Bedieningshandleiding ECHO™/Virtuele terminal - Norac

De gewasmodus wordt doorgaans gebruikt om te werken op rijpe granen, rijgewassen of
speciale gewassen. De aardemodus wordt algemeen gebruikt om de grond te volgen doorheen
jongere gewassen, stoppels of gewone gewasresten. Soms zijn, naargelang het gewas, de modi
allebei bruikbaar.
Bij rijgewassen zal de gewasmodus optimaal werken met de sensor recht boven een rij.
De aardemodus werkt optimaal met de sensor tussen twee rijen gepositioneerd.
Gewassen in diverse groeistadia lenen zich vrij goed voor de gewasmodus.
Gewassen met aren zijn relatief minder geschikt voor de gewasmodus omdat aren het
geluid slecht terugkaatsen.
Sommige gewassen geven meer variatie in hun bladerdek dan andere. In die situaties zal de
zware-terreinoptie (Paragraaf 13.1) representatievere metingen opleveren en dus beter
presteren in de gewasmodus.
Zorg er bij het monteren van de giekhoogtesensor centraal heffen voor dat de sensor niet
achter een wiel- of spoorlijn meet als u rechtdoor rijdt of draait. Het gewas achter een
wiel wordt immers platgereden, wat leidt tot onnauwkeurige metingen en een slecht
presterende gewasmodus.
Als u in de gewasmodus werkt en het gewas plat ligt, of als er geen gewas is, gaat de
sensor mee omlaag en begint de bodem te volgen. Waar het gewas opnieuw verschijnt
kan de sensor echter onder het bladerdek van het gewas terechtkomen of kan het
bladerdek binnen het blindbereik van de sensor komen zodat de sensor geen juiste
metingen kan verrichten. In deze situatie kan het noodzakelijk zijn dat de bediener de
spuitboom handmatig opheft (Figuur 12).
Figuur 12: gewasloos gebied bij werken in de gewasmodus
15