Toelichting + Regels - Gemeente Schijndel
Toelichting + Regels - Gemeente Schijndel
Toelichting + Regels - Gemeente Schijndel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Bestemmingsplan ‘Molenstraat e.o.’<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong><br />
Ontwerp
Bestemmingsplan ‘Molenstraat e.o.’<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong><br />
Ontwerp<br />
Rapportnummer:<br />
Datum:<br />
Contactpersoon opdrachtgever:<br />
Projectteam BRO:<br />
Concept:<br />
Voorontwerp:<br />
Ontwerp:<br />
Vaststelling:<br />
Trefwoorden:<br />
Bron foto kaft:<br />
Beknopte inhoud:<br />
211X04271.060840_1<br />
28 maart 2013<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong><br />
De heer E. de Bruin<br />
Wim de Ruiter, Ellen van den Oetelaar<br />
april 2011<br />
oktober 2012<br />
maart 2013<br />
Hollandse Hoogte (4)<br />
-<br />
BRO<br />
Hoofdvestiging<br />
Postbus 4<br />
5280 AA Boxtel<br />
Bosscheweg 107<br />
5282 WV Boxtel<br />
T +31 (0)411 850 400<br />
F +31 (0)411 850 401
<strong>Toelichting</strong>
Inhoudsopgave pagina<br />
1. INLEIDING 3<br />
1.1 Aanleiding 3<br />
1.2 Ligging en begrenzing plangebied 3<br />
1.3 Vigerende bestemmingsplannen 4<br />
1.4 Leeswijzer 5<br />
2. BELEIDSKADER 7<br />
2.1 Rijksbeleid 7<br />
2.2 Provinciaal beleid 8<br />
2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 11<br />
3. BESTAANDE SITUATIE 19<br />
3.1 Ontstaansgeschiedenis 19<br />
3.2 Ruimtelijke typering 19<br />
3.3 Functionele typering 21<br />
4. PLANBESCHRIJVING 25<br />
4.1 Wonen 25<br />
4.2 Wijkwinkelcentrum ’t Zuid 25<br />
4.3 Detailhandel binnen wijkwinkelcentrum ’t Zuid 29<br />
4.4 Overige functies binnen wijkwinkelcentrum ‘t Zuid 34<br />
4.5 Niet-woonfuncties buiten het wijkwinkelcentrum ‘t Zuid 35<br />
4.6 Groen en natuur 35<br />
5. OMGEVINGSASPECTEN 37<br />
5.1 Inleiding 37<br />
5.2 Geluid 37<br />
5.3 Luchtkwaliteit 38<br />
5.4 Externe veiligheid 38<br />
5.5 Bodem 40<br />
5.6 Water 40<br />
5.7 Flora en fauna 45<br />
5.8 Archeologische en cultuurhistorische waarden 46<br />
5.9 Bedrijven en milieuzonering 47<br />
5.10 Radarverstoringsgebied 49<br />
Inhoudsopgave 1
6. PLANSYSTEMATIEK EN BESTEMMINGEN 51<br />
6.1 Inleiding 51<br />
6.2 <strong>Toelichting</strong> op de bestemmingen 51<br />
7. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 57<br />
7.1 Economische uitvoerbaarheid 57<br />
7.2 Handhaving 57<br />
8. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 59<br />
8.1 Inspraak 59<br />
8.2 Overleg 59<br />
8.3 Vaststellingsprocedure 60<br />
8.4 Beroep 60<br />
SEPARATE BIJLAGEN<br />
Bijlage 1: Parkeeronderzoek inventarisatie Dufec<br />
Bijlage 2: Parkeeronderzoek analyse Spark<br />
Bijlage 3: Stappenplan Molenbiotoop<br />
Bijlage 4: Inspraak- en vooroverlegrapportage<br />
2<br />
Inhoudsopgave
1. INLEIDING<br />
1.1 Aanleiding<br />
De kern <strong>Schijndel</strong> kent op dit moment een groot aantal bestemmingsplannen, waarvan<br />
een deel verouderd is. Ook voor de omgeving van de Molenstraat geldt een<br />
aantal verouderde bestemmingsplannen. Deze plannen sluiten niet meer aan op de<br />
huidige ruimtelijke situatie en kunnen geen antwoord geven op de ruimtelijke ontwikkelingen<br />
binnen het plangebied. In het bijzonder voor het wijkwinkelcentrum ’t<br />
Zuid ontbreekt een instrument om ontwikkelingen in goede banen te leiden. De<br />
gemeente <strong>Schijndel</strong> wenst deze bestemmingsplannen te actualiseren waardoor er<br />
een nieuw bestemmingsplan voor de Molenstraat en de directe omgeving daarvan<br />
komt, dat de huidige plannen vervangt. Door het nieuwe bestemmingsplan volgens<br />
een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van het gemeentelijke<br />
handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en regels bewerkstelligd,<br />
waardoor de rechtszekerheid en praktische hanteerbaarheid van bestemmingsplannen<br />
wordt vergroot.<br />
Het op te stellen bestemmingsplan is opgebouwd vanuit een beheersmatige aanpak.<br />
Dit wil zeggen dat in dit plan voornamelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd<br />
zonder (grootschalige) ontwikkelingen.<br />
1.2 Ligging en begrenzing plangebied<br />
In het hart van de Brabantse Meierij liggen de dorpen <strong>Schijndel</strong> en Wijbosch, die<br />
samen de gemeente <strong>Schijndel</strong> vormen. De gemeente ligt centraal in de driehoek ’s-<br />
Hertogenbosch, Oss, Eindhoven.<br />
De kern <strong>Schijndel</strong> kan ruimtelijk worden opgedeeld in meerdere gebieden. Het voorliggende<br />
bestemmingsplan heeft betrekking op een gebied dat centraal in de kern is<br />
gelegen, direct ten zuidoosten van het centrum van <strong>Schijndel</strong>. Het plangebied beslaat<br />
het gebied gelegen tussen de Deken Baekersstraat, Van Berghenstraat, Wijbosscheweg,<br />
Plein 1944, Hoofdstraat en Mgr. Zwijsenstraat.<br />
Op afbeelding 1 is de globale ligging van het plangebied in groter verband weergegeven.<br />
Daarnaast is een gedetailleerde luchtfoto afgebeeld waarop de ligging van<br />
het plangebied in zijn nabije omgeving te zien is. De exacte begrenzing van het<br />
plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.<br />
Hoofdstuk 1 3
Image © 2010 Aerodata International Surveys © 2010 Tele Atlas © 2010 Google TM<br />
Afbeelding 1: Luchtfoto bestaande situatie plangebied (plangebied in kader, boven: globale ligging in<br />
groter verband, onder: gedetailleerde ligging in nabij omgeving)<br />
4<br />
Hoofdstuk 1
1.3 Vigerende bestemmingsplannen<br />
Onderhavig bestemmingsplan is een herziening van de volgende (gedeeltelijk) vigerende<br />
bestemmingsplannen:<br />
Plannaam Vastgesteld Goedgekeurd<br />
De Beemd 16-04-1971 24-05-1972<br />
Hoevenbraak 13-05-1955 28-11-1956<br />
Plein Deelplan Jansen de Wit 30-06-1988 08-11-1988<br />
St. Servatiusstraat en Jansenpark 06-06-1975 22-10-1975<br />
Voor de gronden binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan die niet<br />
tot één van bovenstaande bestemmingsplannen behoren, is de bouwverordening<br />
van kracht.<br />
1.4 Leeswijzer<br />
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende<br />
planregels, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen<br />
de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat<br />
uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen waarin relevante onderzoeksresultaten<br />
zijn opgenomen en de resultaten van het (voor)overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de<br />
inspraak.<br />
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een achttal hoofdstukken<br />
en enkele (separate) bijlagen. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er<br />
sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).<br />
Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal,<br />
regionaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 3 is een beschrijving gegeven van de<br />
bestaande situatie in al haar facetten. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van de visie<br />
op het plan gegeven. In hoofdstuk 5 zijn de noodzakelijke onderzoeken besproken<br />
en worden keuzes nader verantwoord. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet<br />
toegelicht. Er is een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend<br />
plan is vastgelegd, juridisch is geregeld. Hoofdstuk 7 geeft inzicht in de economische<br />
uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan<br />
komt de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.<br />
Hoofdstuk 1 5
6<br />
Hoofdstuk 1
2. BELEIDSKADER<br />
2.1 Rijksbeleid<br />
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)<br />
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 1<br />
staan de plannen van de Rijksoverheid<br />
voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar<br />
en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke<br />
ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en<br />
komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van<br />
rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk<br />
en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale<br />
overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving.<br />
Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal<br />
maatwerk.<br />
Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast<br />
kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:<br />
een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van<br />
provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten<br />
en opgaven in de stedelijke regio’s rondom de mainports, brainports, greenports<br />
en valleys;<br />
over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan.<br />
Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;<br />
een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog<br />
afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten<br />
van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid<br />
van inwoners.<br />
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig<br />
te houden voor de middellange termijn (2028):<br />
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van<br />
de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;<br />
het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker<br />
voorop staat;<br />
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke<br />
en cultuurhistorische waarden behouden zijn.<br />
1 Vastgesteld op 13 maart 2012.<br />
Hoofdstuk 2 7
Uit bovenstaande drie doelen zijn de nationale belangen naar voren gekomen. Voor<br />
de regio Brabant zijn de volgende opgaven van nationaal belang:<br />
het verbeteren van het vestigingsklimaat van de Brainport Zuidoost-Nederland;<br />
versterking van de primaire waterkeringen;<br />
deelprogramma’s Veiligheid, Zoetwater en Nieuwbouw en herstructurering van<br />
het Deltaprogramma;<br />
EHS inclusief Natura 2000-gebieden;<br />
buisleidingennetwerk ruimtelijk mogelijk maken;<br />
onderzoek naar goederenvervoer over het spoor;<br />
hoofdenergienetwerk (380 KV) over de grens;<br />
voorkeursgebieden grootschalige windenergie Westelijk Noord-Brabant.<br />
Doorwerking plangebied<br />
Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Geconstateerd kan worden<br />
dat het bestemmingsplan niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.<br />
2.2 Provinciaal beleid<br />
Structuurvisie ruimtelijke ordening<br />
De Structuurvisie ruimtelijke ordening is op 1 oktober 2010 vastgesteld door Provinciale<br />
Staten en op 1 januari 2011 in werking getreden. De provincie geeft in de<br />
structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk<br />
naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten<br />
van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op<br />
de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en<br />
identiteit van Noord-Brabant.<br />
De provincie streeft naar een complete kennis- en innovatieregio. Daarvoor zijn een<br />
aantrekkelijke woon- en leefomgeving, natuur- en landschapsontwikkeling, een<br />
robuust verkeer- en vervoersysteem en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven<br />
van cruciaal belang. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen<br />
uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem met aandacht voor<br />
hoogwaterbescherming, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk<br />
gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte<br />
krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine<br />
kernen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden,<br />
groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw).<br />
Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter) nationale bereikbaarheid,<br />
knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de<br />
steden).<br />
8<br />
Hoofdstuk 2
Dit is vertaald in de volgende 13 provinciale ruimtelijke belangen:<br />
1. Regionale contrasten;<br />
2. Een multifunctioneel landelijk gebied;<br />
3. Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;<br />
4. Een betere waterveiligheid door preventie;<br />
5. Koppeling van waterberging en droogtebestrijding;<br />
6. Ruimte voor duurzame energie;<br />
7. Concentratie van verstedelijking;<br />
8. Sterk stedelijk netwerk: BrabantStad;<br />
9. Groene geledingszones tussen steden;<br />
10. Goed bereikbare recreatieve voorzieningen;<br />
11. Economische kennisclusters;<br />
12. (inter)nationale bereikbaarheid;<br />
13. Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.<br />
Voor onderhavig bestemmingsplan speelt het belang van concentratie van verstedelijking<br />
een rol.<br />
Concentratie van verstedelijking<br />
De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de<br />
steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende<br />
kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het<br />
landelijk gebied. In het landelijk gebied bieden vitale kernen landelijke en meer<br />
kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen<br />
zijn gericht op de eigen behoefte. Voor de opvang van de woningbouwbehoefte<br />
geldt het principe van bouwen voor migratiesaldo-nul.<br />
Naast concentratie van verstedelijking wil de provincie binnen de stedelijke structuur<br />
het volgende bereiken:<br />
zorgvuldig ruimtegebruik;<br />
meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit;<br />
betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur;<br />
versterking van de economische kennisclusters.<br />
Voor onderhavig bestemmingsplan spelen de elementen ‘zorgvuldig ruimtegebruik’<br />
en ‘meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit‘ een rol.<br />
Zorgvuldig ruimtegebruik<br />
De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en<br />
zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden<br />
voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder<br />
ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. Het ‘aansnijden van nieuwe ruimte’ voor<br />
verstedelijking wordt in samenhang bezien met deze mogelijkheden. Door meer<br />
aandacht te schenken aan beheer en onderhoud van het bestaand stedelijke gebied<br />
worden in de toekomst ingrijpende herstructureringen voorkomen.<br />
Hoofdstuk 2 9
Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit<br />
Karakteristieke verschillen tussen dorpen en steden vervagen. Uitbreidingswijken en<br />
werklocaties in steden en dorpen gaan steeds meer op elkaar lijken. De provincie wil<br />
dat nieuwe ontwikkelingen meer inspelen op het karakter en de kwaliteit van de<br />
plek. Door bij stedelijke ontwikkelingen uit te gaan van het verschil in omvang en<br />
karakter van de verschillende kernen, wordt het contrast tussen stad en dorp behouden.<br />
Dit versterkt de identiteit en aantrekkelijkheid van kernen en hun relatie<br />
met het omliggende landschap.<br />
Doorwerking plangebied<br />
Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheerplan. Het beoogt de bestaande<br />
situatie vast te leggen, wat een adequate handhaving vergemakkelijkt. De aandacht<br />
voor handhaving, zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit, maken dat het<br />
bestemmingsplan conform het ruimtelijke provinciale beleid is.<br />
Afbeelding 2: Uitsnede kaart Stedelijke ontwikkeling Verordening Ruimte (met globale ligging<br />
plangebied in rood kader)<br />
Verordening Ruimte<br />
De Verordening Ruimte is op 11 mei 2012 vastgesteld door Provinciale Staten en op<br />
1 juni 2012 in werking getreden. In de verordening staan onderwerpen uit de provinciale<br />
structuurvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen<br />
en hoe ze dat wil doen. De verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels<br />
waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke<br />
plannen. De Verordening bevat regels voor:<br />
Bevordering van ruimtelijke kwaliteit;<br />
Stedelijke ontwikkeling;<br />
Ecologische hoofdstructuur;<br />
Water;<br />
Groenblauwe mantel;<br />
10<br />
Hoofdstuk 2
Aardkunde en cultuurhistorie;<br />
Agrarisch gebied;<br />
Intensieve veehouderij;<br />
Glastuinbouw;<br />
Niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied;<br />
Regionaal ruimtelijk overleg;<br />
Bevoegdheden van Gedeputeerde Staten.<br />
Doorwerking plangebied<br />
Het plangebied ligt binnen gronden die op de kaarten behorende bij de Verordening<br />
Ruimte als ‘bestaand stedelijk gebied; kernen in landelijk gebied’ zijn aangeduid<br />
(zie afbeelding 2). Bestaand stedelijk gebied is gebied dat het bestaande ruimtebeslag<br />
van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur<br />
van stedelijke functies. Op deze gronden mogen stedelijke ontwikkelingen<br />
plaatsvinden. Onderhavig bestemmingsplan is zodoende in overeenstemming met<br />
het provinciale beleid.<br />
2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />
Woonvisie <strong>Schijndel</strong><br />
De Woonvisie 2013 geeft de prioriteiten aan voor het toevoegen van extra woningen<br />
aan de woningvoorraad. Vanwege zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik worden<br />
in principe extra woningen binnen de bestaande kom gerealiseerd. Als gevolg van<br />
de vergrijzing, de toename van het aantal 1- en 2-persoonshuishoudens en de te<br />
verwachten bevolkingskrimp op termijn, wordt prioriteit gegeven aan herontwikkeling,<br />
verdichting en inbreiding.<br />
Uitgangspunten van het woonbeleid zijn voldoende betaalbare woningen, meer<br />
diversiteit in woningtypen om zoveel mogelijk mensen passend aan hun situatie zo<br />
lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, diversiteit en functiemenging binnen<br />
buurten vanwege leefbaarheid en gelijke kansen voor diverse bevolkingsgroepen op<br />
vervulling van hun woonbehoefte.<br />
Uitvoeringsprogramma Wonen<br />
Jaarlijks wordt het woonbeleid vertaald in een Uitvoeringsprogramma Wonen. In<br />
dat programma wordt de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave aangegeven<br />
en inzicht gegeven in de woning(ver)bouwprogrammering. Naast de zorg<br />
voor voldoende harde plancapaciteit voor realistische plannen zijn er zachte plannen<br />
om flexibel op externe ontwikkelingen in te kunnen spelen, zowel op inhoud als op<br />
fasering van realisatie. Er wordt kritisch gekeken naar het hard maken van zachte<br />
plannen en het toevoegen van nieuwe plannen. Bij de keuzes zijn de prioriteiten uit<br />
de Woonvisie leidend.<br />
Hoofdstuk 2 11
Doorwerking plangebied<br />
Onderhavig bestemmingsplan is conserverend. Uitgangspunt is dat het aantal woningen<br />
niet toeneemt.<br />
Bebouwingsregeling wonen 2009<br />
De gemeente <strong>Schijndel</strong> kent het beleid “Bebouwingsregeling Wonen 2009”. Dit beleid<br />
is in april 2009 door het college vastgesteld en, na publicatie, in werking getreden.<br />
De beleidsregel biedt de burger mogelijkheden om de eigen woning uit te<br />
breiden middels een uitbreiding of bijgebouw en voor de zogenaamde beroepen<br />
aan huis.<br />
Doorwerking plangebied<br />
De beleidsuitgangspunten uit de “Bebouwingsregeling Wonen 2009” zijn doorvertaald<br />
in onderhavig bestemmingsplan. Hierdoor zijn royale en flexibele uitbreidingsmogelijkheden<br />
van en bij woningen ontstaan. Van het bij een woning behorend<br />
achter- of zijerf mag 40% tot een maximum van 100 m² worden bebouwd met<br />
erfbebebouwing. Hieronder wordt verstaan aanbouwen aan en bijgebouwen en<br />
overkappingen bij een woning. Aan de zijkant van een woning kan een overkapping<br />
(carport) worden gerealiseerd en aan de voor- of zijgevel van de woning mag een<br />
uitbouw (erker, overkapte entree) worden opgericht. Voor hoekwoningen zijn uitzonderingen<br />
opgenomen. Ook het maken van een dakopbouw is mogelijk. De zogenaamde<br />
beroepen aan huis zijn rechtstreeks onder voorwaarden toegestaan.<br />
Groenbeleidsplan<br />
In maart 2012 heeft de gemeenteraad van <strong>Schijndel</strong> het Groenbeleidsplan <strong>Schijndel</strong><br />
vastgesteld. Met dit beleidsplan wil de gemeente de visie op het groen herzien en<br />
moderniseren. De visie op het groen van de gemeente <strong>Schijndel</strong> bestaat uit vier<br />
hoofdpijlers: duurzaamheid, met minimale inzet een maximaal resultaat bereiken,<br />
burgers en landschap en identiteit en oriëntatie.<br />
Het Groenbeleidsplan <strong>Schijndel</strong> dient als basisdocument voor ontwerpen, aanleggen<br />
en beheren van de openbare ruimte. Op de bij het Groenbeleidsplan <strong>Schijndel</strong> behorende<br />
kaarten wordt onderscheid gemaakt tussen:<br />
- Hoofdgroenstructuur;<br />
- Wijkgroenstructuur;<br />
- Woongroenstructuur/overige elementen.<br />
Voor deze categorieën geldt ingevolge de Bomenverordening <strong>Schijndel</strong> (zie hierna)<br />
het volgende ontheffingen c.q. vergunningenstelsel:<br />
- bomen binnen de op de kaart aangegeven lijnstructuren in de groene hoofdstructuur<br />
mogen slechts met een ontheffing worden geveld dan wel verwijderd;<br />
- bomen of houtopstanden in gemeentelijk eigendom binnen de wijkgroenstructuur<br />
en de hoofdgroenstructuur (tenzij dit beschermde bomen zijn, zie hierna)<br />
12<br />
Hoofdstuk 2
met een omtrek ≥ 10 centimeter mogen met een vergunning worden geveld dan<br />
wel verwijderd;<br />
- voor groen in parken en op pleinen, groene wiggen, entrees sportvelden en<br />
begraafplaatsen in gemeentelijk eigendom geldt dezelfde vergunningvereiste;<br />
- voor groen in de woongroenstructuur (en overige elementen) of bomen en<br />
houtopstanden in particulier eigendom geldt een vergunningplicht bij een omtrek<br />
≥ 30 centimeter tenzij het beschermde bomen betreffen.<br />
Naast het Groenbeleidsplan kent de gemeente <strong>Schijndel</strong> ook de Bomenverordening<br />
(vastgesteld januari 2012). Met deze bomenverordening wil de gemeente de administratieve<br />
lasten van het oude kapvergunningenstelsel verminderen en zich effectiever<br />
richten op de bescherming van de waardevolle bomen in <strong>Schijndel</strong>. Hiertoe is op<br />
19 juni 2012 de “Lijst Beschermde Bomen” door burgemeester en wethouders vastgesteld.<br />
Na het doorlopen van een zienswijzenprocedure zal naar verwachting najaar<br />
2012 de definitieve lijst worden vastgesteld. De bomen op deze lijst staan zowel<br />
op publiek als privaat terrein en mogen alleen bij hoge uitzondering (en dus alleen<br />
met ontheffing) gekapt worden. Voor de overige houtopstanden geldt een vergunningenstelsel<br />
zoals hierboven genoemd.<br />
Doorwerking plangebied<br />
In onderhavig bestemmingsplan is ten aanzien van het aspect groen geregeld dat de<br />
bomen – van de “Lijst Beschermde Bomen” – op de verbeelding een dubbelbestemming<br />
“Waarde – Waardevolle boom” hebben. Aan deze dubbelbestemming is een<br />
aanlegvergunningstelsel gekoppeld.<br />
Nota Hondenbeleid<br />
De gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in 2001 de Nota Hondenbeleid opgesteld. Reden hiervoor<br />
is het streven naar een integrale oplossing voor het probleem van de hondenpoep<br />
in <strong>Schijndel</strong>. De doelstelling van de nota is het nemen van maatregelen ter<br />
vermindering van de overlast. Dit gebeurt via twee sporen:<br />
- door het opstellen van duidelijke en werkbare regelgeving en het scheppen van<br />
duidelijkheid hieromtrent naar de burger toe (zowel honden- als niet hondenbezitters);<br />
- door het aanwijzen van hondenuitlaatplekken en het laten opruimen van de<br />
uitwerpselen door de hondenbezitters.<br />
Doorwerking plangebied<br />
Het eerstgenoemde aspect, de regelgeving, wordt via de Algemene Plaatselijke Verordening<br />
(APV) aangepakt. Ten behoeve van het tweede aspect wordt binnen de<br />
bestemming Groen ruimte geschapen voor hondenvoorzieningen. Hierbij kan men<br />
denken aan een hondenuitlaatstrook, een hondenuitrenveld en hondentoiletten.<br />
Hoofdstuk 2 13
Speelruimtebeleid<br />
Het Speelruimteplan (2000) vormt de basis voor het gemeentelijk beleid met betrekking<br />
tot speelruimte. In het Speelruimteplan zijn de consequenties in beeld gebracht<br />
om een goede kwalitatieve en kwantitatieve speelruimte te realiseren. Per wijk is de<br />
huidige situatie met betrekking tot speelruimte geïnventariseerd. Vervolgens is een<br />
ideale situatie in beeld gebracht, inclusief de financiële consequenties. Het totaal<br />
aantal speelplekken in <strong>Schijndel</strong> zou moeten worden opgewaardeerd van 51 tot 65<br />
stuks, zodat de meest ideale dekking wordt bereikt die praktisch haalbaar is. Om het<br />
beste resultaat te krijgen en te behouden zijn aandachtspunten geformuleerd die<br />
elk jaar moeten worden gecontroleerd.<br />
Doorwerking plangebied<br />
Voor het plangebied is geconstateerd dat het redelijk goed is ingericht qua speelplekken.<br />
In het bestemmingsplan is rekening gehouden met het realiseren van<br />
speelplekken (zie bij bestemming Groen).<br />
<strong>Gemeente</strong>lijk Verkeer- en VervoerPlan (GVVP)<br />
In maart 2012 is het <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeer- en VervoerPlan (GVVP) <strong>Schijndel</strong> vastgesteld<br />
als actualisatie van het gemeentelijk verkeersplan (GVP) en het daaruit voortkomende<br />
uitvoeringsprogramma (UGVP) uit respectievelijk 2001 en 2002. Dit document<br />
is het kader voor het te voeren gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid op<br />
basis van een integrale verkeersstructuur. In het GVVP <strong>Schijndel</strong> zijn zeven beleidsthema’s<br />
onderscheiden en heeft betrekking op drie perioden, te weten de korte<br />
termijn (2011 – 2015), de middellange termijn (2015 – 2025) en de lange termijn<br />
(2025 – 2040).<br />
De beleidsthema’s hebben betrekking op verkeersveiligheid, fietsvervoer, voetgangersverkeer,<br />
interne bereikbaarheid, externe bereikbaarheid, openbaar vervoer en<br />
parkeren. De ideaalbeelden per thema zijn in het GVVP <strong>Schijndel</strong> doorvertaald naar<br />
een categorisering voor het wegennet van de gemeente <strong>Schijndel</strong> volgens de principes<br />
van Duurzaam Veilig.<br />
De categorisering van wegen gebeurt door onderscheid te maken tussen de verkeers-<br />
en verblijfsfuncties. Binnen de verkeersfunctie heeft het doorstromen van het<br />
verkeer de hoogste prioriteit, binnen de verblijfsfunctie heeft verblijven prioriteit.<br />
Woonwijken zijn het meest duidelijke voorbeeld van verblijfsfuncties. Voor elk type<br />
weg zijn andere maatregelen noodzakelijk om een verbeterde en veiliger verkeersstructuur<br />
te ontwikkelen voor alle doelgroepen (voetgangers, fietser, openbaar vervoer<br />
en gemotoriseerd verkeer). Binnen de bebouwde kom ontstaat hierdoor een<br />
combinatie van de volgende wegen:<br />
- gebiedsontsluitingswegen I, maximumsnelheid van 70 km/h;<br />
- gebiedsontsluitingswegen II, maximumsnelheid van 50 km/h;<br />
- erftoegangswegen I, maximumsnelheid van 30 km/h met fietsvoorziening;<br />
- erftoegangswegen II, maximumsnelheid van 30 km/h zonder fietsvoorziening.<br />
14<br />
Hoofdstuk 2
In het GVVP <strong>Schijndel</strong> worden een aantal maatregelen beschreven teneinde het gewenste<br />
eindbeeld op het gebied van verkeer en vervoer te bereiken. Enkele maatregelen<br />
hebben ruimtelijke consequenties. Gezien de planperiode van onderhavig<br />
bestemmingsplan van 10 jaar zijn de maatregelen voor de lange termijn (2025 –<br />
2040) niet relevant. Maatregelen voor de korte en middellange termijn die mogelijk<br />
wel (ruimtelijk) relevant zijn en binnen of in de nabijheid van het plangebied liggen,<br />
betreffen:<br />
- het uitbreiden van het aantal fietsparkeerplaatsen (thema langzaam verkeer);<br />
- het realiseren van haltevoorzieningen, overkappingen en fietsstallingen (thema<br />
openbaar vervoer);<br />
- het omvormen van het gebied Kloosterstraat/Hoofdstraat (thema bereikbaarheid);<br />
- het toegankelijk maken van niet/geprioriteerde halteplaatsen (thema openbaar<br />
vervoer);<br />
- daarnaast bestaan er ideeën om de profielen van de zogenaamde “inprikkers”<br />
te wijzigen.<br />
Doorwerking plangebied<br />
Bovengenoemde maatregelen variëren in zowel omvang als in mate van concreetheid.<br />
Daarbij komt dat onderhavig bestemmingsplan een conserverend karakter<br />
heeft waarin geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. De hierboven<br />
genoemde maatregelen worden daarom niet opgenomen in dit bestemmingsplan.<br />
Voor zover de genoemde maatregelen niet passen binnen de bestemming verkeer,<br />
zal voor de realisatie van de genoemde maatregelen een separate planologisch juridische<br />
procedure met een eigen afwegingskader worden doorlopen.<br />
De Hoofdstraat, Plein 1944 en de Wijbosscheweg vallen onder de categorie erftoegangswegen<br />
I met een maximumsnelheid van 30 km/h, met aparte fietsvoorzieningen.<br />
De overige wegen binnen het plangebied vallen onder de categorie erftoegangswegen<br />
II met een maximumsnelheid van 30 km/uur, zonder aparte fietsvoorzieningen.<br />
De wegen hebben allen de bestemming ‘Verkeer – 2’.<br />
Parkeren<br />
Tot op heden werden met betrekking tot het onderwerp parkeren geen tot weinig<br />
eisen gesteld in de bestemmingsplannen van de gemeente <strong>Schijndel</strong>. Met het (op<br />
termijn) vervallen van de bepalingen uit de Bouwverordening voor parkeren (naar<br />
verwachting in 2013), is dit parkeeronderwerp nu een zaak voor bestemmingsplannen.<br />
Daarom worden in onderhavig bestemmingsplan voor alle functies parkeernormen<br />
opgenomen. De parkeereis is niet uitsluitend beperkt voor bouwactiviteiten doch<br />
strekt ook tot gebruik c.q. gebruikswijzigingen.<br />
Hoofdstuk 2 15
Doorwerking plangebied<br />
Door het op termijn vervallen van bepalingen ten aanzien van parkeren in de Bouwverordening<br />
zijn voor het bepalen van de parkeerbehoefte van alle functies, de parkeernormen<br />
die CROW heeft opgesteld voor de stedelijksheidsgraad “weinig stedelijk”<br />
in onderhavig bestemmingsplan opgenomen.<br />
Ook wordt aandacht besteed aan het gebruik van voortuinen voor het opstellen van<br />
voertuigen. Indien dit gebeurt op een manier die ten koste gaat van de ruimtelijke<br />
kwaliteit, de uitstraling naar en van de openbare ruimte of het gebruik van de<br />
openbare ruimte, is dit ongewenst. Het opstellen van voertuigen, zonder dat vergunning<br />
is verstrekt voor het uitwegen, wordt niet toegestaan.<br />
In februari 2013 is in het gebied rondom winkelcentrum ’t Zuid een parkeeronderzoek<br />
uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek en de doorwerking daarvan in dit<br />
bestemmingsplan worden besproken in paragraaf 3 van hoofdstuk 4.<br />
Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong><br />
In de detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> 2<br />
wordt de bestaande winkelstructuur geanalyseerd<br />
en wordt vervolgens aangegeven welke detailhandelsontwikkelingen kunnen<br />
plaatsvinden om de detailhandelsstructuur in <strong>Schijndel</strong> in de toekomst te optimaliseren.<br />
Uit distributieve berekeningen blijkt dat de uitbreidingspotenties in <strong>Schijndel</strong> beperkt<br />
zijn. Om tot een gezonde winkelstructuur te komen moeten er daarom keuzes<br />
worden gemaakt over de gewenste spreiding, functie en positie van verschillende<br />
winkellocaties. De keuzes die in de detailhandelsvisie worden gemaakt zien op de<br />
versterking van het centrumgebied en behoud van levensvatbare centra en dagelijkse<br />
voorzieningen op wijk- en buurtniveau.<br />
Het realiseren van een sterker centrum brengt met zich mee dat met uitbreidingsmogelijkheden<br />
buiten het centrum terughoudend moet worden omgegaan. Wijkwinkelcentrum<br />
’t Zuid heeft voor Zuidoost- <strong>Schijndel</strong> een dagelijkse boodschappenfunctie<br />
die verder versterkt kan worden.<br />
2<br />
Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> (projectnr. 863.0609). Droogh Trommelen en partners, 22 juni 2010.<br />
16<br />
Hoofdstuk 2
Afbeelding 3: Gewenste functioneel-ruimtelijke structuur ’t Zuid (bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong>, afbeelding<br />
9a)<br />
Doorwerking plangebied<br />
Volgens de detailhandelsvisie is het Wijkwinkelcentrum ’t Zuid bedoeld voor detailhandel<br />
met een wijkverzorgend boodschappenkarakter (maximaal één supermarkt).<br />
Binnen de compacte zone in de Molenstraat (zie afbeelding 3 voor de begrenzing<br />
van deze zone): flexibele woon-/winkelbestemming, maximaal 500 m² wvo uitbreiding.<br />
Buiten deze zone wordt uitbreiding van bestaande detailhandelsvestigingen<br />
toegestaan tot maximaal 10% van het winkelvloeroppervlak.<br />
Horecastructuurvisie<br />
In december 2000 is een Horecastructuurvisie vastgesteld, deze vormt de basis voor<br />
het horecabeleid in de gemeente <strong>Schijndel</strong>. Er wordt uitgegaan van een aantal verschillende<br />
deelgebieden: rondom de markt, rondom Kloosterstraat en Hoofdstraat,<br />
rondom Plein 1944, rondom de Boschweg en woongebieden/buitengebied. In dit<br />
plan staan het deelgebied rondom Plein 1944 centraal.<br />
De hoofddoelstelling van de gemeente <strong>Schijndel</strong> is het bevorderen van de aantrekkelijkheid<br />
en levendigheid van de <strong>Schijndel</strong>se horeca zonder dat de leefbaarheid of<br />
veiligheid in de omgeving van de horeca in het gedrang komt. Er wordt gestreefd<br />
naar een hoge(re) mate van concentratie van het horeca-aanbod in het centrumgebied.<br />
Hoofdstuk 2 17
Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende horecatypen. In de verdeling is<br />
uitgegaan van zowel ruimtelijke als functionele criteria. De verdeling is als volgt:<br />
I. (Winkelgebonden) daghoreca;<br />
II. Maaltijd- en logiesverstrekkers;<br />
III. Spijsverstrekkers;<br />
IV. Drankverstrekkers (cafés e.d.);<br />
V. Discotheken.<br />
Het gebied rondom Plein 1944 strekt zich uit van het Jansenpark (’t Kroontje), via<br />
Plein 1944 tot en met de Hertog Jan II Laan (slechts een klein gedeelte hiervan ligt<br />
dus binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan). Voor het gebied<br />
rondom Plein 1944 betreft de doelgroep de bewoners in de omgeving. Er zijn horecagelegenheden<br />
uit de categorieën I t/m IV gesitueerd. Het beleid is consoliderend<br />
van aard: handhaven van het aantal horecabedrijven in het gebied. Bij vertrek van<br />
een horecabedrijf kan er een ander horecabedrijf terugkeren, eventueel op een andere<br />
plaats in hetzelfde gebied. Maar geen uitbreiding van het huidige aantal horecazaken.<br />
Daarnaast dient er gestreefd te worden naar verplaatsing van uitgaansgerichte<br />
horeca naar het gebied rondom Kloosterstraat en Hoofdstraat.<br />
Doorwerking plangebied<br />
Op basis van bovenstaande onderverdeling is in het bestemmingsplan een categorisering<br />
voor horecabedrijven opgenomen. Deze is gebaseerd op het bestemmingsplan<br />
Kom <strong>Schijndel</strong> 2013. Binnen wijkwinkelcentrum ’t Zuid zijn twee horecagelegenheden<br />
aanwezig. Dit betreft café ’t Kroontje aan Hoofdstraat 216 en lunchroom<br />
Broodje Apart aan Molenstraat 8. In het bestemmingsplan zijn deze bestaande horecabedrijven<br />
bestemd tot ‘Gemengd – 6’. Binnen deze bestemming zijn verschillende<br />
functies mogelijk. Ter plaatse van de aanwezige horecabedrijven is op de verbeelding<br />
een aanduiding opgenomen, waarbinnen een horecabedrijf in de aangegeven<br />
categorie mag worden geëxploiteerd. Voor het toekennen van de aanduiding is de<br />
aard van het feitelijk aanwezige horecabedrijf als uitgangspunt genomen. Via een<br />
wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk elders binnen de bestemming een horecabedrijf<br />
te beginnen onder de voorwaarde dat een reeds bestaand horecabedrijf is vertrokken<br />
en de desbetreffende aanduiding van de verbeelding wordt verwijderd.<br />
18<br />
Hoofdstuk 2
3. BESTAANDE SITUATIE<br />
De gemeente <strong>Schijndel</strong> ligt in het noordoosten van de provincie Noord-Brabant,<br />
centraal in de driehoek ’s-Hertogenbosch, Oss, Eindhoven. De buurgemeenten van<br />
<strong>Schijndel</strong> zijn: Boxtel, Sint-Michielsgestel, Bernheze, Veghel en Sint-Oedenrode. De<br />
gemeente telt ongeveer 23.000 inwoners. De meeste inwoners wonen in één van de<br />
twee kernen binnen de gemeente: <strong>Schijndel</strong> of Wijbosch. Het plangebied is centraal<br />
in de kern <strong>Schijndel</strong> gelegen, direct ten zuidoosten van het centrum van <strong>Schijndel</strong>.<br />
3.1 Ontstaansgeschiedenis<br />
De kern <strong>Schijndel</strong> wordt het eerst genoemd in 1299, als ‘Scinle’. Als nederzettingsvorm<br />
is <strong>Schijndel</strong> in eerste instantie een samengesteld lintdorp. Dit betekent dat<br />
naast de hoofdweg een secundaire wegenstructuur is ontstaan, welke parallel loopt<br />
aan de Hoofdstraat. <strong>Schijndel</strong> is in tegenstelling tot veel omliggende dorpen, niet<br />
ontstaan door de ligging aan een rivier, maar door de ligging aan de handelsweg<br />
tussen ’s-Hertogenbosch en Eindhoven. Mogelijk bestaat de Hoofdstraat al sinds de<br />
Romeinse tijd. 3<br />
Landbouw en ambachtelijke nijverheid (zoals de klompenmakerij) zijn tot ver in de<br />
twintigste eeuw de hoofdbron van inkomsten geweest. Vervolgens hebben verschillende<br />
industrieën de overhand gekregen, met name kousen en kaarsen werden gefabriceerd<br />
in <strong>Schijndel</strong>.<br />
3.2 Ruimtelijke typering<br />
Een groot deel van het plangebied kan getypeerd worden als historische bebouwingslinten<br />
langs de oorspronkelijke uitvalswegen. Historische bebouwingslinten<br />
bestaan in het algemeen uit een reeks van losstaande gebouwen en onbebouwde<br />
terreinen en zijn in de loop der tijd ontstaan langs de oudere hoofd- en uitvalswegen.<br />
Vaak sluiten deze wegen aan op de oude kern of maken daarvan deel uit. Een<br />
vergelijkbare bebouwing ontstond ook plaatselijk langs veldwegen. Rond de bebouwing<br />
vloeit de openbare ruimte vaak op vanzelfsprekende wijze over in de privé-ruimte.<br />
Aan het beeld van de bebouwingslinten is de ontstaansgeschiedenis van de gemeente<br />
binnen de oorspronkelijke landschappelijke omgeving af te lezen. Deels zijn deze<br />
bebouwingslinten opgenomen in nieuwe wijken. De oorspronkelijke samenhang in<br />
3<br />
Gebaseerd op: Provincie Noord-Brabant; 1990; Cultuurhistorische Inventarisatie Noord-Brabant, Monumenten<br />
Inventarisatie Project, <strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong>.<br />
Hoofdstuk 3 19
het wegennet is meestal nog herkenbaar, maar het kan ook gaan om fragmenten in<br />
een nieuwe omgeving. Historische bebouwingslinten vormen een aantrekkelijke<br />
vestigingplaats voor economische activiteiten. Mede onder invloed daarvan ondergaan<br />
veel bebouwingslinten een geleidelijk veranderingsproces van functiewisseling,<br />
aanpassing en verdichting. Afhankelijk van hun ontstaan en ontwikkeling kunnen<br />
bebouwingslinten in wandwerking, bouwmassa’s, functie en bouwstijlen een grote<br />
samenhang, maar ook een grote diversiteit laten zien.<br />
De historische bebouwingslinten hebben een duidelijke functionele en visuele relatie<br />
met de route waarlangs deze zijn ontstaan. De situering op de kavel en de bebouwingsrichting<br />
is doorgaans historisch bepaald door de ontginningswijze en verkaveling<br />
van het omringende landschap.<br />
Vrijwel alle bebouwing is opgebouwd uit een of twee lagen met een stevige kap en<br />
staat gericht naar de weg. Nabij kruisingen of splitsingen van wegen staat de bebouwing<br />
gericht naar de belangrijkste weg.<br />
Het bebouwingsbeeld heeft in de historische bebouwingslinten een afwisselend<br />
karakter, mede als gevolg van de verschillende stijlperiodes waarin de panden zijn<br />
ontstaan. Traditionele kenmerken van de architectuur overheersen het wegbeeld.<br />
De oorspronkelijke bebouwing toont vaak duidelijke agrarische trekken: Een forse<br />
massa, die evenwijdig aan en vaak dicht op de weg is geplaatst. Kenmerkend zijn de<br />
dominante kap en de lage gootlijn. Tussen de agrarische bebouwing staan vrijstaande<br />
panden uit verschillende stijlperioden. Verschillende dakvormen komen naast<br />
elkaar voor.<br />
In een deel van het plangebied, aan de Binnenweg en de Van der Leckstraat en rond<br />
het Jansenpark, kan de bebouwing getypeerd worden als woonwijken in traditionele<br />
blokverkaveling. In de ontstaansperiode van deze buurten, de jaren vijftig en zestig,<br />
lag het accent op het produceren van goedkope woningen. Zowel voor de stedenbouwkundige<br />
opzet als voor de architectonische uitwerking leidde dit uitgangspunt<br />
tot aanzienlijke versoberingen in vergelijking tot vorige bouwperiodes.<br />
Het stedenbouwkundig patroon wordt gekenmerkt door een opzet, die in principe<br />
rechthoekig is en die ingevuld is met gesloten en halfopen bouwblokken. Woningen<br />
zijn gebouwd langs straten, doorgaans in rijtjes van vier of meer, afgewisseld met<br />
dubbele en vrijstaande woningen.<br />
Vrijwel alle woningen bestaan uit een of twee lagen met een kap. Kenmerkend zijn<br />
de blokvormige groepering van de woningen en het straatgericht wonen. Rust in<br />
het bebouwingsbeeld ontstaat door de eenvoudige hoofdmassa´s en kapvormen,<br />
zoals zadelkappen en soms schilddaken.<br />
20<br />
Hoofdstuk 3
3.3 Functionele typering<br />
Wonen<br />
De woonfunctie is sterk vertegenwoordigd in het plangebied. Rond het winkelcentrum<br />
bevinden zich aaneengesloten woongebieden. Binnen het winkelcentrum<br />
komt wonen voor op de verdiepingen van winkelpanden en ook op de begane<br />
grond.<br />
De Wijbosscheweg, Plein 1944, Hoofdstraat en de Van Berghenstraat kunnen worden<br />
gekenmerkt als historisch bebouwingslint. Historische bebouwingslinten bestaan<br />
in het algemeen uit een reeks van losstaande gebouwen en onbebouwde terreinen<br />
en zijn in de loop der tijd ontstaan langs de oudere hoofd- en uitvalswegen.<br />
Deze wegen sluiten aan op de oude kern. De historische bebouwingslinten hebben<br />
een duidelijke functionele en visuele relatie met de route waarlangs deze zijn ontstaan.<br />
De situering op de kavel en de bebouwingsrichting is doorgaans historisch<br />
bepaald door de ontginningswijze en verkaveling van het omringende landschap.<br />
Vrijwel alle bebouwing is opgebouwd uit één of twee lagen met een stevige kap en<br />
staat gericht naar de weg. Nabij kruisingen of splitsingen van wegen staat de bebouwing<br />
gericht naar de belangrijkste weg. In het bebouwingsbeeld overheersen<br />
traditionele kenmerken van de architectuur het wegbeeld. Het groen in het straatbeeld<br />
bestaat hoofdzakelijk uit laanbomen en de beplanting op de privé erven.<br />
Rond de rotonde bij Wijbosscheweg – Plein 1944 is ruimte voor extra groen op de<br />
overhoeken aanwezig.<br />
Aan de Binnenweg - Van der Leckstraat - De Pegstukken ligt een buurt bestaande uit<br />
korte blokken met rijwoningen (twee lagen met een kap) aan rechte wegen en<br />
voortuinen georiënteerd op het zuiden.<br />
Typerend voor de woningen aan de Deken Baekerstraat is de traditionele opzet van<br />
de woningen: rood/geel metselwerk, schuine pannen daken en houten kozijnen. De<br />
twee-onder-een-kap woningen bestaan uit één laag met een kap. Karakteristiek zijn<br />
de lage goten aan de voorzijde van de woningen, waardoor een lang dakvlak ontstaat.<br />
Aan de Molenhof en rondom het noordelijke deel van het Jansenpark zijn seniorenwoningen<br />
bestaande uit één laag met een kap gesitueerd.<br />
Wijkwinkelcentrum ‘t Zuid<br />
Wijkwinkelcentrum ’t Zuid bestaat uit het deel van de Molenstraat vanaf De Pegstukken<br />
tot de Hoofdstraat en een klein deel van de noordzijde van de Hoofdstraat.<br />
De meeste winkels zijn gevestigd in de Molenstraat. Het winkelcentrum heeft een<br />
redelijk compacte opzet. Het winkelfront wordt echter op diverse plaatsen onder-<br />
Hoofdstuk 3 21
oken door woningen, vooral aan de westzijde van de Molenstraat. Daarnaast zijn<br />
er enkele winkels aan de Hoofdstraat gevestigd, die op zichzelf functioneren.<br />
Wijkwinkelcentrum ’t Zuid is het tweede winkelcentrum van <strong>Schijndel</strong>. De afstand<br />
tussen dit winkelcentrum en het centrum van <strong>Schijndel</strong> is dermate groot dat er geen<br />
ruimtelijke relatie is tussen de gebieden. Het winkelaanbod in ’t Zuid heeft een omvang<br />
van 4.338 m² wvo (± 18 verkooppunten). Dit winkelaanbod bestaat voor een<br />
deel uit boodschappenwinkels met o.a. supermarkt Albert Heijn (± 1.200 m² wvo),<br />
een slijter en een dierenspeciaalzaak. Dit aanbod is in het noordelijke deel van de<br />
Molenstraat gevestigd. Dit dagelijkse aanbod is niet compleet: een verszaak als een<br />
bakker of slager ontbreekt.<br />
Er zijn enkele zelfstandige modewinkels in ’t Zuid gevestigd, waarvan Van Tilburg<br />
met ± 960 m² wvo, verdeeld over twee panden aan de zuidelijke entree van de Molenstraat,<br />
veruit de grootste is. Daarnaast is verspreid over het winkelcentrum een<br />
aantal kleinschalige aanbieders in diverse branches gevestigd. Het winkelcentrum<br />
heeft vooral een functie als boodschappencentrum op wijkniveau. Daarin speelt de<br />
supermarkt Albert Heijn de rol als belangrijkste publiekstrekker, waarvan de winkels<br />
gevestigd direct in de nabijheid het meest profiteren.<br />
Een deel van het aanbod heeft een bovenwijkse verzorgingsfunctie, met name de<br />
modewinkels. Naast het winkelaanbod zijn er in ’t Zuid 2 horecabedrijven en 3<br />
dienstverlenende bedrijven te vinden.<br />
Afbeelding 4: Branchering wijkwinkelcentrum ’t Zuid (bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong>)<br />
De winkelpanden in ’t Zuid zien er verzorgd uit. De fraaie panden van Van Tilburg<br />
vormen een uitnodigende entree. De openbare ruimte heeft een eigentijdse uitstra-<br />
22<br />
Hoofdstuk 3
ling. De inrichting van de openbare ruimte past bij het koopmotief ‘een snelle boodschap’.<br />
Doordat de rijloper, de parkeerplaatsen en het trottoir op eenzelfde niveau<br />
liggen, heeft de Molenstraat voldoende verblijfskwaliteit; zowel autobezoekers, als<br />
fietsers en voetgangers krijgen hier voldoende ruimte. Doordat de bestrating van de<br />
trottoirs overal hetzelfde is, wordt het wijkwinkelcentrum als eenheid ervaren. 4<br />
Niet- woonfuncties<br />
Buiten het wijkwinkelcentrum ’t Zuid zijn op enkele plaatsen eveneens nietwoonfuncties<br />
gesitueerd. Het betreft:<br />
- een tandprothetische praktijk aan de Wijbosscheweg;<br />
- een makelaarskantoor aan de Wijbosscheweg;<br />
- een apotheek aan Plein 1944;<br />
- een groothandel in groenten en fruit aan De Pegstukken;<br />
- de molen De Pegstukken aan De Pegstukken;<br />
- een kantoor aan Molenhof (direct ten noorden van het winkelcentrum);<br />
- een nutsvoorziening aangrenzend aan het Jansenpark.<br />
Groen<br />
Het groen in het straatbeeld bestaat hoofdzakelijk uit laanbomen en de beplanting<br />
op de privé erven. Rond de karakteristieke V-vormige splitsingen of kruisingen van<br />
wegen ontstaat soms ruimte voor extra groen op overhoeken of op de particuliere<br />
erven. De kwaliteit van de openbare ruimte wordt mede bepaald door de manier<br />
waarop particulieren omgaan met hun erf.<br />
Binnen het plangebied is het Jansenpark gelegen. Het Jansenpark behoorde tot het<br />
kousenfabriekscomplex van N.V. Jansen de Wit. De vijver in het park is vormgegeven<br />
in de vorm van een sok. Het park is in 1970 geschonken aan de gemeente <strong>Schijndel</strong>,<br />
en maakt nu onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur en wordt omschreven als<br />
groene wig of park.<br />
Verkeer en parkeren<br />
Wijkwinkelcentrum ’t Zuid is bereikbaar via de rotonde op Plein 1944 en de Molenstraat.<br />
De Molenstraat is ter hoogte van de winkels ingericht voor eenrichtingsverkeer.<br />
In februari 2013 is in het gebied rondom winkelcentrum ’t Zuid een parkeeronderzoek<br />
uitgevoerd. Adviesbureau Dufec heeft een inventarisatie uitgevoerd van het<br />
gebruik van de beschikbare parkeerplaatsen in het gebied Molenstraat. 5 Deze inventarisatie<br />
is vervolgens geanalyseerd door het adviesbureau Spark. 6 De rapportages<br />
van deze onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan<br />
gevoegd.<br />
4<br />
Bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> (projectnr. 863.0609). Droogh Trommelen en partners, 22 juni 2010.<br />
5<br />
Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> februari 2013. Dufec, 12 maart 2013.<br />
6<br />
Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> (versie 2.0 definitief). Spark, 21 maart 2013.<br />
Hoofdstuk 3 23
Parkeren in ’t Zuid gebeurt in belangrijke mate op de langsparkeerplekken in de<br />
Molenstraat. Dit is een onderscheidende kwaliteit in dit winkelcentrum. Daarnaast<br />
ligt ten noorden van Albert Heijn een parkeerpleintje (Molenhof). Dit wordt vooral<br />
op zaterdag druk gebruikt. Ook aan het andere uiteinde is parkeercapaciteit aanwezig<br />
(langsparkeren aan Plein 1944) en kan dicht bij de winkels geparkeerd worden.<br />
Bij de inventarisatie van het parkeeronderzoek zijn 306 parkeerplaatsen geregistreerd,<br />
242 parkeerplaatsen in openbaar gebied, 11 invalidenparkeerplaatsen en 53<br />
parkeerplaatsen op eigen terrein. Het parkeeronderzoek laat zien dat het onderzoeksgebied<br />
voldoende parkeerplaatsen bevat om in de huidige parkeerbehoefte te<br />
voorzien. Daarbij wordt verwezen naar de hoogst gemeten overall parkeerdruk op<br />
zaterdagmiddag. Deze bedraagt gemiddeld 77% over alle parkeerplaatsen (openbaar,<br />
op eigen terrein en invalideparkeerplaatsen). In de analyse van de inventarisatie<br />
wordt door verkeerskundig adviesbureau Spark hierbij de kanttekening geplaatst<br />
dat de parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen 84% bedraagt.<br />
24<br />
Hoofdstuk 3
4. PLANBESCHRIJVING<br />
4.1 Wonen<br />
Alle bestaande woningen (buiten het wijkwinkelcentrum) krijgen in het bestemmingsplan<br />
een woonbestemming. Deze bestemming biedt veelal ruimte voor uitbreiding<br />
en aanpassing van de woning. Uiteraard is hierbij rekening gehouden met<br />
de eventuele gevolgen van deze wijzigingen voor de omgeving. In ruimtelijke zin is<br />
het van belang dat het voor een ieder duidelijk is wat en in welke omvang op bepaalde<br />
delen van het perceel gebouwd mag worden. Daarom wordt er gewerkt met<br />
bouwvlakken, waarin de woningen met erfbebouwing zijn toegestaan. Buiten de<br />
bouwvlakken is alleen erfbebouwing toegestaan. De diepte van de bouwvlakken is<br />
afhankelijk van het type woning.<br />
Wat betreft de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen is de bestaande<br />
situatie het uitgangspunt. Deze mag niet worden verhoogd. Bij vervangende<br />
nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als<br />
maximum.<br />
De Bouwregeling wonen 2009 is het uitgangspunt voor de bouwmogelijkheden voor<br />
aan- en bijgebouwen.<br />
In paragraaf 6.2. van deze toelichting wordt bovenstaande nader uitgewerkt.<br />
Woningen boven winkels zijn in het wijkwinkelcentrum gewenst om te voorkomen<br />
dat het winkelcentrum 's avonds uitgestorven is. Een daarmee samenhangend voordeel<br />
is, dat het zicht en toezicht op de winkels beter mogelijk is. De winkelier stelt<br />
het ook vaak op prijs nabij de winkel een bedrijfswoning te hebben. Het centrum is<br />
aantrekkelijk als woongebied voor kleine huishoudens, senioren en starters. Uit de<br />
woonvisie blijkt dat het beleid zich met name richt op deze laatste doelgroep.<br />
Uitgangspunt is dat het bestaand aantal woningen niet toeneemt. Wel is het mogelijk<br />
dat buiten het wijkwinkelcentrum ’t Zuid een bestaande bovenwoning verkleurt<br />
naar een woning, waarbij ook op de begane grond gewoond wordt.<br />
4.2 Wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />
Op basis van de Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong> vervult het centrum van <strong>Schijndel</strong> in de<br />
toekomstige detailhandelsstructuur een functie als het compleet dorpscentrum voor<br />
de inwoners van <strong>Schijndel</strong> en de omliggende kernen. Het moet gaan functioneren<br />
Hoofdstuk 4 25
als bovenlokaal hoofdwinkecentrum met zowel een sterk dagelijks aanbod als een<br />
compleet niet-dagelijks aanbod.<br />
De toekomstige gewenste detailhandelsstructuur voor wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />
bestaat uit een klein en compact wijkwinkelcentrum met een boodschappenfunctie<br />
voor het zuidoosten van <strong>Schijndel</strong>. De afstand tussen wijkwinkelcentrum ’t Zuid en<br />
het centrum is dermate groot dat er geen ruimtelijke relatie is tussen de gebieden<br />
en het wordt dan ook als een apart winkelcentrum beschouwd.<br />
Huidige situatie wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />
In de Detailhandelsvisie wordt uitgebreid ingegaan op de huidige en gewenste toekomstige<br />
situatie van wijkwinkelcentrum ’t Zuid.<br />
Wijkwinkelcentrum ’t Zuid bestaat uit een deel van de Molenstraat van de Pegstukken<br />
tot de Hoofdstraat en een klein deel van de noordzijde van de Hoofdstraat. De<br />
meeste winkels zijn gevestigd in de Molenstraat. Het winkelcentrum heeft een redelijk<br />
compacte opzet. Het winkelfront wordt echter op diverse plaatsen onderbroken<br />
door woningen, vooral aan de westzijde van de Molenstraat. Daarnaast zijn er enkele<br />
winkels aan de Hoofdstraat gevestigd, die op zichzelf functioneren en niet zozeer<br />
gekoppeld zijn aan de boodschappenfunctie van de Albert Heijn en omgeving.<br />
Voor het opstellen van de Detailhandelsvisie zijn in het centrum van <strong>Schijndel</strong> en in<br />
wijkwinkelcentrum ’t Zuid klantenherkomstenquêtes en passantentellingen uitgevoerd.<br />
Uit deze passantentellingen en klantenherkomstenquêtes is voor ’t Zuid onder<br />
andere het volgende gebleken:<br />
90% van de bezoekers van ’t Zuid komt uit <strong>Schijndel</strong> en ongeveer de helft hiervan<br />
komt uit <strong>Schijndel</strong>-Oost en Wijbosch;<br />
67% van alle bezoekers komt slechts bij 1 winkel, dus een korte verbijfsduur,<br />
meeste bezoekers komen meerdere keren per week;<br />
verreweg de meest bezochte winkel is de Albert Heijn.<br />
Uit de tellingen is tevens gebleken dat het in andere winkels in dagelijkse artikelen<br />
rondom de Albert Heijn (in het noordelijk deel van de wijkwinkelcentrum dus) het<br />
meest druk is. Op basis van deze resultaten kan geconcludeerd worden dat ’t Zuid<br />
een wijkwinkelcentrum is en dat het een dagelijkse boodschappenfunctie voor Zuidoost-<strong>Schijndel</strong><br />
heeft.<br />
Detailhandelsvisie<br />
Uit distributieve berekeningen blijkt dat de uitbreidingspotenties in <strong>Schijndel</strong> beperkt<br />
zijn. Om tot een gezonde winkelstructuur te komen zijn er keuzes gemaakt<br />
over de gewenste spreiding, functie en positie van verschillende winkellocaties. De<br />
gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in de Detailhandelsvisie gekozen voor versterking van het<br />
centrumgebied èn behoud van levensvatbare centra en dagelijkse voorzieningen op<br />
wijk- en buurtniveau. Om de versterking van het centrum te realiseren, worden de<br />
26<br />
Hoofdstuk 4
mogelijkheden voor vestiging en uitbreiding van (bestaande) detailhandel buiten<br />
reguliere winkelgebieden beperkt.<br />
De gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in de Detailhandelsvisie de keuze gemaakt dat zij een<br />
detailhandelsstructuur nastreeft waarin het centrum het belangrijkste winkelgebied<br />
is en bovenlokale uitstraling heeft. Inwoners van de gemeente moeten op één centrale<br />
plek in het dorp, het centrum van <strong>Schijndel</strong>, al haar dagelijkse en niet- dagelijkse<br />
aankopen kunnen doen. In het centrum zijn daarom alle branches toegestaan.<br />
Door de clustering profiteren winkels van elkaars aanwezigheid, kan er combinatiebezoek<br />
tussen de winkels plaatsvinden en is een relatief uitgebreid aanbod mogelijk.<br />
Voor het functioneren van het centrum van <strong>Schijndel</strong> is dus een grote diversiteit<br />
aan branches cruciaal. In het centrum worden daarom alle vormen van detailhandel<br />
toegestaan, met zo min mogelijk oppervlakte- en branchebeperkingen. De basis<br />
voor de versterking van het centrum is reeds vastgelegd in bestemmingsplan Centrum<br />
2009. Dit bestemmingsplan ziet op ruimtelijke verdichting en concentratie van<br />
detailhandel in het kernwinkelgebied.<br />
Het realiseren van een sterker centrum brengt met zich mee dat met uitbreidingsmogelijkheden<br />
buiten het centrum terughoudend moet worden omgegaan. De afstand<br />
tussen het centrum van <strong>Schijndel</strong> en wijkwinkelcentrum ’t Zuid is dermate<br />
groot, dat er geen ruimtelijke relatie is tussen deze gebieden waardoor het dus ook<br />
als aparte gebieden worden beschouwd. Wijkwinkelcentrum ’t Zuid heeft voor<br />
Zuidoost-<strong>Schijndel</strong> een dagelijkse boodschappenfunctie die verder versterkt kan<br />
worden.<br />
Gewenste situatie<br />
Om de positie als wijkwinkelcentrum en de boodschappenfunctie van ’t Zuid in de<br />
toekomst te behouden en verder te versterken wordt gestreefd naar een compacte<br />
opzet. Om de dynamiek rondom de Albert Heijn te optimaliseren dient te worden<br />
gestreefd naar een compact gebied voor ontwikkelingen, zodat winkels kunnen<br />
profiteren van elkaars aanwezigheid en samen een gesloten winkelfront kunnen<br />
vormen. De winkels nabij de supermarkt wordt daarom de mogelijkheid tot uitbreiding<br />
geboden en de aanwezige woningen kunnen eventueel verkleuren naar winkels.<br />
Uitbreiding van het overige aanbod en de overige aanwezige winkels is, gezien<br />
de gewenste positie van het centrum van <strong>Schijndel</strong> en de beperkte distributieve<br />
ruimte, niet gewenst.<br />
Compacte zone in de Molenstraat<br />
Om voornoemde ontwikkelmogelijkheden te bieden en het wijkwinkelcentrum ‘t<br />
Zuid toch compact te houden om de dynamiek te stimuleren, is voor ’t Zuid in de<br />
Detailhandelsvisie een compacte zone weergegeven waarbij de ontwikkelingen zo<br />
veel mogelijk in de buurt van de supermarkt worden voorzien. Deze compacte zone<br />
is weergegeven in afbeelding 5. Met de hiervoor genoemde argumenten begint de<br />
Hoofdstuk 4 27
zone bij de eerste winkel in dagelijkse artikelen aan de noordzijde van de Molenstraat,<br />
de drogist, en eindigt de zone bij de laatste winkel in dagelijkse artikelen, de<br />
versspecialiteitenwinkel (Daarna volgt horeca aan de ene kant (Molenstraat 8) en<br />
een woning aan de overkant (Molenstraat 9), beiden geen detailhandel). Aangezien<br />
beleidsmatig niet de wens is om enorme uitbreidingen c.q. verkleuringen toe te<br />
staan in een (groter) gebied dan in de nabijheid van de supermarkt Albert Heijn, is<br />
aansluiting gezocht bij de twee genoemde bestaande winkels als begrenzing.<br />
De compacte zone binnen wijkwinkelcentrum ‘t Zuid heeft de bestemming ‘Gemengd<br />
– 5’ gekregen.<br />
Afbeelding 5: Gewenste functioneel-ruimtelijke structuur ’t Zuid (bron: Detailhandelsvisie <strong>Schijndel</strong>, afbeelding<br />
9a)<br />
Gebied buiten de compacte zone<br />
Naast het de compacte zone heeft het wijkwinkelcentrum ’t Zuid ook een gebied<br />
met winkels buiten deze compacte zone, dat op zichzelf functioneert. De winkels in<br />
dit gebied zijn niet zozeer gekoppeld aan de boodschappenfunctie van de Albert<br />
Heijn en omgeving. Hier zijn de uitbreidingsmogelijkheden geringer (zie verder<br />
hieronder).<br />
28<br />
Hoofdstuk 4
Het gebied buiten de (compacte) zone heeft de bestemming ‘Gemengd – 6’ gekregen.<br />
4.3 Detailhandel binnen wijkwinkelcentrum ’t Zuid<br />
Overleg met winkelgroep ’t Zuid en Citymanagement <strong>Schijndel</strong><br />
Ter voorbereiding van dit bestemmingsplan is uitgebreid overleg geweest met Winkelgroep<br />
’t Zuid en Citymanagement <strong>Schijndel</strong>. Het citymanagement heeft ook een<br />
inventarisatie gedaan bij winkeleigenaars en pandeigenaren naar uitbreidingswensen.<br />
Op basis van de inventarisatie heeft het citymanagement enkele aanbevelingen geformuleerd.<br />
De belangrijkste zijn:<br />
Om in de toekomst het hoofd te kunnen bieden aan verschillende ontwikkelingen<br />
dient er ruimte te zijn voor schaalvergroting en assortimentsuitbreidingen.<br />
Wanneer deze niet geboden worden kan dit negatieve gevolgen hebben voor<br />
een aantal winkels, waarmee het bestaansrecht van het hele gebied in geding<br />
komt.<br />
Graag een flexibele bestemmingsregeling: bestaande woningen moeten kunnen<br />
worden omgezet naar winkels.<br />
Het maximum van 500 m² wvo/10% ten opzichte van bestaande aanbod moet<br />
niet gezien worden als een absoluut maximum, maar als een streefgetal/percentage;<br />
Het maximale percentage van 10% is in lang niet alle gevallen realistisch (bij<br />
kleine winkels).<br />
Door het maximale oppervlak in de Molenstraat te verhogen van 500 naar 700<br />
m² zouden alle huidige en redelijke wensen gehonoreerd kunnen worden.<br />
Door uitbreiding van het aantal m² wvo te beperken tot bijvoorbeeld maximaal<br />
100 m² kan enige sturing worden gegeven aan de invulling van de gewenste<br />
branches in dagelijks aanbod.<br />
Naar aanleiding van de gesprekken met en de aanbevelingen van Winkelgroep ’t<br />
Zuid en Citymanagement <strong>Schijndel</strong> is nog eens goed gekeken naar de beperkte uitbreidingsmogelijkheden,<br />
die er zijn voor het wijkwinkelcentrum ’t Zuid en de wijze<br />
waarop dit vertaald kan worden in het bestemmingsplan.<br />
Het publiekrechtelijk instrument bestemmingsplan en detailhandel<br />
Allereerst is gekeken naar welke mogelijkheden het instrument bestemmingsplan<br />
biedt om detailhandel te regelen.<br />
In de ruimtelijke ordening dient op basis van ruimtelijk relevante argumenten beoordeeld<br />
te worden of een bepaald initiatief kan worden ingepast c.q. kan worden<br />
Hoofdstuk 4 29
tegengehouden. Dit heeft consequenties voor de inhoud van de bestemmingsregeling.<br />
Sommige zaken kunnen niet in het bestemmingsplan worden geregeld, omdat<br />
ze niet ruimtelijk relevant zijn. Doe je dit wel dan is het procesrisico (de kans dat de<br />
Raad van State een streep trekt door de regeling) heel groot.<br />
Uit jurisprudentie blijkt:<br />
a. Een verslechterde concurrentiepositie voor individuele bedrijven is geen ruimtelijk<br />
relevant argument. 7<br />
Bij haar besluitvorming behoort een overheid zich niet<br />
te mengen in onderlinge concurrentieverhoudingen.<br />
b. Van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in een bepaalde<br />
sector door ontwikkelingen elders is bijna nooit sprake. Ook in <strong>Schijndel</strong> zal<br />
geen sprake zijn van duurzame ontwrichting 8<br />
.<br />
c. Het beperken van de vrijheid van vestiging mag alleen als dat door dwingende<br />
redenen van algemeen belang gerechtvaardigd is. Daartoe worden onder meer<br />
gerekend milieubescherming, ruimtelijke ordening en consumentenbescherming:<br />
het mag niet gaan om een zuiver economische belang (zie uitspraken<br />
door het Europese Hof van Justitie 9<br />
). In <strong>Schijndel</strong> kan het argument consumentenbescherming<br />
niet gebruikt worden. Ook speelt milieu hier geen rol. Blijft<br />
over: een goede ruimtelijke ordening.<br />
d. Brancheringseisen mogen alleen op basis van ruimtelijke ordeningsmotieven,<br />
zoals bereikbaarheid, verkeersstromen, oppervlakte, parkeerbelasting, ligging,<br />
stedenbouw, e.d, gesteld worden.<br />
e. Ten slotte mag bestaande bedrijvigheid in het algemeen niet ‘op slot gezet’<br />
worden. Dit betekent dat bedrijven, waaronder winkels, voldoende ruimte moeten<br />
hebben om ook in de toekomst hun bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Vaak<br />
wordt in dit verband uitgegaan van 10% uitbreidingsruimte per bedrijf voor de<br />
periode van geldigheid van het bestemmingsplan.<br />
Uitgangspunten bestemmingsregeling detailhandel<br />
In een bestemmingsplan wordt het op dat moment geldende beleid vertaald naar<br />
concrete regels. In onderhavig bestemmingsplan vindt derhalve een vertaalslag van<br />
de Detailhandelsvisie plaats. Daarnaast moet een bestemmingsplan voldoen aan de<br />
criteria van een goede ruimtelijke ordening. Om te onderbouwen dat er sprake is<br />
van een goede ruimtelijke ordening moet er aan verschillende facetten worden voldaan.<br />
Eén van die facetten is verkeer en parkeren. Voor de parkeersituatie in dit<br />
plangebied een parkeeronderzoek uitgevoerd.<br />
7<br />
8<br />
9<br />
ABRS 2 oktober 2001, zaaknummer 200105597/1.<br />
Zie ook uitspraken Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: AbRvS 10 juni 2009, zaak nr.<br />
200808122/1/R3, Gst 2009/111 en AbRvS van 2 december 2009 in zaak nr. 200901438/1/R3 en<br />
200808233, LJN BL0728 PDV Overijssel.<br />
Europese Hof van Justitie 24 maart 2011, zaak C-400/08: Vrijheid van vestiging van winkels (in Catalonië),<br />
onder de punten 73 en 74. Zie ook het arrest van het Hof van 15 april 2010, CIBA, C-96/08, onder<br />
punt 48.<br />
30<br />
Hoofdstuk 4
Parkeren<br />
In februari 2013 is in het gebied rondom winkelcentrum ’t Zuid een parkeeronderzoek<br />
uitgevoerd. Adviesbureau Dufec heeft een inventarisatie uitgevoerd van het<br />
gebruik van de beschikbare parkeerplaatsen in het gebied Molenstraat. 10 Deze inventarisatie<br />
is vervolgens geanalyseerd door het adviesbureau Spark. 11<br />
De rapportages<br />
van deze onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan<br />
gevoegd.<br />
Het parkeeronderzoek laat zien dat het onderzoeksgebied voldoende parkeerplaatsen<br />
(306 parkeerplaatsen, 242 in het openbaar gebied, 11 invalidenparkeerplaatsen<br />
en 53 parkeerplaatsen op eigen terrein) bevat om in de huidige parkeerbehoefte te<br />
voorzien. Daarvoor wordt verwezen naar de hoogst gemeten overall parkeerdruk op<br />
zaterdagmiddag. Deze bedraagt gemiddeld 77% over alle parkeerplaatsen (openbaar,<br />
op eigen terrein en invalideparkeerplaatsen). Verkeerskundig adviesbureau<br />
Spark plaatst hierbij de kanttekening dat de parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen<br />
84% bedraagt.<br />
De volgende punten zijn hierbij overwogen:<br />
1. Het geregistreerde percentage gebruikte openbare parkeerplaatsen van 84% op<br />
zaterdagmiddag ligt dicht aan tegen het percentage dat in het gemeentelijke<br />
verkeers- en vervoersplan is vastgesteld als maximale parkeerdruk voor het centrum<br />
en op parkeerterreinen. Dit percentage is vastgesteld omdat bij een hogere<br />
parkeerdruk ongewenst zoekgedrag optreedt en afbreuk plaatsvindt van het<br />
winkelklimaat.<br />
2. Om de mogelijkheid om het huidige detailhandelsgebruik als gevolg van uitbreiding<br />
of nieuwvestiging te intensiveren adviseert verkeerskundig adviesbureau<br />
Spark om een parkeernorm van 5 pp/100 m² bvo te hanteren.<br />
3. De parkeerdruk van 84% op openbare parkeerplaatsen is geregistreerd in een<br />
periode van slechte economische omstandigheden. Onder deze omstandigheden<br />
ligt de omzet van de detailhandel c.q. het aandeel van hun bezoekers lager dan<br />
onder ‘normale’ of zelfs goede economische omstandigheden het geval is. Feitelijk<br />
mag worden gesteld dat de parkeerbehoefte ten aanzien van openbare parkeerplaatsen<br />
onder de huidige economische omstandigheden weliswaar ‘slechts’<br />
84% bedraagt maar dat zelfs een verbetering van de economische omstandigheden<br />
in de Molenstraat al direct leidt tot een overschrijding van de in het gemeentelijke<br />
verkeers- en vervoersplan genoemde grenswaarde van 90%. Ook<br />
zonder uitbreiding van het aantal m² detailhandel.<br />
Op basis van het bovenstaande kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening<br />
worden geconcludeerd dat, gegeven de huidige parkeerdruk van 84% onder de<br />
huidige economische omstandigheden, uitbreiding dan wel nieuwvestiging alleen<br />
10<br />
Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> februari 2013. Dufec, 12 maart 2013.<br />
11<br />
Parkeeronderzoek Molenstraat <strong>Schijndel</strong> (versie 2.0 definitief). Spark, 21 maart 2013.<br />
Hoofdstuk 4 31
toelaatbaar is als extra parkeerruimte ten opzichte van het bestaande aanbod wordt<br />
gerealiseerd. Het bestaande aanbod bestaat uit 306 parkeerplaatsen waaronder 242<br />
openbare parkeerplaatsen, 11 gehandicapten parkeerplaatsen en 53 parkeerplaatsen<br />
op eigen terrein. Daarbij moet de norm van 5 pp/100 m² bvo worden gehanteerd.<br />
Detailhandelsvisie<br />
Zoals beschreven is het uitgangspunt van de Detailhandelsvisie voor winkelgebied ’t<br />
Zuid als volgt: detailhandel met een wijkverzorgend boodschappenkarakter met<br />
maximaal één supermarkt, binnen de zone in de Molenstraat maximaal 500 m² wvo<br />
uitbreiding met een flexibele woon-winkelbestemming, buiten de zone maximale<br />
uitbreidingsmogelijkheid van 10% wvo.<br />
De bovengenoemde conclusies van het parkeeronderzoek zijn bepalend voor de<br />
vertaalslag van de Detailhandelsvisie naar het bestemmingsplan. Op basis van het<br />
uitgevoerde parkeeronderzoek moet namelijk geconcludeerd worden dat uitbreiding<br />
of nieuwvestiging van detailhandel niet rechtstreeks kan worden toegestaan<br />
maar pas mogelijk is na toevoeging van parkeerruimte.<br />
Bestaande detailhandel, uitbreiding en nieuwvestiging in de zone in de Molenstraat<br />
In de compacte zone is op basis van de Detailhandelsvisie een uitbreiding van 500 m²<br />
wvo toegestaan. Deze 500 m² kan worden ingevuld door uitbreiding van bestaande<br />
vestigingen danwel nieuwvestiging. Dit is als volgt (op goed toetsbare wijze) vertaald<br />
in het bestemmingsplan.<br />
Voor de bestaande winkels wordt uitgegaan van het feitelijk aanwezige winkelbestand<br />
ten tijde van de vaststelling van de Detailhandelsvisie op 16 december 2010.<br />
Dat betekent dat de op dat moment aanwezige winkels worden aangemerkt als<br />
bestaande detailhandelsvestigingen.<br />
Voor de inventarisatie van het bestaande winkelvloeroppervlak binnen de bestaande<br />
winkelvestigingen is gebruik gemaakt van gegevens van Locatus. Locatus is een<br />
onafhankelijke bron die marktleider is op het gebied van winkelinformatie in de<br />
Benelux. Locatus verzamelt informatie over alle winkels en consumentgerichte,<br />
dienstverlenende bedrijven. De verzamelde gegevens zoals winkelnaam en winkelvloeroppervlakte<br />
worden geregistreerd in een database. Een uittreksel met de meest<br />
recente gegevens uit deze database van Locatus (mei 2012) is gehanteerd. Daarnaast<br />
heeft bij enkele panden in februari 2013 nameting plaatsgevonden. De gegevens<br />
van februari 2013 dan wel mei 2012 zijn leidend voor het bestaande wvo.<br />
Uitbreiding bestaand<br />
In de compacte zone is momenteel 2.672 m² wvo gevestigd. De bestaande winkels<br />
krijgen een 10% uitbreidingsmogelijkheid van het wvo onder de voorwaarde dat<br />
32<br />
Hoofdstuk 4
extra parkeerruimte ten opzichte van het bestaande parkeeraanbod wordt toegevoegd.<br />
Dan resteert nog 230 m² wvo aan uitbreidingsruimte. Deze 230 m² is bedoeld<br />
voor enerzijds uitbreiding van bestaande winkels met meer dan 10% wvo en anderzijds<br />
voor nieuwvestiging. Ook voor uitbreiding met meer dan 10% wvo geldt de<br />
voorwaarde dat dit alleen kan plaatsvinden tenzij er extra parkeerruimte wordt gerealiseerd.<br />
Voor nieuwvestiging geldt het volgende.<br />
Nieuwvestiging detailhandel in de compacte zone in de Molenstraat<br />
Zoals in de Detailhandelsvisie bepaald wordt in de compacte zone in de Molenstraat<br />
gestreefd naar een compact boodschappencentrum met een gesloten winkelfront.<br />
Om dit te realiseren kunnen de aanwezige woningen in de zone worden omgevormd<br />
tot kleine winkels. De boodschappenfunctie wordt naast de supermarkten<br />
met name ingevuld door winkels in de branches voedings- en genotsmiddelen en<br />
persoonlijke verzorging. Deze winkels kennen gewoonlijk een veel kleinere schaal<br />
dan supermarkten. Omdat kleinschaligheid ook bijdraagt aan de ontwikkeling van<br />
de boodschappenfunctie van ‘t Zuid (grotere variatie en afwisseling) wordt een<br />
maximum verbonden aan de oppervlakte van nieuw te vestigen detailhandel, namelijk<br />
60 m² wvo. De maat van 60 m² wvo is gebaseerd op gegevens van databank Locatus.<br />
Hieruit blijkt dat landelijk de gemiddelde omvang van levensmiddelensspeciaalzaken<br />
zoals de bakkers, slagers, groetenwinkels, enz. 45 m² wvo bedraagt. Vaak<br />
worden voor dergelijke zaken in winkelplannen units van 75 m² bvo gereserveerd.<br />
Het wvo bedraagt doorgaans circa 70 tot 80% van het bvo, waardoor in onderhavig<br />
bestemmingsplan voor nieuwvestiging de maat van maximaal 60 m² wordt gehanteerd.<br />
Hiermee wordt gestreefd naar realisatie van de beleidsdoelstellingen van de<br />
Detailhandelsvisie. Bij de nieuwvestiging van detailhandel geldt uiteraard ook de<br />
voorwaarde dat moet worden voorzien in extra parkeerruimte.<br />
Uitbreiding bestaande detailhandel buiten de zone<br />
Voor de bestaande winkels wordt uitgegaan van het feitelijk aanwezige winkelbestand<br />
ten tijde van de vaststelling van de Detailhandelsvisie op 16 december 2010.<br />
Dat betekent dat de op dat moment aanwezige winkels worden aangemerkt als<br />
bestaande detailhandelsvestigingen. Voor de winkels buiten de zone is de uitbreidingsmogelijkheid<br />
in de Detailhandelsvisie gemaximeerd op 10% wvo. Deze uitbreiding<br />
mag plaatsvinden onder de voorwaarde dat extra parkeerruimte wordt gerealiseerd.<br />
Uitsluiten vestiging van meer dan één supermarkt<br />
Zoals voorgesteld in de detailhandelsvisie wordt ervan uitgegaan dat ’t Zuid binnen<br />
de <strong>Schijndel</strong>se detailhandelsstructuur gepositioneerd is als winkelcentrum met een<br />
wijkverzorgend boodschappenkarakter met maximaal één supermarkt. Dit laatste<br />
betekent een verbod op de vestiging van meer dan één supermarkt in het plangebied.<br />
De motivering hiervoor is niet alleen gelegen in de visie op de ontwikkeling<br />
van de detailhandelsstructuur, maar ook op de verkeersaantrekkende werking van<br />
Hoofdstuk 4 33
supermarkten. Ook supermarkten met een wijkverzorgende functie worden veelal<br />
per auto bezocht vanwege het volume van de boodschappen (veel in 1 keer, kratten,<br />
etc.) ofwel omdat men snel weer naar huis moet om bijvoorbeeld diepvriesproducten<br />
weg te brengen. Supermarkten roepen daardoor extra vervoersstromen op<br />
en hebben een relatief grote behoefte aan parkeerplaatsen.<br />
In dit bestemmingsplan wordt er dan ook vanuit gegaan dat er geen tweede supermarkt<br />
in het plangebied komt. Naast het feit dat het ongewenste effecten op de<br />
verkeer- en parkeersituatie heeft, is toevoeging van een tweede supermarkt ongewenst<br />
omdat ’t Zuid met een tweede supermarkt een bovenwijkse functie zou krijgen<br />
en dit de positie van het centrum zou ondermijnen.<br />
4.4 Overige functies binnen wijkwinkelcentrum ‘t Zuid<br />
Horeca<br />
De gemeente heeft een terughoudend beleid voor nieuwvestiging van horeca (zie<br />
ook paragraaf 2.7). Dit betekent, dat horecabedrijven niet mogelijk zijn in de compacte<br />
zone in de Molenstraat.<br />
In het gebied buiten de compacte zone is op de verbeelding een aanduiding opgenomen,<br />
waarbinnen een horecabedrijf in de aangegeven categorie mag worden<br />
geëxploiteerd. Voor het toekennen van de aanduiding is de aard van het feitelijk<br />
aanwezige horecabedrijf als uitgangspunt genomen. Via een wijzigingsbevoegdheid<br />
is het mogelijk elders binnen de bestemming een horecabedrijf te beginnen onder<br />
de voorwaarde dat een reeds bestaand horecabedrijf is vertrokken en de desbetreffende<br />
aanduiding van de verbeelding wordt verwijderd.<br />
Dienstverlenende en maatschappelijke voorzieningen<br />
Deze functies kunnen een gunstige invloed uitoefenen op de beleving van het wijkwinkelcentrum,<br />
mits deze een publieksgericht karakter hebben. Een bezoek aan de<br />
kapper of tandarts kan zo gecombineerd worden met het doen van boodschappen<br />
bij de supermarkt. Dergelijke voorzieningen leveren daarmee een bijdrage aan de<br />
gewenste dynamiek in het gebied en zij kunnen ondersteunend zijn aan de detailhandel.<br />
Dienstverlenende en (publieksgerichte) maatschappelijke voorzieningen zijn<br />
dan ook algeheel toegestaan binnen het wijkwinkelcentrum, zowel binnen als buiten<br />
de compacte zone.<br />
Kantoren<br />
Kantoren hebben geen publieksgerichte functie en hebben dan ook geen positieve<br />
uitwerking op het wijkwinkelcentrum. Kantoren dragen minder bij aan de beoogde<br />
dynamiek voor de compacte zone en worden daarom passend geacht buiten deze<br />
34<br />
Hoofdstuk 4
zone. Zodoende worden kantoorvestigingen niet toegestaan in de compacte zone,<br />
maar wel in het gebied buiten deze zone.<br />
Culturele en creatieve activiteiten<br />
Buiten de compacte zone zijn ook culturele en creatieve activiteiten toegestaan,<br />
zoals musea, ateliers en creativiteitscentra. Ook deze functies hebben, net als kantoren,<br />
een relatief lagere publieksaantrekkende werking en worden daarom passend<br />
geacht in dit gebied. Door deze extra mogelijkheid te bieden krijgen de eigenaren<br />
meer opties om hun panden een (nieuwe) functie te geven.<br />
4.5 Niet-woonfuncties buiten het wijkwinkelcentrum ‘t Zuid<br />
Buiten het wijkwinkelcentrum zijn ook enkele dienstverlenende en maatschappelijke<br />
voorzieningen gevestigd. Deze voorzieningen zijn passend in de omgeving, echter<br />
uitbreiding van dergelijke voorzieningen buiten het wijkwinkelcentrum is niet wenselijk.<br />
4.6 Groen en natuur<br />
Hondenuitlaatplekken<br />
Ten behoeve van het aanwijzen van hondenuitlaatplekken biedt het bestemmingsplan<br />
ondersteuning. In de regels is de mogelijkheid opgenomen voor het realiseren<br />
van voorzieningen binnen de bestemmingen Groen. Hiermee wordt het gemeentelijk<br />
hondenbeleid mede ondersteund door middel van het bestemmingsplan.<br />
Speelruimte<br />
In de regels van onderhavig bestemmingsplan is rekening gehouden met het realiseren<br />
van speelplekken (zie bij bestemmingen Groen en Verkeer - 2).<br />
Hoofdstuk 4 35
36<br />
Hoofdstuk 4
5. OMGEVINGSASPECTEN<br />
5.1 Inleiding<br />
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De<br />
milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden<br />
van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde<br />
ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten<br />
daarbij een rol kunnen spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies<br />
(zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige<br />
functies zoals woningen.<br />
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op die randvoorwaarden die van belang zijn voor<br />
de aanwezige en eventueel nieuw te ontwikkelen functies/gebieden in het plangebied.<br />
Dit bestemmingsplan laat maar weinig ontwikkelingen toe. Het gaat in de<br />
meeste gevallen om ontwikkelingen die bij de vaststelling van het bestemmingsplan<br />
bij recht reeds toegestaan zijn (via een vrijstelling ex artikel 19 van de oude Wet op<br />
de Ruimtelijke Ordening of via een bestemmingsplanherziening) en dan ook als 'bestaand'<br />
te beschouwen zijn. Dit zijn geen 'nieuwe' ontwikkelingen, waarvoor onderzoek<br />
noodzakelijk is.<br />
5.2 Geluid<br />
In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat bij vaststelling of herziening van<br />
een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd, indien<br />
dat plan mogelijkheden biedt voor:<br />
de nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige functies (functies zoals<br />
genoemd in artikel 82, lid 2 van de Wet Geluidhinder juncto artikel 4, lid 2 van<br />
het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en artikel 106, lid 1 onder e<br />
van de Wet Geluidhinder);<br />
de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;<br />
functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige<br />
functie.<br />
Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:<br />
wegen die in een als ‘woonerf’ aangeduid gebied liggen;<br />
wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.<br />
Alle wegen binnen het plangebied hebben een maximumsnelheid van 30 km/uur.<br />
Conform bestaande jurisprudentie wil de gemeente echter inzicht hebben in de<br />
Hoofdstuk 5 37
akoestische situatie vanwege alle wegen, dus ook de wegen met een maximumsnelheid<br />
van 30 km/uur, om te kunnen beoordelen of er sprake is van een goede ruimtelijke<br />
ordening.<br />
Conclusie<br />
In onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies<br />
toegestaan, waardoor akoestisch onderzoek niet uitgevoerd hoeft te worden.<br />
5.3 Luchtkwaliteit<br />
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de<br />
Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet<br />
onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit.<br />
Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit<br />
“niet in betekenende mate” aangetast wordt. Daartoe is een algemene<br />
maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en een ministeriële<br />
regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd<br />
zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.<br />
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor-<br />
en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan<br />
de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden<br />
voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag<br />
op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat<br />
het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege<br />
blijven.<br />
Conclusie<br />
Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt<br />
die niet passen binnen de lijst met categorieën van gevallen die niet in betekenende<br />
mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dat betekent, dat een luchtkwaliteitonderzoek<br />
niet noodzakelijk is en er voor wat betreft luchtkwaliteit geen<br />
belemmeringen zijn voor de onderhavig bestemmingsplan.<br />
5.4 Externe veiligheid<br />
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s<br />
voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen<br />
kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als<br />
op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtin-<br />
38<br />
Hoofdstuk 5
gen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen 12 vloeit de verplichting<br />
voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge<br />
van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld<br />
op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.<br />
Plaatsgebonden risico<br />
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu<br />
komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden<br />
risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn<br />
etc.).<br />
Groepsrisico<br />
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig<br />
komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het<br />
groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van<br />
een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden<br />
van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet<br />
tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt<br />
in de verantwoording (géén norm).<br />
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied<br />
moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid<br />
van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van<br />
het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de<br />
beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en<br />
bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen<br />
aan) de regionale brandweer.<br />
(Beperkt) kwetsbare objecten<br />
Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen<br />
wanneer in een bestemmingsplan (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan.<br />
(Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels,<br />
restaurants 13<br />
.<br />
Risicovolle activiteiten<br />
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het<br />
plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en<br />
transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.<br />
12<br />
Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Staatscourant d.d. 4 augustus 2004. Deze<br />
circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevi en sluit zoveel<br />
als mogelijk aan op het Bevi.<br />
13<br />
Zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.<br />
Hoofdstuk 5 39
Doorwerking plangebied<br />
In het kader van dit bestemmingsplan is beoordeeld of er in of in de nabijheid van<br />
het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en<br />
transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.<br />
Risicovolle bedrijven<br />
Binnen het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Ook in de omgeving<br />
van het plangebied zijn geen bedrijven gesitueerd waarmee rekening behoeft te<br />
worden gehouden.<br />
Transport gevaarlijke stoffen<br />
Binnen het plangebied en ook in de omgeving daarvan zijn geen wegen en buisleidingen<br />
aanwezig waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.<br />
Conclusie<br />
Voor wat betreft externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgestane<br />
ontwikkeling.<br />
5.5 Bodem<br />
In het kader van het bestemmingsplan speelt de bodemkwaliteit bij de ontwikkeling<br />
van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Indien het bodemonderzoek uitwijst<br />
dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze<br />
gesaneerd te worden voordat het betreffende gebied in ontwikkeling wordt genomen.<br />
Met het oog op kostenbesparing en efficiëntie is het van belang om een actief<br />
bodembeheer toe te passen. Dit is het totaal van activiteiten gericht op het adequaat<br />
en efficiënt omgaan met de gevolgen van structureel aanwezige gevallen van<br />
bodemverontreiniging.<br />
Onderhavig bestemmingsplan beoogt de bestaande situatie vast te leggen. Dit betekent,<br />
dat voor bouwactiviteiten binnen een bestaande situatie, de bescherming tegen<br />
bouwen op verontreinigde grond wordt gevonden in de Woningwet en de gemeentelijke<br />
bouwverordening. Nieuwe ontwikkelingen die bodemonderzoek noodzakelijk<br />
maken, zijn in het bestemmingsplan niet rechtstreeks voorzien.<br />
5.6 Water<br />
In de 20 e eeuw is, doordat er te weinig rekening is gehouden met het waterbelang,<br />
veel ruimte aan het water onttrokken en veel afvalwater direct geloosd op oppervlaktewater.<br />
Om de toekomst van Nederland veilig te stellen is het nodig om te anticiperen<br />
op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening<br />
40<br />
Hoofdstuk 5
te houden met water. De waterbeheerder heeft de taak, kennis en kunde om daar<br />
zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om hem vroegtijdig te betrekken bij<br />
de planvorming. Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen<br />
van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003<br />
wettelijk vastgelegd.<br />
Beleidskader<br />
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterplan<br />
van Noord-Brabant, het Waterbeheerplan 2010-2015 ‘Werken met water voor nu en<br />
later’ van het Waterschap Aa en Maas, het Waterplan van de gemeente <strong>Schijndel</strong>,<br />
het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese<br />
Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat<br />
water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. De bekende<br />
drietrapsstrategieën zijn leidend:<br />
vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);<br />
voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).<br />
Daarnaast is de ‘Beleidsbrief regenwater en riolering’ nog relevant. Hierin staat hoe<br />
het beste omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan.<br />
Ook hier gelden de drietrapsstrategieën.<br />
Waterschap Aa en Maas: Waterbeheerplan 2010-2015 ‘Werken met water voor nu<br />
en later’<br />
Het waterbeheerplan maakt inzichtelijk wat waterschap Aa en Maas in de planperiode<br />
van zes jaar gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen<br />
op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede dat<br />
mensen en dieren in Noordoost Brabant leven in een veilige, schone en prettige<br />
omgeving.<br />
Met haar waterbeleid streeft het waterschap Aa en Maas naar:<br />
Veilig en bewoonbaar gebied<br />
Investeren in het verbeteren van dijken zodat de veiligheid tegen overstromingen<br />
blijft gewaarborgd. Hiervoor verbetert het waterschap de vijf kilometer primaire<br />
waterkering en vijf waterkerende kunstwerken die niet aan de norm voldoen. Daarnaast<br />
streeft het waterschap ernaar de grootste knelpunten van wateroverlast op te<br />
lossen.<br />
Voldoende water<br />
Het waterschap wil in dit kader de baggerachterstand verder wegwerken, de knelpunten<br />
in agrarisch gebied oplossen door inrichtings- en beheermaatregelen en het<br />
aanpakken van de verdroging van natuurgebieden.<br />
Hoofdstuk 5 41
Schoon water<br />
Doelstellingen op dit punt betreffen het verbeteren van (mogelijk) verontreinigde<br />
waterbodems en het afvalwater zo goed mogelijk en tegen zo laag mogelijke kosten<br />
te blijven zuiveren. Hiertoe zal de samenwerking met gemeenten in de waterketen<br />
verder worden verbeterd. Tot slot blijft het waterschap initiatieven, om diffuse<br />
verontreinigingen terug te dringen, stimuleren.<br />
Natuurlijk water<br />
De doelstelling is onder ander om 30 kilometer beek herstellen en 120 kilometer<br />
ecologische verbindingszones aan te leggen samen met gemeenten en terreinbeheerders.<br />
Samen met de gemeenten wil de belangrijkste knelpunten in stedelijk<br />
gebied aanpakken, zoals blauwalgen en waterstank.<br />
Waterschap Aa en Maas: Beleidsuitgangspunten watertoets<br />
Het waterschap Aa en Maas hanteert een achttal beleidsuitgangspunten waaraan<br />
ruimtelijke plannen dienen te voldoen.<br />
1. Gescheiden houden van het vuil water en het schoon hemelwater. Het streefbeeld<br />
is het schone regenwater af te koppelen. Hierbij wordt het vuile water via<br />
de riolering afgevoerd en blijft het schone regenwater in het ideale geval binnen<br />
het projectgebied;<br />
2. Voor de afweging van de wijze waarop met het afgekoppelde schone hemelwater<br />
dient worden omgegaan gelden de volgende afwegingsstappen: ‘hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer’;<br />
3. Hydrologisch Neutraal bouwen: Bij nieuwe ontwikkelingen dient de hydrologische<br />
situatie minimaal gelijk te blijven aan de uitgangssituatie. De Gemiddeld<br />
Hoogste Grondwaterstand (GHG) mag niet verlaagd worden en het waterpeil<br />
sluit aan bij optimale grondwaterstanden;<br />
4. Water als kans. De belevingswaarde van water kan bijvoorbeeld voor meerwaarde<br />
zorgen;<br />
5. Meervoudig ruimtegebruik. Omdat de vierkante meters duur zijn, wordt aangeraden<br />
naar meervoudig grondgebruik te kijken. Op deze manier kan het ‘verlies’<br />
van vierkante meters door de ruimtevraag van water beperkt worden;<br />
6. Voorkomen van vervuiling. Nieuwe bronnen van verontreiniging dienen zoveel<br />
mogelijk voorkomen te worden;<br />
7. Wateroverlastvrij bestemmen. Bij dit uitgangspunt wordt al voldaan aan extreme<br />
situaties (norm uit Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)). De voorkeur<br />
gaat uit naar het ontwikkelen op locaties die als gevolg van hun ligging ‘hoog<br />
en droog genoeg’ zijn en daarmee voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige<br />
functie, zodat ’wateroverlastvrij bestemd’ wordt;<br />
8. Rekening houden met waterschapsbelangen (bijvoorbeeld beschermde gebieden<br />
en beschermingszones van watergangen of waterkeringen.<br />
42<br />
Hoofdstuk 5
<strong>Gemeente</strong> <strong>Schijndel</strong>: Waterplan<br />
De gemeente <strong>Schijndel</strong> heeft in 2008 een waterplan vastgesteld 14<br />
Het waterplan<br />
heeft de status van (kaderstellend) beleidsplan. Alleen de beleidsuitgangspunten<br />
zijn “hard” te noemen. Het waterplan kan daarom gezien worden als parapluplan.<br />
Het plan kent geen directe planologische doorwerking. De geformuleerde doelstellingen<br />
en streefbeelden dienen wel door te werken in ruimtelijke afwegingen (o.a.<br />
watertoets). Het uitvoeringsprogramma wordt gezien als inspanningsverplichting.<br />
Het waterplan is opgebouwd rondom vier hoofddoelstellingen, te weten:<br />
een veerkrachtig en duurzaam watersysteem in 2015;<br />
een optimaal functionerende waterketen in 2015;<br />
effectieve waterorganisatie;<br />
maximaal ontwikkeld waterbewustzijn en watercommunicatie.<br />
Voor kernen, kernrandzones, agrarisch gebied en het gebied Wijboschbroek, Elderbroek<br />
en de Geelders zijn streefbeelden geformuleerd. Het plangebied valt onder de<br />
typering kernen. Voor kernen is het volgende streefbeeld genoemd in het Waterplan:<br />
“Schoon water op een duurzame wijze verwerken zonder wateroverlast”.<br />
De waterhuishoudkundige functie is peilbeheer gericht op wonen en werken. De<br />
grond- en oppervlaktewaterkwaliteit voldoen aan de normen en doelstellingen uit<br />
de Europese Kaderrichtlijn Water en het (schone) hemelwater wordt zoveel mogelijk<br />
vastgehouden en ter plaatse geïnfiltreerd. De waterlopen ontvangen, bergen en<br />
voeren het schone hemelwater af richting de kernrandzone. Belangrijke speerpunten<br />
hierbij zijn:<br />
verminderen (grond)wateroverlast;<br />
minimaliseren werking riooloverstorten met afvalwater.<br />
Samenwerking met de waterbeheerder<br />
De waterparagraaf dient in het kader van de watertoets door de gemeente <strong>Schijndel</strong><br />
te worden voorgelegd aan het Waterschap de Aa en Maas.<br />
Kenmerken watersysteem (huidige situatie)<br />
Bodem en geohydrologie<br />
In en rond <strong>Schijndel</strong> bestaat de ondergrond uit een afwisseling tussen zandgronden<br />
met een humusrijke bovenlaag (eerdgronden) en leemgronden. Ook kunnen op<br />
zandgronden op enige diepte onder het maaiveld leemlagen voorkomen. Het voorkomen<br />
van leem(lagen) in de ondergrond kan plaatselijke een beperkende factor<br />
zijn voor de bodemdoorlatendheid. Als gevolg van de beperkte doorlatendheid kan<br />
de grondwaterspiegel plaatselijk tot kort onder het maaiveld stijgen. Bij eventuele<br />
14 Hoofdrapport Waterplan <strong>Schijndel</strong>. Royal Haskoning, 2008.<br />
Hoofdstuk 5 43
uimtelijke ontwikkelingen is de ontwateringsdiepte (afstand tussen grondwaterspiegel<br />
en maaiveld) een aandachtspunt.<br />
Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.<br />
Oppervlaktewater<br />
Binnen het bestemmingsplan is slechts één oppervlaktewater aanwezig, namelijk de<br />
vijver in het Jansenpark.<br />
Het park maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur en wordt omschreven als<br />
groene wig of park. Het park biedt kansen om naast groen ook waterberging een<br />
plek te geven. Dit kan door bijvoorbeeld afgekoppeld schoon regenwater tijdelijk te<br />
bufferen in het Jansenpark.<br />
Riolering<br />
De riolering in het bestemmingsplan bestaat in het gehele gebied uit een gemengd<br />
rioolstelsel. Afvalwater en regenwater worden hierbij samen in één buis afgevoerd<br />
naar de rioolwaterzuivering. Het bestemmingsplan ligt in rioolbemalingsgebied<br />
“Hoofdstraat-Europalaan 02”. In het bestemmingsplan bevinden zich geen riooloverstorten.<br />
De Deken Baekersstraat vormt een grens in de bemalingsgebieden<br />
“Beemd 05” en “Hoofdstraat-Europalaan 02”. Op deze grens is één interne riooloverstort<br />
aanwezig en wordt via een persleiding afvalwater geloosd uit Wijbosch en<br />
industrieterrein Duin.<br />
Het afvalwater in het plan wordt onder vrij verval afgevoerd naar het “rioolgemaal<br />
<strong>Schijndel</strong>” op de Steeg. Van hieruit wordt het afvalwater getransporteerd naar de<br />
rioolwaterzuivering in Dinther.<br />
Water in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen<br />
In dit bestemmingsplan worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.<br />
Indien (buitenplans) eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden is<br />
men verplicht om op particulier terrein het afvalwater te scheiden van het regenwater.<br />
Water in relatie tot de verbeelding en de planregels<br />
Aangezien er in het plangebied geen watergangen en/of waterlopen aanwezig zijn<br />
die onderdeel uitmaken van het oppervlaktewatersysteem komt de bestemming<br />
‘Water’ niet voor op de verbeelding. Het enige oppervlaktewater, de vijver in het<br />
Jansenpark, is opgenomen binnen de bestemming ‘Groen’. Binnen deze bestemming<br />
zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen integraal mogelijk gemaakt.<br />
Binnen de bestemming Verkeer zijn eveneens water en waterhuishoudkundige<br />
voorzieningen integraal mogelijk gemaakt. Hierdoor zijn duurzame voorzieningen<br />
zoals infiltratievoorzieningen en waterbergingslocaties integraal mogelijk. Dit biedt<br />
44<br />
Hoofdstuk 5
de flexibiliteit om bij eventuele herontwikkeling of reconstructie een duurzame hemelwaterafvoer<br />
te realiseren (afkoppelen).<br />
5.7 Flora en fauna<br />
Natuurwetgeving & Planologie<br />
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet<br />
en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking<br />
van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig<br />
gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS),<br />
die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal<br />
niveau in de Structuurvisie is uitgewerkt.<br />
De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-<br />
2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden<br />
worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden<br />
aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs<br />
significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld<br />
te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief<br />
effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of Beschermd<br />
Natuurmonument) zijn vergunningplichtig.<br />
De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende<br />
zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen<br />
en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten<br />
(uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal<br />
vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden<br />
te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel<br />
3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing<br />
worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de<br />
soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij<br />
een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel<br />
2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt<br />
wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode.<br />
De EHS en de provinciale groenstructuur zijn ruimtelijk vastgelegd in de Structuurvisie.<br />
De EHS is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones.<br />
Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen<br />
natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheersgebieden voor<br />
agrarisch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming<br />
vind plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de ge-<br />
Hoofdstuk 5 45
meentelijke bestemmingsplannen. De na te streven natuurdoelen in de EHS zijn<br />
vastgelegd in meerdere natuurgebiedsplannen en een beheersgebiedsplan.<br />
Onderhavig plangebied betreft een gedeelte van de bebouwde kom van de kern<br />
<strong>Schijndel</strong>. Het plangebied valt buiten de invloedssfeer van de voor de Natuurbeschermingswet<br />
aangewezen gebieden en ook buiten de Ecologische Hoofdstructuur.<br />
Binnen het gebied is sprake van intensief ruimtegebruik en een vrij hoog verhardingspercentage.<br />
Het bestemmingsplan laat rechtstreeks geen nieuwe ontwikkelingen<br />
toe die getoetst dienen te worden in het kader van de Flora- en Faunawet en de<br />
Natuurbeschermingswet.<br />
5.8 Archeologische en cultuurhistorische waarden<br />
Uitgangspunt voor onderhavig bestemmingsplan is instandhouding en bescherming<br />
van het cultuurhistorisch erfgoed. Als cultuurhistorisch erfgoed wordt aangemerkt:<br />
- monumenten (zowel aangewezen door het Rijk als door de gemeente);<br />
- historische stedenbouwkundige elementen en structuren;<br />
- archeologische monumenten (zowel aangewezen door Rijk, provincie als gemeenten;<br />
gebieden met een zeer grote, danwel redelijk tot grote kans op archeologische<br />
sporen);<br />
Monumenten<br />
Er zijn twee monumenten binnen het plangebied aanwezig:<br />
- de molen De Pegstukken aan De Pegstukken 27 is een rijksmonument;<br />
- de woning aan Hoofdstraat 192 is een gemeentelijk monument.<br />
Via de Monumentenwet en de gemeentelijke erfgoedverordening wordt bescherming<br />
geboden tot instandhouding van de monumenten. Daarnaast is in onderhavig<br />
bestemmingsplan nog een extra specifieke regeling voor de monumenten opgenomen.<br />
Daartoe zijn de monumenten op de verbeelding aangeduid.<br />
Historische stedenbouwkundige elementen en structuren: Molenbiotoop<br />
Binnen het plangebied is de molen De Pegstukken gesitueerd aan De Pegstukken 27.<br />
De molen heeft een kap met wieken en is maalvaardig. Het is dan ook belangrijk dat<br />
rekening gehouden wordt met de molenbiotoop van de molen. Een molenbiotoop<br />
kan gedefinieerd worden als het gebied rondom de molen dat van essentieel belang<br />
is voor de vrije windvang en het zicht op de molen. Om dit gebied te begrenzen is<br />
een molenbeschermingszone ingesteld met een straal van 400 meter vanuit het<br />
middelpunt van de molen. Binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het<br />
middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting<br />
aanwezig zijn, hoger dan het onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen<br />
de straal van 100 tot 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag<br />
wat betreft bebouwing en beplanting in het stedelijk gebied de maximale hoogte<br />
46<br />
Hoofdstuk 5
van bebouwing/beplanting niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting<br />
en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat<br />
van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30 regel). In het stappenplan<br />
dat in bijlage 1 is opgenomen, is weergegeven over hoe in beginsel om moet<br />
worden gegaan met de molenbiotoop.<br />
In onderhavig bestemmingsplan wordt het niet mogelijk gemaakt om nieuwe bebouwing<br />
op te richten binnen de molenbiotoop en ook is het niet mogelijk de hoogte<br />
van bebouwing te vergroten ten opzichte van de hoogte ten tijde van ter inzage<br />
legging van het ontwerpbestemmingsplan. Zodoende zijn er geen strijdigheden met<br />
de molenbiotoop.<br />
Archeologische monumenten<br />
Het beleid van de rijksoverheid is gericht op behoud van het archeologisch erfgoed.<br />
Door het verdrag van Malta (Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch<br />
erfgoed) is het beleid steeds meer gericht op het tijdig betrekken van<br />
archeologische belangen bij het ruimtelijk ordeningsbeleid. Daartoe heeft de gemeente<br />
<strong>Schijndel</strong> een beleidsnota opgesteld voor de vakgebieden archeologie, cultuurhistorie<br />
en monumentenzorg.<br />
Op basis van de archeologische en cultuurhistorische beleidskaart die onderdeel<br />
uitmaakt van de beleidsnota van de gemeente <strong>Schijndel</strong> kent het plangebied van<br />
onderhavig bestemmingsplan drie waarden, te weten:<br />
- categorie 2: gebieden van archeologische waarde;<br />
- categorie 3: historische kernen met een hoge archeologische verwachting<br />
- categorie 4: gebieden met een hoge archeologische verwachting.<br />
In onderhavig bestemmingsplan is een regeling opgenomen ten aanzien van de activiteiten<br />
bouwen en uitvoeren van werken of werkzaamheden die deze waarden<br />
becshermen.<br />
Mochten er tijdens het uitvoeren van civiele werkzaamheden archeologische resten<br />
aangetroffen worden, geldt conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988<br />
(herzien in 2007) een meldingsplicht bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap<br />
of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente<br />
<strong>Schijndel</strong>.<br />
5.9 Bedrijven en milieuzonering<br />
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische<br />
aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering<br />
wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke<br />
Hoofdstuk 5 47
scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds<br />
milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening<br />
gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het<br />
woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende<br />
zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare<br />
voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van<br />
de door de Vereniging van Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n (VNG) opgestelde publicatie<br />
‘Bedrijven en milieuzonering’. 15<br />
Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke<br />
milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en<br />
welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. Hierbij onderscheidt<br />
de VNG diverse omgevingstypen. Het achterliggende idee is dat de gevoeligheid<br />
van een gebied voor bepaalde hinder afhankelijk is van het omgevingstype. De<br />
door de VNG aangegeven afstanden betreffen een rustige woonwijk. De mate van<br />
milieuhinder bepaalt in welke van de zes milieucategorieën een bedrijfssoort is ingedeeld.<br />
Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen<br />
van bedrijvigheid. In principe is bedrijvigheid behorende tot de categorie 1 goed te<br />
mengen met de functie wonen, dit geldt in de meeste gevallen ook voor de categorie<br />
2-bedrijven. Het is wenselijk om de bedrijvigheid in de categorie 3 te clusteren en<br />
een zonering in acht te nemen. Vanaf categorie 4 is menging met milieugevoelige<br />
functies niet mogelijk.<br />
Conclusie<br />
Een deel van het plangebied aan de Molenstraat en de Hoofdstraat heeft de bestemming<br />
‘Gemengd – 5’ en ‘Gemengd – 6’. Binnen het gebied met deze bestemmingen<br />
worden detailhandel, dienstverlenende voorzieningen, publieksgerichte<br />
maatschappelijke voorzieningen, kantoren, culturele en creatieve activiteiten en<br />
bepaalde vormen van horeca toegestaan. Daarnaast wordt ook wonen mogelijk<br />
gemaakt. Dit betekent dat dit gebied aan te wijzen is als een gemengd gebied.<br />
De toegestane functies binnen de bestemmingen ‘Gemengd – 5’ en ‘Gemengd – 6’<br />
behoren tot categorie 1 uit de VNG publicatie. De aan te houden afstand is daarmee<br />
10 meter in een rustige woonwijk. Aangezien er sprake is van een gemengd gebied<br />
kan de aan te houden afstand één stap verlaagd worden, waardoor de aan te houden<br />
afstand tot woningen 0 meter is.<br />
De directe omgeving rondom de gronden met de bestemmingen ‘Gemengd – 5’ en<br />
‘Gemengd – 6’ is niet als gemengd gebied aan te wijzen. Daar is sprake van een rustige<br />
woonwijk. Er bevinden zich enkele dienstverlenende en maatschappelijke voorzieningen,<br />
maar over het algemeen is daar sprake van woningen.<br />
Gezien het bovenstaande kan gesteld worden dat een goed woon- en leefklimaat in<br />
de woningen binnen het plangebied gewaarborgd is.<br />
15 ‘Bedrijven en Milieuzonering’, Uitgave VNG, Den Haag, 2009.<br />
48<br />
Hoofdstuk 5
5.10 Radarverstoringsgebied<br />
Het plangebied ligt in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel. Dit houdt<br />
in dat, teneinde het ongestoord functioneren van rader- en communicatieapparatuur<br />
op de vliegbasis te waarborgen, er rond deze vliegbasis een cirkel met een staal<br />
van 15 nautische mijl (= 27,8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen<br />
dit radarverstoringsgebied dient voor ieder obstakel, hoger dan 113 meter boven<br />
N.A.P., te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van<br />
verstoring van de radar is afhankelijk van onder andere hoogte, breedte en opstelling<br />
van objecten. Plannen tot het oprichten van hoge objecten dienen altijd individueel<br />
getoetst te worden door het Ministerie van Defensie, voor deze, de Dienst<br />
Vastgoed Defensie, Directie Zuid te Tilburg.<br />
Conclusie<br />
In dit bestemmingsplan wordt geen bebouwing toegestaan die hoger is dan 113<br />
meter boven N.A.P.. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen invloed op het radarverstoringsgebied.<br />
Hoofdstuk 5 49
50<br />
Hoofdstuk 5
6. PLANSYSTEMATIEK EN BESTEMMINGEN<br />
6.1 Inleiding<br />
Het bestemmingsplan bestaat uit één verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld<br />
van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch<br />
bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering<br />
van de bestemmingen. De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de<br />
gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige<br />
en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking,<br />
maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van<br />
het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels. In de volgende<br />
twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en<br />
wordt een uitleg per bestemming gegeven.<br />
Behoudens de bestemmingen ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’, ‘Gemengd – 5’ en ‘Gemengd<br />
– 6’ is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan Kom <strong>Schijndel</strong><br />
2013, omdat de gemeente het voornemen heeft in de toekomst voor de gehele bebouwde<br />
kom één bestemmingsplan te maken.<br />
De bestemmingen ‘Gemengd – 3’, ‘Maatschappelijk - 1’, ‘Tuin’, ‘Verkeer – 2’ en ‘Wonen’<br />
komen voor in het bestemmingsplan Kom <strong>Schijndel</strong> 2013 en zijn daaruit overgenomen.<br />
Ook de Inleidende regels en Algemene regels zijn geënt op de in Kom<br />
<strong>Schijndel</strong> 2013 voorkomende regels.<br />
Het bestemmingsplan Kom <strong>Schijndel</strong> kent reeds de bestemmingen ‘Gemengd – 1, 2,<br />
3 en 4’. In dit bestemmingsplan is doorgenummerd en zijn de bestemmingen ‘Gemengd<br />
5’ en ‘Gemengd – 6’ opgenomen.<br />
6.2 <strong>Toelichting</strong> op de bestemmingen<br />
In deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op de verschillende bestemmingen.<br />
Bedrijf – Nutsvoorziening<br />
De als ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangegeven gronden zijn bestemd voor (grotere)<br />
gebouwen ten behoeve van het algemeen nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen<br />
ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen<br />
gebouwen.<br />
Hoofdstuk 6 51
Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />
bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />
worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />
het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />
de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />
6 m en 10 m.<br />
Gemengd - 3<br />
Deze bestemming is gegeven aan die niet woonfuncties, die gelegen zijn buiten het<br />
wijkwinkelcentrum ’t Zuid (de bestemmingen Gemengd – 5 en Gemengd – 6). De als<br />
‘Gemengd – 3’ aangegeven gronden zijn bestemd voor wonen, dienstverlenende<br />
activiteiten en kantoren. Voor een onderbouwing hiervan wordt verwezen naar<br />
hoofdstuk 4 van deze toelichting.<br />
Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />
bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />
worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />
het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />
de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />
6 m en 10 m.<br />
De totale gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing op het bouwperceel mag ten<br />
hoogste 40% bedragen met een maximum van 60 m².<br />
Naast deze bouwregels is het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere<br />
eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.<br />
Gemengd – 5 en Gemengd – 6<br />
Deze bestemmingen zijn gegeven aan de compacte zone binnen het wijkwinkelcentrum<br />
respectievelijk het gebied daarbuiten. Voor een onderbouwing van de (omvang<br />
van de) toegestane functies binnen deze bestemmingen wordt verwezen naar<br />
hoofdstuk 4 en paragraaf 9 in hoofdstuk 5 van deze toelichting.<br />
Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />
bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />
worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />
het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />
de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />
6 m en 10 m.<br />
De totale gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing op het bouwperceel mag ten<br />
hoogste 40% bedragen met een maximum van 60 m². Deze maatvoering wordt regelmatig<br />
overschreden. Deze overschrijdingen zijn, als de bebouwing legaal is opge-<br />
52<br />
Hoofdstuk 6
icht en past in de aan de grond gegeven bestemming, positief bestemd via de ‘bestaande<br />
matenregeling’ (zie artikel 19 van de regels).<br />
Naast deze bouwregels is het mogelijk dat burgemeester en wethouders nadere<br />
eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.<br />
Groen<br />
Het (aanwezige) groen en de waterhuishoudkundige voorzieningen (waaronder de<br />
waterpartij in het Jansenpark) zijn bestemd als ‘Groen’.<br />
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere groenvoorzieningen,<br />
speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en<br />
hondenuitlaatvoorzieningen.<br />
Gebouwen zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Wel bouwwerken, geen<br />
gebouwen zijnde, zoals afrastingen en speelvoorzieningen.<br />
Kantoor<br />
Binnen de bestemming ‘Kantoor’ zijn kantoren met bijbehorende voorzieningen<br />
toegestaan zoals parkeergelegenheid en groenvoorzieningen.<br />
Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />
bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />
worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />
het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />
de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />
6 m en 10 m.<br />
De maximale hoogten van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn in de planregels<br />
opgenomen.<br />
Maatschappelijk – 1<br />
De bestaande apotheek aan het Plein 1944 heeft de bestemming ‘Maatschappelijk –<br />
1’ gekregen. Hier is ook een woning toegestaan.<br />
Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Hierbij mag het<br />
bouwvlak volledig worden bebouwd. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet<br />
worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte van<br />
het te vervangen hoofdgebouw als maximum. Via een afwijkingsbevoegdheid bestaat<br />
de mogelijkheid om de maximale goot- en bouwhoogte te verhogen tot respectievelijk<br />
6 m en 10 m.<br />
Hoofdstuk 6 53
De maximale hoogten van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn in de planregels<br />
opgenomen.<br />
Molen<br />
De molen binnen het plangebied is specifiek bestemd als molen, omdat de molen<br />
geen specifieke functie heeft zoals wonen of detailhandel waar deze onder geschaard<br />
kan worden. Daarom is gekozen om de molen onder de bestemming 'Overig'<br />
van de SVBP2008 te laten vallen.<br />
De goot- en bouwhoogte van de molen zijn op de verbeelding opgenomen. Om de<br />
molen te beschermen is een stelsel van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren<br />
van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden opgenomen. Daarnaast<br />
is binnen een straal van 400 meter een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszonemolenbiotoop'<br />
opgenomen om te voorkomen dat er te hoge bebouwing en beplanting<br />
gerealiseerd wordt.<br />
Tuin<br />
De bestemming ‘Tuin’ is gekoppeld aan de bestemming ‘Wonen’ voor de categorieen<br />
‘vrijstaand’, ‘twee/aaneen’ en ‘aaneengebouwd’. De bestemming ‘Tuin’ is gelegen<br />
voor de voorgevellijn van de woningen en loopt door tot (circa) drie meter achter de<br />
voorgevellijn.<br />
Binnen de bestemming ‘Tuin’ zijn geen gebouwen toegestaan, hiervan kan middels<br />
een omgevingsvergunning worden afgeweken voor erkers en entrees. Daarnaast<br />
zijn binnen deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van<br />
erfafscheidingen toegestaan tot een maximale hoogte van 1 meter.<br />
Bestaande matenregeling<br />
Alle legaal opgerichte bouwwerken zijn positief bestemd.<br />
Verkeer – 2<br />
Alle wegen in het plangebied vallen binnen de bestemming ‘Verkeer – 2’. De gronden<br />
zijn met name bestemd voor doeleinden van verkeersafwikkeling voor het langzaam-<br />
en snelverkeer (< 50 km/h), dan wel voor parkeer-, en autostallingsdoeleinden<br />
en groenvoorzieningen.<br />
Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.<br />
54<br />
Hoofdstuk 6
Wonen<br />
Binnen de regels behorende bij de bestemming ‘Wonen’ is een aantal aspecten van<br />
belang, te weten:<br />
- het bouwvlak;<br />
- de goot- en bouwhoogte;<br />
- de erfbebouwing;<br />
- de bestaande matenregeling;<br />
- aan huis verbonden beroepen.<br />
Het bouwvlak<br />
Voor het bepalen van de afmetingen van het bouwvlak is aangesloten bij bestaand<br />
beleid zoals neergelegd in de Bebouwingsregeling Wonen 2009. Dit betekent dat<br />
voor de maatvoering van de diepte van de bouwvlakken de volgende indeling is<br />
aangehouden:<br />
aaneengebouwd: 8 meter tenzij bestaande hoofdmassa dieper is;<br />
twee aaneen: 10 meter tenzij de bestaande hoofdmassa dieper is;<br />
vrijstaand: 10 meter; de diepte van het bouwvlak kan worden uitgebreid tot<br />
maximaal 12 meter bij een bouwperceel groter dan 500 m² waarbij een minimale<br />
afstand van 18 meter tot de achterperceelgrens van de woning behouden blijft<br />
dan wel tot maximaal 15 meter bij een bouwperceel groter dan 750 m² waarbij<br />
een minimale afstand van 20 meter tot de achterperceelgrens behouden blijft.<br />
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met hoofd- en erfbebouwing.<br />
De goot- en bouwhoogte<br />
Als maximale goot- en bouwhoogte wordt de bestaande goot- en bouwhoogte aangehouden<br />
tenzij de goot- en bouwhoogte middels een aanduiding op de verbeelding<br />
worden weergegeven. Deze goot- en bouwhoogte mag niet direct worden<br />
verhoogd, maar met een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders<br />
afwijken om een hogere goot- en bouwhoogte toe te staan waarbij een maximale<br />
goot- en bouwhoogte geldt van respectievelijk 6 meter en 10 meter.<br />
Erfbouwing<br />
Evenals bij de bepaling van de afmetingen van het bouwvlak is voor wat betreft de<br />
erfbebouwingsmogelijkheden aangesloten bij bestaand beleid zoals neergelegd in<br />
de Bebouwingsregeling Wonen 2009. Dit betekent dat erfbebouwing (aan- en bijgebouwen<br />
en overkappingen) zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven<br />
bouwvlak mag worden opgericht. De maximaal toegestane oppervlakte<br />
aan erfbebouwing buiten het bouwvlak bedraagt 40% van het bouwperceel met de<br />
bestemming ‘Wonen’ met erfbebouwing tot een maximum oppervlakte van 100 m².<br />
Hoofdstuk 6 55
De goot- en bouwhoogte van de erfbebouwing bedraagt respectievelijk 3,25 meter<br />
en 5 meter met uitzondering van carports en overkappingen, hiervoor geldt een<br />
maximale bouwhoogte van 3 meter en de voorwaarde dat zij plat moeten zijn afgedekt.<br />
Ondergrondse bebouwing onder op het bouwperceel aanwezige gebouwen (dus<br />
ook aan- en bijgebouwen) wordt toegestaan tot een diepte van 3 meter onder aansluitend<br />
maaiveld.<br />
Bestaande matenregeling<br />
Alle legaal opgerichte bouwwerken die passen in de aan de grond gegeven bestemming<br />
zijn positief bestemd. Bij de bestemmingen ‘Wonen’ geldt hierbij echter<br />
wel een maximale oppervlakte aan buiten het bouwvlak gelegen erfbebouwing van<br />
100 m². Hierbij wordt aangesloten Bebouwingsregeling Wonen 2009.<br />
Aan huis verbonden beroepen<br />
Aan huis verbonden beroepen en bedrijven wordt binnen de bestemming ‘Wonen’<br />
direct toegestaan. Hierbij wordt eveneens aangesloten bij bestaand beleid Bebouwingsregeling<br />
Wonen 2009. Dit betekent dat er een maximale oppervlakte van 25<br />
m² wordt aangehouden.<br />
Groothandel in groenten en fruit<br />
Aan de Pegstukken 17 is achter een woonhuis een groothandel in groenten en fruit<br />
aanwezig. Deze is door middel van een aanduiding positief bestemd.<br />
Waarde – Archeologie 2, Waarde – Archeologie 3, Waarde – Archeologie 4<br />
Afhankelijk van de archeologische waarde zijn binnen het plangebied drie verschillende<br />
dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie’ opgenomen (zie ook paragraaf<br />
5.8).<br />
Deze dubbelbestemming heeft tot doel de archeologische waarden te beschermen.<br />
De dubbelbestemming heeft voorrang boven de andere geldende bestemmingen,<br />
en legt beperkingen op aan deze onderliggende bestemmingen.<br />
Waarde – Waardevolle boom<br />
In het plangebied bevinden zich waardevolle bomen. Deze waardevolle bomen zijn<br />
bestemd met de dubbelbestemming ‘Waarde – Waardevolle boom’. Binnen deze<br />
bestemming is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen waardoor het verboden<br />
is om zonder een omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘werken’ ingrepen uit te<br />
(laten) voeren.<br />
56<br />
Hoofdstuk 6
7. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID<br />
7.1 Economische uitvoerbaarheid<br />
Bij de motivering van het bestemmingsplan is reeds aangegeven, dat het onderhavige<br />
bestemmingsplan gericht is op het bevestigen en regelen van het huidig gebruik,<br />
het (zonodig) vastleggen van ruimtelijke kenmerken van de bebouwde en onbebouwde<br />
ruimte en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Bij dit laatste is<br />
ook van belang invulling te geven aan de behoefte aan globaliteit en flexibiliteit in<br />
de regeling. Ook is het bestemmingsplan erop gericht om het gemeentebestuur een<br />
flexibel instrument in handen te geven om sturing te geven aan eventuele ontwikkelingen<br />
in het plangebied. Er worden geen nieuwe bouwplannen in de zin van<br />
artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen sprake van een exploitatieplicht.<br />
Ten slotte zijn er vanuit de oude bestemmingsplannen bouwmogelijkheden die<br />
worden overgenomen in dit bestemmingsplan. Er is overgangsrecht (artikel 9.1.20<br />
invoeringswet Wro) waarin staat dat voor zover op grond van een bestemmingsplan<br />
onder de WRO een bouwvergunning verleend kon worden voor een bouwplan dat<br />
onder de Wro is aangewezen als een bouwplan waarvoor de verplichting van kostenverhaal<br />
geldt, de artikelen 6.12 t/m 6.22 Wro buiten toepassing blijven. Hiermee<br />
worden de voor 1 juli 2008 bestaande bouwtitels die nadien in een bestemmingsplan<br />
nieuwe stijl worden gehandhaafd, geëerbiedigd.<br />
Gezien het bovenstaande brengt het bestemmingsplan als zodanig geen financiële<br />
consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid<br />
van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond en<br />
hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.<br />
7.2 Handhaving<br />
Een gemeente die regels maakt, moet deze ook handhaven. Handhaven is zorgen<br />
dat de regels die een gemeente heeft gesteld worden nageleefd.<br />
In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen dient ingevolge aanbeveling<br />
4 van de Inspectie Ruimtelijke Ordening een handhavingsparagraaf te worden<br />
opgenomen. Hierbij dient met name te worden aangegeven, hoe met bestaande<br />
illegale situaties dient te worden omgegaan. De afdeling Publiekszaken van de gemeente<br />
dient deze situaties aan te geven.<br />
Hoofdstuk 7 57
De uitgangssituatie voor controle wordt gevormd door de regels van het bestemmingsplan.<br />
In onderhavig bestemmingsplan hebben alle percelen een bestemming<br />
gekregen, waaraan regels voor het bebouwen en gebruiken van die percelen zijn<br />
gekoppeld.<br />
Gelet op het feit dat de actualisering van bestemmingsplannen voor de kernen hoog<br />
in het vaandel staat, betekent dat ook veel aandacht moet worden besteed aan het<br />
inventariseren van illegale situaties. Veel zal daarbij samenhangen met het feit dat<br />
in veel kernen of wijken een inhaalslag moet worden gemaakt wat betreft illegale<br />
bebouwing. Voor dit inventariseren is tijd en capaciteit nodig. Met name in het kader<br />
van de 'inhaalslag' is vooral in de beginperiode veel inzet nodig. De gemeente<br />
<strong>Schijndel</strong> heeft een handhavingsnotitie vastgesteld waarin aangegeven wordt op<br />
welke wijze men vorm wenst te geven aan het handhavingsbeleid en welke capaciteit<br />
daarvoor nodig is.<br />
58<br />
Hoofdstuk 7
8. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID<br />
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever<br />
geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig<br />
overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie<br />
gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden<br />
te laten inspreken conform de gemeentelijke inspraakverordening. Pas<br />
daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan<br />
opgestart (artikel 3.8 Wro).<br />
8.1 Inspraak<br />
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in<br />
Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat<br />
toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening.<br />
In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de <strong>Gemeente</strong>wet onder meer<br />
dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze<br />
bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.<br />
Inspraak heeft plaatsgevonden volgens de in de inspraakverordening opgenomen<br />
procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 26 oktober 2012 tot en met<br />
6 december 2012 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn<br />
inspraakreacties ingediend. Deze zijn samengevat en beoordeeld in de ‘Inspraak- en<br />
vooroverlegrapportage Molenstraat e.o.’. Deze rapportage is als bijlage bij de toelichting<br />
van onderhavig bestemmingsplan gevoegd. De reacties zijn verwerkt in onderhavig<br />
bestemmingsplan.<br />
8.2 Overleg<br />
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders<br />
bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen<br />
van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie<br />
en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn<br />
met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties<br />
die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd.<br />
De reacties van de provincie Noord-Brabant en waterschap De Dommel zijn samengevat<br />
en beoordeeld in de ‘Inspraak- en vooroverlegrapportage Molenstraat e.o.’.<br />
Deze rapportage is als bijlage bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan<br />
gevoegd. De reacties van deze instanties zijn in dit plan verwerkt.<br />
Hoofdstuk 8 59
8.3 Vaststellingsprocedure<br />
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens de<br />
artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt<br />
in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze<br />
periode kan een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Het plan zal<br />
daarna, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.<br />
8.4 Beroep<br />
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie<br />
gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit<br />
beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.<br />
Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk<br />
en treedt het plan in werking.<br />
60<br />
Hoofdstuk 8
SEPARATE BIJLAGEN<br />
Bijlage 1: Parkeeronderzoek inventarisatie Dufec<br />
Bijlage 2: Parkeeronderzoek analyse Spark<br />
Bijlage 3: Stappenplan Molenbiotoop<br />
Bijlage 4: Inspraak- en vooroverlegrapportage
<strong>Regels</strong>
Inhoudsopgave<br />
<strong>Regels</strong><br />
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3<br />
Artikel 1 Begrippen 3<br />
Artikel 2 Wijze van meten 12<br />
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 15<br />
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening 15<br />
Artikel 4 Gemengd - 3 16<br />
Artikel 5 Gemengd - 5 19<br />
Artikel 6 Gemengd - 6 24<br />
Artikel 7 Groen 28<br />
Artikel 8 Kantoor 30<br />
Artikel 9 Maatschappelijk - 1 32<br />
Artikel 10 Molen 34<br />
Artikel 11 Tuin 35<br />
Artikel 12 Verkeer - 2 37<br />
Artikel 13 Wonen 38<br />
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2 42<br />
Artikel 15 Waarde - Archeologie 3 45<br />
Artikel 16 Waarde - Archeologie 4 48<br />
Artikel 17 Waarde - Waardevolle boom 51<br />
Hoofdstuk 3 Algemene regels 53<br />
Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling 53<br />
Artikel 19 Algemene bouwregels 54<br />
Artikel 20 Parkeernormen 55<br />
Artikel 21 Algemene aanduidingsregels 56<br />
Artikel 22 Algemene afwijkingsregels 57<br />
Artikel 23 Overige regels 58<br />
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 59<br />
Artikel 24 Overgangsrecht 59<br />
Artikel 25 Slotregel 60<br />
Bijlagen bij regels<br />
Bijlage 1 Bestaand aantal m2 wvo met 10% uitbreidingsruimte<br />
Bijlage 2 Parkeernormen
2 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Hoofdstuk 1 Inleidende regels<br />
Artikel 1 Begrippen<br />
1.1 Plan<br />
Het bestemmingsplan 'Molenstraat e.o.' van de gemeente <strong>Schijndel</strong>.<br />
1.2 Bestemmingsplan<br />
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />
NL.IMRO.0844.BPMolenstraat-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen.<br />
1.3 Aan-huis-verbonden-beroep<br />
Het uitoefenen van een beroep dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,<br />
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of uiterlijke verzorgingsgebied, c.q.<br />
een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, dat door zijn<br />
beperkte omvang in een woning en/of het daarbij behorende bijgebouw, met behoud van de<br />
woonfunctie in ruimtelijk en visuele zin, kan worden uitgeoefend.<br />
1.4 Aan- of uitbouw<br />
Een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw<br />
maar functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw en van daaruit toegankelijk is.<br />
1.5 Aanduiding<br />
Een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn<br />
aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het<br />
bebouwen van deze gronden.<br />
1.6 Afhankelijke woonruimte<br />
Een aanbouw c.q. een vrijstaand gebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden vanuit het<br />
oogpunt van mantelzorg zijn gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de<br />
woning.<br />
1.7 Archeologisch waarden<br />
Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere<br />
menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en<br />
het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.<br />
1.8 Balkon<br />
Een balkon is een open platform dat, niet op de begane grond, voor een muur is aangebracht. Verder<br />
is een balkon voorzien van een balustrade of borstwering en toegankelijk uit de daaraan grenzende<br />
binnenruimte door middel van een deur.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 3
1.9 Bebouwing<br />
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
1.10 Bed & breakfast<br />
Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en<br />
veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een<br />
woonhuis of bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Een bed &<br />
breakfast is wat betreft de activiteit, omvang en schaalgrootte niet te vergelijken met een pension,<br />
hotel of horecagelegenheid.<br />
1.11 Bestaande situatie<br />
a. t.a.v. bebouwing: legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan<br />
rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip<br />
verleende omgevingsvergunning;<br />
b. t.a.v. gebruik: het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop<br />
het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.<br />
1.12 Bestemmingsgrens<br />
De grens van een bestemmingsvlak.<br />
1.13 Bestemmingsvlak<br />
Een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.<br />
1.14 Bevoegd gezag<br />
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een<br />
omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.<br />
1.15 Bijgebouw<br />
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat functioneel en in bouwkundig opzicht qua massa en<br />
vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat<br />
van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd.<br />
1.16 Bouwen<br />
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van<br />
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een<br />
standplaats.<br />
1.17 Bouwgrens<br />
De grens van een bouwvlak.<br />
1.18 Bouwperceel<br />
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende<br />
bebouwing is toegelaten.<br />
4 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
1.19 Bouwperceelsgrens<br />
Een grens van een bouwperceel.<br />
1.20 Bouwvlak<br />
Een op de verbeelding aangegeven geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid,<br />
waar ingevolgde de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn<br />
toegelaten.<br />
1.21 Bouwwerk<br />
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij<br />
indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.<br />
1.22 Bouwwijze<br />
aaneengebouwd:<br />
bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde<br />
hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;<br />
twee aaneen:<br />
bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en<br />
daardoor aan die zijde in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;<br />
vrijstaand:<br />
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd;<br />
1.23 Bruto vloeroppervakte<br />
De totale vloeroppervlakte van de binnen- en buitenruimte die wordt gebruikt voor een bedrijf of een<br />
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.<br />
1.24 Café<br />
Een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van<br />
alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactviteit het<br />
verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.<br />
1.25 Cafetaria/snackbar<br />
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse<br />
bereide etenswaarde, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken.<br />
1.26 Culturele en creatieve activiteiten<br />
Activiteiten gericht op cultuur en creativiteit, zoals ateliers, musea of creativiteitscentra, waaronder<br />
niet begrepen seksuele dienstverlening.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 5
1.27 (Dag)recreatief medegebruik<br />
Een (dag)recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de<br />
bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden,<br />
kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen<br />
medegebruik.<br />
1.28 Dakopbouw<br />
Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, die het<br />
silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.<br />
1.29 Detailhandel<br />
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen,<br />
en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of<br />
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit alsmede anders dan<br />
voor gebruik ter plaatse.<br />
1.30 Dienstverlening<br />
Een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een dienstverlenende of verzorgende taak met een<br />
publieksgericht karakter. Onder dienstverlening wordt verstaan administratieve dienstverlening<br />
(bijvoorbeeld assurantiekantoor, bank, etc.), publieksgerichte dienstverlening (bijvoorbeeld stomerij,<br />
reisbureau, etc.) en ambachtelijke dienstverlening (bijvoorbeeld schoenmaker, kapper, etc.).<br />
1.31 Discotheek<br />
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het<br />
geven van gelegenheid tot dansbeoefening, alsmede de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken<br />
ter plaatse, al dan niet met levende muziek.<br />
1.32 Erfbebouwing<br />
Gebouwen die door de ligging, constructie en/of afmeting (architectonisch) ondergeschikt zijn aan het<br />
hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel, waaronder in ieder geval begrepen aangebouwde gedeelten<br />
van dat hoofdgebouw (aanbouwen) en niet voor bewoning bestemde bijgebouwen, alsmede carports<br />
en overkappingen.<br />
1.33 Erotische dienstverlening<br />
Elke vorm van dienstverlening of vermaak van porno-erotische aard, waaronder alle vormen van<br />
prostitutie, escortservice, erotisch getinte vermaakfuncties, seksshops en overige seksinrichtingen.<br />
1.34 Erotisch getinte vermaaksfunctie<br />
Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen<br />
van porno-erotische aard, waaronder begrepen (peep)shows, een seksbioscoop, filmcabines en een<br />
seksautomatenhal.<br />
6 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
1.35 Gebouw<br />
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden<br />
omsloten ruimte vormt.<br />
1.36 Gebruik<br />
Gebruiken, het doen gebruiken of het laten gebruiken dan wel het in gebruik geven.<br />
1.37 Groothandel<br />
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of<br />
leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen<br />
in een door hen gedreven onderneming aanwenden.<br />
1.38 Hoekwoning<br />
Een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen.<br />
1.39 Hoofdgebouw<br />
Een gebouw, dat op een bouwperceel in bouwkundig opzicht qua massa en vorm, dan wel gelet op<br />
de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.<br />
1.40 Horecabedrijf<br />
Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden<br />
verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;<br />
categorie 1:<br />
een horecabedrijf, waarin hoofdzakelijk logies en/of maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans<br />
geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een<br />
horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van hoofdzakelijk<br />
alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar<br />
de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;<br />
categorie 2:<br />
een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en<br />
enige druk op de kwaliteit van het leefklimaat met zich meebrengt, zoals een snackbar, cafetaria en<br />
restaurant met een overwegende afhaalfunctie (shoarma/pizzeria, afhaalchinees);<br />
categorie 3:<br />
een horecabedrijf dat voornamelijk gericht is op het 's avonds en 's nachts verstrekken van<br />
(alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar<br />
vermaak, zoals een café, bardancing, zalencentrum, en/of een naar de aard en invloed op de<br />
omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;<br />
categorie 4:<br />
discotheken, of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 7
1.41 Huishouden<br />
Een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één<br />
eenheid vormen en als zodanig ook gebruik maken van één woning.<br />
1.42 Internetverkoop<br />
Winkel waarbij goederen via het internet te koop worden aangeboden.<br />
1.43 Kantoor<br />
Voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch,<br />
advisering, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of<br />
slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.<br />
1.44 Maatschappelijke voorzieningen<br />
Educatieve, medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, scouting en<br />
recreatieve voorzieningen, kinderopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en voorzieningen<br />
ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder niet begrepen seksuele dienstverlening<br />
1.45 Mantelzorg<br />
Het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale<br />
vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.<br />
1.46 Molenbiotoop<br />
Aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden.<br />
1.47 Monumentaal gebouw of bouwwerk<br />
Een door het rijk als rijksmonument of een door de gemeente conform de erfgoedverordening<br />
<strong>Schijndel</strong> 2010, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 september 2010, als gemeentemonument<br />
aangeduid gebouw of bouwwerk.<br />
1.48 Nevenactiviteit<br />
Andersoortige activiteit naast de hoofdactiviteit.<br />
1.49 Normaal onderhoud<br />
Het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en<br />
gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.<br />
1.50 Ondergeschikte horeca<br />
Het in verband met de hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling<br />
voor gebruik ter plaatse, in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit<br />
is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als<br />
beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit, en niet is gericht op<br />
het aantrekken van bezoekers.<br />
8 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
1.51 Opslag van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen<br />
Hieronder vallen alle vormen van opslag, waaronder:<br />
los gestort zand, puin, grind, afval etc;<br />
opslag van stoffen op pallets, in dozen, kratten, vaten of andere emballage;<br />
stalling van in onbruik geraakte voer- en vaartuigen en aanhangers;<br />
bouwmaterialen.<br />
1.52 Overkapping<br />
Een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een<br />
gesloten dak, waaronder begrepen een carport.<br />
1.53 Pension<br />
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als<br />
nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten.<br />
1.54 Publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen<br />
Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale en maatschappelijke dienstverlening, waaronder:<br />
gezondheidszorg;<br />
praktijkruimten;<br />
welzijn;<br />
openbare dienstverlening;<br />
met een publieksgericht karakter en de nadruk op persoonlijke dienstverlening, zoals een artsenpost,<br />
een apotheek, een kruisgebouw of een therapeut. Seksuele dienstverlening valt niet onder<br />
publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen.<br />
1.55 Restaurant<br />
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse,<br />
met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.<br />
1.56 Seksinrichting<br />
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij<br />
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische<br />
aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een<br />
(raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal,<br />
sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.<br />
1.57 Supermarkt<br />
Een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen<br />
en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een<br />
zelfbedieningszaak.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 9
1.58 Terras<br />
Een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of<br />
zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken<br />
of spijzen worden genuttigd voor directe consumptie ter plaatse.<br />
1.59 Verbeelding<br />
De weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling<br />
standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze<br />
als de digitale wijze verstaan.<br />
1.60 Voorgevel<br />
De meest gezichtsbepalende, naar de openbare weg of openbaar groen gekeerde en meest<br />
evenwijdig daaraan liggende gevel(s) van een hoofdgebouw.<br />
1.61 Voorgevellijn<br />
De denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.<br />
1.62 Voorgevelrooilijn<br />
De voorgevelrooilijn is de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk<br />
aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk<br />
gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.<br />
1.63 Waardevolle boom<br />
Beschermde boom, opgenomen op de lijst bij de Groenstructuurkaart <strong>Schijndel</strong> die is vastgesteld<br />
door het college van Burgemeester en Wethouders op 3 januari 2012.<br />
1.64 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen<br />
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere<br />
waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn<br />
ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en<br />
waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen,<br />
inlaten en dergelijke.<br />
1.65 Welzijn<br />
Voorzieningen en diensten die bijdragen aan het in stand houden of vergroten van de zelfstandigheid<br />
van mensen en van hun deelname aan de maatschappij.<br />
1.66 Winkel<br />
Een ruimte binnen een gebouw die, door de aard, indeling en/of inrichting kennelijk bedoeld is te<br />
worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.<br />
10 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
1.67 Winkelvloeroppervlakte (wvo)<br />
De voor het publiek toegankelijke winkelruimte ten behoeve van detailhandel, inclusief zichtbare<br />
ruimten zoals bijvoorbeeld etalages en de ruimten achter toonbanken en kassa's.<br />
1.68 Woning<br />
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 11
Artikel 2 Wijze van meten<br />
2.1 Wijze van meten<br />
Indien volgens het plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten<br />
worden toegepast:<br />
Afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:<br />
De afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens.<br />
Bebouwingspercentage:<br />
Een met een aanduiding op de verbeelding en/of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte<br />
van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.<br />
Bouwhoogte:<br />
De hoogte in meters vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met dien verstande,<br />
dat schoorstenen, liftschachten, lichtkoepels en dergelijke, aan een gebouw ondergeschikte<br />
bouwdelen, buiten beschouwing blijven voor zover:<br />
1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van de oppervlakte van<br />
de hoofdmassa bedraagt;<br />
2. de vergroting ten hoogste 1,15 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw<br />
bedraagt.<br />
Gevelbreedte<br />
De maat, gemeten tussen de hoofdzijgevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.<br />
Goothoogte<br />
De hoogte in meters vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord<br />
of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.<br />
Oppervlakte<br />
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts<br />
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het<br />
bouwwerk.<br />
Oppervlakte van een overkapping<br />
Tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van<br />
het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.<br />
Peil<br />
a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van<br />
de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.<br />
b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet grenst aan de weg: de hoogte van het<br />
afgewerkte terrein, na voltooiing van de bouw, ter plaatse van de hoofdtoegang.<br />
12 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
2.2 Ondergeschikte bouwdelen<br />
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen<br />
zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en<br />
kroonlijsten, zonneluifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding<br />
niet meer bedraagt dan 0,3 m en de hoogte niet meer bedraagt dan 1 m.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 13
14 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels<br />
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening<br />
3.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn bestemd voor:<br />
a. gebouwen ten behoeve van het algemeen nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten<br />
behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, niet zijnde<br />
geluidszoneringsplichtige inrichtingen,<br />
b. in- en uitritten;<br />
c. verhardingen, verkeers- en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het<br />
bepaalde in artikel 20.<br />
3.2 Bouwregels<br />
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.<br />
b. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />
geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />
c. De bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />
3.3 Nadere eisen<br />
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />
gronden nadere eisen stellen aan:<br />
a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />
openbare weg of openbaar groen.<br />
3.4 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder b<br />
ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk<br />
6 m en 10 m. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />
b. De aanpassing leidt niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />
(bijvoorbeeld lichtinval).<br />
c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />
onafhankelijke deskundigen.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 15
Artikel 4 Gemengd - 3<br />
4.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De gronden met de bestemming 'Gemengd - 3' zijn bestemd voor:<br />
a. dienstverlening;<br />
b. kantoren;<br />
c. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';<br />
d. aan-huis-verbonden beroepen;<br />
e. internetverkoop;<br />
f. bed & breakfast;<br />
g. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />
20;<br />
h. tuin en groenvoorzieningen;<br />
i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
4.2 Bouwregels<br />
4.2.1 Hoofdgebouwen<br />
Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />
de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />
b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />
moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />
2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />
c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />
geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />
d. Het aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag niet meer bedragen dan 1.<br />
e. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />
splitsing is niet toegestaan.<br />
4.2.2 Erfbebouwing<br />
Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />
b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />
bebouwd, met een maximum oppervlak van 60 m 2 .<br />
c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />
respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />
d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:<br />
a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />
b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />
c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />
d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />
4.2.4 Ondergronds bouwen<br />
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />
m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />
16 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
4.3 Nadere eisen<br />
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />
gronden nadere eisen stellen aan:<br />
a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />
openbare weg of openbaar groen.<br />
4.4 Afwijken van de bouwregels<br />
4.4.1 Situering erfbebouwing<br />
Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />
in lid 4.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />
a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />
b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />
4.4.2 Goot- en bouwhoogte<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder<br />
c ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />
voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />
b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />
(bijvoorbeeld lichtinval).<br />
c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />
onafhankelijke deskundigen.<br />
4.5 Specifieke gebruiksregels<br />
4.5.1 Begane grond<br />
Ten aanzien van het gebruik van gebouwen geldt dat een functie anders dan wonen uitsluitend wordt<br />
uitgeoefend op de begane grond.<br />
4.5.2 Algemeen<br />
Voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop gelden de volgende<br />
bepalingen:<br />
a. Het gebruik vindt plaats in een woning en blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de<br />
woonfunctie.<br />
b. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />
c. Het bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de<br />
oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m 2 .<br />
d. Het bepaalde onder c is uitsluitend van toepassing voor zover het gebruik plaatsvindt op de<br />
verdieping.<br />
e. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />
onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />
f. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />
beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 17
4.5.3 Bed & breakfast<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 4.5.2 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />
uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />
a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />
b. In afwijking van het bepaalde in lid 4.5.2 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />
locatie.<br />
c. In afwijking van het bepaalde in lid 4.5.2 onder f dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />
vinden.<br />
4.5.4 Aan-huis-verbonden beroepen<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 4.5.2 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />
bepalingen:<br />
a. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />
de Wet Milieubeheer.<br />
b. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />
aan-huis-verbonden beroep.<br />
c. Een aan-huis-verbonden beroep mag tevens worden uitgeoefend in een bijgebouw waarbij de<br />
afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer mag bedragen dan 10 m.<br />
4.5.5 Internetverkoop<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 4.5.2 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />
a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />
b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />
c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van<br />
goederen.<br />
d. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van<br />
goederen.<br />
4.5.6 Strijdig gebruik<br />
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />
a. Het gebruik van gebouwen voor bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.<br />
b. Het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />
(functioneel ondergeschikt).<br />
c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />
d. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel en horeca.<br />
e. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwd deel<br />
van het terrein, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />
4.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />
4.6.1 Mantelzorg<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.6 onder a<br />
ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />
woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />
a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />
te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />
of bedrijven;<br />
c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />
bepaalde in lid 4.2.2 onder b;<br />
d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />
mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />
18 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Artikel 5 Gemengd - 5<br />
5.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De gronden met de bestemming 'Gemengd - 5' zijn bestemd voor:<br />
a. detailhandel, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, met in achtneming van het bepaalde<br />
in 5.5.2 en 5.5.3,<br />
b. dienstverlening;<br />
c. publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen;<br />
d. wonen;<br />
e. aan-huis-verbonden beroepen;<br />
f. internetverkoop;<br />
g. bed & breakfast;<br />
h. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' een supermarkt; een tweede supermarkt is niet<br />
toegestaan;<br />
i. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />
20;<br />
j. tuin en groenvoorzieningen;<br />
k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
5.2 Bouwregels<br />
5.2.1 Hoofdgebouwen<br />
Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />
de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />
b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />
moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />
2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />
c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />
geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />
d. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />
splitsing is niet toegestaan.<br />
5.2.2 Erfbebouwing<br />
Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />
b.<br />
Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />
bebouwd, met een maximum van 60 m 2.<br />
c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />
respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />
d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:<br />
a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m;<br />
b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;<br />
c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;<br />
d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 19
5.2.4 Ondergronds bouwen<br />
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />
m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />
5.3 Nadere eisen<br />
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />
gronden nadere eisen stellen aan:<br />
a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />
openbare weg of openbaar groen;<br />
c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />
'specieke bouwaanduiding - rijksmonument', of 'specieke bouwaanduiding - gemeentemonument'.<br />
5.4 Afwijken van de bouwregels<br />
5.4.1 Situering erfbebouwing<br />
Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />
in lid 5.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />
a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />
b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />
5.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder c<br />
ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />
voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />
b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />
(bijvoorbeeld lichtinval).<br />
c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />
onafhankelijke deskundigen.<br />
5.5 Specifieke gebruiksregels<br />
5.5.1 Begane grond<br />
Ten aanzien van het gebruik van gebouwen geldt dat een functie anders dan wonen uitsluitend wordt<br />
uitgeoefend op de begane grond, met uitzondering van het gebruik zoals bedoeld in lid 5.5.4.<br />
5.5.2 Uitbreiding detailhandelsactiviteiten<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1 onder a, mogen de detailhandelsactiviteiten niet worden<br />
uitgebreid. De omvang van de detailhandelsactiviteiten is opgenomen in bijlage 1 van deze regels.<br />
5.5.3 Nieuwvestiging detailhandel<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1 onder a is nieuwvestiging van detailhand niet toegestaan.<br />
20 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
5.5.4 Algemeen bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop<br />
Voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop gelden de volgende<br />
bepalingen:<br />
a. Het gebruik vindt plaats in een woning en blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de<br />
woonfunctie.<br />
b. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />
c. Het bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de<br />
oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m 2 .<br />
d. Het bepaalde onder c is uitsluitend van toepassing voor zover het gebruik plaatsvindt op de<br />
verdieping.<br />
e. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />
onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />
f. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />
beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />
5.5.5 Bed & breakfast<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.4 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />
uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />
a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />
b. In afwijking van het bepaalde in lid 5.5.4 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />
locatie.<br />
c. In afwijking van het bepaalde in lid 5.5.4 onder f dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />
vinden.<br />
5.5.6 Aan-huis-verbonden beroepen<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.4 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />
bepalingen:<br />
a. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />
de Wet Milieubeheer.<br />
b. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />
aan-huis-verbonden beroep.<br />
c. Een aan-huis-verbonden beroep mag tevens worden uitgeoefend in een bijgebouw waarbij de<br />
afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer mag bedragen dan 10 m.<br />
5.5.7 Internetverkoop<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 5.5.4 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />
a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />
b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />
c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van<br />
goederen.<br />
d. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van<br />
goederen.<br />
5.5.8 Strijdig gebruik<br />
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />
a. Het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.<br />
b. Het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />
(functioneel ondergeschikt).<br />
c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca.<br />
d. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />
e. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwd deel<br />
van het terrein, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 21
5.5.9 Publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen<br />
Het gebruik voor publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen is alleen toegestaan indien<br />
voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:<br />
a. De publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen dienen een ondersteunende bijdrage te<br />
leveren aan de vorming van een compact winkelgebied binnen wijkwinkelcentrum 't Zuid.<br />
b. De verkeersaantrekkende werking mag niet te groot zijn en mag geen overlast opleveren in dit<br />
compacte winkelgebied binnen wijkwinkelcentrum 't Zuid.<br />
c. De publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen leveren geen geen extra parkeeroverlast op<br />
in het compacte winkelgebied binnen wijkwinkelcentrum 't Zuid, waarbij moet worden voldaan aan<br />
het bepaalde in artikel 20.<br />
5.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />
5.6.1 Uitbreiding bestaande detailhandel<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.5.2 voor het uitbreiden<br />
van het bestaand aantal m 2 wvo zoals aangegeven in bijlage 1, onder de volgende voorwaarden:<br />
a. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 10% van het bestaand aantal m 2 wvo, zoals<br />
aangegeven in bijlage 1;<br />
b. In afwijking van het bepaalde onder a is uitbreiding van meer dan 10% van het bestaand aantal<br />
m 2 wvo, zoals aangegeven in bijlage 1, toegestaan, met dien verstande dat voor deze extra<br />
uitbreiding dan wel voor de nieuwvestiging als bedoeld in lid 5.6.2 onder a niet meer dan 230 m 2<br />
mag worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Gemengd - 5';<br />
c. Bij uitbreiding als bedoeld onder a en/of b moet (door aanleg van parkeerplaatsen) voorzien<br />
worden in extra parkeerruimte ten opzichte van het huidige aanbod aan parkeerruimte waarbij:<br />
1. een parkeernorm van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o. moet worden aangehouden;<br />
2. de afmeting van de extra parkeerplaatsen/parkeerruimte moet voldoen aan de eisen gesteld<br />
in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW overeenkomstig<br />
artikel 20;<br />
3. de extra parkeervoorzieningen op redelijke afstand moeten worden gerealiseerd tot maximaal<br />
een afstand van 150 meter vanaf het gemengd gebied met de bestemmingen Gemengd - 5<br />
en/of Gemengd - 6.<br />
5.6.2 Nieuwvestiging detailhandel<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.5.3 voor de nieuwvestiging<br />
van detailhandel onder de volgende voorwaarden:<br />
a. De nieuwvestiging mag geen omvang hebben van meer dan 60 m 2 wvo, met dien verstande dat<br />
voor nieuwvestigingen dan wel voor extra uitbreidingen als bedoeld in lid 5.6.1 onder b niet meer<br />
dan 230 m 2 mag worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Gemengd - 5';<br />
b. Bij nieuwvestiging als bedoeld onder a moet (door aanleg van parkeerplaatsen) voorzien worden<br />
in extra parkeerruimte ten opzichte van het huidige aanbod aan parkeerruimte waarbij:<br />
1. een parkeernorm van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o. moet worden aangehouden;<br />
2. de afmeting van de extra parkeerplaatsen/parkeerruimte moet voldoen aan de eisen gesteld<br />
in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW overeenkomstig<br />
artikel 20;<br />
3. de extra parkeervoorzieningen op redelijke afstand moeten worden gerealiseerd tot maximaal<br />
een afstand van 150 meter vanaf het gemengd gebied met de bestemmingen Gemengd - 5<br />
en/of Gemengd - 6.<br />
22 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
5.6.3 Mantelzorg<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.8 onder a<br />
ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />
woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />
a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />
te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />
of bedrijven;<br />
c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />
bepaalde in lid 5.2.2 onder b;<br />
d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />
mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 23
Artikel 6 Gemengd - 6<br />
6.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De gronden met de bestemming 'Gemengd - 6' zijn bestemd voor:<br />
a. bestaande detailhandel zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, met inachtneming van het<br />
bepaalde in artikel 6.5.2 en 6.5.3,<br />
b. dienstverlening;<br />
c. publieksgerichte maatschappelijke voorzieningen;<br />
d. kantoren;<br />
e. culturele en creatieve activiteiten en aan de functie ondergeschikte horeca;<br />
f. bestaande horeca-activiteiten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding horeca, met bijbehorende<br />
maximale categorieaanduiding;<br />
g. wonen;<br />
h. aan-huis-verbonden beroepen;<br />
i. internetverkoop;<br />
j. bed & breakfast;<br />
k. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />
20;<br />
l. tuin en groenvoorzieningen;<br />
m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
6.2 Bouwregels<br />
6.2.1 Hoofdgebouwen<br />
Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />
de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />
b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />
moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />
2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />
c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />
geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />
d. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />
splitsing is niet toegestaan.<br />
6.2.2 Erfbebouwing<br />
Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />
b.<br />
Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />
bebouwd, met een maximum van 60 m 2.<br />
c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />
respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />
d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />
a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />
b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />
c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />
d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />
24 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
6.2.4 Ondergronds bouwen<br />
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />
m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />
6.3 Nadere eisen<br />
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />
gronden nadere eisen stellen aan:<br />
a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />
openbare weg of openbaar groen;<br />
c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />
'specieke bouwaanduiding - rijksmonument', of 'specifieke bouwaanduiding -<br />
gemeentemonument'.<br />
6.4 Afwijken van de bouwregels<br />
6.4.1 Situering erfbebouwing<br />
Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />
in lid 6.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />
a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />
b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />
6.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c<br />
ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />
voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />
b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />
(bijvoorbeeld lichtinval);<br />
c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />
onafhankelijke deskundigen.<br />
6.5 Specifieke gebruiksregels<br />
6.5.1 Begane grond<br />
Ten aanzien van het gebruik van gebouwen geldt dat een functie anders dan wonen uitsluitend wordt<br />
uitgeoefend op de begane grond met uitzondering van het gebruik zoals bedoeld in 6.5.4.<br />
6.5.2 Uitbreiding bestaande detailhandelsactiviteiten<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 6.1 onder a, mogen de bestaande detailhandelsactiviteiten niet<br />
worden uitgebreid. De omvang van de bestaande detailhandelsactiviteiten is opgenomen in bijlage 1<br />
van deze regels.<br />
6.5.3 Nieuwvestiging detailhandel<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 6.1 onder a is nieuwvestiging van detailhand niet toegestaan.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 25
6.5.4 Algemeen bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop<br />
Voor bed & breakfast, aan-huis-verbonden beroepen en internetverkoop gelden de volgende<br />
bepalingen:<br />
a. Het gebruik vindt plaats in een woning en blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de<br />
woonfunctie.<br />
b. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />
c. Het bruto vloeroppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van de<br />
oppervlakte van de woning met een maximum van 25 m 2 .<br />
d. Het bepaalde onder c is uitsluitend van toepassing voor zover het gebruik plaatsvindt op de<br />
verdieping.<br />
e. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />
onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />
f. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />
beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />
6.5.5 Bed & breakfast<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.4 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />
uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />
a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />
b. In afwijking van het bepaalde in lid 6.5.4 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />
locatie.<br />
c. In afwijking van het bepaalde in lid 6.5.4 onder f dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />
vinden.<br />
6.5.6 Aan-huis-verbonden beroepen<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.4 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />
bepalingen:<br />
a. Er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />
de Wet Milieubeheer.<br />
b. Er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />
aan-huis-verbonden beroep.<br />
c. Een aan-huis-verbonden beroep mag tevens worden uitgeoefend in een bijgebouw waarbij de<br />
afstand van het bijgebouw tot de woning niet meer mag bedragen dan 10 m.<br />
6.5.7 Internetverkoop<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.4 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />
a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />
b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />
c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen van<br />
goederen.<br />
d. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse betalen van<br />
goederen.<br />
6.5.8 Strijdig gebruik<br />
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />
a. het gebruik van gebouwen voor bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen';<br />
b. het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />
(functioneel ondergeschikt);<br />
c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening;<br />
d. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwd deel<br />
van het terrein, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />
26 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
6.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />
6.6.1 Uitbreiding bestaande detailhandel<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.5.2 voor het uitbreiden van<br />
het bestaand aantal m 2 wvo zoals aangegeven in bijlage 1, onder de volgende voorwaarden:<br />
a. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 10% van het bestaand aantal m 2 wvo, zoals<br />
aangegeven in bijlage 1;<br />
b. Bij uitbreiding als bedoeld onder a moet (door aanleg van parkeerplaatsen) voorzien worden in<br />
extra parkeerruimte ten opzichte van het huidige aanbod aan parkeerruimte waarbij:<br />
1. een parkeernorm van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o. moet worden aangehouden;<br />
2. de afmeting van de extra parkeerplaatsen/parkeerruimte moet voldoen aan de eisen gesteld<br />
in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW overeenkomstig<br />
artikel 20;<br />
3. de extra parkeervoorzieningen op redelijke afstand moeten worden gerealiseerd tot maximaal<br />
een afstand van 150 meter vanaf het gemengd gebied met de bestemmingen Gemengd - 5<br />
en/of Gemengd - 6.<br />
6.6.2 Mantelzorg<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.8 onder a<br />
ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />
woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />
a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />
te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />
of bedrijven;<br />
c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />
bepaalde in lid 6.2.2 onder b;<br />
d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />
mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />
6.7 Wijzigingsbevoegdheid<br />
6.7.1 Horeca<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />
ruimtelijke ordening een aanduiding 'horeca' op te nemen ten behoeve van horecabedrijven<br />
behorende tot categorie 1, 2 en 3 onder de volgende voorwaarden:<br />
a. Een horecabedrijf elders binnen de bestemming moet zijn activiteiten hebben stopgezet.<br />
b. De aanduiding ter plaatse van het op de verbeelding onder a bedoelde horecabedrijf moet<br />
tegelijkertijd met deze wijziging worden geschrapt.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 27
Artikel 7 Groen<br />
7.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De gronden met de bestemming ‘Groen’ zijn bestemd voor:<br />
a. groenvoorzieningen;<br />
b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />
c. verhardingen, fiets- en voetpaden;<br />
d. (dag)recreatief medegebruik;<br />
e. speelvoorzieningen;<br />
f. hondenuitlaatvoorzieningen;<br />
g. bestaande inritten en parkeervoorzieningen;<br />
h. bestaande nutsvoorzieningen.<br />
7.2 Bouwregels<br />
7.2.1 Gebouwen<br />
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />
a. De hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />
b. De hoogte van verlichtingsmasten, vlaggenmasten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan<br />
6 m.<br />
c. De hoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />
7.3 Afwijken van de bouwregels<br />
7.3.1 Afrastering<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder a<br />
voor een afrastering rond een trapveldje waar doelen zijn opgesteld, met een hoogte van niet meer<br />
dan 5 m.<br />
7.3.2 Speelvoorzieningen<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder c<br />
voor het oprichten van speeltoestellen met een hoogte van niet meer dan 5 m.<br />
7.4 Specifieke gebruiksregels<br />
7.4.1 Strijdig gebruik<br />
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt aangemerkt:<br />
a. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />
b. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel en horeca.<br />
c. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen.<br />
d. Het gebruik van gronden als parkeervoorziening, met uitzondering van bestaande<br />
parkeervoorzieningen.<br />
e. Het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans, voer- en<br />
vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.<br />
28 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
7.5 Wijzigingsbevoegdheid<br />
7.5.1 Wijziging naar "Wonen' of 'Tuin'<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />
ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’<br />
of ‘Tuin’, mits:<br />
a. aan de gronden ter plaatse van het wijzigingsgebied geen bouwvlak wordt toegekend;<br />
b. de regels behorende bij de nieuwe desbetreffende bestemming van toepassing worden verklaard.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 29
Artikel 8 Kantoor<br />
8.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De gronden met de bestemming 'Kantoor' zijn bestemd voor:<br />
a. kantoren;<br />
b. verhardingen en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel<br />
20;<br />
c. tuinen en groenvoorzieningen;<br />
d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
8.2 Bouwregels<br />
8.2.1 Hoofdgebouwen<br />
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.<br />
b. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />
moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m;<br />
2. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />
c. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />
geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />
8.2.2 Erfbebouwing<br />
Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Erfbebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />
b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />
bebouwd, met een maximum van 60 m 2 .<br />
c. De maximale goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan<br />
respectievelijk 3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />
d. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />
a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />
b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />
c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />
d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />
8.2.4 Ondergronds bouwen<br />
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />
m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />
8.3 Nadere eisen<br />
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />
gronden nadere eisen stellen aan:<br />
a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />
openbare weg of openbaar groen.<br />
30 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
8.4 Afwijken van de bouwregels<br />
8.4.1 Situering erfbebouwing<br />
Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />
in lid 8.2.2 onder a ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />
a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />
b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />
8.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder c<br />
ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />
voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />
b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />
(bijvoorbeeld lichtinval).<br />
c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />
onafhankelijke deskundigen.<br />
8.5 Specifieke gebruiksregels<br />
8.5.1 Strijdig gebruik<br />
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />
a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;<br />
b. het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />
(functioneel ondergeschikt);<br />
c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening;<br />
d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca;<br />
e. het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwde<br />
deel van het bouwperceel, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 31
Artikel 9 Maatschappelijk - 1<br />
9.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - 1' zijn bestemd voor:<br />
a. maatschappelijke voorzieningen;<br />
b. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';<br />
c. verhardingen en verkeers- en parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het<br />
bepaalde in artikel 20;<br />
d. tuinen en groenvoorzieningen;<br />
e. speelvoorzieningen;<br />
f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
9.2 Bouwregels<br />
9.2.1 Hoofdgebouwen<br />
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />
de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />
b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;<br />
c. De voorgevellijn mag uitsluitend worden overschreden voor een balkon of (vaste) luifel, waarbij<br />
moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
1. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.<br />
2. De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.<br />
d. De bestaande goot- en bouwhoogte mag niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw<br />
geldt de goot- en bouwhoogte van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />
e. Het aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag niet meer bedragen dan 1.<br />
f. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />
splitsing is niet toegestaan.<br />
9.2.2 Erfbebouwing<br />
Voor de bouw van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Erfbebouwing mag zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.<br />
b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />
bebouwd met een maximum oppervlak van 60 m 2 .<br />
c. Erfbebouwing dient 3 m achter het verlengde van de naar de openbare weg gekeerde grens van<br />
het bouwvlak te worden gebouwd.<br />
d. In aanvulling op het bepaalde onder c mag niet worden gebouwd voor het verlengde van de<br />
voorgevellijn van de om de hoek gelegen bebouwing.<br />
e. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,25 m en 5 m.<br />
f. De hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />
9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />
a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />
b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />
c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />
d. De hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />
9.2.4 Ondergronds bouwen<br />
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />
m onder het plaatselijke maaiveld en met een maximale oppervlakte van 60 m 2 .<br />
32 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
9.3 Nadere eisen<br />
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />
gronden nadere eisen stellen aan:<br />
a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />
openbare weg of openbaar groen.<br />
9.4 Afwijken van de bouwregels<br />
9.4.1 Situering erfbebouwing<br />
Het bevoegd gezag kan voor hoeksituaties met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />
in lid 9.2.2 onder c ten behoeve van een kortere afstand van erfbebouwing tot de voorgevellijn, mits;<br />
a. de voorgevellijn niet wordt overschreden;<br />
b. de uitbreiding niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de verkeersveiligheid.<br />
9.4.2 Maximale goot- en bouwhoogte<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder d<br />
ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot respectievelijk 6 m en 10 m. Hierbij moet worden<br />
voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.<br />
b. De aanpassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />
(bijvoorbeeld lichtinval).<br />
c. Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen van<br />
onafhankelijke deskundigen.<br />
9.5 Specifieke gebruiksregels<br />
9.5.1 Strijdig gebruik<br />
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />
a. Het gebruik van gebouwen voor bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.<br />
b. Het gebruik van ondergrondse bouwwerken anders dan ter ondersteuning van de hoofdfunctie<br />
(functioneel ondergeschikt).<br />
c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />
d. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca.<br />
e. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen op het onbebouwde<br />
deel van het bouwperceel, met uitzondering van voorzieningen voor afval.<br />
9.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />
9.6.1 Mantelzorg<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.1 onder a<br />
ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />
woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />
a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />
te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />
of bedrijven;<br />
c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m 2 , onverminderd het<br />
bepaalde in lid 9.2.2 onder b;<br />
d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />
mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 33
Artikel 10 Molen<br />
10.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De gronden met de bestemming 'Molen' zijn bestemd voor:<br />
a. het behoud van de aanwezige molen met bijbehorende molenbelt;<br />
b. instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding<br />
'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'.<br />
10.2 Bouwregels<br />
Voor de bouw van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Er is maximaal 1 molen toegestaan binnen het bouwvlak.<br />
b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.<br />
c. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de<br />
aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.<br />
d. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, met dien verstande dat de hoogte niet<br />
meer bedraagt dan 1 m, tenzij het betreft een schutsboom waarvan de hoogte niet meer mag<br />
bedragen dan 12 meter.<br />
10.3 Nadere eisen<br />
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het verbouwen van panden met de aanduiding<br />
'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', voor zover deze eisen betrekking hebben op de<br />
cultuurhistorische waarden van het betreffende rijksmonument. Zij winnen ter zake advies in bij de<br />
Rijksdienst monumentenzorg.<br />
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van<br />
werkzaamheden<br />
10.4.1 Verbod<br />
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken,<br />
geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te<br />
oefenen:<br />
a. het geheel of gedeeltelijk afgraven van de molenbelt;<br />
b. het aanplanten van bomen of andere hoogopgaande gewassen;<br />
c. het aanbrengen van bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en<br />
daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.<br />
10.4.2 Uitzonderingen<br />
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van<br />
werkzaamheden is vereist voor werken en/of werkzaamheden van geringe omvang, dan wel voor het<br />
normale onderhoud.<br />
10.4.3 Toelaatbaarheid<br />
De werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien door deze werken en/of<br />
werkzaamheden de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.<br />
34 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Artikel 11 Tuin<br />
11.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor:<br />
a. tuinen danwel groenvoorzieningen;<br />
b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />
11.2 Bouwregels<br />
11.2.1 Gebouwen<br />
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />
11.2.2 Aanbouwen, overkappingen en carports<br />
Binnen deze bestemming mag uitsluitend een aanbouw en overkapping aan de gevel van een<br />
hoofdgebouw, gelegen op hetzelfde perceel, worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de<br />
volgende bepalingen :<br />
a. De bouw- en goothoogte van de aanbouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3,25 m.<br />
b. De breedte van een aanbouw mag niet meer bedragen dan 50% van de voorgevel van het<br />
hoofdgebouw.<br />
c. De breedte van een aanbouw in combinatie met een overkapping mag niet meer bedragen dan<br />
75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de breedte<br />
van de aanbouw niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw<br />
bedraagt.<br />
d. De diepte van een aanbouw of overkapping mag niet meer bedragen dan 1 m uit de voorgevel<br />
van het hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming.<br />
e. De afstand van een aanbouw of overkapping tot de voorste perceelgrens moet tenminste 1 m<br />
bedragen.<br />
f. Een carport dient tenminste 1 m achter de voorgevellijn te zijn gesitueerd en is afgedekt met een<br />
plat dak met een hoogte van niet meer dan 3 m. De oppervlakte telt mee bij de totale oppervlakte<br />
aan erfbebouwing zoals dat geldt voor de aangrenzende bestemming.<br />
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />
11.3 Nadere eisen<br />
11.3.1 Algemeen<br />
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />
gronden nadere eisen stellen aan:<br />
a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />
openbare weg of openbaar groen;<br />
c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />
'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument' of 'specifieke bouwaanduiding -<br />
rijksmonument'.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 35
11.3.2 <strong>Gemeente</strong>monument<br />
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het verbouwen van panden met de aanduiding<br />
'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument', voor zover deze eisen betrekking hebben op de<br />
cultuurhistorische waarden van het betreffende gemeentelmonument. Zij winnen ter zake advies in bij<br />
de monumentencommissie.<br />
11.4 Afwijken van de bouwregels<br />
11.4.1 Hoogte erfafscheidingen<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.3 ten<br />
behoeve van een erfafscheiding met een hoogte van niet meer dan 2 m aan de naar de weg<br />
gekeerde zijkant van een hoekwoning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders<br />
wordt voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
a. De erfafscheiding heeft een open karakter (gaaswerk of iets dergelijks), die uitsluitend in<br />
combinatie met beplanting een dicht karakter mag hebben.<br />
b. De erfafscheiding moet passen binnen de beeldkwaliteit in de naaste omgeving.<br />
c. De erfafscheiding mag niet tot een verslechtering van de verkeersveiligheid leiden.<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afstand van de<br />
erfafscheiding tot het openbaar gebied.<br />
11.5 Specifieke gebruiksregels<br />
11.5.1 Parkeervoorzieningen<br />
Behoudens op de oprit voor een carport of garage mogen binnen de bestemming 'Tuin' tussen het<br />
verlengde van de zijgevellijnen van het hoofdgebouw geen parkeervoorzieningen worden aangelegd,<br />
tenzij:<br />
a. de breedte van het bouwperceel ten minste 10 m bedraagt;<br />
b. de afstand tussen hoofdgebouw en de bestemming ‘Verkeer - 2’ ten minste 5 m bedraagt;<br />
c. de aanleg van de parkeervoorziening niet ten koste gaat van parkeerruimte in de openbare<br />
ruimte.<br />
11.5.2 Strijdig gebruik<br />
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />
a. Het gebruik van de gronden of bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />
a. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca.<br />
b. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen of goederen.<br />
c. Het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans, voer- en<br />
vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.<br />
36 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Artikel 12 Verkeer - 2<br />
12.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De gronden met de bestemming 'Verkeer - 2' zijn bestemd voor:<br />
a. verharde en onverharde wegen, fiets- en voetpaden met bijbehorende kunstwerken, trottoirs,<br />
bermen en verkeerskundige voorzieningen;<br />
b. parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 20;<br />
c. groenvoorzieningen;<br />
d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />
e. straatmeubilair, speelvoorzieningen en kunstwerken;<br />
f. nutsvoorzieningen.<br />
12.2 Bouwregels<br />
12.2.1 Gebouwen<br />
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />
a. De hoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 12 m.<br />
b. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.<br />
c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten dienste<br />
van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 3 m.<br />
12.3 Specifieke gebruiksregels<br />
12.3.1 Strijdig gebruik<br />
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />
a. Het gebruik van de gronden of bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />
b. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca.<br />
c. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen of goederen en goederen.<br />
d. Het gebruik van gronden voor het stallen van aanhangers, tenten, campers, caravans en voer- en<br />
vaartuigen en andere verblijfsmiddelen.<br />
12.4 Wijzigingsbevoegdheid<br />
12.4.1 Wijziging naar 'Wonen' of 'Tuin'<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />
ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’<br />
of ‘Tuin’, mits:<br />
a. aan de gronden ter plaatse van het wijzigingsgebied geen bouwvlak wordt toegekend.<br />
b. de regels behorende bij de nieuwe desbetreffende bestemming van toepassing worden verklaard.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 37
Artikel 13 Wonen<br />
13.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor;<br />
a. wonen;<br />
b. aan-huis-verbonden beroepen;<br />
c. internetverkoop;<br />
d. bed & breakfast;<br />
e. tuinen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen, waarbij moet worden voldaan aan het<br />
bepaalde in artikel 20;<br />
f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />
g. instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding<br />
'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument';<br />
h. een groothandel in groenten en fruit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' tot een<br />
maximaal oppervlakte van 480 m 2 .<br />
13.2 Bouwregels<br />
13.2.1 Hoofdgebouwen<br />
Voor de bouw van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de voorgevel in<br />
de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak.<br />
b. Ter plaatse van de aanduiding:<br />
1. 'aaneengebouwd';<br />
2. twee-aaneen';<br />
3. 'vrijstaand'<br />
mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.<br />
c. Toename van het aantal woningen door vervangende nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of<br />
splitsing is niet toegestaan.<br />
d. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding ter plaatse<br />
van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.<br />
e. Indien de goot- en bouwhoogte niet is aangegeven op de verbeelding mag de bestaande goot- en<br />
bouwhoogte niet worden verhoogd. Bij vervangende nieuwbouw geldt de goot- en bouwhoogte<br />
van het te vervangen hoofdgebouw als maximum.<br />
13.2.2 Erfbebouwing<br />
Voor het bouwen van erfbebouwing gelden de volgende bepalingen:<br />
a. Erfbebouwing is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij de oppervlakte aan<br />
erfbebouwing gelegen binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend bij de bepaling van de<br />
oppervlakte genoemd onder b.<br />
b. Het gedeelte van het bouwperceel buiten het bouwvlak mag voor niet meer dan 40% worden<br />
bebouwd met een maximum oppervlak van 100 m 2.<br />
c. Bij het bepalen van de oppervlakte aan erfbebouwing wordt een niet overdekt zwembad met een<br />
oppervlak van niet meer dan 50 m 2 buiten beschouwing gelaten, mits het perceel, met inbegrip<br />
van het zwembad, voor niet meer dan 50% is bebouwd.<br />
d. Bij vrijstaande hoofdgebouwen mag slechts aan één zijkant van het hoofdgebouw erfbebouwing<br />
worden gebouwd.<br />
e. De goot- en bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk<br />
3,25 m en 5 m, doch niet hoger dan het hoofdgebouw.<br />
f. Een carport dient op ten minste 1 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd.<br />
g. In afwijking van lid 13.2.2 onder e mag de hoogte van een carport niet meer bedragen dan 3 m en<br />
dient deze afgedekt te zijn met een plat dak.<br />
38 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:<br />
a. De hoogte van een erfafscheiding voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m.<br />
b. De hoogte van een erfafscheiding achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />
c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.<br />
13.2.4 Dakopbouw<br />
Voor het bouwen van een dakopbouw gelden de volgende bepalingen:<br />
a. De hoofdmassa van de dakopbouw is aan de achterzijde van de woning gesitueerd.<br />
b. De dakhelling is gelijk aan die van het bestaande dak.<br />
c. De kozijnhoogte bedraagt ten hoogste 0,9 m.<br />
d. Onverminderd het bepaalde in lid a, b en c mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan<br />
respectievelijk 6 m en 10 m.<br />
Het bevoegd gezag kan met betrekking tot deze bepalingen advies vragen aan de<br />
welstandscommissie.<br />
13.2.5 Ondergronds bouwen<br />
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen, tot een diepte van niet meer dan 3<br />
m onder het plaatselijke maaiveld.<br />
13.3 Nadere eisen<br />
13.3.1 Algemeen<br />
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een goede woonsituatie, de beeldkwaliteit, de milieusituatie,<br />
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende<br />
gronden nadere eisen stellen aan:<br />
a. de situering en de afmetingen van de bebouwing;<br />
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de<br />
openbare weg of openbaar groen.<br />
c. de situering van gebouwen in de nabijheid van een gebouw ter plaatse van de aanduiding<br />
'specifeke bouwaanduiding - rijksmonument' of 'specifieke bouwaanduiding -<br />
gemeentemonument'.<br />
13.3.2 <strong>Gemeente</strong>monument<br />
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het verbouwen van panden met de aanduiding<br />
'specifieke bouwaanduiding - gemeentemonument', voor zover deze eisen betrekking hebben op de<br />
cultuurhistorische waarden van het betreffende gemeentemonument. Zij winnen ter zake advies in bij<br />
de monumentencommissie.<br />
13.4 Afwijken van de bouwregels<br />
13.4.1 Aanbouw<br />
Het bevoegd gezag kan bij vrijstaande woningen met een omgevingsvergunning afwijken van het<br />
bepaalde in lid 13.2.2 sub d, ten behoeve van een aanbouw aan de andere zijgevel van het<br />
hoofdgebouw mits:<br />
a. de aanbouw niet meer bedraagt dan 50% van de lengte van de zijgevel van de hoofdmassa;<br />
b. de diepte vanuit de tweede zijgevel niet meer bedraagt dan 2 m;<br />
c. de bouwhoogte niet meer bedraagt 3,25 m;<br />
d. de afstand van de aanbouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder bedraagt dan 3 m.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 39
13.4.2 Goot- en bouwhoogte<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 onder d<br />
en e ten behoeve van de goot- en bouwhoogte tot niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m. Hierbij<br />
moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:<br />
a. De verhoging mag niet leiden tot een verstoring van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.<br />
b. De aanpassing mag niet leiden tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat<br />
(bijvoorbeeld lichtinval).<br />
c. Wanneer het hoofdgebouw is gelegen binnen de vrijwaringszone – molenbiotoop moet zijn<br />
aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig<br />
functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als<br />
landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende kan worden<br />
tegemoetgekomen.<br />
d. Hierbij moet vooraf advies worden ingewonnen van de beheerder van de molen.<br />
Het bevoegd gezag kan voor de beoordeling van een aanvraag advies inwinnen bij onafhankelijke<br />
deskundigen.<br />
13.5 Specifieke gebruiksregels<br />
13.5.1 Algemeen<br />
Voor aan-huis-verbonden beroepen, bed & breakfast en internetverkoop gelden de volgende<br />
bepalingen:<br />
a. De functie mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.<br />
b. Het gebruik blijft in ruimtelijke en visuele zin ondergeschikt aan de woonfunctie.<br />
c. Het gezamenlijke oppervlakte benodigd voor het gebruik bedraagt niet meer dan 25% van het<br />
gezamenlijke gebruiksvloeroppervlak van de bebouwing met een maximum van 25 m 2 .<br />
d. Het gebruik levert geen onevenredige hinder op voor de woonomgeving en doet geen<br />
onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk.<br />
e. Het gebruik omvat geen verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige<br />
beïnvloeding van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.<br />
13.5.2 Aan-huis-verbonden beroepen<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 13.5.1 gelden voor aan-huis-verbonden beroepen de volgende<br />
bepalingen:<br />
a. er mag geen sprake zijn van een bedrijf dat wordt aangemerkt als een inrichting in het kader van<br />
de Wet Milieubeheer;<br />
b. er vindt geen detailhandel plaats, tenzij ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />
aan-huis-verbonden beroep;<br />
c. indien het aan-huis-verbonden beroep wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van<br />
het bijgebouw tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.<br />
13.5.3 Bed & breakfast<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 13.5.1 gelden voor het gebruik van ruimten ten behoeve van de<br />
uitoefening van een bed en breakfast de volgende bepalingen:<br />
a. Bed & breakfast mag uitsluitend plaatsvinden bij grondgebonden woningen.<br />
b. De uitoefening van een bed & breakfast vindt plaats in het hoofdgebouw.<br />
c. In afwijking van het bepaalde in lid 13.5.1 onder c geldt een maximum van 4 slaapplaatsen per<br />
locatie.<br />
d. In afwijking van het bepaalde in lid 13.5.1 onder e dient het parkeren op eigen terrein plaats te<br />
vinden.<br />
40 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
13.5.4 Internetverkoop<br />
In aanvulling op het bepaalde in lid 13.5.1 gelden voor internetverkoop de volgende bepalingen:<br />
a. Er mag geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig zijn.<br />
b. Er mag geen uitstalling ten behoeve van verkoop plaatsvinden.<br />
c. Er mag geen mogelijkheid aan personen worden geboden voor het ter plaatse afhalen en betalen<br />
van goederen.<br />
d. Indien de internetverkoop wordt uitgeoefend in een bijgebouw mag de afstand van het bijgebouw<br />
tot de woning niet meer bedragen dan 10 m.<br />
13.5.5 Strijdig gebruik<br />
Als gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:<br />
a. Het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.<br />
b. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca.<br />
c. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel:<br />
1. bij aan-huis-verbonden beroepen, voor zover ondergeschikt aan en in direct verband met het<br />
aan-huis-verbonden beroep;<br />
2. door middel van internetverkoop.<br />
d. Het opslaan van verpakte en onverpakte stoffen, materialen en goederen.<br />
e. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor enigerlei vorm van erotische dienstverlening.<br />
13.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />
13.6.1 Mantelzorg<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5.5 onder<br />
a ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke<br />
woonruimte voor mantelzorg, mits:<br />
a. de bewoning op advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk<br />
te stellen advies, noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;<br />
b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden<br />
of bedrijven;<br />
c. de afhankelijke woonruimte een oppervlak beslaat van maximaal 80 m2, onverminderd het<br />
bepaalde in lid 13.2.2 onder b.<br />
d. Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in als de noodzaak voor<br />
mantelzorg, voortvloeiend uit het advies als bedoeld onder a, niet meer aanwezig is.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 41
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2<br />
14.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de<br />
grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.<br />
14.2 Bouwregels<br />
a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende<br />
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van<br />
bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m ten<br />
opzichte van het maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de<br />
gronden die blijkens die aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag<br />
in voldoende mate zijn vastgesteld en waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de<br />
archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.<br />
b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden<br />
door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het<br />
bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de<br />
omgevingsvergunning:<br />
1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de activiteit<br />
(althans uitvoering van een bouw- of aanlegplan), archeologische waarden in de bodem<br />
kunnen worden behouden.<br />
2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />
3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die<br />
voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />
14.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />
14.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie<br />
afdoende is vastgesteld naar het oordeel van het bevoegd gezag.<br />
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />
werkzaamheden<br />
14.4.1 Werken en werkzaamheden<br />
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />
a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen dieper dan 0,3 m ten opzichte<br />
van het maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;<br />
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen,<br />
waarbij de stobben worden verwijderd;<br />
c. het ophogen en egaliseren van gronden;<br />
d. het verlagen van het waterpeil;<br />
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze indrijven van objecten in de bodem;<br />
f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />
g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waaronder<br />
begrepen boomteelt en graszodenteelt;<br />
h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende<br />
constructies;<br />
i. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;<br />
j. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt<br />
dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld.<br />
42 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
14.4.2 Uitzonderingen<br />
Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />
a. ten hoogste 0,3 m reiken óf dieper reiken dan 0,3 m én een verstoringsoppervlakte hebben van<br />
ten hoogste 100 m2;<br />
b. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits<br />
door een ter zake deskundige;<br />
c. het normale onderhoud, beheer en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis<br />
zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen<br />
en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;<br />
d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.<br />
14.4.3 Toelaatbaarheid<br />
De in lid 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen<br />
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden<br />
van de gronden.<br />
14.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk<br />
14.5.1 Slopen<br />
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen, delen van<br />
gebouwen dan wel andere bouwwerken te slopen.<br />
14.5.2 Uitzonderingen<br />
Het in lid 14.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:<br />
a. sloopwerkzaamheden ter uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 14.2 in acht is<br />
genomen;<br />
b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van<br />
deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale<br />
gebruik overeenkomstig de bestemming;<br />
c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.<br />
14.5.3 Toelaatbaarheid<br />
a. De in lid 14.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk<br />
voor het in de enkelbestemming toegestane gebruik van de grond, en in geval van gedeeltelijke<br />
sloop, indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de<br />
archeologische waarde van de gronden.<br />
b. Het bevoegd gezag kan één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de in lid<br />
14.5.1 bedoelde omgevingsvergunning:<br />
1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden<br />
in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende<br />
bodemlaag, rijplaten of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht.<br />
2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />
3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />
begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die<br />
voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />
c. Indien tijdens werken of werkzaamheden vondsten van hoge waarde worden aangetroffen, dan<br />
wordt hier terstond melding van gemaakt bij het bevoegd gezag die vervolgens in het belang van<br />
de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de<br />
omgevingsvergunning.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 43
14.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />
14.6.1 Ligging, omvang, wijzigen of verwijderen<br />
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de<br />
Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:<br />
1. de ligging van de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' te verschuiven;<br />
2. de omvang van de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' te vergroten of verkleinen;<br />
3. de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen;<br />
4. de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' te wijzigen in de bestemming 'Waarde –<br />
Archeologie 3' of 'Waarde – Archeologie 4' voor zover de geconstateerde aan- of afwezigheid<br />
van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch<br />
onderzoek, daartoe aanleiding geeft.<br />
b. Alvorens het plan te wijzigen wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het<br />
terrein van de archeologische monumentenzorg.<br />
44 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Artikel 15 Waarde - Archeologie 3<br />
15.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de<br />
grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.<br />
15.2 Bouwregels<br />
a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende<br />
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van<br />
bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m ten<br />
opzichte van het maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de<br />
gronden die blijkens die aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag<br />
in voldoende mate zijn vastgesteld en waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de<br />
archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.<br />
b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden<br />
door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het<br />
bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de<br />
omgevingsvergunning:<br />
1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de activiteit<br />
(althans uitvoering van een bouw- of aanlegplan), archeologische waarden in de bodem<br />
kunnen worden behouden.<br />
2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />
3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die<br />
voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />
15.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />
15.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie<br />
afdoende is vastgesteld naar het oordeel van het bevoegd gezag.<br />
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />
werkzaamheden<br />
15.4.1 Werken en werkzaamheden<br />
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />
a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen dieper dan 0,3 m ten opzichte<br />
van het maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;<br />
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen,<br />
waarbij de stobben worden verwijderd;<br />
c. het ophogen en egaliseren van gronden;<br />
d. het verlagen van het waterpeil;<br />
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze indrijven van objecten in de bodem;<br />
f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />
g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waaronder<br />
begrepen boomteelt en graszodenteelt;<br />
h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende<br />
constructies;<br />
i. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;<br />
j. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt<br />
dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 45
15.4.2 Uitzonderingen<br />
Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />
a. ten hoogste 0,3 m (of 0,5 m bij esdekken en agrarisch bestemde gronden) reiken óf dieper reiken<br />
dan 0,3 m én een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 250 m2;<br />
b. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits<br />
door een ter zake deskundige;<br />
c. het normale onderhoud, beheer en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis<br />
zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen<br />
en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;<br />
d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.<br />
15.4.3 Toelaatbaarheid<br />
De in lid 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen<br />
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden<br />
van de gronden.<br />
15.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk<br />
15.5.1 Slopen<br />
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen, delen van<br />
gebouwen dan wel andere bouwwerken te slopen.<br />
15.5.2 Uitzonderingen<br />
Het in lid 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:<br />
a. sloopwerkzaamheden ter uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 15.2 in acht is<br />
genomen.<br />
b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van<br />
deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale<br />
gebruik overeenkomstig de bestemming;<br />
c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.<br />
15.5.3 Toelaatbaarheid<br />
a. De in lid 15.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien<br />
noodzakelijk voor het in de enkelbestemming toegestane gebruik van de grond, en in geval van<br />
gedeeltelijke sloop, indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting<br />
plaatsvindt van de archeologische waarde van de gronden.<br />
b. Het bevoegd gezag kan één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de in lid<br />
15.5.1 bedoelde omgevingsvergunning:<br />
1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden<br />
in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende<br />
bodemlaag, rijplaten of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht.<br />
2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />
3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />
begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die<br />
voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />
c. Indien tijdens werken of werkzaamheden vondsten van hoge waarde worden aangetroffen, dan<br />
wordt hier terstond melding van gemaakt bij het bevoegd gezag die vervolgens in het belang van<br />
de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de<br />
omgevingsvergunning.<br />
46 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
15.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />
15.6.1 Ligging, omvang, wijzigen of verwijderen<br />
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de<br />
Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:<br />
1. de ligging van de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' te verschuiven;<br />
2. de omvang van de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' te vergroten of verkleinen;<br />
3. de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' van de verbeelding te verwijderen;<br />
4. de bestemming 'Waarde – Archeologie 3' te wijzigen in de bestemming 'Waarde –<br />
Archeologie 2' of 'Waarde – Archeologie 4' voor zover de geconstateerde aan- of<br />
afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van<br />
archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.<br />
b. Alvorens het plan te wijzigen wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het<br />
terrein van de archeologische monumentenzorg.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 47
Artikel 16 Waarde - Archeologie 4<br />
16.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de<br />
grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.<br />
16.2 Bouwregels<br />
a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende<br />
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van<br />
bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m ten<br />
opzichte van het maaiveld een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de<br />
gronden die blijkens die aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag<br />
in voldoende mate zijn vastgesteld en waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de<br />
archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.<br />
b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden<br />
door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het<br />
bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de<br />
omgevingsvergunning:<br />
1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de activiteit<br />
(althans uitvoering van een bouw- of aanlegplan), archeologische waarden in de bodem<br />
kunnen worden behouden.<br />
2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />
3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />
begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die<br />
voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />
16.3 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />
16.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie<br />
afdoende is vastgesteld naar het oordeel van het bevoegd gezag.<br />
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />
werkzaamheden<br />
16.4.1 Werken en werkzaamheden<br />
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:<br />
a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen dieper dan 0,3 m ten opzichte<br />
van het maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;<br />
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen,<br />
waarbij de stobben worden verwijderd;<br />
c. het ophogen en egaliseren van gronden;<br />
d. het verlagen van het waterpeil;<br />
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze indrijven van objecten in de bodem;<br />
f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />
g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waaronder<br />
begrepen boomteelt en graszodenteelt;<br />
h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende<br />
constructies;<br />
i. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;<br />
j. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt<br />
dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld.<br />
48 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
16.4.2 Uitzonderingen<br />
Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />
a. ten hoogste 0,3 m (of 0,5 m bij esdekken en agrarisch bestemde gronden) reiken óf dieper reiken<br />
dan 0,3 m én een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 500 m2;<br />
b. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits<br />
door een ter zake deskundige;<br />
c. het normale onderhoud, beheer en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis<br />
zijn, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen<br />
en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;<br />
d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.<br />
16.4.3 Toelaatbaarheid<br />
De in lid 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen<br />
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de archeologische waarden<br />
van de gronden.<br />
16.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk<br />
16.5.1 Slopen<br />
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen, delen van<br />
gebouwen dan wel andere bouwwerken te slopen.<br />
16.5.2 Uitzonderingen<br />
Het in lid 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:<br />
a. sloopwerkzaamheden ter uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 16.2 in acht is<br />
genomen.<br />
b. sloopwerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van<br />
deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale<br />
gebruik overeenkomstig de bestemming;<br />
c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.<br />
16.5.3 Toelaatbaarheid<br />
a. De in lid 16.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk<br />
voor het in de enkelbestemming toegestane gebruik van de grond, en in geval van gedeeltelijke<br />
sloop, indien door de sloopwerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de<br />
archeologische waarde van de gronden.<br />
b. Het bevoegd gezag kan één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de in lid<br />
16.5.1 bedoelde omgevingsvergunning:<br />
1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden<br />
in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende<br />
bodemlaag, rijplaten of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht.<br />
2. De verplichting tot het doen van opgravingen.<br />
3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten<br />
begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die<br />
voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.<br />
c. Indien tijdens werken of werkzaamheden vondsten van hoge waarde worden aangetroffen, dan<br />
wordt hier terstond melding van gemaakt bij het bevoegd gezag die vervolgens in het belang van<br />
de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de<br />
omgevingsvergunning.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 49
16.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />
16.6.1 Ligging, omvang, wijzigen of verwijderen<br />
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de<br />
Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:<br />
1. de ligging van de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' te verschuiven;<br />
2. de omvang van de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' te vergroten of verkleinen;<br />
3. de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' van de verbeelding te verwijderen;<br />
4. de bestemming 'Waarde – Archeologie 4' te wijzigen in de bestemming 'Waarde –<br />
Archeologie 2' of 'Waarde – Archeologie 3' voor zover de geconstateerde aan- of afwezigheid<br />
van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch<br />
onderzoek, daartoe aanleiding geeft.<br />
b. Alvorens het plan te wijzigen wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het<br />
terrein van de archeologische monumentenzorg.<br />
50 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Artikel 17 Waarde - Waardevolle boom<br />
17.1 Bestemmingsomschrijving<br />
De voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar<br />
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van waardevolle en bijzondere<br />
boombeplantingen zoals deze zijn aangegeven op de gemeentelijke lijst van waardevolle en<br />
bijzondere bomen, voor zover en zolang aanwezig.<br />
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende<br />
regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.<br />
17.2 Bouwregels<br />
Op de voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd,<br />
behoudens wanneer een omgevingsvergunning ten behoeve van de kap voor de betreffende<br />
boom/bomen onherroepelijk rechtskracht heeft gekregen en er geen herplantplicht op dezelfde locatie<br />
is opgelegd.<br />
17.3 Afwijken van de bouwregels<br />
17.3.1 Afwijken voor het oprichten van bebouwing conform onderliggende bestemming<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 ten<br />
behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen andere bestemmingen,<br />
indien wordt aangetoond dat door het bouwen en/of gebruik van de gronden de conditie,<br />
levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet worden aangetast.<br />
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten aanzien van<br />
de situering en afmetingen van bebouwing.<br />
17.3.2 Bomeneffectrapportage<br />
Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een<br />
bomeneffectrapportage verlangen, waaruit blijkt dat het bouwen geen onevenredig nadelige gevolgen<br />
heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische waarden van de<br />
boom.<br />
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />
werkzaamheden<br />
17.4.1 Werken en werkzaamheden<br />
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en<br />
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de<br />
andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:<br />
a. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en<br />
daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;<br />
b. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere<br />
oppervlakteverhardingen of verdichting van de bodem;<br />
c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem of andere bodembewerking en<br />
vervanging of uitwisseling van grond;<br />
d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige<br />
waterpartijen en het aanbrengen van drainage;<br />
e. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;<br />
f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze van indrijven van voorwerpen in de<br />
grond;<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 51
g. het verrichten van werkzaamheden met (zware) machines die tot beschadiging van de boom of<br />
verdichting van de grond kunnen leiden;<br />
h. de opslag of het aanbrengen van stoffen of materialen inclusief het (tijdelijk) plaatsen van<br />
schaftketen, toiletten, betonmolens, voertuigen, machines of tijdelijke bouwwerken;<br />
i. het bevestigen van voorwerpen aan of in de boom;<br />
j. het snoeien van takken of het afhakken van wortels van de boom.<br />
17.4.2 Uitzonderingen<br />
Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:<br />
a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, gelet<br />
op de conditie, groeiplaats en levensverwachting van de waardevolle bomen;<br />
b. binnen het kader van het normale bodemgebruik vallen, zoals onkruidbestrijding en planten en<br />
rooien van onderbeplanting;<br />
c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen<br />
worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;<br />
d. gericht zijn op de instandhouding van de waardevolle bomen.<br />
17.4.3 Toelaatbaarheid<br />
a. De in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen<br />
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de waarde van de<br />
boom.<br />
b. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 17.4.1 wordt het advies<br />
ingewonnen van de beheerder.<br />
52 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Hoofdstuk 3 Algemene regels<br />
Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling<br />
Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering<br />
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten<br />
beschouwing.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 53
Artikel 19 Algemene bouwregels<br />
19.1 Bestaande matenregeling<br />
a. Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, met inachtneming van<br />
het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, aanwezig is, dan wel<br />
gebouwd mag worden krachtens een omgevingsvergunning en dat in het plan als gevolg van de<br />
bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten en/of situering afwijken van de<br />
maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse<br />
van de afwijking die afwijkende maten als bepaling van de maatvoering, met dien verstande dat:<br />
1. bestaande maten die meer of minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, ter<br />
plaatse van de afwijking als respectievelijk ten hoogste of ten laagste toelaatbaar worden<br />
geacht, een en ander met uitzondering van de oppervlaktematen voor erfbebouwing op<br />
gronden met de bestemming ‘Wonen’;<br />
2. de (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van wat in hoofdstuk 2 is<br />
bepaald, niet mogen worden vergroot of verhoogd;<br />
3. bij herbouw het bepaalde onder 1 uitsluitend van toepassing is, indien herbouw op dezelfde<br />
plaats plaatsvindt;<br />
4. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing<br />
is.<br />
b. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor erfbebouwing in de bestemming ‘Tuin’, welke<br />
met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht<br />
aanwezig is, maar welke volgens de bepalingen behorende bij de bestemming ‘Tuin’ niet is<br />
toegestaan, ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als bepaling van de maatvoering,<br />
met dien verstande dat:<br />
1. de (onderdelen van) bouwwerken waarvan de maten afwijken van wat in hoofdstuk 2 is<br />
bepaald, niet mogen worden vergroot of verhoogd;<br />
2. herbouw is uitsluitend toegestaan op dezelfde plaats;<br />
3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, het overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing<br />
is.<br />
54 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Artikel 20 Parkeernormen<br />
20.1 Gebruiksregels<br />
20.1.1 Gebruiksregels<br />
In geval van vervangende nieuwbouw en/of wijziging en/of uitbreiding van het gebruik van gronden<br />
en/of gebouwen dient op eigen terrein minimaal te worden voldaan aan de in bijlage 2 opgenomen<br />
parkeernormen. Voor de afmetingen van parkeerplaatsen dient te worden voldaan aan de afmetingen<br />
zoals opgenomen in publicatie 317, Parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 CROW.<br />
20.1.2 Afwijking<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 20.1.1, mits:<br />
a. de ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een<br />
onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, en;<br />
b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad<br />
20.1.3 Wijzigingsbevoegdheid<br />
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet<br />
ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de in bijlage 2 opgenomen parkeernormen te wijzigen,<br />
waarbij zij de meest recente versie van de publicatie 317 van het CROW in acht nemen.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 55
Artikel 21 Algemene aanduidingsregels<br />
21.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop<br />
21.1.1 Bouwregels<br />
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen<br />
op deze gronden niet hoger zijn dan de hoogte zoals ter plaatse is aangeduid, dan wel niet hoger dan<br />
de bestaande hoogte indien deze hoger is.<br />
21.1.2 Afwijken van de bouwregels<br />
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid<br />
21.1.1 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:<br />
a. is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het<br />
toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van<br />
de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan<br />
voldoende kan worden tegemoetgekomen;<br />
b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.<br />
21.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />
werkzaamheden<br />
a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk<br />
zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en<br />
werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’:<br />
1. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond<br />
van het bepaalde in lid 21.1.1 ten hoogste toelaatbare hoogte voor bouwwerken;<br />
2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op<br />
grond van het bepaalde in lid 21.1.1 ten hoogste toelaatbare hoogte voor bouwwerken.<br />
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:<br />
1. het normale onderhoud betreffen;<br />
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een<br />
daarvoor benodigde vergunning;<br />
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.<br />
c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige<br />
afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als<br />
werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel<br />
dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende kan worden tegemoetgekomen.<br />
Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.<br />
56 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Artikel 22 Algemene afwijkingsregels<br />
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:<br />
a. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen in geringe mate worden<br />
overschreden, voor zover en meetverschil daartoe aanleiding geeft;<br />
b. de in dit plan voorgeschreven maten met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt<br />
slechts verleend indien:<br />
1. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;<br />
2. deze om esthetische en/of bouwtechnische redenen noodzakelijk is en;<br />
3. de toepasselijke bestemmingsplanregel zelf geen mogelijkheid tot afwijking biedt;<br />
De in dit artikel genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen<br />
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden<br />
en bouwwerken.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 57
Artikel 23 Overige regels<br />
23.1 Algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden<br />
Er wordt uitsluitend een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend<br />
en er wordt uitsluitend overgegaan tot wijziging van het bestemmingsplan indien is aangetoond dat er<br />
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:<br />
a. de stedenbouwkundige - en beeldkwaliteitseisen;<br />
b. de milieusituatie;<br />
c. natuurlijke en landschappelijke waarden;<br />
d. de verkeersveiligheid;<br />
e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;<br />
f. het zicht op karakteristieke gebouwen en bomen en aaneengesloten bebouwing;<br />
g. de parkeerbalans.<br />
23.2 Verwijzen naar andere wettelijke regelingen<br />
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen<br />
zoals die luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.<br />
58 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels<br />
Artikel 24 Overgangsrecht<br />
24.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in<br />
uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het<br />
bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt<br />
vergroot,<br />
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,<br />
mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee<br />
jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.<br />
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het<br />
bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met<br />
ten hoogste 10%.<br />
c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip<br />
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd<br />
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />
24.2 Overgangsrecht gebruik<br />
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a<br />
te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze<br />
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.<br />
c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna<br />
te hervatten of te laten hervatten.<br />
d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het<br />
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat<br />
plan.<br />
"Molenstraat e.o." (ontwerp) 59
Artikel 25 Slotregel<br />
Deze regels worden aangehaald als: <strong>Regels</strong> van het bestemmingsplan 'Molenstraat e.o.',<br />
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van<br />
………………………<br />
De voorzitter, De griffier,<br />
………. ………<br />
60 "Molenstraat e.o." (ontwerp)
Bijlagen bij regels
Bijlage 1<br />
Bestaand aantal m2 wvo met 10% uitbreidingsruimte
Bijlage 1: Bestaand aantal m2 wvo met 10% uitbreidingsruimte<br />
Adres Wvo in m 2<br />
10% in m²<br />
De Pegstukken 2 120 12<br />
De Pegstukken 2B 30 3<br />
Hoofdstraat 218 132 14<br />
Hoofdstraat 222 97 10<br />
Hoofdstraat 224 92 10<br />
Hoofdstraat 226-228 186 19<br />
Hoofdstraat 230 138 14<br />
Molenstraat 1 137 14<br />
Molenstraat 5-7 734 74<br />
Molenstraat 10 58 6<br />
Molenstraat 11 67 7<br />
Molenstraat 15 585 59<br />
Molenstraat 17 47 5<br />
Molenstraat 17D 123 13<br />
Molenstraat 17E 91 10<br />
Molenstraat 17F 59 6<br />
Molenstraat 18 252 26<br />
Molenstraat 20 1200 120<br />
Molenstraat 24 190 19<br />
Bron: Locatus, gecontroleerd mei 2012 en nameting 22 februari 2013<br />
1
Bijlage 2<br />
Parkeernormen
Bijlage 2: Parkeernormen<br />
Voor de functies in het plangebied van het bestemmingsplan Molenstraat e.o. gelden de volgende<br />
parkeernormen, zijnde het maximum aantal parkeerplaatsen per eenheid. De parkeernormen zijn<br />
gebaseerd op de CROW-uitgave van oktober 2012. Hierbij is de woonmilieutype ‘groen-stedelijk’, de<br />
stedelijkheidsgraad ‘weinig stedelijk’ en ‘rest bebouwde kom’ aangehouden.<br />
Functie Differentiatie Eenheid Aantal<br />
parkeerplaatsen<br />
Wonen Koop, vrijstaand per woning 2,7<br />
Wonen Koop, twee-onder-één-kap per woning 2,6<br />
Wonen Koop, tussen/hoek per woning 2,4<br />
Wonen Koop, etage, duur per woning 2,5<br />
Wonen Koop, etage, midden per woning 2,3<br />
Wonen Koop, etage, goedkoop per woning 2,0<br />
Wonen Huurhuis, vrije sector per woning 2,4<br />
Wonen Huurhuis, sociale huur per woning 2,0<br />
Wonen Huur, etage, duur per woning 2,3<br />
Wonen Huur, etage, midden/goedkoop per woning 1,8<br />
Wonen Kamerverhuur, zelfstandig (nietstudenten)<br />
per kamer 0,8<br />
Wonen Kamerverhuur, studenten, nietzelfstandig<br />
per kamer 0,3<br />
Wonen Aanleunwoning en serviceflat per woning 1,4<br />
Werken Kantoor (zonder baliefunctie) per 100 m 2 bvo 2,8<br />
Werken Commerciele dienstverlening<br />
(kantoor met baliefunctie)<br />
per 100 m 2 bvo<br />
Winkelen en boodschappen Buurt- en dorpscentrum per 100 m 2 bvo 5,0<br />
Sport, cultuur en ontspanning Bibliotheek per 100 m 2 bvo 1,4<br />
Sport, cultuur en ontspanning Museum per 100 m 2 bvo 1,2<br />
Horeca en (verblijfs-)recreatie Café/bar/cafetaria per 100 m 2 bvo 8,0<br />
Horeca en (verblijfs-)recreatie Restaurant per 100 m 2 bvo 16,0<br />
Gezondheidszorg en (sociale)<br />
voorzieningen<br />
Gezondheidszorg en (sociale)<br />
voorzieningen<br />
Gezondheidszorg en (sociale)<br />
voorzieningen<br />
Gezondheidszorg en (sociale)<br />
voorzieningen<br />
Gezondheidszorg en (sociale)<br />
voorzieningen<br />
Gezondheidszorg en (sociale)<br />
voorzieningen<br />
Gezondheidszorg en (sociale)<br />
voorzieningen<br />
Huisartsenpraktijk (-centrum) per behandelkamer 3,5<br />
Apotheek per apotheek 3,6<br />
Fysiotherapiepraktijk (-centrum) per behandelkamer 2,2<br />
Consultatiebureau per behandelkamer 2,3<br />
Consultatiebureau voor ouderen per behandelkamer 2,1<br />
Tandartsenpraktijk (-centrum) per behandelkamer 2,8<br />
Gezondheidscentrum per behandelkamer 2,7<br />
3,8
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Genk<br />
www.BRO.nl