14.09.2013 Views

1 DE GESCHIEDENIS VAN DE DACTYLOSCOPIE - wonderlandc1

1 DE GESCHIEDENIS VAN DE DACTYLOSCOPIE - wonderlandc1

1 DE GESCHIEDENIS VAN DE DACTYLOSCOPIE - wonderlandc1

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>DE</strong> GESCHIE<strong>DE</strong>NIS <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong> <strong>DACTYLOSCOPIE</strong><br />

Voor zowel de specialist als voor de technisch rechercheur is het<br />

van belang om kennis te hebben van de geschiedenis van de<br />

dactyloscopie. In de geschiedenis liggen de stevige fundamenten<br />

van de dactyloscopie, waarop op dit moment nog steeds verder<br />

wordt gebouwd. Ver voor Christus en in verschillende delen van<br />

de wereld zijn afdrukken van vingers of figuren die daarop lijken<br />

te traceren. De vingerafdrukken hadden kennelijk een magische<br />

aantrekkingskracht op mensen. Soms schreef men voorspellende<br />

waarde toe aan het lijnenverloop op de vingers en anderen<br />

gebruikten de afdrukken weer om zijn artistieke waarde. Pas later<br />

werden ze gebruikt voor het voorkomen van vervalsingen, het<br />

identificeren van personen en het uiteindelijk identificeren van<br />

dactyloscopische sporen. Pas eind 1800 werden de<br />

vingerafdrukken “gebruikt voor het identificeren van personen en<br />

dactyloscopische sporen.”<br />

Het vertrouwen in de dactyloscopie om te kunnen identificeren<br />

werd destijds gebaseerd op ervaring of anders gezegd, het<br />

veelvuldig onderling vergelijken van vingerafdrukken.<br />

Tegenwoordig is de dactyloscopie, wat "beschouwen van vingers"<br />

betekent, een wetenschap die zich zeer breed bezig houdt met de<br />

bestudering van de vingerafdruk.<br />

Nu volgt een samenvatting van de wereldwijde geschiedenis van<br />

de dactyloscopie Vervolgens is de opkomst van de dactyloscopie<br />

in Nederland beschreven<br />

Verschillende bevolkingsgroepen hebben in de oudheid<br />

tekeningen gemaakt van figuren, die lijken op die van<br />

vingerafdrukken. Het doel van de tekeningen is veelal niet<br />

bekend.<br />

De Micmac-indianen zijn waarschijnlijk de eerste die dergelijke<br />

tekeningen maakten. Bij het Kejimkujik Lake in Nova Scotia,<br />

Canada, is in een rotswand een tekening ontdekt die betrekking<br />

heeft op vingerafdrukken. De tekening toont de omtrek van een<br />

hand mét diverse plooien en op de toppen zijn patronen getekend<br />

die overeenkomen de hedendaagse hoofdfiguren zoals een kring.<br />

Uit de tekening blijkt niet dat de Micmac-indianen kennis<br />

hadden van het unieke van de vingerafdrukken, maar ze geven<br />

wel duidelijk belangrijke dactyloscopische details weer. Niet<br />

duidelijk is hoe oud de tekeningen zijn, maar geschat wordt<br />

minimaal 1000 jaar voor Christus.<br />

Een bijkomstigheid met betrekking tot de Micmac-indianen is,<br />

dat zij twintigduizend jaar geleden, via de Beringzee zijn<br />

overgestoken vanuit Azië.<br />

In Frankrijk is een voorbeeld aanwezig waarbij het niet zeker is of<br />

hier sprake is van vingerafdrukken. Aan de kust in L' ile de<br />

Gavrinis is een grafkamer die dateert uit de vroege steentijd.<br />

In een rots is een afbeelding gekerfd welke een vingerpatroon kan<br />

voorstellen, maar met even grote waarschijnlijkheid bijvoorbeeld<br />

watergolven of andere natuurlijke vormen.<br />

1


Doordat de anatomische aanknopingspunten ontbreken, is<br />

het doel van de afbeeldingen onduidelijk. Zo zijn er nog diverse<br />

landen te noemen (waaronder Egypte) waar vormen te vinden<br />

zijn, die lijken op of te maken hebben met de dactyloscopie.<br />

Van de bewoners van het Midden Oosten kan eigenlijk gezegd<br />

worden dat zij de vingerafdrukken toepasten in de zin zoals wij de<br />

dactyloscopie toepassen. Dit waarschijnlijk zonder dat de waarde<br />

ervan werd ingeschat.<br />

In het Midden-Oosten zijn bij archeologisch onderzoek potten<br />

aangetroffen met vingerafdrukken uit de oudheid. Niet altijd is<br />

hiervan het doel duidelijk, soms zijn ze door toeval geplaatst,<br />

maar zeker is dat een aantal pottenbakkers deze afdrukken<br />

bewust hebben geplaatst als een soort eigen handelsmerk.<br />

Hierdoor werd getracht vervalsingen voorkomen.<br />

Klein-Azië<br />

Door de ontwikkeling van het schrijven, het beschrijven van<br />

gebeurtenissén, het opmaken van contracten en het maken<br />

van wetgeving, ontstonden documenten. De vastlegging vond<br />

plaats op kleitabletten, muren en pilaren. Zo zijn in Babylon,<br />

het huidige Irak, kleitabletten aangetroffen voorzien van<br />

nagel afdrukken. Ze dateren van 1913 tot 1855 voor Christus.<br />

De afdrukken werden geplaatst met het doel de echtheid aan<br />

te geven en vervalsing tegen te gaan. Sir Henry Layard heeft<br />

onder de ruïnes van Ninivé geologisch onderzoek gedaan en<br />

dergelijke kleitabletten zijn naar het Brits museum in Londen<br />

overgebracht. Een andere expeditie vond in 1903 tussen<br />

Euphrat en Tigris nog meer van dergelijke kleitabletten,<br />

maar nu met duidelijke vingerafdrukken.<br />

Hammoerabi die van 1792-1750 voor Christus in Babylon<br />

regeerde, vervaardigde regels uit dat van gearresteerde<br />

personen vingerafdrukken gemaakt moesten worden.<br />

Keizer Ts-In-She (246-210 voor Chr.) was de eerste Chinese<br />

heerser die vingerafdrukken in klei gebruikte om<br />

documenten (houten platen) te verzegelen. De zegel had<br />

naast de afdruk nog een naam of een persoonlijk symbool<br />

van de Keizer.<br />

Gedurende de Tjin Dynastieën (220-420 na Chr.) verving<br />

zijde en papier de kleitabletten en werden vingerafdrukken<br />

met inkt vervaardigd.<br />

Vast staat dat lange tijd voordat men zich in Europa bezig<br />

hield met de figuren op onze vingertoppen, de Chinezen al<br />

wisten dat de loop en de groepering van de lijnen op de<br />

vingertoppen van alle mensen verschillend waren. Hoe lang<br />

deze wetenschap bij de Chinezen al bestond, is niet met<br />

zekerheid vast te stellen. Zij hebben de kennis echter nooit<br />

gebruikt op het gebied van de criminalistiek, doch slechts ter<br />

signering van documenten, contracten en overeenkomsten.<br />

2


Zo is bekend geworden dat in de 7e eeuw (650 na Chr.) bij<br />

familiedocumenten vingerafdrukken wettelijk vereist waren.<br />

In het wetboek van Yoeng Hoei komt het volgende artikel<br />

voor:<br />

"Bij echtscheiding moet de echtgenoot aan de echtgenote een<br />

document overhandigen waarin de echtscheidingsgrond is<br />

vermeld. Dit document moet door de echtgenoot zelf zijn<br />

geschreven. Kan hij niet schrijven, dan moet hij het middels<br />

zijn vingerafdruk signeren,"<br />

Een oud commentaar behorend bij deze wetsbepaling luidde:<br />

“Kan de echtgenoot niet schrijven, laat hem dan een man<br />

huren, die het schrijft. Achter de naam van de echtgenoot<br />

moet deze zijn vingerafdruk plaatsen."<br />

De omstandigheid dat de Chinezen de toekomst meenden te<br />

kunnen voorspellen aan de hand van de loop van de lijnen in<br />

de vingertoppen was oorzaak dat de kennis van<br />

vingerafdrukken daar wijd werd verspreid. Zij kenden al een<br />

verdeling in twee groepen:<br />

Afdrukken waarvan de papillairlijntjes om een<br />

middelpunt rondlopen en in het Chinees "tou of l0"<br />

heten en slak betekent.<br />

Figuren, waarbij de papillairlijntjes niet om een<br />

middelpunt rondlopen, de zogenaamde "ki" dit<br />

betekent: zeef.<br />

Naarmate deze figuren over de 10 vingers verdeeld waren,<br />

meenden de Chinezen te kunnen voorspellen of een kind arm<br />

of rijk; gelukkig of ongelukkig zou zijn of dat het veel of<br />

weinig te eten zou krijgen.<br />

Een oude algemene spreuk in China luidt:<br />

“één kring op de toppen van de vingers: twee kringen: drie of<br />

vier kringen vijf kringen: zes kringen zeven kringen: acht<br />

kringen: negen kringen en één lus:<br />

je blijft arm; je wordt rijk; open een pandhuis; je wordt<br />

commissionair; je wordt een dief; je bent een ongeluksvogel;<br />

je vreet stro, je hoeft niet te werken.<br />

In China was dus de dactyloscopie tussen 1278 en 1850 algemeen<br />

ingeburgerd. Vrijwel iedere moeder wist hoe de vingerafdrukken<br />

van haar kroost eruit zagen. Dit gaf haar de mogelijkheid om haar<br />

kinderen terug te kunnen vinden, nadat zij elkaar uit het oog<br />

hadden verloren bij bijvoorbeeld natuurrampen.<br />

Japan<br />

Vanuit China spreidde het gebruik en nut van de papilairlijnen<br />

zich uit naar Japan.<br />

3


Japan nam veel Chinese gewoontes en wetten woordelijk over. In<br />

702 na Christus werd het gebruik van vingerafdrukken in de<br />

wetgeving door Taiho voorgeschreven. Immigratie uit China en<br />

Japan zorgde voor de verspreiding van de wetgeving naar<br />

naburige landen waaronder India.<br />

In tegenstelling tot het oude China ontbreken er voorbeelden<br />

voor het gebruik van de vingerafdrukken in India. Het staat<br />

echter wel vast dat ze gebruikt werden. In Tibet is het gebruik om<br />

oorkonden van vingerafdrukken te voorzien zeer oud. Tijdens een<br />

veldtocht van Timoer-Leng (14e eeuw) kregen de officieren<br />

oorkonden voorzien van een rode handafdruk in plaats van een<br />

zegel.<br />

Dactyloscopie in Eurona<br />

Veel later dan in Azië heeft men in Europa aandacht geschonken<br />

aan de dactyloscopie. Echter, zoals uit het volgende zal blijken,<br />

zijn de ervaringen die opgedaan zijn in de eerder genoemde<br />

landen van zeer groot belang geweest voor de ontwikkeling van<br />

de dactyloscopie in Europa. In Europa werden de eerste<br />

wetenschappelijke onderzoeken uitgevoerd door<br />

natuurwetenschappers die tevens patholoog-anatoom waren.<br />

Deze zetten hun bevindingen op papier en soms volgden er<br />

publicaties. Een enkele keer kwamen wetenschappers door die<br />

publicaties met elkaar in contact. Dit versnelde de ontwikkeling<br />

van de dactyloscopie. Echter, in het begin werd de<br />

identificatiewaarde van de vingerafdruk nog niet op zijn juiste<br />

waarde geschat. Een aantal wetenschappers, of beter gezegd de<br />

pioniers van de dactyloscopie, worden hieronder beschreven.<br />

NehemiahGrew (1641-1712).<br />

Grew was een Engelse natuurwetenschapper en botanicus. Hij<br />

beschreef in 1684 in de Philosophical Transactions van de Royal<br />

Society van Londen de waarneming van de ontelbare kleine<br />

lijntjes van dezelfde afmetingen op het eerste lid van de vingers.<br />

Grew beschreef de zweetporiën, de lijnen in de opperhuid<br />

(epidermis) en hun ordening. Deze publicatie was voorzien van<br />

een tekening van de vorm en de loop van de lijnen op de vingers<br />

en handpalmen. Grew sprak toen nog niet over het unieke van de<br />

lijnen. Een leuke bijkomstigheid is dat Grew medicijnen<br />

studeerde in Leiden en daar in 1671 promoveerde.<br />

Covert Bidloo (1649-1713).<br />

Bidloo was een patholoog- anatoom in Amsterdam en beschreef<br />

in 1685 in zijn boek over het menselijk lichaam de lijntjes en<br />

poriën aan de binnenzijde van de handen en vingers. In dit boek<br />

zijn illustraties te zien van vingerafdrukken met details van<br />

papilairlijnen en poriën. Bidloo overdreef de breedte van de<br />

lijnen in zijn tekening om de nadruk op de lijnen te leggen. Zijn<br />

commentaren waren van morfologische aard (betrekking<br />

4


hebbende op de vormen). Hij meldde niets over het uniek zijn<br />

van de lijnen.<br />

Marcellus Malpighius (1628-1694).<br />

Malpighius werkte als hoogleraar in de anatomie aan de<br />

universiteit van Bologna, Italië. De resultaten van het onderzoek<br />

van papilairlijnen, dat hij met de in die periode uitgevonden<br />

microscoop verrichtte, publiceerde hij in 1686.<br />

Zijn publicatie omschreef hoofdzakelijk de functie en morfologie<br />

van de "gerimpelde huid" als tastorgaan en het nut van de<br />

verhoging van de huid door de lijnen bij het lopen (voetzolen) en<br />

vastpakken (handen) en als afvoerkanalen voor het zweet. Zijn<br />

werk werd met zeerveel enthousiasme ontvangen. Op grond<br />

daarvan is een laag van de 0pperhuid naar hem vernoemd. Ook<br />

andere deeltjes in organen zoals nier en milt zijn naar hem<br />

vernoemd.<br />

J.C.A. Mayer.<br />

Mayer was een Duitse geleerde en publiceerde in 1788 een<br />

"anatomische atlas" met tal van illustraties. Elke illustratie was<br />

voorzien van een gedetailleerde omschrijving. Onder één van de<br />

illustraties van de huid schreef hij:<br />

'Hoewel de loop van de lijnen bij twee personen nimmer gelijk is,<br />

lijken sommige veel op elkaar. In andere zin zijn de verschillen<br />

kenmerkender. Ondanks de bijzondere ligging bezitten ze alle<br />

toch bepaalde overeenkomsten”.<br />

Mayer was de eerste die over verschillen en overeenkomsten in<br />

papilairlijnen schreef, maar ook verklaarde hij dat de loop van de<br />

lijnen nimmer overeenkwam. Dit was de eerste duidelijke<br />

uitspraak over de twee uitgangspunten waarop de identificatie<br />

aan de hand van papillairlijnen later is gebaseerd. Namelijk de<br />

mogelijkheid van classificeren en het uniekheid van<br />

vingerafdrukken.<br />

Thomas Bewick (1753-1828),<br />

Bewick gebruikte de vingerafdruk in zijn houtsnijwerk. Bewick<br />

was een boekillustrator en voorzag zijn werk van afdrukken van<br />

zijn vingers. hij gebruikte deze als een soort handelsmerk, zodat<br />

duidelijk werd dat elk exemplaar van zijn werk uniek zou zijn.<br />

Bewicks houtsnijwerk toonde grote kennis van de structuur van<br />

het lijnenverloop en patronen. Echter nergens staat iets<br />

beschreven dat hij de waarde van de afdrukken kende of<br />

bestudeerd had.<br />

Prochaska toonde in zijn werk aan dat elke papillairlijn op de<br />

handen en de voetzool uit twee kleinere, evenwijdige lijnen<br />

bestaat. Deze lijnen worden door een groef gescheiden. Dus wat<br />

aan de buitenkant als een lijn te zien is, is onderhuids opgebouwd<br />

uit twee afzonderlijke lijnen.<br />

5


Johannes Evanelista Purkinje (1787-1869).<br />

Purkinje was professor en hoogleraar Fysiologie en Pathologie<br />

aan de universiteit in Breslau in Duitsland.<br />

In zijn boek "Commentatio de examina physologico organi visus<br />

at systematis cutanei” gaf hij aan dat vingerafdrukken<br />

classificeerbaar zijn. Hij verdeelde de afdrukken in negen<br />

hoofdgroepen. Hij legde daarmee de grondslag waarop onze<br />

huidige dactyloscopische zoekmethoden nog berusten. Tevens<br />

stelde hij de namen van de groepen vast. Hij heeft nooit aan de<br />

waarde van de vingerafdrukken als identificatiemiddel gedacht.<br />

Hij stelde zich niet de vraag of vingerafdrukken uniek en<br />

onveranderlijk zijn. Vragen die anderen voor hem wel hadden<br />

overdacht en waar later Galton antwoord op zou geven.<br />

SirWilllarn J .Herschel (1833~1917)<br />

Hij was door Engeland uitgezonden naar Brits-India. Hij was in<br />

het district Hooghiy, met als hoofdstad Calcutta, als ambtenaar<br />

van de Brits-indische "Civil Service-" werkzaam gedurende de<br />

jaren 1853 -1878. In zijn werk maakte hij voor het eerst kennis<br />

met de toepassing van vingerafdrukken. Zoals al beschreven was<br />

het in deze landen een gewoonte om bijvoorbeeld contracten te<br />

ondertekenen en te voorzien van een vinger of handpalm afdruk.<br />

Herschel voorzag de handpalm van Radyadhar Konai van inkt en<br />

plaatste deze op de achterzijde van het contract. Op grond van dit<br />

document claimde hij de eerste te zijn die vingerafdrukken<br />

gebruikte voor identificatie. Historici hebben natuurlijk<br />

aangegeven dat al eerder in de oudheid afdrukken met dat doel<br />

zijn vervaardigd. Op het moment van vervaardigen van het<br />

contract wist Herschel waarschijnlijk, net als de eerder genoemde<br />

toepassingen, nog niet precies de uniekheid van de vingerafdruk.<br />

Dit werd hem pas enkele jaren later duidelijk.<br />

Herschel is wel de persoon geweest die de mogelijkheden van de<br />

vingerafdruk heeft ingeschat en onderzocht<br />

Herschel ontdekte dat er veel fraude werd gepleegd bij de<br />

uitbetaling van pensioenen. Het gebeurde vaak dat de pensioenen<br />

van personen die al lang overleden waren, door familieleden of<br />

kennissen in ontvangst genomen werden. Om deze fraude te<br />

voorkomen, voert hij in 1858 de administratieve dactyloscopie in.<br />

Herschel liet iedere inlandse pensioengerechtigde<br />

dactyloscoperen. Deze vingerafdrukken werden in een<br />

verzameling ondergebracht. Bij elke uitbetaling moest nu de<br />

ontvanger van het pensioen met zijn vingerafdruk ondertekenen.<br />

Voor de uitbetaling werd de afdruk vergeleken met de afdrukken<br />

in de verzameling. Vervolgens voerde Herschel, bij wijze van<br />

proef de dactyloscopie ook in, in de onder zijn gezag staande<br />

gevangenissen, zodat aan de identiteitswisseling een einde kwam.<br />

Op deze wijze verzamelde hij duizenden vingerafdrukken,<br />

voornamelijk wijs- en middelvingers van de rechterhand. Nadat<br />

Herschel zijn idee op haar praktische bruikbaarheid had beproefd<br />

6


en tot gunstige resultaten was gekomen, deed hij het voorstel aan<br />

de hoofdinspecteur van het Gevangeniswezen om deze nieuwe<br />

methode, om personen te identificeren, in te mogen voeren in<br />

heel Bengalen. Op grond van praktische bezwaren ontving<br />

Herschel een afwijzend antwoord. In 1878 keert Herschel door<br />

tropenziekte verzwakt en moedeloos geworden terug naar<br />

Engeland. De publicaties van zijn ervaringen, onder anderen in<br />

"Nature" en zijn verzamelde materiaal was toereikend om Galton<br />

in de jaren 1880-1890 in de gelegenheid te stellen het<br />

wetenschappelijke bewijs te leveren, dat vingerafdrukken,<br />

gedurende een mensenleven onveranderlijk zijn.<br />

Dr.Henry Faulds (1843-1930}.<br />

Omstreeks 1879, vermoedelijk geheel onafhankelijk van de<br />

onderzoekingen van Herschel, ontdekt de Schotse arts H. Faulds<br />

verbonden aan het Tsukijl ziekenhuis in Tokio vingerafdrukken<br />

op oude Japanse vazen. Als fysioloog stelde hij belang in de vraag<br />

of afdrukken van de vingers van individuen van verschillend ras<br />

typische raskenmerken vertoonden. Hij constateerde dat, dat niet<br />

het geval was. Faulds stuurde Charles Darwin een brief waarin<br />

zijn ideeën met betrekking tot de vingerafdrukken vermeld<br />

stonden. Hij vroeg Darwin om assistentie. Echter Darwin was<br />

ziek en deze stuurde Faulds brief door naar zijn neef Francis<br />

Galton.<br />

De belangrijkste ontdekking die Faulds in 1880 deed, was dat:<br />

VINGERAFDRUKKEN, GEVON<strong>DE</strong>N OP <strong>DE</strong> PLAATS<br />

<strong>VAN</strong> HET MISDRIJF TOT I<strong>DE</strong>NTIFICATIE <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong><br />

DA<strong>DE</strong>R KUNNEN LEI<strong>DE</strong>N.<br />

Deze gedachte was absoluut origineel.<br />

Faulds publiceerde de ontdekking dat jaar in het tijdschrift<br />

"Nature", waarop Herschel reageert en de ontdekking claimt.<br />

Het was echter ook Faulds die een leidraad ontwierp voor het<br />

samenstellen van een dactyloscopisch signalement waarbij, in<br />

tegenstelling tot Herschel, die afdrukken van de wijsvinger en<br />

middelvinger gebruikte, alle TIEN de vingers betrokken werden.<br />

Herschel, als praktisch ingestelde politieambtenaar en Faulds,als<br />

wetenschapper, hebben elkaar zodanig aangevuld dat de<br />

resultaten van hun onderzoekingen de grondslagen vormden<br />

voor het onderzoek van Galton. Feiten hebben later aangetoond<br />

dat Faulds de eerste was die aantoonde dat de dactyloscopie een<br />

waardevol middel was bij de opsporing en veroordeling van<br />

misdadigers.<br />

Thomas Taylor, een onderzoeker in Washington die veel met<br />

de microscoop werkte beschreef in 1877, net als Faulds, dat in de<br />

vingers en handpalmen bijzondere punten aanwezig zijn die<br />

vermoedelijk tot identificatie van criminelen kan leiden. Naast<br />

deze publicatie in "The American Journal of Microscopie" is<br />

weinig bekend van Taylor.<br />

7


Gilbert Thompson, een Amerikaanse ambtenaar van de<br />

topografische dienst in Nieuw-Mexico, gebruikte in 1882 zijn<br />

duim afdrukken op cheques en andere waardevolle papieren ter<br />

voorkoming van fraude. Op de getallen zette hij zijn duim<br />

afdrukken, zodat raderingen en vervalsingen van de cijfers<br />

onmogelijk werd.<br />

Alphons Bertillon (1853-1914).<br />

Hij trad in 1879 in dienst van de Parijse politie in Frankrijk. Het<br />

herkennen van recidivisten van misdrijven werd gedaan aan de<br />

hand van confrontaties door politiemensen, die daarvoor een<br />

extra geldelijke beloning ontvingen. Hierdoor ontstonden<br />

begrijpelijkerwijs mistoestanden. Er was wel een systeem met<br />

foto's, maar dat voldeed op den duur niet meer. Bertillon stelde<br />

voor om bij de foto's een kaart met 11 getallen, inhoudende een<br />

formule, te voegen. Deze getallen kwamen overeen met de<br />

afmetingen van bepaalde niet of zeer weinig veranderlijke<br />

lichaamsdelen, die in een vastgestelde volgorde van<br />

belangrijkheid, samen kenmerkend zouden zijn voor één<br />

persoon.<br />

Deze methode was gegrond op de theorie van de bekende<br />

Belgische statisticus en antropoloog Adolphe Quételet, die inhield<br />

dat bij geen twee mensen alle lichaamsdelen gelijk zijn en dat<br />

beenderen vanaf de 20-jarige leeftijd niet van lengte veranderen.<br />

In 1860, 19 jaar voor Bertillon in dienst van de Sureté trad, had<br />

de gevangenisdirecteur Stevens van de gevangenis in Leuven,<br />

België, reeds gewezen op de leer van Ouételet. Hij had<br />

voorgesteld om alle volwassen gevangenen te meten, te<br />

registreren en te classificeren. Hij kreeg daarvoor geen<br />

toestemming.<br />

Eind 1882 mocht Bertillon voor een proefperiode van drie<br />

maanden bewijzen dat zijn systeem zou werken. In de laatste<br />

week van die periode boekte hij succes. Daarna volgde meer<br />

successen, en de Bertillonage kreeg in Europa steeds meer<br />

bekendheid. De proeftijd werd voor onbepaalde tijd verlengd. In<br />

1885 publiceerde Bertillon zijn systeem en in 1888 werd zijn<br />

systeem in geheel Frankrijk ingevoerd.<br />

In 1888 had Galton voor het eerst contact met Bertillon en stelde<br />

hem voor om de dactyloscopie als identificatiemiddel te<br />

gebruiken. Dit omdat dit een eenvoudiger middel tot identificatie<br />

was dan het omslachtige verrichten van metingen aan mensen.<br />

Bertillon wilde hier niet aan en heeft zich lang tegen de<br />

dactyloscopie verzet, hoewel hij af en toe zelf een succes had met<br />

de identificatie van Vingerafdrukken.<br />

In 1902 trof hem het “noodlot” dat hij bij het fotograferen van<br />

een moord vingerafdrukken aantrof op een stuk glas. Het waren<br />

de duim, wijs-, middelringvinger. Bertillon nam vanaf 1894<br />

heimelijk de afdrukken van misdadigers van de rechter duim,<br />

wijs-, middel en ringvinger. De gefotografeerde sporen prikkelde<br />

8


hem om in zijn systeem te gaan zoeken. Met zijn medewerkers<br />

was hij dagenlang bezig. Ze vonden de afdrukken in het systeem,<br />

die onmiskenbaar overeenkwamen met de afdrukken van een<br />

eerder veroordeelde, namelijk Henri Leon Scheffer. Het was de<br />

eerste moord op het vaste land van Europa, die alleen met behulp<br />

van de dactyloscopie werd bewezen. Maar toch bleef Bertillon van<br />

mening dat zijn systeem superieur was aan dat van de<br />

dactyloscopie. In Frankrijk ontstond dan ook de legende dat<br />

Bertillon de ontdekker zou zijn van de waarde van de<br />

vingerafdruk. Echter nooit heeft Bertillon de theorieën van<br />

Galton geaccepteerd. Ook de raad van de welwillende en de hem<br />

vriendelijk gezinde criminoloog Dr. Locard sloeg hij in de wind.<br />

Locard deed al vele jaren experimenten met vingerafdrukken<br />

(Locard wordt apart beschreven).<br />

In 1908 werd de dactyloscopie in Frankrijk ingevoerd. De<br />

persoonsbeschrijving volgens Bertillon werd gedeeltelijk<br />

afgebouwd en nog enige tijd beperkt toegepast.<br />

In 1914 stierf Bertillon en in dat jaar werd er in Monaco een<br />

politiecongres gehouden. De opvolger van Bertillon, M. David<br />

stelde daar voor om de dactyloscopie als identificatiemiddel in te<br />

voeren. Vanaf dat moment ging Frankrijk definitief over tot de<br />

dactyloscopie als identificatiemiddel en werd het Bertillonsysteem<br />

niet meer gebruikt.<br />

Wilhelm Eber.<br />

Eber, een dierenarts in Berlijn, stelde in 1888 aan de Pruisische<br />

minister van binnenlandse zaken voor, om van alle misdadigers<br />

de handafdrukken af te nemen. Deze zouden dan vergeleken<br />

kunnen worden met latere afdrukken gevonden op een plaats van<br />

het misdrijf. Hij ontving een afwijzend antwoord omdat de<br />

praktische bruikbaarheid nog niet werd ingezien. Eber noemde<br />

zijn handafdrukken "Jodogrammen". Hij gebruikte namelijk<br />

jodium voor het zichtbaar maken. Het fixeermiddel wat hij<br />

gebruikte, is nooit bekend geworden. Zijn aandacht was op de<br />

papilairlijnen gevallen door de bloederige afdrukken die<br />

dierenartsen en slagers achterlieten op handdoeken in de<br />

slachthuizen.<br />

Sir Francis Galton (1822-1911).<br />

Zoals eerder genoemd was hij de neef van Charles Darwin. Galton<br />

was zelf een groot wetenschapper. Hij had verschillende<br />

interesses, maar in wezen was hij antropoloog (leer van de mens<br />

als natuur historisch wezen). In 1885 had hij in het South<br />

Kensington Museum in Londen een antropometrisch<br />

laboratorium.<br />

In 1888 bezocht Galton, A. Bertillon in verband met een lezing<br />

door hem te houden over het Bertillonage identificatiesysteem. In<br />

1882 werd in Frankrijk officieel de antropometrie bij de Parijse<br />

politie ingevoerd als identificatiemiddel. Bertillon was de grote<br />

animator en uitvoerder. Na het bezoek aan Bertillon oriënteert<br />

9


Galton zich eveneens op andere identificatiemogelijkheden. Hij<br />

kwam zodoende in contact met Sir William J .Herschel, waarna<br />

hij zich nauwgezet ging bezighouden met de methode van<br />

identificeren door middel van vingerafdrukken.<br />

Herschel had zijn onderzoeksbescheiden in handen gesteld van<br />

Galton.<br />

Het eerste wat Galton trachtte op te lossen, was de vraag of er<br />

rassenkenmerken zijn aan te wijzen in de vingerafdrukken van<br />

mensen van verschillende afkomst. Hij kwam, evenals Faulds<br />

eerder maar nu na een gedegen onderzoek tot de conclusie dat<br />

een dergelijk onderscheid niet te maken was. De conclusie daarop<br />

was weer dat vingerafdrukken voor identificatiedoeleinden<br />

toegepast kunnen worden op alle mensen, zonder onderscheid in<br />

ras te maken. Daarna ging Galton over tot het verwezenlijken van<br />

het idee om de vingerafdrukken in dienst van justitie te stellen.<br />

Na een grondig onderzoek kwam hij in zijn boek "Fingerprints",<br />

dat in 1892 verscheen, tot de volgende conclusies:<br />

1. De loop van de papillairlijnen blijven gedurende het<br />

gehele leven onveranderlijk. (Onveranderlijkheid)<br />

2. De verscheidenheid van de vingerafdrukken is zo<br />

groot dat duizenden personen zonder moeite kunnen<br />

worden onderscheiden (Uniciteit)<br />

3. Vingerafdrukken kunnen worden geclassificeerd (<br />

Classificeerbaarheid).<br />

Een eeuw nadat Mayer in 1788 grondslagen van de dactyloscopie<br />

formuleerde voegde Galton er met zijn conclusies nog twee aan<br />

toe. Dit zijn de grondslagen, conclusies waarmee op de dag van<br />

vandaag gewerkt wordt. Momenteel hanteren we nog een vierde<br />

grondslag namelijk:<br />

4. Vingerafdrukken bezitten goed herkenbare<br />

karakteristieken waardoor herkenning in detail en<br />

identificatie mogelijk zijn.<br />

In 1895 verscheen het tweede boek van Sir Francis Galton<br />

genaamd 'Fingerprints directory". Daarin wordt een verbeterde<br />

registratiemethode beschreven.<br />

Galton onderscheidt in tegenstelling tot Purkinje 4 hoofdgroepen<br />

A (bogen), T (tentbogen), 1 (lussen) en de W (kringen).<br />

Ondanks de mooie en goede resultaten bleef men in Engeland<br />

nog enigszins weifelend tegenover de dactyloscopie staan. Vanaf<br />

1895 werd in Londen in de gevangenissen een aantal metingen<br />

aan veroordeelden verricht en er werd een dactyloscopisch<br />

signalement afgenomen. Dit met de bedoeling om de juiste<br />

personen hun straf uit te laten zitten.<br />

10


Edward Henry (1850-1931).<br />

Henry bekleedde sinds 1891 de post van Inspecteur Generaal van<br />

de politie te Calcutta, in de provincie Bengalen van Brits Indië.<br />

Hij werkte dus in dezelfde provincie als 15 jaar daarvoor<br />

W.Herschel. Hij voerde daar direct het Bertillonage in, maar<br />

beperkt het aantal metingen tot zes. Op de meetkaarten werden<br />

ook enkele vingerafdrukken als bijzonder kenteken vastgelegd.<br />

Uit het boek "Fingerprints" van Galton kwam Henry tot de<br />

conclusie dat het Galton niet gelukt was een registratiesysteem<br />

voor grote hoeveelheden vingerafdrukken te ontwikkelen. In<br />

1894 bezoekt Henry, tijdens een Europees verlof, Sir Francis<br />

Galton en laat hij zich het vingerafdrukkensysteem uitleggen. Hij<br />

raakt in de ban van vingerafdrukken. In 1896 vervolmaakt Henry,<br />

die direct de grote waarde van de dactyloscopie inzag, het<br />

classificatie systeem van Galton. Dit classificatiesysteem werd het<br />

GALTON-HENRY systeem, ook wel het Henry systeem genoemd.<br />

Door de wetenschappelijke bestudering van de grondslagen van<br />

Galton en het praktische organisatietalent van Henry kon dit<br />

classificatiesysteem ontstaan. Het gaat uit van vijf<br />

hoofdpatronen,<br />

A: arch (boog)<br />

T: tented arch (tentboog)<br />

R: radiaal (lus)<br />

U: Uinair (lus)<br />

W: whorl (kring)<br />

Dit classificatie systeem was de sleutel om een gevonden spoor<br />

met de hand doeltreffend te zoeken in een verzameling van<br />

vingerafdrukken. Mede dankzij de inspanning van Henry wordt<br />

in 1897 de dactyloscopie in Brits- Indië ingevoerd, ten koste van<br />

het Bertillon-systeem. Nadat in 1898 het boek "Classification and<br />

uses of fingerprints” geschreven door Sir Henry is verschenen,<br />

verspreidde de dactyloscopie zich langzaam in Europa.<br />

In 1901 werd Henry benoemd tot plaatsvervangend<br />

politiepresident en tot chef van de onderzoeksafdeling van de<br />

Londense politie. Hierop werd de dactyloscopie als enige<br />

identificatiemiddel in Engeland ingevoerd. In 1902 was de eerste<br />

rechtszaak in Engeland waar de vingerafdruk als bewijsmiddel<br />

werd aanvaard.<br />

Juan Vucetich (1855-1925).<br />

In 1891 kreeg, Vucetich, de uit Kroatië afkomstige Argentijn<br />

hoofd van het antropometrisch bureau van de provinciale politie<br />

in BuenQs Aires de opdracht een antropometrisch bureau op te<br />

zetten op basis van het 'Bertillonage systeem".<br />

Naar aanleiding van een publicatie in het tijdschrift "Revue<br />

Scientificue" ontwikkelde hij in Argentinië een<br />

classificatiesysteem voor vingerafdrukken. Hij gebruikte 4<br />

hoofdgroepen voor zijn systeem ( hoge afdrukken met delta<br />

rechts; afdrukken met delta lijn en afdrukken met 2 delta's). Ook<br />

Vucetich was na gedegen onderzoek tot de conclusie gekomen dat<br />

11


vingerafdrukken onveranderlijk en bijzonder geschikt zijn als<br />

identificatiemiddel.<br />

Op 19 juni 1892 vond in de buitenwijken van Necochea<br />

(Argentinië) een moord plaats. Twee kinderen van Francisca<br />

Rojas werden vermoord. Uit getuige verklaringen bleek dat Rojas<br />

op een bepaald moment de buurt in rende en riep: "Mijn<br />

kinderen .., hij heeft mijn kinderen gedood ... Velasquez". Toen<br />

de buren gingen kijken, troffen ze de beide kinderen aan met<br />

ingeslagen schedels. Rojas verklaarde dat Velasquez graag met<br />

haar wilde trouwen, maar zij had dat geweigerd omdat ze verliefd<br />

was op een andere man. Velasquez was eerder op de dag van de<br />

moord nog langs geweest maar zij had geweigerd ooit met hem te<br />

trouwen. Hij was kwaad geweest en had naar haar zeggen de<br />

kinderen bedreigd. Velasquez werd op deze verklaringen<br />

aangehouden maar hij ontkende, zelfs nadat de politie hem een<br />

tijdje bij de vermoorde kinderen had gezet. De lokale politie<br />

vroeg assistentie en Alverez van de centrale politie stelde ook een<br />

onderzoek in en ging naar de plaats van het misdrijf. Hij had les<br />

gehad van Vucetich, dus ook een oog voor vingerafdrukken. Hij<br />

vond een vingerafdruk in bloed op de deur van de slaapkamer.<br />

Hij wilde dat van de moeder Rojas vingerafdrukken werden<br />

gemaakt. Deze vergeleek hij met het spoor in bloed en hij zag<br />

duidelijke overeenkomsten. Hij confronteerde Rojas hiermee<br />

waarop zij de moord op haar kinderen bekende. Zij verklaarde<br />

dat de kinderen haar huwelijk met een andere man in de weg<br />

stonden. Vucetich is hiermee de eerst in de wereld die een<br />

misdrijf met behulp van vingerafdrukken heeft opgelost. In de<br />

rest van de wereld maakte dit echter geen indruk. De reden<br />

hiervoor is waarschijnlijk dat Argentinië geen wetenschappelijk<br />

aanzien had.<br />

Een andere bijzonderheid is dat het woord dactyloscopie voor het<br />

eerst gebruikt werd door Juan Vucetich. Het werd hem ingegeven<br />

door een arts.<br />

Het woord dactyloscopie is samengesteld uit twee<br />

Griekse woorden: "dactylos" dat "vinger" betekend en<br />

"skopein" dat "kijken naar' of "beschouwen "betekent.<br />

Na een hevige strijd tussen politiechefs, die het antropometrisch<br />

systeem van Bertillon wilden handhaven en Vucetich, die de<br />

dactyloscopie als identificatiemiddel voorstond, werd in juni<br />

1896 definitief gekozen voor de dactyloscopie en was Argentinië<br />

het eerste land ter wereld dat de vingerafdruk als enige basis voor<br />

de politionele identificatiedienst had ingesteld. Het succes bleef<br />

niet uit. Vucetich was overigens onwetend van de onderzoekingen<br />

in Europa en het verre Oosten. Zijn onderzoekingen heeft hij<br />

geheel zelfstandig uitgevoerd. In 1901 en in 1905 sprak Vucetich<br />

op twee congressen in Zuid-Amerika over zijn<br />

identificatiesysteem. Hiermee werd de grondslag gelegd voor de<br />

invoering van de dactyloscopie in Zuid-Amerika: in 1903 in<br />

12


Brazilië en Chili, in 1906 in Bolivia, in 1908 in Peru, Paraguay en<br />

Uruguay.<br />

M. Forgeot.<br />

Deze franse medicus publiceerde in 1891 een wetenschappelijk<br />

werk over het onderzoek op de plaats delict. Hij beval het gebruik<br />

van poeders aan om dactyloscopische sporen zichtbaar te maken.<br />

E. Locard (1877-1966).<br />

Locard was professor aan de universiteit van Lyon. Deze Franse<br />

criminalist onderzocht op welk moment we kunnen spreken van<br />

een identificatie. Hij maakte daarbij ook gebruik van de positie<br />

van poriën en de uniekheid van papilairlijnen. Na onderzoek<br />

beschreef hij in 1914 de drie ondergrenzen en mogelijkheden die<br />

zich bij een identificatie kunnen voordoen.<br />

1. Wanneer er meer dan 12 duidelijke punten (van<br />

overeenkomst) aanwezig zijn en de afdruk duidelijk is de<br />

identificatie absoluut zeker.<br />

2. Wanneer er 8 tot 12 punten van overeenkomst zijn, hangt<br />

de zekerheid af van:<br />

a. de zuiverheid van de afdruk;<br />

b. de zeldzaamheid van de patroon;<br />

c. de aanwezigheid van de kern in de patroon of van<br />

de delta in het te vergelijken deel;<br />

d. de aanwezigheid van poriën (poroscopie);<br />

e. de volkomen, duidelijke overeenkomst in de<br />

breedte en lengte van de lijnen en de groeven.<br />

In dit geval moeten meerdere deskundigen, 0nfahankelijk van<br />

elkaar, tot dezelfde mening komen.<br />

Arthur Kolimann<br />

Hij verrichtte in Hamburg veel onderzoek naar de tastzin van de<br />

mens en de ontwikkeling daarvan. Hij was de eerste die<br />

publiceerde (1883) dat de ontwikkeling van de papilairlijnen in<br />

het embryo plaatsvindt en dat de ontwikkeling hiervan wordt<br />

beïnvloed door fysieke invloeden van buitenaf. Hij ontdekte ook<br />

de aanwezigheid van kussentjes op de handen en voeten.<br />

Davis Hepburn<br />

Hij benoemde, in 1895, zelfs al twee kussentjes in de handpalm.<br />

Namelijk de Thenar en de Hyphothenar. Hij stelde ook vast dat<br />

de papilairlijnen niet alleen voor de tastzin, maar ook voor de<br />

grip van belang zijn.<br />

Inez Whipple (1871-1929).<br />

Whipple werkte, nadat ze was afgestudeerd, als professor<br />

assistente in Massachusetts. Daar waar ze werkzaam was op het<br />

gebied van de dierenkunde, ontmoette ze professor Harris<br />

Hawthorne Wilder (1864-<br />

13


Ze waren beide geïnteresseerd in de dermatologie. Bovendien<br />

waren ze beide betrokken bij projecten en hun samenwerking<br />

ging zo goed dat ze met elkaar zijn getrouwd. Haar belangrijkste<br />

publicatie was "The Ventral Surface of the Mammalian - With<br />

Special Reference to the Conditions Found in Man" (1904).<br />

Hierin beschreef ze de ontwikkeling van het oppervlak van de<br />

huid van dieren in samenhang met die van de mens. Dus, van<br />

dieren in de oudheid voorzien van schubben met haren en poriën,<br />

tot het ontstaan van papilairlijnen en patronen bij mensen.<br />

Dr. Robert Heindl<br />

Heindl is een andere belangrijke onderzoeker van de wetenschap<br />

van de dactyloscopie. Hij was Duitser en in 1921 komt in Berlijn<br />

zijn standaardwerk over de dactyloscopie uit genaamd: "System<br />

und Praxis der Dactyloscopie und der sonstigen technische<br />

Methoden der Kriminalipolizei". Heindl was de eerste die in<br />

Duitsland de invoering van de dactyloscopie ter registrering van<br />

misdadigers heeft voorgestaan. Hij was achtereenvolgens chef<br />

van de herkenningsdienst van Dresden. Deze dienst heeft de<br />

oudste dactyloscopische verzameling. Vervolgens werd hij leider<br />

van de Dresdener recherche, Regierungsrat en Oberregierungsrat<br />

van het ministerie van binnenlandse zaken van Saksen. In 1919<br />

werd hij "Geheimrat" of consul generaal bij het Duitse<br />

rijksministerie van buitenlandse zaken. Later werd hij nog<br />

benoemd tot commissaris van dit ministerie.<br />

Heindl heeft onderzoek gedaan naar het ontstaan van de<br />

papillairlijnen. Hij vond dat deze ontstaan tussen de 90ste en<br />

12oste dag van de zwangerschap. Hij stelde dit vast door<br />

microfotografische opnames te maken van embryovingers. Bij<br />

onderzoek bleek dat onder elke papillairlijn een door kliertjes<br />

gevormde plooi aanwezig is. Elke papillairlijn aan de buitenkant<br />

van de huid komt dus overeen met een rij klieren aan de<br />

onderzijde van de huid. Bij vier maanden oude embryo's zijn de<br />

klierplooien volledig van de vingertop tot aan het gewricht<br />

ontwikkeld. Klierplooien en papillairlijnen ontstaan het eerst aan<br />

de top van de vingers en ontwikkelen zich verder tot aan het<br />

polsgewricht. Tussen de eenmaal ontstane lijnen ontstaan geen<br />

nieuwe lijnen. Nieuwe klierplooien en papillairlijnen sluiten<br />

steeds aan bij de onderste gevormde klierplooien en<br />

papillairlijnen. Hiermee bewees Heindl dat papillairlijn figuren,<br />

zodra die eenmaal ontwikkeld zijn niet meer kunnen veranderen.<br />

Zou het huidoppervlak op enigerlei wijze beschadigd worden, dan<br />

moet de figuur weer in geheel dezelfde details aangroeien, omdat<br />

de klieren in het binnenste van de huid steeds hetzelfde blijven.<br />

Het bewijs dat geen mens dezelfde vingerafdrukken heeft, kan<br />

geleverd worden langs empirische weg. (voor zover dat dit<br />

praktisch mogelijk is). Proefondervindelijk is vastgesteld dat er<br />

geen twee mensen zijn die dezelfde papillairlijnen vertonen. Deze<br />

stelling is ook te bewijzen langs mathematische weg. Bij de<br />

invoering van de dactyloscopie als identificatiemiddel hebben<br />

14


velen getracht om de kans te berekenen dat twee vingers op<br />

elkaar lijken. Berekeningen zijn bekend van: Galton, Henry en<br />

Balthazard, Trauring, Dr. W.F .Hesselink e.a..<br />

Gesteld kan worden dat vóór het"uitbreken van de eerste<br />

Wereldoorlog de dactyloscopie volledig was ingevoerd in Europa.<br />

Voordat de dactyloscopie in Engeland werd toegepast, was er<br />

regelmatig sprake van persoonswisselingen. Soms werden<br />

verdachten veroordeeld die achteraf onschuldig bleken te zijn.<br />

Om de problemen van de identiteitsvaststelling te onderzoeken<br />

werd een commissie geïnstalleerd. De commissie onderzocht de<br />

mogelijkheden van de antropologie en die van de dactyloscopie.<br />

Daarvoor werden diverse experts geraadpleegd waaronder Sir<br />

Edward Henry. Hij weet de commissie te overtuigen van de<br />

waarde van de vingerafdrukken. Na rapportage van de commissie<br />

wordt in 1900 in Engeland de dactyloscopie ingevoerd. De<br />

commissie staat bekend om de 'Beliper commissie".<br />

Dactyloscopie in de Verenigde Staten.<br />

Rond de eeuwwisseling kenden veel staten van Noord Amerika<br />

het Bertillonage. Daarnaast werden in verschillende staten<br />

vingerafdrukken genomen. Vaak omdat bewezen werd dat bij<br />

persoonswisselingen de juiste naam sneller via een<br />

vingerafdrukkensysteem te achterhalen was. Op den duur was er<br />

een grote versnippering van vingerafdruksystemen. In 1924 trad<br />

J .Edgar Hoover aan als chef van de FBI. De eerste maatregel<br />

die hij nam was de aanpak van de identificatie van de<br />

misdadigers. Het bleek niet eenvoudig te zijn om de<br />

verzamelingen van de zelfstandige politiekorpsen van de staten<br />

en steden van de V.S. op een centraal punt te krijgen.<br />

In 1930 kreeg Hoover van het Congres officieel toestemming om<br />

een centrale verzameling aan te leggen. Er ontstond een<br />

gigantische verzameling en een identificatiedienst. Door de vele<br />

signalementen en identificatieonderzoeken kreeg de betekenis en<br />

de bruikbaarheid van de vingerafdruk een duidelijke bevestiging.<br />

Dat er veel werk was voor deze dienst, was dank zij de ontzaglijke<br />

golf van criminaliteit die er uitbrak tussen 1924 en 1936. De<br />

dactyloscopie had nog nimmer zo haar betekenis en<br />

onfeilbaarheid bewezen.<br />

Vanaf 6 januari 1934 volgen een aantal dramatische<br />

gebeurtenissen. Op die dag werd de moordenaar Jack Klutas bij<br />

zijn woning aangehouden. Toen hij een wapen trok om zich aan<br />

de aanhouding te onttrekken, werd hij door de politie<br />

doodgeschoten. Routinematig wilde men zijn vingerafdrukken<br />

nemen. Echter de vingers van Klutas gaven geen<br />

vingerafdrukken. Was het toch mogelijk om de papilairlijnen op<br />

de vingers te veranderen of in het geheel weg te werken? Zou dit<br />

het einde van de inmiddels, tot meest waardevol<br />

15


identificatiemiddel beschouwde, methode betekenen? Hoover<br />

werd op de hoogte gebracht en deze gaf de huidspecialisten van<br />

het universiteitsziekenhuis te Chicago opdracht om een<br />

onderzoek in te stellen. De uitslag gaf opluchting. Jack Klutas had<br />

door een arts de huid van zijn vingertoppen laten verwijderen om<br />

een identificatie te verhinderen indien hij nogmaals gearresteerd<br />

zou worden. Maar in de nieuwe huid die zich over de wonden had<br />

gevormd, tekenden zich de oude papilairlijnen weer af.<br />

Ditzelfde was het geval met de twee misdadigers Carpis en<br />

Baker. Zij lieten zich door de aan alcohol verslaafde arts<br />

Dr.J.P. Moran voor veel geld ontdoen van de huid van hun<br />

vingers. De pijn werd gestild met morfine. Bij het genezen van<br />

hun wonden bleken de papilairlijnen weer terug te komen.<br />

Dokter Moren werd niet lang daarna in volslagen dronkenschap<br />

het Michiganmeer opgevaren en verdronken.<br />

In mei 1934 moest de bendeleider en moordenaar John<br />

Dillinger zich voor de politie verbergen. Echt verbergen kon hij<br />

zich niet, omdat hij door een onweerstaanbare drang naar de<br />

bioscoop werd gedreven, Daarom besloot hij om zijn uiterlijk te<br />

veranderen. Maar hij diende ook zijn vingerafdrukken<br />

te wijzigen, omdat deze hem direct zouden verraden. Voor 5000<br />

dollar waren twee plastische chirurgen Dr. W .Loeser en Dr.<br />

H.Cassecly bereid Dillinger te "veranderen". De veranderingen<br />

aan het gezicht stelde hem teleur en de artsen werden met een<br />

machinepistool bedreigd. Voorzichtig geworden behandelde Dr.<br />

Loeser de vingertoppen van Dillinger met een zuur totdat de<br />

papillairlijnen niet meer zichtbaar waren. Toen Dillinger op 22<br />

juli 1934 voor de Biograph-bioscoop in Chicago werd<br />

aangehouden en doodgeschoten, waren de papilairlijnen weer<br />

zichtbaar geworden. Bewezen was weer dat de papilairlijnen<br />

onuitwisbaar waren.<br />

In oktober 1934 vond de politie van Chicago het met kogels<br />

doorboorde lijk van de crimineel Gus Winkler. Nadat de<br />

vingerafdrukken genomen waren en deze vergeleken werden met<br />

zijn vingerafdrukkenkaart, bleek de formule niet overeen te<br />

komen. De middelvinger van de linkerhand bleek niet overeen te<br />

komen met de vingers van Gus Winkler. De identiteit van<br />

Winklcr stond echter onomstotelijk, vast omdat hij te bekend;<br />

was bij de politie. Opnieuw werd aan artsen opdracht gegeven de<br />

zaak te onderzoeken. De artsen hadden meer tijd nodig en<br />

uiteindelijk bracht een ambtenaar van de identificatiedienst<br />

uitkomst. In de linkermiddelvinger zaten oorspronkelijk twee<br />

delta's. Nu werd er maar een aangetroffen. De "behandelend" arts<br />

had slechts een deel van de vingerafdruk veranderd. Op de plaats<br />

van de ene delta zat een litteken. Het effect wat deze onbekende<br />

arts er mee bereikte was dat dit schokkender was dan in de<br />

gevallen dat de gehele huid werd verwijderd.<br />

16


De FBI ging nu met vooraanstaande chirurgen om de tafel zitten<br />

om over de veranderingen van de papillairlijnen te beraadslagen.<br />

Er werden uitgebreide proefnemingen gedaan. Vastgesteld werd<br />

dat veranderingen zoals bij Winkler slechts van tijdelijke aard<br />

waren. Het oorspronkelijk patroon herstelde zich weer.<br />

Er was slechts één mogelijkheid om de papillairlijnen blijvend te<br />

veranderen en dat was door het transplanteren van huid van bij<br />

voorkeur uit de handpalm naar de vingers. Het moet dan ook nog<br />

de huid van dezelfde persoon zijn. Littekens en breuken zouden<br />

dan wel in de afdrukken achterblijven, zodat dit effect<br />

opmerkzaam zou worden.<br />

Op 31 oktober 1941 werd in Texas een man aangehouden die zich<br />

Robert Pitte noemde. Hij was niet in het bezit van een kaart ter<br />

vervulling van zijn dienstplicht. Zijn vingers werden afgerold<br />

maar toonden geen papillairlijnen op de toppen. De FBI was nu<br />

ondanks dat het zeven jaar geleden was dat Winkler in de<br />

aandacht was geweest, voorbereid op de zaak. De littekens die op<br />

een huidtransplantatie wezen, waren duidelijk aanwezig. Pitts<br />

werd verder onderzocht en op de beide zijden van de borst<br />

werden vijf duidelijke littekens aangetroffen. De vraag kwam<br />

naar voren waarom deze jonge man dit had gedaan. Pitts zweeg.<br />

Uit onderzoek bleek dat negen jaar daarvoor in Virgina een<br />

Robert J,Philips wegens autodiefstal was aangehouden.<br />

Persoonsgegevens en foto paste bij Pitts. In de volgende jaren<br />

waren steeds vingerafdrukken gevonden van een man die onder<br />

de meest uiteenlopende namen voor gewapende overvallen was<br />

aangehouden en gestraft. De laatste arrestatie was van 28 maart<br />

1941. De FBI verhoorde medegevangen van Pitts. Uit het<br />

onderzoek bleek dat de arts Leopold W.A.Brandenburg uit<br />

New Yersey, die al meerdere keren met justitie van doen had<br />

gehad, zich er voor leende om dergelijke misdadigers te "helpen".<br />

Hij bekende Pitte c.q. Philips geopereerd te hebben.<br />

Belden werden veroordeeld tot tuchthuisstraffen.<br />

Dit was het laatste grote geval in de geschiedenis waarin<br />

geprobeerd werd de natuur en de dactyloscopie te misleiden,<br />

In197o beschikte de FBI over een enorme verzameling van bijna<br />

196 miljoen vingerafdrukkenbladen. Ook kende zij een<br />

monosysteem, waarbij het mogelijk was om een enkel gevonden<br />

spoor van een vingerafdruk op een plaats delict te kunnen<br />

identificeren. De ervaringen met deze gigantische verzameling<br />

(merendeel overigens van achtenswaardige burgers) was weer<br />

eens het bewijs voor de stelling dat iedere mens zijn eigen,<br />

onuitwisbare papillairlijnenbeeld op zijn vingers meedraagt.<br />

17


<strong>DE</strong> <strong>DACTYLOSCOPIE</strong> IN NE<strong>DE</strong>RLAND:<br />

Algemeen<br />

Voordat de dactyloscopie in Nederland werd ingevoerd, werd ter<br />

vaststelling van de identiteit van verdachten en veroordeelden<br />

het Bertilionsysteem ingevoerd. (KB staatsblad d.d. 22-2-1896).<br />

De antropometrische signalementskaarten werden hoofdzakelijk<br />

in huizen van bewaring en gevangenissen gemaakt. In 1932 werd<br />

dit systeem weer afgeschaft.<br />

Voordracht Te Wechel<br />

Op 6 september 1905 werd door D.A.te Wechel, inspecteur<br />

van politie te Rotterdam een voordracht gehouden voor de<br />

veertiende algemene vergadering der broederschap van<br />

hoofdcommissarissen en commissarissen van politie in<br />

Nederland, in het hoofdbureau van politie te Rotterdam. Deze<br />

voordracht ging over het stelsel van vingerafdrukken. In de<br />

ondertiteling van zijn voordracht stond dat dit stelsel in de<br />

voornaamste steden in het buitenland en in Rotterdam bij de<br />

politie werd toegepast. Toen hij deze lezing hield, was het<br />

genoemde "stelsel" al ruim een jaar op proef. Op 8 april 1908<br />

werd het eerste spoor aangetroffen op een plaats delict<br />

teruggevonden in de dactyloscopische verzameling en<br />

geïdentificeerd.<br />

Systeem Smallegange<br />

In 1906 kwam er een circulaire uit van het ministerie van Justitie,<br />

waarin werd voorgeschreven dat per 1 september van dat jaar<br />

naast de bestaande antropometrische signalementskaarten ook<br />

kaarten met vingerafdrukken naar het departement van Justitie<br />

gezonden moesten worden. In 1907 werd het systeem van<br />

Smallegange ingevoerd. Overigens werd zijn systeem niet<br />

voortgezet, toen Smallegange de dienst verliet.<br />

Systeem Pateer<br />

In maart 1911 identificeerde de Amsterdamse inspecteur van<br />

politie E.J.Pateer twee inbrekers waar van de namen<br />

voorkwamen in zijn dactyloscopische verzameling. Voor de<br />

dactyloscopische verzameling van de Amsterdamse politie<br />

gebruikte Pateer de subclassificatie van Galton- Henry. Aan de<br />

hoofdclassificatie gaf hij een praktische uitbreiding. De 5<br />

hoofdgroepen van Galton- Henry werden uitgebreid tot negen<br />

soorten zoals Purkinje die ook aangaf. Heindl had tegen deze<br />

gevormde hoofdgroepen het bezwaar dat in een deel daarvan<br />

typen worden geplaatst, die nogal eens in elkaar overgaan. Galton<br />

en Henry plaatsten in de hoofdgroepen die beelden die juist<br />

bijzonder duidelijk van elkaar te onderscheiden waren. Ondanks<br />

deze bezwaren werd dit systeem later ingevoerd bij de<br />

18


Rijksidentificatiedienst. De grondslag hiervan zal ongetwijfeld<br />

zijn dat H.J. Regenboog, komende van Amsterdam aangesteld<br />

werd als hoofd van die afdeling.<br />

G.H.A.Hoedt<br />

Het eerste Nederlandse werk op het gebied van de dactyloscopie<br />

is van oktober 1914 van G.H.A.Hoedt te Weltevreden in<br />

Nederlands Oost Indié. Hij schreef: "Handleiding voor<br />

dactyloscopie", in opdracht van de directeur van Justitie. Het<br />

betreft een boek over classificeren en identificeren.<br />

Eerste veroordeling<br />

De eerste bekende veroordeling op basis van dactyloscopisch<br />

bewijs is een inbraak, behandeld door de Rechtbank te<br />

Amsterdam op 18 maart 1914. In de jurisprudentie stond dat er in<br />

de afdrukken geen sprake mocht zijn van dactyloscopische<br />

verschilpunten. Tevens werd vermeld dat van de norm van 12<br />

punten in bijzondere gevallen afgeweken mocht worden.<br />

Onvoorwaardelijk geldt een minimum norm van 10 punten. Bij<br />

een aantal van 10 of 11 punten dienden er andere bijzondere<br />

dactyloscopische overeenkomsten te zijn die een bijdrage leveren<br />

aan de bewijswaarde. Dit zouden dan littekens, huidplooien,<br />

poriën, bijzondere formaties of andere punten kunnen zijn.<br />

Dr.R.Heindl in Nederland<br />

Op 7 december 1921 werd door Dr. R.Heindl in Amsterdam een<br />

lezing gehouden voor de Bond van inspecteurs bij de<br />

Amsterdamse politie. Ook andere vooraanstaande politiemensen<br />

van de Nederlandse politie waren daar bij aanwezig. Het eerste<br />

deel van die lezing ging over de dactyloscopie. Hij ging hierbij in<br />

op de bewijsvoering van de grondstellingen. Deze grondstallingen<br />

bleken in diverse publicaties door verschillende bekenden op het<br />

terrein van de dactyloscopie genoemd te worden, zonder dat daar<br />

een uitvoerig onderzoek aan voorafgegaan was. Ze werden als<br />

citaten overgenomen uit wetenschappelijke werken. In zijn lezing<br />

gaf Heindl aan hoe hij de grondslag: "De door papilairlijnen<br />

gevormde figuren zijn onveranderlijk" bewezen achtte. Zoals<br />

eerder omschreven had hij dit gedaan aan de hand van<br />

embryovingers. Klierplooien in de onderhuid veroorzaken de<br />

papillairlijnen. Zo kwam hij ook tot de constatering dat<br />

papilairlijnen ontstaan tussen de 90ste en 12oste dag van de<br />

zwangerschap. De grondslag: "Iedere mens heeft andere<br />

papillairlijnfiguren", wordt empirisch (proefondervindelijk)<br />

bewezen. Uit de tot dan toe bekende werken over de<br />

dactyloscopie is nooit gebleken dat twee gelijke<br />

papillairlijnfiguren ooit zijn aangetroffen. Heindl verklaarde dit<br />

aan 12 eeuwen onderzoek op dit gebied. Verder ging hij in zijn<br />

lezing in op de methode van zichtbaar maken en opnemen van<br />

19


vingerafdrukken. Hij maakte al een indeling in mechanische en<br />

chemische methoden.<br />

De mechanische methode is dan het voorwerp instuiven met<br />

argentoraat (aluminium poeder) en afnemen met "Weener<br />

foliën".<br />

Ook beval hij aan om alvorens de vingerafdrukken in te stuiven<br />

een proefafdruk te maken op hetzelfde materiaal.<br />

Als chemische methode noemde hij het jodiumprocédé. Andere<br />

door hem onderzochte, maar niet bruikbare mogelijkheden<br />

waren: osmiumzuur, kwikzilvernitraat, zilvernitraat, thiosulfaat,<br />

palladiurnchloruur, tannine, inktprocédé, verkoling en kleuring<br />

door werking van bacteriën.<br />

Om de Jodiumsporen langer zichtbaar te houden, plaatste hij het<br />

spoor tussen twee glasplaten, dat hij met tape afsloot. Een<br />

fixeermiddel had hij daarvoor nog niet ontdekt<br />

In zijn lezing ging Heindl verder in op het nut van de<br />

dactyloscopie. Hij ging er daarbij vanuit dat er vele duizenden<br />

strafkaarten in de registers van politie en justitie in Europa<br />

voorkwamen met valse namen. Ook zou dit gelden voor de<br />

dactyloscopische signalementen. Om dergelijke problemen te<br />

voorkomen stelde hij voor om van iedere persoon, bij het verlaten<br />

van de lagere school een volledig dactyloscopisch signalement te<br />

nemen en deze in een bestand op te nemen. Problemen met valse<br />

namen, misbruik van bestaande namen, identiteitsvaststellingen<br />

van onbekende doden en in hechtenis genomen personen zouden<br />

daarmee op te lossen zijn. De signalementen zouden dan op<br />

naam opgeborgen moeten worden, omdat een hoeveelheid<br />

signalementen ter grootte van een heel volk, moeilijk was onder<br />

te brengen in een systeem dat gebaseerd was op de registratie<br />

volgens de papillairlijnfiguren. Alleen de signalementen van<br />

personen van wie men zou kunnen verwachten dat zij zich aan<br />

bedrog t.o.v. hun identiteit schuldig zouden kunnen maken,<br />

bijvoorbeeld veroordeelden wegens het opgeven van een valse<br />

naam, voortvluchtige misdadigers, geesteszieken die<br />

vluchtgevaarlijk zijn en beroepsmisdadigers, dienden<br />

ondergebracht te worden in een register volgens de<br />

papillairlijnfiguren. Volgens Heindl zou dit op naam gestelde<br />

register ondergebracht moeten worden bij het parket van de<br />

officier van justitie, bij het schaduwregister van de burgerlijke<br />

stand. '<br />

Andere Publicaties<br />

De aankondiging van deze lezing stond in het Algemeen<br />

Nederlandsch Politie-weekblad van begin 1921. In het Politieweekblad<br />

nr. 393 van medio 1923 staat een zaak vermeld van een<br />

inbraak in Finsterwolde op 21 oktober 1921 gepleegd. De<br />

verdachte werd op 21 april 1922 veroordeeld door de Rechtbank<br />

20


te Winschoten tot een straf van 1 jaar en 6 maanden!! Het bewijs<br />

werd geleverd door slechts een op de PD aangetroffen<br />

vingerafdruk. De heer A. van Zoelen geeft dan commentaar op<br />

deze uitspraak. Hij verwijst eerst naar de lezing van Heindl,<br />

gehouden in 1921 te Amsterdam. De absolute bewijswaarde van<br />

de vingerafdruk wordt dan ontkend door de heer C.Segers in het<br />

blad "Themis, verzameling van bijdragen tot de kennis van het<br />

Publiek- en Privaatrecht".<br />

Ook in het Weekblad van het Recht nr. 10962 wordt de<br />

vingerafdruk als een belangrijk hulpmiddel gezien bij de<br />

opsporing van schuldigen, maar een beslissend bewijsmiddel<br />

mogen zij niet vormen. Zoelen constateert dan dat de uitspraak<br />

van de Winschoter rechtbank een belangwekkende uitspraak<br />

genoemd mag worden.<br />

In het Politie-weekblad nr. 397 reageert J.P .L.Huist,<br />

Gerechtelijk geneeskundige op het hiervoor genoemde artikel. Hij<br />

geeft aan dat het wiskundige bewijs dat twee vingerafdrukken<br />

identiek zijn niet geleverd is, en dat ook op die manier niet<br />

geleverd kan worden. Huist schrijft dan verder: "dat uit<br />

waarnemingen tot nu toe geleerd is, dat alle vingerafdrukken<br />

verschillend zijn en dat uit de grote hoeveelheid van<br />

waarnemingen de mening volgt, dat alle ook nog niet<br />

waargenomen verschillend zullen moeten zijn".<br />

Totdat gelijke vingerafdrukken zijn waargenomen moeten wij<br />

hieraan vasthouden". Een tweede grond waarop men mag<br />

aannemen dat vingerafdrukken verschillend zijn is, gelegen in de<br />

erfelijkheidsverschijnselen. Hij geeft verder aan dat uit<br />

onderzoekingen is gebleken dat bij verregaande verwantschap, ja<br />

zelfs bij onderzoek van eeneiige tweelingen geen overeenkomsten<br />

zijn aangetroffen.<br />

In het tweede deel van het artikel gaat Huist in op het vraagstuk<br />

of een vingerafdruk van een bepaalde persoon op de plaats delict<br />

(PD) gevonden, ook mag leiden tot veroordeling van de houder<br />

van deze vingerafdruk. Hij noemt dan het gebruik van de valselijk<br />

geplaatste vingerafdruk. Ook beschrijft hij een wat komisch geval<br />

uit Lyon. In die stad kwamen meerdere moorden voor, waarbij de<br />

vermoorde personen getekend werden met een bloederige<br />

vingerafdruk op het voorhoofd. Van de afdrukken werden foto's<br />

gemaakt en verzonden naar de herkenningsdienst te Parijs. Hier<br />

bleek de afdruk afkomstig te zijn van de gevreesde prefect van<br />

politie Lépine uit Lyon. De moordenaar had een afdruk van de<br />

duim van Lépine kunnen bemachtigen en hier een stempel van<br />

gemaakt.<br />

Verder noemt Huist het aantreffen van vingerafdrukken van<br />

personen op een P.D. waarvan later blijkt dat deze personen<br />

toegelaten zijn door een huisgenoot of gebruiker van het pand,<br />

zonder dat anderen daarvan op de hoogte zijn, bijvoorbeeld voor<br />

het hebben van een liefdesaffaire. Verder noemt hij nog de<br />

mogelijkheid dat handzame voorwerpen bewust of onbewust naar<br />

21


de P.D., zijn vervoerd. Kortom, een sterk pleidooi voor de waarde<br />

van de dactyloscopie.<br />

Centrale verzameling<br />

Op 31 oktober 1931 houdt de Amsterdamse hoofdinspecteur<br />

van politie IJsendijk in Utrecht een voordracht voor de Bond<br />

van hogere politieambtenaren in Nederland. Hij houdt daar een<br />

vurig pleidooi voor het opzetten van een landelijke<br />

dactyloscopische dienst.<br />

In 1932 werd het centraal Depot van Dactyloscopische<br />

signalementen opgericht en ondergebracht in het hoofdbureau<br />

van gemeentepolitie in Den Haag. Het was een onderdeel van het<br />

Departement van Justitie. Tevens kreeg het de taak om<br />

signalementen en foto's van verdachten te beheren. Voor de<br />

classificatie werd het systeem van Pateer gebruikt, omdat dit<br />

eenvoudiger van opzet zou zijn.<br />

Bij een circulaire van de Minister van Justitie werd op 27 juli<br />

'1934 een nieuwe vingerafdrukkenkaart vastgesteld. In maart<br />

1935 verschijnt van H.J .Regenboog, hoofd van de afdeling<br />

dactyloscopie en fotografie te Amsterdam, het boek<br />

"Dactyloscopie, Het Amsterdamse systeem". Dit systeem is<br />

gebaseerd op het systeem Pateer.<br />

Omstreeks 1939 werden de Rijksidentificatiedienst (RID) en de<br />

Rijksopsporingsdienst (ROD) opgericht en ondergebracht bij het<br />

ministerie van Justitie. Hoofd van die afdeling werd H.J.<br />

Regenboog. In 1945 werd de ROD ondergebracht bij het Bureau<br />

Criminele Voorlichting van het Directoraat Generaal van Politie.<br />

Op 10 juni 1956 ging de RID op in de afdeling criminele zaken<br />

van de Directie Politie. Onder deze afdeling viel ook het<br />

Gerechtelijk Geneeskundig Laboratorium en de Onderafdeling<br />

Opsporings Bijstand OOB. De Centrale Dactyloscopische Dienst<br />

(CDD) maakt deel uit van de OOB en verhuist naar de Raamweg<br />

in Den Haag. Op 15 februari 1972 wordt de OOB de Centrale<br />

Recherche Informatiedienst CRI. Op 1 maart 1961 verschijnt er<br />

een circulaire van het ministerie van Justitie: "Richtlijnen ter<br />

bevordering van een doelmatige opsporing". Deze circulaire heeft<br />

betrekking op de behandeling van verdachtenfoto's en op de<br />

centrale verzameling van dactyloscopische gegevens.<br />

Lokale geautomatiseerde systemen.<br />

In diverse grote steden werden lokale verzamelingen aangelegd.<br />

Veelal werden in die korpsen 2 signalementen vervaardigd.<br />

Namelijk een voor de lokale verzameling en het ander<br />

signalement voor de landelijke verzameling. De verzamelingen<br />

werden zodanig groot dat het zoeken hierdoor moeilijker werd.<br />

Enkele korpsen hebben hun verzameling daarom<br />

geautomatiseerd. Bijvoorbeeld in Groningen waar het systeem<br />

Groote werd toegepast, kon hierdoor effectief worden gezocht.<br />

Dit systeem berustte op het Pateersysteem, maar is door G.J.<br />

22


Groote uitgebreid. Hij paste zogenaamde codeercirkels toe, die op<br />

de delta (s) en op het kernpunt werden gelegd. In de cirkel (8<br />

mm) werd weer naar figuren gekeken. Deze coderingen kwamen<br />

op kaart te staan en opgeslagen. In 1972 is dit systeem<br />

geautomatiseerd, wat veel successen heeft opgeleverd.<br />

Momenteel is het systeem nog in gebruik in de regio Groningen.<br />

In Arnhem is het systeem Pateer volledig geautomatiseerd. Dit<br />

classificatiesysteem werd nog wat uitgebreid met enkele<br />

subclassificaties. De sub classificatie gaf een extra<br />

zoekmogelijkheid door de kern; de delta en de draairichting van<br />

kringen te coderen. Dit systeem, genoemd AH DAS<br />

(Arnhem Dactyloscopische Administratie Systeem) draait<br />

momenteel nog steeds maar is onder Access geplaatst.<br />

Technische recherche werkzaamheden.<br />

Hierin werd gesteld dat technische recherche werkzaamheden<br />

alleen goed uitgevoerd kunnen worden, als men over de vereiste<br />

deskundigheid, ervaring en uitrusting beschikt. Op grond van dit<br />

rapport merkt de minister van Justitie op, dat het technische<br />

bewijs steeds een grotere rol gaat spelen in de bewijsvoering. Het<br />

verzamelen en interpreteren van bewijsmateriaal moet alleen<br />

gebeuren door gecertificeerde technisch rechercheurs en<br />

deskundigen van landelijke politiediensten. Dit resulteerde in de<br />

oprichting van een werkgroep FT - Dacty Norm op 27-01-1994.<br />

Deze groep bestond uit: A.C.W. Koppens-; D.Rijpkema; J. van<br />

Deventer; H.E. Groenendal; J.C. Verhoef en A. van Zijl. Zij<br />

produceerden in nauwe samenwerking met "het land" een groot<br />

aantal dactyloscopische FT Normen. Een andere regeling die<br />

getroffen werd is het certificeren van dactyloscopen. Hiervoor is<br />

een speciale cursus gemaakt, welke wordt uitgevoerd door het<br />

ICR in samenwerking met de CRI.<br />

Ouick Check.<br />

De automatisering en de dactyloscopische toepassingen ervan<br />

zijn nog steeds niet ten einde. De Immigratie en Neutralisatie<br />

Dienst (IND) die ondermeer de asielaanvragen behandelt, wilde<br />

graag de mogelijk hebben om binnen 2 uur te weten of de<br />

vingerafdrukken van een asielaanvrager in de Nederlandse<br />

Collectie zitten. Hiervoor is in 1995 het Quick Check in gebruik<br />

genomen. De afdrukken worden gescand en verzonden om<br />

daarna direct te worden gezocht in de database van Havank. De<br />

uitslag gaat via de zelfde lijn als de aanvraag weer terug naar de<br />

aanvrager.<br />

HA<strong>VAN</strong>K 2000<br />

Eind 1999 is het Havank systeem vernieuwd. Hierdoor is het<br />

mogelijk sneller en doeltreffender met een dactyloscopisch spoor<br />

te zoeken. Deze ontwikkeling zal zich ook na 2001 doorzetten.<br />

Op dit moment wordt gewerkt aan een vervanger van het Dacty<br />

Namen systeem (DANA); DRESOS en de Dactyphone. Door deze<br />

23


3 systemen te vernieuwen door 1 systeem moet het mogelijk zijn<br />

nog sneller tot de uitslag van een zoeking te komen. De sporen en<br />

de informatie worden dan digitaal aangeboden, verwerkt en<br />

gezocht en vervolgens weer teruggekoppeld aan de aanvrager.<br />

Na eeuwen……. Eigenlijk is er niets en tegelijkertijd enorm veel<br />

veranderd. De waarde van de dactyloscopie is eeuwen geleden<br />

ingeschat. Voor de identiteit vaststelling werd de dactyloscopie in<br />

Azië al toegepast, echter dit zonder precies de waarde van het<br />

spoor te weten. Daarna is het wetenschappelijk onderzocht en<br />

zijn er grondslagen opgesteld en zijn er afspraken (normen)<br />

gemaakt. De automatisering van de dactyloscopie heeft veel<br />

veranderingen teweeggebracht. In feite zorgt de automatisering<br />

ervoor, dat de dactyloscopie in veel aspecten van onze dagelijkse<br />

samenleving wordt toegepast, net als bij de Chinezen in de<br />

oudheid<br />

Het woord dactyloscopie is afkomstig uit de Griekse taal.<br />

Dactylos betekent vinger en skopein betekent kijken.<br />

Dactyloscopie is dus het kijken naar vingers. Dit woord is door<br />

Purkinje eind 1800 voor het eerst gebruikt.<br />

Momenteel verstaan we onder de dactyloscopie:<br />

de wetenschap die zich bezig houdt met de bestudering<br />

van de vingerafdrukken.<br />

Wanneer in de tekst gesproken wordt over vingerafdrukken dan<br />

wordt daarmee ook de afdrukken van de handpalmen,<br />

vingerkootjes en de onderzijde van de voeten bedoeld. Namelijk<br />

op deze delen van het lichaam zijn ook de papilairlijnen<br />

aanwezig.<br />

De Huid<br />

De huid is het omhulsel, dat het individu van de buitenwereld af<br />

grenst. Het is op de longen na het orgaan met het grootste<br />

oppervlak. De huid heeft diverse functies. De belangrijkste zijn:<br />

1. Bescherming tegen allerlei invloeden van buitenaf.<br />

2. De temperatuurregeling van ons lichaam.<br />

3. Daar waar de huid is voorzien van papilairlijnen zorgt<br />

het voor wrijving, zodat we dingen beter kunnen<br />

vastpakken.<br />

4. De tast zin.<br />

De huid bestaat uit drie delen. Het bovenste (buitenste) gedeelte<br />

wordt gevormd door de opperhuid genoemd de epidermis.<br />

Daaronder ligt de lederhuid: genoemd de Dermis. Deze lagen<br />

vormen de huid in engere zin. Zie hiervoor figuur 1. Het onderste<br />

24


gedeelte is het onderhuidse bindweefsel (subcutis). Bindweefsel<br />

is weefsel dat dient tot verbinding en steun van andere weefsels<br />

en organen. Onder het bindweefsel bevindt de vetlaag welke geen<br />

deel uitmaakt van de huid. In de huid bevinden zich ook<br />

huidaanhangsels: talgklieren, zweetklieren, haarwortels en<br />

plaatsen waar nagels worden aangemaakt, het nagelbed.<br />

Epidermus.<br />

De epidermus bestaat voor het grootste deel uit één type cel: de<br />

keratinocyt en heeft een dikte van 0,1 tot 0,3 mm.. De<br />

keratinocyten worden in de onderste laag ( de basale laag)<br />

gevormd en schuiven van daaruit langzaam naar boven.<br />

Geleidelijk gaan ze over in een dode verhoornde cellaag, de<br />

hoornlaag, waar de cellen steeds losser tegen elkaar liggen. De<br />

verbinding tussen de afzonderlijke opperhuidcellen is van groot<br />

belang voor de bescherming van de huid, onder andere tegen<br />

uitdroging. De opperhuid is normaal slechts<br />

figuur 1<br />

enkele tienden van een millimeter dik, waarbij de hoornlaag niet<br />

meer is dan een dun vliesje. Op plaatsen waar de huid veel eelt<br />

25


evat, zoals de handpalmen en de voetzolen, is de hoornlaag<br />

extra dik.<br />

Doordat de cellen in de basale laag gemaakt worden, zal de huid<br />

bij een verwonding vrij snel herstellen. De afschilfering aan het<br />

oppervlak is, behalve op het behaarde hoofd bij roos en bij<br />

bepaalde huidziekten ( zoals psoriasis ), gewoonlijk niet<br />

zichtbaar.<br />

De opperhuid vormt in zijn geheel een natuurlijke barrière tegen<br />

chemische stoffen en fysische invloeden zoals zuren, uitdroging<br />

en beschadiging door zonlicht. De huid beschermt ons ook tegen<br />

het binnendringen van bacteriën, schimmels en virussen.<br />

Dermus<br />

figuur 2<br />

De dermus (lederhuid) is een 1 tot 3 mm dikke bindweefsellaag.<br />

De onderkant van de epidermus en de bovenkant van de dermus<br />

zijn niet vlak. De grens vertoont een sterk golvend patroon met<br />

uitstulpingen, waardoor beide lagen in elkaar grijpen en de<br />

epidermus verankerd ligt in de dermus. De uitstulpingen van de<br />

dermus die zich in de epidermus bevinden zijn de papillen of<br />

tastknobbels. Onder elke papillairlijn is een dubbele rij van deze<br />

papillen aanwezig. Zie hiervoor figuur 2.<br />

Wanneer we nauwkeurig naar de binnenzijde onze vingers kijken,<br />

zien we dat zich op de huid een aantal lijnen bevinden in een<br />

patroon. Deze lijnen worden huidlijsten of papillairlijnen<br />

genoemd. Deze lijnen worden voor de geboorte in de epidermus<br />

gevormd. Deze geven de vingers een goede grip. De<br />

papillairlijnen kunnen per persoon qua hoogte variëren van 0,1<br />

26


tot 0,4 mm en qua breedte variëren van 0,2 tot 0,7 mm. In de<br />

papillairlijnen zitten kleine openingen. Dit zijn de poriën die in<br />

verbinding staan met de zweetklieren. Deze klieren zorgen voor<br />

de temperatuurregeling en het uitscheiden van afvalstoffen.<br />

Over het gehele lichaam komen zweet klieren voor.<br />

Deze zijn onder te verdelen in de:<br />

Eccrine klieren<br />

Apocrine klieren<br />

Sebaceous klieren<br />

De Eccrine klieren zijn kleine klieren die zweet produceren.<br />

Deze klieren bevinden zich voornamelijk op de haarloze delen<br />

van het lichaam. In het bijzonder is er een grote concentratie aan<br />

de binnenzijde van de vingers, handen en voeten (37o/cm). De<br />

uitscheidingsproducten van deze klieren bevatten een aantal<br />

bestanddelen, waaruit het zweet is opgebouwd.<br />

Apocrine klieren zijn speciaal gebouwde grote klieren die zich<br />

voornamelijk rond de borst, geslachtsdelen, in de lies en in de<br />

oksels bevinden. Ook de oorsmeerklieren van uitwendige<br />

gehooruitgang mogen tot de Apocrine klieren worden gerekend.<br />

De Eccrine- en de Apocrine klieren zijn samen verantwoordelijk<br />

voor de aanmaak van zweet. Eccrinezweet is helder, waterig en<br />

reukloos. Apocrine zweet is troebel, minde goed vloeibaar en<br />

fluorescerend. Zweet bestaat voor 98% uit water. De overige<br />

stoffen bestaan zowel uit organische- als anorganische stoffen.<br />

De Sebaceous klieren scheiden vetten, was en alcoholen uit.<br />

Ook de talgklieren behoren tot deze groep, Ze bevinden zich over<br />

het gehele lichaam, met uitzondering van de vingers,<br />

handpalmen en de voetzolen. De meeste van deze klieren zitten<br />

op het hoofd en op de rug. Door de Sebaceous klieren worden<br />

NIET in water oplosbare organische stoffen geproduceerd. De<br />

stoffen die door deze klier worden uitgescheiden, verschillen<br />

naarmate men ouder wordt. Van 4 tot 15 jaar is de uitscheiding<br />

van de Sebaceous klier gering, Daarna neemt tot het 2oe jaar de<br />

productie toe. Vervolgens is de uitscheiding constant.<br />

27


<strong>DE</strong> AFDRUK:<br />

We kunnen nu vaststellen dat de vingers, handen en ook de<br />

voeten zijn bedekt met een dun laagje vet en zweet. Dit laagje<br />

wordt dus voor een groot deel veroorzaakt door de<br />

uitscheidingsstoffen van klieren, die zich in de huid bevinden.<br />

Door contact met de vingers vindt er overdracht plaats tussen de<br />

uitscheidingsstoffen en de sporendrager. De uitscheidingsstoffen<br />

zullen dan, in een bepaald patroon, veelal latent aanwezig zijn op<br />

de sporendrager. Door contaminatie, is het mogelijk dat zich in<br />

een vingerafdruk, lichaamsvreemde stoffen bevinden.<br />

<strong>DE</strong> GRONDSLAGEN:<br />

In het hoofdstuk "de geschiedenis" kunnen we lezen dat<br />

verschillende personen onderzoek hebben gedaan naar het<br />

papillairlijnenbeeld op onze handen. Zij zijn veelal zonder op de<br />

hoogte te zijn van elkaars onderzoek tot bepaalde conclusies<br />

gekomen.<br />

Galton heeft na onderzoek een aantal belangrijke conclusies<br />

beschreven. Op deze zogenaamde grondslagen berust de huidige<br />

dactyloscopie.<br />

28


We kennen tegenwoordig 2 grondslagen en 2 afgeleide<br />

grondslagen.<br />

1. het papillairlijnenbeeld op de vingers, handpalmen en<br />

voetzolen blijft gedurende het leven en tot ver na de dood<br />

onveranderlijk;<br />

2. er bestaan geen twee papillairlijnen beelden afkomstig<br />

van vingers, handpalmen, voetzolen of overeenkomstige<br />

delen daarvan, die volkomen identiek aan elkaar zijn. Dit<br />

houdt in dat het papillairlijnenbeeld op de vingers,<br />

handen en voetzolen uniek is.<br />

De twee afgeleide grondslagen zijn:<br />

1. vingerafdrukken zijn classificeerbaar en logisch op te<br />

slaan in toegankelijke verzamelingen;<br />

2. vingerafdrukken bezitten goede herkenbare<br />

karakteristieken waardoor herkenning in detail en<br />

identificatie mogelijk is.<br />

De eerste grondslag, al vastgesteld door Galton werd na<br />

jarenlang onderzoek bevestigd door de Duitse geleerde R.Heindi.<br />

Hij legde wetenschappelijk vast dat papilairlijnen tussen de 90 e<br />

en 120 e dag na de bevruchting ontstaan en dat gedurende het<br />

verdere leven de vorm en lijnen zonder geweld van buitenaf niet<br />

veranderen. Bij kleine verwondingen zal zich het<br />

papillairlijnenbeeld zich volledig herstellen. Van binnenuit<br />

worden nieuwe cellen aangevoerd die het beeld herstellen. Het<br />

papillairlijnenbeeld is namelijk voor een groot gedeelte genetisch<br />

bepaald. Papilairlijnen kunnen bijvoorbeeld door brand of een<br />

andere diepe verwonding, wel onherstelbaar beschadigd worden.<br />

Het papillairlijnenbeeld kan zich dan niet meer volledig<br />

herstellen. Hierdoor ontstaat een zichtbaar litteken.<br />

We hebben al gelezen dat vroeger geprobeerd is om<br />

vingerafdrukken te vernietigen of zelfs te verwijderen. Dit met<br />

het doel het onderzoek naar de identiteit te bemoeilijken. Bij een<br />

zeldzame ziekte, genaamd epidermalyse, zijn in het geheel geen<br />

papilairlijnen aan de binnenzijde van de handen zichtbaar.<br />

Epidermalyse veroorzaakt aan de binnenzijde van de handen een<br />

perkamentachtige huid. De afdrukken die dergelijke personen<br />

achterlaten, geven alleen wat vlekken weer, soms onderbroken<br />

door een huidplooi.<br />

De tweede grondslag gebaseerd op een al lang bekende<br />

natuurwet die zegt dat niets in de natuur zich op exact dezelfde<br />

wijze herhaalt. In de jarenlange praktijk van de dactyloscopie zijn<br />

inmiddels miljarden vingerafdrukken onderzocht en steeds is<br />

gebleken dat de afdrukken van de papillairlijnen beelden en zelfs<br />

kleine delen ervan tot in details verschillend zijn. Zelfs bij<br />

29


eeneiige tweelingen constateerde Heindl, dat deze tot in detail<br />

verschillen. Dit is des temeer opmerkelijk, daar bij eeneiige<br />

tweelingen zowel het genetisch materiaal als de omstandigheden<br />

waaronder de vingerafdrukken in de baarmoeder ontstaan vrijwel<br />

exact gelijk zijn. Naast uitgebreide onderzoeken zijn er door tal<br />

van wiskundigen kansberekeningen gemaakt. Een van de<br />

bekendste kansberekeningen is die van Balthazard, die hij in 1911<br />

in opdracht van de Franse 'academie des sciences" maakte. Uit<br />

zijn berekeningen bleek dat er een kans van 1 op 1.048.576, is dat<br />

de vingerafdrukken van twee verschillende personen op 10<br />

punten overeenstemmen. Bij 12 punten van overeenstemming is<br />

de kans zelfs 1 op ruim 16 miljoen. Echter deze mathematische<br />

benadering van de uniekheid van vingerafdrukken speelt met de<br />

huidige kennis van de vingerafdrukken geen rol van betekenis.<br />

De twee afgeleide grondslagen geven ons, de politie, de<br />

mogelijkheid vingerafdrukken te gebruiken voor het<br />

opsporingsonderzoek. Het heeft een criminalistische waarde.<br />

Een bijzonderde toepassing van de dactyloscopie is:<br />

POROSCOPIE<br />

Aan het oppervlak van de huid zitten talloze<br />

zweetklieropeningen, de poriën. Deze poriën zijn in de<br />

vingerafdrukken te herkennen als witte stippen. Deze verschillen<br />

onderling van grootte, vorm, ligging en aantallen en zijn ook<br />

gedurende het leven onveranderlijk. Daarom kunnen de poriën<br />

behulpzaam zijn bij het identificeren van sporen.<br />

EDGEOSCOPIE<br />

De karteling van de papillairlijnen is karakteristiek en kan bij de<br />

identificatie betrokken worden. In Amerika wordt de<br />

Edgeoscopie toegepast.<br />

30


<strong>DE</strong> BETEKENIS <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong> <strong>DACTYLOSCOPIE</strong> VOOR<br />

<strong>DE</strong> POLITIE:<br />

Bij de politie wordt de dactyloscopie in twee groepen verdeeld,<br />

namelijk de<br />

Praktische dactyloscopie<br />

Administratieve dactyloscopie.<br />

Onder de praktische dactyloscopie verstaan we het<br />

zoeken, zichtbaar maken en veiligstellen van<br />

vingerafdrukken 0p de laats delict<br />

Onder de administratieve dactyloscopie verstaan toe<br />

het vervaardigen, classificeren en het identificeren van<br />

vingerafdrukken.<br />

De criminalistische betekenis is niet alleen het vaststellen van de<br />

identiteit van de donor van de vingerafdruk, maar<br />

vingerafdrukken zijn ook van betekenis bij de reconstructie. Aan<br />

de hand van vingerafdrukken kunnen we niet alleen vaststellen<br />

wie bijvoorbeeld een raam is binnengeklommen, maar ook hoe en<br />

waar dat gebeurd is. We kunnen bij de identiteitvaststelling van<br />

de donor van de vingerafdruk nog onderscheid maken tussen een<br />

gevonden spoor bij een misdrijf en het vaststellen van de<br />

identiteit van een onbekend persoon.<br />

31


<strong>DE</strong> PRAKTISCHE <strong>DACTYLOSCOPIE</strong>:<br />

Zoals reeds is aangegeven zal bij contact tussen de handen en<br />

andere voorwerpen een dun laagje vet en zweet afgezet worden<br />

op die voorwerpen. Niet in alle gevallen zal die afzetting optimaal<br />

zijn. Iemand met een droge huid zal minder zweet achterlaten<br />

dan iemand die het zweet in zijn handen heeft staan. In feite is de<br />

kwaliteit van een vingerafdruk afhankelijk van de volgende<br />

objectieve factoren:<br />

de conditie van de papilairlijnen van de vingers. Dit kan<br />

beïnvloed worden door bijvoorbeeld het beroep dat<br />

iemand uitoefent;<br />

de mate van contact tussen de vingers en het voorwerp.<br />

Een gering contact met een oppervlak geeft veelal een<br />

zwak spoor. Maar geeft een te stevig contact het risico van<br />

een dichtgelopen spoor;<br />

de aard van het materiaal waarop de vingerafdruk wordt<br />

geplaatst (gesloten of poreus van opbouw, ruw of glad<br />

oppervlak);<br />

de toestand van de vinger (schoon, vuil, warm of koud)<br />

de toestand waarin het voorwerp verkeert (schoon, vuil,<br />

vet;<br />

de omstandigheden waaronder de afdruk is geplaatst<br />

(mist, regen, zon, enz.);<br />

de omstandigheden waaraan de afdruk wordt blootgesteld<br />

(zon, hoge temperatuur, vocht, regen, enz.);<br />

de tijd tussen het plaatsen en het onderzoek daarvan (in<br />

het algemeen geldt hoe korter de tijdsduur, hoe beter de<br />

kwaliteit van de vingerafdruk).<br />

De tijdsduur mag echter nooit een rol spelen bij het wel of niet<br />

instellen van een onderzoek. De ervaring heeft geleerd, dat bij<br />

toepassing van de juiste techniek ook sporen van meerdere jaren<br />

oud in een aantal gevallen zichtbaar gemaakt konden worden.<br />

Voordat daadwerkelijk kan worden begonnen met het onderzoek<br />

naar sporen, dient men een duidelijk inzicht te hebben in wat op<br />

de plaats delict heeft plaatsgevonden. Bij het zoeken naar<br />

dactyloscopische sporen moet veelal gebruik worden gemaakt<br />

van destructieve hulpmiddelen, die afweging van de verschillende<br />

onderzoeksmogelijkheden, alsook van de onderzoeksvolgorde<br />

noodzakelijk maken.<br />

Zo zullen we ons steeds opnieuw moeten afvragen;<br />

welke onderzoeksmogelijkheden zijn er naast het<br />

dactyloscopisch onderzoek nog meer (bijvoorbeeld. DNA,<br />

vezels, haren en de speurhond);<br />

32


in welke volgorde moeten de onderzoeksmogelijkheden<br />

worden verricht om een een dergelijk groot mogelijk<br />

aantal bruikbare sporen te vinden.<br />

Tevens zullen we de ondergrond moeten onderzoeken, zodat we<br />

kunnen vaststellen welke methode toegepast kan worden om de<br />

vingerafdruk zichtbaar te maken.<br />

ON<strong>DE</strong>RZOEKSMETHO<strong>DE</strong>N:<br />

Wanneer we een sporendrager op dactyloscopische sporen gaan<br />

onderzoeken, zal de technisch rechercheur bij een aantal zaken<br />

moeten stilstaan. De technisch rechercheur immers is degene die<br />

de mogelijkheden met betrekking tot de verschijningsvormen van<br />

dactyloscopische sporen in relatie tot de mogelijkheden van<br />

zichtbaar maken kent. De start van een dactyloscopisch<br />

onderzoek zal in alle gevallen bestaan uit het beoordelen van de<br />

ondergrond met behulp van een lichtbron. Op deze manier<br />

kunnen we goed beoordelen of we te maken hebben met<br />

indrukken of afdrukken en van welk materiaal de sporendrager is<br />

gemaakt. Maar ook kan het oppervlak gecontroleerd worden op<br />

vuil e.d. Misschien is door het gebruik van licht al een<br />

dactyloscopisch spoor zichtbaar.<br />

Indrukken ontstaan doordat de vinger contact heeft met een<br />

vervormbare ondergrond. Dit zijn indrukken die bijvoorbeeld in<br />

stopverf of klei staan. Soms kan een indruk zich ook bevinden in<br />

een dun laagje stof of vuil.<br />

Afdrukken ontstaan doordat de vinger contact heeft met een niet<br />

vervormbare ondergrond. We kunnen deze onderscheiden in<br />

zichtbare en onzichtbare afdrukken. De zichtbare afdrukken<br />

worden veroorzaakt doordat (te) veel vet aan de vingers zit. Een<br />

andere mogelijkheid is dat een andere stof aanwezig op de<br />

vingers wordt overgebracht op de ondergrond. Dit kan<br />

bijvoorbeeld bloed, vuil en inkt zijn (contaminatie). Onzichtbare<br />

vingerafdrukken ontstaan, doordat een geringe hoeveelheid<br />

afscheidingsproducten van de huid contact heeft met een stevige<br />

ondergrond. Deze zogenaamde latente sporen zijn in de praktijk,<br />

nadat ze zijn zichtbaar gemaakt, de meest bruikbare sporen.<br />

Daarnaast kennen we nog POREUZE, SEMI POREUZE EN NIET<br />

POREUZE MATERIALEN.<br />

De niet poreuze materialen zijn weer te verdelen in FERRO en<br />

NON FERRO.<br />

De (semi) poreuze en niet poreuze ondergronden worden<br />

uitgebreid behandeld bij de behandeling van de chemische<br />

methoden. De ferro en non ferro materialen zullen besproken<br />

worden bij de behandeling van de mechanische methoden.<br />

33


Uit bovenstaande blijkt al dat het niet altijd eenvoudig zal zijn om<br />

een dactyloscopisch spoor op een goede manier zichtbaar te<br />

maken. Er zijn dan ook verschillende technieken voor de<br />

verschillende situaties uitgedacht.<br />

Voordat we overgaan tot de behandeling van de verschillende<br />

methoden voor het zichtbaar maken van vingerafdrukken, is het<br />

van belang te weten hoe voorwerpen, of beter gezegd<br />

sporendragers, overgebracht moeten worden naar het<br />

laboratorium van de technische recherche. Nagelvaste of grote<br />

voorwerpen zullen ter plaatse onderzocht moeten worden. Kleine<br />

voorwerpen kunnen worden vervoerd. Dit geeft de technisch<br />

rechercheur de mogelijkheid om de beste methode voor het<br />

dactyloscopisch onderzoek te kiezen. We zullen op dat moment<br />

de sporendrager moeten beschermen, omdat we niet weten waar<br />

de sporen zitten (latent). We moeten overwogen te werk gaan bij<br />

het vastpakken van de te onderzoeken sporendragers. Een<br />

stelregel is, om op niet natuurlijke of onlogische plaatsen, de<br />

sporendrager vast te pakken. Dus op plaatsen waar de<br />

vingerafdrukken niet verwacht worden.<br />

Als illustratie enkele voorbeelden:<br />

Een glasscherf wordt aan de zijkant vast gepakt;<br />

Een glasscherf die in de sponning heeft gezeten kan<br />

worden vastgepakt, daar waar hij in de sponning heeft<br />

gezeten;<br />

Een leeg limonade of bierflesje kan het beste verplaatst<br />

worden door een vinger in de opening te steken, (deze wel<br />

eerst op DNA bemonsteren);<br />

Een glas kan aan de binnenzijde met naar buiten<br />

gespreide vingers worden opgepakt ( ook hier eerst DNA<br />

bemonsteren);<br />

Op plaatsen waar het oppervlak bijvoorbeeld ribbelig is of<br />

zeer smal.<br />

Verpakken we een sporendrager, dan moeten we er voor zorgen<br />

dat de verpakking niet in contact komt met de sporendrager.<br />

34


Methode voor het zichtbaar maken van dactyloscopische sporen.<br />

We kunnen de methode voor het zichtbaar maken van<br />

vingerafdrukken verdelen in drie hoofdgroepen. Deze zijn:<br />

Mechanische methoden;<br />

Chemische methoden;<br />

Bijzondere methoden.<br />

De mechanische methoden worden in het volgende hoofdstuk<br />

uitgebreid besproken. Van de chemische en bijzondere methoden<br />

is hieronder een overzicht en daarbij hun toepassingen.<br />

Tijdens de praktische vaardigheden zullen enkele methoden<br />

worden verricht.<br />

Chemische methoden.<br />

DFO Semi- en poreuze sporendragers<br />

Niet geschikt voor natte sporendragers<br />

Ninhydrine Semi- en poreuze sporendragers<br />

Niet geschikt voor natte sporendragers /<br />

ook mogelijk na behandeling met DFO<br />

Cyanoacrylaat Niet poreuze sporendragers<br />

Inkleuren mogelijk met o.a. basic<br />

yellow. Ook geschikt voor o.a. gecoat<br />

papier.<br />

Jodiumdamp Veelzijdige toepassing<br />

Gentiaan violet Kleefzijde tapes e.d.<br />

Bezwaar door fenol<br />

Sticky side powder Kleefzijde tapes e.d.<br />

Veilige onderzoeksmethode<br />

Amido black Niet poreuze ondergronden<br />

Sporen in bloed<br />

Hongaars rood Niet poreuze ondergronden<br />

Sporen in bloed<br />

Bijzondere methoden<br />

De bijzondere methoden worden veelal uitgevoerd door het NFI<br />

of het NRI.<br />

Fysische<br />

ontwikkelaar<br />

Nabewerking van bijv. ninhydrine NFI<br />

Metaalopdamping Zowel op niet- als op poreuze<br />

voorwerpen zoals bijv. vuilniszakken<br />

etc. NFI / NRI<br />

35


ADMINISTRATIEVE <strong>DACTYLOSCOPIE</strong><br />

Onder de administratieve dactyloscopie verstaan we het<br />

classificeren, het vergelijken en identificeren van<br />

vingerafdrukken. Maar ook het maken van een dactyloscopisch<br />

signalement is een onderdeel van de administratieve<br />

dactyloscopie. Deze taak ligt niet altijd meer bij de technische<br />

recherche, maar de verantwoording voor het wegleren en de<br />

controle van de signalementen, zal bij de technische recherche<br />

blijven liggen.<br />

Dactyloscopische signalementen<br />

Een dactyloscopisch signalement is niet zo maar een document .<br />

Het geeft belangrijke informatie met betrekking tot de verdachte.<br />

We moeten daarom ook de tijd nemen om een goed en volledig<br />

signalement te vervaardigen. Goed heeft betrekking op kwaliteit<br />

van de afdrukken. Volledig betekent, dat het gevraagde op zowel<br />

de vinger- als de handpalm afdrukkenbladen zo volledig mogelijk<br />

wordt vervaardigd en ingevuld.<br />

Het komt regelmatig voor dat de technisch rechercheur<br />

dactyloscopische sporen vindt, maar dat bijvoorbeeld alleen de<br />

toppen van de vingers bruikbaar zijn. Die toppen zijn dan, als het<br />

goed is, terug te vinden op de vingerafdrukkenbladen, zodat een<br />

vergelijking kan plaatsvinden. Wanneer te veel of te weinig inkt<br />

gebruikt wordt, kan het voorkomen dat een vergelijking niet kan<br />

plaatsvinden, omdat net op die plek de informatie niet of<br />

onduidelijk aanwezig is.<br />

Het bureau dactyloscopie van de NRI heeft veel geïnvesteerd om<br />

tot een goed dactyloscopisch signalement te komen. Zo is er een<br />

video film gemaakt over het vervaardigen van een signalement in<br />

combinatie met het geautomatiseerde vingerafdrukken systeem<br />

(HA<strong>VAN</strong>K). Daarnaast zijn zowel papier en inktsoorten<br />

onderzocht op kwaliteit. Dit met het doel de kwaliteit van de<br />

vingerafdruk te bevorderen en dat het signalement langdurig kan<br />

worden bewaard. Daarnaast heeft de NRI richtlijnen uitgegeven<br />

met betrekking het vervaardigen van dactyloscopische<br />

signalementen en het invullen hiervan. (ZIE BIJLAGE)<br />

BEGIN AL TIJD MET SCHOON MATERIAAL<br />

Een dun laagje inkt op de glasplaat;<br />

De persoon de handen laten wassen en deze goed drogen<br />

De persoon moet de handen soepel houden (losjes)<br />

Het signalement zo volledig mogelijk vervaardigen en<br />

invullen.<br />

Classificeren van vingerafdrukken<br />

Vingerafdrukkenbladen worden over het algemeen in tweevoud<br />

vervaardigd. één exemplaar voor de NRI (of Divisie Recherche)<br />

36


en één exemplaar voor de eigen verzameling. Om een<br />

verzameling van dactyloscopische signalementen zoekbaar te<br />

maken, is ordening noodzakelijk. Purkinje, Galton en Henry<br />

hebben zich daar een eeuw geleden al mee bezig gehouden. De<br />

hoofdfiguren die Purkinje had gevonden, worden tegenwoordig<br />

in verzamelingen toegepast. In Nederland zijn diverse<br />

verzamelingen en hiertoe worden 2 systemen toegepast. In de<br />

regio Rotterdam Rijnmond wordt (het handmatige systeem)<br />

Galton Henry toegepast. In diverse andere korpsen wordt het<br />

systeem Pateer toegepast. Dit systeem is vernoemd naar de<br />

Amsterdamse Inspecteur van politie E.J.Pateer.<br />

De hoofdclassificatie wordt door de deskundigen soms<br />

aangegeven in getallen en andere keer wordt de benaming<br />

volledig genoemd. Een overzicht van de figuren is opgenomen in<br />

bijlage 5 en de FT norm 801.01<br />

In onderstaand overzicht zijn de aantallen delta's en kernen<br />

weergegeven van de hoofdfiguren. De kern en delta zijn<br />

belangrijke vaste punten in een vingerafdruk. Zij bepalen, samen<br />

met het lijnenverloop, de hoofdclassificatie. De kern en de delta<br />

zijn de vaste punten bij het tellen van het aantal papillairlijnen.<br />

SYSTEEM PATEER<br />

Nr. Naam Kern delta Bijzonderheden<br />

1 Boog -<br />

2 Tentboog 1 -<br />

3 Lus naar rechts 1 1 -<br />

4 Lus naar links 1 1 -<br />

5 Dubbele lus 2 -<br />

6 Middenzak naar 1 2 Tussen kern en delta minder<br />

rechts<br />

dan 7 tellijnen<br />

7 Middenzak naar 1 2 Tussen kern en delta minder<br />

links<br />

dan 7 tellijnen<br />

8 Kring 1 2 delta’s op nagenoeg dezelfde<br />

hoogte<br />

9 Samengesteld<br />

figuur<br />

Alles is mogelijk<br />

10 Onleesbaar figuur Tijdelijk onleesbaar<br />

Het kernpunt<br />

Het kernpunt ligt in de kern van de vingerafdruk. Waar de kern<br />

zich precies bevindt hangt af van de hoofdclassificatie.<br />

Onderscheidt hierin wordt gemaakt in kernpunten van lussen en<br />

rondgaande figuren (middenzak en kring)<br />

37


Vergelijken van vingerafdrukken.<br />

Bij het vergelijken van dactyloscopische signalementen onderling<br />

of bij het vergelijken van signalementen met sporen maken we<br />

gebruik van de hoofdclassificatie, het aantal tellijnen en de<br />

bijzonderheden of dactyloscopische punten. Door de<br />

hoofdclassificatie en het aantal tellijnen te bepalen maken, we al<br />

een behoorlijke selectie bij de vergelijking van sporen. Daarna<br />

kijken we naar dactyloscopische punten. Dit zijn bijzonderheden<br />

in een vingerafdruk. In figuur 4 zijn een aantal van deze<br />

dactyloscopische punten weergegeven en benoemd. Bij de<br />

vergelijking van een spoor met een dactyloscopisch signalement<br />

van een verdachte, maken we gebruik van de boven genoemde<br />

dactyloscopische punten (DP). De DP's worden in het spoor<br />

aangegeven en vervolgens wordt met dit spoor in bestanden<br />

gezocht. Nemen we bijvoorbeeld het spoor van figuur 4, dan<br />

concentreren we ons, nadat de hoofdclassificatie en het aantal<br />

tellijnen is bepaald, op een DP, bijvoorbeeld punt 7 (haakje) en de<br />

twee lijnen die tussen dit punten de delta aanwezig zijn.<br />

Om vervolgens een spoor te kunnen identificeren gebruiken we in<br />

Nederland standaard de 12 puntenregel. Dit wil zeggen dat 12<br />

dactyloscopische punten van overeenkomst (DPO) aanwezig<br />

moeten zijn in zowel het spoor en het signalement. In FT-normen<br />

zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de 12 puntenregel.<br />

Daarnaast is er nog een 10+ puntenregel. Hier worden wat meer<br />

eisen aan het spoor gesteld. Nadat een spoor is geïdentificeerd,<br />

zal een gecertificeerde deskundige de vergelijking (identificatie)<br />

controleren. In bijzondere gevallen kan de vergelijking worden<br />

besproken in een vraagtekenprocedure. Hierbij beoordelen 3<br />

personen de vergelijking.<br />

Bijzondere manieren van Identificeren<br />

Wat ook in de beoordeling van een spoor kan mee wegen, zijn de<br />

poriën en de zijkanten van de papillairlijnen. Dit wordt<br />

respectievelijk poroscopie en edgeoscopie genoemd.<br />

Poroscopie. Aan het oppervlak van de huid zitten talloze<br />

zweetklieropeningen, de poriën Deze poriën zijn in de<br />

vingerafdrukken te herkennen als witte stippen. Deze verschillen<br />

onderling van grootte, vorm, ligging en aantallen en zijn ook<br />

gedurende het leven onveranderlijk. Daarom kunnen de poriën<br />

behulpzaam zijn bij het identificeren van sporen.<br />

Edgeoscopie.<br />

De karteling van de papillairlijnen is karakteristiek en kan bij de<br />

identificatie betrokken worden. In Amerika wordt de<br />

Edgeoscopie toegepast. We kunnen de bruikbaarheid goed<br />

beoordelen met hulpmiddelen zoals een<br />

38


loupe<br />

microscoop<br />

digitale opname technieken<br />

Een voordeel van een digitale opname techniek (bijvoorbeeld<br />

Adobe Photoshop) is dat het spoor, vergroot via het beeldscherm,<br />

met anderen besproken kan worden. Het is natuurlijk mogelijk<br />

dat een aangetroffen spoor is veroorzaak door een getuige. Bij<br />

een onderzoek in de woning is het vanzelfsprekend dat bewoners<br />

(getuigen) in die woning dactyloscopische sporen hebben<br />

achtergelaten. Ook bij reparatie en dergelijke is het mogelijk dat<br />

diverse personen sporen op een plaats van binnenkomst hebben<br />

achtergelaten. Om deze sporen uit te sluiten is een<br />

getuigensignalement noodzakelijk. Hiervoor zijn speciale<br />

formulieren op de markt. De NRI heeft een formulier ontwikkeld<br />

waarbij de getuige middels plaatjes wordt begeleid in het<br />

vervaardigen van een goed signalement. Het uitsluiten van<br />

getuigensporen is belangrijk, omdat anders deze sporen onnodig<br />

in opslagsystemen worden opgeslagen, maar ook omdat er<br />

onnodig en vaak langdurig met dit (getuige) spoor wordt gezocht.<br />

Resumé<br />

Het uiteindelijke doel is om met de op de plaats delict gevonden<br />

dactyloscopische sporen de identiteit van een verdachte vast te<br />

stellen of beter gezegd proberen middels dat spoor de identiteit te<br />

achterhalen wie dat spoor heeft veroorzaakt. Daarvoor hebben we<br />

zowel, een kwalitatief hoogwaardig dactyloscopisch signalement<br />

nodig, als een bruikbaar spoor. Hiermee is het mogelijk sporen te<br />

identificeren volgens de in Nederland geldende norm.<br />

<strong>DACTYLOSCOPIE</strong><br />

Mechanische methoden.<br />

Onder de mechanische methoden worden die methoden<br />

verstaan, waarbij poeders met behulp van een kwast of door<br />

middel van strooien of schudden op het te onderzoeken voorwerp<br />

wordt gebracht.<br />

Voor het onderzoek naar dactyloscopische sporen zijn speciale<br />

poeders ontwikkeld met specifieke eigenschappen. Ook zijn<br />

verschillende kleuren ontwikkeld om bij het zoeken op een<br />

sporendrager een beter contrast te verkrijgen Echter de kleur van<br />

de ondergrond is niet bepalend voor de juiste keuze van de<br />

poeder. Hierover later meer. Daarnaast zijn voor het opbrengen<br />

van deze poeders speciale kwasten ontwikkeld, In zijn<br />

algemeenheid gebruiken we een kwast om dactyloscopische<br />

sporen in te poederen (stuiven) met het poeder. Dit poeder hecht<br />

zich op de uitscheidingsproducten (zweet en vet) welke na<br />

overdracht van de vingers op de sporendrager komen. Na het<br />

zichtbaar maken hebben we ook verschillende methoden om het<br />

39


dactyloscopisch spoor veilig te stellen. De meest gangbare<br />

poeders, kwasten en manieren van veiligstellen van de sporen<br />

wordt hieronder besproken. In de bijgevoegde tabel is een<br />

overzicht gemaakt van de poeders en de verschillende<br />

ondergronden. Hieruit kan worden gelezen welke poeder het<br />

beste functioneert bij een bepaalde ondergrond.<br />

De hoofdindeling dactyloscopische poeders kunnen we<br />

onderscheiden in:<br />

1. Kwastpoeders<br />

2. Magneetpoeders<br />

3. Schud of instant poeders<br />

1. Kwastpoeders<br />

De groep van kwastpoeders heeft ook weer een onderverdeling.<br />

Naast de indeling in kleur, kunnen ze ook worden ingedeeld<br />

worden naar structuur en hechting. We kennen:<br />

geconcentreerde poeders;<br />

speciale poeders; poeders voor verstuifpenseel;<br />

fluorescerende poeders.<br />

40


GECONCENTREER<strong>DE</strong> POE<strong>DE</strong>RS:<br />

Geconcentreerde poeders zijn onvermengde dactyloscopische<br />

poeders die met een kwast opgebracht moeten worden. De<br />

poeder is fijn van structuur, maar is van zichzelf al wat vetter.<br />

Van alle soorten poeders hechten deze poeders het sterkst aan de<br />

vetten, wat inhoudt dat vooral reeds gedeeltelijk ingedroogde<br />

sporen met geconcentreerde poeders nog zichtbaar gemaakt<br />

kunnen worden.<br />

Door de grote hechting bestaat echter de kans dat het poeder ook<br />

sterk aan de (vette) ondergrond blijft hechten, waardoor het<br />

contrast tussen spoor en ondergrond gering wordt. Deze situatie<br />

komt vaak voor in die gevallen waarbij de ondergrond niet<br />

schoon is.<br />

Geconcentreerde poeders zijn vooral geschikt voor "oude" sporen<br />

op niet poreuze schone oppervlakken. We kennen deze poeder in<br />

het zilver, zwart en de goud kleur. Aanbevolen wordt<br />

geconcentreerd zilver te gebruiken. Wanneer de kleur van de<br />

ondergrond overeenkomt met de kleur van de poeder is het<br />

gebruik van een zaklantaarn aan te bevelen. Het is natuurlijk ook<br />

mogelijk een andere kleur toe te passen, maar het resultaat is<br />

veelal minder goed. De zwarte geconcentreerde poeder is minder<br />

geschikt voor gladde oppervlakken.<br />

Bristol Black is ook een geconcentreerde poeder die in<br />

tegenstelling tot de hiervoor genoemde, niet zo snel een vlek<br />

wordt of anders gezegd "dichtloopt". De poeder moet royaal<br />

worden opgebracht. Bristol Black wordt gebruikt op aluminium<br />

en om cyanoacrylaat sporen, op lichte ondergronden, op te<br />

werken.<br />

SPECIALE POE<strong>DE</strong>RS:<br />

De speciale poeders zijn vermengingen van poeders. Deze droge<br />

poeder onderscheidt zich van de geconcentreerde poeders<br />

doordat, deze minder sterk aan de ondergrond hechten waardoor<br />

achtergrond verstoringen ontbreken, ook wanneer de ondergrond<br />

enigszins besmet is. Door deze eigenschap hecht de poeder ook<br />

minder sterk aan het spoor en wordt het "dichtlopen" van een<br />

spoor voorkomen.<br />

Deze poeders zijn geschikt om alle niet poreuze oppervlakken te<br />

onderzoeken waarbij zij vuiler mogen zijn dan bij het gebruik van<br />

de geconcentreerde poeders. Ook hier is het aan te bevelen<br />

special zilver te gebruiken. Wanneer de kleur van de ondergrond<br />

overeenkomt met de kleur van de poeder is het gebruik van een<br />

zaklantaarn nodig om het spoor te kunnen waarnemen. Het is<br />

natuurlijk ook mogelijk een andere kleur toe te passen, maar het<br />

resultaat is veelal minder goed. Special goud is vetter dan de<br />

special silver. Een nadeel van special goud is dat het poeder<br />

41


wegzakt in de (witte) gelatine folie. De zwarte poeder is minder<br />

geschikt voor gladde oppervlakken. Goede resultaten worden met<br />

de zwarte poeder verkregen op geverfde oppervlakken en<br />

geplastificeerd spaanplaat. We kennen special silver, goud en<br />

zwart.<br />

Poeders voor verstuifpenseel (DOSEERKWAST).<br />

Deze poeders worden met een speciale kwast aangebracht. Voor<br />

de benaming wordt ook verstuifpenseel, doceer- en roetkwast<br />

toegepast. Deze poeder is zowel in een geconcentreerde- als in<br />

een speciale poeder te verkrijgen. In de praktijk is het een<br />

methode waarmee snel een groot oppervlak kan worden<br />

onderzocht. Treffen we een spoor aan, dan is het te overwegen<br />

het spoor met een ander poeder op te werken. Bijvoorbeeld als<br />

een spoor met "roet" is gevonden kan deze opgewekt worden met<br />

Magnetic Black. Een nadeel van dit verstuifpenseel is dat te veel<br />

poeder wordt verstoven, dit met het oog op de veiligheid.<br />

Fluorescerende poeders.<br />

Fluorescerende poeders kunnen met een kwast of met een<br />

magneet penseel opgebracht worden. Het resultaat, dus de<br />

dactyloscopisch sporen, zijn met een forensische lichtbron<br />

zichtbaar. Fluorescerende poeders maken het mogelijk om<br />

sporen op bontgekleurde ondergronden goed zichtbaar te maken,<br />

maar ook sporen op geprofileerde ondergronden zijn geschikt om<br />

zichtbaar te maken met fluorescerende poeders.<br />

Met de huidige digitale technieken is het eenvoudiger een<br />

dergelijk spoor op te nemen. Met de normale poeders zal een<br />

dergelijk spoor met afvorm materiaal moeten worden afgenomen.<br />

Het te bepoederen spoor moet met UV licht worden aangestraald.<br />

De dosering van het poeder moet goed in de gaten worden<br />

gehouden. We kennen de volgende poeders:<br />

Redwop deze fluoresceert rood/oranje (6oo nm);<br />

Magnetische Blitz-Green, deze fluoresceert groen (62o nm);<br />

Magnetisch Blitz-red, deze fluoresceert rood/oranje (6oonm).<br />

2. MAGNETISCHE POE<strong>DE</strong>RS<br />

Voor het aanbrengen van de magnetische poeders wordt een<br />

magnetisch penseel gebruikt. (MAGNA BRUSH) In de poeders<br />

zijn, naast de poeder, of pigmenten, ijzerdeeltjes aanwezig die<br />

worden aangetrokken door de magneetkop van het penseel.<br />

42


De magnetische poeders kunnen verdeeld worden in poeders die<br />

geschikt zijn voor poreuze en niet poreuze oppervlakken en in<br />

een verdeling naar vervuiling van de ondergrond zoals die ook is<br />

gemaakt bij de kwastpoeders.<br />

Magnetisch zilver en magnetisch grijs.<br />

Magnetisch zilver en magnetisch grijs zijn geschikt voor niet<br />

poreuze oppervlakken met uitzondering van zachte soorten<br />

plastics en ferro metalen. Het magnetisch zilver bezit een<br />

sterkere hechting als het magnetisch grijs (vergelijkbaar met de<br />

kwastpoeder geconcentreerd zilver) en is vooral geschikt voor<br />

schone ondergronden. Wanneer gedurende de behandeling met<br />

magnetisch zilver de ondergrond te sterk mee kleurt moet<br />

gebruik gemaakt worden van magnetisch grijs.<br />

Magnetisch black en magnetisch jet-black.<br />

Magnetisch black en magnetisch jet-black zijn geschikt voor alle<br />

poreuze oppervlakken en non-ferro metalen. Magnetisch black is<br />

geschikt voor vuile oppervlakken. Magnetisch jet-black, een wat<br />

vettere poeder, is geschikt voor schone oppervlakken en is<br />

bovendien geschikt voor papier, karton en geschaafd blank hout.<br />

Magnetisch grijs speciaal.<br />

Magnetisch grijs speciaal wordt gebruikt op alle soorten plastics<br />

en op onbewerkt hout. Opvallend hierbij is dat de ondergrond<br />

relatief schoon blijft waardoor de contrasten optimaal zijn. Teveel<br />

poeder op een spoor of een dicht gelopen spoor kan met een<br />

kwast voorzichtig verwijderd worden. Deze poeder kan wel met<br />

zwarte als met witte of transparante folie afgenomen worden<br />

43


3. INSTANTPOE<strong>DE</strong>RS<br />

Instant poeder is een zeer droge, wat grovere poeder. Door deze<br />

eigenschappen wordt de poeder toegepast op (vette)<br />

oppervlakten waarbij het risico van dichtlopen zeer groot is. In<br />

tegenstelling tot de kwastpoeders, waarbij de poeder met behulp<br />

van een kwast op het oppervlak wordt aangebracht, wordt de<br />

instant poeder op het oppervlak gestrooid en door tegen het<br />

voorwerp dat behandeld wordt te tikken ontstaat een<br />

gelijkmatige verdeling van het instant poeder. De overtollige<br />

poeder wordt vervolgens met behulp van de maraboe-kwast van<br />

de ondergrond verwijderd. Wanneer oppervlakken die verticaal<br />

staan moeten worden onderzocht kan het beste de maraboekwast<br />

gebruikt worden, waarbij het oppervlak met veel poeder<br />

bewerkt moet worden. De instant poeder geeft de beste resultaten<br />

op vuile vette oppervlakken die poreus en niet glad zijn. Ook hier<br />

kennen we weer de kleuren instant silver, goud en zwart. .<br />

De penselen<br />

Willen we met de kwastpoeders een optimaal resultaat behalen<br />

dan is het belangrijk om een goede kwast te gebruiken. De kwast<br />

moet aan de volgende eisen voldoen.<br />

De kwast moet:<br />

Zacht zijn. Hierdoor is de kans dat het dactyloscopische<br />

spoor (vetten) wordt beschadigd gering;<br />

Voorzien zijn van een ronde top. Hierdoor kan de poeder<br />

beter gelijkmatig over het oppervlak worden verdeeld;<br />

Goed poeder kunnen opnemen en vasthouden. Hierdoor<br />

wordt het (te veel) verstuiven voorkomen.<br />

44


Dassen- en eekhoornhaar voldoen aan deze eisen en worden<br />

daarom toegepast. Momenteel worden kwasten ook wel van<br />

glasvezels gemaakt.<br />

Wanneer bij een sporenonderzoek de kwast met poeder in<br />

aanraking komt met water moet meteen een nieuwe kwast<br />

worden gepakt Verder neemt de kwast tijdens het onderzoek ook<br />

vetten op. Het gevolg is de kwast te veel poeder gaat opnemen en<br />

het poeder ook vetter maakt. Vervang daarom regelmatig de<br />

kwast. Houd voor ieder poedersoort een aparte kwast en bewaar<br />

deze in een koker met daarop de poedersoort genoteerd. Bij het<br />

kwasten mogen hooguit de toppen van de kwast het spoor raken.<br />

Dus de haren van de kwast mogen niet te veel buigen. dit brengt<br />

een te grote mechanische kracht (beschadiging) op het spoor<br />

Een praktische tip is om bij het poederen van glasscherven te<br />

vermijden dat de kwast langs de scherp~ randen van de scherf<br />

strijkt. Hierdoor zullen onnodig veel haren verloren gaan.<br />

Maraboekwast<br />

De Maraboekwast is een zeer zachte kwast die toegepast wordt<br />

om overtollig poeder weg te "kwasten". Bijvoorbeeld bij<br />

magnetisch special grijs en instant poeders kan bij een dicht<br />

gelopen spoor eenvoudig het overtollige poeder worden<br />

weggeveegd. De naam maraboe stamt uit de tijd dat de veren van<br />

de maraboe werden gebruikt Momenteel is dit vervangen door<br />

synthetisch materiaal. Let op dat het "dons" van de veren het<br />

oppervlak raken en niet de veerpennen.<br />

De verstuifpenseel of doseerkwast.<br />

Aan de voorzijde van deze kwast bevindt zich een maraboe kwast.<br />

Deze maraboekwast staat in verbinding met een reservoir en een<br />

blaasbalg. Door in deze blaasbalg te knijpen kunnen we<br />

eenvoudig poeder uit het reservoir in de maraboeveer doseren<br />

45


Het is raadzaam om in het reservoir rijstkorrels te doen.<br />

Deze kunnen het vocht opnemen en dit voorkomt daardoor<br />

klontering.<br />

Magneet penselen.<br />

Door de ijzerdeeltjes in de poeder kan deze kwast het poeder<br />

vasthouden aan de kop van het penseel. Het poeder vormt nu<br />

eigenlijk de haren van de kwast.<br />

Door het terugtrekken van de magneet, waarbij de brede rand<br />

boven de kop voorkomt dat de ijzerdeeltjes mee naar boven gaan,<br />

vermindert de aantrekkingskracht van de magneet, zodat de<br />

ijzerdeeltje en het poeder van het penseel vallen. Bij het werken<br />

verticaal en boven ons hoofd kan het voorkomen dat de magneet<br />

naar achteren valt en de poeder van de kop afvalt. Om dit te<br />

voorkomen zijn ook magneet penselen in de handel met een<br />

sterkere magneet<br />

46


De wijze van het poederen van een spoor.<br />

Een spoor is zeer kwetsbaar en moet voorzichtig worden<br />

behandeld. Bij het gebruik van kwasten is van belang dat met<br />

soepele beweging het spoor wordt ingestoven. Begonnen moet<br />

worden met weinig poeder aan de kwast. Daarna kan het licht<br />

zichtbaar gemaakte spoor met wat meer poeder worden<br />

opgewerkt. Hierbij moet het spoor ook van verschillende kanten<br />

worden ingestoven. Dit verhoogt de kwaliteit van het spoor. Met<br />

de doseerkwast en de magneet is de aanpak in feite het zelfde. Let<br />

daarbij wel op dat de verstuiver en de magneet de sporendrager,<br />

dus het spoor, niet raakt,<br />

De wijze van afnemen van het gepoederd spoor.<br />

We kennen 3 methoden om een spoor van zijn ondergrond af te<br />

nemen. Dit kan door middel van:<br />

folie<br />

afvormmateriaal<br />

fotografie.<br />

Folie:<br />

Folie is een soort plakband dat speciaal is ontwikkeld voor het<br />

afnemen van sporen welke door poeders zichtbaar gemaakt zijn.<br />

Bij het afnemen van een zichtbaar gemaakt spoor is het van het<br />

grootste belang om een goed contrast te krijgen tussen spoor en<br />

folie. Hierdoor wordt het spoor duidelijk zichtbaar. Door de<br />

verschillende kleuren van de poeders hebben we dus<br />

verschillende kleuren folie nodig om dit contrast te verkrijgen.<br />

We kennen de zwarte, witte en transparante folie. Naast<br />

natuurlijk de verschillende maten, zijn verschillende soorten<br />

folies verkrijgbaar. De gelatine folie en de instant lifters zijn de<br />

meest toegepaste soorten. Belangrijk is ook dat we de folie op een<br />

sporendrager aanbrengen zonder luchtinsluitingen. De folie moet<br />

hiertoe geleidelijk en met enige druk óp de sporendrager worden<br />

aangebracht,<br />

Gelatine folie:<br />

Deze folie is uit lagen opgebouwd. We onderscheiden:<br />

de drager<br />

de gelatinelaag<br />

het schutblad<br />

het contrastblad<br />

De drager geeft stevigheid aan de folie. Bij de zwarte en witte folie<br />

kunnen op de drager alle gegevens van de waarmerking<br />

genoteerd worden.<br />

47


De gelatinelaag is speciaal gemaakt om oneffenheden van de<br />

sporendrager te kunnen opvangen, zodanig dat het poeder van<br />

het spoor ook in een oneffenheid, door de folie wordt<br />

opgenomen. De gelatine laag is bij de transparante folie<br />

doorzichtig. Bij de andere heeft het de kleur wit en zwart.<br />

Het schutblad dient in eerste instantie voor de bescherming van<br />

de gelatine laag. Nadat het spoor op de folie is overgenomen,<br />

beschermt het ook het spoor. Het schutblad wordt meestal niet<br />

meer gebruikt bij de transparante folie. Hier passen we na het<br />

veilig stellen van het spoor het contrastblad toe.<br />

Het contrastblad zorgt voor een goed contrast tussen folie en<br />

poeder. Bij de transparante folie hebben we de mogelijkheid een<br />

zwart of wit contrastblad te gebruiken. Bij gebruik van de zwarte<br />

poeder nemen we het witte contrastblad. Bij gebruik van een<br />

silver poeder gebruiken we het zwarte contrastblad. Schrijven<br />

(waarmerken) op de achterzijde van het papieren schutblad moet<br />

worden afgeraden. Het schutblad is dun, het schrift drukt door<br />

tot in de folie en de inkt kan zelfs uitlopen. Momenteel zijn ook<br />

kunststof schutbladen verkrijgbaar. Voor notities zal een<br />

watervaste stift of stickers gebruikt moeten worden.<br />

Instantlifters :<br />

Instant lifters hebben een transparante kleeffilm, zonder de dikke<br />

gelatine laag. Nadat het schutblad van de lifter is gehaald kan het<br />

spoor worden afgenomen. Daarna, afhankelijk van de toegepaste<br />

poeder, wordt de lifter op een wit of zwart contrastblad geplakt.<br />

Het contrastblad is van kunststof en geschikt voor het<br />

waarmerken.<br />

Het aanbrengen van een schutblad of een contrastblad moet<br />

gebeuren zonder insluitingen van lucht.<br />

Het schut- of contrastblad dient altijd schoon en zonder<br />

luchtbellen aangebracht te worden op de folie. Het aanbrengen<br />

kan door het blad onder spanning te houden en vervolgens over<br />

de folie met het spoor te rollen. Ook kan hiervoor een dactyrol<br />

gebruikt worden. Om het schutblad van bijvoorbeeld de zwarte<br />

folie weer exact op de folie te kunnen aanbrengen is het<br />

verstandig rechtsboven van de complete folie een hoekje af te<br />

knippen. Het schutblad kan nadien maar op een manier op de<br />

folie worden aangebracht, namelijk de juiste manier. Voor het<br />

bepalen van de rechter bovenkant, houden we de folie even<br />

richting het spoor en knippen dan de hoek af. Op deze wijze<br />

weten we ook altijd hoe een spoor op een sporendrager heeft<br />

gestaan.<br />

48


Afvorm materiaal. (SILMARK)<br />

Daar waar de gelatine folie niet meer toereikend is met<br />

betrekking tot de oneffenheid, stappen we over op andere<br />

afvormmaterialen. We gebruiken hiervoor Silmark in de kleur<br />

grijs. De hechting van dit materiaal is voldoende om een<br />

gepoederd spoor af te nemen. Silmark bestaat uit de volgende<br />

componenten:<br />

grijs siliconenrubber (tube)<br />

verharder (pasta of vloeibaar)<br />

verdunner (fluid).<br />

Werkwijze.<br />

1. Leg om het spoor een dam van plasticine.<br />

2. Breng Silmark aan op het mengschaaltje. 5 centimeter is<br />

voldoende voor een vingerafdruk. Voor de maat kan de<br />

ronding in het schaaltje worden gebruikt.<br />

3. Meng de sil met verdunner totdat een vloeistof ontstaat<br />

ter dikte van yoghurt.<br />

4. Breng nu de verharder aan. Voor 5 cm Sil is dat 7 a 8<br />

druppels harder.<br />

5. Met de spatel goed en snel mengen, omdat het<br />

vulkanisatie proces meteen begint.<br />

6. Begin met het gieten op een punt waar zich geen spoor<br />

bevindt. Blijf ook op dit punt ingieten en laat de pasta<br />

over het spoor uitlopen.<br />

7. Breng op de sil een schutblad aan waardoor een platte<br />

achterkant ontstaat.<br />

8. Als de Sil voldoende uitgehard is deze van de<br />

sporendrager afnemen.<br />

9. Waarmerken. Dit kan in een zakje, maar dan dient de<br />

omtrek van de Sil op het zakje te worden getekend.<br />

Fotografie.<br />

Het veiligstellen van een spoor door middel van fotografie, is<br />

naast de waarmerking een meetlat van belang. Dit wordt<br />

verder in de les fotografie behandeld.<br />

Stand en kleur van de sporen.<br />

Door de zwarte en witte kleur van de poeders en de folies, maar<br />

ook door de verschillende soorten folies en de Sil, ontstaan<br />

sporen die wat betreft stand en kleur verschillend kunnen zijn.<br />

We stellen dat het vingerafdrukkenblad van een verdachte,<br />

vervaardigd met zwarte inkt de stand en de kleur goed is.<br />

Het uitgangspunt om een spoor stand of kleur goed cq verkeerd<br />

te benoemen is altijd de verdachte slip van een verdachte.<br />

Verdachte slip …….…. Stand is Goed………… Kleur is<br />

goed<br />

49


Waarmerken.<br />

De kern van het waarmerken is dat na een lange tijd, bijvoorbeeld<br />

een zitting nauwkeurig de plaats van het afgenomen spoor kan<br />

worden gereconstrueerd. Dus niet alleen het adres, maar ook de<br />

richting van het afgenomen spoor. De folie, Sil of foto moet van<br />

de volgende informatie worden voorzien.<br />

Zaaknummer.<br />

Datum onderzoek.<br />

Adres.<br />

Plaats van aantreffen ruim beschreven.<br />

Standpijl naar boven. Deze geeft naast het afgeknipte<br />

hoekje ook de stand aan.<br />

Veiligheid.<br />

Door het bepoederen van de sporen ontstaat bij de kwastpoeders<br />

en de verstuifpenselen een "wolk" van poeder om de kwast. Het<br />

inademen van de verschillende stoffen zoals het roet en het<br />

quarts kunnen een gevaar opleveren voor de gezondheid. Een<br />

universeel stofmasker hiervoor is het P3 masker. Ook dienen de<br />

handen na ieder onderzoek gewassen te worden zodat<br />

bijvoorbeeld niet door overdracht de stoffen in het lichaam<br />

kunnen komen.<br />

50

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!