verklaring van 15 psalmen - Geschriften van Maarten Luther
verklaring van 15 psalmen - Geschriften van Maarten Luther
verklaring van 15 psalmen - Geschriften van Maarten Luther
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
goddelozen goede raad, zij hebben de Heilige Schrift en leren dingen die goed zijn,<br />
zoals geschreven staat in Mattheus 23 (vers 2): Zij zijn gezeten op de stoel <strong>van</strong> Mozes;<br />
daarom al wat zij zeggen dat gij houden zult, houdt dat en doet het! maar tegelijk<br />
bederven zij het, want zij zeggen: wanneer u naar deze leer doet, wordt u zalig! Hun<br />
leer is dus wel waar, maar de mening die zij er over hebben deugt niet; net als het<br />
woord <strong>van</strong> die farizeeër: ik ben niet als andere mensen (Lukas 18: 11). Wat zij zelf er<br />
aan toevoegen is slechts vergif en slangenvenijn. Al preekt men in zo’n geval goede<br />
werken, zelfs zulke die God nadrukkelijk geboden heeft, als men er wat bij doet deugt<br />
het niet.<br />
Zie hier dan degenen die Gods wet op een verkeerde wijze prediken. Waar dan nog bij<br />
komt dat men daar stokstijf bij blijft. Er is dus ten eerste een farizees leven, en ten<br />
tweede dat men daarin halsstarrig volhardt, zich niet laat gezeggen en zelfs anderen er<br />
dood om slaat. Deze halsstarrigen worden hier genoemd: degenen die op de weg der<br />
zondaren staan. En dan zijn er ook nog derden, de allerergsten, namelijk de spotters.<br />
Het woord ‘lezim’ (spotters) is een dubbelzinnig woord en betekent ‘uitleggen’,<br />
immers bij uitleggen kan men heel gemakkelijk iemand misleiden en bedriegen. Men<br />
kan er dus zowel ‘uitleggen’ als ‘spotten’ onder verstaan. Dezen zijn dezelfden die<br />
door Christus huichelaars worden genoemd. Zij leven niet alleen naar hun eigen leer<br />
en de valse uitleg daar<strong>van</strong>, volstaan ook niet met daarin te volharden en anderen er om<br />
dood te slaan, nee zij brengen deze leer ook onder het volk. Dit zijn de goddelozen in<br />
de ergste graad. Zij veroordelen niet alleen zichzelf door hun levenswandel en<br />
hardnekkigheid, maar verbreiden bovendien hun pest, steken anderen er mee aan.<br />
Daarom staat er in de Latijnse vertaling niet ten onrechte: een stoel der pestilentie -<br />
bedoeld is de stoel der spotters. Wie een valse leer brengt en zelf een valse weg<br />
bewandelt en dan ook nog aan de macht komt, die is een pest en alles waar een<br />
landsknecht (soldaat) voor op de vlucht gaat. Geen pest is schadelijker dan zulk een<br />
prediker. Gelijk de pest het land in het verderf stort, zo stort een dergelijke prediker de<br />
hele kerk in het verderf. Zo gezien zijn de paus en de bisschoppen pestzaaiers. Met al<br />
hun hoog op tronen zitten, regeren, staan en dienen verderven zij eerst zichzelf en<br />
daarna de hele wereld. Ook de paus zit op de stoel der spotters. Hun taak zou zijn de<br />
mensen brood te geven, maar in plaats daar<strong>van</strong> geven zij valse instellingen, dat wil<br />
zeggen zij geven vergif in plaats <strong>van</strong> suiker, dood in plaats <strong>van</strong> leven.<br />
Zo heeft David deze Psalm gemaakt onder veel zuchten. Welgelukzalig is de man die<br />
niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op de weg der zondaren, noch zit<br />
in het gestoelte der spotters. Wanneer hij daarbij het oog mag hebben gehad op de<br />
priesters <strong>van</strong> zijn tijd, is dat stellig merkwaardig.<br />
Immers nergens leest men dat er in die tijd afgodendienst heeft geheerst; David had<br />
juist de dienst <strong>van</strong> God uitstekend geregeld. Heeft hij desniettegenstaande uit ervaring<br />
gesproken dan mag het een wonder heten dat hij de valse priesters zo goed onderkend<br />
heeft. Het zal hem niet beter vergaan zijn dan Mozes (Deuteronomium 32: <strong>15</strong>v).<br />
Bileam heeft wel gezegd: Er is geen afgod in Jakob en geen beeld in Israël (Numeri<br />
23: 21, volgens de Vulgata), maar Stefanus heeft het tegenovergestelde getuigd: Gij<br />
hebt opgenomen de tabernakel Molochs en het gesternte <strong>van</strong> uw god Remfan, om die<br />
te aanbidden (Handelingen 7: 43). Dat geldt voor heel deze tijd. Men redt zich er wel<br />
uit door te beweren dat dit maar voor een deel <strong>van</strong> Israel heeft gegolden, immers: De<br />
kerk blijft heilig, ook al zijn vele booswichten daarin. Daarom mogen wij echter nog<br />
niet lui worden, laten wij onze rust bewaren voor het toekomende leven. Zolang wij<br />
nog op aarde zijn moeten wij strijden, opdat wij niet komen in de raad der goddelozen,<br />
op de weg der zondaren en op de stoel der spotters. Wij blijven strijden ook al zijn er<br />
8