baluwe_boekje__ocr___verkleinen_.pdf
baluwe_boekje__ocr___verkleinen_.pdf
baluwe_boekje__ocr___verkleinen_.pdf
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
GHONDKOSTEN<br />
BESTEMMINGSPLANNEN<br />
BIJZONDERE<br />
KOSTEN ELEM ENTEN<br />
EN DEKKING VAN<br />
KOSTEN UIT HOOFDE<br />
VAN BIJZONDERE<br />
OMSTANDIGHEDEN<br />
RAPPORT<br />
VAN DE WERKGROEP<br />
FINANCIERING<br />
GRONDKOSTEN<br />
UITGAVE VAN DE VERENIGING VAN NEDERLANDSE GEMEENTEN<br />
IN SAMENWERKING MET HET<br />
MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
INHOUD<br />
Ten geleide<br />
INLEIDING<br />
Samenstelling van werkgroep en sub-werkgroepen<br />
HOOFDSTUK I<br />
Taak en werkwijze.<br />
1. Voorgeschiedenis<br />
2. Nadere taakafbakening<br />
3. Werkwijze . . I<br />
4. Opzet van het rapport<br />
l<br />
Deel A - ALGEMENE ONDERWERPEN<br />
HOOFDSTUK 11<br />
Het rapport "Grondkosten woningbouw" als uitgangspunt 25<br />
1. Inleiding 25<br />
2. In hoeverre zijn de maatstaven en richtlijnen "normatief"? 26<br />
3. De kosten van riolering en van rioolwaterzuiveringsinstallaties<br />
. 28<br />
4. De kosten van verkeersvoorzieningen; in het bijzonder<br />
parkeergelegenheid 30<br />
5. Omslagkosten voor werken binnen en buiten de plangrenzen<br />
36<br />
HOOFDSTUK 111<br />
Kostenbewustheid in elke fase van de planprocedure 37<br />
1. Het bewaken van de "economische uitvoerbaarheid" 37<br />
2. De fase van streekplan en (inter-)gemeentelijk structuurplan<br />
38<br />
7<br />
9<br />
13<br />
17<br />
17<br />
19<br />
20<br />
21<br />
3
3. De fase van het bestemmingsplan .<br />
4. Tijdig signaleren van eventuele kostenproblemen en hun<br />
oorzaken<br />
HOOFDSTUK IV<br />
Problemen rond de grondexploitatie<br />
1. Grondverwerving, onteigening en grondspeculatie<br />
2. Is winst op de grondexploitatie toelaatbaar?<br />
3. Marktprijzen of verrekenprijzen.<br />
4. Verrekenprijzen voor grond voor bijzondere gebouwen<br />
5. Coördinatie op rijksniveau .<br />
6. Egalisatiefondsen<br />
7. Normaal weinig grondkosten ten laste van de algemene<br />
middelen van de gemeenten<br />
HOOFDSTUf< V<br />
Het vraagstuk van de financiering<br />
1. Inleiding<br />
2. De Wet Kapitaaluitgaven Publiekrechtelijke Lichamen<br />
3. Financiering door middel van rekening-courantkredieten<br />
bij de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten .<br />
Deel B - DE TOEREKENING VAN BIJZONDERE KOSTEN<br />
HOOFDSTUK VI<br />
Wat zijn "bijzondere kosten" ?<br />
HOOFDSTUK VII<br />
4<br />
Kosten van bijzondere elementen bin n ende plangrenzen<br />
1. Wegen en kunstwerken van meer betekenis dan alleen<br />
voor het plangebied<br />
40<br />
43<br />
45<br />
45<br />
46<br />
47<br />
48<br />
49<br />
50<br />
51<br />
53<br />
53<br />
53<br />
56<br />
61<br />
63<br />
63<br />
2. Groenelementen ter voorziening in bestaande tekorten<br />
3. Afwijkende planopzet, met veronderstelde "toekomstwaarde"<br />
HOOFDSTUK VIII<br />
Kosten van bijzondere elementen b u i ten de plangrenzen<br />
1. Omslagkosten voor bovenwijkse voorzieningen .<br />
2. Toeleidingswegen en leidingen bij geïsoleerde ligging<br />
van het bestemmingsplan .<br />
3. Noodzakelijke ingreep in bestaande bebouwing.<br />
4. Voorzieningen in de uitbreiding van een centrumgemeente,<br />
ten behoeve van randgemeenten<br />
5. Bufferzones ten opzichte van wegen, industrieën, e.d.<br />
..<br />
HOOFDSTUK IX<br />
I<br />
Kosten uit hoofde van bijzondere 0 m sta n d i g h ede n<br />
1. Belemmeringen om tot een economische planopzet te<br />
komen .<br />
2. Kosten van voorzieningen in verband met de toekomstige<br />
uitbreiding van de gemeente .<br />
3. Bijzondere kosten uit hoofde van de taak van een kleine<br />
gemeente in streekverband .<br />
4. Noodzaak tot en consequenties van het in gebruik nemen<br />
van relatief dure grond . 79<br />
5. De zogenaamde "rent" als mogelijkheid om compensatie<br />
te vinden voor excessief dure grond, binnen gemeentelijk<br />
kader<br />
HOOFDSTUK X<br />
Inhoudsoverzicht per paragraaf, onder verwijzing naar de<br />
meest betrokken bestuursniveaus . 85<br />
65<br />
66<br />
69<br />
69<br />
70<br />
70<br />
71<br />
72<br />
75<br />
75<br />
76<br />
77<br />
83<br />
5
TEN GELEIDE<br />
Met genoegen nam ik kennis van het Rapport Grondkosten Bestem<br />
mingsplannen, door de werkgroep Financiering Grondkosten aan mij<br />
uitgebracht. Ik acht dit leesbare en zaakkundige rapport een welkom<br />
antwoord op vele vragen, die zich voordoen op het terrein dat de com<br />
missie behandelt.<br />
Gaarne uit ik mijn erkentelijkheid aan het adres van de commissie voor<br />
de geleverde prestatie. Ook dank ik de Vereniging van Nederlandse<br />
Gemeenten voor de bereidheid, dit rapport gezamenlijk uit te geven.<br />
Ik wens het <strong>boekje</strong> een goede ontvangst toe en verwacht dat het een<br />
nuttige bijdrage zal zijn tot de. gemeentelijke stedebouwkundige praktijk.<br />
oktober 1970<br />
De Minister van Volkshuisvesting<br />
en Ruimtelijke Ordening,<br />
Ir. W. F. SCHUT.<br />
7
ties; daarbij denkt zij zowel aan de drie bestuursniveaus - gemeente,<br />
provincie en Rijk - als aan de beleidssectoren en de diensten welke op<br />
die respectievelijke niveaus verschillende belangen behartigen.<br />
Eén van de belangrijkste thema's welke tijdens de beraadslagingen in<br />
de Werkgroep en binnen de door haar gevormde sub-werkgroepen<br />
telkens weer aan de orde is gekomen was:<br />
de noodzaak van het bevorderen van een meer kosten- èn kwaliteitsbewust<br />
handelen tijdens het gehele proces van pIanvoorbereiding,<br />
-goedkeuring, -uitvoering, tot en met onderhoud en<br />
exploitatie.<br />
Daartoe is het onder meer noodzakelijk, dat méér dan tot nu toe veelal<br />
het geval lijkt te zijn, de ruimtelijke, sociale, technische, economische<br />
en bestuurlijke implicaties van bepaalde beslissingen tijdig tegen elkander<br />
worden afgewogen, om tot een optimaal resultaat te komen.<br />
Op het gemeentelüke niveau houdt dit in: aandacht voor een zo<br />
doeltreffend mogelijke planvoorbereiding, waarbij óók alternatieve mogelijkheden<br />
op hun kwalitatieve en financiële merites getoetst worden.<br />
Dat zal in veel gevallen vragen om betere organisatie van de same(1werking<br />
tussen verschillende instanties op het gemeentelijke niveau,<br />
met inbegrip van eventuele adviseurs van buiten; het zal óók vragen<br />
om een vroegtijdig en goed samenspel met provinciale en rijksinstanties<br />
welke bij de goedkeuring van bestemmingsplannen betrokken zijn.<br />
Op het provinciale niveau zal het er om gaan de gemeenten in de<br />
hierbedoelde richting te stimuleren en ter zijde te staan. Afwegen van<br />
kosten en kwaliteiten van alternatieve oplossingen kan echter in bepaalde<br />
gevallen óók met betrekking tot de ruimtelijke ordening op provinciaal<br />
niveau meer aandacht verdienen. Ook hier is samenspel noodzakelijk<br />
tussen diensten welke deelverantwoordelijkheden dragen.<br />
Voorts zullen bepaalde vraagstukken welke in het rapport aan de orde<br />
komen de aandacht vragen van de provinciale besturen, in hun functie<br />
van intermediair tussen gemeente en rijk.<br />
Op rüksniveau ten slotte hebben - uiteraard - de adviezen en suggesties<br />
die in dit rapport gegeven worden vooral betrekking op het<br />
beleid van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.<br />
Zijn vertegenwoordigers in de provincies, de Inspecteurs van de Volkshuisvesting<br />
en die van de Ruimtelijke Ordening, zullen met de consequenties<br />
van deze adviezen, resp. met het navolgen ervan herhaaldelijk<br />
van doen hebben bij hun aandeel in de begeleiding en goedkeuring van<br />
de gemeentelijke plannen. Niet zonder reden overigens waren in de<br />
Werkgroep ook andere Ministeries vertegenwoordigd; er zijn dan ook<br />
10<br />
in de aanbevelingen verscheidene punten aan te wijzen, die - naar de<br />
Werkgroep hoopt en verwacht - uitgangspunt kunnen vormen voor een<br />
gecoördineerd beleid of tot verder interdepartementaal overleg om<br />
daartoe te komen.<br />
Ten einde de toegankelijkheid van het rapport te bevorderen is <br />
behalve een uitvoerig inhoudsoverzicht aan het begin - aan het slot<br />
een resumé opgenomen, waarin in zeer beknopte formuleringen bijna<br />
van elke paragraaf is aangegeven wat de voornaamste bevindingen en<br />
suggesties zijn waartoe de Werkgroep is gekomen. Wie snel een overzicht<br />
van de inhoud wil hebben zij naar dat resumé verwezen. Het vermeiden<br />
van de paragrafen maakt het gemakkelijk de motivering van<br />
diverse aanbevelingen na te slaan. Ten overvloede is bovendien aangegeven<br />
voor welke bestuursniveaus de onderscheidene punten van<br />
belang zijn.<br />
Hoewel vele elementen uit h,et hier volgende rapport ook van toepassing<br />
zullen zijn voor sanerings- en reconstructieplannen dient er op te<br />
worden gewezen dat de bijzondere financiële problematiek van dergelijke<br />
plannen niet in de bes'chouwingen van de Werkgroep is betrokken;<br />
haar taak beperkt zich - evenals die van de Werkgroep Beoordeling<br />
Grondkosten - primair tot bestemmingsplannen voor nieuwe woongebieden.<br />
Tot slot een woord van waardering voor de beide secretarissen van de<br />
subwerkgroepen, drs. R. Harms en drs. R. Hueting, voor hun belangrijke<br />
aandeel in het voorbereidende werk en in het bijzonder voor de secretaris-rapporteur,<br />
de heer H. J. A. Hovens Greve, voor de wijze waarop<br />
hij de rapporten van de subgroepen en de daarover nog gevoerde<br />
discussies heeft weten te verwerken tot één sluitend geheel.<br />
De Werkgroep hoopt dat dit rapport - ook al is daarmee zeker nog<br />
niet "het laatste woord" over deze materie geschreven - zal bijdragen<br />
tot verheldering van de eerder aangeduide onduidelijke situaties. Evenals<br />
haar voorgangster bepleit zij een nauwlettend volgen van de praktijk<br />
zoals deze zich nu verder zal voltrekken, door middel van documentatie<br />
en onderzoek.<br />
Namens de Werkgroep Financiering Grondkosten,<br />
Mr. W. A. SCHOUTEN, voorzitter.<br />
11
SAMENSTELLING VAN WERKGROEP EN SUB-WERKGROEPEN<br />
voorzitter<br />
Mr. W. A. Schouten<br />
namens de Centrale<br />
nijverheid:<br />
Ir. C. de Cler<br />
Ir. J. F. Cusell<br />
Mr. J. W. G. Floor<br />
Drs. R. Harms<br />
H. J. A. Hovens Greve<br />
Drs. R. Hueting<br />
J. van Kesteren<br />
Drs. H. C. A. Peeters Weem<br />
Ir. A. Peters<br />
namens de Rijksplanologische Dienst:<br />
Directeur -Generaal van de Volkshuisvesting<br />
en de Bouwnijverheid<br />
Directie van de Volkshuisvesting en de Bouw-<br />
Directeur Stedebouw en Sanering<br />
Directeur Bouwnijverheid 1)<br />
Directeur Volkshuisvesting<br />
Plv. Hoofd afd. Bouwprogrammering en<br />
Uitvoering 2)<br />
Hoofd afdeling Stedebouwkundig onder<br />
Izoek tevens secretaris-rapporteur<br />
." Wetenschappelijk Medewerker afdeling<br />
• Sociaal-Economisch Onderzoek 5)<br />
tevens adjunct-secretaris<br />
Hoofd onderafdeling Planning<br />
Hoofd afdeling Sociaal-Economisch<br />
Onderzoek<br />
Hoofd afdeling Bouwprogrammering en<br />
Uitvoering 3)<br />
Prof. Ir. H. Wiggerts Hoofd van de directie Infrastructuur en<br />
Stadsreconstructie<br />
F. Zandstra Hoofd bureau voor Openbare Financiën<br />
namens het Ministerie van Binnenlandse Zaken:<br />
N. A. Nap Oud-directeur van Financiën en Binnenlands<br />
Bestuur<br />
N. Vink Hoofd afdeling Algemene Zaken en<br />
Belastingen<br />
namens het Ministerie van Economische Zaken 4)<br />
Drs. J. G. Bergkamp Medewerker afd. Economische Aangelegenheden<br />
Directoraat Midden- en Kleinbedrijf en<br />
Toerisme<br />
13
namens het Ministerie van Financiën:<br />
H. Baron van Lawick<br />
Drs. J. W. van der Dussen<br />
namens de Provinciale Besturen:<br />
Hoofd van de directie Algemene Fiscale<br />
Politiek<br />
Hoofd afdeling Financiën Publiekrechtelijke<br />
lichamen<br />
J. Buiter Provinciale Griffie van Groningen<br />
C. G. A. Geesink Provinciale Griffie van Gelderland<br />
Mr. J. W. M. J. van Roosmalen Provinciale Griffie van Noord-Brabant<br />
per 7-11-'69 opgevolgd door:<br />
F. M. C. Leenheers Provinciale Griffie Noord-Brabant<br />
Mr. P. Zegwaard Griffier der Staten van Zuid-Holland<br />
namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten:<br />
H. van der Horst Directeur Centraal Bureau voor Verificatie<br />
en Financiële Adviezen van de Vereniging<br />
van Nederlandse Gemeenten<br />
D. Rijnders<br />
J. C. Timmermans<br />
F. C. J. Nuyten<br />
Mr. G. W. Toebes<br />
W. van Tuyl<br />
E. H. Wils 1)<br />
overige medewerkenden :<br />
W. van Heemskerk 6)<br />
Drs. J. L. P. Post 6)<br />
Burgemeester van Amstelveen<br />
Directeur van Financiën van de gemeente<br />
Rotterdam per 18-12-'68 opgevolgd door:<br />
Directeur Financiën van de gemeente<br />
's-Gravenhage<br />
Directeur van de Vereniging van Nederlandse<br />
Gemeenten<br />
Hoofd afdeling Financiën van de Vereniging<br />
van Nederlandse Gemeenten<br />
Hoofd van de afdeling Financiën en Bedrijven<br />
der gemeente Enschede<br />
Medewerker Ingenieursbureau Dwars,<br />
Heederik en Verhey<br />
Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening in<br />
het gewest Zuid-Holland en Zeeland<br />
Ir. R. A. Tjalkens 6) 7)<br />
J. W. Buykx B. Comm.<br />
Financieel-administratieve sub-werkgroep<br />
D. Rijnders<br />
Drs. R. Harms<br />
Drs. J. W. van der Dussen<br />
C. G. A. Geesink<br />
N. A. Nap<br />
F. C. J. Nuyten<br />
F. Zandstra<br />
Directeur van de Provinciale Planologische<br />
Dienst van Gelderland<br />
Notulist<br />
voorzitter<br />
secretaris-rapporteur<br />
lid<br />
H. J. A. Hovens Greve<br />
f.. tevens belast met coördinatie<br />
"..<br />
Technisch-planologische sub:''wêrkgroep<br />
Ir. A. Peters<br />
Drs. R. Hueting<br />
W. van Heemskerk<br />
H. van der Horst<br />
J. van Kesteren<br />
Drs. J. L. P. Post<br />
Ir. R. A. Tjalkens<br />
H. J. A. Hovens Greve<br />
I<br />
voorzitter<br />
secretaris-rapporteur<br />
lid<br />
corresponderend lid<br />
tevens belast met coördinatie<br />
1) Inmiddels gepensioneerd.<br />
2) Inmiddels Hoofd van de afd. Bouweconomie.<br />
3) Inmiddels Directeur Bouwnljverheid.<br />
4) Alleen blj de laatst gehouden vergaderingen.<br />
5) Inmiddels werkzaam bij het Centraal Bureau voor de Statistiek.<br />
6) De hier genoemde personen hebben deel uitgemaakt van de gevormde sub.<br />
werkgroepen en in die kwaliteit ook de pleno-beraadslagingen over de rapporten<br />
der sub-werkgroepen meegemaakt.<br />
7) Alleen corresponderend lid.<br />
14 15
De aldus optredende problemen gaven aanleiding tot kritiek, maar ook<br />
tot overleg. Op interdepartementaal niveau werd - in de loop van 1966<br />
- onder meer uitvoerig overlegd door het Departement van Volkshuisvesting<br />
en Ruimtelijke Ordening met vertegenwoordigers van de Ministeries<br />
van Binnenlandse Zaken en van Financiën. Daarnaast en daarna<br />
had correspondentie en overleg plaats met vertegenwoordigers van<br />
Provinciale Besturen en van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.<br />
Twee onderwerpen kwamen daarbij steeds duidelijker als discussiestof<br />
naar voren:<br />
- de methodiek van het berekenen van de grondkosten en van het<br />
verdisconteren van die kosten in de prijs van de grond naar gelang<br />
van de bestemming en de ligging der percelen;<br />
de vraag, in hoeverre het wenselijk was, en op welke wijze het<br />
mogelijk zou zijn bepaalde "excessieve" kostenelementen te betalen<br />
uit andere middelen dan de grondexploitatie.<br />
Vooruitlopend op het resultaat van een nadere bestudering van het<br />
eerstgenoemde discussiepunt ging de tweede vraag uit van de veronderstelling<br />
dat zich niet alleen nu, maar ook in de toekomst en zelfs in<br />
toenemende mate (met name bij de toeneming van sanering en stadsreconstructie)<br />
voor de gemeenten "tekorten" op de grondexploitatie<br />
zouden kunnen voordoen. Die tekorten zouden o.m. het gevolg (kunnen)<br />
zijn van de noodzaak tot het treffen van voorzieningen, die meer kosten<br />
dan in de (huur-)prijs verdisconteerd kan worden, doch die - met het<br />
oog op de noodzakelijke toekomstwaarde van het milieu - toch niet<br />
achterwege mogen blijven. Vanuit deze visie gingen binnen het Ministerie<br />
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de gedachten uit<br />
naar een "verbreding van het draagvlak", zowel in de zin van het omslaan<br />
van de kosten over meer kostendragers dan alleen de toekomstige<br />
grondgebruikers van één plan, als in de zin van een verdeling in de tijd.<br />
De hieromtrent ontwikkelde gedachten vonden niet zonder meer instemming<br />
bij de eerder genoemde gesprekspartners. In het algemeen werd<br />
wel onderschreven dat de benodigde middelen tot "verbreding van het<br />
draagvlak" in eerste instantie binnen de gemeente zelf gezocht zouden<br />
moeten worden.<br />
Het overleg resulteerde - medio 1966 - in het voornemen tot het<br />
instellen van twee werkgroepen welke zich respectievelijk met de beide<br />
- hierboven kort geformuleerde - onderwerpen van studie nader<br />
zouden hebben bezig te houden.<br />
De kabinetswisseling, najaar 1966, heeft in dit voornemen enige verandering<br />
gebracht.<br />
18<br />
2. Nadere taakafbakening<br />
Minister Ir. Witte besloot - nadat op zijn verzoek door het departement<br />
nog studies waren verricht inzake een eventuele mogelijkheid tot<br />
drastische vereenvoudiging van de bemoeienissen - voorrang te geven<br />
aan een werkgroep inzake de methodiek van grondkostenbeoordeling<br />
en grondprüsvaststelling voor de gesubsidieerde woningbouw.<br />
De Werkgroep Beoordeling van Grondkosten, onder het voorzitterschap<br />
van Ir. Cusell, Directeur Bouwnijverheid bij de Centrale Directie van de<br />
Volkshuisvesting en Bouwnijverheid, bracht in maart 1968 rapport uit<br />
aan Minister Ir. W. F. Schut; dit rapport werd in december 1968 gepubliceerd<br />
als gezamenlijke uitgave van de Vereniging van Nederlandse<br />
Gemeenten en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.<br />
De daarin gegeven "richtlijnen" voor de berekening van grondkosten<br />
en -prijzen vormen thans in alle normale gevallen een zowel door<br />
de gemeenten als door het rijk. aanvaarde grondslag.<br />
Een andere ontwikkeling d.iè -hier vermelding verdient is de indiening<br />
- op 22 maart 1968 door de Ministers van Binnenlandse Zaken en<br />
Financiën, bij de Tweede Kamer - van een wetsontwerp "tot wijziging<br />
van de bepalingen inzake gemeentelijke en provinciale belastingen".<br />
In dit wetsontwerp (zitting 1968-1969, nr. 9538) wordt onder meer voorgesteld<br />
een aantal bestaande gemeentelijke belastingen te vervangen<br />
door een nieuwe gemeentelijke belastingheffing ter zake van onroerend<br />
goed.<br />
De opbrengst van deze belasting dient naar het oordeel van de regering<br />
- behalve voor de compensatie van de weggevallen inkomsten uit<br />
andere belastingbronnen - vooral te worden gezien als een noodzakelijke<br />
aanvulling op de algemene uitkeringsregelingen en voorts als een<br />
"vrije zoom" waarbinnen beslissingen tot verhoging van het gemeentelijke<br />
verzorgingspeil, onder een verantwoorde afweging van nut en<br />
offer mogelijk zijn.<br />
De eerder in relatie tot de grondkostenproblematiek wel eens geopperde<br />
gedachte om de opbrengst van een dergelijke belasting op onroerend<br />
goed in het bijzonder te bestemmen voor de voeding van een gemeentelijk<br />
fonds voor stadsontwikkeling lijkt hierdoor illusoir geworden.<br />
Daarmede is overigens een nadere bestudering van de financiële aspecten<br />
van grondexploitatie in bestemmingsplannen geenszins overbodig<br />
geworden. Wel gaf een en ander aanleiding om in de taakomschrijving<br />
het accent te verleggen van "de financiering van mogelijke tekorten", naar<br />
"het aanwüzen van kostendragers voor die kostenelementen welke<br />
vallen buiten het normale kader".<br />
19
De Werkgroep Financiering Grondkosten kreeg bij haar installatie op<br />
23 januari 1968 de volgende opdracht:<br />
1 0<br />
2 0<br />
• het doen van aanbevelingen inzake de financiering van die elementen<br />
in de kosten van bestemmingsplannen, welke - volgens de in<br />
het rapport "Grondkosten Woningbouw" gegeven richtlijnen <br />
niet in de exploitatierekening van een bestemmingsplan behoren te<br />
worden opgenomen.<br />
• het doen van aanbevelingen inzake mogelijke regelingen ten aanzien<br />
van die exceptionele gevallen, waarin de kosten - berekend<br />
overeenkomstig de eerder bedoelde richtlijnen - door bijzondere<br />
omstandigheden tot een onaanvaardbaar huurniveau aanleiding zouden<br />
geven.<br />
De Werkgroep heeft haar taak ruim opgevat.<br />
Het woord "financiering" in het eerste lid van de opdrachtsomschrijving<br />
heeft zij geïnterpreteerd in de zin van "dekking van de kosten", d.w.z.<br />
aanwijzing van kostendragers. Ten einde aan het tweede lid van de<br />
opdracht te kunnen voldoen zag de Werkgroep zich gesteld voor de<br />
noodzaak van een nadere bezinning op wat men onder "exceptionele"<br />
kosten zou dienen te verstaan, wat de aanleiding tot zulke kosten zou<br />
kunnen zijn en of zulke excepties vermeden zouden kunnen worden.<br />
Een en ander impliceerde, dat de Werkgroep - om haar taak te kunnen<br />
verrichten - zich ingaand heeft moeten bezighouden met de resultaten<br />
van haar voorgangster, de publikatie "Grondkosten Woningbouw", hetgeen<br />
op enkele punten tot nadere suggesties met betrekking tot de<br />
daarin gegeven aanbevelingen aanleiding heeft gegeven.<br />
Uiteindelijk heeft de werkgroep bovendien nog aanbevelingen gedaan<br />
inzake "financiering" - in de meer gebruikelijke zin van het woord <br />
namelijk in het voorzien in benodigde middelen t.b.v. grondverwerving<br />
en aanleg in het algemeen, ofschoon dit onderwerp strikt genomen<br />
buiten de hierboven aangehaalde taakstelling valt.<br />
3. Werkwijze<br />
Na eerst een globale verkenning van de hierboven aangeduide problematiek<br />
is besloten tot het instellen van twee sub-werkgroepen, t.w.<br />
een technisch-planologische en een financieel-administratieve sub-werkgroep.<br />
De werknota welke de grondslag vormde voor dit besluit omschrijft<br />
de taken van de sub-werkgroepen als volgt:<br />
20<br />
De taak van de technisch-planologische sub-werkgroep zal zijn: het<br />
in orde van grootte aangeven van de "extra" kosten waar het<br />
In de praktijk om kan gaan, het signaleren van planologische consequenties<br />
van het al dan niet in beslag nemen van - financieel<br />
gezien - ongunstige terreinen en eventueel het signaleren van<br />
kosten voor voorzieningen welke in de toekomst in toenemende mate<br />
nodig zullen zijn om tot planologisch verantwoorde oplossingen te<br />
komen.<br />
De taak van de financieel-administratieve sub-werkgroep zal in eerste<br />
instantie moeten bestaan uit het verzamelen en evalueren van de<br />
bestaande regelingen, het signaleren van de mogelijke leemten welke<br />
zich daarbij in de praktijk voordoen.<br />
Op basis daarvan, en overigens in aansluiting op de bevindingen van<br />
de eerste werkgroep zal zij zich dienen te beraden op mogelijke aanvullende<br />
regelingen.<br />
De samenstelling van de su!;>-werkgroepen is reeds in het overzicht,<br />
voorafgaande aan dit hoofdstuk, vermeld; ook enkele niet-werkgroepsleden<br />
hebben daarvan deel uitgemaakt.<br />
De sub-werkgroepen hebbén elk afzonderlijk een rapport uitgebracht<br />
aan de Werkgroep; het rapport van de technisch-planologische subwerkgroep<br />
mondde uit in een aantal vrag,en welke aan de financieeladministratieve<br />
sub-werkgroep werden voorgelegd. Een gedeelte van<br />
het rapport van laatstgenoemde werkgroep was gewijd aan beantwoording<br />
van die vragen, die betrekking hadden op het aanwijzen van<br />
kostendragers voor bijzondere kostenelementen ; een groot deel van het<br />
rapport van de financieel-administratieve werkgroep betrof meer algemene<br />
vraagstukken verband houdende met planvoorbereiding, de grondexploitatie<br />
en de financiering.<br />
In twee vergaderingen is door de werkgroep (versterkt met die leden<br />
van de sub-werkgroepen die in oorsprong lid waren van de werkgroep)<br />
over de beide (interim-)rapporten van de subgroepen beraadslaagd. Het<br />
eindrapport is tot stand gekomen door samenvoeging van beide interimrapporten,<br />
onder gelijktijdige bewerking op grond van de bevindingen<br />
in de pleno-vergaderingen.<br />
4. Opzet van het rapport<br />
Het eigenlijke rapport bestaat uit twee delen.<br />
In deel A, omvattende de hoofdstukken I tot en met V, zijn alle onderwerpen<br />
van algemene aard samengebracht, welke in beginsel betrekking<br />
hebben op de problematiek zoals zij zich overal voordoet, ongeacht<br />
bijzondere opgaven of buitengewone omstandigheden. Het merendeel<br />
21
van de beschouwingen in deel A is ontleend aan of gebaseerd op het<br />
rapport van de financieel-administratieve sub-werkgroep.<br />
In deel B, omvattende de hoofdstukken VI tot en met IX, is een systematische<br />
opsomming gegeven van "bijzondere" kosten welke zich in<br />
de praktijk plegen voor te doen, telkens voorzien van aanbevelingen<br />
omtrent de toerekening van deze kosten. Deze enumeratie is ontleend<br />
aan het rapport van de technisch-planologische werkgroep; de aanbevelingen<br />
omtrent de toerekening zijn in eerste instantie afkomstig van de<br />
financieel-administratieve werkgroep, aangevuld of geamendeerd door<br />
de plenovergadering en in elk geval door deze onderschreven.<br />
Een zekere mate van "overlapping" of herhaling is bij deze opzet onvermijdelijk<br />
gebleken. Het eerste deel omvat wat men zou kunnen noemen<br />
achtergronden en motiveringen; het tweede deel heeft meer het karakter<br />
van een handleiding welke men in concrete "bijzondere" gevallen kan<br />
raadplegen.<br />
Het rapport besluit - zoals reeds eerder werd gesignaleerd - met een<br />
resumé van beleidssuggesties onder verwijzing naar de hoofdstukken<br />
en paragrafen waar die suggesties zijn uitgewerkt.<br />
DEEL A<br />
ALGEMENE ONDERWERPEN'"<br />
22 's-Gravenhage - Leyweg 23
HOOFDSTUK 11<br />
1. Inleiding<br />
HET RAPPORT "GRONDKOSTEN WONINGBOUW"<br />
ALS UITGANGSPUNT<br />
Het rapport "Grondkosten Woningbouw; maatstaven en richtlijnen" is<br />
door de werkgroep aanvaard als uitgangspunt voor haar beschouwingen.<br />
Dit rapport heeft - zoals inmiddels reeds in de praktijk gebleken is <br />
veel van de voorheen bestaande onduidelijkheid ten aanzien van de<br />
departementale beoordeling van verrekenbare grondkosten weggenomen.<br />
Het geeft de gemeenten een duidelijk kader voor een doeltreffende<br />
berekening van de werkelijke produktiekosten en een goede richtlijn<br />
voor de toerekening van de kosten aan de kopers, respectievelijk gebruikers<br />
van de grond. Voor Dormale bestemmingsplannen als bedoeld<br />
in artikel 11 van de Wet op êLe Ruimtelüke Ordening, kan daardoor <br />
naar het oordeel van de w?;kgroep - de exploitatie in het merendeel<br />
van de gevallen sluitend zOn en hoeft dus van een dekkingsprobleem<br />
geen sprake te ZÜIJ.<br />
Ernstige problemen zullen in de toekomst uitsluitend kunnen rijzen,<br />
wanneer er in een bestemmingsplan sprake is van büzondere kostenelementen,<br />
àf wanneer büzondere omstandigheden de normale kostenelementen<br />
exceptioneel duur maken.<br />
Het vinden van oplossingen voor deze bijzondere gevallen zal vanwege<br />
hun doorgaans incidentele en unieke karakter vaak ad hoc moeten<br />
geschieden. In deel B van dit rapport is niettemin een aantal richtlijnen<br />
gegeven voor de wijze waarop in een aantal specifieke, regelmatig<br />
voorkomende gevallen gehandeld zou kunnen worden. Er zij overigens<br />
op gewezen, dat ·de daar aanbevolen oplossingen naar het oordeel van<br />
de Werkgroep alléén overweging verdienen voor gevallen waar inderdaad<br />
sprake is van büzonder hoge kosten.<br />
Evenals voorheen de Commissie-Van Lynden van Sandenburg en als de<br />
Werkgroep Beoordeling van Grondkosten is deze werkgroep er van<br />
uitgegaan dat normaliter de exploitatie van een bestemmingsplan sluitend<br />
kan en behoort te zÜn.<br />
Het zowel op gemeentelijk niveau als ten departemente aanvaarden<br />
van de "maatstaven en richtlijnen" sluit overigens ook voor normale<br />
bestemmingsplannen verschillen van opvatting tussen planopstellers en<br />
-beoordelaars niet uit. Omtrent enkele discussiepunten volgen in dit<br />
hoofdstuk nog nadere beschouwingen als aanvulling op en in een enkel<br />
geval in afwijking van het rapport waarin die maatstaven en richtlijnen<br />
gepubliceerd werden.<br />
25
Doorberekening van de kosten in de uitgifteprijzen zal - naar het oordeel<br />
van de werkgroep - bij voorkeur eveneens overeenkomstig de<br />
gegeven richtlijnen moeten geschieden; enerzijds voorkomt dit dat<br />
grondprijzen worden gehanteerd, welke de werkelijke produktiekosten<br />
niet dekken; anderzijds wordt daardoor de grens bepaald, tot waar de<br />
kosten die samenhangen met het tot ontwikkeling brengen van bestemmingsplannen<br />
via de grondprijzen verhaald mogen worden op de woningbouw.<br />
De richtlijnen voor het doorberekenen zijn echter niet dwingend<br />
in die zin dat de gemeenten niet vrij zouden zijn om een deel van de<br />
kosten op andere wijze te dekken zo zij daartoe mogelijkheden zien;<br />
onder meer is hierbij gedacht aan de mogelijkheden geboden in de<br />
artikelen 280, 281 en 282 van de gemeentewet 1).<br />
Naar het oordeel van de Werkgroep behoren zowel de "maatstaven"<br />
als de "richtlijnen" soepel te worden gehanteerd; zij dienen te worden<br />
herzien, indien de eerder genoemde documentatie, de opgedane eryaringen,<br />
dan wel gewijzigde omstandigheden daar aanleiding toe geven.<br />
Indien er nieuwe mogelijkheden mochten ontstaan om bepaalde kostenelementen<br />
langs andere weg dan via de grondprijzen te dekken, moet<br />
worden nagegaan welke dekkingswijze de voorkeur geniet.<br />
3. De kosten van riolering en van rioolwater-zuiveringsinstallaties<br />
Het rapport "Grondkosten Woningbouw" gaat er - in overeenstemming<br />
met de gevestigde praktijk én met het door de Commissie-Van Lynden<br />
van Sandenburg ingenomen standpunt - van uit, dat de kosten die in<br />
een bestemmingsplan of daarbuiten worden gemaakt om de levering van<br />
gas, water en elektriciteit mogelijk te maken, niet tot de grondkosten<br />
mogen worden gerekend. Daarbij wordt aangesloten bij de praktijk dat<br />
in de tarieven voor deze levering ook een vergoeding is verdisconteerd<br />
voor de kosten van voorzieningen welke zijn getroffen om de levering<br />
mogelijk te maken.<br />
Daarentegen wordt er van uitgegaan, dat de aanlegkosten van voorzieningen<br />
die de afvoer van (afval-)water mogelijk moeten maken, wel<br />
tot de grondkosten worden gerekend (pag. 49, rubriek 6.4).<br />
Hoewel de huidige gemeentewet de mogelijkheid kent tot instelling<br />
van een specifieke rioolbelasting en/of retributie, terwijl ook in het wetsontwerp<br />
tot wijziging van de bepalingen inzake de gemeentelijke en<br />
proviniciale belastingen 2) de mogelijkheid tot retributieheffing behouden<br />
blijft, meent de Werkgroep, dat - voorzover het rioleringsstelsel uit-<br />
1) Deze artikelen hebben resp. betrekking op: straat- en rioolbelasting (280), baatbelasting<br />
(281) en bouwgrondbelasting (282).<br />
2) Zitting 1967-'68, nr. 9538.<br />
28<br />
sluitend ten dienste staat van het plangebied - verhaal van de aanlegkosten<br />
via de grondprijzen aanvaardbaar is en ook de voorkeur verdient.<br />
De omslag van deze aanlegkosten via de grondprijzen is eenmalig en<br />
eenvoudig, werkt daardoor kostenbesparend en bezit voorts het voordeel<br />
dat de voor een bepaald plan gemaakte rioleringskosten ook<br />
specifiek aan de bewoners van dat plan worden toegerekend.<br />
lets gecompliceerder ligt dit voor voorzieningen ten behoeve van de<br />
riolering welke niet uitsluitend dienen voor het plangebied, zoals collecteurriolen<br />
binnen en buiten het plan en rioolwaterzuiveringsinstallaties.<br />
In het rapport "Grondkosten Woningbouw" worden deze beide genoemd<br />
op pag. 49 en in de tabellen onder rubriek 6.8 en 6.9 als elementen<br />
vallende onder de "omslagkosten" voor werken binnen, respectievelijk<br />
buiten het plan, welke naar evenredigheid in de grondprijs verdisconteerd<br />
mogen worden. .<br />
De Werkgroep Financiering 9rondkosten is het daarmede in het algemeen<br />
voor wat betreft de v,errekening van de kosten van collecteurriolen<br />
wel eens; met betrekl
milieuhygiëne, verdient het - naar het oordeel van de Werkgroep - de<br />
voorkeur om alle kosten van rioolwaterzuivering om te slaan over alle<br />
direct of indirect belanghebbenden, door middel van publiekrechte/üke<br />
heffingen. De veld winnende opvatting dat de zorg voor de milieuhygiëne<br />
een gemeenschapsbelang betreft, heeft er in enkele provincies reeds toe<br />
geleid, dat de verantwoordelijkheid voor de zuivering van rioolwater is<br />
of wordt overgenomen door in groter verband werkzame lichamen. Zo<br />
worden bijvoorbeeld door het Hoogheemraadschap van Rijnland in zijn<br />
ambtsgebied, dat zich uitstrekt over delen van de provincies Noord<br />
Holland en Zuid-Holland, bestaande gemeentelijke rioolwaterzuiveringsinstallaties<br />
overgenomen en worden nieuwe installaties gebouwd. Ter<br />
dekking van de kosten wordt aan alle ingelanden, ongacht of hun percelen<br />
reeds zijn aangesloten op een zuiveringsinstallatie, en ook ongeacht<br />
of de ingelanden reeds via de grondprijzen hebben bijgedragen<br />
in de kosten van bestaande en toekomstige installaties, een "heffing<br />
waterkwaliteit" opgelegd.<br />
De wet, houdende regelen omtrent verontreiniging van oppervlaktewateren<br />
(Staatsblad 1969, nr. 536) legt de verantwoordelijkheid voor de<br />
kwaliteit van de oppervlaktewateren bij het Rijk en bij de Provinciale<br />
Staten. Voor de dekking van de kosten van maatregelen tot het tegengaan<br />
en voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewateren wordt<br />
in deze wet de mogelijkheid geopend tot het instellen van speciale<br />
publiekrechtelijke heffingen.<br />
In deze structuur past het niet meer om de aanlegkosten van nieuwe<br />
gemeentelijke rioolwaterzuiveringsinstallaties via de grondprijzen om te<br />
slaan over de bewoners van nieuwe bestemmingsplannen. Het is immers<br />
waarschijnlijk, of althans mogelijk, dat de zorg voor de zuivering van<br />
het rioolwater eerlang door andere organen dan de gemeentelijke overheid<br />
wordt overgenomen. De bewoners van die bestemmingsplannen<br />
kunnen niet gevrijwaard worden voor op een later tijdstip wellicht in te<br />
stellen landelijke of regionale heffingen voor de waterzuivering; een<br />
meer dan evenredige belasting kan hiervan het gevolg zijn, indien reeds<br />
een omslag van kosten over de grond had plaatsgevonden.<br />
4. De kosten van verkeersvoorzieningen; in het bijzonder parkeergelegenheid<br />
De sterke toeneming van het autobezit, met o.m. als gevolgen toenemende<br />
verkeersintensiteit en toenemende parkeerbehoefte, stelt steeds<br />
hogere eisen aan de hiervoor te treffen voorzieningen in woonwijken.<br />
De Werkgroep Beoordeling van Grondkosten is er in het rapport "Grondkosten<br />
Woningbouw" van uitgegaan, dat alle ten behoeve van een<br />
bestemmingsplan gemaakte kosten van verkeersvoorzieningen als grond-<br />
kosten kunnen worden beschouwd en in de grondprijsberekening verdisconteerd<br />
mogen worden.<br />
Ook de Commissie-Van Lynden van Sandenburg nam de volledige toerekening<br />
aan de uit te geven grond als uitgangspunt, zij het onder aantekening<br />
dat zij een nadere studie wenselijk achtte inzake de vraag of<br />
- bij toenemende omvang dezer voorzieningen - de kosten niet geheel<br />
of gedeeltelijk uit algemene rijksmiddelen of uit een algemeen verkeersfonds<br />
bestreden zouden dienen te worden (blz. 15).<br />
Tijdens de beraadslagingen van de Werkgroep Financiering Grondkosten<br />
en van haar beide subwerkgroepen is véél aandacht besteed aan de<br />
toerekening van de kosten van verkeersvoorzieningen. Daarbij bestond<br />
ook in deze werkgroep er geen twijfel over, dat de kosten van straten,<br />
wegen, bruggen, tunnels en pleinen, voor zover deze dienen voor de<br />
ontsluiting van een woongebied dienen te worden gerekend tot de<br />
grondkosten welke in de gron9prijs verdisconteerd behoren te worden.<br />
In het huidige tijdsbestek is et een gebiedende eis, dat alle delen van<br />
een woonwijk goed toegankélijk zijn voor het gemotoriseerde verkeer.<br />
Daarbij dient zowel gedacht te worden aan de toegankelijkheid van de<br />
woningen tot op korte afstand, voor auto's van bezoekers en bewoners,<br />
als aan het verkeer dat nodig is voor de verzorging van de wijk (brooden<br />
melkbezorging, ophalen van huisvuil, vervoer van zieken of gewonden,<br />
brandweer, politie-surveillance, openbaar vervoer, etc.). In toenemende<br />
mate zullen daarbij eisen worden gesteld aan verkeersveiligheid, eventuele<br />
scheiding van snel en langzaam verkeer, alsmede vrijwaring tegen<br />
geluidshinder. Ook een goede aansluiting van een woongebied met het<br />
hoofdverkeersnet buiten het plangebied moet zijn gewaarborgd.<br />
Voor zover daarbij voorzieningen getroffen moeten worden waarvan de<br />
betekenis verder strekt dan hetgeen nodig is voor het desbetreffende<br />
woongebied zelf, zal een doelmatige kostenverdeling moeten worden<br />
nagestreefd. Hierbij valt o.m. te denken aan: doorgaande wegen met<br />
daarbij behorende kunstwerken; groenstroken of ingravingen om hinder<br />
van het door- of langstrekkende verkeer in de woonwijk te voorkomen;<br />
openhouden van stroken ten behoeve van toekomstige verkeersvoorzieningen,<br />
openbare vervoerslijnen, of dergelijke. In deel B van dit<br />
rapport (hoofdstuk VII) zal voor een aantal van dit soort voorzieningen<br />
worden aangegeven, op welke wijze en op grond van wat voor overwegingen<br />
in dergelijke gevallen - van geval tot geval bezien - een<br />
redelijke grondslag voor een kostenverdeling mogelijk is.<br />
De meer algemene beschouwingen in dit hoofdstuk beperken zich tot de<br />
kosten van de verkeersvoorzieningen binnen een woongebied en ten<br />
behoeve van dat woongebied. Daarbij zal in het bijzonder worden stilgestaan<br />
bij de parkeer- en stallinggelegenheid voor auto's.<br />
De noodzaak om met een toenemende omvang van verkeersvoorzieningen<br />
rekening te houden heeft in het rapport "Grondkosten Woningbouw"<br />
erkenning gevonden in het feit dat - op pag. 25 - tot uiting is<br />
gebracht dat zal moeten worden voorzien in een toekomstige behoefte<br />
aan parkeerrruimte tot een omvang van 1 à 1V2 auto per woning en<br />
voorts daarin, dat in de "maatstaven" de oppervlakte aan verharding<br />
ten minste 40 % hoger is gesteld dan bij de in het verleden gehanteerde<br />
"normen" het geval was.<br />
Anders dan in de Commissie-Van Lynden van Sandenburg, die de suggestie<br />
opperde om te doen onderzoeken of wellicht de kosten van<br />
verkeersvoorzieningen geheel of gedeeltelijk uit algemene middelen of<br />
uit een verkeersfonds bestreden zouden kunnen worden, heeft de Werkgroep<br />
Financiering Grondkosten uitvoerig stilgestaan bij de vraag, in<br />
hoeverre het aanbeveling verdient c.q. mogelijk zou zijn om de kosten<br />
van - met name - parkeer\'oorzieningen rechtstreeks te verhalen op<br />
de feitelijke gebruikers dezer voorzieningen, in casu: de autobezitters,<br />
32<br />
/<br />
Zij sluit daarmee aan op de inmiddels in stadscentra en op andere<br />
drukbezochte plaatsen meer en meer toegepaste wettelijke mogelijkheid<br />
tot heffing van parkeergelden.<br />
Het stellen van bovenvermelde vraag voerde tot verkennende beschouwingen<br />
over tal van aspecten van deze zaak, zoals o.m.:<br />
de omvang van de behoefte aan stationeren, parkeren en stallen, nu<br />
en in de nabije toekomst, i.v.m. de omvang van het autobezit en in<br />
relatie tot het aantal woningen;<br />
de spreiding van het autobezit over verschillende bewonerscategorieën,<br />
sommige zonder - andere met meer dan één - auto per<br />
huishouding;<br />
de alternatieve mogelijkheden om in deze behoeften te voorzien, van<br />
eenvoudige parkeerstroken langs de weg, tot parkeergarages of<br />
garageboxen in of bij de woning, zulks mede i.v.m. de toegepaste<br />
woonvormen (eengezinshu,iten, middelhoge of hoge meergezinshuizen);<br />
, .<br />
,<br />
de kosten van bovenbe
worden zonder aan de kwaliteit onevenredig afbreuk te doen, in hoeverre<br />
onrendabele kosten welke het gevolg zijn van het ontzien van<br />
eerdergenoemde "belangen" afgewenteld kunnen worden. In deel B<br />
van dit rapport zal op deze vragen nog worden teruggekomen.<br />
De Werkgroep Financiering Grondkosten handhaaft overigens ook in<br />
gevallen als hier bedoeld, dat slechts bij hoge uitzondering zou mogen<br />
worden afgeweken van de stelregel, dat een bestemmingsplan economisch<br />
realiseerbaar behoort te zijn op basis van de in de vorige paragraaf<br />
gegeven begripsbepaling.<br />
Ook op kleinere schaal, binnen gemeentelijk of intergemeentelijk kader,<br />
zal in bepaalde gevallen de bestemming "woongebied" in een structuurplan<br />
van invloed kunnen zijn op de kosten van - bijvoorbeeld - de<br />
grondverwerving, het bouwrijp maken of de verkeersverbindingen. Zo er<br />
van het afwegen van alternatieve mogelijkheden sprake is dan prevaleren<br />
ook in die fase veelal niet of moeilijk in geld te waarderen belangen,<br />
zoals:<br />
de overzichtelijkheid van de nederzettingsvorm;<br />
de ligging ten opzichte van een bestaand winkelcentrum;<br />
de mogelijke aansluiting op een openbaar vervoersysteem;<br />
de aanwezigheid van recreatieve elementen of de mogelijkheid om<br />
deze tot ontwikkeling te brengen;<br />
en andere.<br />
Zonder nu aan het kostenaspect een hogere waarde toe te willen kennen,<br />
meent de Werkgroep dat het toch zaak is dat de betrokken ontwerpers<br />
en bestuurders en beoordelende instanties dit mede in hun<br />
beschouwingen betrekken. In bepaalde gevallen, waar duidelijk van<br />
keuze sprake is, zouden zij zich door het naast elkaar stellen en glo"<br />
baal doorrekenen van de kosten dezer alternatieven rekenschap moeten<br />
geven.<br />
In deel B zal nog blijken dat dit laatste ook in verband met het toerekenen<br />
van eventuele niet-rendabele kosten aan andere kostendragers<br />
van belang kan zijn.<br />
3. De fase van het bestemmingsplan<br />
Uiteraard ligt het accent in alle beschouwingen in dit rapport bij de<br />
grond-kosten.<br />
Ook bij de inrichting van een bestemmingsplan spelen naast de grondkosten<br />
echter tal van andere factoren mede een rol, zoals<br />
40<br />
de verschijningsvorm<br />
(bijvoorbeeld inpassing in een landschappelijk milieu);<br />
de woonkwaliteit<br />
(bijvoorbeeld de keuze en wijze van toepassen van de woonvormen);<br />
de verkeersafwikkeling<br />
(veiligheid. omleiding doorgaand verkeer, scheiding van snel en<br />
langzaam verkeer).<br />
's-Gravenhage - Waldeek, Landréstraat {Chinese Muur} 41
3. de gemeentelijke uitgaven voor de produktie van bouwrijpe terreinen<br />
worden gefinancierd door bij de NV. Bank voor Nederlandsche<br />
Gemeenten op te nemen kort krediet.<br />
Het is deze gedachte die de Werkgroep aanbeveelt voor verdere<br />
studie en die in de volgende paragraaf nog nader wordt toegelicht.<br />
3. Financiering door middel van rekening-courantkredieten bij de N.V.<br />
Bank voor Nederlandsche Gemeenten<br />
Aan de monetaire bezwaren van kortlopend krediet kan worden tegemoet<br />
gekomen, door de financiering van de grondverwerving en aanlegkosten<br />
voor de totaliteit van de gemeenten te doen geschieden uit door<br />
de NV. Bank voor Nederlandsche Gemeenten op de kapitaalmarkt aan<br />
te trekken langlopende leningen. Aan de individuele gemeenten kunnen<br />
deze middelen door de Bank dan worden doorgegeven in de vorm van<br />
rekening-courantkredieten. De Bank vervult dan een transformatie-functie<br />
in die zin, dat zij lang geld omzet in kort of middellang geld, al naar<br />
gelang de gemeenten daar voor de voortgang van de produktie van<br />
bouwterreinen behoefte aan hebben.<br />
In deze gedachtengang zullen de gemeenten alle betalingen, welke betrekking<br />
hebben op de aankoop van gronden alsmede op de kosten van<br />
ophoging, aanleg van straten, riolering, groenvoorziening enz., verrichten<br />
via de rekening-courant van hun grondbedrijf bij de NV. Bank voor<br />
Nederlandsche Gemeenten. Bij verkoop van grond moet de opbrengst<br />
weer op de rekening bij de Bank worden gestort. Als een gemeente<br />
gronden uitneemt voor de openbare dienst zullen de toegerekende<br />
grondkosten eveneens in mindering moeten worden gebracht op het<br />
re kening-coura ntkrediet.<br />
De totale omvang van het aldus aan de gemeenten te verstrekken rekening-courantkrediet<br />
mag niet worden beïnvloed door de conjuncturele<br />
situatie of door de schaarste aan financieringsmiddelen. In principe zal<br />
de behoefte aan bouwrijpe grond, nodig voor het realiseren van het door<br />
het kabinet vastgestelde bouwprogramma de omvang van de kredietverlening<br />
moeten bepalen; het normale toezicht van Gedeputeerde<br />
Staten der provincies zal garanties moeten inhouden dat de door de<br />
gemeenten aangehouden grondvoorraden binnen redelijke grenzen<br />
blijven.<br />
De hiervoor uiteengezette financieringswijze biedt naar het oordeel van<br />
de Werkgroep de volgende voordelen:<br />
1. de produktie van bouwrijpe gronden zal niet kunnen stagneren door<br />
schaarste aan financieringsmiddelen;<br />
2. de financiering zal zich op monetair-neutrale wijze voltrekken;<br />
3. aan de gemeenten worden kredieten verstrekt welke naar omvang en<br />
looptijd volkomen zijn afgestemd op hun werkelijke financieringsbehoefte.<br />
Hierdoor worden renteverliezen voorkomen.<br />
De Werkgroep Financiering Grondkosten heeft gemeend goed te doen<br />
om - vooruitlopend op de definitieve redactie van dit rapport - over<br />
het bovenstaande reeds in december 1969 een aanbeveling uit te brengen<br />
aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.<br />
56 's-Gravenhage - Sportlaan gezien vanaf de Segbroeklaan 57
Par.<br />
IVA De Werkgroep Financiering Grondkosten<br />
acht het van veel belang dat de rijksinstanties<br />
welke te maken hebben met de prijsvaststelling<br />
van gronden voor rijksgebouwen,<br />
resp. voor gebouwen als scholen e.d. waarvan<br />
de kosten geheel of gedeeltelijk voor<br />
subsidie in aanmerking komen, zich geheel<br />
richten naar de criteria welke in het rapport<br />
Maatstaven en Richtlijnen zijn aangegeven.<br />
Zij acht het wenselijk dat de Minister van<br />
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening<br />
ten deze stappen onderneemt om de wenselijke<br />
uniformiteit te bewerkstelligen<br />
IV.S Een overeenkomstige aanbeveling geldt m.b.t.<br />
andere grondaankopen voor rijksorganen<br />
ressorterende onder verschillende departementen<br />
IV.6 Indien in de begrotingsfase van een plan<br />
wordt uitgegaan van een bijdrage uit (of aan)<br />
een gemeentelijk egalisatiefonds zal dit in<br />
de over te leggen stukken uitdrukkelijk moeten<br />
blijken<br />
IV.l Bij een weloverwogen stedebouwkundig beleid<br />
en een actieve grondpolitiek behoeft de<br />
grondexploitatie in een gemeente voor de<br />
algemene dienst in normale gevallen geen<br />
tekorten van betekenis op te leveren<br />
88<br />
Resumé<br />
van de grond (of een zo goed mogelijke benadering<br />
daarvan) berekend behoort te worden,<br />
zijn hier twee kanttekeningen te plaatsen:<br />
te hoog gestelde grondprijzen voor winkels<br />
kunnen een belemmering zijn voor<br />
het tot stand komen van een adequate<br />
winkelvoorziening<br />
te laag gestelde grondprijzen voor particuliere<br />
woningbouw brengen onverdiend<br />
voordeel aan toevallige kopers van de<br />
terreinen<br />
Rijks- Provo Gem.<br />
niveau niveau niveau<br />
x<br />
xx<br />
xx<br />
x<br />
x<br />
x<br />
xx<br />
xx<br />
xx<br />
Woningen omgeving Rotterdam (Hillegersberg)<br />
89
Par. Resumé<br />
afhankelijk van de aanleiding tot keuze van<br />
de dure situatie:<br />
afweging van belangen binnen de gemeente<br />
richtlijnen of aanwijzingen van hogerhand<br />
ontbreken van andere mogelijkheden in<br />
agglomeratieverband<br />
IX.5 Gesignaleerd wordt, dat aanmerkelijk hogere<br />
grondprijzen die - door welke van de hiervoor<br />
opgesomde factoren of omstandigheden<br />
ook - in bepaalde gemeenten kunnen<br />
optreden een weerslag kunnen hebben op<br />
de waarde van de grond elders in zo'n zelfde<br />
gemeente. De mogelijkheid bestaat om deze<br />
waardestijgingen te verdisconteren in gedifferentieerde<br />
tarieven voor de - nieuwe <br />
gemeentelijke belasting op onroerend goed.<br />
Directe betekenis voor de dekking van<br />
grondkosten in bestemmingsplannen heeft<br />
dit echter niet<br />
94<br />
Rijks- Provo Gem.<br />
niveau niveau niveau<br />
x<br />
x<br />
x<br />
x<br />
x
Foto's:<br />
omslag<br />
blz. 16<br />
22<br />
.. 31<br />
KLM Aerocarto n.v. - 's-Gravenhage<br />
Dienst Publieke Werken - Amsterdam<br />
KLM Aerocarto n.v. - 's-Gravenhage<br />
J. Doeser - Laren N.H.<br />
B. Hofmeester - Rotterdam<br />
H. de Boer - Amsterdam<br />
KLM Aerocarto n.v. - 's-Gravenhage<br />
Provinciaal bestuur van Zuid-Holland<br />
C. van Weele - Amsterdam<br />
C. Oorthuys - Amsterdam<br />
Lay-out: J. van Nes<br />
Nationale Publiciteits Onderneming n.v. - 's-Gravenhage<br />
Druk H. P. de Swart & Zn. - 's-Gravenhage<br />
Clichés: lliustratia - 's-Gravenhage<br />
96<br />
41<br />
57<br />
60<br />
67<br />
78<br />
89<br />
I<br />
"<br />
;'<br />
Iit. '. . '.