18.09.2013 Views

Korhoen Sallandse Heuvelrug in 2007

Korhoen Sallandse Heuvelrug in 2007

Korhoen Sallandse Heuvelrug in 2007

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Korhoen</strong> <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> <strong>in</strong> <strong>2007</strong><br />

Paul ten Den<br />

Hugh Jansman<br />

Freek Niewold<br />

Alterra-rapport korhoen <strong>2007</strong>


Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 2


<strong>Korhoen</strong> <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> <strong>in</strong> <strong>2007</strong>.<br />

Verslag van het monitoronderzoek <strong>Korhoen</strong><br />

P.G.A. ten Den<br />

H.A.H. Jansman<br />

F.J.J Niewold<br />

Alterra-rapport korhoen <strong>2007</strong><br />

Foto´s: Hugh Jansman<br />

Dit rapport (pdf bestand) kunt u bestellen via de auteurs: ptenden@planet.nl en hugh.jansman@wur.nl<br />

© <strong>2007</strong> Alterra<br />

Postbus 47; 6700 AA Wagen<strong>in</strong>gen; Nederland<br />

Tel: (0317) 474700; fax: (0317) 419000; e-mail: <strong>in</strong>fo.alterra@wur.nl<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,<br />

microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemm<strong>in</strong>g van Alterra.<br />

Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten<br />

van dit onderzoek of de toepass<strong>in</strong>g van de adviezen.<br />

In opdracht van Staatsbosbeheer en Verenig<strong>in</strong>g Natuurmonumenten Alterra-rapport korhoen december <strong>2007</strong><br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 3


Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 4


Inhoud<br />

Woord vooraf 7<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g 9<br />

1 Inleid<strong>in</strong>g 11<br />

2 Methoden 13<br />

2.1 De <strong>in</strong>ventarisaties <strong>in</strong> het voorjaar 13<br />

2.2 Observaties <strong>in</strong> de broedperiode 13<br />

2.3 Terre<strong>in</strong>gebruik 14<br />

2.4 Overig onderzoek (buiten de basismonitor<strong>in</strong>g behorend) 14<br />

3 Resultaten 16<br />

3.1 De voorjaars<strong>in</strong>ventarisaties 17<br />

3.1.1 De simultaantell<strong>in</strong>g 17<br />

3.1.2 De baltsterritoria 17<br />

3.1.3 Het voortplant<strong>in</strong>gssucces en het verlies 18<br />

3.2 Broedsucces, kuikenoverlev<strong>in</strong>g en sterfte 18<br />

3.2.1 Broedobservaties 18<br />

3.2.2 Broedsucces 18<br />

3.2.3 Kuikenoverlev<strong>in</strong>g 19<br />

3.2.4 Sterfte onder volgroeide dieren 20<br />

3.3 Terre<strong>in</strong>gebruik 20<br />

3.3.1 Terre<strong>in</strong>gebruik w<strong>in</strong>ter 2006/<strong>2007</strong> 20<br />

3.3.2 Baltsterritoria 21<br />

3.3.3 Activiteitsgebieden en nestplaatsen van hennen <strong>in</strong> de leg- en broedfase 22<br />

3.3.4 Terre<strong>in</strong>gebruik (na)zomer 23<br />

3.4 Overige bijzondere of relevante waarnem<strong>in</strong>gen en gegevens 24<br />

3.4.1 Andere grote bodembroeders 24<br />

3.4.2 Andere bijzondere vogelwaarnem<strong>in</strong>gen 25<br />

3.4.3 Predatoren 25<br />

3.5 Dispersie onderzoek 26<br />

4 Discussie en conclusies 27<br />

Literatuur 29<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 5


Baltsende korhaan met 3 + 1 hennen <strong>in</strong> de bomen, Sikkelbos, 8 maart <strong>2007</strong>.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 6


Woord vooraf<br />

Na afrond<strong>in</strong>g van het onderzoek <strong>in</strong> 2003 en 2004, dat door het Nationaal Park de <strong>Sallandse</strong><br />

<strong>Heuvelrug</strong> werd geïnitieerd, is door de terre<strong>in</strong>beheerders van de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> besloten<br />

tot uitvoer<strong>in</strong>g van een jaarlijkse monitor<strong>in</strong>g van de korhoenpopulatie. Het basisprogramma bevat<br />

naast de gebruikelijke voorjaarstell<strong>in</strong>gen ook onderzoek naar het broedsucces en het<br />

terre<strong>in</strong>gebruik. In <strong>2007</strong> is daar een dispersieonderzoek <strong>in</strong> twee nabijgelegen, potentieel geschikte<br />

heide- en veengebieden aan toegevoegd. Alterra is ook dit jaar gevraagd de regie te voeren bij de<br />

monitor<strong>in</strong>g.<br />

De monitor<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>2007</strong> was wederom niet mogelijk zonder de bijdragen van de terre<strong>in</strong>beheerders<br />

(Staatsbosbeheer en Verenig<strong>in</strong>g Natuurmonumenten) en vrijwilligers van o.a. het IVN en de<br />

VMO (Vogelwerkgroep Midden Overijssel). Vooral de jaarlijkse voorjaarstell<strong>in</strong>g vraagt veel <strong>in</strong>zet.<br />

Gerrit Dommerholt (VMO), Ton Klomphaar (Staatsbosbeheer) en André Knobben (Verenig<strong>in</strong>g<br />

Natuurmonumenten) waren verantwoordelijk voor de organisatie en uitwerk<strong>in</strong>g van deze tell<strong>in</strong>g.<br />

Roel Janssen, Gerrit Dommerholt en Tjibbe Hun<strong>in</strong>k waren ook betrokken bij andere onderdelen<br />

van de monitor<strong>in</strong>g. Gerrit Dommerholt heeft daarnaast een belangrijke bijdrage geleverd aan de<br />

organisatie van het dispersieonderzoek. Ook bij dit onderdeel was de <strong>in</strong>zet en het enthousiasme<br />

van velen zeer welkom.<br />

Speciale dank gaat uit naar Landschap Overijssel voor de toestemm<strong>in</strong>g om met diverse personen<br />

op l<strong>in</strong>ie het Wierdense Veld en de Lemeler- en Archemerberg te mogen doorkruisen. Het waren<br />

welbestede ochtenden, al was maar voor de kennismak<strong>in</strong>g met deze gebieden, de onderl<strong>in</strong>ge<br />

uitwissel<strong>in</strong>g van kennis en de discussies over de geschiktheid van deze gebieden voor<br />

korhoenders.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 7


Negen hennen <strong>in</strong> de bomen, Sikkelbos, 8 maart <strong>2007</strong>.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 8


Samenvatt<strong>in</strong>g<br />

Het basisprogramma voor het monitoren van de korhoenpopulatie van de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong><br />

omvat het <strong>in</strong>ventariseren van de jaarlijkse aantallen, het achteraf bepalen van het<br />

voortplant<strong>in</strong>gssucces en de verliezen van het voorafgaande jaar, het uitvoeren van onderzoek<br />

naar het broedsucces en de onderliggende factoren en het bepalen van het terre<strong>in</strong>gebruik. Bij de<br />

uitvoer<strong>in</strong>g van deze monitor<strong>in</strong>g is het uitgangspunt dat de populatie niet of m<strong>in</strong>imaal wordt<br />

belast. Voor <strong>2007</strong> is aan dit programma een dispersieonderzoek <strong>in</strong> twee naburige heide- en<br />

veenterre<strong>in</strong>en toegevoegd.<br />

De resultaten van <strong>2007</strong> waren teleurstellend wat betreft de waargenomen aantallen. Na het<br />

spectaculaire herstel <strong>in</strong> 2006 (23 hanen) bleek de populatie weer te zijn teruggezakt naar 15<br />

hanen. Een verhoogde w<strong>in</strong>ter- en voorjaarssterfte onder de volgroeide hanen door predatie<br />

(vossen) en een zeer lage kuikenoverlev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> 2006 waren hier debet aan. Dispersie lijkt, mogelijk<br />

mede door de lagere dichtheid, geen rol te hebben gespeeld.<br />

Hoewel het nestsucces hoog was, lijkt de totale voortplant<strong>in</strong>g, vanwege een matige<br />

kuikenoverlev<strong>in</strong>g, ook <strong>in</strong> <strong>2007</strong> tegenvallend te zijn geweest. Naast het voedselaanbod en het weer<br />

kan predatie hierop van <strong>in</strong>vloed zijn geweest. Het goede nestsucces suggereert echter dat de<br />

predatiedruk <strong>in</strong> de voorplant<strong>in</strong>gsfase niet uitzonderlijk hoog was. De bestrijd<strong>in</strong>g van vossen en<br />

kraaien, die de laatste jaren hoofdverantwoordelijk waren voor het nestverlies, heeft dus mogelijk<br />

effect gehad, maar het is goed mogelijk dat ook andere roofdieren een rol spelen <strong>in</strong> de kuikenfase.<br />

De gegevens betreffende het tere<strong>in</strong>gebruik sluiten aan bij dat van de voorgaande jaren en geven<br />

weer dat de korhoenders reageren op het huidige, meer op hen toegesneden beheer. Het blijft<br />

echter onduidelijk waar de kuikentomen verblijven en of deze voldoende kunnen profiteren van<br />

het huidige beheer. Middels het geplande branden en mogelijk ook met andere maatregelen als<br />

maaien-bekalken van de heide is de situatie voor de kuikens naar verwacht<strong>in</strong>g te verbeteren.<br />

Meer nog dan <strong>in</strong> 2006 werd geconsteerd, is een snelle groei van de populatie gewenst. Echter op<br />

basis van het ger<strong>in</strong>ge aantal waarnem<strong>in</strong>gen van jongen deze nazomer en hersft zal het komende<br />

voorjaar zo’n groei naar verwacht<strong>in</strong>g niet te zien zijn. Hoe langer de populatie op het huidige lage<br />

niveau blijft hangen des te groter de kans op uitsterven door toevalsfactoren wordt en des te<br />

eerder genetische factoren een rol gaan spelen.<br />

Hoewel alle voorstellen en plannen van kracht blijven zullen onderzoek- en beheers<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen<br />

nog sterker op de kritische kuikenperiode gericht moeten worden. Omdat er ten aanzien van<br />

kuikens een tijdspanne van zeker twee tot vijf jaren zit tussen uitvoer en effect van<br />

beheermaatregelen en het vooralsnog niet duidelijk is welke maatregelen effect zullen hebben, is<br />

het raadzaam om nu zoveel mogelijk te handelen en meerdere maatregelen uit te proberen. Ook<br />

is het belangrijk dat deze maatregelen verspreid <strong>in</strong> het heidegebied plaatsv<strong>in</strong>den en niet<br />

uitsluitend op de Sprengenberg.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 9


Figuur 1. De centrale heide van de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong>, beheerd door Staatsbosbeheer en Verenig<strong>in</strong>g Natuurmonumenten<br />

en enkele toponiemen.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 10


1 Inleid<strong>in</strong>g<br />

Aanleid<strong>in</strong>g<br />

Van de vele wilde korhoenpopulaties die <strong>in</strong> de vorige eeuw de heidevelden en hoogveengebieden<br />

<strong>in</strong> Nederland bewoonden, heeft alleen de populatie van de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> zich, ondanks<br />

periodiek lage aantallen en een recente volledige isolatie, weten te handhaven. Na een groei tot<br />

ruim 30 hanen <strong>in</strong> de eerste helft van de jaren negentig van de vorige eeuw, daalde de omvang van<br />

deze populatie tot een historisch m<strong>in</strong>imum van slechts 9 hanen <strong>in</strong> het voorjaar van 2002<br />

(Niewold et al. 2005). Uitsterven leek aanstaande, maar <strong>in</strong> 2003 en 2004 toonde de populatie<br />

veerkracht <strong>in</strong> de vorm van een herstel tot 15 hanen. Een lichte teruggang <strong>in</strong> 2005 (13 hanen)<br />

werd <strong>in</strong> 2006 gevolgd door een spectaculaire groei tot 23 hanen (ten Den et al. 2005, <strong>2007</strong>).<br />

De aanvankelijke groei aan het e<strong>in</strong>d van de vorige eeuw werd mogelijk geactiveerd door de <strong>in</strong><br />

gang gezette vergrot<strong>in</strong>g van het heideareaal. Deze vergrot<strong>in</strong>g vloeide voort uit aanbevel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong><br />

het "Soortbescherm<strong>in</strong>gsplan <strong>Korhoen</strong>" (M<strong>in</strong>isterie van LNV 1991). Het dieptepunt <strong>in</strong> 2002 werd<br />

echter bereikt op het moment dat de beoogde areaalvergrot<strong>in</strong>g door kap van 700 naar ca. 1000 ha<br />

heide <strong>in</strong> de afrond<strong>in</strong>gsfase verkeerde. Voor een voorgestelde verdere vergrot<strong>in</strong>g van het<br />

heideareaal met m<strong>in</strong>imaal 500 ha (Groot Bru<strong>in</strong>der<strong>in</strong>k et al. 2002: Faunabeheerplan <strong>Sallandse</strong><br />

<strong>Heuvelrug</strong>) werd een evaluatie van de eerdere areaalvergrot<strong>in</strong>g nodig geacht. Wel werd na een<br />

periode van vrijwel geen bestrijd<strong>in</strong>g, de bestrijd<strong>in</strong>g van de Vos (vanaf e<strong>in</strong>d 2002) en de Zwarte<br />

kraai (vanaf 2005) <strong>in</strong> toenemende mate weer ter hand genomen.<br />

Het evaluatieonderzoek (Niewold et al. 2004, 2005) en ook de recente monitor<strong>in</strong>g (2006) tonen<br />

aan dat de areaalvergrot<strong>in</strong>g een sterk positief effect heeft gehad op de populatie. Door kap<br />

ontstonden bosbesrijke voorkeurvegetaties en een grote centrale heide, waardoor de korhoenders<br />

beter <strong>in</strong> staat waren om aan de toenemende predatiedruk vanuit de randen te ontkomen. Bij deze<br />

predatie bleken vossen en kraaiachtigen een grotere rol te spelen dan voorheen. Hierdoor is<br />

waarschijnlijk de voortplant<strong>in</strong>g sterker onder druk komen te staan. De <strong>in</strong> gang gezette<br />

predatorbestrijd<strong>in</strong>g heeft mogelijk bijgedragen aan het recente populatieherstel, maar is nog<br />

onvoldoende effectief. De onderzoekresultaten maken verder duidelijk dat de populatie, ondanks<br />

enig verlies van genetische variatie, nog steeds vitaal is en <strong>in</strong> staat tot een goede voortplant<strong>in</strong>g. Uit<br />

modelbereken<strong>in</strong>gen blijkt echter dat de populatie bij de huidige aantallen erg kwetsbaar is en dat<br />

meer dan een verdubbel<strong>in</strong>g van het aantal hanen (50) nodig is om de populatie buiten de<br />

stochastische gevarenzone te brengen.<br />

Op grond van deze resultaten wordt een snelle doorgroei noodzakelijk geacht. Op de korte<br />

termijn willen de terre<strong>in</strong>beheerders deze groei stimuleren door een tijdelijke, maar effectieve<br />

predatorbestrijd<strong>in</strong>g, en een optimalisatie van het heidebeheer. Dit heidebeheer wordt sterk gericht<br />

op het ontwikkelen van mozaiekvegetaties waarbij structuurrijke en bosbesrijke heide wordt<br />

afgewisseld met nutriëntenrijke pioniervegetaties en waarbij op de heide ruimte is voor opslag,<br />

verspreide bomen en boomgroepen. Kle<strong>in</strong>schalig branden, opslag langer sparen, bekalken,<br />

wandelend bos en niets doen zijn voorgenomen maatregelen.<br />

Voor een blijvende populatievergrot<strong>in</strong>g wordt het verdere uitbreiden van het leefgebied<br />

onontkoombaar gezien. Dit was ook de belangrijkste conclusie van de <strong>in</strong> 2006 gehouden<br />

"M<strong>in</strong>iconferentie <strong>Korhoen</strong>", waar<strong>in</strong> buitenlandse specialisten participeerden. Nadrukkelijk werd<br />

gewezen op het belang van zo’n uitbreid<strong>in</strong>g. Allereerst op de <strong>Heuvelrug</strong> zelf, maar voor<br />

langdurige overlev<strong>in</strong>g werd aanbevolen toe te werken naar een metapopulatiestrucuur, waarbij de<br />

populatie van de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> fungeert als kern- en bronpopulatie voor kle<strong>in</strong>ere<br />

satellietpopulaties op bijvoorbeeld het Wierdense Veld, de Lemeler- en Archemerberg, de<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 11


Borkeld en mogelijk de Engbertsdijksvenen. Vooralsnog lijkt de Archemerberg het meest<br />

kansrijk.<br />

Een andere uitkomst van de M<strong>in</strong>iconferentie was de aanbevel<strong>in</strong>g om naast de bestaande<br />

monitor<strong>in</strong>g, het onderzoek op de <strong>Heuvelrug</strong> nader te richten op de kuikenoverlev<strong>in</strong>g (meest<br />

kritische factor) en op de dispersie van jonge hennen, bijvoorbeeld door <strong>in</strong> augustus systematisch<br />

de kuikens te tellen (voorstaande honden), <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>terperiode nabijgelegen heidegebieden op<br />

l<strong>in</strong>ie af te lopen en/of een deel van de populatie te zenderen. Ook werd een genetische<br />

monitor<strong>in</strong>g van groot belang geacht, o.a. om een v<strong>in</strong>ger aan te pols te houden t.a.v. een verlaagde<br />

fitness. Daarbij werd een vergelijkende taxonomische studie (genetisch, morfologisch en<br />

ecologisch) van verschillende West- (en Midden)-Europese populaties aanbevolen, om <strong>in</strong>zicht te<br />

krijgen <strong>in</strong> de onderl<strong>in</strong>ge verwantschappen en de mogelijke status als ondersoort. Dit kan<br />

waardevol zijn <strong>in</strong> het kader van fondsenwerv<strong>in</strong>g voor onderzoek en beheermaatregelen. Ook kan<br />

het <strong>in</strong>zicht geven <strong>in</strong> welke populaties <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g komen voor genenuitwissel<strong>in</strong>g, mocht dit <strong>in</strong><br />

de toekomst wenselijk worden geacht.<br />

Monitor<strong>in</strong>g <strong>2007</strong><br />

In 2006 is <strong>in</strong> onderl<strong>in</strong>g overleg tussen Staatsbosbeheer, Verenig<strong>in</strong>g Natuurmonumenten en<br />

Alterra besloten tot een basisprogramma voor de <strong>Korhoen</strong>monitor<strong>in</strong>g voor de komende jaren.<br />

Dit programma is gebaseerd op het "Monitor<strong>in</strong>gsplan <strong>Korhoen</strong> Heidewerkgroep" (Klomphaar &<br />

de Bruijn, 15-03-2006). Aan dit basisprogramma kunnen op grond van ontwikkel<strong>in</strong>gen, nieuwe<br />

<strong>in</strong>zichten en specifieke vragen onderdelen worden toegevoegd.<br />

Het basisprogramma omvat:<br />

de <strong>in</strong>ventarisaties <strong>in</strong> het voorjaar van het aantal hanen, de territoriale hanen en de locaties<br />

van de baltsende hanen, welke <strong>in</strong>zicht geven <strong>in</strong> de aantalsontwikkel<strong>in</strong>g, het<br />

voortplant<strong>in</strong>gssucces en de verliezen onder de hanen;<br />

een onderzoek naar broedplaatsen en broedsucces;<br />

een (beperkt) onderzoek naar terre<strong>in</strong>gebruik.<br />

Dit 'non <strong>in</strong>vasive' programma kan worden uitgevoerd met m<strong>in</strong>imale verstor<strong>in</strong>g van de<br />

korhoenders. Er worden geen dieren gevangen en het merendeel der waarnem<strong>in</strong>gen wordt<br />

verricht vanaf wegen en paden. In kwetsbare perioden wordt de heide zo we<strong>in</strong>ig mogelijk<br />

betreden.<br />

Hiernaast worden bij het onderzoek materialen en data verzameld voor genetisch (veren,<br />

eischalen) en taxonomisch (eimaten) onderzoek. Ook worden foto’s gemaakt van territoriale<br />

hanen, voor <strong>in</strong>dividuele herkenn<strong>in</strong>g. Uitwerk<strong>in</strong>g en rapportage van deze onderdelen vallen echter<br />

niet b<strong>in</strong>nen de opdracht van <strong>2007</strong>.<br />

Voor <strong>2007</strong> is wel een dispersieonderzoek <strong>in</strong> het Wierdense Veld en de Lemeler- en Archemerberg<br />

aan het basisprogramma toegevoegd.<br />

Voorstellen voor nader onderzoek naar de kuikenoverlev<strong>in</strong>g en het terre<strong>in</strong>gebruik van<br />

kuikentomen werden voor <strong>2007</strong> niet gehonoreerd vanwege het mogelijk verstorende of<br />

belastende karakter van dit onderzoek.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 12


2 Methoden<br />

2.1 De <strong>in</strong>ventarisaties <strong>in</strong> het voorjaar<br />

Simultaantell<strong>in</strong>g<br />

Door de terre<strong>in</strong>beheerders, leden van het IVN Nijverdal-Hellendoorn, de Vogelwerkgroep<br />

Midden Overijssel en diverse andere vrijwilligers worden al vele jaren simultaantell<strong>in</strong>gen<br />

uitgevoerd op drie ochtenden (ca. 6.00-8.00 uur) <strong>in</strong> de 2e helft van april en beg<strong>in</strong> mei. Hiertoe<br />

wordt het centrale heidegebied opgedeeld <strong>in</strong> telgebieden (ca. 20), die vanaf vaste telpunten<br />

worden overzien. Op vaste telmomenten (ieder kwartier) worden <strong>in</strong> alle telgebieden de aanwezige<br />

dieren geteld. Tijdelijk niet zichtbare, maar wel aanwezige dieren worden daarbij meegeteld.<br />

Tussentijdse verplaats<strong>in</strong>gen worden geregistreerd en vergeleken om overschatt<strong>in</strong>g te voorkomen.<br />

Het maximale aantal op één tijdstip geteld, geldt als maat voor het aantal aanwezige dieren. De<br />

tell<strong>in</strong>g richt zich vooral op de hanen, waavan een redelijk betrouwbaar beeld van het totale aantal<br />

kan worden verkregen. Hennen worden eveneens geteld, maar de resultaten zijn om verschillende<br />

redenen niet betrouwbaar en altijd onderschatt<strong>in</strong>gen.<br />

De baltsterritoria<br />

S<strong>in</strong>ds 1995 wordt <strong>in</strong> het voorjaar een <strong>in</strong>ventarisatie van het aantal aanwezige baltsterrtoria van de<br />

hanen uitgevoerd. Tijdens ca. 8-10 veldbezoeken (vooral ochtenden) <strong>in</strong> april en mei wordt het<br />

aantal en de ligg<strong>in</strong>g van deze baltsterritoria vastgesteld. Hierbij wordt het heidegebied met de fiets<br />

en soms met de auto doorkruist (wegen en paden). Territoria worden vastgesteld aan de hand van<br />

baltsgedrag, plaatsgebondenheid, regelmaat van aanwezigheid en uiterlijke kenmerken van de<br />

hanen (Niewold et al. 2005, Niewold & ten Den 1998).<br />

Het jaarlijkse voortplant<strong>in</strong>gssucces en verlies<br />

In de regel zijn alleen hanen van twee jaar en ouder echt territoriaal, waardoor onderscheid kan<br />

worden gemaakt tussen eerstejaars hanen (niet territoriaal) en ouderejaars hanen (wel territoriaal).<br />

Uitzonder<strong>in</strong>gen worden meestal <strong>in</strong> het veld herkend (uiterlijke kenmerken en gedrag).<br />

Op basis van dit onderscheid wordt een maat voor het voortplant<strong>in</strong>gssucces van het<br />

voorafgaande jaar bepaald: het voortplant<strong>in</strong>gssucces van 2006 is het aandeel eerstejaars hanen <strong>in</strong> de totale<br />

hanenpopulatie van <strong>2007</strong>.<br />

Op vergelijkbare wijze wordt het verlies onder adulte hanen door sterfte of emigratie berekend:<br />

het verlies tussen voorjaar 2006 en voorjaar <strong>2007</strong> is het aandeel van alle hanen <strong>in</strong> 2006, dat <strong>in</strong> <strong>2007</strong> niet meer<br />

als ouderejaars aanwezig is.<br />

2.2 Observaties <strong>in</strong> de broedperiode<br />

Aan de hand van langdurige observaties worden broedplaatsen en broedsucces vastgesteld.<br />

Vanwege het tijdrovende karakter van de observaties wordt het accent bij de waarnem<strong>in</strong>gsplaatsen<br />

gelegd op kansrijke gebieden; gebiedsdelen waar op basis van waarnem<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het<br />

voorjaar en ervar<strong>in</strong>gen uit voorafgaande jaren, activiteiten van korhennen kunnen worden<br />

verwacht. Hier wordt tussen ca. 15 mei en 20 juni ’s-ochtends en ‘s-avonds gepost. Op grond<br />

van het typische gedrag van nestverlatende, broedende korhennen worden nestlocaties en<br />

favoriete foerageerplaatsen geregistreerd. Na de broedperiode worden de veronderstelde<br />

nestplaatsen nader opgezocht waarbij gegevens omtrent legselgrootte, fertiliteit van de eieren,<br />

nestsucces en oorzaken van nestverlies worden bepaald. Tevens worden de eischalen of niet<br />

uitgekomen eieren verzameld voor o.a. DNA onderzoek.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 13


2.3 Terre<strong>in</strong>gebruik<br />

Toevallige waarnem<strong>in</strong>gen<br />

Goed geregistreerde waarnem<strong>in</strong>gen van korhoenders door terre<strong>in</strong>beheerders, boa's, vogelaars en<br />

onderzoekers worden verzameld. Het betreft niet-systematisch verkregen gegevens die hooguit<br />

een globaal en mogelijk enigsz<strong>in</strong>s vertekend beeld geven van het terre<strong>in</strong>gebruik, maar aanvullend<br />

kunnen zijn op de andere gegevens. Waarnem<strong>in</strong>gen zoals gemeld op websites als Waarnem<strong>in</strong>g.nl<br />

zijn dikwijls te onnauwkeurig van positie.<br />

Territorium- en broedobservaties<br />

Deze meer systematisch verkregen waarnem<strong>in</strong>gen kunnen tevens een goed beeld van het<br />

terre<strong>in</strong>gebruik geven gedurende de maanden april, mei en juni.<br />

Sporenonderzoek (na)zomer<br />

In de periode juli tot half oktober laten korhoenders zich vrijwel niet zien. Mede vanwege de rui<br />

vertonen ze vrijwel geen vliegbeweg<strong>in</strong>gen. Om toch enig zicht te hebben op het terre<strong>in</strong>gebruik en<br />

de kuikenoverlev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> deze belangrijke periode, wordt de heide steekproefsgewijs doorlopen.<br />

Waarnem<strong>in</strong>gen van sporen van korhoenders (uitwerpselen, ruiveren, stofbaden, etc.) worden<br />

nauwkeurig geregistreerd met GPS-apparatuur. Verse veren worden verzameld voor DNA<br />

onderzoek.<br />

Af en toe worden hierbij korhoenders opgestoten. Het sporenonderzoek wordt daarom<br />

voornamelijk uitgevoerd na half juli, wanneer de kuikens ouder en vliegvlug zijn. Baltsplaatsen<br />

worden e<strong>in</strong>d mei/beg<strong>in</strong> juni bezocht om ruiveren van territoriale hanen te verzamelen. Dit<br />

gebeurt op tijdstippen dat de hanen afwezig zijn.<br />

Vastlegg<strong>in</strong>g waarnem<strong>in</strong>gen<br />

Alle waarnem<strong>in</strong>gen worden met x- en y-coörd<strong>in</strong>aten <strong>in</strong>gevoerd <strong>in</strong> een database (Excel-bestand).<br />

Op basis daarvan worden o.a. met Arcview kaarten gemaakt.<br />

2.4 Overig onderzoek (buiten de basismonitor<strong>in</strong>g behorend)<br />

DNA onderzoek<br />

De aangetroffen eischalen en (verse) veren worden droog en koel opgeslagen om naderhand te<br />

kunnen worden opgewerkt voor DNA analyse. Dit laatste valt (nog) buiten de jaarlijkse<br />

monitor<strong>in</strong>g. Deze analyse kan worden uitgevoerd om een mogelijk verder verlies van genetische<br />

variatie b<strong>in</strong>nen de populatie tijdig te kunnen onderkennen, maar ook om de verschillen en<br />

verwantschappen met buitenlandse populaties te bepalen (Jansman et al. 2004). Dit laatste is van<br />

belang om de status van het West-Europese <strong>Korhoen</strong> vast te stellen (type/ondersoort). Dit kan<br />

van betekenis zijn voor herijk<strong>in</strong>g van de beschermde status van het <strong>Korhoen</strong> <strong>in</strong> Europa en om<br />

eventueel bronpopulaties te kiezen voor uitwissel<strong>in</strong>g (eieren/<strong>in</strong>dividuen/fokgroep), mocht<br />

hiertoe <strong>in</strong> de toekomst worden besloten. Naar alle waarschijnlijkheid zal <strong>in</strong> dit kader een deel van<br />

het <strong>in</strong> 2006 en <strong>2007</strong> verzamelde materiaal, tezamen met materiaal van o.a. de Luneburger Heide<br />

en het Rhongebied <strong>in</strong> Duitsland door de Universiteit van Freiburg worden onderzocht.<br />

DNA onderzoek is hiernaast bruikbaar voor <strong>in</strong>dividuherkenn<strong>in</strong>g en kan dan een goede<br />

ondersteun<strong>in</strong>g en/of uitbreid<strong>in</strong>g (hennen) vormen van de aantalsbepal<strong>in</strong>g en de bepal<strong>in</strong>g van de<br />

jaarlijkse verliezen en de aanwas. Ook biedt het mogelijkheden tot een beter <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> het<br />

terre<strong>in</strong>gebruik en de traditionele, <strong>in</strong>dividuele voorkeursplaatsen van de korhoenders. Fondsen om<br />

het verzamelde materiaal hiertoe te analyseren zijn vooralsnog niet gevonden.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 14


Foto's territoriale hanen<br />

De witte onderstaartveren van de baltsende hanen bevatten vaak één of meerdere zwarte veertjes.<br />

De <strong>in</strong>druk bestaat dat elke haan een eigen patroon heeft en dat dit patroon van jaar tot jaar gelijk<br />

blijft. Op grond hiervan zouden de hanen <strong>in</strong>dividueel te onderscheiden zijn. Het jaarlijks<br />

fotogaferen van de territoriale hanen kan dan eveneens een hulpmiddel zijn bij het vergaren van<br />

kennis omtrent de jaalijkse verliezen en de levensverwacht<strong>in</strong>g van korhanen.<br />

In 2005 zijn twee hanen op de plaat vastgelegd. In 2006 en <strong>2007</strong> is dit fotogaferen van hanen<br />

verder doorgezet. Dit fotograferen gebeurt gelijktijdig met de territorium-<strong>in</strong>ventarisatie en<br />

uitsluitend vanaf wegen en paden (vanuit een auto), of vanuit de observatiehut nabij de<br />

Toeristenweg. Dit houdt <strong>in</strong> dat niet alle hanen kunnen worden gefotografeerd.<br />

Dispersieonderzoek: doorzoeken naburige heideterre<strong>in</strong>en<br />

Tijdens de <strong>in</strong> juni 2006 gehouden "M<strong>in</strong>iconferentie <strong>Korhoen</strong>" werd door buitenlandse<br />

onderzoekers geopperd, dat dispersie van jonge hennen tot ca. 20 km van de geboorteplek zeer<br />

gewoon is. Deze dispersie kan zowel <strong>in</strong> het najaar als <strong>in</strong> het vroege voorjaar optreden en is<br />

natuurlijk <strong>in</strong>teelt-vermijdend gedrag en daarnaast van belang voor het (opnieuw) bevolken van<br />

nabijgelegen heideterre<strong>in</strong>en.<br />

De vraag is <strong>in</strong> hoeverre de korhoenders van de <strong>Heuvelrug</strong> dit gedrag (nog) vertonen. Het zou<br />

enerzijds betekenen dat thans dieren verloren gaan (want elders verschijnen geen nieuwe<br />

populaties) waardoor de groei van de populatie op de <strong>Heuvelrug</strong> geremd wordt. Anderzijds zou<br />

het een extra stimulans kunnen zijn om <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g en beheer van de nabijgelegen heide- en<br />

veengebieden meer op het <strong>Korhoen</strong> af te stemmen. Translocatie van hanen zou daarbij een<br />

methode kunnen zijn om hennen te b<strong>in</strong>den aan de nieuwe gebieden.<br />

Een methode om te onderzoeken <strong>in</strong> welke mate dispersie plaatsv<strong>in</strong>dt, is het op l<strong>in</strong>ie doorlopen<br />

van heideterre<strong>in</strong>en (onderl<strong>in</strong>ge afstand 25-50 m) <strong>in</strong> de herfst (okt-dec) en het vroege voorjaar<br />

(mrt-apr). De kans is dan redelijk groot dat aanwezige korhoenders opvliegen. Ook kunnen<br />

sporen worden aangetroffen, <strong>in</strong>dien één of meerdere vogels meer dan kortstondig aanwezig zijn<br />

geweest.<br />

In het vroege voorjaar van <strong>2007</strong> zijn het Wierdense Veld en de Lemeler- en Archemerberg<br />

doorzocht. Toestemm<strong>in</strong>g en hulp werd verleend door Landschap Overijssel, beheerder van deze<br />

terre<strong>in</strong>en. Alvorens het daadwerkelijk op l<strong>in</strong>ie doorlopen van deze terre<strong>in</strong>en werd <strong>in</strong> februari en<br />

beg<strong>in</strong> maart middels veldbezoeken vastgesteld welke delen van deze terre<strong>in</strong>en doorlopen dienden<br />

te worden (m<strong>in</strong>der geschikte delen, zoals de natste delen van het Wierdense Veld werden<br />

uitgesloten) en hoeveel personen en tijd nodig zou zijn. Het op l<strong>in</strong>ie doorlopen vond plaats op<br />

drie ochtenden (7.00-12.00 uur): 23 maart (Archemerberg, 7 personen), 31 maart (Lemelerberg, 5<br />

personen ) en 6 april (Wierdense Veld, 7 personen). In totaal waren 13 personen betrokken bij dit<br />

onderzoek.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 15


Baltsende haan van het Sikkelbos, 8-maart <strong>2007</strong>.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 16


3 Resultaten<br />

3.1 De voorjaars<strong>in</strong>ventarisaties<br />

3.1.1 De simultaantell<strong>in</strong>gen<br />

De simultaantell<strong>in</strong>gen leverden een aantal van 15 hanen op (tabel 1). Dit was aanzienlijk m<strong>in</strong>der<br />

dan <strong>in</strong> 2006 (23 hanen, zie fig. 2). Een lichte overtell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> 2006 (zie ten Den et al. <strong>2007</strong>) en een<br />

mogelijk lichte ondertell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>2007</strong> waren hier misschien deels debet aan (± 1 a 2 hanen). De<br />

teruggang is echter evident. In tegenstel<strong>in</strong>g tot andere jaren leverde de laatste tell<strong>in</strong>g het laagste<br />

aantal hanen op. De dood (predatie) van m<strong>in</strong>imaal één haan tussen de tweede en de laatste tell<strong>in</strong>g<br />

was hiervan de vermoedelijke oorzaak.<br />

Tabel 1. Samenvatt<strong>in</strong>g resultaten simultaantell<strong>in</strong>g <strong>Korhoen</strong> <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> voorjaar<br />

<strong>2007</strong> (uitgewerkt door Gerrit Dommerholt, Vogelwerkgroep Midden Overijssel).<br />

Teldatum maximum aantal hanen maximum aantal hennen<br />

18-04-<strong>2007</strong> 15 12<br />

25-04-<strong>2007</strong> 15 7<br />

02-05-<strong>2007</strong> 14 5<br />

Er werden wel meer hennen (max. 12) waargenomen dan <strong>in</strong> 2006 (max. 10). Omdat de<br />

simultaantell<strong>in</strong>gen een onderschatt<strong>in</strong>g van het aantal aanwezige hennen opleveren, kan op basis<br />

hiervan echter niet zonder meer worden geconcludeerd dat de teruggang zich m<strong>in</strong>der bij de<br />

hennen heeft gemanifesteerd. Diverse waarnem<strong>in</strong>gen van relatief grote hennengroepen <strong>in</strong> de<br />

naw<strong>in</strong>ter en ook de waarnem<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de broedfase ondersteunen deze suggestie echter wel.<br />

35 Aantal hanen<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Aantal hennen<br />

Figuur 2. Het jaarlijkse aantal waargenomen korhoenders op de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> tijdens de voorjaars<strong>in</strong>ventarisaties van<br />

1974-<strong>2007</strong>. Het aantal hanen is een reële schatt<strong>in</strong>g, terwijl het aantal hennen een onderschatt<strong>in</strong>g van het werkelijke aantal<br />

is (bron: ten Den et al. <strong>2007</strong>, aangevuld met de telgegevens van <strong>2007</strong>).<br />

3.1.2 De baltsterritoria<br />

De territoriumtell<strong>in</strong>g wees uit dat 12 tot 14 van de aanwezige hanen territoriaal waren. Het feit<br />

dat enkele hanen gedurende de waarnem<strong>in</strong>gsperiode verdwenen door predatie, maakte het lastig<br />

het preciese aantal vast te stellen. Ook het vrijkomen van een oud territorium (Kle<strong>in</strong>e<br />

kon<strong>in</strong>gsbelt; tussen Jodenbos en Bergweg) gedurende de naw<strong>in</strong>ter en de verschuiv<strong>in</strong>g die dit<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 17


gedurende de baltsperiode teweeg bracht, maakte het niet eenvoudig. Op basis van best<br />

professional judgement werd het aantal territoria van ouderejaars hanen vastgesteld op 13.<br />

3.1.3 Het voortplant<strong>in</strong>gssucces en het verlies<br />

De aantalschatt<strong>in</strong>g leverde <strong>in</strong> totaal 15-13=2 jonge hanen op. Het voortplant<strong>in</strong>gssucces <strong>in</strong> 2006<br />

bedroeg dus 2/15*100% = 13%: een zeer mager resultaat (fig. 3).<br />

Van het totale aantal van 23 hanen <strong>in</strong> het voorjaar van 2006 waren er <strong>in</strong> het voorjaar van <strong>2007</strong><br />

nog 13 als ouderejaars hanen over, waardoor het verlies onder de adulte hanen uitkwam op (23-<br />

13)23*100% = 43% ± 5 %StD: een vrij hoog verlies (fig. 3).<br />

De mogelijk lichte overtell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> 2006 en de lichte ondertell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>2007</strong> kunnen van <strong>in</strong>vloed zijn<br />

geweest, maar kunnen hooguit <strong>in</strong> beperkte mate verantwoordelijk zijn geweest voor deze<br />

tegenvallende resultaten.<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

voortplant<strong>in</strong>gsucces<br />

verlies (hanen)<br />

Figuur 3. Het jaarlijkse voortplant<strong>in</strong>gssucces (aandeel eerstejaarshanen <strong>in</strong> de totale hanenpopulatie) en het jaarlijkse verlies<br />

onder de adulte korhanen op de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> <strong>in</strong> 1974-1985 en 1994-2006 (bron: ten Den et al. <strong>2007</strong>, aangevuld<br />

met de gegevens van <strong>2007</strong> (gegevens 1976 en 1977 m<strong>in</strong>der betrouwbaar)).<br />

3.2 Broedsucces, kuikenoverlev<strong>in</strong>g en sterfte<br />

3.2.1 Broedobservaties<br />

Op basis van ruim 60 observatieochtenden (ca. 6.00-8.30 uur) en -avonden (ca. 18.30-2100 uur)<br />

tussen e<strong>in</strong>d april en 20 juni konden van 12-15 hennen de activiteitsgebiedjes worden vastgesteld.<br />

Van acht hennen is een zekere broedpog<strong>in</strong>g vastgesteld: opvliegende hennen, die na ca. 20-30<br />

m<strong>in</strong>uten foerageren vliegend terugkeerden naar de opvliegplek. In andere gevallen werd vaak wel<br />

een broedpog<strong>in</strong>g vermoed, maar kon geen <strong>in</strong>dicatie van een nestplaats worden verkregen.<br />

3.2.2 Broedsucces<br />

Van alle acht zekere broedpog<strong>in</strong>gen konden achteraf de nesten worden getraceerd. Alle nesten<br />

bleken geheel of gedeeltelijk te zijn uitgekomen: een uitzonderlijk hoog nestsucces van 100%<br />

(tabel 2). Op basis van het aantal lege doppen en de niet uigekomen eieren werd een gemiddelde<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 18


legselgrootte van 6,8 (m<strong>in</strong>-max: 6-8) berekend. Dit is iets lager dan gebruikelijk. Van alle eieren<br />

(54) waren vier eieren (8%) niet uitgekomen, hetgeen vrij normaal is. Opmerkelijk is de vroege<br />

(geschatte) uitkomstdatum van de nesten.<br />

Tabel 2. Resultaten van het broedonderzoek <strong>in</strong> <strong>2007</strong> van de korhoenpopulatie van de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> <strong>in</strong> vergelijkng<br />

met voorgaande jaren en de periode 1981-1985 . Bron: Niewold & Nijland 1988 en ten Den et al. <strong>2007</strong>, aangevuld met<br />

gegevens van <strong>2007</strong>.<br />

<strong>2007</strong> 2002-2006 1981-1985<br />

Broedsucces<br />

aantal gevonden legsels 8 23 28<br />

aantal succesvolle legsels 8 (100%) 15 (65%) 14 (50%)<br />

niet uitgekomen eieren 8 % 5 % 9 %<br />

niet-succesvolle legsels 0 (0%) 8 (35%) 14 (50%) 1<br />

Legselgrootte<br />

gem. grootte 1e legsels 6,8 7,3 7,3<br />

Uitersten<br />

Omvang ei<br />

6-8 6-9 6-10<br />

l*b2 (cm)<br />

Uitkomstdatum<br />

69,3 68,6 70,4<br />

gem. datum 1e legsels 9 juni 12 juni 13 juni<br />

Uitersten 31 mei-20 juni 3-21 juni 1-22 juni<br />

1 veel gezenderde hennen, dus met <strong>in</strong>begrip van legselverlies <strong>in</strong> leg- en vroege broedfase<br />

De laatste jaren en met name dit jaar lijkt het waargenomen nestsucces hoog ten opzichte van het<br />

succes <strong>in</strong> de jaren tachtig van de vorige eeuw. Dit is echter mede het gevolg van de gebruikte<br />

onderzoekmethode. Toendertijd waren veel hennen gezenderd waardoor legselverliezen <strong>in</strong> de leg-<br />

en vroege broedfase werden onderkend. Dit is bij de huidige observatiemethode veel m<strong>in</strong>der het<br />

geval. Het huidige waargenomen nestsucces is dus een overschatt<strong>in</strong>g van het werkelijke<br />

nestsucces. Ook dit jaar zullen er legsels verloren zijn gegaan. Het niet kunnen verkrijgen van<br />

<strong>in</strong>dicaties van de nestlocaties van een aantal aanwezige hennen zal mogelijk hiermee te maken<br />

hebben gehad. Ook wezen enkele waarnem<strong>in</strong>gen van niet-broedende hennen <strong>in</strong> de eerste weken<br />

van juni op mogelijk nestverlies. Desondanks tonen de waarnem<strong>in</strong>gen aan dat er dit jaar relatief<br />

veel nesten zijn uitgekomen. Dit waren er <strong>in</strong> ieder geval acht, maar waarschijnlijk meer.<br />

De vroege uitkomsdatum is mogelijk veroozaakt door de lange warme en droge periode <strong>in</strong><br />

april/eerste helft mei, waardoor de hennen eerder zijn gaan leggen of sneller geneigd waren te<br />

gaan broeden. Dit laatste zou een verklar<strong>in</strong>g kunnen zijn voor de lagere legselgrootte. In hoeverre<br />

de conditie of de leeftijd van de hennen hierop van <strong>in</strong>vloed zijn geweest is niet duidelijk.<br />

3.2.3 Kuikenoverlev<strong>in</strong>g<br />

2006<br />

In de rapportage van 2006 (ten Den et al. <strong>2007</strong>) werd op grond van het toen waargenomen<br />

nestsucces (ca. 70%) en het aantal aanwezige hennen geschat dat er <strong>in</strong> 2006 mogelijk 10 nesten<br />

(ca. 70 kuikens) waren uitgelopen. Het magere voortplant<strong>in</strong>gssucces van 2006 lijkt daarmee<br />

vooral het gevolg te zijn geweest van een zeer ger<strong>in</strong>ge kuikenoverlev<strong>in</strong>g (mogelijk heeft de<br />

extreem warme en droge zomer hier<strong>in</strong> een rol gespeeld). Het vrijwel ontbreken van<br />

waarnem<strong>in</strong>gen van kuikentomen of grote herfstgroepen <strong>in</strong> 2006 wees hier al op. Een verhoogde<br />

w<strong>in</strong>tersterfte onder hanen en/of een hoge mate van dispersie kunnen vervolgens ook van <strong>in</strong>vloed<br />

zijn geweest op de aantalsdal<strong>in</strong>g. Voor het laatste zijn echter geen aanwijz<strong>in</strong>gen gevonden.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 19


<strong>2007</strong><br />

In ieder geval zijn er 8 legsels/50 kuikens uitgelopen, maar waarschijnlijk meer. In de loop van de<br />

nazomer zijn echter we<strong>in</strong>ig waarnem<strong>in</strong>gen van kuikentomen gedaan of sporen daarvan gevonden.<br />

Wel werden hennen zonder kuikens waargenomen nabij plaatsen waar nesten waren uitgekomen.<br />

Pas <strong>in</strong> september zijn op twee verschillende locaties zekere waarnem<strong>in</strong>gen van jonge dieren<br />

gedaan, waarbij het mogelijk dezelfde dieren betrof. Ook zijn tot dusver geen grote herfstgroepen<br />

vernomen. Dit alles kan er op wijzen dat de kuikenoverlev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>2007</strong> eveneens ger<strong>in</strong>g is geweest<br />

en dat er <strong>in</strong> 2008 geen grote populatiegroei te verwachten is. Wat de oorzaken zijn geweest voor<br />

deze mogelijk ger<strong>in</strong>ge overlev<strong>in</strong>g kon niet worden vastgesteld. Daartoe leent de gebruikte<br />

onderzoekmethode zich niet. De weersomstandigheden <strong>in</strong> de kuikenperode lijken deze keer niet<br />

ongunstig te zijn geweest.<br />

3.2.4 Sterfte onder volgroeide dieren<br />

Op <strong>in</strong>directe wijze wordt de omvang van de jaarlijkse verliezen onder volgroeide hanen berekend<br />

(3.1.1), zonder <strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> oorzaken en achtergronden. Incidentele vondsten van dode<br />

dieren of resten van dode dieren gedurende de afgelopen jaren wijzen op sterfte door zowel<br />

roofvogel- en zoogdierpredatie als door ongelukken (doodvliegen tegen gaas, glas en gebouwen),<br />

maar geven geen <strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> kwantitatieve z<strong>in</strong>. Mogelijk hangt een deel van deze verliezen samen<br />

met dispersie (twee sterftegevallen buiten de <strong>Heuvelrug</strong>).<br />

Het relatief hoge verlies van het afgelopen jaar lijkt echter <strong>in</strong> belangrijke mate het gevolg te zijn<br />

geweest van predatie en voor een belangrijk deel te hebben plaatsgevonden <strong>in</strong> de naw<strong>in</strong>ter en het<br />

voorjaar: tussen e<strong>in</strong>d februari en e<strong>in</strong>d mei zijn op vier tot vijf verschillende locaties b<strong>in</strong>nen het<br />

korhoenleefgebied restanten van hanen gevonden. Op grond van vondsten van vossenkeutels,<br />

afgebroken veren of de locatie (vossenbouw) werd aangenomen dat het telkens predatie door<br />

vossen betrof. Gezien de afstand tussen de locaties (Sprengenberg, Kle<strong>in</strong>e kon<strong>in</strong>gsbelt (2),<br />

Jodenbos en Sikkelbos) en de tijd tussen de vondsten g<strong>in</strong>g het <strong>in</strong> ieder geval om vier afzonderlijk<br />

gevallen. Dit zou met DNA analyses van kadaverrestanten vastgesteld kunnen worden.<br />

Over de huidige verliezen door sterfte onder volgroeide hennen is <strong>in</strong> kwantitatieve noch<br />

kwalitatieve z<strong>in</strong> iets bekend. In het verleden speelde predatie van hennen <strong>in</strong> de broedfase door<br />

haviken een belangrijke rol (Niewold & Nijland 1988). Thans worden daar geen aanwijz<strong>in</strong>gen<br />

voor gevonden. De lagere havikendichtheid, het vergrootte heideareaal en het mijden van<br />

bosranden door de korhoenders zijn daarvan waarschijnlijke oorzaken. De huidige<br />

onderzoekmethode leent zich echter ook nauwelijks tot het onderkennen van dergelijke sterfte.<br />

Opmerkelijk is dat ook geen aanwijz<strong>in</strong>gen worden gevonden voor predatie van broedende<br />

hennen door vossen, terwijl vossen de laatste jaren de belangrijkste oorzaak zijn van nestverlies<br />

(ten Den et al. <strong>2007</strong>).<br />

3.3 Terre<strong>in</strong>gebruik<br />

3.3.1 Terre<strong>in</strong>gebruik w<strong>in</strong>ter 2006/<strong>2007</strong><br />

In de w<strong>in</strong>terperiode wordt geen systematisch onderzoek gedaan naar het terre<strong>in</strong>gebruik.<br />

Onregelmatige veldbezoeken van de onderzoekers en toevallige waarnem<strong>in</strong>gen van b.v. de<br />

tere<strong>in</strong>beheerders geven een redelijk, doch onvolledig beeld (fig. 4). Dat dit beeld onvolledig is<br />

geven de <strong>in</strong>cidentele sporenvondsten aan (b.v.tijdens de controle van vossenbouwen).<br />

Er werden m<strong>in</strong>der grote groepen waargenomen dan <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>ter van 2005-2006, hetgeen al een<br />

<strong>in</strong>dicatie was voor de aantalsdal<strong>in</strong>g. Pas <strong>in</strong> de naw<strong>in</strong>ter werden grotere groepen gezien. Met name<br />

op het Sikkelbos, waar <strong>in</strong> het algemeen de korhoenactiviteit het hoogst was, werden <strong>in</strong> deze<br />

periode opvallend veel hennen bijeen gezien (groepen van 7 tot 9). Evenals eerder werd<br />

geconstateerd (ten Den et al. <strong>2007</strong>), blijken de dieren <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>terperiode iets meer dan <strong>in</strong> andere<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 20


seizoenen <strong>in</strong> de perifere delen te worden waargenomen. Zo werd bij het op l<strong>in</strong>ie doorzoeken van<br />

de Holterheide korhoenmest gevonden en <strong>in</strong> de periode daarna nog enkele keren. Dit wijst erop<br />

dat de korhoenders de Holterheide vooralsnog <strong>in</strong>cidenteel bezoeken.<br />

Buiten de grenzen van het heidegebied zijn geen korhoenders gezien.<br />

Figuur 4. Waarnem<strong>in</strong>gen van korhoenders op de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> <strong>in</strong> de periode oktober 2006-maart <strong>2007</strong>. Het betreft<br />

24 vondsten van sporen en 63 zichtwaarnem<strong>in</strong>gen met aantals<strong>in</strong>dicatie.<br />

3.3.2 Baltsterritoria<br />

In 2006 werden 11 vaste territoria van ouderejaars hanen vastgesteld, terwijl op een vijftal locaties<br />

meer dan <strong>in</strong>cidenteel jonge hanen baltsend werden gezien. Ten opzichte van de periode daarvoor<br />

had een lichte verschuiv<strong>in</strong>g plaatsgevonden <strong>in</strong> westelijke (Sprengenberg) en oostelijke (Sikkelbos)<br />

richt<strong>in</strong>g. Op grond van het grote aandeel jonge hanen en de voorgenomen beheermaatregelen<br />

(o.a. branden op de Sprengenberg) werd de verwacht<strong>in</strong>g uitgesproken dat er <strong>in</strong> <strong>2007</strong> een toename<br />

van het aantal territoria zou plaatsv<strong>in</strong>den en dat deze zich vooral op de Sprengenberg zou<br />

openbaren (ten Den et al. <strong>2007</strong>). Beide verwacht<strong>in</strong>gen zijn niet uitgekomen (zie fig. 5). Het aantal<br />

territoria is m<strong>in</strong> of meer gelijk gebleven (12 zekere territoria) en er heeft juist een verdere<br />

verschuiv<strong>in</strong>g plaatsgevonden <strong>in</strong> oostelijke richt<strong>in</strong>g (Sikkelbos). Het relatief hoge verlies onder de<br />

hanen, het uitstellen van het branden op de Sprengenberg en gunstig beheer op het Sikkelbos<br />

(selectief opslagbeheer, resulterende <strong>in</strong> een grotere openheid, en kle<strong>in</strong>schalig maaien) zullen<br />

daarvan de belangrijkste oorzaken zijn geweest. Recent gemaaide plekken werden door m<strong>in</strong>imaal<br />

acht hanen betrokken bij hun baltsterritorium.<br />

Zoals <strong>in</strong> paragraaf 3.1.2 werd opgemerkt, kwam gedurende de w<strong>in</strong>ter een zeer oud territorium op<br />

de Kle<strong>in</strong>e kon<strong>in</strong>gsbelt vrij. Pas <strong>in</strong> de loop van het voorjaar werd deze locatie opnieuw <strong>in</strong>genomen,<br />

terwijl gelijktijdig een nieuw territorium grenzend hieraan leek te worden gevestigd (op een recent<br />

gemaaide strook). Nadat e<strong>in</strong>d april een vers gepredeerde haan werd gevonden bij een<br />

vossenbouw op de Kle<strong>in</strong>e kon<strong>in</strong>gsbelt bleek dit laatsgenoemde territorium plotsklaps niet meer<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 21


ezet te zijn, zodat de status niet goed vasgesteld kon worden. Op hetzelfde moment was ook de<br />

meest noordelijke haan van het Jodenbos (ca. 4 e jaars haan) verdwenen.<br />

Figuur 5. Globale ligg<strong>in</strong>g van de korhaanterritoria op de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> <strong>in</strong> het voorjaar van <strong>2007</strong>, gebaseerd op<br />

waarnem<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de periode april t/m juni.<br />

3.3.3 Activiteitsgebieden en nestplaatsen van hennen <strong>in</strong> de leg- en broedfase<br />

Op basis van de w<strong>in</strong>tergroepen, de resultaten van de simultaantell<strong>in</strong>g en van het feit dat de<br />

sexratio <strong>in</strong> het verleden veelal <strong>in</strong> het voordeel van de hennen uitviel (Niewold & Nijland 1988),<br />

wordt geschat dat er <strong>in</strong> het voorjaar van <strong>2007</strong> 15 tot 20 hennen <strong>in</strong> het gebied voorkwamen. Van<br />

12 tot 15 hennen (ca. 75%) kon worden vastgesteld waar ze zich <strong>in</strong> de leg- en broedfase<br />

ophielden (fig. 6).<br />

Vergeleken met voorgaande jaren lijkt ook bij de hennen een verdere verschuiv<strong>in</strong>g naar het<br />

oosten (Sikkelbos) te hebben plaatsgevonden. Hier waren zeker vier tot zes hennen actief, terwijl<br />

ook meermaals een hen werd gezien aan de oostzijde van de Holterweg. Opmerkelijk was dat de<br />

hennen meer dan andere jaren gebruik maakten van de aangrenzende Wolfsslenk. Mogelijk is het<br />

openmaken van de nabijgelegen bosrand gedurende de afgelopen w<strong>in</strong>ter hierop van <strong>in</strong>vloed<br />

geweest. Naast de omgev<strong>in</strong>g van het Sikkelbos waren wederom de omgev<strong>in</strong>g van het Jodenbos<br />

(maar iets m<strong>in</strong>der dan voorheen), de Bergweg en de Oasekop (Sprengenberg) goed bezet. De<br />

perifere delen en de bosranden lijken op grond van de waarnem<strong>in</strong>gen wederom te zijn gemeden.<br />

Dit kan deels een waarnem<strong>in</strong>gseffect zijn (deze terre<strong>in</strong>delen zijn m<strong>in</strong>der bezocht en m<strong>in</strong>der<br />

overzichtelijk). Het feit dat ca. 75% van de aanwezige dieren is getraceerd geeft echter aan dat dit<br />

waarnem<strong>in</strong>gseffect niet erg groot kan zijn geweest.<br />

Hoewel er enige overlap bestaat met de ligg<strong>in</strong>g van de baltsterritoria hebben de hennen <strong>in</strong> deze<br />

periode duidelijk een andere terre<strong>in</strong>voorkeur, waarbij uniforme open gebieden lijken te worden<br />

gemeden. Zoals ook <strong>in</strong> voorgaande jaren werd geconstateerd (Niewold et al. 2005, ten Den et al.<br />

<strong>2007</strong>) liggen de activiteitsgebieden met name daar waar veel afwissel<strong>in</strong>g bestaat tussen hogere<br />

heide, heide met opslag en/of bomen, heide met bosbessen en korte, voedselrijke<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 22


pioniervegetaties. De aanwezigheid van wegen of paden lijkt daarbij eveneens te worden<br />

geprefereerd. In deze periode worden hennen opmerkelijk vaak foeragerend langs paden gezien,<br />

waarbij ze zowel plantendelen (grassen, bloemknoppen, afgevallen berkenkatjes) als <strong>in</strong>secten<br />

(loopkevers) eten. Ook de nesten liggen vaak opvallend dicht langs paden, hetgeen <strong>in</strong> <strong>2007</strong> ook<br />

weer het geval was (mogelijk i.v.m. orientatie en land<strong>in</strong>gsmogelijkheid). Overigens g<strong>in</strong>g het wat<br />

betreft de nesten voornamelijk om (tijdelijk) afgesloten paden.<br />

Figuur 5. Globale activiteitsgebieden en nestplaatsen van korhennen op de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> gedurende de broedfase <strong>in</strong><br />

<strong>2007</strong>. Rood gestippelde cirkel: activiteitsgebied met (vrijwel) zekere broedpog<strong>in</strong>g; zwart gestippelde cirkel: waarschijnlijk<br />

activiteitsgebied, maar nestplaats niet gevonden of geen broedpog<strong>in</strong>g geconstateerd; open cirkel: mogelijk activiteitsgebied (slechts<br />

1 of 2 waarnem<strong>in</strong>gen). De observaties zijn uitgevoerd vanaf e<strong>in</strong>d april t/m 20 juni.<br />

3.3.4 Terre<strong>in</strong>gebruik (na)zomer<br />

Het beeld (fig. 6), dat <strong>in</strong> belangrijke mate berust op vondsten van korhoensporen (veren, mest,<br />

stofbaden), verschilt niet wezenlijk van dat van de andere perioden. Ook als reken<strong>in</strong>g wordt<br />

gehouden met enige overbemonster<strong>in</strong>g lijken de centrale delen weer geprefereerd en de randen<br />

en perifere delen gemeden te zijn. In deze periode waar<strong>in</strong> de dieren ruien, zijn b<strong>in</strong>nen de<br />

gebruikte delen de korte vegetaties echter m<strong>in</strong>der <strong>in</strong> trek dan <strong>in</strong> de voorafgaande balts- en<br />

broedfase.<br />

De meest sporenvondsten en zichtwaarnem<strong>in</strong>gen zijn gedaan op en rond het Sikkelbos en <strong>in</strong> het<br />

noordelijk deel van de Sprengenberg. Op de Sprengenberg werden daarbij één of meerdere<br />

hanen, diverse hennen en later ook enkele volgroeide jongen gezien. Deze hielden zich vooral op<br />

rondom de Osseput <strong>in</strong> een zeer strooisel- en Vossebesrijk deel, waar de heide grotendeels was<br />

afgestorven door een heidekeverplaag van twee jaren geleden. De aanwezigheid van enige opslag,<br />

enkele staande en omgedrukte vliegdennen leek daarbij van positieve <strong>in</strong>vloed. Ook de<br />

vliegdennenrijke omgev<strong>in</strong>g werd veel bezocht. Deze al eerder geconstateerde voorkeur voor<br />

strooisel-, opslag- en vliegdennen/bomenrijke delen werd ook elders <strong>in</strong> het gebied duidelijk<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 23


waargenomen. In hoeverre het ook geldt voor de vroege kuikenfase is onbekend, omdat<br />

wederom geen beeld is verkregen van waar de kuikentomen zich <strong>in</strong> deze meest kritische fase<br />

ophouden. Slechts op één locatie werd een rustplaats van een kuikentoom gevonden.<br />

Figuur 6. Zichtwaarnem<strong>in</strong>gen (23) van korhoenders en waarnem<strong>in</strong>gen van korhoensporen (179) op de <strong>Sallandse</strong><br />

<strong>Heuvelrug</strong> <strong>in</strong> de periode juli-september <strong>2007</strong>.<br />

3.4 Overige bijzondere of relevante waarnem<strong>in</strong>gen en gegevens<br />

3.4.1 Andere grote bodembroeders<br />

De laatste 10 jaren zijn hooguit <strong>in</strong>cidenteel en kortstondig fazanten waargenomen op de heide<br />

van de <strong>Heuvelrug</strong>. Gedurende het voorjaar van <strong>2007</strong> werd op de paden van het Sikkelbos echter<br />

zeer regelmatig een territoriale fazantenhaan gezien en gehoord, soms <strong>in</strong> het gezelschap van twee<br />

fazantenhennen. E<strong>in</strong>d april werd per toeval een nest gevonden van één van deze hennen (13<br />

eieren). In mei werd op ca. 500 m een gepredeerde fazantenhen gevonden (niet-afgebroken<br />

veren, maar met een vossenkeutel) en het nest bleek niet (meer) bebroed. Met tussenpozen van<br />

enkele weken is dit nest daarna gecontroleerd. Pas <strong>in</strong> september bleek het te zijn gepredeerd door<br />

kraaiachtigen. De andere hen was succesvoller: <strong>in</strong> juli werd ze met m<strong>in</strong>imaal één halfwas kuiken<br />

gezien op het Sikkelbos.<br />

Eveneens op het Sikkelbos, maar meer oostelijk werd <strong>in</strong> mei enkele keren een paartje Patrijs <strong>in</strong> de<br />

heide waargenomen. In september bleek dat ook dit paartje succesvol was geweest. Tot tweemaal<br />

toe werd op het oude voerakkertje aldaar een klucht van zeven patrijzen opgejaagd.<br />

Evenals <strong>in</strong> 2006 leken zich <strong>in</strong> april/mei ca. vier territoriale wulpenparen op te houden <strong>in</strong> het<br />

centrale heidegebied (Oasekop, Jodenbos, Kle<strong>in</strong>e kon<strong>in</strong>gsbelt en Noetselerveld). Op de locatie<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 24


waar een paar <strong>in</strong> 2006 succesvol een nest uitbroedde op de Oasekop, was ook dit jaar op vrijwel<br />

dezelfde locatie een paar succesvol (4 uitgekomen eieren). Ca. een week na uitkomst werd dit<br />

paar alarmerend waargenomen <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van de Osseput, waar <strong>in</strong> de (na)zomer ook veel<br />

korhoenders vertoefden. Niet alle wulpenparen waren echter succesvol. Aan de oostzijde van het<br />

Sikkelbos werden vers gepredeerde eieren gevonden van het hier aanwezige paar<br />

(vossenpredatie).<br />

Op diverse plaatsen werden gepredeerde eendeneieren (Wilde eend) gevonden, waarbij het zowel<br />

om predatie door vossen of andere zoogdieren als predatie door kraaiachtigen g<strong>in</strong>g. Desondanks<br />

is m<strong>in</strong>imaal één nest uitgekomen. Rond 20 juni werd op de Bergweg, ter hoogte van de Kle<strong>in</strong>e<br />

kon<strong>in</strong>gsbelt, een moedereend met jonge kuikens gezien. In hoeverre ze de lange weg naar<br />

beneden (omgev<strong>in</strong>g Haarle) succesvol hebben afgelegd is onbekend. Het broeden van eenden<br />

midden op de heide is een bekend fenomeen en v<strong>in</strong>dt ook elders plaats. Ook midden op de<br />

Archemerberg en op de Lemelerberg werden b.v. tijdens het dispersie onderzoek eendennesten<br />

aangetroffen.<br />

3.4.2 Andere, bijzondere vogelwaarnem<strong>in</strong>gen<br />

Het boomvalkenpaar dat vorig jaar <strong>in</strong> de eikengroep ten westen van het Jodenbos twee jongen<br />

had voortgebracht, werd er ook dit voorjaar baltsend gezien. Een broedpog<strong>in</strong>g kon echter niet<br />

worden vastgesteld. Ook <strong>in</strong> de Wolfsslenk was <strong>in</strong> het voorjaar en de zomer een boomvalkenpaar<br />

actief. Hoewel de latere waarnem<strong>in</strong>gen wezen op mogelijk broedsucces, kon geen nestlocatie<br />

worden gevonden. Mogelijk bevond deze zich <strong>in</strong> de bossen van de Noetselerberg. Op de<br />

Sprengenberg werden beg<strong>in</strong> augustus <strong>in</strong> een oud kraaiennest wel twee, op het punt van uitvliegen<br />

staande jongen aangetroffen. In de weken daarna konden deze vogels nog regelmatig worden<br />

waargenomen <strong>in</strong> de omgev<strong>in</strong>g van het nest.<br />

Rond medio mei werden op drie locaties, waar ook <strong>in</strong> voorgaande jaren klauwieren werden<br />

gezien, <strong>in</strong>dicaties gevonden voor territoria van de Grauwe klauwier. Op één van deze locaties<br />

werden ook <strong>in</strong> juli nog klauwieren gezien, waarbij het mogelijk ook jonge dieren betrof<br />

(Wolfsslenk). Op de Sprengenberg werd door Jos Schouten een vrij zekere waarnem<strong>in</strong>g van een<br />

oudervogel met jong gedaan. De suggestie dat de Grauwe klauwier voet aan de grond krijgt op de<br />

<strong>Heuvelrug</strong> (ten Den et al. <strong>2007</strong>) lijkt daarmee bewaarheid te worden.<br />

3.4.3 Predatoren<br />

Ten behoeve van een onlangs gehouden workshop “Predatiebestrijd<strong>in</strong>g <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong>”,<br />

georganiseerd door het Nationaal Park de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong>, Staatsbosbeheer en Verenig<strong>in</strong>g<br />

Natuurmonumenten, zijn vangst en afschotgegevens van de Vos van de afgelopen vier jaar op<br />

een rij gezet. De gegevens, afkomstig van de faunabeheerders van Staatsbosbeheer, Vereng<strong>in</strong>g<br />

Natuurmonumenten en een tweetal grote particuliere grondeigenaren op de <strong>Heuvelrug</strong>, zijn<br />

verzameld door Arend Spijker.<br />

Uit de gepresenteerde gegevens komt onder meer naar voren dat jaarlijks op de gehele <strong>Heuvelrug</strong><br />

50 tot 60 vossen worden geschoten of weggevangen Ruim de helft hiervan zijn jonge vossen<br />

gevangen bij de holen. Jaarlijks worden acht tot elf holen met jongen gevonden, waarvan<br />

m<strong>in</strong>imaal twee tot drie b<strong>in</strong>nen het leefgebied van de korhoenders (het werkelijke aantal zal hoger<br />

liggen, omdat niet alles gevonden wordt). In <strong>2007</strong> zijn twee holen met jongen b<strong>in</strong>nen dit<br />

leefgebied gevonden, waarbij <strong>in</strong> één geval (Kle<strong>in</strong>e kon<strong>in</strong>gsbelt) de jongen zijn gevangen <strong>in</strong> beg<strong>in</strong><br />

mei. Bij dit hol zijn tevens verse korhaanveren gevonden. Hiernaast zijn, ook b<strong>in</strong>nen het<br />

korhoenleefgebied, een aantal volgroeide en volwassen dieren geschoten, echter hoofdzakelijk na<br />

1 mei. Dit houdt <strong>in</strong> dat de aantallen weliswaar fl<strong>in</strong>k gedruk zijn, maar dat er <strong>in</strong> de<br />

voortplant<strong>in</strong>gsperiode van de korhoenders en andere bodembroeders nog steeds vossen actief<br />

waren b<strong>in</strong>nen het heidegebied.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 25


In <strong>2007</strong> zijn tevens diverse (>20) zwarte kraaien geschoten. Gegevens omtrent status, plaats en<br />

datum zijn vooralsnog niet voorhanden.<br />

Op grond van deze resultaten en andere bijdragen aan de workshop zijn breed gedragen en<br />

verstrekkende conclusies getrokken omtrent tijdstip en methode van bestrijd<strong>in</strong>g. Niet om meer<br />

dieren te bemachtigen, maar om m<strong>in</strong>der dieren over te houden en het effect van bestrijd<strong>in</strong>g te<br />

vergroten. De conclusies zullen nader worden geconcretiseerd.<br />

3.5 Dispersie onderzoek<br />

Zowel op de Lemeler- en Archemerberg als op het Wierdense Veld zijn geen korhoenders gezien<br />

of duidelijke sporen van aanwezigheid gevonden. Op het Wierdense Veld werden enkele keren<br />

uitwerpselen gevonden gelijkend op dat van korhoenders, maar deze waren vrijwel zeker<br />

afkomstig van fazanten (<strong>in</strong> de nabijheid waargenomen). Deze resultaten sluiten kortstondige<br />

bezoeken van korhoenders aan deze gebieden niet uit, maar maken meer langdurig verblijf<br />

onwaarschijnlijk.<br />

Mogelijk is de lagere populatiedichtheid <strong>in</strong> <strong>2007</strong> van <strong>in</strong>vloed geweest op het ontbreken van<br />

(<strong>in</strong>dicaties voor) dispersie. De druk voor jonge dieren om de <strong>Heuvelrug</strong> te verlaten zal niet groot<br />

zijn geweest (voor zover er al jonge dieren aanwezig waren). Daarnaast zijn bovengenoemde<br />

terre<strong>in</strong>en niet optimaal voor korhoenders zodat eventueel uitgevlogen dieren er zich maar kort<br />

zullen hebben opgehouden om vervolgens verder te zoeken.<br />

De onderzochte gebieden zijn met betrekk<strong>in</strong>g tot eisen die korhoeders stellen aan leefgebieden,<br />

als matig geschikt beoordeeld. Daar<strong>in</strong> spelen factoren als overbegraz<strong>in</strong>g, vergrass<strong>in</strong>g (Wierdense<br />

Veld), een ger<strong>in</strong>ge structuurvariatie (opslag ontbeert veelal), <strong>in</strong> of aanliggende hoge opgaande<br />

bosjes (Wierdense Veld), te ger<strong>in</strong>ge oppervlakten en een te grote beslotenheid (Lemeler- en<br />

Archemerberg) een grote rol. Laatstgenoemde factoren brengen o.a. een groot randeffect met<br />

zich mee (hoge predatie- en/of recreatiedruk). Ook zijn de aangrenzende landbouwgronden, die<br />

met name bij het Wierdense Veld essentieel zijn, ongeschikt of onbereikbaar (sloten,<br />

beplant<strong>in</strong>gen, bospercelen).<br />

De Archemerberg heeft waarschijnlijk de meeste potentie, mede vanwege de ruime aanwezigheid<br />

van Blauwe bosbes <strong>in</strong> de randzone van de heide en <strong>in</strong> de bossen. Het creëren van meer<br />

strucuurvariatie op de heide (o.a. meer lage opslag en boomgroepen), maar vooral het uitbreiden<br />

van het heideoppervlak zal de geschikheid voor korhoenders hier aanmerkelijk vegroten. Huidige<br />

plannen om de centrale heide te vergroten <strong>in</strong> de richt<strong>in</strong>g van geïsoleerde heidedelen en de heide<br />

van de Lemelerberg (Landschap Overijssel <strong>2007</strong>) zijn een belangrijke stap <strong>in</strong> de goede richt<strong>in</strong>g,<br />

maar zullen waarschijnlijk onvoldoende blijken. Een veel robuustere aanpak lijkt noodzakelijk,<br />

waarbij ook ruime doorgangen naar aangrenzende landbouwgronden moeten worden gemaakt.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 26


4 Discussie en conclusies<br />

Het <strong>in</strong> 2006 geconstateerde populatieherstel heeft zich niet door kunnen zetten. Door een relatief<br />

hoge (w<strong>in</strong>ter- en) voorjaarssterfte onder volgroeide hanen en een zeer ger<strong>in</strong>ge kuikenoverlev<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> 2006 daalde het aantal hanen weer van 23 naar 15. Dispersie lijkt, mogelijk mede door de<br />

lagere dichtheid, geen rol te hebben gespeeld.<br />

Hoewel er aanwijz<strong>in</strong>gen zijn dat de geconstateerde aantalsafname overschat is, is duidelijk dat de<br />

populatie-omvang te laag blijft en al te lang beneden het niveau van een levensvatbare populatie<br />

ligt. De noodzaak van een snelle populatiegroei wordt daarmee alsmaar duidelijker.<br />

De nazomerwaarnem<strong>in</strong>gen suggereren dat de komende voorjaarstell<strong>in</strong>gen zo’n snelle groei niet<br />

zullen laten zien. Wederom lijkt een ger<strong>in</strong>ge kuikenoverlev<strong>in</strong>g dit <strong>in</strong> de weg te staan, terwijl het<br />

nestsucces juist zo goed was. In hoeverre een ontoereikend voedselaanbod, het weer of predatie<br />

verantwoordelijk zijn geweest voor de <strong>in</strong>geschatte lage kuikenoverlev<strong>in</strong>g is onduidelijk. Het hoge<br />

nestsucces en ook het succes van andere bodembroeders suggereren dat de predatiedruk <strong>in</strong> de<br />

broedperiode en mogelijk ook de kuikenperiode niet extreem hoog was. Dit is mogelijk mede het<br />

gevolg geweest van de geïntensifeerde bestrijd<strong>in</strong>g van vossen en kraaien, die de laatste jaren<br />

hoofdverantwoordelijk waren voor het nestverlies. Deze bestrijd<strong>in</strong>g is echter te laat geweest om<br />

een hoge mate van predatie van vossen op volgroeide hanen te voorkomen. Wat betreft de<br />

kuikenperiode is het ook waarschijnlijk dat niet alleen vossen en kraaien, maar ook andere<br />

roofdieren van <strong>in</strong>vloed zijn.<br />

De gegevens betreffende het terre<strong>in</strong>gebruik sluiten aan bij dat van de voorgaande jaren en geven<br />

weer dat de korhoenders reageren op het huidige, meer op hen toegesneden beheer. Onder meer<br />

uitgekiend opslagbeheer, omdrukken van bomen, kle<strong>in</strong>schalige kaalslag en mogelijk ook<br />

bosrandbeheer blijken resultaat te geven. In hoeverre het ook effect heeft op de kuikenoverlev<strong>in</strong>g<br />

blijft echter gissen, omdat ander onderzoek nodig is om hier goed zicht op te krijgen. De<br />

nazomerwaarnem<strong>in</strong>gen suggereren echter wel dat het sparen van opslag, bomen en<br />

boomgroepen en het niets doen na afsterven van heide gunstig is. Met kle<strong>in</strong>schalig maaien blijken<br />

baltsactiviteiten gestuurd te kunnen worden. Deze methode zou nog beter benut kunnen worden<br />

om een deel van de hanen goed zichtbaar te laten zijn voor het soms massaal toestromende<br />

publiek. Daarbij kunnen extra voorzien<strong>in</strong>gen worden getroffen (verhog<strong>in</strong>gen vanwaar het publiek<br />

beter zich heeft). Hiermee is de rust <strong>in</strong> andere delen van het gebied beter te waarborgen.<br />

Omdat wederom is gebleken dat veel draait om de kuikenoverlev<strong>in</strong>g, zullen onderzoek- en<br />

beheer<strong>in</strong>spann<strong>in</strong>gen nog sterker op de kuikenperiode gericht moeten worden. In dit licht zouden<br />

eerdere onderzoeksvoorstellen (ten Den et al. <strong>2007</strong>) opnieuw overwogen kunnen worden.<br />

Wat betreft het beheer scheppen de naar de komende w<strong>in</strong>ter doorgeschoven plannen om te<br />

branden op de Sprengenberg hoge verwacht<strong>in</strong>gen. Uit diverse contacten met buitenlandse<br />

korhoendeskundigen komt naar voren dat branden na enkele jaren een zeer gunstig effect kan<br />

hebben op de evertebatendichtheid <strong>in</strong> de heide en dus op de kuikenoverlev<strong>in</strong>g. Helaas blijft het<br />

branden vooralsnog beperkt tot de Sprengenberg, terwijl ook elders <strong>in</strong> het korhoenleefgebied<br />

maatregelen nodig zijn die het voedselaanbod en de geschiktheid voor kuikens op korte temijn<br />

kunnen verhogen. Te overwegen is ook bekalk<strong>in</strong>g van de heide, bijvoorbeeld <strong>in</strong> comb<strong>in</strong>atie met<br />

maaien. Ook is goed begeleide kortstondige drukbegraz<strong>in</strong>g een optie. Omdat het effect nog<br />

onzeker is en het meerdere jaren (twee-vijf) zal duren voor genoemde beheermaatregelen effect<br />

kunnen hebben, is het raadzaam om, nu de noodzaak daar is, niet te veel af te wachten en<br />

meerdere opties tegelijk <strong>in</strong> te zetten. Dit zou branden en eventueel begrazen kunnen zijn op de<br />

Sprengenberg en maaien en bekalken op structuur- en bosbesarme delen bij Staatsbosbeheer.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 27


Hiernaast blijven de andere, eerder gedane voorstellen en plannen van kracht. De resultaten van<br />

de workshop predatiebestrijd<strong>in</strong>g zijn veelbelovend. Eveneens veelbelovend is de bescheiden<br />

uitbreid<strong>in</strong>g van het heideareaal die thans <strong>in</strong> uitvoer<strong>in</strong>g is. Het zuidelijke deel van de Sprengenberg<br />

wordt door de omzett<strong>in</strong>g van ruim 20 ha bos naar heide/boomheide door Verenig<strong>in</strong>g<br />

Natuurmonumenten beter aangesloten op de Holterheide. Hiermee wordt de kans op<br />

herbezett<strong>in</strong>g van het laatstgenoemde gebiedsdeel groter. Op de korte termijn kan deze kans<br />

verder worden vergroot door op de Holterheide meer variatie te creëren door b.v. te branden of<br />

maaien. Op de langere termijn is hier grootschalige verruim<strong>in</strong>g van het heideareaal kansrijk<br />

(verb<strong>in</strong>den van Sprengenberg, Holterheide, Numendal, Helhuizen).<br />

Invliegende haan bij enkele hennen <strong>in</strong> de bomen. Sikkelbos, 8 maart <strong>2007</strong>.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 28


Literatuur<br />

Den, P. ten, G. Dommerholt & R. Janssen. Verslag korhoenonderzoek 2005.<br />

Den, P.G.A., H.A.H. Jansman & F.J.J. Niewold. Het <strong>Korhoen</strong> op de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> <strong>in</strong><br />

2006. Alterra-rapport korhoen 2006. Alterra, Wagen<strong>in</strong>gen. 41 p.<br />

Groot Bru<strong>in</strong>der<strong>in</strong>k, G.W.T.A., G.J. Brandjes, R. van Eekelen, F.J.J. Niewold, P. ten Den & H.W.<br />

Waardenburg 2002. Faunabeheerplan Nationaal Park <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> i.o. Alterra,<br />

Wagen<strong>in</strong>gen. 118 pag.<br />

Jansman, H.A.H., F.J.J. Niewold, J. Bovenschen & H.P. Koelewijn 2004. <strong>Korhoen</strong>ders op de<br />

<strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong>. Een populatie-genetische analyse van het wel en wee van<br />

Nederlands laatste populatie. Alterra-rapport 1122. Alterra, Wagen<strong>in</strong>gen. 54 p.<br />

Landschap Overijssel 2006. De Lemelerberg, Evaluatie en beheervisie 2006. 156p.<br />

M<strong>in</strong>isterie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 1991. Soortbescherm<strong>in</strong>gsplan <strong>Korhoen</strong>. Den<br />

Haag, Directie Natuur-, Milieu- en Faunabeheer.<br />

Niewold, F.J.J., P.G.A. ten Den & H.A.H. Jansman 2005. Het <strong>Korhoen</strong> blijft <strong>in</strong> de gevarenzone.<br />

Ecologische monitor<strong>in</strong>g van de populatie van de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> <strong>in</strong> 2003-2004.<br />

Alterra-rapport 1177. Alterra, Wagen<strong>in</strong>gen. 58 p.<br />

Niewold, F.J.J., P.G.A. ten Den & H.A.H. Jansman 2003. Het <strong>Korhoen</strong> <strong>in</strong> de knel. Monitor<strong>in</strong>g<br />

van de populatie op de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> <strong>in</strong> 2003. Wagen<strong>in</strong>gen, Alterra. Alterratussenrapport<br />

<strong>Korhoen</strong>. 68 p.<br />

Niewold, F.J.J. & P.G.A. ten Den 1998. De korhoenpopulatie van de <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong>.<br />

Inventarisaties <strong>in</strong> de periode van 1975-1997. Notitie Instituut voor Bos- en<br />

Natuuronderzoek (IBN-DLO), Arnhem. 28 p.<br />

Niewold, F.J.J. & H. Nijland 1988. De <strong>Sallandse</strong> <strong>Heuvelrug</strong> als reservaat voor het Westeuropese<br />

heidekorhoen. Arnhem, Rijks<strong>in</strong>stituut voor Natuurbeheer. RIN-rapport 88/59.<br />

Alterra-rapport <strong>Korhoen</strong> <strong>2007</strong> 29

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!