Staatsolie Wageningen 'van Suikerriet tot Ethanol en Suiker' Project ...

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
ACHTERGROND
Staatsolie Maatschappij Suriname N.V.
(Staatsolie) is voornemens een
suikerplantage tot ontwikkeling te
brengen en een faciliteit voor de
verwerking van suikerriet tot ethanol en
suiker op te zetten te Wageningen in het
district Nickerie in het noordwesten van
Suriname (hierna genoemd het “Project”).
Het Project bestaat uit twee
componenten: een landbouwcomponent
(suikerrietaanplant) en een industriële
component (fabriek voor de verwerking
en productie van ethanol en suiker).
Staatsolie staat middenin het proces een
geïntegreerd energiebedrijf te worden en
maakt nu plannen voor het uitbreiden
van haar activiteiten met de productie
van hernieuwbare energie in het streven
naar de verwezenlijking van haar 2020
Visie waarvan een van de doelen is de
duurzame ontwikkeling van de energieindustrie
van Suriname.
Het Project zal voorzien in drie
basisbehoeften:
• de behoefte aan betrouwbare energie
voor afgelegen gebieden in Suriname -
de suikerplantage en de fabriek zullen
zelfvoorzienend zijn en de overtollige
energie zal voldoende zijn om te
voorzien in de basisenergiebehoefte
van Nieuw-Nickerie;
• de behoefte aan duurzame
energiebronnen in Suriname; en
ES-1
• de behoefte aan een economische
stimulans en duurzaamheid voor de
gemeenschap van Wageningen.
Als onderdeel van de
haalbaarheidsstudie voor het Project, is
een milieu- en sociale-effectenanalyse
(MSEA) uitgevoerd ten behoeve van het
Project. Een MSEA is een onderzoek dat
de potentiële effecten van een Project
identificeert en aanbevelingen doet hoe
die effecten beheersbaar te maken. In dit
document is een samenvatting van de
essentiële bevindingen van de MSEA van
het Staatsolie ‘van Suikerriet tot Ethanol’
Project opgenomen.
PROJECTBESCHRIJVING
Het Project zal worden uitgevoerd op een
terrein van ongeveer 14.000 ha in
Wageningen in het district Nickerie in het
noordwesten van Suriname. Een deel
van het terrein was voorheen beplant met
rijst en beschikt nog over de daarbij
behorende afvoer- en irrigatiesystemen,
maar voor het tot ontwikkeling brengen
van het overige deel zullen nieuwe
afvoer- en irrigatiesystemen moeten
worden aangelegd. De ethanol-
/suikerverwerkingsfabriek zal worden
opgezet aan de zuidelijke zijde van de
Oost-Westverbinding, dicht bij het
midden van het project. Een
gecombineerde ruwe-suiker-
/ethanolfabriek en installatie voor
energielevering zal flexibele verhoging of
verlaging van de ethanol- dan wel
suikerproductie regelen, afhankelijk van
de marktbehoefte.

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Projectgebied: de blokken Noord, Zuid en Bombay
(landbouwcomponent) en de locatie van de
ethanol-/suikerfabriek
Het commerciële suikerrietareaal zal
volgens de principes van goed beheer
beplant worden op basis van een cyclus
van vijf jaar. Het planten zal mechanisch
geschieden waarbij hele stengels in de
grond worden gedaan. De commerciële
opbrengst van het suikerriet wordt
geschat op gemiddeld 90 ton suikerriet
per hectare per jaar. Naar schatting zal
de aanvoer ongeveer 960.000 ton
suikerriet per jaar bedragen wanneer
eenmaal een bestendige
productietoestand is bereikt. De
veldtransporteenheden (trailers op
rubberbanden voortgetrokken door
tractoren op rubberbanden) zullen
worden ingezet om het geoogste
suikerriet te vervoeren naar strategisch
gelegen speciale locaties waar de lading
overgezet zal worden en via
vrachtwagens naar de ethanolfabriek
vervoerd zal worden.
ES-2
De ethanolfabriek zal naar verwachting
335.458 vaten vloeibare ethanol (40
miljoen liter ethanol per jaar) produceren.
Staatsolie zal een klein deel van het
geproduceerde ethanol exporteren; het
overgrote deel zal worden aangewend
voor het vermengen met brandstof in
Suriname (10 tot 15 procent bio-ethanol
vermengd met 90 procent gasoline). Men
verwacht een suikerproductie van 40.000
metrieke ton per jaar. De ruwe suiker zal
worden verkocht voor exportdoeleinden
(30.000 metrieke ton) en voor binnenlands
gebruik (10.000 metrieke ton).
Staatsolie zal werkgelegenheid bieden
aan de bevolking van nabijgelegen
gemeenschappen en naar verwachting zal
het Project ongeveer 450 banen creëren.
De fabriek zal ook 9-12 MW energie
leveren aan het nationaal distributienet
(Nickerie). Naar verwachting zal de
aanplant van de eerste commerciële
suikerrietgewassen aanvangen in 2013 en
zal de eerste oogst tegen eind 2015 een
feit zijn. De bouw van de ethanolfabriek
zal naar verwachting aanvangen in 2013
en de ethanolproductie in 2015. De bouw
van de suikerfabriek zal ook aanvangen
in 2013 terwijl de productie van ruwe
suiker in 2017 zal beginnen. Met het
leveren van energie zal reeds in 2015 een
aanvang worden gemaakt.
Het transportsysteem van het Project
omvat twee fasen: 1) het transport van
geoogst suikerriet naar de fabriek – dit
geschiedt met gebruikmaking van een
high-flotation trekker op rubberen
banden en tractor op rubberen
rupsbanden; en 2) het transport van het
gereed product (ethanol en ruwe suiker)
van de fabriek naar de Staatsolie-

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
raffinaderij te Tout Lui Faut (voor het
ethanol) en export-/opslagfaciliteiten in
Paramaribo (voor de suiker) zal
geschieden via de Oost-Westverbinding
met behulp van tractortrailers.
BETROKKENHEID VAN
BELANGHEBBENDEN
Een belangrijk onderdeel van elk MSEAproces
is de betrokkenheid van
belanghebbenden. Het doel hiervan is
om zich ervan te verzekeren dat er
rekening gehouden wordt met de
inzichten, belangen en zorgpunten van
belanghebbenden bij het Project bij de
beoordeling van de potentiële effecten
van, alsook bij het besluitvormingsproces
voor het Project. Betrokkenheid van
belanghebbenden is een continu proces
dat zich gedurende de gehele MSEA
voortzet. Specifieke mogelijkheden voor
publieke participatie zijn in drie
belangrijke fasen van het proces benut:
• Voorbereidende planning en
verkenning (‘scoping’);
• Gegevensverzameling met betrekking
tot de milieu- en sociale baseline
(beginsituatie); en
• Bekendmaking en openbaar
commentaar op de Concept MSEA (de
huidige fase).
Het proces van betrokkenheid van
belanghebbenden voor het Project begon
tijdens de plannings- en verkenningsfase
en omvatte bijeenkomsten tussen
Staatsolie, overheidsinstanties,
vertegenwoordigers van lokale
ES-3
gemeenschappen en NGO’s. Tijdens de
MSEA-verkenningsfase heeft Staatsolie
focusgroepgesprekken met de lokale
gemeenschappen op gang gebracht en
persoonlijke interviews afgenomen van
belanghebbenden. Veldonderzoek voor
de sociale en milieustudies bood
eveneens de gelegenheid voor
betrokkenheid van belanghebbenden in
het gehele invloedsgebied van het Project.
Het concept voorstel (‘Terms of
Reference’ - ToR) voor de uitvoering van
de MSEA werd toegezonden aan het
Nationaal Instituut voor Milieu en
Ontwikkeling in Suriname (NIMOS), het
Ministerie van Arbeid, Technologische
Ontwikkeling en Milieu (ATM) en werd
in oktober 2011 ook beschikbaar gesteld
aan de lokale gemeenschappen. Er
werden openbare bijeenkomsten
gehouden voor het verstrekken van
informatie over het Project en over het
concept voorstel (ToR) in augustus 2010,
maart 2011 en oktober 2011.
EFFECTEN VAN HET PROJECT EN
MITIGATIE
Constructiewerkzaamheden,
operationalisering en afbouwactiviteiten
zullen van invloed zijn op het milieu, de
sociale en economische omstandigheden
in het Projectgebied. Effecten van het
Project op fysieke, biologische en
menselijke hulpbronnen zijn onderstaand
beknopt opgenomen.

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Fysieke hulpbronnen
Klimaat en Luchtkwaliteit
De effectenanalyse inzake de
luchtkwaliteit (ambient air impact
assessment) maakte een beoordeling van
de effecten op de potentiële receptoren
die zich het dichtst bij de Projectlocatie
bevinden (Wageningendorp) en
receptoren (woningen, scholen,
gebedshuizen, enz.) binnen een afstand
van 15 meter van de Oost-
Westverbinding. Op basis van de
resultaten van de uitstootberekeningen
wordt niet verwacht dat het Project grote
hoeveelheden verontreinigende emissies
waarop emissiecriteria van toepassing
zijn, zal genereren, met uitzondering van
vaste deeltjes met een diameter van
minder dan 10 micron (PM10). De
emissies van het Project werden berekend
uitgaande van de gegevens omtrent de
bedrijfsverrichtingen en emissiefactoren
geassocieerd met elke activiteit.
Suriname beschikt niet over standaarden
betreffende luchtkwaliteitseisen aan de
hand waarvan de effecten van het Project
kunnen worden beoordeeld. Er is daarom
voor het beoordelen van de effecten van
het Project op de luchtkwaliteit gebruik
gemaakt van de World Health Organization
(WHO) Air Quality Guidelines die zijn
ontwikkeld ter bescherming van de
menselijke gezondheid.
De constructiefase en de
ontmantelingsfase van het Project zullen
diffuus stof en verbrandingsemissie
produceren. De primaire bronnen van
uitstoot van diffuus stof zijn onder
andere constructieactiviteiten zoals
ontsluiting/inrichting van het
ES-4
plantareaal, egaliseren van
ontsluitingswegen, afgraven en
toegenomen voertuigenverkeer op
onverharde wegen. De primaire bronnen
van verbrandingsemissies omvatten het
gebruik van met diesel- of
benzinevoortstuwing uitgeruste
bouwterreinmachines zoals wegschaven,
bulldozers, trucks en andere mobiele
emissiebronnen. Deze bronnen
produceren zwaveldioxide (SO2),
stikstofoxiden (NOx), koolmonoxide
(CO) en vluchtige organische stoffen
(VOC’s). Luchtverontreiniging ten
gevolge van constructie- en
ontmantelingsactiviteiten zal maar kort
duren en alleen de luchtkwaliteit in de
onmiddellijke omgeving van de
emissiebron(nen) beïnvloeden, dus zullen
de effecten op de luchtkwaliteit gering
zijn in deze fasen.
Tijdens de operationele fase zullen de
verbrandingsemissies (rookkanaal van de
fabriek en uitlaat van voertuigen)
afkomstig zijn van: machines gebruikt
voor het cultiveren en oogsten van
suikerriet, mobiele ontwateringspompen
en draagbare irrigatiepompen, de
bagasse- en afvalgestookte krachtcentrale,
vrachtwagentransport van suikerriet en
vinasse van de velden naar de fabriek en
vrachtwagentransport bio-ethanol en
ruwe suiker naar Paramaribo.
Verbrandingsemissies van NOx, VOC,
CO SO2, PM10, PM2.5, en polycyclische
organische stoffen (POM) zullen tijdens
de uitvoering van het Project gegeneerd
worden. POM wordt alleen gegenereerd
door de bagasse- en afvalgestookte
boilers (ofwel ketels). De totale
verbrandingsuitstoot van PM10 tijdens het

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Project wordt vrij hoog geschat (1.314 ton
per jaar), met meer dan 99 procent van de
uitstoot van de bagasse- en
afvalgestookte ketels (1.306 ton per jaar).
Behalve de PM10-emissies waren er
missies van NOx (302 ton per jaar) en
PM2.5 (203 ton per jaar). Emissies van
andere verontreinigende stoffen waren
veel lager (

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
ondergrondse biomassa
(veranderingen in landgebruik) als
gevolg van het verwijderen van
plantengroei.
Indirecte emissies (ook wel Scope 2emissies
genoemd) zijn die welke zich
voordoen, verwijderd van de fysieke
locatie, zoals wanneer elektriciteit wordt
gekocht van het net en bij de verbranding
van kolen, olie of gas op een afgelegen
locatie om energie te genereren. Er zijn
geen indirecte emissies die geassocieerd
worden met het Project daar alle
elektriciteit en stoom op locatie worden
geproduceerd door een bagasse- en
afvalgestookte krachtcentrale. Behalve de
op de locatie geproduceerde elektriciteit
en stoom van de bagasse- en
afvalgestookte ketels, zal overtollige
elektriciteit (9-12 MW) worden verkocht
aan een externe door fossiele brandstof
aangedreven krachtcentrale, wat een
koolstofbesparing oplevert als
compensatie.
De analyse van de broeikasgaseffecten
was gebaseerd op minimum
broeikasgasbesparingen in termen van de
broeikasgasintensiteit van de
Projectactiviteiten (bijvoorbeeld, aantal
grammen CO2e per megajoule
suikerrietethanol geproduceerd) ten
opzichte van het fossiele alternatief
(procent).
Ontbossing gerelateerd aan de constructie
van de landbouw- en industriële
componenten van het Project zal
resulteren in de lozing van opgeslagen
CO2 in de atmosfeer. Operationele fasen
waarin broeikasgassen worden
geproduceerd zijn onder andere:
ES-6
• verandering in landgebruik;
• teelt en oogst;
• wegtransport; en
• verwerking en productie van energie
en warmte op locatie.
De verbranding van fossiele brandstoffen
tijdens de constructiefase en de
operationele fase zal zorgen voor de
uitstoot van broeikasgassen zoals CO2,
N2O en CH4. De belangrijkste bronnen
van deze broeikasgassen zullen worden
gevormd door uitlaten van
constructiemachines, andere machines,
afwaterings- en irrigatiepompen en
transportvoertuigen (vrachtwagens,
tractors/trailers). Andere bronnen van
broeikasgasemissies zijn onder andere
kalking (CO2) en bemesting (N2O).
Verwacht wordt dat de verandering in
landgebruik (LUC) de meeste
broeikasgasemissies zal opleveren (49.635
ton per jaar), waarbij meer dan 78 procent
van deze LUC-emissies afkomstig zal zijn
van veranderingen in koolstofvoorraad in
de bovengrondse en ondergrondse
biomassa als gevolg van landconversie.
Broeikasgasemissies van het Project
gerelateerd aan teelt en oogst, LUC,
verwerking (en productie van energie en
warmte op locatie), wegtransport,
gebruik van suikerrietethanol opgeleverd
door het Project en emissiebesparingen
uit overtollige elektriciteit ontstaan door
gecombineerde productie zullen
resulteren in een totale netto emissie van
ongeveer 39,67 gCO2e/MJ
suikerrietethanol.

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Broeikasgasbesparingen ten opzichte van
het fossiele alternatief (83,8 gCO2e/MJ)
zijn:
Besparingen = (Efossiel – Ebiobrandstof)/Efossiel
Besparingen = (83,8 – 39,67)/83,8
Besparingen = 52,7%
Hoewel de Projectactiviteiten een netto
toename van de totale uitstoot van
broeikasgassen in de atmosfeer (33.836
ton CO2e/jaar) zullen veroorzaken,
zullen ze een besparing in de uitstoot van
broeikasgassen opleveren ten opzichte
van fossiele brandstoffen. Daarom zullen
de potentiële effecten van de
broeikasgassen van het Project tijdens de
constructiefase en de operationele fase
gering zijn (>50 procent
broeikasgasbesparing uit
Projectactiviteiten tegenover een
gemiddeld fossiel alternatief).
Om de broeikasgasemissie verder terug te
dringen, zullen de volgende maatregelen
worden toegepast:
• Toezien op verdichting van de
vegetaties langs de randen van
beteelde arealen;
• Opzetten van de fabriek in het
midden van de Projectlocatie om de
rijafstanden te beperken voor de
vrachtwagens;
• Gebruiken van bagasse (90 procent)
en afval (10 procent) als brandstof
voor de ketels van de CHP-fabriek
voor het op locatie produceren van
energie en warmte om te voorzien in
ES-7
de eigen behoefte (hernieuwbare
brandstof);
• Verkopen van overtollige
hernieuwbare energie (ten minste 9
MW - basisenergiebehoefte) aan een
externe door fossiele brandstoffen
aangedreven centrale in het district
Nickerie; en
• Vervoeren van geconcentreerde
vinasse naar de rietvelden voor
hergebruik als meststof.
Tijdens de ontmantelingsfase zullen de
afbraak van de infrastructuur en de
rehabilitatie van verstoorde gebieden
resulteren in de emissie van kleine
hoeveelheden broeikasgassen gedurende
korte tijd. Het bijkomend effect daarvan
is evenwel verwaarloosbaar.
Natuurlijke Gevaren
Het is niet verwachtbaar dat het Project
de omvang of frequentie van enig
natuurlijk gevaar zal beïnvloeden. Vanuit
de Atlantische Oceaan bestaat enige kans
op overstroming van het Projectgebied.
Deze problemen zullen zich evenwel
voordoen, ongeacht of de constructie van
het Project wel of niet plaatsvindt. Binnen
het Projectgebied bestaat ook gevaar van
overstroming, maar dit zal grotendeels
beteugeld worden door het kanaal en
dijkenstelsel dat deel is van het Project.
Geluidshinder
De geluidseffectenanalyse heeft een
beoordeling gemaakt van de verwachte

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
geluidsniveaus tijdens alle niveaus van
het Project op mogelijke receptoren welke
het dichtst bij de Projectlocatie gelegen
zijn (Wageningen) en receptoren
(woningen, scholen, gebedshuizen, enz.)
binnen een afstand van 15 meter van de
Oost-Westverbinding.
Tijdens de constructiefase, zullen de
verwijdering van vegetatie, het egaliseren
van de grond, de bouw van de fabriek en
de ontwikkeling van de
afwateringsinfrastructuur en
ontsluitingswegen voor een kortdurende
toename van het geluidsniveau zorgen
als gevolg van de inzet van
bouwterreinmachines op diesel, zoals
dozers, wegschaven en dumptrucks.
Gemiddelde gelijkwaardige
geluidsniveaus van typische
bouwplaatsen variëren van 84 tot 89 dBA
op 15 m (USEPA 1971). Met toepassing
van een typisch 6 dBA vermindering van
het geluidsniveau op dubbele afstand
voor puntbronnen, bereikt lawaaihinder
door bouwactiviteiten in het ergste geval
een geluidsniveau van 89 dBA op 15 m
van de Projectlocatie wat zal afnemen tot
ongeveer 34 dBA bij Wageningen. Dit is
ver beneden het niveau dat doorgaans als
geluidsoverlast wordt beschouwd voor
de mens en de demping van het geluid
door de vegetatie zal het geluidsniveau
dat Wageningen bereikt nog verder
verlagen. Als zodanig, is de verwachting
dat geluidsoverlast tijdens de
constructiefase gering zal zijn.
In de operationele fase, zullen de ethanol-
/suikerfabriek en krachtcentrale de
primaire geluidsbron op de Projectlocatie
vormen. Geluidsvermogensniveaus (Lw)
voor een biomassa- plus afvalgestookte
ES-8
fabriek waren niet beschikbaar, dus is
aangenomen dat de vermogensniveaus
hetzelfde zijn als voor een typische gas-
of stoomturbinegenerator/centrale.
Projectgerelateerd geluid werd
gemodelleerd om de effecten op
receptoren te kunnen beoordelen.
Overdag (7.00 tot 22.00 uur), zal het totale
Projectgeluid van de activiteiten op de
fabriekslocatie plus baseline-niveaus naar
verwachting ruim beneden de IFC-norm
van 55 dBA voor geluid bij daglicht
liggen voor de meest nabije receptor,
Wageningen.
Dag-geluidsbelasting-output-model – blauwe
cirkels geven het gebied aan waarin de
geluidsniveaus zullen toenemen door het
Project
De geluidsbelasting bij nacht (22.00 tot
7.00 uur) werd ook gemodelleerd en het
geluid van activiteiten op de
fabriekslocatie plus baseline-niveaus zal
naar verwachting ruim beneden de IFCnorm
van 45 dBA voor geluid bij nacht
liggen voor de meest nabije receptor,
Wageningen. Aangenomen wordt dat de
geluidsniveaus die zowel bij nacht als bij
dag door het Project worden

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
voortgebracht, in alle fasen van het
Project insignificant zullen zijn.
Het geluid tijdens de ontmantelingsfase
wordt gerelateerd aan activiteiten welke
verband houden met het slopen van
infrastructuur en de rehabilitatie van
verstoorde gebieden. Geluid in deze fase
zal minimaal zijn gedurende een korte
periode.
Trillingen
De constructie en ontmanteling van de
Projectinfrastructuur, waaronder wegen
en suikerrietvelden, zal gepaard gaan
met beweging van bepaalde
bouwterreinmachines die grondtrillingen
veroorzaken, zoals bulldozers,
wegschaven en beladen vrachtwagens,
rondom het constructiegebied, wat voor
kortetermijn-grondtrillingen zal zorgen
die zich via de bodem verspreiden en
afnemen in kracht naarmate de afstand
toeneemt. Het is niet verwachtbaar dat de
trilling zal resulteren in langdurige
hinder of gebouwschade. Verder, deze
activiteiten zullen niet dichtbij voor
trillingen-gevoelige gebouwen
(bijvoorbeeld woonhuizen of industriële
faciliteiten) worden uitgevoerd. De ernst
van de effecten van trillingen tijdens de
constructie- en ontmantelingsactiviteiten
zal naar verwachting gering zijn en het
effect insignificant.
Over het algemeen veroorzaken
voertuigen op rubberbanden geen
significante grondtrillingen. Daarom
wordt verwacht dat de kans op
grondtrillingen tijdens de operationele
fase van het vervoeren van suikerriet
naar de verwerkingsfaciliteit over de
ES-9
bedieningswegen en van ruwe suiker of
ethanol over de Oost-Westverbinding
klein zal zijn en het effect insignificant.
Geologie, Topografie en Bodem
De bodem op de Projectlocatie wordt
gekenmerkt als humusgrond, heel donker
tot grijs en slecht ontwikkelde zware
kleigrond. Ongeveer 8.562 ha grond zal
worden verstoord als gevolg van de
constructie van de verschillende
industriële faciliteiten, bodembewerking
voor nieuwe landbouwactiviteiten en
sanering van bestaande velden voor de
suikerrietaanplant (verwijderen van
plantengroei en ontginning, aanleg van
greppels/afvoerkanalen, sanering en
uitbreiding van kanalen, egaliseren van
het landschap, en het opnieuw ploegen
langs de hoogtelijnen voor een goede
ontwatering), alsmede andere
constructieactiviteiten.
Om de effecten van het Project op
bodemerosie en sedimentatie te beperken
tot een minimum zal Staatsolie tijdens de
ontsluitingsactiviteiten maatregelen
gericht op het bestrijden van
bodemerosie, afvoer van overtollig
regenwater en sedimentatie toepassen,
waaronder ook geschikte principes van
goed beheer. Bovendien zullen de
effecten van bodemerosie worden
geminimaliseerd door het ontsluiten van
smalle stroken land per keer en het zo
kort mogelijk houden van de periodes dat
de stukken grond die zijn ontsloten voor
industriële doeleinden niet begroeid zijn
of voor landbouwdoeleinden niet actief
bebouwd worden. Met de uitvoering van
deze maatregelen zal het effect van het
Project op bodemerosie insignificant zijn.

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Tijdens de landbouwproductieactiviteiten
in de operationele fase zal er weinig
bijkomende verstoring van de grond op
de Projectlocatie optreden, anders dan
door normale bodembewerkingspraktijken
(bijvoorbeeld, ontginnen,
beploegen, harken, bekalken en
bemesten, aanleg van drainageterrassen,
enz.) nodig voor de teelt van suikerriet.
Wel bestaat tijdens deze fase de
mogelijkheid van bodemverontreiniging
door gemorste of gelekte smeermiddelen,
brandstoffen en landbouwchemicaliën
die gebruikt zullen worden voor de
activiteiten van de fabriek en op de
suikerrietplantage. Ook bestaat de
bezorgdheid dat het herhaald gebruik
van landbouwchemicaliën welke
persistent zijn of niet gemakkelijk
afbreken in het milieu zal resulteren in de
ophoping van deze middelen in de
bodem en dat de middelen uiteindelijk
via de bodem en het afvoerwater zullen
terechtkomen in nabijgelegen kanalen en
in het grondwater. Staatsolie heeft een
onderzoek uitgevoerd ter bepaling van de
niveaus van chemicaliën in
sedimentmonsters, genomen op acht
bemonsteringslocaties langs het
Kaaiman-Oostkanaal, het
Noordzuidkanaal, nabij de
Kaaimanpolderbrug en een kanaal ten
westen van de proefaanplant van
suikerriet, een onderzoeksgebied dat
afvoerwater ontving uit gebieden waar
rijst wordt geplant sinds de begin jaren 50
van de vorige eeuw. De resultaten van
de analyses wezen uit dat geen van de
niveaus van pesticiden / herbiciden
gevonden in de sedimenten de
achtergrondwaarden van de
concentraties overschreed.
ES-10
Deel van het Noordzuidkanaal nabij de inlaat
in de Nickerierivier
Voor het minimaliseren van de
mogelijkheid van verontreiniging van de
bodem door ongevalslozingen, zal
controle worden uitgeoefend door het
inspecteren van machines en tijdens het
bijtanken, door getrainde en daartoe
aangewezen tasters en pesticiden-/
herbiciden-handlers, en door het
implementeren van een plan ter
bestrijding van verontreiniging, met
name het ‘Spill Prevention and
Countermeasures Plan’ (SPCC). Deze
praktijken vereisen dat alle pesticiden en
herbiciden volledig in overeenstemming
met de instructies van de fabrikant
worden gebruikt en dat al het personeel
of de aannemer die betrokken is bij de
toepassing, behoorlijk is getraind en
gecertificeerd. Wanneer deze praktijken
worden gevolgd, zal het effect van het
Project wat betreft bodemverontreiniging
en gerelateerde mogelijke lozingen,
insignificant zijn.
De ontmantelingsfase zal geen invloed
hebben op de bodem van de
Projectlocatie. Daar de

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
ontmantelingsactiviteiten de sloop en
sanering betreffen van verstoorde
gebieden tot een landvorm welke de
omringende landvorm benadert en
daarin opgaat, worden geen of minimale
effecten op de bodem verwacht.
Waterhulpbronnen
Het poldersysteem scheidt de
Projectlocatie van de omliggende
gebieden en waterlichamen, dus maakt
de effectenanalyse onderscheid tussen
effecten binnen en buiten de
Projectlocatie. Watergerelateerde effecten
binnen de Projectlocatie worden over het
algemeen beschouwd als minder
significant dan effecten buiten de
Projectlocatie, vooral met betrekking tot
effecten op de waterkwaliteit, omdat
effecten binnen de Projectlocatie worden
beheerst en grotendeels geïsoleerd van
het aangrenzend milieu door het
poldersysteem en omdat hydrologie en
waterkwaliteit binnen de polders al in
hoge mate gewijzigd zijn. Effecten op
waterhulpbronnen werden beoordeeld
voor vijf categorieën:
1) Effecten op oppervlakte- en
grondwaterhydrologie binnen de
Projectlocatie. Effecten binnen de polders
worden gestuurd door waterbeheer voor
het verwijderen van overtollig water en
het beheren van het waterpeil in de
kanalen terwijl het gebied wordt
afgegraven en bewerkt voor landbouw.
Deze veranderingen zijn essentieel voor
het welslagen van het Project. De
veranderingen hebben negatieve
gevolgen voor de natuurlijke aspecten
van de hydrologie van de locatie, maar
ES-11
zullen ook de voorspelbaarheid en
beheersbaarheid van de
waterhuishouding verhogen en de
conversie van het gebied voor productief
landbouwgebruik ondersteunen.
Het Project vereist verbetering van de
bestaande waterbeheersingsinfrastructuur
(d.w.z. greppels, sloten,
afvoerkanalen en polders) binnen en
rondom de Projectlocatie, naast de aanleg
van nieuwe afwateringsinfrastructuur in
delen van de Projectlocatie. Meer
bepaald, bestaande sloten en
irrigatiekanalen zullen opnieuw worden
uitgegraven in blok Noord; het
Bombaykanaal zal worden verlengd en
aangesloten op een nieuw netwerk van
sloten en velddrainage in blok Zuid; een
volledig nieuw waterbeheersingssysteem
zal worden aangelegd in het blok
Bombay.
Kanaal in blok Noord
Zodra de constructie van de
gesaneerde/uitgebreide drainageinfrastructuur
voltooid is, zal de
oppervlaktehydrologie van de
Projectlocatie ingrijpend worden
gewijzigd en intensief beheerd, om te
voldoen aan de eisen van de

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
suikerrietteelt. De hydrologie van elk van
de drie blokken zal ingewikkelder
worden in termen van het aantal en/of de
soort van inputs en outputs wanneer de
blokken in actief beheer worden genomen
ter ondersteuning van de suikerrietteelt.
Effecten op alle drie blokken zullen
grotendeels beperkt worden tot de
polders, dus zullen de effecten gematigd
zijn. Deze veranderingen zijn essentieel
voor het welslagen van het Project, dus
zijn er geen praktische maatregelen
beschikbaar om de effecten te mitigeren.
Voor het Project moet een
grondwaterbron aanwezig zijn om te
voorzien in de ruwweg 6.000 m 3 tot
11.000 m 3 water per dag nodig voor de
verwerking en voor de koeling van de
fabriek. Het algemeen lage
doorlaatvermogen gerelateerd aan de
kleibodem op de Projectlocatie suggereert
dat een niet al te diepe bron op het
Project een nauwelijks merkbaar
hydrologisch effect op de oppervlakte zal
hebben. Derhalve worden de
brongerelateerde hydrologische effecten
voorlopig beoordeeld als te zijn gering.
De ontmanteling van het Project betekent
dat diverse hulpstukken van het Project
(pompen, poorten, afsluiters, enz.)
moeten worden verwijderd van de locatie
en dat het actieve stroombeheer binnen
de polders zal worden stopgezet. Dit
proces zal naar alle waarschijnlijkheid
geringe, tijdelijke ontwatering van
specifieke gebieden noodzaken, zodat ze
toegankelijk zijn voor apparatuur en
werkers, maar deze effecten zullen
plaatselijk zijn, erg kort duren en van
geringe significantie zijn.
ES-12
Er is momenteel geen specifiek plan voor
het verwijderen van polders of het
herstellen van de natuurlijke hydrologie
van de zwampen die getroffen zullen
worden door het Project; echter, het
doorsteken of verwijderen van de polders
zou helpen om de natuurlijke hydrologie
van de gebieden die getroffen worden
door het Project, te herstellen (in het
bijzonder de Coroniezwamp en de
oeverzwampen langs de Nickerierivier en
de Koffiemakakreek. Voor zover deze
maatregel de ‘legacy’-effecten beperkt
van eerdere landbouw- en
stroombeheersingsplannen in de regio,
zoals de aanleg van de oorspronkelijke
Wageningenpolder, zal de ontmanteling
een positief effect hebben (namelijk,
compensatie van constructie- en
operationele effecten) op regionale en
locatie-specifieke hydrologie.
2) Effecten op oppervlakte- en
grondwaterkwaliteit binnen de Projectlocatie.
De bodem op de Projectlocatie is ziltig en
heeft het vermogen zuur percolaat en
afvloeiing te produceren. Constructieeffecten
zullen omvatten stijging van het
zout- en zuurgehalte van het
oppervlaktewater op de Projectlocatie.
Blootstelling van de bodem aan
afspoeling zal ook de turbiditeit van het
oppervlaktewater binnen het
Projectgebied doen toenemen. Al deze
effecten zullen in gang worden gezet
door bodemafgraving waardoor de
bodem wordt blootgesteld aan mogelijke
uitloging en erosie. Niet alle
waterkwaliteitgerelateerde effecten zullen
zich op alle locaties of in gelijke mate
voordoen. Zoutgerelateerde kwesties
zullen zich blijven voordoen tijdens de
activiteiten daar de capillaire stijging van

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
zout grondwater het zout in de
oppervlaktegrond doet toenemen met een
voortdurende noodzaak het zoute water
te verwijderen uit het kanalen- en
slotenstelsel.
Grondverzetactiviteiten welke vereist zijn
voor het moderniseren en uitbreiden van
het bestaande sloten- en kanalenstelsel
binnen het Projectgebied zullen tijdelijke
verhogingen van de turbiditeit en het
zoutgehalte in de verstoorde gebieden tot
gevolg hebben. Mogelijke effecten op de
waterkwaliteit gerelateerd aan de
constructie van het Project houden
voornamelijk verband met het vrijkomen
van schadelijke stoffen in het
oppervlaktewater van de gebieden
waarin de werkzaamheden worden
verricht. Deze scenario’s omvatten het
vrijkomen van turbide water als gevolg
van fysieke verstoring van de bodem
tijdens grondverzetactiviteiten, brakke
lozingen van zoute bodem verstoord
door grondverzet, en zure drainage van
pseudo-zure sulfaatbodem in blok
Noord. Als gevolg van de omvang
grondverzetactiviteit die nodig is in de
blokken Bombay en Zuid, zullen de
turbiditeitgerelateerde effecten van de
grootste reikwijdte zich waarschijnlijk
voordoen in het Bombaykanaal en de
Coroniezwamp. Standaardtechnieken
voor de bestrijding van erosie en
sedimentatie, zoals het uitvoeren van
werkzaamheden in kanalen onder droge
condities, het aanleggen van
sedimentatie-afscheiders tussen
verstoorde gebieden en
oppervlaktewatermassa’s, het aanleggen
van stabiele hellingen op alle verstoorde
gebieden, en de vlotte fysieke en
vegetatieve restabilisatie van de
ES-13
verstoorde gebieden zullen worden
geïmplementeerd om de turbiditeit in
waterlichamen tot een minimum te
beperken.
Er zijn enkele praktische maatregelen
beschikbaar voor het mitigeren van zout-
of zuurgerelateerde effecten van
constructie, maar de periodieke spoeling
van verstoorde gebieden (vooral wanneer
ze voor de eerste keer worden verstoord)
kan tijdelijk het vermogen tot
zuurpercolaat verminderen, en het
bekalken van pseudo-zure sulfaatbodems
zal waarschijnlijk de risico’s gerelateerd
aan zuurafvloeiing mitigeren. Daarom
zal het totale effect van constructie op de
waterkwaliteit waarschijnlijk insignificant
zijn.
De werking van de
uitgebreide/verbeterde drainageinfrastructuur
in het Projectgebied zal de
bodem verder draineren zodat het
mogelijk zal zijn suikerriet te telen, wat
waarschijnlijk een capillaire stijging van
licht tot gemachtigd zout grondwater
door het bodemprofiel naar de
oppervlakte zal veroorzaken in de droge
tijd. Dit zal na een paar jaar uiteindelijk
resulteren in progressieve accumulatie
van zouten in de aan de oppervlakte
liggende grond en ondiep grondwater.
De voornaamste strategie voor het
mitigeren van het effect van de
natuurlijke saliniteit van de bodem is het
opslaan van licht tot matig zout water
gecreëerd door het draineren van de
bodem in het sloot- en kanaalsysteem in
het Project en het vervolgens te lozen
door middel van gecontroleerde lozingen
in de Nickerierivier. De hoeveelheid en

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
kwaliteit van dit water zal veranderen
naar gelang het regentijd of droge tijd is
daar de neerslag de sloten vult en het
brakwater verdunt in de regentijd.
Additionele strategieën voor het
beheersen van de effecten op
oppervlaktewater op de Projectlocatie
zijn onder andere: het periodiek spoelen
van kanalen om zouten te verwijderen,
het bekalken/uitspoelen van zouten om
de capillaire stijging van brak- tot zout
water te onderdrukken of tegen te gaan
en gecontroleerde waterlozingen in de
regentijd voor het behouden van
aanvaarbare zoutgehaltes in de sloten
terwijl voldoende water wordt gehouden
op de locatie voor het irrigeren van de
nieuwe suikerrietplanten die elk jaar in
de grond worden gedaan. Deze
maatregelen maken deel uit van een
allesomvattend aanpasbaar
Waterbeheersplan dat zal worden
uitgevoerd voor het beheren en
minimaliseren van alle aspecten van
Projectgerelateerde effecten op de
waterhulpbronnen.
Het ontmantelen van het Project zal
waarschijnlijk geïsoleerde verstoringen
van oeverstroken vergen in verband met
het van de locatie verwijderen van
benodigdheden voor het Project
(pompen, poorten, afsluiters, enz.). Dit
proces zal geringe invloed hebben op de
locale waterkwaliteit in de onmiddellijke
omgeving van de werklocaties, maar
deze effecten zullen plaatselijk zijn, erg
kort duren en van verwaarloosbare
significantie zijn.
3) Effecten op de oppervlakte- en
grondwaterhydrologie buiten de
Projectlocatie. De primaire oorzaak van
ES-14
hydrologische effecten buiten de
Projectlocatie is waterbeheer.
Waterbeheer houdt onder andere in het
verpompen naar de Bigi Pan MUMA
alsook naar de Nickerierivier. Dit zal
fluctuerende, geringe stijgingen van het
waterpeil in de MUMA tot gevolg hebben
tijdens ongeveer de eerste twee jaar van
de bewerking van de locatie (het treffen
van de voorbereidingen voor de
suikerrietteelt) in blok Noord. Alle
lozingen naar de Nickerierivier zullen
worden verhuld door de rivierstroom en
de getijbeweging. Het waterpeil zal
terugkeren tot dat van de beginsituatie
wanneer gestopt wordt met het
verpompen.
Tijdens de activiteiten, zal water nodig
zijn voor het irrigeren tijdens de
ontkieming van het suikerrietzaad. De
primaire bron van dit water zullen de
sloten zijn, met aanvullingen als nodig
vanuit de Nickerierivier. Onttrekkingen
aan de Nickerierivier zullen naar
verwachting schommelen tussen 0,14
m 3 /s en 1,39 m 3 /s met maximale vraag
van september tot maart in jaar 3 - 5
wanneer het riet wordt ingeplant.
Irrigatie zal waarschijnlijk ook nodig zijn
in het hartje van de droge tijd in
november, elk jaar weer. De vraag naar
water uit de Nickerierivier zal variëren
van minder dan 1-7% van de afvoer
welke in november normaal voorkomt.
Zelfs indien de Nickerierivier na jaar 5 –
het jaar waarin het Project volgens de
verwachtingen een plateaustand in het
productieniveau moet hebben bereikt –
de belangrijkste bron van irrigatiewater
zou worden, zullen de gemiddelde
onttrekkingen aan de Nickerierivier
alleen maar toenemen tot enigszins meer

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
dan vier procent van het debiet van de
rivier.
4) Effecten op oppervlakte- en
grondwaterkwaliteit buiten de Projectlocatie.
Tijdens de constructie, zal het
oppervlaktewater dat verpompt wordt
van de Projectlocatie naar de Bigi Pan
MUMA bestaan uit geaccumuleerd
regenwater en zout water met een lage
pH. Water verpompt naar de Bigi Pan
MUMA zou 1.000-1.500 mg/l chloride
kunnen bevatten. Het verpompen zal
grotendeels gedaan worden in de
regentijd, wat een lage pH en zout water
zal afzwakken en de ernst van dit effect
beperken. Verder, de opzet voor het
verpompen houdt rekening met
meerdere lozingspunten, welke het effect
zullen verspreiden over een wijder
gebied en de grootte van het effect op een
enkele locatie binnen de Bigi Pan MUMA
zullen beperken. Daarnaast geldt dat
lozingen die de natuurlijke hydrograaf
nabootsen, minder effecten veroorzaken
dan lozingen welke tegen de natuurlijke
stromingspatronen in gaan, ongeacht de
grootte van het oorspronkelijk (d.w.z.
niet-gemitigeerd) effect. Daarom wordt
verwacht dat deze maatregelen de
effecten op de oppervlaktehydrologie
buiten het Projectgebied zullen
verminderen tot geringe significantie.
Waterkwaliteitseffecten op de
Coroniezwamp of de Nickerierivier
omvatten ook plaatselijke verhogingen
van de turbiditeit en mogelijke dalingen
in opgeloste zuurstof. Verwacht wordt
dat deze effecten klein zullen zijn.
Het primaire effect van de uitvoering van
het Project op de waterkwaliteit
ES-15
stroomafwaarts zal zijn op het
saliniteitsprofiel van de Beneden-
Nickerie. Het zoetwater van de
bovenrivier belemmert de landinwaartse
beweging van het zoute water. Het
verwijderen van zoetwater uit de
Nickerierivier maakt het mogelijk dat het
zoute water stroomopwaarts trekt. De
beschikbare gegevens maakten slechts
een beperkte analyse van dit effect
mogelijk, maar een studie uit 1969 gaf aan
dat 15 m 3 /s de minimum waterstroom
was bij Wageningen welke het
binnendringen van het zoutwater
voldoende tegenging om de Beneden-
Nickerie acceptabel te doen zijn voor de
landbouw. Tijdens de gemiddelde jaren,
overschrijdt de gemiddelde afvoer per
maand te Wageningen in de droge tijd
gewoonlijk de drempel van 15 m 3 /s.
Daarom worden waterkwaliteitseffecten
stroomafwaarts tijdens jaren met
“normale” afvoer matig geacht.
Nickerierivier nabij Wageningen
Aanvullende onttrekkingen uit de
Nickerierivier voor irrigatiedoeleinden
voor het Project worden verwacht een
maximum te bereiken bij 1,39 m 3 /s en
vervolgens te dalen tot ergens tussen 0,14
m 3 /s en 0,83 m 3 /s. Wanneer de

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
bestaande vraag stroomafwaarts wordt
toegevoegd aan de verwachte vraag van
het Project en vergeleken met de
beschikbaarheid van zoetwater in de
Nickerierivier, duiden de beschikbare
gegevens er sterk op dat tijdens de
‘droger dan gemiddelde’-jaren (tussen
20% en 50% van de jaren) de afvoer lager
is dan de drempel van 15 m 3 /s in
november en december. Bij een afvoer
die in 50% van de gevallen wordt
overschreden, zal er onvoldoende
afvoer/stroming zijn om aan de
behoeften van alle gebruikers te voldoen.
Derhalve worden de
waterkwaliteitseffecten stroomafwaarts
tijdens jaren met “normale”
afvoer/stroming groot geacht.
Zoals hierboven beschreven, duiden de
beschikbare gegevens erop dat het Project
zou kunnen bijdragen aan de
beperkingen van de geschiktheid van de
Nickerierivier voor landbouwdoeleinden
stroomafwaarts van Wageningen tijdens
ongewoon droge jaren. Deze conclusie is
deels gebaseerd op de voorspelde
zoutstress, maar een gecompileerd
historisch overzicht van de feitelijk
gerapporteerde zoutstress in de
Nickerierivier suggereert dat
zoutproblemen eigenlijk vaker
voorkomen dan gesuggereerd door de
analyse van de eerder beschreven
overschrijding van de afvoer. Problemen
met het zoutgehalte zijn gerapporteerd
door de rijstboeren stroomafwaarts van
Wageningen in tien van de 21 novembers
en zeven van de 21 decembers van 1963-
1983. Deze data suggereren dat zelfs
wanneer de afvoer/stroming in de droge
tijd in de Nickerierivier 15 m 3 /s is bij
Wageningen, zoutproblemen zich toch
ES-16
kunnen voordoen. De metriek van de
afvoer/stroming is gebaseerd op de
maandelijkse gemiddelde
afvoer/stromingen en neemt geen
gevallen van lage afvoer/stroming
gedurende korte termijn in aanmerking,
aangezien deze gevallen van lage
afvoer/stroming worden verhuld door
gemiddelde afvoer/stromingen tijdens
een maand. Dit suggereert dat de
maandelijks gemiddelde stroming
waarschijnlijk een te ruwe metriek is om
te gebruiken bij het beoordelen van
risico’s voor zich stroomafwaarts
bevindende gebruikers en dat de analyse
van effecten tijdens ‘droger dan
gemiddelde’-jaren de grootte van de
effecten op gebruikers stroomafwaarts in
feite onderschatten. Als zodanige behelst
het allesomvattend aanpasbaar
Waterbeheersplan van dit Project
reguliere monitoring voor zoutstress
(onder andere), regelmatig overleg met
watergebruikers stroomafwaarts en een
slagvaardig waterbeheer om deze
belangrijke kwestie aan te sturen.
5) Effecten op bestaande waterbehoeften
stroomafwaarts. De effecten van het
Project op watergebruikers
stroomafwaarts zijn gekoppeld aan de
effecten van het Project op de
waterkwaliteit. Onttrekking van
zoetwater aan de Nickerierivier zal de
beschikbaarheid van water voor
irrigatiedoeleinden van andere
gebruikers verminderen, maar de grootte
en waarschijnlijkheid van deze effecten is
zwaar afhankelijk van de condities op het
tijdstip van de onttrekking. Elk jaar is er
een risico van ongeveer 20% dat de
maandelijkse gemiddelde
afvoer/stroming zal afnemen tot onder

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
de 15 m 3 /s waarvan wordt aangenomen
dat het de overige landbouwtoepassingen
beschermt. Gevallen van korteretermijnstress
verhuld door maandelijkse
gemiddelden zullen zich ook voordoen;
de beschikbare gegevens zijn niet
voldoende gedetailleerd om de grootte of
frequentie van deze gevallen te
boordelen, maar ze zullen zich periodiek
voordoen, slechts enkele uren of dagen
durend. Op basis van de gerapporteerde
zoutproblemen karakteriseren gebruikers
stroomafwaarts deze problemen vaak als
“ernstig” en ze kunnen mogelijk het
complete groeiseizoen duren.
Hoewel er diverse uitdagingen zijn die in
verband worden gebracht met het in
evenwicht brengen van de noden van het
Project met de noden van de
watergebruikers stroomafwaarts en de
noodzaak het milieu-effect van het
Project te minimaliseren, zijn er
mogelijkheden de effecten op de
belanghebbenden te beperken, zo niet
volledig te mitigeren, terwijl de
haalbaarheid van het Project wordt
bevorderd. Het allesomvattend
aanpasbaar Waterbeheersplan behandelt
verscheidene van deze mogelijkheden en
verschaft een lijst van maand tot maand
met voorgestelde maatregelen welke
zouden kunnen leiden tot een beperking
van het voorkomen van effecten op de
waterkwaliteit van de Nickerierivier.
Deze maatregelen gekoppeld aan het
gebruik van sloot-/kanaalwater voor
irrigatiedoeleinden worden verwacht de
effecten op de waterkwaliteit van de
Nickerierivier te verminderen,
resulterend in een effectenbeoordeling
van insignificant bij normale
ES-17
stroomcondities en matig bij lage
stroomcondities.
Effecten van klimaatverandering. Het effect
van klimaatverandering zal alle
hierboven beschreven watergerelateerde
effecten beïnvloeden. Modellen inzake
klimaatsverandering voorspellen dat
Suriname steeds heter en droger zal
worden in de loop van de volgende
eeuw, wat de huidige kwesties van
waterbeschikbaarheid met betrekking tot
de Nickerierivier zal verergeren. Drogere
omstandigheden zullen het landinwaarts
bewegen van het zoutwater bevorderen
en omstandigheden van grotere hitte
zullen de verdamping van zoetwater
vergroten, waardoor de zoutconcentratie
in het oppervlaktewater in en rondom de
Projectlocatie verder zal toenemen.
Biologische Hulpbronnen
Vis- en Aquatische Hulpbronnen
Het Project zal schade toebrengen aan de
bestaande aquatische habitat in de gehele
Projectlocatie. Een groot deel van de
Projectlocatie is onder water, althans
afhankelijk van het seizoen, en zodra het
Project wordt geïmplementeerd, zullen
deze habitats omgezet worden in droog
suikerrietareaal. De aquatische habitat op
de Projectlocatie zal beperkt zijn tot de
sloten en kanalen. Veel van de vissen en
andere aquatische diersoorten die nu
voorkomen binnen het Projectgebied zijn
algemene soorten en zullen zich
aanpassen aan de nieuwe habitat. Net als
de eerder beschreven effectenbeoordeling
voor waterhulpbronnen, kunnen de
effecten op vissen en aquatische

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
hulpbronnen worden gekenmerkt aan de
hand van zes categorieën:
1) Veranderingen in de aantallen en soorten
aquatische habitat binnen de Projectlocatie.
De seizoensgebonden overstroming van
aquatische habitats (natuurlijke en
kunstmatige) die nu voorkomen in het
Projectgebied zullen geëlimineerd
worden door het Project en omgezet in
terrestrische (land) habitat (m.a.w.,
suikerrietvelden). Effecten op de
aquatische habitat zullen zich primair
voordoen tijdens de constructiefase van
het Project, terwijl tijdens de operationele
fase er alleen sprake zal zijn van
onderhoud. Tijdens de constructie zullen
de bestaande onbewerkte
rijstveldkanalen in de blokken Noord en
and Bombay worden uitgegraven en
opnieuw worden geëgaliseerd. Blok Zuid
en het oostelijk deel van het blok Bombay
bestaan uit zwampgebied, wat de nieuwe
drainage vereist van sloten die het
bestaande water binnen de zwampen
zullen kanaliseren.
2) Veranderingen in de spreiding van
aquatische vegetatie. Condities voor de
groei van aquatische macrofyten variëren
op het moment van goed tot uitstekend in
de verlaten rijstvelden en overstroomde
afwateringssloten die nu voorkomen
binnen het Projectgebied. Periodiek
onderhoud van de afwateringssloten zal
de plantengroei binnen het nieuwe
afwateringsnetwerk ontmoedigen.
Restpopulaties van agressieve of geharde
soorten die eerder het bestaande
afwateringsnet hebben gekoloniseerd,
zullen blijven voorkomen langs de
randen van de afwateringssloten en in het
Bombaykanaal, maar veel van de
ES-18
aquatische macrofytische groei die
momenteel aanwezig is op het terrein zal
permanent worden verwijderd of
beperkt.
3) Veranderingen in waterkwaliteit buiten de
locatie. Tijdens de constructie, zullen
lozingen (tijdelijk verpompen van
zoetwater) vanuit het Projectgebied het
zoetwater in de omringende Bigi Pan
MUMA, met name in het Baka
Khudabuksgebied en het
Kaaimanpangebied, doen toenemen. Het
is niet verwachtbaar dat deze input van
zoetwater een significant effect zal
hebben op de vispopulaties in de MUMA
aangezien het water verspreid zal
worden over een breed gebied en een
verwaarloosbaar effect zal hebben op de
waterlichamen waarin vis voorkomt.
Tijdens de operationalisatie zal
draineerwater worden geleid naar de
Nickerierivier via de bestaande kanalen.
De meest significante bezorgdheid met
betrekking tot deze lozingen is de
saliniteit. Saliniteit neigt in de droge tijd
toe te nemen in de Nickerierivier door de
afnemende inputs van zoetwater.
Waterkwaliteitgerelateerde effecten op
aquatische biota buiten de locatie zullen
hoofdzakelijk verband houden met de
periodieke lozingen van brakwater van
het Projectgebied. De gemeenschappen
van vis en aquatische macroinvertebraten
(ongewervelde dieren) in
de ontvangende wateren hebben
enigszins de capaciteit zich aan te passen
aan deze veranderingen, maar in
perioden van zoutstress zou de
verhoogde saliniteit kunnen resulteren in
de vermindering of uitroeiing van
soorten die het zout water niet verdragen.

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Deze effecten zullen zich alleen voordoen
tijdens extreem droge perioden en zullen
zeer ernstig zijn onmiddellijk
stroomafwaarts van de lozingspunten
waar het verdunningspotentieel
minimaal is.
4) Achteruitgang van resterende aquatische
habitat en het effect ervan op vissoorten
binnen de Projectlocatie. De omzetting van
de bestaande afwateringskanalen van de
rijstvelden en de zwamphabitats zal de
hoeveelheid habitat beschikbaar voor de
vissoorten, die ofwel in de rijstvelden
voorkomen of in de moerassige kreken,
verminderen. Door deze omzettingen van
habitats zal veel van de plantengroei
binnen de zwampgebieden, die ooit
dekking bood aan en voedsel vormde
voor de verschillende vissoorten binnen
het gebied, niet langer daar voorkomen.
Ook, de omzetting van de aquatische
habitat zal een beperking betekenen van
de bewegingspatronen en
broedpopulaties van vissoorten en ze
dwingen zich aan te passen aan smallere
en kleinere afwateringssloten. Het is
waarschijnlijk dat deze soorten zullen
afnemen binnen het Projectgebied ten
gevolge van de voorgestelde uitgebreide
omzettingen van habitats in de gebieden
die zijn bestemd voor de suikerrietteelt.
Daarnaast zal het Bombaykanaal worden
verbreed om de afwatering van de
nieuwe suikerrietvelden op te vangen. De
verbreding van het kanaal zal de
hoeveelheid beschikbare habitat
vergroten maar zal tevens de
waterkwaliteit van de habitat in het
kanaal, zij het kortdurend,
achteruitbrengen, omdat door de
verbreding van het kanaal een groot deel
ES-19
van de beboste oevervegetatie zal worden
verwijderd. Verwijdering van de
oevervegetatie kan de hoeveelheid
schaduw die het kanaal krijgt,
verminderen; kan tijdelijk de
watertemperaturen doen stijgen vanwege
verhoogde blootstelling aan de lucht; en
kan de opgeloste zuurstofconcentratie
doen afnemen door zowel stijgende
watertemperaturen als verminderde
macrofytische fotosynthetische activiteit;
en kan de beschikbare dekking voor
kleine vissoorten verlagen.
5) Veranderingen in plankton, macroinvertebraten
en visgemeenschappen. De
veranderingen in het plankton, de macroinvertebraten
en de visgemeenschappen
zullen zich richten naar de
saliniteitscondities binnen de
Projectlocatie en het omringende gebied.
Planktondiversiteit zal waarschijnlijk
afnemen als gevolg van de toegenomen
saliniteit. Voor macro-invertebraten zal
het Project waarschijnlijk de kans bieden
aan de sterkste macro-invertebraten om
hun gebied uit te breiden, terwijl
populaties worden gereduceerd of
gevoeligere taxa (groepen van
organismen) worden uitgeroeid. In eerste
instantie zal het Project waarschijnlijk een
aanvankelijk negatief effect hebben op
zowel de dichtheid als de diversiteit van
de gemeenschap van macroinvertebraten,
waarna een progressieve
herkolonisatie zal volgen door tolerante
taxa en een voortgezette daling van de
intolerante of zoetwater-afhankelijke
taxa.
De toename van de saliniteit zal
waarschijnlijk leiden tot een verheviging
van het verlies van de biodiversiteit wat

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
zoetwatervissen betreft dat zal beginnen
in de constructiefase. Het is onmogelijk te
voorspellen welke soorten, eventueel,
zullen worden uitgeroeid in het
Projectgebied. Het is zeer waarschijnlijk
dat bepaalde soorten die de bijkomende
verstoring van de constructie overleven
vervolgens niet in staat zullen zijn zich
aan te passen aan de toenemende
saliniteit in de sloten en uiteindelijk niet
langer het hele jaar door zullen
voorkomen in het Projectgebied tijdens
de operationele fase.
Mitigatie voor de effecten van de
conversie van de aquatische habitat en
waterkwaliteit/-kwantiteit omvatten
onder andere de instandhouding van de
bufferzone rond de Nickerierivier en de
Koffiemakakreek alsook de maatregelen
beschreven in het Waterbeheersplan met
als doel het vermijden of tot een
minimum beperken van de
waterkwaliteiteffecten op de locatie en
stroomafwaarts. Deze maatregelen
zullen de algemene effecten op
aquatische soorten en habitats beperken
en van geringe significantie doen zijn.
Vegetatie en Dieren in het Wild
De meeste van de Projectgerelateerde
effecten op de plantengroei en de dieren
in het wild zullen ontstaan in de
constructiefase en in de operationele fase
en bestaan uit verlies en achteruitgang
van habitat, verminderd gebruik van
habitat, achteruitgang van habitat door
gemorste gevaarlijke stoffen, sterfte en
verstoring van dieren in het wild, effecten
voor wettelijk beschermde gebieden en
erkende natuurgebieden, verstoring van
zeldzame soorten en invasie en
ES-20
verspreiding van invasieve en/of
exotische plantensoorten.
De plantengroei en dieren in het wild
binnen het Projectgebied zijn in
verschillende mate verstoord gedurende
de afgelopen paar decennia. De primaire
habitat wordt gevormd door verlaten
rijstpolders met graszwampen, die 44%
van het totale Projectgebied (6.547
hectare) beslaan. De overige habitats
omvatten secundaire grasstruikgewaszwampen
(3.069 hectare),
gemengde gras-of varenzwampen (2.981
hectare), secundaire zwampmoerasgebieden
met lapjes bos (1.066
hectare) en enkele andere van minder dan
500 hectare per type habitat.
Het Projectgebied zal bijna in zijn geheel
worden omgezet in suikerrietarealen en
in bepaalde delen zullen wegen worden
aangelegd en de ethanol-/suikerfabriek
opgezet. Deze gebieden zullen van hun
huidige vegetatie worden ontdaan en in
vele gevallen worden geëgaliseerd in
voorbereiding op het in cultuur brengen
hiervan. Wilde dieren die in en in de
onmiddellijke nabijheid van het
Projectgebied leven, zullen zich tijdens de
constructie verplaatsen naar nabij gelegen
habitats, hoewel het te verwachten is dat
vele soorten zullen terugkeren naar het
gebied wanneer het Project eenmaal
operationeel is. Om de ernst van dit effect
te beteugelen, zal Staatsolie een buffer
van 50-100m natuurlijke plantengroei
(van afwisselende breedte afhankelijk van
de huidige plantengroei en het
landschap) in stand houden langs de
Koffiemakkakreek en de Nickerierivier.
Dit zal een reep natuurlijke habitat
onderhevig aan seizoensoverstromingen

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
in stand houden binnen de habitats met
de grootste verscheidenheid aan soorten
en diversiteit op de locatie.
Een oerwoud-bufferzone langs de
Nickerierivier
Het gereedmaken van de velden voor de
suikerrietproductie zal direct van invloed
zijn op de habitat van op het land levende
dieren in het wild. De huidige vegetatie
zal worden vernietigd en in plaats
daarvan zal slechts één gewas worden
verbouwd (monocultuur) dat jaarlijks zal
worden geoogst. Sommige soorten, zoals
muizen, ratten en awari’s, zullen het goed
doen in de nieuwe habitat, die ook
gunstig zal zijn voor sommige van hun
roofvijanden. Maar, vele terrestrische
soorten zullen vertrekken naar andere
nabije habitats in de aangrenzende
Coroniezwamp.
De mogelijkheid bestaat dat tijdens de
constructiefase van het Project,
gevaarlijke stoffen onbedoeld worden
geloosd in het milieu als gevolg van
ES-21
lekkages en morsen. Toxicologische
effecten op de terrestrische diersoorten in
het wild zullen zich voordoen wanneer
het toxisch materiaal geloosd wordt in
het milieu en met het voedsel door de
dieren wordt opgenomen, geïnhaleerd of
anderszins geassimileerd. Dit zou
gemitigeerd kunnen worden op basis
van de onderstaande maatregelen
/factoren:
• aanwezige controles die worden
geïmplementeerd als onderdeel van
het Projectontwerp, waaronder de
lekdichte opslag van olie, brandstof en
chemicaliën achter brandmuren of
soortgelijke beveiliging;
• de reikwijdte van deze handelingen in
ruimte en tijd zullen minimaal zijn; en
• een plan ter bestrijding van
verontreiniging waarin specifieke
maatregelen voor het veilig omgaan
en de veilige opslag van gevaarlijke
stoffen worden opgenomen, zal
worden opgesteld en
geïmplementeerd.
Het Bigi Pan Multiple Use Management
Area (multifunctioneel beheergebied) ligt
ten noorden en oosten van het
Projectgebied en zal beïnvloed worden
door de activiteiten inzake
waterbeheersing voor het Project (zie de
paragraaf over water hierboven).
Belangrijker nog, zoetwater zal tijdelijk in
het MUMA worden verpompt tijdens de
constructieperiode van ongeveer twee
jaar. Deze toevoeging van zoetwater kan
een verschuiving teweegbrengen in de
samenstelling van de vegetatie in de
getroffen gebieden, maar het is niet

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
verwachtbaar het om een significante
verandering zal gaan daar het maar een
heel klein deel (

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
door middel van activiteiten in het kader
van een participatieve rurale beoordeling
Participatory Rural Appraisal (PRA) met
betrokkenheid van doelgroepen en
gerichte interviews met jongeren,
organisaties actief binnen de
gemeenschap, Post Utrecht en een
religieuze groep in Wageningen; en (iii)
ontmoetingen en vraaggesprekken met
sleutelfiguren uit de groep van lokale,
regionale en nationale belanghebbenden
in Wageningen en Nieuw-Nickerie.
Huishoudonderzoeken zijn uitgevoerd in
232 huishoudens in Wageningen en 18
van de 19 huishoudens in Post Utrecht;
discussies en vraaggesprekken met
doelgroepen zijn ook gehouden met
vertegenwoordigers van, en groepen van
belanghebbenden in elke gemeenschap.
De analyse van de sociaaleconomische
effecten bevestigde dat de opzet van het
Project de meest controversiële
sociaaleconomische effecten vermeed
welke doorgaans worden gerelateerd aan
biobrandstofprojecten en in plaats
daarvan economische voordelen zal
bieden op lokaal, regionaal en nationaal
niveau als hieronder beschreven.
Volgens de huidige schattingen zal het
Project een gecombineerd totaal van
ongeveer 53 vaste en
seizoenswerknemers vereisen rond Jaar 1
van de Projectontwikkeling, 279 tegen
Jaar 3 en ongeveer 319 tegen Jaar 5 en elk
jaar van het in bedrijf zijn van het Project.
Het vaste personeel omvat werkers belast
met administratieve, operationele,
landbouw- en
waterbeheerswerkzaamheden.
Seizoenspersoneel zal nodig zijn voor het
ES-23
planten, kappen, oogsten, bemesten van
het riet en andere tijdelijke activiteiten.
Bij de aanvang van de Projectactiviteiten,
zullen de arbeidsplaatsen waarvoor
gespecialiseerde vaardigheden nodig zijn
zeer waarschijnlijk bekleed worden door
uitgezonden krachten met ervaring in de
biobrandstofindustrie. Echter, met het
doel lokale inwoners te helpen de
technische vaardigheden te ontwikkelen
en werkgelegenheid te bieden, zal
Staatsolie overgaan tot het
implementeren van een plan inzake het
lokale component (Local Content Plan),
een plan voor de opleiding en
ontwikkeling van intern leiderschap
(Internal Leadership Training and
Development Plan) en een programma
voor het bijbrengen van technische
vaardigheden (Technical Skills Training
Program). Als gevolg van deze
managementmaatregelen wordt verwacht
dat binnen de eerste 10 jaar van
bedrijfsvoering, het merendeel van de
uitgezonden stafleden door Surinamers
zal worden vervangen.
Het creëren van meer dan 300
arbeidsplaatsen voor de duur van het
Project, in combinatie met de
voorgenomen programma’s voor het
ontwikkelen en trainen van capaciteit, zal
resulteren in een groot positief effect op
de lokale arbeidsmarkt, in het bijzonder
voor personen en hun gezin die in staat
zullen zijn rechtstreeks te profiteren van
de mogelijkheden voor werkgelegenheid.
Behalve directe werkgelegenheid, is het
waarschijnlijk dat het Project de regionale
economie zal stimuleren door de aanschaf
van locale goederen en diensten, indirecte

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
economische en arbeidskansen en
betaling van nationale en regionale
belastingen. Deze voordelen zullen
worden vergroot en beheerd door de
implementatie van een
sociaalbeleidskader dat zal bestaan uit
een plan voor het betrekken van
belanghebbenden (Stakeholder Engagement
Plan), programma’s voor sociale
investeringen en andere mechanismen
voor het bevorderen van gelijke toegang
tot de sociaaleconomische voordelen van
het Project.
Directe Projectgerelateerde
werkgelegenheidsverruiming en grotere
regionale economische ontwikkeling
zullen waarschijnlijk ook secundaire
effecten teweegbrengen op de lokale
arbeidsmarkt, met betrekking tot zowel
de bestaande lokale arbeidsmarkt als
demografische veranderingen op de
Projectlocatie. Tot de fundamentele
effecten behoren naar waarschijnlijkheid
een bevolkingsaanwas in Wageningen
van 10% - 30%, een herverdeling van de
lokale arbeid, een verhoogde vraag naar
landbouwarbeiders en een grotere vraag
naar woningen en sociale diensten.
De demografische veranderingen die
indirect verbonden worden aan het
Project worden matig geacht, maar
zodanige veranderingen alleen worden
niet geacht een negatief effect te hebben
indien ze adequaat worden aangepakt
door de sponsor van het Project en
andere regionale belanghebbenden. Voor
het proactief beheren van de mogelijk
negatieve implicatie van de
demografische verandering, zal het
Project overgaan tot het implementeren
van een plan voor huisvesting en
ES-24
integratie van werkers (Worker Housing
and Integration Plan), een gedragscode en
trainingsprogramma voor werkers
(Worker Code of Conduct and Training
Program) en een programma inzake het
lokale component (Local Content Plan) met
het doel prioriteit te geven aan het
gebruik van lokale arbeidskrachten,
benodigdheden en materiaal. Staatsolie
zal ook uitvoering geven aan een plan
voor het communiceren met
belanghebbenden (Stakeholder
Communication Plan) om van tevoren de
gemeenschap in kennis te kunnen stellen
van de behoefte aan arbeidskrachten en
een gecoördineerde reactie op de vraag
naar plaatselijke huisvesting mogelijk te
maken, de openbare dienstverlening te
versterken, en andere vraagstukken
gerelateerd aan de interactie tussen
arbeiders en gemeenschap aan te pakken.
Zonder de voorgestelde mitigerende
maatregelen worden de
sociaaleconomische effecten van de
demografische veranderingen
geclassificeerd als matig, maar ze worden
teruggebracht tot insignificant door de
proactieve implementatie van de
voorgestelde mitigerende maatregelen.
De beoordeling van de
sociaaleconomische effecten betrof de
mogelijke effecten op agrarische
watergebruikers stroomafwaarts, gebruik
van land en natuurlijke rijkdommen,
volksgezondheid en -veiligheid en
verkeer. Als gevolg van een adequate
opzet van het Project en de toepassing
van standaardmaatregelen voor mitigatie
en beheer, werden de sociaaleconomische
effecten gerelateerd aan deze kwesties
gering tot insignificant geacht.

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Ten aanzien van de volksgezondheid en –
veiligheid, zullen mogelijke risico’s en
effecten gerelateerd aan interacties tussen
werkers en de gemeenschap, overdracht
van ziekten en vectoren (zoals
knaagdieren) worden aangepakt door
middel van de uitvoering van een plan
voor de gezondheid en veiligheid van de
gemeenschap en een programma voor
ongediertebestrijding. Met de toepassing
van de aanbevolen mitigerende en
beheersmaatregelen, worden risico’s voor
de gezondheid en veiligheid van de
gemeenschap geclassificeerd als een laag
risico.
Tot slot, de sociaaleconomische
effectenanalyse heeft in het bijzonder in
aanmerking genomen de mate waarin de
nadelige milieu en sociaaleconomische
effecten onredelijke gevolgen zouden
kunnen hebben voor de Inheemsen die
wonen binnen het Projectgebied. Effecten
met het vermogen deze bewoners die in
grotere mate afhankelijk zijn van de
natuurlijke rijkdommen onevenredig te
treffen, waren effecten gerelateerd aan
het gebruik van natuurlijke hulpbronnen
(jagen en vissen), het gebruik van water
(inclusief drinkwater) en de daarbij
behorende gevolgen voor de gezondheid
en veiligheid van de gemeenschap.
De beoordeling van zodanige mogelijke
effecten bevestigde dat er geen inheems
gebied rechtstreeks zal worden
aangekocht of benut voor het Project en
dat er naar verwachting ook geen
veranderingen zullen optreden in het
gebruik van grond te Post Utrecht.
Evenwel, om mogelijk onevenredige
nadelige effecten op de Inheemse
bewoners te vermijden, zullen specifieke
ES-25
maatregelen worden opgenomen in de
toepasselijke mitigatie- en
beheersplannen en -programma’s welke
van relevantie zijn voor de middelen van
bestaan van de Inheemsen, hun cultuur
en gebruik van natuurlijke rijkdommen.
Dergelijke maatregelen zijn duidelijk
gericht op de bijzondere behoeften en
belangen van de Inheemse bevolking van
Post Utrecht en zullen garanderen dat
alle mitigerende en beheersmaatregelen
cultureel gepast zijn, getuigen van
eerbied voor traditionele structuren van
bestuur, erop gericht zijn effecten op
zodanige bestuursstructuren te
vermijden, en volledige participatie van
de Inheemse bewoners beogen in alle
voordelen van het Project, inclusief de
mogelijkheden voor werkgelegenheid en
sociale ontwikkeling.
Cultureel Erfgoed
Cultureel erfgoed omvat archeologische
vindplaatsen, historische gebouwen,
graven en heilige plaatsen, evenals
andere plaatsen van speciaal belang voor
de lokale of regionale geschiedenis en
religie. Er zijn diverse archeologische
vindplaatsen geregistreerd in het
noordelijk grensgebied van de
Projectlocatie. Deze locaties worden niet
geacht direct invloed te zullen
ondervinden van het Project, omdat ze
niet vallen onder de voetafdruk van het
Project. Kleine indirecte effecten op deze
locaties kunnen zich voordoen als gevolg
van veranderingen in de
afwateringspatronen buiten het Project,
in het bijzonder tijdens de constructiefase
(een periode van 18 maanden tot 2 jaar)
wanneer overtollig water (in de regentijd)
zal worden verpompt naar de

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
omringende zwampen. Het verpompen
zal niet geschieden in de onmiddellijke
nabijheid van bekende archeologische
plekken maar zou wel enigszins het
waterpeil in de algemene nabijheid
kunnen verhogen gedurende korte
perioden in de regentijd voor zover dit
samenvalt met de constructieperiode.
Deze variatie in waterpeil kan het proces
van erosie op plaatsen en het
ontbindingsproces van begraven
organische elementen versnellen. Echter,
de verwachte omvang van de
veranderingen in het waterpeil in dit
gebied is bijzonder klein (vrijwel
verwaarloosbaar) dus zullen eventuele
effecten daarvan verwachtbaar ook zeer
laag of verwaarloosbaar zijn. Andere
directe effecten vloeien voort uit de
aanwezigheid van werkers in dit gebied
en de gerelateerde kans op plundering en
verstoring. Verwacht wordt dat dit geen
groot probleem zal vormen gezien het
uiterst moeilijk is toegang te verkrijgen
tot dit gebied. Het Project zal geen wegen
aanleggen in dit gebied dus zal de
toegankelijkheid niet toenemen anders
dan te voet via de suikerrietvelden.
De kans te stuiten op nietontdekte/onbekende
archeologische
objecten of vindplaatsen is vrij groot in de
regio, ook op de Projectlocatie, gezien de
geschiedenis van gebruik van het gebied
door vroege culturen. Als zodanig zou
het grondwerk dat nodig is voor de
constructie en uitvoering van de
landbouw- en industriële aspecten van
het Project het voorlopig nog onontdekte
fysieke culturele erfgoed kunnen
verplaatsen of verstoren. Voor het
beheersen van deze mogelijke effecten
zullen diverse maatregelen worden
ES-26
geïmplementeerd om de bescherming
van de culturele rijkdommen te
waarborgen. Deze maatregelen zijn onder
andere:
• het uitvoeren van archeologische
veldstudies in eerder niet-verstoorde
delen van de Projectlocatie;
• het opstellen van een programma
voor toevallige vondsten (Chance Find
Program) en een training voor
Projectmanagers en werkers; en
• het beschermen van onverwachte
vondsten door flexibele uitvoering
van het Projectontwerp.
Met deze maatregelen getroffen, kunnen
de culturele rijkdommen op de
Projectlocatie en in het omringende
gebied worden beheerd en beschermd.
SAMENVATTING VAN DE EFFECTEN
De onderstaande tabel behelst een
samenvatting van de bevindingen van de
MSEA in termen van significantie van
mogelijke effecten van het Project op de
milieu- en sociale hulpbronnen. Zoals de
tabel aangeeft, wordt verwacht dat het
Project geen grote effecten en vijftien
matige effecten zal hebben. Het Project
zal ook grote en matig positieve
economische voordelen hebben zowel
voor de gemeenschap als op nationale
schaal.
Er is een scala aan mitigerende en
beheersmaatregelen uitgewerkt om
positieve effecten te versterken, terwijl

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
tegelijkertijd elk negatief effect ontstaan
door het Project wordt vermeden,
gemitigeerd, beheerst en/of
gecompenseerd. Staatsolie heeft zich
gecommitteerd aan de uitvoering van
deze mitigerende maatregelen welke zijn
opgenomen in paragraaf 7 van het
MSEA-rapport en in de definitieve
beoordeling van de effecten in de
onderstaande tabel.
ES-27

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Fase Effect
Natuurlijke Rijkdommen – Luchtkwaliteit
Constructie Mogelijke Toename Diffuus
Stof en
Verbrandingsemissies
uitgestoten in de Atmosfeer
Operationalisatie Mogelijke Toename Diffuus
Stof en
Verbrandingsemissies
uitgestoten in de Atmosfeer
Constructie en
Operationalisatie
Mogelijke Toename
Broeikasgassen uitgestoten
in de Atmosfeer
Ontmanteling Mogelijke Toename Diffuus
Stof en
Verbrandingsemissies
uitgestoten in de Atmosfeer
Ontmanteling Mogelijke Toename
Broeikasgassen uitgestoten
in de Atmosfeer
Natuurlijke Rijkdommen – Natuurlijke Gevaren
Constructie,
Operationalisatie
en Ontmanteling
Mogelijke Toename van
Voorkomen of Omvang
Natuurlijke Gevaren
Natuurlijke Rijkdommen – Geluidshinder
Constructie Mogelijke toename van
Geluidsbelasting bij Dag
Operationalisatie
Operationalisatie
Mogelijke toename van
Geluidsbelasting bij Dag en
bij Nacht
Mogelijke toename van
Geluidsbelasting langs Oost-
Westverbinding
Effectbeoordeling vóór
Mitigatie / Implementatie
ES-28
van MSMP
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
PM10 – Groot
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Groot)
NOx & PM2.5 – Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Overige – Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
Ernst >50%
broeikasgasbesparingen van
Projectactiviteit ten opzichte
van gemiddeld fossiele
alternatief,
Waarschijnlijkheid - Groot
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Effectbeoordeling na
Mitigatie / Implementatie
van MSMP
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
PM10 – Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
NOx & PM2.5 – Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Overige – Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
Ernst >50%
broeikasgasbesparingen van
Projectactiviteit ten opzichte
van gemiddeld fossiele
alternatief,
Waarschijnlijkheid - Groot
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Fase Effect
Natuurlijke Rijkdommen – Trillingen
Constructie,
Operationalisatie
en Ontmanteling
Mogelijke toename van
Grond- of Luchttrillingen
Natuurlijke Rijkdommen – Geur
Constructie en
Ontmanteling
Mogelijke Toename van of
Veroorzaking van Geuren
Operationalisatie Mogelijke Toename van of
Veroorzaking van Geuren
Natuurlijke Rijkdommen – Geologie, Topografie en Bodem
Constructie Mogelijke Toename van
Bodemerosie (of Verlies
Teelaarde en Sedimentatie)
Constructie Voren Trekken en
Bodemverdichting;
Gedeeltelijke
Grondverplaatsing
Constructie Bodem- en Waterverontreiniging
door Gebruik van
Landbouwchemicaliën
Operationalisatie Bodemverontreiniging door
Morsen en Lekkage
Natuurlijke Rijkdommen – Waterhulpbronnen
Constructie Oppervlaktewaterhydrologie
Binnen het
Projectgebied
Constructie Oppervlaktewaterhydrologie
Binnen het
Projectgebied
Constructie Achteruitgang Kwaliteit
Oppervlaktewater en
Samenvloeiend Water dat
zich dichtbij de Oppervlakte
bevindt Binnen het
Projectgebied
Constructie Oppervlaktewaterhydrologie
buiten het
Projectgebied
Constructie Achteruitgang Kwaliteit
Oppervlaktewater Buiten
het Projectgebied
Effectbeoordeling vóór
Mitigatie / Implementatie
ES-29
van MSMP
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Klein
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Afwateringsgebieden C en D in
de Bigi Pan-MUMA, Matig
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Effectbeoordeling na
Mitigatie / Implementatie
van MSMP
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Klein
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Afwateringsgebieden C en D in
de Bigi Pan-MUMA, Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Fase Effect
Constructie en
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Veranderingen in
Grondwaterhydrologie
Buiten het Projectgebied
Achteruitgang Kwaliteit
Oppervlaktewater Buiten
het Projectgebied
Achteruitgang Kwaliteit
Oppervlaktewater Buiten
het Projectgebied
Oppervlaktewaterhydrologie
Binnen het
Projectgebied
Oppervlaktewaterhydrologie
Binnen het
Projectgebied
Grondwaterhydrologie
Binnen het Projectgebied
Kwaliteit Oppervlaktewater
en Samenvloeiend Water dat
zich dichtbij de Oppervlakte
bevindt Binnen het
Projectgebied
Verandering in
Oppervlaktewaterhydrologie
in de
Nickerierivier
Stroomafwaarts van het
Projectgebied
Afgenomen Beschikbaarheid
van Water voor
Stroomafwaartse
Waterbehoefte
Effectbeoordeling vóór
Mitigatie / Implementatie
ES-30
van MSMP
Coroniezwamp en
Nickerierivier, Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Onder gemiddelde
stroomcondities, Matig
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Onder lage stroomcondities,
Groot
(Ernst – Groot,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Groot
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Onder gemiddelde
stroomcondities, Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Onder lage stroomcondities,
Groot
(Ernst – Groot,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Effectbeoordeling na
Mitigatie / Implementatie
van MSMP
Coroniezwamp en
Nickerierivier, Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Onder gemiddelde
stroomcondities, Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Onder lage stroomcondities,
Matig
(Ernst – Groot,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Onder gemiddelde
stroomcondities, Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Onder lage stroomcondities,
Matig
(Ernst – Groot,
Waarschijnlijkheid– Gering)

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Fase Effect
Ontmanteling
Ontmanteling
Ontmanteling
Oppervlaktewaterhydrologie
binnen het
Projectgebied
Kwaliteit Oppervlaktewater
en Samenvloeiend Water dat
zich dichtbij de Oppervlakte
bevindt Binnen het
Projectgebied
Verandering in
Oppervlaktewaterkwaliteit
Buiten het Projectgebied
Biologische Rijkdommen
Constructie Verlies en Achteruitgang
van Habitat
Constructie Sterfte en Verstoring van in
het Wild Levende Dieren
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Achteruitgang van Habitat
als gevolg van het Morsen
van Gevaarlijke Stoffen
Effecten op Bij Wet
Beschermde Gebieden en
Erkende Gebieden van
Belang voor Milieubehoud
Verstoring van Zeldzame
Soorten
Effectbeoordeling vóór
Mitigatie / Implementatie
ES-31
van MSMP
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Groot
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Matig
(Ernst – Groot,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig tot Groot
(Ernst – Licht tot Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Groot
(Ernst – Groot,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Verminderd Habitatgebruik Matig tot Groot
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Sterfte en Verstoring van in
het Wild Levende Dieren
Verwildering en
Verspreiding van Invasieve
Operationalisatie en/of Exotische
Plantensoorten
Ontmanteling Verstoring van in het Wild
Levende Dieren
Biologische Rijkdommen – Aquatische Hulpbronnen
Matig
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Effectbeoordeling na
Mitigatie / Implementatie
van MSMP
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Klein -Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gemiddeld
- Gering))
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Klein
Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Gering
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein tot Matig
(Ernst – Licht tot Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Fase Effect
Constructie Achteruitgang van andere
Aquatische Habitats in het
Projectgebied
Constructie Waterkwaliteitgerelateerde
Effecten op Aquatische Biota
binnen het Projectgebied
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Operationalisatie
Veranderingen in de
Distributie van Aquatische
Habitat
Achteruitgang van Habitat
in Bombaykanaal
Osmotische Stress in
Aquatische Biota in BP-
MUMA en de Nickerierivier
Achteruitgang van
Aquatische Habitat binnen
het Projectgebied
Waterkwaliteitgerelateerde
Effecten op Aquatische
Biodiversiteit binnen het
Projectgebied
Waterkwaliteitgerelateerde
Effecten op Fytoplankton
binnen het Projectgebied
Waterkwaliteitgerelateerde
Effecten op Aquatische
Biodiversiteit buiten het
Projectgebied
Toxische Effecten van
Morsen op de Locatie
Toxische Effecten van
Morsen elders dan op de
Operationalisatie Locatie
Veranderingen in
Gemeenschappen van
Operationalisatie Macro-invertebraten in het
Projectgebied
Operationalisatie ‘Legacy’-pesticideneffecten
op Macro-invertebraten
Operationalisatie Veranderingen in
Gemeenschappen van
Vissen in het Projectgebied
Effectbeoordeling vóór
Mitigatie / Implementatie
ES-32
van MSMP
Matig
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Groot
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Matig
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gemiddeld
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gemiddeld
Groot
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Effectbeoordeling na
Mitigatie / Implementatie
van MSMP
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Groot)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Klein
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Gering)

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Fase Effect
Operationalisatie Veranderingen in Macroinvertebraten
Buiten het
Projectgebied
Operationalisatie Veranderingen in
Gemeenschappen van
Vissen buiten het
Projectgebied
Ontmanteling Alle effecten op Aquatische
Biologische Hulpbronnen
Menselijke Hulpbronnen – Sociale Hulpbronnen
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Scheppen van Banen door
Directe Werkgelegenheid
Regionale Economische
Ontwikkeling
Arbeidsmarktcapaciteit en
door het Project Opgewekte
Binnenlandse Migratie en
Demografische Verandering
wat betreft Sociale
Voorzieningen, Bestuur en
Samenhang binnen de
Gemeenschap
Watergebruikers
Stroomafwaarts - Landbouw
Effectbeoordeling vóór
Mitigatie / Implementatie
ES-33
van MSMP
Matig
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Groot
(Ernst – Groot,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Klein
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Matig Positief
(Uitbreiding - Klein;
Waarschijnlijkheid - Groot)
Klein Positief
(Uitbreiding - Klein;
Waarschijnlijkheid -
Gemiddeld)
Matig
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Groot)
Onder normale
stroomcondities, Klein
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid -
Gemiddeld)
Onder lage stroomcondities,
Groot
(Ernst - Groot;
Waarschijnlijkheid -
Gemiddeld)
Watergebruikers
Klein
Stroomafwaarts -
(Ernst - Licht;
Huishoudelijk
Waarschijnlijkheid –
Gemiddeld)
Riviertransport Insignificant
(Ernst - Gering;
Waarschijnlijkheid – Gering)
Effectbeoordeling na
Mitigatie / Implementatie
van MSMP
Klein
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid–
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid– Gering)
Matig Positief
Uitbreiding - Matig;
Waarschijnlijkheid - Groot
Matig Positief
(Uitbreiding - Matig;
Waarschijnlijkheid -
Gemiddeld)
Insignificant
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Onder normale
stroomcondities, Insignificant
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Onder lage stroomcondities,
Matig
(Ernst - Groot;
Waarschijnlijkheid - Gering
Insignificant
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Insignificant
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Gering)

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Fase Effect
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Constructie en
Operationalisatie
Beschikbaarheid van
Landbouwgrond
Veranderingen in
Landgebruik – Direct
Veranderingen in
Landgebruik - Indirect
Effectbeoordeling vóór
Mitigatie / Implementatie
ES-34
van MSMP
Insignificant
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Eerder in Cultivatie Gebrachte
Landbouwgrond: Insignificant
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Zwampgebied:
Klein negatief
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid -
Gemiddeld)
Klein
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid –
Gemiddeld)
Jagen en Vissen Terrestrische natuurlijke
rijkdommen, Insignificant
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Verkeer en
Wegenonderhoud
Volksgezondheid en -
veiligheid
Aquatische hulpbronnen (vis),
Matig
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Groot)
Matig
(Ernst - Gemiddeld;
Waarschijnlijkheid -
Gemiddeld)
Matig
(Ernst - Gemiddeld;
Waarschijnlijkheid -
Gemiddeld)
Arbeidsrelaties Klein
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid -
Gemiddeld)
Gevaarlijke Stoffen Matig
(Ernst - Gemiddeld;
Waarschijnlijkheid -
Gemiddeld)
Menselijke Hulpbronnen – Culturele Hulpbronnen
Constructie,
Operationalisatie
en Ontmanteling
Effecten op Archeologische
Vindplaatsen
Menselijke Hulpbronnen – Transport
Matig tot Groot
(Ernst – Gemiddeld tot Groot;
Waarschijnlijkheid –
Gemiddeld tot Groot)
Effectbeoordeling na
Mitigatie / Implementatie
van MSMP
Insignificant
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Eerder in Cultivatie Gebrachte
Landbouwgrond: Insignificant
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Zwampgebied:
Klein negatief
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid -
Gemiddeld)
Klein
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid –
Gemiddeld)
Terrestrische natuurlijke
rijkdommen, Insignificant
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Aquatische hulpbronnen (vis),
Matig
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Groot)
Klein
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid -
Gemiddeld)
Klein
(Ernst - Matig;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Insignificant
(Ernst - Licht;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Klein
(Ernst - Gemiddeld;
Waarschijnlijkheid - Gering)
Klein
(Ernst – Gemiddeld tot Licht;
Waarschijnlijkheid – Gering)

Staatsolie Wageningen
‘van Suikerriet tot Ethanol en Suiker’ Project MSEA - Technische Samenvatting
Fase Effect
Effectbeoordeling vóór
Mitigatie / Implementatie
ES-35
van MSMP
Constructie Toename Zwaar Verkeer Matig
(Ernst – Gemiddeld
Waarschijnlijkheid –
Gemiddeld)
Operationalisatie Toename Zwaar Verkeer Klein
(Ernst – Gemiddeld,
Waarschijnlijkheid – Gering)
Ontmanteling Toename Zwaar Verkeer Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid – Gering)
Translation: Drs. P.v. Aerde-Milzink (sworn translator – conference interpreter)
Tel. 497638/438692/0880 0610 fax. 497638 e-mail: patsy@sr.net
Effectbeoordeling na
Mitigatie / Implementatie
van MSMP
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid – Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid – Gering)
Insignificant
(Ernst – Licht,
Waarschijnlijkheid – Gering)