

• Actieve koolfiltratie (AKF).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


128 HOOFDSTUK 19<br />

Voor het verwijderen van trichlooretheen en perchlooretheen liggen beluchting of actievekoolfiltratie<br />

het meest voor de hand. Aangenomen is dat al het gewonnen water op pompstation<br />

locatie D met één van deze technieken wordt behandeld (4 Mm 3/jaar).<br />

Alle betrokkenen hebben bestuurlijk ingestemd met de saneringsvariant “voortzetting van de<br />

huidige waterzuivering tot de kwaliteit van het verzamelwater aan de drinkwaternorm voldoet”.<br />

Verwacht wordt dat nog circa. 35 jaar aanvullende zuivering van het grondwater moet<br />

plaatsvinden. Dit kan door middel van interceptieputten, of door zuivering bij de winning zelf.<br />

Interceptie lijkt uit oogpunt van kosten het aantrekkelijkst.<br />

19.2.3 Effecten<br />

Ook als sanering van de huidige verontreiniging niet zou plaatsvinden zou schoon water moeten<br />

worden geleverd 55. Indien toepassing van een alternatieve (schone) wateraanvoer mogelijk zou<br />

zijn, zou dat het nulalternatief zijn. In dat geval zou bij sanering een baat optreden in de vorm<br />

van vermeden kosten van alternatieve wateraanvoer (vanaf het moment dat die aanvoer ook<br />

daadwerkelijk kan plaatsvinden). Aangezien zo’n alternatieve wateraanvoer niet lijkt te bestaan, is<br />

er in wezen geen verschil tussen nul- en projectalternatief. Hieronder vervolgen wij met een beschrijving<br />

van andere effecten van de verontreiniging dan via drinkwater.<br />

Wat die andere risico’s dan via het drinkwater betreft, het volgende. Emissies van trichlooretheen<br />

en tetrachlooretheen vinden voornamelijk plaats naar de lucht, maar deze stoffen kunnen ook in<br />

oppervlaktewater en grondwater terechtkomen via industrieel afvalwater. Vanwege de grote<br />

vluchtigheid zijn de concentraties in oppervlaktewater meestal laag (1 µg/l). Gezien de beperkte<br />

beïnvloeding van het oppervlaktewatersysteem door het grondwater worden de risico’s voor het<br />

watersysteem als beperkt beschouwd.<br />

Het effect van de verschillende verontreinigingen op de vegetatie zal naar verwachting niet<br />

waarneembaar zijn. De verontreinigingsbronnen liggen in een inzijggebied en de grondwaterstand<br />

is in het nationaal park enkele meters onder maaiveld. Hierdoor zal mogelijke aanvoer van<br />

verontreinigingen via het grondwater weinig invloed hebben op de vegetatie. Als<br />

verontreinigingen direct afstromen naar het oppervlaktewater kan het lokaal gevolgen hebben<br />

voor de ecologische situatie in sloten. Overigens is er weinig bekend over de gevolgen van relatief<br />

lichte verontreinigingen voor vegetatie. TRI en PER worden niet door planten en dieren<br />

opgeslagen. Mogelijk is er wel een negatief effect van zware metalen op fauna vanwege<br />

doorbelasting in de voedselketen.<br />

Uiteindelijk lijkt de vraag bij deze ‘case’ vooral te draaien om de meest effectieve en efficiënte<br />

manier van saneren: interceptie of sanering bij de winning zelf. De kostenschattingen van de<br />

varianten zijn evenwel nog onvolledig.<br />

55 In het Waterleidingbesluit is voor tri- en tetrachlooretheen een norm van 10 µg/l opgenomen voor de<br />

som van de concentraties (tabel II). Deze waarde is gebaseerd op de EU Drinkwaterrichtlijn (98/83/EC)<br />

en is daarin opgenomen op advies van het Scientific Committee on Toxicology and Ecotoxicology van de<br />

EU. Voor voldoende bescherming van de gezondheid achten zij een norm van 10 µg/l adequaat.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


CASE GRONDWATERWINNING T.B.V. CONSUMPTIE 129<br />

19.3 Discussie<br />

In de onderhavige ‘case’ is geen sprake van een <strong>MKBA</strong> omdat in alle gevallen schoon drinkwater<br />

gewaarborgd dient te worden. In locatie D blijkt voor de huidige drinkwatervoorziening, die met<br />

de gevolgen van bodemverontreiniging wordt geconfronteerd, geen realistisch alternatief te<br />

bestaan. Om schoon drinkwater te waarborgen kan “sanering bij winning” plaatsvinden, of<br />

“sanering door interceptieputten”. Kostenschattingen zijn niet volledig genoeg om aan te geven<br />

welk van deze varianten te prefereren is; wel lijken interceptieputten het goedkoopst.<br />

Een <strong>MKBA</strong> zou alsnog kunnen worden opgesteld in het geval van een alternatieve<br />

drinkwatervoorziening (met kostenplaatje) òf indien sanering bij winning bijvoorbeeld een<br />

realistisch nulalternatief is. In beide gevallen dienen de kostenschattingen van de<br />

zuiveringsvarianten completer te zijn dan nu het geval is.<br />

Indien een alternatieve drinkwatervoorziening het nulalternatief zou zijn, bestaan de baten van<br />

sanering (bij winning of door middel van interceptieputten) uit de vermeden (hoge) kosten van<br />

dat alternatief en mogelijk uit effecten op de ecologie (die zouden dan PM staan).<br />

Indien sanering bij winning het nulalternatief zou zijn, bestaan de baten van sanering (door middel<br />

van interceptieputten) enkel uit de vermeden kosten van sanering bij winning; daartegenover<br />

staan dus de kosten van sanering door middel van interceptieputten.<br />

Een belangrijk vraagstuk lijkt hier te zijn wie voor de kosten van sanering opdraait, of beter<br />

gezegd: zou moeten opdraaien: het drinkwaterbedrijf, of de gemeente? Wat hier speelt is dat het<br />

niet altijd mogelijk blijkt de kosten van vervuiling op de veroorzaker te verhalen. In het specifieke<br />

geval van locatie D spelen hier twee zaken: de zuivering van het verontreinigde water door de<br />

waterwinning en de beheersing van de verontreiniging door de waterwinning. Bij de eerste is bij<br />

verontreinigingen sprake van een extern effect: van de vervuiler naar het drinkwaterbedrijf.<br />

Indien de vervuiler niet aansprakelijk kan worden gesteld, is de vraag of en in hoeverre de<br />

gemeente financieel dient in te springen; een vraag die in deze KKBA niet kan worden<br />

beantwoord. Wat de beheersing (niet-verspreiding) betreft, als verspreiding met negatieve<br />

effecten gepaard zou gaan, en met meerkosten voor het drinkwaterbedrijf, dan neemt het<br />

drinkwaterbedrijf een taak op zich die bij de gemeente (of de vervuiler) zou moeten liggen. Van<br />

verspreiding zouden negatieve effecten op ecologie kunnen uitgaan (al zijn die niet bekend); de<br />

beheersing gaat evenwel niet met meerkosten gepaard maar treedt automatisch op. Een effect op<br />

ecologie treedt alleen op indien de huidige winning zou stoppen zonder verdere sanering en de<br />

watervoorziening vanaf een andere locatie zou plaatsvinden.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!