18.09.2013 Views

Korhoen Sallandse Heuvelrug in 2007

Korhoen Sallandse Heuvelrug in 2007

Korhoen Sallandse Heuvelrug in 2007

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

gedurende de baltsperiode teweeg bracht, maakte het niet eenvoudig. Op basis van best<br />

professional judgement werd het aantal territoria van ouderejaars hanen vastgesteld op 13.<br />

3.1.3 Het voortplant<strong>in</strong>gssucces en het verlies<br />

De aantalschatt<strong>in</strong>g leverde <strong>in</strong> totaal 15-13=2 jonge hanen op. Het voortplant<strong>in</strong>gssucces <strong>in</strong> 2006<br />

bedroeg dus 2/15*100% = 13%: een zeer mager resultaat (fig. 3).<br />

Van het totale aantal van 23 hanen <strong>in</strong> het voorjaar van 2006 waren er <strong>in</strong> het voorjaar van <strong>2007</strong><br />

nog 13 als ouderejaars hanen over, waardoor het verlies onder de adulte hanen uitkwam op (23-<br />

13)23*100% = 43% ± 5 %StD: een vrij hoog verlies (fig. 3).<br />

De mogelijk lichte overtell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> 2006 en de lichte ondertell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>2007</strong> kunnen van <strong>in</strong>vloed zijn<br />

geweest, maar kunnen hooguit <strong>in</strong> beperkte mate verantwoordelijk zijn geweest voor deze<br />

tegenvallende resultaten.<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

voortplant<strong>in</strong>gsucces<br />

verlies (hanen)<br />

Figuur 3. Het jaarlijkse voortplant<strong>in</strong>gssucces (aandeel eerstejaarshanen <strong>in</strong> de totale hanenpopulatie) en het jaarlijkse verlies<br />

onder de adulte korhanen op de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> <strong>in</strong> 1974-1985 en 1994-2006 (bron: ten Den et al. <strong>2007</strong>, aangevuld<br />

met de gegevens van <strong>2007</strong> (gegevens 1976 en 1977 m<strong>in</strong>der betrouwbaar)).<br />

3.2 Broedsucces, kuikenoverlev<strong>in</strong>g en sterfte<br />

3.2.1 Broedobservaties<br />

Op basis van ruim 60 observatieochtenden (ca. 6.00-8.30 uur) en -avonden (ca. 18.30-2100 uur)<br />

tussen e<strong>in</strong>d april en 20 juni konden van 12-15 hennen de activiteitsgebiedjes worden vastgesteld.<br />

Van acht hennen is een zekere broedpog<strong>in</strong>g vastgesteld: opvliegende hennen, die na ca. 20-30<br />

m<strong>in</strong>uten foerageren vliegend terugkeerden naar de opvliegplek. In andere gevallen werd vaak wel<br />

een broedpog<strong>in</strong>g vermoed, maar kon geen <strong>in</strong>dicatie van een nestplaats worden verkregen.<br />

3.2.2 Broedsucces<br />

Van alle acht zekere broedpog<strong>in</strong>gen konden achteraf de nesten worden getraceerd. Alle nesten<br />

bleken geheel of gedeeltelijk te zijn uitgekomen: een uitzonderlijk hoog nestsucces van 100%<br />

(tabel 2). Op basis van het aantal lege doppen en de niet uigekomen eieren werd een gemiddelde<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 18

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!