Bijlage 5 Archeologisch onderzoek - Gemeente Oss
Bijlage 5 Archeologisch onderzoek - Gemeente Oss
Bijlage 5 Archeologisch onderzoek - Gemeente Oss
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BAAC bv rotonde N625-N6626 BO en IVO (karterende fase). Plangebied N625-N626 te <strong>Oss</strong><br />
zich in bijlage 4. De verwachtingskaart staat weergegeven in bijlage 5. In bijlage 6 is<br />
het concept bestemmingsplan weergegeven. <strong>Bijlage</strong> 7 betreft een begrippenlijst.<br />
3.2 Veldwaarnemingen<br />
Door de aanwezige begroeiing en het aanwezige sneeuwdek ter plekke van de<br />
weilanden en een oostelijk gelegen akker waren aan het maaiveld geen aanwijzingen<br />
zichtbaar die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van archeologische resten in<br />
de bodem.<br />
Het plangebied is relatief vlak. Het meest westelijke deel bevindt zich circa 20 tot 40<br />
cm hoger dan de rest van het plangebied. Ten opzichte van de omgeving bevindt het<br />
plangebied zich relatief hoog in het landschap op circa 5 m + NAP.<br />
3.3 Karterend boor<strong>onderzoek</strong><br />
3.3.1 Lithologie en bodemopbouw<br />
Van beneden naar boven toe is het plangebied lithologisch over het algemeen als volgt<br />
opgebouwd. Vanaf circa 0,45 tot 1,35 m –mv komen de afzettingen van de Macharen<br />
stroomgordel voor (<strong>Bijlage</strong> 3). Over het algemeen bevindt de top van de Macharen<br />
stroomgordel zich in het oostelijke deel van het plangebied ondieper ten opzichte van<br />
het maaiveld (circa 0,5 m –mv) dan in het westelijke deel van het plangebied (circa<br />
0,8/0,9 m –mv). Deze afzettingen bestaan van boven naar beneden uit uiterst siltige,<br />
kalkloze klei, overgaand in zwak tot sterk zandige, kalkloze klei overgaand in sterk tot<br />
uiterst siltig, matig fijn (105-150 µm) zand overgaand in zwak tot matig siltig, matig tot<br />
zeer grof (150-300 µm), kalkloos, slecht gesorteerd zand (<strong>Bijlage</strong> 4). Er is dus naar<br />
beneden toe sprake van een toename van de mediane korrelgrootte. Het betreft hier<br />
een zogenaamde “fining-upward”-sequentie wat kenmerkend is voor oeverafzettingen<br />
op beddingafzettingen. In de boringen 4, 5 en 26 bestaan de afzettingen van de<br />
Macharen stroomgordel uit een pakket grofzandig beddingzand afgedekt door een 35<br />
tot 60 cm dik pakket zwak tot matig humeuze, zwak zandige klei met enkele<br />
plantenresten. Het betreft hier verlandingsafzettingen, die zijn afgezet in een restgeul<br />
nadat de Macharen stroomgordel niet meer actief, maar wel periodiek watervoerend<br />
was.<br />
De afzettingen van de Macharen stroomgordel worden afgedekt door een 0 tot 85 cm<br />
zwak tot sterk siltig, (licht)bruingrijs, kalkloos kleipakket waarin zeer veel ijzer- en<br />
mangaanvlekken voorkomen. Op die plekken waar de Macharen stroomgordel dicht<br />
onder het maaiveld aanwezig is komt dit kleipakket vrijwel niet voor. Het betreft hier<br />
komafzettingen die zijn afgezet door de Maas, die vanaf de Romeinse tijd actief werd.<br />
Ter plekke van de boringen 5, 27, 28, 22, 29, 30, 21, 24, 25, 31, 32, 34, 35, 38, 41 en<br />
43 is in top van de afzettingen van de Macharen stroomgordel of in het afdekkend<br />
komkleipakket een zwak humeuze vegetatiehorizont (Ahb-horizont of laklaag)<br />
aangetroffen. De aanwezigheid van een laklaag duidt erop dat dit niveau langdurig<br />
droog heeft gestaan en dus geschikt was voor bewoning. Overigens was de laklaag op<br />
sommige plekken zeer moeilijk herkenbaar in verband met de grote hoeveelheden<br />
roest- en mangaanvlekken op de overgang van het meer zandig naar het meer kleiige<br />
sediment. Over het algemeen concentreren de aanwezige laklagen zich meer in het<br />
oostelijke deel van het plangebied. Vermoedelijk was het westelijke deel van het<br />
plangebied te nat vanwege de ligging nabij een periodiek watervoerende restgeul om<br />
tot vegetatievorming te komen.<br />
26