15.09.2013 Views

Toelichting + Regels - Gemeente Schijndel

Toelichting + Regels - Gemeente Schijndel

Toelichting + Regels - Gemeente Schijndel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Bestemmingsplan ‘Molenstraat e.o.’<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong><br />

Ontwerp


Bestemmingsplan ‘Molenstraat e.o.’<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong><br />

Ontwerp<br />

Rapportnummer:<br />

Datum:<br />

Contactpersoon opdrachtgever:<br />

Projectteam BRO:<br />

Concept:<br />

Voorontwerp:<br />

Ontwerp:<br />

Vaststelling:<br />

Trefwoorden:<br />

Bron foto kaft:<br />

Beknopte inhoud:<br />

211X04271.060840_1<br />

28 maart 2013<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong><br />

De heer E. de Bruin<br />

Wim de Ruiter, Ellen van den Oetelaar<br />

april 2011<br />

oktober 2012<br />

maart 2013<br />

Hollandse Hoogte (4)<br />

-<br />

BRO<br />

Hoofdvestiging<br />

Postbus 4<br />

5280 AA Boxtel<br />

Bosscheweg 107<br />

5282 WV Boxtel<br />

T +31 (0)411 850 400<br />

F +31 (0)411 850 401


<strong>Toelichting</strong>


Inhoudsopgave pagina<br />

1. INLEIDING 3<br />

1.1 Aanleiding 3<br />

1.2 Ligging en begrenzing plangebied 3<br />

1.3 Vigerende bestemmingsplannen 4<br />

1.4 Leeswijzer 5<br />

2. BELEIDSKADER 7<br />

2.1 Rijksbeleid 7<br />

2.2 Provinciaal beleid 8<br />

2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 11<br />

3. BESTAANDE SITUATIE 19<br />

3.1 Ontstaansgeschiedenis 19<br />

3.2 Ruimtelijke typering 19<br />

3.3 Functionele typering 21<br />

4. PLANBESCHRIJVING 25<br />

4.1 Wonen 25<br />

4.2 Wijkwinkelcentrum ’t Zuid 25<br />

4.3 Detailhandel binnen wijkwinkelcentrum ’t Zuid 29<br />

4.4 Overige functies binnen wijkwinkelcentrum ‘t Zuid 34<br />

4.5 Niet-woonfuncties buiten het wijkwinkelcentrum ‘t Zuid 35<br />

4.6 Groen en natuur 35<br />

5. OMGEVINGSASPECTEN 37<br />

5.1 Inleiding 37<br />

5.2 Geluid 37<br />

5.3 Luchtkwaliteit 38<br />

5.4 Externe veiligheid 38<br />

5.5 Bodem 40<br />

5.6 Water 40<br />

5.7 Flora en fauna 45<br />

5.8 Archeologische en cultuurhistorische waarden 46<br />

5.9 Bedrijven en milieuzonering 47<br />

5.10 Radarverstoringsgebied 49<br />

Inhoudsopgave 1


6. PLANSYSTEMATIEK EN BESTEMMINGEN 51<br />

6.1 Inleiding 51<br />

6.2 <strong>Toelichting</strong> op de bestemmingen 51<br />

7. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 57<br />

7.1 Economische uitvoerbaarheid 57<br />

7.2 Handhaving 57<br />

8. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 59<br />

8.1 Inspraak 59<br />

8.2 Overleg 59<br />

8.3 Vaststellingsprocedure 60<br />

8.4 Beroep 60<br />

SEPARATE BIJLAGEN<br />

Bijlage 1: Parkeeronderzoek inventarisatie Dufec<br />

Bijlage 2: Parkeeronderzoek analyse Spark<br />

Bijlage 3: Stappenplan Molenbiotoop<br />

Bijlage 4: Inspraak- en vooroverlegrapportage<br />

2<br />

Inhoudsopgave


1. INLEIDING<br />

1.1 Aanleiding<br />

De kern <strong>Schijndel</strong> kent op dit moment een groot aantal bestemmingsplannen, waarvan<br />

een deel verouderd is. Ook voor de omgeving van de Molenstraat geldt een<br />

aantal verouderde bestemmingsplannen. Deze plannen sluiten niet meer aan op de<br />

huidige ruimtelijke situatie en kunnen geen antwoord geven op de ruimtelijke ontwikkelingen<br />

binnen het plangebied. In het bijzonder voor het wijkwinkelcentrum ’t<br />

Zuid ontbreekt een instrument om ontwikkelingen in goede banen te leiden. De<br />

gemeente <strong>Schijndel</strong> wenst deze bestemmingsplannen te actualiseren waardoor er<br />

een nieuw bestemmingsplan voor de Molenstraat en de directe omgeving daarvan<br />

komt, dat de huidige plannen vervangt. Door het nieuwe bestemmingsplan volgens<br />

een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van het gemeentelijke<br />

handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en regels bewerkstelligd,<br />

waardoor de rechtszekerheid en praktische hanteerbaarheid van bestemmingsplannen<br />

wordt vergroot.<br />

Het op te stellen bestemmingsplan is opgebouwd vanuit een beheersmatige aanpak.<br />

Dit wil zeggen dat in dit plan voornamelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd<br />

zonder (grootschalige) ontwikkelingen.<br />

1.2 Ligging en begrenzing plangebied<br />

In het hart van de Brabantse Meierij liggen de dorpen <strong>Schijndel</strong> en Wijbosch, die<br />

samen de gemeente <strong>Schijndel</strong> vormen. De gemeente ligt centraal in de driehoek ’s-<br />

Hertogenbosch, Oss, Eindhoven.<br />

De kern <strong>Schijndel</strong> kan ruimtelijk worden opgedeeld in meerdere gebieden. Het voorliggende<br />

bestemmingsplan heeft betrekking op een gebied dat centraal in de kern is<br />

gelegen, direct ten zuidoosten van het centrum van <strong>Schijndel</strong>. Het plangebied beslaat<br />

het gebied gelegen tussen de Deken Baekersstraat, Van Berghenstraat, Wijbosscheweg,<br />

Plein 1944, Hoofdstraat en Mgr. Zwijsenstraat.<br />

Op afbeelding 1 is de globale ligging van het plangebied in groter verband weergegeven.<br />

Daarnaast is een gedetailleerde luchtfoto afgebeeld waarop de ligging van<br />

het plangebied in zijn nabije omgeving te zien is. De exacte begrenzing van het<br />

plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.<br />

Hoofdstuk 1 3


Image © 2010 Aerodata International Surveys © 2010 Tele Atlas © 2010 Google TM<br />

Afbeelding 1: Luchtfoto bestaande situatie plangebied (plangebied in kader, boven: globale ligging in<br />

groter verband, onder: gedetailleerde ligging in nabij omgeving)<br />

4<br />

Hoofdstuk 1


1.3 Vigerende bestemmingsplannen<br />

Onderhavig bestemmingsplan is een herziening van de volgende (gedeeltelijk) vigerende<br />

bestemmingsplannen:<br />

Plannaam Vastgesteld Goedgekeurd<br />

De Beemd 16-04-1971 24-05-1972<br />

Hoevenbraak 13-05-1955 28-11-1956<br />

Plein Deelplan Jansen de Wit 30-06-1988 08-11-1988<br />

St. Servatiusstraat en Jansenpark 06-06-1975 22-10-1975<br />

Voor de gronden binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan die niet<br />

tot één van bovenstaande bestemmingsplannen behoren, is de bouwverordening<br />

van kracht.<br />

1.4 Leeswijzer<br />

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende<br />

planregels, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen<br />

de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat<br />

uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen waarin relevante onderzoeksresultaten<br />

zijn opgenomen en de resultaten van het (voor)overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de<br />

inspraak.<br />

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een achttal hoofdstukken<br />

en enkele (separate) bijlagen. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er<br />

sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).<br />

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal,<br />

regionaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 is een beschrijving gegeven van de<br />

bestaande situatie in al haar facetten. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van de visie<br />

op het plan gegeven. In hoofdstuk 5 zijn de noodzakelijke onderzoeken besproken<br />

en worden keuzes nader verantwoord. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet<br />

toegelicht. Er is een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend<br />

plan is vastgelegd, juridisch is geregeld. Hoofdstuk 7 geeft inzicht in de economische<br />

uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan<br />

komt de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.<br />

Hoofdstuk 1 5


6<br />

Hoofdstuk 1


2. BELEIDSKADER<br />

2.1 Rijksbeleid<br />

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)<br />

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 1<br />

staan de plannen van de Rijksoverheid<br />

voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar<br />

en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke<br />

ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en<br />

komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van<br />

rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk<br />

en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale<br />

overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving.<br />

Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal<br />

maatwerk.<br />

Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast<br />

kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:<br />

een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van<br />

provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten<br />

en opgaven in de stedelijke regio’s rondom de mainports, brainports, greenports<br />

en valleys;<br />

over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan.<br />

Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;<br />

een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog<br />

afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten<br />

van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid<br />

van inwoners.<br />

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig<br />

te houden voor de middellange termijn (2028):<br />

het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van<br />

de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;<br />

het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker<br />

voorop staat;<br />

het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke<br />

en cultuurhistorische waarden behouden zijn.<br />

1 Vastgesteld op 13 maart 2012.<br />

Hoofdstuk 2 7


Uit bovenstaande drie doelen zijn de nationale belangen naar voren gekomen. Voor<br />

de regio Brabant zijn de volgende opgaven van nationaal belang:<br />

het verbeteren van het vestigingsklimaat van de Brainport Zuidoost-Nederland;<br />

versterking van de primaire waterkeringen;<br />

deelprogramma’s Veiligheid, Zoetwater en Nieuwbouw en herstructurering van<br />

het Deltaprogramma;<br />

EHS inclusief Natura 2000-gebieden;<br />

buisleidingennetwerk ruimtelijk mogelijk maken;<br />

onderzoek naar goederenvervoer over het spoor;<br />

hoofdenergienetwerk (380 KV) over de grens;<br />

voorkeursgebieden grootschalige windenergie Westelijk Noord-Brabant.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Geconstateerd kan worden<br />

dat het bestemmingsplan niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.<br />

2.2 Provinciaal beleid<br />

Structuurvisie ruimtelijke ordening<br />

De Structuurvisie ruimtelijke ordening is op 1 oktober 2010 vastgesteld door Provinciale<br />

Staten en op 1 januari 2011 in werking getreden. De provincie geeft in de<br />

structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk<br />

naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten<br />

van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op<br />

de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en<br />

identiteit van Noord-Brabant.<br />

De provincie streeft naar een complete kennis- en innovatieregio. Daarvoor zijn een<br />

aantrekkelijke woon- en leefomgeving, natuur- en landschapsontwikkeling, een<br />

robuust verkeer- en vervoersysteem en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven<br />

van cruciaal belang. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen<br />

uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem met aandacht voor<br />

hoogwaterbescherming, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk<br />

gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte<br />

krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine<br />

kernen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden,<br />

groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw).<br />

Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter) nationale bereikbaarheid,<br />

knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de<br />

steden).<br />

8<br />

Hoofdstuk 2


Dit is vertaald in de volgende 13 provinciale ruimtelijke belangen:<br />

1. Regionale contrasten;<br />

2. Een multifunctioneel landelijk gebied;<br />

3. Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;<br />

4. Een betere waterveiligheid door preventie;<br />

5. Koppeling van waterberging en droogtebestrijding;<br />

6. Ruimte voor duurzame energie;<br />

7. Concentratie van verstedelijking;<br />

8. Sterk stedelijk netwerk: BrabantStad;<br />

9. Groene geledingszones tussen steden;<br />

10. Goed bereikbare recreatieve voorzieningen;<br />

11. Economische kennisclusters;<br />

12. (inter)nationale bereikbaarheid;<br />

13. Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.<br />

Voor onderhavig bestemmingsplan speelt het belang van concentratie van verstedelijking<br />

een rol.<br />

Concentratie van verstedelijking<br />

De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de<br />

steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende<br />

kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het<br />

landelijk gebied. In het landelijk gebied bieden vitale kernen landelijke en meer<br />

kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen<br />

zijn gericht op de eigen behoefte. Voor de opvang van de woningbouwbehoefte<br />

geldt het principe van bouwen voor migratiesaldo-nul.<br />

Naast concentratie van verstedelijking wil de provincie binnen de stedelijke structuur<br />

het volgende bereiken:<br />

zorgvuldig ruimtegebruik;<br />

meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit;<br />

betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur;<br />

versterking van de economische kennisclusters.<br />

Voor onderhavig bestemmingsplan spelen de elementen ‘zorgvuldig ruimtegebruik’<br />

en ‘meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit‘ een rol.<br />

Zorgvuldig ruimtegebruik<br />

De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en<br />

zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden<br />

voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder<br />

ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. Het ‘aansnijden van nieuwe ruimte’ voor<br />

verstedelijking wordt in samenhang bezien met deze mogelijkheden. Door meer<br />

aandacht te schenken aan beheer en onderhoud van het bestaand stedelijke gebied<br />

worden in de toekomst ingrijpende herstructureringen voorkomen.<br />

Hoofdstuk 2 9


Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit<br />

Karakteristieke verschillen tussen dorpen en steden vervagen. Uitbreidingswijken en<br />

werklocaties in steden en dorpen gaan steeds meer op elkaar lijken. De provincie wil<br />

dat nieuwe ontwikkelingen meer inspelen op het karakter en de kwaliteit van de<br />

plek. Door bij stedelijke ontwikkelingen uit te gaan van het verschil in omvang en<br />

karakter van de verschillende kernen, wordt het contrast tussen stad en dorp behouden.<br />

Dit versterkt de identiteit en aantrekkelijkheid van kernen en hun relatie<br />

met het omliggende landschap.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheerplan. Het beoogt de bestaande<br />

situatie vast te leggen, wat een adequate handhaving vergemakkelijkt. De aandacht<br />

voor handhaving, zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, maken dat het<br />

bestemmingsplan conform het ruimtelijke provinciale beleid is.<br />

Afbeelding 2: Uitsnede kaart Stedelijke ontwikkeling Verordening Ruimte (met globale ligging<br />

plangebied in rood kader)<br />

Verordening Ruimte<br />

De Verordening Ruimte is op 11 mei 2012 vastgesteld door Provinciale Staten en op<br />

1 juni 2012 in werking getreden. In de verordening staan onderwerpen uit de provinciale<br />

structuurvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen<br />

en hoe ze dat wil doen. De verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels<br />

waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke<br />

plannen. De Verordening bevat regels voor:<br />

Bevordering van ruimtelijke kwaliteit;<br />

Stedelijke ontwikkeling;<br />

Ecologische hoofdstructuur;<br />

Water;<br />

Groenblauwe mantel;<br />

10<br />

Hoofdstuk 2


Aardkunde en cultuurhistorie;<br />

Agrarisch gebied;<br />

Intensieve veehouderij;<br />

Glastuinbouw;<br />

Niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied;<br />

Regionaal ruimtelijk overleg;<br />

Bevoegdheden van Gedeputeerde Staten.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Het plangebied ligt binnen gronden die op de kaarten behorende bij de Verordening<br />

Ruimte als ‘bestaand stedelijk gebied; kernen in landelijk gebied’ zijn aangeduid<br />

(zie afbeelding 2). Bestaand stedelijk gebied is gebied dat het bestaande ruimtebeslag<br />

van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur<br />

van stedelijke functies. Op deze gronden mogen stedelijke ontwikkelingen<br />

plaatsvinden. Onderhavig bestemmingsplan is zodoende in overeenstemming met<br />

het provinciale beleid.<br />

2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />

Woonvisie <strong>Schijndel</strong><br />

De Woonvisie 2013 geeft de prioriteiten aan voor het toevoegen van extra woningen<br />

aan de woningvoorraad. Vanwege zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik worden<br />

in principe extra woningen binnen de bestaande kom gerealiseerd. Als gevolg van<br />

de vergrijzing, de toename van het aantal 1- en 2-persoonshuishoudens en de te<br />

verwachten bevolkingskrimp op termijn, wordt prioriteit gegeven aan herontwikkeling,<br />

verdichting en inbreiding.<br />

Uitgangspunten van het woonbeleid zijn voldoende betaalbare woningen, meer<br />

diversiteit in woningtypen om zoveel mogelijk mensen passend aan hun situatie zo<br />

lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, diversiteit en functiemenging binnen<br />

buurten vanwege leefbaarheid en gelijke kansen voor diverse bevolkingsgroepen op<br />

vervulling van hun woonbehoefte.<br />

Uitvoeringsprogramma Wonen<br />

Jaarlijks wordt het woonbeleid vertaald in een Uitvoeringsprogramma Wonen. In<br />

dat programma wordt de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave aangegeven<br />

en inzicht gegeven in de woning(ver)bouwprogrammering. Naast de zorg<br />

voor voldoende harde plancapaciteit voor realistische plannen zijn er zachte plannen<br />

om flexibel op externe ontwikkelingen in te kunnen spelen, zowel op inhoud als op<br />

fasering van realisatie. Er wordt kritisch gekeken naar het hard maken van zachte<br />

plannen en het toevoegen van nieuwe plannen. Bij de keuzes zijn de prioriteiten uit<br />

de Woonvisie leidend.<br />

Hoofdstuk 2 11


Doorwerking plangebied<br />

Onderhavig bestemmingsplan is conserverend. Uitgangspunt is dat het aantal woningen<br />

niet toeneemt.<br />

Bebouwingsregeling wonen 2009<br />

De gemeente <strong>Schijndel</strong> kent het beleid “Bebouwingsregeling Wonen 2009”. Dit beleid<br />

is in april 2009 door het college vastgesteld en, na publicatie, in werking getreden.<br />

De beleidsregel biedt de burger mogelijkheden om de eigen woning uit te<br />

breiden middels een uitbreiding of bijgebouw en voor de zogenaamde beroepen<br />

aan huis.<br />

Doorwerking plangebied<br />

De beleidsuitgangspunten uit de “Bebouwingsregeling Wonen 2009” zijn doorvertaald<br />

in onderhavig bestemmingsplan. Hierdoor zijn royale en flexibele uitbreidingsmogelijkheden<br />

van en bij woningen ontstaan. Van het bij een woning behorend<br />

achter- of zijerf mag 40% tot een maximum van 100 m² worden bebouwd met<br />

erfbebebouwing. Hieronder wordt verstaan aanbouwen aan en bijgebouwen en<br />

overkappingen bij een woning. Aan de zijkant van een woning kan een overkapping<br />

(carport) worden gerealiseerd en aan de voor- of zijgevel van de woning mag een<br />

uitbouw (erker, overkapte entree) worden opgericht. Voor hoekwoningen zijn uitzonderingen<br />

opgenomen. Ook het maken van een dakopbouw is mogelijk. De zogenaamde<br />

beroepen aan huis zijn rechtstreeks onder voorwaarden toegestaan.<br />

Groenbeleidsplan<br />

In maart 2012 heeft de gemeenteraad van <strong>Schijndel</strong> het Groenbeleidsplan <strong>Schijndel</strong><br />

vastgesteld. Met dit beleidsplan wil de gemeente de visie op het groen herzien en<br />

moderniseren. De visie op het groen van de gemeente <strong>Schijndel</strong> bestaat uit vier<br />

hoofdpijlers: duurzaamheid, met minimale inzet een maximaal resultaat bereiken,<br />

burgers en landschap en identiteit en oriëntatie.<br />

Het Groenbeleidsplan <strong>Schijndel</strong> dient als basisdocument voor ontwerpen, aanleggen<br />

en beheren van de openbare ruimte. Op de bij het Groenbeleidsplan <strong>Schijndel</strong> behorende<br />

kaarten wordt onderscheid gemaakt tussen:<br />

- Hoofdgroenstructuur;<br />

- Wijkgroenstructuur;<br />

- Woongroenstructuur/overige elementen.<br />

Voor deze categorieën geldt ingevolge de Bomenverordening <strong>Schijndel</strong> (zie hierna)<br />

het volgende ontheffingen c.q. vergunningenstelsel:<br />

- bomen binnen de op de kaart aangegeven lijnstructuren in de groene hoofdstructuur<br />

mogen slechts met een ontheffing worden geveld dan wel verwijderd;<br />

- bomen of houtopstanden in gemeentelijk eigendom binnen de wijkgroenstructuur<br />

en de hoofdgroenstructuur (tenzij dit beschermde bomen zijn, zie hierna)<br />

12<br />

Hoofdstuk 2


met een omtrek ≥ 10 centimeter mogen met een vergunning worden geveld dan<br />

wel verwijderd;<br />

- voor groen in parken en op pleinen, groene wiggen, entrees sportvelden en<br />

begraafplaatsen in gemeentelijk eigendom geldt dezelfde vergunningvereiste;<br />

- voor groen in de woongroenstructuur (en overige elementen) of bomen en<br />

houtopstanden in particulier eigendom geldt een vergunningplicht bij een omtrek<br />

≥ 30 centimeter tenzij het beschermde bomen betreffen.<br />

Naast het Groenbeleidsplan kent de gemeente <strong>Schijndel</strong> ook de Bomenverordening<br />

(vastgesteld januari 2012). Met deze bomenverordening wil de gemeente de administratieve<br />

lasten van het oude kapvergunningenstelsel verminderen en zich effectiever<br />

richten op de bescherming van de waardevolle bomen in <strong>Schijndel</strong>. Hiertoe is op<br />

19 juni 2012 de “Lijst Beschermde Bomen” door burgemeester en wethouders vastgesteld.<br />

Na het doorlopen van een zienswijzenprocedure zal naar verwachting najaar<br />

2012 de definitieve lijst worden vastgesteld. De bomen op deze lijst staan zowel<br />

op publiek als privaat terrein en mogen alleen bij hoge uitzondering (en dus alleen<br />

met ontheffing) gekapt worden. Voor de overige houtopstanden geldt een vergunningenstelsel<br />

zoals hierboven genoemd.<br />

Doorwerking plangebied<br />

In onderhavig bestemmingsplan is ten aanzien van het aspect groen geregeld dat de<br />

bomen – van de “Lijst Beschermde Bomen” – op de verbeelding een dubbelbestemming<br />

“Waarde – Waardevolle boom” hebben. Aan deze dubbelbestemming is een<br />

aanlegvergunningstelsel gekoppeld.<br />

Nota Hondenbeleid<br />

De gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in 2001 de Nota Hondenbeleid opgesteld. Reden hiervoor<br />

is het streven naar een integrale oplossing voor het probleem van de hondenpoep<br />

in <strong>Schijndel</strong>. De doelstelling van de nota is het nemen van maatregelen ter<br />

vermindering van de overlast. Dit gebeurt via twee sporen:<br />

- door het opstellen van duidelijke en werkbare regelgeving en het scheppen van<br />

duidelijkheid hieromtrent naar de burger toe (zowel honden- als niet hondenbezitters);<br />

- door het aanwijzen van hondenuitlaatplekken en het laten opruimen van de<br />

uitwerpselen door de hondenbezitters.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Het eerstgenoemde aspect, de regelgeving, wordt via de Algemene Plaatselijke Verordening<br />

(APV) aangepakt. Ten behoeve van het tweede aspect wordt binnen de<br />

bestemming Groen ruimte geschapen voor hondenvoorzieningen. Hierbij kan men<br />

denken aan een hondenuitlaatstrook, een hondenuitrenveld en hondentoiletten.<br />

Hoofdstuk 2 13


Speelruimtebeleid<br />

Het Speelruimteplan (2000) vormt de basis voor het gemeentelijk beleid met betrekking<br />

tot speelruimte. In het Speelruimteplan zijn de consequenties in beeld gebracht<br />

om een goede kwalitatieve en kwantitatieve speelruimte te realiseren. Per wijk is de<br />

huidige situatie met betrekking tot speelruimte geïnventariseerd. Vervolgens is een<br />

ideale situatie in beeld gebracht, inclusief de financiële consequenties. Het totaal<br />

aantal speelplekken in <strong>Schijndel</strong> zou moeten worden opgewaardeerd van 51 tot 65<br />

stuks, zodat de meest ideale dekking wordt bereikt die praktisch haalbaar is. Om het<br />

beste resultaat te krijgen en te behouden zijn aandachtspunten geformuleerd die<br />

elk jaar moeten worden gecontroleerd.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Voor het plangebied is geconstateerd dat het redelijk goed is ingericht qua speelplekken.<br />

In het bestemmingsplan is rekening gehouden met het realiseren van<br />

speelplekken (zie bij bestemming Groen).<br />

<strong>Gemeente</strong>lijk Verkeer- en VervoerPlan (GVVP)<br />

In maart 2012 is het <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeer- en VervoerPlan (GVVP) <strong>Schijndel</strong> vastgesteld<br />

als actualisatie van het gemeentelijk verkeersplan (GVP) en het daaruit voortkomende<br />

uitvoeringsprogramma (UGVP) uit respectievelijk 2001 en 2002. Dit document<br />

is het kader voor het te voeren gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid op<br />

basis van een integrale verkeersstructuur. In het GVVP <strong>Schijndel</strong> zijn zeven beleidsthema’s<br />

onderscheiden en heeft betrekking op drie perioden, te weten de korte<br />

termijn (2011 – 2015), de middellange termijn (2015 – 2025) en de lange termijn<br />

(2025 – 2040).<br />

De beleidsthema’s hebben betrekking op verkeersveiligheid, fietsvervoer, voetgangersverkeer,<br />

interne bereikbaarheid, externe bereikbaarheid, openbaar vervoer en<br />

parkeren. De ideaalbeelden per thema zijn in het GVVP <strong>Schijndel</strong> doorvertaald naar<br />

een categorisering voor het wegennet van de gemeente <strong>Schijndel</strong> volgens de principes<br />

van Duurzaam Veilig.<br />

De categorisering van wegen gebeurt door onderscheid te maken tussen de verkeers-<br />

en verblijfsfuncties. Binnen de verkeersfunctie heeft het doorstromen van het<br />

verkeer de hoogste prioriteit, binnen de verblijfsfunctie heeft verblijven prioriteit.<br />

Woonwijken zijn het meest duidelijke voorbeeld van verblijfsfuncties. Voor elk type<br />

weg zijn andere maatregelen noodzakelijk om een verbeterde en veiliger verkeersstructuur<br />

te ontwikkelen voor alle doelgroepen (voetgangers, fietser, openbaar vervoer<br />

en gemotoriseerd verkeer). Binnen de bebouwde kom ontstaat hierdoor een<br />

combinatie van de volgende wegen:<br />

- gebiedsontsluitingswegen I, maximumsnelheid van 70 km/h;<br />

- gebiedsontsluitingswegen II, maximumsnelheid van 50 km/h;<br />

- erftoegangswegen I, maximumsnelheid van 30 km/h met fietsvoorziening;<br />

- erftoegangswegen II, maximumsnelheid van 30 km/h zonder fietsvoorziening.<br />

14<br />

Hoofdstuk 2


In het GVVP <strong>Schijndel</strong> worden een aantal maatregelen beschreven teneinde het gewenste<br />

eindbeeld op het gebied van verkeer en vervoer te bereiken. Enkele maatregelen<br />

hebben ruimtelijke consequenties. Gezien de planperiode van onderhavig<br />

bestemmingsplan van 10 jaar zijn de maatregelen voor de lange termijn (2025 –<br />

2040) niet relevant. Maatregelen voor de korte en middellange termijn die mogelijk<br />

wel (ruimtelijk) relevant zijn en binnen of in de nabijheid van het plangebied liggen,<br />

betreffen:<br />

- het uitbreiden van het aantal fietsparkeerplaatsen (thema langzaam verkeer);<br />

- het realiseren van haltevoorzieningen, overkappingen en fietsstallingen (thema<br />

openbaar vervoer);<br />

- het omvormen van het gebied Kloosterstraat/Hoofdstraat (thema bereikbaarheid);<br />

- het toegankelijk maken van niet/geprioriteerde halteplaatsen (thema openbaar<br />

vervoer);<br />

- daarnaast bestaan er ideeën om de profielen van de zogenaamde “inprikkers”<br />

te wijzigen.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Bovengenoemde maatregelen variëren in zowel omvang als in mate van concreetheid.<br />

Daarbij komt dat onderhavig bestemmingsplan een conserverend karakter<br />

heeft waarin geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. De hierboven<br />

genoemde maatregelen worden daarom niet opgenomen in dit bestemmingsplan.<br />

Voor zover de genoemde maatregelen niet passen binnen de bestemming verkeer,<br />

zal voor de realisatie van de genoemde maatregelen een separate planologisch juridische<br />

procedure met een eigen afwegingskader worden doorlopen.<br />

De Hoofdstraat, Plein 1944 en de Wijbosscheweg vallen onder de categorie erftoegangswegen<br />

I met een maximumsnelheid van 30 km/h, met aparte fietsvoorzieningen.<br />

De overige wegen binnen het plangebied vallen onder de categorie erftoegangswegen<br />

II met een maximumsnelheid van 30 km/uur, zonder aparte fietsvoorzieningen.<br />

De wegen hebben allen de bestemming ‘Verkeer – 2’.<br />

Parkeren<br />

Tot op heden werden met betrekking tot het onderwerp parkeren geen tot weinig<br />

eisen gesteld in de bestemmingsplannen van de gemeente <strong>Schijndel</strong>. Met het (op<br />

termijn) vervallen van de bepalingen uit de Bouwverordening voor parkeren (naar<br />

verwachting in 2013), is dit parkeeronderwerp nu een zaak voor bestemmingsplannen.<br />

Daarom worden in onderhavig bestemmingsplan voor alle functies parkeernormen<br />

opgenomen. De parkeereis is niet uitsluitend beperkt voor bouwactiviteiten doch<br />

strekt ook tot gebruik c.q. gebruikswijzigingen.<br />

Hoofdstuk 2 15


Doorwerking plangebied<br />

Door het op termijn vervallen van bepalingen ten aanzien van parkeren in de Bouwverordening<br />

zijn voor het bepalen van de parkeerbehoefte van alle functies, de parkeernormen<br />

die CROW heeft opgesteld voor de stedelijksheidsgraad “weinig stedelijk”<br />

in onderhavig bestemmingsplan opgenomen.<br />

Ook wordt aandacht besteed aan het gebruik van voortuinen voor het opstellen van<br />

voertuigen. Indien dit gebeurt op een manier die ten koste gaat van de ruimtelijke<br />

kwaliteit, de uitstraling naar en van de openbare ruimte of het gebruik van de<br />

openbare ruimte, is dit ongewenst. Het opstellen van voertuigen, zonder dat vergunning<br />

is verstrekt voor het uitwegen, wordt niet toegestaan.<br />

In februari 2013 is in het gebied rondom winkelcentrum ’t Zuid een parkeeronderzoek<br />

uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek en de doorwerking daarvan in dit<br />

bestemmingsplan worden besproken in paragraaf 3 van hoofdstuk 4.<br />

Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong><br />

In de detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> 2<br />

wordt de bestaande winkelstructuur geanalyseerd<br />

en wordt vervolgens aangegeven welke detailhandelsontwikkelingen kunnen<br />

plaatsvinden om de detailhandelsstructuur in <strong>Schijndel</strong> in de toekomst te optimaliseren.<br />

Uit distributieve berekeningen blijkt dat de uitbreidingspotenties in <strong>Schijndel</strong> beperkt<br />

zijn. Om tot een gezonde winkelstructuur te komen moeten er daarom keuzes<br />

worden gemaakt over de gewenste spreiding, functie en positie van verschillende<br />

winkellocaties. De keuzes die in de detailhandelsvisie worden gemaakt zien op de<br />

versterking van het centrumgebied en behoud van levensvatbare centra en dagelijkse<br />

voorzieningen op wijk- en buurtniveau.<br />

Het realiseren van een sterker centrum brengt met zich mee dat met uitbreidingsmogelijkheden<br />

buiten het centrum terughoudend moet worden omgegaan. Wijkwinkelcentrum<br />

’t Zuid heeft voor Zuidoost- <strong>Schijndel</strong> een dagelijkse boodschappenfunctie<br />

die verder versterkt kan worden.<br />

2<br />

Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> (projectnr. 863.0609). Droogh Trommelen en partners, 22 juni 2010.<br />

16<br />

Hoofdstuk 2


Afbeelding 3: Gewenste functioneel-ruimtelijke structuur ’t Zuid (bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong>, afbeelding<br />

9a)<br />

Doorwerking plangebied<br />

Volgens de detailhandelsvisie is het Wijkwinkelcentrum ’t Zuid bedoeld voor detailhandel<br />

met een wijkverzorgend boodschappenkarakter (maximaal één supermarkt).<br />

Binnen de compacte zone in de Molenstraat (zie afbeelding 3 voor de begrenzing<br />

van deze zone): flexibele woon-/winkelbestemming, maximaal 500 m² wvo uitbreiding.<br />

Buiten deze zone wordt uitbreiding van bestaande detailhandelsvestigingen<br />

toegestaan tot maximaal 10% van het winkelvloeroppervlak.<br />

Horecastructuurvisie<br />

In december 2000 is een Horecastructuurvisie vastgesteld, deze vormt de basis voor<br />

het horecabeleid in de gemeente <strong>Schijndel</strong>. Er wordt uitgegaan van een aantal verschillende<br />

deelgebieden: rondom de markt, rondom Kloosterstraat en Hoofdstraat,<br />

rondom Plein 1944, rondom de Boschweg en woongebieden/buitengebied. In dit<br />

plan staan het deelgebied rondom Plein 1944 centraal.<br />

De hoofddoelstelling van de gemeente <strong>Schijndel</strong> is het bevorderen van de aantrekkelijkheid<br />

en levendigheid van de <strong>Schijndel</strong>se horeca zonder dat de leefbaarheid of<br />

veiligheid in de omgeving van de horeca in het gedrang komt. Er wordt gestreefd<br />

naar een hoge(re) mate van concentratie van het horeca-aanbod in het centrumgebied.<br />

Hoofdstuk 2 17


Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende horecatypen. In de verdeling is<br />

uitgegaan van zowel ruimtelijke als functionele criteria. De verdeling is als volgt:<br />

I. (Winkelgebonden) daghoreca;<br />

II. Maaltijd- en logiesverstrekkers;<br />

III. Spijsverstrekkers;<br />

IV. Drankverstrekkers (cafés e.d.);<br />

V. Discotheken.<br />

Het gebied rondom Plein 1944 strekt zich uit van het Jansenpark (’t Kroontje), via<br />

Plein 1944 tot en met de Hertog Jan II Laan (slechts een klein gedeelte hiervan ligt<br />

dus binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan). Voor het gebied<br />

rondom Plein 1944 betreft de doelgroep de bewoners in de omgeving. Er zijn horecagelegenheden<br />

uit de categorieën I t/m IV gesitueerd. Het beleid is consoliderend<br />

van aard: handhaven van het aantal horecabedrijven in het gebied. Bij vertrek van<br />

een horecabedrijf kan er een ander horecabedrijf terugkeren, eventueel op een andere<br />

plaats in hetzelfde gebied. Maar geen uitbreiding van het huidige aantal horecazaken.<br />

Daarnaast dient er gestreefd te worden naar verplaatsing van uitgaansgerichte<br />

horeca naar het gebied rondom Kloosterstraat en Hoofdstraat.<br />

Doorwerking plangebied<br />

Op basis van bovenstaande onderverdeling is in het bestemmingsplan een categorisering<br />

voor horecabedrijven opgenomen. Deze is gebaseerd op het bestemmingsplan<br />

Kom <strong>Schijndel</strong> 2013. Binnen wijkwinkelcentrum ’t Zuid zijn twee horecagelegenheden<br />

aanwezig. Dit betreft café ’t Kroontje aan Hoofdstraat 216 en lunchroom<br />

Broodje Apart aan Molenstraat 8. In het bestemmingsplan zijn deze bestaande horecabedrijven<br />

bestemd tot ‘Gemengd – 6’. Binnen deze bestemming zijn verschillende<br />

functies mogelijk. Ter plaatse van de aanwezige horecabedrijven is op de verbeelding<br />

een aanduiding opgenomen, waarbinnen een horecabedrijf in de aangegeven<br />

categorie mag worden geëxploiteerd. Voor het toekennen van de aanduiding is de<br />

aard van het feitelijk aanwezige horecabedrijf als uitgangspunt genomen. Via een<br />

wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk elders binnen de bestemming een horecabedrijf<br />

te beginnen onder de voorwaarde dat een reeds bestaand horecabedrijf is vertrokken<br />

en de desbetreffende aanduiding van de verbeelding wordt verwijderd.<br />

18<br />

Hoofdstuk 2


3. BESTAANDE SITUATIE<br />

De gemeente <strong>Schijndel</strong> ligt in het noordoosten van de provincie Noord-Brabant,<br />

centraal in de driehoek ’s-Hertogenbosch, Oss, Eindhoven. De buurgemeenten van<br />

<strong>Schijndel</strong> zijn: Boxtel, Sint-Michielsgestel, Bernheze, Veghel en Sint-Oedenrode. De<br />

gemeente telt ongeveer 23.000 inwoners. De meeste inwoners wonen in één van de<br />

twee kernen binnen de gemeente: <strong>Schijndel</strong> of Wijbosch. Het plangebied is centraal<br />

in de kern <strong>Schijndel</strong> gelegen, direct ten zuidoosten van het centrum van <strong>Schijndel</strong>.<br />

3.1 Ontstaansgeschiedenis<br />

De kern <strong>Schijndel</strong> wordt het eerst genoemd in 1299, als ‘Scinle’. Als nederzettingsvorm<br />

is <strong>Schijndel</strong> in eerste instantie een samengesteld lintdorp. Dit betekent dat<br />

naast de hoofdweg een secundaire wegenstructuur is ontstaan, welke parallel loopt<br />

aan de Hoofdstraat. <strong>Schijndel</strong> is in tegenstelling tot veel omliggende dorpen, niet<br />

ontstaan door de ligging aan een rivier, maar door de ligging aan de handelsweg<br />

tussen ’s-Hertogenbosch en Eindhoven. Mogelijk bestaat de Hoofdstraat al sinds de<br />

Romeinse tijd. 3<br />

Landbouw en ambachtelijke nijverheid (zoals de klompenmakerij) zijn tot ver in de<br />

twintigste eeuw de hoofdbron van inkomsten geweest. Vervolgens hebben verschillende<br />

industrieën de overhand gekregen, met name kousen en kaarsen werden gefabriceerd<br />

in <strong>Schijndel</strong>.<br />

3.2 Ruimtelijke typering<br />

Een groot deel van het plangebied kan getypeerd worden als historische bebouwingslinten<br />

langs de oorspronkelijke uitvalswegen. Historische bebouwingslinten<br />

bestaan in het algemeen uit een reeks van losstaande gebouwen en onbebouwde<br />

terreinen en zijn in de loop der tijd ontstaan langs de oudere hoofd- en uitvalswegen.<br />

Vaak sluiten deze wegen aan op de oude kern of maken daarvan deel uit. Een<br />

vergelijkbare bebouwing ontstond ook plaatselijk langs veldwegen. Rond de bebouwing<br />

vloeit de openbare ruimte vaak op vanzelfsprekende wijze over in de privé-ruimte.<br />

Aan het beeld van de bebouwingslinten is de ontstaansgeschiedenis van de gemeente<br />

binnen de oorspronkelijke landschappelijke omgeving af te lezen. Deels zijn deze<br />

bebouwingslinten opgenomen in nieuwe wijken. De oorspronkelijke samenhang in<br />

3<br />

Gebaseerd op: Provincie Noord-Brabant; 1990; Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant, Monumenten<br />

Inventarisatie Project, <strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong>.<br />

Hoofdstuk 3 19


het wegennet is meestal nog herkenbaar, maar het kan ook gaan om fragmenten in<br />

een nieuwe omgeving. Historische bebouwingslinten vormen een aantrekkelijke<br />

vestigingplaats voor economische activiteiten. Mede onder invloed daarvan ondergaan<br />

veel bebouwingslinten een geleidelijk veranderingsproces van functiewisseling,<br />

aanpassing en verdichting. Afhankelijk van hun ontstaan en ontwikkeling kunnen<br />

bebouwingslinten in wandwerking, bouwmassa’s, functie en bouwstijlen een grote<br />

samenhang, maar ook een grote diversiteit laten zien.<br />

De historische bebouwingslinten hebben een duidelijke functionele en visuele relatie<br />

met de route waarlangs deze zijn ontstaan. De situering op de kavel en de bebouwingsrichting<br />

is doorgaans historisch bepaald door de ontginningswijze en verkaveling<br />

van het omringende landschap.<br />

Vrijwel alle bebouwing is opgebouwd uit een of twee lagen met een stevige kap en<br />

staat gericht naar de weg. Nabij kruisingen of splitsingen van wegen staat de bebouwing<br />

gericht naar de belangrijkste weg.<br />

Het bebouwingsbeeld heeft in de historische bebouwingslinten een afwisselend<br />

karakter, mede als gevolg van de verschillende stijlperiodes waarin de panden zijn<br />

ontstaan. Traditionele kenmerken van de architectuur overheersen het wegbeeld.<br />

De oorspronkelijke bebouwing toont vaak duidelijke agrarische trekken: Een forse<br />

massa, die evenwijdig aan en vaak dicht op de weg is geplaatst. Kenmerkend zijn de<br />

dominante kap en de lage gootlijn. Tussen de agrarische bebouwing staan vrijstaande<br />

panden uit verschillende stijlperioden. Verschillende dakvormen komen naast<br />

elkaar voor.<br />

In een deel van het plangebied, aan de Binnenweg en de Van der Leckstraat en rond<br />

het Jansenpark, kan de bebouwing getypeerd worden als woonwijken in traditionele<br />

blokverkaveling. In de ontstaansperiode van deze buurten, de jaren vijftig en zestig,<br />

lag het accent op het produceren van goedkope woningen. Zowel voor de stedenbouwkundige<br />

opzet als voor de architectonische uitwerking leidde dit uitgangspunt<br />

tot aanzienlijke versoberingen in vergelijking tot vorige bouwperiodes.<br />

Het stedenbouwkundig patroon wordt gekenmerkt door een opzet, die in principe<br />

rechthoekig is en die ingevuld is met gesloten en halfopen bouwblokken. Woningen<br />

zijn gebouwd langs straten, doorgaans in rijtjes van vier of meer, afgewisseld met<br />

dubbele en vrijstaande woningen.<br />

Vrijwel alle woningen bestaan uit een of twee lagen met een kap. Kenmerkend zijn<br />

de blokvormige groepering van de woningen en het straatgericht wonen. Rust in<br />

het bebouwingsbeeld ontstaat door de eenvoudige hoofdmassa´s en kapvormen,<br />

zoals zadelkappen en soms schilddaken.<br />

20<br />

Hoofdstuk 3


3.3 Functionele typering<br />

Wonen<br />

De woonfunctie is sterk vertegenwoordigd in het plangebied. Rond het winkelcentrum<br />

bevinden zich aaneengesloten woongebieden. Binnen het winkelcentrum<br />

komt wonen voor op de verdiepingen van winkelpanden en ook op de begane<br />

grond.<br />

De Wijbosscheweg, Plein 1944, Hoofdstraat en de Van Berghenstraat kunnen worden<br />

gekenmerkt als historisch bebouwingslint. Historische bebouwingslinten bestaan<br />

in het algemeen uit een reeks van losstaande gebouwen en onbebouwde terreinen<br />

en zijn in de loop der tijd ontstaan langs de oudere hoofd- en uitvalswegen.<br />

Deze wegen sluiten aan op de oude kern. De historische bebouwingslinten hebben<br />

een duidelijke functionele en visuele relatie met de route waarlangs deze zijn ontstaan.<br />

De situering op de kavel en de bebouwingsrichting is doorgaans historisch<br />

bepaald door de ontginningswijze en verkaveling van het omringende landschap.<br />

Vrijwel alle bebouwing is opgebouwd uit één of twee lagen met een stevige kap en<br />

staat gericht naar de weg. Nabij kruisingen of splitsingen van wegen staat de bebouwing<br />

gericht naar de belangrijkste weg. In het bebouwingsbeeld overheersen<br />

traditionele kenmerken van de architectuur het wegbeeld. Het groen in het straatbeeld<br />

bestaat hoofdzakelijk uit laanbomen en de beplanting op de privé erven.<br />

Rond de rotonde bij Wijbosscheweg – Plein 1944 is ruimte voor extra groen op de<br />

overhoeken aanwezig.<br />

Aan de Binnenweg - Van der Leckstraat - De Pegstukken ligt een buurt bestaande uit<br />

korte blokken met rijwoningen (twee lagen met een kap) aan rechte wegen en<br />

voortuinen georiënteerd op het zuiden.<br />

Typerend voor de woningen aan de Deken Baekerstraat is de traditionele opzet van<br />

de woningen: rood/geel metselwerk, schuine pannen daken en houten kozijnen. De<br />

twee-onder-een-kap woningen bestaan uit één laag met een kap. Karakteristiek zijn<br />

de lage goten aan de voorzijde van de woningen, waardoor een lang dakvlak ontstaat.<br />

Aan de Molenhof en rondom het noordelijke deel van het Jansenpark zijn seniorenwoningen<br />

bestaande uit één laag met een kap gesitueerd.<br />

Wijkwinkelcentrum ‘t Zuid<br />

Wijkwinkelcentrum ’t Zuid bestaat uit het deel van de Molenstraat vanaf De Pegstukken<br />

tot de Hoofdstraat en een klein deel van de noordzijde van de Hoofdstraat.<br />

De meeste winkels zijn gevestigd in de Molenstraat. Het winkelcentrum heeft een<br />

redelijk compacte opzet. Het winkelfront wordt echter op diverse plaatsen onder-<br />

Hoofdstuk 3 21


oken door woningen, vooral aan de westzijde van de Molenstraat. Daarnaast zijn<br />

er enkele winkels aan de Hoofdstraat gevestigd, die op zichzelf functioneren.<br />

Wijkwinkelcentrum ’t Zuid is het tweede winkelcentrum van <strong>Schijndel</strong>. De afstand<br />

tussen dit winkelcentrum en het centrum van <strong>Schijndel</strong> is dermate groot dat er geen<br />

ruimtelijke relatie is tussen de gebieden. Het winkelaanbod in ’t Zuid heeft een omvang<br />

van 4.338 m² wvo (± 18 verkooppunten). Dit winkelaanbod bestaat voor een<br />

deel uit boodschappenwinkels met o.a. supermarkt Albert Heijn (± 1.200 m² wvo),<br />

een slijter en een dierenspeciaalzaak. Dit aanbod is in het noordelijke deel van de<br />

Molenstraat gevestigd. Dit dagelijkse aanbod is niet compleet: een verszaak als een<br />

bakker of slager ontbreekt.<br />

Er zijn enkele zelfstandige modewinkels in ’t Zuid gevestigd, waarvan Van Tilburg<br />

met ± 960 m² wvo, verdeeld over twee panden aan de zuidelijke entree van de Molenstraat,<br />

veruit de grootste is. Daarnaast is verspreid over het winkelcentrum een<br />

aantal kleinschalige aanbieders in diverse branches gevestigd. Het winkelcentrum<br />

heeft vooral een functie als boodschappencentrum op wijkniveau. Daarin speelt de<br />

supermarkt Albert Heijn de rol als belangrijkste publiekstrekker, waarvan de winkels<br />

gevestigd direct in de nabijheid het meest profiteren.<br />

Een deel van het aanbod heeft een bovenwijkse verzorgingsfunctie, met name de<br />

modewinkels. Naast het winkelaanbod zijn er in ’t Zuid 2 horecabedrijven en 3<br />

dienstverlenende bedrijven te vinden.<br />

Afbeelding 4: Branchering wijkwinkelcentrum ’t Zuid (bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong>)<br />

De winkelpanden in ’t Zuid zien er verzorgd uit. De fraaie panden van Van Tilburg<br />

vormen een uitnodigende entree. De openbare ruimte heeft een eigentijdse uitstra-<br />

22<br />

Hoofdstuk 3


ling. De inrichting van de openbare ruimte past bij het koopmotief ‘een snelle boodschap’.<br />

Doordat de rijloper, de parkeerplaatsen en het trottoir op eenzelfde niveau<br />

liggen, heeft de Molenstraat voldoende verblijfskwaliteit; zowel autobezoekers, als<br />

fietsers en voetgangers krijgen hier voldoende ruimte. Doordat de bestrating van de<br />

trottoirs overal hetzelfde is, wordt het wijkwinkelcentrum als eenheid ervaren. 4<br />

Niet- woonfuncties<br />

Buiten het wijkwinkelcentrum ’t Zuid zijn op enkele plaatsen eveneens nietwoonfuncties<br />

gesitueerd. Het betreft:<br />

- een tandprothetische praktijk aan de Wijbosscheweg;<br />

- een makelaarskantoor aan de Wijbosscheweg;<br />

- een apotheek aan Plein 1944;<br />

- een groothandel in groenten en fruit aan De Pegstukken;<br />

- de molen De Pegstukken aan De Pegstukken;<br />

- een kantoor aan Molenhof (direct ten noorden van het winkelcentrum);<br />

- een nutsvoorziening aangrenzend aan het Jansenpark.<br />

Groen<br />

Het groen in het straatbeeld bestaat hoofdzakelijk uit laanbomen en de beplanting<br />

op de privé erven. Rond de karakteristieke V-vormige splitsingen of kruisingen van<br />

wegen ontstaat soms ruimte voor extra groen op overhoeken of op de particuliere<br />

erven. De kwaliteit van de openbare ruimte wordt mede bepaald door de manier<br />

waarop particulieren omgaan met hun erf.<br />

Binnen het plangebied is het Jansenpark gelegen. Het Jansenpark behoorde tot het<br />

kousenfabriekscomplex van N.V. Jansen de Wit. De vijver in het park is vormgegeven<br />

in de vorm van een sok. Het park is in 1970 geschonken aan de gemeente <strong>Schijndel</strong>,<br />

en maakt nu onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur en wordt omschreven als<br />

groene wig of park.<br />

Verkeer en parkeren<br />

Wijkwinkelcentrum ’t Zuid is bereikbaar via de rotonde op Plein 1944 en de Molenstraat.<br />

De Molenstraat is ter hoogte van de winkels ingericht voor eenrichtingsverkeer.<br />

In februari 2013 is in het gebied rondom winkelcentrum ’t Zuid een parkeeronderzoek<br />

uitgevoerd. Adviesbureau Dufec heeft een inventarisatie uitgevoerd van het<br />

gebruik van de beschikbare parkeerplaatsen in het gebied Molenstraat. 5 Deze inventarisatie<br />

is vervolgens geanalyseerd door het adviesbureau Spark. 6 De rapportages<br />

van deze onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan<br />

gevoegd.<br />

4<br />

Bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> (projectnr. 863.0609). Droogh Trommelen en partners, 22 juni 2010.<br />

5<br />

Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> februari 2013. Dufec, 12 maart 2013.<br />

6<br />

Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> (versie 2.0 definitief). Spark, 21 maart 2013.<br />

Hoofdstuk 3 23


Parkeren in ’t Zuid gebeurt in belangrijke mate op de langsparkeerplekken in de<br />

Molenstraat. Dit is een onderscheidende kwaliteit in dit winkelcentrum. Daarnaast<br />

ligt ten noorden van Albert Heijn een parkeerpleintje (Molenhof). Dit wordt vooral<br />

op zaterdag druk gebruikt. Ook aan het andere uiteinde is parkeercapaciteit aanwezig<br />

(langsparkeren aan Plein 1944) en kan dicht bij de winkels geparkeerd worden.<br />

Bij de inventarisatie van het parkeeronderzoek zijn 306 parkeerplaatsen geregistreerd,<br />

242 parkeerplaatsen in openbaar gebied, 11 invalidenparkeerplaatsen en 53<br />

parkeerplaatsen op eigen terrein. Het parkeeronderzoek laat zien dat het onderzoeksgebied<br />

voldoende parkeerplaatsen bevat om in de huidige parkeerbehoefte te<br />

voorzien. Daarbij wordt verwezen naar de hoogst gemeten overall parkeerdruk op<br />

zaterdagmiddag. Deze bedraagt gemiddeld 77% over alle parkeerplaatsen (openbaar,<br />

op eigen terrein en invalideparkeerplaatsen). In de analyse van de inventarisatie<br />

wordt door verkeerskundig adviesbureau Spark hierbij de kanttekening geplaatst<br />

dat de parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen 84% bedraagt.<br />

24<br />

Hoofdstuk 3


4. PLANBESCHRIJVING<br />

4.1 Wonen<br />

Alle bestaande woningen (buiten het wijkwinkelcentrum) krijgen in het bestemmingsplan<br />

een woonbestemming. Deze bestemming biedt veelal ruimte voor uitbreiding<br />

en aanpassing van de woning. Uiteraard is hierbij rekening gehouden met<br />

de eventuele gevolgen van deze wijzigingen voor de omgeving. In ruimtelijke zin is<br />

het van belang dat het voor een ieder duidelijk is wat en in welke omvang op bepaalde<br />

delen van het perceel gebouwd mag worden. Daarom wordt er gewerkt met<br />

bouwvlakken, waarin de woningen met erfbebouwing zijn toegestaan. Buiten de<br />

bouwvlakken is alleen erfbebouwing toegestaan. De diepte van de bouwvlakken is<br />

afhankelijk van het type woning.<br />

Wat betreft de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen is de bestaande<br />

situatie het uitgangspunt. Deze mag niet worden verhoogd. Bij vervangende<br />

nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als<br />

maximum.<br />

De Bouwregeling wonen 2009 is het uitgangspunt voor de bouwmogelijkheden voor<br />

aan- en bijgebouwen.<br />

In paragraaf 6.2. van deze toelichting wordt bovenstaande nader uitgewerkt.<br />

Woningen boven winkels zijn in het wijkwinkelcentrum gewenst om te voorkomen<br />

dat het winkelcentrum 's avonds uitgestorven is. Een daarmee samenhangend voordeel<br />

is, dat het zicht en toezicht op de winkels beter mogelijk is. De winkelier stelt<br />

het ook vaak op prijs nabij de winkel een bedrijfswoning te hebben. Het centrum is<br />

aantrekkelijk als woongebied voor kleine huishoudens, senioren en starters. Uit de<br />

woonvisie blijkt dat het beleid zich met name richt op deze laatste doelgroep.<br />

Uitgangspunt is dat het bestaand aantal woningen niet toeneemt. Wel is het mogelijk<br />

dat buiten het wijkwinkelcentrum ’t Zuid een bestaande bovenwoning verkleurt<br />

naar een woning, waarbij ook op de begane grond gewoond wordt.<br />

4.2 Wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />

Op basis van de Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> vervult het centrum van <strong>Schijndel</strong> in de<br />

toekomstige detailhandelsstructuur een functie als het compleet dorpscentrum voor<br />

de inwoners van <strong>Schijndel</strong> en de omliggende kernen. Het moet gaan functioneren<br />

Hoofdstuk 4 25


als bovenlokaal hoofdwinkecentrum met zowel een sterk dagelijks aanbod als een<br />

compleet niet-dagelijks aanbod.<br />

De toekomstige gewenste detailhandelsstructuur voor wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />

bestaat uit een klein en compact wijkwinkelcentrum met een boodschappenfunctie<br />

voor het zuidoosten van <strong>Schijndel</strong>. De afstand tussen wijkwinkelcentrum ’t Zuid en<br />

het centrum is dermate groot dat er geen ruimtelijke relatie is tussen de gebieden<br />

en het wordt dan ook als een apart winkelcentrum beschouwd.<br />

Huidige situatie wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />

In de Detailhandelsvisie wordt uitgebreid ingegaan op de huidige en gewenste toekomstige<br />

situatie van wijkwinkelcentrum ’t Zuid.<br />

Wijkwinkelcentrum ’t Zuid bestaat uit een deel van de Molenstraat van de Pegstukken<br />

tot de Hoofdstraat en een klein deel van de noordzijde van de Hoofdstraat. De<br />

meeste winkels zijn gevestigd in de Molenstraat. Het winkelcentrum heeft een redelijk<br />

compacte opzet. Het winkelfront wordt echter op diverse plaatsen onderbroken<br />

door woningen, vooral aan de westzijde van de Molenstraat. Daarnaast zijn er enkele<br />

winkels aan de Hoofdstraat gevestigd, die op zichzelf functioneren en niet zozeer<br />

gekoppeld zijn aan de boodschappenfunctie van de Albert Heijn en omgeving.<br />

Voor het opstellen van de Detailhandelsvisie zijn in het centrum van <strong>Schijndel</strong> en in<br />

wijkwinkelcentrum ’t Zuid klantenherkomstenquêtes en passantentellingen uitgevoerd.<br />

Uit deze passantentellingen en klantenherkomstenquêtes is voor ’t Zuid onder<br />

andere het volgende gebleken:<br />

90% van de bezoekers van ’t Zuid komt uit <strong>Schijndel</strong> en ongeveer de helft hiervan<br />

komt uit <strong>Schijndel</strong>-Oost en Wijbosch;<br />

67% van alle bezoekers komt slechts bij 1 winkel, dus een korte verbijfsduur,<br />

meeste bezoekers komen meerdere keren per week;<br />

verreweg de meest bezochte winkel is de Albert Heijn.<br />

Uit de tellingen is tevens gebleken dat het in andere winkels in dagelijkse artikelen<br />

rondom de Albert Heijn (in het noordelijk deel van de wijkwinkelcentrum dus) het<br />

meest druk is. Op basis van deze resultaten kan geconcludeerd worden dat ’t Zuid<br />

een wijkwinkelcentrum is en dat het een dagelijkse boodschappenfunctie voor Zuidoost-<strong>Schijndel</strong><br />

heeft.<br />

Detailhandelsvisie<br />

Uit distributieve berekeningen blijkt dat de uitbreidingspotenties in <strong>Schijndel</strong> beperkt<br />

zijn. Om tot een gezonde winkelstructuur te komen zijn er keuzes gemaakt<br />

over de gewenste spreiding, functie en positie van verschillende winkellocaties. De<br />

gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in de Detailhandelsvisie gekozen voor versterking van het<br />

centrumgebied èn behoud van levensvatbare centra en dagelijkse voorzieningen op<br />

wijk- en buurtniveau. Om de versterking van het centrum te realiseren, worden de<br />

26<br />

Hoofdstuk 4


mogelijkheden voor vestiging en uitbreiding van (bestaande) detailhandel buiten<br />

reguliere winkelgebieden beperkt.<br />

De gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in de Detailhandelsvisie de keuze gemaakt dat zij een<br />

detailhandelsstructuur nastreeft waarin het centrum het belangrijkste winkelgebied<br />

is en bovenlokale uitstraling heeft. Inwoners van de gemeente moeten op één centrale<br />

plek in het dorp, het centrum van <strong>Schijndel</strong>, al haar dagelijkse en niet- dagelijkse<br />

aankopen kunnen doen. In het centrum zijn daarom alle branches toegestaan.<br />

Door de clustering profiteren winkels van elkaars aanwezigheid, kan er combinatiebezoek<br />

tussen de winkels plaatsvinden en is een relatief uitgebreid aanbod mogelijk.<br />

Voor het functioneren van het centrum van <strong>Schijndel</strong> is dus een grote diversiteit<br />

aan branches cruciaal. In het centrum worden daarom alle vormen van detailhandel<br />

toegestaan, met zo min mogelijk oppervlakte- en branchebeperkingen. De basis<br />

voor de versterking van het centrum is reeds vastgelegd in bestemmingsplan Centrum<br />

2009. Dit bestemmingsplan ziet op ruimtelijke verdichting en concentratie van<br />

detailhandel in het kernwinkelgebied.<br />

Het realiseren van een sterker centrum brengt met zich mee dat met uitbreidingsmogelijkheden<br />

buiten het centrum terughoudend moet worden omgegaan. De afstand<br />

tussen het centrum van <strong>Schijndel</strong> en wijkwinkelcentrum ’t Zuid is dermate<br />

groot, dat er geen ruimtelijke relatie is tussen deze gebieden waardoor het dus ook<br />

als aparte gebieden worden beschouwd. Wijkwinkelcentrum ’t Zuid heeft voor<br />

Zuidoost-<strong>Schijndel</strong> een dagelijkse boodschappenfunctie die verder versterkt kan<br />

worden.<br />

Gewenste situatie<br />

Om de positie als wijkwinkelcentrum en de boodschappenfunctie van ’t Zuid in de<br />

toekomst te behouden en verder te versterken wordt gestreefd naar een compacte<br />

opzet. Om de dynamiek rondom de Albert Heijn te optimaliseren dient te worden<br />

gestreefd naar een compact gebied voor ontwikkelingen, zodat winkels kunnen<br />

profiteren van elkaars aanwezigheid en samen een gesloten winkelfront kunnen<br />

vormen. De winkels nabij de supermarkt wordt daarom de mogelijkheid tot uitbreiding<br />

geboden en de aanwezige woningen kunnen eventueel verkleuren naar winkels.<br />

Uitbreiding van het overige aanbod en de overige aanwezige winkels is, gezien<br />

de gewenste positie van het centrum van <strong>Schijndel</strong> en de beperkte distributieve<br />

ruimte, niet gewenst.<br />

Compacte zone in de Molenstraat<br />

Om voornoemde ontwikkelmogelijkheden te bieden en het wijkwinkelcentrum ‘t<br />

Zuid toch compact te houden om de dynamiek te stimuleren, is voor ’t Zuid in de<br />

Detailhandelsvisie een compacte zone weergegeven waarbij de ontwikkelingen zo<br />

veel mogelijk in de buurt van de supermarkt worden voorzien. Deze compacte zone<br />

is weergegeven in afbeelding 5. Met de hiervoor genoemde argumenten begint de<br />

Hoofdstuk 4 27


zone bij de eerste winkel in dagelijkse artikelen aan de noordzijde van de Molenstraat,<br />

de drogist, en eindigt de zone bij de laatste winkel in dagelijkse artikelen, de<br />

versspecialiteitenwinkel (Daarna volgt horeca aan de ene kant (Molenstraat 8) en<br />

een woning aan de overkant (Molenstraat 9), beiden geen detailhandel). Aangezien<br />

beleidsmatig niet de wens is om enorme uitbreidingen c.q. verkleuringen toe te<br />

staan in een (groter) gebied dan in de nabijheid van de supermarkt Albert Heijn, is<br />

aansluiting gezocht bij de twee genoemde bestaande winkels als begrenzing.<br />

De compacte zone binnen wijkwinkelcentrum ‘t Zuid heeft de bestemming ‘Gemengd<br />

– 5’ gekregen.<br />

Afbeelding 5: Gewenste functioneel-ruimtelijke structuur ’t Zuid (bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong>, afbeelding<br />

9a)<br />

Gebied buiten de compacte zone<br />

Naast het de compacte zone heeft het wijkwinkelcentrum ’t Zuid ook een gebied<br />

met winkels buiten deze compacte zone, dat op zichzelf functioneert. De winkels in<br />

dit gebied zijn niet zozeer gekoppeld aan de boodschappenfunctie van de Albert<br />

Heijn en omgeving. Hier zijn de uitbreidingsmogelijkheden geringer (zie verder<br />

hieronder).<br />

28<br />

Hoofdstuk 4


Het gebied buiten de (compacte) zone heeft de bestemming ‘Gemengd – 6’ gekregen.<br />

4.3 Detailhandel binnen wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />

Overleg met winkelgroep ’t Zuid en Citymanagement <strong>Schijndel</strong><br />

Ter voorbereiding van dit bestemmingsplan is uitgebreid overleg geweest met Winkelgroep<br />

’t Zuid en Citymanagement <strong>Schijndel</strong>. Het citymanagement heeft ook een<br />

inventarisatie gedaan bij winkeleigenaars en pandeigenaren naar uitbreidingswensen.<br />

Op basis van de inventarisatie heeft het citymanagement enkele aanbevelingen geformuleerd.<br />

De belangrijkste zijn:<br />

Om in de toekomst het hoofd te kunnen bieden aan verschillende ontwikkelingen<br />

dient er ruimte te zijn voor schaalvergroting en assortimentsuitbreidingen.<br />

Wanneer deze niet geboden worden kan dit negatieve gevolgen hebben voor<br />

een aantal winkels, waarmee het bestaansrecht van het hele gebied in geding<br />

komt.<br />

Graag een flexibele bestemmingsregeling: bestaande woningen moeten kunnen<br />

worden omgezet naar winkels.<br />

Het maximum van 500 m² wvo/10% ten opzichte van bestaande aanbod moet<br />

niet gezien worden als een absoluut maximum, maar als een streefgetal/percentage;<br />

Het maximale percentage van 10% is in lang niet alle gevallen realistisch (bij<br />

kleine winkels).<br />

Door het maximale oppervlak in de Molenstraat te verhogen van 500 naar 700<br />

m² zouden alle huidige en redelijke wensen gehonoreerd kunnen worden.<br />

Door uitbreiding van het aantal m² wvo te beperken tot bijvoorbeeld maximaal<br />

100 m² kan enige sturing worden gegeven aan de invulling van de gewenste<br />

branches in dagelijks aanbod.<br />

Naar aanleiding van de gesprekken met en de aanbevelingen van Winkelgroep ’t<br />

Zuid en Citymanagement <strong>Schijndel</strong> is nog eens goed gekeken naar de beperkte uitbreidingsmogelijkheden,<br />

die er zijn voor het wijkwinkelcentrum ’t Zuid en de wijze<br />

waarop dit vertaald kan worden in het bestemmingsplan.<br />

Het publiekrechtelijk instrument bestemmingsplan en detailhandel<br />

Allereerst is gekeken naar welke mogelijkheden het instrument bestemmingsplan<br />

biedt om detailhandel te regelen.<br />

In de ruimtelijke ordening dient op basis van ruimtelijk relevante argumenten beoordeeld<br />

te worden of een bepaald initiatief kan worden ingepast c.q. kan worden<br />

Hoofdstuk 4 29


tegengehouden. Dit heeft consequenties voor de inhoud van de bestemmingsregeling.<br />

Sommige zaken kunnen niet in het bestemmingsplan worden geregeld, omdat<br />

ze niet ruimtelijk relevant zijn. Doe je dit wel dan is het procesrisico (de kans dat de<br />

Raad van State een streep trekt door de regeling) heel groot.<br />

Uit jurisprudentie blijkt:<br />

a. Een verslechterde concurrentiepositie voor individuele bedrijven is geen ruimtelijk<br />

relevant argument. 7<br />

Bij haar besluitvorming behoort een overheid zich niet<br />

te mengen in onderlinge concurrentieverhoudingen.<br />

b. Van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in een bepaalde<br />

sector door ontwikkelingen elders is bijna nooit sprake. Ook in <strong>Schijndel</strong> zal<br />

geen sprake zijn van duurzame ontwrichting 8<br />

.<br />

c. Het beperken van de vrijheid van vestiging mag alleen als dat door dwingende<br />

redenen van algemeen belang gerechtvaardigd is. Daartoe worden onder meer<br />

gerekend milieubescherming, ruimtelijke ordening en consumentenbescherming:<br />

het mag niet gaan om een zuiver economische belang (zie uitspraken<br />

door het Europese Hof van Justitie 9<br />

). In <strong>Schijndel</strong> kan het argument consumentenbescherming<br />

niet gebruikt worden. Ook speelt milieu hier geen rol. Blijft<br />

over: een goede ruimtelijke ordening.<br />

d. Brancheringseisen mogen alleen op basis van ruimtelijke ordeningsmotieven,<br />

zoals bereikbaarheid, verkeersstromen, oppervlakte, parkeerbelasting, ligging,<br />

stedenbouw, e.d, gesteld worden.<br />

e. Ten slotte mag bestaande bedrijvigheid in het algemeen niet ‘op slot gezet’<br />

worden. Dit betekent dat bedrijven, waaronder winkels, voldoende ruimte moeten<br />

hebben om ook in de toekomst hun bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Vaak<br />

wordt in dit verband uitgegaan van 10% uitbreidingsruimte per bedrijf voor de<br />

periode van geldigheid van het bestemmingsplan.<br />

Uitgangspunten bestemmingsregeling detailhandel<br />

In een bestemmingsplan wordt het op dat moment geldende beleid vertaald naar<br />

concrete regels. In onderhavig bestemmingsplan vindt derhalve een vertaalslag van<br />

de Detailhandelsvisie plaats. Daarnaast moet een bestemmingsplan voldoen aan de<br />

criteria van een goede ruimtelijke ordening. Om te onderbouwen dat er sprake is<br />

van een goede ruimtelijke ordening moet er aan verschillende facetten worden voldaan.<br />

Eén van die facetten is verkeer en parkeren. Voor de parkeersituatie in dit<br />

plangebied een parkeeronderzoek uitgevoerd.<br />

7<br />

8<br />

9<br />

ABRS 2 oktober 2001, zaaknummer 200105597/1.<br />

Zie ook uitspraken Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: AbRvS 10 juni 2009, zaak nr.<br />

200808122/1/R3, Gst 2009/111 en AbRvS van 2 december 2009 in zaak nr. 200901438/1/R3 en<br />

200808233, LJN BL0728 PDV Overijssel.<br />

Europese Hof van Justitie 24 maart 2011, zaak C-400/08: Vrijheid van vestiging van winkels (in Catalonië),<br />

onder de punten 73 en 74. Zie ook het arrest van het Hof van 15 april 2010, CIBA, C-96/08, onder<br />

punt 48.<br />

30<br />

Hoofdstuk 4


Parkeren<br />

In februari 2013 is in het gebied rondom winkelcentrum ’t Zuid een parkeeronderzoek<br />

uitgevoerd. Adviesbureau Dufec heeft een inventarisatie uitgevoerd van het<br />

gebruik van de beschikbare parkeerplaatsen in het gebied Molenstraat. 10 Deze inventarisatie<br />

is vervolgens geanalyseerd door het adviesbureau Spark. 11<br />

De rapportages<br />

van deze onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan<br />

gevoegd.<br />

Het parkeeronderzoek laat zien dat het onderzoeksgebied voldoende parkeerplaatsen<br />

(306 parkeerplaatsen, 242 in het openbaar gebied, 11 invalidenparkeerplaatsen<br />

en 53 parkeerplaatsen op eigen terrein) bevat om in de huidige parkeerbehoefte te<br />

voorzien. Daarvoor wordt verwezen naar de hoogst gemeten overall parkeerdruk op<br />

zaterdagmiddag. Deze bedraagt gemiddeld 77% over alle parkeerplaatsen (openbaar,<br />

op eigen terrein en invalideparkeerplaatsen). Verkeerskundig adviesbureau<br />

Spark plaatst hierbij de kanttekening dat de parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen<br />

84% bedraagt.<br />

De volgende punten zijn hierbij overwogen:<br />

1. Het geregistreerde percentage gebruikte openbare parkeerplaatsen van 84% op<br />

zaterdagmiddag ligt dicht aan tegen het percentage dat in het gemeentelijke<br />

verkeers- en vervoersplan is vastgesteld als maximale parkeerdruk voor het centrum<br />

en op parkeerterreinen. Dit percentage is vastgesteld omdat bij een hogere<br />

parkeerdruk ongewenst zoekgedrag optreedt en afbreuk plaatsvindt van het<br />

winkelklimaat.<br />

2. Om de mogelijkheid om het huidige detailhandelsgebruik als gevolg van uitbreiding<br />

of nieuwvestiging te intensiveren adviseert verkeerskundig adviesbureau<br />

Spark om een parkeernorm van 5 pp/100 m² bvo te hanteren.<br />

3. De parkeerdruk van 84% op openbare parkeerplaatsen is geregistreerd in een<br />

periode van slechte economische omstandigheden. Onder deze omstandigheden<br />

ligt de omzet van de detailhandel c.q. het aandeel van hun bezoekers lager dan<br />

onder ‘normale’ of zelfs goede economische omstandigheden het geval is. Feitelijk<br />

mag worden gesteld dat de parkeerbehoefte ten aanzien van openbare parkeerplaatsen<br />

onder de huidige economische omstandigheden weliswaar ‘slechts’<br />

84% bedraagt maar dat zelfs een verbetering van de economische omstandigheden<br />

in de Molenstraat al direct leidt tot een overschrijding van de in het gemeentelijke<br />

verkeers- en vervoersplan genoemde grenswaarde van 90%. Ook<br />

zonder uitbreiding van het aantal m² detailhandel.<br />

Op basis van het bovenstaande kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening<br />

worden geconcludeerd dat, gegeven de huidige parkeerdruk van 84% onder de<br />

huidige economische omstandigheden, uitbreiding dan wel nieuwvestiging alleen<br />

10<br />

Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> februari 2013. Dufec, 12 maart 2013.<br />

11<br />

Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> (versie 2.0 definitief). Spark, 21 maart 2013.<br />

Hoofdstuk 4 31


toelaatbaar is als extra parkeerruimte ten opzichte van het bestaande aanbod wordt<br />

gerealiseerd. Het bestaande aanbod bestaat uit 306 parkeerplaatsen waaronder 242<br />

openbare parkeerplaatsen, 11 gehandicapten parkeerplaatsen en 53 parkeerplaatsen<br />

op eigen terrein. Daarbij moet de norm van 5 pp/100 m² bvo worden gehanteerd.<br />

Detailhandelsvisie<br />

Zoals beschreven is het uitgangspunt van de Detailhandelsvisie voor winkelgebied ’t<br />

Zuid als volgt: detailhandel met een wijkverzorgend boodschappenkarakter met<br />

maximaal één supermarkt, binnen de zone in de Molenstraat maximaal 500 m² wvo<br />

uitbreiding met een flexibele woon-winkelbestemming, buiten de zone maximale<br />

uitbreidingsmogelijkheid van 10% wvo.<br />

De bovengenoemde conclusies van het parkeeronderzoek zijn bepalend voor de<br />

vertaalslag van de Detailhandelsvisie naar het bestemmingsplan. Op basis van het<br />

uitgevoerde parkeeronderzoek moet namelijk geconcludeerd worden dat uitbreiding<br />

of nieuwvestiging van detailhandel niet rechtstreeks kan worden toegestaan<br />

maar pas mogelijk is na toevoeging van parkeerruimte.<br />

Bestaande detailhandel, uitbreiding en nieuwvestiging in de zone in de Molenstraat<br />

In de compacte zone is op basis van de Detailhandelsvisie een uitbreiding van 500 m²<br />

wvo toegestaan. Deze 500 m² kan worden ingevuld door uitbreiding van bestaande<br />

vestigingen danwel nieuwvestiging. Dit is als volgt (op goed toetsbare wijze) vertaald<br />

in het bestemmingsplan.<br />

Voor de bestaande winkels wordt uitgegaan van het feitelijk aanwezige winkelbestand<br />

ten tijde van de vaststelling van de Detailhandelsvisie op 16 december 2010.<br />

Dat betekent dat de op dat moment aanwezige winkels worden aangemerkt als<br />

bestaande detailhandelsvestigingen.<br />

Voor de inventarisatie van het bestaande winkelvloeroppervlak binnen de bestaande<br />

winkelvestigingen is gebruik gemaakt van gegevens van Locatus. Locatus is een<br />

onafhankelijke bron die marktleider is op het gebied van winkelinformatie in de<br />

Benelux. Locatus verzamelt informatie over alle winkels en consumentgerichte,<br />

dienstverlenende bedrijven. De verzamelde gegevens zoals winkelnaam en winkelvloeroppervlakte<br />

worden geregistreerd in een database. Een uittreksel met de meest<br />

recente gegevens uit deze database van Locatus (mei 2012) is gehanteerd. Daarnaast<br />

heeft bij enkele panden in februari 2013 nameting plaatsgevonden. De gegevens<br />

van februari 2013 dan wel mei 2012 zijn leidend voor het bestaande wvo.<br />

Uitbreiding bestaand<br />

In de compacte zone is momenteel 2.672 m² wvo gevestigd. De bestaande winkels<br />

krijgen een 10% uitbreidingsmogelijkheid van het wvo onder de voorwaarde dat<br />

32<br />

Hoofdstuk 4


extra parkeerruimte ten opzichte van het bestaande parkeeraanbod wordt toegevoegd.<br />

Dan resteert nog 230 m² wvo aan uitbreidingsruimte. Deze 230 m² is bedoeld<br />

voor enerzijds uitbreiding van bestaande winkels met meer dan 10% wvo en anderzijds<br />

voor nieuwvestiging. Ook voor uitbreiding met meer dan 10% wvo geldt de<br />

voorwaarde dat dit alleen kan plaatsvinden tenzij er extra parkeerruimte wordt gerealiseerd.<br />

Voor nieuwvestiging geldt het volgende.<br />

Nieuwvestiging detailhandel in de compacte zone in de Molenstraat<br />

Zoals in de Detailhandelsvisie bepaald wordt in de compacte zone in de Molenstraat<br />

gestreefd naar een compact boodschappencentrum met een gesloten winkelfront.<br />

Om dit te realiseren kunnen de aanwezige woningen in de zone worden omgevormd<br />

tot kleine winkels. De boodschappenfunctie wordt naast de supermarkten<br />

met name ingevuld door winkels in de branches voedings- en genotsmiddelen en<br />

persoonlijke verzorging. Deze winkels kennen gewoonlijk een veel kleinere schaal<br />

dan supermarkten. Omdat kleinschaligheid ook bijdraagt aan de ontwikkeling van<br />

de boodschappenfunctie van ‘t Zuid (grotere variatie en afwisseling) wordt een<br />

maximum verbonden aan de oppervlakte van nieuw te vestigen detailhandel, namelijk<br />

60 m² wvo. De maat van 60 m² wvo is gebaseerd op gegevens van databank Locatus.<br />

Hieruit blijkt dat landelijk de gemiddelde omvang van levensmiddelensspeciaalzaken<br />

zoals de bakkers, slagers, groetenwinkels, enz. 45 m² wvo bedraagt. Vaak<br />

worden voor dergelijke zaken in winkelplannen units van 75 m² bvo gereserveerd.<br />

Het wvo bedraagt doorgaans circa 70 tot 80% van het bvo, waardoor in onderhavig<br />

bestemmingsplan voor nieuwvestiging de maat van maximaal 60 m² wordt gehanteerd.<br />

Hiermee wordt gestreefd naar realisatie van de beleidsdoelstellingen van de<br />

Detailhandelsvisie. Bij de nieuwvestiging van detailhandel geldt uiteraard ook de<br />

voorwaarde dat moet worden voorzien in extra parkeerruimte.<br />

Uitbreiding bestaande detailhandel buiten de zone<br />

Voor de bestaande winkels wordt uitgegaan van het feitelijk aanwezige winkelbestand<br />

ten tijde van de vaststelling van de Detailhandelsvisie op 16 december 2010.<br />

Dat betekent dat de op dat moment aanwezige winkels worden aangemerkt als<br />

bestaande detailhandelsvestigingen. Voor de winkels buiten de zone is de uitbreidingsmogelijkheid<br />

in de Detailhandelsvisie gemaximeerd op 10% wvo. Deze uitbreiding<br />

mag plaatsvinden onder de voorwaarde dat extra parkeerruimte wordt gerealiseerd.<br />

Uitsluiten vestiging van meer dan één supermarkt<br />

Zoals voorgesteld in de detailhandelsvisie wordt ervan uitgegaan dat ’t Zuid binnen<br />

de <strong>Schijndel</strong>se detailhandelsstructuur gepositioneerd is als winkelcentrum met een<br />

wijkverzorgend boodschappenkarakter met maximaal één supermarkt. Dit laatste<br />

betekent een verbod op de vestiging van meer dan één supermarkt in het plangebied.<br />

De motivering hiervoor is niet alleen gelegen in de visie op de ontwikkeling<br />

van de detailhandelsstructuur, maar ook op de verkeersaantrekkende werking van<br />

Hoofdstuk 4 33


supermarkten. Ook supermarkten met een wijkverzorgende functie worden veelal<br />

per auto bezocht vanwege het volume van de boodschappen (veel in 1 keer, kratten,<br />

etc.) ofwel omdat men snel weer naar huis moet om bijvoorbeeld diepvriesproducten<br />

weg te brengen. Supermarkten roepen daardoor extra vervoersstromen op<br />

en hebben een relatief grote behoefte aan parkeerplaatsen.<br />

In dit bestemmingsplan wordt er dan ook vanuit gegaan dat er geen tweede supermarkt<br />

in het plangebied komt. Naast het feit dat het ongewenste effecten op de<br />

verkeer- en parkeersituatie heeft, is toevoeging van een tweede supermarkt ongewenst<br />

omdat ’t Zuid met een tweede supermarkt een bovenwijkse functie zou krijgen<br />

en dit de positie van het centrum zou ondermijnen.<br />

4.4 Overige functies binnen wijkwinkelcentrum ‘t Zuid<br />

Horeca<br />

De gemeente heeft een terughoudend beleid voor nieuwvestiging van horeca (zie<br />

ook paragraaf 2.7). Dit betekent, dat horecabedrijven niet mogelijk zijn in de compacte<br />

zone in de Molenstraat.<br />

In het gebied buiten de compacte zone is op de verbeelding een aanduiding opgenomen,<br />

waarbinnen een horecabedrijf in de aangegeven categorie mag worden<br />

geëxploiteerd. Voor het toekennen van de aanduiding is de aard van het feitelijk<br />

aanwezige horecabedrijf als uitgangspunt genomen. Via een wijzigingsbevoegdheid<br />

is het mogelijk elders binnen de bestemming een horecabedrijf te beginnen onder<br />

de voorwaarde dat een reeds bestaand horecabedrijf is vertrokken en de desbetreffende<br />

aanduiding van de verbeelding wordt verwijderd.<br />

Dienstverlenende en maatschappelijke voorzieningen<br />

Deze functies kunnen een gunstige invloed uitoefenen op de beleving van het wijkwinkelcentrum,<br />

mits deze een publieksgericht karakter hebben. Een bezoek aan de<br />

kapper of tandarts kan zo gecombineerd worden met het doen van boodschappen<br />

bij de supermarkt. Dergelijke voorzieningen leveren daarmee een bijdrage aan de<br />

gewenste dynamiek in het gebied en zij kunnen ondersteunend zijn aan de detailhandel.<br />

Dienstverlenende en (publieksgerichte) maatschappelijke voorzieningen zijn<br />

dan ook algeheel toegestaan binnen het wijkwinkelcentrum, zowel binnen als buiten<br />

de compacte zone.<br />

Kantoren<br />

Kantoren hebben geen publieksgerichte functie en hebben dan ook geen positieve<br />

uitwerking op het wijkwinkelcentrum. Kantoren dragen minder bij aan de beoogde<br />

dynamiek voor de compacte zone en worden daarom passend geacht buiten deze<br />

34<br />

Hoofdstuk 4


zone. Zodoende worden kantoorvestigingen niet toegestaan in de compacte zone,<br />

maar wel in het gebied buiten deze zone.<br />

Culturele en creatieve activiteiten<br />

Buiten de compacte zone zijn ook culturele en creatieve activiteiten toegestaan,<br />

zoals musea, ateliers en creativiteitscentra. Ook deze functies hebben, net als kantoren,<br />

een relatief lagere publieksaantrekkende werking en worden daarom passend<br />

geacht in dit gebied. Door deze extra mogelijkheid te bieden krijgen de eigenaren<br />

meer opties om hun panden een (nieuwe) functie te geven.<br />

4.5 Niet-woonfuncties buiten het wijkwinkelcentrum ‘t Zuid<br />

Buiten het wijkwinkelcentrum zijn ook enkele dienstverlenende en maatschappelijke<br />

voorzieningen gevestigd. Deze voorzieningen zijn passend in de omgeving, echter<br />

uitbreiding van dergelijke voorzieningen buiten het wijkwinkelcentrum is niet wenselijk.<br />

4.6 Groen en natuur<br />

Hondenuitlaatplekken<br />

Ten behoeve van het aanwijzen van hondenuitlaatplekken biedt het bestemmingsplan<br />

ondersteuning. In de regels is de mogelijkheid opgenomen voor het realiseren<br />

van voorzieningen binnen de bestemmingen Groen. Hiermee wordt het gemeentelijk<br />

hondenbeleid mede ondersteund door middel van het bestemmingsplan.<br />

Speelruimte<br />

In de regels van onderhavig bestemmingsplan is rekening gehouden met het realiseren<br />

van speelplekken (zie bij bestemmingen Groen en Verkeer - 2).<br />

Hoofdstuk 4 35


36<br />

Hoofdstuk 4


5. OMGEVINGSASPECTEN<br />

5.1 Inleiding<br />

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De<br />

milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden<br />

van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde<br />

ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten<br />

daarbij een rol kunnen spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies<br />

(zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige<br />

functies zoals woningen.<br />

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op die randvoorwaarden die van belang zijn voor<br />

de aanwezige en eventueel nieuw te ontwikkelen functies/gebieden in het plangebied.<br />

Dit bestemmingsplan laat maar weinig ontwikkelingen toe. Het gaat in de<br />

meeste gevallen om ontwikkelingen die bij de vaststelling van het bestemmingsplan<br />

bij recht reeds toegestaan zijn (via een vrijstelling ex artikel 19 van de oude Wet op<br />

de Ruimtelijke Ordening of via een bestemmingsplanherziening) en dan ook als 'bestaand'<br />

te beschouwen zijn. Dit zijn geen 'nieuwe' ontwikkelingen, waarvoor onderzoek<br />

noodzakelijk is.<br />

5.2 Geluid<br />

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat bij vaststelling of herziening van<br />

een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd, indien<br />

dat plan mogelijkheden biedt voor:<br />

de nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige functies (functies zoals<br />

genoemd in artikel 82, lid 2 van de Wet Geluidhinder juncto artikel 4, lid 2 van<br />

het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en artikel 106, lid 1 onder e<br />

van de Wet Geluidhinder);<br />

de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;<br />

functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige<br />

functie.<br />

Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:<br />

wegen die in een als ‘woonerf’ aangeduid gebied liggen;<br />

wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.<br />

Alle wegen binnen het plangebied hebben een maximumsnelheid van 30 km/uur.<br />

Conform bestaande jurisprudentie wil de gemeente echter inzicht hebben in de<br />

Hoofdstuk 5 37


akoestische situatie vanwege alle wegen, dus ook de wegen met een maximumsnelheid<br />

van 30 km/uur, om te kunnen beoordelen of er sprake is van een goede ruimtelijke<br />

ordening.<br />

Conclusie<br />

In onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies<br />

toegestaan, waardoor akoestisch onderzoek niet uitgevoerd hoeft te worden.<br />

5.3 Luchtkwaliteit<br />

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de<br />

Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet<br />

onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit.<br />

Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit<br />

“niet in betekenende mate” aangetast wordt. Daartoe is een algemene<br />

maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en een ministeriële<br />

regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd<br />

zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.<br />

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor-<br />

en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan<br />

de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden<br />

voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag<br />

op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat<br />

het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege<br />

blijven.<br />

Conclusie<br />

Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt<br />

die niet passen binnen de lijst met categorieën van gevallen die niet in betekenende<br />

mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dat betekent, dat een luchtkwaliteitonderzoek<br />

niet noodzakelijk is en er voor wat betreft luchtkwaliteit geen<br />

belemmeringen zijn voor de onderhavig bestemmingsplan.<br />

5.4 Externe veiligheid<br />

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s<br />

voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen<br />

kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als<br />

op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtin-<br />

38<br />

Hoofdstuk 5


gen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen 12 vloeit de verplichting<br />

voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge<br />

van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld<br />

op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.<br />

Plaatsgebonden risico<br />

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu<br />

komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden<br />

risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn<br />

etc.).<br />

Groepsrisico<br />

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig<br />

komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het<br />

groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van<br />

een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden<br />

van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet<br />

tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt<br />

in de verantwoording (géén norm).<br />

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied<br />

moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid<br />

van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van<br />

het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de<br />

beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en<br />

bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen<br />

aan) de regionale brandweer.<br />

(Beperkt) kwetsbare objecten<br />

Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen<br />

wanneer in een bestemmingsplan (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan.<br />

(Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels,<br />

restaurants 13<br />

.<br />

Risicovolle activiteiten<br />

In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het<br />

plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en<br />

transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.<br />

12<br />

Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Staatscourant d.d. 4 augustus 2004. Deze<br />

circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevi en sluit zoveel<br />

als mogelijk aan op het Bevi.<br />

13<br />

Zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.<br />

Hoofdstuk 5 39


Doorwerking plangebied<br />

In het kader van dit bestemmingsplan is beoordeeld of er in of in de nabijheid van<br />

het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en<br />

transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.<br />

Risicovolle bedrijven<br />

Binnen het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Ook in de omgeving<br />

van het plangebied zijn geen bedrijven gesitueerd waarmee rekening behoeft te<br />

worden gehouden.<br />

Transport gevaarlijke stoffen<br />

Binnen het plangebied en ook in de omgeving daarvan zijn geen wegen en buisleidingen<br />

aanwezig waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.<br />

Conclusie<br />

Voor wat betreft externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgestane<br />

ontwikkeling.<br />

5.5 Bodem<br />

In het kader van het bestemmingsplan speelt de bodemkwaliteit bij de ontwikkeling<br />

van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Indien het bodemonderzoek uitwijst<br />

dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze<br />

gesaneerd te worden voordat het betreffende gebied in ontwikkeling wordt genomen.<br />

Met het oog op kostenbesparing en efficiëntie is het van belang om een actief<br />

bodembeheer toe te passen. Dit is het totaal van activiteiten gericht op het adequaat<br />

en efficiënt omgaan met de gevolgen van structureel aanwezige gevallen van<br />

bodemverontreiniging.<br />

Onderhavig bestemmingsplan beoogt de bestaande situatie vast te leggen. Dit betekent,<br />

dat voor bouwactiviteiten binnen een bestaande situatie, de bescherming tegen<br />

bouwen op verontreinigde grond wordt gevonden in de Woningwet en de gemeentelijke<br />

bouwverordening. Nieuwe ontwikkelingen die bodemonderzoek noodzakelijk<br />

maken, zijn in het bestemmingsplan niet rechtstreeks voorzien.<br />

5.6 Water<br />

In de 20 e eeuw is, doordat er te weinig rekening is gehouden met het waterbelang,<br />

veel ruimte aan het water onttrokken en veel afvalwater direct geloosd op oppervlaktewater.<br />

Om de toekomst van Nederland veilig te stellen is het nodig om te anticiperen<br />

op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening<br />

40<br />

Hoofdstuk 5


te houden met water. De waterbeheerder heeft de taak, kennis en kunde om daar<br />

zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om hem vroegtijdig te betrekken bij<br />

de planvorming. Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen<br />

van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003<br />

wettelijk vastgelegd.<br />

Beleidskader<br />

Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterplan<br />

van Noord-Brabant, het Waterbeheerplan 2010-2015 ‘Werken met water voor nu en<br />

later’ van het Waterschap Aa en Maas, het Waterplan van de gemeente <strong>Schijndel</strong>,<br />

het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese<br />

Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat<br />

water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. De bekende<br />

drietrapsstrategieën zijn leidend:<br />

vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);<br />

voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).<br />

Daarnaast is de ‘Beleidsbrief regenwater en riolering’ nog relevant. Hierin staat hoe<br />

het beste omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan.<br />

Ook hier gelden de drietrapsstrategieën.<br />

Waterschap Aa en Maas: Waterbeheerplan 2010-2015 ‘Werken met water voor nu<br />

en later’<br />

Het waterbeheerplan maakt inzichtelijk wat waterschap Aa en Maas in de planperiode<br />

van zes jaar gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen<br />

op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede dat<br />

mensen en dieren in Noordoost Brabant leven in een veilige, schone en prettige<br />

omgeving.<br />

Met haar waterbeleid streeft het waterschap Aa en Maas naar:<br />

Veilig en bewoonbaar gebied<br />

Investeren in het verbeteren van dijken zodat de veiligheid tegen overstromingen<br />

blijft gewaarborgd. Hiervoor verbetert het waterschap de vijf kilometer primaire<br />

waterkering en vijf waterkerende kunstwerken die niet aan de norm voldoen. Daarnaast<br />

streeft het waterschap ernaar de grootste knelpunten van wateroverlast op te<br />

lossen.<br />

Voldoende water<br />

Het waterschap wil in dit kader de baggerachterstand verder wegwerken, de knelpunten<br />

in agrarisch gebied oplossen door inrichtings- en beheermaatregelen en het<br />

aanpakken van de verdroging van natuurgebieden.<br />

Hoofdstuk 5 41


Schoon water<br />

Doelstellingen op dit punt betreffen het verbeteren van (mogelijk) verontreinigde<br />

waterbodems en het afvalwater zo goed mogelijk en tegen zo laag mogelijke kosten<br />

te blijven zuiveren. Hiertoe zal de samenwerking met gemeenten in de waterketen<br />

verder worden verbeterd. Tot slot blijft het waterschap initiatieven, om diffuse<br />

verontreinigingen terug te dringen, stimuleren.<br />

Natuurlijk water<br />

De doelstelling is onder ander om 30 kilometer beek herstellen en 120 kilometer<br />

ecologische verbindingszones aan te leggen samen met gemeenten en terreinbeheerders.<br />

Samen met de gemeenten wil de belangrijkste knelpunten in stedelijk<br />

gebied aanpakken, zoals blauwalgen en waterstank.<br />

Waterschap Aa en Maas: Beleidsuitgangspunten watertoets<br />

Het waterschap Aa en Maas hanteert een achttal beleidsuitgangspunten waaraan<br />

ruimtelijke plannen dienen te voldoen.<br />

1. Gescheiden houden van het vuil water en het schoon hemelwater. Het streefbeeld<br />

is het schone regenwater af te koppelen. Hierbij wordt het vuile water via<br />

de riolering afgevoerd en blijft het schone regenwater in het ideale geval binnen<br />

het projectgebied;<br />

2. Voor de afweging van de wijze waarop met het afgekoppelde schone hemelwater<br />

dient worden omgegaan gelden de volgende afwegingsstappen: ‘hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer’;<br />

3. Hydrologisch Neutraal bouwen: Bij nieuwe ontwikkelingen dient de hydrologische<br />

situatie minimaal gelijk te blijven aan de uitgangssituatie. De Gemiddeld<br />

Hoogste Grondwaterstand (GHG) mag niet verlaagd worden en het waterpeil<br />

sluit aan bij optimale grondwaterstanden;<br />

4. Water als kans. De belevingswaarde van water kan bijvoorbeeld voor meerwaarde<br />

zorgen;<br />

5. Meervoudig ruimtegebruik. Omdat de vierkante meters duur zijn, wordt aangeraden<br />

naar meervoudig grondgebruik te kijken. Op deze manier kan het ‘verlies’<br />

van vierkante meters door de ruimtevraag van water beperkt worden;<br />

6. Voorkomen van vervuiling. Nieuwe bronnen van verontreiniging dienen zoveel<br />

mogelijk voorkomen te worden;<br />

7. Wateroverlastvrij bestemmen. Bij dit uitgangspunt wordt al voldaan aan extreme<br />

situaties (norm uit Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)). De voorkeur<br />

gaat uit naar het ontwikkelen op locaties die als gevolg van hun ligging ‘hoog<br />

en droog genoeg’ zijn en daarmee voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige<br />

functie, zodat ’wateroverlastvrij bestemd’ wordt;<br />

8. Rekening houden met waterschapsbelangen (bijvoorbeeld beschermde gebieden<br />

en beschermingszones van watergangen of waterkeringen.<br />

42<br />

Hoofdstuk 5


<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong>: Waterplan<br />

De gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in 2008 een waterplan vastgesteld 14<br />

Het waterplan<br />

heeft de status van (kaderstellend) beleidsplan. Alleen de beleidsuitgangspunten<br />

zijn “hard” te noemen. Het waterplan kan daarom gezien worden als parapluplan.<br />

Het plan kent geen directe planologische doorwerking. De geformuleerde doelstellingen<br />

en streefbeelden dienen wel door te werken in ruimtelijke afwegingen (o.a.<br />

watertoets). Het uitvoeringsprogramma wordt gezien als inspanningsverplichting.<br />

Het waterplan is opgebouwd rondom vier hoofddoelstellingen, te weten:<br />

een veerkrachtig en duurzaam watersysteem in 2015;<br />

een optimaal functionerende waterketen in 2015;<br />

effectieve waterorganisatie;<br />

maximaal ontwikkeld waterbewustzijn en watercommunicatie.<br />

Voor kernen, kernrandzones, agrarisch gebied en het gebied Wijboschbroek, Elderbroek<br />

en de Geelders zijn streefbeelden geformuleerd. Het plangebied valt onder de<br />

typering kernen. Voor kernen is het volgende streefbeeld genoemd in het Waterplan:<br />

“Schoon water op een duurzame wijze verwerken zonder wateroverlast”.<br />

De waterhuishoudkundige functie is peilbeheer gericht op wonen en werken. De<br />

grond- en oppervlaktewaterkwaliteit voldoen aan de normen en doelstellingen uit<br />

de Europese Kaderrichtlijn Water en het (schone) hemelwater wordt zoveel mogelijk<br />

vastgehouden en ter plaatse geïnfiltreerd. De waterlopen ontvangen, bergen en<br />

voeren het schone hemelwater af richting de kernrandzone. Belangrijke speerpunten<br />

hierbij zijn:<br />

verminderen (grond)wateroverlast;<br />

minimaliseren werking riooloverstorten met afvalwater.<br />

Samenwerking met de waterbeheerder<br />

De waterparagraaf dient in het kader van de watertoets door de gemeente <strong>Schijndel</strong><br />

te worden voorgelegd aan het Waterschap de Aa en Maas.<br />

Kenmerken watersysteem (huidige situatie)<br />

Bodem en geohydrologie<br />

In en rond <strong>Schijndel</strong> bestaat de ondergrond uit een afwisseling tussen zandgronden<br />

met een humusrijke bovenlaag (eerdgronden) en leemgronden. Ook kunnen op<br />

zandgronden op enige diepte onder het maaiveld leemlagen voorkomen. Het voorkomen<br />

van leem(lagen) in de ondergrond kan plaatselijke een beperkende factor<br />

zijn voor de bodemdoorlatendheid. Als gevolg van de beperkte doorlatendheid kan<br />

de grondwaterspiegel plaatselijk tot kort onder het maaiveld stijgen. Bij eventuele<br />

14 Hoofdrapport Waterplan <strong>Schijndel</strong>. Royal Haskoning, 2008.<br />

Hoofdstuk 5 43


uimtelijke ontwikkelingen is de ontwateringsdiepte (afstand tussen grondwaterspiegel<br />

en maaiveld) een aandachtspunt.<br />

Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.<br />

Oppervlaktewater<br />

Binnen het bestemmingsplan is slechts één oppervlaktewater aanwezig, namelijk de<br />

vijver in het Jansenpark.<br />

Het park maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur en wordt omschreven als<br />

groene wig of park. Het park biedt kansen om naast groen ook waterberging een<br />

plek te geven. Dit kan door bijvoorbeeld afgekoppeld schoon regenwater tijdelijk te<br />

bufferen in het Jansenpark.<br />

Riolering<br />

De riolering in het bestemmingsplan bestaat in het gehele gebied uit een gemengd<br />

rioolstelsel. Afvalwater en regenwater worden hierbij samen in één buis afgevoerd<br />

naar de rioolwaterzuivering. Het bestemmingsplan ligt in rioolbemalingsgebied<br />

“Hoofdstraat-Europalaan 02”. In het bestemmingsplan bevinden zich geen riooloverstorten.<br />

De Deken Baekersstraat vormt een grens in de bemalingsgebieden<br />

“Beemd 05” en “Hoofdstraat-Europalaan 02”. Op deze grens is één interne riooloverstort<br />

aanwezig en wordt via een persleiding afvalwater geloosd uit Wijbosch en<br />

industrieterrein Duin.<br />

Het afvalwater in het plan wordt onder vrij verval afgevoerd naar het “rioolgemaal<br />

<strong>Schijndel</strong>” op de Steeg. Van hieruit wordt het afvalwater getransporteerd naar de<br />

rioolwaterzuivering in Dinther.<br />

Water in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen<br />

In dit bestemmingsplan worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.<br />

Indien (buitenplans) eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden is<br />

men verplicht om op particulier terrein het afvalwater te scheiden van het regenwater.<br />

Water in relatie tot de verbeelding en de planregels<br />

Aangezien er in het plangebied geen watergangen en/of waterlopen aanwezig zijn<br />

die onderdeel uitmaken van het oppervlaktewatersysteem komt de bestemming<br />

‘Water’ niet voor op de verbeelding. Het enige oppervlaktewater, de vijver in het<br />

Jansenpark, is opgenomen binnen de bestemming ‘Groen’. Binnen deze bestemming<br />

zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen integraal mogelijk gemaakt.<br />

Binnen de bestemming Verkeer zijn eveneens water en waterhuishoudkundige<br />

voorzieningen integraal mogelijk gemaakt. Hierdoor zijn duurzame voorzieningen<br />

zoals infiltratievoorzieningen en waterbergingslocaties integraal mogelijk. Dit biedt<br />

44<br />

Hoofdstuk 5


de flexibiliteit om bij eventuele herontwikkeling of reconstructie een duurzame hemelwaterafvoer<br />

te realiseren (afkoppelen).<br />

5.7 Flora en fauna<br />

Natuurwetgeving & Planologie<br />

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet<br />

en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking<br />

van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig<br />

gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS),<br />

die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal<br />

niveau in de Structuurvisie is uitgewerkt.<br />

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-<br />

2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden<br />

worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden<br />

aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs<br />

significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld<br />

te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief<br />

effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of Beschermd<br />

Natuurmonument) zijn vergunningplichtig.<br />

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende<br />

zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen<br />

en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten<br />

(uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal<br />

vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden<br />

te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel<br />

3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing<br />

worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de<br />

soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij<br />

een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel<br />

2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt<br />

wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode.<br />

De EHS en de provinciale groenstructuur zijn ruimtelijk vastgelegd in de Structuurvisie.<br />

De EHS is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones.<br />

Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen<br />

natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor<br />

agrarisch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming<br />

vind plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de ge-<br />

Hoofdstuk 5 45


meentelijke bestemmingsplannen. De na te streven natuurdoelen in de EHS zijn<br />

vastgelegd in meerdere natuurgebiedsplannen en een beheersgebiedsplan.<br />

Onderhavig plangebied betreft een gedeelte van de bebouwde kom van de kern<br />

<strong>Schijndel</strong>. Het plangebied valt buiten de invloedssfeer van de voor de Natuurbeschermingswet<br />

aangewezen gebieden en ook buiten de Ecologische Hoofdstructuur.<br />

Binnen het gebied is sprake van intensief ruimtegebruik en een vrij hoog verhardingspercentage.<br />

Het bestemmingsplan laat rechtstreeks geen nieuwe ontwikkelingen<br />

toe die getoetst dienen te worden in het kader van de Flora- en Faunawet en de<br />

Natuurbeschermingswet.<br />

5.8 Archeologische en cultuurhistorische waarden<br />

Uitgangspunt voor onderhavig bestemmingsplan is instandhouding en bescherming<br />

van het cultuurhistorisch erfgoed. Als cultuurhistorisch erfgoed wordt aangemerkt:<br />

- monumenten (zowel aangewezen door het Rijk als door de gemeente);<br />

- historische stedenbouwkundige elementen en structuren;<br />

- archeologische monumenten (zowel aangewezen door Rijk, provincie als gemeenten;<br />

gebieden met een zeer grote, danwel redelijk tot grote kans op archeologische<br />

sporen);<br />

Monumenten<br />

Er zijn twee monumenten binnen het plangebied aanwezig:<br />

- de molen De Pegstukken aan De Pegstukken 27 is een rijksmonument;<br />

- de woning aan Hoofdstraat 192 is een gemeentelijk monument.<br />

Via de Monumentenwet en de gemeentelijke erfgoedverordening wordt bescherming<br />

geboden tot instandhouding van de monumenten. Daarnaast is in onderhavig<br />

bestemmingsplan nog een extra specifieke regeling voor de monumenten opgenomen.<br />

Daartoe zijn de monumenten op de verbeelding aangeduid.<br />

Historische stedenbouwkundige elementen en structuren: Molenbiotoop<br />

Binnen het plangebied is de molen De Pegstukken gesitueerd aan De Pegstukken 27.<br />

De molen heeft een kap met wieken en is maalvaardig. Het is dan ook belangrijk dat<br />

rekening gehouden wordt met de molenbiotoop van de molen. Een molenbiotoop<br />

kan gedefinieerd worden als het gebied rondom de molen dat van essentieel belang<br />

is voor de vrije windvang en het zicht op de molen. Om dit gebied te begrenzen is<br />

een molenbeschermingszone ingesteld met een straal van 400 meter vanuit het<br />

middelpunt van de molen. Binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het<br />

middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting<br />

aanwezig zijn, hoger dan het onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen<br />

de straal van 100 tot 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag<br />

wat betreft bebouwing en beplanting in het stedelijk gebied de maximale hoogte<br />

46<br />

Hoofdstuk 5


van bebouwing/beplanting niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting<br />

en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat<br />

van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30 regel). In het stappenplan<br />

dat in bijlage 1 is opgenomen, is weergegeven over hoe in beginsel om moet<br />

worden gegaan met de molenbiotoop.<br />

In onderhavig bestemmingsplan wordt het niet mogelijk gemaakt om nieuwe bebouwing<br />

op te richten binnen de molenbiotoop en ook is het niet mogelijk de hoogte<br />

van bebouwing te vergroten ten opzichte van de hoogte ten tijde van ter inzage<br />

legging van het ontwerpbestemmingsplan. Zodoende zijn er geen strijdigheden met<br />

de molenbiotoop.<br />

Archeologische monumenten<br />

Het beleid van de rijksoverheid is gericht op behoud van het archeologisch erfgoed.<br />

Door het verdrag van Malta (Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch<br />

erfgoed) is het beleid steeds meer gericht op het tijdig betrekken van<br />

archeologische belangen bij het ruimtelijk ordeningsbeleid. Daartoe heeft de gemeente<br />

<strong>Schijndel</strong> een beleidsnota opgesteld voor de vakgebieden archeologie, cultuurhistorie<br />

en monumentenzorg.<br />

Op basis van de archeologische en cultuurhistorische beleidskaart die onderdeel<br />

uitmaakt van de beleidsnota van de gemeente <strong>Schijndel</strong> kent het plangebied van<br />

onderhavig bestemmingsplan drie waarden, te weten:<br />

- categorie 2: gebieden van archeologische waarde;<br />

- categorie 3: historische kernen met een hoge archeologische verwachting<br />

- categorie 4: gebieden met een hoge archeologische verwachting.<br />

In onderhavig bestemmingsplan is een regeling opgenomen ten aanzien van de activiteiten<br />

bouwen en uitvoeren van werken of werkzaamheden die deze waarden<br />

becshermen.<br />

Mochten er tijdens het uitvoeren van civiele werkzaamheden archeologische resten<br />

aangetroffen worden, geldt conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988<br />

(herzien in 2007) een meldingsplicht bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap<br />

of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente<br />

<strong>Schijndel</strong>.<br />

5.9 Bedrijven en milieuzonering<br />

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische<br />

aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering<br />

wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke<br />

Hoofdstuk 5 47


scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds<br />

milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening<br />

gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het<br />

woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende<br />

zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare<br />

voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van<br />

de door de Vereniging van Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n (VNG) opgestelde publicatie<br />

‘Bedrijven en milieuzonering’. 15<br />

Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke<br />

milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en<br />

welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. Hierbij onderscheidt<br />

de VNG diverse omgevingstypen. Het achterliggende idee is dat de gevoeligheid<br />

van een gebied voor bepaalde hinder afhankelijk is van het omgevingstype. De<br />

door de VNG aangegeven afstanden betreffen een rustige woonwijk. De mate van<br />

milieuhinder bepaalt in welke van de zes milieucategorieën een bedrijfssoort is ingedeeld.<br />

Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen<br />

van bedrijvigheid. In principe is bedrijvigheid behorende tot de categorie 1 goed te<br />

mengen met de functie wonen, dit geldt in de meeste gevallen ook voor de categorie<br />

2-bedrijven. Het is wenselijk om de bedrijvigheid in de categorie 3 te clusteren en<br />

een zonering in acht te nemen. Vanaf categorie 4 is menging met milieugevoelige<br />

functies niet mogelijk.<br />

Conclusie<br />

Een deel van het plangebied aan de Molenstraat en de Hoofdstraat heeft de bestemming<br />

‘Gemengd – 5’ en ‘Gemengd – 6’. Binnen het gebied met deze bestemmingen<br />

worden detailhandel, dienstverlenende voorzieningen, publieksgerichte<br />

maatschappelijke voorzieningen, kantoren, culturele en creatieve activiteiten en<br />

bepaalde vormen van horeca toegestaan. Daarnaast wordt ook wonen mogelijk<br />

gemaakt. Dit betekent dat dit gebied aan te wijzen is als een gemengd gebied.<br />

De toegestane functies binnen de bestemmingen ‘Gemengd – 5’ en ‘Gemengd – 6’<br />

behoren tot categorie 1 uit de VNG publicatie. De aan te houden afstand is daarmee<br />

10 meter in een rustige woonwijk. Aangezien er sprake is van een gemengd gebied<br />

kan de aan te houden afstand één stap verlaagd worden, waardoor de aan te houden<br />

afstand tot woningen 0 meter is.<br />

De directe omgeving rondom de gronden met de bestemmingen ‘Gemengd – 5’ en<br />

‘Gemengd – 6’ is niet als gemengd gebied aan te wijzen. Daar is sprake van een rustige<br />

woonwijk. Er bevinden zich enkele dienstverlenende en maatschappelijke voorzieningen,<br />

maar over het algemeen is daar sprake van woningen.<br />

Gezien het bovenstaande kan gesteld worden dat een goed woon- en leefklimaat in<br />

de woningen binnen het plangebied gewaarborgd is.<br />

15 ‘Bedrijven en Milieuzonering’, Uitgave VNG, Den Haag, 2009.<br />

48<br />

Hoofdstuk 5


5.10 Radarverstoringsgebied<br />

Het plangebied ligt in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel. Dit houdt<br />

in dat, teneinde het ongestoord functioneren van rader- en communicatieapparatuur<br />

op de vliegbasis te waarborgen, er rond deze vliegbasis een cirkel met een staal<br />

van 15 nautische mijl (= 27,8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen<br />

dit radarverstoringsgebied dient voor ieder obstakel, hoger dan 113 meter boven<br />

N.A.P., te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van<br />

verstoring van de radar is afhankelijk van onder andere hoogte, breedte en opstelling<br />

van objecten. Plannen tot het oprichten van hoge objecten dienen altijd individueel<br />

getoetst te worden door het Ministerie van Defensie, voor deze, de Dienst<br />

Vastgoed Defensie, Directie Zuid te Tilburg.<br />

Conclusie<br />

In dit bestemmingsplan wordt geen bebouwing toegestaan die hoger is dan 113<br />

meter boven N.A.P.. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen invloed op het radarverstoringsgebied.<br />

Hoofdstuk 5 49


50<br />

Hoofdstuk 5


6. PLANSYSTEMATIEK EN BESTEMMINGEN<br />

6.1 Inleiding<br />

Het bestemmingsplan bestaat uit één verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld<br />

van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch<br />

bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering<br />

van de bestemmingen. De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de<br />

gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige<br />

en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking,<br />

maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van<br />

het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels. In de volgende<br />

twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en<br />

wordt een uitleg per bestemming gegeven.<br />

Behoudens de bestemmingen ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’, ‘Gemengd – 5’ en ‘Gemengd<br />

– 6’ is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan Kom <strong>Schijndel</strong><br />

2013, omdat de gemeente het voornemen heeft in de toekomst voor de gehele bebouwde<br />

kom één bestemmingsplan te maken.<br />

De bestemmingen ‘Gemengd – 3’, ‘Maatschappelijk - 1’, ‘Tuin’, ‘Verkeer – 2’ en ‘Wonen’<br />

komen voor in het bestemmingsplan Kom <strong>Schijndel</strong> 2013 en zijn daaruit overgenomen.<br />

Ook de Inleidende regels en Algemene regels zijn geënt op de in Kom<br />

<strong>Schijndel</strong> 2013 voorkomende regels.<br />

Het bestemmingsplan Kom <strong>Schijndel</strong> kent reeds de bestemmingen ‘Gemengd – 1, 2,<br />

3 en 4’. In dit bestemmingsplan is doorgenummerd en zijn de bestemmingen ‘Gemengd<br />

5’ en ‘Gemengd – 6’ opgenomen.<br />

6.2 <strong>Toelichting</strong> op de bestemmingen<br />

In deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op de verschillende bestemmingen.<br />

Bedrijf – Nutsvoorziening<br />

De als ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangegeven gronden zijn bestemd voor (grotere)<br />

gebouwen ten behoeve van het algemeen nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen<br />

ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen<br />

gebouwen.<br />

Hoofdstuk 6 51


Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />

bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />

worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />

het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />

de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />

6 m en 10 m.<br />

Gemengd - 3<br />

Deze bestemming is gegeven aan die niet woonfuncties, die gelegen zijn buiten het<br />

wijkwinkelcentrum ’t Zuid (de bestemmingen Gemengd – 5 en Gemengd – 6). De als<br />

‘Gemengd – 3’ aangegeven gronden zijn bestemd voor wonen, dienstverlenende<br />

activiteiten en kantoren. Voor een onderbouwing hiervan wordt verwezen naar<br />

hoofdstuk 4 van deze toelichting.<br />

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />

bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />

worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />

het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />

de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />

6 m en 10 m.<br />

De totale gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing op het bouwperceel mag ten<br />

hoogste 40% bedragen met een maximum van 60 m².<br />

Naast deze bouwregels is het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere<br />

eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.<br />

Gemengd – 5 en Gemengd – 6<br />

Deze bestemmingen zijn gegeven aan de compacte zone binnen het wijkwinkelcentrum<br />

respectievelijk het gebied daarbuiten. Voor een onderbouwing van de (omvang<br />

van de) toegestane functies binnen deze bestemmingen wordt verwezen naar<br />

hoofdstuk 4 en paragraaf 9 in hoofdstuk 5 van deze toelichting.<br />

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />

bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />

worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />

het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />

de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />

6 m en 10 m.<br />

De totale gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing op het bouwperceel mag ten<br />

hoogste 40% bedragen met een maximum van 60 m². Deze maatvoering wordt regelmatig<br />

overschreden. Deze overschrijdingen zijn, als de bebouwing legaal is opge-<br />

52<br />

Hoofdstuk 6


icht en past in de aan de grond gegeven bestemming, positief bestemd via de ‘bestaande<br />

matenregeling’ (zie artikel 19 van de regels).<br />

Naast deze bouwregels is het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere<br />

eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.<br />

Groen<br />

Het (aanwezige) groen en de waterhuishoudkundige voorzieningen (waaronder de<br />

waterpartij in het Jansenpark) zijn bestemd als ‘Groen’.<br />

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere groenvoorzieningen,<br />

speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en<br />

hondenuitlaatvoorzieningen.<br />

Gebouwen zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Wel bouwwerken, geen<br />

gebouwen zijnde, zoals afrastingen en speelvoorzieningen.<br />

Kantoor<br />

Binnen de bestemming ‘Kantoor’ zijn kantoren met bijbehorende voorzieningen<br />

toegestaan zoals parkeergelegenheid en groenvoorzieningen.<br />

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />

bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />

worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />

het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />

de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />

6 m en 10 m.<br />

De maximale hoogten van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn in de planregels<br />

opgenomen.<br />

Maatschappelijk – 1<br />

De bestaande apotheek aan het Plein 1944 heeft de bestemming ‘Maatschappelijk –<br />

1’ gekregen. Hier is ook een woning toegestaan.<br />

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />

bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />

worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />

het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />

de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />

6 m en 10 m.<br />

Hoofdstuk 6 53


De maximale hoogten van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn in de planregels<br />

opgenomen.<br />

Molen<br />

De molen binnen het plangebied is specifiek bestemd als molen, omdat de molen<br />

geen specifieke functie heeft zoals wonen of detailhandel waar deze onder geschaard<br />

kan worden. Daarom is gekozen om de molen onder de bestemming 'Overig'<br />

van de SVBP2008 te laten vallen.<br />

De goot- en bouwhoogte van de molen zijn op de verbeelding opgenomen. Om de<br />

molen te beschermen is een stelsel van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren<br />

van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden opgenomen. Daarnaast<br />

is binnen een straal van 400 meter een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszonemolenbiotoop'<br />

opgenomen om te voorkomen dat er te hoge bebouwing en beplanting<br />

gerealiseerd wordt.<br />

Tuin<br />

De bestemming ‘Tuin’ is gekoppeld aan de bestemming ‘Wonen’ voor de categorieen<br />

‘vrijstaand’, ‘twee/aaneen’ en ‘aaneengebouwd’. De bestemming ‘Tuin’ is gelegen<br />

voor de voorgevellijn van de woningen en loopt door tot (circa) drie meter achter de<br />

voorgevellijn.<br />

Binnen de bestemming ‘Tuin’ zijn geen gebouwen toegestaan, hiervan kan middels<br />

een omgevingsvergunning worden afgeweken voor erkers en entrees. Daarnaast<br />

zijn binnen deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van<br />

erfafscheidingen toegestaan tot een maximale hoogte van 1 meter.<br />

Bestaande matenregeling<br />

Alle legaal opgerichte bouwwerken zijn positief bestemd.<br />

Verkeer – 2<br />

Alle wegen in het plangebied vallen binnen de bestemming ‘Verkeer – 2’. De gronden<br />

zijn met name bestemd voor doeleinden van verkeersafwikkeling voor het langzaam-<br />

en snelverkeer (< 50 km/h), dan wel voor parkeer-, en autostallingsdoeleinden<br />

en groenvoorzieningen.<br />

Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.<br />

54<br />

Hoofdstuk 6


Wonen<br />

Binnen de regels behorende bij de bestemming ‘Wonen’ is een aantal aspecten van<br />

belang, te weten:<br />

- het bouwvlak;<br />

- de goot- en bouwhoogte;<br />

- de erfbebouwing;<br />

- de bestaande matenregeling;<br />

- aan huis verbonden beroepen.<br />

Het bouwvlak<br />

Voor het bepalen van de afmetingen van het bouwvlak is aangesloten bij bestaand<br />

beleid zoals neergelegd in de Bebouwingsregeling Wonen 2009. Dit betekent dat<br />

voor de maatvoering van de diepte van de bouwvlakken de volgende indeling is<br />

aangehouden:<br />

aaneengebouwd: 8 meter tenzij bestaande hoofdmassa dieper is;<br />

twee aaneen: 10 meter tenzij de bestaande hoofdmassa dieper is;<br />

vrijstaand: 10 meter; de diepte van het bouwvlak kan worden uitgebreid tot<br />

maximaal 12 meter bij een bouwperceel groter dan 500 m² waarbij een minimale<br />

afstand van 18 meter tot de achterperceelgrens van de woning behouden blijft<br />

dan wel tot maximaal 15 meter bij een bouwperceel groter dan 750 m² waarbij<br />

een minimale afstand van 20 meter tot de achterperceelgrens behouden blijft.<br />

Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met hoofd- en erfbebouwing.<br />

De goot- en bouwhoogte<br />

Als maximale goot- en bouwhoogte wordt de bestaande goot- en bouwhoogte aangehouden<br />

tenzij de goot- en bouwhoogte middels een aanduiding op de verbeelding<br />

worden weergegeven. Deze goot- en bouwhoogte mag niet direct worden<br />

verhoogd, maar met een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders<br />

afwijken om een hogere goot- en bouwhoogte toe te staan waarbij een maximale<br />

goot- en bouwhoogte geldt van respectievelijk 6 meter en 10 meter.<br />

Erfbouwing<br />

Evenals bij de bepaling van de afmetingen van het bouwvlak is voor wat betreft de<br />

erfbebouwingsmogelijkheden aangesloten bij bestaand beleid zoals neergelegd in<br />

de Bebouwingsregeling Wonen 2009. Dit betekent dat erfbebouwing (aan- en bijgebouwen<br />

en overkappingen) zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven<br />

bouwvlak mag worden opgericht. De maximaal toegestane oppervlakte<br />

aan erfbebouwing buiten het bouwvlak bedraagt 40% van het bouwperceel met de<br />

bestemming ‘Wonen’ met erfbebouwing tot een maximum oppervlakte van 100 m².<br />

Hoofdstuk 6 55


De goot- en bouwhoogte van de erfbebouwing bedraagt respectievelijk 3,25 meter<br />

en 5 meter met uitzondering van carports en overkappingen, hiervoor geldt een<br />

maximale bouwhoogte van 3 meter en de voorwaarde dat zij plat moeten zijn afgedekt.<br />

Ondergrondse bebouwing onder op het bouwperceel aanwezige gebouwen (dus<br />

ook aan- en bijgebouwen) wordt toegestaan tot een diepte van 3 meter onder aansluitend<br />

maaiveld.<br />

Bestaande matenregeling<br />

Alle legaal opgerichte bouwwerken die passen in de aan de grond gegeven bestemming<br />

zijn positief bestemd. Bij de bestemmingen ‘Wonen’ geldt hierbij echter<br />

wel een maximale oppervlakte aan buiten het bouwvlak gelegen erfbebouwing van<br />

100 m². Hierbij wordt aangesloten Bebouwingsregeling Wonen 2009.<br />

Aan huis verbonden beroepen<br />

Aan huis verbonden beroepen en bedrijven wordt binnen de bestemming ‘Wonen’<br />

direct toegestaan. Hierbij wordt eveneens aangesloten bij bestaand beleid Bebouwingsregeling<br />

Wonen 2009. Dit betekent dat er een maximale oppervlakte van 25<br />

m² wordt aangehouden.<br />

Groothandel in groenten en fruit<br />

Aan de Pegstukken 17 is achter een woonhuis een groothandel in groenten en fruit<br />

aanwezig. Deze is door middel van een aanduiding positief bestemd.<br />

Waarde – Archeologie 2, Waarde – Archeologie 3, Waarde – Archeologie 4<br />

Afhankelijk van de archeologische waarde zijn binnen het plangebied drie verschillende<br />

dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie’ opgenomen (zie ook paragraaf<br />

5.8).<br />

Deze dubbelbestemming heeft tot doel de archeologische waarden te beschermen.<br />

De dubbelbestemming heeft voorrang boven de andere geldende bestemmingen,<br />

en legt beperkingen op aan deze onderliggende bestemmingen.<br />

Waarde – Waardevolle boom<br />

In het plangebied bevinden zich waardevolle bomen. Deze waardevolle bomen zijn<br />

bestemd met de dubbelbestemming ‘Waarde – Waardevolle boom’. Binnen deze<br />

bestemming is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen waardoor het verboden<br />

is om zonder een omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘werken’ ingrepen uit te<br />

(laten) voeren.<br />

56<br />

Hoofdstuk 6


7. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID<br />

7.1 Economische uitvoerbaarheid<br />

Bij de motivering van het bestemmingsplan is reeds aangegeven, dat het onderhavige<br />

bestemmingsplan gericht is op het bevestigen en regelen van het huidig gebruik,<br />

het (zonodig) vastleggen van ruimtelijke kenmerken van de bebouwde en onbebouwde<br />

ruimte en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Bij dit laatste is<br />

ook van belang invulling te geven aan de behoefte aan globaliteit en flexibiliteit in<br />

de regeling. Ook is het bestemmingsplan erop gericht om het gemeentebestuur een<br />

flexibel instrument in handen te geven om sturing te geven aan eventuele ontwikkelingen<br />

in het plangebied. Er worden geen nieuwe bouwplannen in de zin van<br />

artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen sprake van een exploitatieplicht.<br />

Ten slotte zijn er vanuit de oude bestemmingsplannen bouwmogelijkheden die<br />

worden overgenomen in dit bestemmingsplan. Er is overgangsrecht (artikel 9.1.20<br />

invoeringswet Wro) waarin staat dat voor zover op grond van een bestemmingsplan<br />

onder de WRO een bouwvergunning verleend kon worden voor een bouwplan dat<br />

onder de Wro is aangewezen als een bouwplan waarvoor de verplichting van kostenverhaal<br />

geldt, de artikelen 6.12 t/m 6.22 Wro buiten toepassing blijven. Hiermee<br />

worden de voor 1 juli 2008 bestaande bouwtitels die nadien in een bestemmingsplan<br />

nieuwe stijl worden gehandhaafd, geëerbiedigd.<br />

Gezien het bovenstaande brengt het bestemmingsplan als zodanig geen financiële<br />

consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid<br />

van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond en<br />

hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.<br />

7.2 Handhaving<br />

Een gemeente die regels maakt, moet deze ook handhaven. Handhaven is zorgen<br />

dat de regels die een gemeente heeft gesteld worden nageleefd.<br />

In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen dient ingevolge aanbeveling<br />

4 van de Inspectie Ruimtelijke Ordening een handhavingsparagraaf te worden<br />

opgenomen. Hierbij dient met name te worden aangegeven, hoe met bestaande<br />

illegale situaties dient te worden omgegaan. De afdeling Publiekszaken van de gemeente<br />

dient deze situaties aan te geven.<br />

Hoofdstuk 7 57


De uitgangssituatie voor controle wordt gevormd door de regels van het bestemmingsplan.<br />

In onderhavig bestemmingsplan hebben alle percelen een bestemming<br />

gekregen, waaraan regels voor het bebouwen en gebruiken van die percelen zijn<br />

gekoppeld.<br />

Gelet op het feit dat de actualisering van bestemmingsplannen voor de kernen hoog<br />

in het vaandel staat, betekent dat ook veel aandacht moet worden besteed aan het<br />

inventariseren van illegale situaties. Veel zal daarbij samenhangen met het feit dat<br />

in veel kernen of wijken een inhaalslag moet worden gemaakt wat betreft illegale<br />

bebouwing. Voor dit inventariseren is tijd en capaciteit nodig. Met name in het kader<br />

van de 'inhaalslag' is vooral in de beginperiode veel inzet nodig. De gemeente<br />

<strong>Schijndel</strong> heeft een handhavingsnotitie vastgesteld waarin aangegeven wordt op<br />

welke wijze men vorm wenst te geven aan het handhavingsbeleid en welke capaciteit<br />

daarvoor nodig is.<br />

58<br />

Hoofdstuk 7


8. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID<br />

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever<br />

geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig<br />

overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie<br />

gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden<br />

te laten inspreken conform de gemeentelijke inspraakverordening. Pas<br />

daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan<br />

opgestart (artikel 3.8 Wro).<br />

8.1 Inspraak<br />

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in<br />

Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat<br />

toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening.<br />

In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de <strong>Gemeente</strong>wet onder meer<br />

dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze<br />

bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.<br />

Inspraak heeft plaatsgevonden volgens de in de inspraakverordening opgenomen<br />

procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 26 oktober 2012 tot en met<br />

6 december 2012 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn<br />

inspraakreacties ingediend. Deze zijn samengevat en beoordeeld in de ‘Inspraak- en<br />

vooroverlegrapportage Molenstraat e.o.’. Deze rapportage is als bijlage bij de toelichting<br />

van onderhavig bestemmingsplan gevoegd. De reacties zijn verwerkt in onderhavig<br />

bestemmingsplan.<br />

8.2 Overleg<br />

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders<br />

bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen<br />

van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie<br />

en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn<br />

met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties<br />

die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd.<br />

De reacties van de provincie Noord-Brabant en waterschap De Dommel zijn samengevat<br />

en beoordeeld in de ‘Inspraak- en vooroverlegrapportage Molenstraat e.o.’.<br />

Deze rapportage is als bijlage bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan<br />

gevoegd. De reacties van deze instanties zijn in dit plan verwerkt.<br />

Hoofdstuk 8 59


8.3 Vaststellingsprocedure<br />

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens de<br />

artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt<br />

in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze<br />

periode kan een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Het plan zal<br />

daarna, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.<br />

8.4 Beroep<br />

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie<br />

gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit<br />

beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.<br />

Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk<br />

en treedt het plan in werking.<br />

60<br />

Hoofdstuk 8


SEPARATE BIJLAGEN<br />

Bijlage 1: Parkeeronderzoek inventarisatie Dufec<br />

Bijlage 2: Parkeeronderzoek analyse Spark<br />

Bijlage 3: Stappenplan Molenbiotoop<br />

Bijlage 4: Inspraak- en vooroverlegrapportage


<strong>Regels</strong>


Inhoudsopgave<br />

<strong>Regels</strong><br />

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3<br />

Artikel 1 Begrippen 3<br />

Artikel 2 Wijze van meten 12<br />

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 15<br />

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening 15<br />

Artikel 4 Gemengd - 3 16<br />

Artikel 5 Gemengd - 5 19<br />

Artikel 6 Gemengd - 6 24<br />

Artikel 7 Groen 28<br />

Artikel 8 Kantoor 30<br />

Artikel 9 Maatschappelijk - 1 32<br />

Artikel 10 Molen 34<br />

Artikel 11 Tuin 35<br />

Artikel 12 Verkeer - 2 37<br />

Artikel 13 Wonen 38<br />

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2 42<br />

Artikel 15 Waarde - Archeologie 3 45<br />

Artikel 16 Waarde - Archeologie 4 48<br />

Artikel 17 Waarde - Waardevolle boom 51<br />

Hoofdstuk 3 Algemene regels 53<br />

Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling 53<br />

Artikel 19 Algemene bouwregels 54<br />

Artikel 20 Parkeernormen 55<br />

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels 56<br />

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels 57<br />

Artikel 23 Overige regels 58<br />

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 59<br />

Artikel 24 Overgangsrecht 59<br />

Artikel 25 Slotregel 60<br />

Bijlagen bij regels<br />

Bijlage 1 Bestaand aantal m2 wvo met 10% uitbreidingsruimte<br />

Bijlage 2 Parkeernormen


2 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Hoofdstuk 1 Inleidende regels<br />

Artikel 1 Begrippen<br />

1.1 Plan<br />

Het bestemmingsplan 'Molenstraat e.o.' van de gemeente <strong>Schijndel</strong>.<br />

1.2 Bestemmingsplan<br />

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />

NL.IMRO.0844.BPMolenstraat-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen.<br />

1.3 Aan-huis-verbonden-beroep<br />

Het uitoefenen van een beroep dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,<br />

juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of uiterlijke verzorgingsgebied, c.q.<br />

een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, dat door zijn<br />

beperkte omvang in een woning en/of het daarbij behorende bijgebouw, met behoud van de<br />

woonfunctie in ruimtelijk en visuele zin, kan worden uitgeoefend.<br />

1.4 Aan- of uitbouw<br />

Een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw<br />

maar functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw en van daaruit toegankelijk is.<br />

1.5 Aanduiding<br />

Een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn<br />

aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het<br />

bebouwen van deze gronden.<br />

1.6 Afhankelijke woonruimte<br />

Een aanbouw c.q. een vrijstaand gebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden vanuit het<br />

oogpunt van mantelzorg zijn gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de<br />

woning.<br />

1.7 Archeologisch waarden<br />

Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere<br />

menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en<br />

het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.<br />

1.8 Balkon<br />

Een balkon is een open platform dat, niet op de begane grond, voor een muur is aangebracht. Verder<br />

is een balkon voorzien van een balustrade of borstwering en toegankelijk uit de daaraan grenzende<br />

binnenruimte door middel van een deur.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 3


1.9 Bebouwing<br />

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

1.10 Bed & breakfast<br />

Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en<br />

veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een<br />

woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Een bed &<br />

breakfast is wat betreft de activiteit, omvang en schaalgrootte niet te vergelijken met een pension,<br />

hotel of horecagelegenheid.<br />

1.11 Bestaande situatie<br />

a. t.a.v. bebouwing: legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan<br />

rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip<br />

verleende omgevingsvergunning;<br />

b. t.a.v. gebruik: het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop<br />

het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.<br />

1.12 Bestemmingsgrens<br />

De grens van een bestemmingsvlak.<br />

1.13 Bestemmingsvlak<br />

Een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.<br />

1.14 Bevoegd gezag<br />

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een<br />

omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.<br />

1.15 Bijgebouw<br />

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat functioneel en in bouwkundig opzicht qua massa en<br />

vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat<br />

van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd.<br />

1.16 Bouwen<br />

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van<br />

een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een<br />

standplaats.<br />

1.17 Bouwgrens<br />

De grens van een bouwvlak.<br />

1.18 Bouwperceel<br />

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende<br />

bebouwing is toegelaten.<br />

4 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


1.19 Bouwperceelsgrens<br />

Een grens van een bouwperceel.<br />

1.20 Bouwvlak<br />

Een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid,<br />

waar ingevolgde de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn<br />

toegelaten.<br />

1.21 Bouwwerk<br />

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij<br />

indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.<br />

1.22 Bouwwijze<br />

aaneengebouwd:<br />

bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde<br />

hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;<br />

twee aaneen:<br />

bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en<br />

daardoor aan die zijde in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;<br />

vrijstaand:<br />

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd;<br />

1.23 Bruto vloeroppervakte<br />

De totale vloeroppervlakte van de binnen- en buitenruimte die wordt gebruikt voor een bedrijf of een<br />

aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.<br />

1.24 Café<br />

Een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van<br />

alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactviteit het<br />

verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.<br />

1.25 Cafetaria/snackbar<br />

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse<br />

bereide etenswaarde, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken.<br />

1.26 Culturele en creatieve activiteiten<br />

Activiteiten gericht op cultuur en creativiteit, zoals ateliers, musea of creativiteitscentra, waaronder<br />

niet begrepen seksuele dienstverlening.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 5


1.27 (Dag)recreatief medegebruik<br />

Een (dag)recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de<br />

bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden,<br />

kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen<br />

medegebruik.<br />

1.28 Dakopbouw<br />

Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, die het<br />

silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.<br />

1.29 Detailhandel<br />

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen,<br />

en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of<br />

aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit alsmede anders dan<br />

voor gebruik ter plaatse.<br />

1.30 Dienstverlening<br />

Een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een dienstverlenende of verzorgende taak met een<br />

publieksgericht karakter. Onder dienstverlening wordt verstaan administratieve dienstverlening<br />

(bijvoorbeeld assurantiekantoor, bank, etc.), publieksgerichte dienstverlening (bijvoorbeeld stomerij,<br />

reisbureau, etc.) en ambachtelijke dienstverlening (bijvoorbeeld schoenmaker, kapper, etc.).<br />

1.31 Discotheek<br />

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het<br />

geven van gelegenheid tot dansbeoefening, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken<br />

ter plaatse, al dan niet met levende muziek.<br />

1.32 Erfbebouwing<br />

Gebouwen die door de ligging, constructie en/of afmeting (architectonisch) ondergeschikt zijn aan het<br />

hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, waaronder in ieder geval begrepen aangebouwde gedeelten<br />

van dat hoofdgebouw (aanbouwen) en niet voor bewoning bestemde bijgebouwen, alsmede carports<br />

en overkappingen.<br />

1.33 Erotische dienstverlening<br />

Elke vorm van dienstverlening of vermaak van porno-erotische aard, waaronder alle vormen van<br />

prostitutie, escortservice, erotisch getinte vermaakfuncties, seksshops en overige seksinrichtingen.<br />

1.34 Erotisch getinte vermaaksfunctie<br />

Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen<br />

van porno-erotische aard, waaronder begrepen (peep)shows, een seksbioscoop, filmcabines en een<br />

seksautomatenhal.<br />

6 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


1.35 Gebouw<br />

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden<br />

omsloten ruimte vormt.<br />

1.36 Gebruik<br />

Gebruiken, het doen gebruiken of het laten gebruiken dan wel het in gebruik geven.<br />

1.37 Groothandel<br />

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of<br />

leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen<br />

in een door hen gedreven onderneming aanwenden.<br />

1.38 Hoekwoning<br />

Een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen.<br />

1.39 Hoofdgebouw<br />

Een gebouw, dat op een bouwperceel in bouwkundig opzicht qua massa en vorm, dan wel gelet op<br />

de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.<br />

1.40 Horecabedrijf<br />

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden<br />

verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;<br />

categorie 1:<br />

een horecabedrijf, waarin hoofdzakelijk logies en/of maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans<br />

geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een<br />

horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van hoofdzakelijk<br />

alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar<br />

de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;<br />

categorie 2:<br />

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en<br />

enige druk op de kwaliteit van het leefklimaat met zich meebrengt, zoals een snackbar, cafetaria en<br />

restaurant met een overwegende afhaalfunctie (shoarma/pizzeria, afhaalchinees);<br />

categorie 3:<br />

een horecabedrijf dat voornamelijk gericht is op het 's avonds en 's nachts verstrekken van<br />

(alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar<br />

vermaak, zoals een café, bardancing, zalencentrum, en/of een naar de aard en invloed op de<br />

omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;<br />

categorie 4:<br />

discotheken, of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 7


1.41 Huishouden<br />

Een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één<br />

eenheid vormen en als zodanig ook gebruik maken van één woning.<br />

1.42 Internetverkoop<br />

Winkel waarbij goederen via het internet te koop worden aangeboden.<br />

1.43 Kantoor<br />

Voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch,<br />

advisering, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of<br />

slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.<br />

1.44 Maatschappelijke voorzieningen<br />

Educatieve, medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, scouting en<br />

recreatieve voorzieningen, kinderopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en voorzieningen<br />

ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder niet begrepen seksuele dienstverlening<br />

1.45 Mantelzorg<br />

Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale<br />

vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.<br />

1.46 Molenbiotoop<br />

Aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden.<br />

1.47 Monumentaal gebouw of bouwwerk<br />

Een door het rijk als rijksmonument of een door de gemeente conform de erfgoedverordening<br />

<strong>Schijndel</strong> 2010, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 september 2010, als gemeentemonument<br />

aangeduid gebouw of bouwwerk.<br />

1.48 Nevenactiviteit<br />

Andersoortige activiteit naast de hoofdactiviteit.<br />

1.49 Normaal onderhoud<br />

Het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en<br />

gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.<br />

1.50 Ondergeschikte horeca<br />

Het in verband met de hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling<br />

voor gebruik ter plaatse, in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit<br />

is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als<br />

beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit, en niet is gericht op<br />

het aantrekken van bezoekers.<br />

8 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


1.51 Opslag van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen<br />

Hieronder vallen alle vormen van opslag, waaronder:<br />

los gestort zand, puin, grind, afval etc;<br />

opslag van stoffen op pallets, in dozen, kratten, vaten of andere emballage;<br />

stalling van in onbruik geraakte voer- en vaartuigen en aanhangers;<br />

bouwmaterialen.<br />

1.52 Overkapping<br />

Een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een<br />

gesloten dak, waaronder begrepen een carport.<br />

1.53 Pension<br />

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als<br />

nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten.<br />

1.54 Publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen<br />

Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale en maatschappelijke dienstverlening, waaronder:<br />

gezondheidszorg;<br />

praktijkruimten;<br />

welzijn;<br />

openbare dienstverlening;<br />

met een publieksgericht karakter en de nadruk op persoonlijke dienstverlening, zoals een artsenpost,<br />

een apotheek, een kruisgebouw of een therapeut. Seksuele dienstverlening valt niet onder<br />

publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen.<br />

1.55 Restaurant<br />

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse,<br />

met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.<br />

1.56 Seksinrichting<br />

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij<br />

bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische<br />

aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een<br />

(raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal,<br />

sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.<br />

1.57 Supermarkt<br />

Een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen<br />

en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een<br />

zelfbedieningszaak.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 9


1.58 Terras<br />

Een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of<br />

zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken<br />

of spijzen worden genuttigd voor directe consumptie ter plaatse.<br />

1.59 Verbeelding<br />

De weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling<br />

standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze<br />

als de digitale wijze verstaan.<br />

1.60 Voorgevel<br />

De meest gezichtsbepalende, naar de openbare weg of openbaar groen gekeerde en meest<br />

evenwijdig daaraan liggende gevel(s) van een hoofdgebouw.<br />

1.61 Voorgevellijn<br />

De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.<br />

1.62 Voorgevelrooilijn<br />

De voorgevelrooilijn is de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk<br />

aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk<br />

gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.<br />

1.63 Waardevolle boom<br />

Beschermde boom, opgenomen op de lijst bij de Groenstructuurkaart <strong>Schijndel</strong> die is vastgesteld<br />

door het college van Burgemeester en Wethouders op 3 januari 2012.<br />

1.64 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen<br />

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere<br />

waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn<br />

ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en<br />

waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen,<br />

inlaten en dergelijke.<br />

1.65 Welzijn<br />

Voorzieningen en diensten die bijdragen aan het in stand houden of vergroten van de zelfstandigheid<br />

van mensen en van hun deelname aan de maatschappij.<br />

1.66 Winkel<br />

Een ruimte binnen een gebouw die, door de aard, indeling en/of inrichting kennelijk bedoeld is te<br />

worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.<br />

10 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


1.67 Winkelvloeroppervlakte (wvo)<br />

De voor het publiek toegankelijke winkelruimte ten behoeve van detailhandel, inclusief zichtbare<br />

ruimten zoals bijvoorbeeld etalages en de ruimten achter toonbanken en kassa's.<br />

1.68 Woning<br />

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 11


Artikel 2 Wijze van meten<br />

2.1 Wijze van meten<br />

Indien volgens het plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten<br />

worden toegepast:<br />

Afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:<br />

De afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens.<br />

Bebouwingspercentage:<br />

Een met een aanduiding op de verbeelding en/of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte<br />

van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.<br />

Bouwhoogte:<br />

De hoogte in meters vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met dien verstande,<br />

dat schoorstenen, liftschachten, lichtkoepels en dergelijke, aan een gebouw ondergeschikte<br />

bouwdelen, buiten beschouwing blijven voor zover:<br />

1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van de oppervlakte van<br />

de hoofdmassa bedraagt;<br />

2. de vergroting ten hoogste 1,15 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw<br />

bedraagt.<br />

Gevelbreedte<br />

De maat, gemeten tussen de hoofdzijgevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.<br />

Goothoogte<br />

De hoogte in meters vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord<br />

of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.<br />

Oppervlakte<br />

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts<br />

geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het<br />

bouwwerk.<br />

Oppervlakte van een overkapping<br />

Tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van<br />

het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.<br />

Peil<br />

a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van<br />

de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.<br />

b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet grenst aan de weg: de hoogte van het<br />

afgewerkte terrein, na voltooiing van de bouw, ter plaatse van de hoofdtoegang.<br />

12 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


2.2 Ondergeschikte bouwdelen<br />

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen<br />

zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en<br />

kroonlijsten, zonneluifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding<br />

niet meer bedraagt dan 0,3 m en de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 13


14 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels<br />

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening<br />

3.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn bestemd voor:<br />

a. gebouwen ten behoeve van het algemeen nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten<br />

behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, niet zijnde<br />

geluidszoneringsplichtige inrichtingen,<br />

b. in- en uitritten;<br />

c. verhardingen, verkeers- en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het<br />

bepaalde in artikel 20.<br />

3.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.<br />

b. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

c. De bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

3.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen.<br />

3.4 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder b<br />

ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk<br />

6 m en 10 m. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing leidt niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 15


Artikel 4 Gemengd - 3<br />

4.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Gemengd - 3' zijn bestemd voor:<br />

a. dienstverlening;<br />

b. kantoren;<br />

c. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';<br />

d. aan-huis-verbonden beroepen;<br />

e. internetverkoop;<br />

f. bed & breakfast;<br />

g. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />

20;<br />

h. tuin en groenvoorzieningen;<br />

i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

4.2 Bouwregels<br />

4.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />

b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />

2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />

c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

d. Het aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag niet meer bedragen dan 1.<br />

e. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />

splitsing is niet toegestaan.<br />

4.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />

b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd, met een maximum oppervlak van 60 m 2 .<br />

c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />

respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />

d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />

d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

4.2.4 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />

16 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


4.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen.<br />

4.4 Afwijken van de bouwregels<br />

4.4.1 Situering erfbebouwing<br />

Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 4.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />

a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />

b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />

4.4.2 Goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder<br />

c ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />

voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

4.5 Specifieke gebruiksregels<br />

4.5.1 Begane grond<br />

Ten aanzien van het gebruik van gebouwen geldt dat een functie anders dan wonen uitsluitend wordt<br />

uitgeoefend op de begane grond.<br />

4.5.2 Algemeen<br />

Voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop gelden de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Het gebruik vindt plaats in een woning en blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de<br />

woonfunctie.<br />

b. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />

c. Het bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de<br />

oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m 2 .<br />

d. Het bepaalde onder c is uitsluitend van toepassing voor zover het gebruik plaatsvindt op de<br />

verdieping.<br />

e. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />

onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />

f. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />

beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 17


4.5.3 Bed & breakfast<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.5.2 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />

uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />

a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />

b. In afwijking van het bepaalde in lid 4.5.2 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />

locatie.<br />

c. In afwijking van het bepaalde in lid 4.5.2 onder f dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />

vinden.<br />

4.5.4 Aan-huis-verbonden beroepen<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.5.2 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />

de Wet Milieubeheer.<br />

b. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />

aan-huis-verbonden beroep.<br />

c. Een aan-huis-verbonden beroep mag tevens worden uitgeoefend in een bijgebouw waarbij de<br />

afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer mag bedragen dan 10 m.<br />

4.5.5 Internetverkoop<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.5.2 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />

a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />

b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />

c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van<br />

goederen.<br />

d. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van<br />

goederen.<br />

4.5.6 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van gebouwen voor bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.<br />

b. Het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />

(functioneel ondergeschikt).<br />

c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

d. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel en horeca.<br />

e. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwd deel<br />

van het terrein, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />

4.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

4.6.1 Mantelzorg<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.6 onder a<br />

ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />

woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />

a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />

te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />

b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />

of bedrijven;<br />

c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />

bepaalde in lid 4.2.2 onder b;<br />

d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />

mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />

18 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 5 Gemengd - 5<br />

5.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Gemengd - 5' zijn bestemd voor:<br />

a. detailhandel, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, met in achtneming van het bepaalde<br />

in 5.5.2 en 5.5.3,<br />

b. dienstverlening;<br />

c. publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen;<br />

d. wonen;<br />

e. aan-huis-verbonden beroepen;<br />

f. internetverkoop;<br />

g. bed & breakfast;<br />

h. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' een supermarkt; een tweede supermarkt is niet<br />

toegestaan;<br />

i. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />

20;<br />

j. tuin en groenvoorzieningen;<br />

k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

5.2 Bouwregels<br />

5.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />

b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />

2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />

c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

d. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />

splitsing is niet toegestaan.<br />

5.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />

b.<br />

Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd, met een maximum van 60 m 2.<br />

c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />

respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />

d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;<br />

c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;<br />

d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 19


5.2.4 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />

5.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen;<br />

c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />

'specieke bouwaanduiding - rijksmonument', of 'specieke bouwaanduiding - gemeentemonument'.<br />

5.4 Afwijken van de bouwregels<br />

5.4.1 Situering erfbebouwing<br />

Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 5.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />

a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />

b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />

5.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder c<br />

ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />

voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

5.5 Specifieke gebruiksregels<br />

5.5.1 Begane grond<br />

Ten aanzien van het gebruik van gebouwen geldt dat een functie anders dan wonen uitsluitend wordt<br />

uitgeoefend op de begane grond, met uitzondering van het gebruik zoals bedoeld in lid 5.5.4.<br />

5.5.2 Uitbreiding detailhandelsactiviteiten<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1 onder a, mogen de detailhandelsactiviteiten niet worden<br />

uitgebreid. De omvang van de detailhandelsactiviteiten is opgenomen in bijlage 1 van deze regels.<br />

5.5.3 Nieuwvestiging detailhandel<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1 onder a is nieuwvestiging van detailhand niet toegestaan.<br />

20 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


5.5.4 Algemeen bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop<br />

Voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop gelden de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Het gebruik vindt plaats in een woning en blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de<br />

woonfunctie.<br />

b. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />

c. Het bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de<br />

oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m 2 .<br />

d. Het bepaalde onder c is uitsluitend van toepassing voor zover het gebruik plaatsvindt op de<br />

verdieping.<br />

e. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />

onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />

f. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />

beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />

5.5.5 Bed & breakfast<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.4 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />

uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />

a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />

b. In afwijking van het bepaalde in lid 5.5.4 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />

locatie.<br />

c. In afwijking van het bepaalde in lid 5.5.4 onder f dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />

vinden.<br />

5.5.6 Aan-huis-verbonden beroepen<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.4 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />

de Wet Milieubeheer.<br />

b. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />

aan-huis-verbonden beroep.<br />

c. Een aan-huis-verbonden beroep mag tevens worden uitgeoefend in een bijgebouw waarbij de<br />

afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer mag bedragen dan 10 m.<br />

5.5.7 Internetverkoop<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.4 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />

a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />

b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />

c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van<br />

goederen.<br />

d. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van<br />

goederen.<br />

5.5.8 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.<br />

b. Het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />

(functioneel ondergeschikt).<br />

c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca.<br />

d. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

e. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwd deel<br />

van het terrein, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 21


5.5.9 Publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen<br />

Het gebruik voor publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen is alleen toegestaan indien<br />

voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:<br />

a. De publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen dienen een ondersteunende bijdrage te<br />

leveren aan de vorming van een compact winkelgebied binnen wijkwinkelcentrum 't Zuid.<br />

b. De verkeersaantrekkende werking mag niet te groot zijn en mag geen overlast opleveren in dit<br />

compacte winkelgebied binnen wijkwinkelcentrum 't Zuid.<br />

c. De publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen leveren geen geen extra parkeeroverlast op<br />

in het compacte winkelgebied binnen wijkwinkelcentrum 't Zuid, waarbij moet worden voldaan aan<br />

het bepaalde in artikel 20.<br />

5.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

5.6.1 Uitbreiding bestaande detailhandel<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.5.2 voor het uitbreiden<br />

van het bestaand aantal m 2 wvo zoals aangegeven in bijlage 1, onder de volgende voorwaarden:<br />

a. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 10% van het bestaand aantal m 2 wvo, zoals<br />

aangegeven in bijlage 1;<br />

b. In afwijking van het bepaalde onder a is uitbreiding van meer dan 10% van het bestaand aantal<br />

m 2 wvo, zoals aangegeven in bijlage 1, toegestaan, met dien verstande dat voor deze extra<br />

uitbreiding dan wel voor de nieuwvestiging als bedoeld in lid 5.6.2 onder a niet meer dan 230 m 2<br />

mag worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Gemengd - 5';<br />

c. Bij uitbreiding als bedoeld onder a en/of b moet (door aanleg van parkeerplaatsen) voorzien<br />

worden in extra parkeerruimte ten opzichte van het huidige aanbod aan parkeerruimte waarbij:<br />

1. een parkeernorm van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o. moet worden aangehouden;<br />

2. de afmeting van de extra parkeerplaatsen/parkeerruimte moet voldoen aan de eisen gesteld<br />

in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW overeenkomstig<br />

artikel 20;<br />

3. de extra parkeervoorzieningen op redelijke afstand moeten worden gerealiseerd tot maximaal<br />

een afstand van 150 meter vanaf het gemengd gebied met de bestemmingen Gemengd - 5<br />

en/of Gemengd - 6.<br />

5.6.2 Nieuwvestiging detailhandel<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.5.3 voor de nieuwvestiging<br />

van detailhandel onder de volgende voorwaarden:<br />

a. De nieuwvestiging mag geen omvang hebben van meer dan 60 m 2 wvo, met dien verstande dat<br />

voor nieuwvestigingen dan wel voor extra uitbreidingen als bedoeld in lid 5.6.1 onder b niet meer<br />

dan 230 m 2 mag worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Gemengd - 5';<br />

b. Bij nieuwvestiging als bedoeld onder a moet (door aanleg van parkeerplaatsen) voorzien worden<br />

in extra parkeerruimte ten opzichte van het huidige aanbod aan parkeerruimte waarbij:<br />

1. een parkeernorm van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o. moet worden aangehouden;<br />

2. de afmeting van de extra parkeerplaatsen/parkeerruimte moet voldoen aan de eisen gesteld<br />

in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW overeenkomstig<br />

artikel 20;<br />

3. de extra parkeervoorzieningen op redelijke afstand moeten worden gerealiseerd tot maximaal<br />

een afstand van 150 meter vanaf het gemengd gebied met de bestemmingen Gemengd - 5<br />

en/of Gemengd - 6.<br />

22 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


5.6.3 Mantelzorg<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.8 onder a<br />

ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />

woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />

a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />

te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />

b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />

of bedrijven;<br />

c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />

bepaalde in lid 5.2.2 onder b;<br />

d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />

mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 23


Artikel 6 Gemengd - 6<br />

6.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Gemengd - 6' zijn bestemd voor:<br />

a. bestaande detailhandel zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, met inachtneming van het<br />

bepaalde in artikel 6.5.2 en 6.5.3,<br />

b. dienstverlening;<br />

c. publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen;<br />

d. kantoren;<br />

e. culturele en creatieve activiteiten en aan de functie ondergeschikte horeca;<br />

f. bestaande horeca-activiteiten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding horeca, met bijbehorende<br />

maximale categorieaanduiding;<br />

g. wonen;<br />

h. aan-huis-verbonden beroepen;<br />

i. internetverkoop;<br />

j. bed & breakfast;<br />

k. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />

20;<br />

l. tuin en groenvoorzieningen;<br />

m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

6.2 Bouwregels<br />

6.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />

b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />

2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />

c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

d. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />

splitsing is niet toegestaan.<br />

6.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />

b.<br />

Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd, met een maximum van 60 m 2.<br />

c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />

respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />

d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />

d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

24 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


6.2.4 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />

6.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen;<br />

c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />

'specieke bouwaanduiding - rijksmonument', of 'specifieke bouwaanduiding -<br />

gemeentemonument'.<br />

6.4 Afwijken van de bouwregels<br />

6.4.1 Situering erfbebouwing<br />

Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 6.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />

a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />

b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />

6.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c<br />

ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />

voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval);<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

6.5 Specifieke gebruiksregels<br />

6.5.1 Begane grond<br />

Ten aanzien van het gebruik van gebouwen geldt dat een functie anders dan wonen uitsluitend wordt<br />

uitgeoefend op de begane grond met uitzondering van het gebruik zoals bedoeld in 6.5.4.<br />

6.5.2 Uitbreiding bestaande detailhandelsactiviteiten<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.1 onder a, mogen de bestaande detailhandelsactiviteiten niet<br />

worden uitgebreid. De omvang van de bestaande detailhandelsactiviteiten is opgenomen in bijlage 1<br />

van deze regels.<br />

6.5.3 Nieuwvestiging detailhandel<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.1 onder a is nieuwvestiging van detailhand niet toegestaan.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 25


6.5.4 Algemeen bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop<br />

Voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop gelden de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Het gebruik vindt plaats in een woning en blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de<br />

woonfunctie.<br />

b. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />

c. Het bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de<br />

oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m 2 .<br />

d. Het bepaalde onder c is uitsluitend van toepassing voor zover het gebruik plaatsvindt op de<br />

verdieping.<br />

e. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />

onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />

f. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />

beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />

6.5.5 Bed & breakfast<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.4 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />

uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />

a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />

b. In afwijking van het bepaalde in lid 6.5.4 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />

locatie.<br />

c. In afwijking van het bepaalde in lid 6.5.4 onder f dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />

vinden.<br />

6.5.6 Aan-huis-verbonden beroepen<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.4 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />

de Wet Milieubeheer.<br />

b. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />

aan-huis-verbonden beroep.<br />

c. Een aan-huis-verbonden beroep mag tevens worden uitgeoefend in een bijgebouw waarbij de<br />

afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer mag bedragen dan 10 m.<br />

6.5.7 Internetverkoop<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.4 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />

a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />

b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />

c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van<br />

goederen.<br />

d. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van<br />

goederen.<br />

6.5.8 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. het gebruik van gebouwen voor bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen';<br />

b. het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />

(functioneel ondergeschikt);<br />

c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening;<br />

d. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwd deel<br />

van het terrein, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />

26 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


6.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

6.6.1 Uitbreiding bestaande detailhandel<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.5.2 voor het uitbreiden van<br />

het bestaand aantal m 2 wvo zoals aangegeven in bijlage 1, onder de volgende voorwaarden:<br />

a. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 10% van het bestaand aantal m 2 wvo, zoals<br />

aangegeven in bijlage 1;<br />

b. Bij uitbreiding als bedoeld onder a moet (door aanleg van parkeerplaatsen) voorzien worden in<br />

extra parkeerruimte ten opzichte van het huidige aanbod aan parkeerruimte waarbij:<br />

1. een parkeernorm van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o. moet worden aangehouden;<br />

2. de afmeting van de extra parkeerplaatsen/parkeerruimte moet voldoen aan de eisen gesteld<br />

in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW overeenkomstig<br />

artikel 20;<br />

3. de extra parkeervoorzieningen op redelijke afstand moeten worden gerealiseerd tot maximaal<br />

een afstand van 150 meter vanaf het gemengd gebied met de bestemmingen Gemengd - 5<br />

en/of Gemengd - 6.<br />

6.6.2 Mantelzorg<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.8 onder a<br />

ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />

woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />

a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />

te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />

b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />

of bedrijven;<br />

c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />

bepaalde in lid 6.2.2 onder b;<br />

d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />

mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />

6.7 Wijzigingsbevoegdheid<br />

6.7.1 Horeca<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />

ruimtelijke ordening een aanduiding 'horeca' op te nemen ten behoeve van horecabedrijven<br />

behorende tot categorie 1, 2 en 3 onder de volgende voorwaarden:<br />

a. Een horecabedrijf elders binnen de bestemming moet zijn activiteiten hebben stopgezet.<br />

b. De aanduiding ter plaatse van het op de verbeelding onder a bedoelde horecabedrijf moet<br />

tegelijkertijd met deze wijziging worden geschrapt.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 27


Artikel 7 Groen<br />

7.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming ‘Groen’ zijn bestemd voor:<br />

a. groenvoorzieningen;<br />

b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

c. verhardingen, fiets- en voetpaden;<br />

d. (dag)recreatief medegebruik;<br />

e. speelvoorzieningen;<br />

f. hondenuitlaatvoorzieningen;<br />

g. bestaande inritten en parkeervoorzieningen;<br />

h. bestaande nutsvoorzieningen.<br />

7.2 Bouwregels<br />

7.2.1 Gebouwen<br />

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van verlichtingsmasten, vlaggenmasten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan<br />

6 m.<br />

c. De hoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

7.3 Afwijken van de bouwregels<br />

7.3.1 Afrastering<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder a<br />

voor een afrastering rond een trapveldje waar doelen zijn opgesteld, met een hoogte van niet meer<br />

dan 5 m.<br />

7.3.2 Speelvoorzieningen<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder c<br />

voor het oprichten van speeltoestellen met een hoogte van niet meer dan 5 m.<br />

7.4 Specifieke gebruiksregels<br />

7.4.1 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

b. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel en horeca.<br />

c. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen.<br />

d. Het gebruik van gronden als parkeervoorziening, met uitzondering van bestaande<br />

parkeervoorzieningen.<br />

e. Het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans, voer- en<br />

vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.<br />

28 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


7.5 Wijzigingsbevoegdheid<br />

7.5.1 Wijziging naar "Wonen' of 'Tuin'<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />

ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’<br />

of ‘Tuin’, mits:<br />

a. aan de gronden ter plaatse van het wijzigingsgebied geen bouwvlak wordt toegekend;<br />

b. de regels behorende bij de nieuwe desbetreffende bestemming van toepassing worden verklaard.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 29


Artikel 8 Kantoor<br />

8.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Kantoor' zijn bestemd voor:<br />

a. kantoren;<br />

b. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />

20;<br />

c. tuinen en groenvoorzieningen;<br />

d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

8.2 Bouwregels<br />

8.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.<br />

b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />

2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />

c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

8.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />

b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd, met een maximum van 60 m 2 .<br />

c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />

respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />

d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />

d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

8.2.4 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />

8.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen.<br />

30 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


8.4 Afwijken van de bouwregels<br />

8.4.1 Situering erfbebouwing<br />

Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 8.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />

a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />

b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />

8.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder c<br />

ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />

voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

8.5 Specifieke gebruiksregels<br />

8.5.1 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;<br />

b. het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />

(functioneel ondergeschikt);<br />

c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening;<br />

d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca;<br />

e. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwde<br />

deel van het bouwperceel, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 31


Artikel 9 Maatschappelijk - 1<br />

9.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - 1' zijn bestemd voor:<br />

a. maatschappelijke voorzieningen;<br />

b. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';<br />

c. verhardingen en verkeers- en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het<br />

bepaalde in artikel 20;<br />

d. tuinen en groenvoorzieningen;<br />

e. speelvoorzieningen;<br />

f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

9.2 Bouwregels<br />

9.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />

b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;<br />

c. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

1. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.<br />

2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />

d. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />

geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

e. Het aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag niet meer bedragen dan 1.<br />

f. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />

splitsing is niet toegestaan.<br />

9.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing mag zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.<br />

b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd met een maximum oppervlak van 60 m 2 .<br />

c. Erfbebouwing dient 3 m achter het verlengde van de naar de openbare weg gekeerde grens van<br />

het bouwvlak te worden gebouwd.<br />

d. In aanvulling op het bepaalde onder c mag niet worden gebouwd voor het verlengde van de<br />

voorgevellijn van de om de hoek gelegen bebouwing.<br />

e. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,25 m en 5 m.<br />

f. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />

d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

9.2.4 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />

32 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


9.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen.<br />

9.4 Afwijken van de bouwregels<br />

9.4.1 Situering erfbebouwing<br />

Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 9.2.2 onder c ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />

a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />

b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />

9.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder d<br />

ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot respectievelijk 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />

voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />

onafhankelijke deskundigen.<br />

9.5 Specifieke gebruiksregels<br />

9.5.1 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van gebouwen voor bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.<br />

b. Het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />

(functioneel ondergeschikt).<br />

c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

d. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca.<br />

e. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwde<br />

deel van het bouwperceel, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />

9.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

9.6.1 Mantelzorg<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.1 onder a<br />

ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />

woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />

a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />

te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />

b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />

of bedrijven;<br />

c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />

bepaalde in lid 9.2.2 onder b;<br />

d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />

mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 33


Artikel 10 Molen<br />

10.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Molen' zijn bestemd voor:<br />

a. het behoud van de aanwezige molen met bijbehorende molenbelt;<br />

b. instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'.<br />

10.2 Bouwregels<br />

Voor de bouw van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Er is maximaal 1 molen toegestaan binnen het bouwvlak.<br />

b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.<br />

c. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de<br />

aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.<br />

d. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, met dien verstande dat de hoogte niet<br />

meer bedraagt dan 1 m, tenzij het betreft een schutsboom waarvan de hoogte niet meer mag<br />

bedragen dan 12 meter.<br />

10.3 Nadere eisen<br />

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het verbouwen van panden met de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', voor zover deze eisen betrekking hebben op de<br />

cultuurhistorische waarden van het betreffende rijksmonument. Zij winnen ter zake advies in bij de<br />

Rijksdienst monumentenzorg.<br />

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van<br />

werkzaamheden<br />

10.4.1 Verbod<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken,<br />

geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te<br />

oefenen:<br />

a. het geheel of gedeeltelijk afgraven van de molenbelt;<br />

b. het aanplanten van bomen of andere hoogopgaande gewassen;<br />

c. het aanbrengen van bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en<br />

daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.<br />

10.4.2 Uitzonderingen<br />

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van<br />

werkzaamheden is vereist voor werken en/of werkzaamheden van geringe omvang, dan wel voor het<br />

normale onderhoud.<br />

10.4.3 Toelaatbaarheid<br />

De werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door deze werken en/of<br />

werkzaamheden de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.<br />

34 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 11 Tuin<br />

11.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor:<br />

a. tuinen danwel groenvoorzieningen;<br />

b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

11.2 Bouwregels<br />

11.2.1 Gebouwen<br />

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

11.2.2 Aanbouwen, overkappingen en carports<br />

Binnen deze bestemming mag uitsluitend een aanbouw en overkapping aan de gevel van een<br />

hoofdgebouw, gelegen op hetzelfde perceel, worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de<br />

volgende bepalingen :<br />

a. De bouw- en goothoogte van de aanbouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3,25 m.<br />

b. De breedte van een aanbouw mag niet meer bedragen dan 50% van de voorgevel van het<br />

hoofdgebouw.<br />

c. De breedte van een aanbouw in combinatie met een overkapping mag niet meer bedragen dan<br />

75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de breedte<br />

van de aanbouw niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw<br />

bedraagt.<br />

d. De diepte van een aanbouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 1 m uit de voorgevel<br />

van het hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming.<br />

e. De afstand van een aanbouw of overkapping tot de voorste perceelgrens moet tenminste 1 m<br />

bedragen.<br />

f. Een carport dient tenminste 1 m achter de voorgevellijn te zijn gesitueerd en is afgedekt met een<br />

plat dak met een hoogte van niet meer dan 3 m. De oppervlakte telt mee bij de totale oppervlakte<br />

aan erfbebouwing zoals dat geldt voor de aangrenzende bestemming.<br />

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

11.3 Nadere eisen<br />

11.3.1 Algemeen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen;<br />

c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument' of 'specifieke bouwaanduiding -<br />

rijksmonument'.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 35


11.3.2 <strong>Gemeente</strong>monument<br />

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het verbouwen van panden met de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument', voor zover deze eisen betrekking hebben op de<br />

cultuurhistorische waarden van het betreffende gemeentelmonument. Zij winnen ter zake advies in bij<br />

de monumentencommissie.<br />

11.4 Afwijken van de bouwregels<br />

11.4.1 Hoogte erfafscheidingen<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.3 ten<br />

behoeve van een erfafscheiding met een hoogte van niet meer dan 2 m aan de naar de weg<br />

gekeerde zijkant van een hoekwoning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders<br />

wordt voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De erfafscheiding heeft een open karakter (gaaswerk of iets dergelijks), die uitsluitend in<br />

combinatie met beplanting een dicht karakter mag hebben.<br />

b. De erfafscheiding moet passen binnen de beeldkwaliteit in de naaste omgeving.<br />

c. De erfafscheiding mag niet tot een verslechtering van de verkeersveiligheid leiden.<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afstand van de<br />

erfafscheiding tot het openbaar gebied.<br />

11.5 Specifieke gebruiksregels<br />

11.5.1 Parkeervoorzieningen<br />

Behoudens op de oprit voor een carport of garage mogen binnen de bestemming 'Tuin' tussen het<br />

verlengde van de zijgevellijnen van het hoofdgebouw geen parkeervoorzieningen worden aangelegd,<br />

tenzij:<br />

a. de breedte van het bouwperceel ten minste 10 m bedraagt;<br />

b. de afstand tussen hoofdgebouw en de bestemming ‘Verkeer - 2’ ten minste 5 m bedraagt;<br />

c. de aanleg van de parkeervoorziening niet ten koste gaat van parkeerruimte in de openbare<br />

ruimte.<br />

11.5.2 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van de gronden of bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

a. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca.<br />

b. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen of goederen.<br />

c. Het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans, voer- en<br />

vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.<br />

36 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 12 Verkeer - 2<br />

12.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Verkeer - 2' zijn bestemd voor:<br />

a. verharde en onverharde wegen, fiets- en voetpaden met bijbehorende kunstwerken, trottoirs,<br />

bermen en verkeerskundige voorzieningen;<br />

b. parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 20;<br />

c. groenvoorzieningen;<br />

d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

e. straatmeubilair, speelvoorzieningen en kunstwerken;<br />

f. nutsvoorzieningen.<br />

12.2 Bouwregels<br />

12.2.1 Gebouwen<br />

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 12 m.<br />

b. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />

c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten dienste<br />

van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />

12.3 Specifieke gebruiksregels<br />

12.3.1 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van de gronden of bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

b. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca.<br />

c. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen of goederen en goederen.<br />

d. Het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans en voer- en<br />

vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.<br />

12.4 Wijzigingsbevoegdheid<br />

12.4.1 Wijziging naar 'Wonen' of 'Tuin'<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />

ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’<br />

of ‘Tuin’, mits:<br />

a. aan de gronden ter plaatse van het wijzigingsgebied geen bouwvlak wordt toegekend.<br />

b. de regels behorende bij de nieuwe desbetreffende bestemming van toepassing worden verklaard.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 37


Artikel 13 Wonen<br />

13.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor;<br />

a. wonen;<br />

b. aan-huis-verbonden beroepen;<br />

c. internetverkoop;<br />

d. bed & breakfast;<br />

e. tuinen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen, waarbij moet worden voldaan aan het<br />

bepaalde in artikel 20;<br />

f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

g. instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument';<br />

h. een groothandel in groenten en fruit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' tot een<br />

maximaal oppervlakte van 480 m 2 .<br />

13.2 Bouwregels<br />

13.2.1 Hoofdgebouwen<br />

Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />

b. Ter plaatse van de aanduiding:<br />

1. 'aaneengebouwd';<br />

2. twee-aaneen';<br />

3. 'vrijstaand'<br />

mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.<br />

c. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />

splitsing is niet toegestaan.<br />

d. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding ter plaatse<br />

van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.<br />

e. Indien de goot- en bouwhoogte niet is aangegeven op de verbeelding mag de bestaande goot- en<br />

bouwhoogte niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte<br />

van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />

13.2.2 Erfbebouwing<br />

Voor het bouwen van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />

a. Erfbebouwing is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de oppervlakte aan<br />

erfbebouwing gelegen binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend bij de bepaling van de<br />

oppervlakte genoemd onder b.<br />

b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />

bebouwd met een maximum oppervlak van 100 m 2.<br />

c. Bij het bepalen van de oppervlakte aan erfbebouwing wordt een niet overdekt zwembad met een<br />

oppervlak van niet meer dan 50 m 2 buiten beschouwing gelaten, mits het perceel, met inbegrip<br />

van het zwembad, voor niet meer dan 50% is bebouwd.<br />

d. Bij vrijstaande hoofdgebouwen mag slechts aan één zijkant van het hoofdgebouw erfbebouwing<br />

worden gebouwd.<br />

e. De goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk<br />

3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />

f. Een carport dient op ten minste 1 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />

g. In afwijking van lid 13.2.2 onder e mag de hoogte van een carport niet meer bedragen dan 3 m en<br />

dient deze afgedekt te zijn met een plat dak.<br />

38 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />

b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />

13.2.4 Dakopbouw<br />

Voor het bouwen van een dakopbouw gelden de volgende bepalingen:<br />

a. De hoofdmassa van de dakopbouw is aan de achterzijde van de woning gesitueerd.<br />

b. De dakhelling is gelijk aan die van het bestaande dak.<br />

c. De kozijnhoogte bedraagt ten hoogste 0,9 m.<br />

d. Onverminderd het bepaalde in lid a, b en c mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan<br />

respectievelijk 6 m en 10 m.<br />

Het bevoegd gezag kan met betrekking tot deze bepalingen advies vragen aan de<br />

welstandscommissie.<br />

13.2.5 Ondergronds bouwen<br />

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />

m onder het plaatselijke maaiveld.<br />

13.3 Nadere eisen<br />

13.3.1 Algemeen<br />

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />

de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />

gronden nadere eisen stellen aan:<br />

a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />

openbare weg of openbaar groen.<br />

c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />

'specifeke bouwaanduiding - rijksmonument' of 'specifieke bouwaanduiding -<br />

gemeentemonument'.<br />

13.3.2 <strong>Gemeente</strong>monument<br />

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het verbouwen van panden met de aanduiding<br />

'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument', voor zover deze eisen betrekking hebben op de<br />

cultuurhistorische waarden van het betreffende gemeentemonument. Zij winnen ter zake advies in bij<br />

de monumentencommissie.<br />

13.4 Afwijken van de bouwregels<br />

13.4.1 Aanbouw<br />

Het bevoegd gezag kan bij vrijstaande woningen met een omgevingsvergunning afwijken van het<br />

bepaalde in lid 13.2.2 sub d, ten behoeve van een aanbouw aan de andere zijgevel van het<br />

hoofdgebouw mits:<br />

a. de aanbouw niet meer bedraagt dan 50% van de lengte van de zijgevel van de hoofdmassa;<br />

b. de diepte vanuit de tweede zijgevel niet meer bedraagt dan 2 m;<br />

c. de bouwhoogte niet meer bedraagt 3,25 m;<br />

d. de afstand van de aanbouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder bedraagt dan 3 m.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 39


13.4.2 Goot- en bouwhoogte<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 onder d<br />

en e ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m. Hierbij<br />

moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />

a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.<br />

b. De aanpassing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />

(bijvoorbeeld lichtinval).<br />

c. Wanneer het hoofdgebouw is gelegen binnen de vrijwaringszone – molenbiotoop moet zijn<br />

aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig<br />

functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als<br />

landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende kan worden<br />

tegemoetgekomen.<br />

d. Hierbij moet vooraf advies worden ingewonnen van de beheerder van de molen.<br />

Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen bij onafhankelijke<br />

deskundigen.<br />

13.5 Specifieke gebruiksregels<br />

13.5.1 Algemeen<br />

Voor aan-huis-verbonden beroepen, bed & breakfast en internetverkoop gelden de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />

b. Het gebruik blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de woonfunctie.<br />

c. Het gezamenlijke oppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van het<br />

gezamenlijke gebruiksvloeroppervlak van de bebouwing met een maximum van 25 m 2 .<br />

d. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />

onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />

e. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />

beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />

13.5.2 Aan-huis-verbonden beroepen<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 13.5.1 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />

bepalingen:<br />

a. er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />

de Wet Milieubeheer;<br />

b. er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />

aan-huis-verbonden beroep;<br />

c. indien het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van<br />

het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.<br />

13.5.3 Bed & breakfast<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 13.5.1 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />

uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />

a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />

b. De uitoefening van een bed & breakfast vindt plaats in het hoofdgebouw.<br />

c. In afwijking van het bepaalde in lid 13.5.1 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />

locatie.<br />

d. In afwijking van het bepaalde in lid 13.5.1 onder e dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />

vinden.<br />

40 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


13.5.4 Internetverkoop<br />

In aanvulling op het bepaalde in lid 13.5.1 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />

a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />

b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />

c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen en betalen<br />

van goederen.<br />

d. Indien de internetverkoop wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw<br />

tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.<br />

13.5.5 Strijdig gebruik<br />

Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />

a. Het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.<br />

b. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca.<br />

c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel:<br />

1. bij aan-huis-verbonden beroepen, voor zover ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />

aan-huis-verbonden beroep;<br />

2. door middel van internetverkoop.<br />

d. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen.<br />

e. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />

13.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

13.6.1 Mantelzorg<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5.5 onder<br />

a ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />

woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />

a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />

te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />

b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />

of bedrijven;<br />

c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m2, onverminderd het<br />

bepaalde in lid 13.2.2 onder b.<br />

d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />

mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 41


Artikel 14 Waarde - Archeologie 2<br />

14.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />

voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de<br />

grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.<br />

14.2 Bouwregels<br />

a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende<br />

bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van<br />

bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m ten<br />

opzichte van het maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de<br />

gronden die blijkens die aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag<br />

in voldoende mate zijn vastgesteld en waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de<br />

archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.<br />

b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden<br />

door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het<br />

bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de activiteit<br />

(althans uitvoering van een bouw- of aanlegplan), archeologische waarden in de bodem<br />

kunnen worden behouden.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

14.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />

14.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie<br />

afdoende is vastgesteld naar het oordeel van het bevoegd gezag.<br />

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

14.4.1 Werken en werkzaamheden<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />

werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />

a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen dieper dan 0,3 m ten opzichte<br />

van het maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;<br />

b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen,<br />

waarbij de stobben worden verwijderd;<br />

c. het ophogen en egaliseren van gronden;<br />

d. het verlagen van het waterpeil;<br />

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze indrijven van objecten in de bodem;<br />

f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />

g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waaronder<br />

begrepen boomteelt en graszodenteelt;<br />

h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende<br />

constructies;<br />

i. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;<br />

j. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt<br />

dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld.<br />

42 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


14.4.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />

a. ten hoogste 0,3 m reiken óf dieper reiken dan 0,3 m én een verstoringsoppervlakte hebben van<br />

ten hoogste 100 m2;<br />

b. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits<br />

door een ter zake deskundige;<br />

c. het normale onderhoud, beheer en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis<br />

zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen<br />

en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;<br />

d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />

worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.<br />

14.4.3 Toelaatbaarheid<br />

De in lid 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen<br />

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden<br />

van de gronden.<br />

14.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk<br />

14.5.1 Slopen<br />

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen, delen van<br />

gebouwen dan wel andere bouwwerken te slopen.<br />

14.5.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 14.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:<br />

a. sloopwerkzaamheden ter uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 14.2 in acht is<br />

genomen;<br />

b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van<br />

deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale<br />

gebruik overeenkomstig de bestemming;<br />

c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.<br />

14.5.3 Toelaatbaarheid<br />

a. De in lid 14.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk<br />

voor het in de enkelbestemming toegestane gebruik van de grond, en in geval van gedeeltelijke<br />

sloop, indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de<br />

archeologische waarde van de gronden.<br />

b. Het bevoegd gezag kan één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de in lid<br />

14.5.1 bedoelde omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden<br />

in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende<br />

bodemlaag, rijplaten of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

c. Indien tijdens werken of werkzaamheden vondsten van hoge waarde worden aangetroffen, dan<br />

wordt hier terstond melding van gemaakt bij het bevoegd gezag die vervolgens in het belang van<br />

de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 43


14.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />

14.6.1 Ligging, omvang, wijzigen of verwijderen<br />

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de<br />

Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:<br />

1. de ligging van de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' te verschuiven;<br />

2. de omvang van de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' te vergroten of verkleinen;<br />

3. de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen;<br />

4. de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' te wijzigen in de bestemming 'Waarde –<br />

Archeologie 3' of 'Waarde – Archeologie 4' voor zover de geconstateerde aan- of afwezigheid<br />

van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch<br />

onderzoek, daartoe aanleiding geeft.<br />

b. Alvorens het plan te wijzigen wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het<br />

terrein van de archeologische monumentenzorg.<br />

44 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 15 Waarde - Archeologie 3<br />

15.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />

voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de<br />

grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.<br />

15.2 Bouwregels<br />

a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende<br />

bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van<br />

bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m ten<br />

opzichte van het maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de<br />

gronden die blijkens die aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag<br />

in voldoende mate zijn vastgesteld en waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de<br />

archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.<br />

b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden<br />

door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het<br />

bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de activiteit<br />

(althans uitvoering van een bouw- of aanlegplan), archeologische waarden in de bodem<br />

kunnen worden behouden.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

15.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />

15.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie<br />

afdoende is vastgesteld naar het oordeel van het bevoegd gezag.<br />

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

15.4.1 Werken en werkzaamheden<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />

werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />

a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen dieper dan 0,3 m ten opzichte<br />

van het maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;<br />

b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen,<br />

waarbij de stobben worden verwijderd;<br />

c. het ophogen en egaliseren van gronden;<br />

d. het verlagen van het waterpeil;<br />

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze indrijven van objecten in de bodem;<br />

f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />

g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waaronder<br />

begrepen boomteelt en graszodenteelt;<br />

h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende<br />

constructies;<br />

i. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;<br />

j. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt<br />

dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 45


15.4.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />

a. ten hoogste 0,3 m (of 0,5 m bij esdekken en agrarisch bestemde gronden) reiken óf dieper reiken<br />

dan 0,3 m én een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 250 m2;<br />

b. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits<br />

door een ter zake deskundige;<br />

c. het normale onderhoud, beheer en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis<br />

zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen<br />

en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;<br />

d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />

worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.<br />

15.4.3 Toelaatbaarheid<br />

De in lid 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen<br />

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden<br />

van de gronden.<br />

15.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk<br />

15.5.1 Slopen<br />

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen, delen van<br />

gebouwen dan wel andere bouwwerken te slopen.<br />

15.5.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:<br />

a. sloopwerkzaamheden ter uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 15.2 in acht is<br />

genomen.<br />

b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van<br />

deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale<br />

gebruik overeenkomstig de bestemming;<br />

c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.<br />

15.5.3 Toelaatbaarheid<br />

a. De in lid 15.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien<br />

noodzakelijk voor het in de enkelbestemming toegestane gebruik van de grond, en in geval van<br />

gedeeltelijke sloop, indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting<br />

plaatsvindt van de archeologische waarde van de gronden.<br />

b. Het bevoegd gezag kan één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de in lid<br />

15.5.1 bedoelde omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden<br />

in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende<br />

bodemlaag, rijplaten of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

c. Indien tijdens werken of werkzaamheden vondsten van hoge waarde worden aangetroffen, dan<br />

wordt hier terstond melding van gemaakt bij het bevoegd gezag die vervolgens in het belang van<br />

de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning.<br />

46 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


15.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />

15.6.1 Ligging, omvang, wijzigen of verwijderen<br />

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de<br />

Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:<br />

1. de ligging van de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' te verschuiven;<br />

2. de omvang van de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' te vergroten of verkleinen;<br />

3. de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' van de verbeelding te verwijderen;<br />

4. de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' te wijzigen in de bestemming 'Waarde –<br />

Archeologie 2' of 'Waarde – Archeologie 4' voor zover de geconstateerde aan- of<br />

afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van<br />

archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.<br />

b. Alvorens het plan te wijzigen wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het<br />

terrein van de archeologische monumentenzorg.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 47


Artikel 16 Waarde - Archeologie 4<br />

16.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />

voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de<br />

grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.<br />

16.2 Bouwregels<br />

a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende<br />

bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van<br />

bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m ten<br />

opzichte van het maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de<br />

gronden die blijkens die aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag<br />

in voldoende mate zijn vastgesteld en waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de<br />

archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.<br />

b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden<br />

door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het<br />

bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de activiteit<br />

(althans uitvoering van een bouw- of aanlegplan), archeologische waarden in de bodem<br />

kunnen worden behouden.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

16.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />

16.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie<br />

afdoende is vastgesteld naar het oordeel van het bevoegd gezag.<br />

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

16.4.1 Werken en werkzaamheden<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />

werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />

a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen dieper dan 0,3 m ten opzichte<br />

van het maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;<br />

b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen,<br />

waarbij de stobben worden verwijderd;<br />

c. het ophogen en egaliseren van gronden;<br />

d. het verlagen van het waterpeil;<br />

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze indrijven van objecten in de bodem;<br />

f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />

g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waaronder<br />

begrepen boomteelt en graszodenteelt;<br />

h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende<br />

constructies;<br />

i. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;<br />

j. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt<br />

dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld.<br />

48 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


16.4.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />

a. ten hoogste 0,3 m (of 0,5 m bij esdekken en agrarisch bestemde gronden) reiken óf dieper reiken<br />

dan 0,3 m én een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 500 m2;<br />

b. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits<br />

door een ter zake deskundige;<br />

c. het normale onderhoud, beheer en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis<br />

zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen<br />

en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;<br />

d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />

worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.<br />

16.4.3 Toelaatbaarheid<br />

De in lid 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen<br />

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden<br />

van de gronden.<br />

16.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk<br />

16.5.1 Slopen<br />

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen, delen van<br />

gebouwen dan wel andere bouwwerken te slopen.<br />

16.5.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:<br />

a. sloopwerkzaamheden ter uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 16.2 in acht is<br />

genomen.<br />

b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van<br />

deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale<br />

gebruik overeenkomstig de bestemming;<br />

c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.<br />

16.5.3 Toelaatbaarheid<br />

a. De in lid 16.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk<br />

voor het in de enkelbestemming toegestane gebruik van de grond, en in geval van gedeeltelijke<br />

sloop, indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de<br />

archeologische waarde van de gronden.<br />

b. Het bevoegd gezag kan één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de in lid<br />

16.5.1 bedoelde omgevingsvergunning:<br />

1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden<br />

in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende<br />

bodemlaag, rijplaten of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht.<br />

2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />

3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />

begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die<br />

voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />

c. Indien tijdens werken of werkzaamheden vondsten van hoge waarde worden aangetroffen, dan<br />

wordt hier terstond melding van gemaakt bij het bevoegd gezag die vervolgens in het belang van<br />

de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de<br />

omgevingsvergunning.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 49


16.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />

16.6.1 Ligging, omvang, wijzigen of verwijderen<br />

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de<br />

Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:<br />

1. de ligging van de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' te verschuiven;<br />

2. de omvang van de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' te vergroten of verkleinen;<br />

3. de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' van de verbeelding te verwijderen;<br />

4. de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' te wijzigen in de bestemming 'Waarde –<br />

Archeologie 2' of 'Waarde – Archeologie 3' voor zover de geconstateerde aan- of afwezigheid<br />

van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch<br />

onderzoek, daartoe aanleiding geeft.<br />

b. Alvorens het plan te wijzigen wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het<br />

terrein van de archeologische monumentenzorg.<br />

50 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 17 Waarde - Waardevolle boom<br />

17.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />

voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van waardevolle en bijzondere<br />

boombeplantingen zoals deze zijn aangegeven op de gemeentelijke lijst van waardevolle en<br />

bijzondere bomen, voor zover en zolang aanwezig.<br />

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende<br />

regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.<br />

17.2 Bouwregels<br />

Op de voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd,<br />

behoudens wanneer een omgevingsvergunning ten behoeve van de kap voor de betreffende<br />

boom/bomen onherroepelijk rechtskracht heeft gekregen en er geen herplantplicht op dezelfde locatie<br />

is opgelegd.<br />

17.3 Afwijken van de bouwregels<br />

17.3.1 Afwijken voor het oprichten van bebouwing conform onderliggende bestemming<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 ten<br />

behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen andere bestemmingen,<br />

indien wordt aangetoond dat door het bouwen en/of gebruik van de gronden de conditie,<br />

levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet worden aangetast.<br />

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten aanzien van<br />

de situering en afmetingen van bebouwing.<br />

17.3.2 Bomeneffectrapportage<br />

Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een<br />

bomeneffectrapportage verlangen, waaruit blijkt dat het bouwen geen onevenredig nadelige gevolgen<br />

heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische waarden van de<br />

boom.<br />

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

17.4.1 Werken en werkzaamheden<br />

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />

werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de<br />

andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:<br />

a. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en<br />

daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;<br />

b. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere<br />

oppervlakteverhardingen of verdichting van de bodem;<br />

c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem of andere bodembewerking en<br />

vervanging of uitwisseling van grond;<br />

d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige<br />

waterpartijen en het aanbrengen van drainage;<br />

e. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;<br />

f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze van indrijven van voorwerpen in de<br />

grond;<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 51


g. het verrichten van werkzaamheden met (zware) machines die tot beschadiging van de boom of<br />

verdichting van de grond kunnen leiden;<br />

h. de opslag of het aanbrengen van stoffen of materialen inclusief het (tijdelijk) plaatsen van<br />

schaftketen, toiletten, betonmolens, voertuigen, machines of tijdelijke bouwwerken;<br />

i. het bevestigen van voorwerpen aan of in de boom;<br />

j. het snoeien van takken of het afhakken van wortels van de boom.<br />

17.4.2 Uitzonderingen<br />

Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />

a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, gelet<br />

op de conditie, groeiplaats en levensverwachting van de waardevolle bomen;<br />

b. binnen het kader van het normale bodemgebruik vallen, zoals onkruidbestrijding en planten en<br />

rooien van onderbeplanting;<br />

c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />

worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;<br />

d. gericht zijn op de instandhouding van de waardevolle bomen.<br />

17.4.3 Toelaatbaarheid<br />

a. De in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen<br />

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de waarde van de<br />

boom.<br />

b. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 17.4.1 wordt het advies<br />

ingewonnen van de beheerder.<br />

52 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Hoofdstuk 3 Algemene regels<br />

Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling<br />

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering<br />

is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten<br />

beschouwing.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 53


Artikel 19 Algemene bouwregels<br />

19.1 Bestaande matenregeling<br />

a. Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, met inachtneming van<br />

het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, aanwezig is, dan wel<br />

gebouwd mag worden krachtens een omgevingsvergunning en dat in het plan als gevolg van de<br />

bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten en/of situering afwijken van de<br />

maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse<br />

van de afwijking die afwijkende maten als bepaling van de maatvoering, met dien verstande dat:<br />

1. bestaande maten die meer of minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, ter<br />

plaatse van de afwijking als respectievelijk ten hoogste of ten laagste toelaatbaar worden<br />

geacht, een en ander met uitzondering van de oppervlaktematen voor erfbebouwing op<br />

gronden met de bestemming ‘Wonen’;<br />

2. de (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van wat in hoofdstuk 2 is<br />

bepaald, niet mogen worden vergroot of verhoogd;<br />

3. bij herbouw het bepaalde onder 1 uitsluitend van toepassing is, indien herbouw op dezelfde<br />

plaats plaatsvindt;<br />

4. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing<br />

is.<br />

b. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor erfbebouwing in de bestemming ‘Tuin’, welke<br />

met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht<br />

aanwezig is, maar welke volgens de bepalingen behorende bij de bestemming ‘Tuin’ niet is<br />

toegestaan, ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als bepaling van de maatvoering,<br />

met dien verstande dat:<br />

1. de (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van wat in hoofdstuk 2 is<br />

bepaald, niet mogen worden vergroot of verhoogd;<br />

2. herbouw is uitsluitend toegestaan op dezelfde plaats;<br />

3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing<br />

is.<br />

54 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 20 Parkeernormen<br />

20.1 Gebruiksregels<br />

20.1.1 Gebruiksregels<br />

In geval van vervangende nieuwbouw en/of wijziging en/of uitbreiding van het gebruik van gronden<br />

en/of gebouwen dient op eigen terrein minimaal te worden voldaan aan de in bijlage 2 opgenomen<br />

parkeernormen. Voor de afmetingen van parkeerplaatsen dient te worden voldaan aan de afmetingen<br />

zoals opgenomen in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW.<br />

20.1.2 Afwijking<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 20.1.1, mits:<br />

a. de ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een<br />

onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, en;<br />

b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad<br />

20.1.3 Wijzigingsbevoegdheid<br />

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />

ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de in bijlage 2 opgenomen parkeernormen te wijzigen,<br />

waarbij zij de meest recente versie van de publicatie 317 van het CROW in acht nemen.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 55


Artikel 21 Algemene aanduidingsregels<br />

21.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop<br />

21.1.1 Bouwregels<br />

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen<br />

op deze gronden niet hoger zijn dan de hoogte zoals ter plaatse is aangeduid, dan wel niet hoger dan<br />

de bestaande hoogte indien deze hoger is.<br />

21.1.2 Afwijken van de bouwregels<br />

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />

21.1.1 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:<br />

a. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het<br />

toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van<br />

de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan<br />

voldoende kan worden tegemoetgekomen;<br />

b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.<br />

21.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />

zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en<br />

werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’:<br />

1. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond<br />

van het bepaalde in lid 21.1.1 ten hoogste toelaatbare hoogte voor bouwwerken;<br />

2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op<br />

grond van het bepaalde in lid 21.1.1 ten hoogste toelaatbare hoogte voor bouwwerken.<br />

b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:<br />

1. het normale onderhoud betreffen;<br />

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een<br />

daarvoor benodigde vergunning;<br />

3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.<br />

c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige<br />

afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als<br />

werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel<br />

dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende kan worden tegemoetgekomen.<br />

Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.<br />

56 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Artikel 22 Algemene afwijkingsregels<br />

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:<br />

a. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen in geringe mate worden<br />

overschreden, voor zover en meetverschil daartoe aanleiding geeft;<br />

b. de in dit plan voorgeschreven maten met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt<br />

slechts verleend indien:<br />

1. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;<br />

2. deze om esthetische en/of bouwtechnische redenen noodzakelijk is en;<br />

3. de toepasselijke bestemmingsplanregel zelf geen mogelijkheid tot afwijking biedt;<br />

De in dit artikel genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen<br />

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden<br />

en bouwwerken.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 57


Artikel 23 Overige regels<br />

23.1 Algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden<br />

Er wordt uitsluitend een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend<br />

en er wordt uitsluitend overgegaan tot wijziging van het bestemmingsplan indien is aangetoond dat er<br />

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:<br />

a. de stedenbouwkundige - en beeldkwaliteitseisen;<br />

b. de milieusituatie;<br />

c. natuurlijke en landschappelijke waarden;<br />

d. de verkeersveiligheid;<br />

e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;<br />

f. het zicht op karakteristieke gebouwen en bomen en aaneengesloten bebouwing;<br />

g. de parkeerbalans.<br />

23.2 Verwijzen naar andere wettelijke regelingen<br />

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen<br />

zoals die luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.<br />

58 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels<br />

Artikel 24 Overgangsrecht<br />

24.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in<br />

uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het<br />

bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt<br />

vergroot,<br />

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,<br />

mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee<br />

jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.<br />

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het<br />

bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met<br />

ten hoogste 10%.<br />

c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip<br />

van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd<br />

met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />

24.2 Overgangsrecht gebruik<br />

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />

bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a<br />

te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze<br />

verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.<br />

c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />

plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna<br />

te hervatten of te laten hervatten.<br />

d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het<br />

voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat<br />

plan.<br />

"Molenstraat e.o." (ontwerp) 59


Artikel 25 Slotregel<br />

Deze regels worden aangehaald als: <strong>Regels</strong> van het bestemmingsplan 'Molenstraat e.o.',<br />

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van<br />

………………………<br />

De voorzitter, De griffier,<br />

………. ………<br />

60 "Molenstraat e.o." (ontwerp)


Bijlagen bij regels


Bijlage 1<br />

Bestaand aantal m2 wvo met 10% uitbreidingsruimte


Bijlage 1: Bestaand aantal m2 wvo met 10% uitbreidingsruimte<br />

Adres Wvo in m 2<br />

10% in m²<br />

De Pegstukken 2 120 12<br />

De Pegstukken 2B 30 3<br />

Hoofdstraat 218 132 14<br />

Hoofdstraat 222 97 10<br />

Hoofdstraat 224 92 10<br />

Hoofdstraat 226-228 186 19<br />

Hoofdstraat 230 138 14<br />

Molenstraat 1 137 14<br />

Molenstraat 5-7 734 74<br />

Molenstraat 10 58 6<br />

Molenstraat 11 67 7<br />

Molenstraat 15 585 59<br />

Molenstraat 17 47 5<br />

Molenstraat 17D 123 13<br />

Molenstraat 17E 91 10<br />

Molenstraat 17F 59 6<br />

Molenstraat 18 252 26<br />

Molenstraat 20 1200 120<br />

Molenstraat 24 190 19<br />

Bron: Locatus, gecontroleerd mei 2012 en nameting 22 februari 2013<br />

1


Bijlage 2<br />

Parkeernormen


Bijlage 2: Parkeernormen<br />

Voor de functies in het plangebied van het bestemmingsplan Molenstraat e.o. gelden de volgende<br />

parkeernormen, zijnde het maximum aantal parkeerplaatsen per eenheid. De parkeernormen zijn<br />

gebaseerd op de CROW-uitgave van oktober 2012. Hierbij is de woonmilieutype ‘groen-stedelijk’, de<br />

stedelijkheidsgraad ‘weinig stedelijk’ en ‘rest bebouwde kom’ aangehouden.<br />

Functie Differentiatie Eenheid Aantal<br />

parkeerplaatsen<br />

Wonen Koop, vrijstaand per woning 2,7<br />

Wonen Koop, twee-onder-één-kap per woning 2,6<br />

Wonen Koop, tussen/hoek per woning 2,4<br />

Wonen Koop, etage, duur per woning 2,5<br />

Wonen Koop, etage, midden per woning 2,3<br />

Wonen Koop, etage, goedkoop per woning 2,0<br />

Wonen Huurhuis, vrije sector per woning 2,4<br />

Wonen Huurhuis, sociale huur per woning 2,0<br />

Wonen Huur, etage, duur per woning 2,3<br />

Wonen Huur, etage, midden/goedkoop per woning 1,8<br />

Wonen Kamerverhuur, zelfstandig (nietstudenten)<br />

per kamer 0,8<br />

Wonen Kamerverhuur, studenten, nietzelfstandig<br />

per kamer 0,3<br />

Wonen Aanleunwoning en serviceflat per woning 1,4<br />

Werken Kantoor (zonder baliefunctie) per 100 m 2 bvo 2,8<br />

Werken Commerciele dienstverlening<br />

(kantoor met baliefunctie)<br />

per 100 m 2 bvo<br />

Winkelen en boodschappen Buurt- en dorpscentrum per 100 m 2 bvo 5,0<br />

Sport, cultuur en ontspanning Bibliotheek per 100 m 2 bvo 1,4<br />

Sport, cultuur en ontspanning Museum per 100 m 2 bvo 1,2<br />

Horeca en (verblijfs-)recreatie Café/bar/cafetaria per 100 m 2 bvo 8,0<br />

Horeca en (verblijfs-)recreatie Restaurant per 100 m 2 bvo 16,0<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Gezondheidszorg en (sociale)<br />

voorzieningen<br />

Huisartsenpraktijk (-centrum) per behandelkamer 3,5<br />

Apotheek per apotheek 3,6<br />

Fysiotherapiepraktijk (-centrum) per behandelkamer 2,2<br />

Consultatiebureau per behandelkamer 2,3<br />

Consultatiebureau voor ouderen per behandelkamer 2,1<br />

Tandartsenpraktijk (-centrum) per behandelkamer 2,8<br />

Gezondheidscentrum per behandelkamer 2,7<br />

3,8


BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Genk<br />

www.BRO.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!