You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Kanker</strong> : <strong>wat</strong> <strong>is</strong> <strong>kanker</strong> <strong>eigenlijk</strong> ?<br />
<strong>Kanker</strong> <strong>is</strong> de meest voorkomende ziekte bij gezelschapsdieren. Voorzichtige schattingen gaan<br />
ervan uit dat 30% van de gezelschapsdieren in de loop van hun leven een of andere vorm van<br />
<strong>kanker</strong> zal krijgen. Dit percentage ligt dus gelijk aan dat bij de mens.<br />
<strong>Kanker</strong> ontstaat doordat cellen in het lichaam zich doelloos en ongeremd gaan delen. Een gezwel,<br />
ook wel tumor genoemd, kan op één plaats in het lichaam ontstaan, bijvoorbeeld een<br />
hersentumor, of op meerdere plaatsen, zoals bij lymfeklier<strong>kanker</strong>.<br />
Tumoren kunnen onderverdeeld worden in goedaardig en kwaadaardig. Sommige vormen van<br />
<strong>kanker</strong> hebben de eigenschap zich te verspreiden in het lichaam, vaak naar plaatsen ver<br />
verwijderd van de oorspronkelijke tumor. Dit gebeurt wanneer <strong>kanker</strong>cellen in de bloedbaan of<br />
de lymfevaten komen en zo door het lichaam worden vervoerd. Tumoren die dit soort gedrag<br />
vertonen, noemt men kwaadaardig ofwel maligne. Vaak <strong>is</strong> het ju<strong>is</strong>t deze verspreiding van de<br />
<strong>kanker</strong>cellen, ook wel metastasering of uitzaaiing genoemd, die de grootste problemen<br />
veroorzaakt. Sommige vormen van kwaadaardige <strong>kanker</strong> hebben niet of pas laat in hun<br />
ontwikkeling de mogelijkheid tot uitzaaien, maar kunnen door hun groei en indringing in de<br />
omgeving voor ernstige problemen zorgen.<br />
Een goedaardig gezwel zal in principe niet de neiging hebben om sterk in zijn omgeving in te<br />
groeien of om uit te zaaien.<br />
De gevolgen voor het lichaam zijn sterk afhankelijk van de plaats waar de tumor ontstaat. Zo zal<br />
bot<strong>kanker</strong> andere verschijnselen bij een dier kunnen laten zien dan een gezwel in de melkklieren.<br />
Daarnaast kan een op één plaats gelokal<strong>is</strong>eerde tumor ook leiden tot algemene<br />
ziekteverschijnselen. De <strong>kanker</strong>cellen kunnen bijvoorbeeld hormonen produceren die een<br />
ongunstige invloed op het lichaam van het dier hebben. Ook kunnen er door interactie tussen de<br />
tumor en bloedcellen veranderingen aan de rode bloedcellen ontstaan met als gevolg<br />
bloedcelafbraak en bloedarmoede.<br />
In het verhaal van vandaag zal worden ingegaan op het ontstaan van <strong>kanker</strong> en mogelijke<br />
uitzaaiingen, de verschijnselen van <strong>kanker</strong> en de behandelingsmogelijkheden bij veterinaire<br />
<strong>kanker</strong>patiënten.
Hoe ontstaat een tumor en waarom treden soms uitzaaiingen op ??<br />
Om het ontstaan van <strong>kanker</strong> te begrijpen, moeten we eerst weten hoe normaalgesproken de<br />
celdeling gereguleerd wordt.<br />
De celcyclus<br />
Elke cel bevat twee paar chromosomen, waarbij de chromosoomparen min of meer aan elkaar<br />
gelijk zijn. Een cel kan beperkt in omvang toenemen. Voor werkelijke groei <strong>is</strong> een vermeerdering<br />
van cellen nodig. Het principe van vermeerdering van cellen <strong>is</strong> eenvoudig: een cel doorloopt een<br />
fase waarin ze in omvang toeneemt; de plasmagroei, daarna deelt de cel zich en twee nieuwe<br />
dochtercellen zijn gevormd. Dit proces: groei gevolgd door deling, heet de celcyclus.<br />
De celcyclus <strong>is</strong> dus ruwweg in te delen in twee fases, namelijk:<br />
Interfase, voorbereiding op het delen van de cel.<br />
Mitose, de uiteindelijke deling van de cel.<br />
De interfase wordt ingedeeld in drie fasen:<br />
De G1-fase, hierin treedt een belangrijke toename van het cytoplasma in de cel op en worden<br />
eiwitten aangemaakt ter voorbereiding op de celdeling.<br />
De S-fase, de cel gaat alle chromosomen of anders gezegd alle informatie die de kern bevat<br />
kopiëren door replicatie. Het materiaal kan dan tijdens de mitose worden gedeeld. Elk van de<br />
twee nieuwe chromosomen heet nu chromatide.<br />
De G2-fase, de periode tussen het verdubbelen van het DNA en de deling van de cel. In deze fase<br />
worden bepaalde stoffen aangemaakt die belangrijk zijn voor de celdeling.<br />
De duur van de verschillende fasen <strong>is</strong> afhankelijk van het celtype en het organ<strong>is</strong>me. Gemiddeld<br />
duurt in een celcultuur een celdeling van zoogdieren 12 tot 24 uur.<br />
Niet-delende cellen verkeren meestal in een toestand tussen de Mitose en de S-fase en worden G0<br />
cellen genoemd. De meeste cellen in normale weefsels verkeren in een rustende oftewel G0-staat.<br />
Regulatie van de celcyclus<br />
Of een cel gaat delen hangt af van verschillende factoren:<br />
1.Omstandigheden buiten de cel<br />
Celgrootte, hoeveelheid aanwezige voedingsstoffen, aantal buurcellen en de<br />
groeiomstandigheden van het organ<strong>is</strong>me bepalen naast de omstandigheden in de cel de<br />
delingsactiviteit.<br />
2. Omstandigheden in de cel
Gedurende de opeenvolgende fasen wordt door een stuurmechan<strong>is</strong>me op verschillende momenten<br />
(checkpoints) gecontroleerd of de celdeling goed verloopt en de vorige fase goed <strong>is</strong> afgesloten<br />
voordat wordt overgegaan naar de volgende fase.<br />
Op zo’n controlemoment <strong>is</strong> het mogelijk dat de celdeling wordt afgebroken of dat de cel overgaat<br />
in geprogrammeerde celdood (apoptose).<br />
* Controle op DNA-beschadigingen:<br />
verkeerde nucletotiden op de DNA-streng<br />
verstoorde DNA-stofw<strong>is</strong>seling<br />
DNA beschadigingen door straling, chem<strong>is</strong>che stoffen en vrije radicalen<br />
Bij afwijkingen in de G- of S-fase stopt de celdeling en treedt een reparatiemechan<strong>is</strong>me in<br />
werking.<br />
* Controle op de vorming van de spoelfiguur<br />
De chromatiden splitsen zich tijdens de mitose pas als alle centromeren met transportdraden aan<br />
het spoellichaampje (centrosoom) zijn verbonden en de chromosomen in het equatoriale vlak<br />
naast elkaar zijn komen te liggen.<br />
De celcyclus bij <strong>kanker</strong>cellen wordt niet meer door het organ<strong>is</strong>me gecontroleerd. Deze cellen<br />
delen zich autonoom (zelfstandig) en de duur van de celdeling <strong>is</strong> veranderd.<br />
Kenmerken van de <strong>kanker</strong>cel<br />
In een van de belangrijkste artikelen op het gebied van de oncologie, (The Hallmarks of Cancer, Cell, Vol. 100,<br />
57–70, January 7, 2000), beschrijven Hanahan en Weinburg 6 eigenschappen waardoor (maligne)<br />
tumoren gekenmerkt worden:<br />
1. zelfvoorziening in groe<strong>is</strong>ignalen<br />
2. ongevoeligheid voor groeiremmende (anti-growth) signalen<br />
3. voorkomen van apoptos<strong>is</strong><br />
4. onbeperkte celdelingscapaciteit<br />
5. voortdurende angiogenese<br />
6. weefsel invasie en vorming van metastasen.<br />
Alle vormen van <strong>kanker</strong> ontstaan als gevolg van verstoringen in genen. Een enkele genet<strong>is</strong>che<br />
verandering kan leiden tot het ontstaan en de progressie van <strong>kanker</strong>, echter meestal zijn er<br />
meerdere genet<strong>is</strong>che verstoringen nodig die bijdragen aan dit proces van carcinogenese en<br />
progressie.
Er worden twee grote klassen van genen die samenhangen met de ontwikkeling van <strong>kanker</strong><br />
onderscheiden: tumor oncogenen en tumor suppressie genen.<br />
Oncogenen ontstaan door veranderingen in normale genen welke proto-oncogenen genoemd<br />
worden. Deze genen zijn betrokken bij cellulaire communicatie, proliferatie en differentiatie.<br />
Activatie van deze oncogenen leidt tot een continue stimulatie van de processen die met celdeling<br />
betrokken zijn.<br />
Tumor suppressie genen, zoals hun naam al doet vermoeden, controleren en reguleren<br />
celproliferatie, differentiatie en celdood. Zij zijn een belangrijk del van de bescherming van de<br />
het organ<strong>is</strong>me tegen de ontwikkeling van “foute” celkopiën, welke kunnen leiden tot het ontstaan<br />
van tumorcellen.<br />
De eerste stap van de transformatie van een normale cel in een tumorcel wordt toegekend aan<br />
hetzij de activatie van een proto-oncogen naar een tumoroncogen, hetzij aan het verlies van de<br />
functie van een tumor suppressie gen.<br />
Toenemende genet<strong>is</strong>che abnormaliteiten zijn nodig voor de promotie en vervolgens progressie<br />
van de getransformeerde cel naar een maligne en vervolgens metastaserende tumor. Deze<br />
progressieve accumulatie van genet<strong>is</strong>che veranderingen die optreedt tijdens de initiatie, promotie<br />
en progressie van <strong>kanker</strong> wordt vaak mult<strong>is</strong>taps carcinogenese genoemd.<br />
De ontwikkeling van metastasen<br />
Het metastaseren van een tumor <strong>is</strong> een ingewikkeld proces dat verdeeld kan worden in<br />
verschillende stappen. Die kwaadaardige cellen die uiteindelijk een metastase vormen moeten<br />
eerst een serie van mogelijk voor die cellen dodelijke homeostat<strong>is</strong>che en immunolog<strong>is</strong>che<br />
(beschermings-) mechan<strong>is</strong>men van het lichaam doorstaan. De essentiele stappen om tot de<br />
vorming van een metastase tot komen kunnen als volgt worden samengevat:<br />
1. Na de initiële vorming van een tumorcel, wordt de groei ondersteund door voedingsstoffen uit<br />
de micro-omgeving.<br />
2. Vascular<strong>is</strong>atie (=ontwikkeling van de bloedvoorziening) moet optreden wil de tumor groter<br />
kunnen worden dan 2mm, daartoe worden verschillende groeifactoren door de tumorcellen<br />
uitgescheiden.<br />
3. Locale ingroei in omliggende weefsel. Sommige tumoren groeien binnen een kapsel, andere<br />
vormen uitlopertjes in het omliggende weefsel.<br />
4. Als de tumor door deze ingroei de vaatwanden bereikt, laten tumorcellen/klontjes tumorcellen<br />
los en komen in de bloedbaan. De meeste tumorcellen die zo in de bloedbaan komen worden<br />
echter snel vernietigd. Studies hebben aangetoond dat minder dan 0,01% van de tumorcellen die<br />
in de circulatie komen dit overleven om vervolgens metastasen te vormen.
5. Als de tumorcellen de tocht door de circulatie overleefd hebben, moeten zij zich, in de<br />
haarvaatjes van de organen waarheen ze metastaseren, vasthechten aan de endotheelcellen of<br />
blootliggende subendotheliale basaalmembraan.<br />
6. Vervolgens moeten de tumorcellen weer door de bloedvatwand heendringen, waarschijnlijk op<br />
de zelfde manier als zij in de vaten gekomen zijn.<br />
7. Overleving en groei in het orgaanparenchym vormt tenslotte de laatste stap. Om in het orgaan<br />
parenchym te kunnen groeien moeten ook de metastasen zorgen voor een vasculair netwerk en<br />
het afweersystheem van het lichaam omzeilen. Als metastasen een bepaalde grootte krijgen,<br />
kunnen zij ook weer zorgen voor nieuwe metastaseringen vanuit de primaire metastase.<br />
Symptomen bij dieren met <strong>kanker</strong>:<br />
De 10 meest voorkomende symptomen van <strong>kanker</strong> bij gezelschapsdieren zijn:<br />
1. Abnormale diktes die niet verdwijnen of toenemen in grootte.<br />
2. Wonden die niet genezen.<br />
3. Vermagering.<br />
4. Afname van de eetlust; moeilijkheden met kauwen of slikken.<br />
5. Bloedverlies of een andere uitvloeiing uit een lichaamsopening.<br />
6. Onaangename geur.<br />
7. Benauwdheid of hoesten.<br />
8. Niet meer graag willen gaan wandelen of verminderd uithoudingsvermogen.<br />
9. Blijvende kreupelheid of stijfheid.<br />
10. Moeilijkheden met urineren of produceren van de ontlasting.<br />
Andere verschijnselen zoals pijn, bloedarmoede, veel drinken en plassen of zeer veel eten kunnen<br />
ook voorkomen, afhankelijk van de soort tumor.<br />
Bijzondere symptomen zijn de zogenaamde paraneoplast<strong>is</strong>che syndromen. Hieronder verstaan we<br />
verschijnselen die optreden doordat de tumorcellen bepaalde stoffen uitscheiden die sterk lijken<br />
op normaal in het lichaam voorkomende signaalstofjes (hormonen, cytokines of groeifactoren).<br />
Het meest voorkomende paraneoplast<strong>is</strong>ch syndroom <strong>is</strong> het <strong>kanker</strong> anorexia-cachexia syndroom<br />
(KAC) welke humaan bij meer dan 50% van de <strong>kanker</strong>patiënten voorkomt. Een afname in<br />
lichaamsgewicht van meer dan 10% blijkt een sterk negatief prognost<strong>is</strong>che factor te zijn, tgv het<br />
optreden van secundaire infecties en complicaties bij de wondgenezing. Anorexie, m<strong>is</strong>selijkheid<br />
en gewichtsverlies zijn de klin<strong>is</strong>che symptomen van KAC. Op metabool niveau blijken er<br />
uitgebreide veranderingen op te treden in het suiker-, eiwit- en vetmetabol<strong>is</strong>me.<br />
Hormonaal actieve tumoren kunnen uitgaan van endocriene weefsels (die dus normaal ook<br />
hormonen produceren, maar nu te veel) of niet-endocriene weefsels, die nu stoffen uitscheiden<br />
die sterk op hormonen lijken en een vergelijkbare werking hebben. De bekendste hiervan <strong>is</strong> het<br />
optreden van een Hypercalcemie, dit kan optreden bij lymfomen en ook bij anaalzakcarcinomen
Een ander spectaculair syndroom <strong>is</strong> de hypertrof<strong>is</strong>che osteopathie, hierbij zie je een periostale<br />
botnieuwvorming aan de botten van de extremiteiten. Het treedt op bij chron<strong>is</strong>ch aanwezige<br />
ruimte-innemende processen in de thorax, of zelden, in het abdomen.<br />
Het <strong>is</strong> ook goed om te weten dat er bepaalde type tumoren zijn die zich in eerste instantie<br />
presenteren als een bultje dat groter en dan weer kleiner wordt. Er wordt dan vaak gedacht dat het<br />
onschuldig <strong>is</strong>. Maar dat hoeft helemaal niet het geval te zijn (bijv mastocytoom. Slechts na het<br />
nemen en beoordelen van een (cytolog<strong>is</strong>ch) biopt, kan hierover een betrouwbare uitspraak gedaan<br />
worden.<br />
De patiënt met het bultje. Wat te doen?<br />
Op het moment dat een eigenaar komt met een dier met een bultje, moet er actie ondernomen<br />
worden om te bepalen <strong>wat</strong> voor een bultje dat <strong>is</strong>. De tijd dat er gezegd werd “laat maar zitten en<br />
komt u maar terug als het groter wordt”, ligt hopelijk achter ons. Zelfs bij zeer goedaardige<br />
processen zoals lipomen kan afwachten ertoe leiden dat een operatie onnodig belastend voor het<br />
dier wordt, terwijl dit bij tijdig ingrijpen niet nodig geweest zou zijn. Maar vooral bij maligne<br />
tumoren <strong>is</strong> tijdig ingrijpen van belang, hoe langer de tumor aanwezig <strong>is</strong> hoe meer kans dat deze<br />
tumor kans ziet om te metastaseren. We kennen allemaal de prognose van katten met<br />
mammatumoren groter dan 2cm en recent <strong>is</strong> er een artikel over mammatumoren bij de hond<br />
verschenen, waarin de auteurs aanwijzingen hebben, dat benigne mammatumoren zich in de loop<br />
van tijd ontwikkelen tot maligne tumoren.<br />
Natuurlijk weten we allemaal hoe een lipoom aanvoelt, maar als je alleen maar afgaat op je<br />
klin<strong>is</strong>che blik, dan ga je een keer de fout in met bijvoorbeeld een mastocytoom. Pas als we<br />
precies weten waar de massa vanuit gaat, kunnen we een gedegen advies geven.<br />
Het nemen van een naaldbiopt <strong>is</strong> slechts een paar seconden werk, echter kan ons al<br />
verschrikkelijk veel informatie geven. Een voorbeeld zijn de lipomen, deze haal je er<br />
macroscop<strong>is</strong>ch met meer zekerheid uit (vormen vetbolletjes op het objectglaasje na uitstrijken).<br />
We moeten echter ook de beperkingen van naaldbiopten kennen:<br />
1. naaldbiopten geven alleen losse cellen die beoordeeld kunnen worden en zullen dus<br />
geen informatie kunnen geven over de structuur van het aangeprikte weefsel (daarom<br />
zijn naaldbiopten van bijvoorbeeld de lever, meestal niet zo bruikbaar als wij geen<br />
duidelijke haarden ziet waarin we kunnen prikken)<br />
2. met name mechenchymale weefsels hebben de neiging een lage celopbrengst te geven<br />
omdat de cellen zo stevig met elkaar verbonden zijn. Het kan soms zo zijn dat er<br />
daardoor onvoldoende diagnost<strong>is</strong>ch materiaal verkregen wordt<br />
3. het kan zijn dat wij met onze naaldbiopten in een niet representatief gebied geprikt<br />
hebben, dus hou hier rekening mee als de uitslag van de cytologie niet overeenkomt<br />
met <strong>wat</strong> we klin<strong>is</strong>ch verwachten.
4. theoret<strong>is</strong>ch zouden we via het steekkanaal van de naald tumorcellen kunnen<br />
verspreiden (met name bij de overgangsepitheeltumor van de blaas wordt dat<br />
beschreven), zorg er daarom voor dat het steekkanaal altijd zo ligt dat dit bij een<br />
eventueel volgende operatie meegenomen kan worden<br />
Met de informatie uit de naaldbiopten weten we dus met welk type tumor we te maken hebben.<br />
De nomenclatuur van tumoren verraadt al veel over het gedrag van de tumor: In de regel <strong>is</strong> alles<br />
eindigend met –oom <strong>is</strong> benigne oftewel goedaardig. Uitzonderingen hierop zijn die tumoren<br />
waarvoor staat “maligne” hetgeen kwaadaardig betekend o.a. “maligne melanoom”, “maligne<br />
lymfoom”, “maligne Schwannoom”. Alles met de uitgang –carcinoom of –sarcoom <strong>is</strong><br />
kwaadaardig. Carcinoom wordt gebruikt bij alle epitheliale tumoren, sarcoom voor de<br />
mesenchymale tumoren, adenoom en adenocarcinoom voor tumoren van klierweefsel.<br />
Nadat we met (naald)biopten hebben vastgesteld om welke tumor het gaat, moeten we gaan<br />
bepalen in welk stadium de aandoening zich bevindt. Dit noemen we het stageren van de tumor.<br />
Hiervoor gebruiken we het TNM systeem, waarbij op 3 aspecten gelet wordt:<br />
T= de tumor, het gaat hierbij om de grootte van de tumor en/of de tumor invasief groeit<br />
N= lymfeknopen, hiermee wordt bedoeld of de lymfeklieren betrokken zijn<br />
M= metastasen op afstand (bijvoorbeeld longen of lever/milt)<br />
Doordat we het biolog<strong>is</strong>ch gedrag van tumoren kennen. weten we of en waar we in eerste<br />
instantie de metastasen moeten verwachten.<br />
Veel voorkomende tumoren met een lage potentie tot uitzaaiing: plave<strong>is</strong>elcelcarcinoom en<br />
fibrosarcoom. Groeien beiden wel zeer agressief en locaal invasief en moeten daarom meestal<br />
radicaal worden verwijderd.<br />
Veel voorkomende tumoren met een hoge potentie tot metastasering: osteosarcoom,<br />
mammacarcinoom, haemangiosarcoom, mastocytoom (graad III), maligne melanoom<br />
(slijmvliezen).<br />
Naast het stageren bestaat er ook nog de gradering. Bij gradering bepaald men een aantal<br />
eigenschappen van de tumor op grond van h<strong>is</strong>tolog<strong>is</strong>ch onderzoek. Er wordt dan gekeken naar<br />
mate van differentiatie; de mitose-index (aantal mitosefiguren per 10 HPF); de mate van<br />
cellulaire of nucleaire pleiomorf<strong>is</strong>me; de hoeveelheid necrose; invasiviteit; reactie van het<br />
stroma; grootte en aantal nucleoli; overall cellulariteit en de lymfoide respons.<br />
Ongunstige factoren die in het patholog<strong>is</strong>ch rapport genoemd kunnen worden zijn: slechte<br />
celdifferentiatie, hoge mitose index, toegenomen kern/cytoplasma verhouding, ongelijke<br />
kerngrootte (an<strong>is</strong>ocori), ongelijke celgrootte (pleiomorfie), atyp<strong>is</strong>che nuclei, invasieve groei in<br />
bloedvat, lymfevat of omliggende weefsel. Grote en multipele nucleoli, veel necrose, veel cellen<br />
in omgeving met weinig stroma.)
Van een aantal tumoren zoals mastceltumoren, dermale en oculaire melanomen,<br />
synoviaalcelsarcomen, diverse carcinomen en sarcomen <strong>is</strong> bewezen dat de graad van de tumor<br />
voorspellende waarde heeft voor het biolog<strong>is</strong>che gedrag.<br />
Hoewel nog niet voor alle maligniteiten graderingssystemen zijn opgesteld, kan de patholoog<br />
vaak wel een idee krijgen over het te verwachten biolog<strong>is</strong>ch gedrag. In die gevallen wijzen de<br />
termen goed gedifferentieerd, matig gedifferentieerd en slecht gedifferentieerd op een laaggradig,<br />
mediumgradig of hooggradig maligne proces.<br />
Bij een aantal tumoren <strong>is</strong> het zinvol om gebruik te maken van immuunh<strong>is</strong>tochem<strong>is</strong>che kleuringen<br />
om het behandelplan op te stellen en de prognose in te schatten. Zo weten we dat bij<br />
mastocytomen graad II, behalve de mitose index. ook de c-kit. AgNor en Ki67 kleuringen van<br />
belang zijn om te bepalen of aanvullende chemotherapeut<strong>is</strong>che behandeling wenselijk <strong>is</strong>. Bij<br />
lymfomen <strong>is</strong> er een verschil in prognose tussen B-cel lymfomen en T-cel lymfomen. Dit <strong>is</strong> de<br />
reden dat we voor dat we overgaan tot behandeling een CD79a en een CD03<br />
immunoh<strong>is</strong>tochem<strong>is</strong>che kleuring aanvragen. Tegenwoordig kunnen sommige laboratoria dit ook<br />
op de cytolog<strong>is</strong>che preparaten (NB Polysine-glaasjes). Neem daarom voldoende uitstrijkjes! Ook<br />
kan een aanvullende (immunoh<strong>is</strong>tochem<strong>is</strong>che)kleuring wenselijk zijn indien twijfel bestaat over<br />
de patholog<strong>is</strong>che diagnose. (bijv. Melan-A kleuring bij amelanot<strong>is</strong>che melanomen)<br />
De eigenaar belt voor de uitslag, <strong>wat</strong> kan ik zeggen?<br />
Aan de hand van de uitslag van de naaldbiopten kunnen we de eigenaar al informeren over de<br />
aard van de tumor en het biolog<strong>is</strong>che gedrag van deze tumor.<br />
Belangrijk <strong>is</strong> het onderscheid in goed- en kwaadaardige tumoren. Bij goedaardige tumoren kan<br />
het zijn de volledige genezing mogelijk <strong>is</strong> na een operatie. Uiteraard hangt het van de locatie<br />
(denk aan hypofyse adenoom bij de ziekte van Cushing) en de grootte van de tumor af hoe<br />
ingrijpend zo’n operatie <strong>is</strong>. In veel gevallen zal de operatie in de praktijk kunnen worden<br />
uitgevoerd, maar indien locatie of grootte dat noodzakelijk maken, kan de patiënt worden<br />
doorgestuurd naar een oncolog<strong>is</strong>ch chirurg.<br />
Bij maligne tumoren zal zoals hierboven beschreven staat eerst verder onderzoek gedaan moeten<br />
worden om de patiënt te stageren, voordat een behandelplan kan worden opgesteld. Het <strong>is</strong><br />
belangrijk om aan de eigenaar duidelijk te maken waarom deze aanvullende onderzoeken gedaan<br />
moeten worden. De aanpak, maar ook de prognose, van maligne tumoren wordt uiteraard sterk<br />
beïnvloed door het al dan niet aanwezig zijn van metastasen, of de kans om alsnog metastasen te<br />
ontwikkelen. Sprekende voorbeelden zijn het osteosarcoom en het hemangiosarcoom; we weten<br />
dat ook al zien we nog geen uitzaaiingen op het moment van diagnosestelling, de hond deze in<br />
overgrote meerderheid alsnog zal vormen. Hierdoor zal het doel van de behandeling bij deze<br />
patiënten dan ook niet de genezing zijn, maar het zorgdragen voor een levensverlengend effect<br />
mét een kwalitatief goed leven. Het <strong>is</strong> belangrijk dit zeer zorgvuldig en herhaaldelijk met de<br />
eigenaren door te spreken, om te voorkomen dat deze achteraf teleurgesteld raken als de hond<br />
uiteindelijk toch metastasen ontwikkelt.
Het <strong>is</strong> ook belangrijk om duidelijk te maken dat het doel niet altijd genezing hoeft te zijn. Het <strong>is</strong><br />
prima verdedigbaar om te streven naar een levensverlenging, mits deze gepaard gaat met een<br />
goede kwaliteit van leven. Ik vind het altijd behulpzaam om hierbij gebruik te maken van andere<br />
aandoeningen die we ook niet kunnen genezen, en waarbij het streven naar levensverlenging<br />
algemeen geaccepteerd <strong>is</strong>, zoals bijvoorbeeld nierproblemen (C.I.N. patiënten) hartproblemen of<br />
suikerziekte.<br />
De patiënt met een bultje, <strong>wat</strong> <strong>is</strong> er mogelijk? De behandeling van dieren met <strong>kanker</strong><br />
Het uitgangspunt dat wij hanteren bij <strong>kanker</strong>patienten <strong>is</strong> dat <strong>kanker</strong> de best te genezen chron<strong>is</strong>che<br />
ziekte bij hu<strong>is</strong>dieren <strong>is</strong>, beter dan bijvoorbeeld suikerziekte of de meeste nieraandoeningen.<br />
Vandaag de dag geneest in ons land ongeveer de helft van de menselijke patiënten met <strong>kanker</strong><br />
van hun ziekte. Een groeiend percentage van diegenen voor wie genezing niet tot de<br />
mogelijkheden behoort, leeft steeds langer door voortdurend nieuwe ontwikkelingen binnen de<br />
oncologie, leert ook steeds beter met hun ziekte om te gaan, maar sterft er uiteindelijk wel aan. In<br />
de diergeneeskunde <strong>is</strong> een vergelijkbare ontwikkeling gaande.<br />
Ook diergeneeskundig zijn we in staat om steeds meer dieren met <strong>kanker</strong> te genezen. De<br />
vooruitgang binnen de veterinaire oncologie zal er ook toe leiden dat de behandeling van <strong>kanker</strong>,<br />
wanneer genezing niet haalbaar <strong>is</strong>, in een toenemend aantal gevallen zal resulteren in een<br />
chron<strong>is</strong>che ziekte, waar de patiënt zonder noemenswaardige problemen een lange periode mee<br />
kan blijven leven. Want nogmaals: kwaliteit van leven <strong>is</strong> de belangrijkste doelstelling.<br />
Het creëren van een “stabiele ziekte” over een langere periode, met behoud van kwaliteit van<br />
leven, bij een gezelschapsdier met <strong>kanker</strong>, zal dus ook diergeneeskundig steeds meer een normaal<br />
uitgangspunt van behandelen moeten worden. Bij andere aandoeningen, zoals chron<strong>is</strong>che<br />
nierziekten, chron<strong>is</strong>ch hartlijden en gewrichtsproblemen, <strong>is</strong> dit diergeneeskundig allang een<br />
volledig geaccepteerde manier van denken.<br />
Behandelmogelijkheden<br />
chirurgie<br />
chemotherapie<br />
tyrosine kinase remmers<br />
bestralen<br />
immunotherapie<br />
overigen
Chirurgie:<br />
Chirurgie <strong>is</strong> momenteel nog steeds de meest succesvolle manier voor het verwijderen van<br />
tumoren. Het verschaft een directe oplossing, het heeft geen carcinogene werking, <strong>is</strong> niet<br />
immuunsuppressief en heeft geen locale tox<strong>is</strong>che effecten. Echter helaas <strong>is</strong> dit niet in alle<br />
gevallen mogelijk. Voor veel goedaardige tumoren zal een kleine marge afdoende zijn. Voor veel<br />
kwaadaardige tumoren dient een marge rondom te worden aangehouden van 3 cm. Dit kan een<br />
wereld van verschil zijn! Het <strong>is</strong> daarom zeer belangrijk van tevoren te weten, met <strong>wat</strong> voor een<br />
tumor we te maken hebben, <strong>wat</strong> het biolog<strong>is</strong>che gedrag <strong>is</strong>, of we wel of niet al te maken hebben<br />
met enige vorm van uitzaaiing en welke overige prognost<strong>is</strong>che factoren een rol spelen. Belangrijk<br />
<strong>is</strong> te beseffen dat de eerste poging tot chirurgie altijd de beste <strong>is</strong>. De anatom<strong>is</strong>che structuren zijn<br />
dan vaak nog goed herkenbaar. De omgeving <strong>is</strong> normaler en losser van structuur, geen of minder<br />
verklevingen, bindweefselvorming etc. Verder moet beseft worden dat als we onvolledig zijn in<br />
onze chirurgie, we het weefsel aan de rand van de tumor laten zitten. Dit <strong>is</strong> doorgaans het beste<br />
doorbloedde weefsel en zodoende vaak het meest invasief en actief. Mogelijk laten we zodoende<br />
bij een onvolledige verwijdering, de meest aggressieve componenten van de tumor achter. We<br />
kunnen de oncolog<strong>is</strong>che chirurgie indelen in locale exc<strong>is</strong>ie, ruime exc<strong>is</strong>ie en radicale exc<strong>is</strong>ie.<br />
Locale verwijdering <strong>is</strong> het heel krap wegnemen van de tumor met het inc<strong>is</strong>ievlak grenzend aan<br />
het kapsel van de tumor. De enige tumoren waar je dit ongestraft bij kunt doen zijn lipomen,<br />
h<strong>is</strong>tiocytomen, talgklieradenomen en schildklieradenomen. Overige tumoren hebben een veel<br />
ruimere marge nodig. Ook geldt dat heel veel tumoren een pseudokapsel hebben waarbij de<br />
werkelijke omtrek vaak veel groter <strong>is</strong> dan gedacht. Denk aan een braamstruik die we tot aan de<br />
grond afkappen of een ui die we uit de buitenste rok pellen<br />
Chemotherapie<br />
Chemotherapie <strong>is</strong> een zeer veel gebruikte anti<strong>kanker</strong> therapie. Soms als behandeling alleen, soms<br />
na chirurgie om eventuele (micro)metastasen uit te roeien, soms voor chirurgie om cytoreductie<br />
en omvang van de tumor te bewerkstelligen en soms voor of na of in combinatie met<br />
radiotherapie. Chemotherapie kan via diverse routes worden gegeven waarvan de volgende routes<br />
de meest gebruikte zijn: oraal, intraveneus, intraperitoneaal, intratumoraal. Chemotherapie <strong>is</strong><br />
geindiceerd voor die tumoren die gevoelig zijn voor chemo. In het algemeen zijn dit de<br />
haemopoët<strong>is</strong>che tumoren (o.a. maligne lymfoom) en de zeer snel metastaserende tumoren als<br />
osteosarcomen, haemangiosarcomen en overgangsepitheelcelcarcinomen). Echter ook soft t<strong>is</strong>sue<br />
cell sarcoma’s (STS) lijken enigszins te reageren. Chemotherapie grijpt aan op snel delende<br />
cellen door middel van het beschadigen van DNA of het saboteren van diverse processen tijdens<br />
de verschillende fases in de celcyclus. Chemotherapie kan toegepast worden via een single drug<br />
protocol of in de vorm van een multidrugprotocol. In het algemeen geldt dat de<br />
multidrugprotocollen effectiever zijn en minder onderhevig zijn aan de vorming van res<strong>is</strong>tentie.<br />
Nadeel <strong>is</strong> echter dat zij duurder zijn, een vergroot r<strong>is</strong>ico hebben op toxiciteit en in het algemeen<br />
langer duren. Dosering gebeurt bij de meeste chemotherapeutica aan de hand van het<br />
lichaamsoppervlak. Voor sommige chemotherapeutica wordt gezocht naar de maximale<br />
tolereerbare dosering (dose-escalating protocol) op geleide van het bloedbeeld en eventuele<br />
klin<strong>is</strong>che klachten. Ook <strong>is</strong> de laatste jaren de “metronomic therapy” in populariteit aan het<br />
toenemen. Hierbij worden levenslang kleine hoeveelheden van een chemotherapeuticum gegeven<br />
om ontwikkeling van metastasen zo lang mogelijk te remmen (bijv. softt<strong>is</strong>suesarcoma’s).<br />
Alhoewel chemotherapie doorgaans zeer goed door honden en katten getolereerd wordt zal toch
met grote voorzichtigheid hiermee moeten worden omgesprongen. Bijwerkingen beperken zich<br />
meestal tot beenmergsuppressie, gastrointestinale intoxicatie en kaalheid. Allerg<strong>is</strong>che reacties,<br />
cardiotoxiciteit, cystit<strong>is</strong>, hepatotoxiciteit, nefrotoxiciteit en neurotoxiciteit kunnen ook optreden<br />
echter zijn vaak gerelateerd aan specifieke chemotherapeutica en komen in het algemeen niet<br />
vaak voor. Als bijwerkingen optreden dan kunnen de gevolgen zeer ernstig zijn, zelfs met de<br />
dood tot gevolg. Dit <strong>is</strong> de reden dat zij altijd als spoed gezien en behandeld dienen te worden.<br />
Lichaamstemperatuur bepaling en bepaling van het bloedbeeld behoren standaard naast het<br />
algemeen onderzoek uitgevoerd te worden. Koorts en neutropenie zijn vaak een aanwijzing voor<br />
een septicaemie. Breedspectrum antibiotica via intraveneuze route zijn hier sterk geindiceerd. Bij<br />
een sterke neutropenie zonder klin<strong>is</strong>che klachten moet zwaar overwogen worden eventueel<br />
antibiotica als profylaxe te geven. Gastrointestinale intoxicatie uit zich in de regel als<br />
m<strong>is</strong>selijkheid met evt diarree. M<strong>is</strong>selijkheid kan doorgaan zeer effectief bestreden worden met de<br />
volgende antiemetica: Primperid ® , Cerenia ® , Zofran ® , Butorphanol, Chloorpromazine en<br />
Dolasetron. Diarree kan behandeld worden met de gebruikelijke antidiarretica. Alopecia beperkt<br />
zich tot die rassen die normaal gesproken vaak bij de hondentrimmer komen (snel groeiende<br />
haren).<br />
Chemotherapie kan ook schadelijk zijn voor de omgeving. We moeten denken aan een direct<br />
cytotox<strong>is</strong>ch effect of een carcinogeen effect op langere termijn. Het lichaam scheidt<br />
chemotherapeutica uit in onveranderde of veranderde vorm via de urine, ontlasting en speeksel<br />
(heel klein beetje). Het maakt geen onderscheid tussen snel delende tumorcellen of snel delende<br />
gezonde cellen in ons lichaam (bv. beenmerg, darmmucosa). In hoeverre maakt het nu toch uit als<br />
we in contact komen met minimale hoeveelheden chemo? Die enkele haren, darmcellen of<br />
beenmerg cellen die we met deze hoeveelheid m<strong>is</strong>schien zouden beschadigen kunnen we immers<br />
makkelijk m<strong>is</strong>sen! Het gevaar van het directe cytotox<strong>is</strong>che effect geldt <strong>eigenlijk</strong> vooral bij de<br />
ongeboren vrucht en net bevruchte eicel Waarom dan toch de zware veiligheidsmaatregelen? Dit<br />
heeft te maken met het carcinogene effect op langer termijn. We weten dat veel stoffen<br />
carcinogeen zijn. Net als passief meeroken en onbeschermd in de zon zitten carcinogeen en<br />
ongewenst zijn zo kan de blootstelling aan kleine hoeveelheden chemotherapeuticum dit<br />
vermoedelijk ook zijn. Tot dat we in de toekomst meer weten over deze schadelijke effecten gaan<br />
wij uit van het ALARA principe. (As low as reasonable achievable) In enkele situaties wordt<br />
door ons besloten de chemotherapie niet toe te passen. Het betreft hier situaties waar sprake <strong>is</strong><br />
van een zwangerschap van de eigenaar of gewenste zwangerschap van een van de gezinsleden of<br />
indien niet voldaan kan worden aan de voorwaarden genoemd in het veiligheidsprotocol. Dit<br />
betreft meestal het aanwezig zijn van vaste vloerbedekking, een incontinente hond of kat of het<br />
niet kunnen geven van de gewenste medicatie. Indien we ons echter netjes houden aan de<br />
voorzorgsmaatregelen genoemd in ons veiligheidsprotocol, dan zijn de gevaren ons inziens<br />
miniem.<br />
Tyrosine kinase remmers:<br />
Daar waar we enkele jaren geleden nog dachten dat de targeted therapy, waarbij zeer kleine<br />
moleculen, zeer specifiek processen in de cel beïnvloeden, alleen voor de humane geneeskunde<br />
weggelegd wasstond, <strong>is</strong> er op dat gebied inmiddels enorm veel veranderd op veterinair gebied.
Sinds kort bestaan er 2 specifiek voor de hond ontwikkelde tyrosine-kinase receptor inhibitors,<br />
namelijk Masivet ® (AB Science) en Palladia ® (Pfizer).<br />
Vooral bij mastocytomen, (maar ook bij T-cel lymphomen) speelt de up-regulatie van tyrosine<br />
kinase een belangrijke rol in de pathogenese en hebben tyrosine kinase receptor inhibitors<br />
inmiddels hun therapeut<strong>is</strong>ch nut bewezen.<br />
Radiotherapie:<br />
Radiotherapie <strong>is</strong> een therapie die er op gebaseerd <strong>is</strong> door middel van straling schade aan het DNA<br />
van tumorcellen te bewerkstelligen. Dit kan zijn door een direct schadelijk effect of door een<br />
indirect schadelijk effect van de bij straling ontstane vrije radicalen. Diverse vormen van straling<br />
worden in de radiotherapie gebruikt: therapeut<strong>is</strong>che rontgenstraling (oa orthovoltage apparaten),<br />
gammastraling (oa Cobalt 60), subatom<strong>is</strong>che deeltjes straling; electronen-, protonen- en<br />
neutronen straling (deeltjes versneller=lineaire versneller). Radiotherapie wordt gebruikt met de<br />
intentie de tumor geheel te vernietigen (curatief), of de groei en/of pijn te beperken en indien<br />
mogelijk de situatie stabiel te houden (paliatieve bestraling). Radiotherapie wordt meestal<br />
gegeven dmv multiple dose fractions. Dit houdt in dat in plaats van de straling in een eenmalige<br />
dos<strong>is</strong> te geven we dit opsplitsen in meerdere kleinere doses in korte tijd volgend op elkaar. Dit<br />
om schadelijke bijwerkingen voor het omliggende gezonde weefsel te minimal<strong>is</strong>eren. Op dit<br />
moment zijn in Nederland geen lineaire versnellers of Cobalt 60 bronnen aanwezig voor<br />
veterinair gebruik. De enige bestralings mogelijkheid op dit moment bestaat uit orthovoltage<br />
therapie hetgeen in Nederland slechts mogelijk <strong>is</strong> in zeer beperkt aantal klinieken waarvan<br />
nagenoeg allen aangesloten bij de SDK (samenwerkende diergeneeskundige <strong>kanker</strong>centra, zie<br />
www.<strong>kanker</strong>bijdieren.nl). Helaas <strong>is</strong> deze vorm van therapie slechts effectief bij kleine<br />
oppervlakkige tumoren. Een van de mogelijkheden <strong>is</strong> het plave<strong>is</strong>elcelcarcinoom aan de neus bij<br />
de kat. Alle overige vormen van radiatherapie kunnen plaatsvinden in de ons omringende landen<br />
Hofheim Dtslnd, Parijs, Zurich, U.K. Hopelijk zal Utrecht zich daar spoedig bij kunnen<br />
aansluiten. Vaak zien we als gevolg van de bestraling ook toxiciteit. Het betreft meestal mucosit<strong>is</strong><br />
en kaalheid. Beide zijn meestal tijdelijk alhoewel wij bij de orthovoltage therapie vaak wel een<br />
blijvende kaalheid aan de neus zien.<br />
Een nog niet genoemde bestralingsmethode <strong>is</strong> die van brachytherapie. Dit <strong>is</strong> een methode van<br />
radiotherapie waarbij ingekapseld radioactief materiaal, bijvoorbeeld jodium-125, iridium-192 of<br />
Holmium-166, in of tegen de tumor gebracht wordt. Daardoor kan zeer lokaal een hoge<br />
bestralingsdos<strong>is</strong> aan de tumor worden gegeven. Vaak hoger dan met de conventionele bestraling<br />
mogelijk <strong>is</strong>. Aangezien de straling niet ver doordringt, kan het omliggende weefsel zoveel<br />
mogelijk worden gespaard.<br />
Effectief bij mastocytomen, mesenchymale tumoren, plave<strong>is</strong>elcelcarcinomen, lymfoom.
Immunotherapie:<br />
Immunotherapie <strong>is</strong> bij vlagen een populair onderzoeksgebied. Toch hebben veel onderzoekers het<br />
idee dat we hier in de toekomst de meeste vooruitgang van kunnen verwachten. Immunotherapie<br />
richt zich voornamelijk op de celgebonden afweer van het lichaam tegen tumorcellen. Op diverse<br />
manieren wordt getracht deze afweer te versterken. Cytokines, groeifactoren voor cellen van het<br />
immuunsysteem zijn de meest bekenden (IL-2, IL-12, γ-interferon). Zij worden verantwoordelijk<br />
geacht voor oa het activeren van lymfocyten, natural killer cells en macrofagen en spelen een rol<br />
in het genereren van tumorocide lymfocyten met het vermogen metastasen op afstand aan te<br />
pakken alsmede het genereren van killercells en het ontwikkelen van tumor specifieke memory<br />
T-cellen. Tumor cell vaccins gebruiken tumor cellen verkregen van een patient zelf of van een<br />
andere patient met een identieke tumor als antigeen. Zij worden eerst bewerkt door middel van<br />
het inbouwen van cytokine DNA en vervolgens licht bestraald zodat zij zich niet meer kunnen<br />
voortplanten en <strong>kanker</strong> veroorzaken. Weer teruggebracht in het lichaam van de patient zal het<br />
immuun apparaat de cellen herkennen en een afweerreactie opwekken hetgeen nog eens versterkt<br />
wordt locaal door secretie van het door het ingebouwde DNA geproduceerde cytokine.<br />
Vervolgens worden tumor specifieke T cellen gegenereerd welke in het bloed zullen circuleren en<br />
system<strong>is</strong>ch tumorcellen zullen vernietigen. Verder zal de aanmaak van tumor specifieke memory<br />
T-cellen plaatsvinden hetgeen belangrijk <strong>is</strong> voor de afweer op langere termijn. Het eerste<br />
antitumor vaccin tegen maligne melanoom zal op zeer korte termijn worden gelanceerd. Op dit<br />
moment doen wij zelf een studie naar het effect van intratumoraal geinjecteerd IL-2 bij het<br />
plave<strong>is</strong>elcelcarcinoom in de bek van de kat.<br />
Overigen<br />
Indien geen van de bovengenoemde therapieen gegeven kan nog steeds getracht worden de tumor<br />
te remmen met overige middelen als: predn<strong>is</strong>olon, Piroxicam, Metacam, Doxycyline,<br />
biphosphanaten (osteosarcoom), asparaginase (maligne lymfoom).<br />
Verder hebben dieten met een lage hoeveelheid koolhydraten, normale hoeveelheid eiwit van<br />
hoge kwaliteit en hoge hoeveelheid aan meervoudig onverzadigde vetzuren een zeer gunstig<br />
effect op de overlevingstijd van <strong>kanker</strong>patienten. Een tumorspecifiek dieet <strong>is</strong> momenteel<br />
verkrijgbaar in blikvoer bij Hill’s N/D, verder hebben wij samen met Greenheart een speciaal<br />
dieet ontworpen voor <strong>kanker</strong>patienten (hond).<br />
Ook zal in het geval van pijn gedacht kunnen worden aan de volgende middelen:<br />
NSAID’s, opiaten als Tramadol, Temgesic, Durogesic plijsters, Fortral (minder goed werkzaam),<br />
biphosphanaten (osteosarcomen). Symptomen van pijn kunnen zijn: smakken, lippen likken, niet<br />
willen eten, grote pupillen, onrust, trillen en gillen, niet willen belasten van ledematen. Apathie,<br />
wegkruipen etc.<br />
Eetluststimulerende middelen: periactin, dormicum, valium, predn<strong>is</strong>olon, dexamethason
Mocht u naar aanleiding van deze presentatie, of naar aanleiding van een patiënt in uw praktijk<br />
vragen hebben, of willen overleggen over de te volgen behandeling, kunt u altijd een e-mail<br />
sturen naar info@dierenkliniekkorteakkeren.nl. Wij streven er naar alle vragen binnen 24 te<br />
beantwoorden.<br />
Jurgen Tan<br />
Arno Roos<br />
Dierenkliniek Korte Akkeren<br />
Emmastraat 29<br />
2802 LA Gouda<br />
www.dierenkliniekkorteakkeren.nl<br />
info@dierenkliniekkorteakkeren.nl