20.09.2013 Views

Atmosferische plasmabehandeling van textiel ... - Hogeschool Gent

Atmosferische plasmabehandeling van textiel ... - Hogeschool Gent

Atmosferische plasmabehandeling van textiel ... - Hogeschool Gent

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Hogeschool</strong> <strong>Gent</strong><br />

Plasma: vierde aggregatietoestand voor het 'droog' en 'proper' voorbehandelen en<br />

Van Hove, Tom<br />

Published in:<br />

UNITEX. Tweemaandelijks Tijdschrift voor de Textielindustrie<br />

Publication date:<br />

2003<br />

Link to publication<br />

Citation for pulished version (APA):<br />

Van Hove, T. (2003). Plasma: vierde aggregatietoestand voor het 'droog' en 'proper' voorbehandelen en<br />

veredelen <strong>van</strong> <strong>textiel</strong> - Onderzoeksresultaten deel 1. UNITEX. Tweemaandelijks Tijdschrift voor de<br />

Textielindustrie, (6), 8-15<br />

General rights<br />

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners<br />

and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.<br />

• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research.<br />

• You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain<br />

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal ?<br />

Take down policy<br />

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately<br />

and investigate your claim.<br />

Download date: 26. jul. 2013


3ODVPD YLHUGH DJJUHJDWLHWRHVWDQG YRRU KHW µGURRJ<br />

HQ µSURSHU YRRUEHKDQGHOHQ HQ YHUHGHOHQ YDQ WH[WLHO<br />

Tom Van Hove<br />

<strong>Hogeschool</strong> <strong>Gent</strong>, CTO - TO2C<br />

Voskenslaan 362 – B-9000 <strong>Gent</strong><br />

e-mail: Tom.Vanhove@hogent.be<br />

,QOHLGLQJ<br />

Gedurende januari 2002 – december 2004 wordt het HOBU-project “Plasma: vierde<br />

aggregatietoestand voor het ‘droog’ en ‘proper’ voorbehandelen en veredelen <strong>van</strong> <strong>textiel</strong>”<br />

uitgevoerd. In Unitex nr. 2 <strong>van</strong> jaargang 2003 is reeds een artikel verschenen waarin een<br />

overzicht wordt gegeven <strong>van</strong> de atmosferische plasmasystemen waarover het TO2C beschikt,<br />

nl. Corona, plasma toorts en WASKO. In dit artikel worden de principewerking <strong>van</strong> deze<br />

toestellen beschreven samen met hun implementatiemogelijkheden in en hun potentiële<br />

voordelen t.o.v. de klassieke <strong>textiel</strong>processen. De onderstaande publicatie heeft als doel de<br />

eerste onderzoeksresultaten weer te geven betreffende integratie <strong>van</strong> de drie hierboven<br />

aangehaalde plasmasystemen in bestaande <strong>textiel</strong>toepassingen.<br />

&RURQD DSSOLFDWLH YLROHW PHGLXP YRRU HFRQRPLVFK HQ<br />

HFRORJLVFK VXFFHV<br />

'H WHFKQLHN &RURQD<br />

Bij Corona behandeling wordt het <strong>textiel</strong> getransporteerd door een behandelingsstation<br />

dat voorzien is <strong>van</strong> twee hoogspanningselektroden en <strong>van</strong> een tegenelektrode (d.i. een geaarde<br />

wals). Door het opwekken <strong>van</strong> een hoogspanning wordt de aangezogen omgevingslucht<br />

geïoniseerd, waardoor een atmosferisch plasma ontstaat. Het is een geheel <strong>van</strong> actieve en<br />

niet-actieve componenten: elektronen, radicalen, fotonen, ionen,… Bij inwerking <strong>van</strong> het<br />

opgewekte plasma op <strong>textiel</strong> zijn een aantal effecten te onderscheiden. Het belangrijkste is de<br />

inbouw <strong>van</strong> nieuwe functionaliteiten (lees: hydrofiele groepen) aan gecreëerde actieve<br />

plaatsen. Daarnaast ontstaat een etsing op micro- of zelfs nanoschaal <strong>van</strong> het oppervlak.<br />

Door inwerking <strong>van</strong> het plasma ondergaat het substraat bovendien een fijnreiniging. Zeer<br />

belangrijk is dat al deze effecten slechts topochemisch gebeuren. Dat brengt met zich mee dat<br />

de hydrofiliteit <strong>van</strong> het substraat sterk stijgt en dat de bulkeigenschappen <strong>van</strong> het <strong>textiel</strong><br />

(treksterkte, elasticiteit, greep, scheurweerstand,…) niet of nauwelijks beïnvloed worden. De<br />

functionalisering <strong>van</strong> het oppervlak opent nieuwe mogelijkheden in het oplossen <strong>van</strong><br />

bestaande problemen in de <strong>textiel</strong>sector. Een aantal hier<strong>van</strong> worden hieronder beschreven.<br />

7RHSDVVLQJVPRJHOLMNKHGHQ YDQ &RURQD<br />

,QYORHG RS KHW YHUIJHGUDJ<br />

De specifieke eigenschappen <strong>van</strong> microweefsels zijn genoegzaam bekend: water- en<br />

winddicht, comfortabel want ademend. Zoals de naam laat vermoeden zijn deze weefsels


opgebouwd uit microfijne filamenten (< 1dTEXpf). Naar verfgedrag toe heeft dat belangrijke<br />

consequenties. Door de microfijne structuur hebben deze weefsels een zeer groot specifiek<br />

oppervlak in vergelijking met de klassieke weefsels. Dat leidt er toe dat om een bepaalde<br />

kleurdiepte te bekomen een veelvoud aan kleurstof moet worden aangeverfd (cfr wet <strong>van</strong><br />

Lambert-Beer) in vergelijking met de klassiek gebruikte garens. Diepe tinten zoals marine en<br />

zwart zijn hierdoor echter zo goed als onbereikbaar. Microweefsels linken aan<br />

plasmatechnieken is een logische denkpiste: microweefsels met hun zeer groot specifiek<br />

oppervlak sluiten nauw aan bij de zuiver topochemisch werkende plasma systemen. De<br />

navenante stijging <strong>van</strong> de hydrofiliteit door toepassing <strong>van</strong> een <strong>plasmabehandeling</strong> op<br />

microweefsels kan mogelijks het optrekken <strong>van</strong> de kleurstof op de vezel verbeteren. Er kan<br />

immers een betere interactie ontstaan tussen substraat en verfvlot. Indien dat het geval is, kan<br />

er sneller geverfd worden én zijn diepe tinten beter haalbaar.<br />

Een aantal richtinggevende testen zijn in dit kader uitgevoerd. Zo zijn er atmosferische<br />

(Corona) en vacuüm (Europlasma) plasma behandelingen uitgevoerd op polyester en<br />

polyamide microweefsels. Telkens wordt een scherpe stijging <strong>van</strong> de hydrofiliteit vastgesteld.<br />

In tabel 1 worden de hydrofiliteitswaarden opgenomen. De tijd t stemt overeen met de<br />

benodigde tijd voor volledige uitspreiding <strong>van</strong> een druppel <strong>van</strong> een 10 % glucose-oplossing.<br />

De hoogte H is de opstijghoogte <strong>van</strong> een bepaalde kleurstofoplossing gedurende 40 seconden.<br />

Bepaling <strong>van</strong> de oppervlaktespanning is een problematische aangelegenheid in geval <strong>van</strong><br />

<strong>textiel</strong>. Voor vlakke substraten zonder porositeiten zoals plastics wordt vaak de 8QLRQ<br />

&DUELGH test toegepast. Hierbij wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> een reeks <strong>van</strong> testvloeistoffen met<br />

variërende oppervlaktespanning. Uitstrijken <strong>van</strong> deze testvloeistoffen en beoordeling <strong>van</strong> het<br />

bijhorende vloeigedrag laten toe de oppervlaktespanning te bepalen. Op <strong>textiel</strong> is dat<br />

gecompliceerder aangezien capillariteit naast de eigenlijke oppervlaktespanning <strong>van</strong> het<br />

<strong>textiel</strong> een belangrijke rol speelt. Hier is er voor geopteerd de oppervlaktespanning te bepalen<br />

aan de hand <strong>van</strong> een reeks testvloeistoffen met gekende oppervlaktespanning. Steeds wordt er<br />

bepaald <strong>van</strong> welke vloeistof een druppel na vijf seconden helemaal uitgespreid is. Aan de<br />

oppervlaktespanning <strong>van</strong> het <strong>textiel</strong> wordt dan een waarde toegekend die gelegen is tussen de<br />

oppervlaktespanning <strong>van</strong> deze testvloeistof én de oppervlaktespanning <strong>van</strong> de testvloeistof die<br />

zich net hoger bevindt in de reeks, maar geen bevochtiging geeft binnen de vijf seconden.<br />

Het <strong>textiel</strong>substraat wordt immers pas bevochtigd wanneer de oppervlaktespanning <strong>van</strong> het<br />

substraat groter is dan de oppervlaktespanning <strong>van</strong> de vloeistof.<br />

VXEVWUDDW SODVPDEHKDQGHOLQJ WLMG W KRRJWH + RSS VS<br />

3(6 PLFUR blanco staal = geen plasma 6’ 0,6 cm < 30 mN/m<br />

ZHHIVHO atmosferisch: Corona 30" 0,9 cm 60 - 65 mN/m<br />

vacuüm 20" 3,9 cm 73 - 82 mN/m<br />

3$ PLFUR blanco staal = geen plasma 12' 0,8 cm 30 - 35 mN/m<br />

ZHHIVHO Atmosferisch: Corona 1' 05" 1,6 cm 35 - 41 mN/m<br />

vacuüm 1' 2,4 cm 41 - 46 mN/m<br />

Tabel 1: Invloed <strong>van</strong> <strong>plasmabehandeling</strong>en op de hydrofiliteit <strong>van</strong> microweefsels<br />

Uit tabel 1 is af te leiden dat de stijging <strong>van</strong> de hydrofiliteit groter is bij een vacuüm plasma<br />

behandeling in vergelijking met &RURQD WUHDWPHQW. Dat is logisch: een vacuümbehandeling<br />

wordt tweezijdig uitgevoerd en de inwerkingsduur <strong>van</strong> het plasma is merkelijk langer.<br />

Na de beide <strong>plasmabehandeling</strong>en op het polyamide en polyester microweefsel zijn<br />

discontinue verfproeven uitgevoerd. Niettegenstaande de stijging <strong>van</strong> de hydrofiliteit kan<br />

zowel voor polyamide als polyester geen verandering in het verfgedrag worden vastgesteld.<br />

Zo blijven verfkarakteristieken als egaliteit, doorverving, verfsnelheid en verfrendement


ongewijzigd. Voor de volledigheid zijn identieke proeven uitgevoerd op klassieke polyester<br />

en polyamide weefsels. Hierbij is logischerwijze ook geen verandering in het discontinu<br />

verfgedrag vast te stellen. De klassieke weefsels hebben immers een merkelijk kleiner<br />

specifiek oppervlak dan de microweefsels. Plasma behandeling is dan ook minder effectief.<br />

Wanneer er wordt teruggegaan tot de basisbeginselen <strong>van</strong> het verven is een gelijkblijvend<br />

verfgedrag na het uitvoeren <strong>van</strong> een plasma behandeling te verklaren. De uitgeteste plasma<br />

behandelingen op polyester etsen het oppervlak en bouwen hydrofiele groepen in aan dit<br />

oppervlak. Hierdoor stijgt de hydrofiliteit sterk. Polyester wordt geverfd bij pH-waarden <strong>van</strong><br />

4,5 – 5 met dispersie kleurstoffen. Dat zijn kleurstoffen die geen ioniseerbare groepen<br />

bevatten. Oplading <strong>van</strong> de topochemisch ingebouwde hydrofiele groepen door plasma<br />

behandeling op polyester zal dus geen rechstreekse invloed hebben op de ladingsloze<br />

dispersie kleurstoffen. Adsorptie <strong>van</strong> de dispersie kleurstof aan polyester zal dan ook niet<br />

beïnvloed worden door de ingebouwde polaire groepen. De etsing <strong>van</strong> het oppervlak kan dat<br />

mogelijk wél. Een ander verfgedrag is hier echter niet vastgesteld. Vermoedelijk wordt de<br />

adsorptie <strong>van</strong> de kleurstof dus niet gewijzigd. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat<br />

diffusie en fixatie <strong>van</strong> de kleurstof in de vezel worden gewijzigd. Bij polyester wordt er<br />

doorgaans discontinu geverfd bij 130°C. Dat is ruimschoots boven de glastemperatuur <strong>van</strong><br />

80°C, waardoor de polyester vezel zich opent. Hierdoor kunnen de dispersie kleurstoffen in<br />

de vezel solubiliseren. Topochemische functionalisatie <strong>van</strong> het polyesterweefsel wijzigt het<br />

fundamentele verfproces dan ook niet.<br />

Bij polyamide is de zaak iets complexer aangezien oplaadbare groepen een belangrijke impact<br />

kunnen hebben op het verfproces. De hier uitgevoerde vervingen zijn in zuur milieu<br />

uitgevoerd. De door plasma ingebouwde groepen zullen vermoedelijk tot een positieve<br />

nettolading leiden. Zo zullen bijvoorbeeld de COOH-groepen niet geïoniseerd zijn en zullen<br />

de NH2-groepen positief opgeladen zijn. Deze positieve oplading leidt tot een grotere<br />

aantrekking <strong>van</strong> de negatieve zure kleurstoffen, waardoor er sneller kan geverfd worden. Hier<br />

wordt echter geen verhoging <strong>van</strong> de verfsnelheid vastgesteld. De oplading <strong>van</strong> de door<br />

plasma geïnduceerde groepen is dus waarschijnlijk verwaarloosbaar. Adsorptie, diffusie en<br />

fixatie <strong>van</strong> de kleurstoffen blijven theoretisch gezien ongewijzigd.<br />

Het gelijkblijvend verfgedrag ondanks plasma behandeling hoeft geen eindpunt te zijn<br />

voor plasma-applicatie op gebied <strong>van</strong> verven. Zo mag niet uit het oog verloren worden dat<br />

het steeds gaat om labovervingen. Dat betekent dat er wordt uitgegaan <strong>van</strong> ideale<br />

verfcondities die bij industriële applicatie niet gelden. Niet alle substraten zijn even goed<br />

bevochtigbaar en bij continu applicaties komt er een belangrijke tijdsrestrictie bij. Polyester<br />

gordelriemen bijvoorbeeld worden momenteel continu geverfd met dispersie kleurstoffen<br />

volgens het pad thermosol-procédé aan hoge snelheden. Deze snelheden reiken gemakkelijk<br />

boven 80 m/min. De hoge snelheden in combinatie met de structuur <strong>van</strong> de gordelriemen (2<br />

mm dikte) zorgen ervoor dat het verfgedrag problematisch is. Zo zijn doorverving en egaliteit<br />

vaak onvoldoende. Piloottesten hebben aangetoond dat een voorafgaandelijke plasma<br />

behandeling (Corona of toorts) leidt tot een hydrofieler substraat en een navenant egalere<br />

verving. In figuur 1 wordt een visuele impressie gegeven <strong>van</strong> geverfde stalen zonder en mét<br />

plasma voorbehandeling.


Figuur 1: Verbetering <strong>van</strong> de egaliteit door plasma behandeling bij continu verven<br />

Plasma behandeling als een voor- of nabehandeling bij het verven kan een manier zijn<br />

om GLIIHUHQWLDO G\HLQJ effecten te bekomen. Creatief omspringen met plasma technologie<br />

moet zeker nieuwe mogelijkheden kunnen creëren. Verschillende invalshoeken zijn hierbij<br />

mogelijk. Zo kunnen met een Corona of toortsbehandeling selectief eerder aangebrachte<br />

chemicaliën verwijderd worden. Denken we bijvoorbeeld aan de klassiek gebruikte<br />

chemicaliën in de <strong>textiel</strong>industrie zoals zouten, alkali, zuren, reductiemiddelen of<br />

fluorkoolwaterstoffen. Via vacuümtechnologie is het reeds mogelijk aminogroepen in te<br />

bouwen op verschillende <strong>textiel</strong>substraten. Toorts- of WASKO-behandelingen met geschikte<br />

stikstofgassen moeten dat theoretisch gezien ook kunnen. Deze denkpiste kan uitgewerkt<br />

worden als een soort voorbehandeling <strong>van</strong> <strong>textiel</strong> bij het verven met zure kleurstoffen wat<br />

mogelijk leidt tot specialiteitseffecten. Plasma technologie heeft niet alleen de potentie om<br />

geïntegreerd te worden in verfprocessen. Ook in druktoepassingen zijn er mogelijkheden.<br />

Denken we bijvoorbeeld aan de hechting <strong>van</strong> bedrukkingen en de doordringdiepte <strong>van</strong><br />

drukpasta’ s in poolweefsels.


(OLPLQDWLH YDQ QDWPDNHUV<br />

Natmakers zijn universeel gebruikte hulpmiddelen bij discontinue en continue<br />

processen. Ze verlagen de oppervlaktespanning <strong>van</strong> het vlot waardoor <strong>textiel</strong>substraten op<br />

een afdoende wijze bevochtigd worden. Indien het <strong>textiel</strong> op een continue wijze hydrofoob of<br />

oleofoob gemaakt wordt, kan de gebruikte natmaker achterblijven op het substraat. Daardoor<br />

ontstaat een negatieve invloed op het water- of olie-afstotend vermogen. De bedoeling is de<br />

natmaker in het foulardbad te elimineren door voor het foularderen een Corona behandeling<br />

toe te passen op het <strong>textiel</strong>. Door zo’ n bestraling stijgt immers de hydrofiliteit <strong>van</strong> het<br />

substraat, waardoor de vlotopname normaliter ook beter moet verlopen. In een eerste fase<br />

wordt nagegaan of de natmaker kan geëlimineerd worden door vooraf te gaan bestralen.<br />

Nadien wordt de invloed <strong>van</strong> verschillende types natmakers én <strong>van</strong> een Corona-behandeling<br />

nagegaan bij een oleofobering.<br />

2QGHU]RHN YDQ GH VXEVWLWXHHUEDDUKHLG YDQ GH QDWPDNHU LQ KHW IRXODUGEDG GRRU<br />

YRRUDIJDDQGHOLMN HHQ &RURQD EHKDQGHOLQJ WRH WH SDVVHQ<br />

Als basisgrondstof wordt gewerkt met ecru katoen, omdat dit een slechte vlotopname<br />

vertoont bij foularderen. Om een referentie te creëren wordt dit ecru katoen gefoulardeerd<br />

met zacht water. De pick-up wordt bij verschillende snelheden, maar bij eenzelfde druk,<br />

vastgesteld. Nadien wordt ecru katoen op eenzelfde wijze gefoulardeerd, maar aan het<br />

foulardbad wordt supplementair een standaardhoeveelheid natmaker toegevoegd. De<br />

mogelijke substitutie <strong>van</strong> de natmaker door eerst een Corona-behandeling uit te voeren wordt<br />

nagegaan door ecru katoen eens eenzijdig en eens tweezijdig te bestralen. De pick-ups<br />

worden dan opnieuw opgetekend bij de verschillende foulardsnelheden. In tabel 2 worden de<br />

resultaten weergegeven.<br />

VQHOKHLG<br />

IRXODUG<br />

SLFN XS HFUX<br />

NDWRHQ IRXODUGHUHQ<br />

PHW ZDWHU<br />

SLFN XS HFUX<br />

NDWRHQ IRXODUGHUHQ<br />

PHW<br />

ZDWHU QDWPDNHU<br />

SLFN XS HFUX<br />

NDWRHQ &RURQD<br />

HHQ]LMGLJ N:<br />

IRXODUGHUHQ PHW<br />

ZDWHU<br />

SLFN XS HFUX<br />

NDWRHQ &RURQD<br />

WZHH]LMGLJ N:<br />

IRXODUGHUHQ PHW<br />

ZDWHU<br />

10 m/min 39,94% 57,24% 63,39% 64,25%<br />

20 m/min 38,41% 53,30% 61,73% 62,16%<br />

30 m/min 36,10% 47,40% 53,27% 61,68%<br />

Tabel 2: Eliminatie natmaker door een Corona-behandeling<br />

9DVWVWHOOLQJHQ<br />

Door ecru katoen te behandelen met Corona neemt de hydrofiliteit sterk toe.<br />

Vetten/wassen worden immers gedeeltelijk verwijderd én er gebeurt een inbouw <strong>van</strong><br />

hydrofiele groepen aan het oppervlak <strong>van</strong> het substraat. Hierdoor stijgt de pick-up sterk bij<br />

het foularderen. Deze wordt zelfs groter dan bij het gebruik <strong>van</strong> een natmaker in het<br />

foulardbad. De bestraling tweezijdig uitvoeren heeft weinig zin: door een eenzijdige<br />

behandeling stijgt de hydrofiliteit reeds voldoende.<br />

Uit het voorgaande is af te leiden dat een natmaker te ver<strong>van</strong>gen is door een gepaste<br />

Corona behandeling. Dat kan zowel gebeuren op niveau <strong>van</strong> voorbehandelen, verven en<br />

appreteren. Een dergelijk concept kan probleemoplossend werken. Nu is men soms<br />

genoodzaakt voor het hydro- of oleofoberen een wasproces toe te passen om restanten <strong>van</strong><br />

natmakers afkomstig <strong>van</strong> andere processen te verwijderen, ten einde een goed water- of olie-


afstotend effect te bekomen. Deze extra bewerking wordt overbodig als de natmaker<br />

ver<strong>van</strong>gen kan worden door een bestraling. Dat leidt tot een besparing <strong>van</strong> water, energie en<br />

natuurlijk ook <strong>van</strong> de natmaker zelf.<br />

&RURQD EHKDQGHOLQJ HQ GH LQYORHG YDQ YHUVFKLOOHQGH W\SHV QDWPDNHUV ELM<br />

ROHRIREHUHQ<br />

Als grondstof wordt voorbehandeld katoen gebruikt, waarop steeds 1% of 2%<br />

fluorkoolwaterstof-dispersie wordt geappreteerd. De variërende parameter is het al of niet<br />

gebruiken <strong>van</strong> een bepaald type natmaker. Als referenties worden stalen gemaakt waarop de<br />

twee percentages fluorcarbons zijn aangebracht, en waarbij geen natmaker wordt gebruikt.<br />

Daarnaast worden stalen aangemaakt waarbij eens een hittestabiele en eens een niethittestabiele<br />

natmaker worden gebruikt bij het foularderen. Isopropanol als natmaker is een<br />

ander uitgetest alternatief. De niet-hittestabiele natmaker gecombineerd met fluorcarbons en<br />

een extender wordt voor de volledigheid ook uitgeprobeerd. Ten slotte worden op tweezijdig<br />

bestraald katoen de twee hoeveelheden fluorkoolwaterstoffen toegepast. Het bekomen<br />

oleofoob effect wordt steeds beoordeeld via de AATCC Test Method 18. Hierbij wordt<br />

gebruik gemaakt <strong>van</strong> acht verschillende koolwaterstoffen met afnemende<br />

oppervlaktespanning. Deze vloeistoffen krijgen een AATCC-graad <strong>van</strong> 1 tot en met 8. Hoe<br />

groter de bekomen graad, hoe beter het olie-afstotend vermogen. In tabel 3 worden de<br />

resultaten weergegeven.<br />

3URHI ) .:6 ) .:6<br />

geen natmaker 2 6<br />

hittestabiele natmaker


werken aan het oppervlak <strong>van</strong> het substraat, waar zij de door Corona ingebouwde hydrofiele<br />

groepen ‘maskeren’ . Bovendien is de stijging <strong>van</strong> de hydrofiliteit <strong>van</strong> zo’ n bestraling slechts<br />

tijdelijk. Bestralen dient zich dus aan als een volwaardig alternatief voor het gebruik <strong>van</strong> een<br />

natmaker.<br />

&RURQD EHKDQGHOLQJ WHU RQGHUVWHXQLQJ YDQ FRDWLQJ HQ ODPLQHHUSURFHVVHQ<br />

6LWXHULQJ<br />

Er wordt steeds meer gebruik gemaakt <strong>van</strong> allerlei nieuwe polymeren. Deze<br />

polymeren hebben vaak een gebrek aan polaire groepen en beschikken dan ook over een<br />

navenante lage oppervlaktespanning. Dat levert onvermijdelijk problemen op bij de hechting<br />

<strong>van</strong> de klassieke coatings op deze substraten. Bovendien kunnen allerlei al of niet<br />

gemigreerde additieven en contaminanten beperkend optreden: smeermiddelen,<br />

spinensimages, anti-oxidantia, vetten en wassen,... Bekende voorbeelden zijn de polyolefines<br />

(polyetheen en polypropeen). Deze interessante (want goedkope) polymeren hebben een<br />

uitgesproken apolair karakter door het ontbreken <strong>van</strong> hydrofiele groepen. Zonder specifieke<br />

behandeling zijn deze materialen moeilijk of zelfs helemaal niet te coaten. Een elegante<br />

manier om ze een goed adhesievermogen te bezorgen is het toepassen <strong>van</strong> een<br />

<strong>plasmabehandeling</strong>. Momenteel zijn atmosferische plasmatechnieken state-of-the-art in de<br />

plasticindustrie. Corona’ s worden er veelvuldig ingezet om polymeren bedrukbaar,<br />

verlijmbaar, lakbaar,... te maken. De link met <strong>textiel</strong>producten is snel gemaakt. Het gaat<br />

hierbij immers om dezelfde polymeren, zij het in vezel-, filament- of weefselvorm. Deze<br />

andere verschijningsvorm heeft als voordeel dat het specifiek oppervlak véél groter is in<br />

vergelijking met plastic filmen. Het <strong>textiel</strong>polymeer kan dus optimaal interageren met het<br />

topochemisch werkende plasma. Daarnaast is het een belangrijke vaststelling dat hechting<br />

zich afspeelt op het oppervlak <strong>van</strong> het <strong>textiel</strong>materiaal.<br />

Plasma behandelingen zijn uitstekende voorbehandelingen voor een daaropvolgend<br />

coatingproces, en dit om verschillende redenen:<br />

Er gebeurt een inbouw <strong>van</strong> hydrofiele groepen aan het oppervlak bij plasma<br />

behandeling. Deze IXQFWLRQDOLVHULQJ speelt in op de fysico-chemische adhesie tussen<br />

coating en substraat.<br />

Er gebeurt een HWVLQJ op micro- of zelfs nanoschaal <strong>van</strong> het behandelde substraat. De<br />

etsing ontstaat doordat het inwerkende plasma polymeerketens aan het oppervlak<br />

doorbreekt, waardoor ze loskomen <strong>van</strong> het substraat. Deze etsing is anisotroop, dus<br />

onregelmatig. Belangrijk is dat enkel het oppervlak wordt geëtst, de bulkeigenschappen<br />

blijven in principe ongewijzigd. In figuur 2 wordt een geëtst oppervlak <strong>van</strong> een PP-vezel<br />

voorgesteld. De etsing bevordert vooral de mechanische adhesie: er ontstaan extra<br />

hechtingspunten, of nog het contactoppervlak coating-substraat stijgt sterk.


Figuur 2: Etsing <strong>van</strong> polypropyleen voor (links) en na (rechts) een atmosferische <strong>plasmabehandeling</strong><br />

Door plasma behandeling gebeurt er een RSSHUYODNWHUHLQLJLQJ. Voor adhesie<br />

belemmerende stoffen zoals spinensimages, smeermiddelen, anti-oxidantie,... worden<br />

selectief geëlimineerd.<br />

Door een plasma voorbehandeling stijgt de bevochtigingbaarheid <strong>van</strong> het substraat.<br />

&RDWLQJV GULQJHQ ELMJHYROJ GLHSHU GRRU LQ KHW VXEVWUDDW en hechten er dus beter mee.<br />

3RVLWLHYH LQYORHG YDQ &RURQD RS DGKHVLH NDUDNWHULVWLHNHQ<br />

Wanneer polyethyleen of polypropyleen weefsels worden gecoat, treedt er vaak een<br />

onvoldoende hechting op tussen coating en substraat. Dat wordt vooral veroorzaakt door de<br />

apolaire natuur <strong>van</strong> deze materialen. Nog aanwezige spin finishes kunnen ook beperkend<br />

optreden. Daarbij komt dat de aangebrachte coatings niet optimaal te fixeren zijn aangezien<br />

PE en PP niet thermostabiel zijn bij hogere temperaturen. Bovendien beschikt niet iedereen in<br />

de industrie over een voldoend lange fixeerlijn, waardoor de aangebrachte coatings dan te<br />

kortstondig worden gecured. In deze studie is industrieel uitgetest of een Corona<br />

voorbehandeling de adheerbaarheid <strong>van</strong> polyacrylaat en polyurethaan coatings op ruw PEweefsel<br />

kan bewerkstelligen. Omwille <strong>van</strong> de hierboven aangehaalde redenen is de hechting<br />

<strong>van</strong> deze coatings zonder voorbehandeling ruim onvoldoende. Door echter een Corona<br />

voorbehandeling toe te passen op het PE-weefsel stijgt de adheerbaarheid markant. Bij het<br />

uitvoeren <strong>van</strong> genormaliseerde afpeltesten (DIN 54 310: Trennung von fixiertem Einlagestoff<br />

vom Oberstoff) wordt bijvoorbeeld vastgesteld dat de gemiddelde afpelkracht verhoogt <strong>van</strong><br />

3,872 N tot 35,431 N, in het geval <strong>van</strong> een PUR-coating. En dat enkel door een eenvoudige<br />

Corona voorbehandeling.<br />

<strong>Atmosferische</strong> plasma behandelingen zijn niet alleen interessant voor<br />

coatingprocessen. Ook in het geval <strong>van</strong> lamineren zijn er mogelijkheden. De hieronder<br />

beschreven test bevestigt dat laminaten beter te hechten zijn op substraten door een<br />

voorafgaandelijke Coronisatie. In deze test wordt een PE-folie via een acrylaatlijm verlijmd<br />

op een PP-weefsel. De invloed <strong>van</strong> een &RURQD WUHDWPHQW wordt nagegaan door afwissend het<br />

PP-weefsel, de PE-folie of beide materialen te coroniseren. De positieve impact op de<br />

adhesie <strong>van</strong> de folie op het weefsel is aangetoond door afpeltesten uit te voeren. De resultaten<br />

worden voorgesteld in onderstaande tabel.<br />

VWDDO JHP DISHONUDFKW<br />

blanco = geen Corona 0,903N<br />

enkel Corona op PP-weefsel 4,236 N<br />

enkel Corona op PE-folie 3,479 N<br />

Corona op PP-weefsel en op PE-folie 6,327 N<br />

Tabel 4: Afpeltesten bij lamineren <strong>van</strong> PE-folie op PP-weefsel


Uit tabel 4 is af te leiden dat Corona behandelingen op de folie of op het weefsel de adhesie<br />

ten goede komen. Het beste resultaat wordt dan ook bekomen wanneer zowel de folie als het<br />

weefsel gecoroniseerd worden.<br />

Door creatief om te springen met de bestaande plasmasystemen kunnen<br />

adhesiekarakteristieken merkelijk verbeteren. Zo bestaat er de mogelijkheid om een aantal<br />

plasma toortsen naast elkaar te installeren. Deze toortsen kunnen intermittent toegepast<br />

worden op substraten als een soort voorbehandeling voor een daaropvolgend coating- of<br />

lamineerproces. Hiermee wordt beoogd sterke plaatselijke verankeringspunten in te bouwen<br />

voor de coating of het laminaat. Dit systeem fungeert dan als een soort extra puntcoating<br />

binnen een bestaande hechtingsstructuur.


3ODVPD WRRUWV<br />

+HW FRQFHSW SODVPD WRRUWV<br />

In het geval <strong>van</strong> de plasma toorts worden een generator, een hoogspanningstrans-<br />

formator en een sproeikop gebruikt. De ontlading gebeurt in de sproeikop en het hierbij<br />

gecreëerde plasma wordt via perslucht naar buiten gevoerd. Door de sproeikop te laten<br />

roteren wordt een effectieve behandelingsbreedte <strong>van</strong> 3 cm bekomen. Door twee dergelijke<br />

koppen op een roterende schijf te plaatsen kan de behandelingsbreedte opgedreven worden tot<br />

een tiental cm. Een aantal <strong>van</strong> die schijven naast elkaar plaatsen maakt <strong>plasmabehandeling</strong> op<br />

industriële breedtes mogelijk<br />

De plasma toorts is een compact en eenvoudig te manipuleren toestel, waarbij voor<br />

een goede werking drie zaken vereist zijn: een aansluiting op netspanning (230 V), perslucht<br />

(4 bar) en een afzuiging. Door zijn karakteristieken is het toestel eenvoudig in bestaande in<br />

line systemen te integreren.<br />

De plasma behandeling met een bepaalde toorts gebeurt bij een snelheid <strong>van</strong> 6 tot 120<br />

m/min. De toegepaste snelheid hangt af <strong>van</strong> de afstand tot en de dikte <strong>van</strong> het substraat. De<br />

afstand tot het substraat kan 1 tot 4 cm bedragen, maar ligt meestal tussen 1 en 2 cm. Bij<br />

gebruik <strong>van</strong> een batterij roterende toortsen kan tot een breedte <strong>van</strong> 2 meter gewerkt worden,<br />

bij een snelheid <strong>van</strong> 50 m/min.<br />

7RHSDVVLQJVPRJHOLMNKHGHQ YDQ SODVPD WRRUWV RS WH[WLHO<br />

,QOHLGLQJ<br />

De plasma toortstechnologie wordt momenteel toegepast op glas, rubber, plasics,<br />

keramiek, composieten en metaal. Er kunnen driedimensionale vormen behandeld worden,<br />

aangezien het plasma ook in ruimtes kan binnendringen. Vaak wordt een toortsbehandeling<br />

uitgevoerd als een soort voorbehandeling voor een daaropvolgend kleef- of lakproces, dat ter<br />

verbetering <strong>van</strong> de adhesie. De belangrijkste effecten bij een toortsbehandeling zijn immers<br />

stijging <strong>van</strong> de hydrofiliteit door inbouw <strong>van</strong> polaire groepen aan het oppervlak, een reiniging<br />

én etsing op microschaal <strong>van</strong> dat oppervlak.<br />

Materialen zoals plastics, rubbers en stalen platen kennen een vlak en regelmatig<br />

oppervlak. Toortsbehandeling op deze materialen leidt dan ook in normale omstandigheden<br />

niet tot aantasting. Toortsbehandeling op <strong>textiel</strong> daarentegen is een delicater gegeven.<br />

Textiel kent immers een onregelmatige textuur en hoogteverschillen, wat leidt tot een groot<br />

specifiek oppervlak. Dit grote specifiek oppervlak in combinatie met het krachtige en<br />

energetische plasma opgewekt via de toorts leidt veel sneller tot beschadiging. Inderdaad, een<br />

onaangepaste toortsbehandeling op bijvoorbeeld polyesterweefsel leidt direct tot degradatie.<br />

In een eerste fase relaxeren de PES-filamenten. Bij een verdere aantasting zijn microscopisch<br />

al smeltdruppels waarneembaar. Een eenvoudige evaluatietechniek om eventuele<br />

vezelaantasting na te gaan is het uitvoeren <strong>van</strong> een kortstondige discontinue verving met<br />

dispersie kleurstoffen. De gerelaxeerde en gesmolten filamentdeeltjes nemen immers reeds<br />

bij lage verftemperaturen (90°C) veel kleurstof op i.t.t. niet aangetaste filamenten. In figuur 3<br />

wordt een microscopisch beeld weergegeven <strong>van</strong> een kortstondig geverfd PES-staal, dat door<br />

een voorafgaandelijke toortsbehandeling aangetast is. De gezwollen filamenten verven samen<br />

met de smeltdruppels diep rood aan. De onderliggende filamenten vertonen geen aanverving,<br />

wat erop wijst dat ze niet beschadigd zijn. Hieruit valt af te leiden dat de tussenafstand toortssubstraat<br />

bij toortsbehandeling op polyesterweefsel een kritische parameter is.


Figuur 3: Microscopisch beeld <strong>van</strong> een beschadigd PES-weefsel na<br />

toortsbehandeling én kortstondige verving<br />

De hierboven beschreven proef wijst op de nood aan een adequate instelling <strong>van</strong> de<br />

procescondities (snelheid substraat, afstand toorts – <strong>textiel</strong>, toegepast vermogen) bij<br />

toepassing <strong>van</strong> een plasma toorts op <strong>textiel</strong>materialen.<br />

6WLMJLQJ YDQ GH K\GURILOLWHLW VWDELOLWHLW YDQ KHW HIIHFW<br />

Door een passende toortsbehandeling (d.i. geen degradatie) toe te passen wordt <strong>textiel</strong><br />

gemodificeerd op een manier die goed vergelijkbaar is met een Corona behandeling.<br />

Vooreerst gebeurt er een inbouw <strong>van</strong> hydrofiele groepen, waardoor de hydrofiliteit en de<br />

adheerbaarheid <strong>van</strong> de behandelde substraten sterk stijgen. Daarnaast wordt het oppervlak<br />

<strong>van</strong> het materiaal geëtst en gereinigd.<br />

Om de stijging <strong>van</strong> de hydrofiliteit na te gaan samen met de permanentie er<strong>van</strong> zijn<br />

volgende proeven uitgevoerd. Op voorbehandeld polyester en polyamide weefsel zijn<br />

standaard toortsbehandelingen uitgevoerd. De hydrofiliteit <strong>van</strong> de bestraalde stalen is<br />

gekwantificeerd door bepaling <strong>van</strong> de tijd t benodigd voor opname <strong>van</strong> een standaard<br />

kleurstofdruppel. Deze bepaling is op geijkte tijdstippen gebeurd: direct na de bestraling, na<br />

0,5 h, na 3 h, na 1 dag, na 3 dagen, na 2 weken én na 1 maand. In de tussentijd worden de<br />

bestraalde stalen blootgesteld aan een normaalatmosfeer. Parallelle testen worden uitgevoerd<br />

op gecoroniseerde samples. In figuren 4 en 5 worden de resultaten grafisch weergegeven.


WLMG RSQDPH<br />

NOHXUVWRIGUXSSHO LQ<br />

PLQXWHQ<br />

6WDELOLWHLW SODVPD HIIHFW RS 3(6 ZHHIVHO<br />

GLUHFW QD<br />

K<br />

QD K QD<br />

GDJ<br />

Figuur 4: Stabiliteit plasma-effect op PES-weefsel<br />

WLMG RSQDPH NOHXUVWRIGUXSSHO<br />

LQ PLQXWHQ<br />

QD<br />

GDJHQ<br />

QD<br />

ZHNHQ<br />

WLMGVWLS EHSDOLQJ K\GURILOLWHLW QD EHVWUDOLQJ<br />

WRRUWV VWDQGDDUG WRRUWV VWDQGDDUG<br />

&RURQD JHHQ SODVPD<br />

6WDELOLWHLW SODVPD HIIHFW RS 3$ ZHHIVHO<br />

GLUHFW QD<br />

K<br />

QD K QD<br />

GDJ<br />

Figuur 5: Stabiliteit plasma-effect op PA-weefsel<br />

9DVWVWHOOLQJHQ<br />

QD<br />

GDJHQ<br />

WLMGVWLS EHSDOLQJ K\GURILOLWHLW<br />

QD<br />

ZHNHQ<br />

WRRUWV VWDQGDDUG WRRUWV VWDQGDDUG<br />

&RURQD JHHQ SODVPD<br />

QD<br />

PDDQG<br />

QD<br />

PDDQG<br />

Zowel een toorts- als een Corona behandeling leiden tot een stijging <strong>van</strong> de<br />

hydrofiliteit <strong>van</strong> het polyester weefsel. Dat wordt vooral veroorzaakt door de inbouw <strong>van</strong><br />

hydrofiele groepen aan het oppervlak. Het effect is echter <strong>van</strong> tijdelijke aard. Door een<br />

bestraald substraat in een normaalatmosfeer te brengen ontstaat er een geleidelijke ompoling


<strong>van</strong> de ingebouwde topochemische polaire groepen in de polymeermatrix. De<br />

omgevingslucht is immers een lage energiemedium. Een andere invloedsfactor is de migratie<br />

<strong>van</strong> vezeladditieven naar het oppervlak, waar ze het plasma-effect als het ware gaan<br />

maskeren. Het gevolg is dat er een langzame daling ontstaat <strong>van</strong> het geïnduceerde hydrofiele<br />

effect. Na een maand is het verschijnsel zo goed als verdwenen. Voor continue toepassingen<br />

is deze vaststelling minder rele<strong>van</strong>t. Bij discontinue applicaties kunnen er evenwel<br />

belangrijke distorties optreden. Het afnemend hydrofiel effect hoeft echter niet altijd<br />

beperkend te zijn. Bij toepassingen zoals foularderen krijgt het materiaal niet de tijd om zich<br />

opnieuw aan te passen. Bij bijvoorbeeld discontinue verfprocessen is dat wél het geval. De<br />

‘omgeklapte’ hydrofiele groepen krijgen in het hoge energiemedium water immers de tijd om<br />

zich opnieuw naar buiten te richten, zodat ze hun positieve werking opnieuw kunnen<br />

uitoefenen.<br />

Voor bestralingen <strong>van</strong> het polyamide weefsel kunnen dezelfde opmerkingen gemaakt<br />

worden als voor het polyester weefsel. De vermindering <strong>van</strong> de hydrofiliteit is bij het geteste<br />

PA-weefsel evenwel minder uitgesproken. Dat bevestigt het vermoeden dat de permanentie<br />

<strong>van</strong> het plasma-effect nauw samenhangt met het substraattype en zijn karakteristieken.<br />

Een permanente stijging <strong>van</strong> de hydrofiliteit creëren via (atmosferische)<br />

plasmatechnieken is een interessante optie. Denken we bijvoorbeeld aan de verbetering <strong>van</strong><br />

het zweettransport en het was- en droogvermogen. Via de Corona of de plasma toorts is<br />

permanentie niet of moeilijk haalbaar. De SODVPD WRUFK levert wel een sterk energetisch<br />

plasma dat de potentie heeft blijvende hydrofiele effecten te creëren. Op <strong>textiel</strong> ligt dat echter<br />

moeilijk aangezien de bijhorende applicatie met de plasma toorts het <strong>textiel</strong> in vele gevallen<br />

zal beschadigen. Op substraten zoals rubber en metaal valt deze limitatie wel weg.<br />

Een mogelijke oplossing om de daling <strong>van</strong> de hydrofiliteit tegen te gaan is de door plasma<br />

ingebouwde groepen verhinderen om om te polen door ze vast te zetten aan het oppervlak.<br />

Concreet kan dat misschien worden bewerkstelligd door een WASKO-behandeling (Corona +<br />

aërosol) met tensides.<br />

7RRUWVEHKDQGHOLQJHQ JHwQWHJUHHUG ELQQHQ YHUISURFHVVHQ<br />

Er zijn een aantal oriënterende proeven gebeurd betreffende de implementatie <strong>van</strong> de<br />

plasma toorts in discontinue verfprocessen. Zo zijn er standaard toortsbehandelingen<br />

uitgevoerd op klassieke polyester en polyamide weefsels en op hun equivalent in<br />

microweefselvorm evenals op ecru en voorbehandelde katoenweefsels. Niettegenstaande er<br />

door deze behandeling een stijging <strong>van</strong> de hydrofiliteit en een verruwing <strong>van</strong> het oppervlak<br />

ontstaan, blijft het discontinu verfgedrag ongewijzigd; en dat zowel naar verfsnelheid,<br />

verfrendement, egaliteit en doorverving toe. Om een maximale inwerking te hebben <strong>van</strong> het<br />

plasma zijn er ook toortsbehandelingen uitgevoerd op polyester-, polyamide- en katoengarens.<br />

Het verfgedrag wijzigt evenwel opnieuw niet.<br />

9HUZLMGHULQJ YDQ VSLQHQVLPDJHV GRRU SODVPDEHKDQGHOLQJHQ<br />

Het voorbehandelen <strong>van</strong> polyamide en polyester weefsels is gewoonlijk beperkt tot het<br />

verwijderen <strong>van</strong> spinensimages en/of sterkmiddelen (in water oplosbare polyesters of<br />

polyacrylaten). Momenteel gebeurt dat door een wasproces. In dit onderzoek is er nagegaan<br />

of deze voorbehandeling geheel of gedeeltelijk kan ver<strong>van</strong>gen worden door een atmosferische<br />

plasma behandeling. Indien dat mogelijk is, kan dat leiden tot een besparing <strong>van</strong> water<br />

(wasproces elimineren), energie (drogen na wasproces) en chemicaliën (wasmiddelen).


Economische en ecologische voordelen dienen zich dan aan. Spinensimages zorgen nu vaak<br />

voor problemen in allerlei processen. Zo kunnen spin finishes (of de restanten er<strong>van</strong>)<br />

aanleiding geven tot ongewenste dampen bij thermische processen (drogen, fixeren,<br />

textureren) of kunnen ze ingebakken worden. Daarnaast kunnen spinensimages limiterend<br />

optreden bij verfprocessen: anorganische substanties kunnen bevochtigingsproblemen<br />

veroorzaken of kunnen bovendrijven in bijvoorbeeld foulardbaden. Door hun apolair karakter<br />

kunnen spinensimages ook leiden tot hechtingsproblemen bij coating- of lamineerprocessen.<br />

De elimineerbaarheid <strong>van</strong> spin finishes wordt nagegaan door ecru polyester weefsel te<br />

bestralen met de Corona of de plasma toorts. Door extracties met petroleumether 40 – 60 C<br />

wordt de verwijderde hoeveelheid spinensimages bepaald. Daarnaast worden er ook<br />

extracties met methanol (polair solvent) uitgevoerd om de oxidatie <strong>van</strong> de spinensimages te<br />

onderzoeken. In onderstaande figuur worden de resultaten weergegeven.<br />

9HUZLMGHULQJ YDQ VSLQHQVLPDJHV GRRU DWPRVIHULVFK SODVPD<br />

¢¡ ¦<br />

¢¡¨¦<br />

¢¡¨¨¦<br />

¢¡¨¥§¦<br />

¢¡¨¦<br />

¢¡¨ ¦<br />

¢¡¤£¦<br />

¢¡¤£©¨¦<br />

¢¡¤£¢¥§¦<br />

© ©© <br />

§ © <br />

©<br />

©© <br />

©<br />

Figuur 6: Verwijdering <strong>van</strong> spinensimages door atmosferisch plasma<br />

9DVWVWHOOLQJHQ<br />

Zowel bij Corona als de plasma toorts gebeurt er een zekere verwijdering <strong>van</strong> de<br />

spinensimages. Het inwerkende plasma kan immers organische polymeren degraderen tot<br />

CO2, CO en water. De verwijdering is echter zo beperkt dat ze verwaarloosbaar is. Door<br />

extracties uit te voeren met methanol worden iets grotere hoeveelheden geëxtraheerd na<br />

plasma behandeling. Dat wijst erop dat door de uitgevoerde plasma behandelingen een zekere<br />

oxidatie <strong>van</strong> de spinensimages heeft plaatsgevonden. Deze oxidatie samen genomen met de<br />

minimale verwijdering <strong>van</strong> de spinensimages zal niettemin leiden tot een beter bevochtigbaar<br />

substraat. Wasprocessen voor de verwijdering <strong>van</strong> de ensimages kunnen daardoor theoretisch<br />

ingekort worden.<br />

De (te) beperkte verwijdering <strong>van</strong> spinensimages door atmosferische plasma<br />

behandelingen kan verklaard worden door een aantal redenen. Zo bestaat er vermoedelijk een


‘bereikbaarheidsprobleem’ tussen het opgewekte plasma en de spin finishes.<br />

Niettegenstaande het topochemisch werkende plasma min of meer fungeert als een gas kan<br />

het immers niet altijd optimaal interageren met spinensimages, die zich niet noodzakelijk op<br />

het oppervlak <strong>van</strong> het substraat bevinden. Spin finishes zijn doorgaans een heterogene<br />

samenstelling <strong>van</strong> organische verbindingen: vetzuren, vetzure esters, polyethers,… Plasma’ s<br />

zijn nu wel in staat polymeerkettingen te doorbreken, indien ze bereikbaar zijn voor het<br />

plasma én indien de ketenlengte <strong>van</strong> deze polymeren beperkt blijft. Verwijdering <strong>van</strong> spin<br />

finishes door plasma steunt immers op degradatie <strong>van</strong> deze finishes tot vluchtige<br />

degradatieproducten. De huidig gebruikte spin finish formulaties voldoen echter meestal niet<br />

aan deze voorwaarde. Dat er niettemin mogelijkheden zijn wordt bevestigd door<br />

onderstaande proef. Hierbij wordt op voorbehandeld katoen ongeveer 5% vetzuur<br />

gefoulardeerd. Nadien worden atmosferische plasma behandelingen toegepast. Via extracties<br />

met petroleumether 40 – 60 °C wordt de verwijderde hoeveelheid vetzuur bepaald. De<br />

resultaten worden voorgesteld in tabel 5.<br />

6WDDO YHW]XXU<br />

katoen: gefoulardeerd met vetzuur 4,90%<br />

katoen: gefoulardeerd met vetzuur; nadien: Corona 2,97%<br />

katoen: gefoulardeerd met vetzuur; nadien: plasma toorts 3,55%<br />

Tabel 5: Vetzuurpercentages voor en na bestralen<br />

Uit tabel 5 is af te leiden dat via een atmosferisch plasma een organische verbinding als<br />

vetzuur wel degelijk te verwijderen is. Bij een Corona behandeling is zelfs ongeveer de helft<br />

<strong>van</strong> het aangebrachte vetzuur elimineerbaar. Deze proef bevestigt twee hypotheses.<br />

Vooreerst zijn via atmosferisch plasma organische verbindingen te verwijderen, indien de<br />

ketenlengte beperkt is. Daarnaast moet de organische verbinding goed bereikbaar zijn voor<br />

het plasma (bij foularderen wordt het vetzuur vooral oppervlakkig aangebracht).


:$6.2 &RURQD PLQLPDOH DGG RQ<br />

Bij het WASKO-toestel is het mogelijk onmiddellijk na de Corona-activatie <strong>van</strong> het<br />

substraat een injectie uit te voeren <strong>van</strong> chemicaliën in aërosolvorm of <strong>van</strong> gassen. Indien er<br />

gewerkt wordt met aërosolen zijn er twee belangrijke aandachtspunten. Eerst en vooral moet<br />

het toe te passen chemicalie aërosoleerbaar zijn. Daarnaast is het belangrijk in te zien dat er<br />

slechts een zeer minieme hoeveelheid product wordt aangebracht. Het gaat als het ware om<br />

een tweede generatie <strong>van</strong> een minimale add on-techniek. In combinatie met een Coronaactivatie<br />

kan een minimale hoeveelheid product echter meetbare effecten opleveren. De<br />

bedoeling is enerzijds het toestel te integreren in bestaande <strong>textiel</strong>processen als een soort<br />

procesondersteuning. Hierdoor wordt het klassiek toegepaste proces vereenvoudigd door<br />

kortere behandelingstijden, lagere temperaturen, minder vlot,… Verschillende invalshoeken<br />

zijn hierbij mogelijk. Zo kan een WASKO-behandeling geïntegreerd worden binnen de<br />

klassiek toegepaste voorbehandelingsstappen (ontsterken, afkoken, bleken, wasprocessen) of<br />

veredelingsprocessen. Anderzijds kan het WASKO-toestel gebruikt worden om bestaande of<br />

nieuwsoortige effecten op <strong>textiel</strong>substraten te introduceren. Ruime mogelijkheden bieden<br />

zich aan. Er wordt o.a. gedacht aan hydro- en oleofobe eigenschappen, brandwerendheid,<br />

barrièrevorming, antistatische behandelingen, adhesiepromotoren,… Vooralsnog blijft deze<br />

nieuwsoortige techniek een black box, die zijn geheimen nog moet prijsgeven.<br />

'DQNZRRUG<br />

Het project “Plasma: vierde aggregatietoestand voor het ‘droog’ en ‘proper’<br />

voorbehandelen en veredelen <strong>van</strong> <strong>textiel</strong>” is een project verricht met de steun <strong>van</strong> het Vlaamse<br />

Gewest – IWT.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!