Handleiding Handleiding deel 2 - Erfgoed à la Carte Den Helder
Handleiding Handleiding deel 2 - Erfgoed à la Carte Den Helder
Handleiding Handleiding deel 2 - Erfgoed à la Carte Den Helder
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Twee decennia <strong>la</strong>ter begonnen ook de sterftecijfers te dalen. In de periode tussen 1870 en 1910 nam de<br />
kindersterfte aanzienlijk af. In 1870 stierf nog 25 % van de zuigelingen binnen een jaar en in 1910 was dit nog<br />
11 %. Het hoge sterftecijfer onder zuigelingen kwam vooral door besmet drinkwater. Doordat meer moeders<br />
borstvoeding gingen geven, daalde de zuigelingensterfte.<br />
Besmetting kon ook via de lucht p<strong>la</strong>ats vinden. Het hoge sterftecijfer werd ook veroorzaakt door de<br />
infectieziekten griep, roodvonk, pokken en tuberculose. Deze ziekten kwamen vanwege de grotere<br />
bevolkingsdichtheid vaker in de stad voor dan op het p<strong>la</strong>tte<strong>la</strong>nd. Het terugdringen van deze ziekten kwam<br />
vooral door de toegenomen aandacht voor hygiëne, betere voeding en verbeterde huisvesting.<br />
De sterfte aan pokken en roodvonk nam af door de inenting van zuigelingen tegen deze ziektes. Tegen<br />
tuberculose had men aanvankelijk nog geen medicijnen. Wel had Robert Koch in 1882 de tuberkelbacterie<br />
ontdekt en wist men nu dat het om een infectieziekte ging. De bestrijding van de ziekte vond echter nog p<strong>la</strong>ats<br />
door de patiënt in een betere lichamelijke conditie te brengen. Medici lieten hun patiënten in sanatoria op<br />
nemen, waar zij voldoende goede voeding en ‘frisse lucht’ kregen om de nodige weerstand op te bouwen. In de<br />
jaren dertig van de 20 ste kwam penicilline in gebruik om infecties te bestrijden.<br />
Voedsel Voedsel<br />
Voedsel<br />
De hogere standen in de samenleving hadden nooit gebrek gehad aan voldoende voeding. De middengroepen<br />
hadden tijdens periodes van economische crisis, niet zo veel te eten. In de 19 e eeuw hadden de onderste<br />
<strong>la</strong>gen van de bevolking, meestal arbeiders, altijd de grootste moeite gehad om voldoende voeding op tafel te<br />
krijgen. Vanaf 1890 verbeterde hun situatie, vooral onder invloed van sociale wetgeving.<br />
Omstreeks 1900 was de aardappel nog het be<strong>la</strong>ngrijkste onder<strong>deel</strong> van de voeding, maar <strong>la</strong>ngzaam<br />
veranderde dat. In de jaren twintig aten arbeidersgezinnen al tweemaal daags tarwebrood, met weinig beleg.<br />
Soms alleen boter of ook wel met boter en suiker of stroop. Op zaterdag werd in de jaren twintig en dertig soms<br />
een p<strong>la</strong>kje worst, bloedworst of leverworst, op het brood gegeten. Vis was goedkoop. Er werd schol of bot<br />
gekocht en die werden op het oliestel gebakken. Vooral garnalen waren goedkoop. Grote gezinnen kochten<br />
soms een emmer te gelijk. De garnalen moesten natuurlijk wel zelf gepeld worden. Op het brood namen<br />
garnalen dan de p<strong>la</strong>ats van suiker in. Een enkele keer werd gerookte aal gekocht. Dat was toch alweer een<br />
behoorlijke uitgave.<br />
De warme maaltijd werd ook gevarieerder. Aardappels en bonen stonden nog wel veel op tafel, maar ook<br />
groentes werden steeds vaker gegeten. Groentes werden meestal als stampot bereid. Deze bestond dan uit<br />
aardappelen met witte of bruine bonen of groentes zoals andijvie, koolraap, boerenkool en zuurkool. Bieten en<br />
kapucijners werden ook gegeten. Vlees kwam slechts één of twee keer per week op tafel. Het bestond uit een<br />
doorregen varkens<strong>la</strong>p of een rookworst. Die moest dan door het hele gezin van soms zes tot acht leden<br />
ge<strong>deel</strong>d worden. Een heel enkele keer was er voor iedereen een klein balletje gehakt.<br />
Fruit werd, al naar ge<strong>la</strong>ng de beurs het toeliet, één of enkele keren per week gegeten. Het hing van de tijd van<br />
het jaar af welk fruit dat was. Rond de kerstdagen waren het vaak mandarijnen en in de herfst appelen en<br />
peren. Deze <strong>la</strong>atste vruchten waren veel kleiner dan ze nu zijn.<br />
In de avond kochten arbeidersgezinnen wel eens pinda’s, dadels of een zure bom van een <strong>la</strong>ngs de deuren<br />
gaande venter. In het gebruik van genotsmiddelen kwam een be<strong>la</strong>ngrijke verandering. Pruimtabak werd steeds<br />
minder gebruikt, maar men ging steeds vaker van los gekochte shag zelf gedraaide sigaretten roken. Jenever<br />
en bier bleven de be<strong>la</strong>ngrijkste<br />
alcoholische dranken.<br />
Een enkele keer werden er<br />
pannenkoeken gegeten of was er<br />
een pudding na het eten. Met oud<br />
en nieuw bakte iedereen thuis<br />
oliebollen. Hier was men trots op en<br />
iedereen die ze at moest dan ook<br />
een oor<strong>deel</strong> geven over de gebakken<br />
bollen.<br />
Voedingsmiddelen werden over het<br />
algemeen in buurtwinkels gekocht of<br />
aan de deur. Venters liepen nog hun<br />
k<strong>la</strong>nten af. Met vis, melk, fruit en Melk werd met paard en wagen <strong>la</strong>ngs de huizen uitgevent.<br />
noten gingen de venters van deur tot<br />
deur, zoals melkslijter P.J. Lengers uit de Kroningdwarsstraat. In 1925 woedde onder de melkslijters zelfs een<br />
melkoorlog. Venters waren melk voor tien of twaalf cent per liter gaan verkopen. Dit was <strong>la</strong>ger dan de door de<br />
14