27.09.2013 Views

Het economische belang van reclame - SEO Economisch Onderzoek

Het economische belang van reclame - SEO Economisch Onderzoek

Het economische belang van reclame - SEO Economisch Onderzoek

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Amsterdam, januari 2006<br />

<strong>Het</strong> <strong>economische</strong> <strong>belang</strong> <strong>van</strong> <strong>reclame</strong><br />

José Mulder (<strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>)<br />

Joost Poort (<strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>)<br />

Gerard Marlet (Stichting Atlas voor gemeenten)<br />

Clemens <strong>van</strong> Woerkens (Stichting Atlas voor gemeenten)<br />

Deze publicatie is een initiatief <strong>van</strong> het CMC, Centrum voor Merk en Communicatie en<br />

werd financieel mogelijk gemaakt door het NUV (Nederlands Uitgeversverbond), SPOT<br />

(Stichting ter Promotie en Optimalisatie <strong>van</strong> Televisie-<strong>reclame</strong>), BVA (bond <strong>van</strong><br />

adverteerders) en de VEA (Vereniging <strong>van</strong> communicatie-adviesbureaus).


“De wetenschap dat het goed is”<br />

<strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> doet onafhankelijk toegepast economisch onderzoek in opdracht <strong>van</strong> overheid<br />

en bedrijfsleven. Ons onderzoek helpt onze opdrachtgevers bij het nemen <strong>van</strong> beslissingen. <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong><br />

<strong>Onderzoek</strong> is gelieerd aan de Universiteit <strong>van</strong> Amsterdam. Dat geeft ons zicht op de nieuwste<br />

wetenschappelijke methoden. We hebben geen winstoogmerk en investeren continu in het intellectueel<br />

kapitaal <strong>van</strong> de medewerkers via promotietrajecten, het uitbrengen <strong>van</strong> wetenschappelijke publicaties,<br />

kennisnetwerken en congresbezoek.<br />

<strong>SEO</strong>-rapport nr. 853<br />

ISBN 90-6733-312-3<br />

Copyright © 2006 <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>, Amsterdam/Stichting Atlas voor gemeenten, Utrecht. Alle<br />

rechten voorbehouden. <strong>Het</strong> is geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen en dergelijke, mits<br />

daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld.


HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME<br />

Inhoudsopgave<br />

Conclusies .........................................................................................................................i<br />

Executive summary .......................................................................................................iii<br />

1 Inleiding .........................................................................................................1<br />

2 De <strong>reclame</strong>branche als <strong>economische</strong> sector.............................................3<br />

2.1 De <strong>reclame</strong>branche en de creatieve bedrijfstakken .................................4<br />

2.2 De <strong>economische</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche ................................11<br />

2.2.1 Werkgelegenheid .....................................................................................11<br />

2.2.2 Productie en export ................................................................................15<br />

2.2.3 Innovatie en intellectueel eigendom.....................................................17<br />

2.3 Uitstraling op andere sectoren..................................................................20<br />

2.4 Conclusie......................................................................................................23<br />

3 <strong>Het</strong> lokale <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche ..............................................25<br />

3.1 Regionale verdeling <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche...........................................25<br />

3.2 Reclamebranche en regionaal-<strong>economische</strong> groei.................................28<br />

3.3 Internationale faam.....................................................................................31<br />

3.4 Woonklimaat als vestigingsfactor.............................................................32<br />

4 De economie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>.........................................................................37<br />

4.1 Bestedingen..................................................................................................38<br />

4.1.1 Direct marketing & huis aan huis <strong>reclame</strong> ..........................................38<br />

4.1.2 Sponsoring ...............................................................................................39<br />

4.1.3 Product placement ..................................................................................42<br />

4.1.4 Mediabestedingen....................................................................................43<br />

4.2 De waarde <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor verspreidende media...............................50<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


4.3 De <strong>economische</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>................................................... 53<br />

4.3.1 Relatie tussen <strong>reclame</strong> en omzet .......................................................... 56<br />

4.3.2 Relatie tussen <strong>reclame</strong> en concurrentie............................................... 58<br />

4.3.3 De waarde <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor de algemene economie....................... 61<br />

4.4 Conclusie ..................................................................................................... 63<br />

5 Een spannende toekomst ......................................................................... 65<br />

Literatuur ...................................................................................................................... 69<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME i<br />

Conclusies<br />

Er wordt in Nederland meer geld aan <strong>reclame</strong> en andere professionele communicatie<br />

besteed dan vaak wordt gedacht. Zo wordt er naast € 4 miljard aan mediabestedingen<br />

ongeveer € 800 miljoen aan sponsoring en product placement uitgegeven en een<br />

soortgelijk bedrag aan direct marketing. De totale ‘profileringsuitgaven’ liggen dit jaar<br />

dus rond de € 5,5 miljard. Daarbovenop komt nog een vergelijkbaar bedrag in de vorm<br />

<strong>van</strong> de productiekosten <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>spots, advertentiecampagnes, events et cetera.<br />

Deze vormen de omzet <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>bureaus en aanverwante bedrijven.<br />

Gelet op deze forse bedragen is het verrassend hoe weinig overeenstemming er is tussen<br />

studies naar de <strong>economische</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> en sponsoring. Voor zover <strong>reclame</strong> al<br />

een effect heeft, lijkt het vooral de omzet <strong>van</strong> het desbetreffende bedrijf te verhogen ten<br />

koste <strong>van</strong> de concurrenten. Een effect op de opzet <strong>van</strong> een branche is er doorgaans<br />

alleen bij collectieve <strong>reclame</strong>. Een causaal effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>-uitgaven op macro<strong>economische</strong><br />

grootheden is dan ook niet vastgesteld.<br />

Dat betekent niet dat de jaarlijkse bestedingen aan <strong>reclame</strong> en sponsoring weggegooid<br />

geld zijn. De € 5,5 miljard aan profileringsuitgaven – zo’n € 340 per hoofd <strong>van</strong> de<br />

bevolking – komen immers ten goede aan de media, sport en cultuur. De publieke<br />

omroep is voor 25-30 % <strong>van</strong> zijn inkomsten afhankelijk is <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>, de dagbladen en<br />

tijdschriften gemiddeld voor 50-60 % en de commerciële omroepen voor 90-100 %.<br />

Gratis te ont<strong>van</strong>gen commerciële radio en televisie zouden dus ondenkbaar zijn zonder<br />

<strong>reclame</strong>, en door Ster<strong>reclame</strong> te accepteren op de publieke omroep besparen we per<br />

huishouden jaarlijks ongeveer € 32 aan belastinggeld. Ook festivals, evenementen en<br />

concerten zijn steeds meer afhankelijk <strong>van</strong> sponsoring en <strong>reclame</strong>.<br />

De producenten <strong>van</strong> die <strong>reclame</strong>, zoals de <strong>reclame</strong>bureaus, vormen na de architectuur<br />

de grootste bloedgroep <strong>van</strong> de zogeheten creatieve bedrijfstakken. De Nederlandse<br />

<strong>reclame</strong>branche bood in 2004 werk aan ruim 46.000 mensen, 30.000 bij de<br />

<strong>reclame</strong>bureaus, de creatieve kern <strong>van</strong> de branche, en 16.000 in de overige<br />

<strong>reclame</strong>dienstverlening. De werkgelegenheid in deze sector is tussen 1996 en 2004<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


ii<br />

tweemaal zo hard gegroeid als in de rest <strong>van</strong> de economie: 35 % tegen 17 %. Sinds 2002<br />

lijkt het relatieve <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche echter weer licht af te nemen.<br />

De <strong>reclame</strong>branche concentreert zich in Nederland voornamelijk in Amsterdam. <strong>Het</strong><br />

gevarieerde culturele aanbod en de esthetische binnenstad dragen er <strong>belang</strong>rijk aan bij<br />

dat zowel binnen Nederland, als ook internationaal, Amsterdam een heel interessante<br />

vestigingsplaats is voor de <strong>reclame</strong>branche. Er zijn echter risico’s: de afnemende<br />

tolerantie in Nederland kan die gunstige positie <strong>van</strong> Amsterdam ondermijnen, en het<br />

aantrekken <strong>van</strong> creatief talent bemoeilijken.<br />

Dit is een risico voor de Nederlandse economie. Want het <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de<br />

<strong>reclame</strong>branche overstijgt de werkgelegenheid en omzet binnen die sector zelf.<br />

Toeleveranciers profiteren natuurlijk <strong>van</strong> een grote <strong>reclame</strong>branche. Maar ook andere<br />

sectoren profiteren <strong>van</strong> de creatieve en conceptuele innovaties <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>ontwerpers.<br />

Dat mechanisme lijkt zich overigens ook in Amsterdam te concentreren: het<br />

uitstralingseffect <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche kon alleen voor de Amsterdamse<br />

<strong>reclame</strong>branche empirisch worden aangetoond.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME iii<br />

Executive summary<br />

The total expenditure for advertising and other kinds of professional communication in<br />

the Netherlands is larger than often assumed. In addition to the € 4 billion spent in the<br />

media, about € 800 million is spent on sponsorship and product placement, while a<br />

similar sum is spent on direct marketing. Thus, the cost for ‘being seen’ totals about €<br />

5,5 billion. A comparable amount is spent on the production of advertisements for<br />

television, printed media, events, etc. This constitutes the turnover of advertising<br />

agencies and related companies.<br />

Considering these substantial expenses, there is surprisingly little scientific consensus<br />

about the economic effects of advertising and sponsorship. In so far that as advertising<br />

can be shown to increase a company’s turnover, the increase seems to come<br />

predominantly at the expense of its competitors. A positive effect on the turnover of an<br />

entire sector is found only for collective advertising campaigns. Consequently, there is<br />

scant evidence that advertising has an effect on macroeconomic quantities.<br />

This does not imply that money spent on advertising and sponsorship is wasted. Media,<br />

sport and culture benefit significantly from the € 5,5 billion – about € 340 per capita –<br />

that is spent. Public television and radio channels derive 25-30 % of their revenues from<br />

advertising; papers and magazines 50-60 %, and commercial channels 90-100 %. Thus,<br />

free-to-air commercial television and radio would not exist without advertising, while<br />

each household saves about € 32 by allowing commercials to air on public channels.<br />

Likewise, festivals, events, and concerts are increasingly dependent on sponsorship and<br />

advertising.<br />

Companies that produce advertising campaigns and other professional communication<br />

– the advertising agencies – form the second largest part of the so-called Dutch creative<br />

industries. In 2004, the Dutch advertising industry employed more than 46.000 people,<br />

30.000 of whom worked at advertising agencies, the creative core of the sector. Between<br />

1996 and 2004, employment in this sector grew twice as fast as in the rest of the<br />

economy: 35 % compared to 17 %. Since 2002, the relative importance of the<br />

advertising industry has declined.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


iv<br />

The Dutch advertising industry is primarily located in Amsterdam. The city’s cultural<br />

and architectural features have contributed to its reputation, both nationally and<br />

internationally, as an attractive location for advertising agencies. Yet this view is<br />

threatened: the climate of tolerance that the Netherlands, and particularly Amsterdam, is<br />

renowned for, is faltering. This could undermine Amsterdam’s position as the favoured<br />

location for the advertising industry, as well as impede the recruitment of creative talent.<br />

This is a serious threat to the Dutch economy as the economic importance of the<br />

advertising industry exceeds the employment and added value of the sector. Suppliers<br />

also benefit from a large advertising industry, just as other sectors gain from its creative<br />

and conceptual innovations. Such economic spill-over effects appear to be confined to<br />

the Amsterdam region.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 1<br />

1 Inleiding<br />

Reclame is niet meer weg te denken uit onze maatschappij; het is te zien op bussen en<br />

trams, gebouwen die worden gerenoveerd staan in gesponsorde steigers, je hoort het op de<br />

radio, ziet het op tv en zelfs in popnummers worden merknamen genoemd. Zoals bij<br />

zoveel zaken zijn er voor- en tegenstanders <strong>van</strong> deze ontwikkeling. Zo zijn er mensen die<br />

<strong>reclame</strong> zien als een noodzakelijk kwaad dat televisieprogramma’s onderbreekt, een<br />

bioscoopbezoek langer maakt en kranten dikker. Ook zou het consumentisme<br />

aanwakkeren: argeloze kinderen zouden bijvoorbeeld worden verleid tot het eten <strong>van</strong> te<br />

veel snoep en volwassenen tot het investeren in riskante beleggingsconstructies. Uit een<br />

bericht <strong>van</strong> de Bond <strong>van</strong> Adverteerders <strong>van</strong> eerder dit jaar kan ook worden opgemaakt dat<br />

<strong>reclame</strong> niet door iedereen als plezierig ervaren wordt: slechts achttien procent <strong>van</strong> de<br />

televisiekijkers zit een <strong>reclame</strong>blok uit zonder te zappen of weg te lopen.<br />

Aan de andere kant zijn er iedere maand 10.000 mensen die stemmen voor de verkiezing<br />

<strong>van</strong> de Gouden Loeki en keken maar liefst 1,5 miljoen mensen naar de uitreiking <strong>van</strong> de<br />

Gouden Loeki 2004. Nieuwe <strong>reclame</strong>s zijn meer dan eens het gesprek <strong>van</strong> de dag en slechts<br />

één op de acht huishoudens heeft een sticker op de brievenbus om <strong>reclame</strong>drukwerk te<br />

weren. Hieruit kan worden opgemaakt dat veel mensen <strong>reclame</strong> juist wel als plezierig<br />

ervaren. Iets wat waarschijnlijk helemaal geldt voor de ongeveer dertigduizend mensen die<br />

iedere maand de website ‘e-folders.nl’ bezoeken om <strong>reclame</strong>folders digitaal te bekijken.<br />

Reclame kan dus zowel amuseren als irriteren en het kan informeren en misleiden. Wat<br />

vaststaat, is dat <strong>reclame</strong> een wezenlijk onderdeel is <strong>van</strong> onze economie. Jaarlijks wordt in<br />

Nederland bijvoorbeeld alleen al € 4 miljard uitgegeven aan de inkoop <strong>van</strong> de<br />

<strong>reclame</strong>zendtijd op tv en advertentieruimte in de krant, de zogeheten mediabestedingen.<br />

Reclame is dan ook een zeer <strong>belang</strong>rijke inkomstenbron voor media als tv, radio, kranten<br />

en tijdschriften. En ook veel theater- en popfestivals zouden niet kunnen bestaan als zij<br />

geen <strong>reclame</strong>-inkomsten hadden.<br />

Daarnaast vormt de <strong>reclame</strong>branche een <strong>belang</strong>rijk onderdeel <strong>van</strong> de Nederlandse creatieve<br />

industrie. Creativiteit als onderscheidende factor in het productieproces staat de afgelopen<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


2 HOOFDSTUK 1<br />

jaren in toenemende <strong>belang</strong>stelling <strong>van</strong> wetenschappers en beleidsmakers. Mede dankzij het<br />

succes <strong>van</strong> Richard Florida’s boek The rise of the creative class uit 2002 dringt het besef<br />

door dat creatieve beroepsgroepen <strong>belang</strong>rijk economisch kapitaal vertegenwoordigen in<br />

een moderne economie. <strong>Het</strong> traditionele onderscheid tussen de ‘hoge cultuur’, dikwijls<br />

synoniem met de gesubsidieerde kunsten, en de economisch zelfstandige creatieve zakelijke<br />

dienstverlening, zoals design, mode, architectuur en <strong>reclame</strong>, komt daarbij steeds meer<br />

onder druk te staan.<br />

Dit rapport onderzoekt de <strong>economische</strong> betekenis <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> en de branche die haar<br />

voortbrengt. Reclame wordt daarbij in de meest brede zin genomen, dus <strong>van</strong> de spotjes op<br />

tv en radio, via product placement, tot sponsoring <strong>van</strong> evenementen en <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>folders<br />

en direct marketing tot Internet pop-ups.<br />

<strong>Het</strong> rapport is als volgt ingedeeld: hoofdstuk 2 gaat in op de directe <strong>economische</strong> betekenis<br />

<strong>van</strong> de creatieve zakelijke dienstverlening en in het bijzonder <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche.<br />

Daarbij wordt gekeken naar de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de branche in termen <strong>van</strong> werkgelegenheid en<br />

toegevoegde waarde, maar ook naar innovativiteit, de export en de internationale reputatie.<br />

Ten slotte worden de uitstralingseffecten op andere sectoren becijferd. Hoofdstuk 3<br />

onderzoekt de regionale verdeling <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>sector en de indirecte <strong>economische</strong><br />

betekenis <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche: Groeit de economie harder op locaties waar veel<br />

bedrijven uit de <strong>reclame</strong>branche zijn gevestigd? Vervolgens is Hoofdstuk 4 gewijd aan de<br />

<strong>economische</strong> rol <strong>van</strong> de output <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche. Daarbij komt aan de orde wat er<br />

bekend is over het effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de consumptie <strong>van</strong> een specifiek product en de<br />

consumptie <strong>van</strong> een productsoort. In het laatste hoofdstuk wordt een blik op de toekomst<br />

geworpen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 3<br />

2 De <strong>reclame</strong>branche als <strong>economische</strong> sector<br />

Reclame maken voor producten en diensten vindt al eeuwenlang plaats. De Romeinen<br />

gebruikten het bijvoorbeeld al om hun producten aan te prijzen.1 De massale vorm <strong>van</strong><br />

<strong>reclame</strong> die wij <strong>van</strong>daag de dag kennen, deed ongeveer 200 jaar gelden zijn intrede met de<br />

industrialisatie. Producten konden <strong>van</strong>af toen op grote schaal vervaardigd worden en om al<br />

deze producten aan de man te brengen, was een massale(re) vorm <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> nodig.<br />

Overigens gold dit in de eerste plaats voor de Verenigde Staten, in Nederland begon de<br />

moderne <strong>reclame</strong> omstreeks 1850. In 1869 kwam het echt tot bloei toen het dagbladzegel<br />

(een belasting op dag- en weekbladen) werd afgeschaft. Bedrijven als Philips, Van Nelle,<br />

Douwe Egberts en Albert Heijn legden toen de basis voor hun succes: via landelijke<br />

<strong>reclame</strong>s lieten zij consumenten door het hele land kennismaken met de producten die zij<br />

verkochten.2<br />

Tegenwoordig is <strong>reclame</strong> niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Op radio,<br />

televisie, bussen en trams, maar ook in de brievenbus en op het Internet kom je <strong>reclame</strong>uitingen<br />

tegen. <strong>Het</strong> zal geen verbazing wekken dat er veel geld in de <strong>reclame</strong>-industrie<br />

omgaat. Zo wordt bijvoorbeeld per hoofd <strong>van</strong> de bevolking jaarlijks gemiddeld € 225 netto<br />

aan mediabestedingen (zoals de inkoop <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>zendtijd en advertentieruimte in<br />

kranten) besteed, wat in totaal neerkomt op gemiddeld 0,9 % <strong>van</strong> ons bruto binnenlands<br />

product (BBP).<br />

Ook de bedrijven die <strong>reclame</strong> voortbrengen zijn in de loop <strong>van</strong> de tijd een wezenlijk<br />

onderdeel <strong>van</strong> de economie gaan vormen. De <strong>reclame</strong>branche wordt tot de creatieve<br />

zakelijke dienstverlening gerekend en in binnen- en buitenland groeit het besef dat<br />

creativiteit <strong>van</strong> <strong>belang</strong> is voor de economie. <strong>Het</strong> is dan ook de moeite waard om vragen te<br />

stellen als ‘hoe groot is de <strong>reclame</strong>branche in Nederland, in termen <strong>van</strong> werkgelegenheid en<br />

toegevoegde waarde?’, ‘hoe verhoudt zich de innovatieve kracht <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche tot<br />

de rest <strong>van</strong> de economie?’ en ‘wat is de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> aanpalende bedrijven die voor hun<br />

1 <strong>Het</strong> woord <strong>reclame</strong> komt <strong>van</strong> het Latijnse ‘reclamare’, wat letterlijk ‘weergalmen’, ‘iets luidkeels aanprijzen’<br />

betekent.<br />

2 Bronnen: www.ster.nl en www.geheugen<strong>van</strong>nederland.nl.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


4 HOOFDSTUK 2<br />

bestaan rechtstreeks afhankelijk zijn <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche?’ In dit hoofdstuk zal worden<br />

getracht een antwoord te geven op deze vragen. Maar eerst wordt ingegaan op de<br />

definiëring <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche en <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken als geheel.<br />

2.1 De <strong>reclame</strong>branche en de creatieve bedrijfstakken<br />

Bij de productie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> in de volle breedte (op televisie, in de krant en folders, via<br />

direct mail, sponsoring, productpromoties, et cetera (zie Box 2.1) zijn vele verschillende<br />

bedrijven betrokken. Niet alleen zijn er de bureaus die de <strong>reclame</strong> bedenken, maar ook<br />

bijvoorbeeld ontwerpers en fotografen spelen een rol. Vervolgens zijn er allerlei bedrijven<br />

en bedrijfsafdelingen bij betrokken als toeleverancier of opdrachtgever.<br />

<strong>Het</strong> beeld dat hieruit ontstaat <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche is enigszins diffuus en heeft rafelige<br />

randen: waar de creatieve kern <strong>van</strong> de branche redelijk duidelijk is te definiëren, is er<br />

daaromheen een grote groep <strong>van</strong> bedrijven die een kleiner of groter deel <strong>van</strong> hun omzet uit<br />

activiteiten halen die tot <strong>reclame</strong> in brede zin worden gerekend.<br />

Om een beeld te krijgen <strong>van</strong> de <strong>economische</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>sector, is het echter<br />

<strong>van</strong> <strong>belang</strong> aan te sluiten bij gangbare statistische indelingen. <strong>Het</strong> Centraal Bureau voor de<br />

Statistiek (CBS) hanteert voor de sectorale structuur <strong>van</strong> Nederland de Standaard Bedrijven<br />

Indeling (SBI). De SBI groepeert bedrijfstakken onder codes <strong>van</strong> maximaal vijf cijfers,<br />

waarbij het aantal cijfers staat voor het detailniveau <strong>van</strong> de indeling. Zo staat de code 74<br />

voor ‘Overige zakelijke dienstverlening’, waarbinnen code 744 voor ‘Reclamebureaus e.d.’<br />

staat. Onder 744 vallen de detailcodes 74401 ‘Reclame-, <strong>reclame</strong>ontwerp- en adviesbureaus’<br />

en 74402 ‘Overige <strong>reclame</strong>diensten’.3<br />

Tabel 2.1 geeft aan welke bedrijfstakken onder de verschillende codes vallen. De code<br />

74401 omvat de bovengenoemde creatieve kern, terwijl bedrijven onder code 74402 vooral<br />

bij de feitelijke productie en distributie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> betrokken zijn.<br />

3 Ook de Lisa-database die elders in dit rapport wordt gebruikt, hanteert deze codering, net als het Europese<br />

statistische bureau Eurostat.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 5<br />

Tabel 2.1 Bedrijven gerekend tot de <strong>reclame</strong>branche (SBI-code 744)<br />

74401<br />

74402<br />

RECLAME-, RECLAMEONTWERP- OVERIGE RECLAMEDIENSTEN<br />

EN –ADVIESBUREAUS<br />

Advertentielay-outdiensten Advertentiecolportage<br />

Advertentieontwerpbureaus Advertentieplaatsingsbureaus<br />

Advertentietekenbureaus Afficheringsbureaus<br />

Copywriting voor advertenties e.a. Etalageverzorging<br />

<strong>reclame</strong>vormen<br />

Grafische ontwerpers Etaleursbedrijven (etalages, showrooms,<br />

tentoonstellingen)<br />

Illustrators (<strong>reclame</strong>-) Exploitatie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>borden e.d.<br />

Inspreken <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>teksten Exploitatie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>zuilen e.d.<br />

Kalligrafen Felicitatiediensten (<strong>reclame</strong>)<br />

Ontwerpbureaus voor <strong>reclame</strong> Letterschilders (<strong>reclame</strong>)<br />

Ontwerpers (grafische) Lucht<strong>reclame</strong>verspreiding<br />

Reclameadviesbureaus (all round) Naambordenschilders (<strong>reclame</strong>)<br />

Reclameontwerpbureaus Ontwerpen en inrichten <strong>van</strong> stands<br />

Reclamestudio's Reclameaanplakbedrijven<br />

Reclametekenbureaus Reclamebemiddeling (via pers, printed media, radio,<br />

televisie, bioscoop e.d.)<br />

Reclameteksten schrijven Reclameschilders<br />

Schrijvers (tekst-, <strong>reclame</strong>-) Reclameteksten inspreken<br />

Tekstschrijvers (<strong>reclame</strong>-) Reclameverlichting (exploitatie <strong>van</strong>)<br />

Reclameverspreiding (huis-aan-huis)<br />

Reclameverspreiding (via radio en televisie)<br />

Reclameverspreiding (via <strong>reclame</strong>zuilen, -borden, -<br />

panelen, licht<strong>reclame</strong> e.d.)<br />

Reclamevliegbedrijven<br />

Standbouw (inrichten, plaatsen <strong>van</strong> stands)<br />

Tekstschilders (<strong>reclame</strong>)<br />

Uithangbordenschilders (<strong>reclame</strong>)<br />

Verspreiding <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> (huis-aan-huis)<br />

Bron: CBS<br />

Zelfs deze uitgebreide lijst bevat niet alle bedrijven die tot de <strong>reclame</strong>branche kunnen<br />

worden gerekend. Daarbij zullen <strong>reclame</strong>bureaus zich wellicht niet onmiddellijk herkennen<br />

in de soorten bedrijven die staan vermeld (zie Box 2.1). Onduidelijk is bijvoorbeeld, of<br />

bedrijven die zich uitsluitend richten op sponsoring of product placement onder een <strong>van</strong><br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


6 HOOFDSTUK 2<br />

deze omschrijvingen wordt geschaard. Soms blijkt de SBI-indeling bovendien een<br />

procrustesbed. Zo is de vervaardiging <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>kartonnages samen met veel andere<br />

papier- en kartonwaren ingedeeld in code 2125. Uitgeverijen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>kranten zijn<br />

samen met alle andere tijdschriftuitgeverijen ondergebracht in code 2213 en de<br />

bijbehorende drukkerijen in 22222. Drukkerijen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> vormen code 22223, maar zijn<br />

daar samengevoegd met drukkerijen <strong>van</strong> reisgidsen en stickers.<br />

Box 2.1 Activiteiten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>bureaus volgens de branche<br />

De bedrijfsomschrijvingen die binnen de codes 74401 en 74402 <strong>van</strong> het Centraal Bureau voor de Statistiek<br />

(CBS) vallen, zullen voor velen in de branche wat stoffig en gedateerd overkomen. Ze sluiten niet altijd<br />

aan bij de moderne <strong>reclame</strong>adviesbureaus of communicatieadviesbureaus (zoals de meeste <strong>reclame</strong>bureaus<br />

zich <strong>van</strong>daag de dag noemen). Werkzaamheden <strong>van</strong> moderne bureaus omvatten zaken als: advies op het<br />

gebied <strong>van</strong> marketing- en communicatie, public relations, nieuwe media, sales promotion, actiemarketing<br />

en design, maar (natuurlijk) ook het bedenken <strong>van</strong> thema<strong>reclame</strong>s. Veel bureaus zijn op 5 of 6<br />

verschillende gebieden actief, sommige op minder. Zo is het bekende bureau 180 op drie gebieden actief:<br />

thema (85 %), design (5 %) en nieuwe media (10 %), en Strawberry Frog ‘zelfs’ maar op twee: thema<br />

(87 %) en marketing- en communicatieadvies (13 %).<br />

Om helder zicht te krijgen op de volle economisch om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche, is code<br />

744 dus maar deels bruikbaar, omdat niet alle bedrijven elders in de productieketen worden<br />

meegenomen. Daar staat tegenover dat medeneming <strong>van</strong> de bovengenoemde codes waarin<br />

<strong>reclame</strong>activiteiten slechts een beperkte rol spelen, zou leiden tot een forse overschatting,<br />

die ook het zicht vertroebelt op mogelijke <strong>economische</strong> uitstralingseffecten. Bovendien<br />

levert de analyse <strong>van</strong> de effecten op toeleveranciers en afnemers later in dit hoofdstuk een<br />

inschatting op <strong>van</strong> de bedrijvigheid en toegevoegde waarde die de branche elders in de<br />

keten genereert. Vanuit moderne <strong>economische</strong> theorie staat vooral de bedrijvigheid in de<br />

code 74401 in de <strong>belang</strong>stelling. Deze code omvat de scheppende activiteiten in de<br />

<strong>reclame</strong>branche. ‘Creativiteit is te lang een onderschatte productiefactor geweest’, zo<br />

schrijven minister Brinkhorst en de staatssecretarissen Van der Laan en Van Gennip in het<br />

voorwoord <strong>van</strong> het Mapping document creatieve bedrijvigheid in Nederland (Reas en<br />

Hofstede, 2005). Dit document – geënt op een gelijknamig Engels document (zie ook box<br />

2.3) – is de samenvatting <strong>van</strong> het onderzoekstraject ‘Cultuur en economie’, dat eind 2004<br />

door het Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie <strong>van</strong><br />

<strong>Economisch</strong>e Zaken is gestart. <strong>Het</strong> doel was de creatieve bedrijfstakken in Nederland in<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 7<br />

kaart te brengen, hun directe en indirecte <strong>economische</strong> betekenis te bepalen en knelpunten<br />

voor deze bedrijven te traceren.<br />

In het kader <strong>van</strong> dit onderzoeksprogramma hebben <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> en<br />

Stichting Atlas voor gemeenten onder andere een gedetailleerde definitie opgesteld <strong>van</strong> de<br />

samenstelling <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken in Nederland. Kern <strong>van</strong> de gehanteerde<br />

indeling is het onderscheid tussen rollen in de productiekolom waarbij vooral in de eerste<br />

fase creativiteit een essentiële inputfactor vormt. Dit heeft geleid tot een enge en een ruime<br />

definitie <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken, waartoe ook de <strong>reclame</strong>bureaus (code 74401)<br />

behoren. Box 2.2 geeft een uitvoerigere bespreking <strong>van</strong> de definiëring <strong>van</strong> de creatieve<br />

bedrijfstakken.<br />

Box 2.2 Definitie en om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken<br />

De meest gehanteerde definitie <strong>van</strong> creatieve bedrijfstakken is die <strong>van</strong> Allen Scott (2000). Creatieve<br />

industrieën zijn bij hem niet alleen culturele dienstverlening, zoals theaterproducties of exposities in<br />

musea, maar ook creatieve productie in de maakindustrie. Voorbeelden hier<strong>van</strong> zijn de productie <strong>van</strong><br />

meubels (design), kleding (mode), grafische vormgeving, <strong>reclame</strong> en architectuur. Toegepast op Nederland<br />

zou de creatieve industrie in Nederland volgens de definitie <strong>van</strong> Scott circa 9 % <strong>van</strong> de werkgelegenheid<br />

zijn (Manshanden e.a. 2004). Maar een groot deel <strong>van</strong> die banen bevinden zich in de maakindustrie, die<br />

deels ook onder de definitie <strong>van</strong> Scott valt. Zonder die maakindustrie vormen de creatieve bedrijfstakken<br />

volgens Robert Kloosterman (2004) ongeveer 3 % <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid. Tussen 1993 en 2001 is<br />

dit aandeel gegroeid <strong>van</strong> 2,8 % tot 3,2 %.<br />

De definitie die <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> en Stichting Atlas voor gemeenten hebben opgesteld in het<br />

kader <strong>van</strong> het onderzoekstraject ‘Cultuur en economie’ neemt als uitgangpunt dat creatieve bedrijfstakken<br />

een esthetische en symbolische waarde toevoegen, dan wel de gebruiker of consument ‘betekenis’<br />

verschaffen of appelleren aan een bepaalde levensstijl. <strong>Het</strong> gaat bij dat soort creatieve productie<br />

uitdrukkelijk om niet-technologische productinnovatie, zoals de hippe vormgeving en vernieuwende<br />

marketing <strong>van</strong> het Senseo-koffiezetapparaat. Ook procesinnovatie blijft daarbij buiten beschouwing. Bij<br />

het operationaliseren <strong>van</strong> het begrip creatieve bedrijfstakken worden drie categorieën afgebakend. 4 Binnen<br />

deze driedeling zijn clusters <strong>van</strong> bedrijven aan te geven, die worden aangeduid als branches.<br />

4 Een vergelijkbare driedeling wordt ook gehanteerd in Rutten, e.a. (2004, p. 26).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


8 HOOFDSTUK 2<br />

Kunsten<br />

- beeldende kunst: fotografie, film, scheppende kunst (zoals schilderijen en sculpturen);<br />

- podiumkunsten: toneel, dans, muziek (klassiek en populair);<br />

- festivals, evenementen, tentoonstellingen en recreatiecentra.<br />

Media en entertainment<br />

- film;<br />

- televisie, radio;<br />

- literatuur, boeken;<br />

- journalistiek (geschreven pers).<br />

Creatieve zakelijke dienstverlening en vormgeving<br />

- vormgeving: interieur en meubels, mode, sierraden ;<br />

- architectuur: burgerlijke bouw, stedenbouw;<br />

- <strong>reclame</strong> en grafisch ontwerp.<br />

Voor elk <strong>van</strong> de genoemde branches is een bedrijfskolom aangegeven met drie stadia: <strong>van</strong> initiële creatie,<br />

naar productie, naar distributie en retail. Per branche zijn vervolgens alle bedrijfstakken voor de gehele<br />

bedrijfskolom geïnventariseerd, op basis <strong>van</strong> de SBI-indeling <strong>van</strong> het CBS. <strong>Het</strong> resultaat staat in Tabel 2.2,<br />

op basis waar<strong>van</strong> een ruime en een enge definitie <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken zijn gedefinieerd.<br />

De enge definitie (het grijze gedeelte in Tabel 2.2) beperkt zich tot de bedrijven die nauw zijn betrokken<br />

bij het creatieve proces, waar creativiteit dus een schaarse inputfactor is. Als cultuur en creativiteit<br />

samenhangen met sterkere <strong>economische</strong> groei of stedelijke dynamiek, zullen juist deze bedrijven ertoe<br />

doen. Bedrijven verderop in de keten zijn ‘inwisselbaar’, net als toeleveranciers <strong>van</strong> de creatieve bedrijven<br />

(dat zijn bijvoorbeeld producenten <strong>van</strong> opnameapparatuur, textielwaren, verf en muziekinstrumenten). Bij<br />

de enge definitie gaat het dus voor alle branches om de bedrijven die zich bezighouden met de initiële<br />

creatie. Bedrijven die pas in beeld komen in de kolom productie zijn in de enge definitie in zijn geheel niet<br />

meegeteld. In de praktijk blijkt dat verschillende bedrijfstakken die zich bezighouden met de materiële<br />

productie ook verantwoordelijk zijn voor de initiële creatie, zoals film- en theatermakers. Deze<br />

bedrijfstakken zijn in de enge definitie wel meegenomen.<br />

De ruime definitie (het grijze plus het gele vlak in Tabel 2.2) is de enge definitie plus de rest <strong>van</strong> de<br />

bijbehorende bedrijfskolom tot en met de afzet <strong>van</strong> de dienst of het product aan de consument. Die ruime<br />

definitie vormt een eerste benadering <strong>van</strong> alle bedrijven die in hun bestaan direct afhankelijk zijn <strong>van</strong> de<br />

creativiteit aan het begin <strong>van</strong> de keten.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 9<br />

Echter, de rest <strong>van</strong> de bedrijfskolom voor de branches die vallen onder de creatieve zakelijke<br />

dienstverlening is niet in de ruime definitie meegenomen. Er zijn twee redenen om dat niet te doen. In de<br />

eerste plaats bestaat er vooral in de kunsten en media een sterke interactie tussen initiële creatie aan de ene<br />

kant en productie en afzet aan de andere kant. Denk daarbij aan de uitgever die invloed heeft op de<br />

boeken die worden geschreven, de omroeporganisatie die televisieproducties laat maken en het theater dat<br />

een podium biedt voor nieuwe creaties. Bij de productie en de afzet <strong>van</strong> de creatieve zakelijke<br />

dienstverlening bestaat deze interactie soms ook. Een illustratie daar<strong>van</strong> is de Hema, die in 2005 de<br />

Sikkensprijs voor kleurgebruik ontving. Vaak is de interactie echter veel zwakker. De producent werkt<br />

vaak louter uitvoerend en is soms zelfs in het buitenland gevestigd (bijvoorbeeld een kledingfabriek); de<br />

distributeurs en verkopers verkopen ‘<strong>van</strong> de plank’.<br />

Een praktische reden is verder dat door inclusie <strong>van</strong> de rest <strong>van</strong> de bedrijfskolom in deze sectoren de<br />

om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken in de ruime definitie ineens enorm zou toenemen. De<br />

bedrijfskolom voor de creatieve zakelijke dienstverlening waaiert dan zodanig uit dat allerlei bedrijven tot<br />

de creatieve bedrijfstakken in de ruimere zin zouden moeten worden gerekend, bijvoorbeeld grote<br />

warenhuizen die meubels en interieurartikelen verkopen (Hema, V&D, Bijenkorf, Lundia, Ikea), grote<br />

kledingwarenhuizen (C&A, H&M) en projectontwikkelaars, aannemers en makelaars die architectuur<br />

distribueren en verkopen. Nadeel daar<strong>van</strong> zou zijn dat die bedrijfstakken zo groot zijn dat ze de creatieve<br />

sector volledig zouden domineren.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


10 HOOFDSTUK 2<br />

Tabel 2.2 Samenstelling <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken in Nederland (grijs = enge definitie,<br />

grijs + geel = ruime definitie)<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 11<br />

2.2 De <strong>economische</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />

2.2.1 Werkgelegenheid<br />

In 2004 bedroeg de totale landelijke werkgelegenheid in de <strong>reclame</strong>bureaus (SBI-code<br />

74401) 30.345 banen. Daarnaast boden de bedrijven die zijn gericht op de overige<br />

<strong>reclame</strong>diensten (code 74402) werk aan 15.858 mensen. Daarmee vormden de<br />

<strong>reclame</strong>bureaus na de architectenbureaus het grootste smaldeel <strong>van</strong> de creatieve<br />

bedrijfstakken (zie Figuur 2.1). Van de enge definitie <strong>van</strong> de creatieve sector maakt de<br />

<strong>reclame</strong>branche ongeveer 20 % uit. In de ruime definitie nemen vooral de literatuur- en<br />

boekenbranche en de kunsten sterk in om<strong>van</strong>g toe. Zo gaan uitgeverijen, drukkerijen,<br />

boekhandels en platenwinkels dan ineens een <strong>belang</strong>rijk aandeel <strong>van</strong> de creatieve sector<br />

vormen.<br />

Figuur 2.1 Verdeling <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken (2004)<br />

250000<br />

200000<br />

150000<br />

100000<br />

50000<br />

0<br />

Enge definitie Ruime definitie<br />

Bron: Lisa 2005, bewerking Stichting Atlas voor gemeenten / <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong><br />

beeldende kunst, podiumkunst<br />

festivals, tentoonstellingen, recreatiecentra<br />

Tabel 2.3 geeft voor de <strong>belang</strong>rijkste bloedgroepen binnen de kern <strong>van</strong> de creatieve<br />

bedrijfstakken de ontwikkeling <strong>van</strong> de werkgelegenheid tussen 1996 en 2004 weer. De<br />

film<br />

TV, Radio<br />

literatuur, boeken<br />

journalistiek (geschreven pers)<br />

vormgeving<br />

architectuur / technische ontwikkeling<br />

<strong>reclame</strong> en grafisch ontwerp<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


12 HOOFDSTUK 2<br />

relatieve om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de totale creatieve sector in Nederland is beperkt, maar neemt wel<br />

snel toe. In 2004 was tussen de 2 % (enge definitie) en de 3,2 % (ruime definitie) <strong>van</strong> de<br />

totale werkgelegenheid in Nederland te vinden in de creatieve sector. <strong>Het</strong> aantal banen is<br />

tussen 1996 en 2004 in de enge definitie wel met 34 % toegenomen <strong>van</strong> ruim 115.000 in<br />

1996 tot ruim 152.000 in 2004.<br />

De groei <strong>van</strong> de creatieve kern <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche (alleen code 74401) houdt ongeveer<br />

gelijke tred met het gemiddelde <strong>van</strong> de creatieve sector: 35 %, <strong>van</strong> 22.405 banen in 1996 tot<br />

30.345 banen in 2004. Als aandeel <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid in Nederland is het <strong>belang</strong><br />

<strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>ontwerp- en adviesbureaus toegenomen <strong>van</strong> 0,35 % in 1996 tot 0,40 % in<br />

2004. <strong>Het</strong> aandeel <strong>van</strong> de overige <strong>reclame</strong>diensten nam toe <strong>van</strong> 0,18 % in 1996 tot 0,21 %<br />

in 2004. De beide codes samen waren anno 2004 dus verantwoordelijk voor 0,61 % <strong>van</strong> de<br />

werkgelegenheid.<br />

Tabel 2.3 Werkgelegenheid in de creatieve bedrijfstakken (enge definitie)<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

BANEN<br />

(1996)<br />

BANEN<br />

(2004)<br />

AANDEEL<br />

VAN TOTAAL<br />

(2004)<br />

GROEI<br />

(1996-2004)<br />

Kunsten<br />

beeldende kunst 4.581 7.120 0,094 % 55 %<br />

Fotografie 5.439 6.210 0,082 % 14 %<br />

kunstgalerieën en expositieruimten 1.440 1.558 0,021 % 8 %<br />

Musea 5.172 6.704 0,089 % 30 %<br />

Podiumkunsten 2.969 5.390 0,072 % 82 %<br />

producenten <strong>van</strong> podiumkunst 907 2.277 0,030 % 151 %<br />

theaters, schouwburgen en concertgebouwen 5.338 6.782 0,090 % 27 %<br />

Media en entertainment<br />

filmproductie 4.173 5.928 0,079 % 42 %<br />

ondersteunende activiteiten voor filmproductie 1.271 1.706 0,023 % 34 %<br />

productie <strong>van</strong> radio- en televisieprogramma's 1.248 2.219 0,029 % 78 %<br />

Omroeporganisaties 6.940 7.820 0,104 % 13 %<br />

Uitgeverijen 6.770 8.420 0,112 % 24 %<br />

persbureaus en journalisten 2.285 2.975 0,039 % 30 %<br />

Creatieve zakelijke dienstverlening<br />

interieurontwerpers, modeontwerpers en<br />

andere ontwerpers<br />

2.612 5.608 0,074 % 115 %<br />

Architecten 35.907 40.212 0,534 % 12 %<br />

Stedebouwkundigen 6.424 11.353 0,151 % 77 %<br />

<strong>reclame</strong>bureaus (alleen code 74401) 22.405 30.345 0,403 % 35 %<br />

Totaal creatieve bedrijfstakken, enge definitie 115.881 152.627 2,0 % 34 %<br />

Totaal creatieve bedrijfstakken, ruime definitie 190.039 238.313 3,2 % 25 %<br />

Banen NL totaal 6.424.099 7.534.698 100 % 17 %<br />

Bron: LISA 2005, bewerking Stichting Atlas voor gemeenten / <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> onderzoek


DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 13<br />

Opmerkelijk is dat volgens deze cijfers de relatieve om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in<br />

Nederland groter is dan in het Verenigd Koninkrijk. Box 2.3 gaat in op de rol <strong>van</strong> de<br />

creatieve bedrijfstakken en in het bijzonder de <strong>reclame</strong>branche in het Verenigd Koninkrijk<br />

en Londen. Hoewel verschillen in jaren en exacte definities precieze vergelijking lastig<br />

maken, is het algemene beeld helder: net als in Nederland groeide de werkgelegenheid in de<br />

creatieve bedrijfstakken en in de <strong>reclame</strong>branche in het VK harder dan de rest <strong>van</strong> de<br />

economie. Zoals verderop zal blijken concentreren de creatieve bedrijfstakken en de<br />

<strong>reclame</strong>branche zich met name in de hoofdstad. Als percentage <strong>van</strong> de totale<br />

werkgelegenheid lijken de Britse creatieve bedrijfstakken iets groter (5,4 %;), hoewel<br />

onduidelijk is in hoeverre definitieverschillen hiervoor verantwoordelijk zijn. De<br />

<strong>reclame</strong>branche echter (die ook in het VK wordt gedefinieerd met de code 7440) maakte in<br />

2000 slechts 0,37 % <strong>van</strong> de Britse werkgelegenheid uit.<br />

Box 2.3 Creatieve bedrijfstakken en de <strong>reclame</strong>branche in het Verenigd Koninkrijk en<br />

London<br />

<strong>Het</strong> Britse Ministerie <strong>van</strong> Cultuur, Media en Sport (DCMS) liep voorop in het onderkennen <strong>van</strong> het <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de<br />

creatieve bedrijfstakken. Al in 1998 gaf het zijn eerste Creative Industries Mapping Document uit, wat ook de<br />

Nederlandse Ministeries <strong>van</strong> OC&W en EZ heeft geïnspireerd tot hun mapping document. De Engelsen definiëren de<br />

creatieve bedrijfstakken als: “those industries which have their origin in individual creativity, skill and talent and which have a<br />

potential for wealth and job creation through the generation and exploitation of intellectual property”. Hoewel er bij de concrete<br />

invulling <strong>van</strong> deze definitie – welke bedrijfstakken tellen wel en niet mee – verschillen zijn met de Nederlandse<br />

definitie, zijn de overeenkomsten voldoende om een vergelijking mogelijk te maken.<br />

De totale werkgelegenheid in de Britse creatieve bedrijfstakken nam tussen 1995 en 2000 met 8,3 % toe <strong>van</strong> 1,30<br />

miljoen tot 1,41 miljoen. Worden ook de werknemers meegeteld die een creatief beroep uitoefenen in een niet-<br />

creatieve bedrijfstak, dan was die toename nog sterker, met een groei <strong>van</strong> 12,8 % tot 2,21 miljoen in 2000. De<br />

<strong>reclame</strong>branche groeide veel harder en bood in 2000 werk aan 95 duizend mensen, een toename <strong>van</strong> 40 % ten<br />

opzicht <strong>van</strong> 1995. Daarbij moet worden opgemerkt dat de meetperiode er een is <strong>van</strong> sterke economisch groei. Bij de<br />

<strong>economische</strong> neergang na 2000 hebben de creatieve bedrijfstakken als geheel en de <strong>reclame</strong>branche in het bijzonder<br />

hardere klappen te verduren gehad. Zo was het aantal employees in de <strong>reclame</strong>branche in 2002 teruggelopen naar 84<br />

duizend. <strong>Het</strong> aantal zelfstandigen in deze branche bedroeg in 2002 bijna 16 duizend.<br />

Ook in de Britse import en export is het <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken en in het bijzonder de<br />

<strong>reclame</strong>branche enorm toegenomen. Tussen 1991 en 2001 nam de waarde <strong>van</strong> de buitenlandse export <strong>van</strong> advertising<br />

and market research toe <strong>van</strong> een kleine £ 400 miljoen naar ruim £ 1400 miljoen. Ook de import verdrievoudigde<br />

ruimschoots en kwam net onder de £ 800 miljoen uit. Deze cijfers duiden op een sterke internationalisatie <strong>van</strong><br />

<strong>reclame</strong>branche, waar<strong>van</strong> het VK en in bijzonder Londen flink wist te profiteren.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


14 HOOFDSTUK 2<br />

De Britse creatieve bedrijfstakken concentreren zich in vooral Londen, waar anno 2002 zo’n 40 % <strong>van</strong> het landelijk<br />

aantal creatieven emplooi vindt. In Londen concentreren de creatieve bedrijfstakken zich weer in specifieke<br />

stadsdelen. De <strong>belang</strong>rijkste creatieve hotspot is de City of Westminster.<br />

In Londen vormden de creatieve bedrijfstakken tussen 1995 en 2000 de snelst groeiende sector qua output en<br />

werkgelegenheid. De output groeide met 8 % per jaar tot £ 21 miljard in 2000. De output <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />

groeide er zelfs nog harder, met ruim 11 % per jaar in reële termen, terwijl de werkgelegenheid in de branche<br />

jaarlijks met ruim 5 % toenam.<br />

Een op de zeven banen in London is in de creatieve bedrijfstakken. Op basis <strong>van</strong> deze sterke positie formuleert<br />

Londen de ambitie om de positie als wereldleider in de creatieve bedrijfstakken te behouden en verder uit te<br />

bouwen. Met deze ambitie plaatst Londen zich naar eigen zeggen in het rijtje <strong>van</strong> Berlijn, Parijs, Singapore, Hong<br />

Kong en Kuala Lumpur, die soortgelijke ambities hebben geformuleerd.<br />

Bronnen: GLA Economics / Mayor of London (2002), Creativity: London’s Core Business; GLA Economics /<br />

Mayor of London (2004), London’s Creative Sector: 2004 update; Department of Culture, media and Sport<br />

(DCMS), Creative Industries Mapping Document 2001, (section Advertising); Mayor of London / Creative<br />

London: vision and plan.<br />

In figuur 2.2 is die groei <strong>van</strong> de Nederlandse <strong>reclame</strong>branche grafisch weergegeven. Tot<br />

2000 groeide de werkgelegenheid in de <strong>reclame</strong>branche fors harder dan in de rest <strong>van</strong> de<br />

Nederlandse economie. Daarna nam de relatieve groei <strong>van</strong> de categorie Overige<br />

<strong>reclame</strong>diensten af. Vanaf 2002 nam ook het relatieve <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de creatieve kern <strong>van</strong> de<br />

<strong>reclame</strong>branche af. In 2002 was de werkgelegenheid in de Nederlandse <strong>reclame</strong>branche op<br />

z’n hoogtepunt: 31.207 banen. Na dat jaar zette dus ook in absolute termen een lichte<br />

daling in, tot 30.454 banen eind mei 2004.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 15<br />

Figuur 2.2 Werkgelegenheid in de <strong>reclame</strong>branche als aandeel <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid<br />

0,5%<br />

0,4%<br />

0,3%<br />

0,2%<br />

0,1%<br />

0,0%<br />

Bron: Lisa 2005, bewerking Stichting Atlas voor gemeenten / <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> onderzoek<br />

2.2.2 Productie en export<br />

<strong>reclame</strong>-, <strong>reclame</strong>ontwerp- en -adviesbureaus<br />

overige <strong>reclame</strong>diensten<br />

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />

30.345<br />

15.858<br />

Behalve de werkgelegenheid in de <strong>reclame</strong>branche is met name de waarde die de sector<br />

toevoegt aan de totale economie <strong>van</strong> <strong>belang</strong>. Hierbij gaat het om de productie <strong>van</strong><br />

<strong>reclame</strong>bureaus, zoals het ontwikkelen <strong>van</strong> campagnes. Op detailniveau is slechts <strong>van</strong> een<br />

beperkt aantal branches uit de creatieve sector de toegevoegde waarde bekend. Figuur 2.3<br />

geeft de ontwikkeling <strong>van</strong> de bruto toegevoegde waarde weer <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>bureaus<br />

(74401) en <strong>van</strong> de andere grote bloedgroep <strong>van</strong> de creatieve zakelijke dienstverlening, de<br />

architectuur (74201), als aandeel <strong>van</strong> het totale BNP.<br />

Aan<strong>van</strong>kelijk lijkt de toegevoegde waarde <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in Nederland minder hard<br />

gegroeid dan gemiddeld in Nederland, de creatieve sector en de architectuur in het<br />

bijzonder. Maar sinds 1999 is er sprake <strong>van</strong> een bovengemiddelde groei en blijft de andere<br />

toonaangevende bedrijfstak in de creatieve sector, de architectuur, achter bij de groei <strong>van</strong><br />

de <strong>reclame</strong>branche. De totale waarde die de <strong>reclame</strong>branche in 2001 toevoegde aan de<br />

Nederlandse economie was ongeveer € 1,7 miljard, oftewel 0,44 % <strong>van</strong> het BNP. De<br />

architectuur voegde in hetzelfde jaar € 2,1 miljard toe, 0,52 %. In 1997 was het relatieve<br />

<strong>belang</strong> <strong>van</strong> deze creatieve bedrijfstakken nog 0,38 % (<strong>reclame</strong>) en 0,46 % (architectuur).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


16 HOOFDSTUK 2<br />

Figuur 2.3 Bruto toegevoegde waarde <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche en de architectuur als<br />

aandeel <strong>van</strong> het totale BNP<br />

0,5%<br />

0,4%<br />

0,3%<br />

0,2%<br />

0,1%<br />

0,0%<br />

Bron: CBS, Productiestatistieken, bewerking Stichting Atlas voor gemeenten / <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> onderzoek<br />

In Hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de internationale positie <strong>van</strong> de Nederlandse<br />

<strong>reclame</strong>branche. In dit hoofdstuk wordt volstaan met een globaal beeld <strong>van</strong> de export.<br />

Gegevens over de export <strong>van</strong> de creatieve sector in het algemeen en de <strong>reclame</strong>branche in<br />

het bijzonder zijn slechts voor twee jaren beschikbaar (zie Tabel 2.4).<br />

De export <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche is in absolute zin beperkt, maar tussen de twee jaar<br />

waarover gegevens beschikbaar zijn, is die export als aandeel <strong>van</strong> de totale Nederlandse<br />

export wel gegroeid: <strong>van</strong> 0,04 % in 1998 tot 0,06 % in 2000. Daarmee is de <strong>reclame</strong>branche<br />

verantwoordelijk voor de helft <strong>van</strong> de exportstijging <strong>van</strong> de totale creatieve sector waarover<br />

gegevens bekend zijn (architectuur, <strong>reclame</strong>, film en media).<br />

Tabel 2.4 Omzet en export <strong>reclame</strong>bureaus en totale creatieve sector als percentage <strong>van</strong> het<br />

totale Nederlandse bedrijfsleven<br />

1998 2000<br />

GROEI<br />

AANDEEL<br />

Export Reclamebranche (74401) 0,04 % 0,06 % 50 %<br />

Export Creatieve sector (architectuur, <strong>reclame</strong>, film<br />

en media)<br />

0,10 % 0,14 % 40 %<br />

Bron: CBS/CIS<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

<strong>reclame</strong>-, <strong>reclame</strong>ontwerp- en -adviesbureaus<br />

overige <strong>reclame</strong>diensten<br />

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />

30.345<br />

15.858


DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 17<br />

In de beleidsbrief Ons Creatieve Vermogen <strong>van</strong> de Ministeries <strong>van</strong> <strong>Economisch</strong>e Zaken en<br />

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2005), neemt het kabinet zich voor de exportpositie<br />

<strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken te versterken. De culturele- en handelsattachés <strong>van</strong><br />

ambassades zullen gezamenlijk kansen voor de creatieve industrie actief identificeren. <strong>Het</strong><br />

bestaande exportinstrumentarium zal beter opengesteld worden voor deze bedrijven,<br />

bijvoorbeeld door creatieve bedrijven te betrekken bij handelsreizen, en op de hoogte te<br />

brengen <strong>van</strong> de verschillende regelingen die er zijn.<br />

2.2.3 Innovatie en intellectueel eigendom<br />

Een andere manier om inzicht te krijgen in de <strong>economische</strong> betekenis <strong>van</strong> de creatieve<br />

zakelijke dienstverlening is te kijken naar de uitkomst <strong>van</strong> het creatieve proces in plaats <strong>van</strong> naar<br />

de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde. Dit gezichtspunt grijpt ook terug op de<br />

Engelse definitie <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken, volgens welke de bedrijven waarde en<br />

werkgelegenheid scheppen ‘through the generation and exploitation of intellectual property’ (zie box<br />

2.3). Daarom kijkt deze subparagraaf naar de creatieve bedrijfstakken <strong>van</strong>uit het perspectief<br />

<strong>van</strong> innovatie en intellectueel eigendom. Maar wat houdt innovatie eigenlijk in?<br />

Volgens Van Dale’s Groot Woordenboek der Nederlandse taal (12e druk) heeft innovatie<br />

de volgende betekenissen: “1. invoering <strong>van</strong> iets nieuws; 2. nieuwigheid; 3. technische,<br />

industriële vernieuwing. Dit is een ruime definitie waarin zowel technologische als niettechnologische<br />

innovatie onder valt. <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> omschreef het bij een<br />

onderzoek naar innovatie ook op een dergelijke manier: iedere vernieuwing die bijdraagt<br />

aan een toename <strong>van</strong> de productiviteit en/of <strong>van</strong> de welvaart in brede zin (Pomp, 2003).<br />

<strong>Het</strong> CBS gaat er daarentegen <strong>van</strong> uit dat er altijd een technologische component is.<br />

Innovatie betekent volgens hen: het uitvoeren <strong>van</strong> activiteiten (innovatieprojecten) die<br />

leiden tot technologisch nieuwe of sterk verbeterde producten, diensten of processen (De<br />

Nooij en Poort, 2005). De meningen zijn dus verdeeld over wat er precies onder innovatie<br />

valt. Er wordt zowel over technologische als niet-technologische innovatie gerapporteerd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


18 HOOFDSTUK 2<br />

CBS doet dit ook bij haar innovatie-enquêtes, de zogeheten CIS-enquêtes. 5 De uitkomsten<br />

<strong>van</strong> deze enquêtes zijn gebruikt om een cijfermatig beeld te schetsen <strong>van</strong> innovatie. Tabel<br />

2.5 geeft de resultaten weer.<br />

Van alle Nederlandse bedrijven die aan die enquête hebben meegedaan, geeft 20 % aan<br />

tussen 2000 en 2002 te hebben geïnvesteerd in (technologische) innovatie en 23 % in niettechnologische<br />

innovatie. Binnen de creatieve bedrijfstakken ligt het aantal innovatoren op<br />

het landelijk gemiddelde, terwijl het aantal niet-technologische vernieuwers aanzienlijk<br />

hoger is. Met name in de <strong>reclame</strong>branche ligt het aantal bedrijven dat bezig zegt te zijn met<br />

niet-technologische innovatie hoog (al dient de 52 % in de tabel in verband met een kleine<br />

steekproef voor deze branche met enige omzichtigheid te worden geïnterpreteerd).<br />

Patenten zijn voor de creatieve sector in het algemeen en de <strong>reclame</strong>branche in het<br />

bijzonder dan ook nauwelijks <strong>van</strong> <strong>belang</strong>, het copyright des te meer. Dat copyright is echter<br />

een moeizame vorm <strong>van</strong> bescherming <strong>van</strong> het intellectueel eigendom op creatieve<br />

innovaties in de <strong>reclame</strong>branche.<br />

Allereerst zijn het vaak de opdrachtgevers die bij het verstrekken <strong>van</strong> een opdracht ook de<br />

intellectuele eigendomsrechten <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>ontwerper ‘opeisen’. Dat betekent dat een<br />

goed idee door die ontwerper moeilijk meervoudig te verkopen is. En als die ontwerper er<br />

al in slaagt om de eigendomsrechten bij zich te houden, dan nog is handhaving <strong>van</strong> dat<br />

copyright vrijwel ondoenlijk. Er is niet zoals bij patenten een registratiesysteem waarnaar<br />

verwezen kan worden, zodat aanspraken op intellectuele eigendomsrechten <strong>van</strong> concepten<br />

moeilijk aan te tonen zijn en dus leiden tot een moeizame, kostbare juridische procedures.<br />

Dat <strong>reclame</strong>bureaus conceptuele innovatie moeilijk te gelde kunnen maken heeft<br />

<strong>belang</strong>rijke consequenties. Allereerst kan onvolledige beloning mogelijk een rem betekenen<br />

op de innovatiekracht <strong>van</strong> deze creatieve bedrijfstak. En bovendien betekent het dat een<br />

deel <strong>van</strong> de innovatie in de creatieve sector zich niet vertaalt in omzet en toegevoegde<br />

waarde binnen die bedrijfstak. Dat betekent dat de hierboven getoonde statistieken het<br />

5 Dit is een reeks <strong>van</strong> enquêtes die deels Europees en deel alleen binnen Nederland is afgenomen. Gegevens<br />

over innovatie gaan tot het jaar 2002 en ze zijn ontleend aan de meest recente enquête (CIS3,5). Gegevens over<br />

auteursrecht en copyright zijn helaas alleen in de voorlaatste enquête beschikbaar en ze hebben derhalve<br />

betrekking op het jaar 2000.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 19<br />

<strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche waarschijnlijk onderschatten, omdat een deel <strong>van</strong> dat <strong>belang</strong><br />

te gelde wordt gemaakt bij andere bedrijven en in andere sectoren. Daardoor ontstaat de<br />

behoefte aan aanvullende analyses naar de indirecte <strong>economische</strong> betekenis <strong>van</strong> de<br />

<strong>reclame</strong>branche voor de Nederlandse economie (zie hieronder en hoofdstuk 3).<br />

Tabel 2.5 Innovatie in de creatieve sector en het totale Nederlandse bedrijfsleven (2000, tenzij<br />

anders aangegeven)<br />

Innovatie<br />

Percentage bedrijven<br />

bezig met innovatie<br />

(2002)<br />

Percentage bedrijven met<br />

niet-technologische<br />

vernieuwing (2002)<br />

Intellectueel eigendom<br />

Percentage dat over één<br />

of meer patenten<br />

beschikt<br />

Percentage dat zijn<br />

producten beschermt<br />

d.m.v.<br />

auteursrechten/copyright<br />

Percentage dat zijn<br />

producten beschermt<br />

d.m.v. tekeningen- of<br />

modellenrecht<br />

Percentage dat zijn<br />

producten beschermt<br />

d.m.v.<br />

merkenrecht/trademarks<br />

RECLAMEBUREAUS<br />

74401<br />

OVERIGE<br />

RECLAMEDIENSTEN<br />

74402<br />

CREATIEVE<br />

BEDRIJFSTAKKEN<br />

ENG RUIM<br />

ALLE<br />

SECTOREN<br />

11 % 15 % 18 % 20 % 20 %<br />

52 % 24 % 33 % 31 % 23 %<br />

1.6 % 0 % 2 % 3 % 4 %<br />

17 % 5 % 17 % 18 % 5 %<br />

4 % 11 % 9 % 8 % 4 %<br />

6 % 10 % 3 % 6 % 6 %<br />

Bron: CBS, CIS enquetes. Gegevens die betrekking hebben op kleinere sectoren (met name de eerste twee<br />

kolommen) hebben door een kleinere steekproef en respons grotere onzekerheidsmarges.<br />

Dat prestaties en beloning in de creatieve sector uiteen kunnen lopen is een vorm <strong>van</strong><br />

marktfalen die een rol voor de overheid legitimeert. De beleidsbrief Ons Creatieve Vermogen<br />

<strong>van</strong> de Ministeries <strong>van</strong> <strong>Economisch</strong>e Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2005)<br />

onderkent dat de bescherming <strong>van</strong> intellectueel eigendom voor de creatieve bedrijfstakken<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


20 HOOFDSTUK 2<br />

vaak tekortschiet: “De Nederlandse wetgeving op het gebied <strong>van</strong> auteursrecht en naburige<br />

rechten besteedt nauwelijks aandacht aan de contractuele relatie tussen auteurs en artiesten<br />

enerzijds en exploitanten anderzijds. […] <strong>Het</strong> kabinet streeft ernaar de positie <strong>van</strong> auteurs<br />

te versterken. […]. In het najaar wordt op grond <strong>van</strong> de uitkomst <strong>van</strong> deze discussie en het<br />

advies <strong>van</strong> de commissie auteursrecht, bezien of deze zullen leiden tot (en zonodig omgezet<br />

in) een concreet wetsvoorstel.”<br />

Tot slot heeft het ontbreken <strong>van</strong> een registratiesysteem voor conceptuele innovatie ook<br />

politieke consequenties. Innovatiebeleid wordt vaak gebaseerd op beschikbare statistieken.<br />

En beschikbare statistieken beperken zich zoals gezegd hoofdzakelijk tot patenten. Dat<br />

betekent automatisch dat innovatie vaak synoniem is aan technologische innovatie, en<br />

Eindhoven al gauw als het innovatieve centrum <strong>van</strong> Nederland wordt gezien. <strong>Het</strong> <strong>belang</strong><br />

<strong>van</strong> creatieve conceptuele innovatie, met Amsterdam als hoofdstad (zie hoofdstuk 3), is<br />

mogelijk veel groter, maar komt moeilijk in de cijfers tot uitdrukking. 6<br />

2.3 Uitstraling op andere sectoren<br />

Zoals alle sectoren in de economie, staan de <strong>reclame</strong>branche en de creatieve bedrijfstakken<br />

niet los <strong>van</strong> andere bedrijven. Ze nemen goederen en diensten af in andere bedrijfstakken<br />

en leveren op hun beurt weer goederen, diensten en in het geval <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />

vooral ook creatieve concepten aan andere sectoren. Dit leidt tot extra productie en<br />

werkgelegenheid, waardoor de <strong>economische</strong> impact groter is dan blijkt uit de directe<br />

om<strong>van</strong>g.<br />

De uitstraling op andere sectoren is in kaart gebracht met een input-output-analyse. Hiertoe<br />

zijn CBS-cijfers over onderlinge leveringen tussen bedrijfstakken (de ‘input-output-tabel’<br />

6 Zelfs in het rapport Creativiteit: de gewichtloze brandstof <strong>van</strong> de economie (2005) waarin het Innovatieplatform de<br />

schijnwerpers richt op de creatieve bedrijfstakken, blijft de <strong>reclame</strong>branche – de op één na grootste bloedgroep<br />

binnen de creatieve bedrijfstakken – volstrekt onderbelicht.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 21<br />

<strong>van</strong> de Nederlandse economie) vertaald naar de creatieve bedrijfstakken volgens de<br />

definitie uit Paragraaf 2.1 en specifiek naar de <strong>reclame</strong>branche. 7<br />

Tabel 2.6 Leveringen <strong>van</strong> creatieve sectoren aan andere bedrijfstakken (in miljoenen euro’s;<br />

op basis <strong>van</strong> input-output-gegevens 1995)<br />

Ont<strong>van</strong>gende sector Enge definitie Ruime definitie<br />

Cultuur, recreatie, sport 635 1.321<br />

Groothandel 404 168<br />

Reclamebureaus 279 507<br />

Ingenieurs en architecten 275 283<br />

Dranken 202 228<br />

Radio en televisie 168 322<br />

Overige zakelijke dienstverlening 151 239<br />

Burgerlijke bouw en utiliteitsbouw 137 166<br />

Autohandel 134 185<br />

Voeding en genot (exclusief vlees en<br />

zuivel)<br />

134 170<br />

Drukkerijen en uitgeverijen 129 381<br />

Chemie en kunstmest 121 179<br />

Overige bedrijfstakken 1.669 3.063<br />

Totaal leveringen aan bedrijven 4.438 7.212<br />

Levering aan consumenten 1.164 2.676<br />

Uitvoer 1.629 2.825<br />

Investeringen 1.941 2.026<br />

Totale bruto productie creatieve sectoren a 9.432 16.023<br />

Leveringen aan bedrijven als % <strong>van</strong><br />

bruto- productie<br />

47 % 45 %<br />

Bron: CBS, bewerking <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong><br />

a Inclusief voorraadmutaties, marges en leveringen aan de overheid<br />

Tabel 2.6 geeft aan bij welke bedrijfstakken de producten (voornamelijk diensten) <strong>van</strong> de<br />

creatieve sectoren vooral terechtkomen; in economisch jargon gaat het om ‘voorwaartse<br />

effecten’. Uit de tabel blijkt dat circa 45 % <strong>van</strong> de bruto productie <strong>van</strong> de creatieve sectoren<br />

7 In deze paragraaf worden de relaties tussen bedrijfstakken gekwantificeerd aan de hand <strong>van</strong> het jaar 1995,<br />

omdat dit het meest recente jaar is waarvoor gedetailleerde input-output-gegevens beschikbaar zijn. Hierdoor<br />

zijn de weergegeven niveaus <strong>van</strong> productie en werkgelegenheid minder actueel. De verhoudingen tussen<br />

bedrijfstakken zijn echter stabiel en de gegevens zijn daardoor nog steeds rele<strong>van</strong>t.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


22 HOOFDSTUK 2<br />

aan andere bedrijfstakken wordt geleverd; de rest betreft met name leveringen aan<br />

consumenten, uitvoer en investeringen.<br />

Voor de <strong>reclame</strong>branche is dit percentage veel hoger: deze bedrijven leveren bijna<br />

uitsluitend aan andere bedrijven. Bij een bruto productie <strong>van</strong> € 5,3 miljard worden de<br />

leveringen aan andere sectoren volgens de input-output-systematiek geschat op € 4,3<br />

miljard, oftewel 82 % <strong>van</strong> de productie.<br />

Tabel 2.7 Leveringen door andere bedrijfstakken aan creatieve sectoren (miljoenen euro’s; op<br />

basis <strong>van</strong> input-output-gegevens 1995)<br />

Leverende sector Enge definitie Ruime definitie<br />

Cultuur, recreatie, sport 842 1.600<br />

Ingenieurs en architecten 578 583<br />

Drukkerijen en uitgeverijen 477 742<br />

Rest zakelijke dienstverlening 367 261<br />

Overige bouw (met name<br />

installatie)<br />

317 325<br />

Radio en televisie 208 304<br />

Reclamebureaus 303 408<br />

Communicatie 226 474<br />

Overige zakelijke dienstverlening 152 234<br />

Exploitatie onroerend goed 113 188<br />

Overheid 106 125<br />

Overige bedrijfstakken 823 2.063<br />

Totaal leveringen <strong>van</strong> bedrijven 4.512 7.307<br />

Totale bruto productie creatieve<br />

sectoren a<br />

9.432 16.023<br />

Leveringen <strong>van</strong> bedrijven als %<br />

<strong>van</strong> bruto productie<br />

48 % 46 %<br />

a Inclusief voorraadmutaties, marges en leveringen aan de overheid<br />

Rele<strong>van</strong>t voor de <strong>economische</strong> uitstraling zijn ook de leveringen <strong>van</strong> andere bedrijven aan<br />

de creatieve bedrijfstakken en de <strong>reclame</strong>branche. In Tabel 2.7 is aangegeven welke<br />

bedrijfstakken goederen en diensten leveren aan de creatieve sectoren. <strong>Het</strong> blijkt dat elke<br />

euro productie door creatieve sectoren leidt tot 45 à vijftig cent extra productie in andere,<br />

toeleverende sectoren. <strong>Het</strong> betreft met name cultuur, recreatie en sport; ingenieurs en<br />

architecten; en drukkerijen en uitgeverijen. Deze andere sectoren nemen op hun beurt<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE RECLAMEBRANCHE ALS ECONOMISCHE SECTOR 23<br />

goederen en diensten af. Worden deze effecten gecumuleerd, komen daar nog tien tot<br />

veertig cent bij. <strong>Het</strong> totale (achterwaartse) effect <strong>van</strong> één euro extra productie in de<br />

creatieve bedrijfstakken is dan 55 tot negentig cent extra productie in andere bedrijfstakken.<br />

Dit is aanzienlijk meer dan het gemiddelde over alle bedrijfstakken, dat ongeveer op 15-<br />

20 % ligt.<br />

Voor de <strong>reclame</strong>branche zijn de achterwaartse effecten zelfs nog iets groter. De leveringen<br />

door andere sectoren aan <strong>reclame</strong>bureaus zijn voor het peiljaar 1995 beraamd op € 2,7 mld.<br />

Iedere euro productie in de <strong>reclame</strong>branche leidt dan tot een halve euro productie door<br />

directe leveringen. Door indirecte leveringen komt daar nog tien à vijftig cent bij, wat een<br />

totaal achterwaarts effect oplevert <strong>van</strong> 0,60 à één euro per euro productie. Uitgedrukt in<br />

banen -uitgaande <strong>van</strong> gelijke arbeidsproductiviteit in verschillende sectoren- betekent dit<br />

dat per honderd banen in de <strong>reclame</strong>branche zestig tot honderd banen worden gecreëerd in<br />

(direct of indirect) toeleverende bedrijfstakken. 8<br />

2.4 Conclusie<br />

De <strong>reclame</strong>bureaus vormen na de architectuur de grootste bloedgroep <strong>van</strong> de zogeheten<br />

creatieve bedrijfstakken. De <strong>reclame</strong>branche biedt in Nederland werk aan ruim 46.000<br />

mensen, 30.000 bij de <strong>reclame</strong>bureaus, de creatieve kern <strong>van</strong> de branche, en 16.000 in de<br />

overige <strong>reclame</strong>dienstverlening. Aldus zorgde de <strong>reclame</strong>branche in 2004 voor 0,61 % <strong>van</strong><br />

de werkgelegenheid, waarmee de Nederlandse <strong>reclame</strong>branche verrassend genoeg een<br />

sterkere relatieve positie heeft dan die in het Verenigd Koninkrijk. In vergelijking met de<br />

rest <strong>van</strong> de economie is de <strong>reclame</strong>branche de laatste jaren harder gegroeid, respectievelijk<br />

35 tegen 17 % tussen 1996 en 2004. Die sterke groei vond vooral plaats tot 2002. Sindsdien<br />

is het relatieve <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in termen <strong>van</strong> werkgelegenheid licht<br />

afgenomen.<br />

<strong>Het</strong> <strong>economische</strong> <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche beperkt zich echter niet tot de banen en<br />

de toegevoegde waarde binnen die branche. De leveringen door andere sectoren aan<br />

8 Een Amerikaans onderzoek Comprehensive Economic Impact of Advertising Expenditures (2004) dat veelvuldig de<br />

Amerikaanse pers heeft gehaald, becijfert dat maar liefst $ 5200 miljard aan <strong>economische</strong> activiteiten (20,5 %<br />

<strong>van</strong> de Amerikaanse economie) en 21 miljoen banen direct en indirect afhankelijk zijn <strong>van</strong> advertising. (Zie o.a.<br />

AAAA Bulletin, 2004.) Dit is echter het type analyse waarin de som der delen een veelvoud is <strong>van</strong> het geheel.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


24 HOOFDSTUK 2<br />

<strong>reclame</strong>bureaus, de zogeheten achterwaartse effecten, leiden bijvoorbeeld tot aanzienlijke<br />

uitstralingseffecten <strong>van</strong> de branche. Iedere euro productie in de <strong>reclame</strong>branche gaat<br />

gepaard met een totaal achterwaarts effect <strong>van</strong> 0,60 à één euro. Uitgedrukt in banen<br />

betekent dit dat per honderd banen in de <strong>reclame</strong>branche zestig tot honderd banen worden<br />

gecreëerd in (direct of indirect) toeleverende bedrijfstakken.<br />

Bovendien is de <strong>reclame</strong>branche zelf weer een uitermate <strong>belang</strong>rijke toeleverancier aan<br />

andere bedrijven in andere sectoren. Die leveringen <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche kenmerkten<br />

zich door conceptuele innovatie en esthetische waardecreatie, waar<strong>van</strong> het intellectuele<br />

eigendom lastig te beschermen is. Daardoor is de totale waarde <strong>van</strong> die creatieve productie<br />

waarschijnlijk hoger dan in de omzetstatistieken tot uitdrukking komt. Dat is een reden om<br />

extra aandacht te besteden aan de uitstralingseffecten <strong>van</strong> deze creatieve sector op de rest<br />

<strong>van</strong> de economie. Dat gebeurt in het volgende hoofdstuk.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 25<br />

3 <strong>Het</strong> lokale <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />

Uit het vorige hoofdstuk bleek dat de <strong>reclame</strong>branche een klein maar groeiend deel <strong>van</strong> de<br />

Nederlandse economie uitmaakt. Ook bleek dat <strong>van</strong> de creatieve innovatie in die sector ook<br />

andere bedrijven in andere sectoren profiteren. De <strong>reclame</strong>branche zorgt op die manier<br />

voor spill-overs <strong>van</strong> kennis en creativiteit. De verwachting is dus dat de aanwezigheid <strong>van</strong> een<br />

grote <strong>reclame</strong>branche in Nederland of Amsterdam zorgt voor meer <strong>economische</strong> groei in<br />

andere sectoren in Nederland of Amsterdam. <strong>Het</strong> internationale aanzien <strong>van</strong> met name de<br />

Amsterdamse <strong>reclame</strong>branche versterkt het vermoeden dat <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />

dergelijke uitstralingseffecten kunnen uitgaan op de economie <strong>van</strong> Nederland en haar<br />

regio’s.<br />

Een manier om dat te meten is de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in de verschillende<br />

Nederlandse steden in verband te brengen met de <strong>economische</strong> groei <strong>van</strong> die steden. Die<br />

analyse wordt in dit hoofdstuk uitgevoerd. Daarvoor wordt allereerst de regionale spreiding<br />

<strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in Nederland in kaart gebracht. Vestigen <strong>reclame</strong>ontwerpers zich<br />

inderdaad bij voorkeur in Amsterdam? En wat zijn daarvoor de redenen? Wat is het <strong>belang</strong><br />

<strong>van</strong> clusters <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>bureaus voor de lokale economie? En hoe ziet de positie <strong>van</strong><br />

Nederland er in de internationale concurrentiestrijd uit?<br />

3.1 Regionale verdeling <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />

Figuur 3.1 laat zien in welke gemeenten in Nederland de creatieve kern <strong>van</strong> de<br />

<strong>reclame</strong>branche (alleen code 74401 dus) zich concentreert. De donkerrode vlekken in de<br />

landkaart geven aan in welke Nederlandse gemeenten de werkgelegenheid in de<br />

<strong>reclame</strong>branche als aandeel <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid het grootst is.<br />

De <strong>reclame</strong>branche lijkt zich in Nederland inderdaad vooral te concentreren in de regio<br />

Amsterdam, het Gooi en Noord-Holland. Eigenlijk is de <strong>reclame</strong>branche langs de gehele<br />

A2-corridor meer dan gemiddeld vertegenwoordigd, vooral ook rond Eindhoven. Van de<br />

grotere gemeenten is de <strong>reclame</strong>branche in relatieve zin het best vertegenwoordigd in<br />

Amstelveen (2,6 % <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid), Amsterdam (1,0 %) en Hilversum<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


26 HOOFDSTUK 3<br />

(0,8 %). Ook in absolute zin staan die gemeenten in de top-10 <strong>van</strong> Nederland. Amsterdam<br />

voert die top-10 aan met ruim 4.500 banen in de creatieve kern <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche,<br />

gevolgd door Rotterdam (1500), Amstelveen (1080), Utrecht (1050) en Eindhoven (960).<br />

Figuur 3.1 Regionale verdeling <strong>reclame</strong>branche (alleen code 74401) als percentage <strong>van</strong> de<br />

totale werkgelegenheid<br />

0,82% - 3,42%<br />

0,64% - 0,82%<br />

0,50% - 0,64%<br />

0,42% - 0,50%<br />

0,38% - 0,42%<br />

0,34% - 0,38%<br />

0,30% - 0,34%<br />

0,27% - 0,30%<br />

0,24% - 0,27%<br />

0,22% - 0,24%<br />

0,19% - 0,22%<br />

0,18% - 0,19%<br />

0,15% - 0,18%<br />

0,12% - 0,15%<br />

0,09% - 0,12%<br />

0,00% - 0,09%<br />

Bron: LISA 2005, bewerking Stichting Atlas voor gemeenten / <strong>SEO</strong> <strong>Economisch</strong> onderzoek<br />

Tabel 3.1 bevestigt dat beeld: net als voor de totale creatieve sector is het relatieve <strong>belang</strong><br />

<strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche het grootst in de regio Amsterdam. Ook de groei <strong>van</strong> de<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET LOKALE BELANG VAN DE RECLAMEBRANCHE 27<br />

<strong>reclame</strong>branche is in de stad en de regio Amsterdam tussen 1996 en 2004 veel groter<br />

geweest dan in de rest <strong>van</strong> Nederland. Wel blijkt uit het bestand <strong>van</strong> de Kamers <strong>van</strong><br />

Koophandel dat het aantal nieuw gevestigde ondernemingen in de <strong>reclame</strong>branche in<br />

Amsterdam sinds 2000 fors is afgenomen (Van de Kamp 2003, p. 65).<br />

Tabel 3.1 Amsterdam, stad en ommeland, Randstad versus periferie: aandeel<br />

<strong>reclame</strong>branche en totale creatieve sector als percentage <strong>van</strong> de totale<br />

werkgelegenheid en de toename <strong>van</strong> dat aandeel (1996-2004)<br />

CREATIEVE SECTOR TOTAAL RECLAMEBRANCHE (74401)<br />

1996 2004 1996 2004<br />

Amsterdam (stad) 2,87 % 4,08 % 0,80 % 0,98 %<br />

Stad (31 kernsteden) 1,91 % 2,29 % 0,39 % 0,48 %<br />

Ommeland<br />

steden)(niet-<br />

1,65 % 1,80 % 0,32 % 0,35 %<br />

Regio Amsterdam 9<br />

2,54 % 3,38 % 0,72 % 0,85 %<br />

Randstad 2,07 % 2,36 % 0,48 % 0,52 %<br />

Rest Nederland 1,48 % 1,71 % 0,24 % 0,31 %<br />

Nederland 1,77 % 2,02 % 0,35 % 0,40 %<br />

stad = de 31 kernsteden <strong>van</strong> Nederland (Gebaseerd op Van Oort, 2002)<br />

ommeland = de rest <strong>van</strong> Nederland (exclusief de 31 kernsteden)<br />

randstad = Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht<br />

rest Nederland = Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Zeeland<br />

Bron: Lisa/CBS, bewerking Atlas voor gemeenten<br />

Uit figuur 3.2 blijkt dat <strong>van</strong> de grote steden met name Utrecht in opkomst is als<br />

vestigingsplaats voor de <strong>reclame</strong>branche. De groei in Rotterdam is vergelijkbaar met die in<br />

Amsterdam. <strong>Het</strong> relatieve <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche in Den Haag neemt juist af. Maar<br />

zowel in relatieve zin als vooral in absolute zin blijft Amsterdam op eenzame hoogte staan<br />

als vestigingsplaats voor de <strong>reclame</strong>branche.<br />

9 COROP-regio Groot-Amsterdam: Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam,<br />

Graft-De Rijp, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland,<br />

Zee<strong>van</strong>g.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


28 HOOFDSTUK 3<br />

Figuur 3.2 Om<strong>van</strong>g <strong>reclame</strong>sector in de vier grote steden en de regio Amsterdam als<br />

percentage <strong>van</strong> de totale werkgelegenheid, 1996-2004<br />

1,2%<br />

1,0%<br />

0,8%<br />

0,6%<br />

0,4%<br />

0,2%<br />

0,0%<br />

1996 1998 2000 2002 2004<br />

Bron: Lisa/CBS, bewerking Atlas voor gemeenten<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

Amsterdam<br />

Groot-<br />

Amsterdam<br />

Utrecht<br />

Rotterdam<br />

Den Haag<br />

De creatieve kern <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche (code 74401) blijkt zich voornamelijk in steden te<br />

vestigen. In de 31 Nederlandse kernsteden zorgt de <strong>reclame</strong>branche voor 0,48 % <strong>van</strong> de<br />

werkgelegenheid, buiten die steden is dat 0,35 % (zie tabel 3.1). Ook in de stad Amsterdam<br />

is zowel het aandeel als de groei <strong>van</strong> de werkgelegenheid in de <strong>reclame</strong>branche groter dan<br />

in de regio.<br />

Uit onderzoek naar nieuwe vestigingen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>bureaus blijkt dat de binnensteden de<br />

meest populaire vestigingslocaties voor de <strong>reclame</strong>branche zijn. Maar ook andere<br />

interessante woonwijken in Amsterdam, zoals de eilanden en delen <strong>van</strong> Amsterdam-Zuid,<br />

blijken populair te zijn bij de <strong>reclame</strong>branche. De verklaring hiervoor is dat de meeste<br />

nieuwe bedrijven in de <strong>reclame</strong>branche <strong>van</strong>uit het huis <strong>van</strong> de oprichter worden gestart<br />

(Van de Kamp 2003).<br />

3.2 Reclamebranche en regionaal-<strong>economische</strong> groei<br />

In Nederland worden producten als de Senseo-koffiemachine en de BeerTender thuistap<br />

als voorbeeld gezien <strong>van</strong> het <strong>belang</strong> <strong>van</strong> de creatieve sector: creatieve designers en


HET LOKALE BELANG VAN DE RECLAMEBRANCHE 29<br />

<strong>reclame</strong>makers die traditionele industriële bedrijven stimuleren tot productinnovatie en die<br />

vervolgens ook aan de man weten te brengen. Op die manier lijkt creatieve innovatie <strong>van</strong><br />

technisch-ontwerpers, <strong>reclame</strong>ontwerpers en bedenkers <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>concepten uitstraling te<br />

hebben op bedrijven in andere sectoren in de stad, de regio of het land. Bedrijven in andere<br />

sectoren voegen, zo is de gedachte, als gevolg <strong>van</strong> de nabijheid <strong>van</strong> creatieve clusters<br />

esthetische en symbolische waarde toe aan hun product. Dit leidt tot meer winst en<br />

uiteindelijk ook tot meer werkgelegenheid.<br />

De <strong>economische</strong> veronderstelling is dat clustering <strong>van</strong> creatieve bedrijfstakken zoals de<br />

<strong>reclame</strong>branche een spin off voor de hele lokale en regionale economie teweegbrengt (Scott,<br />

2000). Clusters <strong>van</strong> creatieve bedrijfstakken leveren in die visie kennis- en creativiteitsspillovers<br />

op. Door die spillovers kan de productiviteit in andere sectoren dan de<br />

<strong>reclame</strong>branche zelf worden gestimuleerd (zie ook Porter, 1990).<br />

Als de creatieve bedrijven zich concentreren (clusters), dan zouden dus niet alleen de<br />

creatieve bedrijfstakken zelf daar<strong>van</strong> moeten profiteren, maar ook de bedrijven in de<br />

andere sectoren. In deze paragraaf worden de resultaten beschreven <strong>van</strong> kwantitatief<br />

onderzoek. Daarin is onderzocht welk effect de aanwezigheid <strong>van</strong> creatieve bedrijfstakken<br />

in het algemeen en de <strong>reclame</strong>branche in het bijzonder heeft op de totale<br />

werkgelegenheidsontwikkeling in Nederlandse gemeenten. De analyse is uitgevoerd met<br />

een cross-sectie-analyse met meervoudige modellen met zo veel mogelijk variabelen die de<br />

verschillen in werkgelegenheidsgroei tussen Nederlandse gemeenten kunnen verklaren. 10<br />

Door met zo veel mogelijk factoren rekening te houden, wordt optimaal gegarandeerd dat<br />

een eventueel werkgelegenheidseffect <strong>van</strong> de creatieve sector of de <strong>reclame</strong>branche<br />

exclusief aan die sectoren is toe te schrijven. De resultaten <strong>van</strong> de modelschattingen staan<br />

in Tabel 3.2.<br />

10 Zie voor een uitgebreide beschrijving <strong>van</strong> de gebruikte modelspecificaties en controlevariabelen: Marlet en Van<br />

Woerkens (2004a).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


30 HOOFDSTUK 3<br />

Tabel 3.2 Clustering <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche als verklaring voor totale werkgelegenheidsgroei<br />

(1994-2004)<br />

TOTALE WERKGELEGENHEIDSGROEI<br />

1994-2004<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

STANDAARDMODEL ZONDER AMSTERDAM<br />

Reclamebranche + 0<br />

steekproef (N) 31 30<br />

verklaringskracht (Adj. R2) 39,52 39,39<br />

Creatieve sector totaal<br />

(enge definitie)<br />

+ 0<br />

steekproef (N) 31 30<br />

verklaringskracht (Adj. R2) 41,20 41,15<br />

+ = positief significant <strong>van</strong> invloed (met minimaal 95 % waarschijnlijkheid)<br />

0 = geen invloed<br />

- = negatief significant <strong>van</strong> invloed<br />

De regressieanalyses zijn uitgevoerd voor de 31 zogeheten kernsteden (K31). 11<br />

De regressieanalyses zijn uitgevoerd met meervoudige modellen, met verschillende modelspecificaties met<br />

steeds wisselende combinaties <strong>van</strong> controlevariabelen. In deze tabel is alleen het significantieniveau voor de<br />

creatieve bedrijfstakken uit het meest robuuste model gepresenteerd, alsmede de totale verklaringskracht <strong>van</strong><br />

het bijbehorende meervoudige model (Adj. R 2 ). Overigens blijven de conclusies in de alternatieve modellen<br />

ongewijzigd.<br />

De uitkomsten uit de modelschattingen laten zien dat clustering <strong>van</strong> de totale creatieve<br />

sector en <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche afzonderlijk positief significant <strong>van</strong> invloed zijn op de<br />

totale werkgelegenheidsgroei in Nederlandse steden. Alleen komt dat effect volledig voor<br />

rekening <strong>van</strong> Amsterdam.<br />

Als Amsterdam uit de steekproef wordt gehaald, blijkt dat de aanwezigheid <strong>van</strong> de<br />

<strong>reclame</strong>branche en de totale creatieve sector geen significante verklaring meer te bieden<br />

voor de lokale werkgelegenheidsgroei. Blijkbaar zijn creatieve bedrijven dus niet<br />

doorslaggevend voor de verschillen in concurrentiepositie tussen Nederlandse steden, maar<br />

alleen voor het verschil tussen de <strong>economische</strong> positie <strong>van</strong> Amsterdam ten opzichte <strong>van</strong> de<br />

rest <strong>van</strong> Nederland.<br />

<strong>Het</strong> is natuurlijk ook denkbaar dat de nabijheid <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>clusters in de regio en in de rest<br />

<strong>van</strong> Nederland (en dus niet enkel in de stad zelf, zoals in de analyse hierboven) een positief<br />

11 Op basis <strong>van</strong> Van Oort (2002). Overigens zijn geen schattingen gedaan voor alle Nederlandse gemeenten,<br />

omdat daarvoor onvoldoende data beschikbaar zijn.


HET LOKALE BELANG VAN DE RECLAMEBRANCHE 31<br />

effect heeft op de andere sectoren in een bepaalde stad. Daarom zijn dezelfde analyses<br />

uitgevoerd met het zogenoemde regionaal gewogen gemiddelde <strong>van</strong> het aandeel bedrijven<br />

uit de <strong>reclame</strong>branche. De aanname is dan dat alle regio’s in Nederland profiteren <strong>van</strong> de<br />

<strong>reclame</strong>sector in Amsterdam, maar dichtbijgelegen regio’s meer dan verder weg gelegen<br />

regio’s. Die nabijheid <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>clusters bleek echter geen significante verklaring te<br />

bieden voor de lokale werkgelegenheidsgroei.<br />

Kennelijk is het uitstralingseffect <strong>van</strong> de creatieve sector in totaal en <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche<br />

in het bijzonder een lokaal fenomeen, dat zich in Nederland beperkt tot Amsterdam. Want<br />

niet alleen concentreert de succesvolle <strong>reclame</strong>branche zich voornamelijk in de hoofdstad,<br />

ook lijkt de aanwezigheid <strong>van</strong> die creatieve bedrijfstakken in Amsterdam de vestiging en<br />

groei <strong>van</strong> bedrijven in andere sectoren te stimuleren. In een eerdere studie werd al<br />

aangetoond dat ook alleen in Amsterdam de aanwezigheid <strong>van</strong> kunstenaars een verklaring<br />

biedt voor lokale <strong>economische</strong> groei (Marlet en Van Woerkens, 2004a). Die resultaten<br />

sluiten goed aan bij internationale studies, waaruit blijkt dat de creatieve sector zich sterk<br />

concentreert in enkele hotspots, zoals Londen in het Verenigd Koninkrijk (GLA<br />

Economics, 2002&2004). Die hotspots zijn in internationale netwerken met elkaar<br />

verbonden zijn, en concurreren met elkaar.<br />

3.3 Internationale faam<br />

In dat internationale netwerk neemt de Amsterdamse <strong>reclame</strong>branche een speciale plek in.<br />

Ze heeft, naast architect Rem Koolhaas, televisieproducent EndeMol, modeontwerpers<br />

Victor en Rolf en Dutch Design, de Nederlandse creatieve sector internationaal op de kaart<br />

gezet.<br />

De internationale faam <strong>van</strong> de Nederlandse <strong>reclame</strong>sector blijkt bijvoorbeeld uit de<br />

behaalde internationale prijzen. De ‘Lions d’Or’, de gouden leeuw, die jaarlijks op een<br />

festival in Cannes worden uitgereikt, is de <strong>belang</strong>rijkste internationale prijs voor de<br />

<strong>reclame</strong>branche. In 2003 kreeg Nederland zes gouden leeuwen. In 2004 bleken de<br />

Nederlandse inzendingen ook succesvol: met tien gouden leeuwen bezette Nederland de<br />

derde plaats, achter de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. <strong>Het</strong> bureau 180<br />

Communications werd gekozen tot het op twee-na-beste bureau ter wereld. Over meerdere<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


32 HOOFDSTUK 3<br />

jaren bekeken is de Nederlandse <strong>reclame</strong>sector een subtopper, achter de grootmachten <strong>van</strong><br />

de Verenigde Staten en Groot-Brittannië (Uit: Kloosterman, 2005).<br />

Uit hoofdstuk 2 bleek dat de groei <strong>van</strong> de Nederlandse <strong>reclame</strong>branche voor een deel<br />

voortkomt uit stijgende export. Verschillende in Nederland gevestigde <strong>reclame</strong>bureaus<br />

hebben dan ook een sterke positie in het internationale <strong>reclame</strong>netwerk. Bureaus als<br />

Wieden + Kennedy, 180 Communications, StrawberryFrog, Springer & Jacoby en Cayenne<br />

zijn in Amsterdam gevestigd en werken allemaal grotendeels voor internationale<br />

opdrachtgevers. Zij concurreren dan ook voornamelijk met bureaus uit steden als Parijs en<br />

Londen, maar ook uit Buenos Aires en Bangkok. Overigens moet die internationalisering<br />

ook weer niet overdreven worden, want een groot deel <strong>van</strong> de Nederlandse <strong>reclame</strong>bureaus<br />

werkt nog voornamelijk voor nationale opdrachtgevers. En is zelfs huiverig voor de<br />

internationale markt, zo bleek tijdens een bijeenkomst <strong>van</strong> de VEA in juni dit jaar. 12<br />

Die internationale faam <strong>van</strong> de Nederlandse <strong>reclame</strong>branche straalt dus vooral af op de<br />

hoofdstad. Van de Nederlandse steden speelt alleen Amsterdam een serieuze rol in de<br />

concurrentie met andere creatieve hotspots in Europa zoals Londen, Berlijn en Parijs. De<br />

Amsterdamse economie profiteert in de concurrentiestrijd met andere Europese steden dus<br />

<strong>van</strong> de faam <strong>van</strong> zijn creatieve sector, met de <strong>reclame</strong>branche als een <strong>van</strong> de <strong>belang</strong>rijkste<br />

speerpunten. 13 En de Nederlandse economie profiteert op haar beurt weer <strong>van</strong> het aanzien<br />

<strong>van</strong> Amsterdam als vestigingsplaats voor creatieve bedrijven in de <strong>reclame</strong>branche. De<br />

aantrekkingskracht <strong>van</strong> Amsterdam op internationaal opererende bedrijven in de creatieve<br />

sector is dus niet alleen <strong>van</strong> <strong>belang</strong> voor Amsterdam zelf, maar voor de hele Nederlandse<br />

economie. Op die aantrekkingskracht <strong>van</strong> Amsterdam op creatieven wordt in de volgende<br />

paragraaf verder ingegaan.<br />

3.4 Woonklimaat als vestigingsfactor<br />

De <strong>reclame</strong>branche concentreert zich in Nederland dus in en om Amsterdam, en ook het<br />

aantoonbare lokale <strong>economische</strong> uitstralingseffect beperkt zich tot de Amsterdamse<br />

<strong>reclame</strong>branche. Uit empirisch onderzoek naar de vestigingsfactoren <strong>van</strong> de creatieve<br />

12 Adformatie, 23 juni 2005.<br />

13 Om dat empirisch te kunnen bewijzen, zou echter een internationale cross-sectie-analyse nodig zijn en die gaat<br />

de reikwijdte <strong>van</strong> dit onderzoek te boven.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET LOKALE BELANG VAN DE RECLAMEBRANCHE 33<br />

bedrijfstakken in Nederland blijkt dat die zich enerzijds vestigen in de buurt <strong>van</strong> potentiële<br />

opdrachtgevers in de financiële dienstverlening en de industrie14 en anderzijds daar waar<br />

een creatieve hoogopgeleide bevolking woont (Marlet en Van Woerkens, 2005).<br />

Dat empirische resultaat sluit aan bij moderne <strong>economische</strong> theorieën die het <strong>economische</strong><br />

<strong>belang</strong> <strong>van</strong> een grote creatieve bevolking voor een stad benadrukken. Mede door het boek<br />

<strong>van</strong> Florida, The rise of the creative class (2002) is er veel aandacht voor het <strong>economische</strong><br />

<strong>belang</strong> <strong>van</strong> een grote ‘creatieve klasse’. Die creatieve klasse zou goed zijn voor de lokale<br />

economie, omdat die een creatief en productief arbeidspotentieel vormt voor bedrijven, en<br />

mensen uit de creatieve klasse eerder geneigd zijn een nieuw bedrijf te starten, en<br />

bovendien meer geld uitgeven in de lokale economie.<br />

Ook in Nederland blijkt een grote creatieve klasse niet alleen <strong>van</strong> <strong>belang</strong> voor de vestiging<br />

<strong>van</strong> bedrijven in de creatieve sector, maar ook voor de totale stedelijke economie. Uit een<br />

recente studie blijkt dat de werkgelegenheid in Nederlandse steden de laatste tien jaar<br />

harder is gegroeid in steden met een grote creatieve klasse dan in steden waar minder<br />

creatieve mensen wonen (Marlet en Van Woerkens, 2004b). In figuur 3.3 is dat verband<br />

gestileerd grafisch weergegeven.<br />

Die creatieve klasse blijkt vervolgens weer vooral te gaan wonen in steden met een<br />

historische binnenstad, en een groot en gevarieerd cultureel aanbod (Marlet en Van<br />

Woerkens, 2005). De creatieve klasse hecht veel waarde aan esthetiek (Florida 2002). Die<br />

hang naar esthetiek komt bij mensen uit die creatieve klasse dan ook tot uiting in specifieke<br />

voorkeuren voor de woonplek, met veel cultuur en historiciteit dus.<br />

14 Ook het omgekeerde verband kan natuurlijk voorkomen: potentiële opdrachtgevers die zich graag bij creatieve<br />

toeleveranciers vestigen. Bij de verplaatsing <strong>van</strong> het hoofdkantoor <strong>van</strong> Philips naar Amsterdam heeft dit naar<br />

verluidt een rol gespeeld.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


34 HOOFDSTUK 3<br />

Figuur 3.3 Hoe groter de creatieve klasse, hoe meer werkgelegenheidsgroei (vijftig grootste<br />

gemeenten <strong>van</strong> Nederland)<br />

40%<br />

30%<br />

20%<br />

10%<br />

0%<br />

-10%<br />

-20%<br />

groei<br />

werkgelegenheid (%)<br />

(1994-2003)<br />

gecorrigeerd voor<br />

andere significant<br />

verklarende indicatoren<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

t-statistic: 7,9<br />

aandeel creatieve klasse (1994)<br />

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35%<br />

Bron: Marlet en Van Woerkens (2004a)<br />

Omdat de aanwezigheid <strong>van</strong> een grote creatieve klasse weer een <strong>belang</strong>rijke vestigingsfactor<br />

vormt voor creatieve bedrijven, spelen die woonvoorkeuren <strong>van</strong> de creatieve klasse dus<br />

ook een <strong>belang</strong>rijke rol bij de vestigingsbeslissing <strong>van</strong> creatieve bedrijven. En zo zijn de<br />

woonwensen <strong>van</strong> creatieve <strong>reclame</strong>makers naar verwachting dus indirect <strong>van</strong> groot <strong>belang</strong><br />

voor de vestigingsplaatsbeslissing <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>bureaus. Daarom is vooral Amsterdam met<br />

zijn culturele rijkdom en historiciteit naar verwachting in trek bij <strong>reclame</strong>ontwerpers, en dus<br />

bij <strong>reclame</strong>bureaus. 15<br />

De genoemde empirische analyse naar de vestigingsfactoren <strong>van</strong> de creatieve bedrijfstakken<br />

en de woonvoorkeuren <strong>van</strong> creatieve mensen had betrekking op de verschillen tussen<br />

steden in Nederland. Maar culturele en esthetische factoren zullen naar verwachting ook<br />

een <strong>belang</strong>rijke rol spelen bij de internationale concurrentiepositie <strong>van</strong> Amsterdam.<br />

15 Adweek schreef op 12 oktober 2002 dat Amsterdam de meest geliefde vestigingsplaats was bij internationale<br />

<strong>reclame</strong>bureaus, <strong>van</strong>wege de creatieve sfeer, ongedwongen werkverhoudingen, het culturele aanbod en de<br />

diversiteit <strong>van</strong> werkplekken.


HET LOKALE BELANG VAN DE RECLAMEBRANCHE 35<br />

Volgens een directeur <strong>van</strong> een groot internationaal <strong>reclame</strong>bureau is Amsterdam ‘fantastic<br />

from a cultural perspective, both in creative terms and lifestyle. You can walk from the red-light district to<br />

the area around the beautiful Van Gogh museum, where we are, and you feel a kind of energy, light and<br />

opportunity as you move throughout the city" (Op. Cit. Kloosterman, 2005). Ook Alex Melvin <strong>van</strong><br />

<strong>reclame</strong>bureau 180 Communications bleek tijdens een bijeenkomst <strong>van</strong> de VEA in juni dit<br />

jaar enthousiast over het woon- en vestigingsklimaat in Amsterdam: “we sell attractiveness”,<br />

Alhoewel hij ook vindt dat Amsterdam meer en meer op andere steden begint te lijken: “In<br />

de jaren ’90 leefde Nederland in een droom, die is de laatste jaren uiteen gespat”.<br />

Net als bijvoorbeeld Londen, wil ook Amsterdam graag uitgroeien tot de creatieve<br />

hoofdstad <strong>van</strong> Europa. Met zijn twee grote universiteiten, Schiphol en de haven, vele<br />

instellingen voor cultuur en entertainment en vooral de bekendheid als de stad met vele<br />

talen en culturen waar dingen kunnen die nergens anders kunnen, zoals vrijplaatsen voor<br />

krakers en kunstenaars, de Gay Parade en de wallen, heeft de stad zeker potentie als<br />

creatieve stad (Op. cit. Hodes, 2005). Meer dan de helft <strong>van</strong> de nieuwe stedelingen en<br />

westerse allochtonen blijkt het aanbod <strong>van</strong> kunst en cultuur, het imago <strong>van</strong> de stad en het<br />

type mensen dat in de stad woont, <strong>belang</strong>rijke redenen te vinden om naar Amsterdam te<br />

verhuizen. Creatieve ondernemers roemen naast de historische binding met de stad ook de<br />

centrale ligging, de voorzieningen om mensen te kunnen ontmoeten, kunst en cultuur en<br />

een prettige verblijfsomgeving als <strong>belang</strong>rijke factoren (Hodes, 2005 en Van de Kamp<br />

2003).<br />

Maar er zijn ook risico’s. Zo blijkt het zeer moeilijk te zijn om bijvoorbeeld buitenlandse<br />

<strong>reclame</strong>makers naar Nederland te krijgen. Die moeten bij wijze <strong>van</strong> spreken eerst 400 uur<br />

Nederlandse les volgen. Ook Tom Kniesmeijer, strategisch directeur <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>bureau<br />

PPGHJWT, ergert zich aan de veranderingen in de Amsterdamse samenleving. “We zijn te<br />

veel bezig elkaar naar de keel te vliegen of met de discussies over de vraag hoeveel Marokkanen we het land<br />

uit zullen zetten. Nederland is zich aan het sluiten. In dit klimaat is het erg moeilijk talent aan te<br />

trekken”.<br />

<strong>Het</strong> stricte migratiebeleid <strong>van</strong> de laatste jaren lijkt dus negatieve neveneffecten te hebben<br />

voor de creatieve economie in Nederland. <strong>Het</strong> kabinet onderkent in de beleidsbrief Ons<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


36 HOOFDSTUK 3<br />

creatieve vermogen (2005, p. 23) dat het aantrekken <strong>van</strong> buitenlandse kenniswerkers vaak<br />

problematisch is. Een oplossing daarvoor wordt evenwel niet geboden.<br />

Zo’n oplossing lijkt nodig, want juist een tolerant vestigingsklimaat is volgens Richard<br />

Florida de aller<strong>belang</strong>rijkste reden voor creatieve mensen om zich in een bepaalde stad te<br />

willen vestigen. Alleen steden die tolerant zijn en open staan voor mensen <strong>van</strong><br />

verschillende afkomst, en voor afwijkende denkbeelden en uiterlijkheden, zullen volgens<br />

hem in de toekomst in staat zijn om creatieve talenten aan te trekken, om daarmee de<br />

creatieve economie te laten bloeien (Florida 2005).<br />

<strong>Het</strong> lijkt erop dat Nederland op dit punt terrein aan het verliezen is. Voor het eerst sinds<br />

ten minste vier eeuwen lijkt de Nederlandse economie niet langer te kunnen vertrouwen op<br />

tolerantie als handelsmerk. En daar<strong>van</strong> ondervindt naar verwachting vooral de creatieve<br />

sector in Nederland de meeste hinder, en dus ook de <strong>reclame</strong>branche. Want juist voor<br />

dergelijke internationaal georiënteerde, creatieve bedrijven speelt een aantrekkelijke,<br />

tolerante woonomgeving een <strong>belang</strong>rijke rol bij de vestigingsbeslissing.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 37<br />

4 De economie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong><br />

De voorgaande hoofdstukken bespraken de <strong>economische</strong> betekenis en rol <strong>van</strong> de<br />

<strong>reclame</strong>branche. Dit hoofdstuk gaat in op de <strong>economische</strong> betekenis <strong>van</strong> de producten die<br />

de branche voortbrengt.<br />

Daarbij wordt eerst gekeken naar de uitgaven die worden gedaan om producten en diensten<br />

via advertenties, pop-ups, billboards, <strong>reclame</strong>spots, direct mail, et cetera onder de aandacht<br />

<strong>van</strong> de consument te brengen. Deze ‘profileringskosten’ staan los <strong>van</strong> de kosten die door<br />

<strong>reclame</strong>bureaus aan aanverwante bedrijven gerekend worden voor het ontwikkelen <strong>van</strong> de<br />

<strong>reclame</strong> zelf.<br />

De verhouding tussen de ‘ontwikkelingskosten’ en de ‘profileringskosten’ verschillen sterk<br />

tussen de diverse media en podia. Zo zijn de profileringskosten <strong>van</strong> een <strong>reclame</strong>spot in de<br />

rust <strong>van</strong> een <strong>belang</strong>rijke voetbalinterland zeer hoog. Zij vormen een vergoeding voor de<br />

schaarste <strong>van</strong> een dergelijk kostbaar communicatiemoment. Ook de advertentietarieven in<br />

gedrukte media staan in geen verhouding tot de kosten om een advertentie op te nemen en<br />

vormen een beloning voor de schaarste <strong>van</strong> de advertentieruimte in relatie tot het bereik<br />

er<strong>van</strong>. <strong>Het</strong> andere uiterste zijn spam en direct mail, waar (behalve de kosten <strong>van</strong> een<br />

adressenbestand) geen schaarstepremie hoeft te worden betaald om de klant te bereiken en<br />

alle kosten productiekosten zijn.<br />

Voor de <strong>economische</strong> interpretatie is dit onderscheid tussen productie- en<br />

profileringskosten zinvol. De productiekosten vormen grosso modo de inkomsten <strong>van</strong> de<br />

<strong>reclame</strong>branche en aanverwante bedrijfstakken zoals die in de vorige hoofdstukken zijn<br />

gedefinieerd. De plaatsingskosten of profileringskosten daarentegen, vormen de inkomsten<br />

<strong>van</strong> de media en podia die de <strong>reclame</strong> en andere communicatie-uitingen ‘verspreiden’.<br />

Omdat daar nauwelijks directe kosten voor deze verspreiders tegenover staan, zijn deze<br />

bedragen welvaarteconomisch te beschouwen als een overdracht. Paragraaf 4.2 onderzoekt<br />

het <strong>belang</strong> <strong>van</strong> deze overdrachten voor die ‘verspreiders’. Paragraaf 4.3 gaat in op de<br />

effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de omzet <strong>van</strong> de adverteerder en de gehele economie.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


38 HOOFDSTUK 4<br />

4.1 Bestedingen<br />

Om een beeld te krijgen <strong>van</strong> de uitgaven die gedaan worden om producten en diensten<br />

onder de aandacht <strong>van</strong> de consument te brengen, kijkt deze paragraaf naar de<br />

<strong>reclame</strong>bestedingen in al zijn vormen. Er wordt nogal eens gezegd dat in Nederland<br />

jaarlijks ongeveer vier miljard euro aan <strong>reclame</strong> wordt uitgegeven. Dit is echter niet wat er<br />

totaal aan <strong>reclame</strong> besteed wordt, het zijn alleen de mediabestedingen die dan genoemd<br />

worden (zoals de inkoop <strong>van</strong> zendtijd op radio en tv en advertentieruimte in de krant).<br />

Maar <strong>reclame</strong> is meer dan de <strong>reclame</strong>spotjes op tv of billboards langs de weg. Zo kan de<br />

sponsoring <strong>van</strong> Ajax door ABN Amro of het plaatsen <strong>van</strong> producten in film en tvprogramma’s<br />

(zoals de Pringles die vaak in Goede Tijden Slechte Tijden worden gegeten), ook<br />

tot de <strong>reclame</strong>bestedingen worden gerekend. Weliswaar gaat het om andere vormen <strong>van</strong><br />

marketing, maar zeker gezien de opkomst <strong>van</strong> de geïntegreerde marketingcommunicatie<br />

mogen deze zaken niet buiten beschouwing worden gelaten.<br />

In de komende subparagrafen wordt dan ook getracht een completer beeld te geven <strong>van</strong> de<br />

totale <strong>reclame</strong>bestedingen, door naast de mediabestedingen ook direct marketing en huisaan-huis-<strong>reclame</strong>,<br />

sponsoring en product placement te beschrijven.<br />

4.1.1 Direct marketing & huis aan huis <strong>reclame</strong><br />

Verschillende vormen <strong>van</strong> marketing vallen onder direct marketing. Zo behoort de<br />

geadresseerde catalogus <strong>van</strong> Ikea ertoe (direct mail), de telefoontjes <strong>van</strong><br />

energiemaatschappijen onder etenstijd (telemarketing) en de <strong>reclame</strong>s op tv of in de krant<br />

die een responsemechanisme bevatten waardoor de consument rechtstreeks contact op kan<br />

nemen met de adverteerder (d.m.v. een telefoonnummer, coupon of webadres). Ook<br />

persoonlijke verkoop door een vertegenwoordiger of verkoper valt er onder. Al deze<br />

vormen <strong>van</strong> marketing zijn terug te vinden in de algemene definitie: bij direct marketing<br />

worden directe responsuitingen gebruikt, de consument wordt direct benaderd, diens naam<br />

wordt opgeslagen, informatie over hem/haar wordt in een database opgenomen en er<br />

wordt een relatie met deze persoon onderhouden om de verkopen en winst te verhogen<br />

(Stan Rapp, 1988).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ECONOMIE VAN RECLAME 39<br />

Maar niet alle zaken die onder direct marketing vallen kunnen ook tot de<br />

<strong>reclame</strong>bestedingen gerekend worden. Zo is de verkoop via telemarketing geen <strong>reclame</strong>,<br />

maar het productmonster of de folder die in een tijdschrift gestoken is wel. De<br />

advertenties/spotjes die een response mechanisme bevatten zijn ook <strong>reclame</strong>, maar worden<br />

al meegerekend via de mediabestedingen.<br />

Er bestaat ook een vorm <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> die veel op direct marketing lijkt maar het net niet is:<br />

de <strong>reclame</strong>folders die (ongeadresseerd) huis aan huis bezorgd worden.<br />

Bij de berekening <strong>van</strong> de mediabestedingen in BBC/VEA wordt zowel geadresseerde als<br />

niet-geadresseerde <strong>reclame</strong> meegenomen, onder de noemer ‘rechtstreekse <strong>reclame</strong>’. In 2004<br />

was dit wegens een gebrek aan data niet het geval, maar in 2003 zou er € 724 miljoen aan<br />

de verspreiding <strong>van</strong> rechtstreekse <strong>reclame</strong> zijn uitgegeven. In 2002 bedroeg dit € 760<br />

miljoen. 16 Meer recente data zijn niet vrij toegankelijk, maar wel bekend is dat het <strong>belang</strong><br />

<strong>van</strong> deze <strong>reclame</strong>vorm voor adverteerders is toegenomen. Zo zou het percentage <strong>van</strong> het<br />

marketingbudget dat aan direct marketing wordt besteed, volgens een onderzoek onder de<br />

500 grootste Nederlandse investeerders, de laatste jaren zijn toegenomen tot 26 % (wat<br />

overigens (nog) niet is op te maken uit openbaar cijfermateriaal). Volgens de onderzoekers<br />

zal dit percentage de komende jaren verder stijgen, met name doordat er steeds meer<br />

gebruik wordt gemaakt <strong>van</strong> e-mail, search engine marketing en sms-marketing (wat tot <strong>reclame</strong><br />

gerekend kan worden). 17 Hoeveel er <strong>van</strong>daag de dag precies aan rechtstreekse <strong>reclame</strong><br />

(geadresseerde en ongeadresseerde) wordt besteed is dus niet duidelijk, wel dat het<br />

waarschijnlijk hoger ligt dan de 742 miljoen <strong>van</strong> 2003. En dat het daarmee een aanzienlijk<br />

deel is <strong>van</strong> de totale <strong>reclame</strong>-uitgaven in Nederland.<br />

4.1.2 Sponsoring<br />

In 2003 werd er wereldwijd 26,2 miljard dollar aan sponsoring uitgegeven, terwijl er in 1984<br />

‘nog maar’ 2 miljard dollar aan deze vorm <strong>van</strong> marketing werd besteed. In minder dan 20<br />

jaar tijd zijn de sponsoruitgaven dus verdertienvoudigd. Ook het relatieve <strong>belang</strong> <strong>van</strong><br />

sponsoring in het totale marketing- en communicatiebudget <strong>van</strong> ondernemingen is sterk<br />

16 De integrale kosten <strong>van</strong> geadresseerde en ongeadresseerde <strong>reclame</strong>, dus inclusief de productiekosten, bedragen<br />

een veelvoud hier<strong>van</strong> (ruim € 2 miljard).<br />

17 Mail Media (2005).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


40 HOOFDSTUK 4<br />

toegenomen (Sponsor Magazine, 2003). Sponsoring wordt gezien als een relatief voordelige<br />

manier <strong>van</strong> profilering. De literatuur over de werking <strong>van</strong> sponsoring is echter vrij beperkt<br />

en ligt ver achter bij het onderzoek naar de werking <strong>van</strong> bijvoorbeeld tv-<strong>reclame</strong>. Ondanks<br />

de sterke groei <strong>van</strong> de sponsorbudgetten is er dus nog weinig bekend over de effecten <strong>van</strong><br />

sponsoring.<br />

Ook in Nederland is het sponsorbudget de afgelopen jaren gegroeid. Zo ook de<br />

verscheidenheid aan gesponsorde activiteiten, zoals te zien is in Figuur 4.1. Bij elkaar<br />

opgeteld wordt er in 2005 naar verwachting circa € 800 miljoen aan sponsoring uitgegeven.<br />

Sport sleept nog altijd het grootste deel <strong>van</strong> de sponsorbudgetten binnen. Maatschappelijke<br />

sponsoring begint steeds <strong>belang</strong>rijker te worden, in 2005 steeg het aandeel <strong>van</strong> 9,5 naar<br />

12,5 %. Een vijfde deel <strong>van</strong> de bedrijven denkt dat dit aandeel in de toekomst verder zal<br />

stijgen (Sponsor Magazine, 2005). Een voorbeeld <strong>van</strong> deze vorm <strong>van</strong> sponsoring is de Van<br />

Gogh-museumbus door de Rabobank, waarmee scholen een betaalbaar en educatief<br />

schoolreisje wordt geboden. (Van den Dungen, 2005). Via deze vorm <strong>van</strong> sponsoring<br />

kunnen bedrijven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid uiten. Een ander voorbeeld is<br />

de sponsoring door Vodafone <strong>van</strong> de Stichting Sam, die therapie aanbiedt voor kinderen<br />

met een autistische handicap en het syndroom <strong>van</strong> Down.<br />

Figuur 4.1 Verdeling <strong>van</strong> het totale sponsorbudget<br />

12,5%<br />

13,5%<br />

8,5%<br />

7,5%<br />

Bron: Sponsor Magazine (2005)<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

58,0%<br />

sport<br />

kunst & cultuur<br />

maatschappelijk<br />

non-spot<br />

entertainment


DE ECONOMIE VAN RECLAME 41<br />

Figuur 4.2 Percentage <strong>van</strong> bedrijven met sponsorbudget voor een specifiek onderwerp<br />

entertainment<br />

non-spot<br />

maatschappelijk<br />

kunst & cultuur<br />

sport<br />

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100<br />

Bron: Sponsor Magazine (2005)<br />

Percentage met sponsorbudget<br />

<strong>Het</strong> sponsoren <strong>van</strong> radio- en televisie-uitzendingen is een ander snel groeiend fenomeen.<br />

Doordat dit veel weg heeft <strong>van</strong> gewone <strong>reclame</strong> wordt dit door sommigen niet tot<br />

sponsoring gerekend (Walliser, 2003), maar in de bovenstaande figuur komt het tot uiting<br />

onder de noemer non-spot sponsoring. Deze vorm <strong>van</strong> sponsoring omvat alle vormen <strong>van</strong><br />

adverteren en sponsoring op radio en televisie die niet vallen onder de traditionele<br />

commercials die worden uitgezonden binnen de <strong>reclame</strong>blokken. Te denken valt aan de<br />

billboards op tv met de tekst: “De klok wordt u aangeboden door…” en het gebruik <strong>van</strong><br />

producten in tv-series. Dit laatste wordt ook wel product placement genoemd en op deze vorm<br />

<strong>van</strong> <strong>reclame</strong> gaat de volgende paragraaf verder in.<br />

Bedrijven richten zich vaak op één <strong>van</strong> de verschillende soorten sponsoring. Zo gaat bij een<br />

vijfde <strong>van</strong> de bedrijven meer dan 90 % naar sport, besteedt 35 % helemaal niets aan cultuur<br />

en 56 % minder dan 5 %. Figuur 4.2 geeft het percentage <strong>van</strong> de bedrijven weer, dat een<br />

specifiek sponsorbudget voor één <strong>van</strong> deze vijf deelgebieden heeft. <strong>Het</strong> aantal bedrijven<br />

met een specifiek budget voor entertainment is het kleinste en dat met een budget voor<br />

sport het grootste.<br />

Dat sponsoring een niet verwaarloosbare bron <strong>van</strong> inkomsten is voor de kunstwereld kan<br />

worden afgeleid uit een onderzoek <strong>van</strong> Vrij Nederland. Zo bestonden de inkomsten in<br />

2003 <strong>van</strong> het Van Gogh Museum, het Rijksmuseum en Boijmans <strong>van</strong> Beuningen volgens<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


42 HOOFDSTUK 4<br />

het blad voor respectievelijk 28, 23,5 en 27 % uit de post ‘overig’, waar naast fondsen en<br />

bedrijfsont<strong>van</strong>gsten ook sponsoring valt (Vrij Nederland, 2005).<br />

4.1.3 Product placement<br />

Product placement is in de volksmond beter bekend als ‘sluik<strong>reclame</strong>’. Vooral de laatste jaren<br />

is het een steeds meer gebruikt marketinginstrument. Deze trend begon in de jaren ’80 toen<br />

‘Reese’s Pieces’ (pindakoekjes) te zien waren in de film E.T., waarop volgens de producent<br />

de verkoop er<strong>van</strong> met 65 % toenam (Karrh e.a., 2003). Sindsdien zijn bedrijven steeds<br />

vaker bereid geld te betalen voor het gebruik <strong>van</strong> hun producten in tv-programma’s of<br />

films. Zo betaalde Lexus 7 miljoen om Tom Cruise in Minority Report in een <strong>van</strong> hun auto’s<br />

te laten rijden (Karrh e.a., 2003). Een ander veel aangehaald voorbeeld is dat <strong>van</strong> de laatste<br />

James Bond-film, waarin voor 70 miljoen dollar aan <strong>reclame</strong> was opgenomen.<br />

De film Cast Away met Tom Hanks is een voorbeeld <strong>van</strong> (zeer) vergaande product placement:<br />

een pakketje <strong>van</strong> FedEx is de focus <strong>van</strong> de hoofdpersoon. De hele film draait met andere<br />

woorden om een product/dienst <strong>van</strong> een bepaald merk. Dit lijkt sterk op het steeds vaker<br />

voorkomende fenomeen <strong>van</strong> het produceren <strong>van</strong> programma’s door bedrijven. In<br />

Nederland was Unilever in de jaren negentig nog pioneer met het programma ‘Koffietijd’,<br />

<strong>van</strong>daag de dag zijn er tal <strong>van</strong> dat soort programma’s: ‘Wat rij jij?’ (Bovag), ‘Eigen huis en<br />

tuin’ (Praxis), SixPack (Heineken) en ‘Samenwonen’ (VT Wonen) (Azough, 2005). Doordat<br />

de adverteerder bij deze programma’s redactionele inspraak heeft, lijkt het te verschillen<br />

<strong>van</strong> product placement, waarbij de adverteerder alleen betaalt om zijn product in beeld te<br />

krijgen. Echter, ook dan kan de adverteerder allerlei zaken bedingen met betrekking tot de<br />

plaatsing (hoe lang in beeld, op welke manier in beeld, met welke acteur etc.). De<br />

scheidslijn tussen product placement en het zelf produceren <strong>van</strong> programma’s is daarom niet<br />

altijd even scherp te trekken.<br />

Dat redactionele inspraak niet altijd op prijs wordt gesteld blijkt uit het voorbeeld <strong>van</strong> het<br />

maandblad M <strong>van</strong> NRC Handelsblad. De dabladredactie besloot indertijd met een<br />

commerciële bijlage te komen in plaats <strong>van</strong> de dagbladformule aan te passen aan de wensen<br />

<strong>van</strong> adverteerders (zoals meer artikelen over mode). 18<br />

18 Adformatie, 25 augustus 2005, jaargang 33, nr. 34<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ECONOMIE VAN RECLAME 43<br />

Hoeveel geld er in Nederland precies in product placement wordt geïnvesteerd is niet bekend.<br />

Wel is op basis <strong>van</strong> de eerder genoemde non-spot sponsoring een indicatie te geven, aangezien<br />

product placement hiertoe wordt gerekend. In 2005 wordt er waarschijnlijk € 68 miljoen aan<br />

non-spot sponsoring uitgegeven, en naar de mening <strong>van</strong> mensen uit het veld komt een groot<br />

deel <strong>van</strong> dit bedrag voort uit product placement en het zelf produceren <strong>van</strong> programma’s. Zij<br />

denken zelfs dat dit bedrag veel groter is dan de geschatte € 68 miljoen, maar dit is<br />

gebaseerd op ‘gut feeling’. Opmerkelijk is dat deze cijfers (relatief) veel hoger liggen dan in<br />

bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Daar wordt ongeveer $ 360 miljoen aan product placement<br />

besteed, wat een fractie is <strong>van</strong> de mediabestedingen in dat land (ongeveer $ 105 miljard).<br />

De verklaring voor dit lage bedrag wordt gezocht in het feit dat veel producten (nog) gratis<br />

in programma’s en films worden opgenomen. Voor de toekomst is de verwachting dat er<br />

steeds meer <strong>reclame</strong>geld op deze manier zal worden ingezet. Overigens geldt voor product<br />

placement dat er, net als bij sponsoring, (nog) geen directe (financiële) effecten zijn gemeten.<br />

Ondanks dat er (nog) niet bekend is wat de effecten <strong>van</strong> product placement zijn, wil de<br />

Europese Unie er meer voorwaarden aan stellen. Zo denkt de Commissie erover om<br />

voorafgaand aan programma’s een lijstje te laten tonen met daarop alle bedrijven die met<br />

behulp <strong>van</strong> product placement, hun producten aanprijzen. 19<br />

4.1.4 Mediabestedingen<br />

Zoals gezegd worden vaak (alleen) de mediabestedingen genoemd als het om de totale<br />

<strong>reclame</strong>-uitgaven in Nederland gaat. Wellicht wordt dit veroorzaakt door het feit dat er<br />

over de mediabestedingen (veel) meer bekend is dan over de andere vormen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>.<br />

In deze paragraaf zullen we hier<strong>van</strong> een overzicht geven.<br />

Bij mediabestedingen gaat het om wat adverteerders jaarlijks besteden om hun <strong>reclame</strong>s<br />

‘gezien’ te krijgen. Met andere woorden: wat ze uitgeven om <strong>reclame</strong>zendtijd op tv in te<br />

kopen en advertentieruimte in de krant (Tabel 4.1 geeft een compleet overzicht).<br />

19 Website <strong>van</strong> Bond <strong>van</strong> Adverteerders, bericht <strong>van</strong> 27 juli 2005.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


44 HOOFDSTUK 4<br />

Tabel 4.1 Nettomediabestedingen in Nederland 2003-2004, in miljoenen euro’s.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

2003 2004<br />

Persmedia 2.292 2.208<br />

Dagbladen 907 859<br />

Huis-aanhuisbladen/nieuwsbladen<br />

586 583<br />

Publiekstijdschrijften 359 342<br />

Vak- en managementbladen 441 424<br />

Audiovisuele media 998 1.012<br />

Televisie 746 757<br />

Radio 245 250<br />

Bioscoop 7 6<br />

Buiten<strong>reclame</strong> 131 140<br />

Abri's 66 72<br />

Billboards 26 29<br />

Vervoer 23 22<br />

Overig 16 17<br />

Overige mediumtypen 661 687<br />

Adresboeken 288 288<br />

Vak- en publieksbeurzen 333 332<br />

Internet 40 66<br />

Totaal 4.082 4.047<br />

Bron: BBC/VEA<br />

In 2004 werd € 4,05 miljard uitgegeven aan advertenties, <strong>reclame</strong>spotjes en billboards. Dit<br />

is 0,9 % <strong>van</strong> het BBP. Per hoofd <strong>van</strong> de bevolking komt dat neer op gemiddeld € 225.<br />

Figuur 4.3 geeft de zogeheten mediabestedingen weer over de periode 1995-2004. 20<br />

Sinds de <strong>economische</strong> hoogtijdagen <strong>van</strong> 2000 dalen de uitgaven geleidelijk, al was de<br />

afname in 2004 minder geprononceerd. 21 De daling <strong>van</strong> de mediabestedingen gedurende de<br />

afgelopen jaren heeft alles te maken met de stagnerende economie. Media-uitgaven zijn erg<br />

gevoelig voor veranderingen in de conjunctuur, zoals ook blijkt uit Figuur 4.4<br />

(Deleersnyder, 2003).<br />

20 In de mediabestedingen zijn rechtstreekse <strong>reclame</strong> en vak- en publieksbeurzen niet opgenomen. De<br />

mediabestedingen zijn net als het BBP gecorrigeerd voor inflatie (basisjaar 1995).<br />

21 De figuur vertoont een niet-toevallige gelijkenis met figuur 2.2, die de werkgelegenheid in de Nederlandse<br />

<strong>reclame</strong>branche weergeeft.


DE ECONOMIE VAN RECLAME 45<br />

Figuur 4.3 Nederlandse nettomediabestedingen in percentage <strong>van</strong> het BBP en per inwoner<br />

in de periode 1995-2004<br />

Percentage<br />

Bron: BBC/VEA, CBS<br />

Figuur 4.4 Jaarlijkse ontwikkeling <strong>van</strong> het BBP en de (netto)mediabestedingen 1995-2004 22<br />

Percentage<br />

1,4<br />

1,2<br />

1,0<br />

0,8<br />

0,6<br />

0,4<br />

0,2<br />

0,0<br />

5,0<br />

4,0<br />

3,0<br />

2,0<br />

1,0<br />

0,0<br />

-1,0<br />

-2,0<br />

Bron: BBC/VEA, CBS<br />

1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />

Percentage <strong>van</strong> het BBP Mediabestedingen per inwoner<br />

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />

BBP Mediabestedingen<br />

22 <strong>Het</strong> BBP is uitgedrukt in marktprijzen en tegen de constante waarde <strong>van</strong> 1995, de mediabestedingen zijn<br />

zonder rechtstreekse <strong>reclame</strong> en vak- en publieksbeurzen en hebben ook 1995 als basisjaar.<br />

300<br />

250<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

0<br />

8,0<br />

6,0<br />

4,0<br />

2,0<br />

0,0<br />

-2,0<br />

-4,0<br />

-6,0<br />

Euro's<br />

12,0<br />

10,0<br />

Euro's<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


46 HOOFDSTUK 4<br />

Over de hele wereld geldt dat de <strong>reclame</strong>branche vaak harder wordt getroffen door een<br />

recessie dan de rest <strong>van</strong> de economie. Toen in 1990 en 1991 de Amerikaanse economie<br />

bijvoorbeeld met ongeveer 2 % kromp, namen de uitgaven aan advertenties in kranten met<br />

gemiddeld 5 % af. De verklaring is dat veel bedrijven hun <strong>reclame</strong>budget vaststellen op<br />

basis <strong>van</strong> een percentage <strong>van</strong> de winst of de omzet. Dus neemt het budget direct af als het<br />

economisch slechter gaat. Ook kiezen bedrijven vaak voor kortingen op producten in<br />

plaats <strong>van</strong> voor <strong>reclame</strong>campagnes als het slechter gaat (Deleersnyder, 2003).<br />

4.1.4.1 Verdeling <strong>van</strong> de bestedingen over media 23<br />

Dagbladen en tijdschriften nemen sinds jaar en dag het grootste gedeelte <strong>van</strong> de<br />

mediabestedingen voor hun rekening (zie Figuur 4.5). De laatste jaren is er echter een<br />

verschuiving merkbaar: met name de audiovisuele media (televisie, radio en bioscoop) eisen<br />

een groter deel <strong>van</strong> de budgetten voor zich op.<br />

Figuur 4.5 Verdeling mediabestedingen per medium, 1995-2004<br />

3000<br />

2000<br />

1000<br />

0<br />

Bron: BBC/VEA<br />

1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004<br />

Persmedia Audiovisuele media Buiten<strong>reclame</strong> Overige media<br />

Ook de uitgaven aan <strong>reclame</strong> op Internet (een onderdeel <strong>van</strong> de overige media in Figuur 4.5)<br />

zijn de laatste jaren hard gegroeid. Tussen 2002 en 2004 zijn de bestedingen aan <strong>reclame</strong> via<br />

Internet met meer dan 100 % toegenomen tot € 66 miljoen. In het geheel neemt<br />

internet<strong>reclame</strong> (nog) geen grote plaats in, maar de groeicijfers lijken wel een voorteken <strong>van</strong><br />

23 Deze paragraaf is gebaseerd op de BBC/VEA (2004, 2005).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ECONOMIE VAN RECLAME 47<br />

een verschuiving <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>bestedingen. Een mooi voorbeeld hier<strong>van</strong> is dat dit jaar de<br />

<strong>reclame</strong>-inkomsten <strong>van</strong> Yahoo en Google waarschijnlijk hoger liggen dan de totale <strong>reclame</strong>inkomsten<br />

<strong>van</strong> de Amerikaanse zenders ABC, CBS en NBC (Oser, 2005).<br />

Ook de buiten<strong>reclame</strong>, zoals abri’s en billboards, groeide sterk in 2004. Met name de doeken<br />

die gebruikt worden om gebouwen tijdens renovaties in te pakken hebben ertoe geleid dat<br />

de buiten<strong>reclame</strong> een behoorlijke groei laat zien. Ook hier geldt dat het verhoudingsgewijs<br />

nog weinig om<strong>van</strong>grijk is: de buiten<strong>reclame</strong>s vormen 3 % <strong>van</strong> de totale uitgaven.<br />

<strong>Het</strong> grootste gedeelte <strong>van</strong> het geld gaat zoals gezegd naar de dagbladen en tijdschriften.<br />

Deze media hebben echter het meest te lijden (gehad) <strong>van</strong> de <strong>economische</strong> recessie. De<br />

terugloop in banen en daarmee personeelsadvertenties zijn hieraan volgens uitgevers<br />

voornamelijk debet. Naast de dagbladen en tijdschriften hebben ook de bioscopen<br />

moeilijke jaren achter de rug. In 2004 liepen hun <strong>reclame</strong>-inkomsten met bijna 12 % terug<br />

ten opzichte <strong>van</strong> 2003. Dit is een trend die zich al enige jaren voordoet. Zo werd in 2000<br />

nog € 13 miljoen aan bioscoop<strong>reclame</strong> besteed, in 2004 nog maar € 6,1 miljoen. Afgezet<br />

tegen het toenemende bioscoopbezoek, daalden de <strong>reclame</strong>-inkomsten voor de bioscopen<br />

<strong>van</strong> zestig cent naar 26 cent per bezoeker. Deze daling is volgens BBC/VEA vooral te<br />

verklaren door zogeheten concessiedeals: in ruil voor goederen of diensten krijgen<br />

adverteerders zendtijd toebedeeld.<br />

4.1.4.2 Mediabestedingen in internationaal perspectief<br />

De Nederlandse mediabestedingen zijn een fractie <strong>van</strong> het bedrag dat wereldwijd aan<br />

‘<strong>reclame</strong>’ wordt uitgegeven. Om precies te zijn, is de vier miljard euro die in Nederland<br />

jaarlijks wordt uitgegeven bijna 1,5 % <strong>van</strong> het totale <strong>reclame</strong>budget ter wereld. De<br />

Verenigde Staten spenderen meer dan 40 % <strong>van</strong> het wereldbudget, Europa 26 % en Azië<br />

20 % (ZenithOptimedia, 2004).<br />

Figuur 4.6 geeft voor een aantal Europese landen de bruto mediabestedingen per inwoner.<br />

Bij een internationale vergelijking <strong>van</strong> de bestedingen is het <strong>van</strong> <strong>belang</strong> onderscheid te<br />

maken tussen bruto en netto mediabestedingen. De bruto bestedingen worden becijferd<br />

aan de hand <strong>van</strong> ‘officiële’ advertentietarieven die soms een stuk hoger zijn dan wat<br />

werkelijk ‘netto’ betaald wordt. Zo laat Nederland tussen 2003 en 2004 een bruto stijging<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


48 HOOFDSTUK 4<br />

<strong>van</strong> de uitgaven per hoofd zien, terwijl de netto bestedingen in Figuur 4.6 wijzen op een<br />

(netto)daling. In de meeste Europese landen worden de bruto mediabestedingen<br />

bijgehouden en in de Verenigde Staten juist de netto bestedingen. Uit Figuur 4.6 valt op te<br />

maken dat de meeste landen tussen de tweehonderd en driehonderd euro bruto per<br />

inwoner aan <strong>reclame</strong> besteden. Noorwegen ligt flink hoger op bijna € 450 bruto per<br />

inwoner in 2004. Nergens in Europa wordt echter zoveel uitgegeven als in Amerika, daar<br />

liggen de netto mediabestedingen rond de € 420 per inwoner.<br />

Figuur 4.6 Bruto mediabestedingen per inwoner in 2003 en 2004<br />

Zweden<br />

Spanje<br />

Portugal<br />

Denemarken<br />

Groot Britannie<br />

Noorwegen<br />

Ierland<br />

Frankrijk<br />

Duitsland<br />

Belgie<br />

Nederland<br />

Bron: BBC/VEA, Eurostat, Carat<br />

Als percentage <strong>van</strong> het BBP zijn de <strong>reclame</strong>-uitgaven in Noorwegen overigens niet zo hoog<br />

en zijn juist de armere landen Spanje en Portugal de uitschieters. Deze twee landen zitten<br />

met respectievelijk 1,5 en 2 % <strong>van</strong> het BBP een stuk hoger dan de andere Europese landen,<br />

die alle tussen de 0,5 en 1 % zitten (zie Figuur 4.7). Ook gerelateerd aan het BBP blijven de<br />

Verenigde Staten <strong>reclame</strong>land nummer één, met ongeveer 1,4 % netto mediabestedingen.<br />

Dat ligt ruim boven de Europese bruto uitgaven.<br />

Er dient overigens te worden opgemerkt dat niet in alle landen soortgelijke meetmethoden<br />

worden gebruikt, waardoor de cijfers niet volmaakt vergelijkbaar zijn. De hierboven<br />

genoemde cijfers zijn dan ook indicatief.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK<br />

0 100 200 300 400 500<br />

2003 2004<br />

Euro's


DE ECONOMIE VAN RECLAME 49<br />

Figuur 4.7 Bruto mediabestedingen als percentage <strong>van</strong> het BBP in 2003 en 2004<br />

Zweden<br />

Spanje<br />

Portugal<br />

Denemarken<br />

Groot Britannie<br />

Noorwegen<br />

Ierland<br />

Frankrijk<br />

Duitsland<br />

Belgie<br />

Nederland<br />

Bron: BBC/VEA, Eurostat, Carat<br />

Voor de wereldwijde mediabestedingen geldt dat net als in Nederland het grootste gedeelte<br />

wordt uitgegeven aan advertenties in dagbladen en tijdschriften. Televisie<strong>reclame</strong> is echter<br />

een goede tweede, daaraan wordt 37 % <strong>van</strong> alle mediabestedingen gespendeerd (zie Tabel<br />

4.2).<br />

Internetuitgaven nemen ook elders in de wereld snel toe: volgens ZenithOptimedia (2004)<br />

is Internet het snelst groeiende medium. Zij verwachten dat rond 2010 de internetuitgaven<br />

rond de 5 % <strong>van</strong> de totale wereldwijde uitgaven zullen vertegenwoordigen.<br />

Tabel 4.2 Verdeling <strong>van</strong> de wereldwijde <strong>reclame</strong>-uitgaven per medium<br />

2003 2004 2007<br />

Dagbladen (newspapers) 30.3 % 29.7 % 29.2 %<br />

Tijdschriften 13.8 % 13.5 % 13.4 %<br />

Televisie 37 % 37.6 % 37.6 %<br />

Radio 9 % 8.9 % 8.6 %<br />

Bioscoop 0.4 % 0.4 % 0.4 %<br />

Buiten<strong>reclame</strong> 5.4 % 5.2 % 5.1 %<br />

Internet 3.2 % 3.6 % 4.4 %<br />

Bron: ZenithOptimedia (2004)<br />

0 0,5 1 1,5 2 2,5<br />

2003 2004<br />

Percentage<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


50 HOOFDSTUK 4<br />

4.2 De waarde <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor verspreidende media<br />

Zoals in de paragrafen hiervoor beschreven is, gaat er veel geld om in ‘de <strong>reclame</strong>’. Maar<br />

wat doet <strong>reclame</strong> voor het medium dat het verspreid? Heeft de hoeveelheid <strong>reclame</strong><br />

bijvoorbeeld invloed op de prijs <strong>van</strong> en de vraag naar een krant of tijdschrift? In deze<br />

paragraaf zullen we op de waarde <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor het verspreidende medium ingaan.<br />

Eerder in dit hoofdstuk bleken de <strong>reclame</strong>-inkomsten in bioscopen anno 2004 ongeveer<br />

een kwartje per bezoeker te bedragen, oftewel 4 % <strong>van</strong> de recette. Met concessiedeals zou<br />

ongeveer een vergelijkbaar bedrag gemoeid zijn. <strong>Het</strong> wegvallen <strong>van</strong> deze inkomsten voor<br />

de bioscoopbranche zal dus waarschijnlijk niet dramatisch zijn, met een kleine verhoging<br />

<strong>van</strong> de intreeprijs is het op te <strong>van</strong>gen. Die prijs is sowieso de laatste jaren steeds hoger<br />

komen te liggen, terwijl de bezoekersaantallen toenamen. 24<br />

Voor dagbladen daarentegen zou het effect veel drastischer zijn. Niet voor niets heet het in<br />

krantenland dat “de krant wordt gedrukt op de achterkant <strong>van</strong> de advertenties”. Box 4.1<br />

geeft een gedachte-experiment om te bepalen wat een krant ongeveer zou kosten zonder<br />

<strong>reclame</strong> en advertenties. Hieruit blijkt dat bij gelijkblijvende marges een vicieuze cirkel op<br />

gang zou komen, die kan leiden tot een ruwweg tweemaal zo hoge prijs.<br />

Box 4.1 Wat kost een krant zonder <strong>reclame</strong>?<br />

Kranten en tijdschriften nemen het grootste gedeelte <strong>van</strong> het <strong>reclame</strong>budget voor hun rekening. Reclame<br />

is voor kranten en tijdschriften een zeer <strong>belang</strong>rijke bron <strong>van</strong> inkomsten (jaarlijks rond de 2.200 miljoen<br />

euro), de afgelopen 10 jaar waren advertenties (waaronder ook personeelsadvertenties en familieberichten)<br />

goed voor gemiddeld 55 % <strong>van</strong> de omzet. Tabel 4.3 laat zien dat ook deze inkomsten sterk<br />

conjunctuurgevoelig zijn. 25<br />

De uitgaven die uitgevers moeten maken voor het plaatsen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> zijn veel geringer. Zo zijn de<br />

redactiekosten in zijn geheel en de druk en distributiekosten grotendeels onafhankelijk <strong>van</strong> de aanwezige<br />

advertenties. Zonder <strong>reclame</strong> kan er worden bespaard op de uitgaven aan papier en inkt (ongeveer 10 %<br />

<strong>van</strong> de omzet). Ze zullen met ongeveer de helft afnemen. In mindere mate kan ook op de druk en de<br />

distributie worden bezuinigd. De post ‘advertentiewerving’ zal wel geheel vervallen. Al met al zal dit een<br />

kostenbesparing opleveren in de orde <strong>van</strong> 10 % tot 20 %.<br />

24 Persoonlijke communicatie Nederlandse Federatie voor Cinematografie<br />

25 www.cebuco.nl<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ECONOMIE VAN RECLAME 51<br />

Bij gelijkblijvende marges en een gelijkblijvende oplage zal de krant zonder <strong>reclame</strong> 45-65 % duurder<br />

worden. Een dergelijke prijsverhoging zal de vraag doen afnemen, hoewel de prijselasticiteit <strong>van</strong> de vraag<br />

naar dagbladen vrij laag is. Gelet op de schaalvoordelen bij redactie, druk en distributie zou dat weer<br />

verdere prijsverhoging in de hand werken, et cetera.<br />

Tabel 4.3 Reclame-inkomsten en omzet dagbladen<br />

Totale dagbladomzet (in<br />

duizenden)<br />

Advertentieomzet (in<br />

duizenden)<br />

Ratio<br />

omzet/<strong>reclame</strong><br />

1995 1.472.000 763.579 0,52<br />

1996 1.577.000 843.841 0,54<br />

1997 1.658.000 909.381 0,55<br />

1998 1.835.000 1.063.897 0,58<br />

1999 1.908.000 1.125.603 0,59<br />

2000 1.952.000 1.145.771 0,59<br />

2001 1.894.000 1.049.107 0,55<br />

2002 1.788.000 950.782 0,53<br />

2003 1.765.000 862.507 0,49<br />

2004 1.714.000 817.205 0,48<br />

Bron: Nederlands Uitgeversverbond (2005)<br />

Of de aanname <strong>van</strong> gelijkblijvende marges in Box 4.1 terecht is, hangt af <strong>van</strong> de waarde <strong>van</strong><br />

<strong>reclame</strong> voor de krantenlezer. Empirisch is aangetoond dat als artikelen ver<strong>van</strong>gen worden<br />

door <strong>reclame</strong>, de vraag naar het tijdschrift en de waardering (prijs) ervoor afneemt:<br />

simpelweg omdat redactionele inhoud meer wordt gewaardeerd dan <strong>reclame</strong>. Aanvullende<br />

<strong>reclame</strong> wordt afhankelijk <strong>van</strong> het percentage dat een blad aan <strong>reclame</strong> besteed, zowel<br />

positief als negatief gewaardeerd. Als het percentage bijvoorbeeld relatief laag is, dan heeft<br />

<strong>reclame</strong> een positief effect op de vraag en waardering <strong>van</strong> het blad (Dewenter, 2003).<br />

Reclame wordt dus niet persé negatief gewaardeerd. 26<br />

Voor radio en televisie zou het wegvallen <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> ook aanzienlijke problemen<br />

opleveren. Van de bijna € 800 miljoen die de publieke omroep27 jaarlijks aan inkomsten<br />

26 Gabszewicza et al. beargumenteren dat een tijdschrift met monopoliemacht dat <strong>reclame</strong> afdrukt een lagere prijs<br />

in rekening zal brengen dan een blad zonder <strong>reclame</strong>, zo lang de lezer <strong>reclame</strong> negatief waardeert. Neemt de<br />

afkeer <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> toe, dan zal de ruimte voor <strong>reclame</strong> in het tijdschrift afnemen.<br />

27 Dit geldt voor alle media en omroepen die onder de publieke omroep vallen (dus zowel tv, radio als internet en<br />

alle verschillende omroepen).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


52 HOOFDSTUK 4<br />

heeft, wordt ongeveer € 225 miljoen door de Ster aan <strong>reclame</strong> opgehaald. 28 Anders gezegd:<br />

per huishouden worden we – via de belasting – jaarlijks met ongeveer € 32 beloond voor<br />

het kijken naar ster<strong>reclame</strong>, per persoon met ongeveer € 14. 29 Uiteraard zijn commerciële<br />

radio- en tv-zenders die niet achter decoders zitten vrijwel volledig afhankelijk <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>inkomsten.<br />

Voor RTL (waar zowel RTL 4 en 5 als Yorin onder vallen) geldt dat <strong>van</strong> de<br />

€ 338 miljoen aan inkomsten in 2004, naar schatting ongeveer 300 miljoen aan <strong>reclame</strong> was<br />

toe te schrijven. 30&31<br />

Hoeveel <strong>reclame</strong>geld er naar de radiozenders gaat is niet op te maken uit de beschikbare<br />

data. Zo worden de <strong>reclame</strong>-inkomsten <strong>van</strong> bijvoorbeeld de publieke omroepen niet<br />

uitgesplitst naar zender (zelfs niet naar medium). Ook op basis <strong>van</strong> de cijfers <strong>van</strong> RTL valt<br />

dit onderscheid niet te maken. Duidelijk is wel dat het, net als bij tv, voor commerciële<br />

radiozenders verreweg de <strong>belang</strong>rijkste bron <strong>van</strong> inkomsten is. <strong>Het</strong>zelfde geldt voor het<br />

brede assortiment <strong>van</strong> sponsored magazines op het gebied <strong>van</strong> mode, lifestyle, interieur, et<br />

cetera.<br />

Samengevat: de publieke omroep is voor 25-30 % <strong>van</strong> zijn inkomsten afhankelijk is <strong>van</strong><br />

<strong>reclame</strong>, de dagbladen gemiddeld voor 50-60 % en de commerciële omroepen voor 90-<br />

100 %.<br />

Tot besluit zijn ook culturele evenementen, festivals, concerten en de sport in hoge en<br />

toenemende mate afhankelijk <strong>van</strong> sponsoring en <strong>reclame</strong>. Waar de overheid voor dergelijke<br />

activiteiten steeds terughoudender is met het verstrekken <strong>van</strong> subsidies, wordt steeds vaker<br />

een succesvol beroep gedaan op de private sector om de begroting sluitend te krijgen en<br />

toegangstarieven betaalbaar te houden.<br />

28 Ster (2005), en Publieke omroepen (2005)<br />

29 Wellicht wordt per 2008 <strong>reclame</strong> op de publieke omroepen verboden. Op 21 november 2005 werd bekend dat<br />

het CDA eerdere bezwaren heeft laten varen en daarmee komt een publieke omroep zonder <strong>reclame</strong> een stuk<br />

dichterbij (NRC Handelsblad <strong>van</strong> 21 november 2005, CDA wil <strong>reclame</strong> weren <strong>van</strong> alle publieke netten).<br />

30 BBC /VEA (2005) Jaarboek 2004 en RTL Group (2005).<br />

31 Deze schatting is gemaakt door te veronderstellen dat het deel <strong>van</strong> RTL in de bruto Tv-bestedingen (39,7 % in<br />

2004) gelijk is aan het percentage bij de netto Tv-bestedingen. Een andere <strong>belang</strong>rijke bron <strong>van</strong> inkomsten zijn<br />

SMS-diensten.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ECONOMIE VAN RECLAME 53<br />

4.3 De <strong>economische</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong><br />

Veel onderzoek is er gedaan naar de effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>. Er wordt daarbij onderscheid<br />

gemaakt tussen het effect op kennis, houding en gedrag. Met name over de effecten <strong>van</strong><br />

<strong>reclame</strong> op houding is veel bekend. Zo leidt sponsoring er bijvoorbeeld toe dat de<br />

perceptie <strong>van</strong> een merk bij consumenten verbetert, mits de sponsor het gesponsorde<br />

platform niet overdreven commercieel exploiteert (Sponsor Academic, 2003). Een<br />

econoom is echter vooral benieuwd naar het financiële effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>: doet het de<br />

verkoop en/of winst toenemen? Of de hoofdprijs: verhoogt <strong>reclame</strong> – door het vergroten<br />

<strong>van</strong> transparantie op markten en het versterken <strong>van</strong> de consumentenbestedingen – de<br />

<strong>economische</strong> groei?<br />

Op de wijze waarop <strong>reclame</strong> beoogt te werken, bestaan uiteenlopende <strong>economische</strong> visies.<br />

Box 4.2 zet de <strong>belang</strong>rijkste visies – ‘persuasive advertising’ versus‘informative advertising’ –<br />

uiteen. Maar of <strong>reclame</strong> nu primair wil verleiden of informeren, er is consensus over het<br />

feit dat <strong>reclame</strong> uiteindelijk wordt gebruikt om de vraag naar een product of merk aan te<br />

wakkeren. Maar in hoeverre is er daadwerkelijk een positief verband tussen <strong>reclame</strong> en de<br />

winstgevendheid <strong>van</strong> een bedrijf en een bedrijfstak? <strong>Het</strong> antwoord hierop is niet één-tweedrie<br />

te geven. In vergelijking met de effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op bijvoorbeeld houding, is er<br />

namelijk niet veel (wetenschappelijke) informatie voorhanden over de relatie tussen <strong>reclame</strong><br />

en verkoop en/of omzet. Beroemd is de uitspraak dat de helft <strong>van</strong> alle <strong>reclame</strong>budgetten<br />

weggegooid geld is, maar dat managers helaas niet weten welke helft. 32<br />

<strong>Het</strong> <strong>economische</strong> effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> loopt over een cascade <strong>van</strong> schijven: primair zal<br />

<strong>reclame</strong> de bekendheid met een merk of product vergroten. Of daarmee ook de verkoop<br />

<strong>van</strong> het merk of product toeneemt, hangt echter af <strong>van</strong> tal <strong>van</strong> factoren, zoals de<br />

doeltreffendheid <strong>van</strong> de campagne (wordt deze positief gewaardeerd of niet?), de prijs en<br />

kwaliteit <strong>van</strong> het product, de prijs, kwaliteit en <strong>reclame</strong>-inspanningen <strong>van</strong> de concurrentie.<br />

Maar ook als de verkoop <strong>van</strong> een product toeneemt, leidt dat niet zonder meer tot toename<br />

<strong>van</strong> de omzet – laat staan de winst – <strong>van</strong> het adverterende bedrijf. Zo kan de<br />

verkooptoename deels of volledig ten koste gaan <strong>van</strong> andere producten <strong>van</strong> het bedrijf.<br />

32 Toegeschreven zowel aan Leverhulme, Woolworth als Wanamaker, The Economist, 24-6-2004.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


54 HOOFDSTUK 4<br />

Heel duidelijk is die substitutie bij ‘opvolgproducten’, zoals de Xbox 360 en de Peugeot<br />

407. Daar staat natuurlijk tegenover dat in deze sectoren het <strong>van</strong> economisch levens<strong>belang</strong><br />

is frequent met opvolgers te komen.<br />

Neemt daadwerkelijk de omzet en mogelijk de winst <strong>van</strong> het adverterende bedrijf toe, dan<br />

zal dit in veel gevallen primair ten koste gaan <strong>van</strong> concurrenten uit de branche. En zelfs<br />

wanneer een hele branche aanspraak weet te maken op een groter deel <strong>van</strong> de<br />

consumentenbestedingen, zal dit in de eerste plaats gepaard gaan met lagere uitgaven aan<br />

andere artikelen. Toch is de economie als geheel niet noodzakelijk een zero-sum-game: het is<br />

mogelijk dat consumenten – aangewakkerd door <strong>reclame</strong> – minder gaan sparen of meer<br />

gaan lenen. Behalve de risico’s die dat (vooral op individueel niveau) teweegbrengt, kan dit<br />

het <strong>economische</strong> vliegwiel een extra zetje geven.<br />

Reclame kan dus gevolgen hebben op bekendheid, productomzet, bedrijfsomzet,<br />

brancheomzet en de <strong>economische</strong> groei. Hoe hoger het niveau waarop in deze keten <strong>van</strong><br />

effecten gemeten wordt, hoe economisch interessanter het effect, maar hoe meer<br />

verstorende factoren er in het spel zullen zijn. In de volgende subparagrafen zal dan ook<br />

blijken dat het verder in deze keten steeds problematischer wordt onomstotelijk effecten<br />

aan te tonen.<br />

Box 4.2 Verleiden of informeren?<br />

Why does advertising increase the sales of a brand that it advertises? Two answers to this question have been provided in the<br />

literature. There are those who feel that advertising operates predominantly by changing consumer tastes. Others focus on<br />

advertising’s information function. (Nelson, 1975).<br />

Bovenstaand citaat schetst twee verschillende visies binnen de <strong>economische</strong> wetenschap op <strong>reclame</strong>.<br />

Hoewel er sinds 1975 veel veranderd is in de <strong>reclame</strong>wereld, bestaan beide visies nog steeds. De ene groep<br />

wetenschappers spreekt <strong>van</strong> ‘persuasive advertising’ en meent dat <strong>reclame</strong> wordt gebruikt om de consument<br />

over te halen bepaalde producten aan te schaffen. De andere groep wetenschappers is <strong>van</strong> mening dat de<br />

functie <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> vooral informatief is en deze groep gebruikt daarom de term ‘informative advertising’.<br />

Reclame is volgens hen informatief, omdat het consumenten bereikt die eerder niet <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong><br />

een product of een dienst op de hoogte waren (Johnson en Myatt, 2004). Door deze klanten informatie te<br />

geven via <strong>reclame</strong> over het product en over kenmerken als de prijs, de kwaliteit, de verkooppunten, et<br />

cetera kunnen zij bepalen of zij het product willen aanschaffen. Omdat de informatie hun ongevraagd<br />

wordt aangeboden, hoeven zij zelf niet te zoeken. Economen spreken dan ook <strong>van</strong> lagere zoekkosten.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ECONOMIE VAN RECLAME 55<br />

De informatie die wordt gegeven, kan overigens verschillen. Er wordt wel gezegd dat <strong>reclame</strong> zowel ‘hype<br />

information’ als ‘real information’ kan bevatten. Hype information bevat de basiskenmerken <strong>van</strong> een product,<br />

zoals het bestaan, de prijs en eventueel enkele karakteristieken. Consumenten leren <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong><br />

een product, wat wordt geacht gunstig te zijn voor de vraag naar het product. Real information kan er<br />

daarentegen toe leiden dat consumenten juist <strong>van</strong> aanschaf afzien. Deze vorm <strong>van</strong> informatie geeft hun<br />

namelijk voldoende kennis om in te schatten of een product al dan niet aan hun wensen voldoet (Johnson<br />

en Myatt, 2004).<br />

Zoals gezegd, is er ook een stroming binnen de economie die stelt dat <strong>reclame</strong> geen informatie biedt, maar<br />

alleen is bedoeld om mensen over te halen een product aan te schaffen. Aanhangers <strong>van</strong> deze stroming<br />

zijn <strong>van</strong> mening dat <strong>reclame</strong> voornamelijk bedoeld is om de voorkeur <strong>van</strong> consumenten te beïnvloeden en<br />

‘verlangens’ op te roepen die niet <strong>van</strong>zelf ontstaan. Er wordt dan ook wel gezegd dat <strong>reclame</strong> wordt<br />

gebruikt om mensen over te halen en zelfs enigszins voor de gek te houden. Zo leidt <strong>reclame</strong> volgens hen<br />

tot een differentiatie die er in werkelijkheid niet is. Een veel genoemd voorbeeld is de sigarettenbranche:<br />

de producenten er<strong>van</strong> maken op zeer verschillende wijze <strong>reclame</strong>, waardoor het lijkt alsof de producten,<br />

die in wezen hetzelfde zijn, <strong>van</strong> elkaar verschillen. De producenten zijn hierdoor in staat om op basis <strong>van</strong><br />

<strong>reclame</strong> met elkaar te concurreren in plaats <strong>van</strong> op verschillen in de prijs of de kwaliteit (Tirole, 1988).<br />

Zowel ‘informatieve’ als ‘verleidende’ <strong>reclame</strong> is terug te vinden in de media. Enerzijds proberen<br />

bijvoorbeeld Nederlandse energieleveranciers met hun <strong>reclame</strong>campagnes een bepaald gevoel bij het<br />

publiek op te roepen, zoals Eneco met de gezinscommercials. Dit lijkt op het voorbeeld <strong>van</strong> de<br />

sigarettenfabrikanten, de energie die de aanbieders leveren is immers precies dezelfde, maar door een<br />

ander gevoel bij mensen op te roepen proberen ze zich toch <strong>van</strong> elkaar te onderscheiden. Anderzijds zijn<br />

er ook <strong>reclame</strong>s die consumenten informatie geven, zoals de spotjes <strong>van</strong> supermarkten. De geschreven<br />

media lijken zich meer te lenen voor echte informatie over complexere producten. Studies naar het aantal<br />

verschillende soorten informatie dat een <strong>reclame</strong> geeft, wijzen dit ook uit: advertenties in Amerikaanse<br />

kranten geven meer soorten informatie dan tijdschriften en tv-<strong>reclame</strong>s (Anderson en Renault, 2005).<br />

Behalve de twee eerder genoemde visies is er ook nog een derde. Deze is echter nog niet alom<br />

geaccepteerd. Nobelprijswinnaar Gary Becker en Kevin Murphy lanceerden in 1993 de theorie dat <strong>reclame</strong><br />

op zichzelf een consumptiegoed is waarvoor consumenten een bepaalde prijs willen betalen. Reclame<br />

behoort daarmee volgens Becker en Murphy tot de zogeheten ‘budget constraints’, en dus draagt <strong>reclame</strong> niet<br />

alleen bij aan de waardering <strong>van</strong> een ander consumptiegoed, zoals andere auteurs beweren (Becker en<br />

Murphy, 1993). <strong>Het</strong> bestaan <strong>van</strong> tijdschriften waarin hoofdzakelijk <strong>reclame</strong> wordt gemaakt, zoals bepaalde<br />

modetijdschriften, lijkt deze theorie te ondersteunen. Ook de eerder in dit rapport gememoreerde<br />

populariteit <strong>van</strong> de verkiezing <strong>van</strong> de Gouden Loeki geeft aan dat Becker en Murphy niet geheel ongelijk<br />

hebben.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


56 HOOFDSTUK 4<br />

4.3.1 Relatie tussen <strong>reclame</strong> en omzet<br />

De literatuur laat zien dat met name <strong>reclame</strong> voor nieuwe producten een positief effect<br />

heeft op de omzet (Leeflang, 2005). Elloitt (2001) laat bijvoorbeeld zien dat er op de<br />

voedsel- en drankenmarkt in Groot-Brittannië een positief verband bestaat tussen <strong>reclame</strong><br />

enerzijds en de omzet op markten die nog niet verzadigd zijn, anderzijds. Gevoelsmatig is<br />

dit ook aannemelijk: <strong>reclame</strong> laat consumenten kennis maken met producten die ze nog<br />

niet kenden en een deel <strong>van</strong> hen zal daardoor besluiten het te kopen, waardoor de omzet<br />

stijgt.<br />

Voor producten die al langer bestaan is dit verband veel moeilijker aan te tonen. Veel<br />

verschil maakt daarbij uit of er gekeken wordt naar de effecten op lange termijn, of juist op<br />

korte termijn. Volgens sommige onderzoekers staat vast dat een verhoging <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>uitgaven<br />

(bijna) nooit tot een permanente verandering <strong>van</strong> het koopgedrag leidt (Dekimpe,<br />

Hanssens, 1999). 33 Met ander woorden: op de lange termijn zijn er geen effecten (meer)<br />

meetbaar. Dat dit niet altijd het geval is heeft een Amerikaans onderzoek bij doe-het-zelfwinkels<br />

aangetoond (Dekimpe, Hanssens, 1995). En dat het ten dele waar is blijkt weer uit<br />

een andere studie: bij slechts twee <strong>van</strong> vier onderzochte voedingsmiddelen, bleek <strong>reclame</strong><br />

positieve langetermijneffecten te hebben (Jedidi e.a., 1999).<br />

Op de korte en middellange termijn, is de kans volgens wetenschappers groter dat <strong>reclame</strong><br />

effect heeft. Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is de <strong>reclame</strong> voor films die tijdens de Amerikaanse<br />

Super Bowl wordt gemaakt. Films moeten het immers voornamelijk hebben <strong>van</strong> de eerste<br />

weken dat ze in de bioscoop draaien. <strong>Onderzoek</strong> heeft aangetoond dat films waarvoor<br />

<strong>reclame</strong> wordt gemaakt tijdens de Super Bowl 40 % meer recettes haalden dan films die<br />

niet op deze manier gepromoot werden (Yelkur e.a., 2004). Een ander voorbeeld is dat <strong>van</strong><br />

de citrusvruchtenmarkt in Texas. Op deze markt leidde een (eenmalige) toename <strong>van</strong><br />

<strong>reclame</strong> ertoe dat er wekenlang meer sinaasappelen en grapefruits werden verkocht. (Pagant<br />

e.a., 2001).<br />

33 Een uitzondering hierop is bijvoorbeeld de verhoging <strong>van</strong> het <strong>reclame</strong>budget door tandpasta producent Crest<br />

toen zij gingen benadrukken dat er fluor in de tandpasta zat (Leeflang, 2005).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ECONOMIE VAN RECLAME 57<br />

Uit bovenstaande voorbeelden mag echter niet de conclusie worden getrokken dat <strong>reclame</strong><br />

(op de korte termijn) ‘werkt’. Er zijn namelijk ook verscheidene onderzoeken die<br />

vraagtekens zetten bij het effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de omzet. Een analyse <strong>van</strong> verschillende<br />

onderzoeken naar het effect <strong>van</strong> tabaks<strong>reclame</strong>s levert bijvoorbeeld een diffuus beeld op: er<br />

zijn zowel positieve als negatieve effecten gevonden, als wel geen enkel effect (Lancaster en<br />

Lancaster, 2003). Andere studies tonen aan dat de causaliteit bij het verband tussen omzet<br />

en <strong>reclame</strong> andersom ligt en dat meer omzet dus tot meer <strong>reclame</strong> leidt (zie voor<br />

voorbeelden Pagant e.a., 2001). Dit is goed voor te stellen, in ogenschouw nemend dat een<br />

(groot) deel <strong>van</strong> de bedrijven het <strong>reclame</strong>budget vaststelt aan de hand <strong>van</strong> een percentage<br />

<strong>van</strong> de omzet. Ook zijn er onderzoeken die aantonen dat beide vormen <strong>van</strong> causaliteit een<br />

rol spelen (Zanias, 1994).<br />

Wat de relatie tussen <strong>reclame</strong> en verkoop is, ligt dus niet vast. Dat behalve wetenschappers<br />

ook bedrijven moeite hebben om in te schatten welke effecten <strong>reclame</strong> op de verkoop <strong>van</strong><br />

hun producten heeft, blijkt uit het feit dat veel bedrijven op basis <strong>van</strong> een percentage <strong>van</strong><br />

de omzet of de winst hun <strong>reclame</strong>budget bepalen. Deze methode wijst er immers niet op<br />

dat producenten <strong>reclame</strong> op een winstmaximaliserende manier inzetten. Empirisch bewijs<br />

voor deze stelling wordt geleverd door onderzoek naar de inzet <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> door de zes<br />

grootste bierbrouwers <strong>van</strong> Amerika (Fare e.a., 2004). Een ander voorbeeld is dat <strong>van</strong> de<br />

Amerikaanse automobielindustrie. Managers daar kijken namelijk naar het bedrag dat<br />

beschikbaar is voor <strong>reclame</strong> en dat wat ze denken nodig te hebben om de concurrentie<br />

bij/voor te blijven, als zij het <strong>reclame</strong>budget vaststellen. Overigens is het op deze markt wel<br />

zo dat men na verloop <strong>van</strong> tijd meer inzicht krijgt in het optimale budget, en daar langzaam<br />

naar toe groeit. Bij de introductie <strong>van</strong> een nieuw type auto begint die cyclus echter weer <strong>van</strong><br />

voren af aan (Hirsch en Schweizer, 2005).<br />

Iets waar wetenschappers het wel over eens lijken te zijn, is dat <strong>reclame</strong> <strong>van</strong> bedrijven er<br />

doorgaans niet toe leidt dat de totale vraag op een markt groter wordt. Dus hoewel <strong>reclame</strong><br />

effect kan hebben op de verkoop <strong>van</strong> het geadverteerde merk, heeft het over het algemeen<br />

geen invloed op de totale vraag naar een product (Leeflang, 2005). Dit betekent dat wanneer<br />

een <strong>reclame</strong> <strong>van</strong> Heineken de verkoop <strong>van</strong> Heineken-bier laat toenemen, de vraag naar<br />

andere merken doorgaans afneemt (Tremblay en Okuyama (2001). Uitzondering op deze<br />

zero sum games zijn collectieve <strong>reclame</strong>s (zie Box 4.3). Een zero sum game kan er overigens toe<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


58 HOOFDSTUK 4<br />

leiden dat bedrijven welvaarttheoretisch gezien ‘te veel’ aan <strong>reclame</strong> uitgeven. In de<br />

paragraaf ‘Reclame en concurrentie’ komen we hier op terug.<br />

Box 4.3 Collectieve <strong>reclame</strong><br />

Naast individuele <strong>reclame</strong> <strong>van</strong> een bepaald bedrijf is het ook mogelijk om als gehele branche <strong>reclame</strong> te<br />

maken voor een bepaald soort product. Dit wordt ‘algemene <strong>reclame</strong>’ genoemd en het is bedoeld om de<br />

algemene vraag naar een bepaald soort product of dienst toe te laten nemen, zonder daarbij de aandelen<br />

<strong>van</strong> de betrokken producten te veranderen. Anders gezegd: algemene <strong>reclame</strong> wordt gebruikt om de taart<br />

groter te maken, terwijl de verdeling <strong>van</strong> de taart intact blijft. In de praktijk blijkt het ook zo te werken<br />

(Chakravarti en Janiszewski, 2004).<br />

In sommige gevallen verandert echter niet alleen de grootte, maar ook de verdeling <strong>van</strong> de taart. Dit<br />

gebeurt vooral wanneer de focus <strong>van</strong> een <strong>reclame</strong> ligt op de aspecten <strong>van</strong> een product, waarmee<br />

producenten zich <strong>van</strong> elkaar proberen te onderscheiden. Door de <strong>reclame</strong> wordt dat bepaalde aspect als<br />

<strong>belang</strong>rijker ervaren en wordt de consument prijsbewuster met betrekking tot dat aspect. Dus kan de vraag<br />

verschuiven. Chakravarti en Janiszewski (2004) menen dan ook dat algemene <strong>reclame</strong> geen bepaald aspect<br />

<strong>van</strong> een product zou mogen belichten, zeker niet als de productmarkt gedifferentieerd is.<br />

4.3.2 Relatie tussen <strong>reclame</strong> en concurrentie<br />

In de vorige subparagraaf bleek dat <strong>reclame</strong> er bijna nooit toe leidt dat de totale vraag op<br />

een markt toeneemt en dat als een bedrijf er in slaagt om door middel <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> zijn<br />

marktaandeel te vergroten, dat dus vrijwel altijd ten koste gaat <strong>van</strong> het marktaandeel <strong>van</strong><br />

een concurrent. Reclame is dus vooral een middel om te concurreren. Dat dit voor de<br />

consument zowel positief als negatief kan zijn, wordt in de komende paragraaf uitgelegd.<br />

Meer concurrentie<br />

Reclames die consumenten informatie geven over bepaalde kenmerken <strong>van</strong> een product<br />

(informative advertising) verminderen de zoekkosten voor consumenten (zij hoeven immers<br />

niet zelf meer op zoek naar dergelijke gegevens) en versterken de onderhandelingspositie<br />

<strong>van</strong> de consument. Door de (extra) informatie weet de consument immers meer, en zal hij<br />

wellicht beter onderhandelen. Dat <strong>reclame</strong> op deze manier ‘goed’ kan zijn voor de<br />

consument, bewijst een onderzoek uit de jaren 70 <strong>van</strong> de vorige eeuw. Benham (1972)<br />

onderzocht de prijs <strong>van</strong> brillen in de Verenigde Staten en vond dat de prijs in de staten<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ECONOMIE VAN RECLAME 59<br />

waar <strong>reclame</strong> was toegestaan lager lag dan in de staten waar <strong>reclame</strong> verboden was. De<br />

onderzoekers toonden aan dat de <strong>reclame</strong> er voor zorgde dat de prijs lager was: de strijd<br />

om de consument was heviger in de staten waar <strong>reclame</strong> niet verboden was, waardoor de<br />

prijs lager lag, en de gunstige effecten <strong>van</strong> concurrentie waren blijkbaar groter dan de<br />

kosten die <strong>reclame</strong> met zich meebracht (Tirole, 1988).<br />

Dat er volwassen, verzadigde, markten zijn waar <strong>reclame</strong> gebruikt wordt om de consument<br />

te laten overstappen naar een ander merk, blijkt op de Amerikaanse markt voor<br />

ontbijtproducten (cereals). Op deze markt zijn consumenten sterk gehecht aan hun eigen<br />

merk, maar <strong>reclame</strong> zet ze ertoe aan soms toch een ander merk te proberen. <strong>Het</strong> laat hen<br />

zien dat er ook andere merken zijn en wat die te bieden hebben. Op deze manier worden<br />

de zogeheten overstapkosten (switching costs) <strong>van</strong> consumenten verlaagd: het risico dat het<br />

andere product niet aan hun wensen zal voldoen, wordt door de extra informatie immers<br />

kleiner. Op de markt <strong>van</strong> cereals wordt <strong>reclame</strong> dan ook vaak ingezet om klanten weg te<br />

trekken bij de concurrent (Schum, 2004) en het eigen marktaandeel te vergroten. Dat dit<br />

niet alleen op de markt voor cereals gebeurt, blijkt uit het volgende citaat <strong>van</strong> de marketing<br />

director <strong>van</strong> Phillip Morris: “ I can do much more about switching a brand than whether a person<br />

smokes or not…” (Schum, 2004). 34 Of de maatschappij beter wordt <strong>van</strong> dergelijke<br />

concurrentie is echter de vraag: er is immers kans dat de bedrijven zo veel aan <strong>reclame</strong><br />

uitgeven dat er <strong>van</strong> een optimale uitkomst geen sprake meer is. Bedrijven spenderen dan<br />

meer aan <strong>reclame</strong> dan dat ze verdienen door de overstappende consument. Dergelijke<br />

marktomstandigheden zouden zelfs tot (welvaartsverlagende) <strong>reclame</strong>oorlogen kunnen<br />

leiden. Consumenten zullen dan op een gegeven moment een toeslag op de (kost)prijs<br />

moeten betalen voor al die <strong>reclame</strong> (Pastine en Pastine, 2001).<br />

<strong>Het</strong>zelfde vindt overigens plaats als bedrijven die niet (goed) kunnen bepalen wat hun<br />

optimale <strong>reclame</strong>budget is, het budget <strong>van</strong> hun concurrenten als uitgangspunt nemen om er<br />

‘zeker’ <strong>van</strong> te zijn geen marktaandeel te verliezen (Hirsch en Schweizer, 2005). Ook dan<br />

dreigt de situatie te ontstaan dat bedrijven meer gaan uitgeven aan <strong>reclame</strong> dan dat het ze<br />

oplevert en consumenten hier uiteindelijk de rekening voor krijgen.<br />

34 Overigens moet deze opmerking ook in het licht gezien worden <strong>van</strong> een sector die onder vuur ligt. Wanneer<br />

tabaks<strong>reclame</strong> geen effect heeft op het totale rookgedrag, heeft het ook weinig zin dergelijke <strong>reclame</strong> te<br />

verbieden.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


60 HOOFDSTUK 4<br />

Minder concurrentie<br />

Behalve dat <strong>reclame</strong> ertoe kan leiden dat de concurrentie tussen bedrijven heviger wordt,<br />

kan het er ook voor zorgen dat de concurrentie afneemt. Dit laatste zie je met name<br />

gebeuren als <strong>reclame</strong> wordt ingezet om consumenten er<strong>van</strong> te overtuigen dat bepaalde<br />

producten <strong>van</strong> elkaar verschillen terwijl dat in werkelijkheid niet het geval is (Scott Morton,<br />

2000). Door bijvoorbeeld bepaalde associaties bij een product op te roepen, kunnen<br />

consumenten producten die hetzelfde zijn, dus homogeen, verschillend gaan waarderen. De<br />

eerder genoemde <strong>reclame</strong>s <strong>van</strong> energieleveranciers laten zien hoe dat in de praktijk werkt.<br />

Deze aanbieders zijn overigens niet de enige die zich op een dergelijke manier <strong>van</strong> elkaar<br />

onderscheiden. Bain kwam bijvoorbeeld in 1956 al tot de conclusie dat in de twintig door<br />

hem onderzochte maakindustrieën, <strong>reclame</strong> de <strong>belang</strong>rijkste manier was om dit te<br />

bewerkstelligen (Bain, 1956). Door de illusie te creëren dat producten <strong>van</strong> elkaar<br />

verschillen, creëren aanbieders marktmacht. <strong>Het</strong> lijkt er immers op alsof zij de enige zijn die<br />

het specifieke product leveren. Concurrenten worden op deze manier buiten spel gezet en<br />

de aanbieder kan (tot op zekere hoogte) straffeloos zijn prijs verhogen.<br />

Reclame geeft aanbieders ook de mogelijkheid om hun merknaam te versterken. Dit werkt<br />

op eenzelfde manier als het onderscheid maken tussen homogene producten: door de<br />

associatie te leggen met bepaalde imago’s en gevoelens. Consumenten krijgen zo een<br />

bepaald beeld <strong>van</strong> een merk en willen als gevolg daar<strong>van</strong> geen ander merk meer<br />

aanschaffen. Herhaling is hierbij een <strong>belang</strong>rijk aspect. Volgens Schwarzchbach <strong>van</strong> het FC<br />

Donders Centrum Cognitieve Neuroimaging aan de Radboud Universiteit Nijmegen<br />

kweekt herhaling naamsbekendheid en een bepaald gevoel bij de consument. Zo lang de<br />

<strong>reclame</strong> niet te ergerlijk is, geldt volgens hem dat vertrouwdheid gewild maakt (De<br />

Schipper, 2005). Ook hierdoor kunnen aanbieders een hogere prijs rekenen door de<br />

<strong>reclame</strong>.<br />

Ishigaki (2001) laat zien dat herhaling ook een goed wapen tegen toetreders kan zijn.<br />

Herhaling <strong>van</strong> de boodschap zorgt namelijk volgens hem ervoor dat mensen bekend raken<br />

met de boodschap en er positiever tegenover staan. Als bekende merken hun boodschap<br />

herhalen, neemt de effectiviteit er<strong>van</strong> minder snel af dan bij onbekende merken. Ook<br />

ergeren mensen zich minder snel aan <strong>reclame</strong>s <strong>van</strong> bekende merken die steeds terugkomen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ECONOMIE VAN RECLAME 61<br />

Sowieso kan <strong>reclame</strong> een manier zijn om eventuele toetreders buiten de markt te houden.<br />

Hoewel het positieve effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de omzet <strong>van</strong> een speler betwist is, kan het<br />

negatieve effect <strong>van</strong> het niet-voeren <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> groot zijn. Reclame kan noodzakelijk zijn<br />

om effectief op een markt te kunnen opereren. De kosten die moeten worden gemaakt om<br />

de markt te betreden, worden in zo’n geval hoger. Ook kunnen de zittende partijen een<br />

comparatief voordeel hebben ten opzichte <strong>van</strong> mogelijke toetreders, omdat zij kortingen<br />

hebben bedongen (Comanor en Wilson, 1974).<br />

Box 4.4 Reclame en consumptie-externaliteiten<br />

In markten met consumptie-externaliteiten is <strong>reclame</strong> een middel om de voorkeur <strong>van</strong> consumenten te<br />

coördineren en zo de externaliteit te realiseren. In gewoon Nederlands: op markten waarop consumenten<br />

er waarde aan hechten dat andere consumenten het product ook gebruiken, kan <strong>reclame</strong> een goed middel<br />

zijn om consumenten het idee te geven dat anderen het product ook daadwerkelijk zullen gebruiken. Zo<br />

was volgens Pastine en Pastine (2001) het grote <strong>reclame</strong>offensief bij de introductie <strong>van</strong> Windows 95 er niet<br />

alleen om consumenten te informeren over het bestaan en de prijs <strong>van</strong> het product, maar ook om<br />

consumenten het idee te geven dat iedereen het zou gaan gebruiken.<br />

Als er externaliteiten zijn, kan <strong>reclame</strong> een <strong>belang</strong>rijke rol spelen zelfs als consumenten geheel rationeel<br />

zijn en kennis hebben <strong>van</strong> het bestaan, de karakteristieken en de prijs <strong>van</strong> producten. De voorkeur <strong>van</strong> de<br />

consument kan er immers mee worden beïnvloed: als je het idee hebt dat iedereen een bepaald product<br />

gaat gebruiken, zal je geneigd zijn dat product ook aan te schaffen. Dit geldt met name voor producten die<br />

‘compatible’ moeten zijn (zoals het genoemde voorbeeld <strong>van</strong> Windows). Maar imago kan ook <strong>belang</strong>rijk<br />

zijn, zoals in de <strong>reclame</strong>s voor de Levi’s- spijkerbroeken in de jaren negentig <strong>van</strong> de twintigste eeuw of de<br />

flitsende Nike’s-<strong>reclame</strong>s <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag de dag. De mooie <strong>reclame</strong>s geven een bepaald product een stoer<br />

imago en (met name) jongeren kunnen daardoor het idee krijgen dat iedereen zo’n broek of zulke<br />

schoenen zal gaan dragen. Dus willen zij het ook. Dit is waarschijnlijk een goede verklaring voor het feit<br />

dat veel <strong>reclame</strong> op jongeren is gericht: zij vinden het <strong>belang</strong>rijk wat hun leeftijdsgenoten doen. Door<br />

middel <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> kunnen fabrikanten daarop inspelen (Pastine en Pastine, 2001).<br />

4.3.3 De waarde <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor de algemene economie<br />

Zoals in paragraaf 4.1.4 te lezen is, houden de netto mediabestedingen gelijke tred met de<br />

<strong>economische</strong> conjunctuur. De vraag die dit oproept is: zijn <strong>reclame</strong>-uitgaven <strong>van</strong> invloed<br />

op de algemene economie, of ligt het verband andersom en is de <strong>economische</strong> conjunctuur<br />

<strong>van</strong> invloed op de <strong>reclame</strong>-uitgaven? Wetenschappelijk onderzoek heeft, net als bij de<br />

effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op verkoop en omzet, tegenstrijdige resultaten opgeleverd.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


62 HOOFDSTUK 4<br />

Een (beperkt) aantal studies toont aan dat er een positief verband bestaat tussen<br />

<strong>reclame</strong>bestedingen en de <strong>economische</strong> conjunctuur. Zo heeft Peel in 1975 bijvoorbeeld<br />

aangetoond dat een <strong>reclame</strong>toename <strong>van</strong> £ 1 per kwartaal in Groot-Brittannië leidt tot een<br />

hogere consumptie op de korte termijn met minstens £ 1,64 en op de lange termijn met<br />

£ 4,48. Ook meer recente onderzoeken laten zien dat de jaarlijkse (totale) <strong>reclame</strong>-uitgaven<br />

<strong>van</strong> invloed zijn op het consumptieniveau <strong>van</strong> de jaren daarna (zie voor voorbeelden<br />

Deleersnyder, 2003). Een ander onderzoek heeft aangetoond dat als per persoon $ 1 meer<br />

aan <strong>reclame</strong> wordt uitgegeven, er per persoon op de korte termijn $ 4,1 minder wordt<br />

gespaard en op de lange termijn $ 7,9 (Taylor and Weiserbs, 1972). De uitkomsten <strong>van</strong> deze<br />

onderzoeken duiden erop dat <strong>reclame</strong> de economie beïnvloedt, aangezien <strong>reclame</strong> effect<br />

lijkt te hebben op het bestedings- en spaargedrag <strong>van</strong> consumenten (hoewel voor een echte<br />

kostenbatenanalyse ook de kosten die deze veranderingen met zich meebrengen in<br />

ogenschouw moeten worden genomen). Tegenover deze uitkomsten staan echter ook tal<br />

<strong>van</strong> onderzoeken die aantonen dat <strong>reclame</strong> geen positief effect heeft op de algehele<br />

uitgaven, en dat <strong>reclame</strong>-uitgaven juist afhankelijk zijn <strong>van</strong> de algemene <strong>economische</strong><br />

situatie.<br />

Een verklaring voor de sterk verschillende uitkomsten ligt waarschijnlijk in de verschillen in<br />

onderzoeksopzet. Zo verschillen tussen de studies de onderzochte tijdsperioden en landen,<br />

als mede de onderzochte indicatoren (BBP, spaartegoeden, et cetera), de frequentie <strong>van</strong> de<br />

data en de tijdhorizon (langetermijn- versus kortetermijneffecten). 35<br />

Onbetwist is dat <strong>reclame</strong>bestedingen een cyclisch verloop hebben, en dat de cyclische<br />

beweging sterk samenloopt met de <strong>economische</strong> situatie. Als het goed gaat met de<br />

economie, dan floreert de <strong>reclame</strong>. Gaat het economisch minder, dan vallen er harde<br />

klappen. Interessant is dan ook de vraag: is er een verband tussen de mediabestedingen en<br />

de <strong>economische</strong> conjunctuur of is het toeval dat beide hetzelfde patroon volgen? <strong>Het</strong><br />

antwoord op deze vraag is recentelijk geleverd. <strong>Onderzoek</strong> naar de Nederlandse <strong>reclame</strong>uitgaven<br />

in dagbladen, tijdschriften, radio en televisie in de periode 1967-1995, laat zien dat<br />

er inderdaad een relatie is tussen <strong>reclame</strong>bestedingen en het bruto binnenlands product.<br />

<strong>Het</strong> is echter niet zo dat <strong>reclame</strong> <strong>van</strong> invloed is op de <strong>economische</strong> fluctuaties, het verband<br />

35 Deleersnyder (2003).<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


DE ECONOMIE VAN RECLAME 63<br />

ligt andersom: de <strong>economische</strong> situatie is <strong>van</strong> sterke invloed op de vraag naar <strong>reclame</strong>. <strong>Het</strong><br />

blijkt zelfs zo te zijn, dat de vraag naar <strong>reclame</strong> meer afneemt dan dat het BBP afneemt in<br />

dergelijke slechte tijden (Deleersnyder, 2003). Waarschijnlijk liggen de eerder genoemde<br />

redenen daaraan ten grondslag. Veel bedrijven stellen het <strong>reclame</strong>budget vast op basis <strong>van</strong><br />

een percentage <strong>van</strong> de winst of de omzet. In economisch slechtere tijden snijden ze in de<br />

<strong>reclame</strong>budgetten en kiezen ze in plaats <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor directe(re) maatregelen om<br />

klanten te trekken, zoals aanbiedingen (Deleersnyder, 2003).<br />

4.4 Conclusie<br />

De output <strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche heeft invloed op verschillende sectoren <strong>van</strong> de<br />

economie, zo wordt er alleen al 5,5 miljard euro uitgegeven om <strong>reclame</strong> zichtbaar te maken.<br />

Deze zogeheten <strong>reclame</strong>bestedingen vormen een (groot) deel <strong>van</strong> de inkomsten <strong>van</strong><br />

kranten, dagbladen, tv-zenders, sportverenigingen, evenementen etc. Vrij toegankelijke<br />

commerciële televisie en radio zouden ondenkbaar zijn zonder <strong>reclame</strong>. Kranten en<br />

tijdschriften zouden minstens een factor twee duurder worden.<br />

Een overzicht <strong>van</strong> economisch onderzoek naar de effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de omzet <strong>van</strong><br />

de adverteerder levert tegenstrijdigheden op. Er is onderzoek dat een positief effect<br />

aantoont, maar ander onderzoek vindt geen effect of wijst op een omgekeerde causaliteit.<br />

<strong>Het</strong> effect <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> op de omzet <strong>van</strong> een branche is bijna nergens aangetoond, behalve<br />

bij ‘collectieve <strong>reclame</strong>’, die precies dat doel heeft. Reclame door een specifieke producent<br />

heeft dus, als er al een effect op de omzet is, vooral tot gevolg dat deze zijn marktaandeel<br />

vergroot ten koste <strong>van</strong> de concurrentie. Eenzelfde soort tegenstrijdigheid over de<br />

causaliteit, blijkt uit onderzoeken naar de macro-<strong>economische</strong> effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>. Op dat<br />

niveau wordt meestal aangenomen dat de conjunctuur vooral de <strong>reclame</strong>bestedingen<br />

beïnvloedt en niet andersom.<br />

Wat betreft de effecten <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> is het zo dat <strong>reclame</strong> de zoekkosten naar producten<br />

verlaagt en netwerkeffecten versterkt, wat gunstig is voor de welvaart. Daar staat weer<br />

tegenover dat <strong>reclame</strong> door de schaalvoordelen <strong>van</strong> naamsbekendheid een<br />

toetredingsbelemmering kan opleveren. Ook kan <strong>reclame</strong> een kunstmatige<br />

productheterogeniteit suggereren (denk aan de energieleveranciers) en daardoor neemt de<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


64 HOOFDSTUK 4<br />

concurrentie af en nemen de marges toe. Daarbij kan het echter gebeuren dat er in een<br />

productmarkt <strong>reclame</strong>oorlogen uitbreken. Dat is gunstig voor de <strong>reclame</strong>branche en de<br />

media, maar het kost de producenten per saldo geld. Dat maakt het maatschappelijk<br />

beschouwd nog geen weggegooid geld, aangezien de media en entertainmentsector in hun<br />

bestaan sterk leunen op de <strong>reclame</strong>bestedingen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 65<br />

5 Een spannende toekomst<br />

De voorgaande hoofdstukken hebben laten zien dat de <strong>reclame</strong> op verschillende manieren<br />

verweven is in onze maatschappij. En in een tijdperk waar de technologie op allerlei<br />

manieren nieuwe wegen opent, is het interessant om te kijken wat de<br />

toekomstverwachtingen met betrekking tot <strong>reclame</strong> zijn.<br />

Tijdens een bijeenkomst <strong>van</strong> <strong>reclame</strong>makers in september dit jaar, zei één <strong>van</strong> de<br />

aanwezigen dat de tijd is aangebroken dat de <strong>reclame</strong>branche zich daadwerkelijk verplaatst<br />

in de consument. Die klaagt immers al jaren over de hinderlijke onderbrekingen <strong>van</strong> tvprogramma’s<br />

en irritante commercials, maar er is nooit wat aan gedaan. Nu er echter<br />

recorders op de markt zijn verschenen waarmee kijkers gemakkelijk <strong>reclame</strong> kunnen<br />

overslaan (de PVR’s en tivo’s), zal de <strong>reclame</strong>wereld een nieuwe manier moeten bedenken<br />

om zijn boodschap toch aan de consument over te kunnen brengen. 36 De manier om dit te<br />

doen is volgens velen te switchen <strong>van</strong> push naar pull: in plaats <strong>van</strong> de consumenten <strong>reclame</strong><br />

‘op te dringen’ moeten ze verleid worden door aantrekkelijke en rele<strong>van</strong>te <strong>reclame</strong>s die op<br />

nieuwe manieren getoond (kunnen) worden.<br />

De nieuwste Nederlandse tv-zender, Talpa, bedenkt dit soort manieren: zo zijn de<br />

weermannen en -vrouwen gekleed in kleding <strong>van</strong> C&A, en kan via de Talpa site en in de<br />

daarvoor apart ingerichte hoek in de C&A winkels deze kleding worden aangeschaft.<br />

Convergentie is het modewoord en digitalisering de gemene deler, volgens Ronald<br />

Goes (CEO Talpa Media Holding en algemeen directeur tv-zender Talpa). De zender biedt<br />

bedrijven dan ook niet ‘alleen maar’ spots. In overleg met de adverteerder wordt de beste<br />

(multimediale) aanpak gekozen. 37<br />

Talpa neemt op deze manier eigenlijk de rol <strong>van</strong> het <strong>reclame</strong>bureau deels over. Dit doen<br />

ook bedrijven die zelf tv-programma’s produceren. Bekende voorbeelden zijn SixPack <strong>van</strong><br />

Heineken en Life&Cooking <strong>van</strong> Unilever. Er lijkt wat dit soort programma’s betreft een<br />

trend te zijn gezet: een aantal bedrijven doet het al, en vele denken erover. Dit is volgens<br />

36 Re:Set bijeenkomst, 15 september 2005, Amsterdam.<br />

37 Idem<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


66 HOOFDSTUK 5<br />

veel bedrijven namelijk de manier om toch de aandacht <strong>van</strong> de consument te krijgen nu,<br />

zoals Alan Rutherford, vice-president global media bij Unilever, het zei: “de waarde <strong>van</strong> tv<strong>reclame</strong><br />

achteruit holt <strong>van</strong>wege het groeiend aantal kanalen en de bijbehorende<br />

fragmentatie.” Volgens hem moeten adverteerders in de Verenigde Staten 10 % meer<br />

besteden om dezelfde impact te bereiken als vijf jaar geleden (Dutch Cowboys, 2005).<br />

Zenders, maar ook <strong>reclame</strong>bureaus zullen dus andere dingen moeten bedenken om<br />

(<strong>reclame</strong>) inkomsten te blijven genereren.<br />

Hoewel het voorgaande door velen onderschreven wordt, is de algemene verwachting dat<br />

de traditionele 30-seconden spot niet zal verdwijnen. Wel zal er meer opgelet worden welke<br />

spots er te zien zijn. De bekende spot <strong>van</strong> Schimpie (voor een middel tegen voetschimmel)<br />

is bijvoorbeeld niet geliefd bij kijkers en het is mogelijk dat dergelijke spots geweerd zullen<br />

worden door zenders, in de hoop dat <strong>reclame</strong>s aantrekkelijker en daardoor beter bekeken<br />

zullen worden. 38<br />

Een poging om daarvoor te zorgen, zijn commercials die door consumenten bedacht en<br />

soms zelfs gemaakt worden. Deze open source marketing wordt door bedrijven gebruikt om<br />

consumenten intensiever bij hun merk te betrekken. Voorbeelden zijn de <strong>reclame</strong>s voor<br />

Converse, Centraal beheer, Douwe Egberts en Bavaria waarbij consumenten input leverden<br />

en in het geval <strong>van</strong> Converse zelfs de hele spot maakten. <strong>Het</strong> gaat hierbij weliswaar niet om<br />

uitgebreide campagnes, maar het is allicht een trend om rekening mee te houden (Smit,<br />

2005).<br />

Tevens zal er steeds meer gerichte <strong>reclame</strong> verschijnen. Dit is alleen al nodig om de<br />

aandacht <strong>van</strong> jongeren te trekken, die diffuus verspreid is over diverse media.<br />

Adverteerders zullen zich dan ook steeds meer op een bepaalde doelgroep richten en die<br />

(via verschillende media) proberen te bereiken. Een mooi voorbeeld hier<strong>van</strong> is de snel<br />

groeiende markt <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> voor computerspelletjes (games). Gamers vinden het leuk als<br />

er <strong>reclame</strong> aan de spellen is toegevoegd, omdat het een spel realistischer maakt. Zo wordt<br />

een voetbal-game realistischer en dus leuker gevonden wanneer op de <strong>reclame</strong>borden in het<br />

stadion <strong>reclame</strong> staat voor echte merken (en geen dummy’s). Dit biedt perspectief voor de<br />

38 Idem<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


EEN SPANNENDE TOEKOMST 67<br />

adverteerder. Zeker ook omdat de beeldkwaliteit en de <strong>reclame</strong>mogelijkheden <strong>van</strong> een spel<br />

via Internet steeds beter worden. Zo kan er gemakkelijk <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> gewisseld worden, kan<br />

de <strong>reclame</strong> alleen in een bepaald geografisch gebied vertoond worden, kan er online<br />

bekeken worden hoe vaak een advertentie gezien wordt, et cetera. Met andere woorden: er<br />

ligt een hele nieuwe markt open. (zie Schouten, 2005, en Schneider en Cornwell, 2005).<br />

Een andere snel groeiende markt vormt product placement. In films en op televisie neemt deze<br />

vorm <strong>van</strong> <strong>reclame</strong> – waarvoor de kijker niet weg kan zappen en die niet kan worden<br />

overgeslagen met een PVR – sterk toe. En dat lijkt zijn vruchten af te werpen. Zo leidde de<br />

sponsoring <strong>van</strong> het programma Je echte leeftijd door de producenten <strong>van</strong> Spa en Slimfast<br />

ertoe dat beide merken vaker met woorden als ‘gezond’ en ‘fit’ worden geassocieerd.<br />

Hoewel de informatie in vergelijking met traditionele <strong>reclame</strong>spotjes indirect bij mensen<br />

terechtkomt, lijkt het dus wel aan te slaan.<br />

De vervagende scheidslijn tussen <strong>reclame</strong> en redactionele inhoud zal ook nieuwe<br />

maatschappelijke discussies oproepen over de onafhankelijkheid <strong>van</strong> de programmamaker<br />

en in het bijzonder de journalistiek. Er schuilt weinig gevaar in, wanneer een commerciële<br />

zender zo attent is een KLM-spotje niet te vertonen na een journaaluitzending over een<br />

grote vliegtuigramp. <strong>Het</strong> omgekeerde – redactionele inhoud die wijkt voor de <strong>belang</strong>en <strong>van</strong><br />

adverteerders – zal echter veel weerstand oproepen. De vervagende scheidslijn tussen<br />

<strong>reclame</strong>blok en programma’s leidt dan ook tot de vraag of er redactionele inhoud is die niet<br />

beïnvloedbaar mag zijn door adverteerders. <strong>Het</strong>zelfde geldt voor journalistieke ogende<br />

artikelen in sponsored magazines. De vervolgvraag is of een dergelijk standpunt ook praktisch<br />

te handhaven is, en of handhaving überhaupt nodig is. Wellicht zal de kijker met zijn<br />

kijkgedrag de uiteindelijke spelregels bepalen.<br />

Dat adverteerders hun budgetten anders zullen gaan inzetten is nu al zichtbaar. Procter &<br />

Gamble, de bedenkers <strong>van</strong> de soaps, besteedde bijvoorbeeld eerst 90 % <strong>van</strong> zijn budget aan<br />

televisie<strong>reclame</strong>, nu voor de nieuwste producten nog maar 25 %. De rest gaat naar andere<br />

marketinginstrumenten, zoals in-store promotions. P&G is overigens wel <strong>van</strong> mening dat<br />

massa<strong>reclame</strong> voor het opbouwen <strong>van</strong> een groot merk noodzakelijk zal blijven (The<br />

Economist, 2005). Recentelijk werd ook bekend dat Unilever de laatste jaren 20 % minder<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


68 HOOFDSTUK 5<br />

heeft uitgegeven aan televisie<strong>reclame</strong> en dat dit de komende jaren nog verder zal afnemen.<br />

Dit gedeelte <strong>van</strong> het budget is verschoven naar Internet<strong>reclame</strong> (Dutch Cowboys, 2005).<br />

In het BBC/VEA jaarboek mediabestedingen wordt ook ieder jaar een blik op de toekomst<br />

geworpen. In het jaarboek <strong>van</strong> 2004 wordt een soortgelijk beeld geschetst als hierboven:<br />

met name op het gebied <strong>van</strong> televisie en internet zullen volgens BBC veel veranderingen<br />

plaatsvinden in de nabije toekomst. Zo is de verwachting dat door de komst <strong>van</strong> de nieuwe<br />

zender Talpa de tarieven voor <strong>reclame</strong>zendtijd verder zullen dalen en dat er veel zal<br />

veranderen wat betreft de marktaandelen. Maar behalve deze concurrentie-effecten zal er<br />

ook waarschijnlijk veel veranderen door de introductie <strong>van</strong> ‘het digitale sprookje’. De<br />

komst <strong>van</strong> Triple Play (breedbandinternet, -televisie en -telefoondiensten) zal volgens<br />

BBC/VEA onder andere ertoe leiden dat de zogeheten spot-advertising op televisie zal<br />

afnemen en dat het budget naar andere, nieuwe concepten zal gaan. Internet zal naar de<br />

verwachting <strong>van</strong> BBC/VEA de komende jaren nog sneller groeien. Volgens BBC/VEA<br />

heeft Nederland namelijk nog een inhaalslag te maken wat de internetbestedingen betreft,<br />

die het komende jaar voor een groot deel gemaakt zal worden (BBC/VEA, 2004).<br />

Voor <strong>reclame</strong>bureaus zelf geldt dan ook dat zij zullen zich moeten bezinnen op hun<br />

(nieuwe) rol binnen de <strong>reclame</strong>wereld. Om te overleven zullen ze niet moeten blijven<br />

hangen bij alleen spotjes en advertenties, maar in hun denken mee moeten gaan in de<br />

convergentie <strong>van</strong> de media die samengaat met een fragmentatie <strong>van</strong> de mediaconsumptie<br />

en vervaging <strong>van</strong> de scheidslijn tussen redactionele inhoud en <strong>reclame</strong>. De toekomst zal<br />

<strong>van</strong> de <strong>reclame</strong>branche dus veel creativiteit vragen.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


HET ECONOMISCHE BELANG VAN RECLAME 69<br />

Literatuur<br />

AAAA Bulletin (November 22, 2004), Advertising’s impact on U.S. Economy: $ 5 Trillion in<br />

economic activity, 21 million jobs, New York, US.<br />

Adweek (2002). Amsterdam Scoort hoogst als vestigingsplek voor internationale<br />

<strong>reclame</strong>bureaus, nr. 41, p. 20.<br />

Azough, R. (2005). Liever tv-programma dan een <strong>reclame</strong>spotje, Volkskrant 19 september.<br />

Bain, J. S. (1956). Barriers to New Competition, Harvard University Press, Cambridge, MA.<br />

BBC/VEA (2004). Jaarboek Netto Mediabestedingen 2003, Amsterdam.<br />

BBC/VEA (2005). Jaarboek Netto Mediabestedingen 2004, Amsterdam.<br />

Becker, G.S. en K.M. Murphy (1993). A simple theory of advertising as a good or bad. The<br />

Quaterley Journal of Economics, November 1993, 941-64.<br />

Caplan, B. (2003). Stigler-Becker versus Muers-Briggs: Why preference-based explanations<br />

are scientifically meaningful and empirically important. Journal of Economic Behavior &<br />

Organization, 50 (4), 391-405.<br />

Comanor, W.S. en T.A. Wilson (1974). Advertising and market power. Harvard University<br />

Press, Cambridge, Massachusetts.<br />

Creative Londen, GLA & LDA (2004). Creative London: vision and plan, London.<br />

Deleersnyder, Barbara (2003). Marketing in turbulent times. Ph.D. Thesis, Catholic<br />

University Leuven.<br />

Dekimpe, M. en D. Hanssens (1995). The persistence of marketing effects on sales.<br />

Marketing Science, 14, 1-21.<br />

Dekimpe, M. en D. Hanssens (1999). Sustained spending and persistant respons: A new<br />

look at long-term marketing profitability. Journal of Marketing Research, 36, 397-412.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


70<br />

Department of Culture, media and Sport (DCMS), Creative Industries Mapping Document<br />

(2001). section Advertising, London.<br />

Depken II, C.A. en D.P. Wilson (2004). Is advertising a good or a bad? Evidence from U.S.<br />

magazine subscriptions. Journal of Business, 77, no. 2, S61-S80.<br />

Dewenter, R. (2003). Estimating the value of advertising, Discussion paper no. 12, juni,<br />

Universiteit FAF Hamburg.<br />

Dorfman, R. en P.O. Steiner (1954). Optimal advertising and optimal quality. American<br />

Economic Review, XLIV, 826-36.<br />

Dubé, J.P., G.J. Hitsch en P. Manchanda (2004). An empirical model of advertising<br />

dynamics, December, forthcoming Quantitative Marketing and Economics.<br />

Dungen, M. Van den (2005). Van Gogh als alibi, Reclameweek, 16 maart.<br />

Dutch Cowboys (2005). Unilever plust Internet, Persbericht <strong>van</strong> 21 september 2005,<br />

www.dutchcowboys.nl.<br />

The Economist (2005a). Bijlage Crowned at last, bij de The Economist, 2 april 2005.<br />

The Economist (2004). Paying to avoid adds, 5 augustus.<br />

Elliott, C. (2001). A cointegration analysis of advertising and sales data. Review of Industrial<br />

Organization, 18, 417-26.<br />

Florida, R. (2005). Cities and the creative class, Routledge, New York<br />

Florida, R. (2002). The rise of the creative class, and how it's transforming work, leisure,<br />

community and everyday life, Basic Books, New York.<br />

Fare, R., S. Grosskopf, B.J. Seldon, en V.J. Tremblay (2003). Advertising efficiency and the<br />

choice of media mix: a case of beer. International Journal of Industrial Organization, 22, 503-22.<br />

Gabszewicza, J.J., D. Lausselb, N. Sonnacc (2005). Does advertising lower the price of<br />

newspapers to consumers? A theoretical appraisal. Economics Letters 87, 127–134.<br />

GLA Economics / Mayor of London (2002). Creativity: London’s Core Business, London.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


LITERATUUR 71<br />

GLA Economics / Mayor of London (2004). London’s Creative Sector: 2004 update,<br />

London.<br />

Godes, D. Ofek, E. en M. Sarvary (2003). Products vs. Advertising: media competition and<br />

the relative source of firm profits. Harvard Business School Marketing Research Papers,<br />

no. 03-03.<br />

Hirsch, E. en Schweizer, M (2005). The advertising saturation point. Strategy + Business,<br />

fall 2005.<br />

Hodes, S.J. (2005). De creatieve stad en leisure – Amsterdam een case study. Hogeschool<br />

INHOLLAND.<br />

Holden, S. (1993). Network or pay-per-view? A welfare analysis. Economic Letters, 43, 59-64.<br />

Innovatieplatform (2005). Creativiteit: de gewichtsloze brandstof <strong>van</strong> de economie.<br />

Ishigaki, H. (2001). Repetitive advertising to deter entry. Metroeconomica, 52, 474-489.<br />

Jedidi, K., C.F. Mela en S. Gupta (1999). Managing advertising and promotion for long-run<br />

profitability. Marketing Science, 18, 1-22.<br />

Johnson, J.P., en D.P. Myatt (2004). On the simple economics of advertising, marketing<br />

and product design. Oxford University Economics Discussion Paper 185.<br />

Kamp, M. <strong>van</strong> de, (2003). One eye sees, the other feels. <strong>Het</strong> locatiekeuzeproces <strong>van</strong> kleine<br />

culturele ondernemingen in Amsterdam en Rotterdam, Doctoraalscriptie Erasmus<br />

Universiteit Rotterdam<br />

Karrh, J.A., K.B. McKee en C.J. Pardun (2003). Practitioners' Evolving Views on Product<br />

Placement Effectiveness, Journal of advertising research, 43, juni, 138-150.<br />

Kloosterman, R.C. (2004). Recent employment trends in the cultural industries in<br />

Amsterdam, Rotterdam, The Hague and Utrecht. A first exploration, Tijdschrift voor<br />

<strong>economische</strong> en sociale geografie, 95, 2, 243-252.<br />

Kloosterman, R. (2005). Nederlandse creatieve bedrijven in internationaal perspectief, in:<br />

Marlet, Poort (red), Cultuur en creativiteit naar waarde geschat.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


72<br />

Lancaster, K.M. en A.R. Lancaster (2003). The economics of tobacco advertising:<br />

spending, demand, and the effect of bans. International Journal of Advertising, 22, 41-65.<br />

Leeflang, P.S.H. (2005). Meten op markten. Koninklijke Nederlandse Academie <strong>van</strong><br />

Wetenschappen, Amsterdam.<br />

Mail Media (2005). Direct Marketing onderzoek 2005, Amsterdam.<br />

Manshanden, W.J.J., Raspe, O., Rutten, P. (2004). De waarde <strong>van</strong> de creatieve industrie,<br />

<strong>Economisch</strong> Statistische Berichten, 89, 4434, 252-254.<br />

Marlet, G.A. en C.M.C.M. Van Woerkens (2004a). Skills and Creativity in a Cross-section<br />

of Dutch Cities, Discussion Paper Series 04-29, Utrecht School of Economics, Universiteit<br />

Utrecht (www.atlasvoorgemeenten.nl).<br />

Marlet, G.A. en C.M.C.M Van Woerkens (2004b). Atlas voor gemeenten. Utrecht.<br />

Marlet, G., Van Woerkens, C. (2005). Wat drijft creatieve mensen en bedrijven?, in: Marlet,<br />

Poort (red), Cultuur en creativiteit naar waarde geschat.<br />

Marlet G. en J. Poort (red, 2005). Cultuur en creativiteit naar waarde geschat, <strong>SEO</strong><br />

<strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong> / Atlas voor Gemeenten.<br />

Ministerie <strong>van</strong> <strong>Economisch</strong>e Zaken en Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschap<br />

(2005). Ons Creatieve Vermogen. Brief cultuur en economie.<br />

Nederlands Uitgeversverbond (2005) Jaarverslag 2004, De Nederlandse Dagbladpers.<br />

Nelson, P. (1975). The economic consequences of advertising. Journal of Business, 48(2),<br />

213-41.<br />

Nooij, M. De, en Poort, J. (2005). Vooruit met procesinnovatie. <strong>SEO</strong>-rapport 814, <strong>SEO</strong><br />

<strong>Economisch</strong> <strong>Onderzoek</strong>, Amsterdam.<br />

O’Leary, N. (2000). Amsterdam: Europe's new creative center, Communication Arts, 42, 113<br />

– 131.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


LITERATUUR 73<br />

Oort, <strong>van</strong> F.G. (2002). Agglomeration, economic growth and innovation. Spatial analysis of<br />

growth- and R&D externalities in the Netherlands (Tinbergen Institute research series ; no.<br />

260, Amsterdam, Thela Thesis).<br />

Oser, K. (2005). New ad kings: Yahoo, Google, Advertising Age, 25 april.<br />

Pagant, J.A, S. Sethi, en G.A. Soydemir (2001). The impact of promotion/advertising<br />

expenditures on citrus sales. Applied Economics Letters, 8, 659-663.<br />

Pastine, I. en T. Pastine (2001). Consumption externalities, coordination and advertising.<br />

Discussion paper nr. 2867. Centre for Economic Policy Research, Londen.<br />

Peel, D. (1975). Advertising and aggregate consumption. In : Cowling, K., Cable, J., Kelly,<br />

M., McGuinness, T. (Ed.), Advertising and Economic Behavior, The Macmillan Press,<br />

London, 187-198.<br />

Pigou, M.A., (1920), The Economics of Welfare. Londen: Macmillan and Company.<br />

Pomp, M. (2003). Innovatie: wie het weet mag het zeggen Feiten, onzekerheden en beleid.<br />

<strong>SEO</strong>. <strong>SEO</strong>-rapportnr: 706 A, Amsterdam.<br />

Porter, M. (990). The Competitive Ad<strong>van</strong>tage of Nations (New York, Free Press).<br />

Publieke omroepen (2005). Jaarverslag 2004.<br />

Reas en Hofstede (red., 2005). Creativiteit in kaart gebracht. Mapping Document creatieve<br />

bedrijvigheid in Nederland, Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen en Ministerie<br />

<strong>van</strong> <strong>Economisch</strong>e Zaken.<br />

RTL Group (2005). Annual Report 2004.<br />

Rutten, Walter Manshanden, Jos Muskens en Olaf Koops (2004). De creatieve industrie in<br />

Amsterdam en de regio, TNO-rapport STB-04-29, Delft.<br />

Schipper, S. De (2005) Niet kijken, toch kopen; Reclame, Volkskrant 22 januari.<br />

Schouten, E. (2005). Computerspel ontdekt als advertentiemedium, NRC Handelsblad, 21<br />

juni.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


74<br />

Schneider, L.P. en T.B. Cornwell (2005). Cashing in on crashes via brand placement in<br />

computer games. International Journal of Advertising, 24(3), 232-243.<br />

Scott Morton, F.M. (2000). Barriers to entry, brand advertising, and generic entry in the US<br />

pharmaceutical industry. International Journal of Industrial Organization, 18, 1085-1104.<br />

Scott, A.J. (2000). The cultural economy of cities; Essays on the geography of Imageproducing<br />

industries, Perseus Books Group.<br />

Shum, M. (2004). Does advertising overcome brand loyalty? Evidence from the breakfastcereals<br />

market. Journal of Economics & Mangament Startegy, 13,2, 241-72.<br />

Smit, R. (2005). Rumoer maken met doe-het-zelfmarketing. In <strong>Het</strong> Financieel Dagblad <strong>van</strong><br />

23 november 2005, p. 7.<br />

Sponsor magazine (2003). sponsor academic, wetenschappelijke bijlage <strong>van</strong> sponsor<br />

magazine.<br />

Sponsor Magazine (2005). Benchmark Sponsoring 2005, februari, nr.1.<br />

Ster (2005). Jaarverslag 2004.<br />

Stigler, G. en G. Becker (1977). De Gustibus Non Est Dispuntandum. American<br />

Economic Review, 67, 76-90.<br />

Taylor, L.D., en D. Weiserbs (1972). Advertising and the aggregate consumption function,<br />

The American Economic Review 62, 642-655.<br />

Tirole, Jean (1988). The Theory of Industrial Organisation, Massachusetts Institute of<br />

Technology, USA.<br />

Tremblay, V.J. en Okuyama, K. (2001). Advertising restrictions, competition and alcohol<br />

consumption. Western Economic Association International. 19-3, 313-21.<br />

Vrij Nederland (2005). Museale Super League, 60-65, 23 april.<br />

Walliser, B. (2003). International review of sponsorship research: extension and update.<br />

International Journal of Advertising, 22, 5-40.<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK


LITERATUUR 75<br />

Yelkur, R., C. Tomkovick, P. Traczyk, (2004). Super Bowl advertising effectiveness:<br />

Hollywood finds the games golden, Journal of Advertising Research, 143-160.<br />

Zanias, G.P. (1994). The long run causality and forecasting in the advertising-sales<br />

relationship. Journal of Forecasting, 13, 601-10.<br />

ZenithOptimedia (2004). Advertsing expenditure Forecast, december.<br />

http://www.zenithoptimedia.com/gff/pdf/Adsp%20Dec%2004.PDF.<br />

Zhou, W. (2004). The choice of commercial breaks in television programs: the number,<br />

length en timing. The Journal of Industrial Economics, 52. 315-326<br />

<strong>SEO</strong> ECONOMISCH ONDERZOEK

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!