25.09.2013 Views

Schoonheid volgens Kant - KABK

Schoonheid volgens Kant - KABK

Schoonheid volgens Kant - KABK

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Schoonheid</strong> <strong>volgens</strong> <strong>Kant</strong><br />

1. Inleiding<br />

Van meetlat naar oordeel<br />

Immanuel <strong>Kant</strong><br />

Verlichting en Pre-Romantiek<br />

2. De a priori’s van <strong>Kant</strong><br />

Drie 'Kritike'<br />

Empirisme of Rationalisme?<br />

Kritische filosofie<br />

De decodeermachine<br />

Tijd en ruimte<br />

Het Ding an sich<br />

Oorzaak en gevolg<br />

Het pleit beslecht<br />

3. De kunstfilosofie van <strong>Kant</strong><br />

Drie soorten oordelen<br />

De vier kenmerken van het esthetisch oordeel<br />

Belangeloos welbehagen<br />

Begriploosheid<br />

Doelmatigheid zonder doel<br />

Gemeenschappelijke ervaring<br />

Het esthetisch oordeel als ervaring van het Ding an Sich<br />

De kunstenaar als bemiddelend genie<br />

4. De betekenis van <strong>Kant</strong><br />

Voorbij het normatieve<br />

Slotopmerking<br />

5. Samenvatting<br />

6. Verder lezen<br />

- 1 -


1. Inleiding<br />

Van meetlat naar oordeel<br />

Onze kennismaking met de klassieke theorieën over het wezen van de kunst hebben we<br />

afgesloten met de conclusie dat eigenlijk geen van deze drie bevredigend is. Een mogelijk<br />

compromis is om de klassieke theorieën te combineren in één theorie. Nietzsches filosofie<br />

over het Dionysische en het Apollinische is daar een voorbeeld van. Ook veel hedendaagse<br />

kunstcritici hanteren combinaties van mimetische, expressieve en formalistische criteria om<br />

tot hun uiteindelijke oordeel over kunstwerken te komen.<br />

Kunst wordt beoordeeld met uiteenlopende criteria. Hoezeer deze criteria ook van elkaar<br />

verschillen, ze hebben met elkaar gemeen dat ze steeds gericht zijn op het geven van een<br />

oordeel over kunst. Het is daarom logisch om eens nader te kijken naar die oordelen over<br />

kunst zelf. Hoe zitten zulke oordelen eigenlijk in elkaar? Hoe is het überhaupt mogelijk, dat<br />

wij een oordeel kunnen geven, hetzij over praktische zaken, hetzij over schoonheid? Hoe kan<br />

het, dat wij in staat zijn om te zeggen: dit schilderij is mooi? Wat is, kortom, de specifieke<br />

aard van 'het esthetisch oordeel'?<br />

Voor een antwoord op deze vragen wenden wij ons wenden tot - alweer - een beroemde<br />

Duitse filosoof: Immanuel <strong>Kant</strong>.<br />

<strong>Kant</strong> heeft met de spreekwoordelijke Duitse grondigheid nagedacht over de aard van het<br />

esthetische oordeel, reden waarom we uitgebreid stilstaan bij deze wijsgeer. Zware kost,<br />

maar wanneer je eenmaal begint te doorgronden waarover hij het heeft, dan is <strong>Kant</strong>s<br />

filosofie fascinerend.<br />

Immanuel <strong>Kant</strong> (1724-1804)<br />

Van Immanuel <strong>Kant</strong> beweert men dat hij een saaie man was.<br />

Tot de standaardanekdotes over hem behoort dat zijn buren<br />

in de Oost-Pruisische stad Koningsbergen (tegenwoordig<br />

Kaliningrad) de klok gelijk konden zetten op het uur dat de<br />

hooggeleerde zijn studeerkamer verliet om zijn dagelijkse<br />

middagwandeling te doen. In tegenstelling tot flamboyantere<br />

collega's zoals Friedrich Nietzsche leidde <strong>Kant</strong> een kalm<br />

leven, zonder extreme hoogte- of dieptepunten - behalve dan<br />

in zijn denkwerk.<br />

Niettegenstaande zijn rustige levenswandel leefde <strong>Kant</strong> in een<br />

tijd van grote veranderingen. Het eind van de 18e eeuw wordt<br />

gedomineerd door de aanloop naar en het uitbreken van de<br />

Franse Revolutie in 1789. Het was de tijd waarin de moderne<br />

tijd werd geboren, en waarin ook belangrijke wortels liggen<br />

van de hedendaagse kunst. Allerlei religieuze, morele, politieke en artistieke kwesties die in<br />

dat tijdperk aan de orde waren klinken door in de filosofie van <strong>Kant</strong>, vormen er de aanleiding<br />

toe.<br />

- 2 -


Verlichting en Pre-Romantiek<br />

Het leven van <strong>Kant</strong> valt samen met het tijdperk van de Verlichting en de Pre-Romantiek. De<br />

Verlichting werd, zoals bekend, gekenmerkt door een groot vertrouwen in de mogelijkheden<br />

van de wetenschap en van de menselijke Rede. Ook de Verlichtingskunst stond in het teken<br />

van dat vertrouwen. De kunstacademies bloeiden als centra, waar men doceerde aan de hand<br />

van regels en wetmatigheden, waarmee je goede kunst zou kunnen maken.<br />

Toch bleek het vertrouwen niet onbeperkt. In de loop van de 18e<br />

eeuw trad geleidelijk een kentering op in het Verlichtingsoptimisme.<br />

De Westerse samenleving werd getroffen door een<br />

aantal verschrikkingen - zoals bijvoorbeeld de terreur die volgde<br />

op de Franse Revolutie, of de rampzalige aardbeving te Lissabon<br />

in 1755 - die een algemeen gevoel van menselijke nietigheid<br />

versterkten, van onderworpen zijn aan oermachten die ver boven<br />

ons begrip uitstijgen.<br />

In de kunst van de Pre-Romantiek wordt dit bewustzijn helder<br />

zichtbaar. Denk bijvoorbeeld aan de schilderijen van Goya, of aan<br />

die van Caspar David Friedrich. In de 19 e eeuw groeide deze<br />

tendens uit tot een geheel eigen genre, waarin men probeerde<br />

‘het Sublieme’ – de even verheven als beangstigende grootsheid<br />

van de wereld - te verbeelden.<br />

‘Saturnus’ door Goya (1820-23)<br />

2. De a priori’s van <strong>Kant</strong><br />

Drie 'Kritike'<br />

Immanuel <strong>Kant</strong> probeerde de paradoxale tegenstelling te begrijpen tussen de macht die wij<br />

als met Rede begiftigde mensen hebben, en de onmacht die zich tevens in ons manifesteert.<br />

<strong>Kant</strong> dacht na over de geestelijke vermogens van de mens. Hoe ver reiken eigenlijk onze<br />

verstandelijke vermogens? Wat kunnen wij weten? Kunnen wij in principe alles weten, of zijn<br />

er grenzen? En zo ja: waar liggen dan die grenzen?<br />

Meer toegespitst op het gebied van de kunst vroeg <strong>Kant</strong> zich af, of wij eigenlijk met<br />

zekerheid kunnen spreken over schoonheid. Als er al onveranderlijke regels en wetten<br />

bestaan, <strong>volgens</strong> welke wij schoonheid ervaren, kunnen wij die dan ook kennen? Wat is de<br />

waarde van onze esthetische oordelen?<br />

Om een antwoord te vinden op die vragen, zette <strong>Kant</strong> zich aan een nauwgezette analyse van<br />

ons vermogen om over schoonheid te oordelen. Dit onderzoek naar het esthetische oordeel<br />

vond plaats binnen een omvangrijke studie naar het totale bereik van het menselijke<br />

oordeelsvermogen. <strong>Kant</strong>s kunstfilosofie is daarom terug te vinden als hoofdstuk in een lijvig<br />

boek, getiteld 'Kritik der Urteilskraft' (1790). Deze 'Kritik der Urteilskraft' was het derde<br />

deel uit een reeks van drie 'Kritike'; zij werd vooraf gegaan door de 'Kritik der reinen<br />

Vernunft' (1781) en de 'Kritik der praktischen Vernunft' (1788).<br />

Helaas is het niet goed mogelijk om <strong>Kant</strong>s filosofie over het esthetisch oordeel in de 'Kritik<br />

der Urteilskraft' goed te begrijpen, zonder enig inzicht in de structuur en bedoeling van de<br />

gehele trilogie. Daarom kijken we eerst naar de inhoud van met name het eerste deel.<br />

- 3 -


Empirisme of rationalisme?<br />

Tijdens de Verlichting had men, zoals gezegd, groot vertrouwen in de verstandelijke<br />

vermogens van de mens. Met behulp van ons verstand konden wij kennis verwerven, en met<br />

die kennis zou het mogelijk moeten zijn om alle problemen op een beschaafde manier op te<br />

lossen. Verlichtingsfilosofen stelden zich de vraag, hoe wij dan de meest betrouwbare,<br />

wetenschappelijk verantwoorde kennis konden verwerven.<br />

Er bestonden twee denkrichtingen: het empirisme en het rationalisme.<br />

De empiristen dachten, dat betrouwbare kennis alleen maar kon bestaan uit empirische<br />

(zintuiglijk waarneembare, meetbare) feiten. De rationalisten gingen er vanuit, dat<br />

betrouwbare kennis alleen kon worden verkregen door rationeel, logisch nadenken.<br />

Denk aan een baby die pas ter wereld is gekomen. Hoe weet zo'n kindje dat hij naar zijn<br />

moeders borst moet grijpen? Krijgt het kind die kennis omdat de moeder daarbij helpt? Of<br />

is het iets wat hij door ervaring leert? Of weet hij dit al voor hij ter wereld komt? Zit het<br />

in de aanleg van het kind? In het laatste geval is er dus sprake van kennis, die al in ons<br />

aanwezig is, een kennis die alleen maar geactiveerd hoeft te worden.<br />

Immanuel <strong>Kant</strong> kwam in zijn drie 'Kritike' tot de conclusie, dat er waarheid stak in zowel de<br />

rationalistische denkrichting als de empiristische.<br />

Kritische filosofie<br />

De methode die <strong>Kant</strong> hanteerde noemde hij 'kritische' of 'transcendentale' filosofie.<br />

Daarmee bedoelde hij, dat hij niet zozeer keek naar de inhoud van onze kennis, maar naar de<br />

voorwaarden om kennis te verwerven. Hij kritiseerde (oftewel: analyseerde) dus de<br />

menselijke kenvermogens en hij transcendeerde (oversteeg) de wetenschap.<br />

<strong>Kant</strong> vroeg zich af: hoe is het mogelijk is dat wij kennis verwerven van de werkelijkheid?<br />

Wat is er a priori benodigd om zintuiglijke indrukken gewaar te worden, om ons dingen voor<br />

te kunnen stellen en om daarover een oordeel te kunnen geven?<br />

Wat kan een mens weten, en wat niet?<br />

In zijn drie Kritike onderzocht <strong>Kant</strong> achtereen<strong>volgens</strong> de a priori-voorwaarden voor<br />

zintuiglijke waarneming, voor wetenschappelijke kennis, voor morele oordelen en voor<br />

esthetische oordelen.<br />

Het brein als decodeermachine: de categorieën<br />

Wat gebeurt er als ik een zintuiglijke waarneming doe? Ik loop over straat en ik zie met<br />

mijn ogen een boom. Misschien ruik ik de boom ook, en ik kan hem ook voelen. De zintuiglijke<br />

waarnemingen maken met elkaar, dat ik de boom gewaar word. Maar is het wel zo simpel? Is<br />

mijn waarneming neutraal, of is er aan de indrukken iets toegevoegd, waardoor alle<br />

afzonderlijke indrukken tot een helder samenhangend beeld worden?<br />

Wij worden tenslotte doorlopend geconfronteerd met een chaos aan indrukken, en het is op<br />

zijn minst vreemd, dat wij in staat zijn om al die indrukken te combineren en organiseren tot<br />

heldere beelden en voorstellingen. <strong>Kant</strong>s conclusie luidt, dat iedere zintuiglijke indruk<br />

kennelijk terechtkomt in een soort decodeermachine, die de chaos omzet in orde. Om een<br />

empirisch feit te kunnen vaststellen, organiseert ons brein de indrukken <strong>volgens</strong> een vast<br />

- 4 -


stramien, met een aantal constante bestanddelen. De bestanddelen zijn <strong>volgens</strong> <strong>Kant</strong> in ons<br />

verstand ingebouwd, en ze beïnvloeden onze waarnemingen.<br />

Tijd en ruimte<br />

Zodra een zintuiglijke indruk binnenkomt, vindt de eerste beïnvloeding plaats: ons brein<br />

sorteert elke indruk door er een context van tijd en ruimte aan toe te voegen. Pas door de<br />

zintuiglijke indruk te plaatsen in tijd en ruimte, ontstaat een geestelijke voorstelling van die<br />

zintuiglijke indruk.<br />

- 5 -<br />

Illustratie uit: Donald Palmer, Filosofie voor Beginners<br />

Het Ding an sich<br />

Het vreemde is, dat we ons dus een geestelijke voorstelling van de wereld kunnen maken,<br />

zoals hij aan als fenomeen ons verschijnt via de zintuigen, maar dat wij eigenlijk helemaal<br />

niets weten van die wereld zelf, van de wereld achter de zintuiglijke indrukken. Die wereld<br />

noemt <strong>Kant</strong> het Ding an sich, of het ‘noumenale’. De onthutsende conclusie van <strong>Kant</strong> is, dat<br />

wij van de dingen-op-zichzelf niets weten, en - althans verstandelijk - ook nooit iets kunnen<br />

weten.<br />

Oorzaak en gevolg<br />

We hebben nu een geestelijke voorstelling in een context van tijd en ruimte, naar aanleiding<br />

van zintuiglijke indrukken, maar hoe kan het nu, dat wij iets kunnen doen met die<br />

voorstelling? Hoe kan het dat wij de geestelijke voorstelling van een boom kunnen begrijpen<br />

als een boom?<br />

Door voorstellingen te begrijpen, verlenen wij ze een functie. We interpreteren ze. Een<br />

boom is bijvoorbeeld iets, wat schaduw geeft op een warme dag. Of waarvan we vruchten<br />

kunnen plukken.<br />

Het vermogen om geestelijke voorstellingen te interpreteren en te beoordelen op grond van<br />

doelmatigheid, zit kennelijk ook in de decodeermachine van ons brein. <strong>Kant</strong> spreekt hier van<br />

‘de categorieën van het verstand’. Een voorbeeld van zo’n verstandscategorie is het ordenen


van voorstellingen in termen van oorzaak en gevolg. Alleen door de in ons verstand<br />

ingebouwde categorie van oorzaak en gevolg kunnen wij begrijpen (lees: hanteren) wat wij<br />

waarnemen.<br />

Het pleit beslecht<br />

De Kritike van <strong>Kant</strong> beslaan vele honderden dichtbeschreven pagina's, en deze samenvatting<br />

ervan kan niet anders dan gebrekkig zijn. Maar van belang om te onthouden is, hoe <strong>Kant</strong> het<br />

pleit beslechtte tussen empirisme en rationalisme: sommige kennis is inderdaad voorgegeven<br />

(zoals de rationalisten dachten), door de<br />

specifieke, categorische structuur van ons<br />

brein. Maar deze kennis kan alleen maar<br />

tot leven komen, geactiveerd worden, door<br />

zintuiglijke indrukken. Zintuiglijke<br />

indrukken zijn echter betekenisloos en<br />

chaotisch zonder tussenkomst van de<br />

categorieën die al in ons brein zijn<br />

voorgebakken. Intussen is al onze kennis<br />

steeds geestelijk van aard, en staat hij los<br />

van de Dinge an sich. Het Ding an sich<br />

behoort tot de wereld die buiten onze<br />

macht licht.<br />

Het verzamelde werk van <strong>Kant</strong><br />

3. De kunstfilosofie van <strong>Kant</strong><br />

Drie soorten oordelen<br />

<strong>Kant</strong>s filosofie over kunst is een onderzoek naar de a priori-voorwaarden van het esthetisch<br />

oordeel. Anders gezegd: wat is er allereerst (a priori) nodig om te kunnen zeggen dat iets<br />

mooi of lelijk is? En nog anders gezegd: zijn er vaste bestanddelen, die altijd besloten<br />

liggen uitspraken over mooi of lelijk, en wat kan men daaruit concluderen?<br />

<strong>Kant</strong> begon met het analyseren van het menselijke oordeelsvermogen in zijn algemeenheid,<br />

en concludeerde dat alle oordelen onderverdeeld kunnen worden in drie hoofdsoorten:<br />

1. het empirische oordeel<br />

Een empirisch oordeel is een oordeel waarvan de waarheid kan worden gecontroleerd met<br />

behulp van een zintuiglijke waarneming. Bijvoorbeeld: Makita maakt goede boormachines.<br />

2. het morele oordeel<br />

Een moreel oordeel is een oordeel over goed en kwaad. Bijvoorbeeld: Max Havelaar<br />

Koffie is zuivere koffie. Zo’n oordeel kan niet zomaar worden getoetst aan een<br />

waarneming. Het lijkt zich te beroepen op een soort universele norm.<br />

3. het esthetische oordeel<br />

Een esthetisch oordeel is het oordeel over schoonheid. Dit oordeel kan niet worden zo<br />

maar getoetst worden aan iets zintuiglijks. Het is gevoelsmatig van aard.<br />

- 6 -


Alledrie de oordelen hebben <strong>volgens</strong> <strong>Kant</strong> met elkaar gemeen, dat steeds de doorslag wordt<br />

gegeven door een gevoel van lust of onlust, van welbehagen of onbehagen. De oorzaak van die<br />

lust en onlust is echter in elk oordeel van een andere aard.<br />

Het genoegen dat de Makita-bezitter aan zijn boormachine beleeft heeft betrekking op zijn<br />

goede booreigenschappen. Het genoegen dat de Max Havelaar-consument aan de koffie<br />

beleeft heeft betrekking op een schoon geweten. In beide gevallen de oorzaak van het<br />

welbehagen verbonden met een belang – namelijk goede booreigenschappen en een schoon<br />

geweten. Maar hoe zit dat bij een esthetisch oordeel?<br />

De kenmerken van het esthetisch oordeel<br />

Wanneer ik de schoonheid van de natuur onderga, of een schilderij mooi vind, wat gebeurt er<br />

dan eigenlijk? Als ik zeg: deze bloem is mooi, wat zeg ik dan in wezen? En is het ook waar<br />

wat ik beweer? Hoe zit een esthetisch oordeel in elkaar?<br />

<strong>Kant</strong> constateert dat uitspraken over schoonheid steeds vier bijzondere kenmerken<br />

vertonen, die je niet aantreft in empirische of morele oordelen.<br />

In een uitspraak over schoonheid is namelijk altijd sprake is van:<br />

1. belangeloos welbehagen<br />

2. begriploosheid<br />

3. doelmatigheid zonder doel<br />

4. gemeenschappelijke ervaring<br />

Belangeloos welbehagen<br />

Wanneer ik een bos bloemen mooi vind, dan is het moeilijk om daar een belang in te<br />

herkennen, zoals in mijn oordeel over een boormachine of een koffiemerk. De kleur van de<br />

bloemen bekoort me zonder enig vooropgezet belang; de kleur dient verder nergens toe in<br />

praktische zin. De kleur wekt simpelweg welbehagen in mij op, zonder dat van doelmatigheid<br />

sprake is. Ieder esthetisch oordeel is, met andere woorden, een uitspraak die een<br />

belangeloos welbehagen impliceert.<br />

Begriploosheid<br />

Behalve dat ik een belangeloos welbehagen onderga, begrijp ik ook niet waarom de bloem zo<br />

mooi is. Het is een puur gevoelsmatige aangelegenheid, die zich ontrekt aan mijn verstand.<br />

<strong>Kant</strong> concludeert daarom, dat ieder esthetisch oordeel begriploos is. Wij begrijpen niet<br />

waarom we het welbehagen ondergaan, de categorieën van het verstand krijgen er geen grip<br />

op.<br />

Doelmatigheid zonder doel<br />

Het merkwaardige van een esthetische gewaarwording is, dat wij weliswaar een welbehagen<br />

ervaren, dat wij niet begrijpen en dat niet gekleurd is door enig belang, maar waarin wij toch<br />

een zeker doelmatigheid schijnen te ontwaren. Wanneer we een kunstwerk mooi vinden, dan<br />

hebben wij de sensatie: dit is precies zoals het moet zijn; alles zit precies op zijn plaats -<br />

- 7 -


alsof er een diepe samenhang is die wij wel vermoeden, maar niet kennen. <strong>Kant</strong> noemt dat de<br />

paradoxale gewaarwording van doelmatigheid zonder doel.<br />

Gemeenschappelijke ervaring<br />

Het vierde en laatste kenmerk van het esthetische oordeel is <strong>volgens</strong> <strong>Kant</strong>, dat wij in een<br />

esthetisch oordeel steeds veronderstellen, dat iedereen hetzelfde gewaar wordt. Als ik zeg:<br />

'Picasso's Guernica is een prachtig schilderij', dan beschrijf ik mijn gewaarwording van<br />

schoonheid - en ik veronderstel dat iedereen dat wel zo zal ervaren. Het is mij simpelweg<br />

niet mogelijk om in te zien, dat iemand anders deze gewaarwording misschien helemaal niet<br />

heeft. Wanneer ik iets mooi vind, dan ga ik er bijna vanzelf vanuit dat iedereen dezelfde<br />

ervaring heeft. Het esthetisch oordeel veronderstelt dus altijd een gemeenschappelijke<br />

ervaring.<br />

Het schone en het sublieme<br />

De kenmerken van het esthetisch oordeel gelden <strong>volgens</strong> <strong>Kant</strong> niet alleen voor het schone –<br />

bijvoorbeeld een bloem – maar ook voor het sublieme. De ervaring van het sublieme lijkt<br />

sterk op de ervaring van het schone, maar verschilt er ook van. <strong>Schoonheid</strong> herkennen wij<br />

aan een gevoel van samenhang, overzichtelijkheid, orde, lieflijkheid. Bij de gewaarwording<br />

van het sublieme ervaren wij juist oneindigheid, onoverzichtelijkeid, verbijstering. In beide<br />

gevallen is er geen begrip, en is er een gevoel van gemeenschappelijkheid, van universaliteit.<br />

<strong>Kant</strong> vraagt zich ver<strong>volgens</strong> af wat dit alles eigenlijk te beduiden heeft.<br />

Het esthetisch oordeel als ervaring van het Ding an Sich<br />

We hebben met <strong>Kant</strong> vastgesteld, wat er allemaal verondersteld wordt wanneer wij<br />

schoonheid en het sublieme ervaren. Maar wat moeten wij nu met deze wijsheid? Zijn de<br />

veronderstellingen die in een esthetisch oordeel vervat zijn dan niets meer dan<br />

veronderstellingen? Als wij doelmatigheid zonder doel gewaar worden, is dat alleen maar een<br />

aangename illusie zonder verdere consequenties,<br />

of verwijst de gewaarwording eigenlijk naar een<br />

doelmatigheid die wel bestaat, maar voor ons niet<br />

begrijpelijk is?<br />

<strong>Kant</strong> komt tot de conclusie, dat wij nooit met<br />

zekerheid kunnen weten of ons esthetische<br />

oordeel ook een waarheidsgehalte heeft. Als ik<br />

zeg: dit schilderij is mooi, dan veronderstel ik<br />

een onbegrepen doelmatigheid op een hoger<br />

niveau, maar die doelmatigheid is - juist vanwege<br />

ons fundamentele onbegrip – nooit verstandelijk<br />

kenbaar voor ons.<br />

Wij kunnen hooguit veronderstellen dat in de<br />

schoonheidservaring de gewaarwording van een<br />

diepere of hogere werkelijkheid vervat is, een<br />

werkelijkheid die voorbij onze menselijke<br />

vermogens ligt.<br />

De ervaring van het sublieme: ‘De wandelaar boven de nevelen’, door Caspar David Friedrich, 1817/1818<br />

- 8 -


In de ervaring van schoonheid en in het esthetische oordeel zit dus een verwijzing naar een<br />

metafysisch niveau. Volgens <strong>Kant</strong> brengen kunstwerken ons in contact met het<br />

werkelijkheidsniveau van de Dinge an sich - maar de aard van onze vermogens maakt het ons<br />

onmogelijk om rationele kennis van dit niveau te verwerven.<br />

De kunstenaar als bemiddelend genie<br />

Wanneer we schoonheid of sublimiteit in de natuur ervaren, ervaren we <strong>volgens</strong> <strong>Kant</strong> iets van<br />

een voor ons niet kenbare of begrijpelijke samenhang in de schepping. <strong>Schoonheid</strong> in een<br />

kunstwerk lijkt daarop, maar is niet helemaal hetzelfde. <strong>Schoonheid</strong> in de kunst is <strong>volgens</strong><br />

<strong>Kant</strong> een afgeleide van de schoonheid in de natuur. <strong>Schoonheid</strong> in de natuur kunnen wij<br />

ervaren zonder er zelf iets aan te doen, terwijl een kunstwerk welbewust door mensen<br />

wordt gemaakt. De schoonheid in een kunstwerk is <strong>volgens</strong> <strong>Kant</strong> altijd een imitatie (een<br />

mimesis!) van de orde die er in de natuur aanwezig is, en daarom kunnen wij schoonheid en<br />

sublimiteit ervaren in de kunst. Kunstwerken zijn voor <strong>Kant</strong> symbolen van de schoonheid en<br />

de grootsheid in de natuur – en in het verlengde daarvan, van een hogere order, noem het<br />

God, waarvan wij het bestaan in het esthetisch oordeel veronderstellen.<br />

Een kunstenaar is voor <strong>Kant</strong> het genie, dat door zijn aanleg in staat is om als instrument te<br />

dienen voor het scheppen van de ervaring van schoonheid of het sublieme. De kunstenaar is<br />

zich dat niet verstandelijk bewust – dat kan immers niet -, maar handelt zuiver<br />

gevoelsmatig. In die zin verschilt hij ook hemelsbreed van een wetenschapper, die juist in<br />

ieder opzicht rationeel moet werken.<br />

4. De betekenis van <strong>Kant</strong>s esthetica<br />

Voorbij het normatieve<br />

Wat is, tot slot, nu de betekenis van <strong>Kant</strong>s kunstfilosofie?<br />

Zijn eerste verdienste ligt, zoals aan het begin van dit hoofdstuk al bleek, in het feit dat hij<br />

voorbij ging aan het puur normatieve karakter van de drie klassieke kunsttheorieën en juist<br />

de vanzelfsprekendheid van die normativiteit ter discussie stelde.<br />

Ver<strong>volgens</strong> slaagde hij er in om stap voor stap aan te tonen, dat ieder esthetisch oordeel, of<br />

het nu mimetisch, expressief of formalistisch van aard is, zich beroept op (per definitie<br />

onbewijsbare) metafysica.<br />

Bovendien legde hij in zijn onderzoek naar het esthetisch oordeel de randvoorwaarden van<br />

wat wij kunst noemen bloot. Hij liet zien dat het esthetisch oordeel volstrekt eigensoortig<br />

is, en niet moet worden verward met oordelen over goed en kwaad, of praktisch nut.<br />

Daarmee legde hij niets minder dan de grondslag voor ons hedendaagse kunstbegrip: <strong>Kant</strong><br />

bereidde de weg voor de gedachte dat kunst autonoom moet zijn: iets dat er is omwille van<br />

zichzelf, en niet omwille van een moreel of praktisch doel.<br />

Daarnaast is de wijze waarop <strong>Kant</strong> ‘kritische filosofie’ bedreef een voorbeeld geworden voor<br />

de wijze waarop in de 20 ste eeuw kunstenaars kunst zijn gaan maken. <strong>Kant</strong> kritiseerde de<br />

filosofie door middel van filosoferen, hedendaagse kunstenaars kritiseren de kunst door<br />

middel van kunstproductie.<br />

Denk bijvoorbeeld aan Marcel Duchamps 'Fountain' (het gesigneerde urinoir): toen hij dat in een museum<br />

tentoonstelde, als was het een klassiek kunstproduct, legde hij de in de eerste plaats de context van<br />

kunst bloot, de randvoorwaarden die de esthetische gewaarwording vergezellen. Hij verlegde daarmee de<br />

blik van het esthetische product naar de context waarin dat product als esthetisch werd ervaren - en<br />

sloot daarmee aan bij de richting die <strong>Kant</strong> een eeuw eerder al was ingeslagen.<br />

- 9 -


Na het uitdoven van de modernistische vlam, is de esthetica van <strong>Kant</strong> opnieuw actueel<br />

geworden. Het modernistische geloof in een zich steeds verder in één richting<br />

ontwikkelende kunst heeft plaatsgemaakt voor de twijfel en het relativisme van het<br />

postmodernisme. Kunstenaars en critici zijn weer volop bezig om te onderzoeken binnen<br />

welke randvoorwaarden de kunst eigenlijk functioneert, en met de vraag hoe geloofwaardig<br />

die randvoorwaarden eigenlijk zijn.<br />

Slotopmerking<br />

De filosofie van Immanuel <strong>Kant</strong> is intrigerend maar ook ontoegankelijk. Het lezen van de<br />

boeken van <strong>Kant</strong> is een moeizame aangelegenheid, waarbij je er nooit helemaal zeker van<br />

bent of je alles wel goed begrijpt. De verwarring wordt vaak alleen maar groter wanneer je<br />

met behulp van verschillende inleidingen probeert meer zicht op de filosofie te krijgen.<br />

Ondanks dat is het zinvol is om je van tijd tot tijd eens in de problematiek die <strong>Kant</strong><br />

behandelde te verdiepen. Vraag je af wat schoonheid (of, zo je wilt, lelijkheid) eigenlijk<br />

inhoudt, en waarop oordelen over kunst zijn gebaseerd, en of je wel zo zeker kunt zijn van je<br />

beweringen. En vergeet ook niet om je critici daarop aan te spreken!<br />

5. Samenvatting<br />

De drie klassieke theorieën (mimesis, formalisme en expressie) verstrekken ons criteria om<br />

kunst te beoordelen.<br />

Verleggen wij onze blik naar de aard van zulke esthetische oordelen zelf, dan komen we<br />

vanzelf uit bij de Immanuel <strong>Kant</strong>.<br />

<strong>Kant</strong>s filosofie laat zich allereerst begrijpen binnen de context van de Verlichting en de Pre-<br />

Romantiek, toen zich in de westerse maatschappij een kentering voltrok van groot<br />

vertrouwen in de menselijke Rede naar een gevoel van onderworpenheid aan hogere machten.<br />

<strong>Kant</strong>s filosofie probeert een antwoord te vinden op de vraag wat wij als mensen zeker<br />

kunnen weten en wat beslist niet.<br />

<strong>Kant</strong>s filosofie beslecht uiteindelijk het pleit tussen rationalisme en empirisme, door te<br />

concluderen dat zintuiglijke kennis alleen mogelijk is door de a priori (voorgegeven)<br />

denkstructuren in ons brein (de categorieën), maar dat deze structuur alleen geactiveerd<br />

kan worden door de inwerking van zintuiglijke indrukken.<br />

Tot de door <strong>Kant</strong> onderscheiden a priori-voorwaarden van kennis behoren tijd en ruimte en<br />

de ‘categorieën’, o.a. die van oorzaak en gevolg.<br />

Onderdeel van <strong>Kant</strong>s filosofie is een onderzoek naar het menselijke vermogen om te<br />

oordelen.<br />

Hij onderscheidt empirische oordelen, morele oordelen en esthetische oordelen.<br />

<strong>Kant</strong>s kunstfilosofie zoekt naar de a priori-voorwaarden van esthetisch oordelen.<br />

<strong>Kant</strong> komt tot de conclusie dat ieder esthetisch oordeel steeds 4 kenmerken vertoont:<br />

1. er is sprake van belangeloos welbehagen;<br />

2. de esthetische gewaarwording is begriploos;<br />

3. in de esthetische gewaarwording ervaren wij doelmatigheid zonder doel;<br />

4. de esthetische gewaarwording veronderstelt dat iedereen dezelfde ervaring heeft.<br />

De ervaring van het sublieme lijkt in hoge mate op de ervaring van het schone, maar<br />

- 10 -


verschilt erin dat hij niet zozeer aangenaam is, als wel verbijsterend en verrukkend.<br />

Ondanks het feit dat we in een esthetisch oordeel er steeds vanuit gaan dat de ervaring van<br />

het schone verwijst naar een samenhang van hogere orde, kunnen we daar door onze<br />

menselijke aard nooit zeker van zijn.<br />

<strong>Schoonheid</strong> in de kunst is voor <strong>Kant</strong> altijd een imitatie van schoonheid in de natuur. De<br />

kunstenaar is een genie, dat in staat is zonder tussenkomst van het verstand de hogere orde<br />

in de natuur te doorgronden en door te geven.<br />

De betekenis van <strong>Kant</strong> is, dat hij het esthetische oordeel grondig heeft onderzocht op zijn<br />

randvoorwaarden. Daarmee staat hij onder meer aan de wieg van de autonomiegedachte in<br />

de kunst en het niet meer weg te denken streven naar zelflegitimatie van kunstenaars,<br />

voorbij het normatieve karaktervan de klassieke kunsttheorieën.<br />

6. Verder lezen<br />

A. van den Braembussche, Denken over kunst, hoofdstuk 6.<br />

<strong>Kant</strong>s filosofie in kort bestek samengevat - knap vanwege de volledigheid, maar<br />

wel moeilijk.<br />

Frank Vande Veire, Als in een donkere Spiegel, hoofdstuk 1.<br />

Uitgebreide bespreking van <strong>Kant</strong>s esthetica in relatie tot de hedendaagse kunst.<br />

Immanuel <strong>Kant</strong>, Over <strong>Schoonheid</strong>; ontledingsleer van het schone, Meppel 1978.<br />

Dit boekje is oorspronkelijk getiteld 'Analytik des Schönen', en vormt het eerste<br />

boek van <strong>Kant</strong>s 'Kritik der Urteilskraft' uit 1790. Met behulp van een goede<br />

inleiding is dit moeilijke werk voor de doorzetter verrassend goed leesbaar en<br />

begrijpelijk.<br />

Christopher Want, Andrzej Klimowski, Introducing <strong>Kant</strong>, Cambridge 1999.<br />

De onontbeerlijke inleiding (in stripvorm) op <strong>Kant</strong>s complexe filosofie.<br />

Op internet zijn talloze goede en minder goede sites over <strong>Kant</strong> te vinden, maar alles bij<br />

elkaar kun je er een redelijk beeld uit destilleren van zijn filosofie. Begin je tocht eens op:<br />

http://en.wikipedia.org/wiki/Immanuel_<strong>Kant</strong><br />

- 11 -

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!