Transformatorstation Liander-TenneT - t Veld - Zijdewind
Transformatorstation Liander-TenneT - t Veld - Zijdewind
Transformatorstation Liander-TenneT - t Veld - Zijdewind
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
5.6.2 Conclusie en advies<br />
Op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat er geen ecologische belemmeringen<br />
bestaan tegen de bouw van het transformatorstation. Het gebied is<br />
wel een hoogwaardige habitat voor kleine zoogdiersoorten en vogels. Er is echter<br />
geen aanleiding gevonden voor het uitvoeren van een vervolgonderzoek.<br />
Omdat het is in de praktijk niet mogelijk is om een ontheffing te verkrijgen voor het<br />
verwijderen of verstoren van vogelnesten in de broed- en nestperiode, is het aan te<br />
bevelen om de beplanting weg te halen in de periode dat de kans op broedende<br />
vogels het kleinst is. Dit is het geval in de periode van september tot maart. Indien<br />
dit niet mogelijk is, is het nodig om voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein<br />
te laten controleren op aanwezige broedvogels. Wanneer dan geen vogels op het<br />
terrein nestelen, kan alsnog begonnen worden met de ingreep. Een ontheffing voor<br />
vogels is in dit geval niet nodig.<br />
Omdat het hoogstaande gras legio aan schuilmogelijkheden biedt voor verschillende<br />
soorten is het aan te bevelen om het maaien van het terrein ten behoeve van de<br />
ruimtelijke ontwikkeling van de planlocatie plaats te laten vinden buiten de voor de<br />
meeste soorten geschikte perioden; daarbij dient in één richting gewerkt te worden<br />
om te zorgen dat eventueel aanwezige diersoorten kunnen vluchten.<br />
Deze conclusie en het advies worden ingepland bij de werkzaamheden.<br />
5.7 Luchtkwaliteit<br />
5.7.1 Beleid en regelgeving<br />
Wet Milieubeheer<br />
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de<br />
Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke<br />
voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen.<br />
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen<br />
luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:<br />
• er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;<br />
• een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de<br />
luchtkwaliteit;<br />
• een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;<br />
• een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit),<br />
of binnen een regionaal programma van maatregelen.<br />
Hoofdstuk 5<br />
49