28.09.2013 Views

praktisch handboek voor provincierecht - Vereniging Vlaamse ...

praktisch handboek voor provincierecht - Vereniging Vlaamse ...

praktisch handboek voor provincierecht - Vereniging Vlaamse ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>praktisch</strong> <strong>handboek</strong> <strong>voor</strong> <strong>provincierecht</strong>


Praktisch <strong>handboek</strong><br />

<strong>voor</strong><br />

<strong>provincierecht</strong><br />

Auteurs<br />

G. anthierens, bestuursdirecteur provinciebestuur West-vlaanderen<br />

d. de Muynck, bestuursdirecteur provinciebestuur oost-vlaanderen<br />

s. desmet, financieel beheerder provinciebestuur oost-vlaanderen<br />

J. dujardin, erestadssecretaris Gent en docent vrije Universiteit brussel<br />

t. roosen, bestuurssecretaris griffie provinciebestuur Limburg<br />

W. somers, directeur binnenlands bestuur Limburg<br />

r. van Loock, directeur vereniging van de vlaamse provincies<br />

J. van nieuwenhove, staatsraad en vrijwillig wetenschappelijk medewerker<br />

k.U. Leuven<br />

L. vansummeren, adviseur griffie provinciebestuur Limburg<br />

k. vanwinckelen, attaché Fod binnenlandse Zaken provinciaal gouvernement<br />

Limburg<br />

Algemene coördinatie<br />

r. van Loock, directeur vereniging van de vlaamse provincies<br />

2010


Technische nota<br />

in het <strong>praktisch</strong> <strong>handboek</strong> <strong>voor</strong> <strong>provincierecht</strong> werd, omwille van de vlottere<br />

leesbaarheid, afgezien van de vermeldingen hij/zij, hem/haar of zijn/<br />

haar. het is echter evident dat de woorden ’hij’, ‘hem’, ‘zijn’ genderneutraal<br />

zijn en hiermee zowel vrouwen als mannen bedoeld worden.<br />

behoudens andere vermelding wordt in de marge steeds verwezen naar<br />

de artikelen uit het provinciedecreet.<br />

elk hoofdstuk word kort ingeleid door een sythese. in de tekst van elk<br />

hoofdstuk worden de belangrijkste aandachtspunten aangeduid met het<br />

symbool in de kantlijn.<br />

de gecoördineerde versie van het provinciedecreet, alsook de reeds gepubliceerde<br />

uitvoeringsbesluiten en omzendbrieven kunt u raadplegen op<br />

de website van de vvp: www.vlaamseprovincies.be, <strong>provincierecht</strong>, wetgevend<br />

kader.<br />

de tekstinhoud van het <strong>voor</strong>liggend boek werd afgesloten op 1 juni 2010.<br />

nieuwe inhoudelijke evoluties zullen via de vvp-website ter beschikking<br />

worden gesteld.<br />

D/2010/0147/62<br />

ISBN 978 90 4860 566 8<br />

Bestelcode: 202 101 322<br />

Niets van deze uitgave, zelfs gedeeltelijk, mag openbaar gemaakt worden, gereproduceerd<br />

worden, vertaald of aangepast, onder enige vorm ook, hierin begrepen fotokopie, microfilm,<br />

bandopname of plaat, of opgeslagen worden in een geautomatiseerd gegevensbestand behoudens<br />

uitdrukkelijke en <strong>voor</strong>afgaande toestemming van de uitgever.<br />

© die Keure<br />

Kleine Pathoekeweg 3<br />

8000 Brugge<br />

Tel. 050/47.12.72<br />

Fax 050/33.51.54<br />

E-mail: juridische.uitgaven@diekeure.be<br />

Internet: www.diekeure.be<br />

109056


Woord <strong>voor</strong>af<br />

Toen op 9 december 2005 het Provinciedecreet een feit werd, namen we het<br />

initiatief om de artikels van het decreet in een juridische context te situeren.<br />

De eerste editie van het Praktisch Handboek <strong>voor</strong> Provincierecht zag in 2006<br />

het licht. De nieuwe publicatie werd ten zeerste gewaardeerd. Ook al omwille<br />

van het feit dat er niet echt veel over het provinciaal bestuursniveau<br />

wordt gepubliceerd.<br />

Ondertussen is het Provinciedecreet zowel inhoudelijk als naar toepassing<br />

sterk geëvolueerd. Heel wat artikels werden aangepast en een reeks van<br />

uitvoeringsbesluiten en omzendbrieven werden gepubliceerd. De tijd was<br />

dus rijp om een tweede editie uit te werken.<br />

Het concept van de eerste editie werd behouden. Alle artikels van het Provinciedecreet<br />

komen aan bod waardoor ze op een systematische wijze verduidelijkt<br />

worden en in de juiste context worden geplaatst. Waar nodig wordt<br />

er naar aanverwante wetgeving verwezen.<br />

Toch zijn in de tweede editie ook enkele nieuwigheden opgenomen.<br />

Het boek begint met een inleidend hoofdstuk waarbij de juridische en bestuurlijke<br />

evolutie van het provinciaal bestuursniveau in Vlaanderen geschetst<br />

wordt. Uiteraard komt de onderlinge relatie tussen de overheden<br />

waarbij de mate van ‘autonomie’, ‘subsidiariteit’ en ‘decentralisatie’ sleutelbegrippen<br />

zijn, in het daglicht te staan. Ongetwijfeld staat de inhoud van dit<br />

hoofdstuk in relatie met de huidige politieke realiteit van het zoeken naar<br />

een optimalisatie van bestuurlijk Vlaanderen.<br />

Bijzonder vernieuwend aan de tweede editie is tevens de specifieke zorg die<br />

besteed is aan de overgang tussen enerzijds de hoofdstukken die betrekking<br />

hebben op de provinciale organen en het mandaat van provinciemandataris<br />

en anderzijds de hoofdstukken die <strong>voor</strong>namelijk toelichting geven over de<br />

decretale bevoegdheden van de provincies. Deze overgang wordt inhoudelijk<br />

uitgewerkt door het accent te leggen op de algemene principes van de provinciale<br />

organisatie en het management.<br />

In die zin is het Praktisch Handboek <strong>voor</strong> Provincierecht verder uitgegroeid<br />

tot een handig en degelijk werkinstrument zowel <strong>voor</strong> de provinciemandataris<br />

als <strong>voor</strong> de ambtenaar. Maar het is ook een bron van informatie <strong>voor</strong> al<br />

diegenen die geïnteresseerd zijn, niet alleen in de provinciale instellingen<br />

maar ook in het bestuurlijk landschap van Vlaanderen.<br />

De <strong>Vereniging</strong> van de <strong>Vlaamse</strong> Provincies is de auteurs en de uitgever ten<br />

zeerste erkentelijk <strong>voor</strong> het geleverd werk.<br />

Namens de <strong>Vereniging</strong> van de <strong>Vlaamse</strong> Provincies<br />

Raymond VAN LOOCK Hilde BRUGGEMAN<br />

Directeur Voorzitter<br />

v


Woord Vooraf V<br />

Inhoudstafel VII<br />

I ProVIncIes In Vlaanderen 1<br />

1 Provincies in de Belgische Grondwet 3<br />

2 Bevoegdheid van het <strong>Vlaamse</strong> Gewest met betrekking tot de<br />

provincies in Vlaanderen 5<br />

3 Bevoegdheden van de provincies in Vlaanderen 8<br />

4 Territorium van de provincies 12<br />

II ProVIncIeraadsVerkIezIngen 13<br />

1 Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen 15<br />

A Tijdstip van de verkiezingen 15<br />

B Kiezers en verkozenen 16<br />

a Voorwaarden om kiesgerechtigd te zijn 16<br />

b Kiezerslijsten 17<br />

c Verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden 17<br />

d Aantal te verkiezen provincieraadsleden 18<br />

C De aanloopperiode naar de verkiezingen 18<br />

a De bureaus 18<br />

b De kandidaatstelling 20<br />

D Het opstellen van het stembiljet 23<br />

a De lijstenvereniging 23<br />

b Het stembiljet 24<br />

E De oproepingsbrief 25<br />

F De getuigen 25<br />

2 De eigenlijke kiesverrichtingen 26<br />

A De stemming 26<br />

a De stemming 26<br />

b Stemmen bij volmacht 26<br />

c Het uitbrengen van een geldige stem 26<br />

d Sluiten van de stemming 27<br />

B Tellen van de stemmen, zetelverdeling en afkondiging van<br />

de uitslag 27<br />

a Tellen van de stemmen in het stemopnemingsbureau 27<br />

b Samenvoeging in het kantonhoofdbureau 28<br />

c Zetelverdeling in het districtshoofdbureau en in het<br />

centraal arrondissementsbureau 28<br />

d Aanwijzing van de verkozen kandidaten en de opvolgers 30<br />

e Werkwijze bij geautomatiseerde stemming 32<br />

f Afkondiging van de uitslag 32<br />

C Geldigverklaring van de verkiezing 33<br />

Inhoud<br />

VII


Inhoud<br />

VIII<br />

III de ProVIncIeraad, de dePutatIe, de ProVIncIegouVerneur 35<br />

1 Aantal leden 37<br />

A Provincieraad 37<br />

B Deputatie 37<br />

C Welk bevolkingscijfer? 37<br />

2 Aanstelling 39<br />

A Provincieraad 39<br />

a Installatie nieuwe provincieraad 40<br />

b Opvolgers 41<br />

c Voorzitter 43<br />

B Deputatie 45<br />

a Voordracht 46<br />

b Verkiezing 48<br />

c Vormvereisten 49<br />

d Stemming 50<br />

e Gedeputeerde van rechtswege 51<br />

f Taalkennis 52<br />

g Rangorde 52<br />

3 Eedaflegging 53<br />

A Draagwijdte 53<br />

B Provincieraadsleden 53<br />

C Gedeputeerden 54<br />

D Eedformule 54<br />

E Taal 55<br />

4 Verhindering en plaatsvervanging 56<br />

A Provincieraadsleden 56<br />

a Wanneer verhindering en plaatsvervanging? 56<br />

b Wie vervangt? 59<br />

B Voorzitter 60<br />

a Wanneer verhindering en plaatsvervanging? 60<br />

b Wie vervangt? 62<br />

C Gedeputeerden 63<br />

a Wanneer verhindering en plaatsvervanging? 63<br />

b Wie vervangt? 66<br />

5 Afstand van het mandaat 68<br />

A Uitdrukkelijke afstand van mandaat 68<br />

B Stilzwijgende afstand van mandaat 69<br />

a Provincieraadsleden 69<br />

b Gedeputeerden 70<br />

C Afstand wegens onverenigbaarheid 71<br />

6 Onverenigbaarheden 73<br />

A Begrip 73<br />

B Provincieraadsleden 73<br />

a Onverenigbare ambten 74<br />

b Bloed- of aanverwantschap 77


C Gedeputeerden 80<br />

7 Duur en einde van het mandaat 82<br />

A Duur 82<br />

B Einde van het mandaat 82<br />

a Overlijden 83<br />

b Het verstrijken van de termijn 83<br />

c Het ontslag 84<br />

d Verval van het mandaat wegens de ondertekening van<br />

meer dan één <strong>voor</strong>drachtakte 85<br />

e Vernietiging van de verkiezing wegens een gebrek aan<br />

kennis van de bestuurstaal 86<br />

f Vervallenverklaring ingevolge het verlies van de<br />

verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden 87<br />

g Vervallenverklaring wegens onverenigbaarheid 89<br />

h Huwelijk of het afleggen van een verklaring van<br />

wettelijke samenwoning met een ander lid van de<br />

provincieraad 91<br />

i De tuchtrechtelijke afzetting 91<br />

C Continuïteit 92<br />

a Provincieraadsleden 92<br />

b Voorzitter 92<br />

c Gedeputeerden 93<br />

8 Politiek verlof 94<br />

A Privésector 94<br />

a Provincieraadsleden 94<br />

b Gedeputeerden 95<br />

B Openbare sector 95<br />

a Ambtenaren 95<br />

b Onderwijs 97<br />

9 Tucht en aansprakelijkheid 99<br />

A Tucht 99<br />

a Toepassingsgebied - Bevoegde overheid 99<br />

b Soorten tuchtstraffen 100<br />

c Rechten van de verdediging 100<br />

d Gevolgen 101<br />

B Aansprakelijkheid 102<br />

a Vrijwillige of verplichte tussenkomst van de overheid in<br />

een rechtszaak 103<br />

b Burgerrechtelijke aansprakelijkheid 103<br />

c Aansprakelijkheid <strong>voor</strong> geldboeten 105<br />

10 Geldelijke regeling 107<br />

A Provincieraadsleden 107<br />

a Presentiegelden 107<br />

b Vergoeding <strong>voor</strong> reiskosten 109<br />

c Andere onkostenvergoedingen 109<br />

d Compensatie bij inkomensverlies 110<br />

Inhoud<br />

IX


Inhoud<br />

X<br />

e Aansprakelijkheids- en rechtsbijstandsverzekering 112<br />

f Ongevallenverzekering 112<br />

B Gedeputeerden 112<br />

a Vergoeding 113<br />

b Begrenzing bijkomende bezoldigingen op basis van een<br />

openbare functie 113<br />

c Uittredingsvergoeding 114<br />

d Pensioen 114<br />

e Vertrouwenspersoon gedeputeerde 114<br />

f Aansprakelijkheidsverzekering 114<br />

11 Eretitels, onderscheidingstekens en ambtskledij 115<br />

A Provincieraadsleden 115<br />

B Gedeputeerden 115<br />

a Algemeen 115<br />

b Eretitels 115<br />

c Onderscheidingstekens 116<br />

d Ambtskledij 116<br />

12 Provinciegouverneur 117<br />

A Benoeming, ambtskenmerken en woonplaats 117<br />

B Eedaflegging 118<br />

C Plaatsvervanger 118<br />

D Onverenigbaarheden 119<br />

a In toepassing van het Provinciedecreet 119<br />

b In toepassing van andere wetgeving 119<br />

E Duur en einde 120<br />

F Tucht en aansprakelijkheid 121<br />

a Tucht 121<br />

b Aansprakelijkheid 121<br />

G Geldelijk statuut 121<br />

IV WerkIng Van de ProVIncIeraad en de dePutatIe 123<br />

1 Prerogatieven en verplichtingen 125<br />

A Provincieraadsleden 125<br />

a Algemene prerogatieven 125<br />

b Recht op bijstand door een vertrouwenspersoon 126<br />

c Initiatiefrecht inzake de bijeenroeping van de provincieraad 128<br />

d Recht om de agenda van de provincieraad aan te vullen 128<br />

e Recht van inzage 128<br />

f Bezoekrecht aan de provinciale diensten en inrichtingen<br />

en aan de autonome provinciebedrijven 134<br />

g Vraagrecht 135<br />

h Beroep bij de Raad van State 136<br />

B Deputatie 137


2 Bijeenroeping 139<br />

A Provincieraad 139<br />

a Aantal vergaderingen en data 139<br />

b Bevoegdheid tot bijeenroeping 140<br />

c Wijze van oproeping 143<br />

d Bekendmaking van de provincieraadsvergaderingen<br />

aan het publiek 146<br />

B Deputatie 147<br />

a Gewone en buitengewone vergaderingen 147<br />

b Vormvereisten 148<br />

3 Plaats 150<br />

A Provincieraad 150<br />

B Deputatie 150<br />

4 Agenda 152<br />

A Provincieraad 152<br />

a Vaststelling van de agenda 152<br />

b Voorafgaand onderzoek van de agendapunten 156<br />

c Behandeling van de agenda 158<br />

B Deputatie 159<br />

5 Openbaarheid 160<br />

A Provincieraad 160<br />

a Principiële openbaarheid 160<br />

b Verbod tot openbaarheid 161<br />

B Deputatie 163<br />

6 Voorzitterschap 164<br />

A Provincieraad 164<br />

a Wie? 164<br />

b Taak 164<br />

c Bureau 166<br />

B Deputatie 166<br />

7 Beraadslaging en stemming 167<br />

A Quorum 167<br />

a Provincieraad 167<br />

b Deputatie 168<br />

B Wijze van stemmen 169<br />

a Provincieraad 169<br />

b Deputatie 172<br />

C Besluitvorming 172<br />

a Provincieraad 173<br />

b Deputatie 174<br />

8 Verbodsbepalingen 176<br />

A Verbod tot deelname aan beraadslaging en stemming 176<br />

a Algemene verbodsbepaling van de artikelen 27, §§ 1, 1°<br />

en 3, 51 en 85 van het Provinciedecreet 177<br />

b Nemo iudex in causa sua (Verbod rechter en partij te<br />

zijn in eigen zaak) 179<br />

Inhoud<br />

XI


Inhoud<br />

XII<br />

c Vaststelling of goedkeuring van de jaarrekening van een<br />

instantie waaraan men rekenschap verschuldigd is of<br />

waarvan men tot het uitvoerend orgaan behoort 180<br />

d Verbod tot deelname aan de gunning van overheidsopdrachten<br />

181<br />

e Verbodsbepalingen indien de deputatie zetelt als<br />

administratief rechtscollege 182<br />

B Andere verbodsbepalingen 183<br />

a Verbod om op te treden als advocaat of notaris 183<br />

b Verbod om op te treden als afgevaardigde of deskundige<br />

van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité<br />

of het hoog overlegcomité van de provincie 184<br />

c Verbod om een overeenkomst te sluiten of deel te nemen<br />

aan een opdracht <strong>voor</strong> aanneming van werken,<br />

leveringen en diensten, verkoop of aankoop 185<br />

9 Notulen 188<br />

A Inhoud 188<br />

a Provincieraad 188<br />

b Deputatie 190<br />

B Redactie - goedkeuring 191<br />

a Provincieraad 192<br />

b Deputatie 193<br />

10 Huishoudelijk reglement 195<br />

A Provincieraad 195<br />

B Deputatie 197<br />

11 Fracties en commissies 199<br />

A Fracties 199<br />

B Commissies 200<br />

12 Deontologische codes 203<br />

V algemene PrIncIPes Voor de ProVIncIale organIsatIe en<br />

het management 205<br />

1 Nieuw Publiek Management (NPM) 207<br />

2 De onderlinge samenhang van de managementinstrumenten<br />

in het Provinciedecreet 209<br />

A Managementinstrumenten 209<br />

B Theoretisch raamwerk <strong>voor</strong> de onderlinge samenhang 211<br />

C De onderlinge samenhang van managementinstrumenten<br />

in het Provinciedecreet 211<br />

3 Het managementteammodel of diensthoofdenmodel 213<br />

4 Organogram 217<br />

5 De provinciegriffier 218<br />

A Rechtspositie 218<br />

B Opdrachten 219


6 De financieel beheerder 222<br />

A Rechtspositie 222<br />

B Opdrachten 222<br />

VI BeVoegdheden 225<br />

1 Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale<br />

bestuursorganen 227<br />

A De provincieraad 227<br />

a Volheid van bevoegdheid 227<br />

b Opdrachten van provinciaal belang 228<br />

c Opdrachten van algemeen belang 230<br />

B De deputatie 230<br />

a Toegewezen en <strong>voor</strong>behouden bevoegdheden 231<br />

b Opdrachten van provinciaal belang 231<br />

c Opdrachten van algemeen belang 233<br />

d Opdrachten als administratief rechtscollege 234<br />

C Andere bestuursorganen 234<br />

D Schematisch overzicht van de mogelijkheden tot delegatie 235<br />

2 Juridische instrumenten <strong>voor</strong> de beleidsvoering 237<br />

A Soorten rechtshandelingen 237<br />

B Eenzijdige rechtshandelingen 237<br />

C Overeenkomsten 238<br />

D Participatie aan rechtspersonen 241<br />

3 Personeel 242<br />

A Rechtspositieregeling provinciepersoneel 242<br />

a Statuut 243<br />

b Deontologische code 244<br />

B Personeelsformatie 245<br />

C Personeelsbeheer 246<br />

D Bijzondere aandachtspunten rechtspositieregeling 246<br />

a De aanstelling 246<br />

b Het mandaatstelsel 248<br />

c Het salaris 248<br />

d De jaarlijkse vakantiedagen 248<br />

e De feestdagen 249<br />

f Het omstandigheidsverlof 249<br />

g Tucht 249<br />

h Evaluatie 252<br />

4 Financieel beheer 255<br />

A Strategische meerjarenplanning 256<br />

B Provinciebudget 257<br />

a Begripsbepaling 257<br />

b Procedure opmaak budget 259<br />

c Voorlopige twaalfden 260<br />

Inhoud<br />

XIII


Inhoud<br />

XIV<br />

d Budgetwijzigingen en interne kredietaanpassingen 262<br />

e Inhoud van het budget 263<br />

C Budgethouderschap en uitvoering van het budget 267<br />

a Begripsbepaling 267<br />

b De uitvoering van het budget 268<br />

c De rapportering 276<br />

D Boekhouding en rekeningen 277<br />

a De boekhouding 277<br />

b De jaarrekening 278<br />

c De beheersrekeningen van de rekenplichtigen 285<br />

E Provinciebelastingen 286<br />

a Algemeen 286<br />

b De wettelijkheid van de provinciebelasting 286<br />

c De vestiging van de provinciebelastingen 288<br />

d De invordering van de provinciebelastingen 291<br />

e De bezwaarprocedure 292<br />

F Provinciefonds 293<br />

G Het BTW-statuut van de provincies 294<br />

a Basisprincipe 295<br />

b Uitzonderingen 295<br />

5 Provinciaal patrimonium 297<br />

A Algemeen 297<br />

a Daden van beschikking 297<br />

b Daden van beheer 298<br />

B Openbaar en privaat domein 299<br />

a Principe 299<br />

b Privatieve ingebruikneming 299<br />

c Vergunningen 300<br />

C Overzicht verrichtingen onroerend patrimonium 300<br />

a Aankoop 300<br />

b Verkoop 300<br />

c Ruil 301<br />

d Erfpacht en opstal 301<br />

e Schenkingen en legaten 302<br />

f Verhuring en verpachting 302<br />

D Bestuurlijk toezicht 303<br />

E Opmaken van akten met betrekking tot onroerende<br />

goederen van de provincies 303<br />

6 Overheidsopdrachten 304<br />

A Algemeen 304<br />

a Wetgeving 304<br />

b Toepassingsgebied 305<br />

c Beginselen 306<br />

B Ontwerpfase 306<br />

C Gunningsfase 308<br />

D Uitvoeringsfase 309


E Overheidsopdrachten en budgethouderschap 310<br />

F Bestuurlijk toezicht 310<br />

7 Politionele bevoegdheden 311<br />

A Provincieraad 311<br />

a Algemene verordenende bevoegdheid 311<br />

b Bijzondere verordenende bevoegdheid 314<br />

B Deputatie 315<br />

C Provinciegouverneur 315<br />

a Inhoud 316<br />

b Subsidiariteit 317<br />

c Uitvoeringsbevoegdheid 317<br />

d Verordenende bevoegdheid 318<br />

e Opvorderingsrecht 320<br />

f Coördinerende rol 323<br />

8 Akten van de provincie 325<br />

A Notulen, reglementen, verordeningen en beslissingen 325<br />

B Briefwisseling, akten en contracten 326<br />

C Andere stukken 326<br />

D Specifieke bevoegdheden tot ondertekening 326<br />

E Versturen en ontvangen van briefwisseling 327<br />

9 Rechtsgedingen 328<br />

A Instellen rechtsvordering 328<br />

B Het voeren van de rechtsgedingen 330<br />

C Verschijning in rechte van de provincie 332<br />

VII oPenBaarheId, formele motIVerIngsPlIcht en PartIcIPatIe<br />

Van de Burger 335<br />

1 Openbaarheid van bestuur 337<br />

A Actieve openbaarheid van bestuur 337<br />

B Passieve openbaarheid van bestuur 338<br />

a Recht op inzage, afschrift en uitleg 338<br />

b Recht op verbetering of aanvulling van bestuursdocumenten<br />

345<br />

2 De formele motivering van de bestuurshandelingen 346<br />

A Toepassingsgebied van de formele motiveringsplicht 346<br />

B Draagwijdte van de formele motiveringsverplichting 347<br />

C Kennisgeving van de beslissing en van de formele motivering 349<br />

D Uitzonderingen op de verplichting tot formele motivering 349<br />

3 Participatie van de burger 350<br />

A Verzoekschriften aan de provincieraad 350<br />

B Voorstellen van burgers 351<br />

C Adviesraden 352<br />

D De provinciale volksraadpleging 353<br />

E De klachtenbehandeling 356<br />

Inhoud<br />

XV


Inhoud<br />

XVI<br />

VIII VerzelfstandIgIng - deelname aan rechtsPersonen 359<br />

1 Inleiding 361<br />

2 De intern verzelfstandigde agentschappen 362<br />

A Begrip 362<br />

B Oprichtingsbesluit 362<br />

a Opsomming beleidsuitvoerende taken 362<br />

b Beschrijving operationele autonomie 362<br />

C Beheersovereenkomst 363<br />

a Afsluiten van de beheersovereenkomst 363<br />

b Inhoud 363<br />

c Evaluatie 363<br />

d Duur 363<br />

D Financieel beheer en externe audit 364<br />

a Financieel beheer 364<br />

b Externe audit 365<br />

c Overgangsregeling 365<br />

E Inwerkingtreding – Overgangsbepalingen 366<br />

3 Externe verzelfstandiging 367<br />

A Algemene bepalingen 367<br />

a Begrip 367<br />

b Taak van provinciaal belang - wettelijk vermoeden 367<br />

c Vormen 367<br />

d Oprichting en evaluatie 368<br />

e Onverenigbaarheden 368<br />

f Materiële relatie tussen de provincie en haar<br />

agentschappen 369<br />

g Publiekrechtelijk statuut 369<br />

B Het autonoom provinciebedrijf 369<br />

a Oprichting 369<br />

b Statuten 370<br />

c Beheersovereenkomst 370<br />

d Raad van bestuur 372<br />

e Dagelijks bestuur 373<br />

f Financieel beheer en externe audit 374<br />

g Personeel 375<br />

h Specifieke bevoegdheden 375<br />

i Openbaarheid 375<br />

j Ontbinding en vereffening 376<br />

C Het extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke<br />

vorm 376<br />

a Begrip 376<br />

b Oprichting 376<br />

c Provinciale vertegenwoordiging 377<br />

d Samenwerkingsovereenkomst 377<br />

e Financieel beheer en externe audit 377<br />

D Inwerkingtreding – Overgangsbepalingen 378


4 Deelname aan rechtspersonen 379<br />

A Algemeen 379<br />

a Grondwettelijk kader 379<br />

b Principe 379<br />

B Algemene rechtsvormen 379<br />

a <strong>Vereniging</strong>, stichting, vennootschappen met sociaal<br />

oogmerk 379<br />

b Andere vennootschappen – Publiek-private samenwerking 380<br />

c Beperkingen 380<br />

d Inventaris 380<br />

C Bijzondere vormen 380<br />

a Principes 380<br />

b Toepassing 381<br />

IX de ProVIncIes en de hogere oVerheId 383<br />

1 Bestuurlijk toezicht 385<br />

A Autonomie en bestuurlijk toezicht 385<br />

B Regeling <strong>voor</strong> de provincies van het Vlaams Gewest 385<br />

a Toepassingsgebied 385<br />

b Bevoegdheid <strong>voor</strong> de organisatie van het bestuurlijk<br />

toezicht 386<br />

c Bevoegdheid <strong>voor</strong> de uitoefening van het bestuurlijk<br />

toezicht 386<br />

d Algemene toezichtregeling ingevolge het Provinciedecreet<br />

van 9 december 2005 386<br />

2 Externe audit 399<br />

A Begripsbepaling 399<br />

B Het Rekenhof 400<br />

Inhoud<br />

XVII


Provincies in Vlaanderen<br />

Hoofdstuk 1 Provincies in de Belgische Grondwet<br />

Deel I<br />

Hoofdstuk 2 Bevoegdheid van het <strong>Vlaamse</strong> Gewest met betrekking tot de<br />

provincies in Vlaanderen<br />

Hoofdstuk 3 Bevoegdheden van de provincies in Vlaanderen<br />

Hoofdstuk 4 Territorium van de provincies


HOOFDSTUK 1<br />

1 Provincies in de Belgische<br />

grondwet<br />

Provincies zijn territoriaal gedecentraliseerde besturen. De Grondwet garandeert<br />

de provinciale autonomie. Provincies zijn bevoegd om de uitsluitend<br />

provinciale belangen te regelen. Een belangrijk tegengewicht <strong>voor</strong><br />

deze provinciale autonomie, is het bestuurlijk toezicht.<br />

De gecoördineerde Belgische Grondwet somt tien provincies op als administratieve<br />

indeling van het <strong>Vlaamse</strong> Gewest en van het Waalse Gewest. Het<br />

tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad behoort tot geen enkele provincie. De<br />

provincies zijn niet enkel een administratieve gebiedsomschrijving. Ze zijn<br />

ook publiekrechtelijke rechtspersonen.<br />

De Grondwet <strong>voor</strong>ziet in een drieledig centraal bestuursniveau: de federale<br />

staat, de gewesten en de gemeenschappen. De binnenlandse bestuurlijke<br />

organisatie wordt verder vormgegeven via een territoriale decentralisatie<br />

op twee bestuursniveaus: provincies en gemeenten.<br />

Essentieel <strong>voor</strong> het concept van territoriale decentralisatie is het beschermen<br />

van de provinciale en gemeentelijke autonomie. Voor de provincies betekent<br />

dit dat de uitsluitend provinciale belangen door de provincieraden<br />

worden geregeld volgens de beginselen bij de Grondwet vastgesteld. Kenmerkend<br />

<strong>voor</strong> de provincies als territoriaal gedecentraliseerd bestuur, is<br />

ook de rechtstreekse verkiezing van de leden van de provincieraden. Ook de<br />

bevoegdheid van de provincieraden om provinciebelastingen en retributies in<br />

te voeren, past in dit concept. De mogelijkheid tot controle door de burgers<br />

is verzekerd via de verplichting tot openbaarheid van de vergaderingen van<br />

de provincieraden binnen de bij de wet gestelde grenzen en de openbaarheid<br />

van de provinciale begrotingen en rekeningen. Dit onverminderd de<br />

grondwettelijk gegarandeerde openbaarheid van bestuursdocumenten en de<br />

regel dat provinciale verordeningen en besluiten slechts verbindend zijn na<br />

bekendmaking.<br />

Provinciale autonomie is echter een relatief begrip. De Grondwet <strong>voor</strong>ziet<br />

dat een wet of een decreet tal van zaken kan regelen met betrekking tot de<br />

provincies. Bij<strong>voor</strong>beeld:<br />

- het grondgebied indelen in een groter aantal provincies of gebieden aan<br />

de indeling in provincies onttrekken;<br />

- de onderverdelingen van de provincies vaststellen;<br />

- de grenzen van de provincies wijzigen of corrigeren;<br />

- de aanwezigheid van personen van verschillend geslacht organiseren in de<br />

deputaties;<br />

- de regeling van de provinciale volksraadplegingen;<br />

- de regeling van de provinciale instellingen en de decentralisatie van bevoegdheden<br />

naar die instellingen;<br />

Provincies in de Belgische Grondwet<br />

Deel I<br />

Art. 5 Gw.<br />

Art. 32, 41,<br />

162, 170, 173<br />

en 190 Gw.<br />

Art. 5, 6, 7,<br />

11bis, 41, 162<br />

Gw.<br />

3


Art. 159 en<br />

162 Gw.<br />

Deel I<br />

HOOFDSTUK 1<br />

- de vereniging van provincies, zonder dat toegestaan kan worden dat meerdere<br />

provincieraden samen beraadslagen.<br />

Een belangrijke correctie op de provinciale autonomie, is het bestuurlijk (of<br />

administratief) toezicht.<br />

Naast de toezichthoudende overheid, is ook de federale wetgevende macht<br />

bevoegd om te beletten dat de wet wordt geschonden of het algemeen belang<br />

geschaad. De hoven en rechtbanken ten slotte, passen provinciale verordeningen<br />

en besluiten enkel toe in zoverre ze met de wetten overeenstemmen.<br />

4 Provincies in de Belgische Grondwet


HOOFDSTUK 2<br />

2 Bevoegdheid van het vlaamse<br />

gewest met Betrekking tot de<br />

Provincies in vlaanderen<br />

De gewesten zijn bevoegd <strong>voor</strong> de samenstelling, organisatie, bevoegdheid<br />

en werking van de provinciale instellingen. Het <strong>Vlaamse</strong> en het<br />

Waalse gewest maken elk een eigen Provinciedecreet.<br />

De vijfde staatshervorming heeft een ruime bevoegdheidsoverdracht aan de<br />

gewesten met zich meegebracht betreffende de lokale en provinciale besturen.<br />

De gewesten zijn sinds 1 januari 2002, onder meer bevoegd <strong>voor</strong> de samenstelling,<br />

organisatie, bevoegdheid en werking van de provinciale en de gemeentelijke<br />

instellingen en van de instellingen van de agglomeraties en de<br />

federaties van gemeenten.<br />

Met andere woorden: de gewesten zijn bevoegd <strong>voor</strong> de organieke wetgeving<br />

van provincies en gemeenten.<br />

De gewesten zijn ook bevoegd <strong>voor</strong> volgende aangelegenheden met betrekking<br />

tot de provincies in Vlaanderen:<br />

- het wijzigen of corrigeren van de grenzen van provincies;<br />

- de verkiezing van de organen van provincies met inbegrip van de controle<br />

op de verkiezingsuitgaven;<br />

- de verenigingen van provincies;<br />

- de algemene financiering van provincies;<br />

- de financiering van de opdrachten die provincies moeten uitvoeren in de<br />

tot de bevoegdheid van de gewesten behorende aangelegenheden;<br />

- het administratief toezicht op de provincies.<br />

Volgens de memorie van toelichting bij het Provinciedecreet, heeft de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering het ontwerp van Provinciedecreet uitgewerkt op basis<br />

van de volgende algemene inhoudelijke principes:<br />

- deregulering en afstemming van regels <strong>voor</strong> provincies, gemeenten en<br />

OCMW’s;<br />

- meer autonomie;<br />

- ruimte <strong>voor</strong> maatwerk;<br />

- vereenvoudiging.<br />

Een eerste principe is het maximaal op elkaar afstemmen van de organieke<br />

kaders <strong>voor</strong> de gemeenten, provincies en OCMW’s. De <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

maakte de uitdrukkelijke keuze om de principes die aan de grondslag lagen<br />

van het eerder goedgekeurde gemeentedecreet, “zoveel als mogelijk” ook<br />

van toepassing te maken op de provincies en later ook op de OCMW’s. Ook<br />

bij de latere wijzigingen van het Provinciedecreet bleef deze keuze gehand-<br />

Bevoegdheid van het <strong>Vlaamse</strong> Gewest met betrekking tot de provincies in Vlaanderen<br />

Deel I<br />

Art. 6, § 1,<br />

VIII bijzondere<br />

wet<br />

hervorming<br />

instellingen<br />

5


Deel I<br />

6<br />

HOOFDSTUK 2<br />

haafd. De <strong>Vlaamse</strong> Adviesraad <strong>voor</strong> Bestuurszaken gaat maar ten dele akkoord<br />

met dit uitgangspunt. In het briefadvies van 26 november 2008 over<br />

het <strong>voor</strong>ontwerp van decreet tot wijziging van het Provinciedecreet, stelt<br />

deze Raad dat de afstemming zou moeten gebeuren “waar mogelijk” in<br />

plaats van “zoveel mogelijk”. De Raad wijst op de belangrijke verschillen<br />

tussen provincies en gemeenten. Niet enkel op het vlak van de aard van het<br />

bestuur (provinciegouverneur, verkiezingen in districten…) maar ook op het<br />

vlak van de eigen cultuur en historie.<br />

Een tweede principe is het geven van grotere autonomie aan de provincies.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering wijst in de memorie van toelichting naar het kerntakendebat<br />

en naar het subsidiariteitsprincipe. Provincies dragen in hoofdorde<br />

zelf de verantwoordelijkheid <strong>voor</strong> de organisatie en de financiering van hun<br />

democratisch bestuur. Verantwoording moet afgelegd worden tegenover de<br />

burgers, niet alleen via de verkiezingen, maar evenzeer via hun fiscaliteit.<br />

Tijdens het kerntakendebat werd het principe van de subsidiariteit als uitgangspunt<br />

gehanteerd <strong>voor</strong> de verdeling van de bevoegdheden: zaken die<br />

een lager bestuursniveau doelmatig kan verrichten, mogen niet door een<br />

hoger niveau ter hand genomen worden.<br />

Ondanks dit principe van subsidiariteit, blijkt het aandeel van de provinciale<br />

en lokale overheden in de totale uitgaven van de overheidssector relatief beperkt<br />

te zijn. Uit gegevens van Dexia blijken de <strong>Vlaamse</strong> gemeenten in 2007<br />

gemiddeld 1.189 EUR aan courante uitgaven per inwoner te hebben begroot.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> provincies klokten af op een gemiddelde van 136 EUR per inwoner.<br />

Beide bedragen zijn zonder het personeel van het gesubsidieerd onderwijs.<br />

Als Vlaanderen dan in 2008 een initiële begroting heeft ingediend van<br />

ongeveer 23.000 miljoen EUR <strong>voor</strong> 6,1616 miljoen inwoners, dan blijkt de<br />

<strong>Vlaamse</strong> overheid ongeveer 3.700 EUR per inwoner te begroten. Ander interessant<br />

cijfermateriaal dat geciteerd wordt om een pleidooi <strong>voor</strong> subsidiariteit<br />

te ondersteunen, zijn internationale vergelijkingen van het macro-economisch<br />

gewicht van de uitgaven van de lokale sector (provincies, gemeenten,<br />

OCMW en politiezones) in % van het bbp. België blijkt dan een vrij laag decentralisatieniveau<br />

te hebben. Het gewicht van de uitgaven van de lokale<br />

overheid beliep in 2007 slechts 6,7 % van het bbp in België tegen gemiddeld<br />

12,5 % in de Europese Unie.<br />

Een derde algemeen principe is de ruimte <strong>voor</strong> maatwerk. De <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

verduidelijkt in de memorie van toelichting, dat zij geen uniform organisatiemodel<br />

wil vastleggen. Elke provincie kan, rekening houdend met<br />

de concrete noden en behoeften, op eigen maat de specifieke invullingen<br />

van de basisregels organiseren.<br />

Er is sprake van meer mogelijkheden <strong>voor</strong> zelfregulering, onder meer via<br />

een uitgebreide reglementerende bevoegdheid van de provincieraad en de<br />

mogelijkheden tot delegatie en bevoegdheidsverdeling tussen de provincieraad<br />

en de deputatie en tussen de deputatie en de administratie.<br />

Bevoegdheid van het <strong>Vlaamse</strong> Gewest met betrekking tot de provincies in Vlaanderen


HOOFDSTUK 2<br />

Het vierde en laatste principe is dit van de vereenvoudiging. De <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

kondigde in de memorie van toelichting bij het Provinciedecreet onder<br />

meer aan dat de controle- en rapporteringstructuren in het kader van<br />

sectoraal beleid zullen doorgelicht worden.<br />

Bevoegdheid van het <strong>Vlaamse</strong> Gewest met betrekking tot de provincies in Vlaanderen<br />

Deel I<br />

7


Art. 2 en 3<br />

Deel I<br />

8<br />

HOOFDSTUK 3<br />

3 Bevoegdheden van de Provincies<br />

in vlaanderen<br />

Provincies zijn bevoegd <strong>voor</strong> de regeling van de provinciale belangen. Zij<br />

verlenen ook medewerking aan de uitvoering van wetten en decreten, via<br />

de medebewindstaken. Enkel als dit bij decreet uitdrukkelijk is bepaald,<br />

kunnen de provincies de medewerking van de gemeenten regelen.<br />

Het Provinciedecreet beschrijft de plaats van provincies in het binnenlands<br />

overheidsbestuur: ze zijn het intermediair bestuursniveau tussen het <strong>Vlaamse</strong><br />

en het gemeentelijke niveau. De algemene doelstelling van de provincies<br />

is om op het provinciale niveau bij te dragen tot het welzijn van de burgers<br />

en tot de duurzame ontwikkeling van het provinciale gebied. Ze verzekeren<br />

daartoe een burgernabije, democratische, transparante en doelmatige uitoefening<br />

van de provinciale bevoegdheden; burgerparticipatie en openheid van<br />

bestuur moeten daartoe bijdragen. De memorie van toelichting bij het Provinciedecreet<br />

verduidelijkt dat dit een opdracht- of intentieverklaring is, die<br />

geenszins subjectieve rechten creëert in hoofde van de burgers.<br />

Over de bevoegdheden van de provincies als intermediair bestuursniveau<br />

bevat het Provinciedecreet drie uitgangspunten:<br />

- de provincies zijn bevoegd <strong>voor</strong> de regeling van de provinciale belangen;<br />

de provincies kunnen zelf oordelen over wat zij van provinciaal belang<br />

achten, op <strong>voor</strong>waarde dat die materies hen niet door of krachtens de<br />

Grondwet, wetten of decreten zijn onttrokken;<br />

- de provincies oefenen bevoegdheden uit die hen door of krachtens de wet<br />

of het decreet zijn toevertrouwd; dit zijn taken van algemeen belang of<br />

met andere woorden medebewindstaken ter uitvoering van het beleid van<br />

de hogere overheden;<br />

- de provincies kunnen tenslotte de medewerking van de gemeenten regelen,<br />

maar enkel in die gevallen waarin dit bij decreet uitdrukkelijk is bepaald;<br />

dit heeft betrekking op de mogelijkheid om gemeenten concrete<br />

uitvoeringsopdrachten toe te vertrouwen ter uitvoering van het eigen provinciaal<br />

beleid of met andere woorden een soort gemeentelijk medebewind<br />

te organiseren. Er is tot nog toe geen toepassing gemaakt van deze<br />

mogelijkheid. Deze bepaling doet trouwens geen afbreuk aan de mogelijkheid<br />

<strong>voor</strong> provincies en gemeenten om op vrijwillige basis overeenkomsten<br />

te sluiten waarbij beleidsinitiatieven op mekaar worden afgestemd.<br />

Het begrip provinciaal belang wordt vanuit drie invalshoeken nader omschreven<br />

en afgebakend. Namelijk ten eerste via het begrip bovenlokale takenbehartiging,<br />

ten tweede via het begrip ondersteunende taken en ten<br />

derde via het begrip gebiedsgerichte samenwerking.<br />

Bevoegdheden van de provincies in Vlaanderen


HOOFDSTUK 3<br />

Provinciale belangen kunnen ten eerste betrekking hebben op bovenlokale<br />

takenbehartiging. Het begrip “bovenlokaal” wordt afgebakend ten overstaan<br />

van het lokale bestuursniveau: een taakbehartiging is bovenlokaal als ze het<br />

lokaal gemeentelijk belang overstijgt. Het begrip “bovenlokaal” wordt ook<br />

afgebakend ten overstaan van het centrale bestuursniveau: de bovenlokale<br />

taakbehartiging moet streekgericht blijven en moet gericht zijn op realisaties<br />

binnen de grenzen van het grondgebied van de provincie. Tijdens het<br />

kerntakendebat is een duidelijk onderscheid gemaakt met intergemeentelijke<br />

samenwerking en met gedeconcentreerde, al dan niet verzelfstandigde,<br />

<strong>Vlaamse</strong> diensten. Deze zijn hulpstructuren respectievelijk van de gemeenten<br />

en van de <strong>Vlaamse</strong> overheid. Deze hulpstructuren kunnen niet dienen<br />

om verdelings- of keuzevraagstukken van bovenlokale aard te beslechten.<br />

Ze mogen enkel dienen <strong>voor</strong> de doelmatige uitoefening van welomschreven<br />

taken van gemeentelijk of Vlaams belang. Van bovenlokale taakbehartiging<br />

is er onder meer sprake als meerdere gemeenten uit de provincie de effecten<br />

van de beleidsmaterie ondervinden, of als er sprake is van belangentegenstelling<br />

tussen gemeenten waarover een beslissing moet worden genomen<br />

die een verdelingsvraagstuk inhoudt, of ten slotte als het gaat om een<br />

beslissingsbevoegdheid als beroepsinstantie.<br />

Een tweede vorm van provinciale belangenbehartiging, zijn de ondersteunende<br />

taken op verzoek van andere overheden. Denk daarbij in de eerste<br />

plaats aan de ondersteuning van de lokale besturen. Deze ondersteuning<br />

moet gericht zijn op de versterking van de bestuurskracht van de lokale besturen<br />

en is daarom tijdelijk van aard. Ook de vrijwillige ondersteuning van<br />

het beleid van de centrale overheden valt onder deze vorm van provinciale<br />

belangenbehartiging.<br />

Een derde en laatste toepassing van het provinciaal belang, is het nemen<br />

van initiatieven met het oog op gebiedsgerichte samenwerking tussen besturen<br />

in een regio. Het samenwerken tussen de besturen is noodzakelijk en<br />

krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht. Ook andere relevante partners<br />

dan besturen, worden procesmatig samengebracht en integrerend ingezet<br />

om te komen tot oplossingen <strong>voor</strong> maatschappelijk complexe problemen. Er<br />

is gepoogd om in artikel 2 van het Provinciedecreet een opening te maken<br />

naar een vorm van interbestuurlijke samenwerking. Er is in dit artikel van<br />

het Provinciedecreet immers sprake van samenwerkingsverbanden met of<br />

zonder rechtspersoonlijkheid om die gebiedsgerichte samenwerking tussen<br />

besturen in een regio te realiseren. Deze mogelijkheid is gelimiteerd binnen<br />

de grenzen die vastgelegd moeten worden door de <strong>Vlaamse</strong> regering. Er<br />

mag bovendien geen afbreuk gedaan worden aan het decreet van 6 juli 2001<br />

houdende de intergemeentelijke samenwerking. Tot nieuwe specifieke toepassingen<br />

van interbestuurlijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid<br />

heeft deze bepaling nog niet geleid.<br />

De omschrijving van het begrip provinciaal belang in artikel 2 van het Provinciedecreet,<br />

is bijna letterlijk overgenomen van de profielschets van de<br />

provincies in het bestuursakkoord uit april 2003 tussen het Vlaams, het<br />

Bevoegdheden van de provincies in Vlaanderen<br />

Deel I<br />

9


Deel I<br />

10<br />

HOOFDSTUK 3<br />

provinciaal en het lokaal bestuursniveau omtrent een effectief en burgergericht<br />

overheidsbestuur in Vlaanderen.<br />

Dit bestuursakkoord legde toen de conclusies vast van het zogenaamde<br />

kerntakendebat dat van december 2001 tot april 2003 gevoerd werd tussen<br />

de drie rechtstreeks verkozen overheidsniveaus. Het kerntakendebat had als<br />

doel te komen tot een duidelijke verdeling van bevoegdheden en taken tussen<br />

de drie bestuursniveaus. Zo zou de overheid transparanter kunnen worden<br />

<strong>voor</strong> de burger. De discussie over een nieuw profiel <strong>voor</strong> de provincies in<br />

Vlaanderen is echter veel ouder dan het kerntakendebat. Het kerntakendebat<br />

kon <strong>voor</strong>tbouwen op de stevige fundamenten van het eindrapport dat de<br />

Commissie Bestuurlijke Organisatie (CBO) in april 1997 had afgeleverd (met<br />

een addendum in januari 1998).<br />

Het kerntakendebat is geen eindpunt. Vlaanderen in Actie (ViA) is een project<br />

van de <strong>Vlaamse</strong> regering om Vlaanderen tegen 2020 naar de top 5 van<br />

Europese regio’s te leiden. Een slagkrachtige overheid is essentieel om dit<br />

te kunnen bereiken. De <strong>Vlaamse</strong> regering heeft in 2008 de Commissie Efficiënte<br />

en Effectieve Overheid in het leven geroepen. Deze commissie is een<br />

denktank en visiegroep die een bijdrage moet leveren op het vlak van performantie,<br />

efficiëntie en effectiviteit. Eén van de doelstellingen om te komen<br />

tot een slagkrachtige overheid, is het vereenvoudigen van de verschillende<br />

bestuurslagen en -vormen. De vraag naar een interne staatshervorming<br />

klinkt steeds luider. De <strong>Vlaamse</strong> provincies zijn van oordeel dat zo’n interne<br />

staatshervorming moet vertrekken van een decentralisatie naar de twee<br />

rechtstreeks verkozen bestuursniveaus, namelijk de provincies en de gemeenten,<br />

vanuit het subsidiariteitsprincipe. De provincies kanten zich tegen<br />

de “verrommeling” van het intern bestuur in Vlaanderen. De laatste jaren<br />

zijn meer en meer semibestuurlijke circuits opgericht tussen de <strong>Vlaamse</strong>,<br />

provinciale en gemeentelijke bestuursniveaus. Die extra bestuursvormen<br />

kregen overheidstaken toegewezen. Deze institutionele “verrommeling” leidt<br />

tot teveel besluitvorming buiten de verkozen raden. Daarnaast vinden de<br />

provincies dat er ook gewerkt moet worden aan een juridisch draagvlak <strong>voor</strong><br />

interbestuurlijke samenwerking tussen de verschillende bestuursniveaus.<br />

Veel maatschappelijke problemen zijn immers te complex om door één bestuursniveau<br />

opgelost te kunnen worden.<br />

Artikel 2 van het Provinciedecreet belast de provincies niet enkel met opdrachten<br />

van provinciaal belang, maar ook met taken van algemeen belang.<br />

De provincies oefenen bevoegdheden uit die hen door of krachtens de wet of<br />

het decreet zijn toevertrouwd. Dat zowel de federale overheid, als het gewest<br />

en de gemeenschap, een beroep kunnen doen op de provincies <strong>voor</strong><br />

het zogenaamde medebewind, ligt trouwens vast in artikel 6, § 1, VIII, tweede<br />

lid van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen<br />

en in artikel 46 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming<br />

van de instellingen.<br />

Bevoegdheden van de provincies in Vlaanderen


HOOFDSTUK 3<br />

De opdeling van de provinciale bevoegdheden in opdrachten van provinciaal<br />

belang enerzijds en opdrachten van algemeen belang, houdt een zeker gevaar<br />

in. De indruk zou kunnen ontstaan dat als wetten en decreten geen<br />

specifieke opdrachten toevertrouwen aan provinciale organen, er sprake is<br />

van een grote beleidsvrijheid of -ruimte <strong>voor</strong> de provincies om autonoom zaken<br />

te regelen. Terwijl als wetten en decreten daarentegen wel een specifieke<br />

bevoegdheid geven aan provinciale organen, dit een gesloten taakstelling<br />

is, met weinig beleidsvrijheid of -ruimte. De realiteit is anders. Enerzijds<br />

kunnen wetten of decreten sommige zaken zo gedetailleerd regelen, zonder<br />

enige opdracht <strong>voor</strong> provincies, dat er helemaal geen ruimte meer overblijft<br />

<strong>voor</strong> provinciaal beleid. En anderzijds kan een wet of een decreet aan de<br />

provincies een opdracht geven tot het opmaken van (beleids-)plannen of reglementen<br />

met zoveel beleidsruimte, dat er eerder sprake is van een positieve<br />

kwalificatie van een materie als van provinciaal belang, dan van medebewind.<br />

Bevoegdheden van de provincies in Vlaanderen<br />

Deel I<br />

11


Deel I<br />

HOOFDSTUK 4<br />

4 territorium van de Provincies<br />

De provinciegrenzen liggen juridisch vast via de grenzen van de gemeenten<br />

die tot een provincie behoren.<br />

De territoriale afbakening van de huidige provincies in Vlaanderen gaat terug<br />

tot het Franse Bewind. Bij decreet van 31 augustus 1795 (14 fructidor An<br />

III) werd ons land door de Franse bezetter ingedeeld in negen departementen.<br />

Via de fundamentele wet van 1815 uit de Nederlandse periode, zijn de<br />

provinciegrenzen tot in onze huidige rechtsorde doorgedrongen. Het territorium<br />

van de provincies blijkt beschreven als een opsomming van gemeenten.<br />

De provinciegrenzen zijn dus een aaneenschakeling van stukken gemeentegrenzen<br />

waar deze palen aan gemeenten die buiten de provincie liggen<br />

of aan de landsgrens.<br />

12 Territorium van de provincies


Provincieraadsverkiezingen<br />

Hoofdstuk 1 Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen<br />

Hoofdstuk 2 De eigenlijke kiesverrichtingen<br />

Deel II


HOOFDSTUK 1<br />

Artikel 162 van de Grondwet schrijft <strong>voor</strong> dat de leden van de provincieraden<br />

en van de gemeenteraden rechtstreeks verkozen worden.<br />

De vierde staatshervorming van 2001 hevelde de bevoegdheid inzake de<br />

organieke wetgeving <strong>voor</strong> de lokale besturen over naar de gewesten. Volgens<br />

art. 6, § 1, VIII, 4° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot<br />

hervorming van de instellingen regelen de gewesten “de verkiezing van<br />

de provinciale, gemeentelijke en binnengemeentelijke organen, alsook<br />

van de organen van agglomeraties en federaties van gemeenten”.<br />

De gewesten zijn daardoor sinds 1 januari 2002 bevoegd <strong>voor</strong> onder meer<br />

het vaststellen van de verkiezingsregels. Een aantal belangrijke beginselen<br />

vindt men terug in het Provinciedecreet, maar de meeste regels met<br />

betrekking tot de provincieraadsverkiezingen komen nog steeds <strong>voor</strong> in<br />

federale wetgeving, met name de Provinciekieswet en het kieswetboek.<br />

Het kieswetboek heeft betrekking op de verkiezingen <strong>voor</strong> het federale<br />

parlement, maar in de Provinciekieswet wordt herhaaldelijk verwezen<br />

naar het kieswetboek. De Provinciekieswet bevat de substantiële regels<br />

en werd door de <strong>Vlaamse</strong> decreetgever reeds op talrijke punten gewijzigd.<br />

De federale overheid is bevoegd gebleven <strong>voor</strong> een aantal aspecten, waaronder<br />

<strong>voor</strong>al:<br />

- het stemrecht <strong>voor</strong> niet-Belgische onderdanen (artikel 8 Gw., al is die<br />

uitzondering thans enkel relevant <strong>voor</strong> de gemeenteraadsverkiezingen);<br />

- de bevoegdheid van de Raad van State inzake verkiezingsbetwistingen<br />

(artikel 160 Gw.);<br />

- de bijzondere regels, onder meer inzake verkiezingen, in de zgn. pacificatiewet<br />

van 9 augustus 1988.<br />

1 Voorbereiding Van de<br />

proVincieraadsVerkiezingen<br />

A TIjDsTIp vAn De verkIezIngen<br />

De gewone verkiezingen van de provincieraden vinden plaats elke zes jaar,<br />

samen met de gemeenteraden en de districtsraden (artikel 6, § 1, Provinciedecreet,<br />

artikel 29 Provinciekieswet). Aangezien deze raden niet <strong>voor</strong>tijdig<br />

ontbonden kunnen worden, zijn er geen <strong>voor</strong>tijdige verkiezingen en worden<br />

de raden van alle provincies, gemeenten en districten in beginsel steeds op<br />

hetzelfde tijdstip verkozen. De gelijktijdige organisatie van deze verkiezingen<br />

heeft overigens tot gevolg dat een aantal aspecten, zoals de samenstelling<br />

van stembureaus en stemopnemingsbureaus gezamenlijk zijn <strong>voor</strong> die verkiezingen<br />

(artikelen 37bis e.v. Provinciekieswet).<br />

Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen<br />

Deel II<br />

Art. 6, § 1<br />

15


Deel II<br />

HOOFDSTUK 1<br />

Er zijn twee mogelijke afwijkingen op het beginsel van de vaste verkiezing<br />

elke zes jaar, met name indien buitengewone verkiezingen worden gehouden<br />

<strong>voor</strong> een bepaalde raad of <strong>voor</strong> één of meer zetels van een bepaalde<br />

raad. Een eerste afwijking betreft de hypothese van nieuwe verkiezingen na<br />

ongeldigverklaring van de verkiezingen (artikel 32 Provinciekieswet) of na de<br />

vacature van een zetel waarbij geen opvolgers meer kunnen worden aangewezen<br />

én waarbij de provincieraad of de <strong>Vlaamse</strong> regering beslist om een<br />

buitengewone verkiezing te houden om het opengevallen mandaat in te vullen<br />

(artikel 36, tweede lid, Provinciekieswet).<br />

B kIezers en verkozenen<br />

a <strong>voor</strong>waarden om kiesgerechtigd te zijn<br />

Om kiesgerechtigd te zijn moet men Belg zijn, achttien jaar oud zijn, in de<br />

bevolkingsregisters van een gemeente van de betrokken provincie ingeschreven<br />

zijn en niet zijn uitgesloten van of geschorst in het kiesrecht (artikel<br />

1 Provinciekieswet).<br />

Aan het nationaliteitsvereiste (dat ook wordt opgelegd door artikel 8 Gw.)<br />

moet voldaan zijn op de datum waarop de kiezerslijst wordt opgesteld. Voor<br />

de gemeenteraadsverkiezingen kunnen EU-onderdanen en andere vreemdelingen<br />

onder bepaalde <strong>voor</strong>waarden ook het stemrecht verwerven, maar die<br />

regeling geldt niet <strong>voor</strong> de provincieraadsverkiezingen.<br />

Aan het leeftijdsvereiste moet pas zijn voldaan op de dag van de verkiezingen.<br />

Bij het opstellen van de kiezerslijst wordt daarmee rekening gehouden.<br />

Aan het woonplaatsvereiste moet voldaan zijn op de datum waarop de kiezerslijst<br />

wordt opgesteld. Dit vereiste wordt beoordeeld aan de hand van de<br />

inschrijving in het bevolkingsregister, maar het tegendeel kan worden aangetoond<br />

aan de hand van feitelijke elementen. De hoofdverblijfplaats is de<br />

plaats waar een gezin dat uit verschillende personen bestaat bijeenkomt, d.i.<br />

de plaats waar men zich met zijn gezin terugtrekt <strong>voor</strong> zijn privéleven, waar<br />

het centrum ligt van zijn gezinsleven en waar men, zo men een bedrijvigheid<br />

buitenshuis uitoefent, na het volbrengen van de daaraan verbonden taken<br />

regelmatig naar terugkeert en er verblijft. Indien zou blijken dat die hoofdverblijfplaats<br />

niet overeenstemt met de inschrijving in het bevolkingsregister,<br />

kan die inschrijving en dus ook de opname op de kiezerslijst worden<br />

betwist.<br />

De definitieve uitsluiting uit het kiesrecht wordt opgelegd aan personen die<br />

werden veroordeeld tot opsluiting of hechtenis. Het definitief karakter van<br />

die uitsluiting werd onlangs door het Europees Hof <strong>voor</strong> de rechten van de<br />

mens strijdig geacht met artikel 3 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Die<br />

16 Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen


HOOFDSTUK 1<br />

verdragsbepaling geldt weliswaar niet <strong>voor</strong> lokale verkiezingen, maar indien<br />

de Belgische wetgever in de nabije toekomst dit definitief karakter van de<br />

uitsluiting <strong>voor</strong> parlementsverkiezingen inperkt, zal dat allicht ook doorwerken<br />

naar lokale verkiezingen.<br />

De tijdelijke schorsing van het kiesrecht heeft in de praktijk betrekking op<br />

twee gevallen, met name personen die worden veroordeeld tot een gevangenisstraf<br />

van meer dan vier maanden enerzijds en de gerechtelijke onbekwaamverklaarden,<br />

de verlengde minderjarigen en de geïnterneerden anderzijds.<br />

b kiezerslijsten<br />

Voor een gewone provincieraadsverkiezing wordt de kiezerslijst gebruikt die<br />

is vastgesteld <strong>voor</strong> de gemeenteraadsverkiezingen. Omdat <strong>voor</strong> die laatste<br />

verkiezingen ook bepaalde EU-onderdanen en andere vreemdelingen het<br />

stemrecht kunnen verwerven, in tegenstelling tot de provincieraadsverkiezingen,<br />

worden zij op de kiezerslijst gemarkeerd met de letter “G” (EU-onderdanen)<br />

en “V” (andere vreemdelingen), zodat zij niet worden toegelaten<br />

tot de provincieraadsverkiezingen.<br />

In geval van een buitengewone verkiezing om een vacature in te vullen<br />

waarin niet kan worden <strong>voor</strong>zien door het aanstellen van een opvolger, stelt<br />

het college van burgemeester en schepenen de kiezerslijst vast op de dag<br />

van de beslissing van de provincieraad of van het besluit van de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering houdende bijeenroeping van het kiescollege.<br />

De vermelding op de kiezerslijst is geen formele <strong>voor</strong>waarde om kiezer te<br />

zijn. Ook wie niet is ingeschreven op de kiezerslijst, kan tot de stemming<br />

worden toegelaten wanneer men bewijst aan de kies<strong>voor</strong>waarden te voldoen.<br />

Wanneer men ten onrechte niet op de kiezerslijst is opgenomen, kan<br />

men bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen en<br />

nadien eventueel beroep instellen bij het hof van beroep, teneinde alsnog<br />

toegelaten te worden tot de stemming (zie de artikelen 1quater tot 1sexies<br />

van de Provinciekieswet). Deze procedure moet worden onderscheiden van<br />

de procedure met betrekking tot de betwisting van de kiesverrichtingen die<br />

nadien gevolgd kan worden <strong>voor</strong> de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen en<br />

de Raad van State (zie blz. 33).<br />

c verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden<br />

Overeenkomstig artikel van 23 van de Provinciekieswet moet men aan de<br />

volgende verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden voldoen om te kunnen verkozen<br />

worden als provincieraadslid en om het te blijven: met moet de Belgische<br />

nationaliteit hebben, achttien jaar oud zijn en in het bevolkingsregister van<br />

Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen<br />

Deel II<br />

17


Art. 5<br />

Deel II<br />

HOOFDSTUK 1<br />

een gemeente van de provincie ingeschreven zijn. Daarenboven is men niet<br />

verkiesbaar indien men door een veroordeling ontzet is uit het recht om gekozen<br />

te worden en indien men van het kiesrecht is uitgesloten of geschorst<br />

in de uitoefening van het kiesrecht.<br />

d Aantal te verkiezen provincieraadsleden<br />

Het aantal provincieraadsleden dat wordt verkozen is afhankelijk van het<br />

inwonersaantal van de betrokken provincie. Het aantal provincieraadsleden<br />

bedraagt 75 provincieraadsleden in provincies met minder dan<br />

1.000.000 inwoners en 84 provincieraadsleden in provincies met meer dan<br />

1.000.000 inwoners. Uiterlijk op 1 juni van het jaar waarin er provincieraadsverkiezingen<br />

plaatsvinden, stelt de vlaamse regering bij besluit een<br />

lijst op van het aantal te verkiezen provincieraadsleden per provincie. Dit<br />

wordt gebaseerd op het inwonersaantal in de provincie op 1 januari van<br />

hetzelfde jaar.<br />

Op 1 januari 2006 telden de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant, Oost-<br />

Vlaanderen en West-Vlaanderen meer dan 1 miljoen inwoners, zodat hun<br />

provincieraden 84 leden omvatten. De provincie Limburg telde minder dan<br />

1 miljoen inwoners, zodat de provincieraad er 75 leden omvat (besluit van de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering van 9 juni 2006 tot vaststelling van het aantal te verkiezen<br />

provincieraadsleden per provincie van het <strong>Vlaamse</strong> Gewest).<br />

C De AAnloopperIoDe nAAr De verkIezIngen<br />

a De bureaus<br />

Voor de provincieraadsverkiezingen worden alle kiezers van de provincie per<br />

kiesdistrict ingedeeld in een kiescollege. Een administratief arrondissement<br />

omvat één of meer kiesdistricten. Een kiesdistrict bestaat op zijn beurt uit<br />

één of meer kieskantons.<br />

De indeling wordt bepaald door een besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

In tegenstelling tot de verkiezingen <strong>voor</strong> het Europese en het federale Parlement<br />

en <strong>voor</strong> de Gemeenschaps- en Gewestparlementen bestond er tot<br />

2010 <strong>voor</strong> de provincieraadsverkiezingen geen kiesdrempel van vijf procent.<br />

Dat betekent echter allerminst dat het <strong>voor</strong> kleine partijen gemakkelijker<br />

zou zijn om een zetel te bemachtigen: dat hangt in sterke mate af van het<br />

aantal zetels dat in elke kieskring wordt toegekend. Voor arrondissementen<br />

met zeer kleine kiesdistricten ligt de zgn. impliciete kiesdrempel (het aantal<br />

stemmen dat men moet behalen om een zetel in de wacht te slepen, zelfs<br />

met lijstenverbinding) beduidend hoger dan vijf procent.<br />

18 Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen


HOOFDSTUK 1<br />

In zijn arrest nr. 149/2007 heeft het Grondwettelijk Hof de bestaande indeling<br />

in kiesdistricten vernietigd (weliswaar pas <strong>voor</strong> wat betreft de eerstvolgende<br />

provincieraadsverkiezingen van 2012). Het Hof oordeelde dat kiesdistricten<br />

met slechts twee of drie zetels te klein zijn om in voldoende mate<br />

een evenredige vertegenwoordiging te bieden, zelfs rekening houdend met<br />

de aanvullende zetelverdeling bij lijstenverbinding (infra). Hierdoor ontstaat<br />

een discriminatie tussen grote en kleine kiesdistricten, zowel in hoofde van<br />

de kiezers (<strong>voor</strong> wat betreft het gewicht van hun stem) als in hoofde van de<br />

kandidaten (<strong>voor</strong> wat betreft hun kansen om verkozen te worden). De decreetgever<br />

moet uiterlijk tegen de volgende verkiezingen in 2012 <strong>voor</strong>zien in<br />

een nieuwe indeling die de evenredige vertegenwoordiging in voldoende<br />

mate in alle kiesdistricten waarborgt.<br />

In elk kiesdistrict wordt een aantal zetels verkozen <strong>voor</strong> de betrokken provincieraad.<br />

De zetels <strong>voor</strong> de provincieraad worden bijgevolg in principe over<br />

de lijsten (partijen) verdeeld <strong>voor</strong> elk kiesdistrict afzonderlijk, maar op dit<br />

beginsel bestaat een uitzondering, met name de aanvullende zetelverdeling<br />

<strong>voor</strong> onderling verbonden lijsten (lijstenverbinding of apparentering genaamd)<br />

(zie verder).<br />

Er worden verscheidene kiesbureaus opgericht die de kiesverrichtingen behartigen:<br />

- <strong>voor</strong> elk kiesdistrict een districtshoofdbureau;<br />

- <strong>voor</strong> elk kieskanton een kantonhoofdbureau (tenzij indien het samenvalt<br />

met een kiesdistrict);<br />

- stemopnemingsbureaus;<br />

- stembureaus.<br />

De stemopnemingsbureaus zijn belast met het opnemen van de stemmen<br />

van verscheidene stembureaus en zijn gevestigd in de hoofdplaats van het<br />

kieskanton. Ze beoordelen de geldigheid van de stemmen en totaliseren de<br />

stemmen per lijst en per kandidaat. Bij geautomatiseerde stemming zijn er<br />

geen stemopnemingsbureaus omdat het kantonhoofdbureau (of het gemeentelijk<br />

hoofdbureau, bij gelijktijdige gemeente- en provincieraadsverkiezingen)<br />

in dat geval instaat <strong>voor</strong> de stemopneming.<br />

Het kantonhoofdbureau is gevestigd in de hoofdplaats van het kieskanton.<br />

Zijn opdracht betreft zowel de <strong>voor</strong>bereiding van de verkiezing (onder meer<br />

de aanwijzing van <strong>voor</strong>zitters en bijzitters) als de totalisering van de stemmen<br />

<strong>voor</strong> het hele kieskanton. Het kantonhoofdbureau wordt <strong>voor</strong>gezeten<br />

door een magistraat.<br />

Het districtshoofdbureau is belast met de totalisering van de stemmen <strong>voor</strong><br />

het hele kiesdistrict en de verdeling van de zetels en de aanwijzing van de<br />

verkozenen, met uitzondering van de zetels die bij lijstenverbinding worden<br />

toegewezen. Het districtshoofdbureau dat in de hoofdplaats van het admi-<br />

Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen<br />

Deel II<br />

19


Deel II<br />

HOOFDSTUK 1<br />

nistratief arrondissement zitting houdt, vervult bovendien, in het geval van<br />

lijstenverbinding, de rol van centraal bureau van het arrondissement, dat<br />

belast is met het ontvangen van de verklaringen van lijstenverbinding en<br />

met de aanwijzing van de zetels bij zetelverdeling.<br />

Het districtshoofdbureau heeft ook belangrijke <strong>voor</strong>bereidende taken, zoals:<br />

- ontvangen van de ingediende <strong>voor</strong>drachtsakten van kandidaten;<br />

- <strong>voor</strong>lopige afsluiting van de kandidatenlijsten en onderzoek van de regelmatigheid<br />

van lijsten en hun kandidaten;<br />

- de definitieve afsluiting van de kandidatenlijsten;<br />

- loting van de volgnummers van de lijsten;<br />

- opmaak van de stembiljetten en van het aanplakbiljet.<br />

Het districtshoofdbureau bestaat uit een <strong>voor</strong>zitter (een magistraat), een secretaris,<br />

vier bijzitters en vier plaatsvervangende bijzitters.<br />

b De kandidaatstelling<br />

1° Waar, wanneer en hoe?<br />

De <strong>voor</strong>drachten van de kandidaten worden ingediend op zaterdag de 29e<br />

of zondag de 28e dag <strong>voor</strong> de verkiezingen tussen 13 en 16 uur (artikel 11<br />

provinciekieswet). De kandidaatstelling gebeurt schriftelijk op een <strong>voor</strong>af<br />

vastgesteld formulier. De <strong>voor</strong>drachtsakte moet ondertekend zijn, door ten<br />

minste vijftig kiezers van de provincie of door ten minste drie uittredende<br />

provincieraadsleden. De <strong>voor</strong>drachtsakte bevat <strong>voor</strong> elke kandidaat de<br />

naam, de <strong>voor</strong>naam, de geboortedatum, het rijksregisternummer, het geslacht,<br />

het beroep en de hoofdverblijfplaats. De vermelding van een persoon<br />

op de <strong>voor</strong>drachtsakte en de ondertekening volstaat; er is geen aparte<br />

bewilligingsakte van de kandidaat vereist. De <strong>voor</strong>drachtsakte bevat ook<br />

het letterwoord dat boven de kandidatenlijst op het stembiljet moet komen.<br />

Bij de <strong>voor</strong>dracht dient tevens rekening te worden gehouden met een evenwichtige<br />

vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten.<br />

Het verschil tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke kandidaten op<br />

de lijst mag niet meer dan één bedragen. De eerste drie kandidaten mogen<br />

bovendien niet allemaal van hetzelfde geslacht zijn.<br />

Door de <strong>voor</strong>drachtsakte te ondertekenen verklaren de kandidaten dat zij de<br />

bepalingen over de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven zullen<br />

naleven. Zij verbinden er zich ook toe de uitgaven en de herkomst van de<br />

geldmiddelen aan te geven en de identiteit van de natuurlijke personen die<br />

giften van ten minste 125 euro hebben gedaan, te registreren.<br />

Eventueel kan als bijlage bij de <strong>voor</strong>drachtsakte een akte van fractievorming<br />

worden gevoegd. Dit omvat de mogelijkheid <strong>voor</strong> de kandidaat-raadsleden<br />

20 Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen


HOOFDSTUK 1<br />

die op eenzelfde lijst verkozen zijn, om er<strong>voor</strong> te opteren om twee fracties te<br />

vormen, uiterlijk op de installatievergadering van de provincieraad. Op die<br />

wijze kunnen kartellijsten in de provincieraad toch afzonderlijke fracties vormen.<br />

Het spreekt vanzelf dat op eenzelfde lijst niet meer kandidaten mogen <strong>voor</strong>komen<br />

dan er leden te kiezen zijn. Niemand kan tegelijk worden <strong>voor</strong>gedragen<br />

als kandidaat op twee of meer lijsten <strong>voor</strong> dezelfde provincieraad. Er<br />

moet niet worden <strong>voor</strong>zien in een lijst van kandidaat-opvolgers, in tegenstelling<br />

tot de parlementsverkiezingen, aangezien de eerste niet-verkozen kandidaten<br />

worden aangewezen als opvolgers (zie blz. 31).<br />

De ontvangst van de <strong>voor</strong>drachtsakten gebeurt door de <strong>voor</strong>zitter van het<br />

districtshoofdbureau. De <strong>voor</strong>drachtsakten kunnen ter plaatse worden geraadpleegd<br />

door de kandidaten en <strong>voor</strong>dragende kiezers. Opmerkingen kunnen<br />

schriftelijk gericht worden aan de <strong>voor</strong>zitter van het districtshoofdbureau.<br />

2° Lijstenverbinding (apparentering)<br />

In de administratieve arrondissementen die meer dan één kiesdistrict omvatten,<br />

is er lijstenverbinding of apparentering mogelijk. Dit kan alleen gebeuren<br />

tussen lijsten met dezelfde benaming in verschillende kiesdistricten<br />

van hetzelfde administratief arrondissement. Hier<strong>voor</strong> moet er een<br />

verklaring van lijstenverbinding worden ingediend bij de <strong>voor</strong>zitter van het<br />

centraal arrondissementsbureau op donderdag, de tiende dag <strong>voor</strong> de<br />

stemming, tussen 14 en 16 uur.<br />

3° Afsluiten van de kandidatenlijsten<br />

Op de zevenentwintigste dag <strong>voor</strong> de provincieraadsverkiezingen om 16 uur<br />

komt het districtshoofdbureau bijeen <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>lopige afsluiting van de<br />

kandidatenlijsten en het ermee gepaard gaande onderzoek naar de regelmatigheid<br />

van de <strong>voor</strong>drachten (artikel 12 van de Provinciekieswet).<br />

Er wordt nagegaan of de <strong>voor</strong>dragende personen elk slechts één lijst steunen,<br />

of het aantal kandidaten niet groter is dan het aantal te begeven zetels,<br />

of voldaan is aan de vereisten met betrekking tot de evenwichtige vertegenwoordiging<br />

van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten en of alle kandidaten<br />

voldoen aan de verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden (zie blz. 17).<br />

Vooral de beoordeling van de verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden is niet eenvoudig.<br />

Het districtshoofdbureau moet over bewijzen inzake onverkiesbaarheid<br />

beschikken, <strong>voor</strong>aleer een kandidaat kan worden geweerd. Een kandidaat<br />

kan ambtshalve en zonder enige tussenkomst van tegenkandidaten worden<br />

Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen<br />

Deel II<br />

21


Deel II<br />

HOOFDSTUK 1<br />

geweerd wegens een vastgestelde onverkiesbaarheid, bij<strong>voor</strong>beeld indien<br />

een kandidaat niet voldoet aan de kies<strong>voor</strong>waarden. In de praktijk zal het<br />

districtshoofdbureau doorgaans enkel optreden bij een betwisting. De <strong>voor</strong>zitter<br />

van het districtshoofdbureau heeft <strong>voor</strong>al een taak inzake de bewijslast<br />

van de onverkiesbaarheid: als er kandidaten, al dan niet na een bezwaarschrift,<br />

wegens onverkiesbaarheid kunnen worden geweerd, moet de<br />

<strong>voor</strong>zitter bij de <strong>voor</strong>lopige afsluiting van de kandidatenlijst het betrokken<br />

gemeentebestuur verzoeken een afschrift of een uittreksel van de beschikbare<br />

documenten toe te zenden, die meer informatie over de verkiesbaarheid<br />

van de kandidaten kunnen bevatten. Afgezien van de bovenvermelde<br />

verplichting heeft de <strong>voor</strong>zitter steeds het recht om tot onderzoek over te<br />

gaan.<br />

Na dit onderzoek stelt het districtshoofdbureau de <strong>voor</strong>lopige kandidatenlijst<br />

vast. Gemotiveerde bezwaarschriften tegen deze <strong>voor</strong>lopig vastgestelde lijst<br />

moeten de zesentwintigste dag <strong>voor</strong> de stemming tussen 13 en 16 uur ingediend<br />

worden. Zij kunnen worden ingediend door de personen die de aanvaarde<br />

of afgewezen lijsten hebben ingediend of, als zij afwezig zijn, door<br />

één van de kandidaten die op deze lijsten <strong>voor</strong>komen.<br />

Op de vierentwintigste dag <strong>voor</strong> de provincieraadsverkiezingen tussen 14 en<br />

16 uur kunnen bij de <strong>voor</strong>zitter van het districtshoofdbureau verbeterings- of<br />

aanvullingsakten of memories inzake ingediende bezwaren worden ingediend.<br />

Een verbeteringsakte is enkel ontvankelijk indien één of meer kandidaten<br />

afgewezen zijn of om materiële vergissingen recht te zetten (bv. ontbrekende<br />

handtekeningen). De volgorde van kandidaten mag niet meer worden<br />

gewijzigd, maar onverkiesbare kandidaten mogen vervangen worden.<br />

Op dezelfde dag komt het districtsbureau om 16 uur nogmaals bijeen (artikel<br />

13 van de Provinciekieswet). Ook de indieners van de kandidatenlijsten, de<br />

kandidaten waarvan de verkiesbaarheid wordt betwist en getuigen zijn op<br />

deze vergadering aanwezig. Tijdens deze vergadering worden de bezwaren besproken<br />

en worden de betrokkenen gehoord. De kandidatenlijsten worden verbeterd<br />

waar nodig en het hoofdbureau sluit de kandidatenlijsten definitief af.<br />

Tegen de beslissing tot definitieve afsluiting van de kandidatenlijst is beroep<br />

mogelijk bij het hof van beroep (artikel 14 van de Provinciekieswet). Het beroep<br />

moet ingediend worden bij de definitieve afsluiting. Enkel de beslissingen<br />

van het districtshoofdbureau waarbij het de kandidaturen afwijst op basis<br />

van de onverkiesbaarheid van de kandidaten, zijn vatbaar <strong>voor</strong> beroep.<br />

Het hof van beroep beraadslaagt de twintigste dag <strong>voor</strong> de stemming om<br />

10 uur. Na de uitspraak van het hof van beroep komt het districtshoofdbureau<br />

opnieuw samen op dezelfde dag om 18 uur om akte te nemen van de<br />

beslissing van het hof van beroep en eventueel de kandidatenlijst te wijzigen.<br />

Tegen het arrest van het hof van beroep staat geen rechtsmiddel meer<br />

open.<br />

22 Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen


HOOFDSTUK 1<br />

4° Intrekking van de kandidaatstelling en overlijden<br />

van een kandidaat<br />

De intrekking van een kandidatuur is in de Provinciekieswet niet uitdrukkelijk<br />

geregeld. Er wordt echter aanvaard dat de intrekking enkel mogelijk is<br />

met instemming van de <strong>voor</strong>dragende kiezers of provincieraadsleden en van<br />

alle andere kandidaten van dezelfde lijst.<br />

Wanneer een kandidaat overlijdt <strong>voor</strong> de dag van de stemming, komen zijn<br />

naamstemmen ten goede aan de lijst, maar kan hij zelf vanzelfsprekend niet<br />

verkozen worden. Indien de betrokkene nadien overlijdt, zal de eerste opvolger<br />

zijn plaats innemen (artikel 21bis van de Provinciekieswet).<br />

D HeT opsTellen vAn HeT sTemBIljeT<br />

a De lijstenvereniging<br />

Als er gelijktijdig provincie- en gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden,<br />

kunnen politieke partijen aan hun provinciale en gemeentelijke lijsten een<br />

gemeenschappelijk letterwoord en volgnummer geven (artikel 10 van de<br />

Provinciekieswet).<br />

elke politieke formatie die in het vlaams parlement door ten minste drie<br />

leden vertegenwoordigd is, kan bij de vlaamse regering een <strong>voor</strong>stel indienen<br />

tot lijstenvereniging met het oog op het verkrijgen van de bescherming<br />

van het letterwoord (d.i. de afkorting of naam van ten hoogste achttien karakters<br />

die bovenaan de lijst wordt vermeld) en het verkrijgen van een gemeenschappelijk<br />

volgnummer <strong>voor</strong> de lijsten die zij in de verscheidene<br />

kiesdistricten en provincies indienen. Het <strong>voor</strong>stel tot lijstenvereniging<br />

moet worden ondertekend door ten minste vijf parlementsleden die tot de<br />

betrokken politieke formatie behoren of, indien die formatie minder dan vijf<br />

leden telt, door alle parlementsleden van deze formatie. een parlementslid<br />

mag slechts één enkel <strong>voor</strong>stel van lijstenvereniging ondertekenen.<br />

Het <strong>voor</strong>stel tot lijstenvereniging wordt de veertigste dag vóór de verkiezing,<br />

tussen 10 en 12 uur, aan de <strong>Vlaamse</strong> regering of aan diens gemachtigde<br />

overhandigd door een parlementslid-ondertekenaar. Diezelfde dag nog, onmiddellijk<br />

na het indienen van de <strong>voor</strong>stellen tot lijstenvereniging, houdt de<br />

<strong>Vlaamse</strong> minister van Binnenlands Bestuur een loting tot aanwijzing van de<br />

gemeenschappelijke gewestelijke volgnummers.<br />

Lijstenvereniging mag niet verward worden met lijstenverbinding of apparentering.<br />

Lijstenverbinding heeft betrekking op de aanvullende toewijzing<br />

van een aantal zetels op het niveau van een administratief arrondissement<br />

Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen<br />

Deel II<br />

23


Deel II<br />

HOOFDSTUK 1<br />

tussen onderling verbonden lijsten (in beginsel van éénzelfde politieke formatie)<br />

van verscheidene kiesdistricten (zie blz. 29).<br />

b Het stembiljet<br />

Als er bij de <strong>voor</strong>drachtsakten een attest is gevoegd tot gebruik van een gemeenschappelijk<br />

volgnummer en het beschermd letterwoord van een politieke<br />

formatie, dan wordt dit letterwoord en (gewestelijk) volgnummer toegekend<br />

aan de betrokken kandidatenlijst. Voor de andere lijsten wordt nagegaan<br />

of het <strong>voor</strong>gestelde letterwoord niet overeenstemt met een letterwoord<br />

waarvan het gebruik beschermd of verboden is.<br />

Voor lijsten die niet overeenstemmen met een politieke formatie die over ten<br />

minste drie zetels beschikt in het Vlaams Parlement, bestaat er wel nog een<br />

mogelijkheid om een gemeenschappelijk volgnummer te krijgen <strong>voor</strong> alle<br />

lijsten van die politieke formatie die in éénzelfde provincie worden ingediend.<br />

De kandidaten of twee van de eerste drie kandidaten van de lijsten<br />

die ingediend zijn bij districtshoofdbureaus buiten de provinciehoofdplaats,<br />

kunnen de <strong>voor</strong>zitter van dat bureau vragen om hetzelfde volgnummer te<br />

krijgen als het volgnummer dat wordt toegekend aan één van de lijsten die<br />

werden ingediend in de provinciehoofdplaats (artikel 11, § 3 van de Provinciekieswet).<br />

Voor die aanvragen wordt door de <strong>voor</strong>zitter van het districtshoofdbureau<br />

van de provinciehoofdplaats op de vierentwintigste dag <strong>voor</strong> de<br />

stemming een loting gehouden om volgnummers toe te kennen aan deze<br />

lijsten. De provinciale volgnummers volgen op het laatste toegekende gewestelijke<br />

volgnummer.<br />

Voor de lijsten die geen gewestelijk of provinciaal volgnummer kunnen krijgen,<br />

wordt bij loting door elk districtshoofdbureau een volgnummer toegekend<br />

dat volgt op het laatste toegekende provinciale volgnummer.<br />

Het districtshoofdbureau stelt de vorm en de inhoud van het stembiljet vast<br />

volgens de via besluit van de <strong>Vlaamse</strong> minister vastgestelde richtlijnen. De<br />

<strong>voor</strong>zitter is verantwoordelijk <strong>voor</strong> het drukken van het stembiljet op het<br />

kiespapier dat via de gouverneur wordt geleverd. Het stembiljet heeft een<br />

groene kleur. Een alleenstaande kandidaat wordt geacht een (onvolledige)<br />

lijst te vormen op het stembiljet.<br />

In de kieskantons met geautomatiseerde stemming worden natuurlijk geen<br />

stembiljetten gedrukt. Via een internettoepassing worden de volledige lijsten<br />

ingevoerd in de centrale databank van de <strong>Vlaamse</strong> overheid. Die lijsten kunnen<br />

via dat informaticasysteem bekeken worden in hun definitieve vorm,<br />

precies zoals ze op de stemcomputers getoond zullen worden. De <strong>voor</strong>zitter<br />

van het districtshoofdbureau ondertekent die definitieve lay-out met zijn<br />

elektronische identiteitskaart. De <strong>Vlaamse</strong> overheid maakt vervolgens de<br />

24 Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen


HOOFDSTUK 1<br />

diskettes aan met de stemsoftware en kandidatenlijsten <strong>voor</strong> de stembureaus<br />

en de diskettes met de totalisatiesoftware <strong>voor</strong> het optellen van de<br />

stemmen van de verschillende stembureaus.<br />

e De oproepIngsBrIef<br />

De oproepingsbrieven worden ten laatste vijftien dagen <strong>voor</strong> de stemming<br />

door het gemeentebestuur verstuurd aan elke kiezer. Als de oproepingsbrief<br />

niet kan worden bezorgd, dan wordt hij bewaard op het gemeentesecretariaat,<br />

waar de kiezer hem kan ophalen op de dag van de stemming tot op het<br />

middaguur. Het niet bij zich hebben van de oproepingsbrief is geen verhindering<br />

om te mogen stemmen, indien betrokkene zijn identiteit en hoedanigheid<br />

als kiezer kan bewijzen.<br />

Voor de provincieraadsverkiezingen hebben de oproepingsbrieven een witte<br />

kleur. Bij gelijktijdige gemeenteraadsverkiezingen krijgen kiezers met een<br />

andere nationaliteit dan de Belgische een blauwe oproepingsbrief, omdat zij<br />

enkel <strong>voor</strong> de gemeenteraad mogen stemmen en niet <strong>voor</strong> de provincieraad.<br />

f De geTUIgen<br />

Er zijn verschillende soorten getuigen aanwezig bij verschillende verrichtingen<br />

inzake de provincieraadsverkiezingen. De getuigen zijn geen lid van de<br />

verscheidene kiesbureaus, maar worden aangewezen door de vertegenwoordigers<br />

van de kandidatenlijsten. Zij hebben een louter controlerende rol<br />

te vervullen bij de diverse werkzaamheden van de kiesbureaus. Zij maken<br />

dus geen deel uit van het kiesbureau en hun aanwezigheid is niet verplicht.<br />

Indien een getuige meent dat er een fout of onregelmatigheid is begaan,<br />

heeft hij het recht te eisen dat er een opmerking hierover wordt gemaakt in<br />

het proces-verbaal van het kiesbureau. Enkel getuigen die in het bezit zijn<br />

van hun aanstellingsbrief worden toegelaten tot de vergaderingen van de<br />

kiesbureaus. De getuigen moeten wel een eed afleggen.<br />

Voorbereiding van de provincieraadsverkiezingen<br />

Deel II<br />

25


Deel II<br />

26<br />

HOOFDSTUK 2<br />

2 de eigenlijke kiesVerrichtingen<br />

A De sTemmIng<br />

a De stemming<br />

Om 8 uur gaan de stembureaus open en kunnen de kiezers hun stemplicht<br />

vervullen. Ook de kiezers die een beslissing van het college van burgemeester<br />

en schepenen of van het hof van beroep kunnen <strong>voor</strong>leggen, waaruit<br />

blijkt dat zij op de kiezerslijst moeten zijn ingeschreven, kunnen hun stem<br />

uitbrengen. De identiteit van personen die ten onrechte niet vermeld stonden<br />

op de kiezerslijst, wordt genoteerd als zij een stem hebben uitgebracht.<br />

De <strong>voor</strong>zitter van het stembureau is belast met de ordehandhaving tijdens<br />

de kiesverrichtingen. In het wachtlokaal mogen enkel kiezers en kandidaten<br />

worden toegelaten. In het gedeelte waar gestemd wordt, worden alleen kiezers<br />

toegelaten, geen kandidaten (tenzij om zelf hun stem uit te brengen) en<br />

dit enkel <strong>voor</strong> de tijd die zij nodig hebben om hun stem uit te brengen. De<br />

<strong>voor</strong>zitter kan iedereen tot de orde roepen die de kiesverrichtingen verstoort<br />

of propaganda maakt in het stemlokaal zelf. Desnoods kan de <strong>voor</strong>zitter iemand<br />

laten verwijderen door de politiediensten, maar de betrokkene moet<br />

wel de mogelijkheid hebben zijn stem uit te brengen op regelmatige wijze.<br />

b stemmen bij volmacht<br />

In principe brengt een kiezer zelf persoonlijk zijn stem uit. Er bestaat een<br />

regeling met betrekking tot volmachten om te vermijden dat een door externe<br />

omstandigheden verhinderde kiezer zijn stemrecht zou verliezen. In de<br />

door artikel 9ter van de Provinciekieswet erkende gevallen kan die kiezer<br />

een andere kiezer een volmacht geven om in zijn plaats te stemmen. Het<br />

gaat onder meer om gevallen van ziekte of gebrekkigheid, beroeps- of<br />

dienstredenen, gedetineerden die nog over hun kiesrecht beschikken, verblijf<br />

in het buitenland.<br />

De volmachtgever kan een andere kiezer aanwijzen als gemachtigde; het<br />

hoeft dus niet om een familielid te gaan. De gemachtigde moet de oproepingsbrief<br />

van de volmachtgever bij zich hebben, alsook een ingevuld volmachtformulier<br />

en eventueel de vereiste stukken. Hij brengt zijn stem uit in<br />

het stembureau waar de volmachtgever had moeten stemmen.<br />

c Het uitbrengen van een geldige stem<br />

Een kiezer brengt een geldige stem uit door ofwel het stemvak boven de lijst<br />

rood te kleuren of met de elektronische pen aan te stippen (lijststem), ofwel<br />

De eigenlijke kiesverrichtingen


HOOFDSTUK 2<br />

binnen éénzelfde lijst het stemvak naast één of meer kandidaten rood te<br />

kleuren of met de elektronische pen aan te stippen (naamstem). Als zowel<br />

een lijststem als één of meer naamstemmen worden uitgebracht op dezelfde<br />

lijst, wordt geen rekening gehouden met de lijststem.<br />

Niet geldig zijn: stembiljetten waarvan de vorm of afmetingen veranderd<br />

zijn, andere stembiljetten dan deze die door de wet mogen worden gebruikt,<br />

stembiljetten die binnenin een papier of een <strong>voor</strong>werp bevatten of die de<br />

kiezer herkenbaar heeft gemaakt door er een teken, een tekst of een doorhaling<br />

op aan te brengen, stembiljetten waarop geen stem is uitgebracht<br />

(blanco stem) en stembiljetten waarop op verscheidene lijsten is gestemd<br />

(“panacheren”). Bij geautomatiseerde stemming kan men geen ongeldige<br />

stem uitbrengen omdat het systeem dat niet toelaat, maar er bestaat wel de<br />

mogelijkheid om een blanco stem uit te brengen <strong>voor</strong> wie zich met geen<br />

enkele lijst of kandidaat kan verenigen.<br />

d sluiten van de stemming<br />

De stembureaus sluiten om 14 uur in geval van manuele stemming en om<br />

16 uur in geval van geautomatiseerde stemming. Mensen die zich op dat<br />

tijdstip nog in het stemlokaal bevinden, kunnen hun stem nog uitbrengen.<br />

Bij de sluiting van de stembureaus moeten een aantal formaliteiten worden<br />

vervuld, zoals het aantal opgedaagde kiezers verifiëren, de stembussen verzegelen,<br />

formulieren invullen, het proces-verbaal van het stembureau invullen<br />

en ondertekenen. Daarna worden de stembussen naar de stemopnemingsbureaus<br />

gebracht. Bij geautomatiseerde stemming zijn er geen stemopnemingsbureaus,<br />

maar worden de stukken (onder meer de diskette met<br />

de geregistreerde stemmen en de stembus met de magnetische stemkaarten)<br />

rechtstreeks naar het kantonhoofdbureau gebracht.<br />

B Tellen vAn De sTemmen, zeTelverDelIng en<br />

AfkonDIgIng vAn De UITslAg<br />

a Tellen van de stemmen in het stemopnemingsbureau<br />

Zodra een stemopnemingsbureau alle <strong>voor</strong> hem bestemde omslagen met<br />

stembiljetten of stembussen heeft ontvangen, begint het met de stemopneming.<br />

De stembiljetten worden gerangschikt per lijst waarop werd gestemd. Binnen<br />

elke lijst worden stembiljetten met lijststemmen en met een of meer<br />

naamstemmen apart gelegd. Per kandidaat wordt ook het aantal naamstemmen<br />

getotaliseerd.<br />

De eigenlijke kiesverrichtingen<br />

Deel II<br />

27


Deel II<br />

28<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Blanco of ongeldige stembiljetten worden apart gelegd, alsook de twijfelachtige<br />

stembiljetten. Het stemopnemingsbureau beslist welke stembiljetten<br />

geldig zijn en welke niet. Enkel de leden van het stemopnemingsbureau mogen<br />

de stemmen tellen, niet de getuigen, hoewel in de praktijk getuigen<br />

vaak “meewerken”.<br />

Al die totalen worden opgenomen in een tabel en genoteerd in het procesverbaal<br />

van het stemopnemingsbureau. Die tabellen worden nagekeken door<br />

de <strong>voor</strong>zitter van het kantonhoofdbureau en aan hem bezorgd.<br />

b samenvoeging in het kantonhoofdbureau<br />

Het kantonhoofdbureau schrijft per stemopnemingsbureau de volgende gegevens<br />

over op een verzamelstaat: het aantal in de stembussen aangetroffen<br />

stembiljetten, het aantal blanco of ongeldige stemmen, het aantal geldige<br />

stemmen, het aantal lijststemmen <strong>voor</strong> elke lijst, gerangschikt volgens<br />

het volgnummer, het totaal van de naamstemmen op elke lijst en <strong>voor</strong> iedere<br />

kandidaat van elke lijst het totaal van de naamstemmen. Het kantonhoofdbureau<br />

totaliseert <strong>voor</strong> het hele kanton al die rubrieken en voegt er<br />

het stemcijfer van elke lijst aan toe. Het stemcijfer is de som van de stembiljetten<br />

met lijststemmen en met naamstemmen op die lijst.<br />

Bij geautomatiseerde stemming, in geval van gelijktijdige verkiezingen van<br />

provincie- en gemeenteraad, gebeurt de verwerking van de diskettes met de<br />

stemresultaten, <strong>voor</strong> alle verkiezingen samen op het gemeentelijk hoofdbureau.<br />

De diskette bevat immers de resultaten van zowel de provincieraads-<br />

als de gemeenteraadsverkiezingen.<br />

c zetelverdeling in het districtshoofdbureau en in het centraal<br />

arrondissementsbureau<br />

Het districtshoofdbureau totaliseert de gegevens in de tabellen van de<br />

kantonhoofdbureaus. Het districtshoofdbureau verdeelt de zetels over<br />

de lijsten en wijst de verkozenen aan <strong>voor</strong> het geval dat er geen lijstenverbinding<br />

is (artikel 19 van de provinciekieswet). <strong>voor</strong> de zetelverdeling<br />

wordt het zgn. systeem-D’Hondt gebruikt. volgens dat systeem<br />

wordt het stemcijfer van elke lijst achtereenvolgens door 1, 2, 3, enz.<br />

gedeeld en worden de zetels omgeslagen volgens dalende orde van de<br />

aldus berekende kiesquotiënten totdat alle te begeven zetels zijn toegekend.<br />

Voorbeeld<br />

Er zijn 11 zetels te verdelen in het kiesdistrict over vier kandidatenlijsten. In dit eenvoudige<br />

<strong>voor</strong>beeld wordt er van uitgegaan dat er geen lijstenverbinding is.<br />

De eigenlijke kiesverrichtingen


HOOFDSTUK 2<br />

lijst A lijst B lijst C lijst D<br />

Stemcijfer 54.000 40.000 21.000 9.800<br />

Deling door 1 54.000 (1e zetel) 40.000 (2e zetel) 21.000 (4e zetel) 9.800<br />

Deling door 2 27.000 (3e zetel) 20.000 (5e zetel) 10.500 (10e zetel) 4.200<br />

Deling door 3 18.000 (6e zetel) 13.333 (8e zetel) 7.000<br />

Deling door 4 13.500 (7e zetel) 10.000 (11e zetel)<br />

Deling door 5 10.800 (9e zetel) 8.000<br />

Deling door 6 9.000 6.666<br />

Lijst A krijgt 5 zetels, lijst B 4 zetels en lijst C 2 zetels. Lijst D krijgt geen zetel.<br />

Wanneer gebruik werd gemaakt van de mogelijkheid tot lijstenverbinding,<br />

gebeurt de zetelverdeling en de aanwijzing van de verkozenen door<br />

het centraal arrondissementsbureau (artikel 20 van de Provinciekieswet).<br />

In dat geval stelt elk districtshoofdbureau een zgn. kiesdeler vast<br />

door het totaal aantal geldige stembiljetten uitgebracht in het district te<br />

delen door het aantal toe te kennen mandaten. De kiesdeler vertegenwoordigt<br />

het aantal stemmen dat nodig is <strong>voor</strong> een lijst om onmiddellijk<br />

recht te hebben op een zetel. De kiesdeler wordt per district afzonderlijk<br />

bepaald. Het districtshoofdbureau kent vervolgens de zetels toe die onmiddellijk<br />

aan de lijsten kunnen worden toegewezen. Dit gebeurt door<br />

het stemcijfer van elke lijst te delen door de kiesdeler. Het gehele gedeelte<br />

van dat quotiënt bepaalt het aantal zetels dat onmiddellijk, bij<br />

deze eerste verdeling, aan elke lijst toekomt. Elk districtshoofdbureau<br />

bezorgt deze resultaten aan het centraal arrondissementsbureau waaronder<br />

het ressorteert.<br />

De aanvullende verdeling van de resterende zetels van elk kiesdistrict<br />

gebeurt door het centraal arrondissementsbureau. Dat bureau maakt uit<br />

aan welke kiesdistricten en lijsten van de verscheidene lijstengroepen<br />

die resterende zetels toekomen, rekening houdende met de zetels die al<br />

onmiddellijk werden toegekend op het niveau van de verscheidene kiesdistricten.<br />

De stemcijfers van elke lijstengroep (d.i. de samengetelde<br />

stemcijfers van de onderling verbonden lijsten van de verscheidene kiesdistricten)<br />

worden achtereenvolgens gedeeld door 1, 2, 3, enz., net zoals<br />

bij de gewone zetelverdeling op het niveau van een kiesdistrict (indien er<br />

geen lijstenverbinding is). Omdat er rekening moet worden gehouden<br />

met de zetels die reeds onmiddellijk werden toegewezen, is de zo-even<br />

vermelde deling enkel van toepassing op lijstengroepen die nog geen<br />

enkele zetel hadden bekomen. Indien de betrokken lijstengroep al x zetels<br />

onmiddellijk kreeg toegewezen, wordt er gedeeld door x+1, x+2, enzo<strong>voor</strong>t.<br />

De zetels die nog aanvullend kunnen worden toegewezen op het<br />

niveau van het arrondissement (m.a.w. de samengevoegde resterende<br />

zetels van de verscheidene kiesdistricten) worden vervolgens verdeeld<br />

over de lijstengroepen volgens dalende orde van de aldus berekende<br />

kiesquotiënten, totdat alle te begeven zetels zijn toegekend.<br />

De eigenlijke kiesverrichtingen<br />

Deel II<br />

29


Deel II<br />

30<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Er geldt wel een soort van kiesdrempel om in aanmerking te komen<br />

<strong>voor</strong> deze aanvullende zetelverdeling: de lijstengroep moet in ten minste<br />

één kiesdistrict een stemcijfer hebben behaald van ten minste 66 procent<br />

van de kiesdeler. Er moet ook nog worden aangestipt dat alleenstaande<br />

lijsten (van één kiesdistrict) waarmee geen lijsten verbonden<br />

zijn in andere kiesdistricten, evenzeer aan deze aanvullende zetelverdeling<br />

deelnemen, <strong>voor</strong> zover zij ten minste de drempel halen.<br />

Ten slotte moet nog worden bepaald in welke kieskring elke aanvullende<br />

zetel terechtkomt, om te weten welke individuele lijsten bijkomende zetels<br />

krijgen. De individuele lijsten krijgen daarbij <strong>voor</strong>rang. Vervolgens<br />

wordt binnen elke lijstengroep bepaald welke kiesdistricten het eerst in<br />

aanmerking komen aan de hand van de “niet vertegenwoordigde stemoverschotten”,<br />

d.i. de mate waarin elke lijst in elk kiesdistrict nog recht<br />

had op aanvullende zetels na de eerste verdeling binnen elk kiesdistrict.<br />

Dit is het gedeelte achter de komma van het quotiënt dat door het betrokken<br />

districtshoofdbureau <strong>voor</strong> de betrokken lijst werd berekend. De<br />

lijsten met de hoogste niet vertegenwoordigde stemoverschotten binnen<br />

elke lijstengroep komen in aanmerking <strong>voor</strong> de aanvullende zetels die<br />

aan de lijstengroep zijn toegekend, maar enkel <strong>voor</strong> zover in elk betrokken<br />

kiesdistrict het maximaal aantal zetels nog niet werd toegewezen.<br />

d Aanwijzing van de verkozen kandidaten en de opvolgers<br />

Ten slotte moet worden bepaald welke kandidaten binnen elke lijst zijn<br />

verkozen. Deze zeteltoewijzing gebeurt door het districtshoofdbureau<br />

wanneer er geen lijstenverbinding geldt en door het centraal arrondissementsbureau<br />

(<strong>voor</strong> elk kiesdistrict afzonderlijk) in het andere geval.<br />

<strong>voor</strong> elke lijst wordt een zgn. verkiesbaarheidscijfer bepaald door het<br />

stemcijfer van die lijst, vermenigvuldigd met het aantal zetels dat aan<br />

die lijst toekomt, te delen door hetzelfde aantal zetels, maar dan vermeerderd<br />

met één. De kandidaten die evenveel of meer naamstemmen<br />

hebben behaald dan het verkiesbaarheidscijfer, zijn rechtstreeks verkozen,<br />

uiteraard <strong>voor</strong> zover er zetels beschikbaar zijn.<br />

Vervolgens komen de kandidaten aan bod die dat verkiesbaarheidscijfer<br />

niet hebben behaald. Voor elke lijst wordt het aantal lijststemmen (stemmen<br />

die niet als naamstemmen kunnen worden beschouwd) vermenigvuldigd<br />

met het aantal zetels dat aan die lijst toekomt. Dat product wordt<br />

gedeeld door drie. Dit getal vormt een reserve die kan worden benut<br />

door de kandidaten die zelf niet genoeg naamstemmen hebben behaald<br />

om rechtstreeks verkozen te geraken. De kandidaten kunnen achtereenvolgens<br />

putten uit die reserve om hun naamstemmen aan te vullen tot<br />

het verkiesbaarheidscijfer en aldus een zetel te bemachtigen. Dit gebeurt<br />

wel volgens de volgorde van de kandidaten op de lijst en niet volgens het<br />

aantal naamstemmen dat zij hebben behaald. Dit betekent in de praktijk<br />

De eigenlijke kiesverrichtingen


HOOFDSTUK 2<br />

dat de volgorde op de lijst (de zgn. volgorde van <strong>voor</strong>dracht) in belangrijke<br />

mate de kansen bepaalt om verkozen te worden, al is het niet onmogelijk<br />

om die volgorde te doorbreken, hetzij doordat men rechtstreeks<br />

verkozen is met een aantal naamstemmen dat het verkiesbaarheidscijfer<br />

bereikt of overschrijdt, hetzij doordat de reserve is uitgeput door kandidaten<br />

<strong>voor</strong>aan op de lijst en er nog zetels te begeven zijn. In dat laatste<br />

geval speelt immers enkel nog het aantal naamstemmen, maar uiteraard<br />

moeten er dan nog zetels beschikbaar zijn.<br />

In tegenstelling tot de verkiezingen <strong>voor</strong> het europese en het federale<br />

parlement en <strong>voor</strong> de gemeenschaps- en gewestparlementen bestaat<br />

er <strong>voor</strong> de provincieraadsverkiezingen geen systeem van apart verkozen<br />

kandidaat-opvolgers. De opvolgers worden verkozen uit de eerste<br />

niet-verkozen kandidaten. Daar<strong>voor</strong> wordt opnieuw een reserve gehanteerd<br />

waaruit de kandidaten kunnen putten om het verkiesbaarheidscijfer<br />

te behalen. De hierboven beschreven verdeling wordt dus<br />

eigenlijk overgedaan, te beginnen met de eerste niet-verkozen kandidaat.<br />

Voorbeeld<br />

Kiesdistrict X: Lijst A (5 verkozenen)<br />

Aan de lijst toegekende zetels: 5<br />

Stemcijfer: 54.000<br />

Stembiljetten met lijststemmen: 24.000<br />

Stembiljetten met één of meer naamstemmen: 30.000<br />

Berekening van de reserve op basis van de lijststemmen<br />

24.000 (= lijststemmen) x 5 (= aantal zetels) = 120.000<br />

120.000 : 3 (=1/3 van de lijststemmen telt maar mee) = 40.000<br />

Het verkiesbaarheidscijfer (d.i. het cijfer dat men moet halen om verkozen te zijn) bedraagt:<br />

54.000 (= stemcijfer) x 5 (aantal behaalde zetels) = 270.000<br />

270.000 : 6 (= aantal behaalde zetels + 1) = 45.000<br />

Geen van de kandidaten heeft met zijn naamstemmen het verkiesbaarheidscijfer bereikt<br />

en is rechtstreeks verkozen. Alle kandidaten zullen bijgevolg de reserve moeten aanspreken,<br />

te beginnen met de eerste kandidaat op de lijst.<br />

Lijst A naamstemmen gebruikt uit reserve totaal<br />

Kandidaat A 40.000 5.000 45.000 (1)<br />

Kandidaat B 15.000 30.000 45.000 (2)<br />

Kandidaat C 42.000 3.000 45.000 (3)<br />

Kandidaat D 5.000 2.000 7.000 (5)<br />

Kandidaat E 10.000 10.000 (4)<br />

De eigenlijke kiesverrichtingen<br />

Deel II<br />

31


Deel II<br />

32<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Kandidaat F 5.000 40.000 45.000 (1)<br />

Kandidaat G 6.000 6.000 (3)<br />

Kandidaat H 8.000 8.000 (2)<br />

Kandidaat I 200 200 (5)<br />

Kandidaat J 1.000 1.000 (4)<br />

De kandidaten A, B, C, E en D zijn verkozen. Merk op dat kandidaat E als vierde is verkozen<br />

door zijn hoger aantal naamstemmen en het feit dat de reserve is uitgeput <strong>voor</strong>aleer<br />

het aantal te verdelen zetels op was.<br />

De kandidaten F, H, G, J en I zijn opvolgers. Omdat na kandidaat F de reserve al was uitgeput,<br />

worden de overige kandidaten aangewezen volgens hun behaalde naamstemmen.<br />

e Werkwijze bij geautomatiseerde stemming<br />

De hierboven beschreven werkwijze vermeldt de manuele manier van werken.<br />

Sinds de organisatie van de provincieraadsverkiezingen door de Vlaame<br />

overheid, gebeurt de zetelverdeling in alle gevallen volledig automatisch<br />

door een informaticasysteem. Zowel het kantonhoofdbureau (indien meerdere<br />

kieskantons per district) als het districtshoofdbureau (indien het district<br />

bestaat uit één kieskanton) voeren enkel de gegevens in in het informaticasysteem.<br />

Het centraal arrondissementsbureau moet geen gegevens invoeren.<br />

De berekening gebeurt volledig automatisch door het informaticasysteem,<br />

zodat noch het districtshoofdbureau, noch het centraal arrondissementsbureau<br />

(lijstenverbinding) zelf berekeningen moeten uitvoeren om<br />

zetels te verdelen of verkozenen aan te wijzen.<br />

De gedetailleerde zetelverdeling kan afgedrukt worden nadat alle gegevens<br />

van de districten zijn ingevoerd en maakt integraal deel uit van het procesverbaal.<br />

Na de ondertekening door het bureau van het papieren proces-verbaal<br />

zal de <strong>voor</strong>zitter het proces-verbaal ook elektronisch ondertekenen.<br />

Hierdoor krijgt de uitslag van de stemverrichting een officiële status.<br />

f Afkondiging van de uitslag<br />

De <strong>voor</strong>zitters van het districtshoofdbureau of (in geval van lijstenverbinding)<br />

van het centraal arrondissementsbureau, kondigen de uitslag in het openbaar<br />

af. De stukken van de provincieraadsverkiezing worden binnen vijf dagen<br />

volgend op de verkiezing opgestuurd naar de provinciegriffier. Uittreksels<br />

van het proces-verbaal van de verkiezing worden aan de verkozenen<br />

gezonden.<br />

De eigenlijke kiesverrichtingen


C gelDIgverklArIng vAn De verkIezIng<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Na de volledige vernieuwing van de provincieraad komen de nieuw verkozen<br />

provincieraadsleden van rechtswege bijeen op een installatievergadering die<br />

plaatsvindt op de eerste werkdag van de maand december om 10 uur.<br />

Ingeval bezwaar werd ingediend tegen de provincieraadsverkiezing en als<br />

die vervolgens toch geldig werd verklaard, worden de nieuw verkozen provincieraadsleden<br />

door de uittredende <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad bijeengeroepen<br />

op de installatievergadering binnen tien dagen na de dag waarop<br />

de uitslag van de verkiezing definitief is. Dit geldt ook indien er een nieuwe<br />

verkiezing heeft moeten plaatsvinden na de ongeldigverklaring van de verkiezing<br />

<strong>voor</strong> de provincieraad.<br />

Bezwaren inzake de overtreding van de wetgeving op de beperking en de<br />

controle op de verkiezingsuitgaven worden ingediend bij de Controlecommissie.<br />

Alleen kandidaten kunnen dergelijke bezwaren indienen.<br />

Andere bezwaren tegen de provincieraadsverkiezing worden ingediend bij<br />

de raad <strong>voor</strong> verkiezingsbetwistingen, een administratief rechtscollege<br />

dat in iedere provincie wordt opgericht. Alleen kandidaten kunnen bij de<br />

Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen een bezwaar indienen binnen 40 dagen<br />

na dagtekening van het proces-verbaal waarin de uitslag werd vastgesteld.<br />

De Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen kan de provincieraadsverkiezingen<br />

enkel ongeldig verklaren op grond van een bezwaar wegens onregelmatigheden<br />

die de zetelverdeling tussen de verschillende lijsten kunnen beïnvloeden.<br />

Daarnaast kan een kandidaat of een lijstaanvoerder van zijn mandaat<br />

vervallen worden verklaard door de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen als<br />

hij de bepalingen van de wetgeving op de beperking en de controle van de<br />

verkiezingsuitgaven niet heeft nageleefd. De Raad moet uitspraak doen over<br />

de verkiezingsbetwistingen binnen de 30 dagen na indiening van het bezwaar.<br />

Indien binnen die termijn geen uitspraak is gedaan, wordt het bezwaar<br />

als verworpen beschouwd en is de uitslag definitief. Bij ontstentenis<br />

van bezwaren gaat de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen enkel de juistheid<br />

na van de zetelverdeling en van de rangorde van de effectief verkozenen en<br />

opvolgers.<br />

Tegen beslissingen van de raad <strong>voor</strong> verkiezingsbetwistingen staat een<br />

beroep in volle rechtsmacht open bij de raad van state, die uitspraak doet<br />

binnen een termijn van zestig dagen. Het beroep is enkel opschortend als<br />

het gericht is tegen een uitspraak van de raad <strong>voor</strong> verkiezingsbetwistingen<br />

die de verkiezingen ongeldig heeft verklaard of die de zetelverdeling<br />

heeft gewijzigd.<br />

De eigenlijke kiesverrichtingen<br />

Deel II<br />

33


De provincieraad, de deputatie,<br />

de provinciegouverneur<br />

Hoofdstuk 1 Aantal leden<br />

Hoofdstuk 2 Aanstelling<br />

Hoofdstuk 3 Eedaflegging<br />

Hoofdstuk 4 Verhindering en plaatsvervanging<br />

Hoofdstuk 5 Afstand van het mandaat<br />

Hoofdstuk 6 Onverenigbaarheden<br />

Hoofdstuk 7 Duur en einde van het mandaat<br />

Hoofdstuk 8 Politiek verlof<br />

Hoofdstuk 9 Tucht en aansprakelijkheid<br />

Hoofdstuk 10 Geldelijke regeling<br />

Hoofdstuk 11 Eretitels, onderscheidingstekens en ambtskledij<br />

Hoofdstuk 12 Provinciegouverneur<br />

Deel III


1 AAntAl leden<br />

HOOFDSTUK 1<br />

Het aantal provincieraadsleden bedraagt 75 in provincies met minder dan<br />

1.000.000 inwoners en 84 in provincies met 1.000.000 inwoners of meer.<br />

Het hier<strong>voor</strong> in aanmerking te nemen bevolkingscijfer is het cijfer op 1 januari<br />

van het jaar van de provincieraadsverkiezingen. Er zijn in elke provincie<br />

zes gedeputeerden.<br />

A ProvIncIerAAD<br />

Luidens artikel 5 van het Provinciedecreet bestaat de provincieraad die de<br />

hele bevolking van de provincie vertegenwoordigt uit:<br />

- 75 leden in provincies met minder dan 1.000.000 inwoners;<br />

- 84 leden in provincies met 1.000.000 inwoners of meer.<br />

De leden van de deputatie zijn daaronder begrepen, behalve indien zij niet<br />

als provincieraadslid werden verkozen wat <strong>voor</strong> de gedeputeerde van rechtswege<br />

(zie blz. 51) eventueel het geval kan zijn.<br />

B DePutAtIe<br />

Overeenkomstig artikel 44, § 1 van het Provinciedecreet bestaat de deputatie<br />

uit zes leden. Ook de gedeputeerde van rechtswege is volwaardig lid van de<br />

deputatie (zie blz. 51).<br />

c Welk BevolkIngscIjfer?<br />

Het bevolkingscijfer in aanmerking te nemen <strong>voor</strong> het vaststellen van het<br />

aantal provincieraadsleden is het aantal inwoners van de provincie, bepaald<br />

op basis van het aantal natuurlijke personen die op 1 januari van het jaar<br />

van de provincieraadsverkiezingen hun hoofdverblijfplaats hadden in de gemeenten<br />

van de desbetreffende provincie.<br />

Deze bevolkingscijfers worden overeenkomstig artikel 1bis, vierde lid van de Provinciewet<br />

per gemeente en per provincie ten laatste op 1 mei van het jaar waarin de volledige vernieuwing<br />

van de provincieraden plaatsvindt, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.<br />

Bij elke volledige vernieuwing van de provincieraden stelt de <strong>Vlaamse</strong> regering,<br />

op grond van artikel 5, § 2 van het Provinciedecreet een lijst op van het<br />

Aantal leden<br />

Deel III<br />

Art. 5<br />

Art. 44, § 1<br />

Art. 5, § 2<br />

Art. 1bis Prov.<br />

W.<br />

37


Deel III<br />

38 Aantal leden<br />

HOOFDSTUK 1<br />

aantal te verkiezen provincieraadsleden per provincie, op basis van vermeld<br />

bevolkingscijfer. Voor de provincieraadsverkiezingen van 2006 is dit gebeurd<br />

bij besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 9 juni 2006. Dit besluit vermeldt het<br />

aantal provincieraadsleden in elke provincie.<br />

Overeenkomstig artikel 6, § 1, derde lid van het Provinciedecreet wordt bij elke volledige<br />

vernieuwing van de provincieraden de verdeling van het aantal provincieraadsleden over de<br />

kiesdistricten door de <strong>Vlaamse</strong> regering in overeenstemming gebracht met vermeld bevolkingscijfer.<br />

Daarbij telt ieder district zoveel keer een provincieraadslid als de provinciale<br />

deler in zijn bevolkingscijfer is begrepen. Die deler wordt verkregen door het bevolkingscijfer<br />

van de provincie te delen door het totaal van de toe te kennen zetels.<br />

Voor de provincieraadsverkiezingen van 2006 is de verdeling van het aantal provincieraadsleden<br />

over de kiesdistricten vastgesteld bij besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 9 juni<br />

2006.


2 AAnstelling<br />

A ProvIncIerAAD<br />

HOOFDSTUK 2<br />

De aanstelling van de nieuwgekozen provincieraadsleden, dus de installatie<br />

van de nieuwe provincieraad, gebeurt van rechtswege op de eerste<br />

werkdag van de maand december om 10 uur die volgt op de provincieraadsverkiezingen.<br />

De installatievergadering van de provincieraad wordt <strong>voor</strong>gezeten door de<br />

uittredende <strong>voor</strong>zitter tot de nieuwe <strong>voor</strong>zitter is verkozen. Onder zijn<br />

<strong>voor</strong>zitterschap gaat de provincieraad over tot het onderzoek van de geloofsbrieven.<br />

Het onderzoek van de geloofsbrieven bestaat erin dat de<br />

provincieraad nagaat of de gekozen kandidaten voldoen aan de verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden.<br />

Tijdens de installatievergadering verkiest de provincieraad door middel<br />

van een akte van <strong>voor</strong>dracht onder de provincieraadsleden van Belgische<br />

nationaliteit een <strong>voor</strong>zitter. Deze akte van <strong>voor</strong>dracht van een kandidaat<strong>voor</strong>zitter<br />

moet worden ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen<br />

op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen. Om ontvankelijk<br />

te zijn moet die akte van <strong>voor</strong>dracht tevens ondertekend zijn door een<br />

meerderheid van de personen die op dezelfde lijst werden verkozen als<br />

de <strong>voor</strong>gedragen kandidaat. Bij akte van <strong>voor</strong>dracht is er als zodanig geen<br />

stemming. Is de akte ontvankelijk dan wordt de <strong>voor</strong>gedragen kandidaat<strong>voor</strong>zitter<br />

van de provincieraad verkozen verklaard.<br />

Als er geen ontvankelijke akte van <strong>voor</strong>dracht is, dan wordt binnen de<br />

veertien dagen na de installatievergadering overgegaan tot verkiezing van<br />

de <strong>voor</strong>zitter.<br />

De provincieraadsleden kunnen alsdan <strong>voor</strong> de verkiezing van de <strong>voor</strong>zitter<br />

kandidaten <strong>voor</strong>dragen middels een akte van <strong>voor</strong>dracht. De kandidaat<br />

die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen.<br />

Zo niet heeft een tweede stemronde plaats. Daarin wordt gestemd op<br />

de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben<br />

behaald.<br />

Na de verkiezing van de <strong>voor</strong>zitter, stelt de raad op basis van het huishoudelijk<br />

reglement zijn bureau samen.<br />

De installatie van opvolgers heeft plaats wanneer bij gebrek aan een titularis<br />

- om welke reden ook - een mandaat van provincieraadslid openstaat.<br />

De opvolger moet worden geïnstalleerd op de eerstvolgende vergadering<br />

van de provincieraad.<br />

Aanstelling<br />

Deel III<br />

39


Art. 6 en 7<br />

Deel III<br />

40<br />

Aanstelling<br />

HOOFDSTUK 2<br />

a Installatie nieuwe provincieraad<br />

De aanstelling van de nieuwgekozen provincieraadsleden, dus de installatie<br />

van de nieuwe provincieraad, gebeurt van rechtswege op de eerste werkdag<br />

van de maand december om 10 uur die volgt op de provincieraadsverkiezingen.<br />

Elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke en<br />

decretale feestdagen is een werkdag.<br />

Daar de provincieraden gekozen worden <strong>voor</strong> een termijn van zes jaar blijft<br />

de oude provincieraad dus in ieder geval in functie tot de installatie van de<br />

nieuwgekozen provincieraadsleden op de eerste werkdag van de maand december<br />

van het verkiezingsjaar.<br />

Het beroep bij de Raad van State tegen de geldigverklaring van de verkiezingen<br />

door de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen is niet opschortend, zodat<br />

de provincieraad ook in dat geval op die dag geïnstalleerd kan worden.<br />

Dit is niet het geval wanneer de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen de verkiezingen<br />

vernietigd heeft of de zetelverdeling gewijzigd heeft. Daar het beroep<br />

bij de Raad van State tegen die beslissing wel opschortend is, kan in<br />

<strong>voor</strong>komend geval maar tot de installatie van de raad overgegaan worden na<br />

de uitspraak van de Raad van State. Om die reden <strong>voor</strong>ziet artikel 7 dat<br />

wanneer op die datum de uitslag van de verkiezingen niet definitief is, de<br />

nieuwgekozen provincieraadsleden moeten worden bijeengeroepen binnen<br />

de tien dagen na de dag waarop de uitslag van de verkiezing of de zetelverdeling<br />

definitief is. Bij ongeldigverklaring van de verkiezingen is er dan bijeenroeping<br />

door de uittredende <strong>voor</strong>zitter binnen de tien dagen na de dag<br />

waarop de uitslag van de nieuwe verkiezing definitief is.<br />

Bij de geldigverklaring van de verkiezingen op grond van artikel 37/1 van de Provinciekieswet,<br />

hetzij ambtshalve, hetzij na bezwaar, gaat de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen de regelmatigheid<br />

van de kiesverrichtingen na, maar onderzoekt hij niet de geloofsbrieven van de gekozen<br />

provincieraadsleden en hun opvolgers. Dit is een bevoegdheid van de provincieraad.<br />

Voor de goede orde roept de provinciegriffier de gekozen provincieraadsleden,<br />

ten minste acht dagen daar<strong>voor</strong>, op <strong>voor</strong> de installatievergadering, zoals<br />

gezegd op de eerste werkdag van de maand december om 10 uur die<br />

volgt op de provincieraadsverkiezingen.<br />

De provinciegriffier verzendt de oproepingsbrieven aan alle gekozen provincieraadsleden.<br />

Dit betekent dat ook aan de gekozen provincieraadsleden die wensen afstand te doen van<br />

hun mandaat, een oproepingsbrief moet worden verzonden.<br />

De dagorde van de installatievergadering vermeldt, benevens het onderzoek van de geloofsbrieven<br />

en de eedaflegging van de provincieraadsleden, de verkiezing van de <strong>voor</strong>zitter<br />

en het bureau, de verkiezing van de gedeputeerden en hun eedaflegging. Tijdens de<br />

installatievergadering kunnen geen andere agendapunten worden besproken. Het laattijdig<br />

versturen van deze dagorde heeft ook geen gevolgen <strong>voor</strong> de rechtsgeldigheid van de beslissingen;<br />

de oproeping door de provinciegriffier is alleen maar ten informatieven titel.


HOOFDSTUK 2<br />

De installatievergadering wordt <strong>voor</strong>gezeten door de uittredende <strong>voor</strong>zitter<br />

tot de nieuwe <strong>voor</strong>zitter verkozen is. Indien de uittredende <strong>voor</strong>zitter niet<br />

kan <strong>voor</strong>zitten, wordt ze <strong>voor</strong>gezeten door een uittredend lid van de provincieraad<br />

dat opnieuw verkozen werd, en dat de hoogste anciënniteit als provincieraadslid<br />

bezit of, bij gelijke anciënniteit, door de oudste van hen.<br />

Onder zijn <strong>voor</strong>zitterschap gaat de provincieraad krachtens artikel 7, § 3<br />

over tot het onderzoek van de geloofsbrieven. Het onderzoek van de geloofsbrieven<br />

bestaat erin dat de provincieraad nagaat of de gekozen kandidaten<br />

voldoen aan de verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden. De raad onderzoekt<br />

ook onmiddellijk de geloofsbrieven van de opvolgers die geïnstalleerd worden<br />

in de plaats van een gekozen provincieraadslid dat afstand heeft gedaan<br />

van zijn mandaat of wegens onverenigbaarheid niet kan zetelen.<br />

Tegen de beslissing van de provincieraad over de geloofsbrieven staat krachtens<br />

artikel 13 van het Provinciedecreet beroep open bij de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen.<br />

Na de verkiezing van de <strong>voor</strong>zitter (zie blz. 43), stelt de raad op basis van het<br />

huishoudelijk reglement zijn bureau samen. Krachtens artikel 8, § 5 van het<br />

Provinciedecreet moet elke fractie met ten minste drie leden wel in het bureau<br />

vertegenwoordigd zijn, en moet er ook minstens één onder<strong>voor</strong>zitter<br />

gekozen worden.<br />

Daargelaten de bijzondere procedure <strong>voor</strong> de verkiezing van de <strong>voor</strong>zitter<br />

van de raad, worden de overige leden van het bureau verkozen overeenkomstig<br />

artikel 36 van het Provinciedecreet omtrent de verkiezing en <strong>voor</strong>dracht<br />

van kandidaten.<br />

b opvolgers<br />

De installatie van opvolgers heeft plaats wanneer bij gebrek aan een titularis<br />

- om welke reden ook - een mandaat van provincieraadslid openstaat.<br />

Als opvolger moet worden geïnstalleerd de persoon die overeenkomstig artikel<br />

21, § 2 van de Provinciekieswet als eerste opvolger is aangewezen<br />

<strong>voor</strong> de lijst waartoe het te vervangen provincieraadslid, dus het provincieraadslid<br />

wiens mandaat te begeven is, behoort. Kan de eerste opvolger niet<br />

geïnstalleerd worden, dan is het de tweede opvolger van deze lijst die moet<br />

opgeroepen worden enz. Bij gebrek aan opvolger <strong>voor</strong> een bepaalde lijst,<br />

<strong>voor</strong>ziet artikel 36, tweede lid van de Provinciekieswet in de mogelijkheid<br />

om over te gaan tot een buitengewone verkiezing. In geen geval kan echter<br />

een opvolger behorend tot een andere lijst dan die van het te vervangen provincieraadslid<br />

als zodanig geïnstalleerd worden en nog minder een persoon<br />

die niet als opvolger verkozen is verklaard.<br />

Aanstelling<br />

Deel III<br />

Art. 8, § 5<br />

41


Deel III<br />

42<br />

Aanstelling<br />

HOOFDSTUK 2<br />

De opvolger moet, krachtens artikel 36, eerste lid van de Provinciekieswet,<br />

worden geïnstalleerd op de eerstvolgende vergadering van de provincieraad.<br />

Dit houdt in dat wanneer gekozen provincieraadsleden niet kunnen zetelen<br />

wegens onverenigbaarheid of afstand hebben gedaan van hun mandaat, hun<br />

opvolgers reeds tijdens de installatie van de nieuwe provincieraad aangesteld<br />

worden. Heeft de installatie van de opvolger plaats tijdens de lopende<br />

zittijd, dan moet de <strong>voor</strong>zitter dit punt als eerste op de dagorde van de<br />

eerstvolgende provincieraadszitting inschrijven, zodat de opvolger nog kan<br />

deelnemen aan de bespreking van de overige agendapunten.<br />

Daarentegen kan de raad niet <strong>voor</strong>tijdig tot een installatie van een opvolger<br />

overgaan, dit is vóór definitief vaststaat dat het desbetreffende mandaat te<br />

begeven is, bv. wanneer een gekozen provincieraadslid nog geen afstand<br />

heeft gedaan van zijn mandaat.<br />

Vooraleer tot de installatie van de opvolgers kan overgegaan worden, schrijft<br />

artikel 36, tweede lid van de Provinciekieswet een aanvullend onderzoek van<br />

de geloofsbrieven door de provincieraad <strong>voor</strong>.<br />

Dit onderzoek is aanvullend tegenover het onderzoek van de geloofsbrieven<br />

door de provincieraad bij de installatie van de raad. Uiteraard is er geen<br />

aanvullend onderzoek van de geloofsbrieven wanneer bij de installatievergadering<br />

zelf een opvolger de plaats inneemt van een gekozen provincieraadslid,<br />

om reden dat dit provincieraadslid zijn zetel niet inneemt of kan innemen.<br />

Bij de installatievergadering onderzoekt de provincieraad immers<br />

<strong>voor</strong>afgaand de geloofsbrieven van de provincieraadsleden en de opvolgers.<br />

De taak van de provincieraad bij het aanvullend onderzoek van de geloofsbrieven,<br />

zoals omschreven in artikel 36, tweede lid van de Provinciekieswet,<br />

bestaat erin dat de provincieraad een onderzoek verricht omtrent het behoud<br />

van de verkiesbaarheidsvereisten in hoofde van de opvolger. Dit houdt<br />

in dat de provincieraad nagaat of de opvolger sedert de geldigverklaring van<br />

de verkiezingen niet opgehouden heeft te voldoen aan de verkiesbaarheidsvereisten<br />

en of hij op het ogenblik van zijn aanstelling als provincieraadslid<br />

nog steeds aan die verkiesbaarheidsvereisten voldoet. Het is dus niet voldoende<br />

dat de opvolger bij zijn installatie aan de verkiesbaarheidsvereisten<br />

voldoet; vereist is daarenboven dat hij sedert zijn verkiezing daaraan ononderbroken<br />

heeft voldaan.<br />

Daar de provincieraad bij dit aanvullend onderzoek van de geloofsbrieven<br />

een beslissing moet nemen over het behoud van de verkiesbaarheidsvereisten<br />

ten aanzien van de opvolger, kan de provincieraad daarover enkel besluiten<br />

wanneer de meerderheid van zijn leden, zoals bepaald in artikel 26,<br />

eerste lid van het Provinciedecreet, aanwezig is.


HOOFDSTUK 2<br />

Tegen de beslissing van de provincieraad over dit aanvullend onderzoek<br />

staat krachtens artikel 13 van het Provinciedecreet beroep open bij de Raad<br />

<strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen.<br />

c <strong>voor</strong>zitter<br />

Krachtens artikel 8 van het Provinciedecreet verkiest de provincieraad onder<br />

de provincieraadsleden van Belgische nationaliteit een <strong>voor</strong>zitter. De<br />

verkiezing gebeurt op de installatievergadering bij gezamenlijke akte van<br />

<strong>voor</strong>dracht, dan wel binnen veertien dagen daaropvolgend in geval van afzonderlijke<br />

<strong>voor</strong>dracht. Bij openvallen van het <strong>voor</strong>zitterschap, bv. door<br />

overlijden, ontslag of afzetting, wordt tot de nieuwe verkiezing overgegaan<br />

op de eerstvolgende vergadering van de provincieraad volgens dezelfde<br />

procedure.<br />

Hierbij moet wel worden vermeld dat de akte van <strong>voor</strong>dracht ook de einddatum<br />

van het mandaat van de <strong>voor</strong>gedragen <strong>voor</strong>zitter kan vermelden alsook<br />

de naam van degene(n) die hem zal (zullen) opvolgen gedurende de resterende<br />

tijd van het mandaat. Alsdan vindt ook de opvolging van rechtswege<br />

plaats ongeacht de reden waarom het mandaat een einde neemt.<br />

1° Akte van <strong>voor</strong>dracht<br />

De akte van <strong>voor</strong>dracht van een kandidaat-<strong>voor</strong>zitter moet worden ondertekend<br />

door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de<br />

verkiezingen deelnamen. Om ontvankelijk te zijn moet die akte van <strong>voor</strong>dracht<br />

tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die<br />

op dezelfde lijst werden verkozen als de <strong>voor</strong>gedragen kandidaat. Telt de<br />

lijst maar twee verkozenen dan volstaat de handtekening van één van hen.<br />

Niemand kan meer dan één akte van <strong>voor</strong>dracht ondertekenen. Overtreding<br />

van dit verbod heeft in alle akten van <strong>voor</strong>dracht de ongeldigheid tot gevolg<br />

van alle handtekeningen die in strijd met dit <strong>voor</strong>schrift werden geplaatst.<br />

Artikel 8, § 1, eerste lid in fine van het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet in een specifieke<br />

sanctie <strong>voor</strong> diegenen die meer dan één akte van <strong>voor</strong>dracht ondertekenen.<br />

Een verkozene die toch meer dan één <strong>voor</strong>drachtakte ondertekent,<br />

kan <strong>voor</strong> de duur van de zittingsperiode van de provincieraad niet worden<br />

benoemd of verkozen als gedeputeerde, <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad,<br />

<strong>voor</strong>zitter van een commissie en kan de provincie niet vertegenwoordigen of<br />

namens de provincie een mandaat bekleden in provinciaal extern verzelfstandigde<br />

agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen.<br />

Als de betrokkene al een dergelijk mandaat bekleedt, vervalt dat<br />

van rechtswege.<br />

Aanstelling<br />

Deel III<br />

Art. 8<br />

43


Deel III<br />

44<br />

Aanstelling<br />

HOOFDSTUK 2<br />

De akte wordt uiterlijk binnen acht dagen <strong>voor</strong> de installatievergadering van<br />

de provincieraad aan de provinciegriffier overhandigd.<br />

Bij akte van <strong>voor</strong>dracht is er als zodanig geen stemming. Na de eedaflegging<br />

van de provincieraadsleden overhandigt de provinciegriffier de akte van<br />

<strong>voor</strong>dracht aan de <strong>voor</strong>zitter van de installatievergadering. Luidens artikel 8,<br />

§ 2 van het Provinciedecreet onderzoekt deze laatste alsdan de ontvankelijkheid<br />

van deze akte. Enkel de handtekeningen van de provincieraadsleden die<br />

eed hebben afgelegd, met inbegrip van de reeds beëdigde opvolgers, worden<br />

in aanmerking genomen. Is de akte ontvankelijk dan wordt de <strong>voor</strong>gedragen<br />

kandidaat-<strong>voor</strong>zitter van de provincieraad verkozen verklaard.<br />

2° Afzonderlijke <strong>voor</strong>dracht<br />

Als er geen ontvankelijke akte van <strong>voor</strong>dracht is, dan wordt binnen de veertien<br />

dagen na de installatievergadering overgegaan tot verkiezing van de<br />

<strong>voor</strong>zitter.<br />

De provincieraadsleden kunnen alsdan <strong>voor</strong> de verkiezing van de <strong>voor</strong>zitter<br />

kandidaten <strong>voor</strong>dragen. Zij zijn daartoe evenwel niet verplicht.<br />

Hier<strong>voor</strong> moet, luidens artikel 8, § 3, derde lid van het Provinciedecreet, een<br />

gedagtekende akte van <strong>voor</strong>dracht bezorgd worden aan de provinciegriffier<br />

en wel uiterlijk drie dagen vóór de vergadering waarop de verkiezing van de<br />

<strong>voor</strong>zitter zal plaatshebben.<br />

Om ontvankelijk te zijn moet dergelijke akte van <strong>voor</strong>dracht ten minste ondertekend<br />

zijn door een meerderheid van de personen die op de lijst met<br />

hetzelfde letterwoord werden verkozen als de <strong>voor</strong>gedragen kandidaat.<br />

Telt de lijst maar twee verkozenen dan volstaat de handtekening van één van<br />

hen.<br />

Het <strong>voor</strong>gaande sluit niet uit dat provincieraadsleden die gekozen zijn op een<br />

andere lijst de <strong>voor</strong>drachtakte mee ondertekenen.<br />

Niemand kan meer dan één akte van <strong>voor</strong>dracht ondertekenen. Overtreding<br />

van dit verbod heeft in alle akten van <strong>voor</strong>dracht de ongeldigheid tot gevolg<br />

van alle handtekeningen die in strijd met dit <strong>voor</strong>schrift werden geplaatst.<br />

Eveneens is de bovenvermelde sanctie van toepassing.<br />

Luidens artikel 8, § 3 van het Provinciedecreet is de kandidaat die de volstrekte<br />

meerderheid van de stemmen heeft behaald, verkozen. Zo niet heeft<br />

een tweede stemronde plaats. Daarin wordt gestemd op de twee kandidaten<br />

die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald. Bij staking<br />

van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de provincieraadsverkiezingen<br />

procentueel de meeste naamstemmen in verhouding<br />

tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving<br />

heeft behaald in aanmerking <strong>voor</strong> de tweede stemronde. Bij deze herstem-


HOOFDSTUK 2<br />

ming is de kandidaat die de meerderheid van de stemmen heeft behaald<br />

verkozen tot <strong>voor</strong>zitter. Bij staking van stemmen in deze tweede stemronde<br />

is de kandidaat die bij de provincieraadsverkiezingen procentueel de meeste<br />

naamstemmen in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen<br />

in de kiesomschrijving heeft behaald, verkozen tot <strong>voor</strong>zitter. Daarnaast<br />

sluit dezelfde bepaling herstemming uit, wanneer er maar één kandidaat<br />

<strong>voor</strong> het te begeven mandaat is <strong>voor</strong>gedragen en deze kandidaat bij de eerste<br />

stembeurt niet de volstrekte meerderheid haalde; dan is zijn kandidatuur<br />

meteen verworpen.<br />

Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk percentage aan naamstemmen<br />

hebben behaald, is alsdan de kandidaat verkozen van wie de lijst bij de provincieraadsverkiezingen<br />

procentueel de meeste stemmen in de kiesomschrijving heeft behaald.<br />

Krachtens artikel 44, § 4 van het Provinciedecreet moet ieder die het mandaat<br />

van <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad uitoefent of waarneemt beschikken<br />

over de kennis van de bestuurstaal die vereist is <strong>voor</strong> de uitoefening van het<br />

mandaat.<br />

Door zijn verkiezing bestaat het vermoeden dat de <strong>voor</strong>zitter de vereiste<br />

taalkennis bezit. Een provincieraadslid kan met het oog op de weerlegging<br />

van dit vermoeden daartoe wel, overeenkomstig artikel 44, § 4 van het Provinciedecreet,<br />

een verzoek inleiden bij de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen.<br />

B DePutAtIe<br />

Na de zesjaarlijkse vernieuwing van de raad verkiest de provincieraad de<br />

gedeputeerden <strong>voor</strong> een termijn van zes jaar onder de provincieraadsleden.<br />

De gedeputeerden worden verkozen op basis van een gezamenlijke<br />

akte van <strong>voor</strong>dracht, dan wel <strong>voor</strong>dracht van kandidaten <strong>voor</strong> het te begeven<br />

mandaat.<br />

De gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht van de kandidaat-gedeputeerden<br />

moet ondertekend worden door meer dan de helft van de verkozenen op<br />

de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen. Om ontvankelijk te zijn<br />

moet die gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht <strong>voor</strong> elk van de kandidaatgedeputeerden<br />

tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de<br />

personen die op dezelfde lijst werden verkozen als de <strong>voor</strong>gedragen kandidaten.<br />

Bij gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht is er als zodanig geen<br />

stemming. Is deze akte ontvankelijk dan worden de <strong>voor</strong>gedragen kandidaat-gedeputeerden<br />

verkozen verklaard.<br />

Aanstelling<br />

Deel III<br />

Art. 44, § 4<br />

45


Art. 45<br />

Deel III<br />

46<br />

Aanstelling<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Als er geen ontvankelijke gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht is, wordt binnen<br />

de veertien dagen na de installatievergadering overgegaan tot afzonderlijke<br />

verkiezing. De provincieraadsleden kunnen alsdan <strong>voor</strong> de verkiezing<br />

van de gedeputeerden kandidaten <strong>voor</strong>dragen. De kandidaten die de<br />

volstrekte meerderheid van stemmen hebben behaald, zijn verkozen. Zo<br />

niet heeft een tweede stemronde plaats. Daarin wordt gestemd op de<br />

twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben<br />

behaald.<br />

Behalve in <strong>voor</strong>komend geval de gedeputeerde van rechtswege, verkiest de<br />

provincieraad de gedeputeerden onder de provincieraadsleden. Het prerogatief<br />

van de raad om de gedeputeerden te verkiezen naar zijn inzicht, wordt<br />

verder slechts beperkt door artikel 69, laatste lid van het Provinciedecreet<br />

dat bepaalt dat een afgezette gedeputeerde eerst na verloop van twee jaar<br />

opnieuw in die functie kan worden aangesteld.<br />

Hierbij moet wel worden vermeld dat de gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht<br />

of de afzonderlijke akte van <strong>voor</strong>dracht ook de einddatum van het mandaat<br />

van de <strong>voor</strong>gedragen gedeputeerde(n) kan vermelden alsook de naam van<br />

degene die hem (hen) zal (zullen) opvolgen gedurende de resterende tijd van<br />

het mandaat. Alsdan vindt ook de opvolging van rechtswege plaats ongeacht<br />

de reden waarom het mandaat een einde neemt.<br />

Elk regelmatig verkozen provincieraadslid kan tot gedeputeerde verkozen<br />

worden; het is evenwel niet vereist dat dit provincieraadslid reeds de eed<br />

heeft afgelegd. Het mandaat van provincieraadslid wordt immers rechtstreeks<br />

door de kiezer verleend, daar waar de eedaflegging het provincieraadslid<br />

de bevoegdheid verleent om dit mandaat uit te oefenen. De stemmen<br />

uitgebracht op een regelmatig verkozen provincieraadslid dat de eed<br />

nog niet eerder had afgelegd, zijn derhalve geldig.<br />

a <strong>voor</strong>dracht<br />

De gedeputeerden worden verkozen op basis van een gezamenlijke akte<br />

van <strong>voor</strong>dracht, dan wel <strong>voor</strong>dracht van kandidaten <strong>voor</strong> het te begeven<br />

mandaat.<br />

1° Gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht<br />

De gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht van de kandidaat-gedeputeerden<br />

moet ondertekend worden door meer dan de helft van de verkozenen op de<br />

lijsten die aan de verkiezingen deelnamen. Om ontvankelijk te zijn moet die


HOOFDSTUK 2<br />

gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht <strong>voor</strong> elk van de kandidaat-gedeputeerden<br />

tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde<br />

lijst werden verkozen als de <strong>voor</strong>gedragen kandidaten. Telt de lijst<br />

maar twee verkozenen, dan volstaat de handtekening van één van hen.<br />

Niemand kan meer dan één gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht ondertekenen.<br />

Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van <strong>voor</strong>dracht de ongeldigheid<br />

tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit <strong>voor</strong>schrift<br />

werden geplaatst.<br />

Artikel 45, § 1, eerste lid in fine van het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet in een<br />

specifieke sanctie <strong>voor</strong> diegenen die meer dan één akte van <strong>voor</strong>dracht ondertekenen.<br />

Een verkozene die toch meer dan één <strong>voor</strong>drachtakte ondertekent,<br />

kan <strong>voor</strong> de duur van de zittingsperiode van de provincieraad niet worden<br />

benoemd of verkozen als gedeputeerde, <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad,<br />

<strong>voor</strong>zitter van een commissie en kan de provincie niet vertegenwoordigen of<br />

namens de provincie een mandaat bekleden in provinciaal extern verzelfstandigde<br />

agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen.<br />

Als de betrokkene al een dergelijk mandaat bekleedt, vervalt dat<br />

van rechtswege.<br />

De gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht wordt uiterlijk binnen acht dagen <strong>voor</strong><br />

de installatievergadering van de provincieraad aan de provinciegriffier overhandigd.<br />

Deze bezorgt daarvan een afschrift aan de uittredende <strong>voor</strong>zitter<br />

van de raad.<br />

De gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht is enkel ontvankelijk indien de <strong>voor</strong>dracht<br />

betrekking heeft op personen van verschillend geslacht. De gezamenlijke<br />

akte kan tevens de einddatum van het mandaat van een kandidaatgedeputeerde<br />

vermelden, alsook de naam van diegene die hem zal opvolgen<br />

<strong>voor</strong> de resterende duurtijd van het mandaat.<br />

2° Afzonderlijke <strong>voor</strong>dracht<br />

Als er geen ontvankelijke gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht is, wordt binnen<br />

de veertien dagen na de installatievergadering overgegaan tot afzonderlijke<br />

verkiezing.<br />

De provincieraadsleden kunnen alsdan <strong>voor</strong> de verkiezing van de gedeputeerden<br />

kandidaten <strong>voor</strong>dragen. Zij zijn daartoe evenwel niet verplicht.<br />

Hier<strong>voor</strong> moet, luidens artikel 45, § 3, derde lid van het Provinciedecreet,<br />

<strong>voor</strong> elk te begeven mandaat een gedagtekende akte van <strong>voor</strong>dracht worden<br />

bezorgd aan de provinciegriffier en wel uiterlijk drie dagen vóór de vergadering<br />

waarop de verkiezing van de deputatie zal plaatshebben.<br />

Aanstelling<br />

Deel III<br />

Art. 45, § 3<br />

47


Art. 45, § 2<br />

Art. 50, § 1<br />

Deel III<br />

48<br />

Aanstelling<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Om ontvankelijk te zijn, moet de meerderheid van hen die verkozen zijn op<br />

dezelfde lijst als de <strong>voor</strong>gedragen kandidaat deze <strong>voor</strong>drachtakte hebben<br />

ondertekend.<br />

Telt de lijst maar twee verkozenen, dan volstaat de handtekening van één<br />

onder hen.<br />

Het <strong>voor</strong>gaande sluit niet uit dat provincieraadsleden die gekozen zijn op een<br />

andere lijst de <strong>voor</strong>drachtakte mee ondertekenen.<br />

Onverminderd de gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht, kan geen enkele verkozene<br />

<strong>voor</strong> hetzelfde mandaat van gedeputeerde meer dan één <strong>voor</strong>drachtakte<br />

ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van <strong>voor</strong>dracht<br />

de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met<br />

dit <strong>voor</strong>schrift werden geplaatst. Eveneens is de bovenvermelde sanctie van<br />

toepassing.<br />

Wanneer de schriftelijk <strong>voor</strong>gedragen kandidaturen niet volstaan om de deputatie<br />

volledig samen te stellen, kunnen op de zitting zelf nog mondeling<br />

kandidaten worden <strong>voor</strong>gedragen. Indien evenwel <strong>voor</strong> elk te begeven mandaat<br />

schriftelijk een kandidaat of kandidaten zijn <strong>voor</strong>gedragen, dan zijn ter<br />

zitting mondelinge <strong>voor</strong>drachten uitgesloten, zelfs indien <strong>voor</strong> een mandaat<br />

geen van de schriftelijk <strong>voor</strong>gedragen kandidaten de vereiste meerderheid<br />

bekomt. Het is dus strijdig met artikel 45, § 3 op de zitting mondeling kandidaten<br />

<strong>voor</strong> te dragen nadat de raad de schriftelijk <strong>voor</strong>gedragen kandidatu(u)r(en)<br />

<strong>voor</strong> een bepaald ambt van gedeputeerde heeft afgewezen. Niets belet<br />

overigens een afgewezen kandidaat <strong>voor</strong> hetzelfde ambt van gedeputeerde<br />

opnieuw schriftelijk aan de raad <strong>voor</strong> te dragen. Deze bepaling beoogt immers,<br />

<strong>voor</strong>namelijk bij de installatie van de nieuwe provincieraden, te vermijden<br />

dat provincieraadsleden hun partij of lijst de rug zouden toekeren<br />

om, meestal in ruil <strong>voor</strong> een mandaat van gedeputeerde, te zorgen <strong>voor</strong> een<br />

alternatieve meerderheid.<br />

b verkiezing<br />

Op grond van artikel 45, § 2 van het Provinciedecreet heeft bij gezamenlijke<br />

akte van <strong>voor</strong>dracht de verkiezing van de gedeputeerden plaats in de installatievergadering<br />

die volgt op de vernieuwing van de provincieraad. Bij afzonderlijke<br />

akten van <strong>voor</strong>dracht wordt krachtens artikel 45, § 3 van het<br />

Provinciedecreet binnen de veertien dagen na de installatievergadering overgegaan<br />

tot de verkiezing van de gedeputeerden. In elk ander geval heeft de<br />

verkiezing van de gedeputeerde, luidens artikel 50, § 1 van het Provinciedecreet,<br />

plaats binnen de twee maanden na het openvallen van de plaats, of bij<br />

gebreke van ontvankelijke gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht binnen deze<br />

termijn, op de eerste daaropvolgende vergadering van de provincieraad.


HOOFDSTUK 2<br />

Naar verkiezingstijdstip is er dus een onderscheid tussen de aanstelling van<br />

de nieuwe gedeputeerden, na de zesjaarlijkse vernieuwing van de raad, gekozen<br />

<strong>voor</strong> een termijn van zes jaar en elk ander geval dat aanleiding geeft<br />

tot het openvallen van een mandaat van gedeputeerde, zoals overlijden, ontslag,<br />

vervallenverklaring of afzetting van een in dienst zijnde gedeputeerde.<br />

De bij de verkiezing in acht te nemen procedure is echter in beide gevallen<br />

identiek.<br />

Onder <strong>voor</strong>behoud van een latere geldigverklaring van de verkiezingen, een<br />

ongeldigverklaring daarvan of een wijziging van de zetelverdeling, heeft de<br />

installatievergadering van de provincieraadsleden die volgt op de vernieuwing<br />

van de provincieraden zoals gezegd plaats op de eerste werkdag van<br />

de maand december van het verkiezingsjaar (zie blz. 40).<br />

Daarbuiten zal de raad binnen de twee maanden na het definitief openvallen<br />

van een mandaat van gedeputeerde overgaan tot de verkiezing van een<br />

opvolger. Bij ontslag van een gedeputeerde kan de raad die kennisgenomen<br />

heeft van dit ontslag evenwel in de opvolging <strong>voor</strong>zien van de ontslagnemende<br />

gedeputeerde vóór zijn mandaat een einde neemt, in zoverre de<br />

eedaflegging en de installatie van de nieuwe gedeputeerde niet plaatsheeft<br />

vóór de datum waarop het ontslag effectief ingaat.<br />

Alhoewel de <strong>voor</strong>zitter de verplichting heeft dit punt op de agenda in te schrijven, en de<br />

provincieraad verplicht is te <strong>voor</strong>zien in de opvolging van de ontslagnemende gedeputeerde<br />

binnen de twee maanden, bestaat de enige dwangmaatregel erin dat de toezichthouden de<br />

overheid een bijzonder commissaris zendt. Dit laatste zal eerder uitzonderlijk zijn, daar<br />

enerzijds een ontslagnemende gedeputeerde, luidens artikel 49 van het Provinciedecreet,<br />

zijn mandaat dient uit te oefenen tot de aanstelling van zijn opvolger en anderzijds artikel<br />

50 van het Provinciedecreet betreffende de plaatsvervanging van een om welke reden ook<br />

verhinderde gedeputeerde steeds toepassing kan vinden.<br />

c vormvereisten<br />

Enerzijds zijn <strong>voor</strong> de verkiezingen van de deputatie de vorm<strong>voor</strong>schriften<br />

van toepassing die gelden <strong>voor</strong> elke beraadslaging en besluitvorming van de<br />

provincieraad (zie blz. 48) en deels hernomen zijn in artikel 45, § 3, vijfde lid<br />

van het Provinciedecreet. Anderzijds schrijft het zesde lid van dit artikel <strong>voor</strong><br />

de herstemming een afwijkende regeling <strong>voor</strong>.<br />

De besprekingen en de verkiezing zelf van de gedeputeerden hebben plaats<br />

in openbare vergadering. Als evenwel in de discussie buitenstaanders of het<br />

privéleven van de provincieraadsleden ter sprake komen, moet de bespreking<br />

in besloten vergadering verdergezet worden. Discussies over de politieke<br />

opvattingen van de provincieraadsleden of over de handelingen die zij<br />

in of bij de uitoefening van hun ambt hebben gesteld, hebben daarentegen in<br />

openbare vergadering plaats.<br />

Aanstelling<br />

Deel III<br />

Art. 45, § 3<br />

49


Art. 45, § 2<br />

Deel III<br />

50<br />

Aanstelling<br />

HOOFDSTUK 2<br />

d stemming<br />

Bij gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht is er als zodanig geen stemming. Na<br />

de eedaflegging van de provincieraadsleden overhandigt de provinciegriffier<br />

de gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht aan de <strong>voor</strong>zitter. Luidens artikel 45,<br />

§ 2 onderzoekt de <strong>voor</strong>zitter alsdan de ontvankelijkheid van deze akte. Enkel<br />

de handtekeningen van de provincieraadsleden die de eed hebben afgelegd,<br />

met inbegrip van de reeds beëdigde opvolgers, worden in aanmerking genomen.<br />

Is de akte ontvankelijk dan worden de <strong>voor</strong>gedragen kandidaat-gedeputeerden<br />

verkozen verklaard en is het aantal gedeputeerden vastgelegd tot<br />

de eerstvolgende volledige vernieuwing van de provincieraad (zie blz. 48).<br />

Bij afzonderlijke <strong>voor</strong>drachten is luidens artikel 45, § 3, vijfde lid van het<br />

Provinciedecreet de stemming zelf geheim en geschiedt ze in zoveel afzonderlijke<br />

stemronden als er gedeputeerden te kiezen zijn. Ongeldig is de<br />

verkiezing van alle gedeputeerden in één en dezelfde stemronde of in zoveel<br />

stemronden als er kandidaten zijn <strong>voor</strong> een beschikbare plaats, en uiteraard<br />

de verkiezing van meer gedeputeerden dan er mandaten te begeven zijn.<br />

Alle regelmatig verkozen provincieraadsleden die de eed hebben afgelegd,<br />

nemen deel aan deze stemming. De deelname van een onverkiesbaar provincieraadslid<br />

aan de verkiezing kan een grond tot nietigheid zijn, bijv. wanneer<br />

de stem van het onverkiesbaar provincieraadslid hierbij doorslaggevend<br />

is geweest. Een niet regelmatig samengestelde provincieraad kan<br />

evenmin geldig overgaan tot de verkiezing van de gedeputeerden.<br />

Artikel 27, § 1, 1° van het Provinciedecreet dat de provincieraadsleden verbiedt<br />

aan beraadslagingen en stemmingen deel te nemen waarbij zij een<br />

rechtstreeks en persoonlijk belang hebben, is hier niet van toepassing. Bij de<br />

uitoefening van een politiek recht is er immers geen sprake van zo’n belang.<br />

Als er geen ontvankelijke gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht is, wordt binnen<br />

de veertien dagen na de installatievergadering overgegaan tot afzonderlijke<br />

verkiezing.<br />

Luidens artikel 45, § 3, zesde lid van het Provinciedecreet zijn kandidaten<br />

die de volstrekte meerderheid van stemmen hebben behaald, verkozen. Zo<br />

niet heeft een tweede stemronde plaats. Daarin wordt gestemd op de twee<br />

kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald.<br />

Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij<br />

de provincieraadsverkiezingen procentueel de meeste naamstemmen in verhouding<br />

tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving<br />

heeft behaald in aanmerking <strong>voor</strong> de tweede stemronde. Bij deze<br />

herstemming is de kandidaat die de meerderheid van de stemmen heeft behaald<br />

verkozen tot gedeputeerde. Bij staking van stemmen is de kandidaat<br />

die bij de provincieraadsverkiezingen procentueel de meeste naamstemmen<br />

in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving<br />

heeft behaald, verkozen tot gedeputeerde. Daarnaast sluit de-


HOOFDSTUK 2<br />

zelfde bepaling herstemming uit, wanneer er maar één kandidaat <strong>voor</strong> het<br />

te begeven mandaat is <strong>voor</strong>gedragen en deze kandidaat bij de eerste stembeurt<br />

niet de volstrekte meerderheid haalde; dan is zijn kandidatuur meteen<br />

verworpen. Voor het overige is bij herstemming artikel 36 van het Provinciedecreet<br />

dienovereenkomstig van toepassing.<br />

Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk percentage<br />

aan naamstemmen in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte<br />

stemmen in de kiesomschrijving hebben behaald, is alsdan de kandidaat<br />

verkozen van wie de lijst bij de provincieraadsverkiezingen procentueel de<br />

meeste stemmen in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte<br />

stemmen in de kiesomschrijving heeft behaald.<br />

Hierbij dient nog aangetekend te worden dat bij schriftelijk <strong>voor</strong>gedragen<br />

kandidaturen enkel de stemmen uitgebracht op de <strong>voor</strong>gedragen kandidaten<br />

geldig zijn; stemmen uitgebracht op niet <strong>voor</strong>gedragen provincieraadsleden<br />

zijn ongeldig en worden bij de berekening van de vereiste meerderheid niet<br />

in aanmerking genomen. Hetzelfde geldt bij mondelinge <strong>voor</strong>dracht van<br />

kandidaten, althans wanneer <strong>voor</strong>afgaandelijk aan de stemming de mondeling<br />

<strong>voor</strong>gedragen kandidaten uitdrukkelijk zijn aangegeven. Zijn er noch<br />

schriftelijk noch mondeling kandidaten <strong>voor</strong>gedragen, dan behouden de provincieraadsleden<br />

de vrije keuze om hun stem op gelijk welk provincieraadslid<br />

uit te brengen.<br />

e gedeputeerde van rechtswege<br />

Krachtens artikel 44, § 2 van het Provinciedecreet moet de deputatie uit<br />

personen van verschillend geslacht bestaan.<br />

Indien na de verkiezing van de deputatie dit college aldus niet rechtsgeldig<br />

is samengesteld, moet de laatst verkozen gedeputeerde in rang van rechtswege<br />

vervangen worden door het op dezelfde lijst verkozen provincieraadslid<br />

van het andere geslacht met procentueel de meeste naamstemmen in<br />

verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving.<br />

Als verschillende provincieraadsleden van het andere geslacht<br />

procentueel een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, geniet het<br />

provincieraadslid dat de meeste naamstemmen heeft behaald <strong>voor</strong>rang onder<br />

die provincieraadsleden.<br />

Als er geen verkozen provincieraadslid van het andere geslacht op die lijst<br />

<strong>voor</strong>komt, wordt die gedeputeerde vervangen door het niet-verkozen provincieraadslid<br />

van het andere geslacht met procentueel de meeste naamstemmen<br />

in verhouding tot het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen in de<br />

kiesomschrijving op die lijst. Als verschillende niet-verkozen provincieraadsleden<br />

van het andere geslacht procentueel een gelijk aantal naamstemmen<br />

hebben behaald, geniet het provincieraadslid dat de meeste naamstemmen<br />

heeft behaald <strong>voor</strong>rang onder die provincieraadsleden.<br />

Aanstelling<br />

Deel III<br />

Art. 44, § 2<br />

51


Art. 44, § 4<br />

Art. 45, § 4<br />

Deel III<br />

52<br />

Aanstelling<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Artikel 44, § 2, derde lid van het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet nog in een specifieke<br />

regeling <strong>voor</strong> deze vervanging, wanneer de laatst verkozen gedeputeerde<br />

in rang bij de verkiezing van de provincieraadsleden verkozen werd<br />

op een lijst die maar één kandidaat bevat.<br />

f taalkennis<br />

Krachtens artikel 44, § 4 van het Provinciedecreet moet ieder die het mandaat<br />

van gedeputeerde uitoefent of waarneemt beschikken over de kennis<br />

van de bestuurstaal die vereist is <strong>voor</strong> de uitoefening van het mandaat.<br />

Door zijn verkiezing bestaat het vermoeden dat de gedeputeerde de vereiste<br />

taalkennis bezit. Een provincieraadslid kan met het oog op de weerlegging<br />

van dit vermoeden daartoe wel, overeenkomstig artikel 44, § 4 van het Provinciedecreet,<br />

een verzoek inleiden bij de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen.<br />

g rangorde<br />

Artikel 45, § 4 stelt dat de rang van de gedeputeerden bepaald wordt door<br />

de rangorde op de gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht. Bij afzonderlijke verkiezing<br />

wordt de rang bepaald door de volgorde van de stemmingen, d.w.z.<br />

de orde waarin de gedeputeerden verkozen werden tijdens hun jongste verkiezing.<br />

De rangorde als gedeputeerde wordt dus niet vastgesteld op grond<br />

van de als gedeputeerde verworven dienstanciënniteit.<br />

De laatst verkozen gedeputeerde neemt bijgevolg rang in na degene die <strong>voor</strong><br />

hem tot gedeputeerde werd verkozen, bv. bij overlijden van de eerste gedeputeerde<br />

wordt de dan gekozen gedeputeerde geen eerste gedeputeerde,<br />

maar wordt de tweede gedeputeerde automatisch eerste, en neemt de nieuwe<br />

gedeputeerde de allerlaatste rang in.<br />

De gedeputeerden die van rechtswege een andere gedeputeerde opvolgen<br />

wegens <strong>voor</strong>ziene einddatum van het mandaat (zie blz. 51) of wegens gebrek<br />

aan personen van verschillend geslacht in de deputatie (zie blz. 51) nemen<br />

rang in naar volgorde van hun verkiezing of benoeming.<br />

De provincieraad kan de aldus bepaalde rangorde niet meer wijzigen. Evenmin<br />

kunnen de gedeputeerden zelf, bv. na onderling overleg, deze rangorde<br />

wijzigen.<br />

Uitzondering hierop is de mogelijkheid om krachtens artikel 50, § 1, derde<br />

lid, in een akte van <strong>voor</strong>dracht van een gedeputeerde die tussentijds wordt<br />

verkozen aan te geven dat die de rangorde van zijn <strong>voor</strong>ganger behoudt.<br />

Het Provinciedecreet verbindt aan deze rangorde geen prerogatieven.


3 eedAflegging<br />

HOOFDSTUK 3<br />

De installatie of aanstelling van de provincieraadsleden, zowel van de gekozen<br />

provincieraadsleden als in <strong>voor</strong>komend geval van de opvolgers, bestaat<br />

in het afleggen van de <strong>voor</strong>geschreven eed. Gedeputeerden leggen<br />

<strong>voor</strong>aleer hun ambt te aanvaarden dezelfde eed af. Het afleggen van de<br />

eed is een noodzakelijke <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> de uitoefening van het mandaat<br />

of het ambt.<br />

De eedaflegging gebeurt in handen van de <strong>voor</strong>zitter in openbare vergadering<br />

van de provincieraad. Ze bestaat in het uitspreken van de <strong>voor</strong>geschreven<br />

eedformule.<br />

A DrAAgWIjDte<br />

De installatie of aanstelling van de provincieraadsleden, zowel van de gekozen<br />

provincieraadsleden als in <strong>voor</strong>komend geval van de opvolgers, bestaat<br />

in het afleggen van de bij artikel 7, § 3 van het Provinciedecreet <strong>voor</strong>geschreven<br />

eed.<br />

De vertrouwenspersoon die een gehandicapt provincieraadslid bijstaat in de<br />

uitoefening van zijn mandaat, is evenwel niet gehouden tot de eedaflegging.<br />

Gedeputeerden leggen <strong>voor</strong>aleer hun ambt te aanvaarden dezelfde eed af.<br />

Het afleggen van de eed is een noodzakelijke <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> de uitoefening<br />

van het mandaat of het ambt.<br />

B ProvIncIerAADsleDen<br />

De provincieraadsleden, dus zowel de nieuwgekozen provincieraadsleden als<br />

eventuele opvolgers, leggen luidens artikel 7, § 3 van het Provinciedecreet<br />

de eed af in openbare vergadering in handen van de (uittredende) <strong>voor</strong>zitter<br />

van de provincieraad. De eed afgelegd in besloten vergadering is ongeldig en<br />

vatbaar <strong>voor</strong> nietigverklaring door de toezichthoudende overheid of de Raad<br />

van State.<br />

De <strong>voor</strong>zitter van de installatievergadering, d.w.z. de uittredende <strong>voor</strong>zitter,<br />

die herkozen is als provincieraadslid, legt de eed af in handen van het provincieraadslid<br />

dat de meeste anciënniteit bezit of bij gelijke anciënniteit in<br />

handen van de oudste onder hen. Wanneer de <strong>voor</strong>zitter nalaat de eed af te<br />

nemen, wordt de eed afgenomen door een gedeputeerde volgens hun rangorde.<br />

Eedaflegging<br />

Deel III<br />

Art. 7<br />

53


Art. 46<br />

Art. 7, 46<br />

Deel III<br />

54<br />

Eedaflegging<br />

HOOFDSTUK 3<br />

Bij het <strong>voor</strong>gaande moet worden aangeduid dat bij de installatievergadering de uittredende<br />

<strong>voor</strong>zitter in regel de aftredende <strong>voor</strong>zitter is. Indien de uittredende <strong>voor</strong>zitter de installatievergadering<br />

niet kan <strong>voor</strong>zitten, wordt ze <strong>voor</strong>gezeten door een uittredend lid van de<br />

provincieraad dat opnieuw verkozen werd, en dat de hoogste anciënniteit als provincieraadslid<br />

bezit, of bij gelijke anciënniteit de oudste onder hen.<br />

Zolang het provincieraadslid de eed niet heeft afgelegd kan het zijn functie<br />

niet opnemen en derhalve niet deelnemen aan de beraadslagingen van de<br />

raad. De eedaflegging is <strong>voor</strong> het provincieraadslid de eerste echte bestuurshandeling<br />

die het te verrichten heeft.<br />

De beëdiging van een provincieraadslid is niet het <strong>voor</strong>werp van een beraadslaging<br />

door de provincieraad. Artikel 26, eerste lid van het Provinciedecreet<br />

dat <strong>voor</strong>schrijft dat de provincieraad enkel geldig kan beraadslagen en besluiten<br />

wanneer de meerderheid van de zittinghebbende leden aanwezig is,<br />

is bij de eedaflegging dus niet van toepassing.<br />

c geDePuteerDen<br />

De eedaflegging van de gedeputeerden heeft plaats in openbare vergadering<br />

van de provincieraad. Dit gebeurt in regel in handen van de <strong>voor</strong>zitter.<br />

In de praktijk zal de gedeputeerde onmiddellijk na zijn verkiezing zijn eed<br />

afleggen in de provincieraad.<br />

Dit laatste is evenwel geen wettelijk <strong>voor</strong>schrift. Integendeel, artikel 46, § 2<br />

van het Provinciedecreet bepaalt zelfs dat een gedeputeerde pas kan worden<br />

geacht zijn ambt niet te aanvaarden als hij na twee opeenvolgende uitnodigingen<br />

tot het afleggen van de eed te hebben ontvangen, zich zonder<br />

wettige reden daarvan onthoudt. De eed die een gedeputeerde aflegt in een<br />

latere vergadering is dus niet ongeldig.<br />

Het <strong>voor</strong>gaande geldt eveneens <strong>voor</strong> de gedeputeerde die in de loop van de<br />

zittijd van de raad verkozen wordt.<br />

Wel blijven overeenkomstig artikel 47 van het Provinciedecreet de uittredende gedeputeerden<br />

na een volledige vernieuwing van de provincieraad in functie tot de installatie van de<br />

nieuwe deputatie heeft plaatsgevonden.<br />

D eeDformule<br />

De eedaflegging bestaat in het uitspreken van de respectievelijk bij artikel<br />

7, § 3 en 46, § 1 van het Provinciedecreet <strong>voor</strong>geschreven eedformule: “lk<br />

zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen”.<br />

De <strong>voor</strong>geschreven eedformule moet uitgesproken worden zonder toevoegingen<br />

of weglatingen, en zonder daarbij enig <strong>voor</strong>behoud te maken, zo niet


HOOFDSTUK 3<br />

zou de eedaflegging door de toezichthoudende overheid kunnen vernietigd<br />

worden. Bovendien kan de <strong>voor</strong>zitter weigeren een provincieraadslid te installeren<br />

wanneer het bij zijn eedaflegging niet de wettelijke eedformule gebruikt<br />

of <strong>voor</strong>behoud maakt.<br />

Bij de eedaflegging is het gebruikelijk dat de eedformule rechtstaand,<br />

blootshoofds en met geheven en ontblote rech terhand uitgesproken wordt.<br />

De niet-naleving van deze vormelijkheden tast echter de geldigheid van de<br />

eedaflegging niet aan.<br />

e tAAl<br />

Daar de eedaflegging een bestuurshandeling is, mag zij in het Nederlands<br />

taalgebied, als handeling van een bestuurder, alleen in het Nederlands verricht<br />

worden. In het Nederlands taalgebied, zoals vastgesteld bij artikel 4<br />

van de gecoördineerde Grondwet, is het Nederlands de officiële taal, en <strong>voor</strong><br />

die bestuurders bovendien de enige bestuurstaal en dus de enige taal waarin<br />

zij de eed kunnen afleggen; afwijkingen van de regel — het Nederlands is<br />

de bestuurstaal — gelden immers enkel ten <strong>voor</strong>dele en meestal op uitdrukkelijke<br />

aanvraag van de bestuurden, niet <strong>voor</strong> de bestuurders.<br />

Wanneer aldus <strong>voor</strong> de eedaflegging een bepaalde taal moet worden gebruikt,<br />

dan is het evenmin toegelaten de eed af te leggen in de twee talen.<br />

Eedaflegging<br />

Deel III<br />

55


Art. 14<br />

Deel III<br />

56<br />

HOOFDSTUK 4<br />

4 Verhindering en<br />

plAAtsVerVAnging<br />

A ProvIncIerAADsleDen<br />

Provincieraadsleden worden tijdelijk als verhinderd beschouwd en moeten<br />

vervangen worden indien:<br />

- zij om medische redenen gedurende drie opeenvolgende vergaderingen<br />

van de provincieraad afwezig zijn gebleven en niet in staat zijn om zelf<br />

een verzoek tot vervanging in te dienen;<br />

- zij geschorst zijn op grond van de overeenkomstige toepassing van artikel<br />

85 quater § 2 van de Gemeentekieswet.<br />

a Wanneer verhindering en plaatsvervanging?<br />

Artikel 14 van het Provinciedecreet geeft een aantal situaties aan waarin<br />

een provincieraadslid wegens een verwachte afwezigheid van lange duur als<br />

verhinderd moet of kan worden beschouwd en zich om die reden in de uitoefening<br />

van zijn mandaat moet of kan laten vervangen.<br />

De volgende categorieën kunnen ter zake onderscheiden worden:<br />

1° Verplichte vervanging wegens een verhindering van<br />

rechtswege en in geval van schorsing<br />

Op grond van artikel 14, 1° en 3° van het Provinciedecreet moet er verplicht<br />

tot een tijdelijke vervanging overgegaan worden van:<br />

– het provincieraadslid dat om medische redenen gedurende drie opeenvolgende<br />

vergaderingen van de provincieraad afwezig is gebleven op de vergaderingen<br />

van de raad en dat niet in staat is om zelf een verzoek tot<br />

vervanging te richten tot de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad.<br />

Het betrokken provincieraadslid behoudt uiteraard wel zijn mandaat, maar<br />

moet vervangen worden vanaf de derde achtereenvolgende vergadering<br />

van de raad waarop hij afwezig is gebleven en dit zolang hij afwezig blijft;<br />

– het provincieraadslid dat geschorst is op grond van de overeenkomstige<br />

toepassing van artikel 85quater, § 2 van de Gemeentekieswet. De betrokkene<br />

moet vervangen worden gedurende de gehele periode waarin hij geschorst<br />

is.<br />

Verhindering en plaatsvervanging


HOOFDSTUK 4<br />

De provincieraad zal, alvorens hij overgaat tot de installatie van de plaatsvervanger,<br />

steeds akte moeten nemen van het bestaan van de verhindering.<br />

Na afloop van de verhindering moet de raad tevens kennisnemen van de beeindiging<br />

van de periode van verhindering.<br />

Bovendien moet de <strong>Vlaamse</strong> regering binnen 20 dagen in kennis gesteld<br />

worden van de aanvang van de plaatsvervanging en van de identiteit van de<br />

vervanger c.q. van de beëindiging van de plaatsvervanging.<br />

2° De vervanging op verzoek wegens een bijzondere<br />

oorzaak van verhindering<br />

Een provincieraadslid kan zich bovendien, luidens artikel 14, 1°, 2° en 4° van<br />

het Provinciedecreet, in de uitoefening van zijn mandaat laten vervangen:<br />

– indien hij om medische redenen, om studieredenen of wegens een verblijf<br />

in het buitenland gedurende een minimale termijn van twaalf weken niet<br />

aanwezig kan zijn op de vergaderingen van de provincieraad.<br />

Het betrokken provincieraadslid richt in dat geval een schriftelijk verzoek tot vervanging<br />

tot de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad.<br />

Bij het verzoek om vervanging wegens medische redenen moet een medisch attest van<br />

maximaal 15 dagen oud gevoegd worden, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid<br />

om medische redenen aangeeft.<br />

Bij een verzoek tot vervanging om studieredenen of verblijf in het buitenland moet een<br />

attest gevoegd worden van de onderwijsinstelling of van de opdrachtgever.<br />

Het provincieraadslid geeft in de vermelde gevallen zelf het tijdstip aan waarop hij zijn<br />

vervanging wil laten ingaan en de duur van zijn afwezigheid, met dien verstande dat<br />

deze minimaal twaalf weken moet bedragen. Het verhinderd provincieraadslid moet tijdens<br />

de gehele periode van zijn afwezigheid vervangen worden.<br />

– indien hij ouderschapsverlof wenst te nemen <strong>voor</strong> de geboorte of de adoptie<br />

van een kind.<br />

Het provincieraadslid dat ouderschapsverlof wenst te nemen moet een schriftelijk verzoek<br />

tot vervanging richten tot de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad.<br />

Hij wordt dan tijdelijk in de uitoefening van zijn mandaat vervangen, ten vroegste vanaf<br />

de zesde week <strong>voor</strong> de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie en dit tot<br />

op het einde van de negende week na de geboorte of adoptie. De gevraagde vervanging<br />

zal alleszins ten vroegste een einde nemen op het einde van de negende week na de<br />

geboorte of adoptie, ongeacht of de betrokken mandataris zich reeds heeft laten vervangen<br />

vanaf de zesde week vóór de geboorte of adoptie dan wel slechts later. Het provincieraadslid<br />

kan in deze situatie dan ook nooit vervroegd een einde stellen aan de vervanging.<br />

Hij kan echter wel vragen dat de vervanging na de negende week verlengd<br />

wordt met een periode die gelijk is aan deze gedurende welke hij het mandaat verder<br />

Verhindering en plaatsvervanging<br />

Deel III<br />

57


Deel III<br />

58<br />

HOOFDSTUK 4<br />

heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die de dag van de geboorte of adoptie<br />

<strong>voor</strong>afgingen. Om deze verlenging te verkrijgen moet het provincieraadslid echter<br />

opnieuw een schriftelijk verzoek richten tot de <strong>voor</strong>zitter.<br />

In geval van geboorte of adoptie van een meerling, kan het verlof bovendien op verzoek<br />

van het betrokken provincieraadslid verlengd worden met een periode van maximaal<br />

twee weken.<br />

– indien hij omwille van palliatief verlof of omwille van verlof <strong>voor</strong> bijstand of<br />

verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of<br />

van een zwaar ziek gezinslid gedurende een minimale termijn van twaalf<br />

weken niet aanwezig kan zijn op de vergaderingen van de provincieraad.<br />

Het palliatief verlof betreft elke vorm van medische, sociale, administratieve of psychologische<br />

bijstand aan en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte<br />

en die zich in een terminale fase bevinden.<br />

Het begrip “zwaar ziek”, waarvan hierboven sprake, omvat elke ziekte of medische ingreep<br />

die door de behandelende arts als ernstig wordt beschouwd en waarbij de arts<br />

oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk<br />

is <strong>voor</strong> het herstel.<br />

Het verlof kan niet enkel genomen worden <strong>voor</strong> verzorging of bijstand aan een bloed- of<br />

aanverwant tot en met de tweede graad, doch ook <strong>voor</strong> bijstand aan of verzorging van<br />

een persoon waarmee de mandataris samenwoont doch die geen familie van hem is.<br />

Het provincieraadslid dat palliatief verlof of verlof <strong>voor</strong> verzorging of bijstand wenst te<br />

nemen richt een schriftelijk verzoek tot vervanging tot de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad.<br />

Bij het verzoek moet een verklaring op erewoord gevoegd worden waarin het provincieraadslid<br />

zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van<br />

de patiënt hoeft niet te worden vermeld.<br />

De hierboven vermelde opsomming van gevallen waarin een provincieraadslid<br />

zich op zijn verzoek kan laten vervangen is limitatief.<br />

In geen enkel ander dan de geciteerde gevallen is er een plaatsvervanging mogelijk. Een<br />

provincieraadslid kan zich dus niet laten vervangen tijdens een kortstondige vakantie in het<br />

buitenland, tijdens een kortstondige ziekte, tijdens examens, enz.<br />

In de drie vermelde gevallen is de vervanging bovendien louter facultatief:<br />

het provincieraadslid dat zich in een van de genoemde situaties bevindt kan<br />

zich laten vervangen, doch is daartoe geenszins verplicht. De keuze berust<br />

volledig bij hemzelf.<br />

Een vervangen provincieraadslid blijft trouwens titularis van het mandaat.<br />

Zodra de periode van vervanging verstreken is, heeft hij dus het recht om<br />

zijn mandaat opnieuw op te nemen en persoonlijk uit te oefenen.<br />

Een vervanging op verzoek mag nooit eerder gebeuren dan tijdens de eerste<br />

provincieraadszitting die volgt op deze waarop de titularis zelf als provincieraadslid<br />

geïnstalleerd werd.<br />

Verhindering en plaatsvervanging


HOOFDSTUK 4<br />

De provincieraad moet, alvorens hij overgaat tot de installatie van een<br />

plaatsvervanger, steeds akte nemen van het bestaan van de verhindering.<br />

De raad moet zich hierbij in principe beperken tot het louter kennisnemen van de mededeling<br />

van het provincieraadslid dat hij verhinderd is en van het verzoek van dit provincieraadslid<br />

om gedurende de periode van verhindering vervangen te worden. De provincieraad<br />

kan geen opportuniteitsoordeel uitspreken over de gevraagde vervanging en kan deze vervanging<br />

niet weigeren indien de bij artikel 14 van het Provinciedecreet gestelde <strong>voor</strong>waarden<br />

vervuld zijn. Anders zal het echter zijn indien de raad moet vaststellen dat de bij artikel<br />

14 gestelde <strong>voor</strong>waarden niet vervuld zijn; in dat geval kan de raad weigeren in de<br />

vervanging van het provincieraadslid te <strong>voor</strong>zien.<br />

De vervanging wordt slechts effectief op het ogenblik waarop de plaatsvervanger<br />

tijdens een openbare vergadering van de provincieraad de <strong>voor</strong>geschreven<br />

eed heeft afgelegd.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering moet van deze eedaflegging in kennis gesteld worden<br />

binnen 20 dagen, te rekenen vanaf de dag na deze van de eedaflegging.<br />

Bij het verstrijken van de periode van vervanging moet de provincieraad akte<br />

nemen van de beëindiging van de verhindering. Ook hiervan moet de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering in kennis gesteld worden binnen een periode van 20 dagen die<br />

ingaat de dag volgend op deze waarop de verhindering een einde nam.<br />

b Wie vervangt?<br />

Tot de plaatsvervanging van een provincieraadslid moet steeds de eerste opvolger<br />

van zijn lijst worden opgeroepen. Slechts indien deze niet aan de verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden<br />

voldoet, zich in een situatie van onverenigbaarheid<br />

bevindt of zou verzaken aan de plaatsvervanging, kan de tweede opvolger<br />

van de lijst, en zo vervolgens, worden opgeroepen.<br />

De plaatsvervanger geniet tijdens de periode van vervanging dezelfde rechten<br />

en prerogatieven als het provincieraadslid dat hij vervangt, tenminste<br />

binnen het strikte kader van de uitoefening van het mandaat van provincieraadslid.<br />

Zo houdt bv. de vervanging van een provincieraadslid niet in dat de plaatsvervanger de betrokkene<br />

tevens van rechtswege zou mogen vervangen in de uitoefening van het mandaat<br />

van gedeputeerde of het mandaat van <strong>voor</strong>zitter waarmee het betrokken provincieraadslid<br />

tevens bekleed is.<br />

De plaatsvervanging verhindert ten slotte het recht van opvolging niet en<br />

doet geen afbreuk aan de rang van de plaatsvervanger als opvolger. Indien<br />

dus tijdens de duur van de plaatsvervanging door de eerste opvolger het<br />

mandaat van een effectief provincieraadslid van dezelfde lijst definitief vacant<br />

zou worden, dan komt het recht van opvolging aan de plaatsvervanger<br />

Verhindering en plaatsvervanging<br />

Deel III<br />

Art. 16<br />

59


Art. 8, § 4<br />

Art. 69<br />

Deel III<br />

60<br />

HOOFDSTUK 4<br />

toe en moet daarna de tweede of volgende opvolger als tijdelijk plaatsvervanger<br />

geïnstalleerd worden.<br />

B <strong>voor</strong>zItter<br />

De <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad wordt tijdelijk als verhinderd beschouwd<br />

om zijn mandaat uit te oefenen en moet vervangen worden indien:<br />

- hij als provincieraadslid als verhinderd wordt beschouwd en/of om zijn<br />

tijdelijke vervanging heeft gevraagd;<br />

- hij tuchtrechtelijk geschorst is in de uitoefening van zijn <strong>voor</strong>zittersmandaat.<br />

Zijn plaatsvervanger wordt in deze gevallen aangeduid door verkiezing.<br />

Is de <strong>voor</strong>zitter om een andere reden tijdelijk afwezig of moet hij afwezig<br />

blijven bij de beraadslaging en de besluitvorming over bepaalde aangelegenheden,<br />

dan wordt hij vervangen door de onder<strong>voor</strong>zitter.<br />

a Wanneer verhindering en plaatsvervanging?<br />

Buiten de gevallen waarin hij zich in de uitoefening van zijn mandaat van<br />

provincieraadslid kan laten vervangen of moet worden vervangen — en die<br />

<strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>zitter tot gevolg hebben dat hij eveneens verhinderd moet geacht<br />

worden om zijn mandaat van <strong>voor</strong>zitter uit te oefenen — bestaan er<br />

<strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>zitter enkele situaties waarin hij zich specifiek in de uitoefening<br />

van zijn mandaat van <strong>voor</strong>zitter kan of moet laten vervangen.<br />

1° Verplichte vervanging in geval van schorsing<br />

Krachtens artikel 8, § 4 van het Provinciedecreet moet de <strong>voor</strong>zitter van de<br />

provincieraad verplicht tijdelijk in de uitoefening van dit mandaat vervangen<br />

worden indien hij tuchtrechtelijk geschorst is in de uitoefening van zijn mandaat<br />

van <strong>voor</strong>zitter.<br />

Een tuchtrechtelijke schorsing kan, op grond van artikel 69 van het Provinciedecreet, opgelegd<br />

worden wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid (zie blz. 91).<br />

Een geschorste provincieraads<strong>voor</strong>zitter moet vervangen worden tijdens de gehele periode<br />

waarin hij geschorst is.<br />

De provincieraad zal, alvorens hij overgaat tot de verkiezing van de plaatsvervanger<br />

van de geschorste <strong>voor</strong>zitter, akte moeten nemen van de schorsing<br />

of verhindering. Na afloop van de schorsing of verhindering – en bijge-<br />

Verhindering en plaatsvervanging


HOOFDSTUK 4<br />

volg van de periode van vervanging – zal de raad trouwens ook akte moeten<br />

nemen van de beëindiging van de periode van schorsing of verhindering.<br />

2° De vervanging wegens tijdelijke afwezigheid of<br />

verhindering<br />

Luidens artikel 8, § 4, tweede lid van het Provinciedecreet moet de <strong>voor</strong>zitter<br />

verder ook bij een gewone tijdelijke afwezigheid of verhindering vervangen<br />

worden.<br />

Als een afwezigheid of verhindering in de zin van artikel 8, § 4, tweede lid<br />

moeten die gevallen aangemerkt worden waarin de <strong>voor</strong>zitter slechts tijdelijk<br />

afwezig is om elke andere dan de reeds hierboven vermelde redenen<br />

evenals die gevallen waarin hij afwezig moet blijven bij de beraadslaging en<br />

de besluitvorming over een bepaalde aangelegenheid omdat hij hierbij als<br />

betrokken partij geldt.<br />

Als een gewone tijdelijke afwezigheid of verhindering gelden o.m.:<br />

- de gevallen waarin de <strong>voor</strong>zitter, bij toepassing van artikel 27, § 1 van het<br />

Provinciedecreet, niet mag deelnemen aan een beraadslaging en stemming over aangelegenheden<br />

waarbij hij te nauw betrokken wordt geacht;<br />

- de gevallen waarin de <strong>voor</strong>zitter wegens jaarlijkse vakantie of kortstondige ziekte tijdelijk<br />

afwezig is en ook de gevallen waarin hij, om welke reden dan ook, kortstondig de<br />

provincieraadsvergadering wenst te verlaten.<br />

Kunnen daarentegen bv. niet als een afwezigheid of verhindering in de zin van artikel 8,<br />

§ 4, tweede lid van het Provinciedecreet beschouwd worden:<br />

- de situatie waarin de <strong>voor</strong>zitter afwezig is wegens ouderschapsverlof;<br />

- de gevallen waarin de <strong>voor</strong>zitter gevraagd heeft om als provincieraadslid vervangen te worden<br />

omdat hij om medische redenen, studieredenen of verblijf in het buitenland gedurende<br />

minstens twaalf weken niet aanwezig kan zijn op vergaderingen van de provincieraad;<br />

- de situatie waarin de <strong>voor</strong>zitter geschorst is in de uitoefening van zijn <strong>voor</strong>zittersmandaat;<br />

- de periode begrepen tussen de beëindiging van het mandaat van de <strong>voor</strong>zitter en de installatie<br />

van de nieuwe <strong>voor</strong>zitter.<br />

De <strong>voor</strong>zitter die tijdelijk afwezig of verhinderd is (of zal zijn) richt zijn verzoek<br />

tot vervanging tot de provincieraad. De raad moet vervolgens, op grond<br />

van artikel 8, § 4, laatste lid van het Provinciedecreet, akte nemen van het<br />

bestaan van de verhindering.<br />

Ook bij een tijdelijke afwezigheid of verhindering geldt als regel dat de <strong>voor</strong>zitter<br />

vervangen moet worden tijdens de gehele periode van afwezigheid of<br />

verhindering. Na afloop van die periode zal de provincieraad ook daarvan<br />

akte moeten nemen.<br />

Verhindering en plaatsvervanging<br />

Deel III<br />

Art. 8, § 4<br />

61


Art. 8, § 4<br />

Art. 8, § 4<br />

Deel III<br />

62<br />

HOOFDSTUK 4<br />

De vervanging mag de periode van afwezigheid of verhindering nooit overschrijden. Zo zal<br />

de <strong>voor</strong>zitter die zich tijdens de behandeling van een bepaald agendapunt moet laten vervangen<br />

wegens zijn te nauwe betrokkenheid bij dat punt onmiddellijk na de afhandeling<br />

van dat agendapunt opnieuw de functie van <strong>voor</strong>zitter moeten opnemen.<br />

b Wie vervangt?<br />

1° Bij een verhindering van rechtswege, een vervanging<br />

op verzoek wegens een bijzondere oorzaak van verhindering<br />

en in geval van schorsing<br />

Indien de <strong>voor</strong>zitter vervangen moet worden omdat hij van rechtswege als<br />

verhinderd wordt beschouwd, omdat hij zelf om vervanging als provincieraadslid<br />

gevraagd heeft wegens een expliciet door het Provinciedecreet erkende<br />

bijzondere oorzaak van verhindering of omdat hij geschorst is, moet<br />

de plaatsvervanger worden aangeduid door middel van verkiezing overeenkomstig<br />

de regels die bij artikel 8, §§ 1 tot en met 3 van het Provinciedecreet<br />

vastgesteld zijn <strong>voor</strong> de verkiezing van de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad.<br />

Concreet betekent dit dus dat er tot de verkiezing van een waarnemende <strong>voor</strong>zitter moet<br />

overgegaan worden indien de <strong>voor</strong>zitter:<br />

- om medische redenen gedurende drie opeenvolgende vergaderingen van de provincieraad<br />

afwezig is gebleven op de raadsvergaderingen en niet in staat is om zelf om vervanging<br />

te vragen;<br />

- als provincieraadslid geschorst is op grond van de overeenkomstige toepassing van artikel<br />

85quater, § 2 van de Gemeentekieswet;<br />

- zelf om zijn vervanging (ook als provincieraadslid) gevraagd heeft omdat hij om medische<br />

redenen, studieredenen of een verblijf in het buitenland gedurende minstens twaalf<br />

weken niet aanwezig kan zijn op de raadsvergaderingen, omdat hij ouderschapsverlof<br />

wenst te nemen of omdat hij omwille van palliatief verlof of verlof <strong>voor</strong> bijstand of verzorging<br />

de raadsvergaderingen gedurende minstens twaalf weken niet kan bijwonen;<br />

- tuchtrechtelijk geschorst is als <strong>voor</strong>zitter.<br />

De verkiezing van de waarnemende <strong>voor</strong>zitter moet georganiseerd worden<br />

tijdens de eerstvolgende vergadering van de provincieraad. Tot op dat ogenblik<br />

moet het <strong>voor</strong>zitterschap worden waargenomen door de onder<strong>voor</strong>zitter.<br />

2° Bij een vervanging wegens tijdelijke afwezigheid of<br />

verhindering<br />

Indien de <strong>voor</strong>zitter slechts tijdelijk afwezig of verhinderd is (in de zin zoals<br />

bedoeld in artikel 8, § 4, tweede lid van het Provinciedecreet) of zich moet<br />

Verhindering en plaatsvervanging


HOOFDSTUK 4<br />

laten vervangen omdat hij bij een bepaalde aangelegenheid betrokken partij<br />

is, neemt de onder<strong>voor</strong>zitter van de provincieraad het <strong>voor</strong>zitterschap waar.<br />

c geDePuteerDen<br />

Gedeputeerden worden tijdelijk als verhinderd beschouwd en moeten vervangen<br />

worden indien:<br />

- zij om medische redenen tijdens drie opeenvolgende vergaderingen van<br />

de provincieraad afwezig zijn gebleven en niet in staat zijn om zelf een<br />

verzoek tot vervanging in te dienen;<br />

- zij tuchtrechtelijk geschorst zijn.<br />

Zij kunnen bovendien zelf om vervanging vragen indien:<br />

- zij om medische redenen, om studieredenen of wegens een verblijf in<br />

het buitenland gedurende een minimale termijn van twaalf weken niet<br />

aanwezig kunnen zijn op de vergaderingen van de provincieraad;<br />

- zij ouderschapsverlof wensen te nemen;<br />

- zij omwille van palliatief verlof of omwille van verlof <strong>voor</strong> bijstand of<br />

verzorging van zieke familie- of gezinsleden gedurende minstens twaalf<br />

weken de provincieraadsvergaderingen niet kunnen bijwonen.<br />

In de vermelde gevallen wordt bij verkiezing <strong>voor</strong>zien in de vervanging van<br />

de verhinderde gedeputeerde.<br />

Zijn gedeputeerden om andere redenen tijdelijk afwezig, dan kunnen zij<br />

vervangen worden door het provincieraadslid met de meeste anciënniteit<br />

van dezelfde lijst.<br />

a Wanneer verhindering en plaatsvervanging?<br />

Bij toepassing van de artikelen 48, 50 en 69 van het Provinciedecreet kan of<br />

moet - naargelang het geval - een gedeputeerde zich in een aantal situaties<br />

in de uitoefening van zijn mandaat laten vervangen. Er kunnen ter zake drie<br />

categorieën onderscheiden worden:<br />

1° Verplichte vervanging wegens een verhindering van<br />

rechtswege en in geval van schorsing<br />

Een gedeputeerde wordt, op grond van de artikelen 48, 1° en 50, §§ 1 en 3<br />

van het Provinciedecreet, geacht tijdelijk verhinderd te zijn om zijn mandaat<br />

van gedeputeerde uit te oefenen en moet bijgevolg verplicht vervangen worden:<br />

- indien hij om medische redenen tijdens drie opeenvolgende vergaderingen<br />

van de provincieraad afwezig is gebleven doch – bv. omdat hij in een co-<br />

Verhindering en plaatsvervanging<br />

Deel III<br />

Art. 48, 1°<br />

Art. 50, § 1<br />

Art. 50, § 3<br />

63


Art. 48, 1°<br />

Art. 48, 2°<br />

Art. 48, 3°<br />

Deel III<br />

64<br />

HOOFDSTUK 4<br />

mateuze toestand verkeert – niet in staat is om zelf een verzoek tot vervanging<br />

te richten tot de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad. De betrokken gedeputeerde<br />

wordt dan als van rechtswege verhinderd beschouwd vanaf de<br />

derde opeenvolgende provincieraadsvergadering waarop hij afwezig is gebleven<br />

en moet vanaf dan ook vervangen worden <strong>voor</strong> de gehele duur van<br />

de schorsing;<br />

- indien hij bij toepassing van artikel 69 van het Provinciedecreet door de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering geschorst werd. Hij moet in dat geval in de uitoefening<br />

van zijn mandaat van gedeputeerde vervangen worden tijdens de gehele<br />

duur van de schorsing.<br />

Een gedeputeerde die als verhinderd wordt beschouwd en om die reden vervangen<br />

moet worden, behoudt uiteraard zijn mandaat. Hij wordt enkel tijdelijk<br />

in de onmogelijkheid geacht om zijn mandaat van gedeputeerde uit te<br />

oefenen, doch zodra de oorzaak van verhindering een einde heeft genomen<br />

kan hij de uitoefening van zijn mandaat opnieuw opnemen.<br />

Alvorens over te gaan tot de vervanging van de verhinderde of geschorste<br />

gedeputeerde moet de provincieraad akte nemen van het bestaan van de<br />

verhindering of de schorsing. Is de periode van verhindering of schorsing<br />

verstreken, dan zal de raad daar eveneens akte van moeten nemen.<br />

2° De vervanging op verzoek wegens een bijzondere<br />

oorzaak van verhindering<br />

Een gedeputeerde kan zich bovendien - doch is daar geenszins toe verplicht<br />

- luidens artikel 48, 1°, 2° en 3° van het Provinciedecreet laten vervangen:<br />

– indien hij om medische redenen, om studieredenen of wegens een verblijf<br />

in het buitenland gedurende een minimale termijn van twaalf weken niet<br />

aanwezig kan zijn op de vergaderingen van de provincieraad;<br />

De betrokken gedeputeerde richt in dat geval een schriftelijk verzoek tot vervanging tot<br />

de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad. Bij het verzoek om vervanging om medische redenen<br />

moet een medisch attest van maximaal 15 dagen oud gevoegd worden dat tevens de<br />

minimale termijn van afwezigheid om medische redenen aangeeft.<br />

Bij een verzoek tot vervanging om studieredenen of verblijf in het buitenland moet een<br />

attest gevoegd worden van de onderwijsinstelling of van de opdrachtgever.<br />

De gedeputeerde die vervangen wenst te worden bepaalt zelf de periode van vervanging,<br />

doch met dien verstande dat deze minstens twaalf weken moet duren.<br />

– indien hij ouderschapsverlof wenst te nemen wegens de geboorte of de<br />

adoptie van een kind;<br />

De gedeputeerde die ouderschapsverlof wenst, moet een schriftelijk verzoek daartoe<br />

richten tot de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad.<br />

Verhindering en plaatsvervanging


HOOFDSTUK 4<br />

Hij wordt dan tijdelijk vervangen, ten vroegste vanaf de zesde week <strong>voor</strong> de vermoedelijke<br />

datum van de geboorte of van de adoptie en dit tot op het einde van de negende<br />

week na de geboorte of adoptie. De gevraagde vervanging kan alleszins ten vroegste een<br />

einde nemen op het einde van de negende week na de geboorte of adoptie, ongeacht of<br />

de betrokken gedeputeerde zich reeds heeft laten vervangen vanaf de zesde week vóór<br />

de geboorte, dan wel slechts later. Een vervroegde beëindiging van een ouderschapsverlof<br />

is dus niet mogelijk, maar het ouderschapsverlof kan op verzoek van de betrokken<br />

gedeputeerde wel verlengd worden met een periode die gelijk is aan deze gedurende<br />

welke het mandaat verder werd uitgeoefend tijdens de periode van zes weken vóór de<br />

dag van de geboorte of adoptie. Bij de geboorte of adoptie van een meerling, kan het<br />

verlof bovendien op vraag van de betrokken gedeputeerde verlengd worden met een periode<br />

van maximaal twee weken.<br />

– indien hij omwille van palliatief verlof of omwille van verlof <strong>voor</strong> bijstand of<br />

verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of<br />

van een zwaar ziek gezinslid gedurende een minimale termijn van twaalf<br />

weken vervangen wenst te worden.<br />

Wat de draagwijdte van de begrippen betreft: zie blz. 58<br />

Het verzoek tot vervanging omwille van palliatief verlof of verlof <strong>voor</strong> verzorging of bijstand<br />

moet gericht worden tot de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad. Bij het verzoek moet<br />

een verklaring op erewoord gevoegd worden waarin de gedeputeerde zich bereid verklaart<br />

om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt hoeft niet vermeld<br />

te worden.<br />

De gedeputeerde die om vervanging vraagt bepaalt zelf de duur ervan, doch met dien<br />

verstande dat de minimale duur twaalf weken moet bedragen.<br />

In elk van de bovenvermelde gevallen is de vervanging louter facultatief.<br />

Elke gedeputeerde kan individueel en vrij beslissen of hij al dan niet van de<br />

vervangingsmogelijkheid gebruikmaakt. Maakt hij van deze mogelijkheid<br />

gebruik en is zijn verzoek rechtsgeldig, dan is de provincieraad verplicht in<br />

zijn vervanging te <strong>voor</strong>zien.<br />

De provincieraad is dus niet gerechtigd om te oordelen over de opportuniteit van een gevraagde<br />

vervanging of van de beëindiging ervan en a fortiori niet om een rechtsgeldig gevraagde<br />

vervanging te weigeren.<br />

Bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van een ingediend verzoek tot vervanging mag<br />

enkel rekening gehouden worden met de decretaal bepaalde <strong>voor</strong>waarden en gevraagde<br />

bewijsstukken. Het komt niet aan de raad toe om de vervangingsmogelijkheden <strong>voor</strong> de<br />

gedeputeerden te beperken door bijkomende <strong>voor</strong>waarden op te leggen. Zo ook moet het<br />

begrip “schriftelijk verzoek” waarmee de vervanging aangevraagd moet worden evolutief<br />

opgevat worden. Ook een verzoek bij e-mail kan als een schriftelijk verzoek in de zin van<br />

artikel 48 van het Provinciedecreet aangemerkt worden, op <strong>voor</strong>waarde uiteraard dat het<br />

verzoek omkleed is met een geldige elektronische handtekening.<br />

Verhindering en plaatsvervanging<br />

Deel III<br />

65


Art. 50, § 2<br />

Art. 50, § 1<br />

Deel III<br />

66<br />

HOOFDSTUK 4<br />

Alvorens de raad overgaat tot de gevraagde vervanging, moet hij steeds akte nemen van<br />

het bestaan van de verhindering. Bij het verstrijken van de periode van vervanging moet hij<br />

bovendien akte nemen van de beëindiging van de verhindering.<br />

Ook een gedeputeerde die gebruikmaakt van de mogelijkheid tot vervanging<br />

op verzoek blijft uiteraard titularis van zijn mandaat. Hij is trouwens gerechtigd<br />

om de titel van gedeputeerde te blijven voeren tijdens de periode waarin<br />

hij vervangen wordt.<br />

3° De vervanging wegens tijdelijke afwezigheid<br />

Luidens artikel 50, § 2 van het Provinciedecreet kan een gedeputeerde ten<br />

slotte ook vervangen worden bij een tijdelijke afwezigheid om andere dan<br />

een van de bovenvermelde redenen.<br />

Als <strong>voor</strong>beelden van dergelijke tijdelijke afwezigheid kunnen vermeld worden:<br />

- een afwezigheid wegens ziekte <strong>voor</strong> een kortere periode dan 12 weken;<br />

- een afwezigheid tijdens de jaarlijkse vakantie;<br />

- een afwezigheid <strong>voor</strong> langere duur, doch om een andere reden dan de afwezigheid<br />

waar<strong>voor</strong> een facultatieve vervanging mogelijk is.<br />

Anders dan wanneer de <strong>voor</strong>zitter of de provinciegouverneur tijdelijk afwezig<br />

of verhinderd is, is de vervanging van een gedeputeerde die tijdelijk afwezig<br />

is slechts facultatief.<br />

Dit mag geen verwondering wekken omdat een gedeputeerde in principe geen persoonlijke<br />

bestuursbevoegdheid bezit en de deputatie als een collegiaal orgaan functioneert, waardoor<br />

de tijdelijke afwezigheid van een gedeputeerde doorgaans niet van aard is de werking<br />

van de deputatie te verstoren. Hieruit volgt dat er doorgaans slechts gebruik zal gemaakt<br />

worden van de vervangingsmogelijkheid die bij artikel 50, § 2 van het Provinciedecreet<br />

wordt geboden indien een tijdelijke afwezigheid van aard is om de werking van de deputatie<br />

te verstoren, bv. omdat ingevolge de afwezigheid of verhindering van meerdere gedeputeerden<br />

het aanwezigheidsquorum in de deputatie niet meer bereikt wordt.<br />

b Wie vervangt?<br />

1° Bij een verplichte vervanging wegens een verhindering<br />

van rechtswege, een vervanging op verzoek wegens<br />

een bijzondere oorzaak van verhindering en in geval<br />

van schorsing.<br />

Indien een gedeputeerde verplicht vervangen moet worden wegens het bestaan<br />

van een verhindering van rechtswege of indien hij zelf om een van de<br />

Verhindering en plaatsvervanging


HOOFDSTUK 4<br />

in artikel 48, 1°, 2° en 3° vermelde redenen om vervanging heeft verzocht of<br />

indien er tot vervanging moet worden overgegaan omdat de titularis geschorst<br />

is, moet de plaatsvervanger aangeduid worden door middel van verkiezing.<br />

Deze verkiezing moet gebeuren overeenkomstig de procedure die bij<br />

artikel 50, § 1 van het Provinciedecreet vastgesteld is <strong>voor</strong> de verkiezing van<br />

een gedeputeerde bij een tussentijdse vacature van een mandaat (zie<br />

blz. 48). Deze verkiezing moet georganiseerd worden binnen een periode van<br />

2 maanden na het ontstaan van de verhindering. Tot op dat ogenblik moet<br />

het mandaat waargenomen worden door het provincieraadslid dat de gedeputeerde<br />

ook bij een tijdelijke afwezigheid vervangt (zie hierna).<br />

2° Bij vervanging wegens tijdelijke afwezigheid<br />

Indien het wenselijk of opportuun wordt geacht te <strong>voor</strong>zien in de vervanging<br />

van een gedeputeerde die om een andere dan een van de hierboven vermelde<br />

redenen tijdelijk afwezig is, moet het provincieraadslid met de meeste<br />

anciënniteit van dezelfde lijst tot de vervanging worden geroepen. Bij een<br />

gelijke anciënniteit moet de <strong>voor</strong>keur worden gegeven aan het provincieraadslid<br />

dat bij de laatste volledige vernieuwing van de provincieraad het<br />

hoogste percentage van naamstemmen in verhouding tot het totale aantal<br />

geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving heeft behaald.<br />

Indien het provincieraadslid met de meeste anciënniteit de gedeputeerde<br />

niet kan vervangen, bv. omdat hij een te nauwe betrokkenheid vertoont bij de<br />

aangelegenheid waarover hij als plaatsvervangend gedeputeerde mee moet<br />

beraadslagen en besluiten, moet de vervanging gebeuren door een ander<br />

provincieraadslid in afdalende volgorde van anciënniteit. Bij gelijke anciënniteit<br />

wordt de vervanging gedaan door het provincieraadslid dat bij de verkiezingen<br />

procentueel de meeste naamstemmen heeft behaald in verhouding<br />

tot het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen in de kiesomschrijving.<br />

Verhindering en plaatsvervanging<br />

Deel III<br />

Art. 50, § 2<br />

67


Art. 8, § 4<br />

Art. 9<br />

Art. 50, § 1<br />

Deel III<br />

68<br />

HOOFDSTUK 5<br />

5 AfstAnd VAn het mAndAAt<br />

Een afstand van mandaat kan het gevolg zijn van:<br />

- een uitdrukkelijke mededeling door een tot provincieraadslid, <strong>voor</strong>zitter<br />

of gedeputeerde verkozene dat hij het mandaat niet wenst te aanvaarden;<br />

- het feit dat een tot provincieraadslid of gedeputeerde verkozene weigert<br />

of nalaat de eed af te leggen;<br />

- het feit dat een tot provincieraadslid verkozene zich op het ogenblik van<br />

zijn geplande installatie in een situatie van onverenigbaarheid bevindt.<br />

A uItDrukkelIjke AfstAnD vAn mAnDAAt<br />

Elke tot provincieraadslid, <strong>voor</strong>zitter of gedeputeerde gekozen kandidaat die<br />

dit mandaat niet wenst te aanvaarden heeft het recht om vóór zijn installatie<br />

afstand te doen van het mandaat.<br />

Dit principe wordt, wat de tot provincieraadslid verkozen kandidaten betreft,<br />

expliciet bevestigd in artikel 9 van het Provinciedecreet. Het blijkt bovendien<br />

wat de tot provincieraads<strong>voor</strong>zitter en gedeputeerde verkozen kandidaten<br />

betreft uit respectievelijk de artikelen 8, § 4 en 50, § 1 van het Provinciedecreet.<br />

Om geldig te zijn moet de afstand van het mandaat van provincieraadslid<br />

schriftelijk meegedeeld worden aan de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad en<br />

moet hij vervolgens ter kennis gebracht worden van de provincieraad. Een<br />

mondeling meegedeelde afstand moet als onbestaand beschouwd worden.<br />

Concreet houdt het bovenvermelde in dat een tot provincieraadslid verkozen kandidaat, die<br />

bij gelegenheid van de algehele vernieuwing van de provincieraad afstand wenst te doen<br />

van zijn mandaat, dus de uittredende <strong>voor</strong>zitter van de installatievergadering schriftelijk in<br />

kennis zal moeten stellen van de afstand van mandaat. Tijdens de legislatuur moet elke<br />

afstand van mandaat rechtstreeks en schriftelijk meegedeeld worden aan de <strong>voor</strong>zitter van<br />

de provincieraad.<br />

Wat de afstand van het mandaat van <strong>voor</strong>zitter en gedeputeerde betreft worden<br />

er decretaal geen vormvereisten <strong>voor</strong>opgesteld. Het spreekt echter <strong>voor</strong><br />

zich dat ook deze afstand ter kennis moet worden gebracht van de provincieraad.<br />

Om interpretatiemoeilijkheden en latere betwistingen te <strong>voor</strong>komen<br />

is het bovendien aangewezen dat ook de afstand van de mandaten van <strong>voor</strong>zitter<br />

en gedeputeerde schriftelijk wordt ingediend.<br />

Andere vormvereisten mogen daarentegen niet opgelegd worden; zo moet de afstand niet<br />

gemotiveerd worden en mag de kennisgeving ervan zowel verstuurd worden aan de <strong>voor</strong>-<br />

Afstand van het mandaat


HOOFDSTUK 5<br />

zitter van de provincieraad met het verzoek de raad ervan in kennis te stellen als aan de<br />

<strong>voor</strong>zitter overhandigd worden. De afstand van het mandaat van <strong>voor</strong>zitter of gedeputeerde<br />

kan zelfs ter zitting van de provincieraad neergelegd worden.<br />

De provincieraad is verplicht akte te nemen van elke hem ter kennis gebrachte afstand en<br />

er melding van te laten maken in de notulen. Hij is echter niet bevoegd om te beraadslagen<br />

en te besluiten over de aanvaarding of de weigering ervan.<br />

De kennisneming van de afstand door de provincieraad is een cruciaal ogenblik indien het<br />

een afstand van het mandaat van provincieraadslid betreft. Zolang de raad nog geen akte<br />

heeft genomen van de afstand kan deze immers nog eenzijdig herroepen worden door de<br />

betrokkene. Deze herroeping is niet aan vorm<strong>voor</strong>schriften onderworpen. Eenmaal wanneer<br />

de raad kennis heeft genomen van de geldig gedane afstand wordt deze echter definitief<br />

en kan hij niet meer ongedaan gemaakt worden, zelfs niet met instemming van de<br />

provincieraad.<br />

Bij betwistingen over de afstand van mandaat of de rechtsgeldigheid van een intrekking<br />

ervan kan het geschil aanhangig gemaakt worden bij de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen<br />

van de betrokken provincie.<br />

De Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak over de betwisting als administratief<br />

rechtscollege. Tegen de uitspraak van de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen staat beroep<br />

open bij de Raad van State binnen acht dagen na de kennisgeving van de uitspraak. Het<br />

beroep bij de Raad van State is niet opschortend.<br />

B stIlzWIjgenDe AfstAnD vAn mAnDAAt<br />

De afstand van het mandaat van provincieraadslid of gedeputeerde kan<br />

eveneens <strong>voor</strong>tvloeien uit het feit dat de persoon die tot provincieraadslid<br />

of gedeputeerde verkozen werd nalaat of weigert de eed af te leggen.<br />

a Provincieraadsleden<br />

Op grond van artikel 7, § 4 van het Provinciedecreet worden tot provincieraadslid<br />

verkozen kandidaten geacht stilzwijgend afstand te doen van het<br />

mandaat van provincieraadslid indien zij:<br />

– weliswaar aanwezig zijn op de installatievergadering, doch de eed niet afleggen.<br />

Deze hypothese omvat zowel de situatie waarin de betrokkene absoluut geen eed wil<br />

afleggen, als deze waarin hij wel bereid is tot eedaflegging, doch weigert de correcte, bij<br />

artikel 7, § 3 van het Provinciedecreet <strong>voor</strong>geschreven eedformule uit te spreken. Ook de<br />

Afstand van het mandaat<br />

Deel III<br />

Art. 7, § 4<br />

69


Art. 46, § 2<br />

Deel III<br />

70<br />

HOOFDSTUK 5<br />

gevallen waarin de betrokkene weigert de eed af te leggen in de <strong>voor</strong>geschreven taal of<br />

waarin hij slechts bereid is de eed onder <strong>voor</strong>behoud af te leggen worden hier bedoeld;<br />

– niet aanwezig waren op de installatievergadering en bovendien, na daar<br />

niettemin uitdrukkelijk toe te zijn opgeroepen, zonder geldige reden eveneens<br />

afwezig blijven op de eerste daaropvolgende vergadering van de provincieraad.<br />

De afwezigheid van de betrokkene kan enkel als een wettelijk vermoeden van afstand<br />

van mandaat worden aangezien indien behoorlijk is vastgesteld dat:<br />

- de betrokkene zowel tijdens de installatievergadering als de eerste daaropvolgende<br />

vergadering afwezig was;<br />

- hij de oproeping werkelijk heeft ontvangen.<br />

In de oproepingsbrief <strong>voor</strong> de tweede vergadering moet uitdrukkelijk gewag gemaakt<br />

worden van de eedaflegging. Om betwistingen te <strong>voor</strong>komen kan het bovendien wenselijk<br />

zijn dat deze oproepingsbrief een weergave bevat van de tekst van artikel 7, § 4<br />

van het Provinciedecreet, al bestaat daartoe geen decretale verplichting. Om dezelfde<br />

reden kan ook aanbevolen worden de oproeping <strong>voor</strong> de tweede vergadering alleszins<br />

bij aangetekende brief te bezorgen of deze persoonlijk aan de betrokkene te laten<br />

overhandigen tegen afgifte van een ontvangstbewijs;<br />

- de betrokkene niet door een geldige reden verhinderd was om beide vergaderingen<br />

van de provincieraad bij te wonen en er de eed te komen afleggen. De provincieraad<br />

oordeelt over de rechtsgeldigheid van de eventueel door de betrokkene aangevoerde<br />

redenen of, indien de betrokkene zelf geen reden meedeelt of daartoe niet in staat is,<br />

van de eventueel evidente reden. Hierbij geldt alleszins als principe dat het decretaal<br />

geponeerde vermoeden van afstand van mandaat geen toepassing vindt indien er<br />

sprake is van overmacht.<br />

Indien er betwisting bestaat betreffende de rechtsgeldigheid van de toepassing<br />

van artikel 7, § 4 van het Provinciedecreet, dan kan het betrokken kandidaat-provincieraadslid<br />

de betwisting <strong>voor</strong>leggen aan de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen.<br />

Tegen de beslissing van de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen<br />

staat nog een niet-schorsend beroep open bij de Raad van State.<br />

b gedeputeerden<br />

Ook ten aanzien van de tot gedeputeerde verkozen personen kan het vermoeden<br />

van de stilzwijgende afstand van mandaat ingeroepen worden.<br />

Artikel 46, § 2 van het Provinciedecreet bepaalt immers dat een gedeputeerde<br />

die de eed na twee achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt geacht<br />

wordt zijn mandaat van gedeputeerde niet te aanvaarden.<br />

Ook in dit geval geldt dat met een absolute weigering tot eedaflegging de situatie moet<br />

worden gelijkgesteld waarin de betrokkene weigert de correcte eedformule uit te spreken<br />

Afstand van het mandaat


HOOFDSTUK 5<br />

of waarin hij weigert de eed af te leggen in de <strong>voor</strong>geschreven taal of waarin hij een <strong>voor</strong>behoud<br />

wenst te formuleren bij zijn eedaflegging.<br />

Het vermoeden kan bovendien slechts ingeroepen worden indien er zekerheid over bestaat<br />

dat:<br />

- de betrokkene tweemaal achtereenvolgens werd opgeroepen <strong>voor</strong> de eedaflegging;<br />

- de betrokkene de oproepingen ook werkelijk ontvangen heeft;<br />

- de betrokkene niet door een geldige reden verhinderd was om de eed af te leggen.<br />

Het decreet maakt er weliswaar geen gewag van dat het vermoeden niet intreedt indien de<br />

betrokkene door een geldige reden verhinderd was, doch vermits overmacht van rechtswege<br />

geldt verhindert dit de toepassing van het vermoeden.<br />

Betwistingen over het inroepen van de stilzwijgende afstand van het mandaat<br />

van gedeputeerde kunnen aanhangig worden gemaakt bij de Raad <strong>voor</strong><br />

Verkiezingsbetwistingen. Tegen de uitspraak van de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen<br />

staat binnen een termijn van 8 dagen na de kennisgeving ervan<br />

een niet-schorsend beroep open bij de Raad van State.<br />

c AfstAnD Wegens onverenIgBAArheID<br />

De afstand van het mandaat van provincieraadslid kan ten slotte het gevolg<br />

zijn van het bestaan van een onverenigbaarheid.<br />

Verkozenen <strong>voor</strong> de provincieraad die zich op het ogenblik van hun geplande<br />

installatie als provincieraadslid in een situatie bevinden die onverenigbaar<br />

is met het lidmaatschap van de provincieraad kunnen niet alleen op<br />

dat ogenblik niet tot de eedaflegging worden toegelaten, doch worden luidens<br />

artikel 12, § 1 van het Provinciedecreet zelfs van rechtswege geacht<br />

afstand te doen van het mandaat. Het vermoeden zal enkel dan niet intreden<br />

indien de onverenigbaarheid haar oorzaak vindt in het uitoefenen van<br />

een met het mandaat van provincieraadslid onverenigbaar ambt of functie<br />

en de betrokkene kan aantonen ontslag te hebben genomen uit het onverenigbare<br />

ambt of functie.<br />

Voor de toepassing van dit laatste is overigens niet vereist dat er – <strong>voor</strong> zover dit nodig zou<br />

zijn – door derden reeds formeel kennis werd genomen van het ontslag of dat dit reeds<br />

aanvaard zou zijn of dat de betrokkene reeds formeel ontslagen werd van een continuïteitsplicht.<br />

Het volstaat dat de betrokkene kan aantonen dat hij zelf reeds ontslag heeft<br />

genomen uit dat ambt.<br />

Brengt de betrokkene dat bewijs niet bij en bevindt hij zich op het ogenblik van zijn geplande<br />

installatie als provincieraadslid nog steeds in een situatie van onverenigbaarheid,<br />

dan vindt het vermoeden van rechtswege toepassing.<br />

Afstand van het mandaat<br />

Deel III<br />

Art. 12, § 1<br />

71


Deel III<br />

72<br />

HOOFDSTUK 5<br />

Er kan in die situatie aan de betrokkene geen enkel uitstel toegestaan worden om hem de<br />

gelegenheid te geven zijn toestand alsnog te regulariseren. Het is bijgevolg evenmin nodig<br />

dat de <strong>voor</strong>zitter van de raad een verzoek richt tot de betrokkene waarbij deze laatste gevraagd<br />

wordt binnen een bepaalde termijn een keuze te maken tussen het mandaat en de<br />

hiermee onverenigbare functie. Integendeel, indien het bestaan van de onverenigbaarheid<br />

wordt vastgesteld en indien het betrokken kandidaat-raadslid geen bewijs bijbrengt dat hij<br />

ontslag heeft genomen uit de met het mandaat onverenigbare functie, wordt de afstand<br />

vermoed en kan er overgegaan worden tot de installatie van een opvolger.<br />

Betwistingen met betrekking tot de toepassing van artikel 12, § 1 van het<br />

Provinciedecreet kunnen <strong>voor</strong> beslechting <strong>voor</strong>gelegd worden aan de Raad<br />

<strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen, die op grond van artikel 13 van het Provinciedecreet<br />

bevoegd is om kennis te nemen van de geschillen met betrekking<br />

tot de afstand van mandaat. Tegen de uitspraak van de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen<br />

staat een niet-schorsend beroep open bij de Raad van<br />

State.<br />

Afstand van het mandaat


6 OnVerenigbAArheden<br />

A BegrIP<br />

HOOFDSTUK 6<br />

Een onverenigbaarheid belet de verkozene zijn ambt of mandaat uit te oefenen,<br />

hetzij omdat hij gelijktijdig een ander mandaat of ambt uitoefent, hetzij<br />

omdat hij bloed- of aanverwant is met een ander persoon die hetzelfde ambt<br />

of mandaat bekleedt, of daartoe geroepen is.<br />

De onverenigbaarheid onderscheidt zich van de onverkiesbaarheid doordat<br />

ze een kandidaat niet het recht ontneemt om tot een ambt verkozen te worden,<br />

maar hem wel belet dit ambt uit te oefenen wegens de bestaande onverenigbaarheid.<br />

Daarentegen kan een kandidaat die niet aan de verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden<br />

voldoet zelf niet verkozen worden; hij is onverkiesbaar<br />

(zie blz. 17).<br />

Daarnaast zijn er ook gevallen waarin een verkozene als verhinderd wordt<br />

beschouwd zijn mandaat uit te oefenen. De betrokkene kan het mandaat of<br />

ambt dus opnemen of verder bekleden - wat niet geldt bij situaties van onverenigbaarheid<br />

- maar niet uitoefenen, en dit zolang de situatie van verhindering<br />

blijft duren. Hij wordt dan vervangen (zie blz. 56).<br />

Ten slotte mogen onverenigbaarheden niet worden verward met de verbodsbepalingen<br />

die geenszins de uitoefening van het mandaat zelf beletten, maar<br />

wel verhinderen bepaalde handelingen te stellen bij de uitoefening van dit<br />

mandaat (zie blz. 176).<br />

Alleen de wet of het decreet kan onverenigbaarheden invoeren. Daar onverenigbaarheden<br />

het recht tot uitoefening van een openbaar mandaat beperken,<br />

moeten deze wettelijke bepalingen in strikte zin geïnterpreteerd worden.<br />

Onverenigbaarheden kunnen dus niet bij analogie uitgebreid worden.<br />

B ProvIncIerAADsleDen<br />

In artikel 11 van het Provinciedecreet wordt een opsomming gegeven van<br />

de situaties die een verkozen provincieraadslid beletten zijn mandaat als<br />

provincieraadslid uit te oefenen. Enerzijds is het mandaat van provincieraadslid<br />

onverenigbaar met een aantal in artikel 11 vermelde andere<br />

mandaten, ambten of functies, waaronder dat van parlementslid of minister,<br />

magistraat of personeelslid van de provincie. Ook specifieke wetten<br />

bevatten trouwens nog bepalingen over onverenigbare ambten. Anderzijds<br />

stelt artikel 11 van het Provinciedecreet ook dat bloed- of aanverwanten<br />

tot en met de tweede graad of echtgenoten niet samen zitting mogen<br />

hebben in een zelfde provincieraad. Een <strong>voor</strong>rangsregel bepaalt wie in<br />

dergelijk geval mag zetelen in de raad.<br />

Onverenigbaarheden<br />

Deel III<br />

73


Art. 11<br />

Deel III<br />

74<br />

HOOFDSTUK 6<br />

a onverenigbare ambten<br />

Onverenigbaarheden<br />

1° In toepassing van het Provinciedecreet<br />

Personen die een van de volgende ambten of functies uitoefenen, kunnen<br />

geen lid zijn van de provincieraad:<br />

– de federale, <strong>Vlaamse</strong> of Europese parlementsleden en leden van de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering, de federale regering of van de Europese Commissie<br />

(art. 11, 1° van het Provinciedecreet);<br />

Opgemerkt kan worden dat er op gemeentelijk niveau geen gelijkaardige onverenigbaarheid<br />

geldt <strong>voor</strong> de verkozen gemeenteraadsleden. Een gemeenteraadslid dat lid is van<br />

de Europese Commissie wordt wel als verhinderd beschouwd om zijn mandaat van provincieraadslid<br />

uit te oefenen, <strong>voor</strong> zover het gemeenteraadslid hiertoe uitdrukkelijk verzoekt<br />

én <strong>voor</strong> de duur van de verhindering (zie art. 14, 5° van het Gemeentedecreet).<br />

– de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vicegouverneur van het administratief<br />

arrondissement Brussel-Hoofdstad en de adjunct van de gouverneur<br />

van de provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementscommissarissen<br />

en de adjunct-arrondissementscommissarissen <strong>voor</strong> zover hun<br />

ambtsgebied gelegen is in de provincie in kwestie (art. 11, 2°);<br />

– de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de<br />

hoven en rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk<br />

Hof; deze bepaling herneemt de in desbetreffende wetgeving -<br />

Gerechtelijk Wetboek, wetten Grondwettelijk Hof en Raad van State - reeds<br />

ingestelde onverenigbaarheden (art. 11, 3°);<br />

– de personeelsleden van de provincie in kwestie of van de provinciale extern<br />

verzelfstandigde agentschappen van de provincie (art. 11, 4°);<br />

Vallen onder deze onverenigbaarheid zij die als provincieraadslid in de provincie waar ze<br />

gekozen zijn een van de volgende ambten bekleden:<br />

- provinciegriffier of financieel beheerder;<br />

- andere provinciepersoneelsleden, in welke hoedanigheid ook, met name personeelsleden<br />

van het administratief en technische kader, personeelsleden van het provinciaal onderwijs<br />

en personeelsleden van de intern verzelfstandigde provinciale agentschappen.<br />

De onverenigbaarheid geldt ongeacht het dienstverband, statutair dan wel contractueel,<br />

waarin de personeelsleden zijn aangesteld en blijft bestaan <strong>voor</strong> provinciepersoneelsleden<br />

die ten gevolge van hun administratieve toestand geen wedde of toelage<br />

van de provincie ontvangen. Dit is onder meer zo <strong>voor</strong> personeelsleden met voltijdse<br />

loopbaanonderbreking die enkel een onderbrekingsuitkering van de R.V.A. ontvangen,<br />

<strong>voor</strong> personeelsleden die wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking zijn gesteld<br />

of in indisponibiliteit zijn geplaatst wegens ziekte en enkel een wachtgeld ontvangen<br />

en <strong>voor</strong> onderwijzend personeel ter beschikking gesteld wegens de regeling<br />

55+;


HOOFDSTUK 6<br />

- personeelsleden van autonome provinciebedrijven en extern verzelfstandigde agentschappen<br />

in privaatrechtelijke vorm.<br />

Daarentegen is deze onverenigbaarheid niet van toepassing op:<br />

- personen die van de provincie in kwestie geen wedde ontvangen, maar een vergoeding<br />

die <strong>voor</strong>tvloeit uit een schuldvordering gegrond op een algemeen geldende reglementering,<br />

zoals gepensioneerde personeelsleden van de provincie, genieters van een occasionele<br />

provinciale toelage, bijv. een bouwpremie;<br />

- personen die van de provincie enkel een vergoeding hebben ontvangen als terugbetaling<br />

<strong>voor</strong> gemaakte kosten en geenszins een bezoldiging <strong>voor</strong> verrichte prestaties;<br />

- personen die bezoldigd worden door een organisme onderscheiden van de provincie,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld een intergemeentelijk samenwerkingsverband waaraan de provincie participeert<br />

of een instelling met eigen rechtspersoonlijkheid opgericht door de provincie<br />

in kwestie of waarin de provincie deelneemt of zich laat vertegenwoordigen;<br />

- personen die personeelslid zijn van een andere provincie dan deze waar ze als provincieraadslid<br />

gekozen zijn;<br />

- personen waarvan de echtgeno(o)t(e) personeelslid is van de provincie in kwestie.<br />

– de personen die in een intermediair beleidsniveau van een andere lidstaat<br />

van de Europese Unie een ambt of mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig<br />

is aan dat van provincieraadslid, <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad, gedeputeerde<br />

of provinciegouverneur (art. 11, 5°).<br />

De gevolgen van de situatie van onverenigbaarheid waarin een verkozen<br />

provincieraadslid verkeert verschillen naargelang deze situatie zich <strong>voor</strong>doet<br />

op het ogenblik van de installatievergadering, dan wel later tijdens de uitoefening<br />

van zijn mandaat. Dit wordt geregeld in artikel 12 van het Provinciedecreet.<br />

Het verkozen provincieraadslid dat zich op het ogenblik van zijn installatie<br />

als provincieraadslid in een situatie bevindt die onverenigbaar is<br />

met het lidmaatschap van de provincieraad, kan de eed niet afleggen en<br />

wordt geacht afstand te doen van zijn mandaat, tenzij hij aantoont dat hij<br />

ontslag heeft genomen uit de met het mandaat van provincieraadslid onverenigbare<br />

functie (zie blz. 71). Indien de situatie van onverenigbaarheid zich<br />

<strong>voor</strong>doet na de installatie als provincieraadslid, kan aan het mandaat een<br />

einde worden gesteld door een vervallenverklaring (zie blz. 89).<br />

2° In toepassing van andere wetgeving<br />

Naast het Provinciedecreet bevatten ook een aantal bijzondere wetten, waarvan<br />

we hier de <strong>voor</strong>naamste aanhalen, bepalingen over onverenigbare ambten.<br />

– Op grond van de artikelen 293 en 300 van het Gerechtelijk Wetboek is het<br />

mandaat van provincieraadslid, dat een bij verkiezing verleend openbaar<br />

mandaat is, onverenigbaar met de ambten van de rechterlijke orde.<br />

Onverenigbaarheden<br />

Deel III<br />

75


Deel III<br />

76<br />

HOOFDSTUK 6<br />

Met ambten van de rechterlijke orde in de zin van vermelde artikelen worden<br />

bedoeld de werkende rechters — zowel beroeps- als lekenrechters,<br />

de plaatsvervangende rechters en raadsheren en de rechters in sociale<br />

zaken en in handelszaken — de leden van het parket, procureurs des Konings,<br />

leden van het arbeidsauditoraat en het krijgsauditoraat, en de griffiers.<br />

Artikel 11, 3° van het Provinciedecreet bevat een gelijkaardige bepaling.<br />

Krachtens artikel 353ter van het Gerechtelijk Wetboek is deze onverenigbaarheid eveneens<br />

van toepassing op de leden van het parketsecretariaat, op het personeel van de<br />

griffies, de parketsecretariaten, en de steundiensten, op de attachés in de dienst <strong>voor</strong><br />

documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie.<br />

– Een zelfde onverenigbaarheid is op grond van de desbetreffende organieke<br />

wetgeving van toepassing op de ambten van rechter, referendaris en griffier<br />

bij het Grondwettelijk Hof en leden van het administratief personeel<br />

van dit Hof (zie artikelen 44 en 48 van de Bijzondere Wet van 6 januari<br />

1989 op het Grondwettelijk Hof) en, wat de Raad van State betreft, op de<br />

ambten van provincieraadslid, lid van het auditoraat, het coördinatiebureau<br />

en de griffie en de leden van het administratief personeel bij de Raad<br />

(zie artikelen 107 en 110 van de Gecoördineerde Wetten van 12 januari<br />

1973 op de Raad van State).<br />

– Luidens artikel 85bis, § 5 van de Gemeentekieswet is er onder meer onverenigbaarheid<br />

tussen het lidmaatschap van de provincieraad en het lidmaatschap<br />

van de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen. Daar deze Raad<br />

een administratief rechtscollege is, geldt trouwens in dit geval eveneens<br />

artikel 11, 3° van het Provinciedecreet.<br />

– Op grond van artikel 134, 2° van de wet van 7 december 1998 tot organisatie<br />

van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, is<br />

de hoedanigheid van personeelslid van het operationeel kader – politieambtenaren<br />

en hulpagenten van politie – van de federale en lokale politie<br />

onverenigbaar met de uitoefening van een openbaar mandaat, dus ook van<br />

provincieraadslid.<br />

Op grond van artikel 127 van de Politiewet mogen politieambtenaren en hulpagenten van<br />

politie zelfs geen kandidaat zijn <strong>voor</strong> een politiek mandaat.<br />

Er is evenwel geen onverenigbaarheid <strong>voor</strong> de personeelsleden van het administratief en<br />

logistiek kader van de federale en lokale politie met het mandaat van provincieraadslid.<br />

– Op grond van artikel 19 van het Decreet van 17 juli 1991 betreffende de<br />

inspectie, dienst <strong>voor</strong> onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten,<br />

is er onverenigbaarheid tussen het mandaat van provincieraadslid<br />

en lid van de onderwijsinspectie of de inspectie <strong>voor</strong> de centra<br />

Onverenigbaarheden


HOOFDSTUK 6<br />

<strong>voor</strong> leerlingenbegeleiding, wanneer dit laatste mandaat uitgeoefend<br />

wordt op het grondgebied van de provincie. Leden van de inspectie kunnen<br />

echter wel provincieraadslid zijn in een provincie gelegen buiten hun<br />

ambtsgebied.<br />

– Luidens artikel 37bis, § 2 van de Bijzondere Wet tot hervorming der instellingen<br />

kunnen de rechtstreeks verkozen senatoren die een uitnodiging van<br />

het <strong>Vlaamse</strong> parlement, Waalse parlement of het parlement van de Franstalige<br />

Gemeenschap aanvaarden om betrokken te worden bij de werkzaamheden<br />

van die parlementen, geen bij verkiezing verleend provinciaal<br />

mandaat bekleden, dus geen provincieraadslid zijn.<br />

– Volgens artikel 60, § 2, tweede lid van de Gecoördineerde Wetten op het<br />

gebruik van talen in bestuurszaken, is het lidmaatschap van de Vaste<br />

Commissie <strong>voor</strong> Taaltoezicht onverenigbaar met het uitoefenen van om het<br />

even welk politiek mandaat. De leden van de Vaste Commissie van Taaltoezicht<br />

kunnen bijgevolg geen provincieraadslid zijn.<br />

– Krachtens artikel 2, 3° van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot<br />

regeling van het statuut van de bijzondere veldwachters is de functie van<br />

bijzonder veldwachter onverenigbaar met een politiek mandaat, dus ook<br />

met het mandaat van provincieraadslid.<br />

– Naast de reeds hierboven vermelde toelaatbare cumulaties, bestaat er<br />

evenwel geen cumulatieverbod of onverenigbaarheid tussen:<br />

- provincieraadslid en burgemeester, schepen, gemeenteraadslid of <strong>voor</strong>zitter;<br />

- lid van het vast bureau of provincieraadslid van het OCMW;<br />

- provincieraadslid en ambtenaar van de federale of <strong>Vlaamse</strong> overheid of personeelslid<br />

van het gemeenschapsonderwijs; vermelde ambtenaren kunnen politiek verlof krijgen<br />

<strong>voor</strong> de uitoefening van hun mandaat als provincieraadslid;<br />

- provincieraadslid en personeelslid van een gemeentebestuur of OCMW, ook niet bijv.<br />

<strong>voor</strong> de decretale graden van gemeentesecretaris of financieel beheerder van de gemeente;<br />

- provincieraadslid en militairen in actieve dienst;<br />

- provincieraadslid en bedienaar van de eredienst.<br />

b Bloed- of aanverwantschap<br />

1° Tot welke graad?<br />

Luidens artikel 11, 6° van het Provinciedecreet kunnen bloed- of aanverwanten<br />

tot en met de tweede graad of echtgenoten geen lid zijn van een zelfde<br />

provincieraad.<br />

Onverenigbaarheden<br />

Deel III<br />

Art. 11, 6°<br />

77


Deel III<br />

78<br />

HOOFDSTUK 6<br />

Vooraleer artikel 11 nader toe te lichten, tekenen we hierbij nog aan dat de begrippen<br />

graad, bloed- en aanverwantschap waarvan sprake in dit artikel, moeten worden uitgelegd<br />

en verklaard volgens het burgerlijk recht, dus aan de hand van de bepalingen van het Burgerlijk<br />

Wetboek, tenzij artikel 11 van het Provinciedecreet daarvan uitdrukkelijk afwijkt.<br />

Naast echtgenoten mogen evenmin samen zitting hebben in de provincieraad<br />

de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad: (schoon)vader<br />

en (schoon)zoon of (schoon)dochter; (schoon)moeder en (schoon)zoon of<br />

(schoon)dochter; stiefvader (-moeder) en stiefzoon of stiefdochter; grootvader<br />

(-moeder) en kleinzoon of kleindochter, ongeacht of het gaat om bloed-<br />

of aanverwantschap; broers en zusters; halfbroers en halfzusters, schoonbroers<br />

en schoonzusters.<br />

Voor de toepassing van deze bepaling worden luidens artikel 11, tweede lid<br />

van het Provinciedecreet met echtgenoten gelijkgesteld, de personen die<br />

een wettelijk samenlevingscontract hebben afgesloten, d.w.z. de personen<br />

die overeenkomstig artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek een verklaring<br />

hebben afgelegd van wettelijke samenwoning.<br />

Bij het <strong>voor</strong>gaande moet evenwel nog rekening gehouden worden met het<br />

bepaalde in het laatste lid van artikel 11 van het Provinciedecreet.<br />

Deze bepaling stelt in de eerste plaats dat de onverenigbaarheid geacht<br />

wordt op te houden door het overlijden van de persoon door wie ze tot stand<br />

is gekomen.<br />

Voor de toepassing van de hierboven vermelde onverenigbaarheden wordt er<br />

dus in afwijking van het burgerlijk recht geacht geen aanverwantschap meer<br />

te bestaan tussen die aanverwanten waarvan de persoon die tussen hen<br />

aanverwantschap heeft doen ontstaan is overleden.<br />

In dezelfde zin wordt er krachtens deze bepaling geacht ook geen onverenigbaarheid te<br />

bestaan wanneer de persoon door wie de aanverwantschap is tot stand gekomen, uit de<br />

echt is gescheiden of de wettelijke samenleving heeft beëindigd.<br />

Uiteraard houdt de onverenigbaarheid tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden<br />

op door echtscheiding, respectievelijk beëindiging van het<br />

wettelijks samenlevingscontract.<br />

In de tijd bekeken moeten de hierboven omschreven onverenigbaarheden<br />

bestaan op het ogenblik dat een als effectief lid of opvolger gekozen kandidaat<br />

als provincieraadslid geïnstalleerd wordt, dus bij zijn eedaflegging.<br />

Daarnaast vormt aanverwantschap die, zo luidt het laatste lid van artikel 11<br />

van het Provinciedecreet, later – d.w.z. na hun installatie – tot stand komt<br />

Onverenigbaarheden


HOOFDSTUK 6<br />

tussen provincieraadsleden, <strong>voor</strong> die provincieraadsleden geen beletsel om<br />

hun begonnen mandaat <strong>voor</strong>t te zetten en te voleinden.<br />

Deze bepaling maakt wel een uitzondering <strong>voor</strong> provincieraadsleden die ná hun installatie<br />

met elkaar huwen of een wettelijk samenlevingscontract afsluiten; dan geldt <strong>voor</strong> deze<br />

provincieraadsleden de onverenigbaarheid wel.<br />

2° Voorrangsregeling<br />

Wanneer er tussen provincieraadsleden een onverenigbaarheid bestaat wegens<br />

bloed- of aanverwantschap, huwelijk of – wegens gelijkstelling met huwelijk<br />

in deze context (zie supra) – wettelijk samenlevingscontract, zijn er<br />

drie manieren mogelijk om te kijken aan wie onder hen dan <strong>voor</strong>rang wordt<br />

gegeven om te zetelen in de raad:<br />

– Indien bloed- of aanverwanten in verboden graad of echtgenoten samen<br />

als effectief provincieraadslid verkozen worden, dan wordt de <strong>voor</strong>rang onder<br />

hen bepaald door de grootte van de quotiënten op grond waarvan de<br />

door hun verkregen zetels aan hun lijst zijn toegekend.<br />

– Als twee bloed- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten<br />

worden gekozen, de ene tot effectief provincieraadslid en de andere tot<br />

opvolger, dan geldt, krachtens artikel 11, tweede lid van het Provinciedecreet,<br />

het verbod om zitting te nemen alleen <strong>voor</strong> de opvolger, tenzij de<br />

plaats waar<strong>voor</strong> hij in aanmerking komt, is opengevallen <strong>voor</strong> de verkiezing<br />

van zijn bloed- of aanverwant of echtgenoot. Dit betekent dat indien<br />

later een vacature in de raad zou ontstaan, waar<strong>voor</strong> dit opvolgend lid zou<br />

in aanmerking komen, hij wegens onverenigbaarheid met het zetelend lid<br />

niet kan worden geïnstalleerd.<br />

– Tussen opvolgers, hetzij bloed- of aanverwanten in verboden graad, hetzij<br />

echtgenoten, wordt de <strong>voor</strong>rang bepaald naar de tijdsorde waarin de vacatures<br />

ontstaan.<br />

De op grond van deze regels bepaalde <strong>voor</strong>rang is definitief. Is de betrokkene<br />

eenmaal geweerd wegens onverenigbaarheid, hetzij als echtgenoot, hetzij<br />

als bloed- of aanverwant in verboden graad, dan kan hij bij later wegvallen<br />

van de onverenigbaarheid, bijv. door het overlijden van het verwante provincieraadslid,<br />

niet meer geïnstalleerd worden. Dit geldt zowel <strong>voor</strong> de gekozen<br />

provincieraadsleden als <strong>voor</strong> de opvolgers.<br />

Bij onverenigbaarheid wegens bloed- of aanverwantschap, of tussen echtgenoten,<br />

is het dus uitsluitend het decreet dat bepaalt wie van de betrokkenen<br />

zal mogen zetelen. In tegenstelling tot de onverenigbaarheden wegens het<br />

Onverenigbaarheden<br />

Deel III<br />

79


Art. 47, tweede<br />

lid<br />

Art. 44, § 1<br />

Deel III<br />

80<br />

HOOFDSTUK 6<br />

uitoefenen van bepaalde ambten, bestaat hier uiteraard niet de mogelijkheid<br />

om van de onverenigbaarheid af te zien.<br />

c geDePuteerDen<br />

De gedeputeerden zijn als provincieraadslid eveneens onderworpen aan<br />

de onverenigbaarheden zoals bepaald in artikel 11 van het Provinciedecreet.<br />

Daarnaast mogen echtgenoten of bloed- of aanverwanten tot en<br />

met de vierde graad evenmin samen deel uitmaken van de deputatie.<br />

De gedeputeerden zijn, daar zij uit de provincieraad “verkozen” worden, als<br />

provincieraadslid reeds onderworpen aan die onverenigbaarheden die gelden<br />

<strong>voor</strong> de provincieraadsleden. Een gedeputeerde die wegens één van<br />

deze onverenigbaarheden ophoudt deel uit te maken van de provincieraad,<br />

verliest uiteraard zijn mandaat van gedeputeerde.<br />

Artikel 47, tweede lid van het Provinciedecreet stelt de onverenigbaarheden<br />

vermeld in artikel 11 van het Provinciedecreet uitdrukkelijk van toepassing<br />

op de leden van de deputatie.<br />

Het ambt van gedeputeerde is dan ook bijv. onverenigbaar met het lidmaatschap<br />

van het federale, <strong>Vlaamse</strong> of Europese parlement en met het lidmaatschap<br />

van de <strong>Vlaamse</strong> regering, de federale regering of van de Europese<br />

Commissie (art. 11, 1° van het Provinciedecreet).<br />

Opgemerkt kan worden dat <strong>voor</strong> de uitvoerende mandaten op gemeentelijk vlak er eveneens<br />

een cumulverbod is opgelegd met het lidmaatschap van de <strong>Vlaamse</strong> of federale regering<br />

of van de Europese Commissie, zij het dat tussen de respectieve ambten geen onverenigbaarheid<br />

geldt. De schepen moet als verhinderd worden beschouwd en moet zich dus<br />

laten vervangen <strong>voor</strong> de duur van de verhindering (zie art. 48, 1° van het Gemeentedecreet).<br />

De verhindering geldt eveneens <strong>voor</strong> een schepen die het mandaat uitoefent van federaal,<br />

Vlaams of Europees parlementslid, evenwel enkel <strong>voor</strong> zover hij hier uitdrukkelijk om verzoekt<br />

(art. 48, 3° van het Gemeentedecreet).<br />

Er geldt tevens een onverenigbaarheid tussen het ambt van gedeputeerde<br />

en dat van gouverneur. Dit volgt uit artikel 11, 2° van het decreet, eveneens<br />

van toepassing <strong>voor</strong> gedeputeerden.<br />

Anderzijds stelt art. 44, § 1, tweede lid van het Provinciedecreet dat provincieraadsleden,<br />

die echtgenoten zijn of bloed- of aanverwanten tot en met de<br />

vierde graad niet samen deel kunnen uitmaken van de deputatie. Personen<br />

die een wettelijk samenlevingscontract hebben afgesloten worden gelijkgesteld<br />

met echtgenoten.<br />

Onverenigbaarheden


HOOFDSTUK 6<br />

Er wordt nog aan toegevoegd dat aanverwantschap die tot stand komt tijdens de duur van<br />

het lidmaatschap, d.w.z. na de aanwijzing als gedeputeerden, geen onverenigbaarheid doet<br />

ontstaan. Dit is daarentegen wel zo in geval van huwelijk of samenlevingscontract tussen<br />

leden van de deputatie.<br />

Bovendien zijn volgende ambten — alhoewel verenigbaar met de hoedanigheid<br />

van provincieraadslid — onverenigbaar met een mandaat als gedeputeerde:<br />

- krachtens artikel 7 van het koninklijk besluit van 24 september 1996 betreffende de<br />

Hoge Raad <strong>voor</strong> de Werkgelegenheid is het lidmaatschap van de Hoge Raad <strong>voor</strong> de<br />

Werkgelegenheid onverenigbaar met het ambt van gedeputeerde;<br />

- er is ook een cumulverbod tussen het ambt van gedeputeerde of van lid van het college<br />

dat de rechtsprekende taken van de deputatie uitoefent <strong>voor</strong> het grondgebied van het<br />

Brussels Hoofdstedelijk Gewest en dat van burgemeester of schepen bij een gemeente;<br />

in de relevante artikelen 48, 2° en 61 van het Gemeentedecreet wordt evenwel geen onverenigbaarheid<br />

ingesteld, maar wordt de techniek van de verhindering gehanteerd: de<br />

gemeenteraad neemt in dit geval akte van verhindering van de schepen of burgemeester<br />

die tevens lid is van de deputatie; dit heeft tot gevolg dat de schepen of burgemeester<br />

niet definitief zijn hoedanigheid van schepen of burgemeester verliest, maar zich moet<br />

laten vervangen en eventueel opnieuw zijn mandaat kan opnemen indien hij bijv. niet<br />

langer deel zou uitmaken van de deputatie.<br />

Ten slotte kan worden aangetekend dat er geen onverenigbaarheid bestaat<br />

tussen het ambt van gedeputeerde en een mandaat van gemeenteraadslid.<br />

Onverenigbaarheden<br />

Deel III<br />

81


Art. 6<br />

Art. 47<br />

Deel III<br />

82<br />

HOOFDSTUK 7<br />

7 duur en einde VAn het mAndAAt<br />

A Duur<br />

Zoals de provincieraadsleden worden ook de gedeputeerden gekozen <strong>voor</strong><br />

een termijn van in principe zes jaar.<br />

De uit de provincieraad gekozen gedeputeerden verliezen hun mandaat van<br />

gedeputeerde terzelfder tijd als zij ook hun mandaat van provincieraadslid<br />

verliezen.<br />

Dergelijke ambtsperiode is evenwel geen absolute regel. Enerzijds kan de<br />

uitoefening van het mandaat verkort worden als gevolg van een laattijdige<br />

installatie, bv. na herverkiezing wegens ongeldigverklaring van de verkiezing,<br />

of kan zij om diverse redenen een vroegtijdig einde nemen. Anderzijds<br />

kan zij echter ook de decretaal bepaalde termijn van zes jaar overschrijden<br />

ingevolge toepassing van het continuïteitsprincipe. Bovendien geldt het principe<br />

van de zesjarige ambtsperiode zeker niet <strong>voor</strong> de opvolger van een provincieraadslid,<br />

van de <strong>voor</strong>zitter of van een gedeputeerde, die immers<br />

slechts de termijn voleindigt van degene die hij opvolgt.<br />

B eInDe vAn het mAnDAAt<br />

Het mandaat van provincieraadslid, gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter van de<br />

provincieraad neemt een einde door:<br />

- overlijden;<br />

- het verstrijken van de termijn;<br />

- vrijwillig ontslag;<br />

- de vervallenverklaring ingevolge het verlies van de verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden;<br />

- de vervallenverklaring wegens onverenigbaarheid;<br />

- huwelijk of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning<br />

met een ander lid van de provincieraad.<br />

Het mandaat van gedeputeerde en dit van <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad<br />

neemt daarenboven een einde door:<br />

- het verval van het mandaat wegens de ondertekening van meer dan één<br />

<strong>voor</strong>drachtakte;<br />

- de vernietiging van de verkiezing van de betrokkene wegens een gebrek<br />

aan kennis van de bestuurstaal;<br />

- een tuchtrechtelijke afzetting.<br />

Duur en einde van het mandaat


HOOFDSTUK 7<br />

Aan het mandaat van provincieraadslid, <strong>voor</strong>zitter of gedeputeerde wordt op<br />

volgende wijzen een einde gesteld.<br />

a overlijden<br />

b het verstrijken van de termijn<br />

Het mandaat van provincieraadslid en van gedeputeerde is een in wezen tijdelijk<br />

mandaat.<br />

Onverminderd de uitzonderingen die hierop krachtens een wet of decreet<br />

mogelijk zijn, worden de provincieraadsleden en de gedeputeerden, luidens<br />

de artikelen 6 en 47 van het Provinciedecreet, immers verkozen <strong>voor</strong> een<br />

ambtsperiode van in principe zes jaar. Het verstrijken van deze periode stelt<br />

dan ook een einde aan het mandaat.<br />

Op het principe dat de provinciale mandaten begeven worden <strong>voor</strong> een periode<br />

van zes jaar bestaat evenwel een belangrijke uitzondering.<br />

De artikelen 8, §§ 1 en 3, 45, §§ 1 en 3 en 50, § 1 van het Provinciedecreet<br />

bepalen immers dat de akte van <strong>voor</strong>dracht van een kandidaat-<strong>voor</strong>zitter en<br />

de gezamenlijke en de afzonderlijke akten van <strong>voor</strong>dracht van de kandidaatgedeputeerden<br />

de einddatum van elk van deze mandaten kunnen bepalen.<br />

In dat geval kan op de akte van <strong>voor</strong>dracht tevens de naam vermeld worden<br />

van de persoon of personen die de <strong>voor</strong>gedragen kandidaat zal/zullen opvolgen<br />

<strong>voor</strong> de resterende duur van het mandaat.<br />

Het Provinciedecreet biedt bijgevolg de mogelijkheid om per <strong>voor</strong>gedragen kandidaat reeds<br />

meteen één of meerdere opvolgers te vermelden. Indien van deze mogelijkheid gebruik<br />

wordt gemaakt, moet de <strong>voor</strong>drachtakte dan ook telkens de einddatum vermelden van zowel<br />

het mandaat van de <strong>voor</strong>gedragen kandidaat als, <strong>voor</strong> zover van toepassing, dit van de<br />

opvolgers.<br />

Anderzijds laat het Provinciedecreet ook de mogelijkheid open om enkel de einddatum te<br />

vermelden van het mandaat van de <strong>voor</strong>gedragen kandidaat, zonder opgave van de naam<br />

van de opvolger.<br />

Indien in de <strong>voor</strong>drachtakte gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot<br />

het vermelden van een einddatum, wordt de betrokken <strong>voor</strong>zitter of gedeputeerde<br />

dus reeds verkozen <strong>voor</strong> een kortere periode dan zes jaar.<br />

Zijn mandaat neemt dan ook van rechtswege een einde op de einddatum<br />

die in de <strong>voor</strong>drachtakte wordt vermeld. Maakt de <strong>voor</strong>drachtakte bovendien<br />

melding van de naam van de opvolger, dan gebeurt ook de opvolging<br />

van rechtswege door de persoon die in de <strong>voor</strong>drachtakte als opvolger<br />

wordt vermeld. Er moet hier<strong>voor</strong> geen verkiezingsprocedure of <strong>voor</strong>drachtprocedure<br />

georganiseerd worden.<br />

Duur en einde van het mandaat<br />

Deel III<br />

Art. 6<br />

Art. 47<br />

Art. 8, § 1<br />

Art. 8, § 3<br />

Art. 45, § 1<br />

Art. 45, § 3<br />

Art. 50, § 1<br />

83


Art. 15<br />

Art. 49<br />

Deel III<br />

84<br />

HOOFDSTUK 7<br />

Er kan trouwens aangetekend worden dat dezelfde opvolger het mandaat eventueel zelfs<br />

vervroegd kan opnemen, met name indien het mandaat een einde zou nemen vóór de in de<br />

<strong>voor</strong>drachtakte vermelde einddatum. Ook in dat geval vindt de opvolging van rechtswege<br />

plaats. Zou de persoon die in de akte van <strong>voor</strong>dracht werd vermeld als opvolger het mandaat<br />

echter niet kunnen of wensen op te nemen, dan neemt de eerstvolgende opvolger van<br />

rechtswege vervroegd het mandaat op. Slechts indien de persoon die als laatste opvolger<br />

vermeld werd het mandaat niet kan opnemen of indien er in de <strong>voor</strong>drachtakte geen opvolger<br />

vermeld wordt, moet er een procedure georganiseerd worden met het oog op de verkiezing<br />

van een nieuwe <strong>voor</strong>zitter of gedeputeerde.<br />

c het ontslag<br />

Zowel de provincieraadsleden als de <strong>voor</strong>zitter en de gedeputeerden kunnen<br />

vóór het verstrijken van hun ambtsperiode eenzijdig een einde stellen aan<br />

hun mandaat door ontslag.<br />

Het ontslag als provincieraadslid of als gedeputeerde moet schriftelijk ingediend<br />

worden bij de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad. Wenst de <strong>voor</strong>zitter<br />

zijn ontslag in te dienen, dan moet hij dit, eveneens schriftelijk, meedelen<br />

aan de onder<strong>voor</strong>zitter.<br />

In de ontslagbrief moet geen motivering <strong>voor</strong> het ontslag opgegeven worden.<br />

De schriftelijke indiening van het ontslag geldt als een substantiële vormvereiste. Een<br />

mondeling meegedeeld ontslag moet dan ook nog als onbestaande beschouwd worden,<br />

zelfs indien de betrokkene zijn ontslag zou aankondigen tijdens een zitting van de provincieraad<br />

en er van de mededeling melding zou worden gemaakt in de notulen.<br />

Overigens moet het begrip “schriftelijk” evolutief geïnterpreteerd worden. Het ontslag kan<br />

ook bij e-mail ingediend worden op <strong>voor</strong>waarde dat het <strong>voor</strong>zien is van een geldige elektronische<br />

handtekening.<br />

Het ontslag kan alleen maar vrijwillig door de betrokkene zelf worden ingediend.<br />

Zelfs bij een systematische afwezigheid van een mandataris kan hij<br />

niet als ambtshalve ontslagnemend verklaard worden.<br />

Het ontslag als provincieraadslid of als gedeputeerde wordt definitief door<br />

het loutere feit van de ontvangst, door de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad,<br />

van de kennisgeving van het ontslag. Ook het ontslag als <strong>voor</strong>zitter wordt<br />

onherroepbaar zodra de onder<strong>voor</strong>zitter de schriftelijke kennisgeving ervan<br />

ontvangen heeft.<br />

Een schriftelijke kennisgeving volstaat bijgevolg om rechtsgeldig ontslag te nemen, terwijl<br />

het loutere feit van de ontvangst van de kennisgeving volstaat om het ontslag als provin-<br />

Duur en einde van het mandaat


HOOFDSTUK 7<br />

cieraadslid, als gedeputeerde of als provincieraads<strong>voor</strong>zitter een definitief karakter te verlenen.<br />

Het bewijs van dit feit kan blijken uit de inschrijving van de kennisgeving van het<br />

ontslag in het register van de inkomende briefwisseling. Deze kennisgeving is immers een<br />

stuk dat, bij toepassing van artikel 183 van het Provinciedecreet, verplicht in het vermelde<br />

register moet worden ingeschreven.<br />

De <strong>voor</strong>zitter of de onder<strong>voor</strong>zitter hebben bijgevolg geen enkele appreciatiebevoegdheid<br />

ten aanzien van het ingediende ontslag. Zij kunnen evenmin de ontvangst ervan weigeren,<br />

moeten niet op formele wijze kennisnemen van het ontslag om het een definitief karakter<br />

te verlenen en zijn niet verplicht de ontvangst van de kennisgeving van het ontslag te bevestigen.<br />

Er is a fortiori geen akteneming door de provincieraad vereist om het ontslag onherroepbaar<br />

te maken.<br />

Het ontslag uit het mandaat van provincieraadslid zal tevens een einde stellen<br />

aan het mandaat van <strong>voor</strong>zitter en — tenminste <strong>voor</strong> zover de betrokkene<br />

uit de raad werd gekozen — aan dit van gedeputeerde vermits dit mandaat<br />

van rechtswege eindigt indien de betrokkene niet langer deel uitmaakt<br />

van de provincieraad.<br />

De ontslagnemende provincieraadsleden, de ontslagnemende gedeputeerden<br />

en de ontslagnemende <strong>voor</strong>zitter zijn verplicht de continuïteit van hun<br />

mandaat waar te nemen tot hun opvolger geïnstalleerd is, tenzij hun ontslag<br />

het gevolg is van een onverenigbaarheid.<br />

Indien er over het ontslag uit het mandaat van provincieraadslid, gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter<br />

van de provincieraad een betwisting ontstaat, dan kan het geschil aanhangig gemaakt<br />

worden bij de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen.<br />

De Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen doet over de betwisting uitspraak als administratief<br />

rechtscollege. Tegen zijn uitspraak is binnen een termijn van 8 dagen na de kennisgeving<br />

ervan een beroep mogelijk bij de Raad van State. Dit beroep is niet schorsend.<br />

d verval van het mandaat wegens de ondertekening van meer<br />

dan één <strong>voor</strong>drachtakte<br />

De gedeputeerde en de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad verliezen eveneens<br />

hun mandaat vóór het verstrijken van de termijn ervan indien zij, terwijl zij<br />

reeds in functie zijn, méér dan één <strong>voor</strong>drachtakte ondertekenen <strong>voor</strong> een<br />

welbepaald mandaat of welbepaalde mandaten.<br />

Op grond van de artikelen 8, §§ 1 en 3 en 45, §§ 1 en 3 van het Provinciedecreet<br />

vervalt het mandaat van de gedeputeerde en de provincieraads<strong>voor</strong>zitter<br />

immers van rechtswege <strong>voor</strong> de gehele verdere duur van de zittingsperiode<br />

van de provincieraad indien zij:<br />

Duur en einde van het mandaat<br />

Deel III<br />

Art. 8, § 1<br />

Art. 8, § 3<br />

Art. 45, § 1<br />

Art. 45, § 3<br />

85


Art. 44, § 4<br />

Deel III<br />

86<br />

HOOFDSTUK 7<br />

- meer dan één gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht van een kandidaat-<strong>voor</strong>zitter<br />

ondertekenen of, indien er geen ontvankelijke gezamenlijke <strong>voor</strong>drachtakte<br />

wordt ingediend, meer dan één afzonderlijke <strong>voor</strong>drachtakte<br />

ondertekenen;<br />

- meer dan één gezamenlijke akte van <strong>voor</strong>dracht van kandidaat-gedeputeerden<br />

ondertekenen of, indien er een afzonderlijke verkiezing plaatsvindt,<br />

meer dan één afzonderlijke <strong>voor</strong>drachtakte per mandaat van gedeputeerde<br />

ondertekenen.<br />

Overigens stelt het ondertekenen van meer dan één <strong>voor</strong>drachtakte <strong>voor</strong> een van de vermelde<br />

mandaten niet enkel van rechtswege een einde aan het mandaat van gedeputeerde<br />

of <strong>voor</strong>zitter waarmee de betrokkene zou bekleed zijn.<br />

Ook het mandaat van commissie<strong>voor</strong>zitter dat de ondertekenaar reeds zou bekleden vervalt,<br />

net zoals zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de provincie of van mandataris<br />

namens de provincie in provinciale extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen,<br />

stichtingen of vennootschappen.<br />

De ondertekening van meer dan één <strong>voor</strong>drachtakte heeft bovendien tot gevolg dat de betrokkene<br />

<strong>voor</strong> de gehele resterende duur van de zittingsperiode van de provincieraad niet<br />

kan worden benoemd of verkozen in een van de bovenvermelde mandaten of functies.<br />

e vernietiging van de verkiezing wegens een gebrek aan kennis<br />

van de bestuurstaal<br />

Bij toepassing van artikel 44, § 4 van het Provinciedecreet moet ieder die het<br />

mandaat van gedeputeerde of van <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad uitoefent<br />

of waarneemt, beschikken over de kennis van de bestuurstaal die vereist is<br />

<strong>voor</strong> de uitoefening van het mandaat.<br />

Artikel 44, § 4, tweede lid van het Provinciedecreet poneert echter het vermoeden<br />

dat de betrokken mandatarissen, precies door het feit van hun verkiezing,<br />

geacht worden de vereiste taalkennis te bezitten.<br />

Dit vermoeden kan evenwel worden weerlegd op verzoek van een provincieraadslid<br />

op basis van ernstige aanwijzingen, de bekentenis van de mandataris<br />

of de wijze waarop hij zijn mandaat uitoefent.<br />

De bewijslast dat het vermoeden niet strookt met de realiteit berust bijgevolg bij het provincieraadslid.<br />

De elementen die het provincieraadslid bijbrengt moeten alleszins overeenstemmen met<br />

de toestand zoals deze bestond op het ogenblik van de installatie of na de installatie van<br />

de gedeputeerde of de <strong>voor</strong>zitter, ook al zouden de aanwijzingen geput zijn uit feiten vóór<br />

de ambtsaanvaarding.<br />

Het provincieraadslid dat het vermoeden van taalkennis in hoofde van de gedeputeerde<br />

of de <strong>voor</strong>zitter wil weerlegd zien, moet het verzoek tot weerleg-<br />

Duur en einde van het mandaat


HOOFDSTUK 7<br />

ging onder de vorm van een verzoekschrift indienen bij de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen.<br />

Indien de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen, die als administratief rechtscollege<br />

kennisneemt van het verzoek, van oordeel is dat het vermoeden van<br />

taalkennis is weerlegd, dan is de verkiezing van de betrokken mandataris<br />

vernietigd vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing van de Raad.<br />

Tegen de beslissing van de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen kan beroep<br />

ingesteld worden bij de Raad van State binnen acht dagen na de kennisgeving<br />

van de beslissing van de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen.<br />

Het beroep schort echter de uitspraak van de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen<br />

niet op.<br />

De gevolgen van een weerlegging van het vermoeden van taalkennis zijn<br />

verregaand: tot de algehele vernieuwing van de provincieraad kan de betrokkene<br />

niet opnieuw verkozen worden tot gedeputeerde of provincieraads<strong>voor</strong>zitter,<br />

noch een dergelijk mandaat waarnemen.<br />

Mandatarissen die de hetzij door de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen, hetzij<br />

in beroep door de Raad van State te hunnen opzichte uitgesproken weerlegging<br />

van het vermoeden van taalkennis miskennen maken zich bovendien<br />

schuldig aan een grove nalatigheid in de zin van artikel 69 van het Provinciedecreet.<br />

Het bovenvermelde houdt in dat de betrokken mandataris die, ondanks de weerlegging van<br />

het vermoeden van taalkennis, zijn mandaat verder blijft uitoefenen, door de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

bij wijze van tuchtmaatregel kan geschorst of afgezet worden (zie blz. 99).<br />

f vervallenverklaring ingevolge het verlies van de<br />

verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden<br />

Krachtens artikel 10, § 1 van het Provinciedecreet moet het mandaat van<br />

een lid van de provincieraad <strong>voor</strong> vervallen verklaard worden indien de betrokkene<br />

tijdens zijn mandaat niet meer aan alle verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden<br />

voldoet.<br />

Ook de leden van de deputatie en de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad verliezen<br />

in dat geval hun mandaat.<br />

De vervallenverklaring van hun mandaat van provincieraadslid houdt immers <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>zitter<br />

en <strong>voor</strong> de leden van de deputatie die uit de raad gekozen werden steeds het verlies<br />

in van hun mandaat van <strong>voor</strong>zitter of gedeputeerde. Er moet hier<strong>voor</strong> zelfs geen afzonderlijke<br />

procedure tot vervallenverklaring van de laatstvermelde mandaten ingesteld worden.<br />

Doch zelfs <strong>voor</strong> de buiten de raad benoemde leden van de deputatie houdt het niet langer<br />

voldoen aan de verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden het verval van het mandaat in, vermits artikel<br />

47 van het Provinciedecreet artikel 10 van toepassing verklaart ten aanzien van de le-<br />

Duur en einde van het mandaat<br />

Deel III<br />

Art. 10<br />

Art. 47<br />

87


Deel III<br />

88<br />

HOOFDSTUK 7<br />

den van de deputatie. In dit geval is er dan wel een specifieke procedure tot vervallenverklaring<br />

uit het mandaat van gedeputeerde vereist.<br />

Het verval van het mandaat bestaat slechts nadat de vervallenverklaring<br />

werd uitgesproken door de provincieraad of de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen<br />

of, in laatste instantie, door de Raad van State en nadat<br />

vervolgens van de uitspraak van het verval kennis werd gegeven. De vervallenverklaring<br />

tast dan ook de geldigheid niet aan van eerdere beslissingen<br />

van de provincieraad of de deputatie waaraan de betrokken mandataris<br />

nog heeft deelgenomen nadat hij reeds niet meer aan de verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden<br />

voldeed.<br />

Indien er zich feiten <strong>voor</strong>doen die het verval van het mandaat meebrengen<br />

moet het verval alleszins uitgesproken worden, ook indien de feiten die eraan<br />

ten grondslag liggen duidelijk kunnen vastgesteld worden en/of geen<br />

aanleiding geven tot betwisting. Zolang de vervallenverklaring niet werd uitgesproken<br />

en betekend, mag er dan ook nog niet in de opvolging van de<br />

betrokken mandataris worden <strong>voor</strong>zien.<br />

De bevoegdheid om het mandaat <strong>voor</strong> vervallen te verklaren komt principieel<br />

toe aan de provincieraad.<br />

De procedure <strong>voor</strong> de provincieraad kan ambtshalve door de raad worden ingezet, doch<br />

ook na ontvangst van een bezwaar van een ander provincieraadslid of van het Openbaar<br />

Ministerie.<br />

Alleszins moet de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad, van zodra hij kennis krijgt van bepaalde<br />

feiten die aanleiding kunnen geven tot het verval van een mandaat, onmiddellijk de betrokken<br />

mandataris met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs op de hoogte<br />

stellen van die feiten. Tezelfdertijd moet hij ook de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen in<br />

kennis stellen van die feiten, dit eveneens bij brief die tegen ontvangstbewijs afgegeven<br />

wordt.<br />

De provincieraad is vervolgens verplicht zich over de aangelegenheid uit te spreken binnen<br />

een termijn van 2 maanden nadat hij kennis heeft gekregen van de feiten die het verval van<br />

het mandaat met zich kunnen meebrengen. Artikel 10, tweede lid van het Provinciedecreet<br />

poneert in dit verband het onweerlegbare vermoeden dat de provincieraad wordt geacht<br />

kennis te hebben gekregen van de feiten vanaf de ontvangst van het bezwaar van het<br />

Openbaar Ministerie of van een provincieraadslid of vanaf de datum waarop de kennisgeving<br />

verzonden werd waarbij de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen<br />

in kennis heeft gesteld van de feiten. Gelet op de bepalingen van artikel 184<br />

van het Provinciedecreet moet de termijn van 2 maanden berekend worden vanaf de dag<br />

na deze waarop het bezwaar ontvangen werd of de kennisgeving verzonden werd en omvat<br />

hij alle dagen, zaterdagen, zondagen en feestdagen inbegrepen.<br />

Duur en einde van het mandaat


HOOFDSTUK 7<br />

De provincieraad is verplicht bij de kennisneming en de uitspraak over de aangelegenheid<br />

de beginselen van behoorlijk bestuur en inzonderheid het zorgvuldigheidsbeginsel in acht<br />

te nemen. Hij is ook verplicht de betrokken mandataris te horen.<br />

Indien de raad beslist tot vervallenverklaring van het mandaat, dan heeft deze uitspraak,<br />

luidens artikel 10, § 2 van het Provinciedecreet, slechts gevolg vanaf de kennisgeving ervan.<br />

Toch moet deze bepaling enigszins genuanceerd worden in zoverre het de betrokken mandataris<br />

zelf betreft. Weliswaar geldt de uitspraak tot vervallenverklaring ook ten aanzien<br />

van hemzelf slechts vanaf de betekening van de uitspraak, doch dit neemt niet weg dat de<br />

betrokkene reeds verplicht is zijn ambtsuitoefening te staken vanaf het ogenblik dat hij<br />

zelf kennis heeft van de oorzaak van het verval. Zou hij desondanks zijn mandaat nog<br />

verder blijven uitoefenen, dan stelt hij zich strafbaar met de straffen vermeld in artikel 262<br />

van het Strafwetboek. Zelfs het feit dat de betrokkene nog niet in kennis werd gesteld van<br />

de uitspraak tot vervallenverklaring houdt geen verschoning in; zodra hij zelf op de hoogte<br />

is van de oorzaak van het verval moet hij zijn ambtsuitoefening staken.<br />

Tegen de uitspraak van de provincieraad kan bij verzoekschrift beroep worden ingesteld bij<br />

de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen, die immers op grond van artikel 13 van het Provinciedecreet<br />

bevoegd is uitspraak te doen over geschillen die rijzen in verband met het verval<br />

van het mandaat.<br />

In bepaalde gevallen zal de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen trouwens niet slechts als<br />

beroepsinstantie, doch zelfs in eerste aanleg kennisnemen van de aangelegenheid.<br />

Dit is het geval indien de provincieraad niet optreedt binnen twee maanden nadat hij kennis<br />

heeft gekregen van de feiten die het verval met zich kunnen meebrengen. De Raad<br />

<strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen treedt in dat geval op in plaats van de provincieraad, hetzij op<br />

verzoek van een provincieraadslid of het Openbaar Ministerie, hetzij zelfs ambtshalve.<br />

Tegen de uitspraak van de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen staat steeds beroep open bij<br />

de Raad van State.<br />

g vervallenverklaring wegens onverenigbaarheid<br />

Bij toepassing van artikel 12, § 2 van het Provinciedecreet moet een provincieraadslid<br />

dat tijdens zijn mandaat in een met zijn mandaat onverenigbare<br />

situatie terechtkomt vervallen verklaard worden van zijn mandaat indien hij,<br />

binnen 15 dagen na een daartoe tot hem gericht verzoek van de <strong>voor</strong>zitter<br />

van de raad, geen einde stelt aan die situatie van onverenigbaarheid.<br />

Ook de leden van de deputatie en de <strong>voor</strong>zitter verliezen in dat geval hun<br />

mandaat.<br />

De uitspraak waarbij hun mandaat van provincieraadslid <strong>voor</strong> vervallen verklaard werd<br />

houdt immers <strong>voor</strong> de leden van de deputatie die uit de raad gekozen werden en <strong>voor</strong> de<br />

<strong>voor</strong>zitter steeds tezelfdertijd het verlies in van hun mandaat van gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter.<br />

Duur en einde van het mandaat<br />

Deel III<br />

Art. 12, § 2<br />

Art. 12, § 3<br />

Art. 47<br />

89


Deel III<br />

90<br />

HOOFDSTUK 7<br />

Doch ook de leden van de deputatie die buiten de raad gekozen werden zullen, indien zij in<br />

een situatie van onverenigbaarheid terechtkomen waaraan zij niet tijdig een einde stellen,<br />

door de provincieraad vervallen moeten verklaard worden van hun mandaat van gedeputeerde.<br />

Artikel 47 van het Provinciedecreet stelt artikel 12, §§ 2 en 3 immers van overeenkomstige<br />

toepassing op de leden van de deputatie.<br />

Het verval van het mandaat heeft slechts gevolg nadat het werd uitgesproken<br />

door de provincieraad of de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen of, in<br />

laatste instantie, door de Raad van State en nadat van deze uitspraak kennis<br />

werd gegeven. De vervallenverklaring tast dan ook de geldigheid niet<br />

aan van eerdere beslissingen van de raad of de deputatie waaraan de betrokken<br />

mandataris nog heeft geparticipeerd nadat hij zich reeds in een<br />

toestand van onverenigbaarheid bevond.<br />

Anders dan het geval is indien een mandataris niet meer aan de verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden<br />

voldoet, zal de vaststelling dat een mandataris zich<br />

in een toestand van onverenigbaarheid bevindt echter niet noodzakelijk<br />

moeten leiden tot een vervallenverklaring. Artikel 12, § 2 kent de betrokken<br />

mandataris immers nog een termijn toe waarbinnen hij zelf eventueel nog<br />

het nodige kan doen om zijn toestand te regulariseren, bv. door ontslag te<br />

nemen uit de met zijn mandaat onverenigbare functie of omgekeerd, door<br />

schriftelijk zijn ontslag als provinciaal mandataris in te dienen.<br />

Met het oog hierop moet de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad, zodra hij van<br />

het bestaan van de onverenigbaarheid op de hoogte is, aan de betrokken<br />

mandataris een verzoek richten om een einde te stellen aan de toestand van<br />

onverenigbaarheid.<br />

Slechts indien de betrokken mandataris binnen een termijn van 15 dagen na<br />

het tot hem gerichte verzoek geen reëel einde stelt aan de situatie van onverenigbaarheid,<br />

moet de procedure tot vervallenverklaring gestart worden<br />

en zal – indien het bestaan van de onverenigbaarheid bewezen wordt geacht<br />

– de vervallenverklaring uitgesproken moeten worden.<br />

De bevoegdheid om kennis te nemen van de zaak, om uitspraak te doen over<br />

betwistingen in verband met het al dan niet bestaan van een toestand van<br />

onverenigbaarheid en om, indien hij het bestaan van de onverenigbaarheid<br />

bewezen acht, het mandaat <strong>voor</strong> vervallen te verklaren komt principieel toe<br />

aan de provincieraad. De procedure verloopt overeenkomstig de procedureregels<br />

die bij artikel 10 van het Provinciedecreet zijn <strong>voor</strong>geschreven <strong>voor</strong> de<br />

vervallenverklaring wegens het niet langer voldoen aan de verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden<br />

(zie blz. 87).<br />

Een eventuele vervallenverklaring heeft slechts gevolg vanaf de kennisgeving<br />

van de uitspraak van het verval.<br />

Duur en einde van het mandaat


HOOFDSTUK 7<br />

Niettemin moet bovenvermeld principe enigszins genuanceerd worden. Bij toepassing van<br />

artikel 12, § 3 van het Provinciedecreet stelt een provincieraadslid of een lid van de deputatie<br />

– zelfs al heeft hij de kennisgeving van de uitspraak tot vervallenverklaring nog niet<br />

ontvangen – zich strafbaar met de straffen vermeld in artikel 262 van het Strafwetboek<br />

indien hij zijn mandaat blijft uitoefenen terwijl hij zelf kennis heeft van het bestaan van de<br />

oorzaak van verval.<br />

h huwelijk of het afleggen van een verklaring van wettelijke<br />

samenwoning met een ander lid van de provincieraad<br />

In tegenstelling tot aanverwantschap die tussen twee provincieraadsleden of<br />

twee leden van de deputatie na hun installatie zou ontstaan, stelt het huwelijk<br />

of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning in de zin<br />

van artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek tussen twee provincieraadsleden<br />

of twee leden van de deputatie een einde aan het mandaat van een van<br />

beiden.<br />

Wie van beiden mag blijven zetelen wordt bepaald door de grootte van de<br />

quotiënten op grond waarvan de door hen behaalde zetels aan hun lijst<br />

werden toegekend, tenzij een van hen reeds vrijwillig ontslag zou hebben<br />

genomen, in welk geval aan de onverenigbaarheid uiteraard eveneens een<br />

einde komt. Is dit laatste echter niet het geval dan wordt de echtgenoot of<br />

samenwonende met het laagste quotiënt geacht zich in een situatie van onverenigbaarheid<br />

te bevinden en moet tegen hem de bij artikel 12, § 2 van het<br />

Provinciedecreet <strong>voor</strong>geschreven procedure worden toegepast (zie ook punt<br />

g).<br />

i De tuchtrechtelijke afzetting<br />

Op grond van artikel 69 van het Provinciedecreet kan de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

de gedeputeerden en de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad afzetten wegens<br />

kennelijk wangedrag of grove nalatigheid. Wat de procedure ter zake betreft<br />

kan verwezen worden naar blz. 99.<br />

Deze afzetting als tuchtmaatregel heeft een tweevoudige implicatie: niet alleen<br />

stelt zij met ingang van de betekening van de beslissing aan de betrokkene<br />

een onmiddellijk einde aan zijn mandaat, doch bovendien verhindert<br />

zij tijdens de eerstvolgende twee jaar – desgevallend zelfs over de lopende<br />

ambtsperiode heen – de nieuwe aanstelling van de betrokken mandataris<br />

in de functie van gedeputeerde of provincieraads<strong>voor</strong>zitter in welke<br />

provincie dan ook.<br />

Duur en einde van het mandaat<br />

Deel III<br />

Art. 11<br />

Art. 47<br />

Art. 69<br />

91


Art. 6, § 2<br />

Art. 15<br />

Art. 7, § 2<br />

Deel III<br />

92<br />

HOOFDSTUK 7<br />

Volledigheidshalve kan vermeld worden dat er ten aanzien van de provincieraadsleden<br />

geen tuchtmaatregelen kunnen genomen worden.<br />

c contInuïteIt<br />

Na een volledige vernieuwing van de provincieraad blijven de uittredende<br />

provincieraadsleden in functie tot de installatie van de meerderheid van<br />

de nieuwverkozen provincieraadsleden heeft plaatsgevonden. Ook de gedeputeerden<br />

en de provincieraads<strong>voor</strong>zitter moeten in functie blijven tot<br />

de installatie van hun opvolger heeft plaatsgevonden.<br />

De provincieraadsleden, de gedeputeerden en de provincieraads<strong>voor</strong>zitter<br />

zijn bovendien verplicht de continuïteit van hun functie te verzekeren na<br />

hun ontslagname, tenzij het ontslag het gevolg zou zijn van een onverenigbaarheid.<br />

a Provincieraadsleden<br />

De provincieraadsleden die aftreden bij een volledige vernieuwing van de<br />

provincieraad, zijn verplicht in functie te blijven totdat de geloofsbrieven van<br />

hun opvolgers onderzocht zijn en de installatie van de meerderheid van de<br />

provincieraadsleden heeft plaatsgevonden.<br />

Ook de ontslagnemende provincieraadsleden moeten de continuïteit van hun<br />

mandaat waarnemen tot hun opvolger geïnstalleerd is, tenzij hun ontslag<br />

het gevolg is van een onverenigbaarheid.<br />

Tijdens de continuïteitsperiode behouden de betrokkenen de volheid van<br />

hun bevoegdheden.<br />

De continuïteitsverplichting geldt echter niet <strong>voor</strong> de provincieraadsleden die<br />

niet langer aan alle verkiesbaarheids<strong>voor</strong>waarden voldoen of die zich in een<br />

situatie van onverenigbaarheid bevinden.<br />

b <strong>voor</strong>zitter<br />

Ook de uittredende <strong>voor</strong>zitter is bij een volledige vernieuwing van de provincieraad<br />

verplicht de continuïteit van zijn mandaat waar te nemen.<br />

Artikel 7, § 2 van het Provinciedecreet legt hem immers de verplichting op<br />

de installatievergadering <strong>voor</strong> te zitten en als <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad<br />

op te treden tot een nieuwe <strong>voor</strong>zitter gekozen is.<br />

Duur en einde van het mandaat


HOOFDSTUK 7<br />

De continuïteitsplicht geldt tevens <strong>voor</strong> de ontslagnemende <strong>voor</strong>zitter, tenzij<br />

zijn ontslagname ingegeven zou zijn door het feit dat hij zich in een situatie<br />

van onverenigbaarheid bevindt.<br />

c gedeputeerden<br />

Op grond van artikel 47, eerste lid van het Provinciedecreet zijn de uittredende<br />

gedeputeerden na een volledige vernieuwing van de provincieraad<br />

verplicht in functie te blijven tot de installatie van de nieuwe deputatie heeft<br />

plaatsgevonden.<br />

Ook de ontslagnemende gedeputeerden zijn, op grond van artikel 49, tweede<br />

lid van het Provinciedecreet, verplicht hun mandaat te blijven uitoefenen totdat<br />

zij als gedeputeerden vervangen zijn, behalve indien hun ontslag het gevolg<br />

zou zijn van een onverenigbaarheid.<br />

Gelet op de bepalingen van artikel 262 van het Strafwetboek bestaat er uiteraard<br />

geen continuïteitsverplichting <strong>voor</strong> vervallen verklaarde gedeputeerden.<br />

Ook de geschorste en de afgezette gedeputeerden zijn niet tot de continuïteit<br />

verplicht. Totdat er in hun plaatsvervanging c.q. opvolging <strong>voor</strong>zien is<br />

worden zij vervangen door het provincieraadslid vermeld in artikel 50, § 2<br />

van het Provinciedecreet.<br />

Duur en einde van het mandaat<br />

Deel III<br />

Art. 47<br />

Art. 49<br />

93


Deel III<br />

94<br />

Politiek verlof<br />

HOOFDSTUK 8<br />

8 pOlitiek VerlOf<br />

Wie een provinciaal mandaat uitoefent en in dienstverband werkzaam is hetzij<br />

in de privésector, hetzij in de openbare sector, heeft onder volgende<br />

<strong>voor</strong>waarden recht op politiek verlof <strong>voor</strong> de uitoefening van zijn mandaat.<br />

A PrIvésector<br />

Provincieraadsleden werkzaam in de privésector hebben recht op politiek<br />

verlof tijdens de dagen dat de provincieraad zitting heeft. Tijdens dit verlof<br />

behouden zij hun loon, maar er is wel een jaarlijkse terugvordering tot<br />

maximaal de helft van de ontvangen presentiegelden als provincieraadslid.<br />

Gedeputeerden tewerkgesteld in de privésector hebben geen recht op politiek<br />

verlof.<br />

a Provincieraadsleden<br />

Voor de provincieraadsleden die werkzaam zijn in de privésector, geldt de<br />

wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof <strong>voor</strong> de uitoefening van een<br />

politiek mandaat. Deze wet stelt werknemers uit de privésector in de mogelijkheid<br />

— het is echter geen verplichting — om een bepaald aantal dagen<br />

per maand van hun werk afwezig te blijven, met behoud van hun loon, <strong>voor</strong><br />

de uitoefening van hun politiek mandaat. Deze wet is van openbare orde en<br />

er kan derhalve bij individuele overeenkomst niet van afgeweken worden.<br />

Naast een recht op politiek verlof, regelt <strong>voor</strong>melde wet ook nog de bescherming<br />

tegen eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens<br />

kandidaatstelling <strong>voor</strong> of uitoefening van een politiek mandaat.<br />

De duur van het verlof stemt overeen met de dagen waarop de provincieraad<br />

zitting heeft.<br />

Het provincieraadslid mag dit verlof enkel aanwenden <strong>voor</strong> opdrachten die<br />

rechtstreeks <strong>voor</strong>tvloeien uit de uitoefening van zijn mandaat en moet bij de<br />

aanvang van zijn mandaat aan zijn werkgever daarvan het bewijs leveren.<br />

Zoals gezegd, behoudt het betrokken provincieraadslid tijdens zijn afwezigheid<br />

op het werk zijn normaal loon. Nochtans mag het politiek verlof <strong>voor</strong><br />

de werknemers anderzijds geen verhoging van hun inkomsten inhouden.<br />

Daartoe zal de instelling waar de werknemer zijn mandaat uitoefent, hier dus de provincie,<br />

in de eerste plaats aan de werkgever van het provincieraadslid een bedrag terugbetalen,


HOOFDSTUK 8<br />

overeenstemmend met het brutoloon vermeerderd met de werkgeversbijdragen <strong>voor</strong> de<br />

sociale zekerheid dat de werkgever tijdens de dagen van politiek verlof aan de betrokkene<br />

heeft betaald. Vervolgens zal de provincie deze terugbetalingen afhouden op de vergoedingen<br />

die de werknemer <strong>voor</strong> de uitoefening van zijn mandaat heeft ontvangen. Deze afhoudingen<br />

mogen evenwel niet meer bedragen dan de helft van de ontvangen vergoedingen.<br />

Voor de provincieraadsleden bestaan deze vergoedingen uit de presentiegelden die zij tijdens<br />

het beschouwde jaar hebben ontvangen. Jaarlijks zal de provincie van het provincieraadslid<br />

tot beloop van maximaal de helft van de ontvangen presentiegelden de door haar<br />

aan de werkgever gedane betalingen terugvorderen. Deze terugvordering is <strong>voor</strong> de provincie<br />

een verplichting.<br />

Bij het <strong>voor</strong>gaande moet nog worden vermeld dat de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad<br />

onder dezelfde <strong>voor</strong>waarden recht heeft op politiek verlof als de<br />

provincieraadsleden.<br />

b gedeputeerden<br />

De gedeputeerden tewerkgesteld in de privésector hebben geen recht op<br />

politiek verlof om hun mandaat uit te oefenen. De wetgever ging er daarbij<br />

vanuit dat dit mandaat een voltijdse activiteit inhield en op zich niet verenigbaar<br />

was met een betrekking in de privésector.<br />

Al evenmin heeft de gedeputeerde, in tegenstelling tot wat geldt <strong>voor</strong> gemeentelijke<br />

uitvoerende mandaten, de mogelijkheid om tijdens de uitoefening<br />

van zijn mandaat loopbaanonderbreking te nemen.<br />

B oPenBAre sector<br />

Provincieraadsleden tewerkgesteld in een overheidsdienst hebben recht<br />

op twee dagen dienstvrijstelling per maand met behoud van wedde. Daarnaast<br />

hebben zij recht op vier dagen onbezoldigd facultatief politiek verlof<br />

per maand. De gedeputeerde wordt voltijds met onbezoldigd politiek verlof<br />

van ambtswege gezonden.<br />

Provincieraadsleden werkzaam in het onderwijs kunnen op hun verzoek<br />

een voltijds of deeltijds politiek verlof bekomen. Een gedeputeerde werkzaam<br />

in het onderwijs heeft voltijds politiek verlof van ambtswege.<br />

a Ambtenaren<br />

Voor de provincieraadsleden en gedeputeerden werkzaam bij een federale<br />

overheidsdienst, een <strong>Vlaamse</strong> overheidsdienst of een dienst van een lokale<br />

overheid, is respectievelijk in de wet van 18 september 1986, het besluit<br />

Politiek verlof<br />

Deel III<br />

95


Deel III<br />

96<br />

Politiek verlof<br />

HOOFDSTUK 8<br />

van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 13 januari 2006 houdende de rechtspositieregeling<br />

van het personeel van de diensten van de <strong>Vlaamse</strong> overheid en het<br />

decreet van 14 maart 2003, een regelgeving uitgewerkt die hen toelaat van<br />

de dienst afwezig te blijven <strong>voor</strong> de uitoefening van hun politiek mandaat.<br />

Het door deze regelgeving ingestelde politiek verlof is <strong>voor</strong> de betrokken<br />

personeelsleden een recht. Vanzelfsprekend kunnen ze krachtens deze regelgeving<br />

slechts politiek verlof krijgen als ze de onverenigbaarheden naleven<br />

die op hen toepasselijk zijn (zie blz. 73 e.v.).<br />

Het toepassingsgebied van de wet van 18 september 1986 tot instelling van<br />

het politiek verlof <strong>voor</strong> de personeelsleden van de overheidsdiensten is ruim<br />

omschreven. Het omvat niet alleen de personeelsleden werkzaam bij de federale<br />

overheidsdiensten (FOD’s) en parastatalen, maar bv. ook de personeelsleden<br />

werkzaam bij het administratief en logistiek kader van de lokale<br />

of federale politie, en de VZW’s waarin de federale overheid een overwegend<br />

aandeel heeft. Ze is van toepassing op de vastbenoemde, stagedoende, tijdelijke<br />

en contractuele personeelsleden van deze diensten, ongeacht of ze<br />

deze functie voltijds of deeltijds uitoefenen.<br />

Voor de vastbenoemde, stagedoende, tijdelijke en contractuele personeelsleden<br />

van de diensten van de <strong>Vlaamse</strong> overheid is de regelgeving <strong>voor</strong> politiek<br />

verlof uitgewerkt in het besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 13 januari<br />

2006 houdende de rechtspositieregeling van het personeel, ook genaamd<br />

Vlaams (raam)statuut personeel.<br />

Voor vastbenoemde, stagedoende, tijdelijke en contractuele personeelsleden<br />

in dienst bij provincies, gemeenten, OCMW’s, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden<br />

of VZW’s waarin deze besturen een overwegend aandeel<br />

hebben, geldt het decreet van 14 maart 2003 houdende regeling van het politiek<br />

verlof <strong>voor</strong> de personeelsleden van de provincies, gemeenten, de agglomeraties<br />

van gemeenten en openbare centra <strong>voor</strong> maatschappelijk welzijn,<br />

alsook de openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die<br />

onder hun controle of toezicht vallen. In tegenstelling tot de wet van 14 september<br />

1986, geldt deze regelgeving slechts <strong>voor</strong> deeltijdse personeelsleden<br />

waarvan de prestaties ten minste 80 % van de normale arbeidsduur bedragen.<br />

Niettemin worden deeltijdse personeelsleden waarvan de prestaties<br />

minder dan 80 % bedragen, met voltijds politiek verlof van ambtswege gezonden,<br />

<strong>voor</strong> de uitoefening van het ambt van gedeputeerde.<br />

De personeelsleden uit de onderwijssector zijn daarentegen uit het toepassingsgebied<br />

van vermelde regelgeving gelaten. het politiek verlof <strong>voor</strong><br />

deze personeelsleden is, zoals hierna besproken, geregeld in het onderwijsdecreet<br />

Iv van 28 april 1993.<br />

<strong>voor</strong>melde regelgeving <strong>voor</strong>ziet in dienstvrijstelling en facultatief politiek<br />

verlof <strong>voor</strong> provincieraadsleden en politiek verlof van ambtswege <strong>voor</strong> gedeputeerden.


HOOFDSTUK 8<br />

De dagen van dienstvrijstelling zijn bezoldigd en hebben geen gevolgen <strong>voor</strong><br />

de loopbaan van het personeelslid. Deze dagen afwezigheid hebben dus<br />

geen weerslag op de berekening van het rustpensioen en komen in aanmerking<br />

<strong>voor</strong> het bepalen van de geldelijke en statutaire anciënniteit.<br />

Het facultatief politiek verlof en het politiek verlof van ambtswege worden<br />

niet bezoldigd, maar zijn <strong>voor</strong> vastbenoemde personeelsleden gelijkgesteld<br />

met periodes van dienstactiviteit. De beschouwde periodes komen in aanmerking<br />

<strong>voor</strong> de berekening van de geldelijke dienstanciënniteit. In <strong>voor</strong>komend<br />

geval worden zij <strong>voor</strong> de berekening van het rustpensioen in aanmerking<br />

genomen.<br />

Bij tijdelijke en contractuele personeelsleden is alsdan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst<br />

geschorst. De periode van schorsing wordt echter wel in aanmerking genomen<br />

<strong>voor</strong> de bevordering tot een hogere wedde.<br />

Voormelde regelgeving <strong>voor</strong>ziet in een politiek verlof als volgt:<br />

1° Provincieraadsleden<br />

Provincieraadsleden hebben recht op twee dagen dienstvrijstelling per maand.<br />

Daarnaast hebben zij recht op vier dagen facultatief politiek verlof per maand.<br />

Het betrokken personeelslid bekomt deze dienstvrijstelling op zijn aanvraag.<br />

Voor personeelsleden die onder toepassing vallen van de wet van 18 september<br />

1986 is uitdrukkelijk bepaald dat dit recht op dienstvrijstelling kan<br />

worden overgedragen van de ene maand naar de andere, en is de dienstvrijstelling<br />

m.a.w niet gebonden aan de beschouwde maand. Voor de andere<br />

personeelsleden is dit laatste afhankelijk van de beslissing van hun leidend<br />

ambtenaar.<br />

In tegenstelling tot de privésector is er geen afhouding van de ontvangen<br />

bezoldiging tijdens de dagen van dienstvrijstelling op het presentiegeld dat<br />

het betrokken personeelslid als provincieraadslid heeft ontvangen.<br />

2° Gedeputeerden<br />

De gedeputeerde wordt voltijds met politiek verlof van ambtswege gezonden.<br />

b onderwijs<br />

De artikelen 29 tot en met 36 van het decreet van 28 april 1993 betreffende<br />

het onderwijs IV <strong>voor</strong>zien in een politiek verlof van ambtswege <strong>voor</strong> gedepu-<br />

Politiek verlof<br />

Deel III<br />

97


Deel III<br />

98<br />

Politiek verlof<br />

HOOFDSTUK 8<br />

teerden die personeelslid zijn van het Gemeenschapsonderwijs of het gesubsidieerd<br />

onderwijs. Voor de uitoefening van een mandaat als provincieraadslid<br />

kan een politiek verlof op verzoek bekomen worden. Het decreet<br />

<strong>voor</strong>ziet niet in een specifieke regeling <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad.<br />

Met personeelsleden zijn niet alleen bedoeld de leden van het bestuurs- en<br />

onderwijzend personeel, maar ook de leden van het opvoedend hulppersoneel,<br />

het psychopedagogisch, sociaal en medisch personeel, en het technisch<br />

en administratief personeel tewerkgesteld in de onderwijsinrichtingen<br />

van het Gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs. Tevens<br />

geldt de regeling ook <strong>voor</strong> de leden van de onderwijsinspectie, van de dienst<br />

<strong>voor</strong> onderwijsontwikkeling en van de pedagogische begeleidingsdiensten.<br />

Met onderwijsinrichtingen zijn bedoeld de inrichtingen <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>schools, lager<br />

en secundair onderwijs. Voor de hogescholen geldt de regeling <strong>voor</strong> het<br />

niet-onderwijzend personeel. Wat het onderwijzend personeel van de hogescholen<br />

betreft geldt de regeling bij wijze van overgang in afwachting van<br />

een specifieke regeling (artikel 315, § 1 i.s.m. artikel 366, I, decreet 13 juli<br />

1994 op de hogescholen en B.Vl.Reg. 9 mei 1996). Voor de personeelsleden<br />

van de universiteiten is er <strong>voor</strong>alsnog geen regeling.<br />

Het politiek verlof ingesteld door het Onderwijsdecreet IV van 28 april 1993<br />

geldt <strong>voor</strong> de vastbenoemde of tot de proeftijd met het oog op vaste benoeming<br />

toegelaten personeelsleden. Tijdelijke personeelsleden kunnen eveneens<br />

politiek verlof bekomen, <strong>voor</strong> zover dit verlof binnen hun aanstellingsperiode<br />

valt. Het door dit decreet ingesteld politiek verlof is <strong>voor</strong> de betrokken<br />

personeelsleden een recht.<br />

De gedeputeerde heeft voltijds politiek verlof van ambtswege. Dit politiek<br />

verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging.<br />

Een provincieraadslid kan op verzoek voltijds of deeltijds politiek verlof bekomen.<br />

De nadere modaliteiten zijn geregeld in een besluit van de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering van 27 april 2007.


HOOFDSTUK 9<br />

9 tucht en AAnsprAkelijkheid<br />

A tucht<br />

Er bestaan geen tuchtrechtelijke bepalingen t.a.v. de provincieraadsleden.<br />

Enkel een gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad kan een tuchtstraf<br />

opgelegd worden als de bij decreet omlijnde gronden kennelijk wangedrag<br />

of grove nalatigheid daartoe aanwezig zijn. Het Provinciedecreet<br />

schrijft slechts twee tuchtstraffen <strong>voor</strong>, m.n. de schorsing en de afzetting.<br />

Deze opsomming is limitatief. Alleen de <strong>Vlaamse</strong> regering is bevoegd tot<br />

het nemen van tuchtmaatregelen tegenover een gedeputeerde of een<br />

<strong>voor</strong>zitter van een provincieraad. Noch de provincieraad, noch de overige<br />

leden van de deputatie kunnen zo’n tuchtstraf uitspreken.<br />

Bij het tuchtonderzoek moet de betrokken gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter van<br />

een provincieraad op behoorlijke wijze zijn middelen van verdediging kunnen<br />

<strong>voor</strong>dragen.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 5 juni 2009 regelt dit tuchtonderzoek<br />

en <strong>voor</strong>ziet daarbij in procedureregels die de onpartijdigheid <strong>voor</strong><br />

de betrokken mandataris waarborgen.<br />

Noch de geschorste gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad <strong>voor</strong><br />

de duur van de schorsing, noch de afgezette gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter<br />

van de provincieraad kunnen hoe dan ook hun ambt verder uitoefenen. Zij<br />

mogen niet meer toegelaten worden tot de vergaderingen van de deputatie<br />

of het <strong>voor</strong>zitterschap van de provincieraad waarnemen. Bovendien<br />

kan de provincieraad een afgezette gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad<br />

eerst na verloop van twee jaar in die functie herkiezen.<br />

a toepassingsgebied - Bevoegde overheid<br />

Er bestaan geen tuchtrechtelijke bepalingen t.a.v. de provincieraadsleden. Zij<br />

zijn rechtstreeks verkozen door de kiezer en moeten slechts aan de kiezer<br />

verantwoording afleggen. Hun optreden kan door de kiezer worden gesanctioneerd<br />

bij de volgende verkiezingen.<br />

In de politieke sfeer betekenen tuchtmaatregelen ten aanzien van mandatarissen<br />

een aanzienlijke sanctie. Een gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad<br />

is een verkozen mandataris, terwijl een tuchtregeling principieel<br />

een dienstverband veronderstelt tussen de tuchtrechtelijke overheid en de<br />

leden van de groep op wie ze van toepassing is.<br />

Een gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad kan dan ook enkel een<br />

tuchtstraf opgelegd worden als de bij decreet omlijnde gronden kennelijk<br />

wangedrag of grove nalatigheid daartoe aanwezig zijn. Welke feiten als zodanig<br />

dienen gekwalificeerd te worden, bepaalt het decreet niet. Met het<br />

inschrijven van deze begrippen in het Provinciedecreet heeft de decreetgever<br />

- de gronden zijn overgenomen van de nieuwe Gemeentewet - duidelijk<br />

de bedoeling de uitoefening van het tuchtrecht op gekozen mandatarissen te<br />

Tucht en aansprakelijkheid<br />

Deel III<br />

Art. 69<br />

99


Art. 69<br />

Art. 69<br />

Deel III<br />

100<br />

HOOFDSTUK 9<br />

beperken tot welbepaalde zwaarwichtige feiten. Ofschoon de tuchtrechtelijke<br />

overheid vermag de feiten te appreciëren die naar haar oordeel het uitspreken<br />

van een tuchtstraf rechtvaardigen, moeten deze van zodanige omvang<br />

zijn dat zij in hoofde van de betrokkene een kennelijk wangedrag of grove<br />

nalatigheid uitmaken in de zin die de wetgever daaraan heeft willen geven,<br />

m.a.w. de door de tuchtrechtelijke overheid weerhouden feiten moeten de<br />

uit gesproken tuchtstraf kunnen dragen. Zowel feiten begaan tijdens de uitoefening<br />

van het ambt, als daarbuiten kunnen aanleiding geven tot een<br />

tuchtstraf. Uiteraard zullen feiten begaan in de uitoefening van het ambt de<br />

overheid eerder nopen tot het instellen van een tuchtprocedure.<br />

De deputatie als zodanig kan niet het <strong>voor</strong>werp uitmaken van een tuchtstraf.<br />

De gedeputeerden kunnen echter wel zo nodig individueel geroepen worden<br />

om, onder disciplinair oogpunt, verantwoordelijk gesteld te worden <strong>voor</strong><br />

handelingen van het college.<br />

Krachtens artikel 69, eerste lid van het Provinciedecreet is de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

bevoegd <strong>voor</strong> het opleggen van een tuchtstraf aan een gedeputeerde<br />

of een <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad.<br />

b soorten tuchtstraffen<br />

Artikel 69 van het Provinciedecreet schrijft slechts twee tuchtstraffen <strong>voor</strong>,<br />

m.n. de schorsing en de afzetting. Deze opsomming is limitatief. Het besluit<br />

waarbij de <strong>Vlaamse</strong> regering een gedeputeerde of een <strong>voor</strong>zitter van een<br />

provincieraad een waarschuwing, berisping of blaam oplegt, zou met<br />

machtsoverschrijding genomen zijn. In dezelfde zin is de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

er niet toe gerechtigd een gedeputeerde of een <strong>voor</strong>zitter van een provincieraad<br />

te schorsen bij ordemaatregel, bv. in afwachting van het instellen van<br />

een tuchtrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke uitspraak.<br />

Daartegenover staat dat de <strong>Vlaamse</strong> regering, zonder tot eigenlijke tuchtmaatregelen<br />

te komen, gerechtigd is een gedeputeerde of een <strong>voor</strong>zitter van<br />

een provincieraad te berichten dat bepaalde gedragingen of handelingen af<br />

te keuren zijn en hem aan te manen om tot een beter begrip van zijn ambtsverplichtingen<br />

te komen en zich daarnaar te gedragen.<br />

Alleen de <strong>Vlaamse</strong> regering is bevoegd tot het nemen van tuchtmaatregelen tegenover<br />

een gedeputeerde of een <strong>voor</strong>zitter van een provincieraad. Noch de provincieraad,<br />

noch de overige leden van de deputatie kunnen zo’n tuchtstraf uitspreken.<br />

Niets echter belet de raad of de andere gedeputeerden aan de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering de feiten mee te delen die naar hun oordeel het nemen van een tuchtmaatregel<br />

rechtvaardigen en haar te verzoeken een tuchtstraf uit te spreken.<br />

c rechten van de verdediging<br />

Bij het tuchtonderzoek moet de betrokken gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter van<br />

een provincieraad op behoorlijke wijze zijn middelen van verdediging kunnen<br />

<strong>voor</strong>dragen. Deze waarborg heeft de decreetgever in artikel 69 van het<br />

Provinciedecreet ingeschreven met de woorden “de betrokken persoon wordt<br />

<strong>voor</strong>af gehoord”.<br />

Tucht en aansprakelijkheid


HOOFDSTUK 9<br />

Het besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 5 juni 2009 regelt dit tuchtonderzoek<br />

en <strong>voor</strong>ziet daarbij in procedureregels die de onpartijdigheid <strong>voor</strong> de<br />

betrokken mandataris waarborgen.<br />

In de eerste plaats is het de provinciegouverneur die, in opdracht van de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering, het tuchtonderzoek voert en daarvan een tuchtverslag<br />

opstelt <strong>voor</strong> de tuchtoverheid de <strong>Vlaamse</strong> regering. Indien de provinciegouverneur<br />

van oordeel is dat een tuchtsanctie moet worden opgelegd doet hij<br />

een <strong>voor</strong>stel aan de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

Benevens het horen van de betrokkene in zijn verweermiddelen tijdens een<br />

hoorzitting, waarop de betrokken mandataris zich door een raadsman kan<br />

laten bijstaan, en waarvan proces-verbaal wordt opgemaakt, stelt vermeld<br />

besluit de betrokken mandataris ook in de gelegenheid om zijn verdediging<br />

naar behoren <strong>voor</strong> te bereiden. Daartoe moet hij ten minste éénentwintig<br />

dagen <strong>voor</strong> de hoorzitting bij aangetekend schrijven worden opgeroepen met<br />

onder meer vermelding van de ten laste gelegde feiten en de overweging<br />

van de tuchtstraf, en de mogelijkheid tot inzage van het tuchtdossier. Tevens<br />

heeft hij het recht om een schriftelijk verweer in te dienen tot op de dag van<br />

de hoorzitting en kan hij verzoeken om getuigen te horen.<br />

Tegen de beslissing van de <strong>Vlaamse</strong> regering waarbij een schorsing of afzetting<br />

wordt uitgesproken, kan de betrokken mandataris een beroep tot nietigverklaring<br />

instellen bij de Raad van State, of in <strong>voor</strong>komend geval in het kader<br />

van een administratief kort geding bij de Raad van State een verzoekschrift<br />

indienen tot schorsing van de uitvoering van de tuchtstraf. Het beroep<br />

tot nietigverklaring schort de uitvoering van de tuchtstraf niet op.<br />

d gevolgen<br />

Noch de geschorste gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad <strong>voor</strong> de<br />

duur van de schorsing, noch de afgezette gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter van de<br />

provincieraad kunnen hoe dan ook hun ambt verder uitoefenen. Zij mogen<br />

niet meer toegelaten worden tot de vergaderingen van de deputatie of het<br />

<strong>voor</strong>zitterschap van de provincieraad waarnemen. Bij schorsing wordt de wedde<br />

toegekend aan de mandataris die de geschorste gedeputeerde vervangt.<br />

De geschorste of afgezette mandataris die zijn ambt toch verder zou blijven<br />

uitoefenen is strafbaar krachtens artikel 262, eerste lid van het Strafwetboek.<br />

Daar de schorsing of afzetting enkel betrekking heeft op het ambt van gedeputeerde<br />

of <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad, behoudt de betrokkene evenwel<br />

zijn hoedanigheid van provincieraadslid en kan hij bijgevolg geldig deelnemen<br />

aan de beraadslagingen van de provincieraad.<br />

Bovendien kan de provincieraad, luidens het laatste lid van artikel 69 van<br />

het Provinciedecreet, een afgezette gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad<br />

eerst na verloop van twee jaar in die functie herkiezen.<br />

Tucht en aansprakelijkheid<br />

Deel III<br />

101


Deel III<br />

102<br />

HOOFDSTUK 9<br />

Deze bepaling geldt niet enkel <strong>voor</strong> de lopende zittijd van de provincieraad,<br />

maar ook — in de veronderstelling dat de termijn van twee jaar nog niet zou<br />

verstreken zijn — <strong>voor</strong> de na de verkiezing nieuw samengestelde provincieraad<br />

waarvan de afgezette gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter deel zou uitmaken. Aldus is<br />

<strong>voor</strong>komen dat de provincieraad de uitgesproken tuchtmaatregelen zou ongedaan<br />

maken door de afgezette gedeputeerde of <strong>voor</strong>zitter dadelijk opnieuw te<br />

verkiezen. Anderzijds is deze bepaling van toepassing in gelijk welke provincie.<br />

B AAnsPrAkelIjkheID<br />

Op basis van art. 17, § 6 sluit de provincie een verzekering af om de burgerlijke<br />

aansprakelijkheid, met inbegrip van de rechtsbijstand, te dekken<br />

die persoonlijk ten laste komt van de provincieraadsleden bij de normale<br />

uitoefening van hun mandaat.<br />

De provincie sluit tevens een verzekering af <strong>voor</strong> ongevallen van de provincieraadsleden,<br />

overkomen in het kader van de normale uitoefening van hun ambt.<br />

Behalve in geval van herhaling is de provincie op basis van art. 17, § 7<br />

burgerrechtelijk aansprakelijk <strong>voor</strong> de betaling van de geldboeten waartoe<br />

een provincieraadslid wordt veroordeeld wegens een misdrijf, begaan<br />

bij de normale uitoefening van zijn ambt, met uitzondering van de persoonlijke<br />

inbreuk begaan op de verkeersreglementering.<br />

De regresvordering van de provincie ten aanzien van de veroordeelde provincieraadsleden<br />

is beperkt tot de gevallen van bedrog, zware schuld of<br />

lichte schuld die bij hen gewoonlijk <strong>voor</strong>komen.<br />

Gedeputeerden kunnen als uitvoerende mandatarissen een burgerrechtelijke<br />

of strafrechtelijke aansprakelijkheid dragen bij de uitoefening van<br />

hun mandaat. De gedeputeerde die persoonlijk wordt aangesproken heeft<br />

echter de mogelijkheid om de overheid <strong>voor</strong> wie hij als orgaan optrad in<br />

de procedure te betrekken. Dergelijke tussenkomst laat de burgerlijke<br />

rechter toe om benevens de gedeputeerde ook de overheid van de mandataris<br />

tot schadevergoeding te veroordelen.<br />

De provincie is op grond van artikel 72 van het Provinciedecreet verplicht<br />

om bij een toegelaten maatschappij een verzekering af te sluiten <strong>voor</strong><br />

haar mandatarissen ter verzekering van hun aansprakelijkheid en rechtsbijstand.<br />

Deze verzekering moet de burgerrechtelijke aansprakelijkheid<br />

dekken die persoonlijk ten laste komt van de gedeputeerde bij de normale<br />

uitoefening van zijn mandaat.<br />

De verplichte aansprakelijkheidsverzekering met rechtsbijstand betreft<br />

enkel de burgerrechtelijke aansprakelijkheid. De strafrechtelijke aansprakelijkheid<br />

wordt niet gedekt. Lokale mandatarissen die een onrechtmatige<br />

daad plegen die tegelijk een misdrijf is, kunnen niettemin strafrechtelijk<br />

worden vervolgd.<br />

Tucht en aansprakelijkheid


HOOFDSTUK 9<br />

a vrijwillige of verplichte tussenkomst van de overheid in een<br />

rechtszaak<br />

Gedeputeerden kunnen als uitvoerende lokale mandatarissen een burgerrechtelijke<br />

of strafrechtelijke aansprakelijkheid dragen bij de uitoefening<br />

van hun mandaat.<br />

De rechtspraak gaat hierin zeer ver. Het Hof van Cassatie aanvaardde bv. de individuele<br />

aansprakelijkheid van elk van de leden van een college van burgemeester en schepenen,<br />

zelfs <strong>voor</strong> een beslissing die door het college collegiaal was genomen. Het Hof meende<br />

immers dat de collegiale beslissing niet meer was dan de som van de individuele beslissingen<br />

zodat elke mandataris persoonlijk aansprakelijk was <strong>voor</strong> de schade uit de beslissing.<br />

Naar anologie kan dit worden doorgetrokken naar de leden van de deputatie.<br />

De gedeputeerden beschikken evenwel over enige “actiemiddelen”. Zo<br />

heeft de gedeputeerde die persoonlijk wordt aangesproken de mogelijkheid<br />

om de overheid <strong>voor</strong> wie hij als orgaan optrad in de procedure te betrekken.<br />

Meer bepaald krachtens artikel 70, § 2 van het Provinciedecreet kan hij<br />

de provincie betrekken in het geding waarbij schadevergoeding wordt gevorderd<br />

van die mandataris naar aanleiding van schade die hij bij de uitoefening<br />

van zijn mandaat aan derden heeft berokkend. Deze tussenkomst kan zowel<br />

vrijwillig als gedwongen zijn en kan worden aangewend tijdens een burgerrechtelijke<br />

alsook in een strafrechtelijke procedure.<br />

Niet alleen de provincie maar ook de federale Staat, de <strong>Vlaamse</strong> Gemeenschap<br />

of het <strong>Vlaamse</strong> Gewest kunnen in het geding betrokken worden. De<br />

gedeputeerden kunnen immers handelen in het kader van de medebewindstaken<br />

die hen door deze overheden zijn opgelegd.<br />

Artikel 70 van het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet dat de gedeputeerde, in <strong>voor</strong>komend<br />

geval, naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid, de<br />

federale Staat, de <strong>Vlaamse</strong> Gemeenschap, het <strong>Vlaamse</strong> Gewest of de provincie<br />

op de hoogte brengt van het feit dat tegen hem een vordering tot schadevergoeding<br />

is ingesteld <strong>voor</strong> de burgerlijke rechter of de strafrechter naar<br />

aanleiding van schade die hij bij de uitoefening van zijn mandaat aan derden<br />

heeft berokkend.<br />

b Burgerrechtelijke aansprakelijkheid<br />

Dergelijke tussenkomst laat de burgerlijke rechter toe om benevens de<br />

gedeputeerde ook de overheid van de mandataris tot schadevergoeding te<br />

veroordelen. Naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid is de<br />

federale Staat, de <strong>Vlaamse</strong> Gemeenschap, het <strong>Vlaamse</strong> Gewest of de provincie<br />

immers burgerrechtelijk aansprakelijk <strong>voor</strong> de schade die de gedeputeerde<br />

aan derden berokkent bij de normale uitoefening van zijn mandaat.<br />

Tucht en aansprakelijkheid<br />

Deel III<br />

Art. 70, § 2<br />

Art. 70, § 1<br />

103


Art. 72<br />

Deel III<br />

104<br />

HOOFDSTUK 9<br />

Artikel 70, § 1 van het Provinciedecreet preciseert hieromtrent dat de gedeputeerde,<br />

ingeval hij bij de normale uitoefening van zijn mandaat schade berokkent<br />

aan de provincie of aan derden, hij enkel aansprakelijk is <strong>voor</strong> zijn<br />

bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als<br />

die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig <strong>voor</strong>komt.<br />

De overheid die dienovereenkomstig tot schadevergoeding is veroordeeld en<br />

de derde benadeelde schadeloosstelt, zal deze schadeloosstelling dus enkel<br />

van de gedeputeerde kunnen terugvorderen in het geval van opzet, zware<br />

fout of veel <strong>voor</strong>komende lichte fout.<br />

Luidens artikel 70, § 3 van het Provinciedecreet kunnen de vermelde overheden beslissen<br />

dat de schade slechts gedeeltelijk moet worden vergoed. Dit betekent niet dat de veroordeling<br />

van de gedeputeerde nog kan worden gewijzigd. Zowel wanneer de overheid van de<br />

mandataris vergoeding vordert <strong>voor</strong> de door haar geleden schade als wanneer zij tegen de<br />

mandataris een regresvordering instelt, kan zij beslissen dat de mandataris de schade<br />

slechts gedeeltelijk moet vergoeden.<br />

De provincie is op grond van artikel 72 van het Provinciedecreet verplicht<br />

om bij een toegelaten maatschappij een verzekering af te sluiten <strong>voor</strong> haar<br />

mandatarissen ter verzekering van hun aansprakelijkheid en rechtsbijstand.<br />

De provincie moet niet alleen een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering afsluiten <strong>voor</strong><br />

haar gedeputeerden, maar ook een ongevallenverzekering. Wat de dekkingsgraad betreft,<br />

gaat het bv. om verplaatsingen in het kader van het werk zoals een gedeputeerde op weg<br />

naar een studiedag. Het is geenszins de bedoeling om alle veiligheidsaspecten te dekken.<br />

Deze verzekering moet de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekken die<br />

persoonlijk ten laste komt van de gedeputeerde bij de normale uitoefening<br />

van zijn mandaat. Hiermee wordt iedere ambtsfout geviseerd, <strong>voor</strong> welke<br />

publiekrechtelijke rechtspersoon de mandataris ook optreedt. Verder moet<br />

de lichamelijke, materiële of immateriële schade van derden worden vergoed.<br />

De publiekrechtelijke rechtspersonen waarbinnen de betrokken mandatarissen<br />

hun ambt uitoefenen worden beschouwd als een derde ten opzichte<br />

van de mandataris. De mandatarissen die hun ambt uitoefenen, binnen<br />

dezelfde publiekrechtelijke rechtspersoon worden onderling als derden<br />

beschouwd om een doeltreffende vergoeding tussen natuurlijke personen te<br />

waarborgen.<br />

De artikelen 45 t.e.m. 54 van het Besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 19 januari<br />

2007 houdende het statuut van de lokale mandatarissen bevatten nadere<br />

regels <strong>voor</strong> de aansprakelijkheids- en rechtsbijstandsverzekering.<br />

Zo moet dekking van de verzekering permanent zijn, in hoofde van de begunstigden van de<br />

afgesloten polis.<br />

Tucht en aansprakelijkheid


HOOFDSTUK 9<br />

De aansprakelijkheidswaarborg mag niet beperkt zijn tot de schade die per ongeluk<br />

plaatsvindt, maar moet, krachtens de uitdrukkelijke bepalingen van de algemene, speciale<br />

of bijzondere <strong>voor</strong>waarden van de afgesloten polis, toegekend worden <strong>voor</strong> elk schadegeval<br />

ongeacht de frequentie ervan, <strong>voor</strong> de bedragen die vastgelegd zijn tegen de vermelde<br />

<strong>voor</strong>waarden. Wel wordt de burgerlijke aansprakelijkheid die <strong>voor</strong>tvloeit uit de toepassing<br />

van de wet op de verplichte autoverzekering uitgesloten. De polis kan nog andere uitsluitingen<br />

bevatten. Deze uitsluitingen moeten echter uitzonderlijk blijven ten opzichte van de<br />

gewaarborgde risico’s en mogen niet van die aard zijn dat ze, door hun omvang, de verkregen<br />

waarborg op onredelijke wijze in het gedrang brengen.<br />

De door de provincie afgesloten verzekering moet een onderdeel bevatten van het type<br />

rechtsbijstand burgerlijke en strafrechtelijke verdediging.<br />

De kosten van de premies <strong>voor</strong> de verzekering worden gedragen door een<br />

verplicht krediet dat is ingeschreven op het provinciebudget.<br />

c Aansprakelijkheid <strong>voor</strong> geldboeten<br />

De verplichte aansprakelijkheidsverzekering met rechtsbijstand betreft enkel<br />

de burgerrechtelijke aansprakelijkheid. De strafrechtelijke aansprakelijkheid<br />

wordt niet gedekt. Lokale mandatarissen die een onrechtmatige<br />

daad plegen die tegelijk een misdrijf is, kunnen niettemin strafrechtelijk<br />

worden vervolgd. Sinds de wet van 2 juni 1999 bestaat weliswaar de strafrechtelijke<br />

aansprakelijkheid van rechtspersonen, doch de federale Staat, de<br />

<strong>Vlaamse</strong> Gemeenschap, het <strong>Vlaamse</strong> Gewest en de provincies worden uit het<br />

toepassingsgebied van deze wet gesloten. Een provincie zal daarom nooit<br />

zelf kunnen worden vervolgd. Enkel de individuele mandatarissen die het<br />

misdrijf hebben gepleegd in de uitoefening van hun functie kunnen dan worden<br />

vervolgd; zij blijven de strafrechtelijke aansprakelijkheid van het lokale<br />

bestuur dragen.<br />

Alhoewel zij niet strafrechtelijk kan worden vervolgd, kan de strafrechter<br />

wel, naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid, de federale<br />

Staat, de <strong>Vlaamse</strong> Gemeenschap, het <strong>Vlaamse</strong> Gewest of de provincie aansprakelijk<br />

stellen <strong>voor</strong> de betaling van de geldboeten waartoe een gedeputeerde<br />

wordt veroordeeld wegens een misdrijf dat, luidens artikel 71, eerste<br />

lid van het Provinciedecreet, is begaan bij de normale uitoefening van zijn<br />

ambt. Betreft het een misdrijf van de mandataris buiten de normale uitoefening<br />

van zijn ambt is de provincie dus niet aansprakelijk. Hetzelfde geldt<br />

wanneer het om een herhaling van het misdrijf gaat of om een misdrijf, begaan<br />

door een persoonlijke inbreuk op de verkeersreglementering. Derhalve<br />

zijn bv. de verkeersboetes <strong>voor</strong> snelheidsovertredingen of foutparkeren uitgesloten.<br />

Het betreft hier in hoofde van de mandataris een persoonlijke inbreuk<br />

op de wegverkeerreglementering als deelnemer en niet als weggebruiker.<br />

Tucht en aansprakelijkheid<br />

Deel III<br />

Art. 71<br />

105


Deel III<br />

106<br />

HOOFDSTUK 9<br />

De regresvordering van de provincie <strong>voor</strong> de geldboeten ten aanzien van de<br />

strafrechtelijk veroordeelde gedeputeerde is op grond van artikel 71, tweede<br />

lid van het Provinciedecreet beperkt tot de gevallen van bedrog, zware<br />

schuld of lichte schuld die bij hen gewoonlijk <strong>voor</strong>komen. Deze regeling is<br />

ook van toepassing op de provincieraadsleden op basis van art. 17, § 7.<br />

Tucht en aansprakelijkheid


10 geldelijke regeling<br />

HOOFDSTUK 10<br />

Het statuut van het provincieraadslid en van de gedeputeerde wordt geregeld<br />

in twee afzonderlijke besluiten, namelijk het besluit van de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering van 5 juni 2009 houdende het statuut van de lokale en provinciale<br />

mandataris (BS 19 juni 2009) en het besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

van 5 juni 2009 houdende de bezoldigingsregeling van de lokale en provinciale<br />

mandataris (BS 19 juni 2009).<br />

A ProvIncIerAADsleDen<br />

a Presentiegelden<br />

De provincieraadsleden ontvangen geen wedde maar presentiegelden.<br />

De provincieraad bepaalt in zijn huishoudelijk reglement de grootte van het<br />

presentiegeld binnen de grenzen bepaald door de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

Het bedrag bedraagt minimaal 28,57 euro en maximaal 124,98 euro. Op basis<br />

van de indexkoppeling bedragen de bedragen momenteel 42,45 euro en<br />

185,71 euro.<br />

‘Art. 40: De provincieraad stelt bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement<br />

vast …<br />

1° de vergaderingen waar<strong>voor</strong> presentiegeld en een verplaatsingsvergoeding wordt verleend,<br />

het bedrag van het presentiegeld en verplaatsingsvergoeding en de nadere regels in<br />

verband met de eventuele terugbetaling van specifieke kosten die verband houden met de<br />

uitoefening van het mandaat van provincieraadslid;…’<br />

Het provinciebestuur heeft de mogelijkheid om het bedrag van het presentiegeld<br />

te bepalen in functie van het aantal en de duur van de vergaderingen,<br />

de complexiteit van de te behandelen onderwerpen en de daarbij behorende<br />

<strong>voor</strong>bereidingstijd. Het bestuur kan hierbij ook rekening houden met<br />

het al dan niet bijwonen van de volledige vergadering of slechts een gedeelte<br />

ervan.<br />

Het bedrag van de zitpenning binnen het provinciebestuur moet ook niet<br />

uniform zijn. Zo kan de provincieraads<strong>voor</strong>zitter een hogere zitpenning ontvangen<br />

dan de andere provincieraadsleden.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering houdende het statuut van de lokale en provinciale<br />

mandataris bepaalt dat aan de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad maximaal een dubbel presentiegeld<br />

kan worden toegekend <strong>voor</strong> het <strong>voor</strong>zitten van de raadszitting en dat de leden<br />

van het bureau <strong>voor</strong> hun deelname aan de zittingen van het bureau maximaal een dubbel<br />

presentiegeld, zoals vastgelegd <strong>voor</strong> het volgen van de provincieraad, ontvangen.<br />

Geldelijke regeling<br />

Deel III<br />

Art. 17, § 1<br />

en 2<br />

107


Art. 18, § 3<br />

Art. 17, § 1<br />

Deel III<br />

108<br />

Geldelijke regeling<br />

HOOFDSTUK 10<br />

De presentiegelden worden gerangschikt onder de baten, vermeld onder<br />

art. 27 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992. De zogenaamde<br />

baten, zijn alle inkomsten uit een vrij beroep, een ambt of post en alle niet<br />

als winst of als bezoldigingen aan te merken inkomsten uit een winstgevende<br />

bezigheid.<br />

De vertrouwenspersoon, die een provincieraadslid met een handicap bijstaat,<br />

heeft ook recht op een presentiegeld.<br />

De provincieraadsleden ontvangen presentiegeld als ze aanwezig zijn op de<br />

vergaderingen van de provincieraad. Zij kunnen ook presentiegeld ontvangen<br />

<strong>voor</strong> de deelname aan vergaderingen die verband houden met hun mandaat.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering bepaalt welke vergaderingen behoren tot hun mandaatverplichtingen.<br />

In art. 10 van het besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering houdende de bezoldigingsregels van de<br />

provinciale mandataris (5 juni 2009) wordt hier<strong>voor</strong> volgende limitatieve lijst weergegeven:<br />

1° de vergaderingen van de provincieraadscommissies, met inbegrip van de vergaderingen<br />

waar<strong>voor</strong> de provincieraadsleden overeenkomstig artikel 39, § 3, vierde lid, van het<br />

Provinciedecreet aangewezen zijn als lid met raadgevende stem, en de afdelingen;<br />

2° de vergaderingen met de vertegenwoordigers van de intern verzelfstandigde agentschappen;<br />

3° de vergaderingen waar<strong>voor</strong> het aanwezigheidsquorum niet werd bereikt, maar waar<strong>voor</strong><br />

de leden, als het bereikt was, wel presentiegeld zouden genieten;<br />

4° de vergaderingen die slechts gedeeltelijk werden bijgewoond;<br />

5° de vergaderingen die hervat worden.<br />

Het staat de provincieraad vrij om, binnen de lijst van de <strong>Vlaamse</strong> regering,<br />

te beslissen <strong>voor</strong> welke vergaderingen hij presentiegelden toekent. Dit kan<br />

dus ook verschillen van provincie tot provincie.<br />

Voor vergaderingen, die niet op de lijst <strong>voor</strong>komen, en evenmin raadsvergaderingen<br />

zijn, kan geen presentiegeld worden toegekend.<br />

Het is de bedoeling dat de besturen zoveel als mogelijk, de vergoeding beschouwen<br />

als zijnde een tegemoetkoming <strong>voor</strong> enerzijds de aanwezigheid op<br />

de vergaderingen en anderzijds de <strong>voor</strong>bereiding van de dossiers. Het opvragen<br />

en het raadplegen van de dossiers kan hierbij een criterium zijn.<br />

Een provincieraadslid heeft enkel recht op presentiegeld als het werkelijk<br />

aanwezig is geweest op een vergadering van de provincieraad of de vergadering<br />

waar<strong>voor</strong> presentiegelden worden toegekend. Daartoe wordt een aanwezigheidsregister<br />

ondertekend. Enkel het tekenen van het aanwezigheidsregister<br />

vóóraleer de vergadering begint, geeft nog geen recht op presentiegeld.<br />

Als er tijdens de vergadering geen beslissingen kunnen genomen worden,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld wegens het niet bereiken van het aanwezigheidsquorum, blijven<br />

de aanwezige provincieraadsleden recht hebben op het presentiegeld.


HOOFDSTUK 10<br />

Verschillende vergaderingen van één of meer bestuursorganen die plaatsvinden<br />

op dezelfde dag kunnen recht geven op meerdere presentiegelden.<br />

De vergaderingen die deels besloten en deels openbaar zijn, geven slechts<br />

recht op één presentiegeld.<br />

Provincieraadsleden kunnen vergoedingen en presentiegelden ontvangen<br />

ten laste van autonome provinciebedrijven. Gedeputeerden niet.<br />

Als een provincieraadslid een gedeputeerde vervangt gedurende minstens<br />

dertig opeenvolgende dagen, wordt hem die vergoeding betaald. Als een<br />

provincieraadslid de vergoeding van een gedeputeerde ontvangt, vervalt die<br />

van de gedeputeerde.<br />

b vergoeding <strong>voor</strong> reiskosten<br />

De provincieraadsleden die hun woonplaats hebben op ten minste 5 km van<br />

de plaats van de vergadering, ontvangen een vergoeding <strong>voor</strong> reiskosten, gelijk<br />

aan de prijs van de reis van hun woonplaats naar de zetel van de provincieraad,<br />

op de lijnen van de openbare vervoerdiensten.<br />

Als zij van hun eigen voertuig gebruikmaken, wordt die vergoeding berekend<br />

volgens het tarief dat is vastgesteld op het stuk van de reiskosten toegekend<br />

aan het personeel van de provincie.<br />

Het bedrag van de vergoeding <strong>voor</strong> reiskosten wordt door de provincieraad<br />

vastgesteld in het huishoudelijk reglement.<br />

De vergoeding <strong>voor</strong> de reiskosten wordt bepaald volgens de dagen aanwezigheid,<br />

zoals die is vastgesteld in de registers die <strong>voor</strong> dat doel bijgehouden<br />

worden.<br />

De vertrouwenspersoon die een provincieraadslid met een handicap bijstaat,<br />

heeft ook recht op een vergoeding <strong>voor</strong> reiskosten onder dezelfde <strong>voor</strong>waarden<br />

als de provincieraadsleden.<br />

c Andere onkostenvergoedingen<br />

De provincie kan aan het provincieraadslid, de <strong>voor</strong>zitter, het bureaulid van<br />

de provincieraad, de <strong>voor</strong>zitter van een fractie of een commissie specifieke<br />

kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat terugbetalen,<br />

maar wel binnen de grenzen bepaald door de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

Het gaat hier om een effectieve terugbetaling van werkelijk gemaakte en<br />

bewezen uitgaven, <strong>voor</strong>tvloeiend uit het mandaat.<br />

Geldelijke regeling<br />

Deel III<br />

Art. 68<br />

Art. 17, § 4<br />

Art. 18<br />

Art. 17, § 3<br />

109


Art. 17, § 2<br />

Deel III<br />

110<br />

Geldelijke regeling<br />

HOOFDSTUK 10<br />

De kosten dienen betrekking te hebben op:<br />

- uitoefening van het mandaat;<br />

- noodzakelijk zijn <strong>voor</strong> de uitoefening van het mandaat;<br />

- moeten bewezen worden.<br />

De kosten dienen verantwoord te worden met bewijsstukken. Kosten gemaakt<br />

omwille van persoonlijke redenen worden uiteraard niet vergoed.<br />

De provinciegriffier beoordeelt of de kosten voldoen aan de <strong>voor</strong>waarden. De<br />

relevantie en de kostprijs van de kosten <strong>voor</strong> vorming wordt beoordeeld door<br />

de provinciegriffier in overleg met de ambtenaar verantwoordelijk <strong>voor</strong> de<br />

vorming.<br />

Het is ook mogelijk, zoals <strong>voor</strong> het bedrag der zitpenningen, op het vlak van<br />

de terugbetaling van de gemaakte kosten een onderscheid te maken tussen<br />

het mandaat van provincieraadslid, <strong>voor</strong>zitter van de raad, de fractie of de<br />

commissie.<br />

Het Besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering houdende de bezoldigingsregeling van de lokale en<br />

provinciale mandataris bepaalt hierover het volgende (5 juni 2009, BS 19 juni 2009):<br />

De <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad kan een jaarvergoeding ontvangen van maximaal<br />

10.712,76 €. Aan de fractie<strong>voor</strong>zitters van de provincieraad kan een jaarvergoeding van<br />

maximaal 1.785,46 € worden toegekend. Aan de commissie<strong>voor</strong>zitter van de provincieraad<br />

kan een jaarvergoeding van maximaal 1.071,28 € worden toegekend. Indien de onder<strong>voor</strong>zitter<br />

hem vervangt, ontvangt hij een dubbel presentiegeld.<br />

Deze kosten dienen verantwoord te worden met bewijsstukken.<br />

Jaarlijks wordt er een gedetailleerd verslag gemaakt van de terugbetaling van de kosten<br />

van de mandatarissen. Dat verslag is openbaar en wordt <strong>voor</strong>gelegd aan de provincieraad.<br />

d compensatie bij inkomensverlies<br />

Een aantal reglementeringen maakt de cumulatie met het presentiegeld<br />

ofwel niet mogelijk, ofwel beperkt mogelijk.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering dient in uitvoering van artikel 17, § 2 de wijze te bepalen<br />

waarop de provincieraad het presentiegeld van de leden van de provincieraad<br />

moet aanvullen of verminderen. De bepalingen in het Provinciedecreet<br />

kennen aan de provincie de bevoegdheid toe om het bedrag te bepalen<br />

waarmee de presentiegelden van het provincieraadslid worden aangevuld of<br />

verminderd op de wijze die de <strong>Vlaamse</strong> regering bepaalt. Het bestuur heeft<br />

geen appreciatiebevoegdheid als aan alle <strong>voor</strong>waarden is voldaan. De aanvulling<br />

of vermindering zal alleen worden toegekend op <strong>voor</strong>waarde dat de<br />

mandataris daar zelf om verzoekt. Bovendien zal het presentiegeld slechts<br />

worden verminderd als het betrokken provincieraadslid andere wettelijke of<br />

reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen ontvangt.<br />

Het zal pas worden aangevuld als daarmee de compensatie van het<br />

inkomensverlies wordt beoogd.<br />

Ten slotte moet de provinciegriffier vaststellen dat aan alle vereiste <strong>voor</strong>waarden<br />

is voldaan. Op basis van de vaststellingsbevoegdheid, vermeld in<br />

artikel 17, § 2 van het Provinciedecreet oordeelt de provinciegriffier of het<br />

dossier in orde is. Om die reden voegt de betrokken mandataris, bij die aan-


HOOFDSTUK 10<br />

vraag, de nodige bewijsstukken waaruit blijkt dat de aanvulling of vermindering<br />

van presentiegeld moet worden <strong>voor</strong>zien zodat ofwel de betrokkene<br />

geen inkomensverlies lijdt ofwel de andere wedden, vergoedingen of wettelijke<br />

of reglementaire toelagen ongewijzigd blijven.<br />

Het presentiegeld wordt aangevuld in geval van inkomensverlies door vermindering<br />

of schrapping van andere wettelijke of reglementaire wedden,<br />

pensioenen, vergoedingen of toelagen. Er is met andere woorden slechts<br />

van compensatie sprake als er kan worden aangetoond dat er werkelijk inkomensverlies<br />

is geleden. Met het begrip inkomensverlies wordt bedoeld<br />

het actuele verlies dat een mandataris in het jaar dat <strong>voor</strong>afgaat aan de indiening<br />

van de aanvraag lijdt op de bezoldigingen, vergoedingen, pensioenen<br />

e.d. waarop hij recht heeft en waarbij dit verlies het gevolg is van de toepassing<br />

van de cumulatieregels in de regelgevingen die deze inkomens beheersen.<br />

Hiertoe moet worden nagegaan of de inkorting van het inkomen het<br />

rechtstreekse gevolg is van reglementaire regelingen die cumulatiebeperkingen<br />

instellen en er financiële gevolgen aan verbinden.<br />

Gevallen van cumulatie:<br />

Beroepsinkomsten<br />

Er is geen cumulatiebeperking tussen het bedrag van de ontvangen zitpenningen en andere<br />

beroepsinkomsten als zelfstandige, loontrekkende of ambtenaar.<br />

Cumulatie met een wedde van burgemeester en schepen<br />

Het presentiegeld van provincieraadslid en provincieraads<strong>voor</strong>zitter mag gecumuleerd<br />

worden met een wedde van schepen of van burgemeester.<br />

Evenwel dient opgemerkt te worden dat de som van de wedde van de burgemeester en<br />

schepen met de vergoedingen, wedden en presentiegelden ontvangen <strong>voor</strong> andere activiteiten<br />

niet hoger mag zijn dan anderhalf maal het bedrag van de vergoeding van de leden<br />

van het Vlaams parlement. Voor het berekenen van dit bedrag komen in aanmerking: de<br />

vergoedingen, wedden en presentiegelden die <strong>voor</strong>tvloeien uit de uitoefening van een<br />

openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard. Indien<br />

de som hoger ligt wordt de wedde van burgemeester of schepen afgetopt (art. 70<br />

Gemeentedecreet).<br />

Pensioen<br />

Wanneer het provincieraadslid gepensioneerd is mag hij zijn zitpenningen cumuleren met<br />

zijn rust- of overlevingspensioen <strong>voor</strong> zover het inkomen per kalenderjaar de toegelaten<br />

grenzen niet overschrijdt. Deze bedragen worden regelmatig aangepast en variëren <strong>voor</strong><br />

gepensioneerden vóór of na 65 jaar, met of zonder kinderlast, loontrekkenden, ambtenaren<br />

of zelfstandigen. De desbetreffende regelgeving is: KB van 21.12.1967 betreffende het rust-<br />

en overlevingspensioen <strong>voor</strong> werknemers, KB van 22.12.1967 betreffende het rust- en<br />

overlevingspensioen <strong>voor</strong> zelfstandigen, de wet van 5.04.1994 houdende regeling van de<br />

cumulatie van pensioen van de openbare sector met inkomsten <strong>voor</strong>tvloeiende uit de uitoefening<br />

van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen en de latere wijzigingen.<br />

Het overschrijden van deze grenzen wordt gesanctioneerd door een schorsing of een vermindering<br />

van het pensioen, naargelang het geval.<br />

Geldelijke regeling<br />

Deel III<br />

111


Art. 17, § 6<br />

Art. 17, § 6<br />

Deel III<br />

112<br />

Geldelijke regeling<br />

HOOFDSTUK 10<br />

Werkloosheidsuitkering en brugpensioen<br />

Het KB van 21 maart 2003, tot wijziging van artikel 46, § 3, 1° van het KB van 25.11.1991<br />

houdende de werkloosheidsreglementering, waarin de inkomsten opgesomd worden die<br />

niet beschouwd worden als loon zodat het recht op een werkloosheidsuitkering blijft bestaan,<br />

heeft ook de inkomsten die <strong>voor</strong>tvloeien uit het mandaat van provincieraadslid opgenomen,<br />

zodat de cumulatie met de werkloosheidsuitkering mogelijk is geworden.<br />

Dit heeft ook tot gevolg dat de bruggepensioneerden hun presentiegelden kunnen genieten<br />

zonder dat hun brugpensioen in gevaar komt.<br />

tijdskrediet<br />

Voor een provincieraadslid is het niet mogelijk gebruik te maken van het stelsel van tijdskrediet.<br />

Volgens art. 7 van het KB 12.12.2001 tot uitvoering van hoofdstuk VI van de wet van<br />

10.08.2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven, is<br />

het tijdskrediet niet cumuleerbaar met een politiek mandaat, met uitzondering van een<br />

mandaat als gemeenteraadslid of OCMW-lid. Het mandaat van provincieraadslid is niet opgenomen<br />

bij de uitzonderingen.<br />

Inkomsten uit de ziekteverzekering<br />

De gemeenteraadsleden die een vervangend inkomen genieten uit de ziekteverzekering<br />

omdat zij arbeidsongeschikt zijn wegens ziekte of invaliditeit mogen dit cumuleren met<br />

hun zitpenningen als gemeenteraadslid. Art. 232, § 1 van het KB van 4.11.1963 tot uitvoering<br />

van de wet van 9.08.1963 tot instelling en organisatie van een regeling <strong>voor</strong> verplichte<br />

verzekering <strong>voor</strong> geneeskundige verzorging en uitkeringen, bepaalt immers dat de inkomsten<br />

die <strong>voor</strong>tvloeien uit het mandaat van gemeenteraadslid niet in aanmerking komen, bij<br />

de berekening bij samenloop van de uitkering en beroepsinkomen.<br />

Evenwel geldt dit niet <strong>voor</strong> de provincieraadsleden, zodat er wel rekening gehouden wordt<br />

met het presentiegeld om het bedrag van de tegemoetkoming te berekenen.<br />

e Aansprakelijkheids- en rechtsbijstandsverzekering<br />

Wat het statuut betreft inzake het provincieraadslid kan verder nog verwezen<br />

worden naar de aansprakelijkheids- en rechtsbijstandsverzekering: zie<br />

blz. 102.<br />

f ongevallenverzekering<br />

De provincie sluit een verzekering af <strong>voor</strong> ongevallen die provincieraadsleden<br />

overkomen in het kader van de normale uitoefening van hun ambt.<br />

B geDePuteerDen<br />

Artikel 68 van het Provinciedecreet bepaalt het statuut van de gedeputeerden.<br />

Dit statuut komt in belangrijke mate overeen met het statuut van de<br />

<strong>Vlaamse</strong> Volksvertegenwoordigers.


HOOFDSTUK 10<br />

De gedeputeerden, die tevens provincieraadslid zijn, kunnen geen aanspraak<br />

maken op een presentiegeld <strong>voor</strong> het bijwonen van de vergaderingen van de<br />

provincieraad of de andere vergaderingen waar<strong>voor</strong> een presentiegeld wordt<br />

toegekend.<br />

a vergoeding<br />

De gedeputeerde geniet ten laste van de provincies een vergoeding, waarvan<br />

het bedrag gelijk is aan de parlementaire vergoeding van de leden van het<br />

Vlaams Parlement. In geval van verhindering of schorsing wordt de aan het<br />

ambt verbonden vergoeding toegekend aan diegene die het verhinderde of geschorste<br />

lid van de deputatie vervangt. De verhinderde of geschorste gedeputeerde<br />

ontvangt geen vergoeding <strong>voor</strong> de periode van verhindering of schorsing.<br />

De gedeputeerde ontvangt een forfaitaire onkostenvergoeding die alle kosten,<br />

verbonden aan de uitoefening van het ambt, dekt. Het bedrag van de<br />

onkostenvergoeding is gelijk aan de forfaitaire vergoeding die <strong>voor</strong> de in<br />

het raam van het mandaat van <strong>Vlaamse</strong> volksvertegenwoordiger gemaakte<br />

kosten wordt toegekend.<br />

Een gedeputeerde die buiten de provinciehoofdplaats verblijft, ontvangt<br />

evenwel een reiskostenvergoeding overeenkomstig de door de provincieraad<br />

vastgestelde regels.<br />

De gedeputeerde mag, buiten de vastgestelde vergoedingen, geen bijkomende<br />

vergoedingen genieten ten laste van de provincie en de extern verzelfstandigde<br />

agentschappen van de provincie en hun filialen, om welke reden<br />

of onder welke benaming ook.<br />

b Begrenzing bijkomende bezoldigingen op basis van een<br />

openbare functie<br />

Het bedrag van de vergoedingen, salarissen of presentiegelden die gedeputeerden<br />

ontvangen als bezoldiging <strong>voor</strong> naast hun mandaat als gedeputeerde<br />

uitgeoefende activiteiten, mag de helft van het bedrag van de vastgestelde<br />

vergoedingen niet overschrijden. Voor de berekening van dat bedrag komen<br />

de vergoedingen, de salarissen of de presentiegelden die <strong>voor</strong>tvloeien<br />

uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een<br />

openbaar ambt van politieke aard, in aanmerking.<br />

Er wordt een exhaustieve opsomming gegeven van wat dient te worden begrepen onder “de<br />

vergoedingen, salarissen en presentiegelden die <strong>voor</strong>tvloeien uit de uitoefening van een openbaar<br />

mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard”, namelijk:<br />

1° presentiegelden ontvangen als lid van de gemeenteraad en als lid van de bestuursorganen<br />

van gemeentelijk extern verzelfstandigde agentschappen en hun filialen;<br />

2° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van een intergemeentelijk samenwerkingsverband<br />

als vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke<br />

samenwerking;<br />

Geldelijke regeling<br />

Deel III<br />

Art. 68<br />

Art. 68<br />

113


Art. 68<br />

Art. 68<br />

Art. 68 bis<br />

Deel III<br />

114<br />

Geldelijke regeling<br />

HOOFDSTUK 10<br />

3° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van sociale huisvestingsmaatschappijen;<br />

4° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van de rechtspersonen als vermeld<br />

in artikel 195 van het Gemeentedecreet zijnde de verenigingen, stichtingen en vennootschappen<br />

met sociaal oogmerk of ter oprichting van een PPS;<br />

5° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van rechtspersonen als vermeld<br />

in artikel 188 van het Provinciedecreet zijnde de verenigingen, stichtingen en vennootschappen<br />

met sociaal oogmerk of ter oprichting van een PPS;<br />

6° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van rechtspersonen als bedoeld<br />

in Titel VII, Hoofdstuk I, II en III van het decreet betreffende de organisatie van de openbare<br />

centra <strong>voor</strong> maatschappelijk welzijn.<br />

Deze cumulbeperking geldt niet <strong>voor</strong> inkomsten uit privéberoepsactiviteiten.<br />

c uittredingsvergoeding<br />

Er wordt een uittredingsvergoeding toegekend aan de gedeputeerden die<br />

hun mandaat beëindigen, onder dezelfde <strong>voor</strong>waarden als de uittredingsvergoeding<br />

van de leden van het Vlaams Parlement.<br />

d Pensioen<br />

De gewezen gedeputeerden of hun rechtverkrijgende ontvangen een pen-<br />

sioen waarvan de provincieraad de <strong>voor</strong>waarden en de wijze van toekenning<br />

vaststelt, zoals bepaald in artikel 105, § 5, van de Provinciewet.<br />

e vertrouwenspersoon gedeputeerde<br />

De gedeputeerde die wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan<br />

vervullen, kan zich <strong>voor</strong> de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door<br />

een vertrouwenspersoon.<br />

Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen<br />

ter beschikking en heeft hij dezelfde verplichtingen als een provincieraadslid,<br />

maar hij is niet gehouden tot de eedaflegging. Hij heeft <strong>voor</strong> elke<br />

vergadering eveneens recht op presentiegeld onder dezelfde <strong>voor</strong>waarden<br />

als een provincieraadslid.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering bepaalt de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid<br />

van een gedeputeerde met een handicap.<br />

f Aansprakelijkheidsverzekering<br />

Zie blz. 102 e.v.


HOOFDSTUK 11<br />

11 eretitels, Onderscheidingstekens<br />

en Ambtskledij<br />

Zowel aan provincieraadsleden als aan gedeputeerden kan de eretitel van<br />

het mandaat worden toegekend.<br />

A ProvIncIerAADsleDen<br />

De provincieraad kent de eretitels toe aan de provincieraadsleden.<br />

Het komt de provincieraden toe om – desgevallend – de nadere regels daartoe<br />

vast te stellen.<br />

B geDePuteerDen<br />

a Algemeen<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering kent de eretitels toe onder de <strong>voor</strong>waarden die ze<br />

vaststelt, en bepaalt de onderscheidingstekens en de ambtskledij van de gedeputeerden.<br />

b eretitels<br />

Een aftredend lid van de deputatie, dat zijn ambt gedurende een legislatuur<br />

of ten minste zes jaar in dezelfde provincie heeft uitgeoefend, kan de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering verzoeken hem de eretitel van zijn ambt te verlenen.<br />

De jaren als gedeputeerde van de provincie Brabant worden meegerekend bij de vaststelling<br />

van de anciënniteits<strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> de toekenning van de eretitel van gedeputeerde<br />

van de provincie Vlaams-Brabant.<br />

Het verzoek tot verlening van een eretitel van gedeputeerde wordt door de<br />

betrokkene schriftelijk ingediend bij de provinciegouverneur.<br />

Het verzoek kan met instemming van de betrokkene ook door de provincieraad<br />

worden ingediend.<br />

Als de betrokkene overleden is, kan het verzoek worden ingediend door de<br />

rechtsopvolgers van de betrokkene of door de raad, met instemming van de<br />

rechtsopvolgers.<br />

Eretitels, onderscheidingstekens en ambtskledij<br />

Deel III<br />

115


Deel III<br />

116<br />

HOOFDSTUK 11<br />

De eretitel van het ambt van gedeputeerde, burgemeester, schepen, schepen<br />

van rechtswege, <strong>voor</strong>zitter van het openbaar centrum <strong>voor</strong> maatschappelijk<br />

welzijn, <strong>voor</strong>zitter van het districtscollege of lid van het districtscollege<br />

mag niet worden gevoerd:<br />

- gedurende de periode dat een van die mandaten werkelijk wordt uitgeoefend;<br />

- door een door een provincie, gemeente of een openbaar centrum <strong>voor</strong><br />

maatschappelijk welzijn bezoldigde persoon.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering kan de eretitel intrekken. Zij zal dit alleszins doen als<br />

naderhand blijkt dat de betrokkene niet blijkt te voldoen aan de toekennings<strong>voor</strong>waarden.<br />

c onderscheidingstekens<br />

Het lid van de deputatie draagt een sjerp met franjes op een achtergrond<br />

met de kleuren van de provincie. De provincieraad bepaalt de kleuren van de<br />

franjes. Op de sjerp van de gedeputeerde staat de <strong>Vlaamse</strong> Leeuw en kan<br />

facultatief het wapenschild van de provincie worden toegevoegd.<br />

De mannelijke mandatarissen dragen de sjerp om hun middel, waarbij het<br />

zwart zich bovenaan bevindt. De vrouwelijke mandatarissen dragen de sjerp<br />

over hun rechterschouder met de knoop in hun linkerzijde, waarbij het zwart<br />

zich het dichtst bij de hals bevindt.<br />

De mandatarissen dragen hun sjerp enkel naar aanleiding van en bij de<br />

openbare uitoefening van hun bevoegdheid ter gelegenheid van evenementen<br />

of plechtigheden die uitsluitend op het grondgebied van de provincie<br />

plaatsvinden.<br />

Bij de beëindiging van hun ambt of bij een tuchtrechtelijke schorsing zijn de<br />

mandatarissen niet gerechtigd om hun sjerp te dragen.<br />

d Ambtskledij<br />

De kledij die de mandatarissen dragen, mag niet verwijzen naar een andere<br />

hoedanigheid of een ander ambt.<br />

Omtrent deze kledij is verder niets bepaald. Een koninklijk besluit van 15 januari<br />

1837 dat daartoe wel regels vastlegde, maar in onbruik was geraakt,<br />

is door <strong>voor</strong>meld besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering met ingang van 1 januari<br />

2007 opgeheven.<br />

Eretitels, onderscheidingstekens en ambtskledij


12 prOVinciegOuVerneur<br />

HOOFDSTUK 12<br />

De provinciegouverneur is zowel commissaris van de <strong>Vlaamse</strong> en de federale<br />

regering in de provincie als <strong>voor</strong>zitter van de deputatie.<br />

Hij wordt, op eensluidend advies van de federale ministerraad, benoemd<br />

door de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

A BenoemIng, AmBtskenmerken en WoonPlAAts<br />

De provinciegouverneur is in de eerste plaats commissaris van de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering in de provincie. De provinciegouverneur staat onder het (hiërarchisch)<br />

gezag van de <strong>Vlaamse</strong> regering (art. 3 van het besluit van de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering van 5 maart 2004 tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneur<br />

en de adjunct van de provinciegouverneur van de provincie<br />

Vlaams-Brabant). De provinciegouverneur is in de tweede plaats ook commissaris<br />

van de federale regering. In de derde plaats heeft de provinciegouverneur<br />

ook een plaats in het provinciebestuur, als <strong>voor</strong>zitter van de<br />

deputatie.<br />

De regels <strong>voor</strong> de benoeming van de provinciegouverneur zijn aangepast aan<br />

het feit dat hij regeringscommissaris is zowel <strong>voor</strong> de <strong>Vlaamse</strong> als <strong>voor</strong> de<br />

federale regering. Deze regels <strong>voor</strong> de benoeming van de provinciegouverneurs<br />

liggen vast in de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming<br />

van de instellingen. Artikel 6, § 1, VIII, 1° BWHI luidt als volgt “De provinciegouverneurs,<br />

de provinciegouverneur en de vicegouverneur van het administratief<br />

arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct van de provinciegouverneur<br />

van de provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementscommissarissen<br />

en de adjunct-arrondissementscommissarissen worden benoemd en afgezet<br />

door de betrokken gewestregering, op eensluidend advies van de ministerraad”.<br />

In de memorie van toelichting bij het ontwerp van Provinciedecreet maakt de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

expliciet de keuze om de principes en uitgangspunten die aan de grondslag liggen<br />

van het Gemeentedecreet zoveel als mogelijk ook van toepassing te maken op de provincies<br />

(en in een latere fase ook op de OCMW’s). Een van de meest markante verschillen<br />

tussen de gemeenten enerzijds en de provincies anderzijds blijft de positie van de provinciegouverneur<br />

in vergelijking met deze van de burgemeester. Zowel de burgemeester als<br />

de provinciegouverneur worden weliswaar benoemd door de <strong>Vlaamse</strong> regering. Maar <strong>voor</strong><br />

de burgemeester gebeurt dit in de regel uit de verkozen gemeenteraadsleden op basis van<br />

een <strong>voor</strong>drachtsakte en <strong>voor</strong> zes jaar. Voor de provinciegouverneur gebeurt dit op eensluidend<br />

advies van de federale ministerraad. Een en ander heeft tot gevolg dat het profiel van<br />

de provinciegouverneur heel sterk dit is van regeringscommissaris, wat bij de burgemeester<br />

niet het geval is. Daarom is het ook noodzakelijk geweest om een aantal bepalingen in<br />

Provinciegouverneur<br />

Deel III<br />

117


Art. 61<br />

Art. 52<br />

Art. 66, § 1<br />

Deel III<br />

118<br />

HOOFDSTUK 12<br />

het Provinciedecreet anders te formuleren dan de vergelijkbare bepalingen in het<br />

Gemeentedecreet. Voorbeelden hiervan zijn de bepalingen over het <strong>voor</strong>zitterschap van (en<br />

het stemrecht in) de deputatie en de bepalingen over de ondertekening van de briefwisseling<br />

en akten van de provincie.<br />

De volgende toelatings<strong>voor</strong>waarden gelden om tot provinciegouverneur benoemd<br />

te kunnen worden:<br />

- Belg zijn;<br />

- een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt<br />

van gouverneur;<br />

- de burgerlijke en politieke rechten genieten;<br />

- aan de dienstplichtwetten voldoen.<br />

De provinciegouverneur verblijft in principe in de hoofdplaats van de provincie.<br />

Als hij in een andere plaats van de provincie wil wonen, vergt dit een<br />

advies van de provincieraad gevolgd door een beslissing van de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

B eeDAfleggIng<br />

De ambtsaanvaarding van de provinciegouverneur bestaat in het afleggen<br />

van de bij artikel 61 van het Provinciedecreet <strong>voor</strong>geschreven eed.<br />

De provinciegouverneur legt de eed af in handen van de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

De eedaflegging bestaat in het uitspreken van de bij artikel 61 van het Provinciedecreet<br />

<strong>voor</strong>geschreven eedformule: “Ik zweer de verplichtingen van<br />

mijn ambt trouw na te komen”.<br />

c PlAAtsvervAnger<br />

Indien de provinciegouverneur afwezig is wordt hij vervangen door de daartoe<br />

door hem aangewezen arrondissementscommissaris.<br />

Deze laatste vervangt de provinciegouverneur in de uitoefening van al zijn<br />

taken en bevoegdheden, met uitzondering echter van deze van <strong>voor</strong>zitter<br />

van de deputatie. Het <strong>voor</strong>zitterschap van de deputatie wordt bij afwezigheid<br />

of verhindering van de provinciegouverneur namelijk, op grond van artikel<br />

52, eerste lid van het Provinciedecreet, waargenomen door de gedeputeerde<br />

die daar<strong>voor</strong> door de deputatie werd aangeduid.<br />

Provinciegouverneur


D onverenIgBAArheDen<br />

a In toepassing van het Provinciedecreet<br />

HOOFDSTUK 12<br />

Personen die één van de volgende ambten of functies uitoefenen, kunnen<br />

geen provinciegouverneur zijn:<br />

- de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de<br />

hoven en rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk<br />

Hof; deze bepaling herneemt de in desbetreffende wetgeving —<br />

Gerechtelijk Wetboek, wetten Grondwettelijk Hof en Raad van State —<br />

reeds ingestelde onverenigbaarheden (art. 60, 1°);<br />

- de leden van het operationeel kader van de politiediensten (zie ook art.<br />

134, 2° van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde<br />

politiedienst, gestructureerd op twee niveaus);<br />

- de personen die een ambt uitoefenen dat rechtstreeks onder het gezag<br />

staat van de provinciegouverneur, van de provincieraad of van de deputatie<br />

(art. 60, 3°);<br />

Artikel 76 van het Provinciedecreet specificeert dit t.a.v. de ambten van<br />

provinciegriffier en financieel beheerder van de provincie.<br />

- personen die in een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of<br />

functie uitoefenen, gelijkwaardig aan een ambt of functie als vermeld in<br />

artikel 60 en de personen die in een lokale basisoverheid van een andere<br />

lidstaat van de Europese Unie een ambt of mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig<br />

is aan dat van provincieraadslid, lid van de deputatie of provinciegouverneur<br />

(art. 60, 4°).<br />

Verder zijn er eveneens onverenigbaarheden ingesteld tussen het ambt van<br />

gouverneur en het mandaat van provincieraadslid (art. 11, 2°, zie blz. 74) en<br />

het ambt van gedeputeerde (art. 47, tweede lid, juncto art. 11, 2° van het<br />

decreet, zie blz. 80).<br />

Deze onverenigbaarheden gelden tevens <strong>voor</strong> de provinciegouverneur en viceprovinciegouverneur<br />

van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en de adjunct van de<br />

provinciegouverneur van de provincie Vlaams-Brabant.<br />

b In toepassing van andere wetgeving<br />

Naast het Provinciedecreet bevatten ook het Gemeentedecreet en een aantal<br />

bijzondere wetten, waarvan hierna de <strong>voor</strong>naamste worden aangehaald, bepalingen<br />

over onverenigbare ambten:<br />

Provinciegouverneur<br />

Deel III<br />

Art. 60<br />

119


Art. 61<br />

Deel III<br />

120<br />

HOOFDSTUK 12<br />

- Overeenkomstig de artikelen 11 en 47, tweede lid van het Gemeentedecreet<br />

is er een onverenigbaarheid tussen het ambt van gouverneur, vicegouverneur<br />

van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en<br />

adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant en het mandaat<br />

van gemeenteraadslid, respectievelijk het ambt van schepen.<br />

Aangezien de burgemeester, behalve in het uitzonderlijk geval hij buiten<br />

de verkozenen van de gemeenteraad wordt benoemd, benoemd wordt uit<br />

de provincieraadsleden, geldt de vermelde onverenigbaarheid ook t.a.v.<br />

zijn ambt.<br />

- Luidens artikel 1, eerste lid, van de wet van 6 augustus 1931 houdende<br />

vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de<br />

ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en<br />

gewezen leden van de wetgevende kamers zijn de mandaten van volksvertegenwoordiger<br />

of senator onverenigbaar met het ambt van provinciegouverneur,<br />

vicegouverneur of adjunct-gouverneur.<br />

Eenzelfde onverenigbaarheid geldt <strong>voor</strong> het mandaat van Vlaams parlementslid<br />

(art. 24bis, § 2 BWHI van 8 augustus 1980).<br />

- Volgens artikel 85bis, § 5 van de Gemeentekieswet is er onder meer onverenigbaarheid<br />

tussen het ambt van gouverneur en het lidmaatschap van<br />

de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen. Daar deze Raad een administratief<br />

rechtscollege is, geldt trouwens in dit geval eveneens artikel 60, 1° van<br />

het Provinciedecreet.<br />

- Artikel 20, 1° van het OCMW-decreet stelt een onverenigbaarheid in tussen<br />

het ambt van gouverneur en lid van de raad <strong>voor</strong> maatschappelijk<br />

welzijn.<br />

e Duur en eInDe<br />

Bij toepassing van artikel 41 van het besluit van de vlaamse regering van<br />

5 maart 2004 is de provinciegouverneur benoemd <strong>voor</strong> een periode die uiterlijk<br />

een einde neemt wanneer hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.<br />

De provinciegouverneur kan echter, op grond van artikel 61 van het Provinciedecreet<br />

en artikel 39 van het vermelde besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering,<br />

vervroegd een einde stellen aan zijn ambt door vrijwillig zijn ontslag in te<br />

dienen bij de <strong>Vlaamse</strong> regering. Het ontslag moet schriftelijk ingediend worden<br />

en bij aangetekende brief ter kennis gebracht worden aan de minister<br />

van Binnenlandse Aangelegenheden. Het ontslag wordt slechts definitief nadat<br />

de <strong>Vlaamse</strong> regering het formeel aanvaard heeft. Tot op dat ogenblik<br />

kan de gouverneur het ontslag nog steeds intrekken.<br />

Provinciegouverneur


f tucht en AAnsPrAkelIjkheID<br />

a tucht<br />

HOOFDSTUK 12<br />

Noch het Provinciedecreet, noch het besluit van 5 maart 2004 van de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs<br />

<strong>voor</strong>zien in tuchtrechtelijke bepalingen t.o.v. de provinciegouverneur.<br />

De provinciegouverneur kan dus niet het <strong>voor</strong>werp zijn van een tuchtmaatregel.<br />

b Aansprakelijkheid<br />

De artikelen 70 e.v. van het Provinciedecreet die ten <strong>voor</strong>dele van de gedeputeerden<br />

in een vrijwillige of verplichte tussenkomst <strong>voor</strong>zien van de overheid<br />

bij burgerlijke of strafrechtelijke aansprakelijkheid bij de uitoefening<br />

van hun mandaat, zijn niet van toepassing <strong>voor</strong> de provinciegouverneur.<br />

g gelDelIjk stAtuut<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering stelt het statuut vast van de provinciegouverneur.<br />

Artikel 42 e.v. van het besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 5 maart 2004 tot<br />

vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van<br />

de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant regelt het geldelijk statuut.<br />

Alleen de kosten van de reizen die de gouverneur maakt in opdracht van de<br />

provincie, zijn ten laste van de provincie (art. 70, 1° Provinciewet).<br />

De provinciegouverneur kan geen enkel financieel <strong>voor</strong>deel verwerven uit<br />

zijn deelname aan raden van bestuur of andere vergaderingen van private<br />

vennootschappen of openbare instellingen.<br />

Provinciegouverneur<br />

Deel III<br />

Art. 59<br />

Art. 62<br />

121


Werking van de provincieraad<br />

en de deputatie<br />

Hoofdstuk 1 Prerogatieven en verplichtingen<br />

Hoofdstuk 2 Bijeenroeping<br />

Hoofdstuk 3 Plaats<br />

Hoofdstuk 4 Agenda<br />

Hoofdstuk 5 Openbaarheid<br />

Hoofdstuk 6 Voorzitterschap<br />

Hoofdstuk 7 Beraadslaging en stemming<br />

Hoofdstuk 8 Verbodsbepalingen<br />

Hoofdstuk 9 Notulen<br />

Hoofdstuk 10 Huishoudelijk reglement<br />

Hoofdstuk 11 Fracties en commissies<br />

Hoofdstuk 12 Deontologische codes<br />

Deel IV


1 Prerogatieven en<br />

verPlichtingen<br />

HOOFDSTUK 1<br />

Elk provincieraadslid en elke gedeputeerde kan de navolgende rechten<br />

doen gelden:<br />

- een recht van medezeggenschap en een stemrecht over de aangelegenheden<br />

die onderworpen zijn aan de beraadslaging en de stemming van<br />

het orgaan waarvan hij deel uitmaakt, tenzij een wet of decreet hem dit<br />

recht in bepaalde omstandigheden ontzegt;<br />

- een mede-initiatiefrecht inzake de bijeenroeping van de provincieraad.<br />

De provincieraadsleden hebben bovendien het recht om aanvullende<br />

agendapunten in te dienen;<br />

- een recht op inzage in, afschrift van en toelichting bij alle dossiers,<br />

stukken en akten die het bestuur van de provincie en de autonome provinciebedrijven<br />

betreffen en alle documenten die betrekking hebben op<br />

aan de deputatie toegewezen taken;<br />

- een bezoekrecht aan de provinciale diensten en aan de autonome provinciebedrijven;<br />

- het recht om bij de Raad van State een annulatieberoep in te stellen ter<br />

vrijwaring van zijn prerogatieven.<br />

Provincieraadsleden hebben bovendien het recht om:<br />

- de deputatie te bevragen over aangelegenheden die het bestuur van de<br />

provincie of de aan de deputatie toegewezen taken betreffen;<br />

- de provinciegouverneur te bevragen over de taken die hij <strong>voor</strong> de provincie<br />

behartigt;<br />

- de deputatie te interpelleren.<br />

Provincieraadsleden en gedeputeerden die wegens een handicap niet in<br />

staat zijn zelfstandig hun mandaat te vervullen kunnen zich daarenboven<br />

laten bijstaan door een vertrouwenspersoon.<br />

A ProVIncIerAADsleDen<br />

a Algemene prerogatieven<br />

Een provincieraadslid heeft geen persoonlijke bestuursbevoegdheid. Alleen<br />

door en in de provincieraad kan hij deelnemen aan het bestuur van de provincie.<br />

In de raad heeft hij evenwel medezeggenschap over alle zaken die aan de<br />

beraadslaging van de raad onderworpen zijn, is hij stemgerechtigd tenzij<br />

Prerogatieven en verplichtingen<br />

Deel IV<br />

125


Art. 18<br />

Deel IV<br />

HOOFDSTUK 1<br />

een wettelijke of decretale bepaling hem dit recht expliciet ontzegt en kan<br />

hij vrij zijn mening geven over zaken die behoren tot de bevoegdheid van de<br />

provincieraad.<br />

Op grond van artikel 32 van het Provinciedecreet heeft hij verder tevens het<br />

recht om, dit zowel tijdens de raadszittingen als daarbuiten, mondelinge en<br />

schriftelijke vragen te stellen conform de modaliteiten die <strong>voor</strong> de uitoefening<br />

van dit vragenrecht zijn vastgesteld in het huishoudelijk reglement.<br />

Ook kan hij de deputatie interpelleren over het gevoerde beleid of over beslissingen<br />

die zij met betrekking tot aangelegenheden van provinciaal of van<br />

gemengd belang heeft genomen.<br />

Er moet nochtans opgemerkt worden dat een provincieraadslid geen strafrechtelijke<br />

immuniteit geniet en dat zijn recht om vrij zijn mening te uiten,<br />

zoals dit van iedere burger, beperkt is tot het recht gewaarborgd bij artikel<br />

19 van de Grondwet. Indien hij zich tijdens de raadsvergaderingen schuldig<br />

zou maken aan smadelijke, eerrovende of lasterlijke uitspraken, zou hij<br />

hier<strong>voor</strong> zowel strafrechtelijk als burgerrechtelijk aansprakelijk kunnen<br />

worden gesteld.<br />

Een provincieraadslid is bovendien gebonden door het beroepsgeheim.<br />

Deze deontologische verplichting wordt expliciet bevestigd door artikel 30,<br />

§ 4 van het Provinciedecreet dat bepaalt dat alle provincieraadsleden – net<br />

trouwens zoals alle andere personen die gerechtigd zijn om de besloten vergaderingen<br />

van de provincieraad bij te wonen – tot geheimhouding verplicht<br />

zijn. Provincieraadsleden die het beroepsgeheim schenden kunnen strafrechtelijk<br />

worden vervolgd op grond van artikel 458 van het Strafwetboek en<br />

kunnen bovendien burgerrechtelijk aansprakelijk worden gesteld <strong>voor</strong> de<br />

schade die door de bekendmaking van vertrouwelijke gegevens aan derden<br />

veroorzaakt wordt.<br />

b recht op bijstand door een vertrouwenspersoon<br />

Artikel 18 van het Provinciedecreet kent aan de provincieraadsleden die wegens<br />

een handicap niet in staat zijn zelfstandig hun mandaat te vervullen de<br />

mogelijkheid toe zich <strong>voor</strong> de uitoefening van dit mandaat te laten bijstaan<br />

door een vertrouwenspersoon.<br />

Het recht op bijstand door een vertrouwenspersoon kan niet zonder meer worden ingeroepen<br />

door elk gehandicapt provincieraadslid. Een fundamentele <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> de toepassing<br />

van artikel 18 is dat de handicap de zelfstandige vervulling van het mandaat verhindert.<br />

Om deze reden kan het recht op bijstand enkel worden ingeroepen door provincieraadsleden<br />

die beantwoorden aan de criteria, vermeld in artikel 55 van het besluit van de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering van 19 januari 2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale<br />

mandataris. Bij toepassing van vermeld artikel komen enkel de provincieraadsleden in<br />

aanmerking die een persoonlijke bijstand nodig hebben <strong>voor</strong> de uitoefening van hun mandaat<br />

wegens een zware zintuiglijke handicap, zware spraakmoeilijkheden of een motori-<br />

126 Prerogatieven en verplichtingen


HOOFDSTUK 1<br />

sche handicap waardoor zij grote moeilijkheden hebben om met documenten om te gaan.<br />

Als bewijs daarvan moeten die provincieraadsleden een getuigschrift <strong>voor</strong>leggen van een<br />

arts met de uitdrukkelijke verklaring dat het provincieraadslid zodanig getroffen is door<br />

een van de vermelde handicaps dat hij zijn mandaat niet zelfstandig kan vervullen en <strong>voor</strong><br />

de uitoefening ervan persoonlijke assistentie nodig heeft.<br />

De vertrouwenspersoon kan door het provincieraadslid vrij worden gekozen,<br />

met deze restricties nochtans dat de vertrouwenspersoon de volle leeftijd<br />

van 18 jaar moet hebben bereikt, dat hij legaal binnen de Europese Unie<br />

moet verblijven, dat hij zich niet mag bevinden in een toestand van verhindering<br />

zoals bedoeld in artikel 14 van het Provinciedecreet en dat hij evenmin<br />

in een met het mandaat van provincieraadslid onverenigbare situatie mag<br />

verkeren. Op deze laatste <strong>voor</strong>waarde bestaat er echter één uitzondering: er<br />

bestaat geen bezwaar tegen dat een gehandicapt provincieraadslid zich laat<br />

bijstaan door zijn/haar echtgeno(o)t(e) of door een bloed- of aanverwant tot<br />

en met de tweede graad. Het verbod op bloed- of aanverwantschap, vermeld<br />

in artikel 11, 6° van het Provinciedecreet, geldt daarentegen wel ten volle<br />

ten aanzien van de andere provincieraadsleden.<br />

Een vertrouwenspersoon moet niet noodzakelijk <strong>voor</strong> de gehele duur van het mandaat gekozen<br />

worden: het provincieraadslid is gerechtigd in de loop van zijn mandaat van vertrouwenspersoon<br />

te veranderen. Niets belet bovendien dat eenzelfde provincieraadslid meer dan één<br />

vertrouwenspersoon kiest om hem afwisselend in de uitoefening van zijn mandaat bij te<br />

staan.<br />

De vertrouwenspersoon is niet verplicht de eed af te leggen.<br />

Hij heeft niettemin dezelfde verplichtingen als het provincieraadslid. Zo is hij<br />

bv. verplicht tot geheimhouding indien hij het provincieraadslid bijstaat in<br />

een besloten zitting.<br />

De vertrouwenspersoon krijgt ook dezelfde middelen ter beschikking als het<br />

provincieraadslid aan wie hij assistentie verleent, in die zin dat hij in het kader<br />

van de bijstand die hij verleent hetzelfde inzagerecht geniet als het provincieraadslid<br />

zelf. Toch heeft hij niet dezelfde rechten als een provincieraadslid.<br />

Zijn taak blijft hoe dan ook beperkt tot het bijstaan van het gehandicapt<br />

provincieraadslid. Daarom ook kan de vertrouwenspersoon nooit op<br />

eigen initiatief optreden, heeft hij niet het recht om bij besprekingen of<br />

stemmingen zijn eigen mening te vertolken of om, zonder instemming van<br />

het provincieraadslid, de prerogatieven eigen aan het mandaat van provincieraadslid<br />

uit te oefenen.<br />

De vertrouwenspersoon heeft recht op een presentiegeld en een vergoeding<br />

<strong>voor</strong> reiskosten onder dezelfde <strong>voor</strong>waarden als het provincieraadslid. Hij<br />

kan bovendien beschikken over dezelfde materiële middelen en faciliteiten<br />

die ook aan het provincieraadslid worden toegekend.<br />

Betwistingen met betrekking tot de <strong>voor</strong>waarden waaraan een vertrouwenspersoon moet<br />

voldoen of met betrekking tot de vraag of een provincieraadslid voldoet aan de <strong>voor</strong>waar-<br />

Prerogatieven en verplichtingen<br />

Deel IV<br />

127


Art. 20<br />

Art. 22<br />

Art. 30<br />

Deel IV<br />

HOOFDSTUK 1<br />

den om een beroep te kunnen doen op een vertrouwenspersoon kunnen <strong>voor</strong> beslechting<br />

aanhangig gemaakt worden bij de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen. Tegen de uitspraak<br />

van de Raad kan binnen een termijn van 8 dagen na de kennisgeving een beroep ingesteld<br />

worden bij de Raad van State. Dit beroep is niet schorsend.<br />

c Initiatiefrecht inzake de bijeenroeping van de provincieraad<br />

Zie blz. 140.<br />

d recht om de agenda van de provincieraad aan te vullen<br />

Zie blz. 153.<br />

e recht van inzage<br />

1° Principe<br />

Bij toepassing van artikel 30 van het Provinciedecreet hebben de provincieraadsleden<br />

recht op inzage in alle dossiers en alle stukken en akten die het<br />

bestuur van de provincie betreffen en in deze die betrekking hebben op aan<br />

de deputatie toegewezen taken. Ook de dossiers, stukken en akten van de<br />

autonome provinciebedrijven van hun provincie ressorteren onder hun inzagerecht.<br />

Artikel 30 kent bijgevolg aan de provincieraadsleden een specifiek inzagerecht<br />

toe dat bovendien ruimer is dan het inzagerecht dat kan ontleend worden<br />

aan de algemene regelgeving inzake openbaarheid van bestuur in de<br />

provincies, zoals deze is neergelegd in het Decreet van 26 maart 2004, en<br />

dat dan ook primeert boven laatstgenoemde regelgeving (art. 5, D. 26<br />

maart 2004).<br />

Niettemin blijven het toepassingsgebied van artikel 30 van het Provinciedecreet<br />

en het ruime inzagerecht dat door dit artikel wordt toegekend beperkt<br />

tot de akten, dossiers en stukken betreffende het bestuur van de provincie<br />

en van haar autonome provinciebedrijven en betreffende de aan de<br />

deputatie toegewezen taken en kan het artikel, zelfs door provincieraadsleden,<br />

niet worden ingeroepen om andere documenten in te zien.<br />

Dit betekent uiteraard niet dat een provincieraadslid geen andere dan de in artikel 30 genoemde<br />

documenten mag inkijken, doch wel dat hij, indien hij dit wenst, daar<strong>voor</strong> geen<br />

aanspraak kan maken op zijn ruim en specifiek inzagerecht en slechts een beroep kan<br />

doen op het inzagerecht dat elke andere burger kan doen gelden. Artikel 30 primeert binnen<br />

zijn toepassingsgebied weliswaar wel boven andere openbaarheidsregelingen, doch<br />

doet anderzijds immers ook geen afbreuk aan het recht van een provincieraadslid om zich,<br />

128 Prerogatieven en verplichtingen


HOOFDSTUK 1<br />

<strong>voor</strong> het nemen van inzage in documenten die niet onder zijn specifiek inzagerecht ressorteren,<br />

te beroepen op andere bestaande publiciteitsregelingen.<br />

Uit wat <strong>voor</strong>afgaat volgt dan ook dat:<br />

• een provincieraadslid dat inzage wenst in akten of stukken betreffende het<br />

bestuur van de provincie of van een autonoom provinciebedrijf van zijn<br />

provincie of betreffende aan de deputatie toegewezen taken hier<strong>voor</strong> zijn<br />

specifiek recht op inzage, zoals toegekend bij artikel 30 van het Provinciedecreet,<br />

kan doen gelden. De draagwijdte van artikel 30 wordt hierna uiteengezet;<br />

• een provincieraadslid dat inzage wenst in bestuursdocumenten die niet<br />

onder het toepassingsgebied van artikel 30 van het Provinciedecreet vallen,<br />

hier<strong>voor</strong> zoals alle andere burgers een beroep moet doen op de algemeen<br />

geldende regelgeving inzake openbaarheid van bestuur in de provincies<br />

(zie blz. 335 e.v.).<br />

Het bij artikel 30 van het Provinciedecreet toegekende recht op inzage kan worden ingeroepen<br />

door elk provincieraadslid in functie; het komt daarentegen niet toe aan de opvolgers,<br />

die immers nog niet belast zijn met het bestuur van de provincie en wier inzagerecht<br />

daarom niet verder reikt dan het inzagerecht van andere burgers.<br />

Een provincieraadslid kan het prerogatief dat hij aan artikel 30 van het Provinciedecreet<br />

ontleent echter enkel inroepen ten aanzien van zijn eigen bestuur en de autonome provinciebedrijven<br />

van zijn provincie. Hij kan zich dus niet op artikel 30 beroepen om een ruimer<br />

inzagerecht te genieten in de documenten die zich bij een ander bestuur bevinden, zoals<br />

bv. bij een intergemeentelijk samenwerkingsverband waarin de provincie participeert, bij<br />

een andere provincie of een gemeente.<br />

Elk provincieraadslid kan zijn inzagerecht persoonlijk en afzonderlijk uitoefenen. Hij heeft<br />

in principe evenwel niet het recht om zich bij de uitoefening van zijn inzagerecht te laten<br />

vergezellen of bijstaan door een derde, die zelf geen deel uitmaakt van de provincieraad.<br />

De enige uitzondering die op dit principe is toegestaan geldt ten <strong>voor</strong>dele van gehandicapte<br />

provincieraadsleden, die – indien zij beantwoorden aan de bij artikel 55 van het besluit van<br />

de <strong>Vlaamse</strong> regering van 19 januari 2007 vastgestelde criteria – bij toepassing van artikel<br />

18 van het Provinciedecreet gerechtigd zijn om zich te laten bijstaan door een vertrouwenspersoon<br />

en die zich dan ook uiteraard bij de uitoefening van hun inzagerecht door<br />

deze persoon kunnen laten vergezellen.<br />

De provincieraadsleden en hun vertrouwenspersonen zijn steeds persoonlijk verantwoordelijk<br />

<strong>voor</strong> het gebruik van de inlichtingen die zij bij de uitoefening van hun inzagerecht<br />

verkregen hebben. Provincieraadsleden die het beroepsgeheim schenden kunnen immers<br />

strafrechtelijk vervolgd worden of kunnen burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld worden<br />

<strong>voor</strong> de schade die door de bekendmaking van bepaalde gegevens aan derden veroorzaakt<br />

wordt. Zij moeten bovendien de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke<br />

levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens respecteren en<br />

zouden ook op basis van deze wet strafbaar zijn indien zij, met miskenning van de <strong>voor</strong>-<br />

Prerogatieven en verplichtingen<br />

Deel IV<br />

129


Deel IV<br />

HOOFDSTUK 1<br />

schriften van deze wet, informatie zouden verspreiden. Daarenboven dreigen eveneens<br />

mogelijke sancties indien een provincieraadslid door het verspreiden van informatie die hij<br />

op grond van artikel 30 heeft verkregen de vrije mededinging zou verstoren.<br />

130 Prerogatieven en verplichtingen<br />

2° Omvang van het inzagerecht<br />

Wanneer artikel 30 van het Provinciedecreet aan de provincieraadsleden een<br />

uitgebreid inzagerecht toekent in de dossiers, de stukken en akten betreffende<br />

het bestuur van de provincie en van de autonome provinciebedrijven<br />

en betreffende de aan de deputatie toegewezen taken, dan worden daarmee<br />

enkel de dossiers, de stukken en akten bedoeld die betrekking hebben op:<br />

• het bestuur van de provincie, de provinciale instellingen en de autonome<br />

provinciebedrijven;<br />

• de aan de deputatie toegewezen medebewindstaken;<br />

• de taken die de provinciegouverneur behartigt <strong>voor</strong> de provincie.<br />

Provincieraadsleden hebben echter geen controlerecht op de wijze waarop<br />

de provinciegouverneur zijn bevoegdheden en opdrachten van algemeen belang<br />

uitoefent. Hieruit volgt dan ook dat provincieraadsleden op grond van<br />

artikel 30 van het Provinciedecreet geen recht op inzage kunnen doen gelden<br />

in de stukken die op de laatstgenoemde opdrachten betrekking hebben<br />

of in de briefwisseling die door de provinciegouverneur betreffende zijn taken<br />

van algemeen belang met de hogere overheid gevoerd wordt of nog in<br />

nota’s en rapporten die dienaangaande tussen de hogere overheid en de<br />

gouverneur en/of zijn diensten uitgewisseld worden.<br />

Gelet op wat <strong>voor</strong>afgaat vallen de volgende stukken, als van algemeen belang zijnd, buiten<br />

het toepassingsgebied van artikel 30 van het Provinciedecreet:<br />

- de dossiers inzake de door de provinciegouverneur uitgeoefende toezichtstaken;<br />

- de dossiers met betrekking tot wapenvergunningen;<br />

- de documenten betreffende de vaststelling van de gemeentelijke brandweerbijdragen;<br />

- de documenten met betrekking tot de politionele veiligheid;<br />

- de documenten met betrekking tot de indeling in brandweer- en politiezones;<br />

- de rampenplannen en bijbehorende dossiers.<br />

Ook dossiers betreffende zaken waarin de deputatie als administratief<br />

rechtscollege is opgetreden zijn onttrokken aan het inzagerecht van de provincieraadsleden,<br />

zoals dit hen bij artikel 30 van het Provinciedecreet werd<br />

toegekend.<br />

Dossiers betreffende de door de deputatie uitgeoefende medebewindstaken,<br />

die weliswaar het provinciaal belang overstijgen maar waarin niettemin een


HOOFDSTUK 1<br />

nauwe verwevenheid bestaat met het provinciaal belang, vallen echter wel<br />

onder het toepassingsgebied van artikel 30 van het Provinciedecreet. Dossiers<br />

inzake stedenbouwkundige vergunningen, milieuvergunningen, natuurvergunningen<br />

enz. … mogen dan ook niet aan het inzagerecht van de provincieraadsleden<br />

onttrokken worden.<br />

Het begrip “dossiers, stukken en akten” is overigens zeer ruim: het omvat<br />

elk bestuursdocument, van welke aard ook, ongeacht zijn drager en ongeacht<br />

of het reeds in het provinciaal archief werd neergelegd dan wel zich<br />

nog bij de diensten bevindt en ongeacht of het in het centraal bestuur dan<br />

wel bij de buitendiensten bewaard wordt.<br />

Het stadium van het besluitvormingsproces waarin het document gesitueerd<br />

is, is niet relevant. Het inzagerecht geldt dus zowel met betrekking tot documenten<br />

uit de <strong>voor</strong>bereidende fase, de fase van besluitvorming als de uitvoerende<br />

fase. Ook documenten uit een dossier waarin nog geen eindbeslissing<br />

genomen werd zijn dus in principe ter inzage, <strong>voor</strong> zover ze ten<br />

minste reeds afgewerkt zijn en een definitieve status verworven hebben.<br />

In die zin omvat de omschrijving “dossier, akte of stuk” onder meer: de besluiten, de notulen,<br />

verslagen, processen-verbaal, studies, rapporten, adviezen, richtlijnen, contracten,<br />

vergunningen, facturen, statistieken, schattingsverslagen, briefwisseling enz.<br />

Uiteraard zijn, zoals reeds werd gesteld, de hierboven vernoemde documenten<br />

enkel ter inzage <strong>voor</strong> zover zij betrekking hebben op aangelegenheden<br />

van provinciaal of gemengd belang.<br />

Kunnen o.m. als zodanig beschouwd worden:<br />

- de dossiers betreffende de punten die op de agenda van de provincieraad zijn ingeschreven<br />

(zie ook blz. 156);<br />

- de briefwisseling gericht aan de provincie, in de mate waarin deze betrekking heeft op<br />

zaken van provinciaal of gemengd belang. Het betreft hier niet alleen de briefwisseling<br />

die aan de raad zelf gericht is, doch ook deze die aan de deputatie gericht is. Ook de<br />

briefwisseling over taken die de provinciegouverneur <strong>voor</strong> de provincie behartigt valt onder<br />

het inzagerecht. Dit is evenwel niet het geval <strong>voor</strong> de briefwisseling betreffende de<br />

taken van algemeen belang die de provinciegouverneur uitoefent;<br />

- de notulen van de provincieraad;<br />

- de notulen van de deputatie; de goedgekeurde notulen van de deputatie moeten trouwens,<br />

op grond van artikel 51, laatste lid van het Provinciedecreet, aan de provincieraadsleden<br />

bezorgd worden;<br />

- de akten en stukken betreffende de provinciale begroting/het provinciaal budget en betreffende<br />

de rekeningen, zowel van het lopende als van een afgesloten boekjaar;<br />

- de documenten betreffende het provinciaal patrimonium;<br />

- het ruimtelijk structuurplan en de ruimtelijke uitvoeringsplannen en de hieraan ten<br />

grondslag liggende studies, verslagen enz.;<br />

- de documenten met betrekking tot en van de autonome provinciebedrijven.<br />

Prerogatieven en verplichtingen<br />

Deel IV<br />

131


Deel IV<br />

HOOFDSTUK 1<br />

Om het inzagerecht van de provincieraadsleden in de documenten van de autonome provinciebedrijven<br />

te faciliteren, moeten de navolgende documenten trouwens ook op de griffie<br />

van de oprichtende provincie ter inzage gelegd worden: de goedgekeurde beslissing tot<br />

oprichting van een autonoom provinciebedrijf, de originele statuten ervan, de statutenwijzigingen<br />

en de gecoördineerde versie van de statuten, de notulen van alle vergaderingen<br />

van de raad van bestuur en van het directiecomité en alle documenten waarnaar in die<br />

notulen verwezen wordt evenals alle beslissingen van de gedelegeerd bestuurder;<br />

- de documenten met betrekking tot de oprichting van of deelname in verenigingen, stichtingen<br />

en vennootschappen, zoals bedoeld in artikel 188 van het Provinciedecreet. Om<br />

de controlemogelijkheden van de provincieraadsleden over deze participaties te versterken,<br />

moet de provincieraad trouwens minstens eenmaal per jaar in kennis gesteld worden<br />

van een geactualiseerd overzicht van alle verenigingen, stichtingen en vennootschappen<br />

waarin de provincie participeert en moet hij een toelichting ontvangen over de<br />

wijzigingen die zich tijdens het afgelopen jaar in deze overzichtslijst hebben <strong>voor</strong>gedaan.<br />

3° Restricties<br />

Het inzagerecht van de provincieraadsleden in dossiers, akten en stukken<br />

betreffende het bestuur van de provincie is – zoals hierboven werd vermeld<br />

– weliswaar ruim, maar het kent niettemin zijn restricties.<br />

Zo omvat het inzagerecht van de provincieraadsleden niet:<br />

• documenten die nog in bewerking zijn<br />

Het bovenvermelde betekent niet dat documenten aan de inzage van de provincieraadsleden<br />

onttrokken zijn zolang er in het dossier nog geen eindbeslissing werd genomen. Het houdt<br />

wel in dat nog onafgewerkte of onvolledige documenten aan het inzagerecht onttrokken zijn.<br />

Als <strong>voor</strong>beelden van documenten die nog in bewerking zijn kunnen vermeld worden:<br />

- het kladverslag of de aantekeningen van de provinciegriffier met het oog op het opstellen<br />

van de notulen;<br />

- ontwerpnota’s van de administratie die nog geen definitieve status verworven hebben.<br />

• documenten die nog ter studie of ter discussie liggen en die om deze reden<br />

nog geen definitieve status verworven hebben<br />

• documenten die nog moeten opgesteld worden<br />

Deze restrictie heeft een tweeledige inhoud.<br />

Enerzijds houdt zij in dat een provincieraadslid enkel bestaande documenten kan opvragen.<br />

Hij kan zich dus niet op artikel 30 van het Provinciedecreet beroepen om te eisen dat<br />

er ten behoeve van hem nieuwe nota’s opgesteld worden, onderzoeken gebeuren of analyses<br />

uitgevoerd worden. Zo kan hij bv. wel inzage vragen in bestaande statistieken, doch hij<br />

kan niet eisen dat de provincie <strong>voor</strong> hem uit bestaande gegevens nog niet bestaande statistieken<br />

opstelt.<br />

132 Prerogatieven en verplichtingen


HOOFDSTUK 1<br />

Een tweede aspect van deze restrictie bestaat erin dat een provincieraadslid enkel actueel<br />

bestaande documenten kan opvragen en niet tevens reeds toekomstige. Een provincieraadslid<br />

kan dus bv. niet eisen dat hem in de toekomst steeds automatisch – en zonder dat<br />

hij daarom moet verzoeken – kopieën worden toegestuurd van elke beslissing waarbij de<br />

provincie een overheidsopdracht gunt. Indien hij deze beslissingen zou wensen in te kijken,<br />

zal hij daarom telkens zelf separaat moeten verzoeken.<br />

• persoonlijke documenten<br />

Zo zijn bv. persoonlijke documentatie van de administratie, de persoonlijke briefwisseling<br />

van de uitvoerende mandatarissen en ambtenaren en de persoonlijke mailbox van de uitvoerende<br />

mandatarissen en de ambtenaren niet vatbaar <strong>voor</strong> inzage door de provincieraadsleden.<br />

Zelfs indien de mailbox of een elektronisch bestand briefwisseling of documentatie bevatten<br />

die verband houden met de professionele activiteiten van de betrokkene in het kader<br />

van het bestuur van de provincie of de aan de deputatie toegewezen taken, kan dit niet tot<br />

gevolg hebben dat de mailbox of het bestand rechtstreeks toegankelijk zouden moeten zijn<br />

<strong>voor</strong> de provincieraadsleden. De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke<br />

levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens verzet er<br />

zich immers tegen dat de provincieraadsleden rechtstreeks en on<strong>voor</strong>waardelijk toegang<br />

zouden kunnen nemen tot deze bestanden.<br />

4° Afschrift<br />

Artikel 30 van het Provinciedecreet kent aan de provincieraadsleden overigens<br />

niet enkel het recht toe om louter inzage te nemen in de stukken. Het<br />

is hun eveneens geoorloofd aantekeningen te maken of afschrift te nemen<br />

van de documenten waarvan hun inzage is gegeven.<br />

Ook kunnen zij, op grond van artikel 30, § 1, aanspraak maken op kopieën<br />

of enig ander afschrift van de stukken die aan hun inzagerecht onderworpen<br />

zijn. De modaliteiten waaronder deze afschriften of kopieën kunnen<br />

worden verkregen moeten in het huishoudelijk reglement van de provincieraad<br />

nader bepaald worden.<br />

De vergoeding die eventueel <strong>voor</strong> de afschriften wordt gevraagd mag nooit<br />

meer bedragen dan de reële kostprijs.<br />

5° Modaliteiten <strong>voor</strong> de uitoefening van het inzagerecht<br />

De uitoefening van het inzagerecht van de provincieraadsleden kan nader<br />

geregeld worden in het huishoudelijk reglement van de raad. Dit reglement<br />

moet echter met volledig respect van het decretaal gegarandeerde inzagerecht<br />

van de provincieraadsleden worden opgesteld; het mag, anders gezegd,<br />

het inzagerecht niet feitelijk ongedaan maken of beknotten.<br />

Prerogatieven en verplichtingen<br />

Deel IV<br />

133


Deel IV<br />

HOOFDSTUK 1<br />

In het reglement kunnen onder meer de volgende punten geregeld worden:<br />

- de aanduiding van de precieze plaats(en) waar het inzagerecht kan worden uitgeoefend.<br />

Het principe hierbij is dat het inzagerecht ter plaatse moet worden uitgeoefend;<br />

- de dagen en uren waarop inzage kan worden genomen. Deze dagen en uren moeten echter<br />

zodanig vastgesteld worden dat het de provincieraadsleden materieel mogelijk is hun<br />

inzagerecht naar behoren uit te oefenen. Een reglement dat het inzagerecht zou beperken<br />

tot één uur per week zou strijdig zijn met artikel 30 van het Provinciedecreet. De provincieraadsleden<br />

hebben anderzijds niet het recht te eisen steeds na de kantooruren inzage<br />

van de stukken te mogen nemen. Toch is het aangewezen de provincieraadsleden de mogelijkheid<br />

te geven om op bepaalde momenten ook buiten de gewone kantooruren hun<br />

inzagerecht uit te oefenen;<br />

- de <strong>voor</strong>afgaande aanduiding van de stukken. In het reglement kan bepaald worden dat<br />

de provincieraadsleden de stukken die zij wensen in te zien <strong>voor</strong>af moeten aanduiden.<br />

Het reglement kan <strong>voor</strong>schrijven hoeveel dagen <strong>voor</strong>af de provincieraadsleden opgave<br />

moeten doen van de lijst van de stukken die zij wensen te onderzoeken;<br />

- de wijze waarop aan provincieraadsleden inzage zal worden verstrekt in elektronisch opgeslagen<br />

briefwisseling of documenten;<br />

- de modaliteiten waaronder aan provincieraadsleden afschriften worden verstrekt en de<br />

eventuele kostprijs die gevraagd wordt <strong>voor</strong> afschriften of kopieën.<br />

De modaliteiten waaronder de provincieraadsleden inzage en/of afschrift<br />

kunnen vragen van dossiers betreffende punten die op de agenda van de<br />

provincieraad zijn geplaatst en waaronder zij toelichting kunnen vragen over<br />

de agendapunten en/of de bijbehorende dossiers moeten, op grond van artikel<br />

21 van het Provinciedecreet, bij het huishoudelijk reglement worden<br />

vastgesteld. Er moet wel opgemerkt worden dat de uitoefening van het inzagerecht<br />

van de provincieraadsleden in de vermelde dossiers georganiseerd<br />

moet worden met volledig respect van het <strong>voor</strong>schrift van artikel 21, tweede<br />

lid van het Provinciedecreet (zie blz. 156) en van de finaliteit van artikel 21.<br />

f Bezoekrecht aan de provinciale diensten en inrichtingen en<br />

aan de autonome provinciebedrijven<br />

Op grond van artikel 30, § 2 van het Provinciedecreet heeft elk provincieraadslid<br />

tevens het recht om, zelfs individueel, de provinciale diensten en<br />

instellingen te bezoeken.<br />

Naast administratieve en technische diensten van de provincie, zijn hieronder<br />

begrepen de diensten en instellingen die de provincie heeft opgericht en<br />

die zij beheert, zoals de provinciale onderwijsinstellingen, de provinciale<br />

sport- en culturele centra, de provinciale musea, archiefcentra en documentatiecentra<br />

en uiteraard ook de intern verzelfstandigde agentschappen.<br />

Het bezoekrecht heeft daarentegen geen betrekking op besturen, verenigingen<br />

of vennootschappen waarvan de provincie louter lid is, zoals bv. de intergemeentelijke<br />

samenwerkingsverbanden.<br />

134 Prerogatieven en verplichtingen


HOOFDSTUK 1<br />

Het heeft echter wel betrekking op de autonome provinciebedrijven.<br />

Het bezoekrecht van de provincieraadsleden mag slechts een louter informatief<br />

karakter hebben. Het doel van het bezoekrecht is immers enkel de<br />

provincieraadsleden de mogelijkheid te bieden zich te informeren omtrent<br />

de provinciale diensten en instellingen of de autonome provinciebedrijven.<br />

Provincieraadsleden mogen zich dan ook bij gelegenheid van de uitoefening<br />

van hun bezoekrecht niet in de plaats stellen van de deputatie en/of de provinciegriffier<br />

die belast zijn met respectievelijk het beheer van provinciale<br />

instellingen en de leiding van de diensten. Daaruit volgt dat het de provincieraadsleden<br />

wel is toegestaan de activiteiten van de provinciale diensten<br />

en instellingen of van een autonoom provinciebedrijf bij te wonen, doch dat<br />

zij niet het recht hebben opmerkingen te maken aan het personeel, opdrachten<br />

of onderrichtingen te geven of, bij gelegenheid van een bezoek aan<br />

een school, leerlingen te ondervragen. Eventuele opmerkingen kunnen de<br />

provincieraadsleden wel tijdens de vergadering van de provincieraad <strong>voor</strong>leggen<br />

aan de deputatie.<br />

Het bezoekrecht van de provincieraadsleden mag uiteraard de goede werking<br />

van de diensten en instellingen niet hinderen. Om die reden moeten de<br />

exacte modaliteiten waaronder het bezoekrecht kan worden uitgeoefend bepaald<br />

worden in het huishoudelijk reglement van de provincieraad.<br />

g Vraagrecht<br />

1° Vragen aan de deputatie<br />

Artikel 32 van het Provinciedecreet kent de provincieraadsleden het recht<br />

toe om aan de deputatie mondelinge en schriftelijke vragen te stellen.<br />

Het vraagrecht ligt in het verlengde van het inzagerecht. Door middel van hun inzagerecht<br />

en ook door middel van het afschrift van de goedgekeurde notulen van de vergaderingen<br />

van de deputatie dat hen automatisch toegestuurd wordt, worden de provincieraadsleden<br />

in staat gesteld de werking van het bestuur op te volgen. Indien zij ter zake vragen hebben,<br />

kunnen zij via de uitoefening van hun vraagrecht toelichtingen krijgen.<br />

Het vraagrecht heeft, zoals het inzagerecht, betrekking op de aangelegenheden die het<br />

bestuur van de provincie betreffen en op de aan de deputatie toegewezen medebewindstaken.<br />

Het strekt zich trouwens niet enkel uit tot de aangelegenheden die behartigd worden<br />

door het provinciebestuur zelf, doch ook tot deze die uitgeoefend worden door de autonome<br />

provinciebedrijven die de provincie heeft opgericht.<br />

Vragen over het functioneren van andere besturen, instanties of verenigingen moeten<br />

daarentegen als onontvankelijk beschouwd worden. Zo kan de deputatie niet op ontvankelijke<br />

wijze bevraagd worden over het functioneren van instanties of verenigingen, waarvan<br />

bv. enkel het budget of de jaarrekening <strong>voor</strong> goedkeuring of vaststelling aan de provincie<br />

moet worden <strong>voor</strong>gelegd. Aan de deputatie zouden in <strong>voor</strong>komend geval enkel vragen ge-<br />

Prerogatieven en verplichtingen<br />

Deel IV<br />

Art. 32<br />

135


Art. 32<br />

Deel IV<br />

HOOFDSTUK 1<br />

steld kunnen worden over de wijze waarop zij de aan haar toegekende toezichts- of controletaak<br />

heeft uitgeoefend. Zo ook kan een lid van de deputatie wel bevraagd worden over<br />

materies waar<strong>voor</strong> hij, op grond van de interne taakverdeling binnen de deputatie, verantwoordelijkheid<br />

draagt, doch niet over de werking van een vereniging of instantie waarvan<br />

hij louter deel uitmaakt en die niet als behorend tot “het bestuur van de provincie” kan<br />

gecatalogeerd worden. Hierop zou enkel een uitzondering bestaan indien en <strong>voor</strong> zover een<br />

expliciete bepaling de betrokken gedeputeerde zou verplichten de provincieraad te informeren<br />

over de werking van die vereniging of instantie.<br />

Het vraagrecht heeft trouwens evenmin betrekking op de rechtsprekende bevoegdheid van<br />

de deputatie en de dossiers zelf waarin zij als rechtscollege opgetreden is.<br />

Het vraagrecht ten aanzien van de deputatie kan zowel uitgeoefend worden<br />

tijdens de provincieraadsvergaderingen als daarbuiten via schriftelijke vragen<br />

en antwoorden. Indien een provincieraadslid een vraag wenst te stellen,<br />

dan is het alleszins niet vereist dat hij daar<strong>voor</strong> een toegelicht <strong>voor</strong>stel van<br />

beslissing indient. De provincieraad moet, rekening houdend met het <strong>voor</strong>gaande,<br />

in zijn huishoudelijk reglement de verdere modaliteiten bepalen<br />

<strong>voor</strong> de uitoefening van het vraagrecht.<br />

136 Prerogatieven en verplichtingen<br />

2° Vragen aan de provinciegouverneur<br />

Naast hun recht om aan de deputatie schriftelijke en mondelinge vragen te<br />

stellen, bezitten de provincieraadsleden tevens het recht om aan de provinciegouverneur<br />

vragen te stellen.<br />

Artikel 32, derde lid kent de provincieraadsleden meer bepaald het recht toe<br />

om de provinciegouverneur te bevragen over de taken die hij behartigt <strong>voor</strong><br />

de provincie.<br />

De provincieraad moet in zijn huishoudelijk reglement de modaliteiten bepalen<br />

waaronder de provincieraadsleden hun recht kunnen uitoefenen om aan<br />

de provinciegouverneur vragen te stellen.<br />

h Beroep bij de raad van state<br />

Elk provincieraadslid kan in zijn hoedanigheid van provincieraadslid bij de<br />

Raad van State een beroep tot nietigverklaring instellen om zijn prerogatieven,<br />

verbonden aan het lidmaatschap, te vrijwaren. De Raad van State heeft<br />

in zijn rechtspraak het functioneel belang van het provincieraadslid om een<br />

annulatieberoep in te stellen echter duidelijk omlijnd. Dit houdt in dat het<br />

provincieraadslid niet om het even welk middel kan aanvoeren om de nietigverklaring<br />

van een beslissing te vorderen.<br />

Ten eerste kunnen provincieraadsleden, in die hoedanigheid optredend, bij de Raad van<br />

State een beroep tot nietigverklaring instellen tegen een besluit van de provincieraad of de<br />

beslissing van de toezichthoudende overheid die dit besluit goedkeurt, indien ze aanvoeren


HOOFDSTUK 1<br />

dat de raad tot dit besluit is gekomen met schending van de decretale vorm<strong>voor</strong>schriften<br />

die de uitoefening van hun mandaat binnen de raad waarborgen. Het betreft hier de decretaal<br />

bepaalde vorm<strong>voor</strong>schriften <strong>voor</strong> de oproeping, het vaststellen van de agenda, de beraadslaging<br />

en de besluitvorming van de provincieraad.<br />

Ten tweede is dergelijk verzoekschrift ook ontvankelijk indien het provincieraadslid tegen<br />

het raadsbesluit aanvoert dat het genomen is met schending van de prerogatieven die hem<br />

buiten de raad toekomen, zoals zijn recht op inzage en zijn recht om punten aan de agenda<br />

van de provincieraad toe te voegen.<br />

Ten derde heeft het provincieraadslid een functioneel belang bij de nietigverklaring van<br />

een beslissing die a priori iedere wettelijke werking van de provincieraad onmogelijk<br />

maakt, m.a.w. beslissingen die <strong>voor</strong> gevolg hebben dat de raad onregelmatig is samengesteld<br />

waardoor zijn beraadslagingen, stemmingen en beslissingen onwettig zijn.<br />

In de vierde plaats heeft een provincieraadslid uitzonderlijk een functioneel belang bij de<br />

nietigverklaring van een beslissing die uitgaat van een orgaan van een ander rechtspersoon<br />

dan de provincie. Dit is het geval indien het provincieraadslid tegen de beslissing van<br />

dit orgaan aanvoert dat ze genomen is zonder dat daarbij het wettelijk of decretaal <strong>voor</strong>geschreven<br />

advies van de provincieraad is ingewonnen.<br />

Ten slotte kan een provincieraadslid, als zodanig, ook een annulatieberoep instellen tegen<br />

beslissingen van andere provinciale organen die een inbreuk zouden inhouden op de bevoegdheden<br />

van de provincieraad.<br />

B DePutAtIe<br />

Net zoals de provincieraadsleden, kunnen de leden van de deputatie in de<br />

uitoefening van hun ambt een aantal prerogatieven doen gelden.<br />

Het betreft dan in de eerste plaats de medezeggenschap en het stemrecht<br />

over alle aangelegenheden die aan de beraadslaging en/of beslissing van de<br />

deputatie onderworpen zijn, tenzij een wettelijke of decretale bepaling hen<br />

dit recht expliciet zou ontzeggen. Indien zij uit de raad benoemd werden genieten<br />

zij — weliswaar onder dezelfde restrictie — ook een spreekrecht en<br />

medebeslissingsrecht over alle aangelegenheden die tot de bevoegdheid van<br />

de provincieraad behoren.<br />

Verder bevestigt artikel 47 van het Provinciedecreet expliciet dat de leden<br />

van de deputatie aanspraak kunnen maken op dezelfde prerogatieven die<br />

artikel 30 aan de provincieraadsleden toekent, met name het inzagerecht in<br />

alle dossiers, stukken en akten die het bestuur van de provincie en van de<br />

autonome provinciebedrijven van hun provincie betreffen, evenals het inzagerecht<br />

in documenten betreffende de door de deputatie uitgeoefende medebewindstaken<br />

en de door de provinciegouverneur <strong>voor</strong> de provincie behartigde<br />

taken, het recht op afschrift van en toelichting bij deze documenten<br />

en het bezoekrecht aan de provinciale diensten en instellingen en aan<br />

de autonome provinciebedrijven.<br />

Bovendien is het evident dat de leden van de deputatie een volledig onderzoeksrecht<br />

bezitten over alle dossiers en aangelegenheden die tot de bevoegdheid<br />

van de deputatie behoren, ongeacht of het zaken van provinciaal,<br />

Prerogatieven en verplichtingen<br />

Deel IV<br />

Art. 30<br />

Art. 47<br />

Art. 68bis<br />

137


Deel IV<br />

HOOFDSTUK 1<br />

van gemengd of van algemeen belang betreft en ongeacht of het om aangelegenheden<br />

gaat die in het kader van de interne taakverdeling aan henzelf<br />

dan wel aan een collega-gedeputeerde werden toevertrouwd.<br />

En ten slotte kent artikel 68bis van het Provinciedecreet aan elk lid van de<br />

deputatie dat wegens een handicap niet in staat is om zelfstandig zijn mandaat<br />

van gedeputeerde te vervullen, de mogelijkheid toe om zich <strong>voor</strong> de<br />

uitoefening van dit mandaat te laten bijstaan door een vertrouwenspersoon.<br />

Het recht op bijstand zal evenwel enkel kunnen worden ingeroepen door gedeputeerden<br />

die een handicap hebben die de zelfstandige vervulling van hun mandaat verhindert en die<br />

beantwoordt aan de criteria die door de <strong>Vlaamse</strong> regering werden vastgesteld bij artikel 55<br />

van het besluit van 19 januari 2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale mandataris<br />

(zie blz. 114).<br />

De gedeputeerde mag zijn vertrouwenspersoon vrij kiezen uit de personen die de volle<br />

leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie verblijven, met<br />

deze restrictie evenwel dat de vertrouwenspersoon zich niet mag bevinden in een toestand<br />

van verhindering zoals bedoeld in artikel 48 van het Provinciedecreet of in een met het<br />

mandaat onverenigbare functie of situatie. Op de laatstvermelde restrictie bestaat nochtans<br />

een uitzondering: er bestaat geen bezwaar tegen dat een gehandicapte gedeputeerde<br />

zich laat bijstaan door zijn echtgenoot of een bloed- of aanverwantschap tot en met de<br />

tweede graad. Hij kan echter niet de echtgenoot van een ander lid van de deputatie of een<br />

bloed- of aanverwant tot en met de tweede graad van deze laatste aanstellen als vertrouwenspersoon.<br />

Bij het verlenen van bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking<br />

en heeft hij dezelfde verplichtingen als een provincieraadslid. Hij moet echter niet de<br />

eed afleggen. De vertrouwenspersoon heeft <strong>voor</strong> elke vergadering recht op een presentiegeld<br />

onder dezelfde <strong>voor</strong>waarden als een provincieraadslid.<br />

138 Prerogatieven en verplichtingen


2 BijeenroePing<br />

A ProVIncIerAAD<br />

HOOFDSTUK 2<br />

De provincieraad komt minstens tien keer per jaar samen, telkens na een<br />

bijeenroeping van de provincieraadsleden door de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad.<br />

Deze roept de provincieraadsleden bijeen op eigen initiatief,<br />

dan wel na hiertoe te zijn verzocht door de deputatie of door een derde<br />

van de zittinghebbende provincieraadsleden. De oproeping moet in principe<br />

ten minste acht dagen <strong>voor</strong> de dag van de vergadering aan de provincieraadsleden<br />

worden bezorgd en moet de agenda van de vergadering<br />

vermelden. Voor elk agendapunt moet er een toegelicht <strong>voor</strong>stel van beslissing<br />

zijn. De provincieraadsvergaderingen worden ook telkens bekendgemaakt<br />

aan het publiek, eveneens uiterlijk acht dagen <strong>voor</strong> de dag van<br />

de vergadering.<br />

a Aantal vergaderingen en data<br />

De provincieraad heeft in principe geen decretale zittingsperiode: hij vergadert<br />

zo dikwijls als de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren het vereisen,<br />

zij het evenwel met een minimum van tien bijeenkomsten per jaar.<br />

In dit minimumaantal zijn alle vergaderingen van de provincieraad begrepen,<br />

ongeacht van wie het initiatief uitging tot bijeenroeping van de raad (zie<br />

hierna onder punt b).<br />

Een maximumaantal zittingen wordt daarentegen door het decreet niet <strong>voor</strong>opgesteld.<br />

Het aantal vergaderingen is dus niet beperkt. Ook de data van de<br />

vergaderingen worden niet nader bij decreet bepaald, tenzij dan <strong>voor</strong> enkele<br />

welomschreven aangelegenheden.<br />

Zo is de provincieraad krachtens artikel 7 van het decreet verplicht op een vastgelegde dag<br />

te vergaderen na de volledige vernieuwing ervan ten gevolge van verkiezingen. De nieuwverkozen<br />

provincieraadsleden moeten dan van rechtswege bijeenkomen op een installatievergadering<br />

die plaatsvindt op de eerste werkdag van de maand december om 10 uur. Als<br />

een bezwaar werd ingediend tegen de verkiezing en deze vervolgens geldig wordt verklaard,<br />

vindt de installatievergadering plaats binnen tien dagen na de dag waarop de uitslag<br />

van de verkiezing definitief is, bij ongeldigverklaring binnen tien dagen na de dag<br />

waarop de uitslag van de nieuwe verkiezing definitief is.<br />

De provincieraad moet tevens samenkomen binnen veertien dagen na de installatievergadering,<br />

indien blijkt dat geen ontvankelijke akte van <strong>voor</strong>dracht van een kandidaat-<strong>voor</strong>zitter<br />

van de raad werd ingediend, om dan tot verkiezing van een <strong>voor</strong>zitter over te gaan (art.<br />

8, § 3 Provinciedecreet). Hetzelfde geldt wanneer geen ontvankelijke gezamenlijke akte<br />

van <strong>voor</strong>dracht van kandidaat-gedeputeerden werd ingediend <strong>voor</strong> de afzonderlijke verkiezing<br />

van de gedeputeerden (art. 45, § 3).<br />

Bijeenroeping<br />

Deel IV<br />

Art. 19<br />

139


Art. 20<br />

Deel IV<br />

140<br />

Bijeenroeping<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Verder is in het Provinciedecreet, vanaf de inwerkingtreding van deze bepalingen, een verplichte<br />

vergadering van de provincieraad <strong>voor</strong>zien:<br />

- vóór het einde van het jaar dat volgt op de provincieraadsverkiezingen en vóór hij beraadslaagt<br />

over het budget <strong>voor</strong> het volgende financiële boekjaar, om het strategische<br />

meerjarenplan vast te stellen (art. 142);<br />

- jaarlijks vóór de raad beraadslaagt over het budget <strong>voor</strong> het volgende financiële boekjaar,<br />

om waar nodig het meerjarenplan aan te passen (art. 143);<br />

- vóór het begin van ieder financiële boekjaar, om het jaarlijkse budget vast te stellen,<br />

behoudens het budget <strong>voor</strong> het eerste volledige financiële boekjaar van de zesjaarlijkse<br />

periode, dat kan worden vastgesteld in de loop van het eerste kwartaal van dat boekjaar<br />

(art. 144);<br />

- in de loop van het eerste semester van het financiële boekjaar dat volgt op het financiele<br />

boekjaar waarop de rekening betrekking heeft, om de jaarrekening vast te stellen<br />

(art. 169);<br />

- uiterlijk op 31 mei en 31 oktober van ieder jaar, om de jaarrekening van het <strong>voor</strong>bije<br />

jaar, respectievelijk het budget van het volgende boekjaar van de autonome provinciebedrijven<br />

goed te keuren (art. 236).<br />

Zolang de relevante bepalingen van het Provinciedecreet m.b.t. de planning en het financieel<br />

beheer niet in werking zijn, moet de provincieraad nog krachtens de Provinciewet bijeenkomen<br />

tijdens de maand oktober om het budget <strong>voor</strong> het volgende dienstjaar en de<br />

rekeningen van het vorige dienstjaar vast te stellen; tijdens deze vergadering moet ook het<br />

bijbehorende advies van het Rekenhof en de algemene beleidsnota worden <strong>voor</strong>gelegd (art.<br />

66, § 2 Provinciewet).<br />

b Bevoegdheid tot bijeenroeping<br />

De provincieraad kan slechts rechtsgeldig vergaderen en besluiten nadat hij<br />

daartoe <strong>voor</strong>afgaand door zijn <strong>voor</strong>zitter werd bijeengeroepen.<br />

Enkel de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad is bevoegd tot de bijeenroeping van<br />

de raad, maar het initiatief tot de bijeenroeping kan variëren.<br />

De bijeenroeping kan gebeuren:<br />

- op eigen initiatief van de <strong>voor</strong>zitter zelf;<br />

- op verzoek van de deputatie;<br />

- op verzoek van een derde van de zittinghebbende leden van de provincieraad.<br />

1° Bijeenroeping op eigen initiatief van de <strong>voor</strong>zitter<br />

In principe beslist alleen de <strong>voor</strong>zitter over de noodzakelijkheid of de opportuniteit<br />

van een vergadering van de provincieraad.


HOOFDSTUK 2<br />

Zoals ook reeds onder de gelding van de Provinciewet, maar in tegenstelling<br />

tot de vroegere regeling in de nieuwe Gemeentewet waarbij de gemeenteraad<br />

werd bijeengeroepen door het college van burgemeester en schepenen<br />

(inmiddels gewijzigd in het Gemeentedecreet) is het dus niet de deputatie<br />

die de provincieraad bijeenroept.<br />

Een bijeenroeping van de raad door de deputatie, als college, of door een individueel lid<br />

van de deputatie, of door de provinciegouverneur is dus onwettig en kan zelfs aanleiding<br />

geven tot schorsing of vernietiging van de door de provincieraad tijdens dergelijke onregelmatig<br />

samengeroepen vergadering genomen besluiten.<br />

De <strong>voor</strong>zitter kan de vergaderingen van de raad beleggen op het tijdstip dat hij zelf gepast acht,<br />

zelfs op zondag<strong>voor</strong>middag. Hij moet hierbij echter rekening houden met de rechtmatige belangen<br />

van alle provincieraadsleden en zou misbruik maken van zijn bevoegdheid door de raad<br />

steeds bijeen te roepen op een tijdstip waarop het een of meerdere provincieraadsleden, bijv.<br />

omwille van beroepsactiviteiten, systematisch onmogelijk is om de vergaderingen bij te wonen.<br />

In het huishoudelijk reglement van de provincieraad kan worden bepaald op welke vaste<br />

dag en vast uur van de maand de provincieraad in principe altijd (behoudens de maanden<br />

juli en augustus) bijeenkomt, na een rechtsgeldige oproeping van de provincieraadsleden<br />

door de <strong>voor</strong>zitter. De <strong>voor</strong>zitter kan de provincieraadsleden dan wel nog steeds oproepen<br />

tot een bijkomende vergadering als hij dit nodig acht.<br />

Bij eventueel misbruik door de <strong>voor</strong>zitter van zijn decretale bevoegdheid kan de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering optreden in het kader van het bestuurlijk toezicht.<br />

In geval van kennelijk wangedrag of grove nalatigheid kan de <strong>voor</strong>zitter daarnaast tuchtrechtelijk<br />

gesanctioneerd worden door de <strong>Vlaamse</strong> regering (art. 69).<br />

In de gevallen waarin de <strong>voor</strong>zitter zelf het initiatief heeft genomen tot bijeenroeping<br />

van de raad, heeft ook alleen hij de bevoegdheid om de reeds<br />

vastgestelde vergadering af te gelasten. Noch de deputatie, noch de gedeputeerden<br />

individueel of de provinciegouverneur hebben daartoe enige bevoegdheid.<br />

2° Verplichte bijeenroeping door de <strong>voor</strong>zitter<br />

In afwijking van het algemeen principe dat de <strong>voor</strong>zitter autonoom over de<br />

opportuniteit van een bijeenroeping van de raad beslist, bepaalt artikel 20,<br />

tweede lid van het Provinciedecreet dat de <strong>voor</strong>zitter verplicht is gevolg te<br />

geven aan het verzoek van de deputatie of van een derde van de zittinghebbende<br />

leden van de provincieraad om de raad bijeen te roepen op het door<br />

de deputatie of de provincieraadsleden <strong>voor</strong>gestelde tijdstip en met de door<br />

de deputatie of de provincieraadsleden <strong>voor</strong>gestelde agenda.<br />

De bijeenroeping is wel <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>zitter slechts verplicht indien het verzoek<br />

beantwoordt aan de door het decreet gestelde ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waarden.<br />

Bijeenroeping<br />

Deel IV<br />

141


Deel IV<br />

142<br />

Bijeenroeping<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Zo moet het verzoek uitgaan van de deputatie als college, dan wel door het<br />

vereiste aantal zittinghebbende provincieraadsleden zijn ondertekend. Het<br />

verzoek moet daarnaast het gewenste vergadertijdstip vermelden en een<br />

<strong>voor</strong>stel van agenda bevatten, waarbij <strong>voor</strong> elk punt op de agenda een toegelicht<br />

<strong>voor</strong>stel moet worden ingediend.<br />

De toegelichte <strong>voor</strong>stellen van beslissing moeten worden bezorgd aan de provinciegriffier,<br />

die de <strong>voor</strong>stellen op zijn beurt bezorgt aan de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad.<br />

De <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad is bevoegd om de ontvankelijkheid van<br />

het verzoek te beoordelen en kan de gevraagde bijeenroeping weigeren indien<br />

het verzoek niet aan alle <strong>voor</strong>waarden voldoet.<br />

Hij mag evenwel niet oordelen over de opportuniteit van de gevraagde vergadering.<br />

Indien het verzoek op rechtsgeldige wijze werd gedaan moet de <strong>voor</strong>zitter louter nog de<br />

nodige materiële maatregelen nemen <strong>voor</strong> de oproeping van alle provincieraadsleden.<br />

Wanneer er twijfel zou bestaan of het onderwerp of de onderwerpen waar<strong>voor</strong> de bijeenroeping<br />

wordt gevraagd tot de bevoegdheid van de provincieraad behoren, blijft de <strong>voor</strong>zitter<br />

verplicht tot bijeenroeping van de raad. De raad zal dan zelf moeten oordelen over zijn<br />

bevoegdheid of onbevoegdheid ter zake.<br />

In geval van een dergelijk verzoek, moet de <strong>voor</strong>zitter in principe de provincieraad<br />

bijeenroepen op de dag en het uur die in het verzoek werden aangewezen.<br />

Bij de indiening van het verzoek moet evenwel rekening worden gehouden<br />

met de bij artikel 21 van het Provinciedecreet <strong>voor</strong>geschreven minimumoproepingstermijn<br />

(zie hierna onder c).<br />

Wanneer dus niet expliciet om bijeenroeping bij hoogdringendheid werd gevraagd<br />

en het verzoek te laat aan de <strong>voor</strong>zitter werd overgemaakt om de<br />

provincieraadsleden nog met inachtname van een termijn van acht dagen te<br />

kunnen oproepen, kan de <strong>voor</strong>zitter de vergadering ambtshalve met zoveel<br />

dagen uitstellen als vereist <strong>voor</strong> de naleving van de genoemde minimumoproepingstermijn.<br />

Wanneer in het verzoek geen tijdstip werd opgegeven, of wanneer het tijdstip onnodig onredelijk<br />

zou zijn, zoals bijv. de bijeenroeping om middernacht, kan de <strong>voor</strong>zitter zelf de<br />

datum en/of het uur van de vergadering vaststellen. Een verzoek tot bijeenroeping van de<br />

raad op zondag kan daarentegen niet als onredelijk worden beschouwd en mag <strong>voor</strong> de<br />

<strong>voor</strong>zitter geen aanleiding geven tot wijziging van de datum.<br />

Heeft de <strong>voor</strong>zitter zelf reeds de provincieraad bijeengeroepen <strong>voor</strong> een eerdere<br />

datum dan deze in het verzoek vermeld, dan mag hij de door de verzoekende<br />

provincieraadsleden of de deputatie opgegeven punten toevoegen aan<br />

de agenda van deze raadsvergadering, onder verplichting uiteraard om de<br />

provincieraadsleden tijdig op de hoogte te brengen van deze aanvulling van


HOOFDSTUK 2<br />

de agenda. Omgekeerd verzet niets er zich tegen dat de <strong>voor</strong>zitter, wanneer<br />

hij uitvoering geeft aan het verzoek om de raad bijeen te roepen met een<br />

bepaalde agenda, zelf agendapunten toevoegt aan de dagorde van dezelfde<br />

vergadering.<br />

Zoals gezegd kan het dwingend verzoek aan de <strong>voor</strong>zitter tot bijeenroeping<br />

van de raad uitgaan van één derde van de zittinghebbende provincieraadsleden<br />

of van de deputatie.<br />

• verplichte bijeenroeping op verzoek van één derde van de zittinghebbende<br />

provincieraadsleden<br />

Als zittinghebbend moeten alle provincieraadsleden worden beschouwd die<br />

de eed hebben afgelegd en wier mandaat nog niet ten einde is gekomen,<br />

hierbij inbegrepen de ontslagnemende provincieraadsleden wier opvolger<br />

nog niet werd geïnstalleerd.<br />

Het is niet noodzakelijk dat een derde van de provincieraadsleden hier<strong>voor</strong> getekend hebben<br />

op één en hetzelfde document.<br />

Een besluit waarbij de provincieraad zelf bepaalt om op een aangewezen dag en uur opnieuw<br />

te zullen bijeenkomen om over bepaalde onderwerpen te vergaderen, heeft de waarde<br />

van een geldig verzoek in de zin van artikel 20, tweede lid van het decreet, althans <strong>voor</strong><br />

zover het aantal provincieraadsleden dat <strong>voor</strong> de aanneming van het besluit heeft gestemd<br />

ten minste gelijk is aan een derde van de zittinghebbende provincieraadsleden.<br />

• verplichte bijeenroeping op verzoek van de deputatie<br />

Tot het verzoek om de provincieraad bijeen te roepen en tot vaststelling van<br />

de agenda <strong>voor</strong> die bijeenkomst kan door de deputatie slechts geldig worden<br />

besloten tijdens een regelmatig samengestelde en regelmatig gehouden<br />

vergadering.<br />

Zo zou de deputatie niet rechtsgeldig kunnen besluiten om de <strong>voor</strong>zitter te verzoeken de<br />

raad bijeen te roepen wanneer niet voldoende leden van de deputatie aanwezig zijn om te<br />

kunnen beraadslagen.<br />

c Wijze van oproeping<br />

De oproeping is een louter materiële handeling, die gesteld wordt in uitvoering<br />

van het besluit van de <strong>voor</strong>zitter tot bijeenroeping van de raad of van<br />

het bij de <strong>voor</strong>zitter ingediende verzoek tot bijeenroeping uitgaande van de<br />

deputatie of van één derde van de zittinghebbende provincieraadsleden.<br />

Om rechtsgeldig te zijn moet de oproeping <strong>voor</strong> een provincieraadsvergadering<br />

voldoen aan de volgende <strong>voor</strong>waarden.<br />

Bijeenroeping<br />

Deel IV<br />

Art. 21<br />

143


Deel IV<br />

144<br />

Bijeenroeping<br />

HOOFDSTUK 2<br />

1° De oproeping moet gebeuren door de <strong>voor</strong>zitter van<br />

de provincieraad.<br />

Ongeacht van wie het initiatief tot bijeenroeping uitging, is het steeds de<br />

<strong>voor</strong>zitter die de provincieraad bijeenroept.<br />

Op het bovenvermelde principe bestaat evenwel één uitzondering. Voor de installatievergadering<br />

die van rechtswege plaatsvindt op de eerste werkdag van december om 10 uur,<br />

worden de provincieraadsleden, <strong>voor</strong> de goede orde, uitgenodigd door de provinciegriffier,<br />

en dit ten minste 8 dagen <strong>voor</strong> de installatievergadering. Het betreft hier geen oproeping in<br />

de strikte betekenis, maar een kennisgeving van de datum, het uur en de plaats van de<br />

vergadering.<br />

Indien de installatievergadering echter niet kan plaatsvinden op de eerste werkdag van<br />

december wegens een tegen de verkiezing ingesteld bezwaar of een wijziging van de zetelverdeling,<br />

dan moet er wel een formele bijeenroeping van de provincieraadsleden gebeuren<br />

<strong>voor</strong> de installatievergadering. Deze gebeurt dan, overeenkomstig het basisprincipe,<br />

door de uittredende <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad, die de nieuwverkozen provincieraadsleden<br />

moet bijeenroepen op de installatievergadering binnen tien dagen na de dag waarop<br />

de uitslag van de (al of niet nieuwe) verkiezing of van de zetelverdeling definitief is. Gebeurt<br />

dit echter niet, dan moet de bijeenroeping gedaan worden door een uittredend lid van de<br />

deputatie in volgorde van rang (zie artikel 7 Provinciedecreet).<br />

2° De oproeping moet in principe ten minste acht dagen<br />

vóór de dag van de vergadering aan de provincieraadsleden<br />

worden bezorgd.<br />

De minimumtermijn van acht dagen stelt de provincieraadsleden in staat<br />

om de vergadering van de provincieraad behoorlijk <strong>voor</strong> te bereiden en de<br />

dossiers betreffende de agendapunten te onderzoeken. De naleving ervan<br />

is dan ook een substantiële geldigheidsvereiste <strong>voor</strong> de oproeping en bijgevolg<br />

ook <strong>voor</strong> de tijdens de daaropvolgende vergadering getroffen besluiten.<br />

Het volstaat overigens niet dat de oproeping acht dagen <strong>voor</strong> de dag van de vergadering<br />

werd verzonden naar de provincieraadsleden; de oproeping moet hen reeds acht dagen op<br />

<strong>voor</strong>hand reëel bezorgd zijn.<br />

De termijn wordt, overeenkomstig de algemene regel van artikel 184, tweede lid van het<br />

Provinciedecreet, berekend door terug te tellen vanaf de gebeurtenis die de termijn doet<br />

eindigen, met name de vergadering van de provincieraad. Deze dag zelf wordt niet in de<br />

termijn begrepen, evenmin als de dag van de bezorging van de oproeping.<br />

Een <strong>voor</strong>beeld ter verduidelijking: indien de provincieraad op woensdag gepland is, moet de<br />

oproeping reeds op de dinsdag van de week er<strong>voor</strong> aan de provincieraadsleden bezorgd zijn.<br />

De bedoeling is dat er steeds een periode van zeven vrije dagen is tussen de dag van het<br />

bezorgen van de agenda en de dag van de vergadering.


HOOFDSTUK 2<br />

Opgemerkt kan worden dat indien de provinciegriffier, overeenkomstig artikel 7, § 1 van<br />

het Provinciedecreet, de provincieraadsleden ten minste 8 dagen <strong>voor</strong> de installatievergadering<br />

op de hoogte brengt van de datum, uur en plaats van deze vergadering, het al of<br />

niet tijdig versturen van deze oproeping geen gevolgen kan hebben op de rechtsgeldigheid<br />

van de beslissingen. De installatievergadering vindt immers van rechtswege op een decretaal<br />

vastgelegde dag plaats en de oproeping door de provinciegriffier gebeurt slechts <strong>voor</strong><br />

de goede orde.<br />

Van de minimumoproepingstermijn van acht dagen kan enkel worden afgeweken<br />

in spoedeisende gevallen, waarin bij hoogdringendheid tot oproeping<br />

van de raad moet worden overgegaan.<br />

Van de hoogdringendheid wordt bij <strong>voor</strong>keur melding gemaakt bij de oproeping van de provincieraadsleden.<br />

De beoordeling van het spoedeisend karakter gebeurt in eerste instantie door de <strong>voor</strong>zitter,<br />

maar de provincieraad is niet gebonden door deze kwalificatie en mag weigeren de<br />

onterecht als spoedeisend opgegeven agendapunten te behandelen op de dag van de bijeenkomst.<br />

3° De oproeping moet melding maken van de plaats, de<br />

dag en het tijdstip van de vergadering.<br />

4° De oproeping moet de agenda van de vergadering<br />

vermelden, evenals <strong>voor</strong> elk agendapunt een toegelicht<br />

<strong>voor</strong>stel van beslissing bevatten; de agendapunten<br />

moeten voldoende duidelijk omschreven zijn (zie blz. 152<br />

e.v.).<br />

5° De oproeping moet gebeuren op de wijze zoals<br />

bepaald in het huishoudelijk reglement van de<br />

provincieraad.<br />

De provincieraad kan volledig autonoom beslissen over de wijze van oproeping<br />

in zijn huishoudelijk reglement.<br />

Zo kan de provincieraad beslissen dat de oproeping schriftelijk bij een gewone brief zal<br />

gebeuren of bij een aangetekende brief of nog door afgifte aan huis. Ook kan worden bepaald<br />

dat de oproeping eveneens, dan wel uitsluitend op elektronische wijze zal gebeuren;<br />

in het laatste geval moet wel voldaan zijn aan de <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> een geldige elektronische<br />

handtekening.<br />

Voorwaarde is uiteraard dat de oproeping aan alle provincieraadsleden kan worden bezorgd.<br />

Bijeenroeping<br />

Deel IV<br />

145


Art. 23<br />

Deel IV<br />

146<br />

Bijeenroeping<br />

HOOFDSTUK 2<br />

d Bekendmaking van de provincieraadsvergaderingen aan het<br />

publiek<br />

Mede omwille van de principiële openbaarheid van de provincieraadsvergaderingen,<br />

wordt in artikel 23 van het Provinciedecreet een bekendmaking<br />

van de vergadering aan het publiek verplicht gesteld.<br />

De plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering moeten uiterlijk<br />

acht dagen <strong>voor</strong> de dag van de vergadering openbaar worden gemaakt<br />

op het provinciehuis.<br />

Indien er nadien, op initiatief van de provincieraadsleden of van de deputatie, nog bijkomende<br />

punten aan de agenda worden toegevoegd, dan moet de aangepaste agenda uiterlijk<br />

24 uur nadat hij werd vastgesteld op dezelfde wijze worden bekendgemaakt.<br />

Het decreet spreekt van bekendmaking “op het provinciehuis”.<br />

Deze bekendmaking zou dus kunnen gebeuren door aanplakking van een<br />

bericht op de plaats waar de provincieraad zitting houdt, zoals vroeger uitdrukkelijk<br />

zo bepaald in de Provinciewet.<br />

De concrete wijze van bekendmaking moet evenwel nader worden bepaald<br />

in het huishoudelijk reglement van de provincieraad.<br />

Het decreet <strong>voor</strong>ziet uitdrukkelijk in een mogelijkheid tot afwijking van de bekendmakingstermijn<br />

indien de provincieraad bij hoogdringendheid wordt bijeengeroepen, naar analogie<br />

met de regeling in artikel 21 m.b.t. de minimumoproepingstermijn <strong>voor</strong> de provincieraadsleden,<br />

die in dit geval evenmin van toepassing is.<br />

In spoedeisende gevallen wordt de agenda uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld, en uiterlijk<br />

vóór de aanvang van de vergadering op dezelfde wijze openbaar gemaakt.<br />

Aangezien de bekendmaking op het provinciehuis een minimumverplichting<br />

is, kan de provincieraad in zijn huishoudelijk reglement daarnaast nog andere,<br />

bijkomende, wijzen van bekendmaking <strong>voor</strong>schrijven, zoals bijv. de bedeling<br />

huis aan huis van folders waarin informatie wordt vermeld over de<br />

volgende raadsvergadering, mededeling via regionale dagbladen of televisie,<br />

lokale radio of op de website van de provincie. De provincie zou eveneens de<br />

agenda <strong>voor</strong> bekendmaking kunnen toezenden naar de gemeentebesturen.<br />

Daarnaast bepaalt artikel 23, § 2 van het Provinciedecreet dat, overeenkomstig<br />

het decreet betreffende de openbaarheid van bestuur, iedere natuurlijke<br />

persoon, rechtspersoon of groepering ervan, inzage en/of afschrift van of<br />

uitleg bij de agenda van de provincieraad, evenals van de stukken die erop<br />

betrekking hebben, kan verkrijgen.<br />

Dit gebeurt dan onder de <strong>voor</strong>waarden en volgens de modaliteiten bepaald in het Decreet<br />

betreffende de openbaarheid van bestuur.


B DePutAtIe<br />

HOOFDSTUK 2<br />

De gewone vergaderingen van de deputatie vinden veelal wekelijks plaats<br />

op een door de deputatie zelf vastgestelde dag en uur. De <strong>voor</strong>zitter van<br />

de deputatie kan deze wel steeds in spoedeisende gevallen in een buitengewone<br />

vergadering bijeenroepen.<br />

a Gewone en buitengewone vergaderingen<br />

De deputatie vergadert regelmatig, op de dagen en uren die ze bepaalt, en<br />

zo dikwijls als de behandeling van de zaken dat vereist.<br />

De <strong>voor</strong>zitter kan in spoedeisende gevallen buitengewone vergaderingen bijeenroepen,<br />

op de dag en het uur die hij bepaalt (artikel 51, eerste lid).<br />

Er is bijgevolg een onderscheid tussen enerzijds de vergaderingen die de<br />

deputatie houdt op de dagen en uren die door haarzelf werden bepaald, namelijk<br />

de gewone vergaderingen, en anderzijds de buitengewone vergaderingen<br />

die plaatshebben in spoedeisende gevallen en die worden bijeengeroepen<br />

door de <strong>voor</strong>zitter van de deputatie, in principe de provinciegouverneur.<br />

1° Gewone vergaderingen<br />

De dagen en uren van haar gewone vergaderingen worden door de deputatie<br />

zelf bepaald. Dit kan gebeuren in het huishoudelijk reglement van de deputatie.<br />

Veelal vergadert de deputatie één keer per week, op een vastgestelde<br />

dag en met een vastgesteld aanvangsuur.<br />

De bevoegdheid om de dagen en uren van haar vergaderingen te bepalen, komt uitsluitend<br />

de deputatie toe; noch de provincieraad, noch de provinciegouverneur kunnen hierover<br />

enig <strong>voor</strong>schrift opleggen. De door de meerderheid van de leden van de deputatie vastgelegde<br />

dag en uur <strong>voor</strong> de gewone vergaderingen is in regel verbindend <strong>voor</strong> de andere leden<br />

en de provinciegouverneur.<br />

Indien de deputatie nagelaten zou hebben de dagen en uren van haar gewone vergaderingen<br />

vast te stellen, kan ze enkel in buitengewone vergadering samenkomen.<br />

Aangezien de dagen en uren van de gewone vergaderingen op <strong>voor</strong>hand<br />

door de deputatie worden vastgelegd, is <strong>voor</strong> deze vergaderingen het verzenden<br />

van oproepingsbrieven overbodig. Dit belet echter niet dat in het<br />

huishoudelijk reglement het verzenden van oproepingsbrieven toch <strong>voor</strong>geschreven<br />

kan worden, bijv. met de bedoeling de leden de agenda van de vergadering<br />

mee te delen.<br />

Bijeenroeping<br />

Deel IV<br />

Art. 51<br />

147


Deel IV<br />

148<br />

Bijeenroeping<br />

HOOFDSTUK 2<br />

2° Buitengewone vergaderingen<br />

De buitengewone vergaderingen daarentegen worden in spoedeisende gevallen<br />

bijeengeroepen door de <strong>voor</strong>zitter. De gedeputeerden zelf hebben niet<br />

het recht de deputatie in buitengewone vergadering bijeen te roepen, en nog<br />

minder een vergadering van de deputatie te houden buiten het medeweten<br />

van de provinciegouverneur. Deze uitsluitende bevoegdheid van de <strong>voor</strong>zitter<br />

houdt tevens in dat hij uiteindelijk de opportuniteit beoordeelt om van deze<br />

bevoegdheid gebruik te maken.<br />

Alhoewel de gedeputeerden de provinciegouverneur kunnen verzoeken een<br />

buitengewone vergadering bijeen te roepen, kunnen ze hem daartoe niet<br />

dwingen. De gedeputeerden kunnen zich evenmin beroepen op artikel 20,<br />

tweede lid van het Provinciedecreet — dat aan een derde van de leden het<br />

recht toekent de bijeenroeping van de provincieraad te vragen — om de provinciegouverneur<br />

te verplichten op verzoek van een derde van zijn leden de<br />

deputatie in buitengewone vergadering bijeen te roepen.<br />

Wanneer de provinciegouverneur verzuimt de deputatie in buitengewone vergadering samen<br />

te roepen kan ze enkel in gewone vergadering samenkomen. Indien de deputatie de<br />

dagen en uren van de gewone vergadering niet zou vastgesteld hebben, kan ze in deze<br />

veronderstelling zelfs niet vergaderen. Dan kunnen de gedeputeerden enkel een beroep<br />

doen op de <strong>Vlaamse</strong> regering die de provinciegouverneur kan gelasten de deputatie bijeen<br />

te roepen.<br />

b Vormvereisten<br />

1° Buitengewone vergaderingen<br />

Artikel 51 van het Provinciedecreet legt de provinciegouverneur geen vormvereisten<br />

op die hij <strong>voor</strong> de bijeenroeping van de deputatie in buitengewone<br />

vergadering moet naleven. Hij kan in spoedeisende gevallen buitengewone<br />

vergaderingen bijeenroepen op de dag en het uur die hij bepaalt, zonder dat<br />

hij hierbij gebonden is door een termijn <strong>voor</strong> de oproeping. Hij kan in dit<br />

geval ook kiezen op welke wijze hij de gedeputeerden bijeenroept.<br />

Wel moet de provinciegouverneur, wanneer hij de deputatie in buitengewone vergadering<br />

bijeenroept, daartoe elke gedeputeerde uitnodigen. Hij kan er zich niet toe beperken<br />

slechts een meerderheid van de gedeputeerden op te roepen. De na dergelijke onregelmatige<br />

bijeenroeping, buiten medeweten van één of meerdere gedeputeerden, gehouden vergadering<br />

is onwettig.


2° Gewone vergaderingen<br />

HOOFDSTUK 2<br />

De decreetgever heeft, zoals reeds aangegeven, ook <strong>voor</strong> de bijeenroeping<br />

van de deputatie in gewone vergadering geen vormvereisten opgelegd. Zo<br />

nodig kan de deputatie in haar huishoudelijk reglement wel vorm<strong>voor</strong>schriften<br />

opleggen.<br />

Bijeenroeping<br />

Deel IV<br />

149


Art. 19<br />

Deel IV<br />

150<br />

Plaats<br />

HOOFDSTUK 3<br />

3 Plaats<br />

A ProVIncIerAAD<br />

Overeenkomstig artikel 19 van het Provinciedecreet moet de provincieraad<br />

in principe vergaderen in de hoofdplaats van de provincie.<br />

Hierop is slechts één uitzondering mogelijk: omwille van een buitengewone<br />

gebeurtenis kan de <strong>voor</strong>zitter de raad bijeenroepen in een andere<br />

gemeente van de provincie.<br />

Zoals reeds aangegeven vermeldt de oproeping <strong>voor</strong> de provincieraad de<br />

plaats van de vergadering. Veelal zullen de vergaderingen plaatsvinden in<br />

een daartoe bestemde zaal van de gebouwen waarin de provinciale administratie<br />

gehuisvest is.<br />

Het komt in principe aan de provincieraad toe om te bepalen waar zijn vergaderingen (in<br />

regel in de hoofdplaats van de provincie) zullen plaatshebben. Dit houdt echter niet in dat<br />

een oproeping van de provincieraad door de <strong>voor</strong>zitter op een andere plaats ongeldig zou<br />

zijn; de <strong>voor</strong>zitter kan immers genoodzaakt zijn de provincieraad elders samen te roepen<br />

en bovendien betuigt de provincieraad door op deze plaats te vergaderen hiermee stilzwijgend<br />

zijn instemming.<br />

In uitzonderlijke omstandigheden, bij<strong>voor</strong>beeld bij verbouwingswerken aan<br />

het provinciehuis, kan de provincieraad besluiten om te vergaderen op een<br />

andere plaats dan de hier<strong>voor</strong> bestemde raadzaal. Een bijeenkomst van de<br />

provincieraadsleden op een ongewone vergaderplaats mag evenwel niet van<br />

die aard zijn dat zij de aanwezigheid van bepaalde provincieraadsleden op de<br />

vergadering in de weg staat of de vrijheid van beraadslaging belemmert. Tevens<br />

moet de vergaderplaats steeds kunnen voldoen aan de vereiste van<br />

openbaarheid van de vergaderingen.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering kan als toezichthoudende overheid de besluiten genomen<br />

in strijd met de <strong>voor</strong>noemde principes steeds schorsen en/of vernietigen.<br />

B DePutAtIe<br />

De vergaderingen van de deputatie hebben plaats in het provinciehuis of<br />

een daartoe bestemd lokaal van het provinciebestuur.<br />

Uitzonderlijk kan de deputatie, indien daartoe een gegronde reden bestaat<br />

en met akkoord van al zijn leden, vergaderen bij één van hen of bij een derde.<br />

Een gegronde reden zou bijv. de ziekte van de provinciegouverneur of<br />

een gedeputeerde kunnen zijn.


HOOFDSTUK 3<br />

Bovendien moeten de vergaderingen die bij één van de leden of een derde<br />

plaatsvinden de nodige waarborgen bieden <strong>voor</strong> een objectief en sereen verloop<br />

van de vergadering en moet de gekozen plaats zó zijn dat het besloten<br />

karakter van de beraadslaging niet in gevaar komt.<br />

Deel IV<br />

Plaats<br />

151


Art. 20<br />

Deel IV<br />

152<br />

Agenda<br />

HOOFDSTUK 4<br />

4 agenda<br />

A ProVIncIerAAD<br />

De agenda <strong>voor</strong> de provincieraadsvergaderingen wordt vastgesteld door<br />

de <strong>voor</strong>zitter van de raad, zij het dat de punten die werden aangereikt<br />

door de deputatie in ieder geval op de agenda staan en zowel de provincieraadsleden<br />

als de deputatie ook nog agendapunten kunnen toevoegen.<br />

Ook de provinciegouverneur kan vragen bepaalde aangelegenheden behandeld<br />

te zien en inwoners van de provincie hebben onder bepaalde<br />

<strong>voor</strong>waarden ook de mogelijkheid een punt op de agenda te doen inschrijven.<br />

Het Provinciedecreet kent aan de provincieraadsleden een ruim inzagerecht<br />

toe dat hen in staat stelt de dossiers die op de agenda betrekking<br />

hebben <strong>voor</strong>afgaand op een degelijke wijze te onderzoeken. In principe<br />

kan de provincieraad tijdens zijn vergaderingen enkel de punten behandelen<br />

die werden opgenomen op de agenda <strong>voor</strong> de vergadering. Uitzonderlijk<br />

kan de raad zelf beslissen dat een spoedbehandeling nodig is.<br />

a Vaststelling van de agenda<br />

1° Principiële vaststelling door de <strong>voor</strong>zitter<br />

De provincieraad mag tijdens zijn vergaderingen in regel enkel die onderwerpen<br />

in behandeling nemen die opgenomen werden op de agenda. De<br />

principiële bevoegdheid tot vaststelling van deze agenda komt toe aan de<br />

<strong>voor</strong>zitter, zij het dat de agenda in ieder geval de punten bevat die door de<br />

deputatie aan de <strong>voor</strong>zitter worden meegedeeld. Onverminderd de punten<br />

die de deputatie meedeelt en die de <strong>voor</strong>zitter dus verplicht is op te nemen<br />

op de agenda, kan de <strong>voor</strong>zitter zelf bepalen welke onderwerpen hij op een<br />

bepaalde vergadering aan de raad ter behandeling zal <strong>voor</strong>leggen en in welke<br />

volgorde deze op de agenda zullen <strong>voor</strong>komen. De raad zelf heeft ter<br />

zake geen inmengingsrecht.<br />

De op de agenda geplaatste onderwerpen moeten op voldoende duidelijke<br />

wijze omschreven worden om de provincieraadsleden, aan wie de agenda op<br />

<strong>voor</strong>hand wordt toegezonden, toe te laten het onderwerp <strong>voor</strong> te bereiden en<br />

in te studeren.<br />

De vermelding “mededelingen” is dan ook onvoldoende als omschrijving van aangelegenheden<br />

die tot beraadslaging en besluitvorming van de raad kunnen leiden. Zij mag slechts<br />

gebruikt worden als aanduiding <strong>voor</strong> loutere kennisgevingen of mededeling van ingekomen<br />

stukken aan de raad.


HOOFDSTUK 4<br />

Anderzijds wordt niet vereist dat op de agenda zelf een uitvoerige toelichting wordt gegeven<br />

over de diverse onderwerpen, zoals bijv. de opgave van de kandidatenlijst bij een <strong>voor</strong>stel<br />

tot benoeming; een omschrijving moet als voldoende duidelijk worden beschouwd<br />

wanneer zij bij de provincieraadsleden geen twijfel laat bestaan nopens de draagwijdte van<br />

het agendapunt.<br />

De agenda mag verder niet zo geredigeerd zijn dat de provincieraad iedere optiemogelijkheid<br />

wordt ontnomen of dat de te nemen beslissing reeds in een bepaalde richting wordt<br />

gestuurd. Niets belet de raad dergelijk agendapunt te amenderen.<br />

Wanneer de <strong>voor</strong>zitter de provincieraad bij hoogdringendheid bijeenroept,<br />

dan mag de dagorde <strong>voor</strong> die vergadering niets meer vermelden dan het<br />

onderwerp waar<strong>voor</strong> de hoogdringendheid wordt aangevoerd.<br />

2° Initiatiefrecht van de provincieraadsleden<br />

De <strong>voor</strong>zitter heeft wel de algemene bevoegdheid, maar niet het monopolie<br />

inzake de vaststelling van de agenda. De artikelen 20, tweede lid en 22 van<br />

het Provinciedecreet kennen ter zake aan de provincieraadsleden een tweevoudig<br />

initiatiefrecht toe.<br />

Bij toepassing van artikel 20, tweede lid is een derde van de zittinghebbende<br />

provincieraadsleden er steeds toe gerechtigd de <strong>voor</strong>zitter te verplichten de<br />

raad bijeen te roepen over een aantal onderwerpen waarvan zij de behandeling<br />

wensen (zie blz. 141-143).<br />

De <strong>voor</strong>zitter is verplicht deze punten op te nemen in de agenda, zonder dat nochtans een<br />

letterlijke overname van de bewoordingen van het verzoek vereist is. Niets belet de <strong>voor</strong>zitter<br />

ook nog andere onderwerpen aan de dagorde van dezelfde vergadering toe te voegen.<br />

Daarnaast hebben ook de afzonderlijke provincieraadsleden het recht om<br />

punten aan de agenda te doen toevoegen (art. 22, eerste lid).<br />

Deze mogelijkheid staat open <strong>voor</strong> elk provincieraadslid, afzonderlijk optredend<br />

of samen met andere provincieraadsleden, met uitzondering evenwel<br />

van de leden van de deputatie. De leden van de deputatie worden immers<br />

geacht reeds tijdens de vergadering van de deputatie hun recht tot aanreiking<br />

van de agendapunten te hebben uitgeput, en hebben overigens als college<br />

ook initiatiefrecht.<br />

Om ontvankelijk te zijn moet dergelijk aanvullend agendapunt uiterlijk vijf dagen vóór de<br />

vergadering worden <strong>voor</strong>gelegd.<br />

Deze termijn wordt, overeenkomstig de algemene regel van artikel 184, tweede lid van het<br />

Provinciedecreet, berekend door terug te tellen vanaf de gebeurtenis die de termijn doet<br />

eindigen, met name de vergadering van de provincieraad. Deze dag zelf wordt niet in de<br />

termijn begrepen, evenmin als de dag van verzending.<br />

Deel IV<br />

Agenda<br />

Art. 20-22<br />

153


Deel IV<br />

154<br />

Agenda<br />

HOOFDSTUK 4<br />

Een <strong>voor</strong>beeld ter verduidelijking: indien de provincieraad op woensdag gepland is, kunnen<br />

de provincieraadsleden tot uiterlijk vrijdag van de week er<strong>voor</strong> agendapunten toevoegen.<br />

Het aanvullend agendapunt moet vergezeld zijn van een toegelicht <strong>voor</strong>stel van beslissing,<br />

met een duidelijke omschrijving van de inhoud van het <strong>voor</strong>stel. Een specifieke motivatie<br />

<strong>voor</strong> het verzoek tot aanvulling van de agenda is evenwel niet vereist.<br />

Volgens de bewoordingen van artikel 22, eerste lid van het Provinciedecreet moet het <strong>voor</strong>stel<br />

bezorgd worden aan de provinciegriffier die de ingekomen <strong>voor</strong>stellen op zijn beurt<br />

bezorgt aan de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad. Dit <strong>voor</strong>schrift is niet van beperkende interpretatie<br />

zodat ook een bij post of per fax verzonden en tijdig ingekomen <strong>voor</strong>stel als<br />

ontvankelijk moet worden beschouwd.<br />

De indiening van een bijkomend agendapunt per e-mail is ook mogelijk als voldaan is aan<br />

de <strong>voor</strong>waarde van een rechtsgeldige elektronische handtekening.<br />

De <strong>voor</strong>zitter is verplicht elk regelmatig en tijdig ingediend verzoek tot aanvulling<br />

van de agenda in te willigen zonder dat hij mag oordelen over de opportuniteit<br />

van <strong>voor</strong>legging ervan aan de raad. Een <strong>voor</strong>stel zou slechts geweigerd<br />

mogen worden indien het manifest in strijd met de bij artikel 22,<br />

eerste lid van het Provinciedecreet opgelegde vorm<strong>voor</strong>schriften werd ingediend.<br />

Een laattijdig ingediend of niet-toegelicht <strong>voor</strong>stel van beslissing zou<br />

immers de prerogatieven van de andere provincieraadsleden schenden.<br />

Het recht van een provincieraadslid om een punt te doen toevoegen aan de agenda van de<br />

provincieraadsvergadering is evenwel gerelateerd aan de bevoegdheid van de raad om ter<br />

zake een besluit te nemen. Bestaat er evenwel twijfel over of een ingediend <strong>voor</strong>stel onder<br />

de beslissingsbevoegdheid van de raad ressorteert, dan heeft de <strong>voor</strong>zitter niet het recht<br />

om deze bevoegdheidsvraag te beslechten en moet hij het <strong>voor</strong>stel toevoegen aan de agenda<br />

van de raad. Deze moet dan zelf oordelen of hij ter zake bevoegd is.<br />

De <strong>voor</strong>zitter is evenmin bevoegd om het initiatiefrecht van de provincieraadsleden<br />

te beperken door bijv. restricties te stellen aan het aantal <strong>voor</strong>stellen<br />

dat ieder lid mag indienen of door de wettelijke termijn van vijf dagen<br />

te verlengen. Ook de raad zelf zou dergelijke restricties trouwens evenmin<br />

in zijn huishoudelijk reglement kunnen opnemen.<br />

Elk regelmatig <strong>voor</strong>stel moet in de agenda worden opgenomen of, indien de<br />

agenda reeds aan de provincieraadsleden verzonden werd, door de <strong>voor</strong>zitter<br />

in de aanvullende agenda worden opgenomen.<br />

De mededeling van de aanvullende agendapunten, zoals vastgesteld door de<br />

<strong>voor</strong>zitter, is op grond van artikel 22, derde lid van het Provinciedecreet een taak<br />

van de provinciegriffier. Hij deelt de aanvullende agenda, samen met de bijbehorende<br />

toegelichte <strong>voor</strong>stellen, onverwijld mee aan de provincieraadsleden.


3° Initiatiefrecht van de deputatie<br />

HOOFDSTUK 4<br />

Indien de <strong>voor</strong>zitter zelf het initiatief neemt tot een bijeenroeping van de<br />

raad en de agenda vaststelt, zal zoals gezegd deze agenda in ieder geval de<br />

punten moeten bevatten die door de deputatie aan de <strong>voor</strong>zitter worden<br />

meegedeeld. De deputatie is dus bevoegd om agendapunten aan te reiken.<br />

Bij toepassing van artikel 20, tweede lid van het Provinciedecreet kan de deputatie<br />

daarnaast steeds de <strong>voor</strong>zitter ertoe verplichten de raad bijeen te<br />

roepen over de onderwerpen waarvan zij de behandeling wenst (zie blz. 141-<br />

143).<br />

De <strong>voor</strong>zitter is in dit geval verplicht deze punten op te nemen in de agenda,<br />

zonder dat nochtans een letterlijke overname van de bewoordingen van het<br />

verzoek tot bijeenroeping vereist is. Niets belet de <strong>voor</strong>zitter ook nog andere<br />

onderwerpen aan de dagorde van dezelfde vergadering toe te voegen.<br />

Ten slotte heeft de deputatie als college dezelfde bevoegdheid als de leden<br />

van de provincieraad – individueel of samen optredend – om punten aan de<br />

door de <strong>voor</strong>zitter vastgestelde agenda te doen toevoegen (art. 22, eerste<br />

lid). Van deze mogelijkheid kan geen gebruik worden gemaakt door een individueel<br />

lid van de deputatie (art. 22, tweede lid).<br />

Inzake de ontvankelijkheidsvereisten m.b.t. dergelijke verzoeken van de deputatie<br />

en de verdere behandeling ervan door de <strong>voor</strong>zitter en mededeling<br />

door de provinciegriffier gelden dezelfde principes als hierboven vermeld<br />

m.b.t. het initiatiefrecht van de provincieraadsleden.<br />

4° Agenderingsrecht van de provinciegouverneur<br />

Op grond van artikel 63 van het Provinciedecreet beschikt de provinciegouverneur<br />

over de bevoegdheid om de provincieraad te verzoeken om bepaalde<br />

aangelegenheden te behandelen. De provincieraad is dan gehouden over<br />

deze aangelegenheden te beslissen.<br />

5° Agenderingsrecht van de inwoners van de provincie<br />

De bij de decreetswijziging van 2 juni 2006 in het Provinciedecreet ingevoegde<br />

artikelen 193bis e.v. geven ook aan de inwoners van de provincie het<br />

recht om te verzoeken <strong>voor</strong>stellen en vragen op de agenda van de provincieraad<br />

te doen inschrijven.<br />

De provincieraad is dan verplicht tijdens zijn eerstvolgende vergadering te<br />

bepalen welk gevolg aan die <strong>voor</strong>stellen of vragen wordt gegeven en hoe dat<br />

Deel IV<br />

Agenda<br />

Art. 20-22<br />

Art. 63<br />

Art. 193bis<br />

e.v.<br />

155


Art. 21<br />

Deel IV<br />

156<br />

Agenda<br />

HOOFDSTUK 4<br />

wordt bekendgemaakt, mits het verzoek daartoe voldoet aan de volgende<br />

<strong>voor</strong>waarden:<br />

- m.b.t. een minimale ondersteuning van het verzoek: het verzoek moet<br />

worden gesteund door ten minste 1% van het aantal inwoners van de provincie<br />

ouder dan 16 jaar; de naam, <strong>voor</strong>namen, geboortedatum en woonplaats<br />

van iedereen die het verzoekschrift ondertekend heeft, moeten dan<br />

ook worden vermeld;<br />

Het gaat dus niet zozeer om een mogelijkheid van “burgerinitiatief”, omdat de mogelijkheid<br />

beperkt is tot “inwoners” van de provincie, nl. personen die op het grondgebied van<br />

de provincie wonen.<br />

- m.b.t. de bevoegdheid van de provincieraad: het moet gaan om <strong>voor</strong>stellen<br />

en vragen over de provinciale beleidsvoering en dienstverlening; <strong>voor</strong>dat<br />

de provincieraad zich erover uitspreekt, moet hij trouwens zelf uitspraak<br />

doen over zijn bevoegdheid;<br />

- m.b.t. de wijze van indienen van het verzoek: de vragen of <strong>voor</strong>stellen<br />

moeten in een gemotiveerde nota nader worden omschreven, eventueel<br />

vergezeld van alle nuttige stukken die de raad kunnen <strong>voor</strong>lichten; het<br />

verzoek moet daarnaast worden ingediend met een door de provincie ter<br />

beschikking gesteld formulier, bij een ter post aangetekende brief aan de<br />

provincie;<br />

Het is de deputatie die nagaat of aan deze <strong>voor</strong>waarden is voldaan.<br />

- m.b.t. de termijn die de inwoners moeten in acht nemen <strong>voor</strong> behandeling<br />

tijdens de eerstvolgende provincieraadszitting: het verzoek moet minstens<br />

twintig dagen <strong>voor</strong> de dag van de vergadering bij de deputatie zijn ingediend.<br />

Deze <strong>voor</strong>waarde is, tenzij bij hoogdringendheid, niet cruciaal, aangezien bij niet-naleving<br />

van deze minimumtermijn, het verzoek moet worden behandeld in de daaropvolgende vergadering<br />

van de raad.<br />

Zoals gezegd, is de provincieraad, wanneer hij zich bevoegd acht, onder<br />

deze <strong>voor</strong>waarden gehouden zich uit te spreken over de <strong>voor</strong>stellen of vragen<br />

van de inwoners. De inwoners hebben trouwens tijdens de raadsvergadering<br />

eveneens het recht om hun agendapunten mondeling toe te lichten.<br />

b Voorafgaand onderzoek van de agendapunten<br />

Elk provincieraadslid kan aan artikel 21, tweede lid en 30 van het Provinciedecreet<br />

het recht ontlenen om, <strong>voor</strong>afgaand aan de vergadering van de raad,


HOOFDSTUK 4<br />

inzage te vragen en te krijgen in de dossiers die betrekking hebben op de<br />

punten die op de agenda van de raad zijn ingeschreven.<br />

De provincieraadsleden moeten ook de nodige gelegenheid krijgen om in<br />

voldoende mate inzage te kunnen nemen in de dossiers. Daarom bepaalt<br />

artikel 21, tweede lid van het Provinciedecreet dat de dossiers ter beschikking<br />

van de provincieraadsleden moeten worden gesteld vanaf de verzending<br />

van de agenda van de provincieraadsvergadering. Vanaf dat ogenblik moeten<br />

de dossiers doorlopend ter inzage en ter studie liggen van de provincieraadsleden.<br />

Inhoudelijk moeten deze dossiers bovendien voldoende gestoffeerd zijn: zij<br />

moeten alle stukken bevatten die op het agendapunt betrekking hebben en<br />

moeten de provincieraadsleden toelaten een beeld te krijgen van alle belangrijke<br />

elementen die van invloed kunnen zijn op de te nemen beslissing.<br />

Het ontbreken van dergelijke elementen in de ter inzage gelegde dossiers, en a fortiori het<br />

ontbreken van enig dossier met betrekking tot een geagendeerd punt, hebben zelfs tot<br />

gevolg dat de provincieraad geen rechtsgeldige beslissing zal kunnen nemen over dat<br />

punt. Een provincieraadsbesluit dat genomen werd met miskenning van het wettelijk inzagerecht<br />

van de provincieraadsleden is dan ook vatbaar <strong>voor</strong> schorsing en/of vernietiging.<br />

Toch moet ter zake genuanceerd worden: indien er in het dossier enkel stukken van ondergeschikt<br />

belang ontbreken, die geen informatie bevatten die essentieel is <strong>voor</strong> de te<br />

nemen beslissing, zal er uiteraard ook geen aanleiding bestaan <strong>voor</strong> <strong>voor</strong>noemde toezichtsmaatregelen.<br />

Ten slotte moeten, krachtens artikel 21, vierde lid van het Provinciedecreet,<br />

de provinciegriffier of de door hem aangewezen personeelsleden aan de<br />

provincieraadsleden die er om verzoeken de nodige technische inlichtingen<br />

verstrekken over de in het dossier <strong>voor</strong>komende stukken.<br />

In zijn huishoudelijk reglement moet de provincieraad verder concretiseren<br />

op welke wijze de dossiers die op de agenda betrekking hebben ter beschikking<br />

worden gesteld aan de provincieraadsleden, evenals de modaliteiten<br />

bepalen <strong>voor</strong> het verstrekken van de technische inlichtingen, dit uiteraard<br />

om te <strong>voor</strong>komen dat de normale, goede werking van de provinciale diensten<br />

in het gedrang zou komen.<br />

Het inzagerecht van de provincieraadsleden en het hierboven beschreven informatierecht<br />

zijn evenwel twee onderscheiden zaken: het recht op inzage in de dossiers mag in geen<br />

geval afhankelijk gesteld worden van de aanwezigheid van de provinciegriffier of een ander,<br />

<strong>voor</strong> het verstrekken van de inlichtingen aangewezen personeelslid.<br />

Indien de provincieraad wordt bijeengeroepen <strong>voor</strong> de bespreking van het<br />

budget en de jaarrekening, dan moeten de provincieraadsleden bovendien<br />

nog op een bijkomende wijze geïnformeerd worden. Artikel 144, vijfde lid en<br />

artikel 170, § 2 van het Provinciedecreet schrijven immers <strong>voor</strong> dat in dat<br />

Deel IV<br />

Agenda<br />

Art. 30<br />

Art. 144, § 5<br />

Art. 170, § 2<br />

157


Art. 29<br />

Deel IV<br />

158<br />

Agenda<br />

HOOFDSTUK 4<br />

geval aan de provincieraadsleden, uiterlijk veertien dagen vóór de vergadering,<br />

een exemplaar moet worden bezorgd van — naargelang het geval —<br />

het ontwerp van budget of jaarrekening. Voor de budgetwijzigingen geldt dit<br />

evenwel niet; het ontwerp moet worden bezorgd aan de provincieraadsleden<br />

uiterlijk samen met de agenda <strong>voor</strong> de vergadering waarop het wordt besproken,<br />

d.w.z. met inachtname van de gewone termijn vermeld in artikel 21<br />

van het Provinciedecreet.<br />

Het ontwerp moet worden overgemaakt in de versie zoals deze aan de raad zal worden<br />

<strong>voor</strong>gelegd, in de <strong>voor</strong>geschreven vorm en moet vergezeld zijn van alle bijlagen die vereist<br />

zijn <strong>voor</strong> de definitieve vaststelling, waaronder - op grond van artikel 66, § 2 van de<br />

Provinciewet - het bijbehorend advies van het Rekenhof.<br />

Overigens houdt de verplichting tot toezending van het ontwerp van budget of jaarrekening<br />

ten minste veertien dagen vóór de provincieraadsvergadering niet in dat de provincieraadsleden<br />

ten vroegste vanaf dat ogenblik kennis kunnen nemen van het ontwerp. Integendeel,<br />

de definitief door de deputatie ter zake opgestelde ontwerpen zijn, vanaf de vaststelling<br />

ervan door de deputatie, bestuursdocumenten die door de provincieraadsleden vanaf dat<br />

ogenblik ook ter inzage kunnen worden opgevraagd.<br />

De nog niet in werking getreden bepalingen in het Provinciedecreet omtrent het<br />

financieel beheer <strong>voor</strong>zien dienaangaande ook een termijn van veertien dagen<br />

<strong>voor</strong> het toezenden van het ontwerp van meerjarenplan (art. 142, § 4) en de<br />

jaarlijkse aanpassing daarvan (art. 143, vierde lid).<br />

c Behandeling van de agenda<br />

Tijdens zijn zitting is de provincieraad meester over de hem <strong>voor</strong>gelegde<br />

agenda. De raad is dus niet verplicht om elk op de agenda geplaatst onderwerp<br />

in behandeling te nemen en zich erover uit te spreken, behoudens indien<br />

het agendapunt werd aangebracht door de provinciegouverneur in toepassing<br />

van artikel 63 van het Provinciedecreet, of door inwoners van de<br />

provincie in toepassing van artikel 193bis e.v. van het Provinciedecreet.<br />

De raad kan bijgevolg beslissen de behandeling van bepaalde punten te verdagen naar een<br />

volgende vergadering, een bijkomend <strong>voor</strong>afgaand onderzoek te bevelen betreffende de<br />

aan hem ter bespreking <strong>voor</strong>gelegde onderwerpen en de deputatie met dit onderzoek te<br />

belasten. Hij is tevens bevoegd om de <strong>voor</strong>gestelde volgorde van de agendapunten te wijzigen,<br />

om de <strong>voor</strong>stellen te amenderen en zelfs uit te breiden buiten hun oorspronkelijke<br />

beschrijving.<br />

Het is de provincieraad evenwel niet toegestaan een onderwerp in bespreking<br />

te nemen dat niet op de agenda van de vergadering <strong>voor</strong>komt, tenzij de<br />

behandeling van dit punt zo spoedeisend is dat het geringste uitstel gevaar<br />

zou kunnen opleveren en bovendien ten minste twee derde van de aanwezi-


HOOFDSTUK 4<br />

ge leden tot spoedbehandeling hebben besloten (art. 29, eerste en tweede<br />

lid).<br />

Om een rechtsgeldige beslissing te kunnen nemen aangaande een onderwerp dat niet op<br />

de agenda <strong>voor</strong>komt, zijn derhalve twee stembeurten vereist: een eerste waarbij een bijzondere<br />

meerderheid van twee derde van de aanwezige leden tot spoedbehandeling besluit<br />

en een tweede waarbij een gewone meerderheid van de leden zich uitspreekt over het betrokken<br />

punt zelf. De namen van de leden die tot spoedbehandeling besluiten en de motieven<br />

<strong>voor</strong> hun besluit moeten in de notulen worden vermeld.<br />

B DePutAtIe<br />

Voor de vergaderingen van de deputatie heeft de decreetgever het opmaken<br />

en toezenden van een agenda niet <strong>voor</strong>geschreven. Elke gedeputeerde heeft<br />

de gelegenheid de punten die hij wenst behandeld te zien tijdens de vergadering<br />

<strong>voor</strong> te leggen aan het college, hetwelk beslist of het <strong>voor</strong>gestelde<br />

punt al dan niet in behandeling wordt genomen.<br />

De deputatie kan evenwel in haar huishoudelijk reglement het opmaken en<br />

toezenden van een agenda <strong>voor</strong>schrijven.<br />

Zo zou in het huishoudelijk reglement van de deputatie kunnen worden bepaald dat:<br />

- de provinciegriffier met de <strong>voor</strong>stellen die hij met het oog daarop heeft ontvangen van<br />

de gedeputeerden en de provinciegouverneur, elk wat hun bevoegdheden betreft, een<br />

ontwerpagenda <strong>voor</strong>bereidt;<br />

- deze ontwerpagenda, eventueel vergezeld van de stukken van de betreffende dossiers,<br />

met inachtname van een minimumtermijn (tenzij in spoedeisende gevallen), door de<br />

provinciegriffier vóór de vergadering aan de gedeputeerden en de provinciegouverneur<br />

wordt bezorgd;<br />

- de deputatie de agenda definitief vaststelt, maar elk lid bij de aanvang van de vergadering<br />

<strong>voor</strong>stellen aan de agenda kan toevoegen.<br />

Deel IV<br />

Agenda<br />

159


Art. 28, § 1<br />

Deel IV<br />

160 Openbaarheid<br />

HOOFDSTUK 5<br />

5 oPenBaarheid<br />

A ProVIncIerAAD<br />

Artikel 28 van het Provinciedecreet regelt de openbaarheid van de vergaderingen<br />

van de provincieraad. Dit artikel schrijft de principiële openbaarheid<br />

<strong>voor</strong>, wat wil zeggen dat het publiek in regel aanwezig mag zijn tijdens<br />

de beraadslaging en stemming van de raad. Enkel in het belang van<br />

de openbare orde of op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid<br />

kan de raad met een bijzondere meerderheid en op gemotiveerde<br />

wijze beslissen tot een behandeling achter gesloten deuren. Als de raad<br />

een punt bespreekt dat de persoonlijke levenssfeer raakt, moet hij evenwel<br />

steeds in besloten zitting vergaderen. De besloten vergadering kan in<br />

principe slechts plaatsvinden ná de openbare vergadering.<br />

a Principiële openbaarheid<br />

De openbaarheid van de provincieraadsvergaderingen is de algemene regel.<br />

Artikel 28, § 1 van het Provinciedecreet houdt in dat, behoudens wanneer de<br />

openbaarheid expliciet verboden is, de vergaderingen van de raad steeds<br />

toegankelijk zijn <strong>voor</strong> het publiek.<br />

Dit artikel concretiseert artikel 162 van de gecoördineerde Grondwet, dat onder meer bepaalt<br />

dat de wet <strong>voor</strong> de provinciale en gemeentelijke instellingen de toepassing verzekert<br />

van de openbaarheid van de vergaderingen van de provincie en gemeenteraden, alsmede<br />

van hun begrotingen en rekeningen.<br />

De provincieraad kan daarvan enkel afwijken in het belang van de openbare<br />

orde of op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid. Zo’n beslissing<br />

van de raad moet echter genomen worden met een bijzondere meerderheid<br />

van twee derde van de aanwezige provincieraadsleden.<br />

Artikel 28, § 1, 2° van het Provinciedecreet vereist daarenboven dat deze<br />

beslissing gemotiveerd wordt.<br />

Dit betekent dat de wettelijke motieven daartoe — het belang van de openbare orde of de<br />

ernstige bezwaren tegen de openbaarheid — niet alleen moeten aanwezig zijn en aan de<br />

grondslag van de beslissing moeten liggen, maar ook uitdrukkelijk in die beslissing moeten<br />

worden opgenomen.<br />

De mogelijkheid om in besloten zitting te vergaderen geldt echter niet <strong>voor</strong><br />

de behandeling van het organogram, de personeelsformatie, de rechtspositieregeling,<br />

het meerjarenplan en de aanpassingen ervan, het budget, een


HOOFDSTUK 5<br />

budgetwijziging of de jaarrekening. De beraadslaging over deze agendapunten<br />

moet steeds in openbare vergadering plaatsvinden (art. 28, § 1, tweede<br />

lid).<br />

Om het openbaar karakter van de vergaderingen te versterken bepaalt artikel<br />

28, § 2 van het Provinciedecreet dat de besloten vergadering slechts kan<br />

plaatshebben ná de openbare vergadering. Dit houdt in dat de agendapunten<br />

die overeenkomstig artikel 28, § 1 van het Provinciedecreet in besloten zitting<br />

moeten worden behandeld, steeds na de agendapunten van de openbare<br />

zitting op de dagorde moeten worden ingeschreven en de raad enkel de<br />

behandeling van deze agendapunten kan aanvatten nadat hij de agenda van<br />

het openbare gedeelte van de zitting heeft afgehandeld.<br />

Voor tuchtzaken is op deze regel evenwel een uitzondering ingeschreven.<br />

Het horen van het betrokken personeelslid in besloten zitting — dergelijke<br />

hoorzitting is enkel openbaar wanneer het personeelslid er uitdrukkelijk om<br />

verzoekt — mag plaatshebben <strong>voor</strong>dat de raad de agenda van de openbare<br />

zitting behandelt of heeft afgehandeld.<br />

Bovendien kan de raad altijd wanneer tijdens de openbare vergadering blijkt<br />

dat de behandeling van een punt moet worden <strong>voor</strong>tgezet in besloten vergadering<br />

(bijv. omdat onverwacht toch een personenkwestie ter sprake komt),<br />

de openbare vergadering onderbreken en de behandeling van dit punt in besloten<br />

zitting verderzetten, doch enkel <strong>voor</strong> dit punt.<br />

Deze bepaling heeft tot doel te vermijden dat de werkzaamheden van de raad teveel zouden<br />

worden gehinderd. Onmiddellijk na de onderbreking van de openbare vergadering en<br />

het behandelen van dat specifieke punt, moet opnieuw worden overgegaan tot een openbare<br />

behandeling van de volgende agendapunten.<br />

Als daarentegen blijkt tijdens de besloten vergadering dat de behandeling<br />

van een punt in openbare vergadering moet worden behandeld, wordt dat<br />

punt opgenomen op de agenda van de eerstvolgende provincieraad, behoudens<br />

in geval van dringende noodzakelijkheid, in welk geval de besloten vergadering,<br />

enkel met dat doel, kan worden onderbroken.<br />

b Verbod tot openbaarheid<br />

Luidens artikel 28, § 1, 1° van het Provinciedecreet mag de vergadering niet<br />

openbaar zijn en moet de raad dus in besloten zitting vergaderen, telkens<br />

het om aangelegenheden gaat die de persoonlijke levenssfeer raken, m.a.w.<br />

bij de behandeling van die dagordepunten die uit hun aard zelf personen<br />

betreffen.<br />

In dit geval geldt er een absoluut verbod van openbaarheid: het publiek<br />

mag dus niet aanwezig zijn bij de beraadslaging en stemming van de raad.<br />

Openbaarheid<br />

Deel IV<br />

Art. 28, § 2<br />

Art. 28, § 1<br />

161


Deel IV<br />

162<br />

Openbaarheid<br />

HOOFDSTUK 5<br />

Het is de <strong>voor</strong>zitter die moet waken over het naleven van de eventuele verplichting tot beslotenheid<br />

van de vergadering.<br />

Moeten onder meer in besloten zitting behandeld worden: elke <strong>voor</strong>dracht van kandidaten,<br />

elke benoeming, zelfs in tijdelijk verband, beslissingen waarbij de administratieve toestand<br />

van personeelsleden wordt vastgesteld, zoals het ontslag, de oppensioenstelling of de terbeschikkingstelling<br />

van een personeelslid.<br />

De zitting moet eveneens besloten zijn wanneer de raad beraadslaagt en besluit over het<br />

opleggen van een tuchtstraf aan een personeelslid. Hetzelfde geldt <strong>voor</strong> de zitting waarop<br />

de raad een personeelslid dat tuchtrechtelijk vervolgd wordt krachtens artikel 123 van het<br />

Provinciedecreet moet horen in zijn verdedigingsmiddelen. Nochtans moet deze hoorzitting<br />

krachtens artikel 123, § 3 van het Provinciedecreet in het openbaar worden gehouden<br />

wanneer het betrokken personeelslid hierom verzoekt. De getuige in een tuchtprocedure<br />

kan echter de beslotenheid van zijn getuigenverhoor vragen als het personeelslid de openbaarheid<br />

heeft gevraagd.<br />

De vergadering moet daarentegen niet achter gesloten deuren plaatsvinden wanneer de<br />

provincieraad beraadslaagt over de <strong>voor</strong>dracht of aanwijzing van sommige van zijn leden<br />

als vertegenwoordigers of bestuurders bij andere instellingen of organisaties.<br />

Agendapunten waarbij de politieke opvattingen van de provincieraadsleden of de handelingen<br />

die zij in of bij de uitoefening van hun mandaat gesteld hebben ter sprake komen, zijn<br />

geen aangelegenheden die de persoonlijke levenssfeer raken. Artikel 28 van het<br />

Provinciedecreet heeft m.a.w. geen betrekking op discussies over het politiek handelen van<br />

een provincieraadslid of zijn publiek optreden als mandataris, maar is ook <strong>voor</strong> provincieraadsleden<br />

van toepassing wanneer zoals <strong>voor</strong> andere personen het privéleven van het<br />

provincieraadslid bij de discussie betrokken wordt.<br />

Het besloten karakter van de zitting houdt zoals gezegd in dat hierop geen<br />

publiek mag aanwezig zijn. Noch de aanwezigheid van de provinciegriffier<br />

noch deze van de andere personeelsleden die gebeurlijk vereist is om de<br />

provinciegriffier bij de redactie van de notulen bij te staan, doet aan dit besloten<br />

karakter afbreuk. Zo kan de raad tijdens een besloten zitting ook deskundigen<br />

horen. Vanzelfsprekend doet het horen van getuigen of de aanwezigheid<br />

van een raadsman tijdens een tuchtprocedure geen afbreuk aan het<br />

eventuele besloten karakter van de zitting. Het besloten karakter van de zitting<br />

houdt evenmin in dat deze punten niet op de agenda zouden mogen<br />

worden ingeschreven.<br />

Op grond van artikel 28, § 1, 1° van het Provinciedecreet komt het aan de <strong>voor</strong>zitter van de<br />

provincieraad toe om onmiddellijk de behandeling in besloten zitting te bevelen zodra een<br />

dergelijk agendapunt in bespreking wordt genomen; de openbare vergadering van de raad<br />

kan eerst hervat worden nadat dit punt is afgehandeld. Deze bepaling houdt echter niet in<br />

dat de <strong>voor</strong>zitter van de raad een onbeperkt recht zou hebben om te oordelen of al dan<br />

niet in besloten zitting moet verder vergaderd worden. Indien daarover betwisting is, is het<br />

de provincieraad die uiteindelijk beslist of de vergadering al dan niet in besloten zitting<br />

moet worden verdergezet.


HOOFDSTUK 5<br />

Bij het <strong>voor</strong>gaande moet nog worden aangetekend dat van de naleving van<br />

de bepalingen die de besloten zitting <strong>voor</strong>schrijven, moet melding gemaakt<br />

worden in de notulen van de zitting (zie blz. 188).<br />

Voor de openbaarheid van vergadering bij de verkiezing van de gedeputeerden<br />

en de eedaflegging, zie onder deze hoofdstukken (zie blz. 45 en 54).<br />

B DePutAtIe<br />

Luidens artikel 51, vierde lid van het Provinciedecreet zijn de vergaderingen<br />

van de deputatie in regel niet openbaar. Het beginsel van de openbaarheid is<br />

niet van toepassing op uitvoerende organen zoals het college van burgemeester<br />

en schepenen en de deputatie.<br />

Het besloten karakter van de vergaderingen van de deputatie betekent niet enkel dat “geen<br />

publiek” mag aanwezig zijn tijdens de beraadslagingen, maar ook dat al evenmin provincieraadsleden<br />

of vertegenwoordigers van de oppositiepartijen, die bijv. als waarnemer de<br />

vergaderingen zouden wensen bij te wonen, hierop mogen worden toegelaten.<br />

In principe mogen dus op de vergaderingen van de deputatie enkel de provinciegouverneur,<br />

de gedeputeerden en de provinciegriffier, belast met het opmaken van de notulen,<br />

aanwezig zijn.<br />

De deputatie kan wel steeds provinciepersoneel of externe deskundigen op zijn vergaderingen<br />

uitnodigen om nadere toelichting te verstrekken bij bepaalde dossiers; na de gevraagde<br />

toelichting gegeven te hebben, moeten ze echter onmiddellijk de vergadering verlaten.<br />

Het decreet bepaalt evenwel één uitzondering op de regel van beslotenheid<br />

van de vergaderingen: als de deputatie overeenkomstig artikel 104bis van de<br />

Provinciewet een rechtsprekende functie uitoefent, hebben de beraadslagingen<br />

plaats in een openbare zitting.<br />

Luidens artikel 104bis van de Provinciewet moet de deputatie meer bepaald in dit geval in<br />

openbare zitting vergaderen, tenzij dit een gevaar kan opleveren <strong>voor</strong> de orde of de zeden.<br />

Iedere tussen- of eindbeslissing moet in dit geval eveneens worden uitgesproken in openbare<br />

terechtzitting.<br />

Voor de gevallen waarin de deputatie nog een rechtsprekende bevoegdheid uitoefent, zie<br />

blz. 234.<br />

Openbaarheid<br />

Deel IV<br />

Art. 51<br />

Art. 104bis<br />

Prov. W.<br />

163


Art. 8<br />

Art. 20<br />

Deel IV<br />

164 Voorzitterschap<br />

HOOFDSTUK 6<br />

6 <strong>voor</strong>zitterschaP<br />

De <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad beslist tot bijeenroeping van de raad<br />

en stelt de agenda van de vergadering op. Hij opent de vergadering, leidt<br />

de besprekingen en is bevoegd om de vergadering te sluiten.<br />

Daarnaast is hij belast met de handhaving van de orde in de vergadering,<br />

en kan hij, bij verstoring van de orde, toehoorders uit de zaal doen verwijderen.<br />

A ProVIncIerAAD<br />

a Wie?<br />

Op de installatievergadering verkiest de provincieraad uit zijn leden een<br />

<strong>voor</strong>zitter op basis van een akte van <strong>voor</strong>dracht die moet ondertekend zijn<br />

door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen<br />

deelnamen en tevens door een meerderheid van de verkozenen op dezelfde<br />

lijst als de kandidaat-<strong>voor</strong>zitter.<br />

Als op de installatievergadering blijkt dat deze akte van <strong>voor</strong>dracht werd ondertekend<br />

door deze dubbele meerderheid van provincieraadsleden die de<br />

eed hebben afgelegd, wordt de <strong>voor</strong>gedragen kandidaat-<strong>voor</strong>zitter verkozen<br />

verklaard.<br />

De akte van <strong>voor</strong>dracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de<br />

kandidaat-<strong>voor</strong>zitter vermelden, alsook de naam van zijn/haar opvolger <strong>voor</strong><br />

de resterende duurtijd.<br />

Indien er op de installatievergadering geen ontvankelijke akte van <strong>voor</strong>dracht<br />

is, gaat de provincieraad binnen de 14 dagen over tot de verkiezing van een<br />

<strong>voor</strong>zitter op basis van een akte van <strong>voor</strong>dracht die enkel moet ondertekend<br />

zijn door een meerderheid van de verkozenen op dezelfde lijst als de kandidaat-<strong>voor</strong>zitter.<br />

De verkiezing gebeurt bij geheime stemming. De kandidaat<br />

die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen.<br />

Indien dit niet het geval is, is er een tweede stemronde tussen de twee kandidaten<br />

die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald.<br />

Als de <strong>voor</strong>zitter verhinderd of tijdelijk afwezig is of als hij bij een bepaalde<br />

aangelegenheid betrokken partij is, neemt de onder<strong>voor</strong>zitter het <strong>voor</strong>zitterschap<br />

waar (zie ook deel III, hoofdstuk 2, aanstelling, p. 43).<br />

b taak<br />

Bijeenroeping van de raad en vaststelling van de agenda


HOOFDSTUK 6<br />

De <strong>voor</strong>zitter beslist tot bijeenroeping van de provincieraad en stelt de agenda<br />

van de vergadering op. De agenda bevat in ieder geval de punten die door<br />

de deputatie aan de <strong>voor</strong>zitter worden meegedeeld.<br />

Op verzoek van de deputatie of van een derde van de leden is de <strong>voor</strong>zitter<br />

verplicht de provincieraad bijeen te roepen op de aangewezen dag en het<br />

aangewezen uur en met de <strong>voor</strong>gestelde agenda.<br />

Provincieraadsleden en de deputatie kunnen uiterlijk vijf dagen <strong>voor</strong> de vergadering<br />

punten aan de agenda toevoegen (zie ook deel III, hoofdstuk 2, bijeenroeping).<br />

Leiden van de vergadering en de besprekingen<br />

De <strong>voor</strong>zitter dient in principe de vergadering te openen op het in de oproeping<br />

bepaalde uur. Is de meerderheid van de provincieraadsleden op dat<br />

ogenblik nog niet aanwezig, kan de <strong>voor</strong>zitter enige tijd wachten met de<br />

aanvang van de vergadering. Als uiteindelijk de meerderheid van de provincieraadsleden<br />

niet komt opdagen, stelt de <strong>voor</strong>zitter de onmogelijkheid om<br />

te vergaderen vast en laat deze vaststelling notuleren.<br />

De <strong>voor</strong>zitter is ook bevoegd om de vergadering te sluiten. Mits een gegronde<br />

reden kan hij dit doen, zelfs als de agenda nog niet volledig is afgehandeld.<br />

De bevoegdheid om de vergadering te sluiten impliceert <strong>voor</strong> de<br />

<strong>voor</strong>zitter ook het recht om ze te schorsen. Ook hier<strong>voor</strong> moet een gegronde<br />

reden <strong>voor</strong>handen zijn, bv. om de fracties de tijd te geven overleg te plegen<br />

of omdat de raad even niet in aantal is om geldig te beraadslagen.<br />

Ten slotte leidt de <strong>voor</strong>zitter de besprekingen in de raad. Dit houdt o.m. in<br />

dat hij het woord verleent aan de provincieraadsleden, de volgorde bepaalt<br />

waarin zij het woord mogen nemen, de bespreking van een bepaald punt<br />

afsluit en ter stemming aan de raad <strong>voor</strong>legt. De nadere procedure hierrond<br />

wordt opgenomen in het huishoudelijk reglement van de provincieraad.<br />

Handhaving van de orde<br />

De <strong>voor</strong>zitter is belast met de handhaving van de orde in de vergadering.<br />

Hij kan, na een <strong>voor</strong>afgaande waarschuwing, elke toehoorder die openlijk<br />

tekens van goedkeuring of van afkeuring geeft of die op enigerlei wijze wanorde<br />

veroorzaakt, uit de zaal doen verwijderen.<br />

Bovendien is de <strong>voor</strong>zitter bevoegd om tegen deze persoon een proces-verbaal<br />

op te stellen en hem te verwijzen naar de politierechtbank.<br />

Ten slotte bepaalt het huishoudelijk reglement de maatregelen die de <strong>voor</strong>zitter<br />

kan nemen tot handhaving van de orde tijdens de vergadering indien<br />

een provincieraadslid de orde verstoort.<br />

Voorzitterschap<br />

Deel IV<br />

Art. 22<br />

Art. 24<br />

Art. 25<br />

165


Art. 8<br />

Deel IV<br />

166<br />

Voorzitterschap<br />

HOOFDSTUK 6<br />

c Bureau<br />

De provincieraad stelt zijn bureau samen op basis van het huishoudelijk reglement.<br />

De samenstelling is vrij te bepalen, met dien verstande dat er minstens<br />

één onder<strong>voor</strong>zitter moet gekozen worden en dat de fracties met minstens<br />

drie leden moeten vertegenwoordigd zijn.<br />

Het bureau is belast met de coördinatie van de werkzaamheden van de raad.<br />

B DePutAtIe<br />

De deputatie wordt <strong>voor</strong>gezeten door de provinciegouverneur die de vergaderingen<br />

opent en sluit.<br />

Als hij de deputatie niet kan <strong>voor</strong>zitten, wijst de deputatie één van haar leden<br />

aan om het <strong>voor</strong>zitterschap waar te nemen. De procedure wordt geregeld<br />

in het huishoudelijk reglement van de deputatie.<br />

De provinciegouverneur is niet stemgerechtigd, behalve op grond van artikel<br />

104, eerste lid van de Provinciewet, wanneer de deputatie een rechtsprekende<br />

taak uitoefent.


HOOFDSTUK 7<br />

7 Beraadslaging en stemming<br />

A Quorum<br />

a Provincieraad<br />

De provincieraad mag alleen beraadslagen en besluiten wanneer meer<br />

dan de helft van de zittinghebbende leden aanwezig is, d.w.z. het aantal<br />

provincieraadsleden in functie. Wel kan de provincieraad na een tweede<br />

oproeping ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen<br />

en besluiten over punten die <strong>voor</strong> de tweede maal op de agenda<br />

<strong>voor</strong>komen.<br />

De deputatie mag alleen beraadslagen en besluiten wanneer meer dan<br />

de helft van zijn leden tegenwoordig is.<br />

1° Principe<br />

Krachtens artikel 26, eerste lid van het Provinciedecreet mag de provincieraad<br />

alleen beraadslagen en besluiten wanneer meer dan de helft van de<br />

zittinghebbende leden aanwezig is. Het quorum om geldig te kunnen beraadslagen<br />

en besluiten moet derhalve niet berekend worden op het aantal<br />

leden waaruit de provincieraad wettelijk bestaat, maar wel op het aantal<br />

provincieraadsleden in functie.<br />

Hebben geen zitting in de provincieraad, enerzijds de provincieraadsleden die hun mandaat<br />

nog niet hebben opgenomen, namelijk de gekozen provincieraadsleden die nog niet beëdigd<br />

zijn of het opvolgend provincieraadslid dat nog niet geïnstalleerd is, en anderzijds de provincieraadsleden<br />

van wie het mandaat <strong>voor</strong>tijdig een einde heeft genomen, met name overleden<br />

provincieraadsleden en provincieraadsleden die van hun mandaat vervallen verklaard zijn.<br />

Heeft daarentegen nog wel zitting in de raad, het provincieraadslid dat ontslag heeft genomen<br />

maar waar<strong>voor</strong> door de raad nog geen opvolger is aangesteld; dit provincieraadslid<br />

moet immers, zoals reeds uiteengezet, zijn mandaat verder blijven uitoefenen tot de installatie<br />

van zijn opvolger. Zijn eveneens in functie de provincieraadsleden die verhinderd zijn<br />

de vergaderingen van de raad bij te wonen, zelfs gedurende meerdere opeenvolgende vergaderingen,<br />

bv. wegens een langdurige ziekte.<br />

Het quorum mag niet verward worden met de wettelijk vereiste meerderheid<br />

<strong>voor</strong> de aanvaarding van een <strong>voor</strong>stel. Zo komt een provincieraadslid<br />

dat zich bij stemming onthoudt wel in aanmerking <strong>voor</strong> het vereiste quorum,<br />

maar niet <strong>voor</strong> de berekening van de meerderheid vereist <strong>voor</strong> aanvaarding<br />

van het <strong>voor</strong>stel.<br />

Alhoewel strikt wettelijk het quorum vereist is om te beraadslagen en besluiten,<br />

neemt men aan dat de raad zonder dat het quorum is bereikt mede-<br />

Beraadslaging en stemming<br />

Deel IV<br />

Art. 26<br />

167


Art. 51<br />

Deel IV<br />

168<br />

HOOFDSTUK 7<br />

delingen kan ontvangen of over bepaalde punten van gedachten kan wisselen.<br />

In ieder geval kan de raad geen besluit nemen zonder dat het vereiste<br />

aantal provincieraadsleden aanwezig is.<br />

2° Uitzondering<br />

Op <strong>voor</strong>meld quorum maakt artikel 26, tweede lid van het Provinciedecreet<br />

evenwel een belangrijke uitzondering. Deze bepaling houdt in dat de provincieraad,<br />

indien hij eenmaal bijeengeroepen is zonder dat het vereist aantal<br />

leden is opgekomen, m.a.w. het quorum niet gehaald is, na een tweede oproeping<br />

ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze kan beraadslagen<br />

en besluiten over punten die <strong>voor</strong> de tweede maal op de agenda <strong>voor</strong>komen.<br />

Deze bepaling is alleen toepasselijk wanneer de meerderheid van de<br />

provincieraadsleden hetzij helemaal niet is komen opdagen zodat de vergadering<br />

van de raad niet kon plaatshebben, hetzij bij de behandeling van een<br />

bepaald agendapunt niet aanwezig was zodat daarover niet gestemd kon<br />

worden. Dan is er bij een tweede oproeping <strong>voor</strong> de beraadslaging en besluitvorming<br />

over punten die reeds <strong>voor</strong> de tweede maal op de dagorde zijn<br />

geplaatst geen quorum meer vereist. Deze bepaling is echter niet van toepassing<br />

indien anderszins de agenda niet in zijn geheel is kunnen behandeld<br />

worden, bv. omdat de <strong>voor</strong>zitter de zitting <strong>voor</strong>tijdig heeft opgeheven of de<br />

raad besloten heeft tot verdaging van sommige agendapunten.<br />

Daarnaast schrijft artikel 26, derde lid van het Provinciedecreet <strong>voor</strong> de toepassing<br />

van deze bepaling <strong>voor</strong> dat in die oproeping vermeld wordt dat het<br />

om een tweede oproeping gaat en in die oproeping de bepalingen van artikel<br />

26 worden opgenomen.<br />

b Deputatie<br />

De deputatie mag alleen beraadslagen en besluiten wanneer meer dan de<br />

helft van zijn leden tegenwoordig is (art. 51, tweede lid).<br />

In tegenstelling tot de provincieraad moet <strong>voor</strong> de deputatie het quorum om geldig te kunnen<br />

beraadslagen en besluiten derhalve berekend worden op het aantal leden, zes, waaruit<br />

de deputatie overeenkomstig artikel 44, § 1 van het Provinciedecreet wettelijk is samengesteld.<br />

Zo moet bv. de overleden maar nog niet vervangen gedeputeerde wel meegeteld worden<br />

<strong>voor</strong> de berekening van het quorum.<br />

Daarnaast is artikel 26, tweede lid van het Provinciedecreet dat bepaalt dat<br />

de provincieraad indien hij eenmaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste<br />

aantal leden is opgekomen, na de tweede oproeping, ongeacht het<br />

aantal aanwezige leden, op geldige wijze kan beraadslagen en besluiten<br />

Beraadslaging en stemming


HOOFDSTUK 7<br />

over de onderwerpen die <strong>voor</strong> de tweede maal op de agenda <strong>voor</strong>komen,<br />

niet van toepassing op de vergaderingen van de deputatie.<br />

Bij systematische afwezigheid van de meerderheid van de gedeputeerden<br />

kunnen de aanwezige leden daarentegen wel, in toepassing van artikel 50,<br />

§ 2 van het Provinciedecreet, provincieraadsleden oproepen om deze gedeputeerden<br />

te vervangen om toch nog geldig te kunnen vergaderen.<br />

B WIjze VAn stemmen<br />

De provincieraad stemt in regel niet geheim en mondeling. Het huishoudelijk<br />

reglement regelt de wijze van mondelinge stemming.<br />

De geheime stemming is de uitzondering. De raad stemt alleen geheim<br />

over volgende aangelegenheden:<br />

- de vervallenverklaring van het mandaat van provincieraadslid en van<br />

gedeputeerde;<br />

- het aanwijzen van de leden van de provinciale bestuursorganen en van<br />

de vertegenwoordigers van de provincie in overlegorganen en in de organen<br />

van andere rechtspersonen en feitelijke verenigingen;<br />

- individuele personeelszaken.<br />

Hoe de geheime stemming moet gebeuren is niet nader aangegeven. Dit<br />

kan ook door middel van een elektronisch systeem.<br />

De wijze van stemmen in de provincieraad is van dienovereenkomstige<br />

toepassing op de deputatie. De leden van de deputatie stemmen dus in<br />

regel mondeling.<br />

a Provincieraad<br />

1° Mondelinge stemming<br />

Overeenkomstig artikel 35, § 3 van het Provinciedecreet stemmen de leden<br />

van de provincieraad in regel niet geheim en mondeling en is de geheime<br />

stemming de uitzondering.<br />

De geheime stemming daargelaten, betekent dit niet dat de provincieraadsleden<br />

alleen geldig zouden kunnen stemmen bij naamafroeping met een uitdrukkelijk<br />

ja, neen of onthouding. Uit <strong>praktisch</strong>e overwegingen is in artikel<br />

35, § 3 ook de mogelijkheid ingeschreven om geldig te stemmen onder de<br />

vorm van een mechanisch uitgebrachte naamstemming, een stemming bij<br />

handopsteken of zitten en opstaan. Daartoe is echter wel vereist dat deze<br />

vormen van mondelinge stemming in het huishoudelijk reglement van de<br />

raad zijn opgenomen. De mondelinge stemming bij naamafroeping blijft<br />

echter vereist wanneer een derde van de aanwezige provincieraadsleden<br />

daarom verzoekt, en dit ongeacht hetgeen bepaald is in het huishoudelijk<br />

reglement.<br />

Beraadslaging en stemming<br />

Deel IV<br />

Art. 35, § 3<br />

169


Deel IV<br />

170<br />

HOOFDSTUK 7<br />

Voor de volgorde van stemmen bepaalt artikel 35, § 4 van het Provinciedecreet<br />

dat de <strong>voor</strong>zitter van de raad het laatst stemt. De volgorde van stemmen<br />

is dan ook meestal nader aangegeven in het huishoudelijk reglement<br />

van de provincieraad. Bij gebreke daaraan is het de <strong>voor</strong>zitter die de volgorde<br />

van stemmen bepaalt.<br />

2° Geheime stemming<br />

Artikel 35, § 2 van het Provinciedecreet stelt dat de provincieraad geheim<br />

stemt over volgende aangelegenheden:<br />

- de vervallenverklaring van het mandaat van provincieraadslid en van gedeputeerde;<br />

- het aanwijzen van de leden van de provinciale bestuursorganen en van de<br />

vertegenwoordigers van de provincie in overlegorganen en in de organen<br />

van andere rechtspersonen en feitelijke verenigingen;<br />

- individuele personeelszaken.<br />

Daar deze bepaling uitdrukkelijk stelt dat de geheime stemming alleen van<br />

toepassing is in die aangelegenheden, moet zij beperkend uitgelegd worden.<br />

In alle andere gevallen zijn de stemmingen in de provincieraad niet geheim,<br />

zoals uitdrukkelijk aangegeven in artikel 35, § 1 van het Provinciedecreet.<br />

Bij vragen omtrent de toepassing van de geheime stemming moet steeds in<br />

aanmerking genomen worden, zoals in de vroegere rechtspraak van de Raad<br />

van State, dat ze tot doel heeft de vrijheid en de onafhankelijkheid van de<br />

provincieraadsleden bij het uitbrengen van hun stem te waarborgen.<br />

In de zin van deze bepaling moet de provincieraad zich bij geheime stemming uitspreken<br />

over de aanduiding van provincieraadsleden die zetelen in de provincieraadscommissies en<br />

die de provincie vertegenwoordigen in adviesorganen.<br />

Hetzelfde geldt <strong>voor</strong> de aanduiding of <strong>voor</strong>dracht van de provinciale vertegenwoordigers in<br />

intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, autonome provinciebedrijven, extern verzelfstandigde<br />

agentschappen in privaatrechtelijke vorm, of andere rechtspersonen of verenigingen<br />

waaraan de provincie deelneemt.<br />

Zo is de geheime stemming ook vereist bij de aanstelling, evaluatie en ontslag van personeelsleden<br />

en het opleggen van tuchtstraffen aan personeelsleden. Geheime stemming is<br />

ook vereist wanneer de provincieraad een benoeming gedaan door een ander orgaan goedkeurt,<br />

een <strong>voor</strong>dracht tot benoeming doet of een bepaalde betrekking handhaaft. Ook wanneer<br />

een personeelslid bij het einde van zijn stageperiode wordt afgedankt wegens onvoldoende<br />

presteren, moet dit bij geheime stemming gebeuren.<br />

Daarentegen stemt de raad mondeling over de rechtspositieregeling van het provinciepersoneel,<br />

vaststelling van wedden, of benoemings<strong>voor</strong>waarden verbonden aan een ambt, het<br />

verlenen van concessies aan bepaalde personen, de samenstelling van selectiecommissies<br />

e.d.m.<br />

Beraadslaging en stemming


HOOFDSTUK 7<br />

De geheime stemming blijft hoe dan ook de uitzondering op de algemene<br />

regel van de mondelinge stemming. Een veralgemeende toepassing op alle<br />

persoonlijke aangelegenheden zou strijdig zijn met artikel 35, § 3 van het<br />

Provinciedecreet.<br />

Hoe de geheime stemming moet verlopen bepaalt de wettekst niet. Wel kan<br />

dit luidens artikel 35, § 3 van het Provinciedecreet door middel van een<br />

elektronisch systeem, als dit systeem het geheim van de stemming waarborgt.<br />

Bij gebruik van stembrieven verdient het wel de <strong>voor</strong>keur, teneinde het geheim<br />

van de stemming niet te schenden, hierbij gelijkvormige stembrieven te<br />

gebruiken. Bij <strong>voor</strong>drachten of benoemingen vermelden deze stembriefjes de<br />

naam van de kandidaten, met de mogelijkheid om <strong>voor</strong> (ja) of tegen (neen)<br />

een bepaalde kandidaat te stemmen door achter zijn naam het overeenstemmende<br />

bolletje zwart te maken. Bij de stemming over tuchtmaatregelen handelt<br />

men dienovereenkomstig met dien verstande dat het stembriefje de<br />

<strong>voor</strong>gestelde tuchtstraf vermeldt en bij verwerping de raad, indien nodig,<br />

over een nieuw <strong>voor</strong>stel stemt. Bovendien is nog vereist dat de provincieraadsleden<br />

daarbij eenvormig schrijfgerief ter beschikking gesteld wordt.<br />

Een en ander kan de raad nader bepalen in zijn huishoudelijk reglement.<br />

Ten overvloede stelt artikel 35, § 4 van het Provinciedecreet nog dat de regel<br />

dat de <strong>voor</strong>zitter het laatst stemt, niet van toepassing is bij geheime stemming.<br />

Zoals hierboven aangetekend heeft de geheime stemming tot doel te waarborgen dat elk<br />

provincieraadslid zijn stem in het geheim, d.w.z. in volkomen onafhankelijkheid en zonder<br />

druk van buitenuit kan uitbrengen. Anders gezegd, de stemming is dan pas geheim wanneer<br />

het provincieraadslid objectief beschouwd in de mogelijkheid is geweest om zijn stem<br />

zelf in het geheim uit te brengen.<br />

Daaruit volgt dat het geheim van de stemming niet geschonden is wanneer één of meerdere<br />

provincieraadsleden op enigerlei wijze vóór of na de eigenlijke stemming hun <strong>voor</strong>keur<br />

<strong>voor</strong> een kandidaat hebben laten blijken; wat de wet beoogt is immers enkel dat de<br />

stemming zelf geheim is.<br />

Er is wel schending van het stemgeheim wanneer het gebruikte stemprocedé op zich toelaat<br />

na te gaan hoe elk provincieraadslid heeft gestemd, of wanneer een provincieraadslid<br />

onder druk van andere provincieraadsleden of derden zijn stem herkenbaar heeft gemaakt<br />

zodat deze laatsten kunnen nagaan of het provincieraadslid zich hield aan de stemafspraak.<br />

Aan de hand van deze <strong>voor</strong>beelden blijkt dat <strong>voor</strong> het antwoord op de vraag of het<br />

stemgeheim is geschonden, telkens moet worden nagegaan of het provincieraadslid (de<br />

provincieraadsleden) in volkomen onafhankelijkheid heeft (hebben) kunnen stemmen.<br />

De geheime stemming is een substantiële pleegvorm, waarvan de naleving<br />

moet blijken uit de notulen van de raad. Ze blijft echter een vormvereiste<br />

waarachter de provincieraadsleden zich niet kunnen verschuilen om een<br />

kandidaat te benoemen die niet voldoet aan de opgelegde benoemings<strong>voor</strong>waarden<br />

of om bij een benoeming de wettelijke prioriteitsrechten van een<br />

andere kandidaat te miskennen; dergelijke benoemingen blijven evenzeer<br />

vatbaar <strong>voor</strong> vernietiging.<br />

Beraadslaging en stemming<br />

Deel IV<br />

171


Art. 54, § 3<br />

Deel IV<br />

172<br />

HOOFDSTUK 7<br />

b Deputatie<br />

Voor de wijze van stemmen in de deputatie verklaart artikel 54, § 3 van het<br />

Provinciedecreet artikel 35, § 2 tot en met 3, dat de wijze van stemmen regelt<br />

in de provincieraad, van toepassing op de vergaderingen van de deputatie.<br />

Aldus stemmen de leden van de deputatie in regel mondeling.<br />

De deputatie gaat echter bij geheime stemming over tot:<br />

- de aanstelling, de evaluatie, de bevordering en het ontslag van personeelsleden;<br />

- de aanstelling van een waarnemend provinciegriffier of een waarnemend<br />

financieel beheerder;<br />

- de aanstelling van tijdelijke personeelsleden in de provinciale onderwijsinstellingen,<br />

c.q. centra <strong>voor</strong> leerlingenbegeleiding;<br />

- het opleggen van een tuchtstraf aan een personeelslid.<br />

De geheime stemming is een substantiële pleegvorm, waarvan de naleving<br />

moet blijken uit de notulen van de deputatie.<br />

Over de volgorde waarin de leden van de deputatie hun stem uitbrengen bevat<br />

het Provinciedecreet geen bepalingen. De deputatie kan hier<strong>voor</strong> in zijn<br />

huishoudelijk reglement echter nadere regels inschrijven.<br />

c BesluItVormInG<br />

De besluiten van de provincieraad worden bij volstrekte meerderheid van<br />

stemmen genomen. Onder volstrekte meerderheid van stemmen wordt<br />

verstaan, meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen, onthoudingen<br />

niet meegerekend. Bij staking van stemmen is het <strong>voor</strong>stel verworpen.<br />

Indien bij benoeming tot ambten, contractuele aanstellingen, verkiezingen<br />

of <strong>voor</strong>drachten van kandidaten bij de eerste stemronde geen enkele kandidaat<br />

de volstrekte meerderheid van stemmen heeft behaald is er herstemming<br />

tussen de twee kandidaten die bij de eerste stemronde de<br />

meeste stemmen hebben bekomen. Bij herstemming is gekozen de kandidaat<br />

die de meerderheid van stemmen heeft bekomen; bij gelijkheid van<br />

stemmen tussen de kandidaten heeft de jongste onder hen de <strong>voor</strong>keur.<br />

De besluiten van de deputatie worden bij volstrekte meerderheid van<br />

stemmen genomen. Bij staking van stemmen is het <strong>voor</strong>stel verworpen.<br />

De provinciegouverneur is als <strong>voor</strong>zitter niet stemgerechtigd. Voor benoemingen,<br />

aanstellingen, <strong>voor</strong>drachten of verkiezingen van kandidaten is er<br />

zo nodig herstemming dienovereenkomstig de regeling van toepassing<br />

<strong>voor</strong> de provincieraad.<br />

Beraadslaging en stemming


a Provincieraad<br />

1° Volstrekte meerderheid<br />

HOOFDSTUK 7<br />

Overeenkomstig artikel 34 van het Provinciedecreet worden de besluiten van<br />

de provincieraad bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen. Onder<br />

volstrekte meerderheid van stemmen wordt verstaan, meer dan de helft<br />

van de uitgebrachte stemmen, onthoudingen niet meegerekend. Bij staking<br />

van stemmen, zo gaat deze bepaling verder, is het <strong>voor</strong>stel verworpen.<br />

De vereiste meerderheid van stemmen <strong>voor</strong> de aanneming van een <strong>voor</strong>stel<br />

moet dus niet berekend worden op het aantal aanwezige leden, maar wel op<br />

het aantal “geldig” uitgebrachte stemmen.<br />

Dit betekent derhalve dat daarbij geen rekening wordt gehouden met onthoudingen, hoe<br />

dan ook uitgedrukt, onthouding met luider stem, weigering aan de stemming deel te nemen,<br />

afgifte van een blanco stembiljet bij geheime stemming, en de ongeldige stemmen<br />

zoals een stembriefje waarop een provincieraadslid zijn <strong>voor</strong>keur uitdrukt <strong>voor</strong> twee kandidaten.<br />

Provincieraadsleden die vóór de stemming de zitting hebben verlaten, dienen evenwel<br />

beschouwd als niet aanwezig op de zitting, zodat in <strong>voor</strong>komend geval het quorum niet<br />

bereikt is.<br />

Daarnaast zijn de “neen”-stemmen bij een geheime stemming wel degelijk geldig uitgebrachte<br />

stemmen. Zoals reeds gezegd is het zelfs nodig dat de stembriefjes hierin <strong>voor</strong>zien.<br />

De provincieraadsleden moeten immers in de mogelijkheid zijn om hun afkeur <strong>voor</strong><br />

een kandidaat te laten blijken; dit geldt des te meer als er maar één kandidaat is.<br />

De volstrekte meerderheid is aldus de helft plus één (of plus een half) van<br />

de geldig uitgebrachte stemmen.<br />

Nochtans moet uitzonderlijk de vereiste meerderheid <strong>voor</strong> de besluitvorming<br />

wel worden berekend op het aantal aanwezige provincieraadsleden. Dit is zo<br />

wanneer de raad besluit tot spoedbehandeling van een punt dat niet op de<br />

agenda <strong>voor</strong>komt (art. 29, tweede lid) of tot sluiting van de deuren wanneer<br />

de wet de openbaarheid <strong>voor</strong>schrijft (art. 28, § 1, 2°). In deze gevallen is<br />

daar<strong>voor</strong> een meerderheid vereist van twee derde van de aanwezige leden.<br />

2° Bij herstemming<br />

Indien bij benoeming tot ambten, contractuele aanstellingen, verkiezingen of<br />

<strong>voor</strong>drachten van kandidaten bij de eerste stemronde geen enkele kandidaat<br />

de wettelijk vereiste meerderheid van stemmen heeft behaald, d.w.z. de volstrekte<br />

meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen, schrijft artikel 36<br />

van het Provinciedecreet de herstemming <strong>voor</strong> tussen de twee kandidaten<br />

die bij de eerste stemronde de meeste stemmen hebben bekomen.<br />

Merk wel op dat herstemming niet van toepassing is bij het nemen van tuchtmaatregelen;<br />

behaalt een <strong>voor</strong>stel tot het opleggen van een tuchtmaatregel geen meerderheid of staken<br />

Beraadslaging en stemming<br />

Deel IV<br />

Art. 34<br />

Art. 36<br />

173


Art. 54, § 1<br />

Deel IV<br />

174<br />

HOOFDSTUK 7<br />

de stemmen daarover, dan is het verworpen. Hierbij moet nog worden aangestipt dat benoemingen,<br />

aanstellingen en verkiezingen of <strong>voor</strong>drachten van kandidaten moeten gebeuren<br />

in zoveel afzonderlijke stemronden als er kandidaten zijn; de raad kan zich dus niet in<br />

een stemronde uitspreken over alle vacatures.<br />

De herstemming is verplicht, zelfs indien er maar twee kandidaten waren<br />

<strong>voor</strong> het te begeven ambt of mandaat. Deze regel geldt niet wanneer er<br />

slechts één kandidaat was en deze niet de vereiste meerderheid bekwam;<br />

zijn kandidatuur is dan verworpen.<br />

Daaruit volgt dat de raad niet opnieuw kan stemmen over alle kandidaten.<br />

Hij moet tot herstemming overgaan tussen de twee kandidaten die bij de<br />

eerste stemronde de meeste stemmen hebben bekomen; het zou al even<br />

onwettig zijn tot herstemming over te gaan tussen meer dan twee kandidaten.<br />

Hebben bij de eerste stemronde sommige kandidaten een gelijk aantal<br />

stemmen bekomen, dan wordt of worden de jongste(n) onder hen tot de herstemming<br />

toegelaten.<br />

De raad mag de herstemming zelf naar een volgende vergadering verdagen.<br />

Bij herstemming is gekozen de kandidaat die de meerderheid van stemmen<br />

heeft bekomen; bij gelijkheid van stemmen tussen de kandidaten heeft de<br />

jongste onder hen de <strong>voor</strong>keur. Onder geen beding mag de raad tot een<br />

tweede herstemming overgaan.<br />

Tot slot herinneren we er nog aan dat bij verkiezing van de gedeputeerden<br />

een bijzondere stemprocedure geldt.<br />

b Deputatie<br />

1° Bestuursorgaan<br />

De besluiten van de deputatie worden bij volstrekte meerderheid van stemmen<br />

genomen. Hierbij moet worden aangetekend dat de provinciegouverneur<br />

als <strong>voor</strong>zitter niet stemgerechtigd is (art. 52, tweede lid). Voor benoemingen,<br />

aanstellingen, <strong>voor</strong>drachten of verkiezingen van kandidaten is artikel<br />

36 van het Provinciedecreet dienovereenkomstig van toepassing.<br />

Zijn derhalve aangenomen de besluiten die de meerderheid van de geldig uitgebrachte<br />

stemmen hebben bekomen. Zoals bij de provincieraad komen <strong>voor</strong> de berekening van de<br />

vereiste meerderheid de onthoudingen niet in aanmerking. Wanneer bij verkiezing of <strong>voor</strong>dracht<br />

van kandidaten, benoemingen of aanstellingen bij de eerste stemronde geen enkel<br />

kandidaat de volstrekte meerderheid heeft bekomen, heeft overeenkomstig artikel 36 van<br />

het Provinciedecreet herstemming plaats tussen de twee kandidaten die bij de eerste<br />

stemronde de meeste stemmen hebben behaald. De benoeming, aanstelling, verkiezing of<br />

<strong>voor</strong>dracht geschiedt dan bij meerderheid van stemmen; bij staking van stemmen heeft de<br />

Beraadslaging en stemming


HOOFDSTUK 7<br />

jongste kandidaat de <strong>voor</strong>keur. M.a.w. bij verkiezing of <strong>voor</strong>dracht van kandidaten en benoemingen<br />

of aanstellingen geldt dezelfde regeling als <strong>voor</strong> de provincieraad.<br />

Onverminderd evenwel de toepassing van artikel 36 van het Provinciedecreet<br />

is bij staking van stemmen in de deputatie het ter stemming gelegd besluit<br />

verworpen.<br />

2° Rechtscollege<br />

Wanneer de deputatie zetelt als administratief rechtscollege worden de beslissingen<br />

eveneens bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen,<br />

maar is de provinciegouverneur wel stemgerechtigd (art. 52, tweede lid). Alleen<br />

de leden, en in <strong>voor</strong>komend geval dus ook de provinciegouverneur, die<br />

de volledige procedure hebben gevolgd kunnen deelnemen aan de stemming.<br />

Bij staking van stemmen is bovendien de stem van de <strong>voor</strong>zitter doorslaggevend,<br />

uiteraard in die zaken waar<strong>voor</strong> hij zelf stemgerechtigd is.<br />

Beraadslaging en stemming<br />

Deel IV<br />

Art.104<br />

Prov.W.<br />

175


Deel IV<br />

176 Verbodsbepalingen<br />

HOOFDSTUK 8<br />

8 verBodsBePalingen<br />

A VerBoD tot DeelnAme AAn BerAADslAGInG en<br />

stemmInG<br />

Voor provincieraadsleden, leden van de deputatie, vertrouwenspersonen<br />

en de provinciegriffier geldt er een verbod om deel te nemen aan de bespreking<br />

en de stemming over:<br />

- aangelegenheden waarbij zij persoonlijk of als vertegenwoordiger een<br />

rechtstreeks belang hebben of waarbij hun echtgenoot, de persoon met<br />

wie zij een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd of<br />

bepaalde van hun bloed- of aanverwanten een persoonlijk en rechtstreeks<br />

belang hebben;<br />

- de vaststelling of goedkeuring van de jaarrekening van een instantie<br />

waaraan zij rekenschap verschuldigd zijn of waarvan zij tot het uitvoerend<br />

orgaan behoren.<br />

Het verbod geldt echter niet indien de betrokkene zich in de vermelde situatie<br />

bevindt omdat hij als vertegenwoordiger van de provincie in een andere<br />

rechtspersoon werd aangewezen.<br />

Verder geldt er <strong>voor</strong> de provincieraadsleden en de leden van de deputatie<br />

een verbod om als rechter en partij op te treden in dezelfde zaak.<br />

De leden van de deputatie mogen daarenboven niet deelnemen aan:<br />

- de beslissing over de gunning van of het toezicht op de uitvoering van<br />

een overheidsopdracht indien zij persoonlijk of via een tussenpersoon<br />

belangen hebben in een van de inschrijvende ondernemingen;<br />

- de uitspraak over aangelegenheden waarbij de deputatie optreedt als<br />

administratief rechtscollege indien zij niet bij de gehele procedure aanwezig<br />

zijn geweest.<br />

Aanleunend bij het algemeen bestuursrechtelijk beginsel dat diegenen die<br />

deelnemen aan de totstandkoming van bestuurshandelingen daarbij de nodige<br />

onpartijdigheid moeten bezitten, leggen enkele bepalingen aan de leden<br />

van de provincieraad en van de deputatie het verbod op deel te nemen aan<br />

beraadslagingen en stemmingen over aangelegenheden waarbij zij een belang<br />

hebben waarvan zij niet met voldoende zekerheid kunnen geacht worden<br />

afstand te kunnen nemen.<br />

Deze verbodsbepalingen zijn van openbare orde.<br />

De overtreding van deze bepalingen kan dan ook niet alleen aanleiding geven<br />

tot een schorsing en/of vernietiging in het kader van het bestuurlijk toezicht,<br />

doch kan daarenboven zelfs ambtshalve door de Raad van State opgeworpen<br />

worden.


HOOFDSTUK 8<br />

a Algemene verbodsbepaling van de artikelen 27, §§ 1,1° en 3,<br />

51 en 85 van het Provinciedecreet<br />

1° Principe<br />

Luidens de artikelen 27, §§ 1, 1° en 3, 51, derde lid en 85 van het Provinciedecreet<br />

is het elk provincieraadslid, elk lid van de deputatie, elke vertrouwenspersoon<br />

en de provinciegriffier verboden deel te nemen aan de beraadslaging<br />

en de stemming over zaken waarbij er een rechtstreeks belang aanwezig<br />

is in hoofde van:<br />

- de betrokken mandataris, vertrouwenspersoon of provinciegriffier persoonlijk;<br />

- de betrokken mandataris, vertrouwenspersoon of provinciegriffier als vertegenwoordiger;<br />

- de echtgenoot van de betrokken mandataris, vertrouwenspersoon of provinciegriffier<br />

evenals de persoon met wie hij een verklaring van wettelijke<br />

samenwoning, zoals vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek,<br />

heeft afgelegd;<br />

- zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of, indien het gaat<br />

om de <strong>voor</strong>dracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen of<br />

schorsingen, de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad.<br />

Op het bovenvermelde verbod is decretaal slechts één uitzondering gesteld,<br />

met name indien de betrokkene zich in de vermelde situatie bevindt louter<br />

en alleen op grond van het feit dat hij als vertegenwoordiger van de provincie<br />

is aangewezen in een andere rechtspersoon.<br />

Krachtens de verbodsbepaling van de artikelen 27, §§ 1, 1° en 3, 51 en 85<br />

van het Provinciedecreet is het de betrokkenen overigens niet enkel verboden<br />

deel te nemen aan de beraadslaging en de stemming over een zaak, zij<br />

mogen er zelfs niet bij aanwezig blijven.<br />

De verbodsbepaling vindt immers haar bestaansreden in de invloed die alleen<br />

reeds de aanwezigheid van een belanghebbende bij de bespreking en<br />

stemming kan hebben op de (andere) mandatarissen. Het feit dat de betreffende<br />

beslissing toch zou aangenomen zijn ongeacht of de betrokkenen,<br />

<strong>voor</strong> wie de verbodsbepaling gold, nu al dan niet aan de bespreking en de<br />

stemming zouden hebben deelgenomen, sluit bijgevolg de toepassing van de<br />

verbodsbepaling niet uit. Anders gesteld, de verbodsbepaling is absoluut en<br />

het heeft dus geen belang of de aanwezigheid van de betrokkene al dan niet<br />

noodzakelijk was om de vereiste meerderheid te leveren.<br />

Concreet houdt de verbodsbepaling in dat wanneer de zaak in openbare vergadering behandeld<br />

wordt, de betrokkene de raadstafel moet verlaten en plaats moet nemen in het<br />

<strong>voor</strong> het publiek <strong>voor</strong>behouden gedeelte; hij is echter niet verplicht de zaal te verlaten.<br />

Verbodsbepalingen<br />

Deel IV<br />

Art. 27, § 1, 1°<br />

Art. 27, § 3<br />

Art. 51<br />

Art. 85<br />

177


Deel IV<br />

178<br />

Verbodsbepalingen<br />

HOOFDSTUK 8<br />

Wordt de vergadering daarentegen besloten gehouden, dan moet de betrokkene de vergaderzaal<br />

verlaten.<br />

Het feit dat een provincieraadslid een verboden belang heeft bij een agendapunt<br />

kan overigens nooit een geldige grondslag vormen om het agendapunt<br />

niet in behandeling te nemen. De vergadering mag, luidens artikel 27, § 4<br />

van het Provinciedecreet, immers niet worden afgesloten <strong>voor</strong>dat de raad<br />

hetzij een uitspraak ten gronde heeft gedaan over het betrokken agendapunt,<br />

hetzij minstens beslist heeft om de behandeling van het punt uit te stellen.<br />

2° Persoonlijk en rechtstreeks belang<br />

Er bestaat enkel aanleiding tot toepassing van de artikelen 27, §§ 1, 1° en 3,<br />

51 en 85 van het Provinciedecreet wanneer een van de leden van de provincieraad<br />

of de deputatie, de vertrouwenspersoon of de provinciegriffier hetzij<br />

persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger een rechtstreeks belang heeft bij<br />

de <strong>voor</strong>liggende zaak of wanneer zijn echtgeno(o)t(e) of de persoon met wie<br />

hij een verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd of een van zijn<br />

verwanten in de gestelde graad dergelijk belang heeft.<br />

Het begrip “rechtstreeks belang” dekt alle belangen waarvan de betrokken<br />

mandataris, vertrouwenspersoon of de provinciegriffier niet met redelijke<br />

zekerheid kan worden geacht afstand te kunnen nemen om de belangen<br />

van het bestuur <strong>voor</strong>rang te verlenen boven persoonlijke belangen en<br />

waarbij dus een belangenvermenging mogelijk is.<br />

Er is sprake van een persoonlijk en rechtstreeks belang wanneer volgende<br />

<strong>voor</strong>waarden gelijktijdig vervuld zijn:<br />

- de betrokkene heeft hetzij een materieel of in geld waardeerbaar <strong>voor</strong>- of<br />

nadeel bij de zaak, hetzij een verregaand moreel belang bij de aangelegenheid.<br />

Louter morele of politieke belangen zijn daarentegen niet relevant;<br />

- het belang moet rechtstreeks zijn in die zin dat het noodzakelijk uit de<br />

getroffen beslissing <strong>voor</strong>tvloeit, m.a.w. er moet een oorzakelijk verband<br />

bestaan tussen de beslissing en het <strong>voor</strong>- en nadeel;<br />

- het belang moet actueel zijn. Het moet op het ogenblik van de beslissing<br />

vaststaan en mag niet slechts een loutere eventualiteit betreffen;<br />

- het belang moet individueel en persoonlijk zijn. Een collectief belang, dat<br />

eigen is aan alle inwoners van de provincie of aan de categorie van personen<br />

waartoe de betrokkene behoort komt niet in aanmerking. Ook het belang<br />

dat iemand heeft louter op grond van het feit dat hij als vertegenwoordiger<br />

van de provincie in een andere rechtspersoon zetelt kan niet als<br />

een verboden belang aangemerkt worden.<br />

Zo is het elk provincieraadslid, lid van de deputatie, de vertrouwenspersoon en de provinciegriffier<br />

o.m. verboden aanwezig te blijven bij de beraadslaging en stemming over:


HOOFDSTUK 8<br />

- de benoeming van een van zijn bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad tot<br />

een bezoldigd ambt;<br />

- het sluiten van een verkoopovereenkomst tussen de provincie en een derde wanneer de<br />

betrokkene, eventueel nog vóór zijn installatie in zijn actuele mandaat of ambt, bij de<br />

onderhandelingen over dit contract is opgetreden als adviseur <strong>voor</strong> deze derde.<br />

Zo ook is het elk lid van de deputatie en de provinciegriffier verboden aanwezig te blijven<br />

bij de beraadslaging en de stemming van de deputatie over volgende zaken:<br />

- de aanstelling van een van zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad om<br />

als notaris een akte te verlijden of om als advocaat ten behoeve van de provincie op te<br />

treden;<br />

- de aanstelling van een van zijn bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad als<br />

leerkracht of de benoeming van een van deze verwanten tot provinciepersoneelslid;<br />

- de behandeling van een aanvraag tot afgifte van een stedenbouwkundige vergunning,<br />

een verkavelingsvergunning of van een milieuvergunning <strong>voor</strong> de exploitatie of verandering<br />

van een als hinderlijk ingedeelde inrichting, die werd ingediend door hemzelf of<br />

door een van zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad;<br />

- het opleggen van een schorsing aan een van zijn verwanten tot en met de tweede graad.<br />

Het begrip “schorsing” moet hierbij ruim geïnterpreteerd worden en omvat o.a. ook de<br />

preventieve schorsing als ordemaatregel en de schorsing ten gevolge van een tuchtsanctie;<br />

- de toekenning van een individuele weddeverhoging aan een verwant tot en met de vierde<br />

graad;<br />

- de besluitvorming over een stedenbouwkundige vergunning <strong>voor</strong> werken waar<strong>voor</strong> een<br />

lid van de deputatie reeds vóór de besluitvorming als architect of aannemer aangesteld<br />

werd door de aanvrager van de vergunning;<br />

- het toestaan van een huur-, pacht-, jacht- of concessierecht aan een van zijn verwanten<br />

in de verboden graad.<br />

Daarentegen vindt de verbodsbepaling van de artikelen 27, §§ 1, 1° en 3, 51 en 85 o.m.<br />

geen toepassing in volgende gevallen:<br />

- de verkiezing van de leden van de deputatie;<br />

- de verkiezing van de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad en van de overige leden van het<br />

bureau;<br />

- de vaststelling van de presentiegelden van de provincieraadsleden;<br />

- de toekenning van een weddeverhoging of -bijslag aan een gehele categorie van provinciepersoneelsleden,<br />

zelfs indien hiertoe verwanten van een provincieraadslid of een gedeputeerde<br />

behoren.<br />

b nemo iudex in causa sua (Verbod rechter en partij te zijn in<br />

eigen zaak)<br />

In tuchtaangelegenheden wordt de onpartijdigheid van de provincieraadsleden<br />

en leden van de deputatie niet enkel gewaarborgd door de artikelen 27,<br />

Verbodsbepalingen<br />

Deel IV<br />

179


Art. 27, § 1, 2°<br />

Art. 27, § 3<br />

Art. 51<br />

Art. 85<br />

Deel IV<br />

180<br />

Verbodsbepalingen<br />

HOOFDSTUK 8<br />

§§ 1, 1° en 3 en 51 van het Provinciedecreet, doch eveneens door toepassing<br />

van het algemeen rechtsbeginsel dat niemand tegelijk rechter en partij mag<br />

zijn in dezelfde zaak.<br />

Aldus moet ieder provincieraadslid of lid van de deputatie dat als partij in een tuchtzaak<br />

betrokken is, bv. doordat het oneerbiedig gedrag dat aan een personeelslid wordt verweten<br />

tegen hem gericht was, zich onthouden van deelname aan beraadslaging en stemming in<br />

deze zaak.<br />

c Vaststelling of goedkeuring van de jaarrekening van een instantie<br />

waaraan men rekenschap verschuldigd is of waarvan<br />

men tot het uitvoerend orgaan behoort<br />

Bij toepassing van de artikelen 27, §§ 1, 2° en 3, 51, derde lid en 85 van het<br />

Provinciedecreet is het verder elk provincieraadslid, elk lid van de deputatie,<br />

elke vertrouwenspersoon en ook de provinciegriffier verboden aanwezig te<br />

blijven bij de vaststelling of de goedkeuring van de jaarrekening van een instantie<br />

waaraan hij rekenschap verschuldigd is of waarvan hij tot het uitvoerend<br />

orgaan behoort.<br />

Het verbod heeft een ruime draagwijdte en geldt ongeacht de aard of de<br />

rechtsvorm van de instantie waarvan de rekening <strong>voor</strong>ligt. Het vindt enkel<br />

geen toepassing ten aanzien van de personen die zich in de geschetste situatie<br />

bevinden louter op grond van het feit dat zij als vertegenwoordiger<br />

van de provincie zijn aangewezen in andere rechtspersonen.<br />

Als <strong>voor</strong>beelden van instanties in de zin van artikel 27, § 1, 2° kunnen vermeld worden:<br />

- een vzw die van de provincie een subsidie ontvangt en waarvan de jaarrekening, krachtens<br />

de subsidie<strong>voor</strong>waarden of de bepalingen van een met de provincie gesloten beheersovereenkomst,<br />

ter goedkeuring aan de provincieraad moet worden <strong>voor</strong>gelegd;<br />

- een kerkbestuur;<br />

- een intergemeentelijk samenwerkingsverband, waarvan de rekening, in het kader van de<br />

vaststelling van het mandaat dat de provincie aan haar vertegenwoordiger moet geven,<br />

aan de provincieraad moet worden <strong>voor</strong>gelegd.<br />

Gelet op de bepaling van artikel 27, § 1 in fine, vindt de verbodsbepaling echter geen toepassing<br />

ten aanzien van:<br />

- de mandataris die, als vertegenwoordiger van de provincie, deel uitmaakt van een vzw<br />

waarvan de rekeningen ter goedkeuring aan de provincieraad moeten worden <strong>voor</strong>gelegd;<br />

zetelt hij echter ten persoonlijken titel in de raad van bestuur van een vzw, dan<br />

vindt de verbodsbepaling uiteraard wel toepassing;<br />

- de provincieraadsleden die, als vertegenwoordiger van de provincie, deel uitmaken van<br />

een intergemeentelijk samenwerkingsverband waarvan de rekening aan de provincieraad<br />

<strong>voor</strong>gelegd wordt. Maken de betrokkenen echter uit een andere hoedanigheid, bv.


HOOFDSTUK 8<br />

als gemeentelijk vertegenwoordiger, deel uit van het uitvoerend orgaan van een intergemeentelijk<br />

samenwerkingsverband, dan geldt de verbodsbepaling uiteraard wel.<br />

De personen op wie de verbodsbepaling van toepassing is zijn overigens niet<br />

enkel verplicht afwezig te blijven bij de stemming zelf, doch ook bij de <strong>voor</strong>afgaande<br />

bespreking. Anderzijds is het verbod enkel beperkt tot de rekeningen.<br />

De mandatarissen, de vertrouwenspersoon en de griffier mogen dus<br />

wel aanwezig zijn bij de beraadslaging en het besluit over de begroting/het<br />

budget of het meerjarenplan van de instanties waarvan zij tot het uitvoerend<br />

orgaan behoren.<br />

De verbodsbepaling van artikel 27, § 1, 2° geldt trouwens evenmin ten aanzien<br />

van de personen die personeelslid zijn van een instantie waarvan de<br />

jaarrekening ter goedkeuring of ter vaststelling aan de provincie moet worden<br />

<strong>voor</strong>gelegd. Hun afwezigheid bij de beraadslaging en de stemming zou<br />

echter wel geboden kunnen zijn ingevolge de bepalingen van artikel 27, § 1,<br />

1° en 3 van het Provinciedecreet.<br />

d Verbod tot deelname aan de gunning van overheidsopdrachten<br />

Inzake overheidsopdrachten wordt de verbodsbepaling van de artikelen 27,<br />

§ 1, 1° en 51, derde lid van het Provinciedecreet aangevuld door deze van<br />

artikel 10 van de wet van 24 december 1993.<br />

Laatstgenoemd artikel legt aan ieder lid van de deputatie het verbod op om<br />

op welke wijze ook, hetzij rechtstreeks of onrechtstreeks, tussen te komen<br />

bij de gunning van en het toezicht op de uitvoering van een overheidsopdracht<br />

zodra hij persoonlijk of via een tussenpersoon belangen heeft in één<br />

van de inschrijvende ondernemingen.<br />

Het poneert daarbij een onweerlegbaar vermoeden van verboden belang in<br />

hoofde van:<br />

- ieder lid van de deputatie dat bloed- of aanverwant is in rechte lijn tot de<br />

derde graad en in de zijlijn tot de vierde graad met één der inschrijvers of<br />

met ieder ander persoon die <strong>voor</strong> rekening van één van deze inschrijvers<br />

een directie- of beheersbevoegdheid uitoefent;<br />

- ieder lid van de deputatie dat zelf of bij tussenpersoon eigenaar, medeeigenaar<br />

of werkend vennoot is van één der inschrijvende ondernemingen<br />

dan wel in rechte of in feite, zelf of bij tussenpersoon, een directie-<br />

of beheersbevoegdheid uitoefent.<br />

Volledigheidshalve moet aangetekend worden dat deze verbodsbepaling<br />

eveneens toepassing vindt ten aanzien van de provinciegriffier of iedere andere<br />

ambtenaar van de provincie aan wie de bevoegdheid tot gunning van<br />

een overheidsopdracht en/of het toezicht op de uitvoering van de opdracht<br />

werden gedelegeerd of gesubdelegeerd.<br />

Verbodsbepalingen<br />

Deel IV<br />

181


Art. 54<br />

Deel IV<br />

182<br />

Verbodsbepalingen<br />

HOOFDSTUK 8<br />

e Verbodsbepalingen indien de deputatie zetelt als administratief<br />

rechtscollege<br />

1° Wraking<br />

Indien de deputatie zetelt als administratief rechtscollege kunnen zowel de<br />

provinciegouverneur als de leden van de deputatie gewraakt worden om de<br />

redenen die luidens de artikelen 828 en 830 van het Gerechtelijk Wetboek<br />

aanleiding geven tot wraking.<br />

Krachtens artikel 22 van het koninklijk besluit van 17 september 1987, dat<br />

de procedure regelt in de gevallen waarin de deputatie een rechtsprekende<br />

taak vervult, moeten de provinciegouverneur en de leden van de deputatie<br />

die weten dat hen een grond van wraking treft, daarvan dan ook aangifte<br />

doen bij de deputatie. De deputatie zal vervolgens moeten beslissen of de<br />

betrokkene zich al dan niet moet onthouden.<br />

Er kan trouwens opgemerkt worden dat de partijen die betrokken zijn in een aan de uitspraak<br />

van de deputatie onderworpen betwisting de wraking van de provinciegouverneur of<br />

van een of meerdere van de gedeputeerden ook kunnen vragen.<br />

De deputatie zal in dat geval onverwijld uitspraak moeten doen over de wraking nadat zij<br />

zowel de wrakende partij als het gewraakte lid heeft gehoord (art. 25, KB 17 september<br />

1987).<br />

2° Verbod tot deelname aan de uitspraak<br />

Wanneer de deputatie als administratief rechtscollege kennisneemt van een<br />

aangelegenheid, dan mogen, op grond van artikel 54, derde lid van het Provinciedecreet<br />

en artikel 104, vijfde lid van de Provinciewet, enkel degenen<br />

die de gehele procedure gevolgd hebben deelnemen aan de uitspraak.<br />

Zijn de provinciegouverneur en/of sommige leden van de deputatie niet bij<br />

alle onderdelen van de procedure aanwezig geweest, dan mogen zij bijgevolg<br />

niet participeren aan de stemming.


B AnDere VerBoDsBePAlInGen<br />

HOOFDSTUK 8<br />

Het is de provincieraadsleden, de leden van de deputatie en de vertrouwenspersonen<br />

verboden:<br />

- tegen betaling als advocaat of als notaris op te treden <strong>voor</strong> de provincie<br />

in geschillen waarbij de provincie betrokken is;<br />

- als advocaat of als notaris op te treden <strong>voor</strong> de tegenpartij van de provincie<br />

of ten behoeve van een personeelslid van de provincie inzake beslissingen<br />

die verband houden met de tewerkstelling binnen de provincie;<br />

- op te treden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in<br />

het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité van de<br />

provincie;<br />

- een overeenkomst (andere dan een schenking) te sluiten met de provincie<br />

of een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap of deel te nemen<br />

aan een opdracht <strong>voor</strong> aanneming van werken, leveringen en diensten,<br />

een verkoop of een aankoop <strong>voor</strong> zowel de provincie zelf als <strong>voor</strong><br />

haar extern verzelfstandigde agentschappen.<br />

a Verbod om op te treden als advocaat of notaris<br />

Krachtens de artikelen 27, § 2, 1° en 2° en 51, derde lid van het Provinciedecreet<br />

is het elk provincieraadslid en elk lid van de deputatie verboden om:<br />

- rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of als notaris tegen betaling<br />

te werken ten behoeve van de provincie in geschillen waarbij de provincie<br />

betrokken is;<br />

- rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of als notaris te werken in geschillen<br />

ten behoeve van de tegenpartij van de provincie of ten behoeve<br />

van een personeelslid van de provincie inzake beslissingen die verband<br />

houden met de tewerkstelling binnen de provincie.<br />

Het verbod geldt overigens niet enkel ten aanzien van de mandataris zelf,<br />

doch ook ten aanzien van de personen die in het kader van een associatie,<br />

groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met de mandataris<br />

werken, advocaten-stagiairs inbegrepen.<br />

Ook op de vertrouwenspersonen vinden de bovenvermelde verbodsbepalingen<br />

ten volle toepassing.<br />

Op grond van de bovenvermelde bepaling kan de deputatie een advocaat die onder deze<br />

verbodsbepaling ressorteert dus niet aanstellen om de provincie, tegen betaling, in rechte<br />

bij te staan in geschillen waarin de provincie betrokken is. Er bestaat echter absoluut geen<br />

bezwaar tegen dat de betrokkene de provincie kosteloos bijstaat.<br />

Een optreden tegen de provincie in geschillen is echter steeds verboden, ongeacht of men<br />

de tegenpartij kosteloos dan wel tegen betaling bijstaat. Het verbod geldt uiteraard wel<br />

Verbodsbepalingen<br />

Deel IV<br />

Art. 27, § 2, 1°<br />

Art. 27, § 2, 2°<br />

Art. 51<br />

183


Art. 27, § 2, 4°<br />

Art. 51<br />

Deel IV<br />

184<br />

Verbodsbepalingen<br />

HOOFDSTUK 8<br />

enkel in geschillen waarin de provincie betrokken is waar de betrokkene zelf mandataris<br />

is; het is een provincieraadslid of een lid van de deputatie dus niet verboden om andere<br />

provincies tegen betaling bij te staan in geschillen of zelfs om tegen andere provincies op<br />

te treden.<br />

Er bestaat overigens niet enkel een verbod om als advocaat op te treden ten behoeve van<br />

de tegenpartij van de provincie in een gerechtelijke procedure, doch ook om – ongeacht of<br />

dit in een gerechtelijke procedure is of daarbuiten – als advocaat op te treden ten behoeve<br />

van een personeelslid van de provincie inzake beslissingen aangaande de tewerkstelling<br />

binnen de provincie. Het verbod van artikel 27, § 2, 2° omvat dus zowel de vertegenwoordiging<br />

als advocaat van een personeelslid in een gerechtelijke procedure tegen de provincie,<br />

als de door een advocaat verleende bijstand en verdediging van een personeelslid tijdens<br />

een tuchtprocedure of bij een intern bestuurlijk beroep in het kader van een evaluatie. Er<br />

moet nochtans opgemerkt worden dat artikel 27, § 2, 2° enkel het verbod oplegt om als<br />

advocaat op te treden; het verbiedt niet dat bv. een provincieraadslid een personeelslid<br />

bijstaat als syndicaal raadsman.<br />

De verbodsbepaling van artikel 27, § 2, 1° en 2° is van openbare orde.<br />

Het bovenvermelde heeft onder meer tot gevolg dat een bij de Raad van State ingediend<br />

verzoekschrift tot nietigverklaring van een besluit van de provincie, dat door een advocaatprovincieraadslid<br />

van dezelfde provincie namens de tegenpartij ondertekend en ingediend<br />

werd, als onontvankelijk zal verworpen worden. Het verzoekschrift zou trouwens hetzelfde<br />

lot ondergaan indien het ingediend zou worden door een advocaat met wie het provincieraadslid<br />

geassocieerd is.<br />

Het verbod om als advocaat of notaris op te treden in de door artikel 27, § 2,<br />

1° en 2° geschetste gevallen heeft bovendien een zeer ruime draagwijdte.<br />

Het geldt zowel in zaken van louter provinciaal belang als in medebewindstaken<br />

en het betreft zowel nieuwe zaken en procedures als zaken en procedures<br />

die de mandataris reeds behartigde alvorens hij als mandataris geïnstalleerd<br />

werd.<br />

b Verbod om op te treden als afgevaardigde of deskundige van<br />

een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of<br />

het hoog overlegcomité van de provincie<br />

De artikelen 27, § 2, 4° en 51 van het Provinciedecreet verbieden provincieraadsleden<br />

en leden van de deputatie om op te treden als afgevaardigde of<br />

technicus van een vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of<br />

het hoog overlegcomité van de provincie.<br />

Dit verbod vindt eveneens toepassing op de vertrouwenspersonen.


HOOFDSTUK 8<br />

c Verbod om een overeenkomst te sluiten of deel te nemen aan<br />

een opdracht <strong>voor</strong> aanneming van werken, leveringen en diensten,<br />

verkoop of aankoop<br />

1° Principe<br />

De artikelen 27, § 2, 3° en § 3, 51, derde lid en 82 van het Provinciedecreet<br />

leggen aan de provincieraadsleden, de leden van de deputatie, de vertrouwenspersonen,<br />

de provinciegriffier en de financieel beheerder het verbod op<br />

om rechtstreeks of onrechtstreeks:<br />

- een overeenkomst te sluiten met of ten behoeve van de provincie of een<br />

provinciaal extern verzelfstandigd agentschap, tenzij het om een schenking<br />

van de betrokkene aan de provincie of aan het agentschap zou gaan;<br />

- deel te nemen aan een opdracht <strong>voor</strong> aanneming van werken, leveringen<br />

of diensten ten behoeve van de provincie of een provinciaal extern verzelfstandigd<br />

agentschap;<br />

- deel te nemen aan een aankoop of een verkoop <strong>voor</strong> zowel de provincie<br />

zelf als een van haar provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen.<br />

De vermelde verbodsbepaling strekt ertoe elk belangenconflict te vermijden<br />

tussen het eigen materieel belang van de betrokkene en het belang van de<br />

provincie. Zij heeft dan ook een zeer ruime draagwijdte. Enkel schenkingen<br />

aan de provincie of aan een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap<br />

en contracten die de betrokkene aangaat met de provincie of haar extern<br />

verzelfstandigd agentschap in het kader van een door de provincie of het<br />

agentschap aangeboden collectieve dienstverlening zijn aan het toepassingsgebied<br />

van de verbodsbepaling onttrokken.<br />

De verbodsbepaling van artikel 27, § 2, 3° sluit bijgevolg niet uit dat degenen die onder<br />

haar toepassingsgebied vallen toch een beroep kunnen doen op een collectieve dienstverlening<br />

die door de provincie wordt aangeboden, zoals bv. de diensten van strijkateliers of<br />

van fietsenherstelplaatsen.<br />

De bepaling van artikel 27, § 2, 3° overlapt ten dele met de verbodsbepaling<br />

van de artikelen 1596 en 1707 van het Burgerlijk Wetboek die aan de leden<br />

van de deputatie het recht ontzegt om op een openbare verkoop – en a fortiori<br />

onderhands – goederen aan te kopen van de provincie waar zij hun mandaat<br />

uitoefenen of om zich door ruiling dergelijke goederen aan te schaffen.<br />

Elke koop- of ruilovereenkomst die in strijd met deze bepalingen gesloten<br />

wordt is trouwens nietig.<br />

Bij toepassing van de bovenvermelde bepalingen is het bijgevolg elk provincieraadslid, elk<br />

lid van de deputatie, elke vertrouwenspersoon, de provinciegriffier en de financieel beheerder<br />

o.m. verboden om:<br />

- tegen bezoldiging intellectuele prestaties te verstrekken aan de provincie of een provinciaal<br />

extern verzelfstandigd agentschap. Zo mag hij bv. geen studie- of onderzoekscon-<br />

Verbodsbepalingen<br />

Deel IV<br />

Art. 27, § 2, 3°<br />

Art. 27, § 3<br />

Art. 51<br />

Art. 82<br />

185


Deel IV<br />

186<br />

Verbodsbepalingen<br />

HOOFDSTUK 8<br />

tracten sluiten met de provincie, kan hij niet als architect <strong>voor</strong> de provinciale bouwwerken<br />

worden aangesteld en is het hem verboden om tegen vergoeding als juridisch adviseur<br />

<strong>voor</strong> de provincie op te treden;<br />

- met de provincie of een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap vervoercontracten,<br />

onderhoudscontracten of toeleveringscontracten te sluiten;<br />

- een verzekeringspolis te sluiten met de provincie of een provinciaal extern verzelfstandigd<br />

agentschap, waar<strong>voor</strong> hij, als agent van de verzekeringsmaatschappij, een commissieloon<br />

ontvangt;<br />

- goederen te leveren aan de provincie of werken uit te voeren <strong>voor</strong> rekening van de provincie,<br />

ook al zou hij bij een aanbesteding de laagste inschrijving of bij een offerteaanvraag<br />

de gunstigste offerte hebben ingediend. A fortiori zou het hem verboden zijn een<br />

via een onderhandelingsprocedure gegunde opdracht uit te voeren <strong>voor</strong> rekening van de<br />

provincie. Ook het uitvoeren van een overheidsopdracht <strong>voor</strong> een provinciaal extern verzelfstandigd<br />

agentschap is onmogelijk;<br />

- een huur- of concessieovereenkomst te sluiten met de provincie <strong>voor</strong> de uitbating van<br />

een cafetaria in een provinciale sporthal of een provinciaal cultureel centrum;<br />

- een perceel grond aan te kopen van de provincie, ongeacht of dit onderhands zou gebeuren,<br />

dan wel bij een openbare verkoop;<br />

- onroerende goederen te verkopen aan de provincie, zelfs indien de bedoeling zou <strong>voor</strong>liggen<br />

de goederen tegen de schattingsprijs te verkopen.<br />

Het is de betrokkenen bovendien niet enkel verboden om zelf en in eigen<br />

naam een bezoldigde opdracht uit te voeren <strong>voor</strong> rekening van de provincie<br />

of van een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap, of om een van de<br />

bovenvermelde rechtshandelingen te stellen, het is hen evenmin toegestaan<br />

om zulks op onrechtstreekse wijze, door bemiddeling en/of onder naam<br />

van een tussenpersoon te doen.<br />

Als tussenpersoon in de zin van artikel 27, § 2, 3° moeten worden beschouwd:<br />

- de echtgeno(o)t(e) van de mandataris, de vertrouwenspersoon, de provinciegriffier of de<br />

financieel beheerder;<br />

- een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap waarvan de betrokkene<br />

deel uitmaakt of waarvan hij beheerder of zaakvoerder is;<br />

- een naamloze vennootschap waarin de betrokkene een duidelijke meerderheidsparticipatie<br />

bezit. Is zijn belang in de vennootschap daarentegen slechts zeer bescheiden, dan<br />

verzet niets zich tegen de toewijzing van een opdracht aan deze onderneming;<br />

- een bvba waarvan een der provincieraadsleden, een lid van de deputatie, een vertrouwenspersoon,<br />

de griffier of de financieel beheerder aandeelhouder is.<br />

Uit wat <strong>voor</strong>afgaat volgt dan ook dat een provinciale opdracht <strong>voor</strong> werken, leveringen en<br />

diensten niet alleen niet aan een provincieraadslid, een lid van de deputatie, een vertrouwenspersoon,<br />

de provinciegriffier of de financieel beheerder zelf mag worden toegewezen,<br />

doch evenmin aan een derde – bv. een vennootschap – die als tussenpersoon <strong>voor</strong> de betrokkene<br />

fungeert. Zo ook kan een vennootschap, waarvan een mandataris en zijn echtge-


HOOFDSTUK 8<br />

note hoofdaandeelhouders zijn en die actief is op het vlak van bouwpromotie, geen gronden<br />

of gebouwen aankopen die eigendom zijn van de provincie waar de betrokkene mandataris<br />

is of van een extern verzelfstandigd agentschap van die provincie.<br />

2° Gevolgen<br />

De overtreding van de artikelen 27, § 2, 3° en § 3, 51, derde lid en 82 van het<br />

Provinciedecreet geeft niet enkel aanleiding tot een mogelijke schorsing en/<br />

of vernietiging van het toewijzingsbesluit of het besluit tot het aangaan van<br />

een contract dat met miskenning van deze verbodsbepaling werd genomen,<br />

doch kan daarenboven ook strafrechtelijk gesanctioneerd worden.<br />

Personen die het verbod van artikel 27, § 2, 3° miskennen en die bovendien<br />

niet kunnen bewijzen in de gegeven omstandigheden geen misbruik te hebben<br />

gemaakt van hun mandaat of functie om hun privébelangen te bevorderen<br />

en openlijk te hebben gehandeld, stellen zich op grond van artikel 245<br />

van het Strafwetboek immers strafbaar met een gevangenisstraf van één<br />

jaar tot vijf jaar, een geldboete van 100 tot 50.000 euro of één van die straffen<br />

en eventueel een ontzetting <strong>voor</strong> een periode van vijf tot tien jaar uit het<br />

recht om openbare ambten, bedieningen en betrekkingen te vervullen.<br />

Dergelijke veroordeling kan <strong>voor</strong> een provinciaal mandataris verstrekkende gevolgen hebben.<br />

Een veroordeling wegens een in artikel 245 van het Strafwetboek omschreven misdrijf<br />

kan immers leiden tot de onverkiesbaarheid van de betrokkene <strong>voor</strong> een periode die zelfs<br />

tot twaalf jaar kan oplopen. Een mandataris in functie moet bij een dergelijke veroordeling<br />

dan ook vervallen verklaard worden uit zijn mandaat.<br />

Er kan echter wel opgemerkt worden dat er geen bezwaar tegen bestaat dat<br />

een mandataris na zijn aanstelling verder de verplichtingen nakomt en ook<br />

de rechten uitoefent die <strong>voor</strong>tvloeien uit een opdracht die hem <strong>voor</strong> zijn aanstelling<br />

als provincieraadslid of lid van de deputatie werd gegund of die<br />

<strong>voor</strong>tvloeien uit een contract dat hij vóór zijn installatie met de provincie of<br />

een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap had gesloten.<br />

Verbodsbepalingen<br />

Deel IV<br />

187


Art. 177, § 1<br />

Deel IV<br />

188 Notulen<br />

HOOFDSTUK 9<br />

9 notulen<br />

A InhouD<br />

De notulen van de vergaderingen van de provincieraad moeten datgene<br />

bevatten wat tot de essentie ervan behoort. Het is dus niet de bedoeling<br />

van de notulen dat zij een uitgebreid verslag zouden zijn van de tijdens de<br />

vergaderingen gehouden discussies en besprekingen. In vermelde zin bevatten<br />

de notulen de volledige tekst, met inbegrip van de motivering, van<br />

alle door de raad genomen besluiten. Daarbij aansluitend vermelden de<br />

notulen het lot van de punten waarover de raad niet tot een besluitvorming<br />

is gekomen. De notulen van de provincieraad behoren ook een aantal<br />

vormelijke gegevens te vermelden waarvan de naleving vereist is <strong>voor</strong><br />

de geldigheid, hetzij van de raadsvergadering zelf, hetzij van de tijdens de<br />

vergadering genomen besluiten.<br />

Alleen de beslissingen van de deputatie worden in de notulen opgenomen.<br />

Dit betekent dat in principe de notulen van de deputatie enkel de<br />

volledige tekst, met inbegrip van het overwegend gedeelte, van alle door<br />

de deputatie genomen besluiten bevatten. Dat alleen de beslissingen genotuleerd<br />

worden, neemt niet weg dat uit de notulen moet kunnen blijken<br />

dat de beslissingen naar vorm wettelijk tot stand zijn gekomen, d.w.z. aan<br />

alle wettelijke vormvereisten <strong>voor</strong> de besluitvorming voldaan is.<br />

a Provincieraad<br />

1° Principe<br />

Artikel 177, § 1 van het Provinciedecreet bepaalt dat de notulen in chronologische<br />

volgorde alle besproken onderwerpen vermelden, alsook het gevolg<br />

dat gegeven werd aan die punten waaromtrent de provincieraad geen beslissing<br />

heeft getroffen. De notulen maken tevens duidelijk melding van alle beslissingen.<br />

Hiermee verwoordt de decreetgever dat de notulen van de vergaderingen<br />

van de provincieraad datgene moeten bevatten wat tot de essentie ervan<br />

behoort. Het is dus niet de bedoeling van de notulen dat zij een uitgebreid<br />

verslag zouden zijn van de tijdens de vergaderingen gehouden discussies<br />

en besprekingen. Indien de raad dit wenst, kan naast de notulen dergelijk<br />

verslag wel bijgehouden worden. Al kan dit verslag dienstig zijn <strong>voor</strong> ieders<br />

gebruik, het blijft een officieus document dat geenszins de notulen kan vervangen.


HOOFDSTUK 9<br />

In vermelde zin bevatten de notulen de volledige tekst, met inbegrip van de<br />

motivering, van alle door de raad genomen besluiten. Daarbij aansluitend<br />

vermelden de notulen het lot van de punten waarover de raad niet tot een<br />

besluitvorming is gekomen, bv. wegens verdaging of omdat de <strong>voor</strong>zitter de<br />

zitting <strong>voor</strong>tijdig had opgeheven. Gebeurlijk moet ook genotuleerd worden<br />

dat de vergadering wegens afwezigheid van de meerderheid van de provincieraadsleden<br />

niet heeft plaatsgehad.<br />

Daarnaast kan het soms aangewezen zijn belangrijke overwegingen en/of<br />

nuttige opmerkingen die tijdens de vergadering naar <strong>voor</strong> zijn gebracht, of<br />

nog door sommige provincieraadsleden gevraagde toelichtingen, te notuleren.<br />

Het huishoudelijk reglement van de raad kan ter zake aanvullende<br />

<strong>voor</strong>schriften bevatten. Zo kan bv. het huishoudelijk reglement bepalingen<br />

bevatten omtrent de opname in de notulen van de door de provincieraadsleden<br />

gehouden interpellaties en gestelde vragen, en het antwoord daarop.<br />

2° Verplichte vermeldingen<br />

De notulen van de provincieraad behoren een aantal vormelijke gegevens te<br />

vermelden waarvan de naleving vereist is <strong>voor</strong> de geldigheid, hetzij van de<br />

raadsvergadering zelf, hetzij van de tijdens de vergadering genomen besluiten.<br />

De naleving van deze vormvereisten kan immers enkel blijken uit de notulen. Het betreft<br />

de volgende vermeldingen:<br />

- de opening, schorsing en sluiting van de vergadering door de <strong>voor</strong>zitter;<br />

- de namen van de aanwezige leden, zodat kan nagegaan worden of het quorum is bereikt;<br />

- de naam van de <strong>voor</strong>zitter en de provinciegriffier, of eventueel hun plaatsvervangers;<br />

- welke leden aan de onderscheiden beraadslagingen en stemmingen hebben deelgenomen,<br />

o.m. met het oog op de naleving van de hierboven besproken verbodsbepalingen<br />

(zie blz. 176);<br />

- de uitslag van de stemmingen, zodat kan blijken of het besluit met de wettelijk vereiste<br />

meerderheid is genomen. Behalve bij geheime stemming, vermelden krachtens <strong>voor</strong>noemd<br />

artikel 177, § 1 de notulen ook hoe elk lid gestemd heeft <strong>voor</strong>, tegen of onthouding.<br />

Bij unanieme beslissingen kan deze vermelding achterwege blijven. De provinciegriffier<br />

is echter niet verplicht te notuleren welke motieven de provincieraadsleden of<br />

gedeputeerden hadden <strong>voor</strong> hun ja- of neen-stem. Bij huishoudelijk reglement kan de<br />

provincieraad eventueel wel bepalen, uiteraard alleen <strong>voor</strong> besluiten bij mondelinge<br />

stemming, dat de notulen kunnen melding maken van de motieven <strong>voor</strong> een onthouding;<br />

- het geheim karakter van de stemming; de geheime stemming is immers een substantiele<br />

<strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> de geldigheid van het besluit;<br />

- de beslotenheid van de vergadering wanneer die wettelijk verplicht is; de naleving van<br />

die vormvereiste is immers een substantiële <strong>voor</strong>waarde <strong>voor</strong> de geldigheid van het be-<br />

Deel IV<br />

Notulen<br />

189


Art. 51 - 177,<br />

§ 2<br />

Deel IV<br />

190<br />

Notulen<br />

HOOFDSTUK 9<br />

sluit. Daar de openbaarheid van de vergadering regel is, moet daar uiteraard geen melding<br />

van gemaakt worden in de notulen.<br />

b Deputatie<br />

1° Principe<br />

Overeenkomstig de artikelen 51, vijfde lid en 177, § 2 van het Provinciedecreet<br />

worden alleen de beslissingen van de deputatie in de notulen opgenomen.<br />

Dit betekent dat in principe de notulen van de deputatie enkel de volledige<br />

tekst, met inbegrip van het overwegend gedeelte, van alle door de<br />

deputatie genomen besluiten bevatten.<br />

Daarbij aansluitend vermelden de notulen het lot van de agendapunten<br />

waarover de deputatie niet tot een besluit is kunnen komen. In die zin moet<br />

de beslissing genotuleerd worden waarbij de deputatie één of meer punten<br />

van de dagorde verdaagt, of moet in de notulen vermeld worden dat sommige<br />

punten niet behandeld zijn omdat de <strong>voor</strong>zitter de zitting <strong>voor</strong>tijdig had<br />

opgeheven. Dit geldt uiteraard alleen als er <strong>voor</strong> de vergaderingen van de<br />

deputatie een dagorde is opgesteld.<br />

In dezelfde zin moet ook genotuleerd worden dat de deputatie bij gebreke<br />

van het wettelijk vereist quorum niet heeft kunnen vergaderen.<br />

In tegenstelling tot de notulen van de provincieraad, maken de notulen van<br />

de deputatie echter geen melding van de tijdens de vergaderingen van de<br />

deputatie gemaakte overwegingen, opmerkingen of gevraagde toelichtingen.<br />

De deputatie kan dit ook niet bij huishoudelijk reglement <strong>voor</strong>schrijven, daar<br />

<strong>voor</strong>melde artikelen 51, vijfde lid en 177, § 2 van het Provinciedecreet uitdrukkelijk<br />

stellen dat alleen de beslissingen in de notulen worden opgenomen.<br />

2° Verplichte vermeldingen<br />

Dat alleen de beslissingen genotuleerd worden, neemt niet weg dat uit de<br />

notulen moet kunnen blijken dat de beslissingen naar vorm wettelijk tot<br />

stand zijn gekomen, d.w.z. aan alle wettelijke vormvereisten <strong>voor</strong> de besluitvorming<br />

voldaan is. De notulen of althans de genotuleerde beslissingen<br />

van de deputatie moeten dan ook mutatis mutandis melding maken van de<br />

naleving van de hierboven onder de notulen van de provincieraad vermelde<br />

vormvereisten, evenwel met inachtname van het volgende.<br />

Daar als wettelijke regel geldt dat de vergaderingen van de deputatie niet<br />

openbaar zijn, moet de naleving daarvan niet genotuleerd worden.<br />

Inzonderheid moeten de notulen ook melding maken van de naleving van de<br />

vormvereisten die artikel 104bis van de Provinciewet <strong>voor</strong>schrijft wanneer de<br />

deputatie zetelt als administratief rechtscollege.


HOOFDSTUK 9<br />

Daar artikel 177, § 2 van het Provinciedecreet bepaalt dat in de notulen alleen<br />

de beslissingen worden opgenomen, is het strijdig met deze te notuleren<br />

hoe elke gedeputeerde heeft gestemd en/of de motieven die de gedeputeerden<br />

daarbij hadden in de notulen te vermelden.<br />

Het huishoudelijk reglement van de deputatie kan dus niet bepalen dat een<br />

gedeputeerde die zich onthouden heeft, <strong>voor</strong> zijn onthouding een stemverklaring<br />

kan laten notuleren.<br />

Wel moeten de notulen, wanneer de deputatie zetelt als administratief<br />

rechtscollege, bij staking van stemmen melding maken van de stem van de<br />

<strong>voor</strong>zitter, daar in dat geval, zoals reeds uiteengezet, de <strong>voor</strong>zitter de beslissende<br />

stem heeft.<br />

B reDActIe - GoeDkeurInG<br />

De provinciegriffier maakt naar eigen inzicht het ontwerp van de notulen<br />

van de provincieraad op. Dit ontwerp moet ten minste acht dagen <strong>voor</strong> de<br />

dag van de vergadering ter beschikking van de provincieraad gesteld worden.<br />

De goedkeuring van de notulen hoeft niet expliciet te gebeuren. Elk lid<br />

van de raad, met inbegrip van de <strong>voor</strong>zitter, heeft echter het recht, vóór<br />

het einde van de vergadering, opmerkingen te maken over de redactie<br />

van de notulen. Indien deze opmerkingen door de raad aangenomen worden<br />

dan moeten de notulen in die zin aangepast worden. Indien er geen<br />

opmerkingen zijn, dan worden de notulen van de vorige vergadering als<br />

goedgekeurd beschouwd. De aldus goedgekeurde notulen worden ondertekend<br />

door de <strong>voor</strong>zitter en de provinciegriffier. Daarnaast kunnen de<br />

notulen telkens wanneer de raad dit gewenst acht staande de vergadering<br />

worden opgemaakt, en ondertekend door de meerderheid van de provincieraadsleden<br />

en de provinciegriffier.<br />

De notulen van de deputatie worden goedgekeurd tijdens haar eerstvolgende<br />

vergadering. De provinciegriffier is belast met het opmaken van<br />

deze notulen. Voor de goedkeuring gelden dienovereenkomstige regels<br />

als <strong>voor</strong> de provincieraad.<br />

De goedgekeurde en ondertekende notulen vormen een volledig bewijs<br />

van de tijdens de vergaderingen van de raad en de deputatie gehouden<br />

genomen besluiten, dit is van datgene wat de griffier tot taak had vast te<br />

stellen. Zij moeten geacht worden met de werkelijkheid overeen te stemmen<br />

en kunnen niet, behoudens inschrijving wegens valsheid, door beweringen<br />

van provincieraadsleden tegengesproken worden.<br />

Deel IV<br />

Notulen<br />

191


Art. 33 - 176<br />

Art. 33 - 176<br />

Deel IV<br />

192<br />

Notulen<br />

HOOFDSTUK 9<br />

a Provincieraad<br />

1° Redactie<br />

De provinciegriffier maakt naar eigen inzicht het ontwerp van de notulen van<br />

de vergaderingen op; hij is krachtens de artikelen 33 en 176 van het Provinciedecreet<br />

daar<strong>voor</strong> verantwoordelijk. De deputatie of de <strong>voor</strong>zitter kunnen<br />

hem enkel naar de vorm <strong>voor</strong>afgaandelijke instructies geven.<br />

2° Goedkeuring en overschrijving<br />

Overeenkomstig artikel 33 van het Provinciedecreet geschiedt de goedkeuring<br />

van het door de griffier opgestelde ontwerp als volgt.<br />

Het ontwerp moet steeds ten minste acht dagen <strong>voor</strong> de dag van de vergadering<br />

ter beschikking van de provincieraad gesteld worden. Dit geldt echter<br />

niet in spoedeisende gevallen, dat wil zeggen wanneer de raad op grond van<br />

artikel 21 van het Provinciedecreet bij hoogdringendheid wordt samengeroepen.<br />

In zo’n geval kan uiteraard de termijnvereiste niet nagekomen worden.<br />

Het huishoudelijk reglement van de provincieraad moet dan nader bepalen<br />

hoe de ontworpen notulen ter beschikking worden gesteld. Zo kan het huishoudelijk<br />

reglement bv. bepalen dat het ontwerp samen met de agenda van<br />

de vergadering bezorgd wordt.<br />

De goedkeuring van de notulen hoeft niet expliciet te gebeuren. Er moet<br />

evenmin <strong>voor</strong>lezing gegeven worden van de ontworpen notulen. Elk lid van<br />

de raad, met inbegrip van de <strong>voor</strong>zitter, heeft echter het recht, vóór het einde<br />

van de vergadering, opmerkingen te maken over de redactie van de notulen.<br />

Wel kan een provincieraad die bij spoedeisendheid werd samengeroepen,<br />

beslissen om opmerkingen over de notulen nog toe te laten op de<br />

eerstvolgende vergadering.<br />

Indien deze opmerkingen door de raad aangenomen worden — dit is met de<br />

wettelijk vereiste meerderheid —, dan moeten de notulen in die zin aangepast<br />

worden. De provinciegriffier kan dit doen tijdens de vergadering zelf,<br />

ofwel moet hij tijdens de volgende vergadering een nieuwe tekst <strong>voor</strong>leggen.<br />

Indien er geen opmerkingen zijn, dan worden de notulen van de vorige vergadering<br />

als goedgekeurd beschouwd. De aldus goedgekeurde notulen worden<br />

ondertekend door de <strong>voor</strong>zitter en de provinciegriffier. Vermelden we<br />

hierbij nog dat aan deze goedkeuring alle leden van de raad kunnen deelnemen,<br />

dus ook diegenen die niet aanwezig waren op de vorige vergadering.<br />

Daarnaast kunnen de notulen telkens wanneer de raad dit gewenst acht<br />

staande de vergadering worden opgemaakt, en ondertekend door de meer-


HOOFDSTUK 9<br />

derheid van de provincieraadsleden en de provinciegriffier. Deze ondertekening<br />

door de meerderheid van de provincieraadsleden geldt dan als goedkeuring,<br />

zodat de goedkeuring, volgens de hierboven beschreven procedure van<br />

de tekst van de notulen in de volgende vergadering overbodig wordt.<br />

Na goedkeuring van de notulen draagt de provinciegriffier zorg <strong>voor</strong> de bewaring<br />

van de originelen. Daar artikel 176 van het Provinciedecreet niet nader<br />

aangeeft hoe deze bewaring moet gebeuren, is het de taak van de provinciegriffier<br />

deze te organiseren. Ofschoon het Provinciedecreet de vorm<br />

van bewaring niet nader aangeeft, lijkt het ons aangewezen daarvan een register<br />

aan te leggen, zoals trouwens <strong>voor</strong> de notulen van de deputatie is<br />

<strong>voor</strong>geschreven.<br />

Wel bepaalt artikel 176 van het Provinciedecreet dat <strong>voor</strong>zitter en provinciegriffier<br />

de originelen van de notulen ondertekenen.<br />

3° Bewijs<br />

De goedgekeurde en ondertekende notulen vormen een volledig bewijs van<br />

de tijdens de vergaderingen van de raad gehouden besprekingen en genomen<br />

besluiten, dit is van datgene wat de griffier tot taak had vast te stellen.<br />

Zij moeten geacht worden met de werkelijkheid overeen te stemmen en<br />

kunnen niet, behoudens inschrijving wegens valsheid, door beweringen van<br />

provincieraadsleden tegengesproken worden. De bewijskracht strekt zich<br />

echter niet uit tot die zaken die de provinciegriffier niet hoefde te notuleren,<br />

zoals de opmerkingen van de provincieraadsleden.<br />

Anderzijds zijn de goedgekeurde en ondertekende notulen ook niet meer<br />

dan een bewijs. De erin opgenomen besluiten van de raad bestaan en zijn<br />

reeds geldig vanaf het ogenblik dat zij genomen zijn. Deze besluiten zijn op<br />

hetzelfde moment uitvoerbaar, behoudens wanneer wettelijke bepalingen de<br />

uitvoerbaarheid ervan opschorten, zoals de vereiste goedkeuring door de<br />

toezichthoudende overheid. De goedkeuring van de notulen heeft dus op<br />

zichzelf niets te maken noch met het bestaan, noch met de uitvoerbaarheid<br />

van de door de provincieraad getroffen besluiten. Toch is het aangeraden zo<br />

mogelijk met de uitvoering te wachten tot de goedkeuring van de notulen.<br />

Het <strong>voor</strong>gaande neemt echter niet weg dat de goedgekeurde notulen bij uitstek<br />

zo niet uitsluitend het bewijs vormen van de door de provincieraad gehouden<br />

beraadslagingen en genomen besluiten.<br />

b Deputatie<br />

Artikel 51 van het Provinciedecreet bepaalt dat de notulen van de deputatie<br />

worden goedgekeurd tijdens haar eerstvolgende vergadering.<br />

Deel IV<br />

Notulen<br />

Art. 51 - 176<br />

193


Deel IV<br />

194<br />

Notulen<br />

HOOFDSTUK 9<br />

Artikel 176 van het Provinciedecreet belast, zoals bij de provincieraad, de<br />

provinciegriffier met het opmaken van deze notulen onder zijn verantwoordelijkheid<br />

en het bewaren van de originelen na goedkeuring ervan.<br />

Bij gebreke van nadere bepalingen, verwijzen we <strong>voor</strong> de in acht te nemen<br />

regels bij de redactie, goedkeuring en bewaring van de notulen van de deputatie,<br />

derhalve naar de toelichting hierover gegeven bij de notulen van de<br />

provincieraad, met dien verstande dat hier de originelen van de notulen worden<br />

ondertekend door de provinciegouverneur en de provinciegriffier. Anderzijds<br />

bepaalt artikel 51 van het Provinciedecreet dat de goedgekeurde notulen<br />

uiterlijk op dezelfde dag van de vergadering van de deputatie die volgt op<br />

de vergadering waarop die notulen werden goedgekeurd, worden verstuurd<br />

aan de provincieraadsleden (zie blz. 131). Het huishoudelijk reglement van<br />

de provincieraad regelt de wijze waarop dit gebeurt.<br />

We vestigen er wel de aandacht op dat krachtens de artikelen 51, vijfde lid<br />

van het Provinciedecreet, van de deputatie enkel de genotuleerde beslissingen<br />

in het register van de beraadslagingen overgeschreven worden. Deze<br />

artikelen voegen er aan toe dat alleen de beslissingen rechtsgevolgen kunnen<br />

hebben, d.w.z. gebeurlijk toch genotuleerde opmerkingen of toelichtingen<br />

hebben geen enkele juridische waarde.


HOOFDSTUK 10<br />

10 huishoudelijk reglement<br />

A ProVIncIerAAD<br />

De provincieraad is verplicht bij de aanvang van de zittingsperiode zijn<br />

werking nader te regelen in een huishoudelijk reglement. Het Provinciedecreet<br />

geeft tevens aan welke aangelegenheden de raad in dit reglement<br />

moet regelen. Uiteraard kan de provincieraad ook andere onderwerpen<br />

aangaande zijn werking daarin opnemen.<br />

Het huishoudelijk reglement kan enkel aanvullende bepalingen bevatten<br />

omtrent de werking van de raad. Het mag geen afbreuk doen aan de wettelijke<br />

regeling <strong>voor</strong> de werking van de provincieraad.<br />

Artikel 40 van het Provinciedecreet verplicht de provincieraad bij de aanvang<br />

van de zittingsperiode zijn werking nader te regelen in een huishoudelijk<br />

reglement. Het Provinciedecreet geeft tevens aan welke aangelegenheden<br />

de raad in dit reglement moet regelen. Uiteraard kan de provincieraad<br />

ook andere onderwerpen aangaande zijn werking daarin opnemen;<br />

deze mogelijkheid is ook aangegeven in sommige bepalingen van het Provinciedecreet.<br />

Hoe dan ook, het huishoudelijk reglement kan enkel aanvullende bepalingen<br />

bevatten omtrent de werking van de raad. Het mag echter geen afbreuk<br />

doen aan de wettelijke regeling <strong>voor</strong> de werking van de provincieraad, m.a.w.<br />

geen <strong>voor</strong>schriften bevatten die in strijd zijn met deze wettelijke bepalingen.<br />

Aldus kan de provincieraad bij huishoudelijk reglement niet <strong>voor</strong>schrijven<br />

dat een verzoek tot bijeenroeping van de raad uitgaande van een derde van<br />

de provincieraadsleden moet gebeuren bij aangetekend schrijven of dat provincieraadsleden<br />

tot drie dagen <strong>voor</strong> de vergadering nog punten aan de<br />

agenda kunnen toevoegen, i.p.v. de bij artikel 22 van het Provinciedecreet<br />

<strong>voor</strong>geschreven vijf dagen. Uiteraard kan het huishoudelijk reglement van de<br />

provincieraad geen bepalingen bevatten die de werking van andere provinciale<br />

organen zouden regelen. De provincieraad kan daarbij evenmin bevoegdheden<br />

van andere provinciale organen aan zich trekken. In die zin kan de<br />

provincieraad niet bepalen wanneer hij zal vergaderen daar het de <strong>voor</strong>zitter<br />

is die de raad bijeenroept; wel kan de raad in toepassing van artikel 19 van<br />

het Provinciedecreet zijn vergaderfrequentie vaststellen.<br />

Krachtens artikel 40 van het Provinciedecreet is de provincieraad verplicht<br />

om de volgende onderwerpen in zijn huishoudelijk reglement te regelen:<br />

— de vergaderingen waar<strong>voor</strong> presentiegeld verleend wordt (art. 17, § 1) en<br />

het bedrag van het presentiegeld binnen de grenzen bepaald door de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering (art. 17, § 2);<br />

Huishoudelijk reglement<br />

Deel IV<br />

Art. 40<br />

195


Deel IV<br />

196<br />

HOOFDSTUK 10<br />

— de terugbetaling van specifieke kosten verbonden aan de uitoefening van<br />

het mandaat van provincieraadslid (art. 17, § 3) en het bedrag van de<br />

verplaatsingsvergoeding (art. 17, § 4);<br />

— de wijze van verzending aan de provincieraadsleden van de oproeping en de<br />

terbeschikkingstelling van de geagendeerde dossiers (art. 21, derde lid);<br />

— het verstrekken van technische toelichting aan de provincieraadsleden<br />

over de geagendeerde dossiers (art. 21, vierde lid);<br />

— de nadere bekendmaking aan het publiek van plaats, dag, tijdstip en de<br />

agenda van de raadsvergaderingen (art. 23, § 1);<br />

— de <strong>voor</strong>waarden waaronder provincieraadsleden inzagerecht hebben in<br />

en een afschrift kunnen verkrijgen van de dossiers, akten en stukken van<br />

het bestuur (art. 30, derde lid);<br />

— de <strong>voor</strong>waarden waaronder de provincieraadsleden bezoekrecht hebben<br />

bij de diensten en instellingen die de provincie opricht en beheert (art.<br />

30, derde lid);<br />

— de <strong>voor</strong>waarden waaronder de provincieraadsleden hun vraagrecht t.o.v.<br />

de provinciegouverneur en de deputatie kunnen uitoefenen (art. 32);<br />

— de wijze van notulering en de wijze waarop de notulen van de vorige vergadering<br />

ter beschikking gesteld worden van de provincieraadsleden (art. 33);<br />

— de samenstelling en de werking van de fracties, en binnen de grenzen<br />

bepaald door de <strong>Vlaamse</strong> regering, hun financiering (art. 38, tweede lid);<br />

— de samenstelling en werking van de raadscommissies, belast met de<br />

<strong>voor</strong>bereiding van de besprekingen in de provincieraad en het toekennen<br />

van presentiegeld <strong>voor</strong> deze vergaderingen (art. 39, § 5);<br />

— de samenstelling van het bureau (art. 8, § 5);<br />

— de wijze van toesturen aan de provincieraadsleden van de notulen van de<br />

deputatie (art. 51);<br />

— de wijze van bezorgen aan de provincieraadsleden van het meerjarenplan,<br />

de wijzigingen aan het meerjarenplan, van het budget, de budgetwijzigingen<br />

en van de jaarrekeningen;<br />

— de ondertekening van bepaalde stukken van de provincie (art. 176);<br />

— de nadere <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> het indienen van verzoekschriften en hun<br />

behandeling (art. 197).<br />

Kunnen daarnaast onder meer het <strong>voor</strong>werp uitmaken van het huishoudelijk reglement<br />

van de provincieraad:<br />

– de vaststelling van de aanwezigheid van de provincieraadsleden (quorum);<br />

– de plaats van de provincieraadsleden in de vergaderzaal;<br />

– het verlenen en het ontnemen van het woord aan de provincieraadsleden en de volgorde<br />

waarin zij aan het woord komen;<br />

– het tot de orde roepen van provincieraadsleden;<br />

– de volgorde van behandeling van agendapunten;<br />

– de behandeling en stemming van amendementen;<br />

– de wijze van stemmen: volgorde waarin de provincieraadsleden stemmen, aan mondelinge<br />

stemming gelijkwaardige stemming (art. 35, § 3), procedure geheime stemming,<br />

stemopneming;<br />

– de nadere kennisgeving van stukken van de provincie (art. 182);<br />

Huishoudelijk reglement


HOOFDSTUK 10<br />

Provincieraadsleden hebben een functioneel belang om <strong>voor</strong> de Raad van<br />

State de nietigverklaring te vorderen van bepalingen uit het huishoudelijk reglement.<br />

Zo hebben bepalingen uit dat reglement inzake de samenstelling en<br />

de werking van de raadscommissies gevolgen <strong>voor</strong> de provincieraadsleden die<br />

aanspraak maken op het lidmaatschap. In die hoedanigheid heeft een provincieraadslid<br />

dan ook belang om de nietigverklaring te vorderen van een bepaling<br />

die volgens hem belet dat hij een deel van zijn bevoegdheden uitoefent.<br />

B DePutAtIe<br />

De deputatie kan bij aanvang van zijn zittingsperiode - maar is daar<br />

krachtens het Provinciedecreet niet toe verplicht - bij huishoudelijk reglement<br />

nadere regels aangaande haar werking vaststellen.<br />

Dit huishoudelijk reglement bevat aanvullende bepalingen omtrent haar<br />

werking en mag daarbij geen afbreuk doen aan de wettelijke regeling<br />

hierover.<br />

Ook de deputatie kan bij aanvang van zijn zittingsperiode - maar is krachtens<br />

artikel 55 van het Provinciedecreet daartoe niet verplicht - bij huishoudelijk<br />

reglement nadere regels aangaande haar werking vaststellen.<br />

Artikel 51, eerste lid van het Provinciedecreet schrijft echter wel <strong>voor</strong> dat de<br />

deputatie vergadert op de dagen en uren die ze bepaalt, wat meteen noodzaakt<br />

een huishoudelijk reglement vast te stellen. Bij gebreke van huishoudelijk<br />

reglement, dat o.m. deze dagen en uren vaststelt, kan de deputatie<br />

immers enkel samenkomen na bijeenroeping van de <strong>voor</strong>zitter van de deputatie,<br />

m.a.w. in buitengewone vergadering.<br />

De bevoegdheid om zijn huishoudelijk reglement vast te stellen komt uitsluitend<br />

toe aan de deputatie. Alhoewel de provinciegouverneur als <strong>voor</strong>zitter<br />

van de deputatie wel deelneemt aan de beraadslaging over het huishoudelijk<br />

reglement, heeft hij als <strong>voor</strong>zitter niet de bevoegdheid, buiten de deputatie<br />

om, hierover <strong>voor</strong>schriften uit te vaardigen. Evenmin kan de provincieraad<br />

ter zake regels opleggen.<br />

Ook hier bevat het huishoudelijk reglement aanvullende bepalingen omtrent<br />

de werking van de deputatie en mag daarbij geen afbreuk doen aan de wettelijke<br />

regeling hierover, m.a.w. ter zake geen met de wet strijdige bepalingen<br />

bevatten. Uiteraard kan het geen bepalingen bevatten die de werking<br />

van andere provinciale organen zouden regelen.<br />

De deputatie brengt haar huishoudelijk reglement ter kennis van de provincieraad.<br />

Kunnen o.m. het <strong>voor</strong>werp uitmaken van een huishoudelijk reglement van de deputatie:<br />

– de dagen en uren van de gewone vergaderingen;<br />

Huishoudelijk reglement<br />

Deel IV<br />

Art. 55<br />

197


Deel IV<br />

198<br />

HOOFDSTUK 10<br />

– de plaats van de vergadering;<br />

– het opmaken en toezenden van een agenda <strong>voor</strong> de gewone vergaderingen en de modaliteiten<br />

daartoe;<br />

– de behandeling van de agendapunten;<br />

– de behandeling van de briefwisseling;<br />

– de wijze waarop de <strong>voor</strong>zitter zijn taak uitoefent;<br />

– de volgorde van stemming;<br />

– de wijze waarop een geheime stemming wordt gehouden;<br />

– het recht van elk lid om zijn met de meerderheid strijdige stem of zijn onthouding in de<br />

notulen te doen vermelden;<br />

– de notulering van de beslissingen, inzonderheid deze als administratief rechtscollege;<br />

– de goedkeuring van de ontworpen notulen;<br />

– de terinzagelegging of de terbeschikkingstelling aan de gedeputeerden van de ontworpen<br />

notulen;<br />

– de bevoegdheidsverdeling tussen haar leden;<br />

– de ondertekening van de briefwisseling, akten en contracten waarbij de provincie partij<br />

is (art. 178, § 4);<br />

– de ondertekening van bepaalde stukken van de provincie (art. 178, § 5).<br />

Huishoudelijk reglement


11 Fracties en commissies<br />

A FrActIes<br />

HOOFDSTUK 11<br />

Vormen op grond van artikel 38 van het Provinciedecreet een politieke<br />

fractie het provincieraadslid of de provincieraadsleden die op eenzelfde<br />

lijst verkozen zijn, dan wel het provincieraadslid of de provincieraadsleden<br />

die verkozen zijn op lijsten die zich daartoe onderling verenigd hebben.<br />

Het is de bevoegdheid van de provincieraad om in zijn huishoudelijk<br />

reglement de nadere regels <strong>voor</strong> de samenstelling en de werking van de<br />

fracties vast te leggen.<br />

Vormen op grond van artikel 38 van het Provinciedecreet een politieke fractie<br />

het provincieraadslid of de provincieraadsleden die op eenzelfde lijst<br />

verkozen zijn, dan wel het provincieraadslid of de provincieraadsleden die<br />

verkozen zijn op lijsten die zich daartoe onderling verenigd hebben en dat<br />

uiterlijk op de installatievergadering. Tot deze onderlinge vereniging van<br />

lijsten kan slechts beslist worden als de meerderheid van de verkozenen op<br />

elk van de lijsten daarmee instemt.<br />

Dit betekent dus dat een fractie kan bestaan uit één enkel lid.<br />

Daarnaast is het ook mogelijk dat kandidaat-provincieraadsleden die op<br />

eenzelfde lijst zijn verkozen toch twee fracties vormen. Daar<strong>voor</strong> moet echter<br />

wel voldaan zijn aan een aantal strikte <strong>voor</strong>waarden die in artikel 38, § 2<br />

zijn vastgelegd.<br />

Anderzijds gelden zowel de onderlinge vereniging tot één fractie of de vorming<br />

van twee fracties door op dezelfde lijst verkozen kandidaten, tot de<br />

eerstvolgende volledige vernieuwing van de provincieraad.<br />

Het is de bevoegdheid van de provincieraad om in zijn huishoudelijk reglement<br />

de nadere regels <strong>voor</strong> de samenstelling en de werking van de fracties<br />

vast te leggen. De raad bepaalt ook autonoom de financiering van de fracties<br />

door middel van toelagen ten laste van het provinciaal budget. Artikel<br />

36, § 2 van het besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 5 juni 2009 houdende de<br />

bezoldigingsregeling van de lokale en provinciale mandataris bepaalt evenwel<br />

uitdrukkelijk dat de ontvangen toelagen enkel kunnen worden gebruikt<br />

<strong>voor</strong> de eigen fractiewerking en de werking van de raad waar de fractie deel<br />

van uitmaakt. Deze toelagen mogen niet gebruikt worden <strong>voor</strong> de partijwerking,<br />

verkiezingen of ter compensatie van een presentiegeld of wedde. De<br />

fractie moet tevens jaarlijks in een nota met bewijsstukken toelichten hoe ze<br />

de middelen heeft gebruikt.<br />

Anderzijds heeft de raad, op grond van en overeenkomstig het besluit van<br />

12 januari 2007 van de <strong>Vlaamse</strong> regering betreffende kabinets- en fractiepersoneel,<br />

de mogelijkheid om personeelsleden te <strong>voor</strong>zien ten behoeve van de<br />

fracties. De aanstelling van deze personeelsleden gebeurt door de deputatie.<br />

Fracties en commissies<br />

Deel IV<br />

Art. 38<br />

199


Art. 39, § 1<br />

Deel IV<br />

200<br />

HOOFDSTUK 11<br />

B commIssIes<br />

De provincieraad kan in zijn midden commissies oprichten die als taak<br />

hebben de besprekingen in de provincieraadszittingen <strong>voor</strong> te bereiden en<br />

advies te verlenen. Als zodanig hebben ze evenwel geen beslissingsrecht:<br />

de besluitvorming blijft zaak van de provincieraad. De provincieraad is<br />

verplicht de commissies evenredig uit de verschillende politieke fracties,<br />

vertegenwoordigd in de raad, samen te stellen. Naast hun aantal en samenstelling,<br />

regelt de provincieraad in zijn huishoudelijk reglement ook<br />

de werking van deze raadscommissies.<br />

Artikel 39, § 1 van het Provinciedecreet bepaalt dat de provincieraad in zijn<br />

midden commissies kan oprichten die als taak hebben de besprekingen in<br />

de provincieraadszittingen <strong>voor</strong> te bereiden en advies te verlenen. Telkens<br />

als dat <strong>voor</strong> de beleidsvoering wenselijk wordt geacht, formuleren zij <strong>voor</strong>stellen<br />

over de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de inspraak van de<br />

bevolking.<br />

Daarmee is duidelijk hun opdracht omschreven. Raadscommissies hebben<br />

tot taak de besluitvorming in de raad <strong>voor</strong> te bereiden en de raad te adviseren.<br />

Als zodanig hebben ze evenwel geen beslissingsrecht: de besluitvorming<br />

blijft zaak van de provincieraad. De raad kan dus geen bevoegdheden<br />

overdragen aan de raadscommissies. Vanzelfsprekend kunnen zij ook niet<br />

belast worden met taken die tot de bevoegdheid van andere provinciale organen<br />

behoren.<br />

Anderzijds verplicht deze bepaling de provincieraad niet raadscommissies in<br />

te stellen. De provincieraad beslist autonoom al of niet dergelijke commissies<br />

in te stellen. Hij bepaalt eveneens hun aantal en hun opdracht. Zo kan<br />

de provincieraad vaste commissies, bv. een commissie <strong>voor</strong> financiën, of adhoccommissies<br />

om bepaalde beleidsdossiers <strong>voor</strong> te bereiden, instellen.<br />

Het is de bevoegdheid van de provincieraad om in zijn huishoudelijk reglement<br />

de samenstelling en werking van deze commissies te bepalen.<br />

Artikel 39, § 3 van het Provinciedecreet verplicht de provincieraad wel de<br />

commissies evenredig uit de verschillende politieke fracties, vertegenwoordigd<br />

in de raad, samen te stellen. De provincieraad bepaalt echter zelf het<br />

aantal leden van elke raadscommissie en de wijze waarop de evenredigheid<br />

wordt berekend. Kiest de provincieraad vrij welk systeem van evenredige<br />

verdeling wordt toegepast, dan is de raad krachtens artikel 39, § 3 wel verplicht<br />

dezelfde berekeningswijze toe te passen <strong>voor</strong> alle commissies die hij<br />

opricht. Bovendien is bij toepassing van de evenredige verdeling in ieder geval<br />

vereist dat de som van het aantal mandaten dat toekomt aan de fracties<br />

waarvan leden deel uitmaken van de deputatie steeds hoger is dan de som<br />

van het aantal mandaten dat toekomt aan de andere fracties. Met andere<br />

woorden indien na toepassing van het gekozen systeem van evenredige verdeling<br />

blijkt dat de bestuursmeerderheid in de provincieraad, geen meerder-<br />

Fracties en commissies


HOOFDSTUK 11<br />

heid meer heeft in de raadscommissies, dan moet de provincieraad dit bijstellen<br />

op de wijze die hij bepaalt.<br />

Elke fractie wijst de mandaten die haar aldus toekomen aan door middel<br />

van een <strong>voor</strong>dracht gericht aan de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad. Als de<br />

<strong>voor</strong>zitter van de provincieraad <strong>voor</strong>drachten ontvangt <strong>voor</strong> meer kandidaten<br />

dan er mandaten te begeven zijn <strong>voor</strong> een fractie, dan worden de mandaten<br />

toegewezen volgens de volgorde van <strong>voor</strong>komen op de akte van <strong>voor</strong>dracht.<br />

Om ontvankelijk te zijn moet de akte van <strong>voor</strong>dracht <strong>voor</strong> elk van de kandidaat-commissieleden<br />

ten minste ondertekend zijn door een meerderheid van de leden van de fracties<br />

waarvan het kandidaat-commissielid deel uitmaakt. Indien de fractie van het kandidaatcommissielid<br />

slechts uit twee verkozenen bestaat, volstaat de handtekening van een van<br />

hen. Niemand kan meer dan één akte ondertekenen per beschikbaar mandaat <strong>voor</strong> de<br />

fractie.<br />

Indien een fractie evenwel niet vertegenwoordigd is in een commissie, door<br />

toepassing van het systeem van evenredige verdeling, kan op grond van artikel<br />

39, § 3 van het Provinciedecreet de fractie een provincieraadslid aanwijzen<br />

dat als lid met raadgevende stem in de commissie zetelt.<br />

Algemeen aanvaard is ook dat elk provincieraadslid het recht heeft om de vergaderingen<br />

bij te wonen van de raadscommissies waarvan hij geen lid is en er het woord te voeren.<br />

Het betrokken provincieraadslid heeft in die commissies dan wel geen stemrecht.<br />

Tot de eerstvolgende vernieuwing van de provincieraad wordt een fractie geacht<br />

eenzelfde aantal leden in de commissies te behouden. Indien tijdens de<br />

zittingsperiode één of meerdere leden verklaren niet meer tot de fractie te<br />

behoren, kan dat lid niet meer zetelen noch als lid van die fractie, noch als<br />

lid van een andere fractie. De fractie zelf blijft haar oorspronkelijk aantal<br />

leden behouden in de commissies.<br />

Naast hun aantal en samenstelling, regelt de provincieraad in zijn huishoudelijk<br />

reglement ook de werking van deze raadscommissies. Wel schrijft<br />

artikel 39, § 2 van het Provinciedecreet <strong>voor</strong> dat de commissievergaderingen<br />

overeenkomstig artikel 28 van het Provinciedecreet in principe openbaar zijn<br />

en dat artikel 35 van het Provinciedecreet over de stemmingen in de provincieraad<br />

van dienovereenkomstige toepassing is. Anderzijds kunnen krachtens<br />

artikel 39, § 4 van het Provinciedecreet gedeputeerden geen <strong>voor</strong>zitter<br />

zijn van een commissie.<br />

Ten aanzien van hun werking kan het huishoudelijk reglement van de raad onder meer<br />

bepalingen omvatten omtrent:<br />

- het aantal vergaderingen;<br />

- het aantal leden om geldig te vergaderen;<br />

- de wijze van bijeenroeping;<br />

Fracties en commissies<br />

Deel IV<br />

201


Deel IV<br />

202<br />

HOOFDSTUK 11<br />

- het <strong>voor</strong>zitterschap en de bevoegdheden van de <strong>voor</strong>zitter;<br />

- de stemmingen met inachtname van artikel 35 van het Provinciedecreet;<br />

- het horen van derden. Ter zake bepaalt artikel 39, § 1 van het Provinciedecreet dat de<br />

commissies steeds, dus in ieder geval, deskundigen en belanghebbenden kunnen horen;<br />

- het opmaken van de notulen;<br />

- de regeling van het presentiegeld.<br />

Fracties en commissies


12 deontologische codes<br />

HOOFDSTUK 11<br />

Zowel de provincieraadsleden als de gedeputeerden zijn er toe gehouden<br />

een deontologische code na te leven. Ook <strong>voor</strong> het personeel dient dergelijke<br />

code te worden vastgesteld.<br />

Het decreet bepaalt dat de provincieraad een deontologische code moet<br />

aannemen.<br />

De deputatie heeft dezelfde deontologische code als die welke is aangenomen<br />

<strong>voor</strong> de provincieraad. De deputatie kan echter zelf een deontologische<br />

code aannemen die minstens de deontologische code, zoals aangenomen<br />

door de provincieraad, omvat.<br />

Andere bepalingen die minimaal in de code moeten worden opgenomen,<br />

worden niet vermeld. Er wordt dus geopteerd <strong>voor</strong> een beleid waarbij ruimte<br />

wordt gelaten <strong>voor</strong> maatwerk en differentiatie.<br />

De deontologische codes vormen het sluitstuk van het integriteitsbeleid. Bestuurlijke<br />

integriteit is de mate waarin mandatarissen zich in hun contacten<br />

en optreden oprecht gedragen.<br />

Een gedragscode bevat geen regels die rechtskracht hebben, maar geeft betekenis<br />

aan bestuurlijke en politieke omgangsvormen. De code wil de mandatarissen<br />

een houvast bieden in concrete situaties uit de dagelijkse bestuurspraktijk.<br />

Zij zijn op de naleving van de deontologische code aanspreekbaar.<br />

Voor de deontologsiche code van het personeel, zie blz. 244.<br />

Fracties en commissies<br />

Deel IV<br />

Art. 41<br />

Art. 56<br />

203


Algemene principes <strong>voor</strong> de<br />

provinciale organisatie en het<br />

management<br />

Hoofdstuk 1 Nieuw Publiek Management (NPM)<br />

Deel V<br />

Hoofdstuk 2 De onderlinge samenhang van de managementinstrumenten<br />

in het Provinciedecreet<br />

Hoofdstuk 3 Het managementteammodel of diensthoofdenmodel<br />

Hoofdstuk 4 Organogram<br />

Hoofdstuk 5 Provinciegriffier<br />

Hoofdstuk 6 De financieel beheerder


HOOFDSTUK 1<br />

1 Nieuw Publiek MaNageMeNt<br />

(NPM)<br />

Het Provinciedecreet baseert zich <strong>voor</strong> de provinciale organisatie en <strong>voor</strong><br />

het provinciaal management, op principes van het Nieuw Publiek Management.<br />

Dit sluit aan bij evoluties die zich ook op Vlaams niveau hebben<br />

doorgezet via het project Beter Bestuurlijk Beleid (BBB).<br />

In de jaren 80 van de 20ste eeuw, groeide internationaal de kritiek op de<br />

gebrekkige werking van de overheidsorganisaties. Overheden waren bureaucratisch.<br />

Ze waren te weinig transparant. Niet klantgericht genoeg. Effectiviteit<br />

en efficiëntie waren ondermaats. De legitimiteit van de overheden kwam<br />

onder druk te staan. Het “Oude Openbare Bestuur” (Old Public Administration)<br />

had afgedaan. Onder de verzamelnaam “Nieuw Publiek Management”<br />

(New Public Management) formuleerde de academische wereld allerhande<br />

<strong>voor</strong>stellen om het management van publieke organisaties te verbeteren.<br />

De centrale gedachte was dat de publieke organisaties meer gebruik moesten<br />

maken van managementinstrumenten en technieken uit de privésector<br />

in functie van een grotere performantie.<br />

De volgende <strong>voor</strong>stellen passen in dit kader:<br />

- meer aandacht <strong>voor</strong> “Government Governance” (vergelijk met “Corporate<br />

Governance” in de privésector). Zorgen <strong>voor</strong> een coherente samenhang<br />

tussen de planning (doelstellingen formuleren; sturen; het streven naar<br />

meer performantie) en het op poten zetten van een systeem <strong>voor</strong> het beheersen<br />

van de overheidsorganisatie, en de controle van wat gerealiseerd<br />

wordt (prestatiemeetsystemen, indicatoren). Daarover communiceren<br />

(transparantie) en verantwoording afleggen;<br />

- meer professionalisme en meer responsabilisering van het overheidspersoneel;<br />

- meer marktwerking en competitie via verzelfstandiging van taken in aparte<br />

entiteiten;<br />

- meer publiek-private samenwerking;<br />

- meer mogelijkheden <strong>voor</strong> burgerparticipatie en inspraak.<br />

Het blijft wellicht een moeilijke evenwichtsoefening. Aan de ene kant is het<br />

een niet te miskennen trend om allerhande managementinstrumenten en<br />

technieken uit de privésector aan te wenden in overheidsorganisaties. Aan<br />

de andere kant mag bij de implementatie van die technieken niet uit het oog<br />

verloren worden dat die overheidsorganisaties toch fundamenteel verschillen<br />

van privéorganisaties uit de profitsector, omdat ze het algemeen maatschappelijk<br />

belang <strong>voor</strong>opstellen.<br />

Het is van belang om oog te hebben <strong>voor</strong> mogelijke valkuilen. Het is opletten<br />

geblazen dat het streven naar meer performantie, controle en transparantie<br />

Nieuw Publiek Management (NPM)<br />

Deel V<br />

207


Deel V<br />

HOOFDSTUK 1<br />

niet leidt tot wat sommigen een “plan- en controleneurose” noemen. Een<br />

groter professionalisme op ambtelijk niveau kan leiden tot een nieuwe technocratie.<br />

Meer marktwerking wordt opgezet in functie van kostenvermindering<br />

en efficiëntievermeerdering; maar dit leidt zeker niet automatisch tot<br />

een verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening. Meer publiek-private<br />

samenwerking kan een gevaar inhouden <strong>voor</strong> het democratisch gehalte<br />

van de besluitvorming en tot bijkomende afstemmingsproblemen tussen alle<br />

partners. Niet iedereen kan zomaar gebruikmaken van de mogelijkheden tot<br />

participatie en inspraak; enkel wie in dat opzicht over competenties beschikt<br />

en georganiseerd is, kan zich met succes op pad begeven.<br />

De <strong>voor</strong>stellen <strong>voor</strong> Nieuw Publiek Management kregen eerst voet aan de<br />

grond in de Angelsaksische wereld. Maar ook in België en in Vlaanderen<br />

staat NPM de laatste jaren op de agenda van alle overheidsniveaus. Denk<br />

maar aan Copernicus op het federale niveau of aan Beter Bestuurlijk Beleid<br />

(BBB) op het <strong>Vlaamse</strong> niveau. De <strong>Vlaamse</strong> decreetgever heeft heel wat inzichten<br />

uit het eigen project Beter Bestuurlijk Beleid ook ingepast in de<br />

nieuwe organieke decreten <strong>voor</strong> de lokale besturen (eerst Gemeentedecreet,<br />

dan Provinciedecreet en tenslotte OCMW-decreet). Je kunt een aantal vernieuwingen<br />

in het Provinciedecreet niet geïsoleerd bekijken. Ze passen in<br />

een ruimere trend bij alle overheidsniveaus in Vlaanderen.<br />

208 Nieuw Publiek Management (NPM)


HOOFDSTUK 2<br />

2 De oNDerliNge saMeNhaNg vaN<br />

De MaNageMeNtiNstruMeNteN iN<br />

het ProviNcieDecreet<br />

Het Provinciedecreet bevat, in vergelijking tot de vroegere Provinciewet,<br />

heel wat nieuwe minimale eisen op het vlak van het gebruik van een aantal<br />

managementinstrumenten. Ze vertonen een onderlinge samenhang.<br />

We kunnen de verschillende nieuwe instrumenten ordenen in vier groepen:<br />

sturen, beheersen, verantwoorden, toezicht houden.<br />

A MAnAgeMentinstruMenten<br />

Het Provinciedecreet legt het gebruik op van verschillende managementinstrumenten.<br />

Vooreerst op het vlak van het strategisch en financieel beleid. De instrumenten<br />

daar<strong>voor</strong> zijn de strategische meerjarenplanning en het budget (Deel VI,<br />

Hoofdstuk 4, blz. 255 e.v.). De beleidscyclus kan afgestemd worden op de<br />

contractcylus van de beheers- en samenwerkingsovereenkomsten met de<br />

verzelfstandigde agentschappen. Het gebruik van beheers- en samenwerkingsovereenkomsten<br />

met de intern en extern verzelfstandigde agentschappen<br />

laat toe om resultaatgebieden op te dragen aan deze aparte entiteiten<br />

en om via prestatiemeetsystemen de uitvoering van deze overeenkomsten<br />

op te volgen. Er is een trend om het inzicht te verhogen in de kostprijs van<br />

de producten en diensten. Het Provinciedecreet is op dit moment echter nog<br />

niet uitgevoerd op het vlak van een nieuwe provinciale boekhouding volgens<br />

de methode van het dubbel boekhouden. Een belangrijke sluitsteen ontbreekt<br />

dus nog.<br />

Resultaatgericht gedrag wordt niet enkel gestimuleerd via de afsprakennota,<br />

maar ook door middel van de mogelijkheden tot delegatie van beheer en<br />

daarmee gepaard gaande rapporteringen aan de provincieraad of de deputatie.<br />

De mogelijkheden om de uitvoering van bevoegdheden te delegeren naar de<br />

administratie, past ook in een verhaal van responsabilisering. Hetzelfde<br />

geldt <strong>voor</strong> de delegatie van het budgethouderschap. Het budgethouderschap<br />

is de toegekende bevoegdheid tot beheer van een budget dat taakstellend is<br />

in die zin dat het een norm inhoudt waarvan de budgethouder de realisatie<br />

nastreeft. Het delegeren van het budgethouderschap is als het ware een opstap<br />

naar verzelfstandiging. De eerste echte vorm van verzelfstandiging is<br />

de oprichting van de intern verzelfstandigde agentschappen (Deel VIII, blz.<br />

359 e.v.). Op het continuüm van verzelfstandiging volgen dan het autonoom<br />

provinciebedrijf, het provinciaal extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke<br />

vorm en ten slotte de rechtspersonen die niet belast worden<br />

De onderlinge samenhang van de managementinstrumenten in het Provinciedecreet<br />

Deel V<br />

209


Deel V<br />

210<br />

HOOFDSTUK 2<br />

met de uitvoering van een taak van provinciaal belang. Meer marktwerking<br />

en competitie behoren dan tot de mogelijkheden. Zowel contractuele als<br />

participatieve publiek-private samenwerking is mogelijk binnen de toepassing<br />

van het Provinciedecreet.<br />

Op het vlak van personeelsbeleid en -management, bevatten het Provinciedecreet<br />

en de uitvoeringsbesluiten zowel een aantal instrumenten die reeds<br />

vroeger in gebruik waren, als een aantal nieuwe instrumenten (Deel VI,<br />

Hoofdstuk 3, blz. 242 e.v.).<br />

Bouwstenen <strong>voor</strong> een kwaliteitsmanagement worden aangereikt via zowel<br />

het klachtenmanagement, als via de interne controle. De provincies zijn verplicht<br />

om een klachtenreglement aan te nemen. Ze zijn ook verplicht om<br />

een interne controle te organiseren op hun activiteiten.<br />

Artikel 95 van het Provinciedecreet omschrijft de interne controle als een<br />

geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke<br />

zekerheid te verschaffen over:<br />

- het bereiken van de doelstellingen;<br />

- het naleven van wetgeving en procedures;<br />

- de beschikbaarheid van betrouwbare financiële en beheersinformatie;<br />

- het efficiënt en economisch gebruik van middelen;<br />

- de bescherming van activa;<br />

- het <strong>voor</strong>komen van fraude.<br />

Het principe van een functiescheiding moet, waar mogelijk, <strong>voor</strong>opstaan. Het<br />

is echter belangrijk dat functiescheiding goed gedoseerd wordt. Er moet een<br />

zo goed mogelijk evenwicht gezocht worden met responsabilisering. Als een<br />

functiescheiding overdreven of niet doelmatig gebeurt, vervalt men opnieuw in<br />

bureaucratie. Andere instrumenten van interne controle zijn bij<strong>voor</strong>beeld: duidelijke<br />

procedures en procesbeschrijvingen, gestructureerde en geformaliseerde<br />

zelfcontrole, een controle a priori zoals een visum, controle achteraf, …<br />

De provinciegriffier heeft een belangrijke opdracht met betrekking tot het<br />

interne controlesysteem:<br />

- hij moet het in overleg met het managementteam vaststellen en ter goedkeuring<br />

<strong>voor</strong>leggen aan de provincieraad;<br />

- hij staat in het algemeen in <strong>voor</strong> de organisatie van de werking van het<br />

systeem en brengt er het personeel van op de hoogte (dit onverminderd<br />

de opdrachten die aan andere organen of personeelsleden worden opgedragen<br />

inzake interne controle);<br />

- hij rapporteert jaarlijks aan de deputatie en aan de provincieraad over de<br />

werking van het interne controlesysteem.<br />

Aan de participatie van de burger is een apart deel van het Provinciedecreet<br />

gewijd. Daarin is zowel aandacht besteed aan de klachtenbehandeling en<br />

aan advies- en overlegorganen, als aan meer rechtstreekse vormen van inspraak,<br />

zoals de verzoekschriften, <strong>voor</strong>stellen en volksraadplegingen<br />

(Deel VII, Hoofdstuk 3, blz. 350 e.v.).<br />

De onderlinge samenhang van de managementinstrumenten in het Provinciedecreet


HOOFDSTUK 2<br />

B theoretisch rAAMwerk Voor De onDerlinge<br />

sAMenhAng<br />

Jürgen Spanhove en Koen Verhoest hebben een raamwerk ontwikkeld <strong>voor</strong><br />

het illustreren van de onderlinge samenhang binnen “Government Governance”<br />

in het algemeen en de <strong>Vlaamse</strong> operatie “Beter Bestuurlijk Beleid”<br />

in het bijzonder (zie: Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen 2007-<br />

2011: Cluster 1 - onderzoekslijn Government Governance: theoretische en<br />

normatieve modellen <strong>voor</strong> deugdelijk bestuur in de <strong>Vlaamse</strong> overheid).<br />

in dit raamwerk maken de auteurs een onderscheid tussen vier groepen<br />

instrumenten of processen:<br />

- sturen;<br />

- beheersen;<br />

- verantwoorden;<br />

- toezicht houden.<br />

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie te integreren cycli van planning,<br />

implementatie, monitoring en bijsturing:<br />

- de beleidscyclus;<br />

- de beheer- en contractcyclus;<br />

- de financiële cyclus.<br />

En ten slotte zien zij de volgende hoofdprincipes:<br />

- accountability (aanspreekbaarheid);<br />

- transparantie;<br />

- efficiëntie;<br />

- effectiviteit;<br />

- ethisch handelen.<br />

c De onDerlinge sAMenhAng VAn MAnAgeMentinstruMenten<br />

in het ProVincieDecreet<br />

Het theoretisch raamwerk dat hierboven is geschetst, laat toe om de verschillende<br />

vernieuwingen die <strong>voor</strong>komen in het Provinciedecreet te ordenen<br />

en er de onderlinge samenhang van in te zien.<br />

Het belangrijkste instrument om te sturen, is de geïntegreerde planning die<br />

het Provinciedecreet invoert. En dit op twee niveaus: enerzijds de strategische<br />

meerjarenplanning <strong>voor</strong> de hele legislatuur en anderzijds het budget<br />

per kalenderjaar. De integratie van de beleidscyclus en de financiële cyclus<br />

staat hierbij <strong>voor</strong>op.<br />

De beheersovereenkomsten en samenwerkingsovereenkomsten met de verzelfstandigde<br />

agentschappen, laten toe om de beleidscyclus en financiële<br />

cyclus ook af te stemmen met een beheer- en contractcyclus.<br />

Dat er ook aandacht is <strong>voor</strong> het beheersen blijkt uit verschillende concepten.<br />

Op het vlak van de beheersing van de organisatie, wordt het organogram als<br />

De onderlinge samenhang van de managementinstrumenten in het Provinciedecreet<br />

Deel V<br />

211


Deel V<br />

212<br />

HOOFDSTUK 2<br />

kader gehanteerd. Het managementteam bewaakt de eenheid in werking, de<br />

kwaliteit van de dienstverlening en de interne communicatie. De duidelijke<br />

verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de provinciale<br />

bestuursorganen is een element van beheersing van de procedures. Elke<br />

provincie kan dit op maat vormgeven via delegatie van bevoegdheden van de<br />

provincieraad naar de deputatie en van de deputatie naar de administratie.<br />

De afsprakennota kan dienen om de wederzijdse verwachtingen van de politieke<br />

verkozenen en van de administratie expliciet te verwoorden. De deontologische<br />

codes spitsen toe op de waarden en op het gedrag. Interne controle,<br />

beheerscontrole en klachtenmanagement zijn de toetssteen of doelstellingen<br />

ook worden gehaald.<br />

De talrijke vormen van rapportering van de provinciegriffier, de financieel<br />

beheerder en de deputatie, zijn <strong>voor</strong>beelden van de aandacht <strong>voor</strong> het verantwoorden<br />

met de rechtstreeks verkozen provincieraad als hoogste orgaan.<br />

Het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet in vormen van extern toezicht via zowel het<br />

bestuurlijk toezicht als via de externe audit. Wat deze externe audit betreft,<br />

dient <strong>voor</strong> de provincies melding gemaakt te worden van de bevoegdheden<br />

van het Rekenhof.<br />

Veel van de vernieuwingen uit het Provinciedecreet zijn niet meer dan een<br />

kans, een opportuniteit, waar elke provincie al dan niet gebruik van maakt.<br />

Het Provinciedecreet maakt veel mogelijk. Het Provinciedecreet laat maatwerk<br />

toe. Maar het is elke provincieraad, elke deputatie, elke provinciegriffier<br />

of financieel beheerder die mee vormgeeft aan de eigen organisatie<br />

door de manier waarop van die mogelijkheden gebruik wordt gemaakt. Het<br />

gevaar is niet ondenkbeeldig, dat elk van die mogelijkheden die het Provinciedecreet<br />

biedt apart wordt bekeken en afgewogen. Er kan daarom niet genoeg<br />

beklemtoond worden dat er een onderlinge samenhang bestaat tussen<br />

de verschillende vernieuwingen uit het Provinciedecreet. Een consistente<br />

blauwdruk over waarheen men wil met de eigen organisatie zou als het<br />

ware het toetsingskader moeten zijn <strong>voor</strong> alle afwegingen die de bestuursorganen<br />

maken over de richting die men inslaat met de implementatie van<br />

het Provinciedecreet. En zo’n blauwdruk komt dan best tot stand vanuit een<br />

gemeenschappelijke visie die gedragen wordt door provincieraad, deputatie,<br />

provinciegriffier, financieel beheerder, managementteam en uiteindelijk de<br />

hele organisatie.<br />

De onderlinge samenhang van de managementinstrumenten in het Provinciedecreet


HOOFDSTUK 3<br />

3 het MaNageMeNtteaMMoDel of<br />

DieNsthoofDeNMoDel<br />

Het Provinciedecreet kiest <strong>voor</strong> het managementteammodel als provinciaal<br />

organisatiemodel. Dit managementteammodel is een toepassing van<br />

het zogenaamde diensthoofdenmodel. De provinciegriffier, de financieel<br />

beheerder en een aantal diensthoofden vormen samen het managementteam.<br />

Dit team vervult een belangrijke rol als coördinatiemechanisme.<br />

Tijdens het <strong>voor</strong>bereidingsproces <strong>voor</strong> het Gemeentedecreet, werd een onderscheid<br />

gemaakt tussen drie organisatiemodellen:<br />

- het wettelijke model;<br />

- het schepenmodel;<br />

- het diensthoofdenmodel.<br />

Deze drie modellen kunnen mutatis mutandis ook toegepast worden <strong>voor</strong> de<br />

provinciale organisatie. Je zou dan kunnen spreken van een wettelijk model,<br />

een gedeputeerdenmodel en een diensthoofdenmodel.<br />

Het managementteammodel of diensthoofdenmodel<br />

Deel V<br />

213


Deel V<br />

214<br />

HOOFDSTUK 3<br />

Het wettelijk model is gebaseerd op de principes die aan de basis lagen van<br />

de Provinciewet, zoals deze van toepassing was tot het Provinciedecreet is<br />

ingevoerd. De provinciegriffier staat aan het hoofd van de provinciale diensten.<br />

Hij moet persoonlijk instaan <strong>voor</strong> de interne consistentie binnen de<br />

provinciale administratie en <strong>voor</strong> de afstemming met de politieke bestuursorganen.<br />

De financieel beheerder heeft eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden.<br />

Het managementteammodel of diensthoofdenmodel


HOOFDSTUK 3<br />

De deputatie is een collegiaal orgaan. Bevoegdheden worden steeds uitgeoefend<br />

via besluitvorming in de vergaderingen van de deputatie. Dit belet<br />

niet dat er tussen gedeputeerden een taakverdeling gebeurt en dat elke gedeputeerde<br />

bevoegd is <strong>voor</strong> de (politieke) <strong>voor</strong>bereiding en opvolging van de<br />

collegiale besluitvorming. In het gedeputeerdenmodel impliceert deze bevoegdheid<br />

ook dat rechtstreeks instructies gegeven kunnen worden aan de<br />

diensthoofden, zonder tussenkomst van de provinciegriffier.<br />

Het Provinciedecreet gaat uit van een variante op het diensthoofdenmodel.<br />

Namelijk het zogenaamde managementteammodel. Dit model wijkt op enkele<br />

belangrijke punten af van het wettelijk model van de vroegere Provinciewet.<br />

De interne consistentie binnen de provinciale administratie is niet<br />

langer de verantwoordelijkheid van de provinciegriffier alleen, maar mede<br />

van het managementteam.<br />

In dit model is het de bedoeling dat de leidinggevende ambtenaren meer<br />

gaan handelen als een team. Daardoor is het <strong>voor</strong> de deputatie interessanter<br />

om zelf ook als team op te treden, in plaats van elk afzonderlijk richtlijnen<br />

te geven aan individuele diensthoofden. Indirect ondersteunt dit dus ook<br />

het collegialiteitsbeginsel van de deputatie. De rol van de provincieraad en<br />

de deputatie is in dit model het voeren van het beleid, via de agendabepaling,<br />

de besluitvorming en de controle op de uitvoering. De administratie is<br />

verantwoordelijk <strong>voor</strong> de <strong>voor</strong>bereiding en <strong>voor</strong> de uitvoering van het beleid<br />

en <strong>voor</strong> de systematische administratieve <strong>voor</strong>bereiding van de evaluatie ervan.<br />

Het managementteam ondersteunt de coördinatie van de provinciale<br />

diensten bij de beleids<strong>voor</strong>bereiding, de beleidsuitvoering en de beleidsevaluatie.<br />

Eerder dan de beleids<strong>voor</strong>bereiding toe te vertrouwen aan een gespecialiseerde<br />

dienst, kiest men er<strong>voor</strong> om de specialistische expertise van de<br />

diensthoofden hier<strong>voor</strong> in te zetten en dit via een onderlinge afstemming in<br />

het managementteam. Het managementteam bewaakt de eenheid in de<br />

werking, de kwaliteit van de organisatie en de werking van de provinciale<br />

diensten, alsook de interne communicatie. De afsprakennota tussen de deputatie<br />

en de provinciegriffier, geldt ook <strong>voor</strong> het managementteam. De provinciegriffier<br />

en de financieel beheerder overleggen met dit team, om de<br />

<strong>voor</strong>ontwerpen van documenten <strong>voor</strong> te bereiden met betrekking tot het personeelsbeleid,<br />

het meerjarenplan en het budget en om het intern controlesysteem<br />

te ontwerpen.<br />

Het managementteam bestaat minstens uit de provinciegriffier en de financieel<br />

beheerder. Daarnaast kunnen ook andere personeelsleden lid zijn van<br />

het managementteam. Wie lid is, kan je afleiden uit het organogram dat de<br />

provincieraad heeft vastgesteld en dat aan bepaalde functies het lidmaatschap<br />

van het managementteam verbindt. De provinciegriffier zit het managementteam<br />

<strong>voor</strong>.<br />

Er is dus voldoende ruimte <strong>voor</strong> een specifieke invulling per provincie. De<br />

memorie van toelichting verduidelijkt dat het logisch is dat een aantal belangrijke<br />

coördinatoren of diensthoofden deel uitmaken van het managementteam.<br />

Dit kunnen ook de belangrijkste budgethouders zijn als het bud-<br />

Het managementteammodel of diensthoofdenmodel<br />

Deel V<br />

Art. 92, 93 en<br />

94<br />

215


Deel V<br />

216<br />

HOOFDSTUK 3<br />

gethouderschap in de provincie gedelegeerd wordt. Eventueel kan ook gedacht<br />

worden aan een stafmedewerker die een ondersteunende rol speelt in<br />

de beleidscylus. De eerste gedeputeerde (of een andere gedeputeerde die de<br />

eerste gedeputeerde aanduidt) neemt deel aan de vergaderingen met raadgevende<br />

stem. De gedeputeerden die deel uitmaken van het managementteam<br />

zetelen persoonlijk. Zij kunnen zich niet laten vertegenwoordigen door<br />

bij<strong>voor</strong>beeld kabinetsleden, provincieraadsleden of fractiepersoneel.<br />

Het managementteammodel of diensthoofdenmodel


4 orgaNograM<br />

HOOFDSTUK 4<br />

De provincieraad stelt het organogram van de provinciale diensten vast. De<br />

provincieraad kan deze bevoegdheid niet delegeren.<br />

Een organogram is een schematische <strong>voor</strong>stelling van de organisatiestructuur<br />

van de provinciale diensten.<br />

Er wordt in afgebeeld hoe de opdrachten en taken gegroepeerd zijn in provinciale<br />

diensten en welke gezagsverhoudingen er zijn. Het organogram<br />

moet de functies aanduiden waaraan het lidmaatschap van het managementteam<br />

is verbonden (zie verder blz. 242 e.v.).<br />

Organogram<br />

Deel V<br />

Art. 73<br />

217


Art. 74 tot en<br />

met 82 en art.<br />

85<br />

Deel V<br />

218 Provinciegriffier<br />

HOOFDSTUK 5<br />

5 De ProviNciegriffier<br />

De provinciegriffier is de hoogste leidinggevende ambtenaar van de provincie.<br />

De provincieraad stelt de provinciegriffier aan.<br />

De provinciegriffier is belast met de algemene leiding van de provinciale<br />

diensten. Hij is samen met het managementteam de scharnier tussen het<br />

politiek en het ambtelijk apparaat. Hij adviseert de provinciale bestuursorganen<br />

op beleidsmatig, bestuurskundig en juridisch vlak. Hij oefent als<br />

bestuursorgaan eigen bevoegdheden uit.<br />

A rechtsPositie<br />

Er is in elke provincie een provinciegriffier. Dit ambt wordt uitgeoefend door<br />

een personeelslid van de provincie en is onverenigbaar met andere ambten<br />

binnen hetzelfde provinciebestuur, met de hoedanigheid van personeelslid<br />

belast met bestuurlijk toezicht of met taken van externe audit bij de provincies.<br />

De onverenigbaarheden sluiten aan bij de sterker geworden nood aan<br />

functiescheiding ingevolge het Provinciedecreet.<br />

De provincieraad stelt de provinciegriffier aan.<br />

De raad doet dit uiterlijk binnen de zes maanden nadat het ambt vacant is<br />

geworden. Die termijn is onder bepaalde <strong>voor</strong>waarden verlengbaar. Een<br />

nieuwe provinciegriffier kan ten vroegste zes maanden <strong>voor</strong> de beëindiging<br />

van het ambt van de uittredende provinciegriffier in dienst treden. De provinciegriffier<br />

legt de eed af tijdens een openbare vergadering van de provincieraad,<br />

in handen van de <strong>voor</strong>zitter. Het weigeren van de eedaflegging staat<br />

gelijk met het verzaken aan de aanstelling.<br />

De verbodsbepalingen die ingevolge artikel 27 van het Provinciedecreet<br />

gelden <strong>voor</strong> de provincieraadsleden, zijn van toepassing op de provinciegriffier.<br />

Zo is het bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> de provinciegriffier verboden om rechtstreeks<br />

of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten met de provincie of<br />

een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap, behalve een schenking<br />

aan deze rechtspersonen. De provinciegriffier mag niet deelnemen aan besprekingen<br />

over aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft.<br />

De provinciegriffier kan evenmin vakbondsafgevaardigde zijn in het provinciebestuur,<br />

noch in de instellingen die van dit provinciebestuur afhangen.<br />

Het is <strong>voor</strong> de provinciegriffier ook verboden om daden van koophandel te<br />

stellen. Dit met uitzondering van daden van koophandel in het kader van de<br />

voogdij, de curatele over onbekwamen en de opdrachten die in naam van de<br />

provincie in private ondernemingen of verenigingen worden uitgevoerd.


HOOFDSTUK 5<br />

Het Provinciedecreet stelt als principe <strong>voor</strong>op dat de provincieraad een regeling<br />

vaststelt <strong>voor</strong> de vervanging van de provinciegriffier bij zijn afwezigheid<br />

of verhindering.<br />

Het is aan de provincieraad om een concrete vervangingsregeling uit te werken<br />

die aangepast is aan de noden van het eigen bestuur. De meest verregaande<br />

vorm van vervanging is het aanduiden van een waarnemend provinciegriffier,<br />

die alle bevoegdheden van het ambt uitoefent. De aanduiding van<br />

een waarnemend provinciegriffier gebeurt door de provincieraad of in spoedeisende<br />

gevallen door de deputatie. In dit laatste geval moet de provincieraad<br />

die aanstelling in de eerstvolgende vergadering bekrachtigen.<br />

In geval van gewettigde afwezigheid kan de provinciegriffier ook zelf, onder<br />

zijn eigen verantwoordelijkheid, binnen de drie dagen en <strong>voor</strong> maximaal zestig<br />

dagen, in een vervanging <strong>voor</strong>zien. Hij kan enkel een plaatsvervanger<br />

aanstellen die <strong>voor</strong>af door de provincieraad is erkend. Dergelijke aanstelling<br />

kan <strong>voor</strong> eenzelfde afwezigheid eenmaal worden verlengd.<br />

De provincieraad stelt in ieder geval een waarnemend provinciegriffier aan,<br />

als de afwezigheid of de verhindering van de provinciegriffier langer dan<br />

honderdtwintig dagen duurt, of bij vacature van het ambt.<br />

Een waarnemend provinciegriffier moet in principe altijd voldoen aan de<br />

<strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> de uitoefening van het ambt dat hij waarneemt, maar er<br />

wordt uitdrukkelijk verduidelijkt dat dit niet betekent dat hij ook geslaagd<br />

moet zijn <strong>voor</strong> de selectieprocedure <strong>voor</strong> het bekleden van het ambt dat hij<br />

tijdelijk waarneemt.<br />

De evaluatie van de provinciegriffier wijkt af van het principe dat de provinciepersoneelsleden<br />

op ambtelijk niveau worden geëvalueerd.<br />

De provinciegriffier wordt geëvalueerd door een bijzondere provincieraadscommissie,<br />

<strong>voor</strong>gezeten door de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad.<br />

De bepalingen die <strong>voor</strong> andere provincieraadscommissies gelden, gelden<br />

ook <strong>voor</strong> deze bijzondere provincieraadscommissie. Volgens de memorie van<br />

toelichting zal deze raadscommissie met gesloten deuren vergaderen aangezien<br />

de beoordeling van het gedrag raakt aan de persoonlijke levenssfeer.<br />

De evaluatie vindt plaats op basis van enerzijds een <strong>voor</strong>bereidend rapport<br />

opgesteld door externe deskundigen en anderzijds een verslag van de deputatie.<br />

Bij staking van stemmen wordt de provinciegriffier geacht een gunstige<br />

evaluatie te krijgen.<br />

B oPDrAchten<br />

Het Provinciedecreet geeft omvangrijke bevoegdheden aan de provinciegriffier.<br />

De opdrachten van de provinciegriffier kunnen gegroepeerd worden in<br />

vier groepen:<br />

— de provinciegriffier staat in <strong>voor</strong> de algemene leiding van de provinciale<br />

diensten.<br />

Provinciegriffier<br />

Deel V<br />

Art. 111<br />

Art. 83 tot en<br />

met 85<br />

219


Deel V<br />

220<br />

Provinciegriffier<br />

HOOFDSTUK 5<br />

In die hoedanigheid staat hij aan het hoofd van het provinciepersoneel<br />

(met uitzondering van het personeel van de provinciale intern verzelfstandigde<br />

agentschappen) en heeft hij ook de leiding van het federaal<br />

personeel dat in de provinciale gouvernementen is tewerkgesteld (zie artikel<br />

120 Provinciewet);<br />

hij is bevoegd <strong>voor</strong> het dagelijks personeelsbeheer, binnen de omschrijving<br />

dat de provincieraad hieraan geeft; de deputatie kan dit dagelijks<br />

personeelsbeheer niet uitoefenen, wat een uitzondering vormt op de algemene<br />

uitvoeringsbevoegdheid van de deputatie; het dagelijks personeelsbeheer<br />

bestaat <strong>voor</strong>al uit allerhande vormen van individueel personeelsbeheer<br />

en individuele toepassingen van de rechtspositieregeling.<br />

Het dagelijks personeelsbeheer kan ook bepaalde vormen van collectief<br />

personeelsbeheer bevatten, zoals het vaststellen van vakantieperiodes.<br />

Hij kan het dagelijks personeelsbeheer delegeren aan leidinggevende<br />

personeelsleden waarvan de functie aangegeven is in het organogram.<br />

Hij is <strong>voor</strong>zitter van het managementteam. Hij staat in <strong>voor</strong> de interne<br />

controle op de werking van de provinciale diensten. Hij organiseert de<br />

behandeling van de briefwisseling en organiseert het beheer van het archief.<br />

— de provinciegriffier is de scharnier tussen de provincieraad en de deputatie<br />

enerzijds en de administratie anderzijds.<br />

Hij sluit, mede namens het managementteam, een afsprakennota met<br />

de deputatie over de onderlinge samenwerking en de omgangsvormen<br />

tussen bestuur en administratie. De afsprakennota is een instrument<br />

<strong>voor</strong> het management van de relaties tussen het politiek en het ambtelijk<br />

apparaat. Men neemt aan dat het echter als “contract” geen direct juridische<br />

bindende kracht heeft. De provinciegriffier zorgt <strong>voor</strong> de medewerking<br />

van de administratie aan de beleidscyclus (<strong>voor</strong>bereiding, uitvoering<br />

en ambtelijke <strong>voor</strong>bereiding van de evaluatie van het beleid). Hij bereidt<br />

de zaken <strong>voor</strong> die aan de provincieraad, de provincieraadscommissies en<br />

de deputatie worden <strong>voor</strong>gelegd. Hij zorgt <strong>voor</strong> het opstellen van het<br />

<strong>voor</strong>ontwerp van een aantal belangrijke documenten inzake personeelsbeleid,<br />

meerjarenplan en budget.<br />

— de provinciegriffier ondersteunt de werking van de provincieraad en van<br />

de deputatie. Hij woont deze vergaderingen bij. De notulen worden onder<br />

zijn verantwoordelijkheid opgesteld. Hij kan de vergaderingen van de<br />

provincieraadscommissies bijwonen.<br />

Hij heeft een ruime adviesfunctie. Hij adviseert immers op eigen initiatief<br />

of op vraag, de provinciale bestuursorganen en dit zowel op beleidsmatig,<br />

bestuurskundig als juridisch vlak.<br />

— de provinciegriffier oefent als bestuursorgaan bepaalde bevoegdheden<br />

uit. Dit zijn <strong>voor</strong>eerst de bevoegdheden die het Provinciedecreet aan de<br />

provinciegriffier toewijst, namelijk het dagelijks personeelsbeheer;<br />

dit kunnen ook de bevoegdheden van dagelijks bestuur zijn die de deputatie<br />

aan hem heeft toegewezen overeenkomstig artikel 58 van het Provinciedecreet.<br />

Dit kunnen ook bevoegdheden zijn die de provincieraad of


HOOFDSTUK 5<br />

de deputatie als budgethouder delegeren aan de provinciegriffier. Dit zijn<br />

ten slotte ook opdrachten die door andere wettelijke of decretale bepalingen<br />

aan de provinciegriffier zijn toegewezen, zoals bij<strong>voor</strong>beeld zijn<br />

taken in de procedure bij het optreden van de deputatie als administratief<br />

rechtscollege.<br />

De gezagsverhoudingen ten aanzien van de provinciegriffier, zijn complex.<br />

De provinciegriffier sluit enkel met de deputatie een afsprakennota; hij rapporteert<br />

ook enkel aan de deputatie wat betreft de algemene leiding van de<br />

provinciale diensten.<br />

Maar hij moet, tenzij anders bepaald in de afsprakennota, de onderrichtingen<br />

volgen van:<br />

- de provincieraad;<br />

- de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad;<br />

- de deputatie;<br />

- de provinciegouverneur (als <strong>voor</strong>zitter van de deputatie).<br />

En dit telkens naargelang hun respectievelijke bevoegdheden.<br />

De provinciegouverneur kan de provinciegriffier ten slotte ook richtlijnen geven<br />

wat betreft de leiding van het federaal personeel bij de provinciale gouvernementen.<br />

Provinciegriffier<br />

Deel V<br />

221


Art. 74 tot en<br />

met 82<br />

Art. 89, 90 en<br />

91<br />

Deel V<br />

HOOFDSTUK 6<br />

6 De fiNaNcieel beheerDer<br />

Er is in elke provincie een financieel beheerder. De provincieraad stelt de<br />

financieel beheerder aan.<br />

De financieel beheerder is verantwoordelijk <strong>voor</strong> de financiële component<br />

van de beleidscyclus. Hij oefent een wetmatigheidscontrole uit. Hij staat<br />

in <strong>voor</strong> de uitvoering van betalingen.<br />

A rechtsPositie<br />

De bepalingen over de rechtspositie van de financieel beheerder zijn gemeenschappelijk<br />

(en mutatis mutandis gelijkluidend) met deze van de provinciegriffier.<br />

B oPDrAchten<br />

De opdrachten van de financieel beheerder zijn samen te vatten in drie<br />

groepen:<br />

- een eerste reeks opdrachten, vervult de financieel beheerder onder de<br />

functionele leiding van de provinciegriffier.<br />

Het betreft een aantal beleids<strong>voor</strong>bereidende taken, zoals het opstellen<br />

van de financiële nota’s bij het meerjarenplan en het budget en de interne<br />

kredietaanpassingen, en de financiële analyse en beleidsadvisering. Het<br />

betreft daarnaast ook een aantal eerder beleidsuitvoerende taken, zoals<br />

de boekhouding en het thesauriebeheer met uitzondering van het kasbeheer;<br />

- een tweede reeks opdrachten, vervult de financieel beheerder in volle<br />

onafhankelijkheid.<br />

Het betreft de <strong>voor</strong>afgaande krediet- en wetmatigheidscontrole van de beslissingen<br />

met budgettaire en financiële impact en het debiteurenbeheer,<br />

in het bijzonder de invordering van fiscale en niet-fiscale ontvangsten;<br />

- een derde reeks opdrachten zijn de taken die door of krachtens de wet of<br />

het decreet aan de provincieontvanger werden toevertrouwd; hij staat in<br />

<strong>voor</strong> de uitvoering van de betalingen van de girale uitgaven.<br />

De gezagsverhoudingen ten aanzien van de financieel beheerder zijn meervoudig.<br />

Hij rapporteert aan de provinciegriffier <strong>voor</strong> de opdrachten die hij<br />

onder de functionele leiding van de provinciegriffier uitvoert. Het Provinciedecreet<br />

gaat op dat vlak uit van een samenwerkingsmodel tussen de provinciegriffier<br />

en de financieel beheerder.<br />

Voor de opdrachten die hij in volle onafhankelijkheid uitvoert, rapporteert de<br />

financieel beheerder rechtstreeks aan de deputatie en aan de provincieraad.<br />

222 De financieel beheerder


HOOFDSTUK 6<br />

De term in volle onafhankelijkheid betekent dat de financieel beheerder zelf<br />

bepaalt hoe de opdrachten vervuld worden. De provincieraad kan enkel beoordelen<br />

of minimaal het resultaat behaald wordt wat van een goede financieel<br />

beheerder mag worden verwacht.<br />

De financieel beheerder<br />

Deel V<br />

223


Bevoegdheden<br />

Deel VI<br />

Hoofdstuk 1 Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale<br />

bestuursorganen<br />

Hoofdstuk 2 Juridische instrumenten <strong>voor</strong> de beleidsvoering<br />

Hoofdstuk 3 Personeel<br />

Hoofdstuk 4 Financieel beheer<br />

Hoofdstuk 5 Provinciaal patrimonium<br />

Hoofdstuk 6 Overheidsopdrachten<br />

Hoofdstuk 7 Politionele bevoegdheden<br />

Hoofdstuk 8 Akten van de provincie<br />

Hoofdstuk 9 Rechtsgedingen


HOOFDSTUK 1<br />

1 Algemene bevoegdheidsomschrijving<br />

vAn de provinciAle<br />

bestuursorgAnen<br />

A De ProVIncIerAAD<br />

In de provincie, beschikt de provincieraad over de volheid van bevoegdheid<br />

<strong>voor</strong> alle opdrachten van de provincies die vermeld zijn in artikel 2<br />

van het Provinciedecreet. Dit zijn zowel de opdrachten van provinciaal belang<br />

als deze van algemeen belang.<br />

a Volheid van bevoegdheid<br />

Onder <strong>voor</strong>behoud van de toepassing van andere wettelijke of decretale bepalingen<br />

beschikt de provincieraad over de volheid van bevoegdheid ten aanzien<br />

van alle provinciale bevoegdheden, vermeld in artikel 2 van het Provinciedecreet<br />

(zie Deel 1, hoofdstuk 3).<br />

Dit betekent dat de provincieraad bevoegd is om elke aangelegenheid te regelen<br />

of hierover de gewenste beslissingen te nemen, tenzij als die aangelegenheid<br />

uitdrukkelijk aan een ander provinciaal bestuursorgaan zoals bij<strong>voor</strong>beeld<br />

de deputatie is toevertrouwd. Elk ander provinciaal bestuursorgaan<br />

moet zijn bevoegdheid in een welbepaalde aangelegenheid kunnen<br />

staven, ofwel met een uitdrukkelijke bepaling in het Provinciedecreet zelf,<br />

ofwel met een bepaling in een ander decreet of in een wet, ofwel door een<br />

delegatie van bevoegdheid.<br />

Naast het algemeen principe dat de provincieraad beschikt over de volheid<br />

van bevoegdheid, worden ook specifieke bevoegdheden door het Provinciedecreet<br />

zelf of door een ander decreet of wet toegewezen of <strong>voor</strong>behouden<br />

aan de provincieraad.<br />

Een toegewezen bevoegdheid is een bevoegdheid die men uitdrukkelijk aan<br />

een welbepaald bestuursorgaan toekent, maar waarbij niet verboden wordt<br />

dat dit orgaan die bevoegdheid delegeert volgens de regels van het Provinciedecreet.<br />

Een <strong>voor</strong>behouden bevoegdheid is een bevoegdheid die niet alleen<br />

uitdrukkelijk aan een welbepaald bestuursorgaan wordt toegewezen,<br />

maar waar bovendien uitdrukkelijk is gesteld dat deze niet verder kan worden<br />

gedelegeerd.<br />

Artikel 92 van het Provinciedecreet stelt bij<strong>voor</strong>beeld dat de provincieraad<br />

bevoegd is <strong>voor</strong> de aanstelling en het ontslag van de personeelsleden die lid<br />

zijn van het managementteam. Dit is een toegewezen bevoegdheid, want artikel<br />

43 van het Provinciedecreet verbiedt niet dat deze bevoegdheid gedelegeerd<br />

wordt naar de deputatie. Volgens artikel 80 van het Provinciedecreet<br />

Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale bestuursorganen<br />

Deel VI<br />

Art. 42<br />

227


Art. 42 en 43<br />

Deel VI<br />

HOOFDSTUK 1<br />

is de provincieraad bij<strong>voor</strong>beeld bevoegd om de provinciegriffier en de financieel<br />

beheerder aan te stellen. Dit is een <strong>voor</strong>behouden bevoegdheid want<br />

volgens artikel 43 van het Provinciedecreet is het verboden om deze bevoegdheid<br />

te delegeren.<br />

b opdrachten van provinciaal belang<br />

De provincieraad is het provinciaal bestuursorgaan dat de belangrijke beleidskeuzes<br />

maakt en daardoor richting geeft aan het provinciaal bestuur.<br />

Artikel 42 van het Provinciedecreet verwoordt dit principe op een tweevoudige<br />

manier:<br />

- de provincieraad bepaalt het beleid van de provincie en kan daartoe algemene<br />

regels vaststellen;<br />

- de provincieraad stelt alle provinciale reglementen vast; dit kunnen politieverordeningen<br />

zijn (overeenkomstig artikel 85 van de Provinciewet) of<br />

reglementen over het provinciaal beleid, of provinciale belasting- of retributiereglementen<br />

of reglementen op het inwendig bestuur van de provincie.<br />

De provincieraad kan bij reglement bepaalde bevoegdheden toevertrouwen<br />

aan de deputatie; de provincieraad bepaalt dus zelf in welke mate hij zijn<br />

eigen bevoegdheden naar de deputatie delegeert. Dat dergelijke delegatie bij<br />

reglement moet gebeuren, verzekert een gepaste openbaarheid. Reglementen<br />

worden immers in het Bestuursmemoriaal gepubliceerd.<br />

De delegatiemogelijkheden van de provincieraad zijn echter niet onbeperkt.<br />

De provincieraad mag een aantal essentiële beslissingen <strong>voor</strong> het bestuur<br />

van de provincie niet afstaan en ontrekken aan de bevoegdheid van de rechtstreeks<br />

verkozen provincieraadsleden. Artikel 43 van het Provinciedecreet<br />

onttrekt in een eerste paragraaf de bevoegdheden die uitdrukkelijk aan de<br />

provincieraad zijn toegewezen in het kader van medebewind aan de mogelijkheid<br />

tot delegatie.<br />

De tweede paragraaf van hetzelfde artikel 43 van het Provinciedecreet bevat<br />

een limitatieve lijst met niet-delegeerbare bevoegdheden.<br />

We kunnen deze lijst als volgt samenvatten:<br />

- alle bevoegdheden die aan de provincieraad zijn toegewezen in verband<br />

met de organisatie en de werking van de provincieraad zelf (titel II, hoofdstuk<br />

I, afdeling I en II van het Provinciedecreet), bij<strong>voor</strong>beeld het vaststellen<br />

van het huishoudelijk reglement, het onderzoek van de geloofsbrieven,<br />

de vervallenverklaring, de samenstelling van het bureau en van de commissies,<br />

het vaststellen van de deontologische code …; ook het bepalen<br />

van de wijze waarop de notulen van de deputatie worden verstuurd aan de<br />

provincieraadsleden;<br />

- de reglementerende bevoegdheid, zoals het vaststellen van provinciale reglementen<br />

en het bepalen van straffen op de overtreding van die reglementen;<br />

het vaststellen van de provinciebelastingen; het vaststellen van<br />

228 Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale bestuursorganen


HOOFDSTUK 1<br />

de machtiging tot het heffen van retributies en de <strong>voor</strong>waarden ervan;<br />

- het uitzetten van de grote beleidslijnen, met name het vaststellen van het<br />

meerjarenplan en de aanpassingen ervan, het budget en de budgetwijzigingen,<br />

de jaarrekeningen en de geconsolideerde jaarrekening;<br />

- de grote opties om participatie van de burger bij het beleid te realiseren,<br />

zoals het inrichten van adviesraden en overlegstructuren en het vaststellen<br />

van een systeem van klachtenbehandeling;<br />

- de grote opties <strong>voor</strong> de eigen provinciale organisatie, zoals het vaststellen<br />

van het organogram, de aanduiding van de functies waaraan het lidmaatschap<br />

van het managementteam is gekoppeld, de formatie en de rechtspositieregeling<br />

van het provinciepersoneel;<br />

- het oprichten van extern verzelfstandigde agentschappen en het beslissen<br />

tot oprichting van, deelname aan of vertegenwoordiging in instellingen,<br />

verenigingen en ondernemingen; het goedkeuren van beheersovereenkomsten<br />

met een autonoom provinciebedrijf en van samenwerkingsovereenkomsten<br />

met een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke<br />

vorm; het aanstellen en ontslaan van de leden van de raad<br />

van bestuur van een autonoom provinciebedrijf, de goedkeuring van het<br />

budget en de jaarrekening en de ontbinding en vereffening van een autonoom<br />

provinciebedrijf; het aanstellen van de provinciale vertegenwoordigers<br />

in een extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm;<br />

- het aanstellen en ontslaan van de provinciegriffier en de financieel beheerder<br />

en in <strong>voor</strong>komend geval de ombudsman, alsook de sanctie- en<br />

tuchtbevoegdheid ten aanzien van die personeelsleden; het aanstellen van<br />

een waarnemend provinciegriffier of een waarnemend financieel beheerder<br />

of het bekrachtigen van dergelijke aanstelling door de deputatie in<br />

spoedeisende gevallen;<br />

- het goedkeuren van het algemeen kader van het interne controlesysteem<br />

nadat het is vastgesteld door de provinciegriffier na overleg met het managementteam;<br />

- het vaststellen van een aantal interne spelregels binnen het bestuur; in<br />

het bijzonder het vaststellen wat onder het begrip dagelijks bestuur moet<br />

worden verstaan (op die manier bepaalt de provincieraad de marges waarbinnen<br />

de deputatie bevoegd is om het budgethouderschap <strong>voor</strong> aangelegenheden<br />

van dagelijks bestuur te delegeren aan de provinciegriffier; via<br />

het begrip dagelijks bestuur bepaalt de provincieraad ook <strong>voor</strong> welke opdrachten<br />

de deputatie bevoegd is <strong>voor</strong> het vaststellen van de wijze van<br />

gunnen en van de <strong>voor</strong>waarden van overheidsopdrachten); de <strong>voor</strong>waarden<br />

waaronder het budgethouderschap kan gedelegeerd worden <strong>voor</strong> aangelegenheden<br />

die het dagelijks bestuur te boven gaan; het vaststellen van wat<br />

onder het begrip dagelijks personeelsbeheer moet worden verstaan; de<br />

beslissing dat er in een intern verzelfstandigd agentschap geheel of gedeeltelijk<br />

een beroep kan gedaan worden op saldobudgettering;<br />

- een aantal belangrijke individuele rechtshandelingen, zoals het vaststellen<br />

van de wijze waarop de opdrachten <strong>voor</strong> aanneming van werken, leveringen<br />

en diensten worden toegewezen en het vaststellen van de <strong>voor</strong>waar-<br />

Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale bestuursorganen<br />

Deel VI<br />

229


Art. 260<br />

Deel VI<br />

HOOFDSTUK 1<br />

den ervan, behalve indien de opdracht nominatief in het vastgestelde budget<br />

is opgenomen en behalve indien de opdracht past binnen het begrip<br />

dagelijks bestuur waar<strong>voor</strong> de deputatie bevoegd is; het stellen van daden<br />

van beschikking met betrekking tot onroerende goederen behoudens indien<br />

de verrichting nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen;<br />

het definitief aanvaarden van schenkingen en het aanvaarden van legaten;<br />

het beslissen tot het optreden in rechte als een lid of meerdere leden van<br />

de deputatie betrokken zijn in de zaak; het zonder <strong>voor</strong>afgaande budgetwijziging<br />

<strong>voor</strong>zien in uitgaven die door dwingende en on<strong>voor</strong>ziene omstandigheden<br />

worden vereist; het herschikken van de financiële lasten van de<br />

opgenomen leningen door die lasten te spreiden over een langere periode;<br />

het aangaan van dadingen;<br />

- en ten slotte alle aan de provincieraad <strong>voor</strong>behouden bevoegdheden, namelijk<br />

beslissingen die de wet, het decreet of het uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk<br />

aan de provincieraad <strong>voor</strong>behoudt met verbod om deze verder<br />

te delegeren aan een ander bestuursorgaan.<br />

c opdrachten van algemeen belang<br />

Eerder uitzonderlijk, wordt de provincieraad belast met een opdracht van algemeen<br />

belang. Bij<strong>voor</strong>beeld het geven van advies over de veranderingen<br />

die worden <strong>voor</strong>gesteld betreffende de grenzen van de provincie, de arrondissementen,<br />

kiesdistricten, kantons en gemeenten.<br />

B De DePutAtIe<br />

De deputatie heeft de volgende bevoegdheden ten aanzien van de provinciale<br />

besluitvorming:<br />

- <strong>voor</strong>bereiding van alle beraadslagingen en besluiten van de provincieraad<br />

en van de deputatie zelf;<br />

- uitvoering van de beslissingen van de provincieraad en van de deputatie<br />

zelf;<br />

- beslissing van alle zaken die tot het dagelijks bestuur van de provincie<br />

behoren;<br />

- beslissing van alle zaken die door de provincieraad aan de deputatie<br />

zijn gedelegeerd;<br />

- beslissing over een aantal concreet opgesomde materies.<br />

De deputatie heeft ook tal van bevoegdheden van algemeen belang (medebewind).<br />

Ten slotte heeft de deputatie naast bovenstaande bevoegdheden van actief<br />

bestuur, nog een beperkt aantal taken als administratief rechtscollege<br />

om geschillen van bestuur te beslechten.<br />

230 Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale bestuursorganen


a toegewezen en <strong>voor</strong>behouden bevoegdheden<br />

HOOFDSTUK 1<br />

De deputatie heeft slechts toegewezen of <strong>voor</strong>behouden bevoegdheden. Dit<br />

in tegenstelling tot de provincieraad, die over de volheid van bevoegdheid<br />

beschikt. Toch is de impact van de deputatie op de provinciale beleidsvoering<br />

groot. De deputatie is immers bevoegd om de beraadslagingen en besluiten<br />

van de provincieraad <strong>voor</strong> te bereiden; het is daarom <strong>voor</strong>al de deputatie<br />

die bepaalt welke <strong>voor</strong>stellen van beslissing aan de provincieraad worden<br />

<strong>voor</strong>gelegd.<br />

b opdrachten van provinciaal belang<br />

Artikel 57, §§ 1en 2 van het Provinciedecreet, bakent de bevoegdheid van<br />

de deputatie af via vier algemene categorieën van opdrachten:<br />

- de deputatie bereidt alle beraadslagingen en besluiten van de provincieraad<br />

<strong>voor</strong>;<br />

- de deputatie voert haar eigen beslissingen en die van de provincieraad<br />

uit;<br />

- de deputatie beslist over alle zaken die tot het dagelijks bestuur van de<br />

provincie behoren;<br />

- de deputatie oefent alle bevoegdheden uit die aan dit college zijn toevertrouwd<br />

door de provincieraad.<br />

Daarnaast somt artikel 57, §§ 3 en 4 van het Provinciedecreet ook nog een<br />

uitgebreide lijst met concrete bevoegdheden op die aan de deputatie worden<br />

toegewezen.<br />

Het zijn aangelegenheden die de decreetgever als het ware hoe dan ook tot<br />

het dagelijks bestuur rekent en die een provincieraad niet aan de deputatie<br />

kan onttrekken. Deze bevoegdheden houden verband met:<br />

- het provinciaal patrimonium. De deputatie is bevoegd <strong>voor</strong> de daden van<br />

beheer over de provinciale inrichtingen en eigendommen, binnen de door<br />

de provincieraad desgevallend vastgestelde algemene regels; de deputatie<br />

is ook bevoegd <strong>voor</strong> het stellen van daden van beschikking met betrekking<br />

tot roerende goederen; de deputatie is ten slotte bevoegd <strong>voor</strong> de daden<br />

van beschikking met betrekking tot de onroerende goederen <strong>voor</strong> zover de<br />

verrichting nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen; zowel<br />

<strong>voor</strong> de roerende goederen als met betrekking tot de onroerende goederen<br />

zijn de dadingen uitgesloten van de bevoegdheid van de deputatie;<br />

- het provinciepersoneel. De deputatie is bevoegd <strong>voor</strong> het aanstellen en het<br />

ontslaan van het personeel, alsook <strong>voor</strong> de sancties en de tucht; een en<br />

ander onverminderd de bevoegdheden van de provincieraad ten aanzien<br />

van de provinciegriffier, de financieel beheerder, de ombudsman, de effectieve<br />

leden van het managementteam en de gevallen dat aan de provincieraad<br />

door of krachtens de wet of het decreet dergelijke bevoegdheid is<br />

opgedragen;<br />

Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale bestuursorganen<br />

Deel VI<br />

Art. 57<br />

Art. 57 en 58<br />

231


Deel VI<br />

HOOFDSTUK 1<br />

- het afsluiten van de afsprakennota met de provinciegriffier;<br />

- de provinciale financiën. De deputatie is bevoegd <strong>voor</strong> het financieel beheer,<br />

onverminderd de bevoegdheden van de provincieraad; de deputatie<br />

is ook bevoegd om leningen aan te gaan <strong>voor</strong> een periode langer dan één<br />

jaar en om de financiële lasten van de opgenomen leningen te herschikken<br />

door die lasten te spreiden over een kortere of gelijke periode; de deputatie<br />

is bevoegd <strong>voor</strong> de vaste belegging van kapitalen <strong>voor</strong> een periode<br />

langer dan één jaar;<br />

- de provinciale overheidsopdrachten. De deputatie is in de ontwerpfase enkel<br />

bevoegd <strong>voor</strong> de vaststelling van de wijze van gunning en de <strong>voor</strong>waarden<br />

van overheidsopdrachten als het gaat om een opdracht van dagelijks<br />

bestuur of als de opdracht nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen<br />

en de provincieraad de wijze van gunning en de <strong>voor</strong>waarden niet<br />

zelf heeft vastgesteld; de deputatie is steeds bevoegd <strong>voor</strong> het voeren van<br />

de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten;<br />

- het voeren van rechtsgedingen; de deputatie is bevoegd om de provincie te<br />

vertegenwoordigen in rechte;<br />

- het provinciearchief; de deputatie is bevoegd <strong>voor</strong> de zorg <strong>voor</strong> het provinciearchief<br />

waaronder de titels.<br />

De deputatie kan beslissen om de uitoefening van sommige bevoegdheden<br />

te delegeren. Een eerste delegatiemogelijkheid bestaat erin om één of meer<br />

gedeputeerden te belasten met een bepaalde opdracht. Volgens artikel 57,<br />

§ 1 van het Provinciedecreet kan dergelijke delegatie aan één of meer gedeputeerden<br />

enkel betrekking hebben op:<br />

- de uitvoering van een beslissing van de provincieraad of de deputatie;<br />

- het onderzoek van een zaak.<br />

Een bevoegdheid om te beslissen kan dus niet gedelegeerd worden aan een<br />

gedeputeerde. De deputatie kan daarentegen wel de uitoefening van bepaalde<br />

beslissingsbevoegdheden toevertrouwen aan de provinciegriffier.<br />

Dit kan echter niet <strong>voor</strong> alle bevoegdheden. Artikel 58 van het Provinciedecreet<br />

begint met te bepalen dat de uitdrukkelijk toegewezen bevoegdheden<br />

van medebewind uitgesloten zijn van delegatie. In de aanhef van artikel 58 is<br />

<strong>voor</strong> alle duidelijkheid ook bepaald dat de regels inzake delegatie geen afbreuk<br />

doen aan de toepassing van de bepalingen over het budgethouderschap<br />

(art. 155 Provinciedecreet) en de verzelfstandiging (titel VII). Daarnaast<br />

bevat artikel 58 ook nog een limitatieve lijst met bevoegdheden van de<br />

deputatie, die niet aan de provinciegriffier kunnen toevertrouwd worden.<br />

Niet delegeerbaar zijn:<br />

- de <strong>voor</strong>bereiding van de beraadslagingen en besluiten van de provincieraad;<br />

- het vaststellen op eigen initiatief van de wijze van gunning en de <strong>voor</strong>waarden<br />

van overheidsopdrachten in gevallen van dwingende en on<strong>voor</strong>ziene<br />

omstandigheden;<br />

232 Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale bestuursorganen


HOOFDSTUK 1<br />

- de door de provincieraad gedelegeerde bevoegdheden met betrekking tot<br />

het aanwijzen, het ontslaan en de sanctie- en tuchtbevoegdheden met betrekking<br />

tot de personeelsleden waaraan het organogram het lidmaatschap<br />

van het managementteam verbindt;<br />

- het stellen van daden van beschikking met betrekking tot onroerende goederen<br />

<strong>voor</strong> zover de verrichting nominatief in het vastgestelde budget is<br />

opgenomen;<br />

- het beslissen tot het optreden in rechte en het vertegenwoordigen van de<br />

provincie;<br />

- het afsluiten van de afsprakennota;<br />

- het aangaan van leningen <strong>voor</strong> een periode langer dan één jaar;<br />

- een aantal opgesomde bevoegdheden inzake het financieel beheer (namelijk<br />

deze vermeld in artikel 151, 153, 155, § 2, 1ste en 2de lid en § 3, artikel<br />

156, § 4, 157, 159, § 2 en 164 Provinciedecreet);<br />

- en ten slotte: alle beslissingen die de wet, het decreet of het uitvoeringsbesluit<br />

uitdrukkelijk aan de deputatie <strong>voor</strong>behoudt.<br />

De provinciegriffier oefent de hem toevertrouwde bevoegdheden persoonlijk<br />

uit of kan de uitoefening ervan toevertrouwen aan andere personeelsleden<br />

van de provincie.<br />

Zo’n subdelegatie aan andere personeelsleden is in elk geval onmogelijk<br />

<strong>voor</strong> het aanstellen en het ontslaan van personeel en de sancties en de<br />

tucht ten aanzien van het personeel. De provinciegriffier moet ook rekening<br />

houden met de toepassing van artikel 155 van het Provinciedecreet met betrekking<br />

tot de mogelijkheden tot subdelegatie van het budgethouderschap.<br />

c opdrachten van algemeen belang<br />

Tal van wetten en decreten en uitvoeringsbesluiten vertrouwen bevoegdheden<br />

toe aan de deputatie (medebewind). Bij<strong>voor</strong>beeld het georganiseerd administratief<br />

beroep tegen de uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing van<br />

het college van burgemeester en schepenen omtrent een vergunningsaanvraag<br />

inzake ruimtelijke ordening.<br />

In de aangelegenheden van medebewind, is de deputatie ook bevoegd <strong>voor</strong><br />

de <strong>voor</strong>bereiding en de uitvoering van de beslissingen. Reeds in het bestuursakkoord<br />

tussen de <strong>Vlaamse</strong> regering, de provincies en de gemeenten<br />

van 25 april 2003 was overeengekomen dat de <strong>voor</strong>bereiding en de uitvoering<br />

van alle beslissingen van de provincieraad en de deputatie tot de bevoegdheid<br />

van de deputatie behoren en moeten gebeuren met provinciaal<br />

personeel en dus niet met personeel dat onder de verantwoordelijkheid valt<br />

van de provinciegouverneur als commissaris van de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale bestuursorganen<br />

Deel VI<br />

233


Deel VI<br />

HOOFDSTUK 1<br />

d opdrachten als administratief rechtscollege<br />

Naast de bevoegdheden als orgaan van actief bestuur, beslecht de deputatie<br />

ook nog enkele geschillen van bestuur, als administratief rechtscollege.<br />

Vroeger had de deputatie een vrij omvangrijke bevoegdheid als administratief<br />

rechtscollege. En dit in twee domeinen. Enerzijds de lokale fiscaliteit;<br />

anderzijds lokale verkiezingsaangelegenheden. De deputatie heeft deze bevoegdheden<br />

als administratief rechtscollege de afgelopen jaren in belangrijke<br />

mate verloren.<br />

Inzake lokale verkiezingsaangelegenheden blijft er bij<strong>voor</strong>beeld nog de bevoegdheid<br />

inzake de verkiezingen van politieraden (wet van 7 december 1998<br />

tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee<br />

niveaus, artikelen 18bis tot en met 18quater).<br />

Inzake lokale fiscaliteit doet de deputatie uitspraak over de bij haar ingediende<br />

bezwaarschriften inzake polderbelastingen (W. 03/06/1957, art. 68).<br />

De bevoegdheid van de deputatie als administratief rechtscollege blijft geregeld<br />

door artikel 104 en artikel 104bis van de Provinciewet, die wat betreft<br />

de rechtsprekende taak van de deputatie, niet worden opgeheven door het<br />

Provinciedecreet (zie art. 261, 56° Provinciedecreet). Het koninklijk besluit<br />

van 17 september 1987 betreffende de procedure <strong>voor</strong> de deputatie in de<br />

gevallen waarin deze een rechtsprekende taak vervult, voert het artikel<br />

104bis van de Provinciewet, verder uit. Dit uitvoeringsbesluit is van toepassing<br />

<strong>voor</strong> zover door of krachtens de wet niet anders is bepaald.<br />

Deze zogenaamde geschillen van bestuur kunnen enkel betrekking hebben<br />

op politieke rechten. Geschillen over burgerlijke rechten behoren immers<br />

uitsluitend tot de bevoegdheid van de gewone hoven en rechtbanken (art.<br />

144 gecoördineerde Grondwet). Geschillen over politieke rechten behoren<br />

ook tot de bevoegdheid van dezelfde hoven en rechtbanken van de rechterlijke<br />

orde; maar de wet kan hierop uitzonderingen stellen en de kennisname<br />

van deze geschillen aan buitengerechtelijke (administratieve) rechtscolleges<br />

opdragen (art. 145 gecoördineerde Grondwet).<br />

Een rechtsprekende handeling van de deputatie mag enkel een legaliteitsoordeel<br />

(en geen opportuniteitsaspecten) bevatten en heeft gezag van gewijsde.<br />

Er is geen sprake van administratief toezicht (art. 162, 6° gecoördineerde<br />

Grondwet), noch van een rechterlijk wettigheidstoezicht op de uitspraak<br />

(art. 159 gecoördineerde Grondwet). Dit alles in tegenstelling tot het<br />

optreden van de deputatie als orgaan van actief bestuur.<br />

c AnDere BestuursorgAnen<br />

Andere provinciale bestuursorganen, zoals de provinciegouverneur, de provinciegriffier,<br />

de financieel beheerder of een budgethouder, hebben enkel<br />

toegewezen of <strong>voor</strong>behouden bevoegdheden.<br />

234 Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale bestuursorganen


HOOFDSTUK 1<br />

D schemAtIsch oVerzIcht VAn De mogelIjkheDen<br />

tot DelegAtIe<br />

Wat volgt is een schematische illustratie van de mogelijkheden <strong>voor</strong> maatwerk<br />

met betrekking tot de bevoegdheidsverdeling tussen de bestuursorganen.<br />

BEVOEGDHEDEN PROVINCIERAAD<br />

BEVOEGDHEDEN DEPUTATIE<br />

Voorbehouden<br />

bevoegdheden.<br />

Niet<br />

delegeerbaar.<br />

Zie art. 43, § 2<br />

Toegewezen<br />

bevoegdheden<br />

medebewind.<br />

Niet<br />

delegeerbaar.<br />

Zie art. 43, § 1<br />

Voorbehouden<br />

bevoegdheden.<br />

Niet<br />

delegeerbaar.<br />

Zie art. 58, 2 de lid<br />

Toegewezen<br />

bevoegdheden<br />

medebewind.<br />

Niet<br />

delegeerbaar.<br />

Zie art. 58, 1 ste lid<br />

Toegewezen<br />

bevoegdheden.<br />

Zie art. 43, § 1<br />

Toegewezen<br />

bevoegdheden.<br />

delegeerbaar aan<br />

Bij reglement<br />

delegeerbaar aan provinciegriffier.<br />

deputatie.<br />

Gedelegeerde<br />

bevoegdheden.<br />

Deels bij reglementsubdelegeerbaar<br />

aan<br />

provinciegriffier.<br />

Zie art. 58, 1 ste en<br />

2 de lid;<br />

zie art. 156, § 4<br />

Zie art. 156, § 4<br />

Toegewezen<br />

bevoegdheden.<br />

Zie art. 58, 1 ste en<br />

2 de lid;<br />

zie art. 155, § 2<br />

Toegewezen<br />

bevoegdheden.<br />

Bij reglement<br />

delegeerbaar aan<br />

Delegeerbaar aan<br />

provinciegriffier. personeel.<br />

Zie art. 155, § 3<br />

Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale bestuursorganen<br />

Deel VI<br />

235


Deel VI<br />

BEVOEGDHEDEN PROVINCIEGRIFFIER<br />

BEVOEGDHEDEN PERSONEELSLID<br />

HOOFDSTUK 1<br />

Voorbehouden<br />

bevoegdheden.<br />

Niet<br />

delegeerbaar.<br />

Gedelegeerde<br />

bevoegdheden.<br />

Deels subdelegeerbaar<br />

aan<br />

personeel.<br />

Zie art. 58, 3 de lid<br />

Gedelegeerde<br />

bevoegdheden.<br />

Gedelegeerde<br />

bevoegdheden.<br />

Gedelegeerde<br />

bevoegdheden.<br />

Deels subdelegeerbaar<br />

aan<br />

personeel<br />

Zie art. 58, 3 de lid;<br />

zie art. 155, § 2<br />

Gedelegeerde<br />

bevoegdheden.<br />

236 Algemene bevoegdheidsomschrijving van de provinciale bestuursorganen<br />

Gedelegeerde<br />

bevoegdheden.<br />

Toegewezen<br />

bevoegdheden.<br />

Delegeerbaar aan<br />

personeel.<br />

Zie art. 88;<br />

zie art. 178, § 6<br />

Gedelegeerde<br />

bevoegdheden.


HOOFDSTUK 2<br />

2 juridische instrumenten <strong>voor</strong><br />

de beleidsvoering<br />

De provincie stelt als publiekrechtelijke rechtspersoon rechtshandelingen<br />

via haar bestuursorganen.<br />

Er valt een onderscheid te maken tussen drie grote groepen van rechtshandelingen:<br />

- eenzijdige rechtshandelingen;<br />

- overeenkomsten of contracten;<br />

- oprichting van, deelname in of vertegenwoordiging in andere rechtspersonen.<br />

A soorten rechtshAnDelIngen<br />

De provincie is een publiekrechtelijke rechtspersoon. Om beleid te voeren en<br />

de eigen organisatie te besturen, zal de provincie, binnen haar bevoegdheid,<br />

<strong>voor</strong>namelijk rechtshandelingen stellen, via besluitvorming van haar bestuursorganen.<br />

Een rechtshandeling is een handeling die men stelt met het<br />

oog op een welbepaald juridisch gevolg. We kunnen de soorten rechtshandelingen<br />

indelen in drie grote groepen:<br />

- eenzijdige rechtshandelingen stellen;<br />

- overeenkomsten of contracten afsluiten met anderen;<br />

- oprichten van, deelnemen in of zich laten vertegenwoordigen in andere<br />

rechtspersonen.<br />

B eenzIjDIge rechtshAnDelIngen<br />

We kunnen verschillende soorten eenzijdige rechtshandelingen onderscheiden:<br />

- beleidsplannen en beleidsnota’s;<br />

- reglementen;<br />

- individuele administratieve rechtshandelingen.<br />

In het privaatrecht is het uitgangspunt dat je niemand kunt verplichten om<br />

iets te geven, te doen of niet te doen, zonder zijn akkoord. In het bestuursrecht<br />

heeft een overheid daarentegen een be<strong>voor</strong>rechte positie. Zij kan uitvoerbare<br />

beslissingen nemen, die de rechten of plichten van particulieren<br />

wijzigen, zonder het akkoord van de betrokkene. Die beslissingen worden<br />

geacht wettelijk te zijn tot het tegendeel wordt bewezen. Overheidsbeslissingen<br />

zijn ook onmiddellijk uitvoerbaar zonder rechterlijke toelating.<br />

Juridische instrumenten <strong>voor</strong> de beleidsvoering<br />

Deel VI<br />

237


Deel VI<br />

238<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Art. 42 Volgens het Provinciedecreet bepaalt de provincieraad het beleid van de provincie<br />

en kan zij daartoe algemene regels vaststellen. Het Provinciedecreet<br />

bevat meerdere soorten beleidsplannen. De meest <strong>voor</strong> de hand liggende<br />

<strong>voor</strong>beelden zijn het meerjarenplan en het budget. Maar ook de personeelsformatie<br />

is een beleidsplan met betrekking tot het aantal en de soorten betrekkingen<br />

die de provincieraad nodig vindt om het provinciaal beleid <strong>voor</strong> te<br />

bereiden en uit te voeren. Daarnaast zijn er ook heel wat sectorale beleidsplannen.<br />

Een reglement formuleert <strong>voor</strong>schriften in abstracte en algemene zin. Het is<br />

niet gericht op een welbepaald concreet geval of een bepaald individu, maar<br />

op een groep situaties.<br />

Een reglement kan bestaan uit normatieve bepalingen (rechten en plichten<br />

van personen).<br />

Het Provinciedecreet maakt een onderscheid tussen de volgende soorten reglementen<br />

met normatieve bepalingen:<br />

- politieverordeningen, die verband houden met de handhaving van de openbare<br />

orde, rust en veiligheid (deze blijven geregeld door de federale Provinciewet);<br />

- reglementen die betrekking hebben op het provinciale beleid zoals bij<strong>voor</strong>beeld<br />

subsidiereglementen of stedenbouwkundige verordeningen;<br />

- belasting- en retributiereglementen.<br />

Reglementen kunnen ook institutionele bepalingen bevatten die betrekking<br />

hebben op de interne organisatie van de provincie. In het Provinciedecreet<br />

zijn deze aangeduid als de zogenaamde reglementen op het inwendig bestuur<br />

van de provincie.<br />

Een individuele rechtshandeling is niet van algemene strekking, maar is gericht<br />

op een concreet geval.<br />

c oVereenkomsten<br />

Een overeenkomst is een op wilsovereenstemming berustende meerzijdige<br />

rechtshandeling waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere<br />

partijen, al of niet over en weer juridisch afdwingbare verbintenissen aangaan<br />

(zie: Walter van Gerven en Sofie Covemaeker, Verbintenissenrecht, Leuven/Leusden,<br />

Acco).<br />

Naargelang wie partij is bij een overeenkomst, maken we een onderscheid<br />

tussen:<br />

- privaatrechtelijke overeenkomsten (tussen privaatrechtelijke personen);<br />

- publiekrechtelijke overeenkomsten (tussen overheden);<br />

Juridische instrumenten <strong>voor</strong> de beleidsvoering


HOOFDSTUK 2<br />

- publiek-privaatrechtelijke overeenkomsten (tussen een of meer overheden<br />

enerzijds en een of meer privaatrechtelijke personen anderzijds).<br />

Binnen de groep van publiek-privaatrechtelijke overeenkomsten tussen<br />

overheden en privaatrechtelijke personen, maken we een onderscheid tussen:<br />

- gewone overeenkomsten (waarbij de overheid zoals een particulier optreedt,<br />

zoals bij<strong>voor</strong>beeld bij een koop of een huur);<br />

- administratieve overeenkomsten (waarbij de overheid optreedt vanuit een<br />

positie van bovengeschiktheid, zoals bij<strong>voor</strong>beeld bij een overheidsopdracht<br />

of bij een concessie van openbare dienst);<br />

- beleidsovereenkomsten (waarbij de overheid in samenwerking met een<br />

particulier beleidsopties in een bepaalde sector formuleert en/of afspraken<br />

maakt <strong>voor</strong> de uitvoering van het beleid).<br />

We kunnen de overeenkomsten ook ordenen in volgende categorieën:<br />

- benoemde contracten (die gedefinieerd zijn in een wetgeving en waarop<br />

een bijzondere wettelijke regeling van toepassing is);<br />

- onbenoemde contracten (die wezenlijk verschillen van benoemde contracten<br />

en waarop slechts de algemene regels van het contractenrecht van<br />

toepassing zijn);<br />

- gemengde contracten (die elementen van verschillende benoemde contracten<br />

bevatten).<br />

Weten of de overeenkomst die je maakt al dan niet een benoemd contract is,<br />

en zo ja over welk soort overeenkomst het gaat, is van doorslaggevend belang<br />

om te weten welke wettelijke regeling van toepassing is. Om een overeenkomst<br />

te kwalificeren, moet je in eerste instantie nagaan wat het primair<br />

<strong>voor</strong>werp is van de overeenkomst: de <strong>voor</strong>naamste reden waarom partijen<br />

beslissen tot de meerzijdige rechtshandeling.<br />

In de praktijk blijkt er vaak onduidelijkheid tussen het kwalificeren van een<br />

overeenkomst als:<br />

- subsidieovereenkomst;<br />

- of overheidsopdracht;<br />

- of samenwerkingsovereenkomst.<br />

Deze kwalificatie is van groot belang. Vooreerst <strong>voor</strong> de legaliteit. Het tot<br />

stand komen en de uitvoering van een overheidsopdracht is onderworpen<br />

aan de wetgeving overheidsopdrachten. Als de verbintenis als subsidie gekwalificeerd<br />

kan worden, moet de provincie andere wetgeving naleven, namelijk<br />

de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning<br />

en op de aanwending van sommige toelagen. En op een samenwerkingsovereenkomst,<br />

die een onbenoemd contract is, zijn enkel de algemene<br />

regels van het contractenrecht van toepassing. Maar ook <strong>voor</strong> andere aspecten<br />

is het onderscheid van groot belang. Op het vlak van het verschuldigd<br />

Juridische instrumenten <strong>voor</strong> de beleidsvoering<br />

Deel VI<br />

239


Deel VI<br />

240<br />

HOOFDSTUK 2<br />

zijn van btw bij<strong>voor</strong>beeld. Of <strong>voor</strong> het correct <strong>voor</strong>zien van de middelen op<br />

het provinciale budget.<br />

De definitie van een overheidsopdracht ligt vast in de wetgeving overheidsopdrachten.<br />

Een overheidsopdracht is een contract onder bezwarende titel<br />

tussen een aanbestedende overheid enerzijds en een aannemer, leverancier<br />

of dienstverlener anderzijds, en die betrekking heeft op het verkrijgen van<br />

werken, leveringen of diensten, zoals omschreven in de wet. Zie: artikel 5<br />

van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en<br />

sommige opdrachten <strong>voor</strong> aanneming van werken, leveringen en diensten.<br />

In de toekomst is het de bedoeling dat de wet van 15 juni 2006 betreffende<br />

overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten <strong>voor</strong> werken, leveringen en<br />

diensten, de wet van 24 december 1993 vervangt. De definities zijn in de wet<br />

van 15 juni 2006 opgenomen in artikel 3.<br />

Artikel 2 van <strong>voor</strong>noemde wet van 14 november 1983 bevat volgende omschrijving<br />

van het begrip subsidie of toelage: “Onder toelage in de zin van<br />

deze wet dient te worden verstaan elke tegemoetkoming, elk <strong>voor</strong>deel of<br />

elke hulp, ongeacht de vorm of de benaming ervan, met inbegrip van de<br />

zonder interest verleende terugvorderbare <strong>voor</strong>schotten, toegekend ter bevordering<br />

van <strong>voor</strong> het algemeen belang dienstige activiteiten, maar met uitsluiting<br />

van de prijzen die aan geleerden en kunstenaars <strong>voor</strong> hun werken<br />

worden verleend”.<br />

Essentieel is dat de tegemoetkoming, het <strong>voor</strong>deel of de hulp gerechtvaardigd<br />

is door het algemeen belang. Aan de toekenning ervan worden <strong>voor</strong>waarden<br />

gekoppeld. Het doel is het tot stand brengen of beïnvloeden van<br />

activiteiten:<br />

- op initiatief en verantwoordelijkheid van een derde;<br />

- die zonder deze subsidie niet in dezelfde mate zouden uitgevoerd worden;<br />

- en die leiden tot door de overheid gewenste effecten ten <strong>voor</strong>dele van het<br />

algemeen belang, maar zonder dat er een directe tegenprestatie <strong>voor</strong> de<br />

overheid is.<br />

Een samenwerkingsovereenkomst is een contract waarbij de <strong>voor</strong>naamste<br />

verbintenissen handelen over de onderlinge afstemming en coördinatie van<br />

de inspanningen van de partijen ten <strong>voor</strong>dele van een gemeenschappelijk<br />

doel.<br />

Meer informatie over overeenkomsten met betrekking tot het patrimonium<br />

van de provincie en over provinciale overheidsopdrachten is opgenomen in<br />

aparte hoofdstukken hierna.<br />

Juridische instrumenten <strong>voor</strong> de beleidsvoering


D PArtIcIPAtIe AAn rechtsPersonen<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Er is een basisonderscheid te maken tussen het oprichten van, het deelnemen<br />

in of het vertegenwoordigd zijn in:<br />

- een andere rechtspersoon die niet belast wordt met de uitvoering van bepaalde<br />

taken van provinciaal belang;<br />

- een extern verzelfstandigd agentschap zoals <strong>voor</strong>zien in het Provinciedecreet;<br />

- een rechtspersoon zoals <strong>voor</strong>zien in een specifieke wet of decreet.<br />

Verzelfstandiging en deelname aan rechtspersonen wordt hierna behandeld<br />

in deel VIII.<br />

Juridische instrumenten <strong>voor</strong> de beleidsvoering<br />

Deel VI<br />

241


Art. 98 -101<br />

Art. 112<br />

Deel VI<br />

242<br />

Personeel<br />

HOOFDSTUK 3<br />

3 personeel<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering bepaalt de minimale <strong>voor</strong>waarden van de rechtspositieregeling<br />

(art. 112).<br />

De provincieraad stelt de rechtspositieregeling van het provinciepersoneel<br />

vast (art. 101) alsook de personeelsformatie en het organogram. Deze bevoegdheden<br />

zijn niet delegeerbaar (art. 43).<br />

De deputatie is verantwoordelijk <strong>voor</strong> de uitvoering van de rechtspositieregeling.<br />

De deputatie is hierbij expliciet verantwoordelijk <strong>voor</strong> het aanstellen<br />

en het ontslaan van het personeel, alsook <strong>voor</strong> de sanctie- en<br />

tuchtbevoegdheid. Deze bevoegdheden kunnen niet worden gedelegeerd<br />

(art. 57-58).<br />

De provinciegriffier is verantwoordelijk <strong>voor</strong> het dagelijks personeelsbeheer<br />

(art. 83).<br />

De provinciegriffier kan deze taakstelling delegeren aan het leidinggevend<br />

personeelslid (art. 88).<br />

A rechtsPosItIeregelIng ProVIncIePersoneel<br />

De vaststelling van de rechtspositieregeling alsook het vaststellen van het<br />

organogram en de personeelsformatie van het provinciepersoneel behoren<br />

tot de uitsluitende bevoegdheid van de provincieraad. De provincieraad kan<br />

deze bevoegdheden krachtens artikel 43, § 2, 4° van het Provinciedecreet<br />

niet delegeren aan de deputatie. De deputatie heeft hierbij enkel een uitvoerende<br />

taak, dit is in concreto het toepassen van de door de provincieraad<br />

vastgestelde regeling.<br />

Voor het personeel van de provinciale onderwijsinrichtingen en centra <strong>voor</strong><br />

leerlingenbegeleiding zijn de bepalingen van het Provinciedecreet slechts<br />

van toepassing onder <strong>voor</strong>behoud van bijzondere regelingen door of krachtens<br />

andere wettelijke of decretale bepalingen.<br />

De provincieraad kan in de rechtspositieregeling niet afwijken van de bijzondere<br />

regelingen die het Provinciedecreet zelf omvat <strong>voor</strong> de provinciegriffier,<br />

de financieel beheerder en de leden van het managementteam.<br />

De provincieraad dient bij de vaststelling van de rechtspositieregeling van<br />

het provinciepersoneel rekening te houden met zowel de minimale <strong>voor</strong>waarden<br />

betreffende de rechtspositieregeling vastgelegd door de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering op basis van onderhandelingen gevoerd in het Comité c tussen de<br />

werkgevers- en werknemersorganisaties alsook met de sectorale akkoorden,<br />

die eveneens na overleg worden afgesloten in dit zelfde comité. Deze<br />

sectorale akkoorden gelden <strong>voor</strong> het voltallig provinciepersoneel.


HOOFDSTUK 3<br />

In het Belgisch Staatsblad van 28 december 2007 werd het Besluit van de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering gepubliceerd houdende de minimale <strong>voor</strong>waarden <strong>voor</strong> de<br />

personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het<br />

provinciepersoneel. Het Besluit werd ondertussen aangepast, gecoördineerd<br />

en gepubliceerd in het BS van 29 januari 2009.<br />

De notie ‘minimale <strong>voor</strong>waarden’ heeft in het Besluit volgende betekenis: de<br />

minimale <strong>voor</strong>waarden vertegenwoordigen de gemeenschappelijke regels,<br />

waaraan de provincieraden zich bij de vaststelling van de personeelsformatie,<br />

de rechtspositieregeling en, eventueel, het mandaatstelsel van hun personeel,<br />

moeten houden. Het Besluit laat ruimte <strong>voor</strong> invulling, keuzes en<br />

aanvullende bepalingen, maar ook daar<strong>voor</strong> geldt dat ze geen strijdigheden<br />

met het hogervermeld Besluit mogen inhouden (uit: memorie van toelichting<br />

van het Besluit).<br />

Voor zover het arbeidsrecht of het socialezekerheidsrecht het niet verhinderen<br />

en <strong>voor</strong> zover de <strong>Vlaamse</strong> regering daartoe bevoegd is, is het personeelsbeleid<br />

gericht op een gelijkschakeling tussen het personeel in statutair<br />

dienstverband en het personeel in contractueel dienstverband, ook wat<br />

het loopbaanstelsel betreft. Artikel 101, § 3 van het Provinciedecreet heeft<br />

de materies van de rechtspositieregeling die op overeenkomstige wijze geregeld<br />

worden <strong>voor</strong> contractuele personeelsleden, vastgelegd. Het Besluit<br />

geeft daar uitvoering aan.<br />

Alhoewel de besluiten van de provincieraad omtrent de rechtspositieregeling<br />

enkel aan het algemeen bestuurlijk toezicht zijn onderworpen (zie blz. 388),<br />

volgt de toezichthoudende overheid de uitvoering van onder meer de sectorale<br />

akkoorden op binnen het bestuurlijk toezicht.<br />

a statuut<br />

1° Vaststelling<br />

Artikel 101, § 2 van het Provinciedecreet geeft aan welke elementen de<br />

rechtspositieregeling <strong>voor</strong> het personeel in statutair dienstverband ten minste<br />

moet omvatten en aldus dienen vastgelegd te worden door de provincieraad.<br />

Samengevat hebben deze betrekking op: bezoldiging; toelagen en vergoedingen;<br />

procedure aanwerving en bevordering; evaluatie; organisatie van<br />

de loopbaan; anciënniteit; arbeidsduur; onverenigbaarheden; tuchtregels en<br />

ambtsneerlegging.<br />

Ook <strong>voor</strong> het contractueel provinciepersoneel omvat, luidens artikel 101, § 3<br />

van het Provinciedecreet, de rechtspositieregeling minimum een aantal elementen.<br />

Dit houdt in dat de rechtspositieregeling <strong>voor</strong> het statutair personeel,<br />

met uitzondering van een aantal onderdelen (bijv. het tuchtstelsel) ook<br />

van toepassing is op het contractueel personeel.<br />

Personeel<br />

Deel VI<br />

Art. 101, § 3<br />

Art. 101<br />

243


Art.103-108<br />

Deel VI<br />

244<br />

Personeel<br />

HOOFDSTUK 3<br />

Op grond van artikel 101, § 2, 3° van het Provinciedecreet stelt de provincieraad<br />

aldus de <strong>voor</strong>waarden en procedures <strong>voor</strong> aanwerving en bevordering<br />

van het provinciepersoneel vast.<br />

Het is eveneens de bevoegdheid van de provincieraad om op grond van artikel<br />

101, § 2, 1° en 2° en rekening houdend met artikel 112 van het Provinciedecreet<br />

de bezoldiging en de salarisschaal van het provinciepersoneel<br />

vast te stellen, en hun toelagen en vergoedingen te bepalen.<br />

2° Uitvoering<br />

De decreetgever heeft het vaststellen van de rechtspositieregeling van het<br />

provinciepersoneel, zowel in statutair als in contractueel dienstverband,<br />

<strong>voor</strong>behouden aan de provincieraad. De deputatie heeft enkel een uitvoerende<br />

taakstelling.<br />

Bij de uitvoering van de door de provincieraad vastgestelde rechtspositieregeling<br />

kan de taak van de deputatie er onder meer in bestaan wanneer de<br />

provincieraad <strong>voor</strong> een benoeming in een vacante betrekking een examen<br />

heeft <strong>voor</strong>geschreven, het examen te organiseren, en indien de provincieraad<br />

daaromtrent niets bepaald heeft, de nodige initiatieven te nemen om de<br />

toepassing van de door de provincieraad gestelde regels mogelijk te maken.<br />

Aldus kan de deputatie de leden van de examenjury aanwijzen en hun vergoeding<br />

vaststellen, of de nadere inhoud bepalen van het door de provincieraad<br />

<strong>voor</strong>geschreven examenprogramma. De deputatie overschrijdt evenwel<br />

haar bevoegdheid indien het verlenen van een bepaalde betrekking een examen<br />

zou opleggen waar de provincieraad dit niet had <strong>voor</strong>geschreven of bekwaamheidsvereisten<br />

zou stellen <strong>voor</strong> de deelname aan het examen, die de<br />

provincieraad niet had opgelegd. Is uiteraard de provincieraad door dergelijke<br />

<strong>voor</strong>waarden van de deputatie niet gebonden, dan gaat de raad zelf zijn<br />

bevoegdheid te buiten indien hij op grond van de door de deputatie gestelde<br />

bekwaamheidsvereisten een personeelslid benoemt of bij de benoeming rekening<br />

houdt met de uitslag van een door de deputatie onrechtmatig ingericht<br />

examen.<br />

Het hoort eveneens tot de uitvoeringsbevoegdheid van de deputatie, op<br />

grond van de door de provincieraad aangenomen bezoldigingsregeling, het<br />

individuele salaris van de personeelsleden te bepalen of <strong>voor</strong> de uitbetaling<br />

van de wedde een aantal <strong>praktisch</strong>e regelen vast te stellen.<br />

b Deontologische code<br />

Artikel 108 van het Provinciedecreet stelt uitdrukkelijk dat de provincieraad<br />

een deontologische code vaststelt <strong>voor</strong> het provinciepersoneel. Deze code<br />

moet in de eerste plaats een aantal deontologische rechten en plichten zo-


HOOFDSTUK 3<br />

als het spreekrecht, het recht op vorming en informatie of het niet aannemen<br />

van giften of beloningen die ingeschreven zijn in de artikelen 103 tot en<br />

met 107 van het Provinciedecreet concretiseren. Daarnaast kan de provincieraad<br />

in deze deontologische code ook aanvullende rechten en verplichtingen<br />

opnemen.<br />

Het uitgangspunt van de deontologische code is dat personeelsleden hun<br />

ambt op een loyale en correcte wijze uitoefenen en dat zij zich op een actieve<br />

en constructieve wijze inzetten <strong>voor</strong> de realisatie van de opdracht en de<br />

doelstellingen van de provincie. Daarbij dienen zij de persoonlijke waardigheid<br />

van iedereen te respecteren.<br />

B PersoneelsformAtIe<br />

Op grond van artikel 99 van het Provinciedecreet bepaalt de provincieraad<br />

de personeelsformatie.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering heeft de verplichting om de uitvoering te schorsen van<br />

de besluiten tot vaststelling of wijziging van de personeelsformaties als die<br />

werden aangenomen zonder dat de financiële haalbaarheid in het meerjarenplan<br />

wordt aangetoond (zie blz. 388).<br />

Deze personeelsformatie bevat de opsomming van het aantal en de soorten<br />

betrekkingen. In <strong>voor</strong>komend geval maakt ze een duidelijk onderscheid tussen<br />

het statutair en contractueel personeel dat in provinciale diensten is tewerkgesteld<br />

en het kabinets- en fractiepersoneel.<br />

De personeelsformatie heeft de waarde van een plan op het operationeel<br />

niveau. Ze stelt de ‘personele middelen’ vast <strong>voor</strong> de uitvoering van het beleid<br />

zoals het op dat ogenblik uitgetekend en bekend is. De personeelsformatie<br />

is bovendien een veranderlijk beheersinstrument. Ze wordt bijgestuurd<br />

naarmate de opvattingen over de dienstverlening evolueren en het<br />

werkvolume of de werkprocessen veranderen. De grenzen van de personeelsformatie<br />

worden aangegeven door de betaalbaarheid.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering heeft in haar Besluit inzake de rechtspositieregeling<br />

de minimale <strong>voor</strong>waarden vastgesteld m.b.t. de personeelsformatie (art. 3<br />

t.e.m. art. 7).<br />

Het personeel van de provincie bestaat uit personeelsleden in statutair<br />

dienstverband.<br />

Artikel 100, § 2 <strong>voor</strong>ziet ook in de mogelijkheid om in deze personeelsformatie<br />

betrekkingen te <strong>voor</strong>zien in contractueel dienstverband. Deze bepaling<br />

geeft uitdrukkelijk aan wanneer dit mogelijk is, bijv. om te <strong>voor</strong>zien in personeelsbehoeften<br />

<strong>voor</strong> activiteiten die door een andere overheid gesubsidieerd<br />

worden, of <strong>voor</strong> de uitvoering van taken die een bijzondere expertise vereisen.<br />

Personeel<br />

Deel VI<br />

Art. 99<br />

Art. 172, § 1<br />

Art. 100, § 1<br />

Art. 100,<br />

§§ 2, 3<br />

245


Art. 83<br />

Art. 88<br />

Deel VI<br />

246<br />

Personeel<br />

HOOFDSTUK 3<br />

Anderzijds kan de provincie, binnen de grenzen bepaald door de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

ook contractueel personeel in dienst nemen om te <strong>voor</strong>zien in de personeelsbehoeften<br />

van het kabinet van de provinciegouverneur en de gedeputeerden<br />

enerzijds, en anderzijds <strong>voor</strong> de personeelsbehoeften van de fracties<br />

in de provincieraad. Zie hier<strong>voor</strong> het Besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering tot vaststelling<br />

van de regels inzake de aanwerving en terbeschikkingstelling van het<br />

kabinets- en fractiepersoneel in provinciebesturen van 12 januari 2007.<br />

c PersoneelsBeheer<br />

Zoals hoger gesteld, worden de rechtspositieregeling, de personeelsformatie<br />

en het organogram van het personeel vastgesteld door de provincieraad.<br />

De deputatie is verantwoordelijk <strong>voor</strong> de uitvoering ervan.<br />

Artikel 83 van het Provinciedecreet wijst het “dagelijks personeelsbeheer”<br />

toe aan de provinciegriffier of, in <strong>voor</strong>komend geval, aan het hoofd van het<br />

intern verzelfstandigd agentschap. De provinciegriffier bepaalt echter niet<br />

zelf wat moet worden verstaan onder dagelijks personeelsbeheer. Dat is een<br />

bevoegdheid die de provincieraad toekomt. Deze bevoegdheid kan ook niet<br />

krachtens art. 43, § 2, 24° worden gedelegeerd aan de deputatie.<br />

“Onder het begrip ‘dagelijks personeelsbeheer’ worden allerlei vormen van<br />

individueel personeelsbeheer verstaan, zoals allerlei aanvragen <strong>voor</strong> verlof,<br />

disponibiliteit, loopbaanonderbreking e.d., individuele toepassingen van de<br />

bepalingen m.b.t. vorming en evaluatie e.d., bepalingen die rechtstreeks<br />

<strong>voor</strong>tvloeien uit en de toepassing zijn van het personeelsstatuut dat elke<br />

provincie heeft.<br />

De provinciegriffier kan de uitoefening van het dagelijks personeelsbeheer<br />

toevertrouwen aan de leidinggevende personeelsleden van wie de functies<br />

zijn aangegeven in het organogram.<br />

D BIjzonDere AAnDAchtsPunten rechtsPosItIeregelIng<br />

In art. 101, § 2 wordt aangegeven wat de minimale rechtstregeling <strong>voor</strong> het<br />

personeel dient in te houden. Hierna worden op basis van de betrokkenheid<br />

van de provinciemandatarissen in de provincieraad of de deputatie de belangrijkste<br />

aandachtspunten op een rijtje gezet.<br />

a De aanstelling<br />

1° Principe<br />

Ongeacht hun functie en ongeacht hun statuut, zowel het vastbenoemde als<br />

het stagedoend, of contractueel personeelslid en de gesubsidieerde con-


HOOFDSTUK 3<br />

tractuele (GESCO), behoort het krachtens artikel 102 van het Provinciedecreet<br />

in principe tot de bevoegdheid van de deputatie om de leden van het<br />

provinciepersoneel, d.w.z. eenieder die van de provincie een regelmatige<br />

bezoldiging ontvangt, aan te stellen.<br />

Deze principiële benoemingsbevoegdheid van de deputatie leidt alleen tot<br />

een uitzondering wanneer die bevoegdheid door of krachtens de wet of het<br />

decreet is opgedragen aan de provincieraad.<br />

De principiële benoemingsbevoegdheid van de deputatie impliceert echter<br />

niet dat de deputatie tevens zou vermogen <strong>voor</strong> de desbetreffende ambten<br />

de benoemings<strong>voor</strong>waarden vast te stellen of deze door de provincieraad<br />

vastgesteld op te heffen, te wijzigen of aan te vullen. Dit is uitsluitend de<br />

bevoegdheid van de provincieraad op basis van art. 43 van het Provinciedecreet.<br />

2° Uitzonderingen<br />

- Aanstellende overheid provincieraad<br />

In de eerste plaats bepaalt het Provinciedecreet zelf dat de provincieraad<br />

uitsluitend bevoegd is <strong>voor</strong> de aanstelling van de provinciegriffier, de financieel<br />

beheerder en de ombudsman (art. 43, § 2, 7° en art. 80) (zie ook<br />

blz. 218 en 222). De provincieraad kan deze bevoegdheid niet delegeren aan<br />

de deputatie. De provincieraad is tevens aanstellende overheid <strong>voor</strong> de andere<br />

leden van het managementteam (art. 92) maar die bevoegdheid kan de<br />

provincieraad delegeren aan de deputatie (art. 43, § 1). De deputatie kan die<br />

bevoegdheid niet verder delegeren aan de provinciegriffier (art. 58, tweede<br />

lid).<br />

Wel is luidens artikel 78, § 2 van het Provinciedecreet de deputatie bevoegd<br />

om in spoedeisende gevallen een waarnemend provinciegriffier of een waarnemend<br />

financieel beheerder aan te stellen; deze aanstelling dient de provincieraad<br />

evenwel in zijn eerstvolgende vergadering te bekrachtigen.<br />

- Delegatie aan provinciegriffier<br />

Vermelde principiële bevoegdheid van de deputatie leidt in de tweede plaats<br />

tot een uitzondering wanneer de deputatie zelf, op grond van artikel 102,<br />

tweede lid van het Provinciedecreet, zijn bevoegdheid heeft gedelegeerd aan<br />

de provinciegriffier. Deze laatste kan zijn gedelegeerde bevoegdheid niet delegeren<br />

aan andere personeelsleden van de provincie.<br />

Uiteraard is dergelijke delegatie uitgesloten <strong>voor</strong> de aanstelling van hogervermelde<br />

personeelsleden waar<strong>voor</strong> de provincieraad bevoegd is.<br />

Personeel<br />

Deel VI<br />

247


Deel VI<br />

248<br />

Personeel<br />

HOOFDSTUK 3<br />

b het mandaatstelsel<br />

Het mandaatstelsel houdt in dat een personeelslid <strong>voor</strong> een <strong>voor</strong>af bepaalde<br />

periode belast wordt met de uitoefening van een bepaalde functie.<br />

Er zijn twee soorten functies die bij mandaat vervuld kunnen worden:<br />

- de functies van provinciegriffier en financieel beheerder. De mandaatfunctie<br />

mag hierbij nooit korter zijn dan zeven jaar;<br />

- functies in statutaire betrekkingen van niveau A of niveau B. Voor deze<br />

functies mag de mandaatfunctie nooit korter zijn dan vijf jaar.<br />

De provincieraad stelt in de rechtspositieregeling de lijst vast van de functies<br />

die bij mandaat kunnen worden vervuld of die bij mandaat worden vervuld.<br />

Alleen een vacante functie kan bij mandaat vervuld worden.<br />

De provincieraad bepaalt of het mandaat na afloop van de mandaatperiode<br />

al dan niet verlengbaar is en stelt de duur van de verlenging vast.<br />

c het salaris<br />

De provincieraad stelt het jaarsalaris van het personeel vast in salarisschalen,<br />

die bestaan uit:<br />

1° een minimumsalaris;<br />

2° de salaristrappen, die het resultaat zijn van de periodieke verhogingen;<br />

3° een maximumsalaris.<br />

Elke salarisschaal wordt aangeduid met één van de letters A, B, C, D, E.<br />

De salarisschaal van de provinciegriffier is de hoogste salarisschaal binnen<br />

de provinciale organisatie.<br />

Het personeelslid wordt bezoldigd in de salarisschaal die verbonden is aan<br />

zijn niveau en graad.<br />

Het personeelslid ontvangt het salaris dat overeenstemt met zijn geldelijke<br />

anciënniteit. De geldelijke anciënniteit bestaat uit het aantal dienstjaren dat<br />

in aanmerking wordt genomen <strong>voor</strong> de berekening van het salaris.<br />

Het hoofd van het personeel, zijnde de provinciegriffier, stelt het individuele<br />

jaarsalaris van de personeelsleden vast.<br />

De provincieraad kan bepalen in welke mate de beroepservaring in de privésector<br />

of als zelfstandige in aanmerking wordt genomen, op <strong>voor</strong>waarde dat<br />

die beroepservaring relevant is <strong>voor</strong> de uitoefening van de functie.<br />

d De jaarlijkse vakantiedagen<br />

Het personeelslid heeft jaarlijks recht op een door de provincieraad te bepalen<br />

aantal werkdagen betaalde vakantie. Het aantal dagen vakantie mag


HOOFDSTUK 3<br />

<strong>voor</strong> een volledig arbeidsjaar niet minder bedragen dan dertig werkdagen en<br />

niet meer dan vijfendertig werkdagen.<br />

De vakantiedagen worden genomen naar keuze van het personeelslid, met<br />

inachtneming van de behoeften van de dienst. De provincieraad kan hierover<br />

nadere regels uitwerken.<br />

Elke periode met recht op salaris geeft recht op jaarlijkse vakantiedagen,<br />

rekening houdend met de prestatieregeling. De provincieraad kan bepalen<br />

dat periodes met recht op een uitkering in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering<br />

of een wachtgeld eveneens recht geven op jaarlijkse vakantiedagen.<br />

Als een personeelslid in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn functie<br />

definitief neerlegt, worden zijn vakantiedagen in evenredige mate verminderd.<br />

e De feestdagen<br />

Het personeelslid heeft betaalde vakantie op de volgende feestdagen: 1 januari,<br />

paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag, 11 juli,<br />

21 juli, 15 augustus, 1 november, 11 november en 25 december. Die lijst<br />

wordt aangevuld met drie extra feestdagen, naar keuze van het bestuur.<br />

De provincieraad bepaalt de wijze waarop de hogervermelde vrije dagen die<br />

samenvallen met een zaterdag of zondag, zullen worden vervangen door<br />

andere dagen.<br />

f het omstandigheidsverlof<br />

Het personeelslid heeft eveneens recht op omstandigheidsverlof naar aanleiding<br />

van bepaalde gebeurtenissen, zoals huwelijk (4 werkdagen), bevalling<br />

van de echtgenote (10 dagen) en overlijden van partner of kind (4 werkdagen).<br />

De provincieraad bepaalt de nadere algemene regels <strong>voor</strong> het indienen van<br />

de aanvragen en het toekennen van het verlof.<br />

g tucht<br />

1° Toepassing<br />

Op basis van artikel 114 van het Provinciedecreet is de tuchtregeling van<br />

toepassing op het provinciepersoneel in statutair dienstverband.<br />

De tuchtregeling is aldus niet van toepassing op de personeelsleden die op<br />

grond van art. 100, § 2 in contractueel dienstverband aangeworven zijn,<br />

m.a.w. die onder het stelsel van de wet van 3 juli 1978 betreffende de ar-<br />

Personeel<br />

Deel VI<br />

249


Deel VI<br />

250<br />

Personeel<br />

HOOFDSTUK 3<br />

beidsovereenkomsten vallen. Deze personeelsleden kunnen uiteraard wel<br />

ontslagen worden op grond van de bepalingen van de arbeidswetgeving en<br />

van hun arbeidsovereenkomst.<br />

2° Tuchtoverheid<br />

Krachtens artikel 119 van het Provinciedecreet kan als algemene regel gesteld<br />

worden dat de aanstellende overheid optreedt als tuchtoverheid.<br />

- Provinciegriffier, financieel beheerder en andere leden van het managementteam<br />

Op grond van de artikelen 43, § 2, 7°, 80, 92 en 119 van het Provinciedecreet<br />

komt de uitoefening van de tuchtrechtelijke bevoegdheid t.o.v. de provinciegriffier<br />

of financieel beheerder uitsluitend toe aan de provincieraad. Ook<br />

<strong>voor</strong> de andere leden van het managementteam treedt de provincieraad op<br />

als tuchtoverheid (art. 92).<br />

Het komt aan de deputatie niet toe deze ambtenaren enige tuchtstraf op te<br />

leggen. Dit neemt uiteraard niet weg dat de deputatie de provincieraad kan<br />

<strong>voor</strong>stellen aan vermelde personeelsleden een tuchtstraf op te leggen en<br />

kan <strong>voor</strong>stellen dergelijk punt op de dagorde van de provincieraad in te<br />

schrijven. Deze bevoegdheid van de deputatie verhindert echter niet dat ook<br />

provincieraadsleden tegen deze ambtenaren een <strong>voor</strong>stel tot tuchtmaatregel<br />

op de agenda van de provincieraad kunnen laten inschrijven.<br />

Op grond van <strong>voor</strong>melde bepalingen is eveneens uitsluitend de provincieraad<br />

bevoegd om de provinciegriffier en de financieel beheerder preventief te<br />

schorsen.<br />

Artikel 119, derde lid van het Provinciedecreet geeft de provincieraad evenwel<br />

de mogelijkheid zijn tuchtbevoegdheid te laten uitoefenen door een<br />

tuchtcommissie, opgericht binnen de provincieraad. Voor de samenstelling<br />

van deze tuchtcommissie gelden dezelfde regels als <strong>voor</strong> de samenstelling<br />

van de provincieraadscommissies (zie art. 39 Provinciedecreet).<br />

- Administratief en technisch personeel<br />

Op grond van de artikelen 102 en 119, tweede lid van het Provinciedecreet<br />

kan de deputatie of in <strong>voor</strong>komend geval de provinciegriffier deze personeelsleden<br />

de tuchtstraffen opleggen.<br />

De provinciegriffier treedt op als tuchtoverheid <strong>voor</strong> die personeelsleden<br />

waarvan overeenkomstig artikel 102, tweede lid van het Provinciedecreet de<br />

deputatie hem de bevoegdheid tot aanstelling heeft gedelegeerd. Dit betekent<br />

dus dat de provinciegriffier als tuchtoverheid optreedt <strong>voor</strong> personeelsleden<br />

die hij op grond van die delegatie heeft aangesteld, of waar<strong>voor</strong> hij op


HOOFDSTUK 3<br />

het ogenblik van het instellen van de tuchtprocedure delegatie heeft, zelfs<br />

als die personeelsleden vroeger door de deputatie zijn aangesteld.<br />

Deze bevoegdheidstoewijzing aan de deputatie of provinciegriffier impliceert<br />

tevens dat de provincieraad niet kan optreden in de plaats van de deputatie<br />

of de provinciegriffier, bij stilzitten van deze laatste of andersom. De provincieraad<br />

kan dus niet, wanneer hij overtuigd is dat een door de deputatie of<br />

provinciegriffier genomen tuchtmaatregel hetzij te licht, hetzij te zwaar is in<br />

verhouding tot het gepleegde tuchtrechtelijk vergrijp, zijn beslissing in de<br />

plaats stellen van deze van de deputatie of de provinciegriffier en bijgevolg<br />

de betrokken ambtenaar een lichtere of zwaardere dan de aanvankelijk door<br />

de deputatie of de provinciegriffier uitgesproken tuchtstraf opleggen. De<br />

provincieraad kan evenmin op zijn beurt een ambtenaar aan wie reeds <strong>voor</strong><br />

een bepaald tuchtrechtelijk feit door de deputatie of de provinciegriffier een<br />

tuchtstraf was opgelegd, een tuchtstraf opleggen, m.a.w. zijn tuchtstraf cumuleren<br />

met deze van de deputatie of provinciegriffier kan niet.<br />

Vermelde organen, de deputatie en provinciegriffier, zijn ook bevoegd om de<br />

personeelsleden bij wijze van ordemaatregel een preventieve schorsing op<br />

te leggen.<br />

3° Tuchtstraffen<br />

Artikel 116 van het Provinciedecreet stelt <strong>voor</strong> het provinciepersoneel limitatief<br />

de volgende tuchtstraffen vast: de blaam, de inhouding van salaris, de<br />

schorsing, het ontslag van ambtswege en de afzetting.<br />

Deze tuchtstraffen kunnen, luidens artikel 115 van het Provinciedecreet,<br />

aan de statutaire personeelsleden enkel worden opgelegd wegens tekortkomingen<br />

in hun beroepsplicht, handelingen die de waardigheid van het<br />

ambt in het gedrang brengen of inbreuk op de rechtspositieregeling.<br />

De inhouding van salaris mag zes maanden salaris niet overschrijden en<br />

ook niet meer bedragen dan twintig procent van het jaarlijks brutosalaris<br />

(art. 117, § 1) terwijl de schorsing die <strong>voor</strong> ten hoogste zes maanden kan<br />

uitgesproken worden zolang zij duurt verlies van salaris tot gevolg heeft<br />

(art. 118, § 1). In beide gevallen garandeert de provincie, luidens respectievelijk<br />

artikel 117, § 2 en 118, § 2, een nettosalaris dat gelijk is aan het leefloon.<br />

Een beslissing waarbij een provincieoverheid een andere tuchtstraf oplegt<br />

dan één van de vermelde tuchtstraffen is derhalve met machtsoverschrijding<br />

genomen en vatbaar <strong>voor</strong> vernietiging door de toezichthoudende overheid of<br />

de Raad van State.<br />

Daarnaast kunnen personeelsleden op basis van de artikelen 127 en volgende<br />

van het Provinciedecreet bij wijze van ordemaatregel ook preventief<br />

Personeel<br />

Deel VI<br />

251


Art. 111<br />

Deel VI<br />

252<br />

Personeel<br />

HOOFDSTUK 3<br />

geschorst worden wanneer zij strafrechtelijk of tuchtrechtelijk vervolgd worden<br />

en hun aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst.<br />

Deze preventieve schorsing kan ten hoogste worden uitgesproken <strong>voor</strong> een<br />

termijn van vier maanden; bij strafrechtelijke vervolging kan de preventieve<br />

schorsing wel verlengd worden met periodes van ten hoogste vier maanden<br />

en dit zolang de strafprocedure duurt.<br />

De preventieve schorsing kan gepaard gaan met inhouding van salaris. De<br />

inhouding van salaris mag evenwel niet meer dan de helft ervan bedragen.<br />

De provincie garandeert steeds een nettosalaris dat gelijk is aan het bedrag<br />

van het leefloon.<br />

De tuchtprocedure wordt verder geregeld in het besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

van 15 december 2006 houdende de vaststelling van de tuchtprocedure<br />

<strong>voor</strong> het statutaire provinciepersoneel in uitvoering van art. 125, 132 en<br />

139 van het Provinciedecreet.<br />

4° Beroepsmogelijkheid<br />

Het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet in artikel 133 en volgende in een beroepsmogelijkheid<br />

tegen vermelde tuchtstraffen, alsook tegen een preventieve schorsing,<br />

bij de door de <strong>Vlaamse</strong> regering opgerichte Beroepscommissie <strong>voor</strong><br />

tuchtzaken.<br />

Deze Beroepscommissie is een bestuurlijk orgaan, en dus geen administratief<br />

rechtscollege. Zij beschikt over een hervormingsrecht. De Beroepscommissie<br />

neemt dus een nieuwe beslissing die in plaats komt van de beslissing<br />

van de provinciale overheid, en kan in <strong>voor</strong>komend geval de tuchtstraf<br />

verminderen of verzwaren.<br />

Het personeelslid moet het beroep instellen binnen de dertig dagen na ontvangst<br />

van de beslissing van de tuchtoverheid. Behalve bij preventieve schorsing<br />

is het beroep opschortend.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering bepaalt de nadere procedureregels in haar uitvoeringsbesluit<br />

van 15 december 2006.<br />

h evaluatie<br />

De regels m.b.t. de evaluatie van het provinciepersoneel worden vastgelegd<br />

door de provincieraad in de rechtspositieregeling.<br />

Op grond van artikel 111 van het Provinciedecreet gebeurt de evaluatie van<br />

de personeelsleden op ambtelijk niveau.<br />

Er zijn daarbij drie uitzonderingen vast te stellen.<br />

- De provinciegriffier, de financieel beheerder en de ombudsman worden<br />

geëvalueerd door een bijzondere provincieraadscommissie, <strong>voor</strong>gezeten<br />

door de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad. Voor de provinciegriffier en de financieel<br />

beheerder gebeurt deze evaluatie op basis van een <strong>voor</strong>bereidend


HOOFDSTUK 3<br />

rapport opgesteld door een externe commissie en op basis van een verslag<br />

van de deputatie. Voor de ombudsman zijn dit extern rapport en verslag<br />

niet vereist. De regels <strong>voor</strong> de evaluatie houden rekening met de specificiteit<br />

en uiteraard met de decretale taakstelling van de functiehouders.<br />

- Voor de gesubsidieerde personeelsleden van de gesubsidieerde onderwijsinstellingen<br />

en centra <strong>voor</strong> leerlingenbegeleiding geldt een specifieke regeling<br />

inzake evaluatie die is opgenomen in het eerder geciteerde Decreet<br />

Rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs (27 maart 1991),<br />

i.c. art. 47.<br />

- Bepaalde personen met een korte tewerkstellingsduur kunnen van de toepassing<br />

van de evaluatie uitgezonderd worden: jobstudenten en vervangers<br />

<strong>voor</strong> een korte periode.<br />

1° Procedure<br />

De personeelsleden zijn tijdens hun loopbaan onderworpen aan de evaluatie,<br />

vermeld in artikel 109 van het Provinciedecreet.<br />

Met de evaluatieprocedure beoogt men een oordeel te vellen over de manier<br />

waarop het personeelslid functioneert.<br />

De personeelsleden worden geïnformeerd over alle aspecten van het evaluatiestelsel<br />

en over de evaluatiecriteria die op hen van toepassing zijn. De<br />

personeelsleden krijgen tussentijds feedback over hun manier van functioneren.<br />

De provincieraad bepaalt de werkwijze <strong>voor</strong> die feedback. De provincieraad<br />

stelt de duur van de evaluatieperiodes vast. Die is ten minste een<br />

jaar en ten hoogste twee jaar.<br />

Het personeelslid wordt geëvalueerd door ten minste één leidinggevende die<br />

bij <strong>voor</strong>keur de rechtstreekse leidinggevende is.<br />

De provincieraad bepaalt aan welke <strong>voor</strong>waarden een evaluator moet voldoen<br />

om te kunnen evalueren. De provincieraad regelt de samenwerking<br />

tussen de evaluatoren als er meer dan één evaluator is.<br />

2° Gevolgen<br />

Het evaluatieresultaat is gunstig of ongunstig.<br />

De provincieraad kan het evaluatieresultaat gunstig verder opdelen in positieve<br />

evaluatieresultaten en het evaluatieresultaat ongunstig verder opdelen<br />

in negatieve evaluatieresultaten.<br />

Mogelijke andere gevolgen aan positieve zijde zijn: de versnelling van de<br />

functionele loopbaan, waarbij de schaalanciënniteit verhoogd wordt met een<br />

bepaalde duur; loopbaanfaciliteiten, bij<strong>voor</strong>beeld een opleiding op kosten<br />

van het bestuur; een functioneringstoelage of een managementtoelage.<br />

Mogelijke andere gevolgen aan negatieve zijde zijn: de vertraging van de<br />

functionele loopbaan door een blokkering <strong>voor</strong> een <strong>voor</strong>af vastgestelde duur<br />

Personeel<br />

Deel VI<br />

Art. 109<br />

253


Art. 110<br />

Deel VI<br />

254<br />

Personeel<br />

HOOFDSTUK 3<br />

van de schaalanciënniteit; een blokkering van de eerstvolgende periodieke<br />

salarisverhoging <strong>voor</strong> een beperkte tijd; de herplaatsing; het ontslag.<br />

De provincieraden bepalen zelf welke visie ze hanteren omtrent de evaluatie<br />

en welke evaluatiecultuur ze tot stand willen brengen binnen hun organisatie.<br />

Een ontslag is geen automatisme. De opname ervan in de eigen rechtspositieregeling<br />

is een keuze van de provincieraad. De plaatselijke regeling kan<br />

naast het ontslag ook het alternatief van herplaatsing bevatten.<br />

De herplaatsing biedt dan de mogelijkheid om aan het personeelslid een<br />

nieuwe kans te geven.<br />

Uiteraard is het ontslag een ultieme maatregel waarnaar de overheid slechts<br />

grijpt als ook intensievere functioneringsbegeleiding mislukt. Het Provinciedecreet<br />

(art. 110) bepaalt bovendien dat, <strong>voor</strong> het zover komt, de provinciegriffier<br />

in <strong>voor</strong>komend geval ‘naar aanleiding van de evaluatie’ de passende<br />

maatregelen neemt met het oog op het verbeteren van de wijze waarop het<br />

personeelslid functioneert.<br />

Er is dus altijd eerst een begeleidings- en opvolgingsfase van ten minste<br />

zes maanden na de kennisgeving van het ongunstige evaluatieresultaat om<br />

zijn prestaties te verbeteren of disfuncties weg te werken. Het ligt <strong>voor</strong> de<br />

hand dat het personeelslid tijdens die periode degelijk begeleid wordt en dat<br />

er duidelijke afspraken met het personeelslid gemaakt worden over de wijze<br />

van functioneren. Na die periode wordt het personeelslid opnieuw geëvalueerd.<br />

Pas als uit die evaluatie blijkt dat de prestaties van het personeelslid<br />

manifest ontoereikend blijven, kan het ontslagen worden als het ontslag ten<br />

minste <strong>voor</strong>zien is in de rechtspositieregeling van het provinciebestuur.<br />

3° Het beroep<br />

De provincieraad stelt een beroepsinstantie vast waarbij het personeelslid<br />

beroep kan aantekenen. Het personeelslid kan beroep aantekenen tegen<br />

zowel een ongunstige evaluatie als tegen een positieve evaluatie wanneer<br />

het personeelslid de evaluatie niet positief genoeg vindt.<br />

De provincieraad bepaalt de samenstelling van de beroepsinstantie. Leden<br />

van de provincieraad en van het uitvoerend orgaan van het bestuur, evenals<br />

de evaluator van het personeelslid dat beroep aantekent, mogen er geen<br />

deel van uitmaken.<br />

De beroepsinstantie onderzoekt het beroep en hoort de evaluator en het<br />

personeelslid.<br />

Het onderzoek resulteert in een gemotiveerd advies aan het hoofd van het<br />

personeel tot bevestiging of tot aanpassing van de evaluatie en het evaluatieresultaat.<br />

Het hoofd van het personeel beslist op basis van het advies of<br />

hij de bestaande evaluatie en het evaluatieresultaat bevestigt of aanpast. Hij<br />

brengt het personeelslid, de evaluator en de beroepsinstantie van zijn beslissing<br />

op de hoogte.


4 FinAncieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

De regels betreffende het financieel beheer van de provincie zijn <strong>voor</strong>namelijk<br />

opgenomen in ‘Titel IV Planning en financieel beheer’ van het Provinciedecreet.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering moet nog één of meerdere besluiten<br />

uitwerken <strong>voor</strong> de verdere uitvoering van deze titel.<br />

In een overgangsfase, waarin slechts een (groot) gedeelte van het Provinciedecreet<br />

in werking is (waaronder diverse artikels van Titel IV), zijn de budgettaire,<br />

financiële en boekhoudkundige regels betreffende de provincies<br />

eveneens nog vervat in de Provinciewet en het koninklijk besluit van 2 juni<br />

1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding (gewijzigd<br />

wat de datum van inwerkingtreding van sommige artikelen betrof<br />

door het koninklijk besluit van 9 oktober 2001).<br />

Het Provinciedecreet vernieuwt het financieel instrumentarium van de provincies<br />

grondig. Het decreet kiest voluit <strong>voor</strong> een strategische planning, responsabiliseert<br />

het management via de introductie van het budgethouderschap<br />

en legt een intern controlesysteem op aangevuld met een externe<br />

audit. Het financieel beheer is door het Provinciedecreet toegekend aan de<br />

deputatie, onverminderd echter de bevoegdheden van de provincieraad die<br />

onder meer het meerjarenplan, het budget en de jaarrekening vaststelt. De<br />

provinciegriffier staat, in overleg met het managementteam, in <strong>voor</strong> het<br />

<strong>voor</strong>ontwerp van onder andere de strategische nota van het meerjarenplan<br />

en de beleidsnota van het budget. De financieel beheerder zorgt, ook weer<br />

in overleg met het managementteam, <strong>voor</strong> de financiële nota’s van deze documenten.<br />

Hij voert eveneens de boekhouding en maakt de jaarrekening op.<br />

Het is de bedoeling dat er over enkele jaren een volledig vernieuwd financieel<br />

systeem ingevoerd wordt dat gemeenschappelijk is <strong>voor</strong> de provincies,<br />

de gemeenten en de OCMW’s. De streefdatum <strong>voor</strong> de veralgemeende invoering<br />

is momenteel 1 januari 2014. Dit moet, samen met een aangepaste<br />

externe audit, het sluitstuk worden van de vernieuwde beleids- en beheerscyclus,<br />

opgebouwd op basis van doelstellingen en actieplannen.<br />

In afwachting blijven de provincies werken met de nieuwe provinciale boekhouding,<br />

die een samenvoeging is van een opgefriste budgettaire boekhouding<br />

en een algemene boekhouding. De jaarrekening, bestaande uit een begrotingsrekening,<br />

een balans en een resultatenrekening biedt de provincies<br />

intussen niet enkel informatie over de kasontvangsten en de kasuitgaven<br />

maar evenzeer over de evolutie van het patrimonium, het eigen vermogen<br />

en de schulden. Het nieuw financieel stelsel dat de <strong>Vlaamse</strong> regering, op<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

255


Art. 142<br />

Art. 143<br />

Deel VI<br />

256<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

basis van het Provinciedecreet, verder zal uitwerken, zou de provinciebesturen<br />

moeten toelaten om in de toekomst een volwaardig financieel management<br />

te voeren en om de boekhouding op te waarderen tot een beheers- en<br />

beleidsinstrument. Duidelijke beleidsrapporten zouden meer efficiëntie en<br />

effectiviteit moeten toelaten. Dit neemt niet weg dat de provinciebesturen nu<br />

reeds nieuwe managementtechnieken kunnen aanwenden, zoals onder meer<br />

liquiditeitsplanning, kostprijsberekening of investeringsanalyse.<br />

A strAtegIsche meerjArenPlAnnIng<br />

Het Provinciedecreet kiest voluit <strong>voor</strong> een strategische meerjarenplanning.<br />

Het meerjarenplan bestaat uit een strategische en een financiële<br />

nota.<br />

In tegenstelling tot de vroegere praktijk bij veel (intermediaire en lokale)<br />

openbare besturen vertrekt de financiële cyclus uitdrukkelijk niet vanuit het<br />

jaarlijkse budget maar vanuit het meerjarenplan. Dat moet men opstellen bij<br />

het begin van de legislatuur en moet men jaarlijks actualiseren. Het meerjarenplan<br />

loopt van het tweede jaar dat volgt op de provincieraadsverkiezingen<br />

tot en met het jaar na de daaropvolgende provincieraadsverkiezingen.<br />

De strategische nota bevat de beleidsdoelstellingen en –opties, de financiële<br />

nota verduidelijkt hoe men het financiële evenwicht handhaaft en geeft de<br />

financiële consequenties van de beleidsopties weer. Het meerjarenplan moet<br />

inzicht bieden in het <strong>voor</strong>genomen beleid, de beoogde doelstellingen en de<br />

financiële gevolgen hiervan. Het ontwerp van meerjarenplan wordt op zijn<br />

minst 14 dagen <strong>voor</strong> de provincieraadszitting waarop het in openbare zitting<br />

wordt besproken aan de raadsleden bezorgd.<br />

In de overgangsperiode (tot 2013?) werken de provincies met een algemeen<br />

beleidsprogramma dat minstens de belangrijkste beleidsplannen bevat (art.<br />

66, § 2bis Provinciewet) en met een financieel meerjarenplan, dat verplicht<br />

is door art. 16 van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van het<br />

administratief toezicht op de provincies in het Vlaams Gewest. Deze documenten<br />

vormen <strong>voor</strong>lopig, mutatis mutandis, de strategische en financiële<br />

nota van het meerjarenplan.<br />

Na inwerkingtreding van art. 143 past de provincieraad, indien nodig, jaarlijks<br />

het meerjarenplan aan. Deze aanpassing gebeurt <strong>voor</strong> de beraadslaging<br />

over het budget <strong>voor</strong> het volgende financiële boekjaar. De aanpassing in<br />

het laatste jaar van de legislatuur is facultatief.


B ProVIncIeBuDget<br />

a Begripsbepaling<br />

1° Beleidsnota en financiële nota<br />

HOOFDSTUK 4<br />

De provincie maakt jaarlijks een budget op, bestaande uit een beleidsnota<br />

en een financiële nota.<br />

De beleidsnota concretiseert de (strategische) beleidsdoelstellingen uit het<br />

meerjarenplan aan de hand van de kortetermijndoelstellingen die men in<br />

het betrokken jaar wil realiseren. Het provinciebestuur moet m.a.w. aangeven<br />

welke resultaten men met welke middelen wil bereiken.<br />

De financiële nota is de financiële vertaling van de beleidsnota en bevat<br />

minstens financiële plannen van de exploitatie (exploitatiebudget), van de<br />

geldstromen (liquiditeitenbudget) en van de investeringen, hun financiering<br />

en effect op de exploitatie (investeringsbudget). In een uitvoeringsbesluit zal<br />

dit geconcretiseerd en eventueel verder aangevuld worden.<br />

In een overgangsperiode fungeert de algemene beleidsnota zoals opgelegd<br />

door art. 66, § 2 Provinciewet, mutatis mutandis, als beleidsnota zoals geregeld<br />

door het Provinciedecreet (art. 146) en de vroegere begroting als financiële<br />

nota van het budget (art. 147).<br />

Een financiële nota zoals <strong>voor</strong>zien in het Provinciedecreet, die minstens het<br />

exploitatie-, het investerings- en het liquiditeitenbudget bevat, zal pas in een<br />

latere fase worden ingevoerd. Dit betekent niet dat er tijdens de overgangsperiode<br />

nog niet met doelstellingen moet worden gewerkt, aangezien de beleidsnota<br />

verplicht o.m. de beleidsdoelstellingen bevat.<br />

Een overheidsbudget is een raming van de ontvangsten en de uitgaven van<br />

een overheidsorgaan <strong>voor</strong> een toekomstige periode, normaal gesproken het<br />

volgende dienstjaar. De kredieten moeten gekoppeld worden aan doelstellingen.<br />

Het provinciale budget is een autorisatie-instrument, verder bouwend<br />

op het meerjarenplan, waarbij de provincieraad (het wetgevend orgaan)<br />

toestemming geeft aan de deputatie (het uitvoerend orgaan) om de<br />

opgenomen uitgaven en ontvangsten te verrichten (mits naleving van de<br />

wettelijke bepalingen). Het is een autorisatie <strong>voor</strong> een in de tijd beperkte<br />

periode, met name één budgettair jaar. Het betreft een raming, een schatting<br />

van de verwachte inkomsten en uitgaven, in tegenstelling tot de begrotingsrekening<br />

die na het verstrijken van het budgettair jaar de werkelijke<br />

ontvangsten en uitgaven weergeeft.<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 145<br />

Art. 147<br />

257


Deel VI<br />

258<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

Het provinciebudget vermeldt het resultaat van de budgetten van de gewone<br />

provinciebedrijven en de intern verzelfstandigde agentschappen evenals de<br />

stand van de algemene fondsen en van de fondsen met een bijzondere bestemming.<br />

Door deze laatste verplichting (opgelegd door het tweede lid van<br />

art. 5 van het K.B. van 2/6/1999) blijft er toch nog een link bestaan met de<br />

vroegere begroting <strong>voor</strong> orde.<br />

2° Kenmerken budget<br />

Inzake het budget zijn een aantal kenmerken van belang: de eenjarigheid of<br />

annaliteit, de universaliteit, de specialiteit, de openbaarheid, het evenwicht<br />

en de eenheid.<br />

De annaliteit of eenjarigheid houdt in dat er jaarlijks een budget wordt opgemaakt. Het<br />

budgettair jaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december. De bij het sluiten van het<br />

budgettair jaar beschikbaar blijvende kredieten of kredietgedeelten vervallen in beginsel.<br />

Hierop bestaan uitzonderingen.<br />

Met de universaliteit bedoelt men dat het budget de precieze raming omvat van alle ontvangsten<br />

en alle uitgaven die in de loop van het budgettair jaar door de provincie worden<br />

verricht. Alle ontvangsten en uitgaven moeten <strong>voor</strong> het volle bedrag of het brutobedrag<br />

worden opgenomen in het budget. Compensatie tussen ontvangsten en uitgaven is niet<br />

toegelaten.<br />

Voorbeeld: beleggingsintresten onderworpen aan de roerende <strong>voor</strong>heffing: de bruto-intrest<br />

wordt geboekt als ontvangst, de roerende <strong>voor</strong>heffing als uitgave.<br />

De specialiteit heeft tot gevolg dat het budget wordt ingedeeld in artikels die elk bestemd<br />

zijn <strong>voor</strong> het door het budget <strong>voor</strong>opgesteld doel. De artikels zijn opgebouwd volgens de<br />

functioneel-economische codes. Voor alle uitgavenkredieten wordt het bedrag van de erop<br />

toegelaten uitgaven door de provincieraad vastgesteld. Kredieten mogen niet overschreden<br />

worden. Geen betaling kan gebeuren zonder een passend uitgavenkrediet. De uitgavenkredieten<br />

zijn beperkt, met uitzondering van de kredieten <strong>voor</strong> ambtshalve uitgaven. Er mogen<br />

geen overschrijvingen tussen kredieten plaatsvinden. Er zijn wel budgetwijzigingen en interne<br />

kredietaanpassingen mogelijk.<br />

Het budget is een openbaar document. Dit uit zich onder andere door de publieke bespreking<br />

en stemming in de provincieraad, door de publicatie in het blad van de provincie (het<br />

bestuursmemoriaal) en door de neerlegging in de archieven van de federale wetgevende<br />

kamers.<br />

De ontvangsten moeten volstaan om de uitgaven te dekken. Zowel de gewone als de buitengewone<br />

dienst moeten in evenwicht zijn. Financiering van buitengewone uitgaven gebeurt<br />

met buitengewone ontvangsten. Buitengewone uitgaven mogen gefinancierd worden<br />

met gewone ontvangsten, mits overboeking van de gewone uitgaven naar de buitengewone<br />

ontvangsten. Er kan tevens een beroep gedaan worden op gewone en buitengewone reservefondsen.


HOOFDSTUK 4<br />

De eenheid houdt in dat het budget (beleids- en financiële nota) samen met de bijlagen<br />

één enkel document vormt. Het budget dient een globaal overzicht te bieden van de ontvangsten<br />

en de uitgaven.<br />

b Procedure opmaak budget<br />

1° Voorbereiding<br />

De provinciegriffier zorgt in overleg met het managementteam <strong>voor</strong> het opstellen<br />

van de <strong>voor</strong>ontwerpen van de strategische nota van het meerjarenplan<br />

en de herziening ervan, de beleidsnota van het budget en de verklarende<br />

nota van een budgetwijziging en een interne kredietaanpassing.<br />

De financieel beheerder staat onder de functionele leiding van de provinciegriffier<br />

in <strong>voor</strong> het opstellen, in overleg met het managementteam, van de<br />

<strong>voor</strong>ontwerpen van de financiële nota van het meerjarenplan en van de jaarlijkse<br />

herziening ervan, van de financiële nota van het jaarlijkse budget en<br />

van de budgetwijzigingen en van de interne kredietaanpassingen.<br />

2° Advies Rekenhof<br />

Het Rekenhof heeft als taak een advies uit te brengen over het ontwerp van<br />

het budget en het meerjarenplan. Het Rekenhof oordeelt dat het over dezelfde<br />

termijn moet kunnen beschikken als vroeger de provincieontvanger<br />

<strong>voor</strong> zijn advies, namelijk 15 dagen. Deze termijn is niet wettelijk vastgelegd.<br />

Het Rekenhof is van mening dat de bepalingen betreffende hun advies eveneens<br />

van toepassing zijn op de budgetten van de (uitdovende) gewone provinciebedrijven<br />

en de intern verzelfstandigde agentschappen. Het ontbreken<br />

van rechtspersoonlijkheid maakt immers dat de ontvangsten en uitgaven<br />

van die bedrijven mee in rekening dienen gebracht te worden bij de vaststelling<br />

van het financieel evenwicht van het algemene provinciebudget. Krachtens<br />

artikel 5 van het KB van 2 juni 1999 resulteert dit in het inschrijven van<br />

een dotatie aan het gewoon provinciebedrijf, in geval van negatief bedrijfsresultaat,<br />

of een ontvangst, in geval van bedrijfswinst, in het provinciebudget.<br />

Het oorspronkelijke art. 15 van het KB inzake de nieuwe provincieboekhouding<br />

stelde dat de budgetwijzigingen onderworpen waren aan dezelfde procedures<br />

als het budget. Na de vervanging van dit artikel is er niet langer<br />

een voldoende rechtsgrond <strong>voor</strong> een verplicht advies van het Rekenhof bij<br />

elke budgetwijziging. Dit verhindert niet dat het Rekenhof hoe dan ook in<br />

het kader van zijn externe audit ad-hocopmerkingen bij een budgetwijziging<br />

kan leveren. Er wijzigt evenmin iets aan het verplichte advies van het Rekenhof<br />

bij het meerjarenplan en het initiële budget.<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 84<br />

Art. 89<br />

Art. 66, § 2<br />

Prov. W.<br />

259


Art. 144<br />

Art. 148<br />

Deel VI<br />

260<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

3° Behandeling in de provincieraad<br />

De provincieraad stemt het budget ten laatste op 31 oktober van het jaar<br />

<strong>voor</strong>afgaand aan het budgettair jaar (art. 66, § 4 Provinciewet). Door de opheffing<br />

van het goedkeuringstoezicht lijkt het toekomstgericht weinig opportuun<br />

om aan de datum van 31 oktober vast te houden. Indien de provincieraad<br />

het budget <strong>voor</strong> het volgende dienstjaar stemt op 31 december is die<br />

immers, gezien het algemeen toezicht, uitvoerbaar vanaf 1 januari van het<br />

budgettair jaar. Het is belangrijk om aan te stippen dat de Provinciewet geen<br />

sanctie <strong>voor</strong>ziet indien het budget later wordt gestemd dan op 31 oktober.<br />

Bovendien is in het Provinciedecreet niet langer sprake van oktober van het<br />

<strong>voor</strong>afgaande jaar, zoals in de Provinciewet. Het Provinciedecreet stelt dat<br />

het budget in de toekomst door de provincieraad in openbare zitting wordt<br />

vastgesteld <strong>voor</strong> het begin van het financieel boekjaar. Het budget is gebaseerd<br />

op het meerjarenplan. Er is een afwijking <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> het eerste<br />

(volledige) jaar van de legislatuur. Dan kan de provincieraad het budget vaststellen<br />

in het eerste kwartaal van dat boekjaar en hoeft het budget niet te<br />

passen in het meerjarenplan. De provincieraad stemt over het budget in zijn<br />

geheel, maar elk raadslid kan de afzonderlijke stemming eisen over één of<br />

meer onderdelen die hij aanwijst.<br />

De budgetdocumenten worden aan ieder provincieraadslid bezorgd ten minste<br />

zeven vrije dagen <strong>voor</strong> de dag van de vergadering waarop ze zullen worden<br />

besproken (art. 66, § 2 Provinciewet). Artikel 144 van het Provinciedecreet<br />

<strong>voor</strong>ziet echter een termijn van op zijn minst veertien dagen.<br />

Het budget wordt altijd in openbare zitting besproken. Hier kan niet worden<br />

van afgeweken. De budgetten moeten binnen een maand na hun goedkeuring<br />

in het Provincieblad worden opgenomen en in het archief van beide federale<br />

wetgevende Kamers neergelegd worden. Het advies van het Rekenhof<br />

en de algemene beleidsnota worden eveneens bekendgemaakt in het Bestuursmemoriaal.<br />

c Voorlopige twaalfden<br />

Tot het budget van de provincie is vastgesteld, kan de provincie enkel beschikken<br />

over <strong>voor</strong>lopige kredieten onder de <strong>voor</strong>waarden en binnen de<br />

grenzen die de <strong>Vlaamse</strong> regering bepaalt.<br />

Dit geldt zowel ingeval de provincieraad het budget niet vaststelt <strong>voor</strong> het<br />

begin van het boekjaar als wanneer in het eerste jaar van de legislatuur het<br />

budget pas in het eerste kwartaal van het boekjaar wordt vastgesteld.


HOOFDSTUK 4<br />

Wellicht zal de <strong>Vlaamse</strong> regering in navolging van artikel 9 van het besluit<br />

van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 17 december 1997 betreffende de boekhouding<br />

en de administratieve organisatie van de openbare centra <strong>voor</strong> maatschappelijk<br />

welzijn het aantal <strong>voor</strong>lopige twaalfden beperken (maximaal drie<br />

twaalfden?) om de besturen aan te sporen tijdig te plannen. Er werd echter<br />

<strong>voor</strong> geopteerd om dit niet decretaal aan banden te leggen om snelle bijsturing<br />

van de regelgeving mogelijk te maken.<br />

In afwachting van nadere regels uitgaande van de <strong>Vlaamse</strong> regering worden<br />

de <strong>voor</strong>lopige twaalfden geregeld door het KB van 2 juni 1999. De <strong>voor</strong>lopige<br />

kredieten mogen per verlopen of begonnen maand niet meer bedragen dan<br />

één twaalfde van het krediet van het vorige dienstjaar. Voorlopige twaalfden<br />

kunnen alleen gebruikt worden om de verplichte uitgaven van de gewone<br />

dienst (geen buitengewone uitgaven, geen overdrachten) te betalen en niet<br />

<strong>voor</strong> nieuwe uitgaven. De beperking van de <strong>voor</strong>lopige kredieten tot één<br />

twaalfde per verstreken of begonnen maand geldt evenwel niet <strong>voor</strong> de uitgaven<br />

<strong>voor</strong> het bezoldigen van het personeel, <strong>voor</strong> het betalen van verzekeringspremies<br />

en van belastingen. Deze afwijking is <strong>voor</strong>al van belang <strong>voor</strong><br />

de verzekeringspremies, aangezien in het begin van het dienstjaar soms<br />

reeds aanzienlijke facturen ter betaling worden ingediend. Deze facturen<br />

kunnen dus volledig betaald worden.<br />

Als de <strong>Vlaamse</strong> regering overgaat tot de schorsing (of vernietiging) van het<br />

provinciebudget geldt de regeling zoals bepaald in artikel 14 van het KB van<br />

2 juni 1999, en beschikt de provincie automatisch over <strong>voor</strong>lopige twaalfden.<br />

Die <strong>voor</strong>lopige twaalfden moeten dus niet apart door de provincieraad worden<br />

vastgesteld en zijn gebaseerd op de kredieten van het vorige dienstjaar<br />

tot zolang de provincieraad het geschorste budget niet opnieuw heeft vastgesteld.<br />

Na de hervaststelling van het budget door de provincieraad en tot de definitieve<br />

vaststelling van het budget door de <strong>Vlaamse</strong> regering worden de automatische<br />

<strong>voor</strong>lopige twaalfden berekend op basis van de kredieten van het<br />

lopende dienstjaar of, indien het kleiner is, van het budgettair krediet van<br />

het vorige dienstjaar.<br />

Wanneer de schorsing slechts een bepaald onderdeel of één of een beperkt<br />

aantal artikelen van het budget betreft, heeft die regeling uiteraard alleen<br />

op het geschorste deel of de geschorste artikelen betrekking. De rest van<br />

het budget is onverkort uitvoerbaar.<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 14 KB<br />

261


Art. 150<br />

Art. 151<br />

Deel VI<br />

262<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

d Budgetwijzigingen en interne kredietaanpassingen<br />

1° Budgetwijzigingen<br />

Budgetwijzigingen zijn kredietaanpassingen die niet door middel van een<br />

interne kredietaanpassing kunnen. De budgetwijzigingen (de cijfers en<br />

een verklarende nota) worden in openbare zitting vastgesteld door de<br />

provincieraad.<br />

In de loop van het dienstjaar kan het nodig zijn bepaalde kredieten te verhogen<br />

of te verminderen of nieuwe kredieten te <strong>voor</strong>zien of bestaande kredieten<br />

te schrappen. Dit kan door een budgetwijziging. Voor dergelijke wijzigingen,<br />

die in de regel eenvoudiger zullen zijn dan het budget, gelden de gewone<br />

termijnen: ze worden uiterlijk samen met de agenda <strong>voor</strong> de vergadering<br />

waarop ze worden besproken aan de raadsleden bezorgd.<br />

2° Interne kredietaanpassingen<br />

Over interne kredietaanpassingen zoals die gedefinieerd zijn door de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering, beslist de deputatie.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering bepaalt, binnen de definitie, in een uitvoeringsbesluit<br />

de nadere <strong>voor</strong>waarden waaronder de deputatie over de interne kredietaanpassingen<br />

kan beslissen. De deputatie brengt alle betrokkenen onverwijld<br />

op de hoogte, dit zijn de provincieraad, de financieel beheerder, de betrokken<br />

budgethouders en in beginsel ook het Rekenhof. De <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

heeft de interne kredietaanpassingen vrij ruim vastgelegd, dit betekent dat<br />

er in de toekomst vermoedelijk minder echte budgetwijzigingen zullen vereist<br />

zijn.<br />

Een interne kredietaanpassing van de gewone dienst is een aanpassing aan<br />

de kredieten van de gewone dienst waarbij het totaal van de uitgaven- of<br />

ontvangstenkredieten van de artikelen met dezelfde eerste twee cijfers van<br />

de functionele code niet wijzigt.<br />

Een interne kredietaanpassing van de buitengewone dienst is een aanpassing<br />

aan de kredieten van de buitengewone dienst waarbij het totaal van de<br />

uitgaven- of ontvangstenkredieten van de artikelen met dezelfde eerste twee<br />

cijfers van de functionele code niet wijzigt, en <strong>voor</strong> zover één van de volgende<br />

<strong>voor</strong>waarden is vervuld:<br />

- de kredieten kunnen maar verschoven worden <strong>voor</strong> zover de provincieraad<br />

daartoe <strong>voor</strong>af beslist heeft en binnen de aangegeven perken. De provincieraad<br />

moet dus <strong>voor</strong>af een principiële beslissing nemen waarin ze grenzen<br />

kan vastleggen;


HOOFDSTUK 4<br />

- enkel de kredieten die overblijven nadat alle erop <strong>voor</strong>ziene projecten volledig<br />

zijn aangerekend, kunnen verschoven worden.<br />

De deputatie brengt de provincieraad, de financieel beheerder en de betrokken<br />

budgethouders onverwijld op de hoogte.<br />

3° Kredietgrens<br />

Voor de verplichte uitgaven van de gewone dienst geldt de beperking van<br />

de uitgavenkredieten <strong>voor</strong> het geheel van de kredieten die dezelfde functionele<br />

en economische code dragen, beperkt tot de eerste drie cijfers<br />

wat de functionele code betreft en beperkt tot de eerste twee cijfers wat<br />

de economische code betreft (art. 10, lid 3 KB).<br />

Dit houdt in dat er binnen de personeels- en werkingsuitgaven en de schulduitgaven<br />

van de gewone dienst in aanzienlijke mate met de kredieten kan<br />

geschoven worden, zonder evenwel de globale kredietgrens te mogen overschrijden.<br />

Het betreft hier een soort van enveloppesysteem. Dit systeem is<br />

nog iets soepeler dan wat sinds 1995 geldt <strong>voor</strong> de gemeenten (eerste drie<br />

cijfers <strong>voor</strong> functionele en economische code), maar daartegenover staat dat<br />

dergelijke wijzigingen aan de provincieraad ter kennis moeten worden gebracht.<br />

Te verwachten valt dat dit stelsel op termijn enigszins aan belang zal<br />

inboeten, door de ruime mogelijkheden tot interne kredietaanpassingen<br />

waarover de deputatie <strong>voor</strong>taan beschikt.<br />

e Inhoud van het budget<br />

1° Instrumentarium<br />

Het geraamde begrotingsresultaat dat op het budget is gebracht (overzichtstabel<br />

<strong>voor</strong>aan in de financiële nota van het budget), wordt vervangen door<br />

het begrotingsresultaat van de begrotingsrekening van het <strong>voor</strong>gaande<br />

dienstjaar, afgesloten door de provincieraad. De inbreng gebeurt door een<br />

budgetwijziging (art. 9, lid 2 KB). Wanneer die wijziging van die aard is dat ze<br />

een tekort veroorzaakt, is de provincieraad ertoe verplicht de passende<br />

maatregelen te nemen om het begrotingsevenwicht te herstellen (art. 9, lid<br />

3 KB).<br />

De inbreng van het begrotingsresultaat van de begrotingsrekening in het<br />

budget veronderstelt dat dit resultaat een zo correct mogelijk beeld biedt<br />

van de financiële toestand van de provincie, door het stelselmatig boeken<br />

van vastgestelde rechten (ontvangsten) en het realistisch vastleggen van uitgaven.<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 10 KB<br />

Art. 9 KB<br />

263


Art. 1, 1° KB<br />

Art. 1, 2° KB<br />

Deel VI<br />

264<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

De indeling van ontvangsten en uitgaven in verrichtingen van de gewone en<br />

buitengewone dienst is nog steeds belangrijk. Artikel 1, 1° van het KB somt<br />

op wanneer een uitgave (een ontvangst) op de gewone dienst van het provinciebudget<br />

dient te worden aangerekend: elke uitgave (ontvangst) die per financieel<br />

dienstjaar <strong>voor</strong>komt (= periodiek, courant) die de provincie een regelmatige<br />

werking (regelmatige inkomsten) waarborgt met inbegrip van de<br />

periodieke aflossing van schuld. De gewone dienst sluit aan bij het exploitatiebudget,<br />

wat een financieel plan is van de exploitatie van de provincie.<br />

Artikel 1, 2° KB omschrijft wanneer een uitgave (een ontvangst) op de buitengewone<br />

dienst van het budget dient te worden aangerekend: elke uitgave<br />

(ontvangst) die rechtstreeks en op duurzame wijze invloed heeft op de omvang,<br />

de waarde, de instandhouding van het patrimonium van de provincie<br />

(uitgezonderd de normale onderhoudswerken), alsook de deelnemingen en<br />

de beleggingen op meer dan één jaar en de vervroegde terugbetalingen van<br />

de schuld.<br />

De buitengewone dienst sluit aan bij het toekomstige investeringsbudget.<br />

Het investeringsbudget is een financieel plan van de uitgaven en ontvangsten,<br />

en van de kosten en opbrengsten die verbonden zijn aan de aanschaf,<br />

het gebruik en de vervreemding van duurzame middelen.<br />

Een investeringsbudget zal bestaan uit een of meer investeringsenveloppes.<br />

Als een investeringsenveloppe eenmaal in het budget werd goedgekeurd,<br />

blijft ze drie jaar geldig als de investering nog niet in uitvoering is. Het betreft<br />

hier een afwijking op de annaliteit. Als de investering eenmaal in uitvoering<br />

is, blijft het budget geldig tot en met 31 december van het financiële<br />

boekjaar na het jaar waarin de investering definitief opgeleverd wordt. Verlenging<br />

van die termijnen is mogelijk <strong>voor</strong> zover de provincieraad die verlenging<br />

goedkeurt.<br />

In de praktijk zal het onderscheid tussen gewone en buitengewone dienst<br />

niet altijd even duidelijk zijn en moeten de definities met enige omzichtigheid<br />

gehanteerd worden. Zo zullen de receptiekosten <strong>voor</strong> de blijde intrede<br />

van een nieuwe prinses eenmalig zijn, maar toch op de gewone dienst thuishoren.<br />

De uitgaven <strong>voor</strong> een beperkt herstel van een dak van een gebouw<br />

zullen doorgaans op de gewone dienst verrekend worden, de aanleg van een<br />

volledig nieuw dak op de buitengewone dienst.<br />

Het tweede lid van het bewuste artikel <strong>voor</strong>ziet bovendien in een belangrijke<br />

uitzondering op de algemene regel. Het stelt dat uitgaven van minimaal belang,<br />

die normaal op de buitengewone begroting aangerekend worden, en<br />

die elk afzonderlijk niet meer dan 500 euro bedragen, op de gewone begroting<br />

als werkingskosten mogen worden aangerekend.


HOOFDSTUK 4<br />

Zowel de gewone als de buitengewone dienst moeten in evenwicht zijn. Buitengewone<br />

uitgaven mogen echter gefinancierd worden met leningen, evenals<br />

met gewone middelen via overboeking van de gewone dienst. Een overboeking<br />

van de buitengewone naar de gewone dienst mag echter niet.<br />

Uitgaven kunnen verplicht zijn ten gevolge van een wet (bv. de wet van<br />

21 juni 2002 betreffende de instellingen <strong>voor</strong> niet-confessionele morele<br />

dienstverlening) of een decreet (bv. het decreet van 7 mei 2004 betreffende<br />

de erkende erediensten), een overeenkomst of een uitspraak van de rechter.<br />

Voor verplichte uitgaven moet er een krediet op het budget zijn ingeschreven<br />

of overgedragen (art. 1, 4° KB 2 juni 1999).<br />

De expliciete opsomming van verplichte uitgaven is geschrapt in artikel 147<br />

van het Provinciedecreet, maar dit verandert uiteraard niets aan de financieringsverplichtingen<br />

<strong>voor</strong> de provincies. Niet-verplichte uitgaven, zoals<br />

toelagen en investeringen, zijn het gevolg van een vrije beslissing van de<br />

provinciale overheden.<br />

De verplichte en de niet-verplichte uitgaven worden in afzonderlijke artikels<br />

opgenomen (art. 11 KB 2 juni 1999). Het onderscheid tussen verplichte en<br />

niet-verplichte uitgaven heeft onder meer gevolgen <strong>voor</strong> het gebruik van<br />

<strong>voor</strong>lopige twaalfden en <strong>voor</strong> de kredietgrens vastgelegd door art. 10 KB.<br />

2° Soorten ontvangsten<br />

Welke ontvangsten hebben de provincies? De inkomsten van de provinciebesturen<br />

zijn divers. De provincies verwerven onder meer inkomsten van<br />

de provinciale diensten of instellingen, bv. inschrijvingsgelden <strong>voor</strong> de<br />

scholen, inkomgelden <strong>voor</strong> de domeinen en musea. Verder zijn er eveneens<br />

ontvangsten van het provinciaal patrimonium, bv. sommen verschuldigd<br />

door huurders en pachters. Belangrijke ontvangsten zijn uiteraard de<br />

belastingen (zie verder onder E.) en tal van subsidies. Het Provinciefonds<br />

wordt toegelicht onder F.<br />

De provincies verwerven ook beleggingsintresten. De deputatie ziet erop toe<br />

dat de provincie over voldoende liquiditeiten beschikt om op elk ogenblik de<br />

verbintenissen van het bestuur te kunnen voldoen en zijn uitgaven te kunnen<br />

betalen. De beschikbare gelden moeten belegd worden bij financiële instellingen<br />

erkend door de Commissie <strong>voor</strong> het Bank- en Financiewezen ‘via<br />

plaatsingen waarbij minstens het kapitaal gewaarborgd is’ (art. 31 KB 2 juni<br />

1999; zie ook art. 113, 1e lid Provinciewet).<br />

De beschikbare liquiditeiten (niet noodzakelijk om de betalingen op de vervaldag<br />

te voldoen) worden door de financieel beheerder belegd via plaatsin-<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 29 KB<br />

265


Deel VI<br />

266<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

gen met een kapitaalsgarantie. Het betreft hier uitsluitend de beleggingen<br />

op korte termijn, ‘à moins d’un an’ (art. 33 KB 2 juni 1999; deze toevoeging<br />

is in de Nederlandse tekst per vergissing weggevallen), die passen in het<br />

gewone thesauriebeheer. Ingevolge artikel 57, § 3, 12° van het Provinciedecreet<br />

is de deputatie bevoegd <strong>voor</strong> de belegging van kapitalen <strong>voor</strong> langer<br />

dan een volledig jaar of meer dan twaalf maanden.<br />

De buitengewone uitgaven worden gefinancierd door buitengewone toelagen,<br />

verkopen van patrimonium (bv. gronden), overboekingen en <strong>voor</strong>al leningen.<br />

De deputatie is bevoegd <strong>voor</strong> het aangaan (het gunnen) van de leningen. Uiteraard<br />

moet hierbij de wetgeving op de overheidsopdrachten worden nageleefd.<br />

Het opnemen van het leningsbedrag behoort tot de bevoegdheid van<br />

de financieel beheerder in het kader van zijn thesauriebeheer. Hieronder<br />

ressorteert eveneens het aangaan van kaskredieten en vaste termijnkredieten<br />

op ten hoogste één jaar. Herschikkingen van leningen waardoor de aflossingstermijn<br />

toeneemt is een <strong>voor</strong>behouden bevoegdheid van de provincieraad.<br />

Leningsherschikkingen waardoor de aflossingstermijn afneemt of gelijk<br />

blijft, is een toegewezen bevoegdheid van de deputatie. Deze bevoegdheid<br />

kan worden gedelegeerd.<br />

In het kader van een actief beheer van de schuldportefeuille streeft men<br />

naar een evenwicht tussen enerzijds het renterisico (gevoeligheid van de<br />

schuld ten aanzien van rentefluctuaties) en anderzijds de interestlast (hoe<br />

kleiner de renterisico’s, hoe hoger de te betalen interestvoet). Bij dit streven<br />

moet men rekening houden met de bestaande structuur van de schuldportefeuille<br />

van het provinciebestuur en de huidige en toekomstige renteomgeving.<br />

Vanaf het budgetjaar 2002 worden de leningen gegroepeerd op de<br />

functie 010 ‘Openbare schuld’. Dit vereenvoudigt het schuldbeheer aanzienlijk.<br />

3° Soorten uitgaven<br />

De belangrijkste uitgaven zijn de personeelsuitgaven (met inbegrip van de<br />

weddes van het gesubsidieerd onderwijzend personeel), de diverse soorten<br />

werkingsuitgaven, de overdrachten (onder meer toelagen in de culturele,<br />

sociale, toeristische, economische of milieusector), de intresten en<br />

de aflossingen van de leningen. De investeringen zijn veruit de belangrijkste<br />

buitengewone uitgaven.<br />

Bij de interpretatie van de grootte en de verdeling van de uitgaven dient men<br />

rekening te houden met de eigenheid van elke provincie. Zo zal de aanwezigheid<br />

van een uitgebreid onderwijsnet gevolgen hebben <strong>voor</strong> het uitgavenpatroon.<br />

Ook kunnen er zich significante verschillen <strong>voor</strong>doen, veroorzaakt


HOOFDSTUK 4<br />

door de organisatievorm van bijv. het onderwijs, een museum, een provinciaal<br />

domein: door de provincie zelf vanuit het provinciale budget of door een<br />

IVA, door een gewoon provinciebedrijf (tijdens de overgangsperiode) of door<br />

een APB.<br />

c BuDgethouDerschAP en uItVoerIng VAn het<br />

BuDget<br />

a Begripsbepaling<br />

Het budgethouderschap betreft het beheer van een taakstellend budget,<br />

met andere woorden: de bevoegdheid om door het hanteren van kredieten<br />

welomschreven activiteiten uit te voeren en de vastgelegde doelstellingen<br />

na te streven.<br />

Budgethouderschap brengt dus een verantwoordelijkheid mee <strong>voor</strong> degene<br />

aan wie het beheer van het taakstellend budget is toegekend. Dit veronderstelt<br />

<strong>voor</strong>afgaandelijk duidelijke en ondubbelzinnige afspraken tussen de delegatiegever<br />

en de gedelegeerde. Deze beheersafspraak bevat een beschrijving<br />

van de operationele autonomie die aan de budgethouder wordt toegekend.<br />

Het begrip budgethouderschap is oorspronkelijk afkomstig uit de<br />

nieuwe OCMW-boekhouding.<br />

Het budgethouderschap komt toe aan de deputatie. De deputatie is de<br />

hoofdbudgethouder en is dus residuair bevoegd. Zij kan het budgethouderschap<br />

<strong>voor</strong> aangelegenheden van dagelijks bestuur toekennen aan de provinciegriffier,<br />

die verantwoordelijk is <strong>voor</strong> de uitvoering ervan. De provincieraad<br />

bepaalt, op <strong>voor</strong>stel van de deputatie, wat onder dagelijks bestuur (in<br />

beginsel beheersdaden die het provinciebestuur normaal niet jaaroverschrijdend<br />

binden, incl. kleine investeringen) precies wordt begrepen.<br />

De provinciegriffier kan deze bevoegdheid subdelegeren aan andere personeelsleden.<br />

Hij houdt daarbij rekening met het organogram van de provinciale<br />

diensten. De betrokken personeelsleden kunnen de aan hen gedelegeerde<br />

bevoegdheid niet weigeren als hun functieomschrijving erin <strong>voor</strong>ziet. Zij<br />

zijn persoonlijk verantwoordelijk.<br />

Onder de <strong>voor</strong>waarden die door de provincieraad vastgesteld worden en na<br />

advies van de provinciegriffier kan de deputatie het budgethouderschap met<br />

betrekking tot bepaalde budgetten betreffende activiteitencentra of projecten<br />

delegeren aan bepaalde personeelsleden van de provincie. Het kan in dit geval<br />

ook aangelegenheden betreffen die het dagelijks bestuur te boven gaan.<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 154<br />

Art. 155<br />

267


Deel VI<br />

268<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

De deputatie houdt daarbij rekening met het organogram van de provinciale<br />

diensten. De betrokken personeelsleden kunnen de aan hen gedelegeerde<br />

bevoegdheid niet weigeren als hun functieomschrijving erin <strong>voor</strong>ziet en zijn<br />

persoonlijk verantwoordelijk <strong>voor</strong> de uitvoering van het budgethouderschap.<br />

Naast het gedelegeerd budgethouderschap is er ook een decretaal budgethouderschap.<br />

Zo zijn, behalve vanzelfsprekend de deputatie als hoofdbudgethouder,<br />

ook de provincieraad, de provinciegriffier en de financieel beheerder<br />

ten gevolge van hun bevoegdheden decretale budgethouders, zonder<br />

dat dit nog een beslissing van een orgaan van het provinciebestuur<br />

vereist. Voorbeelden zijn onder meer <strong>voor</strong>behouden bevoegdheden van de<br />

provincieraad die de besteding van budgettaire kredieten met zich meebrengen<br />

zoals de aankoop van onroerende goederen, en verder het aanstellen<br />

en ontslaan van personeel, het dagelijks personeelsbeheer en het debiteurenbeheer.<br />

b De uitvoering van het budget<br />

1° Ontvangsten<br />

De budgethouder is verantwoordelijk <strong>voor</strong> de facturatie van de te ontvangen<br />

bedragen van het aan hem toevertrouwde budget. Deze facturatie<br />

doet een invorderingsrecht ontstaan. De budgethouder is de primaire ordonnateur<br />

van de ontvangsten, waar dit <strong>voor</strong>heen de deputatie was die<br />

zich kon laten bijstaan door ambtenaren die als secundaire ordonnateurs<br />

optraden.<br />

Een invorderingsrecht is, ingevolge art. 1, 11° van het KB van 2 juni 1999,<br />

elk bedrag dat met zekerheid door een derde tijdens een bepaald financieel<br />

boekjaar aan het provinciebestuur verschuldigd is. Het vastgesteld recht is<br />

het invorderingsrecht dat geboekt is.<br />

In elke provinciale dienst of instelling waar rechten ontstaan, is de budgethouder<br />

verantwoordelijk <strong>voor</strong> de boeking van de invorderingsrechten in het<br />

register van de vastgestelde rechten. De financieel beheerder staat in <strong>voor</strong><br />

de invordering van de ontvangsten. Ingevolge het Provinciedecreet kan hij<br />

ook een dwangbevel, geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de deputatie,<br />

laten betekenen bij gerechtsdeurwaardersexploot <strong>voor</strong> onbetwiste en opeisbare<br />

niet-fiscale schuldvorderingen (artikel 90 Provinciedecreet). Dat exploot<br />

stuit de verjaring. Een bevel kan alleen worden geviseerd als de schuld opeisbaar,<br />

vaststaand en zeker is. Voorafgaandelijk moet een aangetekende<br />

brief worden verstuurd. Schulden van een publieke rechtspersoon kan men<br />

niet invorderen via een dwangbevel. Deze regeling kan men evenmin gebrui-


HOOFDSTUK 4<br />

ken in geval van toepassing van de wet van 14 november 1983 betreffende<br />

de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen,<br />

die een eigen procedure <strong>voor</strong>ziet.<br />

De controle op de regelmatigheid van de ontvangsten wordt bij <strong>voor</strong>keur geregeld<br />

in het intern controlesysteem.<br />

In een aantal gevallen zal de financieel beheerder het vastgesteld recht niet<br />

kunnen innen. Art. 43, § 8 van het KB <strong>voor</strong>ziet de volgende mogelijkheden<br />

om het vastgesteld recht in die gevallen correct te verwerken:<br />

- als onverhaalbare post: de ontheffingen, vrijstellingen en verminderingen<br />

die bij gemotiveerde beslissing zijn toegestaan door de provincieraad;<br />

- als oninbaar: de gevallen van onvermogendheid, na een gemotiveerde beslissing<br />

van de deputatie;<br />

- als correctie: de materiële vergissingen. Dit kan de financieel beheerder<br />

zelf.<br />

De specifieke bepalingen ter zake betreffende de provinciale belastingen komen<br />

aan bod onder punt 5.<br />

2° Uitgaven<br />

- Bevoegdheden budgethouder<br />

De budgethouder (de primaire verantwoordelijke) speelt een cruciale rol<br />

in de uitgavencyclus. Hij gaat de verbintenissen aan in overeenstemming<br />

met het hem toevertrouwde budget.<br />

De budgethouder moet dus over voldoende kredieten beschikken, vastgesteld<br />

in een beheersbudget. De budgethouder die in strijd hiermee zonder<br />

goedgekeurd of <strong>voor</strong>lopig krediet verbintenissen heeft gesloten, is hier<strong>voor</strong><br />

in beginsel persoonlijk verantwoordelijk (art. 152). Dit geldt zowel <strong>voor</strong> personeelsleden<br />

als mandatarissen. Het betreft hier een moderne invulling van<br />

het kenmerk van de specialiteit van het budget.<br />

In artikel 156 van het Provinciedecreet is echter een versoepeling op dit<br />

principe ingevoerd, dat evenwel niet onbetwist is. Bij het vaststellen van de<br />

<strong>voor</strong>waarden en de gunningswijze, kan de provincieraad of de deputatie immers<br />

bepalen dat indien een opdracht van aanneming van werken, leveringen<br />

of diensten waar<strong>voor</strong> de raming paste binnen het <strong>voor</strong>ziene budget, bij<br />

raadpleging van de mededinging het <strong>voor</strong>ziene budget blijkt te overschrijden,<br />

de opdracht kan toegewezen worden mits de deputatie beslist de noodzakelijke<br />

verhoging van het betrokken krediet ter goedkeuring <strong>voor</strong> te leg-<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 156<br />

269


Deel VI<br />

270<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

gen aan de provincieraad bij de eerstvolgende budgetwijziging in het lopende<br />

financiële boekjaar.<br />

Het spreekt dat men de nodige omzichtigheid zal moeten aan de dag leggen<br />

om misbruiken te <strong>voor</strong>komen. Vermeldenswaard in dit verband is dat het<br />

visum van de financieel beheerder, strikt gezien, pas vereist is bij de betekening<br />

van de opdracht, moment waarop de verbintenis ontstaat. Op dat moment<br />

zal er dus een wettigheids- en regelmatigheidscontrole, inclusief een<br />

kredietcontrole, plaatsvinden.<br />

Tevens is in artikel 153 van het Provinciedecreet een uitzonderingsregeling<br />

<strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> dwingende en on<strong>voor</strong>ziene omstandigheden (bv. ten gevolge<br />

van brand of overstroming). De provincieraad kan zonder <strong>voor</strong>afgaande budgetwijziging<br />

over dergelijke uitgaven beslissen. De bevoegdheid om over de<br />

uitgaven te beslissen, houdt de bevoegdheid in tot het vaststellen van de<br />

<strong>voor</strong>waarden en de gunningswijze van overheidsopdrachten, het voeren van<br />

de gunningprocedure, de gunning en de uitvoering van de overheidsopdrachten.<br />

Indien het geringste uitstel onbetwistbare schade zou veroorzaken kan<br />

de deputatie zelfs op eigen verantwoordelijkheid in de uitgave <strong>voor</strong>zien. Een<br />

soortgelijke regeling bestond reeds in de gemeenten, op basis van artikel<br />

249 van de nieuwe Gemeentewet.<br />

Het hersteldecreet tot wijziging van het Provinciedecreet heeft de bevoegdheden<br />

van de budgethouder trouwens uitgebreid. In <strong>voor</strong>komend geval binnen<br />

de perken van de delegatie, bepaalt hij de wijze van gunnen met betrekking<br />

tot de overheidsopdrachten en stelt de <strong>voor</strong>waarden ervan vast,<br />

behalve in de gevallen dat de opdracht niet behoort tot het dagelijks bestuur<br />

en niet nominatief in het budget is opgenomen (bevoegdheid provincieraad).<br />

Verder voert hij de opdracht uit, wijst de opdracht toe en keurt de<br />

te betalen bedragen (facturen, lonen …) goed overeenkomstig het aan hem<br />

toevertrouwde budget.<br />

Bevoegdheden die op basis van artikel 43, § 2, en artikel 58 uitsluitend zijn<br />

<strong>voor</strong>behouden aan de provincieraad of de deputatie kunnen echter niet gedelegeerd<br />

worden in het kader van het budgethouderschap. Tevens moet de<br />

budgethouder bij de uitoefening van zijn bevoegdheden vanzelfsprekend rekening<br />

houden met de wetgeving overheidsopdrachten. Afwijkingen van essentiële<br />

bepalingen en <strong>voor</strong>waarden van een overheidsopdracht vereisen<br />

een gemotiveerde beslissing van de aanbestedende overheid, dit wil zeggen<br />

van het orgaan dat het bestek en de <strong>voor</strong>waarden van de opdracht heeft<br />

goedgekeurd. Voor essentiële wijzigingen zal de budgethouder in bepaalde<br />

gevallen dus over een beslissing van de provincieraad moeten beschikken.<br />

De provincieraad en de deputatie kunnen wel, indien zij budgethouder zijn,<br />

onder hun <strong>voor</strong>waarden de goedkeuring van de te betalen bedragen (bv. lonen)<br />

toevertrouwen aan de provinciegriffier. De provinciegriffier kan deze<br />

bevoegdheid niet verder delegeren. Dit betekent dat in het geval dat de de-


HOOFDSTUK 4<br />

putatie budgethouder is er via deze afwijking vermeden wordt dat het college<br />

speciaal zou moeten samenkomen om bepaalde te betalen uitgaven goed<br />

te keuren. Hetzelfde geldt <strong>voor</strong> de provincieraad.<br />

- Voorafgaand visum<br />

De <strong>voor</strong>genomen financiële verbintenissen die resulteren in een uitgaande<br />

nettokasstroom zijn onderworpen aan een <strong>voor</strong>afgaand visum van de<br />

financieel beheerder, <strong>voor</strong>aleer men een verbintenis kan aangaan.<br />

Er is dus geen visum vereist <strong>voor</strong> inkomende kasstromen, evenmin bij<strong>voor</strong>beeld<br />

<strong>voor</strong> de roerende <strong>voor</strong>heffing op beleggingsintresten (geen uitgaande<br />

nettokasstroom). De financieel beheerder onderzoekt de wettigheid en de<br />

regelmatigheid van de <strong>voor</strong>genomen verbintenissen, uiteraard niet de opportuniteit<br />

ervan. Indien een beslissing van een orgaan of budgethouder onderworpen<br />

is aan dit visumrecht van de financieel beheerder zal de verbintenis<br />

maar kunnen worden ingeroepen door de derde na een gunstig visum van<br />

de financieel beheerder.<br />

De provincieraad kan binnen de grenzen vastgelegd door de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

en na advies van de financieel beheerder bepaalde categorieën van verrichtingen<br />

uitsluiten van de verplichting tot <strong>voor</strong>afgaand visum (nu 67.000<br />

EUR, excl. btw). Hierbij is geen link meer <strong>voor</strong>zien met het dagelijks bestuur.<br />

Investeringssubsidies kunnen niet worden uitgesloten van de visumverplichting,<br />

personeelsaanstellingen <strong>voor</strong> maximaal 1 jaar wel. Verder kan de provincieraad,<br />

op eensluidend <strong>voor</strong>stel van de financieel beheerder, de bevoegdheid<br />

tot het verlenen van een visum delegeren aan een of meer personeelsleden,<br />

die werken onder de verantwoordelijkheid van de financieel beheerder.<br />

Als de financieel beheerder zijn visum weigert <strong>voor</strong> een <strong>voor</strong>genomen beslissing<br />

kan de deputatie op eigen verantwoordelijkheid viseren. Dit is de<br />

zogenaamde overruling. In dit geval bezorgt de deputatie de gemotiveerde<br />

beslissing van de financieel beheerder aan de <strong>Vlaamse</strong> regering, tegelijkertijd<br />

met het afschrift van zijn beslissing. Het Rekenhof wordt van de beslissing<br />

op de hoogte gesteld.<br />

- De dubbele handtekening<br />

De financieel beheerder staat in <strong>voor</strong> de uitvoering van de girale betalingen<br />

na een uitdrukkelijke betalingsopdracht van de provinciegriffier. Er<br />

zijn, in de huidige stand van de wetgeving, twee handtekeningen vereist<br />

op de betalingsopdracht aan de bank: de provinciegriffier of zijn gemachtigde<br />

en de financieel beheerder of zijn gemachtigde tekenen beiden.<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 159<br />

271


Deel VI<br />

272<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

De provinciegriffier bevestigt met zijn eerste handtekening op de betalingsopdracht<br />

dat de uitgave wettig en regelmatig is. Het betreft hier dus een<br />

tweede wettigheids- en regelmatigheidscontrole in de uitgavencyclus, waarbij<br />

het principe van de functiescheiding gehandhaafd blijft. Uitzondering zijn<br />

de ambtshalve uitgaven, de opeisbare schulden tegenover bij<strong>voor</strong>beeld de<br />

banken en de RSZPPO die in mindering kunnen gebracht worden van de<br />

provinciale bankrekeningen.<br />

Ook hier is een overrulingsmechanisme <strong>voor</strong>zien. Indien de provinciegriffier<br />

of een personeelslid dat door hem daartoe belast is, weigert een betalingsopdracht<br />

te ondertekenen of een kasbetaling weigert, kan de deputatie op<br />

eigen verantwoordelijkheid bevelen de betaling uit te voeren. Dit kan niet<br />

worden geweigerd. De deputatie bezorgt een afschrift van haar beslissing<br />

aan de <strong>Vlaamse</strong> regering en het Rekenhof.<br />

De betalingen in verband met het thesauriebeheer (bv. beleggingen) verricht<br />

de financieel beheerder autonoom. Betalingen naar provisierekeningen vallen<br />

evenwel niet onder het thesauriebeheer en vereisen dus een dubbele<br />

handtekening.<br />

Wat moet er gebeuren indien een financiële verbintenis ten onrechte niet is<br />

<strong>voor</strong>gelegd aan de financieel beheerder <strong>voor</strong> visum?<br />

In dat geval zal er een grondiger tweede wettigheids- en regelmatigheidscontrole<br />

moeten gebeuren door de provinciegriffier. Indien de verbintenis<br />

op zich wettig is, kan hij toch de eerste handtekening plaatsen en kan het<br />

dossier doorgaan <strong>voor</strong> betaling.


SCHEMA UITGAVEN<br />

goedkeuring<br />

te betalen<br />

bedragen<br />

HOOFDSTUK 4<br />

Opmerking: Dit schema is opgemaakt op basis van het Provinciedecreet en het KB van 2 juni 1999. In de praktijk kunnen<br />

in de provinciebesturen lichte afwijkingen <strong>voor</strong>komen omwille van pragmatische redenen. Zo is het bij<strong>voor</strong>beeld<br />

<strong>voor</strong> de meeste dossiers aangewezen dat het visum wordt verstrekt <strong>voor</strong>afgaand aan de toewijzing.<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

273


Art. 159<br />

Art. 165<br />

Deel VI<br />

274<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

3° Chartaal kasbeheer<br />

Het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet geen bijzondere ontvangers of buitengewone<br />

rekenplichtigen. Ook <strong>voor</strong> de intendantierekeningen, destijds toegestaan<br />

door het Rekenhof, bevat het decreet geen juridische grondslag. Wel zijn in<br />

het Provinciedecreet, naast het budgethouderschap en de intern en extern<br />

verzelfstandigde agentschappen (zie deel VI Verzelfstandiging), mogelijkheden<br />

tot delegatie en verzelfstandiging betreffende het financieel kasbeheer<br />

opgenomen. Elke provincie zal in de praktijk moeten afwegen welke instrumenten<br />

het meest geschikt zijn <strong>voor</strong> het (financieel) beheer van die diensten<br />

die nood hebben aan een zekere autonomie, zoals bij<strong>voor</strong>beeld de zogenaamde<br />

buitendiensten.<br />

- Kasrekenplichtigen<br />

De deputatie wijst één of meer personeelsleden aan die verantwoordelijk<br />

zijn <strong>voor</strong> de kasverrichtingen. De financieel beheerder kan men niet aanduiden<br />

om redenen van functiescheiding. Indien de deputatie niemand<br />

aanduidt, is de provinciegriffier verantwoordelijk.<br />

De betrokken personeelsleden kunnen de hen gedelegeerde bevoegdheid<br />

niet weigeren indien hun functieomschrijving erin <strong>voor</strong>ziet. Het kan zowel<br />

om statutaire als contractuele personeelsleden gaan. Binnen de grenzen<br />

van de hen toegewezen opdracht zijn de betrokken ambtenaren zelf rekenplichtig<br />

en dus verantwoording verschuldigd tegenover het Rekenhof. Deze<br />

regeling wijkt af van die in het Gemeentedecreet en is ingegeven door het<br />

uitgestrekte grondgebied van de provinciebesturen. De rekenplichtige kan<br />

een kwitantie afleveren, maar de financieel beheerder blijft bevoegd <strong>voor</strong> het<br />

verlenen van kwijting. Hij kan deze ondertekeningsbevoegdheid wel delegeren<br />

aan één of meer personeelsleden.<br />

De kas van de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159, wordt minstens éénmaal<br />

per jaar gecontroleerd door een personeelslid aangeduid door de provincieraad.<br />

In de meeste gevallen zal de provincieraad de financieel beheerder<br />

aanduiden, gezien zijn plaats binnen de organisatie en zijn takenpakket.<br />

Die opdracht vervalt echter indien er minstens jaarlijks een kascontrole<br />

wordt uitgevoerd door het Rekenhof (of door de externe auditcommissie).<br />

Van de kascontrole wordt een proces-verbaal van verificatie opgemaakt, dat<br />

wordt bezorgd aan de provincieraad en de kasrekenplichtigen. In geval van<br />

een tekort te wijten aan diefstal of verlies wordt de controlerende instantie<br />

onverwijld ingelicht door de betrokken rekenplichtige. Er gebeurt dan onmiddellijk<br />

een verificatie van de kas.


HOOFDSTUK 4<br />

- Hulprekenplichtigen <strong>voor</strong> de geringe dagontvangsten en de provisies<br />

De provinciegriffier kan, binnen het kader bepaald door de provincieraad en<br />

na advies van de financieel beheerder, onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde<br />

personeelsleden van de provincie die onder zijn gezag staan, belasten<br />

met de inning van geringe dagontvangsten. Deze personeelsleden storten<br />

op geregelde tijdstippen het totale bedrag van hun inningen in de provinciekas<br />

en verantwoorden die bedragen door een nauwkeurige invorderingsstaat.<br />

De ontvangsten en de storting ervan in de provinciekas worden geregistreerd<br />

in een hulpboekhouding, die zich kan beperken tot een kasboek.<br />

Deze regeling is gebaseerd op art. 138, § 2 nieuwe Gemeentewet, waarin de<br />

bevoegdheid om bepaalde ambtenaren te belasten met de inning van ontvangsten<br />

aan het college van burgemeester en schepenen was toegewezen.<br />

Het betreft geen bijzondere ontvangers. Deze bepaling is <strong>voor</strong>al bedoeld<br />

<strong>voor</strong> loketfuncties (bv. het innen van inkomgelden in provinciale musea) en<br />

doorbreekt de functiescheiding tussen de vaststelling van een ontvangst en<br />

de inning.<br />

De bijzondere regeling <strong>voor</strong> de geringe dagontvangsten betreft de inning<br />

van kleine geldsommen, in gevallen waarin de schuldenaar niet <strong>voor</strong>af bekend<br />

is of waar de ontvangst niet kan gescheiden worden van de dienstverlening<br />

zonder nadelige gevolgen.<br />

Om de betaling mogelijk te maken van kleine exploitatie-uitgaven van dagelijks<br />

bestuur, die zonder uitstel of onmiddellijk moeten gebeuren <strong>voor</strong> de<br />

goede werking van de dienst (bv. betaling van de keuring in de automobielinspectie),<br />

kan de provinciegriffier beslissen aan bepaalde budgethouders of<br />

personeelsleden een provisie ter beschikking te stellen. De provinciegriffier<br />

neemt deze beslissing onder zijn verantwoordelijkheid binnen het kader<br />

vastgesteld door de provincieraad en na advies van de financieel beheerder.<br />

Het betreft hier geen buitengewone rekenplichtigen <strong>voor</strong> fondsen<strong>voor</strong>schotten.<br />

De met de provisie verrichte uitgaven worden periodiek op <strong>voor</strong>legging<br />

van een uitgavenstaat en de nodige verantwoordingsstukken opgenomen in<br />

de provinciale boekhouding.<br />

Minstens jaarlijks vindt een verificatie plaats van de boekhouding en de kas<br />

van de provisiehouders en van de personeelsleden belast met de inning van<br />

geringe dagontvangsten. De verificatie gebeurt door de financieel beheerder<br />

of door een persoon die hij heeft aangesteld, onder zijn verantwoordelijkheid.<br />

Belangrijk is dat de regeling met hulprekenplichtigen van art. 158 slechts<br />

een mogelijkheid uitmaakt en geen verplichting. Ook de betaling van geringe<br />

exploitatie-uitgaven en de inning van geringe dagontvangsten kunnen<br />

dus verlopen via art. 159 met aparte kasrekenplichtigen. Dit houdt dan wel<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 158, § 2<br />

Art. 158, § 1<br />

Art. 158, § 3<br />

275


Art. 161<br />

Art. 162<br />

Art. 163<br />

Art. 164<br />

Deel VI<br />

276<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

in dat deze verrichtingen, in de mate van het mogelijke, geïndividualiseerd<br />

en dagelijks in de provinciale boekhouding worden geregistreerd en niet in<br />

een hulpboekhouding.<br />

c De rapportering<br />

1° De rapportering van de financieel beheerder<br />

Het Provinciedecreet heeft de verplichte financiële rapportering aanzienlijk<br />

uitgebreid. Zo rapporteert de financieel beheerder in volle onafhankelijkheid<br />

minstens éénmaal per jaar aan de provincieraad en de deputatie. Dat rapport<br />

omvat minimaal een overzicht van de thesaurietoestand, de liquiditeitsprognose,<br />

de beheerscontrole, alsook de evolutie van de budgetten. De<br />

beheerscontrole van de financieel beheerder is nieuw en moet, aldus de<br />

memorie van toelichting bij het Provinciedecreet, worden beschouwd als een<br />

verzameling van activiteiten die terugkeren volgens een vast tijdsschema en<br />

waarbij bepaalde procedures worden gevolgd. De finaliteit van de beheerscontrole<br />

is er<strong>voor</strong> te zorgen dat het provinciebestuur maximaal zijn doelstellingen<br />

realiseert. Over de concrete invulling van het begrip blijft op het terrein<br />

twijfel bestaan, omdat men moet vermijden dat de rapportering over de<br />

beheerscontrole in het vaarwater komt van de rapportering over het interne<br />

controlesysteem die is toegekend aan de provinciegriffier. Vanuit zijn specifieke<br />

situatie binnen het provinciebestuur zal de financieel beheerder zich<br />

eerder focussen op het waar en getrouw beeld van de financiële standaardrapporten,<br />

in het bijzonder de jaarrekening.<br />

De financieel beheerder rapporteert tevens in volle onafhankelijkheid minstens<br />

éénmaal per jaar aan de provincieraad over de uitvoering van zijn taak<br />

van <strong>voor</strong>afgaande controle van de wettigheid en regelmatigheid van de <strong>voor</strong>genomen<br />

verbintenissen door middel van het <strong>voor</strong>afgaand visum.<br />

2° De rapportering betreffende het budgethouderschap<br />

Het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet een uitgebreide rapportering over de uitvoering<br />

van het budgethouderschap. Indien het budgethouderschap via de provinciegriffier<br />

werd verkregen, loopt de rapportering aan de deputatie over<br />

hem; in het andere geval rapporteert de budgethouder rechtstreeks aan de<br />

deputatie. Er wordt minstens éénmaal per jaar gerapporteerd.<br />

De deputatie (de hoofdbudgethouder) rapporteert op haar beurt minstens<br />

éénmaal per jaar aan de provincieraad over de uitvoering van het budgethouderschap.


D BoekhouDIng en rekenIngen<br />

a De boekhouding<br />

HOOFDSTUK 4<br />

In afwachting dat de <strong>Vlaamse</strong> regering de <strong>voor</strong>schriften uitvaardigt betreffende<br />

de toekomstige boekhouding en rekeningen, blijven de provincies<br />

de nieuwe provinciale boekhouding voeren. Die wordt sinds 1 januari 2002<br />

of 1 januari 2003 toegepast in de <strong>Vlaamse</strong> provincies, afhankelijk van de<br />

gekozen startdatum (zie het KB van 9 oktober 2001 tot wijziging van het<br />

KB van 2 juni 1999).<br />

De nieuwe provinciale boekhouding is een geïntegreerde boekhouding.<br />

Net als bij de gemeenten is aan de budgettaire of begrotingsboekhouding<br />

die kasstromen registreert, een algemene boekhouding toegevoegd. De<br />

algemene (of dubbele) boekhouding registreert de veranderingen in de<br />

balanswaarden, de kosten en de opbrengsten. Behalve de kosten en de<br />

opbrengsten worden permanent het patrimonium en het vermogen van<br />

het bestuur bijgehouden.<br />

De basis van de provinciale budgettaire boekhouding is de functionele-economische<br />

codering, zoals vastgelegd in het ministerieel besluit van 15 februari<br />

2001 tot uitvoering van artikel 41 van het koninklijk besluit van 2 juni<br />

1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding.<br />

De structuur van een budgetartikel ziet er als volgt uit:<br />

Functie / Economische code<br />

YYY(YY) / XXX(XX)<br />

De functies vastgelegd in de nieuwe provinciale boekhouding zijn wettelijk<br />

bepaald tot op drie cijfers. De laatste cijfers zijn vrij en kan het provinciebestuur<br />

gebruiken om de analytische structuur op poten te zetten. Op die wijze<br />

wordt de functie meer gehanteerd als een kostenplaats. De economische<br />

code geeft de kostensoort weer en kan eventueel verder uitgebreid worden.<br />

In de ontvangsten- en in de uitgavencyclus zijn er verrichtingen die zowel op<br />

begrotingsartikels als op algemene rekeningen van de algemene boekhouding<br />

een weerslag hebben. De link tussen beide boekhoudingen is <strong>voor</strong> de<br />

ontvangsten de vaststelling van het invorderingsrecht en <strong>voor</strong> de uitgaven de<br />

aanrekening. De economische code zorgt <strong>voor</strong> de link tussen het begrotingsartikel<br />

en het algemeen rekeningenstelsel. In de nieuwe provinciale boekhouding<br />

is de vroegere economische code trouwens vervangen door een algemene<br />

rekening van minimaal 3 cijfers.<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

277


Art. 167<br />

Deel VI<br />

278<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

Het artikel 104../111-01 is bij<strong>voor</strong>beeld omgevormd tot het artikel 104../620..<br />

(centrale administratie: bezoldigingen). 620.. is een kostenrekening die we<br />

terugvinden in de resultatenrekening van de algemene boekhouding. Algemene<br />

rekeningen die beginnen met ‘62’ hebben steeds betrekking op wedden<br />

en vergoedingen.<br />

b De jaarrekening<br />

De financieel beheerder voert en sluit de boekhouding af en maakt de jaarrekening<br />

op. Onder zijn leiding en in overleg met het managementteam<br />

wordt jaarlijks, <strong>voor</strong>afgaand aan de jaarrekening, de boekhoudkundige inventaris<br />

opgesteld. Het betreft de inventaris van alle bezittingen, vorderingen,<br />

schulden en verplichtingen van het provinciebestuur, van welke aard<br />

ook. Hoewel de opmaak van de inventaris onder de leiding van de financieel<br />

beheerder gebeurt, heeft de decreetgever willen aangeven dat het hier een<br />

teamwork betreft.<br />

De jaarrekening van het provinciebestuur bestaat momenteel uit de begrotingsrekening,<br />

de balans, de resultatenrekening en de toelichting. In de toekomstige<br />

rapportering (vanaf 2014?) zal onder meer aandacht worden besteed<br />

aan het nagaan welke resultaten of effecten men per doelstelling bereikt<br />

heeft.<br />

1° De begrotingsrekening<br />

De begrotingsrekening geeft de werkelijke uitgaven en ontvangsten weer<br />

gedurende het afgelopen dienstjaar.<br />

De uitgaven zijn niet gelijk aan de kosten van de resultatenrekening. Ze omvatten<br />

de begrotingskredieten, de vastleggingen en de aanrekeningen. De<br />

ontvangsten verschillen van de opbrengsten van de resultatenrekening en<br />

omvatten de begrotingskredieten, de vastgestelde rechten, de oninbare en<br />

de onherhaalbare.<br />

- Eindejaarsverrichtingen<br />

Voor men met de opmaak van de begrotingsrekening kan starten, dienen<br />

nog een aantal afsluitverrichtingen te gebeuren. Zo moet men de wedden<br />

van het gesubsidieerd onderwijzend personeel, die rechtstreeks aan de betrokken<br />

personeelsleden worden betaald, gelijktijdig als uitgave en als ontvangst<br />

(toelage) boeken (artikel 66 KB).


HOOFDSTUK 4<br />

Bij de begrotingsrekening horen, volgens het koninklijk besluit van 2 juni<br />

1999, twee lijsten: de lijst van de openstaande vastgestelde rechten en de<br />

lijst van de over te dragen kredieten, de vastleggingen en de ongebruikte<br />

kredieten. Deze laatste lijst moet op het einde van het eerste kwartaal van<br />

het volgende jaar door de deputatie worden vastgesteld. Alleen de vastleggingen<br />

die correct zijn overgedragen naar het nieuwe jaar kunnen dan aanleiding<br />

geven tot een aanrekening en een betaling.<br />

In de gemeenten wordt sinds 1995 gewerkt met het zogenaamde formulier<br />

T. Voor de provincies is evenwel geen model vastgelegd. Van belang is dat de<br />

lijst per begrotingsartikel de over te dragen kredieten, de vastleggingen en<br />

de ongebruikte kredieten vermeldt. Zowel vastleggingen van de gewone<br />

dienst als van de buitengewone dienst kunnen overgedragen worden. De<br />

vastleggingen van de gewone dienst echter slechts één keer.<br />

De werkwijze <strong>voor</strong> opmaak van deze lijst wordt uitvoerig beschreven in<br />

art. 67 KB:<br />

de diensten en instellingen boeken onverwijld alle vastleggingen die op het<br />

af te sluiten jaar betrekking hebben;<br />

de diensten en instellingen bezorgen de financieel beheerder onmiddellijk<br />

alle stukken betreffende de nog af te handelen aanrekeningen waarvan de<br />

inschrijving in de begrotingskredieten moet worden verricht;<br />

na de boeking van alle correcties op de openstaande vastleggingen stellen<br />

de diensten en instellingen daarna een lijst op van de openstaande vastleggingen<br />

en bezorgen deze vóór 15 januari aan de financieel beheerder;<br />

op grond van die opgaven sluit de financieel beheerder het grootboek van de<br />

begrotingsverrichtingen af en stelt hij de lijst in verband met de over te dragen<br />

kredieten en vastleggingen en ongebruikte kredieten op;<br />

de deputatie keurt op het einde van het eerste trimester van het volgende<br />

jaar, per begrotingsartikel, de lijst goed van de over te dragen kredieten, de<br />

vastleggingen en de ongebruikte kredieten.<br />

De lijst van de openstaande vastgestelde rechten vermeldt per begrotingsartikel<br />

alle vorderingen die op 31 december nog niet of nog niet volledig geïnd<br />

zijn. Het betreft zowel vorderingen van de gewone als van de buitengewone<br />

dienst. Belangrijk is dat de vastleggingen en de vorderingen geboekt worden<br />

conform respectievelijk art. 54 en 44 van het koninklijk besluit van 2 juni<br />

1999.<br />

- De resultaten van de begrotingsrekening<br />

De begrotingsrekening moet twee resultaten vermelden:<br />

1. het begrotingsresultaat is het verschil tussen de netto vastgestelde<br />

rechten (vastgestelde rechten min de onverhaalbare posten en de oninbare)<br />

en de vastleggingen;<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 69 KB<br />

279


Art. 21 KB<br />

Deel VI<br />

280<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

2. boekhoudkundig resultaat is het verschil tussen de netto vastgestelde<br />

rechten en de aangerekende uitgaven.<br />

Het boekhoudkundig resultaat vormt het saldo dat naar het volgende dienstjaar<br />

moet worden overgedragen. In dat resultaat zijn de gecumuleerde boekhoudkundige<br />

resultaten van de <strong>voor</strong>gaande dienstjaren begrepen. Het gecumuleerde<br />

begrotingsresultaat wordt via budgetwijziging in het budget ingebracht.<br />

De boekhouding van de vastgestelde rechten en de vastgelegde uitgaven<br />

moet zo correct mogelijk gebeuren, zo niet vertoont de begrotingsrekening<br />

vertekende resultaten. Het begrotingsresultaat van de begrotingsrekening<br />

wordt geboekt als begrotingskrediet; het boekhoudkundig resultaat<br />

als vastgesteld recht indien het positief is, als vastlegging en aanrekening<br />

indien het negatief is.<br />

Om de transparantie van de financiële verslaggeving te bevorderen, sluit de<br />

begrotingsrekening qua structuur en lay-out bij <strong>voor</strong>keur zoveel mogelijk<br />

aan bij het budget.<br />

2° De balans, de resultatenrekening en de toelichting<br />

- Eindejaarsverrichtingen<br />

Afschrijvingen<br />

Vooraleer men kan overgaan tot de opmaak van de balans en de resultatenrekening<br />

dienen er ook in de algemene boekhouding een aantal eindejaarsverrichtingen<br />

te gebeuren. De goederen van het patrimonium moeten<br />

afgeschreven worden. Deze afschrijving is jaarlijks en lineair (art. 21,<br />

§ 1 KB).<br />

Voor materiële en immateriële vaste activa met een beperkte gebruiksduur<br />

wordt overgegaan tot afschrijvingen volgens een plan opgesteld overeenkomstig<br />

artikel 5 van het ministerieel besluit van 15 februari 2001 tot uitvoering<br />

van artikelen 18 en 21, § 1 van het KB van 2 juni 1999. De afschrijving is<br />

immers een waardevermindering ten gevolge van slijtage. De provincies<br />

kunnen van de <strong>voor</strong>opgestelde afschrijvingstermijnen afwijken omwille van<br />

de economische realiteit. Deze afwijking moet gemotiveerd worden in de<br />

toelichting bij de jaarrekening. Ontvangen investeringssubsidies waarmee<br />

vaste activa zijn verworven, worden verrekend volgens hetzelfde ritme als de<br />

afschrijvingen op die vaste activa (art. 21, § 2 KB). Door de afschrijvingen<br />

vermindert de waarde van de provinciale bezittingen, dus dient ook de financieringsbron<br />

aan hetzelfde ritme te verminderen.


HOOFDSTUK 4<br />

Herwaarderingen/waardeverminderingen<br />

Een uitzonderlijke herwaardering van de goederen van het private onroerende<br />

patrimonium kan door de bevoegde minister (van Binnenlandse Aangelegenheden)<br />

worden toegestaan indien er zich aanzienlijke en niet-incidentele<br />

marktschommelingen <strong>voor</strong>doen (art. 20 KB). Een jaarlijkse herwaardering<br />

mist economische grond (bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> de gronden van de wegen) en is<br />

dan ook terecht achterwege gelaten in de nieuwe provinciale boekhouding.<br />

Toch mag de provincie de materiële vaste activa, de deelnemingen en aandelen<br />

die onder de financiële vaste activa <strong>voor</strong>komen of bepaalde soorten<br />

vaste activa herwaarderen, wanneer de waarde van deze activa op vaststaande<br />

en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde (ministerieel besluit<br />

van 15 februari 2001 tot uitvoering van artikelen 18 en 21, § 1 van het<br />

koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de algemene regeling van de<br />

provinciale boekhouding, art. 24). Het betreft dus een duidelijke waardevermeerdering<br />

die niet van <strong>voor</strong>bijgaande aard is.<br />

Wanneer daarentegen op het einde van het boekjaar de realisatiewaarde van<br />

een activum lager uitvalt dan de aanschaffingswaarde ten gevolge van een<br />

duurzame minderwaarde of ontwaarding, boekt men een waardevermindering.<br />

Een dergelijke waardevermindering kan bij<strong>voor</strong>beeld betrekking hebben<br />

op de <strong>voor</strong>raden, maar ook op andere (immateriële en materiële) activa<br />

zoals bij<strong>voor</strong>beeld vorderingen en financiële deelnemingen en participaties.<br />

Voorzieningen<br />

De <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> risico’s en kosten beogen het dekken van toekomstige<br />

verliezen of kosten, die op het moment van opmaak van de balans zeker of<br />

waarschijnlijk zijn, maar waarvan geen precies bedrag kan bepaald worden<br />

(zie het passief van de balans). Klassieke <strong>voor</strong>beelden zijn provisies <strong>voor</strong> de<br />

pensioenen van de personeelsleden en <strong>voor</strong> aanzienlijke herstel- en onderhoudswerken<br />

aan machines en gebouwen en <strong>voor</strong> hangende geschillen. Tijdens<br />

de eindejaarsverrichtingen zal men moeten nagaan of er (bijkomende)<br />

<strong>voor</strong>zieningen moeten worden aangelegd.<br />

Overige eindejaarsverrichtingen<br />

Ook de wijzigingen in de <strong>voor</strong>raden moeten geboekt worden. Goederen die in<br />

<strong>voor</strong>raad beheerd worden, komen in de boekhouding via de kostenrekeningen.<br />

Als deze goederen op 31 december nog in <strong>voor</strong>raad zijn, mogen ze de<br />

jaarrekening niet als een kost beïnvloeden. Ze zijn immers nog ter beschikking<br />

van het bestuur.<br />

Op het einde van het jaar is er eveneens een overboeking van de lange naar<br />

de korte termijn nodig van de vorderingen en de schulden. Het betreft hier<br />

verrichtingen die geen betrekking hebben op de budgettaire boekhouding.<br />

Het is uitsluitend de bedoeling dat de balans van het provinciebestuur een<br />

correcter beeld biedt. Op het einde van het dienstjaar moet een deel van de<br />

schuld op lange termijn overgeboekt worden naar de schuld op korte ter-<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 20 KB<br />

Art. 26 KB<br />

281


Deel VI<br />

282<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

mijn, met name de aflossingen die in het volgende dienstjaar vervallen. Ook<br />

<strong>voor</strong> vorderingen op lange termijn (bv. ten gevolge van verkregen investeringssubsidies)<br />

moet op 31 december het gedeelte waarvan men de inning<br />

verwacht in het volgende dienstjaar overgeboekt worden van de lange naar<br />

de korte termijn.<br />

De overlopende rekeningen zijn essentieel om tot een goede afgrenzing van<br />

het dienstjaar te komen, al wordt een correct gebruik ervan momenteel<br />

enigszins bemoeilijkt door de combinatie van de budgettaire en de algemene<br />

boekhouding. De bedoeling van deze rekeningen is om de verrichtingen zoveel<br />

mogelijk aan het juiste boekjaar toe te wijzen.<br />

Tot slot moet elk jaar het resultaat van de resultatenrekening ingebracht<br />

worden in het eigen vermogen van de balans. Art. 16, § 4, 2e lid KB: het<br />

verschil tussen het actief en de schulden bepaalt het nettovermogen van de<br />

provincie.<br />

- De balans<br />

De provincie moet elk jaar op 31 december een balans opmaken, die de<br />

algemene toestand van de provincie weergeeft. De balans geeft onder<br />

meer een beeld van de evolutie van het provinciale patrimonium en de<br />

schuldenlast.<br />

Art. 16 van het KB somt de rubrieken van de balans op. De activa van de balans zijn gerangschikt<br />

volgens stijgende liquiditeit en zijn aldus ingedeeld:<br />

- de vaste activa (de goederen die blijvend zijn verworven door de provincie);<br />

- de vlottende activa (onder meer de geldbeleggingen en de liquide middelen).<br />

Het passief van de balans (geeft de herkomst aan van de middelen waarover de provincie<br />

beschikt; de financieringsbronnen) is, in het KB, aldus ingedeeld:<br />

- het eigen vermogen (de middelen die de provincie heeft geïnvesteerd en waarvan zij eigenaar<br />

is);<br />

- het vreemd vermogen of de schulden (middelen die door derden ter beschikking worden<br />

gesteld).<br />

De rubrieken van het passief zijn gerangschikt volgens stijgende opeisbaarheid.<br />

De balans moet altijd in evenwicht, ‘in balans’ zijn.<br />

- De resultatenrekening<br />

Behalve de balans is eveneens een resultatenrekening verplicht die de<br />

opbrengsten en kosten van het dienstjaar weergeeft.<br />

De resultatenrekening geeft de kosten (zowel kas- als niet-kaskosten; zijn<br />

niet gelijk aan de budgettaire uitgaven) en opbrengsten (zowel kas- als niet-


HOOFDSTUK 4<br />

kasopbrengsten; zijn niet gelijk aan de budgettaire ontvangsten) weer gedurende<br />

het dienstjaar en het resultaat van dat dienstjaar.<br />

Het model van de resultatenrekening ziet er in grote lijnen als volgt uit (volgens<br />

bijlage 2 van het MB van 15 februari 2001 tot uitvoering van artikelen<br />

18 en 21, § 1 van het KB van 2 juni 1999, dat afwijkt van de indeling in grote<br />

rubrieken opgenomen in art. 17 van het KB):<br />

Kosten<br />

II. Werkingskosten 60/64<br />

(waaronder exploitatiediensten en -goederen, wedden en afschrijvingen)<br />

III. Werkingsoverschot (I-II)<br />

V. Financiële kosten (o.a. lenings- en debetintresten) 65<br />

VI. Positief financieel resultaat (IV-V)<br />

VII. Courant overschot (III+VI)<br />

IX. Uitzonderlijke kosten 66<br />

X. Uitzonderlijk overschot (VIII-IX)<br />

XI. Overschot van het boekjaar (VII+X)<br />

XIII. Overboekingen naar de reservefondsen 68<br />

XIV. Over te dragen overschot van het boekjaar 69<br />

Opbrengsten<br />

I. Werkingsopbrengsten 70/74<br />

(waaronder opbrengsten uit belastingen, prestaties en toelagen)<br />

III. Werkingstekort (I-II)<br />

IV. Financiële opbrengsten 75<br />

(o.a. dividenden, intresten en verrekeningen van ontvangen investeringssubsidies)<br />

VI. Negatief financieel resultaat (IV-V)<br />

VII. Courant tekort (III+VI)<br />

VIII. Uitzonderlijke opbrengsten 76<br />

X. Uitzonderlijk tekort (VIII-IX)<br />

XI. Tekort van het dienstjaar (VII+X)<br />

XIII. Onttrekkingen aan de reservefondsen 78<br />

XIV. Over te dragen tekort van het boekjaar 79<br />

- De toelichting<br />

De toelichting maakt integraal deel uit van de jaarrekening in de algemene<br />

boekhouding. Ze vermeldt alle informatie die het provinciebestuur<br />

nodig acht om derden behoorlijk in te lichten over de vermogenstoestand,<br />

de financiële positie of het resultaat van de provincie en die men niet onmiddellijk<br />

uit de balans of de resultatenrekening kan afleiden. Het verdient<br />

aanbeveling om binnen een openbaar bestuur daadwerkelijk maximale<br />

informatie in de toelichting op te nemen. Een dergelijke handelswijze<br />

is niet alleen conform de openbaarheid van bestuur, maar wakkert<br />

eveneens de belangstelling <strong>voor</strong> de jaarrekening aan.<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

283


Art. 66, § 4<br />

Prov.W.<br />

Art. 169<br />

Art. 68 Prov.<br />

W.<br />

Deel VI<br />

284<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

Doorgaans bevat de toelichting onder meer de (<strong>voor</strong>naamste) waarderingsregels<br />

en hun wijzigingen, details over een aantal posten van balans en resultatenrekening<br />

(beschrijvende staten over oorsprong en mutaties van<br />

sommige aarden) en de rechten en plichten niet in de balans vermeld (klasse<br />

0). Vanzelfsprekend is dit geen limitatieve opsomming. Zo verdient het<br />

aanbeveling om hierin eveneens een financiële analyse aan de hand van onder<br />

meer liquiditeits- en solvabiliteitsratio’s op te nemen, waardoor de lezer<br />

een beter inzicht verkrijgt in de financiële positie van het provinciebestuur.<br />

3° Procedure en timing<br />

De provincieraad stelt de rekeningen (begrotingsrekening, balans en resultatenrekening)<br />

over het vorige dienstjaar vast. Ze worden, samen met de opmerkingen<br />

van het Rekenhof, in beginsel tijdens de maand oktober aan de<br />

provincieraad <strong>voor</strong>gelegd en aan elk raadslid bezorgd ten minste zeven vrije<br />

dagen <strong>voor</strong> de dag van de vergadering waarop ze besproken zullen worden.<br />

Ingevolge art. 170 van het Provinciedecreet wordt die termijn naar analogie<br />

met het budget verlengd tot op zijn minst veertien dagen <strong>voor</strong> de raadszitting.<br />

Met het oog op de inbreng van het begrotingsresultaat van de begrotingsrekening<br />

in het budget van het lopende jaar biedt een vroegere <strong>voor</strong>legging<br />

aan de provincieraad, indien mogelijk, <strong>voor</strong>delen.<br />

De timing wordt in de toekomst trouwens strenger. Het Provinciedecreet bepaalt<br />

dat de provincieraad zich in de loop van het eerste semester van het<br />

financiële boekjaar dat volgt op datgene waarop de rekening betrekking<br />

heeft in openbare zitting uitspreekt over de vaststelling van de jaarrekening.<br />

Hoe de toekomstige jaarrekening er zal uitzien, dient door de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

nog te worden vastgelegd.<br />

De deputatie brengt in de toekomst verslag uit over de financiële toestand,<br />

over het gevoerde beleid en beheer tijdens het <strong>voor</strong>afgaande jaar en over de<br />

uitvoering van het budget in dezelfde zitting waarop de rekening behandeld<br />

wordt. De provincieraad stemt over de jaarrekening in zijn geheel, maar elk<br />

raadslid kan de afzonderlijke stemming eisen over één of meer onderdelen.<br />

Een afschrift van de jaarrekening wordt binnen twintig dagen bezorgd aan<br />

de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

Net als de budgetten worden de rekeningen (kort samengevat) binnen de<br />

maand volgend op die tijdens welke zij werden afgesloten in het Provincieblad<br />

opgenomen en neergelegd in het archief van beide federale wetgevende<br />

Kamers. De rekeningen liggen <strong>voor</strong> iedereen ter inzage op de provinciale<br />

griffie gedurende een maand vanaf de dag waarop zij zijn vastgesteld. Via<br />

het Bestuursmemoriaal en een blad uit de provincie wordt het publiek hiervan<br />

in kennis gebracht.


c De beheersrekeningen van de rekenplichtigen<br />

1° Wie is rekenplichtig?<br />

HOOFDSTUK 4<br />

Er heerst vrij veel onduidelijkheid over wie er, in de gewijzigde wetgeving,<br />

allemaal rekenplichtig is in de zin van artikel 7 van de wet van 29 oktober<br />

1846 op de inrichting van het Rekenhof. Uiteindelijk zal de rechtspraak van<br />

het Rekenhof hierover volledige duidelijkheid moeten verschaffen.<br />

Algemeen wordt echter aangenomen dat behalve de financieel beheerder<br />

enkel de provinciegriffier (art. 158 PD) rekenplichtige is evenals de kasrekenplichtigen<br />

van art. 159 PD. Het Provinciedecreet gaat ervan uit dat ook<br />

de budgethouders rekenplichtig zijn. De budgethouders zijn echter ordonnateurs,<br />

de personeelsleden belast met geringe dagontvangsten of provisies<br />

(art. 158 PD) zijn slechts hulprekenplichtigen van de provinciegriffier.<br />

2° De beheersrekening<br />

De rekenplichtigen moeten jaarlijks verslag uitbrengen over hun beheer bij<br />

het Rekenhof, dat hun beheersrekeningen afsluit.<br />

Het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet dat de deputatie jaarlijks gecentraliseerd rekening<br />

aflegt aan het orgaan dat kwijting van het beheer kan verlenen. Die<br />

rekening omvat alle rekeningen van de rekenplichtigen. Omwille van de administratieve<br />

eenvoud en om een veelvoud aan beheersrekeningen te vermijden,<br />

werd er<strong>voor</strong> geopteerd dat de deputatie één rekening aflegt waarin<br />

de verrichtingen van alle rekenplichtigen van het provinciebestuur zijn opgenomen.<br />

3° De eindrekening<br />

De provinciegriffier, de kasrekenplichtigen van artikel 159 en de financieel<br />

beheerder maken binnen de veertien dagen een eindrekening op als hun<br />

ambt of opdracht een einde neemt. Dit vloeit logisch <strong>voor</strong>t uit de hoedanigheid<br />

van rekenplichtige. Vijf jaar na het neerleggen van zijn ambt zal de rekenplichtige<br />

definitieve kwijting bekomen indien intussen door het Rekenhof<br />

geen arrest tot veroordeling werd gewezen (art. 8, laatste lid van de wet van<br />

29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof).<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 166<br />

285


Deel VI<br />

286<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

e ProVIncIeBelAstIngen<br />

a Algemeen<br />

Het grootste deel van de fiscale inkomsten van de <strong>Vlaamse</strong> provincies is<br />

afkomstig van 2 belastingen: de eigen algemene provinciebelasting en de<br />

opcentiemen op de onroerende <strong>voor</strong>heffing. Deze opcentiemen worden<br />

door het Vlaams Gewest gevestigd, geïnd en eventueel vervolgd.<br />

De opbrengst van deze belasting wordt aan de provincies doorgestort door<br />

het Vlaams Gewest. Sinds 2001 worden er in het tweede semester maandelijks<br />

<strong>voor</strong>schotten uitbetaald, waardoor de provincies geen liquiditeitsproblemen<br />

meer ondervinden ten gevolge van vertragingen bij de inkohiering en<br />

de inning door het Vlaams Gewest. De zes gelijke <strong>voor</strong>schotten worden berekend<br />

a rato van 1/6 van 95 % van het begrotingscijfer <strong>voor</strong> zover bekend<br />

bij het ministerie van de <strong>Vlaamse</strong> Gemeenschap.<br />

De eigen provinciebelastingen zoals de algemene provinciebelasting worden<br />

door het provinciebestuur gevestigd, geïnd en vervolgd. Door een algemene<br />

provinciebelasting dragen zowel gezinnen als bedrijven bij in de financiering<br />

van de werking van de provinciebesturen.<br />

Er bestaan ook nog een aantal kleinere provinciebelastingen zoals de belasting<br />

op jachtverloven, op banken en financieringsinstellingen, op vergunningsplichtige<br />

inrichtingen, op aanplakborden en op tweede verblijven.<br />

Sinds de staatshervorming van 2001 (de zogenaamde Lambermontakkoorden)<br />

zijn de gewesten in grote mate bevoegd om de provinciebelastingen te<br />

regelen. Met het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering<br />

en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen<br />

heeft het <strong>Vlaamse</strong> gewest gebruikgemaakt van zijn nieuwe bevoegdheid. De<br />

bevoegdheden van de provinciegouverneur inzake provinciebelastingen zijn<br />

daarbij overgegaan naar de deputatie. De federale overheid blijft echter bevoegd<br />

om de grenzen van de lokale belastingbevoegdheid te bepalen.<br />

b De wettelijkheid van de provinciebelasting<br />

Het beginsel van de wettelijkheid van de provinciebelasting ligt vervat in<br />

artikel 170, § 3 van de Grondwet, dat luidt als volgt: ‘Geen last of belasting<br />

kan door de provincie worden ingevoerd dan door een beslissing van<br />

haar raad’. Dit betekent dat aan de provincieraad de uitsluitende bevoegdheid<br />

is opgedragen om een provinciale belasting in te voeren, wat de delegatie<br />

aan andere provinciale organen uitsluit.


HOOFDSTUK 4<br />

Dit principe wordt herhaald in art. 43, § 2, 15° van het Provinciedecreet,<br />

dat wel de <strong>voor</strong>behouden bevoegdheid inzake het vaststellen van retributies<br />

heeft versoepeld. De provincieraad moet nog alleen beslissen over<br />

het kader en de bijzonderste <strong>voor</strong>waarden van de retributies.<br />

De fiscale autonomie van de provincie is echter niet onbegrensd. De wetgever<br />

heeft op basis van artikel 170, § 3 van de Grondwet de bevoegdheid om<br />

de belastingautonomie van de provincies te beperken. Zo stelt artikel 464<br />

van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 dat de provincies niet<br />

gemachtigd zijn tot het heffen van opcentiemen op de personenbelasting, de<br />

vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting of de belasting van de<br />

niet-inwoners. De provincie is evenmin gemachtigd tot het heffen van gelijkaardige<br />

belastingen op de grondslag of op het bedrag van deze belastingen.<br />

Een uitzondering op dit principe is evenwel opgenomen in de tekst zelf van<br />

artikel 464 van het W.I.B. 1992 en betreft de onroerende <strong>voor</strong>heffing.<br />

De rechtspraak toont zich zeer streng bij het beoordelen van het begrip “gelijkaardige<br />

belastingen op de grondslag of op het bedrag van deze belastingen”.<br />

De wetgever heeft willen verbieden dat provincies eigen belastingen<br />

op het inkomen zouden invoeren. Volgens rechtspraak van de Raad van State<br />

moet het kadastraal inkomen, zoals de term het zelf reeds aangeeft, als<br />

een vorm van inkomen worden beschouwd. Provinciebelastingen op basis<br />

van het kadastraal inkomen zijn dus verboden, opcentiemen op de onroerende<br />

<strong>voor</strong>heffing kunnen wel.<br />

Ook andere wetgeving, zoals het Wetboek op de met inkomstenbelastingen<br />

Gelijkgestelde Belastingen, legt beperkingen op aan de heffingsbevoegdheid<br />

van de provincie.<br />

‘De hoven en rechtbanken passen de algemene, provinciale en plaatselijke<br />

besluiten en verordeningen alleen toe in zover zij met de wetten overeenstemmen’<br />

(art.159 Gw.). Het betreft hier één van de basisbeginselen van ons<br />

rechtssysteem: de besluiten van de provincieraad kunnen steeds getoetst<br />

worden aan de Grondwet of de internationale verdragen, aan wetten, decreten<br />

of algemene rechtsbeginselen die daarmee worden gelijkgesteld.<br />

Het gelijkheidsbeginsel (art. 10 Gw.) en het beginsel van non-discriminatie<br />

(art. 11 Gw.) hebben een algemene draagwijdte en verbieden elke discriminatie.<br />

Artikel 172 Gw. past deze algemene beginselen toe op fiscaal vlak:<br />

‘Inzake belastingen kunnen geen <strong>voor</strong>rechten worden ingevoerd. Geen vrijstelling<br />

of vermindering van belasting kan worden ingevoerd dan door een<br />

wet.’ Algemeen wordt aanvaard dat het gelijkheidsbeginsel inhoudt dat allen<br />

die zich in dezelfde feitelijke toestand bevinden op dezelfde wijze moeten<br />

worden belast. Uit vaststaande rechtspraak van het Grondwettelijk hof blijkt<br />

dat de grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie niet<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

287


Deel VI<br />

288<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

uitsluiten dat een verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van<br />

personen wordt ingesteld, <strong>voor</strong> zover dat verschil berust op een objectief<br />

criterium dat kennelijk en redelijkerwijze relevant is, gelet op de aard en het<br />

doel van de belasting. Een vrijstelling of vermindering van belasting kan<br />

slechts worden toegestaan indien dit uitdrukkelijk is bepaald in de belastingverordening.<br />

c De vestiging van de provinciebelastingen<br />

De belastingschuld betreffende provinciebelastingen ontstaat indien twee<br />

<strong>voor</strong>waarden zijn vervuld. Er moet in het budget van het dienstjaar een<br />

ontvangstenkrediet <strong>voor</strong>komen <strong>voor</strong> het bedrag van de vermoedelijke belastingopbrengst<br />

en er moet een uitvoerbare belastingverordening bestaan.<br />

Dit is een reglement, aangenomen door de provincieraad, waarover de toezichthoudende<br />

overheid (de <strong>Vlaamse</strong> regering) het algemeen bestuurlijk toezicht<br />

heeft uitgeoefend en dat bekendgemaakt is conform de wettelijke bepalingen.<br />

De belastingverordeningen worden afgekondigd door middel van<br />

het provinciale Bestuursmemoriaal. Een belastingverordening moet een<br />

aantal essentiële gegevens bevatten zoals de belastbare basis, de heffingstermijn,<br />

de aanduiding van de belastingplichtigen, de aanslagvoet en de berekeningsbasis,<br />

de wijze van invordering door middel van kohieren of contant,<br />

eventuele vrijstellingen of verminderingen.<br />

Opdat de belastingschuld daadwerkelijk zou kunnen worden geïnd van een<br />

welbepaalde persoon, moet hij worden geïndividualiseerd en geformaliseerd.<br />

Dit formaliseringsproces heet de vestiging van de belastingschuld en geschiedt<br />

door de aanslag. Dit is de handeling van de administratie die verklaart<br />

dat, aangezien alle <strong>voor</strong>waarden vervuld zijn waaronder de belastingschuld<br />

ontstaat, een geïndividualiseerde persoon een bepaalde som aan de<br />

provincie moet betalen. De vestiging maakt de belastingschuld vaststaand.<br />

1° Soorten belastingen<br />

- Kohierbelastingen<br />

Het belastingkohier kan men definiëren als een authentieke akte waardoor<br />

de administratie zich een titel tegen de belastingplichtige schept en<br />

haar wil tot uiting brengt de betaling van de belasting te vorderen.


HOOFDSTUK 4<br />

Vanuit materieel oogpunt is het kohier een lijst van de belastingplichtigen,<br />

met opgave van een aantal vermeldingen die zijn <strong>voor</strong>geschreven door artikel<br />

4, § 2 van het decreet van, 30 mei 2008: de naam van de provincie die de<br />

belasting heeft gevestigd; de <strong>voor</strong>naam, achternaam of maatschappelijke<br />

benaming en het adres van de belastingplichtige; de datum en benaming<br />

van het reglement waardoor de belasting is verschuldigd; het belastbaar<br />

feit, de berekening en het bedrag van de belasting, evenals het aanslagjaar<br />

waarop de belasting betrekking heeft; het nummer van het kohierartikel; de<br />

datum van uitvoerbaarverklaring. Het ontbreken van (correcte) vermeldingen<br />

op het aanslagbiljet heeft enkel de nietigheid van het aanslagbiljet tot gevolg<br />

en niet de nietigheid van de aanslag en dan nog <strong>voor</strong> zover de belangen van<br />

de belastingplichtige zijn geschaad. Het betreft dus een relatieve nietigheid.<br />

De aanslag wordt vastgesteld door de inkohiering op naam van de belastingplichtige.<br />

Het opnemen van de belasting in een kohier is op zichzelf nog niet<br />

voldoende om de betaling ervan af te dwingen. De afdwingbaarheid wordt tot<br />

stand gebracht door de uitvoerbaarverklaring ervan. De uitvoerbaarverklaring<br />

is <strong>voor</strong> de belastingplichtige het bevel de sommen te betalen waar<strong>voor</strong><br />

hij in het kohier is opgenomen, zo niet zal hij daartoe worden verplicht. Voor<br />

de provinciale administratie, en in het bijzonder <strong>voor</strong> de financieel beheerder,<br />

is het uitvoerbaar verklaarde kohier een titel tot dadelijke uitwinning<br />

van de fiscale schuld. De financieel beheerder moet dus niet over een vonnis<br />

van de rechtbank beschikken om eventueel vervolgingen tegen een nalatige<br />

belastingplichtige te kunnen inspannen. Daartoe volstaat het uitvoerbaar<br />

verklaarde kohier, dat <strong>praktisch</strong> dezelfde kracht heeft als de grosse van een<br />

vonnis, bekleed met het formulier van tenuitvoerlegging.<br />

De kohieren inzake provinciebelastingen worden uitvoerbaar verklaard door<br />

de deputatie. Er mag worden aangenomen dat het vaststellen en het uitvoerbaar<br />

verklaren van het kohier in één enkele beslissing van de deputatie<br />

kan gebeuren.<br />

Artikel 4, § 3 van het decreet van 30 mei 2008 bepaalt dat de kohieren ten<br />

laatste op 30 juni van het jaar volgend op het aanslagjaar uitvoerbaar worden<br />

verklaard. Daarbij worden de rechten vastgesteld in de kohieren boekhoudkundig<br />

verbonden aan de ontvangsten van het financieel boekjaar<br />

waarin de kohieren uitvoerbaar werden verklaard.<br />

- Contant geïnde belastingen<br />

De provincieraad moet in de belastingverordening uitdrukkelijk bepalen of<br />

de invordering zal gebeuren door middel van een kohier of contant. De belastingen<br />

die niet door middel van een kohier worden geïnd, worden contant<br />

geïnd tegen afgifte van een betalingsbewijs (een kwitantie, een plaat, een<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

289


Deel VI<br />

290<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

onderscheidingsteken of vignet …). Wanneer de belasting niet contant kan<br />

worden geïnd, wordt ze een kohierbelasting.<br />

2° De aanslag van ambtswege<br />

Indien de belastingverordening de verplichting van aangifte <strong>voor</strong>ziet, kan de<br />

belasting ambtshalve worden ingekohierd bij gebrek aan aangifte binnen de<br />

in de verordening gestelde termijn of in geval van onjuiste, onvolledige of<br />

onnauwkeurige aangifte. De aanslag kan dus alleen ambtshalve worden gevestigd<br />

wanneer de aangifteplicht in het belastingreglement staat ingeschreven.<br />

De procedure <strong>voor</strong> een aanslag van ambtswege is decretaal geregeld. De<br />

door artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008 <strong>voor</strong>geschreven procedure is<br />

een formaliteit van substantiële aard. Het niet naleven ervan heeft dan ook<br />

de volstrekte nietigheid van de aanslag van ambtswege tot gevolg.<br />

Vooraleer tot de maatregel van ambtshalve inkohiering over te gaan, betekent<br />

de deputatie aan de belastingplichtige per aangetekende brief de motieven<br />

om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de<br />

aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en<br />

het bedrag van de belasting. De belastingplichtige heeft op zijn beurt een<br />

termijn van 30 kalenderdagen volgend op deze kennisgeving, concreet vanaf<br />

de verzendingsdatum van de betekening, om zijn opmerkingen schriftelijk<br />

mee te delen. Pas daarna wordt de aanslag van ambtswege gevestigd, behalve<br />

indien de rechten van de provinciale thesaurie dat eerder zouden vereisen.<br />

De deputatie beschikt over een periode van drie jaar te rekenen vanaf 1 januari<br />

van het aanslagjaar om tot de ambtshalve aanslag over te gaan. In<br />

geval van bedrieglijk opzet of wanneer de bedoeling bestond om schade te<br />

berokkenen, wordt die termijn met twee jaar verlengd. De overtredingen op<br />

de aangifteverplichting worden vastgesteld door speciaal daartoe aangewezen<br />

personeelsleden die alle controle- of onderzoeksdaden kunnen verrichten.<br />

Hun aanstelling gebeurt door de deputatie.<br />

Het belastingreglement kan bepalen dat de ambtshalve gevestigde aanslagen<br />

(en uitsluitend deze) worden verhoogd met een vastgesteld bedrag dat<br />

het dubbel van de verschuldigde belasting niet mag overschrijden. De belastingverhoging<br />

is een administratieve sanctie en wordt gelijktijdig en samen<br />

met de eigenlijke belasting ingekohierd.<br />

Bovendien is het nu ook mogelijk om een administratieve geldboete van<br />

maximaal 500 euro op te leggen <strong>voor</strong> andere overtredingen dan deze op de


HOOFDSTUK 4<br />

aangifteplicht, mits dit door de provincieraad is opgenomen in de belastingverordening.<br />

Voorbeelden zijn de weigering om mee te werken aan een fiscale<br />

controle of om documenten <strong>voor</strong> te leggen. Een dergelijke geldboete<br />

kan ook opgelegd worden aan niet-belastingplichtigen, een combinatie met<br />

een belastingverhoging kan evenwel niet. De administratieve boete wordt<br />

gevestigd en ingevorderd conform de regels die gelden <strong>voor</strong> de kohierbelastingen.<br />

d De invordering van de provinciebelastingen<br />

Het is evident dat de invordering chronologisch na de vestiging komt. Eerst<br />

moet de belastingsom worden vastgesteld. Dit is de vestiging, die wordt afgesloten<br />

met de uitvoerbaarverklaring van het kohier door de deputatie.<br />

Daarna moet de belasting worden geïnd. Dit is de invordering, die aanvangt<br />

met de toezending van het aanslagbiljet aan de belastingplichtige.<br />

Het aanslagbiljet is het bericht dat de betrokken belastingplichtige zonder<br />

kosten wordt toegezonden, om hem te verwittigen dat de schuldvordering<br />

van het provinciebestuur <strong>voor</strong> een bepaald bedrag en wegens een bepaalde<br />

belasting op de in het biljet vermelde datum uitvoerbaar werd verklaard.<br />

Met het aanslagbiljet stelt de provinciale administratie de belastingplichtige<br />

in kennis van zijn belastingschuld en van de termijn waarin hij moet betalen.<br />

Artikel 4, § 3 van het decreet van 30 mei 2008 bepaalt dat het aanslagbiljet<br />

de verzendingsdatum, de uiterste betalingsdatum en de noodzakelijke gegevens<br />

om rechtsgeldig een bezwaar in te dienen vermeldt, evenals de gegevens<br />

die ook op het kohier moeten <strong>voor</strong>komen. Het integrale reglement of<br />

een samenvatting ervan wordt op het aanslagbiljet afgedrukt of als bijlage<br />

toegevoegd. Er bestaat geen verplichting om het aanslagbiljet aangetekend<br />

te verzenden.<br />

Artikel 4, § 3 van het decreet van 30 mei 2008 bepaalt dat de financieel beheerder<br />

‘onverwijld’ instaat <strong>voor</strong> de verzending van het aanslagbiljet. Een<br />

kohierbelasting moet worden betaald binnen twee maanden na de verzending<br />

van het aanslagbiljet. Aan de belastingplichtige die niet binnen de termijn<br />

betaalt, wordt een verwijlintrest aangerekend conform de regels <strong>voor</strong><br />

de rijksbelastingen. Indien de verwijlintrest minder dan 5 euro per maand<br />

bedraagt, is hij niet verschuldigd.<br />

De invordering der provinciebelastingen berust in handen van de financieel<br />

beheerder. De eerste fase van de gedwongen uitvoering is het laten betekenen<br />

van een dwangbevel door een gerechtsdeurwaarder. Vanaf dit dwangbevel<br />

wordt de burgerlijke uitvoeringsprocedure gevolgd. Sinds 1 maart 2002<br />

zijn de financieel beheerders echter verplicht om een aangetekende herin-<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

291


Deel VI<br />

292<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

nering te sturen en dat minstens één maand <strong>voor</strong>aleer de gerechtsdeurwaarder<br />

een betalingsbevel opstelt, behalve indien de rechten van de provinciale<br />

thesaurie in gevaar zijn. De kosten <strong>voor</strong> het aangetekend verzenden<br />

zijn ten laste van de belastingplichtige. In de loop van de bezwaarprocedure<br />

kan er enkel uitgevoerd worden <strong>voor</strong> het bedrag van het “onbetwistbaar verschuldigd<br />

gedeelte” van de belasting.<br />

Provinciebelastingen verjaren na vijf jaar vanaf de eisbaarheid ervan, dit is<br />

twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Men kan de verjaring<br />

stuiten volgens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.<br />

e De bezwaarprocedure<br />

De administratieve fase van de bezwaarprocedure is geïncorporeerd in<br />

het decreet van 30 mei 2008. De belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger<br />

kan schriftelijk en gemotiveerd bezwaar indienen bij de deputatie tegen<br />

een provinciebelasting, een belastingverhoging of een administratieve<br />

boete.<br />

Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend binnen een termijn van drie<br />

maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van<br />

verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag<br />

(<strong>voor</strong> kohierbelastingen) of vanaf de datum van de inning van de belasting<br />

(<strong>voor</strong> contantbelastingen). Bezwaren kunnen nu ook via duurzame drager<br />

(fax, e-mail …) worden ingediend.<br />

De bezwaarprocedure is geregeld door artikel 9 van het decreet van 30 mei<br />

2008. Er moet een schriftelijke ontvangstmelding gebeuren binnen 15 kalenderdagen<br />

na de indiening van het bezwaarschrift.<br />

Als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger dat heeft gevraagd, zal<br />

hij uitgenodigd worden op een hoorzitting <strong>voor</strong> de deputatie of <strong>voor</strong> een lid<br />

van de deputatie of zelfs een aangewezen personeelslid. Er wordt een proces-verbaal<br />

van de hoorzitting opgesteld.<br />

De termijn waarbinnen de deputatie uitspraak moet doen over een bezwaarschrift<br />

is 6 maanden. In geval van ambtshalve vestiging wordt de termijn<br />

verlengd tot 9 maanden.<br />

Indien er echter géén beslissing is binnen de <strong>voor</strong>ziene uitspraaktermijn kan<br />

de belastingplichtige zich wenden tot de bevoegde rechtbank van eerste<br />

aanleg, zonder nog langer op een uitspraak van de deputatie te hoeven<br />

wachten.


HOOFDSTUK 4<br />

De deputatie doet uitspraak over het bezwaarschrift als administratieve<br />

overheid en niet als rechtsprekende instantie. Dit betekent concreet dat er<br />

geen uitspraak wordt gedaan over de eventuele strijdigheid van het belastingreglement<br />

met (grond)wettelijke bepalingen. De uitspraak van de deputatie<br />

moet met redenen omkleed zijn. De beslissing wordt per aangetekende<br />

brief ter kennis gebracht van de eiser, zijn vertegenwoordiger en de financieel<br />

beheerder.<br />

Tegen de beslissing van de deputatie kan beroep worden ingediend bij de<br />

rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin de belasting werd<br />

gevestigd. De termijn om beroep in te stellen bedraagt — op straffe van verval<br />

— drie maanden vanaf de kennisgeving aan de eiser en zijn vertegenwoordiger<br />

van de beslissing van de deputatie (art. 1385undecies Gerechtelijk<br />

Wetboek).<br />

Belangrijk is dat de beroepsprocedure <strong>voor</strong> de rechtbank van eerste aanleg<br />

slechts mogelijk is indien de bezwaarindiener <strong>voor</strong>afgaandelijk het administratieve<br />

beroep heeft ingesteld bij de deputatie (art. 1385undecies, lid 1 Gerechtelijk<br />

Wetboek). Zo niet zal de rechtbank de vordering niet ontvankelijk<br />

verklaren. Het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg is vatbaar <strong>voor</strong><br />

verzet of hoger beroep bij het hof van beroep. Tegen het arrest van het hof<br />

van beroep is <strong>voor</strong>ziening in cassatie mogelijk wegens schending van de wet<br />

of niet-naleving van substantiële of op straffe van nietigheid <strong>voor</strong>geschreven<br />

vormvereisten.<br />

De bezwaarprocedure mag niet verward worden met de onverhaalbare en<br />

oninbare posten. De deputatie kan de aanslagen oninbaar verklaren <strong>voor</strong> de<br />

belastingplichtigen waarvan de insolventie bewezen is. Tevens verleent de<br />

deputatie ambtshalve ontheffing van de overbelastingen die <strong>voor</strong>tkomen uit<br />

materiële vergissingen, uit dubbele belasting, alsook die blijken uit afdoende<br />

bevonden nieuwe feiten of bescheiden waarvan het laattijdig <strong>voor</strong>leggen<br />

door de belastingplichtige wordt verantwoord door wettige redenen.<br />

f ProVIncIefonDs<br />

De belangrijkste toelage op de gewone dienst van het provinciale budget<br />

is de dotatie van het Vlaams Provinciefonds (opgericht bij decreet van<br />

29 april 1991). Het betreft hier een vorm van algemene financiering: de<br />

provincie kan vrij over de dotatie beschikken.<br />

Tijdens de eerste maand van elk kwartaal wordt aan iedere provincie een<br />

<strong>voor</strong>schot uitbetaald gelijk aan één vierde van het aandeel van die provincie<br />

in de dotatie van het laatste jaar waar<strong>voor</strong> de definitieve verdeling is gekend.<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

293


Deel VI<br />

294<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

De definitieve bepaling van de aandelen gebeurt door de <strong>Vlaamse</strong> regering,<br />

waarna het saldo wordt verrekend.<br />

De verdelingscriteria van het Provinciefonds zijn als volgt:<br />

10 % wordt in gelijke delen verdeeld over de <strong>Vlaamse</strong> provincies;<br />

45 % volgens het bevolkingscijfer;<br />

5 % volgens de oppervlakte;<br />

5 % volgens de bevolkingsdichtheid;<br />

5 % volgens de actieve bevolking werkzaam op het grondgebied van de provincie<br />

ten opzichte van de totale bevolking van de provincie;<br />

30 % volgens de in de provincie omgekeerde evenredige opbrengst per inwoner<br />

van 100 opcentiemen op de onroerende <strong>voor</strong>heffing vermenigvuldigd<br />

met het inwonersaantal van de provincie. Dit laatste criterium is een correctiefactor.<br />

De provincies ontvangen een aandeel dat omgekeerd evenredig is<br />

met hun belastingvermogen. Wie een lager belastingvermogen heeft, ontvangt<br />

meer.<br />

De actieve bevolking werkzaam in de provincie bestaat uit:<br />

- de arbeiders en de bedienden;<br />

- de zelfstandigen en de uitoefenaars van vrije beroepen;<br />

- het door de staat, de gemeenschappen en de gewesten bezoldigde personeel;<br />

- de personen bezoldigd door de provincies, de gemeenten en de openbare instellingen;<br />

- het onderwijzend personeel dat niet door de openbare besturen wordt bezoldigd.<br />

Hoewel decretaal vastgelegd, werd het Provinciefonds in het verleden gedurende<br />

jaren niet geïndexeerd. Bovendien werd vanaf 2001 het Provinciefonds<br />

op jaarbasis met ongeveer 25 miljoen euro verminderd en zijn de middelen<br />

van het Investeringsfonds die <strong>voor</strong> de provincies bestemd waren, vanaf 2003<br />

overgeheveld naar het Gemeentefonds. Gedurende een aantal jaren werd<br />

een gedeelte van het vierde kwartaal<strong>voor</strong>schot drie maanden later uitbetaald.<br />

Vanaf het begrotingsjaar 2007 werd het Provinciefonds jaarlijks verhoogd<br />

met een evolutiepercentage van 3,5 %.<br />

De toekomstige evolutie van het Provinciefonds zal vermoedelijk beïnvloed<br />

worden door de uitkomst van een interne <strong>Vlaamse</strong> staatshervorming. Zo<br />

wordt vanaf 2010 3 miljoen euro bespaard op het Provinciefonds.<br />

g het BtW-stAtuut VAn De ProVIncIes<br />

De programmawet van 27 december 2006 heeft het btw-statuut <strong>voor</strong> openbare<br />

besturen, waaronder provinciebesturen, vanaf 1 juli 2007 gewijzigd. Er<br />

was weliswaar een tolerantieperiode, die echter eind 2008 afliep. Intussen<br />

heeft het arrest van het Grondwettelijk Hof van 17 juli 2008 de btw-plicht<br />

<strong>voor</strong> de vrijgestelde handelingen vernietigd. Het was precies deze bepaling<br />

in de gewijzigde wetgeving die <strong>voor</strong> de provincies nefast was omdat ze <strong>voor</strong>


HOOFDSTUK 4<br />

administratieve overlast dreigde te zorgen, zonder recht op aftrek of teruggave<br />

van de btw te doen ontstaan. De provinciebesturen zijn nu <strong>voor</strong> wat<br />

meer handelingen btw-plichtig dan in de periode <strong>voor</strong> 1 juli 2007, wat zeker<br />

op lange termijn niet oninteressant hoeft te zijn.<br />

a Basisprincipe<br />

De regel is dat overheidsinstellingen, zoals provincies, niet btw-plichtig zijn<br />

<strong>voor</strong> de handelingen die ze als overheid verrichten, ook niet indien zij <strong>voor</strong><br />

die werkzaamheden of handelingen rechten, heffingen, bijdragen of retributies<br />

innen.<br />

De provincies zijn dus <strong>voor</strong> de meeste van hun activiteiten niet btw-plichtig,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> de bouw van administratieve centra.<br />

b uitzonderingen<br />

Op dit basisprincipe bestaan 2 uitzonderingen.<br />

1° Een overheid is steeds btw-plichtig wanneer ze<br />

werkzaamheden of handelingen verricht die zijn<br />

opgesomd in artikel 6, derde lid van het BTW-Wetboek.<br />

Het provinciebestuur is in die gevallen btw-plichtig, zonder dat men moet<br />

nagaan of er sprake is van concurrentieverstoring met de privésector. De<br />

btw-plicht geldt <strong>voor</strong> zover de handelingen niet van onbeduidende omvang<br />

zijn. Men kan immers toch van een btw-vrijstelling genieten als het omzetcijfer<br />

het bedrag van 5.580 EUR per jaar niet overschrijdt.<br />

Het betreft hier onder meer:<br />

- het goederen- en personenvervoer;<br />

- de levering van nieuwe goederen geproduceerd <strong>voor</strong> de verkoop;<br />

- de exploitatie en het verlenen van rechten op de exploitatie van een parkeergelegenheid,<br />

een opslagplaats en/of een kampeerterrein;<br />

- de leveringen van goederen en de diensten verricht door bedrijfskantines,<br />

bedrijfswinkels, coöperaties en soortgelijke inrichtingen.<br />

2° De provinciebesturen hebben de hoedanigheid van<br />

btw-plichtige <strong>voor</strong> andere werkzaamheden of handelingen<br />

die zij als overheid verrichten en die niet worden<br />

opgesomd in artikel 6, 3e lid, <strong>voor</strong> zover een behandeling<br />

als niet-belastingplichtige tot concurrentieverstoring<br />

van enige betekenis zou leiden (artikel 6, tweede<br />

lid BTW-Wetboek).<br />

Financieel beheer<br />

Deel VI<br />

Art. 6, 1e lid<br />

BTW-Wb.<br />

295


Deel VI<br />

296<br />

Financieel beheer<br />

HOOFDSTUK 4<br />

Om hieraan te voldoen, moeten de volgende twee <strong>voor</strong>waarden samen vervuld<br />

zijn:<br />

- het betreft het verrichten van identieke handelingen als de ondernemers<br />

uit de privésector;<br />

- het verrichten van deze handelingen leidt tot een belangrijke concurrentieverstoring<br />

ten nadele van de betrokken privéondernemer. Dit is een feitenkwestie<br />

die geval per geval zal moeten worden beoordeeld.<br />

Voor verschillende activiteiten is de btw-plicht op lange termijn <strong>voor</strong>delig,<br />

niettegenstaande de administratieve last die gepaard gaat met het bijhouden<br />

van een btw-boekhouding en het opmaken en indienen van een btw-aangifte.<br />

Er ontstaat dan immers een recht van aftrek van de btw, niet alleen <strong>voor</strong><br />

de exploitatiekosten maar ook <strong>voor</strong> investeringen. Een klassiek <strong>voor</strong>beeld<br />

van concurrentieverstoring is een cafetaria door een overheid uitgebaat. Indien<br />

echter de uitbating van de cafetaria samenhangt met een vrijgestelde<br />

activiteit is onder bepaalde <strong>voor</strong>waarden de btw-vrijstelling ook geldig <strong>voor</strong><br />

de cafetaria. Dit kan bij<strong>voor</strong>beeld het geval zijn <strong>voor</strong> een eigen cafetaria in<br />

een provinciaal museum, dat alleen toegankelijk is <strong>voor</strong> museumbezoekers.<br />

Door de nieuwe wetgeving wordt het verschil in btw-statuut tussen het provinciebestuur,<br />

inclusief intern verzelfstandigde agentschappen, en een autonoom<br />

provinciebedrijf enigszins kleiner. Wel zou de btw-administratie <strong>voor</strong>lopig<br />

geneigd zijn om het begrip concurrentieverstoring door een openbaar<br />

bestuur eerder beperkend te interpreteren.<br />

In tegenstelling tot een paraprovinciale vzw zal een APB ook minder snel<br />

onder de btw-vrijstelling van art. 44 van het BTW-Wetboek vallen. Deze vrijstelling<br />

geldt onder meer <strong>voor</strong> de diensten verstrekt naar aanleiding van de<br />

exploitatie van sportinrichtingen en inrichtingen <strong>voor</strong> lichamelijke opvoeding,<br />

<strong>voor</strong> de diensten en samenhangende leveringen in verband met het bezoek<br />

aan musea of <strong>voor</strong> het verstrekken van onderwijs, met inbegrip van schoolrefters<br />

en –vervoer. Hoe dan ook zal men bij opmaak van de statuten van<br />

een autonoom bedrijf best voldoende aandacht besteden aan de btw-problematiek,<br />

om achteraf onaangename verrassingen te <strong>voor</strong>komen.<br />

Volledigheidshalve kan hier nog worden vermeld dat in het kader van een<br />

zogenaamde VAT Package een aantal nieuwe btw-maatregelen opgelegd zijn<br />

aan de provinciebesturen. Zo zijn vanaf 2010 diensten verricht aan in België<br />

gevestigde gedeeltelijke btw-plichtigen, zoals provincies, in de regel belast<br />

met Belgische btw, ongeacht de bestemming van deze diensten. Bovendien<br />

moeten de provincies zelf de Belgische btw voldoen wanneer de dienstverlener<br />

niet in België is gevestigd. Voor de provincies geeft dat in een aantal<br />

gevallen aanleiding tot een kostenverhoging. De regeling inzake intracommunautaire<br />

verwervingen blijft in beginsel onveranderd: tenzij in uitzonderlijke<br />

gevallen zijn de provinciebesturen verplicht hun aankopen in andere<br />

EU-lidstaten waarbij de goederen naar België worden vervoerd aan de btw<br />

te onderwerpen in ons land.


5 provinciAAl pAtrimonium<br />

HOOFDSTUK 5<br />

De provincieraad is bevoegd <strong>voor</strong> de daden van beschikking met betrekking<br />

tot de onroerende goederen, tenzij deze nominatief in het budget zijn<br />

opgenomen. De provincieraad is ook bevoegd <strong>voor</strong> alle dadingen.<br />

De deputatie is bevoegd <strong>voor</strong> de daden van beschikking met betrekking<br />

tot de onroerende goederen, mits die nominatief in het budget zijn opgenomen.<br />

De deputatie is ook bevoegd <strong>voor</strong> alle daden van beschikking met<br />

betrekking tot de roerende goederen.<br />

Voor daden van beheer, is enkel de deputatie bevoegd.<br />

A Algemeen<br />

a Daden van beschikking<br />

Volgens artikel 42 van het Provinciedecreet beschikt de provincieraad over<br />

de volheid van bevoegdheid <strong>voor</strong> de aangelegenheden van provinciaal belang.<br />

De provincieraad put uit deze bepaling de bevoegdheid <strong>voor</strong> de daden<br />

van beschikking met betrekking tot de onroerende goederen uit het provinciaal<br />

patrimonium en <strong>voor</strong> het aangaan van dadingen. De provincieraad mag<br />

die bevoegdheden niet delegeren aan de deputatie. Het Provinciedecreet zelf<br />

<strong>voor</strong>ziet echter in een uitzondering op deze bevoegdheid van de provincieraad:<br />

de deputatie is bevoegd <strong>voor</strong> het stellen van de daden van beschikking<br />

met betrekking tot onroerende goederen mits die nominatief in het vastgestelde<br />

budget zijn opgenomen; dit met uitzondering van het aangaan van de<br />

dadingen (art. 43, § 2, 12° en 20° en art. 57, § 3, 8°, b Provinciedecreet).<br />

Voorbeelden van daden van beschikking met betrekking tot onroerende goederen<br />

zijn de verkrijging of vervreemding van een onroerend goed, of het<br />

verlenen of verkrijgen van een recht van opstal of erfpacht. Ook een hypotheek<br />

of een erfdienstbaarheid vestigen op provinciaal patrimonium is een<br />

daad van beschikking. Als deze verrichting niet nominatief in het vastgestelde<br />

budget is opgenomen, is enkel de provincieraad bevoegd. Als er wel een<br />

nominatieve opname in het budget is gebeurd, dan is de deputatie bevoegd.<br />

Voor het stellen van de daden van beschikking met betrekking tot de roerende<br />

goederen, is enkel de deputatie bevoegd. Ook hier met uitzondering<br />

van het aangaan van dadingen (art. 57, § 3, 8°, a Provinciedecreet).<br />

Een <strong>voor</strong>beeld van een daad van beschikking met betrekking tot roerende<br />

goederen, is de verkoop van deze goederen. Hier<strong>voor</strong> is de deputatie bevoegd.<br />

De aankoop van roerende goederen, is een overheidsopdracht van le-<br />

Provinciaal patrimonium<br />

Deel VI<br />

Art. 42, 43<br />

en 57<br />

297


Deel VI<br />

298<br />

HOOFDSTUK 5<br />

veringen, en daar<strong>voor</strong> gelden andere bevoegdheidsregels (zie hierna in dit<br />

Deel: hoofdstuk 6, blz. 304 e.v.).<br />

Zowel de provincieraad als de deputatie moeten bij de besluitvorming over<br />

de daden van beschikking, het gelijkheidsbeginsel en de beginselen van behoorlijk<br />

bestuur naleven. Voor de aankoop van roerende goederen moet rekening<br />

gehouden worden met de wetgeving op de overheidsopdrachten.<br />

b Daden van beheer<br />

De deputatie is door het Provinciedecreet belast met de daden van beheer<br />

over de provinciale inrichtingen en eigendommen, binnen de door de provincieraad<br />

desgevallend vastgestelde algemene regels (art. 57, § 3, 1° Provinciedecreet).<br />

Als provinciale inrichtingen kunnen o.m. vernoemd worden: de<br />

provinciale administratieve centra, de provinciale scholen, musea, recreatiedomeinen<br />

en sportinfrastructuur.<br />

De <strong>voor</strong>melde bepaling verleent de deputatie de bevoegdheid om op eigen<br />

initiatief, d.w.z. zonder tussenkomst van de provincieraad, de nodige maatregelen<br />

te nemen om het provinciaal patrimonium te beheren binnen de algemene<br />

<strong>voor</strong>waarden die eventueel door de provincieraad werden vastgesteld.<br />

Zo is de deputatie bevoegd om, met inachtname van de wettelijke en door de<br />

provincieraad bepaalde <strong>voor</strong>waarden, de huurders en de pachters van de<br />

provinciale eigendommen aan te duiden, eventueel na daartoe de <strong>voor</strong>geschreven<br />

openbare oproep georganiseerd te hebben.<br />

Het behoort eveneens tot de bevoegdheid van de deputatie, om de pacht- en<br />

huurcontracten <strong>voor</strong> provinciegoederen op te stellen.<br />

De deputatie kan deze beheersbevoegdheid bij reglement delegeren aan de<br />

provinciegriffier. De provinciegriffier kan die bevoegdheid verder delegeren<br />

aan andere personeelsleden van de provincie (art. 58). Hetzelfde geldt <strong>voor</strong><br />

de daden van beschikking met betrekking tot de roerende goederen. De daden<br />

van beschikking met betrekking tot onroerende goederen die nominatief<br />

in het vastgestelde budget zijn opgenomen, moet de deputatie echter zelf<br />

uitoefenen. Deze laatste bevoegdheid mag immers niet toevertrouwd worden<br />

aan de provinciegriffier (art. 58).<br />

Provinciaal patrimonium


B oPenBAAr en PrIVAAt DomeIn<br />

a Principe<br />

HOOFDSTUK 5<br />

De goederen die behoren tot het openbaar domein van de provincie zijn in<br />

principe onvervreemdbaar. Dit betekent niet dat de provincieraad ter zake<br />

geen bevoegdheden zou hebben.<br />

De deputatie of, bij delegatie, de provinciegriffier is belast met het beheer<br />

van de goederen die behoren tot het openbaar domein. Elke beslissing over<br />

goederen van het openbaar domein die verder gaat dan “beheren”, behoort<br />

normaliter tot de bevoegdheid van de provincieraad.<br />

Zo komt het de provincieraad toe te beslissen over de onttrekking van een<br />

bepaald goed aan het openbaar domein om het op te nemen in het privaat<br />

domein. M.a.w., het is de provincieraad die beslist over desaffectatie van een<br />

goed van het openbaar naar het privaat domein. De provincieraad kan eveneens,<br />

op <strong>voor</strong>waarde van een bijzondere en omstandige motivering, zakelijke<br />

rechten vestigen op openbare domeingoederen <strong>voor</strong> zover die rechten niet<br />

kennelijk onverenigbaar zijn met de bestemming van die goederen.<br />

b Privatieve ingebruikneming<br />

Zijn goederen van het openbaar domein in principe onvervreemdbaar, dan<br />

kan de provinciale overheid wel de privatieve ingebruikneming van deze goederen<br />

toestaan, naargelang het geval, onder de vorm van een eenzijdige<br />

handeling, een concessie of het vestigen van een zakelijk recht in het kader<br />

van een publiek-privaat samenwerkingsverband.<br />

Aldus is het zaak van de provincieraad het bestendig gebruik van een of<br />

meerdere lokalen van een provinciaal gebouw aan personen vreemd aan het<br />

bestuur te reglementeren. Evenwel kan de deputatie aan derden, zonder dat<br />

deze daarop enige aanspraak kunnen laten gelden, een tijdelijk en kortstondig<br />

gebruik van lokalen toestaan, op <strong>voor</strong>waarde dat dit gebruik verenigbaar<br />

is met de functie van de ter beschikking gestelde lokalen en/of de werking<br />

van de provinciale diensten. Bij het toestaan van dit gebruik zal de deputatie<br />

er tevens over waken niet discriminerend op te treden.<br />

Wanneer de provincieraad eveneens beslist over het in concessie geven aan<br />

een vereniging zonder winstoogmerk van de uitbating van de provinciale inrichtingen,<br />

dan mag de provincieraad bij het vaststellen van <strong>voor</strong>waarden<br />

van de concessieverlening evenwel de beheersbevoegdheid van de deputatie<br />

niet miskennen, hetgeen o.a. inhoudt dat de concessie<strong>voor</strong>waarden de deputatie<br />

moeten toelaten zijn recht van toezicht uit te oefenen.<br />

Provinciaal patrimonium<br />

Deel VI<br />

299


Art. 28 en 42<br />

Art. 28 en 42<br />

Art. 57 en 58<br />

Deel VI<br />

300<br />

HOOFDSTUK 5<br />

c Vergunningen<br />

Het komt de provincieraad toe het verlenen van vergunningen te reglementeren<br />

maar het is de deputatie of, in geval van delegatie, de provinciegriffier<br />

die bevoegd is om de individuele vergunning te verlenen. Hierbij moet nog<br />

opgemerkt worden dat <strong>voor</strong> de privatieve ingebruikneming van het openbaar<br />

domein ook een stedenbouwkundige vergunning vereist kan zijn. Aldus is<br />

een vergunning vereist <strong>voor</strong> de oprichting van een als bouwwerk aangemerkte<br />

reclame-inrichting.<br />

c oVerzIcht VerrIchtIngen onroerenD<br />

PAtrImonIum<br />

a Aankoop<br />

De koopovereenkomsten zijn geregeld door artikel 1582 en volgende van het<br />

Burgerlijk Wetboek.<br />

De aankoop van onroerende goederen — zowel openbaar als uit de hand —<br />

behoort normaliter tot de bevoegdheid van de provincieraad die daarover in<br />

beginsel in openbare vergadering beraadslaagt en beslist.<br />

Zoals gezegd, is de deputatie bevoegd <strong>voor</strong> de aankoop van onroerende goederen<br />

<strong>voor</strong> zover die aankoop nominatief in het vastgestelde budget opgenomen<br />

is.<br />

Wanneer de deputatie of de provinciegriffier niet bevoegd is om de aankoop<br />

te doen, zal in de praktijk door de deputatie onderhandeld worden over de<br />

aankoop en zal, in geval van akkoord, een principeovereenkomst worden gesloten<br />

onder <strong>voor</strong>behoud van goedkeuring door de provincieraad.<br />

b Verkoop<br />

De koopovereenkomsten zijn geregeld door artikel 1582 en volgende van het<br />

Burgerlijk Wetboek.<br />

De verkoop van onroerende goederen – zowel uit de hand als openbaar –<br />

behoort normaliter tot de bevoegdheid van de provincieraad die daarover in<br />

beginsel in openbare vergadering beraadslaagt en beslist.<br />

Zoals bij de aankoop is de deputatie bevoegd <strong>voor</strong> de verkoop van onroerende<br />

goederen <strong>voor</strong> zover die verkoop nominatief in het vastgestelde budget<br />

opgenomen is.<br />

Het besluit moet de redenen aangeven waarom het onroerend goed verkocht<br />

wordt, alsmede de wijze waarop de opbrengst wederbelegd zal worden en<br />

eventueel de bijzondere omstandigheden waarom het goed uit de hand wordt<br />

Provinciaal patrimonium


HOOFDSTUK 5<br />

verkocht. Voor de onroerende goederen die onder de toepassing vallen van<br />

het <strong>Vlaamse</strong> Bosdecreet kan de verkoop slechts gebeuren na machtiging<br />

van de <strong>Vlaamse</strong> regering (art. 90, tweede lid Decr.Vl.R. 13 juni 1990).<br />

De openbare verkoop is de regel. In sommige gevallen wordt ook de verkoop<br />

uit de hand aanvaard maar de provincieraad moet daar<strong>voor</strong> over precieze<br />

redenen beschikken die in feite juist en in rechte aannemelijk zijn. Dit is<br />

o.m. het geval wanneer de eigendomsoverdracht gebeurt tussen openbare<br />

besturen.<br />

Ingeval het goed openbaar verkocht wordt, is het mogelijk dat de provincieraad<br />

een tweede maal moet bijeenkomen indien de aangeboden prijs het<br />

bedrag van de schatting niet bereikt. In dat geval moet de provincieraad opnieuw<br />

over de verkoop beraadslagen en in zijn besluit de redenen aangeven<br />

waarom het goed verkocht wordt beneden de geschatte waarde.<br />

c ruil<br />

De ruilcontracten zijn geregeld door artikel 1702 en volgende van het Burgerlijk<br />

Wetboek.<br />

De ruil van onroerende goederen behoort normaliter tot de bevoegdheid van<br />

de provincieraad die daarover in beginsel in openbare vergadering beraadslaagt<br />

en beslist.<br />

De deputatie is bevoegd om te beslissen over een ruil, <strong>voor</strong> zover die ruiloperatie<br />

nominatief in het vastgestelde budget opgenomen is.<br />

Voor de ruil van onroerende goederen gelden dezelfde <strong>voor</strong>schriften als <strong>voor</strong><br />

de verkoop van onroerende goederen uit de hand.<br />

d erfpacht en opstal<br />

Het recht van erfpacht en het recht van opstal zijn geregeld in twee afzonderlijke<br />

wetten, die allebei van 10 januari 1824 dateren. Erfpacht is een zakelijk<br />

recht om het genot te hebben van een onroerend goed dat aan iemand<br />

anders toebehoort, mits de betaling van een vergoeding. De duur is minimaal<br />

27 en maximaal 99 jaar. Het recht van opstal is een zakelijk recht om<br />

gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben op de grond die<br />

aan iemand anders toebehoort. De duur is maximaal 50 jaar.<br />

Het verlenen of bekomen van een recht van erfpacht of van opstal van onroerende<br />

goederen behoort normaliter tot de bevoegdheid van de provincieraad<br />

die daarover in beginsel in openbare vergadering beraadslaagt en beslist.<br />

Provinciaal patrimonium<br />

Deel VI<br />

Art. 28 en 42<br />

Art. 57<br />

Art. 28 en 42<br />

301


Art. 57<br />

Art. 43<br />

Art. 57 en 58<br />

Deel VI<br />

302<br />

HOOFDSTUK 5<br />

De deputatie is bevoegd om te beslissen over een ruil, <strong>voor</strong> zover die ruiloperatie<br />

nominatief in het vastgestelde budget opgenomen is.<br />

e schenkingen en legaten<br />

Schenkingen en legaten zijn geregeld in artikel 893 en volgende van het<br />

Burgerlijk Wetboek.<br />

Over de definitieve aanvaarding van een schenking of een legaat beslist de<br />

provincieraad.<br />

f Verhuring en verpachting<br />

De huurovereenkomsten zijn geregeld in artikel 1708 en volgende van het<br />

Burgerlijk Wetboek. Dit Burgerlijk Wetboek bevat een afdeling met algemene<br />

bepalingen over de huur van onroerende goederen (artikel 1714 en volgende),<br />

maar ook specifieke afdelingen met regels <strong>voor</strong> de huurovereenkomsten<br />

met betrekking tot ten eerste de hoofdverblijfplaats van de huurder,<br />

ten tweede de handelshuur en ten derde de landpacht.<br />

Normaliter kunnen alleen de onroerende goederen die tot het privaat domein<br />

behoren, verhuurd (huizen en gewone gronden) of verpacht (landeigendommen)<br />

worden.<br />

Voor zover de verhuring en de verpachting als daden van beheer kunnen<br />

worden beschouwd, is de deputatie of in geval van delegatie, de provinciegriffier,<br />

bevoegd <strong>voor</strong> het organiseren van een eventuele aanbesteding en<br />

het toewijzen van de huur of de pacht, binnen de door de provincieraad vastgestelde<br />

algemene regels.<br />

Voor de huizen en de gewone gronden bestaat er geen algemene wettelijke<br />

bepaling die de wijze van verhuring door openbare rechtspersonen regelt.<br />

De provincie heeft de keuze tussen de openbare verhuring en de verhuring<br />

uit de hand. In de praktijk komt het meermaals <strong>voor</strong> dat om sociale, economische<br />

en zelfs om financiële redenen de <strong>voor</strong>keur moet worden gegeven<br />

aan de verhuring uit de hand volgens een verhuurreglement dat door de<br />

provincieraad wordt vastgesteld.<br />

De Pachtwet van 4 november 1969 <strong>voor</strong>ziet in een bijzondere regeling <strong>voor</strong><br />

de verpachting van landeigendommen door openbare rechtspersonen (Staat,<br />

gewesten, gemeenschappen, provincies, gemeenten, OCMW, kerkbesturen,<br />

enz.). Deze bijzondere regeling heeft betrekking op de vaststelling van de<br />

maximumpachtprijs, de inschrijvingen en de toewijzing van de pacht.<br />

Provinciaal patrimonium


D BestuurlIjk toezIcht<br />

HOOFDSTUK 5<br />

De beslissingen van de provincieraad, de deputatie of in geval van delegatie<br />

de provinciegriffier, betreffende het patrimonium van de provincie zijn onderworpen<br />

aan het algemeen bestuurlijk toezicht. Dit bestuurlijk toezicht<br />

wordt behandeld in Deel IX, hoofdstuk 1, blz. 385 e.v.<br />

e oPmAken VAn Akten met BetrekkIng tot<br />

onroerenDe goeDeren VAn De ProVIncIes<br />

De notarissen zijn in alle gevallen bevoegd om authentieke akten te verlijden<br />

waarbij een openbare rechtspersoon betrokken is, bv. de aankoop of de verkoop<br />

van een onroerend goed door de provincie. Maar de provincie kan niet<br />

verplicht worden een beroep te doen op een notaris in de gevallen waarin<br />

een administratieve overheid, bv. de provinciegouverneur, bevoegd is om de<br />

akte te verlijden.<br />

Uit de rechtspraak van de Raad van State blijkt dat de provinciegouverneur<br />

bevoegd is om authenticiteit te verlenen aan een akte tot aankoop, verkoop,<br />

ruil of huur van onroerende goederen door de provincie.<br />

De provinciegouverneur kan bijgevolg authenticiteit verlenen aan een akte<br />

tot aankoop, verkoop, ruil of huur van onroerende goederen van de provincie.<br />

De provinciegouverneur is eveneens bevoegd <strong>voor</strong> het verlijden van akten<br />

met het oog op de doorhaling van een hypothecaire inschrijving die een<br />

onroerend goed bezwaart dat door de provincie wordt aangekocht.<br />

De Onteigeningswet van 27 mei 1870 vermeldt uitdrukkelijk de bevoegdheid<br />

van de provinciegouverneur om overeenkomsten, kwitanties en andere akten<br />

te authentificeren die door hem worden verleden <strong>voor</strong> de aankoop van onroerende<br />

goederen namens de provincie.<br />

Door de programmawet van 6 juli 1989 kunnen de provincies ook een beroep<br />

doen op de medewerking van de aankoopcomités <strong>voor</strong> het uitvoeren van alle<br />

domeinverrichtingen. In dat geval zijn de ambtenaren van de aankoopcomités<br />

eveneens bevoegd <strong>voor</strong> het verlijden van de vereiste authentieke akten.<br />

Provinciaal patrimonium<br />

Deel VI<br />

303


Deel VI<br />

HOOFDSTUK 6<br />

6 overheidsopdrAchten<br />

Overheidsopdrachten zijn contracten <strong>voor</strong> de aanneming van werken, van<br />

leveringen of van diensten.<br />

De bevoegdheden van de provinciale bestuursorganen zijn deels rechtstreeks<br />

geregeld in het Provinciedecreet, maar zijn ook deels afhankelijk<br />

van provinciale besluitvorming over het begrip dagelijks bestuur, over de<br />

delegatie van bevoegdheid en van het budgethouderschap en over het nominatief<br />

opnemen van opdrachten in het budget. Een en ander moet ook<br />

samen gelezen worden met de wet op de overheidsopdrachten.<br />

De bevoegdheden verschillen naargelang de fase in de procedure: ontwerpfase,<br />

gunningsfase of uitvoeringsfase van de opdrachten.<br />

A Algemeen<br />

a Wetgeving<br />

De basis van de huidige reglementering is de Wet van 24 december 1993<br />

betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten <strong>voor</strong> aanneming<br />

van werken, leveringen en diensten (overheidsopdrachtenwet 1993).<br />

Voor de provincies is <strong>voor</strong>namelijk Boek I van de wet van belang, omdat dit<br />

boek de reglementering bevat <strong>voor</strong> overheidsopdrachten en concessies <strong>voor</strong><br />

openbare werken van de aanbestedende overheden in de zogenaamde “klassieke<br />

sectoren” (Titel II en III). In hetzelfde Boek I vind je ook de reglementering<br />

terug <strong>voor</strong> de overheidsopdrachten in de zogenaamde “speciale sectoren”,<br />

namelijk de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten (Titel<br />

IV). Boek II is niet van belang <strong>voor</strong> de provincies. Dit Boek II is van toepassing<br />

op de opdrachten van privéondernemingen en van overheidsbedrijven in<br />

de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten (de zogenaamde “speciale<br />

sectoren”).<br />

Intussen is er reeds een volledig nieuwe wetgeving aangenomen en gepubliceerd<br />

in het Staatsblad. Namelijk de Wet van 15 juni 2006 betreffende overheidsopdrachten<br />

en bepaalde opdrachten <strong>voor</strong> werken, leveringen en diensten<br />

(overheidsopdrachtenwet 2006) en de Wet van 16 juni 2006 betreffende<br />

de gunning, informatie aan kandidaten en inschrijvers en wachttermijn inzake<br />

overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten <strong>voor</strong> werken, leveringen<br />

en diensten (standstillwet 2006). Deze nieuwe wetten zijn echter (behalve<br />

enkele artikelen) nog niet in werking getreden.<br />

De zogenaamde “standstill” is een wachttermijn die de aanbestedende overheid moet respecteren<br />

om aan de niet-geselecteerde inschrijver, de inschrijver van wie de offerte als<br />

niet regelmatig wordt beschouwd of de inschrijver waarvan de offerte niet werd gekozen<br />

304 Overheidsopdrachten


HOOFDSTUK 6<br />

de kans te geven in beroep te gaan tegen deze beslissing <strong>voor</strong>aleer de opdracht wordt gegund<br />

aan de gekozen inschrijver.<br />

Twee koninklijke besluiten bevatten de bepalingen ter uitvoering van de<br />

overheidsopdrachtenwet 1993 <strong>voor</strong> de overheidsopdrachten in de “klassieke<br />

sectoren”:<br />

- het KB van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten <strong>voor</strong> aanneming<br />

van werken, leveringen en diensten en de concessies <strong>voor</strong> openbare<br />

werken (dit besluit regelt de procedures die leiden tot de gunning);<br />

- het KB van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels<br />

van de overheidsopdrachten en van de concessies <strong>voor</strong> openbare<br />

werken (dit besluit regelt de uitvoeringsfase van de opdrachten).<br />

Het is de bedoeling om deze koninklijke besluiten volledig te vervangen door<br />

nieuwe uitvoeringsbesluiten bij de wetten op de overheidsopdrachten van<br />

15 en 16 juni 2006.<br />

b toepassingsgebied<br />

De wetgeving overheidsopdrachten is van toepassing op volgende soorten<br />

contracten:<br />

- aanneming van werken;<br />

- aanneming van leveringen;<br />

- aanneming van diensten;<br />

- concessies <strong>voor</strong> openbare werken.<br />

De definities van werken, leveringen en diensten in de zogenaamde “klassieke<br />

sectoren”, zijn opgenomen in artikel 5 van de overheidsopdrachtenwet<br />

1993:<br />

- een overheidsopdracht <strong>voor</strong> aanneming van werken is de overeenkomst<br />

onder bezwarende titel gesloten tussen een aannemer enerzijds en een<br />

aanbestedende overheid anderzijds, en die betrekking heeft:<br />

* hetzij op de uitvoering, hetzij op de uitvoering samen met het ontwerp<br />

van werken in verband met de in bijlage 1 bij de overheidsopdrachtenwet<br />

vermelde werkzaamheden of van een werk;<br />

* hetzij op het laten uitvoeren, met welke middelen ook, van een werk dat<br />

aan de door de aanbestedende vastgestelde eisen voldoet. Het werk is<br />

het resultaat van een geheel van bouwwerkzaamheden of van wegenbouwkundige<br />

werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische<br />

of technische functie te vervullen;<br />

- een overheidsopdracht <strong>voor</strong> aanneming van leveringen is de overeenkomst<br />

onder bezwarende titel gesloten tussen een leverancier enerzijds en een<br />

aanbestedende overheid anderzijds, en die betrekking heeft op de verwerving<br />

door koop- of aannemingsovereenkomst, huur, huurkoop of leasing<br />

Overheidsopdrachten<br />

Deel VI<br />

305


Deel VI<br />

306<br />

HOOFDSTUK 6<br />

met of zonder aankoopoptie van producten. Deze overeenkomst mag bijkomend<br />

werken van aanleg en plaatsing bevatten;<br />

- een overheidsopdracht <strong>voor</strong> aanneming van diensten is de overeenkomst<br />

onder bezwarende titel gesloten tussen een dienstenverlener enerzijds en<br />

een aanbestedende overheid anderzijds, en die betrekking heeft op in bijlage<br />

2 bij de overheidsopdrachtenwet vermelde diensten.<br />

c Beginselen<br />

De volgende basisbeginselen <strong>voor</strong> het plaatsen van overheidsopdrachten<br />

volgen rechtstreeks uit de toepasselijke Europese richtlijnen (zie artikel 2<br />

richtlijn 2004/18/EG van 31 maart 2004):<br />

- gelijkheid en niet-discriminatie;<br />

- transparantie.<br />

De overheidsopdrachtenwet 1993 vermeldt nog twee andere principes die<br />

als een rode draad doorheen de wetgeving overheidsopdrachten lopen (zie<br />

art. 1 overheidsopdrachtenwet 1993):<br />

- de forfaitaire prijsbepaling (zie ook: art. 7 overheidsopdrachtenwet 1993);<br />

- de mededinging.<br />

B ontWerPfAse<br />

Een eerste fase in de dossiervorming van een overheidsopdracht, is de ontwerpfase.<br />

In deze eerste fase stelt een aanbestedende overheid twee rechtshandelingen:<br />

- het kiezen van de wijze van gunning;<br />

- het vaststellen van de <strong>voor</strong>waarden van de opdracht.<br />

De overheidsopdrachtenwet beschrijft de volgende gunningswijzen (art. 13<br />

tot en met 17 overheidsopdrachtenwet 1993):<br />

- openbare aanbesteding;<br />

- beperkte aanbesteding;<br />

- algemene offerteaanvraag;<br />

- beperkte offerteaanvraag;<br />

- onderhandelingsprocedure.<br />

Daarnaast bestaan er twee wedstrijdformules waarbij een jury wordt ingeschakeld:<br />

de wedstrijd en de prijsvraag <strong>voor</strong> ontwerpen. De wedstrijd is een<br />

procedure <strong>voor</strong> werken of leveringen die zowel slaan op het opmaken van<br />

een ontwerp als op de uitvoering. De prijsvraag <strong>voor</strong> ontwerpen is een procedure<br />

die een aanbestedende overheid toelaat om een plan of een ontwerp<br />

aan te schaffen en die eventueel kan leiden tot de gunning van een overheidsopdracht<br />

<strong>voor</strong> aanneming van diensten (art. 20 overheidsopdrachtenwet<br />

1993).<br />

Overheidsopdrachten


HOOFDSTUK 6<br />

De <strong>voor</strong>waarden van de opdracht vallen uiteen in administratieve bepalingen<br />

en een technische beschrijving. De technische beschrijving wordt opgesteld<br />

aan de hand van technische specificaties, prestatie-eisen of functionele eisen.<br />

Het document waarin deze <strong>voor</strong>waarden uitgeschreven worden, noemen<br />

we het bestek. Bij een bestek horen vaak bijlagen, zoals plannen.<br />

Welk bestuursorgaan bevoegd is om de gunningswijze te kiezen en de <strong>voor</strong>waarden<br />

van de opdracht vast te stellen, hangt enerzijds af van de bepalingen<br />

van het Provinciedecreet en anderzijds van de delegaties die binnen het<br />

provinciebestuur van toepassing zijn. Binnen de grenzen van het Provinciedecreet<br />

is maatwerk dus mogelijk.<br />

Het kiezen van de wijze van gunning en het vaststellen van de <strong>voor</strong>waarden<br />

<strong>voor</strong> de opdracht, zijn bevoegdheden van de provincieraad. De provincieraad<br />

kan op twee manieren haar bevoegdheid overdragen naar de deputatie:<br />

- door vast te stellen welke opdrachten passen binnen het begrip dagelijks<br />

bestuur;<br />

- door de opdracht nominatief op te nemen in het budget zonder zelf de<br />

wijze van en de <strong>voor</strong>waarden vast te stellen.<br />

Het begrip dagelijks bestuur is niet nader omschreven in het Provinciedecreet.<br />

De memorie van toelichting en omzendbrieven geven inzicht in wat de<br />

<strong>Vlaamse</strong> overheid onder dit begrip verstaat. Beheersdaden die geboekt worden<br />

op het exploitatiebudget of die in normale omstandigheden de provincie<br />

niet <strong>voor</strong> meer dan een jaar binden, kunnen tot het dagelijks bestuur behoren.<br />

Het dagelijks bestuur kan ook investeringen omvatten <strong>voor</strong> zover deze<br />

binnen hetzelfde boekjaar gerealiseerd of geleverd worden in normale omstandigheden.<br />

Grote investeringsprojecten behoren, zelfs als ze binnen het<br />

jaar gerealiseerd kunnen worden, niet tot het dagelijks bestuur. Het komt de<br />

provincieraad toe om te bepalen waar de grens van het dagelijks bestuur<br />

precies ligt. Voor het onderscheid tussen grote en kleine investeringsprojecten,<br />

is het gebruikelijk om een onderscheid in te voeren aan de hand van<br />

een drempelbedrag. De bevoegdheid tot het vaststellen van de <strong>voor</strong>waarden<br />

en het kiezen van de wijze van gunnen van grote investeringsprojecten kan<br />

enkel aan de deputatie toevertrouwd worden door een opdracht nominatief<br />

op te nemen in het vastgestelde budget. Als de provincieraad tijdens de bespreking<br />

van het budget waarbij een opdracht nominatief is opgenomen<br />

geen beslissing neemt over de <strong>voor</strong>waarden en over de gunningswijze, dan<br />

is de deputatie daar<strong>voor</strong> bevoegd.<br />

De deputatie kan de uitoefening van deze toevertrouwde bevoegdheden met<br />

betrekking tot de opdrachten van dagelijks bestuur en met betrekking tot de<br />

opdrachten die nominatief in het budget zijn opgenomen, bij reglement toevertrouwen<br />

aan de provinciegriffier. De provinciegriffier kan die toevertrouwde<br />

bevoegdheden persoonlijk uitoefenen of kan dit toevertrouwen aan andere<br />

personeelsleden van de provincie.<br />

Overheidsopdrachten<br />

Deel VI<br />

Artikelen 43,<br />

57 en 58<br />

307


Deel VI<br />

308<br />

HOOFDSTUK 6<br />

Art. 153 In gevallen van dwingende en on<strong>voor</strong>ziene omstandigheden, kan de deputatie<br />

op eigen initiatief de bevoegdheden uitoefenen met betrekking tot de<br />

vaststelling van de wijze van gunning en de <strong>voor</strong>waarden van overheidsopdrachten.<br />

Deze bevoegdheid is een <strong>voor</strong>behouden bevoegdheid van de deputatie<br />

en is niet <strong>voor</strong> delegatie vatbaar. De provincieraad kan zonder <strong>voor</strong>afgaande<br />

budgetwijziging in de uitgave <strong>voor</strong>zien die door dergelijke dwingende<br />

en on<strong>voor</strong>ziene omstandigheden vereist is. Het betreft een uitzonderingsmaatregel<br />

waarmee zeer zuinig moet omgesprongen worden. Als het geringste<br />

uitstel onbetwistbare schade zou veroorzaken, kan zelfs de deputatie<br />

op eigen verantwoordelijkheid over de uitgaven beslissen. De bevoegdheid<br />

om over de uitgaven te beslissen houdt de bevoegdheid in tot het vaststellen<br />

van de <strong>voor</strong>waarden, het vaststellen van de wijze van gunnen, het voeren van<br />

de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van de overheidsopdrachten.<br />

De nodige kredieten worden zo snel mogelijk ingeschreven door<br />

een budgetwijziging. De betaling kan echter al uitgevoerd worden zonder die<br />

budgetwijziging af te wachten.<br />

De deputatie beschikt over een door het Provinciedecreet toegewezen bevoegdheid<br />

met betrekking tot enkele financiële diensten. Ten eerste <strong>voor</strong> het<br />

aangaan van leningen <strong>voor</strong> een periode langer dan één jaar. Leningen van<br />

minder dan of gelijk aan een jaar zijn een bevoegdheid van de financieel<br />

beheerder in het kader van zijn thesauriebeheer. Een tweede toegewezen<br />

bevoegdheid van de deputatie zijn de besluiten waarbij de financiële lasten<br />

van de opgenomen leningen worden herschikt door die lasten te spreiden<br />

over een kortere of gelijke periode. Een derde toegewezen bevoegdheid ten<br />

slotte, is de vaste belegging van kapitalen <strong>voor</strong> een periode van minimaal<br />

twaalf maanden. Beleggingen op minder dan een jaar behoren tot het thesauriebeheer<br />

en zijn daarom een bevoegdheid van de financieel beheerder.<br />

De hierboven vermelde bevoegdheidsregels over het vaststellen van de wijze<br />

van gunning en van de <strong>voor</strong>waarden van de opdracht, moeten samen gelezen<br />

worden met de bepalingen over de delegatie van het budgethouderschap.<br />

c gunnIngsfAse<br />

Een tweede fase in de dossiervorming van een overheidsopdracht, is de<br />

gunningsfase. In deze tweede fase voert de aanbestedende overheid de procedures<br />

die leiden tot de gunning en toewijzing van de opdracht.<br />

In deze fase komen onder meer aan bod:<br />

- de bekendmaking;<br />

- de kwalitatieve selectie;<br />

- de keuze van de aan te schrijven kandidaten in het kader van een onderhandelingsprocedure<br />

zonder bekendmaking <strong>voor</strong>af;<br />

- de uitnodiging in het kader van de beperkte procedures;<br />

- het indienen en openen van de offertes;<br />

Overheidsopdrachten


HOOFDSTUK 6<br />

- het toetsen van de offertes op regelmatigheid en de rangschikking volgens<br />

de gunningscriteria;<br />

- de gunning en toewijzing.<br />

De deputatie is bevoegd <strong>voor</strong> het voeren van de gunningsprocedure en de<br />

gunning van de overheidsopdrachten. De deputatie kan bij reglement de<br />

uitoefening van bepaalde bevoegdheden aan de provinciegriffier toevertrouwen.<br />

De provinciegriffier oefent die bevoegdheden persoonlijk uit of kan ze<br />

toevertrouwen aan andere personeelsleden van de provincie.<br />

Bij het vaststellen van de <strong>voor</strong>waarden en de wijze van gunnen, kan de provincieraad<br />

of de deputatie bepalen dat indien een opdracht van aanneming<br />

van werken, leveringen of diensten waar<strong>voor</strong> de raming paste binnen het<br />

<strong>voor</strong>ziene budget, bij raadpleging van de mededinging het <strong>voor</strong>ziene budget<br />

blijkt te overschrijden, de opdracht kan toegewezen worden mits de deputatie<br />

beslist de noodzakelijke verhoging van het betrokken krediet ter goedkeuring<br />

<strong>voor</strong> te leggen aan de provincieraad bij de eerstvolgende budgetwijziging.<br />

Deze bepaling is geen vrijgeleide <strong>voor</strong> kredietoverschrijding en dus<br />

moet er met deze mogelijkheid zeer omzichtig omgesprongen worden. De<br />

budgetwijziging of interne kredietaanpassing moet wel gebeuren tijdens het<br />

lopende financiële boekjaar en niet in het volgende financiële boekjaar.<br />

D uItVoerIngsfAse<br />

De derde fase in de dossiervorming van een overheidsopdracht, is de uitvoeringsfase.<br />

In deze derde fase is de overeenkomst gesloten en wordt de overheidsopdracht<br />

uitgevoerd.<br />

In deze fase komen onder meer aan bod:<br />

- stellen en vrijgeven van de borgtocht;<br />

- controle van de uitvoering;<br />

- wijzigingen;<br />

- betalingen;<br />

- ingebrekestellingen, geschillen en sancties;<br />

- opleveringen.<br />

De deputatie is bevoegd <strong>voor</strong> het stellen van rechtshandelingen in de uitvoeringsfase.<br />

De deputatie kan bij reglement de uitoefening van bepaalde<br />

bevoegdheden aan de provinciegriffier toevertrouwen. De provinciegriffier<br />

oefent die bevoegdheden persoonlijk uit of kan ze toevertrouwen aan andere<br />

personeelsleden van de provincie.<br />

Omdat de deputatie bevoegd is <strong>voor</strong> de beslissingen tijdens de uitvoeringsfase<br />

van de overheidsopdrachten, kan de deputatie ook beslissen over de<br />

wijzigingen van de <strong>voor</strong>waarden van de opdracht tijdens de uitvoering en<br />

Overheidsopdrachten<br />

Deel VI<br />

Art. 57, 58 en<br />

156<br />

Art. 57 en 58<br />

309


Art. 151 en<br />

156<br />

Art. 156<br />

Deel VI<br />

310<br />

HOOFDSTUK 6<br />

over de meerwerken. Deze bevoegdheid is echter niet onbeperkt. De deputatie<br />

kan in geen geval dadingen aangaan met de aannemer, leverancier of<br />

dienstverlener. Dadingen zijn immers een <strong>voor</strong>behouden bevoegdheid van de<br />

provincieraad. Wijzigingen mogen ook nooit zo ingrijpend zijn dat het <strong>voor</strong>werp<br />

van de opdracht wijzigt (art. 7 KB 26 september 1996). En wijzigingen<br />

aan essentiële bepalingen en <strong>voor</strong>waarden vergen een gemotiveerde beslissing<br />

van het bestuursorgaan dat de <strong>voor</strong>waarden heeft vastgesteld. Als de<br />

provincieraad het bestek heeft goedgekeurd betekent dit dat ook de wijzigingen<br />

aan essentiële bepalingen en <strong>voor</strong>waarden van dit bestek door de provincieraad<br />

moeten beslist worden.<br />

Een verbintenis mag alleen aangegaan worden op grond van een goedgekeurde,<br />

op het budget <strong>voor</strong>komende post. Als de wijziging een verhoging van<br />

de uitgaven tot gevolg heeft waardoor het <strong>voor</strong>ziene budget wordt overschreden,<br />

dan moet er eerst een budgetwijzing of een interne kredietaanpassing<br />

beslist worden.<br />

e oVerheIDsoPDrAchten en BuDgethouDerschAP<br />

De budgethouder is bevoegd <strong>voor</strong> het aangaan van de verbintenissen, overeenkomstig<br />

het hem toevertrouwde budget. De budgethouder is (in <strong>voor</strong>komend<br />

geval binnen de perken van de delegatie) uitdrukkelijk bevoegd <strong>voor</strong><br />

het bepalen van de wijze van gunnen en het vaststellen van de <strong>voor</strong>waarden,<br />

behalve in de gevallen dat de opdracht niet behoort tot het dagelijks bestuur<br />

en niet nominatief in het budget is opgenomen. Hij is ook uitdrukkelijk bevoegd<br />

<strong>voor</strong> het voeren van de procedures <strong>voor</strong> opdrachten van aanneming<br />

van werken, leveringen of diensten en het toewijzen van de opdrachten.<br />

f BestuurlIjk toezIcht<br />

De beslissingen van de provincieraad, de deputatie of in geval van delegatie<br />

de provinciegriffier of een personeelslid, betreffende de overheidsopdrachten<br />

van de provincie zijn onderworpen aan het algemeen bestuurlijk toezicht.<br />

Het bestuurlijk toezicht wordt behandeld in Deel IX, hoofdstuk 1,<br />

blz. 385 e.v.<br />

Overheidsopdrachten


HOOFDSTUK 7<br />

7 politionele bevoegdheden<br />

A ProVIncIerAAD<br />

De provincieraad is een overheid van algemene bestuurlijke politie. Zij<br />

beschikt ter zake over een verordenende bevoegdheid. Deze bevoegdheid<br />

is evenwel beperkt in die zin dat de raad slechts kan optreden ter vrijwaring<br />

van de openbare orde wanneer de geviseerde toestand dermate materieel<br />

de openbare rust heeft verstoord over het geheel of een deel van<br />

het grondgebied van de provincie dat het noodzakelijk is om blijvende<br />

maatregelen te treffen. Bovendien mogen de provinciale politieverordeningen<br />

geen betrekking hebben op onderwerpen die reeds geregeld zijn<br />

door wetten of door verordeningen van algemeen bestuur. Tot slot mogen<br />

zij evenmin betrekking hebben op aangelegenheden die uitdrukkelijk aan<br />

de gemeenten zijn opgedragen. De niet-nakoming van provinciale politieverordeningen<br />

kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten<br />

hoogste 8 dagen en een geldboete van 200 euro.<br />

De provincieraad kan ook optreden in een aantal bijzondere, welomschreven<br />

politionele materies. De wet zelf kent hierbij de raad een verordenende<br />

bevoegdheid toe.<br />

a Algemene verordenende bevoegdheid<br />

De provincieraad wordt sinds oudsher beschouwd als een overheid van bestuurlijke<br />

politie. Artikel 2 van sectie III van het decreet van 22 december<br />

1789 bepaalt dat de departementsbesturen, thans provincieraden, belast zijn<br />

met de handhaving van de openbare gezondheid, veiligheid en rust, zijnde<br />

respectievelijk de afwezigheid van ziekten of ziekterisico’s, de afwezigheid<br />

van ongevallen of risico’s op ongevallen aan personen of goederen, en het<br />

wegblijven van wanorde en onlusten. Deze drie begrippen vormen de traditionele<br />

bestanddelen van de noemer “openbare orde”.<br />

De algemene bevoegdheid van de provincieraad tot vrijwaring van de openbare<br />

orde is luidens artikel 85 van de Provinciewet beperkt tot een verordenende<br />

bevoegdheid. Krachtens dit artikel kan de provincieraad provinciale<br />

reglementen van inwendig bestuur en politieverordeningen maken.<br />

Deze bepaling is door de artikelen 42, § 3 en 261, 46° van het Provinciedecreet<br />

onverlet gelaten <strong>voor</strong> zover zij op politieverordeningen betrekking<br />

heeft. Veiligheid en politie zijn immers een federale materie luidens artikel<br />

6, § 1, VIII, 1°, vierde streepje en § 4, 3° en 7° van de bijzondere wet van<br />

Politionele bevoegdheden<br />

Deel VI<br />

Art. 85,<br />

eerste lid<br />

Prov. W.<br />

311


Art. 85,<br />

tweede lid<br />

Prov.W.<br />

Deel VI<br />

312<br />

HOOFDSTUK 7<br />

8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en blijven behoren tot de<br />

bevoegdheid van de federale overheid.<br />

Vermeldenswaard inzake de grondslag van de verordenende bevoegdheid van de provincieraad<br />

zijn tevens het decreet van 16-24 augustus 1790 dat de provinciale overheid bevoegd<br />

maakt om op te treden inzake epidemieën en veeziekten, en de artikelen 41 en 162, 2° van<br />

de gecoördineerde Grondwet die aan de provincieraad de zorg opdragen om al wat van<br />

provinciaal belang is te regelen.<br />

Politionele bevoegdheden<br />

1° Inhoudelijke omschrijving<br />

In tegenstelling tot wat geldt <strong>voor</strong> de gemeenteraad, wordt de verordenende<br />

bevoegdheid van de provincieraad niet bepaaldelijk of limitatief omschreven<br />

in de wet. De politieverordeningen kunnen in principe alle provinciale belangen<br />

tot <strong>voor</strong>werp hebben en hun verplichtend karakter is niet gebonden<br />

aan tijdelijke omstandigheden. De verordenende bevoegdheid van de provincieraad<br />

is dus van algemene aard.<br />

De provincieraden kunnen onder meer politiereglementen uitvaardigen betreffende de beperking<br />

van het drinkwaterverbruik in perioden van langdurige droogte.<br />

Volgens de Raad van State is deze bevoegdheid evenwel marginaal te noemen.<br />

In zijn arrest nr. 17.083 van 19 juni 1975 oordeelde de Raad van State<br />

dat de provincieraad slechts kan optreden ter vrijwaring van de openbare<br />

orde wanneer de geviseerde toestand dermate materieel de openbare rust<br />

heeft verstoord over het geheel of een deel van het grondgebied van de<br />

provincie dat het noodzakelijk is om blijvende maatregelen te treffen.<br />

Bovendien is de provincieraad slechts dan bevoegd wanneer de politieverordening<br />

geen betrekking heeft op onderwerpen die reeds geregeld zijn door<br />

wetten of door verordeningen van algemeen bestuur. Dit betreft meer bepaald<br />

wetten, decreten of ordonnanties, en verordeningen van de federale of<br />

regionale overheid. Zo kan de provincieraad geen aanvullende reglementen<br />

maken inzake de politie van het wegverkeer (art. 6 Wegverkeerswet).<br />

Men mag het bepaalde in artikel 85, tweede lid van de Provinciewet niet in enge zin opvatten.<br />

Het volstaat niet dat er een wet of verordening van algemeen bestuur ter zake bestaat<br />

om te kunnen stellen dat de uitgevaardigde provinciale politieverordening onwettig is. Er is<br />

vereist dat de wet of verordening van algemeen bestuur een gedetailleerd en systematisch<br />

uitgewerkt geheel vormt, waaruit blijkt dat de hogere overheid zich de desbetreffende aangelegenheid<br />

heeft <strong>voor</strong>gehouden. Indien de betreffende norm van algemeen bestuur<br />

slechts sommige aspecten regelt, dan kunnen andere punten door de provinciale norm<br />

worden geregeld. Ingeval het een gewilde lacune betreft, dan kan de provincieraad niet<br />

aanvullen.


HOOFDSTUK 7<br />

Luidens artikel 85, derde lid van de Provinciewet worden politieverordeningen<br />

van rechtswege opgeheven, indien in het vervolg dezelfde onderwerpen<br />

door wetten of door verordeningen van algemeen bestuur worden geregeld.<br />

Het spreekt <strong>voor</strong> zich dat deze latere wetten of verordeningen van algemeen<br />

bestuur in de wettelijke vormen moeten zijn bekendgemaakt, zo niet behouden<br />

de provinciale verordeningen hun kracht. De opheffing vindt van rechtswege<br />

plaats. Het is dus niet vereist dat de norm van algemeen bestuur bepalingen<br />

bevat die strijdig zijn met de provinciale verordening.<br />

De provinciale politieverordeningen mogen evenmin betrekking hebben op<br />

aangelegenheden die door de wetten, decreten of ordonnanties uitdrukkelijk<br />

aan de gemeenten zijn opgedragen, zo bv. hetgeen is opgesomd in artikel<br />

135, § 2 van de nieuwe Gemeentewet.<br />

2° Territoriale begrenzing<br />

Uiteraard is de bevoegdheid van de provincieraad beperkt tot het grondgebied<br />

van de provincie. De provincieraad kan geen politieverordening uitvaardigen<br />

die binnen het grondgebied van een andere provincie van toepassing<br />

zou zijn.<br />

3° Strafbepalingen<br />

De provincieraad kan op de niet-nakoming van zijn politieverordeningen<br />

straffen stellen van ten hoogste 8 dagen gevangenis en 200 euro geldboete.<br />

4° Bekendmaking<br />

De provinciale politieverordeningen moeten luidens artikel 85, laatste lid van<br />

de Provinciewet worden bekendgemaakt volgens het bepaalde in de artikelen<br />

117 en 118 van de Provinciewet. Deze twee artikelen worden nochtans<br />

opgeheven door het Provinciedecreet (art. 261, 73°-74°). Vermits artikel 85<br />

van de Provinciewet onverminderd blijft gelden als het politieverordeningen<br />

betreft (zie blz. 311), moeten krachtens het statisch karakter van de verwijzing,<br />

zoals bevestigd door het Hof van Cassatie in zijn arrest van 21 december<br />

1953, ook de genoemde artikelen 117 en 118 in deze materie verder<br />

worden toegepast.<br />

In de plaats van het statisch karakter van de verwijzing, zou men ook kunnen uitgaan van<br />

het dynamisch karakter van de verwijzing. Volgens deze strekking, die wordt aangehangen<br />

in de Handleiding <strong>voor</strong> Wetgevingstechniek opgesteld door de Raad van State in 1998, zijn<br />

latere wijzigingen mee van toepassing op de door middel van een verwijzing geregelde<br />

Politionele bevoegdheden<br />

Deel VI<br />

Art. 85,<br />

derde lid<br />

Prov.W.<br />

M.O.<br />

20.XII.2002<br />

Art. 85,<br />

vierde lid,<br />

Prov. W.<br />

313


Art. 117<br />

Prov.W.<br />

Art. 118, § 1<br />

Prov.W.<br />

Deel VI<br />

314<br />

HOOFDSTUK 7<br />

aangelegenheid. In geval van opheffing van de regel waarnaar wordt verwezen, is er derhalve<br />

aanleiding tot toepassing van de overeenkomstige bepalingen van de nieuwe wetgeving.<br />

In casu betekent dit dat de artikelen 117 en 118 van de Provinciewet dode letter blijven<br />

inzake provinciale politieverordeningen en er toepassing moet worden gemaakt van de<br />

artikelen 178, § 1, 180 en 181 van het Provinciedecreet (zie blz. 325).<br />

De politieverordeningen worden bekendgemaakt in naam van de provincieraad,<br />

door zijn <strong>voor</strong>zitter ondertekend en door de provinciegriffier medeondertekend.<br />

Zij worden in extenso gepubliceerd in het Bestuursmemoriaal<br />

van de provincie.<br />

Voor deze publicatie is de volgende vorm <strong>voor</strong>geschreven: “De provincieraad van de provincie<br />

… (besluit of beveelt)”. Daarna volgt de verordening.<br />

De provinciale politieverordeningen worden gezonden aan alle overheden<br />

wie de zaak aangaat, zo bv. de griffie van de politierechtbank en van de<br />

rechtbank van eerste aanleg, de arrondissementscommissarissen, de gemeentebesturen<br />

... De politieverordeningen zijn verbindend de 8e dag na de<br />

dag van publicatie in het Bestuursmemoriaal, tenzij de verordening een kortere<br />

termijn bepaalt. Naast de bekendmaking in het Bestuursmemoriaal kan<br />

de provincieraad nog een andere wijze van bekendmaking <strong>voor</strong>schrijven, bv.<br />

aanplakking.<br />

Indien wordt uitgegaan van het dynamisch karakter van de verwijzing (zie blz. 313), zijn de<br />

politieverordeningen reeds verbindend de 5e dag na de dag van publicatie in het<br />

Bestuursmemoriaal, tenzij het in de verordening anders bepaald is.<br />

b Bijzondere verordenende bevoegdheid<br />

Buiten de hierboven besproken algemene bevoegdheid van de provincieraad,<br />

is <strong>voor</strong> een aantal bijzondere materies door de wet zelf aan de provincieraad<br />

uitdrukkelijk een verordenende politionele bevoegdheid verleend. Het betreft<br />

de zgn. bijzondere bestuurlijke politie die wordt georganiseerd door specifieke<br />

wettelijke of reglementaire bepalingen, welke ertoe strekken welomschreven<br />

activiteiten te beperken of maatregelen te treffen teneinde een bepaalde<br />

wanorde te vermijden.<br />

Zo dient de provincieraad krachtens artikel 7 van de wet van 28 december 1967 betreffende<br />

de onbevaarbare waterlopen erop toe te zien dat de nodige ruimings-, onderhouds- en<br />

herstellingswerken aan de onbevaarbare waterlopen worden uitgevoerd zodat de waterloop<br />

geen bron van vervuiling wordt <strong>voor</strong> de aanpalende kavels. Zij kan hieromtrent het<br />

nodige bepalen in een politiereglement.<br />

Politionele bevoegdheden


B DePutAtIe<br />

HOOFDSTUK 7<br />

De deputatie is een overheid van bijzondere bestuurlijke politie. Zij beschikt<br />

doorgaans enkel over een uitvoeringsbevoegdheid.<br />

In principe heeft de deputatie geen algemene politionele bevoegdheid bij gebreke<br />

van een wettelijke bepaling ter zake. Het is in de eerste plaats de<br />

provinciegouverneur die krachtens de artikelen 128 en 129 van de Provinciewet<br />

en artikel 65 van het Provinciedecreet belast is met de handhaving van<br />

de openbare orde in de provincie. Ook de provincieraad speelt ter zake een<br />

rol, zij het eerder marginaal.<br />

De deputatie is wel een overheid van bijzondere bestuurlijke politie en vertegenwoordigt<br />

naargelang de betreffende materie de federale of regionale<br />

overheid. De verscheidene wettelijke en reglementaire bepalingen die van<br />

toepassing zijn inzake bijzondere bestuurlijke politie bepalen of en in welke<br />

mate de deputatie een verordenende dan wel een uitvoeringsbevoegdheid<br />

heeft. Buiten de handhaving van de openbare orde kunnen de bijzondere politiewetten<br />

ook andere doeleinden nastreven. Meestal beschikt de deputatie<br />

enkel over een uitvoeringsbevoegdheid.<br />

Onder uitvoering wordt verstaan de toepassing van een algemene regel op een specifiek<br />

geval <strong>voor</strong>zien bij deze regel. Als politiewetten, politiedecreten, politieordonnanties, politieverordeningen<br />

en politiebesluiten worden beschouwd de wetten, decreten, ordonnanties,<br />

verordeningen en besluiten die, met het oog op het veiligstellen van de openbare veiligheid,<br />

openbare rust en openbare gezondheid - in het algemeen of in verband met een<br />

welbepaalde activiteit - de vrijheid van de burger kunnen beperken.<br />

Zo is de deputatie bv. bevoegd <strong>voor</strong> het verlenen van vergunningen <strong>voor</strong> de<br />

organisatie van huis-aan-huiscollectes met een liefdadig doel of <strong>voor</strong> de organisatie<br />

van tombola’s wanneer deze activiteiten plaatsvinden op het grondgebied<br />

van meerdere gemeenten.<br />

c ProVIncIegouVerneur<br />

De aan de provinciegouverneur toevertrouwde politionele taken zijn veelvuldig:<br />

hij is zowel een overheid van algemene als van bijzondere bestuurlijke<br />

politie. Van oudsher beschikt hij ter zake over een uitvoeringsbevoegdheid.<br />

Sinds 1934 wordt aanvaard dat hij ook over een verordenende bevoegdheid<br />

inzake bestuurlijke politie beschikt. Deze bevoegdheid is evenwel<br />

limitatief.<br />

Politionele bevoegdheden<br />

Deel VI<br />

315


Art. 128-129<br />

Prov.W.<br />

Art. 139-<br />

139bis<br />

Prov. W.<br />

M.O.<br />

20.XII.2002<br />

Deel VI<br />

316<br />

HOOFDSTUK 7<br />

De provinciegouverneur kan krachtens de artikelen 128 en 129 van de<br />

Provinciewet de federale politie en het leger vorderen <strong>voor</strong> de handhaving<br />

van de openbare orde in de provincie. Wat het leger betreft, is dit recht<br />

beperkt tot woelige samenscholingen, oproer of gewelddadig verzet tegen<br />

de uitvoering van de wetten of van de wettelijke verordeningen.<br />

De provinciegouverneur ziet ten slotte toe op een goede samenwerking<br />

tussen de politiediensten en tussen de politiezones in de provincie.<br />

a Inhoud<br />

De politionele bevoegdheden van de provinciegouverneur vinden hun grondslag<br />

in de artikelen 128 en 129 van de Provinciewet. Krachtens deze artikelen<br />

zorgt de provinciegouverneur in de provincie <strong>voor</strong> de handhaving van de<br />

openbare orde, zoals uitdrukkelijk bevestigd door artikel 65 van het Provinciedecreet.<br />

Te dien einde beschikt hij over de federale politie. In geval van<br />

woelige samenscholingen, van oproer of van gewelddadig verzet tegen de<br />

uitvoering van de wetten mag de provinciegouverneur de gewapende macht<br />

vorderen. De provinciegouverneur is aldus een overheid van algemene bestuurlijke<br />

politie. Deze rol was eerst beperkt tot een louter uitvoerende bevoegdheid.<br />

Pas sinds 1934 is aanvaard dat de provinciegouverneur ter zake<br />

ook een verordenende bevoegdheid heeft.<br />

De provinciegouverneur is tevens een overheid van bijzondere bestuurlijke<br />

politie. Hij beschikt in dit verband doorgaans over een uitvoeringsbevoegdheid.<br />

De bevoegdheden van de provinciegouverneur inzake bestuurlijk politie zijn<br />

door de zgn. Octopushervorming bevestigd in de wet van 7 december 1998<br />

tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee<br />

niveaus. Zo wordt hij onder meer ook belast met een coördinerende rol <strong>voor</strong><br />

het grondgebied van zijn provincie.<br />

Volledigheidshalve moet melding worden gemaakt van dezelfde bevoegdheden in hoofde<br />

van de arrondissementscommissaris. Artikel 139 van de Provinciewet stelt immers dat de<br />

bepalingen van de artikelen 128 en 129 van de Provinciewet mede van toepassing zijn op<br />

de arrondissementscommissaris. Op grond van artikel 139bis van de Provinciewet kan de<br />

provinciegouverneur tevens de uitoefening van bepaalde politionele bevoegdheden of opdrachten<br />

die hem bij wet of verordening van algemeen bestuur zijn toegekend, <strong>voor</strong> het<br />

gehele grondgebied van de provincie of <strong>voor</strong> een gedeelte daarvan, opdragen aan één of<br />

meer arrondissementscommissarissen.<br />

Het weze aangestipt dat de provinciegouverneur zijn politionele bevoegdheden<br />

uitoefent als vertegenwoordiger van het staatsgezag. Hierbij staat hij<br />

onder het hiërarchische gezag van de minister van Binnenlandse Zaken.<br />

Politionele bevoegdheden


HOOFDSTUK 7<br />

Krachtens artikel 134 van de Provinciewet worden er één of meer verbindingsambtenaren<br />

uit de politiediensten gedetacheerd bij de provinciegouverneur. Zij staan hem bij in zijn<br />

opdrachten inzake veiligheid en politie en oefenen hun taak uit onder zijn gezag.<br />

b subsidiariteit<br />

De eerbied <strong>voor</strong> de gemeentelijke autonomie en de regels van een goed bestuur<br />

vergen dat de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de gemeenteoverheden<br />

wordt gerespecteerd. De burgemeester is de spilfiguur<br />

van het lokaal veiligheidsbeleid (art. 133, derde lid N.Gem.W.). De provinciegouverneur<br />

komt dan ook krachtens art. 11 van de wet op het politieambt<br />

slechts tussen in subsidiaire orde, meer bepaald wanneer de gemeenteoverheden<br />

hun verplichtingen niet naleven of wanneer de verstoring van de<br />

openbare orde zich uitstrekt over het grondgebied van meerdere gemeenten<br />

of wanneer de provinciegouverneur meent dat zijn tussenkomst door<br />

het algemeen belang is vereist, zelfs al is de toestand of gebeurtenis<br />

slechts op het grondgebied van één gemeente gelokaliseerd.<br />

In deze gevallen is de provinciegouverneur gemachtigd politiemaatregelen van bestuurlijke<br />

politie te nemen, d.w.z. uitvoerbare beslissingen zoals het verbieden van een betoging. In<br />

algemene zin gaat het om reglementen uitvaardigen, individuele uitvoeringsbesluiten treffen,<br />

maatregelen ter vrijwaring van de rechtsorde uitvoeren of door de politiediensten te<br />

doen uitvoeren.<br />

De maatregelen die het onderwerp uitmaken van artikel 42 van de wet van 7 december<br />

1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus,<br />

blijven echter uitgesloten uit de bevoegdheid van de provinciegouverneur (art. 11, tweede<br />

lid WPA). Dit betekent dat de lokale politie belast met de uitvoering van de politiemaatregelen<br />

van bestuurlijke politie altijd onder het functioneel gezag van de burgemeester blijft.<br />

Voornoemd subsidiariteitsbeginsel geldt onverminderd de bevoegdheden die<br />

de provinciegouverneur zijn toegekend door of krachtens de wet.<br />

c uitvoeringsbevoegdheid<br />

1° Inzake algemene bestuurlijke politie<br />

Zoals hoger aangehaald, beschikt de provinciegouverneur betreffende de algemene<br />

bestuurlijke politie over een uitvoeringsbevoegdheid. Hij kan aldus<br />

executoire beslissingen treffen en de openbare macht vorderen om de uitvoering<br />

ervan te verzekeren.<br />

De provinciegouverneur kan luidens artikel 128, laatste lid van de Provinciewet door de<br />

bevoegde ministers worden belast met bijzondere opdrachten met betrekking tot veiligheid<br />

en politie. Dit vloeit <strong>voor</strong>t uit het gegeven dat de provinciegouverneur de commissaris van<br />

Politionele bevoegdheden<br />

Deel VI<br />

Art. 11 WPA<br />

Art. 128, eerste<br />

lid<br />

Prov.W.<br />

317


Art. 4,<br />

eerste lid<br />

WPA<br />

Wet 5.VI.1934<br />

Deel VI<br />

318<br />

HOOFDSTUK 7<br />

de regering is. Zo kan hij bv. maatregelen nemen bij manifestaties op autosnelwegen (O.B.<br />

18.VII.2002, B.S. 14.VIII.2002).<br />

Politionele bevoegdheden<br />

2° Inzake bijzondere bestuurlijke politie<br />

In het kader van de bijzondere bestuurlijke politie berust de uitvoeringsbevoegdheid<br />

van de provinciegouverneur in principe op de artikelen 64, eerste<br />

lid van het Provinciedecreet en 46 van de wet van 9 augustus 1980 tot hervorming<br />

van de instellingen. Bij de vervulling van die uitvoeringsopdrachten<br />

treedt de provinciegouverneur op onder het gezag van de overheid tot wier<br />

bevoegdheid de in aanmerking te nemen materie behoort.<br />

Voorbeelden ter zake betreffen de rol van de provinciegouverneur in de wapenwetgeving,<br />

de erkenning van de bijzondere veldwachters, de autorally’s<br />

…<br />

3° Officier van bestuurlijke politie<br />

De provinciegouverneur is op grond van artikel 4, eerste lid van de wet op<br />

het politieambt bekleed met de hoedanigheid van officier van bestuurlijke<br />

politie.<br />

Aldus kan hij bv. op het grondgebied van zijn provincie onder bepaalde <strong>voor</strong>waarden gebouwen<br />

laten ontruimen (art. 27 WPA), personen laten fouilleren (art. 28 WPA), <strong>voor</strong> de<br />

openbare orde gevaarlijke goederen in beslag laten nemen (art. 30 WPA), bestuurlijke aanhoudingen<br />

laten verrichten (art. 31 WPA) en voldoen aan verscheidene controle- en informatieverplichtingen<br />

op dat vlak (art. 33 WPA), een belangrijke rol inzake vuurwapengebruik<br />

tegen personen vervullen (art. 38 WPA) en bijstand vragen aan andere politiediensten<br />

in bepaalde omstandigheden.<br />

Politieoverheden die hun functies niet op het terrein uitoefenen, zoals de<br />

provinciegouverneur, zullen slechts in zeer uitzonderlijke gevallen de specifieke<br />

bevoegdheid van officier van bestuurlijke politie uitoefenen. Men kan<br />

derhalve stellen dat de toekenning van deze hoedanigheid aan de provinciegouverneur<br />

formeel en zonder concrete draagwijdte is.<br />

d Verordenende bevoegdheid<br />

De titularissen van het ambt van provinciegouverneur hadden tijdens de periode<br />

van 1789 tot 1934 algemene opdrachten van louter uitvoerende aard<br />

en mochten geen reglementen of verordeningen treffen. Pas met ingang van<br />

de wet van 5 juni 1934, waarbij strafsancties werden verbonden aan de overtredingen<br />

van de besluiten door de provinciegouverneur genomen in verband<br />

met artikel 128 van de Provinciewet, wordt aanvaard dat hij over een regle-


HOOFDSTUK 7<br />

menterende of verordenende bevoegdheid inzake bestuurlijke politie beschikt.<br />

Het weze opgemerkt dat de wet van 5 juni 1934 deze verordeningsmacht onrechtstreeks<br />

aan de provinciegouverneur toeschrijft. Artikel 1 van de wet beperkt zich immers louter tot<br />

de feitelijke bekrachtiging van de verordenende macht door het verbinden van sancties op<br />

overtredingen van de besluiten van de provinciegouverneur ter zake. Tien jaar eerder ondernam<br />

het wetsontwerp Poullet van 4 maart 1924 daarentegen een poging om de provinciegouverneur<br />

uitdrukkelijk het recht toe te kennen politieverordeningen uit eigen gezag te<br />

treffen, maar dit vond geen doorgang.<br />

1° Inhoudelijke omschrijving<br />

In tegenstelling tot de politieverordeningen van de provincieraad, welke in<br />

principe alle provinciale belangen tot <strong>voor</strong>werp kunnen hebben en wier verplichtend<br />

karakter niet gebonden is aan tijdelijke omstandigheden (zie<br />

blz. 312), wordt aanvaard dat de verordenende bevoegdheid van de provinciegouverneur<br />

limitatief is.<br />

Vooreerst moet rekening worden gehouden met artikel 11 van de wet op het<br />

politieambt (zie blz. 317).<br />

Daarnaast mag de provinciegouverneur alleen optreden met betrekking tot<br />

de omstandigheden <strong>voor</strong>zien bij de artikelen 128 en 129 van de Provinciewet,<br />

in casu de handhaving van de openbare gezondheid, veiligheid en rust<br />

in de provincie, woelige samenscholingen, oproer of gewelddadig verzet tegen<br />

de uitvoering van de wetten of van de wettelijke verordeningen.<br />

Gelet op het bovenstaande, kan de provinciegouverneur onder meer politieverordeningen<br />

uitvaardigen inzake verkeersomlegging en het verbod van verkeer van personen en voertuigen<br />

in het kader van ramptoerisme.<br />

2° Territoriale begrenzing<br />

De toepassing van de politieverordeningen van de provinciegouverneur is uiteraard<br />

beperkt tot het grondgebied van de provincie.<br />

3° Geldigheidsduur<br />

Zoals hoger aangehaald, hebben de politieverordeningen van de provinciegouverneur<br />

per definitie betrekking op een welbepaalde toestand. De provinciegouverneur<br />

mag geen algemene en blijvende maatregel treffen die later<br />

zou kunnen worden toegepast in gelijke omstandigheden. Wanneer de<br />

toestand die de verordening heeft gerechtvaardigd gewijzigd is, zal de veror-<br />

Politionele bevoegdheden<br />

Deel VI<br />

319


Art. 1<br />

W.6.III.1818<br />

Art. 2<br />

W. 6.III.1818<br />

Deel VI<br />

320<br />

HOOFDSTUK 7<br />

dening noodgedwongen ophouden te bestaan. De politieverordeningen van<br />

de provinciegouverneur hebben dus een tijdelijk en <strong>voor</strong>lopig karakter. Zij<br />

dienen tevens de datum vast te stellen waarop zij verplichtend worden.<br />

In de praktijk bevatten de politieverordeningen in fine een artikel waarbij bepaald wordt<br />

dat het besluit van kracht wordt van zodra het door aanplakking wordt bekendgemaakt op<br />

de gebruikelijke aanplakplaats van de officiële bekendmakingen.<br />

Politionele bevoegdheden<br />

4° Strafbepalingen<br />

Luidens artikel 1 van de wet van 6 maart 1818 betreffende de straffen uit te<br />

spreken tegen de overtreders van algemene verordeningen of te stellen bij<br />

provinciale of plaatselijke reglementen, zoals gewijzigd door de wet van<br />

5 juni 1934 en de wet van 14 juni 1963, wordt de overtreding van de politieverordeningen<br />

van de provinciegouverneur gestraft met gevangenisstraf van<br />

8 dagen tot 14 dagen en met een geldboete van 26 tot 200 EUR, of met één<br />

van die straffen alleen.<br />

Het maximum van deze straffen wordt verdubbeld ingeval het besluit van de<br />

provinciegouverneur is gemotiveerd door oproer, kwaadwillige samenscholing<br />

of ernstige verstoring van de openbare rust en de overtreders, collectief<br />

handelend, zich aan geweld overleveren tegen personen of goederen.<br />

Voornoemde wet verleent de provinciegouverneur het recht om, weliswaar<br />

binnen de bepaalde grenzen, straffen te <strong>voor</strong>zien wegens inbreuken op zijn<br />

besluiten genomen ter handhaving van de openbare orde. Wanneer deze besluiten<br />

geen straffen <strong>voor</strong>zien, zijn de straffen bepaald in de wet van 6 maart<br />

1818 van toepassing zonder dat er bijzondere bepalingen moeten zijn die<br />

hun toepassing <strong>voor</strong>zien (Vr. nr. 292 van 4 april 1997, Caluwé, Bulletin 1-99,<br />

Senaat).<br />

5° Bekendmaking<br />

De politieverordeningen van de provinciegouverneur moeten worden bekendgemaakt<br />

door aanplakking in elke gemeente waar zij van toepassing<br />

zijn. Deze aanplakking geschiedt op de gebruikelijke aanplakplaats <strong>voor</strong> officiële<br />

bekendmakingen.<br />

e opvorderingsrecht<br />

Het opvorderingsrecht is het recht dat door de wet aan sommige burgerlijke<br />

autoriteiten wordt toegekend om in bepaalde omstandigheden de openbare<br />

macht op te vorderen met <strong>voor</strong> deze laatste de verplichting onmiddellijk gevolg<br />

te geven aan de eis.


HOOFDSTUK 7<br />

Artikel 259 van het Strafwetboek straft met een gevangenisstraf van 15 dagen<br />

tot 3 maanden ieder bevelhebber, ieder officier of onderofficier van de<br />

openbare macht die, na door de burgerlijke overheid wettelijk te zijn gevorderd,<br />

weigert de onder zijn bevel geplaatste macht te doen optreden.<br />

De provinciegouverneur beschikt krachtens de artikelen 128 en 129 van de<br />

Provinciewet over een opvorderingsrecht ten aanzien van de federale politie<br />

en het leger.<br />

1° Vorderen van de federale politie<br />

De provinciegouverneur zorgt in de provincie <strong>voor</strong> het handhaven van de<br />

openbare orde, te weten de openbare gezondheid, veiligheid en rust. Daartoe<br />

kan hij op grond van artikel 128, tweede lid van de Provinciewet een beroep<br />

doen op de federale politie bij wijze van opvordering. Hij dient zich hier<strong>voor</strong><br />

te richten tot de bevoegde bestuurlijke directeur-coördinator.<br />

Krachtens artikel 103, tweede lid van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een<br />

geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, onderhoudt de bestuurlijke<br />

directeur-coördinator geregelde dienstbetrekkingen met de provinciegouverneur. Zodra de<br />

openbare rust wordt bedreigd, moet de bestuurlijke directeur-coördinator nauwer in contact<br />

treden met de provinciegouverneur die zijn optreden kan vorderen. Deze ad-hoccontacten<br />

moeten het mogelijk maken om over de specifiek te treffen <strong>voor</strong>zieningen overleg te<br />

plegen en om alle concrete maatregelen tot uitvoering van deze <strong>voor</strong>zieningen <strong>voor</strong> te bereiden.<br />

De vordering moet krachtens de artikelen 8 en 8/1 van de wet op het politieambt<br />

(WPA) schriftelijk geschieden, gedagtekend zijn en naam, hoedanigheid<br />

en handtekening van de provinciegouverneur dragen; zij moet daarenboven<br />

de wetsbepaling vermelden waarop zij steunt alsook het <strong>voor</strong>werp van<br />

de opvordering. In casu zal het <strong>voor</strong>werp de handhaving van de openbare<br />

orde betreffen.<br />

In spoedeisende gevallen kan de federale politie met om het even welk communicatiemiddel<br />

worden opgevorderd. Dergelijke opvordering moet zo spoedig mogelijk worden bevestigd<br />

in <strong>voor</strong>melde vorm.<br />

De provinciegouverneur kan in de vordering ook aanbevelingen en precieze<br />

aanwijzingen geven omtrent de middelen die moeten worden ingezet en die<br />

moeten worden aangewend. Zo kan hij bv. bij een betoging kiezen <strong>voor</strong> een<br />

eerder defensieve dan offensieve aanpak, vragen dat sproeiwagens worden<br />

ingezet… De provinciegouverneur mag zich echter geenszins mengen in de<br />

organisatie van de betrokken gevorderde dienst (cf. art. 8/4, tweede lid WPA).<br />

Indien de gevorderde politieambtenaar meent dat hij geen gevolg kan geven aan de aanbevelingen<br />

en aanwijzingen, moet hij de provinciegouverneur hiervan inlichten. Deze laatste<br />

Politionele bevoegdheden<br />

Deel VI<br />

Art. 128,<br />

tweede lid<br />

Prov.W.<br />

Art. 8 e.v.<br />

WPA<br />

321


Art. 64 WGP<br />

Art. 129 Prov.<br />

W.<br />

Deel VI<br />

322<br />

HOOFDSTUK 7<br />

kan dan de minister van Binnenlandse Zaken verzoeken de federale politie het bevel te<br />

geven zich te schikken naar de desbetreffende aanbevelingen en aanwijzingen. Indien de<br />

minister daarentegen van oordeel is dat de vordering abusief is, dan zal hij aan de federale<br />

politie het bevel kunnen geven om die niet uit te voeren (art. 8/5 WPA).<br />

De gevorderde politie mag luidens artikel 8/2 van de wet op het politieambt<br />

niet oordelen over de gepastheid van de vordering. Zij moet ze uitvoeren.<br />

Indien de vordering haar evenwel als kennelijk onredelijk <strong>voor</strong>komt, dan<br />

mag zij ze niet uitvoeren. In dat geval licht zij schriftelijk de provinciegouverneur<br />

daarvan onverwijld in met opgave van de redenen.<br />

Gedurende de uitvoering van een vordering van bestuurlijke politie, moet de<br />

leidinggevende politieambtenaar contact blijven houden met de provinciegouverneur<br />

en die, behoudens in geval van overmacht, op de hoogte brengen<br />

van de middelen die hij <strong>voor</strong>nemens is aan te wenden. De provinciegouverneur,<br />

van zijn kant, moet die politieambtenaar alle inlichtingen verstrekken,<br />

die nuttig zijn <strong>voor</strong> het vervullen van zijn opdracht (art. 8/4 WPA).<br />

De werking van de vordering houdt op wanneer ze is uitgevoerd of wanneer<br />

de provinciegouverneur de opheffing van de vordering hetzij schriftelijk hetzij<br />

mondeling ter kennis brengt aan de chef van de met de uitvoering van de<br />

vordering belaste eenheid (art. 8/3 WPA).<br />

Het weze vermeld dat in geval van ramp, onheil, schadegeval, oproer, kwaadwillige samenscholing<br />

of ernstige en nakende bedreigingen van de openbare orde, de provinciegouverneur<br />

niet beschikt over de bevoegdheid om - in plaats van de federale politie - lokale<br />

politiekorpsen te vorderen van andere politiezones wanneer de middelen van de lokale politie<br />

van een zone onvoldoende zijn. Deze bevoegdheid is krachtens artikel 64 van de wet<br />

van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd<br />

op twee niveaus, <strong>voor</strong>behouden aan de minister van Binnenlandse Zaken. De provinciegouverneur<br />

is weliswaar de commissaris van de regering, toch moet hij zijn bevoegdheid tot<br />

opvordering kunnen putten uit een expliciete wettelijke bepaling.<br />

Politionele bevoegdheden<br />

2° Vorderen van het leger<br />

De provinciegouverneur heeft tevens een opvorderingsrecht ten aanzien van<br />

de gewapende macht of het leger. Artikel 129 van de Provinciewet beperkt<br />

dit recht echter tot bepaalde omstandigheden, met name in geval van woelige<br />

samenscholingen, van oproer of van gewelddadig verzet tegen de uitvoering<br />

van de wetten of van de wettelijke verordeningen. De tussenkomst<br />

van het leger kan dan ook uitzonderlijk en zelfs aanvullend, wanneer de<br />

opvordering van de federale politie krachtens artikel 128 van de Provinciewet<br />

niet volstaat, worden genoemd.


HOOFDSTUK 7<br />

Zoals vermeld (zie blz. 317) kan de provinciegouverneur zich luidens artikel 11 van de wet<br />

op het politieambt in bepaalde omstandigheden in de plaats stellen van de gemeentelijke<br />

overheden. Zo kan hij in plaats van de burgemeester ook het leger vorderen in geval van<br />

ramp, onheil, schadegeval, oproer, kwaadwillige samenscholingen of ernstige en nakende<br />

bedreigingen van de openbare orde én wanneer de middelen van de politiediensten onvoldoende<br />

zijn (art. 43 WGP). Dit wijst weerom op het aanvullend karakter van de tussenkomst<br />

van het leger in politionele aangelegenheden.<br />

Wenst de provinciegouverneur het leger op te vorderen, dan geeft hij hiervan<br />

onverwijld kennis aan de minister van Binnenlandse Zaken en aan de minister<br />

van Landsverdediging.<br />

De vordering van het leger verloopt grotendeels naar analogie van het hogerbepaalde <strong>voor</strong><br />

de federale politie. Zo moet de vordering schriftelijk gebeuren. Zij wordt gericht aan het<br />

provinciecommando, dat zich moet schikken naar de opvordering.<br />

De provinciegouverneur kan zich niet mengen in de uitvoering van de vordering.<br />

De militaire overheid zal oordelen over de in te zetten en aan te wenden<br />

middelen. Wel verplicht artikel 7/5 van de wet op het politieambt de<br />

commandant van elk detachement van het leger die samen met de politie<br />

moet optreden, de instructies in acht te nemen, welke aan hem worden gericht<br />

door de politieambtenaar die de leiding heeft van de operaties. Hoewel<br />

de politieambtenaar de leiding van de operaties heeft, behoudt de commandant<br />

van het detachement van het leger het bevel over zijn detachement.<br />

Het gebruik van wapens wordt in dat geval geregeld overeenkomstig artikel<br />

38, 1° en 3° WPA.<br />

De provinciegouverneur kan steeds een einde stellen aan de opvordering.<br />

f coördinerende rol<br />

Reeds vóór de politiehervorming speelde de provinciegouverneur een belangrijke rol inzake<br />

coördinatie en overleg met bestuurlijke en gerechtelijke politieoverheden, gemeentepolitie<br />

en rijkswacht (zie bv. O.B. 10.XII.1987, B.S. 19.XII.1987).<br />

Het zgn. Octopusakkoord over de hervorming van de politiediensten schrijft<br />

<strong>voor</strong> dat de lokale politiezones onder elkaar moeten samenwerken. Daarnaast<br />

worden er in het akkoord ook gevallen <strong>voor</strong>zien waarin en de wijze<br />

waarop de federale en de lokale politie behoren samen te werken. In de<br />

praktijk blijkt dat een vlotte samenwerking niet altijd evident is en soms<br />

stuit op onbegrip of achterdocht, of op botsende persoonlijkheden of op andere<br />

belemmeringen. Het is aangewezen dat dan snel en efficiënt kan worden<br />

tussengekomen door het uitklaren van de situatie, door bemiddeling of<br />

overreding de samenwerking vlot te krijgen. De provinciegouverneur is daartoe<br />

de aangewezen instantie.<br />

Politionele bevoegdheden<br />

Deel VI<br />

323


Art. 128,<br />

derde lid<br />

Prov. W.<br />

Art. 9 WPA<br />

Deel VI<br />

324<br />

HOOFDSTUK 7<br />

De wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst,<br />

gestructureerd op twee niveaus, heeft in deze zin artikel 128 van de<br />

Provinciewet aangepast. Het derde lid van dit artikel bepaalt thans uitdrukkelijk<br />

dat de provinciegouverneur toeziet op een goede samenwerking tussen<br />

de politiediensten en tussen de politiezones in de provincie.<br />

Hij kan bv. de burgemeesters of politiecolleges van de verschillende politiezones uit de<br />

provincie aanmoedigen om samenwerkingsprotocollen te sluiten (O.B. PLP 27 van<br />

4.XI.2002, B.S. 4.XII.2002).<br />

In het raam van deze coördinerende rol <strong>voor</strong>ziet artikel 9 van de wet op het<br />

politieambt in een provinciaal overleg om het politiebeleid in de provincie of<br />

het administratief arrondissement te coördineren en om de zonale veiligheidsraden<br />

te stimuleren. Het overleg vindt plaats tussen de procureur-generaal<br />

bij het hof van beroep, de provinciegouverneur, de bestuurlijke directeurs-coördinator<br />

of hun gemachtigden, de gerechtelijke directeurs of hun<br />

gemachtigden en vertegenwoordigers van de lokale politiediensten.<br />

Politionele bevoegdheden


8 Akten vAn de provincie<br />

HOOFDSTUK 8<br />

Omtrent de notulen, bevat het Provinciedecreet regels over de opmaak,<br />

de minimale inhoud, de goedkeuring en de ondertekening ervan. Voor alle<br />

andere documenten, zoals reglementen, besluiten, briefwisseling, akten,<br />

contracten en andere stukken, is de reglementering toegespitst op regels<br />

<strong>voor</strong> de ondertekening van die stukken.<br />

A notulen, reglementen, VerorDenIngen en<br />

BeslIssIngen<br />

De provinciegriffier is verantwoordelijk <strong>voor</strong> het opstellen van de notulen van<br />

de provincieraad en van de deputatie. Meer informatie over de inhoud, de<br />

redactie en de goedkeuring van de notulen, is opgenomen in het afzonderlijk<br />

hoofdstuk over de notulen in het deel over de werking van provincieraad en<br />

deputatie.<br />

De notulen worden, na goedkeuring, ondertekend door:<br />

- de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad en de provinciegriffier, wat betreft de<br />

provincieraad;<br />

- de provinciegouverneur en de provinciegriffier, wat betreft de deputatie.<br />

Dezelfde personen zijn ook bevoegd <strong>voor</strong> de ondertekening van de reglementen,<br />

verordeningen en beslissingen van de provincieraad, respectievelijk<br />

de reglementen en beslissingen van de deputatie.<br />

De <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad kan zijn bevoegdheid tot ondertekening<br />

schriftelijk opdragen aan een of meer leden van de provincieraad, tenzij de<br />

bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen. Deze opdracht<br />

is herroepbaar. Het provincieraadslid moet boven zijn handtekening,<br />

naam en functie melding maken van die opdracht.<br />

De provinciegriffier kan zijn bevoegdheid tot ondertekening of medeondertekening<br />

schriftelijk opdragen aan een of meer personeelsleden van de provincie.<br />

Deze opdracht is herroepbaar. Het personeelslid aan wie de opdracht<br />

is gegeven, moet boven zijn handtekening, naam en functie, ook melding<br />

maken van die opdracht. De provincieraad wordt van die opdracht op de<br />

hoogte gebracht tijdens zijn eerstvolgende vergadering. De ondertekening<br />

van de notulen, kan de provinciegriffier echter niet delegeren.<br />

Reglementen en verordeningen van de provincieraad en de deputatie worden<br />

bekendgemaakt door publicatie in het bestuursmemoriaal. Ze treden in<br />

werking de vijfde dag na de bekendmaking, tenzij het reglement of de verordening<br />

het anders bepaalt.<br />

Akten van de provincies<br />

Deel VI<br />

Art. 176 en<br />

177<br />

Art. 178<br />

Art. 180 en<br />

181<br />

325


Art. 178<br />

Art. 178<br />

Art. 178<br />

Deel VI<br />

326<br />

HOOFDSTUK 8<br />

B BrIefWIsselIng, Akten en contrActen<br />

Voor briefwisseling, akten en contracten waarbij de provincie partij is, geldt<br />

steeds een dubbele ondertekening. Wie tekent, en op welke wijze dit gebeurt,<br />

wordt bepaald door de deputatie in haar huishoudelijk reglement.<br />

Regelt de deputatie die werkwijze van ondertekening niet, dan is het de<br />

provinciegouverneur die ter zake een residuaire bevoegdheid heeft.<br />

Wie medeondertekent, wordt bepaald door de provinciegriffier; ofwel doet hij<br />

dit zelf, ofwel delegeert hij zijn bevoegdheid tot medeondertekening aan een<br />

of meer personeelsleden.<br />

c AnDere stukken<br />

Voor andere, minder belangrijke stukken dan de notulen, beslissingen, briefwisseling,<br />

akten en contracten, bepaalt de deputatie in haar huishoudelijk<br />

reglement de werkwijze <strong>voor</strong> ondertekening (en eventueel medeondertekening<br />

als dit nodig wordt geacht). Als de deputatie dit niet regelt, hebben de<br />

provinciegouverneur en –griffier een residuaire bevoegdheid tot ondertekening<br />

en medeondertekening.<br />

De provinciegriffier kan zijn bevoegdheid tot medeondertekening delegeren<br />

aan een of meer provinciepersoneelsleden.<br />

D sPecIfIeke BeVoegDheDen tot onDertekenIng<br />

Een uitzondering op bovenstaande regels, geldt <strong>voor</strong> de beslissingen, de akten<br />

en de briefwisseling van personeelsleden als ze betrekking hebben op<br />

bevoegdheden die aan hen zijn toevertrouwd of gedelegeerd. Deze documenten<br />

worden door die personeelsleden zelf ondertekend. Als er bevoegdheden<br />

worden toevertrouwd of gedelegeerd, wordt dus automatisch ook de<br />

bijhorende ondertekeningsbevoegdheid mee toevertrouwd of gedelegeerd.<br />

Een specifieke toepassing van dit principe die apart vermeld is in artikel<br />

178, § 3 Provinciedecreet, is de ondertekening van beslissingen, akten, verslagen<br />

en brieven door de financieel beheerder als ze specifiek betrekking<br />

hebben op de aan hem toevertrouwde taken. De financieel beheerder kan<br />

deze ondertekeningsbevoegdheid delegeren aan een of meer personeelsleden.<br />

Ook het dwangbevel uitgevaardigd <strong>voor</strong> de invordering van niet-fiscale<br />

schuldvorderingen, wordt ondertekend door de financieel beheerder. Dit met<br />

behoud van de ondertekeningsbevoegdheid inzake de uitvoerbaarverklaring<br />

ervan.<br />

Een andere toepassing van het principe dat iemand de stukken tekent binnen<br />

de aan hem toevertrouwde of gedelegeerde bevoegdheden, is de onder-<br />

Akten van de provincies


HOOFDSTUK 8<br />

tekening door de provinciegriffier bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.<br />

De provinciegriffier kan deze bevoegdheid tot ondertekening delegeren aan<br />

een of meer provinciepersoneelsleden.<br />

e Versturen en ontVAngen VAn BrIefWIsselIng<br />

De algemene regel is dat de provincie stukken verstuurt aan derden met<br />

een gewone brief. Uitzonderingen op dit principe, zijn:<br />

- ofwel andere vormen van mededeling of kennisgeving, die opgelegd worden<br />

door een wettelijke of decretale bepaling (die bij<strong>voor</strong>beeld in bepaalde<br />

gevallen een aangetekende brief opleggen);<br />

- ofwel bijkomende wijzen van mededeling of kennisgeving, die <strong>voor</strong>zien<br />

worden in het huishoudelijk reglement van de provincieraad.<br />

Alle briefwisseling aan de provincie wordt geacht te zijn gericht aan de deputatie.<br />

Verkeerd gerichte briefwisseling mag niet beschouwd worden als<br />

niet bestaand. De briefwisseling wordt verstuurd naar het provinciehuis,<br />

zijnde het adres van de zetel van de provincie, maar de provincieraad kan op<br />

deze regel uitzonderingen <strong>voor</strong>zien. Onder briefwisseling wordt ook verstaand:<br />

e-mail of fax.<br />

Er wordt een register aangelegd van alle ingaande en uitgaande briefwisseling,<br />

van welke aard ook.<br />

Akten van de provincies<br />

Deel VI<br />

Art. 182<br />

Art. 183<br />

327


Art. 186<br />

Deel VI<br />

328 Rechtsgedingen<br />

HOOFDSTUK 9<br />

9 rechtsgedingen<br />

A Instellen rechtsVorDerIng<br />

In regel komt het toe aan de deputatie om namens de provincie te beslissen<br />

om een rechtsvordering in te stellen. De provincieraad kan evenwel<br />

steeds deze bevoegdheid naar zich toe trekken en in de gevallen waarin<br />

een lid of meerdere leden van de deputatie betrokken zijn in de zaak, is<br />

het altijd de provincieraad die moet beslissen om in rechte op te treden.<br />

De bevoegdheden van de deputatie of de provincieraad zijn trouwens niet<br />

delegeerbaar.<br />

Het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet tevens in de mogelijkheid dat inwoners of<br />

rechtspersonen in de plaats treden van de provincie en namens de provincie<br />

een rechtsvordering instellen, indien de deputatie of de provincieraad<br />

nalaat dit te doen.<br />

Krachtens artikel 186, eerste lid van het Provinciedecreet komt het aan de<br />

deputatie toe om te beslissen over het instellen van de rechtsvorderingen<br />

namens de provincie als eiser of verweerder. De provincieraad kan luidens<br />

het tweede lid echter beslissen deze bevoegdheid in de plaats van de deputatie<br />

uit te oefenen. In de gevallen waarin een lid of meerdere leden van de<br />

deputatie betrokken zijn in de zaak, is het trouwens altijd de provincieraad<br />

die moet beslissen tot het optreden in rechte.<br />

Dit artikel vereenvoudigt de ingewikkelde regeling die bepaald was in de vroegere artikelen<br />

74 en 106, vijfde lid van de Provinciewet volgens dewelke de meeste vorderingen waarbij<br />

de provincie als eiser optreedt – uitgezonderd de rechtsvorderingen betreffende de roerende<br />

goederen, bezitsvorderingen en handelingen tot bewaring van recht – slechts mochten<br />

worden ingesteld door de deputatie na machtiging van de provincieraad.<br />

Nu oordeelt in principe de deputatie over de opportuniteit tot het optreden in<br />

rechte namens de provincie en neemt het daartoe de beslissing, maar de<br />

provincieraad kan steeds in de plaats treden en is zelfs exclusief bevoegd<br />

als een lid van de deputatie betrokken partij is.<br />

Deze principiële bevoegdheid van de deputatie houdt niet alleen in dat de<br />

deputatie beslist over het instellen van de vordering in elke juridische<br />

graad – eerste aanleg, beroep of <strong>voor</strong>ziening in cassatie – <strong>voor</strong> de rechtbanken<br />

en de hoven en dienovereenkomstig ook <strong>voor</strong> het instellen van een<br />

vordering bij administratieve rechtscolleges of bij de Raad van State of het<br />

Grondwettelijk Hof, maar ook dat de deputatie moet beslissen over de afstand<br />

of de berusting in een geding waar de provincie partij is.


HOOFDSTUK 9<br />

Bovendien viseert artikel 186 van het Provinciedecreet ieder optreden in<br />

rechte namens de provincie, zo ook vorderingen in kort geding, bezits- en<br />

eigendomsvorderingen, handelingen tot bewaring van recht of stuiting van<br />

verjaring en verval.<br />

Bezitsvorderingen strekken enkel tot handhaving van het bezit indien het in rechte of in<br />

feite wordt aangevochten, of het herstel van het bezit indien het door geweld of feitelijkheden<br />

wordt gestoord of is verloren gegaan. Eigendomsvorderingen daarentegen hebben betrekking<br />

op het eigendomsrecht.<br />

Ter vrijwaring van de rechten van de provincie kan bij<strong>voor</strong>beeld de deputatie de beslagrechter<br />

verzoeken tot toelating <strong>voor</strong> het leggen van bewarend beslag op de goederen van<br />

de schuldenaar van de provincie en na beschikking van de beslagrechter een deurwaarder<br />

daartoe gelasten. Het bewarend beslag is immers een bewarende maatregel ter beveiliging<br />

van de rechten van de schuldeiser om te verhinderen dat de goederen van de schuldenaar<br />

weggemaakt zouden worden. Anderzijds stuit elk beslag, en dus ook bewarend beslag<br />

de verjaring. Zijn nog daden van stuiting, die de deputatie kan stellen:<br />

- het laten betekenen van een bevel tot betaling aan de schuldenaar van de provincie,<br />

d.w.z. de deurwaardersakte waarbij aan de schuldenaar betekend wordt dat, bij gemis<br />

aan vrijwillige uitvoering van een uitvoerbare titel, daartoe met dwang zal worden overgegaan;<br />

- het daartoe instellen van een dagvaarding.<br />

Daarnaast kan de deputatie om verval van recht te <strong>voor</strong>komen ook een vordering instellen<br />

tot vernietiging van een koop van een onroerend goed wegens benadeling, een recht van<br />

wederinkoop uitoefenen of een aankoopoptie lichten.<br />

Zijn eveneens maatregelen die de deputatie kan stellen:<br />

- de vordering tot verzegeling die als bewarende maatregel beoogt te beletten dat een<br />

schuldenaar bepaalde goederen uit zijn vermogen wegmaakt, evenals het verzet tegen<br />

de ontzegeling;<br />

- de vernieuwing van een hypothecaire inschrijving;<br />

- het verzoek of de vordering <strong>voor</strong> de rechtbank tot de inlassing van een recht op antwoord,<br />

zoals geregeld bij de wet van 23 juni 1961.<br />

Indien de provincieraad evenwel beslist om de bevoegdheid tot een optreden<br />

in rechte namens de provincie uit te oefenen, treedt hij als het ware in de<br />

plaats van de deputatie en zal hij aldus zelf oordelen over bijv. het instellen<br />

van de vordering, maar ook over de afstand of de berusting in een geding.<br />

Hetzelfde geldt ingeval een lid of meerdere leden van de deputatie betrokken<br />

zijn in de zaak. De betrokkenen kunnen vanzelfsprekend niet deelnemen<br />

aan de bespreking en de stemming door de provincieraad van een ontwerpbesluit<br />

ter zake (zie ook blz. 176).<br />

De principiële bevoegdheid van de deputatie om te beslissen tot een optreden<br />

in rechte namens de provincie kan trouwens krachtens artikel 58, tweede<br />

lid, juncto artikel 57, § 3, 9° van het Provinciedecreet niet worden gedelegeerd<br />

(zie ook blz. 232). Het is immers niet wenselijk dat een individuele<br />

Rechtsgedingen<br />

Deel VI<br />

Art. 57, § 3, 9°<br />

Art. 43, § 2,<br />

18°<br />

329


Art. 187<br />

Deel VI<br />

330<br />

Rechtsgedingen<br />

HOOFDSTUK 9<br />

gedeputeerde of een personeelslid van de provincie zou beslissen over het<br />

instellen van een rechtsvordering namens de provincie.<br />

De Raad van State aanvaardt wel dat een gedeputeerde, in eigen naam en in zijn hoedanigheid<br />

van gedeputeerde, een beroep bij de Raad van State instelt om op grond van zijn<br />

functioneel belang op te komen <strong>voor</strong> de verdediging van de prerogatieven die aan zijn<br />

mandaat verbonden zijn. Aldus kan een gedeputeerde in eigen naam bij de Raad van State<br />

een beroep tot nietigverklaring instellen tegen een beslissing van de provincieraad of de<br />

gouverneur die de bevoegdheden van de deputatie miskend heeft.<br />

Ook de bevoegdheid van de provincieraad ter zake kan niet aan de deputatie<br />

worden gedelegeerd. Dit is uitdrukkelijk bepaald in artikel 43, § 2, 18° van<br />

het Provinciedecreet.<br />

Heeft de deputatie of de provincieraad eenmaal de beslissing tot een optreden<br />

in rechte genomen, dan blijft het verder haar of zijn bevoegdheid, zoals<br />

hierna onder B uiteengezet, om de vordering bij de bevoegde rechtbank<br />

aanhangig te maken, m.a.w. het rechtsgeding te voeren.<br />

Het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet in de mogelijkheid om juridische actie te ondernemen<br />

wanneer de deputatie of de provincieraad nalaat om in rechte op<br />

te treden. Artikel 187 van het decreet bepaalt immers dat in dergelijk geval<br />

een of meer inwoners in rechte kunnen optreden namens de provincie, mits<br />

zij onder zekerheidstelling aanbieden om persoonlijk de kosten van het geding<br />

te dragen en in te staan <strong>voor</strong> de veroordeling tot schadevergoeding of<br />

boete wegens tergend en roekeloos geding of hoger beroep die kan worden<br />

uitgesproken. Dit recht staat tevens open <strong>voor</strong> de rechtspersonen waarvan<br />

de maatschappelijke zetel in de provincie is gevestigd.<br />

Deze regel is als uitzondering op de principiële bevoegdheid van de deputatie of de provincieraad<br />

om te beslissen tot een optreden in rechte namens de provincie, van strikte interpretatie.<br />

Hij is geïnspireerd op de vroegere gelijkluidende bepaling uit de Nieuwe Gemeentewet, zij<br />

het dat het toepassingsgebied werd uitgebreid naar rechtspersonen.<br />

De provincie kan over het op grond van artikel 187 van het Provinciedecreet<br />

ingestelde geding geen dading aangaan of er afstand van doen zonder instemming<br />

van degene die het geding in haar naam heeft gevoerd.<br />

B het Voeren VAn De rechtsgeDIngen<br />

De deputatie is in principe belast met het vertegenwoordigen van de provincie<br />

in rechte en dus met het voeren van de rechtsgedingen waarbij de<br />

provincie betrokken is.


HOOFDSTUK 9<br />

Indien het evenwel de provincieraad is geweest die een rechtsvordering<br />

heeft ingesteld, komt deze bevoegdheid ook aan de raad toe.<br />

Luidens artikel 57, § 3, 9° van het Provinciedecreet is de deputatie belast<br />

met het vertegenwoordigen van de provincie in rechte overeenkomstig artikel<br />

186 van het Provinciedecreet. Een uitzondering wordt gemaakt <strong>voor</strong> de<br />

gevallen bedoeld in het tweede lid van dit laatste artikel, m.n. wanneer de<br />

provincieraad in de plaats van de deputatie optreedt.<br />

Dit betekent in concreto dat de deputatie in principe instaat <strong>voor</strong> het voeren<br />

van de rechtsgedingen waarbij de provincie hetzij als eiser, hetzij als verweerder<br />

betrokken is.<br />

Ten eerste stelt de deputatie op grond van deze bepaling de rechtsvordering<br />

in waartoe het besloten heeft op grond van haar bevoegdheid geput uit artikel<br />

186 van het Provinciedecreet.<br />

Verder is de deputatie bevoegd om de advocaten aan te stellen die optreden<br />

<strong>voor</strong> de provincie.<br />

Bij de aanstelling van een advocaat mag de deputatie vanzelfsprekend niet de verbodsbepalingen<br />

miskennen gesteld in de artikelen 27, § 2, 1° en 51, derde lid van het<br />

Provinciedecreet en artikel 438, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek, die een advocaat,<br />

tevens raadslid of gedeputeerde niet toestaan <strong>voor</strong> de provincie te pleiten. De deputatie<br />

kan derhalve een advocaat die onder toepassing van deze verbodsbepalingen valt, niet<br />

aanstellen om de provincie in rechte bij te staan (zie blz. 183).<br />

Het is ook de taak van de deputatie zorg te dragen <strong>voor</strong> het opmaken van de<br />

gedinginleidende akte. De akte waardoor de provincie in rechte optreedt,<br />

verzoekschrift of dagvaarding, moet uitgaan van de deputatie of de door de<br />

deputatie aangestelde advocaat.<br />

Het door de deputatie namens de provincie tot de Raad van State gerichte verzoekschrift<br />

wordt wel geldig ingediend door de provinciegouverneur en de provinciegriffier, indien het<br />

door dezen <strong>voor</strong> of namens de deputatie ondertekend is en eruit blijkt dat de deputatie een<br />

beslissing heeft genomen over de in het verzoekschrift ingeroepen rechtsmiddelen.<br />

Uiteraard kan ook de door de deputatie aangestelde advocaat het verzoekschrift namens<br />

de provincie <strong>voor</strong> de Raad van State geldig ondertekenen.<br />

Daarnaast komt het als zodanig aan de deputatie toe het hangend rechtsgeding<br />

op te volgen en in de loop van het geding alle maatregelen te nemen<br />

die in het belang van de provincie vereist zijn.<br />

Zo kan de deputatie, met het oog op de betekening van de procesakten, de <strong>voor</strong> de provincie<br />

optredende deurwaarders aanstellen. In de hypothese dat geen advocaat belast is met<br />

Rechtsgedingen<br />

Deel VI<br />

Art. 57, § 3, 9°<br />

331


Art. 58<br />

Deel VI<br />

332<br />

Rechtsgedingen<br />

HOOFDSTUK 9<br />

de verdediging van de provincie <strong>voor</strong> de Raad van State, moet de deputatie beslissen over<br />

de inhoud van de processtukken die aan de Raad van State worden toegezonden (o.a. de<br />

memorie van antwoord). Zoals <strong>voor</strong> het verzoekschrift, kunnen deze stukken als uitgaande<br />

van de deputatie beschouwd worden, indien ze op grond van artikel 178, § 2 van het<br />

Provinciedecreet door de provinciegouverneur en de provinciegriffier namens of <strong>voor</strong> de<br />

deputatie worden ondertekend.<br />

Het bovenstaande geldt mutatis mutandis ook <strong>voor</strong> de provincieraad ingeval<br />

deze in de plaats van de deputatie namens de provincie in rechte optreedt.<br />

De stukken die ter zake van de provincieraad uitgaan, moeten op grond van artikel 178, § 1<br />

van het Provinciedecreet wel worden ondertekend door de <strong>voor</strong>zitter van de raad en door<br />

de provinciegriffier.<br />

Net zoals de (principiële) bevoegdheid van de deputatie om te beslissen tot<br />

een optreden in rechte namens de provincie, kan ook haar bevoegdheid om<br />

de provincie in rechte te vertegenwoordigen niet worden gedelegeerd. Dit<br />

wordt overigens in artikel 58, tweede lid van het Provinciedecreet uitdrukkelijk<br />

gestipuleerd.<br />

Wat de provincieraad betreft, bepaalt artikel 43, § 2, 18° van het Provinciedecreet<br />

enkel dat de bevoegdheid om te beslissen tot het optreden in rechte<br />

namens de provincie niet kan worden gedelegeerd aan de deputatie. Toch<br />

mag worden aangenomen dat dit expliciete verbod tot delegatie ook geldt<br />

<strong>voor</strong> de bevoegdheid van de provincieraad om de provincie in rechte te vertegenwoordigen.<br />

Zoals hierboven onder A uiteengezet, is deze bevoegdheid<br />

slechts mogelijk ingevolge een beslissing van de provincieraad om in de<br />

plaats van de deputatie op te treden of wanneer een of meerdere leden van<br />

de deputatie in de zaak betrokken zijn. In dit laatste geval kan er een tegenstrijdigheid<br />

van belangen bestaan tussen het kwestieuze lid van de deputatie<br />

enerzijds en de provincie anderzijds. Om te vermijden dat de deputatie aldus<br />

rechter en betrokken partij tegelijk is, moet de raad niet alleen de beslissing<br />

tot het optreden in rechte nemen, maar ook het verdere proces voeren.<br />

c VerschIjnIng In rechte VAn De ProVIncIe<br />

Het Provinciedecreet regelt niet uitdrukkelijk wie namens de provincie verschijnt<br />

in rechte, m.a.w. de provincie vertegenwoordigt bij de procesvoering.<br />

Behoudens wanneer de deputatie of de provincieraad een advocaat heeft<br />

aangesteld en de provincie in rechte verschijnt bij monde van haar advocaat,<br />

kan de provincie dus enkel in rechte verschijnen door het daartoe bevoegde<br />

orgaan, dit is de deputatie.


HOOFDSTUK 9<br />

Ingeval de provincieraad in rechte optreedt omdat een lid of meerdere leden van de deputatie<br />

bij de zaak betrokken zijn, wordt dan ook aangeraden om steeds een advocaat aan te<br />

stellen.<br />

Dit zou <strong>voor</strong> de provincie betekenen dat ze, daargelaten de verschijning bij<br />

advocaat, enkel geldig in rechte zou kunnen verschijnen bij wege van de voltallig<br />

optredende deputatie, omwille van het collegiaal optreden van dit orgaan.<br />

Vraag is dan ook of de provincie geldig kan verschijnen door een lid<br />

van de deputatie of een personeelslid van de provincie, die daartoe opdracht<br />

van de deputatie heeft ontvangen.<br />

Wegens de aard van de procedure en de betwistingen heeft de Raad van<br />

State aanvaard dat op de zitting het openbaar bestuur zich kan laten vertegenwoordigen<br />

door een personeelslid.<br />

Bijgevolg kan de provincie ter zitting <strong>voor</strong> de Raad van State verschijnen door een daartoe<br />

door de deputatie aangeduid personeelslid of een gedeputeerde die de deputatie met deze<br />

zaak heeft belast.<br />

Anderzijds stelt de vraag zich niet <strong>voor</strong> de verschijning <strong>voor</strong> het Hof van<br />

Cassatie.<br />

De rechtspleging <strong>voor</strong> het Hof van Cassatie in burgerlijke en strafzaken is schriftelijk met<br />

dien verstande dat de partijen hun middelen op de zitting mondeling kunnen doen ontwikkelen.<br />

De verschijning van de partijen is facultatief. Het arrest wordt geacht tegensprekelijk<br />

te zijn, ongeacht of de partijen al of niet tegenwoordig zijn.<br />

Wat de verschijning van publiekrechtelijke rechtspersonen bij monde van<br />

een daartoe gemachtigd mandataris of personeelslid <strong>voor</strong> de lagere rechtscolleges<br />

en de hoven van beroep betreft, is de rechtspraak niet duidelijk in<br />

een of andere zin gevestigd. De verschijning <strong>voor</strong> de lagere rechtscolleges of<br />

de hoven van beroep in persoon door een lid van de deputatie of een personeelslid<br />

handelend in opdracht van de deputatie blijft dus precair.<br />

Rechtsgedingen<br />

Deel VI<br />

333


Openbaarheid, formele<br />

motiveringsplicht en<br />

participatie van de burger<br />

Hoofdstuk 1 Openbaarheid van bestuur<br />

Hoofdstuk 2 De formele motivering van de bestuurshandelingen<br />

Hoofdstuk 3 Participatie van de burger<br />

Deel VII


HOOFDSTUK 1<br />

1 Openbaarheid van bestuur<br />

De provincies moeten een actief openbaarheidsbeleid voeren en moeten<br />

het publiek <strong>voor</strong>lichten over het optreden en de werking van het bestuur.<br />

A ActIeVe openbAArheID VAn bestuur<br />

De artikelen 28 tot en met 35 van het Decreet van 26 maart 2004 (BS 1 juli<br />

2004) betreffende de openbaarheid van bestuur leggen aan de provincies de<br />

verplichting op een actief openbaarheidsbeleid te voeren en uit eigen beweging<br />

het publiek op een zo duidelijk mogelijke en objectieve wijze <strong>voor</strong> te<br />

lichten over het optreden en de werking van het bestuur.<br />

De provincies moeten daartoe minimaal aan de navolgende verplichtingen<br />

tegemoetkomen:<br />

- zij moeten een actief communicatiebeleid voeren;<br />

Dit houdt in dat de provincie de bevolking of de betrokken doelgroepen moet inlichten over<br />

haar beleid, haar regelgeving, haar dienstverlening en de rechten die de bevolking kan<br />

ontlenen aan het decreet betreffende de openbaarheid van bestuur.<br />

- zij moeten hun medewerking verlenen aan een gezamenlijk bestand met<br />

wegwijsinformatie en eerstelijnsinformatie dat op initiatief van de <strong>Vlaamse</strong><br />

overheid zal uitgebouwd worden;<br />

In afwachting van de realisatie van dit gezamenlijk bestand is elke provincie echter verplicht<br />

zelf een vademecum uit te geven met een beschrijving van haar bevoegdheden en<br />

interne organisatie en deze van de administratieve overheden die onder haar ressorteren<br />

en dit ter beschikking te stellen aan iedereen die erom vraagt.<br />

- zij moeten de milieu-informatie die relevant is <strong>voor</strong> hun taak en waarover<br />

zij beschikken of die <strong>voor</strong> hen wordt beheerd goed beheren en deze verspreiden<br />

op de wijze die door de <strong>Vlaamse</strong> regering bij besluit van 28 oktober<br />

2005 werd <strong>voor</strong>geschreven;<br />

- zij moeten een communicatieambtenaar in dienst hebben;<br />

- in hun briefwisseling moeten zij de naam van de contactpersoon vermelden;<br />

- bij de betekening of de mededeling van administratieve rechtshandelingen<br />

met een individuele draagwijdte moeten zij de beroepsmogelijkheden vermelden.<br />

Er moet dus melding gemaakt worden van de beroepsmogelijkheid, de beroepsinstantie,<br />

het adres van deze instantie en de eventuele vorm<strong>voor</strong>schriften <strong>voor</strong> het instellen van het<br />

beroep.<br />

Worden de beroepsmogelijkheden niet vermeld, dan nemen de verjaringstermijnen <strong>voor</strong><br />

het instellen van het beroep geen aanvang.<br />

Openbaarheid van bestuur<br />

Deel VII<br />

337


Deel VII<br />

HOOFDSTUK 1<br />

b pAssIeVe openbAArheID VAn bestuur<br />

Behalve in de gevallen die bij wet, decreet of ordonnantie zijn bepaald,<br />

kan elke burger inzage krijgen in de bestuursdocumenten die de provincie<br />

bezit en kan hij er een afschrift van en/of toelichting bij krijgen.<br />

Hij kan tevens een aanvulling of correctie vragen van onvolledige of onjuiste<br />

gegevens die over hem in bestuursdocumenten <strong>voor</strong>komen.<br />

De aanvraag tot openbaarmaking en tot correctie of aanvulling van bestuursdocumenten<br />

moet gebeuren en behandeld worden conform de<br />

<strong>voor</strong>schriften van het Decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid<br />

van bestuur.<br />

Het Decreet van 26 maart 2004 inzake de openbaarheid van bestuur verplicht<br />

de provincies niet enkel om een actief openbaarheidsbeleid te voeren,<br />

doch tevens om – binnen de bij het decreet bepaalde grenzen – gevolg te<br />

geven aan verzoeken om inzage in, afschriften van en/of toelichting bij bestuursdocumenten<br />

of om onjuiste of onvolledige gegevens in bestuursdocumenten<br />

aan te vullen of te corrigeren.<br />

Het Decreet van 26 maart 2004 biedt ter zake een omvattende, doch niettemin geen exclusieve<br />

regeling:<br />

- het decreet doet immers geen afbreuk aan bepalingen die in een ruimere openbaarheid<br />

<strong>voor</strong>zien; deze laatste primeren dan ook altijd;<br />

- het decreet raakt evenmin aan specifieke openbaarheidsregelingen zoals bv. deze in het<br />

kader van een openbaar onderzoek. Omgekeerd doen deze laatste ook geen afbreuk aan<br />

het Decreet van 26 maart 2004; de regelingen blijven naast elkaar bestaan;<br />

- uitzonderingen of beperkingen op de openbaarheid die uit specifieke wetten of decreten<br />

<strong>voor</strong>tvloeien primeren steeds;<br />

- het Decreet doet ten slotte evenmin afbreuk aan de uitzonderingsbepalingen die vervat<br />

liggen in de algemene openbaarheidsregelgevingen van een andere overheid. Zo moet<br />

er in federale materies, zoals bv. de nationale veiligheid, rekening gehouden worden met<br />

de uitzonderingsgronden die bepaald werden in de federale openbaarheidswet van<br />

11 april 1994.<br />

a recht op inzage, afschrift en uitleg<br />

1° Draagwijdte<br />

Het Decreet van 26 maart 2004 kent aan iedereen het recht toe om<br />

- ter plaatse inzage te nemen in bestuursdocumenten;<br />

- een afschrift te vragen van bestuursdocumenten;<br />

- uitleg te vragen over bestuursdocumenten.<br />

338 Openbaarheid van bestuur


HOOFDSTUK 1<br />

De burger kan vrij de gewenste wijze van openbaarmaking kiezen. Indien hij een afschrift<br />

vraagt kan hij ook de vorm bepalen waaronder hij het afschrift wil ontvangen (bv. op diskette)<br />

en indien hij om milieu-informatie verzoekt kan hij de termijn aangeven waarbinnen<br />

hij de informatie wenst te ontvangen.<br />

De provincie is verplicht zoveel als mogelijk met deze desiderata rekening te houden.<br />

Inzage en toelichting moeten steeds kosteloos verstrekt worden. Voor het verstrekken van<br />

afschriften mag een redelijke vergoeding gevraagd worden. Bij het bepalen van deze vergoeding<br />

mogen geen personeelskosten ingecalculeerd worden.<br />

2° Voorwerp<br />

Het recht op inzage, afschrift en toelichting heeft betrekking op elk bestuursdocument,<br />

in welke vorm dan ook, waarover de provincie beschikt.<br />

De vorm waarin het bestuursdocument vervat ligt speelt geen rol: zowel papieren dragers<br />

komen in aanmerking als geluids- en beeldopnamen, gedigitaliseerde gegevens, films, foto’s,<br />

plannen, enz.<br />

Ook inhoudelijk moet het begrip bestuursdocument in de ruimste zin opgevat worden. Het<br />

omvat zowel besluiten, nota’s, contracten, omzendbrieven, examenkopijen, studies, notulen,<br />

processen-verbaal, statistieken, adviezen, het verslag van de beoordelingscommissie<br />

in het kader van een overheidsopdracht, enz.<br />

Ook documenten uit dossiers waarin nog geen eindbeslissing genomen werd vallen onder<br />

het inzagerecht.<br />

Het speelt verder geen rol wie auteur is van het document. Ook door derden op- of samengestelde<br />

stukken ressorteren dus onder de openbaarheid, zoals bv. plannen van een extern<br />

architect en klachten van burgers. Het volstaat dat het document in het bezit is van de<br />

provincie.<br />

Zelfs het feit dat een document auteursrechtelijk beschermd is vormt geen hinderpaal<br />

<strong>voor</strong> de terinzagelegging ervan. Afschriften van dergelijke documenten mogen echter wel<br />

enkel gegeven worden na <strong>voor</strong>afgaande toestemming van de auteur of de auteursrechthebbende.<br />

Bovendien moet er zelfs dan nog op gewezen worden dat het werk auteursrechtelijk<br />

beschermd is.<br />

Anderzijds geldt de openbaarheidsregeling wel enkel <strong>voor</strong> bestaande documenten. Een<br />

aanvraag kan <strong>voor</strong> de provincie geen verplichting meebrengen om het gevraagde bestuursdocument<br />

te verwerken of te analyseren, zoals bv. een statistiek op te maken van nog niet<br />

verwerkte gegevens.<br />

Openbaarheid van bestuur<br />

Deel VII<br />

339


Deel VII<br />

HOOFDSTUK 1<br />

340 Openbaarheid van bestuur<br />

3° Begunstigden<br />

Iedereen, zowel natuurlijke personen als rechtspersonen, als groeperingen<br />

ervan, kan aanspraak maken op het recht op inzage, afschrift en toelichting.<br />

Een aanvrager moet dus in principe niet van een bijzonder belang doen blijken.<br />

Op dit principe bestaat slechts één uitzondering, nl. indien de openbaarmaking<br />

wordt gevraagd van informatie van persoonlijke aard. In dit geval moet<br />

de aanvrager in zijn aanvraag, op straffe van de onontvankelijkheid ervan,<br />

zijn belang aantonen.<br />

Enkel de aanvragers die om openbaarmaking vragen van informatie van<br />

persoonlijke aard die over henzelf handelt of om openbaarmaking verzoeken<br />

van milieu-informatie zijn vrijgesteld van deze verplichting tot het aantonen<br />

van een persoonlijk belang.<br />

Informatie van persoonlijke aard is informatie die betrekking heeft op een beoordeling, een<br />

waardeoordeel of de beschrijving van een gedrag van een bij naam genoemd of gemakkelijk<br />

identificeerbaar natuurlijk persoon. Voorbeelden hiervan zijn: evaluatieverslagen,<br />

tuchtdossiers en examenbeoordelingen.<br />

De verplichting tot het aantonen van het belang houdt in dat de aanvrager moet bewijzen<br />

dat hij rechtstreeks en persoonlijk in zijn rechtssituatie kan geraakt worden – dit zowel in<br />

gunstige als in ongunstige zin – door ofwel de informatie, ofwel de beslissing waarop de<br />

informatie betrekking heeft, ofwel de beslissing ter <strong>voor</strong>bereiding waarvan het document<br />

dat de informatie bevat werd opgesteld.<br />

Worden o.m. geacht een dergelijk belang te hebben: medekandidaten <strong>voor</strong> een bevordering<br />

of <strong>voor</strong> een aanwerving in het bevorderings- of aanwervingsdossier.<br />

4° De aanvraag<br />

Alle verzoeken om inzage, afschrift of toelichting moeten schriftelijk ingediend<br />

worden.<br />

De wijze waarop deze schriftelijke aanvraag wordt ingediend speelt geen rol: dit mag zowel<br />

gebeuren bij brief, fax, per e-mail en door persoonlijke overhandiging.<br />

Niet-schriftelijke aanvragen zijn echter ontoereikend.<br />

In zijn aanvraag moet de verzoeker zijn naam en correspondentieadres en<br />

het <strong>voor</strong>werp van zijn aanvraag vermelden. Hij mag tevens aangeven in welke<br />

vorm hij de informatie bij <strong>voor</strong>keur wenst te ontvangen en, indien het om<br />

milieu-informatie gaat, mag hij ook de termijn vermelden waarbinnen hij de<br />

informatie wenst te ontvangen.<br />

De aanvraag moet bovendien – en dit zelfs op straffe van onontvankelijkheid<br />

van de aanvraag – de bewijsstukken en gegevens bevatten waarvan het De-


HOOFDSTUK 1<br />

creet van 26 maart 2004 de verplichte, <strong>voor</strong>afgaande <strong>voor</strong>legging <strong>voor</strong>schrijft<br />

om bepaalde informatie te mogen ontvangen.<br />

Dit is in de eerste plaats het geval indien de openbaarmaking gevraagd wordt van informatie<br />

van persoonlijke aard. Zoals reeds werd gesteld, moet de verzoeker in dit geval in principe<br />

zijn belang aantonen.<br />

Indien de aanvraag betrekking heeft op informatie die de persoonlijke levenssfeer raakt, op<br />

vertrouwelijke commerciële of industriële informatie of op informatie die door derden werd<br />

verstrekt zonder dat zij daartoe verplicht werden, moet de aanvrager bovendien bij zijn<br />

aanvraag zijn identiteit bewijzen én bewijzen dat degene van wie de informatie afkomstig is<br />

heeft ingestemd met de openbaarmaking.<br />

Na ontvangst van de aanvraag – en <strong>voor</strong> zover zij de gevraagde informatie in<br />

haar bezit heeft – moet de provincie de aanvraag inschrijven in een register<br />

met vermelding van de datum van ontvangst ervan.<br />

Heeft de provincie de informatie niet in haar bezit, dan moet zij de aanvraag<br />

doorsturen naar de instantie die het gevraagde document, volgens haar informatie,<br />

wel in haar bezit heeft. De provincie moet de aanvrager hiervan<br />

onmiddellijk in kennis stellen.<br />

5° Weigeringsgronden - algemeen<br />

Hoe ruim het recht op openbaarheid ook is, het eindigt daar waar het in<br />

conflict komt met andere fundamentele belangen. Het is precies de bescherming<br />

van deze belangen die uitzonderingen op de principiële openbaarheid<br />

rechtvaardigt.<br />

Deze uitzonderingen kunnen enkel bij wet, decreet of ordonnantie bepaald<br />

worden. Zij moeten steeds limitatief en strikt geïnterpreteerd worden. Indien<br />

er dus slechts een gedeelte van een document aan de openbaarmaking onttrokken<br />

is, moet er wel openbaarheid verleend worden op het overige gedeelte<br />

van het document.<br />

Het Decreet van 26 maart 2004 onderscheidt de volgende uitzonderingsgronden:<br />

- gemeenschappelijke facultatieve uitzonderingsgronden, die met betrekking<br />

tot alle verzoeken om openbaarmaking kunnen ingeroepen worden;<br />

- absolute en relatieve uitzonderingsgronden waaraan enkel de aanvragen<br />

tot openbaarmaking van informatie die niet als milieu-informatie geldt<br />

moeten getoetst worden;<br />

- relatieve uitzonderingsgronden waaraan de aanvragen met betrekking tot<br />

milieu-informatie moeten getoetst worden.<br />

Openbaarheid van bestuur<br />

Deel VII<br />

341


Deel VII<br />

HOOFDSTUK 1<br />

342 Openbaarheid van bestuur<br />

6° Facultatieve weigeringsgronden<br />

De facultatieve weigeringsgronden zijn niet dwingend. Zij laten de provincie<br />

toe – doch dwingen haar niet – om in bepaalde gevallen en eventueel <strong>voor</strong>lopig<br />

een aanvraag af te wijzen.<br />

Zo kan de provincie een aanvraag afwijzen indien:<br />

- de aanvraag kennelijk onredelijk blijft of op een te algemene wijze geformuleerd blijft na<br />

een eerder verzoek tot herformulering van de eerste aanvraag.<br />

Indien de provincie een aanvraag ontvangt die kennelijk onredelijk is of op een te algemene<br />

wijze geformuleerd is, zal de provincie dus eerst om een herformulering moeten<br />

vragen. Slechts indien de aanvrager niet op dit verzoek ingaat, mag de aanvraag tot<br />

openbaarmaking afgewezen worden.<br />

- de aanvraag betrekking heeft op bestuursdocumenten die niet af of onvolledig zijn.<br />

Deze uitzonderingsgrond houdt niet in dat een document slechts ter inzage is indien er in<br />

de procedure reeds een eindbeslissing genomen is, doch wel dat de openbaarmaking kan<br />

geweigerd worden van documenten die nog niet afgewerkt zijn, nog geen definitieve status<br />

verworven hebben of nog niet door de daartoe bevoegde persoon ondertekend werden.<br />

7° Absolute en relatieve weigeringsgronden<br />

De provincie is steeds verplicht om alle aanvragen om openbaarmaking van<br />

informatie die niet als milieu-informatie geldt te toetsen aan de in de artikelen<br />

13 en 14 van het Decreet van 26 maart 2004 opgesomde absolute en<br />

relatieve uitzonderingsgronden. De absolute uitzonderingsgronden houden<br />

een absoluut verbod in om informatie die onder de uitzonderingsgrond valt<br />

vrij te geven.<br />

Relatieve uitzonderingsgronden houden in dat er eerst een afweging moet<br />

gebeuren tussen het belang van de openbaarheid enerzijds en het belang<br />

dat verbonden is aan de in het decreet opgesomde weigeringsgronden anderzijds<br />

en dat de provincie de vrijgave van de informatie moet weigeren<br />

indien zij, na afweging, tot de bevinding komt dat de laatstvermelde belangen<br />

primeren. Anders dan de facultatieve uitzonderingsgronden, hebben de<br />

relatieve uitzonderingsgronden dus een verplichtend karakter.<br />

Op grond van artikel 13 van het Decreet van 26 maart 2004 moet een aanvraag tot openbaarmaking<br />

worden afgewezen indien een van de navolgende absolute uitzonderingsgronden<br />

toepassing vindt:<br />

- indien de openbaarmaking afbreuk doet aan een geheimhoudingsverplichting, vastgesteld<br />

in een aangelegenheid waar<strong>voor</strong> de gemeenschap of het gewest bevoegd is;<br />

- indien de openbaarmaking afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,<br />

tenzij de betrokken persoon met de openbaarmaking instemt.<br />

Als gegevens die de persoonlijke levenssfeer raken kunnen vermeld worden: adressen,<br />

medische gegevens, psychologische verslagen, gegevens i.v.m. de gezinssamenstelling<br />

enz.;


HOOFDSTUK 1<br />

- indien de openbaarmaking afbreuk doet aan het geheim van de beraadslagingen van de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering en van de verantwoordelijke overheden die ervan afhangen, aan het<br />

geheim van de beraadslagingen van de organen van het Vlaams Parlement en aan het<br />

bij wet of decreet bepaalde geheim van de beraadslagingen van de organen die onder<br />

het toepassingsgebied van het decreet vallen.<br />

Ook vertrouwelijke documenten die bv. door de deputatie behandeld worden kunnen op<br />

grond hiervan geheimgehouden worden, ten minste zolang het document als vertrouwelijk<br />

moet beschouwd worden. Het doel van de uitzonderingsgrond is te vermijden dat de<br />

politieke discussie wordt lamgelegd;<br />

- als het om bestuursdocumenten gaat die uitsluitend ten behoeve van de strafvordering<br />

of de vordering van een administratieve sanctie werden opgesteld;<br />

- als het om bestuursdocumenten gaat die uitsluitend ten behoeve van de mogelijke toepassing<br />

van tuchtmaatregelen werden opgesteld, doch dit slechts zolang de mogelijkheid<br />

om een tuchtmaatregel te nemen blijft bestaan;<br />

- als het om bestuursdocumenten gaat die informatie bevatten die door een derde werd<br />

verstrekt zonder dat hij daartoe verplicht werd en die hij uitdrukkelijk als vertrouwelijk<br />

heeft bestempeld, tenzij hij met de openbaarmaking instemt.<br />

Adviezen die door ambtenaren of diensten in het kader van hun opdracht werden opgesteld<br />

en door de overheid bij derden ingewonnen adviezen vallen echter niet onder deze<br />

uitzonderingsgrond.<br />

De provincie moet aanvragen verder tevens afwijzen indien een relatieve uitzonderingsgrond<br />

toepassing vindt. Zij moet dus de openbaarmaking weigeren indien uit een belangenafweging<br />

blijkt dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming<br />

van een van de navolgende belangen:<br />

- een economisch, financieel of commercieel belang van een instantie die onder de toepassing<br />

van het decreet valt, waaronder de provincie zelf;<br />

- het vertrouwelijk karakter van de internationale betrekkingen van het Vlaams gewest of<br />

de <strong>Vlaamse</strong> gemeenschap, van hun betrekkingen met de supranationale instellingen,<br />

met de federale overheid en met andere gemeenschappen en gewesten;<br />

- het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie, indien deze informatie<br />

beschermd wordt om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij<br />

degene van wie de informatie afkomstig is met de openbaarmaking ervan instemt;<br />

- de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding en de mogelijkheid om<br />

een eerlijk proces te verkrijgen;<br />

- de vertrouwelijkheid van handelen van de provincie (of van een andere instantie die onder<br />

het decreet valt) <strong>voor</strong> zover deze vertrouwelijkheid noodzakelijk is <strong>voor</strong> de uitoefening<br />

van de administratieve handhaving, de uitvoering van een interne audit of de politieke<br />

besluitvorming.<br />

De uitoefening van de administratieve handhaving omvat o.a. de uitoefening van het bestuurlijk<br />

toezicht, het opleggen van sancties, overkoepelende beleidsvorming inzake<br />

handhaving enz.<br />

Gegevens m.b.t. een interne audit zijn zowel in de <strong>voor</strong>bereidende als in de uitvoerende<br />

fase vatbaar <strong>voor</strong> bescherming.<br />

Openbaarheid van bestuur<br />

Deel VII<br />

343


Deel VII<br />

HOOFDSTUK 1<br />

De vertrouwelijkheid van handelen die nodig is <strong>voor</strong> de uitoefening van de politieke besluitvorming<br />

kan besprekingen tussen bestuurspartners of adviezen van kabinetsmedewerkers<br />

in het kader van politieke beraadslagingen of afwegingen afschermen;<br />

- de openbare orde en de veiligheid.<br />

Ontvangt de provincie een verzoek om openbaarmaking van milieu-informatie,<br />

dan mag zij dit niet toetsen aan de hierboven vermelde uitzonderingsgronden,<br />

doch moet zij een afweging uitvoeren op basis van de in artikel 15<br />

van het openbaarheidsdecreet van 26 maart 2004 vermelde uitzonderingsgronden.<br />

Het begrip milieu-informatie moet begrepen worden in de zin zoals omschreven in artikel<br />

3, 5° van het Decreet van 26 maart 2004.<br />

Alle in artikel 15 vermelde uitzonderingsgronden zijn relatieve uitzonderingsgronden.<br />

344 Openbaarheid van bestuur<br />

8° Behandeling van en beslissing over de aanvraag<br />

De bevoegdheid om te beslissen over verzoeken tot openbaarmaking van informatie<br />

waarover de provincie beschikt komt toe aan de provinciegriffier.<br />

De griffier heeft echter wel de mogelijkheid om deze bevoegdheid te delegeren.<br />

Elke aanvraag moet onderzocht worden op haar conformiteit met de algemene<br />

en de specifieke ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waarden en moet getoetst worden<br />

op de eventuele toepasselijkheid van uitzonderingsgronden.<br />

Indien de aanvraag onontvankelijk is of indien bepaalde uitzonderingsgronden<br />

toepassing vinden moet de aanvraag op een formeel gemotiveerde wijze<br />

afgewezen worden. Elke afwijzing moet bovendien de beroepsmogelijkheden<br />

vermelden.<br />

Wordt een aanvraag afgewezen omdat het gevraagde document nog niet af is, dan moet de<br />

griffier in zijn beslissing bovendien vermelden wie verantwoordelijk is <strong>voor</strong> de afwerking<br />

en binnen welke termijn de voltooiing van het document verwacht wordt.<br />

Betreft de aanvraag een document dat enkel met toestemming van een derde mag openbaar<br />

gemaakt worden en werd deze toestemming niet bijgebracht, dan moet de aanvraag<br />

weliswaar worden afgewezen, doch moet de griffier tezelfdertijd contact nemen met die<br />

derde en hem vragen of de aanvrager alsnog toegang tot het document krijgt.<br />

Is de aanvraag kennelijk onredelijk of op een te algemene wijze geformuleerd, dan moet<br />

de griffier aan de aanvrager een verzoek om herformulering stellen.<br />

Heeft de aanvraag betrekking op een auteursrechtelijk beschermd werk dan moet de griffier<br />

daar in zijn beslissing op wijzen.


HOOFDSTUK 1<br />

Elke aanvraag moet schriftelijk beantwoord worden binnen 15 kalenderdagen<br />

te rekenen vanaf de dag na deze van de registratie van de aanvraag.<br />

Deze termijn kan, indien nodig, verlengd worden tot 30 kalenderdagen bij<br />

een formele beslissing van de griffier die aan de aanvrager ter kennis moet<br />

worden gebracht vóór het verstrijken van de originele termijn.<br />

De beslissing tot inwilliging van de aanvraag moet vervolgens uiterlijk uitgevoerd<br />

zijn binnen een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen vanaf de dag<br />

na deze van de registratie van de aanvraag, of 45 dagen indien de griffier<br />

eerder gebruik had gemaakt van de bovenvermelde verlengingsmogelijkheid.<br />

Tegen een beslissing over een aanvraag tot openbaarmaking, de ontstentenis van een beslissing<br />

binnen de gestelde termijn of de onwillige uitvoering van een beslissing staat <strong>voor</strong><br />

de aanvrager beroep open bij de Beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur. Het<br />

beroep moet ingesteld worden binnen een periode van 30 kalenderdagen die ingaat de dag<br />

na het versturen van de bestreden beslissing of de dag na het verstrijken van de periode<br />

waarin er uitvoering moest gegeven worden aan een ingewilligd beroep. Bij ontstentenis<br />

van een beslissing over een aanvraag neemt de beroepstermijn geen aanvang.<br />

b recht op verbetering of aanvulling van bestuursdocumenten<br />

Artikel 16 van het decreet openbaarheid kent aan de burgers tevens het<br />

recht toe om aan de provincie de verbetering of aanvulling te vragen van<br />

onjuiste of onvolledige gegevens die over hen in bestuursdocumenten <strong>voor</strong>komen.<br />

Degenen die een correctie of aanvulling wensen kunnen daartoe een schriftelijk<br />

verzoek richten tot de griffier. Bij hun verzoek moeten zij de nodige<br />

bewijsstukken voegen die aantonen dat bepaalde bestuursdocumenten onjuiste<br />

of onvolledige gegevens over hen bevatten. De correctie of aanvulling<br />

moet kosteloos gebeuren.<br />

De verzoeken om correctie of aanvulling moeten behandeld worden op dezelfde<br />

wijze als de verzoeken om inzage, afschrift en toelichting.<br />

Openbaarheid van bestuur<br />

Deel VII<br />

345


Deel VII<br />

346<br />

HOOFDSTUK 2<br />

2 de fOrmele mOtivering van de<br />

bestuurshandelingen<br />

De provincie is verplicht haar bestuurshandelingen met individuele draagwijdte<br />

formeel te motiveren.<br />

Zij moet in deze bestuurshandelingen de juridische en de feitelijke motieven<br />

vermelden die aan de basis van de beslissing liggen en moet uiteenzetten<br />

hoe deze feiten en rechtsregels tot de genomen beslissing hebben<br />

geleid.<br />

A toepAssIngsgebIeD VAn De formele<br />

motIVerIngsplIcht<br />

Zoals alle andere bestuurlijke overheden, is de provincie op grond van de<br />

Wet van 29 juli 1991 verplicht haar bestuurshandelingen met individuele<br />

draagwijdte uitdrukkelijk te motiveren.<br />

De Wet van 29 juli 1991 streeft een drievoudig doel na, namelijk<br />

- een betere informatieverstrekking aan alle bestuurden. De formele motivering moet elke<br />

rechtzoekende een zodanig inzicht geven in de motieven van de beslissing zodat hij in<br />

staat is te oordelen of het, gelet op deze motieven, zin heeft zich tegen die beslissing te<br />

verweren met alle middelen die het recht hem verstrekt;<br />

- een zorgvuldiger besluitvorming bewerkstelligen;<br />

- een facilitering van het bestuurlijk en jurisdictioneel toezicht.<br />

De verplichting tot formele motivering geldt <strong>voor</strong> elk van de organen van de<br />

provincie, dus zowel <strong>voor</strong> de provincieraad als <strong>voor</strong> de deputatie, de provinciegouverneur,<br />

de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad, de provinciegriffier, de financieel<br />

beheerder en de budgethouders. Ook de provinciaal extern verzelfstandigde<br />

agentschappen zijn, luidens de expliciete bepaling van artikel 222<br />

van het Provinciedecreet, onderworpen aan de bepalingen van de Wet van<br />

29 juli 1991.<br />

De vermelde provinciale organen zijn gehouden de verplichting tot uitdrukkelijke<br />

motivering in acht te nemen bij elke bestuurshandeling met individuele<br />

draagwijdte die zij stellen.<br />

Concreet houdt dit in dat de handelingen die aan de navolgende, cumulatief<br />

toe te passen criteria beantwoorden, uitdrukkelijk moeten gemotiveerd worden:<br />

- het moet een rechtshandeling betreffen<br />

De formele motivering van de bestuurshandelingen


HOOFDSTUK 2<br />

Enkel handelingen die bewust worden gesteld met het oog op het creëren van rechtsgevolgen<br />

of het beletten dat dergelijke rechtsgevolgen tot stand komen zijn bestuurshandelingen<br />

in de zin van de Wet van 29 juli 1991.<br />

Beantwoorden bv. aan deze kwalificatie: benoemings- en bevorderingsbesluiten, besluiten<br />

waarbij stedenbouwkundige vergunningen of milieuvergunningen toegekend of geweigerd<br />

worden, beslissingen tot aankoop van een onroerend goed, beslissingen tot het toekennen<br />

van subsidies, …<br />

- de rechtshandeling moet een individuele strekking hebben<br />

Enkel rechtshandelingen die een of meerdere welbepaalde en identificeerbare bestemmelingen<br />

hebben of in een of meerdere concrete gevallen van toepassing zijn worden door de<br />

Wet van 29 juli 1991 gevat.<br />

Reglementen, die op algemene en abstracte wijze een rechtsregel formuleren en die bestemd<br />

zijn om in een onbepaald aantal gevallen te worden toegepast vallen daarentegen<br />

buiten de toepassingssfeer van de wet en moeten bijgevolg op grond van de Wet van 29 juli<br />

1991 niet formeel gemotiveerd worden.<br />

- de rechtshandeling moet eenzijdig zijn.<br />

Enkel de rechtshandelingen waarbij de provincie op eenzijdige wijze ingrijpt op de rechtstoestand<br />

van de bestuurde zijn aan de formele motiveringsplicht onderworpen. Meerzijdige<br />

rechtshandelingen, zoals contracten, zijn dit niet en moeten dus niet formeel gemotiveerd<br />

worden, doch dit belet niet dat de eenzijdige beslissing tot het aangaan van een contract<br />

die het sluiten van het contract <strong>voor</strong>afgaat, wel moet gemotiveerd worden.<br />

- de rechtshandeling moet uitvoerbaar zijn.<br />

Bij wat <strong>voor</strong>afgaat moet evenwel de belangrijke restrictie gemaakt worden<br />

dat de Wet van 29 juli 1991 geen afbreuk doet aan andere regelgevingen of<br />

beginselen van behoorlijk bestuur die eveneens een verplichting tot formele<br />

motivering opleggen of die een strengere motiveringsplicht <strong>voor</strong>schrijven.<br />

De mogelijkheid kan zich bijgevolg <strong>voor</strong>doen dat rechtshandelingen weliswaar<br />

onttrokken zijn aan het toepassingsgebied van de Wet van 29 juli 1991,<br />

doch dat zij wel vallen onder de toepassing van een ander <strong>voor</strong>schrift dat<br />

een formele motivering oplegt en op grond waarvan zij dan ook onverminderd<br />

moeten gemotiveerd worden.<br />

b DrAAgwIjDte VAn De formele motIVerIngs-<br />

VerplIchtIng<br />

De verplichting tot formele motivering houdt in de eerste plaats in dat alle<br />

motieven die het besluit dragen en die ertoe hebben geleid dat die beslissing<br />

genomen werd in principe in het besluit zelf vermeld moeten worden.<br />

De formele motivering van de bestuurshandelingen<br />

Deel VII<br />

347


Deel VII<br />

348<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Een motivering door loutere verwijzing naar verslagen, adviezen of andere<br />

documenten kan in principe dan ook niet als formele motivering volstaan.<br />

Een motivering door verwijzing naar andere documenten zal enkel dan als afdoende motivering<br />

kunnen gelden indien cumulatief aan de volgende <strong>voor</strong>waarden voldaan is:<br />

- de inhoud van het document waarnaar verwezen wordt moet aan de bestuurde ter kennis<br />

zijn gebracht, hetzij reeds <strong>voor</strong> de beslissing genomen werd, hetzij uiterlijk samen<br />

met de beslissing.<br />

Het initiatief tot mededeling van het document waarnaar verwezen wordt, moet overigens<br />

uitgaan van het bestuur;<br />

- het document waarnaar verwezen wordt moet zelf afdoende gemotiveerd zijn;<br />

- het betrokken document moet bovendien uitdrukkelijk bijgevallen worden door het bestuur<br />

zonder dat vereist is dat het bestuur motiveert waarom het zich bij het document<br />

aansluit. Een motivering van de motivering is bijgevolg niet vereist;<br />

- er mogen geen tegenstrijdige stukken zijn.<br />

Een motivering door verwijzing naar een advies zal enkel mogelijk zijn indien de beslissing<br />

in overeenstemming is met het advies. Werden er diverse, naar de conclusies toe<br />

tegenstrijdige adviezen uitgebracht, dan moet de provincie duidelijk aangeven waarom<br />

adviezen wel of niet worden gevolgd. Een verwijzing naar één advies dat in overeenstemming<br />

is met de beslissing zal onvoldoende zijn indien de andere adviezen niet in<br />

overeenstemming zijn met de beslissing.<br />

Een tweede aspect is dat zowel de juridische als de feitelijke motieven vermeld<br />

moeten worden. In elk besluit moeten dus ten minste de feiten en de<br />

juridische regels worden aangegeven die toegepast werden en moet verder<br />

uiteengezet worden hoe de aangegeven feiten op basis van de juridische regels<br />

tot de genomen beslissing hebben geleid. Deze redenering moet sluitend<br />

zijn en zo volledig mogelijk zijn aangezien de provincie zich bij een latere<br />

betwisting niet meer kan beroepen op elementen die niet in het besluit<br />

weergegeven werden, hoe relevant deze ook zouden zijn.<br />

De motivering moet ten slotte ook afdoende zijn. In deze <strong>voor</strong>waarde liggen<br />

zowel het evenredigheidsbeginsel als de draagkrachtvereiste besloten.<br />

Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat de motivering zowel in rechte als in<br />

feite evenredig moet zijn met het belang van de beslissing en met de omvang<br />

van de discretionaire bevoegdheid waarover het bestuur beschikt.<br />

De draagkrachtvereiste betekent dat de aangehaalde motieven moeten volstaan<br />

om de beslissing te kunnen dragen.<br />

Bij toepassing van het evenredigheidsbeginsel moeten belangrijkere beslissingen zwaarder<br />

gemotiveerd worden. Hetzelfde geldt <strong>voor</strong> de beslissingen waarin de provinciale organen<br />

een grotere discretionaire bevoegdheid hebben, zoals bv. inzake benoemingen en bevorderingen<br />

na een niet-vergelijkend examen.<br />

De formele motivering van de bestuurshandelingen


HOOFDSTUK 2<br />

De draagkrachtvereiste impliceert dat de motivering duidelijk en ondubbelzinnig moet zijn,<br />

dat zij niet tegenstrijdig mag zijn en naar de feiten toe juist, volledig, pertinent en voldoende<br />

concreet moet zijn.<br />

De schending van de bij de wet van 29 juli 1991 opgelegde motiveringsplicht<br />

kan een grond vormen <strong>voor</strong> schorsing of vernietiging van het besluit door de<br />

toezichthoudende overheid of <strong>voor</strong> nietigverklaring van de bestuurshandeling<br />

door de Raad van State.<br />

c KennIsgeVIng VAn De beslIssIng en VAn De<br />

formele motIVerIng<br />

De formele motiveringsplicht impliceert niet enkel dat het besluit onderbouwd<br />

moet zijn en dat dit uitdrukkelijk moet aangetoond worden, doch ook<br />

dat het besluit met de motivering ervan ter kennis moet worden gebracht<br />

van zowel degenen op wie de beslissing rechtstreeks betrekking heeft als<br />

van derden-belanghebbenden. Deze kennisgeving moet in principe op initiatief<br />

van het bestuur zelf gebeuren.<br />

D uItzonDerIngen op De VerplIchtIng tot formele<br />

motIVerIng<br />

Van de verplichting tot formele motivering mag enkel worden afgeweken in<br />

vier gevallen, nl.<br />

- indien de motivering de uitwendige veiligheid van de Staat in het gedrang<br />

kan brengen;<br />

- indien de motivering kan leiden tot een verstoring van de openbare orde;<br />

- indien de motivering afbreuk kan doen aan de privacy, met dien verstande<br />

evenwel dat een bestuurshandeling niet geacht wordt afbreuk te kunnen<br />

doen aan het privéleven van een bestuurde wanneer zij uitsluitend op<br />

hemzelf betrekking heeft;<br />

- indien de motivering afbreuk kan doen aan de <strong>voor</strong>schriften inzake de<br />

zwijgplicht.<br />

De formele motivering van de bestuurshandelingen<br />

Deel VII<br />

349


Art. 194-197<br />

Deel VII<br />

350<br />

HOOFDSTUK 3<br />

3 participatie van de burger<br />

A VerzoeKschrIften AAn De proVIncIerAAD<br />

Alle burgers hebben het recht om schriftelijk bij de organen van de provincie<br />

een door een of meerdere personen ondertekend verzoekschrift in<br />

te dienen over een aangelegenheid die tot de bevoegdheid van de provincie<br />

behoort.<br />

Het verzoekschrift moet beantwoord worden binnen een termijn van drie<br />

maanden.<br />

De artikelen 194 tot en met 197 van het Provinciedecreet kennen aan eenieder<br />

het recht toe om schriftelijk bij de organen van de provincie een door<br />

een of meerdere personen ondertekend verzoekschrift in te dienen en reiken<br />

hier<strong>voor</strong> ook een procedure aan. Zij beogen hiermee de participatiemogelijkheden<br />

van de burger bij het provinciaal beleid te verhogen.<br />

Verzoekschriften kunnen gericht worden tot elk van de organen van de provincie, dus zowel<br />

tot de provincieraad als tot de deputatie, de provinciegouverneur en de <strong>voor</strong>zitter van<br />

de provincieraad. De artikelen 194 e.v. van het Provinciedecreet geven aldus uitvoering aan<br />

artikel 28 van de Grondwet dat aan iedereen het recht toekent om verzoekschriften in te<br />

dienen bij de openbare overheden. Zij strekken er <strong>voor</strong>al toe het recht op antwoord van de<br />

burger die een petitie heeft ingediend te garanderen.<br />

Een verzoekschrift dat bij een van de provinciale organen wordt ingediend<br />

is slechts ontvankelijk indien het betrekking heeft op een aangelegenheid<br />

die tot de bevoegdheid van de provincie behoort. Is dit laatste het geval, dan<br />

moet het verzoekschrift ook in behandeling worden genomen.<br />

Een verzoekschrift kan, na onderzoek, steeds rechtstreeks beantwoord worden,<br />

doch het orgaan tot wie het gericht is kan ook beslissen om eerst de<br />

ondertekenaar van het verzoekschrift of, indien het verzoekschrift door<br />

meerdere personen ondertekend werd, de eerste ondertekenaar te horen. In<br />

dat geval heeft de ondertekenaar of de eerste ondertekenaar van het verzoekschrift<br />

het recht om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze.<br />

Werd het verzoekschrift bij de provincieraad ingediend, dan kan de raad, alvorens<br />

een antwoord te verstrekken aan de verzoeker, het verzoekschrift<br />

eerst verwijzen naar de deputatie of naar een provincieraadscommissie om<br />

meer uitleg te krijgen over de inhoud van het verzoekschrift.<br />

Er moet echter alleszins binnen een termijn van drie maanden, die ingaat de<br />

dag die volgt op deze waarop het verzoekschrift werd ingediend, een gemo-<br />

Participatie van de burger


HOOFDSTUK 3<br />

tiveerd antwoord verstrekt worden aan de verzoeker of, indien het verzoekschrift<br />

door meerdere personen ondertekend werd, aan de eerste ondertekenaar.<br />

Deze termijn wordt noch geschorst, noch gestuit door onderzoeksdaden.<br />

In het huishoudelijk reglement van de provincieraad moeten de nadere <strong>voor</strong>waarden<br />

worden bepaald waaronder het petitierecht bij de raad kan worden<br />

uitgeoefend en moet de procedure <strong>voor</strong> de behandeling van de verzoekschriften<br />

worden uitgewerkt. De raad kan hierin onder meer, om misbruiken<br />

van het petitierecht te <strong>voor</strong>komen, een opsomming of omschrijving opnemen<br />

van brieven of geschriften die niet als verzoekschrift kunnen worden beschouwd.<br />

b Voorstellen VAn burgers<br />

Artikel 193 bis van het Provinciedecreet kent aan de inwoners van de provincie<br />

het recht toe om <strong>voor</strong>stellen en vragen over de provinciale beleidsvoering<br />

en dienstverlening op de agenda van de provincieraad te brengen<br />

en om deze ook eventueel toe te lichten.<br />

Naast het recht om verzoekschriften in te dienen bij de organen van de provincie,<br />

kennen de artikelen 193bis e.v. van het Provinciedecreet aan de inwoners<br />

van de provincie het recht toe om zelf <strong>voor</strong>stellen en vragen over<br />

de provinciale beleidsvoering en dienstverlening op de agenda van de provincieraad<br />

te brengen en om deze ook eventueel toe te lichten.<br />

Deze bepalingen zijn echter momenteel nog niet in werking getreden en zullen<br />

slechts van kracht worden op een door de <strong>Vlaamse</strong> regering te bepalen<br />

datum.<br />

De modaliteiten <strong>voor</strong> het indienen van <strong>voor</strong>stellen worden geregeld in de artikelen 193bis<br />

tot en met artikel 193quinquies van het Provinciedecreet.<br />

Om het recht uit te oefenen volstaat het een rechtsgeldig verzoek in te dienen bij de provincie.<br />

Het initiatiefrecht inzake de aanvulling van de agenda komt echter niet aan elke<br />

inwoner, individueel optredend, toe. Het verzoek moet, om ontvankelijk te zijn, gesteund<br />

worden door ten minste 1% van het aantal inwoners van de provincie, ouder dan 16 jaar.<br />

Het verzoek moet dan ook schriftelijk ingediend worden, door middel van een formulier<br />

dat de provincie ter beschikking moet stellen.<br />

Het verzoek moet bovendien<br />

- de naam, de <strong>voor</strong>namen, de geboortedatum, de woonplaats en de handtekening bevatten<br />

van al degenen die het verzoek indienen;<br />

- een gemotiveerde nota bevatten waarin de <strong>voor</strong>stellen en vragen over de provinciale beleidsvoering<br />

en dienstverlening, waarvan de inschrijving op de agenda gevraagd wordt,<br />

Participatie van de burger<br />

Deel VII<br />

Art. 193bis<br />

193quinquies<br />

351


Art. 193<br />

Deel VII<br />

352<br />

HOOFDSTUK 3<br />

nader toegelicht worden. Bij deze nota moeten ook alle eventuele bijkomende stukken<br />

gevoegd worden die de provincieraad kunnen <strong>voor</strong>lichten;<br />

- bij aangetekende brief aan de provincie toegezonden worden.<br />

Na ontvangst van het verzoek moet de deputatie nagaan of aan alle bovenvermelde<br />

vereisten voldaan werd. De deputatie moet echter niet de bevoegdheid<br />

van de raad ten aanzien van de in het verzoek opgenomen <strong>voor</strong>stellen<br />

en vragen onderzoeken; dit onderzoek moet door de provincieraad zelf uitgevoerd<br />

worden.<br />

Het verzoek moet minstens 20 dagen <strong>voor</strong> de dag van de provincieraadsvergadering<br />

bij de deputatie toekomen om tijdens de eerstvolgende provincieraad<br />

behandeld te kunnen worden. Komt het later toe, dan moet het – ten<br />

minste indien het ontvankelijk is – op de agenda van de daaropvolgende<br />

raadsvergadering geplaatst worden.<br />

Alvorens op de grond van het verzoek in te gaan, moet de provincieraad<br />

steeds <strong>voor</strong>af uitspraak doen over zijn bevoegdheid ten aanzien van de in het<br />

verzoek vermelde <strong>voor</strong>stellen en vragen. Indien de raad zich bevoegd acht,<br />

moet hij ook bepalen welk gevolg er aan de <strong>voor</strong>stellen of vragen gegeven<br />

wordt en hoe dat wordt bekendgemaakt.<br />

c ADVIesrADen<br />

Het Provinciedecreet biedt de provincieraad de mogelijkheid om raden en<br />

overlegstructuren, gekend als adviesraden, in te stellen. Met adviesraad<br />

wordt bedoeld elke vergadering van personen, ongeacht hun leeftijd, die<br />

er door de provincieraad wordt mee belast een advies te formuleren over<br />

een of meer vraagstukken. Hun instelling is facultatief.<br />

Naast de commissies die opgericht zijn en werken in de schoot van de provincieraad,<br />

biedt artikel 193 van het Provinciedecreet de provincieraad de<br />

mogelijkheid om daarbuiten raden en overlegstructuren (zgn. adviesraden)<br />

in te stellen.<br />

Met adviesraad wordt bedoeld elke vergadering van personen, ongeacht hun<br />

leeftijd, die er door de provincieraad wordt mee belast een advies te formuleren<br />

over een of meer vraagstukken.<br />

De instelling van deze adviesraden is dus facultatief, in tegenstelling tot de<br />

adviesraden die op grond van specifieke wetten of decreten op provinciaal<br />

niveau moeten worden ingericht.<br />

Beslist de provincieraad autonoom over hun instelling, dan kan hij evenwel<br />

geen enkele beslissingsbevoegdheid aan deze raden overdragen. Het zijn<br />

Participatie van de burger


HOOFDSTUK 3<br />

louter adviserende organen, die niet-bindende adviezen uitbrengen ten behoeve<br />

van de provincieraad.<br />

Het is dus de provincieraad zelf die bij reglement het aantal, de <strong>voor</strong>waarde<br />

van representativiteit, de samenstelling en de werking van deze adviesraden<br />

bepaalt. Voor de samenstelling schrijft artikel 193, § 2 van het Provinciedecreet<br />

wel <strong>voor</strong> dat ten hoogste twee derde van de leden van een adviesraad<br />

van hetzelfde geslacht is; bij gebreke daarvan kan geen rechtsgeldig advies<br />

worden uitgebracht. Tevens kunnen luidens artikel 193, § 4 van het Provinciedecreet<br />

provincieraadsleden en leden van de deputatie geen stemgerechtigd<br />

lid zijn van deze adviesraden.<br />

Zo kan de provincieraad territoriaal <strong>voor</strong> een bepaald gedeelte van het provinciaal<br />

grondgebied, dan wel <strong>voor</strong> een bepaald onderwerp, bevoegde adviesraden<br />

instellen.<br />

Deze bepaling biedt ook de mogelijkheid <strong>voor</strong> de instelling van een “kinderprovincieraad”.<br />

Artikel 193, § 3 van het Provinciedecreet legt de provincieraad wel op te bepalen<br />

op welke wijze het gevolg dat aan de adviezen wordt gegeven, zal worden<br />

meegedeeld, en hun de middelen ter beschikking te stellen die nodig<br />

zijn <strong>voor</strong> het vervullen van hun taak. Verslagen en einddocumenten moeten<br />

ook meegedeeld worden aan de provincieraad.<br />

D De proVIncIAle VolKsrAADplegIng<br />

Zowel de provincieraad als ten minste 10% van de inwoners van de provincie<br />

kunnen het initiatief nemen tot het organiseren van een volksraadpleging<br />

over een aangelegenheid van provinciaal belang.<br />

Er kan echter geen volksraadpleging gehouden worden over:<br />

- persoonlijke aangelegenheden;<br />

- aangelegenheden betreffende de rekeningen, de belastingen en retributies,<br />

het meerjarenplan en de aanpassingen eraan en het budget en de<br />

wijzigingen ervan.<br />

De provinciale volksraadpleging is een raadplegingsprocedure waarbij de<br />

bevolking om advies gevraagd wordt over bepaalde aangelegenheden, doch<br />

waarbij – en dit in tegenstelling tot wat geldt bij een openbaar onderzoek –<br />

enkel positief of negatief kan worden geantwoord op de gestelde vragen.<br />

Zoals bij het openbaar onderzoek bindt het resultaat van de volksraadpleging<br />

de provincieraad niet. De uitslag van de provinciale volksraadpleging is,<br />

vanuit een juridisch oogpunt beschouwd, louter adviserend <strong>voor</strong> de provincieraad<br />

die zijn volledige beslissingsmacht behoudt.<br />

Participatie van de burger<br />

Deel VII<br />

Art. 198-214<br />

353


Deel VII<br />

354<br />

HOOFDSTUK 3<br />

Een provinciale volksraadpleging kan georganiseerd worden over een breed<br />

scala van aangelegenheden.<br />

Artikel 198 van het Provinciedecreet stelt meer bepaald dat er in principe een volksraadpleging<br />

mogelijk is over alle aangelegenheden bedoeld in artikel 2, eerste lid van het decreet,<br />

d.w.z. over alle aangelegenheden van provinciaal belang.<br />

Op dit principe wordt wel een restrictie aangebracht door artikel 207 van het<br />

Provinciedecreet dat stelt dat er geen provinciale volksraadpleging kan georganiseerd<br />

worden over:<br />

- persoonlijke aangelegenheden;<br />

- aangelegenheden betreffende de rekeningen, de provinciebelastingen, de retributies,<br />

het meerjarenplan en de aanpassingen eraan, het budget en de budgetwijzigingen.<br />

De beslissing tot het uitschrijven van een volksraadpleging moet genomen<br />

worden door de provincieraad. Het initiatief tot het nemen van deze beslissing<br />

kan zowel uitgaan van de provincieraad zelf als van de inwoners van de<br />

provincie.<br />

Een initiatief dat uitgaat van de inwoners van de provincie moet worden gesteund door ten<br />

minste 10 % van de inwoners.<br />

Enkel de personen die, op het ogenblik waarop het verzoek tot het houden van de volksraadpleging<br />

wordt ingediend, ingeschreven of vermeld zijn in het bevolkingsregister van<br />

een gemeente in de provincie, bovendien 16 jaar zijn en niet het <strong>voor</strong>werp uitmaken van<br />

een veroordeling of beslissing die <strong>voor</strong> een provincieraadskiezer de uitsluiting of schorsing<br />

van het kiesrecht meebrengt, mogen het verzoekschrift tot het houden van een volksraadpleging<br />

mee ondertekenen.<br />

Het verzoekschrift tot het houden van een volksraadpleging moet bij aangetekende brief<br />

ingediend worden bij de deputatie. Het verzoekschrift moet beantwoorden aan de vorm<strong>voor</strong>schriften<br />

vermeld in artikel 200 van het Provinciedecreet en het moet vergezeld zijn<br />

van een gemotiveerde nota en de nodige stukken die de provincieraad kunnen <strong>voor</strong>lichten.<br />

Onmiddellijk na de ontvangst van het verzoekschrift moet de deputatie onderzoeken of het<br />

verzoek gesteund is door een voldoende aantal geldige handtekeningen. Bij deze gelegenheid<br />

schrapt de deputatie de dubbele handtekeningen, de handtekeningen van personen<br />

die niet voldoen aan de <strong>voor</strong>waarden om het verzoekschrift te mogen ondertekenen en de<br />

handtekeningen van personen ten aanzien van wie de verstrekte gegevens ontoereikend<br />

zijn om een toetsing van hun identiteit mogelijk te maken.<br />

Indien de provincieraad gevat wordt door een verzoek tot het organiseren<br />

van een volksraadpleging dat gesteund is door een voldoende aantal inwoners,<br />

moet hij overgaan tot het uitschrijven van de gevraagde volksraadpleging<br />

indien hij daartoe ten minste bevoegd is.<br />

Dit laatste hangt in de eerste plaats af van de vraag of het in het verzoekschrift<br />

vermelde onderwerp behoort tot de aangelegenheden waarover de<br />

Participatie van de burger


HOOFDSTUK 3<br />

provincieraad de bevolking mag raadplegen op grond van artikel 198 van het<br />

Provinciedecreet.<br />

Bovendien moet er rekening worden gehouden met een aantal tijdsgebonden<br />

restricties, die overigens zowel gelden bij het uitschrijven van een volksraadpleging<br />

op initiatief van de provincieraad als op initiatief van de inwoners.<br />

Deze restricties zijn de volgende:<br />

- er mag geen provinciale volksraadpleging georganiseerd worden in een<br />

periode van 12 maanden <strong>voor</strong> de datum van de gewone provincieraadsverkiezingen;<br />

- er mag evenmin een provinciale volksraadpleging gehouden worden in<br />

een periode van 40 dagen <strong>voor</strong> de verkiezingen van het Parlement, van de<br />

Gewest- en Gemeenschapsparlementen en van het Europees Parlement;<br />

- de inwoners van de provincie mogen slechts eenmaal om de 6 maanden<br />

geraadpleegd worden, met een maximum van 6 raadplegingen per zittingsperiode;<br />

- tijdens eenzelfde legislatuur mag er ten slotte slechts één raadpleging<br />

over hetzelfde onderwerp worden gehouden.<br />

Precies omdat een rechtsgeldig verzoek tot het houden van een provinciale volksraadpleging<br />

de provincieraad bindt, is de <strong>voor</strong>zitter van de provincieraad dan ook verplicht om, na<br />

afsluiting van de controle van het verzoekschrift, het verzoek tot het houden van een volksraadpleging<br />

in te schrijven op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de provincieraad.<br />

De <strong>voor</strong>zitter zou enkel van deze verplichting mogen afwijken indien de provincieraad<br />

klaarblijkelijk in generlei opzicht bevoegd is om over het verzoek te beslissen. Bestaat<br />

er hierover echter twijfel, dan kan enkel de provincieraad zelf de bevoegdheidsvraag beslechten.<br />

De beslissing moet uitdrukkelijk gemotiveerd worden.<br />

Indien er werd besloten tot het organiseren van een volksraadpleging, moet<br />

de provincie ten minste één maand <strong>voor</strong> de dag van de raadpleging aan de<br />

inwoners een brochure ter beschikking stellen waarin het onderwerp van de<br />

raadpleging op een objectieve wijze wordt uiteengezet. De brochure moet<br />

bovendien de vraag of de vragen vermelden waarover de inwoners zullen<br />

worden geraadpleegd en – indien het een volksraadpleging op verzoek van<br />

de inwoners betreft – de bij het verzoekschrift gevoegde gemotiveerde nota.<br />

Op de dertigste dag <strong>voor</strong> de raadpleging moet de deputatie ook een lijst opmaken<br />

van de deelnemers aan de volksraadpleging.<br />

Komen in aanmerking <strong>voor</strong> deelname aan de provinciale volksraadpleging, de inwoners die<br />

cumulatief aan de navolgende <strong>voor</strong>waarden voldoen:<br />

- op de dertigste dag <strong>voor</strong> de volksraadpleging in het bevolkingsregister van een gemeente<br />

van de provincie ingeschreven of vermeld zijn;<br />

- de volle leeftijd van 16 jaar bereikt hebben op de dag van de raadpleging;<br />

- niet het <strong>voor</strong>werp uitmaken van een veroordeling of een beslissing die <strong>voor</strong> een provincieraadskiezer<br />

de uitsluiting of schorsing van het kiesrecht meebrengt. Ook deze <strong>voor</strong>waarde<br />

moet vervuld zijn op de dag van de raadpleging.<br />

Participatie van de burger<br />

Deel VII<br />

355


Deel VII<br />

356<br />

HOOFDSTUK 3<br />

De door de deputatie op te maken lijst moet de vermeldingen bevatten die <strong>voor</strong>geschreven<br />

zijn door artikel 203 van het Provinciedecreet.<br />

De volksraadpleging zelf kan enkel op een zondag plaatsvinden. Zij moet gehouden<br />

worden met inachtneming van de procedureregels die door de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering werden vastgesteld bij Besluit van 5 juni 2009.<br />

De gemeenten van de provincie staan in <strong>voor</strong> de organisatie van de volksraadpleging.<br />

De daaraan verbonden kosten worden gedragen door de provincie.<br />

Elke deelnemer aan de provinciale volksraadpleging heeft recht op één<br />

stem. Hij kan aan een derde volmacht verlenen om in zijn naam te stemmen<br />

onder de <strong>voor</strong>waarden en volgens de modaliteiten vermeld in artikel 205bis<br />

van het Provinciedecreet. Het model van volmachtformulier werd vastgesteld<br />

bij ministerieel besluit van 5 juni 2009.<br />

Deelname aan de volksraadpleging is overigens niet verplicht.<br />

Bovendien wordt er slechts overgegaan tot opneming van de stemmen indien<br />

ten minste 10 % van de inwoners aan de raadpleging heeft deelgenomen.<br />

Indien er geschillen bestaan over de vaststelling van het quorum <strong>voor</strong> de minimumdeelname,<br />

kunnen deze aanhangig gemaakt worden bij de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen.<br />

Het bezwaar moet worden ingesteld binnen acht dagen nadat het proces-verbaal waarin is<br />

vastgesteld dat het vereiste aantal deelnemers niet is bereikt of waarin de uitslag van de<br />

volksraadpleging is vermeld is bekendgemaakt aan het provinciehuis. Tegen de uitspraak<br />

van de Raad <strong>voor</strong> Verkiezingsbetwistingen is binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving<br />

een beroep mogelijk bij de Raad van State. Het beroep is niet schorsend.<br />

De provincie is verplicht het resultaat van de volksraadpleging ter kennis te<br />

brengen aan de bevolking door middel van een publicatie ervan in het Bestuursmemoriaal.<br />

Het resultaat van de volksraadpleging moet bovendien<br />

door de gemeenten bekendgemaakt worden door aanplakking.<br />

e De KlAchtenbehAnDelIng<br />

Elke provincie moet bij reglement in een systeem van klachtenbehandeling<br />

<strong>voor</strong>zien.<br />

Dit systeem van klachtenbehandeling moet op het ambtelijke niveau georganiseerd<br />

worden, maximaal onafhankelijk van de provinciale diensten<br />

waarop de klachten betrekking hebben.<br />

De provincie kan bovendien een ombudsdienst oprichten als tweedelijnsklachtenbehandelaar.<br />

Participatie van de burger


HOOFDSTUK 3<br />

Omdat er van een verbetering van de relatie tussen de burger en het bestuur<br />

enkel sprake kan zijn indien de burger ook in zijn hoedanigheid van<br />

klant van de provinciediensten ernstig genomen wordt, kennen de artikelen<br />

190 en 191 van het Provinciedecreet de burger de mogelijkheid toe om zijn<br />

klachten mee te delen aan de provincie en bieden zij hem een minimumgarantie<br />

dat aan zijn klacht de nodige aandacht besteed wordt.<br />

Artikel 190 verplicht de provincieraad daartoe bij reglement een systeem van<br />

klachtenbehandeling te organiseren.<br />

De provincieraad bezit echter de grootst mogelijke autonomie om dit systeem<br />

van klachtenbehandeling uit te werken op maat van de eigen provincie.<br />

Het decreet stelt slechts twee imperatieven <strong>voor</strong>op:<br />

- het systeem van klachtenbehandeling moet georganiseerd worden op het<br />

ambtelijke niveau;<br />

- het systeem moet maximaal onafhankelijk van de diensten waarop de<br />

klachten betrekking hebben georganiseerd worden.<br />

Voor het overige kan de provincie vrij beslissen over de uitwerking van het systeem.<br />

Zij kan het bv. uitbreiden met elementen zoals de behandeling van <strong>voor</strong>stellen tot verbetering,<br />

bemiddeling, enz., …<br />

Zij kan ook <strong>voor</strong>zien in een rapportering aan de deputatie en/of de provincieraad over de<br />

klachten en het gevolg dat eraan gegeven werd.<br />

Zij kan ten slotte eveneens opteren <strong>voor</strong> de oprichting van een ombudsdienst die als een<br />

tweedelijnsklachtenbehandelaar optreedt en die aldus als beroepsinstantie kennisneemt<br />

van de klachten indien een klager van mening is dat de eerstelijnsklachtenbehandelaar<br />

zijn klacht verwaarloosd heeft. Indien de provincie kiest <strong>voor</strong> een ombudsdienst kan zij<br />

deze, luidens artikel 191, § 2 van het Provinciedecreet, hetzij in eigen beheer organiseren,<br />

hetzij via een overeenkomst met de <strong>Vlaamse</strong> Ombudsdienst.<br />

De eerstelijnsklachtenbehandeling gebeurt steeds op het ambtelijke niveau en normaliter<br />

in eigen beheer door een ambtenaar die maximaal onafhankelijk t.o.v. de diensten kan<br />

optreden. Het is echter niet noodzakelijk dat de provincie een ambtenaar aanwerft of vrijstelt<br />

om uitsluitend klachten te behandelen. Het is wel belangrijk dat er in elke provincie<br />

een klachtenbehandelaar – al dan niet belast met nog andere taken – wordt aangesteld<br />

zodat de burgers een aanspreekpunt <strong>voor</strong> hun klachten hebben.<br />

In het reglement waarbij de klachtenbehandeling georganiseerd wordt kan de provincieraad<br />

omschrijven welke meldingen er moeten beschouwd worden als een klacht die volgens<br />

de klachtenprocedure moet behandeld worden, kan hij de ontvankelijkheidsvereisten<br />

<strong>voor</strong> klachten aangeven en de procedure uitschrijven <strong>voor</strong> de indiening en de behandeling<br />

van klachten en <strong>voor</strong> de kennisgeving van het resultaat van het onderzoek aan de klager.<br />

Participatie van de burger<br />

Deel VII<br />

Art. 190-191<br />

357


Verzelfstandiging - deelname<br />

aan rechtspersonen<br />

Hoofdstuk 1 Inleiding<br />

Hoofdstuk 2 De intern verzelfstandigde agentschappen<br />

Hoofdstuk 3 Externe verzelfstandiging<br />

Hoofdstuk 4 Deelname aan rechtspersonen<br />

Deel VIII


HOOFDSTUK 1<br />

De provincies beschikken, zoals de gemeenten, <strong>voor</strong>taan over nog ruimere<br />

mogelijkheden om flexibel te besturen. Daaronder kunnen de verschillende<br />

vormen van delegatie worden gerekend, maar ook verdergaande<br />

instrumenten zoals het toevertrouwen van sommige taken aan agentschappen<br />

– zowel intern als extern – tot en met het participeren met andere<br />

besturen en private instellingen in afzonderlijke rechtspersonen.<br />

1 InleIdIng<br />

Op de regel dat de provincies en hun organen – de provincieraad en de deputatie<br />

– de aan de provincies toevertrouwde bevoegdheden zelf uitoefenen<br />

zijn er heel wat uitzonderingen <strong>voor</strong>zien.<br />

Die uitzonderingen moeten wel een decretale of wettelijke grondslag hebben.<br />

Zo laat het decreet op de intergemeentelijke samenwerking (DIS) provincies<br />

toe om binnen zekere grenzen in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden<br />

te participeren.<br />

Maar ook het Provinciedecreet zelf <strong>voor</strong>ziet in een reeks uitzonderingen.<br />

Deze gaan van delegatie aan de provinciegriffier (die in de regel kan subdelegeren<br />

aan ambtenaren), het stellen van verantwoordelijkheden door het<br />

aanwijzen van interne budgethouders, tot het oprichten van verzelfstandigde<br />

agentschappen, zowel intern als extern en, wat deze laatste betreft, zowel in<br />

publiek- als in privaatrechtelijke vorm.<br />

Ook het verlenen van concessies aan derden en het toetreden tot of het oprichten<br />

van rechtspersonen vallen onder deze noemer.<br />

In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de verschillende vormen van verzelfstandiging<br />

en op de deelname van provincies aan rechtspersonen.<br />

Deel VIII<br />

Inleiding<br />

361


Art. 215<br />

Art. 216<br />

Deel VIII<br />

362<br />

HOOFDSTUK 2<br />

2 de Intern verzelfstandIgde<br />

agentschappen<br />

A BegrIp<br />

De intern verzelfstandigde agentschappen zijn diensten zonder eigen rechtspersoonlijkheid<br />

die belast zijn met welbepaalde beleidsuitvoerende taken<br />

van provinciaal belang en die beschikken over operationele autonomie.<br />

Ze worden beheerd buiten de algemene diensten van de provincies.<br />

Enkel de provincieraad is bevoegd om intern verzelfstandigde agentschappen<br />

op te richten. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd aan de<br />

deputatie.<br />

B OprIchtIngsBesluIt<br />

Het oprichtingsbesluit van een intern verzelfstandigd agentschap omvat<br />

minstens de volgende punten:<br />

een opsomming van de toevertrouwde beleidsuitvoerende taken;<br />

een beschrijving van de operationele autonomie die aan het hoofd van het<br />

agentschap wordt gedelegeerd.<br />

a Opsomming beleidsuitvoerende taken<br />

De kerntaken die aan een IVA worden toegewezen dienen dus uitvoerend te<br />

zijn, hetgeen een beleidskader <strong>voor</strong>onderstelt dat in principe door de provincieraad<br />

is bepaald.<br />

Dit belet niet dat het IVA bij de beleids<strong>voor</strong>bereiding kan worden betrokken.<br />

b Beschrijving operationele autonomie<br />

De operationele autonomie die aan het hoofd van het agentschap wordt gedelegeerd<br />

kan betrekking hebben op:<br />

- het vaststellen en wijzigen van de organisatiestructuur van het agentschap;<br />

- de organisatie van de operationele processen met het oog op de realisatie<br />

van de afgesproken doelstellingen;<br />

- de uitvoering van het personeelsbeleid;<br />

- het aanwenden van de ter beschikking gestelde middelen <strong>voor</strong> de werking<br />

van het agentschap, de uitvoering van de doelstellingen en taken van het<br />

agentschap en het sluiten van contracten ter verwezenlijking van de opdrachten<br />

van het agentschap;<br />

De intern verzelfstandigde agentschappen


HOOFDSTUK 2<br />

- de interne controle binnen het intern verzelfstandigd agentschap;<br />

- specifieke delegaties naargelang van de eigen aard van het intern verzelfstandigd<br />

agentschap.<br />

De operationele autonomie kan beperkter zijn dan deze opsomming.<br />

c BeheersOVereenkOmst<br />

Tussen de deputatie en het hoofd van een intern verzelfstandigd agentschap<br />

wordt na onderhandeling een beheersovereenkomst gesloten.<br />

a Afsluiten van de beheersovereenkomst<br />

Hoewel het hoofd van het IVA in het algemeen onder het gezag van de provinciegriffier<br />

blijft staan, als algemeen hoofd van het personeel, veronderstelt<br />

de toepassing van deze bepaling dat het hoofd zelfstandig onderhandelt.<br />

Bijzonder is ook dat, hoewel de beheersovereenkomst wordt onderhandeld<br />

en afgesloten met de deputatie, de evaluatie ervan gebeurt door de provincieraad.<br />

b Inhoud<br />

De beheersovereenkomst regelt minstens de volgende aangelegenheden:<br />

- de concretisering van de wijze waarop het agentschap zijn taken moet vervullen<br />

en van de doelstellingen ervan;<br />

- de toekenning van middelen <strong>voor</strong> de eigen werking en de uitvoering van de<br />

taken van het agentschap;<br />

- de <strong>voor</strong>waarden waaronder eigen inkomsten of andere financieringen mogen<br />

worden verworven en aangewend;<br />

- de informatieverstrekking aan de deputatie.<br />

c evaluatie<br />

De beheersovereenkomst en de uitvoering ervan worden jaarlijks geëvalueerd<br />

door de provincieraad.<br />

d Duur<br />

Met behoud van de mogelijkheid tot verlenging, wijziging, schorsing en ontbinding<br />

van de beheersovereenkomst, wordt die gesloten <strong>voor</strong> een periode<br />

De intern verzelfstandigde agentschappen<br />

Deel VIII<br />

Art. 217<br />

363


Art. 218, § 1<br />

Deel VIII<br />

364<br />

HOOFDSTUK 2<br />

die eindigt uiterlijk zes maanden na de volledige vernieuwing van de provincieraad.<br />

Als bij het verstrijken van de beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst<br />

in werking is getreden, wordt de bestaande overeenkomst van<br />

rechtswege verlengd.<br />

D FInAncIeel Beheer en externe AuDIt<br />

a Financieel beheer<br />

1° Financieel instrumentarium<br />

In beginsel zijn de IVA’s onderworpen aan dezelfde regels inzake planning<br />

en financieel beheer als de provinciebesturen zelf.<br />

Dat betekent dat meerjarenplan, budget, boekhouding en jaarrekening volgens<br />

dezelfde regelgeving worden gevoerd en opgemaakt. Dit moet ook de<br />

consolidatie van het budget en de jaarrekening met die van het provinciebestuur<br />

gemakkelijker maken. De precieze draagwijdte van deze consolidatie<br />

moet nog verder uitgeklaard worden.<br />

2° Budgethouderschap en uitvoering van het budget<br />

Het hoofd van het agentschap is budgethouder <strong>voor</strong> het budget van het IVA.<br />

Hij oefent de bevoegdheden van de budgethouder uit zowel inzake uitgaven<br />

als ontvangsten. Het budgethouderschap kan door het hoofd van het IVA gedelegeerd<br />

worden aan andere personeelsleden binnen de grenzen bepaald<br />

in de beheersovereenkomst. De betrokken personeelsleden kunnen de aan<br />

hen gedelegeerde bevoegdheid niet weigeren als hun functieomschrijving<br />

erin <strong>voor</strong>ziet.<br />

De uitgaven- en ontvangstencycli verlopen binnen een IVA zoals binnen het<br />

provinciebestuur. Dit houdt onder meer in dat de financiële verbintenissen<br />

die uitmonden in een uitgaande nettokasstroom onderworpen zijn aan het<br />

<strong>voor</strong>afgaand visum van de financieel beheerder. De betalingen vereisen een<br />

dubbele handtekening.<br />

In afwijking van artikel 159 van het Provinciedecreet kan de provincieraad<br />

echter beslissen dat de tweede handtekening op de betalingsopdracht geplaatst<br />

wordt door een door haar aangeduid personeelslid in plaats van door<br />

de financieel beheerder of zijn gemachtigde.<br />

De intern verzelfstandigde agentschappen


HOOFDSTUK 2<br />

Als er gewerkt wordt met bankrekeningen die alleen <strong>voor</strong> het IVA dienstig<br />

zijn, betekent dit dat het aangeduide personeelslid ook verantwoordelijk is<br />

<strong>voor</strong> het thesauriebeheer van die rekeningen. Dit is ook logisch aangezien<br />

betrokkene autonoom bepaalt wanneer betalingen van de betrokken bankrekeningen<br />

gaan.<br />

3° Saldobudgettering<br />

Op vraag van de provincies werd in het Provinciedecreet de mogelijkheid tot<br />

saldobudgettering <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> de IVA’s. Saldobudgettering moet toelaten<br />

dat IVA’s bijkomende financiële middelen kunnen genereren dankzij een dynamisch<br />

beheer, zonder dat dit aanleiding geeft tot het ontstaan van nietofficiële<br />

rekeningen.<br />

Er is een <strong>voor</strong>afgaandelijke beslissing nodig van de provincieraad, die kan<br />

beslissen dat de IVA’s geheel of gedeeltelijk een beroep kunnen doen op saldobudgettering.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering kan hier<strong>voor</strong> nadere <strong>voor</strong>waarden bepalen.<br />

Tot zolang de <strong>Vlaamse</strong> regering geen ander saldo bepaald heeft, wordt onder<br />

saldobudgettering maximaal verstaan dat het saldo tussen de uitgaven<br />

en ontvangsten niet mag toenemen. Dit alles in de veronderstelling dat het<br />

saldo wordt bepaald door het totaal van de uitgaven verminderd met het totaal<br />

van de ontvangsten (ontvangsten ingevolge het opnemen van leningen<br />

die niet goedgekeurd werden door de provincieraad niet meegerekend). Het<br />

saldo wordt apart bepaald <strong>voor</strong> de exploitatie en de investeringen. In geval<br />

van saldobudgettering zijn de uitgaven ook beperkt tot de gerealiseerde ontvangsten.<br />

Deze definiëring moet de kans op ontsporingen drastisch beperken<br />

en sluit trouwens aan bij de praktijk van de vroegere intendantierekeningen.<br />

b externe audit<br />

De externe audit op de IVA’s wordt verricht door het Rekenhof, volgens dezelfde<br />

regels die gelden <strong>voor</strong> de provinciebesturen zelf.<br />

c Overgangsregeling<br />

De bestaande provinciebedrijven die zich conformeren aan het Provinciedecreet,<br />

zijn in principe vanaf dan onderworpen aan de bepalingen inzake<br />

planning en financieel beheer van het decreet. Aangezien de bepalingen betreffende<br />

het nieuw financieel instrumentarium nog verder moeten worden<br />

uitgewerkt, zouden zij in een overgangsperiode de Nieuwe Provinciale Boek-<br />

De intern verzelfstandigde agentschappen<br />

Deel VIII<br />

Art. 218, § 2<br />

Art. 266<br />

365


Art. 266<br />

Deel VIII<br />

366<br />

HOOFDSTUK 2<br />

houding moeten voeren. Om echter te vermijden dat deze provinciebedrijven<br />

op hooguit enkele jaren tijd tweemaal hun boekhouding en rapportering<br />

moeten omvormen, mogen zij hun huidige boekhouding verder blijven voeren<br />

tot uiterlijk 31 december 2012. Die termijn kan door de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

worden verlengd.<br />

e InwerkIngtreDIng – OVergAngsBepAlIngen<br />

De bepalingen betreffende de IVA’s zijn in werking getreden op 1 december<br />

2006 (1 januari 2007 wat art. 217 betreft). Ze gelden onverkort <strong>voor</strong> IVA’s die<br />

vanaf dan zijn opgericht.<br />

De op dat tijdstip bestaande (gewone) provinciebedrijven en (rechts-)personen<br />

die door de provincie belast zijn met welbepaalde taken van provinciaal<br />

belang (doorgaans de zgn. paraprovinciale vzw’s), en die geen andere decretale<br />

of wettelijke rechtsgrond hebben, worden bij provincieraadsbeslissing in<br />

overeenstemming gebracht met de bepalingen van dit decreet uiterlijk op<br />

1 januari 2013.<br />

Zij zijn onderworpen aan de nieuwe bepalingen na de goedkeuring van de<br />

aanpassing van hun oprichtingsbesluit, doch ten laatste op <strong>voor</strong>melde datum<br />

van 1 januari 2013.<br />

De intern verzelfstandigde agentschappen


HOOFDSTUK 3<br />

3 externe verzelfstandIgIng<br />

A Algemene BepAlIngen<br />

a Begrip<br />

Het gaat om diensten met een eigen rechtspersoonlijkheid die door de provincie<br />

worden opgericht of waarin de provincie deelneemt en die in beginsel<br />

slechts belast mogen worden met bepaalde beleidsuitvoerende taken van<br />

provinciaal belang.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering kan deze taken nader bepalen.<br />

De provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen mogen deze taken,<br />

noch geheel noch gedeeltelijk overdragen aan andere rechtspersonen (tenzij<br />

op grond van andere wettelijke of decretale bepalingen).<br />

De provincieraad kan aan deze agentschappen middelen, infrastructuur en<br />

personeel ter beschikking stellen of overdragen.<br />

Er is geen beletsel dat zij ook bij de beleids<strong>voor</strong>bereiding worden betrokken.<br />

b taak van provinciaal belang - wettelijk vermoeden<br />

Als aan één van de volgende <strong>voor</strong>waarden is voldaan, geldt het vermoeden<br />

dat het provinciaal extern verzelfstandigd agentschap met een taak van provinciaal<br />

belang is belast.<br />

- Een of meer van zijn organen bestaan <strong>voor</strong> meer dan de helft uit provincieraadsleden<br />

of leden van de deputatie of de leden van de organen worden<br />

<strong>voor</strong> meer dan de helft aangewezen of <strong>voor</strong>gedragen door deze personen.<br />

- De provincie of haar vertegenwoordiger beschikken over de meerderheid<br />

van de stemrechten in een of meer van zijn organen.<br />

- Zijn financiële middelen vallen <strong>voor</strong> meer dan de helft ten laste van het<br />

provinciebudget.<br />

Het gaat om een weerlegbaar vermoeden maar anderzijds is de opsomming<br />

van deze <strong>voor</strong>waarden niet-limitatief.<br />

c Vormen<br />

Er bestaan twee vormen van provinciale extern verzelfstandigde agentschappen:<br />

Externe verzelfstandiging<br />

Deel VIII<br />

Art. 219<br />

Art. 220<br />

367


Art. 221<br />

Art. 223<br />

Deel VIII<br />

368<br />

HOOFDSTUK 3<br />

1. Het autonome provinciebedrijf.<br />

2. Het provinciale extern verzelfstandigde agentschap in privaatrechtelijke<br />

vorm.<br />

Andere vormen van externe verzelfstandiging zijn niet toegestaan, tenzij er<br />

een geëigende decretale of wettelijke regeling bestaat zoals <strong>voor</strong> de provinciale<br />

ontwikkelingsmaatschappijen (POM).<br />

Het gaat om een weerlegbaar vermoeden maar anderzijds is de opsomming<br />

van deze <strong>voor</strong>waarden niet-limitatief.<br />

d Oprichting en evaluatie<br />

Externe verzelfstandiging<br />

1° Sperperiode<br />

Voor de oprichting van of de deelname in provinciale extern verzelfstandigde<br />

agentschappen wordt een sperperiode ingesteld van één jaar <strong>voor</strong> de provincieraadsverkiezingen.<br />

2° Evaluatieverslag<br />

Elk agentschap moet in het eerste jaar van een nieuwe legislatuur aan de<br />

provincieraad een evaluatieverslag <strong>voor</strong>leggen waarin ook de motieven <strong>voor</strong><br />

de verzelfstandiging worden beoordeeld.<br />

Binnen de 3 maanden na het overmaken van dit verslag spreekt de provincieraad<br />

zich uit over de inhoud ervan en over het behoud, de intrekking of de<br />

verruiming van de verzelfstandiging van het agentschap.<br />

3° Inventaris<br />

De deputatie houdt een volledig en geactualiseerd overzicht bij van alle extern<br />

verzelfstandigde agentschappen van de provincie, hun statuten en hun<br />

overeenkomsten met de provincie.<br />

e Onverenigbaarheden<br />

De volgende personen kunnen niet worden <strong>voor</strong>gedragen of aangewezen als<br />

vertegenwoordiger of bestuurder in een provinciaal extern verzelfstandigd<br />

agentschap :<br />

- de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vicegouverneur van het administratief<br />

arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct van de gouverneur<br />

van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de arrondissementscommissarissen<br />

en de adjunct-arrondissementscommissarissen


HOOFDSTUK 3<br />

<strong>voor</strong> zover het provinciale extern verzelfstandigd agentschap gevestigd is<br />

in hun ambtsgebied;<br />

- de personen die op commerciële wijze of met een winstoogmerk activiteiten<br />

uitoefenen in dezelfde beleidsdomeinen als het agentschap en waarin<br />

het agentschap niet deelneemt, alsook de werknemers en de leden van<br />

een bestuurs- of controleorgaan van die personen;<br />

- de personen die in een andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of<br />

een functie uitoefenen, gelijkwaardig aan een ambt of een functie als vermeld<br />

in dit artikel, en de personen die in een lokale basisoverheid van een<br />

andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen<br />

dat gelijkwaardig is aan dat van provincieraadslid, gedeputeerde of provinciegouverneur.<br />

f materiële relatie tussen de provincie en haar agentschappen<br />

Bij provincieraadsbesluit kan de provincie aan haar provinciale extern verzelfstandigde<br />

agentschappen middelen, infrastructuur of, mits de ter zake<br />

geldende rechtspositieregeling nageleefd wordt, personeel ter beschikking<br />

stellen of overdragen.<br />

g publiekrechtelijk statuut<br />

De provinciale extern verzelfstandigde agentschappen zijn onderworpen aan<br />

de verplichtingen inzake formele motivering en openbaarheid van bestuur die<br />

gelden <strong>voor</strong> de provincie.<br />

Op grond van dat statuut zijn ze ook onderworpen aan tal van andere rechtsregelingen<br />

die in het algemeen van toepassing zijn op publieke rechtspersonen,<br />

zoals de regelgeving inzake overheidsopdrachten.<br />

Hier dient geval per geval nagegaan te worden of de betrokken regelgeving<br />

van toepassing is.<br />

B het AutOnOOm prOVIncIeBeDrIjF<br />

a Oprichting<br />

De provincieraad beslist over de oprichting van een autonoom provinciebedrijf<br />

en stelt de statuten van het bedrijf vast. In een begeleidend verslag<br />

moeten de <strong>voor</strong>- en de nadelen van externe verzelfstandiging tegen elkaar<br />

worden afgewogen en moet duidelijk blijken dat een beheer binnen de provincie<br />

zelf niet dezelfde <strong>voor</strong>delen kan bieden.<br />

De oprichtingsbeslissing moet samen met het verslag en de statuten binnen<br />

30 dagen aan de <strong>Vlaamse</strong> regering worden verzonden. De <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

beschikt over een termijn van 100 dagen na deze verzending om de oprich-<br />

Externe verzelfstandiging<br />

Deel VIII<br />

Art. 224<br />

Art. 222<br />

Art. 225<br />

369


Art. 226<br />

Art. 232<br />

Art. 227<br />

Art. 228<br />

Deel VIII<br />

370<br />

HOOFDSTUK 3<br />

tingsbeslissing al dan niet goed te keuren. Bij het verstrijken van de termijn<br />

zonder dat een beslissing is genomen, wordt de goedkeuring geacht te zijn<br />

verleend.<br />

b statuten<br />

1° Inhoud<br />

De statuten van het autonoom provinciebedrijf vermelden ten minste:<br />

- de naam en eventueel de afkorting;<br />

- het maatschappelijke doel, inzonderheid een omschrijving van de<br />

beleidsuit voerende taken van provinciaal belang waarmee het autonoom<br />

provinciebedrijf belast wordt;<br />

- de maatschappelijke zetel, gevestigd in de oprichtende provincie;<br />

- de samenstelling, de vergaderwijze, de werkings<strong>voor</strong>waarden en de bevoegdheden<br />

van de organen;<br />

De organen met beslissingsbevoegdheid zijn beperkt tot de raad van bestuur<br />

en facultatief het directiecomité of de gedelegeerd bestuurder. Daarnaast kunnen<br />

de statuten eventueel nog <strong>voor</strong>zien in comités met niet-bindende adviesbevoegdheden.<br />

- de wijze van opmaak van het budget, de rekeningen en het jaarlijkse ondernemingsplan,<br />

onder <strong>voor</strong>behoud van de toepassing van artikel 236;<br />

- de wijze van ontbinding en vereffening van het autonoom provinciebedrijf.<br />

2° Wijzigingen<br />

De provincieraad beslist over de wijzigingen aan de statuten, op <strong>voor</strong>stel of<br />

na advies van de raad van bestuur van het autonoom provinciebedrijf. Deze<br />

beslissing is aan dezelfde procedure inzake bestuurlijk toezicht onderworpen<br />

als de beslissing tot oprichting en vaststelling van de statuten.<br />

c Beheersovereenkomst<br />

De deputatie sluit met de raad van bestuur van het provinciebedrijf een beheersovereenkomst<br />

af. Deze overeenkomst, evenals elke verlenging, wijziging,<br />

schorsing of ontbinding ervan, wordt ter kennis gebracht van de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

Externe verzelfstandiging


1° Inhoud<br />

HOOFDSTUK 3<br />

Deze beheersovereenkomst bevat ten minste:<br />

- de concretisering van de wijze waarop het agentschap zijn taken moet<br />

vervullen en van de doelstellingen ervan;<br />

- de toekenning van middelen <strong>voor</strong> de eigen werking en de uitvoering van<br />

de doelstellingen van het autonoom provinciebedrijf;<br />

- binnen de perken en overeenkomstig de toekennings<strong>voor</strong>waarden, bepaald<br />

door de <strong>Vlaamse</strong> regering, het presentiegeld en de andere vergoedingen<br />

die in het kader van de bestuurlijke werking van het autonoom provinciebedrijf<br />

worden toegekend;<br />

- de <strong>voor</strong>waarden waaronder eigen inkomsten of andere financieringen mogen<br />

worden verworven en aangewend;<br />

- de wijze waarop de tarieven <strong>voor</strong> de geleverde prestaties door de raad van<br />

bestuur vastgesteld en berekend worden;<br />

- de gedragsregels inzake dienstverlening door het autonoom provinciebedrijf;<br />

- de <strong>voor</strong>waarden waaronder het autonoom provinciebedrijf andere personen<br />

kan oprichten, erin kan deelnemen of zich erin kan laten vertegenwoordigen;<br />

- de informatieverstrekking door het autonoom provinciebedrijf aan de provincie.<br />

Er wordt minstens <strong>voor</strong>zien in een jaarlijks ondernemingsplan en<br />

een operationeel plan op middellange en lange termijn;<br />

- de rapportering door het autonoom provinciebedrijf aan de provincie op<br />

basis van beleids- en beheersrelevante indicatoren en kengetallen. Onder<br />

<strong>voor</strong>behoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 221, tweede lid<br />

(blz. 368, evaluatieverslag) wordt minstens <strong>voor</strong>zien in een jaarlijks rapport<br />

betreffende de uitvoering van de beheersovereenkomst gedurende het<br />

afgelopen kalenderjaar;<br />

- de wijze waarop het autonoom provinciebedrijf zal <strong>voor</strong>zien in een systeem<br />

van interne controle, de wijze waarop de auditinstantie bij het autonoom<br />

provinciebedrijf de audittaken uitoefent die aan de auditinstantie zijn opgedragen<br />

overeenkomstig artikel 254, en de wijze van rapportering van die<br />

auditinstantie aan de provincieraad;<br />

- de maatregelen bij niet-naleving door een partij van haar verbinte nissen<br />

uit hoofde van de beheersovereenkomst en de bepalingen inzake beslechting<br />

van geschillen die rijzen bij de uitvoering van de beheersovereenkomst;<br />

- de omstandigheden waarin en de wijze waarop de beheersovereenkomst<br />

kan worden verlengd, gewijzigd, geschorst en ontbonden.<br />

Externe verzelfstandiging<br />

Deel VIII<br />

371


Art. 229<br />

Deel VIII<br />

372<br />

HOOFDSTUK 3<br />

2° Evaluatie<br />

De provincieraad moet de beheersovereenkomst en de uitvoering ervan<br />

jaarlijks evalueren.<br />

Aangestipt wordt dat het weliswaar de deputatie is die de beheersovereenkomst<br />

onderhandelt en afsluit, maar dat het de provincieraad is die de<br />

beheersovereen komst en de uitvoering evalueert.<br />

3° Duur<br />

De duur van de beheersovereenkomst wordt beperkt tot een periode die<br />

eindigt 6 maand na de volledige vernieuwing van de provincieraad, onverminderd<br />

de mogelijkheid tot verlenging, wijziging, schorsing en ontbinding<br />

van de beheersovereenkomst.<br />

Op die manier kan het nieuwe bestuur tijdig zijn beleidsprioriteiten vaststellen<br />

en vertalen in een nieuwe beheersovereenkomst. Wanneer de duur is<br />

verstreken en nog geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden,<br />

wordt de bestaande beheersovereenkomst van rechtswege <strong>voor</strong> een<br />

jaar verlengd.<br />

De provincieraad regelt dan <strong>voor</strong>lopig het beheer totdat een nieuwe overeenkomst<br />

is afgesloten.<br />

d raad van bestuur<br />

Het autonoom provinciebedrijf wordt geleid door een raad van bestuur die<br />

over de volheid van bevoegdheid beschikt.<br />

Externe verzelfstandiging<br />

1° Samenstelling<br />

Het aantal leden bedraagt ten hoogste een vijfde van het aantal provincieraadsleden<br />

en maximaal twee derde van hen is van hetzelfde geslacht.<br />

De bestuurders worden benoemd door de provincieraad die ook te allen tijde<br />

kan beslissen tot hun ontslag.<br />

De bestuurders kunnen maar moeten geen deel uitmaken van de provincieraad.<br />

Om een minimale band met het provinciebestuur te waarborgen, is<br />

wel bepaald dat de <strong>voor</strong>zitter van de raad van bestuur een gedeputeerde<br />

moet zijn.<br />

In principe kan elke fractie minstens één bestuurder aanduiden, zodat elke<br />

fractie een gewaarborgde vertegenwoordiging heeft.


De overige mandaten worden verdeeld als volgt:<br />

HOOFDSTUK 3<br />

- het aantal leden wordt evenredig verdeeld onder de fracties die deel uitmaken<br />

van de deputatie en de fracties die geen deel uitmaken van de deputatie;<br />

- het aantal leden dat overeenkomstig punt 1° toekomt aan de fracties die<br />

deel uitmaken van de deputatie wordt evenredig verdeeld over de fracties;<br />

- het aantal leden dat overeenkomstig punt 1° toekomt aan de fracties die<br />

geen deel uitmaken van de deputatie wordt evenredig verdeeld onder die<br />

fracties.<br />

Indien de meerderheidsfracties hierdoor niet de meerderheid van de bestuurders<br />

kunnen aanduiden worden alle mandaten verdeeld volgens de regeling<br />

die anders geldt <strong>voor</strong> de overige mandaten.<br />

De mandaten van bestuurders vervallen na de volledige vernieuwing van de<br />

provincieraad. De bestuurders blijven met het oog op de continuïteit wel in<br />

functie tot het aanstellen door de provincieraad van hun vervangers.<br />

2° Bevoegdheden<br />

De raad van bestuur is bevoegd <strong>voor</strong> alles wat niet uitdrukkelijk bij decreet,<br />

in de statuten of in de beheersovereenkomst aan de provincieraad is <strong>voor</strong>behouden.<br />

De raad van bestuur beschikt met andere woorden over de volheid<br />

van bevoegdheid, zoals de provincieraad.<br />

De raad van bestuur vertegenwoordigt het autonoom provinciebedrijf in<br />

rechte als eiser of als verweerder.<br />

De raad van bestuur is binnen de grenzen, vastgesteld in de statuten, bevoegd<br />

<strong>voor</strong> alle personeelsaangelegenheden.<br />

3° Aansprakelijkheid en verbodsbepalingen<br />

De bestuurders zijn niet persoonlijk gebonden door de verbintenissen van<br />

het autonoom provinciebedrijf.<br />

Jaarlijks verleent de provincieraad kwijting aan de bestuurders.<br />

Ten slotte worden nog een aantal bepalingen opgenomen om belangenvermen<br />

ging in de raad van bestuur te <strong>voor</strong>komen. (Zie ook Deel 4, Hoofdstuk<br />

8).<br />

e Dagelijks bestuur<br />

De statuten kunnen bepalen dat het dagelijks bestuur en de <strong>voor</strong>bereiding<br />

en uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur worden toevertrouwd<br />

aan een directiecomité of gedelegeerd bestuurder. Zij worden be-<br />

Externe verzelfstandiging<br />

Deel VIII<br />

373


Art. 236<br />

Art. 233<br />

Deel VIII<br />

374<br />

HOOFDSTUK 3<br />

noemd door de raad van bestuur maar dienen zelf niet noodzakelijk bestuurder<br />

te zijn.<br />

Statutair kan ook worden bedongen dat het directiecomité of de gedelegeerd<br />

bestuurder sommige van hun bevoegdheden kunnen subdelegeren aan personeelsleden<br />

van het autonoom provinciebedrijf.<br />

f Financieel beheer en externe audit<br />

Externe verzelfstandiging<br />

1° Financieel beheer<br />

Ook de APB’s zijn in principe onderworpen aan dezelfde regels inzake<br />

budgettering en boekhouding als de provinciebesturen zelf. Er zijn echter<br />

door de decreetgever terecht een aantal afwijkingen <strong>voor</strong>zien wat betreft<br />

de boekhouding.<br />

De autonome provinciebedrijven die onderworpen zijn aan het Wetboek van<br />

Vennootschappen, voeren de boekhouding van de vennootschappen. De<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering kan aanvullende regels opleggen.<br />

Ook in andere gevallen kan een afwijking van de provinciale boekhoudregels<br />

aangewezen zijn. Subsidiërende of erkennende overheden leggen soms specifieke<br />

boekhoud- en rapporteringsregels op. Om te vermijden dat autonome<br />

provinciebedrijven twee volwaardige boekhoudingen zouden moeten voeren<br />

en twee jaarrekeningen zouden moeten opstellen, kan de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

hen vrijstellen van het voeren van een boekhouding volgens de provinciale<br />

regels. De <strong>Vlaamse</strong> regering kan in dat geval wel aanvullende regels opleggen<br />

inzake boekhouding en jaarrekening.<br />

Het lijkt evident dat er enkel een consolidatie zal vereist zijn met die autonome<br />

provinciebedrijven die hun boekhouding voeren en hun jaarrekening<br />

opstellen volgens de regels die gelden <strong>voor</strong> de provincies zelf.<br />

De raad van bestuur stelt het budget vast en legt uiterlijk op 31 oktober het<br />

budget van het volgende boekjaar ter goedkeuring <strong>voor</strong> aan de provincieraad.<br />

De jaarrekening van het <strong>voor</strong>bije boekjaar wordt door de raad van bestuur<br />

uiterlijk op 31 mei ter goedkeuring <strong>voor</strong>gelegd aan de provincieraad.<br />

2° Externe audit<br />

De externe audit zal, in de toekomst, worden verricht door de externe auditcommissie,<br />

samengesteld uit <strong>Vlaamse</strong> ambtenaren. Voor “grote” autonome<br />

provinciebedrijven (op basis van personeelsbestand, omzet en balanstotaal)


HOOFDSTUK 3<br />

die als onderneming op basis van de boekhoudwet van 17 juli 1975 worden<br />

beschouwd, zal de controle van de jaarrekening enkel gebeuren door één of<br />

meerdere commissarissen, lid van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, benoemd<br />

door de provincieraad.<br />

3° Overgangsregeling<br />

Net als de IVA’s mogen de bestaande autonome provinciebedrijven die zich<br />

conformeren aan het Provinciedecreet, hun huidige boekhouding blijven voeren<br />

tot uiterlijk 31 december 2012. De <strong>Vlaamse</strong> regering kan deze termijn<br />

verlengen.<br />

g personeel<br />

Het personeel kan zowel op statutaire als contractuele wijze worden aangesteld.<br />

In principe geldt dezelfde rechtspositieregeling als <strong>voor</strong> het provinciepersoneel.<br />

Het autonoom provinciebedrijf kan hiervan slechts afwijken<br />

indien de specifieke situatie van het bedrijf dit verantwoordt.<br />

Het provinciebedrijf bepaalt de rechtspositieregeling van de betrekkingen<br />

die niet bestaan binnen de provincie.<br />

h specifieke bevoegdheden<br />

Zoals andere publiekrechtelijke rechtspersonen beschikken autonome provinciebedrijven<br />

over een aantal specifieke bevoegdheden zoals het recht om<br />

leningen aan te gaan en giften te ontvangen, om te onteigenen, om het eigen<br />

patrimonium te beheren en tarieven vast te stellen.<br />

Ook kan het autonoom provinciebedrijf andere rechtspersonen oprichten,<br />

erin deelnemen of zich erin laten vertegenwoordigen, <strong>voor</strong> zover dat past<br />

binnen zijn opdrachten. In dit zgn. filiaal dient het autonoom provinciebedrijf<br />

minstens over een mandaat van bestuurder te beschikken. Deze beslissing<br />

is aan dezelfde procedure inzake bestuurlijk toezicht onderworpen als de<br />

provincieraadsbeslissingen tot oprichting en statutenwijzigingen van een autonoom<br />

provinciebedrijf.<br />

i Openbaarheid<br />

De vergaderingen van de raad van bestuur en het directiecomité zijn niet<br />

openbaar. De notulen van die vergaderingen en alle documenten waarnaar<br />

verwezen wordt in de notulen, alsook de beslissingen van de gedelegeerd<br />

bestuurder, worden ter inzage neergelegd op de griffie van de provincie.<br />

Externe verzelfstandiging<br />

Deel VIII<br />

Art. 234<br />

Art. 235<br />

Art. 231<br />

375


Art. 237<br />

Art. 238<br />

Deel VIII<br />

376<br />

HOOFDSTUK 3<br />

j Ontbinding en vereffening<br />

De provincieraad is bevoegd om te beslissen over de ontbinding en vereffening<br />

van een autonoom provinciebedrijf. De provincie neemt de rechten en<br />

verplichtingen van het bedrijf over, evenals de statutaire personeelsleden,<br />

met behoud van hun rechten.<br />

Van deze verplichting kan worden afgeweken wanneer de activiteit van het<br />

bedrijf wordt overgenomen. Het ontbindingsbesluit stelt dan vast welke<br />

rechten en plichten overgaan naar de overnemer. Ook de betrokken personeelsleden<br />

kunnen, met hun akkoord, worden overgedragen.<br />

c het extern VerzelFstAnDIgD AgentschAp In<br />

prIVAAtrechtelIjke VOrm<br />

a Begrip<br />

Het gaat om een rechtspersoon met een commerciële of niet-commerciële<br />

private rechtsvorm (vzw, vennootschap…) opgericht door de provincie of<br />

waarin de provincie deelneemt en die belast is met de uitvoering van bepaalde<br />

taken van provinciaal belang.<br />

In tegenstelling met het autonoom provinciebedrijf is het extern verzelfstandigd<br />

agentschap met private rechtsvorm niet noodzakelijk eenhoofdig<br />

en kunnen er ook private en sommige publieke partners in deelnemen. Er<br />

is een decretaal verbod van deelname van gemeenten, gemeentelijke extern<br />

verzelfstandigde agentschappen, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden,<br />

andere provincies en hun extern verzelfstandigde agentschappen, de<br />

<strong>Vlaamse</strong> Gemeenschap en het <strong>Vlaamse</strong> Gewest.<br />

b Oprichting<br />

De provincieraad beslist over de oprichting van of de deelname aan een extern<br />

verzelfstandigd agentschap met private rechtsvorm. Uit een begeleidend<br />

verslag van de deputatie moet duidelijk blijken dat een beheer binnen<br />

de rechtspersoonlijkheid van de provincie of in de vorm van een autonoom<br />

provinciebedrijf niet dezelfde <strong>voor</strong>delen kan bieden.<br />

De oprichting gebeurt in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel, de<br />

regelgeving inzake mededinging en staatssteun.<br />

De oprichtingsbeslissing moet samen met het verslag en de statuten binnen<br />

30 dagen aan de <strong>Vlaamse</strong> regering worden verzonden. De <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

beschikt over een termijn van 100 dagen na deze verzending om de oprichtingsbeslissing<br />

al dan niet goed te keuren. Bij het verstrijken van de termijn<br />

zonder dat een beslissing is genomen, wordt de goedkeuring geacht te zijn<br />

verleend.<br />

Externe verzelfstandiging


c provinciale vertegenwoordiging<br />

HOOFDSTUK 3<br />

De provincie moet steeds beschikken over de meerderheid van de stemmen<br />

in de algemene vergadering en een meerderheid <strong>voor</strong>dragen van de leden<br />

van de bestuursorganen.<br />

Die <strong>voor</strong>dracht waarborgt elke fractie een vertegenwoordiging, waarbij dezelfde<br />

regels gelden als deze <strong>voor</strong> het aanduiden van de bestuurders in een<br />

autonoom provinciebedrijf.<br />

Ten hoogste twee derde van de door de provincie <strong>voor</strong>gedragen leden van de<br />

raad van bestuur is van hetzelfde geslacht.<br />

De provinciale vertegenwoordigers in de algemene vergadering worden door<br />

de provincieraad uit zijn leden gekozen.<br />

De vertegenwoordigers van de provincie in de algemene vergadering handelen<br />

overeenkomstig de instructies van de provincieraad.<br />

Alle mandaten vervallen na de volledige vernieuwing van de provincieraad.<br />

d samenwerkingsovereenkomst<br />

De provincie en het provinciaal extern verzelfstandigd agentschap – dat dan<br />

provinciale v.z.w. of vennootschap wordt genoemd – sluiten een samenwerkingsovereenkomst<br />

af.<br />

De samenwerkingsovereenkomst regelt de volgende aangelegenheden:<br />

- in <strong>voor</strong>komend geval de aanwending van de aan het agentschap ter beschikking<br />

gestelde of overgedragen personeelsleden, middelen en infrastructuur;<br />

- binnen de perken en overeenkomstig de toekennings<strong>voor</strong>waarden, bepaald<br />

door de <strong>Vlaamse</strong> regering, het presentiegeld en de andere vergoedingen<br />

die in het kader van de bestuurlijke werking van het agentschap worden<br />

toegekend;<br />

- de wijze waarop de provinciale vennootschap, vereniging of stichting zal<br />

<strong>voor</strong>zien in een systeem van interne controle;<br />

- de instemming van de provinciale vennootschap, vereniging of stichting<br />

met de toekenning van audittaken in de provinciale vennootschap, vereniging<br />

of stichting.<br />

e Financieel beheer en externe audit<br />

Deze agentschappen volgen qua boekhouding en financiën de regels die<br />

op hun private rechtsvorm van toepassing zijn. Dit betekent dat bijv. een<br />

vzw de regels inzake de boekhouding van de vzw’s dient te volgen. Een<br />

logisch uitgangspunt, dat wel de consolidatie met de jaarrekening van het<br />

provinciebestuur bemoeilijkt.<br />

Externe verzelfstandiging<br />

Deel VIII<br />

Art. 239<br />

Art. 240<br />

377


Deel VIII<br />

378<br />

HOOFDSTUK 3<br />

Art. 240, 4° In de samenwerkingsovereenkomst tussen het provinciebestuur en het<br />

agentschap dient men eveneens de instemming van de provinciale vennootschap,<br />

vereniging of stichting met de toekenning van audittaken aan de externe<br />

auditcommissie, het Rekenhof of aan een of meer commissarissen te<br />

regelen, alsook de wijze waarop die audittaken in het agentschap worden<br />

ingevuld. Deze bepaling is nog niet in werking wat betreft de externe auditcommissie.<br />

Het is onzeker of het Rekenhof deze taak zal opnemen.<br />

D InwerkIngtreDIng – OVergAngsBepAlIngen<br />

Zie deel VIII ‘Verzelfstandiging’, 2 E, blz. 366.<br />

Externe verzelfstandiging


HOOFDSTUK 4<br />

4 deelname aan rechtspersonen<br />

A Algemeen<br />

a grondwettelijk kader<br />

De artikelen 41 en 162 van de Grondwet maken de provincieraden bevoegd<br />

<strong>voor</strong> alles wat van provinciaal belang is.<br />

Artikel 162 <strong>voor</strong>ziet ook dat provincies zich met elkaar kunnen verstaan of<br />

zich kunnen verenigen op de wijze en onder de <strong>voor</strong>waarden die bij decreet<br />

zijn vastgesteld.<br />

Hieruit wordt afgeleid dat provincies niet kunnen toetreden tot rechtspersonen<br />

dan op grond van een wet of decreet, in de eerste plaats het Provinciedecreet.<br />

b principe<br />

In het algemeen kunnen provincies rechtstreeks krachtens het Provinciedecreet<br />

verenigingen, stichtingen en vennootschappen met sociaal oogmerk –<br />

bij uitzondering ook andere vennootschappen – oprichten, erin deelnemen of<br />

zich erin laten vertegenwoordigen.<br />

Daarbuiten is het de provincies verboden om, rechtstreeks of onrechtstreeks,<br />

rechtspersonen die niet belast zijn met welbepaalde taken van provinciaal<br />

belang (zie hier<strong>voor</strong> de hoofdstukken betreffende de provinciale<br />

verzelfstan diging) op te richten, erin deel te nemen of zich erin te laten<br />

vertegen woor digen, tenzij daar<strong>voor</strong> een andere, bijzondere, decretale of wettelijke<br />

rechts grond bestaat.<br />

B Algemene rechtsVOrmen<br />

a <strong>Vereniging</strong>, stichting, vennootschappen met sociaal oogmerk<br />

Als regel geldt dat provincies enkel verenigingen, stichtingen en vennootschappen<br />

met sociaal oogmerk kunnen oprichten, erin deelnemen of zich<br />

erin laten vertegenwoordigen. Andere vennootschappen, zoals naamloze<br />

vennootschappen, zijn als regel uitgesloten.<br />

Deelname aan rechtspersonen<br />

Deel VIII<br />

Art. 188<br />

379


Deel VIII<br />

HOOFDSTUK 4<br />

b Andere vennootschappen – publiek-private samenwerking<br />

Daar waar provincies in de regel niet mogen deelnemen aan andere vennootschappen<br />

dan deze met sociaal oogmerk, zoals naamloze vennootschappen,<br />

is dit wel toegelaten indien die vennootschap de realisatie van lokale PPSprojecten<br />

in de zin van het decreet betreffende publiek-private samenwerking<br />

als uitsluitende doelstelling heeft.<br />

Voor meer informatie wordt verwezen naar het decreet van 18 juli 2003<br />

betref fende publiek-private samenwerking.<br />

c Beperkingen<br />

Die verenigingen, stichtingen en vennootschappen mogen niet belast worden<br />

met taken van provinciaal belang.<br />

Zij mogen niet worden belast met taken die zijn <strong>voor</strong>behouden aan intergemeentelijke<br />

samenwerkingsverbanden.<br />

Er mag geen provinciaal personeel of provinciale infrastructuur worden ter<br />

beschikking gesteld of overgedragen.<br />

d Inventaris<br />

De deputatie houdt een volledig en geactualiseerd overzicht bij van de verenigingen,<br />

stichtingen en vennootschappen waarin de provincie deelneemt.<br />

Minstens eenmaal per jaar wordt de provincieraad in kennis gesteld van dit<br />

geactualiseerd overzicht met een toelichting over alle wijzigingen die zich<br />

sinds de vorige toelichting aan deze overzichtslijst hebben <strong>voor</strong>gedaan.<br />

c BIjzOnDere VOrmen<br />

a principes<br />

Zoals hoger gesteld kunnen bijzondere wetten en decreten de provincies<br />

machtigen om rechtspersonen op te richten of er aan deel te nemen.<br />

380 Deelname aan rechtspersonen


toepassing<br />

- Begrip – Taken<br />

HOOFDSTUK 4<br />

1° Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijen (POM)<br />

Het decreet van 7 mei 2004 bepaalt het kader waarbinnen elke provincie een<br />

provinciale ontwikkelingsmaatschappij, afgekort POM, kan oprichten. Elke<br />

POM is onderworpen aan de erkenning door de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

De erkende POM vormt het instrument waarmee elke provincie haar sociaaleconomisch<br />

beleid uitvoert.<br />

Zij draagt bij tot de bevordering van de sociaaleconomische ontwikkeling van<br />

het werkgebied, met name door de ondersteuning en uitvoering van de sociaaleconomische<br />

projecten.<br />

Zij moet bovendien de provinciale sociaaleconomische strategie via ontwikkeling,<br />

uitvoering en begeleiding van projecten onderbouwen.<br />

Daartoe staat de erkende POM in <strong>voor</strong> de volgende taken van uitvoering die<br />

aan elke POM moeten worden toegewezen als <strong>voor</strong>waarde om te worden erkend:<br />

- projecten gericht op de versterking van de infrastructuur tot vestiging van<br />

het bedrijfsleven en ontwikkeling van de ruimtelijk-economische infrastructuur;<br />

- projecten gericht op een bedrijfsversterkend resultaat;<br />

- de medewerking aan projecten tot efficiënte aanwending van de bedrijfsinfrastructuur,<br />

zoals brownfieldprojecten.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering kan met de provincie samenwerkingsakkoorden afsluiten<br />

over de wijze van uitvoering van deze taken.<br />

De erkende POM kan binnen dit kader, na overleg tussen de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

en de provincie, in opdracht en <strong>voor</strong> rekening van de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

met bijkomende specifieke opdrachten worden belast.<br />

- Inrichting, bestuur en werking<br />

De provincieraad regelt nader de inrichting, het bestuur en de werking van<br />

de POM die het statuut heeft van publiekrechtelijke rechtspersoon.<br />

Als rechtspersoon is de POM één hoofding, zoals de APB’s, waarmee ze<br />

kunnen worden vergeleken.<br />

Deelname aan rechtspersonen<br />

Deel VIII<br />

381


Deel VIII<br />

- Principes<br />

HOOFDSTUK 4<br />

382 Deelname aan rechtspersonen<br />

2° Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden<br />

Krachtens het Decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking<br />

kunnen provincies deelnemen in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden,<br />

zowel zonder of met rechtspersoonlijkheid (projectverenigingen,<br />

dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen).<br />

- Beperkingen<br />

De deelneming van één of meer provincies aan dienstverlenende en<br />

opdracht houdende verenigingen mag samen niet meer bedragen dan 30 %<br />

van het totale maatschappelijk kapitaal.<br />

Het aantal stemmen waarover iedere provincie in de algemene vergadering<br />

beschikt wordt statutair bepaald, met dien verstande dat de deelnemende<br />

provincies samen nooit over meer dan 25 % van het totale aantal statutair<br />

bepaalde stemmen kunnen beschikken.<br />

- Openbaarheid<br />

De statuten van de verenigingen en de verslagen van de vergaderingen van<br />

de raden van bestuur liggen ter inzage van de provincieraadsleden op de<br />

griffies van de provinciehuizen.<br />

Minstens tweemaal per jaar brengen de op <strong>voor</strong>dracht van de deelnemende<br />

provincies benoemde bestuurders tijdens een openbare vergadering van de<br />

provincieraad die hen heeft <strong>voor</strong>gedragen verslag uit over de uitoefening van<br />

hun mandaat en verstrekken toelichting bij het beleid van de dienstverlenende<br />

of opdrachthoudende vereniging.<br />

3° Andere<br />

Andere <strong>voor</strong>beelden van participatievormen waar<strong>voor</strong> een wettelijke of decretale<br />

grondslag bestaat zijn de Bosgroepen (zie het Bosdecreet van 13 juni<br />

1990, met uitvoeringsbesluiten), de Regionale Landschappen (zie het decreet<br />

van 21 oktober 1997 op het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu, met<br />

uitvoerings besluiten) en de Toeristische Samenwerkingsverbanden (zie het<br />

decreet van 6 maart 2009 betreffende de organisatie en erkenning van toeristische<br />

samenwerkingsverbanden, met uitvoeringsbesluiten).


De provincies en<br />

de hogere overheid<br />

Hoofdstuk 1 Bestuurlijk toezicht<br />

Hoofdstuk 2 Externe audit<br />

Deel IX


1 Bestuurlijk toezicht<br />

HOOFDSTUK 1<br />

De provincieraad kan het geschorste besluit intrekken of rechtvaardigen.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering kan het besluit ten slotte vernietigen. Termijnen zijn<br />

hierbij in het oog te houden.<br />

A AutonomIe en bestuurlIjk toezIcht<br />

De provincies en de gemeenten zijn niet “autonoom” in de etymologische zin<br />

van het woord, want zij maken de wet niet <strong>voor</strong> zichzelf; al treden zij in eerste<br />

plaats op, toch spreken zij niet het laatste woord.<br />

De wetten die de provinciale en de gemeentelijke instellingen regelen, moeten<br />

luidens artikel 162, tweede lid, 2° van de Grondwet de toepassing verzekeren<br />

van de bevoegdheid van de provincieraden en van de gemeenteraden<br />

<strong>voor</strong> alles wat van provinciaal respectievelijk gemeentelijk belang is, behoudens<br />

goedkeuring van hun handelingen in de gevallen en op de wijze bij de<br />

wet bepaald.<br />

Artikel 162, tweede lid, 6° van de Grond wet bepaalt anderzijds dat de wetten<br />

die de provinciale en de gemeentelijke instellingen regelen, moeten <strong>voor</strong>zien<br />

in het optreden van de toezichthoudende overheid of van de wetgevende<br />

macht om te beletten dat de wet wordt geschonden of het algemeen belang<br />

geschaad.<br />

Onder “bestuurlijk toezicht” wordt verstaan het geheel van de middelen<br />

waarover de toezichthoudende overheid beschikt, hetzij om de organen van<br />

de gedecentraliseerde diensten (i.c. de provincies en de gemeenten) te verplichten<br />

de wet na te leven en het algemeen belang te eerbiedigen, hetzij<br />

om hun onwilligheid te breken. De controle van de toezichthoudende overheid<br />

betreft dus zowel de opportuniteit of de overeenstemming met het algemeen<br />

belang als de wettigheid van de door provinciale en gemeentelijke<br />

bestuursorganen verrichte rechtshandelingen; zij reikt dus verder dan de<br />

macht van de rechter (bv. van de Raad van State) die enkel over de wettigheid<br />

van de rechtshandeling kan oordelen.<br />

b regelIng <strong>voor</strong> De provIncIes vAn het vlAAms<br />

gewest<br />

a toepassingsgebied<br />

Het Vlaams parlement en de <strong>Vlaamse</strong> regering zijn m.i.v. 1 januari 2002<br />

respectievelijk bevoegd <strong>voor</strong> de organisatie en de uitoefening van het be-<br />

Bestuurlijk toezicht<br />

Deel IX<br />

385


Deel IX<br />

HOOFDSTUK 1<br />

stuurlijk toezicht op de handelingen van de provincies Antwerpen, Limburg,<br />

Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant.<br />

386 Bestuurlijk toezicht<br />

b bevoegdheid <strong>voor</strong> de organisatie van het bestuurlijk toezicht<br />

Het Vlaams parlement kan regelend optreden <strong>voor</strong> de organisatie van het<br />

bestuurlijk toezicht op de handelingen waar<strong>voor</strong> de gewesten of de gemeenschappen<br />

bevoegd zijn. De federale wetgever blijft bevoegd <strong>voor</strong> de organisatie<br />

van het specifiek bestuurlijk toezicht <strong>voor</strong> de aangelegenheden die tot<br />

de federale bevoegdheid behoren, bv. de uitvoering van de wet betreffende<br />

de civiele bescherming en het vervoer van radioactieve stoffen.<br />

c bevoegdheid <strong>voor</strong> de uitoefening van het bestuurlijk toezicht<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering is bevoegd <strong>voor</strong> de uitoefening van het bestuurlijk<br />

toezicht op de handelingen waar<strong>voor</strong> de gewesten of de gemeenschappen<br />

specifiek bevoegd zijn. De federale overheid blijft bevoegd <strong>voor</strong> de uitoefening<br />

van het specifiek bestuurlijk toezicht op de handelingen waar<strong>voor</strong> de<br />

federale overheid specifiek bevoegd is.<br />

Zo is de Koning bevoegd <strong>voor</strong> het uitoefenen van specifiek bestuurlijk toezicht<br />

op de aangelegenheden die betrekking hebben op het vervoer van radioactieve<br />

stoffen.<br />

Op grond van het besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 13 juli 2009 wordt het<br />

bestuurlijk toezicht op de <strong>Vlaamse</strong> provincies normaliter uitgeoefend door<br />

de <strong>Vlaamse</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden. De <strong>Vlaamse</strong> minister<br />

van Binnenlandse Aangelegenheden is echter niet de exclusieve toezichthoudende<br />

minister. Elk lid van de <strong>Vlaamse</strong> regering heeft delegatie <strong>voor</strong><br />

de uitoefening van het specifiek bestuurlijk toezicht over de ondergeschikte<br />

besturen <strong>voor</strong> de aangelegenheden waar<strong>voor</strong> het bevoegd is op grond van<br />

het <strong>voor</strong>melde besluit van de <strong>Vlaamse</strong> regering van 13 juli 2009 tot bepaling<br />

van de bevoegdheden van de leden van de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

d Algemene toezichtregeling ingevolge het provinciedecreet van<br />

9 december 2005<br />

De regelen betreffende de organisatie en de uitoefening van het gewoon<br />

bestuurlijk toezicht op de handelingen van de provincies en de autonome<br />

provinciebedrijven, gelegen in het Vlaams Gewest, zijn opgenomen in het<br />

Provinciedecreet van 9 december 2005. Voor een beperkt aantal besluiten<br />

is het toezichtdecreet van 22 februari 1995 nog verder van toepassing.


HOOFDSTUK 1<br />

Als provincieoverheden worden beschouwd: de organen en de personeelsleden<br />

van de provincie en de autonome provinciebedrijven die een beslissing<br />

nemen.<br />

Wij bespreken hierna de regeling van het gewoon bestuurlijk toezicht op de<br />

handelingen van de provincieoverheden.<br />

Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de provincieoverheid en de toezichthoudende<br />

overheid worden aangetekend verstuurd of worden afgegeven<br />

tegen ontvangstbewijs. Voor het administratief toezicht wordt een aangetekende<br />

zending gelijkgesteld met een afgifte tegen ontvangstbewijs (art. 244,<br />

eerste lid).<br />

Voor de berekening van de toezichttermijn wordt de vervaldag in de termijn<br />

gerekend. Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke of<br />

decretale feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende<br />

werkdag.<br />

Op straffe van nietigheid wordt het besluit dat in het kader van het administratief<br />

toezicht wordt genomen, uiterlijk de laatste dag van de <strong>voor</strong>geschreven<br />

termijn verzonden (art. 244, vierde lid).<br />

Inwerkingtreding<br />

De regelen inzake het bestuurlijk toezicht in het provinciedecreet zijn in<br />

werking getreden op 1 januari 2006 en op 1 januari 2007, met uitzondering<br />

van het toezicht op de besluiten van de provincieraad tot vaststelling of<br />

wijziging van het meerjarenplan, het budget en de budgetwijzigingen en de<br />

rekeningen.<br />

Het toezicht op die besluiten zal pas in werking treden op een datum die<br />

door de <strong>Vlaamse</strong> regering zal bepaald worden.<br />

Wat het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van het bestuurlijk toezicht op de provincies<br />

betreft, zijn de bepalingen verder van toepassing inzake het toezicht op de besluiten<br />

houdende vaststelling van de begroting en de begrotingswijzigingen van de provincies (art.<br />

16-18), het toezicht op de oprichting van provinciebedrijven en op de besluiten houdende<br />

vaststelling van de begroting en de begrotingswijzigingen en van de rekeningen van de<br />

provinciebedrijven (art. 18bis, 18quinquies en art. 20, 21 en 24).<br />

Deze bepalingen blijven van kracht in afwachting van de opheffing ervan op een datum die<br />

door de <strong>Vlaamse</strong> regering zal worden vastgesteld.<br />

Bestuurlijk toezicht<br />

Deel IX<br />

Art. 241, § 1<br />

Art. 244,<br />

eerste lid<br />

Art. 244, derde<br />

lid<br />

Art. 244, vierde<br />

lid<br />

Art. 171, 172,<br />

173<br />

387


Art. 248, § 1<br />

Art. 245, eerste<br />

lid<br />

Art. 245,<br />

tweede lid<br />

Art. 246, § 1<br />

Deel IX<br />

HOOFDSTUK 1<br />

388 Bestuurlijk toezicht<br />

1° Beslissingen die vatbaar zijn <strong>voor</strong> schorsing<br />

Algemene schorsingsbevoegdheid van de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

zoals dit ook het geval was in het toezichtdecreet van 22 februari 1995, is<br />

in het provinciedecreet een algemene schorsingsbevoegdheid opgedragen<br />

aan de vlaamse regering.<br />

Van de besluiten van de provincieraad wordt binnen 20 dagen na het nemen<br />

van de besluiten een lijst met een beknopte omschrijving van de daarin geregelde<br />

aangelegenheden verzonden aan de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

Vanaf de dag van verzending aan de <strong>Vlaamse</strong> regering wordt de lijst met een<br />

beknopte omschrijving van de besluiten van de provincieraad gedurende<br />

minstens 20 dagen ter inzage gelegd van het publiek. Dezelfde lijst wordt<br />

gepubliceerd in het Bestuursmemoriaal.<br />

Van volgende besluiten moet binnen dezelfde termijn van 20 dagen eveneens<br />

een kopie naar de <strong>Vlaamse</strong> regering verzonden worden:<br />

— de besluiten van de provincieraad betreffende de rechtspositieregeling<br />

van het provinciepersoneel, de vaststellingen en wijzigingen van de personeelsformatie;<br />

— de besluiten van de provincieraad betreffende het budget, de budgetwijzigingen<br />

en het meerjarenplan en de aanpassing van het meerjarenplan<br />

van de provincie;<br />

— de besluiten van de provincieraad betreffende de belastingen en de besluiten<br />

betreffende de retributies;<br />

— de besluiten van de provincieraad en van de deputatie betreffende de<br />

kosten die door dwingende en on<strong>voor</strong>ziene omstandigheden worden vereist;<br />

— de besluiten van de provincieraad tot oprichting van provinciale intern<br />

verzelfstandigde agentschappen;<br />

— de besluiten van de provincieraad betreffende de herschikking van de financiële<br />

lasten van opgenomen leningen;<br />

— de besluiten van de provincieraad betreffende het aangaan van beheers-<br />

en samenwerkingsovereenkomsten met een provinciaal extern verzelfstandigd<br />

agentschap, evenals de besluiten tot wijziging ervan;<br />

— de besluiten van de deputatie tot het aangaan van leningen;<br />

— de besluiten betreffende de deelname aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden,<br />

als vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende<br />

de intergemeentelijke samenwerking;<br />

— de besluiten van de provincieraad genomen op basis van het rapport van<br />

het Rekenhof;<br />

— de besluiten van de deputatie waarbij ze onder de eigen verantwoordelijkheid<br />

beslist zelf een positief visum te verlenen na weigering door de


HOOFDSTUK 1<br />

financieel beheerder en de besluiten van de deputatie om een betaling te<br />

bevelen na weigering van de betalingsopdracht door de provinciegriffier.<br />

De volgende besluiten van de provincieraad moeten binnen een termijn van<br />

30 dagen aan de <strong>Vlaamse</strong> regering worden gestuurd:<br />

— de besluiten tot oprichting van een autonoom provinciebedrijf en tot vaststelling<br />

van de statuten en de statutenwijzigingen ervan;<br />

— de besluiten tot oprichting van of deelname aan een extern verzelfstandigd<br />

agentschap in privaatrechtelijke vorm.<br />

De besluiten van de raad van bestuur van autonome provinciebedrijven tot<br />

oprichting, deelname aan of vertegenwoordiging in andere rechtspersonen<br />

moeten eveneens binnen een termijn van 30 dagen aan de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

worden gestuurd.<br />

De toezichthoudende overheid (<strong>Vlaamse</strong> regering) kan ambtshalve de besluiten<br />

van alle provincieoverheden opvragen. In geval van klacht moet door de<br />

toezichthoudende overheid het desbetreffende besluit en het bijbehorende<br />

dossier worden opgevraagd.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering beschikt over 30 dagen om de uitvoering van de besluiten<br />

van een provincieoverheid te schorsen en om de provincieoverheid<br />

daarvan kennis te geven wanneer het besluit het recht schendt en/of een<br />

belang schaadt dat ruimer is dan het provinciaal belang. Als het een besluit<br />

betreft waarvan een afschrift aan de <strong>Vlaamse</strong> regering moet worden gezonden,<br />

wordt de schorsingstermijn op 50 dagen gebracht.<br />

De <strong>voor</strong>melde termijn van 30 of 50 dagen gaat in op de derde dag die volgt<br />

op de verzending van de besluiten die verplicht moeten worden toegezonden<br />

of van de kennisgevingslijst of van de besluiten van een provincieoverheid<br />

die door de toezichthoudende overheid ambtshalve na ontvangst van een<br />

klacht werden opgevraagd.<br />

De termijn van 30 of 50 dagen wordt gestuit door de verzending van een aangetekende<br />

brief waarbij de toezichthoudende overheid een bepaald besluit,<br />

het dossier, bepaalde documenten of inlichtingen betreffende een bepaald<br />

besluit bij de provincieoverheid opvraagt. In dat geval beschikt de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering over een nieuwe termijn van 30 of 50 dagen om de uitvoering van<br />

het besluit te schorsen. Deze termijnen gaan in op de derde dag die volgt op<br />

de dag van de verzending van alle gevraagde gegevens.<br />

De termijn van 30 of 50 dagen wordt eveneens gestuit door de aangetekende<br />

verzending van een klacht aan de toezichthoudende overheid op <strong>voor</strong>waarde<br />

dat die verzending gebeurt binnen een termijn van 30 of 50 dagen naargelang<br />

het geval. Een nieuwe schorsingstermijn van 30 of 50 dagen gaat vervolgens<br />

opnieuw in bij het binnenkomen van de klacht.<br />

Bestuurlijk toezicht<br />

Deel IX<br />

Art. 225,<br />

tweede lid<br />

Art. 227<br />

Art. 238, § 3<br />

Art. 235, § 5<br />

Art. 247<br />

Art. 242<br />

Art. 248, § 1<br />

Art. 248, § 2<br />

Art. 248, § 3<br />

Art. 248, § 4<br />

389


Art. 249<br />

Art. 113, § 1<br />

Art. 172, § 1<br />

Art. 173, § 1<br />

Art. 248, § 1<br />

Deel IX<br />

HOOFDSTUK 1<br />

Intrekking of rechtvaardiging van het geschorste besluit<br />

De provincieoverheid kan het geschorste besluit intrekken of rechtvaardigingen.<br />

Dit moet gebeuren binnen een termijn van 60 dagen die ingaat op<br />

de derde dag die volgt op de verzending van het schorsingsbesluit aan de<br />

provincieoverheid.<br />

Als de provincieoverheid het besluit waarvan de uitvoering is geschorst, gemotiveerd<br />

rechtvaardigt of aanpast, beschikt de <strong>Vlaamse</strong> regering over<br />

30 dagen om tot vernietiging over te gaan. Deze termijn gaat in op de derde<br />

dag die volgt op de dag van de verzending van de rechtvaardigingsbeslissing<br />

aan de <strong>Vlaamse</strong> regering. Bij gebrek aan vernietiging binnen deze termijn is<br />

de schorsing opgeheven.<br />

Als binnen de <strong>voor</strong>melde termijn van 60 dagen geen besluit aan de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering wordt verzonden, wordt het besluit waarvan de uitvoering is geschorst,<br />

geacht nooit te hebben bestaan.<br />

Bijzondere schorsingsbevoegdheid van de <strong>Vlaamse</strong> regering <strong>voor</strong> besluiten<br />

tot vaststelling of wijziging van de personeelsformatie, het meerjarenplan<br />

of het budget<br />

Naast de algemene schorsingsbevoegdheid ingeval het besluit van een provincieoverheid<br />

het recht schendt en/of een belang schaadt dat ruimer is dan<br />

het provinciaal belang, heeft de <strong>Vlaamse</strong> regering ook de bijzondere verplichting<br />

om de uitvoering te schorsen van de besluiten tot vaststelling of<br />

wijziging van de personeelsformatie als die werden aangenomen zonder dat<br />

de financiële haalbaarheid in het meerjarenplan wordt aangetoond, alsmede<br />

van de besluiten tot vaststelling of wijziging van het meerjarenplan, het budget<br />

of de budgetwijziging wanneer geen rekening werd gehouden met een<br />

aantal in het decreet bepaalde gegevens.<br />

Voor de personeelsformaties kan de <strong>Vlaamse</strong> regering de schorsing beperken<br />

tot een of meer delen van het besluit <strong>voor</strong> zover het niet-geschorste<br />

deel op samenhangende wijze kan worden uitgevoerd. Het meerjarenplan of<br />

de wijziging ervan kan eveneens beperkt worden tot een of meer onderdelen<br />

<strong>voor</strong> zover het evenwicht van het meerjarenplan niet in het gedrang wordt<br />

gebracht. Hetzelfde geldt in geval van schorsing van het budget of de budgetwijziging.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering geeft de provincieoverheid kennis van zijn schorsingsbesluit<br />

binnen 50 dagen, ingaande op de derde dag die volgt op de verzending<br />

van de <strong>voor</strong>melde besluiten aan de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

390 Bestuurlijk toezicht


HOOFDSTUK 1<br />

2° Beslissingen die vatbaar zijn <strong>voor</strong> vernietiging<br />

Algemene vernietigingsbevoegdheid van de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering heeft een algemene vernietigingsbevoegdheid <strong>voor</strong> besluiten<br />

waarbij de provincieoverheden het recht schenden en/of een belang<br />

schaden dat ruimer is dan het provinciaal belang.<br />

Het besluit van de provincieoverheid kan door de <strong>Vlaamse</strong> regering vernietigd<br />

worden, hetzij rechtstreeks zonder dat het besluit <strong>voor</strong>afgaandelijk is<br />

geschorst door de <strong>Vlaamse</strong> regering, hetzij na rechtvaardiging door de provincieoverheid<br />

van het geschorste besluit.<br />

De rechtstreekse vernietiging door de <strong>Vlaamse</strong> regering moet gebeuren binnen<br />

een termijn van 30 of 50 dagen naargelang het besluit enkel op de kennisgevingslijst<br />

moet vermeld worden of een afschrift van het besluit verplicht<br />

aan de <strong>Vlaamse</strong> regering moet worden toegezonden. Deze termijnen<br />

gaan in op de derde dag die volgt op de verzending van de kennisgevingslijst<br />

of van de besluiten die verplicht moeten worden toegezonden.<br />

Deze termijnen kunnen gestuit worden volgens dezelfde modaliteiten die<br />

gelden <strong>voor</strong> de schorsing van de uitvoerbaarheid door de <strong>Vlaamse</strong> regering,<br />

maar in geval van schorsing van de termijn beschikt de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

over een termijn van 30 of 50 dagen om een besluit rechtstreeks te vernietigen<br />

naargelang het besluit enkel op de kennisgevingslijst moet vermeld<br />

worden of een afschrift van het besluit verplicht aan de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

moet worden toegezonden. Deze termijnen gaan in op de derde dag die volgt<br />

op de verzending van alle gevraagde gegevens.<br />

Ingeval de provincieoverheid het geschorste besluit rechtvaardigt, kan de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering het geschorste besluit vernietigen binnen een termijn van<br />

30 dagen, ingaand op de derde dag die volgt op de verzending van de rechtvaardigingsbeslissing<br />

aan de <strong>Vlaamse</strong> regering. Bij gebrek aan vernietiging<br />

binnen deze termijn is de schorsing opgeheven.<br />

Bijzondere vernietigingsbevoegdheid van de <strong>Vlaamse</strong> regering <strong>voor</strong> besluiten<br />

tot vaststelling of wijziging van de personeelsformatie, het meerjarenplan<br />

of het budget<br />

Naast de vernietigingsbevoegdheid ingeval het besluit van een provincieoverheid<br />

het recht schendt en/of een belang schaadt dat ruimer is dan het<br />

provinciaal belang, heeft de <strong>Vlaamse</strong> regering ook de bijzondere verplichting<br />

om de besluiten te vernietigen tot vaststelling of wijziging van de personeelsformatie<br />

als die werden aangenomen zonder dat de financiële haalbaarheid<br />

in het meerjarenplan wordt aangetoond.<br />

Bestuurlijk toezicht<br />

Deel IX<br />

Art. 242<br />

Art. 248, § 1<br />

Art. 248, § 2<br />

Art. 248, §§ 3<br />

en 4<br />

Art. 249<br />

Art. 113, § 2<br />

391


Art. 172, § 3<br />

Art. 173, § 3<br />

Art. 248<br />

Art. 249<br />

Art. 225<br />

Art. 227<br />

Art. 235<br />

Art. 238<br />

Deel IX<br />

HOOFDSTUK 1<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering kan de vernietiging beperken tot een of meer delen<br />

van het besluit, op <strong>voor</strong>waarde dat het niet-vernietigde deel nog op samenhangende<br />

wijze kan worden uitgevoerd.<br />

De <strong>Vlaamse</strong> regering heeft ook de bijzondere verplichting om de besluiten te<br />

vernietigen waarbij de provincieraad, na een schorsing door de <strong>Vlaamse</strong> regering,<br />

het meerjarenplan of een wijziging ervan, het budget of een budgetwijziging<br />

opnieuw heeft vastgesteld wanneer geen rekening werd gehouden met<br />

een aantal in het decreet bepaalde gegevens. In dat geval neemt de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering maatregelen om het evenwicht van het meerjarenplan te herstellen<br />

of om het budget te doen passen in het meerjarenplan.<br />

In geval van rechtstreekse vernietiging geeft de <strong>Vlaamse</strong> regering aan de<br />

provincieoverheid kennis van zijn vernietigingsbesluit binnen 50 dagen, ingaande<br />

op de derde dag die volgt op de verzending van het desbetreffende<br />

besluit aan de <strong>Vlaamse</strong> regering.<br />

In geval van een rechtvaardigingsbesluit na schorsing geeft de <strong>Vlaamse</strong> regering<br />

aan de provincieoverheid kennis van zijn vernietigingsbesluit binnen<br />

30 dagen, ingaande op de derde dag die volgt op de verzending van het<br />

rechtvaardigingsbesluit.<br />

392 Bestuurlijk toezicht<br />

3° Beslissingen onderworpen aan goedkeuring<br />

In het Provinciedecreet is het aantal besluiten dat aan goedkeuring onderworpen<br />

is, zeer beperkt.<br />

Dit is het geval <strong>voor</strong>:<br />

— de besluiten van de provincieraad tot oprichting van autonome provinciebedrijven<br />

en de vaststelling van de statuten, alsmede van de statutenwijzigingen;<br />

— de besluiten aan de raad van bestuur van autonome provinciebedrijven<br />

tot oprichting, deelname aan of vertegenwoordiging in andere rechtspersonen;<br />

— de besluiten van de provincieraad tot oprichting van of deelname aan een<br />

extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm.<br />

De <strong>voor</strong>melde besluiten zijn onderworpen aan de goedkeuring door de<br />

<strong>Vlaamse</strong> regering en ze heeft hier<strong>voor</strong> een termijn van 100 dagen na de verzending<br />

van het besluit aan de <strong>Vlaamse</strong> regering.


Opmerking<br />

HOOFDSTUK 1<br />

Wij hebben er reeds op gewezen dat de besluiten die aan goedkeuring onderworpen<br />

zijn wel rechtsgeldig bestaan maar niet uitvoerbaar zijn. Hieruit<br />

volgt dat door de goedkeuring het besluit volle rechtskracht verkrijgt, maar<br />

omgekeerd, dat door het uitblijven van de goedkeuring de toezichthoudende<br />

overheid (i.c. de <strong>Vlaamse</strong> regering) kan verhinderen dat de beslissing van de<br />

provinciale overheid uitwerking krijgt.<br />

Daarom hebben de wet- en de decreetgever in talrijke gevallen beslist dat<br />

het uitblijven van een beslissing van de toezichthoudende overheid — goedkeuring<br />

of niet-goedkeuring — <strong>voor</strong> gevolg heeft dat de beslissing stilzwijgend<br />

goedgekeurd is.<br />

In het Provinciedecreet van 9 december 2005 wordt een termijn van 100 dagen<br />

bepaald waarbinnen de <strong>Vlaamse</strong> regering al of niet haar goedkeuring<br />

moet verlenen en haar beslissing moet versturen naar de provincieoverheid.<br />

Als de termijn van 100 dagen verstrijkt zonder dat de <strong>Vlaamse</strong> regering een<br />

beslissing heeft verstuurd, dan wordt de goedkeuring geacht te zijn verleend.<br />

4° Dwangtoezicht (bijzonder commissaris en vervangend<br />

optreden)<br />

Een vorm van vervangend optreden komt tot uiting in het aanstellen van een<br />

bijzonder commissaris. Dit kan geschieden door de <strong>Vlaamse</strong> regering na<br />

één schriftelijke ingebrekestelling.<br />

De toezichthoudende overheid beschikt eveneens over een belangrijke bevoegdheid<br />

inzake het vervangend optreden. Dit komt <strong>voor</strong> de provincie tot uiting<br />

in de bevoegdheid vanwege de <strong>Vlaamse</strong> regering om, wanneer na de<br />

schorsing door de <strong>Vlaamse</strong> regering, het meerjarenplan of de wijziging ervan<br />

of het budget of de budgetwijziging door de provincieraad opnieuw is<br />

vastgesteld, maatregelen te nemen om het evenwicht van het meerjarenplan<br />

te herstellen of om het budget te doen passen in het meerjarenplan.<br />

Indien de provincieraad bepaalde verrichtingen in de jaarrekening verworpen<br />

heeft of indien de externe auditcommissie in zijn rapport er melding van<br />

maakt dat de provincieraad geen rekening heeft gehouden met de bevindingen<br />

van de externe auditcommissie, wordt de jaarrekening vastgesteld door<br />

de <strong>Vlaamse</strong> regering. Bij de vaststelling van de jaarrekening heeft de <strong>Vlaamse</strong><br />

regering de bevoegdheid om de nodige wijzigingen aan de jaarrekening<br />

aan te brengen en te beslissen over de aansprakelijkheid van de bij de betwiste<br />

verrichtingen betrokken actoren.<br />

Bestuurlijk toezicht<br />

Deel IX<br />

Art. 253<br />

Art. 172 § 3<br />

Art. 173, § 3<br />

Art. 171, § 6<br />

393


Art. 135<br />

Art. 137<br />

Deel IX<br />

HOOFDSTUK 1<br />

394 Bestuurlijk toezicht<br />

5° Beslissing na beroep<br />

In het Provinciedecreet is <strong>voor</strong>zien in een beroep door een personeelslid bij<br />

een (gewestelijke) Beroepscommissie <strong>voor</strong> Tuchtzaken tegen een beslissing<br />

van de provincieoverheid waarbij een tuchtstraf wordt opgelegd of een preventieve<br />

schorsing wordt uitgesproken. Het beroep schorst de tuchtbeslissing<br />

(maar niet de preventieve schorsing). De Beroepscommissie heeft een<br />

hervormingsrecht en mag dus de eigen beslissing in de plaats stellen van<br />

de beslissing van de provincieoverheid (art. 135 en 137).


D. Overzicht van het bestuurlijk toezicht op de besluiten van de provincieoverheden<br />

ingevolge het Provinciedecreet van 9 december 2005<br />

Onderwerp Bevoegde overheid Procedure<br />

kennisgeving aan Vl. regering<br />

binnen 20 dagen<br />

Decreet<br />

artikel<br />

113 personeelsformatie en wijziging<br />

ervan<br />

schorsingsbesluit of vernietigingsbesluit<br />

versturen binnen<br />

50 dagen<br />

ontstentenis = beslissing definitief<br />

schorsing door Vl. regering (facultatief<br />

of verplicht) of vernietiging<br />

door Vl. regering (facultatief<br />

of verplicht)<br />

de beslissing van de provincieraad<br />

tot rechtvaardiging van een<br />

geschorst besluit moet binnen<br />

100 dagen aan de Vl. regering<br />

worden verstuurd op straffe van<br />

nietigheid van het geschorste<br />

besluit<br />

HOOFDSTUK 1<br />

vernietigingsbesluit versturen<br />

binnen 50 dagen<br />

ontstentenis = beslissing definitief<br />

vernietiging door Vl. regering<br />

(hetzij na handhaving door de<br />

provincieraad, hetzij na aanpassing)<br />

kennisgeving aan Vl. regering<br />

binnen 20 dagen<br />

173 meerjarenplan en de wijzigingen<br />

ervan, budget en budgetwijzigingen<br />

Bestuurlijk toezicht<br />

Deel IX<br />

395


Deel IX<br />

Onderwerp Bevoegde overheid Procedure<br />

Decreet<br />

artikel<br />

HOOFDSTUK 1<br />

besluit versturen binnen 50 dagen<br />

ontstentenis = vaststelling is<br />

definitief<br />

schorsing door Vl. regering (facultatief<br />

of verplicht) of vernietiging<br />

door Vl. regering (facultatief<br />

of verplicht)<br />

396 Bestuurlijk toezicht<br />

besluit versturen binnen 50 dagen<br />

ontstentenis = vaststelling is<br />

definitief<br />

na schorsing door Vl. regering,<br />

nieuwe vaststelling door provincieraad.<br />

Daarna vernietiging<br />

door Vl. regering en maatregelen<br />

om evenwicht te herstellen<br />

of budget in meerjarenplan te<br />

doen passen<br />

kennisgeving aan Vl. regering<br />

binnen 30 dagetn<br />

oprichting van autonome provinciebedrijven<br />

en vaststelling van<br />

de statuten en de statutenwijzigingen<br />

225<br />

227<br />

goedkeuring door Vl. regering besluit versturen binnen 100<br />

dagen<br />

ontstentenis = goedkeuring<br />

kennisgeving aan Vl. regering<br />

binnen 30 dagen<br />

235 besluit van autonome provinciebedrijven<br />

tot oprichting, deelname<br />

aan of vertegenwoordiging<br />

in andere rechtspersonen<br />

goedkeuring door Vl. regering besluit versturen binnen 100<br />

dagen<br />

ontstentenis = goedkeuring


Onderwerp Bevoegde overheid Procedure<br />

kennisgeving aan Vl. regering<br />

binnen 30 dagen<br />

Decreet<br />

artikel<br />

238 oprichting van of deelname aan<br />

een extern verzelfstandigd<br />

agentschap in privaatrechtelijke<br />

vorm<br />

goedkeuring door Vl. regering besluit versturen binnen 100<br />

dagen<br />

ontstentenis = goedkeuring<br />

kennisgeving aan Vl. regering<br />

binnen 20 dagen + inzage van<br />

het publiek gedurende 10 dagen<br />

245 lijst met beknopte omschrijving<br />

van provincieraadsbesluiten<br />

HOOFDSTUK 1<br />

kopie van de besluiten aan Vl.<br />

regering binnen 20 dagen<br />

Vl. regering schorsingsbesluit versturen<br />

binnen 30 dagen (in geval van<br />

loutere kennisgeving op lijst) of<br />

50 dagen (in geval van mededeling<br />

kopie)<br />

ontstentenis = beslissing definitief<br />

de beslissing van de provincieoverheid<br />

tot handhaving moet<br />

binnen 100 dagen aan de<br />

Vl. regering worden verstuurd<br />

op straffe van nietigheid van het<br />

geschorste besluit<br />

246 diverse besluiten (zie art. 246,<br />

§ 1, 1°-10° en § 2, 1° en 2°)<br />

248 schorsingsbevoegdheid <strong>voor</strong><br />

besluiten van de provincieoverheden<br />

Bestuurlijk toezicht<br />

Deel IX<br />

397


Deel IX<br />

Onderwerp Bevoegde overheid Procedure<br />

Decreet<br />

artikel<br />

248 en 249 vernietigingsbevoegdheid <strong>voor</strong><br />

besluiten van de provincieoverheden<br />

HOOFDSTUK 1<br />

vernietigingsbesluit versturen<br />

binnen 30 dagen (in geval van<br />

loutere kennisgeving op lijst) of<br />

50 dagen (in geval van mededeling<br />

kopie of rechtvaardiging)<br />

Vl. regering (hetzij rechtstreeks,<br />

hetzij na handhaving van een<br />

geschorst besluit)<br />

398 Bestuurlijk toezicht<br />

ontstentenis = opheffing van de<br />

eventuele <strong>voor</strong>afgaande schorsing<br />

beslissing door Vl. regering uitdrukkelijke <strong>voor</strong>afgaande<br />

ingebrekestelling<br />

253 aanstelling van bijzondere commissaris<br />

Beroep Procedure<br />

Onderwerp Bevoegde overheid<br />

Decreet<br />

artikel<br />

uitspraak binnen 60 dagen behoudens ev. verlenging<br />

met 60 dagen<br />

bij gewestelijke<br />

Beroepscommissie<br />

<strong>voor</strong> Tuchtzaken<br />

binnen 30<br />

dagen<br />

aanstellende<br />

overheid (provincieraad,<br />

deputatie<br />

of provinciegriffier)<br />

133-138 preventieve schorsing<br />

en tuchtstraf


2 externe audit<br />

HOOFDSTUK 2<br />

Om de risico’s <strong>voor</strong> een bestuur zoveel mogelijk af te dekken, dient er<br />

een volwaardige controlepiramide te zijn, vertrekkende vanuit het hart van<br />

de organisatie en met de externe audit als sluitstuk. In beginsel controleert<br />

elk controleniveau het <strong>voor</strong>gaande. Vaak gaat men zich ook baseren<br />

op de <strong>voor</strong>gaande controles om dubbele controles te vermijden (‘single<br />

audit’).<br />

A begrIpsbepAlIng<br />

Controlepiramide<br />

Ao<br />

Ic<br />

IA<br />

eA<br />

AO: Administratieve organisatie<br />

IC: Interne Controle<br />

IA: Interne Audit<br />

EA: Externe Audit<br />

De uitbouw van een intern controlesysteem is geregeld door de art. 95 tot 97<br />

van het Provinciedecreet (zie Deel V, hoofdstuk 2 ‘Managementinstrumenten’,<br />

blz. 210). Het Provinciedecreet <strong>voor</strong>ziet geen interne audit. In tegenstelling<br />

tot interne controle of organisatiebeheersing is interne audit niet de<br />

Externe audit<br />

Deel IX<br />

Art. 254<br />

399


Deel IX<br />

400<br />

Externe audit<br />

HOOFDSTUK 2<br />

verantwoordelijkheid van het lijnmanagement. Interne audit is een staffunctie<br />

zonder bevoegdheden over de diensten die onder zijn auditfuncties ressorteren.<br />

De onafhankelijkheid van de interne audit wordt bevestigd in een<br />

auditcharter. De aansturing gebeurt door een intern auditcomité.<br />

Het Provinciedecreet onderwerpt de provincies wel aan een externe audit.<br />

Hieronder wordt begrepen:<br />

- de controle op de wettigheid en regelmatigheid van de handelingen;<br />

- de controle op de correctheid en volledigheid van de financiële bescheiden;<br />

- de controle van de inventarislijsten;<br />

- de controle op het waar en getrouw beeld van de boekhouding en de jaarrekening;<br />

- de evaluatie van het systeem van interne controle en de naleving ervan.<br />

Die evaluatie omvat het formuleren van aanbevelingen tot verbetering van<br />

de systemen van interne controle.<br />

De provinciebesturen kunnen aan de externe auditcommissie de volgende,<br />

bijkomende taken opleggen die zich eerder op het terrein van de operationele<br />

audit situeren:<br />

- beoordelen in welke mate de uitoefening van de activiteiten van het provinciebestuur<br />

in overeenstemming is met de vastgestelde doelstellingen<br />

en in welke mate de afgesproken doelstellingen werden gerealiseerd;<br />

- identificeren van mogelijkheden tot verbetering van de effectiviteit en de<br />

efficiëntie van de werking.<br />

De externe auditcommissie verricht een financiële, een nakomings- en operationele<br />

audit en kan alle bedrijfsprocessen en activiteiten onderzoeken.<br />

In beginsel wordt er per provincie een externe auditcommissie samengesteld,<br />

bestaande uit personeelsleden van het <strong>Vlaamse</strong> gewest. Die staat in<br />

<strong>voor</strong> de externe audit bij het provinciebestuur, bij de intern verzelfstandigde<br />

agentschappen en bij de autonome provinciebedrijven van de betrokken provincie<br />

en, <strong>voor</strong> zover die daarmee instemmen, bij de extern verzelfstandigde<br />

agentschappen met privaatrechtelijke vorm van de provincie.<br />

b het rekenhof<br />

In de praktijk zal de externe audit bij de provinciebesturen (incl. de provinciale<br />

intern verzelfstandigde agentschappen) waarschijnlijk door het Rekenhof<br />

verder worden uitgeoefend. De <strong>Vlaamse</strong> regering kan hiertoe beslissen indien<br />

de externe audit door het Rekenhof grotendeels overeenstemt met wat


HOOFDSTUK 2<br />

in het Provinciedecreet is opgelegd aan de externe auditcommissie. Omwille<br />

van juridische bezwaren van de Raad van State werd <strong>voor</strong> deze constructie<br />

in de tekst gekozen. Vlaanderen is immers niet bevoegd <strong>voor</strong> de regelgeving<br />

betreffende het Rekenhof.<br />

Het is op dit moment twijfelachtig of het Rekenhof alle door het Provinciedecreet<br />

toegekende bijkomende taken (bijv. controle van de provinciale extern<br />

verzelfstandigde agentschappen) ook effectief zal opnemen, zo niet zal<br />

hier vermoedelijk toch een rol weggelegd zijn <strong>voor</strong> de externe auditcommissie.<br />

Vlaanderen zal hieromtrent overleg plegen met de federale overheid, inclusief<br />

het Rekenhof. Het is belangrijk dat er goede afspraken worden gemaakt<br />

tussen het Rekenhof en de <strong>Vlaamse</strong> externe auditcommissie om te vermijden<br />

dat er dubbele controles zouden plaatsvinden.<br />

Het Rekenhof heeft toegang tot alle documenten en informatie van het bestuur.<br />

Het Hof kan elk personeelslid inlichtingen vragen die het nodig acht<br />

<strong>voor</strong> de uitoefening van zijn opdrachten. Elk personeelslid moet zo snel mogelijk<br />

en zonder <strong>voor</strong>afgaandelijke machtiging zijn medewerking verlenen.<br />

Bovendien heeft elk personeelslid het recht om het Rekenhof rechtstreeks<br />

te informeren over onregelmatigheden die hij in de uitoefening van zijn ambt<br />

vaststelt.<br />

Zolang de artikelen van het Provinciedecreet betreffende de externe audit<br />

niet in werking treden, oefent het Rekenhof de externe audit uit op basis van<br />

de Provinciewet en de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.<br />

Belangrijk zijn <strong>voor</strong>al de art. 66 (budgetadvies) en 112bis (Rekenhof<br />

controleert de rekeningen betr. de ontvangsten en de uitgaven) van de Provinciewet<br />

en de art. 5bis (Rekenhof kan zich alle nuttige documenten en inlichtingen<br />

laten verstrekken) en 8 (jurisdictionele bevoegdheid) van de inrichtingswet.<br />

Uit een inhoudelijke analyse blijkt dat het Rekenhof nu reeds<br />

het gros van de taken van de externe audit, zoals bepaald in het Provinciedecreet,<br />

vervult.<br />

Het is momenteel echter nog onzeker hoe de externe audit <strong>voor</strong> de gemeenten<br />

en de OCMW’s concreet zal ingevuld worden en welke consequenties dit<br />

zal hebben <strong>voor</strong> de externe audit ten opzichte van de provincies.<br />

Externe audit<br />

Deel IX<br />

Art. 256<br />

401

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!