Het economische belang van reclame - SEO Economisch Onderzoek
Het economische belang van reclame - SEO Economisch Onderzoek
Het economische belang van reclame - SEO Economisch Onderzoek
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Amsterdam, januari 2006<br />
<strong>Het</strong> <strong>economische</strong> <strong>belang</strong> <strong>van</strong> <strong>reclame</strong><br />
José Mulder (<strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>)<br />
Joost Poort (<strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>)<br />
Gerard Marlet (Stichting Atlas voor gemeenten)<br />
Clemens <strong>van</strong> Woerkens (Stichting Atlas voor gemeenten)<br />
Deze publicatie is een initiatief <strong>van</strong> het CMC, Centrum voor Merk en Communicatie en<br />
werd financieel mogelijk gemaakt door het NUV (Nederlands Uitgeversverbond), SPOT<br />
(Stichting ter Promotie en Optimalisatie <strong>van</strong> Televisie-<strong>reclame</strong>), BVA (bond <strong>van</strong><br />
adverteerders) en de VEA (Vereniging <strong>van</strong> communicatie-adviesbureaus).
“De wetenschap dat het goed is”<br />
<strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> doet onafhankelijk toegepast economisch onderzoek in opdracht <strong>van</strong> overheid<br />
en bedrijfsleven. Ons onderzoek helpt onze opdrachtgevers bij het nemen <strong>van</strong> beslissingen. <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong><br />
<strong>Onderzoek</strong> is gelieerd aan de Universiteit <strong>van</strong> Amsterdam. Dat geeft ons zicht op de nieuwste<br />
wetenschappelijke methoden. We hebben geen winstoogmerk en investeren continu in het intellectueel<br />
kapitaal <strong>van</strong> de medewerkers via promotietrajecten, het uitbrengen <strong>van</strong> wetenschappelijke publicaties,<br />
kennisnetwerken en congresbezoek.<br />
<strong>SEO</strong>-rapport nr. 853<br />
ISBN 90-6733-312-3<br />
Copyright © 2006 <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>, Amsterdam/Stichting Atlas voor gemeenten, Utrecht. Alle<br />
rechten voorbehouden. <strong>Het</strong> is geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen en dergelijke, mits<br />
daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld.
HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME<br />
Inhoudsopgave<br />
Conclusies .........................................................................................................................i<br />
Executive summary .......................................................................................................iii<br />
1 Inleiding .........................................................................................................1<br />
2 De <strong>reclame</strong>branche als <strong>economische</strong> sector.............................................3<br />
2.1 De <strong>reclame</strong>branche en de creatieve bedrijfstakken .................................4<br />
2.2 De <strong>economische</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche ................................11<br />
2.2.1 Werkgelegenheid .....................................................................................11<br />
2.2.2 Productie en export ................................................................................15<br />
2.2.3 Innovatie en intellectueel eigendom.....................................................17<br />
2.3 Uitstraling op andere sectoren..................................................................20<br />
2.4 Conclusie......................................................................................................23<br />
3 <strong>Het</strong> lokale <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche ..............................................25<br />
3.1 Regionale verdeling <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche...........................................25<br />
3.2 Reclamebranche en regionaal-<strong>economische</strong> groei.................................28<br />
3.3 Internationale faam.....................................................................................31<br />
3.4 Woonklimaat als vestigingsfactor.............................................................32<br />
4 De economie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>.........................................................................37<br />
4.1 Bestedingen..................................................................................................38<br />
4.1.1 Direct marketing & huis aan huis <strong>reclame</strong> ..........................................38<br />
4.1.2 Sponsoring ...............................................................................................39<br />
4.1.3 Product placement ..................................................................................42<br />
4.1.4 Mediabestedingen....................................................................................43<br />
4.2 De waarde <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor verspreidende media...............................50<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
4.3 De <strong>economische</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>................................................... 53<br />
4.3.1 Relatie tussen <strong>reclame</strong> en omzet .......................................................... 56<br />
4.3.2 Relatie tussen <strong>reclame</strong> en concurrentie............................................... 58<br />
4.3.3 De waarde <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor de algemene economie....................... 61<br />
4.4 Conclusie ..................................................................................................... 63<br />
5 Een spannende toekomst ......................................................................... 65<br />
Literatuur ...................................................................................................................... 69<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME i<br />
Conclusies<br />
Er wordt in Nederland meer geld aan <strong>reclame</strong> en andere professionele communicatie<br />
besteed dan vaak wordt gedacht. Zo wordt er naast € 4 miljard aan mediabestedingen<br />
ongeveer € 800 miljoen aan sponsoring en product placement uitgegeven en een<br />
soortgelijk bedrag aan direct marketing. De totale ‘profileringsuitgaven’ liggen dit jaar<br />
dus rond de € 5,5 miljard. Daarbovenop komt nog een vergelijkbaar bedrag in de vorm<br />
<strong>van</strong> de productiekosten <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>spots, advertentiecampagnes, events et cetera.<br />
Deze vormen de omzet <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>bureaus en aanverwante bedrijven.<br />
Gelet op deze forse bedragen is het verrassend hoe weinig overeenstemming er is tussen<br />
studies naar de <strong>economische</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> en sponsoring. Voor zover <strong>reclame</strong> al<br />
een effect heeft, lijkt het vooral de omzet <strong>van</strong> het desbetreffende bedrijf te verhogen ten<br />
koste <strong>van</strong> de concurrenten. Een effect op de opzet <strong>van</strong> een branche is er doorgaans<br />
alleen bij collectieve <strong>reclame</strong>. Een causaal effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>-uitgaven op macro<strong>economische</strong><br />
grootheden is dan ook niet vastgesteld.<br />
Dat betekent niet dat de jaarlijkse bestedingen aan <strong>reclame</strong> en sponsoring weggegooid<br />
geld zijn. De € 5,5 miljard aan profileringsuitgaven – zo’n € 340 per hoofd <strong>van</strong> de<br />
bevolking – komen immers ten goede aan de media, sport en cultuur. De publieke<br />
omroep is voor 25-30 % <strong>van</strong> zijn inkomsten afhankelijk is <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>, de dagbladen en<br />
tijdschriften gemiddeld voor 50-60 % en de commerciële omroepen voor 90-100 %.<br />
Gratis te ont<strong>van</strong>gen commerciële radio en televisie zouden dus ondenkbaar zijn zonder<br />
<strong>reclame</strong>, en door Ster<strong>reclame</strong> te accepteren op de publieke omroep besparen we per<br />
huishouden jaarlijks ongeveer € 32 aan belastinggeld. Ook festivals, evenementen en<br />
concerten zijn steeds meer afhankelijk <strong>van</strong> sponsoring en <strong>reclame</strong>.<br />
De producenten <strong>van</strong> die <strong>reclame</strong>, zoals de <strong>reclame</strong>bureaus, vormen na de architectuur<br />
de grootste bloedgroep <strong>van</strong> de zogeheten creatieve bedrijfstakken. De Nederlandse<br />
<strong>reclame</strong>branche bood in 2004 werk aan ruim 46.000 mensen, 30.000 bij de<br />
<strong>reclame</strong>bureaus, de creatieve kern <strong>van</strong> de branche, en 16.000 in de overige<br />
<strong>reclame</strong>dienstverlening. De werkgelegenheid in deze sector is tussen 1996 en 2004<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
ii<br />
tweemaal zo hard gegroeid als in de rest <strong>van</strong> de economie: 35 % tegen 17 %. Sinds 2002<br />
lijkt het relatieve <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche echter weer licht af te nemen.<br />
De <strong>reclame</strong>branche concentreert zich in Nederland voornamelijk in Amsterdam. <strong>Het</strong><br />
gevarieerde culturele aanbod en de esthetische binnenstad dragen er <strong>belang</strong>rijk aan bij<br />
dat zowel binnen Nederland, als ook internationaal, Amsterdam een heel interessante<br />
vestigingsplaats is voor de <strong>reclame</strong>branche. Er zijn echter risico’s: de afnemende<br />
tolerantie in Nederland kan die gunstige positie <strong>van</strong> Amsterdam ondermijnen, en het<br />
aantrekken <strong>van</strong> creatief talent bemoeilijken.<br />
Dit is een risico voor de Nederlandse economie. Want het <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de<br />
<strong>reclame</strong>branche overstijgt de werkgelegenheid en omzet binnen die sector zelf.<br />
Toeleveranciers profiteren natuurlijk <strong>van</strong> een grote <strong>reclame</strong>branche. Maar ook andere<br />
sectoren profiteren <strong>van</strong> de creatieve en conceptuele innovaties <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>ontwerpers.<br />
Dat mechanisme lijkt zich overigens ook in Amsterdam te concentreren: het<br />
uitstralingseffect <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche kon alleen voor de Amsterdamse<br />
<strong>reclame</strong>branche empirisch worden aangetoond.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME iii<br />
Executive summary<br />
The total expenditure for advertising and other kinds of professional communication in<br />
the Netherlands is larger than often assumed. In addition to the € 4 billion spent in the<br />
media, about € 800 million is spent on sponsorship and product placement, while a<br />
similar sum is spent on direct marketing. Thus, the cost for ‘being seen’ totals about €<br />
5,5 billion. A comparable amount is spent on the production of advertisements for<br />
television, printed media, events, etc. This constitutes the turnover of advertising<br />
agencies and related companies.<br />
Considering these substantial expenses, there is surprisingly little scientific consensus<br />
about the economic effects of advertising and sponsorship. In so far that as advertising<br />
can be shown to increase a company’s turnover, the increase seems to come<br />
predominantly at the expense of its competitors. A positive effect on the turnover of an<br />
entire sector is found only for collective advertising campaigns. Consequently, there is<br />
scant evidence that advertising has an effect on macroeconomic quantities.<br />
This does not imply that money spent on advertising and sponsorship is wasted. Media,<br />
sport and culture benefit significantly from the € 5,5 billion – about € 340 per capita –<br />
that is spent. Public television and radio channels derive 25-30 % of their revenues from<br />
advertising; papers and magazines 50-60 %, and commercial channels 90-100 %. Thus,<br />
free-to-air commercial television and radio would not exist without advertising, while<br />
each household saves about € 32 by allowing commercials to air on public channels.<br />
Likewise, festivals, events, and concerts are increasingly dependent on sponsorship and<br />
advertising.<br />
Companies that produce advertising campaigns and other professional communication<br />
– the advertising agencies – form the second largest part of the so-called Dutch creative<br />
industries. In 2004, the Dutch advertising industry employed more than 46.000 people,<br />
30.000 of whom worked at advertising agencies, the creative core of the sector. Between<br />
1996 and 2004, employment in this sector grew twice as fast as in the rest of the<br />
economy: 35 % compared to 17 %. Since 2002, the relative importance of the<br />
advertising industry has declined.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
iv<br />
The Dutch advertising industry is primarily located in Amsterdam. The city’s cultural<br />
and architectural features have contributed to its reputation, both nationally and<br />
internationally, as an attractive location for advertising agencies. Yet this view is<br />
threatened: the climate of tolerance that the Netherlands, and particularly Amsterdam, is<br />
renowned for, is faltering. This could undermine Amsterdam’s position as the favoured<br />
location for the advertising industry, as well as impede the recruitment of creative talent.<br />
This is a serious threat to the Dutch economy as the economic importance of the<br />
advertising industry exceeds the employment and added value of the sector. Suppliers<br />
also benefit from a large advertising industry, just as other sectors gain from its creative<br />
and conceptual innovations. Such economic spill-over effects appear to be confined to<br />
the Amsterdam region.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 1<br />
1 Inleiding<br />
Reclame is niet meer weg te denken uit onze maatschappij; het is te zien op bussen en<br />
trams, gebouwen die worden gerenoveerd staan in gesponsorde steigers, je hoort het op de<br />
radio, ziet het op tv en zelfs in popnummers worden merknamen genoemd. Zoals bij<br />
zoveel zaken zijn er voor- en tegenstanders <strong>van</strong> deze ontwikkeling. Zo zijn er mensen die<br />
<strong>reclame</strong> zien als een noodzakelijk kwaad dat televisieprogramma’s onderbreekt, een<br />
bioscoopbezoek langer maakt en kranten dikker. Ook zou het consumentisme<br />
aanwakkeren: argeloze kinderen zouden bijvoorbeeld worden verleid tot het eten <strong>van</strong> te<br />
veel snoep en volwassenen tot het investeren in riskante beleggingsconstructies. Uit een<br />
bericht <strong>van</strong> de Bond <strong>van</strong> Adverteerders <strong>van</strong> eerder dit jaar kan ook worden opgemaakt dat<br />
<strong>reclame</strong> niet door iedereen als plezierig ervaren wordt: slechts achttien procent <strong>van</strong> de<br />
televisiekijkers zit een <strong>reclame</strong>blok uit zonder te zappen of weg te lopen.<br />
Aan de andere kant zijn er iedere maand 10.000 mensen die stemmen voor de verkiezing<br />
<strong>van</strong> de Gouden Loeki en keken maar liefst 1,5 miljoen mensen naar de uitreiking <strong>van</strong> de<br />
Gouden Loeki 2004. Nieuwe <strong>reclame</strong>s zijn meer dan eens het gesprek <strong>van</strong> de dag en slechts<br />
één op de acht huishoudens heeft een sticker op de brievenbus om <strong>reclame</strong>drukwerk te<br />
weren. Hieruit kan worden opgemaakt dat veel mensen <strong>reclame</strong> juist wel als plezierig<br />
ervaren. Iets wat waarschijnlijk helemaal geldt voor de ongeveer dertigduizend mensen die<br />
iedere maand de website ‘e-folders.nl’ bezoeken om <strong>reclame</strong>folders digitaal te bekijken.<br />
Reclame kan dus zowel amuseren als irriteren en het kan informeren en misleiden. Wat<br />
vaststaat, is dat <strong>reclame</strong> een wezenlijk onderdeel is <strong>van</strong> onze economie. Jaarlijks wordt in<br />
Nederland bijvoorbeeld alleen al € 4 miljard uitgegeven aan de inkoop <strong>van</strong> de<br />
<strong>reclame</strong>zendtijd op tv en advertentieruimte in de krant, de zogeheten mediabestedingen.<br />
Reclame is dan ook een zeer <strong>belang</strong>rijke inkomstenbron voor media als tv, radio, kranten<br />
en tijdschriften. En ook veel theater- en popfestivals zouden niet kunnen bestaan als zij<br />
geen <strong>reclame</strong>-inkomsten hadden.<br />
Daarnaast vormt de <strong>reclame</strong>branche een <strong>belang</strong>rijk onderdeel <strong>van</strong> de Nederlandse creatieve<br />
industrie. Creativiteit als onderscheidende factor in het productieproces staat de afgelopen<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
2 HOOFDSTUK 1<br />
jaren in toenemende <strong>belang</strong>stelling <strong>van</strong> wetenschappers en beleidsmakers. Mede dankzij het<br />
succes <strong>van</strong> Richard Florida’s boek The rise of the creative class uit 2002 dringt het besef<br />
door dat creatieve beroepsgroepen <strong>belang</strong>rijk economisch kapitaal vertegenwoordigen in<br />
een moderne economie. <strong>Het</strong> traditionele onderscheid tussen de ‘hoge cultuur’, dikwijls<br />
synoniem met de gesubsidieerde kunsten, en de economisch zelfstandige creatieve zakelijke<br />
dienstverlening, zoals design, mode, architectuur en <strong>reclame</strong>, komt daarbij steeds meer<br />
onder druk te staan.<br />
Dit rapport onderzoekt de <strong>economische</strong> betekenis <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> en de branche die haar<br />
voortbrengt. Reclame wordt daarbij in de meest brede zin genomen, dus <strong>van</strong> de spotjes op<br />
tv en radio, via product placement, tot sponsoring <strong>van</strong> evenementen en <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>folders<br />
en direct marketing tot Internet pop-ups.<br />
<strong>Het</strong> rapport is als volgt ingedeeld: hoofdstuk 2 gaat in op de directe <strong>economische</strong> betekenis<br />
<strong>van</strong> de creatieve zakelijke dienstverlening en in het bijzonder <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche.<br />
Daarbij wordt gekeken naar de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de branche in termen <strong>van</strong> werkgelegenheid en<br />
toegevoegde waarde, maar ook naar innovativiteit, de export en de internationale reputatie.<br />
Ten slotte worden de uitstralingseffecten op andere sectoren becijferd. Hoofdstuk 3<br />
onderzoekt de regionale verdeling <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>sector en de indirecte <strong>economische</strong><br />
betekenis <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche: Groeit de economie harder op locaties waar veel<br />
bedrijven uit de <strong>reclame</strong>branche zijn gevestigd? Vervolgens is Hoofdstuk 4 gewijd aan de<br />
<strong>economische</strong> rol <strong>van</strong> de output <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche. Daarbij komt aan de orde wat er<br />
bekend is over het effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de consumptie <strong>van</strong> een specifiek product en de<br />
consumptie <strong>van</strong> een productsoort. In het laatste hoofdstuk wordt een blik op de toekomst<br />
geworpen.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 3<br />
2 De <strong>reclame</strong>branche als <strong>economische</strong> sector<br />
Reclame maken voor producten en diensten vindt al eeuwenlang plaats. De Romeinen<br />
gebruikten het bijvoorbeeld al om hun producten aan te prijzen.1 De massale vorm <strong>van</strong><br />
<strong>reclame</strong> die wij <strong>van</strong>daag de dag kennen, deed ongeveer 200 jaar gelden zijn intrede met de<br />
industrialisatie. Producten konden <strong>van</strong>af toen op grote schaal vervaardigd worden en om al<br />
deze producten aan de man te brengen, was een massale(re) vorm <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> nodig.<br />
Overigens gold dit in de eerste plaats voor de Verenigde Staten, in Nederland begon de<br />
moderne <strong>reclame</strong> omstreeks 1850. In 1869 kwam het echt tot bloei toen het dagbladzegel<br />
(een belasting op dag- en weekbladen) werd afgeschaft. Bedrijven als Philips, Van Nelle,<br />
Douwe Egberts en Albert Heijn legden toen de basis voor hun succes: via landelijke<br />
<strong>reclame</strong>s lieten zij consumenten door het hele land kennismaken met de producten die zij<br />
verkochten.2<br />
Tegenwoordig is <strong>reclame</strong> niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Op radio,<br />
televisie, bussen en trams, maar ook in de brievenbus en op het Internet kom je <strong>reclame</strong>uitingen<br />
tegen. <strong>Het</strong> zal geen verbazing wekken dat er veel geld in de <strong>reclame</strong>-industrie<br />
omgaat. Zo wordt bijvoorbeeld per hoofd <strong>van</strong> de bevolking jaarlijks gemiddeld € 225 netto<br />
aan mediabestedingen (zoals de inkoop <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>zendtijd en advertentieruimte in<br />
kranten) besteed, wat in totaal neerkomt op gemiddeld 0,9 % <strong>van</strong> ons bruto binnenlands<br />
product (BBP).<br />
Ook de bedrijven die <strong>reclame</strong> voortbrengen zijn in de loop <strong>van</strong> de tijd een wezenlijk<br />
onderdeel <strong>van</strong> de economie gaan vormen. De <strong>reclame</strong>branche wordt tot de creatieve<br />
zakelijke dienstverlening gerekend en in binnen- en buitenland groeit het besef dat<br />
creativiteit <strong>van</strong> <strong>belang</strong> is voor de economie. <strong>Het</strong> is dan ook de moeite waard om vragen te<br />
stellen als ‘hoe groot is de <strong>reclame</strong>branche in Nederland, in termen <strong>van</strong> werkgelegenheid en<br />
toegevoegde waarde?’, ‘hoe verhoudt zich de innovatieve kracht <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche tot<br />
de rest <strong>van</strong> de economie?’ en ‘wat is de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> aanpalende bedrijven die voor hun<br />
1 <strong>Het</strong> woord <strong>reclame</strong> komt <strong>van</strong> het Latijnse ‘reclamare’, wat letterlijk ‘weergalmen’, ‘iets luidkeels aanprijzen’<br />
betekent.<br />
2 Bronnen: www.ster.nl en www.geheugen<strong>van</strong>nederland.nl.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
4 HOOFDSTUK 2<br />
bestaan rechtstreeks afhankelijk zijn <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche?’ In dit hoofdstuk zal worden<br />
getracht een antwoord te geven op deze vragen. Maar eerst wordt ingegaan op de<br />
definiëring <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche en <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken als geheel.<br />
2.1 De <strong>reclame</strong>branche en de creatieve bedrijfstakken<br />
Bij de productie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> in de volle breedte (op televisie, in de krant en folders, via<br />
direct mail, sponsoring, productpromoties, et cetera (zie Box 2.1) zijn vele verschillende<br />
bedrijven betrokken. Niet alleen zijn er de bureaus die de <strong>reclame</strong> bedenken, maar ook<br />
bijvoorbeeld ontwerpers en fotografen spelen een rol. Vervolgens zijn er allerlei bedrijven<br />
en bedrijfsafdelingen bij betrokken als toeleverancier of opdrachtgever.<br />
<strong>Het</strong> beeld dat hieruit ontstaat <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche is enigszins diffuus en heeft rafelige<br />
randen: waar de creatieve kern <strong>van</strong> de branche redelijk duidelijk is te definiëren, is er<br />
daaromheen een grote groep <strong>van</strong> bedrijven die een kleiner of groter deel <strong>van</strong> hun omzet uit<br />
activiteiten halen die tot <strong>reclame</strong> in brede zin worden gerekend.<br />
Om een beeld te krijgen <strong>van</strong> de <strong>economische</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>sector, is het echter<br />
<strong>van</strong> <strong>belang</strong> aan te sluiten bij gangbare statistische indelingen. <strong>Het</strong> Centraal Bureau voor de<br />
Statistiek (CBS) hanteert voor de sectorale structuur <strong>van</strong> Nederland de Standaard Bedrijven<br />
Indeling (SBI). De SBI groepeert bedrijfstakken onder codes <strong>van</strong> maximaal vijf cijfers,<br />
waarbij het aantal cijfers staat voor het detailniveau <strong>van</strong> de indeling. Zo staat de code 74<br />
voor ‘Overige zakelijke dienstverlening’, waarbinnen code 744 voor ‘Reclamebureaus e.d.’<br />
staat. Onder 744 vallen de detailcodes 74401 ‘Reclame-, <strong>reclame</strong>ontwerp- en adviesbureaus’<br />
en 74402 ‘Overige <strong>reclame</strong>diensten’.3<br />
Tabel 2.1 geeft aan welke bedrijfstakken onder de verschillende codes vallen. De code<br />
74401 omvat de bovengenoemde creatieve kern, terwijl bedrijven onder code 74402 vooral<br />
bij de feitelijke productie en distributie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> betrokken zijn.<br />
3 Ook de Lisa-database die elders in dit rapport wordt gebruikt, hanteert deze codering, net als het Europese<br />
statistische bureau Eurostat.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 5<br />
Tabel 2.1 Bedrijven gerekend tot de <strong>reclame</strong>branche (SBI-code 744)<br />
74401<br />
74402<br />
RECLAME-, RECLAMEONTWERP- OVERIGE RECLAMEDIENSTEN<br />
EN –ADVIESBUREAUS<br />
Advertentielay-outdiensten Advertentiecolportage<br />
Advertentieontwerpbureaus Advertentieplaatsingsbureaus<br />
Advertentietekenbureaus Afficheringsbureaus<br />
Copywriting voor advertenties e.a. Etalageverzorging<br />
<strong>reclame</strong>vormen<br />
Grafische ontwerpers Etaleursbedrijven (etalages, showrooms,<br />
tentoonstellingen)<br />
Illustrators (<strong>reclame</strong>-) Exploitatie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>borden e.d.<br />
Inspreken <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>teksten Exploitatie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>zuilen e.d.<br />
Kalligrafen Felicitatiediensten (<strong>reclame</strong>)<br />
Ontwerpbureaus voor <strong>reclame</strong> Letterschilders (<strong>reclame</strong>)<br />
Ontwerpers (grafische) Lucht<strong>reclame</strong>verspreiding<br />
Reclameadviesbureaus (all round) Naambordenschilders (<strong>reclame</strong>)<br />
Reclameontwerpbureaus Ontwerpen en inrichten <strong>van</strong> stands<br />
Reclamestudio's Reclameaanplakbedrijven<br />
Reclametekenbureaus Reclamebemiddeling (via pers, printed media, radio,<br />
televisie, bioscoop e.d.)<br />
Reclameteksten schrijven Reclameschilders<br />
Schrijvers (tekst-, <strong>reclame</strong>-) Reclameteksten inspreken<br />
Tekstschrijvers (<strong>reclame</strong>-) Reclameverlichting (exploitatie <strong>van</strong>)<br />
Reclameverspreiding (huis-aan-huis)<br />
Reclameverspreiding (via radio en televisie)<br />
Reclameverspreiding (via <strong>reclame</strong>zuilen, -borden, -<br />
panelen, licht<strong>reclame</strong> e.d.)<br />
Reclamevliegbedrijven<br />
Standbouw (inrichten, plaatsen <strong>van</strong> stands)<br />
Tekstschilders (<strong>reclame</strong>)<br />
Uithangbordenschilders (<strong>reclame</strong>)<br />
Verspreiding <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> (huis-aan-huis)<br />
Bron: CBS<br />
Zelfs deze uitgebreide lijst bevat niet alle bedrijven die tot de <strong>reclame</strong>branche kunnen<br />
worden gerekend. Daarbij zullen <strong>reclame</strong>bureaus zich wellicht niet onmiddellijk herkennen<br />
in de soorten bedrijven die staan vermeld (zie Box 2.1). Onduidelijk is bijvoorbeeld, of<br />
bedrijven die zich uitsluitend richten op sponsoring of product placement onder een <strong>van</strong><br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
6 HOOFDSTUK 2<br />
deze omschrijvingen wordt geschaard. Soms blijkt de SBI-indeling bovendien een<br />
procrustesbed. Zo is de vervaardiging <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>kartonnages samen met veel andere<br />
papier- en kartonwaren ingedeeld in code 2125. Uitgeverijen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>kranten zijn<br />
samen met alle andere tijdschriftuitgeverijen ondergebracht in code 2213 en de<br />
bijbehorende drukkerijen in 22222. Drukkerijen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> vormen code 22223, maar zijn<br />
daar samengevoegd met drukkerijen <strong>van</strong> reisgidsen en stickers.<br />
Box 2.1 Activiteiten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>bureaus volgens de branche<br />
De bedrijfsomschrijvingen die binnen de codes 74401 en 74402 <strong>van</strong> het Centraal Bureau voor de Statistiek<br />
(CBS) vallen, zullen voor velen in de branche wat stoffig en gedateerd overkomen. Ze sluiten niet altijd<br />
aan bij de moderne <strong>reclame</strong>adviesbureaus of communicatieadviesbureaus (zoals de meeste <strong>reclame</strong>bureaus<br />
zich <strong>van</strong>daag de dag noemen). Werkzaamheden <strong>van</strong> moderne bureaus omvatten zaken als: advies op het<br />
gebied <strong>van</strong> marketing- en communicatie, public relations, nieuwe media, sales promotion, actiemarketing<br />
en design, maar (natuurlijk) ook het bedenken <strong>van</strong> thema<strong>reclame</strong>s. Veel bureaus zijn op 5 of 6<br />
verschillende gebieden actief, sommige op minder. Zo is het bekende bureau 180 op drie gebieden actief:<br />
thema (85 %), design (5 %) en nieuwe media (10 %), en Strawberry Frog ‘zelfs’ maar op twee: thema<br />
(87 %) en marketing- en communicatieadvies (13 %).<br />
Om helder zicht te krijgen op de volle economisch om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche, is code<br />
744 dus maar deels bruikbaar, omdat niet alle bedrijven elders in de productieketen worden<br />
meegenomen. Daar staat tegenover dat medeneming <strong>van</strong> de bovengenoemde codes waarin<br />
<strong>reclame</strong>activiteiten slechts een beperkte rol spelen, zou leiden tot een forse overschatting,<br />
die ook het zicht vertroebelt op mogelijke <strong>economische</strong> uitstralingseffecten. Bovendien<br />
levert de analyse <strong>van</strong> de effecten op toeleveranciers en afnemers later in dit hoofdstuk een<br />
inschatting op <strong>van</strong> de bedrijvigheid en toegevoegde waarde die de branche elders in de<br />
keten genereert. Vanuit moderne <strong>economische</strong> theorie staat vooral de bedrijvigheid in de<br />
code 74401 in de <strong>belang</strong>stelling. Deze code omvat de scheppende activiteiten in de<br />
<strong>reclame</strong>branche. ‘Creativiteit is te lang een onderschatte productiefactor geweest’, zo<br />
schrijven minister Brinkhorst en de staatssecretarissen Van der Laan en Van Gennip in het<br />
voorwoord <strong>van</strong> het Mapping document creatieve bedrijvigheid in Nederland (Reas en<br />
Hofstede, 2005). Dit document – geënt op een gelijknamig Engels document (zie ook box<br />
2.3) – is de samenvatting <strong>van</strong> het onderzoekstraject ‘Cultuur en economie’, dat eind 2004<br />
door het Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie <strong>van</strong><br />
<strong>Economisch</strong>e Zaken is gestart. <strong>Het</strong> doel was de creatieve bedrijfstakken in Nederland in<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 7<br />
kaart te brengen, hun directe en indirecte <strong>economische</strong> betekenis te bepalen en knelpunten<br />
voor deze bedrijven te traceren.<br />
In het kader <strong>van</strong> dit onderzoeksprogramma hebben <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> en<br />
Stichting Atlas voor gemeenten onder andere een gedetailleerde definitie opgesteld <strong>van</strong> de<br />
samenstelling <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken in Nederland. Kern <strong>van</strong> de gehanteerde<br />
indeling is het onderscheid tussen rollen in de productiekolom waarbij vooral in de eerste<br />
fase creativiteit een essentiële inputfactor vormt. Dit heeft geleid tot een enge en een ruime<br />
definitie <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken, waartoe ook de <strong>reclame</strong>bureaus (code 74401)<br />
behoren. Box 2.2 geeft een uitvoerigere bespreking <strong>van</strong> de definiëring <strong>van</strong> de creatieve<br />
bedrijfstakken.<br />
Box 2.2 Definitie en om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken<br />
De meest gehanteerde definitie <strong>van</strong> creatieve bedrijfstakken is die <strong>van</strong> Allen Scott (2000). Creatieve<br />
industrieën zijn bij hem niet alleen culturele dienstverlening, zoals theaterproducties of exposities in<br />
musea, maar ook creatieve productie in de maakindustrie. Voorbeelden hier<strong>van</strong> zijn de productie <strong>van</strong><br />
meubels (design), kleding (mode), grafische vormgeving, <strong>reclame</strong> en architectuur. Toegepast op Nederland<br />
zou de creatieve industrie in Nederland volgens de definitie <strong>van</strong> Scott circa 9 % <strong>van</strong> de werkgelegenheid<br />
zijn (Manshanden e.a. 2004). Maar een groot deel <strong>van</strong> die banen bevinden zich in de maakindustrie, die<br />
deels ook onder de definitie <strong>van</strong> Scott valt. Zonder die maakindustrie vormen de creatieve bedrijfstakken<br />
volgens Robert Kloosterman (2004) ongeveer 3 % <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid. Tussen 1993 en 2001 is<br />
dit aandeel gegroeid <strong>van</strong> 2,8 % tot 3,2 %.<br />
De definitie die <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> en Stichting Atlas voor gemeenten hebben opgesteld in het<br />
kader <strong>van</strong> het onderzoekstraject ‘Cultuur en economie’ neemt als uitgangpunt dat creatieve bedrijfstakken<br />
een esthetische en symbolische waarde toevoegen, dan wel de gebruiker of consument ‘betekenis’<br />
verschaffen of appelleren aan een bepaalde levensstijl. <strong>Het</strong> gaat bij dat soort creatieve productie<br />
uitdrukkelijk om niet-technologische productinnovatie, zoals de hippe vormgeving en vernieuwende<br />
marketing <strong>van</strong> het Senseo-koffiezetapparaat. Ook procesinnovatie blijft daarbij buiten beschouwing. Bij<br />
het operationaliseren <strong>van</strong> het begrip creatieve bedrijfstakken worden drie categorieën afgebakend. 4 Binnen<br />
deze driedeling zijn clusters <strong>van</strong> bedrijven aan te geven, die worden aangeduid als branches.<br />
4 Een vergelijkbare driedeling wordt ook gehanteerd in Rutten, e.a. (2004, p. 26).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
8 HOOFDSTUK 2<br />
Kunsten<br />
- beeldende kunst: fotografie, film, scheppende kunst (zoals schilderijen en sculpturen);<br />
- podiumkunsten: toneel, dans, muziek (klassiek en populair);<br />
- festivals, evenementen, tentoonstellingen en recreatiecentra.<br />
Media en entertainment<br />
- film;<br />
- televisie, radio;<br />
- literatuur, boeken;<br />
- journalistiek (geschreven pers).<br />
Creatieve zakelijke dienstverlening en vormgeving<br />
- vormgeving: interieur en meubels, mode, sierraden ;<br />
- architectuur: burgerlijke bouw, stedenbouw;<br />
- <strong>reclame</strong> en grafisch ontwerp.<br />
Voor elk <strong>van</strong> de genoemde branches is een bedrijfskolom aangegeven met drie stadia: <strong>van</strong> initiële creatie,<br />
naar productie, naar distributie en retail. Per branche zijn vervolgens alle bedrijfstakken voor de gehele<br />
bedrijfskolom geïnventariseerd, op basis <strong>van</strong> de SBI-indeling <strong>van</strong> het CBS. <strong>Het</strong> resultaat staat in Tabel 2.2,<br />
op basis waar<strong>van</strong> een ruime en een enge definitie <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken zijn gedefinieerd.<br />
De enge definitie (het grijze gedeelte in Tabel 2.2) beperkt zich tot de bedrijven die nauw zijn betrokken<br />
bij het creatieve proces, waar creativiteit dus een schaarse inputfactor is. Als cultuur en creativiteit<br />
samenhangen met sterkere <strong>economische</strong> groei of stedelijke dynamiek, zullen juist deze bedrijven ertoe<br />
doen. Bedrijven verderop in de keten zijn ‘inwisselbaar’, net als toeleveranciers <strong>van</strong> de creatieve bedrijven<br />
(dat zijn bijvoorbeeld producenten <strong>van</strong> opnameapparatuur, textielwaren, verf en muziekinstrumenten). Bij<br />
de enge definitie gaat het dus voor alle branches om de bedrijven die zich bezighouden met de initiële<br />
creatie. Bedrijven die pas in beeld komen in de kolom productie zijn in de enge definitie in zijn geheel niet<br />
meegeteld. In de praktijk blijkt dat verschillende bedrijfstakken die zich bezighouden met de materiële<br />
productie ook verantwoordelijk zijn voor de initiële creatie, zoals film- en theatermakers. Deze<br />
bedrijfstakken zijn in de enge definitie wel meegenomen.<br />
De ruime definitie (het grijze plus het gele vlak in Tabel 2.2) is de enge definitie plus de rest <strong>van</strong> de<br />
bijbehorende bedrijfskolom tot en met de afzet <strong>van</strong> de dienst of het product aan de consument. Die ruime<br />
definitie vormt een eerste benadering <strong>van</strong> alle bedrijven die in hun bestaan direct afhankelijk zijn <strong>van</strong> de<br />
creativiteit aan het begin <strong>van</strong> de keten.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 9<br />
Echter, de rest <strong>van</strong> de bedrijfskolom voor de branches die vallen onder de creatieve zakelijke<br />
dienstverlening is niet in de ruime definitie meegenomen. Er zijn twee redenen om dat niet te doen. In de<br />
eerste plaats bestaat er vooral in de kunsten en media een sterke interactie tussen initiële creatie aan de ene<br />
kant en productie en afzet aan de andere kant. Denk daarbij aan de uitgever die invloed heeft op de<br />
boeken die worden geschreven, de omroeporganisatie die televisieproducties laat maken en het theater dat<br />
een podium biedt voor nieuwe creaties. Bij de productie en de afzet <strong>van</strong> de creatieve zakelijke<br />
dienstverlening bestaat deze interactie soms ook. Een illustratie daar<strong>van</strong> is de Hema, die in 2005 de<br />
Sikkensprijs voor kleurgebruik ontving. Vaak is de interactie echter veel zwakker. De producent werkt<br />
vaak louter uitvoerend en is soms zelfs in het buitenland gevestigd (bijvoorbeeld een kledingfabriek); de<br />
distributeurs en verkopers verkopen ‘<strong>van</strong> de plank’.<br />
Een praktische reden is verder dat door inclusie <strong>van</strong> de rest <strong>van</strong> de bedrijfskolom in deze sectoren de<br />
om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken in de ruime definitie ineens enorm zou toenemen. De<br />
bedrijfskolom voor de creatieve zakelijke dienstverlening waaiert dan zodanig uit dat allerlei bedrijven tot<br />
de creatieve bedrijfstakken in de ruimere zin zouden moeten worden gerekend, bijvoorbeeld grote<br />
warenhuizen die meubels en interieurartikelen verkopen (Hema, V&D, Bijenkorf, Lundia, Ikea), grote<br />
kledingwarenhuizen (C&A, H&M) en projectontwikkelaars, aannemers en makelaars die architectuur<br />
distribueren en verkopen. Nadeel daar<strong>van</strong> zou zijn dat die bedrijfstakken zo groot zijn dat ze de creatieve<br />
sector volledig zouden domineren.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
10 HOOFDSTUK 2<br />
Tabel 2.2 Samenstelling <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken in Nederland (grijs = enge definitie,<br />
grijs + geel = ruime definitie)<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 11<br />
2.2 De <strong>economische</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />
2.2.1 Werkgelegenheid<br />
In 2004 bedroeg de totale landelijke werkgelegenheid in de <strong>reclame</strong>bureaus (SBI-code<br />
74401) 30.345 banen. Daarnaast boden de bedrijven die zijn gericht op de overige<br />
<strong>reclame</strong>diensten (code 74402) werk aan 15.858 mensen. Daarmee vormden de<br />
<strong>reclame</strong>bureaus na de architectenbureaus het grootste smaldeel <strong>van</strong> de creatieve<br />
bedrijfstakken (zie Figuur 2.1). Van de enge definitie <strong>van</strong> de creatieve sector maakt de<br />
<strong>reclame</strong>branche ongeveer 20 % uit. In de ruime definitie nemen vooral de literatuur- en<br />
boekenbranche en de kunsten sterk in om<strong>van</strong>g toe. Zo gaan uitgeverijen, drukkerijen,<br />
boekhandels en platenwinkels dan ineens een <strong>belang</strong>rijk aandeel <strong>van</strong> de creatieve sector<br />
vormen.<br />
Figuur 2.1 Verdeling <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken (2004)<br />
250000<br />
200000<br />
150000<br />
100000<br />
50000<br />
0<br />
Enge definitie Ruime definitie<br />
Bron: Lisa 2005, bewerking Stichting Atlas voor gemeenten / <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong><br />
beeldende kunst, podiumkunst<br />
festivals, tentoonstellingen, recreatiecentra<br />
Tabel 2.3 geeft voor de <strong>belang</strong>rijkste bloedgroepen binnen de kern <strong>van</strong> de creatieve<br />
bedrijfstakken de ontwikkeling <strong>van</strong> de werkgelegenheid tussen 1996 en 2004 weer. De<br />
film<br />
TV, Radio<br />
literatuur, boeken<br />
journalistiek (geschreven pers)<br />
vormgeving<br />
architectuur / technische ontwikkeling<br />
<strong>reclame</strong> en grafisch ontwerp<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
12 HOOFDSTUK 2<br />
relatieve om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de totale creatieve sector in Nederland is beperkt, maar neemt wel<br />
snel toe. In 2004 was tussen de 2 % (enge definitie) en de 3,2 % (ruime definitie) <strong>van</strong> de<br />
totale werkgelegenheid in Nederland te vinden in de creatieve sector. <strong>Het</strong> aantal banen is<br />
tussen 1996 en 2004 in de enge definitie wel met 34 % toegenomen <strong>van</strong> ruim 115.000 in<br />
1996 tot ruim 152.000 in 2004.<br />
De groei <strong>van</strong> de creatieve kern <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche (alleen code 74401) houdt ongeveer<br />
gelijke tred met het gemiddelde <strong>van</strong> de creatieve sector: 35 %, <strong>van</strong> 22.405 banen in 1996 tot<br />
30.345 banen in 2004. Als aandeel <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid in Nederland is het <strong>belang</strong><br />
<strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>ontwerp- en adviesbureaus toegenomen <strong>van</strong> 0,35 % in 1996 tot 0,40 % in<br />
2004. <strong>Het</strong> aandeel <strong>van</strong> de overige <strong>reclame</strong>diensten nam toe <strong>van</strong> 0,18 % in 1996 tot 0,21 %<br />
in 2004. De beide codes samen waren anno 2004 dus verantwoordelijk voor 0,61 % <strong>van</strong> de<br />
werkgelegenheid.<br />
Tabel 2.3 Werkgelegenheid in de creatieve bedrijfstakken (enge definitie)<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
BANEN<br />
(1996)<br />
BANEN<br />
(2004)<br />
AANDEEL<br />
VAN TOTAAL<br />
(2004)<br />
GROEI<br />
(1996-2004)<br />
Kunsten<br />
beeldende kunst 4.581 7.120 0,094 % 55 %<br />
Fotografie 5.439 6.210 0,082 % 14 %<br />
kunstgalerieën en expositieruimten 1.440 1.558 0,021 % 8 %<br />
Musea 5.172 6.704 0,089 % 30 %<br />
Podiumkunsten 2.969 5.390 0,072 % 82 %<br />
producenten <strong>van</strong> podiumkunst 907 2.277 0,030 % 151 %<br />
theaters, schouwburgen en concertgebouwen 5.338 6.782 0,090 % 27 %<br />
Media en entertainment<br />
filmproductie 4.173 5.928 0,079 % 42 %<br />
ondersteunende activiteiten voor filmproductie 1.271 1.706 0,023 % 34 %<br />
productie <strong>van</strong> radio- en televisieprogramma's 1.248 2.219 0,029 % 78 %<br />
Omroeporganisaties 6.940 7.820 0,104 % 13 %<br />
Uitgeverijen 6.770 8.420 0,112 % 24 %<br />
persbureaus en journalisten 2.285 2.975 0,039 % 30 %<br />
Creatieve zakelijke dienstverlening<br />
interieurontwerpers, modeontwerpers en<br />
andere ontwerpers<br />
2.612 5.608 0,074 % 115 %<br />
Architecten 35.907 40.212 0,534 % 12 %<br />
Stedebouwkundigen 6.424 11.353 0,151 % 77 %<br />
<strong>reclame</strong>bureaus (alleen code 74401) 22.405 30.345 0,403 % 35 %<br />
Totaal creatieve bedrijfstakken, enge definitie 115.881 152.627 2,0 % 34 %<br />
Totaal creatieve bedrijfstakken, ruime definitie 190.039 238.313 3,2 % 25 %<br />
Banen NL totaal 6.424.099 7.534.698 100 % 17 %<br />
Bron: LISA 2005, bewerking Stichting Atlas voor gemeenten / <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> onderzoek
DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 13<br />
Opmerkelijk is dat volgens deze cijfers de relatieve om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in<br />
Nederland groter is dan in het Verenigd Koninkrijk. Box 2.3 gaat in op de rol <strong>van</strong> de<br />
creatieve bedrijfstakken en in het bijzonder de <strong>reclame</strong>branche in het Verenigd Koninkrijk<br />
en Londen. Hoewel verschillen in jaren en exacte definities precieze vergelijking lastig<br />
maken, is het algemene beeld helder: net als in Nederland groeide de werkgelegenheid in de<br />
creatieve bedrijfstakken en in de <strong>reclame</strong>branche in het VK harder dan de rest <strong>van</strong> de<br />
economie. Zoals verderop zal blijken concentreren de creatieve bedrijfstakken en de<br />
<strong>reclame</strong>branche zich met name in de hoofdstad. Als percentage <strong>van</strong> de totale<br />
werkgelegenheid lijken de Britse creatieve bedrijfstakken iets groter (5,4 %;), hoewel<br />
onduidelijk is in hoeverre definitieverschillen hiervoor verantwoordelijk zijn. De<br />
<strong>reclame</strong>branche echter (die ook in het VK wordt gedefinieerd met de code 7440) maakte in<br />
2000 slechts 0,37 % <strong>van</strong> de Britse werkgelegenheid uit.<br />
Box 2.3 Creatieve bedrijfstakken en de <strong>reclame</strong>branche in het Verenigd Koninkrijk en<br />
London<br />
<strong>Het</strong> Britse Ministerie <strong>van</strong> Cultuur, Media en Sport (DCMS) liep voorop in het onderkennen <strong>van</strong> het <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de<br />
creatieve bedrijfstakken. Al in 1998 gaf het zijn eerste Creative Industries Mapping Document uit, wat ook de<br />
Nederlandse Ministeries <strong>van</strong> OC&W en EZ heeft geïnspireerd tot hun mapping document. De Engelsen definiëren de<br />
creatieve bedrijfstakken als: “those industries which have their origin in individual creativity, skill and talent and which have a<br />
potential for wealth and job creation through the generation and exploitation of intellectual property”. Hoewel er bij de concrete<br />
invulling <strong>van</strong> deze definitie – welke bedrijfstakken tellen wel en niet mee – verschillen zijn met de Nederlandse<br />
definitie, zijn de overeenkomsten voldoende om een vergelijking mogelijk te maken.<br />
De totale werkgelegenheid in de Britse creatieve bedrijfstakken nam tussen 1995 en 2000 met 8,3 % toe <strong>van</strong> 1,30<br />
miljoen tot 1,41 miljoen. Worden ook de werknemers meegeteld die een creatief beroep uitoefenen in een niet-<br />
creatieve bedrijfstak, dan was die toename nog sterker, met een groei <strong>van</strong> 12,8 % tot 2,21 miljoen in 2000. De<br />
<strong>reclame</strong>branche groeide veel harder en bood in 2000 werk aan 95 duizend mensen, een toename <strong>van</strong> 40 % ten<br />
opzicht <strong>van</strong> 1995. Daarbij moet worden opgemerkt dat de meetperiode er een is <strong>van</strong> sterke economisch groei. Bij de<br />
<strong>economische</strong> neergang na 2000 hebben de creatieve bedrijfstakken als geheel en de <strong>reclame</strong>branche in het bijzonder<br />
hardere klappen te verduren gehad. Zo was het aantal employees in de <strong>reclame</strong>branche in 2002 teruggelopen naar 84<br />
duizend. <strong>Het</strong> aantal zelfstandigen in deze branche bedroeg in 2002 bijna 16 duizend.<br />
Ook in de Britse import en export is het <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken en in het bijzonder de<br />
<strong>reclame</strong>branche enorm toegenomen. Tussen 1991 en 2001 nam de waarde <strong>van</strong> de buitenlandse export <strong>van</strong> advertising<br />
and market research toe <strong>van</strong> een kleine £ 400 miljoen naar ruim £ 1400 miljoen. Ook de import verdrievoudigde<br />
ruimschoots en kwam net onder de £ 800 miljoen uit. Deze cijfers duiden op een sterke internationalisatie <strong>van</strong><br />
<strong>reclame</strong>branche, waar<strong>van</strong> het VK en in bijzonder Londen flink wist te profiteren.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
14 HOOFDSTUK 2<br />
De Britse creatieve bedrijfstakken concentreren zich in vooral Londen, waar anno 2002 zo’n 40 % <strong>van</strong> het landelijk<br />
aantal creatieven emplooi vindt. In Londen concentreren de creatieve bedrijfstakken zich weer in specifieke<br />
stadsdelen. De <strong>belang</strong>rijkste creatieve hotspot is de City of Westminster.<br />
In Londen vormden de creatieve bedrijfstakken tussen 1995 en 2000 de snelst groeiende sector qua output en<br />
werkgelegenheid. De output groeide met 8 % per jaar tot £ 21 miljard in 2000. De output <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />
groeide er zelfs nog harder, met ruim 11 % per jaar in reële termen, terwijl de werkgelegenheid in de branche<br />
jaarlijks met ruim 5 % toenam.<br />
Een op de zeven banen in London is in de creatieve bedrijfstakken. Op basis <strong>van</strong> deze sterke positie formuleert<br />
Londen de ambitie om de positie als wereldleider in de creatieve bedrijfstakken te behouden en verder uit te<br />
bouwen. Met deze ambitie plaatst Londen zich naar eigen zeggen in het rijtje <strong>van</strong> Berlijn, Parijs, Singapore, Hong<br />
Kong en Kuala Lumpur, die soortgelijke ambities hebben geformuleerd.<br />
Bronnen: GLA Economics / Mayor of London (2002), Creativity: London’s Core Business; GLA Economics /<br />
Mayor of London (2004), London’s Creative Sector: 2004 update; Department of Culture, media and Sport<br />
(DCMS), Creative Industries Mapping Document 2001, (section Advertising); Mayor of London / Creative<br />
London: vision and plan.<br />
In figuur 2.2 is die groei <strong>van</strong> de Nederlandse <strong>reclame</strong>branche grafisch weergegeven. Tot<br />
2000 groeide de werkgelegenheid in de <strong>reclame</strong>branche fors harder dan in de rest <strong>van</strong> de<br />
Nederlandse economie. Daarna nam de relatieve groei <strong>van</strong> de categorie Overige<br />
<strong>reclame</strong>diensten af. Vanaf 2002 nam ook het relatieve <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de creatieve kern <strong>van</strong> de<br />
<strong>reclame</strong>branche af. In 2002 was de werkgelegenheid in de Nederlandse <strong>reclame</strong>branche op<br />
z’n hoogtepunt: 31.207 banen. Na dat jaar zette dus ook in absolute termen een lichte<br />
daling in, tot 30.454 banen eind mei 2004.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 15<br />
Figuur 2.2 Werkgelegenheid in de <strong>reclame</strong>branche als aandeel <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid<br />
0,5%<br />
0,4%<br />
0,3%<br />
0,2%<br />
0,1%<br />
0,0%<br />
Bron: Lisa 2005, bewerking Stichting Atlas voor gemeenten / <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> onderzoek<br />
2.2.2 Productie en export<br />
<strong>reclame</strong>-, <strong>reclame</strong>ontwerp- en -adviesbureaus<br />
overige <strong>reclame</strong>diensten<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />
30.345<br />
15.858<br />
Behalve de werkgelegenheid in de <strong>reclame</strong>branche is met name de waarde die de sector<br />
toevoegt aan de totale economie <strong>van</strong> <strong>belang</strong>. Hierbij gaat het om de productie <strong>van</strong><br />
<strong>reclame</strong>bureaus, zoals het ontwikkelen <strong>van</strong> campagnes. Op detailniveau is slechts <strong>van</strong> een<br />
beperkt aantal branches uit de creatieve sector de toegevoegde waarde bekend. Figuur 2.3<br />
geeft de ontwikkeling <strong>van</strong> de bruto toegevoegde waarde weer <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>bureaus<br />
(74401) en <strong>van</strong> de andere grote bloedgroep <strong>van</strong> de creatieve zakelijke dienstverlening, de<br />
architectuur (74201), als aandeel <strong>van</strong> het totale BNP.<br />
Aan<strong>van</strong>kelijk lijkt de toegevoegde waarde <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in Nederland minder hard<br />
gegroeid dan gemiddeld in Nederland, de creatieve sector en de architectuur in het<br />
bijzonder. Maar sinds 1999 is er sprake <strong>van</strong> een bovengemiddelde groei en blijft de andere<br />
toonaangevende bedrijfstak in de creatieve sector, de architectuur, achter bij de groei <strong>van</strong><br />
de <strong>reclame</strong>branche. De totale waarde die de <strong>reclame</strong>branche in 2001 toevoegde aan de<br />
Nederlandse economie was ongeveer € 1,7 miljard, oftewel 0,44 % <strong>van</strong> het BNP. De<br />
architectuur voegde in hetzelfde jaar € 2,1 miljard toe, 0,52 %. In 1997 was het relatieve<br />
<strong>belang</strong> <strong>van</strong> deze creatieve bedrijfstakken nog 0,38 % (<strong>reclame</strong>) en 0,46 % (architectuur).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
16 HOOFDSTUK 2<br />
Figuur 2.3 Bruto toegevoegde waarde <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche en de architectuur als<br />
aandeel <strong>van</strong> het totale BNP<br />
0,5%<br />
0,4%<br />
0,3%<br />
0,2%<br />
0,1%<br />
0,0%<br />
Bron: CBS, Productiestatistieken, bewerking Stichting Atlas voor gemeenten / <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> onderzoek<br />
In Hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de internationale positie <strong>van</strong> de Nederlandse<br />
<strong>reclame</strong>branche. In dit hoofdstuk wordt volstaan met een globaal beeld <strong>van</strong> de export.<br />
Gegevens over de export <strong>van</strong> de creatieve sector in het algemeen en de <strong>reclame</strong>branche in<br />
het bijzonder zijn slechts voor twee jaren beschikbaar (zie Tabel 2.4).<br />
De export <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche is in absolute zin beperkt, maar tussen de twee jaar<br />
waarover gegevens beschikbaar zijn, is die export als aandeel <strong>van</strong> de totale Nederlandse<br />
export wel gegroeid: <strong>van</strong> 0,04 % in 1998 tot 0,06 % in 2000. Daarmee is de <strong>reclame</strong>branche<br />
verantwoordelijk voor de helft <strong>van</strong> de exportstijging <strong>van</strong> de totale creatieve sector waarover<br />
gegevens bekend zijn (architectuur, <strong>reclame</strong>, film en media).<br />
Tabel 2.4 Omzet en export <strong>reclame</strong>bureaus en totale creatieve sector als percentage <strong>van</strong> het<br />
totale Nederlandse bedrijfsleven<br />
1998 2000<br />
GROEI<br />
AANDEEL<br />
Export Reclamebranche (74401) 0,04 % 0,06 % 50 %<br />
Export Creatieve sector (architectuur, <strong>reclame</strong>, film<br />
en media)<br />
0,10 % 0,14 % 40 %<br />
Bron: CBS/CIS<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
<strong>reclame</strong>-, <strong>reclame</strong>ontwerp- en -adviesbureaus<br />
overige <strong>reclame</strong>diensten<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />
30.345<br />
15.858
DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 17<br />
In de beleidsbrief Ons Creatieve Vermogen <strong>van</strong> de Ministeries <strong>van</strong> <strong>Economisch</strong>e Zaken en<br />
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2005), neemt het kabinet zich voor de exportpositie<br />
<strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken te versterken. De culturele- en handelsattachés <strong>van</strong><br />
ambassades zullen gezamenlijk kansen voor de creatieve industrie actief identificeren. <strong>Het</strong><br />
bestaande exportinstrumentarium zal beter opengesteld worden voor deze bedrijven,<br />
bijvoorbeeld door creatieve bedrijven te betrekken bij handelsreizen, en op de hoogte te<br />
brengen <strong>van</strong> de verschillende regelingen die er zijn.<br />
2.2.3 Innovatie en intellectueel eigendom<br />
Een andere manier om inzicht te krijgen in de <strong>economische</strong> betekenis <strong>van</strong> de creatieve<br />
zakelijke dienstverlening is te kijken naar de uitkomst <strong>van</strong> het creatieve proces in plaats <strong>van</strong> naar<br />
de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde. Dit gezichtspunt grijpt ook terug op de<br />
Engelse definitie <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken, volgens welke de bedrijven waarde en<br />
werkgelegenheid scheppen ‘through the generation and exploitation of intellectual property’ (zie box<br />
2.3). Daarom kijkt deze subparagraaf naar de creatieve bedrijfstakken <strong>van</strong>uit het perspectief<br />
<strong>van</strong> innovatie en intellectueel eigendom. Maar wat houdt innovatie eigenlijk in?<br />
Volgens Van Dale’s Groot Woordenboek der Nederlandse taal (12e druk) heeft innovatie<br />
de volgende betekenissen: “1. invoering <strong>van</strong> iets nieuws; 2. nieuwigheid; 3. technische,<br />
industriële vernieuwing. Dit is een ruime definitie waarin zowel technologische als niettechnologische<br />
innovatie onder valt. <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> omschreef het bij een<br />
onderzoek naar innovatie ook op een dergelijke manier: iedere vernieuwing die bijdraagt<br />
aan een toename <strong>van</strong> de productiviteit en/of <strong>van</strong> de welvaart in brede zin (Pomp, 2003).<br />
<strong>Het</strong> CBS gaat er daarentegen <strong>van</strong> uit dat er altijd een technologische component is.<br />
Innovatie betekent volgens hen: het uitvoeren <strong>van</strong> activiteiten (innovatieprojecten) die<br />
leiden tot technologisch nieuwe of sterk verbeterde producten, diensten of processen (De<br />
Nooij en Poort, 2005). De meningen zijn dus verdeeld over wat er precies onder innovatie<br />
valt. Er wordt zowel over technologische als niet-technologische innovatie gerapporteerd.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
18 HOOFDSTUK 2<br />
CBS doet dit ook bij haar innovatie-enquêtes, de zogeheten CIS-enquêtes. 5 De uitkomsten<br />
<strong>van</strong> deze enquêtes zijn gebruikt om een cijfermatig beeld te schetsen <strong>van</strong> innovatie. Tabel<br />
2.5 geeft de resultaten weer.<br />
Van alle Nederlandse bedrijven die aan die enquête hebben meegedaan, geeft 20 % aan<br />
tussen 2000 en 2002 te hebben geïnvesteerd in (technologische) innovatie en 23 % in niettechnologische<br />
innovatie. Binnen de creatieve bedrijfstakken ligt het aantal innovatoren op<br />
het landelijk gemiddelde, terwijl het aantal niet-technologische vernieuwers aanzienlijk<br />
hoger is. Met name in de <strong>reclame</strong>branche ligt het aantal bedrijven dat bezig zegt te zijn met<br />
niet-technologische innovatie hoog (al dient de 52 % in de tabel in verband met een kleine<br />
steekproef voor deze branche met enige omzichtigheid te worden geïnterpreteerd).<br />
Patenten zijn voor de creatieve sector in het algemeen en de <strong>reclame</strong>branche in het<br />
bijzonder dan ook nauwelijks <strong>van</strong> <strong>belang</strong>, het copyright des te meer. Dat copyright is echter<br />
een moeizame vorm <strong>van</strong> bescherming <strong>van</strong> het intellectueel eigendom op creatieve<br />
innovaties in de <strong>reclame</strong>branche.<br />
Allereerst zijn het vaak de opdrachtgevers die bij het verstrekken <strong>van</strong> een opdracht ook de<br />
intellectuele eigendomsrechten <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>ontwerper ‘opeisen’. Dat betekent dat een<br />
goed idee door die ontwerper moeilijk meervoudig te verkopen is. En als die ontwerper er<br />
al in slaagt om de eigendomsrechten bij zich te houden, dan nog is handhaving <strong>van</strong> dat<br />
copyright vrijwel ondoenlijk. Er is niet zoals bij patenten een registratiesysteem waarnaar<br />
verwezen kan worden, zodat aanspraken op intellectuele eigendomsrechten <strong>van</strong> concepten<br />
moeilijk aan te tonen zijn en dus leiden tot een moeizame, kostbare juridische procedures.<br />
Dat <strong>reclame</strong>bureaus conceptuele innovatie moeilijk te gelde kunnen maken heeft<br />
<strong>belang</strong>rijke consequenties. Allereerst kan onvolledige beloning mogelijk een rem betekenen<br />
op de innovatiekracht <strong>van</strong> deze creatieve bedrijfstak. En bovendien betekent het dat een<br />
deel <strong>van</strong> de innovatie in de creatieve sector zich niet vertaalt in omzet en toegevoegde<br />
waarde binnen die bedrijfstak. Dat betekent dat de hierboven getoonde statistieken het<br />
5 Dit is een reeks <strong>van</strong> enquêtes die deels Europees en deel alleen binnen Nederland is afgenomen. Gegevens<br />
over innovatie gaan tot het jaar 2002 en ze zijn ontleend aan de meest recente enquête (CIS3,5). Gegevens over<br />
auteursrecht en copyright zijn helaas alleen in de voorlaatste enquête beschikbaar en ze hebben derhalve<br />
betrekking op het jaar 2000.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 19<br />
<strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche waarschijnlijk onderschatten, omdat een deel <strong>van</strong> dat <strong>belang</strong><br />
te gelde wordt gemaakt bij andere bedrijven en in andere sectoren. Daardoor ontstaat de<br />
behoefte aan aanvullende analyses naar de indirecte <strong>economische</strong> betekenis <strong>van</strong> de<br />
<strong>reclame</strong>branche voor de Nederlandse economie (zie hieronder en hoofdstuk 3).<br />
Tabel 2.5 Innovatie in de creatieve sector en het totale Nederlandse bedrijfsleven (2000, tenzij<br />
anders aangegeven)<br />
Innovatie<br />
Percentage bedrijven<br />
bezig met innovatie<br />
(2002)<br />
Percentage bedrijven met<br />
niet-technologische<br />
vernieuwing (2002)<br />
Intellectueel eigendom<br />
Percentage dat over één<br />
of meer patenten<br />
beschikt<br />
Percentage dat zijn<br />
producten beschermt<br />
d.m.v.<br />
auteursrechten/copyright<br />
Percentage dat zijn<br />
producten beschermt<br />
d.m.v. tekeningen- of<br />
modellenrecht<br />
Percentage dat zijn<br />
producten beschermt<br />
d.m.v.<br />
merkenrecht/trademarks<br />
RECLAMEBUREAUS<br />
74401<br />
OVERIGE<br />
RECLAMEDIENSTEN<br />
74402<br />
CREATIEVE<br />
BEDRIJFSTAKKEN<br />
ENG RUIM<br />
ALLE<br />
SECTOREN<br />
11 % 15 % 18 % 20 % 20 %<br />
52 % 24 % 33 % 31 % 23 %<br />
1.6 % 0 % 2 % 3 % 4 %<br />
17 % 5 % 17 % 18 % 5 %<br />
4 % 11 % 9 % 8 % 4 %<br />
6 % 10 % 3 % 6 % 6 %<br />
Bron: CBS, CIS enquetes. Gegevens die betrekking hebben op kleinere sectoren (met name de eerste twee<br />
kolommen) hebben door een kleinere steekproef en respons grotere onzekerheidsmarges.<br />
Dat prestaties en beloning in de creatieve sector uiteen kunnen lopen is een vorm <strong>van</strong><br />
marktfalen die een rol voor de overheid legitimeert. De beleidsbrief Ons Creatieve Vermogen<br />
<strong>van</strong> de Ministeries <strong>van</strong> <strong>Economisch</strong>e Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2005)<br />
onderkent dat de bescherming <strong>van</strong> intellectueel eigendom voor de creatieve bedrijfstakken<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
20 HOOFDSTUK 2<br />
vaak tekortschiet: “De Nederlandse wetgeving op het gebied <strong>van</strong> auteursrecht en naburige<br />
rechten besteedt nauwelijks aandacht aan de contractuele relatie tussen auteurs en artiesten<br />
enerzijds en exploitanten anderzijds. […] <strong>Het</strong> kabinet streeft ernaar de positie <strong>van</strong> auteurs<br />
te versterken. […]. In het najaar wordt op grond <strong>van</strong> de uitkomst <strong>van</strong> deze discussie en het<br />
advies <strong>van</strong> de commissie auteursrecht, bezien of deze zullen leiden tot (en zonodig omgezet<br />
in) een concreet wetsvoorstel.”<br />
Tot slot heeft het ontbreken <strong>van</strong> een registratiesysteem voor conceptuele innovatie ook<br />
politieke consequenties. Innovatiebeleid wordt vaak gebaseerd op beschikbare statistieken.<br />
En beschikbare statistieken beperken zich zoals gezegd hoofdzakelijk tot patenten. Dat<br />
betekent automatisch dat innovatie vaak synoniem is aan technologische innovatie, en<br />
Eindhoven al gauw als het innovatieve centrum <strong>van</strong> Nederland wordt gezien. <strong>Het</strong> <strong>belang</strong><br />
<strong>van</strong> creatieve conceptuele innovatie, met Amsterdam als hoofdstad (zie hoofdstuk 3), is<br />
mogelijk veel groter, maar komt moeilijk in de cijfers tot uitdrukking. 6<br />
2.3 Uitstraling op andere sectoren<br />
Zoals alle sectoren in de economie, staan de <strong>reclame</strong>branche en de creatieve bedrijfstakken<br />
niet los <strong>van</strong> andere bedrijven. Ze nemen goederen en diensten af in andere bedrijfstakken<br />
en leveren op hun beurt weer goederen, diensten en in het geval <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />
vooral ook creatieve concepten aan andere sectoren. Dit leidt tot extra productie en<br />
werkgelegenheid, waardoor de <strong>economische</strong> impact groter is dan blijkt uit de directe<br />
om<strong>van</strong>g.<br />
De uitstraling op andere sectoren is in kaart gebracht met een input-output-analyse. Hiertoe<br />
zijn CBS-cijfers over onderlinge leveringen tussen bedrijfstakken (de ‘input-output-tabel’<br />
6 Zelfs in het rapport Creativiteit: de gewichtloze brandstof <strong>van</strong> de economie (2005) waarin het Innovatieplatform de<br />
schijnwerpers richt op de creatieve bedrijfstakken, blijft de <strong>reclame</strong>branche – de op één na grootste bloedgroep<br />
binnen de creatieve bedrijfstakken – volstrekt onderbelicht.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 21<br />
<strong>van</strong> de Nederlandse economie) vertaald naar de creatieve bedrijfstakken volgens de<br />
definitie uit Paragraaf 2.1 en specifiek naar de <strong>reclame</strong>branche. 7<br />
Tabel 2.6 Leveringen <strong>van</strong> creatieve sectoren aan andere bedrijfstakken (in miljoenen euro’s;<br />
op basis <strong>van</strong> input-output-gegevens 1995)<br />
Ont<strong>van</strong>gende sector Enge definitie Ruime definitie<br />
Cultuur, recreatie, sport 635 1.321<br />
Groothandel 404 168<br />
Reclamebureaus 279 507<br />
Ingenieurs en architecten 275 283<br />
Dranken 202 228<br />
Radio en televisie 168 322<br />
Overige zakelijke dienstverlening 151 239<br />
Burgerlijke bouw en utiliteitsbouw 137 166<br />
Autohandel 134 185<br />
Voeding en genot (exclusief vlees en<br />
zuivel)<br />
134 170<br />
Drukkerijen en uitgeverijen 129 381<br />
Chemie en kunstmest 121 179<br />
Overige bedrijfstakken 1.669 3.063<br />
Totaal leveringen aan bedrijven 4.438 7.212<br />
Levering aan consumenten 1.164 2.676<br />
Uitvoer 1.629 2.825<br />
Investeringen 1.941 2.026<br />
Totale bruto productie creatieve sectoren a 9.432 16.023<br />
Leveringen aan bedrijven als % <strong>van</strong><br />
bruto- productie<br />
47 % 45 %<br />
Bron: CBS, bewerking <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong><br />
a Inclusief voorraadmutaties, marges en leveringen aan de overheid<br />
Tabel 2.6 geeft aan bij welke bedrijfstakken de producten (voornamelijk diensten) <strong>van</strong> de<br />
creatieve sectoren vooral terechtkomen; in economisch jargon gaat het om ‘voorwaartse<br />
effecten’. Uit de tabel blijkt dat circa 45 % <strong>van</strong> de bruto productie <strong>van</strong> de creatieve sectoren<br />
7 In deze paragraaf worden de relaties tussen bedrijfstakken gekwantificeerd aan de hand <strong>van</strong> het jaar 1995,<br />
omdat dit het meest recente jaar is waarvoor gedetailleerde input-output-gegevens beschikbaar zijn. Hierdoor<br />
zijn de weergegeven niveaus <strong>van</strong> productie en werkgelegenheid minder actueel. De verhoudingen tussen<br />
bedrijfstakken zijn echter stabiel en de gegevens zijn daardoor nog steeds rele<strong>van</strong>t.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
22 HOOFDSTUK 2<br />
aan andere bedrijfstakken wordt geleverd; de rest betreft met name leveringen aan<br />
consumenten, uitvoer en investeringen.<br />
Voor de <strong>reclame</strong>branche is dit percentage veel hoger: deze bedrijven leveren bijna<br />
uitsluitend aan andere bedrijven. Bij een bruto productie <strong>van</strong> € 5,3 miljard worden de<br />
leveringen aan andere sectoren volgens de input-output-systematiek geschat op € 4,3<br />
miljard, oftewel 82 % <strong>van</strong> de productie.<br />
Tabel 2.7 Leveringen door andere bedrijfstakken aan creatieve sectoren (miljoenen euro’s; op<br />
basis <strong>van</strong> input-output-gegevens 1995)<br />
Leverende sector Enge definitie Ruime definitie<br />
Cultuur, recreatie, sport 842 1.600<br />
Ingenieurs en architecten 578 583<br />
Drukkerijen en uitgeverijen 477 742<br />
Rest zakelijke dienstverlening 367 261<br />
Overige bouw (met name<br />
installatie)<br />
317 325<br />
Radio en televisie 208 304<br />
Reclamebureaus 303 408<br />
Communicatie 226 474<br />
Overige zakelijke dienstverlening 152 234<br />
Exploitatie onroerend goed 113 188<br />
Overheid 106 125<br />
Overige bedrijfstakken 823 2.063<br />
Totaal leveringen <strong>van</strong> bedrijven 4.512 7.307<br />
Totale bruto productie creatieve<br />
sectoren a<br />
9.432 16.023<br />
Leveringen <strong>van</strong> bedrijven als %<br />
<strong>van</strong> bruto productie<br />
48 % 46 %<br />
a Inclusief voorraadmutaties, marges en leveringen aan de overheid<br />
Rele<strong>van</strong>t voor de <strong>economische</strong> uitstraling zijn ook de leveringen <strong>van</strong> andere bedrijven aan<br />
de creatieve bedrijfstakken en de <strong>reclame</strong>branche. In Tabel 2.7 is aangegeven welke<br />
bedrijfstakken goederen en diensten leveren aan de creatieve sectoren. <strong>Het</strong> blijkt dat elke<br />
euro productie door creatieve sectoren leidt tot 45 à vijftig cent extra productie in andere,<br />
toeleverende sectoren. <strong>Het</strong> betreft met name cultuur, recreatie en sport; ingenieurs en<br />
architecten; en drukkerijen en uitgeverijen. Deze andere sectoren nemen op hun beurt<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 23<br />
goederen en diensten af. Worden deze effecten gecumuleerd, komen daar nog tien tot<br />
veertig cent bij. <strong>Het</strong> totale (achterwaartse) effect <strong>van</strong> één euro extra productie in de<br />
creatieve bedrijfstakken is dan 55 tot negentig cent extra productie in andere bedrijfstakken.<br />
Dit is aanzienlijk meer dan het gemiddelde over alle bedrijfstakken, dat ongeveer op 15-<br />
20 % ligt.<br />
Voor de <strong>reclame</strong>branche zijn de achterwaartse effecten zelfs nog iets groter. De leveringen<br />
door andere sectoren aan <strong>reclame</strong>bureaus zijn voor het peiljaar 1995 beraamd op € 2,7 mld.<br />
Iedere euro productie in de <strong>reclame</strong>branche leidt dan tot een halve euro productie door<br />
directe leveringen. Door indirecte leveringen komt daar nog tien à vijftig cent bij, wat een<br />
totaal achterwaarts effect oplevert <strong>van</strong> 0,60 à één euro per euro productie. Uitgedrukt in<br />
banen -uitgaande <strong>van</strong> gelijke arbeidsproductiviteit in verschillende sectoren- betekent dit<br />
dat per honderd banen in de <strong>reclame</strong>branche zestig tot honderd banen worden gecreëerd in<br />
(direct of indirect) toeleverende bedrijfstakken. 8<br />
2.4 Conclusie<br />
De <strong>reclame</strong>bureaus vormen na de architectuur de grootste bloedgroep <strong>van</strong> de zogeheten<br />
creatieve bedrijfstakken. De <strong>reclame</strong>branche biedt in Nederland werk aan ruim 46.000<br />
mensen, 30.000 bij de <strong>reclame</strong>bureaus, de creatieve kern <strong>van</strong> de branche, en 16.000 in de<br />
overige <strong>reclame</strong>dienstverlening. Aldus zorgde de <strong>reclame</strong>branche in 2004 voor 0,61 % <strong>van</strong><br />
de werkgelegenheid, waarmee de Nederlandse <strong>reclame</strong>branche verrassend genoeg een<br />
sterkere relatieve positie heeft dan die in het Verenigd Koninkrijk. In vergelijking met de<br />
rest <strong>van</strong> de economie is de <strong>reclame</strong>branche de laatste jaren harder gegroeid, respectievelijk<br />
35 tegen 17 % tussen 1996 en 2004. Die sterke groei vond vooral plaats tot 2002. Sindsdien<br />
is het relatieve <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in termen <strong>van</strong> werkgelegenheid licht<br />
afgenomen.<br />
<strong>Het</strong> <strong>economische</strong> <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche beperkt zich echter niet tot de banen en<br />
de toegevoegde waarde binnen die branche. De leveringen door andere sectoren aan<br />
8 Een Amerikaans onderzoek Comprehensive Economic Impact of Advertising Expenditures (2004) dat veelvuldig de<br />
Amerikaanse pers heeft gehaald, becijfert dat maar liefst $ 5200 miljard aan <strong>economische</strong> activiteiten (20,5 %<br />
<strong>van</strong> de Amerikaanse economie) en 21 miljoen banen direct en indirect afhankelijk zijn <strong>van</strong> advertising. (Zie o.a.<br />
AAAA Bulletin, 2004.) Dit is echter het type analyse waarin de som der delen een veelvoud is <strong>van</strong> het geheel.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
24 HOOFDSTUK 2<br />
<strong>reclame</strong>bureaus, de zogeheten achterwaartse effecten, leiden bijvoorbeeld tot aanzienlijke<br />
uitstralingseffecten <strong>van</strong> de branche. Iedere euro productie in de <strong>reclame</strong>branche gaat<br />
gepaard met een totaal achterwaarts effect <strong>van</strong> 0,60 à één euro. Uitgedrukt in banen<br />
betekent dit dat per honderd banen in de <strong>reclame</strong>branche zestig tot honderd banen worden<br />
gecreëerd in (direct of indirect) toeleverende bedrijfstakken.<br />
Bovendien is de <strong>reclame</strong>branche zelf weer een uitermate <strong>belang</strong>rijke toeleverancier aan<br />
andere bedrijven in andere sectoren. Die leveringen <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche kenmerkten<br />
zich door conceptuele innovatie en esthetische waardecreatie, waar<strong>van</strong> het intellectuele<br />
eigendom lastig te beschermen is. Daardoor is de totale waarde <strong>van</strong> die creatieve productie<br />
waarschijnlijk hoger dan in de omzetstatistieken tot uitdrukking komt. Dat is een reden om<br />
extra aandacht te besteden aan de uitstralingseffecten <strong>van</strong> deze creatieve sector op de rest<br />
<strong>van</strong> de economie. Dat gebeurt in het volgende hoofdstuk.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 25<br />
3 <strong>Het</strong> lokale <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />
Uit het vorige hoofdstuk bleek dat de <strong>reclame</strong>branche een klein maar groeiend deel <strong>van</strong> de<br />
Nederlandse economie uitmaakt. Ook bleek dat <strong>van</strong> de creatieve innovatie in die sector ook<br />
andere bedrijven in andere sectoren profiteren. De <strong>reclame</strong>branche zorgt op die manier<br />
voor spill-overs <strong>van</strong> kennis en creativiteit. De verwachting is dus dat de aanwezigheid <strong>van</strong> een<br />
grote <strong>reclame</strong>branche in Nederland of Amsterdam zorgt voor meer <strong>economische</strong> groei in<br />
andere sectoren in Nederland of Amsterdam. <strong>Het</strong> internationale aanzien <strong>van</strong> met name de<br />
Amsterdamse <strong>reclame</strong>branche versterkt het vermoeden dat <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />
dergelijke uitstralingseffecten kunnen uitgaan op de economie <strong>van</strong> Nederland en haar<br />
regio’s.<br />
Een manier om dat te meten is de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in de verschillende<br />
Nederlandse steden in verband te brengen met de <strong>economische</strong> groei <strong>van</strong> die steden. Die<br />
analyse wordt in dit hoofdstuk uitgevoerd. Daarvoor wordt allereerst de regionale spreiding<br />
<strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in Nederland in kaart gebracht. Vestigen <strong>reclame</strong>ontwerpers zich<br />
inderdaad bij voorkeur in Amsterdam? En wat zijn daarvoor de redenen? Wat is het <strong>belang</strong><br />
<strong>van</strong> clusters <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>bureaus voor de lokale economie? En hoe ziet de positie <strong>van</strong><br />
Nederland er in de internationale concurrentiestrijd uit?<br />
3.1 Regionale verdeling <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />
Figuur 3.1 laat zien in welke gemeenten in Nederland de creatieve kern <strong>van</strong> de<br />
<strong>reclame</strong>branche (alleen code 74401 dus) zich concentreert. De donkerrode vlekken in de<br />
landkaart geven aan in welke Nederlandse gemeenten de werkgelegenheid in de<br />
<strong>reclame</strong>branche als aandeel <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid het grootst is.<br />
De <strong>reclame</strong>branche lijkt zich in Nederland inderdaad vooral te concentreren in de regio<br />
Amsterdam, het Gooi en Noord-Holland. Eigenlijk is de <strong>reclame</strong>branche langs de gehele<br />
A2-corridor meer dan gemiddeld vertegenwoordigd, vooral ook rond Eindhoven. Van de<br />
grotere gemeenten is de <strong>reclame</strong>branche in relatieve zin het best vertegenwoordigd in<br />
Amstelveen (2,6 % <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid), Amsterdam (1,0 %) en Hilversum<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
26 HOOFDSTUK 3<br />
(0,8 %). Ook in absolute zin staan die gemeenten in de top-10 <strong>van</strong> Nederland. Amsterdam<br />
voert die top-10 aan met ruim 4.500 banen in de creatieve kern <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche,<br />
gevolgd door Rotterdam (1500), Amstelveen (1080), Utrecht (1050) en Eindhoven (960).<br />
Figuur 3.1 Regionale verdeling <strong>reclame</strong>branche (alleen code 74401) als percentage <strong>van</strong> de<br />
totale werkgelegenheid<br />
0,82% - 3,42%<br />
0,64% - 0,82%<br />
0,50% - 0,64%<br />
0,42% - 0,50%<br />
0,38% - 0,42%<br />
0,34% - 0,38%<br />
0,30% - 0,34%<br />
0,27% - 0,30%<br />
0,24% - 0,27%<br />
0,22% - 0,24%<br />
0,19% - 0,22%<br />
0,18% - 0,19%<br />
0,15% - 0,18%<br />
0,12% - 0,15%<br />
0,09% - 0,12%<br />
0,00% - 0,09%<br />
Bron: LISA 2005, bewerking Stichting Atlas voor gemeenten / <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> onderzoek<br />
Tabel 3.1 bevestigt dat beeld: net als voor de totale creatieve sector is het relatieve <strong>belang</strong><br />
<strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche het grootst in de regio Amsterdam. Ook de groei <strong>van</strong> de<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET LOKALE BELANG VAN DE RECLAMEBRANCHE 27<br />
<strong>reclame</strong>branche is in de stad en de regio Amsterdam tussen 1996 en 2004 veel groter<br />
geweest dan in de rest <strong>van</strong> Nederland. Wel blijkt uit het bestand <strong>van</strong> de Kamers <strong>van</strong><br />
Koophandel dat het aantal nieuw gevestigde ondernemingen in de <strong>reclame</strong>branche in<br />
Amsterdam sinds 2000 fors is afgenomen (Van de Kamp 2003, p. 65).<br />
Tabel 3.1 Amsterdam, stad en ommeland, Randstad versus periferie: aandeel<br />
<strong>reclame</strong>branche en totale creatieve sector als percentage <strong>van</strong> de totale<br />
werkgelegenheid en de toename <strong>van</strong> dat aandeel (1996-2004)<br />
CREATIEVE SECTOR TOTAAL RECLAMEBRANCHE (74401)<br />
1996 2004 1996 2004<br />
Amsterdam (stad) 2,87 % 4,08 % 0,80 % 0,98 %<br />
Stad (31 kernsteden) 1,91 % 2,29 % 0,39 % 0,48 %<br />
Ommeland<br />
steden)(niet-<br />
1,65 % 1,80 % 0,32 % 0,35 %<br />
Regio Amsterdam 9<br />
2,54 % 3,38 % 0,72 % 0,85 %<br />
Randstad 2,07 % 2,36 % 0,48 % 0,52 %<br />
Rest Nederland 1,48 % 1,71 % 0,24 % 0,31 %<br />
Nederland 1,77 % 2,02 % 0,35 % 0,40 %<br />
stad = de 31 kernsteden <strong>van</strong> Nederland (Gebaseerd op Van Oort, 2002)<br />
ommeland = de rest <strong>van</strong> Nederland (exclusief de 31 kernsteden)<br />
randstad = Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht<br />
rest Nederland = Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Zeeland<br />
Bron: Lisa/CBS, bewerking Atlas voor gemeenten<br />
Uit figuur 3.2 blijkt dat <strong>van</strong> de grote steden met name Utrecht in opkomst is als<br />
vestigingsplaats voor de <strong>reclame</strong>branche. De groei in Rotterdam is vergelijkbaar met die in<br />
Amsterdam. <strong>Het</strong> relatieve <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in Den Haag neemt juist af. Maar<br />
zowel in relatieve zin als vooral in absolute zin blijft Amsterdam op eenzame hoogte staan<br />
als vestigingsplaats voor de <strong>reclame</strong>branche.<br />
9 COROP-regio Groot-Amsterdam: Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam,<br />
Graft-De Rijp, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland,<br />
Zee<strong>van</strong>g.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
28 HOOFDSTUK 3<br />
Figuur 3.2 Om<strong>van</strong>g <strong>reclame</strong>sector in de vier grote steden en de regio Amsterdam als<br />
percentage <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid, 1996-2004<br />
1,2%<br />
1,0%<br />
0,8%<br />
0,6%<br />
0,4%<br />
0,2%<br />
0,0%<br />
1996 1998 2000 2002 2004<br />
Bron: Lisa/CBS, bewerking Atlas voor gemeenten<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
Amsterdam<br />
Groot-<br />
Amsterdam<br />
Utrecht<br />
Rotterdam<br />
Den Haag<br />
De creatieve kern <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche (code 74401) blijkt zich voornamelijk in steden te<br />
vestigen. In de 31 Nederlandse kernsteden zorgt de <strong>reclame</strong>branche voor 0,48 % <strong>van</strong> de<br />
werkgelegenheid, buiten die steden is dat 0,35 % (zie tabel 3.1). Ook in de stad Amsterdam<br />
is zowel het aandeel als de groei <strong>van</strong> de werkgelegenheid in de <strong>reclame</strong>branche groter dan<br />
in de regio.<br />
Uit onderzoek naar nieuwe vestigingen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>bureaus blijkt dat de binnensteden de<br />
meest populaire vestigingslocaties voor de <strong>reclame</strong>branche zijn. Maar ook andere<br />
interessante woonwijken in Amsterdam, zoals de eilanden en delen <strong>van</strong> Amsterdam-Zuid,<br />
blijken populair te zijn bij de <strong>reclame</strong>branche. De verklaring hiervoor is dat de meeste<br />
nieuwe bedrijven in de <strong>reclame</strong>branche <strong>van</strong>uit het huis <strong>van</strong> de oprichter worden gestart<br />
(Van de Kamp 2003).<br />
3.2 Reclamebranche en regionaal-<strong>economische</strong> groei<br />
In Nederland worden producten als de Senseo-koffiemachine en de BeerTender thuistap<br />
als voorbeeld gezien <strong>van</strong> het <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de creatieve sector: creatieve designers en
HET LOKALE BELANG VAN DE RECLAMEBRANCHE 29<br />
<strong>reclame</strong>makers die traditionele industriële bedrijven stimuleren tot productinnovatie en die<br />
vervolgens ook aan de man weten te brengen. Op die manier lijkt creatieve innovatie <strong>van</strong><br />
technisch-ontwerpers, <strong>reclame</strong>ontwerpers en bedenkers <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>concepten uitstraling te<br />
hebben op bedrijven in andere sectoren in de stad, de regio of het land. Bedrijven in andere<br />
sectoren voegen, zo is de gedachte, als gevolg <strong>van</strong> de nabijheid <strong>van</strong> creatieve clusters<br />
esthetische en symbolische waarde toe aan hun product. Dit leidt tot meer winst en<br />
uiteindelijk ook tot meer werkgelegenheid.<br />
De <strong>economische</strong> veronderstelling is dat clustering <strong>van</strong> creatieve bedrijfstakken zoals de<br />
<strong>reclame</strong>branche een spin off voor de hele lokale en regionale economie teweegbrengt (Scott,<br />
2000). Clusters <strong>van</strong> creatieve bedrijfstakken leveren in die visie kennis- en creativiteitsspillovers<br />
op. Door die spillovers kan de productiviteit in andere sectoren dan de<br />
<strong>reclame</strong>branche zelf worden gestimuleerd (zie ook Porter, 1990).<br />
Als de creatieve bedrijven zich concentreren (clusters), dan zouden dus niet alleen de<br />
creatieve bedrijfstakken zelf daar<strong>van</strong> moeten profiteren, maar ook de bedrijven in de<br />
andere sectoren. In deze paragraaf worden de resultaten beschreven <strong>van</strong> kwantitatief<br />
onderzoek. Daarin is onderzocht welk effect de aanwezigheid <strong>van</strong> creatieve bedrijfstakken<br />
in het algemeen en de <strong>reclame</strong>branche in het bijzonder heeft op de totale<br />
werkgelegenheidsontwikkeling in Nederlandse gemeenten. De analyse is uitgevoerd met<br />
een cross-sectie-analyse met meervoudige modellen met zo veel mogelijk variabelen die de<br />
verschillen in werkgelegenheidsgroei tussen Nederlandse gemeenten kunnen verklaren. 10<br />
Door met zo veel mogelijk factoren rekening te houden, wordt optimaal gegarandeerd dat<br />
een eventueel werkgelegenheidseffect <strong>van</strong> de creatieve sector of de <strong>reclame</strong>branche<br />
exclusief aan die sectoren is toe te schrijven. De resultaten <strong>van</strong> de modelschattingen staan<br />
in Tabel 3.2.<br />
10 Zie voor een uitgebreide beschrijving <strong>van</strong> de gebruikte modelspecificaties en controlevariabelen: Marlet en Van<br />
Woerkens (2004a).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
30 HOOFDSTUK 3<br />
Tabel 3.2 Clustering <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche als verklaring voor totale werkgelegenheidsgroei<br />
(1994-2004)<br />
TOTALE WERKGELEGENHEIDSGROEI<br />
1994-2004<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
STANDAARDMODEL ZONDER AMSTERDAM<br />
Reclamebranche + 0<br />
steekproef (N) 31 30<br />
verklaringskracht (Adj. R2) 39,52 39,39<br />
Creatieve sector totaal<br />
(enge definitie)<br />
+ 0<br />
steekproef (N) 31 30<br />
verklaringskracht (Adj. R2) 41,20 41,15<br />
+ = positief significant <strong>van</strong> invloed (met minimaal 95 % waarschijnlijkheid)<br />
0 = geen invloed<br />
- = negatief significant <strong>van</strong> invloed<br />
De regressieanalyses zijn uitgevoerd voor de 31 zogeheten kernsteden (K31). 11<br />
De regressieanalyses zijn uitgevoerd met meervoudige modellen, met verschillende modelspecificaties met<br />
steeds wisselende combinaties <strong>van</strong> controlevariabelen. In deze tabel is alleen het significantieniveau voor de<br />
creatieve bedrijfstakken uit het meest robuuste model gepresenteerd, alsmede de totale verklaringskracht <strong>van</strong><br />
het bijbehorende meervoudige model (Adj. R 2 ). Overigens blijven de conclusies in de alternatieve modellen<br />
ongewijzigd.<br />
De uitkomsten uit de modelschattingen laten zien dat clustering <strong>van</strong> de totale creatieve<br />
sector en <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche afzonderlijk positief significant <strong>van</strong> invloed zijn op de<br />
totale werkgelegenheidsgroei in Nederlandse steden. Alleen komt dat effect volledig voor<br />
rekening <strong>van</strong> Amsterdam.<br />
Als Amsterdam uit de steekproef wordt gehaald, blijkt dat de aanwezigheid <strong>van</strong> de<br />
<strong>reclame</strong>branche en de totale creatieve sector geen significante verklaring meer te bieden<br />
voor de lokale werkgelegenheidsgroei. Blijkbaar zijn creatieve bedrijven dus niet<br />
doorslaggevend voor de verschillen in concurrentiepositie tussen Nederlandse steden, maar<br />
alleen voor het verschil tussen de <strong>economische</strong> positie <strong>van</strong> Amsterdam ten opzichte <strong>van</strong> de<br />
rest <strong>van</strong> Nederland.<br />
<strong>Het</strong> is natuurlijk ook denkbaar dat de nabijheid <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>clusters in de regio en in de rest<br />
<strong>van</strong> Nederland (en dus niet enkel in de stad zelf, zoals in de analyse hierboven) een positief<br />
11 Op basis <strong>van</strong> Van Oort (2002). Overigens zijn geen schattingen gedaan voor alle Nederlandse gemeenten,<br />
omdat daarvoor onvoldoende data beschikbaar zijn.
HET LOKALE BELANG VAN DE RECLAMEBRANCHE 31<br />
effect heeft op de andere sectoren in een bepaalde stad. Daarom zijn dezelfde analyses<br />
uitgevoerd met het zogenoemde regionaal gewogen gemiddelde <strong>van</strong> het aandeel bedrijven<br />
uit de <strong>reclame</strong>branche. De aanname is dan dat alle regio’s in Nederland profiteren <strong>van</strong> de<br />
<strong>reclame</strong>sector in Amsterdam, maar dichtbijgelegen regio’s meer dan verder weg gelegen<br />
regio’s. Die nabijheid <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>clusters bleek echter geen significante verklaring te<br />
bieden voor de lokale werkgelegenheidsgroei.<br />
Kennelijk is het uitstralingseffect <strong>van</strong> de creatieve sector in totaal en <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />
in het bijzonder een lokaal fenomeen, dat zich in Nederland beperkt tot Amsterdam. Want<br />
niet alleen concentreert de succesvolle <strong>reclame</strong>branche zich voornamelijk in de hoofdstad,<br />
ook lijkt de aanwezigheid <strong>van</strong> die creatieve bedrijfstakken in Amsterdam de vestiging en<br />
groei <strong>van</strong> bedrijven in andere sectoren te stimuleren. In een eerdere studie werd al<br />
aangetoond dat ook alleen in Amsterdam de aanwezigheid <strong>van</strong> kunstenaars een verklaring<br />
biedt voor lokale <strong>economische</strong> groei (Marlet en Van Woerkens, 2004a). Die resultaten<br />
sluiten goed aan bij internationale studies, waaruit blijkt dat de creatieve sector zich sterk<br />
concentreert in enkele hotspots, zoals Londen in het Verenigd Koninkrijk (GLA<br />
Economics, 2002&2004). Die hotspots zijn in internationale netwerken met elkaar<br />
verbonden zijn, en concurreren met elkaar.<br />
3.3 Internationale faam<br />
In dat internationale netwerk neemt de Amsterdamse <strong>reclame</strong>branche een speciale plek in.<br />
Ze heeft, naast architect Rem Koolhaas, televisieproducent EndeMol, modeontwerpers<br />
Victor en Rolf en Dutch Design, de Nederlandse creatieve sector internationaal op de kaart<br />
gezet.<br />
De internationale faam <strong>van</strong> de Nederlandse <strong>reclame</strong>sector blijkt bijvoorbeeld uit de<br />
behaalde internationale prijzen. De ‘Lions d’Or’, de gouden leeuw, die jaarlijks op een<br />
festival in Cannes worden uitgereikt, is de <strong>belang</strong>rijkste internationale prijs voor de<br />
<strong>reclame</strong>branche. In 2003 kreeg Nederland zes gouden leeuwen. In 2004 bleken de<br />
Nederlandse inzendingen ook succesvol: met tien gouden leeuwen bezette Nederland de<br />
derde plaats, achter de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. <strong>Het</strong> bureau 180<br />
Communications werd gekozen tot het op twee-na-beste bureau ter wereld. Over meerdere<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
32 HOOFDSTUK 3<br />
jaren bekeken is de Nederlandse <strong>reclame</strong>sector een subtopper, achter de grootmachten <strong>van</strong><br />
de Verenigde Staten en Groot-Brittannië (Uit: Kloosterman, 2005).<br />
Uit hoofdstuk 2 bleek dat de groei <strong>van</strong> de Nederlandse <strong>reclame</strong>branche voor een deel<br />
voortkomt uit stijgende export. Verschillende in Nederland gevestigde <strong>reclame</strong>bureaus<br />
hebben dan ook een sterke positie in het internationale <strong>reclame</strong>netwerk. Bureaus als<br />
Wieden + Kennedy, 180 Communications, StrawberryFrog, Springer & Jacoby en Cayenne<br />
zijn in Amsterdam gevestigd en werken allemaal grotendeels voor internationale<br />
opdrachtgevers. Zij concurreren dan ook voornamelijk met bureaus uit steden als Parijs en<br />
Londen, maar ook uit Buenos Aires en Bangkok. Overigens moet die internationalisering<br />
ook weer niet overdreven worden, want een groot deel <strong>van</strong> de Nederlandse <strong>reclame</strong>bureaus<br />
werkt nog voornamelijk voor nationale opdrachtgevers. En is zelfs huiverig voor de<br />
internationale markt, zo bleek tijdens een bijeenkomst <strong>van</strong> de VEA in juni dit jaar. 12<br />
Die internationale faam <strong>van</strong> de Nederlandse <strong>reclame</strong>branche straalt dus vooral af op de<br />
hoofdstad. Van de Nederlandse steden speelt alleen Amsterdam een serieuze rol in de<br />
concurrentie met andere creatieve hotspots in Europa zoals Londen, Berlijn en Parijs. De<br />
Amsterdamse economie profiteert in de concurrentiestrijd met andere Europese steden dus<br />
<strong>van</strong> de faam <strong>van</strong> zijn creatieve sector, met de <strong>reclame</strong>branche als een <strong>van</strong> de <strong>belang</strong>rijkste<br />
speerpunten. 13 En de Nederlandse economie profiteert op haar beurt weer <strong>van</strong> het aanzien<br />
<strong>van</strong> Amsterdam als vestigingsplaats voor creatieve bedrijven in de <strong>reclame</strong>branche. De<br />
aantrekkingskracht <strong>van</strong> Amsterdam op internationaal opererende bedrijven in de creatieve<br />
sector is dus niet alleen <strong>van</strong> <strong>belang</strong> voor Amsterdam zelf, maar voor de hele Nederlandse<br />
economie. Op die aantrekkingskracht <strong>van</strong> Amsterdam op creatieven wordt in de volgende<br />
paragraaf verder ingegaan.<br />
3.4 Woonklimaat als vestigingsfactor<br />
De <strong>reclame</strong>branche concentreert zich in Nederland dus in en om Amsterdam, en ook het<br />
aantoonbare lokale <strong>economische</strong> uitstralingseffect beperkt zich tot de Amsterdamse<br />
<strong>reclame</strong>branche. Uit empirisch onderzoek naar de vestigingsfactoren <strong>van</strong> de creatieve<br />
12 Adformatie, 23 juni 2005.<br />
13 Om dat empirisch te kunnen bewijzen, zou echter een internationale cross-sectie-analyse nodig zijn en die gaat<br />
de reikwijdte <strong>van</strong> dit onderzoek te boven.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET LOKALE BELANG VAN DE RECLAMEBRANCHE 33<br />
bedrijfstakken in Nederland blijkt dat die zich enerzijds vestigen in de buurt <strong>van</strong> potentiële<br />
opdrachtgevers in de financiële dienstverlening en de industrie14 en anderzijds daar waar<br />
een creatieve hoogopgeleide bevolking woont (Marlet en Van Woerkens, 2005).<br />
Dat empirische resultaat sluit aan bij moderne <strong>economische</strong> theorieën die het <strong>economische</strong><br />
<strong>belang</strong> <strong>van</strong> een grote creatieve bevolking voor een stad benadrukken. Mede door het boek<br />
<strong>van</strong> Florida, The rise of the creative class (2002) is er veel aandacht voor het <strong>economische</strong><br />
<strong>belang</strong> <strong>van</strong> een grote ‘creatieve klasse’. Die creatieve klasse zou goed zijn voor de lokale<br />
economie, omdat die een creatief en productief arbeidspotentieel vormt voor bedrijven, en<br />
mensen uit de creatieve klasse eerder geneigd zijn een nieuw bedrijf te starten, en<br />
bovendien meer geld uitgeven in de lokale economie.<br />
Ook in Nederland blijkt een grote creatieve klasse niet alleen <strong>van</strong> <strong>belang</strong> voor de vestiging<br />
<strong>van</strong> bedrijven in de creatieve sector, maar ook voor de totale stedelijke economie. Uit een<br />
recente studie blijkt dat de werkgelegenheid in Nederlandse steden de laatste tien jaar<br />
harder is gegroeid in steden met een grote creatieve klasse dan in steden waar minder<br />
creatieve mensen wonen (Marlet en Van Woerkens, 2004b). In figuur 3.3 is dat verband<br />
gestileerd grafisch weergegeven.<br />
Die creatieve klasse blijkt vervolgens weer vooral te gaan wonen in steden met een<br />
historische binnenstad, en een groot en gevarieerd cultureel aanbod (Marlet en Van<br />
Woerkens, 2005). De creatieve klasse hecht veel waarde aan esthetiek (Florida 2002). Die<br />
hang naar esthetiek komt bij mensen uit die creatieve klasse dan ook tot uiting in specifieke<br />
voorkeuren voor de woonplek, met veel cultuur en historiciteit dus.<br />
14 Ook het omgekeerde verband kan natuurlijk voorkomen: potentiële opdrachtgevers die zich graag bij creatieve<br />
toeleveranciers vestigen. Bij de verplaatsing <strong>van</strong> het hoofdkantoor <strong>van</strong> Philips naar Amsterdam heeft dit naar<br />
verluidt een rol gespeeld.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
34 HOOFDSTUK 3<br />
Figuur 3.3 Hoe groter de creatieve klasse, hoe meer werkgelegenheidsgroei (vijftig grootste<br />
gemeenten <strong>van</strong> Nederland)<br />
40%<br />
30%<br />
20%<br />
10%<br />
0%<br />
-10%<br />
-20%<br />
groei<br />
werkgelegenheid (%)<br />
(1994-2003)<br />
gecorrigeerd voor<br />
andere significant<br />
verklarende indicatoren<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
t-statistic: 7,9<br />
aandeel creatieve klasse (1994)<br />
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35%<br />
Bron: Marlet en Van Woerkens (2004a)<br />
Omdat de aanwezigheid <strong>van</strong> een grote creatieve klasse weer een <strong>belang</strong>rijke vestigingsfactor<br />
vormt voor creatieve bedrijven, spelen die woonvoorkeuren <strong>van</strong> de creatieve klasse dus<br />
ook een <strong>belang</strong>rijke rol bij de vestigingsbeslissing <strong>van</strong> creatieve bedrijven. En zo zijn de<br />
woonwensen <strong>van</strong> creatieve <strong>reclame</strong>makers naar verwachting dus indirect <strong>van</strong> groot <strong>belang</strong><br />
voor de vestigingsplaatsbeslissing <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>bureaus. Daarom is vooral Amsterdam met<br />
zijn culturele rijkdom en historiciteit naar verwachting in trek bij <strong>reclame</strong>ontwerpers, en dus<br />
bij <strong>reclame</strong>bureaus. 15<br />
De genoemde empirische analyse naar de vestigingsfactoren <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken<br />
en de woonvoorkeuren <strong>van</strong> creatieve mensen had betrekking op de verschillen tussen<br />
steden in Nederland. Maar culturele en esthetische factoren zullen naar verwachting ook<br />
een <strong>belang</strong>rijke rol spelen bij de internationale concurrentiepositie <strong>van</strong> Amsterdam.<br />
15 Adweek schreef op 12 oktober 2002 dat Amsterdam de meest geliefde vestigingsplaats was bij internationale<br />
<strong>reclame</strong>bureaus, <strong>van</strong>wege de creatieve sfeer, ongedwongen werkverhoudingen, het culturele aanbod en de<br />
diversiteit <strong>van</strong> werkplekken.
HET LOKALE BELANG VAN DE RECLAMEBRANCHE 35<br />
Volgens een directeur <strong>van</strong> een groot internationaal <strong>reclame</strong>bureau is Amsterdam ‘fantastic<br />
from a cultural perspective, both in creative terms and lifestyle. You can walk from the red-light district to<br />
the area around the beautiful Van Gogh museum, where we are, and you feel a kind of energy, light and<br />
opportunity as you move throughout the city" (Op. Cit. Kloosterman, 2005). Ook Alex Melvin <strong>van</strong><br />
<strong>reclame</strong>bureau 180 Communications bleek tijdens een bijeenkomst <strong>van</strong> de VEA in juni dit<br />
jaar enthousiast over het woon- en vestigingsklimaat in Amsterdam: “we sell attractiveness”,<br />
Alhoewel hij ook vindt dat Amsterdam meer en meer op andere steden begint te lijken: “In<br />
de jaren ’90 leefde Nederland in een droom, die is de laatste jaren uiteen gespat”.<br />
Net als bijvoorbeeld Londen, wil ook Amsterdam graag uitgroeien tot de creatieve<br />
hoofdstad <strong>van</strong> Europa. Met zijn twee grote universiteiten, Schiphol en de haven, vele<br />
instellingen voor cultuur en entertainment en vooral de bekendheid als de stad met vele<br />
talen en culturen waar dingen kunnen die nergens anders kunnen, zoals vrijplaatsen voor<br />
krakers en kunstenaars, de Gay Parade en de wallen, heeft de stad zeker potentie als<br />
creatieve stad (Op. cit. Hodes, 2005). Meer dan de helft <strong>van</strong> de nieuwe stedelingen en<br />
westerse allochtonen blijkt het aanbod <strong>van</strong> kunst en cultuur, het imago <strong>van</strong> de stad en het<br />
type mensen dat in de stad woont, <strong>belang</strong>rijke redenen te vinden om naar Amsterdam te<br />
verhuizen. Creatieve ondernemers roemen naast de historische binding met de stad ook de<br />
centrale ligging, de voorzieningen om mensen te kunnen ontmoeten, kunst en cultuur en<br />
een prettige verblijfsomgeving als <strong>belang</strong>rijke factoren (Hodes, 2005 en Van de Kamp<br />
2003).<br />
Maar er zijn ook risico’s. Zo blijkt het zeer moeilijk te zijn om bijvoorbeeld buitenlandse<br />
<strong>reclame</strong>makers naar Nederland te krijgen. Die moeten bij wijze <strong>van</strong> spreken eerst 400 uur<br />
Nederlandse les volgen. Ook Tom Kniesmeijer, strategisch directeur <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>bureau<br />
PPGHJWT, ergert zich aan de veranderingen in de Amsterdamse samenleving. “We zijn te<br />
veel bezig elkaar naar de keel te vliegen of met de discussies over de vraag hoeveel Marokkanen we het land<br />
uit zullen zetten. Nederland is zich aan het sluiten. In dit klimaat is het erg moeilijk talent aan te<br />
trekken”.<br />
<strong>Het</strong> stricte migratiebeleid <strong>van</strong> de laatste jaren lijkt dus negatieve neveneffecten te hebben<br />
voor de creatieve economie in Nederland. <strong>Het</strong> kabinet onderkent in de beleidsbrief Ons<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
36 HOOFDSTUK 3<br />
creatieve vermogen (2005, p. 23) dat het aantrekken <strong>van</strong> buitenlandse kenniswerkers vaak<br />
problematisch is. Een oplossing daarvoor wordt evenwel niet geboden.<br />
Zo’n oplossing lijkt nodig, want juist een tolerant vestigingsklimaat is volgens Richard<br />
Florida de aller<strong>belang</strong>rijkste reden voor creatieve mensen om zich in een bepaalde stad te<br />
willen vestigen. Alleen steden die tolerant zijn en open staan voor mensen <strong>van</strong><br />
verschillende afkomst, en voor afwijkende denkbeelden en uiterlijkheden, zullen volgens<br />
hem in de toekomst in staat zijn om creatieve talenten aan te trekken, om daarmee de<br />
creatieve economie te laten bloeien (Florida 2005).<br />
<strong>Het</strong> lijkt erop dat Nederland op dit punt terrein aan het verliezen is. Voor het eerst sinds<br />
ten minste vier eeuwen lijkt de Nederlandse economie niet langer te kunnen vertrouwen op<br />
tolerantie als handelsmerk. En daar<strong>van</strong> ondervindt naar verwachting vooral de creatieve<br />
sector in Nederland de meeste hinder, en dus ook de <strong>reclame</strong>branche. Want juist voor<br />
dergelijke internationaal georiënteerde, creatieve bedrijven speelt een aantrekkelijke,<br />
tolerante woonomgeving een <strong>belang</strong>rijke rol bij de vestigingsbeslissing.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 37<br />
4 De economie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong><br />
De voorgaande hoofdstukken bespraken de <strong>economische</strong> betekenis en rol <strong>van</strong> de<br />
<strong>reclame</strong>branche. Dit hoofdstuk gaat in op de <strong>economische</strong> betekenis <strong>van</strong> de producten die<br />
de branche voortbrengt.<br />
Daarbij wordt eerst gekeken naar de uitgaven die worden gedaan om producten en diensten<br />
via advertenties, pop-ups, billboards, <strong>reclame</strong>spots, direct mail, et cetera onder de aandacht<br />
<strong>van</strong> de consument te brengen. Deze ‘profileringskosten’ staan los <strong>van</strong> de kosten die door<br />
<strong>reclame</strong>bureaus aan aanverwante bedrijven gerekend worden voor het ontwikkelen <strong>van</strong> de<br />
<strong>reclame</strong> zelf.<br />
De verhouding tussen de ‘ontwikkelingskosten’ en de ‘profileringskosten’ verschillen sterk<br />
tussen de diverse media en podia. Zo zijn de profileringskosten <strong>van</strong> een <strong>reclame</strong>spot in de<br />
rust <strong>van</strong> een <strong>belang</strong>rijke voetbalinterland zeer hoog. Zij vormen een vergoeding voor de<br />
schaarste <strong>van</strong> een dergelijk kostbaar communicatiemoment. Ook de advertentietarieven in<br />
gedrukte media staan in geen verhouding tot de kosten om een advertentie op te nemen en<br />
vormen een beloning voor de schaarste <strong>van</strong> de advertentieruimte in relatie tot het bereik<br />
er<strong>van</strong>. <strong>Het</strong> andere uiterste zijn spam en direct mail, waar (behalve de kosten <strong>van</strong> een<br />
adressenbestand) geen schaarstepremie hoeft te worden betaald om de klant te bereiken en<br />
alle kosten productiekosten zijn.<br />
Voor de <strong>economische</strong> interpretatie is dit onderscheid tussen productie- en<br />
profileringskosten zinvol. De productiekosten vormen grosso modo de inkomsten <strong>van</strong> de<br />
<strong>reclame</strong>branche en aanverwante bedrijfstakken zoals die in de vorige hoofdstukken zijn<br />
gedefinieerd. De plaatsingskosten of profileringskosten daarentegen, vormen de inkomsten<br />
<strong>van</strong> de media en podia die de <strong>reclame</strong> en andere communicatie-uitingen ‘verspreiden’.<br />
Omdat daar nauwelijks directe kosten voor deze verspreiders tegenover staan, zijn deze<br />
bedragen welvaarteconomisch te beschouwen als een overdracht. Paragraaf 4.2 onderzoekt<br />
het <strong>belang</strong> <strong>van</strong> deze overdrachten voor die ‘verspreiders’. Paragraaf 4.3 gaat in op de<br />
effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de omzet <strong>van</strong> de adverteerder en de gehele economie.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
38 HOOFDSTUK 4<br />
4.1 Bestedingen<br />
Om een beeld te krijgen <strong>van</strong> de uitgaven die gedaan worden om producten en diensten<br />
onder de aandacht <strong>van</strong> de consument te brengen, kijkt deze paragraaf naar de<br />
<strong>reclame</strong>bestedingen in al zijn vormen. Er wordt nogal eens gezegd dat in Nederland<br />
jaarlijks ongeveer vier miljard euro aan <strong>reclame</strong> wordt uitgegeven. Dit is echter niet wat er<br />
totaal aan <strong>reclame</strong> besteed wordt, het zijn alleen de mediabestedingen die dan genoemd<br />
worden (zoals de inkoop <strong>van</strong> zendtijd op radio en tv en advertentieruimte in de krant).<br />
Maar <strong>reclame</strong> is meer dan de <strong>reclame</strong>spotjes op tv of billboards langs de weg. Zo kan de<br />
sponsoring <strong>van</strong> Ajax door ABN Amro of het plaatsen <strong>van</strong> producten in film en tvprogramma’s<br />
(zoals de Pringles die vaak in Goede Tijden Slechte Tijden worden gegeten), ook<br />
tot de <strong>reclame</strong>bestedingen worden gerekend. Weliswaar gaat het om andere vormen <strong>van</strong><br />
marketing, maar zeker gezien de opkomst <strong>van</strong> de geïntegreerde marketingcommunicatie<br />
mogen deze zaken niet buiten beschouwing worden gelaten.<br />
In de komende subparagrafen wordt dan ook getracht een completer beeld te geven <strong>van</strong> de<br />
totale <strong>reclame</strong>bestedingen, door naast de mediabestedingen ook direct marketing en huisaan-huis-<strong>reclame</strong>,<br />
sponsoring en product placement te beschrijven.<br />
4.1.1 Direct marketing & huis aan huis <strong>reclame</strong><br />
Verschillende vormen <strong>van</strong> marketing vallen onder direct marketing. Zo behoort de<br />
geadresseerde catalogus <strong>van</strong> Ikea ertoe (direct mail), de telefoontjes <strong>van</strong><br />
energiemaatschappijen onder etenstijd (telemarketing) en de <strong>reclame</strong>s op tv of in de krant<br />
die een responsemechanisme bevatten waardoor de consument rechtstreeks contact op kan<br />
nemen met de adverteerder (d.m.v. een telefoonnummer, coupon of webadres). Ook<br />
persoonlijke verkoop door een vertegenwoordiger of verkoper valt er onder. Al deze<br />
vormen <strong>van</strong> marketing zijn terug te vinden in de algemene definitie: bij direct marketing<br />
worden directe responsuitingen gebruikt, de consument wordt direct benaderd, diens naam<br />
wordt opgeslagen, informatie over hem/haar wordt in een database opgenomen en er<br />
wordt een relatie met deze persoon onderhouden om de verkopen en winst te verhogen<br />
(Stan Rapp, 1988).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ECONOMIE VAN RECLAME 39<br />
Maar niet alle zaken die onder direct marketing vallen kunnen ook tot de<br />
<strong>reclame</strong>bestedingen gerekend worden. Zo is de verkoop via telemarketing geen <strong>reclame</strong>,<br />
maar het productmonster of de folder die in een tijdschrift gestoken is wel. De<br />
advertenties/spotjes die een response mechanisme bevatten zijn ook <strong>reclame</strong>, maar worden<br />
al meegerekend via de mediabestedingen.<br />
Er bestaat ook een vorm <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> die veel op direct marketing lijkt maar het net niet is:<br />
de <strong>reclame</strong>folders die (ongeadresseerd) huis aan huis bezorgd worden.<br />
Bij de berekening <strong>van</strong> de mediabestedingen in BBC/VEA wordt zowel geadresseerde als<br />
niet-geadresseerde <strong>reclame</strong> meegenomen, onder de noemer ‘rechtstreekse <strong>reclame</strong>’. In 2004<br />
was dit wegens een gebrek aan data niet het geval, maar in 2003 zou er € 724 miljoen aan<br />
de verspreiding <strong>van</strong> rechtstreekse <strong>reclame</strong> zijn uitgegeven. In 2002 bedroeg dit € 760<br />
miljoen. 16 Meer recente data zijn niet vrij toegankelijk, maar wel bekend is dat het <strong>belang</strong><br />
<strong>van</strong> deze <strong>reclame</strong>vorm voor adverteerders is toegenomen. Zo zou het percentage <strong>van</strong> het<br />
marketingbudget dat aan direct marketing wordt besteed, volgens een onderzoek onder de<br />
500 grootste Nederlandse investeerders, de laatste jaren zijn toegenomen tot 26 % (wat<br />
overigens (nog) niet is op te maken uit openbaar cijfermateriaal). Volgens de onderzoekers<br />
zal dit percentage de komende jaren verder stijgen, met name doordat er steeds meer<br />
gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> e-mail, search engine marketing en sms-marketing (wat tot <strong>reclame</strong><br />
gerekend kan worden). 17 Hoeveel er <strong>van</strong>daag de dag precies aan rechtstreekse <strong>reclame</strong><br />
(geadresseerde en ongeadresseerde) wordt besteed is dus niet duidelijk, wel dat het<br />
waarschijnlijk hoger ligt dan de 742 miljoen <strong>van</strong> 2003. En dat het daarmee een aanzienlijk<br />
deel is <strong>van</strong> de totale <strong>reclame</strong>-uitgaven in Nederland.<br />
4.1.2 Sponsoring<br />
In 2003 werd er wereldwijd 26,2 miljard dollar aan sponsoring uitgegeven, terwijl er in 1984<br />
‘nog maar’ 2 miljard dollar aan deze vorm <strong>van</strong> marketing werd besteed. In minder dan 20<br />
jaar tijd zijn de sponsoruitgaven dus verdertienvoudigd. Ook het relatieve <strong>belang</strong> <strong>van</strong><br />
sponsoring in het totale marketing- en communicatiebudget <strong>van</strong> ondernemingen is sterk<br />
16 De integrale kosten <strong>van</strong> geadresseerde en ongeadresseerde <strong>reclame</strong>, dus inclusief de productiekosten, bedragen<br />
een veelvoud hier<strong>van</strong> (ruim € 2 miljard).<br />
17 Mail Media (2005).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
40 HOOFDSTUK 4<br />
toegenomen (Sponsor Magazine, 2003). Sponsoring wordt gezien als een relatief voordelige<br />
manier <strong>van</strong> profilering. De literatuur over de werking <strong>van</strong> sponsoring is echter vrij beperkt<br />
en ligt ver achter bij het onderzoek naar de werking <strong>van</strong> bijvoorbeeld tv-<strong>reclame</strong>. Ondanks<br />
de sterke groei <strong>van</strong> de sponsorbudgetten is er dus nog weinig bekend over de effecten <strong>van</strong><br />
sponsoring.<br />
Ook in Nederland is het sponsorbudget de afgelopen jaren gegroeid. Zo ook de<br />
verscheidenheid aan gesponsorde activiteiten, zoals te zien is in Figuur 4.1. Bij elkaar<br />
opgeteld wordt er in 2005 naar verwachting circa € 800 miljoen aan sponsoring uitgegeven.<br />
Sport sleept nog altijd het grootste deel <strong>van</strong> de sponsorbudgetten binnen. Maatschappelijke<br />
sponsoring begint steeds <strong>belang</strong>rijker te worden, in 2005 steeg het aandeel <strong>van</strong> 9,5 naar<br />
12,5 %. Een vijfde deel <strong>van</strong> de bedrijven denkt dat dit aandeel in de toekomst verder zal<br />
stijgen (Sponsor Magazine, 2005). Een voorbeeld <strong>van</strong> deze vorm <strong>van</strong> sponsoring is de Van<br />
Gogh-museumbus door de Rabobank, waarmee scholen een betaalbaar en educatief<br />
schoolreisje wordt geboden. (Van den Dungen, 2005). Via deze vorm <strong>van</strong> sponsoring<br />
kunnen bedrijven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid uiten. Een ander voorbeeld is<br />
de sponsoring door Vodafone <strong>van</strong> de Stichting Sam, die therapie aanbiedt voor kinderen<br />
met een autistische handicap en het syndroom <strong>van</strong> Down.<br />
Figuur 4.1 Verdeling <strong>van</strong> het totale sponsorbudget<br />
12,5%<br />
13,5%<br />
8,5%<br />
7,5%<br />
Bron: Sponsor Magazine (2005)<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
58,0%<br />
sport<br />
kunst & cultuur<br />
maatschappelijk<br />
non-spot<br />
entertainment
DE ECONOMIE VAN RECLAME 41<br />
Figuur 4.2 Percentage <strong>van</strong> bedrijven met sponsorbudget voor een specifiek onderwerp<br />
entertainment<br />
non-spot<br />
maatschappelijk<br />
kunst & cultuur<br />
sport<br />
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100<br />
Bron: Sponsor Magazine (2005)<br />
Percentage met sponsorbudget<br />
<strong>Het</strong> sponsoren <strong>van</strong> radio- en televisie-uitzendingen is een ander snel groeiend fenomeen.<br />
Doordat dit veel weg heeft <strong>van</strong> gewone <strong>reclame</strong> wordt dit door sommigen niet tot<br />
sponsoring gerekend (Walliser, 2003), maar in de bovenstaande figuur komt het tot uiting<br />
onder de noemer non-spot sponsoring. Deze vorm <strong>van</strong> sponsoring omvat alle vormen <strong>van</strong><br />
adverteren en sponsoring op radio en televisie die niet vallen onder de traditionele<br />
commercials die worden uitgezonden binnen de <strong>reclame</strong>blokken. Te denken valt aan de<br />
billboards op tv met de tekst: “De klok wordt u aangeboden door…” en het gebruik <strong>van</strong><br />
producten in tv-series. Dit laatste wordt ook wel product placement genoemd en op deze vorm<br />
<strong>van</strong> <strong>reclame</strong> gaat de volgende paragraaf verder in.<br />
Bedrijven richten zich vaak op één <strong>van</strong> de verschillende soorten sponsoring. Zo gaat bij een<br />
vijfde <strong>van</strong> de bedrijven meer dan 90 % naar sport, besteedt 35 % helemaal niets aan cultuur<br />
en 56 % minder dan 5 %. Figuur 4.2 geeft het percentage <strong>van</strong> de bedrijven weer, dat een<br />
specifiek sponsorbudget voor één <strong>van</strong> deze vijf deelgebieden heeft. <strong>Het</strong> aantal bedrijven<br />
met een specifiek budget voor entertainment is het kleinste en dat met een budget voor<br />
sport het grootste.<br />
Dat sponsoring een niet verwaarloosbare bron <strong>van</strong> inkomsten is voor de kunstwereld kan<br />
worden afgeleid uit een onderzoek <strong>van</strong> Vrij Nederland. Zo bestonden de inkomsten in<br />
2003 <strong>van</strong> het Van Gogh Museum, het Rijksmuseum en Boijmans <strong>van</strong> Beuningen volgens<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
42 HOOFDSTUK 4<br />
het blad voor respectievelijk 28, 23,5 en 27 % uit de post ‘overig’, waar naast fondsen en<br />
bedrijfsont<strong>van</strong>gsten ook sponsoring valt (Vrij Nederland, 2005).<br />
4.1.3 Product placement<br />
Product placement is in de volksmond beter bekend als ‘sluik<strong>reclame</strong>’. Vooral de laatste jaren<br />
is het een steeds meer gebruikt marketinginstrument. Deze trend begon in de jaren ’80 toen<br />
‘Reese’s Pieces’ (pindakoekjes) te zien waren in de film E.T., waarop volgens de producent<br />
de verkoop er<strong>van</strong> met 65 % toenam (Karrh e.a., 2003). Sindsdien zijn bedrijven steeds<br />
vaker bereid geld te betalen voor het gebruik <strong>van</strong> hun producten in tv-programma’s of<br />
films. Zo betaalde Lexus 7 miljoen om Tom Cruise in Minority Report in een <strong>van</strong> hun auto’s<br />
te laten rijden (Karrh e.a., 2003). Een ander veel aangehaald voorbeeld is dat <strong>van</strong> de laatste<br />
James Bond-film, waarin voor 70 miljoen dollar aan <strong>reclame</strong> was opgenomen.<br />
De film Cast Away met Tom Hanks is een voorbeeld <strong>van</strong> (zeer) vergaande product placement:<br />
een pakketje <strong>van</strong> FedEx is de focus <strong>van</strong> de hoofdpersoon. De hele film draait met andere<br />
woorden om een product/dienst <strong>van</strong> een bepaald merk. Dit lijkt sterk op het steeds vaker<br />
voorkomende fenomeen <strong>van</strong> het produceren <strong>van</strong> programma’s door bedrijven. In<br />
Nederland was Unilever in de jaren negentig nog pioneer met het programma ‘Koffietijd’,<br />
<strong>van</strong>daag de dag zijn er tal <strong>van</strong> dat soort programma’s: ‘Wat rij jij?’ (Bovag), ‘Eigen huis en<br />
tuin’ (Praxis), SixPack (Heineken) en ‘Samenwonen’ (VT Wonen) (Azough, 2005). Doordat<br />
de adverteerder bij deze programma’s redactionele inspraak heeft, lijkt het te verschillen<br />
<strong>van</strong> product placement, waarbij de adverteerder alleen betaalt om zijn product in beeld te<br />
krijgen. Echter, ook dan kan de adverteerder allerlei zaken bedingen met betrekking tot de<br />
plaatsing (hoe lang in beeld, op welke manier in beeld, met welke acteur etc.). De<br />
scheidslijn tussen product placement en het zelf produceren <strong>van</strong> programma’s is daarom niet<br />
altijd even scherp te trekken.<br />
Dat redactionele inspraak niet altijd op prijs wordt gesteld blijkt uit het voorbeeld <strong>van</strong> het<br />
maandblad M <strong>van</strong> NRC Handelsblad. De dabladredactie besloot indertijd met een<br />
commerciële bijlage te komen in plaats <strong>van</strong> de dagbladformule aan te passen aan de wensen<br />
<strong>van</strong> adverteerders (zoals meer artikelen over mode). 18<br />
18 Adformatie, 25 augustus 2005, jaargang 33, nr. 34<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ECONOMIE VAN RECLAME 43<br />
Hoeveel geld er in Nederland precies in product placement wordt geïnvesteerd is niet bekend.<br />
Wel is op basis <strong>van</strong> de eerder genoemde non-spot sponsoring een indicatie te geven, aangezien<br />
product placement hiertoe wordt gerekend. In 2005 wordt er waarschijnlijk € 68 miljoen aan<br />
non-spot sponsoring uitgegeven, en naar de mening <strong>van</strong> mensen uit het veld komt een groot<br />
deel <strong>van</strong> dit bedrag voort uit product placement en het zelf produceren <strong>van</strong> programma’s. Zij<br />
denken zelfs dat dit bedrag veel groter is dan de geschatte € 68 miljoen, maar dit is<br />
gebaseerd op ‘gut feeling’. Opmerkelijk is dat deze cijfers (relatief) veel hoger liggen dan in<br />
bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Daar wordt ongeveer $ 360 miljoen aan product placement<br />
besteed, wat een fractie is <strong>van</strong> de mediabestedingen in dat land (ongeveer $ 105 miljard).<br />
De verklaring voor dit lage bedrag wordt gezocht in het feit dat veel producten (nog) gratis<br />
in programma’s en films worden opgenomen. Voor de toekomst is de verwachting dat er<br />
steeds meer <strong>reclame</strong>geld op deze manier zal worden ingezet. Overigens geldt voor product<br />
placement dat er, net als bij sponsoring, (nog) geen directe (financiële) effecten zijn gemeten.<br />
Ondanks dat er (nog) niet bekend is wat de effecten <strong>van</strong> product placement zijn, wil de<br />
Europese Unie er meer voorwaarden aan stellen. Zo denkt de Commissie erover om<br />
voorafgaand aan programma’s een lijstje te laten tonen met daarop alle bedrijven die met<br />
behulp <strong>van</strong> product placement, hun producten aanprijzen. 19<br />
4.1.4 Mediabestedingen<br />
Zoals gezegd worden vaak (alleen) de mediabestedingen genoemd als het om de totale<br />
<strong>reclame</strong>-uitgaven in Nederland gaat. Wellicht wordt dit veroorzaakt door het feit dat er<br />
over de mediabestedingen (veel) meer bekend is dan over de andere vormen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>.<br />
In deze paragraaf zullen we hier<strong>van</strong> een overzicht geven.<br />
Bij mediabestedingen gaat het om wat adverteerders jaarlijks besteden om hun <strong>reclame</strong>s<br />
‘gezien’ te krijgen. Met andere woorden: wat ze uitgeven om <strong>reclame</strong>zendtijd op tv in te<br />
kopen en advertentieruimte in de krant (Tabel 4.1 geeft een compleet overzicht).<br />
19 Website <strong>van</strong> Bond <strong>van</strong> Adverteerders, bericht <strong>van</strong> 27 juli 2005.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
44 HOOFDSTUK 4<br />
Tabel 4.1 Nettomediabestedingen in Nederland 2003-2004, in miljoenen euro’s.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
2003 2004<br />
Persmedia 2.292 2.208<br />
Dagbladen 907 859<br />
Huis-aanhuisbladen/nieuwsbladen<br />
586 583<br />
Publiekstijdschrijften 359 342<br />
Vak- en managementbladen 441 424<br />
Audiovisuele media 998 1.012<br />
Televisie 746 757<br />
Radio 245 250<br />
Bioscoop 7 6<br />
Buiten<strong>reclame</strong> 131 140<br />
Abri's 66 72<br />
Billboards 26 29<br />
Vervoer 23 22<br />
Overig 16 17<br />
Overige mediumtypen 661 687<br />
Adresboeken 288 288<br />
Vak- en publieksbeurzen 333 332<br />
Internet 40 66<br />
Totaal 4.082 4.047<br />
Bron: BBC/VEA<br />
In 2004 werd € 4,05 miljard uitgegeven aan advertenties, <strong>reclame</strong>spotjes en billboards. Dit<br />
is 0,9 % <strong>van</strong> het BBP. Per hoofd <strong>van</strong> de bevolking komt dat neer op gemiddeld € 225.<br />
Figuur 4.3 geeft de zogeheten mediabestedingen weer over de periode 1995-2004. 20<br />
Sinds de <strong>economische</strong> hoogtijdagen <strong>van</strong> 2000 dalen de uitgaven geleidelijk, al was de<br />
afname in 2004 minder geprononceerd. 21 De daling <strong>van</strong> de mediabestedingen gedurende de<br />
afgelopen jaren heeft alles te maken met de stagnerende economie. Media-uitgaven zijn erg<br />
gevoelig voor veranderingen in de conjunctuur, zoals ook blijkt uit Figuur 4.4<br />
(Deleersnyder, 2003).<br />
20 In de mediabestedingen zijn rechtstreekse <strong>reclame</strong> en vak- en publieksbeurzen niet opgenomen. De<br />
mediabestedingen zijn net als het BBP gecorrigeerd voor inflatie (basisjaar 1995).<br />
21 De figuur vertoont een niet-toevallige gelijkenis met figuur 2.2, die de werkgelegenheid in de Nederlandse<br />
<strong>reclame</strong>branche weergeeft.
DE ECONOMIE VAN RECLAME 45<br />
Figuur 4.3 Nederlandse nettomediabestedingen in percentage <strong>van</strong> het BBP en per inwoner<br />
in de periode 1995-2004<br />
Percentage<br />
Bron: BBC/VEA, CBS<br />
Figuur 4.4 Jaarlijkse ontwikkeling <strong>van</strong> het BBP en de (netto)mediabestedingen 1995-2004 22<br />
Percentage<br />
1,4<br />
1,2<br />
1,0<br />
0,8<br />
0,6<br />
0,4<br />
0,2<br />
0,0<br />
5,0<br />
4,0<br />
3,0<br />
2,0<br />
1,0<br />
0,0<br />
-1,0<br />
-2,0<br />
Bron: BBC/VEA, CBS<br />
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />
Percentage <strong>van</strong> het BBP Mediabestedingen per inwoner<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />
BBP Mediabestedingen<br />
22 <strong>Het</strong> BBP is uitgedrukt in marktprijzen en tegen de constante waarde <strong>van</strong> 1995, de mediabestedingen zijn<br />
zonder rechtstreekse <strong>reclame</strong> en vak- en publieksbeurzen en hebben ook 1995 als basisjaar.<br />
300<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
8,0<br />
6,0<br />
4,0<br />
2,0<br />
0,0<br />
-2,0<br />
-4,0<br />
-6,0<br />
Euro's<br />
12,0<br />
10,0<br />
Euro's<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
46 HOOFDSTUK 4<br />
Over de hele wereld geldt dat de <strong>reclame</strong>branche vaak harder wordt getroffen door een<br />
recessie dan de rest <strong>van</strong> de economie. Toen in 1990 en 1991 de Amerikaanse economie<br />
bijvoorbeeld met ongeveer 2 % kromp, namen de uitgaven aan advertenties in kranten met<br />
gemiddeld 5 % af. De verklaring is dat veel bedrijven hun <strong>reclame</strong>budget vaststellen op<br />
basis <strong>van</strong> een percentage <strong>van</strong> de winst of de omzet. Dus neemt het budget direct af als het<br />
economisch slechter gaat. Ook kiezen bedrijven vaak voor kortingen op producten in<br />
plaats <strong>van</strong> voor <strong>reclame</strong>campagnes als het slechter gaat (Deleersnyder, 2003).<br />
4.1.4.1 Verdeling <strong>van</strong> de bestedingen over media 23<br />
Dagbladen en tijdschriften nemen sinds jaar en dag het grootste gedeelte <strong>van</strong> de<br />
mediabestedingen voor hun rekening (zie Figuur 4.5). De laatste jaren is er echter een<br />
verschuiving merkbaar: met name de audiovisuele media (televisie, radio en bioscoop) eisen<br />
een groter deel <strong>van</strong> de budgetten voor zich op.<br />
Figuur 4.5 Verdeling mediabestedingen per medium, 1995-2004<br />
3000<br />
2000<br />
1000<br />
0<br />
Bron: BBC/VEA<br />
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />
Persmedia Audiovisuele media Buiten<strong>reclame</strong> Overige media<br />
Ook de uitgaven aan <strong>reclame</strong> op Internet (een onderdeel <strong>van</strong> de overige media in Figuur 4.5)<br />
zijn de laatste jaren hard gegroeid. Tussen 2002 en 2004 zijn de bestedingen aan <strong>reclame</strong> via<br />
Internet met meer dan 100 % toegenomen tot € 66 miljoen. In het geheel neemt<br />
internet<strong>reclame</strong> (nog) geen grote plaats in, maar de groeicijfers lijken wel een voorteken <strong>van</strong><br />
23 Deze paragraaf is gebaseerd op de BBC/VEA (2004, 2005).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ECONOMIE VAN RECLAME 47<br />
een verschuiving <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>bestedingen. Een mooi voorbeeld hier<strong>van</strong> is dat dit jaar de<br />
<strong>reclame</strong>-inkomsten <strong>van</strong> Yahoo en Google waarschijnlijk hoger liggen dan de totale <strong>reclame</strong>inkomsten<br />
<strong>van</strong> de Amerikaanse zenders ABC, CBS en NBC (Oser, 2005).<br />
Ook de buiten<strong>reclame</strong>, zoals abri’s en billboards, groeide sterk in 2004. Met name de doeken<br />
die gebruikt worden om gebouwen tijdens renovaties in te pakken hebben ertoe geleid dat<br />
de buiten<strong>reclame</strong> een behoorlijke groei laat zien. Ook hier geldt dat het verhoudingsgewijs<br />
nog weinig om<strong>van</strong>grijk is: de buiten<strong>reclame</strong>s vormen 3 % <strong>van</strong> de totale uitgaven.<br />
<strong>Het</strong> grootste gedeelte <strong>van</strong> het geld gaat zoals gezegd naar de dagbladen en tijdschriften.<br />
Deze media hebben echter het meest te lijden (gehad) <strong>van</strong> de <strong>economische</strong> recessie. De<br />
terugloop in banen en daarmee personeelsadvertenties zijn hieraan volgens uitgevers<br />
voornamelijk debet. Naast de dagbladen en tijdschriften hebben ook de bioscopen<br />
moeilijke jaren achter de rug. In 2004 liepen hun <strong>reclame</strong>-inkomsten met bijna 12 % terug<br />
ten opzichte <strong>van</strong> 2003. Dit is een trend die zich al enige jaren voordoet. Zo werd in 2000<br />
nog € 13 miljoen aan bioscoop<strong>reclame</strong> besteed, in 2004 nog maar € 6,1 miljoen. Afgezet<br />
tegen het toenemende bioscoopbezoek, daalden de <strong>reclame</strong>-inkomsten voor de bioscopen<br />
<strong>van</strong> zestig cent naar 26 cent per bezoeker. Deze daling is volgens BBC/VEA vooral te<br />
verklaren door zogeheten concessiedeals: in ruil voor goederen of diensten krijgen<br />
adverteerders zendtijd toebedeeld.<br />
4.1.4.2 Mediabestedingen in internationaal perspectief<br />
De Nederlandse mediabestedingen zijn een fractie <strong>van</strong> het bedrag dat wereldwijd aan<br />
‘<strong>reclame</strong>’ wordt uitgegeven. Om precies te zijn, is de vier miljard euro die in Nederland<br />
jaarlijks wordt uitgegeven bijna 1,5 % <strong>van</strong> het totale <strong>reclame</strong>budget ter wereld. De<br />
Verenigde Staten spenderen meer dan 40 % <strong>van</strong> het wereldbudget, Europa 26 % en Azië<br />
20 % (ZenithOptimedia, 2004).<br />
Figuur 4.6 geeft voor een aantal Europese landen de bruto mediabestedingen per inwoner.<br />
Bij een internationale vergelijking <strong>van</strong> de bestedingen is het <strong>van</strong> <strong>belang</strong> onderscheid te<br />
maken tussen bruto en netto mediabestedingen. De bruto bestedingen worden becijferd<br />
aan de hand <strong>van</strong> ‘officiële’ advertentietarieven die soms een stuk hoger zijn dan wat<br />
werkelijk ‘netto’ betaald wordt. Zo laat Nederland tussen 2003 en 2004 een bruto stijging<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
48 HOOFDSTUK 4<br />
<strong>van</strong> de uitgaven per hoofd zien, terwijl de netto bestedingen in Figuur 4.6 wijzen op een<br />
(netto)daling. In de meeste Europese landen worden de bruto mediabestedingen<br />
bijgehouden en in de Verenigde Staten juist de netto bestedingen. Uit Figuur 4.6 valt op te<br />
maken dat de meeste landen tussen de tweehonderd en driehonderd euro bruto per<br />
inwoner aan <strong>reclame</strong> besteden. Noorwegen ligt flink hoger op bijna € 450 bruto per<br />
inwoner in 2004. Nergens in Europa wordt echter zoveel uitgegeven als in Amerika, daar<br />
liggen de netto mediabestedingen rond de € 420 per inwoner.<br />
Figuur 4.6 Bruto mediabestedingen per inwoner in 2003 en 2004<br />
Zweden<br />
Spanje<br />
Portugal<br />
Denemarken<br />
Groot Britannie<br />
Noorwegen<br />
Ierland<br />
Frankrijk<br />
Duitsland<br />
Belgie<br />
Nederland<br />
Bron: BBC/VEA, Eurostat, Carat<br />
Als percentage <strong>van</strong> het BBP zijn de <strong>reclame</strong>-uitgaven in Noorwegen overigens niet zo hoog<br />
en zijn juist de armere landen Spanje en Portugal de uitschieters. Deze twee landen zitten<br />
met respectievelijk 1,5 en 2 % <strong>van</strong> het BBP een stuk hoger dan de andere Europese landen,<br />
die alle tussen de 0,5 en 1 % zitten (zie Figuur 4.7). Ook gerelateerd aan het BBP blijven de<br />
Verenigde Staten <strong>reclame</strong>land nummer één, met ongeveer 1,4 % netto mediabestedingen.<br />
Dat ligt ruim boven de Europese bruto uitgaven.<br />
Er dient overigens te worden opgemerkt dat niet in alle landen soortgelijke meetmethoden<br />
worden gebruikt, waardoor de cijfers niet volmaakt vergelijkbaar zijn. De hierboven<br />
genoemde cijfers zijn dan ook indicatief.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />
0 100 200 300 400 500<br />
2003 2004<br />
Euro's
DE ECONOMIE VAN RECLAME 49<br />
Figuur 4.7 Bruto mediabestedingen als percentage <strong>van</strong> het BBP in 2003 en 2004<br />
Zweden<br />
Spanje<br />
Portugal<br />
Denemarken<br />
Groot Britannie<br />
Noorwegen<br />
Ierland<br />
Frankrijk<br />
Duitsland<br />
Belgie<br />
Nederland<br />
Bron: BBC/VEA, Eurostat, Carat<br />
Voor de wereldwijde mediabestedingen geldt dat net als in Nederland het grootste gedeelte<br />
wordt uitgegeven aan advertenties in dagbladen en tijdschriften. Televisie<strong>reclame</strong> is echter<br />
een goede tweede, daaraan wordt 37 % <strong>van</strong> alle mediabestedingen gespendeerd (zie Tabel<br />
4.2).<br />
Internetuitgaven nemen ook elders in de wereld snel toe: volgens ZenithOptimedia (2004)<br />
is Internet het snelst groeiende medium. Zij verwachten dat rond 2010 de internetuitgaven<br />
rond de 5 % <strong>van</strong> de totale wereldwijde uitgaven zullen vertegenwoordigen.<br />
Tabel 4.2 Verdeling <strong>van</strong> de wereldwijde <strong>reclame</strong>-uitgaven per medium<br />
2003 2004 2007<br />
Dagbladen (newspapers) 30.3 % 29.7 % 29.2 %<br />
Tijdschriften 13.8 % 13.5 % 13.4 %<br />
Televisie 37 % 37.6 % 37.6 %<br />
Radio 9 % 8.9 % 8.6 %<br />
Bioscoop 0.4 % 0.4 % 0.4 %<br />
Buiten<strong>reclame</strong> 5.4 % 5.2 % 5.1 %<br />
Internet 3.2 % 3.6 % 4.4 %<br />
Bron: ZenithOptimedia (2004)<br />
0 0,5 1 1,5 2 2,5<br />
2003 2004<br />
Percentage<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
50 HOOFDSTUK 4<br />
4.2 De waarde <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor verspreidende media<br />
Zoals in de paragrafen hiervoor beschreven is, gaat er veel geld om in ‘de <strong>reclame</strong>’. Maar<br />
wat doet <strong>reclame</strong> voor het medium dat het verspreid? Heeft de hoeveelheid <strong>reclame</strong><br />
bijvoorbeeld invloed op de prijs <strong>van</strong> en de vraag naar een krant of tijdschrift? In deze<br />
paragraaf zullen we op de waarde <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor het verspreidende medium ingaan.<br />
Eerder in dit hoofdstuk bleken de <strong>reclame</strong>-inkomsten in bioscopen anno 2004 ongeveer<br />
een kwartje per bezoeker te bedragen, oftewel 4 % <strong>van</strong> de recette. Met concessiedeals zou<br />
ongeveer een vergelijkbaar bedrag gemoeid zijn. <strong>Het</strong> wegvallen <strong>van</strong> deze inkomsten voor<br />
de bioscoopbranche zal dus waarschijnlijk niet dramatisch zijn, met een kleine verhoging<br />
<strong>van</strong> de intreeprijs is het op te <strong>van</strong>gen. Die prijs is sowieso de laatste jaren steeds hoger<br />
komen te liggen, terwijl de bezoekersaantallen toenamen. 24<br />
Voor dagbladen daarentegen zou het effect veel drastischer zijn. Niet voor niets heet het in<br />
krantenland dat “de krant wordt gedrukt op de achterkant <strong>van</strong> de advertenties”. Box 4.1<br />
geeft een gedachte-experiment om te bepalen wat een krant ongeveer zou kosten zonder<br />
<strong>reclame</strong> en advertenties. Hieruit blijkt dat bij gelijkblijvende marges een vicieuze cirkel op<br />
gang zou komen, die kan leiden tot een ruwweg tweemaal zo hoge prijs.<br />
Box 4.1 Wat kost een krant zonder <strong>reclame</strong>?<br />
Kranten en tijdschriften nemen het grootste gedeelte <strong>van</strong> het <strong>reclame</strong>budget voor hun rekening. Reclame<br />
is voor kranten en tijdschriften een zeer <strong>belang</strong>rijke bron <strong>van</strong> inkomsten (jaarlijks rond de 2.200 miljoen<br />
euro), de afgelopen 10 jaar waren advertenties (waaronder ook personeelsadvertenties en familieberichten)<br />
goed voor gemiddeld 55 % <strong>van</strong> de omzet. Tabel 4.3 laat zien dat ook deze inkomsten sterk<br />
conjunctuurgevoelig zijn. 25<br />
De uitgaven die uitgevers moeten maken voor het plaatsen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> zijn veel geringer. Zo zijn de<br />
redactiekosten in zijn geheel en de druk en distributiekosten grotendeels onafhankelijk <strong>van</strong> de aanwezige<br />
advertenties. Zonder <strong>reclame</strong> kan er worden bespaard op de uitgaven aan papier en inkt (ongeveer 10 %<br />
<strong>van</strong> de omzet). Ze zullen met ongeveer de helft afnemen. In mindere mate kan ook op de druk en de<br />
distributie worden bezuinigd. De post ‘advertentiewerving’ zal wel geheel vervallen. Al met al zal dit een<br />
kostenbesparing opleveren in de orde <strong>van</strong> 10 % tot 20 %.<br />
24 Persoonlijke communicatie Nederlandse Federatie voor Cinematografie<br />
25 www.cebuco.nl<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ECONOMIE VAN RECLAME 51<br />
Bij gelijkblijvende marges en een gelijkblijvende oplage zal de krant zonder <strong>reclame</strong> 45-65 % duurder<br />
worden. Een dergelijke prijsverhoging zal de vraag doen afnemen, hoewel de prijselasticiteit <strong>van</strong> de vraag<br />
naar dagbladen vrij laag is. Gelet op de schaalvoordelen bij redactie, druk en distributie zou dat weer<br />
verdere prijsverhoging in de hand werken, et cetera.<br />
Tabel 4.3 Reclame-inkomsten en omzet dagbladen<br />
Totale dagbladomzet (in<br />
duizenden)<br />
Advertentieomzet (in<br />
duizenden)<br />
Ratio<br />
omzet/<strong>reclame</strong><br />
1995 1.472.000 763.579 0,52<br />
1996 1.577.000 843.841 0,54<br />
1997 1.658.000 909.381 0,55<br />
1998 1.835.000 1.063.897 0,58<br />
1999 1.908.000 1.125.603 0,59<br />
2000 1.952.000 1.145.771 0,59<br />
2001 1.894.000 1.049.107 0,55<br />
2002 1.788.000 950.782 0,53<br />
2003 1.765.000 862.507 0,49<br />
2004 1.714.000 817.205 0,48<br />
Bron: Nederlands Uitgeversverbond (2005)<br />
Of de aanname <strong>van</strong> gelijkblijvende marges in Box 4.1 terecht is, hangt af <strong>van</strong> de waarde <strong>van</strong><br />
<strong>reclame</strong> voor de krantenlezer. Empirisch is aangetoond dat als artikelen ver<strong>van</strong>gen worden<br />
door <strong>reclame</strong>, de vraag naar het tijdschrift en de waardering (prijs) ervoor afneemt:<br />
simpelweg omdat redactionele inhoud meer wordt gewaardeerd dan <strong>reclame</strong>. Aanvullende<br />
<strong>reclame</strong> wordt afhankelijk <strong>van</strong> het percentage dat een blad aan <strong>reclame</strong> besteed, zowel<br />
positief als negatief gewaardeerd. Als het percentage bijvoorbeeld relatief laag is, dan heeft<br />
<strong>reclame</strong> een positief effect op de vraag en waardering <strong>van</strong> het blad (Dewenter, 2003).<br />
Reclame wordt dus niet persé negatief gewaardeerd. 26<br />
Voor radio en televisie zou het wegvallen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> ook aanzienlijke problemen<br />
opleveren. Van de bijna € 800 miljoen die de publieke omroep27 jaarlijks aan inkomsten<br />
26 Gabszewicza et al. beargumenteren dat een tijdschrift met monopoliemacht dat <strong>reclame</strong> afdrukt een lagere prijs<br />
in rekening zal brengen dan een blad zonder <strong>reclame</strong>, zo lang de lezer <strong>reclame</strong> negatief waardeert. Neemt de<br />
afkeer <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> toe, dan zal de ruimte voor <strong>reclame</strong> in het tijdschrift afnemen.<br />
27 Dit geldt voor alle media en omroepen die onder de publieke omroep vallen (dus zowel tv, radio als internet en<br />
alle verschillende omroepen).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
52 HOOFDSTUK 4<br />
heeft, wordt ongeveer € 225 miljoen door de Ster aan <strong>reclame</strong> opgehaald. 28 Anders gezegd:<br />
per huishouden worden we – via de belasting – jaarlijks met ongeveer € 32 beloond voor<br />
het kijken naar ster<strong>reclame</strong>, per persoon met ongeveer € 14. 29 Uiteraard zijn commerciële<br />
radio- en tv-zenders die niet achter decoders zitten vrijwel volledig afhankelijk <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>inkomsten.<br />
Voor RTL (waar zowel RTL 4 en 5 als Yorin onder vallen) geldt dat <strong>van</strong> de<br />
€ 338 miljoen aan inkomsten in 2004, naar schatting ongeveer 300 miljoen aan <strong>reclame</strong> was<br />
toe te schrijven. 30&31<br />
Hoeveel <strong>reclame</strong>geld er naar de radiozenders gaat is niet op te maken uit de beschikbare<br />
data. Zo worden de <strong>reclame</strong>-inkomsten <strong>van</strong> bijvoorbeeld de publieke omroepen niet<br />
uitgesplitst naar zender (zelfs niet naar medium). Ook op basis <strong>van</strong> de cijfers <strong>van</strong> RTL valt<br />
dit onderscheid niet te maken. Duidelijk is wel dat het, net als bij tv, voor commerciële<br />
radiozenders verreweg de <strong>belang</strong>rijkste bron <strong>van</strong> inkomsten is. <strong>Het</strong>zelfde geldt voor het<br />
brede assortiment <strong>van</strong> sponsored magazines op het gebied <strong>van</strong> mode, lifestyle, interieur, et<br />
cetera.<br />
Samengevat: de publieke omroep is voor 25-30 % <strong>van</strong> zijn inkomsten afhankelijk is <strong>van</strong><br />
<strong>reclame</strong>, de dagbladen gemiddeld voor 50-60 % en de commerciële omroepen voor 90-<br />
100 %.<br />
Tot besluit zijn ook culturele evenementen, festivals, concerten en de sport in hoge en<br />
toenemende mate afhankelijk <strong>van</strong> sponsoring en <strong>reclame</strong>. Waar de overheid voor dergelijke<br />
activiteiten steeds terughoudender is met het verstrekken <strong>van</strong> subsidies, wordt steeds vaker<br />
een succesvol beroep gedaan op de private sector om de begroting sluitend te krijgen en<br />
toegangstarieven betaalbaar te houden.<br />
28 Ster (2005), en Publieke omroepen (2005)<br />
29 Wellicht wordt per 2008 <strong>reclame</strong> op de publieke omroepen verboden. Op 21 november 2005 werd bekend dat<br />
het CDA eerdere bezwaren heeft laten varen en daarmee komt een publieke omroep zonder <strong>reclame</strong> een stuk<br />
dichterbij (NRC Handelsblad <strong>van</strong> 21 november 2005, CDA wil <strong>reclame</strong> weren <strong>van</strong> alle publieke netten).<br />
30 BBC /VEA (2005) Jaarboek 2004 en RTL Group (2005).<br />
31 Deze schatting is gemaakt door te veronderstellen dat het deel <strong>van</strong> RTL in de bruto Tv-bestedingen (39,7 % in<br />
2004) gelijk is aan het percentage bij de netto Tv-bestedingen. Een andere <strong>belang</strong>rijke bron <strong>van</strong> inkomsten zijn<br />
SMS-diensten.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ECONOMIE VAN RECLAME 53<br />
4.3 De <strong>economische</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong><br />
Veel onderzoek is er gedaan naar de effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>. Er wordt daarbij onderscheid<br />
gemaakt tussen het effect op kennis, houding en gedrag. Met name over de effecten <strong>van</strong><br />
<strong>reclame</strong> op houding is veel bekend. Zo leidt sponsoring er bijvoorbeeld toe dat de<br />
perceptie <strong>van</strong> een merk bij consumenten verbetert, mits de sponsor het gesponsorde<br />
platform niet overdreven commercieel exploiteert (Sponsor Academic, 2003). Een<br />
econoom is echter vooral benieuwd naar het financiële effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>: doet het de<br />
verkoop en/of winst toenemen? Of de hoofdprijs: verhoogt <strong>reclame</strong> – door het vergroten<br />
<strong>van</strong> transparantie op markten en het versterken <strong>van</strong> de consumentenbestedingen – de<br />
<strong>economische</strong> groei?<br />
Op de wijze waarop <strong>reclame</strong> beoogt te werken, bestaan uiteenlopende <strong>economische</strong> visies.<br />
Box 4.2 zet de <strong>belang</strong>rijkste visies – ‘persuasive advertising’ versus‘informative advertising’ –<br />
uiteen. Maar of <strong>reclame</strong> nu primair wil verleiden of informeren, er is consensus over het<br />
feit dat <strong>reclame</strong> uiteindelijk wordt gebruikt om de vraag naar een product of merk aan te<br />
wakkeren. Maar in hoeverre is er daadwerkelijk een positief verband tussen <strong>reclame</strong> en de<br />
winstgevendheid <strong>van</strong> een bedrijf en een bedrijfstak? <strong>Het</strong> antwoord hierop is niet één-tweedrie<br />
te geven. In vergelijking met de effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op bijvoorbeeld houding, is er<br />
namelijk niet veel (wetenschappelijke) informatie voorhanden over de relatie tussen <strong>reclame</strong><br />
en verkoop en/of omzet. Beroemd is de uitspraak dat de helft <strong>van</strong> alle <strong>reclame</strong>budgetten<br />
weggegooid geld is, maar dat managers helaas niet weten welke helft. 32<br />
<strong>Het</strong> <strong>economische</strong> effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> loopt over een cascade <strong>van</strong> schijven: primair zal<br />
<strong>reclame</strong> de bekendheid met een merk of product vergroten. Of daarmee ook de verkoop<br />
<strong>van</strong> het merk of product toeneemt, hangt echter af <strong>van</strong> tal <strong>van</strong> factoren, zoals de<br />
doeltreffendheid <strong>van</strong> de campagne (wordt deze positief gewaardeerd of niet?), de prijs en<br />
kwaliteit <strong>van</strong> het product, de prijs, kwaliteit en <strong>reclame</strong>-inspanningen <strong>van</strong> de concurrentie.<br />
Maar ook als de verkoop <strong>van</strong> een product toeneemt, leidt dat niet zonder meer tot toename<br />
<strong>van</strong> de omzet – laat staan de winst – <strong>van</strong> het adverterende bedrijf. Zo kan de<br />
verkooptoename deels of volledig ten koste gaan <strong>van</strong> andere producten <strong>van</strong> het bedrijf.<br />
32 Toegeschreven zowel aan Leverhulme, Woolworth als Wanamaker, The Economist, 24-6-2004.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
54 HOOFDSTUK 4<br />
Heel duidelijk is die substitutie bij ‘opvolgproducten’, zoals de Xbox 360 en de Peugeot<br />
407. Daar staat natuurlijk tegenover dat in deze sectoren het <strong>van</strong> economisch levens<strong>belang</strong><br />
is frequent met opvolgers te komen.<br />
Neemt daadwerkelijk de omzet en mogelijk de winst <strong>van</strong> het adverterende bedrijf toe, dan<br />
zal dit in veel gevallen primair ten koste gaan <strong>van</strong> concurrenten uit de branche. En zelfs<br />
wanneer een hele branche aanspraak weet te maken op een groter deel <strong>van</strong> de<br />
consumentenbestedingen, zal dit in de eerste plaats gepaard gaan met lagere uitgaven aan<br />
andere artikelen. Toch is de economie als geheel niet noodzakelijk een zero-sum-game: het is<br />
mogelijk dat consumenten – aangewakkerd door <strong>reclame</strong> – minder gaan sparen of meer<br />
gaan lenen. Behalve de risico’s die dat (vooral op individueel niveau) teweegbrengt, kan dit<br />
het <strong>economische</strong> vliegwiel een extra zetje geven.<br />
Reclame kan dus gevolgen hebben op bekendheid, productomzet, bedrijfsomzet,<br />
brancheomzet en de <strong>economische</strong> groei. Hoe hoger het niveau waarop in deze keten <strong>van</strong><br />
effecten gemeten wordt, hoe economisch interessanter het effect, maar hoe meer<br />
verstorende factoren er in het spel zullen zijn. In de volgende subparagrafen zal dan ook<br />
blijken dat het verder in deze keten steeds problematischer wordt onomstotelijk effecten<br />
aan te tonen.<br />
Box 4.2 Verleiden of informeren?<br />
Why does advertising increase the sales of a brand that it advertises? Two answers to this question have been provided in the<br />
literature. There are those who feel that advertising operates predominantly by changing consumer tastes. Others focus on<br />
advertising’s information function. (Nelson, 1975).<br />
Bovenstaand citaat schetst twee verschillende visies binnen de <strong>economische</strong> wetenschap op <strong>reclame</strong>.<br />
Hoewel er sinds 1975 veel veranderd is in de <strong>reclame</strong>wereld, bestaan beide visies nog steeds. De ene groep<br />
wetenschappers spreekt <strong>van</strong> ‘persuasive advertising’ en meent dat <strong>reclame</strong> wordt gebruikt om de consument<br />
over te halen bepaalde producten aan te schaffen. De andere groep wetenschappers is <strong>van</strong> mening dat de<br />
functie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> vooral informatief is en deze groep gebruikt daarom de term ‘informative advertising’.<br />
Reclame is volgens hen informatief, omdat het consumenten bereikt die eerder niet <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong><br />
een product of een dienst op de hoogte waren (Johnson en Myatt, 2004). Door deze klanten informatie te<br />
geven via <strong>reclame</strong> over het product en over kenmerken als de prijs, de kwaliteit, de verkooppunten, et<br />
cetera kunnen zij bepalen of zij het product willen aanschaffen. Omdat de informatie hun ongevraagd<br />
wordt aangeboden, hoeven zij zelf niet te zoeken. Economen spreken dan ook <strong>van</strong> lagere zoekkosten.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ECONOMIE VAN RECLAME 55<br />
De informatie die wordt gegeven, kan overigens verschillen. Er wordt wel gezegd dat <strong>reclame</strong> zowel ‘hype<br />
information’ als ‘real information’ kan bevatten. Hype information bevat de basiskenmerken <strong>van</strong> een product,<br />
zoals het bestaan, de prijs en eventueel enkele karakteristieken. Consumenten leren <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong><br />
een product, wat wordt geacht gunstig te zijn voor de vraag naar het product. Real information kan er<br />
daarentegen toe leiden dat consumenten juist <strong>van</strong> aanschaf afzien. Deze vorm <strong>van</strong> informatie geeft hun<br />
namelijk voldoende kennis om in te schatten of een product al dan niet aan hun wensen voldoet (Johnson<br />
en Myatt, 2004).<br />
Zoals gezegd, is er ook een stroming binnen de economie die stelt dat <strong>reclame</strong> geen informatie biedt, maar<br />
alleen is bedoeld om mensen over te halen een product aan te schaffen. Aanhangers <strong>van</strong> deze stroming<br />
zijn <strong>van</strong> mening dat <strong>reclame</strong> voornamelijk bedoeld is om de voorkeur <strong>van</strong> consumenten te beïnvloeden en<br />
‘verlangens’ op te roepen die niet <strong>van</strong>zelf ontstaan. Er wordt dan ook wel gezegd dat <strong>reclame</strong> wordt<br />
gebruikt om mensen over te halen en zelfs enigszins voor de gek te houden. Zo leidt <strong>reclame</strong> volgens hen<br />
tot een differentiatie die er in werkelijkheid niet is. Een veel genoemd voorbeeld is de sigarettenbranche:<br />
de producenten er<strong>van</strong> maken op zeer verschillende wijze <strong>reclame</strong>, waardoor het lijkt alsof de producten,<br />
die in wezen hetzelfde zijn, <strong>van</strong> elkaar verschillen. De producenten zijn hierdoor in staat om op basis <strong>van</strong><br />
<strong>reclame</strong> met elkaar te concurreren in plaats <strong>van</strong> op verschillen in de prijs of de kwaliteit (Tirole, 1988).<br />
Zowel ‘informatieve’ als ‘verleidende’ <strong>reclame</strong> is terug te vinden in de media. Enerzijds proberen<br />
bijvoorbeeld Nederlandse energieleveranciers met hun <strong>reclame</strong>campagnes een bepaald gevoel bij het<br />
publiek op te roepen, zoals Eneco met de gezinscommercials. Dit lijkt op het voorbeeld <strong>van</strong> de<br />
sigarettenfabrikanten, de energie die de aanbieders leveren is immers precies dezelfde, maar door een<br />
ander gevoel bij mensen op te roepen proberen ze zich toch <strong>van</strong> elkaar te onderscheiden. Anderzijds zijn<br />
er ook <strong>reclame</strong>s die consumenten informatie geven, zoals de spotjes <strong>van</strong> supermarkten. De geschreven<br />
media lijken zich meer te lenen voor echte informatie over complexere producten. Studies naar het aantal<br />
verschillende soorten informatie dat een <strong>reclame</strong> geeft, wijzen dit ook uit: advertenties in Amerikaanse<br />
kranten geven meer soorten informatie dan tijdschriften en tv-<strong>reclame</strong>s (Anderson en Renault, 2005).<br />
Behalve de twee eerder genoemde visies is er ook nog een derde. Deze is echter nog niet alom<br />
geaccepteerd. Nobelprijswinnaar Gary Becker en Kevin Murphy lanceerden in 1993 de theorie dat <strong>reclame</strong><br />
op zichzelf een consumptiegoed is waarvoor consumenten een bepaalde prijs willen betalen. Reclame<br />
behoort daarmee volgens Becker en Murphy tot de zogeheten ‘budget constraints’, en dus draagt <strong>reclame</strong> niet<br />
alleen bij aan de waardering <strong>van</strong> een ander consumptiegoed, zoals andere auteurs beweren (Becker en<br />
Murphy, 1993). <strong>Het</strong> bestaan <strong>van</strong> tijdschriften waarin hoofdzakelijk <strong>reclame</strong> wordt gemaakt, zoals bepaalde<br />
modetijdschriften, lijkt deze theorie te ondersteunen. Ook de eerder in dit rapport gememoreerde<br />
populariteit <strong>van</strong> de verkiezing <strong>van</strong> de Gouden Loeki geeft aan dat Becker en Murphy niet geheel ongelijk<br />
hebben.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
56 HOOFDSTUK 4<br />
4.3.1 Relatie tussen <strong>reclame</strong> en omzet<br />
De literatuur laat zien dat met name <strong>reclame</strong> voor nieuwe producten een positief effect<br />
heeft op de omzet (Leeflang, 2005). Elloitt (2001) laat bijvoorbeeld zien dat er op de<br />
voedsel- en drankenmarkt in Groot-Brittannië een positief verband bestaat tussen <strong>reclame</strong><br />
enerzijds en de omzet op markten die nog niet verzadigd zijn, anderzijds. Gevoelsmatig is<br />
dit ook aannemelijk: <strong>reclame</strong> laat consumenten kennis maken met producten die ze nog<br />
niet kenden en een deel <strong>van</strong> hen zal daardoor besluiten het te kopen, waardoor de omzet<br />
stijgt.<br />
Voor producten die al langer bestaan is dit verband veel moeilijker aan te tonen. Veel<br />
verschil maakt daarbij uit of er gekeken wordt naar de effecten op lange termijn, of juist op<br />
korte termijn. Volgens sommige onderzoekers staat vast dat een verhoging <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>uitgaven<br />
(bijna) nooit tot een permanente verandering <strong>van</strong> het koopgedrag leidt (Dekimpe,<br />
Hanssens, 1999). 33 Met ander woorden: op de lange termijn zijn er geen effecten (meer)<br />
meetbaar. Dat dit niet altijd het geval is heeft een Amerikaans onderzoek bij doe-het-zelfwinkels<br />
aangetoond (Dekimpe, Hanssens, 1995). En dat het ten dele waar is blijkt weer uit<br />
een andere studie: bij slechts twee <strong>van</strong> vier onderzochte voedingsmiddelen, bleek <strong>reclame</strong><br />
positieve langetermijneffecten te hebben (Jedidi e.a., 1999).<br />
Op de korte en middellange termijn, is de kans volgens wetenschappers groter dat <strong>reclame</strong><br />
effect heeft. Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is de <strong>reclame</strong> voor films die tijdens de Amerikaanse<br />
Super Bowl wordt gemaakt. Films moeten het immers voornamelijk hebben <strong>van</strong> de eerste<br />
weken dat ze in de bioscoop draaien. <strong>Onderzoek</strong> heeft aangetoond dat films waarvoor<br />
<strong>reclame</strong> wordt gemaakt tijdens de Super Bowl 40 % meer recettes haalden dan films die<br />
niet op deze manier gepromoot werden (Yelkur e.a., 2004). Een ander voorbeeld is dat <strong>van</strong><br />
de citrusvruchtenmarkt in Texas. Op deze markt leidde een (eenmalige) toename <strong>van</strong><br />
<strong>reclame</strong> ertoe dat er wekenlang meer sinaasappelen en grapefruits werden verkocht. (Pagant<br />
e.a., 2001).<br />
33 Een uitzondering hierop is bijvoorbeeld de verhoging <strong>van</strong> het <strong>reclame</strong>budget door tandpasta producent Crest<br />
toen zij gingen benadrukken dat er fluor in de tandpasta zat (Leeflang, 2005).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ECONOMIE VAN RECLAME 57<br />
Uit bovenstaande voorbeelden mag echter niet de conclusie worden getrokken dat <strong>reclame</strong><br />
(op de korte termijn) ‘werkt’. Er zijn namelijk ook verscheidene onderzoeken die<br />
vraagtekens zetten bij het effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de omzet. Een analyse <strong>van</strong> verschillende<br />
onderzoeken naar het effect <strong>van</strong> tabaks<strong>reclame</strong>s levert bijvoorbeeld een diffuus beeld op: er<br />
zijn zowel positieve als negatieve effecten gevonden, als wel geen enkel effect (Lancaster en<br />
Lancaster, 2003). Andere studies tonen aan dat de causaliteit bij het verband tussen omzet<br />
en <strong>reclame</strong> andersom ligt en dat meer omzet dus tot meer <strong>reclame</strong> leidt (zie voor<br />
voorbeelden Pagant e.a., 2001). Dit is goed voor te stellen, in ogenschouw nemend dat een<br />
(groot) deel <strong>van</strong> de bedrijven het <strong>reclame</strong>budget vaststelt aan de hand <strong>van</strong> een percentage<br />
<strong>van</strong> de omzet. Ook zijn er onderzoeken die aantonen dat beide vormen <strong>van</strong> causaliteit een<br />
rol spelen (Zanias, 1994).<br />
Wat de relatie tussen <strong>reclame</strong> en verkoop is, ligt dus niet vast. Dat behalve wetenschappers<br />
ook bedrijven moeite hebben om in te schatten welke effecten <strong>reclame</strong> op de verkoop <strong>van</strong><br />
hun producten heeft, blijkt uit het feit dat veel bedrijven op basis <strong>van</strong> een percentage <strong>van</strong><br />
de omzet of de winst hun <strong>reclame</strong>budget bepalen. Deze methode wijst er immers niet op<br />
dat producenten <strong>reclame</strong> op een winstmaximaliserende manier inzetten. Empirisch bewijs<br />
voor deze stelling wordt geleverd door onderzoek naar de inzet <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> door de zes<br />
grootste bierbrouwers <strong>van</strong> Amerika (Fare e.a., 2004). Een ander voorbeeld is dat <strong>van</strong> de<br />
Amerikaanse automobielindustrie. Managers daar kijken namelijk naar het bedrag dat<br />
beschikbaar is voor <strong>reclame</strong> en dat wat ze denken nodig te hebben om de concurrentie<br />
bij/voor te blijven, als zij het <strong>reclame</strong>budget vaststellen. Overigens is het op deze markt wel<br />
zo dat men na verloop <strong>van</strong> tijd meer inzicht krijgt in het optimale budget, en daar langzaam<br />
naar toe groeit. Bij de introductie <strong>van</strong> een nieuw type auto begint die cyclus echter weer <strong>van</strong><br />
voren af aan (Hirsch en Schweizer, 2005).<br />
Iets waar wetenschappers het wel over eens lijken te zijn, is dat <strong>reclame</strong> <strong>van</strong> bedrijven er<br />
doorgaans niet toe leidt dat de totale vraag op een markt groter wordt. Dus hoewel <strong>reclame</strong><br />
effect kan hebben op de verkoop <strong>van</strong> het geadverteerde merk, heeft het over het algemeen<br />
geen invloed op de totale vraag naar een product (Leeflang, 2005). Dit betekent dat wanneer<br />
een <strong>reclame</strong> <strong>van</strong> Heineken de verkoop <strong>van</strong> Heineken-bier laat toenemen, de vraag naar<br />
andere merken doorgaans afneemt (Tremblay en Okuyama (2001). Uitzondering op deze<br />
zero sum games zijn collectieve <strong>reclame</strong>s (zie Box 4.3). Een zero sum game kan er overigens toe<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
58 HOOFDSTUK 4<br />
leiden dat bedrijven welvaarttheoretisch gezien ‘te veel’ aan <strong>reclame</strong> uitgeven. In de<br />
paragraaf ‘Reclame en concurrentie’ komen we hier op terug.<br />
Box 4.3 Collectieve <strong>reclame</strong><br />
Naast individuele <strong>reclame</strong> <strong>van</strong> een bepaald bedrijf is het ook mogelijk om als gehele branche <strong>reclame</strong> te<br />
maken voor een bepaald soort product. Dit wordt ‘algemene <strong>reclame</strong>’ genoemd en het is bedoeld om de<br />
algemene vraag naar een bepaald soort product of dienst toe te laten nemen, zonder daarbij de aandelen<br />
<strong>van</strong> de betrokken producten te veranderen. Anders gezegd: algemene <strong>reclame</strong> wordt gebruikt om de taart<br />
groter te maken, terwijl de verdeling <strong>van</strong> de taart intact blijft. In de praktijk blijkt het ook zo te werken<br />
(Chakravarti en Janiszewski, 2004).<br />
In sommige gevallen verandert echter niet alleen de grootte, maar ook de verdeling <strong>van</strong> de taart. Dit<br />
gebeurt vooral wanneer de focus <strong>van</strong> een <strong>reclame</strong> ligt op de aspecten <strong>van</strong> een product, waarmee<br />
producenten zich <strong>van</strong> elkaar proberen te onderscheiden. Door de <strong>reclame</strong> wordt dat bepaalde aspect als<br />
<strong>belang</strong>rijker ervaren en wordt de consument prijsbewuster met betrekking tot dat aspect. Dus kan de vraag<br />
verschuiven. Chakravarti en Janiszewski (2004) menen dan ook dat algemene <strong>reclame</strong> geen bepaald aspect<br />
<strong>van</strong> een product zou mogen belichten, zeker niet als de productmarkt gedifferentieerd is.<br />
4.3.2 Relatie tussen <strong>reclame</strong> en concurrentie<br />
In de vorige subparagraaf bleek dat <strong>reclame</strong> er bijna nooit toe leidt dat de totale vraag op<br />
een markt toeneemt en dat als een bedrijf er in slaagt om door middel <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> zijn<br />
marktaandeel te vergroten, dat dus vrijwel altijd ten koste gaat <strong>van</strong> het marktaandeel <strong>van</strong><br />
een concurrent. Reclame is dus vooral een middel om te concurreren. Dat dit voor de<br />
consument zowel positief als negatief kan zijn, wordt in de komende paragraaf uitgelegd.<br />
Meer concurrentie<br />
Reclames die consumenten informatie geven over bepaalde kenmerken <strong>van</strong> een product<br />
(informative advertising) verminderen de zoekkosten voor consumenten (zij hoeven immers<br />
niet zelf meer op zoek naar dergelijke gegevens) en versterken de onderhandelingspositie<br />
<strong>van</strong> de consument. Door de (extra) informatie weet de consument immers meer, en zal hij<br />
wellicht beter onderhandelen. Dat <strong>reclame</strong> op deze manier ‘goed’ kan zijn voor de<br />
consument, bewijst een onderzoek uit de jaren 70 <strong>van</strong> de vorige eeuw. Benham (1972)<br />
onderzocht de prijs <strong>van</strong> brillen in de Verenigde Staten en vond dat de prijs in de staten<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ECONOMIE VAN RECLAME 59<br />
waar <strong>reclame</strong> was toegestaan lager lag dan in de staten waar <strong>reclame</strong> verboden was. De<br />
onderzoekers toonden aan dat de <strong>reclame</strong> er voor zorgde dat de prijs lager was: de strijd<br />
om de consument was heviger in de staten waar <strong>reclame</strong> niet verboden was, waardoor de<br />
prijs lager lag, en de gunstige effecten <strong>van</strong> concurrentie waren blijkbaar groter dan de<br />
kosten die <strong>reclame</strong> met zich meebracht (Tirole, 1988).<br />
Dat er volwassen, verzadigde, markten zijn waar <strong>reclame</strong> gebruikt wordt om de consument<br />
te laten overstappen naar een ander merk, blijkt op de Amerikaanse markt voor<br />
ontbijtproducten (cereals). Op deze markt zijn consumenten sterk gehecht aan hun eigen<br />
merk, maar <strong>reclame</strong> zet ze ertoe aan soms toch een ander merk te proberen. <strong>Het</strong> laat hen<br />
zien dat er ook andere merken zijn en wat die te bieden hebben. Op deze manier worden<br />
de zogeheten overstapkosten (switching costs) <strong>van</strong> consumenten verlaagd: het risico dat het<br />
andere product niet aan hun wensen zal voldoen, wordt door de extra informatie immers<br />
kleiner. Op de markt <strong>van</strong> cereals wordt <strong>reclame</strong> dan ook vaak ingezet om klanten weg te<br />
trekken bij de concurrent (Schum, 2004) en het eigen marktaandeel te vergroten. Dat dit<br />
niet alleen op de markt voor cereals gebeurt, blijkt uit het volgende citaat <strong>van</strong> de marketing<br />
director <strong>van</strong> Phillip Morris: “ I can do much more about switching a brand than whether a person<br />
smokes or not…” (Schum, 2004). 34 Of de maatschappij beter wordt <strong>van</strong> dergelijke<br />
concurrentie is echter de vraag: er is immers kans dat de bedrijven zo veel aan <strong>reclame</strong><br />
uitgeven dat er <strong>van</strong> een optimale uitkomst geen sprake meer is. Bedrijven spenderen dan<br />
meer aan <strong>reclame</strong> dan dat ze verdienen door de overstappende consument. Dergelijke<br />
marktomstandigheden zouden zelfs tot (welvaartsverlagende) <strong>reclame</strong>oorlogen kunnen<br />
leiden. Consumenten zullen dan op een gegeven moment een toeslag op de (kost)prijs<br />
moeten betalen voor al die <strong>reclame</strong> (Pastine en Pastine, 2001).<br />
<strong>Het</strong>zelfde vindt overigens plaats als bedrijven die niet (goed) kunnen bepalen wat hun<br />
optimale <strong>reclame</strong>budget is, het budget <strong>van</strong> hun concurrenten als uitgangspunt nemen om er<br />
‘zeker’ <strong>van</strong> te zijn geen marktaandeel te verliezen (Hirsch en Schweizer, 2005). Ook dan<br />
dreigt de situatie te ontstaan dat bedrijven meer gaan uitgeven aan <strong>reclame</strong> dan dat het ze<br />
oplevert en consumenten hier uiteindelijk de rekening voor krijgen.<br />
34 Overigens moet deze opmerking ook in het licht gezien worden <strong>van</strong> een sector die onder vuur ligt. Wanneer<br />
tabaks<strong>reclame</strong> geen effect heeft op het totale rookgedrag, heeft het ook weinig zin dergelijke <strong>reclame</strong> te<br />
verbieden.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
60 HOOFDSTUK 4<br />
Minder concurrentie<br />
Behalve dat <strong>reclame</strong> ertoe kan leiden dat de concurrentie tussen bedrijven heviger wordt,<br />
kan het er ook voor zorgen dat de concurrentie afneemt. Dit laatste zie je met name<br />
gebeuren als <strong>reclame</strong> wordt ingezet om consumenten er<strong>van</strong> te overtuigen dat bepaalde<br />
producten <strong>van</strong> elkaar verschillen terwijl dat in werkelijkheid niet het geval is (Scott Morton,<br />
2000). Door bijvoorbeeld bepaalde associaties bij een product op te roepen, kunnen<br />
consumenten producten die hetzelfde zijn, dus homogeen, verschillend gaan waarderen. De<br />
eerder genoemde <strong>reclame</strong>s <strong>van</strong> energieleveranciers laten zien hoe dat in de praktijk werkt.<br />
Deze aanbieders zijn overigens niet de enige die zich op een dergelijke manier <strong>van</strong> elkaar<br />
onderscheiden. Bain kwam bijvoorbeeld in 1956 al tot de conclusie dat in de twintig door<br />
hem onderzochte maakindustrieën, <strong>reclame</strong> de <strong>belang</strong>rijkste manier was om dit te<br />
bewerkstelligen (Bain, 1956). Door de illusie te creëren dat producten <strong>van</strong> elkaar<br />
verschillen, creëren aanbieders marktmacht. <strong>Het</strong> lijkt er immers op alsof zij de enige zijn die<br />
het specifieke product leveren. Concurrenten worden op deze manier buiten spel gezet en<br />
de aanbieder kan (tot op zekere hoogte) straffeloos zijn prijs verhogen.<br />
Reclame geeft aanbieders ook de mogelijkheid om hun merknaam te versterken. Dit werkt<br />
op eenzelfde manier als het onderscheid maken tussen homogene producten: door de<br />
associatie te leggen met bepaalde imago’s en gevoelens. Consumenten krijgen zo een<br />
bepaald beeld <strong>van</strong> een merk en willen als gevolg daar<strong>van</strong> geen ander merk meer<br />
aanschaffen. Herhaling is hierbij een <strong>belang</strong>rijk aspect. Volgens Schwarzchbach <strong>van</strong> het FC<br />
Donders Centrum Cognitieve Neuroimaging aan de Radboud Universiteit Nijmegen<br />
kweekt herhaling naamsbekendheid en een bepaald gevoel bij de consument. Zo lang de<br />
<strong>reclame</strong> niet te ergerlijk is, geldt volgens hem dat vertrouwdheid gewild maakt (De<br />
Schipper, 2005). Ook hierdoor kunnen aanbieders een hogere prijs rekenen door de<br />
<strong>reclame</strong>.<br />
Ishigaki (2001) laat zien dat herhaling ook een goed wapen tegen toetreders kan zijn.<br />
Herhaling <strong>van</strong> de boodschap zorgt namelijk volgens hem ervoor dat mensen bekend raken<br />
met de boodschap en er positiever tegenover staan. Als bekende merken hun boodschap<br />
herhalen, neemt de effectiviteit er<strong>van</strong> minder snel af dan bij onbekende merken. Ook<br />
ergeren mensen zich minder snel aan <strong>reclame</strong>s <strong>van</strong> bekende merken die steeds terugkomen.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ECONOMIE VAN RECLAME 61<br />
Sowieso kan <strong>reclame</strong> een manier zijn om eventuele toetreders buiten de markt te houden.<br />
Hoewel het positieve effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de omzet <strong>van</strong> een speler betwist is, kan het<br />
negatieve effect <strong>van</strong> het niet-voeren <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> groot zijn. Reclame kan noodzakelijk zijn<br />
om effectief op een markt te kunnen opereren. De kosten die moeten worden gemaakt om<br />
de markt te betreden, worden in zo’n geval hoger. Ook kunnen de zittende partijen een<br />
comparatief voordeel hebben ten opzichte <strong>van</strong> mogelijke toetreders, omdat zij kortingen<br />
hebben bedongen (Comanor en Wilson, 1974).<br />
Box 4.4 Reclame en consumptie-externaliteiten<br />
In markten met consumptie-externaliteiten is <strong>reclame</strong> een middel om de voorkeur <strong>van</strong> consumenten te<br />
coördineren en zo de externaliteit te realiseren. In gewoon Nederlands: op markten waarop consumenten<br />
er waarde aan hechten dat andere consumenten het product ook gebruiken, kan <strong>reclame</strong> een goed middel<br />
zijn om consumenten het idee te geven dat anderen het product ook daadwerkelijk zullen gebruiken. Zo<br />
was volgens Pastine en Pastine (2001) het grote <strong>reclame</strong>offensief bij de introductie <strong>van</strong> Windows 95 er niet<br />
alleen om consumenten te informeren over het bestaan en de prijs <strong>van</strong> het product, maar ook om<br />
consumenten het idee te geven dat iedereen het zou gaan gebruiken.<br />
Als er externaliteiten zijn, kan <strong>reclame</strong> een <strong>belang</strong>rijke rol spelen zelfs als consumenten geheel rationeel<br />
zijn en kennis hebben <strong>van</strong> het bestaan, de karakteristieken en de prijs <strong>van</strong> producten. De voorkeur <strong>van</strong> de<br />
consument kan er immers mee worden beïnvloed: als je het idee hebt dat iedereen een bepaald product<br />
gaat gebruiken, zal je geneigd zijn dat product ook aan te schaffen. Dit geldt met name voor producten die<br />
‘compatible’ moeten zijn (zoals het genoemde voorbeeld <strong>van</strong> Windows). Maar imago kan ook <strong>belang</strong>rijk<br />
zijn, zoals in de <strong>reclame</strong>s voor de Levi’s- spijkerbroeken in de jaren negentig <strong>van</strong> de twintigste eeuw of de<br />
flitsende Nike’s-<strong>reclame</strong>s <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag de dag. De mooie <strong>reclame</strong>s geven een bepaald product een stoer<br />
imago en (met name) jongeren kunnen daardoor het idee krijgen dat iedereen zo’n broek of zulke<br />
schoenen zal gaan dragen. Dus willen zij het ook. Dit is waarschijnlijk een goede verklaring voor het feit<br />
dat veel <strong>reclame</strong> op jongeren is gericht: zij vinden het <strong>belang</strong>rijk wat hun leeftijdsgenoten doen. Door<br />
middel <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> kunnen fabrikanten daarop inspelen (Pastine en Pastine, 2001).<br />
4.3.3 De waarde <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor de algemene economie<br />
Zoals in paragraaf 4.1.4 te lezen is, houden de netto mediabestedingen gelijke tred met de<br />
<strong>economische</strong> conjunctuur. De vraag die dit oproept is: zijn <strong>reclame</strong>-uitgaven <strong>van</strong> invloed<br />
op de algemene economie, of ligt het verband andersom en is de <strong>economische</strong> conjunctuur<br />
<strong>van</strong> invloed op de <strong>reclame</strong>-uitgaven? Wetenschappelijk onderzoek heeft, net als bij de<br />
effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op verkoop en omzet, tegenstrijdige resultaten opgeleverd.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
62 HOOFDSTUK 4<br />
Een (beperkt) aantal studies toont aan dat er een positief verband bestaat tussen<br />
<strong>reclame</strong>bestedingen en de <strong>economische</strong> conjunctuur. Zo heeft Peel in 1975 bijvoorbeeld<br />
aangetoond dat een <strong>reclame</strong>toename <strong>van</strong> £ 1 per kwartaal in Groot-Brittannië leidt tot een<br />
hogere consumptie op de korte termijn met minstens £ 1,64 en op de lange termijn met<br />
£ 4,48. Ook meer recente onderzoeken laten zien dat de jaarlijkse (totale) <strong>reclame</strong>-uitgaven<br />
<strong>van</strong> invloed zijn op het consumptieniveau <strong>van</strong> de jaren daarna (zie voor voorbeelden<br />
Deleersnyder, 2003). Een ander onderzoek heeft aangetoond dat als per persoon $ 1 meer<br />
aan <strong>reclame</strong> wordt uitgegeven, er per persoon op de korte termijn $ 4,1 minder wordt<br />
gespaard en op de lange termijn $ 7,9 (Taylor and Weiserbs, 1972). De uitkomsten <strong>van</strong> deze<br />
onderzoeken duiden erop dat <strong>reclame</strong> de economie beïnvloedt, aangezien <strong>reclame</strong> effect<br />
lijkt te hebben op het bestedings- en spaargedrag <strong>van</strong> consumenten (hoewel voor een echte<br />
kostenbatenanalyse ook de kosten die deze veranderingen met zich meebrengen in<br />
ogenschouw moeten worden genomen). Tegenover deze uitkomsten staan echter ook tal<br />
<strong>van</strong> onderzoeken die aantonen dat <strong>reclame</strong> geen positief effect heeft op de algehele<br />
uitgaven, en dat <strong>reclame</strong>-uitgaven juist afhankelijk zijn <strong>van</strong> de algemene <strong>economische</strong><br />
situatie.<br />
Een verklaring voor de sterk verschillende uitkomsten ligt waarschijnlijk in de verschillen in<br />
onderzoeksopzet. Zo verschillen tussen de studies de onderzochte tijdsperioden en landen,<br />
als mede de onderzochte indicatoren (BBP, spaartegoeden, et cetera), de frequentie <strong>van</strong> de<br />
data en de tijdhorizon (langetermijn- versus kortetermijneffecten). 35<br />
Onbetwist is dat <strong>reclame</strong>bestedingen een cyclisch verloop hebben, en dat de cyclische<br />
beweging sterk samenloopt met de <strong>economische</strong> situatie. Als het goed gaat met de<br />
economie, dan floreert de <strong>reclame</strong>. Gaat het economisch minder, dan vallen er harde<br />
klappen. Interessant is dan ook de vraag: is er een verband tussen de mediabestedingen en<br />
de <strong>economische</strong> conjunctuur of is het toeval dat beide hetzelfde patroon volgen? <strong>Het</strong><br />
antwoord op deze vraag is recentelijk geleverd. <strong>Onderzoek</strong> naar de Nederlandse <strong>reclame</strong>uitgaven<br />
in dagbladen, tijdschriften, radio en televisie in de periode 1967-1995, laat zien dat<br />
er inderdaad een relatie is tussen <strong>reclame</strong>bestedingen en het bruto binnenlands product.<br />
<strong>Het</strong> is echter niet zo dat <strong>reclame</strong> <strong>van</strong> invloed is op de <strong>economische</strong> fluctuaties, het verband<br />
35 Deleersnyder (2003).<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
DE ECONOMIE VAN RECLAME 63<br />
ligt andersom: de <strong>economische</strong> situatie is <strong>van</strong> sterke invloed op de vraag naar <strong>reclame</strong>. <strong>Het</strong><br />
blijkt zelfs zo te zijn, dat de vraag naar <strong>reclame</strong> meer afneemt dan dat het BBP afneemt in<br />
dergelijke slechte tijden (Deleersnyder, 2003). Waarschijnlijk liggen de eerder genoemde<br />
redenen daaraan ten grondslag. Veel bedrijven stellen het <strong>reclame</strong>budget vast op basis <strong>van</strong><br />
een percentage <strong>van</strong> de winst of de omzet. In economisch slechtere tijden snijden ze in de<br />
<strong>reclame</strong>budgetten en kiezen ze in plaats <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor directe(re) maatregelen om<br />
klanten te trekken, zoals aanbiedingen (Deleersnyder, 2003).<br />
4.4 Conclusie<br />
De output <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche heeft invloed op verschillende sectoren <strong>van</strong> de<br />
economie, zo wordt er alleen al 5,5 miljard euro uitgegeven om <strong>reclame</strong> zichtbaar te maken.<br />
Deze zogeheten <strong>reclame</strong>bestedingen vormen een (groot) deel <strong>van</strong> de inkomsten <strong>van</strong><br />
kranten, dagbladen, tv-zenders, sportverenigingen, evenementen etc. Vrij toegankelijke<br />
commerciële televisie en radio zouden ondenkbaar zijn zonder <strong>reclame</strong>. Kranten en<br />
tijdschriften zouden minstens een factor twee duurder worden.<br />
Een overzicht <strong>van</strong> economisch onderzoek naar de effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de omzet <strong>van</strong><br />
de adverteerder levert tegenstrijdigheden op. Er is onderzoek dat een positief effect<br />
aantoont, maar ander onderzoek vindt geen effect of wijst op een omgekeerde causaliteit.<br />
<strong>Het</strong> effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de omzet <strong>van</strong> een branche is bijna nergens aangetoond, behalve<br />
bij ‘collectieve <strong>reclame</strong>’, die precies dat doel heeft. Reclame door een specifieke producent<br />
heeft dus, als er al een effect op de omzet is, vooral tot gevolg dat deze zijn marktaandeel<br />
vergroot ten koste <strong>van</strong> de concurrentie. Eenzelfde soort tegenstrijdigheid over de<br />
causaliteit, blijkt uit onderzoeken naar de macro-<strong>economische</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>. Op dat<br />
niveau wordt meestal aangenomen dat de conjunctuur vooral de <strong>reclame</strong>bestedingen<br />
beïnvloedt en niet andersom.<br />
Wat betreft de effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> is het zo dat <strong>reclame</strong> de zoekkosten naar producten<br />
verlaagt en netwerkeffecten versterkt, wat gunstig is voor de welvaart. Daar staat weer<br />
tegenover dat <strong>reclame</strong> door de schaalvoordelen <strong>van</strong> naamsbekendheid een<br />
toetredingsbelemmering kan opleveren. Ook kan <strong>reclame</strong> een kunstmatige<br />
productheterogeniteit suggereren (denk aan de energieleveranciers) en daardoor neemt de<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
64 HOOFDSTUK 4<br />
concurrentie af en nemen de marges toe. Daarbij kan het echter gebeuren dat er in een<br />
productmarkt <strong>reclame</strong>oorlogen uitbreken. Dat is gunstig voor de <strong>reclame</strong>branche en de<br />
media, maar het kost de producenten per saldo geld. Dat maakt het maatschappelijk<br />
beschouwd nog geen weggegooid geld, aangezien de media en entertainmentsector in hun<br />
bestaan sterk leunen op de <strong>reclame</strong>bestedingen.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 65<br />
5 Een spannende toekomst<br />
De voorgaande hoofdstukken hebben laten zien dat de <strong>reclame</strong> op verschillende manieren<br />
verweven is in onze maatschappij. En in een tijdperk waar de technologie op allerlei<br />
manieren nieuwe wegen opent, is het interessant om te kijken wat de<br />
toekomstverwachtingen met betrekking tot <strong>reclame</strong> zijn.<br />
Tijdens een bijeenkomst <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>makers in september dit jaar, zei één <strong>van</strong> de<br />
aanwezigen dat de tijd is aangebroken dat de <strong>reclame</strong>branche zich daadwerkelijk verplaatst<br />
in de consument. Die klaagt immers al jaren over de hinderlijke onderbrekingen <strong>van</strong> tvprogramma’s<br />
en irritante commercials, maar er is nooit wat aan gedaan. Nu er echter<br />
recorders op de markt zijn verschenen waarmee kijkers gemakkelijk <strong>reclame</strong> kunnen<br />
overslaan (de PVR’s en tivo’s), zal de <strong>reclame</strong>wereld een nieuwe manier moeten bedenken<br />
om zijn boodschap toch aan de consument over te kunnen brengen. 36 De manier om dit te<br />
doen is volgens velen te switchen <strong>van</strong> push naar pull: in plaats <strong>van</strong> de consumenten <strong>reclame</strong><br />
‘op te dringen’ moeten ze verleid worden door aantrekkelijke en rele<strong>van</strong>te <strong>reclame</strong>s die op<br />
nieuwe manieren getoond (kunnen) worden.<br />
De nieuwste Nederlandse tv-zender, Talpa, bedenkt dit soort manieren: zo zijn de<br />
weermannen en -vrouwen gekleed in kleding <strong>van</strong> C&A, en kan via de Talpa site en in de<br />
daarvoor apart ingerichte hoek in de C&A winkels deze kleding worden aangeschaft.<br />
Convergentie is het modewoord en digitalisering de gemene deler, volgens Ronald<br />
Goes (CEO Talpa Media Holding en algemeen directeur tv-zender Talpa). De zender biedt<br />
bedrijven dan ook niet ‘alleen maar’ spots. In overleg met de adverteerder wordt de beste<br />
(multimediale) aanpak gekozen. 37<br />
Talpa neemt op deze manier eigenlijk de rol <strong>van</strong> het <strong>reclame</strong>bureau deels over. Dit doen<br />
ook bedrijven die zelf tv-programma’s produceren. Bekende voorbeelden zijn SixPack <strong>van</strong><br />
Heineken en Life&Cooking <strong>van</strong> Unilever. Er lijkt wat dit soort programma’s betreft een<br />
trend te zijn gezet: een aantal bedrijven doet het al, en vele denken erover. Dit is volgens<br />
36 Re:Set bijeenkomst, 15 september 2005, Amsterdam.<br />
37 Idem<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
66 HOOFDSTUK 5<br />
veel bedrijven namelijk de manier om toch de aandacht <strong>van</strong> de consument te krijgen nu,<br />
zoals Alan Rutherford, vice-president global media bij Unilever, het zei: “de waarde <strong>van</strong> tv<strong>reclame</strong><br />
achteruit holt <strong>van</strong>wege het groeiend aantal kanalen en de bijbehorende<br />
fragmentatie.” Volgens hem moeten adverteerders in de Verenigde Staten 10 % meer<br />
besteden om dezelfde impact te bereiken als vijf jaar geleden (Dutch Cowboys, 2005).<br />
Zenders, maar ook <strong>reclame</strong>bureaus zullen dus andere dingen moeten bedenken om<br />
(<strong>reclame</strong>) inkomsten te blijven genereren.<br />
Hoewel het voorgaande door velen onderschreven wordt, is de algemene verwachting dat<br />
de traditionele 30-seconden spot niet zal verdwijnen. Wel zal er meer opgelet worden welke<br />
spots er te zien zijn. De bekende spot <strong>van</strong> Schimpie (voor een middel tegen voetschimmel)<br />
is bijvoorbeeld niet geliefd bij kijkers en het is mogelijk dat dergelijke spots geweerd zullen<br />
worden door zenders, in de hoop dat <strong>reclame</strong>s aantrekkelijker en daardoor beter bekeken<br />
zullen worden. 38<br />
Een poging om daarvoor te zorgen, zijn commercials die door consumenten bedacht en<br />
soms zelfs gemaakt worden. Deze open source marketing wordt door bedrijven gebruikt om<br />
consumenten intensiever bij hun merk te betrekken. Voorbeelden zijn de <strong>reclame</strong>s voor<br />
Converse, Centraal beheer, Douwe Egberts en Bavaria waarbij consumenten input leverden<br />
en in het geval <strong>van</strong> Converse zelfs de hele spot maakten. <strong>Het</strong> gaat hierbij weliswaar niet om<br />
uitgebreide campagnes, maar het is allicht een trend om rekening mee te houden (Smit,<br />
2005).<br />
Tevens zal er steeds meer gerichte <strong>reclame</strong> verschijnen. Dit is alleen al nodig om de<br />
aandacht <strong>van</strong> jongeren te trekken, die diffuus verspreid is over diverse media.<br />
Adverteerders zullen zich dan ook steeds meer op een bepaalde doelgroep richten en die<br />
(via verschillende media) proberen te bereiken. Een mooi voorbeeld hier<strong>van</strong> is de snel<br />
groeiende markt <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor computerspelletjes (games). Gamers vinden het leuk als<br />
er <strong>reclame</strong> aan de spellen is toegevoegd, omdat het een spel realistischer maakt. Zo wordt<br />
een voetbal-game realistischer en dus leuker gevonden wanneer op de <strong>reclame</strong>borden in het<br />
stadion <strong>reclame</strong> staat voor echte merken (en geen dummy’s). Dit biedt perspectief voor de<br />
38 Idem<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
EEN SPANNENDE TOEKOMST 67<br />
adverteerder. Zeker ook omdat de beeldkwaliteit en de <strong>reclame</strong>mogelijkheden <strong>van</strong> een spel<br />
via Internet steeds beter worden. Zo kan er gemakkelijk <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> gewisseld worden, kan<br />
de <strong>reclame</strong> alleen in een bepaald geografisch gebied vertoond worden, kan er online<br />
bekeken worden hoe vaak een advertentie gezien wordt, et cetera. Met andere woorden: er<br />
ligt een hele nieuwe markt open. (zie Schouten, 2005, en Schneider en Cornwell, 2005).<br />
Een andere snel groeiende markt vormt product placement. In films en op televisie neemt deze<br />
vorm <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> – waarvoor de kijker niet weg kan zappen en die niet kan worden<br />
overgeslagen met een PVR – sterk toe. En dat lijkt zijn vruchten af te werpen. Zo leidde de<br />
sponsoring <strong>van</strong> het programma Je echte leeftijd door de producenten <strong>van</strong> Spa en Slimfast<br />
ertoe dat beide merken vaker met woorden als ‘gezond’ en ‘fit’ worden geassocieerd.<br />
Hoewel de informatie in vergelijking met traditionele <strong>reclame</strong>spotjes indirect bij mensen<br />
terechtkomt, lijkt het dus wel aan te slaan.<br />
De vervagende scheidslijn tussen <strong>reclame</strong> en redactionele inhoud zal ook nieuwe<br />
maatschappelijke discussies oproepen over de onafhankelijkheid <strong>van</strong> de programmamaker<br />
en in het bijzonder de journalistiek. Er schuilt weinig gevaar in, wanneer een commerciële<br />
zender zo attent is een KLM-spotje niet te vertonen na een journaaluitzending over een<br />
grote vliegtuigramp. <strong>Het</strong> omgekeerde – redactionele inhoud die wijkt voor de <strong>belang</strong>en <strong>van</strong><br />
adverteerders – zal echter veel weerstand oproepen. De vervagende scheidslijn tussen<br />
<strong>reclame</strong>blok en programma’s leidt dan ook tot de vraag of er redactionele inhoud is die niet<br />
beïnvloedbaar mag zijn door adverteerders. <strong>Het</strong>zelfde geldt voor journalistieke ogende<br />
artikelen in sponsored magazines. De vervolgvraag is of een dergelijk standpunt ook praktisch<br />
te handhaven is, en of handhaving überhaupt nodig is. Wellicht zal de kijker met zijn<br />
kijkgedrag de uiteindelijke spelregels bepalen.<br />
Dat adverteerders hun budgetten anders zullen gaan inzetten is nu al zichtbaar. Procter &<br />
Gamble, de bedenkers <strong>van</strong> de soaps, besteedde bijvoorbeeld eerst 90 % <strong>van</strong> zijn budget aan<br />
televisie<strong>reclame</strong>, nu voor de nieuwste producten nog maar 25 %. De rest gaat naar andere<br />
marketinginstrumenten, zoals in-store promotions. P&G is overigens wel <strong>van</strong> mening dat<br />
massa<strong>reclame</strong> voor het opbouwen <strong>van</strong> een groot merk noodzakelijk zal blijven (The<br />
Economist, 2005). Recentelijk werd ook bekend dat Unilever de laatste jaren 20 % minder<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
68 HOOFDSTUK 5<br />
heeft uitgegeven aan televisie<strong>reclame</strong> en dat dit de komende jaren nog verder zal afnemen.<br />
Dit gedeelte <strong>van</strong> het budget is verschoven naar Internet<strong>reclame</strong> (Dutch Cowboys, 2005).<br />
In het BBC/VEA jaarboek mediabestedingen wordt ook ieder jaar een blik op de toekomst<br />
geworpen. In het jaarboek <strong>van</strong> 2004 wordt een soortgelijk beeld geschetst als hierboven:<br />
met name op het gebied <strong>van</strong> televisie en internet zullen volgens BBC veel veranderingen<br />
plaatsvinden in de nabije toekomst. Zo is de verwachting dat door de komst <strong>van</strong> de nieuwe<br />
zender Talpa de tarieven voor <strong>reclame</strong>zendtijd verder zullen dalen en dat er veel zal<br />
veranderen wat betreft de marktaandelen. Maar behalve deze concurrentie-effecten zal er<br />
ook waarschijnlijk veel veranderen door de introductie <strong>van</strong> ‘het digitale sprookje’. De<br />
komst <strong>van</strong> Triple Play (breedbandinternet, -televisie en -telefoondiensten) zal volgens<br />
BBC/VEA onder andere ertoe leiden dat de zogeheten spot-advertising op televisie zal<br />
afnemen en dat het budget naar andere, nieuwe concepten zal gaan. Internet zal naar de<br />
verwachting <strong>van</strong> BBC/VEA de komende jaren nog sneller groeien. Volgens BBC/VEA<br />
heeft Nederland namelijk nog een inhaalslag te maken wat de internetbestedingen betreft,<br />
die het komende jaar voor een groot deel gemaakt zal worden (BBC/VEA, 2004).<br />
Voor <strong>reclame</strong>bureaus zelf geldt dan ook dat zij zullen zich moeten bezinnen op hun<br />
(nieuwe) rol binnen de <strong>reclame</strong>wereld. Om te overleven zullen ze niet moeten blijven<br />
hangen bij alleen spotjes en advertenties, maar in hun denken mee moeten gaan in de<br />
convergentie <strong>van</strong> de media die samengaat met een fragmentatie <strong>van</strong> de mediaconsumptie<br />
en vervaging <strong>van</strong> de scheidslijn tussen redactionele inhoud en <strong>reclame</strong>. De toekomst zal<br />
<strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche dus veel creativiteit vragen.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 69<br />
Literatuur<br />
AAAA Bulletin (November 22, 2004), Advertising’s impact on U.S. Economy: $ 5 Trillion in<br />
economic activity, 21 million jobs, New York, US.<br />
Adweek (2002). Amsterdam Scoort hoogst als vestigingsplek voor internationale<br />
<strong>reclame</strong>bureaus, nr. 41, p. 20.<br />
Azough, R. (2005). Liever tv-programma dan een <strong>reclame</strong>spotje, Volkskrant 19 september.<br />
Bain, J. S. (1956). Barriers to New Competition, Harvard University Press, Cambridge, MA.<br />
BBC/VEA (2004). Jaarboek Netto Mediabestedingen 2003, Amsterdam.<br />
BBC/VEA (2005). Jaarboek Netto Mediabestedingen 2004, Amsterdam.<br />
Becker, G.S. en K.M. Murphy (1993). A simple theory of advertising as a good or bad. The<br />
Quaterley Journal of Economics, November 1993, 941-64.<br />
Caplan, B. (2003). Stigler-Becker versus Muers-Briggs: Why preference-based explanations<br />
are scientifically meaningful and empirically important. Journal of Economic Behavior &<br />
Organization, 50 (4), 391-405.<br />
Comanor, W.S. en T.A. Wilson (1974). Advertising and market power. Harvard University<br />
Press, Cambridge, Massachusetts.<br />
Creative Londen, GLA & LDA (2004). Creative London: vision and plan, London.<br />
Deleersnyder, Barbara (2003). Marketing in turbulent times. Ph.D. Thesis, Catholic<br />
University Leuven.<br />
Dekimpe, M. en D. Hanssens (1995). The persistence of marketing effects on sales.<br />
Marketing Science, 14, 1-21.<br />
Dekimpe, M. en D. Hanssens (1999). Sustained spending and persistant respons: A new<br />
look at long-term marketing profitability. Journal of Marketing Research, 36, 397-412.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
70<br />
Department of Culture, media and Sport (DCMS), Creative Industries Mapping Document<br />
(2001). section Advertising, London.<br />
Depken II, C.A. en D.P. Wilson (2004). Is advertising a good or a bad? Evidence from U.S.<br />
magazine subscriptions. Journal of Business, 77, no. 2, S61-S80.<br />
Dewenter, R. (2003). Estimating the value of advertising, Discussion paper no. 12, juni,<br />
Universiteit FAF Hamburg.<br />
Dorfman, R. en P.O. Steiner (1954). Optimal advertising and optimal quality. American<br />
Economic Review, XLIV, 826-36.<br />
Dubé, J.P., G.J. Hitsch en P. Manchanda (2004). An empirical model of advertising<br />
dynamics, December, forthcoming Quantitative Marketing and Economics.<br />
Dungen, M. Van den (2005). Van Gogh als alibi, Reclameweek, 16 maart.<br />
Dutch Cowboys (2005). Unilever plust Internet, Persbericht <strong>van</strong> 21 september 2005,<br />
www.dutchcowboys.nl.<br />
The Economist (2005a). Bijlage Crowned at last, bij de The Economist, 2 april 2005.<br />
The Economist (2004). Paying to avoid adds, 5 augustus.<br />
Elliott, C. (2001). A cointegration analysis of advertising and sales data. Review of Industrial<br />
Organization, 18, 417-26.<br />
Florida, R. (2005). Cities and the creative class, Routledge, New York<br />
Florida, R. (2002). The rise of the creative class, and how it's transforming work, leisure,<br />
community and everyday life, Basic Books, New York.<br />
Fare, R., S. Grosskopf, B.J. Seldon, en V.J. Tremblay (2003). Advertising efficiency and the<br />
choice of media mix: a case of beer. International Journal of Industrial Organization, 22, 503-22.<br />
Gabszewicza, J.J., D. Lausselb, N. Sonnacc (2005). Does advertising lower the price of<br />
newspapers to consumers? A theoretical appraisal. Economics Letters 87, 127–134.<br />
GLA Economics / Mayor of London (2002). Creativity: London’s Core Business, London.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
LITERATUUR 71<br />
GLA Economics / Mayor of London (2004). London’s Creative Sector: 2004 update,<br />
London.<br />
Godes, D. Ofek, E. en M. Sarvary (2003). Products vs. Advertising: media competition and<br />
the relative source of firm profits. Harvard Business School Marketing Research Papers,<br />
no. 03-03.<br />
Hirsch, E. en Schweizer, M (2005). The advertising saturation point. Strategy + Business,<br />
fall 2005.<br />
Hodes, S.J. (2005). De creatieve stad en leisure – Amsterdam een case study. Hogeschool<br />
INHOLLAND.<br />
Holden, S. (1993). Network or pay-per-view? A welfare analysis. Economic Letters, 43, 59-64.<br />
Innovatieplatform (2005). Creativiteit: de gewichtsloze brandstof <strong>van</strong> de economie.<br />
Ishigaki, H. (2001). Repetitive advertising to deter entry. Metroeconomica, 52, 474-489.<br />
Jedidi, K., C.F. Mela en S. Gupta (1999). Managing advertising and promotion for long-run<br />
profitability. Marketing Science, 18, 1-22.<br />
Johnson, J.P., en D.P. Myatt (2004). On the simple economics of advertising, marketing<br />
and product design. Oxford University Economics Discussion Paper 185.<br />
Kamp, M. <strong>van</strong> de, (2003). One eye sees, the other feels. <strong>Het</strong> locatiekeuzeproces <strong>van</strong> kleine<br />
culturele ondernemingen in Amsterdam en Rotterdam, Doctoraalscriptie Erasmus<br />
Universiteit Rotterdam<br />
Karrh, J.A., K.B. McKee en C.J. Pardun (2003). Practitioners' Evolving Views on Product<br />
Placement Effectiveness, Journal of advertising research, 43, juni, 138-150.<br />
Kloosterman, R.C. (2004). Recent employment trends in the cultural industries in<br />
Amsterdam, Rotterdam, The Hague and Utrecht. A first exploration, Tijdschrift voor<br />
<strong>economische</strong> en sociale geografie, 95, 2, 243-252.<br />
Kloosterman, R. (2005). Nederlandse creatieve bedrijven in internationaal perspectief, in:<br />
Marlet, Poort (red), Cultuur en creativiteit naar waarde geschat.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
72<br />
Lancaster, K.M. en A.R. Lancaster (2003). The economics of tobacco advertising:<br />
spending, demand, and the effect of bans. International Journal of Advertising, 22, 41-65.<br />
Leeflang, P.S.H. (2005). Meten op markten. Koninklijke Nederlandse Academie <strong>van</strong><br />
Wetenschappen, Amsterdam.<br />
Mail Media (2005). Direct Marketing onderzoek 2005, Amsterdam.<br />
Manshanden, W.J.J., Raspe, O., Rutten, P. (2004). De waarde <strong>van</strong> de creatieve industrie,<br />
<strong>Economisch</strong> Statistische Berichten, 89, 4434, 252-254.<br />
Marlet, G.A. en C.M.C.M. Van Woerkens (2004a). Skills and Creativity in a Cross-section<br />
of Dutch Cities, Discussion Paper Series 04-29, Utrecht School of Economics, Universiteit<br />
Utrecht (www.atlasvoorgemeenten.nl).<br />
Marlet, G.A. en C.M.C.M Van Woerkens (2004b). Atlas voor gemeenten. Utrecht.<br />
Marlet, G., Van Woerkens, C. (2005). Wat drijft creatieve mensen en bedrijven?, in: Marlet,<br />
Poort (red), Cultuur en creativiteit naar waarde geschat.<br />
Marlet G. en J. Poort (red, 2005). Cultuur en creativiteit naar waarde geschat, <strong>SEO</strong><br />
<strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> / Atlas voor Gemeenten.<br />
Ministerie <strong>van</strong> <strong>Economisch</strong>e Zaken en Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap<br />
(2005). Ons Creatieve Vermogen. Brief cultuur en economie.<br />
Nederlands Uitgeversverbond (2005) Jaarverslag 2004, De Nederlandse Dagbladpers.<br />
Nelson, P. (1975). The economic consequences of advertising. Journal of Business, 48(2),<br />
213-41.<br />
Nooij, M. De, en Poort, J. (2005). Vooruit met procesinnovatie. <strong>SEO</strong>-rapport 814, <strong>SEO</strong><br />
<strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>, Amsterdam.<br />
O’Leary, N. (2000). Amsterdam: Europe's new creative center, Communication Arts, 42, 113<br />
– 131.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
LITERATUUR 73<br />
Oort, <strong>van</strong> F.G. (2002). Agglomeration, economic growth and innovation. Spatial analysis of<br />
growth- and R&D externalities in the Netherlands (Tinbergen Institute research series ; no.<br />
260, Amsterdam, Thela Thesis).<br />
Oser, K. (2005). New ad kings: Yahoo, Google, Advertising Age, 25 april.<br />
Pagant, J.A, S. Sethi, en G.A. Soydemir (2001). The impact of promotion/advertising<br />
expenditures on citrus sales. Applied Economics Letters, 8, 659-663.<br />
Pastine, I. en T. Pastine (2001). Consumption externalities, coordination and advertising.<br />
Discussion paper nr. 2867. Centre for Economic Policy Research, Londen.<br />
Peel, D. (1975). Advertising and aggregate consumption. In : Cowling, K., Cable, J., Kelly,<br />
M., McGuinness, T. (Ed.), Advertising and Economic Behavior, The Macmillan Press,<br />
London, 187-198.<br />
Pigou, M.A., (1920), The Economics of Welfare. Londen: Macmillan and Company.<br />
Pomp, M. (2003). Innovatie: wie het weet mag het zeggen Feiten, onzekerheden en beleid.<br />
<strong>SEO</strong>. <strong>SEO</strong>-rapportnr: 706 A, Amsterdam.<br />
Porter, M. (990). The Competitive Ad<strong>van</strong>tage of Nations (New York, Free Press).<br />
Publieke omroepen (2005). Jaarverslag 2004.<br />
Reas en Hofstede (red., 2005). Creativiteit in kaart gebracht. Mapping Document creatieve<br />
bedrijvigheid in Nederland, Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen en Ministerie<br />
<strong>van</strong> <strong>Economisch</strong>e Zaken.<br />
RTL Group (2005). Annual Report 2004.<br />
Rutten, Walter Manshanden, Jos Muskens en Olaf Koops (2004). De creatieve industrie in<br />
Amsterdam en de regio, TNO-rapport STB-04-29, Delft.<br />
Schipper, S. De (2005) Niet kijken, toch kopen; Reclame, Volkskrant 22 januari.<br />
Schouten, E. (2005). Computerspel ontdekt als advertentiemedium, NRC Handelsblad, 21<br />
juni.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
74<br />
Schneider, L.P. en T.B. Cornwell (2005). Cashing in on crashes via brand placement in<br />
computer games. International Journal of Advertising, 24(3), 232-243.<br />
Scott Morton, F.M. (2000). Barriers to entry, brand advertising, and generic entry in the US<br />
pharmaceutical industry. International Journal of Industrial Organization, 18, 1085-1104.<br />
Scott, A.J. (2000). The cultural economy of cities; Essays on the geography of Imageproducing<br />
industries, Perseus Books Group.<br />
Shum, M. (2004). Does advertising overcome brand loyalty? Evidence from the breakfastcereals<br />
market. Journal of Economics & Mangament Startegy, 13,2, 241-72.<br />
Smit, R. (2005). Rumoer maken met doe-het-zelfmarketing. In <strong>Het</strong> Financieel Dagblad <strong>van</strong><br />
23 november 2005, p. 7.<br />
Sponsor magazine (2003). sponsor academic, wetenschappelijke bijlage <strong>van</strong> sponsor<br />
magazine.<br />
Sponsor Magazine (2005). Benchmark Sponsoring 2005, februari, nr.1.<br />
Ster (2005). Jaarverslag 2004.<br />
Stigler, G. en G. Becker (1977). De Gustibus Non Est Dispuntandum. American<br />
Economic Review, 67, 76-90.<br />
Taylor, L.D., en D. Weiserbs (1972). Advertising and the aggregate consumption function,<br />
The American Economic Review 62, 642-655.<br />
Tirole, Jean (1988). The Theory of Industrial Organisation, Massachusetts Institute of<br />
Technology, USA.<br />
Tremblay, V.J. en Okuyama, K. (2001). Advertising restrictions, competition and alcohol<br />
consumption. Western Economic Association International. 19-3, 313-21.<br />
Vrij Nederland (2005). Museale Super League, 60-65, 23 april.<br />
Walliser, B. (2003). International review of sponsorship research: extension and update.<br />
International Journal of Advertising, 22, 5-40.<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK
LITERATUUR 75<br />
Yelkur, R., C. Tomkovick, P. Traczyk, (2004). Super Bowl advertising effectiveness:<br />
Hollywood finds the games golden, Journal of Advertising Research, 143-160.<br />
Zanias, G.P. (1994). The long run causality and forecasting in the advertising-sales<br />
relationship. Journal of Forecasting, 13, 601-10.<br />
ZenithOptimedia (2004). Advertsing expenditure Forecast, december.<br />
http://www.zenithoptimedia.com/gff/pdf/Adsp%20Dec%2004.PDF.<br />
Zhou, W. (2004). The choice of commercial breaks in television programs: the number,<br />
length en timing. The Journal of Industrial Economics, 52. 315-326<br />
<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK