18.09.2013 Views

Leskist Fossielen - NMEGids.nl

Leskist Fossielen - NMEGids.nl

Leskist Fossielen - NMEGids.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Leskist</strong> <strong>Fossielen</strong><br />

Handleiding<br />

Groep 6, 7 en 8<br />

Milieu Educatie Centrum<br />

Gemeente Renkum


Colofon<br />

Deze leskist is eigendom van:<br />

Milieu Educatie Centrum<br />

Gemeente Renkum<br />

Postbus 9100<br />

6860 HA Oosterbeek<br />

Herzien november 2010<br />

1


Inhoudsopgave<br />

Inhoud van de leskisten------------------------------------------------------------------------------------------------- 3<br />

I<strong>nl</strong>eiding--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 6<br />

Les 1 introductie---------------------------------------------------------------------------------------------------------- 9<br />

Les 2 practicum-----------------------------------------------------------------------------------------------------------11<br />

Les 3 evaluatie en afsluiting-------------------------------------------------------------------------------------------31<br />

Antwoorden---------------------------------------------------------------------------------------------------------------32<br />

Achtergrondinformatie-------------------------------------------------------------------------------------------------37<br />

2


Inhoud van de leskisten<br />

Krat 1 MATERIAAL INTRODUCTIE/AFSLUITING EN EXPOSITIE<br />

Elastomap met daarin: Handleiding<br />

Ophangversie tijdlijn<br />

Bakje met USB stick waarop: Werkbladen<br />

Digitale versie handleiding<br />

Bak met mammoetkies voor de introductieles (ook te gebruiken als expositiemateriaal)<br />

Expositiemateriaal bestaande uit:<br />

1 bak met:<br />

Schelpenbank Devon<br />

Gastropode (slak) Krijt<br />

Haaientand Tertiair<br />

Stam(stengel) reuzenpaardenstaart Carboon<br />

1 bak met:<br />

Ammoniet Trias, Jura, Krijt<br />

2x Brachiodope (schelp) Jura en Krijt<br />

Zee-egel Tertiair en Krijt<br />

Zee-egel scutella (sanddollar) Kwartiar<br />

Zeelelie Carboon<br />

Fossiel hout<br />

Varen Carboon<br />

1 bak(je) met mioceengruis<br />

Vitrinekast met pootafdruk saurier<br />

Boeken<br />

• DuBosque Dinosaurussen tekenen stap – voor - stap<br />

• Gayrard - Valy <strong>Fossielen</strong><br />

• Ivanov Geïllustreerde <strong>Fossielen</strong> Encyclopedie<br />

• Jeunesse De dinosaurus<br />

• Lambert Het Complete Dinosauriërboek<br />

Losse materialen: A3 Poster tijdlijn<br />

5 kunststof dinosaurussen<br />

Extra kwartetspel: quizquartet prehistorische dieren<br />

3


Krat 2 MATERIAAL UITVOERING OPDRACHTEN<br />

Elastomap met daarin:<br />

Werkblad 3: Ringschijf, tijdschijf, ring<br />

Werkblad 4: Landschap Carboon<br />

Zoekkaart planten van nu<br />

Werkblad 8: Zoekkaart fossielen<br />

Werkblad 9: 4x omgeving van het paard.<br />

Bak werkblad 1: Kwartetspel<br />

Bak werkblad 2: Dendriet<br />

IJzerslijpsel<br />

Theelepel<br />

Map werkblad 5: Spel: Spring door de tijd<br />

Bak werkblad 5: 5 dinosaurussen<br />

Dobbelsteen<br />

Bak werkblad 6: Varenfossiel<br />

Ringband werkblad 6: 4 Varens<br />

Bak werkblad 7: 5 Kunststof stroken<br />

Doosje paperclips<br />

Bak werkblad 8: Fossiel zee-egel<br />

Bak werkblad 8: Fossiel vis<br />

Bak werkblad 8: Fossiel steenkoraal<br />

belemniet<br />

ammoniet<br />

trilobiet<br />

haaientand<br />

brachiodope<br />

2x zee-egel<br />

Losse materialen in het krat: Doos koffiefilters<br />

Koffiefilterhouder<br />

Fles azijn met spuitje<br />

Gips<br />

Litermaat<br />

Houten lepel<br />

Kookwekker<br />

Soortenboek voor de tijdkast van<br />

professor F.O. Siel<br />

4


Zelf zorgt u voor<br />

• Kopieën/afdrukken van de werkbladen/knipvellen. Opmerking van werkblad 5 hoeft geen<br />

kopie gemaakt te worden.<br />

• Zachte boetseerklei<br />

• Schotel<br />

• Kranten<br />

• kleiplank<br />

• Diverse voorwerpen om een gipsafdruk van te maken<br />

• Eventueel extra kunststof of kartonnen stroken voor de gipsafdrukken<br />

• Scharen<br />

• Lijm<br />

• Teken- of schrijfpapier<br />

• Potloden<br />

• Liniaal<br />

• Horloge/klok<br />

5


I<strong>nl</strong>eiding<br />

Nu, toen, ooit en evolutie zijn ongrijpbare begrippen in de tijd. Om deze interessante maar lastige<br />

materie aan de leerlingen uit te leggen kunnen fossielen een hulpmiddel zijn. Met behulp van deze<br />

leskist ontdekken de leerlingen allerlei aspecten over fossielen en daarmee over de tijd.<br />

Zaken als tijdperiodes, planten- en dierenfossielen en aanpassing komen aan de orde.<br />

Doelstellingen<br />

• De leerlingen krijgen inzicht in de verschillende tijdperiodes.<br />

• De leerlingen maken kennis met verschillende fossielen en kunnen deze plaatsen bij de<br />

verschillende tijdperiodes.<br />

• De leerlingen weten hoe fossielen kunnen ontstaan.<br />

• De leerlingen weten hoe dieren zich kunnen aanpassen aan het veranderende landschap.<br />

• De leerlingen weten dat planten uit het verre verleden nu nog (wellicht aangepast) voor<br />

komen.<br />

• Leerlingen kunnen een aantal planten bij naam noemen die zowel nu, als in het verre verleden<br />

voor komen.<br />

• De leerlingen kunnen zelf een afdruk maken.<br />

Aansluiting kerndoelen<br />

Kerndoel Oriëntatie op jezelf en de wereld<br />

40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden<br />

en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.<br />

41 De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie<br />

van hun onderdelen.<br />

51 De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen, zoals aanwezig in<br />

ons cultureel erfgoed, en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.<br />

Kerndoel Nederlandse taal<br />

1 De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leven tevens die informatie,<br />

mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.<br />

2 Leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van<br />

informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het<br />

discussiëren.<br />

4 Leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder<br />

schema’s, tabellen en digitale bronnen.<br />

5 Leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals:<br />

informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.<br />

6 Leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en<br />

studieteksten, bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale.<br />

12 Leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor<br />

hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen<br />

mogelijk maken over taal te denken en te spreken.<br />

6


Aansluiting bij veelgebruikte methodes<br />

Leefwereld 8 (oude versie) les 6 Monsters uit het verleden<br />

Natuurlijk 7 (nieuwe versie) blok 2 1 Leven uit het verleden<br />

In Vogelvlucht D Het museum les 1 Het museum<br />

De grote reis 7C Thema Oorsprong les 5 Dinodrol<br />

les 6 Reis om de wereld<br />

les 7 In Darwins hoofd<br />

Werken met leskist ‘fossielen’<br />

Opmerking:<br />

Rondom de ontstaansgeschiedenis van onze aarde worden verschillende tijdperiodes gehanteerd.<br />

De schaal waarop deze tijdperiodes worden ingedeeld wijken nogal eens af. Er wordt niet op een<br />

miljoen jaar meer of minder gekeken. Tijdens het werken met deze leskist zullen enkele leerlingen<br />

ontdekken dat ook in deze leskist verschillende tijden gebruikt worden.<br />

Les 1 Introductieles, gegeven door de leerkracht<br />

Tijdens de introductieles wordt voor u duidelijk wat de leerlingen al weten van fossielen en de<br />

tijdperiodes. Welke begrippen zijn voor hen duidelijk en welke vragen nog een nadere uitleg.<br />

Les 2 Practicum<br />

Tijdens het practicum gaan de leerlingen dieper in op het onderwerp met behulp van 9<br />

werkbladen. Elk werkblad is onderverdeeld in opdrachten. De klas wordt opgesplitst in kleine<br />

groepen van 2 of 3 leerlingen. De leerlingen beantwoorden met hun groepje de vragen. Aan u de<br />

keuze of de leerlingen de werkbladen schriftelijk invullen of dat het volstaat dat de kinderen de<br />

vragen met elkaar beantwoorden. Wanneer de kinderen de werkbladen invullen kunnen deze aan<br />

het eind van het project worden gebundeld tot een naslagwerk samen met gemaakte tekeningen,<br />

de tijdlijn en het woordweb van de introductieles.<br />

De werkbladen kunnen in willekeurige volgorde uitgevoerd worden. Aan de werkbladen 4, 7 en 9<br />

kunnen meerdere groepjes tegelijk werken. Het kwartet van werkblad 1 kan met twee groepjes<br />

samen gespeeld worden, net als het spel van werkblad 5. Bij werkblad 7 maken de kinderen een<br />

gipsafdruk. Dit is een tijdrovend karwei waarvoor u eventueel wat extra hulp in kunt schakelen van<br />

bijvoorbeeld een ouder. U kunt ervoor kiezen deze opdracht klassikaal uit te voeren. Houd er dan<br />

rekening mee dat er één onderdeel minder is tijdens het practicum.<br />

Tijdens het practicum voeren de leerlingen een proef uit met ijzerslijpsel en azijn. Best een lastige<br />

opdracht. Het gaat in deze opdracht niet zo zeer om het resultaat maar wel om het principe. De<br />

leerlingen ontdekken het chemische proces tussen het metaal en het zuur en ontdekken dat niet<br />

elke gevonden vorm een fossiel hoeft te zijn.<br />

Werkwijze<br />

1. Werkhoeken: U legt de materialen vooraf in werkhoeken klaar. De leerlingen rouleren van hoek<br />

naar hoek.<br />

2. Uitgiftepunt: Elk groepje leerlingen werkt aan een eigen tafel. Het benodigde materiaal en de<br />

werkbladen halen zij een vast uitgiftepunt.<br />

7


Les 3 Evaluatie en afronding<br />

Tijdens de evaluatie wordt duidelijk wat de leerlingen hebben geleerd tijdens het werken met de<br />

leskist. Wat wisten ze aan het begin nog niet en nu wel? Wat is nog niet duidelijk en wat heeft een<br />

nadere uitleg nodig? U kunt het project afsluiten met het maken van een expositie waarbij de door<br />

de leerlingen gemaakte tekeningen e.d. worden getoond.<br />

Tijdschema<br />

lesdeel onderdeel tijd<br />

Introductie Eerste<br />

kennismaking en<br />

woordweb<br />

10 – 15 minuten<br />

Werkblad<br />

introductie en<br />

reflectie<br />

15 – 20 minuten<br />

practicum Werken met de<br />

werkbladen<br />

1,5 – 2 uur<br />

Evaluatie en Kringgesprek en 10 – 15 minuten<br />

afronding aanvullen<br />

woordweb<br />

Afmaken van<br />

naslagwerk<br />

10 – 15 minuten<br />

Tentoonstelling Afhankelijk van<br />

of presentatie uw keuze<br />

Extra<br />

Meer weten of leuke ideeën opdoen? Ga dan naar www.kinderpleinen.<strong>nl</strong>. onderdeel dinosauriërs<br />

en mammoeten.<br />

8


Les 1 Introductie<br />

Vooraf: Kopiëren/printen voor de leerlingen:<br />

A4 tijdlijn<br />

Werkblad - Kennismaken met fossielen<br />

In deze les maken de leerlingen kennis met fossielen en de<br />

tijdperiodes.<br />

Materiaal:<br />

• Mammoetkies<br />

• Werkblad<br />

kennismaken met<br />

fossielen<br />

• Tijdlijnposter op A3<br />

• Tijdlijn ophangversie<br />

1. Kringgesprek<br />

Leg de mammoetkies op een duidelijk zichtbare plaats. (zonder bakje zodat de naam niet<br />

zichtbaar is)<br />

Wat is dit?<br />

Als duidelijk is geworden wat het voorwerp is, onderzoekt u wat de kinderen weten over de<br />

mammoetkies, fossielen, prehistorie en tijdperiodes. Met behulp van de tijdlijn plaatst u de<br />

mammoet in de tijd. Deel de tijdlijn uit. Schrijf het woord fossiel midden op het bord en maak<br />

een woordweb naar aa<strong>nl</strong>eiding van het gesprek. Laat de leerlingen het woordweb overnemen<br />

op de achterzijde van de tijdlijn. Ter informatie kunt u met de leerlingen naar een film over het<br />

ontstaan van fossielen kijken op http://www.schooltv.<strong>nl</strong>/beeldbank/clip/20100224_beagle06.<br />

Hang de meegeleverde tijdlijn in de klas op.<br />

Beeldweb<br />

In plaats van het woordweb kunt u de leerlingen ook een beeldweb laten tekenen. Hierbij<br />

tekenen de kinderen wat zij weten over het onderwerp. De tekeningen mogen met<br />

steekwoorden of korte zinnen worden aangevuld. Voordeel van het beeldweb is dat voor u<br />

veel duidelijker wordt wat de leerling zich bij het onderwerp voorstelt.<br />

2. Nader onderzoek<br />

Verdeel de klas in kleine groepen. Elke groep krijgt een fossiel van het expositiemateriaal. Met<br />

behulp van het introductiewerkblad en de tijdlijn bekijken de kinderen het fossiel gerichter.<br />

3. Vertel het aan elkaar<br />

Na ongeveer 10 - 15 minuten stoppen de leerlingen. Ze brengen verslag uit van wat ze hebben<br />

bekeken en ontdekt.<br />

9


Werkblad: Kennismaken met fossielen<br />

Bekijk het fossiel dat je voor je hebt. Wat zou dit kunnen zijn?<br />

________________________________________________________________________________<br />

Wat denk jij: Is het een fossiel van een plant of een dier?<br />

________________________________________________________________________________<br />

Wat zijn de afmetingen van het fossiel?<br />

Lengte _____ cm<br />

Breedte _____ cm<br />

Hoogte _____ cm<br />

Welke kleuren heeft het?<br />

________________________________________________________________________________<br />

Wat herken je in het fossiel? __________________________________________<br />

Welke structuur zie je? __________________________________________<br />

(b.v. strepen, vierkantjes, rondjes, stippen)<br />

Is het fossiel een versteend iets of een afdruk? __________________________________________<br />

Teken een stukje of het geheel na.<br />

Wat denk jij: Hoe oud zal het fossiel zijn?<br />

____________________________<br />

In welke tijdperiode hoort het fossiel dan<br />

thuis?<br />

____________________________<br />

10


Les 2 Practicum<br />

Kopieer/print de werkbladen/knipvellen.<br />

Deel het klaslokaal in aan de hand van de door u gekozen werkwijze.<br />

Kiest u voor werkhoeken, leg dan de benodigde materialen daar klaar.<br />

Kiest u voor een uitgiftepunt, zet de materialen dan klaar inclusief stapeltjes werkbladen en<br />

knipvellen.<br />

Spreek met de leerlingen de regels af. Geef hierbij duidelijk aan dat fossielen kwetsbaar/breekbaar<br />

zijn en dat de leerlingen dus voorzichtig met het materiaal moeten omgaan.<br />

Bij werkblad 7 kunt u het gips het best goed laten uitharden voordat u de klei verwijdert. De<br />

kunststof stroken kunnen al eerder voorzichtig verwijderd worden. Neemt u liever het zekere voor<br />

het onzekere maak dan zelf extra stroken van stevig karton of oude kunststof mappen.<br />

Overzicht werkbladen met materialen<br />

Werkblad Titel Benodigd lesmateriaal<br />

uit krat 2<br />

1 Kwartet Bak werkblad 1<br />

2 Ontstaan van een dendriet.<br />

Fossiel of niet?<br />

Bak werkblad 2<br />

Fles azijn met spuitje<br />

koffiefilters,<br />

kookwekker,<br />

ijzerslijpsel<br />

3 Opdracht met de ringschijf In de elastomap<br />

4 Planten uit heden en verleden In de elastomap<br />

Afbeelding: Landschap<br />

van het Carboon<br />

Planten van nu<br />

5 Spring door de tijd Map werkblad 5<br />

Bak werkblad 5<br />

6 Varens van toen en nu Bak werkblad 6<br />

Ringband werkblad 6<br />

7 Zelf een afdruk maken Bak werkblad 7<br />

Gips, houten lepel,<br />

litermaat, kunststof<br />

stroken, paperclips<br />

8 Zoek de goede naam bij het fossiel 3 bakken fossielen<br />

Tijdkast (niet in krat)<br />

Soortenboek van<br />

professor F.O. Siel<br />

9 Het oerpaard In elastomap<br />

4x afbeelding<br />

leefomgeving paard<br />

Zelf toevoegen<br />

schotel<br />

Papier, potloden<br />

Water, materialen om<br />

een afdruk van te<br />

maken, zachte klei,<br />

kranten, kleiplank<br />

horloge/klok,<br />

eventueel extra<br />

stroken.<br />

Scharen, lijm<br />

11


WERKBLAD 1 Kwartet<br />

Opdracht 1 Speel het kwartet<br />

Schud de kaarten van het kwartet. Verdeel ze over de spelers. Als je met z’n tweeën speelt, krijgt<br />

ieder 8 kaarten. De rest gaat in de pot. Zijn er meer spelers, deel dan alle kaarten op.<br />

Probeer zo veel mogelijk kwartetten te verzamelen door te vragen naar kaarten van het kwartet<br />

bij de andere spelers. Heeft de andere speler de kaart niet, dan gaat de beurt naar hem / haar.<br />

Opdracht 2 De goede volgorde<br />

Leg alle kwartetten op volgorde van tijd.<br />

Links de oudste tijdperiodes en rechts de jongste.<br />

Precambrium – Cambrium – Ordovicium – Siluur – Devoon – Carboon – Perm – Trias – Jura – Krijt –<br />

Tertiair – Kwartair<br />

Beantwoord de volgende vragen met behulp van de kwartetten:<br />

Uit welke periode komen de oudste landplant en de bloemplant?<br />

Materiaal<br />

• kwartetspel<br />

Oudste landplant: ________________________________________________________<br />

Bloemplant: ________________________________________________________<br />

Wat was er eerder, de vogel of het reptiel? _______________________________________<br />

Wat zal groter zijn geweest, de libel uit het Carboon of het vliegend reptiel uit het Jura?<br />

___________________________________________________________________________<br />

Bekijk de kaarten van het kwartet. Schrijf 4 dieren of planten op die nu nog bestaan.<br />

Schrijf er ook 4 op die zeker niet meer bestaan.<br />

Bestaan nog steeds: Bestaan niet meer:<br />

__________________________ __________________________<br />

__________________________ __________________________<br />

__________________________ __________________________<br />

__________________________ __________________________<br />

12


WERKBLAD 2 Ontstaan van een dendriet. Fossiel of niet?<br />

Opdracht 1 Een proef<br />

Pak een koffiefilter en zet deze in de houder. Zet het geheel op de<br />

schotel. Strooi een halve theelepel ijzerslijpsel in de koffiefilter.<br />

Zet de spuit goed op de fles. Draai de fles om en trek aan de zuiger van de<br />

spuit tot iets meer dan 0,5 ml. Er komt nu azijn in het spuitje. Zet de fles<br />

weer rechtop. Haal het spuitje eraf en druppel de azijn op het ijzerslijpsel.<br />

Zorg dat er overal een druppel valt. Zet de kookwekker op 10 minuten en<br />

ga naar opdracht 2.<br />

Opdracht 2 Bekijk de dendriet<br />

Het voorwerp dat bij deze opdracht hoort is een dendriet. Bekijk de dendriet goed. Let op de<br />

kleuren en de structuur.<br />

Wat denk jij: Hoe zou dit ontstaan zijn?<br />

________________________________________________________________________________<br />

Opdracht 3 Het resultaat van de proef<br />

Zijn de 10 minuten voorbij? Bekijk het resultaat van de proef en vergelijk het met de dendriet.<br />

Ik denk nu dat het dendriet ontstaan is doordat<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

Een fossiel is een afdruk van een plant of een dier. Is de dendriet een fossiel of niet?<br />

Ik denk dat de dendriet wel / geen fossiel is omdat,<br />

Materiaal<br />

• dendriet<br />

• papieren koffiefilter<br />

• koffiefilterhouder<br />

• ijzerslijpsel<br />

• fles azijn met spuitje<br />

• schotel<br />

• kookwekker<br />

• theelepel<br />

________________________________________________________________________________<br />

________________________________________________________________________________<br />

13


WERKBLAD 3 Opdracht met de ringschijf<br />

Opdracht 1 De ring en de ringschijf<br />

De gaatjes in de ringschijf kun je met behulp van de ring met elkaar<br />

verbinden. Probeer het eerst een keer uit. Begin bij het eerste gaatje<br />

(“het ontstaan van de aarde”) en laat de ring door alle gaatjes gaan.<br />

Er is altijd maar één gaatje dat past, dus niet wrikken, duwen of trekken.<br />

Ga nog een keer met de ring door de gaatjes.<br />

Vul kolom 1 van de tabel in. Dit is de volgorde waarlangs je gaat.<br />

Opdracht 2 Tabel invullen<br />

Vul nu ook de andere kolommen van de tabel in.<br />

Kijk voor de periode en de tijd in de tekst en bij de plaatjes op de tijdschijf.<br />

Sommige antwoorden zijn al gegeven.<br />

Materiaal<br />

• ringschijf<br />

• tijdschijf<br />

• ring<br />

14


Vervolg 3<br />

Volgorde Periode Tijd<br />

(in miljoen jaar geleden)<br />

1 Het ontstaan van de aarde<br />

Precambrium 4600<br />

2 Precambrium<br />

3<br />

4 Siluur<br />

5<br />

6 De eerste amfibieën<br />

7<br />

8 Perm<br />

9<br />

10 Jura<br />

11<br />

12<br />

13 Krijt<br />

14 Krijt<br />

15<br />

16<br />

17 Kwartair<br />

18 ? -<br />

3400<br />

590 - 480<br />

240 - 200<br />

200 - 138<br />

66 – 2,5<br />

2,5 - nu<br />

-<br />

15


Vervolg 3<br />

Opdracht 3 Vragen bij de ringschijf<br />

Beantwoord de volgende vragen met behulp van de<br />

ringschijf:<br />

1 Welke dieren of diergroepen zijn uitgestorven?<br />

______________________________<br />

______________________________<br />

______________________________<br />

______________________________<br />

2 Welke dieren worden tegenwoordig met uitsterven bedreigd?<br />

______________________________<br />

______________________________<br />

______________________________<br />

______________________________<br />

16


WERKBLAD 4 Planten uit heden en verleden<br />

Opdracht 1 Planten in het landschap<br />

Bekijk de tekening ‘Landschap van het Carboon’. De 5 genummerde planten<br />

komen we nu ook nog tegen. Ze zijn wel wat veranderd. Vergelijk de planten<br />

op de tekening met de ‘planten van nu’ op de zoekkaart.<br />

Schrijf de namen van de planten op, die lijken op de planten van het Carboon.<br />

Kies uit: wolfsklauw, naaldvaren, boomvaren, reuzenpaardenstaart, heermoes<br />

1 ____________________________________<br />

2 ____________________________________<br />

3 ____________________________________<br />

4 (Kijk goed!) ____________________________________<br />

5 ____________________________________<br />

Opdracht 2 Reuzen en dwergen<br />

Bij opdracht 1 heb je gemerkt dat een sommige planten van nu, in het Carboon, reusachtige<br />

bomen waren.<br />

Schrijf op:<br />

Planten van nu die reusachtige bomen waren:<br />

____________________________________<br />

____________________________________<br />

____________________________________<br />

Planten van nu die dezelfde grootte hebben als de planten van het<br />

Carboon:<br />

____________________________________<br />

____________________________________<br />

____________________________________<br />

Materiaal<br />

• Afbeeldingen<br />

landschap van het<br />

Carboon<br />

• Afbeelding planten<br />

van nu<br />

17


Werkblad 4 Landschap van het Carboon<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

18


Werkblad 4 Planten van nu<br />

Boomvaren<br />

In Nederland wordt deze ongeveer 2 – 3 m<br />

hoog. In de tropen kan deze boom<br />

6 – 15 m hoog worden<br />

Naaldvaren: 40 cm hoog<br />

Wolfsklauw 4 cm hoog<br />

Reuzenpaarden-<br />

staart 2 m hoog<br />

Heermoes 15 cm<br />

hoog<br />

19


WERKBLAD 5 Spring door de tijd<br />

Opdracht 1<br />

Leg het spel uit op de grond.<br />

Het is een soort ganzenbord in de vorm van een tijdbalk.<br />

Spelregels:<br />

• 2 – 5 spelers<br />

• Ieder kind kiest een dinosaurus.<br />

• Zet de dinosaurussen op START.<br />

• Ieder kind gooit om de beurt met de dobbelsteen. Degene die het hoogst aantal ogen gooit<br />

mag beginnen.<br />

• Voer de opdracht uit die bij de periode staat.<br />

• Wie het eerst bij FINISH is heeft gewonnen.<br />

Materiaal<br />

• Spel “Spring door<br />

de tijd”<br />

• 5 pionnen<br />

• dobbelsteen<br />

• Let op! Je moet precies op FINISH uitkomen. Wanneer je teveel gooit, dan ga je het aantal<br />

stappen weer terug.<br />

20


WERKBLAD 6 Varens van toen en nu<br />

Opdracht 1 Varens van toen<br />

Bekijk het fossiel van de varen. Deze komt uit het Carboon.<br />

Afgestorven varens, zakten in de modder. Doordat er steeds meer<br />

planten op elkaar kwamen te liggen, werden ze dicht opeen geperst.<br />

Later kwamen daar nog stee<strong>nl</strong>agen overheen. Door de grote druk zijn<br />

de planten langzaam veranderd in steenkool. Dat kan je zien aan de<br />

donkere kleur.<br />

Teken de fossiele varen na in het vakje.<br />

Opdracht 2 Varens van nu<br />

Bekijk de vier varens. Vergelijk de varens met het fossiel.<br />

Welke varen van nu lijkt het meest op het varenfossiel?<br />

De ________________ varen lijkt het meest op het fossiel.<br />

Materiaal<br />

• varenfossiel<br />

• varen 1 t/m 4<br />

• potlood<br />

• vel dun wit papier<br />

Teken van de andere drie varens een stukje van het blad na en schrijf de namen eronder.<br />

____________varen ____________varen ____________varen<br />

21


WERKBLAD 7 Zelf een afdruk maken<br />

Leg eerst een krant uit op tafel.<br />

Opdracht 1 Gips maken<br />

Giet 100 ml water in de litermaat. Strooi steeds een beetje gips in<br />

het water en roer met de houten lepel. Ga door tot er een dikke pap<br />

ontstaat. Let op dat het niet té dik wordt. Je moet het nog wel<br />

kunnen schenken.<br />

Opdracht 2 Een afdruk maken<br />

Materiaal<br />

• Kranten<br />

• Kleiplank<br />

• Zachte klei<br />

• Gips<br />

• Maatbeker water<br />

• Lepel<br />

• Materialen om een<br />

afdruk mee te maken<br />

• Horloge of klok<br />

• Kunststof stroken<br />

• paperclips<br />

Kneed de klei en druk het plat op de kleiplank. Kies een voorwerp om een afdruk van te maken.<br />

Druk het voorwerp voorzichtig in de klei. Haal het er weer uit. Duw de plastic strook om de afdruk<br />

van het voorwerp in de klei en zet deze vast met een paperclip.<br />

Schenk nu het gips in de vorm en laat deze hard worden. (minimaal 15<br />

min.) Zet je naam erbij.<br />

Schraap de restjes gips uit de litermaat en spoel hem schoon met (warm)<br />

water.<br />

Als het gips hard is, verwijder je de strook en veeg deze schoon.<br />

De klei haal je er pas af als het gips heel goed droog is. Veeg de klei<br />

schoon. De klei kan weer opnieuw gebruikt worden.<br />

22


WERKBLAD 8 Zoek de goede naam bij het fossiel<br />

Opdracht 1 Zoek de naam<br />

Bekijk de fossielen die bij deze opdracht horen. Vergelijk ze met de<br />

fossielen op de zoekkaart.<br />

Schrijf de naam van fossielen en de tijdperiode hieronder.<br />

Naam: Tijdperiode:<br />

Materiaal<br />

• 10 fossielen<br />

• zoekkaart fossielen<br />

• Tijdkast<br />

• Soortenboek van<br />

professor F.O.Siel<br />

1 ______________________________ ______________________________<br />

2 ______________________________ ______________________________<br />

3 ______________________________ ______________________________<br />

4 ______________________________ ______________________________<br />

5 ______________________________ ______________________________<br />

6 ______________________________ ______________________________<br />

7 ______________________________ ______________________________<br />

8 ______________________________ ______________________________<br />

9 ______________________________ ______________________________<br />

10 ______________________________ ______________________________<br />

23


Werkblad 8 Zoekkaart <strong>Fossielen</strong><br />

Steenkoraal/Trias - Krijt<br />

Ammoniet/Jura<br />

Haaientand/Krijt - Kwartair<br />

Zee-egel/Krijt<br />

Trilobiet/Siluur - Devoon<br />

Belemniet/Krijt<br />

Ammoniet/Jura<br />

Brachiopode/Carboon Zee-egel/Krijt<br />

vis/ Tertiair<br />

24


Werkblad 8 vervolg<br />

Opdracht 2 De Tijdkast.<br />

Professor F.O. Siel is een beetje een vreemde vogel. Hij reist namelijk graag door de tijd. Niet echt<br />

natuurlijk, want dat kan (nog) niet. Nee, hij doet dat in zijn gedachten. Hij bedenkt dan hoe het er<br />

zou hebben uitgezien in een bepaalde tijd. Dat doet hij niet alleen met zijn fantasie. Doordat er<br />

fossielen gevonden zijn van planten en dieren, kan hij best goed bedenken hoe het er ooit heeft<br />

uitgezien. Hij heeft een TIJDKAST gemaakt waarin allerlei dieren in verschillende tijden zijn<br />

afgebeeld. Kijk maar mee!!<br />

Draai voorzichtig aan één handel bovenop de kast. Met behulp van het soortenboek kun je te<br />

weten komen hoe de dieren en planten die je ziet heten. Misschien kom je wel een dier of plant<br />

tegen waar je net de fossielen van hebt bekeken.<br />

Namens professor F.O. Siel wens ik je veel kijkplezier.<br />

Ben je klaar met kijken. Draai het doek dan VOORZICHTIG aan één handel weer terug naar het<br />

begin.<br />

25


WERKBLAD 9 Het oerpaard<br />

De natuur verandert steeds. Om te overleven passen planten, dieren<br />

en mensen passen zich daar op aan. Je noemt dit evolutie. Evolutie<br />

gaat heel langzaam. Je kunt dit mooi zien bij het paard.<br />

Het paard heeft zich aangepast aan het veranderende landschap. Het<br />

heeft zich ontwikkeld van een paardje zo groot als een geit naar een<br />

slank renpaard.<br />

Opdracht 1 De ontwikkeling van het oerpaard en zijn omgeving<br />

Lees de ontwikkeling van het landschap en het paard en maak de opdracht die eronder staat.<br />

1. Tertiair: 65 – 37 miljoen jaar geleden<br />

Het oerpaard is niet groter dan een geit. Het leeft in dichte bossen. Daarvoor is het handig dat<br />

het klein is. Het kan zich lekker verstoppen tussen de begroeiing. Het eet vruchten en bladeren.<br />

2. Tertiair: 37 – 26 miljoen jaar geleden<br />

Materiaal<br />

• 4x de omgeving van<br />

het paard<br />

• knipvel<br />

• schaar<br />

• lijm<br />

In de loop van de tijd verandert het klimaat. De dichte bossen verdwijnen. Het landschap<br />

bestaat uit grote bomen en minder begroeiing. Het paard zal uitsterven als het niet mee<br />

verandert. Het moet zich aanpassen om niet uit te sterven. Het paard wordt iets groter en<br />

sneller.<br />

3. Tertiair: 8 – 2 miljoen jaar geleden<br />

En het paard is veranderd! Het is veel groter geworden en kan zich niet meer tussen de planten<br />

verstoppen voor vijanden. Het kan vluchten. Het heeft lange benen en kan er snel vandoor.<br />

Verstoppen is ook niet meer mogelijk, want veel bos is langzaam maar zeker verdwenen. Het<br />

nieuwe paard is niet meer afhankelijk van begroeiing en beschutting. Het kan beter uit de<br />

voeten en kan zich ook redden in andere landschappen. De mens ontdekt dat het door zijn<br />

stevige bouw geschikt is als werkpaard.<br />

4. Kwartair: 2 miljoen jaar geleden - nu<br />

Het paard wordt niet meer alleen gebruikt als werkpaard. De mens ontdekt dat je een paard<br />

kan fokken en kan trainen om een slank renpaard te worden. Het paard wordt onder andere<br />

gebruikt in de paardensport. Het leeft op uitgestrekte graslanden. De kiezen van het paard zijn<br />

groter geworden om het harde gras te eten.<br />

Pak het knipvel en plak het landschap, het paard en de bijhorende tekst bij de goede tijd.<br />

26


Werkblad 9 opdracht 1 plakvel<br />

De ontwikkeling van het oerpaard en zijn omgeving<br />

Tertiair: 65 – 37 miljoen jaar geleden<br />

landschap paard<br />

Tertiair: 37 – 26 miljoen jaar geleden<br />

tekst<br />

landschap paard<br />

tekst<br />

27


Werkblad 9, plakvel 2<br />

De ontwikkeling van het oerpaard en zijn omgeving<br />

Tertiair: 8 – 2 miljoen jaar geleden<br />

landschap<br />

paard<br />

Kwartair: 2 miljoen jaar geleden – nu<br />

tekst<br />

landschap paard tekst<br />

28


Werkblad 9, opdracht 1 knipvel<br />

• Het paard is iets groter en<br />

sneller.<br />

• Dichte bossen verdwijnen.<br />

• Het landschap bestaat uit<br />

grote bomen en minder<br />

begroeiing.<br />

• Het paard is groter. Het heeft<br />

lange benen.<br />

• Het paard is door zijn stevige<br />

bouw geschikt als werkpaard.<br />

• Veel bos is verdwenen.<br />

• Het oerpaard is niet groter<br />

dan een geit.<br />

• Het leeft in dichte bossen.<br />

• Het kan zich verstoppen<br />

tussen de begroeiing.<br />

• De mens heeft met het paard<br />

gefokt.<br />

• Daaruit is een slank renpaard<br />

ontstaan.<br />

• Het leeft op uitgestrekte<br />

graslanden.<br />

29


Les 3 Evaluatie en afsluiting<br />

Kringgesprek<br />

Leg opnieuw de mammoetkies op een centrale plaats neer.<br />

Wat is dit?<br />

Wat weten de kinderen nu meer over de mammoetkies, fossielen, prehistorie en tijdperiodes.<br />

Pak het woordweb van de introductieles erbij.<br />

Welke woorden kunnen erbij geschreven worden?<br />

Wat vonden de kinderen van het werken met deze lesstof?<br />

Wat vond u er zelf van?<br />

Filosoferen over de toekomst<br />

De kinderen hebben ontdekt dat het leven op de aarde zich heeft aangepast aan de veranderende<br />

omstandigheden. Hoe zal dat in de toekomst verder gaan?<br />

Filosofeer met de leerlingen over hoe de mens er over één miljoen jaar uit zal zien.<br />

Misschien wordt hij wel een zeebewoner of kan hij vliegen? Zal hij nog haar hebben? Zal hij nog<br />

alle vijf zijn vingers hebben of al zijn kiezen?<br />

Wordt hij groter of juist kleiner?<br />

Denk na over zijn armen, benen, oren en hoofd.<br />

Afsluiting<br />

Laat de leerlingen een tekening maken of opstel schrijven over de toekomstige mens of eventueel<br />

zijn huisdier en voeg dit toe aan het naslagwerk.<br />

Als extraatje kunt u met de klas het meegeleverde kwartetspel over prehistorische dieren spelen.<br />

U kunt dit als een normaal kwartetspel spelen, maar u kunt ook de vragen op de kaarten stellen.<br />

Verdieping groep 8<br />

Om een soort te laten overleven is er meer nodig dan aanpassen aan de veranderende<br />

omstandigheden. Er moet ook voor de voortplanting worden gezorgd. Dinosaurussen waren een<br />

succesvolle diergroep op aarde. Zij hebben 160 miljoen jaar over de aarde gezworven.<br />

Maar…… hoe zouden deze dieren gevreeën hebben. Voor olifanten en neushoorns van nu is het al<br />

een hele opgave. Hoe zou dat dan gegaan zijn bij Langnekken of bij de Tyrannosaurus Rex? In de<br />

achtergrondinformatie staat een artikel over dit onderwerp uit de Quest.<br />

30


Antwoorden<br />

WERKBLAD 1 Kwartet<br />

Opdracht 2 De goede volgorde<br />

Uit welke periode komt de oudste landplant en de bloemplant?<br />

Oudste landplant: Siluur Bloemplant: Krijt<br />

Wat was er eerder, de vogel of het reptiel? Reptiel<br />

Wat zal groter zijn geweest, de libel (carboon) of het vliegend reptiel<br />

(Jura)? Vliegend reptiel<br />

Nog aanwezig (maar misschien wel iets<br />

aangepast)<br />

Tweekleppige schelp<br />

Ginkgo<br />

Reptiel<br />

Slak<br />

Inktvis<br />

Bloemplant<br />

Mens<br />

Zoogdier<br />

Plant<br />

Hoefdier<br />

Olifant-achtige<br />

Loopvogel<br />

Waterschorpioen<br />

Kwal<br />

Spons<br />

Amfibie<br />

Platworm<br />

Eencelligen<br />

Landplant<br />

Haai<br />

Schubbomen<br />

Niet meer aanwezig<br />

Gelede worm<br />

Oerkwal<br />

Oudste reptiel<br />

Reuzen libel<br />

Schub en zegelbomen<br />

Trilobiet<br />

Graptolieten kolonie<br />

3 tenig paard<br />

Ammoniet<br />

Dinosauriërs<br />

Reuzenhert<br />

Wolharige neushoorn<br />

Mammoet<br />

Vishagedis<br />

Oudste vogel<br />

Vliegend reptiel<br />

Maashagedis<br />

Vliegende saurier<br />

Oudste landplant<br />

Zoogdierachtig reptiel<br />

Kaakloze vis<br />

31


WERKBLAD 2 Ontstaan van een dendriet. Fossiel of niet?<br />

Opdracht 2 Een proef<br />

Schrijf op wat er is gebeurd.<br />

Het ijzerslijpsel reageert met het zuur (oxidatie), dit trekt langzaam in het filter omhoog.<br />

Een fossiel is een afdruk van een plant of een dier. Is de dendriet een fossiel of niet? (let op, de<br />

vraag is bewust gesteld in de ik denk vorm. Feitelijk is elk antwoord goed)<br />

Ik denk dat de dendriet wel / geen fossiel is,<br />

omdat het geen afdruk is, maar het resultaat van een chemisch proces.<br />

Ook wel een schijnfossiel genoemd.<br />

WERKBLAD 3 Opdracht met de ringschijf<br />

Opdracht 1<br />

Volgorde Periode Tijd<br />

(in miljoen jaar geleden)<br />

1 Het ontstaan van de aarde Precambrium 4600<br />

2 Het eerste leven Precambrium 3400<br />

3 Trilobieten Cambrium 590 - 480<br />

4 Veel weekdieren Siluur 440 - 390<br />

5 De eerste vissen Siluur (evt. Devoon) 440 - 390<br />

6 De eerste amfibieën Devoon 390 - 350<br />

7 De eerste reptielen Carboon 350 - 280<br />

8 Trilobieten sterven uit Perm 280 - 240<br />

9 Eerste zoogdieren Trias 240 - 200<br />

10 Vliegende Sauriërs Jura 200 - 138<br />

11 Veel reptielen Jura 200 - 138<br />

12 De eerste vogel Jura of Krijt 200 – 138 / 138 - 66<br />

13 Ammonieten sterven uit Krijt 138 - 66<br />

14 Dinosauriërs sterven uit Krijt 138 - 66<br />

15 Veel zoogdieren Tertiair 66 – 2,5<br />

16 De Mens Kwartair 2,5 - nu<br />

17 De Dodo Kwartair 2,5 - nu<br />

18 ? - -<br />

32


Opdracht 3 Vragen bij de ringschijf<br />

Welke dieren of diergroepen zijn uitgestorven?<br />

Trilobieten<br />

Ammonieten<br />

Dinosauriërs<br />

Dodo<br />

Welke dieren worden tegenwoordig met uitsterven bedreigd? - eigen antwoorden -<br />

WERKBLAD 4 Planten uit heden en verleden<br />

Opdracht 1 Planten in het landschap<br />

Schrijf de namen van de planten op die lijken op de planten van het Carboon.<br />

Kies uit: wolfsklauw, naaldvaren, boomvaren, reuzenpaardenstaart, heermoes<br />

1 Naaldvaren<br />

2 Boomvaren<br />

3 Heermoes<br />

4 Wolfsklauw<br />

5 Reuzenpaardenstaart<br />

Opdracht 2 Reuzen en dwergen<br />

Bij opdracht 1 heb je gemerkt dat een aantal planten van nu, in de tijd van het Carboon,<br />

reusachtige bomen waren.<br />

Schrijf op:<br />

Planten van nu die reusachtige bomen waren:<br />

• Wolfsklauw<br />

• Reuzenpaardenstaart<br />

Planten van nu die dezelfde grootte hebben als de planten van het<br />

Carboon:<br />

• Naaldvaren<br />

• (Boomvaren, niet in Nederland)<br />

Opmerking: de heermoes was in het Carboon niet reusachtig maar wel<br />

flink groter dan tegenwoordig.<br />

WERKBLAD 6 Varens van toen en nu<br />

Opdracht 2 Varens van nu<br />

De Krulvaren lijkt het meest op het fossiel.<br />

33


WERKBLAD 8 Zoek de goede naam bij het fossiel<br />

Opdracht 1 Zoek de naam<br />

Naam: Tijdperiode:<br />

1 Steenkoraal Trias - Krijt<br />

2 Ammoniet Jura<br />

3 Haaietand Krijt - kwartier<br />

4 Trilobiet Siluur - Devoon<br />

5 Belemniet Krijt<br />

6 Zee – egel Krijt<br />

7 Brachiopode Carboon<br />

8 Ammoniet Jura<br />

9 Vis Tertiair<br />

10 Zee – egel Krijt<br />

34


WERKBLAD 9 Het oerpaard<br />

Juiste volgorde van boven naar onder<br />

Tertiair Tertiair Tertiair Kwartair<br />

65 – 37 miljoen jaar geleden 37 – 26 miljoen jaar geleden 8 – 2 miljoen jaar geleden 2 miljoen jaar geleden - nu<br />

• Het oerpaardje is niet<br />

groter dan een geit.<br />

• Het leeft in dichte<br />

bossen.<br />

• Het kan zich verstoppen<br />

tussen de begroeiing.<br />

• Het paard is iets groter en<br />

sneller.<br />

• Dichte bossen verdwijnen.<br />

• Het landschap bestaat uit<br />

grote bomen en minder<br />

begroeiing.<br />

• Het paard is groter. Het<br />

heeft lange benen.<br />

• Het paard is door zijn<br />

stevige bouw geschikt als<br />

werkpaard.<br />

• Veel bos is verdwenen.<br />

• De mens heeft met het<br />

paard gefokt.<br />

• Daaruit is een slank<br />

renpaard ontstaan.<br />

• Het leeft op uitgestrekte<br />

graslanden.<br />

35


Achtergrondinformatie<br />

De aarde<br />

De aarde is bij benadering zo'n 4,6 miljard jaar oud. De eerste vormen van leven op aarde<br />

bestonden waarschij<strong>nl</strong>ijk 3,4 miljard jaar geleden in de vorm van primitieve organismen die op<br />

bacteriën en blauwwieren leken, eencelligen dus.<br />

Hieronder staat de geologische tijdschaal. We leven nu in het Kwartair. Met de leerlingen wordt<br />

alleen gesproken over de tijdperiodes. (de cursief gedrukte woorden).<br />

Geologische Tijdschaal<br />

Era Periode Tijdvak miljoen<br />

jaar<br />

geleden<br />

Kenozoicum Kwartair Holoceen 0.01<br />

Pleistoceen 2.5<br />

Tertiair Plioceen 7<br />

Mioceen 26<br />

Oligoceen 38<br />

Eoceen 54<br />

Paleoceen 65<br />

Mesozoicum Krijt 135<br />

Jura 200<br />

Trias 240<br />

Paleozoicum Perm 280<br />

Carboon 350<br />

Devoon 395<br />

Siluur 440<br />

Ordovicium 490<br />

Cambrium 590<br />

Precambrium 4600<br />

<strong>Fossielen</strong> en hun vorming<br />

<strong>Fossielen</strong> of versteningen zijn de getuigen van verdwenen levensvormen. Niet alleen in barnsteen<br />

gevangen insecten en in kalksteen bewaarde schelpen, maar ook de versteende afdrukken van een<br />

dinosaurus in de grond worden ertoe gerekend.<br />

Fossilisatie komt tot stand door een aantal fysische, chemische en biologische processen. De kans<br />

dat een organisme fossiliseert, is gering en heel ongelijk verdeelt over de verschillende groepen<br />

planten of dieren. Tot de belangrijkste voorwaarden voor fossilisatie behoort de bouw van de<br />

organismen en de zeer snelle bedekkingen ervan door een zo fijn mogelijk sediment van een<br />

gunstige chemische samenstelling. Het fossilisatieproces wordt weze<strong>nl</strong>ijk beïnvloed door de druk,<br />

de temperatuur en de minerale oplossingen die in het sediment rouleren. De beste kans om te<br />

fossiliseren hebben organismen met harde delen, zoals een schelp of een skelet. Overblijfselen van<br />

organismen die op het land leefden, staan sterk bloot aan weersinvloeden en erosie. In zee vindt<br />

vaak een snellere afzetting plaats van sediment. Dit bevat een schat aan organismen.<br />

36


De meeste fossielen hebben veranderingen ondergaan. De harde delen van veel organismen<br />

hebben een dusdanige chemische samenstelling dat ze in evenwicht zijn met de gesteenten en het<br />

milieu waarin ze voorkomen.<br />

Echte fossielen zijn bijzonder zeldzaam, vooral als ze uit oudere geologische periodes komen. Met<br />

echte fossielen wordt bedoeld dat het fossiel direct geconserveerd is door bevriezing, looiing<br />

(vee<strong>nl</strong>ijk), pekelen of opsluiting in barnsteen (hars).<br />

Veel vaker vinden we fossielen in de vorm van afdrukken van de oorspronkelijke vorm van het<br />

lichaam, tevens de afdruk van de binnenste of buitenste sculptuur in het omliggende gesteente.<br />

Het omhulsel of het skelet van het organisme is vaak tijdens de fossilisatie opgelost en vervangen<br />

door fossilisatiemineralen, die gewoo<strong>nl</strong>ijk op volmaakte wijze het oorspronkelijk aanzicht van het<br />

omhulsel kopiëren en een afgietsel vormen.<br />

Verstening vindt plaats als organische resten worden doordrenkt met het vocht dat door de<br />

aardlagen heen sijpelt, waarin mineralen zijn opgelost en er een vaste vulling ontstaat. <strong>Fossielen</strong><br />

die op deze manier zijn gevormd, kunnen weliswaar de uiterlijke vorm van het organisme<br />

behouden, maar het fijne detail kan verloren zijn gegaan.<br />

Als alle poriën in het materiaal worden opgevuld met zoutoplossing, wordt er gesproken van<br />

mineralisatie. Hierbij wordt de oorspronkelijke vorm niet veranderd, maar de botten zijn hierdoor<br />

echter wel zwaarder en sterker.<br />

Levende organismen bestaan uit koolstofverbindingen en veel fossielen van bijvoorbeeld planten<br />

en vissen zijn bewaard als een dunnen koolstoffilm. Dit komt doordat tijdens het fossilisatieproces<br />

organische bestanddelen worden afgebroken, gassen verdwijnen en het koolstofgehalte van het<br />

organisme toeneemt. De bekende verkoolde fossielen zijn de fijne varens en andere planten uit de<br />

koollagen uit het Carboon, herkenbaar aan de donkere kleur.<br />

<strong>Fossielen</strong> kunnen ook sporen zijn die een organisme heeft achtergelaten. Loopsporen en<br />

kruipgangen zijn dergelijke fossielen, die aangeven waar de betreffende schepselen hebben<br />

geleefd. Er kan waardevolle informatie aan worden ontleend, zoals hoe groot een dier was en hoe<br />

het zich bewoog.<br />

Tot fossielen rekenen we niet vormen van anorganische oorsprong, zoals dendrieten, die de<br />

indruk maken van prachtig behouden gebleven plantenafdrukken. Dit worden wel pseudofossielen<br />

genoemd.<br />

<strong>Fossielen</strong> en evolutie<br />

Onze kennis van de evolutie is grotendeels gebaseerd op wat fossiele vondsten vertellen. Hieruit<br />

valt niet alleen een totaalbeeld van de evolutie af te leiden, maar we kunnen ook de ontwikkeling<br />

van sommige afzonderlijke groepen tot in de details volgen. Evolutie is geen geleidelijk<br />

voortschrijdend proces, maar heeft plaats in series expansieve ontwikkelingen, die vaak gepaard<br />

gaan met massale uitsterving. De drijvende krachten achter de evolutie zijn mutatie en selectie,<br />

die zich voordoen onder invloed van het milieu. De verbazingwekkende verscheidenheid aan<br />

hedendaagse levensvormen is tot een klein aantal algemene bouwplannen terug te leiden. Maar<br />

hoe verder we terug gaan in de tijd, des te sterker zien we verschillen in structuren met de in onze<br />

tijd levende vormen. De vroegste levensvormen waren eenvoudige organismen zonder harde<br />

delen. Die weinig kans hadden te fossiliseren.<br />

37


Planten<br />

Planten zijn autotrofe organismen die in staat zijn om voedingsstoffen op te nemen, te groeien,<br />

zich te vermenigvuldigen en te reageren op het milieu. Ze kunnen eenvoudige anorganische<br />

stoffen veranderen in organische stoffen door fotosynthese. Bij deze chemische reactie ontstaan<br />

met behulp van groen chlorofyl en zonne-energie in de plant organische stof en zuurstof uit water<br />

en koolstofdioxide. Zonder fotosynthese zou op aarde geen leven mogelijk zijn zoals wij dat<br />

kennen. Groene planten vormen de eerste voeding voor herbivoren en indirect voor carnivoren.<br />

De ontwikkeling van dieren is afhankelijk van de ontwikkeling van groene planten, als leveranciers<br />

van voeding en zuurstof. Tegen het einde van het Perm bevatte de atmosfeer slechts 3% vrije<br />

zuurstof (tegenwoordig 21 %). Het grootste aandeel in de verrijking van de atmosfeer met zuurstof<br />

in die tijd schrijven we toe aan eenvoudige organismen: blauwwieren en algen.<br />

Er werd geleidelijk een ozo<strong>nl</strong>aag in de atmosfeer<br />

gevormd, die net als water de korte golflengten van het<br />

spectrum van de zonnestraling absorbeerde. Zo kregen<br />

organismen, die tot dan toe slechts in het water<br />

leefden, de kans zich ook naar het land te verplaatsen.<br />

De verhoging van het zuurstofaandeel in de atmosfeer<br />

beïnvloedde de evolutie op aarde.<br />

Het plante<strong>nl</strong>even is altijd de basis voor het diere<strong>nl</strong>even<br />

geweest. Fossiele planten zijn echter minder talrijk,<br />

zodat het leven van de planten in het verleden minder<br />

goed bekend is.<br />

Planten met bloemen zijn in de geschiedenis van het plante<strong>nl</strong>even op aarde nog niet zo lang<br />

geleden verschenen. De coniferen zijn al wat ouder, maar het oudst zijn de eenvoudige planten<br />

die niet bloeien, zoals levermossen en mossen. Samen met de varens en hun verwanten vertellen<br />

deze overlevenden uit een ver verleden ons hoe planten geëvolueerd zijn.<br />

Levermossen<br />

De primitiefste landplanten zijn de levermossen. Levermossen hebben primitieve wortels, maar<br />

weinig bescherming tegen vochtverlies. Daarom groeien ze alleen waar het vochtig is, bijvoorbeeld<br />

bij bronnen of langs beken.<br />

Mossen<br />

Hoewel mossen waarschij<strong>nl</strong>ijk zijn geëvolueerd uit een eenvoudige voorouder die op levermos<br />

leek, zijn ze veel beter bestand tegen droogte. Mossen komen veel voor in bossen, in de schaduw<br />

of op takken die veel regen krijgen. Sommige mossen groeien zelfs op daken, waar het in warme<br />

zomers wel erg droog wordt. Dat droge weer overleven de mossen. Ze gaan in een toestand van<br />

rust, die men ‘cryptobiose’ noemt. Als je een bosje droog mos vindt en een paar jaar bewaard in<br />

een droge, luchtdichte pot, komt het weer tot leven.<br />

Een bijzondere groep binnen de mossen zijn de veenmossen, die water kunnen opzuigen als een<br />

spons. Neem je een pluk veenmos op, dan voelt het zwaar en nat aan. Maar als je het met je<br />

handen uitwringt, loopt het water eruit en worden de mosplantjes licht en donzig.<br />

38


Varens en aanverwante<br />

Veel varens groeien, net als mossen, op vochtige beschaduwde plaatsen. Varens zijn in de evolutie<br />

van de landplanten nog een stuk verder gegaan: ze hebben echte wortels en hun bladeren zijn<br />

veel beter beschermd tegen vochtverlies. Ook zijn hun stengels verstevigd met houtachtig<br />

materiaal en hebben speciale kanaaltjes om water naar boven te vervoeren. Daardoor kunnen<br />

varens veel hoger worden dan mossen. Omdat geen enkele plant zonder licht kan, hebben de<br />

hoogste meer succes – ze kunnen hun concurrenten immers overschaduwen. Mossen en<br />

levermossen kunnen in die voortdurende concurrentie slechts overleven doordat ze het hebben<br />

leren stellen met minder licht.<br />

De grootste levende varens zijn de boomvarens in een aantal tropische en subtropische wouden.<br />

Het zijn elegante reuzen die lijken op slanke palmbomen, maar dan met typische varenbladeren. In<br />

vergelijking met andere bomen uit het regenwoud zijn boomvarens heel klein en als ze alleen<br />

staan worden ze amper 18 meter hoog. Met flink wat andere bomen eromheen kunnen ze wel 25<br />

meter hoog worden.<br />

Varens hebben de voordelen van het groot zijn niet zo snel gebruikt, maar hun aanverwanten –<br />

wolfsklauwen en paardenstaarten – boekten er ooit veel succes mee. Ongeveer 350 miljoen jaar<br />

(Carboon) geleden was een groot deel van het land bedekt met een dicht moeraswoud van<br />

reusachtige wolfsklauwen en paardenstaarten van 40 meter en hoger. Dergelijke planten bestaan<br />

ook nu nog, maar de wolfsklauwen zijn nu amper een paar centimeters hoog, terwijl<br />

paardenstaarten zelden hoger dan een meter worden. Zodra die reusachtige bomen een bepaalde<br />

hoogte hadden, konden ze in de moerasgrond niet meer overeind blijven. Ze vielen om en<br />

begonnen te verrotten. Maar slechts gedeeltelijk omdat ontbinding onder water niet snel gaat.<br />

Duizenden jaren lang vielen steeds meer van die bomen en werd een dikke laag halfrotte<br />

stammen opgebouwd. Onder het gewicht van de nieuwe lagen erboven, werden ze geleidelijk<br />

samengedrukt en kleurden ze zwart. Die boomstammen zijn wat wij nu steenkool noemen.<br />

In het Krijt ontstonden bedektzadige planten, die zich zeer snel ontwikkelden. Hun zaad is door<br />

een vruchtdoos beschermd.<br />

39


Dieren<br />

Ammonieten en belemnieten<br />

De ammonieten behoren, samen met de belemnieten, de inktvissen en de nautilus, tot de<br />

koppotigen. Deze groep koppotigen vormen tezamen met de slakken en schelpdieren de grote<br />

groep van weekdieren.<br />

De kop en de poten vormen bij de koppotigen een eenheid. Het schild is gekenmerkt door<br />

regelmatige schelpkamertjes, waar een kanaal doorheen loopt. De kamertjes waren gevuld met<br />

gas. Het lichaam van het weekdier bevond zich in de laatste grote winding die men woonkamer<br />

noemt.<br />

Ammonieten leefden vanaf het Devoon tot het Krijt. De<br />

schelpvorm varieerde van sterk gewonden tot losjes<br />

spiraalvormig, van glad tot sterk geribbeld. Sommige soorten<br />

leefden aan het zee-oppervlak, andere waren bodemdieren.<br />

Belemnieten zijn koppotigen zonder uitwendige schaal. Bij deze<br />

groep groeit het weke lichaam over de inwendige schaal heen. Er zijn belemnieten gevonden met<br />

een schaal van meer dan een meter lang. De meeste waren een stuk kleiner.<br />

Wat je als fossiel hiervan terugvindt is een hard, puntig, sigaarvormig voorwerp; het staartstuk. Zie<br />

tekening.<br />

Brachiopoden<br />

Brachiopoden worden vaak schelpen genoemd. Daarmee worden de brachiopoden op één hoop<br />

gegooid bij de tweekleppige mollusken (bijvoorbeeld de kokkels op onze stranden).<br />

Bij de tweekleppigen zijn de beide kleppen doorgaans elkaars spiegelbeeld, maar is elke klep op<br />

zich meestal asymmetrisch: er is een voor- en achterkant.<br />

Daarentegen zijn de kleppen van de brachiopoden ongelijk, maar wel symmetrisch: er is een<br />

boven klep en een onderklep. De onderste klep is doorgaans groter dan de bovenklep. Meestal<br />

heeft hij een opening, al of niet afgesloten, in het over de<br />

klep heen stekende deel. Door dit gat steekt een steel,<br />

waarmee het dier zich aan de bodem of steen vasthechtte.<br />

De inwendige bouw van brachiopoden is totaal anders dan<br />

bij de mollusken. Wel zijn beide groepen ‘filter feeders’, dat<br />

wil zeggen dat zij zich voeden door voedselrijk water op te<br />

nemen. Zij ontdoen dit van nuttige bestanddelen en<br />

scheiden dat weer uit.<br />

Brachiopoden doen dit met behulp van een trilhaarkrans<br />

met tentakels die om de mondopening staan.<br />

40


Dinosaurussen<br />

Het Trias was een relatief korte periode waarin er veel veranderde in het leven van de reptielen.<br />

Heel wat soorten reptielen ontwikkelden zich uit de soorten van het Perm.<br />

Ze kregen twee kleine, maar duidelijke slagtanden in hun bovenkaak. Op den duur kregen ze poten<br />

ónder hun lichaam, in plaats van aan weerszijden van hun lichaam.<br />

Toen het Jura startte, waren de dinosaurussen echt op aarde verschenen. Ze hadden allerlei<br />

soorten en maten. Groot, klein, met stekels of platen op hun rug, met lange nekken en kleine<br />

koppen, vleeseters en planteneters.<br />

De dinosaurussen kenden hun grootste bloeiperiode tijdens het Krijt, 135 - 65 miljoen jaar<br />

geleden.<br />

Vijfenzestig miljoen jaar geleden stierven de dinosaurussen plotseling uit. Het is onmogelijk te<br />

zeggen of ze in een paar maanden uitstierven of in een duizenden jaren. Maar het is wel zeker dat<br />

ze volledig zijn uitgeroeid. Ze waren meer dan 100 miljoen jaar succesvolle dieren.<br />

41


Insecten<br />

Tijdens het Carboon kwamen al vele soorten insecten voor. Dit had onder andere te maken met de<br />

ontwikkeling van het plante<strong>nl</strong>even en andere diersoorten.<br />

Afgezien van enkele geïsoleerde plaatsen is het aantal fossiele insecten vrij klein. Dit is te wijten<br />

aan de afwezigheid van geschikte omstandigheden voor conservering. Het zachte lichaam van de<br />

insecten ging snel tot ontbinding over als het niet vlug werd afgedekt door sediment.<br />

Soms worden fossiele insecten in barnsteen gevonden. Deze insecten zijn in een druppel<br />

(boom)hars terechtgekomen, welke in de loop van de tijd versteend is. Het uitwendige lichaam is<br />

dan doorgaans geheel intact gebleven.<br />

vlieg in barnsteen<br />

Andere insecten zijn bewaard gebleven in platig kalk. Bijvoorbeeld de libelle<strong>nl</strong>arve. Deze larve<br />

leefde, net als de recente libelle<strong>nl</strong>arven, op de bodem van rivieren, meren en plassen, waar hij<br />

jaagde op kleine dieren.<br />

libel<br />

42


Koralen<br />

Koralen behoren tot de holtedieren. Kenmerkend is het holle lichaam met daarin een skelet van<br />

geplooide ‘bladen’. In het bovenste gedeelte bevindt zich een kelkje waar de tere poliep zich kan<br />

terugtrekken.<br />

Koralen leven meestal in kolonies en kunnen zo enorme<br />

koraalriffen opbouwen. Men onderscheidt drie soorten<br />

koraalriffen: strandriffen, barrièreriffen en atollen.<br />

Strandriffen groeien in ondiep water vlakbij de kust. Barrièreriffen<br />

lopen ook evenwijdig aan de kust maar zijn daarvan gescheiden<br />

door een diep kanaal. Atollen zijn ringvormige koraaleilanden die<br />

een centrale lagune omsluiten. In de zuidelijke Pacific treft men er<br />

duizenden van aan. Ze liggen soms honderden of duizenden mijlen<br />

van de dichtstbijzijnde kust en hun steile buitenrand daalt tot in de<br />

diepte van de oceaan.<br />

Koralen zijn bekend sinds het Ordovicium.<br />

Mammoeten<br />

De mammoet stierf zo'n 10.000 jaar geleden uit. Doordat het na<br />

de laatste ijstijd steeds warmer werd nam het aantal mammoeten<br />

sterk af en omdat de vroege mens ook nog eens op mammoeten<br />

joeg stierf de mammoet uit.<br />

Het langst hield hij het uit in Siberië. De mammoet was een<br />

bewoner van de toendra en de koude steppe. Gedurende<br />

bepaalde periodes was de Noordzee land. De mammoetkies uit<br />

de kist is aan land gebracht door vissers.<br />

Over de mammoet is bijzonder veel bekend. Dat is te danken aan heel veel vondsten. In de<br />

poolstreken zijn complete bevroren mammoeten gevonden. Het is een niet al te grote olifant. De<br />

mammoet kon goed tegen kou, hij had een langharige vacht en kleine oren.<br />

Het voedsel bestond 's zomers uit verschillende soorten grassen. In de winter at hij voornamelijk<br />

kleine bomen. De kies is met slurf en stoottanden kenmerkend voor de mammoet. De kies bestaat<br />

uit een groot aantal lamellen (plaatjes). In elke kaakhelft heeft de mammoet één kies in gebruik:<br />

deze slijt na verloop van tijd af. Achter de oude kies groeien nieuwe lamellen aan die de versleten<br />

vervangen. Een mammoet kan zo in elke kaakhelft 6 kiezen<br />

afwerken.<br />

De mammoetkies uit de kist is gevonden bij de Doggersbank en is<br />

afkomstig uit het Kwartair (pleistoceen)<br />

43


Het reeds afgesleten gedeelte van de kies is met onderbroken lijnen weergegeven. Duidelijk is dat<br />

de voorste lamellen reeds grotendeels zijn afgesleten, terwijl de achterste lamellen nog 'in de<br />

maak zijn'.<br />

Mioceengruis<br />

Het mioceengruis dat in de kist zit is afkomstig uit een midden-miocene (Tertiair) afzetting bij<br />

Miste, een plaatsje ten zuiden van Winterswijk.<br />

In 1967 werd onder een weiland aldaar een uitzonderlijk fossielrijke laag aangetroffen. Deze<br />

mariene afzetting bevindt zich tussen de 2 en 4 meter diepte en bestaat uit zandige sedimenten.<br />

Wanneer dit sediment gezeefd en gespoeld wordt, bestaat het restant bijna volledig uit fossieltjes.<br />

Vooral schelpen en slakken, met een grote verscheidenheid aan vormen, is tussen het gruis te<br />

vinden.<br />

Goed is te realiseren hoe het gruis daar terecht is gekomen. Vroeger was op die plaats namelijk<br />

zee en zo is het daar gekomen.<br />

In het midden-mioceen (ca. 15 miljoen jaar geleden) was de soortenrijk op de vindplaats vier maal<br />

zo groot als nu in de huidige Noordzee. Dit komt omdat 15 miljoen jaar geleden het klimaat in<br />

Nederland subtropisch was.<br />

Behalve mollusken worden vaak aangetroffen: haaientandjes, werveltjes van beenvissen, zeeegelstekels,<br />

koraaltjes en een grote groep zeer kleine organismen, de foraminiferen.<br />

Stekelhuidigen<br />

De meest voorkomende stekelhuidigen die men nu nog in de zeeën<br />

kan aantreffen zijn de zeelelies, zeesterren, slangsterren, zee-egels en<br />

zeekomkommers.<br />

Kenmerkend voor stekelhuidigen is dat ze een in de huid gelegen<br />

skelet hebben met een vijfzijdige symmetrie en een inwendig<br />

watervaatstelsel van vijf radiale kanalen. Ze hebben een mond- en een<br />

anale opening, die soms aan weerszijden, soms aan dezelfde kant van<br />

het lichaam liggen.<br />

Zeelelies zijn stekelhuidigen welke uitsluitend in de zee aan de bodem zijn<br />

vastgehecht.<br />

Op de tekening zijn 3 gedeelten te onderscheiden.:<br />

1 de armen waarmee het voedsel naar de mond gebracht wordt<br />

2 een komvormig lichaam met daarin de vitale organen<br />

3 de steel om zich op de zeebodem vast te hechten.<br />

Het fossiel uit de kist geeft een doorsnede van een zeelelie.<br />

De oudste bekende zeelelies zijn afkomstig uit het Ordovicium. De meeste<br />

soorten waren aan het eind van het Trias uitgestorven.<br />

Zee-egels zijn stekelhuidigen met een lichaam omhuld door een schaal, zonder armen of steel. De<br />

vorm van de schaal kan uitee<strong>nl</strong>open, van bol tot halfbol, van kegelvormig tot schijfvormig. Zoals bij<br />

alle dieren is de kalkige schaal het enige dat goed fossiliseert. Dit skelet wordt gevormd door een<br />

groot aantal kalkige plaatjes die stevig met elkaar verbonden zijn. Fossiele zee-egels zijn zelden<br />

compleet met stekels. Meestal vindt men de schaal en de stekel apart.<br />

De oudste bekende zee-egels zijn afkomstig uit het Ordovicium.<br />

44


Trilobieten<br />

Trilobieten worden door fossielenverzamelaars overal ter wereld gezocht.<br />

Zij behoren tot een groep primitieve geleedpotigen die van het Cambrium<br />

tot het Perm (het Paleozoïcum) geleefd hebben. Zij ontlenen hun naam<br />

aan de driedelige opbouw van hun lichaam: kopschild, rugschild en<br />

staartschild. Op het kopschild bevinden zich de samengestelde ogen , een<br />

opzwelling in het gezichtscentrum en de gezichtsnaden. De gezichtsnaden<br />

scheiden de twee beweegbare zijkanten van het schild van het centrale<br />

gedeelte.<br />

Het staartschild bestaat uit segmenten die met elkaar verbonden zijn. Het<br />

aantal segmenten varieert van 2 tot 20. Aan de onderkant zijn bij elk<br />

segment twee aanhangsels te onderscheiden.<br />

De oudste fossiele trilobieten die men kent, zijn afkomstig uit het<br />

Cambrium. In het Ordovicium neemt hun aantal sterk toe en in het Siluur kwamen zij in grote<br />

getale voor. In het Devoon begint het al af te lopen en in het Carboon waren er nog maar twee<br />

families over die op hun beurt uitstierven aan het eind van het Perm.<br />

Vissen<br />

Aan het eind van het Siluur ontstonden de eerste, echte (kaak)vissen. Deze vissen waren meer of<br />

minder gepantserd, vooral rond de kop. De oudste soorten leefden in zoet water. Tijdens het<br />

Devoon trokken veel soorten naar zee en ontwikkelden zich daar verder.<br />

Al eerder, in het Ordovicium, ontstonden de pantservissen. Maar aangezien deze geen kaken<br />

hadden, worden ze niet bij de vissen ingedeeld, maar bij de groep kaaklozen (net als de<br />

hedendaagse prikken).<br />

In het Devoon en het Carboon verschenen de voorouders<br />

van de haaien en hun verwanten, de roggen en zeekatten.<br />

Roggen zijn afgeplatte, aan een leven op de zeebodem<br />

aangepaste haaien. De Cladoselacha op de afbeelding is<br />

een voorbeeld van zo’n primitieve haai. De Mustelus is<br />

een haai die recentelijk voorkomt.<br />

De thans over de hele wereld verspreidde groep van echte<br />

beenvissen is 175 – 140 miljoen jaar geleden ontstaan.<br />

Alle beenvissen hebben een volledig verbeend skelet.<br />

Tijdens het Mioceen, toen de zeeën steeds verder terugweken, veroverden de vissen langzaam<br />

maar zeker het zoete water opnieuw.<br />

45


Pseudo-fossiel Dendrieten<br />

Dendrieten zijn sierlijke, anorganische afbeeldingen op de voegvlakken en spleten van sommige<br />

gesteenten. Ze vertonen meestal vormen van vertakkingen van boompjes en struiken, maar<br />

hebben met echte planten niets te maken. Dendrieten zijn ontstaan als gevolg van oxydatie van<br />

verschillende metalen; ijzer en mangaan.<br />

De dendrieten uit de kist zijn zo’n 110 – 150 miljoen jaar oud. Ze zijn gevonden in de steengroeves<br />

in Wintershof, West – Duitsland.<br />

Het woord dendriet is ontleend aan het Griekse woord “dendron” dat boom betekent.<br />

mangaan-dendriet, Duitsland<br />

46


TIJDLIJN<br />

-In miljoen jaar geleden-<br />

KWARTAIR<br />

2<br />

TERTIAIR<br />

65<br />

KRIJT<br />

135<br />

JURA<br />

200<br />

TRIAS<br />

240<br />

PERM<br />

280<br />

CARBOON<br />

350<br />

DEVOON<br />

395<br />

SILUUR<br />

440<br />

ORDOVICIUM<br />

490<br />

CAMBRIUM<br />

590<br />

3400<br />

PRECAMBRIUM<br />

4600<br />

ONTWIKKELING VAN HET LEVEN OP AARDE<br />

Flora en fauna<br />

Ontwikkeling van de mens<br />

IJstijden afgewisseld met warmere<br />

perioden<br />

Eerste apen, mensapen en<br />

zoogdieren,<br />

meer vogels<br />

Ontwikkeling bloemplanten<br />

Uitsterven grote zeereptielen,<br />

vliegende reptielen, dinosauriërs,<br />

ammonieten<br />

De eerste vogels ontwikkelen zich,<br />

veel dinosauriërs en zeereptielen<br />

De eerste zoogdieren en<br />

dinosauriërs,<br />

veel ammonieten, nieuwe planten<br />

Reptielen, weekdieren, eerste<br />

ginkgo-bomen<br />

Amfibieën, de eerste reptielen,<br />

insecten, de eerste naaldbomen<br />

De eerste amfibieën, grote bossen<br />

De eerste vissen, de eerste planten<br />

op het land, mossoorten<br />

Graptolieten, trilobieten, nautili,<br />

zee-egels, veel waterschorpioenen<br />

Eerste dieren met schelpen en veel<br />

diertjes die op kreeften en garnalen<br />

lijken, trilobieten, kwalsoorten,<br />

koraaldieren<br />

Ontstaan van het eerste leven,<br />

eencelligen<br />

Ontstaan van de aarde<br />

48

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!