20.09.2013 Views

De guillotine (Simone van der Vlugt)

De guillotine (Simone van der Vlugt)

De guillotine (Simone van der Vlugt)

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>De</strong> <strong>guillotine</strong><br />

<strong>Simone</strong> <strong>van</strong> <strong>der</strong> <strong>Vlugt</strong><br />

2001<br />

Malmberg<br />

Uitgever I <strong>De</strong>n Bosch


Oorspronkelijke titel: <strong>De</strong> <strong>guillotine</strong><br />

Tekst: <strong>Simone</strong> <strong>van</strong> <strong>der</strong> <strong>Vlugt</strong><br />

illustraties: Roelof <strong>van</strong> <strong>der</strong> Schans<br />

© Uitgeverij Lemniscaat b.v., Rotterdam 1999<br />

Uitgegeven met een licentie <strong>van</strong> Uitgeverij Lemniscaat<br />

Omslagontwerp: Annemiek Dilven<br />

Foto omslag: ZefaJNikos<br />

Boeklauteursinformatie: Inge Piena<br />

ISBN 90 208 47163<br />

Artikelnummer 155


DEELt<br />

1789


1<br />

Het rumoer is vlakbij. Sandrine de Billancourt steekt haar hoofd<br />

buiten het raampje <strong>van</strong> de koets en kijkt naar de onrustige menigte<br />

ver<strong>der</strong>op, in de Rue Faubourg St. Antoine. Naast haar veert Julie,<br />

haar kamenier, ongerust overeind.<br />

'0 nee - een oproer!', zegt ze .<br />

Sandrine blijft nieuwsgierig kijken. Ze1fs binnen de dikke muren <strong>van</strong><br />

de kloosterschool, waar<strong>van</strong> ze net is opgehaald, zijn er geruchten doorgedrongen<br />

over de vele onlusten in Parijs. <strong>De</strong> school staat in de Marais,<br />

vroeger een gegoede wijk:, tegenwoordig een roerige volksbuurt.<br />

'Niet zo naar buiten kijken, mademoiselle. We moeten niet de<br />

aandacht trekken', zegt Julie dringend.<br />

Sandrine trekt haar hoofd terug.<br />

'Ze zullen ons toch niets doen?'<br />

'Dat weet ik niet zo zeker. Je hoort vreemde verhalen, tegenwoordig.'<br />

'Laat Bernard dan maar snel omkeren', zegt Sandrine.<br />

Julie steekt voorzichtig haar hoofd naar buiten.<br />

'Omkeren, Bemard!' roept ze.<br />

Sandrine hoort de koetsier iets terugroepen, maar kan niet verstaan<br />

wat. <strong>De</strong> koets maakt een draaiende beweging. In de verte<br />

Hinken luide kreten.<br />

Sandrine hoort Bernard tegen de paarden schreeuwen. <strong>De</strong> dieren<br />

lopen zenuwachtig een stukje achteruit. <strong>De</strong> zweep zwiept door de<br />

lucht en de koets schudt heen en weer.<br />

'Wat doet die man toch allemaal!' vraagt Julie zenuwachtig.<br />

'We zullen de draai niet in één keer kunnen maken', veron<strong>der</strong>stelt<br />

Sandrine.<br />

Na wat achteruit en weer vooruit rijden kunnen ze eindelijk ver<strong>der</strong>.<br />

'Goddank', mompelt Julie.<br />

Maar na een paar meter staan ze met een ruk weer stil. Sandrine<br />

wil net vragen wat er aan de hand is als Bemard het portier opent.<br />

'Ze staan ook aan de an<strong>der</strong>e kant <strong>van</strong> de straat, mademoiselle',<br />

zegt hij. 'We zijn ingesloten.'<br />

Sandrine haalt diep adem.<br />

8


'We hadden nooit door de Marais moeten gaan', zegt JOOe vol<br />

zelfverwijt.<br />

'Dat gaat moeilijk an<strong>der</strong>s als de kloosterschool daar staat', zegt<br />

Sandrine.<br />

'Ik bedoel dat we hadden moeten omrijden', zegt Julie.<br />

'Met uw permissie, mademoiselle, we moeten wel snel iets<br />

doen', zegt Bernard.<br />

'Kunnen we niet gewoon doorrijden? Ze zullen toch wel opzij<br />

gaan?' meent Sandrine.<br />

'Dat weet ik niet w zeker, mademoiselle. Normaal gesproken<br />

wel, maar dit lijkt wel een opstand!'<br />

Sandrines blik valt op een nauwe zijstraat.<br />

'Kunnen we daardoor?'<br />

Bernard volgt haar ogen. Zijn gezicht drukt twijfel uit.<br />

'Probeer het maar', zegt Sandrine. 'We hebben weinig keus.'<br />

Bernard sluit het portier en springt op de bok. Hij schreeuwt, de<br />

paarden snuiven en zetten zich in beweging. <strong>De</strong> koets draait een<br />

halve slag. Ze zetten koers naar de zijstraat. Op het moment dat de<br />

smalle ruimte tussen de huizen de koets opslokt, weet Sandrine dat<br />

ze vast komen te zitten. Ze rukt het gordijntje helemaal open en<br />

ziet de muren steeds dichter op zich afkomen.<br />

'Dat wordt niets', zegt Julie somber. Vrijwel meteen staat de<br />

koets stil.<br />

'Het gaat niet, mademoiselle Sandrine!' klinkt Bernards stem.<br />

'Ver<strong>der</strong>op wordt het nog smaller!'<br />

'Rij dan maar achteruit!' roept Sandrine terug.<br />

Bernard probeert het, maar de onrustig geworden paarden<br />

begrijpen er niets <strong>van</strong> dat ze terug moeten lopen.<br />

Het geschreeuw <strong>van</strong> de opstandige menigte is al heel dichtbij.<br />

'Dit duurt te lang', zegt JOOe nerveus. 'We moeten hier snel weg<br />

voor ze ons insluiten.'<br />

Haar bezorgdheid slaat over op Sandrine.<br />

'<strong>De</strong>nk je echt dat ze onze koets zullen aanvallen?' vraagt ze met<br />

groeiende ongerustheid.<br />

'Ik weet het niet, mademoiselle.'<br />

Sandrine en Julie kijken elkaar aan.<br />

'Goed, dan gaan we eruit beslist; Sandrine. 'Mademoiselle!'<br />

9


'Julie, je zegt net zelf dat we hier snel weg moeten!'<br />

'Ja, maar hoe had u zich dat dan voorgesteld? U kunt niet zomaar<br />

de straat opgaan!'<br />

'Misschien als we wat min<strong>der</strong> opvallen .. .', zegt Sandrine. Ze<br />

kijkt <strong>van</strong> de eenvoudige grijze jurk <strong>van</strong> haar kamenier naar haar<br />

eigen japon <strong>van</strong> brokaat.<br />

'Help me even, Julie.' Sandrine komt half overeind en werkt zich<br />

hijgend <strong>van</strong> inspanning uit haar wijd uitstaande bovenrok. Ze<br />

schopt haar schoenen uit en maakt haar hoog opgestoken kapsel<br />

los. Sandrine kijkt naar haar on<strong>der</strong>rok. Nog steeds veel te mooi,<br />

maar het moet maar. Ze scheurt de kanten zoom eraf.<br />

'Mademoiselle Sandrine?' Bernard probeert zich tussen de muur<br />

en het portier te wringen, maar zijn dikke buik belet hem dat.<br />

Sandrine opent zelf het portier en stapt uit. Verbijsterd kijkt de<br />

koetsier naar haar verfomfaaide uiterlijk.<br />

'We gaan eruit', zegt Sandrine.<br />

'Mademoiselle! Dat lukt nooit! U valt veel te veel op!'<br />

'In die koets zeker niet? Geef me je mantel, Julie', zegt Sandrine.<br />

Julie gehoorzaamt zwijgend. Sandrine slaat de donkere mantel<br />

om haar schou<strong>der</strong>s en wendt zich tot Bernard, die nog steeds<br />

wanhopige pogingen doet om zich langs de koets te persen.<br />

'Probeer naar huis te komen, Bernard. En waarschuw dan mijn<br />

va<strong>der</strong>.'<br />

Ze draait zich om en loopt door de donkere steeg in de richting<br />

<strong>van</strong> de Rue Faubourg St. Antoine. Julie volgt haar op de voet. Ze<br />

lopen recht in een groep mensen. Hun geschreeuw weerkaatst<br />

tegen de muren <strong>van</strong> de hoge huizen.<br />

'Wij willen eten!' klinkt het rauw uit vele kelen.<br />

'Geef ons brood!'<br />

Sandrine kijkt angstig om zich heen. Vertrokken gezichten, vlak<br />

bij het hare. Gebrul in haar oor. Vuisten in de lucht. Een stank <strong>van</strong><br />

uien en knoflook. Julie houdt haar hand stevig vast. Ai en toe struikelen<br />

ze, waardoor ze al snel on<strong>der</strong> het slijk komen te zitten. Met<br />

een mod<strong>der</strong>ige hand veegt Sandrine een piek haar uit haar gezicht;<br />

ze kijkt om als ze luid gekrijs achter zich hoort. <strong>De</strong> aandacht <strong>van</strong><br />

de menigte heeft zich verplaatst naar de koets in de zijstraat. Het<br />

dak is algauw afgeladen met straatjongens.<br />

10


In het gedrang wordt ze tegen een man naast haar aan gesmakt.<br />

Hij duwt haar ruw terug, maar ze valt opnieuw. Het duurt even voor<br />

ze zich realiseert dat ze de stevige greep <strong>van</strong> Julie om haar hand mist.<br />

Gejaagd vliegen Sandrines ogen langs de gezichten om haar<br />

heen. Ze gaat op haar tenen staan, maar wordt bijna omvergelopen.<br />

Een zee <strong>van</strong> mutsen, petten en vette haren deint rondom haar.<br />

Ze draait zich om en om.<br />

Geen Julie.<br />

Paniek grijpt haar bij de keel. Ze opent haar mond om Julies<br />

naam te roepen, maar ze bedenkt zich. Terwijl ze om zich heen<br />

blijft kijken, laat ze zich in de menigte meevoeren door de Rue Faubourg<br />

St . Antoine.<br />

Sandrine durft nauwelijks te kijken naar al die gezichten, zo<br />

dicht bij het hare. Ie<strong>der</strong>e keer als iemand zijn mond opent om iets<br />

te schreeuwen, golft de lucht <strong>van</strong> knoBook haar tegemoet. Ze<br />

gluurt naar een vrouw die met opgeheven vuist naast haar voortloopt.<br />

Haar gezicht is bleek on<strong>der</strong> een vaalwitte muts. <strong>De</strong> grove<br />

omslag-doek om haar schou<strong>der</strong>s stinkt.<br />

<strong>De</strong> vrouw kijkt Sandrine recht aan. Een uitdrukking <strong>van</strong> verbazing<br />

verschijnt op haar gezicht. Onzeker kijkt Sandrine terug en<br />

dringt zich dan tussen twee stevig uitziende mannenruggen door.<br />

'Hé!' roept de vrouw.<br />

Met haar ellebogen werkt Sandrine zich naar voren. Over haar<br />

schou<strong>der</strong> kijkt ze om. Maar het ziet er niet naar uit dat de vrouw<br />

achter haar aan komt. Ze houdt haar ogen zoveel mogelijk op de<br />

rug vóór haar gericht en woelt met één hand door haar haren.<br />

Uit haar ooghoeken spiedt ze om zich heen. Verbaasde blikken,<br />

wantrouwig gefronste wenkbrauwen ...<br />

Ze dringt haastig ver<strong>der</strong> naar voren, het gestomp en gevloek<br />

negerend. Een paar passen schuin vóór haar verliest een vrouw<br />

haar muts. Sandrine werkt zich naar die plek toe. Razendsnel raapt<br />

ze de muts op, voor ze on<strong>der</strong> de voet kan worden gelopen.<br />

Ze trekt het gore, stinkende ding zo ver mogelijk over haar<br />

hoofd. <strong>De</strong> mantel <strong>van</strong> Julie trekt ze vast om zich heen. Jongens met<br />

grote stenen in de hand dringen zich langs haaL Vrouwen met<br />

grimmige gezichten omklemmen bijlen en puntige stokken. Sandrine<br />

blijft om zich heen kijken op zoek naar Julie.<br />

11


'Vooruit meid, loop eens door!'<br />

Een por in haar rug. Ze valt bijna en grijpt een flard <strong>van</strong> een<br />

hemd vóór haar. <strong>De</strong> stof scheurt, maar de lange blonde man die het<br />

kledingstuk draagt, merkt het niet.<br />

'Daar! <strong>De</strong> bakkerij!' schreeuwt hij.<br />

Onmidddlijk zwenkt een hde groep mensen jodend naar de<br />

winkel. Sandrine wordt naar rechts geduwd en struikdt achter de<br />

an<strong>der</strong>en aan.<br />

'Vooruit! Leeghalen die boel!' schreeuwt de lange man. Hij bukt<br />

zich en even later vliegt er een steen door de ruit <strong>van</strong> de winkel.<br />

Het sein is gegeven; de stenen vliegen in het rond. Tussen al die<br />

opwinding staat Sandrine er hulpdoos bij. Ze wordt <strong>van</strong> links naar<br />

rechts geduwd en probeert tevergeefs uit het gedrang te ontsnappen.<br />

Om haar heen kijken de mensen haar geërgerd aan. Eén<br />

vrouw laat een lange, on<strong>der</strong>zoekende blik over haar glijden. Sandrine<br />

bukt zich en trekt een steen los uit het opengewrikte plaveisd.<br />

Op goed geluk smijt ze die in de richting <strong>van</strong> de bakkerij.<br />

<strong>De</strong> lange kerel klautert naar binnen, gevolgd door vele an<strong>der</strong>en.<br />

<strong>De</strong> deur <strong>van</strong> de bakkerij vliegt <strong>van</strong> binnenuit open. Zakken med<br />

worden naar buiten gesleept. Krijsend storten de mensen zich erop.<br />

Ze scheuren de zakken open, graaien erin, proppen handen vol<br />

meel in mutsen en schortzakken. Het meel vliegt door de lucht; de<br />

straat wordt wit bestoven. Sandrine is de enige die zich niet een<br />

weg naar een <strong>van</strong> de zakken vecht. Met grote ogen kijkt e toe hoe<br />

twee vrouwen elkaar met de vingers in de ogen prikken om er het<br />

eerst bij te zijn. Eén man wordt door een an<strong>der</strong> tegen de vlakte<br />

geslagen; de rest gaat op hem staan om een graai in de zak med te<br />

kunnen doen. Het verstikte gekerm <strong>van</strong> de man op de grond sterft<br />

langzaam weg.<br />

Sandrine ziet een vrouw die helemaal wit is geworden door het<br />

meel op haar gezicht en over haar kleding. <strong>De</strong> zakken zijn bijna<br />

leeg. Vrouwen en kin<strong>der</strong>en zitten op hun knieën op de grond en<br />

vegen zoveel mogelijk med <strong>van</strong> de straat. Sandrine volgt hun voorbeeld.<br />

Ze verzamelt med in haar rok en veegt met haar vuile handen<br />

over haar mantel en haar gezicht.<br />

Ver<strong>der</strong>op in de straat wordt een wapenwinkd geplun<strong>der</strong>d.<br />

Schreeuwend rennen de mensen door de Rue Faubourg St.<br />

12


Antoine, wit bestoven en met wapens in hun hand. Een stuk ver<strong>der</strong><br />

worden ze opgewacht door gardesoldaten <strong>van</strong> de koning. <strong>De</strong><br />

oproerlingen begroeten hen met gekrijs en een regen <strong>van</strong> stenen.<br />

Sandrine kijkt gejaagd om zich heen. <strong>De</strong> buitgemaakte geweren<br />

knaIlen en een officier valt getroffen <strong>van</strong> zijn paard.<br />

Opeens spoelt er een golf <strong>van</strong> schrik over de menigte. Zowel de<br />

officieren als de soldaten, die zich aan<strong>van</strong>kelijk terugtrokken voor<br />

de woede <strong>van</strong> het volk, hebben hun sabels getrokken. Hoog te<br />

paard rijden de officieren op het volk in, gevolgd door soldaten te<br />

voet. Een kreet <strong>van</strong> afgrijzen stijgt op. Ie<strong>der</strong>een probeert weg te<br />

komen. Dringend en vechtend vallen de mensen over elkaar heen.<br />

Sandrine smakt tegen de grond. Ze haast zich overeind, maar struikelt<br />

onmiddellijk weer, over het lichaam <strong>van</strong> een vrouw. Huiverend<br />

krabbelt ze omhoog. Aan haar rok kleeft bloed.<br />

En dan ziet ze Julie.<br />

Ze steekt net schuin de straat over, haar hoofd en schou<strong>der</strong>s<br />

gebogen. Sandrine herkent haar snelle, kordate manier <strong>van</strong> lopen.<br />

'Julie!' gilt ze. 'Julie!'<br />

Julie hoort haar niet. Sandrine tilt haar rok een stukje op en<br />

begint te rennen. Ze botst tegen mensen op, verliest Julie uit het<br />

oog.<br />

'Julie!' gilt ze.<br />

Ze duwt met haar elleboog iemand opzij die in de weg staat.<br />

Daar! Daar staat Julie! Ze heeft haar uitroep gehoord, want ze<br />

staat stil en kijkt zoekend om zich heen. Sandrine vliegt naar haar<br />

kamenier toe en grijpt haar bij de arm.<br />

'Julie!' zegt ze buiten adem.<br />

'Mademoiselle!' <strong>De</strong> opluchting op Julies gezicht is enorm. Maar<br />

intussen kijkt ze naar de gardesoldaten <strong>van</strong> de koning, die nog<br />

steeds rondrijden met getrokken sabel.<br />

'Kom snel mee', zegt Julie. Ze haasten zich voort.<br />

'Hierheen', hijgt Julie. Ze trekt Sandrine mee een zijstraat in. Als<br />

ze op adem is gekomen, glijden Julies ogen over Sandrine heen.<br />

'Bent u in orde? Niet gewond?' Haar blik blijft rusten op een<br />

grote, bruinrode vlek op Sandrines rok. 'Wat is dat? Bloed!'<br />

'Niet <strong>van</strong> mij?' Sandrine lacht beverig.<br />

'Goddank. Hoe is het mogelijk dat we hier levend uit zijn<br />

---;;- ---<br />

-<br />

13


gekomen!' Julie leunt tegen de muur en sluit haar ogen. Sandrine<br />

geeft geen antwoord. Ze kijkt naar de taferelen die zich afspelen in<br />

de Rue Faubourg St. Antoine. Een groep mannen werpt een barricade<br />

op <strong>van</strong> huisraad, dat in grote haast naar buiten wordt<br />

gesleept. Overal worden barricades opgeworpen. Schreeuwend<br />

smijten de opstandelingen flessen en stenen, die ze uit het plaveisel<br />

loswrikken, naar de gardesoldaten. Overal om hen heen galmen de<br />

noodklokken. <strong>De</strong> barricades worden in brand gestoken en de lucht<br />

is vol ván rook, geschreeuw en gehuil.<br />

Als ze op adem zijn .gekomen, vluchten Sandrine en Julie weg<br />

door de steeg.<br />

'Weet jij waar we ergens zijn?' vraagt Sandrine.<br />

'Ja, ik ken deze buurt', zegt Julie. 'Maar het gaat ons nog wel<br />

een uur kosten voor we thuis zijn. Uw ou<strong>der</strong>s zijn natuurlijk doodongerust.<br />

Mademoisel1e, wat doet u?'<br />

Ze grijpt Sandrine, die bijna valt, bij de arm.<br />

'Er ligt hier iemand!' Sandrine hijgt <strong>van</strong> schrik.<br />

'Een jongetje!', zegt Julie.<br />

Ze knielt neer bij het kleine lichaam en neemt het kind on<strong>der</strong>zoekend<br />

op.<br />

'Ik ken dat kind,' mompelt ze.<br />

Ook Sandrine knielt neer in de mod<strong>der</strong>. <strong>De</strong> mouw <strong>van</strong> het kind<br />

is rood gekleurd en zijn been ligt er vreemd bij. Als Sandrine het<br />

been aanraakt, geeft het jongetje een schreeuw.<br />

'Rustig maar', sust Julie. 'We zullen je helpen. Kun je vertellen<br />

waar je woont?'<br />

Als antwoord klinkt er wat gekreun. Sandrine buigt zich over de<br />

jongen heen tot dicht bij zijn gezicht.<br />

'Bourgeois', <strong>van</strong>gt ze op.<br />

Sandrine kijkt Julie vragend aan.<br />

'<strong>De</strong> Rue des Francs-Bourgeois. Daar heb ik vroeger vlakbij<br />

gewoond', zegt Julie, en tegen de jongen: 'Hoe heet je?'<br />

'Pierre' , fluistert hij.<br />

'Pierre hoe?'<br />

'Lambertin.'<br />

'Pierre? Pierre Lambertin?' herhaalt Julie. Haar stem klinkt een<br />

beetje verrast.<br />

14


'Ken je hem?' vraagt Sandrine.<br />

'Ik ken zijn va<strong>der</strong> en moe<strong>der</strong>', zegt Julie. 'We brengen je naar<br />

huis, Pierre. Maak je maar geen zorgen.'<br />

Ze pakken de jongen on<strong>der</strong> de oksels. Hijgend slepen ze hem<br />

mee de steeg in.<br />

'Waar is dat, de Rue Bourgeois?' vraagt Sandrine. Haar stem<br />

klinkt hol in de steeg. Ze schrikt er<strong>van</strong>.<br />

'Hier vlakbij', zegt Julie.<br />

<strong>De</strong> schemering is net ingevallen, maar in de nauwe steeg is het al<br />

donker. Aan het einde <strong>van</strong> de straat flakkert het licht <strong>van</strong> een lantaarn.<br />

Het lichtschijnsel is als een baken waar ze zich voetje voor<br />

voetje naartoe werken. Maar vlak voor ze de lantaarn bereiken,<br />

wordt het licht verduisterd door een forse gestalte.<br />

Sandrine staat abrupt stil en houdt met een scherp geluid haar<br />

adem in. Julie kijkt verschrikt op.<br />

<strong>De</strong> man verspert hun de weg. Zijn gezicht blijft onzichtbaar in<br />

de schaduw.<br />

Julie gaat half voor Sandrine staan.<br />

'0 monsieur, wat ben ik blij dat we u tegenkomen!' Ze probeert<br />

haar stem flink te laten klinken. 'We hebben hier een gewond<br />

kind. Zijn arm bloedt en ik denk dat hij zijn been gebroken<br />

heeft.'<br />

<strong>De</strong> ogen <strong>van</strong> de man vliegen over het kind heen.<br />

'Ik weet waar hij woont', zegt Julie, gerustgesteld door de<br />

bezorgde aandacht <strong>van</strong> de man. 'In de Rue des Francs-Bourgeois.'<br />

<strong>De</strong> man knikt. 'Dat weet ik.'<br />

Zon<strong>der</strong> een woord te zeggen neemt hij de jongen <strong>van</strong> hen over.<br />

Julie loopt als <strong>van</strong>zelf achter de man aan.<br />

Sandrine kijkt naar de wirwar <strong>van</strong> donkere straatjes vóór haar.<br />

Met tegenzin volgt ze Julie.<br />

Een paar straten ver<strong>der</strong> houdt de man halt voor een schoenmakerij<br />

en knikt naar Julie.<br />

'Bons eens op de deur. <br />

Julie gehoorzaamt en slaat met haar vuist op de houten deur.<br />

Binnen klinken haastige voetstappen. <strong>De</strong> deur gaat op een kier<br />

open en een bleek vrouwengezicht wordt zichtbaar.<br />

'Wie is daar?'<br />

15


'Gaston', zegt de man kortaf. 'Doe open, Margot! Ik heb Pierre<br />

bij me. Hij is gewond.'<br />

Met een ontstelde kreet doet de vrouw de deur ver<strong>der</strong> open.<br />

'Pierre!' Ze vliegt op haar zoontje af en neemt hem <strong>van</strong> Gaston<br />

over. Dan valt haar oog op Julie en Sandrine. Een trek <strong>van</strong> verbazing<br />

glijdt over haar gezicht.<br />

'Bonjour, Margot', zegt Julie.<br />

'Julie!'<br />

'Ja, wij hebben Pierre gevonden. Dit is mademoiselle <strong>De</strong> Billancourt',<br />

stelt J ulie Sandrine voor.<br />

Margot probeert te buigen met haar zoontje in haar armen.<br />

Sandrine voelt zich opeens wat gegeneerd. Ze geeft Margot een<br />

snelle, geruststellende glimlach.<br />

Achter Margot verschijnt een man met een zware stoppelbaard.<br />

Ook hij kijkt Julie verrast aan.<br />

'Julie heeft Pierre gevonden, Maurice', zegt Margot. 'En ... eh ...<br />

mademoiselle <strong>De</strong> Brancourt.'<br />

'<strong>De</strong> Billancourt', zegt Julie.<br />

'0 ... '<br />

'Ik ben blij dat we uw zoon thuis hebben kunnen brengen', zegt<br />

Sandrine vlug. 'Ik hoop dat hij niet ernstig gewond is.'<br />

'Dank u voor uw hulp.' Maurice maakt een snelle buiging voor<br />

Sandrine. <strong>De</strong> woorden zijn beleefd genoeg, maar het klinkt Sandrine<br />

in de oren alsof hij zich nauwelijks kan voorstellen dat zij iets heeft<br />

bijgedragen aan Pierres redding.<br />

Maurice neemt de jongen <strong>van</strong> Margot over en draagt hem naar<br />

binnen. Het hele gezelschap volgt hem. Ze komen in een vertrek<br />

dat dienst doet als schoenmakerswerkplaats en winkel. Achter elkaar<br />

aan gaan ze door een smal, donker gangetje naar de woonkamer.<br />

Pierre wordt op een houten bank gelegd met kussens erop, bij het<br />

haardvuur.<br />

Sandrine kijkt om zich heen. Er staat alleen het hoogstnoodzakelijke<br />

in de woonkamer; een tafel met een verschoten kleed<br />

erover, een bank en een paar stoelen, een kast vol borden. Op de<br />

schoorsteenmantel staan een paar tinnen blakers waarin kaarsen<br />

een flakkerend licht verspreiden.<br />

'Eh, gaat u hier zitten, madame', zegt Maurice ongemakkelijk.<br />

16


Hij wijst naar een stoel in een hoek <strong>van</strong> het vertrek.<br />

Sandrine laat zich op het randje <strong>van</strong> de stoel zakken. Ze verbe­<br />

tert het eerbiedige maar verkeerde 'madame' niet.<br />

'Pierre?' Margot buigt zich over haar zoon heen. 'Pierre, zeg<br />

eens wat? Heb je pijn?'<br />

Sandrine kijkt naar het doodsbleke gezicht <strong>van</strong> Pierre. Zijn arm<br />

bloedt nog steeds en hij is buiten bewustzijn geraakt.<br />

Gaston bekijkt de wond aan Pierres arm aandachtig.<br />

'Dat lijkt me een houw <strong>van</strong> een sabel', zegt hij. 'Die wond moet<br />

direct verbonden worden. En dat been ziet er ook niet goed uit.<br />

Daar moet een dokter naar kijken.'<br />

Margot snelt weg. Ze komt terug met schoon water en doeken.<br />

Julie helpt haar met het schoonmaken en verbinden <strong>van</strong> de<br />

wond. Stijf rechtop op haar stoel, zoals haar moe<strong>der</strong> haar dat<br />

geleerd heeft, kijkt Sandrine toe. Ze <strong>van</strong>gt een paar keer Margots<br />

blik, maar dan kijkt de vrouw weg.<br />

'Wat voer jij hier nou uit?' hoort Sandrine haar zachtjes aan<br />

Julie vragen.<br />

'Ik haalde mademoiselle Sandrine <strong>van</strong> school, maar we kwamen<br />

vast te zitten in een oproer', zegt Julie.<br />

'En ze deden haar. .. mademoiselle, niets?' Margot kijkt ongelovig.<br />

'Ze heeft meteen haar dure kleren uitgedaan en mijn mantel<br />

aangetrokken, en haar haren losgemaakt. Maar ik denk dat het<br />

onze redding was dat er opeens gardesoldaten verschenen. Toen<br />

had ie<strong>der</strong>een wel iets an<strong>der</strong>s aan z'n hoofd.'<br />

'En onze Pierre zat daar middenin ... Hoe is het mogelijk dat<br />

juist jij hem gevonden hebt!'<br />

'Eigenlijk heeft mademoiselle Sandrine hem gevonden.'<br />

'Maar jij hebt ervoor gezorgd dat hij thuiskwamI'<br />

'Margot, we hebben hem sámen gedragen.'<br />

Sandrine zit stil en recht in haar stoel. Ze doet alsof ze het op<br />

gedempte toon gevoerde gesprek niet hoort. Af en toe kijkt Julie<br />

haar verontschuldigend aan.<br />

Moe leunt Sandrine achterover in haar stoel. Ze voelt zich<br />

hopeloos te veel in die kleine kamer.<br />

Ze kijkt naar Gaston, die met gefronste wenkbrauwen op Pierre<br />

neerkijkt.<br />

17


'Ik zal proberen een dokter te vinden', zegt hij.<br />

Maurice slaat hem dankbaar op de schou<strong>der</strong>. Gaston tikt tegen<br />

zijn muts en vertrekt meteen. In de deuropening botst hij tegen een<br />

lange, donkere jongeman op.<br />

'Wat is er gebeurd?' <strong>De</strong> jongeman wringt zich langs Gaston<br />

heen. Zijn ogen vliegen langs al die mensen in de kamer en blijven<br />

rusten op Pierre.<br />

'Pierre! Wat is er met hem!'<br />

'Hij is gewond geraakt in dat oproer', zegt Margot. 'Rustig<br />

maar, het bloeden wordt al min<strong>der</strong>.'<br />

Pierre is intussen bijgekomen. <strong>De</strong> jongeman buigt zich over hem<br />

heen.<br />

'Pietre?'<br />

'Ze hadden sabels', fluistert het jongetje. 'Opeens deed mijn arm<br />

zo'n pijn. Ik viel.' En een paard trapte op mijn been.'<br />

'Rustig maar. Het komt wel goed.' <strong>De</strong> jongeman haalt zijn hand<br />

door Pierres haren. Hij richt zich op en kijkt on<strong>der</strong>zoekend <strong>van</strong><br />

Julie naar Sandrine.<br />

'Bonjour, Philippe', zegt Julie. 'Hoe gaat het met je?'<br />

'Julie ... Wat doe jij hier?' informeert Philippe.<br />

Het klinkt niet erg vriendelijk, vindt Sandrine.<br />

'Philippe', zegt Matgot waarschuwend.<br />

'Wij hebben Pierre gevonden. Gaston schoot ons te hulp.'<br />

Julie wendt zich tot Sandrine. 'Dit is mademoiselle Sandrine de<br />

Billancourt. We k.wamen vast te zitten in die rel.'<br />

Nu kijkt ie<strong>der</strong>een weer naar Sandrine. Sandrine kijkt ongemakkelijk<br />

terug.<br />

'We zijn erg blij dat Pierre weer veilig thuis is', verbreekt Margot<br />

de gespannen stilte.<br />

'Of hij veilig is, moeten we nog afwachten' merkt Philippe op.<br />

En iets welwillen<strong>der</strong> vraagt hij aan Julie.' 'Hoe gaat het met je moe<strong>der</strong>?'<br />

'Goed. Ik verdien genoeg om voor haar te kunnen zorgen', antwoordt<br />

J ulie.<br />

'Maar veel tijd om haar op te zoeken heb je niet, hè?' zegt<br />

Philippe. Hij heeft het tegen Julie, maar kijkt naar Sandrine. Sandrine<br />

ontwijkt zijn ogen.<br />

'Ik hoop zo dat Gaston een dokter vindt', zucht Margot.<br />

18


'Ging Gaston een dokter zoeken?' zegt Philippe. 'Dat kan hij<br />

wel vergeten. Ie<strong>der</strong>één heeft een dokter nodig.'<br />

Margot kijkt nem radeloos aan.<br />

'Ik ga ook zoeken', zegt Maurice. 'En ik zal er een hiernaartoe<br />

brengen, al moet ik hem meesleuren .'<br />

Sandrine kijkt naar zijn brede schou<strong>der</strong>s en gelooft hem op zijn<br />

woord. Margot ook; ze glimlacht haar man bleekjes toe. Dan kijkt<br />

ze weer naar Sandrine.<br />

'Maurice, wil jij gelijk Julie en .. .' Ze aarzelt.<br />

'Sandrine', vult Sandrine vlug aan.<br />

'En mademoiselle Sandrine even naar huis brengen ', maakt<br />

Margot haar zin af.<br />

'Dat duurt toch allemaal veel te lang! Laat pa nou maar een dokter<br />

zoeken', bemoeit Philippe zich ermee. 'Ik breng háár wel thuis.'<br />

Hij knikt zo oneerbiedig naar Sandrine dat er weer een lange<br />

stilte valt.<br />

Maurice schraapt zijn keel, Margot kijkt haar zoon strak aan.<br />

'Dank je', zegt Sandrine rustig.<br />

Phllippe knikt kort. Zon<strong>der</strong> een woord te zeggen loopt hij de<br />

kamer uit.<br />

Na nog eens uitvoerig bedankt te zijn door de ou<strong>der</strong>s <strong>van</strong> Pierre<br />

lopen Sandrine en J ulie door het gangetje naar de werkplaats, waar<br />

Philippe op hen staat te wachten. Hij opent de voordeur en dan<br />

staan ze op straat. Het is koud na de warme woonkamer. <strong>De</strong> volstrekte<br />

duisternis maakt Sandrine nerveus. Philippe loopt met lange<br />

passen voor hen uit en ze moeten flink doorstappen om hem bij te<br />

houden.<br />

<strong>De</strong> nauwe, smerige steegjes maken plaats voor bre<strong>der</strong>e straten<br />

en pleinen. Ze lopen een flink stuk langs de Seine tot er een brug<br />

verschijnt die hen over de rivier brengt. En dan zijn ze eindelijk in<br />

de Faubourg Saint-Germain.<br />

Opgelucht kijkt Sandrine Julie aan, maar in het donker kan ze<br />

haar gezicht niet goed zien. Ze hoort alleen haar stem, die Philippe<br />

korte aanwijzingen geeft over hoe te lopen.<br />

Als ze door de deftige Rue du Bac lopen, blijft Sandrine plotseling<br />

staan. Philippe kijkt omhoog naar het statige huis met de sierlijk<br />

krullende smeedijzeren hekjes voor de ramen.<br />

19


'Is het hier?' informeert hij.<br />

'Nee, hier woont dokter Riga', zegt Sandrine.<br />

Op Julies gezicht verschijnt een uitdrukking <strong>van</strong> begrip.<br />

'<strong>De</strong>nkt u dat hij ... '<br />

'Ja, natuurlijk. Als ik hem stuur', zegt Sandrine.<br />

Julie slaat met de klopper op de deur. Ze wachten enige tijd,<br />

maar alles blijft stil.<br />

'Misschien is hij weggeroepen', zegt Sandrine.<br />

'Maar niet naar de Marais', merkt Philippe op.<br />

Julie laat nogmaals de klopper op de deur vallen.<br />

'<strong>De</strong>nken jullie nou echt dat een pillendraaier uit déze buurt naar<br />

onze wijk gaat?' zegt Philippe minachtend.<br />

Sandrine noch Julie geeft antwoord. Ze blijven gewoon staan<br />

wachten. Sandrine grijpt zelf de klopper en bonst er met flinke slagen<br />

mee op de deur.<br />

Ze willen net doorlopen als ze gestommel horen.<br />

'Hij is thuis', zegt Sandrine triomfantelijk. En meteen dringt het<br />

absurde daar<strong>van</strong> tot haar door; zoveel gewonden in de Marais en<br />

in de Faubourg Saint-Germain liggen de dokters in hun warme bed.<br />

Dokter Rigal doet zelf de deur open. Hij heeft een slaapmuts op<br />

en zon<strong>der</strong> bril ziet hij er lang niet zo geleerd uit. Slaperig gluurt hij<br />

door een kier naar buiten.<br />

'Bonsoir, monsieur', zegt Sandrine. 'Het spijt me dat we u op dit<br />

uur nog storen, maar we hebben uw hulp nodig.'<br />

<strong>De</strong> dokter kijkt haar glazig aan. .<br />

'Ik ben Sandrine de Billancourt', helpt Sandrine zijn geheugen<br />

op gang.<br />

'Mademoiselle de Billancourt?' <strong>De</strong> dokter is op slag wakker.<br />

Verbijsterd kijkt hij Sandrine aan. 'Wat doet ti zo laat op straat?<br />

Is er iets aan de hand met uw va<strong>der</strong>, of uw moe<strong>der</strong>?'<br />

'Nee, het gaat om een klein jongetje. Hij is gewond geraakt tijdens<br />

het oproer <strong>van</strong> <strong>van</strong>middag, in de Marais. Hij heeft erg veel<br />

bloed verloren en ik denk dat zijn been gebroken is.'<br />

'Een klein jongetje? Wie dan?'<br />

'Pierre Lambertin. Hij woont in de Rue des Francs-Bourgeois.'<br />

'Francs-Bourgeois? Maar dat is in .. .'<br />

'In de Marais, ja.'<br />

20


, .<br />

Dokter Rigal staart Sandrin e aan. Hij begrijpt duid elijk het verband<br />

ni et tuss en een jong etj e uit de Marais en deze ad ellijke jong edam<br />

e.<br />

'Dit is Philipp e Lam bertin. Hij zal u de weg wi jzen, dokt er.<br />

Mogen we ev en binn enkom en, dan kunt u zic h aankl eden ', zegt<br />

Sandrin e vastb eraden.<br />

'0 . .. ja, ik weet ni et .. .'<br />

Sa ndrin e kijkt de dokt er strak aan . 'Het is toch geen probl eem,<br />

dokt er? '<br />

'Eh, nee ... natuur lijk ni et. Komt u binn en. Ev en mijn tas pakken.<br />

Ik ben zo terug.' Met duidelijk e tegenzin loopt de dokt er de<br />

trap op. Sandrin e en Ju li e glimlach en naar elkaar.<br />

'Hi j denkt dat mijn va<strong>der</strong> me gestuurd heeft', fluist ert Sandrin e.<br />

Philipp e staat haar aan te kijk en alsof hij ni et kan gelo ven wat<br />

hi j meemaakt. Maar hij zegt ni ets.<br />

Ev en lat er komt dokter Rigal gekleed en met een zwarte tas in<br />

de hand naar beneden.<br />

'Voor uit dan maar', zegt hi j kortaf tegen Philipp e, en teg en<br />

Sandrin e: 'W e zull en eerst u ev en thuisbr eng en.'<br />

Zwijgend lop en ze de Ru e du Bac uit. Ze gaan de ho ek om, de<br />

Ru e de Var enn e in, en blij ven ten slott e st aan voor een hoge blind e<br />

muur met een poort <strong>van</strong> dubb ele hout en deur en. Een heel stuk achter<br />

de muur zijn de hoge venst ers en uitg ebouwde dakraampj es <strong>van</strong><br />

het heren huis te zi en.<br />

'Hi er is het', zegt Sandrin e. 'U kunt de rekening naar mijn va<strong>der</strong><br />

stur en, dokter.'<br />

<strong>De</strong> dokt er knikt kort.<br />

Sandrin e kijkt naar Philippe. Heel ev en staart hij haar strak aan.<br />

Dan draait hij zich om en loopt met grote pass en voor de dokt er<br />

uit.<br />

Sandrin e laat de bel naa st de poort kling elen, net zolang tot<br />

Jul es, de porti er, uit het klein e huisje op de binn en plaats verschi jnt<br />

om op en te doen.<br />

.-----J<br />

21


2<br />

'Goddank dat je niets mankeert.' Baron Sébastien de Billancourt<br />

staat in zijn kamerjas in de salon met zijn staartpruikje nog op.<br />

Zijn gezicht is bleek, zijn blik bezorgd.<br />

Naast hem staat Sandrines moe<strong>der</strong>, nog helemaal aangekleed.<br />

Ze heeft haar witte pruik afgezet en met haar losse bruine haren en<br />

behuilde gezicht ziet ze er opeens weer uit als een moe<strong>der</strong>, in plaats<br />

<strong>van</strong> de aristocratische dame aan wie Sandrine gewend is. Sandrine<br />

zit ineengezakt op de sofa. Haar drie jaar ou<strong>der</strong>e zus Michelle zit<br />

naast haar met een arm om haar heen geslagen.<br />

'Ik ben zo blij dat je weer thuis bent ', zegt ze zacht. 'Toen Bernard<br />

vertelde dat jullie in een oproer waren terechtgekomen,<br />

schrokken we vreselijk. Ik heb de hele avond op de uitkijk gezeten.<br />

En je kwam maar niet ... '<br />

'Het is een won<strong>der</strong> dat het goed is afgelopen ', zegt de baron<br />

hoofdschuddend.<br />

'Weet je zeker dat je in orde bent? Moeten we de dokter niet<br />

laten halen?' Madelon de Billancourt kijkt bezorgd naar het bleke<br />

gezicht <strong>van</strong> haar dochter.<br />

'Ik ben alleen maar erg geschrokken, mama', zegt Sandrine. 'Die<br />

mensen ... het was vreselijk.'<br />

'Dat kan ik me voorstellen. Als ik eraan denk wat ze met je hadden<br />

kunnen doen .. .' Haar moe<strong>der</strong> huivert.<br />

'Ze waren zo mager ', zegt Sandrine zacht. 'Zo ontzettend<br />

mager! Er liep een vrouw naast me en ik zag haar botten door haar<br />

huid steken.'<br />

'Je komt niet meer op' straat', zegt de baron vastbesloten. 'Het<br />

wordt steeds erger. Je kunt niet eens meer veilig over straat in je<br />

eigen koets. <strong>De</strong> markies de Castries en zijn zoon, Armand-Charles,<br />

zijn laatst met stenen bekogeld toen ze naar het Bois de Boulogne<br />

reden. Dat is toch godgeklaagd!'<br />

'Zoals ze vochten om een handje meel', zegt Sandrine. 'Ze<br />

vertrapten elkaar gewoon! '<br />

'Wat zul je bang geweest zijn!' Michelle kijkt haar jongere zus<br />

met grote ogen aan.<br />

22


Sandrine veegt langzaam een losse krul uit haar gezicht. Ze ziet<br />

steeds die twee vrouwen voor zich, die elkaar te lijf gingen boven<br />

een zak meel.<br />

'Ga maar lekker naar bed', zegt haar moe<strong>der</strong>. 'Het is nu allemaal<br />

voorbij. Je bent weer thuis.'<br />

Sandr ine staat op en loopt traag naar boven. Ie<strong>der</strong>e stap<br />

omhoog kost haar oneindig veel moeite. Julie loopt achter haar aan<br />

naar Sandrines slaapkamer. Ze kleedt Sandr ine met vlugge handen<br />

uit en trekt een nachthemd over haar hoofd. Ze raapt de vuile,<br />

kapotte kleren <strong>van</strong> de vloer, wenst Sandrine welterusten en gaat<br />

naar haar eigen kamer, tussen die <strong>van</strong> Sandrine en Michelle in.<br />

Op blote voeten loopt Sandrine wat rond op het zachte tapijt; ze<br />

raakt haar vertrouwde spullen aan. Dan gl ijdt ze on<strong>der</strong> de lakens<br />

en sluit met een diepe zucht haar ogen. Ze denkt aan haar moe<strong>der</strong>s<br />

woorden. Ja, ze is weer thu is. Alles is weer in orde.<br />

Maar ze slaapt slecht. <strong>De</strong> gebeurten issen <strong>van</strong> die avond laten haar<br />

niet met rust. Pas tegen de ochtend valt ze in slaap -voor een paar<br />

uur. Als ze haar ogen opent, is het eerste dat ze ziet het vriendelijke<br />

zonl icht in haar kamer; en meteen daarna komt weer het beeld <strong>van</strong><br />

een verwrongen vrouwengezicht, dat schreeuwt om brood.<br />

Sandrine spr ingt uit bed. Ze gooit het raam <strong>van</strong> haar slaapkamer<br />

open en hangt naar buiten om de zoete geur <strong>van</strong> de bomen,<br />

zwaar <strong>van</strong> de bloesem, op te snuiven. <strong>De</strong> parkacht ige tuin staat er<br />

vol mee. Achter haar komt Jul ie de kamer in.<br />

'Goedemorgen', zegt ze. 'Heeft u een beetje kunnen slapen?'<br />

'Nee', antwoordt Sandrine.<br />

Julie knikt begrijpend. 'Ik ook niet best.'<br />

'Gelukkig gaan we morgen naar de Toura ine', zegt Sandrine. Ze<br />

voelt een opgewonden kriebel in haar maag bij de gedachte aan<br />

hun buitenverblijf voor de zomer, kasteel Poissy, vlakb ij Tours.<br />

Nog even en ze kan weer paardrijden langs de Loire, door stille<br />

dorpjes en tussen uitgestrekte wijngaarden door. En na gisteravond<br />

verlangt ze er helemaal naar om Parijs te verlaten. Haar gedachten<br />

gaan naar de familie Lam bertin.<br />

'Julie, kende jij die mensen goed?' vraagt ze.<br />

Jul ie begrijpt meteen wie ze bedoelt.<br />

23


'<strong>De</strong> familie Lambertin? Ja, ik kom uit die buurt, de Marais. Ik<br />

kwam altijd bij Maurice in de winkel.'<br />

'Heb je daar nog familie?'<br />

'Mijn moe<strong>der</strong> woont in de Rue St. Paul.'<br />

'Je hebt het nog nooit over je moe<strong>der</strong> gehad.'<br />

'Ach, wat zou ik moeten vertellen? Ze is oud en slecht ter been',<br />

zegt Julie.<br />

'En je va<strong>der</strong>?' vraagt Sandrine.<br />

Julie trekt een kanten on<strong>der</strong>jurk over Sandrines hoofd en zet een<br />

paar heupstukken vast.<br />

'Mijn va<strong>der</strong> is al jaren dood. Vanaf het moment dat ik kon werken,<br />

heb ik mijn moe<strong>der</strong> on<strong>der</strong>houden.'<br />

'0.' Sandrine kijkt naar haar beeltenis in de grote staande spiegel,<br />

terwijl Julie de knoopjes op haar rug vastmaakt. Als ze klaar is,<br />

draait Sandrine zich om en vraagt: 'Vind je het dan niet erg dat je<br />

moe<strong>der</strong> daar helemaal alleen zit?'<br />

Juli e glimlacht naar haar. 'Ik ga op mijn vrije dag altijd naar<br />

haar toe.'<br />

'Maar 's zomers! Dan zijn we maanden weg!'<br />

'Ja', zegt Julie. 'Dan moeten buurtbewoners op haar letten.<br />

Kom, dan gaan we naar beneden.'<br />

Zodra Sandrine beneden komt, ruikt ze de versgebakken brioche.<br />

En weer ziet ze de twee vrouwen voor zich die de vingers in elkaars<br />

ogen staken om een hand meel.<br />

Haar ou<strong>der</strong>s en Michelle zitten al aan tafel. Ze kijken alledrie<br />

op als Sandrine verschijnt. Een dienstmeisje schenkt snel een kop<br />

koffie voor haar in en zet een gekookt eitje voor haar neus.<br />

'Goed geslapen, meisje?' vraagt de barones. 'Ik dacht dat je nog<br />

wel even in bed zou blijven.'<br />

'Ik kon niet meer slapen.' Sandrine steekt haar hand uit naar de<br />

heerlijk ruikende brioche.<br />

'Je ziet er an<strong>der</strong>s erg moe uit. Je hebt kringen on<strong>der</strong> je ogen',<br />

zegt de barones bezorgd.<br />

'Ze rust op Poissy wel uit', zegt Sandrines va<strong>der</strong>. 'Veran<strong>der</strong>ing<br />

<strong>van</strong> omgeving zal haar goed doen. En waarschijnlijk zijn al die<br />

onlusten na de zomer weer voorbij.'<br />

24


Sandrine kijkt peinzend naar het stuk brioche op haar bord.<br />

'Wist u dat JuIies moe<strong>der</strong> nu de hele zomer alleen is, papa?'<br />

'Heeft Julie dan nog een moe<strong>der</strong>?' zegt Michelle.<br />

Sandrine knikt. 'Ze is oud en gebrekkig. Julie zorgt voor haar.'<br />

'O? En straks dan?' Michelle fronst licht haar wenkbrauwen.<br />

'Daar heeft Julie vast wel een oplossing voor bedacht, sust de<br />

barones. 'Daar hoeven jullie je helemaal niet druk over te maken.'<br />

<strong>De</strong> baron zit nadenkend <strong>van</strong> zijn koffie te drinken. Over de rand<br />

<strong>van</strong> het kopje kijkt hij Sandrine aan.<br />

'Waarom liet je Bernard eigenlijk niet omkeren? Wat jullie<br />

gedaan hebben, uit die koets stappen, was levensgevaarlijk!', zegt<br />

hij opeens.<br />

'We konden niet omkeren. Achter ons was ook een opstootje. En<br />

toen probeerden we door een zijstraat te vluchten, maar de koets<br />

kon niet ver<strong>der</strong>. Bemard kon niet eens langs het portier komen!'<br />

'Dat vertelde hij, ja', zegt haar va<strong>der</strong> grimmig.<br />

Sandrine krijgt opeens een levendig beeld <strong>van</strong> de ont<strong>van</strong>gst die<br />

Bemard te wachten stond toen hij zon<strong>der</strong> háár thuiskwam. Een<br />

onheilspellend voorgevoel bekruipt haar. Ze speurt haar va<strong>der</strong>s<br />

gezicht af. Het staat nors en hij ontwijkt haar ogen.<br />

'Papa?'<br />

'Ik heb hem ontslagen', zegt de baron.<br />

'Wat! Waarom?'<br />

'Omdat hij geacht werd jou veilig thuis te brengen! Wat heb ik<br />

aan een koetsier die alleen zichzelf in veiligheid brengt?'<br />

'Daar kon Bemard toch niets aan doen? We konden niet meer<br />

voor- of achteruit! En hij kon niet langs het portieI; dus ik heb<br />

gezegd dat hij moest proberen naar huis te komen, om u te waarschuwen!'<br />

'Hij had je nooit alleen mogen laten. <strong>De</strong>snoods was hij over die<br />

koets heen geklommen, maar hij had je niet alleen mogen laten.'<br />

Verslagen kijkt Sandrine naar haar bord. <strong>De</strong> geur die de brioche<br />

verspreidt, maakt haar plotseling misselijk. Bemard is al bij hen in<br />

dienst zolang ze zich kan herinneren. Toen ze nog klein was, liet hij<br />

haar op een <strong>van</strong> de paarden rondjes stappen op de binnenplaats.<br />

En toen ze groter werd, reed hij haar overal naartoe in de koets.<br />

Wat moet Bemard nu? Ze weet dat hij een groot gezin heeft.<br />

25


'Hoe kon u dat nou doen', zegt Sandrine zacht.<br />

Ze kijkt naar haar moe<strong>der</strong>, die er nadenkend uitziet.<br />

'Ja', valt de barones haar dochter bij. 'Dat was niet erg verstandig,<br />

Sébastien. Nu zitten we morgen zon<strong>der</strong> koetsier.'<br />

<strong>De</strong> volgende morgen vroeg staat de karos, de reiskoets, klaar op de<br />

binnenplaats <strong>van</strong> het deftige herenhuis in de Rue de Varenne. Vier<br />

paarden zijn ervoor gespannen, die onrustig briesen en met hun<br />

hoeven over de grond schrapen. André, de nieuwe koetsier, bindt<br />

de pagage bijeen op het dak.<br />

Sandrine kijkt toe. Dit is Bernards werk. Hij zou hier fluitend<br />

met de koffers in de weer moeten zijn.<br />

Eduard, de knecht, staat al achter op de treeplank <strong>van</strong> de karos.<br />

Daar kan hij op de koffers letten en met zijn zweep dieven en bedelaars<br />

uit de buurt houden. Hij is een opgewekte jongeman, maar<br />

<strong>van</strong>daa.g staat zijn gezicht nors. Hij begroet de familie eerbiedig,<br />

maar Sandrine ziet dat zijn mond vertrokken is tot een smalle<br />

streep.<br />

Ze stapt snel in de koets. Michelle en Julie komen naast haar<br />

zitten.<br />

'Wat kijkt Eduard chagrijnig', zegt Sandrine op gedempte toon.<br />

'0 ja?', zegt Michelle. Julie zwijgt.<br />

Het wachten is op de baron en de barones. Eindelijk laten ze<br />

zich door André in het rijtuig helpen. Vervolgens klimt de koetsier<br />

zelf op de bok en laat zijn zweep knallen. <strong>De</strong> hoge wielen <strong>van</strong> de<br />

karos ratelen over de binnenplaats, de poort door, de Rue de<br />

Varenne in, naar de stadspoort.<br />

Het is een mooie dag om te reizen, <strong>De</strong> karos rolt door het woud<br />

<strong>van</strong> Fontainebleau. Als ze het bos uitkomen, zien ze hoe de zon het<br />

groenende koren en de velden vol brem en boterbloemen in een<br />

gouden gloed zet.<br />

<strong>De</strong> baron kijkt door het raampje naar buiten en slaakt een zucht<br />

<strong>van</strong> genoegen. Sandrine glimlacht. Zo blij als e ie<strong>der</strong> voorjaar zijn<br />

om naar de Touraine te gaan, zo opgelucht zijn ze als ze, aan het<br />

einde <strong>van</strong> de zomer kunnen terugkeren naar Parijs. Overwinteren<br />

in een vochtig, slecht te verwarmen kasteel lokt geen <strong>van</strong> hen aan.<br />

Eigenlijk is het zo volmaakt, bedenkt Sandrine. 's Wmters naar<br />

26


het theater in Parijs, en 's zomers lekker buiten, ver weg <strong>van</strong> de<br />

hitt en drukte <strong>van</strong> de stad.<br />

Urenlang rijden ze voort. Langzaam on<strong>der</strong>gaat de omgeving een<br />

veran<strong>der</strong>ing. Het landschap wordt heuvelachtiger en tussen de<br />

bomen door zijn steeds meer torens <strong>van</strong> kloosters en kastelen zichtbaar.<br />

Als de zon begint te zakken, na<strong>der</strong>en ze Orléans. Sandrine en<br />

Michelle zitten stijf en doodmoe tegen elkaar aan gezakt.<br />

<strong>De</strong> koets hobbelt en schudt over de ongelijke keien, tot ze op<br />

een marktplein blijven stilstaan, vlak voor een verzorgd uitziende<br />

herberg, waar ze altijd overnachten op weg naar P oi ssy. Een eindje<br />

uit de buurt blijven de inwoners <strong>van</strong> Orléans staan kijken naar het<br />

afladen <strong>van</strong> de bepakking.<br />

Sandrine waagt een snelle blik op een groepje vrouwen dat een<br />

paar passen <strong>van</strong> haar <strong>van</strong>daan staat. <strong>De</strong> vrouwen kijken uitdrukkingloos<br />

terug.<br />

Sandrine kijkt naar Julie, maar die loopt al naar binnen. Snel<br />

volgt Sandrine haar de herberg in.<br />

'Zag je die mensen kijken?', zegt Sandrine.<br />

'Ja', zegt Julie.<br />

'Wat is daarmee?' vraagt Michelle.<br />

'Ze waren zo mager', zegt Sandrine. 'En ze stonden zo te staren.'<br />

'Dat is toch altijd zo?', zegt Michelle niet-begrijpend. 'Er staan<br />

altijd mensen te kijken.'<br />

Sandrine gaat voor het raam in de gelagkamer staan en kijkt<br />

naar buiten. <strong>De</strong> koetsier worstelt nog met de bagage. Eduard staart<br />

maar wat voor zich uit. Hij lijkt zelfs niet te zien dat een <strong>van</strong> de<br />

jongetjes een uitval doet naar een klein leren koffertje.<br />

'Hé!' schreeuwt André.<br />

Het jongetje schrikt zó dat hij het koffertje laat vallen. Het slot<br />

springt open en de schoonheidsmiddeltjes <strong>van</strong> de barones rollen<br />

over de keien. Er gaat een luid gejoel op bij de omstan<strong>der</strong>s. Een<br />

vrouw bukt zich en grist razendsnel een pruikenkruller naar zich<br />

toe. Met een lachje laat ze hem aan haar buurvrouw zien, tot<br />

André het ding uit haar hand rukt. Een an<strong>der</strong>e vrouw verbergt een<br />

parfumflesje tussen de plooien <strong>van</strong> haar rok en een jong meisje<br />

waait zich koelte toe met de beschil<strong>der</strong>de waaier <strong>van</strong> de barones.<br />

27


Eduard leunt on verschillig tegen de karos en kijkt toe. André<br />

snauwt hem iets toe. Als Eduard zic h omdraait, ziet Sandrine dat<br />

de strakke streep <strong>van</strong> zijn mond veran<strong>der</strong>d is in een brede grijns.<br />

Die nacht wordt Sandrine geplaagd door steeds dezelfde droom:<br />

een grote groep mensen heeft zich voor de herberg verzameld. Ze<br />

schreeuwen niet, ze schudden niet met hun vuisten, ze maken geen<br />

geluid. Zw ijgend staan ze bijeen en kijken omhoog. Door de duisternis<br />

kan Sandrine hun gezichten niet zien, maar ze voelt een<br />

beklemmende dreiging <strong>van</strong> de zwijgende mensen uitgaan.<br />

Tegen de ochtend vliegt Sandrine in haar slaap overeind en<br />

schrikt wakker. Met bonzend hart kijkt ze om zich heen. Alles is<br />

rustig. Michelle slaapt nog. Het ee rste ochtendlicht probeert door<br />

een kier tussen de luiken naar 'binnen te komen.<br />

Sandrine staat op en opent het luik. Ze worstelt even met het<br />

klemmende glas-in-loodraam tot het losschiet. Ze gooit het open<br />

en buigt zich door de vensteropening naar buiten. Alles is rustig.<br />

Geen zwijgende groep mensen voor de deur. Sandrine ademt diep<br />

de frisse ochtendlucht in. Opgelucht sluit ze het raam.<br />

Haar va<strong>der</strong> wil zo vroeg mogelijk vertrekken. Terwijl de familie<br />

<strong>De</strong> Billancourt ont bijt in de gelagkamer <strong>van</strong> de herberg, sjorren<br />

André en Eduard de bagage weer vast op het dak <strong>van</strong> de karos. Als<br />

alles stevig vastzit, neemt de familie plaats en stapt Eduard op de<br />

treeplank achter de karos.<br />

Ze laten Orléans achter zich en een tijd later volgen ze een verhard<br />

pad langs de Loire, die glanzend tussen oe vers vol wijngaarden<br />

en bossen stroomt.<br />

<strong>De</strong> Loire!<br />

Sandrine zit heel recht, haar neus tegen het raampje gedrukt. Ze<br />

geniet <strong>van</strong> de sprookjesachtige kastelen, die zo plotseling opd uiken<br />

la ngs de rivier. Nog even en ze is thuis. Ze schr ikt op als dè karos<br />

halt houdt.<br />

'Even de benen strekken ', zegt haar va<strong>der</strong>.<br />

Sandrine heeft het portier al open. Eduard komt net stijfjes <strong>van</strong><br />

de treeplank achter de koets af en helpt haar uitstappen. Hij helpt<br />

ook Mic helle en de barones uit de koets en strekt dan zijn rug.<br />

Sandrine slaat hem gade. Ja, je zult je spieren wel voelen als je<br />

28


uren lang acht er op een koets staat en je je st ev ig mo et vast houden.<br />

Ze loopt naa r de riviero ev er, waar Michell e en haa r vad er ov er het<br />

water uitk ijk en.<br />

'Waar zijn we?' vraagt Mi chelle.<br />

'Voorbij Blois ', antwoordt haar vad er. 'Kijk, daar ligt het kast eel<br />

<strong>van</strong> Ambo i se.' Hi j wijst naar de ov erka nt <strong>van</strong> de Lo ire waar hoog<br />

op een rots grijze ka ste el muren opdo emen.<br />

'Ik vind het maar een som ber gebouw ', zegt Mi chelle. 'Po issy is<br />

veel mooier.'<br />

'Pa pa, waaro m zit Eduard eig enlijk niet bi j ons in de ko ets?'<br />

vraagt Sa ndr in e.<br />

Haar va<strong>der</strong> en Mi chelle kij ken haar stomverbaa sd aan.<br />

'Bij óns? '<br />

'Ja, Julie zit to ch ook bij ons.'<br />

'Juli e is een kameni er, dat is een heel verschil . Eduard is maar<br />

een gewon e hu i skn echt. '<br />

'Maar al s het regent wordt hij drijfnat!'<br />

'H et regent toc h niet? Het is een pra chti ge dag.'<br />

'Maar lang ni et altijd. En hij kan toch ook bij André op de bok<br />

zitten? '<br />

'Nee, dat kan ni et. Het is Eduard s taak om erop te lett en dat we<br />

geen bagag e verli ez en. Dat gaat niet als hij er met zijn rug naarto e<br />

zit. En hou er nou ov er op', zegt haar vad er ongedu ld ig.<br />

'Straks hoort hij je nog ', zegt Mi chell e gegen eerd . Ze wend t zi ch<br />

tot haar mo ed er. 'Maman, ik heb trek . Gaan we iets eten?'<br />

'Ja, ik heb ook wel tr ek .' Haar moe<strong>der</strong> geeft Eduard een tek en.<br />

Eduard haalt de proviandmand tevoor schij n, gevuld met koud e kip<br />

en een fles ro de wijn . <strong>De</strong> baron es gaat weer in de karos zitt en en<br />

la at zic h daar een stukje kip en een glas wijn brengen. Sand ri ne en<br />

Michelle zitt en op een laag muurtj e, genietend <strong>van</strong> de fri ss e lu cht<br />

en het uitzi cht op de traag strom end e Loire. Hun va <strong>der</strong> komt naast<br />

hen zitten .<br />

'Zullen we ver<strong>der</strong>gaan ?' ro ept de baron es uit de karos .<br />

'H è nee ', zegt Mich ell e.<br />

Maar haar vad er staat op. 'Kom, dam es! Nog even volhouden.<br />

Va navond kunn en we genieten <strong>van</strong> een lek ker haardvuur in de<br />

salon en een go ed e maa ltijd.'<br />

29


Ze stappen weer in. Bij Am bo ise steken ze via de oude stenen<br />

br ug de rivier over. Het grootste gedeelte <strong>van</strong> het onver harde pad<br />

voert vervolg ens do or het bos, waar grote banen zonlicht door het<br />

jonge groen vall en. Ma ar opeens ope nt het bos zich en strekken<br />

glooiende wijngaarden zich voor he n uit. Een hele tijd rijden ze zo<br />

voort. Da n te kent de zoom va n een nieuw woud zich af en, daar<br />

vl akbij, de hoogste torentjes <strong>van</strong> een kasteel.<br />

'We zijn er !' Sandrin e en Michel le hang en uit het ra ampje, ma ar<br />

hun moe<strong>der</strong> ge bie dt hen recht te ga an zitten.<br />

Het park en het kastee l acht er het grot e ijzeren hek zien er verla ­<br />

ten uit. Als ze on<strong>der</strong> de kasta njebomen door de oprijla an op rijden,<br />

schiet er ee n verschrikte haas voor de karos langs. Ze rijden re cht<br />

op het kastee l af, hobbelend ov er de ke ien, door de overwelfde<br />

gang naar de binnenpl aats.<br />

Zodra Miche l, de oude rentmeest er, de wielen hoort ratelen,<br />

komt hij naar buiten om hen te ver welkome n. Ook zijn vrouw<br />

Cor ine komt haa st ig aanlopen.<br />

'Monsieur Ie baron, madame ! Wat pr ettig om u weer te zien ! En<br />

mademoiselle Michelle, mademoiselle Sandr ine .. .' Mic he l buigt .<br />

<strong>De</strong> baro n en de barones knikken vrie ndelijk maar formeel .<br />

'Late n we naar bi nnen gaan, ik ben moe', zegt de barone s.<br />

'Ik ben al me t het diner be zig. Wilt u eerst ko ffie?' vraagt Corine.<br />

'Heel gra ag, Corine', knikt de barones.<br />

Sandrine en Mich elle zij n al ac hter Michel aan naar binnen ge lopen.<br />

Sandrine re nt de tr ap op naar haar eigen kam er. Ze tr ekt de<br />

gor dijne n om het hemelbed open en gaat op de rand va n het bed<br />

zitt en. Eduar d brengt ha ar koffers bove n. Ju lie volgt hem op de<br />

voet en begint direct uit te pakken. Daarna loopt ze door naar de<br />

slaa pk am er <strong>van</strong> Michell e.<br />

Sandrin e gooit het raam <strong>van</strong> haar sla apkamer open en leunt<br />

naar bu iten. Genietend laat ze haar blik over de vertrouwde omge ­<br />

ving glijden; het beboste park, de go lvende akkers en wijngaarden<br />

daar achter en in de verte het sp itse kerktorentje <strong>van</strong> het dorp. Een<br />

zacht windje drijft de geur <strong>van</strong> bloesem naar haar to e. Uit de slot ­<br />

gracht klinkt het luide gekwaak <strong>van</strong> kikk ers . Sandr ine haalt diep<br />

adem en gl iml acht.<br />

<strong>De</strong> volgend e ochtend wordt Sa ndrine wakker <strong>van</strong> het geko er<br />

30


<strong>van</strong> duiv en. Ze wrijft in haar og en en komt half ov ere ind. Ergens<br />

ben ed en in het kas teel hoort ze de di enstm eiden , die <strong>van</strong>ochtend uit<br />

het dorp geko men zijn, deur en op en- en dich tdo en. Een hond blaft;<br />

voetstapp en weerkl in ken op de binnenplaats.<br />

Sandrine schu ift de gordijnen om haar bed opzij en slaa t haar<br />

ben en over de rand. Ze heeft niet het geduld om op Ju lie te wachten.<br />

Ze pakt een gemakkel ijk e japo n, kleedt zich vlug aan en gaat<br />

de brede wenteltrap af naar ben ed en. Ee n snell e blik in de eet zaal<br />

vertelt haar dat haar ou<strong>der</strong>s en Michelle nog niet op zijn.<br />

Sandrin e loopt de salon in en kijkt op de pendul e die op de<br />

schoorst eenmantel staat. Zeven uur. Geen won<strong>der</strong> dat haa r ou<strong>der</strong>s<br />

nog slap en! Ze dacht dat het al veel lat er was .<br />

Ze loopt door naar de keuken. Door de zwar e, dic hte deur<br />

klinkt gelach en gepraat. Tussen de hog e stemm en <strong>van</strong> de dienstmeis<br />

jes herkent Sandrine de zwaard ere st em <strong>van</strong> Eduard . Op het<br />

mo ment dat ze haar hand uitst eekt naar de klink hoort ze de naam<br />

<strong>van</strong> haar va<strong>der</strong> vallen, gevo lgd door gegiech el.<br />

Sandrin e duw t de deur open. Onmidd ellijk wordt het stil in de<br />

keuk en. Eduard kijkt betrapt. Hij en de dienstm eisjes staan op en<br />

buigen. Een <strong>van</strong> de meis jes zegt bedeesd : 'Go ed emorgen, mad emois<br />

elle . Wilt u koffie? Of iets eten ?'<br />

'Nee, nee, nog niet. Ik ga eerst even rijd en. Laat de stalknecht<br />

mijn paard zad elen, ja ?' Het meisj e knikt en verdwijnt.<br />

Sandrine trekt haar mantel aa n en loopt door de keuken naar de<br />

binn enplaats. <strong>De</strong> prikk elend friss e ochtendlucht verdrij ft haar<br />

ergernis. Na tuurli jk weet ze dat er weleens grap jes gemaa kt wor ­<br />

den acht er hun rug. Daar kan ze oo k niet mee zitt en. Wat haar trof ,<br />

was de kou de blik in Eduards og en.<br />

Sandrin e draai t zich om als ze gekl epper <strong>van</strong> hoeven ach ter zich<br />

hoort . Een staljongen leidt een bruin paard met zwart e manen naar<br />

haar toe.<br />

'Flori e! ' Sandrine loopt naar het paard to e en streel t het dier<br />

li efd evol over de bles . Ze zet haar voet in de stijgb eug el en wuift de<br />

staljong en, di e te hulp sch iet, w eg .<br />

'Z eg teg en mijn ou<strong>der</strong>s als ze wa kker worden dat ik een st ukje<br />

aan het rijden ben.' Sandrin e spoort het paard aan en rijdt de<br />

binn enplaats ov er, door de ov erw elfd e gang naar de oprij laan . <strong>De</strong><br />

31


kastanjebomen wuiven statig naar haar. Ze rijdt het toegangshek<br />

tot het park uit en slaat een zan<strong>der</strong>ige landweg in die het bos in<br />

voert. Het zand dempt de hoefslag <strong>van</strong> het paard en nu en dan<br />

schiet een verschrikt konijn of een eekhoorn over het bospad. Op<br />

dit vroege uur is het laag aan de grond nog nevelig in het bos. Na<br />

een korte rit wijken de bomen en heeft Sandrine het zicht op glooiende<br />

akkers en wijngaarden. Hier en daar liggen boerenwoningen<br />

en achter de velden begint het dorp. Sandrine volgt het zandpad<br />

tussen de akkers door. <strong>De</strong> boeren zijn al aan het werk. Ze lijken<br />

haar niet te zien. Sandrine rijdt stapvoets langs en kijkt naar de<br />

gebogen, stug doorwerJrende ruggen. Pas als ze hen allang voorbij<br />

is en ze even over haar schou<strong>der</strong> kijkt, ziet ze dat ze wordt nagegluurd.<br />

Hier ook al! schiet het door haar heen.<br />

Langzaam rijdt ze op het dorp af. Het heeft maar een paar straten,<br />

waarlangs kleine huisjes staan. In het midden <strong>van</strong> het dorp is<br />

een plein met een eeuwenoude kastanjeboom en een waterput in<br />

het midden. Eromheen staan een herberg, een looierij, een stal voor<br />

het wisselen <strong>van</strong> paarden, een bakkerij en een slagerij.<br />

Een groepje mensen staat voor de deur <strong>van</strong> de bakkerij te praten.<br />

Ze staken hun gesprek als Sandrine voorbijkomt en neigen,<br />

maar ze slaan hun ogen niet neer. Sandrine vraagt zich opeens af<br />

waarover ze stonden te praten. Wat weet ze eigenlijk <strong>van</strong> deze mensen?<br />

Ze ziet hen ie<strong>der</strong>e zomer, maar ze kent niemand echt.<br />

Sandrine draaft het dorp uit, langs de akkers, terug naar het<br />

bos. <strong>De</strong> zon verdwijnt achter een wolk. Het woud slokt haar op en<br />

het ruisen <strong>van</strong> de bomen heeft opeens iets onheilspellends. Ze heeft<br />

een an<strong>der</strong> pad genomen. Het is veel smaller en leidt dieper het bos<br />

in. Meer<strong>der</strong>e malen moet ze ver over Flories hals buigen om laaghangende<br />

takken te ontwijken.<br />

Ergens in het struikgewas klinkt gekraak.<br />

Sandrines ogen vliegen langs de bomen, maar ze ziet niets. Ze<br />

houdt Florie in en luistert.<br />

Ja, daar is het weer. Gekraak <strong>van</strong> takken, gevolgd door gedempte<br />

voetstappen. Florie briest zachtjes. Geschrokken legt Sandrine<br />

haar hand tegen de hals <strong>van</strong> het paard. <strong>De</strong> voetstappen houden stil.<br />

Met knikkende knieën spoort Sandrine Florie aan. Ze volgen het<br />

32


ijna onzichtbare pad, maar ergens gaat ze verkeerd, want opeens<br />

is het pad verdwenen. Gejaagd kijkt Sandrine om zich heen. Een<br />

vogel vliegt krassend op uit de struiken. Ver<strong>der</strong> hoort ze alleen het<br />

geruis <strong>van</strong> de wind in de bomen.<br />

Welke kant moet ze op? Ze gokt op links. Laag over de hals <strong>van</strong><br />

het paard gebogen dwingt Sandrine Florie door het dichte kreupelhout.<br />

Gelukkig, daar is het pad weer.<br />

Sandrine gaat opgelucht rechtop zitten. Op hetzelfde moment<br />

voelt ze de haartjes in haar nek overeind gaan staan. Ze draait haar<br />

hoofd om.<br />

Een eindje ver<strong>der</strong>op staat een jongen. Hij is ou<strong>der</strong> dan zij, groot,<br />

donker en met stevige schou<strong>der</strong>s. Om zijn mond ligt een verbeten<br />

trek. Hij staart naar haar en Sandrine staart terug. Dan kijkt de<br />

jongen onverschillig een an<strong>der</strong>e kant op, alsof haar verschijning<br />

niet méér te betekenen heeft dan het plotseling opduiken <strong>van</strong> een<br />

haas of hert.<br />

Sandrines ogen dwalen naar beneden. Aan de riem <strong>van</strong> de jongen<br />

hangen twee dode konijnen. Gestroopte konijnen. Dat is een<br />

halsmisdaad ...<br />

<strong>De</strong> jongen komt haar bekend voor. Zwijgend kijkt ze in zijn<br />

vijandige ogen. Behalve zij tweeën is er geen levende ziel te bekennen.<br />

Maar ze moet iets zeggen. Laten zien dat ze niet bang is.<br />

'Bonjour', zegt ze zo zelfbewust mogelijk.<br />

'Bonjour, mademoiselle.' Het klinkt stug.<br />

Opeens weet Sandrine wie hij is. Nicolas Bailly, de zoon <strong>van</strong> een<br />

<strong>van</strong> haar va<strong>der</strong>s pachtboeren. Ze is hem weleens tegengekomen als<br />

ze met haar va<strong>der</strong> meeging op een inspectietocht langs de pachtboer<strong>der</strong>ijen.<br />

Maar op de een of an<strong>der</strong>e manier lijkt de jongen die<br />

nu zo recht en breed voor haar staat in niets op de on<strong>der</strong>danige<br />

pachterszoon in haar herinnering. Als hij maar niet denkt dat ze<br />

on<strong>der</strong> de indruk is <strong>van</strong> zijn gedrag. Hij durft haar toch niets te<br />

doeu.<br />

Sandrine kijkt weer naar de konijnen.<br />

'Je neemt een flink risico', zegt ze.<br />

Nicolas lacht schamper.<br />

'Kan dat je niets schelen? Terwijl je ervoor opgehangen kunt<br />

worden?'<br />

33


Nicolas kijkt met een ruk naar haar op.<br />

'Wat weet u <strong>van</strong> honger!' sist hij. 'Ik vraag me af of u ooit één<br />

maaltijd hebt overgeslagen.'<br />

Sandrine drijft verschrikt Florie achteruit.<br />

'Wees maar niet bang, ik doe u niets.' Nicolas kijkt haar<br />

minachtend aan.<br />

'Natuurlijk doe je me niets', zegt Sandrine flink. 'Mijn va<strong>der</strong> .. .'<br />

'Uw va<strong>der</strong>', valt Nicolas haar in de rede, 'heeft mijn moe<strong>der</strong> vermoord.'<br />

Sandrines mond valt open. Ze krijgt een kleur <strong>van</strong> verontwaardiging.<br />

'Afgelopen winter is ze gestorven. Ziek <strong>van</strong> de honger, de kou en<br />

de zorgen. Toen ze stierf, was ze niet meer dan een hoopje botten<br />

met een velletje eromheen.'<br />

'Dat spijt me voor je', zegt Sandrine. 'Maar daar kun je mijn<br />

va<strong>der</strong> toch niet de schuld <strong>van</strong> geven!'<br />

'0 nee? Wie dan wel?'<br />

Sandrine zoekt naar woorden, maar daar wacht Nicolas niet op.<br />

Hij draait zich om en beent weg. Sandrine spoort Florie aan en<br />

volgt hem stapvoets. Nicolas kijkt niet één keer om.<br />

In gedachten ziet Sandrine de vechtende mensen boven de zakken<br />

meel in de Rue Faubourg St. Antoine. Hoe voelt het als je moe<strong>der</strong><br />

doodgaat <strong>van</strong> de honger? -Terwijl de bossen om je heen vol<br />

zitten met wild?<br />

Aan de rand <strong>van</strong> het bos rijdt Sandrine Nicolas voorbij. Ze<br />

houdt Florie even in.<br />

'Ik zal het niet vertellen', zegt ze.<br />

Nicolas haalt zijn schou<strong>der</strong>s op. Hij draait haar de rug toe,<br />

maar na een paar passen kijkt hij om. Het lijkt alsof hij iets wil zeggen,<br />

maar hij bedenkt zich. Met grote stappen slaat hij de landweg<br />

in, de konijnen bungelend aan zijn riem.<br />

34


3<br />

'Sinds we hier zijn, doe ik 's nachts geen oog meer dicht', moppert<br />

Sandrines va<strong>der</strong> op een avond tijdens het diner. 'Die ellendige kikkers<br />

met hun gekwaak! Het gaat de hele nacht door!'<br />

'Ik heb er geen last <strong>van</strong>', zegt de barones.<br />

'Nou, ik wel. Ik zal er een paar mannetjes op afsturen om ze te<br />

<strong>van</strong>gen', neemt de baron zich voor.<br />

'WISt u dat jeannette Bailly dood is, papa?' zegt Sandrine<br />

plompverloren. Ze vouwt haar servet open en legt dat op haar<br />

japon. Over de met damast en zilver gedekte tafel heen kijkt ze<br />

haar va<strong>der</strong> oplettend aan.<br />

'Jeannette Bailly? <strong>De</strong> vrouw <strong>van</strong> Léon Bailly?' Haar va<strong>der</strong> neemt<br />

een stuk wildbraad <strong>van</strong> de schaal die een dienstmeisje hem voorhoudt.<br />

'Ja. Gestorven door de kou en verhongerd', zegt Sandrine.<br />

Haar va<strong>der</strong> en moe<strong>der</strong> kijken verbaasd op <strong>van</strong> hun bord. 'Gestorven<br />

door de kou én verhongerd', herhaalt de baron sceptisch. 'Dat<br />

lijkt me overdreven.'<br />

'Ze is dood', zegt Sandrine scherp.<br />

'Dat is waar, papa', bemoeit Michelle zich ermee. 'Ik hoorde <strong>van</strong><br />

Michel dat er afgelopen winter veel mensen gestorven zijn. Ook<br />

veel kin<strong>der</strong>en.'<br />

<strong>De</strong> baron neemt zijn glas op bij de steel. Met een peinzend<br />

gezicht laat hij de donkerrode wijn walsen in het glas. 'Ik weet het<br />

en ik betreur het. Het is een ongewoon strenge winter geweest.'<br />

'Ze geven ons de schuld', zegt Sandrine. 'Ie<strong>der</strong>een doet zo vijandig.'<br />

'Dat gaat wel weer over.'<br />

'Niet te veel aandacht aan besteden', vindt ook haar moe<strong>der</strong>.<br />

'Ik hoor iets.' Michelle houdt haar hoofd schuin en luistert<br />

scherp. Van buiten klinkt gedempt geschreeuw. Op dat moment<br />

komt Eduard binnen. Hij buigt beleefd en zegt: 'Monsieur Ie<br />

baron ... Als ik u mag storen .. .'<br />

'Wat is er, Eduard?' vraagt de baron.<br />

'Er staat een groep mensen voor de poort, monsieur. Ze eisen<br />

brood.'<br />

35


'Ze éisen brood?'<br />

'Dat is wat ze zeggen,' monsieur.'<br />

'Belachdijk!'<br />

'Papa, geef het ze', smeekt Sandrine.<br />

'Je hoeft niet bang te zijn, kindje. Die poort zit stevig dicht', zegt<br />

haar va<strong>der</strong> geruststellend.<br />

'Ik ben niet bang, ik wil gewoon graag dat ze iets te eten krijgen.'<br />

'Sinds wanneer komen onze pachters dingen éiselll?', zegt. de<br />

barones verontwaardigd. 'Als we doen wat ze vragen, staan ze hier<br />

ie<strong>der</strong>e avond. Straks eisen ze dat ze bij ons aan tafel mogen zitten.'<br />

Michdle schiet in de lach.<br />

'Papa .. .', dringt Sandrine aan.<br />

'Laat ze de restjes uit de keuken brengen', zegt de baron tegen<br />

Eduard.<br />

<strong>De</strong> huisknecht knikt, buigt stijfjes en verlaat de eetzaal.<br />

Een paar weken later slaat de droogte toe. Midden juni staat de<br />

zon te gloeien boven de karige gewassen. Het is zo heet dat er diepe<br />

scheuren in de kurkdroge grond trekken. Eén keer schrikt ie<strong>der</strong>een<br />

op <strong>van</strong> een heftig onweer dat de boeren op het land overvalt. Sandrine<br />

blijft de hde dag binnen. Sinds ze een grote boom langs de<br />

oprijlaan door inslaande bliksem gevdd zag worden, is ze bang<br />

voor onweer. Zelfs binnen de stevige muren <strong>van</strong> het kasted vodt ze<br />

zich niet op haar gemak. Als ze aan tafel gaan voor het diner rommelt<br />

het nog wat na, maar dan trekt het gelukkig weg.<br />

'Vanavond eten we kikkerbilletjes', zegt de baron opgewekt.<br />

'0, heeft u die vreselijke kikkers laten <strong>van</strong>gen?' vraagt Michelle.<br />

'Ik kon er niet <strong>van</strong> slapen <strong>van</strong>nacht. En het was ook nog zo warm.'<br />

'Ja, ik heb ze laten <strong>van</strong>gen. Vanavond slapen we weer goed.'<br />

Sandrine pakt haar mes en vork en begint aan haar kikkerbilletjes.<br />

Wat zou Nicolas <strong>van</strong>avond eten? Zou hij nog een keer hebben<br />

durven stropen? Misschien vindt hij het risico nu wd te groot,<br />

met hen in de buurt. Ze kijkt naar haar va<strong>der</strong>, die zich de kikkerbilletjes<br />

goed laat smaken.<br />

'Weet u wat ik niet begrijp" zegt ze.<br />

'Hmm?'<br />

'Waarom we hier niet blijven. 's Winters, bedoel ik.'<br />

36


Sandrines va<strong>der</strong> kijkt op en veegt zijn mond af aan zijn servet.<br />

, 's Winters ? Waarom zouden we 's winters hier blijven?'<br />

'Gewoon, toezicht houden.'<br />

'Waarop? Al het werk wordt in de zomer gedaan. In augustus is<br />

de oogst binnen.'<br />

'Maar de druivenpluk moet dan nog beginnen.'<br />

'Daar hebben we Michel voor. Die regelt dat al jaren.'<br />

'Dat weet ik wel, maar is dat eigenlijk niet de taak <strong>van</strong> de land­<br />

heer? Van u dus?'<br />

<strong>De</strong> baron opent zijn mond om iets te zeggen, maar Sandrine is<br />

hem voor.<br />

'En is het ook niet de taak <strong>van</strong> de landheer om voor de pachters<br />

te zorgen?'<br />

Nijdig gooit haar va<strong>der</strong> zijn servet neer.<br />

'Dat zijn jouw zaken niet, Sandrine.'<br />

'Maar ik vind gewoon .. .'<br />

'Sandrine!' waarschuwt haar moe<strong>der</strong>.<br />

Sandrine kijkt verontwaardigd in het rond.<br />

'Waarom mag ik niet zeggen wat ik vind?'<br />

'Omdat het jouw zaken niet zijn, zoals je va<strong>der</strong> al zei. Eet nu<br />

maar door.'<br />

'Ik heb geen trek meer. Als u me wilt excuseren, papa, mama .. . '<br />

Zon<strong>der</strong> op antwoord te wachten schuift Sandrine haar stoel naar<br />

achteren en verlaat de eetkamer. Als ze de gang instapt, ziet ze<br />

Eduard snel weglopen. Heeft hij aan de deur staan luisteren?<br />

Bevreemd kijkt Sandrine de knecht na.<br />

Ze gaat naar haar kamer. In de zitbank voor het venster kijkt ze<br />

wat naar buiten. Als er na een tijdje op de deur wordt geklopt, ver­<br />

wacht ze Julie, maar het is Michelle die binnenkomt.<br />

'Wat deed je nou raar?', zegt ze.<br />

'Ik deed helemaal niet raar. Ik vroeg alleen maar wat.'<br />

'Ja, maar <strong>van</strong> die vreemde dingen. We blijven toch nooit hier in<br />

de winter?'<br />

'Vind jij dat dan niet verkeerd?' wil Sandrine weten. 'Papa is de<br />

landheer! Hij heeft verantwoordelijkheden hier. Niet in Parijs. <strong>De</strong><br />

pachters zijn afhankelijk <strong>van</strong> hem. En de afgelopen winter zijn er<br />

heel veel gestorven.'<br />

37


'Wat kan papa er nou aan doen dat het zo'n strenge winter is<br />

geweest', zegt Michelle.<br />

'Dat bedoel ik niet. Als hij hier gebleven was, had hij toestemming<br />

kunnen geven om hout te kappen en te gaan jagen. Ik begrijp<br />

trouwens toch al niet waarom dat verboden is.'<br />

'Kom nou! Stel je voor dat het hele dorp zomaar kon nemen wat<br />

het wilde! Ze zouden het hele bos leeghalen!', zegt Michelle.<br />

'Niet als je ze wijst wáár ze mogen jagen en hout kappen, zodat<br />

ze de winter kunnen doorkomen. In plaats daar<strong>van</strong> stelt papa een<br />

paar opzichters aan die ie<strong>der</strong>een die het verbod overtreedt, mogen<br />

neerschieten. '<br />

'0 Sandrine .. .', zegt Michelle met een zucht.<br />

'Het is toch zo? Waarom mag ik dat niet zeggen?'<br />

'Je mag het wel zeggen, maar ... Zie jij papa en maman hier de<br />

hele winter zitten? En ons? Wat zouden we in hemelsnaam allemaal<br />

moeten doen? Het hoogtepunt <strong>van</strong> Poissy is de dorpskroeg!'<br />

Sandrine staart haar zuster aan.<br />

'Ik had het ook niet over vermáák.'<br />

'Waarover dan? Wou je op het land aan het werk of zo?'<br />

Sandrine zwijgt. Ze weet het eigenlijk zelf niet precies. Maar het<br />

gevoel dat ze hier een heleboel taken laten liggen, dringt zich steeds<br />

sterker aan haar op.<br />

<strong>De</strong> volgende dag leidt Sandrine Florie de landweg op die naar d<br />

boer<strong>der</strong>ij <strong>van</strong> Nicolas voert. Uit haar zadeltassen steken een paar<br />

broden en ze heeft ook een brioche en een flinke ham uit de keuken<br />

gehaald. Het hooi op het land ligt er nog steeds kletsnat bij na het<br />

onweer <strong>van</strong> gistermiddag; het verspreidt een zoetige geur.<br />

Het erf voor de pachtboer<strong>der</strong>ij is leeg, op een klein meisje na. Ze<br />

zit in de deuropening een uitje te snipperen boven een keteltje. Als<br />

ze Sandrine ziet aankomen, staat ze haastig op en maakt een buiging.<br />

Sandrine stijgt af en glimlacht het kind vriendelijk toe.<br />

'Bonjour.'<br />

'Bonjour, mademoiselle', zegt het meisje eerbiedig.<br />

'Wat ben je aan het doen?' vraagt Sandrine.<br />

'Soep maken, mademoiselle.'<br />

38


. . -;;--- - ;'-<br />

Sandrine kijkt in het keteltje. <strong>De</strong> bodem wordt bedekt door een<br />

laagje gras en blaadjes. Sandrine draait zich om en haalt de brioche<br />

uit haar zadeltas.<br />

'Ik heb iets voor je meegenomen.'<br />

'Dank u, mademoiselle.' Het meisje pakt de brioche aan.<br />

Sandrine gaat in de deuropening staan en kijkt zwijgend in het<br />

rond. In een hoek ligt een berg vuil wasgoed en de vloer is bezaaid<br />

met rommel. <strong>De</strong> haard is in geen tijden meer schoongemaakt, zodat<br />

de sintels door de hele woning liggen.<br />

Léon Bailly, Nicolas' va<strong>der</strong>, zit aan de eettafel, zijn ellebogen op<br />

het ruwe blad. Zijn haar is grijs, slordig geknipt en zijn baard zit<br />

vol klitten. Met gebogen hoofd zit hij aan tafel, één hand om een<br />

fles geslagen.<br />

Sandrine aarzelt. Uit niets blijkt dat Nicolas' va<strong>der</strong> haar aanwezigheid<br />

heeft opgemerkt. Ze voelt er weinig voor dichterbij te komen<br />

of hem aan te spreken.<br />

'Bonjour, monsieur Bailly', zegt ze, flinker en opgewekter dan ze<br />

zich voelt.<br />

Geen reactie.<br />

Geen raad wetend met haar houding doet Sandrine een stap<br />

naar voren. 'Ik heb uw dochtertje een brioche gegeven. Ik heb voor<br />

u ook iets meegenomen, kijk .. .'<br />

Ze legt vlug de broden en de ham voor hem op tafel en doet<br />

weer een stap terug. Nicolas' va<strong>der</strong> staart naar de ham. In zijn<br />

holle ogen verschijnt een vreemde blik.<br />

Hij schuift zijn stoel naar achteren en staat op. Hij mag dan<br />

mager zijn, zijn lengte is indrukwekkend. En zijn handen zijn<br />

groot. Zon<strong>der</strong> een woord te zeggen kijkt hij Sandrine aan. Sandrine<br />

dwingt zichzelf tot een glimlach. Léon Bailly komt langzaam op<br />

haar af. Sandrine wordt bang. Ze aarzelt tussen blijven staan of<br />

wegrennen.<br />

Ze had moeten wegrennen.<br />

Ze weet het als de grijze, starende ogen zich in de hare boren.<br />

Sandrine draait zich om en doet een uitval naar de deur. Twee grote<br />

werkmanshanden schieten naar voren en grijpen haar bij de keel.<br />

Vaster, steeds vaster.<br />

Sandrine opent haar mond maar er komt niet meer dan een<br />

39


zielig gekerm uit. Haar handen trekken vergeefs aan een <strong>van</strong> de han­<br />

den om haar keel.<br />

Lucht, lucht!<br />

Het bloed bonkt dreunend tegen haar slapen. Lucht, lucht!<br />

Ze heeft haar mond wij dopen. Zwarte vlekken dansen voor<br />

haar ogen. Ze hoort de vreemde geluiden die uit haar keel<br />

omhoogkomen.<br />

Dan klinkt er een schreeuw achter haar. Iemand stort zich op<br />

hen, ze valt en de handen om haar keel verdwijnen. Ze ademt diep<br />

in, maar het doet verschrikkelijk pijn. Hijgend en piepend ligt ze op<br />

de smerige vloer. Achter haar dringen geluiden <strong>van</strong> een worsteling<br />

tot haar door, dan is er stilte.<br />

'Mademoiselle?' Iemand draait haar om en helpt haar half over­<br />

eind, zodat ze zit. Het is Nicolas. Sandrine kan maar aan één ding<br />

denken: weg <strong>van</strong> hier!<br />

Ze trekt zich aan een stoel omhoog en Nicolas haast zich haar te<br />

helpen. Ze wankelt, maar hij houdt haar stevig vast.<br />

Een snik verbreekt de stilte.<br />

Sandrines ogen schieten door de woning. Nicolas' va<strong>der</strong> zit in<br />

een hoek op de grond, zijn hoofd tegen de muur. Er zit bloed aan<br />

zijn mond en hij huilt.<br />

Sandrine rukt zich los uit Nicolas' greep en vliegt naar de deur­<br />

opening.<br />

, Mademoiselle Sandrine !'<br />

Ze luistert niet. Ze struikelt naar haar paard en trekt zich met<br />

haar laatste krachten aan het zadel op.<br />

'Mademoiselle! '<br />

Sandrine gunt Nicolas niet meer dan een vluchtige blik. Ze wil<br />

weg en snel ook.<br />

Met een paar stappen is Nicolas bij haar. Hij pakt de teugels <strong>van</strong><br />

Florie vast en zegt dringend: 'Wat gaat u doen? Geeft u hem aan?<br />

Mademoiselle, ze zullen hem ophangen!'<br />

Sandrine spoort Florie aan, maar Nicolas laat de teugels niet los . .<br />

Sandrine schopt wat har<strong>der</strong> in Flories flank. Het paard hinnikt<br />

onrustig, gooit het hoofd omhoog en dan moet Nicolas wel losla­<br />

ten. Sandrine galoppeert weg.<br />

'Hij is de enige die ik nog heb!' schreeuwt Nicolas haar na.<br />

40


Sandrine stormt ver<strong>der</strong>. Het bloed suist in haar oren. In een<br />

levensgevaarlijk tempo jaagt ze Florie over de landweg, het bos<br />

door, terug naar het kasteel. Pas als ze de oprijlaan invliegen, houdt<br />

ze haar paard in. Ze kunnen niet zo de binnenplaats opden<strong>der</strong>en.<br />

<strong>De</strong> bedienden hoeven niet te merken hoe overstuur ze is.<br />

Iets kalmer rijdt ze de binnenplaats op, laat zich met slappe<br />

benen <strong>van</strong> Florie glijden, gooit de leidsels naar een toeschietende<br />

stalknecht en haast zich naar binnen. <strong>De</strong> stalknecht en een<br />

voorbijlopend dienstmeisje kijken haar bevreemd na.<br />

Sandrine holt de grote trap in de hal op en gooit de deur <strong>van</strong><br />

haar slaapkamer achter zich dicht. Met trillende vingers draait ze<br />

de sleutel om in het slot.<br />

'Mademoiselle Sandrine?' Daar heb je Julie al.<br />

'Wat is er? Lucille zei dat u huilde. Mademoiselle?'<br />

Sandrines hand glijdt naar haar keel. Ademen en slikken doet<br />

nog steeds pijn.<br />

'Mademoiselle, doet u de deur eens open. Toe, an<strong>der</strong>s haal ik<br />

uw va<strong>der</strong>', hoort ze Julie zeggen.<br />

Sandrine kijkt op. Alsjeblieft niet! Het woedende gebul<strong>der</strong> <strong>van</strong><br />

haar va<strong>der</strong> en de zenuwachtige bezorgdheid <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong> kan<br />

ze nu zeker niet hebben. Eigenlijk is Julie de enige die kalm blijft<br />

als er iets is gebeurd.<br />

Sandrine loopt naar de zware houten deur en draait de sleutel om.<br />

Julie duwt de deur meteen open. Haar ogen worden groot. 'Made­<br />

moiselle! Wat is er gebeurd?' Ontzet bekijkt ze Sandrines hals.<br />

'Het doet pijn', fluistert Sandrine.<br />

'Het lijkt wel of u .. .' Julie maakt haar zin niet af. Ze trekt San­<br />

drine mee naar het bed, schuift de bedgordijnen opzij en duwt<br />

Sandrine op de rand <strong>van</strong> het bed.<br />

'Wat is er gebeurd? Uw hals zit vol plekken!'<br />

Sandrine pakt een zilveren handspiegeltje <strong>van</strong> het kastje naast<br />

haar bed. Julie heeft gelijk. Je kunt de vingerafdrukken duidelijk<br />

zien zitten. Ze huivert.<br />

'Wie heeft dat gedaan?' vraagt Julie dringend. Sandrine schudt<br />

haar hoofd.<br />

'Weet u het niet? Een onbekende? Een zwerver misschien?'<br />

vraagt Julie.<br />

41


Zal ze het zeggen? Maar dan heeft Julie de plicht om haar va<strong>der</strong><br />

in te lichten. En die zal niet aarzelen om Nicolas' va<strong>der</strong> te laten<br />

ophangen. <strong>De</strong> laatste woorden die Nicolas haar toeschreeuwde<br />

toen ze wegvluchtte, blijven maar in haar hoofd galmen.<br />

niet.'<br />

'Ik wil nu graag alleen zijn', zegt ze hees. Julie aarzelt.<br />

'Toe, Julie' , zegt Sandrine. 'Ik zal je later alles wel vertellen. Nu<br />

Haar stem klinkt vriendelijk maar beslist.<br />

Julie knikt met tegenzin. Ze neemt haar rokken bijeen en loopt<br />

naar de deur. <strong>De</strong> schorre stem <strong>van</strong> Sandrine houdt haar tegen.<br />

'Julie?'<br />

Julie draait zich om.<br />

'Zeg nog even niets tegen mijn va<strong>der</strong> en moe<strong>der</strong>.'<br />

Julie knikt. Ze verlaat de kamer en doet de deur achter zich<br />

dicht. Sandrine staat op en loopt naar het venster. Het bos ont­<br />

neemt haar het uitzicht op de boer<strong>der</strong>ij <strong>van</strong> Nicolas. Boven, in de<br />

toren, kan ze die wel zien.<br />

Ze loopt haar kamer uit en gaat de gangen door tot ze bij de<br />

smalle wenteltrap komt <strong>van</strong> een <strong>van</strong> de vier hoektorens. Langzaam<br />

beklimt ze de uitgesleten traptreden. Enigszins buiten adem komt<br />

ze boven en leunt over de verschansing. <strong>De</strong> hoogte maakt haar dui­<br />

zelig. Als kind vond ze dit altijd al een griezelige maar heerlijke<br />

plek. Het was streng verboden om hier te komen. Michelle en zij<br />

slopen altijd de trap op en dan speelden ze jonkvrouw. Of ze<br />

zwaaiden naar de pachters, die met hun gezinnen op het veld aan<br />

het werk waren.<br />

Sandrine kijkt in de richting waar Nicolas woont. Wat gebeurt<br />

er in dat huis? Waar hebben zijn va<strong>der</strong> en hij het nu over? Lange<br />

tijd blijft ze zo staan. Dan draait ze zich om en loopt naar beneden.<br />

42


4<br />

'Een zwerver?' herhaalt Sandrines va<strong>der</strong>.<br />

<strong>De</strong> baron staat in de salon, te midden <strong>van</strong> de renaissancestoel­<br />

tjes en wandtapijten. Zijn vrouw zit bleek maar heel recht op de<br />

sofa. Door het venster valt het zolicht op haar gepoe<strong>der</strong>de pruik.<br />

Zelfs als ze een schok te verduren krijgt, blijft maman een voor­<br />

name dame, bedenkt Sandrine.<br />

'Een zwerver', bevestigt ze.<br />

Haar moe<strong>der</strong> slaakt een zucht. 'Ik heb het nooit prettig gevon­<br />

den dat je helemaal alleen uit rijden gaat.'<br />

'En je hebt die man dus niet herkend?' vraagt de baron.<br />

Sandrine schudt haar hoofd. 'Het ging allemaal zó vlug! Hij<br />

trok me <strong>van</strong> Florie af en toen .. .' Ze huivert.<br />

'Ik zal de hele omgeving laten uitkammen', neemt haar va<strong>der</strong><br />

zich verbeten voor. 'Die schoft zal de galg niet ontlopen, dat beloof<br />

ik je!'<br />

's Nachts droomt Sandrine <strong>van</strong> grote handen die op haar afkomen;<br />

steeds opnieuw beleeft ze die wurgpoging. Het duurt wel een week<br />

voor de blauwe plekken op haar hals een beetje wegtrekken. Ze<br />

verdrijft de tijd met bordspelletjes spelen met Michelle en borduren<br />

met haar moe<strong>der</strong>. Haar va<strong>der</strong>s verbod om er alleen op uit te gaan<br />

was onnodig; ze durft niet eens meer naar buiten. Er hangt een<br />

eigenaardige, broeierige sfeer in het dorp.<br />

Op een ochtend bereikt hen het bericht dat de Bastille door de<br />

Parijzenaars is bestormd en ingenomen. <strong>De</strong> Bastille! <strong>De</strong> meest<br />

gevreesde ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Frankrijk! Die indrukwekkende steen­<br />

massa is nu afgebroken door het gewone volk. In het dorp hangt<br />

een feeststemm.ing na dat nieuws. En de vijandigheid tegenover de<br />

landheer en zijn familie neemt toe.<br />

Een week later ziet Sandrine Nicolas weer. Ze rijdt in het gezel­<br />

schap <strong>van</strong> haar va<strong>der</strong> over de landweg die langs de pachtboer<strong>der</strong>ij<br />

voert. Nicolas is aan het werk in het veld, vlak langs de weg. In<br />

plaats <strong>van</strong> te buigen richt hij zich in zijn volle lengte op.<br />

43


'Brutale vlerk', mompelt de baron terwijl ze hem voorbijrijden.<br />

Sandrine kijkt over haar schou<strong>der</strong>. Nicolas kijkt hen onbeweeglijk<br />

na.<br />

'Waarom mogen onze pachters eigenlijk niet wat wild schieten?'<br />

informeert Sandrine.<br />

'Omdat het niet <strong>van</strong> hen is. Ze zouden de wildstand maar<br />

verstoren. '<br />

En uw jachtplezier, denkt Sandrine. Ze voelt zich opeens moe.<br />

'Zullen we maar teruggaan?' stelt ze voor.<br />

Op een warme ochtend, eind juli, zit Sandrine in de grote salon. Ze<br />

speelt wat op het klavecimbel, meer uit verveling dan omdat ze er echt<br />

zin in heeft. Haar va<strong>der</strong> leest de krant; haar moe<strong>der</strong> zit over haar borduurraam<br />

gebogen. Door de openslaande deuren komt koelte naar<br />

binnen, en het gekwinkeleer <strong>van</strong> de vogels in de tuin. <strong>De</strong> rust wordt<br />

verstoord door een aanzwellend geroffel <strong>van</strong> paardenhoeven.<br />

<strong>De</strong> barones kijkt op <strong>van</strong> haar borduurraam. Ze kijkt haar<br />

echtgenoot veelbetekenend aan. <strong>De</strong> baron laat zijn krant zakken.<br />

'Dat zal André zijn', zegt hij.<br />

Sandrine houdt op met spelen.<br />

'André?', zegt ze. 'Waar was hij dan naartoe?'<br />

'Je va<strong>der</strong> heeft hem naar Parijs gestuurd', zegt haar moe<strong>der</strong>.<br />

'Naar Parijs? Waarom?'<br />

Haar ou<strong>der</strong>s geven haar geen antwoord.<br />

Sandrine spitst haar oren. In de hal wordt iemand ont<strong>van</strong>gen.<br />

Even later hoort ze voetstappen, en dan zwaait de deur <strong>van</strong> de<br />

salon open. André komt binnen en maakt een buiging.<br />

'Het is waar; er is een revolutie uitgebroken, monsieur Ie baron.<br />

<strong>De</strong> koning heeft de burgerwacht erkend. Hij kan nu niets meer<br />

besluiten zon<strong>der</strong> eerst de Nationale Garde te raadplegen', zegt hij.<br />

Baron <strong>De</strong> Billancourt fronst zijn wenkbrauwen. 'Dat is onmogelijk.<br />

<strong>De</strong> koning heeft altijd het laatste woord.'<br />

'Het laatste woord, ja, maar hij kan niet langer aan de wil <strong>van</strong><br />

het volk voorbijgaan. Hij moet bijzon<strong>der</strong> voorzichtig zijn, want<br />

Parijs is woedend. Foulon en zijn schoonzoon zijn tijdens een<br />

opstand gedood en er gaan geruchten dat het volk een aanval<br />

beraamt op het paleis in Versailles.'<br />

44


Foulon? denkt Sandrine. Wie is dat ook alweer?<br />

'Een groot aantal edelen die aan het hof te VersailIes verbleven<br />

zijn gevlucht, monsieur. Als u dat ook wilt doen, is dit het juiste<br />

ogenblik.'<br />

Baron <strong>De</strong> BiIlancourt kijkt bedachtzaam voor zich uit. 'Wat<br />

doet de koning?'<br />

'<strong>De</strong> koning heeft geweigerd het land te verlaten. Hij hoopt de<br />

zaak te sussen door het volk zijn zin te geven en hun Nationale<br />

Verga<strong>der</strong>ing te erkennen.'<br />

'Koning Louis zal nooit toestaan dat die zogenaamde Nationale<br />

Verga<strong>der</strong>ing werkelijk iets krijgt in te brengen, peinst de baron.<br />

'Als de koning het niet nodig vindt om weg te gaan, zie ik daar de<br />

noodzaak ook niet <strong>van</strong> in.'<br />

'Sébastien .. .', komt de barones tussenbeide. '<strong>De</strong> edelen vluchten<br />

toch niet voor niets?'<br />

'Vlucht ie<strong>der</strong>een?' wendt de baron zich tot André.<br />

'Nee heer, lang niet ie<strong>der</strong>een.'<br />

<strong>De</strong> baron knikt, alsof daarmee alles gezegd is. Hij geeft met een<br />

handbeweging aan dat André kan gaan. André buigt en verdwijnt.<br />

'Ik begin dit toch wel verontrustend te vinden', zegt de barones.<br />

'Het is wat onrustig, maar dat gaat allemaal wel weer over. <strong>De</strong><br />

koning heeft besloten naar de klachten <strong>van</strong> zijn volk te luisteren.<br />

Door ze hier en daar hun zin te geven worden ze wel tevredenge­<br />

steld', antwoordt haar echtgenoot. 'Geloof me, als we in Parijs<br />

terugkeren, is alles weer rustig.'<br />

'Ik weet het niet. Het duurt al zo lang. En de sfeer in het dorp<br />

staat me ook niet aan.'<br />

Sandrine staat op <strong>van</strong> het klavecimbel en loopt naar haar<br />

slaapkamer. Ze gaat in de nis in het venster zitten en kijkt naar bui­<br />

ten. Als het in Parijs onrustig blijft, gaan ze misschien niet terug.<br />

Dan overwinteren ze hier. Maar de hele winter in het kasteel, met<br />

niets dan het park om in te wandelen ... En daarbuiten de vijandige<br />

gezichten <strong>van</strong> de dorpelingen ... Wat gebeurt er toch allemaal? Ze<br />

vond het hier altijd zo heerlijk! Nu staat ze 's morgens op met een<br />

onbestemd gevoel <strong>van</strong> narigheid.<br />

Ze denkt aan vorige week, toen ze met z'n vieren in de karos<br />

naar Tours gingen. <strong>De</strong> dorpelingen bleven langs de kant <strong>van</strong> de weg<br />

4S


staan, zoals altijd, en keken hen na. Maar hun blikken waren<br />

vijandig, en een buiging maakten ze niet.<br />

In de dagen daarna blijven de geruchten, verspreid door postkoet­<br />

sen en koeriers, maar komen. Overal in de Touraine zouden kastelen<br />

worden bestormd. Autoritaire burgemeesters worden opgehangen<br />

aan lantaarnpalen voor hun eigen huis. En als ze het moeten gelo­<br />

ven, worden in Tours de huizen <strong>van</strong> aristocraten bestormd en de<br />

eigenaren vermoord.<br />

'Het schijnt dat een heel leger <strong>van</strong> landlopers en struikrovers<br />

door het land trekt om te plun<strong>der</strong>en waar ze kunnen', zegt de baro­<br />

nes bezorgd.<br />

Het is een warme middag. Ze zitten in de tuin in de schaduw<br />

<strong>van</strong> een groepje bomen. Sandrine leest voor de zoveelste keer in<br />

Robinson Crusoë, haar lievelingsboek. <strong>De</strong> zon kiert door het gebla­<br />

<strong>der</strong>te en werpt licht- en schaduwplekken op de bladzijde. Een<br />

dienstmeisje schenkt thee in.<br />

'Wat heeft dat allemaal met ons te maken?' vraagt Michelle<br />

angstig. 'Wij zitten hier toch veilig?'<br />

Haar moe<strong>der</strong> geeft geen antwoord.<br />

'Natuurlijk zitten wij hier veilig', zegt de baron bedaard. 'Dit is<br />

een kasteel, gemaakt om aanvallers buiten te houden.'<br />

Sandrine en Michelle wisselen een blik. Het water in de slot­<br />

gracht is niet al te diep. En ze weten heel goed dat dit kasteel<br />

gebouwd is voor de sier, niet om een bestorming af te weren.<br />

Het theeuurtje verloopt er<strong>der</strong> in stilte. Zodra ze zich kan<br />

excuseren, schuift Sandrine haar stoel naar achteren en loopt de<br />

steile trap <strong>van</strong> de toren op. Halverwege blijft ze abrupt stilstaan.<br />

Voetstappen!<br />

Nieuwsgierig en bevreesd tegelijk volgen haar ogen de ronding<br />

<strong>van</strong> de trap omhoog, maar ze ziet nog niemand. Wie loopt daar?<br />

Zal ze teruggaan? Ach nee, het is vast iemand <strong>van</strong> het personeel.<br />

Alleen ... wat hebben die in de toren te zoeken?<br />

<strong>De</strong> vlugge voetstappen komen dichterbij. Het geluid weerkaatst<br />

tegen de dikke muren. En dan staat onverwacht Eduard voor haar.<br />

Hij botst bijna tegen haar op in zijn haast naar beneden te komen.<br />

Betrapt kijkt hij Sandrine aan, maar hij herstelt zich meteen.<br />

46


'Pardon, mademoiselle', zegt hij, op haar neerkijkend.<br />

'Het geeft niet.'<br />

Voor ze aan de ronding in de trap begint, kijkt Sandrine nog eens<br />

om. Haar blik ontmoet die <strong>van</strong> de huisknecht, maar Eduard slaat<br />

zijn ogen niet neer. <strong>De</strong> manier waarop hij terugkijkt, is op het onbe­<br />

schaamde af. Sandrine kijkt hem bevreemd aan. <strong>De</strong> knecht draait<br />

zich om en dan loopt Sandrine ook door. Buiten adem komt ze op de<br />

borstwering. Tussen de kantelen door laat ze haar ogen glijden over<br />

het vredige landschap. Geen bende woeste plun<strong>der</strong>aars te zien. Geen<br />

geluid verbreekt de stilte. En toch voelt ze zich slecht op haar gemak.<br />

Wat had Eduard hier te zoeken? Er is hier helemaal niets, behalve het<br />

uitzicht. Is dat het? Stond hij op de uitkijk? Maar waarvoor?<br />

Sandrine blijft lange tijd staan, er<strong>van</strong> overtuigd dat er een grote<br />

stofwolk in de verte zal verschijnen zodra zij zich omdraait. Uitein­<br />

delijk loopt ze met een zucht de trap weer af.<br />

<strong>De</strong> hele ver<strong>der</strong>e middag blijft Sandrine een akelig, drukkend<br />

gevoel houden. Ze maakt om niets ruzie met Michelle en ergert<br />

zich aan de afwezige houding <strong>van</strong> haar ou<strong>der</strong>s. Zelfs de dienstmeis­<br />

jes lijken gevoelig te zijn voor de stemming in het kasteel. Snel en<br />

zwijgzaam vervullen ze hun taken.<br />

En de hele tijd blijft Sandrine het betrapte gezicht <strong>van</strong> Eduard<br />

bij. Waar is hij eigenlijk?<br />

Sandrine realiseert zich dat ze hem al een hele tijd niet meer<br />

heeft gezien, terwijl hij an<strong>der</strong>s toch meestal in hun buurt is. Opeens<br />

wantrouwig geworden loopt ze naar de keuken. Er komt geen<br />

geluid achter de deur <strong>van</strong>daan. Sandrine duwt hem open.<br />

<strong>De</strong> keuken is leeg.<br />

Dat is zo ongewoon dat Sandrine met stomheid geslagen rond­<br />

kijkt. Waar is de kokkin? Ze zou allang bezig moeten zijn met het<br />

voorbereiden <strong>van</strong> de maaltijd!<br />

Haastig loopt Sandrine de gang door, zoekend om zich heen kij­<br />

kend. Maar ze ziet niemand. <strong>De</strong> dienstmeisjes zijn ook opeens ver­<br />

dwenen. Op henzelf na is het kasteel gewoon verlaten.<br />

Gealarmeerd loopt ze terug naar buiten.<br />

'Papa! MamanI' roept ze. 'Ie<strong>der</strong>een is weg!'<br />

'Weg?' herhaalt haar va<strong>der</strong>. 'Hoe bedoel je, weg?'<br />

'<strong>De</strong> kokken, de dienstmeisjes ... Ze zouden in de keuken bezig<br />

47


moeten zijn, maar er is helemaal niemand. En binnen ook niet!'<br />

<strong>De</strong> baron fronst zijn wenkbrauwen. Hij steekt het gazon over,<br />

naar de binnenplaats.<br />

'Eduard!' hoort Sandrine hem roepen. En nog eens: 'Eduard!'<br />

Eduard verschijnt niet op het bevelende geroep. Alleen Julie<br />

komt haastig aanlopen.<br />

'Monsieur! Wat is er aan de hand? Waar is ie<strong>der</strong>een?' vraagt ze<br />

verontrust.<br />

Sandrine en Michelle hollen, zo snel hun lange rokken dat toe-<br />

staan, naar de binnenplaats.<br />

<strong>De</strong> barones volgt wat waardiger.<br />

'Julie?', zegt ze vragend.<br />

'Ik weet niet wat er aan de hand is, madame. Eerlijk niet! Ik ben<br />

bang .. .'<br />

'Ja?' dringt de barones aan.<br />

'Ik weet het niet, madame', fluistert Julie. 'Maar ik heb hier een<br />

vreemd gevoel over.'<br />

'Ik hoor Ü!ts', zegt Michelle.<br />

Ze houden allemaal tegelijk op met praten.<br />

In de stilte die valt, horen ze het allemaal. In de verte klinkt<br />

rumoer. Een langzaam aanzwellend lawaai <strong>van</strong> vele mensen die<br />

dichterbij komen.<br />

Sandrine vliegt naar binnen. Ze neemt haar rokken bijeen en<br />

holt de torentrappen op. Hijgend komt ze boven. Ze ziet het<br />

meteen: over de velden trekt een grote menigte op naar het kasteel.<br />

Véél meer mensen dan er in Poissy wonen.<br />

Sandrine verbleekt. Met bonzend hart haast ze zich de wentel­<br />

trap af, terug naar de binnenplaats. Daar staan haar ou<strong>der</strong>s,<br />

Michelle en Julie met elkaar te praten. André staat er ook bij.<br />

'Papa! We moeten hier zo snel mogelijk weg. Ze gaan het kasteel<br />

bestormen!' roept Sandrine.<br />

Ie<strong>der</strong>een draait zich naar haar toe.<br />

'Wat zeg je nou?'<br />

'Bestormen?'<br />

'Wie?'<br />

'Het hele dorp ! En nog veel meer mensen!' roept Sandrine. Op<br />

dat moment komt de oude rentmeester aangehold.<br />

48


'Monsieur Ie baron! Vlucht! Ze hebben fakkels om het kasteel<br />

in brand te steken! En pieken en geweren! U moet hier weg met uw<br />

gezin! Vlug!'<br />

Michelle slaat haar hand voor haar mond. <strong>De</strong> baron draait zich<br />

abrupt om.<br />

, André, span de paarden in. Michel, vergrendel alle deuren.<br />

Julie, haal onze bagage!'<br />

'Geen tijd, monsieur', zegt Michel met beverige stem. 'Ze zijn<br />

vlakbij. U kunt beter meteen vertrekken!'<br />

Julie haast zich naar de keuken en komt terug met wat proviand<br />

in een mand.<br />

Michel schiet André te hulp in de stallen. Nog nooit heeft San­<br />

drine zo snel de paarden voor de karos zien spannen. "Even later<br />

komt de reiskoets de binnenplaats oprijden.<br />

'Snel, instappen!', zegt de baron. 'Michel, ga naar de poort en<br />

hou je gereed. Zodra we erdoor zijn, sluit je de poort en stappen jij<br />

en Corine in.'<br />

'Met alle respect, monsieur, maar ik laat het kasteel niet onbe­<br />

heerd achter.'<br />

'Dwaas!', zegt de baron geërgerd. 'Wat wou je beginnen tegen<br />

zo'n bende?'<br />

'Ze zullen ons niets doen, monsieur. We hebben zoveel familie<br />

en vrienden in het dorp. En misschien kunnen we ze er<strong>van</strong><br />

weerhouden het kasteel in brand te steken .. . '<br />

<strong>De</strong> baron kijkt de oude baas een kort ogenblik aan. Dan knikt<br />

hij. Sandrine, Michelle en de barones zijn al in de karos gestapt.<br />

Julie heeft toch nog snel wat bagage bijeengegrist en wil die aan<br />

André geven. Maar de koetsier verspilt geen tijd. Zodra ze allemaal<br />

in de karos zitten zet het rijtuig zich in beweging, de bagage op de<br />

binnenplaats achterlatend. In volle vaart rijden ze de oprijlaan af.<br />

Het grind on<strong>der</strong> de wielen knarst luid. Het geschreeuw <strong>van</strong> de<br />

menigte is nu duidelijk te horen.<br />

Michel opent de poort. <strong>De</strong> eerste opstandelingen slaan de land­<br />

weg naar het kasteel in. Als ze in de gaten krijgen dat de landheer<br />

met zijn familie vlucht, beginnen ze te rennen.<br />

Maar dan ratelen de hoge wielen <strong>van</strong> de karos al over de<br />

ophaalbrug, door de poort. Michel sluit hem haastig. Het rijtuig<br />

49


slaat rechtsaf en rijdt in vliegende vaart over de landweg, achter­<br />

volgd door stenen en gevloek.<br />

so


5<br />

<strong>De</strong> karos raast hotsend en botsend voort. In het rijtuig houden de<br />

inzittenden elkaar vast om niet tegen de wanden gesmakt te wor­<br />

den. Sandrine is bang. Met deze vaart kunnen ze elk ogenblik een<br />

ongeluk krijgen. Een <strong>van</strong> de wielen kan afbreken, of ze kunnen<br />

kantelen als ze door de bocht vliegen. Eindelijk, als de Loire in<br />

zicht komt, houdt André de paarden in. In een rustiger tempo rij­<br />

den ze urenlang voort.<br />

Als de schemering invalt, steekt baron <strong>De</strong> Billancourt zijn hoofd<br />

uit het raampje en geeft André opdracht bij de eerste de beste fat­<br />

soenlijke herberg te stoppen. In de buurt <strong>van</strong> Amboise houdt de<br />

koetsier halt.<br />

Ze stappen uit. André springt <strong>van</strong> de bok en gaat de familie<br />

voor naar binnen.<br />

In de herberg kijkt Sandrine om zich heen. In een hoek <strong>van</strong> de<br />

gelagkamer brandt een aangenaam vuur. Kaarsen op tafel en olie­<br />

lampjes aan de wanden zorgen voor verlichting. Ze zijn niet de<br />

enige gasten. Hier en daar zitten groepjes deftig geklede mensen stil<br />

en bleek bijeen. Aristocraten, net als zij . Ze kijken niemand aan en<br />

maken zich zo onopvallend mogelijk.<br />

Terwijl de vrouw <strong>van</strong> de herbergier hun kamers in orde<br />

maakt, zit de familie <strong>De</strong> BHlancourt in een hoekje <strong>van</strong> de gelag­<br />

kamer. André en Julie zitten aan een an<strong>der</strong>e tafel met elkaar te<br />

praten.<br />

'En nu?' vraagt de barones zacht. 'Gaan we terug naar Parijs?'<br />

'Wat an<strong>der</strong>s?', zegt haar echtgenoot.<br />

'We kunnen naar het buitenland vluchten.'<br />

'Waar moeten we naartoe in het buitenland? Als een stel banne­<br />

lingen zon<strong>der</strong> bezittingen leven?' <strong>De</strong> baron schudt zijn hoofd. 'Ik<br />

zou niet weten waarom. In ons huis in Parijs zijn we veilig genoeg.<br />

Het is godgeklaagd wat er allemaal gebeurt, maar daar zuJlen de<br />

gardesoldaten <strong>van</strong> de koning ons beschermen.'<br />

<strong>De</strong> vrouw <strong>van</strong> de herbergier komt de trap af.<br />

'Uw kamers zijn klaar', zegt ze.<br />

Ze staan meteen op. Tegen extra betaling kunnen ze slapen<br />

51


in aparte kamers, in plaats <strong>van</strong> in de ruimte die de min<strong>der</strong> gefor­<br />

tuneerde gasten met elkaar delen.<br />

Sandrine en Michelle hebben samen een bed. Ze kruipen dicht<br />

tegen elkaar aan.<br />

'<strong>De</strong>nk je dat ze de herbergen ook zullen aanvallen?' fluistert<br />

Michelle.<br />

Sandrine antwoordt niet. Dat is precies waar ze zelf ook bang<br />

voor is. Hier in de herberg vormen ze een gemakkelijke prooi.<br />

'Morgenavond zijn we thuis', fluistert ze terug.<br />

<strong>De</strong> volgende ochtend vertrekken ze zodra het licht is. André jaagt<br />

de paarden flink op. Langs de weg liggen zwaar beschadigde en<br />

geplun<strong>der</strong>de karossen.<br />

'Kunnen we niet sneller?' vraagt de barones nerveus.<br />

Sandrine kijkt naar haar moe<strong>der</strong>. Ze ziet bleek en haar japon is<br />

gekreukt. Maar ze heeft <strong>van</strong>ochtend zoals altijd haar hoge, gepoe­<br />

<strong>der</strong>de pruik opgezet en zit recht en waardig op haar plaats.<br />

Sandrine kijkt naar buiten. Kloosters en kastelen doemen in de<br />

verte op. Maar telkens als ze er vlak langskomen, blijken de muren<br />

zwartgeblakerd te zijn, en de deuren versplinterd. Op de gazons<br />

liggen kapotgetrapte schil<strong>der</strong>ijen, delen <strong>van</strong> meubelstukken, flarden<br />

kleding.<br />

'Mon Dieu; mompelt de baron.<br />

Michelle en Sandrine kijken hun ou<strong>der</strong>s geschokt aan.<br />

'<strong>De</strong> meesten zullen wel zijn gevlucht', stelt de baron zijn doch­<br />

ters gerust.<br />

Sandrine kijkt uit het raampje en ziet een verwoest klooster, dat<br />

half schuilgaat achter hoge bomen, aan zich voorbijtrekken. Tussen<br />

de takken <strong>van</strong> de bomen bungelen donkere silhouetten. Sandrine<br />

drukt haar neus tegen het raampje. <strong>De</strong> bruine zoom <strong>van</strong> de pij <strong>van</strong><br />

een monnik flitst aan haar voorbij.<br />

Verschrikt kijkt ze weg, recht in de ogen <strong>van</strong> haar va<strong>der</strong>. Hij<br />

houdt haar blik vast en schudt langzaam en nadrukkelijk zijn<br />

hoofd. Voorzichtig knikt hij naar Michelle, die met gesloten ogen<br />

stijf naast haar zit.<br />

Bleekjes staart Sandrine naar haar voeten. Ze durft nauwelijks<br />

meer naar buiten te kijken. M en toe gluurt ze uit haar ooghoeken.<br />

52


<strong>De</strong> reis bestaat niet alleen maar uit verschrikkingen. Tussen de<br />

kastelen werken de boeren rustig op het land, alsof ze niets<br />

gemerkt hebben <strong>van</strong> wat zich in hun omgeving heeft afgespeeld. Ze<br />

rijden de hele dag door, maar schieten niet erg op. Bij ie<strong>der</strong> stadje<br />

en ie<strong>der</strong>e brug moeten ze halt houden voor patrouillerende sol­<br />

daten <strong>van</strong> de Nationale Garde. Met veel geschreeuw laten de sol­<br />

daten <strong>van</strong> de burgerwacht alle voorbijgangers stoppen.<br />

'Daar gaan we weer', zucht baron <strong>De</strong> Billancourt.<br />

Er verschijnt een nors, vuil gezicht voor het raampje <strong>van</strong> de<br />

karos, dat onbeschaamd naar binnen kijkt.<br />

'Aristo's!' schreeuwt hij en spuwt tegen het portier. Sandrine<br />

grijpt Michelles hand. Ze laten elkaar pas los als de soldaat een<br />

gebaar <strong>van</strong> doorrijden maakt.<br />

'Waar moet dit allemaal naartoe?' mompelt de barones ontzet.<br />

'Ik vraag me af waarom de koning niet ingrijpt.'<br />

'We moeten maar rustig afwachten tot het ergste voorbij is', zegt<br />

de baron gelaten. 'Als het uit de hand loopt, grijpt de koning wel<br />

in.'<br />

'Het is al uit de hand gelopen', zegt zijn vrouw.<br />

Aan het einde <strong>van</strong> de dag bereiken ze doodmoe Parijs. Ook<br />

bij de stadspoorten staan soldaten, die eruitzien als landlopers.<br />

Vrijwilligers die de Revolutie steunen, gekleed in vuile uniformen,<br />

met hoge zwarte hoeden waarop een driekleurige kokarde prijkt.<br />

Ze maken grove grappen in een bijna onverstaanbaar dialect en<br />

drijven Sandrines va<strong>der</strong> tot het uiterste met hun onbeschofte je en jou.<br />

<strong>De</strong> pruik <strong>van</strong> de barones wordt <strong>van</strong> haar hoofd getrokken en<br />

opnieuw gepoe<strong>der</strong>d - met het stof <strong>van</strong> de straat. Een grapjas plast<br />

eroverheen en gooit de pruik terug in de karos. <strong>De</strong> barones zwijgt<br />

hooghartig.<br />

Sandrine werpt haar va<strong>der</strong> angstige blikken toe. Zijn gezicht is<br />

donkerrood.<br />

<strong>De</strong> soldaten lijken niet <strong>van</strong> plan te zijn hen zomaar door te<br />

laten. Ze drentelen om het rijtuig heen en roepen elkaar <strong>van</strong> alles<br />

toe wat Sandrine niet verstaat. Aan de an<strong>der</strong>e kant <strong>van</strong> de poort, in<br />

de stad, blijven voorbijgangers staan. En achter de karos vormen<br />

nieuwkomers een lange rij nieuwsgierige toeschouwers. <strong>De</strong> meeste<br />

mensen zijn lopend of zitten op krakkemikkige wagens. Sandrine<br />

53


ziet ze knikken naar het familiewapen op de deur <strong>van</strong> hun rijtuig.<br />

Ze ziet norse gezichten naast de raampjes verschijnen. Er worden<br />

opmerkingen gemaakt, er wordt geschreeuwd. Dan rukt iemand<br />

onverwacht de deur open.<br />

'Eruit!'<br />

Vo or ze het weet, wordt Sandrine aan haar arm uit het rijtuig<br />

getrokken. Julie probeert haar nog vast te grijpen, maar ze is te<br />

laat. Sandrine gilt het uit. Aan de an<strong>der</strong>e kant <strong>van</strong> de karos worden<br />

haar ou<strong>der</strong>s en Michelle naar buiten gesleurd. Julie moet blijven<br />

zitten. Sandrine vliegt naar haar va<strong>der</strong> toe, die zijn armen om<br />

haar heen slaat. Haar moe<strong>der</strong> en Michelle komen dicht bij hen<br />

staan.<br />

Verschrikt kijkt Sandrine naar de vijandige groep mannen en<br />

vrouwen die zich om hen heen verzamelt. Ze voelen aan de fijne<br />

stof <strong>van</strong> haar japon, wijzen op de mouwen met kanten stroken <strong>van</strong><br />

de baron en op zijn schoenen met glimmende gespen. Sandrine ziet<br />

dat haar va<strong>der</strong> zijn mond opent om woedend uit te vallen, maar<br />

een breedgeschou<strong>der</strong>de kerel geeft hem een duw. Zijn hand laat een<br />

vuile afdruk achter op de jas <strong>van</strong> de baron.<br />

'Vervloekte aristo!' schreeuwt de man hem in het gezicht.<br />

André is al <strong>van</strong> de bok getrokken en wordt in de karos geduwd,<br />

naast Julie. Lachend en schreeuwend rennen de omstan<strong>der</strong>s op het<br />

rijtuig af, stappen in en klimmen op de bok.<br />

'Vooruit!' schreeuwt de breedgeschou<strong>der</strong>de kerel.<br />

On<strong>der</strong> wild gejuich <strong>van</strong> alle toegestroomde voorbijgangers schiet<br />

de karos naar voren, de poort door. <strong>De</strong> poortwachters kijken het<br />

met een brede grijns aan.<br />

'En u kunt voor de veran<strong>der</strong>ing eens een stukje lopen! Wij zullen<br />

u graag naar huis begeleiden!' spotlacht de brede man met een bui­<br />

ging en een zwaai <strong>van</strong> zijn muts.<br />

<strong>De</strong> baron wil een arm om zijn dochters slaan, maar Sandrine en<br />

Michelle worden door vele ruwe handen in de richting <strong>van</strong> de<br />

poort geduwd. Op korte afstand volgen de baron en de barones. In<br />

de schaduw <strong>van</strong> de huizen haasten ze zich voort, achtervolgd door<br />

een steeds groter wordende groep, die voornamelijk uit vrouwen<br />

bestaat. Het geklepper <strong>van</strong> hun klompen en hun krijsend gezang<br />

weerkaatsen tegen de gevels <strong>van</strong> de huizen.'<br />

S4


ça ira, ça ira<br />

les aristocrats<br />

on les pendra<br />

á la lanterne!<br />

Sandrine kijkt zoveel mogelijk vóór zich. Ie<strong>der</strong>e keer als ze een lantaarn<br />

ziet opdoemen, staat ze doodsangsten uit.<br />

Maar het gezang <strong>van</strong> de vrouwen over aristocraten ophangen<br />

aan lantaarns klinkt eer<strong>der</strong> vrolijk dan dreigend. Toch durft ze hen<br />

niet aan te kijken. <strong>De</strong> aanblik <strong>van</strong> zoveel hologige vrouwen, in vodden<br />

gekleed en met vette haren die on<strong>der</strong> hun mutsen <strong>van</strong>daan<br />

slierten, maakt haar koud <strong>van</strong> angst. Ze negeert de beledigingen, ze<br />

protesteert niet als iemand een stuk kant <strong>van</strong> haar mouw trekt en<br />

ze krimpt alleen heel even in elkaar als er vieze drek door de lucht<br />

vliegt en in haar haren belandt. Ze kijkt voorzichtig om naar haar<br />

va<strong>der</strong>, die paars <strong>van</strong> woede ziet maar niets zegt. Haar moe<strong>der</strong> stapt<br />

met haar kin in de lucht zo waardig mogelijk voort. Begrijpt ze dan<br />

niet dat het juist dát is wat die vieze vrouwen zo razend maakt?<br />

Sandrine zou het haar wel willen toeschreeuwen.<br />

<strong>De</strong> tocht duurt eindeloos en er sluiten zich steeds meer mensen<br />

bij de stoet aan. Ze lachen en wijzen naar die voorname aristo's,<br />

die voortstruikelen door mod<strong>der</strong> en viezigheid.<br />

En dan, als ze een hoek omgaan, staat daar het rijtuig op hen te<br />

wachten. <strong>De</strong> laatste oproerkraaiers tuimelen er net uit. Van een<br />

afstand ziet Sandrine al dat de karos zwaar beschadigd is. Het<br />

familiewapen is <strong>van</strong> de deuren gekrast, de raampjes zijn ingeslagen<br />

en de gordijntjes eraf gerukt.<br />

André wenkt Sandrine en haar familie ongeduldig en ze vliegen<br />

op hem af, de karos in. Nog voor ze kunnen vertrekken, zijn ze al<br />

omgeven door een jouwende menigte.<br />

'Ja, ga dan!' brult de baron door het raam.<br />

André legt de zweep over de paarden en het rijtuig schiet naar<br />

voren. <strong>De</strong> mensen laten hen zowaar doorgaan. Ze hebben hun pleziertje<br />

gehad.<br />

In de karos durft Sandrine haar va<strong>der</strong> en moe<strong>der</strong> nauwelijks aan<br />

te kijken. Bewegingloos zitten ze op de kapotgesneden kussens,<br />

hun gezichten strak <strong>van</strong> woede en verne<strong>der</strong>ing. Julie zit er aangesla-<br />

55


gen bij. Beschaamd mompelt ze wat verontschuldigingen, maar niemand<br />

antwoordt.<br />

Ze rijden langs het Hotel des Invalides, slaan de Rue de Varenne<br />

in, en na een tijdje stopt de karos voor de poort. Als die openzwaait<br />

en ze de binnenplaats oprijden, blijkt het herenhuis nog in<br />

precies dezelfde staat te zijn als toen ze vertrokken. Sandrine slaakt<br />

een zucht <strong>van</strong> verlichting.<br />

Jules, de portier, komt hun tegemoet. Verschrikt kijkt hij naar de<br />

gescheurde, vuile japonnen <strong>van</strong> de barones en haar dochters. Hij<br />

moet de barones on<strong>der</strong>steunen als ze het huis binnengaat. Later, als<br />

ze zich heeft opgefrist, gaat Sandrine in een <strong>van</strong> de vensternissen in<br />

haar slaapkamer zitten. Ze staart naar de inmiddels donkere tuin.<br />

In het huis heerst stilte. Haar moe<strong>der</strong> ligt met zware hoofdpijn op<br />

bed, Michelle heeft zich teruggetrokken en haar va<strong>der</strong> zit in zijn<br />

studeerkamer, waar hij ongetwijfeld te veel drinkt. Parijs.<br />

Ze zijn weer thuis. Het voelt alleen helemaal niet zo.<br />

56


DEEL 2<br />

1792-1793


6<br />

Zomaar opeens moet Sandrine aan Nicolas denken. Het is alweer<br />

drie jaar geleden dat ze hem voor het laatst heeft gezien - en dat ze<br />

voor het laatst in Poissy was. <strong>De</strong>nken aan Poissy is denken aan die<br />

overval. Aan wat er gebeurd had kunnen zijn. En het is denken aan<br />

Nicolas. Heeft hij meegelopen in die opmars naar het kasteel?<br />

Gewapend met een bijl of een fakkel?<br />

En Eduard? Zou hij tegen hen opgetrokken zijn? In ie<strong>der</strong> geval<br />

hebben ze de knecht nooit meer gezien.<br />

Pas later, toen ze weer in Parijs waren, hoorden ze dat de arme<br />

plattelandsbevolking het hoofd verloren had door allerlei geruchten<br />

die de ronde deden. Geruchten over Oosteruijkse en Pruisische<br />

troepen, die met de steun <strong>van</strong> de gevluchte Franse edelen de opstandige<br />

boeren kwamen afstraffen. Loos alarm, maar toen waren<br />

kastelen en kloosters in heel Frankrijk al veran<strong>der</strong>d in rokende<br />

puinhopen. Want de machtige geestelijkheid heeft zich net zo<br />

gehaat gemaakt als de adel. Het heeft ook niet lang geduurd voor<br />

de revolutionaire regering de godsdienst afschafte, zodat alle kloosters<br />

en kerken leeg kwamen te staan.<br />

Sandrines va<strong>der</strong> is een keer teruggegaan naar het kasteel. <strong>De</strong><br />

muren stonden nog overeind, maar binnen was alles wat waarde<br />

had verdwenen. <strong>De</strong> grote portretten <strong>van</strong> vele generaties <strong>De</strong> Billancourts<br />

lagen in een verkoolde hoop op de binnenplaats.<br />

Meestal lukt het Sandrine wel om ie<strong>der</strong>e gedachte aan Poissy<br />

tegen te houden.<br />

Maat nu ineens, als ze op een eindeloze rij wachtenden voor de<br />

bakkerswinkel stuit, moet ze aan Nicolas denken. Wat zou hij<br />

doen? Zou hij meer te eten hebben nu het kasteel is geplun<strong>der</strong>d?<br />

Heeft hij wat kostbaarheden naar zich toe gegraaid om ze in te ruilen<br />

voor brood? Misschien is hij wel in haar kamer geweest; heeft<br />

hij haar sieraden meegenomen ...<br />

'Kom, mademoiselle', spoort Julie haar aan. Sandrine schrikt op.<br />

'Je zei mademoiselle', waarschuwt ze.<br />

'Ol Ik kan er maar niet aan wennen', zegt Julie met een zucht.<br />

'Het voelt niet góed om u bij de voornaam aan te spreken.'<br />

S8


'Op straat moet je dat toch maar doen', zegt Sandrine. 'Je weet<br />

toch dat ik er geen problemen mee heb.'<br />

'Nee, u niet. Maar madame ... Ik kan haar gewoon niet recht in<br />

haar gezicht burgeres noemen. Stel je voor! Ik kán het niet. En ik<br />

doe het ook niet. Ook al word ik ervoor opgepakt. <strong>De</strong> nieuwe rege­<br />

ring kan wel zoveel zeggen. Adellijke titels afschaffen, ie<strong>der</strong>een met<br />

je en burger aanspreken ... Het is heel mooi dat ze vinden dat alle<br />

mensen gelijk zijn, maar om nu in de ge<strong>van</strong>genis gegooid te worden<br />

als je alleen maar beleefd wilt zijn ... Het gaat me allemaal te ver. '<br />

Sandrine loopt nadenkend door. Dikwijls heeft ze het gevoel dat<br />

Julie meer moeite heeft met de sociale omwentelingen dan zij.<br />

Eigenlijk spreekt haar het idee <strong>van</strong> gelijke rechten voor ie<strong>der</strong>een<br />

wel aan. Het betekent in ie<strong>der</strong> geval dat de mensen in Poissy weer<br />

kunnen jagen en hout kappen in het bos. Maar haar va<strong>der</strong> kan zich<br />

vreselijk opwinden bij die gedachte. Hij doet altijd alsof hij een<br />

voorstan<strong>der</strong> is <strong>van</strong> de Revolutie, maar alleen om geen last te krij­<br />

gen met de nieuwe regering. En met zijn personeel, dat gewoon een<br />

klacht indient als ze denken dat de baron hen onrechtvaardig<br />

behandelt. En voor onrechtvaardige edelen heeft de revolutionaire<br />

regering heel vlug de leegstaande kloosters als ge<strong>van</strong>genis ingericht.<br />

Haar moe<strong>der</strong> komt nooit meer buiten de tuin sinds ze op straat<br />

joviaal werd begroet en met burgeres werd aangesproken. Ze ligt<br />

vaak hele dagen met hoofdpijn op bed. Haar pruiken poe<strong>der</strong>t ze<br />

met tarwemeel, nu gewone poe<strong>der</strong> niet meer te krijgen is. Maar<br />

het wordt ook voor hen steeds moeilijker om aan meel te komen.<br />

Ze geven bijna al hun geld uit aan eten en niet langer aan<br />

luxeartikelen, die trouwens bijna niet meer te krijgen zijn. Alleen<br />

in de Rue St. Honoré weet Sandrine nog een voorname winkel,<br />

waar alleen de rijksten zich vertonen. Haar moe<strong>der</strong> en Michelle<br />

durven niet buiten de poort te komen, maar Sandrine houdt het<br />

niet uit in de achtertuin. Het is een 'prachtige zomer en ze loopt<br />

graag over straat, zelfs helemaal naar de Rue St. Honoré, aan de<br />

an<strong>der</strong>e kant <strong>van</strong> de Seine. Daar heeft ze net een paar stroken kant<br />

gekocht, om de versleten kanten mouwen <strong>van</strong> hun japonnen te<br />

ver<strong>van</strong>gen.<br />

<strong>De</strong> gerepareerde karos staat al twee jaar ongebruikt in het<br />

koetshuis.' Geen edelman haalt het nog in zijn hoofd om in een<br />

59


duur rijtuig over straat te gaan, waar overal gardisten met dreigen­<br />

de pieken rondslenteren.<br />

Sandrine voelt aan haar borst. <strong>De</strong> grote witte kokarde zit stevig<br />

aan haar lijfje vastgespeld. Zolang ze die draagt, zal geen gardes 01-<br />

daat haar lastigvallen.<br />

Ze lopen de Rue de Varenne in. <strong>De</strong> dure buurt Saint-Germain is<br />

veran<strong>der</strong>d. <strong>De</strong> meeste herenhuizen staan leeg. <strong>De</strong> verf op deuren en<br />

kozijnen blad<strong>der</strong>t.<br />

'Ik vind het zo goed dat u dat ding gewoon draagt', zegt Julie.<br />

'Ik heb uw moe<strong>der</strong> en Michelle er nog nooit mee gezien.'<br />

Sandrine schiet in de lach. Haar moe<strong>der</strong> met het teken <strong>van</strong> de<br />

Revolutie op haar borst! Ze laat zich nog liever in de ge<strong>van</strong>genis<br />

gooien.<br />

'Ik geloof wel in de Revolutie', zegt Sandrine. 'Ik denk dat het<br />

goed is dat er iets veran<strong>der</strong>t. Ik vind ook dat ie<strong>der</strong>een recht heeft<br />

op voldoende eten. Als ik eraan denk wat er bij ons na een maaltijd<br />

altijd terug naar de keuken ging... En wat dan gewoon werd<br />

weggegooid .. .'<br />

huis.'<br />

'Dat werd het niet', zegt Julie. '<strong>De</strong> meiden namen het mee naar<br />

'0', zegt Sandrine.<br />

Ze blijft staan voor de poort <strong>van</strong> haar ou<strong>der</strong>lijk huis. <strong>De</strong> portier<br />

doet open en Sandrine steekt de binnenplaats over naar het brede<br />

bordes. Ze duwt de deur open en stapt de koele hal binnen. Vanuit<br />

de salon komt de hoge, bijna overspannen stem <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong><br />

haar tegemoet.<br />

'Waarom gaan we hier niet weg?' hoort Sandrine haar zeggen.<br />

'Ik ben het zo moe om me als uitschot te laten behandelen! Waar­<br />

om gaan we niet naar KoblenZ?'<br />

'En al onze bezittingen door dat revolutionaire gespuis in beslag<br />

laten nemen?' klinkt de zware stem <strong>van</strong> de baron. 'Ik peins er niet<br />

over! Dit gaat allemaal al veel te ver. <strong>De</strong> koning als een misdadiger<br />

opsluiten! In plaats <strong>van</strong> te vluchten had hij die hele Revolutie de<br />

kop moeten indrukken. Al die schreeuwerds die hem gewoon bij<br />

zijn achternaam noemen - waar halen ze de moed <strong>van</strong>daan om<br />

Capet te zeggen in plaats <strong>van</strong> Majesteit - die had hij op de Place de<br />

Grève moeten laten ophangen. <strong>De</strong> koning is de baas, niet het volk,<br />

60


en dat had hij heel goed duidelijk moeten maken! In plaats daar<strong>van</strong><br />

gaat hij er midden in de nacht met zijn hele familie <strong>van</strong>door . . . en<br />

wordt weer gepakt. Nu is het te laat. Hij is een ge<strong>van</strong>gene in zijn<br />

eigen paleis en niemand neemt hem nog serieus. En intussen zitten<br />

die blaaskaken <strong>van</strong> de Nationale Verga<strong>der</strong>ing in de koninklijke<br />

loge in het theater, terwijl er nog steeds mensen op straat sterven<br />

<strong>van</strong> de honger. Over gelijke rechten gesproken ... bah!'<br />

Sandrine gluurt om de hoek <strong>van</strong> de deur. Haar va<strong>der</strong> haalt drif­<br />

tig zijn zilveren snuifdoos tevoorschijn, snuift en niest. Haar moe<strong>der</strong><br />

zit op een antiek stoeltje en masseert met haar vingers haar<br />

slapen. Sandrine trekt zich voorzichtig terug en gaat de trap op,<br />

naar haar kameL Ze moet haar va<strong>der</strong> gelijk geven: tot nu toe heeft<br />

gelijkheid voor ie<strong>der</strong>een het gewone volk geen hap brood méér<br />

opgeleverd.<br />

Erger nog, er is nu ook nog oorlog uitgebroken. <strong>De</strong> geëmigreer­<br />

de Franse edelen hebben een leger op de been gebracht. Ze worden<br />

gesteund door vorsten uit het buitenland, die bang zijn dat de vonk<br />

<strong>van</strong> de Revolutie naar hun eigen land zal overslaan als ze die niet<br />

tijdig doven.<br />

Sandrine gaat voor het raam staan en kijkt uit over de zonnige<br />

tuin. Michelle zit in de schaduw <strong>van</strong> een boom te lezen. Haar wijd<br />

uitgespreide rokken bedekken het bankje waarop ze zit volledig.<br />

Op het tafeltje naast haar staan een pot thee en een schaaltje met<br />

lekkernijen, waar<strong>van</strong> ze zich bijna achteloos bedient.<br />

Sandrine wendt zich af en laat zich op haar rug op het bed vallen.<br />

Het is september en warm. Sandrine zit in de schaduw <strong>van</strong> een kastanj<br />

eboom in de tuin en waait zich koelte toe met haar waaier. Uit<br />

de hete, stinkende stad dringt een onheilSpellend geruis tot haar<br />

door. <strong>De</strong> hele zomer heeft de oorlogsdreiging boven Parijs gehan­<br />

gen, maar nu wordt de stad zelf bedreigd en bereikt de spanning<br />

het kookpunt.<br />

Ook Sandrine is bang. Twee weken geleden zijn de Pruisen<br />

on<strong>der</strong> leiding <strong>van</strong> de hertog <strong>van</strong> Brunswijk Frankrijk binnengevallen.<br />

<strong>De</strong>ze week hebben ze Verdun ingenomen en nu trekken ze op<br />

naar Parijs om een einde aan de Revolutie te maken.<br />

Sandrine durft zich niet meer op straat te vertonen. <strong>De</strong> haat ten<br />

61


opzichte <strong>van</strong> de adel neemt de laatste weken weer sterk toe. <strong>De</strong><br />

mensen geloven dat de hertog <strong>van</strong> Brunswijk spionnen heeft on<strong>der</strong><br />

de edelen die nog in Parijs wonen, en dat ze <strong>van</strong> plan zijn de koning<br />

uit de Tuilerieën te bevrijden en hem weer op zijn troon te zetten.<br />

Die avond zit de familie <strong>De</strong> Billancourt zwijgend aan het diner. Bui­<br />

ten liggen de straten er stil en verlaten bij. Het is juist die stilte die<br />

Sandrine niet bevalt. Ze prikt wat rond op haar bord en spitst haar<br />

oren bij ie<strong>der</strong> geluid. Heel in de verte wordt de stilte verstoord<br />

door tromgeroffel.<br />

'Wat is dat?' Michelle kijkt op.<br />

Sandrine on<strong>der</strong>schept de verontruste blik die haar ou<strong>der</strong>s wisse­<br />

len. In de verte klinken schelle kreten.<br />

'Ik ga eens kijken'. Haar va<strong>der</strong> gooit zijn servet op tafel en loopt<br />

de eetkamer uit. Hij blijft lang weg.<br />

Buiten wordt er weer geschreeuwd, steeds lui<strong>der</strong> en steeds dich­<br />

terbij . <strong>De</strong> barones schuift haar stoel naar achteren en verlaat haas­<br />

tig de eetkamer. Michelle volgt haar.<br />

Op dat moment beginnen er stormklokken te luiden. Sandrine<br />

vliegt naar het raam <strong>van</strong> de eetkamer, maar alles wat ze ziet, is de<br />

donkere tuin. Ze gooit de terrasdeuren open. Het onheilspellende<br />

gebeier <strong>van</strong> de klokken dreunt in haar oren. Ze voelt hoe de haar­<br />

tjes in haar nek overeind gaan staan.<br />

'Mademoiselle Sandrine! Kom vlug!' Julie komt binnen, bleek<br />

en met grote ogen.<br />

'Wat is er? Wat gebeurt er allemaal?' Sandrine laat zich door<br />

Julie meetrekken. In de hal staan haar ou<strong>der</strong>s en zus bijeen. Haar<br />

moe<strong>der</strong> wringt haar handen. Ze komt naar Sandrine toe en trekt<br />

haar tegen zich aan.<br />

'Laat me los, maman, ik ben geen klein kind! Wat is er aan de<br />

hand ?' vraagt Sandrine dringend.<br />

Jules.<br />

'Ze komen ons halen', fluistert haar moe<strong>der</strong>. Sandrine kijkt naar<br />

'Het is waar, mademoiselle', zegt Jules beverig. 'André is pols­<br />

hoogte gaan nemen. Overal worden aristocraten uit hun huizen<br />

gesleept en op karren weggevoerd.' Hij wendt zich tot Sandrines<br />

va<strong>der</strong>. 'U moet vluchten, baron, u allemaal! Snel!'<br />

<strong>De</strong> baron kijkt door het venster naar de binnenplaats. Vanachter<br />

62


de toegangspoort aan de straatzijde klinken harde stemmen. Er<br />

wordt met iets zwaars op de poort gebeukt.<br />

'Door de tuin, heer! Door het poortje in de tuin!', zegt Jules<br />

dringend.<br />

Op de binnenplaats klinken snelle voetstappen. Dan wordt er op<br />

de voordeur geroffeld.<br />

'Opendoen, in naam <strong>van</strong> het Vo lk!' schreeuwt iemand.<br />

<strong>De</strong> Nationale Garde!<br />

'Vlug!' Madame de Billancourt duwt Michelle voor zich uit naar<br />

de eetkamer, waar de terrasdeuren openstaan, en kijkt om waar<br />

haar jongste dochter blijft.<br />

'Schiet op Sandrine!' roept ze geagiteerd.<br />

Sandrine wil achter haar moe<strong>der</strong> en zuster aan rennen, maar<br />

Julie houdt haar tegen. Met haar vinger tegen haar lippen wijst ze<br />

naar de kast on<strong>der</strong> de trap, waar een luik zit.<br />

'Snel, mademoiselle. U maakt geen enkele kans als u nu de tuin<br />

inrent', zegt Julie zacht. 'Niet bang zijn, dat luik zit op een heel<br />

ongebruikelijke plaats. Niemand zal u vinden.'<br />

Ze houdt het luik open zodat Sandrine zich in de donkere ruimte<br />

eron<strong>der</strong> kan laten zakken. Er is precies plaats voor één persoon.<br />

Sandrine kijkt angstig omhoog naar Julie.<br />

'Maakt u zich geen zorgen, mademoiselle. Als ze weg zijn, gaat<br />

u dan naar die mensen in de Rue des Francs-Bourgeois, de familie<br />

Lambertin', zegt Julie zacht. 'Zeg dat ik u gestuurd heb.'<br />

Het luik klapt dicht en het wordt zo donker als Sandrine nog<br />

nooit heeft meegemaakt: een duisternis zon<strong>der</strong> het minste streepje<br />

licht. Doodsbang draait Sandrine haar hoofd <strong>van</strong> links naar rechts,<br />

maar ze blijft in een inktzwart niets kijken.<br />

Boven haar begeeft de voordeur het met een enorme klap. Zware<br />

laarzen dreunen door de hal, de trap op. <strong>De</strong>uren worden openge­<br />

gooid. Sandrine hoort de luide protesten <strong>van</strong> haar va<strong>der</strong> als hij naar<br />

buiten wordt gesleurd. Zijn woedende geschreeuw weerklinkt op de<br />

binnenplaats, maar ze hoort een on<strong>der</strong>toon <strong>van</strong> angst in zijn stem.<br />

Uit de tuin klinkt het gegil <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong> en Michelle. Ze wor­<br />

den terug naar binnen gesleept, de hal door en de binnenplaats op.<br />

Hun angstige stemmen worden overstemd door de gesnauwde<br />

bevelen.<br />

63


Sandrine begint te trillen. Ze drukt haar vuist in haar mond om<br />

het niet uit te schreeuwen. Na een tijdje hoort ze wielen de binnenplaats<br />

af ratelen.<br />

'Er moet er nog een zijn!' schreeuwt een stem. 'Doorzoek het<br />

huis!' Nog lange tijd klinken er overal voetstappen. Dan wordt het<br />

stil. Zijn ze weg?<br />

Sandrine krijgt kramp in haar benen. Ze probeert te gaan verzitten,<br />

maar stoot haar elleboog, een hol geluid, dat ver doorklinkt.<br />

Er klikken hakken op de plavuizen in de hal. <strong>De</strong> deur <strong>van</strong> de kast<br />

on<strong>der</strong> de trap gaat open. Hij piept in zijn scharnieren. In doodsangst<br />

krimpt Sandrine ineen.<br />

Nu zien ze het luik. Nu vinden ze haar.<br />

Ze knijpt haar ogen stijf dicht. Boven haar valt de deur met een<br />

klap weer dicht.<br />

<strong>De</strong> rust keert weer in huis. Sandrine zit op haar hurken in het<br />

donker en rilt onophoudelijk. Niets kan haar ertoe bewegen uit<br />

haar schuilplaats te komen. Ze blijft maar beven en klappertanden.<br />

Uiteindelijk komt ze met veel moeite overeind. Ze duwt het luik<br />

open, trekt zich op aan de rand en worstelt zich omhoog. Stijf en<br />

verkrampt stapt ze uit de kast en loopt aarzelend de hal in. Daar is<br />

het stikdonker, maar ze durft geen licht te maken. <strong>De</strong> stormklok­<br />

ken luiden niet meer. Haar voetstappen op de plavuizen klinken<br />

luid, veel te luid. Op haar tenen loopt Sandrine door de hal. <strong>De</strong><br />

deur naar de salon staat open.<br />

Sandrine kijkt naar binnen. <strong>De</strong> gordijnen zijn opengerukt en in<br />

het naar binnen vallende maanlicht ziet ze dat alle meubels<br />

omvergegooid zijn. Het zilver is verdwenen; schil<strong>der</strong>ijen zijn <strong>van</strong> de<br />

muur gerukt.<br />

Sandrine zet de favoriete leunstoel <strong>van</strong> haar va<strong>der</strong> overeind. <strong>De</strong><br />

kristallen luchter tinkelt zachtjes door de luchtstroom die ze veroorzaakt<br />

als ze door de ,schuifdeuren naar de eetkamer loopt. Op<br />

de drempel blijft ze staan. Ze voelt zich een indringer die zich ver­<br />

gaapt aan een abrupt afgebroken familieleven.<br />

Op tafel staan lege wijnglazen en lege schotels. Die waren nog<br />

vol toen ze aan tafel zaten . Een rode vlek <strong>van</strong> een omgestoten glas<br />

wijn ontsiert het tafellaken. <strong>De</strong> stoelen staan ver achteruitgescho­<br />

ven.<br />

64


Sandrine kijkt rond. Zaten ze werkelijk een paar uur geleden<br />

hier nog rustig bij elkaar? Haar keel doet pijn <strong>van</strong> de ingehouden<br />

tranen. Maar als ze gaat huilen verliest ze haar zelfbeheersing, en<br />

dat mag nu niet gebeuren. Ze moet nadenken. En vlug, want ze<br />

kunnen terugkomen.<br />

Ze haast zich terug naar de hal en gaat de trap op naar de zol­<br />

<strong>der</strong>, waar de meiden hun kamers hebben. Hierboven zijn geen<br />

ramen, dus ze durft nu wel een kaars aan te steken.<br />

Sandrine kijkt rond in het kamertje <strong>van</strong> een <strong>van</strong> de meisjes. Ze is<br />

hier nog nooit geweest. Wat is het klein. En donker.<br />

Ze trekt een kastje open en rommelt tussen mutsjes, on<strong>der</strong>goed<br />

en rokken. Moeizaam maakt ze de eindeloze rij knoopjes op haar<br />

rug open, tot ze uit haar japon kan stappen. <strong>De</strong> vele meters mous­<br />

seline ruisen naar beneden en blijven in een hoop aan haar voeten<br />

liggen. Ze maakt de heupstukken los en gooit ze in een hoek. Ze<br />

trekt ook de kanten on<strong>der</strong>rok uit en schiet in een eenvoudige grijze<br />

rok. Hij past goed. Het lijfje sluit keurig om haar bovenlichaam.<br />

<strong>De</strong> rok is iets te kort, maar dat is niet erg. Dat hoort zelfs zo, bij<br />

dienstmeiden.<br />

Ze loopt de trap af en gaat naar haar va<strong>der</strong>s studeerkamer. Ach­<br />

ter het grote portret <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong> bevindt zich een holte in de<br />

muur, waarin een met ijzer beslagen kistje staat. Sandrine maakt<br />

het kistje open en haalt al het spaargeld en wat sieraden eruit. Ze<br />

pakt twee losse zakken uit de kast in haar slaapkamer, bindt die<br />

met een koord om haar middel en stopt het geld en de sieraden<br />

erin. Door een split in haar rok kan ze erbij .<br />

Opschieten nu! Haastig trekt ze haar mantel aan en loopt naar<br />

de grote deur die toegang geeft tot de binnenplaats.<br />

kar.<br />

Op dat moment hoort ze paardenhoeven en het gekraak <strong>van</strong> een<br />

Ze zijn terug!<br />

Sandrine trekt wit weg. In paniek rent ze terug, de eetkamer in,<br />

en glipt door de terrasdeuren naar buiten. Over het gazon holt ze<br />

naar het poortje achter in de tuin. In het huis worden deuren ge­<br />

opend en dichtgesmeten.<br />

Wild rukt Sandrine aan de klink <strong>van</strong> het poortje. Op slot! Er<br />

klinken stemmen op het terras.<br />

65


Gejaagd kijkt Sandrine over haar schou<strong>der</strong>. Ze rent naar een<br />

grote boom in de hoek <strong>van</strong> de tuin: de enige boom waar ze <strong>van</strong><br />

jongs af aan al zon<strong>der</strong> opstapje in kan klimmen. Voorzichtig zet ze<br />

haar voet op een dikke tak en verplaatst haar gewicht. Hij kraakt<br />

hevig, maar de tak houdt haar.<br />

Het gedempte geluid <strong>van</strong> snelle voeten over het gazon; het licht<br />

<strong>van</strong> lantaarns, dat zoekend door de donkere tuin glijdt ... Stemmen<br />

komen dichterbij .<br />

Haastig stapt Sandrine over op de volgende tak. Behoedzaam<br />

klimt ze hoger en hoger. Door de bla<strong>der</strong>en heen ziet ze de soldaten<br />

<strong>van</strong> de Nationale Garde bij ie<strong>der</strong>e boom omhoogkijken. Vooral de<br />

boom waaron<strong>der</strong> een bankje staat, wordt langdurig door lantaarns<br />

belicht.<br />

Sandrines keel wordt droog <strong>van</strong> angst. Haar hart bonst zo fel en<br />

pijnlijk dat ze bijna geen adem kan halen.<br />

<strong>De</strong> soldaten lopen nog een tijdje heen en weer. Ze praten met<br />

elkaar, kijken on<strong>der</strong> struiken, rammelen aan het afgesloten poortje<br />

in de muur en staken dan hun zoektocht. <strong>De</strong> een na de an<strong>der</strong> keert<br />

terug naar het huis.<br />

Lange tijd blijft Sandrine in de bopm zitten. Gaan ze echt weg?<br />

Hebben ze haar wéér niet ontdekt? Heel voorzichtig klimt ze naar<br />

beneden. Ze moet zich goed vasthouden, want ze trilt over haar<br />

hele lichaam.<br />

Behoedzaam loopt ze in de richting <strong>van</strong> het huis, steeds de don­<br />

kerste plekken in de tuin opzoekend. <strong>De</strong> maan zet het terras in het<br />

volle licht. Sandrine aarzelt lang voor ze die paar stappen over het<br />

terras durft te nemen. Ze luistert scherp, maar hoort alleen het rui­<br />

sen <strong>van</strong> de wind in de bomen.<br />

<strong>De</strong> soldaten hebben de terrasdeuren open gelaten. Sandrine<br />

schiet het terras over, glipt naar binnen en leunt met bonkend hart<br />

tegen de muur. Ze luistert scherp. Het huis lijkt leeg te zijn.<br />

Weg! Ze moet hier weg!<br />

Ze holt door de hal naar de voordeur en springt de treden <strong>van</strong><br />

het bordes af, de binnenplaats op. <strong>De</strong> toegangspoort naar de straat<br />

is dicht, maar niet afgesloten. Sandrine opent een <strong>van</strong> de dubbele<br />

deuren op een kier. Met een snelle blik neemt ze de straat in zich<br />

op. Alles is rustig. Ze loopt zo dicht mogelijk langs de muur de<br />

66


straat uit. Ze schiet de Rue du Bac in en dan nog een zijstraat, een<br />

pleintje over, nog een paar straatjes in, net zolang tot ze geen idee<br />

meer heeft waar ze is. Van tijd tot tijd werpt ze een angstige blik<br />

over haar schou<strong>der</strong>. Het is nacht, maar de straten zijn nog vol<br />

leven. Met gebogen hoofd, dicht langs de muren, loopt Sandrine<br />

voort. Ergens in de verte klinkt luid geschreeuw. Aan het einde <strong>van</strong><br />

de Rue Ste. Marguerite staat een opgewonden menigte voor de<br />

Abbaye, de stadsge<strong>van</strong>genis. Het sombere, vierhoekige gebouw met<br />

de twee kleine torens wordt beschenen door vele fakkels. Met<br />

regelmatige tussenpozen klinkt er een vreselijke schreeuw.<br />

Het zweet loopt langs Sandrines lichaam. Toch blijven haar voe­<br />

ten zich voortbewegen in de richting <strong>van</strong> de Abbaye. Als ze zo<br />

dichtbij is dat ze de gezichten <strong>van</strong> de mensen kan on<strong>der</strong>scheiden,<br />

ziet ze dat de meesten gewapend zijn. Pieken steken in de lucht.<br />

Fakkels beschijnen de gezichten, die grimmig naar de ge<strong>van</strong>genis­<br />

poort kijken. Overal liggen leeggedronken en stukgevallen flessen.<br />

Sandrine drukt zich in de schaduw <strong>van</strong> een huis tegen de muur.<br />

Op hetzelfde moment gaat er een woest gejuich op. Een zijdeurtje<br />

<strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genis gaat open en dan is de straat vol <strong>van</strong> een<br />

bloeddorstig gekrijs. Bijlen worden opgeheven. <strong>De</strong> menigte stort<br />

zich als één man op de ge<strong>van</strong>gene die door het zijdeurtje naar bui­<br />

ten wordt geduwd. <strong>De</strong> langgerekte gil <strong>van</strong> een mens in doodsnood<br />

blijft tussen de gevels <strong>van</strong> de huizen hangen.<br />

Vol afschuw trekt Sandrine zich terug, langs de zich verdrin­<br />

gende groep mensen heen. Er liggen lichamen op de grond. Een<br />

hele stapel lichamen, half over elkaar en bloedend uit vele wonden.<br />

Van sommige zijn de hoofden afgeslagen.<br />

Sandrine slaat haar hand tegen haar mond en duwt haar vuist in<br />

haar maag. Ze loopt ver<strong>der</strong>, tegen ie<strong>der</strong>een opbotsend. Ze struikelt<br />

de donkere straat in en geeft over op haar schoenen.<br />

Met de weeïge lucht <strong>van</strong> bloed in haar neus rent ze de Rue Ste.<br />

Marguerite uit. Ze ziet mensen in haar richting komen en schiet<br />

blindelings een steeg in waar ze geen hand voor ogen kan zien. Ze<br />

blijft lopen tot ze het geluid <strong>van</strong> stromend water hoort.<br />

Snakkend naar adem blijft Sandrine staan bij de Seine. <strong>De</strong> licht­<br />

jes aan de overkant dansen over het zwarte water en strijken over<br />

de boten die langs de oever gemeerd liggen. Sandrine strompelt<br />

67


naar de dichtstbijzijnde schuit en tilt het zeil op dat de lading<br />

bedekt. Ze kijkt snel om zich heen en klautert aan boord. Op de<br />

tast zoekt ze haar weg. Ze stoot hard haar elleboog tegen een kist,<br />

maar dan vinden haar handen een oude doek. Ze strekt zich uit op<br />

de harde houten bodem <strong>van</strong> de schuit en trekt de doek over zich<br />

heen. Zo blijft ze de rest <strong>van</strong> de nacht liggen, rillend en zacht huilend.<br />

68


7<br />

Verfomfaaid wordt Sandrine 's morgens vroeg wakker. Haar rug<br />

doet pijn en ze moet zich aan een kist omhoogtrekken om overeind<br />

te komen. Op handen en voeten kruipt ze on<strong>der</strong> het zeil door naar<br />

de rand <strong>van</strong> de boot. Het is nog maar net licht. Dichte nevels drij­<br />

ven over de Seine en onttrekken een gedeelte <strong>van</strong> de Notre Dame<br />

aan het zicht. Ver<strong>der</strong>op ziet ze de torens <strong>van</strong> de Conciergerie boven<br />

de mistflarden uitkomen.<br />

<strong>De</strong> ge<strong>van</strong>genis ...<br />

Sandrine on<strong>der</strong>drukt uit alle macht de herinnering aan de vrese­<br />

lijke gebeurtenissen <strong>van</strong> de afgelopen nacht. Ze huivert in de kille<br />

nevel en klimt stijfjes op de oever. Ze glijdt bijna uit in de mod<strong>der</strong><br />

en de vuiligheid. Met haar armen kouwelijk om zich heen geslagen<br />

loopt ze een stuk terug, naar de Pont Neuf, die naar het Ile-de-la­<br />

Cité voert. .<br />

Ze weet niet meer waar de familie Lambertin woont, maar het<br />

was aan de an<strong>der</strong>e kant <strong>van</strong> de Seine.<br />

Sandrine steekt de Pont Neuf over. Op de stenen banken in de<br />

nissen <strong>van</strong> de brug liggen zwervers te slapen. Hier en daar komen<br />

ze overeind. Sandrine loopt vlug door. Op het lle-de-la-Cité blijft ze<br />

staan bij een man die warme pasteitjes verkoopt. Ze zijn ver­<br />

schrikkelijk duur, maar ze heeft honger. Sandrine haalt wat geld uit<br />

het zakje on<strong>der</strong> haar rok en krijgt er vier heerlijk geurende pas­<br />

teitjes voor terug. Op een houten bankje langs de waterkant eet ze<br />

ze op.<br />

Langzaam komt het stadsleven op gang. <strong>De</strong> klokken <strong>van</strong> de<br />

abdijkerk <strong>van</strong> Saint-Germain-des-Prés geven het luiden aan elkaar<br />

door. <strong>De</strong> zwervers op de Pont Neuf maken plaats voor langsrate­<br />

lende huurrijtuigen. Wa svrouwen strijken neer op de zandbanken<br />

langs de Seine. Het geluid <strong>van</strong> hun waskloppers draagt ver overhet<br />

water. Sandrine loopt terug naar de pasteienverkoper.<br />

'Burger? Ik zoek de schoenmakerij <strong>van</strong> burger Lambertin', zegt<br />

ze bedeesd. 'Het moet in de Rue des Francs-Bourgeois zijn.'<br />

<strong>De</strong> man kijkt op.<br />

'Dat is in de Marais, burgeres', zegt hij.<br />

69


'Ja', zegt Sandrine.<br />

'Dan moet je naar de rechteroever. ' <strong>De</strong> man laat een lange, kriti­<br />

sche blik over Sandrines gestalte glijden. Zijn ogen blijven lange<br />

tijd op haar borst gericht.<br />

'Ja. Kunt u mij vertellen hoe ik lopen moet, burger?' vraagt<br />

Sandrine.<br />

'Dat kan ik, ja.' Het klinkt niet erg toeschietelijk.<br />

Sandrine kijkt de man afwachtend aan. Hij gebaart naar de<br />

overkant <strong>van</strong> de Seine en begint een lange, ingewikkelde uitleg<br />

waar<strong>van</strong> Sandrine alleen het begin onthoudt.<br />

'Dank u', on<strong>der</strong>breekt ze hem haastig en loopt door.<br />

Een eindje ver<strong>der</strong> kijkt ze over haar schou<strong>der</strong>. <strong>De</strong> man kijkt haar<br />

wantrouwig na. Er zijn meer mensen die naar haar kijken. Sandrine<br />

kijkt omlaag naar haar rok. Grijs, alledaags, niets bijzon<strong>der</strong>s. Wat<br />

heeft ze verkeerd gedaan?<br />

UI dringt het met een schok tot haar door. Ze zegt steeds u. Waar­<br />

schijnlijk praat ze ook te netjes. Te veel als iemand <strong>van</strong> goeden huize.<br />

Rustig, om niet op te vallen, loopt Sandrine door de hoge smalle<br />

straten.<br />

Misschien weet de familie Lambertin wat er met de ge<strong>van</strong>genge­<br />

nomen aristocraten is gebeurd. Ze móet haar ou<strong>der</strong>s en Michelle<br />

zien, ze moet weten of ze ongedeerd zijn.<br />

Krantenverkopers schreeuwen het nieuws <strong>van</strong> de arrestaties<br />

over straat uit. Ze doen goede zaken. In de lange rijen voor de bak- '<br />

kerswinkels lezen de mensen hardop de Vo lksvriend aan elkaar<br />

voor. Een graatmagere vrouw schreeuwt: 'Wat hebben wij daar­<br />

aan? Er is nog steeds geen brood!'<br />

Sandrine gaat aan de an<strong>der</strong>e kant <strong>van</strong> de straat lopen. Ze voelt<br />

zoveel holle ogen op zich gericht dat ze haastig een zijstraatje in­<br />

slaat. Uit haar ooghoeken kijkt ze om zich heen. Smalle, mod<strong>der</strong>ige<br />

stegen komen op het straatje uit. Op ie<strong>der</strong>e hoek, op ie<strong>der</strong> trappetje<br />

zitten bedelaars. Gehuld in lompen kijken ze Sandrine kwaadaardig<br />

na. Ze verspreiden een enorme stank en Sandrine versnelt haar pas.<br />

Ze gaat de hoek om en loopt een steeg in vol hellende, stinkende<br />

krotwoningen. Groepjes vrouwen staan voor de deuren <strong>van</strong> hun<br />

woningen te praten.<br />

Sandrine kan haar ontzetting niet verborgen houden. Het lijken<br />

70


wel wilde dieren zoals ze naar haar gluren! Die vertrokken gezich­<br />

ten, die lange vieze haren ...<br />

Langzaam draait ze zich om en loopt terug. Heel even blijft het<br />

rustig achter haar. Ze wil al opgelucht ademhalen, maar dan hoort<br />

ze iets. Ze waagt een snelle blik over haar schou<strong>der</strong>. <strong>De</strong> vrouwen<br />

komen een voor een achter haar aan.<br />

Sandrine gaat wat har<strong>der</strong> lopen. Ze hoort snelle voetstappen<br />

achter zich en dan is ze omgeven door die vieze wijven. Ze schreeu­<br />

wen in haar gezicht, raken haar aan met bleke, dunne vingers,<br />

duwen haar en worden steeds brutaler.<br />

Doodsbang dringt Sandrine onverwacht tussen de groep door en<br />

rent weg. Achter haar gaat een gekrijs op.<br />

'Grijp haar!'<br />

'Een verra<strong>der</strong>!'<br />

<strong>De</strong> mod<strong>der</strong> spat hoog op. Sandrine glijdt bijna uit. Hijgend gaat<br />

ze de hoek om. Daar - de uniformen <strong>van</strong> de Nationale Garde!<br />

'Een aristo! Hou haar tegen!' schreeuwen de vrouwen.<br />

<strong>De</strong> soldaten <strong>van</strong> de Nationale Garde kijken met verbaasd opge­<br />

trokken wenkbrauwen naar Sandrine. Sandrine schiet langs hen<br />

heen en verdwijnt in een nauw steegje. In de eerste de beste don­<br />

kere nis verbergt ze zich. Het is een smalle spleet tussen twee hui­<br />

zen. Ze past er precies in.<br />

Met stijf gesloten ogen wacht ze op haar achtervolgers. <strong>De</strong><br />

Nationale Garde snelt voorbij. Even later de vrouwen, maar niet<br />

meer zo fanatiek. Een paar haken al af. Ze schreeuwen nog wat<br />

verwensingen door de steeg, dan draaien ze zich om. Sandrine<br />

houdt haar adem in. Ze blijft staan tot de voetstappen en stemmen<br />

<strong>van</strong> de vrouwen zijn weggestorven.<br />

Met haar hand tegen haar borst gedrukt dwingt Sandrine zichzelf<br />

in een kalmer tempo door te lopen. Waarom vielen die vrouwen<br />

haar nou lastig? Ze heeft geen woord gezegd! Of zouden ze ie<strong>der</strong>­<br />

een aanvallen die er iets beter uitziet dan zijzelf? Misschien wel; dit<br />

was een echt slop.<br />

Sandrine kijkt om zich heen. Achter haar loopt een jonge vrouw.<br />

Ze wacht tot de vrouw langs haar loopt en nog net op tijd slikt ze<br />

het woord madame in.<br />

71


'Burgeres? <strong>De</strong> Rue des Francs-Bourgeois?'<br />

<strong>De</strong> vrouw neemt haar op met een vlugge, wantrouwige blik.<br />

Haar ogen blijven rusten op de lege plek op Sandrines borst.<br />

Haar kokarde! Natuurlijk! Ze is vergeten een kokarde op te<br />

spelden!<br />

Ze loopt maar snel dOOL <strong>De</strong> ogen <strong>van</strong> de vrouw branden in haar<br />

rug. Hoe moet ze nu bij de familie Lambertin komen? Ze durft de<br />

aandacht niet meer op zich te vestigen. Een beetje verloren blijft<br />

Sandrine staan. Mensen lopen haar voorbij. Kijken ze nou allemaal<br />

naar haar of lijkt dat maar zo? Sandrine kruist haar armen voor<br />

haar borst. Haar oog valt op twee vrouwen die met elkaar staan te<br />

praten. Een klein kind drentelt om hen heen.<br />

'Maman!', zegt het meisje klaaglijk. 'Gaan we nou naar huis?'<br />

<strong>De</strong> moe<strong>der</strong> let niet op haar dochtertje. Ze praat gewoon door.<br />

Het meisje stampt met haar klomp en gooit baldadig haar mutsje<br />

in de mod<strong>der</strong>. Uitdagend kijkt ze naar haar moe<strong>der</strong>, maar die ziet<br />

het niet eens.<br />

Sandrine kijkt naar het mutsje <strong>van</strong> het kind, waaraan een witte<br />

kokarde met een stukje lint is vastgemaakt. Als het meisje zich<br />

omdraait en aan haar moe<strong>der</strong>s rok trekt, loopt Sandrine vlug voorbij,<br />

raapt het mutsje op en schiet een zijstraatje in.<br />

Ze holt het straatje uit, slaat een hoek om en trekt de kokarde<br />

<strong>van</strong> het mutsje. Ze maakt hem met het lintje vast aan het lijfje <strong>van</strong><br />

haar rok. Verlicht haalt ze adem. Nu opletten dat ze burger en burgeres<br />

zegt, dan zal het wel gaan.<br />

Ze komt nu in een wat beter gedeelte <strong>van</strong> de stad: een lange<br />

straat met aan weerszijden winkels. Het lijkt de Rue Faubourg St.<br />

Antoine wel. Daar stuitten Julie en zij op het oproer, nu drie jaar<br />

geleden, toen ze de koets uitvluchtten. Maar die straat is zo lang.<br />

Welke kant moet ze op?<br />

Sandrine kijkt om zich heen. <strong>De</strong> mensen die hier lopen. zien er<br />

niet zo slonzig uit als die groep vrouwen <strong>van</strong> daarnet. Ze valt nu<br />

ook niet meer zo op in haar dienstmeidenkleding. Er lopen zoveel<br />

meisjes als zij rond. Ze on<strong>der</strong>scheiden zich alleen <strong>van</strong> haar door<br />

hun ingevallen wangen.<br />

Sandrine kiest zorgvuldig iemand uit om de weg aan te vragen.<br />

Een meisje <strong>van</strong> haar leeftijd. Ze krijgt vriendelijk antwoord.<br />

72


'<strong>De</strong> Rue des Francs-Bourgeois? Dan moet je dit kleine straatje<br />

in, de Rue de Birague. En dan kom je op een groot plein, de Place<br />

Royale. Ja, en daarachter is de Rue des Francs-Bourgeois.' Het<br />

meisje knikt Sandrine gedag en loopt door.<br />

Sandrine volgt haar aanwijzingen op. Even later staat ze in de<br />

Rue des Francs-Bourgeois. Het is een smalle, levendige straat, vol<br />

werkplaatsen en winkels. Ie<strong>der</strong>een kent elkaar hier blijkbaar, want<br />

ze hoeft maar één keer naar de familie Lambertin te vragen. Hal­<br />

verwege de straat blijft Sandrine staan voor een grijs stenen huis<br />

<strong>van</strong> drie verdiepingen met lichtblauwe luiken en smeedijzeren bal­<br />

konnetjes. Boven de deur hangt een uithangbord met een laars. Ja,<br />

hier is het.<br />

Sandrine haalt diep adem en gaat de schoenmakerij binnen. Ze<br />

herinnert zich de werkplaats met de donkere zol<strong>der</strong>ing. Maurice<br />

Lambertin zit aan zijn werktafel, gebogen over een stuk leer. Hij<br />

kijkt op als het belletje <strong>van</strong> de winkel gaat.<br />

'Monsieur, eh, burger Lambertin?' zegt Sandrine. Maurice kijkt op.<br />

'Wat kan ik voor u doen?'<br />

Sandrine aarzelt. Ja, wat kan hij voor haar doen? 'Julie heeft mij<br />

naar u toegestuurd', zegt ze timide.<br />

'Julie?'<br />

'Ja. Ik ... wij hebben ooit uw zoontje geholpen toen hij gewond<br />

was. U weet wel, tijdens een opstand. Ik ben Sandrine de BiJlancourt.'<br />

Maurice Lambertin knijpt zijn ogen tot spleetjes.<br />

'Sandrine de Billancourt?' herhaalt hij. Sandrine knikt.<br />

Maurice draait haar de rug toe en loopt de werkplaats uit.<br />

'Margot!' roept hij luid.<br />

Sandrine wacht. Ze voelt zich slecht op haar gemak. Heeft ze er<br />

verkeerd aan gedaan hier te komen? Straks verraden ze haar. Maar<br />

wat moest ze an<strong>der</strong>s?<br />

Ergens achter klinken voetstappen. Maurice komt weer binnen,<br />

gevolgd door zijn vrouw. Sandrine herkent haar meteen.<br />

<strong>De</strong> vrouw kijkt Sandrine on<strong>der</strong>zoekend aan. Herkennen ze haar<br />

niet? Het is natuurlijk wel een hele tijd geleden ... <strong>De</strong> angst slaat<br />

Sandrine om het hart.<br />

'Ik ben Sandrine de Billancourt. JuJie heeft mij gestuurd', zegt ze<br />

nog maar een keer.<br />

73


Margot sluit de winkel af. Ze draait zich om en neemt Sandrine<br />

op. 'Mademoiselle <strong>De</strong> Billancourt. Ja, nu zie ik het. Eh, wat doet u<br />

hier?' vraagt ze.<br />

'Ik ... ik weet het niet. Ik kon nergens an<strong>der</strong>s naartoe. Ik heb de<br />

hele avond in de kast gezeten en toen kwamen ze terug. En Julie<br />

had gezegd ... Julie zei .. .' stottert Sandrine. Haar keel wordt dik en<br />

ze voelt tranen opkomen.<br />

Margot prevelt een verwensing. Ze pakt Sandrine bij de arm en<br />

trekt haar mee naar de woonkamer. Ze duwt haar zachtjes op een<br />

stoel en kijkt Sandrine ernstig en afwachtend aan.<br />

'Wat is er gebeurd?'<br />

'Ze zijn gearresteerd', fluistert Sandrine. 'Mijn ou<strong>der</strong>s, Michelle,<br />

Julie ... allemaal. Gisteravond vielen ze opeens binnen. We zaten net<br />

te eten. Julie heeft mij verborgen on<strong>der</strong> een luik in de kast. Ik hoorde<br />

ze mijn va<strong>der</strong> wegslepen, en toen mijn moe<strong>der</strong> en Michelle ... '<br />

Haar stem breekt. Ze wacht even tot ze zichzelf weer on<strong>der</strong> controle<br />

heeft. 'Later kwamen ze terug. Om mij te zoeken denk ik.<br />

Maar ik was de tuin ingevlucht en in een boom geklommen. Toen<br />

ze weer weg waren, ging ik snel de straat op. En toen kwam ik<br />

langs de Abbaye .. .'<br />

'Ben je dáár geweest?', zegt Maurice ontsteld. Hij staat in de<br />

deuropening te luisteren. Sandrine ziet hem nu pas.<br />

'Ja, ik dacht dat ik mijn va<strong>der</strong> en moe<strong>der</strong> daar kon vinden. Het<br />

was afschuwelijk, er werden steeds mensen de straat opgeduwd.<br />

Buiten stond een hele menigte op ze te wachten en ze sloegen ze zo<br />

dood. Met bijlen en knuppels, wat ze maar bij zich hadden. Er<br />

lagen een heleboel lijken op straat, gewoon boven op elkaar<br />

gegooid.' Sandrines stem klinkt hoog en overstuur.<br />

'0 God', zegt Margot zacht.<br />

'Overal in de stad zijn aristo's opgepakt', zegt Maurice.<br />

'Waarom?', fluistert Sandrine.<br />

Maurice haalt zijn schou<strong>der</strong>s op.<br />

'Ik ... ik heb geld en sieraden meegenomen', zegt Sandrine. 'Misschien<br />

kan ik ze vrijkopen. Als jullie me willen helpen, kunnen<br />

jullie er ook een gedeelte <strong>van</strong> krijgen. Kijk!' Ze wil het geld<br />

tevoorschijn halen, maar Margot houdt haar tegen.<br />

'Ik denk niet dat dat veel uit zal maken', zegt ze.<br />

74


'Waarom niet? Ie<strong>der</strong>een wil toch geld verdienen?' zegt Sandrine<br />

nerveus. Ze wendt zich tot Maurice. 'Laten we gaan. Hoe eer<strong>der</strong> ik<br />

ze vrij heb hoe beter.'<br />

'Weet u dan waar ze zitten?' informeert Maurice. 'Nee, maar<br />

daar komen we wel achter.'<br />

'Waarom is de winkel gesloten?' klinkt een stem achter hen.<br />

Sandrine draait zich om. Een lange, magere jongeman staat in<br />

de deuropening. Sandrine herkent hem meteen. Het is Philippe, de<br />

oudste zoon <strong>van</strong> het gezin.<br />

'Philippe, dit is mademoiselle <strong>De</strong> Billancourt. Je weet wel...',<br />

zegt Margot.<br />

Sandrine kan Philippe alleen maar zwijgend aankijken. Philippe<br />

kijkt terug. Om zijn mondhoeken krult een minachtend lachje.<br />

'MaclemoiseJle <strong>De</strong> Billancourt? Werkelijk? Ik dacht dat ze al die<br />

bloedzuigers naar de ge<strong>van</strong>genis hadden gebracht.'<br />

'Philippe!' waarschuwt zijn moe<strong>der</strong>.<br />

'Wat moet zij hier?' wil Philippe weten. 'Enig idee hoe de buurt<br />

zal reageren als ze ontdekken dat we een aristo op bezoek hebben?'<br />

Margot doet een stap naar voren zodat ze tussen Sandrine en<br />

haar zoon in komt te staan. Kort vertelt ze hem wat ze net <strong>van</strong><br />

Sandrine heeft gehoord.<br />

'We moeten haar aangeven, óf ze moet zo snel mogelijk de stad<br />

uit', zegt Philippe. 'Hoe willen jullie dat doen, een aristo de stad<br />

uitsmokkelen ?'<br />

Maurice wendt zich tot Sandrine.<br />

'Heeft u familie buiten Parijs?'<br />

Verward kijkt Sandrine <strong>van</strong> de een naar de an<strong>der</strong>.<br />

'Eh, ja ... maar ik weet niet of... Ik bedoel, ie<strong>der</strong>een is gevlucht.<br />

Of misschien wel opgepakt.'<br />

'Ja, natuurlijk', zegt Margot. 'Dacht je nou echt dat ze bij familie<br />

terecht kan?'<br />

'Maman,\je laat haar toch niet hier blijven?', zegt Philippe achterdochtig.<br />

Er valt een gespannen stilte. Het liefst was Sandrine de deur uitgelopen.<br />

'Julie heeft haar hiernaartoe gestuurd', zegt Margot ten slotte.<br />

'Nou en?', zegt Philippe.<br />

75


'Dat zou ze nooit zomaar doen', antwoordt zijn va<strong>der</strong>.<br />

'Precies' stemt Margot in. 'Ik geloof dat ze erg gesteld was op<br />

mademoiselle <strong>De</strong> Billancourt.'<br />

'En daarom verborg ze háár en werd ze zelf meegenomen! Ze is<br />

gek!', zegt Philippe bitter.<br />

'Ze zal niet gedacht hebben dat ze gevaar liep', zegt Maurice.<br />

'Misschien hébben ze haar ook wel vrijgelaten.'<br />

Sandrine kijkt hem hoopvol aan. Ja, misschien komt Julie haar<br />

wel halen. Daarom moest ze natuurlijk hier naartoe.<br />

'We wachten het even af', beslist Margat. 'Het is goed mogelijk<br />

dat Julie is vrijgelaten. Tot we meer weten, moet u maar hier blij­<br />

ven.' Ze kijkt naar Sandrine. Sandrine knikt.<br />

Philippe loopt met een schamper lachje naar de deur. 'Als Julie<br />

haar echt komt halen, is ze nog gekker dan ik dacht.'<br />

Margat beent haar zoon achterna. Sandrine hoort hen in de<br />

gang op gedempte toon praten.<br />

'Misschien herinner je je dat het mademoiselle <strong>De</strong> Billancourt<br />

was die ervoor zorgde dat er een dokter naar Pierre kwam kijken?<br />

Ben je dat soms vergeten?'<br />

'Ach wat!'<br />

'Niks ach wat! Pierre zou het niet gehaald hebben als die dure<br />

dokter niet was gekomen. En een rekening hebben we nooit<br />

gezien.'<br />

dig.'<br />

'Nee, dat zou er nog bij moeten komen.'<br />

'Philippe, we zijn mademoiselle <strong>De</strong> Billancourt heel wat schul­<br />

'Nee maman. Wij zijn dîe aristo's helemaal niets schuldig. Zij<br />

zijn óns wat schuldig. Al jarenlang.'<br />

Ze lopen door. Sandrine hoort hen nog wel fluisteren, maar kan<br />

niets meer verstaan. Een beetje verloren kijkt ze om zich heen in de<br />

kamer. Ze kruist de blik <strong>van</strong> Maurice. Hij kijkt Sandrine veront­<br />

schuldigend aan en loopt achter zijn vrouw en zoon aan naar de werk­<br />

plaats. Even later komt Margat met samengeknepen lippen terug.<br />

'U kunt <strong>van</strong>daag hier blijven', zegt ze en verdwijnt dan naar de<br />

keuken.<br />

Slecht op haar gemak drentelt Sandrine door de sober gemeubi­<br />

leerde kamer. Hier geen wandversieringen, zoals thuis, maar een-<br />

76


voudige witte muren, zware eikenhouten meubelen, een plavuizen<br />

vloer en een donkere zol<strong>der</strong>ing. Maar het koper op de schoorsteen­<br />

mantel blinkt en in de vensterbank staan een paar potten met rode<br />

geraniums.<br />

Er klinkt gestommel op de traptreden. Een donker jongetje<br />

stormt naar binnen. Als hij Sandrine ziet, blijft hij stokstijf staan.<br />

'Wie ben jij?' vraagt hij verbaasd.<br />

'Ik ben Sandrine.'<br />

'0. Ik ben Pierre.'<br />

Pierre. Hij is een stuk groter nu; een levendig joch met donker<br />

haar en een innemend gezicht. Hij kijkt Sandrine nadenkend aan,<br />

alsof hij zich afvraagt wat een meisje dat hij niet kent hier nou<br />

doet.<br />

Voor Pierre lastige vragen kan stellen, loopt Sandrine naar de<br />

keuken en gaat in de deuropening staan. Het ruikt er naar uien, die<br />

in rijen aan de zol<strong>der</strong>ing hangen. Margat staat met haar rug naar<br />

haar toe.<br />

'Ik moet naar de Abbaye', zegt Sandrine.<br />

'Wat?'<br />

'Ik moet naar de Abbaye, naar de ge<strong>van</strong>genis. Kijken of mijn<br />

ou<strong>der</strong>s en mijn zus daar zitten. En Julie.'<br />

Margot draait zich om. 'Geen sprake <strong>van</strong>', zegt ze beslist.<br />

Sandrine krijgt een kleur. 'U kunt mij niet vertellen wat .. .'<br />

'Dat kan ik heel goed. Als u zich nu op straat vertoont, brengt u<br />

ons allemaal in gevaar. U heeft geen idee wat zich daarbuiten alle­<br />

maal afspeelt', zegt Margot scherp.<br />

'Maar mijn ou<strong>der</strong>s .. . '<br />

'Als die nog leven, kunt u toch niets voor ze doen. Zodra u in de<br />

buurt <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genis komt, pakken ze u onmiddellijk op.'<br />

'Ik waag het erop!'<br />

'Nooit!' Margat draait haar de rug toe. Discussie gesloten.<br />

Sandrine moet een paar keer slikken om haar verontwaardiging de<br />

baas te blijven. Zon<strong>der</strong> er ver<strong>der</strong> nog een woord aan vuil te maken<br />

loopt ze de kamer uit, de werkplaats door, de straat op. <strong>De</strong> ver­<br />

baasde gezichten <strong>van</strong> Philippe en Maurice negeert ze.<br />

In de smalle, hoge straten is iets <strong>van</strong> de dreiging <strong>van</strong> de afgelo­<br />

pen nachten blijven hangen. Groepjes vrouwen staan voor hun hui-<br />

77


zen te praten, de hoofden bijeen. Sandrine loopt hen snel voorbij.<br />

Het is een heel eind lopen naar de Abbaye. Ze haast zich naar de<br />

Rue Faubourg St. Antoine en ver<strong>der</strong>, naar de oever <strong>van</strong> de Seine.<br />

Na een heel stuk lopen komt ze uit bij de Pont Neuf. Ze steekt de<br />

brug over, maar eenmaal aan de an<strong>der</strong>e kant <strong>van</strong> de Seine weet ze<br />

niet precies hoe ze ver<strong>der</strong> moet. Het was nacht toen ze hier beland­<br />

de, en ze was behoorlijk in de war. Maar de weg vragen naar de<br />

Abbaye durft ze niet. Ze loopt door het warnet <strong>van</strong> straatjes tot ze<br />

de torens'<strong>van</strong> de Abbaye-ge<strong>van</strong>genis ziet. Even later staat ze voor<br />

het dreigende, vierhoekige gebouw.<br />

Sandrines hart begint te bonzen. Het is nu stil op straat. <strong>De</strong><br />

plassen bloed zijn in de mod<strong>der</strong> getrokken. Rond de ge<strong>van</strong>genis<br />

hangt een ijzerachtige geur. <strong>De</strong> mensen lopen het gebouw haastig<br />

voorbij. Hun blikken hebben iets beschaamds.<br />

Iemand legt een hand op Sandrines schou<strong>der</strong>. Met een gil <strong>van</strong><br />

schrik draait ze zich om. Het is Maurice.<br />

'Ik dacht wel dat ik je hier zou vinden', zegt hij. 'Wat voer jij<br />

hier uit? Waarom stormde je zomaar weg?'<br />

Sandrine zegt niets. Ze staat te trillen op haar benen.<br />

Maurice neemt haar bij de arm en voert haar mee naar een café.<br />

Een bel boven hun hoofd klingelt als ze naar binnen gaan. Maurice<br />

steekt zijn hand op tegen de eigenaar <strong>van</strong> het café. 'Bonjour,<br />

Henri!' Hij drukt Sandrine op een stoel.<br />

'Wacht hier', zegt hij en loopt de deur weer uit.<br />

Slecht op haar gemak kijkt Sandrine in het rond. Ze is nog nooit<br />

in een café geweest. Ze is nog nooit ergens alleen geweest. Aan de<br />

tafels wordt tabakspijp gerookt, koffie gedronken, gepraat en gerit­<br />

seld met kranten. Op de grootste, wit gepleisterde wand is een rode<br />

muts geschil<strong>der</strong>d, met daaron<strong>der</strong> in grote letters: 'Vrijheid, Gelijk­<br />

heid en Broe<strong>der</strong>schap.'<br />

Hier en daar gluren mensen naar haar. Een stevig gebouwde<br />

man kijkt zelfs openlijk, met gefronste wenkbrauwen. Omdat ze<br />

een meisje is? Maar daar in de hoek zit ook een vrouw. Ze hangt<br />

over tafel en leest aandachtig in een krantje.<br />

Misschien moet zij dat ook maar doen. Ze zit wel erg recht op<br />

haar stoel. Zo zit niemand. Sandrine zet, net als de vrouw, haar<br />

elleboog op het ruwhouten tafelblad, steunt met haar hand haar<br />

78


hoofd en trekt een willekeurig krantje naar zich toe. Het is de<br />

Vo lksvriend <strong>van</strong> Marat, maar ze leest er niet in. Uit haar ooghoeken<br />

kijkt ze naar de an<strong>der</strong>e cafébezoekers en ze houdt de deur in de<br />

gaten.<br />

Even later komt Maurice binnen. Hij wenkt haar en Sandrine<br />

volgt hem opgelucht naar buiten.<br />

'Ik heb in het ge<strong>van</strong>genisregister gekeken', zegt hij als ze over<br />

straat lopen. 'Je ou<strong>der</strong>s en zuster zaten hier.'<br />

Sandrine kijkt hem vol bange vermoedens aan. Ze durft de<br />

vraag die op haar tong brandt, niet te stellen.<br />

'Ze zijn dood', zegt Maurice.<br />

'Nee', fluistert Sandrine. 'Ik geloof je niet.'<br />

'Heette je zuster Michelle? En je moe<strong>der</strong> MadeIon? En je va<strong>der</strong><br />

Sébastien?'<br />

Sandrine voelt zich onpasselijk worden.<br />

'En Julie?' , fluistert ze.<br />

'Haar naam stond er ook bij.' Maurice ziet bleek.<br />

'Maar ... maar ... Julie had toch niets gedaan? Ik bedoel, zij was<br />

niet <strong>van</strong> adel', stamelt Sandrine.<br />

'Ze zal geweigerd hebben je familie af te vallen', zegt Maurice.<br />

Verdoofd loopt Sandrine door. <strong>De</strong> zon dringt niet door in de<br />

smalle straten. Pas als ze de oever <strong>van</strong> de Seine bereiken, lopen ze<br />

de warmte in, maar Sandrine huivert onophoudelijk.<br />

Als ze in de Rue des Francs-Bourgeois komen, loopt Maurice de<br />

winkel voorbij. Hij duwt een poortje in de muur open en gaat via<br />

een steeg aan de zijkant <strong>van</strong> het huis naar achteren. Op de binnenplaats<br />

zijn lijnen gespannen die vol wasgoed hangen. Margot hangt<br />

een laken op en scheldt op de duiven die de schone was meteen<br />

on<strong>der</strong>poepen. Maar één blik op Sandrines witte gezicht brengt haar<br />

tot zwijgen. Vragend kijkt ze Maurice aan, die kort knikt.<br />

'Kom', Margot slaat haar arm om .Sandrine heen en voert haar<br />

mee naar de keuken. Philippe komt aanlopen en Margot beduidt<br />

hem met een handgebaar dat hij weg moet gaan, wat hij negeert.<br />

Margot zet Sandrine op een stoel en schenkt snel wat gekruide<br />

wijn voor haar in.<br />

'Drink dit op.'<br />

Sandrine drinkt. Haar tanden klapperen tegen de beker.<br />

79


'Niet ie<strong>der</strong>een is het eens met wat er is gebeurd', zegt Margot.<br />

'Lang niet ie<strong>der</strong>een. Wat daar bij de Abbaye de ge<strong>van</strong>genen stond<br />

op te wachten was uitschot. <strong>De</strong> meeste Parijzenaars schamen zich<br />

ervoor.'<br />

'Hoe kun je dat nou zeggen?' windt Philippe zich op. 'Eindelijk<br />

gebeurt er eens iets en dan zeg je zoiets! <strong>De</strong> Jacohijnen durven tenminste<br />

maatregelen te nemen!'<br />

'Ja? Nou, ik schaam me ervoor', zegt Margot.<br />

'Wat in die ge<strong>van</strong>genissen zat, heeft alles aan zichzelf te danken',<br />

houdt Philippe vol.<br />

'Zoals Julie?'<br />

Philippe zwijgt.<br />

'Sandrine blijft hier zolang als het nodig is', zegt Margot.<br />

Ze kijkt Philippe strak aan. Hij kijkt even strak terug, maar<br />

slaat als eerste zijn ogen neer.<br />

Sandrine kijkt naar de plavuizen vloer en vraagt zich af of ze<br />

ooit nog op zal houden met trillen.<br />

80


8<br />

Die nacht schrikt Sandrine op uit een vreselijke nachtmerrie. Zwe­<br />

tend vliegt ze overeind in haar bed. Het is stikdonker om haar<br />

heen. Ze heeft gedroomd - maar alles wat ze gedroomd heeft is<br />

echt gebeurd. Haar ou<strong>der</strong>s en Michelle zijn dood. Julie is dood.<br />

Afgeslacht door het gepeupel...<br />

Sandrine begint weer te zweten en te rillen. Ze heeft geen idee<br />

hoe laat het is, maar ze durft niet meer te gaan slapen. Ze hoort de<br />

nachtwaker een paar keer langskomen en uiteindelijk sluimert ze<br />

toch in. Het ochtendlicht dringt al tussen de luiken door naar bin­<br />

nen als ze opnieuw wakker wordt.<br />

Met tegenzin doet Sandrine haar ogen open. Meteen is daar dat<br />

gevoel <strong>van</strong> doffe, uitzichtloze ellende weer. Geruime tijd blijft ze stil<br />

op haar rug liggen, starend naar de hanenbalken, moed verzame­<br />

lend om op te staan.<br />

Toen Margat gisteren hoorde dat Julie tegelijk met de familie <strong>De</strong><br />

Billancourt ter dood was gebracht, zei ze niet veel. Ze troostte<br />

Sandrine met een lange omhelzing. Vanaf dat moment was ze ook<br />

niet meer 'mademoiselle', maar gewoon Sandrine. En Margot ging<br />

meteen de zol<strong>der</strong>kamer voor haar in orde maken.<br />

Sandrine slaat de dekens <strong>van</strong> zich af en gaat op de rand <strong>van</strong> het<br />

bed zitten. Het is een kleine kamer met een schuin dak. Er staan<br />

alleen een ledikant en een kast. Het bed is schoon maar hard en het<br />

verbaast haar nu dat ze zo snel in slaap viel.<br />

Haar oog valt op een bruine rok met een wit lijfje die over een<br />

stoel hangt. Haar eigen kleding is weg.<br />

Sandrine staat op en kijkt om zich heen. Waar zijn de sieraden<br />

<strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong>? Ze droeg ze bij zich in een zakje on<strong>der</strong> haar rok,<br />

, maar haar oude rok is weg. Ze zoekt on<strong>der</strong> in de kast. Nee, ze zijn<br />

weg. Woede en ongeloof overvallen haar. Dat had ze nooit <strong>van</strong><br />

Margot verwacht! Of zou Philippe ...<br />

Haar oog valt op een houten kistje dat op een plank in de kast<br />

staat. Ze maakt het open en daar liggen ze: de ringen en de arm­<br />

band <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong>. En het geld dat ze bij zich had.<br />

Beschaamd haalt ze de sieraden eruit. Eén voor één doet ze ze<br />

81


om. <strong>De</strong> stenen in de ringen fonkelen. Sandrine bekijkt ze in het<br />

licht bij het dakvenstertje. Ze draait de armband om en om aan<br />

haar pols. Ze kan hem moeiteloos aan de pols <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong><br />

zien hangen. Snel keert ze zich om en trekt de rok met het witte lijf­<br />

je aan. <strong>De</strong> sieraden steken vreemd af bij de eenvoudige bruine stof<br />

en de witte kokarde, die er al op zit. Sandrine doet de sieraden af<br />

en legt ze terug in het kistje. Met enige moeite knoopt ze het lijfje<br />

dicht en zet het witte mutsje op dat er ligt.<br />

Ze loopt de kamer uit en doet de deur achter zich dicht. Lang­<br />

zaam gaat ze de trap af. <strong>De</strong> rok is een stuk korter dan ze gewend is<br />

en laat haar enkels vrij. Als maman dat had gezien ...<br />

Sandrine loopt de laatste treden af en stapt de achterkamer in.<br />

<strong>De</strong> etenslucht <strong>van</strong> de . avond ervoor komt haar tegemoet. Ze blijft<br />

aarzelend staan en kijkt de zitkamer in. Philippe zit met verwarde<br />

haren en een slaperig gezicht op de bank bij de haard. Hij kijkt<br />

naar Sandrine, maat zegt niets.<br />

Maurice heeft zijn slaapmuts nog op. Hij is slechts gekleed in<br />

een lange broek en een hemd en krabt geeuwend aan zijn achter­<br />

werk. Zon<strong>der</strong> een woord te zeggen ploft hij op een stoel.<br />

'Goed geslapen?' vraagt hij aan Sandrine. Sandrine geeft geen<br />

antwoord.<br />

'Wat dacht je nou, pa?' klinkt Philippes schorre ochtendstem.<br />

'Dat ze ook maar één oog dicht heeft gedaan?'<br />

'Uiteindelijk wel', zegt Sandrine.<br />

Pietre komt naar binnen.<br />

'Bonjour, Sandrinel', zegt hij met een stralende glimlach. 'Is<br />

maman er nog niet? Ik heb honger!'<br />

'Ze is brood gaan halen.' Maurice kijkt naar buiten. 'Ik vraag<br />

me af waar ze blijft. Ze is al uren weg.'<br />

Maurice en Philippe zijn allang bezig in de werkplaats als Mar­<br />

got eindelijk thuiskomt.<br />

'Uren in de rij gestaan', zegt ze tussen haar samengeknepen lip-<br />

pen door. 'Uren! En dit is alles wat ik nog kon krijgen.'<br />

Ze legt een hompje brood op tafel.<br />

'Ik heb honger', zegt Pierre. 'Mag ik een stuk?'<br />

'Neem dit maar.'<br />

Margot snijdt een paar plakken ui af. Pierre zet er meteen zijn<br />

82


tanden in, maar Sandrine bedankt. Pierre kijkt haar nadenkend<br />

aan. 'Wie is zij nou eigenlijk?' vraagt hij.<br />

'Ze is gewoon Sandrine en ze komt een tijdje bij ons wonen',<br />

zegt Margot.<br />

'Wat?' Philippe werpt zijn moe<strong>der</strong> een verontwaardigde blik toe,<br />

die ze even fel beantwoordt.<br />

'Hoe heet ze dan nog meer?' wil Pierre weten.<br />

'Lambertin. Sandrine Lambertin', zegt Margot.<br />

'Dan is ze m'n zus!' roept Pierre lachend.<br />

'Je nicht. En ze komt uit Tours.'<br />

Philippe schudt ongelovig zijn hoofd.<br />

'Het is belangrijk dat we ons daar allemaal aan houden', zegt<br />

Margot ernstig.<br />

'Nou en of. Als we niet willen dat ze onze hoofden op een piek<br />

ronddragen', zegt Philippe sarcastisch.<br />

Sandrine houdt haar blik op de harde, donkere homp brood<br />

gericht.<br />

'Je kan er de hele dag naar kijken, maar hij veran<strong>der</strong>t niet in een<br />

brioche', zegt Philippe hatelijk.<br />

Hij schuift zijn stoel naar achteren en loopt de kamer uit. <strong>De</strong><br />

deur gooit hij met een klap achter zich dicht.<br />

Sandrine breekt kleine stukjes <strong>van</strong> het brood af. Met haar vingers<br />

duwt ze ze in haar mond en ze kauwt lang maar onopvallend.<br />

<strong>De</strong> an<strong>der</strong>en hebben hun deel zo op. Mauriee verdwijnt naar de<br />

sehoenmakerswerkplaats. Margot loopt naar de keuken. Even later<br />

ziet Sandrine haar houtjes hakken op de binnenplaats.<br />

Het is opeens erg rustig in de kamer. Sandrine kijkt om zich<br />

heen en ontmoet Pierres on<strong>der</strong>zoekende blik.<br />

'Jij bent niet echt mijn nicht, hè?', zegt hij. Sandrine aarzelt.<br />

'Maar dat geeft niet, hoor', zegt Pierre. 'Heb je zelf geen huis?'<br />

'Nee.'<br />

'Ook geen va<strong>der</strong> en moe<strong>der</strong>?'<br />

'Nee.'<br />

'0 ... en een broertje?'<br />

'Ik had een zus.'<br />

'Ik ook', zegt Pierre.<br />

Het dringt nauwelijks tot Sandrine door wat hij zegt. Een<br />

83


verschrikkelijke hoofdpijn komt opzetten. Ze leunt met haar elle­<br />

boog op de rand <strong>van</strong> de tafel en wrijft met haar vingers over haar<br />

voorhoofd. Uit alle macht probeert ze zich niet mee te laten nemen<br />

door de golven <strong>van</strong> verdriet die haar overspoelen.<br />

'Dan heb je nu toch een broertje', troost Pierre.<br />

Sandrine glimlacht door een mist <strong>van</strong> tranen heen.<br />

'Pierrel' schreeuwt Margot <strong>van</strong>af de binnenplaats. '<strong>De</strong> water­<br />

drager is in de straat!'<br />

'Ik moet maman helpen; water halen.' Pierre staat op en rent<br />

naar de keuken om de waterkruik te halen.<br />

Sandrine kijkt hem na. Het dringt nu pas tot haar door wat hij<br />

zei over een zusje. Heeft hij echt een zusje gehad?<br />

Ze staat op en drentelt naar de binnenplaats, waar Margot nog<br />

steeds houtjes staat te hakken. <strong>De</strong> geluiden weerkaatsen tegen de<br />

huizen rondom.<br />

Sandrine kijkt omhoog langs de muren met de gesloten luiken.<br />

Aan de smeedijzeren hekjes <strong>van</strong> de balkons zijn lijnen gespannen<br />

waaraan wasgoed te drogen hangt. Het lijkt wel alsof die muren op<br />

haar afkomen. Steeds dichterbij, dichterbij. Ze storten zich op haar.<br />

Ze wordt duizelig ...<br />

Onverwacht voelt Sandrine een hand op haar schou<strong>der</strong>. Ze<br />

draait zich om en kijkt in het ernstige gezicht <strong>van</strong> Margot.<br />

'Het lijkt me het beste als je eens iets gaat doen', zegt ze. Sandri­<br />

ne kijkt haar niet-begrijpend aan.<br />

'Je kunt hier niet de hele dag rondhangen. Kom eens mee', zegt<br />

Margot. Ze slaat haar arm om Sandrine heen en voert haar mee<br />

naar de keuken.<br />

Daar is het een bende. Overal ligt vuil wasgoed dat een klamme<br />

geur verspreidt. Pierre draagt hijgend en bezweet de zware water­<br />

kruik naar binnen._<br />

'Dat is drinkwater', zegt Margot. 'Water om mee te wassen<br />

halen we bij de stadsfontein.'<br />

Ze giet het water over in de ijzeren pot die boven het vuur<br />

hangt. 'Zeg maar wat je wilt doen. Water halen of kleren wassen.'<br />

Sandrine gaat er<strong>van</strong> uit dat ze het tegen Pierre heeft. Ze is ver­<br />

baasd als Margot háár aankijkt. Moet zij die vieze kleren uitspoe­<br />

len? Dat meent ze toch niet?<br />

84


'Sandrine kookt de was uit,' beslist Margot. 'Wij halen samen<br />

schoon water bij de stadsfontein, Pierre.'<br />

'Mag ik dan straks naar Jean?'<br />

'Ja, als we klaar zijn.' Margot duwt Pierre met één hand naar<br />

buiten.<br />

Sandrine kijkt naar de ijzeren kookpot. Het water begint net te<br />

borrelen. Margot komt terug met een emmer water en giet dat<br />

erbij. Ze sorteert het wasgoed en propt het in de kookpot.<br />

'Wat echt vies is, koken we uit, de rest spoel ik altijd uit in de<br />

Seine', zegt ze en geeft Sandrine een dikke stok. 'Het moet alleen<br />

zon<strong>der</strong> zeep, want die is niet meer te krijgen. Kijk, hiermee moet je<br />

roeren.' Haar stem klinkt precies als die <strong>van</strong> Corine, de huishoud­<br />

ster op Poissy, wanneer ze de dienstmeiden bevelen gaf. Zodra Mar­<br />

got zich omdraait, legt Sandrine de stok weg. Ze loopt de keuken<br />

uit en gaat de trap op, naar boven. Ze haalt haar geld en de sieraden<br />

<strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong> tevoorschijn en verbergt ze on<strong>der</strong> haar rokken.<br />

'Sandrine!' roept Margot on<strong>der</strong> aan de trap.<br />

Sandrine antwoordt niet. Ze daalt langzaam de trap af.<br />

'Wat ga je doen?' Margots ogen staan waakzaam.<br />

'Naar huis.'<br />

'Naar huis?'<br />

'Niet ons huis in Parijs. Ik ga naar ons kasteel in de Touraine.'<br />

'En hoe denk je door de stadspoort te komen?'<br />

'Ik vind wel een manier.'<br />

'Sandrine, luister naar me.' Margot pakt haar bij de arm. 'Er<br />

worden voortdurend aristocraten opgepakt bij de stadspoort. Ver­<br />

momd als bedelaar, als dienstmeid, verstopt op een boerenkar ... Je<br />

maakt geen schijn <strong>van</strong> kans.'<br />

Sandrine rukt haar arm los.<br />

'Wat moet ik dan? Ik kan hier niet blijven! Ik breng jullie in<br />

gevaar!'<br />

'Is dat de enige reden?'<br />

'Ja, natuurlijk. Het is toch zo? Ik bréng jullie in gevaar.'<br />

'Ja, als jij voortdurend wegrent als iets je niet bevalt .. .', zegt<br />

Margot.<br />

eruit.<br />

'Ik laat me niet behandelen als een dienstmeid!' gooit Sandrine<br />

85


'Zo behandel ik je beslist niet. Maar wie hier woont, houdt zich<br />

aan de regels <strong>van</strong> dit huis. En dat betekent dat er gewerkt moet<br />

worden. Wie niet werkt, eet niet.'<br />

Sandrine haalt een paar muntstukken tevoorschijn.<br />

'Ik kan betalen.'<br />

'Daar gaat het niet om', zegt Margot kalm. 'Wees nou niet zo<br />

dwaas om naar de stadspoort te rennen. Als je echt weg wilt, wacht<br />

dan nog een tijdje tot ze ie<strong>der</strong>een niet meer zo scherp controleren.'<br />

Daar zit wat in. Sandrine kijkt nadenkend voor zich uit.<br />

Margot loopt terug naar de keuken en gaat aan het werk. Sandrine<br />

gaat voor het kleine venster <strong>van</strong> de achterkamer staan en<br />

kijkt naar Pierre, die de laatste houtjes staat te splijten.<br />

'Maman!' klinkt Pierres trotse stem. 'Ik heb al het hout gehakt!<br />

Kijk eens, wat een stapel!'<br />

'Je bent een flinke vent', prijst Margot.<br />

Moeizaam sjouwt Pierre de mand hout de keuken in en laat hem<br />

op de plavuizen vallen.<br />

Sandrine gaat in de deuropening staan.<br />

'Zwaar hè?', zegt Pierre tegen haar. 'Maar ik kan dat best tillen!'<br />

Sandrine glimlacht. Ze kijkt naar Pierres handen, die rood en<br />

opgezwollen zijn.<br />

Het water in de kookpot borrelt. Sandrine loopt naar de stookplaats,<br />

pakt de stok en roert het wasgoed om en om.<br />

Margot zegt nog steeds niets. Na een tijd laat ze Sandrine zien<br />

hoe ze het wasgoed eruit moet halen zon<strong>der</strong> haar handen te branden<br />

aan het hete water.<br />

'Het ergste vuil is er nu wel uit', zegt Margot. 'Vanmiddag spoelen<br />

we alles nog eens uit in de Seine.'<br />

Sandrine zegt niets.<br />

Na het middageten gooit Margot al het wasgoed in een mand.<br />

'Jij gaat zo met Jean spelen?', zegt ze tegen Pierre.<br />

'Ja, we gaan bikkelen.'<br />

'Geen rottigheid uithalen, hè?' Met een flinke ruk tilt Margot de<br />

mand <strong>van</strong> de vloer. Met een vuurrood gezicht <strong>van</strong> inspanning loopt<br />

ze weg met het zware, natte goed. Sandrine kijkt haar na. Opeens<br />

wordt ze zich er<strong>van</strong> bewust dat Pierre naar haar staat te kijken. Ze<br />

draait haar hoofd om, maar Pierre ontwijkt haar blik. Hij kijkt in<br />

86


de richting <strong>van</strong> de steeg, waar de klompen <strong>van</strong> zijn moe<strong>der</strong> nog<br />

naklinken. Hij maakt een beweging alsof hij zijn moe<strong>der</strong> achterna<br />

wil lopen, maar Sandrine pakt zijn arm vast.<br />

'Ga lekker bikkelen', zegt ze. 'Ik help je moe<strong>der</strong> wel.'<br />

Ze haast zich achter Margot aan. Margot vertoont geen enkele<br />

blijk <strong>van</strong> verbazing of dankbaarheid als Sandrine een <strong>van</strong> de handvaten<br />

<strong>van</strong> de mand overneemt.<br />

Samen lopen ze naar de Seine en Margot gaat meteen aan het<br />

werk. Sandrine kijkt toe. Het geroep en gelach <strong>van</strong> de vrouwen,<br />

vermengd met het geluid <strong>van</strong> hun waskloppers, voert ver over het<br />

water. Sommigen zitten in lage bootjes, an<strong>der</strong>en knielen neer op de<br />

zandbanken in de Seine.<br />

'Ik heb niet zo'n ding', zegt Sandrine.<br />

'Een wasklopper? Ik heb er twee meegenomen.' Margot graait<br />

in de mand en haalt een klopper tussen het wasgoed <strong>van</strong>daan.<br />

Sandrine gaat op haar knieën in het zand zitten en kijkt hoe<br />

Margot te werk gaat. Dan pakt ze de wasklopper en slaat met alle<br />

kracht die ze in zich heeft op de lakens. Ook al is het nog zo zwaar,<br />

ze houdt niet op met kloppen tot de mand leeg is. En dat duurt<br />

lang.<br />

Met een stijve rug richt Sandrine zich uiteindelijk op. Haar jurk<br />

is kletsnat en plakt aan haar lichaam.<br />

'Zo!', zegt Margot met een zucht. Ze loopt wat heen en weer<br />

langs het water, haar handen stevig in haar rug gedrukt. Ze raakt<br />

in gesprek met een paar an<strong>der</strong>e vrouwen, die ook klaar zijn met<br />

hun werk. Ze kijken nieuwsgierig naar Sandrine. Sandrine hoort<br />

haar naam vallen, en de woorden 'nicht' en 'Tours'. <strong>De</strong> vrouwen<br />

knikken haar toe en glimlachen.<br />

Sandrine glimlacht terug, maar blijft op afstand. Ze veegt een<br />

piek haar uit haar gezicht en duwt hem terug on<strong>der</strong> haar mutsje.<br />

Ze voelt zich vies en slordig.<br />

Als maman me zo zag, schiet het door haar heen.<br />

Ze staart over de Seine. <strong>De</strong> geluiden om haar heen vervagen.<br />

Aan de overkant rijdt een kar, maar ze ziet een koets. Ze ziet haar<br />

moe<strong>der</strong> en Michelle, met wijduitstaande rokken en gepoe<strong>der</strong>de<br />

pruiken op.<br />

Michelle ...<br />

87


Ze herinnert zich dat Michelle voor het eerst een pruik mocht<br />

dragen tijdens een deftig diner. Zelf was ze daar nog te jong voor<br />

en ze blééf lachen om Michelle. Ze herkende haar zus nauwelijks.<br />

'Ik draag later nooit een pruik!' beweerde ze.<br />

Het ziet ernaar uit dat haar voorspelling uitkomt.<br />

'Sandrine?', zegt Margot.<br />

Verward kijkt Sandrine om. Margot kijkt haar met bezorgde<br />

ogen aan.<br />

'Ga je mee?', zegt ze.<br />

Sandrine knikt en volgt Margot naar huis. Ze is doodmoe en het<br />

gewicht <strong>van</strong> de natte was is haast niet te tillen. Als ze thuiskomen,<br />

loopt ze een beetje gebogen door de pijn in haar rug.<br />

'Ga maar even zitten', zegt Margot.<br />

Sandrine strompelt naar binnen. Margot hangt de binnenplaats<br />

helemaal vol met wasgoed zodat het schemerdonker is in de kamer.<br />

Ook in de keuken en de achterkamer komt wasgoed te hangen. Het<br />

verspreidt de gron<strong>der</strong>ige lucht <strong>van</strong> de Seine door het huis en doet<br />

de ruiten beslaan.<br />

Tijdens de avondmaaltijd is Sandrine te moe om iets te proeven.<br />

Haar lepel vindt als <strong>van</strong>zelf haar mond.<br />

Een warm bad, denkt ze. Met geparfumeerde olie erdoor en dan<br />

uren liggen weken ...<br />

Waar zouden ze zich hier eigenlijk wassen? Gewoon in de keuken?<br />

Ze huivert bij de gedachte dat ie<strong>der</strong>een daar zo binnen kan<br />

lopen.<br />

'Wat is er?' Maurice kijkt haar vragend aan.<br />

'Ik voel me zo vies', zegt Sandrine. 'Waar kan ik me wassen?'<br />

'In de tobbe', zegt Maurice. 'Een keer in de week gaan we allemaal<br />

in de tobbe. Maar als je <strong>van</strong>avond graag .. . '<br />

'Een keer in de week', valt Margot haar man in de rede. 'Dat is<br />

over twee dagen. Wat denk je dat het kost om al dat water te<br />

verwarmen?'<br />

Maurice knikt en Philippe grijnst.<br />

Zodra de schemering valt, zoekt Sandrine haar bed op. Met stijve,<br />

pijnlijke ledematen kruipt ze on<strong>der</strong> de lakens. Het enige voordeel<br />

<strong>van</strong> het geploeter <strong>van</strong> de afgelopn dag is dat ze onmiddellijk<br />

in slaap valt.<br />

88


9<br />

Halverwege de nacht wordt Sandrine wakker. Met wijdopen ogen<br />

staart ze naar de zol<strong>der</strong>ing. Gespreksflarden vliegen door haar<br />

hoofd. Ze ziet Julies geschokte gezicht voor zich: 'Mademoiselle<br />

Sandrine! Kom snel!'<br />

Ze hoort de angstige hoge stem <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong>: 'Ze komen<br />

ons halen!'<br />

'Overal worden aristocraten uit hun huizen gesleept en op karren<br />

weggevoerd.'<br />

'U moet vluchten, baron, u allemaal! Snel!'<br />

'Ga naar die mensen in de Rue des Francs-Bourgeois, de familie<br />

Lambertin. '<br />

En dan het gebank op de poort, het geschreeuw in huis en de<br />

hoge gil <strong>van</strong> Michelle als ze door soldaten wordt vastgegrepen. En<br />

zij zat daar maar in die kast. Had ze mee moeten gaan? Was dat<br />

beter geweest? Dan waren ze in ie<strong>der</strong> geval tot het laatst bij elkaar<br />

gebleven. Maar dan was ze nu dood geweest.<br />

'Ik doe dat werk niet meer', zegt Sandrine, als de dag is aangebroken<br />

en ie<strong>der</strong>een beneden is. 'Ik krijg er pijn in mijn rug <strong>van</strong>. En kijk<br />

eens naar mijn handen!'<br />

Margot werpt een blik op Sandrines uitgestoken handen. <strong>De</strong><br />

knokkels zien rood en de huid is opengebarsten.<br />

'Daar heb ik wel iets voor.' Margot haalt een potje uit de kast en<br />

neemt het deksel eraf. Er zit een vette substantie in waar zo'n vieze<br />

lucht <strong>van</strong>af komt dat Sandrine vol weerzin een stap naar achteren<br />

doet.<br />

'Het helpt,' dringt Margot aan, maar Sandrine schudt snel haar<br />

hoofd.<br />

'Dan niet.' Margot doet het deksel weer op het potje en zet het<br />

terug in de kast.<br />

Sandrine wrijft over haar kapotte handen. Haar huid trekt en is<br />

ontzettend droog. .<br />

Het gaat wel over, denkt ze. Ik moet gewoon mijn handen niet<br />

meer nat maken.<br />

89


Ze duwt geïrriteerd het wasgoed opzij dat nog steeds in de achterkamer<br />

hangt en loopt naar de zitkamer. Ze schrikt op <strong>van</strong> een<br />

klopje op de keukendeur, die onmiddellijk opengaat. Er komt een<br />

magere vrouw met lang grijs haar binnen. Ze heeft een ei in haar<br />

hand. Nieuwsgierig kijkt ze naar Sandrine. Margot duikt onmiddellijk<br />

achter de vrouw op.<br />

'Zo, en wie is dat?', zegt de vrouw.<br />

'Dit is mijn nichtje uit Tours', zegt Margot.<br />

'Je nichtje?' Het gezicht <strong>van</strong> de buurvrouw drukt twijfel uit.<br />

'Bedankt voor het ei, Jeanne', zegt Margot.<br />

'Ja, dat zit wel goed. Ik had het toch geleend', zegt Jeanne, en<br />

tegen Sandrine: 'Hoe heet je, kind ?'<br />

'Ze heet Sandrine', antwoordt Margot. 'Ze is de dochter <strong>van</strong><br />

Jacques, de broer <strong>van</strong> Maurice.'<br />

'Werkelijk?', zegt Jeanne. Vol belangstelling neemt ze Sandrine<br />

op. 'Ze is wel fijntjes hè, voor een dochter <strong>van</strong> Jacques.'<br />

'Ik wist niet dat jij Jacques zo goed kende', zegt Margot. 'Bij mijn<br />

weten heb je hem nog nooit ontmoet.'<br />

'Maar ik heb veel over hem gehoord', zegt Jeanne. Margot trekt<br />

haar wenkbrauwen op.<br />

Sandrine verbergt haar handen achter haar rug. Ze mag dan een<br />

middag de was hebben gedaan, echte werkhanden heeft ze nog lang<br />

niet.<br />

'Sandrine, wil jij Pierre <strong>van</strong> straat halen? Hij moet wat voor me<br />

doen', zegt Margot. Haar ogen staan waarschuwend. Sandrine<br />

knikt. Ze haast zich niet en als ze met Pierre terugkomt, is Jeanne<br />

weg.<br />

'Dat nieuwsgierige mens,' bromt Margot. 'Het wordt tijd dat we<br />

eens aan jou gaan werken.'<br />

Ze pakt Sandrines hand en bekijkt die aandachtig.<br />

'Nog veel te veel een dameshandje. Daar moeten we wat aan<br />

doen.' Sandrine kijkt naar haar afgebrokkelde nagels.<br />

'Als papa me zo zag', zegt ze zacht.<br />

'Pa', zegt Margot.<br />

Sandrine kijkt haar verwon<strong>der</strong>d aan.<br />

, Als je pá je zo zag', zegt Margot. Het woord pa spreekt ze hard<br />

en plat uit. 'Zeg me eens na.'<br />

90


'Pá', zegt Sandrine.<br />

Margot schudt haar hoofd. 'Te netjes. Kom op, ie kan beter.'<br />

'Pa', bauwt Sandrine Margot na.<br />

'Beter. Zeg dat maar een tijdje achter elkaar.' Margot staat op en<br />

gaat weer aan het werk. Sandrine blijft zitten.<br />

'Pa', mompelt ze. 'Pa.'<br />

Het woord galmt door haar hoofd. Pa, pa, pa ...<br />

Sandrine rent de trap op, naar haar zol<strong>der</strong>kamertje. Ze gooit de<br />

deur achter zich dicht en laat zich languit op bed vallen.<br />

Pa, pa, pa ...<br />

Na een tijdje komt Margot zachtjes naar binnen. Het bed kraakt<br />

als ze op het randje gaat zitten. Zon<strong>der</strong> een woord te zeggen streelt<br />

ze Sandrine over haar haren. Uiteindelijk draait Sandrine zich om en<br />

kijkt Margot met een behuild gezicht aan. Margot pakt haar hand.<br />

'Kom je beneden?' vraagt ze.<br />

Sandrine knikt. Ze veegt met de rug <strong>van</strong> haar hand over haar<br />

gezicht en loopt achter Margot aan de trap af. <strong>De</strong> rest <strong>van</strong> de dag<br />

doet ze zwijgend allerlei huishoudelijk werk. En tijdens de avondmaaltijd<br />

- een pan waterige soep - luistert Sandrine aandachtig<br />

naar haar huisgenoten. Ze gebruiken zoveel woorden die zij niet<br />

kent, dat ze soms moeite heeft om het gesprek te volgen. Zelf zegt<br />

ze niet veel, maar als iemand haar iets vraagt, probeert ze zo goed<br />

mogelijk haar keurige Frans te vergeten.<br />

Na een tijd merkt ze dat ze zich het Parijse dialect al aardig<br />

eigen maakt. <strong>De</strong> dagen gaan voorbij in een eentonige regelmaat.<br />

Sandrine ontdekt dat ze beter iets om handen kan hebben wat haar<br />

door die eindeloze uren vol verdriet en herinneringen heen helpt.<br />

Het grootste deel <strong>van</strong> de dag zijn Margot en zij bezig met het<br />

voortdurend terugkerende probleem <strong>van</strong> voedsel. Daarnaast moeten<br />

ze aan hout zien te komen om het vuur op te stoken. Kolen zijn<br />

te duur. En dan is er nog de nooit aflatende was, en hon<strong>der</strong>d an<strong>der</strong>e<br />

huishoudelijke klusjes. Sandrines handen worden steeds ruwer,<br />

ze wordt mager<strong>der</strong> en haar maag vraagt voortdurend om voedsel.<br />

Ze merkt dat Margot haar gadeslaat. Af en toe glimlacht Margot<br />

naar haar en dan glimlacht ze maar terug.<br />

's Nachts ligt Sandrine vaak wakker. Dan doet ze de armband en<br />

de ringen <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong> om en is ze weer thuis. Ze ligt in haar<br />

91


eigen bed, in haar eigen kamer en ze hoort Julies stem als ze haar<br />

komt helpen aankleden.<br />

Soms wordt ze wakker met de geur <strong>van</strong> haar va<strong>der</strong>s snuiftabak<br />

in haar neus. Dan glimlacht ze - tot ze helemaal wakker is.<br />

Het nieuws dat de koninklijke familie ge<strong>van</strong>gen is gezet in de<br />

Temple is het gesprek <strong>van</strong> de dag. Uit Philippes verhalen begrijpt<br />

Sandrine dat de nieuwe regering, die zich de Conventie noemt, nu<br />

al on<strong>der</strong>ling ruzie maakt over hoe de Revolutie moet worden<br />

voortgezet en dat ze zich hebben gesplitst in twee partijen: de Jacobijnen<br />

en de Girondijnen.<br />

Tot ongenoegen <strong>van</strong> Maurice laat Philippe. regelmatig het werk<br />

in de schoenmakerswerkplaats in de steek om de bijeenkomsten bij<br />

te wonen <strong>van</strong> de revolutionaire Parijzenaars, de sans-culotten,<br />

on<strong>der</strong> leiding <strong>van</strong> Jean Paul Marat, die hen ook vertegenwoordigt<br />

in de Conventie.<br />

'We worden steeds sterker, steeds machtiger!' vertelt Philippe tijdens<br />

het middagmaal. Zijn ogen gloeien, zoals altijd als hij het over<br />

zijn held Marat heeft. '<strong>De</strong> Girondijnen zijn ertegen dat wij nu ook<br />

iets te zeggen krijgen, maar de Jacobijnen luisteren naar ons.<br />

Robespierre heeft gezegd dat ze ons, de gewone mensen, nodig hebben<br />

en dat ze voor onze belangen zuilen opkomen als zij de macht<br />

krijgen.'<br />

'Dan kan Robespierre tevreden zijn. Heel Parijs staat achter de<br />

Jacobijnen' , zegt Maurice.<br />

'<strong>De</strong> regering kan niet meer om de sans-culonen heen', zegt<br />

Philippe tevreden. 'En als de Girondijnen ons te min vinden om<br />

méé te regeren, dan zullen ze niet lang meer in de Conventie zitten.'<br />

'Daar kon je weleens gelijk in hebben', knikt zijn va<strong>der</strong>. 'Eén<br />

ding hebben die Jacobijnen in ie<strong>der</strong> geval goed begrepen en dat is<br />

dat je de wil <strong>van</strong> een volk nooit moet negeren.'<br />

'Dat is heel mooi, en ik sta helemaal achter de sans-culotten,<br />

maar ik zie niet in waarom jullie er zo smerig bij moeten lopen',<br />

zegt Margot. Haar ogen glijden afkeurend over haar oudste zoon.<br />

Hij is ongeschoren, ongewassen en haveloos gekleed in een zwarte<br />

vestrok en een versleten gestreepte broek. Een lange broek, in<br />

plaats <strong>van</strong> de elegante kniebroeken <strong>van</strong> de adel.<br />

92


'Als het aan Marat lag, zouden jullie halfnaakt en krabbend<br />

<strong>van</strong>wege de luizen door de straten lopen', valt Maurice zijn vrouw<br />

bij. 'Kun je geen goede patriot zijn en je toch behoorlijk wassen?'<br />

'Ik word ook een sans-culotte!' roept Pierre.<br />

'0 ja? Scheer je je voortaan niet meer?' lacht zijn va<strong>der</strong>.<br />

'Lach hem niet uit. Hij zal een prima sans-culotte worden. Daar<br />

zorg ik wel voor', zegt Philippe vastbesloten.<br />

'Ja!' valt Pierre zijn broer enthousiast bij.<br />

'Jij kleedt je behoorlijk. Daar zorg ik wel voor', zegt Margot<br />

waarschuwend.<br />

Aan Sandrine gaat het grootste gedeelte <strong>van</strong> het gesprek voorbij.<br />

Voortdurend spookt die ene naam door haar hoofd.<br />

Marat!<br />

Dat is de man die verantwoordelijk is voor de dood <strong>van</strong> haar<br />

ou<strong>der</strong>s, Michelle en Julie. Een afzichtelijk mannetje, met kromme<br />

benen en een mager, bleek gezicht. Ze heeft zijn krant, de Volks­<br />

vriend, gelezen en daaruit begrepen dat Marat het volk heeft opge­<br />

hitst om de ge<strong>van</strong>genen te vermoorden. Omdat de adel een<br />

complot zou hebben gesmeed om te ontsnappen uit de ge<strong>van</strong>ge­<br />

nissen en een einde aan de Revolutie te maken.<br />

Wild <strong>van</strong> woede is het gepeupel <strong>van</strong> Parijs naar de ge<strong>van</strong>genissen<br />

opgetrokken. Niet alleen in de Abbaye, maar ook in La Force, de<br />

Salpêtrière, de Conciergerie en ten slotte in Bicêtre zijn in een paar<br />

dagen tijd meer dan 1100 ge<strong>van</strong>genen vermoord.<br />

'Sandrine?'<br />

Sandrine schrikt op. Maurice kijkt haar vragend aan.<br />

'Loop even mee naar de werkplaats. Ik heb een paar klompen<br />

voor je in de boorbank staan.'<br />

'Klompen?'<br />

'Ja, er zitten gaten in je schoenen. Als het herfst wordt, heb je<br />

meer aan een paar goede klompen.'<br />

Sandrine loopt achter hem aan naar de werkplaats.<br />

'Zo', zegt Maurice en pakt een paar klompen. 'En, hoe is het nu<br />

met je? Raak je al een beetje gewend hier?'<br />

Sandrine haalt haar schou<strong>der</strong>s op.<br />

'Ik begrijp dat het moeilijk voor je is.' Maurice klopt vriendelijk<br />

93


op haar schou<strong>der</strong>. 'Maar Margot doet echt haar best om te zorgen<br />

dat je je hier thuisvoelt.'<br />

Sandrine laat haar voeten in de klompen glijden die Maurice<br />

haar voorhoudt. Ze voelen zwaar en hard aan.<br />

'Ik zal een zacht leertje on<strong>der</strong> de kap maken, dan krijg je niet zo<br />

snel last <strong>van</strong> je voeten', zegt Maurice. 'Vanavond zijn ze klaar!'<br />

Er komt een breedgeschou<strong>der</strong>de man binnen. Hij komt Sandrine<br />

vaag bekend voor.<br />

'Bonjour Maurice! Ik kom mijn klompen halen.'<br />

'Bonjour Gaston', groet Maurice terug. 'Heb je een ogenblikje?'<br />

Sandrine verstijft. Gaston! Is dat niet die man die Julie en haar<br />

geholpen heeft toen ze Pierre vonden?<br />

Maurice zit nog steeds over haar klomp gebogen. Als hij<br />

opkijkt, kijkt Sandrine hem dringend aan. Haar ogen schieten naar<br />

Gaston. Maurice kijkt verwon<strong>der</strong>d, maar dan fronst hij zijn wenk­<br />

brauwen. Hij beduidt Sandrine met een hoofdknikje dat ze terug<br />

naar de kamer moet gaan. Te laat.<br />

'En wie is die jongedame daar?' galmt Gastons vrolijke stem.<br />

Maurice komt overeind.<br />

'Gaston .. .' Maurice lacht geforceerd. 'Heb je mijn nichtje al ont­<br />

moet? Ze komt een poosje bij ons wonen.'<br />

'0 ja? Waarom?' Gaston knikt Sandrine toe. 'Bonjour, ik ben<br />

Gaston Bourrier. Smid <strong>van</strong> beroep. En jij heet .. .'<br />

'Eh... Sandrine' , zegt Sanclrine. Had ze nou maar een an<strong>der</strong>e<br />

naam aangenomen. Maar Margot heeft haar aan Jeanne al als<br />

Sandrine voorgesteld. Zou Gaston haar herkennen? Angstig kijkt<br />

ze naar de grote man voor haar.<br />

Hij kijkt haar geïnteresseerd aan.<br />

'Sandrine? Mooie naam.'<br />

Maurice geeft Sandrine een duwtje in haar rug.<br />

'Sandrine, misschien kun je nu beter Margot gaan helpen. Zou-<br />

den jullie niet ... eh .. . '<br />

'<strong>De</strong> was doen', knikt Sandrine.<br />

'Precies, de was doen. Ga maar snel.'<br />

'Nog meer was?' dreunt de stem <strong>van</strong> Gaston. 'Ik was net achter,<br />

en de hele binnenplaats hing vol. Jullie vrouwen wassen wat af!<br />

Hahaha! Zeg, meisje, blijf eens staan. Je komt me zo bekend voor.'<br />

94


me.'<br />

Sandrine kijkt schuw om. 'Ik moet echt gaan. Margot wacht op<br />

'Sandrine, Sandrine ... Ik heb die naam ook al eens gehoord.<br />

Hebben we elkaar echt niet eer<strong>der</strong> ontmoet?'<br />

'Nee, echt niet .. .'<br />

'Ze komt uit Tours', helpt Maurice. 'Dus dat lijkt me onmogelijk.'<br />

'Dat is een eind weg', bevestigt Gaston. 'Nou, ga Margot maar<br />

helpen. Je kan haast niet wachten. Handig hoor, zo'n ijverig nicht­<br />

je!' Hij lacht luid.<br />

Sandrine doet de klompen uit. Met haar oude schoenen in de<br />

hand schiet ze de gang in. In het halfdonker trekt ze ze aan en luis­<br />

tert met ingehouden adem naar het gesprek <strong>van</strong> Maurice en Gas­<br />

ton. Ze hoort voornamelijk Gaston praten, maar het gaat niet over<br />

haar.<br />

'Heb je het al gehoord? Er zijn weer een paar aristo's opgepakt.<br />

Ze waren al bij de grens, nota bene. En toen vielen ze door de<br />

mand. Gisteravond zijn ze Parijs binnengebracht. Een of an<strong>der</strong>e<br />

graaf <strong>De</strong> Charolais of zo, met zijn vrouw en kin<strong>der</strong>en.'<br />

Sandrine spitst haar oren. Zodra Gaston weg is, haast ze zich<br />

naar Maurice. <strong>De</strong> winkel is leeg en hij buigt zich net over een half<br />

afgemaakte klomp.<br />

'Wat zei Gaston? Zijn er weer aristocraten gepakt?' Ze kan het<br />

niet helpen dat haar stem beeft.<br />

Maurice kijkt op. 'Ja, gisteravond schijnt er een graaf met zijn<br />

gezin Parij s binnengebracht te zijn.'<br />

'Hoe heette die graaf?'<br />

'Hoe hij heette? 0, dat weet ik niet precies. Hoezo?'<br />

'<strong>De</strong> Charolais?' dringt Sandrine aan. 'Ik dacht dat ik die naam<br />

hoorde noemen.'<br />

'<strong>De</strong> Charolais ... ja, ik geloof <strong>van</strong> wel.' Maurice kijkt haar oplettend<br />

aan. 'Ken je die mensen?'<br />

'Ja', Sandrine ziet bleek. 'Het waren vrienden <strong>van</strong> mijn ou<strong>der</strong>s.'<br />

'0', zegt Maurice.<br />

'Dat kan je niets schelen, hè? Die paar aristo's', zegt Sandrine<br />

met trillende stem.<br />

'Dat is niet waar. Ik ben niet uit op het bloed <strong>van</strong> die mensen',<br />

weerstreeft Maurice rustig.<br />

95


'Nee, maar je ligt er ook niet wakker <strong>van</strong>!' roept Sandrine uit.<br />

Ze loopt naar de gang, grijpt een omslagdoek en gaat via de<br />

winkel de deur uit.<br />

'Sandrine! Waar ga je naartoe?' roept Maurice haar na.<br />

Sandrine geeft geen antwoord. Ze loopt haastig over straat, in<br />

de richting <strong>van</strong> de Seine. Het kan niet moeilijk zijn om erachter te<br />

komen of het in<strong>der</strong>daad die vrienden <strong>van</strong> haar ou<strong>der</strong>s zijn. Ze moe­<br />

ten ergens ingeschreven staan.<br />

Ze begint bij de dichtstbijzijnde ge<strong>van</strong>genis, de Conciergerie op<br />

het Ile-de-la-Cité. Maar als ze voor de hoge muren staat, aarzelt ze.<br />

Het is niet ongebruikelijk dat mensen het ge<strong>van</strong>genisregister komen<br />

inzien, ze hebben er zelfs het recht toe, maar nu ze voor het hol <strong>van</strong><br />

de leeuw staat, wordt Sandrine bang. Nerveus loopt ze heen en<br />

weer voor de vierkante klokkentoren. Voorbijgangers bekijken<br />

haar vluchtig. Ze moet nu beslissen; weggaan of naar binnen gaan.<br />

Ze gaat weg.<br />

Aan de an<strong>der</strong>e kant <strong>van</strong> de Seine klinkt het dreigende trom­<br />

geroffel dat de hele dag doorgaat. Het klinkt hier alleen veel lui<strong>der</strong><br />

omdat de Place du Carrousel dichtbij is.<br />

Sandrine wil er niet echt naartoe, maar iets dwingt haar. Het<br />

lijkt wel alsof ze geen controle meer heeft over haar eigen ledema­<br />

ten. Haar henen voeren haar als <strong>van</strong>zelf over de Quai de l'Horioge,<br />

over de Pont Neuf naar de koninklijke tuinen <strong>van</strong> het paleis de Tui­<br />

lerieën aan de overkant <strong>van</strong> de Seine. Het tromgeroffel komt steeds<br />

dichterbij. Vanaf deze afstand kan ze ook gejuich horen opstijgen.<br />

Ze loopt om de Tuilerieën heen, de overvolle Place du Carrousel<br />

op, waar het schavot boven de vele hoofden uitsteekt. Er staat een<br />

rare houten installatie op met een groot scheef mes. Sandrine weet<br />

niet wat het is, maar ze krijgt het er koud <strong>van</strong>.<br />

Een rij ge<strong>van</strong>genen staat bleek en stil naast het schavot. Beurte­<br />

lings worden hun namen afgeroepen. Er wordt iemand het schavot<br />

opgeduwd. Het is een jonge man die vreselijk zweet. Als hij het<br />

grote mes ziet, begint hij te schreeuwen.<br />

'Nee! Nee! Genade!'<br />

<strong>De</strong> beul rukt de kanten kraag <strong>van</strong> zijn hals weg en duwt hem naar<br />

het hakblok. Hij heeft de hulp <strong>van</strong> zijn knechten nodig om het<br />

96


hoofd <strong>van</strong> de jongeman door het gat in de installatie te krijgen.<br />

'Nee, meneer de beul! Wacht even! Ik wiL .'<br />

Klak!<br />

Het scheve mes suist naar beneden. Het hoofd <strong>van</strong> de jongeman<br />

valt in de mand vóór het hakblok. Het bloed spat in het rond en de<br />

menigte juicht uitzinnig. En de executies gaan maar door. Helemaal<br />

vooraan zit een groep vieze wijven te breien. Bij ie<strong>der</strong> hoofd dat<br />

valt, springen ze op en schreeuwen om een pluk haar.<br />

Ingeklemd tussen de mensen kijkt Sandrine vol ongeloof toe.<br />

Ie<strong>der</strong>e keer als het mes naar beneden valt, slaat ze snel haar ogen<br />

neer. Eén keer kijkt ze te vroeg op en is ze er getuige <strong>van</strong> hoe de<br />

beul het hoofd aan de juichende menigte toont.<br />

Sandrine kijkt om zich heen, naar de mannen en vrouwen die<br />

om haar heen staan. Oude mensen, jonge mensen, kleine kinde­<br />

ren ... Hoe kunnen ze zo juichen? Hoe kunnen ze dit aanzien? Het<br />

is toch duidelijk dat de mensen die daar onthoofd worden geen<br />

misdadigers zijn. Aan hun kleding te zien zijn het allemaal aristo­<br />

craten. <strong>De</strong> één moet het schavot op gesleept worden, de an<strong>der</strong><br />

klimt zelf naar boven. Een enkeling schreeuwt: 'Leve de koning!' of<br />

zingt en praat door tot het mes naar beneden suist, maar de mees­<br />

ten zijn zo dapper niet. Er wordt gesmeekt en geschreeuwd en om<br />

uitstel gevraagd.<br />

Wat zou ik doen? spookt het door Sandrines hoofd.<br />

Met een schok herkent ze 4e vrienden <strong>van</strong> haar ou<strong>der</strong>s: de graaf<br />

en de gravin de Charolais. Ze hebben twee jonge kin<strong>der</strong>en, die ook<br />

in de rij staan. Om de kin<strong>der</strong>en de aanblik <strong>van</strong> het onthoofden <strong>van</strong><br />

hun ou<strong>der</strong>s te besparen, mogen ze eerst.<br />

Sandrine kijkt niet. <strong>De</strong> kin<strong>der</strong>en huilen en roepen om hun<br />

ou<strong>der</strong>s. Klak! Klak!<br />

Het is snel gebeurd. Zou zo'n dood pijnloos zijn? Klak!<br />

Daar gaat de gravin. Ze wordt meteen gevolgd door haar<br />

echtgenoot.<br />

Klak!<br />

Sandrine voelt zich misselijk worden. Snel buigt ze haar hoofd<br />

en staart naar de grond. Een hele tijd blijft ze zo staan, tot ze zich­<br />

zelf weer on<strong>der</strong> controle heeft.<br />

Voorzichtig kijkt ze op. Is het afgelopen? Kan ze weg? Nee, het<br />

97


plein staat nog steeds vol. Een jong meisje loopt het trappetje naar<br />

het schavot op. Sandrine kent haar niet, maar ze moeten ongeveer<br />

even oud zijn. <strong>De</strong>ze keer kijkt ze wel, vol afschuw. <strong>De</strong> beulsknech­<br />

ten maken de halsopening <strong>van</strong> het hemd <strong>van</strong> het meisje open. Ze<br />

staat heel recht en kijkt over de jouwende mensen heen. Er gaat een<br />

schok door Sandrine heen.<br />

Michelle!<br />

Nee, het is Michelle niet. Dit meisje heeft donker<strong>der</strong> haar en ze<br />

Îs langer dan Michelle. Toch blijft Sandrine het gezicht <strong>van</strong> Michel­<br />

le zien.<br />

<strong>De</strong> beul pakt het meisje bij de arm en dwingt haar op haar knie­<br />

en. Voorzichtig legt hij haar hoofd op het blok. Hoe zou dat zijn -<br />

een laatste gedachte, een laatste blik op de blauwe lucht ... klak!<br />

<strong>De</strong> valbijl flitst en er klinkt een doffe klap.<br />

Een kar, volgeladen met nieuwe ge<strong>van</strong>genen, komt aan bol<strong>der</strong>en.<br />

Ze hebben allemaal het gezicht <strong>van</strong> Michelle, <strong>van</strong> haar va<strong>der</strong> en<br />

moe<strong>der</strong>, <strong>van</strong> Julie.<br />

Sandrine veegt de tranen <strong>van</strong> haar gezicht. Ze beginnen eindelijk<br />

te stromen, maar het lucht niet op. Ze voelt zich leeg en verschrik­<br />

kelijk eenzaam. Als ze om zich heen kijkt, ziet ze dat er meer men­<br />

sen zijn die moeite hebben met al die executies.<br />

Sandrine baant zich een weg terug langs de dringende lichamen.<br />

Als een slaapwandelaarster loopt ze naar huis.<br />

'Sandrine!' Margot schiet op haar af zodra ze de keuken binnen­<br />

stapt. 'Maurice zei dat je zomaar wegliep. Waar ben je geweest? We<br />

waren als de dood dat je ... '<br />

Dan ziet ze Sandrines behuilde gezicht en sluit haar zwijgend in<br />

haar armen.<br />

98


10<br />

Vanaf dat moment mijdt Sandrine de Place du Carrousel met zijn<br />

terechtstellingen. Ie<strong>der</strong>e nacht schrikt ze wel een keer wakker uit een<br />

vreselijke nachtmerrie. En altijd gaan die dromen over haar familie<br />

en Julie, en hoe ze aan hun einde zijn gekomen. Soms ook droomt<br />

ze over vroeger. Over de gezellige avonden als ze met het hele gezin<br />

bij elkaar zaten; over de lange diners waar Michelle en zij kaars­<br />

recht aan tafel zaten en intussen stiekem grapjes over de gasten<br />

maakten met elkaar. Over de zomers in Poissy ...<br />

Als ze weer eens uit zo'n droom over thuis wakker wordt, heeft<br />

ze geen idee hoe laat het is. Ze houdt haar ogen stijf gesloten; ze<br />

wil niet wakker worden. Maar de droombeelden vervliegen toch.<br />

Het gevoel <strong>van</strong> veiligheid en geborgenheid verdwijnt. Sandrine<br />

draait zich op haar zij en duwt haar vuist in haar maag.<br />

Honger.<br />

<strong>De</strong> waterige soep <strong>van</strong> gisteravond heeft dat gevoel geen moment<br />

weggenomen. Nu komt de honger in volle hevigheid opzetten. Ze<br />

kan onmogelijk meer slapen.<br />

Brood ...<br />

Sandrine gaat op het randje <strong>van</strong> haar bed zitten en rilt in de<br />

tocht die door een spleet on<strong>der</strong> het raam <strong>van</strong>daan komt. Huiverend<br />

begint ze zich aan te kleden.<br />

Opeens ziet ze haar moe<strong>der</strong> voor zich, zittend achter haar<br />

toilettafel terwijl een kamermeisje haar pruik poe<strong>der</strong>t. Eerst met<br />

gewone poe<strong>der</strong>, die in dozen werd aangevoerd. Toen poe<strong>der</strong> niet<br />

meer verkrijgbaar was, gebruikte ze meel.<br />

Meel, nota bene!<br />

Sandrine neemt haar klompen in de hand en sluipt de trap af.<br />

Ze trekt een versleten mantel met kap aan die ze <strong>van</strong> Margot heeft<br />

gekregen.<br />

Buiten komt de nachtwaker langs.<br />

'Vier uur slaat de klok, burgers. Vier uur slaat de klok', klinkt<br />

zijn monotone stem door de straat.<br />

Sandrine maakt de keukendeur open en loopt de stikdonkere<br />

binnenplaats op. <strong>De</strong> Rue des Francs-Bourgeois is nauwelijks lichter.<br />

99


Hier en daar brandt een lantaarn die niet meer dan een gelige licht­<br />

vlek om zich heen verspreidt.<br />

Met vlugge stappen loopt Sandrine de straat uit en steekt de Place<br />

Royale over. In de Rue de Birague sluit ze aan bij een rij mensen. Zelfs<br />

op dit uur zijn er nog mensen vóór haar. <strong>De</strong> rij is zelfs al zo lang dat<br />

hij een bocht maakt, de Rue Faubourg St. Antoine in. Slaperig en<br />

gelaten staan de mensen achter elkaar. Sommigen lijken staande te<br />

slapen, maar zodra de rij in beweging komt, sluiten ze direct aan.<br />

Sandrine staat lange tijd in het donker. <strong>De</strong> rij schuifelt ver<strong>der</strong> en<br />

ze stapt in het licht <strong>van</strong> een lantaarn.<br />

'Zeg!' Een gebogen vrouwtje dat een stukje ver<strong>der</strong>op in de rij<br />

staat, kijkt haar scherp aan. Het is oma Brillot, een schran<strong>der</strong>e<br />

oude vrouw die in de hele buurt bekend is.<br />

'Ben jij niet die nicht <strong>van</strong> burger Lambertin? Die nicht uit<br />

Tours?' Sandrine knikt.<br />

'Ik dacht dat zijn broer alleen maar zoons had.'<br />

Sandrine geeft geen antwoord.<br />

'Ben je je tong verloren, kind?'<br />

Sandrine is moe en heeft honger. In dit gezeur heeft ze helemaal<br />

geen zin.<br />

'Zie ik eruit als een jongen?' bitst ze.<br />

Oma Brillot grinnikt. 'Nee, maar ook niet als een Lambertin.'<br />

'Ik dacht dat Maurice zijn familie in To urs nooit meer zag',<br />

bemoeit iemand an<strong>der</strong>s uit de rij zich ermee. 'Hij had toch ruzie<br />

met zijn broer?'<br />

Het is buurvrouw Jeanne. Ook dat nog. <strong>De</strong> rij schuifelt vooruit.<br />

'U kunt doorlopen', zegt Sandrine.<br />

'U!' krijst Jeanne. 'Horen jullie dat?' Ie<strong>der</strong>een kijkt argwanend<br />

naar Sandrine.<br />

Hevig geschrokken zet Sandrine de kap <strong>van</strong> haar mantel op en<br />

kijkt een an<strong>der</strong>e kant uit, in de hoop dat de vrouwen haar met rust<br />

zullen laten. Maar Jeanne stelt zich dreigend voor haar op. Ze<br />

vuurt haar vragen op Sandrine af.<br />

'Waarom kennen we jou niet? Waar kom je zo opeens <strong>van</strong>daan?<br />

Ben je soms een spionne? Een koningsgezinde?'<br />

'Nee, nee, echt niet!' Sandrines knieën knikken.<br />

Met haar handen in de zij scheldt Jeanne haar de huid vol. 'Het<br />

100


is een aristo! Een vervloekte aristo! Grijp haar! Breng haar naar de<br />

gardes, dan zullen die wel met haar afrekenen!' Een potige kerel<br />

draait zich om. Het is Gaston. On<strong>der</strong>zoekend kijkt hij Sandrine aan.<br />

'Mens, kalmeert', zegt hij dan ongeduldig. 'Je denkt toch niet<br />

dat de Lambertins aristo's verbergen? Die zoon <strong>van</strong> hen is een goeie<br />

sans-culotte. En dit meisje ken ik allang. Bonjour, Sandrine!' Hij<br />

knipoogt naar Sandrine. Aarzelend glimlacht Sandrine hem toe.<br />

Heeft hij haar nu herkend of niet?<br />

Het geroezemoes om haar heen bedaart. Jeanne scheldt nog wat<br />

na, maar de mensen kijken weer voor zich uit.<br />

Ondanks de koelte <strong>van</strong> de vroege ochtend zweet Sandrine over<br />

haar hele lichaam. Ze durft niemand recht aan te kijken en dus<br />

kijkt ze wat om zich heen. <strong>De</strong> straat is nog in duisternis gehuld.<br />

Achter haar heeft de rij zich verdubbeld.<br />

Een hele tijd later - de zon komt net op - is Sandrine aan de<br />

beurt. Bakker Moulin heeft nog juist genoeg brood voor Sandrine<br />

en een paar mensen die achter haar staan. <strong>De</strong> rest moet met lege<br />

handen naar huis.<br />

Het is nu helemaal licht en op de hongerige gezichten tekenen<br />

zich teleurstelling en woede duidelijk af. Sandrine verbergt het<br />

brood on<strong>der</strong> haar jas en haast zich naar huis. Pas als ze op de bin­<br />

nenplaats is, voelt ze zich gerust. Ze gaat de keuken in en hoort de<br />

an<strong>der</strong>en praten. Ze duwt de deur naar de eetkamer open. <strong>De</strong> stem­<br />

men golven om haar heen.<br />

Margot is blijkbaar net met lege handen thuisgekomen. Philippe<br />

staat te schelden <strong>van</strong> teleurstelling. Maurice kijkt verslagen.<br />

Sandrine zoekt steun bij de deurpost. Ze voelt zich zo licht in<br />

haar hoofd. Het lijkt wel alsof ze zweeft.<br />

'Waar kom jij nou <strong>van</strong>daan?' Margot kijkt verbaasd naar San­<br />

drine. 'Ik dacht dat je nog sliep.'<br />

Sandrine haalt het brood on<strong>der</strong> haar mantel <strong>van</strong>daan. Ze kan<br />

het nog net aan Margot geven voor ze flauwvalt.<br />

Ze komt bij op de bank naast de haard. Zodra Sandrine haar<br />

ogen opendoet, ziet ze alleen maar bezorgde gezichten om zich<br />

heen. Zelfs Philippe kijkt verschrikt.<br />

Pierre zit op zijn knieën naast de bank en jammert: 'Ze gaat toch<br />

niet dood?'<br />

101


'Hou op, Pierre' , zegt zijn broer. 'Je ziet toch dat haar ogen weer<br />

open zijn.'<br />

'Laat die jongen', zegt Maurice. 'Hij is zich rot geschrokken.'<br />

Sandrine merkt dat Margat zachtjes haar hand wrijft.<br />

'Hoe lang heb je wel niet in de rij gestaan?' vraagt ze.<br />

Haar gezicht is heel dicht bij dat <strong>van</strong> Sandrine. Grijze ogen in<br />

een vroeg oud gezicht.<br />

'Vanaf een uur of vier', fluistert Sandrine.<br />

Margat loopt naar de keuken en snijdt een dikke snee brood<br />

voor Sandrine af. Ze smeert er wat meer reuzel op dan gewoonlijk.<br />

An<strong>der</strong>s worden de afgemeten porties nauwkeurig met elkaar<br />

vergeleken, maar nu protesteert er niemand.<br />

'Ik ben zo blij dat je niet dood bent', zegt Pierre op vertrouwe­<br />

lijke toon. 'Moet je nu heel lang blijven liggen? Net als Louison?'<br />

Sandrine wil vragen wie Louison is, maar Margots verstarde<br />

gezicht weerhoudt haar daar<strong>van</strong>. Pierre kijkt betrapt en loopt snel<br />

met zijn bikkels naar de binnenplaats.<br />

Ja, Louison moet zijn zusje zijn geweest. En aan Margots reactie<br />

te zien is ze nog niet zo lang geleden gestorven. Maar waarom heeft<br />

niemand het over haar?<br />

Sandrine kijkt naar Maurice, die met een afwezig gezicht naar<br />

de schoenmakerswerkplaats loopt. Zijn schou<strong>der</strong>s hangen een beet­<br />

je. Philippe volgt zijn va<strong>der</strong>, maar draait zich in de deuropening om<br />

en kijkt naar Sandrine.<br />

'Vanavond is er een feest in het Palais Royal. Heb je zin om mee<br />

te gaan?' vraagt hij.<br />

Sandrine kijkt verbaasd terug.<br />

'Wil jij Sandrine meenemen naar een feest? Ben je gek?' valt<br />

Margot uit.<br />

'Ze moet zich niet zo afsluiten <strong>van</strong> de mensen. Daardoor valt ze<br />

juist op' argumenteert Philippe. 'Nou, wil je mee?'<br />

'Nee', zegt Sandrine.<br />

'Waarom niet?'<br />

'Ik heb geen zin om feest te vieren. En zeker geen feest ter ere<br />

<strong>van</strong> de Revolutie. Daar gaat het toch om?'<br />

'Ja.'<br />

'En wat voor goeds heeft die Revolutie mij gebracht?'<br />

102


Philippe zucht.<br />

'Hoe vaak moet ik je nog uitleggen dat de dood <strong>van</strong> je ou<strong>der</strong>s<br />

het werk was <strong>van</strong> een heel an<strong>der</strong>e groep? Van het gepeupel. Ze<br />

werden opgehitst door Marat, dus het waren sans-culotten.'<br />

'Waarom geef je steeds an<strong>der</strong>en de schuld?' vraagt Sandrine fel.<br />

'Je denkt toch niet dat ik met een bijl bij de ge<strong>van</strong>genispoort heb<br />

gestaan?' verdedigt Philippe zich.<br />

'Je keurt het goed. Dat is hetzelfde' houdt Sandrine vol. Philippe<br />

zegt niets meer.<br />

Geamuseerd kijkt Margot haar zoon aan.<br />

'Heb je nog steeds zin om Sandrine mee te nemen?' vraagt ze.<br />

'Ja', zegt Philippe. 'Ik wil haar laten zien wat de échte Revolutie<br />

is'.<br />

Sandrine kijkt Margot vragend aan. Ga maar, knikt die.<br />

's Avonds loopt Sandrine met Philippe het hele eind naar het Pal ais<br />

Royal. Het Palais Royal is een paleis waar<strong>van</strong> de tuin is opengesteld<br />

voor publiek. In de galerijen die de tuin omgeven, hebben zich<br />

café- en restauranthou<strong>der</strong>s gevestigd .<br />

Philippe draagt, zoals gewoonlijk, een slappe rode muts. Het<br />

on<strong>der</strong>scheidingsteken <strong>van</strong> de Jacobijnen, de revolutionaire partij<br />

die steeds populair<strong>der</strong> wordt on<strong>der</strong> de bevolking, weet Sandrine<br />

inmiddels. Zelf draagt ze een eenvoudige katoenen jurk, klompen<br />

en een witte muts versierd met blauw-wit-rode strikken.<br />

, Als je meegaat, kleed je je zoals alle an<strong>der</strong>en' heeft Margot<br />

gezegd. Zodra Sandrine door de poort naar binnen loopt, veran<strong>der</strong>t<br />

haar stemming. Het is gezellig in de tuin <strong>van</strong> het Pal ais Royal.<br />

Het is een mooie avond en rijen olielampen verspreiden een feestelijk<br />

licht. Overal lopen lachende en pratende mensen. <strong>De</strong> caféhou<strong>der</strong>s<br />

hebben hun tafels en stoelen buiten gezet en daar zit men te<br />

drinken en naar elkaar te roepen.<br />

Ie<strong>der</strong>een lijkt Philippe ook te kennen. Ze kunnen de tafels<br />

nauwelijks bereiken, zoveel mensen houden hem aan. En ie<strong>der</strong>e<br />

keer begroet hij hen hartelijk en stelt hij Sandrine, zijn nichtje uit<br />

Tours, aan hen voor.<br />

Naast elkaar schuiven ze aan een ruwhouten tafel.<br />

'Iets drinken?' biedt Philippe aan. Sandrine knikt.<br />

103


<strong>De</strong> kruik zurige wijn die ze krijgt voorgezet, lijkt in niets op de<br />

dure Bourgogne die ze vroeger dronk. <strong>De</strong>sondanks laat ze haar<br />

beker volschenken en neemt ze meteen een slok.<br />

'Lekker.'<br />

Philippe lacht haar toe en heft zijn beker.<br />

'Op de Revolutie.'<br />

Sandrine heft eveneens haar beker, maar dan schrikt ze. 'Daar<br />

heb je Jeanne!'<br />

Philippe volgt haar blik. 'Rustig blijven zitten.'<br />

Sandrine houdt haar ogen op het tafelblad gericht. 'Kijkt ze naar<br />

me?'<br />

'Als je zó doet wel. Vooruit, kin omhoog! Kijk rustig om je<br />

heen', zegt Philippe.<br />

Sandrine gehoorzaamt met tegenzin. Ze kijkt recht in de ogen<br />

<strong>van</strong> Jeanne. Die kijkt verrast.<br />

'Zwaai naar haar' sist Philippe.<br />

Sandrine steekt groetend haar hand op. Jeanne knijpt haar ogen<br />

tot spleetjes.<br />

'Ze komt naar ons toe', zegt Sandrine zenuwachtig.<br />

Philippe staat op. 'Kom, we gaan de Carmagnole dansen. Ha,<br />

buurvrouw!'<br />

Hij begroet Jeanne opgewekt en trekt Sandrine mee. Jeanne<br />

kijkt hen na. Sandrine dwingt zichzelf tot een glimlach, die de<br />

vrouw niet beantwoordt.<br />

'Kom op, dansen' spoort Philippe Sandrine aan.<br />

'Ik weet niet hoe het moet. Wat is dit voor dans?'<br />

'<strong>De</strong> Carmagnole. Een nieuwe dans; lekker wild', zegt Philippe.<br />

'Doe maar wat, het maakt helemaal niet uit!'<br />

Wild is het zeker. Sandrine raakt er buiten adem <strong>van</strong>. Dat is<br />

weer eens iets an<strong>der</strong>s dan de precies voorgeschreven stapjes die zij<br />

heeft geleerd. Als ze lachend en nahijgend op een houten bank<br />

neervallen, is Jeanne nergens meer te zien.<br />

Phitippe kijkt om zich heen, naar de gevels <strong>van</strong> de cafés. 'Hier is<br />

het allemaal begonnen. Hier, in deze kroegen, zat ie<strong>der</strong>een te schelden<br />

op het oude bewind. Hier sprong Camille <strong>De</strong>smoulins op een<br />

tafel en riep ie<strong>der</strong>een op om al die misstanden niet langer te pikken<br />

en de Bastille te veroveren.'<br />

104


Sandrine kijkt naar de vrolijke mensen om haar heen. Ze dragen<br />

allemaal een blauw-wit-rode kokarde. <strong>De</strong> meesten hebben, net als<br />

Philippe, een rode muts op. Jong en oud heeft zich verzameld. Geen<br />

vieze oude wijven die de smerigste scheldwoorden rondstrooien,<br />

maar jongens en meisjes <strong>van</strong> haar eigen leeftijd. Vrouwen met klei­<br />

ne kin<strong>der</strong>en, jonge va<strong>der</strong>s die bij elkaar staan te praten en elkaar<br />

toedrinken. Sandrine ziet Gaston en beantwoordt zijn armzwaai.<br />

'Dat is een aardige man', zegt ze.<br />

'Gaston? Ja', bevestigt Philippe. 'En een echte sans-culotte. Zijn<br />

zoontje is afgelopen winter gestorven. Hij had al drie dochters toen<br />

hij eindelijk een zoon kreeg. Maar het kind werd maar een paar<br />

maanden oud. Gebrek aan geld, gebrek aan medicijnen, gebrek aan<br />

brood, gebrek aan kolen en hout .. .'<br />

Sandrine kijkt naar Gaston. En naar al die pratende, lachende<br />

mensen om haar heen. In het licht <strong>van</strong> de olielampen zien hun<br />

magere gezichten er nog bleker uit.<br />

'Hoe kunnen ze zo blijven lachen?', zegt ze zacht.<br />

'Omdat ze weer hoop hebben', antwoordt Philippe. 'Ze geloven<br />

in de Revolutie. In de rechten <strong>van</strong> de mens. In betere tijden.'<br />

'Maar er is nog steeds niets te eten.'<br />

'Nee, maar dat komt wel. Je kunt niet verwachten dat de Con­<br />

ventie in één keer aan alle problemen een einde maakt. Zoiets kost<br />

tijd.'<br />

'Mogen wij erbij komen zitten?' vraagt een jonge vrouw.<br />

'Natuurlijk!' Sandrine schuift op voor een opgewekt groepje dat<br />

aan hun tafel komt zitten. <strong>De</strong> jonge vrouw heeft een broodmager<br />

meisje <strong>van</strong> een jaar of twee op schoot. Het kind heeft een mutsje<br />

op, versierd met rood-wit-blauwe strikken. Ze trekt haar moe<strong>der</strong><br />

aan de mouw en wijst naar Sandrines muts. Over het hoofdje <strong>van</strong><br />

het meisje heen lachen Sandrine en de moe<strong>der</strong> elkaar toe.<br />

Sandrine wendt zich weer tot Philippe. Hij zit haar aandachtig<br />

op te nemen.<br />

'Wat is er?' vraagt Sandrine op haar hoede.<br />

'Je bent veran<strong>der</strong>d', zegt Philippe.<br />

'Hoezo?'<br />

'Nou, in het begin voelde je je zo duidelijk beter dan wij.'<br />

'Niet beter', zegt Sandrine. 'An<strong>der</strong>s.'<br />

105


Philippe komt half overeind en zwaait naar iemand die hij een<br />

eindje ver<strong>der</strong>op ziet staan.<br />

'Een vriend', verduidelijkt hij voor Sandrine.<br />

Hij wenkt zijn vriend, die zich door de pratende en lachende<br />

mensen naar hen toe werkt. Sandrine fronst haar wenkbrauwen.<br />

Dat kan toch niet. Dat donkere haar, de manier waarop hij loopt ...<br />

<strong>De</strong> gelijkenis is wel groot. Als Philîppes vriend dichterbij komt,<br />

weet ze het zeker. Het is hem! Even later staat hij voor haar en kijkt<br />

ze recht in de ogen <strong>van</strong> Nicolas.<br />

106


11<br />

Nicolas geeft geen enkele blijk <strong>van</strong> herkenning. Hij begroet Philip­<br />

pe hartelijk en knikt Sandrine vriendelijk toe.<br />

Sandrine krijgt er geen woord uit. Ze kan alleen maar naar<br />

Nicolas staren. Hij is veran<strong>der</strong>d in die drie jaar, een man geworden.<br />

<strong>De</strong> jongen <strong>van</strong> toen, die even groot was als zij, steekt nu ruim een<br />

kop boven haar uit. Maar hij is het.<br />

In het gesprek dat Philippe en Nieolas met elkaar beginnen, valt<br />

het niet op dat Sandrine helemaal niets zegt en alleen maar staat te<br />

staren. Maar op een gegeven moment legt Philippe zijn arm om<br />

haar heen en zegt: 'Laten we het nu niet meteen weer over politiek<br />

hebben! Dit is mijn nicht, Sandrine.'<br />

Zwijgend kijken Sandrine en Nicolas elkaar aan.<br />

Nicolas kent haar met keurig gekapt haar, terwijl haar haren nu<br />

los over haar schou<strong>der</strong>s vallen. En dan die klompen en de eenvou­<br />

dige katoenen jurk ... Toeh maakt Sandrine zich geen illusies. Hij<br />

heeft haar herkend. Ze ziet het aan zijn ogen.<br />

'Leuk je te ontmoeten ... Sandrine', zegt hij.<br />

Vroeger was ze mademoiselle <strong>De</strong> Billaneourt voor hem. <strong>De</strong><br />

dochter <strong>van</strong> de landheer.<br />

Nieolas komt aan hun tafeltje zitten. Zijn ogen glijden voort-<br />

durend naar Sandrine.<br />

'Woon je in Parijs?' vraagt hij. Sandrine knikt.<br />

'Ze komt uit Tours', zegt Philippe.<br />

'Aha, de Touraine', zegt Nieolas.<br />

'Mijn ou<strong>der</strong>s zijn gestorven', zegt Sandrine zacht. 'Nu woon ik<br />

bij Philippe.'<br />

'Dan hebben we meer gemeen dan ik dacht', zegt Nicolas. 'Mijn<br />

ou<strong>der</strong>s zijn ook allebei dood.' Zijn ogen houden die <strong>van</strong> Sandrine<br />

vast.<br />

Sandrine doet haar mond open om iets te zeggen, maar sluit<br />

hem weer.<br />

Philippe kijkt <strong>van</strong> de een naar de an<strong>der</strong>.<br />

Hij staat op en zegt: 'Kom Sandrine, we zijn hier om te dansen,<br />

weet je nog wel?'<br />

107


Vastbesloten neemt hij Sandrine bij de hand en voert haar mee<br />

naar een open plek tussen de bomen, waar gedanst wordt. Met<br />

tegenzin loopt Sandrine met hem mee. Haar hart bonst fel. Ze<br />

danst in het rond, ze lacht naar Philippe, maar intussen verliest ze<br />

die donkere jongeman, die alleen aan tafel achterblijft en toekijkt,<br />

geen moment uit het oog.<br />

<strong>De</strong> volgende dag staat Sandrine net over het wasbord gebogen als<br />

ze voetstappen in de steeg hoort. Ze weet meteen dat het Nicolas<br />

IS.<br />

Ze hebben elkaar gisteravond niet meer gesproken. Toen de<br />

dans was afgelopen, was Nicolas verdwenen en kort daarna zijn zij<br />

en Philippe ook naar huis gegaan. Maar de hele ochtend verwacht<br />

ze hem al half en half.<br />

Sandrine richt zich op en wacht tot de voetstappen de binnenplaats<br />

opkomen. Nicolas komt de hoek om en blijft staan. Sandrine<br />

veegt haar handen af aan haar schort en duwt een piek haar terug<br />

on<strong>der</strong> haar mutsje.<br />

'Kijk niet zo', zegt ze.<br />

'Je hoeft je voor mij niet te schamen, Sandrine.' Nicolas stapt<br />

naar binnen. 'Nom de Dieu! Ik ken je haast niet terug! Eerst twijfelde<br />

ik nog, maar ik herkende je stem.' Hij schudt ongelovig . zijn<br />

hoofd.<br />

Er valt een stilte.<br />

'Hoe ben je hier nou terechtgekomen?' vraagt Nicolas.<br />

'Ik kende deze familie toevallig. Via Julie', zegt Sandrine.<br />

'Julie?'<br />

'Mijn kamenier.'<br />

'Natuurlijk, je kamenier.'<br />

'En mijn beste vriendin.'<br />

'En kun je je redden zon<strong>der</strong> je kamenier?'<br />

'Ze is dood.'<br />

'0', zegt Nicolas.<br />

Er valt een ongemakkelijke stilte.<br />

'Net als mijn ou<strong>der</strong>s', gaat Sandrine door. 'En mijn zus.'<br />

Nicolas mompelt iets in de geest <strong>van</strong> 'wat erg' Sandrine richt<br />

zich op en kijkt hem koeltjes aan.<br />

108


'Erg? Vind je dat erg voor me? Ik: dacht dat juist de bedoeling was ...<br />

drie jaar geleden. Of liep jij toen niet mee, met een bijl in je hand?'<br />

'Ik was niet gewapend, nee. En ik zou jou en je familie ook<br />

nooit iets gedaan hebben.'<br />

'Nee, je keek liever toe hoe án<strong>der</strong>en het vuile werk opknapten.'<br />

'Dat is niet waar.'<br />

'Nou, daar zullen we nooit achter komen, hé? Jullie kwamen te<br />

laat', zegt Sandrine. 'Weet je, Nicolas, ik heb heel wat keren spijt<br />

gehad dat ik je va<strong>der</strong> niet heb aangegeven. Wat was hij <strong>van</strong> plan<br />

met ons? Vast niet veel goeds.'<br />

'Mijn va<strong>der</strong> is dood', zegt Nicolas. '<strong>De</strong> winter nadat jullie<br />

gevlucht zijn, heeft hij zich verdronken in de Loire.'<br />

'Toen ben ik naar Parijs gegaan', vertelt Nicolas. 'Een neef <strong>van</strong><br />

mijn va<strong>der</strong>, Luc, heeft hier een café, in de Rue St. Honoré. Ik<br />

vertrouwde erop dat hij me niet op straat zou laten staan en dat<br />

deed hij in<strong>der</strong>daad niet. Maar hij had geen zin om mijn broers en<br />

zusje er ook bij te nemen.'<br />

'Waar zijn die dan?'<br />

'Ik heb ze ergens kunnen on<strong>der</strong>brengen. AI voor ik naar Parijs<br />

ging.'<br />

'Waar?'<br />

'Voor Agnes, mijn zusje, heb ik werk gevonden in Tours. Bellenmeisje<br />

bij een rijke familie. <strong>De</strong> kleintjes zitten in het weeshuis.'<br />

'0 .. .', zegt Sandrine weer.<br />

'Agnes begreep het wel, maar de kleintjes ... Ze snapten er niets<br />

<strong>van</strong> toen ik hen in dat tehuis achterliet. Ik heb beloofd dat ik ze zo<br />

snel mogelijk kom halen, maar dat is nu alweer drie jaar geleden.<br />

Ik vraag me af of ze me nog zouden herkennen.'<br />

'Hoor je nooit iets <strong>van</strong> ze?' vraagt Sandrine.<br />

, Agnes heeft iemand gevonden die af en toe voor haar een briefje<br />

naar mij wil schrijven. Maar het kost me altijd de grootste moeite<br />

om iemand te vinden die dat aan me wil voorlezen, laat staan<br />

iets terugschrijven.'<br />

Sandrine laat het hemd dat ze aan het wassen is, in de tobbe glijden.<br />

Ze ziet dat Nicolas <strong>van</strong> het wasbord naar haar natte schort<br />

kijkt. Ongetwijfeld vergelijkt hij de Sandrine <strong>van</strong> vroeger met de<br />

109


Sandrine die nu voor hem staat. On<strong>der</strong> deze omstandigheden kost<br />

het hem blijkbaar ook weinig moeite haar te tutoyeren.<br />

'En jij zit nu bij de Lambertins. Weet je dat ze daarvoor hun<br />

hoofd kunnen verliezen?' vraagt Nicolas.<br />

'Ja, dat weet ik.'<br />

Nicolas kijkt rond op de kleine binnenplaats.<br />

'Kun je een beetje wennen hier?'<br />

Sandrine haalt haar schou<strong>der</strong>s op.<br />

'Het zijn aardige mensen.'<br />

'Maar?'<br />

'Ik weet niet hoe ik het moet zeggen. Ik voel me gewoon zo<br />

an<strong>der</strong>s. Hoe aardig ze ook zijn, ik voel me nooit helemaal thuis.'<br />

Nicolas knikt. Aangemoedigd door dat begrip gaat Sandrine<br />

ver<strong>der</strong>: 'Soms zit ik aan tafel en dan kijk ik in het rond. En dan zie<br />

ik weer hoe het vroeger was, thuis .. .'<br />

'Met kristal en zilver', vult Nicolas aan.<br />

'Nee, dat bedoel ik niet. Al kan ik soms nauwelijks geloven dat<br />

ik echt met alleen een mes en mijn vingers zit te eten ... Ach laat ook<br />

maar, ik kan het niet uitleggen', zucht Sandrine.<br />

'Nee, natuurlijk niet. Ik ben maar een stomme ongeletterde boer<br />

die met zijn vingers eet. Hoe zou ik zoiets moeten begrijpen', zegt<br />

Nicolas.<br />

om.<br />

'Zo bedoel ik het helemaal niet!'<br />

'Nee, dat zal wel.' Nicolas schudt zijn hoofd en draait zich om.<br />

Gaat hij nou opeens weer weg?<br />

'Nicolas!' roept ze als hij de binnenplaats afloopt. Nicolas kijkt<br />

'Zal ik een brief aan je zusje schrijven?' biedt Sandrine aan.<br />

Nicolas haalt zijn schou<strong>der</strong>s op. Hij draait zich om en loopt<br />

weg. Sandrine zucht en luistert naar zijn voetstappen, die wegster­<br />

ven in de steeg.<br />

<strong>De</strong> warme nazomer is <strong>van</strong> de ene op de an<strong>der</strong>e dag voorbij. <strong>De</strong><br />

natte, gure herfst geeft meer ongemak dan Sandrine ooit heeft mee­<br />

gemaakt. Voedsel is onbetaalbaar en hoe oud en tochtig het huis is<br />

viel in september niet op, maar nu des te meer. Maar ze hebben in<br />

ie<strong>der</strong> geval nog een dak boven hun hoofd. Door de voortdurende<br />

110


prijsstijgingen kunnen veel mensen de huur niet meer betalen; ze<br />

worden zon<strong>der</strong> pardon op straat gezet.<br />

'Ik heb dit nog', zegt Sandrine op een regenachtige ochtend. Ze<br />

legt de sieraden <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong> op tafel, waar Margot uien zit te<br />

schillen.<br />

Margot legt het mesje neer. Ze kijkt naar de sieraden, maar<br />

raakt ze niet aan.<br />

'We kunnen ze verkopen. Of naar de lommerd brengen', zegt<br />

Sandrine.<br />

'Dat is niet nodig.' Margot schilt weer ver<strong>der</strong>.<br />

'Ze brengen vast heel wat op!', zegt Sandrine.<br />

'0 ja, vast. Maar hoe wil je aan de Nationale Garde verklaren<br />

hoe je aan die spullen bent gekomen?', zegt Margot. 'Ze weten ook<br />

wel dat er nog aristocraten in de stad zijn, dus houden ze de lommerds<br />

in de gaten.'<br />

'Ik heb ook geld', zegt Sandrine. 'Dat kunnen we toch wel<br />

gebruiken?'<br />

Margot kijkt lange tijd naar de munten die Sandrine op tafel<br />

laat rollen.<br />

'Ja', zegt ze ten slotte. 'Met kleine beetjes tegelijk.' Sandrine laat<br />

zich op een stoel zakken. Toch een beetje opgelucht pakt ze de sieraden<br />

<strong>van</strong> het ruwe tafelblad.<br />

'Het is wel heel lief <strong>van</strong> je dat je die sieraden wilt verkopen' , zegt<br />

Margot. 'Droeg je ze vaak?' Ze knikt naar de ringen en de armband.<br />

'Ze waren <strong>van</strong> mijn moe<strong>der</strong>', zegt Sandrine.<br />

Margot gooit een geschilde ui in een keteltje.<br />

'Vertel eens iets over haar.'<br />

Een beetje overvallen door dat verzoek denkt Sandrine na. Wat<br />

moet ze vertellen? Koortsachtig zoekt ze naar overeenkomsten<br />

waardoor Margot haar moe<strong>der</strong> zal waar<strong>der</strong>en. Maar ze kan niets<br />

bedenken.<br />

'Mijn moe<strong>der</strong> was heel mooi', zegt Sandrine. 'En ze speelde<br />

prachtig klavecimbel. Ze heeft het mij ook geleerd.'<br />

Ze vertelt over de diners en muziekavondjes die haar moe<strong>der</strong><br />

organiseerde en ze hoort zichzelf praten. Margot luistert zon<strong>der</strong><br />

haar te on<strong>der</strong>breken, maar Sandrine weet dat ze beiden hetzelfde<br />

denken. Uiteindelijk breekt Sandrine midden in een zin haar ver-<br />

111


haal af. Ik ken Margot beter dan mijn eigen moe<strong>der</strong>, denkt ze.<br />

Margot kijkt op <strong>van</strong> de ui die ze schilt, maar Sandrine ontwijkt<br />

haar blik. Ze speelt met de armband <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong> en voelt zich<br />

een verschrikkelijke verraadster.<br />

Op een dag staat Nicolas onverwacht weer voor Sandrines neus.<br />

Hij is met Philippe mee naar huis gekomen nadat ze een bijeenkomst<br />

<strong>van</strong> de Jacobijnen hebben bijgewoond.<br />

'Je ziet er slecht uit, jongen', zegt Margot met een kritische blik<br />

op Nicolas. 'Hebben je oom en jij nog wel te eten?'<br />

Nicolas haalt zijn schou<strong>der</strong>s op.<br />

'Niet dus', constateert Margot.<br />

'Ik ben het gewend', zegt Nicolas.<br />

'0 ja? Nou, <strong>van</strong>avond eet je maar met ons mee.'<br />

'Nee, jullie hebben alles zelf hard genoeg nodig.'<br />

'Wij hebben tot nu toe ie<strong>der</strong>e dag nog wel iets te eten gehad', zegt<br />

Philippe. 'Er is nog wel eten. Het kost alleen ontzettend veel geld.'<br />

'Ik wist niet dat schoenen en klompen maken zoveel opleverde',<br />

grijnst Nicolas.<br />

Zijn ogen ontmoeten die <strong>van</strong> Sandrine, die Pierre een verhaal zit<br />

te vertellen. Door Nicolas' plotselinge zwijgen weet Sandrine dat<br />

hij begrijpt hoe de Lambertins aan geld komen.<br />

Dat zal hij wel weer afkeuren, geld <strong>van</strong> aristo's aannemen, denkt<br />

Sandrine.<br />

Ze weigert Nicolas aan te kijken en gaat rustig ver<strong>der</strong> met haar<br />

verhaal aan Pierre.<br />

'Sandrine, wat doe jij morgen? Naar de stadspoort of naar de<br />

bakker?' vraagt Margot als ze aan tafel zitten.<br />

'Ik ga wel naar de stadspoort', zegt Sandrine.<br />

'Dat lijkt mij ook het beste. Jij krijgt veel meer <strong>van</strong> die boeren<br />

los dan een oude vrouw als ik,' knikt Margot.<br />

'Maman, jij bent niet oud!', zegt Pierre verontwaardigd. 'Je hebt<br />

nog tanden in je mond! Oma Brillot niet. Geen één!'<br />

Ie<strong>der</strong>een lacht.<br />

Sandrine kijkt het kringetje rond. Ze glimlacht, maar echt voluit<br />

lachen doet ze niet. Misschien kan ze dat wel nooit meer. Ze kijkt<br />

stiekem naar Nicolas. Hij heeft hetzelfde flauwe glimlachje om zijn<br />

112


mond als zij. Op dat moment draait hij zijn hoofd om en kijkt<br />

Sandrine recht aan. Een paar seconden maar, terwijl ie<strong>der</strong>een nog<br />

lacht. Maar het is genoeg.<br />

Na het eten staat Sandrine in de keuken en spoelt de borden en<br />

schalen om. Margot ruimt binnen op. Nicolas slentert de keuken<br />

in. 'Sta je ie<strong>der</strong>e ochtend zo vroeg op?' vraagt hij, alsof hij zomaar<br />

een praatje wil beginnen.<br />

'Meestal wel.'<br />

'En dan loop je in het donker helemaal naar de stadspoort?'<br />

'Ja, als het licht wordt en de boeren met kool en zo de stad inko­<br />

men, ben ik er als eerste bij.'<br />

Nicolas knikt.<br />

'Ik heb nog eens nagedacht', zegt hij, 'en ik wil toch graag een<br />

brief naar mijn zusje schrijven. Wil je me daar nog mee helpen?'<br />

'Natuurlijk', zegt Sandrine.<br />

In heel Parijs staan gaarkeukens klaar met warme maaltijden voor<br />

de armen - maar er komen steeds meer hongerige monden bij. Bij<br />

de stadspoorten, maar ook bij de grenzen naar het buitenland,<br />

worden voortdurend aristocraten opgepakt en naar de <strong>guillotine</strong><br />

gevoerd om 'geschoren' te worden.<br />

Klak!<br />

Daar valt het hoofd <strong>van</strong> een ou<strong>der</strong>e gedistingeerde man, schul­<br />

dig bevonden omdat hij zestig jaar geleden als markies is geboren.<br />

Gravin de Noailles wordt op een open ge<strong>van</strong>genenkar naar de<br />

<strong>guillotine</strong> gereden en de straten zijn gevuld met schreeuwende men­<br />

sen. Ha, daar gaat die verfijnde dame! Vroeger reed ze rond in een<br />

dure koets, te verwaand om het lagere volk een blik waardig te<br />

keuren. Nu wordt ze op een heel an<strong>der</strong> rijtuig vervoerd.<br />

Klak!<br />

<strong>De</strong> gravin is dood. Ze wordt gevolgd door een adellijke jonge­<br />

man, die 'Leve de koning! Leve de koning!' blijft roepen tot het<br />

mes neersuist.<br />

<strong>De</strong> Jacobijnen discussiëren intussen heftig met de Girondijnen<br />

over wat er met koning Louis XVI, nu gewoon Burger Capet, moet<br />

gebeuren. Ie<strong>der</strong>e avond brengt Philippe tijdens de maaltijd uitge­<br />

breid verslag uit over wat er gezegd is.<br />

113


'<strong>De</strong> Jacobijnen eisen de doodstraf, zegt hij. 'Het is de enige<br />

oplossing. '<br />

'Dat geloof ik niet.' Margot zet een schaal uiensoep op tafel. 'Ze<br />

kunnen de koning toch gewoon afzetten ?'<br />

'Volgens Marat en Robespierre blijft een levende koning altijd<br />

een bron <strong>van</strong> onrust', zegt Philippe. 'Een levende koning kan weer<br />

op de troon gezet worden en dan is al ons werk voor niets geweest.<br />

Pas als we met het koningshuis afgerekend hebben, kunnen we<br />

onze deviezen <strong>van</strong> vrijheid, gelijkheid en broe<strong>der</strong>schap waarma­<br />

ken.'<br />

'Je praat alsof je iets opzegt', zegt Maurice.<br />

'Dat doet hij ook', knikt Margot. 'Hij praat an<strong>der</strong>en na, die<br />

mooie woorden <strong>van</strong> een papiertje lezen. Woorden, woorden en nog<br />

eens woorden. Het moesten broden zijn.'<br />

'Die komen er ook', zegt Philippe vurig. '<strong>De</strong> Jacobijnen zijn<br />

mannen <strong>van</strong> de daad! <strong>De</strong> Girondijnen, die kletsen alleen maar over<br />

hervormingen. Maar het volk en de Jacobijnen willen dat er iets<br />

gebeurt!'<br />

'Als de koning dood is, is er dan weer eten?' vraagt Pierre.<br />

'Nee', zegt Margot.<br />

'Waarom maken ze hem dan dood?'<br />

'Dat doen ze niet', antwoordt Margot. 'Tenminste, als ze ver­<br />

standig zijn.'<br />

'Hoe kun je dat nou zeggen? Heb je wel geluisterd?' roept Phi­<br />

lippe driftig.<br />

'Ik doe meer dan luisteren, ik denk na', bitst zijn moe<strong>der</strong>. 'We<br />

hebben het hier over de koning! Wat denk je dat er gebeurt als die<br />

door zijn eigen on<strong>der</strong>danen vermoord wordt? Dat wordt oorlog!'<br />

'Daarom moeten we ons verenigen', zegt Philippe met gloeiende<br />

ogen. 'Tot nu toe hebben we alle aanvallen <strong>van</strong> het buitenland afge­<br />

slagen. Niemand kan de Revolutie meer tegenhouden. Wat kijk je<br />

nou, moe<strong>der</strong>. Je was zo enthousiast toen de Bastille viel!'<br />

Margot zucht vermoeid. 'Misschien, als ze nu snel met brood<br />

komen, dat ik er weer in ga geloven. Maar er is geen brood, er is<br />

geen zeep en geen suiker, en dat is het enige dat me op dit moment<br />

interesseert. En als de Girondijnen daarvoor kunnen zorgen, best,<br />

dan steun ik de Girondijnen. En als de Jacobijnen me te eten geven<br />

114


dan steun ik hen. En als de koning daarvoor terechtgesteld moet<br />

worden, goed, dan moet dat maar. Maar ik gelóóf er gewoon niet<br />

in.'<br />

'Wat vind jij, Sandrine?', zegt Philippe onverwacht.<br />

'Wat?', zegt Sandrine verschrikt. Ze heeft zitten luisteren zon<strong>der</strong><br />

zich een mening te vormen.<br />

'Ik weet het niet', zegt ze ten slotte.<br />

'Dan wordt het tijd dat je daarover nadenkt', zegt Philippe.<br />

'Ik denk dat heel veel mensen het niet meer weten, merkt Maurice<br />

op.<br />

'Maman, mag ik nog een beetje?' Pierre houdt zijn bord<br />

omhoog. Margot schraapt met de lepel over de bodem <strong>van</strong> de soepschaal.<br />

Ze haalt er een paar ringen ui uit die ze op Pierres bord legt.<br />

'Is dat alles?', zegt Pierre teleurgesteld. 'Ik heb nog honger. '<br />

'Het is op', zegt zijn moe<strong>der</strong>.<br />

115


12<br />

Omgeven door hon<strong>der</strong>den soldaten te paard wordt koning Louis<br />

XVI op een natte, sombere dag in december 1792 uit de Temple<br />

gehaald. Hij wordt in een rijtuig naar de Tuilerieën, zijn eigen<br />

paleis, gereden om daar berecht te worden. Ondanks de neerval­<br />

lende regen staat half Parijs opeengepakt in de straten.<br />

Sandrine zit thuis voor het raam en kijkt naar de plassen op de<br />

binnenplaats. Ze weigert naar de verne<strong>der</strong>ende tocht <strong>van</strong> de koning<br />

te gaan kijken. Haar va<strong>der</strong> was vurig koningsgezind. '<strong>De</strong> koning<br />

regeert door Gods wil. Wij zijn hem al onze trouw verschuldigd',<br />

zei hij altijd. Ze herinnert zich dat haar va<strong>der</strong> niet naar het buiten­<br />

land wilde vluchten, alleen omdat de koning in Frankrijk bleef.<br />

Maurice blijft in zijn werkplaats. Margot en Pietre gaan wel<br />

naar de koning kijken. Wa ar Philippe uithangt weet niemand.<br />

'Niemand juichte de koning toe', zegt Pierre als ze thuiskomen.<br />

Als een hondje schudt hij zijn natte haren, zodat de druppels in het<br />

rond vliegen. Ze riepen alleen maar: 'Leve de Republiek' en 'Leve<br />

de Jacobijnen'.<br />

'Niemand durfde te juichen', zegt Margat grimmig. 'Ik denk dat<br />

er nog genoeg mensen op de hand <strong>van</strong> de koning zijn, maar zolang<br />

niemand weet hoe dit gaat aflopen ... '<br />

'Hebben jullie de koning gezien?' vraagt Sandrine.<br />

'Een glimp <strong>van</strong> hem. Hij zat verscholen in zijn rijtuig en bleef<br />

zoveel mogelijk bij het raampje <strong>van</strong>daan.'<br />

'Ik heb hem gezien!', zegt Pierre opgewonden. 'Ik ben in een lan­<br />

taarnpaal geklommen.'<br />

Sandrines gedachten gaan naar koning Louis, die nu terechtstaat<br />

en zich moet verantwoorden voor mensen die hem haten. Een koning<br />

terechtstellen lijkt zo ongelofelijk, maar dat leek de aanval op aristo­<br />

craten ook. <strong>De</strong> lichamen die overal op het platteland aan de bomen<br />

bungelden ... En die gruwelijke moordpartijen in de ge<strong>van</strong>genissen ...<br />

Sandrine huivert. Ze heeft weinig hoop voor de koning.<br />

Het duurt nog weken voor de Conventie met een uitspraak komt.<br />

Intussen breken er voortdurend hongeroproeren uit. Het is januari,<br />

116


het vriest en de straten <strong>van</strong> Parijs zijn vol tierende mensen met lege<br />

magen.<br />

Sandrine komt alleen op straat als het niet an<strong>der</strong>s kan, en dan<br />

altijd in het gezelschap <strong>van</strong> Philippe of Nicolas. Hij komt nu dik­<br />

wijls bij hen over de vloer, en Sandrine heeft hem geholpen een<br />

brief aan zijn zusje te schrijven, maar ze zien elkaar alleen in het<br />

gezelschap <strong>van</strong> an<strong>der</strong>en.<br />

Op een koude decemberdag stuiten Sandrine, Philippe en Nico­<br />

las op een volksoploop. Het is zo druk dat ze niet goed kunnen<br />

zien wat er aan de hand is.<br />

Sandrine gaat op haar tenen staan. Zo kan ze net boven de hoof­<br />

den uitkijken. Haar oog valt op een graatmagere vrouw die vooraan<br />

in de stoet loopt. In haar armen draagt ze een uitgemergeld kind. <strong>De</strong><br />

hele buurt loopt schreeuwend achter haar aan. Sandrine ziet buur­<br />

vrouw Jeanne, ze ziet oma Brillot, ze ziet Gaston en nog veel meer<br />

bekenden. <strong>De</strong> vrouw met het kind in haar armen kent ze niet, maar<br />

het is duidelijk dat ze de volle steun heeft <strong>van</strong> de mensen achter<br />

haar, die allemaal wel een kind of geliefde verloren hebben.<br />

'Wat gaan ze doen?' vraagt Sandrine.<br />

'Naar het paleis, denk ik', zegt Nicolas. 'Het is niet het eerste dode<br />

kind dat ze daar komen laten zien. Sommige mensen leggen ze gewoon<br />

op de stoepen <strong>van</strong> de Tuilerieën neer. Kom, laten we gaan kijken.'<br />

Ze haasten zich achter de woedende menigte aan. Op de Place<br />

du Carrousel, voor de Tuilerieën, staat een enorme mensenmassa.<br />

'Dood aan de verra<strong>der</strong>!' klinkt het overal.<br />

'<strong>De</strong> doodstraf voor Capet!'<br />

'Wij willen brood!'<br />

In het paleis, op de tribunes <strong>van</strong> de Salie de Manège, stijgen nu<br />

en dan dezelfde kreten op. Het is bitter koud, maar geen mens<br />

denkt eraan naar huis te gaan. <strong>De</strong> hoeveelheid mensen die zich<br />

voor de Tuilerieën verzamelt, blijft maar groeien. Flessen drank<br />

gaan <strong>van</strong> hand tot hand.<br />

'Ze zijn nu al drie dagen aan het verga<strong>der</strong>en. Weten ze nou nog<br />

niet wat het vonnis wordt?', zegt Philippe ongeduldig.<br />

Naast hem draait een man met een vuile rode muts op zich naar<br />

hem toe. '<strong>De</strong> laatste stemmen worden geteld. <strong>De</strong> uitslag wordt zo<br />

bekendgemaakt', zegt hij.<br />

117


Sandrine trappelt met haar voeten om warm te blijven. Ze blaast in<br />

haar handen en protesteert niet als Philippe zijn arm om haar heen<br />

slaat. Nicolas kijkt even opzij en richt zijn ogen dan weer op het paleis.<br />

'Het is koud; wil je naar huis?' vraagt Philippe aan Sandrine.<br />

'Nee', zegt Sandrine.<br />

Het wordt steeds drukker op de Place du Carrousel. Er staan<br />

inmiddels zoveel mensen achter hen dat ze voortdurend naar voren<br />

geduwd worden. Sandrine krijgt een stoot in haar rug en verliest<br />

bijna haar evenwicht. Nicolas gaat achter haar staan en vloekt het<br />

opdringerige volk terug. Alleen het schavot, waarop de <strong>guillotine</strong><br />

staat, blijft vrij .<br />

Steeds lui<strong>der</strong> klinkt de roep om de doodstraf, steeds feller wor­<br />

den de beschuldigingen aan het adres <strong>van</strong> de koning. Dan valt er<br />

een diepe stilte over de Place du Carrousel.<br />

'Stt! Stt!' klinkt het hier en daar.<br />

In de Salle de Manège is het ook stil geworden. Heel vaag is een<br />

stem te horen die de tribunes toespreekt. Sandrine houdt haar<br />

adem in. <strong>De</strong> uitspraak wordt gedaan ...<br />

Helemaal vooraan, waar de menigte het dichtst bij de Salle de<br />

Manège samendromt, ontstaat beroering. Er wordt geschreeuwd,<br />

het vonnis verspreidt zich vliegensvlug over het overvolle plein. '<strong>De</strong><br />

doodstraf! <strong>De</strong> doodstraf voor Capet!'<br />

'<strong>De</strong> meer<strong>der</strong>heid heeft vóór de dood gestemd!'<br />

Hier en daar wagen een paar koningsgezinden het om 'Gratie!<br />

Gratie!' te roepen.<br />

Doodsbleek wendt Sandrine zich naar Philippe en Nicolas. In<br />

hun ogen gloeit een vuur. Ze ballen hun vuist in de lucht en<br />

schreeuwen en juichen met de an<strong>der</strong>en mee: 'Dood aan de koning!<br />

Dood aan de koning!'<br />

'Gratie! Gratie!' klinkt het uit een an<strong>der</strong>e hoek.<br />

Verward kijkt Sandrine om zich heen. Kun je vóór de Revolutie<br />

zijn en tegelijk de koning willen sparen? Ze is bang <strong>van</strong> niet.<br />

<strong>De</strong> avond vóór de terechtstelling zitten de familie Lambertin en<br />

Sandrine zwijgzaam bij de kachel.<br />

'Ik wil het niet zien', zegt Sandrine.<br />

'We maken ons verdacht als we allemaal thuisblijven', merkt<br />

Margot op.<br />

118


'Philippe gaat toch', zegt Maurice. 'En ik heb een bedrijf draai­<br />

ende te houden.'<br />

Ze willen zelf ook niet, denkt Sandrine.<br />

's Nachts ligt ze wakker. Ze denkt aan haar ou<strong>der</strong>s, aan Michel­<br />

le, aan Julie. Had de koning hun dood kunnen voorkomen? Sandri­<br />

ne luistert naar de wind, die natte sneeuw tegen de ramen jaagt.<br />

Ik mis jullie, denkt ze. Ik mis jullie zo!<br />

Ze sluit haar ogen en bijt hard op haar lip.<br />

Een verdieping lager hoort ze Pierre hoesten. Hij hoest al een<br />

paar nachten zo, maar nu lijkt het wel erger dan an<strong>der</strong>s.<br />

Er gaat een deur open en dicht. Houten planken kraken on<strong>der</strong><br />

het gewicht <strong>van</strong> iemand die heen en weer loopt. Ze hoort een<br />

zwaar, rochelend gehoest en dan een bezorgde stem.<br />

Sandrine schiet overeind. Op blote voeten loopt ze naar bene­<br />

den, naar het kamertje <strong>van</strong> Pierre. Margat zit met hem op schoot<br />

op het randje <strong>van</strong> zijn bed. Het jongetje heeft een hoogrode kleur<br />

en na ie<strong>der</strong>e hoestbui snakt hij naar adem.<br />

angst.<br />

Margot kijkt op naar Sandrine. Haar gezicht is vertrokken <strong>van</strong><br />

'Hij heeft hoge koorts. Maurice en Philippe zijn de dokter gaan<br />

halen.'<br />

Sandrine gaat naast haar zitten en kijkt ongerust naar Pierre.<br />

Met koortsige ogen kijkt hij terug.<br />

verd.'<br />

'Sandrine ... '<br />

Sandrine pakt zijn hand. '<strong>De</strong> dokter maakt je wel weer beter, lie­<br />

'Geen dokter!' Pierre schudt angstig zijn hoofd. 'Ik wil niet! Ik<br />

wil niet, maman!'<br />

'Rustig vent', kalmeert zijn moe<strong>der</strong> hem. 'Hij doet je geen pijn.<br />

Hij geeft je alleen een drankje.'<br />

'En enge beesten! Net als bij Louison! Ik wil geen enge beesten!'<br />

roept Pierre met schrille stem.<br />

Sandrine ziet dat er tranen in Margots ogen schieten. Luid<br />

gestommel op de trap. Burger Palard, de dokter, komt boven,<br />

gevolgd door Maurice en Philippe.<br />

'Hoe is het met hem?' vraagt Maurice bezorgd.<br />

'Het wordt erger', fluistert Margat.<br />

119


<strong>De</strong> dokter zet zijn zwarte tas neer en on<strong>der</strong>zoekt Pierre. Margot<br />

prevelt half verstaanbare gebeden.<br />

'Hoge koorts'. constateert de dokter. 'Heeft u zijn urine'<br />

opge<strong>van</strong>gen?'<br />

Margot knikt.<br />

<strong>De</strong> dokter giet de urine in een glazen flesje en houdt dat tegen<br />

het licht <strong>van</strong> de lamp.<br />

'<strong>De</strong>' kleur is normaal', zegt hij ten slotte. 'Dat is een goed teken,<br />

maar die koorts moet omlaag. Hij heeft waarschijnlijk kou op zijn<br />

longen en hij is verzwakt. Groente en melk heeft hij nodig.'<br />

Niemand zegt iets.<br />

<strong>De</strong> dokter haalt een pot met zwarte bloedzuigers uit zijn tas.<br />

Pierre begint te schreeuwen en schopt naar de dokter zodra die in<br />

zijn buurt komt. Maurice en Philippe moeten de jongen samen in<br />

bedwang houden zodat de dokter de bloedzuigers op Pierres<br />

lichaam kan plaatsen. Pierre gilt het uit. Hij kronkelt wild op zijn<br />

bed. <strong>De</strong> bloedzuigers hechten zich vast aan zijn huid en zuigen zich<br />

vol met de kwade sappen uit Pierres bloed.<br />

'Nee, maman! Nee, maman! Haal ze eraf! Sandrine!' huilt Pierre.<br />

Sandrine heeft niet eens in de gaten dat ze meehuilt. Ze gaat<br />

dicht naast Margot staan.<br />

Eindelijk stopt de dokter de bloedzuigers terug in de pot. Pierre<br />

ligt uitgeput <strong>van</strong> het huilen op zijn bed. <strong>De</strong> dokter geeft nog een<br />

koortsdrankje en dan laat Maurice hem uit.<br />

'Gaan jullie maar slapen. Morgen is het weer vroeg dag', zegt<br />

Margat schor. 'Ik blijf bij Pierre.'<br />

'Maar jij moet brood halen', zegt Maurice bezorgd.<br />

'Dat doe ik wel', zegt Sandrine vlug.<br />

Margot kijkt haar dankbaar aan. Sandrine legt haar hand op de<br />

schou<strong>der</strong> <strong>van</strong> de ou<strong>der</strong>e vrouw.<br />

'Roep me alsjeblieft als er iets veran<strong>der</strong>t, of als je me nodig<br />

hebt', zegt ze.<br />

Margat knikt en richt al haar aandacht weer op Pierre.<br />

Sandrine loopt naar zol<strong>der</strong> en kruipt in bed. Haar voeten zijn<br />

ijskoud. Bibberend rolt ze zich op on<strong>der</strong> de dekens. Toch valt ze<br />

meteen in slaap, maar niet voor lang. Het is nog donker als een<br />

hand op haar arm haar wakker maakt.<br />

120


'Sandrine', zegt Margot zacht.<br />

Sandrine schiet overeind. Hij is dood, denkt ze. Panisch kijkt ze<br />

Margot aan.<br />

'Hij slaapt', stelt Margot haar gerust. 'Ik ga wel brood halen.<br />

Wil jij bij Pierre blijven?'<br />

Sandrine is al uit bed. Ze kleedt zich haastig aan en gaat naar<br />

Pierres kamer. Hij ligt heel stil, maar als ze zijn gezicht voorzichtig<br />

aanraakt, voelt ze dat hij gloeit.<br />

Met een onhoorbare zucht laat Sandrine zich in een stoeltje<br />

naast Pierres bed zakken.<br />

Ik kan keurig vlees en vis voorsnijden, ik kan prachtig klavecimbel<br />

spelen en keurige revérences maken, denkt ze bitter. Hadden ze<br />

me maar geleerd hoe je een ziek kind beter maakt.<br />

Traag glijden de uren voorbij. Pierre begint te kreunen en te<br />

draaien in zijn slaap. Als hij wakker wordt, is hij gloeiend heet.<br />

Sandrine verstaat geen woord <strong>van</strong> wat hij allemaal roept en mompelt.<br />

Philippe lost haar af zodat ze nog even naar bed kan, maar<br />

Sandrine doet geen oog meer dicht. Ten slotte staat ze maar weer<br />

op en gaat naar beneden. Ze legt de lepels op tafel en zet de aardewerken<br />

borden neer. Dan loopt ze naar de werkplaats. Van daaruit<br />

heeft ze een goed zicht op de straat. Er hangt een dichte mist tussen<br />

de huizen. Margat is nog nergens te bekennen. Het is trouwens<br />

helemaal stil op straat.<br />

Met een schok dringt het tot Sandrine door dat <strong>van</strong>daag de<br />

koning wordt onthoofd. Maar meteen daarna denkt ze weer aan<br />

Pierre. Eindelijk komt Margot thuis; doorweekt door natte<br />

sneeuwbuien. Ze heeft een stuk brood weten te bemachtigen, maar<br />

ze legt het neer en loopt meteen naar boven, naar Pierre, die luid<br />

om zijn moe<strong>der</strong> roept.<br />

Philippe komt met een betrokken gezicht naar beneden en gaat<br />

aan tafel zitten. Mauriee schuift ook aan. <strong>De</strong>ze ochtend is het<br />

Sandrine die het brood in stukken snijdt.<br />

Als Philippe en Maurice aan het werk gaan, blijft ze alleen<br />

achter. Ze ruimt de eettafel af, haalt water bij de stadsfontein en<br />

spoelt de borden en lepels af. Ze verzamelt de was eri gaat aan het<br />

werk. Een paar uur later komt Margot naar beneden. Ze ziet er<br />

afgemat uit. 'Hij slaapt weer', zegt ze.<br />

121


Ze kijkt in het rond, naar haar huishouden dat door Sandrine<br />

gewoon wordt voortgezet. Sandrine voelt dat dit het juiste moment<br />

is om de vraag te stellen die haar al tijden bezighoudt.<br />

'Vertel eens iets over Louison?'<br />

'Louison .. .' Margots gezicht vertrekt.<br />

Sandrine heeft al spijt <strong>van</strong> haar vraag. Maar Margot loopt naar<br />

een kastje in de woonkamer, trekt een la open en haalt er een<br />

portretje uit.<br />

'Dit is Louison. Vlak voor haar dood. Ze was die winter tien .<br />

jaar geworden.'<br />

Sandrine pakt het portretje aan. Ze ziet een mager, bleek meisje<br />

dat kleiner lijkt dan haar tien jaar. Ze is blond en heeft blauwe<br />

ogen. Net als zij.<br />

'Ik heb haar helemaal niet gezien, die avond dat ik hier was',<br />

zegt Sandrine.<br />

'Ze lag in bed. Ze was ziek', zegt Margot. 'Ze was vaak ziek.<br />

Daarom hebben we dat portretje laten schil<strong>der</strong>en.'<br />

'Wanneer is ze precies gestorven?' vraagt Sandrine zacht.<br />

'Vorige winter. Er zijn veel mensen gestorven die winter', zegt<br />

Margot.<br />

Vorige winter, denkt Sandrine. Toen was het in<strong>der</strong>daad erg<br />

koud. Michelle en ik klaagden voortdurend omdat we zo'n koude<br />

neus en koude vingers hadden.<br />

'Het spijt me', zegt ze, meer tegen zichzelf dan tegen Margot.<br />

Maar Margot glimlacht haar vluchtig toe.<br />

'Ik hoor Pierre' , zegt ze en loopt naar boven.<br />

Tegen tienen, als Sandrine net wat houtjes hakt op de binnenplaats,<br />

klinkt er in de verte een dof tromgeroffel. Ze laat de bijl<br />

zakken en richt zich op. Het tromgeroffel houdt aan; dreigend en<br />

monotoon. En plotseling is er stilte. Een stilte die de rillingen over<br />

Sandrines rug jaagt. Ze kijkt naar de bijl in haar handen.<br />

<strong>De</strong> koning is dood.<br />

Onthoofd door zijn eigen volk. Vreemd, maar ze voelt er eigenlijk<br />

niet zoveel bij. Ze ziet steeds het zusje <strong>van</strong> Nicolas voor zich. Agnes,<br />

met haar spillebeentjes en haar keteltje blaadjes waar<strong>van</strong> ze soep<br />

wilde koken.<br />

Op straat klinkt opgewonden geschreeuw.<br />

122


'Het is gebeurd! Het is gebeurd!'<br />

Sandrine holt met klepperende klompen de steeg door en opent<br />

de deur <strong>van</strong> het toegangspoort je. Overal worden deuren geopend<br />

en stromen de mensen de straat op.<br />

'Hij is dood! <strong>De</strong> koning is dood!' Uit de kroegen klinkt gezang.<br />

Een grote groep opgewonden fanatiekelingen trekt door de<br />

straat. Ze zwaaien met hun rode mutsen en schreeuwen: 'Leve de<br />

Republiek!' Ie<strong>der</strong>een die ze tegenkomen, vallen ze enthousiast brul­<br />

lend om de hals. Ze zwalken met de armen om elkaar heen in<br />

Sandrines richting. Sandrine stapt snel terug in de steeg en ver­<br />

grendelt het poortje. Ze gaat de keuken binnen en trekt de deur<br />

nadrukkelijk achter zich dicht. Ze schopt haar klompen uit en<br />

sluipt de trap op naar Pierres kamer. Hij zit rechtop in bed en<br />

wordt gevoerd door zijn moe<strong>der</strong>. Margot kijkt om en ziet Sandrine<br />

in de deuropening staan.<br />

'Goed nieuws', zegt Margot stralend. '<strong>De</strong> koorts is gezakt!'<br />

123


13<br />

<strong>De</strong> koorts is gezakt, maar Pierre blijft zwakjes. Het grootste gedeel­<br />

te <strong>van</strong> de dag ligt hij op bed. Het grove, zwarte brood verdraagt hij<br />

niet meer. Keer op keer krijgt hij maagkrampen, tot hij weigert nog<br />

een h;lP te nemen. Sandrine ziet hem voor haar ogen mager<strong>der</strong> en<br />

mager<strong>der</strong> worden. Ze brengt heel wat uren zittend aan Pierres bed<br />

door. Ze herinnert zich de verhalen over Robinson Crusoë, die ze<br />

zo graag las tijdens de lange winteravonden, en ze vertelt ze door<br />

aan Pierre. Maar algauw heeft ze daar bijna geen tijd meer voor.<br />

Engeland, Italië, Spanje en de Verenigde Ne<strong>der</strong>landen verklaren<br />

Frankrijk de oorlog om de barbaarse koningsmoord die ze hebben<br />

begaan. Alle weerbare mannen trekken naar het front om Frank­<br />

rijk te verdedigen. <strong>De</strong> vrouwen worden tewerkgesteld in door de<br />

regering opgezette werkzalen, waar ze kleding moeten naaien voor<br />

de soldaten. Wie thuis of op het werk niet gemist kan worden,<br />

krijgt vrijstelling, maar Sandrine gaat ie<strong>der</strong>e ochtend naar een<br />

leegstaande kerk die als werkzaal is ingericht. Het is een eind<br />

lopen. <strong>De</strong> kerk staat helemaal in de wijk Madeleine, vlak bij de<br />

Place de la Révolution, waar tegenwoordig de <strong>guillotine</strong> staat<br />

opgesteld.<br />

Blazend op haar koude vingers loopt Sandrine door de Rue St.<br />

Honoré. In het voorbijgaan kijkt ze naar het café waar Nicolas<br />

werkt, maar ze ziet hem niet.<br />

Het is koud. Regen en natte sneeuwbuien wisselen elkaar af.<br />

Grote aanplakbiljetten, die de burgers <strong>van</strong> Parij s oproepen hun<br />

va<strong>der</strong>landse plicht te doen en zich te wapenen, raken los door de<br />

harde wind en waaien over straat.<br />

Sandrine hoort snelle voetstappen achter zich. Op haar hoede<br />

kijkt ze over haar schou<strong>der</strong>. Buurvrouw Jeanne komt naast haar<br />

lopen.<br />

'Naar de werkzaal?' Jeannes ogen nemen Sandrine vlug op en<br />

blijven rusten op de rood-wit-blauwe kokarde op Sandrines man­<br />

tel. Sandrine knikt.<br />

'En je bent je kokarde niet vergeten ... héél verstandig', zegt Jeanne.<br />

'Ik moet opschieten, ik heb haast.' Sandrine versnelt haar pas.<br />

124


'Dat weet ik; ik moet er ook naartoe', zegt Jeanne. Sandrine<br />

zucht onhoorbaar. Ook dat nog.<br />

'Jij bent toch wasvrouw?', zegt ze.<br />

'Ja, maar daar verdien ik de kost niet mee als er geen zeep is',<br />

zegt Jeanne. Haar gerimpelde gezicht staat verbitterd. 'Weet je, het<br />

zijn de Girondijnen die de hele boel verpesten. Ze hebben het zo<br />

druk met praten over oorlog voeren dat ze óns vergeten. Het wordt<br />

tijd dat de Jacobijnen ze lozen.'<br />

Sandrine past er wel voor op daar een discussie over aan te<br />

gaan. 'Zeg, waarom ben je eigenlijk weggegaan uit Tours ? Mis je je<br />

ou<strong>der</strong>s niet?' vraagt Jeanne.<br />

'Mijn ou<strong>der</strong>s zijn dood.'<br />

'a!' Jeanne trekt haar wenkbrauwen op. 'Daar heeft Margot me<br />

niets <strong>van</strong> verteld. '<br />

'We praten er liever niet over.' Het kost Sandrine geen moeite<br />

om haar stern gesmoord te laten klinken. Ze hoeft alleen maar aan<br />

haar va<strong>der</strong> te denken, met zijn dikke buik en zijn staartpruikje.<br />

'Nee', zegt Jeanne. 'Dat zal wel.'<br />

Sandrine kijkt naar Jeanne en ziet dat de ogen <strong>van</strong> de vrouw<br />

scherp op haar gericht zijn, alsof ze dwars door haar heen kijkt.<br />

In de kerk zijn verschillende vrouwen al aan het werk. Lappen<br />

donkere stof liggen op lange tafels uitgespreid. Daar moeten uni­<br />

formen voor de Franse soldaten <strong>van</strong> worden gemaakt.<br />

Sandrine probeert uit Jeannes buurt te blijven, maar de vrouw<br />

volgt haar hin<strong>der</strong>lijk. Ze slaagt er zelfs in een plaatsje tegenover<br />

Sandrine aan tafel te vinden.<br />

Sandrine kan prachtige figuren borduren: vlin<strong>der</strong>s, bloemen,<br />

dieren. Maar een uniform naaien is iets heel an<strong>der</strong>s. Nachtenlang<br />

heeft ze met Margot opgezeten om te leren hoe ze zomen moet leg­<br />

gen en knoopsgaten maken. Ze kan zich nu redden in de werkzaal,<br />

maar ze legt het af tegen de vaardigheid <strong>van</strong> de an<strong>der</strong>e vrouwen.<br />

Met trillende vingers probeert Sandrine de draad door het oog<br />

<strong>van</strong> de naald te krijgen. On<strong>der</strong> haar oogharen door kijkt ze naar<br />

Jeanne. Gelukkig, ze staat net stof te knippen. Ze moet zich niet zo<br />

zenuwachtig laten maken door dat mens. Gewoon aan het werk<br />

gaan. Sandrine trekt een half afgemaakte broek naar zich toe en<br />

begint.<br />

125


'Nou kind, dat doe je ook niet erg handig!' Annette, de vrouw<br />

die de leiding heeft, buigt zich over Sandrine heen. 'Als je die pijpen<br />

op elkaar legt, naai je ze aan elkaar vast. Kun je straks alles weer<br />

lostornen. Kijk, ik zal het je voordoen. Je legt deze pijp zó neer en<br />

die zó?<br />

'Je zou zweren dat ze zelfs nog nooit een knoop heeft aangenaaid',<br />

zegt Jeanne, opperste verbazing veinzend. 'Heeft je moe<strong>der</strong><br />

je niet leren naaien? Of gingen jullie soms naar een naaister?'<br />

Sandrine prikt zich. Ze houdt een uitroep binnen en zuigt op<br />

haar bloedende vinger. Jeannes hand schiet oer tafel en grijpt de<br />

hare.<br />

'Dat doet zeer hè, in dat zachte huidje!· Mijn vingertoppen<br />

waren op jouw leeftijd helemaal stukgeprikt', zegt ze scherp.<br />

'Dan was je ook niet erg handig', geeft Sandrine terug.<br />

<strong>De</strong> an<strong>der</strong>e vrouwen lachen. Jeanne zakt neer op haar stoel. Ze<br />

laat Sandrine voorlopig met rust, maar blijft haar broedende blikken<br />

toewerpen.<br />

Om vijf uur, als ze naar huis mogen, treuzelt Sandrine lange tijd<br />

om Jeanne de tijd te geven eer<strong>der</strong> te vertrekken. Als een <strong>van</strong> de<br />

laatsten verlaat Sandrine de kerk.<br />

'Hè hè! Ik dacht dat je nooit naar buiten kwam!' Nicolas maakt<br />

zich los <strong>van</strong> de pilaar in het kerkportaal.<br />

Sandrines vermoeide gezicht klaart op.<br />

'Ik kom je ophalen', zegt Nicolas. 'Vind je dat goed?'<br />

'Ja, natuurlijk!'<br />

Het is druk op straat. Op dit uur <strong>van</strong> de dag lopen de fabrieken<br />

leeg en keert het gepeupel terug <strong>van</strong> de executies op de Place de la<br />

Révolution.<br />

Nicolas pakt Sandrines hand en voert haar weg uit de drukte. Als<br />

ze langs de Seine lopen laat hij, tot Sandrines spijt, haar hand los. Achter<br />

hen klinkt nog het doffe gebol<strong>der</strong> <strong>van</strong> de karren die <strong>van</strong> de Place<br />

de la Révolution wegrijden, volgeladen met onthoofde lichamen.<br />

Sandrine huivert.<br />

'Je hebt geluk gehad dat je bij de Lambertins terecht kon', zegt<br />

Nicolas.<br />

'Ja, ze zijn alles wat ik nog heb', zegt Sandrine zacht. 'Weet je, ik<br />

besef nu pas hoeveel ik aan Margot te danken heb. Als zij me niet<br />

126


had binnengelaten, had ik nergens heen gekund. Ik zou zeker zijn<br />

opgepakt.'<br />

'Ik ben blij dat dat niet gebeurd is', zegt Nicolas. Sandrine kijkt<br />

hem on<strong>der</strong>zoekend aan.<br />

'Maar die an<strong>der</strong>en kunnen je niet veel schelen', stelt ze vast.<br />

'Jawel', zegt Nicolas. 'Maar is het dan niet verschrikkelijk wat<br />

zij ons vroeger hebben aangedaan? Dat je zon<strong>der</strong> meer aan de galg<br />

gehangen werd omdat je een haas <strong>van</strong> de landheer had gestrikt?<br />

Dat je op je knieën moest vallen als hij voorbijkwam in zijn koets<br />

en dat je, als je dat niet deed, wel neergegéseld werd? Was dat dan<br />

niet verschrikkelijk? Er gingen door al die mislukte oogsten en veel<br />

te zware belastingen evenveel mensen dood als nu door de guilloti­<br />

ne. Maar dáár werd niet over gepraat. Niet door de aristo's in ie<strong>der</strong><br />

geval.'<br />

Sandrine merkt dat Nicolas' oude wrok weer komt bovendrijven.<br />

'Ik herinner me', zegt hij , 'dat ik met mijn va<strong>der</strong>, mijn broertjes<br />

en Agnes aan het werk was op het land. Het was bloedheet en we<br />

waren aan het hooien. Het was de hele dag al drukkend warm en<br />

mijn va<strong>der</strong> zei dat we moesten opschieten omdat er onweer op<br />

komst was. Het hooi moest snel naar binnen, an<strong>der</strong>s zouden de<br />

beesten die winter niet genoeg voedsel hebben. We werkten kei­<br />

hard, zelfs de kleintjes. En toen kwam je va<strong>der</strong> langs. Hoog te<br />

paard beval hij ons onmiddellijk mee te komen. Agnes mocht<br />

doorwerken, maar wij moesten kikkers <strong>van</strong>gen in de slotgracht <strong>van</strong><br />

kasteel Poissy. Want onze landheer had 's nachts zo'n last <strong>van</strong> dat<br />

gekwaak.' Nicolas' stem klinkt sarcastisch. 'We hebben de rest <strong>van</strong><br />

de middag en de hele avond in de slotgracht rondgeplonsd om die<br />

stomme kikkers te <strong>van</strong>gen. In de stromende regen, want intussen<br />

was het onweer losgebarsten. Het hooi voor de beesten konden we<br />

wel vergeten, dat speelde Agnes natuurlijk niet klaar. We hoopten<br />

nog dat we die kikkers konden meenemen, maar nee, die moesten<br />

we afleveren bij de keuken.'<br />

Sandrine zucht. Ze herinnert het zich nu. Michelle, die klaagde<br />

dat ze niet kon slapen <strong>van</strong> het kikkergekwaak. Haar va<strong>der</strong>, die<br />

mededeelde dat hij ze had laten <strong>van</strong>gen. En zij heeft zich de<br />

kikkerbilletjes goed laten smaken zon<strong>der</strong> er ver<strong>der</strong> over na te den­<br />

ken wie die kikkers ge<strong>van</strong>gen had.<br />

127


Pas als ze haar stem weer vertrouwt, zegt Sandrine: 'Wat moet je<br />

ons gehaat hebben.'<br />

'Ik haatte je va<strong>der</strong>', zegt Nicolas. 'En ik had er alle reden voor!<br />

Hij liet ons gewoon creperen!'<br />

'Dat weet ik nu wel', zegt Sandrine. 'Mijn va<strong>der</strong> heeft fouten<br />

gemaakt, grote fouten. Maar jij kende hem niet zoals ik hem<br />

kende. Hij was ook hartelijk, grappig en, en ... bezorgd!'<br />

'Om jullie misschien.'<br />

'Ja, om ons. En om zijn personeel. Ze hielden allemaal <strong>van</strong> hem!'<br />

'Allemaal? Ook die knecht die in weer en wind achter op jullie<br />

koets moest staan? En de dienstmeiden, die weer zon<strong>der</strong> werk en<br />

eten zaten zodra jullie teruggingen naar Parijs?'<br />

'Jij had misschien een hekel aan mijn ou<strong>der</strong>s, maar het waren<br />

wel mijn va<strong>der</strong> en moe<strong>der</strong> en ik hield <strong>van</strong> ze. Ik mis ze', zegt Sandrine<br />

met bevende stem. 'Ik gooi jou toch ook niet steeds voor je<br />

voeten wat je va<strong>der</strong> mij probeerde aan te doen.'<br />

Die pijl treft doel. Nicolas verbleekt.<br />

'Dat was niet mijn va<strong>der</strong> die dat deed. In ie<strong>der</strong> geval niet de<br />

va<strong>der</strong> die ik kende! Hij was zo verbitterd, zo kwaad! Ik denk dat<br />

het hem opeens te veel werd. Het waren de omstandigheden .. .'<br />

'Onzin!' on<strong>der</strong>breekt Sandrine hem. 'Het was je va<strong>der</strong>! Net zoals<br />

het mijn va<strong>der</strong> was die jullie slecht behandelde! Dat zit me dwars,<br />

maar het heeft me wel geleerd dat je iemand nooit helemaal kent.'<br />

Er valt een lange stilte. Achter hen komt een kar aanbol<strong>der</strong>en,<br />

afkomstig <strong>van</strong> de Place de la Révolution, op weg naar het kerkhof.<br />

Sandrine en Nicolas stappen opzij in de mod<strong>der</strong> langs de oever en<br />

wenden hun hoofd af <strong>van</strong> de gruwelijke lading die de kar vervoert.<br />

'Ik ben bang', fluistert Sandrine. 'Ik wou dat ik terug kon naar<br />

Poissy. '<br />

'En dan?' zegt Nicolas. 'Je kunt moeilijk weer op het kasteel<br />

gaan wonen.'<br />

'Dat hoeft ook niet. Ik zou volmaakt tevreden zijn met een klein<br />

huis en een stukje grond om <strong>van</strong> te leven. <strong>De</strong> belastingen zijn afgeschaft<br />

en het land en de bossen zijn weer <strong>van</strong> ie<strong>der</strong>een. Dát heeft de<br />

Revolutie in ie<strong>der</strong> geval bereikt.'<br />

Nicolas glimlacht. 'En dan ga jij ploegen en zaaien?'<br />

'Ja, waarom niet? Ik doe hier toch ook de was in de Seine?'<br />

128


'Ik zie het gewoon niet voor me. Niet in Poissy.'<br />

'Nicolas! Zie ik er nog uit als een erfdochter?'<br />

'Nee, maar je bent het wel. Je kunt rangen en standen afschaf­<br />

. fen, maar je kunt niet doen alsof ze nooit hebben bestaan.' Sandrine<br />

zwijgt een moment.<br />

'Dat zit dan in jou', zegt ze.<br />

Ze slaan een zijstraat in en lopen zwijgend naar de Rue des<br />

Francs-Bourgeois. Voor de deur staat Nicolas stil.<br />

'Begrijp me niet verkeerd, Sandrine. Ik vind het geweldig zoals<br />

jij je hebt aangepast. Ik moet er alleen nog aan wennen dat ik je<br />

Sandrine mag noemen in plaats <strong>van</strong> mademoiselle.'<br />

Sandrine knikt.<br />

'Zal ik je morgen weer halen?' vraagt Nicolas.<br />

'Graag.'<br />

'Tot morgen dan.'<br />

Sandrine kijkt Nicolas na als hij wegloopt. Halverwege de straat<br />

kijkt hij over zijn schou<strong>der</strong>. Betrapt lachen ze naar elkaar. Met een<br />

glimlach om haar lippen loopt Sandrine de steeg door, naar de binnenplaats.<br />

Door de keuken loopt ze naar binnen. Pierre ligt on<strong>der</strong><br />

een deken op de bank.<br />

'Sandrine, kijk eens wat ik <strong>van</strong> buurvrouw Jeanne heb gekregen!'<br />

Hij zwaait met een stuk speelgoed.<br />

Sandrine begroet Margot en Maurice, die aan de eettafel met<br />

elkaar zitten te praten.<br />

'Hard gewerkt, meisje?', zegt Maurice.<br />

Sandrine knikt. 'Nicolas heeft me thuisgebracht.'<br />

'0, daar ben ik blij om', zegt Margot.<br />

'Sandrine!' roept Pierre weer.<br />

Sandrine loopt naar hem toe en gaat op het randje <strong>van</strong> de bank<br />

zitten.<br />

'Laat eens zien, wat heb je gekregen?'<br />

'Kijk!' Pierre duwt haar een kleine, houten stellage in de handen.<br />

Het scheve mesje is bot, maar kan echt vallen.<br />

'Dit hoort er ook bij!' Pierre pakt een poppetje met wijd uitstaande<br />

rokken en een gepoe<strong>der</strong>de pruik op. Hij legt het hoofd op<br />

het hakblok, trekt aan een touwtje, waardoor het mes neervalt en<br />

het hoofd eraf slaat.<br />

129


'Je kan het er zo weer opzetten hoor!' Pierre drukt het hoofd<br />

weer vast op het poppetje. 'En kijk, ik heb er nog veel meer!' San­<br />

drine kijkt naar de verzameling adellijke poppetjes. Haar oren sui­<br />

zen, een kloppende hoofdpijn komt opzetten.<br />

'Maar ik mag hem niet hebben <strong>van</strong> maman', zegt Pierre.<br />

'In<strong>der</strong>daad. En ik heb je ook uitgelegd waarom. Gooi dat ding<br />

weg, Pierre. Ik wil het niet meer zien', zegt zijn moe<strong>der</strong>.<br />

Spijtig schuift Pierre het speelgoed on<strong>der</strong> de bank.<br />

Voor ze die avond naar bed gaat, staat Sandrine nog een tijd door<br />

het venster naar buiten te kijken. <strong>De</strong> levendigheid op straat is ver­<br />

stild; de werkplaatsen en winkels zijn gesloten, de mensen zitten in<br />

hun huizen bijeen.<br />

Aan de overkant zwalkt een man voorbij. Hij steekt over en<br />

blijft midden in de straat staan.<br />

'An me reet, de Revolutie!' schreeuwt hij .<br />

Zijn stem galmt tussen de gevels <strong>van</strong> de huizen.<br />

'An me reet, de Revolutie! An me reet!'<br />

Wat doet hij nou? Sandrine kan haar oren niet geloven. Je kunt<br />

al worden opgepakt als je zon<strong>der</strong> kokarde op straat loopt, laat<br />

staan als je dit soort dingen roept! Waarom gaat die man niet snel<br />

weg? Waarom blijft hij daar maar staan? Straks komt de Nationale<br />

Garde nog!<br />

Ongerust kijkt Sandrine de donkere straat in.<br />

'An me reet!' schreeuwt de man nog een keer. Hij slentert ver<strong>der</strong>.<br />

Aan het begin <strong>van</strong> de straat klinken snelle voetstappen. Sandrine<br />

houdt haar adem in. Daar heb je het al. En voor hij het weet, is de<br />

man omsingeld door soldaten <strong>van</strong> de Nationale Garde. Hij wordt<br />

ruw bij de arm gepakt en meegevoerd naar een <strong>van</strong> de vele ge<strong>van</strong>­<br />

genissen die Parijs tegenwoordig telt. Kloosters en paleizen zijn leeg<br />

komen te staan en de revolutionaire regering heeft daar onmid­<br />

dellijk een nieuwe bestemming voor gevonden. En nog schijnen die<br />

noodge<strong>van</strong>genissen niet genoeg te zijn. Ze puilen uit <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>­<br />

genen. Want Parijs wordt het onophoudelijke geklak <strong>van</strong> de guil­<br />

lotine een beetje moe en begint te protesteren. Het zijn allang niet<br />

meer alleen edelen die worden opgepakt. ..<br />

Langzaam keert Sandrine zich <strong>van</strong> het venster af. Ze kleedt zich<br />

130


uit en glijdt on<strong>der</strong> de dekens. Maar de slaap wil niet komen. Ze<br />

hoort voetstappen op straat en ze spitst haar oren. Ie<strong>der</strong>e nacht is<br />

ze bang dat die voetstappen voor háár deur ophouden. Klaarwakker<br />

ligt ze naar de zol<strong>der</strong>ing te kijken. Ze hoort Maurice de sloten<br />

controleren. Margots voetstappen klinken op de trap. Dan wordt<br />

er op de deur gebonsd. Niet gewoon gebonsd, maar dreigend geroffeld,<br />

begeleid door geschreeuw.<br />

Sandrine vliegt rechtop in bed. Verstijfd <strong>van</strong> angst wacht ze af.<br />

Er wordt geschreeuwd en opnieuw gebonsd. 'Opendoen, in naam<br />

<strong>van</strong> het volk!'<br />

Sandrine springt uit bed. Haar ogen schieten door het kleine<br />

kamertje.<br />

Het raam!<br />

Nee, dat is onmogelijk. Zelfs al zou ze zich erdoor kunnen wurmen,<br />

dan zou ze een va! <strong>van</strong> de <strong>der</strong>de verdieping nooit overleven.<br />

Ze drukt haar rug tegen het venster en denkt koortsachtig na. 0<br />

God, haar sieraden! Ze duikt on<strong>der</strong> in de kast en grist het zakje<br />

met de dngen en de armband <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong> naar zich toe. Met<br />

trillende handen opent ze het vensterraam en duwt de luiken open.<br />

Ze hangt het zakje aan een dikke splinter aan de buitenkant <strong>van</strong><br />

het luik en sluit beide luiken weer.<br />

Voetstappen op de trap.<br />

Niet bij machte om een stap te verzetten wacht Sandrine af.<br />

Margot komt haar kamer binnen. Uiterlijk is ze kalm en beheerst,<br />

maar haar geruststellende glimlach heeft iets verkrampts.<br />

'Sandrine, kom mee naar beneden. Ze gaan huiszoeking doen.<br />

Blijf rustig, m'n kind. Ze hebben geen enkel bewijs!'<br />

Maar dat hebben ze ook niet nodig en dat weten ze alletwee.<br />

Steun zoekend bij de leuning loopt Sandrine in haar lange katoenen<br />

nachthemd de trap af. Margot slaat nog snel een omslagdoek om<br />

haar heen.<br />

Beneden klinken de voetstappen <strong>van</strong> de soldaten, de scherpe<br />

vragen <strong>van</strong> de sergeant, Maurices rustige stem.<br />

Margot drukt bemoedigend Sandrines hand en dan stappen ze<br />

de zitkamer binnen. Sandrine weet nog net een verschrikte kreet binnen<br />

te houden. Soldaten met bajonetten lopen door de karnet; trekken<br />

laden open, openen kasten en halen alles overhoop. Pierre staat dicht<br />

131


tegen zijn va<strong>der</strong> aangedrukt, terwijl de sergeant Maurice aan de tand<br />

voelt.<br />

'Mijn zoon is niet thuis. Hij werkt zelf bij de Nationale Garde.<br />

Ik begrijp niet wat jullie ruer komen doen! Wij zijn eerlijke burgers<br />

en goede patriotten!', zegt Maurice.<br />

'Iemand heeft ons het advies gegeven om op dit adres eens goed<br />

rond te kijken', zegt de sergeant. 'Dat zeggen ze niet zomaar! Wie is<br />

dat?'<br />

Alle ogen richten zich op Sandrine.<br />

'Dat is mijn nichtje. Ze woont hier; ze is wees', zegt Maurice.<br />

<strong>De</strong> sergeant loopt op Sandrine af.<br />

'Naam?'<br />

'Sandrine Lambertin', fluistert Sandrine.<br />

'Leeftijd?'<br />

'Zestien jaar.'<br />

Secondelang houden de ogen <strong>van</strong> de sergeant die <strong>van</strong> Sandrine<br />

vast. Sandrine slaat ze het eerst neer.<br />

'Doorzoek de rest <strong>van</strong> het huis', beveelt de sergeant.<br />

<strong>De</strong> soldaten stampen de trap op. Boven haar hoofd hoort Sandrine<br />

ze de boel overhoop gooien. Maar hoe ze ook zoeken, een<br />

triomfantelijke kreet blijft uit.<br />

Ze weten helemaal niet waarnaar ze zoeken, bedenkt Sandrine.<br />

Ze hebben geen enkel houvast. Alleen dat ze in dit huis moeten<br />

rondkijken. Ze gaat op de zitbank bij de haard zitten en trekt Pierre<br />

naast zich. Hij beeft. Sandrine slaat haar arm om hem heen en<br />

glimlacht geruststellend.<br />

Het duurt de sergeant blijkbaar allemaal te lang. Geërgerd<br />

omdat resultaat uitblijft, gaat hij zich persoonlijk met de huiszoeking<br />

bemoeien. Hij opent een kastje in de zitkamer en gooit alles<br />

eruit. Een stapel oude exemplaren <strong>van</strong> de Vo lksvriend valt op de<br />

grond. <strong>De</strong> soldaten komen weer beneden. <strong>De</strong> sergeant kijkt op.<br />

'En?'<br />

'Alleen dit, burger sergeant.'<br />

Eén <strong>van</strong> de mannen houdt Sandrines muts met de rood-witblauwe<br />

strikken omhoog.<br />

'Hmm! Een goede patriotte, hè?' <strong>De</strong> sergeant stelt zich voor<br />

Sandrine op. Nu ze zit, lijkt hij helemaal groot en dreigend.<br />

132


'Waar kom je <strong>van</strong>daan? Wie waren je ou<strong>der</strong>s? Hoe zijn ze<br />

gestorven? Nou, zeggen we nog wat?'<br />

Sandrines keel wordt droog. Ze likt nerveus over haar lippen en<br />

stamelt: 'Ik kom uit Tours.'<br />

'Ze is mijn lievelingsnicht!', zegt Pierre opeens. 'Ik krijg altijd<br />

cadeautjes <strong>van</strong> haar. Kijk eens wat ik <strong>van</strong>daag heb gekregen! '<br />

Hij bukt zich en haalt iets on<strong>der</strong> de zitbank <strong>van</strong>daan.<br />

<strong>De</strong> sergeant staart naar het stukje speelgoed met het scheve mes.<br />

'En deze horen er ook nog bij!' Pierre haalt de poppetjes achter een<br />

kussen <strong>van</strong>daan en legt er een on<strong>der</strong> de <strong>guillotine</strong>. 'Als je zó doet,<br />

valt zijn hoofd eraf. Maar dat kan er ook weer op, hoor.'<br />

<strong>De</strong> sergeant kijkt <strong>van</strong> de mini<strong>guillotine</strong> naar Sandrine. Sandrine<br />

kijkt terug. <strong>De</strong>ze keer slaat ze haar ogen niet neer.<br />

'We gaan ... voor deze keer!', zegt de sergeant. 'We houden jullie<br />

in de gaten.'<br />

'Misschien kan mijn zoon uitzoeken welke grappenmaker dit<br />

adre.s heeft opgegeven', zegt Maurice.<br />

'Daar zullen wij wel voor zorgen. We hebben het veel te druk<br />

om ons met valse beschuldigingen bezig te houden. Al ben ik daar<br />

nog niet <strong>van</strong> overtuigd !' <strong>De</strong> sergeant kijkt dreigend rond. Hij geeft<br />

een kort bevel aan zijn soldaten en dan vertrekken ze.<br />

Margot laat sissend haar adem ontsnappen. Maurice wist het<br />

zweet <strong>van</strong> zijn voorhoofd. Sandrine voelt hoe haar zenuwen zich<br />

ontspannen en haar lichaam begint te trillen. Ze grijpt zich vast<br />

aan de leuning <strong>van</strong> de bank om er niet af te vallen.<br />

Pierre zit met zijn speelgoed<strong>guillotine</strong> op schoot en kijkt <strong>van</strong> zijn<br />

ou<strong>der</strong>s naar Sandrine.<br />

'Ik was vergeten 'm weg te gooien', zegt hij zacht.<br />

Sandrine schiet in een nerveuze lach en drukt de jongen even<br />

tegen zich aan.<br />

Ze zitten nog een poosje bij elkaar. Maurice pakt een kruik ster­<br />

ke kruidenwijn tegen de schrik. Hij schenkt ie<strong>der</strong>s beker tot de<br />

rand toe vol.<br />

'Dan slaap je goed', zegt hij tegen Sandrine.<br />

Als Sandrine weer op haar kamer is, haalt ze het zakje sieraden<br />

naar binnen en laat zich in bed vallen, dankbaar dat ze thuis slaapt<br />

en niet in een vieze ge<strong>van</strong>genis. Maar flarden angstige dromen over<br />

133


arrestaties en de <strong>guillotine</strong> kwellen haar zo dat ze bij het eerste och­<br />

tendlicht opstaat. Ze kleedt zich vlug aan, pakt het zakje met haar<br />

moe<strong>der</strong>s sieraden en verbergt het on<strong>der</strong> haar lijfje. Margot heeft<br />

zich al aangesloten bij de rij voor de bakkerswinkel; haar mantel is<br />

<strong>van</strong> de haak verdwenen. Met een donkere mantel om zich heen<br />

geslagen gaat ook Sandrine de straat op. Ze loopt on<strong>der</strong> de bomen<br />

<strong>van</strong> de Place Royale door, via de Rue de Birague naar de Rue Fau­<br />

bourg St. Antoine, langs de lange rijen wachtende mensen.<br />

Met een zucht <strong>van</strong> verlichting ziet Sandrine tussen de huizen<br />

door de Seine liggen. Ze haast zich naar de mod<strong>der</strong>ige waterkant<br />

en haalt het zakje met de sieraden tevoorschijn. Eén voor één haalt<br />

ze ze eruit. Liefkozend laat ze de armband <strong>van</strong> haar moe<strong>der</strong> door<br />

haar vingers glijden. Ze doet de ringen nog één keer om. Dan<br />

werpt ze alles met een ferme zwaai in het donkere water <strong>van</strong> de<br />

Seine.<br />

134


14<br />

<strong>De</strong> zomer <strong>van</strong> 1793 gaat traag en warm voorbij. Als een<br />

verstikkende deken ligt de hitte boven de stad, terwijl lange rijen<br />

karren vol ge<strong>van</strong>genen door de straten rijden. <strong>De</strong> moord op Revo­<br />

lutie-lei<strong>der</strong> Marat door een jong meisje, Charlotte Corday, heeft<br />

een golf <strong>van</strong> arrestaties teweeggebracht. <strong>De</strong> Jacobijnen zijn er<strong>van</strong><br />

overtuigd dat er een samenzwering wordt beraamd tegen de Revo­<br />

lutie. Ie<strong>der</strong>een die ooit zo onvoorzichtig is geweest om een woord<br />

<strong>van</strong> kritiek op Marat te uiten, wordt opgepakt. <strong>De</strong> <strong>guillotine</strong> kan<br />

het aantal executies bijna niet aan.<br />

Daar gaat prins Philippe d'Orléans, lid <strong>van</strong> de Jacobijnenclub.<br />

Ooit heeft hij zijn eigen stand in de steek gelaten om het volk te<br />

helpen. Maar dat maakt geen verschil. Zijn misdaad is dat hij adel­<br />

lijk bloed in zijn a<strong>der</strong>en heeft. Hij sterft kalm en waardig. Heel<br />

an<strong>der</strong>s dan madame Du Barry, de minnares <strong>van</strong> koning Louis XIV.<br />

Met geweld wordt ze het schavot opgesleept en vastgebonden.<br />

'Genade, genade, meneer de beul!' smeekt ze. 'Nog een ogen­<br />

blik, meneer de beul, ik .. . '<br />

Het mes suist en haar hoofd valt in de mand.<br />

Olympe de Gouges, voorvechtster <strong>van</strong> de rechten voor vrouwen,<br />

beklimt het schavot. Een lastpost, vinden de Jacobijnen. <strong>De</strong> hele<br />

weg op de kar, tot op het schavot, heeft Olympe de menigte toege­<br />

sproken en opgeroepen zich te bevrijden <strong>van</strong> hun nieuwe tirannen.<br />

Klak! Olympe zwijgt voor eeuwig.<br />

Een groepje in ongenade gevallen geleerden blijft de hele weg<br />

naar het schavot opgewekt zitten praten en lachen, alsof ze op weg<br />

zijn naar het theater. Eén <strong>van</strong> hen zit te lezen en legt een bladwijzer<br />

in zijn boek op de plaats waar hij gebleven is. Onverstoorbaar staat<br />

hij op, geeft het boek aan een lotgenoot naast hem en beklimt het<br />

schavot.<br />

'Leve de koning!' roept hij het publiek toe. <strong>De</strong> beul drukt zijn<br />

hoofd op het blok.<br />

Klak!<br />

Groot is de pret als de beul het afgeslagen hoofd even aan de<br />

haren op en neer laat dansen.<br />

135


En de hitte <strong>van</strong> de zomer duurt maar voort. Rond de Place de la<br />

Révolution hangt voortdurend de misselijkmakende geur <strong>van</strong><br />

bloed. Het is een opluchting als de herfst aanbreekt en regenbuien<br />

het plein schoonspoelen. Sandrine vermijdt het op de Place de la<br />

Révolution te komen. Sinds de inval slaapt ze geen nacht meer<br />

goed. Lange tijd heeft ze zich veilig gevoeld bij de Lambertins.<br />

Opgepakt en terechtgesteld worden was iets wat an<strong>der</strong>en over­<br />

kwam. Nu is het alsof de <strong>guillotine</strong> in de Rue des Francs-Bourgeois<br />

is neergezet ...<br />

Op zondag is Sandrine vrij.<br />

'Wat ga je doen <strong>van</strong>daag?' vraagt Philippe.<br />

Sandrine geeft niet direct antwoord. Eigenlijk hoopt ze dat<br />

Nicolas haar komt halen om langs de Seine te wandelen, of in een<br />

bootje een eindje te roeien. Soms komt hij haar spontaan halen,<br />

maar even vaak zit ze de hele zondag tevergeefs te wachten. Ze<br />

heeft de familie Lambertin nooit verteld dat Nicolas en zij elkaar al<br />

kenden. Sandrine weet bijna zeker dat Margot hen voor alle veilig­<br />

heid zou verbieden met elkaar om te gaan. Eén ongelukkig gekozen<br />

woord <strong>van</strong> Nicolas, of een kleine toespeling op hun verleden, zou<br />

haar kunnen verraden. Bovendien is het zoveel gemakkelijker om<br />

met een schone lei te beginnen.<br />

'Het liefst zou ik naar buiten gaan', zucht Sandrine. 'Naar het<br />

Bois de Boulogne of zo.' .<br />

'Dat kan niet', zegt Philippe rustig. 'Ik heb je wel een pas<br />

bezorgd, maar als je de stad uit wilt, word je zo grondig on<strong>der</strong>­<br />

zocht .... Nee, dat is te gevaarlijk.'<br />

'Dat weet ik wel', zegt Sandrine.<br />

'Er is toch wel iets an<strong>der</strong>s dat jullie kunnen doen? Op de<br />

Champs-Elysées is het nu heerlijk', zegt Margot.<br />

'Ik ga liever ergens an<strong>der</strong>s naartoe', zegt S!mdrine.<br />

'Natuurlijk! Prima! Zeg het maar!' moedi Philippe aan.<br />

'Ik wil naar huis.'<br />

,<br />

Een uur later staan ze in de Rue de Varenne. 5andrine staart naar<br />

de brede poort die toegang geeft tot de binne\1plaats. Boven de<br />

hoge, blinde muur is nog net een stuk <strong>van</strong> het huis te zien. <strong>De</strong> verf<br />

136


is afgeblad<strong>der</strong>d, de ruiten zijn smerig. Er spreekt een trieste verla­<br />

tenheid uit die Sandrine hevig aangrijpt. In gedachten ziet ze zich­<br />

zelf met haar ou<strong>der</strong>s en Michelle in een rijtuig de binnenplaats<br />

oprijden. Ze kijkt naar de vensters die uitzien op de binnenplaats.<br />

Ze kan zich moeiteloos de vertrekken erachter voor de geest halen.<br />

Langzaam draait Sandrine de toegangspoort de rug toe. Het meisje<br />

dat daar woonde, is een vreemde geworden. Ze herkent haar niet<br />

meer.<br />

'Vertel eens iets over je ou<strong>der</strong>s en je zuster', zegt Philippe terwijl<br />

ze teruglopen.<br />

Sandrine kijkt hem verrast aan.<br />

'Hoe was je zus? Leek ze op je?' vraagt Philippe.<br />

'Michelle was drie jaar ou<strong>der</strong> dan ik. Als je klein bent, is dat<br />

veel', zegt Sandrine. 'Maar toch speelden we vaak met elkaar. We<br />

moesten wel; we hadden ver<strong>der</strong> niemand.'<br />

'Zagen jullie nooit an<strong>der</strong>e kin<strong>der</strong>en?'<br />

'In Parijs wel. Er waren dansavondjes, of we gingen naar het<br />

Bois de Boulogne. Met Julie, natuurlijk. Maar in Poissy hadden we<br />

alleen elkaar. We mochten niet spelen met de kin<strong>der</strong>en uit het dorp.'<br />

'Vond je dat niet vervelend?'<br />

'Ik wist niet beter. Maar achteraf...'<br />

'Ja?'<br />

'Achteraf vind ik het wel jammer.'<br />

Ze zou Nicolas veel beter hebben leren kennen. Maar dat zegt<br />

ze natuurlijk niet hardop.<br />

Op hun gemak lopen Sandrine en Philippe door de Rue de Bour­<br />

gogne, in de richting <strong>van</strong> de Seine. Het is een prachtige herfstdag.<br />

<strong>De</strong> zon schijnt; er zijn veel wandelaars. Ook langs de Seine is het<br />

druk.<br />

Sandrine en Philippe lopen naar de brug die uitkomt op de Place<br />

de la Révolution. Het ge roffel <strong>van</strong> de trommels en het rumoer <strong>van</strong><br />

de toeschouwers is hier al te horen. Hoewel je dat geluid de hele<br />

dag hoort, en je overal in de stad de karren met kaalgeschoren<br />

ge<strong>van</strong>genen tegenkomt, kan Sandrine er maar niet aan wennen. Ze<br />

weet dat ze niet de enige is. Ze hoort de mensen mompelen in de<br />

rijen voor de bakker, ze ziet steeds meer Parijzenaars met afgewend<br />

hoofd langs de Place de la Révolution lopen. <strong>De</strong> routes die de<br />

137


karren afleggen, worden steeds veran<strong>der</strong>d omdat de bewoners <strong>van</strong><br />

de straten zenuwachtig worden <strong>van</strong> die dodenritten.<br />

Aan de an<strong>der</strong>e kant <strong>van</strong> de Seine neemt Philippe Sandrine bij de<br />

arm en voert haar mee naar een parkje aan de Cours la Reine.<br />

Wa ndelaars strijken er neer op banken on<strong>der</strong> de kastanjebomen,<br />

met de kans de plotseling neervallende kastanjes op hun hoofd te<br />

krijgen. <strong>De</strong> grond is bezaaid met opengebarsten bolsters. Het zou<br />

een prettig plekje zijn om even te zitten, als ze niet recht op de<br />

Place de la Révolution hadden uitgekeken.<br />

'Ik loop liever door naar de Champs-Elysées', zegt Sandrine.<br />

'Ja .. .', Philippe kijkt naar de samengedromde massa op het plein.<br />

Het schavot met de <strong>guillotine</strong> steekt boven de hoofden <strong>van</strong> de men-<br />

sen uit. Er valt net een hoofd en er gaat een woest gejuich op.<br />

'Soms vraag ik me af waar we in godsnaam mee bezig zijn, mom­<br />

pelt Philippe.<br />

'Wat?' Sandrine denkt dat ze het niet goed heeft verstaan.<br />

'Vroeger dacht ik dat mijn zusje was blijven leven als die Revo­<br />

lutie maar eer<strong>der</strong> was gekomen', zegt Philippe. 'We hadden het niet<br />

zo slecht thuis, maar voor een ziekelijk kind als Louison was er<br />

gewoon niet genoeg. Niet genoeg melk, niet genoeg verse groente,<br />

niet genoeg geld voor medicijnen. En toen die ene winter, die ver­<br />

vloekt lange, koude winter. .. ' Hij schudt zijn hoofd. 'Toen ze stierf,<br />

was ik razend. <strong>De</strong> Revolutie was net begonnen, alles zou verande­<br />

ren! Daar geloofde ik heilig in. Voortaan zou er gezorgd worden<br />

voor kin<strong>der</strong>en als Leuison. Maar dat is niet zo. Er is niets veran­<br />

<strong>der</strong>d. Wa t doen ze toch allemaal in de Conventie? Waar práten ze<br />

allemaal over terwijl er nog steeds mensen op straat sterven <strong>van</strong> de<br />

honger? Zie je dat restaurant daar?'<br />

Hij knikt in de richting <strong>van</strong> de zan<strong>der</strong>ige wandelpaden <strong>van</strong> de<br />

Champs-Elysées.<br />

Tussen de bomen schemert een gebouw.<br />

'Dat is Restaurant de la Guillotine', zegt Philippe. 'Daar gaan<br />

onze grote lei<strong>der</strong>s ie<strong>der</strong>e avond eten. Biefstuk à la <strong>guillotine</strong>,<br />

bijvoorbeeld. Ik heb gehoord dat op de spijskaart niet alleen staat<br />

wat je er kunt eten, maar ook wie er die dag is onthoofd.'<br />

Er valt een stilte die alleen verbroken wordt door het lawaai <strong>van</strong><br />

de mensen op de Place de la Révolution.<br />

138


'Kom.' Philippe pakt Sandrines hand. 'Het wordt me hier te druk.'<br />

Ze lopen het landelijke pad <strong>van</strong> de Champs-Elysées op. <strong>De</strong><br />

ruisende bomen met hun geelbruine, naar beneden dwarrelende<br />

bla<strong>der</strong>en hebben een kalmerende werking op Sandrine. <strong>De</strong> lucht is<br />

doortrokken <strong>van</strong> de geur <strong>van</strong> vochtige aarde en rottende bla<strong>der</strong>en.<br />

Sandrine haalt diep adem. Ze is nog steeds niet bekomen <strong>van</strong> haar<br />

verbazing. Philippe twijfelt aan de Revolutie! Het liefst zou ze door<br />

willen vragen, maar dit is daar niet de juiste omgeving voor. <strong>De</strong><br />

Champs-Elysées is vol wandelaars die opgewekt de executies<br />

bespreken die ze net, op de Place de la Révolution, hebben bijge­<br />

woond. Kin<strong>der</strong>en rennen met hoepels over het pad en on<strong>der</strong> de<br />

bomen zitten mensen te genieten <strong>van</strong> de herfstzon.<br />

Pas als ze een rustig plekje hebben gevonden, vraagt Sandrine:<br />

'Weet je al wie ons heeft aangegeven bij het Veiligheidscomité?'<br />

'Nee. Ik heb het op het stadhuis nagetrokken, maar ik heb niets<br />

gevonden. Het was waarschijnlijk een anonieme tip. Heb je die<br />

houten brievenbus gezien, die bij het Louvre hangt? Daar kun je<br />

een briefje met een beschuldiging in doen', zegt Philippe.<br />

Hij gaat wat dichter naast Sandrine lopen.<br />

'Van de week hebben we een inval gedaan', zegt hij. 'Het was<br />

's avonds laat en die mensen lagen al in bed. Het zouden zeer<br />

gevaarlijke vijanden <strong>van</strong> de Revolutie zijn, verdacht <strong>van</strong> verraad en<br />

het beramen <strong>van</strong> een samenzwering tegen de Jacobijnen. We moes­<br />

ten ze arresteren en zoveel mogelijk bewijzen <strong>van</strong> hun schuld zien<br />

te vinden. En die vonden we heel gemakkelijk: twee degens, ge­<br />

kruist aan de muur gehangen. Die mensen, een ou<strong>der</strong> stel, stonden<br />

in hun nachthemd en slaapmuts in de kamer en bezwoeren ons dat<br />

die degens er voor de sier hingen. Dat ze er altijd al gehangen had­<br />

den, vóór de Revolutie al. Ik geloofde ze.'<br />

'Maar de an<strong>der</strong>en niet.'<br />

'Nee. Die beschouwden een bot keukenmesje al als een<br />

moordwapen.'<br />

'En, wat zei je?'<br />

'Niets! Wat moest ik zeggen ? Dat het een belachelijk bewijs<br />

was ? Dat je aan de verkleuring <strong>van</strong> het behang kon zien dat die<br />

wapens daar in<strong>der</strong>daad al jaren hingen? Dat maakte niets uit; er<br />

was helemaal geen bewijs nodig om die mensen te arresteren. Dat<br />

139


jullie tijdens die inval niet zijn meegenomen, was alleen omdat ze<br />

wisten dat ik bij de Nationale Garde zit. An<strong>der</strong>s waren jullie zeker<br />

opgepakt, bewijzen of niet.'<br />

'Wil je weg bij het Veiligheidscomité?' vraagt Sandrine.<br />

Philippe antwoordt niet meteen.<br />

'Ik weet het niet', zegt hij. 'Af en toe pakken we mensen op die<br />

werkelijk schuldig zijn. Die de Revolutie willen tegenwerken en de<br />

oude toestand, met de adel aan het hoofd, weer terug willen. Maar<br />

zoveel vaker twijfel ik aan hun schuld. En ik kan niets doen! Ik zou<br />

me onmiddellijk zwaar verdacht maken. En om jou kan ik maar<br />

beter niet de aandacht op me vestigen. Dus al zou ik willen, ik kán<br />

helemaal niet weg bij het Veiligheidscomité. Dat staat gelijk aan<br />

verraad. Helemaal nu ze plannen hebben om mij tot officier te<br />

bevor<strong>der</strong>en.'<br />

'Officier? Toe maar!'<br />

'Ja, Robespierre is heel tevreden over me. Kun je het je voorstel­<br />

len? Robespierre! Ik zou zijn gezicht weleens willen zien als hij<br />

erachter komt dat ik al die tijd een aristocrate verborgen heb<br />

gehouden.'<br />

'Tegen je zin', zegt Sandrine.<br />

'Niet lang.' Philippe raakt vluchtig haar haren aan. 'Zullen we<br />

maar weer eens naar huis gaan? An<strong>der</strong>s wordt maman ongerust.'<br />

Sandrine knikt en accepteert de arm die hij haar aanbiedt.<br />

Als ze thuiskomen, staan Nicolas en Pierre op de binnenplaats<br />

een wedstrijdje te doen in schijfjeswerpen.<br />

'Ik winl' roept Pierre. 'Kijk eens, Sandrine! Mijn schijf ligt het<br />

verste weg!'<br />

'Ietsje', zegt Nicolas.<br />

'Niet! Heel duidelijk! Kijk danl Philippe, kijk eens?' Pierre krijgt<br />

rode konen <strong>van</strong> opwinding.<br />

'Ja, die <strong>van</strong> jou ligt ver<strong>der</strong>. Maar mij kun je niet verslaan!' Phi­<br />

lippe pakt een schijf en werpt.<br />

Met een kreet neemt Pierre de uitdaging aan. Net als hij zijn<br />

schijf wil gooien, kietelt Philippe hem in de zij. In een oogwenk is<br />

de binnenplaats vol <strong>van</strong> gelach en geschreeuw.<br />

Nicolas wenkt Sandrine. Ze volgt hem naar binnen. In de keu­<br />

ken zegt hij: 'Ik heb iets voor je.'<br />

140


Verbaasd neemt Sandrine een bruin pakje aan. Ze haalt het<br />

papier eraf en kijkt naar het boek dat ze in haar handen houdt.<br />

'Een boek?'<br />

'Ja, je houdt toch zo <strong>van</strong> lezen?'<br />

'Ja, zeker. Wat lief <strong>van</strong> je!'<br />

'Ik heb het om een speciale reden gekocht.' Nicolas neemt het<br />

boek <strong>van</strong> haar over en bla<strong>der</strong>t het door. Als hij op de bladzijde is<br />

die hij zoekt, geeft hij Sandrine het boek terug. 'Hierom.'<br />

Sandrine staart naar het getekende portret <strong>van</strong> een ou<strong>der</strong>e man.<br />

Hij heeft een breed gezicht met zware wenkbrauwen waardoor hij<br />

norser lijkt dan hij in werkelijkheid is. Hij draagt een kanten kraag<br />

en een gepoe<strong>der</strong>d staartpruikje. Het is sprekend haar va<strong>der</strong>. Sandri­<br />

ne blijft maar naar het portret staren. Ze bijt op haar lip en dringt<br />

haar tranen terug.<br />

'Ik liep langs die boekenstalletjes op de Pont Neuf en toen zag ik<br />

iemand in dat boek bla<strong>der</strong>en', vertelt Nicolas. 'Toen ik dat portret<br />

zag, heb ik gewacht tot die man dat boek teruglegde en toen heb ik<br />

het onmiddellijk gekocht.'<br />

Sandrine kijkt hem met een warme glimlach aan.<br />

'Dank je', zegt ze.<br />

Nicolas glimlacht terug. Een tijdlang staan ze zo, bewegingloos,<br />

en wanneer ze opkijken staat Philippe in de deuropening. 'Kijk eens<br />

wat Nicolas voor me heeft gekocht.' Sandrine laat hem het boek<br />

Zien.<br />

'Zo zo', zegt Philippe.<br />

Hij bla<strong>der</strong>t het boek door, geeft het aan Sandrine terug en loopt<br />

langs Nicolas heen de kamer in. Het ontgaat Sandrine niet dat zijn<br />

vrolijke bui plotseling verdwenen is.<br />

141


15<br />

Met een klap sluit Nicolas de deur <strong>van</strong> het café. <strong>De</strong> gestaag neer­<br />

vallende regen veroorzaakt een mod<strong>der</strong>ige stroom in de midden­<br />

goot <strong>van</strong> de Rue de la Convention, zoals de Rue St. Honoré nu<br />

door de Conventie wordt genoemd. Het ijzeren uithangbord waait<br />

heen en weer in de koude wind.<br />

Nicolas draait zich om. Achter de bar staat Luc bekers te spoe­<br />

len en waarschuwingen naar ruziënde klanten te roepen. Het is<br />

druk in het café. Er klinkt een luid geroezemoes terwijl er gedron­<br />

ken wordt en een kaartje gelegd.<br />

In de verte klinkt een onheilspellend gebol<strong>der</strong>. <strong>De</strong> gesprekken<br />

vallen stil. Twee rammelende mestkarren gaan voorbij. Nicolas<br />

kijkt over zijn schou<strong>der</strong> uit het raam. Een flits <strong>van</strong> bleke gezichten,<br />

kaalgeschoren hoofden, en weg zijn ze.<br />

In het café praat ie<strong>der</strong>een ver<strong>der</strong> alsof er niets gebeurd is. Nico­<br />

las gaat door met zijn werk.<br />

Hij zou er inmiddels aan gewend moeten zijn. Sinds eind<br />

september de Wet op de Verdachten is ingevoerd, worden er dag en<br />

nacht mensen uit hun huizen gesleept, omdat ze er<strong>van</strong> verdacht<br />

worden verdacht te zijn.<br />

En verdacht is ie<strong>der</strong>een die ook maar iets <strong>van</strong> kritiek uit op de<br />

Conventie, en in het bijzon<strong>der</strong> op Robespierre, de lei<strong>der</strong> <strong>van</strong> de Jaco­<br />

bijnen. Hij woont schuin tegenover het café. Nicolas ziet hem dikwijls<br />

over straat gaan; een kleine man met een staartpruikje, altijd onberis­<br />

pelijk gekleed in een olijfgroene jas met mouwen <strong>van</strong> Mechelse kant.<br />

Verdacht zijn ook alle familieleden <strong>van</strong> emigranten, vrienden<br />

<strong>van</strong> aristocraten en mensen die sympathiseren met de slachtoffers<br />

<strong>van</strong> de <strong>guillotine</strong>. Zeer verdacht zijn de Girondijnen omdat ze<br />

geaarzeld hebben de koning te onthoofden. Nu worden ze op bevel<br />

<strong>van</strong> de Jacobijnen zelf gearresteerd en opgesloten in het Luxem­<br />

bourg, een voormalig paleis.<br />

Nicolas ruimt de tafels af en kijkt naar de deur die openzwaait.<br />

Een druipnatte figuur komt snel naar binnen. Het is Philippe.<br />

'Philippe! Ga zitten. Wat kan ik voor je inschenken?' begroet<br />

Nicolas hem.<br />

142


'Niets. Ik moet je spreken', zegt Philippe.<br />

'Nu? Het is nogal druk.'<br />

'Nu.' Philippe duwt Nicolas naar achteren.<br />

Luc kijkt hem vragend aan, maar Nicolas haalt zijn schou<strong>der</strong>s<br />

op. In het achtervertrek staan Nicolas en Philippe tegenover elkaar.<br />

'Nou, wat is er?', zegt Nicolas.<br />

'Je moet weg uit Parijs.'<br />

'Waarom?'<br />

'Je staat op de lijst.'<br />

Nicolas verbleekt.<br />

'Waarom? Wat heb ik gedaan?'<br />

'Niets', zegt Philippe. 'Daarom ben ik hier, om je te waarschu-<br />

wen. Iemand heeft je blijkbaar aangegeven.'<br />

Nicolas laat zich op een leeg vat zakken. Zijn benen trillen.<br />

'Wie zou mij in godsnaam willen aangeven?'<br />

'Het kan ie<strong>der</strong>een zijn. Misschien een klant. <strong>De</strong> stad zit vol ver-<br />

klikkers.'<br />

Nicolas wrijft in zijn ogen en probeert hel<strong>der</strong> na te denken.<br />

'Wat nu?'<br />

'Ik kan je helpen Parijs te verlaten. Pak je spullen en zorg dat je<br />

ergens an<strong>der</strong>s on<strong>der</strong>dak krijgt. Ik zal voor een valse pas zorgen.'<br />

'Wacht even', zegt Nicolas. 'Waar moet ik <strong>van</strong>nacht dan slapen?'<br />

'Dat moet je zelf bedenken. Je kan niet met mij mee. <strong>De</strong> gardis­<br />

ten houden elkaar ook scherp in de gaten', zegt Philippe. 'Laatst is<br />

er een officier <strong>van</strong> de wacht bij de noor<strong>der</strong>poort doodgeschoten<br />

omdat hij twee aristocraten heeft laten ontkomen.'<br />

'En waarom denk je dat ze mij zullen doorlaten? Een pas alleen<br />

is niet voldoende. Tegenwoordig moet je precies uitleggen waarom<br />

je de stad uit wilt en wanneer je weer terug denkt te zijn.'<br />

'Behalve de boeren. Die gaan ie<strong>der</strong>e dag in en uit. Jij bent toch<br />

een boer?'<br />

Nicolas knikt langzaam.<br />

'Nou dan. Je hebt verstand <strong>van</strong> het boerenbedrijf, dus ze zullen<br />

je niet met strikvragen kunnen pakken. Ik vor<strong>der</strong> wel een boeren­<br />

kar waarmee je de stad uit kunt', zegt Philippe.<br />

Nicolas haalt wanhopig een hand door zijn haar.<br />

'Goed', zegt hij.<br />

143


'Kom morgenmiddag tegen zessen naar café La Bastille, bij de<br />

Saint-Antoinepoort', zegt Philippe. 'Ik zal zorgen dat op de bin­<br />

nenplaats een wagen klaar staat.'<br />

'Kun je zo snel een pas regelen?'<br />

'Dat moet wel lukken. En 0 ja, je kleding. Mijn va<strong>der</strong> heeft nog<br />

wel een paar klompen voor je. Wat heb je zelf?'<br />

'Ik heb mijn ouwe hemd nog liggen.'<br />

'Prima. Dat is voldoende.'<br />

Philippe loopt naar de achteruitgang <strong>van</strong> het café.<br />

'Philippe!', zegt Nicolas.<br />

Zijn vriend kijkt om.<br />

'Bedankt.'<br />

Philippe tikt tegen zijn rode Jacobijnenmuts en duwt de deur<br />

open. Nicolas kijkt hem na. Dan rent hij met twee treden tegelijk<br />

de trap op naar boven om zijn spullen te halen.<br />

'Heb je het al gehoord? <strong>De</strong> weduwe Capet moet voorkomen. Dat<br />

zou eens tijd worden. Ze hebben het al veel te lang uitgesteld.<br />

Zonde <strong>van</strong> al dat kostbare brood dat ze haar geven', zegt Jeanne.<br />

Sandrine kijkt op <strong>van</strong> de broek waar ze een zoom in legt. <strong>De</strong><br />

meeste vrouwen knikken. Hun gezichten staan hard en verbeten<br />

door een leven vol zorgen en gebrek.<br />

Sandrine denkt aan koningin Marie-Antoinette. Ongetwijfeld<br />

had al het geld dat ze zo vrolijk aan japonnen en feesten heeft<br />

uitgegeven, nuttiger besteed kunnen worden, maar ze moet wel<br />

zwaar boeten voor haar luxeleventje. Ze zit al maandenlang in een­<br />

zame afzon<strong>der</strong>ing opgesloten in de Conciergerie. Haar echtgenoot<br />

is onthoofd, haar kin<strong>der</strong>en mag ze slechts één keer per dag door<br />

een hoog venster zien, als ze gelucht worden op de binnenplaats.<br />

Ze mag ze niet spreken, niet aanraken, en dat in de wetenschap dat<br />

ze waarschijnlijk niet lang meer te leven heeft.<br />

Sandrine huivert. En ze dacht nog wel dat zij eenzaam was.<br />

Als het vijf uur is, loopt ze haastig naar buiten. Ze kijkt om zich<br />

heen, maar ziet Nicolas nergens. Teleurgesteld loopt Sandrine door.<br />

Nicolas laat het bijna nooit afweten. Als er maar niets gebeurd is ...<br />

Ze slaat een hoek om en Nicolas duikt op. Sandrine on<strong>der</strong>drukt een<br />

kreet.<br />

144


'Ik schrik <strong>van</strong> je!' roept ze uit. 'Wat is er? Waarom sta je hier op<br />

me te wachten?'<br />

Ongerust kijkt ze Nicolas aan. Hij ziet er verschrikkelijk uit.<br />

Bleek en opgejaagd.<br />

'Ik word gezocht', zegt Nicolas. 'Volgens Philippe sta ik op de<br />

lijst. Hij is me <strong>van</strong>middag komen waarschuwen.'<br />

'Wat!' Het bloed trekt weg uit Sandrines wangen.<br />

'Morgen rond deze tijd helpt hij me te ontsnappen uit Parijs. Op<br />

een boerenwagen.' Nicolas haalt nerveus zijn hand door zijn haar.<br />

'Ik loop niet het hele stuk met je mee. Misschien houden ze jou ook<br />

in de gaten. Ik weet niet wie me aangegeven heeft! Ik weet ook niet<br />

waarom.'<br />

Sandrine ziet de straat door een waas.<br />

'En nu? Waar ga je naartoe?', fluistert ze.<br />

'Terug naar Poissy. Kijken hoe het met mijn broertjes en mijn<br />

zusje gaat. Misschien kan ik weer in de oude pachtboer<strong>der</strong>ij <strong>van</strong><br />

mijn ou<strong>der</strong>s wonen. En an<strong>der</strong>s vind ik wel iets.'<br />

Zijn woorden dringen nauwelijks tot Sandrine door. Als ver­<br />

doofd staart ze in de verte. Nicolas gaat weg!<br />

'Neem mij mee', zegt ze dringend. Nicolas kijkt haar verbaasd aan.<br />

'Ik meen het! Neem mij mee!' smeekt Sandrine. 'Ik zou je kun­<br />

nen helpen op de boer<strong>der</strong>ij.'<br />

'Je meent het echt, hè?' Nicolas kijkt haar met opgetrokken<br />

wenkbrauwen aan.<br />

'Ja, natuurlijk meen ik het echt', zegt Sandrine. Nicolas schudt<br />

zijn hoofd.<br />

'Het is te gevaarlijk, Sandrine. <strong>De</strong> poorten worden scherp<br />

bewaakt.'<br />

'Loop ik hier dan min<strong>der</strong> gevaar? Ben je die inval vergeten ? Het<br />

had weinig gescheeld of we zaten allemaal in La Force, in de<br />

Abbaye of in het Luxembourg. Door mij !'<br />

'Philippe beschermt je wel.'<br />

'0 ja? Hoe lang nog? Hoe lang zal het duren voor ze hém gaan<br />

verdenken?' Sandrine pakt Nicolas dwingend bij de arm. 'Weet jij<br />

hoe het voelt om ie<strong>der</strong>e nacht wakker te liggen? Om niet te durven<br />

slapen, uit angst dat de Nationale Garde opeens langskomt? Weet<br />

jij hoe het voelt om opeens voetstappen in de straat te horen, zodat<br />

145


je geen adem meer durft te halen tot ze jouw deur voorbij zijn? Ik<br />

heb het gevoel dat het woord adel op mijn voorhoofd geschreven<br />

staat!' Nicolas zwijgt lange tijd.<br />

'Kom morgen rond deze tijd naar café La Bastille', zegt hij<br />

uiteindelijk. 'Zorg dat je iets warms aan hebt.'<br />

<strong>De</strong> volgende dag hoeit Sandrine alleen 's middags in de werkzaal te<br />

verschijnen. <strong>De</strong> hele ochtend helpt ze Margot en twijfelt ze of ze<br />

haar in vertrouwen zal nemen. Ze is zo in gedachten verzonken dat<br />

ze nauwelijks in de gaten heeft dat Margot tegen haar praat.<br />

'Wat is er toch met jou?' vraagt Margot.<br />

Sandrine schrikt op.<br />

'Je bent zo afwezig. Waar zit je met je gedachten?'<br />

'Nicolas staat op de lijst', zegt Sandrine zacht. Margots glimlach<br />

verdwijnt.<br />

'Meen je dat?'<br />

'Philippe heeft hem gewaarschuwd. Hij helpt hem vluchten.'<br />

'Dáárom zie je zo witjes. Je bent erg op die jongen gesteld, niet­<br />

waar?'<br />

Sandrine knikt.<br />

'Dan moet je blij zijn dat hij de kans krijgt om te vluchten', zegt<br />

Margot ernstig.<br />

'Dat ben ik ook.'<br />

Zal ze zeggen dat ze met Nicolas meegaat? Nee, beter <strong>van</strong> niet.<br />

Straks houdt Margot haar tegen.<br />

Na het middagmaal moet Sandrine opschieten om op tijd in de<br />

kerk te komen. <strong>De</strong>sondanks loopt ze eerst naar de schoenmakers­<br />

werkplaats. Ze kijkt naar Maurice, die met een paar repen leer<br />

voor zich aan de snijtafel zit. Hij kijkt op en glimlacht.<br />

'Werk ze, meisje!'<br />

'Ja ... Dag Maurice.'<br />

Sandrine draait zich om.<br />

'Kom op, Sandrine! Wat loop je te treuzelen? Straks kom je te<br />

laat!' spoort Margot haar aan.<br />

Sandrine slaat haar armen om Pierre heen en knuffelt hem.<br />

'Hé, laat me los!' roept Pierre.<br />

'Dag Margot', zegt Sandrine.<br />

146


'Dag kind.' Margot kijkt haar oplettend aan. 'Alles goed?'<br />

'Ja hoor.' Na een korte aarzeling omhelst Sandrine Margot ook.<br />

'Weet je, ik heb je nooit bedankt voor alles wat je voor me hebt<br />

gedaan.'<br />

'Dat hoeft ook helemaal niet. Dit is je thuis', zegt Margot.<br />

'Ja', zegt Sandrine zacht.<br />

Ze glimlachen naar elkaar. Sandrine pakt haar mantel en loopt<br />

de binnenplaats op. Op het laatste moment kijkt ze nog even over<br />

haar schou<strong>der</strong>. Margot staat in de deuropening <strong>van</strong> de keuken. Er<br />

ligt een nadenkende uitdrukking op haar gezicht.<br />

147


16<br />

<strong>De</strong> middag gaat tergend langzaam voorbij. Het is koud in de kerk.<br />

Buiten slaat de regen met vlagen tegen de ramen. Om vijf uur haast<br />

Sandrine zich naar buiten. Het regent nog steeds, maar niet meer<br />

zo hard. Sandrine trekt de kap over haar hoofd en begint te lopen.<br />

Zorgvuldig de stromen mod<strong>der</strong>water ontwijkend loopt ze dezelfde<br />

route als altijd, naar huis. Ze slaat de Rue Paubourg St. Antoine in,<br />

maar loopt door waar ze an<strong>der</strong>s afgeslagen zou zijn. Ze houdt de<br />

kap ver over haar hoofd, ook als het niet meer regent.<br />

Pas als ze het café La Bastille na<strong>der</strong>t, kijkt ze op. Aan de over­<br />

kant <strong>van</strong> de straat blijft ze wachten tot Nicolas haar komt halen.<br />

Het duurt lang. <strong>De</strong> mensen kijken naar haar en dus loopt ze wat<br />

heen en weer. Na enige tijd ziet ze Philippe uit de steeg naast het<br />

café komen. Hij beent weg zon<strong>der</strong> op of om te kijken.<br />

Waar blijft Nicolas nou? Ongeduldig houdt Sandrine haar ogen<br />

gericht op de steeg. Ja, daar is hij !<br />

Nicolas laat zich heel even zien in de steeg en wenkt haar.<br />

Sandrine steekt haastig de mod<strong>der</strong>ige straat over en loopt door<br />

de steeg naar de achterkant <strong>van</strong> het café.<br />

Zoals Philippe beloofd had, staat daar een boerenkar klaar. Een<br />

linnen huif beschermt de lading, die uit groenteafval bestaat, tegen<br />

regen en wind. Nicolas staat tegen de wagen geleund. Hij heeft een<br />

boerenkiel aan en een rode muts op zijn hoofd. Zijn gezicht is<br />

bleek en gespannen.<br />

knikt.<br />

'Ben je er klaar voor?', zegt hij met vreemde stem. Sandrine<br />

'Heeft Philippe een pas voor je meegenomen?' vraagt ze.<br />

'Ja, kijk maar. Ziet er goed uit, hè?' Nicolas haalt het document<br />

tevoorschijn.<br />

'Ja. Nou, dan kunnen we gaan, hè?', zegt Sandrine.<br />

Nicolas knikt. 'Heb je een warme mantel aan? Goed zo. Ga op<br />

de bodem <strong>van</strong> de wagen liggen, on<strong>der</strong> dat afval. Bij de poort zullen<br />

ze de huif er wel afhalen om de lading te doorzoeken, maar ik denk<br />

niet dat ze al die troep eraf gaan scheppen. Maak je zo klein moge­<br />

lijk en beweeg je pas als ik zeg dat het veilig is. Goed?'<br />

148


Sandrine knikt bleekjes.<br />

Nicolas pakt haar bij de schou<strong>der</strong>s.<br />

'Het komt wel goed', zegt hij .<br />

Hij kust haar kort maar stevig op de lippen en laat haar weer<br />

los. Sandrine kruipt zo ver mogelijk weg on<strong>der</strong> het groenteafval. Ze<br />

hoort Nicolas nog wat rommel boven op haar gooien en dan trekt<br />

hij de huif over de wagen.<br />

Het is donker on<strong>der</strong> al die rommel. Sandrine houdt haar hand<br />

voor haar mond. <strong>De</strong> stank <strong>van</strong> het afval is verschrikkelijk, maar<br />

erger is dat ze bijna geen lucht krijgt. Om niet in paniek te raken<br />

denkt ze aan de kus die Nicolas haar net gaf. Voorzichtig raakt ze<br />

haar lippen aan.<br />

<strong>De</strong> wagen zet zich in beweging. Sandrine voelt dat ze een draai<br />

maken en langzaam door de steeg rijden. Opnieuw een draai. Nu<br />

rijden ze door de straat, op weg naar de stadspoort.<br />

Sandrine beschermt haar gezicht met haar arm tegen de verrotte<br />

groente en schillen. Het kleine beetje lucht on<strong>der</strong> het afval verbruikt<br />

ze snel. Ze voelt zich draaierig worden.<br />

Volhouden, prent ze zichzelf in. Straks zijn we vrij .<br />

<strong>De</strong> boerenwagen houdt halt. Nu staan ze in de rij. Ze herinnert<br />

zich de lange rij wagens voor de stadspoort. Ze heeft er vaak<br />

genoeg gestaan als ze eten ging halen bij de boeren, vol verlangen<br />

om met ze mee de stad uit te rijden.<br />

'Halt!' wordt er geschreeuwd.<br />

<strong>De</strong> officier <strong>van</strong> de wacht is een lange man met vet, sluik haar.<br />

Hij draagt een lange jas en hoge zwarte laarzen.<br />

Nicolas probeert de wantrouwige blik die de man op hem werpt<br />

zo rustig mogelijk te doorstaan.<br />

'Wat heb je daar in die wagen?' bast de officier.<br />

'Troep, burger officier', zegt Nicolas, beleefd maar niet te on<strong>der</strong>danig.<br />

'Schillen, groente die ik niet heb kunnen verkopen. Niks bijzon<strong>der</strong>s.'<br />

'Dat maken wij wel uit.' <strong>De</strong> officier loopt om de wagen heen en<br />

kijkt hem scherp aan. 'Hoe komt het dat ik jou helemaal niet ken?'<br />

'U kent waarschijnlijk mijn moe<strong>der</strong> wel. Zij komt ie<strong>der</strong>e dag<br />

langs. Maar ze is ziek, <strong>van</strong>daar dat ik hier nu zit.'<br />

'Je moe<strong>der</strong>, hmm? Hoe ziet ze eruit?'<br />

149


'Tja ... grijs haar, witte muts. En 0 ja, ze mist een voortand!', zegt<br />

Nicolas, alsof dat de doorslag moet geven. <strong>De</strong> meeste vrouwen <strong>van</strong><br />

die leeftijd missen wel een paar tanden.<br />

'Grijs haar, witte muts. Daar kan ik veel mee! Papieren!' Bevelend<br />

steekt de officier zijn hand uit.<br />

Nicolas overhandigt hem zijn pas. Hij gaat nonchalant verzitten,<br />

beantwoordt een denkbeeldige groet <strong>van</strong> een an<strong>der</strong>e boer en<br />

steekt zijn hand op naar iemand in de verte, die verbaasd terugkijkt.<br />

Intussen houdt hij uit zijn ooghoeken de officier in de gaten.<br />

'Hmm', zegt de man.<br />

Nicolas steekt zijn hand uit, maar hij krijgt zijn pas nog niet<br />

terug.<br />

'Afstappen!' beveelt de officier. 'Ik wil weten wat je precies op je<br />

wagen hebt. Haal die huif eraf.'<br />

'Tuurlijk, best', stemt Nicolas in. Hij springt <strong>van</strong> de wagen, laat<br />

de huif zakken en gooit een paar handen groenteafval <strong>van</strong> de ene<br />

kant naar de an<strong>der</strong>e. 'Troep, niets dan troep. Dat krijgen de varkens<br />

thuis, begrijpt u? Geen mens moet het meer hebben.'<br />

<strong>De</strong> officier geeft zijn wachters een seintje. Een gardist met een<br />

gerafelde broek en een vuil hemd loopt naar de wagen toe en steekt<br />

zijn bajonet links en rechts in het afval. Nicolas leunt onverschillig<br />

tegen de kar, peutert wat vuil on<strong>der</strong> zijn nagels <strong>van</strong>daan en wacht<br />

met angstig bonkend hart op een schreeuw <strong>van</strong> Sandrine.<br />

<strong>De</strong> officier en de wachter verwij<strong>der</strong>en zich een eindje <strong>van</strong> de<br />

wagen. Op gedempte toon praten ze met elkaar en knikken naar<br />

Nicolas en de lading op de wagen. Nicolas klimt weer op de bok en<br />

neemt de leidsels in zijn hand.<br />

<strong>De</strong> officier loopt op hem af en overhandigt hem zijn pas. Na een<br />

lange, on<strong>der</strong>zoekende blik zegt hij: 'Rijden maar.'<br />

Nicolas tikt tegen zijn rode muts, laat de leidsels op de paardenrug<br />

neerkomen en de wagen rolt door de poort.<br />

Het is gelukt, het is gelukt! dreunt het door Nicolas' hoofd.<br />

Het bloed suist in zijn oren. Het liefst zou hij het paard in draf<br />

willen laten gaan, maar hij blijft in hetzelfde kalme gangetje<br />

doorsukkelen. Net als hij Sandrine iets toe wil sissen, schalt er een<br />

bevelende stem door de lucht.<br />

'Halt!'<br />

150


Nicolas kijkt over zijn schou<strong>der</strong>. Dat kan toch niet voor hem<br />

bedoeld zijn?<br />

'Halt!' klinkt het weer. 'Terugkomen!'<br />

Nicolas' vreugde maakt plaats voor paniek. Er<strong>van</strong>door! In volle<br />

galop! Nee, dat is waanzin. Ze hebben hem zó ingehaald. Terug<br />

dan maar. Misschien is er niets bijzon<strong>der</strong>s en laten ze hem weer<br />

gaan. Met een droge keel <strong>van</strong> angst keert Nicolas de wagen en rijdt<br />

terug. Een vijftal gardisten, met op hem gerichte bajonetten, wacht<br />

hem op.<br />

'Ik was wat overhaast', zegt de officier met een grijnslachje. 'Ik<br />

vind dat je wel erg veel afval overhoudt voor een stad die niets te<br />

eten heeft. Leeghalen, mannen!'<br />

Nicolas springt <strong>van</strong> de wagen. Van zijn onverschillige houding is<br />

niets meer over. Steeds meer afval belandt op de keien. Al het bloed<br />

vloeit weg uit Nicolas' gezicht.<br />

Een dichte haag nieuwsgierige voorbijgangers verzamelt zich op<br />

korte afstand. Nicolas ziet een stukje <strong>van</strong> Sandrines mantel door<br />

het afval schemeren.<br />

'God in de hemel, als u er werkelijk voor ons bent, help ons dan<br />

nu!' bidt hij inwendig.<br />

Hij durft bijna niet te kijken. Als hij een triomfantelijke schreeuw<br />

hoort, sluit hij heel even zijn ogen. Dan kijkt hij naar de wagen en<br />

ziet Sandrines angstige gezicht tussen het afval. Ruwe soldaten­<br />

handen sleuren haar <strong>van</strong> de wagen. Ze valt op het plaveisel en<br />

wordt hardhandig omhooggetrokken.<br />

Woedend vliegt Nicolas op de verantwoordelijke soldaat af,<br />

maar hij wordt door de an<strong>der</strong>en omvergeschopt. Als hij opkijkt,<br />

wijst de punt <strong>van</strong> een bajonet naar zijn keel.<br />

'In naam <strong>van</strong> de Republiek arresteer ik u wegens verdacht<br />

gedrag. Neem ze mee!', zegt de officier luid.<br />

Sandrine en Nicolas worden geboeid en op hun eigen wagen<br />

gezet. Begeleid door vier soldaten rijden ze terug de stad in. Een<br />

honende, jouwende menigte achtervolgt hen, gooit met handen<br />

groenteafval en overstelpt hen met scheldwoorden.<br />

Sandrine staart naar de planken waar ze net nog op lag. Het ge­<br />

krijs <strong>van</strong> het gepeupel dat achter de wagen aanloopt, dringt nauwe­<br />

lijks tot haar door. Ze kan nog niet goed bevatten wat er is gebeurd.<br />

151


Het ging allemaal zo snel. Het ene moment waande ze zich vrij, het<br />

volgende moment spatte de zeepbel uit elkaar. Ze durft Nicolas nauwelijks<br />

aan te kijken. Dit is haar schuld. Alléén was hij zeker ontkomen.<br />

<strong>De</strong> rit naar de ge<strong>van</strong>genis lijkt uren te duren. Pas als ze de Rue<br />

de Tournon inslaan, kijkt Sandrine op. Voor haar liggen de machtige<br />

muren <strong>van</strong> het Palais du Luxembourg. Ze is er weleens binnen<br />

geweest met haar ou<strong>der</strong>s en Michelle, als gasten <strong>van</strong> de graaf de<br />

Provence. Maar de graaf is gevlucht, het paleis werd in beslag<br />

genomen door de revolutionaire regering en wordt nu als ge<strong>van</strong>genis<br />

gebruikt.<br />

Uit het wachthuis naast de poort komen twee schildwachten<br />

met grote honden naar buiten. Ze houden hun lantaarns omhoog<br />

en bekijken de ge<strong>van</strong>genen op de kar. <strong>De</strong> honden grommen dreigend.<br />

'Doorrijden maar!'<br />

Ze hobbelen de ongelijke binnenplaats <strong>van</strong> het Luxembourg op.<br />

Sandrine en Nicolas worden <strong>van</strong> de kar getrokken en door een<br />

grote deur naar binnen geduwd. In een hoek zit een man achter een<br />

schrijftafel. Hij kijkt niet eens op als Sandrine en Nicolas de hal<br />

binnenkomen. Grote handen fouilleren hen. Dan worden ze naar<br />

de griffier geleid.<br />

'Naam?' vraagt de man achter de schrijftafel kortaf.<br />

'Nicolas Bailly.'<br />

<strong>De</strong> griffier schrijft zijn naam in het ge<strong>van</strong>genisregister.<br />

'Naam?'<br />

'Sandrine ... Bonnet.'<br />

<strong>De</strong> griffier schrijft het op. Een cipier met een rammelende sleutelbos<br />

komt het vertrek binnen. Evenals de griffier draagt hij een<br />

zwarte broek en een rood vest; hij heeft een vuile rode muts met<br />

een kokarde op zijn lange haar.<br />

'Meekomen', zegt de cipier.<br />

Met hun handen nog geboeid op hun rug volgen Sandrine en<br />

NicoLis de man door een gang, een trap op, nog meer gangen door,<br />

waarbij vele hekken geopend worden en rammelend weer in het<br />

slot vallen.<br />

Het is duidelijk dat het paleis al enige tijd als ge<strong>van</strong>genis wordt<br />

152


gebruikt. Een muffe, ongezonde geur heeft zich tussen de muren<br />

genesteld. <strong>De</strong> gangen, eens vrolijk en licht, zijn schemerig door de<br />

verduisterde vensters.<br />

'Hier naar binnen.'<br />

<strong>De</strong> cipier gooit een deur open en laat Sandrine eerst naar binnen<br />

gaan. Nicolas volgt en de cipier sluit de deur af. Roerloos staat<br />

Sandrine in het tamelijk grote en lichte vertrek; een <strong>van</strong> de staatsiezalen<br />

<strong>van</strong> het paleis vóór de Revolutie. Tientallen ogen staren haar<br />

nieuwsgierig en meelevend aan. Een groep vrouwen zit aan een<br />

lange tafel te lezen of te borduren. <strong>De</strong> hoeken <strong>van</strong> het vertrek en de<br />

plaatsen bij de vensters worden in beslag genomen door mannen.<br />

'Vooruit, doorlopen.'<br />

<strong>De</strong> cipier drijft Sandrine en Nicolas voor zich uit door de zaal, naar<br />

een lange gang waarop vele deuren uitkomen. Ze staan allemaal open.<br />

'Hier is nog een plekkie voor jou!', zegt de cipier.<br />

Hij bevrijdt Nicolas <strong>van</strong> zijn boeien en geeft hem een duwtje in<br />

de richting <strong>van</strong> een lege cel. Sandrine gebaart hij dóór te lopen, de<br />

hoek om naar een an<strong>der</strong>e gang. Ze blijven staan voor een kleine<br />

cel. Er ligt iemand op een stromatras met de rug naar hen toe.<br />

<strong>De</strong> cipier maakt Sandrines handen los en wijst haar het stromatras<br />

bij de an<strong>der</strong>e muur.<br />

'Die is voor jou.'<br />

Hij draait zich om en beent weg, rammelend met zijn sleutelbos.<br />

Doodstil blijft Sandrine in de deuropening staan. Ie<strong>der</strong>e spier in<br />

haar lichaam verzet zich ertegen dat ze die vochtige, smerige cel in<br />

moet. Het hoeft ook niet. Blijkbaar kunnen ze hier vrij rondlopen.<br />

Mannen en vrouwen worden zo te zien ook niet gescheiden. Dat<br />

betekent dat ze Nicolas kan blijven zien. Die gedachte lucht haar<br />

een beetje op. Het maakt dat ze haar verstijfde spieren weer on<strong>der</strong><br />

controle krijgt en langzaam de cel in kan lopen. Behalve de twee<br />

stromatrassen op de grond staan er nog een tafel, twee stoelen en<br />

een po. Daarmee is de cel vol.<br />

<strong>De</strong> vrouw op het stromatras draait zich om. Een weinig<br />

geruststellend gezicht kijkt Sandrine aan. Secondelang staren ze<br />

elkaar aan. Dan draait de vrouw Sandrine de rug weer toe. Sandrine<br />

vlucht de cel uit. Ze loopt haastig door de gang. Halverwege komt<br />

Nicolas haar tegemoet en zwijgend omhelzen ze elkaar.<br />

153


Sandrine is nog te geschokt om te kunnen huilen en ze kan geen<br />

woord uitbrengen. Het lijkt wel alsof haar keel zit dichtgeschroefd.<br />

Ze kan het ook niet opbrengen zich bij de an<strong>der</strong>e ge<strong>van</strong>genen te<br />

voegen. Nicolas evenmin. Ze blijven in de sombere gang staan,<br />

dicht tegen elkaar aan, tot de avondklok de ge<strong>van</strong>genen verplicht<br />

ie<strong>der</strong> naar hun eigen cel te gaan. Met een dikke stok drijft de<br />

ge<strong>van</strong>genen bewaar<strong>der</strong> ie<strong>der</strong>een door de gangen. Sandrine ziet<br />

Nicolas in zijn cel verdwijnen. Ze houdt zich goed tot ze zelf de<br />

deur <strong>van</strong> haar cel ziet dichtvallen. Haar celgenote zit met opgetrok­<br />

ken knieën op haar stromatras. Sandrine negeert haar. Ze laat zich<br />

op haar bed vallen, haar gezicht naar de muur en blijft zo liggen;<br />

verstard <strong>van</strong> ellende.<br />

154


17<br />

Het grootste deel <strong>van</strong> de nacht ligt Sandrine wakker. Het dunne,<br />

smerige stromatras bezorgt haar luizen en pijn in haar rug. Hoe<br />

heeft ze ooit haar bed bij de Lambertins hard en ongerieflijk kunnen<br />

vinden?<br />

In die stille donkere uren overvalt haar de paniek die ze vlak na<br />

haar arrestatie heeft weten te on<strong>der</strong>drukken. Ze zit ge<strong>van</strong>gen. Ze<br />

zal worden voorgeleid aan het Tribunaal. Ze zal oog in oog staan<br />

met de Officier <strong>van</strong> Justitie, Fouquier-Tinville. Ze zal het doodvonnis<br />

over zich horen uitspreken.<br />

Met een ingehouden kreet vliegt ze overeind en staart in het<br />

donker. Ze is nat <strong>van</strong> het zweet. Ze wacht tot haar hart weer tot<br />

bedaren komt voor ze gaat liggen. Is Nicolas ook wakker? Dat zal<br />

haast wel.<br />

Sandrine sluit haar ogen en probeert het beeld <strong>van</strong> de <strong>guillotine</strong><br />

te verdrijven. Uiteindelijk valt ze toch in slaap en als ze haar ogen<br />

weer opent, is het wat lichter.<br />

Heel even weet Sandrine niet waar ze is, maar dan herkent ze<br />

haar cel. Liggend op haar rug vecht ze tegen de golf <strong>van</strong> wanhoop<br />

die haar overvalt. <strong>De</strong> vrouw op het an<strong>der</strong>e stromatras snurkt.<br />

Sandrine blijft doodstil liggen tot ze voetstappen en luide stemmen<br />

in de gang hoort. Het zijn de ge<strong>van</strong>genenbewaar<strong>der</strong>s die de deuren<br />

komen openen.<br />

'Opstaan!' schreeuwen ze naar binnen.<br />

Sandrine staat op. Ze strijkt de kreukels uit haar rok en haalt<br />

haar vingers door haar haren. Alsof ze zo de straat op kan lopen,<br />

zet ze haar mutsje op. Achter haar komt haar celgenote overeind.<br />

Ze ziet er niet meer zo passief en afgetobd uit. Nu pas ziet Sandrine<br />

dat ze lang niet zo oud is als ze had gedacht. Tegen de <strong>der</strong>tig misschien.<br />

<strong>De</strong> vrouw knikt haar toe.<br />

'Goedemorgen', zegt Sandrine.<br />

<strong>De</strong> vrouw lacht, maar het klinkt niet vrolijk.<br />

'Ja', zegt ze. 'Goedemorgen. Ik ben Cécile Pontier.'<br />

'Sandrine ... Bonnet.'<br />

Cécile hoort de korte aarzeling.<br />

155


'Bonnet? Prima hoor, meid. Mij maakt het niet uit: Ze hijst zich<br />

overeind en strijkt eveneens haar rok glad. 'Hoe zie ik eruit?'<br />

'Wel goed ... geloof ik:<br />

'Mooi. Dat is belangrijk in mijn beroep', zegt Cécile.<br />

'Wat is je beroep dan?'<br />

'Laten we zeggen dat ik veel liefde geef. Aan ie<strong>der</strong>een', zegt<br />

Cécile.<br />

'0:<br />

'Soms ook aan die vuile zwijnen die ons hier het leven zuur<br />

maken', zegt Cécile. 'Het is de enige manier om af en toe iets<br />

gedaan te krijgen.'<br />

Sandrine knikt maar wat.<br />

'Heb ik je nu geschokt?' vraagt Cécile. 'Je bent toch zeker geen<br />

aristo?'<br />

'Nee, nee!'<br />

'Nou, rustig maar. Mij maakt dat niet uit. Er zitten er hier<br />

genoeg, al geven ze dat niet toe. An<strong>der</strong>s zijn ze meteen aan de<br />

beurt. Ga je mee?'<br />

Cécile gaat Sandrine voor door de gang en groet links en rechts<br />

de vrouwen die uit hun cel komen. On<strong>der</strong>weg stelt ze Sandrine aan<br />

ie<strong>der</strong>een voor.<br />

'Dit is Sandrine Bonnet. Wees aardig tegen haar, ze is net<br />

binnengebracht. '<br />

Ze lopen naar een kleine binnenplaats met een pomp waar de<br />

vrouwen zich kunnen wassen. On<strong>der</strong> het toeziend oog <strong>van</strong> de<br />

ge<strong>van</strong>genen bewaar<strong>der</strong>s met hun grote honden helpen de vrouwen<br />

elkaar hun haar te doen en bekijken ze elkaars uiterlijk bij gebrek<br />

aan een spiegel. Vervolgens verspreidt ie<strong>der</strong>een zich. <strong>De</strong> een gaat<br />

terug naar haar cel, an<strong>der</strong>en wandelen wat door de gangen. Sandri­<br />

ne loopt met Cécile mee terug naar het vertrek waar ie<strong>der</strong>een gis­<br />

teravond bijeen zat. Ze kijkt uit naar Nicolas, maar ziet hem niet.<br />

'Heb je een beetje kunnen slapen, kind?' Een blonde, al wat<br />

ou<strong>der</strong>e vrouw kijkt Sandrine vriendelijk aan.<br />

'Niet echt', zegt Sandrine.<br />

<strong>De</strong> vrouw legt haar hand op Sandrines schou<strong>der</strong>.<br />

'Ik ben Amélie Dupont. Kom even bij ons zitten.' Ze leidt San-<br />

156


drine naar een klein gezelschap dat bij het venster zit. In het bleke<br />

ochtendlicht dat door de vuile ruiten valt, zit een meisje <strong>van</strong> een jaar<br />

of tien in een boek te bla<strong>der</strong>en.<br />

'Dit is mij n dochter Juliette', zegt Amélie Dupont. 'En dat zijn<br />

meneer en mevrouw de Chätelard.'<br />

Een jonge vrouw met bruine krullen knikt Sandrine vriendelijk<br />

toe. 'Zeg maar Josette. Dit is mijn man, Geoffrey.'<br />

Aan de hoffelijke manier waarop Geoffrey opstaat voor Sandri­<br />

ne, ziet ze dat dit geen mensen uit het gewone volk zijn.<br />

'Bespeel je een instrument, Sandrine?' vraagt Josette belangstel­<br />

lend. Sandrine denkt aan het klavecimbel, waaraan ze vele uren<br />

heeft doorgebracht.<br />

'Nee', zegt ze. Haar ogen zoeken Nicolas.<br />

'U moet weten dat we 's middags dikwijls muziek maken', zegt<br />

Geoffrey.<br />

Het is te idioot voor woorden! Ze zitten hier te wachten op hun<br />

dood en praten over muziekinstrumenten.<br />

Sandrine kijkt naar de deur en ziet iemand met donker haar bin­<br />

nenkomen. Vlug excuseert ze zich en loopt naar Nicolas toe.<br />

'Sandrine .. .' Nicolas glimlacht niet. <strong>De</strong> sporen <strong>van</strong> een slapeloze<br />

nacht zijn duidelijk op zijn gezicht te lezen.<br />

Ze gaan dicht tegen elkaar aan bij het venster staan.<br />

'Weet je wie hier ook zitten?', zegt Nicolas zacht. 'Vergniaud,<br />

Hébert, Chaumette en de an<strong>der</strong>e Girondijnen. Ze zitten hier al vier<br />

maanden vast.'<br />

'Vier maanden!', fluistert Sandrine.<br />

'<strong>De</strong> ge<strong>van</strong>genissen zitten stampvol. <strong>De</strong> rechtbank kan zoveel<br />

beschuldigingen niet aan. Het kan voor ons ook nog wel maanden<br />

duren voor we moeten voorkomen. We moeten de moed niet ver­<br />

liezen, Sandrine. Ik heb een goed gesprek gehad met mijn celge­<br />

noot, die man daar. Hij zei dat de Revolutie wel snel afgelopen zal<br />

zijn. Er móet wel een einde aan komen als de lei<strong>der</strong>s elkaar al naar<br />

de <strong>guillotine</strong> sturen.'<br />

Zijn woorden dringen nauwelijks tot Sandrine door. Ze staart<br />

naar de man die Nicolas met een hoofdbeweging aanduidde.<br />

'Is dat je celgenoot, die ou<strong>der</strong>e man met dat witte haar?'<br />

. 'Ja.'<br />

157


'Die ken ik! Dat is markies d'Harcourt.' Sandrine verbleekt.<br />

Nicolas kijkt naar de markies, die geen enkele keer in Sandrines<br />

richting kijkt.<br />

'Kende hij je goed?'<br />

'Hij kwam naar de dineetjes en bals die mijn ou<strong>der</strong>s organiseerden.<br />

Ik heb hem nooit echt gesproken, maar hij herkent me vast.'<br />

'Dat hoeft niet. Je weet zelf niet hoe enorm je veran<strong>der</strong>d bent.<br />

En je zit hier als Sandrine Bonnet. Je hoeft alleen maar vol te houden<br />

dat je zo heet,' stelt Nicolas haar gerust.<br />

Maar Sandrine blijft bezorgd kijken en gaat met haar rug naar<br />

de markies toe staan.<br />

<strong>De</strong> ochtend gaat voorbij met kleine karweitjes. Wie het geluk<br />

heeft meer dan één kledingstuk bij zich te hebben, wast de rok of<br />

broek <strong>van</strong> de vorige dag. Er wordt uit eigen beweging schoongemaakt<br />

om de boel een beetje leefbaar te houden. Of je <strong>van</strong> hoge of<br />

lage geboorte bent, speelt daarbij geen rol. Sandrine ziet tot haar<br />

verbazing de trotse, hooghartige markies d'Harcourt water halen<br />

op de binnenplaats en broe<strong>der</strong>lijk een potje triktrak Spellèn met een<br />

eenvoudige kleermaker.<br />

Tussen de middag worden ze allemaal het grote vertrek<br />

uitgedreven, de gangen door, naar een an<strong>der</strong>e zaal.<br />

'Wat gebeurt er?' vraagt Sandrine verschrikt.<br />

'We gaan eten', stelt Cécile haar gerust.<br />

Van overal stromen ge<strong>van</strong>genen toe, streng bewaakt door<br />

cipiers, tot de eetzaal vol zit. Het grote vertrek zIet er gebruikt uit.<br />

<strong>De</strong> tafels zijn niet schoongemaakt en hier en daar liggen etensresten<br />

op de grond.<br />

'Van de vorige groep', zegt Cécile. 'We zitten hier met zo'n duizend<br />

man. Dus we eten in drie groepen. Laat me raden: soep,<br />

groente in vocht en varkensvlees met kool.'<br />

Haar voorspelling komt uit.<br />

'Het is altijd hetzelfde', zegt een donkerharige vrouw tegenover<br />

Sandrine. 'Behalve dat er de ene keer meer haren in de soep zitten<br />

dan de an<strong>der</strong>e keer.'<br />

Berustend vist ze alles wat niet in de soep thuishoort eruit.<br />

Sandrine kijkt naar Nicolas, die het voorbeeld <strong>van</strong> de vrouw<br />

volgt en gewoon begint te eten. Opeens moet ze denken aan die<br />

158


eerste maaltijden bij de Lambertins. Hoe ze het smakeloze, grove<br />

voedsel nauwelijks weg kreeg. Ze pakt haar lepel en eet zon<strong>der</strong><br />

ernaar te kijken.<br />

Later heeft Sandrine buikpijn en moet ze voortdurend naar de<br />

stinkende po in haar cel. <strong>De</strong> donkerharige vrouw, die Marie-Rose<br />

heet, kijkt haar medelevend aan.<br />

'<strong>De</strong> eerste dagen loop je leeg', zegt ze. 'Daarna went het. Ach,<br />

zou ie mij een plezier willen doen? Wil jij deze wol voor me ophou­<br />

den?' Ze houdt een grote streng rode wol omhoog. Sandrine knikt<br />

en vouwt de wol om haar handen. In een rap tempo wikkelt Marie­<br />

Rose er een bol <strong>van</strong>.<br />

'Mijn tante stuurt me zo nu en dan wat op. Dan heb ik iets te<br />

doen', zegt ze. 'Ik brei er sokken <strong>van</strong>, want ik heb 's nachts altijd<br />

zo'n last <strong>van</strong> koude voeten.' Ze kijkt Sandrine on<strong>der</strong>zoekend aan.<br />

'Waarvoor zit jij hier?'<br />

'Ik wilde alleen maar uit Parijs weg', zegt Sandrine.<br />

'Zon<strong>der</strong> geldige pas, neem ik aan. En die knappe jongen daar, is<br />

dat je vriend? Cécile, dat hoertje met wie jij een cel deelt, die had<br />

hier ook een vriend. Gearresteerd omdat hij zon<strong>der</strong> kokarde over<br />

straat liep. Hij is gisteravond opgehaald, vlak voordat jullie<br />

binnenkwamen. '<br />

Marie-Rose zwijgt een moment. 'Mijn broer is gevlucht naar het<br />

buitenland. Hij was gedeserteerd uit het leger. We bleven elkaar<br />

schrijven, maar mijn brieven zijn on<strong>der</strong>schept bij de grens. Ik ben<br />

gearresteerd op de beschuldiging in verbinding te staan met een<br />

landverra<strong>der</strong>.'<br />

'Hoe lang zit je hier al?'<br />

'<strong>De</strong> hele zomer. Het zal wel niet zo lang meer duren voor ik aan<br />

de beurt ben.'<br />

'Soms worden er mensen vrijgesproken', zegt Sandrine.<br />

'Ja, soms', Marie-Rose glimlacht vluchtig.<br />

<strong>De</strong> dag kruipt voorbij. Aan mensen om mee te praten geen gebrek;<br />

ie<strong>der</strong>een wil <strong>van</strong> Nicolas en Sandrine weten hoe de situatie buiten<br />

de ge<strong>van</strong>genismuren is. Hun medege<strong>van</strong>genen slaken kreten <strong>van</strong><br />

afschuw als ze horen dat koningin Marie-Antoinette voor het revo­<br />

lutionaire Tribunaal is geroepen. Ze druipen teleurgesteld af als<br />

159


Sandrine en Nicolas hen niet kunnen geruststellen over een snel<br />

einde <strong>van</strong> de Revolutie.<br />

Zo dicht op elkaar gepakt leert Sandrine de an<strong>der</strong>en snel ken­<br />

nen. Ze sluit vriendschap met Marie-Rose. Sandrine vermoedt dat<br />

ze <strong>van</strong> adel is, door Mafie-Roses zachte, beschaafde stem, haar<br />

gracieuze manier <strong>van</strong> lopen en tientallen an<strong>der</strong>e kleine dingen. Ze<br />

sluit eveneens vriendschap met Cécile, maar al die vriendschappen<br />

gaan tot een zekere hoogte. Niemand is degene voor wie hij of zij<br />

zich uitgeeft. Je weet nooit of dat wat je hoort de waarheid is.<br />

Marie-Rose ontkent dat ze <strong>van</strong> adel is en Sandrine dringt niet aan,<br />

zoals Marie-Rose háár geen lastige vragen stelt. Alleen Cécile lijkt<br />

oprecht. Af en toe ziet Sandrine haar verdwijnen met een <strong>van</strong> de<br />

cipiers. Wie had ooit gedacht dat ze nog eens zou omgaan met een<br />

hoer?<br />

Aan het einde <strong>van</strong> de middag zitten ze in het laatste daglicht bij­<br />

een als het grote, zware toegangshek knarsend openzwaait.<br />

Er valt een doodse stilte.<br />

Een monotone bel snerpt door de gangen en cellen. Als één man<br />

staat ie<strong>der</strong>een op en loopt de trap af, naar buiten.<br />

Vernet, het hoofd <strong>van</strong> de cipiers, staat met een lijst in zijn han­<br />

den op de binnenplaats. Achter hem staat een open kar, omgeven<br />

door soldaten <strong>van</strong> de Nationale Garde.<br />

Sandrine voelt de angst om zich heen. Ze ziet dat Josette de<br />

hand <strong>van</strong> haar man pakt. Amélie Dupont trekt haar dochter tegen<br />

zich aan. Haar ogen schieten angstig <strong>van</strong> links naar rechts.<br />

Ie<strong>der</strong>een kijkt onbeweeglijk naar Vernet, die met luide stem de<br />

namen opleest die op het stuk papier staan. Wie genoemd wordt,<br />

stapt naar voren en wordt meteen gescheiden <strong>van</strong> de an<strong>der</strong>en. In<br />

een steeds langer wordende rij wachten ze tot het oplezen <strong>van</strong> de<br />

namen beëindigd is.<br />

'Jean-Pierre Fleury, vijfen<strong>der</strong>tig jaar, advocaat, beschuldigd <strong>van</strong><br />

belediging <strong>van</strong> Robespierre!'<br />

'Josette de Chatelard, <strong>der</strong>tig jaar, beschuldigd <strong>van</strong> samenzwering<br />

tegen de Revolutie!'<br />

'Geoffrey de Chätelard, drieën<strong>der</strong>tig jaar, ex-kapper <strong>van</strong> de her­<br />

tog <strong>van</strong> Coigny, beschuldigd <strong>van</strong> samenzwering tegen de Revolu­<br />

tie!'<br />

160


, Amélie Dupont, negenen<strong>der</strong>tig jaar, naaister, beschuldigd <strong>van</strong><br />

het verborgen houden <strong>van</strong> koningsgezinden!'<br />

Er lijkt geen einde aan de lijst te komen. <strong>De</strong> namen weerklinken<br />

in de binnenplaats. Eindelijk zwijgt Vernet.<br />

<strong>De</strong> ongelukkigen krijgen een kwartier om afscheid te nemen en<br />

hun spulletjes uit hun cel op te halen. Josette en Geoffrey de Chäte­<br />

lard blijven staan. Ze hebben niets nodig dan elkaar.<br />

Amélie Dupont maakt zich met moeite los uit de knellende<br />

omhelzing <strong>van</strong> Juliette. Ze kust haar dochter en duwt haar in de<br />

armen <strong>van</strong> Marie-Rose.<br />

'Zorg alsjeblieft voor haar', zegt ze zacht.<br />

'Nee!' schreeuwt Juliette. 'Maman!'<br />

'Meekomen!' gebiedt de ge<strong>van</strong>genenbewaar<strong>der</strong>.<br />

Amélie Dupont loopt mee. Haar dochter verbergt haar gezicht<br />

tegen het lichaam <strong>van</strong> Marie-Rose.<br />

Sandrine kijkt roerloos toe hoe de ge<strong>van</strong>genen die zijn opgeroe­<br />

pen, op de kar worden geholpen. Nog een groet, een laatste blik,<br />

een opgestoken hand. Het grote hek zwaait piepend open en de kar<br />

ratelt over het plaveisel naar buiten.<br />

Minutenlang blijft Sandrine staan. Ze heeft het ijskoud, maar<br />

haar voorhoofd gloeit. Het gesnik <strong>van</strong> Juliette dringt vaag tot haar<br />

door. Er komt iemand naast haar staan. Sandrine kijkt opzij en ziet<br />

het doodsbleke gezicht <strong>van</strong> Nicolas. Met de armen stijf om elkaar<br />

heen lopen ze weer naar binnen.<br />

161


18<br />

<strong>De</strong> nachten zijn het ergst. Met niets dan duisternis om haar heen<br />

ligt Sandrine wakker. Ze luistert naar de ademhaling <strong>van</strong> Cécile,<br />

naar de holle voetstappen <strong>van</strong> de cipiers die de ronde doen door de<br />

gangen, naar een jammerende kreet die opeens ergens opstijgt, en<br />

dan moet ze moeite doen om het zelf niet uit te schreeuwen.<br />

Overdag grijpt ze, net als de an<strong>der</strong>e ge<strong>van</strong>genen, ie<strong>der</strong>e bezigheid<br />

aan om de gedachte aan de <strong>guillotine</strong> te verdrijven. Ze schrijven<br />

gedichtjes, voeren toneelstukjes op, maken muziek en roddelen<br />

alsof ze in hun eigen huiskamer zitten. Nieuwkomers worden gretig<br />

on<strong>der</strong>vraagd. Door hen, en door de straatventers voor het<br />

Luxembourg, vernemen ze het nieuws <strong>van</strong> de executie <strong>van</strong> konin.<br />

gin Marie-Antoinette. Haar dood doet een golf <strong>van</strong> beroering door<br />

de ge<strong>van</strong>genis gaan. Maar tegen zessen, als de kar de binnenplaats<br />

oprijdt, maakt ie<strong>der</strong>een zich alleen nog maar zorgen om zijn eigen<br />

hachje. Hoe meer tijd er verstrijkt, hoe banger Sandrine wordt dat<br />

ze op een dag haar naam hoort afroepen. Ie<strong>der</strong>e dag, als ze zich<br />

moeten verzamelen op de binnenplaats, houden Nicolas en zij stevig<br />

elkaars hand vast, tot Vernet zijn lijst laat zakken.<br />

Sandrine sluit vriendschap met Valérie Malesherbes. Het is een<br />

meisje <strong>van</strong> haar leeftijd dat samen met haar ou<strong>der</strong>s en zuster is binnengebracht<br />

op verdenking <strong>van</strong> samenzwering met de vijand -<br />

welke vijand is niet duidelijk.<br />

Om de verveling te verdrijven leent Sandrine garen en een naald<br />

<strong>van</strong> Valérie en daarmee borduurt ze de ingewikkeldste patronen op<br />

haar rok.<br />

'Wat mooi!', zegt Valérie vol bewon<strong>der</strong>ing. 'Waar heb je dat<br />

geleerd?' Sandrine houdt verschrikt op met borduren.<br />

'0, <strong>van</strong> mijn moe<strong>der</strong>', zegt ze na een korte stilte. 'Ze was naaister.'<br />

Oktober gaat voorbij met veel regen en november begint koud.<br />

Bovendien wordt het steeds sneller donker. Het grote vertrek dat<br />

gebruikt wordt als zitkamer, wordt maar voor een deel verlicht<br />

door de kroonluchter en de olielampjes die in de nissen bij de ven-<br />

162


sters staan. Daarbij zijn de 'zitkamer' en de vochtige cellen slecht te<br />

verwarmen. Als de eerste vorst inzet, lijdt ie<strong>der</strong>een kou. Ie<strong>der</strong>e dag<br />

verzamelen zich familieleden bij het grote toegangshek, hopend een<br />

glimp op te <strong>van</strong>gen <strong>van</strong> hun ge<strong>van</strong>gen echtgenoot, zoon of dochter.<br />

Wie nog sieraden of geld buiten de ge<strong>van</strong>genismuren heeft, laat<br />

zijn familie dat meenemen om er de cipiers mee om te kopen. Vo or<br />

een kostbare ring of een buidel munten willen de ge<strong>van</strong>genen­<br />

bewaar<strong>der</strong>s wel een paar extra dekens in de cel <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genen<br />

gooien.<br />

's Nachts houden Sandrine en Cécile zich warm door dicht tegen<br />

elkaar aan te gaan liggen.<br />

'Het geeft geen pas dat alleen wij <strong>van</strong> extra kleding kunnen pro­<br />

fiteren', zegt markies d'Harcourt. 'Ik stel voor dat degenen met<br />

geld de an<strong>der</strong>en steunen.'<br />

<strong>De</strong> an<strong>der</strong>en stemmen in.<br />

Sandrine kijkt naar de markies. Wat is er weinig over <strong>van</strong> die<br />

deftige heer <strong>van</strong> vroeger. Zijn huid is doorschijnend wit en door­<br />

groefd met vouwen en rimpels. Maar het meest opvallend is de<br />

veran<strong>der</strong>ing in zijn gedrag. Ze herinnert zich zijn neerbuigende<br />

opmerkingen over het gewone volk, zijn onverschilligheid voor hun<br />

armoede. Zoals haar eigen va<strong>der</strong> ...<br />

Intussen blijven de leeggekomen plaatsen volstromen met nieu­<br />

we ge<strong>van</strong>genen. Eén <strong>van</strong> hen bezorgt Sandrine de schrik <strong>van</strong> haar<br />

leven.<br />

'Clairel', fluistert ze. 'daire de Vincennes!'<br />

'Ken je haar?', fluistert Nicolas terug.<br />

'Ja, ze woonde vlak bij ons, in de Rue de Grenelle. Ik ging niet<br />

veel met haar om, want ze is een paar jaar ou<strong>der</strong> dan ik. Maar<br />

Michelle kende haar goed.' Sandrine bijt ongerust op haar nagel.<br />

Markies d'Harcourt heeft haar blijkbaar nooit herkend, maar<br />

die hoop kan ze bij daire gerust laten varen. Als hun blikken<br />

elkaar kruisen, kijkt Claire Sandrine lange tijd aan voor haar ogen<br />

ver<strong>der</strong> glijden. Het duurt een paar dagen, maar dan schiet Claire<br />

Sandrine aan. Sandrine zit in de vensterbank in een boek te lezen<br />

dat ze <strong>van</strong> markies d'Harcourt gekregen heeft.<br />

'Je bent het echt!' Claire schuift ongevraagd naast haar op het<br />

houten bankje.<br />

163


Sandrine kijkt haar niet-begrijpend aan.<br />

'Jij bent het toch, Sandrine?' , zegt Claire, opeens onzeker.<br />

'Ja, ik heet Sandrine ... Sandrine Bonnet. Maar ik ken jou niet.'<br />

'Sandrine Bonnet? Nee, jij bent toch Sandrine de Billancourt?'<br />

'Nee hoor.'<br />

Claire kijkt haar ongelovig aan. Sandrine glimlacht vriendelijk.<br />

'Wel', zegt Claire vastbesloten. 'Ik weet het zeker. Ik begrijp wel<br />

dat je niet herkend wilt worden en ik zal ook niet aandringen.<br />

Maar we weten allebei dat je niet Bonnet heet.'<br />

Sandrine haalt haar schou<strong>der</strong>s op en leest ver<strong>der</strong>. Maar Claire is<br />

nog niet klaar.<br />

'We waren op tijd gevlucht', zegt ze. 'Maar we waren zo stom<br />

om terug te komen. Mijn va<strong>der</strong> maakte zich ongerust over ons<br />

huis. Hij had gehoord dat de bezittingen <strong>van</strong> vluchtelingen aan de<br />

staat vervielen, daarom wilde hij terug. Hij dacht dat we geen<br />

gevaar zouden lopen als hij zich revolutionair opstelde. En dat was<br />

ook zo. We hebben al die tijd gewoon in de Rue de Grenelle<br />

gewoond. Tot ze binnenvielen. Ze gaven niet eens een reden.'<br />

Sandrine laat haar boek zakken.<br />

'Waar zijn je ou<strong>der</strong>s dan?'<br />

'Ze zijn naar La Force gebracht.'<br />

'Waarom jij niet?'<br />

'Er was daar geen plaats meer.'<br />

'0 .. . '<br />

Sandrine maakt niet de fout naar Claires broer François te vra­<br />

gen. Claire zegt ook niets. Misschien hoopt ze dat Sandrine zich<br />

alsnog verraadt door een vraag of een onvoorzichtige opmerking.<br />

Tot Sandrines opluchting loopt Claire eindelijk weg.<br />

'En?' Nicolas komt aanslenteren.<br />

'Ze is niet overtuigd', zegt Sandûne bezorgd.<br />

'Dat hoeft ook niet. Als ze je maar met rust laat.' Nicolas komt<br />

naast haar zitten.<br />

Sandrine leunt tegen hem aan.<br />

'Wat zouden we nu gedaan hebben als onze vluchtpoging was<br />

geslaagd?', zegt ze dromerig.<br />

'Daar moet je niet aan denken.'<br />

'Ik kan aan niets an<strong>der</strong>s denken! <strong>De</strong>nk jij dan nooit aan Poissy?'<br />

164


'Natuurlijk wel; voortdurend.'<br />

'We kunnen toch doen alsof we er zijn? Dan is het net alsof we<br />

toch gevlucht zijn, alsof we weer thuis zijn', zegt Sandrine. Nicolas<br />

zucht. Als hij ergens niet aan wil denken, dan is het aan thuis.<br />

Maar Sandrine ziet er zo slecht uit. Haar gezicht is sterk vermagerd<br />

en haar ogen staan dof.<br />

'Ik zie steeds het dorp en de velden voor me. Weet je nog, dat<br />

zonnebloemveld achter jullie boer<strong>der</strong>ij ?' SandrÎne zucht.<br />

'Ja .. . '<br />

Sandrine ziet de pijn op Nicolas' gezicht. Ze slaat haar armen<br />

om zijn hals en laat haar voorhoofd tegen het zijne rusten. Als ze<br />

opkijkt, ziet ze door het venster een meeuw vliegen. <strong>De</strong> witte vleu­<br />

gels bewegen langzaam door de grijze lucht, over de binnenplaats,<br />

tot ze achter de muren <strong>van</strong> het Luxembourg verdwijnen.<br />

'Waar denk jij dat je naartoe gaat als je dood bent?' vraagt<br />

Sandrine zon<strong>der</strong> Nicolas los te laten.<br />

'Ik weet het niet.'<br />

'Vroeger gdoofde ik in de hemel', zegt Sandrine triest. 'Nu weet<br />

ik niet eens meer of ik wel in God geloof.'<br />

'Ik geloof dat je geest teruggaat naar de plek waar je tijdens je<br />

leven gelukkig bent geweest', zegt Nicolas.<br />

'Ik was gelukkig in Poissy', zegt Sandrine.<br />

Nicolas glimlacht. 'Dan zien we elkaar daar weer terug.'<br />

Op een koude nacht in december schrikt Sandrine wakker. Ze<br />

hoort voetstappen in de gang, er worden namen geschreeuwd, deu­<br />

ren <strong>van</strong> cellen worden opengegooid.<br />

Een nachtelijk transport!<br />

Met stokkende ademhaling wacht Sandrine af of de wachters<br />

haar cel voorbij zullen gaan. Maar ze blijven staan. <strong>De</strong> deur zwaait<br />

open. Sandrine en Cécile beschermen hun ogen tegen het plotselin­<br />

ge licht <strong>van</strong> de lantaarn. In de deuropening staat de zwarte gedaan­<br />

te <strong>van</strong> een <strong>van</strong> de bewakers.<br />

'Cécile Pontier?'<br />

'Ja.'<br />

'Opstaan en maak je klaar. Je wordt overgebracht naar de Con­<br />

ciergerie .'<br />

165


'Ik ben klaar.'<br />

Cécile omhelst Sandrine. Zon<strong>der</strong> ver<strong>der</strong> een woord te zeggen<br />

verlaat ze de cel en volgt de bewaker. Sandrine hoort hun voetstap­<br />

pen wegsterven in de gang. Hier en daar worden nog meer deuren<br />

opengegooid.<br />

<strong>De</strong> volgende dag zit ie<strong>der</strong>een zwaar aangeslagen bijeen. Tiental­<br />

len <strong>van</strong> hen zijn de afgelopen nacht weggehaald. In de loop <strong>van</strong> de<br />

dag worden hun plekken ingenomen door een stroom nieuwe<br />

ge<strong>van</strong>genen. Ze weten te vertellen dat Fouquier-Tinville zich heeft<br />

voorgenomen de veertig overvolle ge<strong>van</strong>genissen in Parijs flink te<br />

zuiveren. Zowel in La Force, de Temple als in het Luxembourg<br />

worden de ge<strong>van</strong>genen er<strong>van</strong> beschuldigd een opstand te beramen.<br />

Voor het gemak worden ze per groep beschuldigd en veroordeeld.<br />

<strong>De</strong> ge<strong>van</strong>genissen stromen leeg.<br />

Vanaf dat moment leeft ie<strong>der</strong>een in nog grotere onzekerheid.<br />

'Vroeger wisten we tenminste dat ze ons tot zes uur 's avonds<br />

met rust zouden laten', zegt Valérie ontdaan. 'Nu hebben we zelfs<br />

die troost niet meer.'<br />

Op ie<strong>der</strong> moment <strong>van</strong> de dag komen de karren de binnenplaats<br />

oprijden. Het geknars waarmee het zware hek openzwaait, veroor­<br />

zaakt ie<strong>der</strong>e keer een enorme paniek. Sandrine verwacht voort­<br />

durend dat haar naam of die <strong>van</strong> Nicolas genoemd zal worden,<br />

maar steeds weer krijgen ze een dag respijt.<br />

Ze hoort Marie-Roses naam vallen. Ze nemen kort maar innig<br />

afscheid <strong>van</strong> elkaar. Een kus, een paar gefluisterde afscheidswoor­<br />

den en de kar voert haar weg.<br />

Op een koude wintermiddag wandelt Sandrine naast Valérie<br />

door de gangen. Aan het einde <strong>van</strong> de gang verschijnt een bewaker.<br />

'Roep je ou<strong>der</strong>s en zuster!' schreeuwt hij naar Valérie.<br />

'Waarom?' vraagt Valérie verbaasd.<br />

'Om naar de Conciergerie te gaan!'<br />

Alle kleur trekt in één keer weg uit Valéries gezicht. Sandrine<br />

grijpt haar vriendin beet en on<strong>der</strong>steunt haar.<br />

'En ik dan?', fluistert Valérie. 'Moet ik niet mee ?'<br />

Ze vliegt door de gang, op zoek naar haar familie.<br />

Sandrine gaat op weg naar de binnenplaats, waar wielen over de<br />

keien ratelen. Ze hoort Vernet luid de namen opnoemen.<br />

166


Sandrine loopt langs Nicolas' cel, die uitkijkt op de binnenplaats.<br />

Markies d'Harcourt staat bij de tafel en stalt er zijn bezittingen op<br />

uit.<br />

'Er is nog een transport gekomen', zegt Sandrine.<br />

'Ik weet het, Sandrine. Ik ben ook opgeroepen.'<br />

'0 .. .' Sandrines adem stokt.<br />

'We worden allemaal op een dag opgeroepen.' <strong>De</strong> markies kijkt<br />

haar vriendelijk en volkomen rustig aan. 'Ik ben er klaar voor.<br />

Mijn vrouw is me al ontnomen en ik heb geen kin<strong>der</strong>en. Daarom<br />

wilde ik jou dit ter herinnering geven.' Hij geeft haar een gouden<br />

zegelring. 'Die heeft je va<strong>der</strong> me ooit gegeven, als verjaardagsca­<br />

deau. Ik geef hem nu graag aan jou, zodat je af en toe nog eens aan<br />

me zult denken.'<br />

Verbijsterd kijkt Sandrine hem aan.<br />

'Kijk uit voor Claire', zegt de markies ernstig. 'Ik heb haar een<br />

brief zien schrijven aan de openbare aanklager, Fouquier-Tinville.<br />

Het zou me niets verbazen als ze probeert jou te verraden om zelf<br />

..<br />

vrijspraak te krijgen. Vaarwel, Sandrine.'<br />

Hij buigt zich over haar hand; zijn lippen raken die nét niet,<br />

zoals de etiquette het voorschrijft. Dan strijkt hij zijn vest glad,<br />

alsof hij op het punt staat uit dineren te gaan, en loopt zijn cel uit.<br />

Sandrines benen worden slap. Ze voelt zich duizelig en zoekt<br />

steun bij de deuropening. Op de binnenplaats wordt nog steeds de<br />

lijst voorgelezen.<br />

Nicolas!<br />

Dodelijk ongerust holt Sandrine de gang door, de trap af, de<br />

binnenplaats op. Daar staat ie<strong>der</strong>een in een beklemmende stilte bij­<br />

een. <strong>De</strong> ongelukkigen die al opgeroepen zijn, worden op de kar<br />

geduwd. Sandrines ogen vliegen langs de gezichten.<br />

Nicolas staat bij het groepje toeschouwers.<br />

Een golf <strong>van</strong> opluchting stuwt Sandrines angst weg. Ze gaat snel<br />

naast Nicolas staan en pakt zijn hand.<br />

<strong>De</strong> ou<strong>der</strong>s en zuster <strong>van</strong> Valérie worden op de kar geholpen.<br />

'Nee! Nee!' schreeuwt Valérie. 'Neem mij ook mee! Neem mij<br />

ook meel' Ze vliegt naar de kar en probeert erop te klimmen.<br />

terug.<br />

'Nou, is het nog 's afgelopen?' blaft de bewaker en trekt haar<br />

167


Vernet stapt naar voren.<br />

'Laat haar meegaan', zegt hij. 'Het zal toch niet zo lang meer<br />

duren voor ze aan de beurt is.'<br />

Met een kreet holt Valérie over de binnenplaats naar de kar,<br />

klimt erop en stort zich in de armen <strong>van</strong> haar ou<strong>der</strong>s. Sandrine<br />

krijgt tranen in haar ogen. Ze kijkt naar Nicolas, die het tafereel<br />

met rood omrande ogen aanschouwt.<br />

'Sandrine Bonnet, voorheen <strong>De</strong> Billancourt, zestien jaar,<br />

beschuldigd <strong>van</strong> verraad tegen de Republiek!'<br />

Als verlamd staren Sandrine en Nicolas elkaar aan.<br />

'Sandrine Bonnet, voorheen <strong>De</strong> Billancourtl' klinkt het weer.<br />

Het is zover.<br />

Sandrine stapt naar voren. Ze kan het bijna niet geloven. Ze<br />

draait haar hoofd en kijkt naar Claire. Die staat in haar richting te<br />

kijken, maar ontwijkt Sandrines blik.<br />

'Ie<strong>der</strong>een heeft vijftien minuten om zich gereed te maken!' roept<br />

Vernet.<br />

Sandrine beweegt zich niet. Ze ziet Nicolas op zich afkomen. Ze<br />

strekt haar armen naar hem uit en hij trekt haar dicht tegen zich<br />

aan. Ze spreken geen woord.<br />

Eindeloos lang blijven ze zo staan.<br />

'Tijd is om, meekomen!' beveelt de cipier.<br />

Nog heel even houden ze elkaar vast. Nicolas kust haar, en nog<br />

een keer. Zijn donkere ogen zijn vlak bij die <strong>van</strong> Sandrine.<br />

'Poissy', fluistert hij.<br />

'Poissy', herhaalt Sandrine zacht.<br />

'Nou, vooruit!', zegt de cipier geïrriteerd.<br />

Zon<strong>der</strong> hulp klimt Sandrine op de open kar, helemaal achteraan.<br />

Ze komt naast markies d'Harcourt te zitten, die onmiddellijk<br />

haar hand pakt. Omgeven door gardesoldaten rijdt de kar de<br />

binnenplaats af. Sandrine kijkt naar Nicolas. Zijn altijd zo rechte<br />

rug is nu licht gebogen. Hij kijkt terug zolang hij kan.<br />

Met een harde klap en veel gerammel slaat het hek dicht. <strong>De</strong> kar<br />

verdwijnt in de menigte op straat.<br />

168


19<br />

<strong>De</strong> kar hobbelt door de Rue de Tournon. <strong>De</strong> schemering <strong>van</strong> de<br />

winterse namiddag valt in. <strong>De</strong> mensen haasten zich door de<br />

sneeuwbuien over straat. Bitter ziet Sandrine dat ze niet op- of<br />

omkijken als de kar hen passeert. Maar hoe vaak heeft ze zelf niet<br />

haar hoofd afgewend of naar de grond gestaard? En nu zit ze er<br />

zelf. Morgen wacht haar een proces, overmorgen de <strong>guillotine</strong>.<br />

Ijskoude rillingen lopen via haar rug naar haar armen en benen.<br />

Ze voelt de haartjes in haar nek overeind staan.<br />

Markies d'Harcourt drukt stevig haar hand.<br />

In de verte klinkt het rumoer <strong>van</strong> een grote groep schreeuwende<br />

mensen. Sandrine besteedt er geen aandacht aan. Ze gaan een<br />

lange, nauwe straat in en het lawaai komt steeds dichterbij. Halverwege<br />

de straat wordt de doorgang versperd door een menigte<br />

schreeuwende vrouwen.<br />

'Brood! Geef ons brood!'<br />

'Wij willen brood! Waar is ons brood?'<br />

<strong>De</strong> officier <strong>van</strong> de escorte probeert de ge<strong>van</strong>genenkar nog te<br />

keren, maar daarvoor is het te laat. <strong>De</strong> straat is te smal en ze zijn al<br />

omgeven door de woedende vrouwen.<br />

Angstig kijken de ge<strong>van</strong>genen om zich heen, maar de woede is<br />

niet tegen hen gericht. <strong>De</strong> menigte let niet eens op hen, zo vertrouwd<br />

zijn ze geraakt met de almaar voorbij trekkende karren.<br />

'We zitten midden in een opstand', zegt markies d'Harcourt<br />

tegen Sandrine. 'Moet je zien, we kunnen geen kant meer op!'<br />

Hoop gloeit op in zijn ogen. Maar het komt niet bij de menigte<br />

op om de ge<strong>van</strong>genen te bevrijden. Ze zijn maar in één ding geïnteresseerd<br />

en dat is voedsel. Op een aanplakbiljet aan een muur ziet<br />

Sandrine een aankondiging over het verstrekken <strong>van</strong> gratis broden.<br />

<strong>De</strong> officier <strong>van</strong> de wacht rijdt woedend-om de kar heen en probeert<br />

met zijn zweep de mensen uiteen te jagen. Tevergeefs, het zijn er te<br />

veel. <strong>De</strong> paarden hinniken onrustig en schudden met hun hoofden<br />

als ze worden aangespoord.<br />

'Boei de ge<strong>van</strong>genen en haal ze <strong>van</strong> de karl' roept de officier<br />

boven het lawaai uit tegen zijn soldaten. Is hij bang dat de<br />

169


aandacht <strong>van</strong> de menigte zich naar de kar zal verplaatsen?<br />

Sandrine zit helemaal achter op de kar en wordt als eerste<br />

geboeid. Ruwe soldatenhanden binden een touw om haar polsen,<br />

maar niet te strak. Een ruk aan haar arm en ze staat in de sneeuw.<br />

Ze voelt een stevige greep om haar bovenarm als ze door de dringende,<br />

duwende menigte wordt geleid, een donkere steeg in.<br />

Waarom gaan ze daarin, zon<strong>der</strong> lantaarn? En waar blijven de<br />

an<strong>der</strong>en? Voorzichtig kijkt Sandrine op naar haar begelei<strong>der</strong>. Het is<br />

de officier zelf. Hij draagt een zwarte lakense broek en een blauwwit-rode<br />

sjerp over zijn uniform.<br />

'Vlug,' hijgt hij.<br />

Er is iets bekends aan die stem.<br />

Sandrine kijkt weer omhoog, maar het is te donker om het<br />

gezicht <strong>van</strong> de officier te kunnen zien.<br />

<strong>De</strong> steeg komt uit op een spaarzaam verlichte straat en<br />

onmiddellijk slaat de officier opnieuw een donkere steeg in. Als hij<br />

triomfantelijk lacht, begint er iets te dagen bij Sandrine. Zodra ze<br />

weer in het licht lopen, kijkt ze de officier oplettend aan.<br />

'Philippe!' Sandrine snakt naar adem.<br />

'Had je dat nog niet begrepen? Het is gelukt, Sandrine! Je bent<br />

vrij!' Weer die triomfantelijke lach.<br />

Vrij ! Sandrine voelt zich duizelig worden. Ze grijpt Philippes<br />

arm en hij on<strong>der</strong>steunt haar snel.<br />

'Gaat het?' Bezorgd kijkt hij haar aan.<br />

'Ja, ja, laten we snel ver<strong>der</strong>gaan.' Angstig kijkt Sandrine om,<br />

maar er is niemand die hen achtervolgt. Het geschreeuw <strong>van</strong> de<br />

menigte is al ver achter hen.<br />

Ze haasten zich over de Pont Neuf naar het lle-de-Ia-Cité. Sandrine<br />

volgt Philippe door een wirwar <strong>van</strong> kleine oude straatjes tot<br />

ze een nauwe straat vol smerige krotten inslaan. Er staan maar een<br />

paar fatsoenlijke huizen en voor één daar<strong>van</strong> staat Philippe stil.<br />

Het is een zadelmakerij, die er donker en verlaten uitziet.<br />

'Dit huis staat leeg', zegt Philippe. 'Geen mens die ons hier vindt.'<br />

Hij haalt een sleutel uit zijn zak, opent de deur en laat Sandrine<br />

voorgaan. Aarzelend bestijgt ze de stikdonkere trap.<br />

'Gewoon doorlopen en bij de eerste deur die je ziet blijven<br />

staan', zegt Philippe achter haar.<br />

170


Sandrine ziet helemaal geen deur. Het is aardedonker in het portaal.<br />

Philippe dringt langs haar heen en opent op de tast een deur.<br />

Hij gaat naar binnen en steekt snel een paar olielampjes aan.<br />

Sandrine kijkt rond in een nagenoeg kale kamer. Er staan maar<br />

een paar stoelen en een kast die op instorten staat.<br />

Philippe sluit de deur af, loopt naar Sandrine toe en trekt haar<br />

stevig tegen zich aan. Sandrine beantwoordt zijn omhelzing.<br />

'Goddank', zegt Philippe alleen.<br />

'Ik kan het nog niet goed geloven', zegt Sandrine. 'Ik was me al<br />

aan het voorbereiden op de <strong>guillotine</strong>.'<br />

Philippe neemt haar on<strong>der</strong>zoekend op. 'Je ziet er uitgehongerd uit.'<br />

'Dat klopt, maar ik denk niet dat ik nu een hap door mijn keel<br />

zou kunnen krijgen.' Sandrine lacht beverig en barst vervolgens in<br />

tranen uit.<br />

Philippe laat haar uithuilen en klopt troostend op haar rug.<br />

'Het is voorbij . Het is voorbij ', herhaalt hij telkens.<br />

Na een tijdje komt Sandrine wat tot bedaren en maakt ze zich<br />

los <strong>van</strong> Philippe.<br />

'Misschien dat je je wat beter voelt als je je hebt gewassen', zegt<br />

Philippe. 'Je moet <strong>van</strong> die vreselijke ge<strong>van</strong>genislucht af. Kijk, daar<br />

liggen schone kleren.'<br />

Sandrine kijkt naar de bruine rok, de grijze blouse en de fijne<br />

witte halsdoek die over de leuning <strong>van</strong> een stoel hangen. Schone<br />

kleren!<br />

Philippe stapt het gangetje in en wijst naar een smal vertrek dat<br />

daarop uitkomt.<br />

'Daar is de keuken.'<br />

Sandrine neemt de schone kleren mee en Philippe trekt zich<br />

terug in de kamer ernaast. Sandrine stapt uit de vuile jurk, die ze<br />

wekenlang heeft gedragen. Het is een opluchting om zich te wassen<br />

en an<strong>der</strong>e kleren aan te trekken.<br />

'Dat is beter', zegt Philippe als ze klaar is. 'Weet je dat ik je<br />

nauwelijks herkende toen je op die kar zat?'<br />

<strong>De</strong> herinnering aan de kar doet Sandrine rillen.<br />

'Was die broodopstand toeval?' vraagt ze.<br />

'Wat denk je?'<br />

'Maar hoe heb je dat voor elkaar gekregen?'<br />

171


'Gewoon, door overal te verkondigen dat er een voedseltransport<br />

was binnengekomen en dat er brood uitgedeeld zou worden.'<br />

Sandrine denkt aan de uitgehongerde gezichten <strong>van</strong> de mensen<br />

en kan zich hun razende teleurstelling wel voorstellen.<br />

'En nu?', zegt ze.<br />

'We moeten weg uit Parijs. Mijn ou<strong>der</strong>s en Pierre zijn een paar<br />

dagen geleden al vertrokken. Maar we moeten opschieten; de<br />

stadspoort sluit over een half uur.'<br />

S,andrine blijft roerloos staan.<br />

'En Nicolas dan?'<br />

'Sandrine, het spijt me, maar ik kan niets voor hem doen.'<br />

Verbijsterd kijkt Sandrine hem aan.<br />

'Waarom niet? Je hebt mij toch ook gered!'<br />

'Ja, en het zal niet lang duren of de Conventie komt erachter.<br />

Misschien zijn ze er al achtergekomen. Je begrijpt toch wel dat ik me<br />

niet meer bij het Luxembourg kan laten zien?' argumenteert Philippe.<br />

'Het is nauwelijks een uur geleden!', zegt Sandrine. 'We hebben<br />

nog tijd!'<br />

'Sandrine, het is te gevaarlijk. Ie<strong>der</strong>een die in en uit gaat, wordt<br />

streng gecontroleerd.'<br />

'Maar jij bent officier!'<br />

'Dan nog. Alleen Fouquier-Tinville kan zon<strong>der</strong> controle in en uit<br />

lopen. En stel dat ik zon<strong>der</strong> problemen binnenkom, hoe had je je<br />

het dan ver<strong>der</strong> voorgesteld? Dat ik gewoon met Nicolas weer naar<br />

buiten wandel?'<br />

Sandrine heeft moeite om haar tranen tegen te houden. Ze zakt<br />

neer op een gammel stoeltje. Even, heel even, had ze de duizelingwekkende<br />

hoop dat Philippe ook een plan had gesmeed om Nicolas<br />

te redden.<br />

'Het spijt me, Sandrine', zegt Philippe zacht. 'Nicolas is ook<br />

mijn vriend.'<br />

'Ik weet het', zegt Sandrine toonloos. 'Je hebt al eens geprobeerd<br />

hem te redden. En het zou gelukt zijn als ik niet was meegegaan.<br />

Misschien mag ik het je ook niet vragen, maar je hebt je leven ook<br />

voor mij gewaagd .. . '<br />

'Dat is toch iets heel an<strong>der</strong>s. Ik zou mijn leven onophoudelijk<br />

wagen voor jou.' Philippe knielt bij haar neer. 'Toen ik ontdekte<br />

172


dat je gearresteerd was, kreeg ik de schok <strong>van</strong> mijn leven. Je kwam<br />

maar niet thuis en toen we <strong>van</strong> een nieuwe arrestatie bij de stads­<br />

poort hoorden, kreeg mijn moe<strong>der</strong> meteen argwaan. Ik ben onmid­<br />

dellijk gaan uitvissen wie er precies gearresteerd waren. Vanaf dat<br />

moment heb ik voortdurend geprobeerd jullie namen <strong>van</strong> de lijst af<br />

te houden. Ik heb jullie dossiers zoekgemaakt, maar je naam ver­<br />

scheen evengoed op de lijst. Je eigen naam: <strong>De</strong> Billancourt. Iemand<br />

heeft je verraden.'<br />

'Claire. Om vrijspraak te krijgen.'<br />

'Het heeft haar niet veel opgeleverd. Ze zit nog steeds vast', zegt<br />

Philippe.<br />

Nicolas ook. Sandrine schudt haar hoofd en verbergt haar<br />

gezicht in haar handen. Philippe kijkt haar somber aan.<br />

'Je denkt aan Nicolas', zegt hij.<br />

'Ja ... Is er echt geen manier om hem te bevrijden?'<br />

'Het spijt me .. . '<br />

Er valt een lange, trieste stilte. Buiten klinken zeven galmende<br />

slagen <strong>van</strong> de Natte Dame.<br />

'We moeten gaan', zegt Philippe.<br />

Sandrine veegt over haar ogen.<br />

'Waar gaan we naartoe?'<br />

'Naar de Provence. Daar heb ik familie.'<br />

Sandrine kijkt naar het venster, waar een warreling <strong>van</strong> sneeuw­<br />

vlokken tegen de donkere lucht afsteekt. Maar wat ze ziet, is het<br />

kasteel <strong>van</strong> haar voorou<strong>der</strong>s, het portret <strong>van</strong> haar va<strong>der</strong> en moe<strong>der</strong><br />

in de hal, de hoge torens met uitzicht op de wijngaarden.<br />

'Ik wil naar huis', Ruistert ze. 'Ik wil naar Poissy.'<br />

Philippe kijkt zwijgend op haar neer.<br />

'Goed', zegt hij. 'Dan gaan we naar Poissy.'<br />

Langzaam loopt Nicolas de binnenplaats <strong>van</strong> het Luxembourg af,<br />

de trap op, de lange gang door. In zijn cel valt hij op zijn stroma­<br />

tras neer en staart met grote ogen en bloedeloze lippen voor zich<br />

uit. Hij drukt zijn handen tegen zijn oren, maar hij hoort de bons<br />

waarmee het hek achter de kar dichtviel telkens weer.<br />

Een diepe neerslachtigheid verlamt zijn lichaam.<br />

Sandrine is weg. Wat nu voor hem ligt zijn eindeloze dagen, zon-<br />

173


<strong>der</strong> de hoop ooit nog haar stem te horen, haar gezicht te zien. Was<br />

hij ook maar opgeroepen.<br />

Het wordt langzaam donker<strong>der</strong> in de cel. <strong>De</strong> gangen liggen er<br />

verlaten bij; ie<strong>der</strong>een zit bijeen in de zitkamer. Nu en dan komt er<br />

een cipier langs die een on<strong>der</strong>zoekende blik naar binnen werpt. Op<br />

de binnenplaats klinkt een luide, woedende stem in de avondlucht.<br />

Vernet geeft zwakjes en on<strong>der</strong>danig antwoord. Dat is ongewoon.<br />

Er moet iets gebeurd zijn. Maar het kan hem niet schelen wat.<br />

Doodmoe strekt Nicolas zich uit op zijn stromatras. Hij ligt op een<br />

hobbel. Nicolas trekt aan zijn deken, maar krijgt de hobbel er niet uit.<br />

Hij komt overeind en slaat de deken weg. Stomverbaasd kijkt hij naar<br />

de zwarte broek die over zijn stromatras ligt uitgespreid. Eron<strong>der</strong> liggen<br />

een rode muts en een grauw hemd, zoals de bewakers dragen.<br />

Niet-begrijpend kijkt Nicolas op de kleding neer. Hoe komt dat<br />

nou hier?<br />

En dan begint hij over zijn hele lichaam te beven. Allerlei<br />

vermoedens flitsen door zijn hoofd. Hij weet niet precies wat dit te<br />

betekenen heeft, maar hij begrijpt wel dat dit misschien het won<strong>der</strong><br />

is dat hij niet meer verwachtte.<br />

Snel, snel!<br />

Met trillende handen en knikkende knieën kleedt Nicolas zich<br />

uit en trekt het bewakerspak aan.<br />

Vlug, vlug!<br />

Er kan elk moment weer een cipier langskomen. Vóór de avondklok<br />

en het sluiten <strong>van</strong> de cellen moet hij weg zijn.<br />

Hij trekt de rode muts ver over zijn hoofd, sluipt naar de<br />

deuropening en gluurt om de hoek.<br />

Niemand te zien.<br />

<strong>De</strong> meeste ge<strong>van</strong>genen zitten nog in de zitkamer bijeen, want<br />

daar is licht, en een vuur. <strong>De</strong> bewakers zitten waarschijnlijk te dobbelen<br />

in hun eigen vertrek.<br />

Nicolas glipt zijn cel uit. Zijn voetstappen klinken hol in de<br />

verlaten gang. Vlak langs de muur haast hij zich voort.<br />

Voetstappen.<br />

Aan het einde <strong>van</strong> de gang komt iemand aanlopen. Nicolas' hart<br />

begint fel te slaan. Het liefst zou hij omkeren, maar hij dwingt<br />

zichzelf rustig door te lopen. Hij herkent de man die hem tegemoet<br />

174


loopt meteen. Het is de Officier <strong>van</strong> Justitie, Fouquier-Tinville.<br />

Nicolas knikt hem on<strong>der</strong>danig toe en wil doorlopen, maar Fou­<br />

quier-Tinville blijft staan.<br />

aan.<br />

'Waar ga jij naartoe?' informeert hij .<br />

Hij houdt zijn lantaarn omhoog en kijkt Nicolas on<strong>der</strong>zoekend<br />

'Mijn dienst zit erop, burger', stamelt Nicolas. Koud zweet<br />

loopt over zijn rug.<br />

'Weet je wie ik ben?'<br />

'Jazeker; burger Fouquier-Tinville.'<br />

'En je dienst zit erop? Dat komt goed uit. Je weet waar Robespierre<br />

woont? Goed, je moet hem een brief bezorgen. Loop even mee.'<br />

<strong>De</strong> openbare aanklager draait zich om en loopt terug de gang in. In<br />

het vertrek <strong>van</strong> de cipiers zitten twee ge<strong>van</strong>genen bewaar<strong>der</strong>s aan tafel.<br />

Boven hen brandt een fel licht. <strong>De</strong> cipiers maken beleefd ruimte voor<br />

de openbare aanklager. Nicolas blijft in de deuropening staan. Fou­<br />

quier-Tinville schrijft haastig een bericht. Hij verzegelt de brief en staat<br />

op.<br />

'Er zijn een paar ge<strong>van</strong>genen ontsnapt tijdens het transport naar de<br />

Conciergerie, dus er is haast bij', zegt hij en geeft de brief aan Nicolas.<br />

'Ik denk niet dat ze me erdoor zullen laten, burger', zegt Nicolas<br />

met onvaste stem.<br />

'Dat regel ik wel even.' Fouquier-Tinville loopt voor Nicolas uit<br />

door de gangen, de trap af. Grendels worden weggenomen, sloten<br />

geopend. Als in een droom gaan de hekken knarsend open. <strong>De</strong><br />

honden <strong>van</strong> de bewakers worden weggesnauwd. Nicolas' hart slaat<br />

zo heftig dat hij nauwelijks adem kan halen. Hij loopt achter Fou­<br />

quier-Tinvilk aan over de binnenplaats. Er staan veel bewakers hij­<br />

een. Vernet loopt met lange, woedende passen heen en weer.<br />

Nicolas houdt zijn hoofd een beetje afgewend <strong>van</strong> de bewakers<br />

en volgt Fouquier-Tinville met grote, onverschillige passen. Zijn<br />

klompen knerpen in de sneeuw.<br />

Fouquier-Tinville blijft staan voor het guichet. 'Doorlaten!<br />

Dienstopdracht!' beveelt hij. <strong>De</strong> bewakers kijken verbaasd naar<br />

Nicolas. Ze kennen hem niet, maar aan de Officier <strong>van</strong> Justitie stel<br />

je geen vragen. Het kleine deurtje in het hek gaat open en Nicolas<br />

loopt naar buiten, de donkere besneeuwde straat in.<br />

175


20<br />

In grote haast pakt Philippe zijn spullen.<br />

'Laten we gaan', zegt hij. 'Het is al half acht; de poort gaat bijna<br />

dicht.'<br />

Sandrine heeft niets om mee te nemen. Haar oude jurk, met de<br />

ge<strong>van</strong>genisgeur er nog aan, laat ze liggen waar ze hem neergegooid<br />

heeft, in de keuken.<br />

'Kom.' Philippe zet Sandrine een rode muts op. Hij pakt haar<br />

hand en leidt haar de donkere trap af. Beneden opent hij de deur en<br />

gearmd lopen ze de straat op. Een officier en zijn liefje; twee goede<br />

patriotten. <strong>De</strong> sneeuw valt in dikke vlokken neer. Het witte tapijt<br />

op straat licht op in de duisternis. Sandrine ademt de koude lucht<br />

diep in. Na de weerzinwekkende stank in de ge<strong>van</strong>genis ruiken de<br />

straten <strong>van</strong> Parijs bijna fris.<br />

On<strong>der</strong>weg houdt Philippe een rijtuig aan waarin ze nog net een<br />

plekje vinden. Diep weggedoken in haar mantel zit Sandrine in een<br />

hoekje. Ze vertrouwt geheel op Philippe.<br />

Het rijtuig gaat door de Rue de To urnon. Met brandende ogen<br />

staart Sandrine naar de muren <strong>van</strong> het Luxembourg. Blijdschap om<br />

haar vrijheid en een intens verdriet om Nicolas vechten om voor­<br />

rang. Ze blijft kijken tot een dichte sneeuwsluier het hoekige<br />

gebouw aan het oog onttrekt.<br />

Philippe legt zijn hand op die <strong>van</strong> Sandrine.<br />

'Het spijt me', zegt hij zacht. 'Ik heb gedaan wat ik kon.'<br />

'Dat weet ik', zegt Sandrine mat.<br />

Bij de zuidelijke stadspoort wordt alles gereedgemaakt om de<br />

poort te sluiten. <strong>De</strong> onverbiddelijke wacht houdt het rijtuig tegen.<br />

<strong>De</strong> bajonetten worden geheven.<br />

'Halt! Papieren!'<br />

<strong>De</strong> koetsier overhandigt zijn papieren aan de gardist. <strong>De</strong> soldaat<br />

leest ze, werpt een peilende blik op de koetsier en geeft hem de<br />

papieren terug. Dan opent hij het portier <strong>van</strong> het rijtuig. 'Papieren!'<br />

Passen en vrijgeleiden worden doorgegeven.<br />

'Valentin Rosier? Wie is dat? Doel <strong>van</strong> de reis?'<br />

<strong>De</strong> ou<strong>der</strong>e heer die tegenover Sandrine zit, doet nauwkeurig verslag.<br />

176


'In orde.'<br />

Hij krijgt zijn papieren terug.<br />

'Philippe Lambertin? Doel <strong>van</strong> de reis?'<br />

'Ik ga mijn familie in Orléans bezoeken met mijn verloofde',<br />

zegt Philippe rustig.<br />

<strong>De</strong> soldaat laat zijn ogen over Philippes officiersuniform glijden.<br />

Hij neemt zijn pas door en vervolgens die <strong>van</strong> Sandrine. 'MireilIe<br />

Lavoisier? Is zij dat?'<br />

'Dat klopt.'<br />

<strong>De</strong> soldaat gooit het portier dicht en maakt een gebaar naar de<br />

koetsier.<br />

'Doorrijden! Leve de Republiek!'<br />

'Leve de Republiek', zegt de koetsier gehoorzaam.<br />

Hij klakt met zijn tong en de twee paarden zetten zich in beweging.<br />

Het rijtuig rolt door de poort en volgt het hardbevroren pad,<br />

richting Orléans.<br />

Rustig, verwachtend dat hij ie<strong>der</strong> moment teruggeroepen kan worden,<br />

steekt Nicolas de Rue de Vaugirard over. Kalm, kalm, niet<br />

gaan rennen. Maak ze niet achterdochtig.<br />

Hij kijkt niet één keer om. In een dicht sneeuwgordijn loopt hij<br />

door de Rue de Tournon. Een harde noordoostenwind bijt in zijn<br />

gezicht. Het brengt hem een beetje tot zijn positieven.<br />

Hij is vrij!<br />

Maar nu? Waar moet hij naartoe? Het maakt niet uit, als het<br />

maar ver <strong>van</strong> het Luxembourg is. Hij loopt en loopt tot hij langs de<br />

Seine staat. Ijsschotsen drijven voorbij en doen de pijlers <strong>van</strong> de<br />

houten bruggen kraken. Ver<strong>der</strong>op steken de sombere torens <strong>van</strong> de<br />

Conciergerie tegen de nachtelijke hemel af.<br />

Sandrine!<br />

Nicolas blijft staan en kijkt naar de torens boven de dikke<br />

muren. Hij huivert en steekt zijn handen in zijn zakken.<br />

Er zit iets in.<br />

Nicolas haalt het tevoorschijn en kijkt naar de sleutel in zijn<br />

hand. Waarschijnlijk de huissleutel <strong>van</strong> de eigenaar <strong>van</strong> het pak.<br />

Maar wat doet dat briefje eraan?<br />

In het licht <strong>van</strong> een straatlantaarn bekijkt Nicolas het vluchtig.<br />

177


Er staat een eiland op getekend, dat hij herkent als het Ile-de-Ia­<br />

Cité door het schetsje <strong>van</strong> de Notre Dame. Daaron<strong>der</strong> is een straatje<br />

aangegeven waarbij een lantaarn staat afgebeeld. Een pijl wijst<br />

naar een huis met een tekeningetje <strong>van</strong> een zadel erbij.<br />

Nicolas staart naar het briefje in zijn hand. Hij begrijpt niet precies<br />

wat het te betekenen heeft, maar hij weet wel dat dit niet voor<br />

de bewaker bestemd is. En dat dat pak niet toevallig on<strong>der</strong> zijn<br />

dekens lag.<br />

Er is er maar één die hiervoor verantwoordelijk kan zijn: Philippe!<br />

Een woeste vreugde maakt zich <strong>van</strong> Nicolas meester. Als Philippe<br />

zijn nek heeft uitgestoken voor hém, dan zal hij dat zeker hebben<br />

gedaan voor Sandrine!<br />

Opeens herinnert hij zich de woorden <strong>van</strong> Fouquier-Tinville: 'Er<br />

zijn een paar ge<strong>van</strong>genen ontsnapt tijdens het transport naar de<br />

.<br />

Conciergerie, dus er is haast bij.'<br />

Zou het mogelijk zijn dat Sandrine tot die ontsnapte ge<strong>van</strong>genen<br />

behoort? Hoop gloeit in hem op.<br />

Hij bestudeert het briefje nog eens goed en komt tot de conclusie<br />

dat Philippe de Rue de la Lanterne moet bedoelen. Die is<br />

immers vlak bij de Notre Dame.<br />

In de schaduw <strong>van</strong> de hoge huizen loopt Nicolas naar de Pont<br />

Neuf en steekt de brug over. Dankbaar laat hij zich door de duistere<br />

straatjes <strong>van</strong> het Ile-de-Ia-Cité opslokken. Zon<strong>der</strong> enige moeite<br />

vindt hij de Rue de la Lanterne.<br />

Het uithangbord <strong>van</strong> een zadelmaker vertelt hem waar hij moet<br />

zijn. Met ijskoude vingers probeert Nicolas de sleutel in de deur<br />

naast de winkel. <strong>De</strong> deur gaat open. Een donkere trap ligt voor<br />

hem. Nicolas sluit de deur achter zich en loopt naar boven.<br />

Sandrine!<br />

Hij moet zich beheersen om haar naam niet uit te schreeuwen.<br />

<strong>De</strong> trap komt uit op een stikdonker portaal. Op de tast vindt hij<br />

de deur en het slot. Achter de deur is alles rustig. Geen voetstappen,<br />

geen stem die vraagt wie daar is.<br />

Nicolas duwt de deur open en stapt de kamer binnen. Hier en<br />

daar staan wat olielampjes, die Nicolas aansteekt met de tondel die<br />

ernaast ligt. Verwon<strong>der</strong>d kijkt hij rond.<br />

Het vertrek is leeg, op wat wankel meubilair na. Nicolas loopt<br />

178


een smal gangetje in dat uitkomt op de keuken . Op de grond ligt<br />

een jurk die hij uit duizenden herkend zou hebben. Hij raapt hem<br />

op en ruikt de vertrouwde ge<strong>van</strong>genislucht.<br />

Sandrine! Maar waar is ze? En waar is Philippe?<br />

Hij kijkt in de keukenkastjes en vindt een homp brood en wat<br />

verlepte sla. In de kleine slaapkamer die aan de keuken grenst, liggen<br />

een gestreepte broek en een zwart vest op het bed. Op het stapeltje<br />

kleding ligt een leren zakje. Nicolas pakt het en keert het om.<br />

Geldstukken rammelen in zijn hand.<br />

Geld, kleding ... Er is op hem gerekend.<br />

<strong>De</strong> torenklok <strong>van</strong> de Notre Dame slaat. Acht slagen klinken<br />

over het Ile-de-Ia-Cité. Nicolas loopt terug naar de woonkamer. Hij<br />

gaat voor het venster staan en kijkt naar de verlaten straat on<strong>der</strong><br />

hem. Acht uur; de stadspoorten gaan dicht.<br />

En opeens begrijpt hij het: ze zijn weg.<br />

Op dit moment zijn ze bij de stadspoort of misschien al buiten<br />

Parijs. Hij weet zeker dat Philippe Sandrine niets verteld heeft over<br />

zijn ontsnapping en hij begrijpt ook waarom.<br />

Verslagen zakt Nicolas neer op een gammel uitziend stoeltje.<br />

Opeens betwijfelt hij of hij ooit op de lijst heeft gestaan. Was het<br />

geen verzinsel <strong>van</strong> Philippe om hem de stad uit te krijgen, weg <strong>van</strong><br />

Sandrine? Hun vriendschap is danig bekoeld toen zij bij de Lambertins<br />

in huis kwam. Ja, dat moet het zijn. Philippe wilde hem weg<br />

hebben en hij is er met open ogen ingetrapt. Dat Sandrine met hem<br />

meeging, zal voor Philippe een lelijke streep door de rekening zijn<br />

geweest.<br />

Nicolas keert zich abrupt af <strong>van</strong> het raam en loopt naar de<br />

slaapkamer. Hij doet het bewakerspak uit en trekt de gestreepte<br />

broek aan. Dan pas ziet hij dat er iets on<strong>der</strong> ligt. Verrast houdt hij<br />

zijn adem in.<br />

Een pas!<br />

Nicolas zakt neer op de rand <strong>van</strong> het bed en draait het kostbare<br />

document om en om. Hij kan de stad uit!<br />

Maar <strong>van</strong>avond niet meer. Hij zal moeten wachten tot morgenochtend,<br />

als de poort weer opengaat.<br />

Nicolas strekt zich uit op het bed. Er ligt maar één dunne deken<br />

op. Met de schone kleren aan, de deken tot over zijn kin<br />

179


getrokken, probeert hij te slapen. Het grootste gedeelte <strong>van</strong> de nacht<br />

ligt hij echter wakker.<br />

Vroeg in de ochtend staat hij op en verlaat de woning. Het is<br />

nog donker op straat. Een vers pak sneeuw verbergt de mod<strong>der</strong> en<br />

het vuil en geeft de smalle straten een frisse aanblik.<br />

Nicolas haalt diep adem. Door de tintelend koude lucht gaat<br />

zijn bloed krachtiger stromen. Zijn vastberadenheid keert terug.<br />

Philippe heeft nog niet gewonnen.<br />

Met vlugge stappen loopt Nicolas door. Met opzet gaat hij niet<br />

naar de Saint-Antoinepoort, maar naar de poort aan de zuidkant<br />

<strong>van</strong> de stad. <strong>De</strong> kans dat de soldaten bij de Saint-Antoinepoort<br />

hem herkennen is niet groot, maar hij wil het risico toch niet lopen.<br />

<strong>De</strong> zui<strong>der</strong>poort is al open. <strong>De</strong> eerste boerenkarren rijden door de<br />

straat. Nicolas gaat wat langzamer lopen. Nu pas realiseert hij zich<br />

dat hij niet weet wat voor naam er op zijn pas staat.<br />

Hij kijkt naar de soldaten die voor de poort heen en weer lopen<br />

en hun voeten warm stampen. Zijn hart gaat sneller slaan. Met een<br />

onverschillig gezicht loopt Nicolas op de wacht af. <strong>De</strong> soldaten staken<br />

hun geijsbeer. Hun gezichten staan waakzaam, bajonetten worden<br />

geheven.<br />

'Naam!'<br />

Nicolas haalt zijn pas tevoorschijn. <strong>De</strong> soldaat bestudeert het<br />

document zorgvuldig. Zijn ogen glijden over Nicolas' sansculottenkleding.<br />

'Je bent al vroeg op pad', zegt hij.<br />

'Ik heb gisteren familie bezocht, maar ik ging te laat weg. <strong>De</strong><br />

poort was al dicht.' Nicolas haalt zijn schou<strong>der</strong>s op. 'Nou ja, zo<br />

erg was dat niet. Het was al donker en het is nog een heel eind<br />

lopen naar Chartres.'<br />

'Zeker! Ik zou maar gauw gaan.' <strong>De</strong> soldaat geeft de pas terug.<br />

'Bedankt.' Nicolas tikt tegen zijn rode muts. 'Leve de Revolutie!'<br />

<strong>De</strong> soldaten herhalen zijn woorden en doen een stap opzij. <strong>De</strong><br />

bajonetten zakken. Nicolas loopt de poort door; niet te snel en niet<br />

te langzaam. Hij kijkt niet om. Zijn hart gaat als een razende<br />

tekeer, maar deze keer wordt hij niet teruggeroepen.<br />

Een stukje ver<strong>der</strong>op begint het bos. Nicolas houdt zijn ogen op<br />

de donkere zoom gericht. Ver achter hem klinkt het geratel <strong>van</strong> een<br />

180


oerenkar. Het soort karren waarop ze in Parijs ge<strong>van</strong>genen ver­<br />

voeren.<br />

Nicolas versnelt zijn pas. Hij haalt gejaagd adem.<br />

Het pad is slecht begaanbaar door de diepe karrensporen in de<br />

bevroren mod<strong>der</strong>. Nicolas gaat langs de kant lopen. <strong>De</strong> wagen<br />

komt dichterbij.<br />

Nicolas bereikt de eerste bomen en dan slokt het woud hem op.<br />

Verlicht haalt hij adem. <strong>De</strong> wagen is nu vlak achter hem. Voorzich­<br />

tig kijkt hij over zijn schou<strong>der</strong>. Een gewone boerenkar, zo te zien.<br />

Geen reden om het bos in te rennen.<br />

Nicolas gaat aan de kant staan. Ie<strong>der</strong>e spier in zijn lichaam is<br />

gespannen. <strong>De</strong> kar rammelt door de bocht. <strong>De</strong> boer op de bok<br />

knikt naar hem en tikt tegen zijn muts. Nicolas knikt voorzichtig<br />

terug. Hij blijft op zijn hoede.<br />

<strong>De</strong> kar rijdt hem voorbij en hij laat zijn adem ontsnappen. Maar<br />

in de volgende bocht staat de kar stil. Nicolas loopt langzaam door.<br />

Het zou verdacht zijn nu om te keren. Als hij vlakbij is, draait de<br />

boer zich om. Hij werpt een blik op Nicolas' met stro gevulde<br />

klompen.<br />

'Wou je soms meerijden?' vraagt hij.<br />

Opluchting stroomt door Nicolas heen.<br />

'Graag!', zegt hij en trekt zich op aan de bok.<br />

'Waar moet je naartoe?' vraagt de boer.<br />

'Naar Poissy, bij Tours.'<br />

'Zo ver ga ik niet. Maar je kunt een stuk meerijden', zegt de<br />

boer. Hij tikt met de leidsels op de kont <strong>van</strong> het schonkige paard en<br />

de kar zet zich in beweging.<br />

181


NAWOORD<br />

Al is er veel veran<strong>der</strong>d in de tweehon<strong>der</strong>d jaar die sinds de Franse<br />

Revolutie zijn verlopen, toch kun je het Parijs <strong>van</strong> de achttiende<br />

eeuw nog goed terugvinden; vooral in de Marais, een wijk met<br />

smalle straatjes en grauwe, hoge huizen. In het Musée Carnave1et,<br />

een voormalig herenhuis in de Marais, is een museum gevestigd dat<br />

zich wijdt aan de geschiedenis <strong>van</strong> Parijs in het algemeen, en aan<br />

die <strong>van</strong> de Franse Revolutie in het bijzon<strong>der</strong>.<br />

Hoe vreemd het ook klinkt, de <strong>guillotine</strong> was oorspronkelijk als<br />

een menslievende daad ontwikkeld. Dr. Guillotine had zo te doen<br />

met misdadigers die met botte bijlen onthoofd werden, dat hij een<br />

apparaat uitvond dat je met één klap, snel en pijnloos, kon onthoofden.<br />

Of het in<strong>der</strong>daad pijnloos was, zullen we nooit weten,<br />

maar snel ging het zeker. Alleen al in de periode <strong>van</strong> 21 december<br />

1793 tot 27 juli 1794 - iets meer dan een half jaar - vielen er 2.400<br />

hoofden. En dan praten we alleen over Parijs, terwijl alle grote steden<br />

in Frankrijk op de executieplaats een <strong>guillotine</strong> hadden staan.<br />

<strong>De</strong> <strong>guillotine</strong> heeft op verschillende plaatsen in Parijs gestaan. Het<br />

Parijse volk zag haar in april 1792 voor het eerst op de Place de<br />

Grève, de executieplaats in Parijs. Daarna kwam het apparaat op<br />

de Place du Carrousel te staan en tijdens de hoogtijdagen <strong>van</strong> de<br />

Revolutie stond het op de Place de la Révolution (het plein dat<br />

tegenwoordig Place de la Concorde heet). Daar staat het ook als dit<br />

boek eindigt, in de winter <strong>van</strong> 1793, maar de Revolutie ging<br />

natuurlijk door. Tijdens de laatste stuiptrekking <strong>van</strong> de Revolutie,<br />

in juni en juli 1794, stond de <strong>guillotine</strong> op de Place du Tröne Renversé<br />

(het Plein <strong>van</strong> de Omvergeworpen Troon), de huidige Place<br />

de La Nation.<br />

Vanaf juli 1793 waren de veertig ge<strong>van</strong>genissen In Parijs geen<br />

moment meer leeg. Ontroerend zijn de brieven die bewaard zijn<br />

gebleven <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genen uit die dagen. Het zijn verslagen <strong>van</strong><br />

getuigen die, <strong>van</strong>uit het raampje <strong>van</strong> hun cel, hun medege<strong>van</strong>genen<br />

naar de <strong>guillotine</strong> zien vertrekken. Het zijn de afscheidswoorden<br />

<strong>van</strong> een man aan zijn vrouw, <strong>van</strong> een moe<strong>der</strong> aan haar kin<strong>der</strong>en,<br />

182


maar dikwijls 'Ook pogingen om de openbare aanklager, Fouquier­<br />

Tinville, om te kopen. Duidelijk is dat Fouquier-Tinville zijn taak<br />

serieus opvatte. Na de Franse Revolutie werd een aantal <strong>van</strong> die<br />

smeekbrieven teruggevonden, met het papiergeld er nog bij.<br />

Uiteindelijk slokte de Revolutie haar eigen kin<strong>der</strong>en op: de grote<br />

politieke lei<strong>der</strong>s begonnen elkaar te wantrouwen en degene met de<br />

grootste mond stuurde de an<strong>der</strong>en naar de <strong>guillotine</strong>. Nadat Maximilien<br />

de Robespierre, de lei<strong>der</strong> <strong>van</strong> de Jacobijnen, op die manier al<br />

zijn politieke tegenstan<strong>der</strong>s uit de weg had geruimd, was hij oppermachtig.<br />

Hij was zo fanatiek dat het wel leek alsof hij <strong>van</strong> plan was<br />

heel Frankrijk te <strong>guillotine</strong>ren.<br />

Maar hij had niet alleen vrienden in zijn politieke partij. <strong>De</strong><br />

meeste Jacobijnen voelden hun hoofd erg los op hun schou<strong>der</strong>s zitten<br />

en durfden geen woord <strong>van</strong> kritiek op hun lei<strong>der</strong> te uiten. Tot<br />

Cambon, de beheer<strong>der</strong> <strong>van</strong> de financiën, eindelijk opstond en<br />

Robespierre zelf in staat <strong>van</strong> beschuldiging stelde. Toen Robespierre<br />

het woord wilde nemen, werd er <strong>van</strong> alle kanten 'Weg met de<br />

tiran!' naar hem geschreeuwd. <strong>De</strong> lei<strong>der</strong> <strong>van</strong> de Revolutie werd<br />

gearresteerd en naar de ge<strong>van</strong>genis overgebracht, waar hij probeerde<br />

zelfmoord te plegen. Hij hield aan die poging echter alleen een<br />

gebroken kaak over. Op 28 juli 1794 verloor hij zelf zijn hoofd op<br />

het schavot en daarmee kwam er een einde aan het bloedvergieten<br />

- maar ook aan de Revolutie, die met zoveel mooie idealen en<br />

hoopgevende gedachten voor een betere toekomst was begonnen.<br />

Op een betere toekomst moest het arme volk nog een hele tijd<br />

wachten. Weliswaar was de adel flink uitgedund, maar de gevluchte<br />

edelen keerden terug naar Frankrijk. Vervolgens deed een onbetekenende<br />

soldaat uit het revolutionaire leger een greep naar de<br />

macht. Hij werd groot on<strong>der</strong> de naam Napoleon Bonaparte.<br />

Al heeft de Franse Revolutie het volk in eerste instantie niet veel<br />

opgeleverd, ze heeft wel de aanzet gegeven tot ons huidige rechtssysteem.<br />

On<strong>der</strong> de heerschappij <strong>van</strong> Napoleon werd de wetgeving<br />

ingrijpend veran<strong>der</strong>d. <strong>De</strong> macht <strong>van</strong> de adel brokkelde ver<strong>der</strong> af en<br />

langzaam begon er iets <strong>van</strong> een democratie te ontstaan. En daarmee<br />

heeft de Franse Revolutie, ondanks het feit dat ze ontaardde in<br />

onrecht en bloedvergieten, uiteindelijk toch haar doel bereikt.<br />

183


VERKLARING VAN ENKELE<br />

IN DIT BOEK GEBRUIKTE BEGRIPPEN<br />

Sans-culotten: vurige Revolutiegezinden die zich welbewust on<strong>der</strong>scheidden<br />

<strong>van</strong> de adel door hun slordige kleding. Hun naam betekent<br />

letterlijk 'zon<strong>der</strong> broeken', waarmee de elegante kniebroeken<br />

<strong>van</strong> de adel werden bedoeld.<br />

Jacobiinen: fanatieke revolutionaire partij, die met de grote<br />

steun <strong>van</strong> het gewone volk de macht greep. Ze dankten hun naam<br />

aan het klooster <strong>van</strong> de Jacobijnen, waar ze in het begin <strong>van</strong> de<br />

Franse Revolutie bijeenkwamen.<br />

Girondijnen: gematigde revolutionaire partij, die in 1793 door<br />

de Jacobijnen <strong>van</strong> verraad werd beschuldigd; 21 <strong>van</strong> haar leden<br />

werden onthoofd. <strong>De</strong> naam 'Girondijnen' is ontleend aan de rivier<br />

de Gironde, waar de afgevaardigden <strong>van</strong> deze partij <strong>van</strong>daan kwamen.<br />

ArÏ5to: Franse afkorting <strong>van</strong> het woord 'aristocrat'; iemand uit<br />

een voorname familie.<br />

184


<strong>Simone</strong> va n <strong>der</strong> <strong>Vlugt</strong><br />

--<br />

Leven en werk<br />

<strong>Simone</strong> <strong>van</strong> <strong>der</strong> <strong>Vlugt</strong> werd op 15 december 1966 in Hoom geboren als <strong>Simone</strong> Watertor.<br />

Als kind was ze al dol op schrijven. 'Mijn ou<strong>der</strong>s konden me geen groter plezier doen dan<br />

me een pak papier te geven dat ik helemaal vol mocht schrijven. Toen ik wat ou<strong>der</strong> was,<br />

kreeg ik <strong>van</strong> hen een typemachine. Ik vond het geweldig om verhalen te schrijven, boek­<br />

jes te maken. Het omslag tekende ik zelf en plakte ik met plakband vast' Ook op school<br />

schreef ze graag opstellen en wanneer die werden voorgelezen in de lagere klassen,<br />

stimuleerde haar dat nog meer. Toen ze op een dag een boek las dat was geschreven<br />

door een meisje <strong>van</strong> twaalf jaar, realiseerde ze zich met een schok dat ook kin<strong>der</strong>en<br />

schrijver konden zijn. 'Ik was zelf <strong>der</strong>tien en het werd me opeens duidelijk dat ook kinde­<br />

ren verhalen konden schrijven die gepubliceerd werden. Ik heb toen voor het eerst een<br />

verhaal naar een uitgever gestuurd. Die gaf me raad over hoe ik mijn schrijfstijl kon ver­<br />

beteren en stimuleerde me om door te gaan. Vanaf dat moment stuurde ik ie<strong>der</strong> jaar iets<br />

op en steeds kreeg ik mijn werk terug met bemoedigende brieven, kritische brieven en<br />

één keer met een heel dom advies, namelijk om eerst mijn school maar eens af te maken<br />

voordat ik me met schrijven bezig zou houden. Dat advies heb ik gelukkig niet opgevolgd<br />

- ik ben steeds blijven schrijven waardoor ik veel tijd heb gehad om te oefenen.'<br />

Leren en werken<br />

Nadat ze haar havo-diploma had gehaald, ging ze naar de lerarenopleiding voor de<br />

vakken Ne<strong>der</strong>lands en Frans. Een opleiding voor schrijvers bestaat niet en als die wel<br />

bestond, had ze die waarschijnlijk toch niet gedaan. Een boek gepubliceerd krijgen is<br />

al moeilijk, maar een boek schrijven dat zo succesvol is dat je er <strong>van</strong> kunt leven, dat<br />

leek haar bijna onmogelijk.<br />

Maar één <strong>van</strong> de vakken op de lerarenopleiding was creatief schrijven en toen ze<br />

merkte dat ze die lessen het leukst vond, realiseerde ze zich weer dat ze toch wel<br />

heel graag schrijfster wilde worden.<br />

To en ze haar studie had afgerond, waren er geen banen in het on<strong>der</strong>wijs en ging ze<br />

werken als secretaresse bij een bank. 's Avonds bleef ze echter schrijven aan een<br />

historische jeugdroman. Maar overdag werken en 's avonds schrijven, dat viel niet<br />

mee en toen in 1993 haar dochter Esmée werd geboren, kreeg ze het nog drukker.<br />

Maar het boek kwam at. Ze stuurde het naar Lemniscaat en die wilde het publiceren.<br />

Dat was <strong>De</strong> amulet. Gestimuleerd door dat succes zegde ze haar baan op en werd<br />

tuil-time schijtster.<br />

185


Schrijven is werken<br />

Een historische roman schrijven, dat doe je niet eventjes. Dat is hard werken. <strong>Simone</strong><br />

vertelt: 'Ergens in mijn achterhoofd ontstaat een idee voor een boek, bijvoorbeeld<br />

door iets wat ik lees of op televisie zie. Als het idee wat vastere vormen heeft aan­<br />

genomen, ga ik op zoek naar informatie. Een verhaal moet namelijk wel kloppen. Als<br />

ik schrijf dat iemand met een verrekijker de zee aftuurt, moet ik zeker weten dat ze<br />

die in die tijd al hadden. Door alles wat ik lees, ontstaan er <strong>van</strong>zelf nieuwe ideeën<br />

die ik voor mijn boek kan gebruiken.<br />

Voor ik met het schrijven <strong>van</strong> een nieuw verhaal begin, zoek ik altijd eerst de plaats<br />

<strong>van</strong> handeling op. In ons huis is wat de vakanties betreft weinig ruimte voor demo­<br />

cratisch overleg; we gaan op vakantie naar de landen waar mijn boeken zich afspe­<br />

len. Gelukkig vinden mijn man en kin<strong>der</strong>en dat ook leuk. Op die manier kom je niet<br />

alleen op toeristische plekken, maar zie je ook an<strong>der</strong>e delen <strong>van</strong> een land waar je<br />

an<strong>der</strong>s misschien makkelijk aan voorbij zou gaan. Eenmaal op de plaats <strong>van</strong> bestem­<br />

ming maak ik foto's en film ik alles wat ik wil onthouden voor mijn verhaal: de omge­<br />

ving, de straat waar de hoofdpersoon woont. In musea koop ik oude kaarten of<br />

posters <strong>van</strong> schil<strong>der</strong>ijen uit de tijd waarin mijn verhaal speelt. Te rug thuis hang ik die<br />

boven mijn werktafel, zodat ik tijdens het schrijven het gevoel heb dat ik me hele­<br />

maal in een bepaalde historische periode bevind.' En dan begint het schrijven pas.<br />

Daarvoor moet ze veel uren aan de tekstverwerker zitten. Eenzaam werk, maar haar<br />

familie denkt mee. Haar va<strong>der</strong>, die veel over geschiedenis leest, raadt haar vaak boe­<br />

ken aan. Met haar moe<strong>der</strong> bespreekt ze de verhaallijn <strong>van</strong> elk boek een paar keer<br />

voordat het naar de uitgever gaat. En haar man leest het manuscript door om de fou­<br />

ten eruit te halen.<br />

En dan ...<br />

AI haar historische romans zijn op deze manier geschreven. '<strong>De</strong> amulet' speelt in<br />

Duitsland in 1630 en gaat over Nina die moet vluchten voor heksenvervolging.<br />

'Bloedgeld' gaat over een Ne<strong>der</strong>landse jongen uit 1653 die aanmonstert op een VOC­<br />

schip waarop muiterij uitbreekt. '<strong>De</strong> <strong>guillotine</strong>' vertelt het verhaal <strong>van</strong> Sandrine de<br />

Billancourt die tijdens de Franse revolutie moet on<strong>der</strong>duiken om in leven te blijven.<br />

'Zwarte sneeuw' speelt in Zuid-Limburg, in 1845 waar Emma zich verzet tegen een<br />

leven lang werken in de kolenmijn en haar nieuwste historische roman heet 'Jehan­<br />

ne' en gaat over het leven <strong>van</strong> Jeanne d Arc, de legendarische Franse heldin.<br />

Kritieken<br />

<strong>De</strong> romans <strong>van</strong> <strong>Simone</strong> <strong>van</strong> <strong>der</strong> <strong>Vlugt</strong> zijn <strong>van</strong>af het allereerste moment positief ont­<br />

<strong>van</strong>gen. Jongeren en volwassenen, ie<strong>der</strong>een was enthousiast. Zowel 'Bloedgeld' als<br />

'<strong>De</strong> amulet' werden getipt door de Jonge Jury en '<strong>De</strong> <strong>guillotine</strong>' kreeg een eervolle<br />

vermelding <strong>van</strong> de volwassen jury <strong>van</strong> de Gouden Zoenen in 2000 en werd genomi­<br />

neerd door de Jonge Jury in 2001 . Zwarte sneeuw werd genomineerd voor de Gou­<br />

den Uil in 2001.<br />

Recensenten vinden over het algemeen dat de boeken <strong>van</strong> <strong>Simone</strong> <strong>van</strong> <strong>der</strong> <strong>Vlugt</strong><br />

186


spannend zijn, en dat je <strong>van</strong> het begin tot het eind geboeid. wordt. Ze vinden ook dat<br />

de boeken historisch juist en knap verteld zijn en ze vergelijken haar daarom vaak<br />

met Thea Beckman. Toch hebben ze ook meestal wel kritiek. Jan Staes zegt in het<br />

tijdschrift 'Lees idee' bijvoorbeeld over '<strong>De</strong> <strong>guillotine</strong>' dat hij het jammer vindt dat je<br />

alleen de gevoelens <strong>van</strong> de hoofdpersoon leest, en weinig te weten komt over ande­<br />

re personages. Ook over de ruimtebeschrijving is hij niet helemaal tevreden. 'Een<br />

beschrijving <strong>van</strong> de Parijse binnenstad met zijn smalle straatjes zou hier op zijn<br />

plaats zijn geweest en zou een mooi contrast vormen met de grote executiepleinen<br />

die wel uitvoerig aan bod komen. Nu krijg je enkel een beeld <strong>van</strong> bovenaf, niet <strong>van</strong><br />

binnenuit, en ruik, proef of zie je het vuil en de mod<strong>der</strong> niet die de straten <strong>van</strong> Parijs<br />

ontsierden ' AI met al vindt hij het boek spannend, maar een beetje oppervlakkig.<br />

Bibliografie<br />

1995 <strong>De</strong> amulet (historische jeugdroman)<br />

1996 Bloedgeld (historische jeugdroman)<br />

1999 <strong>De</strong> <strong>guillotine</strong> (historische jeugdroman)<br />

1999 Noodlanding in het oerwoud (een boek voor beginnende lezers)<br />

1999 Mijn zusje wordt vermist (boek voor beginnende lezersl<br />

1999 Potverdrie, Sophie! (kleuterverhalen)<br />

2000 Zwarte sneeuw (historische jeugdroman)<br />

2001 .Iehanne (historische jeugdroman)<br />

Stijlkenmerken en thematiek<br />

Wanneer je de historische jeugdboeken <strong>van</strong> <strong>Simone</strong> <strong>van</strong> de <strong>Vlugt</strong> leest; dan vallen de<br />

overeenkomsten je al meteen op. Het zijn spannende boeken waarin de hoofdper­<br />

soon moet zien te overleven in moeilijke omstandigheden. En doordat die avonturen<br />

zich afspelen in het verleden, geniet je niet alleen <strong>van</strong> een spannend verhaal, maar<br />

leer je er nog ook wat <strong>van</strong>. Toch heb je niet het gevoel dat je een geschiedenisles zit<br />

te lezen. Dat komt doordat de schrijfster de historische informatie helemaal in het<br />

verhaal verwerkt en je naar de gebeurtenissen laat kijken via de gedachten en<br />

gevoelens <strong>van</strong> de hoofdpersoon. Daardoor kun je je goed inleven in dat meisje of die<br />

jongen die een paar eeuwen geleden leefde. Ook zorgt het begin <strong>van</strong> elk boek dat je<br />

helemaal 'in' het verhaal komt, want je va lt middenin een heel enge of spannende<br />

gebeurtenis.<br />

Zoek je meer informatie?<br />

www.boektoppers.nl<br />

voor nog meer schrijversinfo, quizzen en de beste links!<br />

187


Genre en thema<br />

Over het boek ...<br />

<strong>De</strong> quilloti ne<br />

<strong>De</strong>ze historische jeugdroman gaat over de belevenissen <strong>van</strong> een adellijk meisje tij­<br />

dens de Franse Revolutie.<br />

TItelverklaring<br />

<strong>De</strong> <strong>guillotine</strong> is het onthoofdingsapparaat dat tijdens de Franse revolutie werd uitge­<br />

vonden. <strong>De</strong>ze executies maken veel indruk op Sandrine, aangezien haar ou<strong>der</strong>s ook<br />

op deze manier zijn gedood. Zijzelf weet maar net aan dit hakmes te ontsnappen.<br />

Personages<br />

Sandrine de Billancourt is een adellijk Frans meisje, maar ze is an<strong>der</strong>s dan haar famj­<br />

lieleden. Die genieten <strong>van</strong> hun luxe leventje en bekommeren zich niet om de armen.<br />

Sandrine doet dat wel. Ze redt een arm jongetje door te zorgen dat hij een goede arts<br />

krijgt en maakt ze zich veel zorgen over de honger en armoede <strong>van</strong> de bevolking.<br />

Daarnaast is ze ook intelligent en dapper. Ze redt zich uit gevaarlijke situaties door­<br />

dat ze steeds snel een goede oplossing bedenkt. Hierbij hecht ze niet aan spullen.<br />

Ook niet wanneer die haar heel dierbaar zijn. Ze scheurt haar kleren aan flarden en<br />

gooit haar moe<strong>der</strong>s sieraden in de Seine wanneer die haar zouden kunnen verraden.<br />

Toch kost het haar veel moeite om te wennen aan het arme leven.<br />

Baron Sébastien de Billancourt, de va<strong>der</strong> <strong>van</strong> Sandrine is vóór de revolutie een rijk en<br />

machtig man. Hij heeft geen begrip voor de argumenten <strong>van</strong> de armen en blijft trouw<br />

aan de koning.<br />

Barones Madeion de Billancourt is een mooie dame die Sandrine leert borduren en<br />

klavecimbel spelen. Tot het einde toe houdt ze vast aan haar aristocratische gewoon­<br />

ten. Ze kan niet wennen aan de veran<strong>der</strong>ingen.<br />

Margot lambertin is een eerl ijke arme vrouw met een groot hart. Ze aarzelt niet om<br />

Sandrine in haar huis op te nemen wanneer die daar om vraagt en behandelt haar als<br />

een dochter. Ze helpt Sandrine, maar stelt ook eisen aan haar.<br />

Maurice Lambertin, haar man, is een vriendelijke schoenmaker die, net als zijn<br />

188


vrouw, niet aarzelt om Sandrine on<strong>der</strong>dak te bieden. Hij staat Sandrine bij met raad<br />

en daad omdat hij begrijpt hoe gevaarlijk Parijs voor een adellijk meisje is.<br />

Phillipe is de oudste zoon <strong>van</strong> Maurice en Margot. Hij is een officier bij het leger <strong>van</strong><br />

de Nationale Garde en een fanatieke voorstan<strong>der</strong> <strong>van</strong> de revolutie. Hij kan maar<br />

moeilijk accepteren dat zijn ou<strong>der</strong>s een aristo in huis nemen. Toch wordt hij later ver­<br />

liefd op haar en zet hij zijn leven voor haar op het spel.<br />

Pierre, het jongste kind <strong>van</strong> de Lambertins, is een vriendelijk jongetje. Doordat Julie<br />

en Sandrine hem tijdens een oproer vinden met een sabelhouw in zijn been, leert<br />

Sandrine de familie Lambertin kennen.<br />

Nicolas Bailly is rustige, zorgzame pachterszoon op het landgoed <strong>van</strong> Sandrines<br />

va<strong>der</strong>. Doordat ze elkaar ooit tegenkwamen terwijl hij aan het stropen was, herken­<br />

nen ze elkaar op een feest in Parijs. Ze worden verliefd op elkaar.<br />

Vertelsituatie<br />

Het verhaal in dit boek, wordt verteld d.m.v. een zij-perspectief. Alle gebeurtenissen<br />

worden beschreven <strong>van</strong>uit de ogen <strong>van</strong> Sandrine. Alleen wanneer Philippe een<br />

vluchtplan bespreekt met Nicolas wordt het verhaal verteld via Nicolas, Sandrine is<br />

daar niet bij.<br />

Structuurffijd<br />

<strong>De</strong> Guillotine bestaat uit 20 hoofdstukken waarin steeds een belangrijke gebeurtenis<br />

of veran<strong>der</strong>ing wordt beschreven. Die hoofdstukken zijn verdeeld over 2 delen. <strong>De</strong>el 1<br />

gaat over 1789, wanneer Sandrine voor het eerst iets <strong>van</strong> de onlusten merkt. <strong>De</strong>el 2<br />

beschrijft 1792/1 793, de tijd waarin de meeste executies plaatsvinden.<br />

In het nawoord vertelt <strong>Simone</strong> <strong>van</strong> <strong>der</strong> <strong>Vlugt</strong> iets over de achtergrond <strong>van</strong> dit verhaal.<br />

Ruimte<br />

Vooraan in <strong>De</strong> <strong>guillotine</strong> staan twee kaartjes: één <strong>van</strong> het centrum <strong>van</strong> Parijs en één<br />

<strong>van</strong> Frankrijk met de steden uit het verhaal. Op die kaartjes kun je alle plaatsen vin­<br />

den die in het boek genoemd worden.<br />

<strong>De</strong> familie <strong>De</strong> Billancourt woont 's winters in een groot. deftig herenhuis aan de Rue<br />

de Varenne in Parijs. Het huis wordt <strong>van</strong> de straat gescheiden door een hoge muur<br />

met een poort erin. Op de binnenplaats woont de portier in een klein huisje en ook in<br />

huis is er veel personeel. Die slapen op zol<strong>der</strong> in kleine kamertjes zon<strong>der</strong> raam. Zelf<br />

heeft de familie veel ruimte en luxe. 's Zomers verblijven ze op hun kasteel in Poissy.<br />

Fictie/werkelijkheid<br />

Zoals voor al haar historische boeken, heeft <strong>Simone</strong> <strong>van</strong> <strong>der</strong> <strong>Vlugt</strong> ook voor deze<br />

roman uitgebreid on<strong>der</strong>zoek gedaan. Sandrine de Billancourt is een verzonnen perso­<br />

nage en de an<strong>der</strong>e personen zijn dat ook, maar veel an<strong>der</strong>e dingen zijn op de werke-<br />

189


lijkheid gebaseerd. <strong>De</strong> straten en gebouwen in het boek waren er in de werkelijkheid<br />

ook en door te kijken naar oude schi l<strong>der</strong>ijen kon ze heel realistische beschrijvingen<br />

maken.<br />

Dok sommige gebeurtenissen heeft ze niet zelf bedacht. <strong>De</strong> terechtstelling <strong>van</strong> de<br />

koning bijvoorbeeld, heeft echt zo plaatsgevonden en ook koningin Marie-Antoinette<br />

is zo triest aan haar einde gekomen als in het boek wordt beschreven.<br />

Behalve naar zulke historische feiten, heeft <strong>Simone</strong> <strong>van</strong> <strong>der</strong> <strong>Vlugt</strong> ook on<strong>der</strong>zoek<br />

gedaan naar het dagelijks leven in die tijd. Haar informatie over het leven in de<br />

ge<strong>van</strong>genis heeft ze bijvoorbeeld gebaseerd op een boek met brieven en dagboek­<br />

fragmenten <strong>van</strong> edelen die tijdens de Franse Revolutie in de ge<strong>van</strong>ge(lis zaten te<br />

wachten tot ze aan de beurt waren voor de <strong>guillotine</strong>. Door die brieven kon ze begrij­<br />

pen hoe het er aan toe ging in die ge<strong>van</strong>genissen. Wat mensen aten, hoe de cipiers<br />

heetten en welke ontsnappingspogingen er werden gedaan.<br />

Kritieken<br />

Net als de an<strong>der</strong>e historische jeugdromans <strong>van</strong> <strong>Simone</strong> <strong>van</strong> <strong>der</strong> <strong>Vlugt</strong>, is ook <strong>De</strong> guil­<br />

lotine goed ont<strong>van</strong>gen.<br />

Zowel door volwassenen- als jeugdjury's wordt het zeer gewaardeerd. En in de<br />

Drentse en Groningse dagbladen stond bijvoorbeeld: '<strong>De</strong> <strong>guillotine</strong>' is werkelijk een<br />

prachtig boek. Een boeiend verhaal dat speelt in een interessante tijd, leidt je op de<br />

leukste manier door een geschiedenisverhaal en een verhaal over liefde en vriend­<br />

schap.'<br />

Ook Jan Staes is enthousiast in het tijdschrift Leesidee <strong>van</strong> juli 1999. Hij is er <strong>van</strong><br />

overtuigd dat heel wat lezers het boek prachtig zullen vinden, maar hij vindt het jam­<br />

mer dat je bijvoorbeeld over de gevoelens <strong>van</strong> de personages weinig te weten komt:<br />

'Hoe voelt het als een arme moe<strong>der</strong> er opeens een aristocratische dochter bijkrijgt?<br />

En wat denkt een jonge revolutionair die op de vijand verliefd wordt? Als lezer kun je<br />

je allerlei bedenkingen maken, <strong>van</strong> de auteur kom je het niet te weten .. .'<br />

www.boektoppers.nl<br />

190

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!