29.09.2013 Views

Internationale Commerciële Contracten - Mr M.J.G.P. Kaplan

Internationale Commerciële Contracten - Mr M.J.G.P. Kaplan

Internationale Commerciële Contracten - Mr M.J.G.P. Kaplan

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BEDRIJFS<br />

KUNDIGE<br />

SIGNALE<br />

MENTEN


INTERNATIONALE COMMERCIËLE CONTRACTEN


Bedrijfskundige signalementen is een serie boeken over alle bedrijfskundige,<br />

economische, bestuurskundige en juridische onderwerpen<br />

die het ondernemen betreffen. In kort bestek komt de stand<br />

van zaken aan de orde van een bepaalde discipline of vakkennis.<br />

De delen worden geschreven door specialisten voor generalisten in<br />

bedrijfsleven, overheid, onderwijs en onderzoek. De opzet is dusdanig<br />

dat ze mede geschikt zijn als literatuur voor het onderwijs.<br />

REDACTIERAAD<br />

Prof. dr. J .P. Bahlmann<br />

Dr. W.M. van den Goorbergh<br />

Dr. S.E. de Jong<br />

Prof. mr W.J. Slagter<br />

Prof. dr. J.J.M. Theeuwes<br />

Prof. dr. R.J. in 't Veld<br />

Prof. dr. A.C. Zijderveld<br />

Bedrijfskundige signalementen:<br />

FRISSEN & VAN WESTERLAAK Organisatiecultuur<br />

KAPLAN (RED.) <strong>Internationale</strong> <strong>Commerciële</strong> <strong>Contracten</strong><br />

BOUMA, FEENSTRA & VAN HELDEN Management Accounting in<br />

Hoofdlijnen<br />

RAMONDT Organisatie-diagnostiek<br />

VAN DER AA & ELFRING Management en Dienstverlenende<br />

Berdrijven<br />

HOOGENDOORN Het belang van de jaarrekening - tweede editie<br />

KLOOSTERMAN & ELFRING Werken in Nederland<br />

FEENSTRA, HUIJGEN & STOKKING Wat zegt de jaarrekening?<br />

NOOTEBOOM Management van Partnerships - tweede editie<br />

DE BRUIJN, TEN HEUVEKHOF & IN '1' VELD Proces management -<br />

tweede editie<br />

SMID Professionals opleiden


M.J.G.P. KA PLAN (red.)<br />

..<br />

INTERNATIONALE COMMERCIELE<br />

CONTRACTEN<br />

BEDRIJFS<br />

KUNDIGE<br />

SIGNALE<br />

MENTEN<br />

> ACADEMIC SERVICE<br />

economie en bedrijfskunde


CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG<br />

<strong>Internationale</strong><br />

<strong>Internationale</strong> commerciële contracten / M.J.G.P. <strong>Kaplan</strong><br />

(red.). - Schoonhoven: Academic Service, Economie en<br />

Bedrijfskunde. - IJl. - (Bedrijfskundige signalementen,<br />

ISSN 0925-4978; IV-l en 2 1993)<br />

Met reg.<br />

ISBN 90-5261-092-4<br />

SVS 8.11.3 NUGI 697<br />

Trefw.: overeenkomstenrecht.<br />

1 e druk, 1 e oplage september 1993<br />

2e oplage mei 2001<br />

Uitgegeven door: Academic Service, Schoonhoven<br />

Zetwerk: Perfect Service, Schoonhoven<br />

Omslagontwerp: Robert Nix<br />

Druk: Krips bv, Meppel<br />

Druk omslag: PlantijnCasparie, IJsselstein<br />

Bindwerk: Meeuwis, Amsterdam<br />

ISBN 90 5261 092 4<br />

NUGI 697<br />

Copyright © 1993 M.J.G.P. <strong>Kaplan</strong><br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door<br />

middel van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband, elektronisch of op welke<br />

andere wijze ook en evenmin in een retrieval system worden opgeslagen zonder<br />

voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

Hoewel dit boek met zeer veel zorg is samengesteld, aanvaarden auteur(s) noch<br />

uitgever enige aansprakelijkheid voor schade ontstaan door eventuele fouten en/of<br />

onvolkomenheden in dit boek.


Woord vooraf<br />

Dit boek is een vervolg op Onderhandelen: Structuren en Toepassingen,<br />

eveneens verschenen bij Academic Service in 1991.<br />

Onderhandelen was voornamelijk gericht op de onderhandelingstechnische<br />

kant van het tot stand brengen van (internationale<br />

commerciële) contracten, waarbij overigens ook de juridische,<br />

psychologische, economische, wiskundige en historische aspecten<br />

aan de orde zijn gekomen. Lezers van dat boek bleken behoefte te<br />

hebben aan een uitdieping van de juridische aspecten. Dit boek is<br />

het antwoord op de vragen van die lezers. De hoofdstukken zijn geschreven<br />

door specialisten op hun vakgebied. Het boek is vooral<br />

bestemd voor de praktijk. De ondernemer kan nagaan welke knelpunten<br />

in het algemeen te verwachten zijn bij zijn binnenlandse en<br />

internationale commerciële contracten. Ook de praktijkjurist zal<br />

het geboden overzicht weten te waarderen, evenals degene die aan<br />

het begin van zijn carrière staat. De omvang van het werk stelt<br />

uiteraard zijn beperkingen aan de diepgang: een uitputtende behandeling<br />

van alle mogelijke juridische aspecten van internationale<br />

commerciële contracten is dan ook niet het streven geweest. Wel<br />

dat u, lezer, in de praktijk uw (internationale) commerciële contracten<br />

zult kunnen gaan sluiten met meer begrip van mogelijke<br />

problemen, en daardoor met betere voorkoming van die problemen.<br />

Opdat uw contracten winstgevend zullen worden uitgevoerd.<br />

Op deze plaats is ook een woord van dank gepast voor Professor<br />

<strong>Mr</strong> Drs H.P.J. Ophof van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De<br />

heer Ophof heeft het concept kritisch doorgelezen, en zijn zeer<br />

gewaardeerde suggesties zijn de kwaliteit van het boek bepaald ten<br />

goede gekomen.<br />

Rotterdam, september 1993<br />

M.J.G.P. <strong>Kaplan</strong>


1 Inleiding<br />

Literatuur<br />

M.I.G.P. <strong>Kaplan</strong><br />

2 Het tot stand komen van<br />

overeenkomsten en de beëindiging daarvan<br />

P.I. Willemars<br />

Inhoud<br />

2.1 Inleiding 9<br />

2.2 Overeenkomsten en andere afspraken 10<br />

2.3 De teerling is geworpen: aanbod en aanvaarding 14<br />

2.4 Vormvoorschriften 21<br />

2.5 Partijen 23<br />

2.6 De beëindiging van overeenkomsten 24<br />

Literatuur 28<br />

3 <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland;<br />

de overeenkomst naar Frans, Duits en Engels recht 29<br />

R.I.P. Kottenhagen<br />

3.1 Inleiding<br />

3.2 Frans contractenrecht<br />

3.3 Duits contractenrecht<br />

3.4 Engels contractenrecht<br />

3.5 Tot besluit<br />

Literatuur<br />

1<br />

7<br />

9<br />

29<br />

30<br />

51<br />

61<br />

76<br />

77


viii <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

4 Het afbreken van onderhandelingen 79<br />

WJ. Slag ter<br />

4.1 Vergelijkbare rechtsfiguren 79<br />

4.2 Fasen van onderhandelingen 84<br />

4.3 Aansprakelijkheid bij afbreken van onderhandelingen 93<br />

4.4 Andere juridische aspecten van onderhandelingen 97<br />

4.5 Varianten bij de totstandkoming van een contract 100<br />

4.6 Juridische vragen voor, tijdens en na het<br />

onderhandelen 104<br />

Literatuur<br />

114<br />

5<br />

5.1<br />

5.2<br />

5.3<br />

5.4<br />

5.5<br />

5.6<br />

5.7<br />

5.8<br />

5.9<br />

5.10<br />

5.11<br />

5.12<br />

5.13<br />

5.14<br />

5.15<br />

5.16<br />

5.17<br />

Literatuur<br />

Algemene voorwaarden<br />

B. Wessels<br />

Nieuwe wettelijke regeling<br />

Battle of forms<br />

Overgangsrecht<br />

Wat is een 'algemene voorwaarde'?<br />

Gebondenheid aan algemene voorwaarden<br />

Vernietigingsgronden<br />

Onredelijke bezwarendheid<br />

Beperkende werking van redelijkheid en billijkheid<br />

Onvoldoende mogelijkheid van kennisneming<br />

Zwarte en grijze lijst<br />

Reflexwerking<br />

Voorbeelden van de zwarte en grijze lijst<br />

'Onbevoegde' vertegenwoordiging<br />

Collectief actierecht bij Gerechtshof 's-Gravenhage<br />

Positie van de detaillist<br />

<strong>Internationale</strong> overeenkomsten<br />

Algemene voorwaarden in internationale context<br />

117<br />

117<br />

118<br />

118<br />

119<br />

120<br />

121<br />

121<br />

123<br />

124<br />

126<br />

126<br />

127<br />

128<br />

129<br />

130<br />

131<br />

131<br />

132


Inhoud ix<br />

6 <strong>Commerciële</strong> contracten 133<br />

A.E. Driessen<br />

6.1 Inleiding 133<br />

6.2 De prijs 133<br />

6.3 De valuta 135<br />

6.4 Betaling 136<br />

6.5 Zekerheid 140<br />

7 <strong>Commerciële</strong> contracten:<br />

aspecten van internationaal privaatrecht 147<br />

P. Vlas<br />

7.1 Inleiding 147<br />

7.2 Het IPR ten aanzien van overeenkomsten 150<br />

7.3 Enige bijzondere problemen 158<br />

7.4 Geschillenbeslechting 161<br />

Literatuur 166<br />

8 <strong>Internationale</strong> contracten en Europees recht 169<br />

L.H. Van Lennep<br />

8.1 Inleiding 169<br />

8.2 Europees recht, de vier vrijheden 170<br />

8.3 Het mededingingsrecht 174<br />

8.4 Belastingen 180<br />

8.5 Gemeenschappelijk handelsbeleid en dumping 181<br />

8.6 Rechtsbescherming in de Gemeenschap 181<br />

8.7 De overeenkomst betreffende de Europese<br />

Economische Ruimte 182<br />

8.8 De regels van de GATT 182<br />

8.9 Afsluiting 183<br />

8.10 Checklist 183<br />

Literatuur 184


x <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

9 Fiscale aspecten van contracten<br />

CM. Strik en J.A.F. van Haaster<br />

187<br />

9.1 Algemeen 187<br />

9.2 Contractuele samenwerkingsverbanden 189<br />

9.3 Fusie-overeenkomsten 195<br />

9.4 <strong>Contracten</strong> in verband met de gehele onderneming 199<br />

9.5 Vervreemding van aandelen 203<br />

9.6 Onroerende zaken 206<br />

9.7 Invoerrechten 210<br />

9.8 Omzetbelasting, internationale aspecten 212<br />

Literatuur 214<br />

10 Conflictoplossing<br />

J.W Bitter<br />

215<br />

10.1 Inleiding 215<br />

10.2 Het bestaan van de overeenkomst 216<br />

10.3 Conflicten met betrekking tot de inhoud van de<br />

overeenkomst 221<br />

10.4 Conflicten op het gebied van de wijze van<br />

geschillenbeslechting 225<br />

10.5 De oplossing van eenmaal gerezen geschillen 226<br />

Literatuur 232<br />

11 Arbitrage - NederlandIInternationaal<br />

A.l. van den Berg<br />

II .1 Inleiding<br />

11.2 Nederlandse arbitrage<br />

11.3 <strong>Internationale</strong> arbitrage<br />

Literatuur<br />

12 Zakendoen in het buitenland<br />

P.P.l. Butzelaar<br />

12.1 Het zelf exporteren<br />

12.2 Het sluiten van een agentuurovereenkomst<br />

235<br />

235<br />

236<br />

247<br />

259<br />

261<br />

262<br />

263


Inhoud xi<br />

12.3 Het sluiten van een alleenverkoop-overeenkomst 265<br />

12.4 Het sluiten van een exclusieve afname-overeenkomst 267<br />

12.5 Het aangaan van een samenwerkings-verband met een<br />

lokale partner (joint venture) 267<br />

12.6 Het geven van een produktielicentie aan een lokale<br />

fabrikant 269<br />

12.7 Het geven van een franchise 269<br />

12.8 Het opzetten van een selectief distributie netwerk 271<br />

12.9 Het oprichten van een filiaal of dochtervennootschap 271<br />

12.10 Europees mededingingsrecht 272<br />

12.11 After sales service en garantie 275<br />

12.12 Weens Koopverdrag 275<br />

12.13 Slotopmerkingen 276<br />

13 Het opstellen<br />

van een internationaal commercieel contract<br />

M.J.G.P. <strong>Kaplan</strong><br />

13.1 Inleiding<br />

13.2 Handelwijze<br />

13.3 Mogelijke clausules<br />

13.4 Incoterms<br />

13.5 Beoordeling concept-contract<br />

Literatuur<br />

Auteurs<br />

Index<br />

277<br />

277<br />

279<br />

286<br />

298<br />

300<br />

308<br />

311<br />

313


M.J.G.P. <strong>Kaplan</strong><br />

1<br />

Inleiding<br />

<strong>Commerciële</strong> contracten zijn de levensader van het (internationale)<br />

bedrijfsleven. Dit is duidelijk: zonder overeenkomsten, in welke<br />

vorm ook, worden er immers geen zaken gedaan, en is een bedrijfsleven<br />

onmogelijk. Niettemin behandelen' commerciële' functionarissen<br />

de contracten niet altijd op de manier die deze overeenkomsten<br />

zouden verdienen. <strong>Contracten</strong>, nationaal en internationaal,<br />

worden in het algemeen aangegaan om te worden nagekomen,<br />

overeenkomstig de afspraken. Toch verdient het aanbeveling te<br />

denken aan de mogelijkheid van niet-nakoming, om welke reden<br />

ook - en dit wordt weleens vergeten. Ook de totstandkoming zelf<br />

van een contract kan aanleiding geven tot problemen. Zo wordt<br />

soms gemeend dat slechts de wederpartij gebonden is, en niet de<br />

eigen partij, terwijl die wederpartij dezelfde gedachten koestert. In<br />

het algemeen zijn problemen met (internationale) commerciële<br />

contracten terug te voeren op een aantal aspecten, waarvan ik er<br />

drie noem. Het eerste aspect wordt bepaald door onderhandelingsfouten.<br />

Het tweede aspect is het niet-gebruiken van de juridische<br />

kennis die voor het desbetreffende contract wél nodig zou zijn<br />

geweest. Het derde aspect betreft het internationale karakter van<br />

sommige contracten. Deze aspecten kunnen leiden tot conflicten,<br />

tengevolge waarvan tenminste één der partijen minder 'aan het<br />

contract verdient dan was beoogd, niet alleen bij het verliezen van<br />

een eventuele uit het contract voortvloeiende procedure, maar ook<br />

bij andere vormen van conflictoplossing, Zoals een schikking.<br />

Onderhandelingsfouten kunnen een negatieve invloed hebben op<br />

commerciële contracten - zo deze laatste al tot stand komen. Bij<br />

onderhandelingsfouten kan men denken aan meer beloven dan de<br />

eigen partij kan waarmaken, teveel concessies doen, waardoor de


2 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

deal voor de eigen partij niet meer interessant is, zodat men binnen<br />

de eigen organisatie gaat 'zoeken' naar redenen om niet te hoeven<br />

nakomen, of het spiegelbeeld, teveel concessies eisen van de wederpartij.<br />

Mede vandaar het belang van het bewaken van de uitvoering<br />

van contracten, en de vraag hoe het staat met de tevredenheid<br />

van leveranciers en van klanten bij de uitvoering van contracten.<br />

Andere onderhandelingsfouten zijn het tijdens de onderhandelingen<br />

niet aan de orde stellen van mogelijke uitvoeringsproblemen -<br />

soms uit de ongerechtvaardigde vrees om de lokkende deal dan te<br />

verliezen, 'achterbanproblematiek' , indien de onderhandelaar doelen<br />

heeft die niet in overeenstemming zijn met de ondernemingsdoelen,<br />

zoals bij de 'eis' van de chef om in ieder geval terug te komen<br />

met een ondertekend contract - kennelijk ongeacht de vraag<br />

of dit contract dan winstgevend is of niet, of bij de kickback, waarbij<br />

de koper aan de verkoper een hogere prijs aanbiedt dan deze<br />

laatste heeft gevraagd, maar wel met de eis dat een deel van die<br />

hogere prijs moet worden terugbetaald aan de koper privé, en zonder<br />

dat de baas van de koper het te weten mag komen, alsmede<br />

allerlei 'irrationaliteiten' waardoor men niet meer een geloofwaardige<br />

'partner' kan zijn voor de wederpartij. Ook organisatorische<br />

fouten binnen de eigen onderneming zelf, bijvoorbeeld vanwege de<br />

zogenaamde 'groupthink', kunnen de onderhandelaar met een<br />

verkeerd uitgangspunt doen starten, met alle gevolgen van dien. Er<br />

zijn vele onderhandelingsfouten mogelijk, en ik verwijs in dit<br />

verband - en voor meer - naar Onderhandelen: Structuren en<br />

Toepassingen. De commerciële onderhandelaar zou zich eigenlijk<br />

dienen te richten op wat ik noem het 'Franse' systeem van onderhandelen,<br />

naar het diplomatieke stelsel dat is geformuleerd door de<br />

zeventiende eeuwse Kardinaal de Richelieu, in tegenstelling tot het<br />

minder geslaagde 'Italiaanse' systeem van de zestiende eeuwse<br />

Renaissance - mede beschreven door Machiavelli. Beide systemen<br />

zijn uitgebreid weergegeven in Onderhandelen. Het Italiaanse<br />

systeem rieht zieh op korte-termijnwinst, op opportunisme, op heimelijkheid;<br />

planning en uitvoering vinden ad hoc plaats, gebruik<br />

van list en bedrog wordt niet uit de weg gegaan, de wederpartij<br />

wordt gezien als een tegenstander, die moet worden overwonnen,<br />

en het gaat bij het onderhandelen om wat je eruit kan slepen, ongeacht<br />

of de wederpartij nog winst maakt. Het Franse systeem richt


I . Inleiding 3<br />

zich op winst óók op lange termijn, op een blijvende relatie met de<br />

wederpartij, op betrouwbaarheid; planning en uitvoering zijn gescheiden<br />

in de zin dat de systematische voorbereiding zich richt op<br />

realistische doelen die de onderhandelaar in de hoedanigheid van<br />

slechts uitvoerder dient te bereiken, op 'goede trouw' als uitgangspunt,<br />

de wederpartij wordt gezien als een' collega', waarmee men<br />

het overigens niet noodzakelijk eens hoeft te zijn, maar het is niet<br />

een 'vijand', en - en dit is het belangrijkste punt - de onderhandelingen<br />

dienen zich te richten op de zekerheid van nakoming, niet<br />

op het eens worden zelf aan de onderhandelingstafel. Het Franse<br />

systeem ziet terecht de onderhandelingen als een middel om tot een<br />

contract te komen, en het contract als een middel voor de uitvoering<br />

ervan. De uitvoering zelf, ten slotte, is een middel om de ondernemingsdoelen<br />

na te streven. Op juiste wijze onderhandelen, al<br />

dan niet met behulp van deskundig advies, kan derhalve veel problemen<br />

voorkomen.<br />

Veel andere problemen zijn te voorkomen door gebruik te maken<br />

van juridische kennis, die vaak wel aanwezig is, maar waarmee<br />

niets wordt gedaan. Schriftelijke contracten zijn er niet alleen voor<br />

het weergeven van de prijs en andere voorwaarden zelf, maar ook<br />

om risico's te verdelen, en om onvoorziene gebeurtenissen reeds<br />

van te voren te regelen - uiteraard voor zover dit laatste redelijkerwijs<br />

mogelijk is. Dit vergt evenwel 'goede' commerciële contracten.<br />

Veelal echter worden commerciële methoden gebruikt die<br />

weinig juridische bescherming bieden, en die conflicten niet onwaarschijnlijk<br />

maken, dit soms in de mening dat de contractuele<br />

zaken zonder de juristen altijd goed gingen, dat juristen slechts<br />

probleemzoekers zijn zonder inzicht in de noodzaak van het winst<br />

maken, dat juristen toch véél te duur zijn, en zelfs dat eventuele<br />

conflicten alleen maar worden verergerd door de juristen.<br />

Toch is het nuttig te bedenken dat veel huidige schriftelijke contracten<br />

slechts zoveel waard zijn als de zakelijke verstandhouding<br />

met de wederpartij waard is, dat' goede' commerciële contracten<br />

problemen voorkomen en daardoor de eigen onderneming een<br />

'competitive edge' bezorgen, dat sommige juristen wel degelijk<br />

problemen weten op te lossen én deze weten te voorzien en te<br />

voorkomen - mét zoveel mogelijk behoud van winst, en dat een


4 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

hoge prijs achteraf vaak kan worden voorkomen door een relatief<br />

bescheiden investering vooraf. Pro-actief handelen is dus beter dan<br />

re-actief te moéten handelen. Ook in de contractuele wereld geldt<br />

derhalve de oude volkswijsheid dat voorkomen beter is dan genezen.<br />

De oplossing is dan ook om wél gebruik te maken van juridische<br />

kennis bij het aangaan van commerciële contracten.<br />

Juridische aspecten vormen overigens slechts een onderdeel van de<br />

veelheid van aspecten bij het aangaan van commerciële contracten.<br />

Er zijn daarbij immers ook aspecten van commerciële, financiële,<br />

technische, organisatorische en onderhandelingstechnische aard. Al<br />

deze laatste aspecten zijn meestal het domein van de zakenman.<br />

Echter ook de juridische aspecten verdienen het om een integraal<br />

onderdeel te zijn van het koopmanschap, en niet slechts het uitsluitende<br />

domein van de jurist. De commerciële functionaris blijft immers<br />

de eindverantwoordelijke, óók indien zich juridische problemen<br />

voordoen. De moeilijkheid schuilt erin dat de commerciële<br />

functionaris zijn verantwoordelijkheid wel eens wil ontlopen, en<br />

dat de jurist, indien geraadpleegd, soms zijn eigen dienende functie<br />

onvoldoende vindt, en meent de leiding te moeten nemen. Zoals in<br />

de anekdote van de jurist die tijdens schikkingsonderhandelingen<br />

de wederpartij in het begin meldt, 'mijn cliënt is het hiermee niet<br />

eens' , die in een later stadium zegt 'wij zijn het hiermee niet eens' ,<br />

en die in een nog later stadium zegt 'ik ben het hiermee niet eens'<br />

- en cliënt is alle controle kwijt. De dienende functie van de jurist<br />

wordt beter omschreven met de anekdote van de zakenman die<br />

stelde de jurist te beschouwen als een vogeltje in een kooi. Indien<br />

hij behoefte had aan advies, deed de zakenman het deurtje van de<br />

kooi open, liet het vogeltje fluiten, en na afloop van het eon eert<br />

werd het vogeltje teruggezet in de kooi en ging het deurtje dicht.<br />

Dit laatste systeem vergt uiteraard zowel de nodige wijsheid én<br />

verantwoordelijkheid van de jurist, als de nodige aanvaarding van<br />

verantwoordelijkheid door de zakenman, maar is wél beter. Die<br />

aanvaarding van eigen verantwoordelijkheid vereist echter ook<br />

voor de zakenman de nodige juridische kennis, om de geraadpleegde<br />

jurist zijn nuttige dienende plaats te kunnen láten houden.


1 . Inleiding 5<br />

In de internationale sfeer geldt in het algemeen hetzelfde als in de<br />

nationale sfeer, maar er komt nog meer bij. Van een internationaal<br />

contract is sprake bij een overeenkomst die, afgezien van de nationaliteit<br />

van de contractpartijen, aanknopingspunten heeft met meer<br />

dan één rechtsstelsel, zoals wanneer de partijen in verschillende<br />

staten gevestigd zijn, of indien de uitvoering van de overeenkomst<br />

dient plaats te hebben in een andere staat dan de gemeenschappelijke<br />

staat van vestiging van de partijen, of wanneer meer dan een<br />

staat toepassing pretendeert van zijn rechtsstelsel. Een internationaal<br />

contract is bijna altijd ingewikkelder dan een zuiver binnenlandse<br />

overeenkomst - en geeft dus aanleiding tot extra mogelijke<br />

problemen. <strong>Internationale</strong> contracten zijn in beginsel altijd schriftelijk,<br />

en zijn langer dan nationale contracten, mede in verband met<br />

internationale extra risico 's zoals oorlog, vervoer ter zee, onteigening,<br />

boycots, veranderende wisselkoersen, wijzigende import- en<br />

exportregelingen, enzovoort. Ook branche-gewoonten die binnen<br />

het eigen land bekend zijn, behoeven in een internationale omgeving<br />

vaak schriftelijke neerlegging in het contract. <strong>Internationale</strong><br />

contracten hebben niet alleen te maken met het eigen binnenlandse<br />

privaat- en publiekrecht, maar ook met de buitenlandse privaat- en<br />

publiekrechtsstelsels - waarbij ook het contractenrecht zélf kan<br />

verschillen van het eigen binnenlandse contractenrecht, alsmede<br />

met het internationale privaat- en publiekrecht. Bij het internationale<br />

privaatrecht kan men onder meer denken aan welk het toepasselijke<br />

rechtsstelsel is bij verscheidene mogelijkheden, bij het<br />

internationale publiekrecht - in dit verband - aan bijvoorbeeld EGregelingen<br />

met betrekking tot grensoverschrijdende contracten of<br />

aan Cocom-regels met betrekking tot strategische goederen. Al<br />

deze aspecten maken internationale commerciële contracten moeilijker<br />

te hanteren dan zuiver binnenlandse contracten.<br />

Van alle mogelijke knelpunten bij internationale commerciële contracten<br />

wordt in dit boek een aantal juridische knelpunten behandeld.<br />

In hoofdstuk 2 behandelt DJ. Willemars het Nederlandse<br />

overeenkomstenrecht, toegespitst op de problematiek van commerciële<br />

contracten. R.J.P. Kottenhagen doet in hoofdstuk 3 hetzelfde<br />

met betrekking tot enige buitenlandse rechtsstelsels, die van Frankrijk,<br />

Duitsland en Engeland. In hoofdstuk 4 gaat W.J. Slagter uitge-


6 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

breid in op de Nederlandse problematiek, indien het contract niet<br />

tot stand komt, indien de onderhandelingen worden afgebroken. B.<br />

Wessels beschrijft in hoofdstuk 5 de knelpunten van de in het bedrijfsleven<br />

veel gebruikte algemene voorwaarden. In hoofdstuk 6<br />

gaat A.E. Driessen in op belangrijke figuren bij internationale<br />

commerciële contracten, als prijs, betaling, zekerheid, bankgarantie<br />

en eigendomsvoorbehoud. P. Vlas behandelt in hoofdstuk 7 de<br />

problematiek van het IPR, het internationaal privaatrecht. In hoofdstuk<br />

8 geeft L.H. van Lennep een overzicht van enige Europeesrechtelijke<br />

knelpunten bij internationale commerciële contracten.<br />

CM. Strik en J.A.F. van Haaster gaan in hoofdstuk 9 in op een<br />

specifiek onderdeel van de juridische aspecten van internationale<br />

commerciële contracten, de fiscale aspecten ervan. <strong>Commerciële</strong><br />

contracten, al dan niet internationaal, geven soms aanleiding tot<br />

conflicten. In hoofdstuk 10 behandelt J.W. Bitter de algemene<br />

problematiek van de conflictoplossing, behalve arbitrage en schikken.<br />

Voor schikkingsonderhandelingen verwijs ik gaarne naar<br />

Onderhandelen, voor arbitrage, nationaal en internationaal, naar dit<br />

boek, hoofdstuk 11, door A.J. van den Berg. In hoofdstuk 12 heeft<br />

P.P.J. Butzelaar een aantal mogelijke contractvormen uitgewerkt<br />

voor de ondernemer die zaken wil doen in het buitenland. Tenslotte<br />

geef ik zelf in hoofdstuk 13 enige praktische tips met betrekking<br />

tot het opstellen van een internationaal commercieel contract. Dat<br />

laatste hoofdstuk is overigens afkomstig uit Onderhandelen, maar<br />

is voor dit boek geactualiseerd. Per hoofdstuk is een literatuurlijst<br />

opgenomen voor degenen die de desbetreffende onderwerpen nader<br />

willen bestuderen.<br />

Vanzelfsprekend is het mogelijk alle onderwerpen diepgaander te<br />

behandelen dan is geschied, en is ook behandeling van andere<br />

onderwerpen mogelijk. Teneinde het boek leesbaar te maken ook<br />

voor de niet-jurist, en het boek hanteerbaar te houden zowel voor<br />

de jurist als voor de niet-jurist, is gekozen voor de hier gebruikte<br />

aanpak. Het boek beoogt inzicht te geven in een aantal mogelijke<br />

juridische knelpunten bij internationale commerciële contracten,<br />

opdat de lezer die problemen in de toekomst kan voorkomen, hetzij<br />

door een juist gebruik van deskundige bijstand, hetzij door de<br />

eigen opgedane kennis. Ik hoop dan ook dat de lezer in de hierna


1 . Inleiding 7<br />

volgende hoofdstukken een antwoord zal vinden op de vragen die<br />

op het juridische gebied van de internationale commerciële contracten<br />

bij hem plegen te rijzen.<br />

Literatuur<br />

<strong>Kaplan</strong>, M.J.G.P. (red.), 1991, Onderhandelen: Structuren en Toepassingen,<br />

(Academic Service, Schoonhoven).


Het tot stand komen van<br />

overeenkomsten en de beëindiging daarvan<br />

DJ. Willemars<br />

2.1 Inleiding<br />

Mijnheer De Vries staat in een antiekzaak. Hij heeft zijn oog laten<br />

vallen op een mooi kabinet. De antiquair informeert hem dat het<br />

kabinet uit China komt (vroege Manchu dynastie) en f 23.000,moet<br />

kosten. Dat vindt De Vries wat veel. Hij biedt f 14.000,-. De<br />

antiquair zakt met zijn prijs naar f 20.000,-. De Vries gaat naar<br />

f 17.000,-. De antiquair heft zijn ogen radeloos naar het gestucte<br />

plafond en zucht diep maar weet De Vries, die zich al naar de deur<br />

begeeft, nog net te onderscheppen: het is akkoord.<br />

Den Ouden heeft een loodgieters- en installatiebedrijf. Mevrouw<br />

De Jong belt met het verzoek een monteur langs te sturen om de<br />

centrale verwarming die is uitgevallen te repareren. Dat gebeurt.<br />

X en Y onderhandelen over de aanschaf door Y van een automatiseringssysteem.<br />

Op een gegeven moment worden zij het eens over<br />

prijs, specificaties van het systeem en datum van levering. Hun<br />

juristen moeten maar om de tafel gaan zitten om een overeenkomst<br />

op schrift te stellen.<br />

Uit deze praktijkvoorbeelden blijkt dat overeenkomsten op nogal<br />

verschillende wijze tot stand kunnen komen. Door een telefoontje,<br />

eenvoudig loven en bieden of pas na langdurige onderhandelingen.<br />

Dat geldt ook voor commerciële contracten (ik zal overeenkomsten<br />

en contracten als synoniemen gebruiken alhoewel de term contract<br />

ook wel wordt gebruikt voor schriftelijk vastgelegde overeen-<br />

2


JO <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

komst). Niet altijd komen ze, zoals bijvoorbeeld de overname van<br />

Fokker door DASA, tot stand na langdurige en intensieve onderhandelingen.<br />

In het internationale handelsverkeer komen contracten<br />

ook tot stand na het uitwisselen van enkele faxberichten. Juridisch<br />

geformuleerd komen overeenkomsten tot stand als er wilsovereenstemming<br />

bereikt is. Deze regel roept onmiddellijk nieuwe vragen<br />

op. Wanneer is er wilsovereenstemming en hoe komt deze tot<br />

stand? Voordat deze vragen worden beantwoord, wordt eerst het<br />

terrein afgebakend. Wat zijn overeenkomsten en welke andere<br />

soorten afspraken komen voor? Dan wordt ingegaan op vormvoorschriften<br />

die kunnen gelden en op de persoon van de wederpartij.<br />

Tenslotte wordt aandacht besteed aan de beëindiging van overeenkomsten.<br />

2.2 Overeenkomsten en andere afspraken<br />

Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling waarbij een<br />

of meer partijen jegens een of meer andere partijen een verbintenis<br />

aangaan (artikel 6:213 BW: lees artikel 213 Boek 6 Burgerlijk Wetboek).<br />

Twee of meer partijen brengen tezamen een beoogd rechtsgevolg<br />

tot stand, er ontstaan een of meer verbintenissen. Een verbintenis<br />

is een rechtsbetrekking tussen twee (of meer) personen<br />

waarbij de ene partij recht heeft op een bepaalde prestatie (een<br />

geven, doen of nalaten) en de andere partij verplicht is die prestatie<br />

te verrichten. Bij veel overeenkomsten ontstaan meer verbintenissen:<br />

bij de koopovereenkomst bijvoorbeeld, heeft de verkoper recht<br />

op de koopsom (die de koper verplicht is te betalen) en heeft de<br />

koper recht op de eigendom en op de aflevering van een bepaald<br />

goed (dat de verkoper moet leveren).<br />

Door de meeste overeenkomsten ontstaan dus rechtens afdwingbare<br />

verplichtingen. Is er geen sprake van in rechte afdwingbare<br />

verplichtingen, dan is geen overeenkomst aanwezig. In dit verband<br />

zal ik een aantal aanverwante vormen van afspraken de revue laten<br />

passeren.


2 . Totstandkoming en beëindiging van overeenkomsten 11<br />

De intentieverklaring (letter of intent )<br />

Achter de noemer intentieverklaring gaat een scala aan verschillende<br />

soorten afspraken of vastleggingen schuil. Met name de mate<br />

waarin partijen aan de inhoud van de intentieverklaring gebonden<br />

zijn, verschilt nogal. Een intentieverklaring wordt gebruikt in een<br />

fase waarin partijen die met elkaar aan het onderhandelen zijn nog<br />

geen definitieve overeenstemming hebben bereikt. Een intentieverklaring<br />

kan het volgende inhouden:<br />

Vastlegging van de stand van zaken van het onderhandelingsproces<br />

waarbij partijen nog geen enkele verplichting op zich<br />

nemen. Wel kan worden vastgelegd dat, voor het geval dat later<br />

een overeenkomst tot stand komt, partijen het over de genoemde<br />

punten al eens zijn (maar over veel andere onderwerpen nog<br />

niet).<br />

Vaststelling van het feit dat partijen met elkaar aan het onderhandelen<br />

zijn, waarbij men zich verplicht om, zolang deze<br />

onderhandelingen duren, niet met derden in onderhandeling te<br />

treden of transacties aan te gaan.<br />

Een inspanningsverplichting van partijen om een positief onderhandelingsresultaat<br />

te bereiken.<br />

Een voorovereenkomst waarbij partijen afdwingbare verplichtingen<br />

op zich nemen. Tal van punten moeten nog nader worden<br />

ingevuld of uitgevoerd, maar het principe-akkoord is er.<br />

Het type intentieverklaring dat gebruikt is, beïnvloedt de rechtsverhouding<br />

tussen partijen bij het afbreken van de onderhandelingen<br />

(zie hoofdstuk 4). Duidelijk mag zijn dat het essentieel is om aan<br />

een afspraak niet slechts een mooie titel te geven maar daarin ook<br />

vast te leggen wat de bedoeling van partijen is omtrent de afdwingbaarheid<br />

van de daarin neergelegde bepalingen. Wat kan in een<br />

intentieverklaring aan de orde komen? Aan te bevelen is om een<br />

geheimhoudingsbeding op te nemen. Daarbij verklaren partijen dat<br />

ze alles wat ze in het kader van de onderhandelingen over elkaars<br />

bedrijf te weten komen, geheim zullen houden. Deze verplichting<br />

wordt ook opgenomen voor de wederzijdse adviseurs. Een fors<br />

boetebeding ('onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding')<br />

kan de niet-nakoming van deze verplichting zeer onaantrekkelijk<br />

maken. Hierboven noemde ik al het exclusiviteitsbeding


12 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

(niet met derden onderhandelen). Ook een regeling omtrent de<br />

verdeling van de kosten komt vaak in intentieverklaringen voor.<br />

Het meest gebruikelijk is dat ieder zijn eigen kosten draagt.<br />

Het gentlemen's agreement (herenakkoord)<br />

Als een afspraak wordt voorzien van de aanduiding gentlemen 's<br />

agreement duidt dit er op dat partijen geen afdwingbare verplichtingen<br />

beogen. Of dat ook bereikt wordt, hangt overigens niet<br />

alleen af van de titel, maar ook van de bewoordingen van de afspraak<br />

en van hetgeen partijen over en weer verklaard hebben (het<br />

totstandkomingsproces). De motieven voor het sluiten van een<br />

gentlemen 's agreement kunnen velerlei zijn: het sluiten van een<br />

overeenkomst is niet mogelijk, niet geoorloofd, te gecompliceerd,<br />

ligt (politiek) gevoelig of pint partijen teveel vast op een bepaalde<br />

positie. Voorbeelden: het herenakkoord tussen de Staat, Esso en<br />

Shell over de aardgasbaten en bepaalde investeringsinspanningen,<br />

kartelafspraken in de bouw. Wat het laatste betreft: indien de regelgeving<br />

over de mededinging bepaalde overeenkomsten verbiedt,<br />

betekent dat niet dat een gentlemen 's agreement van gelijke aard<br />

geoorloofd is.<br />

Het convenant<br />

Het convenant lijkt erg op het gentlemen's agreement. Partijen<br />

zouden soms wel willen dat bepaalde afspraken rechtens afdwingbaar<br />

zijn, maar weten dat dit niet mogelijk is of verkeren daaromtrent<br />

in het ongewisse. Binnen een bedrijf gebeurt het wel dat afdelingen<br />

afspraken maken over procedures of over het bereiken van<br />

bepaalde doelen (targets). Een overeenkomst vereist de medewerking<br />

van twee verschillende partijen, rechtssubjecten. Dat kunnen<br />

natuurlijke personen (mensen) of rechtspersonen zijn. Eén partij<br />

kan niet met zichzelf een overeenkomst sluiten, dat geldt ook voor<br />

verschillende afdelingen van hetzelfde bedrijf. Een convenant biedt<br />

dan een uitkomst om toch bepaalde verplichtingen aan te gaan.<br />

Vordering in rechte van de nakoming daarvan is niet mogelijk;<br />

daar moet het bedrijf zelf maar een regeling voor treffen. Soms is<br />

het onduidelijk of een bepaald orgaan een overeenkomst kán sluiten.<br />

Wat zeer in de belangstelling staat, is de vraag of ondernemingsraden<br />

contracten kunnen afsluiten. Een ondernemingsraad is


2 . Totstandkoming en beëindiging van overeenkomsten 13<br />

noch een natuurlijk persoon noch een rechtspersoon en heeft dus in<br />

beginsel slechts de bevoegdheden die de wet (wet op de ondernemingsraden)<br />

hem geeft. Het maken van afspraken met de ondernemer<br />

over de primaire arbeidsvoorwaarden behoort daartoe niet.<br />

Dergelijke afspraken worden daarom veelal in een convenant neergelegd.<br />

Eigenlijk wordt afdwingbaarheid wel beoogd. In de lagere<br />

rechtspraak is op onderdelen al aanvaard dat ondernemingsraden<br />

dergelijke afspraken kunnen maken. Om de onzekerheid weg te<br />

nemen, is voorgesteld om deze bevoegdheid officieel in de wet<br />

neer te leggen.<br />

In de rechtspraktijk komen ook convenanten voor die beoogd worden<br />

bindend te zijn. Bijvoorbeeld het echtscheidingsconvenant,<br />

waarnaar de artikelen 1: 158-159a BW verwijzen (overigens onder<br />

de benaming 'overeenkomst').<br />

De optie<br />

Bij een optie krijgt iemand het recht om met een ander een overeenkomst<br />

aan te gaan. Een optie kan zijn belichaamd in een<br />

(voor)overeenkomst. Op een optiebeurs (bijvoorbeeld de EOE-European<br />

Options Exchange) worden optiecontracten afgesloten. Er<br />

zijn twee soorten opties:<br />

De eaU-optie: Het recht om aandelen te kopen tegen een bepaalde<br />

prijs, welk recht binnen een bepaalde<br />

termijn moet worden uitgeoefend. De schrijver<br />

heeft de plicht om bij uitoefening van de optie<br />

de aandelen tegen een bepaalde prijs te verkopen.<br />

De nemer van de optie heeft het recht van<br />

koop.<br />

De put-optie: Het recht om aandelen te verkopen, eveneens<br />

tegen een bepaalde prijs en met een vastgelegde<br />

uitoefentermijn. De schrijver heeft de plicht<br />

om bij uitoefening van de optie de aandelen<br />

tegen een bepaalde prijs te kopen. De nemer<br />

van de optie heeft het recht van verkoop.<br />

Men kan dus vier posities innemen: schrijver van een eaU of put, of<br />

nemer daarvan. Voor het risico van prijsstijging (eaU) of prijsdaling<br />

(put) krijgt de schrijver een vergoeding. Uit het feit dat partij-


14 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

en wederzijds rechten en verplichtingen op zich nemen, blijkt het<br />

contractuele karakter van deze optieverlening.<br />

De optie kan ook vorm worden gegeven als een bijzondere vorm<br />

van het aanbod: namelijk een onherroepelijk aanbod met een expliciete<br />

termijn waarbinnen het moet zijn aanvaard (zie art. 6:2191id<br />

3 BW). Is de optie niet binnen die termijn aanvaard dan vervalt het<br />

aanbod. Een paar voorbeelden: de KLM bestelt acht Fokker-SO<br />

vliegtuigen en neemt een optie op nog eens vier toestellen; X vindt<br />

na lang zoeken het huis van zijn dromen, na enig loven en bieden<br />

is de prijs aanvaardbaar, maar hij moet nog met zijn vrouw overleggen:<br />

bang dat het huis voor zijn neus wordt weggekaapt neemt<br />

hij een optie van vier dagen voor maritaal beraad. Met de optie als<br />

in beginsel niet herroepbaar aanbod komen we bij de hoofdvorm<br />

van de totstandkoming van overeenkomsten: aanbod en aanvaarding.<br />

2.3 De teerling is geworpen: aanbod en<br />

aanvaarding<br />

Artikel 6:217 BW geeft eenvoudigweg aan: "Een overeenkomst<br />

komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan". Zo<br />

eenvoudig gaat het niet altijd en in het commerciële verkeer vaak<br />

niet. Bij langdurige onderhandelingen is het niet altijd duidelijk<br />

wie het oorspronkelijke aanbod deed en door wie en wanneer het<br />

aanvaard werd. Toch zal ook daar op een gegeven moment de<br />

constatering kunnen worden gedaan dat er sprake is van wilsovereenstemming.<br />

Het overeenstemmen van de wil van twee partijen is<br />

niet voldoende. Er moet ook sprake zijn van overeenstemmende<br />

verklaringen. Aanboden aanvaarding zijn beide rechtshandelingen.<br />

Aanbod en aanvaarding als rechtshandeling<br />

Een rechtshandeling is een wil die op een rechtsgevolg is gericht<br />

en die zich open baart door een verklaring. Bij de aanvaarding is het<br />

rechtsgevolg duidelijk: er is dan een overeenkomst. Het rechtsgevolg<br />

van een aanbod is dat degene tot wie het gericht is slechts<br />

behoeft te aanvaarden om een overeenkomst te doen ontstaan.


2 . Totstandkoming en beëindiging van overeenkomsten 15<br />

Indien de wil en de verklaring niet op elkaar zijn afgestemd komt<br />

in beginsel geen rechtshandeling tot stand. Toch mag degene die<br />

een verklaring opvatte als een tot hem gerichte verklaring (bijvoorbeeld<br />

een aanbod) de ander aan zijn verklaring houden indien dat<br />

in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs gerechtvaardigd was.<br />

Het gebruik van een tussenpersoon of een communicatiemiddel<br />

komt voor rekening (en risico) van degene die de verklaring aflegt,<br />

tenzij de wederpartij juist om gebruik van deze persoon of dit<br />

middel heeft verzocht. Indien een typiste een fout maakt bij het<br />

typen van de aanvaarding (bijvoorbeeld aflevering op 01-10-1994<br />

in plaats van 01-01-1994) zal de wederpartij in de regel op de<br />

getypte versie mogen afgaan. Niet op elke fout mag de wederpartij<br />

zonder meer afgaan. Indien de fout leidt tot ongebruikelijke resultaten<br />

of een aanzienlijke afwijking van de afspraken tot dan toe, zal<br />

het de wederpartij duidelijk moeten zijn dat iets anders is bedoeld.<br />

Op hem rust dan een onderzoeksplicht om een en ander bij de<br />

verklarende partij te verifiëren.<br />

Wilsgebreken<br />

Ook indien een partij op het moment van zijn verklaring deze ook<br />

echt wilde, kan aan de wil toch nog een en ander schorten. De wil<br />

kan tot stand zijn gebracht door omstandigheden die, als zij zouden<br />

hebben ontbroken, er toe zouden hebben geleid dat de verklaring<br />

niet of anders zou zijn afgelegd. De wet kent vier vormen van<br />

wilsgebreken:<br />

• bedreiging,<br />

misbruik van omstandigheden,<br />

bedrog,<br />

dwaling.<br />

Indien sprake is van een wilsgebrek kan degene die de rechtshandeling<br />

verrichtte haar vernietigen. Dit kan door middel van een<br />

eenvoudige verklaring. Als de wederpartij de vernietiging aanvecht,<br />

zal de rechter er aan te pas moeten komen om uit te maken<br />

of de vernietiging terecht was. Vernietiging betekent dat de rechtshandeling<br />

die eerst geldig doch aantastbaar was, met terugwerkende<br />

kracht nooit heeft bestaan. Wordt een koopovereenkomst we-


16 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

gens dwaling vernietigd dan moeten de reeds verrichte prestaties<br />

ongedaan worden gemaakt. Als dat moeilijk gaat (de geleverde<br />

bakstenen zijn onderdeel van een huis) kan de rechter aan de vernietiging<br />

gedeeltelijk de werking ontnemen en een schadevergoeding<br />

toekennen aan de partij die daardoor wordt benadeeld.<br />

Bedreiging is aanwezig als men iemand bedreigt met een aanmerkelijk<br />

nadeel in persoon (dood, lichamelijk letsel, ontvoering, etc.)<br />

of goed (beschadiging of ontvreemding). De bedreiging moet een<br />

ongeoorloofd karakter hebben, op zich zelf (een misdrijf) of in<br />

relatie tot het doel (dreigen met het doen van aangifte van bijvoorbeeld<br />

belastingontduiking, alleen om een overeenkomst af te d wingen).<br />

Bij misbruik van omstandigheden maakt men misbruik van een<br />

noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand<br />

of onervarenheid. Niet altijd zal sprake zijn van misbruik.<br />

Als een computersysteem down gaat, maakt een computeruitwijkcentrum<br />

niet per definitie misbruik van de situatie om voor aansluiting<br />

op dat moment een hogere prijs te vragen.<br />

Van bedrog is sprake als iemand door het opzettelijk geven van een<br />

onjuiste inlichting of verzwijgen van iets dat men had moeten meedelen<br />

of door andere 'kunstgrepen' een ander beweegt tot het verrichten<br />

van een bepaalde rechtshandeling.<br />

Dwaling is het wilsgebrek dat bij overeenkomsten het meest van<br />

belang is. Evenals bij bedrog gaat het hier om een foutieve voorstelling.<br />

Er hoeft echter geen opzet in het spel te zijn. Om van<br />

dwaling te kunnen spreken moet aan een aantal vereisten worden<br />

voldaan:<br />

Er is sprake van een onjuiste voorstelling van zaken (dwaling).<br />

De informatie waaromtrent gedwaald is moet voor de dwalende<br />

partij van doorslaggevend belang zijn geweest. Bij een juiste<br />

voorstelling van zaken zou de overeenkomst niet of niet onder<br />

dezelfde voorwaarden zijn gesloten. In het oude recht werd dit<br />

wel 'de zelfstandigheid der zaak' genoemd. Uit de rechtspraak<br />

in de jaren twintig is een geval bekend van koop van een bos.


2 . Totstandkoming en beëindiging van overeenkomsten 17<br />

Als het de bedoeling van de koper is om het bos te kappen en<br />

het hout te verkopen is het aantal bomen per hectare van essentieel<br />

belang. Is echter het doel om in het bos een camping te<br />

vestigen dan is het aantal bomen niet doorslaggevend. Bij bedrog<br />

is foutieve informatie op een ondergeschikt punt al voldoende.<br />

Er is sprake van een (of een combinatie) van de volgende drie<br />

gevallen:<br />

1. De wederpartij geeft een onjuiste inlichting. Bij de verkoop<br />

van een onderneming beweert de verkoper dat alle benodigde<br />

vergunningen om de onderneming uit te oefenen aanwezig<br />

zijn. Achteraf blijkt dat niet juist. Het kan ook zijn dat de<br />

verkoper de aanwezigheid van een bepaalde eigenschap of<br />

toestand gegarandeerd heeft. In zo'n geval zal tevens sprake<br />

zijn van wanprestatie. De koper heeft dan naast vernietiging<br />

de keus uit ontbinding van de overeenkomst (geen terugwerkende<br />

kracht!), herstel of vervanging. In de overeenkomst<br />

kan bovendien worden bepaald dat indien de verkoper niet<br />

aan zijn garanties voldoet, de koopprijs zal worden verminderd<br />

met het bedrag van de schade die de koper daardoor<br />

lijdt.<br />

2. De wederpartij had de dwalende partij behoren in te lichten.<br />

Dit kan het geval zijn indien bij de eerder ter sprake gekomen<br />

verkoop van een bos de verkoper weet dat de koper een<br />

houthandelaar is maar verzwijgt dat voor het bos een kapverbod<br />

geldt.<br />

3. Zowel de wederpartij als de dwalende partij gaan uit van een<br />

onjuiste voorstelling van zaken.<br />

• In de gevallen genoemd onder 1 en 3 moet het voor de wederpartij<br />

kenbaar zijn geweest dat deze eigenschap voor de ander<br />

van essentieel belang was. Indien hij mocht aannemen dat de<br />

overeenkomst ook zonder die inlichting zou zijn gesloten (geval<br />

1) of, indien hij wél een juiste voorstelling van zaken zou hebben<br />

gehad, hij toch niet had behoeven te begrijpen dat de ander<br />

bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet zou<br />

hebben gesloten (geval 3) gaat het beroep op dwaling nict op.<br />

Indien een koper aan de verkoper de nodige mededelingen doet<br />

over zijn wensen en zijn plannen met betrekking tot het te ko-


18 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

pen goed zal een eventuele dwaling en belang daarvan voor de<br />

laatste meestal kenbaar zijn. Deze mededelingen kunnen echter<br />

een prijsopdrijvend effect hebben.<br />

Het moet gaan over eigenschappen die ten tijde van het sluiten<br />

van de overeenkomst aanwezig waren (en niet over- al dan niet<br />

speculatieve-toekomstverwachtingen). Stel, iemand koopt een<br />

bedrijfsterrein in de verwachting dat daar binnenkort een aansluiting<br />

aan de snelweg zal worden gerealiseerd. Als die plannen<br />

niet doorgaan (wegens bijvoorbeeld milieukundige bezwaren)<br />

zal een beroep op dwaling niet succesvol zijn.<br />

De dwaling moet niet aan de dwalende kunnen worden toegerekend.<br />

Vóór het sluiten van een koopovereenkomst heeft de<br />

koper een onderzoeksplicht en de verkoper een mededelingsplicht.<br />

De onderzoeksplicht van de koper strekt zich uit tot die<br />

gegevens die hij gemakkelijk zelf kan verkrijgen. Dit hangt af<br />

van zijn eigen hoedanigheid (is hij een professional op het<br />

gebied waarover de overeenkomst handelt?) en van de hoedanigheid<br />

van de wederpartij. Bij een koopovereenkomst kan ook<br />

de verkoper dwalen, alhoewel dit minder vaak voorkomt. Men<br />

kan soms niet beseffen wat men in handen heeft, bijvoorbeeld<br />

omdat men bij de waardebepaling de hulp van derden nodig<br />

heeft (taxatie van aandelen) of omdat allepartijen onkundig zijn<br />

van de waarde. Een bekend voorbeeld van het laatste is de voor<br />

een appel en een ei verkochte zilveren drinkbeker die bij nadere<br />

bestudering van Romeinse origine bleek te zijn. Ten tijde van<br />

de koop wisten noch de verkoper noch de koper van deze oorsprong.<br />

Deze dwaling kwam voor rekening van de verkoper.<br />

Diens beroep op dwaling werd afgewezen.<br />

Het aanbod<br />

Niet elk 'aanbod' is een aanbod. Herhaaldelijk heeft de Hoge<br />

Raad vastgesteld dat het tegen een bepaalde prijs te koop aanbieden<br />

van een bepaald goed (bijvoorbeeld een woonhuis) geen aanbod<br />

is. Zo'n advertentie is in het algemeen slechts een uitnodiging<br />

om in onderhandeling te treden of een uitnodiging om een bod te<br />

doen. Voor zulke goederen zijn vaak niet alleen het object zelf en<br />

de koopprijs van belang maar ook de persoon van de koper en de


2 . Totstandkoming en beëindiging van overeenkomsten 19<br />

overige voorwaarden. Een aanbod dient reeds alle essentiële elementen<br />

voor de overeenkomst te bevatten.<br />

Aanbiedingen in soorten. Een 'gewoon' aanbod komt tot stand<br />

indien het de wederpartij heeft bereikt. Het kan nog worden herroepen<br />

zolang de wederpartij het aanbod nog niet heeft aanvaard en<br />

ook nog geen mededeling van aanvaarding heeft verzonden.<br />

Wil men meer vrijheid hebben om een aanbod te herroepen, dan<br />

moet uitdrukkelijk worden vermeld dat het een 'vrijblijvend' aanbod<br />

betreft. Een vrijblijvend aanbod kan nog worden herroepen<br />

onverwijld nadat de aanbieder de aanvaarding heeft ontvangen.<br />

Een aanbod kan ook onherroepelijk worden gedaan.<br />

Een aanbod vervalt zelfs niet door het overlijden van een der partijen.<br />

Overlijdt de aanbieder, dan kan de ander nog aanvaarden en<br />

zijn de erfgenamen van de aanbieder aan de overeenkomst gebonden<br />

(tenzij de nalatenschap wordt verworpen). Als degene tot wie<br />

het aanbod is gericht overlijdt, kunnen zijn erfgenamen accepteren<br />

en zo een overeenkomst tussen de boedel en de aanbieder doen<br />

ontstaan - tenzij het een persoonlijke prestatie betreft.<br />

Termijnen. Bedongen kan worden dat een aanbod - al dan niet<br />

onherroepelijk - vervalt indien het niet binnen een bepaalde termijn<br />

is aanvaard. We zagen al dat een optie vaak aan een uiterste<br />

uitoefendatum is gebonden. Overigens kan ook worden bepaald dat<br />

een optie/aanbod niet vóór een zekere datum kan worden uitgeoefend/aanvaard.<br />

Dat komt wel voor bij opties voor werknemers om<br />

aandelen te verkrijgen.<br />

Het aanbod vervalt natuurlijk indien het wordt verworpen. Is de<br />

aanvaarding niet aan een uitdrukkelijke termijn gebonden dan dient<br />

de aanvaarding onmiddellijk te geschieden (bij een mondeling aanbod)<br />

dan wel binnen een redelijke termijn (in geval van een schriftelijk<br />

aanbod). Wat is een redelijke termijn? Dat zal door de gebruiken<br />

in de branche worden bepaald. In de valutahandel zullen<br />

veelal kortere termijnen gelden dan in de kunsthandel. De aanbieder<br />

kan besluiten dat hij de wederpartij, ondanks de termijnoverschrijding,<br />

toch aan zijn aanvaarding houdt mits hij dat onverwijld<br />

meedeelt.


20 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

De aanvaarding<br />

Behalve dat de aanvaarding tijdig moet geschieden dient zij ook<br />

aan te sluiten op het aanbod. Als iemand een partij van 30.000 m 3<br />

notenhout aanbiedt voor f 100.000, aflevering 14 mei 1994, haven<br />

Antwerpen dan is een' aanvaarding' van 20.000 m 3 of aflevering<br />

IJmuiden geen aanvaarding. Zo'n mededeling geldt als een verwerping<br />

van het oorspronkelijke bod en als een nieuw aanbod (of<br />

tegenbod). De oorspronkelijke aanbieder kan het nieuwe bod accepteren<br />

of verwerpen. Als het antwoord echter op ondergeschikte<br />

punten van het aanbod afwijkt, dan geldt het wel degelijk als een<br />

aanvaarding. De overeenkomst komt dan overeenkomstig deze<br />

aanvaarding tot stand tenzij de aanbieder tegen de verschillen<br />

onverwijld bezwaar maakt.<br />

De wet kent een speciale regeling voor het geval dat de aanbieder<br />

en de aanvaarder elk naar hun eigen algemene voorwaarden verwijzen.<br />

De tweede verwijzing werkt dan niet, tenzij de toepasselijkheid<br />

van de eerste algemene voorwaarden daarbij uitdrukkelijk<br />

wordt verworpen. (Voor algemene voorwaarden zie verder hoofdstuk<br />

6.)<br />

De overeenkomst komt tot stand op het tijdstip waarop de aanvaarding<br />

de aanbieder bereikt. Bovendien heeft de aanvaarding werking<br />

wanneer zij de aanbieder niet of niet tijdig bereikt door een<br />

omstandigheid die aan de aanbieder toe te rekenen is (deze heeft<br />

bijvoorbeeld zijn postkamer niet behoorlijk georganiseerd waardoor<br />

de aanvaardingsbrief een paar dagen blijft liggen).<br />

Een overeenkomst kan ook worden gesloten onder een voorwaarde.<br />

Een reden daarvoor kan zijn dat er nog enkele onbekende factoren<br />

zijn waarvan het doorgaan van de transactie afhangt maar dat partijen<br />

elkaar wel reeds wensen te binden. Daarbij kan worden gekozen<br />

voor een opschortende voorwaarde waarbij de overeenkomst<br />

pas werking krijgt en nagekomen moet worden indien de voorwaarde<br />

vervuld wordt (zonder dat nog een handeling van een der<br />

partijen vereist is) of voor de ontbindende voorwaarde waarbij de<br />

overeenkomst meteen tot stand komt maar bij vervulling van de<br />

voorwaarde wordt ontbonden. Deze ontbinding werkt niet terug<br />

zodat in de tussentijd wel een geldige overeenkomst aanwezig was.


2 . Totstandkoming en beëindiging van overeenkomsten 21<br />

Het zal van de omstandigheden atbangen voor welke variant wordt<br />

gekozen.<br />

Indien de overeenkomst wordt aangegaan onder tijdsbepaling,<br />

komt de overeenkomst automatisch tot stand wanneer de tijd verstreken<br />

is.<br />

Het tijdstip waarop een overeenkomst tot stand komt kan van belang<br />

zijn. De fiscus kan hierbij een belangstellende derde zijn. Met<br />

name speelde dat op het weekeinde van 27/28 februari 1988. De<br />

maandag erna werd het percentage van de (basis)wIR op nul gezet<br />

en dus feitelijk afgeschaft. De belastingdienst heeft getracht te<br />

stellen dat overeenkomsten niet op dat weekeinde, maar later tot<br />

stand kwamen. De rechter heeft uitgemaakt dat de fiscus moet<br />

bewijzen dat een bepaalde overeenkomst geantedateerd is. In § 2.4<br />

zullen we zien dat een overeenkomst eerst ongcldig kan zijn, doch<br />

door het later vervullen van een bepaald vereiste, met terugwerkende<br />

kracht geldig kan worden gemaakt.<br />

2.4 Vormvoorschriften<br />

In bepaalde gevallen stelt de wet eisen aan het tot stand komen van<br />

een bepaalde overeenkomst:<br />

Een schenking moet worden gedaan bij een notariële akte (art.<br />

7 A: 1719 BW) met uitzondering van de gift van hand tot hand<br />

(inclusief girale overboeking) van roerende zaken, geld en<br />

vorderingen aan toonder. Op termijn zal trouwens de regeling<br />

van de schenking worden gewijzigd, waarbij deze eis komt te<br />

vervallen.<br />

Een overeenkomst van huurkoop moet worden aangegaan bij<br />

een akte (onderhands of notarieel) waarin bepaalde gegevens<br />

(koopprijs, afbetalingsregeling, bepalingen omtrent de overgang<br />

van de eigendom) moeten zijn opgenomen (art. 7 A: 1637i/j<br />

BW). Zonder een akte wordt de koper meteen bij aflevering<br />

eigenaar en is sprake van een koop op afbetaling.<br />

Een overeenkomst tussen een BV (of NV) en de enig aandeelhouder<br />

daarvan, waarbij de BV wordt vertegenwoordigd door<br />

die aandeelhouder, moet op schrift worden gesteld (art.


22 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

2:137/247 BW). Ontbreekt een geschrift, dan kan de overeenkomst<br />

worden vernietigd.<br />

Overeenkomsten die in strijd met een bepaald vormvoorschrift zijn<br />

gesloten, zijn nietig tenzij de wet anders bepaalt. Wel kan een<br />

overeenkomst achteraf bekrachtigd worden door alsnog aan het<br />

vormvoorschrift te voldoen. De overeenkomst is dan geldig met<br />

terugwerkende kracht tot het moment waarop de nietige overeenkomst<br />

werd gesloten.<br />

Een vormvoorschrift strekt zich ook uit tot een voorovereenkomst.<br />

De overeenkomst waarbij iemand zich verplicht een schenkingsovereenkomst<br />

aan te gaan (anders dan een gift van hand tot hand)<br />

moet ook weer bij notariële akte worden aangegaan. Het is van<br />

belang om te weten dat, indien de overeenkomst zelf vormvrij is,<br />

de uitvoering ervan aan bepaalde vormvoorschriften kan zijn gebonden:<br />

de eigendomsoverdracht van onroerende zaken vergt een<br />

notariële akte en inschrijving van die akte in het openbaar register<br />

(het kadaster). Als men aandelen op naam wenst over te dragen is<br />

ook een gang naar de notaris vereist.<br />

Soms is een bepaalde vorm geen ontstaansvereiste maar een bewijsvoorschrift,<br />

zie bijvoorbeeld de borgtochtovereenkomst waarbij<br />

een particulier borg staat. Deze kan slechts worden bewezen<br />

door een door de borg ondertekend geschrift dat bovendien voorzien<br />

is van een goedschrift (art. 185 Wetboek van Rechtsvordering).<br />

In andere gevallen moeten alleen bepaalde bedingen op<br />

schrift worden gesteld om geldig te zijn:<br />

een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst (art.<br />

7A:1637x BW);<br />

boetebedingen in koop op afbetaling, huurkoop (art. 7 A: 1576b<br />

BW) en arbeidsovereenkomst (art. 7 A: 1637u BW).


2 . Totstandkoming en beëindiging van overeenkomsten 23<br />

2.5 Partijen<br />

Ook de persoon van de wederpartij heeft invloed op de totstandkoming<br />

van de overeenkomst.Overeenkomsten met handelingsonbekwame<br />

personen (minderjarigen en onder curatele gestelden) zijn<br />

in beginsel geldig maar kunnen worden vernietigd door de ouder/voogd<br />

of de curator. In bepaalde gevaIIen kan een bepaalde<br />

partij de bevoegdheid missen om overeenkomsten aan te gaan:<br />

Arbeidsovereenkomsten tussen echtgenoten zijn nietig (art.<br />

7 A: 1637i BW). Binnenkort is een wetsvoorstel te verwachten<br />

dat aan dit verbod een einde maakt.<br />

Een schenking tussen echtgenoten is verboden, tenzij het handgiften<br />

van roerende zaken of geld betreft waarvan de waarde of<br />

het bedrag niet ongewoon hoog is, gezien de vermogendheid<br />

van de schenker (art. 7 A: 1715 BW).<br />

Rechters, leden van het openbaar ministerie (officieren van<br />

justitie), advocaten, procureurs, deurwaarders en notarissen<br />

mogen geen goederen verkrijgen waarover in hun district een<br />

rechtsgeding gaande is (art. 3:43 BW).<br />

Tenslotte moeten de partijen beschikkingsbevoegd zijn. Iemand die<br />

faiIIiet is verklaard is met betrekking tot zijn gehele vermogen (met<br />

uitzondering van de goederen die niet onder het faillissementsbeslag<br />

vallen) beschikkingsonbevoegd. Slechts de curator kan de<br />

boedel rechtsgeldig binden. Met betrekking tot de auto van mijn<br />

buurman ben ik beschikkingsonbevoegd. Beschikkingsonbevoegdheid<br />

heeft niet tot gevolg dat de overeenkomst ongeldig is. Als ik<br />

zonder diens toestemming de auto van mijn buurman heb verkocht,<br />

zal ik deze niet in eigendom kunnen overdragen en zal de koper<br />

mij kunnen aanspreken tot schadevergoeding wegens toerekenbare<br />

niet-nakoming. De overeenkomst met de failliet is wel geldig, doch<br />

werkt niet tegen de boedel. Pas indien het faiIIissement is opgeheven<br />

kan de wederpartij de voormalige failliet aanspreken tot nakoming<br />

en/of schadevergoeding.<br />

Indien iemand niet namens zichzelf een contract sluit maar hierbij<br />

een ander vertegenwoordigt moet gecontroleerd worden of hij<br />

daartoe wel bevoegd is. Zie daarvoor hoofdstuk 11.


24 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

2.6 De beëindiging van overeenkomsten<br />

All 's weil that ends weil. Met de titel van dit toneelstuk van Shakespeare<br />

in het achterhoofd moeten we bedenken dat de meeste overeenkomsten<br />

aan hun einde komen doordat ze worden nagekomen.<br />

De koopovereenkomst eindigt doordat de koper betaalt en de verkoper<br />

het goed aflevert en in eigendom overdraagt, mits dit over en<br />

weer tot tevredenheid geschiedt. In deze paragraaf zullen we nagaan<br />

wat er geschiedt indien er met de totstandkoming of de naleving<br />

van de overeenkomst iets fout gaat.<br />

Duurovereenkomsten<br />

Een bijzondere categorie van contracten vormen de duurovereenkomsten.<br />

Deze moeten continu of met een zekere regelmaat worden<br />

nagekomen. Bekende duurovereenkomsten zijn:<br />

de huurovereenkomst (en leasing);<br />

de arbeidsovereenkomst;<br />

de samenwerkingsovereenkomst (bijvoorbeeld de vennootschap<br />

onder firma of winstpooling);<br />

de franchise-overeenkomst;<br />

de licentie-overeenkomst.<br />

Duurovereenkomsten kunnen worden aangegaan voor bepaalde of<br />

onbepaalde tijd. Overeenkomsten voor bepaalde tijd eindigen in<br />

beginsel van rechtswege bij het bereiken van de einddatum. Het is<br />

echter mogelijk dat de overeenkomst of de wet bepaalt dat de overeenkomst<br />

(al dan niet met een bepaalde termijn) wordt verlengd<br />

indien de overeenkomst niet voor een bepaalde datum is opgezegd.<br />

Met name op het terrein van de huur- en de arbeidsovereenkomst<br />

bestaat specifieke regelgeving die er veelal op gericht is de 'zwakkere<br />

partij' (de werknemer, de huurder van woonruimte of van<br />

detailhandelruimte) te beschermen. De wetgeving is hier voor een<br />

belangrijk deel dwingend van aard (afwijkingen zijn nietig). Bij de<br />

verhuur van detailhandelruimte wordt een overeenkomst die voor<br />

de duur van vijf jaar is aangegaan, van rechtswege met nog eens<br />

vijf jaar verlengd (art. 7 A: 1626 BW). Indien een arbeidsovereenkomst<br />

voor bepaalde tijd verlengd wordt met nog een bepaalde<br />

termijn, is thans voorde beëindiging van de verlengde arbeidsover-


2 . Totstandkoming en beëindiging van overeenkomsten 25<br />

eenkomst voorafgaande opzegging nodig, waarvoor de toestemming<br />

van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening is<br />

vereist (art. 7 A: 1639f lid 3 BW en art. 6 Buitengewoon Besluit<br />

Arbeidsverhoudingen).<br />

Bij duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd moet in de mogelijkheid<br />

tot opzegging worden voorzien. Indien een duurovereenkomst<br />

is gericht op persoonlijke samenwerking of indien daarbij sprake is<br />

van een afhankelijkheid in de bedrijfsvoering (zoals bijvoorbeeld<br />

bij franchising) en deze wordt aangegaan voor een lange termijn, is<br />

het raadzaam in de overeenkomst regelingen op te nemen voor het<br />

geval dat partijen weer van elkaar af willen. Er kan een algemene<br />

tussentijdse opzeggingsmogelijkheid worden gecreëerd, eventueel<br />

met inachtneming van bepaalde opzegtermijnen. De opzegging (of<br />

automatische beëindiging) kan ook afhankelijk worden gemaakt<br />

van bepaalde gebeurtenissen (faillissement, wijziging van de zeggenschap<br />

in een partij-rechtspersoon) of bijvoorbeeld van het oordeel<br />

van een bindend adviseur dat er tussen partijen geen vertrouwensbasis<br />

meer aanwezig is.<br />

Ontbinding<br />

Sedert de invoering van de Boeken 3, 5 en 6 en een deel van Boek<br />

7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek op 1 januari 1992 gelden<br />

voor de ontbinding nieuwe regels. Wederkerige overeenkomsten<br />

(waarbij partijen over en weer verplichtingen op zich nemen) kunnen<br />

geheel of gedeeltelijk worden ontbonden indien zij niet worden<br />

nagekomen (art. 6:265 BW). Onder het oude recht was ontbinding<br />

slechts mogelijk in geval van 'wanprestatie' (thans 'toerekenbare<br />

tekortkoming in de nakoming' geheten). Het nieuwe recht vereist<br />

dus niet dat de niet-nakoming aan de tekortschietende partij is toe<br />

te rekenen. Ook bij 'overmacht' ('niet-toerekenbare tekortkoming<br />

in de nakoming') is ontbinding mogelijk. De wederpartij is bevoegd<br />

de overeenkomst te onthltÎden'tenzij de niet-nakoming van<br />

geringe betekenis is. Is bovendien sprakè van een aan de schuldenaar<br />

toerekenbare niet-nakoming, dan is de schuldenaar verplicht<br />

de schade te vergoeden die de schuldeiser daardoor lijdt.<br />

De ontbinding heeft tot gevolg dat partijen de wederzijdse verbintenissen<br />

niet meer hoeven na te komen. Als er reeds is gepresteerd,


26 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

moeten die prestaties ongedaan worden gemaakt of, indien dat niet<br />

meer mogelijk is, de waarde daarvan worden vergoed. De ontbinding<br />

heeft geen terugwerkende kracht. Heeft de koper inmiddels<br />

het gekochte goed op zijn beurt verkocht en overgedragen, dan zal<br />

hij het goed niet meer kunnen teruggeven maar moet hij de waarde<br />

daarvan vergoeden. De ontbinding kan geschieden bij schriftelijke<br />

verklaring of door de rechter. Indien de wederpartij de ontbinding<br />

bestrijdt, zal de rechter eraan te pas moeten komen.<br />

Een sterker recht dan de ontbinding biedt het recht van reclame.<br />

Dit recht is alleen van toepassing indien krachtens een koopovereenkomst<br />

roerende (stoffelijke) zaken zijn geleverd. Indien de<br />

koper de koopprijs niet betaalt, kan de verkoper de zaak door middel<br />

van een schriftelijke verklaring als zijn eigendom terugvorderen.<br />

Voorwaarde is wel dat de zaak zich nog in dezelfde staat bevindt<br />

en niet is be- of verwerkt. Uitoefening van het recht van<br />

reclame heeft tot gevolg dat de eigendom van de zaak automatisch<br />

bij de verkoper terugkomt, tenzij de zaak tegen een tegenprestatie<br />

is doorgeleverd aan een derde te goeder trouw. Het recht van reclame<br />

moet worden uitgeoefend binnen zes weken na het opeisbaar<br />

worden van de koopprijs àf binnen zestig dagen nadat de zaak door<br />

de koper of door een derde voor de koper is opgeslagen.<br />

Opschorting<br />

Tussen de nakoming en de ontbinding ligt de opschorting. Zij biedt<br />

de mogelijkheid om de situatie nog eens aan te zien. Een partij bij<br />

een wederkerige overeenkomst kan de nakoming van zijn verplichtingen<br />

in twee gevallen opschorten. In de eerste plaats indien de<br />

wederpartij zijn verplichtingen niet nakomt. Daarvan kan slechts<br />

sprake zijn indien de wederpartij eerst moest presteren of als partijen<br />

gelijk moesten oversteken. Het tweede geval waarin een partij<br />

de nakoming van zijn verplichtingen kan opschorten ziet op de<br />

situatie dat hij het eerst moet presteren maar goede grond heeft te<br />

vrezen dat de wederpartij zijn verplichtingen niet zal nakomen.<br />

Ook buiten het geval van de wederkerige overeenkomst bestaat een<br />

opschortingsbevoegdheid indien tussen de beide verbintenissen<br />

voldoende samenhang bestaat. Een voorbeeld: A levert hout aan B,<br />

betaling moet binnen 30 dagen geschieden. Na 25 dagen bestelt B


2 . Totstandkoming en beëindiging van overeenkomsten 27<br />

opnieuw een partij hout, te leveren over tien dagen. Als A de tweede<br />

partij moet leveren, maar B heeft de eerste partij nog niet betaald<br />

(B is dan vijf dagen te laat), dan mag A de levering van de<br />

tweede partij opschorten. Als de wederpartij alsnog zijn verplichting<br />

nakomt moet de opschortende partij ook aan zijn verplichting<br />

voldoen.<br />

Vernietiging<br />

In § 2.3 zijn de wilsgebreken aan de orde geweest. Als er sprake is<br />

van bedreiging, misbruik van omstandigheden, bedrog of dwaling<br />

kan de overeenkomst worden vernietigd. Vernietiging is ook mogelijk<br />

van een overeenkomst die door een handelingsonbekwaam persoon<br />

(bijvoorbeeld een minderjarige) is aangegaan. Onder omstandigheden<br />

kunnen rechtshandelingen waardoor een of meer schuldeisers<br />

in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld (zogenaamde<br />

paulianeuze handelingen) worden vernietigd door de betreffende<br />

schuldeiser of - na faillietverklaring van de schuldenaar - door de<br />

curator.<br />

Vernietiging heeft tot gevolg dat de rechtshandeling of de overeenkomst<br />

met terugwerkende kracht ongedaan wordt gemaakt. Is een<br />

goed in eigendom overgedragen krachtens een vernietigde overeenkomst,<br />

dan is de 'verkrijger' nooit eigenaar geworden. Ook hier<br />

bestaat de kans dat de 'verkrijger' het goed intussen in eigendom<br />

heeft overgedragen. Daartoe was hij - achteraf gezien - niet bevoegd.<br />

Toch wordt een derde-verkrijger van een roerende zaak beschermd<br />

indien hij te goeder trouw is (niet wist of hoefde te weten<br />

van de aantastbaarheid van de eerste overeenkomst), hij voor de<br />

zaak een tegenprestatie heeft geleverd en de zaak uit handen van de<br />

eerste 'verkrijger' is geraakt.<br />

Beëindiging met wederzijds goedvinden<br />

Het stelsel van contractsvrijheid heeft tot gevolg dat partijen kunnen<br />

besluiten aan de overeenkomst een einde te maken. Een lopende<br />

huurovereenkomst kan worden beëindigd. Mijnheer De Vries,<br />

waarmee het hoofdstuk werd geopend, kan besluiten dat hij het<br />

Manchu-kabinet toch liever niet wil hebben. Als de antiquair inmiddels<br />

een andere gegadigde heeft die meer wil betalen, is het<br />

niet ondenkbaar dat hij de wens van De Vries inwilligt. Hiermee is


28 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

de cirkel gesloten: deze wijze van beëindiging is zelf weer een<br />

overeenkomst, namelijk een bevrijdende of liberatoire overeenkomst.<br />

Voor de totstandkoming ervan gelden dezelfde vereisten die<br />

aan het begin van dit hoofdstuk werden genoemd.<br />

Literatuur<br />

Asser-Hartkamp, II, 1989, Verbintenissenrecht, Algemene leer der<br />

overeenkomsten, (8e druk)(Tjeenk Willink, Zwolle).<br />

Bolt, A.T., 1988, Nakoming, (Kluwer, Deventer).<br />

Castermans, A.G., 1992, De mededelingsplicht in de onderhandelingsfase,<br />

(Kl uwer, Deventer).<br />

<strong>Contracten</strong>recht, losbladig, (Kluwer, Deventer).<br />

Delft-Baas, M. van, 1992, Consumentenkoop, (Kluwer, Deventer).<br />

Driessen, A.E., V.L. Koppe, 1992, De (internationale) koopovereenkomst,<br />

Account Advies, ('s-Hertogenbosch).<br />

Schut, G.H.A., 1987, Rechtshandeling, overeenkomst en verbintenis<br />

volgens BW en NBW, (Tjeenk Willink, Zwolle).<br />

Schut, W.S.M., 1986, Letters of Intent, (Tjeenk Willink, Zwolle).<br />

Streefkerk, C.A., 1987, Opschortingsrechten en schuldeisersverzuim,<br />

(Kluwer, Deventer).<br />

Vranken, J.B.M., 1989, Mededelings- informatie- en onderzoeksplichten<br />

in het verbintenissenrecht, (Tjeenk Willink, Zwolle).<br />

Vries, GJ.P. de, 1984, Recht op nakoming en schadevergoeding,<br />

excepties en ontbinding volgens NBW en BW, (Tjeenk Willink,<br />

Zwolle).


R.J.P. Kottenhagen<br />

3.1 Inleiding<br />

<strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland;<br />

de overeenkomst naar<br />

Frans, Duits en Engels recht l<br />

In dit hoofdstuk staat het contractenrecht centraal van die landen,<br />

die beschouwd kunnen worden te behoren tot belangrijke Europese<br />

handelspartners van het Nederlandse bedrijfsleven. Het gaat hierbij<br />

in het bijzonder om het contractenrecht in Frankrijk, Duitsland en<br />

Engeland. Het betreft respectievelijk voorbeelden van de romeinse,<br />

de germaanse en de Anglo-Amerikaanse rechtsfamilies. In Frankrijk<br />

en Duitsland is het contractenrecht in belangrijke mate gecodificeerd;<br />

in Engeland is van een algehele codificatie van het burgerlijk<br />

recht echter geen sprake en dient het recht gekend te worden<br />

uit de rechtspraak (case law) en de vele gedetailleerde wetten op<br />

verschillende deelgebieden. Uiteraard kan binnen het bestek van<br />

dit boek slechts ingegaan worden op enkele hoofdlijnen. Ik heb mij<br />

er dan ook toe beperkt om een beknopt overzicht van het recht in<br />

genoemde landen te geven, waarbij vooral aandacht wordt besteed<br />

aan de systematiek, de structuur en de terminologie. Aansluitend<br />

wordt ingegaan op de belangrijkste verschillen tussen het buitenlandse<br />

en het Nederlandse recht. <strong>Internationale</strong> verdragen en andere<br />

Europese regelingen komen in dit hoofdstuk niet aan de orde.<br />

I Met dank aan Prof. Dr De Ly, <strong>Mr</strong> P. Klik LL.M. en Mw <strong>Mr</strong> 1. Klinge-Van Rooij<br />

voor hun commentaar op een eerdere versie van dit hoofdstuk.<br />

3


30 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

In de beschrijving van de verschillende rechtsstelsels zullen steeds<br />

de volgende aspecten van het contractenrecht aan de orde worden<br />

gesteld:<br />

de vereisten voor de totstandkoming van de overeenkomst:<br />

de pre-contractuele fase;<br />

de nietigheden;<br />

de uitleg van overeenkomsten;<br />

de wilsgebreken;<br />

wanprestatie en overmacht.<br />

3.2 Frans contractenrecht<br />

3.2.1 De vereisten<br />

Een overeenkomst dient 'Iégalement formé' te zijn (art. 1134 Code<br />

civil=Cc) en daartoe wordt een viertal vereisten gesteld (art. 1108<br />

Cc): Ie consentement (toestemming), la capacité (handelingsbekwaamheid),<br />

I' object (bepaald onderwerp) en la cause (geoorloofde<br />

oorzaak).<br />

1. LE CONSENTEMENT<br />

Bij de totstandkoming van een overeenkomst staat in het Franse<br />

recht de autonomie van de vrije wil centraal; uitgangspunt is dat<br />

een ieder geheel vrij is zijn wil te bepalen om een overeenkomst<br />

wel of niet aan te gaan. De consequenties van deze opvatting komen<br />

aanstonds nader aan de orde.<br />

In de eerste plaats dient er tussen partijen wilsovereenstemming te<br />

bestaan. Deze wilsovereenstemming kan vormvrij tot uiting worden<br />

gebracht en moet blijken uit een handelen. Slechts bij enkele<br />

specifieke contracten (bijvoorbeeld betreffende onroerend-goedtransacties)<br />

is een schriftelijk stuk of een notariële akte vereist.<br />

Stilzwijgen (silence) leidt als zodanig niet tot wilsovereenstemming,<br />

tenzij het gaat om het verlengen van een duurcontract (bijvoorbeeld<br />

een huurovereenkomst, art. 1738 Cc) of een situatie<br />

waarin partijen reeds' en rapport d' affaires' zijn; onder omstandigheden<br />

kan zwijgen dan gelijk zijn aan een consentement. De wils-


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 31<br />

verklaring kan gedaan worden door een partij zelf of door een<br />

verte gen woordiger. Het kan hierbij gaan om een con tractuele vertegenwoordigingsconstructie<br />

(men spreekt dan over een mandat,<br />

waarbij de mandant de mandataire vertegenwoordigt, art. 1984 Cc)<br />

of om wettelijke vertegenwoordigers.<br />

De overeenstemming komt tot stand door de aanvaarding van een<br />

aanbod. Dit kan geschieden op vrijwel hetzelfde moment (accord<br />

instantané) of als resultaat van onderhandelingen (négotiation of<br />

pourparlers) .<br />

Het aanbod<br />

Ten aanzien van het aanbod wordt een drietal aspecten onderschei -<br />

den. In de eerste plaats 'Ia proposition de contracter' ofwel het<br />

voorstel een contract aan te gaan als zodanig. Juist vanwege de<br />

eerder genoemde opvatting betreffende de wilsautonomie, is het<br />

leerstuk van de 'révocabilité de l'offre' (herroeping van het aanbod)<br />

problematisch te noemen. Immers, uitgangspunt is dat een<br />

aanbod op ieder willekeurig moment door de aanbieder herroepen<br />

kan worden. Dit is slechts anders wanneer de herroeping in strijd is<br />

met de redelijkheid, maar door de betekenis van de wilsautonomie<br />

wordt deze situatie minder snel erkend dan in ons recht. Ook geldt<br />

dit wanneer het gaat om commerciële contracten; in dergelijke<br />

gevallen geldt 'le temps normalement nécessaire pour I 'accepter' .<br />

Uiteraard is hier de concrete casus doorslaggevend. Ook is herroeping<br />

niet mogelijk wanneer sprake is van een 'offre accompagnée<br />

d'un delai', met andere woorden wanneer uitdrukkelijk gesteld<br />

wordt dat het aanbod voor een bepaalde periode van kracht zal<br />

blijven. Overigens is herroeping wel mogelijk wanneer het aanbod<br />

de 'destinataire' nog niet bereikt heeft (naar Nederlands recht<br />

spreekt men over intrekking van het aanbod) ofna verloop van een<br />

redelijke tijd tot acceptatie.<br />

In het Franse contractenrecht wordt een essentieel onderscheid gemaakt<br />

tussen 'la proposition de contracter' (het aanbod) en 'la promesse<br />

de contrat' (de belofte om een overeenkomst aan te gaan).<br />

La promesse is al een overeenkomst (een voorovereenkomst) en<br />

kan als zodanig dus niet herroepen worden. Dergelijke voorovereenkomsten<br />

zijn van groot belang, omdat naar Frans recht de ei-


32 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

gendom - en dus het risico van het gekochte - overgaat op het<br />

moment dat de overeenkomst gesloten wordt. Vaak volgt echter na<br />

dat moment nog een langdurige procedure, bijvoorbeeld in geval<br />

van koop van onroerend goed. De door de notaris uit te voeren<br />

recherche vergt vele maanden, waarbij de koper in een onvoordelige<br />

positie zou kunnen komen wanneer hij reeds eigenaar is. Zo kan<br />

een huis bezwaard blijken te zijn met zakelijke rechten of wordt de<br />

directe omgeving ervan nadelig beïnvloed door een bestemmingsplan.<br />

Wanneer de aanbieder komt te overlijden blijft het aanbod van<br />

kracht; wanneer de aanbieder echter handelingsonbekwaam is op<br />

het moment van het aanbod spreekt men over een 'offre caduque'<br />

en is het aanbod dus niet geldig.<br />

Als tweede element van het aanbod kan 'la manifestation de contracter'<br />

genoemd worden. Normaliter is een aanbod vormvrij. Dit<br />

is alleen anders wanneer de wet bepaalde formele regels voorschrijft.<br />

Er kan zowel sprake zijn van een 'offre expresse' (door middel van<br />

schrijven woord of gebaar) of een 'offre tacite' (hier gaat het om de<br />

interpretatie van een gedraging van een persoon, bijvoorbeeld<br />

waren uitstallen, je vervoegen bij de tandarts etc.).<br />

Een derde aspect betreft 'la précision de l'offre'. Van een aanbod<br />

is geen sprake wanneer niet alle essentiële elementen bekend zijn,<br />

die noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van de overeenkomst.<br />

Een inhoudelijk niet voldoende bepaald aanbod kan natuurlijk wel<br />

leiden tot een 'initiative de contrat'. Maar zelfs als aan de eis van<br />

de bepaalbaarheid wel voldaan is, komt het aanbod te vervallen<br />

wanneer de destinataire een 'contre-proposition' doet; dit wordt<br />

dan het nieuwe aanbod. Tenslotte kan gewezen worden op het<br />

gebruikelijke onderscheid tussen het aanbod zelf en 'I' offre d 'entrer<br />

en pourparlers' (uitnodiging tot het doen van een aanbod of om<br />

in onderhandeling te treden).


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 33<br />

De aanvaarding<br />

De overeenkomst ontstaat bij gehele acceptatie van het aanbod.<br />

Ook de acceptatie kan vormvrij geschieden. Dit kan expliciet (expresse)<br />

gebeuren, bijvoorbeeld door schriftelijk te reageren (van<br />

belang in verband met bewijsrechtelijke problemen) of stilzwijgend<br />

(tacite). De aanvaarding wordt dan afgeleid uit een gedraging<br />

van de acceptant. Veel duurcontracten kennen overigens een 'clause<br />

de tacite réconduction': zonder tegenbericht wordt het contract<br />

stilzwijgend verlengd. De 'I' acceptation tacite' dient van de strikte<br />

'silence' onderscheiden te worden. In dat laatste geval is er ook<br />

geen sprake van een gedraging en komt nooit een overeenkomst tot<br />

stand.<br />

Tot nog toe is steeds uitgegaan van een situatie waarin partijen vrij<br />

met elkaar kunnen onderhandelen (het zogenaamde 'contract de<br />

gré à gré '). De leer van de wilsautonomie stuit echter op problemen<br />

bij 'contraets d'adhésion'. Immers, vrije onderhandelingen worden<br />

niet gevoerd, veelal bestaat er sociaal-economische ongelijkheid<br />

tussen partijen en is er geen sprake van vrije wilsovereenstemming.<br />

De sterkste partij legt alle voorwaarden eenzijdig op. Toch wordt<br />

in het positieve recht ook deze vorm van overeenkomsten erkend.<br />

Wettelijke bescherming - bijvoorbeeld in de zin van een zwarte of<br />

grijze lijst - bestaat op dit moment in Frankrijk niet, maar volgens<br />

vaste jurisprudentie wordt de zwakste partij zo veel mogelijk beschermd.<br />

De wilsovereenstemming<br />

De overeenkomst komt tot stand door de wilsovereenstemming, dat<br />

wil zeggen op het moment en op de plaats waar de willen elkaar<br />

ontmoeten. Het bepalen van dit moment kan voor de praktijk problemen<br />

opleveren, waaraan belangrijke consequenties zijn verbonden.<br />

Bijvoorbeeld in het geval waarbij partijen zich op verschillende<br />

plaatsen (landen) bevinden of ten aanzien van de vraag op welk<br />

moment de onderhandelingen zijn beëindigd en de overeenkomst<br />

tot stand is gekomen.


34 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Het exacte moment van de totstandkoming van de overeenkomst is<br />

in het Franse recht van groot belang. Anders dan in ons recht vindt<br />

op dat moment de eigendomsoverdracht tussen partijen plaats<br />

(doch niet ten aanzien van derden) met daaraan verbonden de vraag<br />

voor wie het risico komt wanneer de zaak verloren gaat. Daarnaast<br />

kan zich de vraag voordoen of een nieuwe wettelijke regeling al<br />

wel of niet van toepassing is. Ook de mogelijkheid van herroeping<br />

van het aanbod wordt door dit moment bepaald en de vraag vanaf<br />

wanneer bepaalde acties ingesteld kunnen worden.<br />

De plaats van de totstandkoming van de overeenkomst was van<br />

groot belang voor het internationaal privaatrecht, ter bepaling van<br />

het toepasselijke recht tussen partijen wanneer daaromtrent niets is<br />

overeengekomen. In alle in dit hoofdstuk aan de orde zijnde landen<br />

geldt echter het 'Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op<br />

verbintenissen uit overeenkomst' (EEG-Verbintenissenverdrag,<br />

1980). In art. 4 van dit Verdrag wordt bepaald welk recht van toepassing<br />

is bij gebreke van een rechtskeuze door partijen. Volgens<br />

het eerste lid van genoemd artikel wordt' de overeenkomst beheerst<br />

door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden'.<br />

Een en ander wordt nader uitgewerkt in de overige leden.<br />

Wanneer partijen beide op dezelfde plaats fysiek aanwezig zijn,<br />

doet het probleem zich niet voor. Wel is dit het geval wanneer<br />

telefonisch of per fax geaccepteerd wordt; het moment van de<br />

totstandkoming vormt dan geen probleem, maar de plaats wel. En<br />

wanneer geaccepteerd wordt door het verzenden van een brief<br />

vormen zowel moment en plaats van totstandkoming een probleem.<br />

Ten aanzien van de laatste situatie bestaan in theorie twee mogelijkheden:<br />

doorslaggevend is het, moment en de plaats waar de<br />

destinataire accepteert of het moment en de plaats dat de acceptatie<br />

de offrant bereikt. De Cc biedt geen oplossing, een en ander is niet<br />

wettelijk geregeld. Het Cour de cassation (vergelijk Hoge Raad)<br />

heeft hieromtrent in 1981 een uitspraak gedaan, waarin de verzendtheorie<br />

is gevolgd. De lagere rechtspraak tenslotte is verdeeld. Vele<br />

auteurs dringen aan op een wettelijke regeling van deze materie,<br />

waarbij gepleit wordt voor de (geobjectiveerde) ontvangsttheorie.<br />

De lagere jurisprudentie lijkt zich in deze richting te ontwikkelen.


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 35<br />

2. LA CAPACITÉ<br />

In principe is een iedcr handelingsbekwaam, tenzij de wet anders<br />

bepaalt (art. 1123 Cc). Handelingsonbekwaam zijn minderjarigen<br />

(18 jaar, zie art. 488 Cc) en bepaalde meerderjarigen in de zin van<br />

art. 488 Cc.<br />

3. L'OBJET<br />

Zie hieromtrent art. 1101 en 1126 Cc, alwaar een onderscheid<br />

wordt gemaakt tussen overeenkomsten om te geven, te doen en niet<br />

te doen.<br />

Indien de 'chose' bestaat in de overdracht van een recht, gelden er<br />

verschillende vereisten. In de eerste plaats dient de zaak daadwerkelijk<br />

te bestaan (exister, vergelijk art. 1601 Cc); het kan hierbij<br />

ook om toekomstige goederen gaan (art. 1130 Cc). Daarnaast dient<br />

de zaak toe te behoren aan degene die de zaak vervreemdt; met<br />

andere woorden 'appartenir à celui qui la transfère' (analoog aan<br />

art. 1594 Cc). Tenslotte dient de zaak 'être dans Ie commerce' (art.<br />

1128 Cc) en 'être déterminée ou, au moins, déterminable' (art.<br />

1129 en 1246 Cc). Met andere woorden, de zaak dient bepaalbaar<br />

te zijn.<br />

Indien de 'chose' bestaat in een verbintenis om te doen of niet te<br />

doen geldt dat de prestatie mogelijk is, te bepalen is en geoorloofd<br />

is. Als aan deze vereisten niet is voldaan is de overeenkomst nietig.<br />

4. LA CAUSE<br />

Onder 'cause' wordt verstaan de 'raison immédiate et directe de<br />

I 'engagement'. Hiervan dient het motief om de overeenkomst aan<br />

te gaan onderscheiden te worden: 'la raison personnelle à chaque<br />

partic, I' ayant déterminée à contracter' .<br />

Bij I' objet gaat het om de vraag welke prestatie verschuldigd is, bij<br />

de cause om de vraag naar het waarom van de overeenkomst.<br />

In de jurisprudentie wordt echter niet alleen gekeken naar' la cause<br />

de I' obligation' (klassieke theorie), maar ook naar 'les mobiles du<br />

contrat' . Zie art. 1131 Cc: I' obligation doit avoir une cause (anders


36 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

nietig), la cause ne doit pas être fausse (onderscheid: cause erronée:<br />

geloof in een niet bestaande oorzaak (nietigheid) en cause<br />

sirnulée (rechtsgeldig indien reëel en geoorloofd) en la cause doit<br />

être licite (art. 1133 Cc).<br />

5. LA FORME<br />

In principe zijn overeenkomsten 'consensuels' . Dit heeft tot voordeel<br />

dat niet steeds bepaalde vormvereisten in acht dienen te worden<br />

genomen; nadeel is echter dat partijen vaak de gevolgen van<br />

hun handelen niet goed overzien en er kunnen bewijsproblemen<br />

ontstaan. Naast de vormvrije 'contrats consensuels' kent men ook<br />

formele contracten (de artt. 931, 1394, 2127 Cc schrijven vorm vereisten<br />

voor), contracten waarvan geëist wordt dat ze schriftelijk<br />

worden opgesteld - notarieel of onderhands - in verband met het<br />

bewijs in rechte ervan (bijvoorbeeld art. 1341 Cc, dit dient steeds<br />

het geval te zijn bij contracten waarbij het gaat om fr. 5000,- of<br />

meer) en contracten waaraan bepaalde eisen worden gesteld (bijvoorbeeld<br />

art. 457 Cc).<br />

3.2.2 De pre-contractuele fase<br />

Thans dient aandacht besteed te worden aan de problematiek van<br />

de pre-contractuele fase in het Franse recht. Bij de bestudering van<br />

deze materie wordt een onderscheid gemaakt tussen de niet nakoming<br />

van een belofte/voorovereenkomst en de problematiek van de<br />

afgebroken onderhandelingen.<br />

De voorovereenkomst<br />

Centraal staat de vraag wat er juridisch dient te gebeuren als een<br />

partij, na het maken van een afspraak om een overeenkomst aan te<br />

gaan, weigert in te stemmen met de beoogde overeenkomst.<br />

Naar Nederlands recht wordt wel gedacht in termen van een onherroepelijk<br />

aanbod, zoals bij de optie. Over de status van andere<br />

voorovereenkomsten wordt echter verschillend geoordeeld.


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 37<br />

In het Franse recht staat nog steeds de 'autonomie de la volonté'<br />

centraal, hoewel over deze rol recentelijk steeds meer discussie<br />

ontstaat. Deze dogmatiek van de wilsautonomie leidt tot de gedachte<br />

dat een aanbod altijd principieel herroepelijk moet worden<br />

geacht. Volgens de klassieke gedachte kan een wilsverandering<br />

geen schending van een verbintenis opleveren door het gesloten<br />

systeem van verbintenissen: er is nog geen overeenkomst en<br />

(meestal) ook geen verbintenis uit de wet. Dit is slechts dan anders,<br />

wanneer er sprake is van een onrechtmatige daad.<br />

In de dogmatiek gaan stemmen op voor een sterkere werking van<br />

het aanbod. Zo ook de rechtspraak: sinds 1983 laat de dood van een<br />

aanbieder diens aanbod onverlet.<br />

Dan nu de vraag wat naar Frans recht de status van een afspraak<br />

tussen partijen is om een overeenkomst aan te gaan, het 'promesse<br />

de contrat' (contractsbelofte). Heersend is de opvatting dat de contractsbelofte<br />

reeds de toestemming voor de beoogde overeenkomst<br />

bevat; acceptatie door de andere partij doet de overeenkomst ontstaan,<br />

zonder nieuwe toestemming van de toezegger; intrekking<br />

van deze toestemming wordt onmogelijk geacht.<br />

Een voorovereenkomst kan betrekking hebben op verschillende<br />

onderwerpen, bijvoorbeeld:<br />

I' obligation de négocier Ie contrat définitif;<br />

I' obligation organisant la négociation;<br />

contracts préliminaires envisageant la conclusion du contrat<br />

définitif.<br />

De conclusie luidt dat bij de afspraak tot het sluiten van een overeenkomst<br />

de bindende partij (de toe zegger) niet alleen met de<br />

voorovereenkomst van de contractsbelofte instemt, maar daarmee<br />

evenzeer in de beoogde overeenkomst. Wel worden twee onderscheiden<br />

overeenkomsten aangenomen.<br />

Naar Nederlands recht wordt een onderscheid gemaakt tussen twee<br />

soorten voorovereenkomsten: optie-contracten en pacta de contrahendo.<br />

Naar Frans recht bestaat de behoefte aan een dergelijk onderscheid<br />

niet.


38 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Afgebroken onderhandelingen<br />

Door het belang dat wordt gehecht aan de vrijheid van de wil ontstaat<br />

er in de pre-contractuele fase een spanning tussen vrijheid en<br />

gebondenheid: de vrijheid om zich tijdens onderhandelingen terug<br />

te trekken, zodat er geen overeenkomst tot stand komt en het belang<br />

van de tegenpartij, zeker wanneer deze partij daardoor schade<br />

lijdt.<br />

In geval er een voorovereenkomst bestaat, ontstaat er een contractuele<br />

aansprakelijkheid. Het bestaan van voorovereenkomsten is<br />

echter vaak moeilijk te bewijzen (tenzij ze schriftelijk worden<br />

opgesteld) en als al het bestaan van een voorovereenkomst bewezen<br />

is ontstaan vaak problemen bij de vaststelling van de concrete<br />

inhoud ervan (uitleg).<br />

Daarnaast kan er een delictuele aansprakelijkheid ontstaan in geval<br />

van afgebroken onderhandelingen. Het aannemen van dergelijke<br />

aansprakelijkheid is noodzakelijk door het ontbreken van wettelijke<br />

regels. De Nederlandse opvatting volgens welke de pre-contractuele<br />

fase beheerst wordt door de regels van de goede trouw, wordt<br />

in Frankrijk noch in de dogmatiek, noch in de jurisprudentie erkend.<br />

Voor het aannemen van delictuele aansprakelijkheid dient aan de<br />

eisen van art. 1382 Cc voldaan te zijn: dommage, faute en causalité.<br />

Ten aanzien van de schade geldt dat deze zeker moet zijn en niet<br />

reeds hersteld of vergoed is.<br />

Het moet dus gaan om reeds geleden schade (reiskosten, researchkosten,<br />

kosten ontstaan door het vrijgeven van vertrouwelijke<br />

informatie etc.). Lastiger is het als het gaat om de vergoeding van<br />

gederfde winst: het betreft hier lang niet altijd een zekerheid, maar<br />

eerder een waarschijnlijkheid.<br />

Een 'faute précontractuelle' wordt omschreven als' I' erreur de conduite<br />

qu 'un homme normalement avisé ne commet pas lorsqu 'il se<br />

trouve dans les mêmes circonstances de fait'. Dit betekent dat<br />

onderhandelingen eerlijk, opreeht en te goeder trouw gevoerd


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 39<br />

dienen te worden; zo niet, dan ontstaat er een faute précontractuel­<br />

Ie.<br />

Onder meer de volgende factoren spelen hierbij in de jurisprudentie<br />

een rol:<br />

de vraag hoever de onderhandelingen reeds gevorderd zijn;<br />

de vraag of er een serieuze poging is gedaan de onderhandelingen<br />

tot een goed einde te brengen;<br />

de vraag of er voor het afbreken van de onderhandelingen wel<br />

of niet redenen zijn gegeven;<br />

de vraag in hoeverre het gerechtvaardigd vertrouwen van de<br />

tegenpartij in de goede afloop geschonden is.<br />

Ondanks deze ontwikkelingen stelt de rechter zich nog vaak terughoudend<br />

op, door het grote belang dat wordt gehecht aan de vrije<br />

wil.<br />

Ten slotte geldt dat de schade het gevolg dient te zijn van de faute.<br />

Ten aanzien van de gevolgen van de aanname van delictuele aansprakelijkheid<br />

geldt dat herstel van schade 'en nature' niet mogelijk<br />

is; bijvoorbeeld indien de rechter partijen dwingt alsnog het<br />

contract aan te gaan of aanneemt dat er een contract is en dit aan<br />

partijen oplegt. De schade dient in beginsel geheel vergoed te<br />

worden; dit bedrag wordt vastgesteld door de lagere rechters, niet<br />

door het Cour de cassation (question de fait).<br />

3.2.3 De nietigheden<br />

Er worden twee vormen van nietigheden onderscheiden, de absolute<br />

en de relatieve. Voor een overeenkomst geldt een 'nullité absolue'<br />

wanneer er een gebrek kleeft aan één van de essentiële vereisten<br />

die gelden bij de totstandkoming van de overeenkomst of wanneer<br />

weliswaar aan alle vereisten is voldaan, maar aan één van de<br />

vereisten een gebrek kleeft door de miskenning van een 'règle<br />

d' intéret général', bijvoorbeeld een oorzaak in strijd met de wet of<br />

de goede zeden.<br />

Daarnaast worden de absolute nietigheden nog onderscheiden in de<br />

nullité formelle (of expresse) die als zodanig in de wet staan op ge-


40 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

nomen en de nullité virtuelle (of tacite) waarvan ook wordt aangenomen<br />

dat ze tot nietigheid leidt.<br />

Voor een overeenkomst geldt een 'nullité relative' wanneer deze<br />

vernietigbaar is in het belang van de wederpartij, bijvoorbeeld als<br />

er sprake is van een wilsgebrek. Van nietigheid is slechts dan sprake<br />

wanneer de rechter de overeenkomst op verzoek van eiser vernietigd<br />

heeft.<br />

Nietigheid kan op twee manieren gerealiseerd worden; door middel<br />

van het instellen van een actie (voie d'action) of bij wijze van<br />

exceptie (voie d'exception). Ten aanzien van de absolute nietigheid<br />

geldt dat deze gevorderd kan worden door partijen zelf (zelfs door<br />

die partij die verantwoordelijk is voor de nietigheid) of door derden<br />

die daar belang bij hebben, bijvoorbeeld schuldeisers. Van nietigheid<br />

is pas sprake na een rechterlijke uitspraak. Een overeenkomst<br />

die nietig is, kan niet nog eens bekrachtigd worden. Ten aanzien<br />

van de in te stellen actie bestaat een verjaringstermijn van 30 jaar;<br />

deze termijn geldt niet voor nietigheid bij wege van exceptie.<br />

Relatieve nietigheid kan slechts ingeroepen worden door degene<br />

die de wetgever bedoeld heeft te beschermen en niet door de andere<br />

contractspartij of een derde. Bekrachtiging van een dergelijke<br />

overeenkomst is mogelijk, hetzij uitdrukkelijk, hetzij stilzwijgend<br />

(art. 1338 Cc).<br />

Zie voor de verjaringstermijnen de artt. 1304 en 1676 al. 1 Cc.<br />

Het vernietigen van de overeenkomst heeft tot gevolg dat deze beschouwd<br />

wordt nooit bestaan te hebben. De vernietiging werkt<br />

zowel naar de toekomst als naar het verleden: ten aanzien van de<br />

toekomst geldt dat de overeengekomen prestaties niet verricht<br />

hoeven te worden, ten aanzien van het verleden geldt dat de reeds<br />

verrichte prestaties in beginsel ongedaan gemaakt dienen te worden.


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 41<br />

3.2.4 De uitleg van overeenkomsten<br />

Wanneer tussen partijen onenigheid is gerezen omtrent de inhoud<br />

van de overeenkomst, dan dient deze door de rechter uitgelegd te<br />

worden. Als algemene regel van uitleg geldt art. 1156 Cc:<br />

On doit dans les conventions rechercher queUe a été la commune<br />

intention des parties contractantes plutot que de s'arrêter au<br />

sens littéral des termes.<br />

Voorts gelden de volgende meer specifieke regels van uitleg:<br />

Indien een clausule op twee manieren uitgelegd kan worden,<br />

terwijl de ene interpretatie wel gevolgen heeft en de andere niet,<br />

dan kiest men voor de eerste (art. 1157 Cc).<br />

Indien beide interpretaties gevolg hebben, kiest men voor die<br />

'qui convient Ie plus a la matière du contrat' (art. 1158 Cc).<br />

Als de interpretatie leidt tot tegenstrijdigheid met de kennelijke<br />

wil van partijen dan wordt geïnterpreteerd 'par ce qui d'usage'<br />

(art. 1159 Cc), de contra proferentem regel.<br />

Een clausule dient zoveel mogelijk uitgelegd te worden in de<br />

context van de overige clausules (art. 1161 Cc).<br />

Blijft twijfel bestaan, dan wordt uitgelegd in het voordeel van<br />

de debiteur (art. 1162 Cc); zie bijv. de artt. 1190, 1247 en 1327<br />

Cc voor een wettelijke toepassing van deze regel.<br />

Het zoeken naar de wil van partijen wordt beschouwd als een feitelijke<br />

vraag; het daaruit deduceren van de juridische gevolgen voor<br />

partijen is een rechtsvraag.<br />

Het Cour de cassation grijpt in wanneer gesteld wordt dat de lagere<br />

rechter de overeenkomst onjuist heeft uitgelegd in het licht van wat<br />

partijen wilden of wanneer gesteld wordt dat de uitspraak van de<br />

lagere rechter onvoldoende gemotiveerd is.


42 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

3.2.5 De wilsgebreken<br />

Uitgangspunt is dat de wilsovereenstemming vrij dient te zijn van<br />

gebreken.<br />

Art. 1109 Cc noemt een viertal wilsgebreken: erreur (dwaling),<br />

violence (dwang), dol (bedrog) en lésion (misbruik van omstandigheden).<br />

1. DWALING<br />

Het leerstuk van de dwaling is geregeld in art. 1110 Cc e. v. In het<br />

uiterste geval leidt dwaling tot nullité du contract, maar dit hangt<br />

af van de ernst van de dwaling. Er worden verschillende vormen<br />

van dwaling onderscheiden. In de eerste plaats dient de 'erreur<br />

destructrice du consentement' (nietigheid tengevolge van de dwaling)<br />

genoemd te worden. Het gaat dan om dwaling betreffende de<br />

'nature du contrat' (is het een koop- of een ruilovereenkomst).<br />

Daarnaast leidt dwaling ook tot nietigheid wanneer het '1 'identité<br />

de I' object du contrat' of' la cause du contrat' (bijvoorbeeld dubbele<br />

verzekering) betreft.<br />

Deze vorm van erreur verhindert de totstandkoming van de overeenkomst.<br />

In feite betreft het hier niet dwaling in de zin van een<br />

wilsgebrek, maar wordt gedwaald omtrent de eisen van de totstandkoming<br />

van de overeenkomst. Men spreekt in dit verband wel over<br />

een 'erreur obstac1e'; het verhindert de vorming van wilsovereenstemming<br />

(art.ll 09 Cc). Het betreft een relatieve nulliteit (vergelijk<br />

ook art. 1110 Cc).<br />

Dwaling leidt tot vernietigbaarheid in een tweetal gevallen. De<br />

overeenkomst is vernietigbaar wanneer gedwaald wordt over 'Ia<br />

substance de la chose'. Hierbij kan het gaan om objectieve dwaling;<br />

dit is dwaling omtrent de fysieke samenstelling van het voorwerp<br />

(koper in plaats van goud). Maar ook in geval van subjectieve<br />

dwaling is de overeenkomst vernietigbaar, bijvoorbeeld dwaling<br />

omtrent de kwaliteit van het voorwerp (nieuw meubel in plaats van<br />

een echt antiek meubel, bouwjaar van een auto etc.). Bij een koopovereenkomst<br />

kan er zowel kopers- als verkopersdwaling ontstaan.


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 43<br />

Het betreft hier dus dwaling omtrent' les qualités substantielIes de<br />

la prestation, object du contrat.' Het gaat hierbij echter nooit om de<br />

waarde van de zaak (zie hieronder).<br />

In de jurisprudentie is het begrip 'erreur sur la substance' uitgebreid<br />

tot 'erreur sur les éléments substantiels du contract.' De<br />

reikwijdte van art. 1110 Cc is op deze wijze door middel van uitleg<br />

aanzienlijk verruimd. Juist door deze verruiming is het vaak moeilijk<br />

om een duidelijke grens te trekken tussen de hier bedoelde<br />

dwaling en de dwaling omtrent de oorzaak van de overeenkomst.<br />

In het laatste geval komt er in het geheel geen overeenkomst tot<br />

stand, omdat aan een formeel vereiste niet is voldaan (zie art. 1131<br />

Cc).<br />

Welke contractselementen voor partijen in casu essentieel zijn, is<br />

een 'conception subjective', bepaald door de specifieke omstandigheden<br />

van het geval. Normaliter is dwaling bij één partij reeds<br />

voldoende. Als een voor die partij essentieel element van het contract<br />

echter doorslaggevend is voor het aangaan van de overeenkomst,<br />

kan niet steeds een beroep op dwaling worden gedaan indien<br />

de tegenpartij daarvan niet op de hoogte was. Hierbij wordt<br />

een drietal situaties onderscheiden. Indien een zaak niet aan die<br />

kwaliteiten voldoet die men er normaliter - gezien de context van<br />

het geval - van verwachten mag, wordt een beroep op dwaling<br />

gehonoreerd indien dit bewezen wordt, terwijl het niet noodzakelijk<br />

is te bewijzen dat de tegenpartij hiervan op de hoogte was;<br />

bijvoorbeeld bij een antiquair mag ik verwachten antiek te kopen<br />

en geen replica 's. Wanneer een partij echter bepaalde essentiële<br />

verwachtingen omtrent een zaak heeft die wellicht buiten het normale<br />

patroon vallen, slaagt een actie slechts, indien hij de tegenpartij<br />

daarvan op de hoogte heeft gesteld en het toch mis gaat.<br />

Tenslotte kan de spiegelbeeldsituatie hiervan genoemd worden:<br />

indien bijvoorbeeld de te verkopen zaak niet aan de verwachtingen<br />

voldoet die men er normaliter aan kan verbinden, geldt voor de<br />

verkoper een spreekplicht.<br />

In de tweede plaats leidt dwaling tot vernietigbaarheid van de overeenkomst,<br />

in geval van dwaling omtrent de persoon van de wederpartij.<br />

Het gaat hier om 'contrats intuitu personae'. Iemand denkt


44 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

een bekende schilder opdracht te geven tot het schilderen van zijn<br />

portret, maar het blijkt later een onbekende naamgenoot te zijn.<br />

Voor een beroep op dwaling is voldoende dat één der partijen gedwaald<br />

heeft. 'Erreur commune' (wederzijdse dwaling) is echter<br />

ook mogelijk. Ook hier betreft het een 'nullité relative'. De wet<br />

voorziet niet in de 'l'erreur de droit' (rechtsdwaling); deze figuur<br />

is in de jurisprudentie ontwikkeld.<br />

In al deze gevallen betreft het echte wilsgebreken met als gevolg<br />

'nullité relative' van het contract.<br />

Ten slotte is in een aantal gevallen de dwaling niet van invloed op<br />

de rechtsgeldigheid van de overeenkomst. Dit is bijvoorbeeld het<br />

geval wanneer de dwaling een niet essentieel deel van de overeenkomst<br />

betreft of wanneer dwaling omtrent de persoon van de tegenpartij<br />

irrelevant is. Ook is de dwaling niet van invloed wanneer het<br />

de waarde van een zaak betreft of wanneer het gaat om de beweegredenen<br />

van een partij, bijvoorbeeld in de zin van een toekomstverwachting.<br />

Een beroep op dwaling heeft slechts kans van slagen, indien bewijsrechtelijk<br />

gezien in ieder geval aan de volgende voorwaarden<br />

is voldaan. Het moet gaan om een 'erreur déterminante'; hiermee<br />

wordt gedoeld op de situatie dat de dwalende de overeenkomst niet<br />

of niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn aangegaan, indien hij<br />

van de werkelijke situatie op de hoogte zou zijn geweest. 'Le caractère<br />

déterminant de I' erreur' dient bewezen te worden; lukt dit<br />

niet, dan is er geen sprake van een wilsgebrek. Daarnaast moet het<br />

gaan om een 'erreur excusable'. Hiervan is geen sprake wanneer<br />

het gaat om een 'erreur grossière', een dwaling die makkelijk voorkomen<br />

had kunnen worden door eigen onderzoek voor het sluiten<br />

van het contract. In die situatie blijft het contract bestaan. Wanneer<br />

de dwaling niet te wijten is aan bedoelde grove onzorgvuldigheid<br />

van de kant van de dwalende, kan de overeenkomst ontbonden<br />

worden. Indien echter aangetoond kan worden dat de dwalende<br />

onvoorzichtig, onzorgvuldig of slordig heeft gehandeld, kan de<br />

rechter bepalen dat aan de andere partij een schadevergoeding<br />

betaald dient te worden (dommages-intérets). Naar Nederlands


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 45<br />

recht is dit overigens sinds de invoering van het nieuwe BW ook<br />

mogelijk (art. 6: 230). Daarnaast is schadevergoeding mogelijk<br />

indien aan de vereisten van de onrechtmatige daad is voldaan. De<br />

vernietiging kan dan met een hiertoe strekkende vordering worden<br />

gecombineerd, de zogenaamde samenloop.<br />

In dit verband dient nog opgemerkt te worden dat het Franse recht<br />

de figuur van de samenloop (cumul des responsabilités) niet kent.<br />

Een actie uit dwaling en onrechtmatige daad is dus niet mogelijk.<br />

2. BEDROG<br />

Zie hieromtrent art. 1116 Cc. Le dol als zodanig is eigenlijk geen<br />

wilsgebrek, maar de daardoor gerealiseerde dwaling wel; het gaat<br />

om het opzettelijk in dwaling brengen: 'une erreurfrauduleusement<br />

provoq uée.'<br />

Naast het leerstuk van de dwaling wordt het leerstuk van het bedrog<br />

niet overbodig geacht. Omdat het gaat om 'actes extérieurs'<br />

zou bedrog makkelijker te bewijzen zijn dan dwaling, waarbij het<br />

juist vaak om psychologische elementen gaat. Bedrog leidt tot<br />

'nullité relative du contrat'. Het bedrog levert echter tevens 'une<br />

faute' (onrechtmatige gedraging) op, zodat aan de bedrogene onder<br />

omstandigheden schadevergoeding toegekend kan worden.<br />

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrog 'dans la conclusion<br />

du contrat' en bedrog 'dans l'exécution de l'obligation', het<br />

zich bewust onttrekken van verplichtingen. Het verschil met gewone<br />

wanprestatie is, dat er steeds sprake dient te zijn van 'une idée<br />

de déloyauté et frauduleuse. '<br />

Bedrog leidt tot een wilsgebrek indien aan de volgende voorwaarden<br />

is voldaan:<br />

1. Het bedrog moet zijn 'commis consciemment'; willens en wetens<br />

dus en een eenvoudige leugen (mensogne) kan hiertoe<br />

reeds voldoende zijn, maar omgekeerd wordt ook de 'dol par<br />

rétirence' erkend, waarbij het gaat om verwijtbaar zwijgen.<br />

2. Het bedrog moet laakbaar zijn (répréhensible); hiermee wordt<br />

uitgesloten de situatie waarin de koopman zijn waren wat overdreven<br />

aanprijst.


46 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

3. Het bedrog moet bepalend en doorslaggevend van aard geweest<br />

zijn (déterminant) voor de andere partij om de overeenkomst<br />

aan te gaan; men spreekt over de dol principal, in tegenstelling<br />

tot de dol incident.<br />

4. Het bedrog dient gepleegd te zijn door één van de contractanten<br />

en niet door een derde (dit is een verschil met het leerstuk van<br />

de dwang).<br />

3. DWANG<br />

Zie art. 1111 Cc e.v. Dwang kan zowel door de andere contractspartij<br />

als door een derde uitgeoefend worden en leidt steeds tot<br />

nullité. Onderscheid echter 'nullité absolue' (hierbij gaat het om<br />

een volledig ontbreken van de wilsovereenstemming, bijvoorbeeld<br />

fysieke dwang tot het zetten van een handtekening) en 'nullité<br />

relative' (hierbij gaat het alleen om het beïnvloeden van de wil).<br />

Onder omstandigheden dient er ook een schadevergoeding betaald<br />

te worden.<br />

Dwang leidt tot een wilsgebrek indien aan de volgende voorwaarden<br />

is voldaan:<br />

1. De dwang moet bepalend zijn geweest voor de andere partij om<br />

de overeenkomst aan te gaan; het moet hierbij gaan om een<br />

'gravité certaine' zodanig dat een 'personne raisonnable' bevreesd<br />

wordt voor een 'mal considérable et présent' (art. 1112<br />

Cc).<br />

2. De dwang mag niet gerechtvaardigd worden: bijvoorbeeld door<br />

de 'crainte révérencielle' (de eerbiedigde vrees) voor ouders of<br />

een werkgever, terwijl ervan daadwerkelijke dwanguitoefening<br />

geen sprake is (art. 1114 Cc) of door de dreiging bepaalde<br />

rechtsmiddelen toe te passen.<br />

4. LA LÉSION<br />

Zie art. 1118 Cc: het betreft een bepaalde vorm van benadeling van<br />

één der partijen (zie bijvoorbeeld de artt. 1706 en 2052 Cc). Daar<br />

het hier om een bijzondere en zeer specifieke rechtsfiguur gaat, kan<br />

verdere behandeling achterwege blijven.


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 47<br />

3.2.6 Wanprestatie en overmacht<br />

Uit een overeenkomst komen voor partijen verplichtingen voort om<br />

de daaruit ontstane verbintenissen na te komen. Indien in dit verband<br />

sprake is van een tekortkoming van een der partijen, dient de<br />

vraag gesteld te worden of de niet-nakoming wel of niet aan hem<br />

kan worden toegerekend. Is dat wel het geval, dan spreekt men<br />

over wanprestatie. Zo niet, dan is er sprake van overmacht. Beide<br />

rechtsfiguren zullen kort besproken worden.<br />

Wanprestatie<br />

In geval van wanprestatie kan eiser - voor zover dit mogelijk is -<br />

nakoming van de verplichting vorderen dan wel ontbinding en<br />

schadevergoeding (zie art. 11842 Cc). Meer specifiek voor koopcontracten<br />

geldt art. 1610 Cc: eiser kan vorderen dat de debiteur<br />

hem het bezit verschaft van de gekochte goederen of hij kan ontbinding<br />

van de overeenkomst vorderen.<br />

Art. 1142 Cc lijkt haaks op dit uitgangspunt te staan: indien een<br />

verbintenis om te doen of niet te doen niet wordt nagekomen zou<br />

slechts schadevergoeding mogelijk zijn, nakoming echter niet.<br />

In de praktijk worden de verplichtingen die ontstaan voor de verkoper<br />

(het leveren van het gekochte) echter beschouwd als verbintenissen<br />

om te geven. Naar Frans recht wordt de koper immers eigenaar<br />

op het moment dat de koopovereenkomst gesloten is en komt<br />

ook het risico voor het gekochte op de koper te rusten (art. 1138<br />

Cc). Een eis tot nakoming is dan wel mogelijk.<br />

In geval van niet-nakoming kan de crediteur de prestatie of zelf·<br />

verrichten of door een derde, steeds op kosten van de nalatige debiteur<br />

(respectievelijk art. 1143 en 1144 Cc).<br />

Ontbinding van een overeenkomst wordt gerealiseerd door een<br />

rechterlijke uitspraak (art. 1184 Cc). Bewezen dient te worden dat<br />

de andere partij haar contractuele verplichtingen niet nagekomen<br />

is. Het staat de rechter vrij de ernst van de wanprestatie te waarderen.<br />

Zo leidt niet alleen volledige wanprestatie tot ontbinding, maar<br />

onder omstandigheden ook partiële wanprestatie.<br />

Ook wanneer ontbinding wordt geëist, kan de rechter gedaagde nog<br />

een redelijke termijn gunnen waarbinnen alsnog nagekomen kan


48 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

worden (art. 1184lid 3 Cc: de zogenaamde 'délai de grace'). Na<br />

verloop van deze termijn treedt automatisch de ontbinding in. Een<br />

dergelijk délai wordt echter niet verleend wanneer de prestatie<br />

expliciet op een bepaald moment verricht had moeten worden.<br />

Wanneer gedaagde tijdens het proces uit zich zelf aanbiedt alsnog<br />

na te zullen komen, is het aan de rechter om dit verzoek wel ofniet<br />

in te willigen. Steeds weer dienen daarbij alle omstandigheden van<br />

het geval in aanmerking te worden genomen.<br />

Overigens bestaat de mogelijkheid om buiten de rechter om een<br />

overeenkomst te ontbinden. Partijen kunnen hiertoe strekkende<br />

clausules in het contract opnemen waarin precies omschreven staat<br />

onder welke voorwaarden zij de overeenkomst als ontbonden kunnen<br />

beschouwen. Van deze mogelijkheid wordt veelal gebruik<br />

gemaakt in commerciële contracten; een dergelijke clausule wordt<br />

een 'pacte commissoire' genoemd.<br />

Ten aanzien van de schadevergoeding geldt het volgende. Wanneer<br />

nakoming gevorderd wordt kan schadevergoeding verkregen worden<br />

voor schade ontstaan door de te late nakoming (dommagesintérêts<br />

moratoires). Daarnaast is schadevergoeding mo gelijk in het<br />

geval er niet of niet geheel wordt nagekomen (dommages-intérêts<br />

compensatoires). Tegelijkertijd met de eis tot ontbinding kan een<br />

dergelijke schadevergoeding geclaimd worden (art. 1184 2 Cc).<br />

Overmacht<br />

In geval van niet-nakoming is de debiteur aansprakelijk voor de<br />

schade ook indien er geen sprake is van een 'faute', tenzij 'l'inexécution<br />

provient d'une cause étrangère qui ne peut lui être imputée'<br />

(art. 1147 Cc). Een beroep op overmacht slaagt, aldus art.<br />

1148 Cc, indien de vreemde oorzaak niet aan de debiteur is toe te<br />

rekenen. Het moet gaan om een 'cas fortuit' (toevallige gebeurtenis)<br />

of 'force majeure' (van buiten komende oorzaak). In de praktijk<br />

worden beide begrippen als synoniem gebruikt. Voorts dient<br />

het te gaan om een gebeurtenis 'non en rapport avec une faute du<br />

débiteur'; bijvoorbeeld de debiteur betaalt niet omdat hij in staat<br />

van faillissement verkeert.


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 49<br />

Ten slotte dient de gebeurtenis insurmontable, inévitable en<br />

imprévisible te zijn.<br />

De vraag of er sprake is van overmacht wordt binnen de grenzen<br />

van de overeenkomst - de omstandigheden van het geval- beoordeeld.<br />

Het gevolg van overmacht is dat de debiteur bevrijd is en geen<br />

schadevergoeding verschuldigd is. Dit is echter anders indien hij de<br />

gebeurtenis contractueel voor zijn rekening genomen heeft (bijvoorbeeld<br />

art. 1772 Cc) of wanneer hij in gebreke is (art. 1138 en<br />

1302).<br />

Bij een resultaatsverbintenis (obligation de résultat) gaat het er om<br />

dat het beoogde resultaat niet bereikt wordt. Bij een inspanningsverbintenis<br />

(obligation de moyen) gaat het er om dat de 'actes<br />

normaux' gefrustreerd worden. In het eerste geval drukt de bewijslast<br />

op de debiteur; van hem wordt verondersteld dat hij de faute<br />

gemaakt heeft en hij zal moeten bewijzen dat de oorzaak daarvan<br />

een van buiten komende is. In het tweede geval drukt de bewijslast<br />

op de crediteur; hij moet de faute van de debiteur bewijzen, dat wil<br />

zeggen hij moet aantonen dat de debiteur in gebreke is ten aanzien<br />

van het aanwenden van de voorhanden zijnde middelen.<br />

Vanzelfsprekend is de debiteur geëxonereerd wanneer de faute veroorzaakt<br />

is door de crediteur of door een derde (un fait d'un tiers).<br />

De eigendom van de zaak gaat over op het moment dat de overeenkomst<br />

gesloten wordt. Vanaf dat moment dient hij er als een goed<br />

huisvader voor te zorgen (art. 1137 Cc). Steeds dient bewezen te<br />

worden dat dit inderdaad geschied is.<br />

In dit verband dient nog gewezen te worden op het leerstuk van de<br />

imprévision. Het betreft de situatie waarin bij de uitvoering van de<br />

overeenkomst zich omstandigheden voordoen die door partijen bij<br />

het sluiten van de overeenkomst niet voorzien zijn. Het gevolg<br />

hiervan is dat de aanvankelijke evenwichtssituatie tussen partijen<br />

volledig verstoord wordt.<br />

Anders dan in het Nederlandse recht - alwaar het leerstuk zelfs<br />

gecodificeerd is - zie art. 6: 258 BW - wordt de leer van de<br />

imprévision in het civiele recht noch in de dogmatiek, noch in de


50 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

rechtspraak erkend (in het publiek recht wordt het leerstuk wel<br />

erkend). Uit de Cc wordt zelfs het tegendeel afgeleid: op grond van<br />

art. 1134 Cc moeten partijen hun verplichtingen nakomen. Dit<br />

dient steeds te geschieden, tenzij er sprake is van overmacht in<br />

eerder beschreven zin. Op de voornoemde regel bestaat echter een<br />

uitzondering, namelijk ten aanzien van contracten met de overheid.<br />

Bij dergelijke contracten wordt de leer van de imprévision wèl<br />

erkend.<br />

Juist vanwege de starre houding van het Cour de cassation is in de<br />

praktijk een tweetal clausules ontwikkeld om veranderde omstandigheden<br />

contractueel te regelen. Het betreft:<br />

'La clause de variation automatique' (ook wel' clause d' indexation<br />

' of' clause d' échelle mobile'); door de rechtspraak worden<br />

deze clausules geaccepteerd, zowel bij nationale als bij internationale<br />

overeenkomsten. De materie is geregeld in een wet uit<br />

1977 (D.1978. 32), alwaar dergelijke clausules overigens in een<br />

aantal gevallen nietig verklaard worden.<br />

'La clause de révision'; deze clausule geeft ieder der partijen de<br />

bevoegdheid om op ieder moment of op bepaalde tijdstippen<br />

een herziening van de overeenkomst voor te stellen in geval van<br />

veranderde economische omstandigheden. Deze clausules worden<br />

steeds in de rechtspraak geaccepteerd en zijn niet wettelijk<br />

geregeld. Bij internationale overeenkomsten spreekt men in dit<br />

verband over 'hardship-clauses'.<br />

Ten slotte zij opgemerkt dat ook exoneratie-clausules in het Franse<br />

recht worden gehanteerd. Hoewel hieromtrent niets wettelijk geregeld<br />

is, wordt de validiteit van dergelijke clausules door de rechter<br />

beoordeeld aan de hand van een viertal in de jurisprudentie ontwikkelde<br />

criteria:<br />

de vraag of het wel of niet om een obligation éludée gaat; zo ja,<br />

dan is de clausule niet van toepassing;<br />

de vraag naar de ernst van de faute; zo is een clausule in geval<br />

van opzet niet van toepassing;<br />

de vraag naar de aard van de schade; zo kan persoonlijk letsel<br />

niet geëxonereerd worden;


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 51<br />

de vraag naar de hoedanigheid van partijen; de consument<br />

wordt tegenover de professionele producent steeds in bescherming<br />

genomen.<br />

3.3 Duits contractenrecht<br />

3.3.1 De vereisten<br />

In het Duitse Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) staan de vereisten<br />

voor de rechtsgeldige totstandkoming van een overeenkomst niet<br />

in een apart artikel vermeld. De vereisten staan verspreid over<br />

diverse artikelen opgenomen in het BGB en komen hieronder nader<br />

aan de orde.<br />

1. DE WILLENSERKLÄRUNG<br />

In § 116 - 144 van het BGB wordt de materie van de wilsverklaring<br />

uitvoerig geregeld. Overeenstemmende wilsverklaringen worden<br />

beschouwd als de grondslag van de overeenkomst. Het overeenkomstenrecht<br />

behoort tot het algemeen deel van het verbintenissenrecht<br />

en wordt aldaar in het BGB behandeld. Maar de overeenkomst<br />

wordt ook nog op een ander niveau aan de orde gesteld, namelijk<br />

bij de artikelen betreffende de rechtshandeling. Men kent hier in<br />

Duitsland twee begrippen voor. Met de term 'Rechtshandlung',<br />

wordt gedoeld op iedere rechtens relevante handeling. Daarnaast<br />

kent men het begrip 'Rechtsgeschäft' in de ons bekende zin; een<br />

handeling met beoogd rechtsgevolg. Ook handelingen zonder beoogd<br />

rechtsgevolg behoren tot het overkoepelende begrip 'Rechtshandlung'<br />

en worden 'Realakt' genoemd. Het begrip 'Rechtsgeschäft'<br />

omvat zowel de 'Willenserklärung' in de zin van eenzijdige<br />

rechtshandeling en het 'Vertrag', de tweezijdige rechtshandeling<br />

ofwel (veelal) de overeenkomst. Het cruciale verschil tussen<br />

de 'Rechtshandlung' en de 'Rechtsgeschäft' is dus dat er in het<br />

eerste geval juridische gevolgen ontstaan ook als men dat niet<br />

expliciet gewild heeft, terwijl het in het laatste geval gaat om een<br />

gewild rechtsgevolg.


52 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Ook naar Duits recht komt een overeenkomst (Vertrag) tot stand<br />

wanneer een aanbod gevolgd wordt door de aanvaarding ervan.<br />

Het aanbod<br />

Naar Duits recht is de aanbieder steeds gebonden aan het aanbod (§<br />

145 BGB). De periode dat het aanbod van kracht blijft, kan expliciet<br />

overeengekomen zijn, maar als dat niet het geval is, geldt een zo<br />

kort mogelijke termijn voor acceptatie (§ 147 en 148 BGB). Het<br />

voortijdig herroepen van het aanbod heeft geen enkel effect. Men<br />

kan dus niet van het aanbod afkomen door het betalen van een<br />

schadevergoeding. Wel kan het aanbod nog ingetrokken worden<br />

voordat of op het zelfde moment dat het aanbod de andere partij<br />

bereikt.<br />

Natuurlijk kan deze bindende kracht van het aanbod opgeheven<br />

worden wanneer de aanbieder het aanbod expliciet 'freibleibend'<br />

of 'ohne Obligo' doet. Het betreft dan het uitnodigen tot het doen<br />

van een aanbod, waarop de andere partij wel of niet in kan gaan.<br />

Tenzij de wet anders voorschrijft, kan het aanbod vormvrij geschieden,<br />

maar het dient wel voldoende bepaald te zijn.<br />

Het overlijden of handelingsonbekwaam worden van de aanbieder<br />

leidt er niet toe dat het aanbod komt te vervallen (§ 153).<br />

De aanvaarding<br />

Ten aanzien van de aanvaarding zijn in het BGB geen aparte regels<br />

opgenomen. In § 130 BGB wordt echter meer in het algemeen vastgelegd<br />

wanneer een wilsverklaring werking verkrijgt tegenover een<br />

niet ter plaatse aanwezige wederpartij. Iedere wilsverklaring, dus<br />

ook de aanvaarding van een contract, wordt rechtens effectief,<br />

wanneer deze in de inv loedssfeer van de geadresseerde gekomen is.<br />

Ook naar Duits recht geldt dus een geobjectiveerde ontvangsttheorie.<br />

Overigens geldt ten aanzien van internationale overeenkomsten<br />

ook voor Duitsland het eerder genoemde EEG-Verbintenissenverdrag<br />

1980.


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 53<br />

2. HANDELINGSONBEKWAAMHEID (GESCHÄFTSUNFÄHIGKEIT)<br />

In het BGB wordt een onderscheid gemaakt tussen handelingsonbekwaamheid<br />

en beperkte handelingsbekwaamheid. Handelingsonbekwaam<br />

zijn kinderen jonger dan 7 jaar en geestelijk gestoorden (§<br />

104). Een door deze personen gemaakte wilsverklaring is nietig (§<br />

105 BGB).<br />

Minderjarigen vanaf7 jaar kunnen een rechtsgeldige overeenkomst<br />

aangaan, wanneer deze in hun voordeel is (§ 106). Wanneer dat<br />

niet het geval is, dan zijn dergelijke overeenkomsten echter<br />

'schwebend unwirksam', dat wil zeggen dat ze pas rechtskracht<br />

verkrijgen na 'Einwilligung' (bekrachtiging) ervan door de wettelijke<br />

vertegenwoordiger van de minderjarige (§ 107 BGB). Wanneer<br />

dit niet gebeurt, is de overeenkomst nietig (§ 108 BGB). Indien<br />

beide partijen toch reeds gepresteerd hebben, dienen zij over en<br />

weer de situatie in de oude toestand te herstellen. Uitgangspunt is<br />

de regeling betreffende de ongerechtvaardigde verrijking (zie hierover<br />

§ 818 en 819). Zolang de rechtsgeldigheid van de overeenkomst<br />

nog niet vaststaat, kan de andere partij zijn prestatie herroepen<br />

(§ 109 BGB).<br />

Ten slotte zij nog gewezen op het zogenaamde zakgeld-artikel, §<br />

110: een minderjarige kan een rechtsgeldige overeenkomst sluiten<br />

wanneer hij daartoe geld gekregen heeft van zijn wettelijk vertegenwoordiger<br />

of van een derde met toestemming van de wettelijk<br />

vertegenwoordiger.<br />

3. ONDERWERP<br />

Het vereiste dat een overeenkomst een bepaald onderwerp dient te<br />

hebben is in het BGB als zodanig niet gecodificeerd. Wel kan in dit<br />

verband gewezen worden op § 154 BGB: een overeenkomst komt<br />

pas tot stand wanneer het voor beide partijen duidelijk is wat er<br />

overeengekomen is (zie in dit verband ook nog § 155).<br />

4. HET OORZAAK VEREISTE<br />

Dit vereiste speelt in het Duitse contractenrecht nauwelijks een rol<br />

en kan verder onbesproken blijven.


54 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

5. HET VORMVEREISTE<br />

Uitgangspunt is dat het overeenkomstenrecht vormvrij is. Slechts<br />

in bepaalde gevallen schrijft de wet vormvereisten voor die in acht<br />

dienen te worden genomen op straffe van nietigheid (§ 125 BGB).<br />

ZO zijn er overeenkomsten die alleen rechtsgeldig zijn wanneer ze<br />

schriftelijk worden aangegaan (§ 126) of wanneer er een notariële<br />

akte wordt opgemaakt (§ 127).<br />

3.3.2 De pre-contractuele fase<br />

Hoewel in de dogmatiek het leerstuk van de 'culpa in contrahendo'<br />

(gebondenheid in de pre-contractuele fase) reeds lang tot ontwikkeling<br />

was gekomen, is het als zodanig niet gecodificeerd in het BGB.<br />

In verschillende artikelen is echter wel iets van deze leer terug te<br />

vinden. Zo bepaalt § 122 dat er in een situatie waarin sprake is van<br />

een wilsgebrek aan de andere partij de schade vergoed dient te<br />

worden die ontstaan is omdat in vertrouwen gehandeld is naar<br />

aanleiding van uitlatingen van de tegenpartij. § 149 geeft een regeling<br />

in geval van te late aanvaarding. Normaliter komt er dan geen<br />

contract tot stand (§ 147, 148), maar in bepaalde situaties kan dit<br />

toch wel het geval zijn.<br />

In de rechtspraak is het leerstuk echter verder uitgewerkt en deze<br />

ontwikkeling zal thans nader aan de orde komen.<br />

De voorovereenkomst<br />

De mogelijkheid tot het sluiten van een 'Vorvertrag' wordt in het<br />

Duitse recht erkend. Bij het niet-nakomen van een dergelijk contract<br />

gelden de algemene regels betreffende de 'Leistungsstörungen'<br />

(zie hieronder).<br />

Afgebroken onderhandelingen<br />

Het afbreken van onderhandelingen kan leiden tot een delictuele<br />

aansprakelijkheid op grond van § 826 BGB. De gedraging dient dan<br />

echter zodanig te zijn dat er sprake is van strijd met de goede zeden.<br />

De rechtspraak stelt hieraan zeer stringente eisen: van strijd


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 55<br />

met de goede zeden is alleen dan sprake, wanneer een bepaalde<br />

handeling beschouwd wordt als volstrekt in strijd met wat een<br />

redelijk en rechtvaardig mens in dezelfde situatie gedaan zou hebben.<br />

Om deze reden dient § 826 BGB slechts als een theoretische<br />

mogelijkheid beschouwd te worden. Rechterlijke uitspraken in<br />

deze context zijn niet bekend.<br />

Een andere mogelijkheid om aansprakelijkheid aan te nemen is<br />

door middel van uitleg van de relatie tussen partijen. Door de afwezigheid<br />

van een algemene onrechtmatige-daadsnorm in het BGB,<br />

wordt culpa in contrahendo contractueel geconstrueerd. Daarnaast<br />

kan als aanknopingspunt de regel gebruikt worden dat een aanbod<br />

naar Duits recht steeds onherroepelijk is (§ 145). Afhankelijk van<br />

de vorderingen van de onderhandelingen zou een aanbod geconstrueerd<br />

kunnen worden waaraan de aanbieder steeds gebonden<br />

blijft, tenzij hij expliciet te kennen heeft gegeven dat dit niet het<br />

geval is.<br />

Een laatste mogelijkheid om aansprakelijkheid aan te nemen is<br />

door middel van een ruime uitleg van § 122. Wanneer een partij<br />

tijdens de onderhandelingen de andere partij heeft doen geloven<br />

dat er zeker een overeenkomst tot stand zal komen, maar zich dan<br />

zonder goede reden uit de onderhandelingen terugtrekt, is deze<br />

partij verplicht de andere partij de zogenaamde vertrouwensschade<br />

te vergoeden. Men denke bijvoorbeeld aan reiskosten, administratiekosten<br />

en research-kosten.<br />

3.3.3 De nietigheden<br />

Er worden verschillende nietigheden onderscheiden ('Nichtigkeit'<br />

of ook wel 'Unwirksamkeit'). Bij de handelingsbekwaamheid is de<br />

zogenaamde' schwebende Unwirksamkeit' reeds aan de orde gekomen<br />

(§ 108 BGB). In § 135 BGB is de 'relative Unwirksamkeit'<br />

geregeld: in dit geval is de overeenkomst slechts jegens bepaalde<br />

personen nietig, maar overigens rechtsgeldig.<br />

Als belangrijkste absolute 'Nichtigkeitsgründe' kunnen genoemd<br />

worden: de handelingsonbekwaamheid (§ 105), het wilsgebrek in<br />

de zin van § 116, 117 en 118, het niet voldoen aan een bepaald


56 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

vormvereiste (§ 125), strijd met de wet (§ 134-137) en strijd met de<br />

goede zeden (§ 138) en de van het begin af aan bestaande onmogelijkheid<br />

tot presteren (§ 306).<br />

In geval van nietigheid dient alles weer teruggebracht te worden in<br />

de oude situatie. De wettelijke basis hiertoe is het eerder genoemde<br />

leerstuk van de ongerechtvaardigde verrijking (met als uitgangspunt<br />

§ 812 BGB).<br />

De gevolgen van gedeeltelijke nietigheid van een overeenkomst<br />

worden geregeld in § 139. Een gedeeltelijk nietige overeenkomst<br />

wordt geheel nietig verklaard, wanneer zonder het nietige deel de<br />

overeenkomst overigens ook niet meer uitgevoerd kan worden.<br />

3.3.4 De uitleg van overeenkomsten<br />

In het BGB bestaat een merkwaardige discrepantie tussen twee verschillende<br />

uitleg-artikelen. Volgens § 133 gaat het er bij de uitleg<br />

van een wilsverklaring om, het werkelijk gewilde (in subjectieve<br />

zin) vast te stellen, waarbij de grammaticale uitleg van het gezegde<br />

of geschrevene hieraan ondergeschikt is. Bij de uitleg van overeenkomsten<br />

geldt echter een objectieve methode: "Verträge sind so<br />

auszulegen, wie Treu und Glauben mit Rücksicht auf die Verkehrssitte<br />

es erforderen " (§ 157). Een overeenkomst dient dus<br />

volgens verkeersopvattingen uitgelegd te worden, waarbij er voor<br />

het subjectief gewilde geen plaats is.<br />

Volgens de heersende leer in Duitsland dient steeds § 157 toegepast<br />

te worden en is § 133 tot een dode letter geworden.<br />

Waar het gaat om de uitleg van standaardvoorwaarden in overeenkomsten,<br />

dient men te rade te gaan bij het Gestez zur Regelung des<br />

Rechts der Allgemeinen Geschäftsbedingungen. In deze wet is bijvoorbeeld<br />

de contra-proferentum-regel gecodificeerd (§ 5), alsook<br />

de uitleg van verrassingsclausules (§ 3) en de regel dat ad-hocvoorwaarden<br />

prevaleren boven de standaardvoorwaarden (§ 4).


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 57<br />

3.3.5 De wilsgebreken<br />

Wilsgebreken kunnen naar Duits recht van rechtswege nietig dan<br />

wel vernietigbaar zijn. In het laatste geval is de wilsverklaring geldig,<br />

maar kan deze door Anfechtung vernietigd worden. In dergelijke<br />

gevallen heeft men dus de keuze om zich wel of niet op het<br />

wilsgebrek te beroepen. De nietigheid wordt bewerkstelligd door<br />

het afgeven van een Anfechtungserklärung aan de andere partij (§<br />

143), waardoor de overeenkomst van het begin af aan als nietig<br />

wordt beschouwd (§ 142).<br />

Door deze keuzemogelijkheid kan de andere partij in een onzekere<br />

toestand komen omtrent de vraag of de overeenkomst nu wel of<br />

niet vernietigd zal worden. Deze partij kan dan ook om duidelijkheid<br />

verzoeken (§ 121).<br />

Wanneer de overeenkomst door middel van' Anfechtung' vernietigd<br />

is, heeft de andere partij recht op schadevergoeding wanneer<br />

hij te goeder trouw op de rechtsgeldigheid van de overeenkomst<br />

vertrouwd heeft (Vertrauenssehaden, zie § 122).<br />

Is er echter bewust een discrepantie gerealiseerd tussen wil en verklaring,<br />

dan is deze wilsverklaring nietig (bijvoorbeeld de 'Willenserklärung<br />

mit geheimen Vorbehalt' in § 116, de 'Scheinerklärung'<br />

in § 117 en de 'Scherzerklärung' in § 118).<br />

Bij de vernietigbare wilsverklaringen wordt een onderscheid gemaakt<br />

tussen het onbewust afwijken van wil en verklaring (de dwalingsgevallen<br />

van § 119 en 120) en het gebrek bij de totstandkoming<br />

van de wil zoals dwaling omtrent een wezenlijke eigenschap<br />

van een zaak of persoon (§ 119 n) of bij bedrog en dwang (§ 123).<br />

Andere vormen van wilsgebreken dan de in de wet genoemde (bijvoorbeeld<br />

misbruik van omstandigheden) beïnvloeden de rechtsgeldigheid<br />

van de wilsverklaring niet.<br />

1. DWALING<br />

De figuur van de dwaling is geregeld in § 119 BGB. In de leden 1 en<br />

2 wordt een verschil gemaakt tussen resp. 'Erklärungsirrtum' en<br />

'Eigenschaftsirrtum' . In het eerste geval betreft het de oneigenlijke<br />

dwaling. Het gaat om dwaling omtrent de aan de wilsverklaring toe<br />

te kennen betekenis. Als voorbeeld kan genoemd worden de situa-


58 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

tie waarin beide partijen aan een bepaald begrip een andere uitleg<br />

geven (zo kan bijvoorbeeld het begrip 'belastingschade' multiinterpretabel<br />

zijn, terwijl geen van beide betekenissen als zodanig<br />

onjuist genoemd kunnen worden). In een dergelijk geval praat men<br />

als het ware langs elkaar heen.<br />

In het tweede geval gaat het om dwaling omtrent de eigenschappen<br />

van een persoon of zaak. Daarbij dient het te gaan om eigenschappen<br />

die volgens verkeersopvattingen als wezenlijk beschouwd<br />

kunnen worden.<br />

De dwalende heeft recht op schadevergoeding op grond van § 122<br />

BGB (Vertrauensschade, in deze situatie te vergelijken met het<br />

negatief contractsbelang).<br />

2. BEDROG EN DWANG<br />

De arlistiger Täuschung en de widerrechtlicher Drohung zijn gecodificeerd<br />

in § 123 BGB.<br />

3.3.6 Wanprestatie en overmacht<br />

Ook naar Duits recht wordt onderscheid gemaakt tussen wel en<br />

niet-toerekenbare tekortkoming, ofwel tussen wanprestatie en<br />

overmacht.<br />

1. WANPRESTATIE<br />

Indien de debiteur de uit de overeenkomst voortkomende verplichtingen<br />

niet nakomt, staat het de crediteur vrij om ontbinding van<br />

het contract en schadevergoeding te vorderen dan wel nakoming te<br />

eisen (eventueel aangevuld met een schadevergoeding).<br />

De mogelijkheid om nakoming van een contractuele verplichting<br />

te kunnen vorderen wordt zo fundamenteel en vanzelfsprekend<br />

geacht dat er in het BGB geen expliciete bepaling aan is gewijd.<br />

Indirect kan dit recht afgeleid worden uit § 241 BGB: uit een overeenkomst<br />

ontstaat het recht 'von dem Schuldner eine Leistung zu<br />

fordern'. Uiteraard is een vordering tot nakoming slechts mogelijk<br />

wanneer de prestatie nog steeds verricht kan worden. Deze mogelijkheid<br />

tot presteren dient beschouwd te worden binnen de context


60 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Naast de 'anfängliche Unmöglichkeit', wordt in het BGB de 'nachträgliehe<br />

Unmöglichkeit' onderseheiden. Hierbij gaat het niet om<br />

de vraag of de nakoming objectief onmogelijk is of subjectief<br />

onmogelijk geworden is, maar om de vraag voor wiens risico het<br />

tenietgaan van de zaak komt. Indien de debiteur aansprakelijk is,<br />

dient hij schadevergoeding te betalen (§ 280, 325 BGB). Indien de<br />

debiteur echter niet aansprakelijk is voor het tenietgaan van de<br />

zaak, dan is hij bevrijd, terwijl hij nakoming van de crediteur kan<br />

blijven vorderen (§ 275, 324 BGB). In het geval geen der partijen<br />

aansprakelijk is, zijn beide bevrijd (§ 275, 323 BGB). Voor de<br />

koopovereenkomst wordt deze materie nader uitgewerkt in § 446<br />

BGB e.v.<br />

In de tweede plaats kan de situatie onderscheiden worden waarin<br />

nakoming niet onmogelijk is, maar waarin de debiteur in verzuim<br />

is. In het geval de debiteur te laat presteert, kan de crediteur schadevergoeding<br />

vorderen op basis van § 286 BGB. Hiertoe dient de<br />

debiteur middels een aanmaning (Mahnung) in gebreke gesteld te<br />

worden.<br />

Ingebrekestelling is niet nodig wanneer hieromtrent in de overeenkomst<br />

een termijn is opgenomen of wanneer uit de aard van het<br />

contract blijkt dat nakoming slechts op een bepaald tijdstip kon<br />

geschieden.<br />

In het geval de debiteur nalatig blijft, kan schadevergoeding of ontbinding<br />

gevorderd worden (§ 325, 326 BGB en 918 ABGB) of een<br />

prestatie die in de plaats treedt van de onmogelijk geworden prestatie<br />

(§ 281 BGB). Dit is overigens alleen dan mogelijk, wanneer er<br />

sprake is van niet-nakoming van een 'Hauptpfticht'. Of dit het<br />

geval is, wordt door de rechter door middel van uitleg vastgesteld.<br />

Ten slotte dient in dit verband nog het begrip 'positive Forderungsverlctzung'<br />

genoemd te worden. Deze figuur is niet in de wet geregeld<br />

en is in de jurisprudentie ontwikkeld. Het gaat om die gevallen<br />

die niet passen in de zojuist besproken tweedeling (onmogelijkheid<br />

van nakoming en te late of niet-nakoming). Men denke aan de<br />

situatie waarin A aan B kippevoer levert dat vergiftigd blijkt te<br />

zijn. Deze vorm van wanprestatie is in het BGB ongeregeld gebleven,<br />

terwijl onder omstandigheden schadevergoeding op zijn plaats


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 61<br />

zou zijn. In gevallen als hier bedoeld kan ingebrekestelling achterwege<br />

blijven en kan direct een eis tot schadevergoeding ingediend<br />

worden.<br />

2. OVERMACHT<br />

De problematiek van de overmacht is hierboven reeds aan de orde<br />

gekomen bij de 'Leistungsstörungen'. Deze bevatten alle vormen<br />

van tekortkoming, zowel de toerekenbare als de niet-toerekenbare<br />

ofwel de overmachtssituatie. Het betreft dan de situatie van de later<br />

optredende, subjectieve onmogelijkheid tot nakomen.<br />

Wel dient op deze plaats nog het leerstuk van de veranderde omstandigheden<br />

genoemd te worden. Net als het Franse Cc kent het<br />

Duitse BGB geen enkele expliciete bepaling over deze materie.<br />

In de rechtspraak wordt - anders dan in Frankrijk - het leerstuk wel<br />

erkend en kan er onder omstandigheden een beroep op worden gedaan,<br />

maar slechts in uitzonderlijke situaties. Zo worden aan prijsverhogingen<br />

door marktfluctuaties en inflatie in de regel geen<br />

consequenties verbonden, tenzij het om extreme situaties gaat. Het<br />

verweer dat men tegen de eis van nakoming kan inbrengen is dat<br />

van de 'Einrede der Existenzvernichtung'. Ook kan met vrucht een<br />

beroep worden gedaan op veranderde omstandigheden c.q. overmacht,<br />

wanneer nakoming economisch beschouwd onmogelijk is,<br />

bijvoorbeeld ten aanzien van de produktie van bepaalde goederen.<br />

De eis tot nakoming is dan 'unzumutbar'. Hetzelfde geldt ten aanzien<br />

van transportproblemen door oorlogsomstandigheden, een<br />

revolutie etc.<br />

3.4 Engels contractenrecht<br />

3.4.1 De vereisten<br />

Zoals in § 3.1 reeds is opgemerkt, is het Engelse verbintenissenrecht<br />

niet gecodificeerd. De algemene regels betreffende het contractenrecht<br />

zijn grotendeels ontwikkeld in de rechtspraak. In het<br />

hiernavolgende zullen de hoofdlijnen van het contractenrecht kort


62 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

besproken worden. Er is van afgezien steeds te verwijzen naar<br />

relevante rechtspraak.<br />

Voor het tot stand komen van een rechtsgeldige overeenkomst<br />

dient aan de volgende - aan de rechtspraak ontleende - vereisten<br />

voldaan te zijn: agreement (aanbod en aanvaarding), consideration,<br />

intention to create leg al relations, capacity (handelingsbekwaamheid),<br />

lawfulness of the object ofwel legality of purpose (geoorloofde<br />

oorzaak) en tenslotte sufficient eertainty of terms (bepaalbaarheid).<br />

1 . AGREEMENT<br />

Ook naar Engels recht worden in dit verband de elementen aanbod<br />

en aanvaarding onderscheiden. Van agreement is sprake wanneer<br />

een aanbod gevolgd wordt door een onvoorwaardelijke aanvaarding.<br />

Veelal worden aan de totstandkoming van de overeenkomst geen<br />

vormvereisten gesteld. Hierop bestaan echter verschillende bij wet<br />

geregelde uitzonderingen, zogenaamde 'specialty contracts' . In de<br />

eerste plaats dienen de 'contracts under seal or by deed' genoemd<br />

te worden. Een dergelijk contract dient bij gezegelde akte opgemaakt<br />

te worden door partijen. Het gaat hierbij overigens niet om<br />

een authentieke of notariële akte. Dit vereiste geldt vooral voor<br />

transacties betreffende onroerend goed. Daarnaast wordt aan bepaalde<br />

contracten de wettelijke eis gesteld dat zij schriftelijk opgemaakt<br />

worden. Ten slotte wordt in een tweetal wetten geregeld dat<br />

bepaalde overeenkomsten weliswaar vormvrij aangegaan kunnen<br />

worden, maar waarbij in rechte wel schriftelijk bewijs wordt vereist,<br />

bijvoorbeeld een brief of een bepaald document (zie de Statute<br />

of Frauds en de Law of Property Act).<br />

Het aanbod<br />

Het aanbod dient onderscheiden te worden van de 'invitation to<br />

treat' (uitnodigen tot het doen van een aanbod, bijvoorbeeld het<br />

uitstallen van goederen in een etalage). Als zodanig heeft een dergelijke<br />

invitation geen enkele juridische status.


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 63<br />

In principe kan een aanbod op ieder willekeurig moment herroepen<br />

worden zolang er nog niet aanvaard is. Hierbij geldt dat de herroeping<br />

pas rechtskracht verkrijgt op het moment dat het de offeree<br />

bereikt. Wanneer de herroeping door middel van een brief geschiedt<br />

is deze niet rechtsgeldig wanneer de brief bijvoorbeeld<br />

zoek raakt en de offeree (acceptant) nooit bereikt. Een aanbod kan<br />

echter onherroepelijk gemaakt worden door 'consideration' (zie<br />

hieronder) of door het sluiten van een 'contract under seal'. Ook<br />

eindigt de rechtsgeldigheid van een aanbod door verloop van een<br />

onder omstandigheden redelijke termijn of door de dood van één<br />

van de partijen. Dit laatste is echter niet het geval wanneer de<br />

offeree accepteert op het moment waarop hij nog niets wist van de<br />

dood van de offerer en het aanbod niet bestond in een 'personal<br />

service'. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, zijn de erfgenamen<br />

gehouden de overeenkomst na te komen.<br />

Ten slotte kan het aanbod verworpen worden en komt er geen overeenkomst<br />

tot stand. Wel kan dan een cross- of counter-offer volgen<br />

dat opnieuw aanvaard of verworpen kan worden.<br />

Aanvaarding van een aanbod leidt slechts tot een overeenkomst<br />

wanneer er sprake is van een 'firm offer'. Dat wil zeggen dat de<br />

inhoud ervan 'certain and clear' dient te zijn.<br />

De aanvaarding<br />

Als algemene regel geldt dat de aanvaarding aan de offerer medegedeeld<br />

dient te worden. Deze regel wordt strikt toegepast. Er komt<br />

bijvoorbeeld geen overeenkomst tot stand in het geval de aanvaarding<br />

mondeling geschiedt en de andere partij dit niet hoort door het<br />

lawaai veroorzaakt door een overvliegend vliegtuig.<br />

Op deze regel bestaan enkele uitzonderingen. In de eerste plaats<br />

kan uit het aanbod blijken dat niet een mededeling maar een bepaalde<br />

gedraging reeds voldoende is om de overeenkomst tot stand<br />

te laten komen. In de tweede plaats gelden andere regels wanneer<br />

partijen niet fysiek bij elkaar aanwezig zijn op het moment van de<br />

aanvaarding. Hierbij worden de volgende situaties onderscheiden.<br />

Wanneer de aanvaarding per brief wordt medegedeeld, geldt het<br />

moment dat de brief gepost wordt. Dit is de 'Post Rule' ofwel de<br />

verzendtheorie. De overeenkomst komt dus ook tot stand wanneer


64 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

de brief de offeror nooit bereikt. Voor het herroepen van het aanbod<br />

geldt overigens de ontvangsttheorie; zie hierboven. In geval<br />

van internationale overeenkomsten geldt het meergenoemde EEG­<br />

Verbintenissen verdrag 1980.<br />

Ten slotte zij opgemerkt dat de aanvaarding geen rechtskracht bezit<br />

wanneer de betreffende brief gepost wordt na het overlijden van de<br />

offeree.<br />

2. CONSIDERATION<br />

Het betreft hier een opmerkelijk vereiste dat in geen van de continentale<br />

rechtsstelsels gehanteerd wordt. Het vereiste geldt ten aanzien<br />

van vormloze overeenkomsten en houdt in dat deze alleen dan<br />

bindend zijn wanneer door partijen over en weer prestaties en<br />

tegenprestaties zijn verricht of toegezegd. Het betreft hier een<br />

tegenprestatie die niet adequaat behoeft te zijn, dat wil zeggen dat<br />

de prestatie niet dezelfde waarde behoeft te bezitten als de tegenprestatie.<br />

Vandaar de naam 'peppercorn-theory': het overhandigen<br />

van een peperkorrel is voldoende tegenprestatie, wat ook de waarde<br />

van de andere prestatie is. De consideration dient dus wel real te<br />

zijn, waarmee bedoeld wordt dat ze enige waarde heeft.<br />

Het praktische gevolg van deze opvatting is dat het verlenen van<br />

een optie, het noemen van een termijn in een aanbod en het onherroepelijk<br />

maken van een aanbod geen enkel juridisch gevolg heeft.<br />

Een optie kan slechts dan in rechte afdwingbaar worden gemaakt<br />

wanneer er alsnog aan het consideration-vereiste is voldaan ('buying<br />

an option') of een 'contract under seal' daaromtrent tot stand<br />

komt. Dergelijke voorovereenkomsten zijn bindend en hebben<br />

juridisch gevolg.<br />

3. INTENTION TO CREATE LEGAL RELATIONS<br />

Wanneer de rechter vast moet stellen of er sprake is geweest van<br />

wilsovereenstemming, dan zal hij daarbij uitgaan van de bedoeling<br />

van partijen. Uitgangspunt is de betekenis die een 'reasonable man'<br />

zou toekennen aan de 'express terms' van de overeenkomst en het<br />

gedrag van partijen. Bij 'commercial and business agreements'<br />

wordt steeds aangenomen dat partijen de bedoeling hebben gehad


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 65<br />

om een overeenkomst aan te gaan. Dit is slechts dan anders wanneer<br />

in een agreement expliciet wordt opgenomen dat deze 'is not<br />

to be subject to legal jurisdiction in the law courts'.<br />

4. CAPACITY<br />

Ook naar Engels recht is handelingsbekwaamheid een vereiste voor<br />

het aangaan van een rechtsgeldige overeenkomst, maar dat wil niet<br />

zeggen dat een handelingsonbekwame (in de continentale terminologie)<br />

nooit een overeenkomst aan kan gaan.<br />

Handelingsbekwaam zijn personen vanaf de leeftijd van 18 jaar.<br />

Bij personen onder de 18 jaar kunnen zich drie situaties voordoen.<br />

In de eerste plaats kan een minderjarige een 'valid contract' sluiten.<br />

Wanneer 'necessary goods' aan een minderjarige verkocht en<br />

geleverd zijn, dan is hij aan deze overeenkomst gebonden. Onder<br />

necessary goods wordt verstaan 'those suitable to the minor's station<br />

in life and his actual requirements at the time of delivery'. In<br />

dergelijke gevallen dient de minderjarige een 'reasonabIe price' te<br />

betalen, die niet noodzakelijkerwijs de overeengekomen prijs behoeft<br />

te zijn. In de tweede plaats kan de minderjarige 'voidable'<br />

(vernietigbare) overeenkomsten sluiten. Dit geldt bijvoorbeeld in<br />

gevallen van koop van land, leases en koop van aandelen. Dergelijke<br />

overeenkomsten zijn rechtsgeldig, tenzij de minderjarige een<br />

beroep doet op zijn eigen minderjarigheid. Deze mogelijkheid<br />

bestaat tot 'a reasonable time af ter attaining majority'. De andere<br />

partij kan overigens geen beroep doen op de minderjarigheid van<br />

degene met wie een overeenkomst is aangegaan. Ten slotte worden<br />

bepaalde overeenkomsten van het begin af aan als 'void' (nietig)<br />

beschouwd. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om goederen die niet<br />

'necessaries' zijn of om leningen.<br />

Ten aanzien van contracten aangegaan door personen die op het<br />

moment van de totstandkoming ervan niet in staat waren hun wil te<br />

bepalen (geestelijk gestoorden, iemand die dronken is of iemand<br />

die bepaalde medicijnen gebruikt), geldt dat deze in principe<br />

rechtsgeldig zijn. Genoemde personen kunnen een beroep doen op<br />

het niet kunnen bepalen van de wil; de rechter kan de overeenkomst<br />

dan vernietigen. Wanneer de andere partij het gebrek echter


66 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

niet heeft kunnen constateren (en dit ook niet heeft behoren te<br />

doen), dan zal de rechter de overeenkomst beoordelen volgens de<br />

normale daartoe gehanteerde criteria.<br />

5.ILLEGALITY<br />

Wanneer een overeenkomst gesloten wordt in strijd met een wettelijke<br />

bepaling, dan is deze van het begin af aan 'illegal' en niet in<br />

rechte afdwingbaar.<br />

Daarnaast kunnen overeenkomsten in strijd zijn met het recht<br />

(common law) en in die situatie wordt het volgende onderscheid<br />

gemaakt. Wanneer het contract van het begin af aan illegal is, dan<br />

kunnen partijen er geen rechten aan ontlenen. Het is echter ook<br />

mogelijk dat de overeenkomst als zodanig niet' illegal' is, maar<br />

wel door een der partijen 'illegally performed' wordt. In die situatie<br />

kan de partij die op zodanige wijze handelt geen enkel recht aan<br />

de overeenkomst ontlenen. De andere partij kan echter schadevergoeding<br />

vorderen ten aanzien van dat deel van de overeenkomst<br />

dat door hem reeds is uitgevoerd en het contract ontbinden op<br />

grond van wanprestatie.<br />

3.4.2 De pre-contractuele fase<br />

Een van de kenmerken van het Engelse verbintenissenrecht is de<br />

stapsgewijze ontwikkeling ervan perrechtsgebied, bijvoorbeeld de<br />

ontwikkeling van het contractenrecht en het onrechtmatige-daadsrecht.<br />

Aan het verbintenissenrecht ligt geen algemene theorie ten<br />

grondslag. Dit heeft tot gevolg dat in het Engelse recht nauwelijks<br />

met algemene concepten wordt gewerkt als culpa in contrahendo of<br />

pre-contractuele aansprakelijkheid. Omdeze reden staat de ontwikkeling<br />

van figuren als afgebroken onderhandelingen en voorovereenkomsten<br />

nog in de kinderschoenen. Thans volgt een korte samenvatting<br />

van de stand van zaken.


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 67<br />

De voorovereenkomst<br />

In het Engelse recht wordt gebruik gemaakt van verschillende concepten,<br />

die in de rechtspraak echter slechts zelden erkend worden<br />

als zijnde een overeenkomst. Gedacht kan worden aan de gentleman<br />

's agreement, letters of intent, letters of comfort, contracts to<br />

contract en contracts to negotiate. Naarmate afspraken een meer<br />

vrijblijvend karakter hebben in de pre-contractuele fase, met andere<br />

woorden hoe meer er nog uitonderhandeld dient te worden, zal<br />

de rechter eerder een morele Uuridisch niet afdwingbare) verplichting<br />

aannemen, dan een rechtens afdwingbare rechtsverhouding.<br />

Een en ander kan geïllustreerd worden aan een recente uitspraak<br />

van het House of Lords (Walford v. Mi/es, [1992] 1 All E.R. 453).<br />

Ten aanzien van een zogenaamd 'loek-in agreement', waarin partijen<br />

overeenkomen 'to negotiate in good faith', is beslist dat een<br />

dergelijke afspraak niet in rechte afdwingbaar is. De reden hiervoor<br />

is dat zo 'n overeenkomst' lacks the necessary certainty' . Daarnaast<br />

kwam de vraag aan de orde wat de status is van een 'lock-out<br />

agreement', een afspraak waarbij partijen overeenkomen 'not to<br />

negotiate with any third party'. Volgens het House of Lords is een<br />

dergelijke afspraak alleen dan in rechte afdwingbaar, wanneer er<br />

een bepaalde termijn is opgenomen waarbinnen de afspraak geldt<br />

en wanneer aan het eerder genoemde consideration-vereiste is voldaan.<br />

Een zodanige afspraak zonder tijdlimiet, maar 'binding for<br />

such time as is reasonable in the circumstances' is eigenlijk een<br />

'lock-in agreement' om te onderhandelen 'in good faith' en is om<br />

die reden niet afdwingbaar.<br />

Afgebroken onderhandelingen<br />

Ook in het geval er sprake is van afgebroken onderhandelingen, zal<br />

door de Engelse rechter slechts bij zeer hoge uitzondering aansprakelijkheid<br />

worden aangenomen. Het afbreken van onderhandelingen<br />

wordt beschouwd als ondernemersrisico, waarbij ervan uit<br />

wordt gegaan dat de geleden schade door een volgende geslaagde<br />

transactie geëlimineerd wordt. Slechts in enkele gevallen wordt een<br />

eis tot schadevergoeding gehonoreerd. Dit is in de eerste plaats het<br />

geval wanneer er sprake is van een' negligent statement' . Wanneer


68 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

bijvoorbeeld A in de pre-contractuele fase een onjuist advies geeft<br />

aan Bomtrent C (met wie B een overeenkomst aan wil gaan), kan<br />

B op basis van een onrechtmatige daad (action in tort) schadevergoeding<br />

vorderen van A. Hetzelfde geldt wanneer onjuiste of onzorgvuldige<br />

inlichtingen worden gegeven door de ene potentiële<br />

contractspartij aan de ander.<br />

Een tweede situatie is dat een der partijen, erop vertrouwende dat<br />

er een ovcrecnkomst tot stand zal komen, vast bepaalde handelingen<br />

verricht, bijvoorbeeld in geval van een aannemingscontract. In<br />

dergelijke gevallen kan de rechter een schadevergoeding toekennen<br />

op een quantum meruit basis, dat wil zeggen dat de redelijkerwijs<br />

gemaakte kosten vergoed dienen te worden.<br />

Ten slotte dient de 'breach of confidence' genoemd te worden. Stel<br />

dat in de pre-contractuele fase vertrouwelijke mededelingen worden<br />

gedaan omtrent een uitvinding. Het komt niet tot een overeenkomst,<br />

maar aangetoond kan worden dat de andere partij in een<br />

ander geval van deze kennis gebruik heeft gemaakt. Ook in dat<br />

geval kan schadevergoeding gevorderd worden.<br />

Wat er van deze ontwikkelingen zij, vastgesteld kan worden dat in<br />

Engeland de teleurgestelde onderhandelaar nauwelijks enige bescherming<br />

in het recht geniet.<br />

3.4.3 De nietigheden<br />

In het Engelse recht wordt een onderscheid gemaakt tussen 'illegal<br />

contracts' en 'void contracts'.<br />

Op beide vormen van deze nulliteiten wordt nader ingegaan.<br />

Illegal contracts<br />

Het kenmerk van deze contracten is dat ze als immoreel of crimineel<br />

worden beschouwd. In de rechtspraak (common law) worden<br />

als zodanige overeenkomsten beschouwd: een overeenkomst om<br />

een misdaad te begaan, afspraken die het belang kunnen schaden<br />

van bevriende mogendheden, contracten die corruptie tot onderwerp<br />

hebben, contracten om de belastingdienst te bedriegen etc.<br />

Daarnaast worden in verschillende wetten bepaalde overeenkomsten<br />

'illegal' verklaard. Soms gebeurt dit expliciet (zoals in de


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 69<br />

Resail Prices Act 1976). Andere contracten worden 'illegal by<br />

implication '. 'Illegality' staat dan niet met zoveel woorden in de<br />

wet, maar wordt door de rechter door middel van uitleg aangenomen.<br />

Wanneer de uitvoering van een 'illegal contract' tevens 'unIawfuI'<br />

is, dan kan geen der partijen schadevergoeding vorderen. Is de uitvoering<br />

reeds gedeeltelijk voltooid - er is bijvoorbeeld geheel of<br />

gedeeltelijk betaald - dan is dit geld niet terug te vorderen. Indien<br />

de uitvoering lawfully kan geschieden, dan kan gehele of gedeeltelijke<br />

nakoming gevorderd worden.<br />

Wanneer een contract bij wet illegal is verklaard, kan een gebodsactie<br />

gevorderd worden door de daartoe in de wet bevoegd verklaarde<br />

persoon. Wanneer het om 'implied illegality' gaat, is de<br />

rechter vrij de zaak naar eigen goeddunken te beslissen (a matter of<br />

construction).<br />

Void contracts<br />

Bij deze overeenkomsten gaat het niet om criminele of immorele<br />

situaties. Ze worden nietig beschouwd omdat ze onwenselijk (kunnen)<br />

zijn voor de maatschappij. Voorbeelden uit de rechtspraak<br />

zijn: contracts to oust the jurisdiction ofthe courts, contracts prejudicial<br />

to the status of marriage en contracts in restraint of trade. Bij<br />

wet zijn nietig verklaard 'wagering contracts' (kansovereenkomsten)<br />

en overeenkomsten aangaande 'restrictive practices' (bijvoorbeeld<br />

prijsafspraken tussen producenten of 'exclusive dealing<br />

agreements') .<br />

Bij contracten die bij wet nietig zijn verklaard, hangt het van de<br />

aard van de overeenkomst af wat de gevolgen zijn. Zo kan soms<br />

een gebodsactie ingesteld worden, maar kan een schuld ontstaan uit<br />

een kansovereenkomst niet gevorderd worden.<br />

Bij contracten die volgens vaste rechtspraak nietig zijn, geldt dat<br />

de situatie weer in de oude toestand teruggebracht dient te worden<br />

(terugleveren van goederen, terugvorderen van geld etc.). De rechter<br />

kan bepalen dat de overeenkomst wel uitgevoerd dient te worden<br />

voor dat deel ervan dat niet nietig is.


70 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

3.4.4 De uitleg van overeenkomsten<br />

Voor het geval partijen het niet eens kunnen worden omtrent de<br />

inhoud van de overeenkomst, zijn in de rechtspraak de volgende<br />

regels ontwikkeld:<br />

De tekst wordt strikt grammaticaal geïnterpreteerd, uitgezonderdjuridische<br />

begrippen; deze worden in technische zin begrepen.<br />

Wanneer aan een overeenkomst zowel een legal als een illegal<br />

betekenis kan worden gegeven, geniet de legal betekenis de<br />

voorkeur.<br />

Wanneer woorden niet duidelijk zijn, wordt onderzocht wat de<br />

partijbedoeling is geweest.<br />

Wanneer een passage op twee of meer manieren kan worden<br />

uitgelegd, volgt steeds een interpretatie in het nadeel van de<br />

opsteller van de betreffende passage (de contra proferentum<br />

regel).<br />

Bij de uitleg van de geschreven tekst van de overeenkomst<br />

word(t)(en) aan bewijs(stukken), ontleend aan de onderhandelingen<br />

in de pre-contractuele fase, geen betekenis toegekend;<br />

dit geldt ook ten aanzien van de partij bedoeling in die fase.<br />

Naast deze regels hanteert de rechter ook het instrument van de<br />

'implied terms'. Het gaat hier om de veronderstelde partijbedoeling,<br />

waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden van<br />

het specifieke geval. Van belang zijn hierbij bijvoorbeeld 'trade or<br />

professional customs' en het gedrag van partijen.<br />

3.4.5 De wilsgebreken<br />

Ook in het Engelse recht worden de bekende wilsgebreken onderscheiden,<br />

te weten: dwaling (mistake ofmisrepresentation, zie hieronder),<br />

bedrog (fraudulent misrepresentation), dwang (duress) en<br />

misbruik van omstandigheden (undue influence).


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 71<br />

1. DWALING EN BEDROG<br />

In het Engelse recht wordt de leer van de dwaling begrepen in een<br />

tweetal begrippen: misrepresentation en mistake. In het eerste<br />

geval wordt gedoeld op bepaalde uitspraken die door de wederpartij<br />

zijn gedaan in de pre-contractuele fase. Het gaat om statements<br />

waarbij er sprake is van 'false representations'. Er worden dric<br />

vormen van misrepresentation onderscheiden. In dc eerste plaats<br />

het opzettelijk in dwaling brengen ofwel het bedrog. Men spreekt<br />

over 'fraudulent misreprcsentation'. De dwalende kan schadevergoeding<br />

en/of ontbinding vorderen, maar ook alleen schadevergoeding<br />

of nakoming en schadevergoeding. In de tweede plaats kunnen<br />

bepaalde onjuiste ui tspraken weli swaar niet opzettelijk gedaan<br />

zijn, maar zijn ze als zodanig toch onzorgvuldig te noemen. In dit<br />

geval spreekt men over 'negligent misrepresentation' en volgens de<br />

Misrepresentation Act 1967 kan schadevergoeding en/of ontbinding<br />

gevorderd worden. Ten slotte wordt nog de 'innocent misrepresentation<br />

' onderscheiden. Het betreft hier als zodanig onjuiste<br />

uitspraken, gedaan door iemand die er redelijkerwijs op mocht<br />

vertrouwen dat zijn uitspraak juist was. Volgens de Misrepresentation<br />

Act 1967 leidt deze vorm van misrepresentation slechts tot<br />

ontbinding van de overeenkomst. In uitzonderingsgevallen bezit dc<br />

rechter discretionaire bevoegdheid om schadevergoeding toe te<br />

wijzen in plaats van ontbinding.<br />

Het leerstuk van de mistake is te vergelijken met de oneigenlijke<br />

dwaling. Het gaat om gevallen van bijvoorbeeld dwaling omtrent<br />

de persoon van de wederpartij, dwaling omtrent de aard (waarde of<br />

samenstelling) of het bestaan van een zaak etc. Voor een beroep op<br />

mistake is het noodzakclijk dat er gedwaald is omtrent feiten. Ten<br />

aanzien van rechtsdwaling is een actie in rechte niet mogelijk.<br />

Wanneer mistake door de rechter wordt aangenomen, leidt dit tot<br />

nietigheid van de overeenkomst (enkele, hier niet nader te bespreken<br />

uitzonderingen daargelaten).<br />

Het onderscheid tussen voidable (vernietigbare) en void (nietige)<br />

overeenkomsten, zoals bij respectievelijk misrepresentation en<br />

mistake, is in het Engelse recht van groot belang in verband met de


72 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

bescherming van derden. Wanneer A een zaak aan B verkoopt en<br />

B verkoopt deze door aan C, kunnen de volgende situaties ontstaan.<br />

Indien de overeenkomst tussen A en B nietig wordt verklaard<br />

op grond van mistake, kan A de zaak bij C terugvorderen en<br />

is van derdenbescherming geen sprake. Wordt de overeenkomst<br />

echter vernietigd op grond van misrepresentation, dan wordt C wel<br />

beschermd mits hij te goeder trouw is en om baat heeft verkregen.<br />

A staat dan nog slechts een actie tot schadevergoeding open tegen<br />

B.<br />

Ten slotte dient op deze plaats nog de figuur van de non-disclosure<br />

genoemd te worden. Het betreft de situatie waarbij het voor één der<br />

partijen in de pre-contractuele fase duidelijk is dat de andere partij<br />

ten aanzien van bepaalde feiten een verkeerde opvatting heeft. Als<br />

algemene regel geldt dat er geen verplichting bestaat om de andere<br />

partij te informeren of te waarschuwen. Dit is alleen dan anders<br />

wanneer er tussen partijen een' fiduciary relationship , bestaat ofbij<br />

contracten uberrimae fidei. In het laatste geval gaat het om contracten<br />

'of the fullest confidence'. Het bekendste voorbeeld is de<br />

verzekeringsovereenkomst. Wanneer bij het aangaan van deze<br />

overeenkomst verzekerde relevante informatie verzwijgt, dan is het<br />

contract nietig.<br />

Ten aanzien van de vertrouwensrelatie geldt dat het steeds moet<br />

gaan om een machtsverhouding zoals ouder-kind of advocaat-cliënt<br />

(dit geldt niet voor de verhouding tussen echtelieden). Voor de<br />

sterkste partij geldt een mededelingsplicht. Bij niet-nakoming van<br />

deze plicht is het contract nietig.<br />

2. DWANG<br />

Van dwang is sprake wanneer een partij tot het aangaan van een<br />

overeenkomst met geweld gedwongen wordt of wanneer er tegen<br />

hem (en/of zijn naasten) met geweld gedreigd wordt. De dwang<br />

moet lijfelijk gericht zijn tegen een persoon. Het dreigement andermans<br />

zaken te verkopen geldt niet als dwang.<br />

Een overeenkomst aangegaan onder dwang is vernietigbaar.


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 73<br />

3. MISBRUIK VAN OMSTANDIGHEDEN<br />

Een overeenkomst aangegaan door misbruik te maken van bepaalde<br />

omstandigheden is vernietigbaar. Hierbij wordt in het bijzonder<br />

gedacht aan situaties waarin er sprake is van 'inequality ofbargaining<br />

power' zoals dat bij bijvoorbeeld 'economie duress' het geval<br />

is.<br />

3.4.6 Wanprestatie en overmacht<br />

Normaliter eindigt een contract door nakoming van de verplichtingen<br />

die op partijen rusten of wanneer partijen dit alsnog overeenkomen.<br />

Wederom laat zich echter de vraag stellen wat rechtens geldt in<br />

geval van wel of niet-toerekenbare tekortkoming.<br />

1. WANPRESTATIE<br />

In de continentale rechtsstelsels ligt aan de codificaties impliciet de<br />

gedachte ten grondslag dat in geval van niet-nakoming van een<br />

overeenkomst primair door de crediteur alsnog nakoming gevorderd<br />

zal worden en pas wanneer dit niet (meer) mogelijk is ontbinding<br />

en schadevergoeding.<br />

Naar Engels recht ligt de zaak precies omgekeerd; voorop staat de<br />

ontbinding en schadevergoeding en een vordering tot nakoming<br />

wordt slechts bij uitzondering gehonoreerd. Dit laatste is het geval<br />

wanneer eiser kan bewijzen dat schadevergoeding in casu 'inadequate'<br />

is en dat het belang dat hij heeft bij daadwerkelijke nakoming<br />

niet vertaald kan worden in termen van een financiële vergoeding.<br />

Men denke bijvoorbeeld aan de overdracht van onroerend<br />

goed. In dergelijke gevallen wordt een actie tot nakoming steeds<br />

gehonoreerd. Ten aanzien van de verkoop van roerende goederen<br />

is de situatie echter onzeker. Volgens de Sale of Goods Act 1979<br />

(s. 52) 'the contract shall be performed specifically', wanneer het<br />

gaat om 'specific or ascertained goods'. Het staat de rechter echter<br />

vrij anders te beslissen. Zo wordt een eis tot nakoming afgewezen,<br />

wanneer 'performance would involve great inconvenience', of<br />

wanneer de te verrichten prestatie 'vague or uncertain' is.


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 75<br />

In de situatie dat partijen hieromtrent niets geregeld hebben, is het<br />

aan de rechter om vast te stellen wat de hoogte van de schade is.<br />

Men spreekt dan over 'unliquidated damages'. Verschillende faetoren<br />

spelen hierbij een rol. Zo dient de gelaedeerde zijn schade zelf<br />

zo veel mogelijk te beperken (mitigation) en wordt rekening gehouden<br />

met de inv loed van regelingen op het gebied van het belastingrecht<br />

(compensation). Naast schadevergoeding kan de rechter<br />

in bepaalde gevallen nakoming opleggen ('specific performance',<br />

zie hierboven) of kan aan de andere partij een gebod of verbod van<br />

bepaalde handelingen opgelegd worden (injunction).<br />

Ten slotte dient nog gewezen te worden op de mogelijkheid van<br />

'rescission ': de eis tot ontbinding van de overeenkomst. Deze eis<br />

wordt slechts toegewezen indien het mogelijk is beide partijen in<br />

dezelfde positie te brengen als voor het aangaan van het contract en<br />

rechten van derden er niet door beïnvloed worden. Ook mag na de<br />

wanprestatie van een partij de andere partij niets doen waaruit zou<br />

kunnen worden afgeleid dat deze er nog steeds van uitgaat dat er<br />

een overeenkomst bestaat.<br />

2. OVERMACHT<br />

De situatie waarin er sprake is van overmacht wordt in het Engelse<br />

recht begrepen onder het begrip 'frustration '. Een beroep op overmacht<br />

zal slagen wanneer de daaraan ten grondslag liggende calamiteit<br />

niet door een partij zelf veroorzaakt is, niet kon worden<br />

voorzien en tot gevolg heeft dat de basis van het contract komt te<br />

vervallen. Als aan deze voorwaarden is voldaan houdt het contract<br />

op te bestaan (discharge) en is geen der partijen aansprakelijk.<br />

Het leerstuk van de veranderde omstandigheden wordt als zodanig<br />

in Engeland nauwelijks toegepast. In het geval de omstandigheden<br />

zodanig veranderen dat de uitvoering van de overeenkomst 'radically<br />

different' zou zijn van wat partijen aanvankelijk voor ogen<br />

stond, spreekt men over 'frustration '. Wanneer door veranderde<br />

omstandigheden de uitvoering van het contract alleen maar lastiger<br />

of duurder wordt of meer tijd in beslag neemt, dient de overeenkomst<br />

toch nagekomen te worden. Een beroep op veranderde omstandigheden<br />

wordt normaliter niet gehonoreerd.


76 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Deze opvatting leidde tot 1943 tot een onbevredigend resultaat:<br />

wanneer een der partijen zijn prestatie reeds geheel of gedeeltelijk<br />

was nagekomen of in verband hiermede kosten had gemaakt, was<br />

deze schade niet verhaalbaar op de andere partij. Sinds de Law Reform<br />

(Frustrated Contracts) Act 1943 gelden voor een geval van<br />

overmacht echter de volgende regels:<br />

verschuldigde bedragen die nog niet betaald zijn 'cease to be<br />

payable';<br />

reeds gemaakte kosten kunnen verhaald worden (compensation);<br />

wanneer een der partijen een voordeel heeft verkregen, kan<br />

deze verzocht worden 'to pay ajust sum for th at' aan de andere<br />

partij.<br />

In de praktijk wordt op overmachtssituaties veelal geanticipeerd<br />

door het opnemen van een 'force majeure clause'.<br />

3.5 Tot besluit<br />

Een vergelijking op het gebied van het overeenkomstenrecht tussen<br />

de hierboven behandelde rechtsstelsels, brengt een aantal in het<br />

oog springende onderlinge verschillen aan het licht. Juist vanwege<br />

het belang ervan voor de dagelijkse praktijk zullen bedoelde verschillen<br />

op deze plaats nogmaals gesignaleerd worden.<br />

Ten aanzien van de status van het aanbod geldt dat een aanbod naar<br />

Frans recht in principe - zoals dat ook in Nederland het geval is -<br />

herroepbaar is, naar Duits recht in principe niet herroepbaar is en<br />

naar Engels recht altijd herroepbaar is. Voor wat betreft de aanvaarding<br />

neemt Engeland een uitzonderingspositie in. Net als in<br />

Nederland wordt in Frankrijk en Duitsland de geobjectiveerde<br />

ontvangsttheorie gehanteerd, terwijl in Engeland van de verzendtheorie<br />

wordt uitgegaan.<br />

Problemen in de pre-contractuele fase worden in Frankrijk en<br />

Duitsland zo veel mogelijk het hoofd geboden door het veelvuldig<br />

gebruik van voorovereenkomsten. In Engeland wordt deze figuur<br />

vrijwel niet gehanteerd en wordt gewerkt met concepten als het<br />

gentleman's agreement en de letter of intent, die als zodanig niet in


3 . <strong>Contracten</strong>recht buiten Nederland 77<br />

rechte afdwingbaar zijn. De figuur van de afgebroken onderhandelingen<br />

is in Engeland nauwelijks ontwikkeld. In Frankrijk wordt<br />

schadevergoeding slechts toegewezen indien er sprake is van een<br />

onrechtmatige daad. In Duitsland biedt zowel de onrechtmatige<br />

daad (hoofdzakelijk in theorie) en in het bijzonder het leerstuk van<br />

de vertrouwensschade mogelijkheden tot schadevergoeding. De<br />

Nederlandse rechtsfiguur van de pre-contractuele goede trouw is<br />

als zodanig in genoemde landen onbekend.<br />

De problematiek van de wilsgebreken is in ieder rechtsstelsel bekend<br />

en leidt in grote lijnen tot vergelijkbare oplossingen. Anders<br />

ligt dit ten aanzien van de wanprestatie. Een actie tot nakoming is<br />

onder Engels recht vrijwel niet mogelijk, terwijl deze actie primair<br />

genoemd kan worden (in ieder geval historisch bezien) in het Nederlandse,<br />

Franse en Duitse recht.<br />

In alle rechtsstelsels is een beroep op overmacht mogelijk. Dit is<br />

echter niet het geval ten aanzien van het leerstuk van de veranderde<br />

omstandigheden. In Frankrijk en Engeland wordt dit leerstuk noch<br />

in de dogmatiek, noch in de rechtspraak erkend voor zover het om<br />

het civiele recht gaat. Dit is wel het geval in het Nederlandse en het<br />

Duitse recht. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de in Engeland<br />

en Duitsland geboden mogelijkheden in de rechtspraak zeer beperkt<br />

zijn. In alle genoemde landen wordt in de praktijk op de<br />

problematiek veelal geanticipeerd door het opnemen van 'force<br />

majeure' -clausules.<br />

Literatuur<br />

Bénabent, A., 1989, Droit civil, Les obligations, (Montchrestien,<br />

Paris).<br />

Cheshire, G.C., C.H.S. Fifoot, M.P. Furmston, 1986, Law ofContract,<br />

(Butterworth, London).<br />

Esser, J., Eike Schmidt, 1984, Schuldrecht.<br />

Fikentscher, W., 1985, Schuldrecht.


78 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Brox, H., 1992, Allgemeines Schuldrecht, (Verlag Beck, München).<br />

Carbonnier, 1., 1988, Droit civil, Les obligations, deel 4, (Themis).<br />

Ghestin, J., 1988, Traité de droit civil, Ie contrat, deel 2.<br />

Harris, D., D. Tallon (eds.), 1989, Contract Law Today, Anglo­<br />

French Comparisons, (Clarendon Press, Oxford).<br />

Hondius, E.H. (ed.), 1991, Precontractual Liability (Reports to the<br />

xIIIth congress International Academy ofComparative Law), (Kluwer,<br />

Deventer).<br />

Larenz, K., 1986, Lehrbuch des Schuldrechts, (2 dIn.), (Verlag<br />

Beck, München).<br />

Lewis, A., 1992, Principles of Contract and European Commercial<br />

Law, (Tudor Bus. Pub!.).<br />

Starck, B., H. Roland, L. Boyer, 1989, Droit civi!, les obligations,<br />

(Litec, Paris).<br />

Uniken Venerna, c., 1990, Law en Equity in het Anglo-Amerikaanse<br />

Privaatrecht, Rechtsvergelijkende beschouwingen betreffende<br />

de belangrijkste structuren en begrippen in het Anglo-Amerikaanse<br />

privaatrecht, (Tjeenk Willink, Zwolle).<br />

Nicholas, B., 1992, The French Law of Contract, (sec. ed.)(Clarendon<br />

Press, Oxford).<br />

Viney, 1988, Traité de droit civil.<br />

Whincup, M., 1992, Contract Law and Practice, (Kluwer, Deventer).<br />

Zweigert, K., H. Kötz, 1992, An Introduction to comparative law,<br />

translated by T. Weir, (sec. ed.)(Clarendon Press, Oxford).


WJ. Slag ter<br />

Het afbreken van onderhandelingen<br />

4.1 Vergelijkbare rechtsfiguren<br />

Aan elke overeenkomst plegen onderhandelingen vooraf te gaan,<br />

met name indien het een individueel commercieel contract van een<br />

zekere omvang betreft. Niet met alle onderhandelingen wordt beoogd<br />

rechtsgevolgen in het leven te roepen. Het is mogelijk dat<br />

onderhandelingen geheel buiten de rechtssfeer blijven (in het sociale<br />

verkeer), of dat partijen niet beogen zich rechtens te binden<br />

('gentlemen's agreement'), of dat slechts wordt onderhandeld niet<br />

om een overeenkomst tot stand te brengen, maar met de geheime<br />

bedoeling 'side effects' te bereiken, zoals het afhouden van de<br />

onderhandelingspartner van onderhandelingen met een derde (concurrerende)<br />

partij, of in een poging bedrijfsgeheimen te weten te<br />

komen. Zie figuur 4.1 en 4.2.<br />

Onderhandelingen<br />

Figuur 4.1<br />

Beogen geen rechtsgevolgen<br />

in het leven te roepen<br />

tussen partijen<br />

(figuur 4.2)<br />

Beogen wel rechtsgevolgen<br />

in het leven te roepen<br />

(figuur 4.3)<br />

4


82 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

De onderhandelaars hebben reeds volledige overeenstemming<br />

bereikt, maar hebben een voorbehoud moeten maken voor de<br />

goedkeuring door de beslissende instantie, voor wie zij slechts<br />

als (onbevoegd) vertegenwoordiger optreden ('subject to board<br />

approval'); zij verwachten, dat deze autorisatie zal worden<br />

verkregen, maar die verwachting komt niet uit, doordat een<br />

bestuurder het onderhandelingsresultaat afkeurt.<br />

Partijen hebben een contract gesloten en de ene partij verwacht,<br />

dat dit een rechtsgeldig contract is, dat ook door de wederpartij<br />

zal worden uitgevoerd; die verwachting wordt niet bewaarheid:<br />

dc wederpartij roept de nietigheid, de vernietiging of de ontbinding<br />

van die overeenkomst in.<br />

Deze vier gevallen vertonen punten van overeenstemming en van<br />

verschil. De overeenstemming is met name gelegen in de teleurgcstelde<br />

verwachtingen met betrekking tot het te sluiten of gesloten<br />

contract. De 'juridische lading' van de vier gevallen is echter uiteenlopend.<br />

In het eerste geval is er nog geen juridisch bindend<br />

contract; in het tweede geval is er een contract, dat beide partijen<br />

verplicht naar goede trouw verder te onderhandelen, maar waarin<br />

is opgesloten een ontbindende voorwaarde, dat de principe-overeenkomst<br />

weer vervalt indien bij de voortzetting van de onderhandelingen<br />

zou blijken dat de partijen het over andere - op zichzelf<br />

niet ondergeschikte - onderdelen van het contract niet eens kunnen<br />

worden. In het derde geval is er een contract onder een opschortende<br />

voorwaarde, wanneer blijkt dat het gebrek aan vertegenwoordigingsbevoegdheid<br />

niet geheeld wordt. In het vierde geval is er wel<br />

degelijk een contract tot stand gekomen, maar indien de wederpartij<br />

succes heeft met zijn vordering tot vaststelling van nietigheid of<br />

vernietiging of tot ontbinding, wijkt het uiteindelijke resultaat niet<br />

af van de drie vorige situaties: er is uiteindelijk geen contract,<br />

waaraan rechten kunnen worden ontleend. 1<br />

I Het is een feitelijke vraag, of er slechts sprake is van een 'letter of intent' dan wel<br />

van een onvoorwaardelijke overeenkomst. Dit laatste werd aangenomen in een geschil<br />

tussen de Stichting Forum en de dirigent Francis door Hof Arnhem 9 januari<br />

1990. NJ 1990, 594.


4 . Het afbreken van onderhandelingen 83<br />

De rechtshandelingen, die er toe kunnen leiden, dat een contract<br />

niet tot stand komt of weer vervalt, zijn niet zelden slechts een<br />

juridificering van een feitelijke drijfveer: het onderhandelingsgedrag<br />

van partij B staat partij A niet aan; partij A krijgt een toenemende<br />

twijfel of met partij B wel behoorlijk zou kunnen worden<br />

samengewerkt; over de punten, die nog 'uitgeonderhandeld' moeten<br />

worden, zou wellicht best overeenstemming kunnen worden<br />

bereikt, maar door de gewijzigde marktomstandigheden of doordat<br />

zich inmiddels een aantrekkelijker alternatief is gaan voordoen<br />

(bijvoorbeeld een wederpartij, die gunstiger condities kan bieden),<br />

zoekt partij A een stok om de hond te slaan, zoekt spijkers op laag<br />

water om van de 'letter of intent' zonder kleerscheuren af te komen;<br />

partij A heeft in werkelijkheid geen reden om zich bijvoorbeeld<br />

over wilsgebreken te beklagen, maar zoekt een juridisch<br />

argument om van een reeds gesloten contract af te komen om dezelfde<br />

reden als zojuist bij het derde geval opgegeven.<br />

De vier gevallen vertonen nog een ander punt van overeenstemming:<br />

in alle vier gevallen worden de verhoudingen tussen partijen<br />

(mede) door de redelijkheid en billijkheid beheerst. In het eerste<br />

geval kan dat aanvankelijk enige verwondering wekken. Men kan<br />

zich immers eerder voorstellen, dat een rechtsband (een contractuele<br />

band) wordt uitgebreid of beperkt onder invloed van de redelijkheid<br />

en billijkheid dan dat een niet-bestaande rechtsband - tussen<br />

partijen, die nog slechts met elkaar in onderhandeling staan - reeds<br />

zou worden beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Toch<br />

blijkt zulks naar Nederlands recht het geval te zijn, evenals bij de<br />

rechtsverhouding tussen deelgenoten in een ontbonden gemeenschap,<br />

zoals tussen erfgenamen, die evenmin met elkaar een overeenkomst<br />

hebben gesloten.<br />

Terwijl de tekst van art. 1374lid 3 van het oude BW slechts bepaalde<br />

dat overeenkomsten te goeder trouw ten uitvoer moeten worden<br />

gebracht, is op grond van de rechtspraak de redelijkheid en billijkheid<br />

niet alleen een leidend beginsel bij het uitvoeren van een reeds<br />

gesloten contract, maar ook bij de uitlegging van dat contract en<br />

zelfs bij de onderhandelingen, die aan het sluiten van dat contract<br />

vooraf gaan. Juristen plegen dat aldus uit te drukken, dat de goede


84 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

trouw ook de pré-contractuele verhoudingen beheerst: ook de partijen,<br />

die nog niet met elkaar een contract hebben gesloten, staan<br />

tegenover elkaar in een verhouding, die door de redelijkheid en<br />

billijkheid beheerst wordt. Die redelijkheid en billijkheid tijdens de<br />

onderhandelingen brengt mede:<br />

dat beide partijen jegens elkaar een zekere mededelings- en<br />

onderzoekplicht hebben;<br />

dat partijen niet bepaalde 'trucjes' mogen gebruiken om het<br />

door hen gewenste resultaat te bereiken;<br />

dat partijen niet in elk stadium van de onderhandelingen die<br />

mogen afbreken zonder tot schadevergoeding verplicht te zijn.<br />

4.2 Fasen van onderhandelingen<br />

In de achtereenvolgende fasen van de onderhandelingen doorlopen<br />

partijen de fasen van volkomen vrijblijvendheid via een steeds<br />

verder gaande 'verdichting' van hun relaties tot een uiteindelijke<br />

juridische binding bij het tekenen van het contract.<br />

Onderhandelingen kunnen zowel intern als extern in verschillende<br />

fasen verlopen: eerst besprekingen op het tweede niveau tussen<br />

personen, die geen vertegenwoordigingsbevoegdheid bezitten,<br />

vervolgens onderhandelingen tussen personen, die op zichzelf wèl<br />

vertegenwoordigingsbevoegdheid bezitten, maar hetzij op grond<br />

van wet of statuten, hetzij op grond van interne regelingen of gewoonten<br />

goedkeuring behoeven van een ander orgaan (R.v.C.,<br />

a.v.a. prioriteit, etc.), zodat intern de onderhandelingen pas tot een<br />

perfecte overeenkomst leiden, nadat het voorbehoud ('subject to<br />

approval of the (supervisory) board') kan vervallen.<br />

Zie hieromtrent het arrest van de Hoge Raad van 23 oktober 1987, NJ<br />

1988, 1017, inzake Vaessen Schoemaker Holding BV tegen Shell Nederland<br />

Chemie BV en Shell Petroleum NV. 2 De overeenkomst betref-<br />

2 Zie hieromtrent ook <strong>Mr</strong> e.G. Breedveld-de Voogd, <strong>Mr</strong> A.G. Castermans en <strong>Mr</strong><br />

M.A.e. Veeger, AA maart 1988, katern pp. 1038-1039, M. van Delft-Baas, Kwartaalbericht<br />

Nieuw BW 1988/2, pp. 67-68, bevestigend Hof Den Haag 11 oktober 1985,<br />

met noot <strong>Mr</strong> L. Timmerman, TVVS 1987, pp. 129-130.


4 . Het afbreken van onderhandelingen 85<br />

fende de verkoop van 60% van de aandelen in BeheerMij. Vaesscn<br />

Schoemaker & Co. aan Shell voor f 6,6 miljoen was gesloten onder<br />

het beding 'behoudens Shell board approval'. Toen die goedkeuring<br />

door de Board niet werd verleend en dus geen overeenkomst tot stand<br />

kwam, begon Vaessen Schoemaker Holding BV onderhandelingen met<br />

Wavin (waarvan Shell één van de beide aandeelhouders is). Die onderhandelingen<br />

leidden tot een overeenkomst, waarbij Vaessen Schoemaker<br />

100% van de aandelen in BeheerMij. Vaessen Schoemaker verkocht<br />

aan Wavin voor f 7,5 miljoen. Vaessen Schoemaker Holding<br />

vorderde van Shell het verschil tussen 100/60 x f 6.600.000,- = f 10,9<br />

miljoen en f 7,5 miljoen, zijnde f 3,4 miljoen. Die vordering tot vergoeding<br />

van de schade door het afbreken van onderhandelingen werd<br />

zowel door het Hof als door de Hoge Raad afgewezen, maar met verschillende<br />

motiveringen. Het Hof baseerde zich op het beding 'behoudens<br />

Shell board approval'; de Hoge Raad baseerde zich op het feit,<br />

dat reeds voordat Shell de onderhandelingen afbrak aan Vaessen<br />

Schoemaker Holding was gebleken, dat Shell aarzelingen had omtrent<br />

de mogelijkheid tot een joint venture met Vaessen Schoemaker Holding<br />

BV.<br />

Shell en VSH waren verplicht hun gedrag mede te doen bepalen door<br />

elkaars gerechtvaardigde belangen. Het stond Shell te allen tijde vrij<br />

de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd<br />

vertrouwen van VSH in het tot stand komen van de overeenkomst<br />

of in verband met de andere omstandigheden van het geval niet<br />

gerechtvaardigd - dat wil zeggen onaanvaardbaar - zou zijn. In dit<br />

geval was het niet aannemelijk, dat bij voortzetting van de onderhandelingen<br />

een dergelijke overeenkomst tot stand gekomen zou zijn.<br />

Terloops merk ik nog op dat de rekensom niet behoeft te kloppen: het<br />

staat niet vast dat, indien iemand bereid is 60% van de aandelen voor<br />

een bepaald bedrag te kopen, deze ook bereid zou zijn voor 100/60 van<br />

dat bedrag 100% van de aandelen te kopen.<br />

In het verlengde van deze uitspraak ligt de beslissing van de Hoge<br />

Raad van 31 mei 1991, NJ 1992,647, i.z. Vogelaar/Skil betreffende<br />

onderhandelingen inzake de samenstelling van een wielerploeg. Bij de<br />

vraag, of het afbreken of het staken van de voorbereidingen voor het<br />

sluiten van de overeenkomst tegenover de wederpartij onaanvaardbaar<br />

is, is in het algemeen niet van belang of beide partijen mochten vertrouwen<br />

dat de overeenkomst tot stand zou komen maar slechts of<br />

daarop mocht worden vertrouwd door de wederpartij van degene die<br />

het tot stand komen van de overeenkomst verhindert.


4 . Het afbreken van onderhandelingen 87<br />

de eerste fase zijn beide partijen nog geheel vrij om de onderhandelingen<br />

af te breken; beide partijen staan nog vrijblijvend tegenover<br />

elkaar. In de tweede fase zijn partijen al dichter bij elkaar gekomen.<br />

Men kan zeggen (in de terminologie van het Plas-Valburgarrest),<br />

dat een verplichting tot vergoeding van in het kader van de<br />

voorafgaande onderhandelingen gemaakte kosten (dus het negatief<br />

contractsbelang) kan bestaan, als de onderhandelingen nog niet in<br />

een zodanig stadium zouden zijn geraakt, dat de ene partij te goeder<br />

trouw die onderhandelingen niet meer had mogen afbreken,<br />

maar reeds wèl in een stadium, dat zulk afbreken haar in de gegeven<br />

omstandigheden niet meer zou hebben vrijgestaan zonder de<br />

door de wederpartij gemaakte kosten geheel of gedeeltelijk voor<br />

haar rekening te nemen. In de derde fase zijn, in de terminologie<br />

van het Plas-Valburg-arrest, de onderhandelingen in een zodanig<br />

stadium gekomen, dat het afbreken zelf van die onderhandelingen<br />

als in strijd met de goede trouw moeten worden geacht, omdat<br />

partijen over en weer mochten vertrouwen dat enigerlei contract in<br />

ieder geval uit de onderhandelingen zou resulteren. In de terminologie<br />

van art. 18 SER Fusiegedragsregels: de stand van de onderhandelingen<br />

is zodanig, dat de verwachting gewettigd is geworden,<br />

dat in die besprekingen overeenstemming kan worden bereikt. In<br />

zo'n situatie kan er ook plaats zijn voor een verplichting tot vergoeding<br />

van gederfde winst, dus vergoeding van het positief contractsbelang.<br />

Worden de onderhandelingen niet afgebroken, dan<br />

volgt de vierde fase. In de terminologie van HR 14 juni 1968, 331,<br />

inzake Polak-Zwolsman (waaromtrent L. Hardenberg, De Onderhandeling<br />

in Nederland en België, WPNR 5017, pp. 482-483) kan<br />

worden gesteld dat, indien bij het tot stand komen van een overeenkomst<br />

een aantal samenhangende verbintenissen moet worden<br />

geregeld, niet in het algemeen de stelling kan worden aanvaard dat<br />

een overeenkomst reeds tot stand is gekomen wanneer tussen partijen<br />

overeenstemming omtrent enige verbintenis is bereikt. Het is<br />

een feitelijke vraag wat naar de bedoeling van partijen de betekenis<br />

is van hetgeen wel en niet geregeld is. A contrario kan uit dit arrest<br />

worden afgeleid dat, indien omtrent de samenhangende hoofdzaken<br />

wèl overeenstemming is bereikt, er dan wel een verplichting kan<br />

bestaan om omtrent de resterende detailpunten verder te onderhan-


88 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

delen om die resterende lacunes in de overeenkomst aan te vullen.<br />

3 Anders zou men een stok zoeken om de hond te slaan, misbruik<br />

maken van de vrijheid om niet te contracteren. Pas als ook<br />

omtrent de nadere uitwerking overeenstemming is bereikt, eventueel<br />

met een bindend-advies-clausule, is het definitieve contract tot<br />

stand gekomen.<br />

De wetgever heeft aanvankelijk de rechtspraak van het Plas-Valburg-arrest<br />

willen codificeren in het NBW. Art. 6.5.2.8a luidde als<br />

volgt: "Onderhandelende partijen zijn verplicht hun gedrag mede<br />

door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen. Ieder van<br />

hen is vrij de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond<br />

van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot<br />

stand komen van een overeenkomst of in verband met andere omstandigheden<br />

van het geval onaanvaardbaar zou zijn." Tijdens de<br />

parlementaire behandeling is dit artikel weer geschrapt, maar uit<br />

die schrapping kan niet worden afgeleid, dat de wetgever van deze<br />

rechtspraak afstand zou hebben gedaan. In zoverre blijft deze tekst<br />

geldend recht weergeven.<br />

Uit het arrest Plas-Valburg kan worden afgeleid dat in de eerste<br />

fase van de onderhandelingen beide partijen nog de onderhandelingen<br />

kunnen afbreken zonder enige juridische consequenties, dat<br />

een partij, die in de tweede fase de onderhandelingen afbreekt,<br />

verplicht is aan de wederpartij diens kosten te vergoeden, dat in de<br />

derde fase degene, die de onderhandelingen afbreekt, verplicht is<br />

de wederpartij volledig schadeloos te stellen (dus kostenvergoeding<br />

en ook vergoeding van de winstderving door het niet-doorgaan<br />

van het contract) en dat in de vierde fase partijen niet meer<br />

bevoegd zijn de onderhandelingen af te breken, zodat de wederpartij<br />

bevoegd is van de ander te vorderen, dat hij de onderhandelingen<br />

(over de laatste detailpunten) hervat.<br />

3 V gl. HR29.6.1962, NJ 1962, 285, inzake Horeca-Staalman en Hof Den Bosch 30<br />

oktober 1989 en 3 februari 1992, NJ 1992, 429, ten vervolge op HR 17 december<br />

1976, NJ 1977,241 en HR 5 december 1986, NJ 1987,382: partijen zijn gehouden tot<br />

voortzetting van de onderhandelingen; het staat hen niet vrij terug te komen op die<br />

onderdelen waaromtrent in 196 I wel overeenstemming was bereikt.


4 . Het afbreken van onderhandelingen 89<br />

Dit laatste volgt à contrario uit het reeds genoemde arrest Polak­<br />

Zwolsman van de Hoge Raad en in de lagere rechtspraak is die<br />

verplichting tot voortzetting en afronding van de onderhandelingen<br />

ook herhaaldelijk uitgesproken. Ik verwijs daartoe naar de uitspraken<br />

van de President in kort geding van Rechtbank Haarlem, 6<br />

december 1985, NJ 1986,744 en naar het arrest in hoger beroep van<br />

een kort geding van Hof Amsterdam van 7 mei 1987, NJ 1988,430.<br />

In de eerste uitspraak besliste de President van Rechtbank Haarlem<br />

onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 18 juni<br />

1982, NJ 1983, 723, dat de eisen van de pré-contractuele goede<br />

trouwer toe kunnen dwingen dat een onderhandelingspartner zich<br />

ervan onthoudt de onderhandelingen af te breken, indien de wederpartij<br />

onder de gegeven omstandigheden mocht vertrouwen dat<br />

enigerlei contract in ieder geval uit de onderhandelingen zou voortvloeien.<br />

Die eisen van de redelijkheid en billijkheid, die ook de<br />

onderhandelingsfase beheersen, kunnen er onder omstandigheden<br />

toe leiden dat een opstappende partij geboden wordt zich weer in<br />

de onderhandelingen te begeven en zelfs - indien daartoe aanleiding<br />

bestaat - verboden wordt onderhandelingen met concurrenten<br />

te voeren.<br />

De uitspraak van Hof Amsterdam zal in zoverre tot de verbeelding<br />

spreken, dat deze betrekking had op onderhandelingen over de verfilming<br />

van een roman van Simon Vestdijk De Ziener. Een cineast was<br />

bezig een filmscenario te schrijven op basis van deze roman. Om te<br />

voorkomen dat een andere filmer in dezelfde periode een contract zou<br />

sluiten met de weduwe van Simon Vestdijk (die als erfgename in de<br />

auteursrechten van Simon Vestdijk was getreden) en met de uitgeverij<br />

De Bezige Bij, bedong de cineast een optie, zodat het aan de auteursrechthebbende<br />

niet vrijstond in die optieperiode een contract met een<br />

andere cineast te sluiten. Na het einde van de eerste optieperiode vroeg<br />

en verkreeg de cineast een verlenging van de optietermijn, terwijl hij<br />

tevens een eerste versie van het scenario naar de weduwe Vestdijk<br />

zond. Later verzocht hij een tweede verlenging van de optietermijn,<br />

omdat hij er nog niet in was geslaagd de financiering van De Ziener<br />

rond te krijgen. De weduwe Vestdijk weigerde echter mede te werken<br />

aan een tweede verlenging v,!n de optietermijn, omdat zij er geen<br />

vertrouwen in had dat het filmscenario nog zodanig zou worden gewijzigd<br />

dat dit voor de weduwe Vestdijk aanvaardbaar zou zijn. Die weigering<br />

werd door het Hof Amsterdam afgestraft: er waren hier omstan-


4 . Het afbreken van onderhandelingen 91<br />

Onzekerheid bestaat over het antwoord op de vraag, hoe het afbreken<br />

van onderhandelingen dient te worden gekwalificeerd. De twee<br />

het meest voor de hand liggende kwalificaties zijn: quasi-contract<br />

en onrechtmatige daad. Die vraag is in verscheidene opzichten van<br />

belang, in de eerste plaats voor de vraag van het toepasselijke<br />

recht. Wordt het afbreken van onderhandelingen gekwalificeerd als<br />

een soort wanprestatie in pré-contractuele verhoudingen, dan ligt<br />

het voor de hand om de vraag, of en zo ja in welke omvang degene<br />

die de onderhandelingen afbreekt, aansprakelijk is voor de door de<br />

wederpartij geleden schade, te beantwoorden naar het recht dat op<br />

de overeenkomst zou zijn toegepast, ware deze tot stand gekomen.<br />

In dat geval dient derhalve in de eerste plaats het EVO (het Europese<br />

verdrag nopens het op contractuele verbintenissen toepasselijke<br />

recht) naar analogie te worden toegepast, evenals zulks geschied is<br />

in een - overigens betwistbare - uitspraak van het Hof van Justitie<br />

EG te Luxemburg van 22 maart 1983, NJ 1983, 644, i.z. ZNAV -<br />

Peters, die dit verdrag toepasselijk achtte op een (niet-contractuele)<br />

verhouding tussen een lid en een vereniging. 4 Het afbreken van<br />

onderhandelingen zou echter niet alleen kunnen worden gekwalificeerd<br />

als een quasi-contract, maar ook als onrechtmatige daad. In<br />

dat geval zou hierop dienen te worden toegepast het recht van het<br />

land, waar de onrechtmatige daad is gepleegd of het recht van het<br />

land, waar alle gevolgen van de onrechtmatige daad intreden.<br />

In de tweede plaats is deze kwalificatie van belang voor de toepasselijkheid<br />

van Nederlandse (nationale) regels, die gelden voor<br />

rechtshandelingen. Een quasi-contract is te beschouwen als een<br />

rechtshandeling, een onrechtmatige daad niet. In dat laatste geval<br />

zouden titel 2 van Boek 3 (rechtshandelingen) en titel 5 (overeenkomsten<br />

in het algemeen) niet toepasselijk zijn. Dit onderscheid<br />

tussen rechtshandeling en feitelijke handeling werkt ook door<br />

buiten de Boeken 3 en 6 BW. ZO bepaalt art. 2:403 BW dat een<br />

dochtermaatschappij haar jaarrekening niet behoeft in te richten<br />

4 Zie hieromtrent Prof. <strong>Mr</strong> J.E.J.Th. Deelen, in: Prof. <strong>Mr</strong> H.C.F. Schoordijk, Onderhandelen<br />

te goeder trouwen Prof. <strong>Mr</strong> J.EJ.Th. Deelen, I.P.R. en de afgebroken onderhandelingen,<br />

Studiekring 'Prof. <strong>Mr</strong> FJ. Offerhaus', reeks Handelsrecht, no. 18,<br />

(Kluwer, Deventer), 1984, p. 120.


92 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

conform titel 9 van Boek 2, mits aan een aantal eisen wordt voldaan,<br />

waaronder dat de moedermaatschappij zich hoofdelijk aansprakelijk<br />

stelt "voor de uit rechtshandelingen van de rechtspersoon<br />

(dat wil zeggen de dochter) voortvloeiende schulden". Dient<br />

derhalve het afbreken van onderhandelingen te worden gekwalificeerd<br />

als een onrechtmatige daad, dan is de moeder ondanks het<br />

feit dat zij op het Handelsregister een verklaring van hoofdelijke<br />

aansprakelijkheid heeft gedeponeerd, niet aansprakelijk voor de<br />

schade die de dochter heeft veroorzaakt door het afbreken van<br />

onderhandelingen, evenmin als voor schade door andere onrechtmatige<br />

daden (en voor belastingschulden). Met Deelen t.a.p. geef<br />

ik echter de voorkeur aan kwalificatie als een quasi-contract.<br />

Nog in een ander opzicht verlopen de onderhandelingen in fasen.<br />

Teruggebracht tot de eenvoudigste proporties zijn er in ieder geval<br />

twee fasen te onderscheiden: aanbod en acceptatie. In de economie<br />

wordt er in de macrosfeer van uitgegaan dat de prijsvorming plaats<br />

vindt daar waar de vraagcurve en aanbodcurve elkaar snijden. In de<br />

rechtswetenschap gaat het niet om de macrosfeer, maar om de<br />

microsfeer. Het gaat daarbij in een individueel contract niet om de<br />

hoogte van de prijs, maar om het tijdstip waarop een contractuele<br />

gebondenheid ontstaat. In werkelijkheid moeten echter om twee<br />

redenen, uitgaande van de tweedeling aanbod en acceptatie, meer<br />

fasen worden onderscheiden. In de eerste plaats werkt die tweedeling<br />

alleen, indien partijen in elkaars aanwezigheid, dus mondeling,<br />

onderhandelen, zodat ter plaatse het aanbod van A aansluit op de<br />

acceptatie van B. Vaak echter vinden onderhandelingen tussen<br />

afwezigen plaats, dus per brief, fax, telex of telegram. In dat geval<br />

wordt het simpele beeld van aanbod en acceptatie verstoord, doordat<br />

rekening gehouden moet worden gehouden met het verzenden,<br />

het ontvangen en het vernemen van de boodschap van de wederpartij.<br />

In het algemeen gaat men ervan uit, dat een contract tot stand<br />

komt op het moment dat de acceptatie van het aanbod door B weer<br />

ontvangen is door A, de aanbieder. De kring is dan weer rond. Wie<br />

achteraf spijt heeft van een door hem per brief verzonden aanbod<br />

of acceptatie kan deze door een sneller werkend communicatiemiddel,<br />

zoals een fax, nog weer intrekken. Zie art. 6:219 lid 2 BW.


4 . Het afbreken van onderhandelingen<br />

4.3 Aansprakelijkheid bij afbreken van<br />

onderhandelingen<br />

Uit het voorgaande mag niet worden afgeleid dat een onderhandelaar,<br />

na door de wederpartij afgebroken onderhandelingen spoedig<br />

aanspraak kan maken op een schadevergoeding, hetzij het negatief,<br />

hetzij het positief contractsbelang. Uit enkele na het Plas-Valburgarrest<br />

gewezen arresten van de Hoge Raad blijkt dat ons hoogste<br />

rechtscollege met toewijzing van schadevergoedingsvorderingen<br />

terzake van afgebroken onderhandelingen zeer terughoudend is.<br />

Daartoe kan, behalve naar het reeds besproken arrest Shell-Vaessen<br />

Schoemaker Holding, worden verwezen naar HR 20 mei 1988, NJ<br />

1988, 943 (Westenberg-Stoelman) en HR 16 juni 1989, NJ 1989,<br />

804 (Hofman-Gemeente Vlissingen).<br />

In het eerste arrest ging het om het volgende geval. Westenberg en<br />

Stoelman hebben onderhandeld over de overname van Stoelman 's<br />

praktijk voor Fysiotherapie en het praktijkhuis. Er is grote mate van<br />

overeenstemming (over zaak en prijs, inclusief overdrachtskosten, de<br />

datum van overdracht, een inwerkperiode en een non-concurrentiebeding),<br />

alleen is niet duidelijk wie de verkoper zal zijn, Stoelman zelf<br />

of een besloten vennootschap waarin de te verkopen praktijk zou worden<br />

ingebracht. Stoelman breekt op 6 oktober de onderhandelingen af.<br />

Westenbergs vorderingen tot ontbinding van de (voor-)overeenkomst<br />

met vergoeding van de gederfde winst worden door het Hof afgewezen.<br />

Westenberg vordert vervolgens, nu er geen enkele overeenkomst<br />

tot stand gekomen is, vergoeding van de schade die hij stelt te hebben<br />

geleden als gevolg van de onrechtmatige daad van StoeIman, die daarin<br />

bestaat dat Stoelman in de gegeven omstandigheden onbehoorlijk<br />

heeft gehandeld door de onderhandelingen niet voort te zetten.<br />

Het Hof overweegt:<br />

"Niet uitgesloten is, dat onderhandelingen over het sluiten van een<br />

overeenkomst in een zodanig stadium zijn gekomen, dat het afbreken<br />

van die onderhandelingen onder de gegeven omstandigheden geacht<br />

moet worden in strijd met de goede trouw te zijn, omdat pp. over en<br />

weer er op mochten vertrouwen dat in ieder geval enigerlei contract<br />

daaruit zou resulteren, en in zo'n situatie kàn er ook plaats zijn voor<br />

een verplichting tot schadevergoeding, die bestaat uit vergoeding van<br />

schade door gederfde winst."<br />

93


94 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Dat deze situatie zich in casu voordoet, is door Westen berg, volgens<br />

het Hof, niet alleen niet met zoveel woorden gesteld, maar ligt ook in<br />

diens summiere stellingen niet opgesloten. De onderhandelingen waren<br />

weliswaar vergevorderd, maar er was nog geen wilsovereenstemming<br />

bereikt omtrent de vraag, of de overeenkomst zou worden gesloten<br />

met de onderhandelingspartner in privé danwel met de BV, waarvan<br />

hij directeur en enig aandeelhouder was. Tevens volgt niet zonder<br />

meer uit de stellingen van Westenberg dat de schade, die uit het afbreken<br />

van de onderhandelingen zou voortvloeien, dezelfde schade is als<br />

de schade, die hij primair en subsidiair heeft gevorderd wegens winstderving<br />

ingevolge ontbinding van een beweerdelijk tussen partijen tot<br />

stand gekomen overeenkomst. De Hoge Raad bekrachtigde de uitspraak<br />

van het Hof.<br />

In het tweede arrest (Hofman-Gemeente Vlissingen) was het navolgende<br />

geval aan de orde. Hofman en de Gemeente hebben gedurende<br />

ongeveer een jaar onderhandeld over de aankoop door de Gemeente<br />

van het garagebedrijf van Hofman in het kader van saneringsplannen<br />

van de binnenstad. De bedoeling was dat Hofman met zijn bedrijf naar<br />

het Industrieterrein zou gaan. Uiteindelijk werd overeenstemming<br />

bereikt over de koopprijs, maar daarmee was de overeenstemming nog<br />

niet rond, omdat Hofman nog een aantal voorwaarden had gesteld.<br />

Partijen zijn aan een bespreking van deze voorwaarden niet meer toegekomen,<br />

want de Gemeente deelde voordien aan Hofman mede af te<br />

zien van de aankoop van diens garagebedrijf in verband met haar verslechterde<br />

financiële positie. Hofman vorderde terzake van dit afbreken<br />

van de onderhandelingen schadevergoeding. De Gemeente heeft<br />

gebruik (misbruik?) gemaakt van het feit dat Hofman nog nadere voorwaarden<br />

had gesteld, waarmee de Gemeente zich nog niet had verenigd,<br />

door de voorgenomen aankoop af te blazen op grond van gewijzigd<br />

beleid (noodzaak tot bezuiniging). Deze vordering werd door het<br />

Hof afgewezen, omdat alleen hij die onrechtmatig handelt tot schadevergoeding<br />

kan worden veroordeeld. Dit oordeel past bij HR 3 april<br />

1987,703 (Van Gastel qq-Van den Heuvel). De Hoge Raad verwierp<br />

het tegen het arrest van het Hof ingestelde beroep in cassatie. 5<br />

Ook in een derde arrest werd een vordering wegens afgebroken<br />

onderhandelingen afgewezen. HR 26 februari 1993, NJ 1993, 289,<br />

5 Zie omtrent beide arresten Prof. <strong>Mr</strong> B. Wessels, Kwartaalbericht Nieuw BW 199011,<br />

pp. 33-35 en Prof. <strong>Mr</strong> I.B.M. Vranken, WPNR 5925 (1989), pp. 448-449.


4 . Het afbreken van onderhandelingen 95<br />

betrof het afbreken van onderhandelingen tussen de vennootschap<br />

naar het recht van de staat Delaware (vs), Mc Donald's Corp. en de<br />

Antillean Family Foods NV op Curaçao. De laatste beklaagde zich<br />

over het afbreken van onderhandelingen over de voortzetting van<br />

een 'licence-agreement' (franchising). Dit afbreken werd niet in<br />

strijd geacht met de redelijkheid en billijkheid. Ook hier, evenals<br />

het zojuist genoemde arrest inzake Westenberg, rijst de vraag, of<br />

de ongunstige afloop niet mede te wijten is aan slecht procederen.<br />

Wellicht zou Antillean Family Foods NV sterker hebben gestaan<br />

indien zij in de feitelijke instanties zou hebben betoogd dat een<br />

onderscheid moet worden gemaakt tussen het afbreken van één malige<br />

onderhandelingen en het afbreken van onderhandelingen over<br />

de periodieke hernieuwing van een bestaand doch aflopend contract.<br />

In het laatste geval zou men kunnen verdedigen dat de oude<br />

contractspartner dan aanspraak zou kunnen maken op een voorkeursrecht,<br />

te weten, dat de franchisor bij afloop opnieuw met zijn<br />

ex-franchisee contracteert en daartoe een redelijk aanbod doet,<br />

tenzij hij gefundeerde en zwaarwegende bezwaren tegen de capaciteiten<br />

of het beleid van de ex-franchisee aannemelijk kan maken.<br />

Wél werd degene die onderhandelingen had afgebroken aansprakelijk<br />

gesteld door Hof Arnhem, 3 maart 1992, NJ 1992, 778. Uitgeverij<br />

Kluwer had onderhandeld met de auteur van een computerprogramma.<br />

Door, in plaats van de onderhandelingen over dit<br />

nieuwe produkt exclusief met de auteur voort te zetten en af te<br />

ronden, met derden te onderhandelen en te contracteren, heeft de<br />

uitgever, aldus het Hof, in de gegeven omstandigheden onvoldoende<br />

oog gehad voor de belangen van de auteur en jegens hem in<br />

strijd met de redelijkheid en billijkheid gehandeld.<br />

Voor vergoeding van het positieve contractsbelang is dus geen<br />

plaats indien de wederpartij van degene_ die de onderhandelingen<br />

afbrak, nog niet kon rekenen op het tot stand komen van een overeenkomst<br />

in enigerlei vorm. Daarom werd de vordering tot schadevergoeding<br />

afgewezen van iemand, die aanvankelijk onderhandelde<br />

over een management buy-out, maar later ontstond onduidelijkheid<br />

omtrent de identiteit van de koper. De verkopende stichting<br />

Administratiekantoor was wel bereid tot verkoop van de aandelen


4 . Het afbreken van onderhandelingen 97<br />

4.4 Andere juridische aspecten van<br />

onderhandelingen<br />

Nog in enkele andere opzichten is de onderhandelingsfase juridisch<br />

relevant. In de eerste plaats is dat gebleken uit een ander beroemd<br />

arrest van de Hoge Raad van 15 november 1957, NJ 1958,67, inzake<br />

Baris-Riezenkamp. Partijen onderhandelden over een project<br />

voor de fabricage van een bromfietsmotor. Een beslissend punt in<br />

deze onderhandelingen vormde de kostprijs van de bromfietsmotor,<br />

vervaardigd volgens de tekeningen en octrooi-aanvragen, behorende<br />

bij dit project. Desgevraagd verklaarde de verkoper dat de kostprijs<br />

per motor f 135,- zou bedragen. Mede op basis van deze<br />

mededeling sloten partijen een contract. Kort daarna bleek dat de<br />

kostprijs f 230,- per motor bedroeg. Daardoor was het project niet<br />

op een concurrerende wijze te exploiteren. De koper had dus gedwaald<br />

omtrent een essentiële eigenschap van het object van de<br />

overeenkomst. Hij vorderde daarom vernietiging van de overeenkomst<br />

op grond van dwaling. Die vordering werd door de Hoge<br />

Raad toegewezen. Van algemeen belang zijn daarbij de overwegingen<br />

op grond waarvan de Hoge Raad tot dit oordeel kwam.<br />

Door in onderhandeling te treden over het sluiten van een overeenkomst<br />

komen partijen, aldus de Hoge Raad, tot elkaar te staan een<br />

in bijzondere, door de goede trouw beheerste rechtsverhouding.<br />

Die bijzondere rechtsverhouding brengt mede dat zij hun gedrag<br />

mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van<br />

de wederpartij. Dit brengt onder meer mede dat voor degene, die<br />

overweegt een overeenkomst aan te gaan, tegenover de wederpartij<br />

een gehoudenheid bestaat om binnen redelijke grenzen maatregelen<br />

te nemen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste<br />

veronderstellingen zijn toestemming geeft. De omvang van die<br />

gehoudenheid wordt mede hierdoor bepaald, dat men in de regel<br />

mag afgaan op de juistheid van de door de wederpartij gedane<br />

mededelingen. Indien degene, die - met inachtneming van een<br />

toelaatbaar gebrek aan twijfel met betrekking tot de juistheid van<br />

de door de wederpartij verstrekte feitelijke mededelingen - door<br />

het niet in acht nemen van deze onderzoekplicht bij het aangaan<br />

van een overeenkomst in dwaling heeft verkeerd, kunnen de regels


98 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

van de goede trouw medebrengen, dat hij zich niet met vrucht op<br />

dwaling kan beroepen.<br />

Uit dit arrest kan worden afgeleid dat partijens tijdens de onderhandelingen<br />

een onderzoek - en mededelingsplicht hebben. Wanneer de<br />

ene partij in zijn onderzoeksplicht tekort schiet, verspeelt hij daarmee<br />

zijn recht om de nadelige gevolgen van dit nagelaten onderzoek<br />

af te wentelen op de wederpartij door een vordering tot vernietiging<br />

van de overeenkomst wegens dwaling in te stellen. Anderzijds<br />

kan de wederpartij, die gevraagd of ongevraagd onjuiste<br />

mededelingen verstrekt, een beroep op dwaling niet afweren door<br />

zich te verweren met de stelling: "Dan had je ook maar niet zo<br />

stom moeten zijn om mijn leugens te geloven."<br />

Ook in andere opzichten blijkt de periode, die aan het sluiten van<br />

het contract vooraf gaat, toch juridisch relevant te zijn. Hiervoor<br />

werd reeds gewezen op art. 18 van de SER-Fusiegedragsregels:<br />

"Bij een zodanige stand van fusiebesprekingen, dat de verwachting<br />

gewettigd is geworden, dat in die besprekingen overeenstemming<br />

kan worden bereikt, worden de vakorganisaties onverwijld<br />

daarvan in kennis gesteld." Wij bevinden ons dan in de derde fase<br />

van de fusie-onderhandelingen. Het geciteerde artikel schept op dat<br />

moment de verplichting om de vakorganisaties in kennis te stellen<br />

van de vergaande onderhandelingen. Die melding moet plaatsvinden,<br />

vóórdat partijen de vierde fase hebben bereikt en reeds ten<br />

volle tot overeenstemming zijn gekomen, omdat het voor vakorganisaties<br />

van belang kan zijn dat de wensen van vakbondszijde,<br />

bijvoorbeeld betreffende een afvloeiingsregeling, indien als gevolg<br />

van de fusie arbeidsplaatsen verloren zouden gaan, reeds in de<br />

verdere onderhandelingen worden betrokken, voordat partijen tot<br />

algehele overeenstemming komen. Voorkomen moet immers worden,<br />

dat bijvoorbeeld de overnemende partij een zodanige overnameprijs<br />

aanvaardt, dat er voor hem geen financiële ruimte meer<br />

over is om de kosten van zo'n afvloeiingsregeling te voldoen.


4 . Het afbreken van onderhandelingen 99<br />

Nog in een derde opzicht kunnen onderhandelingen juridisch een<br />

rol spelen, en wel in verband met de verjaring. Indien een schuldeiser<br />

zijn vordering niet tijdig geldend maakt, verliest hij zijn aanspraak<br />

wegens verjaring. De wet kent uiteenlopende verjaringstermijnen.<br />

Daarnaast kent de wet de mogelijkheid van verval van<br />

recht. Een verjaring kan door onderhandelingen worden gestuit<br />

(art. 3:317 BW), een vervaltermijn niet. Kent derhalve de wet een<br />

vervaltermijn, dan hoede men zich ervoor zich te laten verleiden<br />

tot langdurige onderhandelingen, die de wederpartij slechts entameert<br />

en vervolgens rekt om zijn tegenstander ervan te weerhouden<br />

een rechtsvordering in te stellen. Na het einde van de vervaltermijn<br />

2worden dan de onderhandelingen afgebroken en de weg naar de<br />

rechter staat dan niet meer open. Anders is de situatie bij een verjaringstermijn.<br />

Een fraai voorbeeld is art. 10 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering<br />

Motorrijtuigen WAM. De benadeelde bij een aanrijding heeft<br />

op grond van de WAM een rechtstreekse vordering tegen de WAverzekeraar<br />

van de automobilist aan wiens schuld de aanrijding te<br />

wijten is. Die vordering tegen de verzekeraar verjaart door verloop<br />

van drie jaar na de aanrijding. Art. 10 lid 3 WAM voegt hieraan<br />

echter toe dat de verjaring ten opzichte van de verzekeraar wordt<br />

gestuit door iedere onderhandeling tussen de verzekeraar en de<br />

benadeelde. Art. 10 lid 3 voegt daaraan toe: "Een nieuwe termijn<br />

van drie jaar begint te lopen, te rekenen vanaf het ogenblik waarop<br />

één van de partijen bij deurwaardersexploit of aangetekende brief<br />

aan de andere partij heeft kennisgegeven dat zij de onderhandelingen<br />

afbreekt." Onder onderhandelingen is blijkens het Benelux­<br />

Gerechtshof van 20 oktober 1989, NJ 1990,660, mede correspondentie<br />

begrepen, tenzij uit de mededelingen van de zijde van de<br />

verzekeraar in die correspondentie de benadeelde moest begrijpen<br />

dat de verzekeraar een regeling zonder meer uitsluit.


100 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

4.5 Varianten bij de totstandkoming van een<br />

contract<br />

Een aantal varianten bij de totstandkoming van een contract blijkt<br />

uit figuur 4.7.<br />

Ter toelichting op dit overzicht dient nog het volgende.<br />

Eenvoudige dagelijkse contracten worden vaak afgesloten onder<br />

toepasselijkheidverklaring van algemene voorwaarden, met name<br />

door een verwijzing daarnaar in de offerte. De wederpartij van de<br />

'gebruiker' (dat wil zeggen degene, die zich van algemene voorwaarden<br />

bedient) zal meestal niet de moeite nemen van de tekst<br />

daarvan kennis te nemen. Toch is hij stilzwijgend (door niet tijdig<br />

te protesteren) aan die algemene voorwaarden gebonden (art. 6:232<br />

BW). Tot die algemene voorwaarden behoort vaak als één van de<br />

belangrijkste bepalingen een exoneratieclausule, dat wil zeggen<br />

een clausule tot uitsluiting of beperking van aansprakelijkheid.<br />

Indien A aan B een optie verleent, is A reeds gebonden (want het<br />

staat hem niet meer vrij eenzelfde aanbod aan C te doen en A moet<br />

afwachten, of B binnen de optieperiode die optie aanvaardt) maar<br />

B nog niet. B is pas gebonden, indien hij van de optie (bijvoorbeeld<br />

een koopoptie of een optie tot verlenging van de huur van bedrijfsruimte)<br />

gebruik maakt. Opties kunnen niet alleen in een contract<br />

worden toegekend, maar zij kunnen ook uit de wet voortvloeien<br />

(bijvoorbeeld Personeelswet Postbank; verplichting voor een ziekenfonds<br />

om personen beneden de loongrens voor een verplichte<br />

ziekenfondsverzekering na aanmelding te aanvaarden).


102 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

De onder 3 (in figuur 4.7) genoemde figuur is eigenlijk de basisfiguur.<br />

Op die simpele wijze komen grotere commerciële contracten<br />

vrijwel nimmer tot stand. Vaak zijn er niet twee fasen maar drie<br />

fasen: eerst een uitnodiging van A aan B om een aanbod te doen.<br />

Aanvaardt B die uitnodiging, dan doet B een aanbod aan A. Na<br />

aanvaarding daarvan door A en kennisgeving daarvan aan B ontstaat<br />

dan een overeenkomst. Ook is mogelijk (variatie 5, figuur<br />

4.7), dat A slechts een vrijblijvend aanbod aan B doet, dus een<br />

aanbod, waarbij A verklaart zich nog niet aan dat aanbod gebonden<br />

te willen achten. Dat brengt mede dat door acceptatie van zo'n<br />

vrijblijvend aanbod door B nog geen overeenkomst tot stand komt.<br />

Daarvoor is nog nodig dat A de acceptatie door B op zijn beurt nog<br />

weer aanvaardt. Een voorbeeld daarvan kan men aantreffen in de<br />

FME-voorwaarden: het constructiebedrijf doet bijvoorbeeld een<br />

aanbod aan een potentiële opdrachtgever B. Deze aanvaardt dit<br />

aanbod. Niettemin komt daardoor nog geen overeenkomst tot<br />

stand. Daarvoor is mede nodig dat het constructiebedrijf die acceptatie<br />

nog weer accepteert.<br />

Onderhandelingen kunnen vaak geruime tijd in beslag nemen. Om<br />

tot elkaar te komen, doen beide partijen aan elkaar voorstellen. A<br />

doet een aanbod. B doet een tegenvoorstel, dat weer voor A niet<br />

acceptabel is. Vervolgens doet A een herzien aanbod. Een dergelijke<br />

uitwisseling van voorstellen kan nog geruime tijd doorgaan. Na<br />

vele onderhandelingen wordt uiteindelijk een aanbod gedaan dat<br />

door de wederpartij kan worden aanvaard. Pas dan komt een overeenkomst<br />

tot stand (varianten 6 en 7, in figuur 4.7).<br />

Onderhandelingen worden vaak gevoerd niet door de partij, die in<br />

staat is zich contractueel te binden, maar door een vertegenwoordiger,<br />

die geen contracteerbevoegdheid heeft, maar wel het onderhandelingsresultaat<br />

mag voorleggen aan de beslissende instantie,<br />

onverschillig of de organisatie van privaatrechtelijke dan wel van<br />

publiekrechtelijke aard is. Wanneer de wederpartij ervan op de<br />

hoogte is (gesteld), dat de onderhandelaar wel als zodanig bevoegd<br />

is, maar geen beslissingsbevoegdheid heeft, dan is het belissende<br />

orgaan nog bevoegd de onderhandelaar te desavoueren. Men zie<br />

het hiervoor besproken arrest inzake ShelllVaessen. Door er een


4 . Het afbreken van onderhandelingen 103<br />

vertegenwoordiger tussen te schuiven, kan een partij in een laat<br />

stadium onderhandelingen afbreken zonder tot schadevergoeding<br />

verplicht te zijn. Indien echter de wederpartij op de vertegenwoordigingsbevoegdheid<br />

van de onderhandelaar mocht vertrouwen, kan<br />

degene, die met een beroep op zijn uiteindelijke beslissingsbevoegdheid<br />

de onderhandelingen afbreekt, toch tot schadevergoeding<br />

verplicht zijn. Of dat vertrouwen niet misplaatst is, hangt niet<br />

alleen af van de vraag of vertegenwoordigde de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid<br />

van de onderhandelaar heeft gewekt,<br />

maar ook van een aantal factoren (zie HR 27 november 1992,<br />

RvdW 1992,264 i.z. Felix/Aruba; zie hieromtrent <strong>Mr</strong> J.G.A. Linssen<br />

en Prof. <strong>Mr</strong> J.B.M. Vranken, WPNR 6087 (1993, p. 244)).<br />

Zelfs indien de onderhandelingen gevoerd worden door een persoon,<br />

die daartoe krachtens de statuten van zijn vennootschap of<br />

andere rechtspersoon (bijvoorbeeld een stichting of een vereniging)<br />

bevoegd is - hetgeen lang niet steeds het geval is -, dan nog is het<br />

mogelijk dat door aanvaarding van het definitieve aanbod nog geen<br />

overeenkomst tot stand komt, omdat het mogelijk is dat in het contract<br />

een opschortende of een ontbindende voorwaarde is opgenomen.<br />

Zo'n opschortende voorwaarde kan onder meer inhouden de<br />

goedkeuring door een ander orgaan, bijvoorbeeld de Raad van<br />

Commissarissen of - indien het contract gesloten wordt door een<br />

dochter-vennootschap - door de Raad van Bestuur van de holding<br />

(de moeder). Zo'n voorwaarde kan ook - in omgekeerde formulering<br />

- worden gegoten in de vorm van een ontbindende voorwaarde<br />

(het contract is tot stand gekomen, tenzij de Raad van Commissarissen<br />

binnen veertien dagen goedkeuring weigert). Voorbeelden,<br />

waarbij een dergelijk voorbehoud een rol heeft gespeeld, zijn het<br />

contract inzake Shell-Vaessen Schoemaker Holding BV, hiervoor<br />

besproken, en de weigering van goedkeuring door de Raad van<br />

Commissarissen met betrekking tot de transactie KLM-Hilton Hotels<br />

en Samas Top Data.<br />

In dergelijke gevallen komt uiteindelijk geen contract tot stand.


104 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

4.6 Juridische vragen voor, tijdens en na het<br />

onderhandelen<br />

Zonder uitputtend te zijn, kunnen de juridische vragen in figuur 4.8<br />

voor, tijdens en na het onderhandelen aan de orde komen.<br />

Enkele vragen voor, tijdens en na<br />

het onderhandelen<br />

1. Wat zijn mijn rechten en mijn risico 's (door ongeval gederfde<br />

zwarte inkomsten)?<br />

2. Wat zijn de consequenties van contract op basis van concept?<br />

3. Welke informatie moet aan de wederpartij verschaft worden?<br />

zakelijk contract of contract met consument;<br />

eenmalige transactie of vaste handelspartner.<br />

4. Welke sanctie op unfaire onderhandelingstechniek?<br />

meestal geen, soms wilsgebrek of onderhandelingen<br />

worden afgebroken.<br />

5. Wanneer onstaat juridische binding tot:<br />

schadevergoeding<br />

verder onderhandelen<br />

contract<br />

6. Na sluiten van contract<br />

{ redelijkheid<br />

O.D.<br />

naleven<br />

trachten te<br />

annuleren<br />

- eenzijdig opzeggen - duurcontract<br />

- colportage<br />

- ontbinding<br />

- vernietiging<br />

- redelijkheid en<br />

billijkheid<br />

(veranderde omstandigheden,<br />

hardship )


4 . Het afbreken van onderhandelingen<br />

7. Wat is alternatief, indien geen contract tot stand komt?<br />

Figuur 4.8<br />

proces<br />

contract met ander<br />

geen contract<br />

Ad]<br />

Wat zijn mijn rechten en mijn risico 's? Onderhandelen is als een<br />

schaakspel: na elke zet is een tegenzet te verwachten. De onderhandelingen<br />

zouden zelfs tot een averechts effect kunnen leiden, indien<br />

de wederpartij op de hoogte zou zijn of zou komen van geheime<br />

gegevens, die in een ander opzicht in het nadeel van de ene<br />

contractspartij kunnen uitwerken. Er wordt bijvoorbeeld onderhandeld<br />

over de hoogte van de schadevergoeding na een aanrijding.<br />

Daarbij wordt ook aanspraak gemaakt op vergoeding wegens door<br />

het ongeval gederfde inkomsten. Ter vergelijking moeten gegevens<br />

worden overgelegd over het inkomen vóór het ongeval. Indien die<br />

inkomsten echter zwart zijn, kan een aanspraak tot vergoeding<br />

daarvan averechts uitwerken.<br />

Ad2<br />

Wat zijn de consequenties van een contract op basis van een (voorlopig)<br />

concept? Er zou mee kunnen worden volstaan na het afsluiten<br />

van een commercieel contract aan de juristen van beide partijen<br />

de opdracht te geven om het overeengekomene in een juridisch<br />

juiste vorm te gieten (zodat alle eventualiteiten zijn geregeld, alle<br />

risico 's onder ogen zijn gezien en zijn verdeeld, er enerzijds geen<br />

lacunes worden gelaten en anderzijds het contract niet door te ruime<br />

formulering meer aan wederzijdse rechten en plichten zou omvatten<br />

dan in de bedoeling van partijen ligt). Een dergelijke gang<br />

van zaken doet zich veelvuldig voor.<br />

Het kan evenwel de voorkeur verdienen een andere werkwijze toe<br />

te passen: de juristen worden er niet pas na afloop van de onderhandelingen<br />

bij gehaald, maar de juristen wonen de onderhandelin-<br />

105


106 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

gen bij. Daaraan kan het voordeel zijn verbonden, dat de juristen<br />

niet pas na het afsluiten van de onderhandelingen geconfronteerd<br />

worden met de gemaakte afspraken, waaronder wellicht afspraken,<br />

die óf de toets van de juridische kritiek niet kunnen doorstaan óf<br />

voor één partij juridische risico's in het leven roepen. Een dergelijke<br />

waarschuwing achteraf, die zou nopen tot hervatting van de<br />

reeds afgesloten onderhandelingen, wordt door beide partijen als<br />

onaangenaam en ongewenst beschouwd. Het commercieel reeds<br />

bereikte resultaat kan daardoor zelfs weer in de waagschaal worden<br />

gesteld. Daarom kan het de voorkeur verdienen de juristen reeds<br />

tijdens de onderhandelingen in staat te stellen enerzijds de commerciële<br />

onderhandelaars juridische valkuilen in het oor te fluisteren<br />

en anderzijds reeds tijdens de onderhandelingen - die zich<br />

wellicht over een aantal weken uitstrekken - concepten aan de<br />

commerciële onderhandelaars aan te reiken. Een dergelijk concept,<br />

te volgen door nog een aantal latere concepten, heeft de functie, dat<br />

daardoor hetzij aan de eigen partij, hetzij aan beide partijen een<br />

spiegel wordt voorgehouden: als wij in deze tussenstand van de<br />

onderhandelingen op basis van het ons getoonde ontwerp reeds het<br />

definitieve contract zouden sluiten, zou dat nog een groot aantal<br />

lacunes vertonen en zouden aan hetgeen voorlopig reeds was overeengekomen<br />

ongewenste en door niet-juristen niet voorziene consequenties<br />

zijn verbonden. Bij de voortzetting van de onderhandelingen<br />

kunnen deze gebreken worden hersteld. Een volgend concept<br />

toont wellicht aan, dat het aanvankelijke gebrek thans is hersteld,<br />

maar dat daarvoor aan de andere zijde een ander gebrek in de<br />

plaats is gekomen. Dit leidt tot een derde concept etc., totdat het<br />

laatste concept eigenlijk zonder verdere vertraging meteen kan<br />

dienen als de tekst voor het definitieve contract.<br />

Ad3<br />

Welke informatie moet aan de wederpartij verschaft worden? Die<br />

vraag leidt tot de volgende vraag, in hoeverre op grond van de<br />

redelijkheid en billijkheid, die de pré-contractuele verhoudingen<br />

beheerst, wederzijdse openheid mag worden verlangd ten aanzien<br />

van ieders sterke of zwakke punten. Men is snel geneigd die vraag<br />

bevestigend te beantwoorden op grond van de arresten inzake Baris-Riezenkamp<br />

(HR 15 november 1957, NJ 1958, 67), hiervoor in


4 . Het afbreken van onderhandelingen 107<br />

§4.4 besproken, Booy-Wisman (HR 21 januari 1966, NJ 1966, 183)<br />

en Van Hensbergen-Den Haag (HR 7 december 1979, NJ 1980,<br />

290).<br />

Toch valt te vrezen dat in de praktijk niet te sterk mag worden vertrouwd<br />

op de redelijkheid en billijkheid, in de eerste plaats wegens<br />

bewijsproblemen en in de tweede plaats, omdat handelen in strijd<br />

met de redelijkheid en billijkheid tijdens de onderhandelingen zou<br />

moeten leiden tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling,<br />

en niet gemakkelijk zal worden voldaan aan de vier strenge<br />

eisen, waaraan moet zijn voldaan voor een geslaagd beroep op<br />

dwaling. Eerder zou men dan nog succes hebben met de stelling dat<br />

met handhaving van het door niet vlekkeloze onderhandelingen tot<br />

stand gekomen contract, schadevergoeding wegens een onrechtmatige<br />

daad kan worden gevorderd (het voeren van onderhandelingen,<br />

terwijl onzorgvuldig wordt rekening gehouden met de gerechtvaardigde<br />

belangen en verwachtingen van de wederpartij).<br />

De redelijkheid en billijkheid speelt eigenlijk alleen een rol bij<br />

'harde' onderhandelingen, ook wel genoemd distributief onderhandelen.<br />

Daarbij hebben beide partijen tegenovergestelde belangen;<br />

beide partijen handelen rationeel en commercieel; door loven en<br />

bieden uit eigen belang wordt een compromis bereikt. De redelijkheid<br />

en billijkheid speelt dus nauwelijks een rol bij andere vormen<br />

van onderhandelingen tussen partijen, die in wezen samen hetzelfde<br />

doel nastreven (integratief onderhandelen, onderhandelen in een<br />

relatie-model en intra-organisatorisch binnen één groep of met de<br />

eigen achterban ter bespreking van de gezamenlijk te voeren strategie).<br />

Laten wij bij dergelijke 'harde' onderhandelingen van het vrij normale<br />

geval uitgaan dat de partijen A en B beide enkele sterke en<br />

enkele zwakke punten hebben. Voor A is het het gunstigst, indien<br />

B niet de zwakke punten van A kent en A wèl de zwakke punten<br />

van B. Men kan een matrix maken met twee paren: sterk en zwak,<br />

en: bij de wederpartij bekend of onbekend. Bij B moet de limiet<br />

van A onbekend blijven en omgekeerd. Het behoeft niet altijd een<br />

voordeel voor A te zijn, als B de sterke punten van A kent. Indien


108 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

B deze niet kent, kan A dat sterke punt nog een tijd geheim houden,<br />

in de hoop dat B een stelling poneert, die met dat sterke punt<br />

onverenigbaar is, zodat pas dan B kan worden afgetroefd. In zoverre<br />

zijn onderhandelingen niet alleen te vergelijken met het schaakspel,<br />

maar ook met het bridgespel.<br />

Dit voorbeeld laat zien, dat er in verband met de redelijkheid en<br />

billijkheid twee vragen rijzen:<br />

Mag A zijn zwakke punten verzwijgen jegens B?<br />

Mag A zijn sterke punten, die aan B onbekend zijn, pas later<br />

uitspelen?<br />

In beginsel kunnen beide vragen positief worden beantwoord. Zo<br />

ver strekt de werking van de redelijkheid en billijkheid zich niet<br />

uit. De redelijkheid en billijkheid, die verplicht tot het verschaffen<br />

van bepaalde feitelijke en ware mededelingen, speelt met name een<br />

rol bij:<br />

ongelijkwaardigheid van de beide partijen (dus bijvoorbeeld<br />

niet tussen branchegenoten, maar tussen iemand die bedrijfs- of<br />

beroepsmatig handelt en een consument);<br />

feitelijke mededelingen over het object van de onderhandelingen,<br />

dus verbod van misleiding.<br />

Indien A bij B een zwak punt vermoedt, maar daaromtrent geen<br />

enkele zekerheid heeft, zou A kunnen bluffen in de hoop B uit zijn<br />

tent te lokken. In strafrechtelijke zin zou men dan al spoedig spreken<br />

van 'onrechtmatig verkregen bewijs'. In civielrechtelijke zin<br />

zal daarvan niet spoedig sprake zijn. Ook hier levert mijns inziens<br />

de redelijkheid en billijkheid geen obstakel op, maar men kan<br />

daarover anders denken. Eerder zal het in strijd met de redelijkheid<br />

en billijkheid zijn, indien een partij een beroep doet op irrelevante<br />

feiten, die een partij in een sympathiek of onsympathiek daglicht<br />

kunnen stellen. In de vs ligt dat ten dele anders door de jury-rechtspraak.


4 . Het afbreken van onderhandelingen 109<br />

Ad4<br />

Welke sanctie staat er op unfaire onderhandelingstechnieken?<br />

Soms zal gehandeld zijn in strijd met redelijkheid en billijkheid,<br />

die in de pré-contractuele fase in acht moet worden genomen. Het<br />

kan zijn dat het contract nadeliger is geworden, dus leidt tot winstderving<br />

of tot verlies, als gevolg van de onbehoorlijk gevoerde<br />

onderhandelingen. Een vernietiging wegens wilsgebreken zou dan<br />

een tweesnijdend zwaard zijn, omdat ook de partij, die het slachtoffer<br />

is geworden van onbehoorlijke onderhandelingen, de voorkeur<br />

geeft aan een (eventueel minder voordelig) contract boven in het<br />

geheel geen contract. In dat geval acht ik hier mogelijk een tijdens<br />

de onderhandelingen gepleegde onrechtmatige daad, die tot vergoeding<br />

verplicht van de daardoor geleden schade, te stellen op het<br />

verschil tussen de winst, die gemaakt zou zijn, indien de wederpartij<br />

zich niet zou hebben schuldig gemaakt aan onbehoorlijke onderhandelingen,<br />

en de thans gemaakte winst of het geleden verlies.<br />

Een apert geval is omkoping van een onderhandelaar (waaromtrent<br />

O. de Savornin Lohman, Civielrechtelijke gevolgen van omkoping,<br />

Juri Sacrum, 1882-1982, p. 127 e.v.). Dwang en bedrog bij onderhandelen<br />

zijn in literatuur en rechtspraak reeds herhaaldelijk gekwalificeerd<br />

als een onrechtmatige daad (losbladige uitgave Onrechtmatige<br />

Daad, onderdeel III (G.E. van Manen), no. 25). Wanneer<br />

de onderhandelingen zo ver gevorderd zijn dat deze slechts<br />

tegen schadevergoeding zouden kunnen worden afgebroken, zal<br />

mijns inziens een zodanige schadevergoeding niet verschuldigd<br />

zijn, indien de ene partij de onderhandelingen afbreekt wegens het<br />

ontdekken van 'dirty tricks' bij de wederpartij.<br />

Een beroep op strijd met de redelijkheid en billijkheid of op een<br />

onrechtmatige daad zal echter niet altijd baten:<br />

a. Het bewijs van 'dirty tricks' is moeilijk te leveren.<br />

b. De 'dirty tricks' bewerkstelligen soms dat een overeenkomst is<br />

gesloten, die zonder 'dirty tricks' niet zou zijn gesloten, maar<br />

soms ook, dat daardoor een overeenkomst wordt gesloten met<br />

minder gunstige condities. In beide gevallen is in beginsel<br />

vernietiging wegens dwaling mogelijk, maar soms is niet voldaan<br />

aan de wettelijke eisen en soms leidt een geslaagd beroep<br />

op dwaling ook tot een niet gewenst resultaat. Het is immers


110 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

mogelijk dat de benadeelde partij toch de voorkeur geeft aan<br />

een ongunstige overeenkomst boven in het geheel geen overeenkomst.<br />

In zo'n geval kan het nieuwe art. 6:230 BW redding<br />

brengen. De wederpartij kan de dwalende tijdig een wijziging<br />

van de gevolgen van de overeenkomst voorstellen, die het nadeel<br />

dat de dwalende bij instandhouding van de overeenkomst<br />

lijdt, op afdoende wijze opheft. Zo'n aanbod van de wederpartij<br />

van de dwalende zal echter achterwege blijven, indien de wederpartij<br />

vermoedt dat de dwalende bij vernietiging van de<br />

regen in de drup zou komen. Blijft derhalve zo'n aanbod van de<br />

wederpartij van de dwalende achterwege, dan kan de Rechter<br />

op verzoek van de dwalende nog de gevolgen van de overeenkomst<br />

ter opheffing van dit nadeel wijzigen (art. 6:230 lid 2<br />

BW).<br />

c. Een deel van de 'dirty tricks' (bijvoorbeeld blufpoker) wordt<br />

door beide partijen toegepast.<br />

d. Een deel van de 'dirty tricks' is wel onfatsoenlijk maar in de<br />

handel niet geheel ongebruikelijk en niet in strijd met de redelijkheid<br />

en billijkheid, hoogstens wèl in een transactie met een<br />

consument.<br />

Ad5<br />

Wanneer ontstaat een juridische binding tot schadevergoeding, tot<br />

verder onderhandelen en het uitonderhandelen ter bereiking van<br />

een contract? Deze vraag, waarvan het antwoord in belangrijke<br />

mate is gebaseerd op het beginsel van de redelijkheid en billijkheid<br />

en van de onrechtmatige daad (buiten-contractuele aansprakelijkheid<br />

voor schade, veroorzaakt door een met schuld gepleegde onrechtmatige<br />

daad), kwam in §4.4 nader aan de orde.<br />

Ad6<br />

Na het sluiten van het contract moeten beide partijen dit contract<br />

naleven. Eén partij, die spijt heeft, kan trachten onder het contract<br />

uit te komen. Wat zijn daartoe de (beperkte) mogelijkheden?<br />

Deze vraag hoort eigenlijk niet thuis in het onderwerp van het<br />

afbreken van de onderhandelingen, die aan het sluiten van het<br />

contract vooraf gaan. Hier zij ermede volstaan te beklemtonen dat<br />

bij de onderhandelingen omtrent de formulering van bepaalde


4 . Het afbreken van onderhandelingen 111<br />

clausules in het te sluiten contract reeds moet worden geanticipeerd<br />

op eventuele moeilijkheden, die bij de uitvoering van het contract<br />

zouden kunnen rijzen. In de eerste plaats moeten dergelijke moeilijkheden<br />

zoveel mogelijk worden voorkomen en in de tweede<br />

plaats moet een regeling getroffen worden, indien desondanks<br />

dergelijke uitvoeringsproblemen ontstaan. Die moeilijkheden kunnen<br />

zowel bij de eigen partij als bij de wederpartij opkomen. De<br />

eigen partij kan achteraf spijt krijgen van het contract, zeker als het<br />

een langdurig lopend contract is en de eigen partij naar wegen<br />

zoekt om zich weer van het contract los te maken. De wederpartij<br />

kan zich niet aan het contract houden, dus wanprestatie plegen. Het<br />

uitgangspunt is dat eenmaal gesloten contracten beide partijen<br />

binden, zodat eenzijdige opzegging ervan niet mogelijk is. Indien<br />

het contract zich echter over een langere tijd zal gaan uitstrekken,<br />

kan het aanbeveling verdienen een 'escape-clause' of een 'openbreekclausule<br />

' in het contract op te nemen. Daarin kan (na zekere<br />

tijd of onder bepaalde omstandigheden) de mogelijkheid worden<br />

geopend om het contract (met inachtneming van een opzeggingstermijn)<br />

op te zeggen. Met name kan het gewenst zijn zo'n mogelijkheid<br />

te openen, indien na verloop van de tijd de omstandigheden<br />

zich onvoorzienbaar op een zodanige wijze veranderen, dat het<br />

onredelijk zou zijn de wederpartij nog aan het contract te houden,<br />

maar de afloop van een slechts op strijd met de redelijkheid en<br />

billijkheid gebaseerde procedure zeer onzeker zou zijn. Een aparte<br />

clausule voor veranderde omstandigheden ('hardship') kan dan<br />

uitkomst bieden.<br />

Indien in een contract een 'openbreekclausule' ontbreekt, biedt het<br />

nieuwe art. 6:258 BW soms een uitweg. De Rechter kan op verlangen<br />

van één der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen<br />

of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene<br />

omstandigheden welke van dien aard zijn, dat de wederpartij<br />

naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding<br />

van de overeenkomst niet mag verwachten. Waarschijnlijk<br />

zal de Rechter terwille van de rechtszekerheid slechts een<br />

spaarzaam gebruik maken van deze nieuwe bevoegdheid. De rechter<br />

kan zulks slechts doen, indien aan de volgende voorwaarden is<br />

voldaan:


112 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Er moet sprake zijn van onvoorziene omstandigheden, dat wil<br />

zeggen omstandigheden, die in het contract niet voorzien, dus<br />

niet geregeld zijn; wat voorzienbaar is, zal in het algemeen in<br />

het contract ook wel voorzien zijn, maar noodzakelijk is dit<br />

niet.<br />

De onvoorziene omstandigheden komen niet voor rekening van<br />

de partij, die zich op art. 6:258 BW wenst te beroepen.<br />

De rechter mag slechts ingrijpen, indien de wederpartij naar<br />

redelijkheid gccn ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst<br />

mocht verwachten; de wederpartij, die bevreesd is voor<br />

een ingrijpen door de rechter, zal dan ontkennen dat zodanige<br />

verwachting bij hem aanwezig is; het gaat er echter niet om,<br />

wat de wederpartij verwacht maar wat hij moest verwachten<br />

(normatieve uitlegging).<br />

De rechter kan slechts ingrijpen op verlangen van één der partijen,<br />

dus niet ambtshalve.<br />

Ad7<br />

Wat is het alternatief, indien geen contract tot stand komt? In beginsel<br />

zijn er drie mogelijkheden:<br />

• proces;<br />

contract met een ander;<br />

geen contract.<br />

Om te weten, wanneer het opportuun is onderhandelingen af te<br />

breken (aangenomen, dat partijen nog vrij staan), moet men weten,<br />

hoe de juridische positie is. Daarin onderscheidt onderhandelen<br />

over juridische aanspraken zich van onderhandelen over een te<br />

sluiten contract, waartoe rechtens geen enkele verplichting bestaat.<br />

Indien onderhandelingen over juridische aanspraken worden afgebroken,<br />

wordt daarmee het einddoel niet onbereikbaar maar moet<br />

een andere weg gevolgd worden, namelijk die van procedure in<br />

plaats van onderhandelingen. Indien de onderhandelingen slechts<br />

gericht zijn op te verkrijgen aanspraken, bestaat geen alternatief<br />

van een procedure. Om te weten, of men meer met onderhandelen<br />

dan wel met een procedure kan winnen, moet men weten, hoe de<br />

proceskansen zijn. Dit houdt drie aspecten in:<br />

de juridische kracht van de argumenten;


4 . Het afbreken van onderhandelingen<br />

het gebruik van juridische argumenten;8<br />

het bewijs van de feitelijke stellingen.<br />

De juridische betoogtrant dient in beginsel indicatief te zijn voor<br />

de volgorde van onderhandelingen, dus bijvoorbeeld eerst de meest<br />

vergaande stelling, daarna een subsidiaire stelling, of eerst de stelling<br />

omtrent het principe van de aansprakelijkheid en daarna een<br />

discussie over de omvang van de schade. In de praktijk komt men<br />

wel eens een andere, minder logische volgorde tegen: eerst de<br />

onderhandelingen over de punten, waarin de ene partij sterk staat,<br />

en daarna de onderhandelingen over de punten, waarin de ene partij<br />

zwak staat. Een dergelijke volgorde kan tactisch zijn en logisch<br />

aanvaardbaar, indien de te onderhandelen punten gelijkwaardig<br />

naast elkaar staan, zodat niet de uitkomst over het ene onderhandelingspunt<br />

het uitgangspunt is voor het volgende onderhandelingspunt.<br />

Dat laatste is wèl het geval, bijvoorbeeld bij onderhandelingen<br />

over een schadevergoeding na een aanrijding of een afvloeiingsregeling<br />

bij het einde van een arbeidsovereenkomst of een<br />

maatschap, terwijl de aansprakelijkheid daarvoor door de wederpartij<br />

reeds geheel wordt ontkend. Het heeft dan geen zin om eerst<br />

te onderhandelen over de hoogte van de schadevergoeding of afvloeiingsregeling.<br />

Men kan onderhandelingen afbreken en aankondigen een procedure<br />

te beginnen, hetzij omdat men daarvan een hogere uitkomst verwacht,<br />

hetzij uit bluf in de hoop de wederpartij bang en toeschietelijker<br />

te maken.<br />

Stelt men de positie, waarin een partij verkeert na het afbreken van<br />

onderhandelingen tegenover de positie, waarin een partij verkeert,<br />

indien ondanks of dankzij misleiding en 'dirty tricks' een contract<br />

wèl tot stand komt, dan kan dat als in figuur 4.9 schematisch worden<br />

weergegeven.<br />

8 Zie EH. van Eemeren e.a., Argumenteren voor juristen: het analyseren en<br />

schrijven van juridische betogen en beleidsteksten, (tweede herziene druk)(Wolters<br />

Noordhoff, Groningen), 1991.<br />

113


114<br />

Afbreken van onderhandelen<br />

Contract na • dirty tricks'<br />

Figuur 4.9<br />

<strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Berusten - Contract<br />

Geen contract<br />

Schadevergoeding<br />

Dwaling of _ Vernieti in _ Geen contract<br />

bedrog g g (plus schadevergoeding)<br />

Rechter wijzigt contract<br />

Daarbij zij in herinnering gebracht (zie §4.4), dat men van negatief<br />

contractsbelang spreekt, indien een partij door een te ontvangen<br />

schadevergoeding in de positie wordt gebracht, alsof er nimmer<br />

een contract was gesloten en dat er sprake is van positief contractsbelang,<br />

indien een partij door een te ontvangen schadevergoeding<br />

in de positie wordt gebracht, alsof het contract naar behoren zou<br />

zijn gesloten en uitgevoerd.<br />

Literatuur<br />

Breedveld-de Voogd, e.G., A.G. Castermans, M.A.e. Veeger,<br />

1988, Burgerlijk recht: Jurisprudentie, 26 Ars Aequi Katern,<br />

(maart), pp. 1038-1039.<br />

Castermans, A.G., 1992, De mededelingsplicht in de onderhandelingsfase,<br />

diss. Leiden, Serie Recht en Praktijk, 64, (Kluwer, Deventer).<br />

Deelen, J .EJ. Th., 1984, LP.R. en de afgebroken onderhandelingen,<br />

in: H.e.F. Schoordijk, Onderhandelen te goeder trouw, Studie-


4 . Het afbreken van onderhandelingen 115<br />

kring 'Prof. <strong>Mr</strong> FJ. Offerhaus', reeks Handelsrecht, no. 18, (Kluwer,<br />

Deventer), p. 120.<br />

Delft-Baas, M. van, 1988, Afgebroken onderhandelingen; toepassing<br />

van het inmiddels geschrapte art. 6.5.2.8a Nieuw BW, Kwartaalbericht<br />

Nieuw BW, 2, pp. 67-68.<br />

Eemeren, EH. e.a., 1991, Argumenteren voor juristen: Het analyseren<br />

en schrijven van juridische betogen en beleidsteksten, (tweede<br />

herziene druk)(Wolters-Noordhof, Groningen).<br />

Kluiver, H.I. de, 1992, Onderhandelen en privaatrecht, diss. vu<br />

Amsterdam, (Kluwer, Deventer).<br />

Vranken, I.B.M., 1989, Recente rechtspraak: Rechtspraak van de<br />

Week, juli 1989, Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie,<br />

5925, 19/26 augustus 1989, pp. 448-449.<br />

Wessels, B., 1990, Afgebroken onderhandelingen, Kwartaalbericht<br />

Nieuw BW, 1, pp. 33-35.


B. Wessels<br />

5.1 Nieuwe wettelijke regeling<br />

5<br />

Algemene voorwaarden<br />

Met ingang van 1 januari 1992 is in het Nieuw Burgerlijk Wetboek<br />

een wettelijke regeling opgenomen over algemene voorwaarden.<br />

Deze wettelijke regeling keert zich tegen de eenzijdige inhoud van<br />

(door een professionele gebruiker voor veelvuldig gebruik opgestelde)<br />

algemene voorwaarden. Daarnaast wil de wet dat de rechter<br />

een grotere controle heeft op de inhoud van algemene voorwaarden<br />

en wordt in de wet zoveel mogelijk zekerheid geboden ten aanzien<br />

van de vraag of algemene voorwaarden wel in een transactie van<br />

toepassing zijn en zo ja, of hun inhoud wel geoorloofd is.<br />

De wettelijke bepalingen hebben in beginsel op alle overeenkomsten<br />

betrekking, zowel op contracten met consumenten als op contracten<br />

tussen ondernemers onderling. In beginsel valt dus ieder<br />

gebruik van algemene voorwaarden onder de wettelijke regeling,<br />

ongeacht de aard en inhoud van de overeenkomst, de persoonlijke<br />

kwaliteit of deskundigheid of de rechtsvorm van gebruiker en<br />

wederpartij. Hierop bestaan wel belangrijke uitzonderingen, waarop<br />

ik hierna in ga. De wettelijke regeling mist toepassing voor<br />

(collectieve) arbeidsovereenkomsten, maar is wel van toepassing<br />

op algemene voorwaarden die door de overheid worden gebruikt.<br />

De wettelijke regeling is van dwingend recht. De bevoegdheid om<br />

een beding krachtens de wet door een buitengereshtelijke verklaring<br />

te vernietigen kan ook niet worden uitgesloten.<br />

Vernietigbaarheid van een beding leidt als algemene regel tot vernietiging<br />

van de gehele overeenkomst, maar dit is meestal anders<br />

bij bedingen die niet een essentieel onderdeel van de overeenkomst<br />

uitmaken. Na de vernietiging van een beding kan de overige inhoud<br />

van de overeenkomst in stand blijven.


118 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

5.2 Battle of forms<br />

In de praktijk komt het vaak voor dat beide partijen bij het sluiten<br />

van hun overeenkomst naar de eigen algemene voorwaarden verwijzen.<br />

Deze kwestie van de botsende algemene voorwaarden<br />

('strijdende formulieren ') wordt in de wet slechts ten dele opgelost.<br />

Er is een wetsbepaling die luidt: "Verwijzen aanbod en aanvaarding<br />

naar verschillende algemene voorwaarden, dan komt aan de<br />

tweede verwijzing geen werking toe, wanneer daarbij niet tevens<br />

de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven<br />

algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen" .<br />

Toepassing van deze regel betekent dat bij conflicterende verwijzingen<br />

naar algemene voorwaarden de overeenkomst tot stand<br />

komt op de voorwaarden zoals in het aanbod geformuleerd, tenzij<br />

bij de aanvaarding de toepasselijkheid van die voorwaarden uitdrukkelijk<br />

van de hand werd gewezen.<br />

Als een 'uitdrukkelijke afwijzing' kan niet gelden de enkele verwijzing<br />

door de acceptant naar de eigen voorwaarden of een standaardclausule,<br />

afgedrukt op briefpapier of opgenomen in algemene<br />

voorwaarden van de acceptant, krachtens welke op alle door haar<br />

te sluiten overeenkomsten slechts haar eigen voorwaarden van<br />

toepassing zullen zijn. Uitzonderingen op de regel zijn mogelijk,<br />

bijvoorbeeld indien partijen eerder zaken met elkaar hebben gedaan.<br />

5.3 Overgangsrecht<br />

De hoofdregel bij de invoering van het nieuwe vermogensrecht van<br />

het Burgerlijk Wetboek per 1 januari 1992 is de directe, onmiddellijke<br />

werking van het nieuwe recht. De Aanvulling overgangswet<br />

Nieuw BW kent echter een bijzondere bepaling voor algemene<br />

voorwaarden. Als regel geldt dat de wettelijke regeling inzake<br />

algemene voorwaarden op reeds op 1 januari 1992 door een partij<br />

in haar overeenkomsten gebruikte algemene voorwaarden, pas op<br />

1 januari 1993 van toepassing is. Deze zogenaamde uitgestelde<br />

werking van een jaar is opgenomen om de praktijk de gelegenheid<br />

te geven zich op het nieuwe recht voor te bereiden. Uit de advies-


5 . Algemene voorwaarden 119<br />

praktijk blijkt dat hiervan niet altijd gebruik is gemaakt. 'Grootgebruikers<br />

' van algemene voorwaarden hebben deze meestal wel in<br />

overeenstemming met de wet gebracht, bijvoorbeeld de Algemene<br />

Bankvoorwaarden, de voorwaarden van Bovag, van Hiswa etc.<br />

Op algemene voorwaarden die na 1 januari 1992 tot stand zijn<br />

gekomen is de nieuwe wettelijke regeling wel onmiddellijk van<br />

toepassing.<br />

5.4 Wat is een 'algemene voorwaarde'?<br />

De wet verstaat onder algemene voorwaarden: een of meer schriftelijke<br />

bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten<br />

te worden opgenomen, met uitzondering van bedingen die<br />

de kern van prestatie aangeven. Niet elk contractueel beding is dus<br />

een algemene voorwaarde in de zin van de wettelijke regeling. Bij<br />

'algemene voorwaarden' moet het gaan om de volgende elementen:<br />

a. Het moeten 'een of meer schriftelijke bedingen' zijn.<br />

b. De bedingen moeten bestemd zijn om in een aantal overeenkomsten<br />

te worden opgenomen.<br />

Niet onder het bereik van de wettelijke regeling vallen zogenaamde<br />

kernbedingen.<br />

De bedingen moeten zijn 'opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten<br />

te worden opgenomen' (het zogenaamde bestemmingscriterium).<br />

Een eenmalig contractueel beding is dus geen<br />

algemene voorwaarde. Het moet gaan om bedingen die in een<br />

aantal overeenkomsten worden gebruikt. Richtsnoer daarbij is het<br />

aantal van vier.<br />

De hiervoor genoemde 'kernbedingen ' zijn bedingen die de kern<br />

van de prestatie aangeven. Het belangrijkste gevolg hiervan is dat<br />

deze bedingen niet getoetst kunnen worden aan het criteri urn 'onredelijk<br />

bezwarend' dat de wet hanteert ter beoordeling van de geoorloofdheid<br />

van bedingen in algemene voorwaarden (zie § 5.6 en<br />

5.7).


120 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Als kern beding moeten worden aangemerkt:<br />

de zogenaamde essentialia van een overeenkomst, dat wil zeggen<br />

bestanddelen zonder welke de overeenkomst bij gebreke<br />

van voldoende bepaalbaarheid van de verbintenissen niet tot<br />

stand komt,<br />

de prijs.<br />

Onder kernbedingen vallen niet de bedingen die de modaliteiten,<br />

zelfs de belangrijkste, van de prestaties (nader) bepalen. Hierbij<br />

valt te denken aan clausules inzake prijsverhoging, prijsbepaling<br />

door een derde, levertijd en -plaats en tijdstip van prestatie, recht<br />

op vervroegde aflossing, aansprakelijkheid(uitsluiting) en overmacht,<br />

annulering etc.<br />

5.5 Gebondenheid aan algemene voorwaarden<br />

In de meeste gevallen zullen algemene voorwaarden zonder onderhandelingen<br />

in de overeenkomst worden opgenomen. Indien er wèl<br />

onderhandelingen plaatsvinden, kunnen die tweeërlei afloop hebben:<br />

De wederpartij weet te bereiken dat bepaalde bedingen in de<br />

algemene voorwaarden worden gewijzigd.<br />

De wederpartij stemt uitdrukkelijk in met de ongewijzigde<br />

opneming van de bedingen waarover was onderhandeld.<br />

De gevolgen zijn in de onderscheiden situaties verschillend. Indien<br />

een beding wordt gewijzigd verliest het daardoor haar karakter van<br />

algemene voorwaarde en wordt het tot een eenmalige afspraak. Indien<br />

ondanks de onderhandelingen een beding ongewijzigd blijft,<br />

heeft dit geen consequenties. Het beding blijft een algemene voorwaarde<br />

in de zin van de wet.<br />

De wet gaat ervan uit dat een wederpartij ook dan aan de algemene<br />

voorwaarden is gebonden als bij het sluiten van de overeenkomst<br />

de gebruiker begreep of moest begrijpen dat zij de inhoud daarvan<br />

niet kende. De wet maakt hier een uitzondering op het vertrouwensbeginsel.<br />

Ook al is bij de gebruiker het vertrouwen niet opgewekt<br />

dat de wederpartij de algemene voorwaarden kende en de


5 . Algemene voorwaarden 121<br />

inhoud daarvan aanvaardde, toch is de wederpartij (door de aanvaarding<br />

van die gelding van die voorwaarden) aan de algemene<br />

voorwaarden gebonden.<br />

5.6 Vernietigingsgronden<br />

De nieuwe regeling kent twee centrale vernietigingsgronden. Vernietigbaar<br />

is een beding in algemene voorwaarden:<br />

a. indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst,<br />

de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen,<br />

de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige<br />

omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de<br />

wederpartij; of<br />

b. indien de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid<br />

heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis<br />

te nemen.<br />

De algemene toetsingsnorm (onder a) wordt in de wet uitgewerkt<br />

in twee lijsten met vernietigbare bedingen. Deze lijsten zijn beperkt<br />

tot overeenkomsten met consumenten.<br />

Hierna volgt een korte uiteenzetting over de onder a genoemde<br />

zogenaamde open norm en de onder b vermelde zogenaamde kennisgevingsnorm<br />

(informatieplicht). Daarna behandel ik enkele<br />

gevallen waarin geen of juist wel een beroep kan worden gedaan<br />

op een van de hiervoor genoemde vernietigingsgronden.<br />

5.7 Onredelijke bezwarendheid<br />

Een beding in algemene voorwaarden is, aldus de wet, vernietigbaar<br />

indien het - gelet op diverse omstandigheden - onredelijk<br />

bezwarend is voorde wederpartij. Drie factoren zijn ter vaststelling<br />

van dat oordeel van belang:<br />

Wederpartij: het komt bij de inhoudstoetsing van een beding<br />

aan op de vraag of het beding onredelijk bezwarend is voor<br />

deze wederpartij. De mate van bezwarendheid wordt niet objec-


122 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

tief, maar - binnen de contractuele verhouding - veeleer subjectief<br />

vastgesteld. Het gaat om de bezwarendheid voor deze individuele<br />

contractuele wederpartij.<br />

Bezwarend: de bezwarendheid van een beding kan mede voortv<br />

loeien uit het feit dat het beding ongebruikelijk is dan wel voor<br />

deze wederpartij zeer verrassend. De aard van het door de wederpartij<br />

geleden nadeel speelt geen rol. Niet vereist is dat het<br />

nadeel van financiële aard is.<br />

Onredelijk: vernietigbaarhcid van het beding in kwestie is alleen<br />

mogelijk als het beding voor deze wederpartij onredelijk<br />

bezwarend is. Het oordeel over bedoelde onredelijkheid is<br />

uiteindelijk aan de rechter overgelaten.<br />

De vraag of een bepaald beding voor de wederpartij onredelijk bezwarend<br />

is, moet worden beantwoord vanuit de concrete (rechts)situatie<br />

en gelet op de daarbij van belang zijnde omstandigheden.<br />

De toetsing van de inhoud van een beding heeft een concreet op het<br />

individuele geval toegespitst karakter, waarbij de rechter moet<br />

letten op:<br />

1. de aard van de overeenkomst;<br />

2. de overige inhoud van de overeenkomst;<br />

3. de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen;<br />

4. de wederzijds kenbare belangen van partijen, en<br />

5. de overige omstandigheden van het geval.<br />

De rechter zal moeten letten op de aard en de overige inhoud van<br />

de overeenkomst (ag 1 en 2). Hij zal onder omstandigheden een<br />

voor de wederpartij uitgesproken en ongewoon gunstig beding, met<br />

name indien dit verband houdt met het bekritiseerde beding, kunnen<br />

meewegen in het oordeel omtrent het onredelijk bezwarend<br />

karakter. Dit zou dan kunnen worden weggenomen. In zijn beoordeling<br />

speelt verder een rol de wijze waarop de voorwaarden tot<br />

stand zijn gekomen (ad 3). Zijn zij cigenlijk eenzijdig door de<br />

opsteller of gebruiker voorgesteld, is er onderling overleg over<br />

geweest of zijn zij tot stand gekomen in overleg met representatieve<br />

organisaties van eindgebruikers, zoals de Vereniging Eigen<br />

Huis of de Consumentenbond.


5 . Algemene voorwaarden 123<br />

Het is niet onaannemelijk dat deze laatste, meerzijdig tot stand gebrachte<br />

algemene voorwaarden, evenwichtiger van inhoud zijn dan<br />

eenzijdig tot stand gebrachte.<br />

Voorts moet hij de belangen van partijen in zijn afweging betrekken,<br />

althans voor zover deze wederzijds voor hen kenbaar zijn (ad<br />

4). Zo zal bijvoorbeeld een beperking van de bevoegdheid tot<br />

verrekening (compensatieverbod) mede moeten worden bezien in<br />

het licht van de noodzaak voor de gebruiker van de algemene voorwaarden<br />

om een rationele administratie te voeren, maar zal anderzijds<br />

geen rekening mogen worden gehouden met niet aan de andere<br />

partij kenbare belangen als bijvoorbeeld de economische positie<br />

of de afhankelijkheid van voorschakels van een ondernemer, dan<br />

wel de draagkracht of gezinsomstandigheden van een particulier.<br />

Ten slotte zijn ook de andere omstandigheden van het geval van<br />

belang (ad 5). Zo zal de redelijkheid van een aansprakelijkheidsbeperking<br />

mede afhankelijk kunnen zijn van de vraag of het risico<br />

had kunnen worden verzekerd, op wiens weg dit had gelegen, of<br />

een redelijk aanbod daartoe van de hand is gewezen, etc.<br />

5.8 Beperkende werking van redelijkheid en<br />

billijkheid<br />

De bijzondere vernietigingsgrond in die wet (de open norm) bestrijkt<br />

niet alle contractuele bedingen. Toetsing aan de algemene<br />

norm van redelijkheid en billijkheid is daarnaast altijd mogelijk.<br />

Deze algemene toets kan derhalve bij de volgende gevallen een rol<br />

spelen:<br />

1. individuele bedingen respectievelijk schriftelijke bedingen die<br />

niet zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden<br />

opgenomen (dit zijn immers geen algemene voorwaarden, zie §<br />

5.4);<br />

2. mondelinge bedingen;<br />

3. kern bedingen;<br />

4. bedingen waartegen' grote ondernemingen' zich willen verzetten,<br />

zie hierna;


124 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

5. bedingen waartegen zich wil verzetten 'een partij die meermalen<br />

dezelfde of nagenoeg dezelfde voorwaarde in haar overeenkomst<br />

gebruikt' , zie hierna;<br />

6. bedingen waartegen de gebruiker zich wil verzetten doordat het<br />

beding een regel schept die in de gegeven omstandigheden naar<br />

de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar<br />

IS.<br />

De gevallen 4 en 5 geven twee groepen wederpartijen aan die uiteindelijk<br />

wel op de algemene norm van redelijkheid en billijkheid<br />

een beroep kunnen doen, maar zij missen een beroep op de twee<br />

specifieke vernietigingsnormen ('open norm', zie § 5.6 en 5.7;<br />

'kennisnemingsnorm " zie § 5.6 en 5.9).<br />

Geen beroep op deze vernietigingsgronden is er dus voor:<br />

(ad 4) 'grote' ondernemers (rechtspersonen), die ten tijde van<br />

het sluiten van de overeenkomst laatstelijk hun jaarrekening<br />

hebben openbaar gemaakt of - indien dit niet van toepassing is<br />

- partijen die op genoemd tijdstip vijftig of meer personen<br />

werkzaam hebben (bijvoorbeeld bij firma's en eenmanszaken);<br />

(ad 5) de wederpartij (ongeacht rechtsvorm of aantal werknemers)<br />

die meermalen in zijn eigen algemene voorwaarden<br />

(nagenoeg) dezelfde bedingen gebruikt.<br />

5.9 Onvoldoende mogelijkheid van kennisneming<br />

De tweede centrale vernietigingsgrond houdt verband met schending<br />

van een kennisgevingsnorm (of: informatieplicht): een beding<br />

in algemene voorwaarden is vernietigbaar" ... indien de gebruiker<br />

aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden<br />

om van de algemene voorwaarden kennis te nemen" .<br />

Indien de wederpartij algemene voorwaarden aanvaardt, zijn ze<br />

contractsinhoud, ook al kende de wederpartij ze niet (zie § 5.5). De<br />

wederpartij moet echter wel een redelijke mogelijkheid om van de<br />

algemene voorwaarden kennis te nemen' hebben gehad. Is dit niet<br />

het geval, dan zijn de algemene voorwaarden vernietigbaar.


5 . Algemene voorwaarden 125<br />

Op grond van deze bepaling moet de gebruiker de wederpartij een<br />

redelijke mogelijkheid geven van de algemene voorwaarden kennis<br />

te nemen.<br />

Deze informatieplicht is in de wet nader geconcretiseerd. Hoofdregel<br />

is dat algemene voorwaarden aan de wederpartij ter hand moeten<br />

worden gesteld en wel vóór of bij het sluiten van de overeenkomst.<br />

Een uitzondering op deze regel is de mogelijkheid om de<br />

algemene voorwaarden ter inzage te leggen en op verzoek toe te<br />

zenden. Een uitzondering op deze uitzondering is het geval dat<br />

toezending niet kan worden gevergd.<br />

Een uitzondering op de hoofdregel (terhandstellen voor of bij het<br />

sluiten van de overeenkomst) is in de wet opgenomen voor het<br />

geval het terhandstellen van de algemene voorwaarden redelijkerwijs<br />

niet mogelijk is. Deze uitzondering geldt slechts indien niet<br />

alleen terhandstelling, maar ook toezending vooraf redelijkerwijs<br />

niet mogelijk is. Onder 'redelijkerwijs niet mogelijk' moet worden<br />

verstaan:<br />

niet mogelijk, bijvoorbeeld in geval van het sluiten van een<br />

overeenkomst per telefoon of automaat; en<br />

niet praktisch, bijvoorbeeld bij overeenkomsten die massaal<br />

gesloten worden zoals het sluiten van een vervoersovereenkomst<br />

tussen passagiers en exploitanten van bussen en trams.<br />

In deze gevallen kan worden volstaan met het ter inzage leggen van<br />

de algemene voorwaarden bij:<br />

de gebruiker zelf, of:<br />

de griffie van een gerecht, of:<br />

de Kamer van Koophandel.<br />

Tevens moeten in het geval van terinzagelegging de algemene<br />

voorwaarden op verzoek van de gebruiker worden toegezonden.<br />

Incidenteel kan worden volstaan met het alleen maar ter inzage leggen<br />

van de algemene voorwaarden. Dit is het geval dat toezending<br />

niet van de gebruiker kan worden gevergd. Het gaat dan om zeer<br />

omvangrijke, soms boekwerken vullende complexen van algemene<br />

voorwaarden, zoals bijvoorbeeld de algemene voorwaarden van<br />

openbare nutsbedrijven met bijbehorende normvoorschriften. De


126 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

terinzagelegging moet op zodanige wijze plaatsvinden dat geen<br />

onredelijke offers aan tijd en (reis)kosten van de wederpartij worden<br />

gevergd.<br />

5.10 Zwarte en grijze lijst<br />

De algemene toetsingsnorm (de 'open norm' van onredelijke bezwarendheid,<br />

zie § 5.6 en 5.7) wordt verder uitgewerkt in twee<br />

lijsten met vernietigbare bedingen. In tegenstelling tot de algemene<br />

norm, zijn deze lijsten beperkt tot overeenkomsten met" ... een<br />

wederpartij, natuurlijke persoon, die niet handelt in de uitoefening<br />

van een beroep ofbedrijf". De lijsten heten in de wandeling 'zwarte'<br />

en 'grijze' lijst.<br />

De zwarte lijst bevat veertien bedingen die te allen tijde als onredelijk<br />

bezwarend worden aangemerkt. Een dergelijk beding in algemene<br />

voorwaarden is altijd vernietigbaar, ongeacht alle overige<br />

omstandigheden. Geen der omstandigheden die bij de toetsing aan<br />

de open norm wel een rol spelen doen ter zake.<br />

Ook de grijze lijst bevat veertien bedingen. Van deze bedingen<br />

wordt vermoed dat ze een onredelijk bezwarend karakter hebben.<br />

Bedoeld wettelijk vermoeden kan echter door de gebruiker van de<br />

algemene voorwaarden worden weerlegd. Bij deze weerlegging<br />

kunnen de hiervoor bedoelde omstandigheden wèl van belang zijn.<br />

5.11 Reflexwerking<br />

Hoewel de werking van de beide lijsten tot consumenten beperkt is,<br />

vloeit daaruit niet voort dat de lijsten verder geen enkel effect hebben.<br />

Ook niet-consumenten, met name 'kleine' ondernemers, kunnen<br />

behoefte aan bescherming hebben. In deze groep bevinden zich<br />

commerciële rechtspersonen (met uitzondering van jaarrekeningpublicerende<br />

BV'S, zie § 5.8), publiekrechtelijke rechtspersonen,<br />

non-profit rechtspersonen of organisaties (grote of kleine verenigingen<br />

en stichtingen, kerkgenootschappen c.q. verenigingen zonder<br />

rechtsbevoegdheid en samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid<br />

(maatschap, vennootschap onder firma, commanditai-


5 . Algemene voorwaarden 127<br />

re vennootschap), eenmanszaken (een en ander voor zover zij niet<br />

meer dan vijftig werknemers hebben, zie § 5.8).<br />

In de wet wordt aan deze groep (grofweg: het midden- en kleinbedrijf)<br />

bescherming geboden langs de volgende wegen:<br />

• de individuele toetsing aan de 'open norm' en in beginsel ook<br />

aan de kennisgevingsnorm;<br />

• de toetsing via een procedure bij 'het Gerechtshof te Den Haag,<br />

zie § 5.14); en<br />

• de regeling van de 'beklemde' detaillist (zie § 5.15).<br />

Verder hebben de lijsten voor het toetsen van de geoorloofdheid<br />

van bij bedrijfsmatige transactie gebruikte bedingen een zekere<br />

normerende werking, ook wel reftexwerking genoemd. Dit wil<br />

zeggen dat de rechter bij toetsing van een beding aan de 'open<br />

norm' van onredelijke bezwarendheid acht zal slaan op het feit of<br />

een te beoordelen beding in een consumenten transactie 'zwart' dan<br />

wel' grijs' zou zijn.<br />

5.12 Voorbeelden van de zwarte en grijze lijst<br />

Enkele onderdelen uit de beide lijsten, die van het meeste praktische<br />

belang lijken, worden hierna kort toegelicht.<br />

Op de zwarte lijst staan onder meer:<br />

• het beding dat onder alle omstandigheden de bevoegdheid tot<br />

ontbinding van de overeenkomst uitsluit of beperkt, hetgeen<br />

voorkomt in verkoopsvoorwaarden en garantiebewijzen;<br />

• het beding dat het gebruik van een wettelijk opschortingsrecht<br />

uitsluit of beperkt, zoals het beding dat een koper ook indien hij<br />

een klacht heeft te allen tijde de koopsom moet betalen;<br />

• het beding volgens welke de gebruiker zelf kan bepalen ofhij in<br />

de nakoming van zijn verbintenissen tekort is geschoten, bijvoorbeeld<br />

het beding in garantievoorwaarden waarbij de fabrikant<br />

de naar zijn oordeel defecte onderdelen van het produkt<br />

gratis zal vervangen;<br />

• het beding waarbij de gebruiker het recht heeft binnen drie<br />

maanden na het sluiten van de overeenkomst de prijs te verho-


128 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

gen, indien de wederpartij in dat geval geen ontbindingsrecht<br />

heeft;<br />

• een bindend-adviesclausule (niet: arbitrageclausules), tenzij de<br />

wederpartij de bevoegdheid heeft het geschil aan de gewone<br />

rechter voor te leggen.<br />

Op de grijze lijst staan onder meer:<br />

• het beding dat een verplichting van de gebruiker wezenlijk beperkt<br />

ten opzichte van hetgeen de wederpartij redelijkerwijs<br />

mocht verwachten;<br />

• het beding dat de gebruiker de mogelijkheid biedt een prestatie<br />

te verschaffen die wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkt,<br />

bijvoorbeeld het leveren van een produkt in een andere<br />

kleur of een ander type;<br />

• het beding dat een ongebruikelijk lange levertijd of een onvoldoende<br />

bepaalde termijn voor nakoming bevat;<br />

• het beding waarbij aansprakelijkheid geheel of gedeeltelijk<br />

wordt uitgesloten (zogenaamde exoneratieclausules).<br />

5.13 'Onbevoegde' vertegenwoordiging<br />

Bij een overeenkomst aangegaan met een consument, kan volgens<br />

de wet jegens de wederpartij geen beroep worden gedaan:<br />

a. op het feit dat de overeenkomst in naam van een derde is gesloten,<br />

indien dit beroep berust op het enkele feit dat een beding<br />

van deze strekking in de algemene voorwaarden is opgenomen,<br />

noch op<br />

b. het feit dat de algemene voorwaarden beperkingen bevatten van<br />

de bevoegdheid van een gevolmachtigde van de gebruiker, die<br />

zo ongebruikelijk zijn dat de wederpartij ze zonder het beding<br />

niet behoefde te verwachten, tenzij zij ze kende.<br />

In het geval onder a bedoeld kan de wederpartij door de werking<br />

van het beding een contractspartij krijgen die hij zelf wellicht, om<br />

redenen van betrouwbaarheid, kredietwaardigheid of anderszins,<br />

niet zou hebben geaccepteerd. Indien de gebruiker de schijn heeft<br />

opgewekt voor zichzelf te handelen, is het beding op zich onvol-


5 . Algemene voorwaarden 129<br />

doende om te bewerkstelligen dat de wederpartij gebonden is aan<br />

een derde. Dit is anders indien de gebruiker bewijst dat de wederpartij<br />

begreep of had moeten begrijpen dat de gebruiker namens<br />

een derde handelde.<br />

Indien algemene voorwaarden beperkingen van een volmacht bevatten,<br />

terwijl de wederpartij geen reden had aan de bevoegdheid<br />

van de gevolmachtigde te twijfelen, kan dit voor hem nadelig zijn.<br />

Vandaar het geval bedoeld onder b. Mogelijke beperkingen van de<br />

volmacht zijn bijvoorbeeld het beding dat de gevolmachtigde de<br />

overeenkomst niet boven een bepaald bedrag mag sluiten of dat<br />

voor de geldigheid van de overeenkomst (schriftelijke) bevestiging<br />

van de volmachtgever is vereist.<br />

5.14 Collectief actierecht bij Gerechtshof<br />

's-Gravenhage<br />

De wet kent een collectief actierecht. De mogelijkheid bestaat dat<br />

bedingen in algemene voorwaarden op vordering van organisaties<br />

van consumenten of eindgebruikers door een bijzondere rechter<br />

(Hof 's-Gravenhage) onredelijk bezwarend worden verklaard,<br />

waaraan een verbod van verder gebruik van het beding kan worden<br />

verbonden. Deze regeling beoogt mede een prikkel te bieden om<br />

tot onderhandelen over de (eenzijdige) inhoud van algemene voorwaarden<br />

over te gaan. Met deze procedure hebben genoemde organisaties<br />

een stok achter de deur.<br />

De wet kent de mogelijkheid van herroeping van een door het Gerechtshof<br />

gegeven uitspraak op grond van gewijzigde omstandigheden.<br />

De vordering kan worden ingesteld tegen gebruikers van algemene<br />

voorwaarden, maar ook tegen ondernemers- ofberoepsorganisaties<br />

die dit gebruik bevorderen. Het Wetboek van Burgelijke Rechtsvordering<br />

kent enkele bepalingen die een zo groot mogelijke effectiviteit<br />

van de uitspraak proberen te realiseren (dagvaarding van<br />

alle leden van een organisatie die de voorwaarden gebruiken, tezamen<br />

met die organisatie etc.).


130 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

5.15 Positie van de detaillist<br />

Detaillisten nemen in het economisch verkeer een tussenpositie in.<br />

Zij kennen consumenten als afnemers, maar hun toeleveranciers<br />

zijn commerciële bedrijven. De wet bevat een regeling ter bescherming<br />

van een detaillist/gebruiker van algemene voorwaarden. In de<br />

wandeling heet deze regeling: de 'beknelde detaillist', maar zij<br />

reikt verder dan alleen de detaillist. Indien deze detaillist algemene<br />

voorwaarden gebruikt, zal hij vaak de voorwaarden die zijn leverancier<br />

hem oplegt (bijvoorbeeld inzake levertijd en garantietermijn)<br />

doorgeven aan de consument. Blijkt één van deze voorwaarden<br />

nu onredelijk bezwarend jegens de consument en wordt deze<br />

vernietigd, dan is vaak niet zeker of de detaillist op zijn beurt de<br />

getroffen voorwaarde in de overeenkomst met zijn voorschakel op<br />

grond van de open norm van onredelijke bezwarendheid) kan aantasten.<br />

De detaillist die in deze knelpositie komt, kan volgens de<br />

wet in alle gevallen tegengaan dat zijn voorschakel een beroep op<br />

het beding jegens hem zal kunnen doen.<br />

Niet is vereist dat het beding van de voorschakel deel uitmaakt van<br />

algemene voorwaarden, al zal dit doorgaans wel het geval zijn. Het<br />

beding dat door de 'beknelde' contractspartij werd gebruikt moet<br />

wel een beding in algemene voorwaarden zijn. Er moet volgens de<br />

wet sprake zijn van een 'nauwe samenhang' van het beding van de<br />

beknelde contractspartij met het beding van de voorschakel. Het<br />

zal dan ook moeten gaan om een letterlijk of naar strekking doorgeven<br />

van een contractsbeding.<br />

Indien er een vordering op grond van de regeling van de collectieve<br />

actie (zie § 5.14) is ingesteld kan de gedaagde ondernemer in dezelfde<br />

procedure tegelijk zijn rechtsverhouding tot zijn voorschakel<br />

aan het oordeel van de bijzondere rechter onderwerpen.<br />

De weg van producent naar detaillist kan een rechtstreekse zijn,<br />

maar ook kunnen er nog één of meer schakels tussen zitten, die in<br />

dezelfde knelpositie kunnen komen als de detaillist. Om deze reden<br />

is de regeling voor eerdere overeenkomsten van overeenkomstige<br />

toepassing.


5 . Algemene voorwaarden 131<br />

5.16 <strong>Internationale</strong> overeenkomsten<br />

Op overeenkomsten die met verschillende rechtsstelsels aanknopingspunten<br />

hebben, is de wettelijke regeling inzake algemene<br />

voorwaarden van toepassing, ongeacht het recht dat de overeenkomst<br />

beheerst. Die regel geldt indien hetzij beide partijen in Nederland<br />

gevestigde ondernemers zijn, hetzij de wederpartij een<br />

consument is en zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Is<br />

aan deze voorwaarden niet voldaan, dan is de wettelijke regeling<br />

niet van toepassing. Voor nadere details verwijs ik naar de literatuur.<br />

5.1i Algemene voorwaarden in internationale<br />

context<br />

Volgens het verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen<br />

uit overeenkomst (EVO) kunnen partijen voor hun contractuele<br />

relatie een rechtskeuze uitbrengen. Ontbreekt deze keuze,<br />

dan wordt het tussen hen toepasselijke recht bepaald door het recht<br />

waarmee de overeenkomst het nauwst is verbonden. Meestal is dit<br />

het land waar de partij die de karakteristieke prestatie verricht,<br />

gevestigd is. Ook indien een overeenkomst wordt beheerst door<br />

vreemd recht kan het recht van de nationale staat aangeven dat de<br />

overeenkomst door ander recht wordt beheerst. De Nederlandse<br />

wetgever heeft dit gedaan door te bepalen dat als beide partijen in<br />

Nederland gevestigd zijn de wettelijke regeling inzake algemene<br />

voorwaarden altijd op hun overeenkomst van toepassing is. Die<br />

regeling is niet van toepassing indien niet beide partijen in Nederland<br />

gevestigd zijn. Men neemt wel aan dat deze partijen vrijwillig<br />

een keuze voor de toepassing op hun contract van de wettelijke<br />

regeling kunnen maken. In overeenkomsten met consumenten is de<br />

wettelijke regeling altijd van toepassing, indien die consument in<br />

Nederland zijn verblijfplaats heeft, ook indien geen Nederlands<br />

recht van toepassing is. De wetgever gaat ervan uit dat als een in<br />

Nederland wonende consument in het buitenland, bijvoorbeeld in<br />

Turijn, een videorecorder koopt, op de overeenkomst behalve<br />

Italiaans recht ook de wettelijke regeling van de algemene voor-


132 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

waarden van toepassing is. Het lijkt op de korte termijn niet waarschijnlijk<br />

dat de Nederlandse consument in Turijn procedeert, laat<br />

staan dat Turijnse rechters de Nederlandse wet op dit stuk kennen<br />

c.q. toepassen.<br />

Het Weens Koopverdrag kan van toepassing zijn indien een buitenlandse<br />

afnemer wordt gecontracteerd, en deze wederpartij in een<br />

land woont dat bij dit verdrag is aangesloten. Indien bij een koop in<br />

algemene voorwaarden een rechtskeuze voor Nederlands recht is<br />

uitgebracht, geldt in plaats van het kooprecht van Boek 7 BW, Titel<br />

1 van het verdrag.<br />

Literatuur<br />

Verhoeven, M.A.L., 1989, Algemene voorwaarden getoetst, Serie<br />

recht en praktijk, (Kl uwer, Deventer).<br />

Wessels, B. en R.H.C. Jongeneel, 1992, Algemene voorwaarden,<br />

Serie studiepockets privaatrecht, (Tjeenk Willink, Zwolle).<br />

Wessels, B. e.a., 1992, Praktijkhandleiding algemene voorwaarden,<br />

Serie Praktijkhandleidingen, (Tjeenk Willink, Zwolle).


A.E. Driessen<br />

6.1 Inleiding<br />

6<br />

<strong>Commerciële</strong> contracten<br />

De ervaring leert dat er vaak onzorgvuldig wordt gecontracteerd.<br />

Details worden soms niet ingevuld of zelfs onbelangrijk geacht ...<br />

totdat er iets misgaat. Dan blijkt pas dat er allerlei bepalingen van<br />

nationaal en internationaal recht bestaan waarmee men geen rekening<br />

had gehouden. Die bepalingen hebben soms consequenties die<br />

men niet had voorzien.<br />

Sinds 1 januari 1992 bevat ons Burgerlijk Wetboek (BW) een aantal<br />

nieuwe bepalingen. Sinds dezelfde datum is voor Nederland het<br />

Weens Koopverdrag van kracht. Daarin wordt de internationale<br />

koopovereenkomst grotendeels geregeld.<br />

Op een internationale koopovereenkomst kan echter ook aanvullend<br />

Nederlands of buitenlands recht van toepassing zijn. Men<br />

dient dus voorzichtig te zijn.<br />

Een aantal details van de (koop)overeenkomst zal hierna kort worden<br />

besproken, zowel naar Nederlands recht als soms naar het<br />

Weens Koopverdrag.<br />

6.2 De prijs<br />

In een contract dient de prijs zo volledig en duidelijk mogelijk te<br />

worden vastgelegd. Hoewel de prijs een buitengewoon belangrijk<br />

onderdeel van een (koop )overeenkomst is, wordt door de verkoper<br />

toch soms pas in een laat stadium van de onderhandelingen over de<br />

prijs gesproken. De prijs hangt ten nauwste samen met de prestatie<br />

die moet worden geleverd. Het is daarom natuurlijk ook belangrijk


134 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

eerst vast te stellen welke prestatie de wederpartij wenst te ontvangen.<br />

Het is onverstandig om de prestatie slechts vaag te omschrijven en<br />

dan te vertrouwen op een uitsluiting of beperking van aansprakelijkheid<br />

die vaak in algemene voorwaarden is opgenomen. Dergelijke<br />

aansprakelijkheidsuitsluitingen of beperkingen zouden vernietigd<br />

kunnen worden.<br />

Men dient dus eerst de prestatie zo gedetailleerd mogelijk te omschrijven:<br />

een machine die x eenheden van een bepaalde kwaliteit<br />

per uur kan produceren, mits de temperatuur niet hoger is dan 4°,<br />

de grondstoffen voldoen aan bepaalde voorwaarden, en het bedienend<br />

personeel een bepaalde vakbekwaamheid heeft.<br />

De prijs is afgestemd op die omschrijving. Ook als aan deze vereisten<br />

is voldaan, kunnen zich gemakkelijk problemen voordoen. Als<br />

de levertijd een lange is en de prijs moet worden betaald bij aflevering<br />

rijst de vraag of prijswijzigingen tussen het moment van sluiten<br />

van de overeenkomst en de aflevering mogen worden doorberekend.<br />

Men mag dit overeenkomen, behalve in transacties met consumenten<br />

(zie artikel 6:236i en art. 7:35 die in consumententransacties<br />

een prijsverhoging binnen 3 maanden na het sluiten van een overeenkomst<br />

praktisch onmogelijk maken. In een commercieel contract<br />

is het echter theoretisch zeker mogelijk prijsverhogingen (of<br />

-verlagingen!) door te berekenen. Wel zal men dan ofwel een ingewikkelde<br />

formule moeten overeenkomen waaruit blijkt welke<br />

invloed een loonsverhoging op de totale prijs zal hebben, ofwel<br />

men zal volledige inzage moeten verstrekken in de opbouw van de<br />

overeengekomen prijs: a% is loonkosten, b% is materiaalkosten,<br />

c% is transportkosten, d% is overhead en e% is winstopslag. Alleen<br />

dan kan men nauwkeurig aangeven welk effect een kostprijsverhogende<br />

factor precies heeft. De ervaring leert dat men dit ongaarne<br />

doet.<br />

Een praktisch voorbeeld is de risicoregeling in de bouw, waarbij op<br />

basis van een bepaalde formule wordt gewerkt.<br />

Volgens artikel 7: 4 BW en artikel 55 Weens Koopverdrag is de prijs<br />

in een koopcontract geen essentiale. Het is dus mogelijk dat een<br />

koopcontract tot stand komt, zonder dat de prijs is vastgesteld. In


6 . <strong>Commerciële</strong> contracten 135<br />

dat geval geldt naar Nederlands recht in nationale koopovereenkomsten<br />

de prijs die de verkoper gewoonlijk bedong ten tijde van<br />

het sluiten van de overeenkomst.<br />

Volgens het Weens Koopverdrag (van toepassing op <strong>Internationale</strong><br />

Koopovereenkomsten) moet de prijs in zo'n geval worden bepaald<br />

aan de hand van de prijzen die in de betrokken handelsbranche gewoonlijk<br />

worden bedongen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst.<br />

Het is duidelijk dat dit tot veel onzekerheid zou kunnen<br />

leiden.<br />

6.3 De valuta<br />

Van belang is duidelijk vast te leggen in welke valuta de prijs is<br />

uitgedrukt.<br />

Wat is bij de prijs inbegrepen?<br />

Men dient zorgvuldig vast te leggen wat bij de prijs is inbegrepen:<br />

vervoer, verpakking, verzekering, belasting etc. Dat het beding<br />

'vrij van BTW en overdrachtsbelasting' tot grote onduidelijkheid en<br />

- dus - problemen aanleiding kan geven, blijkt uit HR 23.09.1988<br />

NI 1989,35.<br />

De Gemeente Helmond had in 1981 aan Bouten een perceel bouwgrond<br />

verkocht met het bovengenoemde beding. Uit besluiten van<br />

de gemeenteraad van Helmond bleek, dat verkocht was voor<br />

f 135,- per m 2 (ex BTW). De door Bouten betaalde prijs was exact<br />

deze f 135,- per m 2 + 18% BTW. Toen bleek dat de Gemeente geen<br />

BTW verschuldigd was, vorderde Bouten de betaalde BTW ad<br />

f 19.561,- terug. De Rechtbank wees de vordering toe. Het Hof<br />

vernietigde het vonnis en wees de vordering af. De HR vernietigde<br />

het arrest van het Hof en verwees de zaak naar een ander Hof. Hoe<br />

het is afgelopen vertelt de geschiedenis niet, maar ook als Bouten<br />

het uiteindelijk heeft gewonnen zal hij er - na aftrek van kosten -<br />

niet veel van over hebben gehouden.


136 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

6.4 Betaling<br />

Bij de betaling speelt een aantal factoren een belangrijke rol: de<br />

plaats van betaling, het tijdstip van betaling, de wijze van betaling,<br />

de valuta waarin betaald wordt. Deze factoren zullen hierna worden<br />

besproken.<br />

De plaats van betaling<br />

Als hiervoor niets anders is overeengekomen moet naar Nederlands<br />

recht worden betaald ter woon- of vestigingsplaats van de verkoper<br />

(zie art. 6: 116 lid 1 BW of ter plaatse van de aflevering bij de koopovereenkomst<br />

(art. 7:26 BW). Bij internationale overeenkomsten<br />

waarop het Weens Koopverdrag van toepassing is, geldt hetzelfde.<br />

(Zie art. 57 Weens Koopverdrag.) Vaak zal men in het contract<br />

regelen dat betaald moet worden op een bepaalde rekening. Betaling<br />

heeft dan plaatsgevonden zodra die rekening is gecrediteerd<br />

(art. 6: 114lid 2 BW). Het Weens Koopverdrag bevat geen regeling<br />

voor deze kwestie. Contante betaling, waarvan ons BW nog steeds<br />

uitgaat, is eerder uitzondering dan regel.<br />

Bij een documentair krediet gebeurt echter praktisch hetzelfde:<br />

betaling vindt plaats tegen overgifte van documenten. Die documenten<br />

vertegenwoordigen als het ware de verkochte zaken zodat<br />

betaling plaatsvindt tegelijk met de aflevering van de zaken.<br />

Het tijdstip van betaling<br />

Plaats en tijdstip van betaling hangen nauw samen bij contante<br />

betaling. Artikel 7:26 BW bepaalt dan ook voor de koop dat "de<br />

betaling moet geschieden ten tijde en ter plaatse van de aflevering"<br />

.<br />

Voor internationale koopovereenkomsten bepaalt artikel 58 van het<br />

Weens Koopverdrag dat de betaling gelijktijdig met de aflevering<br />

van de zaak of de documenten moet geschieden, echter niet voordat<br />

de koper de gelegenheid heeft gehad de zaak te keuren.<br />

Meestal zal een betalingstermijn zijn overeengekomen, 8 dagen, 14<br />

dagen, 30 dagen of nog langer. Men moet m.i. aannemen dat de<br />

koper dan ook verplicht is binnen die termijn de afgeleverde zaak<br />

te keuren.


6 . <strong>Commerciële</strong> contracten 137<br />

Wordt een aldus overeengekomen betalingstermijn overschreden,<br />

dan is naar Nederlands recht de debiteur van rechtswege in verzuim<br />

(artikel 6:83 sub a BW). Men hoeft de debiteur derhalve niet meer<br />

schriftelijk ingebreke te stellen. Dit is met name van belang voor<br />

de verschuldigdheid van vertragingsrente. De wettelijke rente, of,<br />

indien die hoger is, een bedongen rente (artikel 6: 119, lid 3 BW) is<br />

van rechtswege verschuldigd vanaf de dag waarop de debiteur had<br />

moeten betalen.<br />

Voorts wordt bij de berekening van de wettelijke rente telkens na<br />

een jaar de verschuldigde rente bij de hoofdsom geteld. Zo moet<br />

dan dus ook rente op rente worden betaald.<br />

Het verzuim van de debiteur door niet-tijdige betaling geeft de<br />

crediteur ook allerlei andere rechten, zoals het opschorten van<br />

eigen verplichtingen of zelfs ontbinding van de overeenkomst.<br />

Daarmee dient men echter voorzichtig te zijn. Indien dit redelijkerwijs<br />

mogelijk is, zal men de debiteur toch een nadere termijn voor<br />

betaling moeten geven. Men moet immers zijn rechten in redelijkheid<br />

gebruiken (art. 6:248 BW).<br />

Bij het geven van een betalingstermijn dient men rekening te houden<br />

met het recht van reclame, geregeld in de artikelen 7:39 e.v.<br />

BW. Dit is het recht van de verkoper om de eigendom van reeds<br />

geleverde, maar nog niet betaalde roerende zaken terug te krijgen<br />

door het uitbrengen van een schriftelijke verklaring. Dit recht kan<br />

zelfs in geval van faillissement van de koper worden uitgeoefend<br />

en doet van rechtswege, op het moment van de schriftelijke verklaring<br />

van de verkoper, de eigendom terugkeren naar de verkoper.<br />

Dit geldt alleen voor niet-registergoederen die zich nog in onveranderde<br />

staat bij de koper bevinden. Is een gedeelte van de koopprijs<br />

wel betaald, dan moet dat gedeelte worden teruggegeven.<br />

Dit recht moet worden uitgeoefend binnen de langste van de volgende<br />

twee termijnen: binnen zes weken nadat de vordering tot<br />

betaling van de koopprijs opeisbaar is geworden en binnen zestig<br />

dagen te rekenen van de dag waarop de zaak onder de koper of<br />

onder iemand van zijnentwege is opgeslagen (zie art. 7:44 BW).<br />

Indien men een debiteur een lange betalingstermijn geeft, kan men<br />

het recht van reclame tijdens die betalingstermijn niet uitoefenen.


138 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

De kans dat de zaken daarna nog - onveranderd - aanwezig zijn,<br />

lijkt dan klein.<br />

Indien men meerdere vorderingen op één debiteur heeft, mag in<br />

beginsel de debiteur aangeven welke schuld hij wil betalen (artikel<br />

6:43 BW). Een debiteur die in moeilijkheden komt, kan er belang<br />

bij hebben steeds de jongste levering te betalen. Op die manier kan<br />

hij bereiken dat zijn voorraad zoveel mogelijk betaald is en dat zijn<br />

crediteuren in ieder geval niet meer het recht van reclame tegen<br />

hem kunnen uitoefenen.<br />

Volgorde van betaling<br />

Het kan daarom verstandig zijn om - bijvoorbeeld in algemene<br />

voorwaarden - te bedingen dat de crediteur aanwijst welke schuld<br />

wordt betaald, of dat iedere betaling steeds wordt toegerekend aan<br />

de oudste openstaande schuld.<br />

Van rechtswege worden alle betalingen eerst in mindering gebracht<br />

op verschuldigde kosten en rente. Alleen wat dan overblijft, komt<br />

in mindering op de hoofdsom. De volgorde is dan, bij meerdere<br />

hoofdsommen: eerst de opeisbare hoofdsommen. Zijn dat er meerdere,<br />

dan geschiedt toerekening in de eerste plaats op de - voor de<br />

schuldenaar - meest bezwarende. Indien cr bijvoorbeeld voor één<br />

schuld een bankgarantie is verstrekt en voor de andere niet, dan is<br />

die eerste voor de debiteur de meest bezwarende. Ook hiervan mag<br />

men bij overeenkomst afwijken. Zijn er meerdere, even bezwarende<br />

schulden, dan wordt eerst op de oudste toegerekend.<br />

In een rekening-courantverhouding gelden de bovengenoemde<br />

regels niet.<br />

Wijze van betalen<br />

Ons BW gaat nog steeds als hoofdregel uit van contante betaling in<br />

geld. In het hierna volgende zal het ook steeds gaan over betaling<br />

in geld. Ruilhandel stelt hele specifieke eisen en valt buiten het<br />

bestek van dit boek.<br />

Bevatte ons oud BW geen enkele bepaling over girale betaling,<br />

thans echter bepaalt artikel 6: 114 dat een schuldenaar, indien zijn<br />

schuldeiser in het land waar de betaling moet plaatsvinden een


6 . <strong>Commerciële</strong> contracten 139<br />

bank- of girorekening heeft, steeds op die rekening mag betalen,<br />

tenzij anders overeengekomen.<br />

Artikel 6:46 BW bepaalt dat ook betaald kan worden per chèque,<br />

wissel, overschrijvingsorder, credit-card etc. doch dat dit steeds<br />

wordt vermoed te geschieden 'onder voorbehoud van goede afloop'<br />

. Dat wil zeggen dat ook dan de betaling pas is voltooid als de<br />

rekening van de crediteur is gecrediteerd.<br />

Gebeurt dit niet, bijvoorbeeld omdat de afgegeven chèque niet was<br />

gedekt, dan is er in het geheel niet betaald. Is de debiteur in verzuim<br />

op het moment van afgifte van de chèque, dan loopt de wettelijke<br />

rente door totdat de chèque is verzilverd.<br />

Betaling kan door iedereen geschieden, mits de vordering teniet<br />

gaat. Dat wil zeggen dat er geen subrogatie of cessie mag plaatsvinden.<br />

Daardoor gaat immers de vordering op een ander over,<br />

zodat zij niet teniet gaat. Dat is dus geen 'betaling' in de zin van de<br />

wet.<br />

In welke valuta moet worden betaald?<br />

In beginsel moet worden betaald in de valuta waarin de schuld is<br />

uitgedrukt. Als een factuur in guldens of dollars of duitse marken<br />

is uitgemaakt, moet betaald worden in guldens, respectievelijk<br />

dollars of duitse marken.<br />

Er zijn echter allerlei tussenvormen. Men kan een factuur uitsturen<br />

in dollars, maar bedingen dat men guldens wil ontvangen.<br />

Betaald dient dan te worden een zodanig bedrag in guldens als<br />

nodig is om het dollar-factuurbedrag te kopen op de dag van de<br />

betaling. Men spreekt dan over een oneigenlijke valutaschuld.<br />

Indien de crediteur in dollars verkoopt en ook werkelijk dollars wil<br />

ontvangen, is sprake van een eigenlijke of effectieve valutaschuld.<br />

Het gaat daarbij natuurlijk om de vraag wie het valutarisico loopt:<br />

in het eerste geval is dit de debiteur en in het tweede geval de crediteur.<br />

Men kan het valutarisico afdekken, door ofwel de buitenlandse<br />

valuta op termijn te kopen of te verkopen. Daarop zal hier niet<br />

verder worden ingegaan.


140 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Men moet rekening houden met enkele regels van Nederlands<br />

recht:<br />

1. Tenzij uitdrukkelijk is overeengekomen dat een schuld in buitenlandse<br />

valuta ook werkelijk in buitenlandse valuta moet<br />

worden betaald (eigenlijke valutaschuld) is een debiteur, die in<br />

Nederland moet betalen in buitenlandse valuta, toch steeds<br />

bevoegd in Nederlands geld te betalen (art. 6: 121 BW); (het<br />

voorgaande geldt m.m. ook indien betaling in een ander land is<br />

overeengekomen, doch dit zal zich niet zo vaak voordoen onder<br />

Nederlands recht).<br />

2. Indien betaling in buitenlandse valuta is overeengekomen en de<br />

crediteur in Nederland een rechtsvordering instelt, kan deze<br />

steeds kiezen tussen het vorderen van buitenlandse of Nederlandse<br />

valuta. De bedoeling hiervan is de executie in Nederland<br />

te vergemakkelijken.<br />

Als iemand het koersrisico loopt, kan in heel extreme omstandigheden<br />

wellicht een beroep worden gedaan op artikel 6:258<br />

BW (onvoorziene omstandigheden). In de parlementaire geschiedenis<br />

is immers een plotselinge extreme geldontwaarding<br />

genoemd als een omstandigheid waarin artikel 6:258 BW zou<br />

kunnen helpen.<br />

6.5 Zekerheid<br />

Een aantal vormen van zekerheid die van belang kunnen zijn voor<br />

commerciële transacties, zal hierna kort worden besproken.<br />

Hoofdelijke gebondenheid<br />

Naar Nederlands recht kan een moedermaatschappij zich hoofdelijk<br />

aansprakelijk verklaren voor de schulden uit hoofde van rechtshandelingen<br />

van haar dochtervennootschap, door bij de Kamer van<br />

Koophandel van de plaats van vestiging van de dochtervennootschap<br />

een verklaring van die strekking neer te leggen (art. 2:403<br />

BW). Dit komt tamelijk veel voor, omdat op die manier de dochtervennootschap<br />

haar jaarstukken niet hoeft in te richten en te deponeren<br />

bij de K.v.K. zoals de wet normaal voorschrijft. Het is dus<br />

zinvol bij de Kamer van Koophandel hiernaar te informeren. Hoof-


6 . <strong>Commerciële</strong> contracten 141<br />

delijke aansprakelijkheid betekent dat men zowel de dochter als de<br />

moeder voor de gehele schuld kan aanspreken (art. 6:6 e.v. BW).<br />

Berust de hoofdelijke aansprakelijkheid op een gedeponeerde<br />

verklaring als hiervoor bedoeld, dan zal de moeder zich niet aan<br />

aansprakelijkheid kunnen onttrekken.<br />

Men dient echter voorzichtig te zijn met de aanvaarding van een<br />

verklaring van hoofdelijke aansprakelijkheid door een derde, bijvoorbeeld<br />

een andere dochtermaatschappij, omdat een dergelijke<br />

verklaring of overeenkomst wel eens nietig verklaard zou kunnen<br />

worden. Artikel 2:7 BW bepaalt:<br />

"een door een rechtspersoon verrichte reehtshandeling is vernietigbaar,<br />

indien daardoor het doel werd overschreden en de<br />

wederpartij dat wist of zonder eigen onderzoek moest weten.<br />

Slechts de rechtspersoon kan een beroep op deze grond tot<br />

vernietiging doen" .<br />

Als bijvoorbeeld een machinefabriek zich hoofdelijk aansprakelijk<br />

stelt voor een dochtervennootschap die een supermarkt exploiteert,<br />

kan men zich afvragen of dit in overeenstemming kan zijn met het<br />

doel van de machinefabriek.<br />

Bankgarantie<br />

Een goede vorm van zekerheid is de garantie van een eersteklas<br />

bank. Die komen in allerlei vormen voor: documentair accreditief,<br />

(stand-by) letters of credit, performance-bid-advance-paymentbonds<br />

etc. Al deze vormen hebben gemeen dat zij zogenaamde<br />

'abstracte' garanties zijn. Het zijn zelfstandige verplichtingen van<br />

een bank om onder bepaalde voorwaarden een bepaalde betaling te<br />

verrichten. Die verplichting hangt niet (meer) af van de onderliggende<br />

verbintenis, bijvoorbeeld de koopovereenkomst. De bank<br />

verbindt zich te betalen aan de begunstigde op de enkele overlegging<br />

van documenten of van een verklaring van de begunstigde dat<br />

de wederpartij niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan.


142 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Op documentaire accreditieven zijn vrijwel steeds van toepassing<br />

de Uniform Customs and Practice for Documentary Credits, een<br />

uitgave van de <strong>Internationale</strong> Kamer van Koophandel. Daardoor is<br />

internationaal een grote eenheid ontstaan in de wijze waarop banken<br />

deze accreditieven behandelen.<br />

Het is natuurlijk mogelijk dat een begunstigde misbruik maakt van<br />

een dergelijke bankgarantie, door bijvoorbeeld ten onrechte een<br />

verklaring aan de bank af te geven dat zijn wederpartij zijn verplichtingen<br />

niet is nagekomen.<br />

Het is moeilijk daartegen op te komen. Alleen indien een beroep op<br />

een bankgarantie 'kennelijk frauduleus' is, zal een rechter de bank<br />

verbieden tot betaling over te gaan. De formulering van een bankgarantie<br />

moet uiterst nauwkeurig geschieden, omdat deze strikt<br />

formeel wordt uitgelegd en uitgevoerd. Zie over de bankgarantie<br />

verder Pabbruwe Bankgarantie/Borgtocht, Kluwer, 1988.<br />

Letters of Comfort<br />

Omdat door een bedrijf afgegeven borgtochten of aanvaarde hoofdelijke<br />

aansprakelijkheden in de toelichting op de balans moeten<br />

worden opgenomen en invloed kunnen hebben op de kredietwaardigheid<br />

en omdat bankgaranties geld kosten, is men verklaringen<br />

gaan afgeven die erg op borgtocht lijken. Deze heten dan bijvoorbeeld'<br />

letters of comfort' of' letters of a wareness' . Daarin verklaart<br />

meestal het moederbedrijf dat het kennis heeft genomen van de<br />

transactie die haar dochter met partij X heeft afgesloten en dat het<br />

alles zal doen en niets zal nalaten om ervoor te zorgen dat de dochter<br />

haar verplichtingen jegens X zal nakomen. Men moet er rekening<br />

mee houden dat dit geen borgtochten zijn en dat men hieraan<br />

dus weinig heeft. Alleen als de moeder de dochter leeghaalt of echt<br />

verhindert om haar verplichtingen na te komen, kan men rechtstreeks<br />

iets tegen de moeder ondernemen.<br />

Eigendomsvoorbehoud<br />

Een eenvoudige en niets kostende vorm van zekerheid is het eigendomsvoorbehoud.<br />

Iemand die zaken verkoopt of onder enige andere<br />

titel (aanneming bijvoorbeeld) aan derden overdraagt, bedingt<br />

daarbij dat de zaken pas eigendom worden van de wederpartij<br />

nadat deze zijn betaald.


6 . <strong>Commerciële</strong> contracten 143<br />

Het eigendomsvoorbehoud is naar Nederlands recht toegelaten<br />

(artikel 3:92 BW). Men mag dat eigendomsvoorbehoud zelfs 'verlengen'<br />

in die zin, dat de eigendom pas overgaat indien de wederpartij<br />

heeft voldaan alles wat hij verschuldigd is terzake van de<br />

levering (of tekortschieten daarin) van zaken of tevens te verrichten<br />

diensten krachtens enige overeenkomst.<br />

Het eigendomsvoorbehoud wordt meestal bedongen in algemene<br />

voorwaarden.<br />

Deze vorm van zekerheid moet men natuurlijk altijd bedingen,<br />

vooral omdat deze zo eenvoudig is. Erg 'zeker' is het echter niet.<br />

De wederpartij krijgt de vrije beschikking over de afgeleverde<br />

zaken en kan deze dus ook vrijelijk aan een derde overdragen. Uit<br />

de jurisprudentie blijkt dat een derde in hoge mate beschermd<br />

wordt. Alleen indien kan worden bewezen dat de derde te kwader<br />

trouw was, dat wil zeggen wist dat de zaken geen eigendom waren<br />

van de wederpartij, kan men de zaken van de derde terugvorderen.<br />

Soms wordt getracht het eigendomsvoorbehoud verder te verlengen<br />

in die zin dat het ook geldt voor de vorderingen die voortkomen uit<br />

de verkoop van de zaken aan derden.<br />

Dit is m.i. niet mogelijk naar Nederlands recht, al schijnt het in<br />

andere landen wel voor te komen.<br />

Ook is het niet mogelijk geldig te bedingen dat de eigendom van<br />

met behulp van de verkochte zaken nieuw te vormen zaken bij de<br />

leverancier van de oorspronkelijke zaken zal blijven.<br />

Eigendomsoverdracht tot zekerheid<br />

Sinds 1 januari 1992 kan deze niet meer rechtsgeldig worden bedongen.<br />

Artikel3:84lid 3 BW stelt dat zekerheid geen geldige titel<br />

voor overdracht is. Eigendomsoverdrachten tot zekerheid Ce.t.z. ')<br />

van voor 1 januari 1992 zijn per die datum - behoudens uitzonderingsgevallen<br />

- omgezet in een zogenaamd bezitloos pandrecht.<br />

Bezitloos pandrecht<br />

Daar e.t.z. niet meer is toegelaten heeft de wetgever nu het bezitloos<br />

pandrecht gecreëerd: was vroeger voor een geldig pandrecht<br />

op roerende zaken vereist dat die zaken uit de macht van de pandgever<br />

raakten, die eis is thans vervallen. Iemand kan thans derhalve


144 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

zijn voorraden, inventaris, roerende machines etc. in pand geven<br />

aan een crediteur terwijl deze in zijn macht blijven. De artikelen<br />

3:327 en 3:328 BW regelen dit.<br />

Het pandrecht op een roerende zaak, op een recht aan toonder of op<br />

het vruchtgebruik daarvan wordt gevestigd bij authentieke of geregistreerde<br />

onderhandse akte. De pandgever moet in de akte verklaren<br />

dat hij tot verpanding bevoegd is en - eventueel- welke andere<br />

rechten op de zaken rusten.<br />

Men kan immers meerdere pandrechten op dezelfde zaak vestigen.<br />

Ingeval van meerdere pandrechten, heeft de oudste de beste rechten.<br />

Met het oog hierop is registratie van de akte verplicht. Op die<br />

wijze staat de datum van de akte, althans van de registratie vast.<br />

Helaas is er geen openbaar register waarin men kan nagaan welke<br />

pandrechten een debiteur reeds heeft verleend.<br />

Pandrecht gceft het recht een vordering op het verpande goed te<br />

verhalen. In beginsel geschiedt dit door openbare verkoop, doch<br />

onder omstandigheden kan de rechter toestemming geven tot onderhandse<br />

verkoop. Partijen kunnen dit ook overeenkomen, nadat<br />

de pandhouder de bevoegdheid tot executie heeft gekregen.<br />

Het stil pandrecht<br />

Ook op vorderingen kan pandrecht worden gevestigd. Vroeger was<br />

in zo 'n geval kennisgeving van de verpanding aan de debiteur van<br />

de verpande vordering vereist. Daar men dit niet wenste, heeft de<br />

praktijk de cessie tot zekerheid bedacht. Ook deze zekerheidscessie<br />

is echter niet meer mogelijk. Daarom voorziet de wet (artikel 3:239<br />

BW) nu in een stil pandrecht, dat wil zeggen een pandrecht waarvan<br />

de debiteur van de vordering niet op de hoogte wordt gesteld. Ook<br />

hierbij is een authentieke of geregistreerde onderhandse akte vereist<br />

en zijn meerdere verpandingen mogelijk.<br />

De pandhouder is bevoegd de vordering te innen, nadat de verpanding<br />

aan de debiteur is medegedeeld.<br />

Pandrecht kan ook worden gevestigd op toekomstige vorderingen,<br />

mits die worden verkregen uit een reeds bestaande rechtsverhouding.<br />

Gezien de enigszins verwarrende jurisprudentie die is ontstaan<br />

in de jaren tachtig over de zekerheidscessie van toekomstige


6 . <strong>Commerciële</strong> contracten 145<br />

vorderingen, moet gevreesd worden dat ook de verpanding van<br />

toekomstige vorderingen zoals huren, termijnen van aannemingssommen<br />

etc. tot moeilijkheden aanleiding kan geven.<br />

Kredietverzekering<br />

Een bijzonderc vorm van zekerheid is de kredietverzekering. Deze<br />

wordt alleen voor de volledigheid genoemd. Een bespreking daarvan<br />

valt buiten het bestek van dit boek.


P. Vlas<br />

<strong>Commerciële</strong> contracten:<br />

aspecten van internationaal privaatrecht<br />

7.1 Inleiding<br />

Bij commerciële contracten denken wij niet slechts aan overeenkomsten<br />

die worden gesloten tussen in Nederland gevestigde partijen,<br />

maar ook aan overeenkomsten in het internationale handelsverkeer.<br />

Handel drijven is immers meer en meer een internationale<br />

aangelegenheid. Wanneer een commercieel contract met internationale<br />

elementen wordt gesloten, hetzij omdat één of meerdere contractspartijen<br />

buiten Nederland gevestigd zijn dan wel omdat de<br />

zaken waarover gecontracteerd wordt buiten Nederland zijn gelegen,<br />

speelt het conftictenrecht of internationaal privaatrecht (IPR)<br />

een rol.<br />

Het IPR kan worden omschreven als dat gedeelte van het Nederlandse<br />

privaatrecht dat zich bezighoudt met het geven van regels<br />

voor rechtsverhoudingen waarbij meerdere rechtsstelsels voor<br />

toepassing in aanmerking komen. Wanneer een contract aanknopingspunten<br />

vertoont met meerdere landen (en daardoor met diverse<br />

rechtsstelsels) dient het aan één rechtsstelsel te worden onderworpen.<br />

Dat is de taak van het IPR. Hoewel het IPR in oorsprong<br />

nationaal recht is, staat het IPR - evenals andere terreinen van ons<br />

recht - bloot aan een voortdurende internationalisering. De regels<br />

van IPR zijn niet meer uitsluitend te vinden in het (op dit terrein<br />

vaak ongeschreven) Nederlandse recht, maar zijn neergelegd in tal<br />

van verdragen waarbij Nederland partij is.<br />

Voor het onderwerp van de internationale commerciële overeenkomsten<br />

is van belang het in het kader van de EEG op 19 juni 1980<br />

tot stand gekomen Verdrag inzake het toepasselijk recht op verbin-<br />

7


148 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

tenissen uit overeenkomst (Trb.1980, 156), dat op 1 september<br />

1991 voor Nederland in werking is getreden. Aan dit verdrag (afgekort<br />

EVO) wordt in deze bijdrage bijzondere aandacht besteed.<br />

Vooraf merk ik op dat het EVO zogenaamde universele werking<br />

heeft (art. 2). Dit betekent, dat het EVO van toepassing is ook al is<br />

het daardoor aangewezen recht niet het recht van een verdragsstaat.<br />

Zouden wij op basis van het EVO op een internationaal contract<br />

bijvoorbeeld het recht van Egypte moeten toepassen, dan kan niet<br />

worden gesteld dat Egypte geen verdragsstaat is (hetgeen op zichzelf<br />

genomen juist is) en daarom het Egyptisch recht niet toepasselijk<br />

is. Dat Egypte geen partij is bij het EVO, doet niet ter zake.<br />

Het IPR heeft, zoals gezegd, tot taak internationale rechtsverhoudingen<br />

aan een bepaald nationaal rechtsstelsel te onderwerpen en<br />

hanteert daarvoor verwijzings- of conflietregels. De conflictregel<br />

opereert door middel van een aanknopingsfactor (bijvoorbeeld<br />

ligging der goederen, plaats van vestiging van cen contractspartij).<br />

Uit het geheel van internationale aanknopingen wordt één aanknoping<br />

uitgekozen om de rechtsverhouding aan het aldus aangewezen<br />

rechtsstelsel te onderwerpen. Daarmee is een belangrijke taak van<br />

het IPR gegeven: het bepalen van het recht dat van toepassing is op<br />

een internationale rechtsverhouding. Daarnaast houdt het IPR zich<br />

ook bezig met de vraag welke rechter bevoegd is om kennis te<br />

nemen van geschillen die voortvloeien uit internationale rechtsverhoudingen;<br />

wat het Nederlandse IPR betreft, gaat het dus om de<br />

vraag of de Nederlandse rechter - het Nederlandse rechterlijke<br />

apparaat als zodanig - kennis mag nemen van dergelijke geschillen.<br />

Ten slotte speelt in het Nederlandse IPR het probleem van de<br />

erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in<br />

Nederland. Om een voorbeeld van dit laatste te geven: is een Italiaans<br />

vonnis waarbij een Nederlandse ondernemer tot schadevergoeding<br />

is veroordeeld in Nederland te executeren? Zou het verschil<br />

maken wanneer het niet een Italiaans vonnis, maar een in<br />

Australië gegeven rechterlijke beslissing betreft? Dit laatste maakt<br />

inderdaad verschil, omdat met Australië geen verdrag bestaat waarin<br />

de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen is geregeld,<br />

terwijl tussen Nederland en Italië het hierna te noemen verdrag<br />

geldt. De kwestie van de erkenning en tenuitvoerlegging van<br />

vreemde vonnissen laat ik verder rusten.


7 . Aspecten van internationaal privaatrecht 149<br />

_____________________________________________ 0 ____ _<br />

Voor het onderwerp van de rechterlijke bevoegdheid in internationale<br />

gevallen en de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke<br />

beslissingen is het EEG-Bevoegdheids- en Executieverdrag (EEX)<br />

van groot belang. Dit verdrag is op 27 september 1968 te Brussel<br />

tot stand gekomen en op 1 februari 1973 in werking getreden tussen<br />

de oorspronkelijke zes lidstaten van de EEG (te weten: België,<br />

Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland).<br />

Nadien is het EEX aangepast aan de toetreding van nieuwe<br />

Staten tot de EEG; momenteel geldt het EEX ook voor Denemarken,<br />

Griekenland, Ierland, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.<br />

In deze bijdrage kan het EEX slechts summier aan de orde komen.<br />

Naast het verdragsrecht vormt de wet een bron van IPR, maar wetteli<br />

jke bepalingen zijn schaars. Bovendien staan zij verspreid in<br />

diverse regelingen. Ik geef een aantal voorbeelden. De oudste<br />

bepalingen van IPR treffen wij aan in de Wet 'houdende algemeene<br />

bepalingen der Wetgeving van het Koningrijk' van 15 mei 1829<br />

(de Wet AB), waarvan de artikelen 6, 7 en 10 nog van belang zijn,<br />

hoewel ook hun betekenis door het verdragsrecht afneemt. In de op<br />

1 januari 1992 ingevoerde boeken van het nieuwe BW valt slechts<br />

één bepaling van IPR te vinden: art. 247 van boek 6 inzake het<br />

internationale geldingsbereik van de afdeling over algemene voorwaarden.<br />

Ten slotte noem ik de Wet Conflictenrecht Schadeverzekering<br />

van 18 april 1991, die op 1 juli 1991 in werking is getreden.<br />

Een algehele codificatie van het IPR ontbreekt in ons land vooralsnog.<br />

Plannen om tot een dergelijke codificatie te komen zijn in een<br />

voorbereidend stadium en moeten uiteindelijk resulteren in een wet<br />

op het IPR. Vermoedelijk zal de codificatie zich beperken tot het<br />

bijeenvoegen van de verspreid staande bepalingen om op die manier<br />

de praktijk behulpzaam te zijn bij het vinden van de regels van<br />

IPR. Naast de lappendeken van wettelijke regels zijn veel regels van<br />

IPR nog altijd ongeschreven en gevormd in de rechtspraak. Op het<br />

terrein van de internationale overeenkomsten heeft het EVO echter<br />

een belangrijk stuk geschreven recht gebracht. Voordat het EVO op<br />

1 september 1991 voor ons land in werking trad, is daarop in de<br />

Nederlandse rechtspraak op geruime schaal geanticipeerd. Dit heeft<br />

tot gevolg dat er tussen het Nederlandse IPR op het gebied van het<br />

contractenrecht vóór en nà de inwerkingtreding van het EVO geen<br />

schokkende verschillen bestaan (zie ook HR 25 september 1992, NJ


150 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

1992, 750). Strikt genomen blijft het voorheen geldende Nederlandse<br />

IPR van kracht op overeenkomsten die vóór 1 september<br />

1991 zijn gesloten (art. 17 EVO), doch ik laat problemen van overgangsrecht<br />

verder buiten beschouwing.<br />

7.2 Het IPR ten aanzien van overeenkomsten<br />

7.2.1 Rechtskeuze<br />

Op een internationale overeenkomst mogen de contractspartijen<br />

een toepasselijk recht kiezen. Deze keuzevrijheid of partij-autonomie<br />

komt tegemoet aan de eisen van het internationale handelsverkeer<br />

en aan de rechtszekerheid. Door een rechtskeuze uit te brengen<br />

hebben partijen zekerheid gekregen omtrent het op hun contract<br />

toepasselijke recht en zijn zij niet overgeleverd aan de soms<br />

grillige werking van de conftictregels. De rechtskeuze voorkomt<br />

forumshopping, waaronder wordt verstaan dat de eiser zijn vordering<br />

aanhangig maakt bij de rechter van het land waarvan verwacht<br />

wordt dat deze op grond van het aldaar gehuldigde IPR een voor de<br />

eiser gunstige beslissing zal nemen.<br />

In het Nederlandse IPR is rechtskeuze op internationale contracten<br />

definitief toegestaan sedert het beroemde Alnati-arrest van de Hoge<br />

Raad (13 mei 1966, NJ 1967, 3). In dit arrest heeft de HR de zogenaamde<br />

conflictenrechtelijke rechtskeuze aanvaard, hetgeen inhoudt<br />

dat partijen een toepasselijk recht op hun internationale<br />

overeenkomst mogen kiezen zonder zich te storen aan de dwingende<br />

bepalingen van het recht dat zonder die rechtskeuze op hun<br />

contract van toepassing zou zijn.<br />

Deze vrijheid van rechtskeuze is ook opgenomen in art. 3 EVO. Het<br />

EVQ stelt niet de eis dat het contract met het gekozen recht een<br />

band moet hebben. Partijen zijn in hun keuze geheel vrij. In de<br />

praktijk zal het niet vaak voorkomen dat op een contract een<br />

rechtsstelsel wordt gekozen waarmee geen enkele band bestaat.<br />

Wat voor praktisch nut heeft het om bijvoorbeeld op een tussen een<br />

in Nederland gevestigde partij en haar in Italië gevestigde wederpartij<br />

het recht van Ivoorkust van toepassing te verklaren, wanneer<br />

de overeenkomst met Ivoorkust geen enkele aanknoping vertoont?


7 . Aspecten van internationaal privaatrecht 151<br />

Toch zijn er gevallen denkbaar waarin voor een rechtsstelsel wordt<br />

gekozen waarmee het contract geen band heeft. Bekend is het<br />

voorbeeld van keuze voor Engels recht op internationale verzekeringscontracten,<br />

in verband met de leidinggevende positie van de<br />

Engelse verzekeringsmarkt (Lloyds). Ook kan een keuze voor een<br />

bepaald rechtsstelsel waarmee geen binding bestaat een compromis<br />

tussen contractspartijen vormen, waarin partijen zich kunnen vinden.<br />

Soms is namelijk een keuze voor het recht van de ene contractspartij<br />

onaanvaardbaar voor de andere partij (en omgekeerd),<br />

zodat naar een neutraal rechtsstelsel moet worden gezocht. Bij de<br />

keuze van een dergelijk rechtsstelsel staat de hanteerbaarheid van<br />

dit recht voorop: zijn de taal en de rechtsbronnen toegankelijk?<br />

Rechtskeuzeheeftverschillende verschijningsvormen. Meestal maken<br />

partijen van tevoren een afspraak over het op hun contract toepasselijke<br />

recht. De rechtskeuze maakt deel uit van de contractsbepalingen.<br />

In dit geval wordt gesproken van rechtskeuze vooraf Die<br />

rechtskeuze kan uitdrukkelijk zijn opgenomen, bijvoorbeeld door<br />

te bepalen dat het contract beheerst wordt door Nederlands recht.<br />

Om problemen te voorkomen verdient het steeds aanbeveling<br />

rechtskeuze uitdrukkelijk in het contract op te nemen.<br />

De rechtskeuze kan ook stilzwijgend zijn gedaan en voldoende duidelijk<br />

blijken uit de omstandigheden van het geval. Zo kan een verwijzing<br />

naar een wetsartikel uit een bepaald rechtsstelsel (bijvoorbeeld<br />

een verwijzing naar een bepaling uit de Franse Code civil)<br />

een indicatie zijn dat voor dat rechtsstelsel gekozen is. Ook kan het<br />

contract een standaardcontract zijn dat door een bepaald rechtsstelsel<br />

wordt beheerst, zelfs al is dienaangaande geen uitdrukkelijke<br />

rechtskeuzeclausule opgenomen. Het officiële toelichtende rapport<br />

op het EVO (rapport-Giuliano/Lagarde, PB EG 31 oktober 1980, C<br />

282, p. 17) noemt hier een zeeverzekeringspolis van Lloyds, waarop<br />

Engels recht van toepassing is, ook al is dit niet uitdrukkelijk in<br />

de polis bepaald.<br />

Hebben partijen vooraf geen rechtskeuze uitgebracht, dan bestaat<br />

de mogelijkheid dat zij dit op een later moment (dat wil zeggen na<br />

het sluiten van de overeenkomst) alsnog doen. Deze rechtskeuze<br />

achterafkan in de plaats treden van een eerder gedane rechtskeuze,<br />

dan wel van het recht dat zonder rechtskeuze van toepassing zou<br />

zijn. Art. 3 EVO staat de rechtskeuze achteraf toe, met dien verstan-


152 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

de dat een wijziging in de rechtskeuze na de totstandkoming van<br />

het contract niet van invloed is op de formele geldigheid van het<br />

contract en geen afbreuk doet aan de rechten van derden. Rechtskeuze<br />

achteraf komt in de praktijk vaak voor op het moment dat<br />

partijen in een rechterlijke procedure verwikkeld raken. Soms<br />

nodigt de rechter partijen zelfs uit om alsnog een rechtskeuze voor<br />

Nederlands recht te doen in afwijking van het recht dat bij gebreke<br />

van zo'n keuze van toepassing zou zijn. Zo oordeelde het Hof 's­<br />

Gravenhage (9 januari 1987, NIPR 1988, 135) dat Algerijns recht op<br />

de contractuele relatie van partijen van toepassing was, "tenzij<br />

partijen bij wijze van rechtskeuze achteraf voor een ander recht<br />

zouden opteren". Daarmee partijen min of meer uitnodigend om<br />

alsnog Nederlands reeht te kiezen, omdat toepassing van Nederlands<br />

recht nu eenmaal voor de rechter eenvoudiger is dan toepassing<br />

van het Algerijnse recht!<br />

De rechtskeuze (vooraf of achteraf) kan ook op een deel van de<br />

overeenkomst betrekking hebben. Stel, een in Nederland en een in<br />

Frankrijk gevestigde partij sluiten een overeenkomst. Het is mogelijk<br />

dat partijen op de regeling van de tekortkoming (wanprestatie)<br />

het Franse recht kiezen, terwijl het contract voor het overige onderworpen<br />

blijft aan het recht dat door de regels van IPR wordt aangewezen.<br />

In dit geval is sprake van een partiële rechtskeuze, die<br />

wordt toegestaan door art. 3 EVO. Van deze vorm van rechtskeuze<br />

valt de zogenaamde dépeçage te onderscheiden. Dit is een splitsing<br />

van de overeenkomst in een aantal onderdelen, waarbij partijen op<br />

ieder onderdeel een toepasselijk recht kiezen. In het hierboven<br />

gegeven voorbeeld kunnen partijen op de regeling van de tekortkoming<br />

Frans recht kiezen, op de regeling van de schadevergoeding<br />

Nederlands recht en op het overige deel van de overeenkomst het<br />

Engelse recht. Of een dergelijke splitsing van het contract onder<br />

het EVO is toegestaan, wordt uit het toelichtende rapport niet duidelijk.<br />

In ieder geval lijkt mij dépeçage om praktische redenen ongewenst:<br />

men begeeft zich door splitsing in een onontwarbare kluwen<br />

van bepalingen uit verschillende rechtsstelsels die op hun beurt<br />

weer onderling tegenstrijdigheden kunnen bevatten.


7 . Aspecten van internationaal privaatrecht 153<br />

7.2.2 Welk recht geldt bij gebreke van rechtskeuze'?<br />

Welk recht is op een internationale overeenkomst van toepassing,<br />

indien partijen geen rechtskeuze hebben uitgebracht? Art. 4 Eva<br />

geeft daarvoor een aantal regels, die in beginsel niet afwijken van<br />

hetgeen in het Nederlandse IPR reeds voor de inwerkingtreding van<br />

het Eva werd aangenomen.<br />

Bij gebreke van rechtskeuze wordt de overeenkomst beheerst door<br />

het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden (art. 4<br />

lid 1). In dit eerste lid is ook een vorm van dépeçage opgenomen:<br />

kan een deel van de overeenkomst worden afgescheiden en is dit<br />

deel nauwer verbonden met het recht van een ander land, dan kan<br />

op dat deel bij wijze van uitzondering het recht van dat andere land<br />

worden toegepast. Deze vorm van dépeçagc heeft niets met rechtskeuze<br />

te maken. Het contract wordt beheerst door de wet van de<br />

nauwste band, terwijl een onderdeel(tje) van het contract door een<br />

ander recht wordt beheerst, omdat objectief beschouwd dat<br />

deel(tje) meer binding heeft met een ander rechtsstelsel.<br />

Om de praktijk tegemoet te komen, wordt de wet van de nauwste<br />

band uitgewerkt in een weerlegbaar vermoeden, opgenomen in het<br />

tweede lid van art. 4 Eva. De overeenkomst wordt vermoed het<br />

nauwst te zijn verbonden met het land waar de partij die de (voor<br />

de overeenkomst) kenmerkende prestatie moet verrichten op het<br />

tijdstip van het sluiten van het contract haar gewone verblijfplaats<br />

heeft. Is deze partij een vennootschap, vereniging of andere rechtspersoon,<br />

dan volgt toepassing van het recht van het land van vestiging<br />

van haar hoofdbestuur. Bij dit laatste gaat het dus om de feitelijke<br />

vestiging van de rechtspersoon, niet om de statutaire zetel.<br />

Het Eva sluit in art. 4 aan bij de in Zwitserland en Duitsland ontwikkelde<br />

leer van de kenmerkende prestatie. Ieder type overeenkomst<br />

heeft een prestatie waardoor die overeenkomst zich onderscheidt<br />

van een ander type overeenkomst. De kenmerkende prestatie<br />

bestaat niet uit het betalen van geld, want deze verplichting<br />

komt bij vele soorten overeenkomsten voor. Voor het aanwijzen<br />

van het toepasselijke recht geldt als kenmerkend de prestatie die de<br />

keerzijde vormt van de betaling. Bij de koopovereenkomst is dat de<br />

levering door de verkoper, zodat bij het land van zijn vestiging<br />

moet worden aangeknoopt. Voor bewaarneming geldt het recht van<br />

het land waar degene die de zaken in bewaring neemt is gevestigd;


154 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

bij een overeenkomst van rekening-courant het recht van het land<br />

waar de bank is gevestigd; bij schenking het recht van het woonland<br />

van de schenker, etc.<br />

Valt geen kenmerkende prestatie te ontdekken, zoals het geval is<br />

bij een ruilovereenkornst of bij contracten in de valutahandel, dan<br />

moet worden teruggevallen op de hoofdregel van art. 4 en volgt<br />

toepassing van de wet van de nauwste band. Het vermoeden van de<br />

kenmerkende prestatie geldt ook niet wanneer uit het geheel van de<br />

omstandigheden blijkt dat de overeenkomst nauwer met een ander<br />

land is verbonden (zie art. 4 lid 5 EVO).<br />

Voor overeenkomsten ten aanzien van een zakelijk recht of een<br />

recht tot gebruik van een onroerende zaak geldt het vermoeden van<br />

de kenmerkende prestatie niet, maar geeft art. 4 lid 3 een afzonderlijk<br />

vermoeden: de overeenkomst wordt vermoed verbonden te zijn<br />

met het recht van het land van ligging van de onroerende zaak.<br />

Verkoopt een Nederlander een in Frankrijk gelegen stuk grond aan<br />

een Duitser, dan staat het partijen vrij om op de overeenkomst een<br />

toepasselijk recht te kiezen. Bij gebreke van reehtskeuze geldt<br />

echter het Franse recht. Ongeacht rechtskeuze is het Franse recht<br />

altijd van toepassing op de zakenrechtelijke aspecten van deze<br />

koop (de wijze en de vorm van de overdracht); hierop heeft het<br />

EVO geen betrekking.<br />

Ten slotte geeft art. 4 lid 4 een speciaal vermoeden voor overeenkomsten<br />

tot vervoer van goederen. Valt het land waar de vervoerder<br />

zijn hoofdvestiging heeft samen met hetzij het land van de<br />

inlading of lossing, hetzij het land van hoofdvestiging van de verzender,<br />

dan wordt het recht van dat land toegepast.<br />

7.2.3 Consumenten- en arbeidsovereenkomsten<br />

Het EVO bevat in art. 5 en 6 een afzonderlijke regeling van consumenten-<br />

en arbeidsovereenkomsten. Voor beide typen overeenkomsten<br />

geldt dat een rechtskeuze er niet toe kan leiden dat de<br />

consument respectievelijk de werknemer de bescherming verliest<br />

van de dwingende bepalingen van het recht dat zonder die rechtskeuze<br />

op hem van toepassing zou zijn. De ratio hiervan is gelegen<br />

in de bescherming van de contractueel zwakke(re) partij.


7 . Aspecten van internationaal privaatrecht 155<br />

Voordat het EVO voor Nederland in werking trad, kende het Nederlandse<br />

IPR aan consumenten een dergelijke bescherming niet toe.<br />

Wel kon via het leerstuk van de voorrangsregels (zie § 7.2.4) aan<br />

dwingende bepalingen meteen 'consumentenbeschermend' karakter<br />

toepassing worden gegeven, bijvoorbeeld aan bepalingen inzake<br />

consumentenkrediet, colportage, etc.<br />

Voor een goed begrip geef ik een voorbeeld van de werking van<br />

art. 5 EVO inzake consumentenovereenkomsten. Stel, een in Nederland<br />

woonachtige consument sluit naar aanleiding van een in een<br />

Nederlands tijdschrift verschenen advertentie een overeenkomst<br />

met een in Luxemburg gevestigd bedrijf tot aankoop van een caravan<br />

en tot financiering daarvan. Een bepaling in het standaardcontract<br />

op basis waarvan Luxemburgs recht is gekozen, kan er dan<br />

niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest van de<br />

dwingende bepalingen van het Nederlandse recht. Uit art. 5 EVO<br />

volgt, dat de consument een beroep mag doen op de bepalingen van<br />

de afdeling inzake algemene voorwaarden van het Nederlandse BW<br />

(art. 231 e.v. van boek 6). Dit laatste is ook opgenomen in art. 247<br />

lid 4 van boek 6 BW.<br />

Art. 6 EVO kent een soortgelijke bescherming van de werknemer<br />

tegen een in zijn arbeidsovereenkomst opgenomen rechtskeuze. De<br />

werknemer kan daardoor niet de bescherming verliezen van de<br />

dwingende bepalingen van het recht dat bij gebreke van rechtskeuze<br />

op zijn arbeidscontract van toepassing is. Kort gezegd is bij<br />

gebreke van rechtskeuze op een arbeidsovereenkomst van toepassing<br />

het recht van het land waar de werknemer gewoonlijk zijn<br />

arbeid verricht of, als deze regel niet opgaat, het recht van het land<br />

van vestiging van de werkgever.<br />

7.2.4 Doorwerking van bijzonder dwingend recht<br />

De HR stelde in het Alnati-arrest enige grenzen aan de rechtskeuze.<br />

Men kon weliswaar door rechtskeuze de dwingende bepalingen van<br />

het zonder rechtskeuze toepasselijke recht opzij zetten, maar deze<br />

rechtskeuze werd toegestaan 'voor zover de wet zich daartegen niet<br />

verzet'. De grenzen van rechtskeuze liggen in wet en verdrag. Een<br />

verdrag kan bepalen dat rechtskeuze niet is toegestaan. Zo is de<br />

werkingsomvang van het Gewijzigd Cognossementsverdrag


156 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

(Hague-Visby Rules) in onze wet overgenomen in art. 371 lid 3<br />

van boek 8 BW. In de aldaar genoemde gevallen is rechtskeuze op<br />

zeevervoer onder cognossement niet toegestaan, maar gelden de<br />

bepalingen van het verdrag.<br />

Bij de beperking van rechtskeuze moet ook worden gedacht aan<br />

voorrangsregels of - in de terminologie van het EVO - aan bepalingen<br />

van bijzonder dwingend recht. Voorrangsregels zijn regels van<br />

sociaal-economisch ordeningsrecht, zoals import- en exportbepalingen,<br />

deviezenvoorschriften, veiligheidsbepalingen etc. Deze<br />

regels hebben in het TPR een aparte behandeling gekregen. Voorrangsregels<br />

bepalen zelf wanneer zij op internationale gevallen<br />

toegepast moeten worden, lós van rechtskeuze of van het recht dat<br />

bij gebreke van rechtskeuze op het contract van toepassing zou<br />

zijn. Voorrangsregels kunnen afkomstig zijn uit het eigen recht van<br />

de rechter bij wie een geschil aanhangig is gemaakt (de lex fori),<br />

maar zij kunnen ook behoren tot het zogenaamde derdelandsrecht.<br />

In dit laatste geval denken wij aan voorrangsregels die niet tot het<br />

op het contract toepasselijke recht behoren noch tot de lex fori,<br />

maar tot een ander bij de casus betrokken rechtsstelsel.<br />

Art. 7 EVO handelt over de toepassing van voorrangsregels. Volgens<br />

het tweede lid van art. 7 laat het EVO de toepassing onverlet<br />

van de voorrangsregels afkomstig uit de lex fori. Ongeacht het op<br />

het contract toepasselijke recht zal de rechter op het contract altijd<br />

zijn eigen bepalingen van sociaal-economisch ordeningsrecht toepassen.<br />

Het eerste lid van art. 7 EVO handelt over de toepassing van derdelandsnormen.<br />

Dit lid is ontleend aan het Alnati-arrest, waarin de HR<br />

voor de toepassing van dergelijke normen een lans heeft gebroken.<br />

De rechter kan onder omstandigheden rekening houden met voorrangsregels<br />

uit het recht van derde landen. Voorwaarde is dat de<br />

overeenkomst met dat rechtsstelsel nauw is verbonden. In de praktijk<br />

loopt het met toepassing van derdelandsnormen zo'n vaart niet.<br />

In de Nederlandse rechtspraak is een enkele maal de toepassing wel<br />

aan de orde gesteld, maar door de rechter steeds afgewezen. Zelfs<br />

in het Alnati-arrest heeft de HR de toepassing afgewezen van een<br />

dwingende Belgische bepaling op een zeevervoersovereenkomst<br />

waarop Nederlands recht was gekozen. In een later arrest kwam het<br />

evenmin tot toepassing van derdelandsnormen. Het betrof de ver-


7 . Aspecten van internationaal privaatrecht 157<br />

koop van een onroerende zaak gelegen op de Nederlandse Antillen.<br />

Voor de aankoop daarvan had de in Suriname woonachtige koper<br />

geen deviezenvergunning verkregen, zoals volgens de Surinaamse<br />

Deviezenregeling 1947 was voorgeschreven. Volgens deze regeling<br />

was de overeenkomst derhalve nietig. Moest nu aan het Surinaamse<br />

recht voorrang worden gegeven boven het op de koopovereenkomst<br />

toepasselijke Antilliaanse recht? De HR (12 januari 1979,<br />

NJ 1980, 526) heeft deze vraag ontkennend beantwoord: "Het<br />

aanzienlijke belang dat voor de Nederlandse Antillen is verbonden<br />

aan het ongestoorde verloop van het rechtsverkeer met betrekking<br />

tot onroerend goed op de Nederlandse Antillen, staat immers niet<br />

toe aldaar de door het Surinaamse reeht voorgeschreven nietigheid<br />

van de koopovereenkomst te aanvaarden."<br />

In de lagere rechtspraak is de kwestie ook wel eens aan de orde<br />

gekomen. Bekend is de uitspraak van de President van de<br />

Rb.'s-Gravenhage van 17 september 1982 (RvdW/KG 1982, 167).<br />

Hierin rees de vraag of het in 1982 door de Amerikaanse regering<br />

uitgevaardigde exportverbod naar aanleiding van de Russische<br />

inval in Afghanistan, ook geldt ten aanzien van een overeenkomst<br />

tussen een Nederlandse leverancier en een Franse afnemer van<br />

onderdelen bestemd voor de aanleg van de pijpleiding voor het<br />

transport van Siberisch aardgas naar West-Europa. De Nederlandse<br />

leverancier (Sensor BV) stelde niet aan haar contractuele verplichtingen<br />

te kunnen voldoen, omdat zij als (klein )dochtermaatschappij<br />

van een Amerikaanse vennootschap onder het exportverbod viel. In<br />

kort geding heeft de Franse afnemer nakoming van de leveringsverplichting<br />

gevorderd. De President was van oordeel, dat bij gebreke<br />

van rechtskeuze de overeenkomst werd beheerst door het<br />

Nederlandse recht als het recht van het land van vestiging van de<br />

verkoper. Het Amerikaanse exportverbod - een derdelandsnorm -<br />

was niet van toepassing, omdat de overeenkomst geen' genoegzame<br />

aanknopingspunten' vertoonde met Amerika.


158 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

7.3 Enige bijzondere problemen<br />

7.3.1 Afgebroken onderhandelingen<br />

Aan het sluiten van een (internationaal) contract gaan vaak onderhandelingen<br />

vooraf. Het afbreken van onderhandelingen kan naar<br />

Nederlands recht een verplichting tot schadevergoeding in het<br />

leven roepen, zoals door de Hoge Raad is aanvaard in het arrest<br />

Plas/Gemeente Valburg (18 juni 1982, NJ 1983, 723). Wanneer<br />

onderhandelingen worden gevoerd over de totstandkoming van een<br />

internationaal contract en deze onderhandelingen worden vervolgens<br />

afgebroken, dan is het nog maar de vraag of dit afbreken leidt<br />

tot het ontstaan van een verplichting tot schadevergoeding. Het<br />

antwoord hierop hangt af van het toepasselijk recht. Maar welk<br />

recht is van toepassing? Is dit het recht dat op het contract van<br />

toepassing zou zijn, als het contract tot stand was gekomen? Of<br />

moeten wij het afbreken van onderhandelingen zien als een kwestie<br />

van onrechtmatige daad, waarop naar Nederlands IPR van toepassing<br />

is de wet van het land waar de onrechtmatige daad is gepleegd<br />

(de lex loci delicti)? Het betreft hier een probleem van kwalificatie:<br />

moet de vordering tot schadevergoeding wegens afgebroken onderhandelingen<br />

worden gebracht onder de confiictregel voor overeenkomsten<br />

of onder die voor onrechtmatige daden?<br />

De kwestie is in de Nederlandse rechtspraak nog niet aan de orde<br />

gekomen. Nu de Nederlandse rechter het afbreken van onderhandelingen<br />

internrechtelijk ziet als een kwestie van contract, kies ik<br />

voor toepassing van de confiictregels voor overeenkomsten. Of<br />

schadevergoeding wegens het afbreken van onderhandelingen<br />

verschuldigd is, hangt dus naar mijn mening af van het recht dat op<br />

het contract van toepassing zou zijn, indien dit contract was gesloten.<br />

7.3.2 Totstandkoming van een internationale overeenkomst;<br />

contracteren op basis van algemene voorwaarden<br />

Of een internationaal contract tot stand is gekomen (bijvoorbeeld<br />

door aanbod en aanvaarding) hangt af van het op dit contract toepasselijke<br />

recht. Een en ander is bepaald in art. 8 EVO.


7 . Aspecten van internationaal privaatrecht 159<br />

In het internationale handelsverkeer wordt vaak gecontracteerd op<br />

basis van algemene voorwaarden. De ene partij doet een aanbod en<br />

verwijst naar haar algemene voorwaarden, waarna de andere partij<br />

het aanbod accepteert. Wat moet er gebeuren, indien de wederpartij<br />

bij het aanvaarden van het aanbod verwijst naar haar eigen algemene<br />

voorwaarden die op een bepaald punt in strijd zijn met de algemene<br />

voorwaarden van de andere partij? Deze zogenaamde battle<br />

offorms is wat het Nederlandse recht betreft geregeld in art. 6:225<br />

lid 3 BW, maar deze bepaling geldt slechts indien Nederlands recht<br />

van toepassing is. Wanneer een in Nederland gevestigde partij<br />

contracteert met een in Frankrijk gevestigde wederpartij en een<br />

probleem van 'battle of forms' rijst, dan zal eerst moeten worden<br />

bepaald aan de hand van welk recht deze kwestie moet worden<br />

beslist. Is dit het Nederlandse recht, dan geldt art. 6: 225 lid 3 BW.<br />

Ingewikkelder wordt het probleem van de 'battle of forms', wanneer<br />

in het zojuist gegeven voorbeeld in de algemene voorwaarden<br />

gehanteerd door de ene partij een rechtskeuze is opgenomen voor<br />

bijvoorbeeld het Nederlandse recht en in de algemene voorwaarden<br />

van de andere partij een keuze voor het Franse recht. In dat geval<br />

conflicteren de algemene voorwaarden ook met elkaar op het terrein<br />

van de rechtskeuze. Het ligt voor de hand om het toepasselijk<br />

recht op de overeenkomst te bepalen zonder rekening te houden<br />

met de rechtskeuzen en het probleem van de 'battle of forms' op te<br />

lossen door toepassing van het aldus gevonden rechtsstelsel.<br />

7.3.3 Vorm van een internationaal contract<br />

Ten aanzien van de vorm van internationale contracten stelt het IPR<br />

zich op een liberaal standpunt. Art. 9 Eva bepaalt dat de vorm van<br />

de overeenkomst kan voldoen hetzij aan de wet van het land waar<br />

de overeenkomst wordt gesloten, hetzij aan de wet van het land die<br />

inhoudelijk op de overeenkomst van toepassing is (de lex causae).<br />

Art. 9 houdt ook rekening met overeenkomsten gesloten tussen<br />

partijen die zich in verschillende landen bevinden. In dat geval is<br />

de vorm geldig wanneer aan de vormvereisten van het recht van<br />

één van die landen wordt voldaan Of aan de vormvereisten van de<br />

lex causae.


160 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

7.3.4 Koopovereenkomsten van roerende lichamelijke zaken<br />

Een internationale koopovereenkomst van roerende lichamelijke<br />

zaken kan door een bijzonder verdrag worden beheerst. Dit doet<br />

zich voor indien de koopovereenkomst valt onder het geldingsbereik<br />

van de Haagse Koopverdragen van 1 juli 1964. Krachtens deze<br />

verdragen werden in ons Nederlandse recht opgenomen de Eenvormige<br />

Wet houdende de totstandkoming van de internationale koop<br />

van roerende lichamelijke zaken (LUF) en de Eenvormige Wet die<br />

deze koopovereenkomst inhoudelijk regelde (LUV!). De Haagse<br />

Koopverdragen zijn echter per I januari 1992 voor Nederland<br />

buiten werking getreden; met ingang van dezelfde datum zijn de<br />

Eenvormige Wetten ingetrokken. Een en ander houdt verband met<br />

het feit dat Nederland op 1 januari 1992 partij is geworden bij het<br />

VN Koopverdrag van 11 april 1980 (ook wel het Weens Koopverdrag<br />

genaamd). Dit verdrag geeft evenals de op de Haagse Verdragen<br />

gebaseerde koopwetten een uniforme regeling van de internationale<br />

koopovereenkomst van roerende zaken. Bij het Weens<br />

Koopverdrag zijn meer dan 30 staten partij, waaronder Duitsland,<br />

Frankrijk, Italië en de Verenigde Staten. Het verdrag is van toepassing<br />

op overeenkomsten die ná de inwerkingtreding worden gesloten.<br />

Voor Nederland betekent dit, dat op een vóór 1 januari 1992<br />

gesloten koopovereenkomst LUF en LUV! van toepassing blijven,<br />

indien de koopovereenkomst aan de toepassingsvoorwaarden van<br />

deze eenvormige wetten voldoet.<br />

Het Weens Koopverdrag is krachtens art. I van toepassing, indien<br />

koper en verkoper op het grondgebied van een verdragsluitende<br />

staat gevestigd zijn of wanneer volgens de regels van IPR het recht<br />

van een verdragsluitende staat van toepassing is. Stel, een in Nederland<br />

gevestigde verkoper sluit een koopovereenkomst met een<br />

in Frankrijk gevestigde koper. Het Weens Koopverdrag is hierop<br />

van toepassing, want koper en verkoper zijn beiden in verdragsluitende<br />

staten gevestigd. Op een koopovereenkomst gesloten tussen<br />

een in Nederland gevestigde verkoper en een in Portugal gevestigde<br />

koper is het Weens Koopverdrag niet rechtstreeks van toepassing;<br />

Portugal is daarbij (nog) geen partij. Op basis van het Nederlandse<br />

IPR is op deze overeenkomst van toepassing het recht van<br />

het land van vestiging van de verkoper, te weten Nederlands recht.<br />

Nederland is een land dat partij is bij het Weens Koopverdrag,


7 . Aspecten van internationaal privaatrecht 161<br />

zodat derhalve de koopovereenkomst geregeld wordt door de bepalingen<br />

van het Weens Koopverdrag (art. I lid 1 onder b). Partijen<br />

kunnen de werking van het verdrag contractueel uitsluiten (art. 6).<br />

Werd in algemene voorwaarden meestal de werking van de Haagse<br />

Koopverdragen uitgesloten, het lijkt mij niet verstandig om dit<br />

eveneens ten aanzien van het Wcens Koopverdrag te doen. Meer<br />

dan de Haagse Koopverdragen vormt het Weense verdrag een<br />

'wereldkooprecht'; veel Staten zijn daarbij inmiddels partij. Bovendien<br />

is bij het opstellen van de koopovereenkomst in boek 7 BW<br />

met het Weens Koopverdrag rekening gehouden.<br />

7.4 Geschillenbeslechting<br />

7.4.1 Geschillen met partijen gevestigd in de EEG<br />

Wanneer naar aanleiding van een overeenkomst gesloten tussen<br />

een in Nederland gevestigde partij en een in een ander EEG-land<br />

gevestigde wederpartij een geschil rijst, moet de vraag worden<br />

beantwoord welke rechter bevoegd is van dit geschil kennis te<br />

nemen. De bevoegdheid van de rechter wordt door het EEX bepaald,<br />

indien de gedaagde gevestigd is op het grondgebied van een<br />

EEX-Staat. Bij het EEX zijn, zoals in § 7.1 reeds vermeld, alle landen<br />

van de EEG partij. Het Hof van Justitie van de EG te Luxemburg<br />

heeft bevoegdheid om vragen van interpretatie over het EEX te<br />

beantwoorden.<br />

Op 16 september 1988 is te Lugano een verdrag tot stand gekomen,<br />

dat grosso modo dezelfde strekking en inhoud heeft als het EEX.<br />

Dit verdrag - het Parallel verdrag of EVEX - is gesloten tussen de<br />

lidstaten van de EEG en die van de Europese Vrijhandelsassociatie<br />

(EVA). Tot de EVA behoren Finland, IJsland, Oostenrijk, Noorwegen,<br />

Zweden en Zwitserland. Het EVEX is op 1 januari 1992 in<br />

werking getreden tussen Nederland, Frankrijk en Zwitserland, en<br />

nadien voor diverse andere EG- en EVA-staten. Rijst een geschil<br />

tussen in Nederland en Zwitserland gevestigde contractspartijen,<br />

dan zal met het EVEX rekening moeten worden gehouden. In het<br />

navolgende wordt het EVEX buiten beschouwing gelaten.


162 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

7.4.2 Forumkeuze<br />

Het verdient aanbeveling in een internationaal contract behalve een<br />

clausule omtrent rechtskeuze ook een clausule op te nemen waarin<br />

een rechter van een EEG-staat bevoegd wordt verklaard kennis te<br />

nemen van de geschillen die uit de overeenkomst zullen voortvloeien.<br />

Art. 17 EEX regelt de keuze van een gerecht van een verdragsluitende<br />

staat. Deze forumkeuzeclausule kan algemeen worden<br />

geredigeerd: "Tot kennisneming van geschillen voortvloeiende<br />

uit deze overeenkomst is bevoegd de Nederlandse rechter".<br />

Daarmee is het aan het Nederlandse procesrecht overgelaten te<br />

bepalen welke rechter van welke plaats in concreto bevoegd is (de<br />

relatieve en de absolute competentie). De forumkeuzeclausule kan<br />

ook specifiek op bevoegdheid van een bepaalde rechter gericht<br />

zijn: aangewezen wordt de rechtbank te 's-Gravenhage of de<br />

Rechtbank van Koophandel te Antwerpen, etc. In dit geval dient<br />

goed te worden nagegaan of het aangewezen rechtscollege volgens<br />

de bepalingen van het interne procesrecht wel (relatief en absoluut)<br />

bevoegd is van dergelijke gcschillen kennis te nemen.<br />

Art. 17 EEX stelt voorts de eis dat ten minste één van de bij de 1'0rumkeuze<br />

betrokken partijen gevestigd moet zijn binnen de EEXstaten.<br />

Aan de forumkeuze worden bovendien enige vormvereisten<br />

gesteld. In beginsel dient de forumkeuze het voorwerp van wilsovereenstemming<br />

van partijen te zijn. Een eenzijdig opgelegde<br />

forumkeuze in algemene voorwaarden voldoet niet aan de eis van<br />

wilsovereenstemming. Met name op het punt van de vormvereisten<br />

heeft de tekst van art. 17 sinds de totstandkoming van het EEX in<br />

1968 enige wijzigingen ondergaan en is er bij latere toetredingsverdragen<br />

een versoepeling van de vorm aangebracht. De forumkeuze<br />

behoeft niet alleen te geschieden in een schriftelijke overeenkomst,<br />

of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst, maar<br />

kan ook geschieden in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen<br />

die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden, dan wel<br />

"in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een<br />

gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren<br />

te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en<br />

door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche<br />

doorgaans in acht worden genomen".


7 . Aspecten van internationaal privaatrecht 163<br />

7.4.3 Bevoegde rechter zonder forumkeuze<br />

Is er in een contract geen forumkeuze voor de rechter van een EEXstaat<br />

opgenomen, dan geldt de hoofdregel van de bevoegdheidsregeling<br />

van het EEX. Bevoegd zijn de gerechten van de Staat waar<br />

de gedaagde zijn woonplaats heeft (art. 2). Wanneer een Nederlandse<br />

contractspartij tegen zijn in Italië gevestigde wederpartij een<br />

vordering wil instellen, is in beginsel de Italiaanse rechter bevoegd.<br />

Vervolgens moet aan de hand van het interne Italiaanse procesrecht<br />

worden bepaald welke Italiaanse rechter in concreto bevoegd is.<br />

Het Italiaanse recht kent evenals het recht van de andere EEx-staten<br />

de regel dat de rechter van de woon- of vestigingsplaats van de<br />

gedaagde bevoegd is.<br />

Op de hoofdregel van art. 2 EEX bestaan uitzonderingen die zijn<br />

opgenomen in art. 5, 6 en 6bis EEX. De daarin genoemde bevoegdheden<br />

staan als alternatief voor art. 2 EEX ter keuze van de eiser.<br />

De eiser kan gebruik maken van deze bevoegdheden, maar is daartoe<br />

niet verplicht. Voor het onderwerp van de internationale commerciële<br />

contracten is art. 5 sub 1 EEX van belang. Dit artikel onderdeel<br />

bepaalt dat een verweerder met woonplaats in een verdragsluitende<br />

staat kan worden opgeroepen in een andere verdragsluitende<br />

staat "ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst:<br />

voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis, die aan de eis<br />

ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd; (. .. )".<br />

Hoe functioneert deze bepaling? Stel, een in Nederland gevestigde<br />

verkoper sluit een koopovereenkomst met een in Frankrijk gevestigde<br />

koper. Nadat de levering van de produkten heeft plaatsgevonden,<br />

blijft betaling door de Franse koper achterwege. De Nederlandse<br />

verkoper wenst een vordering tot betaling in te stellen tegen<br />

de koper. Bij welke rechters kan hij terecht? Uiteraard bij de Franse<br />

rechter op basis van art. 2 EEX, maar kan hij zijn vordering bij de<br />

Nederlandse rechter aanbrengen? Afgezien van een eventuele in<br />

het contract opgenomen forumkeuze waarbij de Nederlandse rechter<br />

bevoegd is verklaard, kan bevoegdheid aan de Nederlandse<br />

rechter toekomen op grond van art. 5 sub 1 EEX. In mijn voorbeeld<br />

betreft het een vordering tot betaling; dát is de verbintenis 'die aan<br />

de eis ten grondslag ligt'. Waar moet de betaling plaatsvinden?<br />

Partijen kunnen hierover in hun contract nadere afspraken hebben<br />

gemaakt, bijvoorbeeld betaling bij een in Nederland gevestigde


164 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

bank. Wanneer een dergelijk afspraak achterwege is gebleven,<br />

hctgeen vaak voorkomt, dan moet de plaats van betaling worden<br />

bepaald aan de hand van het op de overeenkomst toepasselijke<br />

recht. Op een koopovereenkomst van roerende zaken die ná 1 januari<br />

1992 is gesloten, is het Weens Koopverdrag van toepassing.<br />

Zowel Nederland als Frankrijk zijn daarbij partij. Art. 57 van het<br />

Weens Koopverdrag bepaalt kort gezegd dat betaling moet plaatsvinden<br />

ter vestiging van de crediteur. Aangezien de crediteur in het<br />

voorbeeld in Nederland is gevestigd, is de Nederlandse rechter<br />

bevoegd.<br />

Zou de koper niet gevestigd zijn in een land dat partij is bij het<br />

Weens Koopverdrag (bijvoorbeeld in Portugal), dan moet via het<br />

IPR van de Nederlandse rechter bij wie de vordering aanhangig<br />

wordt gemaakt, worden bepaald welk recht op de koopovereenkomst<br />

van toepassing is. De verkoper is de partij die de voor een<br />

koopovereenkomst kenmerkende prestatie moet verrichten, zodat<br />

het recht van diens vestigingsland van toepassing is. In casu leidt<br />

dit tot Nederlands recht. Aangezien Nederland partij is bij het<br />

Weens Koopverdrag moet dit verdrag toch op het contract worden<br />

toegepast (art. 1 lid 1 onder b).<br />

Art. 5 kent ook een alternatief forum voor onrechtmatige daden<br />

(art. 5 sub 3: bevoegd is "de rechter van de plaats waar het schadebrengende<br />

feit zich heeft voorgedaan"). Evenals het begrip 'overeenkomst'<br />

in art. 5 sub 1 dient ook het begrip 'onrechtmatige daad'<br />

verdragsautonoom te worden uitgelegd. Een verdragsautonome<br />

interpretatie wil zeggen, dat de in het EEX gebruikte term niet mag<br />

worden gezien als een verwijzing naar het recht van een bepaalde<br />

lidstaat, maar moet worden uitgelegd aan de hand van het doel en<br />

stelsel van het EEX en van de algemene beginselen die in alle<br />

rechtsstelsels tezamen worden gevonden. In zijn arrest van 27<br />

september 1988 (189/87, Kalfelis/ Schröder, Jur.1988, p. 5565,<br />

TVVS 1989, p. 181, NJ 1990,425) heeft het Hof van Justitie van de<br />

EG bepaald, dat onder art. 5 sub 3 EEX valt "elke rechtsvordering<br />

die beoogt de aansprakelijkheid van een verweerder in het geding<br />

te brengen en die geen verband houdt met een 'verbintenis uit<br />

overeenkomst' in de zin van art. 5 sub IEEX". De afbakening<br />

tussen deze twee bevoegdheidsbepalingen is niet geheel duidelijk.<br />

Met name kan twijfel rijzen over een vordering tot schadevergoe-


7 . Aspecten van internationaal privaatrecht 165<br />

ding uit afgebroken onderhandelingen. Valt deze onder art. 5 sub<br />

1 of onder sub 3? Ik zou toepassing van art. 5 sub 1 willen bepleiten<br />

en sluit daarvoor aan bij het hierboven in § 7.3.1 gestelde.<br />

7.4.4 Geschillen met partijen gevestigd buiten de EEG<br />

Is de contractspartij tegen wie in Nederland een vordering wordt<br />

ingesteld buiten de EEG gevestigd, dan wordt de bevoegdheid van<br />

de Nederlandse rechter bepaald aan de hand van het eigen Nederlandse<br />

IPR (art. 4 EEX). De Nederlandse rechter is dan bevoegd -<br />

afgezien van forumkeuze, want dit valt onder art. 17 EEX -, indien<br />

de Nederlandse rechter op basis van het Wetboek van Burgerlijke<br />

Rechtsvordering bevoegdheid heeft om van de vordering kennis te<br />

nemen. Deze regel van Nederlands IPR is ongeschreven en gevormd<br />

in de jurisprudentie (HR 5 december 1940, NJ 1941, 312). Deze<br />

regel leidt onder meer tot het volgende:<br />

a. De Nederlandse rechter is bevoegd wanneer de eiser in Nederland<br />

gevestigd is (art. 126 lid 3 Rv).<br />

b. De Nederlandse rechter is bevoegd wanneer een medegedaagde<br />

in Nederland gevestigd is (art. 126 lid 7).<br />

c. De Nederlandse rechter is bevoegd wanneer hier te lande beslag<br />

is gelegd op vermogensbestanddelen van een debiteur die zijn<br />

woonplaats niet in een EEx-Staat heeft (art. 765 jo 767 Rv,<br />

vreemdelingenbeslag). Deze laatste bevoegdheidsregel speelt<br />

wanneer geen der partijen, eiser noch gedaagde, in Nederland<br />

gevestigd is. Als voorbeeld geef ik het geval van een in Canada<br />

gevestigde partij die beslag laat leggen op de goederen van zijn<br />

in Egypte gevestigde wederpartij, welke goederen zich in de<br />

haven van Rotterdam bevinden. De Nederlandse rechter is niet<br />

alleen bevoegd tot het geven van verlof tot het leggen van het<br />

beslag, maar is tevens bevoegd om van de hoofdvordering van<br />

de Canadese eiser tegen de Egyptische gedaagde kennis te<br />

nemen.


166 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Literatuur<br />

Algemeen<br />

Strikwerda, L., 1992, Inleiding tot het Nederlandse Internationaal<br />

Privaatrecht, (derde druk)(Wolters-Noordhoff).<br />

lPR-overeenkomstenrecht<br />

Giuliano, M., P. Lagarde, 1980, Rapport betreffende het Verdrag<br />

inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst,<br />

PB EG 31 oktober 1980, nr. C 282.<br />

Vlas, P., 1991, Veranderingen in het i.p.r.-overeenkomstenrecht:<br />

geen revolutie maar 'Evolutie', TVVS, p. 226-231.<br />

<strong>Internationale</strong> koop<br />

Hartkamp, A.S., 1980, Het Weense Koopverdrag, studiekring<br />

'Prof.<strong>Mr</strong> J.Offerhaus', reeks Handelsrecht, nr. 16, (Kluwer).<br />

Dubbink, C.W., 1987, Wereldrecht en wereldconftictenrecht voor<br />

de internationale koopovereenkomst, Mededelingen der Koninklijke<br />

Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde,<br />

nieuwe reeks, deel 50, nr. 2, (Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij).<br />

Velden, FJ.A. van der, 1990, Het Weens Koopverdrag, van Haags<br />

Eenvormige Koopverdragen naar Weens Eenvormig Koopverdrag.<br />

Nieuwe regels voor internationale koopovereenkomsten en de problemen<br />

van overgangsrecht daarbij, NIB, p. 1663-1669.<br />

IPR-procesrecht<br />

Vlas, P., 1991, Enige knelpunten in de bevoegdheidsregeling van<br />

het EEG-Bevoegdheids- en Executieverdrag, Vorm en wezen, liber<br />

amicorum W.H. Heemskerk, p. 306-325, (Lemma).


7 0<br />

Aspecten<br />

van internationaal privaatrecht 167<br />

Vlas, Po, Artikelsgewijs commentaar op EEX en EVEX, in losbladige<br />

Burgerlijke Rechtsvordering, band v, Verdragen, onderdelen EEX<br />

en EVEX, (Kluwer)o


L.H. Van Lennep<br />

8.1 Inleiding<br />

<strong>Internationale</strong> contracten<br />

en Europees recht<br />

<strong>Internationale</strong> contracten en het recht van de Europese Gemeenschappen,<br />

ook wel kortweg Europees recht genoemd, lijkt een<br />

combinatie die niet erg voor de hand ligt. Toch is het van belang<br />

rekening te houden met Europees recht bij het maken en uitvoeren<br />

van internationale contracten. Vele contracten worden immers<br />

afgesloten tussen ondernemingen die in de lidstaten van de Europese<br />

Gemeenschappen ('EG-lidstaten') gevestigd zijn, waardoor die<br />

contracten niet alleen een internationaal, maar ook een Europees<br />

karakter hebben.<br />

In het kader van de Europese Gemeenschappen is een proces aan<br />

de gang waarbij de nationale markten van de EG-lidstaten samengevoegd<br />

worden tot één gemeenschappelijke markt. Op sommige gebieden<br />

is al sprake van een min of meer volmaakte versmelting van<br />

de diverse nationale markten tot één gemeenschappelijke markt,<br />

terwijl op andere gebieden deze gemeenschappelijke markt weliswaar<br />

nog niet is bereikt, maar men wel hard op weg is om een gemeenschappelijke<br />

markt tot stand te brengen.<br />

Voor zover de Europese gemeenschappelijke markt bestaat, functioneert<br />

deze op vergelijkbare wijze als een gewone nationale<br />

markt. De Europese gemeenschappelijke markt, men spreekt ook<br />

wel van Europese binnenmarkt, heeft echter eigen regels waaraan<br />

de deelnemers op die markt moeten voldoen. De ondernemingen<br />

die partij zijn bij een overeenkomst met een Europees karakter,<br />

8


170 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

zullen daarom alert moeten zijn op de speciale regels die gelden op<br />

de Europese gemeenschappelijke markt. Kennis van het bestaan<br />

van deze regels kan partijen van dienst zijn bij het tijdig signaleren<br />

van mogelijke obstakels bij de totstandkoming of tenuitvoerlegging<br />

van de overeenkomst en de wijze waarop deze obstakels tegemoet<br />

kunnen worden getreden.<br />

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de belangrijkste regels die<br />

gelden op de Europese binnenmarkt. De veelheid van regels is dusdanig<br />

groot dat noodgedwongen een keuze gemaakt moest worden.<br />

Zonder afbreuk te doen aan het systeem in de regels van Europees<br />

recht is gekozen voor die regels die voor de praktijk van het maken<br />

en uitvoeren van internationale c.q. Europese contracten het meest<br />

relevant zijn.<br />

Aan het eind van het hoofdstuk zal kort worden ingegaan op de<br />

regels met betrekking tot de Europese Economische Ruimte, en<br />

zullen enige woorden gewijd worden aan de regels die gelden in<br />

het kader van de GATT.<br />

8.2 Europees recht, de vier vrijheden<br />

De vier vrijheden vormen de harde kern van het Verdrag tot oprichting<br />

van de Europese Economische Gemeenschap, het EEG­<br />

Verdrag. De vier vrijheden zijn het vrij verkeer van goederen, het<br />

vrij verkeer van personen, het vrij verkeer van diensten en het vrij<br />

verkeer van kapitaal.<br />

8.2.1 Het vrij verkeer van goederen<br />

Goederen die in de Gemeenschap zijn geproduceerd of rechtmatig<br />

in de Gemeenschap zijn ingevoerd, kunnen in beginsel vrij circuleren<br />

binnen de Gemeenschap. Bij import of export binnen de Gemeenschap<br />

mogen deze goederen niet financieel worden belast:<br />

beperkte uitzonderingen zijn echter mogelijk met betrekking tot<br />

fiscale belasting. Ook mogen nationale autoriteiten de import of<br />

export van deze goederen in beginsel niet om andere redenen belet-


8 . <strong>Internationale</strong> contracten en Europees recht 171<br />

ten. Er zijn slechts enige uitzonderingen toegelaten op deze regel<br />

en deze uitzonderingen moeten strikt worden geïnterpreteerd. Het<br />

gaat hier met name om uitzonderingen op het gebied van de volksgezondheid<br />

(denk bijvoorbeeld aan besmettingen van voedsel met<br />

bacteriën), openbare zedelijkheid en de openbare orde, en om uitzonderingen<br />

die te maken hebben met zogenaamde dwingende<br />

eisen van Gemeenschapsrecht. Onder dat laatste vallen onder meer<br />

uitzonderingen op grond van milieubescherming en op grond van<br />

de eerlijkheid van de handel.<br />

Het Europese Hof van Justitie heeft in vele zaken geoordeeld dat<br />

nationale maatregelen van de EG-lidstaten niet gekwalificeerd kunnen<br />

worden onder een van de uitzonderingen op het vrij verkeer<br />

van goederen en derhalve beschouwd moeten worden als onrechtmatige<br />

belemmeringen van de handel op de gemeenschappelijke<br />

markt.<br />

Ter illustratie kan worden gewezen op de zaak waarin het ging om<br />

de invoer van Franse 'Cassis de Dijon' in Duitsland. Het contract<br />

tussen de Franse en Duitse onderneming werd bedreigd door de<br />

Duitse bepaling dat drank van de categorie waar de Franse 'Cassis<br />

de Dijon' toe behoorde, een bepaald minimum alcoholpercentage<br />

moest hebben, een voorwaarde waaraan de betrokken 'Cassis de<br />

Dijon' niet voldeed. Volgens het Europese Hof van Justitie was de<br />

Duitse bepaling echter een belemmering van de handel die niet kon<br />

worden gerechtvaardigd door de uitzonderingen op het vrij verkeer<br />

van goederen. Het contract kon dus gewoon worden uitgevoerd.<br />

Voorts kan in dit verband worden gedacht aan het voorbeeld van<br />

Belgische wetgeving die voorschreef dat boter enkel in een bepaald<br />

type verpakking op de Belgische markt mocht worden gebracht.<br />

Het contract tussen een Belgische en een Duitse onderneming voor<br />

de invoer in België van Duitse boter in een ander soort verpakking<br />

dan de verpakking die toegestaan was onder de Belgische wetgeving,<br />

leek schipbreuk te leiden door de bepalingen van Belgisch<br />

recht. Het Europese Hof van Justitie bepaalde echter dat deze belemmeringen<br />

niet gerechtvaardigd waren onder het vrij verkeer van


172 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

goederen en dat de Duitse boter gewoon in de andere soort verpakking<br />

op de markt mocht worden gebracht in België.<br />

In de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie zijn zo nog<br />

vele andere voorbeelden te vinden.<br />

Ondernemingen dienen erop bedacht te zijn dat indien zij bij contracten<br />

tot levering van goederen te maken krijgen met belemmeringen<br />

bij de export of import van de betrokken goederen, deze<br />

belemmeringen uitdrukkelijk mogelijk moeten zijn volgens de<br />

hiervoor aangehaalde regels van Europees recht. Het is raadzaam<br />

altijd na te gaan of de eventuele belemmeringen inderdaad toegestaan<br />

zijn onder het Europese reeht.<br />

8.2.2 Het vrij verkeer van personen<br />

Onder het vrij verkeer van personen wordt in het EEG-Verdrag met<br />

name verstaan het vrij verkeer van werknemers. Werknemers en<br />

hun gezin mogen zieh vrij verplaatsen binnen de hele Gemeenschap<br />

en in andere EG-lidstaten werk aanvaarden. Voor ondernemingen<br />

die opereren in een van de EG-lidstaten betekent dit dat<br />

werknemers die de nationaliteit hebben van een van de andere EGlidstaten<br />

geen verblijfsvergunning kan worden geweigerd indien<br />

dat personeel onder contract is bij de betrokken onderneming. Het<br />

is de EG-lidstaten wel toegestaan te eisen dat deze werknemers<br />

kleine administratieve handelingen verrichten die nodig zijn voor<br />

hun registratie in het nieuwe werkland. Het verrichten van deze<br />

handelingen is echter geen voorwaarde voor het verkrijgen van de<br />

verblijfsvergunning. Werknemers uit een EG-lidstaat die in een<br />

andere EG-lidstaat werkzaam zijn, hebben recht op dezelfde beloning<br />

en dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers die afkomstig<br />

zijn uit laatstgenoemde EG-lidstaat zelf. Dit houdt in dat de<br />

betrokken werknemers recht hebben op alle sociale voordelen die<br />

verbonden zijn aan de status van werknemer. Hierbij kan gedacht<br />

worden aan de sociale zekerheidsregelingen. Het verbod op discriminatie<br />

houdt verder ook in dat werknemers uit andere EG-lidstaten<br />

geen werk mag worden geweigerd op grond van het feit dat zij de<br />

taal van het land waar ze werkzaam zijn niet spreken, indien het


8 . <strong>Internationale</strong> contracten en Europees recht 173<br />

niet noodzakelijk is de desbetreffende taal te beheersen om de<br />

betrokken werkzaamheden goed te kunnen doen.<br />

8.2.3 Het vrij verkeer van diensten<br />

Onder het vrij verkeer van diensten wordt doorgaans mede de vrijheid<br />

van vestiging begrepen.<br />

De vrijheid van vestiging houdt in dat zelfstandige ondernemers of<br />

beroepsbeoefenaren vrij zijn economische activiteiten te ontplooien<br />

in een andere EG-lidstaat dan de EG-lidstaat waar zij gevestigd<br />

zijn. Dit omvat ook de vrijheid tot het oprichten van een onderneming<br />

of vennootschap in een andere EG-lidstaat. Rechtspersonen<br />

hebben de vrijheid zich in een andere EG-lidstaat te vestigen indien<br />

zij tenminste hun statutaire zetel in een EG-lidstaat hebben. De<br />

nieuw gevestigde ondernemingen mogen niet gediscrimineerd<br />

worden, ook niet op fiscale gronden. Verder dienen deze ondernemingen<br />

volledig te genieten van dezelfde voordelen die ten deel<br />

vallen aan de binnenlandse ondernemingen in het land van vestiging.<br />

Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de voordelen<br />

met betrekking tot investeringspremies.<br />

Dienstverleners mogen hun diensten vrij verlenen binnen de hele<br />

Gemeenschap. Dit houdt in dat er geen restricties mogen zijn voor<br />

de dienstverlener om diensten te verlenen in een andere EG-lidstaat.<br />

Tevens houdt dit in de vrijheid voor degene die de diensten ontvangt<br />

om zich voor het ontvangen van diensten te begeven naar de<br />

EG-lidstaat van de dienstverlener. Het doorgeven van televisieberichten<br />

wordt ook als dienstverrichting beschouwd en televisiemaatschappijen<br />

en kabelexploitanten zijn dus in beginsel gerechtigd<br />

televisieberichten aan te bieden in de hele Europese Gemeenschap.<br />

Speciale bepalingen zijn opgesteld voor bijvoorbeeld het<br />

vrij verkeer van diensten voor de advocatuur en met betrekking tot<br />

openbare aanbestedingen. De bepalingen inzake openbare aanbestedingen<br />

hebben tot doel om ervoor te zorgen dat ondernemingen<br />

uit alle EG-lidstaten gelijke kansen krijgen om opdrachten afkomstig<br />

van de overheden in de EG-lidstaten te verwerven. De bepalingen<br />

proberen daarmee de tendens te doorbreken dat overheden hun


174 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

aankopen en aanbestedingen reserveren voor ondernemingen in<br />

eigen land.<br />

8.2.4 Het vrij verkeer van kapitaal en het vrij betalingsverkeer<br />

Het vrij verkeer van kapitaal is voor ondernemers van groot belang.<br />

In een gemeenschappelijke markt moeten ondernemers immers vrij<br />

zijn financieringstransacties te doen waar de voorwaarden het gunstigst<br />

zijn en moeten beleggers kunnen beleggen waar hen dat het<br />

beste voorkomt. Door middel van richtlijnen is vorm gegeven aan<br />

deze vrijheid. Het vrij verkeer van kapitaal is nu gerealiseerd, bijvoorbeeld<br />

met betrekking tot directe investeringen, beleggingen in<br />

onroerend goed, effectentransacties, verrichtingen in rekening-courant<br />

en depositorekeningen, krediettransacties en kapitaalverkeer<br />

van persoonlijke aard. Omdat in het EEG-Verdrag zelf geen strikte<br />

deadlines zijn opgenomen, zijn er nog enige restricties toegestaan<br />

op het vrij verkeer van kapitaal. Van een volledig vrij verkeer van<br />

kapitaal kan waarschijnlijk pas sprake zijn indien de Gemeenschap<br />

beschikt over één gemeenschappelijke munt.<br />

In de Gemeenschap bestaat wel een volledig vrij verkeer van betalingen,<br />

voor zover deze betalingen direct samenhangen met één<br />

van de andere vier vrijheden, dus met het vrij verkeer van goederen,<br />

van personen en van diensten. Indien derhalve een betaling<br />

moet worden gedaan als tegenprestatie voor een partij goederen die<br />

door een onderneming in één EG-lidstaat is geleverd aan een onderneming<br />

in een andere EG-lidstaat, mag voor die betaling vrijelijk<br />

kapitaal van de ene naar de andere staat worden overgeheveld.<br />

8.3 Het mededingingsrecht<br />

De regels van het Europees mededingingsrecht richten zich grotendeels<br />

direct tot ondernemingen. Zo is het aan ondernemingen verboden<br />

kartels te vormen die de concurrentie en de handel tussen<br />

EG-lidstaten kunnen beïnvloeden. Voorts is het ondernemingen<br />

verboden misbruik te maken van een machtspositie.


8 . <strong>Internationale</strong> contracten en Europees recht 175<br />

Sommige concurrentieregels richten zich tot de lidstaten van de<br />

Gemeenschap. De EG-lidstaten mogen met betrekking tot zogenaamde<br />

openbare bedrijven geen maatregelen nemen die in strijd<br />

zijn met het EEG-Verdrag. Hierbij wordt met name gedoeld op<br />

maatregelen die in strijd zijn met het verbod op kartels en het verbod<br />

op misbruik van een machtspositie. Voorts is het de EG-lidstaten<br />

verboden ongeoorloofde staatssteun te verstrekken aan ondernemmgen.<br />

Het is van belang om in de gaten te houden dat de regels van Europees<br />

mededingingsrecht in beginsel van toepassing zijn op alle ondernemingen<br />

die werkzaam zijn op de gemeenschappelijke markt.<br />

De mededingingsregels zijn dus niet beperkt tot ondernemingen<br />

van Europese origine: ook Amerikaanse, Japanse en Zwitserse<br />

ondernemingen, om maar de meest voorkomende voorbeelden te<br />

gebruiken, kunnen vallen onder de werking van de Europese mededingingsregels.<br />

Een aantal voorbeelden uit de praktijk. Het verbod op kartelvorming<br />

betreft in beginsel ook Japanse high-tech ondernemingen die<br />

in gezamenlijk overleg de gemeenschappelijke markt opdelen. Het<br />

verbod op misbruik van een machtspositie op de gemeenschappelijke<br />

markt is al diverse malen toegepast ten aanzien van Zwitserse<br />

ondernemingen op het gebied van pharmaceutische produkten. Het<br />

Europese Hof van Justitie heeft bepaald dat ongeoorloofde staatssteun<br />

ook niet is toegestaan ten behoeve van Amerikaanse ondernemingen<br />

die op de gemeenschappelijke markt opereren.<br />

8.3.1 Verbod op kartelvorming<br />

Kartel is de alomvattende naam voor allerlei soorten overeenkomsten<br />

die de mededinging tussen ondernemingen kunnen beperken.<br />

Gedacht kan worden aan overeenkomsten tussen producenten<br />

onderling (horizontale overeenkomsten) en aan overeenkomsten<br />

tussen producenten enerzijds en, bijvoorbeeld, detailhandelaren<br />

anderzijds (verticale overeenkomsten).


176 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Het is belangrijk om in de gaten te houden dat een overeenkomst<br />

alleen kan worden aangetast door de Europese regels indien de<br />

overeenkomst een bepaalde omvang heeft. Deze omvang wordt<br />

bepaald door enerzijds de omzet van de betrokken ondernemingen<br />

(die totaal, inclusief dochterondernemingen en dergelijke, ten<br />

minste 200 miljoen ECU moet bedragen, dit is ongeveer f 450 miljoen)<br />

en anderzijds het marktpercentage dat door de overeenkomst<br />

wordt ingenomen (ten minste 5% van de betrokken markt). Overeenkomsten<br />

die niet een dergelijke omvang halen, worden beschouwd<br />

als 'kleine' overeenkomsten ('de minimis'-overeenkomsten<br />

in het Brussels spraakgebruik) en vallen buiten de Europese<br />

regels. Deze overeenkomsten kunnen nog wel worden verboden op<br />

grond van nationale regels.<br />

Een mededingingsbeperkende overeenkomst die wèl binnen de<br />

werking van de Europese regels valt, is in principe verboden. Diverse<br />

categorieën kartels zijn echter ontheven van het verbod van<br />

kartelvorming door middel van zogenaamde groepsvrijstellingen.<br />

Zo zijn er groepsvrijstellingen met betrekking tot alleenverkoopovereenkomsten,<br />

specialisatie- en onderzoeksovereenkomsten,<br />

octrooilicentie-overeenkomsten, franchising-overeenkomsten, en<br />

know-how-licentie-overeenkomsten. Ook is het mogelijk de Commissie<br />

van de Europese Gemeenschappen ('de Commissie') te<br />

verzoeken een individuele ontheffing te verlenen van het verbod op<br />

kartelvorming.<br />

Verboden kartels zijn nietig. Een nationale rechter als de Nederlandse<br />

rechter kan zelf de nietigheid van kartels uitspreken. Daartoe<br />

is geen voorafgaand besluit nodig van de Commissie. In het<br />

geval dat de betrokken ondernemingen de Commissie gevraagd<br />

hebben om een individuele ontheffing van het kartel verbod, is het<br />

wel noodzakelijk dat de nationale rechter zijn beslissing afstemt op<br />

het besluit dat de Commissie zal nemen. Daartoe kan de rechter de<br />

Commissie zo nodig om inlichtingen vragen. Steeds vaker wordt<br />

het argument van het verbod op kartels in de rechtszaal gebruikt,<br />

en de Nederlandse rechters blijken ook steeds meer gevoelig te zijn<br />

voor dit argument.


8 . <strong>Internationale</strong> contracten en Europees recht 177<br />

8.3.2 Misbruik van een machtspositie<br />

Het hebben van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt<br />

of een substantieel deel daarvan is niet verboden, evenmin als het<br />

langzaam uitbouwen van een dergelijke machtspositie. Het maken<br />

van misbruik van een machtspositie is echter wel verboden volgens<br />

de regels van Europees recht. Het hebben van een machtspositie op<br />

de gemeenschappelijke markt of een substantieel deel daarvan<br />

houdt in dat één onderneming of een combinatie van meerdere<br />

ondernemingen in staat is om de instandhouding van een daadwerkelijke<br />

mededinging op de relevante markt te verhinderen en dat<br />

deze onderneming of deze groep van ondernemingen zich jegens<br />

concurrenten, afnemers en uiteindelijk de consumenten in belangrijke<br />

mate onafhankelijk kan gedragen. Voor het hebben van een<br />

machtspositie kan een relatief beseheiden marktpercentage al genoeg<br />

zijn: het Europese Hof van Justitie heeft al meerdere malen<br />

bevonden dat een onderneming met een marktpercentage van 30-40<br />

of zelfs minder over een machtspositie beschikte op de relevante<br />

markt.<br />

Misbruik kan bestaan uit het hanteren van ongelijke leveringsvoorwaarden,<br />

uit het niet leveren aan bepaalde ondernemingen terwijl<br />

daar geen objectieve reden voor is, uit het hanteren van prijzen<br />

onder de kostprijs zodat concurrenten daardoor uit de markt worden<br />

gedrukt, etc.<br />

Sinds enige jaren bestaan er ook regels die de Commissie bevoegdheid<br />

geven preventief toezicht te houden op het tot stand komen<br />

van een machtspositie. Deze regels, de zogenaamde fusiecontroleregels,<br />

hebben ten doel te voorkomen dat er ondernemingen ontstaan<br />

met een machtspositie die een negatieve invloed kan hebben<br />

op de gemeenschappelijke markt.<br />

Het gaat hier niet om het langzaam en op natuurlijke wijze uitbouwen<br />

van een (machts)positie op de gemeenschappelijke markt,<br />

maar om het uitbouwen van een positie op die markt door middel<br />

van fusies, hetgeen inhoudt het samengaan van twee of meer ondernemingen,<br />

gedeeltelijke overnames en joint-ventures. Alle<br />

voornemens tot fusies van een bepaalde (communautaire) omvang<br />

moeten worden aangemeld bij de Commissie op straffe van boetes.


178 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Misbruik van een bestaande machtspositie kan door een nationale<br />

rechter als de Nederlandse rechter worden geconstateerd en om die<br />

reden worden verboden. Het preventieve toezicht op de totstandkoming<br />

van mogelijk schadelijke machtsposities is de exclusieve bevoegdheid<br />

van de Commissie.<br />

8.3.3 Openbare bedrijven<br />

Met betrekking tot openbare bedrijven of ondernemingen waaraan<br />

de EG-lidstaten bijzondere of uitsluitende rechten verlenen mogen<br />

de EG-lidstaten in beginsel geen maatregelen nemen of handhaven<br />

welke in strijd zijn met de regels van het EEG-Verdrag, en met<br />

name de regels met betrekking tot het verbod van kartelvorming en<br />

het verbod van misbruik van een machtspositie. Alleen indien de<br />

onverkorte toepassing van de mededingingsregels op openbare<br />

bedrijven de specifieke taken van die openbare bedrijven zou verhinderen,<br />

is een uitzondering op deze regel toegestaan. De bepalingen<br />

met betrekking tot openbare bedrijven vinden vooral toepassing<br />

terzake van ondernemingen die opereren op het gebied van de<br />

telecommunicatie, energie- en watervoorziening en (openbaar)<br />

vervoer.<br />

8.3.4 Verbod op het verstrekken van ongeoorloofde<br />

staatssteun<br />

De EG-lidstaten moeten alle voornemens tot het verstrekken aan<br />

ondernemingen van staatssteun van een bepaalde omvang melden<br />

aan de Commissie. De Commissie gaat dan na of de voorgenomen<br />

staatssteun verenigbaar is met de werking van de gemeenschappelijke<br />

markt. Daartoe zijn bepaalde criteria opgesteld door de Commissie<br />

die er grofweg op neer komen dat de toegestane hoogte van<br />

de staatssteun omgekeerd evenredig is aan de voorspoed in de<br />

betrokken bedrijfstak of de graad van ontwikkeling van de betrokken<br />

regio in de Gemeenschap. Indien een EG-lidstaat steun verstrekt<br />

aan een onderneming zonder daartoe toestemming te hebben<br />

gevraagd en verkregen van de Commissie, is de Commissie gerechtigd<br />

de stopzetting van de steunverlening te bevelen. Indien de


8 . <strong>Internationale</strong> contracten en Europees recht 179<br />

steun niet verenigbaar blijkt met de concurrentieverhoudingen in<br />

de Gemeenschap, kan de Commissie eisen dat de betrokken onderneming<br />

de verleende steun terugbetaalt aan de EG-lidstaat die de<br />

steun heeft verleend, met inbegrip van betaling van wettelijke<br />

rente. Een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen van de kant van<br />

een onderneming om aan terugbetaling van aan die onderneming<br />

verstrekte steun te ontkomen, komt alleen toe aan een onderneming<br />

die zich ervan heeft verwittigd dat de betrokken staatssteun was<br />

aangemeld bij de Commissie.<br />

8.3.5 Naleving van de mededingingsregels afgedwongen door<br />

de Commissie<br />

De Commissie heeft ook met betrekking tot de mededingingsregels<br />

tot taak de effectieve uitvoering van de regels van Europees recht<br />

te garanderen. Dit houdt in dat de Commissie de mogelijkheid<br />

heeft om actief inbreuken op de mededingingsregels die begaan<br />

worden door ondernemingen of EG-lidstaten, tegen te gaan. De<br />

Commissie heeft daartoe bepaalde opsporingsbevoegdheden en kan<br />

ook boetes opleggen aan ondernemingen om hen te dwingen de<br />

regels van Europees recht correct na te leven. Deze boetes kunnen<br />

fors oplopen. Het is daarom van belang dat ondernemingen zich<br />

rekenschap geven van het feit dat bepaalde praktijken een inbreuk<br />

kunnen betekenen van de Europese mededingingsregels en dat er<br />

een bepaalde pakkans is waaraan deze ondernemingen zich blootstellen,<br />

die kan inhouden dat de Commissie de betrokken praktijken<br />

verbiedt en boetes worden opgelegd. Het is goed in de gaten te<br />

houden dat het aanmelden van mededingingsbeperkende overeenkomsten<br />

en praktijken bij de Commissie bescherming geeft tegen<br />

boetes.<br />

8.3.6 De mogelijkheid tot het indienen van klachten<br />

Een onderneming heeft ook de mogelijkheid een klacht in te dienen<br />

bij de Commissie indien die onderneming van mening is dat door<br />

een of meer andere ondernemingen of een EG-lidstaat inbreuk gemaakt<br />

wordt op de regels van Europees mededingingsrecht. Te


180 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

denken valt bijvoorbeeld aan een onderneming die schade ondervindt<br />

van een kartel dat gevormd is door concurrenten van de onderneming,<br />

aan een onderneming die schade lijdt door misbruik<br />

van een machtspositie van een (concurrerende) onderneming op de<br />

betrokken markt en aan ondernemingen die schade lijden doordat<br />

EG-lidstaten ongeoorloofde staatssteun geven aan concurrerende<br />

ondernemingen.<br />

8.3.7 Lobbyen<br />

Het is overigens van belang te vermelden dat de beslissing van de<br />

Commissie over een vermoedelijke inbreuk op de Europese mededingingsregels<br />

vaak niet alleen afhangt van de strikte toepassing<br />

van deze Europese mededingingsregels, maar ook van de politieke<br />

geladenheid van de aan de orde zijnde zaak. Met name zodra de<br />

politieke aspecten van de zaak van relatief groot belang blijken te<br />

zijn, is het nuttig te kijken naar wat bereikt zou kunnen worden<br />

door middel van een professionele en effectieve lobby bij de diensten<br />

van de Commissie.<br />

8.4 Belastingen<br />

Het is de EG-lidstaten verboden op dusdanige wijze hun belastingstelsel<br />

in te richten dat daardoor produkten uit andere EG-lidstaten<br />

worden gediscrimineerd. Dit geldt niet alleen voor gelijksoortige<br />

produkten, maar ook voor produkten die niet gelijksoortig zijn<br />

maar toch met elkaar in concurrentieverhouding staan. Zo is bepaald<br />

dat wijn met een laag alcoholpercentage en bier met elkaar in<br />

concurrentieverhouding staan, hetgeen dus tot gevolg heeft dat een<br />

EG-lidstaat niet zoveel meer belasting op dergelijke buitenlandse<br />

wijn mag stellen, dat die wijn daardoor gediscrimineerd wordt ten<br />

opzichte van de binnenlandse bierproduktie.


8 . <strong>Internationale</strong> contracten en Europees recht<br />

8.5 Gemeenschappelijk handelsbeleid en<br />

dumping<br />

De Gemeenschap voert een gemeenschappelijk handelsbeleid.<br />

Voor zover het zaken betreft die vallen binnen de werking van het<br />

EEG-Verdrag, hebben de EG-lidstaten zelf geen vrijheid beslissingen<br />

te nemen aangaande het externe handelsbeleid. Het gemeenschappelijk<br />

handelsbeleid wordt voor de Gemeenschap gevoerd<br />

door de Commissie en de Raad van Ministers.<br />

Indien ondernemingen in de Gemeenschap schade ondervinden van<br />

het dumpen van goederen op de gemeenschappelijke markt door<br />

niet EG-ondernemingen, kan de Commissie op verzoek van een of<br />

meer ondernemingen in de Gemeenschap besluiten anti-dumping<br />

heffingen op te leggen met betrekking tot de goederen die op de<br />

gemeenschappelijke markt worden gedumpt.<br />

8.6 Rechtsbescherming in de Gemeenschap<br />

De Commissie heeft als taak te waken over de juiste toepassing van<br />

het EEG-Verdrag. De Commissie kan daartoe procedures starten<br />

tegen EG-lidstaten die hun verdragsverplichtingen niet ofniet goed<br />

nakomen. De Commissie heeft soms ook de mogelijkheid beslissingen<br />

te nemen die direct zijn gericht tot een of meer ondernemingen.<br />

Hierbij kan met name worden gedacht aan de regels met betrekking<br />

tot het mededingingsrecht.<br />

Tegen besluiten van de Commissie die een individu of een onderneming<br />

rechtstreeks en individueel raken, is het mogelijk in beroep<br />

te gaan bij het Europese Hof van Justitie in Luxemburg. In concurrentiezaken<br />

moet beroep worden ingediend bij het Gerecht van<br />

Eerste Aanleg, waarbij het eventueel mogelijk is om tegen de uitspraak<br />

van het Gerecht in beroep te gaan bij het Europese Hof van<br />

Justitie zelf.<br />

Vele regels van Europees recht hebben directe werking in de EGlidstaten.<br />

Dit houdt in dat individuen en ondernemingen ook voor<br />

de nationale rechter regels van Europees recht kunnen inroepen en<br />

181


182 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

hun rechten onder het Gemeenschapsrecht kunnen afdwingen. In<br />

het geval van een conflict tussen regels van Europees recht en<br />

nationaal recht gaat het Europese recht altijd voor op het nationale<br />

recht. Indien de nationale rechter niet weet hoe bepaalde Europese<br />

regels moeten worden uitgelegd, kan hij daartoe een vraag stellen<br />

aan het Europese Hof van Justitie.<br />

8.7 De overeenkomst betreffende de Europese<br />

Economische Ruimte<br />

Tussen de Europese Economische Gemeenschap en de landen van<br />

de Europese Vrijhandels Associatie, de EVA, is een beginsel-overeenkomst<br />

gesloten 'betreffende de Europese Economische Ruimte',<br />

de EER-overeenkomst. Tot de EVA behoren zeven landen: IJsland,<br />

Noorwegen, Zweden, Finland, Oostenrijk, Zwitserland en<br />

Lichtenstein.<br />

Door de EER-overeenkomst worden de vier vrijheden van het EEG­<br />

Verdrag ook van toepassing in de landen van de de EVA. Verder<br />

worden alle EG-mededingingsregels ook van kracht in de landen<br />

van de EVA, inclusief de fusiecontrole-regels. Verder wordt er<br />

samengewerkt op aanliggende gebieden als onderzoek en ontwikkeling,<br />

sociaal beleid en milieu.<br />

In de EER-overeenkomst is voorzien in de oprichting van speciale<br />

instellingen, vergelijkbaar met sommige instellingen in de Gemeenschap<br />

(Commissie en Hof van Justitie) die voor de goede<br />

toepassing moeten zorgen van de EER-overeenkomst in het gebied<br />

van de EVA-landen.<br />

8.8 De regels van de GATT<br />

De GÄIT, de General Agreement on Tariffs and Trade, is een overeenkomst<br />

tussen de geïndustrialiseerde landen waarin regels zijn<br />

opgenomen inzake het handelsverkeer tussen de bij de GÄIT aangesloten<br />

landen. De Europese Gemeenschap is gebonden door de<br />

GATT-regels. Sommige regels van de GATT creëren rechten voor


8 . <strong>Internationale</strong> contracten en Europees recht 183<br />

individuen en ondernemingen en kunnen door hen worden ingeroepen<br />

voor de nationale rechter. Voor de praktijk zijn de GATT-regels<br />

inzake anti-dumping waarschijnlijk de belangrijkste. Deze GATTanti-dumpingregels<br />

zijn opgenomen in een aparte code bij de eigenlijke<br />

GATT-overeenkomst.<br />

8.9 Afsluiting<br />

Hierboven zijn de belangrijkste regels behandeld van Europees<br />

recht. Door de beperkte ruimte zijn vele facetten van Europees<br />

recht nog onbelicht gebleven, bijvoorbeeld de regels met betrekking<br />

tot de controle op banken, de regels met betrekking tot produktenaansprakelijkheid,<br />

de regels met betrekking tot de telecommunicatiesector,<br />

etc.<br />

Duidelijk is echter dat de regels van Europees recht veelomvattend<br />

zijn en vaak direct indringen in de nationaalrechtelijke situaties. De<br />

algemene boodschap die in Brusselse kringen kan worden beluisterd,<br />

en die als conclusie wordt meegegeven aan het eind van dit<br />

hoofdstuk, is dat ondernemingen, juist bij het maken en uitvoeren<br />

van internationale contracten, niet genoeg alert kunnen zijn op het<br />

bestaan van de regels van Europees recht.<br />

8.10 Checklist<br />

Bij het maken en uitvoeren van internationale contracten moet<br />

rekening worden gehouden met de specifieke regels van Europees<br />

recht. Enkele van de belangrijkste regels van Europees recht zijn<br />

hieronder vermeld.<br />

Het vrije verkeer van goederen in de Gemeenschap mag slechts<br />

om een zeer beperkt aantal redenen worden belemmerd. Ga in<br />

geval van belemmeringen altijd na of de betrokken belemmeringen<br />

toegestaan zijn volgens de regels van Europees recht.<br />

De Gemeenschap kent een vrij verkeer van diensten, waaronder<br />

begrepen de vrijheid van vestiging. Dienstverleners zijn vrij hun<br />

diensten aan te bieden in de hele Gemeenschap, waarvoor zij


184 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

zich vrij mogen begeven naar de EG-lidstaat van de dienstontvanger.<br />

De verkrijgers van diensten hebben de vrijheid zich te<br />

begeven naar de EG-lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd.<br />

Het begrip dienst is zeer ruim.<br />

De vrijheid van vestiging houdt onder meer in de vrijheid van<br />

rechtspersonen zich te vestigen in andere EG-lidstaten. Slechts<br />

weinig uitzonderingen zijn toegestaan op de regel van het vrij<br />

verkeer van diensten en dc vrijheid van vestiging.<br />

Alle ondernemingen die werkzaam zijn in de Gemeenschap<br />

moeten voldoen aan de Europese mededingingsregels. Overeenkomsten<br />

of onderling afgestemde gedragingen die de mededinging<br />

kunnen beperken (kartels) zijn in beginsel verboden. Ook<br />

is het ondernemingen niet toe gcs taan misbruik te maken van<br />

een machtspositie op de gemeenschappelijke markt.<br />

Overnames van delen van overnemingen,fusies en joint ventures<br />

moeten vanaf een bepaalde omvang worden aangemeld bij<br />

de Europese Commissie. Deze instelling oefent preventief toezicht<br />

uit op deze concentraties. Op het niet aanmelden van een<br />

concentratie-overeenkomst staan forse boetes.<br />

Literatuur<br />

Voor een eerste nadere verdieping in hct recht van de Europese<br />

Gemecnschappen kan onder meer gebruik worden gemaakt van de<br />

volgende boeken:<br />

Lauwaars, R.H., C.W.A. Timmermans, 1991, Europees Gemeenschapsrecht<br />

in kort bestek, (tweede herziene druk)(Wolters-Noordhoff,<br />

Groningen).<br />

Maresceau, M., 1978, De directe werking van het Europese Gemeenschapsrecht,<br />

(Kluwer, Antwerpen).<br />

Bellamy, c., G.D. Child, 1987, Common Market Law ofCompetition,<br />

(derde herziene druk met aanvulling)(Sweet & Maxwell, London).


8 . <strong>Internationale</strong> contracten en Europees recht 185<br />

Kapteyn, P.l.G., P. VerLoren van Themaat, 1989, Introduction to<br />

the Law of the European Communities, (tweede herziene<br />

druk)(Kluwer, Deventer).<br />

Schermers, H.G., D. Waelbroeek, 1992, Judicial Protection in the<br />

European Communities, (vijfde herziene druk)(Kluwer, Deventer).<br />

Ritter, L., W.D. Braun, F. Rawlinson, 1991. EEC Competition Lmv,<br />

a practitioner's guide, (Kluwer, Deventer).<br />

Groeben, H. von der, l. Thiesing, C.-D. Ehlermann, 1991. Kommentar<br />

zum EWG-Vertrag, (vierde herziene druk)(Nomos Ver1aggesellschaft,<br />

Baden-Baden).<br />

Grabitz, E., Kommentar zum EWG-Vertrag , losbladige uitgave,<br />

(C.H. Beek'sehe Verlagsbuehhandlung, München).


CM. Strik en J.A.F van Haaster<br />

Fiscale aspecten van contracten<br />

Zelfs de meest eenvoudige contracten hebben veelal meerdere<br />

fiscale implicaties. Een uitputtende behandeling is mede daarom op<br />

deze plaats onmogelijk. Desondanks is het mogelijk een aantal<br />

contracten te beschouwen waarbij het fiscale effect welhaast centraal<br />

staat of in ieder geval van meer dan bijkomstige aard is. Met<br />

name bij contractuele samenwerkingsverbanden tussen natuurlijke<br />

personen, fusie-overeenkomsten tussen rechtspersonen, vervreemdingsovereenkomsten<br />

met betrekking tot al dan niet tot een aanmerkelijk-bclangpakket<br />

behorende aandelen en transacties waarbij<br />

onroerend goed is betrokken, is het noodzakelijk de fiscale gevolgen<br />

te overzien. Deze fiscale gevolgen strekken zich uit over, onder<br />

andere, de gebieden van de inkomsten-, vennootschaps- en<br />

omzetbelasting. Tevens wordt aandacht besteed aan enkele aspecten<br />

van invoer van goederen. Alvorens een aantal contracten nader<br />

te beschouwen is het in dit verband nodig summier de hier van<br />

belang zijnde hoofdpunten van de belangrijkste belastingen weer te<br />

geven.<br />

9.1 Algemeen<br />

9.1.1 Belastingplicht voor de inkomstenbelasting<br />

Ten aanzien van binnenlands belastingplichtigen/natuurlijke personen<br />

wordt de inkomstenbelasting (hierna 'IB ') geheven naar het<br />

belastbaar inkomen. Het belastbaar inkomen is het in een jaar genoten<br />

inkomen verminderd met te verrekenen verliezen uit andere<br />

jaren.<br />

9


188 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

'Inkomen' is het onzuiver inkomen:<br />

a. verminderd met de toevoeging aan en vermeerderd met de afnemingen<br />

van de fiscale oudedagsreserve (' FOR');<br />

b. verminderd met de zelfstandigenaftrek;<br />

c. verminderd met de meewerk aftrek;<br />

d. verminderd met de persoonlijke verplichtingen en vermeerderd<br />

met de negatieve persoonlijke verplichtingen;<br />

e. verminderd met de buitengewone lasten en de aftrekbare giften,<br />

en<br />

f. verminderd met de vrijgestelde bedragen ingevolge de rente- en<br />

dividendvrijstelling.<br />

Het onzuiver inkomen bestaat uit het gezamenlijke bedrag van:<br />

winst uit onderneming;<br />

zuivere inkomsten uit arbeid, uit vermogen of in de vorm van<br />

bepaalde periodieke uitkeringen en<br />

winst uit aanmerkelijk belang.<br />

9.1.2 Belastingplicht voor de vennootschapsbelasting<br />

Binnenlandse belastingplicht<br />

Een lichaam, waarbij bijvoorbeeld gedacht kan worden aan een<br />

Besloten Vennootschap ('BV'), is voor de vennootschapsbelasting<br />

('Vpb') binnenlands belastingplichtig indien het in Nederland is<br />

gevestigd. Daarbij is het niet van belang of de oprichting naar<br />

Nederlands of naar buitenlands recht heeft plaatsgevonden. Voor<br />

de vraag of een naar buitenlands recht opgericht lichaam in Nederland<br />

binnenlands belastingplichtig is, is vooral de plaats van waaruit<br />

werkelijk leiding wordt gegeven van belang.<br />

Buitenlandse belastingplicht<br />

Buitenlandse ondernemingen kunnen hier te lande buitenlands<br />

belastingplichtig worden voor hun in Nederland behaalde winst<br />

indien alhier sprake is van een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger.<br />

De vaste inrichting kan bestaan uit een fabriek,


9 . Fiscale aspecten van contracten 189<br />

winkel of werkplaats. Een vaste vertegenwoordiger is aanwezig<br />

indien de vertegenwoordiger een machtiging bezit om namens de<br />

onderneming overeenkomsten af te sluiten, tenzij de machtiging is<br />

beperkt tot de aankoop van goederen. De vertegenwoordiger behoeft<br />

niet bij de onderneming in dienst te zijn.<br />

Wanneer de binnenlandse activiteiten zich beperken tot activiteiten<br />

als opslag, uitstalling, aflevering of aankoop van goederen en het<br />

verstrekken van informatie ontstaat in de regel geen buitenlandse<br />

belastingplicht.<br />

Ter zake van door de buitenlandse onderneming aan de vaste inrichting<br />

beschikbaar gestelde gelden kan geen rente worden bedongen<br />

terwijl bij de overmaking van behaalde winsten naar het buitenlandse<br />

hoofdkantoor geen dividendbelasting behoeft te worden<br />

ingehouden omdat het hoofdkantoor en de vaste inrichting immers<br />

één geheel vormen (één rechtspersoon).<br />

9.2 Contractuele samenwerkingsverbanden<br />

9.2.1 Maatschap en vennootschap onder firma<br />

Samenwerkingsverbanden zoals een maatschap of een vennootschap<br />

onder firma (hierna: 'vof') zijn voor de IB en Vpb niet zelfstandig<br />

belastingplichtig. Voor IB- en Vpb-doeleinden heeft iedere<br />

maat of vennoot fiscaal gezien zijn eigen onderneming.<br />

Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen (zoals bijvoorbeeld<br />

BV's) kunnen vennoot van deze samenwerkingsverbanden zijn.<br />

Voor een vennoot/natuurlijk persoon rijst hierbij de vraag uit welke<br />

fiscale bron het resultaat van het samenwerkingsverband geacht<br />

wordt afkomstig te zijn. Vaak zal dit de bron 'winst uit onderneming'<br />

zijn. Voor BV'S speelt deze vraag niet. Zij worden geacht<br />

met hun gehele vermogen een onderneming te drijven.<br />

Indien het samenwerkingsverband zich echter uitsluitend bezig<br />

houdt met pure beleggingsactiviteiten, dan zullen de vennoten/natuurlijke<br />

personen de voor- en nadelen niet als winst uit onderneming<br />

behoeven aan te merken.


190 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Indien een BV en een natuurlijk persoon in vof-verband een onroerend<br />

goed exploiteren èn bovendien vaststaat dat de werkzaamheden<br />

van beide vennoten het normale vermogens beheer niet te boven<br />

gaan, is er voor de natuurlijk persoon sprake van een belegging.<br />

De omstandigheid dat de belegging via een vof loopt, is irrelevant.<br />

Het gegeven dat de vennoot/BV het behaalde resultaat wel<br />

tot haar fiscale winst dient te rekenen doet niet ter zake. Deze<br />

rechtspersoon wordt geacht met haar gehele vermogen een onderneming<br />

te drijven.<br />

Een natuurlijk persoon kan echter 'inkomsten uit vermogen' genieten;<br />

een eventuele vermogenswinst op de belegging is dan onbelast.<br />

Hieruit volgt echter tevens dat een verrnogensverlies niet<br />

aftrekbaar is.<br />

Indien de maatschap of vof wèl een onderneming drijft, wordt het<br />

resultaat daarvan rechtstreeks aan iedere vennoot afzonderlijk -<br />

voor zijn aandeel- toegerekend. Als gevolg hiervan heeft ieder der<br />

vennoten recht op de fiscale faciliteiten die aan een ondernemer<br />

toekomen. Voor de IB-ondernemer zijn dat onder andere de zelfstandigenaftrek<br />

en de fiscale oudedagsreserve.<br />

9.2.2 Inbreng<br />

De inbrenger van een onderneming in een vof dient in beginsel af<br />

te rekenen over de stille reserves, indien en voorzover het belang<br />

bij de onderneming bij de inbreng aan de overige vennoten wordt<br />

overgedragen.<br />

Uitstel van winstneming is echter onder omstandigheden wel mogelijk.<br />

Zo kan bijvoorbeeld worden ingebracht tegen boekwaarde<br />

onder voorbehoud van de stille reserves waarbij eventueel een<br />

hoger winstaandeel wordt bedongen. Daarbij wordt de aangroei<br />

van de stille reserves tijdens het bestaan van het samenwerkingsverband<br />

door de firmanten verdeeld, de voorbehouden stille reserves<br />

komen echter alleen de inbrenger ten goede. In de akte van het<br />

samenwerkingsverband dient de waarde van de stille reserves ten<br />

tijde van de oprichting te worden opgenomen. Bepaald dient te<br />

worden dat het voorbehoud slechts geldt, voor zover de stille reser-


9 . Fiscale aspecten van contracten 191<br />

ves bij realisatie naar voren komen. Het voorbehoud kan slechts<br />

gelden voor expliciet aangewezen zaken, omdat alleen in dat geval<br />

de latere realisatie van de stille reserves kan worden geconstateerd.<br />

Ook denkbaar is verhuur van de onderneming aan de vof.<br />

9.2.3 Voortzettingsregelingen<br />

Het kenmerk van de sterke persoonsgebondenheid van de maatschap<br />

en de vof komt tot uiting in de situatie dat een wijziging in<br />

de samenstelling van de personen plaatsvindt. De wet bepaalt dat<br />

een wijziging in het vennotenbestand de ontbinding van de maatschap<br />

of vof tot gevolg heeft. Gezien de contractsvrijheid op dit<br />

gebied, kunnen in de maatschapsovereenkomst of in de overeenkomst<br />

van de vof bedingen worden opgenomen waarbij de vennoten<br />

zich verplichten in geval van wijziging in de personele samenstelling<br />

het samenwerkingsverband te continueren.<br />

Indien door het uittreden slechts één vennoot overblijft, dan kan<br />

van voortzetting van de maatschap of vof geen sprake zijn, aangezien<br />

een maatschap of vof met één vennoot onbestaanbaar is. De<br />

oplossing voor deze situatie bestaat in het contractueel vastleggen<br />

van het recht van de overblijvende vennoot om de door de maatschap<br />

of vof gevoerde onderneming voort te zetten als éénmanszaak.<br />

De bedingen kunnen worden onderscheiden in samenwerkings- en<br />

vermogensbedingen.<br />

Het samenwerkingsbeding heeft betrekking op de personen die met<br />

elkaar zullen samenwerken. In een samenwerkingsbeding wordt<br />

bijvoorbeeld geregeld wie bij overlijden van een vennoot in diens<br />

plaats mag treden. Het samenwerkingsbeding heeft geen fiscale<br />

gevolgen, omdat het niets bepaalt over het vennootschappelijk vermogen.<br />

Het is niet meer dan een afspraak tussen de vennoten om<br />

bij verandering van de groep van de deelnemers de maatschap of<br />

de onderneming te continueren.


192 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Het vermogensbeding heeft de vermogenspositie van de vennoten<br />

tot onderwerp en bepaalt hoe het vermogensrechtelijk aandeel van<br />

de uittredende vennoot overgaat op de voortzetter(s). De continuiteit<br />

van de maatschap of vof is echter pas gegarandeerd wanneer<br />

aan een samenwerkingsbeding een vermogensbeding wordt gekoppeld.<br />

De vermogensbedingen vallen in drie categorieën uiteen:<br />

verblijvensbedingen;<br />

overnemingsbedingen;<br />

toescheidingsbedingen.<br />

De verblijvensbedingen en de tocscheidingsbedingen kunnen alleen<br />

betrekking hebben op dat deel van het vermogen dat aan de<br />

vennoten gezamenlijk in juridische eigendom toegehoort. Voor<br />

zaken die in economische eigendom of slechts in genot zijn ingebracht,<br />

kan slechts van een overnemingsbeding gebruik worden<br />

gemaakt.<br />

Met ingang van 1 januari 1992 is als gevolg van de invoering van<br />

artikel 183 Boek 3 BW (hierna te noemen 'art. 3: 186 BW') de regeling<br />

van de verblijvensbedingen vrij ingrijpend gewijzigd. Aangezien<br />

art. 3: 186 BW met onmiddelijke ingang geldt voor alle verdelingen<br />

die ná 1 januari 1992 worden voltooid, en de oude regeling<br />

(artikel 1129 (Oud)BW) van toepassing is voor een gemeenschap die<br />

ten dele vóór de inwerkingtreding is verdeeld, is het noodzakelijk<br />

om de fiscale aspecten van zowel de oude als de nieuwe regeling te<br />

bespreken.<br />

De regeling vóór 1 januari 1992<br />

Een verblijvensbeding had het karakter van een bij voorbaat gemaakte,<br />

voorwaardelijke overeenkomst van scheiding en deling.<br />

Een dergelijke, niet aan vorm gebonden, overeenkomst had ingevolge<br />

artikel 1129 BW een declaratief karakter. Dat wil zeggen dat<br />

door het intreden van de opschortende voorwaarde (het uittreden<br />

van de vennoot) het aandeel in het vennootschapsvermogen van de<br />

uittredende vennoot van rechtswege (en automatisch) ging toebehoren<br />

aan de voortzettende vennoten. In geval van overlijden van


9 . Fiscale aspecten van contracten 193<br />

een firmant verbleef zijn aandeel in het firmavermogen van rechtswege<br />

aan de overige vennoten.<br />

Fiscaal werden de gevolgen van een verblijvensbeding aangemerkt<br />

als een overdracht van het firma-aandeel onder de opschortende<br />

voorwaarde van overlijden. Dit betekende dat indien een firmant<br />

overleed, artikel 15 Wet IB 1964 niet van toepassing was terzake<br />

van zijn firma-aandeel. Er werd namelijk op het moment dat de<br />

opschortende voorwaarde was vervuld, een 'gewone' overdracht<br />

geconstateerd, die tegen het bijzondere tarief (45%) belaste overdrachtswinst<br />

opleverde. Voor de toepassing van de WIR/investeringsaftrek<br />

kon een verblijvensbeding aanleiding geven tot een<br />

desinvesteringsbetalings- c.q. bijtel! ingsverplichting.<br />

Een overnemingsbeding houdt zowel onder oud als onder nieuw<br />

BW in dat in geval van uittreden of overlijden van een van de firmanten,<br />

de overige firmanten het recht hebben het firma-aandeel<br />

van de uittreder of (in geval van overlijden) van diens erven, door<br />

middel van een aparte levering, over te nemen. In geval van overlijden<br />

van een firmant heeft dit beding tot gevolg dat het firmaaandeel<br />

eerst op de erfgenamen vererft. Artikel 15, eerste lid, Wet<br />

IB 1964 is daardoor van toepassing, zodat tegen 20% belaste overlijdenswinst<br />

ontstaat en ten aanzien van de erflater geen gevolgen<br />

voor de toepassing van de wIRlinvesteringsaftrek ontstaan.<br />

In de praktijk bood het verblijvensbeding echter de erfgenamen de<br />

meeste zekerheid met betrekking tot de daadwerkelijke overname<br />

van het firma-aandeel. De overblijvende vennoten hebben immers<br />

niet de vrijheid om het aandeel eventueel niet over te nemen.<br />

Volgens het toescheidingsbeding vond de toedeling van het firmaaandeel<br />

van de uittredende vennoot niet van rechtswege bij het uittreden<br />

plaats, maar eerst op het moment dat de voorzettende vennoten<br />

een onherroepelijk aanbod tot toescheiding aanvaardden.<br />

De fiscale gevolgen zijn dezelfde als die van het overnemingsbeding,<br />

alsmede wederom de onzekerheid van de erfgenamen voor de<br />

uiteindelijke overname van het firma-aandeel van de erflater.


194 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

In de praktijk werd het feit dat de overdracht volgens een verblijvensbeding<br />

niet tot overlijdenswinst (20%), maar tot overdrachtswinst<br />

(45%) leidde, hetgeen een belangrijk tariefnadeel kan inhouden,<br />

ondervangen door gebruik te maken van een verblijvensbeding<br />

met vertraagde werking. De overgang was dan niet slechts van het<br />

overlijden afhankelijk, doch daarenboven van enig tijdsverloop. De<br />

Hoge Raad heeft bevestigd dat dan het overlijdenstarief (20%) kan<br />

worden toegepast, maar dat aan een desinvesteringsafrekening niet<br />

valt te ontkomen. Vermeld dient te worden dat normaliter het overlijden<br />

van de ondernemer voor de WIR en de inversteringsaftrek,<br />

niet als vervreemding wordt gezien.<br />

De regeling ná 1 januari 1992<br />

Door de invoering van Boek 3 NBW geldt vanaf 1 januari 1992 dat<br />

in geval van een verblijvensbeding de leveringsformaliteiten in<br />

acht moeten worden genomen. Anders dan voorheen dient, ingevolge<br />

het bepaalde in lid 1 van art. 3:186 BW, hetgeen aan elk der<br />

medegerechtigden is toegedeeld vervolgens aan hen te worden<br />

geleverd. Van verblijven of toescheiden met a.utomatisch 'goederenrechtelijk<br />

' (verkrijgend) effect kan geen sprake meer zijn. Levering<br />

aan de voortzettende vennoten dient door alle medegerechtigden<br />

tezamen te geschieden en aangezien voor alle bestanddelen van<br />

het aandeel de daarvoor geldende leveringsvereisten in acht genomen<br />

zullen moeten worden, is levering van het aandeel als één<br />

geheel niet mogelijk.<br />

Fiscale gevolgen<br />

Een verblijvensbeding (zonder vertraagde werking) had naar oud<br />

BW tot gevolg dat in geval van overlijden niet het fiscale overlijdenstarief<br />

van 20% van toepassing was, maar het stakingstarief van<br />

45%, aangezien niet de erfgenamen of de nagelaten echtgenoot het<br />

aandeel van de erflater verwierven, maar de overblijvende vennoten.<br />

Nu op grond van art. 3: 186 BW ook in geval van een verblijvensbeding<br />

de leveringsformaliteiten in acht moeten worden genomen,<br />

zou men kunnen stellen dat voortaan de erfgenamen en/of de nage-


9 . Fiscale aspecten van contracten 195<br />

laten echtgenoot het firma-aandeel verwerft en dus art. 15, eerste<br />

lid, Wet IE 1964 van toepassing is. Naar verwachting behoeft geen<br />

desinvesteringsbetaling terzake van de WIR meer plaats te vinden.<br />

Het overlijdenstarief van 20% is van toepassing en de noodzaak<br />

voor een verblijvensbeding met vertraagde werking komt hierdoor<br />

te vervallen; overgang op de voortzettende vennoten vindt immers<br />

pas plaats wanneer vervolgens aan hen wordt geleverd.<br />

Er bestaat in de fiscale literatuur onzekerheid omtrent het feit of<br />

het 20%-tarief bij overlijden gehandhaafd blijft in het geval van<br />

een verblijvensbeding met vertraagde werking. Lid 2 van artikel 85<br />

Boek 3 Burgerlijk Wetboek bepaalt namelijk dat een verbintenis<br />

onder opschortende tijdsbepaling, wordt aangemerkt als een onmiddellijke<br />

overdracht van het goed onder vestiging van vruchtgebruik<br />

op het goed ten behoeve van de vervreemder voor de gestelde<br />

tijd. Indien een verblijvensbeding met vertraagde werking zal<br />

worden aangemerkt als een voorwaardelijke overdracht van blote<br />

eigendom, zou dit staking van de onderneming betekenen met als<br />

consequentie dat het hoge bijzondere tarief (45 %) en niet het voordelige<br />

20%-tarief van toepassing is.<br />

Onduidelijk is nog of bij verblijvensbedingen met vertraagde werking<br />

voor de overleden ondernemer de desinvesteringsbetaling<br />

voor de WIR verschuldigd is.<br />

9.3 Fusie-overeenkomsten<br />

Fiscaal zijn er drie soorten fusies te onderscheiden: de aandelenfusie,<br />

de bedrijfsfusie en de juridische fusie.<br />

9.3.1 Aandelenfusie<br />

Bij een aandelenfusie worden aandelen in een overgenomen vennootschap<br />

geruild tegen aandelen in een overnemende vennootschap,<br />

dan wel tegen aandelen in een gezamenlijk op te richten<br />

holdingvennootschap.


196 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Behoren de aandelen tot een ondernemingsvermogen, dan leidt de<br />

fusie in beginsel tot winstrealisatie. Voor vennootschappelijke aandeelhouders<br />

zal deze winst krachtens de deelnemingsvrijstelling<br />

meestal onbelast blijven.<br />

De deelnemingsvrijstelling behelst, kort samengevat, een vrijstelling<br />

voor de behaalde verkoopwinst op de aandelen van de deelneming.<br />

Van een deelneming is sprake indien ten minste 5% van het<br />

aandelenkapitaal van een dochtervennootschap, niet zijnde een<br />

fiscale beleggingsinstelling, wordt aangehouden. Indien de dochtervennootschap<br />

in het buitenland is gevestigd dient deze vennootschap<br />

aldaar aan een belasting naar de winst onderworpen te zijn.<br />

Het aanhouden van het belang in de buitenlandse vennootschap<br />

mag voorts niet als een belegging worden gezien.<br />

Wanneer bij een concern een dochtermaatschappij die tot de fiscale<br />

eenheid behoorde, wordt vervreemd, dient nagegaan te worden of<br />

dit voor de moeder- of dochtervennootschap geen sancties tot gevolg<br />

heeft ingevolge de Standaardvoorwaarden (in verband met<br />

zogenaamde 'besmette transacties').<br />

Biedt de deelnemingsvrijstelling geen soelaas, bijvoorbeeld omdat<br />

het pakket aandelen géén deelneming vormt of omdat de aandeelhouder<br />

een natuurlijk persoon/ondernemer is, dan kan, op verzoek<br />

en onder voorwaarden, de winst desondanks buiten de inkomstenbelastingheffing<br />

blijven.<br />

Wanneer de aandelen tot het privé-vermogen behoren, dient allereerst<br />

de vraag te worden beantwoord of de aandelen tot een zogenaamd<br />

aanmerkelijk-belangpakket behoren. Hiervan is veelal sprake<br />

als de eigenaar zelf meer dan 7% van het aandelenkapitaal houdt<br />

en, al dan niet tezamen met zijn echtgenote of familie tot in de<br />

tweede graad, een derde of meer van het aandelenkapitaal houdt.<br />

De bij de ruil van dergelijke aandelen gerealiseerde winst is in<br />

principe als winst uit aanmerkelijk belang belast met het 20%tarief.<br />

Een eventueel geleden verlies bij de ruil is, onder voorwaarden,<br />

in mindering te brengen.<br />

Op verzoek kan de heffing van IE ter zake van aandelenruil worden<br />

uitgesteld totdat de nieuwe aandelen worden vervreemd. Dit kan op<br />

basis van de doorschuiffaciliteit van artikel 40 van de Wet op de


9 . Fiscale aspecten van contracten 197<br />

Inkomstenbelasting 1964 ('Wet IE '64') of op basis van de opvolgingsoverdracht<br />

van artikel 40A van die wet (zie verder ook §<br />

9.4.2).<br />

Ook de kapitaalbelasting kent een vrijstelling in het kader van de<br />

aandelenfusie. Normaal bedraagt de kapitaalbelasting 1 % van het<br />

in de vennootschap bijeengebrachte kapitaal. Vrijgesteld is echter<br />

de aandelenruil waarbij de verkrijgende vennootschap ten minste<br />

in het bezit is gekomen van 75% van de aandelen van de overgenomen<br />

vennootschap, dan wel de ruil waarbij een bezit van 75% of<br />

meer wordt uitgebreid. De vrijstelling is slechts van toepassing<br />

ingeval de overnemende vennootschap tegen toekenning van eigen<br />

aandelen de aandelen van de over te nemen vennootschap verwerft.<br />

Onder toekenning van eigen aandelen wordt in dit verband ook<br />

verstaan een bijbetaling in contanten mits deze contante betaling<br />

bepaalde maxima niet overschrijdt.<br />

9.3.2 Bedrijfsfusie<br />

Van een bedrijfsfusie is sprake wanneer een onderneming of een<br />

zelfstandig onderdeel van een onderneming wordt overgedragen<br />

tegen uitreiking van aandelen door de overnemende vennootschap.<br />

Ter gelegenheid van de overdracht behoeft door de overdrager op<br />

verzoek fiscaal niet te worden afgerekend en wordt de Vpb-claim<br />

doorgeschoven naar de belastingplichtige die de onderneming<br />

overneemt. Op deze faciliteit kan een beroep worden gedaan onder<br />

de voorwaarde dat de overnemende partij de overgenomen activa<br />

en passiva tegen dezelfde fiscale boekwaarden te boek stelt als de<br />

boekwaarde die zij hadden bij de vervreemdende partij op het<br />

tijdstip van overdracht. Op deze wijze gaan de stille reserves, waarin<br />

begrepen de zelf opgebouwde, echter niet geactiveerde, goodwill<br />

zonder afrekening over naar de overnemende partij.<br />

Naast de Vpb kent ook de kapitaalbelasting een vrijstelling voor<br />

bedrijfsfusies.


198 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

9.3.3 Juridische fusie<br />

Bij deze fusiemethode gaan de activa en passiva van de ene vennootschap<br />

van rechtswege onder algemene titel over op de andere<br />

vennootschap, ter gelegenheid waarvan de aandeelhouders van de<br />

overgenomen vennootschap van rechtswege aandeelhouders worden<br />

in de overnemende vennootschap. Vervolgens houdt de overgenomen<br />

vennootschap (de verdwijnende vennootschap) van<br />

rechtswege op te bestaan. Ook bestaat de mogelijkheid dat de beide<br />

vennootschappen fuseren met een daartoe opgerichte nieuwe vennootschap,<br />

die vervolgens van rechtswege alle activa en passiva<br />

verkrijgt, waarbij de aandeelhouders van de oude vennootschappen<br />

van rechtswege aandeelhouder worden in de nieuwe vennootschap<br />

(de 'driepuntsfusie'). De oude vennootschappen houden daarbij<br />

van rechtswege op te bestaan.<br />

De Staatssecretaris van Financiën heeft toegezegd dat bij de juridische<br />

fusie ontstane fiscale problemen in overleg zullen worden<br />

opgelost. Daarbij zal zoveel mogelijk de faciliteit van de bedrijfsfusie<br />

worden gevolgd. Ter zake zijn bovendien 'administratieve<br />

aanwijzingen' verschenen.<br />

Het voordeel van een juridische fusie boven de aandelenfusie is<br />

gelegen in het feit dat minderheidsaandeelhouders een juridische<br />

fusie niet kunnen saboteren, omdat de juridische fusie tot stand<br />

komt op basis van het (gekwalificeerde) meerderheidsbesluit van<br />

de Algemene Vergadering van Aandeelhouders en niet, zoals bij de<br />

aandelenfusie, door de individuele deelname van de aandeelhouders<br />

aan het overnamebod. Hier staat echter het nadeel tegenover<br />

dat de juridische fusie veel meer formaliteiten met zich mee brengt.


9 . Fiscale aspecten van contracten<br />

9.4 <strong>Contracten</strong> in verband met de gehele<br />

onderneming<br />

9.4.1 Overdracht van een onderneming<br />

Bij verkoop van een onderneming zal de ondernemer/natuurlijk<br />

persoon in het algemeen stakingswinst behalen. In het jaar van staken<br />

moet de winst worden gesplitst in naar het progressief tarief te<br />

belasten normale winst en naar het bijzondere tarief van 45% te<br />

belasten stakingswinst.<br />

Overdrachtswinst wordt ter keuze van de ondernemer belast in het<br />

jaar waarin de overeenkomst tot overdracht wordt gesloten of in<br />

het jaar waarin de overdracht plaatsvindt. Een overdracht per 1<br />

januari van enig jaar wordt evenwel nog aan het voorgaande jaar<br />

toegerekend.<br />

Bij verkoop van de onderneming dient in het algemeen de fiscale<br />

oudedagreserve te worden opgeheven, terwijl voorts ter zake van<br />

de WIR en investeringsaftrek, respectievelijk desinvesteringsbetalingen<br />

en -bijtellingen verschuldigd worden.<br />

Bij overdracht van een gehele onderneming of een zelfstandig deel<br />

daarvan is geen omzetbelasting verschuldigd (eventuele herzieningstermijnen<br />

gaan over op de koper). Indien bij die overdracht<br />

toch omzetbelasting in rekening zou worden gebracht is deze omzetbelasting<br />

bij de koper in principe niet aftrekbaar.<br />

9.4.2 Stamrechtovereenkomst<br />

De ondernemer die zijn gehele onderneming overdraagt kan belastingheffing<br />

over de stakingswinst uitstellen door middel van het<br />

aankopen van een recht dat periodieke uitkeringen, een zogenaamd<br />

stamrecht, oplevert. Hiertoe dient een stamrechtovereenkomst te<br />

worden opgesteld. Er vindt dan geen belastingheffing plaats over<br />

de contante waarde van het bij de betaling bedongen stamrecht<br />

maar uitsluitend over de daaruit voortvloeiende stamrechtuitkeringen.<br />

De stamrechtvrijstelling is aan verschillende maxima gebon-<br />

199


200 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

den. Het stamrecht kan worden bedongen bij de overnemer van de<br />

onderneming of bij een verzekeringsmaatschappij.<br />

9.4.3 Huurverkoop van een onderneming<br />

Bij de huurverkoop van een onderneming vormt de contante waarde<br />

van de huurkooptermijnen verminderd met de boekwaarde van<br />

de overgedragen onderneming, stakingswinst in het jaar waarin de<br />

onderneming in huurkoop is overgedragen. Uitstel van winstneming<br />

is dus, in beginsel, niet mogelijk. Indien de huurkoper van de<br />

onderneming minder kredietwaardig is, komt dit tot uiting in een<br />

lagere waardering van de huurkooptermijnen.<br />

Slechts in het geval er een gerede kans bestaat dat de exploitatie<br />

van de onderneming in de toekomst weer voor rekening van de<br />

huurverkoper zal geschieden, is het toegestaan de huurkooptermijnen<br />

pas tot de winst te rekenen naarmate zij de boekwaarde van de<br />

onderneming overtreffen. De franchise en het bijzondere tarief<br />

vinden geen toepassing indien bij de huurverkoop niet ineens<br />

wordt afgerekend.<br />

9.4.4 Verkoop van een onderneming tegen een winstrecht<br />

Indien dc onderneming geheel of gedeeltelijk wordt overgedragen<br />

tegen een winstrecht is het mogelijk de stakingswinst pas te nemen<br />

indien en voor zover de winstrechttermijnen de boekwaarde van<br />

het overgedragene overtreffen. Voorwaarde is wel dat aan het<br />

winstrecht een 'wezenlijke onzekerheid' kleeft.<br />

9.4.5 Verhuur van een onderneming<br />

Bij verhuur van een onderneming is er geen sprake van overdracht<br />

van de onderneming omdat de eigendom van de onderneming bij<br />

de verhuurder blijft. De verhuurde onderneming gaat daarom ook<br />

niet naar het privé-vermogen van de verhuurder over. Dit heeft als<br />

consequentie dat bij verhuur van een onderneming er twee ondernemers<br />

zijn: de verhuurder en de huurder van de onderneming. De


9 . Fiscale aspecten van contracten 201<br />

verhurende ondernemer behoeft nog niet af te rekenen, mits de<br />

gehele onderneming (pand, goodwill, inventaris etc.) wordt verhuurd.<br />

De verhuur van onroerend goed valt in principe niet onder de omzetbelasting.<br />

Wanneer tot het ondernemingsvermogen van de te<br />

verhuren onderneming bedrijfsmatig onroerend goed behoort,<br />

verdient het in het algemeen aanbeveling om bij de inspectie omzetbelasting<br />

een verzoek tot zogenaamde belaste verhuur in te<br />

dienen. Dit verzoek moet door huurder en verhuurder gezamenlijk<br />

worden ingediend. Voor de verhuurder heeft met OB belaste verhuur<br />

het voordeel dat eerder afgetrokken OB niet behoeft te worden<br />

terugbetaald, terwijl voordruk op onderhoudskosten verrekenbaar<br />

blijft (zie ook § 9.6).<br />

9.4.6 Voorovereenkomst<br />

Een voorovereenkomst is een overeenkomst waarbij de oprichters<br />

van een vennootschap overeenkomen om een onderneming in de<br />

vorm van een BV te gaan voeren. Doorgaans wordt in de overeenkomst<br />

bepaald dat vanaf een bepaald moment gelegen vóór het oprichtingsmoment<br />

van de vennootschap de onderneming voor rekening<br />

en risico van de toekomstige vennootschap wordt gedreven.<br />

Het tijdsbestek gelegen tussen dit tijdstip en het moment van oprichting<br />

wordt de voorperiode genoemd. Winst behaald in deze<br />

voorperiode valt onder de heffing van de Ypb.<br />

In de praktijk laat de fiscus, in bepaalde gevallen en onder voorwaarden,<br />

enige terugwerkende kracht aan de voorovereenkomst toe<br />

(in het algemeen maximaal drie maanden). Op deze wijze ontstaat<br />

een vóór-voorperiode. Zo kan de onderneming met terugwerkende<br />

kracht onder de heffing van de Vpb vallen.<br />

9.4.7 Inbreng in een BV<br />

Indien een onderneming wordt ingebracht in een BV houdt de ondernemer<br />

op winst uit onderneming te genieten. Hij staakt fiscaal<br />

gezien zijn onderneming. Naast de eerder beschreven vormen van


202 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

heffingsuitstel kan hij in zo'n geval, op verzoek, afrekening over<br />

de stakingswinst voorkomen indien hij zijn onderneming geruisloos<br />

inbrengt in de BV. De BV dient dan de oude boekwaarden over<br />

te nemen. Bij de geruisloze inbreng dient aan een aantal voorwaarden<br />

te worden voldaan. Ook bij de overdracht van de onderneming<br />

aan de kinderen of echtgenoot/partner van de ondernemer en bij<br />

ontbinding van de huwelijksgemeenschap kan op verzoek geruisloze<br />

doorschuiving plaatsvinden.<br />

9.4.8 Verwerving van een Bv/fiscale eenheid<br />

Wanneer vrijwel het gehele aandelenkapitaal van een BV (i.c. tenminste<br />

99%) wordt verworven door een andere BV biedt dit de<br />

mogelijkheid tot het aanvragen van een fiscale eenheid voor de<br />

vennootschapsbelasting. Voor een fiscale eenheid is van belang dat<br />

de aandelen van de dochter-BV vanaf de aanvang van het boekjaar<br />

in handen zijn van de moeder-BV. Indien een BV in oprichting het<br />

aandelenpakket van de dochter-Bv verwerft kan, indien voldaan<br />

wordt aan verschillende formele vereisten, toch met ingang van het<br />

eerste boekjaar een fiscale eenheid worden verkregen.<br />

Voor de fiscale eenheid is voorts van belang dat sprake is van<br />

juridische èn economische eigendom van de aandelen van de dochter-BV.<br />

Wanneer alleen de certificaten van een BV zijn verworven<br />

is met die BV derhalve geen fiscale eenheid aan te gaan.<br />

Het voordeel van de fiscale eenheid is met name dat de Vpb wordt<br />

geheven over de winst van de beide BV'S tezamen. De rente-aftrek<br />

van de moeder-BV kan dan worden afgezet tegen de winsten van de<br />

dochter-BV.<br />

Opgemerkt wordt nog dat de fiscale eenheid tijdig dient te worden<br />

aangevraagd door de betrokken BV'S.<br />

Volledigheidshalve dient erop gewezen te worden dat de fiscale<br />

eenheid voor de Vpb duidelijk moet worden onderscheiden van de<br />

fiscale eenheid voor de omzetbelasting.


9 . Fiscale aspecten van contracten 203<br />

9.5 Vervreemding van aandelen<br />

Bij vervreemding van aandelen dient te worden nagegaan tot welke<br />

fiscale bron de vervreemdingsopbrengst behoort:<br />

a. Indien de aandelen tot een ondernemingsvermogen behoren, is<br />

de vervreemdingsopbrengst winst uit onderneming.<br />

b. Vervreemding van niet tot een ondernemingsvermogen behorende<br />

aandelen levert inkomsten uit arbeid op in de situatie dat<br />

aankoop geschiedde met de bedoeling tot verkoop over te gaan<br />

met een redelijkerwijs voorzienbaar voordeel.<br />

c. Vervreemding van niet tot een ondernemingsvermogen behorende<br />

aandelen levert in het algemeen geen inkomsten uit vermogen<br />

op.<br />

Op deze hoofdregel zijn echter enkele uitzonderingen:<br />

verkoop van aandelen aan de vennootschap zelf of aan een<br />

dochtermaatschappij, terwijl met de transactie géén reëel zakelijk<br />

belang wordt gediend;<br />

verkoop van de aandelen indien de vennootschap in liquidatie<br />

is getreden of binnenkort in liquidatie zal treden;<br />

verkoop van aandelen door particuliere aandeelhouders aan een<br />

vennootschap die zij geheel beheersen en waarbij de verkoop<br />

geen zakelijk belang diende (de zogenaamde holding- en kasgeldsituaties<br />

).<br />

Voorts leidt het vestigen van een tijdelijk genotsrecht op aandelen<br />

tot heffing.<br />

d. In het algemeen kan gesteld worden dat, indien vervreemding<br />

van de aandelen niet onder een van de hiervoor genoemde gevallen<br />

gebracht kan worden, sprake kan zijn van winst uit aanmerkelijk<br />

belang. Vervreemding van tot een aanmerkelijk-belangpakket<br />

behorende aandelen geeft aanleiding tot heffing van<br />

IB over de vervreemdingswinst, die meestal bestaat uit het verschil<br />

tussen de overdraehtsprijs en de verkrijgingsprijs. Winst<br />

uit aanmerkelijk belang wordt geconstateerd zodra de verkoopovereenkomst<br />

wordt gesloten. Het tarief bedraagt 20%.


204 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Voor verlies uit aanmerkelijk belang (a.b.) bestaat een aparte<br />

regeling.<br />

9.5.1 Vrijstelling winst uit a.b. bij aandelenfusie<br />

Ruil van aandelen betekent vrijwel steeds dat sprake is van een vervreemding.<br />

Om een wenselijk geachte fusie niet te belemmeren is<br />

in artikel 40 van de Wet IB '64 een doorschuiffaciliteit opgenomen.<br />

De faciliteit houdt in dat bij ruil van aandelen op verzoek geen<br />

aanmerkelijk-belangheffing plaatsvindt.<br />

De verkrijgingsprijs wordt dan doorgeschoven naar de nieuwe aandelen.<br />

Er dient te worden voldaan aan een aantal voorwaarden:<br />

1. De overnemende BV/NV moet in Nederland gevestigd zijn.<br />

2. De overname moet plaats vinden tegen uitreiking van nieuwe<br />

aandelen.<br />

3. De overnemende vennootschap moet ten minste 90% van de<br />

over te nemen vennootschap verwerven.<br />

4. Doel van de fusie moet zijn de ondernemingen van de overnemende<br />

en de overgenomen vennootschap in financieel en economisch<br />

opzicht duurzaam in een eenheid samen te brengen.<br />

De vraag of een fusie aanwezig is, wordt beslist bij uitspraak van<br />

de inspecteur Vpb op een vóór de vervreemding van de aandelen in<br />

te dienen verzoek door de vennootschap waaraan zal worden vervreemd.<br />

9.5.2 Vrijstelling winst uit a.b. bij de opvolgingsoverdracht<br />

Wanneer in het kader van de opvolging een aandelenpakket wordt<br />

overgenomen verdient het aanbeveling dit te laten geschieden door<br />

een door de opvolger op te richten holding-Bv. Wanneer deze BV<br />

over 100% van de aandelen van de dochter-BV gaat beschikken,<br />

kan door middel van een zogenaamde fiscale eenheid voor de Vpb<br />

worden bewerkstelligd dat de rente over geleende gelden kan worden<br />

afgetrokken van de winst van de dochtermaatschappij. Een<br />

fiscale eenheid voor de Vpb is alleen mogelijk wanneer ten minste


9 . Fiscale aspecten van contracten 205<br />

99% van het aandelenkapitaal van de dochter-BV sedert de aanvang<br />

van het boekjaar in handen is van de holding-Bv.<br />

Wanneer de opvolger reeds over meer dan een derde van het aandelenpakket<br />

van de werkmaatschappij beschikt, kan hij bij de inbreng<br />

van dit pakket in de nieuwe holding-Bv niet profiteren van de doorschuiffaciliteit<br />

van eerder genoemd artikel 40 van de Wet IB '64. Er<br />

is in dit geval immers geen sprake van een fusie van twee ondernemingen.<br />

Om nu toch de heffing over de aanmerkelijk-belangwinst<br />

bij de overblijvers uit te stellen, bestaat met ingang van 20 maart<br />

1991 een wettelijke regeling, vastgelegd in artikel 40a van de Wet<br />

IB '64, inzake de opvolgingsoverdracht. De regeling bevat een<br />

aantal voorwaarden waaronder:<br />

Er moet sprake zijn van een nieuw opgerichte holding-Bv.<br />

De aandelen van de holding-Bv moeten in handen zijn van natuurlijke<br />

personen.<br />

De opvolgingsoverdracht moet plaatsvinden vóór de aandelenruil.<br />

Alle aandelen van de werkmaatschappij moeten door de holding-bv<br />

worden verworven (van de uittreder door koop, van de<br />

overblijvers door ruil tegen nominale waarde).<br />

Het aandelenpakket van de uittreder moet ten minste een derde<br />

gedeelte van het nominaal aandelenkapitaal van de werkmaatschappij<br />

vertegenwoordigen.<br />

9.5.3 De turbO-Bv<br />

De winst uit aanmerkelijk belang, te belasten met 20% IB, wordt<br />

gesteld op de overdrachtsprijs minus de verkrijgingsprijs. Zowel de<br />

overdrachts- als de verkrijgingsprijs worden ten minste gesteld op<br />

het gemiddeld op de aandelen gestorte kapitaal.<br />

In dit verband kan het aantrekkelijk zijn een nieuwe activiteit onder<br />

te brengen in een zogenaamde turbo-BV Dit is een BV met een<br />

groot aandelenkapitaal en een grote negatieve algemene reserve.<br />

De onderneming vim de turbo-Bv is veelal gestaakt, zodat door<br />

overname van de aandelen de mogelijkheid om de verliezen voor<br />

de Vpb te compenseren met nieuwe winsten verloren is gegaan


206 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

(ingevolge artikel 20 lid 5 van de Wet op de Vennootschapsbelasting).<br />

De aantrekkelijkheid van de turbo-Bv schuilt in de mogelijkheid<br />

om, nadat er voldoende winst is behaald, het aandelenkapitaal<br />

terug te brengen door middel van inkoop of terugbetaling aan de<br />

aandeelhouder. Indien sprake Îs geweest van fiscaal erkend gestort<br />

kapitaal kan dit in principe vrij van IB plaatsvinden. Bij verkoop<br />

van de turbo-BV zal veelal geen aanmerkelijk-belangheffing verschuldigd<br />

zijn als gevolg van het hoge gestorte kapitaal.<br />

Attentiepunten bij de overweging gebruik te gaan maken van een<br />

turbo-Bv zijn de volgende:<br />

1. Indien het aandelenkapitaal is gevormd door inbreng van een<br />

deelneming geldt als fiscaal erkend kapitaal slechts het aandelenkapitaal<br />

van die deelneming. Dit zal in het algemeen veel<br />

lager zijn.<br />

2. Het werken met een turbo-Bv voor bestaande activiteiten dient<br />

te worden afgeraden. De fiscus zal zich immers op het standpunt<br />

kunnen stellen dat sprake is van fraus legis (het zogenaamde<br />

'leerstuk der wetsontduiking'). De terugbetaling van het<br />

aandelenkapitaal zal dan mogelijk kunnen worden gezien als<br />

dividend van de BV waar de activiteit voorheen was ondergebracht.<br />

Over deze kwestie wordt thans geprocedeerd.<br />

3 De omzetting en waardestijging van vorderingen op de turbo­<br />

BV kunnen mogelijk in de IB-sfeer worden belast. Het verdient<br />

aanbeveling om eventuele vorderingen op de BV vóór de overdracht<br />

door de verkoper van de BV in aandelenkapitaal te laten<br />

omzetten. Ter zake van deze omzetting is in principe kapitaalsbelasting<br />

(1 %) verschuldigd.<br />

9.6 Onroerende zaken<br />

Wanneer een onroerende zaak wordt verkregen, zijn met name de<br />

overdrachts- en omzetbelastingaspecten van belang.


9 . Fiscale aspecten van contracten 207<br />

9.6.1 Overdrachtsbelasting<br />

Onder deze naam wordt een belasting geheven van de koper ter<br />

zake van de verkrijging van onroerende zaken. De overdrachtsbelasting<br />

bedraagt 6% over de waarde. De waarde is ten minste gelijk<br />

aan de tegenprestatie. Het is van belang op te merken dat voor de<br />

overdrachtsbelasting het begrip onroerende zaak wordt opgerekt.<br />

Zo is de verkrijging van aandelen in een zogenaamd onroerendgoedlichaam<br />

bij een aanmerkelijk-belangpositie eveneens een<br />

belastbaar feit. Een onroerend-goedliehaam is een lichaam dat het<br />

verkrijgen, vervreemden of exploiteren van Nederlandse onroerende<br />

goederen of zakelijke rechten daarop beoogt. De bezittingen<br />

moeten hoofdzakelijk (70%) bestaan uit Nederlands onroerend<br />

goed. Bij certificering van aandelen van een onroerend-goedlichaam<br />

kan op verzoek kwijtschelding vàn verschuldigde overdrachtsbelasting<br />

plaatsvinden.<br />

Wanneer van een onroerende zaak niet de juridische eigendom<br />

maar slechts het genot en het economisch belang wordt overgedragen<br />

spreekt men van een economische eigendomsoverdracht. Deze<br />

overdracht van de macht om als eigenaar over de onroerende zaak<br />

te beschikken is voor de overdrachtsbelasting echter onbelast.<br />

Daarnaast is het van belang op te merken dat er een aantal wettelijke<br />

vrijstellingen voor de overdrachtsbelasting bestaat.<br />

Zo is er een vrijstelling van toepassing in de volgende situaties:<br />

bij bedrijfsopvolging door kinderen en hun echtgenoten;<br />

bij inbreng in een maatschap of vof;<br />

indien een gehele onderneming in een BV wordt ingebracht.<br />

Van groot belang hierbij is, dat die BV de gehele onderneming<br />

voortzet. De vrijstelling geldt niet, indien direct na de inbreng<br />

de onderneming, al dan niet exclusief onroerend goed, wordt<br />

vervreemd;<br />

bij een interne reorganisatie van een BV;<br />

wanneer een onroerend goed in de drie maanden voorafgaand<br />

aan de verkrijging reeds eerder is verkregen, kan het bedrag<br />

waarover tevoren overdrachtsbelasting is geheven in mindering


208 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

worden gebracht op het bedrag waarover bij de tweede verkrijging<br />

deze belasting is verschuldigd.<br />

9.6.2 Omzetbelasting<br />

Voor de omzetbelasting ('OB ') is de levering van onroerende zaken<br />

in beginsel vrijgesteld. Hierop bestaat echter een belangrijke uitzondering.<br />

De levering door een ondernemer van een vervaardigde<br />

onroerende zaak binnen twee jaren nadat het als zodanig voor het<br />

eerst in gebruik is genomen, is belast met OB.<br />

De begrippen vervaardiging en levering zijn hierbij van belang:<br />

Van vervaardigen is in dit verband sprake wanneer er een nieuwe<br />

zaak wordt gemaakt: door de desbetreffende werkzaamheden<br />

ontstaat een zaak waarvan de functie volgens de gangbare<br />

opvattingen verschilt van de functie die de zaak en de gebruikte<br />

materialen voordien hadden.<br />

Onder het leveren wordt voor de OB in de eerste plaats verstaan<br />

de eigendomsoverdracht van een zaak krachtens een overeenkomst.<br />

De levering van een onroerende zaak vindt in het algemeen<br />

plaats door de inschrijving van de notariële akte in de<br />

openbare registers (het kadaster).<br />

In de rechtspraak kwam hierbij de vraag aan de orde of de economische<br />

eigendomsoverdracht als zodanig onder het begrip<br />

levering in de zin van de OB moet worden gebracht. Het Hof<br />

van Justitie van de EG heeft in dit verband verklaard dat de<br />

overdracht van de macht om als eigenaar over een zaak te beschikken<br />

eveneens als levering dient te worden beschouwd.<br />

Bij een economische eigendomsoverdracht dient men dus bedacht<br />

te zijn op belastingplicht voor de OB indien het een vervaardigde<br />

onroerende zaak betreft.<br />

Wanneer nieuw onroerend goed binnen 10 jaar na de ingebruikname<br />

wordt vervreemd, dient voor elk jaar dat de 1 O-jaarsperiode nog<br />

niet is verstreken, de OB voor dat deel te worden terugbetaald. Deze<br />

terugbetaling kan worden voorkomen indien op gezamenlijk verzoek<br />

van koper en verkoper wordt geopteerd voor de zogenaamde<br />

belaste levering. Dit optieverzoek dient vóór de levering te worden


9 . Fiscale aspecten van contracten 209<br />

ingediend bij de Belastingdienst. Ingevolge de verleggingsregeling<br />

dient de door de verkoper af te dragen OB te worden aangegeven<br />

door de koper. Deze kan de OB vervolgens als eigen voordruk<br />

verrekenen.<br />

Bij overdracht van een gehele onderneming of een zelfstandig deel<br />

daarvan is geen OB verschuldigd. Een optie is dan niet nodig. Indien<br />

dan toch OB in rekening wordt gebracht, is deze OB bij de<br />

koper in principe niet aftrekbaar.<br />

9.6.3 Samenloop omzet- en overdrachtsbelasting<br />

Wanneer er OB is verschuldigd, is de levering vrijgesteld van overdrachtsbelasting<br />

indien de overdrager de onroerende zaak niet als<br />

bedrijfsmiddel heeft gebruikt. Dit geldt in het algemeen bij de levering<br />

van nieuwe, nog niet in gebruik genomen, onroerende zaken.<br />

Wanneer nieuw onroerend goed wordt verhuurd, wordt dit gezien<br />

als gebruik als bedrijfsmiddel. In dit geval geldt bij latere levering<br />

de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting niet. Wanneer echter<br />

de levering binnen zes maanden na de verhuur plaatsvindt, kan<br />

onder voorwaarden toch kwijtschelding van de overdrachtsbelasting<br />

worden gevraagd.<br />

Indien de overdrager de onroerende zaak wel als bedrijfsmiddel<br />

heeft gebruikt maar de verkrijger de hem in rekening gebrachte OB<br />

niet geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen, is er eveneens een<br />

vrijstelling voor de overdrachtsbelasting van toepassing.<br />

De vrijstelling van overdrachtsbelasting is gekoppeld aan het feit<br />

dat ter zake van dezelfde levering OB is verschuldigd. Overdrachtsbelasting<br />

wordt uitsluitend geheven aangaande de juridische eigendomsoverdracht.<br />

Zoals hiervoor werd gesteld kan OB echter ook<br />

geheven worden ter zake van een economische eigendomsoverdracht.<br />

Als de economische en de juridische eigendomsoverdracht<br />

niet samenvallen, kunnen beide heffingen cumuleren. Eerst is OB<br />

verschuldigd bij de economische eigendomsoverdracht, vervolgens<br />

overdrachtsbelasting bij de latere juridische levering.


210 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

9.6.4 Verhuur van onroerend goed<br />

Bij de verhuur van bedrijfsmatig onroerend goed dat niet ouder is<br />

dan tien jaar verdient het de voorkeur te opteren voor belaste verhuur.<br />

Dit teneinde de correctie van de eerder afgetrokken OB ter<br />

zake van de aanschaf te vermijden. Voor de verhuur van woningen<br />

kan geen optieverzoek worden ingediend.<br />

Ook wanneer sprake is van onroerend goed dat ouder is dan tien<br />

jaar is het aanbevelenswaardig te opteren voor belaste verhuur. De<br />

OB op onderhoudskosten kan dan namelijk worden teruggevorderd.<br />

Wanneer wordt verhuurd aan een niet-oB-plichtige, zal deze laatste<br />

echter geen voorstander zijn van het belast verhuren aangezien<br />

daardoor de huur 17,5% hoger uit zal komen.<br />

Bij de verhuur van onroerend goed dient voorts te worden gelet op<br />

de toepasselijke termijnen ter zake van bestemmingswijziging voor<br />

de WIR en de investeringsaftrek (in het algemeen acht jaar).<br />

9.7 Invoerrechten<br />

Het gebied van de invoerrechten is van groot belang voor ondernemingen<br />

die internationaal opereren. De douanewetgeving betreft<br />

niet alleen de heffing van de rechten, maar ook het toezicht op inen<br />

uitvoerbeperkingen.<br />

Bij invoer uit EG-landen is geen invoerrecht verschuldigd. De heffing<br />

van invoerrechten komt derhalve slechts aan de orde wanneer<br />

goederen van buiten de EG worden ingevoerd.<br />

Wanneer bij het opstellen van commerciële contracten aandacht<br />

wordt besteed aan de mogelijkheden die de douanewetgeving biedt,<br />

kunnen zowel direct als indirect grote besparingen worden gerealiseerd.<br />

In dit verband is het van belang te bezien hoe het verschuldigde<br />

recht wordt berekend.


9 . Fiscale aspecten van contracten 211<br />

9.7.1 Tarief<br />

Voor de meeste handelsgoederen is voor de berekening van het<br />

verschuldigde invoerrecht de volgende formule van toepassing:<br />

invoerrecht = tarief x waarde<br />

Bij invoer uit verschillende landen gelden soms verschillende tarieven<br />

en vrijstellingen. Wanneer sprake is van veredeling kan onder<br />

bepaalde voorwaarden vrijstelling van invoerrecht op delen en onderdelen<br />

worden verkregen, indien zij worden verwerkt in produkten<br />

die buiten de EG worden afgezet.<br />

9.7.2 Waarde<br />

In beginsel wordt de douanewaarde gesteld op de transactieprijs<br />

die voor de goederen is of zal worden betaald als ze worden verkocht<br />

vóór uitvoer naar het land van invoer.<br />

In de toepasselijke EG-verordening is echter bepaald dat, onder<br />

voorwaarden, bij opeenvolgende verkopen tussen juridisch zelfstandige<br />

rechtspersonen, iedere prijs als basis voor de douanewaarde<br />

kan worden gehanteerd mits maar wordt verkocht vóór uitvoer<br />

naar het land van invoer.<br />

Indien bijvoorbeeld tussen de Nederlandse afnemer en de leverancier<br />

buiten de EG een handelmaatschappij, eveneens buiten de EG,<br />

optreedt, mag hetzij de prijs tussen de handelmaatschappij en de<br />

Nederlandse ondernemer, hetzij de prijs tussen de leverancier en de<br />

handelmaatschappij worden gehanteerd. Vooral bij concern-inkoopmaatschappijen<br />

buiten de EG kunnen op dit vlak belangrijke<br />

besparingen worden gerealiseerd, mits men zich maar op de lagere<br />

prijs beroept (aan te tonen met inkoopfacturen).<br />

Bepaalde bestanddelen van de gefactureerde prijs kunnen buiten de<br />

douanewaarde worden gelaten, mits zij zijn te onderscheiden van<br />

de prijs van de goederen.


212 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Voorbeelden van dergelijke bestanddelen zijn de door de koper<br />

betaalde inkoopcommissies en verpakkingskosten, kortingen voor<br />

contante betaling en vrachtkosten opgekomen na de invoer.<br />

9.7.3 Quota<br />

Voor bepaalde goederen gelden invoerbeperkingen ('quota') voor<br />

de invoer uit verschillende landen. Onder andere met betrekking tot<br />

de invoer van textiel doen dit soort beperkingen zich gelden.<br />

9.8 Omzetbelasting, internationale aspecten<br />

Per 1 januari 1993 zijn in verband met de totstandkoming van de<br />

interne markt de fiscale grenzen tussen de EG-landen afgeschaft.<br />

Dit gegeven heeft een aantal belangrijke veranderingen in de regeling<br />

voor de omzetbelasting tot gevolg.<br />

Voor ondernemers zijn dit onder andere de volgende. Binnen de EG<br />

gelden voor de OB de begrippen invoer en uitvoer niet meer. Deze<br />

begrippen worden vervangen door intracommunautaire verwervingen<br />

respectievelijk intracommunautaire leveringen.<br />

Voor deze transacties blijft na I januari 1993 voorlopig het bestemmingslandbeginsel<br />

gelden. Dit betekent dat de levering van een<br />

goed onbelast (dat wil zeggen tegen het O%-tarief) geschiedt en dat<br />

over de verwerving 'OB' wordt geheven in de lidstaat waar de<br />

goederen aankomen. Deze regeling zal in principe blijven gelden<br />

tot 1 januari 1997.<br />

De controle op de communautaire transacties vindt voortaan plaats<br />

aan de hand van de administraties van de bedrijven. Ondernemers<br />

moeten per kwartaal aan de Belastingdienst gaan opgeven hoeveel<br />

zij aan ondernemers uit andere lidstaten hebben geleverd. Het gaat<br />

om een totaalbedrag per afnemer. Bij elke intracommunautaire<br />

transactie moet op de factuur het 'OB' -nummer van de verkoper én<br />

van de afnemer worden vermeld, inclusief de bijbehorende landcodes.<br />

Wanneer een afnemer niet over een OB-nummer beschikt,<br />

wordt de levering altijd belast in het land van oorsprong.


9 . Fiscale aspecten van contracten 213<br />

Het regime van de intracommunautaire levering heeft, in vergelijking<br />

met het regime dat geldt voor de binnenlandse leveringen, als<br />

kenmerk dat zowel de leverancier als de afnemer van de goederen<br />

belastingplichtig is. De leverancier wordt in de heffing betrokken<br />

ter zake van de intracommunautaire levering en de afnemer ter<br />

zake van de intracommunautaire verwerving. Heffing in het land<br />

van bestemming wordt geëffectueerd doordat aan de leverancier ter<br />

zake van de intracommunautaire levering in de lidstaat van vertrek<br />

van de goederen vrijstelling wordt verleend met behoud van recht<br />

op aftrek van voorbelasting (in de systematiek van de wet geldt ter<br />

zake het nultarief), terwijl de afnemer ter zake van de intracommunautaire<br />

verwerving wordt belast in de lidstaat waar de goederen<br />

aankomen tegen het tarief en de voorwaarden die in die lidstaat van<br />

toepassing zijn.<br />

De vrijstelling in verband met een intracommunautaire levering is<br />

aan de volgende voorwaarden gebonden:<br />

Er moet sprake zijn van een levering van goederen.<br />

De goederen moeten door de verkoper of de afnemer voor hun<br />

rekening zijn verzonden of vervoerd buiten het grondgebied van<br />

een lidstaat maar binnen het grondgebied van de EG.<br />

De goederen worden geleverd aan een andere belastingplichtige<br />

ondernemer dan wel aan een niet-belastingplichtige rechtspersoon<br />

die als zodanig zijn geïdentificeerd in een andere lidstaat.<br />

De hiervoor bedoelde ondernemers treden als zodanig op in een<br />

andere lidstaat dan die van vertrek van de verzending of het<br />

vervoer van de goederen.<br />

De verkoper komt niet in aanmerking voor de vrijstelling van<br />

de zogenaamde kleine-ondernemersregeling (als bedoeld in<br />

artikel 24 van de Zesde Richtlijn).<br />

Voor diensten aan ondernemers buiten Nederland maar binnen de<br />

EO geldt de nieuwe regeling niet. Het O%-tarief blijft daarvoor<br />

gelden zonder dat aan de Belastingdienst een opgaaf van de diensten<br />

per afnemer behoeft plaats vindt te vinden.<br />

De maatstaf van heffing van OB terzake van invoer uit niet-Eo-landen<br />

is de douanewaarde vermeerderd met invoerreehten.


214 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Literatuur<br />

Bijl, D.B., 1990, De heffing van omzetbelasting ten aanzien van<br />

onroerend goed, (Kluwer, Deventer).<br />

Dijstelbloem, H.G.M., 1984, Fiscalefaciliteiten bij interne reorganisaties<br />

van naamloze en besloten vennootschappen, (Kl uwer,<br />

Deventer).<br />

Juch, D., 1984, De deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting,<br />

dissertatie, (Kluwer, Deventer).<br />

Lancée, L., 1959, Fiscale winstsplitsing, (Kluwer, Deventer).<br />

Meeles, D.A.M., 1985, Fiscale aspecten van ondernemingen, (Kluwer,<br />

Deventer).<br />

Mohr, A.L., 1991, Civielrechtelijke aspecten van de maatschap,<br />

vof en cv, syllabus PAOB cursus vennootschap onder firma en commanditaire<br />

vennootschap.<br />

Nobel, N., 1990, Winstrechten, (Kluwer, Deventer).<br />

Reugebrink, J., 1990, Omzetbelasting, (6e druk)(Fed, Deventer).<br />

Schonis, H.M.N., 1992, Fiscale bepalingen behorende bij het<br />

handboek voor de naamloze en besloten vennootschap, (twaalfde<br />

druk) (Tjeenk Willink, Zwolle).<br />

Soest, A.J. van, 1983, De regeling van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting,<br />

(Fed, Deventer).<br />

Soest A.J. van, e.a., 1989, Belastingen, (Gouda Quint, Arnhem).<br />

Verburg, J., 1984, Vennootschapsbelasting, (Kluwer, Deventer).


J. W. Bitter<br />

10.1 Inleiding<br />

10<br />

Conflictoplossing<br />

Conflicten zijn verschillen van mening tussen de contractspartijen<br />

die niet, althans niet volledig in het contract voorzien zijn. Een oplossing<br />

kan dan ook niet uit het contract worden afgeleid. Daardoor<br />

leiden conflicten tot onzekerheid. Wiens standpunt is het juiste?<br />

Wat zijn de consequenties voor de een van de juistheid van het<br />

standpunt van de ander? Kan het contract nog worden voortgezet<br />

of moet het worden beëindigd? Bij dergelijke onzekere situaties is<br />

geen der partijen gebaat.<br />

De onderhandelende partijen kunnen conflicten vermijden door ze<br />

op voorhand in een contract te regelen. Een zorgvuldige formulering<br />

van het contract is daartoe een eerste stap. Het is echter een<br />

illusie te menen dat elk conflict op voorhand in kaart gebracht en<br />

geëlimineerd kan worden. Aan partijen moet daarom, indien er<br />

conflicten ontstaan, een adequaat en efficiënt conflictoplossingsmechanisme<br />

ten dienste staan.<br />

In § 10.2, 10.3 en 10.4 wordt een poging gedaan tot inventarisering<br />

van de verschillende categorieën conflicten die zich tussen contractspartijen<br />

kunnen voordoen. Daarbij wordt aandacht gegeven<br />

aan de wijze waarop de tot elk van die categorieën behorende conflicten<br />

op voorhand kunnen worden vermeden. In § 10.2 wordt<br />

aandacht besteed aan conflicten rond de vraag of de overeenkomst<br />

al dan niet bestaat. In § 10.3 wordt aandacht besteed aan conflicten<br />

van inhoudelijke aard, en in § 10.4 wordt aandacht besteed aan de<br />

wijze waarop gerezen conflicten moeten worden opgelost. In §<br />

10.5 ten slotte wordt aandacht besteed aan de situatie die ontstaat<br />

nadat een conflict is gerezen, en aan de verschillende wijzen waarop<br />

het kan worden opgelost. Het onderwerp arbitrage wordt buiten


216 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

beschouwing gelaten. Dat onderwerp komt in hoofdstuk 11 van<br />

deze bundel uitgebreid aan de orde.<br />

10.2 Het bestaan van de overeenkomst<br />

Drie problemen zijn denkbaar:<br />

a. Er is een geschil over de vraag of cr wel een overeenkomst is.<br />

b. De gesloten overeenkomst is geheel of gedeeltelijk nietig.<br />

c. De gesloten overeenkomst kan door één der partijen vernietigd<br />

worden.<br />

10.2.1 Is er een overeenkomst'?<br />

Wie zich op een overeenkomst beroept, zal het bestaan van die<br />

overeenkomst hebben aan te tonen. Wilsovereenstemming tussen<br />

de partijen, blijkend uit samenvallende wilsverklaringen, is een<br />

noodzakelijke voorwaarde voor het bestaan van een overeenkomst.<br />

Ontbreekt de wilsovereenstemming dan is er geen overeenkomst<br />

behoudens het bepaalde in artikel 3.35 BW (de wil van een partij<br />

komt niet overeen met zijn verklaring, de wederpartij is te goeder<br />

trouw op de verklaring afgegaan; zie § 10.2.3). Is er wèl wilsovereenstemming<br />

dan zal er in de regel een overeenkomst zijn maar<br />

zeker is dat niet. Als hetgeen partijen overeen willen komen bij de<br />

wet verboden is, komt, ondanks de wilsovereenstemming, geen<br />

overeenkomst tot stand (zie § 10.2.2).<br />

Bij mondelinge overeenkomsten kan de wilsovereenstemming<br />

tussen de partijen - behalve door getuigen - eigenlijk alleen maar<br />

worden bewezen door aan te tonen dat de partijen een begin van<br />

uitvoering aan de overeenkomst gegeven hebben. Is er sprake van<br />

een schriftelijke door beide partijen ondertekende overeenkomst,<br />

dan kan het bestaan van wilsovereenstemming alleen nog maar<br />

ontkend worden door aan te tonen dat degene die voor één der<br />

partijen het contract ondertekende daartoe niet bevoegd was (voorbeeld:<br />

de directeur die namens zijn vennootschap een contract<br />

heeft ondertekend, mag dat alleen doen indien zijn mede-directeur<br />

daarmee heeft ingestemd).


10 . Conflictoplossing 217<br />

De omstandigheid dat degene die een overeenkomst ondertekende<br />

daartoe niet bevoegd was, is niet meer van belang zo gauw beide<br />

partijen een begin aan de uitvoering van de overeenkomst hebben<br />

gemaakt.<br />

Wie wil voorkomen dat zijn wederpartij zich op enig moment op<br />

het ontbreken van wilsovereenstemming zal beroepen raadplege<br />

het Handelsregister. Daar staan de in Nederland opererende ondernemingen<br />

(naamloze en besloten vennootschappen, vennootschappen<br />

onder firma, coöperatieve verenigingen etc., maar geen maatschappen)<br />

geregistreerd onder vermelding van degene(n) die bevoegd<br />

is of zijn die ondernemingen te vertegenwoordigen en onder<br />

vermelding van eventuele bevoegdheidsbeperkingen.<br />

Hetzelfde geldt voor stichtingen en voor bij notariële akte opgerichte<br />

verenigingen (artikel 2:29 en 2:289 BW).<br />

Bevoegdheidsbeperkingen die niet uit een inschrijving bij de Kamer<br />

van Koophandcl blijken kunnen aan derden niet worden tegengeworpen<br />

(artt. 30a en 31 Hrgw.; 2:29, 2:43.5, 45 en 289 BW).<br />

10.2.2 Nietige overeenkomsten<br />

Bevat een overeenkomst bepalingen die in strijd zijn met bepalingen<br />

van dwingend recht, dan kan dat ertoe leiden dat de overeenkomst<br />

in zijn geheel nietig is. Mogelijk is echter dat alleen de<br />

contractsbepaling die in strijd met het dwingend recht is, nietig is<br />

en dat de overeenkomst overigens gewoon in stand blijft ('partiële<br />

nietigheid') .<br />

Of van partiële nietigheid of van algehele nietigheid sprake zal zijn<br />

is afhankelijk van het verband tussen de nietige bepaling en de rest<br />

van de overeenkomst (artt. 3:40 en 3:41 BW). Een bepaling in een<br />

arbeidsovereenkomst die het de werkgever toestaat tot 20% van het<br />

loon van de werknemer te verrekenen met vorderingen van de<br />

werkgever op de werknemer, is nietig (artikel 7 A 1638.3 BW) maar<br />

zal niet snel tot nietigheid van de gehele overeenkomst leiden.<br />

Prijsafspraken, al dan niet gepaard gaand aan een te vergaande gebiedsbescherming<br />

in een overeenkomst tussen een leverancier en<br />

diens wederverkoper, zijn al gauw nietig wegens strijd met het EG­<br />

Kartelrecht (tenzij de overeenkomst een puur nationaal karakter


218 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

heeft), en dergelijke afspraken zullen - gezien het meer dan zijdelings<br />

belang dat zij in de regel voor partijen hebben - al gauw<br />

leiden tot algehele nietigheid van de overeenkomst.<br />

Naast strijd met een bepaling van dwingend reeht kan ook strijd<br />

met de goede zeden of de openbare orde tot nietigheid leiden. Van<br />

dat laatste is ook sprake bij overeenkomsten die inhoudelijk in orde<br />

zijn maar die verplichten tot handelingen in strijd met de wet, de<br />

goede zeden of de openbare orde.<br />

Een checklist voor nietigheden wegens de strijd met de wet is - zeker<br />

in het bestek van dit hoofdstuk - niet te geven.<br />

Het risico van algehele nietigheid van overeenkomsten wegens<br />

strijd van een enkele daarin opgenomen bepaling met regels van<br />

dwingend recht is overigens maar gering. In het thans geldende<br />

Burgerlijk Wetboek heeft de wetgever ernaar gestreefd de algehele<br />

nietigheid van rechtshandelingen (en dus van overeenkomsten die<br />

daaruit voortvloeien) zo veel mogelijk te beperken. Overeenkomsten<br />

die de handel tussen de EG-lidstaten kunnen beïnvloeden (bijvoorbeeld:<br />

een distributie-overeenkomst, een octrooilicentie-overeenkomst<br />

etc.) mogen, op straffe van algehele of partiële nietigheid,<br />

niet in strijd zijn met het EG-Kartelrecht. Wie dergelijke overeenkomsten<br />

sluit, zal nauwkeurig moeten controleren of de overeenkomst<br />

geen nietigheden bevat.<br />

Van strijd met de openbare orde en de goede zeden zal- afgezien<br />

van het geval dat de overeenkomst zelf niet in strijd met een wettelijk<br />

voorschrift is, maar wel verplicht tot een handeling die dat wèl<br />

is - niet gauw sprake zijn (V gl. Ktr. Breda 11 maart 1992, Prg<br />

3684: een overeenkomst tot prostitutie is in beginsel niet in strijd<br />

met de goede zeden).<br />

10.2.3 De vernietigbare overeenkomst; wilsgebreken<br />

Een overeenkomst komt in beginsel tot stand door met elkaar samenvallende<br />

wilsverklaringen, wils aanbod en aanvaarding (artikel<br />

6:217 BW). Wie een verklaring aflegt die niet samenvalt met zijn<br />

wil is in beginsel gebonden aan zijn verklaring en niet aan zijn wil.<br />

Dat geldt natuurlijk niet bij evidente vergissingen. Wie schriftelijk<br />

verklaart een huis te willen verkopen voor een bedrag groot


10 . Conflictoplossing 219<br />

f 200.000,- terwijl de marktwaarde f 2.000.000,- is kan niet te<br />

goeder trouw aan zijn verklaring worden gehouden. Wil en verklaring<br />

vallen hier niet samen. Dat zal ook het geval zijn indien één<br />

partij een overeenkomst sluit onder invloed van geestelijke stoornis.<br />

De overeenkomst is dan vernietigbaar (art. 3:34 BW). Overeenkomsten<br />

die gesloten zijn door een handelingsonbekwame (een<br />

minderjarige of een onder curatele gestelde) zijn vernietigbaar,<br />

onverschillig of de wil en de verklaring van de onbekwame met<br />

elkaar samenvielen of niet. Vernietiging vindt plaats door een<br />

enkele mededeling door degene die een beroep op de vernietigingsgrond<br />

doet (artikel 3:49 BW) of door de Rechter.<br />

Buiten de zojuist genoemde gevallen kent de wet nog vier gevallen<br />

(zogenaamde wilsgebreken) waarin het degene die een verklaring<br />

aflegde die op het moment dat zij geuit werd met zijn wil overeenkwam,<br />

is toegestaan op die verklaring terug te komen en de overeenkomst<br />

te vernietigen.<br />

Dwaling is het belangrijkste wilsgebrek. Van dwaling is sprake<br />

indien de dwalende partij bij het verklaren van zijn wil was uitgegaan<br />

van foute veronderstellingen, en indien hij de overeenkomst<br />

niet had gesloten als hij die veronderstellingen wèl had gekend,<br />

terwijl zijn wederpartij dat wist ofhad moeten weten (artikel 6:228<br />

BW). Iemand die, onder opgave van alle relevante gegevens van<br />

zijn woning, een centrale verwarmingsketel koopt en daarbij bovendien<br />

nog mededeelt dat de ketel voor de verwarming van die<br />

woning bedoeld is, kan in beginsel een beroep op dwaling doen<br />

indien de geleverde ketel niet de juiste capaciteit blijkt te hebben.<br />

Op dat punt had de verkoper jegens de koper een mededelingsplicht.<br />

Aan de andere kant mag in het gegeven voorbeeld de koper<br />

natuurlijk niet al te lichtvaardig van bepaalde feiten en omstandigheden<br />

uitgaan.<br />

De mogelijkheid van een beroep op dwaling kan op een aantal manieren<br />

beperkt worden. Men zal tijdens de onderhandelingen in<br />

overeenstemming met zijn mededelingsplicht hebben te handelen.<br />

Waar duidelijk wordt dat bepaalde feiten en omstandigheden voor<br />

de wederpartij van essentieel belang zijn, kan men hem voor mogelijk<br />

dwalen behoeden (dat geldt voor een mogelijkerwijs te geringe


220 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

capaciteit van de verwarmingsketel in bovenstaand voorbeeld).<br />

Men moet daarbij natuurlijk ook weer niet overdrijven. De partijen<br />

hebben natuurlijk niet alleen een mededelingsplicht, maar ook een<br />

onderzoeksplicht.<br />

In sommige contracten wordt wel de clausule opgenomen dat de<br />

wederpartij, alvorens te tekenen, voldoende gelegenheid heeft<br />

gehad om over de inhoud van de overeenkomst na te denken. Dergelijke<br />

bepalingen kunnen de partij die zich op dwaling wil beroepen<br />

wel worden tegengeworpen maar sluiten een beroep op dwaling<br />

op zich niet uit.<br />

Bij koopovereenkomsten waarin het verkochte 'voetstoots' of 'as<br />

is, where is' verkocht wordt, is een beroep op dwaling niet aan de<br />

orde. In dergelijke overeenkomsten wordt alleen het verkochte<br />

geïdentificeerd. De koper moet zelf maar onderzoeken wat de zaak,<br />

in de staat waarin die zich bevindt, hem waard is.<br />

Een tweede wilsgebrek is bedrog. Bij bedrog is sprake van kunstgrepen<br />

(bijvoorbeeld onjuiste mededelingen), die met opzet worden<br />

gedaan, waardoor de wederpartij wordt bewogen tot het aangaan<br />

van een overeenkomst (artikel 3:44.3 BW). Aanprijzingen in<br />

algemene bewoordingen (mijn sinaasappels zijn de beste) leveren,<br />

ook al zijn ze onwaar, geen bedrog op. Hoe specifieker de onware<br />

mededeling wordt, hoe groter de kans dat die mededeling bedrog<br />

oplevert.<br />

Een bonafide partij zal cr weinig moeite mee hebben te bereiken<br />

dat de mogelijkheid van een succesvol beroep op bedrog door zijn<br />

wederpartij tot het uiterste wordt beperkt.<br />

Hetzelfde kan men zeggen voor het derde wilsgebrek: bedreiging<br />

(artikel 3:44.2 BW). Daarvan is niet alleen sprake bij fysieke bedreiging,<br />

maar ook indien op zich geoorloofde middelen op oneigenlijke<br />

wijze worden gebruikt om een ander ertoe te brengen een<br />

overeenkomst aan te gaan. Men kan bijvoorbeeld iemand dreigen<br />

zijn faillissement aan te vragen tenzij hij een bijzonder onvoordelige<br />

overeenkomst sluit (vergelijk Hijma, T & C, pagina 44 § 4<br />

sub b).


10 . Conflictoplossing 221<br />

Het vierde wilsgebrek is misbruik van omstandigheden (artikel<br />

3:44.4 BW). Van misbruik van omstandigheden kan sprake zijn indien<br />

één der partijen door bijzondere omstandigheden (niet alleen<br />

noodtoestand en abnormale geestestoestand, maar ook lichtzinnigheid<br />

en onervarenheid) bewogen wordt tot het sluiten van een overeenkomst,<br />

terwijl de ander het sluiten van die overeenkomst bevordert<br />

ofschoon hetgeen hij weet of moet weten hem daarvan had<br />

behoren te weerhouden.<br />

Wie al te gemakkelijk met een onervarene, met een lichtzinnige, of<br />

met iemand die anderszins onder invloed is van bijzondere omstandigheden,<br />

contracteert, riskeert daarmee mogelijk dat de overeenkomst<br />

uiteindelijk wegens het zojuist genoemde wilsgebrek wordt<br />

vernietigd.<br />

Een bijzondere mogelijkheid tot vernietiging van een overeenkomst<br />

wordt gegeven in art. 3:45 BW: derden die door een overeenkomst<br />

van hun debiteur met een ander worden benadeeld kunnen<br />

die overeenkomst (waarbij zij geen partij zijn) vernietigen (art.<br />

3:45 BW).<br />

10.3 Conflicten met betrekking tot de inhoud van<br />

de overeenkomst<br />

Vijf gevallen zijn denkbaar:<br />

a. De partijen verschillen van mening over de vraag of zij voor<br />

een concreet geval wel rechten en plichten zijn aangegaan (de<br />

overeenkomst bevat lacunes).<br />

b. De partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst een bepaalde<br />

verplichting bevat, maar zij verschillen van mening over<br />

de exacte inhoud van die verplichting.<br />

c. De partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst een bepaalde<br />

verplichting bevat, maar er is verschil van mening over<br />

de vraag of degene die moet nakomen dat in werkelijkheid ook<br />

deed.<br />

d. De partijen zijn het erover eens dat de één wanprestatie pleegde<br />

jegens de ander maar ze zijn het er niet over eens welke de door


222 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

de overeenkomst voorziene rechtsgevolgen van die wanprestatie<br />

zijn.<br />

e. De wanpresterende partij wil in het geheel niet nakomen en stelt<br />

zich volstrekt passief op.<br />

10.3.1 Lacunes<br />

Stel: een producent van goederen stelt voor een bepaald gebied een<br />

exclusief wederverkoper aan. De partijen bedingen dat de leverancier<br />

in het gebied geen andere wederverkoper zal aansteIlen maar<br />

het contract bevat geen bepalingen omtrent de activiteiten van de<br />

leverancier zelf binnen het contractsgebied. Op dit punt bevat het<br />

contract een lacune. Was het de bedoeling van partijen elke concurrentie<br />

tussen de wederverkoper en de leverancier binnen het<br />

contractsgebied uit te sluiten en hebben zij die bedoeling niet adequaat<br />

verwoord, of waren de partijen het er juist over eens dat de<br />

leverancier wel degelijk direct met de wederverkoper zou mogen<br />

concurreren? Een derde mogelijkheid is dat de partijen domweg<br />

vergeten waren aandacht te schenken aan de mogelijkheid van<br />

concurrentie tussen de wederverkoper en zijn leverancier.<br />

De Rechter wiens oordeel gevraagd wordt in een geschil tussen de<br />

distributeur en de leverancier die binnen het contractsgebied heeft<br />

geopereerd, kan in principe kiezen tussen twee opties:<br />

De partijen verplichten zich alleen tot hetgeen uitdrukkelijk<br />

overeengekomen is: de leverancier mag dus met de distributeur<br />

concurreren.<br />

De partijen moeten de overeenkomst niet alleen naar de letter<br />

maar ook naar de geest uitvoeren: als de partijen duidelijk bedoeld<br />

hebben dat de wederverkoper als enige de produkten van<br />

de leverancier in het contractsgebied zou mogen distribueren,<br />

dan mag de leverancier dat niet ook al is er geen bepaling in het<br />

contract die hem dat uitdrukkelijk verbiedt. Deze laatste benadering<br />

is de benadering van de Nederlandse wetgever (artikel<br />

6:248 BW).


10 . Conflictoplossing 223<br />

Het verdient aanbeveling het contract in de onderhandelingsfase op<br />

lacunes te controleren. Wie een probleem niet voorziet riskeert de<br />

mogelijkheid van een hem onwelgevallige rechterlijke uitspraak.<br />

Wie er bewust op aanstuurt dat een bepaald probleem niet geregeld<br />

wordt moet, in ieder geval in Nederland, voorzichtig zijn. De Rechter<br />

kan de overeenkomst immers altijd door interpretatie aanvullen.<br />

10.3.2 Onduidelijke verplichtingen<br />

Stel: in het in § 10.3.1 bedoelde geval heeft de leverancier zich verplicht<br />

bepaalde goederen aan de wederverkoper te leveren, maar de<br />

partijen hebben niet afgesproken waar en wanneer. In dat geval kan<br />

er een geschil ontstaan over de juiste interpretatie van het begrip<br />

levering en daarmee over de vraag of de leverancier in een gegeven<br />

geval nu wel of niet aan zijn leveringsverplichting voldaan heeft.<br />

Dit geval verschilt maar marginaal van het in § 10.3.1 genoemde<br />

en voor de uitwerking van het zojuist gegeven voorbeeld wordt dan<br />

ook naar § 10.3.1 terug verwezen.<br />

10.3.3 De inhoud van de verplichting is duidelijk maar<br />

onduidelijk is of de verplichting is nagekomen<br />

Stel: de leverancier en de distributeur zijn overeengekomen dat de<br />

eerste de goederen 'af fabriek' zal leveren. De wederverkoper die<br />

het transport heeft verzorgd constateert dat de goederen bij aflevering<br />

in zijn plaats van vestiging beschadigd zijn. In dat geval kan<br />

er een geschil ontstaan over de vraag wie voor de schade aansprakelijk<br />

is. In principe zal dat de leverancier zijn als de schade er al<br />

was op het moment dat de goederen zijn fabriek verlieten. Is de<br />

schade pas tijdens het transport ontstaan dan zal de schade voor<br />

risico van de wederverkoper komen.<br />

Op problemen van deze soort kan geanticipeerd worden, bijvoorbeeld<br />

door af te spreken dat een onafhankelijke derde de goederen<br />

bij het verlaten van de fabriek van de leverancier zal controleren.<br />

Partijen kunnen bovendien verklaren dat zij zich bij voorbaat bij<br />

het oordeel van de derde neerleggen.


224 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

10.3.4 De niet-nakoming staat vast maar de consequenties<br />

ervan niet<br />

Stel: de leverancier heeft goederen geleverd en de partijen zijn het<br />

erover eens dat en in welke mate zij beschadigd zijn aangekomen.<br />

De wederverkoper lijdt dan schade (hij kan bijvoorbeeld niet leveren<br />

aan zijn kopers die hem aansprakelijk houden; er is gederfde<br />

winst, en hij maakt kosten).<br />

Met de vaststelling van het schadebedrag kan veel tijd gemoeid<br />

zijn hetgeen in het voordeel is van degene die moet betalen.<br />

Op een probleem als het zojuist aangeduide kan geanticipeerd worden<br />

door de schade vantevoren in het contract te fixeren of te maximeren<br />

of door te bepalen dat de leverancier bij ondeugdelijke levering<br />

een boete verschuldigd zal zijn. In het laatste geval zal de wederverkoper<br />

in beginsel niet naast de boete ook op vergoeding van<br />

zijn schade aanspraak kunnen maken. Het is echter toegestaan te<br />

bedingen dat naast de boete ook schadevergoeding verschuldigd<br />

zal zijn (zie artt. 6:91-94 BW).<br />

10.3.5 De volstrekt passieve wederpartij<br />

Stel: in het § 10.3.4 gegeven voorbeeld bestaat er op zich geen discussie<br />

over de vraag of de leverancier in de nakoming van zijn verplichting<br />

tekort is geschoten noch over de vraag of de leverancier<br />

aan de wederverkoper het contractueel gefixeerde schadebedrag<br />

verschuldigd is.<br />

De leverancier stelt zich alleen volstrekt passief op. De wederverkoper<br />

zou nu moeten gaan procederen (zie § 10.5), maar hij weet<br />

niet of de leverancier wel verhaal biedt.<br />

Om dergelijke problemen te voorkomen kunnen de partijen afspreken<br />

dat zij (eventueel over en weer) bankgaranties aan elkaar zullen<br />

afgeven, waaronder door de niet wan presterende partij ten laste<br />

van de wanpresterende partij getrokken kan worden. De eenvoudigste<br />

vorm van een dergelijke garantie is de 'on demand' -garantie.<br />

Bij dergelijke garanties is de enkele stelling van de partij die er een<br />

beroep op doet dat de wederpartij zijn verplichtingen niet nakomt


10 . Conftietoplossing 225<br />

en derhalve een bepaald schadebedrag verschuldigd is, voldoende<br />

voor uitbetaling.<br />

Na uitbetaling onder de garantie zijn dc rollen omgedraaid. De<br />

partij aan wie wanprestatie wordt verweten zal mogelijk, om zijn<br />

geld terug te krijgen, een procedure moeten beginnen tegen degene<br />

aan wie is uitbetaald.<br />

10.4 Conflicten op het gebied van de wijze van<br />

geschillenbeslechting<br />

Tenzij partijen wensen dat hun geschillen door arbiters worden beslecht<br />

(daarover meer in de bijdrage van Van den Berg in hoofdstuk<br />

11 van deze bundel), zullen geschilen tussen de partijen aan de<br />

overheidsrechter moeten worden voorgelegd. Bij internationale<br />

contracten is het vinden van de bevoegde Rechter vaak een probleem<br />

op zichzelf. Bovendien zal het, in geval van geschillen waarbij<br />

een partij betrokken is die niet gevestigd is in een land dat niet<br />

is aangesloten bij het EEX of bij EVEX -Verdrag mogelijk zijn dat<br />

twee Rechters tegelijkertijd worden geadieerd teneinde één en<br />

hetzelfde geschil op te lossen. Om deze en dergelijke problemen te<br />

voorkomen doen partijen er goed aan één Rechter aan te wijzen die<br />

bevoegd zal zijn alle tussen hen gerezen geschillen op te lossen.<br />

Daartoe dienen partijen een zogenaamde forumkeuzeclausule in<br />

hun overeenkomst op te nemen (zie daaromtrent in deze bundel<br />

hoofdstuk 7 (Vlas), § 7.4.2).<br />

Bij het formuleren van een forumkeuzeclausule moet er aan gedacht<br />

worden de categorie van geschillen waarop de clausule betrekking<br />

heeft zo ruim mogelijk te definiëren. Wie bepaalt dat alle<br />

geschillen ter zake van de interpretatie van de overeenkomst aan de<br />

Rechter te X worden voorgelegd loopt de kans dat die Rechter zich<br />

niet bevoegd acht zodra het geschil de rechtsgevolgen blijkt te<br />

betreffen die het toepasselijk recht aan niet-nakoming door één der<br />

partijen verbindt. Wie in zijn forumkeuzeclausule bepaalt dat geschillen<br />

onder deze overeenkomst uitsluitend worden voorgelegd<br />

aan de Rechter te X loopt de kans dat de forumkeuzeclausule niet<br />

zal blijken te gelden voor nadere overeenkomsten die uit 'deze'<br />

overeenkomst voortvloeien.


226 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Een forumkeuzeclausule werkt, kortom, het best indien<br />

de clausule slechts één competente Rechter aanwijst; en<br />

de clausule een zo ruim mogelijke definitie bevat van de geschillen<br />

ter zake waarvan de aangewezen Rechter bij uitsluiting<br />

van enig andere Rechter bevoegd zal zijn.<br />

Kiezen de partijen voor conftietoplossing in arbitrage, dan zullen<br />

zij daartoe een arbitraal beding in hun overeenkomst moeten opnemen.<br />

De problematiek die zich daarbij voordoet, wordt besproken<br />

door Van den Berg in diens bijdrage in deze bundel (hoofdstuk 11).<br />

10.5 De oplossing van eenmaal gerezen geschillen<br />

10.5.1 Overleg<br />

Contractspartijen tussen wie een geschil is gerezen doen er goed<br />

aan eerst alle mogelijkheden voor een minnelijke schikking uit te<br />

putten, alvorens hun geschil aan derden voor te leggen. In sommige<br />

contracten wordt dat de partijen met zoveel woorden opgedragen.<br />

Niet ongebruikelijk is ook dat een contractsbepaling de partijen<br />

gebiedt om, in geval van een belangrijke verandering van omstandigheden<br />

(waar uiteraard geschillen uit kunnen voortvloeien) bij<br />

elkaar te rade te gaan om over tussentijdse wijziging van de overeenkomst<br />

te onderhandelen (zo bijvoorbeeld artikel 11 van de<br />

Algemene Verkoop- en Leveringsvoorwaarden van Nefarma).<br />

Volgens art. 6:258 BW kan de rechter op verzoek van één der contractspartijen<br />

de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze<br />

geheel of gedeeltelijk ontbinden. Voorwaarde daarvoor is dat er<br />

sprake is van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn<br />

dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid<br />

ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag verwachten.


10 . Conflictoplossing 227<br />

10.5.2 De overheidsrechter<br />

10.5.2.1 Voorlopige en bewarende maatregelen<br />

Procedures kunnen jaren duren. Vaak heeft een bij een conflict betrokken<br />

partij echter behoefte aan een uitspraak op korte termijn.<br />

De concurrentie die de leverancier zijn wederverkoper in het voorbeeld<br />

van § 10.3.1 hierboven aandoet, is misschien wel zo moordend<br />

dat de wederverkoper bij afwezigheid van een rechterlijke<br />

beslissing op korte termijn in zijn voordeel, zijn activiteiten zal<br />

moeten beëindigen, of zelfs zijn faillissement zal moeten aanvragen.<br />

In zo'n geval werkt de vaststelling van de rechter, na jarenlang<br />

procederen, dat de leverancier ten onrechte zijn wederverkoper<br />

heeft beconcurreerd, als mosterd na de maaltijd. De wederverkoper<br />

heeft behoefde aan een snelle voorziening, en om die te<br />

krijgen kan hij een Kort Geding beginnen waarin hij vraagt om een<br />

verbod aan de leverancier om hem te beconcurreren, op straffe van<br />

verbeurte van een dwangsom (artt. 289 e.v. Rv.).<br />

Een Kort Geding wordt gevoerd ten overstaan van de President van<br />

een Arrondissementsrechtbank.<br />

Voorzieningen in Kort Geding zijn voorlopige maatregelen. Definitieve<br />

beslissingen worden genomen in een bodemprocedure (in<br />

eerste instantie bij de Kantonrechter of bij de Rechtbank). In de<br />

praktijk komt het vaak voor dat de partijen na een Kort Geding<br />

procedure geen behoefte meer hebben aan het voeren van zo'n<br />

bodemprocedure en dat zij de door de President gegeven voorlopige<br />

voorziening als definitief aanvaarden.<br />

In zaken die horen tot de competentie van de Kantonrechter (zie §<br />

10.5.2.4) kan ook aan de Kantonrechter gevraagd worden een voorlopige<br />

voorziening te geven (artikel 116 Rv.).<br />

Wie er niet zeker van is dat zijn wederpartij aan een veroordelend<br />

vonnis zal kunnen voldoen, kan een verzoek richten tot de President<br />

om ten laste van zijn wederpartij conservatoir beslag te mogen<br />

leggen. Daardoor worden vermogensbestanddelen van de beslagene<br />

geblokkeerd en de beslaglegger kan zich erop verhalen wanneer<br />

hij de door hem te beginnen procedure wint. Men kan beslag leggen<br />

onder de schuldenaar zelf (bijvoorbeeld op diens huis), onder<br />

derden (bijvoorbeeld bij de bank van de schuldenaar) of onder


228 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

zichzelf (op een schuld die de beslaglegger nog aan de beslagene<br />

heeft). De President die toestemming geeft tot het leggen van beslag<br />

onder de sehuldenaar of van derdenbeslag, bepaalt tegelijkertijd<br />

binnen welke termijn de beslaglegger op straffe van verval van<br />

het beslag een bodemprocedure tegen de beslagene moet beginnen.<br />

Bij het eigenbeslag hoeft dat niet. Dat beslag wordt aan de beslagene<br />

medegedeeld tegelijk met de dagvaarding van de beslagene in<br />

de bodemprocedure.<br />

De hier bedoelde beslagen moeten tegen adequate zekerheidstelling<br />

(bijvoorbeeld tegen een bankgarantie) worden opgeheven.<br />

10.5.2.2 Voorlopig getuigenverhoor<br />

Wie twijfelt of hij in een bodemprocedure voldoende bewijs kan<br />

leveren voor zijn stellingen kan de Rechter verzoeken een voorlopig<br />

getuigenverhoor te bevelen (artikel 214 e.v. Rv.). Wie om een<br />

voorlopig getuigenverhoor verzoekt moet aangeven welk geschil<br />

hij met wie heeft, en welke getuigen hij zou willen horen.<br />

Wordt het verzoek toegewezen, dan kan ook de wederpartij getuigen<br />

doen oproepen. Aan het einde van het voorlopig getuigenverhoor<br />

zullen de partijen doorgaans een beter inzicht hebben in hun<br />

proeeskansen in een bodemprocedure. Het verzoek om, ofhet deelnemen<br />

aan een voorlopig getuigenverhoor betekent niet dat men op<br />

enigerlei wijze verplieht is daarna een procedure te beginnen. Een<br />

voorlopig getuigenverhoor kan er dus zowel toe leiden dat een proeedure<br />

begonnen wordt als dat een procedure geheel achterwege<br />

blijft.<br />

10.5.2.3 Termijnen<br />

Wie procedeert, moet letten op de verjarings- en vervaltermijnen<br />

die op de door hem in te stellen rechtsvordering van toepassing<br />

zijn. Verjaringstermijnen kunnen verlengd worden. Bij vervaltermijnen<br />

kan dat niet.<br />

Volgens artikel 3:306 BW verjaren rechtsvorderingen door verloop<br />

van twintig jaren. Op deze als algemene regel geformuleerde bepaling<br />

bestaan zeer veel uitzonderingen. Een zeer belangrijke uitzondering<br />

is neergelegd in artikel 3:307 BW: vorderingen tot nakoming


10 . Conftietoplossing 229<br />

van contractuele verplichtingen verjaren na vijf jaren vanaf hun<br />

opeisbaarheid.<br />

Artikel 7:23 BW voorziet in een korte vervaltermijn voor de koper<br />

die zijn verkoper wil aanspreken wegens gebrekkigheid van het<br />

gekochte. De koper moet zich 'binnen bekwame tijd' na de ontdekking<br />

van het gebrek bij de verkoper beklagen op straffe van verval<br />

van enig recht daartoe.<br />

10.5.2.4 De bodemprocedure<br />

Bodemprocedures worden begonnen bij de Kantonrechter of bij de<br />

Rechtbank. De eerste is onder meer bevoegd bij vorderingen tot<br />

een beloop van f 5.000,-, bij conflicten betreffende arbeidsovereenkomsten,<br />

agentuurovereenkomsten of collectieve arbcidsovereenkomsten<br />

(maar niet in procedures tussen naamloze cn/of besloten<br />

vennootschappcn en aan dirccteuren), in zaken betreffcnde<br />

huur(koop) en pacht (artt. 38, 39 Wet R.O.) en in geschillen met<br />

betrekking tot de gerechtigdheid tot het voeren van een handelsnaam<br />

(artikel 6.1 Hnw).<br />

Als de Kantonrechter niet bevoegd is, is de Rechtbank dat wcl. Als<br />

regel wordt de gedaagde gedagvaard voor de Rechter van het kanton<br />

of het arrondissement waarin hij woont (artt. 97 en 126.1 Rv.).<br />

Daarop bestaan uitzonderingen. Rechtsvorderingen tussen naamloze<br />

en besloten vennootschappen en hun directeur worden voorgelegd<br />

aan de Rechtbank van de plaats van vestiging van de vennootschap<br />

(artt. 2:131 en 2:241 BW). Bij arbeidszaken is ook de Kantonrechter<br />

ter plaatse waar de arbeid gewoonlijk verricht wordt of<br />

werd, bevoegd (artikel 98.2 Rv.).<br />

In zaken die tot de competentie van de Rcchtbank behoren, is het<br />

partijen in principe toegestaan af te spreken dat zij hun geschillen<br />

aan één door hen aan te wijzen Rechter zullcn voorleggen, en niet<br />

aan de Rechter dic volgens de wet bevoegd zou zijn. Dergelijke<br />

afspraken zijn in beginsel nietig indien zij een geschil betreffen dat<br />

tot de competentie van de Kantonrechter behoort (artikel 1 00 Rv.).<br />

Tegen vonnissen van de Kantonrechter kan hoger beroep worden<br />

ingesteld bij de Rechtbank tenzij de oorspronkelijk ingestelde<br />

vordering minder dan f 2.500,- beloopt (artikel 39 R.O.). Soms,<br />

zoals bij beschikkingen ex artikel 7 A 1639w (ontbinding van ar-


230 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

beidsovereenkomsten door de Kantonrechter) is hoger beroep<br />

uitgesloten.<br />

Tegen in eerste instantie gewezen rechtbankvonnissen is hoger beroep<br />

steeds mogelijk. Het wordt ingesteld bij het Gerechtshof. Na<br />

het hoger beroep is er in beginsel de mogelijkheid van cassatie bij<br />

de Hoge Raad der Nederlanden. In cassatie worden, in tegenstelling<br />

tot het hoger beroep, de feiten niet nogmaals onderzocht. Er<br />

wordt slechts onderzocht of het recht geschonden is, en of er sprake<br />

is van verzuim van vormen.<br />

De termijn om in hoger beroep of cassatie te gaan bedraagt doorgaans<br />

drie maanden.<br />

10.5.2.5 De bijzondere Kantongerechtsprocedure ex artikel<br />

43 R.O.<br />

Elk geschil dat voor dading of compromis vatbaar is, kan door de<br />

partijen gezamenlijk aan de Kantonrechter ter afdoening worden<br />

voorgelegd. De partijen moeten zich daartoe gezamenlijk tot de<br />

Kantonrechter wenden. Hoger beroep tegen diens vonnis is alleen<br />

mogelijk als partijen zich het recht daartoe uitdrukkelijk voorbehouden<br />

(artikel 43 R.O.). De procedure van artikel 43 R.O. is te<br />

vergelijken met arbitrage (zie hoofdstuk 11), maar is aanzienlijk<br />

goedkoper. Er wordt - volgens velen ten onrechte - te weinig gebruik<br />

van gemaakt.<br />

10.5.3 Alternatieve wijzen van geschiloplossing; bemiddeling<br />

en conciliatie<br />

Het begrip alternatieve conflictoplossing omvat al die wijzen van<br />

geschillenbeslechting die, in tegenstelling tot arbitrage en overheidsrechtspraak,<br />

niet uitmonden in een rechtens afdwingbaar<br />

vonnis. Van een alternatieve wijze van conflictoplossing kan alleen<br />

sprake zijn als beide partijen dat willen. Het aantal verschijningsvormen<br />

van alternatieve geschillenoplossing (in het Engels' Alternative<br />

Dispute Resolution' ,A.D.R.) is onbeperkt. Hierna worden de<br />

meest bekende wijzen van conflictoplossing kort genoemd en verklaard.


10 . Conflictoplossing 231<br />

Bemiddeling: beide partijen benoemen een bemiddelaar die tot taak<br />

heeft een compromis uit te werken dat aan de partijen ter goedkeuring<br />

wordt voorgelegd<br />

Med arb: partijen benoemen de arbiters die tot taak krijgen een<br />

compromis tussen de partijen tot stand te brengen. Lukt dat niet,<br />

dan moeten de arbiters de knoop doorhakken en vonnis wijzen.<br />

Mini-trial: partijen voeren een 'procedure' ten overstaan van een<br />

niet beslissingsbevoegde voorzitter. Zo kan elk der partijen zijn<br />

eigen zwakke punten en die van zijn wederpartij in kaart brengen.<br />

Een mini-trial kan ertoe leiden dat de partijen er bij nader inzien<br />

toch maar de voorkeur aan geven hun geschil in der minne te schikken<br />

in plaats van daarover te gaan procederen.<br />

A.D.R. heeft een aantal voordelen. Het is niet zozeer gericht op de<br />

veroordeling van de een ten koste van de ander maar veeleer op het<br />

weer bij elkaar brengen van de partijen. In vergelijking met overheidsrechtspraak<br />

en arbitrage kan A.D.R. tijdbesparend werken.<br />

Er zijn ook nadelen aan A.D.R. verbonden: als A.D.R. mislukt, dan<br />

moeten de partijen alsnog gaan procederen. Dat zal betekenen dat<br />

de aan A.D.R. bestede tijd verloren tijd was. Als partijen te goeder<br />

trouw aan A.D.R. meewerken, dan laten zij zich wederzijds in de<br />

kaart kijken hetgeen een nadeel kan zijn indien de poging tot confEctoplossing<br />

niet slaagt en zij hun geschillen aan de overheidsrechter<br />

of aan arbiters moeten voorleggen. De terughoudendheid<br />

van partijen tijdens de A.D.R.-procedure die daardoor ontstaat, zal<br />

een contra-produktief effeet hebben. Ten slotte worden verval- en<br />

verjaringstermijnen door een A.D.R.-procedure in beginsel niet<br />

geschorst of gestuit.<br />

In ons land wordt met name in de computer(software)-industrie van<br />

alternatieve geschillen oplossing gebruik gemaakt.


232 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Literatuur<br />

Nederlands Burgerlijk Procesrecht<br />

Hugenholtz, Heemskerk, 1991, Hoofdlijnen van Nederlands Burgerlijk<br />

Procesrecht, (Utrecht).<br />

Schenk, W., 1984, Het Kort Geding, (Deventer).<br />

Ynzonides, M., G.J. Meijer, 1992, De Civiele Kantongerechtsprocedure,<br />

(Zwolle).<br />

A.D.R.<br />

Campbell, D., P. Summerfield, 1989, Effective Dispute Resolution<br />

for the International Commercial Lawyer, (Deventer).<br />

Minkjan, E.E., A.D.R., Alternatieve Conftictenbeslechting, Advocatenblad,<br />

nr. 18 (13 oktober 1989), p. 535 e.v.<br />

Oosterbaan, T.T.L., 1992, Beslechting van Automatiseringsgeschillen<br />

en Arbitrage, Il, Rechter, Arbitrage of 'mini-trial', Computerrecht<br />

(1988/2), p. 79 e. v.<br />

<strong>Contracten</strong>, Totstandkoming en nakoming ervan<br />

Asser, Hartkamp, 1988, 4.1 en 4.11, <strong>Mr</strong> C. Asser's Handleiding tot<br />

de Beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht, Verbintenissenrecht,<br />

deel I: De Verbintenissen in het Algemeen (bewerkt door<br />

<strong>Mr</strong> A.S. Hartkamp), (Zwolle) en deel 11, 1989, Algemene Leer der<br />

Overeenkomsten (bewerkt door <strong>Mr</strong> A.S. Hartkamp), (Zwolle).<br />

Hijma, Jac., M.M. Olthof, 1988, Compendium van het Nederlandse<br />

Vermogensrecht, (Deventer).<br />

Nieuwenhuis, J.H., 1986, Hoofdstukken Verbintenissenrecht, (Deventer).


10 . Conflictoplossing 233<br />

Nieuwenhuis, J.H., 1986, Hoofdstukken Zakenrecht, (Deventer).


11<br />

Arbitrage - NederlandIInternationaal<br />

A.J. van den Berg<br />

11.1 Inleiding<br />

"Arbitrage is particuliere rechtspraak." Dit is kort en bondig een<br />

van de meest gangbare definities van arbitrage. Noodzakelijke elementen<br />

zijn: overeenkomst van partijen hun geschillen aan arbitrage<br />

te onderwerpen; onderwerping van het geschil aan een of meer<br />

privé-personen (genaamd' arbiters' of 'scheidsrechters'); uitspraak<br />

van de arbiter(s) die voor partijen bindend is; en toepasselijkheid<br />

van een arbitragewet.<br />

Binnen Nederland is arbitrage een bekend verschijnsel in een aantal<br />

takken van handel, nijverheid, industrie en dienstverlening. Zo<br />

worden geschillen in de bouw praktisch altijd aan arbitrage onderworpen.<br />

Hetzelfde geldt voor de handelskoop (koffie, graan, oliën<br />

en vetten, zuidvruchten). Op internationaal niveau is de arbitrage<br />

zelfs bij uitstek het middel tot beslechting van geschillen. Volgens<br />

een gangbare schatting bevat ongeveer 90% van de internationale<br />

contracten een arbitrale clausule.<br />

In deze bijdrage zullen in het kort de voornaamste aspecten van de<br />

arbitrage in Nederland en de internationale arbitrage worden besproken.<br />

Voor nadere bestudering van beide soorten arbitrage kan<br />

worden verwezen naar de literatuur.<br />

Ten slotte een waarschuwing vooraf. Ogenschijnlijk is arbitrage<br />

een eenvoudige materie. Deze schijn is bedrieglijk, zeker waar het<br />

internationale arbitrage betreft. Met name in geschillen met grote<br />

belangen, zijn partijen in staat gebleken arbitrage tot een ingewik-


236 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

keld proces te maken. Gespecialiseerde rechtskundige bijstand is<br />

dan onontbeerlijk.<br />

11.2 Nederlandse arbitrage<br />

11.2.1 Voor- en nadelen<br />

De redenen waarom in Nederland voor arbitrage wordt gekozen,<br />

zijn puntsgewijs de volgende:<br />

Deskundigheid van arbiter. Onder deskundigheid moet niet alleen<br />

worden verstaan een technische en/of juridische deskundigheid,<br />

doch ook een bekendheid met de praktijk.<br />

Beperkt tot één instantie. Een geschil bij de overheidsrechter<br />

kan drie instanties doorlopen (eerste aanleg, hoger beroep, en<br />

cassatie). Wel is het mogelijk arbitraal hoger beroep overeen te<br />

komen. Dergelijke overeenkomsten zijn niet gebruikelijk, behoudens<br />

in handelskooparbitrages.<br />

Vertrouwelijkheid. In tegenstelling tot de overheidsrechtspraak,<br />

die openbaar is, vindt arbitrage achter gesloten deuren plaats. In<br />

de zakenwereld wordt het veelal niet gewaardeerd, dat de concurrentie<br />

op de tribune zit.<br />

Informeel karakter. De procedure is ook te begrijpen voor leken.<br />

De informele atmosfeer draagt ertoe bij dat sneller tot de<br />

kern van de zaak wordt doorgedrongen.<br />

Billijkheidsoordeel. Partijen kunnen overeenkomen, dat arbiters<br />

oordelen als 'goede mannen naar billijkheid' (in tegenstelling<br />

tot 'volgens de regelen des rechts'). Binnen Nederland wordt<br />

van deze mogelijkheid veelvuldig gebruik gemaakt. Het wordt<br />

echter betwijfeld of dit werkelijk een voordeel is, omdat de<br />

billijkheid ook bij de overheidsrechter hoog in het vaandel staat<br />

geschreven.<br />

Geringe kosten. Ofschoon arbiters door partijen moeten worden<br />

gehonoreerd, kunnen de kosten geringer zijn dan overheidsrechtspraak,<br />

omdat arbitrage is beperkt tot één instantie.<br />

Snelheid. Ook dit voordeel vloeit voort uit het feit dat arbitrage<br />

is beperkt tot één instantie.


II . Arbitrage - Nederland/Internationaal 237<br />

Als nadelen van arbitrage worden genoemd:<br />

Traagheid. In de praktijk blijkt dat niet alle arbitrages zo voorspoedig<br />

verlopen als partijen, althans de eiser, dat voor ogen<br />

heeft gestaan. De vermeende traagheid is in een aantal gevallen<br />

echter niet te wijten aan de arbitcrs doch aan de wijze van procederen<br />

van de partijen zelf.<br />

• Hoge kosten. Bij ingcwikkelde zaken met grote belangen kunnen<br />

de honoraria van de arbiters flink oplopen. In vergelijking<br />

met overheidsrechtspraak in één instantie, zijn partijen dan<br />

aanmerkelijk duurder uit. Indien echter het geschil bij de overheidsrechter<br />

meerdere instanties doorloopt, wordt de procedure<br />

bij de overheidsrechter weer kostbaarder.<br />

• Lekenoordeel. Sommige arbitrale beslissingen wekken verbazing<br />

bij partijen. Het onbegrip van de arbiters wijten partijen<br />

dan aan het feit dat zij lekenrechters zijn. Dit verwijt is niet<br />

altijd tcrecht. In de eerste plaats hebben partijen het zelf in dc<br />

hand goede arbiters te benoemen. En in de tweede plaats lijdt<br />

ook een aantal uitspraken van de overheidsrechter aan het euvel<br />

van de 'juridische reductie van de werkelijkheid'.<br />

11.2.2 Juridische aspecten<br />

Arbitrage in Nederland is gefundeerd op drie pijlers.<br />

1. Arbitrage-overeenkomst<br />

Arbitrage is niet mogelijk zonder een daartoe strekkende overeenkomst.<br />

De arbitrage-overeenkomst kan twee vormen hebben. In de<br />

eerste plaats is dat het arbitraal beding. Dit is een clausule in een<br />

contract dat bepaalt dat toekomstige geschillen die uit het contract<br />

zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage zullen worden onderworpen.<br />

In de tweede plaats is dat het compromis. Deze vorm van de arbitrage-overeenkomst<br />

wordt gebruikt voor geschillen die reeds zijn<br />

ontstaan. Juridisch bestaat er tegenwoordig nauwelijks enig verschil<br />

tussen beide vormen van overeenkomst. Beide moeten worden<br />

bewezen door een geschrift.


238 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Het verdient beslist aanbeveling gebruik te maken van de standaardtekst<br />

van een arbitraal beding zoals dat is ontwikkeld door<br />

ervaren arbitrage-instituten (bijvoorbeeld het Nederlands Arbitrage<br />

Instituut). Thuis experimenteren met arbitrale bedingen, zoals dat<br />

in de praktijk herhaaldelijk voorkomt, kan tot grote problemen<br />

aanleiding geven.<br />

Noodzakelijke ingrediënten voor een arbitraal beding zijn:<br />

ruim omschreven arbitragegebied (bijvoorbeeld 'alle geschillen<br />

die voortvloeien uit of samenhangen met deze overeenkomst');<br />

duidelijk vermelden dat arbitrage bedoeld is (dus niet: 'scheidslieden<br />

zullen bij wc ge van bindend advies uitspraak doen ');<br />

verwijzing naar een arbitragereglement (zie hieronder).<br />

Voorts verdient het aanbeveling op te nemen:<br />

aantal arbiters (een of drie);<br />

plaats van arbitrage;<br />

beslissen als 'goede mannen naar billijkheid' (indien dat gewenst<br />

is).<br />

2. Arbitragereglement<br />

Juridisch is de verwijzing naar een arbitragereglement niet vereist<br />

doch dit is in de praktijk wel aan te raden. Indien een arbitrageovereenkomst<br />

geen verwijzing naar een arbitragereglement bevat,<br />

is de arbitrage' ad hoc'. Een arbitragereglement heeft het voordeel<br />

dat in het algemeen de arbitrage wordt geadministreerd door een<br />

arbitrage-instituut, dat daarmee een rol vervult vergelijkbaar met<br />

die van een griffie van een rechtbank.<br />

Een arbitrageregelement fungeert als een mini-wetboek van Burgerlijke<br />

Rechtsvordering. Als voorbeeld kunnen de zeven afdelingen<br />

van het NAI welke Arbitrage Reglement worden geciteerd:<br />

Eerste afdeling: Algemeen<br />

Tweede afdeling: Begin van arbitrage<br />

Derde afdeling: Benoeming van arbiters<br />

Vierde afdeling: Procedure<br />

Vijfde afdeling: Vonnis


11 . Arbitrage - Nederland/Internationaal 239<br />

Zesde afdeling: Kosten<br />

Zevende afdeling: Slotbepalingen<br />

Juridisch maakt overigens een arbitragereglement onderdeel uit<br />

van de arbitrage-overeenkomst.<br />

3. Arbitragewet<br />

Sedert 1 december 1986 heeft Nederland een geheel nieuwe arbitragewet.<br />

Deze is te vinden in de artikelen 1020 tot en met 1076<br />

van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wet bevat<br />

twee Titels: de Eerste Titel heeft betrekking op de arbitrage in<br />

Nederland (artikelen 1020 tot en met 1073). De Tweede Titel betreft<br />

arbitrage buiten Nederland, dat wil zeggen de gevolgen binnen<br />

de Nederlandse rechtssfeer van arbitrage in het buitenland (artikelen<br />

1074 tot en met 1076). De Tweede Titel bevat voornamelijk<br />

bepalingen met betrekking tot onbevoegdverklaring door de Nederlandse<br />

rechter indien beroep wordt gedaan op een buiten Nederland<br />

overeengekomen arbitrage, alsmede de tenuitvoerlegging in Nederland<br />

van een in het buitenland gewezen arbitraal vonnis.<br />

De eigenlijke arbitragewet is derhalve vervat in de Eerste Titel.<br />

Deze kent de volgende afdelingen:<br />

Eerste afdeling: De overeenkomst tot arbitrage en de benoeming<br />

tot arbiter<br />

Tweede afdeling: Het arbitraal geding<br />

Derde afdeling: Het arbitraal vonnis<br />

Vierde afdeling: De tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis<br />

Vijfde afdeling: De vernietiging van het arbitraal vonnis en het<br />

request civiel<br />

Zesde afdeling: Het arbitraal vonnis, houdende een vergelijk<br />

tussen de partijen<br />

Zevende afdeling: Slotbepalingen<br />

Een paar hoofdkenmerken van de nieuwe Arbitragewet zijn de volgende:<br />

a. Vrijheid van partijen. De wet biedt partijen een zeer grote vrijheid<br />

in het regelen van de wijze van benoeming van arbiters


240 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

alsmede de arbitrale procedure. Deze regelingen zijn veelal<br />

neergelegd in arbitragereglementen.<br />

b. Gedetailleerde bepalingen. Ofschoon de arbitragewet ruime<br />

vrijheid aan partijen biedt, zijn de bepalingen nogal gedetailleerd.<br />

Dit is met opzet gedaan teneinde partijen en arbiters hulp<br />

te bieden in die gevallen waarin partijen geen nadere afspraken<br />

ten aanzien van de benoeming van arbiters of de arbitrale procedure<br />

hebben gemaakt (het systeem van zogenaamde 'raIl-back<br />

provisions'). Dit betekent niet dat een arbitrage in gevaar kan<br />

komen omdat een of ander regeltje niet is nageleefd. De wet<br />

bevat namelijk ook uitgebreide rechtsverwerkingsbepalingen.<br />

Bij schending van enige regel dient een partij onmiddellijk te<br />

protesteren, anders heeft zij het recht verwerkt op deze schending<br />

naderhand een beroep te doen.<br />

c. Voortvarendheid van procedure. De nieuwe arbitragewet gaat<br />

ervan uit dat arbitrage met gerede spoed plaatsvindt. Zo dient<br />

de benoeming van arbiters binnen twee maanden na het aanhangig<br />

zijn van de arbitrage, haar beslag te hebben gekregen. Is dat<br />

niet het geval, dan kunnen arbiters desverzocht door de President<br />

van de Rechtbank worden benoemd. Een ander voorbeeld<br />

is de mogelijkheid een arbiter te doen vervangen die op een<br />

onaanvaardbaar trage wijze zijn of haar taak vervult.<br />

d. Eerst arbitreren. Een van de meest populaire vertragingstactieken<br />

in een arbitrage is het beroep op de onbevoegdheid van het<br />

scheidsgerecht vanwege het feit dat een geldige arbitrage-overeenkomst<br />

ontbreekt. Uiteindelijk heeft de overheidsrechter<br />

daarover het laatste woord, omdat arbitrage een uitzondering<br />

vormt op het grondwettelijk recht op overheidsrechtspraak. In<br />

een aantal landen is het zo dat de vraag of arbitrage is overeengekomen<br />

uitsluitend door de overheidsrechter kan worden beslist.<br />

Daardoor kan een arbitrage een behoorlijke vertraging<br />

oplopen. De nieuwe arbitragewet maakt korte metten met deze<br />

vertragingstactiek door te bepalen dat de vraag of een geldige<br />

arbitrage-overeenkomst is gesloten, in eerste instantie door het<br />

scheidsgerecht zelf moet worden beslist (en dan nog op voorwaarde<br />

dat de verweerder vóór alle weren een beroep op het<br />

ontbreken van de arbitrage-overeenkomst heeft gedaan). Komt<br />

het scheidsgerecht tot de conclusie dat een geldige arbitrage-


I I . Arbitrage - Nederland/Internationaal 241<br />

overeenkomst tot stand is gekomen, dan kan deze conclusie niet<br />

onmiddellijk aan de overheidsrechter worden voorgelegd, doch<br />

slechts nadat een arbitraal vonnis met betrekking tot de zaak<br />

zelf is gewezen.<br />

e. Effectieve assistentie en supervisie door de overheidsrechter.<br />

Assistentie door de rechter is noodzakelijk wanneer een arbitrage<br />

in een impasse raakt, bijvoorbeeld indien arbiters om enige<br />

reden niet kunnen worden benoemd. Supervisie is noodzakelijk<br />

teneinde zeker te stellen dat de arbitrage ordelijk verloopt. Dit<br />

betekent, in het bijzonder, dat de overheidsrechter toezicht moet<br />

houden op de geldigheid van de arbitrage-overeenkomst en het<br />

inachtnemen in de arbitrage van de beginselen van een behoorlijke<br />

procesvoering. Anderzijds dient de supervisie door de<br />

overheidsrechtcr niet uit te monden in een inhoudelijke controle<br />

op de arbitrale beslissing.<br />

De nieuwe arbitragewet omschrijft voornoemde rechterlijke taken<br />

in zaken betreffende arbitrage op een zorgvuldige wijze. Met betrekking<br />

tot de assistentie, wijst de wet de President van de Rechtbank<br />

aan voor een aantal zaken, waaronder:<br />

bepaling van het aantal arbiters,<br />

benoeming van arbiters,<br />

vervanging van een arbiter,<br />

wraking van een arbiter,<br />

horen van een onwillige getuige.<br />

In overeenstemming met de vrijheid die de nieuwe wet aan partijen<br />

toekent, kunnen de partijen overeenkomen dat voor bovengenoemde<br />

zaken de President van de Rechtbank wordt vervangen door een<br />

arbitrage-instituut (behoudens de wraking van een arbiter en het<br />

horen van een onwillige getuige).<br />

Ten aanzien van de rechterlijke supervisie over de arbitrage geldt<br />

dat deze in feite is geconcentreerd in één rechtsmiddel tegen het<br />

arbitrale vonnis. De gronden voor aantasting van een arbitraal<br />

vonnis zijn beperkt tot het absolute minimum, zij omvatten niet<br />

enige vorm van een hernieuwd onderzoek door de rechter naar de


242 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

zaak zelf. De gronden voor aantasting van een arbitraal vonnis zijn<br />

beperkt tot:<br />

a. Een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt.<br />

b. Het scheidsgerecht is in strijd met de daarvoor geldende regels<br />

samengesteld.<br />

c. Het scheidsgerecht heeft zich niet aan zijn opdracht gehouden.<br />

d. Het arbitrale vonnis is niet ondertekend of niet gemotiveerd.<br />

c. Het arbitrale vonnis, of de wijze waarop dit tot stand kwam, is<br />

in strijd met de openbarc orde of de goede zcden.<br />

Gronden a tot en met c kunnen bovendien niet tot vernietiging van<br />

het arbitrale vonnis leiden indien de partij die deze aanvoert, aan<br />

de arbitrage heeft dcelgenomen zonder daarop een beroep te doen.<br />

Hieraan kan nog worden toegevoegd, dat in de praktijk een vordering<br />

tot vernietiging van een arbitraal vonnis zelden succes heeft.<br />

Anderzijds is de tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis een bijzonder<br />

eenvoudige procedure. Het vonnis behoeft slechts een stempel<br />

van de President van de Rechtbank, hetgeen in de praktijk vaak<br />

zonder meer wordt gegeven ('ready while you wait'). Het instellen<br />

van een vordering tot vernietiging verhindert de tenuitvoerlegging<br />

van het arbitrale vonnis niet (tenzij specifiek een schorsing van de<br />

tenuitvoerlegging is verzocht en door de rechter is toegestaan).<br />

1I.2.3 Arbitrage-instituten<br />

Nederland kent ongeveer 100 arbitrage-instituten. Volgens een<br />

gangbare schatting zijn daarvan ongeveer 35 actief.<br />

Het arbitrage-instituut waarnaar voor alle soorten geschillen kan<br />

worden verwezen, is het Nederlands Arbitrage Instituut. Het administreert<br />

arbitrages op basis van een gedetailleerd en efficiënt arbitrage-reglement<br />

(laatste versie: 1 januari 1993). Het NAI heeft een<br />

databank van ongeveer 500 arbiters met vele onderscheiden deskundigheden.<br />

Het Bestuur van het NAr is een eerbiedwaardig gezelschap,<br />

bestaande uit vooraanstaande vertegenwoordigers van het<br />

bedrijfsleven, hoogleraren, advocaten met grote arbitrage-ervaring,<br />

alsmede de Presidenten van de drie grote rechtbanken (Amsterdam,


11 . Arbitrage - Nederland/Internationaal 243<br />

's-Gravenhage en Rotterdam). Het adres van het NAI is: Gebouw<br />

'Plaza', Weena 666, Postbus 190,3000 AD Rotterdam, telefoon:<br />

010 - 4042200, telefax: 010 - 4045140.<br />

De andere arbitrage-instituten in Nederland zijn beperkt tot een<br />

bepaalde branche van handel, nijverheid, industrie of dienstverlening.<br />

Het grootste aantal zaken heeft de Raad van Arbitrage voor<br />

de Bouwbedrijven in Nederland te Amsterdam. Andere bekende<br />

instituten zijn onder andere:<br />

• Arbitragebureau VBNA-venexa (aardappelhandel), 's-Gravenhage<br />

• Scheidsgerecht van de Koninklijke Algemene Vereniging van<br />

Bloembollencultuur, Haarlem<br />

• Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren, Rotterdam<br />

• Nederlandse Expediteurs-FENEX, Rotterdam<br />

• FME (Metaal), 's-Gravenhage<br />

• Nederlandse Huiden- en Lederbeurzen, Rotterdam<br />

• Nederlandse Vereniging voor de Koffiehandel, Amsterdam<br />

Nederlandse Bond van Belanghebbenden bij de Handel 10<br />

Oliën, Vetten en Oliezaden (NOFOTA), Rotterdam<br />

• Nederlandse Vereniging voor de Handel in Gedroogde Zuidvruchten,<br />

Specerijen en Aanverwante Artikelen, 's-Gravenhage<br />

• Vereniging van de Amsterdamse Graanhandel, Amsterdam<br />

• Koninklijke Nederlandse Voetbalbond<br />

11.2.4 Benoeming van arbiters<br />

Arbitrage staat of valt met de kwaliteit van de arbiters. De benoeming<br />

van arbiters is derhalve één van de belangrijkste aspecten van<br />

de arbitrage.<br />

De arbitragewet schrijft voor dat het aantal arbiters oneven moet<br />

zijn. Meestal is het aantal één of drie arbiters. Partijen plegen één<br />

arbiter overeen te komen ingeval van geschillen met een relatief<br />

klein belang (in verband met de kosten). Als het belang het echter<br />

kan dragen, wordt in de praktijk meestal de voorkeur aan drie arbiters<br />

gegeven.


244 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Partij-arbitrage is in Nederland, ondanks haar slechte pers, nog<br />

steeds populair. Ingevolge dit systeem benoemt iedere partij een<br />

arbiter en deze twee een derde. In de literatuur wordt tegen deze<br />

methode, die overigens wettelijk niet is verboden, stelling genomen<br />

op grond van het argument, dat de door een partij benoemde<br />

arbiter wellicht zijn of haar onafhankelijkheid uit het oog kan verliezen<br />

(vandaar ook wel als 'vechtarbiters ' gekwalificeerd).<br />

In alle gevallen dienen arbiters onafbankelijk en onpartijdig te zijn.<br />

Is dat niet het geval, dan kan een arbiter worden gewraakt. Een<br />

partij kan derhalve niet haar accountant of advocaat tot arbiter<br />

benoemen.<br />

De arbitragereglementen van branche-georganiseerde arbitrageinstituten<br />

kennen een verscheidenheid aan benoemingsmethoden.<br />

Een veel voorkomende methode is een vaste lijst van arbiters die<br />

door het arbitrage-instituut is opgesteld, waaruit partijen de arbiters<br />

mogen kiezen. Een andere methode is dat de voorzitter of secretaris<br />

van het arbitrage-instituut de arbiters van een lijst kiest. Een combinatie<br />

van deze methoden komt eveneens voor.<br />

Een methode waarbij de nadelen van partij-arbitrage zich niet<br />

voordoen en partijen toch enige invloed op de te benoemen arbiters<br />

hebben, is de zogenaamde lijst-procedure. Deze procedure wordt<br />

onder andere door het NAr gehanteerd. De lijst-procedure bestaat<br />

hieruit, dat de Administrateur van het NAT een lijst met namcn van<br />

mogelijke arbiters opstelt. Indien één arbiter moet worden benoemd,<br />

staan op deze lijst ten minste drie namen; moeten drie<br />

arbiters worden benoemd, dan staan op de lijst ten minste negen<br />

namen. Deze lijst wordt naar beide partijen gezonden. Iedere partij<br />

heeft veertien dagen de tijd zich te beraden en de namen van die<br />

personen door te halen, waartegen zij overwegende bezwaren<br />

heeft, en de overblijvende namen te nummeren in de volgorde van<br />

haar voorkeur. Op basis van een vergelijking van de geretourneerde<br />

lijsten benoemt de Administrateur vervolgens de arbiter(s).


11 . Arbitrage - Nederland/Internationaal 245<br />

11.2.5 Procesverloop<br />

De arbitrale procedure kan door partijen geheel naar hun eigen inzicht<br />

verlopen. Hebben zij geen regelingen dienaangaande getroffen,<br />

dan is het aan het scheidsgerecht het verloop van de procedure<br />

naar eigen inzieht te bepalen. In beide gevallen dienen eehter de<br />

fundamentele beginselen van een behoorlijke proeedure in acht te<br />

worden genomen. De arbitragewet vat dit krachtig samen in artikel<br />

1 039( I): "De partijen worden op voet van gelijkheid behandeld.<br />

Het scheidsgerecht geeft iedere partij de gelegenheid, voor haar<br />

rechten op te komen en haar stellingen voor te dragen." De bepalingen<br />

van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals die<br />

in procedures ten overstaan van de overheidsrechter dienen te<br />

worden gevolgd, zijn in arbitrage niet van toepassing.<br />

In de praktijk is de gevolgde procedure afhankelijk van het soort<br />

geschil. In handelskooparbitrages is het gebruikelijk dat, na een<br />

schriftelijke eis en antwoord, een zitting plaatsvindt. Bij andere<br />

arbitrages is het schriftelijk voortraject vaak uitgebreider: daar<br />

worden nog een memorie van repliek en een memorie van dupliek<br />

ingediend.<br />

De zitting heeft menigmaal het karakter van een informeel rondetafelgesprek.<br />

Dat bevordert de participatie van partijen zelf en het<br />

doordringen tot de kern van de zaak.<br />

Indien bewijs door getuigen wordt geleverd, vindt het getuigenverhoor<br />

meestal in samenhang met de zitting plaats. De uitnodiging<br />

tot het ter plaatse bekijken van het onderwerp van geschil (bijvoorbeeld<br />

een bouwwerk) wordt door arbiters zelden afgeslagen.<br />

Na de zitting is het gebruikelijk dat partijen zich schriftelijk uitlaten<br />

ten aanzien van hetgeen ter zitting is voorgevallen en de vragen<br />

die arbiters tijdens de zitting hebben gesteld en waarop partijen<br />

niet onmiddellijk een antwoord hebben kunnen geven.


246 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

11.2.6 Arbitraal vonnis<br />

Er zijn drie typen arbitrale vonnissen:<br />

a. Tussenvonnis. Dit type vonnis kan worden gebruikt met betrekking<br />

tot kwesties omtrent de bevoegdheid van het scheidsgerecht,<br />

het opdragen van getuigenbewijs, het gelasten van een<br />

deskundigen bericht, etc. Deze beslissingen kunnen echter ook<br />

op een minder formele wijze door arbiters aan partijen kenbaar<br />

worden gemaakt.<br />

b. Gedeeltelijk eindvonnis. Dit type vonnis kan wenselijk zijn,<br />

wanneer een deel van de aan het oordeel van het scheidsgerecht<br />

onderworpen geschillen kan worden beslist, terwijl over de<br />

resterende geschillen nog verder moet worden geprocedeerd.<br />

Arbiters kunnen bijvoorbeeld in een gedeeltelijk eindvonnis een<br />

beslissing geven ten aanzien van de aansprakelijkheid, terwijl<br />

vervolgens de omvang van de schadevergoeding in een volgende<br />

fase van de arbitrage aan de orde komt. Een gedeeltelijk<br />

eindvonnis leidt niet zelden tot een schikking tussen partijen.<br />

c. Geheel eindvonnis. Dit type vonnis wordt gebruikt om een aan<br />

arbitrage onderworpen geschil in zijn geheel af te doen.<br />

In tegenstelling tot een gedeeltelijk- en een geheel eindvonnis, kan<br />

een tussenvonnis niet ten uitvoer worden gelegd.<br />

De gebruikelijke inhoud van een arbitraal vonnis is de volgende:<br />

personalia van de partijen en arbiters,<br />

procesverloop,<br />

feiten,<br />

rechtsoverwegingen,<br />

beslissing,<br />

plaats, datum, ondertekening.<br />

Zoals reeds eerder vermeld, is het in Nederland gebruikelijk aan<br />

arbiters de opdracht te geven als' goede mannen naar billijkheid' te<br />

beslissen. In de praktijk blijkt echter dat arbiters deze opdracht niet<br />

zodanig uitleggen, dat zij naar eigen goeddunken afwijken van hetgeen<br />

partijen zijn overeengekomen. In tegendeel, ervaring leert dat<br />

arbiters zich meer aan de tekst van het contract houden dan rechters.<br />

Wel zijn arbiters bereid naar de commerciële achtergrond van<br />

een transactie te kijken. Overwegingen zoals 'wat was de deal?' en


II . Arbitrage - Nederland/Internationaal 247<br />

'hoe heeft een partij nu eigenlijk het contract tenuitvoer gelegd?'<br />

spelen in het algemeen een belangrijke rol bij arbiters.<br />

In dit verband dient nogmaals benadrukt te worden, dat het van<br />

groot belang is de juiste arbiters te kiezen. Voor een zakelijk geschil<br />

zijn arbiters met een zakelijk inzicht vereist. In de praktijk wil<br />

het echter nog wel eens voorkomen, dat partijen teveel afgaan op<br />

de (academische) renomé van een arbiter. De teleurstelling van<br />

partijen is dan groot wanneer het vonnis een wetenschappelijk<br />

'hobby horse' van deze arbiter blijkt te zijn waarin de partijen hun<br />

zakelijke problemen niet herkennen.<br />

11.3 <strong>Internationale</strong> arbitrage<br />

11.3.1 Voor- en nadelen<br />

Naast de voordelen genoemd voor de Nederlandse arbitrage, geldt<br />

nog een aantal voordelen die specifiek voor de internationale arbitrage<br />

zijn:<br />

• Bekendheid met procedure. Indien geschillen moeten worden<br />

beslecht door één nationale overheidsrechter, is ten minste één<br />

van de partijen met de procedure onbekend. Bij een internationale<br />

arbitrage op grond van een reglement geldt deze onevenwichtige<br />

situatie niet: beide partijen kunnen zich vooraf op de<br />

hoogte stellen van de inhoud van het reglement dat bovendien<br />

veelal betrekkelijk eenvoudig is.<br />

Geen nationale rechter. Een buitenlandse partij kan een al dan<br />

niet gerechtvaardigd wantrouwen koesteren jegens een rechter<br />

in een vreemd land, zeker wanneer dit land het thuisland van de<br />

wederpartij is.<br />

Toepassing materieel recht. Nationale overheidsrechters hebben<br />

nogal eens de - overigens begrijpelijk - neiging het toepasselijk<br />

recht naar zich toe te redeneren: met het eigen recht zijn<br />

zij tenslotte het best bekend. Dit verschijnsel ziet men in mindere<br />

mate bij internationale arbiters. Daarnaast zijn internationale<br />

arbiters ook meer gespitst op de internationale handelsgebruiken.


248 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

• Duidelijke jurisdictiekeuze. Ingeval van internationale arbitrage,<br />

staat vast welk forum bevoegd is terzake van de behandeling<br />

van de geschillen. Is een forumselectie door partijen niet<br />

overeengekomen dan kunnen lastige vragen ontstaan voor welke<br />

nationale rechter een bepaald geschil moet worden gebracht.<br />

<strong>Internationale</strong> tenuitvoerlegging. Dit is waarschijnlijk het belangrijkste<br />

voordeel. Onder het Verdrag van New York van<br />

1958 - waarover hierna meer - kan een arbitraal vonnis gewezen<br />

in een Verdragstaat, in meer dan 85 andere Verdragstaten<br />

op betrekkelijk eenvoudige wijze tenuitvoer worden gelegd.<br />

Voor uitspraken van nationale rechters bestaat een dergelijk<br />

wereldomvattend systeem niet. Binnen de EEG kan nog tenuitvoerlegging<br />

plaatsvinden op grond van het Europees Executieverdrag,<br />

doch daarbuiten is men aangewezen op bilaterale verdragen.<br />

In vele gevallen bestaan dergelijke bilaterale verdragen<br />

niet, en zelfs indien deze verdragen zijn afgesloten, blijft tenuitvoerlegging<br />

van buitenlandse rechterlijke uitspraken een moeizame<br />

affaire.<br />

De twee nadelen van internationale arbitrage waarop in de praktijk<br />

wordt gewezen, zijn de volgende:<br />

• Hoge kosten. De honorering van goede internationale arbiters is<br />

niet gering. Ook de administratiekosten van een aantal internationale<br />

arbitrage-instituten kunnen aanzienlijk zijn. Daarbij komen<br />

nog de advocatenkosten die in een tijdrovende zaak omvangrijk<br />

plegen te zijn. Hiertegenover staat echter dat internationale<br />

arbitrages in de meeste gevallen beperkt zijn tot één instantie.<br />

Indien een gesehil met een groot belang bij een nationale<br />

rechter wordt gebracht, doorloopt het geschil veelal drie<br />

gerechtelijke instanties in welk geval de advocatenkosten navenant<br />

toenemen.<br />

Vertragingen. Het argument dat internationale arbitrage snel<br />

pleegt te zijn, komt niet overeen met de werkelijkheid, zeker<br />

niet indien de arbitrage ingewikkelde feitelijke en/of juridische<br />

kwesties betreft of een groot aantal uiteenlopende claims omvat.<br />

Ook kan het bijeenbrengen van arbiters en partijen die in<br />

verschillende werelddelen wonen of gevestigd zijn, veel tijd in<br />

beslag nemen. Voorts nemen verweerders in toenemende mate


II . Arbitrage - Nederland/Internationaal 249<br />

hun toevlucht tot vertragingstactieken. Is men daarop als advocaat<br />

voor de eiser niet verdacht en/of zijn de arbiters daartegen<br />

niet opgewassen, dan wordt een internationale arbitrage een<br />

slepende affaire met alle frustraties van dien. Deze vertragingen<br />

zijn overigens ook niet vreemd bij procedures over internationale<br />

transacties ten overstaan van nationale rechters.<br />

11.3.2 Juridische aspecten<br />

De internationale arbitrage is gefundeerd op vier pijlers.<br />

1. Arbitrage-overeenkomst<br />

Ten aanzien van de arbitrage-overeenkomst geldt hetzelfde als wat<br />

is opgemerkt in § 11.2.2. Van belang is echter te onderstrepen dat<br />

internationaal de schriftelijke vorm stringenter is geregeld. Ingevolge<br />

het New Yorkse Verdrag van 1958 dient het arbitraal beding<br />

te zijn vervat in een contract dat is getekend door partijen, of dat is<br />

vervat in gewisselde correspondentie. Stilzwijgende aanvaarding<br />

van een contract waarin een arbitraal beding is opgenomen, is<br />

onvoldoende voor de schriftelijke vorm.<br />

Ten aanzien van een arbitraal beding in standaardvoorwaarden<br />

geldt dat de verwijzingsclausule in een contract naar deze standaardvoorwaarden<br />

uitdrukkelijk melding moet maken van het<br />

arbitraal beding in de standaardvoorwaarden.<br />

2. Arbitragereglement<br />

Hiervoor geldt hetzelfde als wat is opgemerkt in § 11.2.2. Een<br />

aantal internationale arbitrage-instituten zal worden besproken in<br />

§ 11.3.3.<br />

3. Arbitragewet<br />

Het is thans een algemeen aanvaarde regel dat internationale arbitrage<br />

wordt beheerst door het arbitragerecht van de plaats van<br />

arbitrage. De plaats van arbitrage wordt door partijen bij overeen-


250 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

komst bepaald (voornamelijk in het arbitraal beding). De plaats van<br />

arbitrage kan ook door een arbitrage-instituut - namens partijen -<br />

worden vastgesteld indien partijen naar een arbitragereglement<br />

hebben verwezen dat in die mogelijkheid voorziet. Bij gebreke van<br />

het voorafgaande, heeft in de meeste gevallen het scheidsgerecht<br />

de bevoegdheid, de plaats van arbitrage vast te stellen.<br />

Het begrip 'plaats van arbitrage' is niet zozeer een feitelijk doch<br />

veeleer een juridisch begrip. De keuze van de plaats van arbitrage<br />

fungeert als rechtskeuze ten aanzien van het recht dat van toepassing<br />

is op de arbitrage. Het betekent niet dat het scheidsgerecht ook<br />

genoodzaakt is op die plaats zitting te houden, te beraadslagen en<br />

getuigen en deskundigen te horen. Deze zaken kunnen meestal op<br />

elke andere plaats die het scheidsgerecht (eventueel na overleg met<br />

partijen) daartoe geschikt acht, plaatsvinden.<br />

Het op de arbitrage toepasselijke recht (het formele recht) dient te<br />

worden onderscheiden van het recht dat van toepassing is op het<br />

geschil zelf (het materiële recht). Dat laatste recht hangt in de<br />

eerste plaats af van de rechtskeuze van partijen. Het kan bijvoorbeeld<br />

gebeuren dat een Nederlandse en een Spaanse partij zijn<br />

overeengekomen dat de arbitrage in Wenen zal plaatsvinden en dat<br />

het contract door Engels recht wordt beheerst, hetgeen de in Oostenrijk<br />

zetelende arbiters verplicht Oostenrijks arbitragerecht op de<br />

arbitrage en Engels recht op het geschil zelf toe te passen.<br />

Het op de arbitrage toepasselijke recht is van fundamenteel belang<br />

voor de internationale arbitrage. Het geeft regels voor de geldigheid<br />

van de arbitrage-overeenkomst, de benoeming en wraking van<br />

arbiters, de arbitrale procedure, het arbitraal vonnis, en de vernietiging<br />

van het vonnis. Deze regels verschillen echter van land tot<br />

land.<br />

In de internationale context kan van een adequate arbitragewet<br />

worden gesproken indien zij ten minste aan de drie volgende voorwaarden<br />

voldoet. Ten eerste dient de wet partijen zoveel mogelijk<br />

vrijheid te bieden voor overeenkomsten met betrekking tot de<br />

wijze waarop de arbiters worden benoemd en de procedure wordt


11 . Arbitrage - Nederland/Internationaal 251<br />

gevoerd. Ten tweede dient de wet een voorspoedig verloop van de<br />

arbitrage te bevorderen. En ten derde dienen de gronden van vernietiging<br />

van het arbitrale vonnis tot een minimum te zijn beperkt.<br />

In het bijzonder behoort de arbitrage wet niet de rechter de mogelijkheid<br />

te bieden zieh met de inhoud van de uitspraak van arbiters<br />

bezig te houden ('no judicial review of the merits').<br />

In dit verband kan worden vermeld dat het internationaal ook een<br />

algemeen aanvaard beginsel is, dat de rechter van het land krachtens<br />

welk arbitragereeht het arbitrale vonnis is gewezen, exclusief<br />

bevoegd is ten aanzien van de vernietiging van het arbitrale vonnis.<br />

Een vernietiging heeft extraterritoriale werking omdat er na vernietiging<br />

van een arbitraal vonnis geen sprake meer kan zijn. Een<br />

dergelijke werking is niet weggelegd voor de weigering van tenuitvoerlegging<br />

die in beginsel beperkt is tot het land waar die weigering<br />

is uitgesproken.<br />

Gezien het voorafgaande is het van het grootste belang dat een<br />

'arbitrage-vriendelijk' land wordt gekozen, dat wil zeggen een land<br />

met een adequate arbitragewet en met rechters die internationale<br />

arbitrage gunstig gezind zijn. Het zou hier te ver voeren de landen<br />

afzonderlijk te bespreken. Uniforme rapportering betreffende het<br />

reeht en de praktijk van arbitrage in meer dan 45 landen is te vinden<br />

in The International Handbook on Commercial Arbitration,<br />

een losbladige uitgave van de International Council for Commercial<br />

Arbitration (Kluwer, Deventer).<br />

4. Verdrag<br />

Men is geneigd te denken dat internationale arbitrage voornamelijk<br />

door verdragen wordt beheerst. Dit is sleehts ten dele waar. Het<br />

klinkt paradoxaal: hoe internationaal een arbitrage ook moge zijn,<br />

zij wordt in de meeste gevallen in de eerste plaats beheerst door het<br />

arbitragerecht van de plaats van arbitrage. <strong>Internationale</strong> verdragen<br />

regelen slechts enkele - hoewel belangrijke - aspecten van internationale<br />

arbitrage.


252 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Verreweg het belangrijkste verdrag voor de internationale arbitrage<br />

is het Verdrag van New York van 1958. Het regelt twee aspecten:<br />

a. de erkenning en tenuitvoerlegging van een in het buitenland<br />

gewezen arbitraal vonnis, en<br />

b. de nakoming van de arbitrage-overeenkomst.<br />

11.3.3 Arbitrage-instituten<br />

Een beknopt overzicht van de meest gangbare arbitrage-instituten<br />

en -reglementen is de volgende, zonder dat dit overzicht ook maar<br />

enigermate uitputtend kan zijn.<br />

JCe. De International Chamber of Commerce wordt nog steeds als<br />

het leidende instituut op het gebied van de internationale arbitrage<br />

beschouwd. Het administreert voornamelijk arbitrages met grote<br />

tot zeer grote belangen. Bij ongeveer een derde van de door de ICC<br />

geadministreerde arbitrages is een Staat of een Staatsinstelling als<br />

partij betrokken. De International Court of Arbitration van de ICC<br />

vervult een administratieve en toezichthoudende rol met betrekking<br />

tot arbitrages die op grond van het Icc-Reglement bij haar worden<br />

gebracht. Ondanks haar benaming, beslecht het Hof niet zelf geschillen.<br />

Het Reglement heet officieel 'Rules of Conciliation and<br />

Arbitration of the International Chamber of Commerce'. De laatste<br />

versie dateert I januari 1988 (lcc publikatie nr. 447 (afgedrukt in<br />

XIII Yearbook Commercial Arbitration, 1988, p. 179 e.v.)).<br />

LCJA. De London Court of International Arbitration heeft op<br />

januari 1985 een geheel nieuwarbitragereglement ingevoerd, dat<br />

door mensen met ervaring in de internationale arbitragepraktijk is<br />

opgesteld (gepubliceerd in X Yearbook Commercial Arbitration,<br />

1985, p. 157 e.v.). LCIA-arbitrage wordt thans als een acceptabel<br />

alternatief voor Icc-arbitrage beschouwd. In dit verband dient te<br />

worden opgemerkt dat indien LCIA of andere arbitrage in Londen<br />

wordt overeengekomen, het belangrijk kan zijn een zogenaamd<br />

'exclusion agreement' te sluiten. Engeland is namelijk een van de<br />

weinige landen waar bepaalde inhoudelijke vragen, die zich tijdens<br />

de arbitrage voordoen, aan de rechter kunnen worden voorgelegd.<br />

Door een exclusion agreement kan een dergelijk hoger beroep


11 . Arbitrage - Nederland/Internationaal 253<br />

worden uitgesloten. Een dergelijke overeenkomst kan evenwel niet<br />

worden afgesloten voordat het geschil is ontstaan in zogenaamdc<br />

'special category disputes' (shipping, insurance en commodity<br />

disputes).<br />

AAA. De American Arbitration Association is kwantitatief het<br />

grootste arbitrage-instituut ter wereld. Het registreert ongeveer<br />

40.000 arbitrages per jaar en kan putten uit een lijst van meer dan<br />

35.000 arbiters. Slechts ongeveer 140 van deze arbitrages zijn<br />

internationaal. Dit feit wekt enige verbazing omdat de AAA een<br />

efficiënte organisatie is die het vak van administreren van arbitrages<br />

goed verstaat. Kennelijk willen buitenlandse partijen niet graag<br />

in New York arbitreren. Dit is waarschijnlijk het gevolg van het<br />

feit dat de kosten van Amerikaanse advocaten hoog kunnen zijn.<br />

Bovendien geldt dat, ofschoon Amerikaanse rechters de internationale<br />

arbitrage zeer gunstig gezind zijn, een van partijen altijd wel<br />

in staat is een of ander aspect van een arbitrage bij de District<br />

Court aan te brengen (zogenaamde 'motions'). Op dat moment gaat<br />

de meter van de Amerikaanse advocaten met een duizelingwekkende<br />

snelheid lopen.<br />

scc. De Stockholm Chamber of Commerce heeft zich veel moeite<br />

getroost meer internationale arbitrages onder haar reglement te<br />

doen plaatsvinden. Een aanmerkelijke toename van internationale<br />

arbitrages in Stockholm schijnt echter niet te hebben plaatsgevonden.<br />

Tot nu toe is Stockholm eigenlijk voornamelijk in trek bij<br />

arbitrages in handelsrelaties tussen Oost en West.<br />

ICSlD. Ingevolge het Verdrag van Washington van 1965 inzake investeringsgeschillen<br />

tussen Staten en onderdanen van andere Staten,<br />

is het International Centre for the Settlement of Investment<br />

Disputes (TCSID) opgezet. De rol van ICSID is die van administrateur<br />

van arbitrages. IcsID-arbitrage is beperkt tot geschillen op het<br />

gebied van investeringen tussen Staten en privé-partijen afkomstig<br />

uit andere Verdragstaten. Sedert haar ontstaan zijn ongeveer 30<br />

zaken bij ICSID aangebracht. Dat is weinig voor een verdrag waarbij<br />

meer dan 100 landen zijn aangesloten.


254 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

NA/. In dit overzicht van internationale arbitrage-instituten kan ook<br />

het NAI worden vermeld. Bij arbitrages geadministreerd door het<br />

NAI zijn in toenemende mate buitenlandse partijen betrokken (ongeveer<br />

25% van de arbitrages). Het nieuwe arbitragereglement van<br />

1986 (gewijzigd met ingang van I januari 1993) bevat een aantal<br />

aparte bepalingen voor internationale arbitrage teneinde aan de<br />

bijzondere omstandigheden van internationale arbitrage tegemoet<br />

te komen.<br />

Commodity Trade Associations. Een groot aantal commodity trade<br />

associations is gevestigd te Londen, Antwerpen, Hamburg, Le<br />

Havre en Rotterdam. Praktisch alle commodity trade associations<br />

hebben een eigen arbitragesysteem opgezet, waarnaar in de door de<br />

associations aanbevolen standaardvoorwaarden wordt verwezen.<br />

Iedere organisatie administreert deze arbitrages volgens een eigen<br />

reglement.<br />

Maritieme arbitrage. Arbitrages betreffende geschillen inzake<br />

charterparties, bills of lading, aanvaringen, bergingen, etc., vinden<br />

voornamelijk plaats in Londen (London Maritieme Arbitrators<br />

Association - LMAA) en New York (Society of Maritieme Arbitrators<br />

- SMA).<br />

UNC/TRAL. De United Nations Commission on International Trade<br />

Law (UNCITRAL) heeft in 1976 het UNCITRAL Arbitrage Reglement<br />

tot stand doen komen (gepubliceerd in 11 Yearbook Commercial<br />

Arbitration, 1977, p. 161 e.v.). Dit reglement wordt door menig<br />

insider beschouwd als een van de beste arbitragereglcmenten die<br />

momenteel voor internationale arbitrage beschikbaar zijn. Het<br />

reglement voorziet niet in de administratie van de arbitrage door<br />

een arbitrage-instituut. Wel voorziet het in een zogenaamde' Appointing<br />

Authority'. Op deze autoriteit kan een beroep worden<br />

gedaan in gevallen waarin de benoeming van arbiters problemen<br />

oplevert, voor de wraking van arbiters, en voor adviezen terzake<br />

van de beloning van arbiters. De Appointing Authority dient bij<br />

voorkeur in het arbitrale beding door de partijen te worden aangewezen.<br />

Een groot aantal arbitrage-instituten en andere, in de inter-


I I . Arbitrage - Nederland/Internationaal 255<br />

nationale arbitrage geïnteresseerde, organisaties hebben zich reeds<br />

bereid verklaard als Appointing Authority op te treden.<br />

Ten slotte dient nog te worden gewezen op ICCA, de International<br />

Couneil for Commercial Arbitration. Deze internationale organisatie<br />

ter bevordering van de internationale handelsarbitrage bestaat<br />

uit ongeveer 35 leden afkomstig uit alle delen van de wereld die<br />

door middel van coöptatie worden gekozen. Aangezien ICCA<br />

slechts de bevordering van internationale handelsarbitrage tot doel<br />

heeft, administreert zij geen arbitrages noch fungeert zij als Appointing<br />

Authority van arbiters. ICCA organiseert iedere twee jaar<br />

een arbitragecongres. ICCA publiceert voorts het International<br />

Handbook on Commercial Arbitration en het Yearbook Commercial<br />

Arbitration.<br />

11.3.4 Benoeming van arbiters<br />

In vele internationale arbitrages bestaat het scheidsgerecht uit drie<br />

arbiters. Een unus arbiter komt niet zo vaak voor.<br />

Partijen kunnen de wijze waarop arbiters worden benoemd overeenkomen<br />

in de arbitrage-overeenkomst zelf. Meestal is de overeengekomen<br />

wijze van benoeming echter te vinden in het arbitragereglement<br />

waarnaar in de overeenkomst wordt verwezen. Ontbreekt<br />

een overeenkomst omtrent de wijze waarop de arbiters moeten<br />

worden benoemd, of is deze overeenkomst onvolledig (voorziet<br />

bijvoorbeeld niet in het geval dat de verweerder niet meewerkt aan<br />

de benoeming), dan dient te worden teruggevallen op het op de<br />

arbitrage toepasselijke recht. De overeengekomen wijze van benoeming<br />

moet natuurlijk ook voldoen aan de dwingend rechtelijke<br />

bepalingen van het toepasselijke arbitragerecht.<br />

Een gangbaar systeem voor de wijze van benoeming van arbiters in<br />

internationale arbitrage is dat iedere partij één arbiter aanwijst en<br />

de twee aldus aangewezen arbiters de derde arbiter benoemen<br />

(zogenaamde partij-arbitrage). Zoals hierboven vermeld, bestaat in<br />

Nederland van oudsher bezwaar tegen partij-arbitrage omdat de<br />

door partijen benoemde arbiters de neiging zouden kunnen hebben


256 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

als advocaat voor de partij die hen benoemd heeft, op te treden. Ofschoon<br />

internationaal dezelfde problemen zich kunnen voordoen,<br />

heeft partij-arbitrage het voordeel dat iedere partij een arbiter kan<br />

benoemen, die haar standpunt kan 'vertalen' binnen het arbitrale<br />

college. Daardoor zouden verschillen, veroorzaakt door verscheidenheid<br />

in nationaliteit, kunnen worden overbrugd. Dit betekent<br />

echter niet dat de door een partij benoemde arbiter zich ook partijdig<br />

mag opstellen.<br />

Een variatie op het systeem van partij-arbitrage is dat de derde<br />

arbiter door een arbitrage-instituut of een andere instantie wordt<br />

benoemd. De AAA kent het systeem van de lijst-procedure die<br />

hierboven is beschreven in verband met het NAI-reglement. Dit<br />

systeem is ook voorzien in het UNCITRAL-arbitragereglement voor<br />

de benoeming van een unus arbiter en de derde arbiter indien de<br />

partijen, respectievelijk de twee door partijen benoemde arbiters,<br />

geen overeenstemming omtrent de unus, respectievelijk, derde<br />

arbiter kunnen bereiken.<br />

11.3.5 Procesverloop<br />

Arbitragewetten plegen weinig bepalingen omtrent het verloop van<br />

de arbitrale procedure nà constituering van het scheidsgerecht te<br />

bevatten. Ook menig arbitragereglement is nogal summier in dit<br />

opzicht. De arbitragereglementen van de London Court of International<br />

Arbitration en UNCITRAL zijn, evenals het NAI-reglement,<br />

gedetailleerder.<br />

Veel arbitragewetten laten partijen en arbiters praktisch geheel vrij<br />

ten aanzien van de procedure. Het gebruikelijk verloop van de<br />

procedure in internationale arbitrage hangt af van de soort arbitrage.<br />

In een commodity arbitrage bij bijvoorbeeld The Grain and<br />

Feed Trade Association (GAFTA) in Londen is het verloop van de<br />

procedure eenvoudig. Meestal is er één wisseling van memories<br />

van partijen, waarna de zitting plaatsvindt. In arbitrage omtrent de<br />

bouw van een groot ziekenhuis in Jordanië kan het aantal claims in<br />

de honderdtallen lopen en wordt eerst alles uitgebreid op papier<br />

gezet en gedocumenteerd. Tijdens de zitting (meestal meer dan


11 . Arbitrage - Nederland/Internationaal 257<br />

één, die ook nog weken, zelfs maanden kan duren), wordt dan niet<br />

alleen gepleit, doch wordt ook een groot aantal getuigen en deskundigen<br />

gehoord. Na de zitting is het in dergelijke arbitrages<br />

gebruikelijk dat partijen 'post hearing memoriaIs' indienen.<br />

Het verloop van de procedure in internationale arbitrage hangt ook<br />

af van wat de advocaten van partijen en arbiters in hun eigen land<br />

gewend zijn. Zo ligt in de Civil Law landen (bijvoorbeeld Frankrijk)<br />

de nadruk op de schriftelijke behandeling en in de Common<br />

Law landen (bijvoorbeeld Engeland) op de mondelinge behandeling.<br />

In een aantal Civil Law landen wordt nogal eens het inquisitoire<br />

systeem gevolgd, waarbij de rechter een min of meer actieve<br />

rol heeft. In Common Law landen wordt in de regel het accusatoire<br />

systeem gevolgd, waar de rechter een meer passieve rol heeft.<br />

Ingevolge dit laatste systeem presenteert iedere partij haar eigen<br />

versie van de feiten en interpretaties van het recht aan de rechter,<br />

en hebben zij ieder de gelegenheid het door de ander gepresenteerde<br />

materiaal te weerleggen. De rechter in deze Comman Law landen<br />

moet dan uiteindelijk kiezen tussen beide standpunten. Deze<br />

verschillen tussen Civil Law en Common Law landen zijn hier<br />

overigens duidelijkheidshalve gesimplificeerd. In de praktijk zijn<br />

de scheidslijnen niet zo duidelijk (meer) te trekken.<br />

De bewijsvoering is in Civil Law en Common Law landen ook verschillend.<br />

In Civil Law landen produceert iedere partij in de regel<br />

slechts die documenten die haar standpunt ondersteunen. In Comman<br />

Law landen gaat dat anders op basis van zogenaamde 'discovery<br />

of documents'. Het bewijs door middel van getuigen is eveneens<br />

verschillend in Civil Law en Common Law landen. In Civil<br />

Law landen wordt de getuige in beginsel door de rechter of arbiter<br />

ondervraagd. Partijen dienen hun vragen aan de getuige via de<br />

rechter of arbiter te stellen. In Comman Law landen, waar veel<br />

belang aan bewijs door getuigen wordt gehecht, verloopt het verhoor<br />

van getuigen op basis van zogenaamde 'cross examination' .<br />

In internationale arbitrage tussen partijen uit Civil Law en Common<br />

Law landen wordt veclal getracht bovengenoemde verschillen


258 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

te overbruggen door ecn procedure te volgen die elementen van<br />

beide soorten procedures heeft.<br />

De taal van de procedure kan, indien partijen daaromtrent geen afspraak<br />

hebben gemaakt, problemen opleveren. Een groot deel van<br />

de internationale arbitrages vindt heden ten dage echter in het<br />

Engels plaats.<br />

11.3.6 Arbitraal vonnis<br />

Het arbitrale vonnis dient te voldoen aan de vereisten gesteld door<br />

de arbitragewet van de plaats van arbitrage. In tegenstelling tot<br />

Nederlandse arbitrage, komen zogenaamde' dissenting opinions' in<br />

internationale arbitrage van tijd tot tijd voor.<br />

Ofschoon daarover veel is gepubliceerd, is het onmogelijk enige<br />

generaliserende uitspraak omtrent de rechtsvinding door internationale<br />

arbiters te doen. Ook hier is de kwaliteit van de uitspraak<br />

geheel afbankelijk van de kwaliteit van de arbiters. Bij internationale<br />

arbitrage geldt nog sterker de aanbeveling terzake deskundige<br />

arbiters te kiezen.<br />

Een mogelijke aantasting (vernietiging) van het arbitrale vonnis<br />

dient te geschieden voor de rechter van de plaats van arbitrage.<br />

Aantasting wordt volledig beheerst door het arbitragerecht van de<br />

plaats van arbitrage. Daarentegen wordt de tenuitvoerlegging van<br />

het vonnis buiten het land waar het vonnis is gewezen, beheerst<br />

door het Verdrag van New York. Het grote succes van de internationale<br />

arbitrage is dat volgens gangbare schattingen 95% van de<br />

vonnissen vrijwillig ten uitvoer wordt gelegd en dat in die gevallen<br />

waarin de rechter ingevolge het Verdrag van New York voor de<br />

tenuitvoerlegging te hulp wordt geroepen, praktisch in alle gevallen<br />

verlof tot tenuitvoerlegging wordt verleend: in de meer dan 500<br />

gerechtelijke uitspraken inzake het Verdrag van New York, gerapporteerd<br />

in het Yearbook Commercial Arbitration, is in slechts<br />

ongeveer tien zaken tenuitvoerlegging geweigerd. Al heeft men<br />

voor internationale arbitrage soms een lange adem nodig, effectief<br />

is het uiteindelijk wel.


I I . Arbitrage - Nederland/Internationaal 259<br />

Literatuur<br />

Berg, A.J. van den, R. van Delden, H.J. Snijders, 1992, Arbitrage<br />

Recht, (commentaar per onderwerp), (tweede druk)(Tjeenk Willink,<br />

Zwolle).<br />

Sanders, P., A.l. van den Berg, 1987, The Netherlands Arbitration<br />

Act 1986, (vertaling van de arbitrage wet in het Engels, Frans en<br />

Duits met voetnoten), (Kluwer, Deventer).<br />

Sanders, Prof. <strong>Mr</strong> P., 1986-1992, De Rechter en Arbitrage Annotaties,<br />

(rechtspraak op de arbitragewet), (Kluwer, Deventer).<br />

Sanders, P., 1992, Het Nieuwe Arbitragerecht, (artikelgewijs commentaar),<br />

(tweede druk)(Kluwer, Deventer).<br />

Snijders, H.l., Burgerlijke Rechtsvordering, losbladig, (artikelgewijs<br />

commentaar), artikelen 1020-1076 Rv, (Kluwer, Deventer).<br />

Literatuur betreffende internationale arbitrage is schier onuitputtelijk.<br />

Enig houvast kan aan een met dit terrein onbekende lezer worden<br />

geboden door de volgende vier publikaties:<br />

Berg, A.J. van den, General Editor, Yearbook Commercial Arbitration,<br />

(Kluwer, Deventer).<br />

Berg, A.J. van den, Genera! Editor, International Handbook on<br />

Commercial Arbitration, (Kluwer, Deventer).<br />

David, R., 1982, L' Arbitrage dans Ie commerce international,<br />

(Economica, Parijs), 1984, Arbitration in International Trade,<br />

(Kluwer, Deventer).<br />

Redfern, A., M. Hunter, 1991, Law and Practice of International<br />

Commercial Arbitration, (2e editie)(Sweet & Maxwell, London).


260 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

In dit verband dient nog te worden gewezen op de Afdeling <strong>Internationale</strong><br />

Handelsarbitrage van het TMC Asser Instituut voor Internationaal<br />

een Europees Recht te 's-Gravenhage. Deze Afdeling<br />

heeft waarschijnlijk 's-werelds grootste collectie van verdragen,<br />

wetgeving, rechtspraak, reglementen en literatuur op het gebied<br />

van arbitrage (uit meer dan honderd landen). Het Yearbook en<br />

International Handbook worden door ICCA in samenwerking met<br />

deze afdeling van het TMC Asser Instituut uitgegeven. Voor een<br />

ieder die zich in de internationale arbitrage wil verdiepen, is deze<br />

gespecialiseerde bibliotheek een onmisbare steun. Het adres van<br />

het TMC Asser Instituut is: Alexanderstraat 20-22,2500 GL 's-Gravenhage.


p.P.1. Butzelaar<br />

12<br />

Zakendoen in het buitenland<br />

Uitgangspunt voor dit artikel is de Nederlandse ondernemer die<br />

zijn produkt of de door hem geleverde diensten ook buiten zijn<br />

thuismarkt Nederland in het buitenland wil gaan verkopen. Expansie<br />

door middel van aequisities valt buiten het bestek van dit artikel.<br />

De wijze waarop een ondernemer zijn produkt of diensten in het<br />

buitenland wil gaan aanbieden hangt van vele factoren af.<br />

Er zijn factoren die verband houden met de aard van het produkt of<br />

de dienst. Ook de financiële situatie van de ondernemer en fiseale<br />

overwegingen zullen een belangrijke rol spelen bij de beslissing<br />

hoe het produkt of de dienst in een nieuwe markt zal worden geintroduceerd.<br />

De keuze van een distributiesysteem zal ook afhangen van de aard<br />

van het produkt en van de markt waar de ondernemer het wil afzetten.<br />

Is het een produkt voor de massa of iets bijzonders, is het een<br />

nieuw produkt of een bestaand produkt dat op de nieuwe markt<br />

reeds bekend is? Is het produkt gemakkelijk vatbaar voor namaak?<br />

Heeft de ondernemer er belang bij dat het produkt ook in het buitenland<br />

wordt verkocht tegen (ongeveer) dezelfde prijs als in zijn<br />

thuismarkt en wil hij het produkt binnen een vergelijkbaar distributiekanaal<br />

in het buitenland afzetten als in zijn thuismarkt?<br />

De ondernemer heeft een aantal mogelijkheden om zijn expansieplannen<br />

vorm te geven, die hierna worden uitgewerkt.


262 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

12.1 Het zelf exporteren<br />

De meest voor de hand liggende methode voor een ondernemer om<br />

zijn produkten in het buitenland te gaan verkopen lijkt te zijn om<br />

deze zelf te gaan exporteren.<br />

De ondernemer zoekt een geïnteresseerde koper in het buitenland<br />

en levert deze zijn goederen. De vraag of deze eenvoudige manier<br />

van expanderen de meest geschikte is, hangt vooral af van het soort<br />

produkt en de wijze waarop de markt in het exportgebied is georganiseerd.<br />

De rozenkweker uit Aalsmeer die met een vrachtauto rozen naar<br />

Duitsland rijdt om daar zijn handelsgeluk te beproeven, loopt niet<br />

veel meer risico dan dat hij zijn handel verwelkt weer terug naar<br />

Nederland moet nemen.<br />

Indien het gaat om produkten waarvoor garantie wordt gegeven of<br />

die op vakkundige wijze dienen te worden geïnstalleerd en vervolgens<br />

regelmatig moeten worden onderhouden, verdient het aanbeveling<br />

om een relatie te zoeken met een bedrijf dat op basis van<br />

continuïteit de produkten van de exporteur afneemt en doorverkoopt.<br />

In dat geval zal de exporterende ondernemer al snel zijn<br />

toevlucht nemen tot een van de hierna behandelde varianten.<br />

Juridisch gezien is een exporttransactie niets anders dan een koopovereenkomst<br />

tussen twee partijen uit verschillende landen. Bij het<br />

sluiten van een internationale koopovereenkomst van roerende<br />

lichamelijke zaken kunnen onder andere de volgende punten aan de<br />

orde komen: prijs, tijdstip en wijze van betaling, valuta waarin de<br />

betaling moet plaatsvinden, leveringsdatum en plaats, leveringscondities,<br />

verpakking, wijze van vervoer, verzekering, invoerrechten,<br />

kwaliteitscontrole, garantie, toepasselijk recht en bevoegde<br />

rechter.<br />

Gebruikelijke leveringscondities bij internationale koopovereenkomsten<br />

zijn FOB (free on board), crF (cost, insurance, freight), CFR<br />

(cost and freight), FAS (free alongside ship).<br />

Om te vermijden dat dergelijke bedingen door contractpartijen verschillend<br />

worden geïnterpreteerd heeft de <strong>Internationale</strong> Kamer<br />

van Koophandel onder de naam 'Incoterms' een stel internationale<br />

regels gepubliceerd voor de uniforme interpretatie van internatio-


12 . Zakendoen in het buitenland 263<br />

naJc handelstermen (meest recente versie dateert van 1990, zie ook<br />

§ 13.4 van <strong>Kaplan</strong> in dit boek).<br />

Het is dan ook gebruikelijk om in een internationale koopovereenkomst<br />

te verwijzen naar de Incoterms 1990 teneinde aldus interpretatieproblemen<br />

te vermijden.<br />

Het zelf exporteren als variant voor een beoogde expansie wordt<br />

juridisch als internationale koop gekwalificeerd; in een groeiend<br />

aantal gevallen wordt een dergelijke overeenkomst beheerst door<br />

het Weens Koopverdrag, waarover meer in § 12.12.<br />

12.2 Het sluiten van een agentuurovereenkomst<br />

De ondernemer die verdere expansie in het buitenland zoekt, zal<br />

het zelf exporteren naar afnemers in het buitenland in veel gevallen<br />

als niet efficiënt ervaren. Hij moet een markt bewerken waarvan hij<br />

de bijzonderheden niet kent, de taal niet spreekt en de potentiële<br />

klanten niet kent. Het kan daarom een voordeel zijn om een handelsagent<br />

te benoemen die de exportmarkt bewerkt en die de noodzakelijke<br />

continuïteit kan bieden aan de exporteur en aan zijn afnemers.<br />

De agentuurovereenkomst kan gedefinieerd worden als de overeenkomst<br />

waarbij de principaal een derde, de handelsagent, benoemt<br />

om voor bepaalde of onbepaalde tijd tegen vergoeding in naam van<br />

de principaal en voor diens rekening en risico binnen een bepaald<br />

gebied te bemiddelen bij het afsluiten van overeenkomsten tussen<br />

de principaal en de afnemers van diens produkten of diensten,<br />

meestal op basis van een zekere mate van exclusiviteit. Ook is<br />

mogelijk dat de handelsagent in naam van de principaal zelf overeenkomsten<br />

afsluit.<br />

De voordelen voor de exporteur, voortvloeiend uit het werken met<br />

een agent, zijn legio. De exporteur hoeft bijvoorbeeld geen kapitaalinvesteringen<br />

te doen voor het openen van nieuwe markten. In<br />

landen met een zwakke economie of een instabiele regering wordt<br />

het risico voor de exporteur aanzienlijk verkleind indien hij werkt<br />

met een agent of alleen verkoper.


264 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Een ander voordeel is dat de exporteur in hoge mate controle kan<br />

houden over zijn produkt; hij maakt uit aan wie het verkocht wordt<br />

en voor welke prijs.<br />

Nadeel van het werken met een agent is dat deze een zelfstandig<br />

ondernemer is waarop de exporteur maar in beperkte mate controle<br />

kan uitoefenen.<br />

Binnen de EG is een harmonisatierichtlijn van kracht die de lidstaten<br />

opdraagt hun nationale wetgeving op het gebied van de handelsagent<br />

overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn aan te<br />

passen, waardoor de desbetreffende wetgeving binnen de EEG in de<br />

verschillende lidstaten inmiddels (voor Ierland en het Verenigd<br />

Koninkrijk geldt als invoeringsdatum 1-1-1994) in hoge mate is<br />

geharmoniseerd.<br />

Voor zover dat al niet eerder het geval was, zal de wetgeving van<br />

iedere lidstaat op grond van de richtlijn moeten voorzien in een<br />

vergoeding voor de handelsagent bij beëindiging van de agentuurovereenkomst<br />

indien de agent nieuwe klanten heeft aangebracht of<br />

de transactie met bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid en<br />

de transacties met deze klanten de principaal nog aanzienlijke<br />

voordelen opleveren.<br />

Deze goodwill-vergoeding mag volgens de richtlijn niet meer<br />

bedragen dan de gemiddelde jaarlijks ontvangen provisie berekend<br />

over de laatste vijf jaar of over een zoveel kortere periode als de<br />

overeenkomst heeft geduurd.<br />

Naar Nederlands recht geldt bovendien dat bij opzegging door de<br />

agent zelf, de principaal geen goodwill-vergoeding verschuldigd is<br />

tenzij de opzegging wordt gerechtvaardigd door omstandigheden<br />

die aan de principaal kunnen worden toegerekend dan wel verband<br />

houden met leeftijd, ziekte of invaliditeit van de agent, waardoor<br />

voortzetting van de overeenkomst in redelijkheid niet meer van<br />

hem gevergd kan worden.<br />

Het recht op schadevergoeding als gevolg van de beëindiging van<br />

de agentuurovereenkomst wordt niet beïnvloed door het recht van<br />

de agent op een vergoeding voor de door hem opgebouwde goodwill.<br />

Op grond van de richtlijn kan in de nationale wetgeving van de<br />

lidstaten ook de mogelijkheid van een concurrentiebeding worden<br />

ingebouwd, waarbij het de handelsagent voor een periode van ten


12 . Zakendoen in het buitenland 265<br />

hoogste twee jaar na beëindiging van de overeenkomst wordt verboden<br />

zijn beroepswerkzaamheden uit te oefenen binnen het gebied<br />

waarin hij voor de principaal werkzaam is geweest en uitsluitend<br />

betrekking hebbend op het soort goederen waarvan hij de<br />

vertegenwoordiging had. Het concurrentiebeding moct schriftelijk<br />

zIJn aangegaan.<br />

Voor verdere details dient altijd de nationale wetgeving te worden<br />

geraadpleegd die op de agentuurovereenkomst van toepassing is.<br />

Partijen zijn vrij om tc kiezen welk recht van toepassing is op de<br />

agentuurovereenkomst. Ontbreekt zo'n keuze dan zal in veel gevallen<br />

door de rechter het recht van het land waar de handelsagent zijn<br />

bedrijf uitoefent, worden toegepast.<br />

12.3 Het sluiten van een alleenverkoopovereenkomst<br />

De alleenverkoopovereenkomst is de overeenkomst waarbij de<br />

leverancier van een produkt zijn contractspartij, de alleenverkoper,<br />

een afgebakend gebied toewijst, waarbinnen deze op basis van<br />

exclusiviteit voor eigen rekening en risico zijn verkoopactiviteit<br />

ten aanzien van het desbetreffende produkt moet uitoefenen. In het<br />

spraakgebruik wordt ook wel gesproken over de (alleen)importeur,<br />

de dealer of in het Vlaams, de verdeler.<br />

In tegenstelling tot de agent koopt de alleen verkoper goederen van<br />

zijn leverancier voor eigen rekening en risico en verkoopt deze binnen<br />

het hem toegewezen gebied weer door aan zijn eigen klanten.<br />

Indien de fabrikant en alleenverkoper in verschillende landen opereren<br />

zullen tussen hen plaatsvindende transacties moeten worden<br />

gekwalificeerd als internationale koop van roerende lichamelijke<br />

zaken, waarvoor wordt verwezen naar § 12.1 en 12.12.<br />

Afhankelijk van het produkt zal de leverancier speciale afspraken<br />

moeten maken met de alleenverkoper over after sales service en<br />

garantie (zie § 12.11). Bij de agentuurovereenkomst komen deze<br />

onderwerpen niet ter sprake omdat de handelsagent immers geen<br />

partij is bij de overeenkomst met de afnemer.


266 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

In West-Europa zijn geen landen die in hun wetgeving specifieke<br />

bepalingen kennen waarin de verhouding tussen fabrikant en alleen<br />

vertegenwoordiger wordt geregeld. De enige uitzondering<br />

daarop is België waar wettelijke bepalingen zijn ingevoerd waarin<br />

de rechtsgevolgen van beëindiging van de alleenverkoopovereenkomst<br />

met een Belgische alleenvertegenwoordiger worden geregeld<br />

(Wet van 27 juli 1961 betreffende eenzijdige beëindiging van<br />

de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop,<br />

gepubliceerd in het Belgische Staatsblad van 5 oktober 1961, zoals<br />

gewijzigd bij wet van 13 april 1971 Belgisch Staatsblad 21 april<br />

1971). In deze wet wordt aan de alleenverkoper wiens voor onbepaalde<br />

tijd afgesloten overeenkomst door de fabrikant wordt beëindigd,<br />

een redelijke vergoeding toegekend die door partijen zal<br />

moeten worden onderhandeld bij beëindiging van de overeenkomst.<br />

Alleen bij beëindiging door de fabrikant wegens dringende<br />

redenen is geen schadevergoeding verschuldigd. Bij de vaststelling<br />

van de schadevergoeding wordt rekening gehouden met:<br />

1. een eventuele belangrijke toename van de cliëntèle waarvan de<br />

fabrikant ook na beëindiging van de overeenkomst blijft profiteren;<br />

2. de kosten die door de alleen verkoper zijn gemaakt in verband<br />

met zijn werkzaamheden en waarvan de fabrikant blijft profiteren<br />

ook na beëindiging van de overeenkomst:<br />

3. de vergoedingen die de alleen verkoper moet betalen aan personeel<br />

dat hij moet ontslaan als gevolg van de beëindiging van de<br />

overeenkomst.<br />

Voorts dient de duur van de opzegtermijn tussen partijen te worden<br />

onderhandeld op het moment dat een der partijen de voor onbepaalde<br />

tijd aangegane overeenkomst wil beëindigen. Tenzij er<br />

sprake is van gewichtige redenen dient de opzegtermijn redelijk te<br />

zijn. Indien partijen er zelf niet uitkomen kan de zaak aan de rechter<br />

worden voorgelegd, die bij zijn beslissing rekening zal houden<br />

met de gangbare handelspraktijken.<br />

De opgezegde alleenverkoper kan zijn vordering instellen voor de<br />

Belgische rechter, die gehouden is Belgisch recht toe te passen,<br />

ongeacht of partijen een andere rechtskeuze waren overeengekomen.


12 . Zakendoen in het buitenland<br />

12.4 Het sluiten van een exclusieve<br />

afname-overeenkomst<br />

Een exclusieve afname-overeenkomst wordt gesloten indien de<br />

fabrikant zijn produkt gedurende langere tijd wilt afzetten via een<br />

afnemer die bereid is zich te verplichten de betrokken produkten<br />

van één leverancier af te nemen. Dergelijke overeenkomsten ziet<br />

men onder andere in het kader van de exploitatie van benzinestations<br />

en ook wel bij de levering van bier door brouwerijen aan<br />

caféhouders.<br />

De leverancier verbindt aan het recht om exclusief te mogen leveren<br />

vaak ook nog andere voordelen zoals het ter beschikking stellen<br />

van benzine- dan wel bierpompen, reclamemateriaal variërend<br />

van bierviltjes tot parasols en fietsenrekken, het ter beschikking<br />

stellen van zijn gespecialiseerde kennis en hulp bij het financieren<br />

van de bedrijfsmiddelen.<br />

De leverancier heeft er belang bij om de overeenkomsten voor zo<br />

lang mogelijke tijd aan te gaan omdat hij daarmee verzekerd is van<br />

een ononderbroken afzet van zijn produkten via de verkooppunten<br />

van zijn afnemers.<br />

12.5 Het aangaan van een samenwerkingsverband<br />

met een lokale partner<br />

(joint venture)<br />

Het aangaan van een joint venture met een lokale partner in het<br />

buitenland heeft zin indien beide partijen beschikken over kwaliteiten<br />

die, tezamen gevoegd, een goed uitgangspunt vormen voor een<br />

succesvolle operatie.<br />

De lokale partner heeft bijvoorbeeld de kennis van de markt, een<br />

distributie-apparaat en de mogelijkheid om bekwaam management<br />

ter beschikking te stellen, terwijl de exporterende onderneming<br />

beschikt over het produkt of de dienst, over know how en kapitaal.<br />

Indien deze elementen worden ingebracht in een gezamenlijke onderneming<br />

dienen goede afspraken te worden gemaakt over wat<br />

ieder van de partners dient in te brengen, over de vraag wie de<br />

directie voert, over het recht van de partners om ook nog zelfstan-<br />

267


268 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

dig te mogen opereren in het marktgebied van de joint venture,<br />

over de zeggenschaps- en kapitaal verhoudingen , over de uitkering<br />

van behaalde winsten en over de wederzijdse verplichtingen tot<br />

bijstorten van kapitaal indien dat nodig rriocht blijken.<br />

Het bezwaar van joint ventures kan zijn dat partijen met verschillende<br />

culturen en achtergronden verplicht worden met elkaar samen<br />

te werken hetgeen de samenwerking en besluitvorming niet<br />

altijd eenvoudig maakt.<br />

Joint venture overeenkomsten voorzien daarom vaak in een vorm<br />

van arbitrage voor de gevallen waarin partijen niet tot gemeenschappelijke<br />

besluitvorming kunnen komen.<br />

Er zijn echter ook bedrijfstakken, zoals bijvoorbeeld de olie-industrie,<br />

waarin men voor expansie is aangewezen op het joint venture<br />

model en waar men geleerd heeft daarmee in de praktijk succesvol<br />

te werken.<br />

Een recent voorbeeld van een joint venture tussen twee grote ondernemingen<br />

is de joint venture tussen Uni lever en het Franse<br />

voedingsmiddelenbedrijf BSN voor de wereldwijde produktie en<br />

marketing van het nieuw ontwikkelde produkt yoghurtijs. BSN is<br />

wereldmarktleider in yoghurt en Uni lever in ijs. Voordelen van een<br />

dergelijk samengaan zijn gelegen in de mogelijke kostenbesparingen<br />

en in het snel kunnen veroveren van een groot deel van de<br />

markt.<br />

De rechtsvorm van de joint venture kan variëren tussen enige vorm<br />

van personenvennootschap (maatschap, vennootschap onder firma)<br />

tot de verschillende varianten van een vennootschap op aandelen;<br />

zij zijn onderworpen aan het recht van het land van oprichting en<br />

eventueel het land waarin zij hun activiteiten zullen uitoefenen. Bij<br />

een aandelenvennootschap zal in de statuten rekening worden<br />

gehouden met de belangen van de verschillende partners maar<br />

daarnaast zal zeker ook een samenwerkingsovereenkomst worden<br />

gesloten waarin de bovengenoemde afspraken, alsmede het daarbij<br />

behorende stemgedrag, zullen worden vastgelegd.


12 . Zakendoen in het buitenland 269<br />

12.6 Het geven van een produktielicentie aan een<br />

lokale fabrikant<br />

Voor bijvoorbeeld een Nederlandse fabrikant van kantoormeubelen<br />

die zijn produkten wil gaan afzetten in Hong Kong, waar de kantoren<br />

en wolkenkrabbers de grond uitschieten, lijkt het niet praktisch<br />

om zijn volumineuze produkten over zee of met het vliegtuig naar<br />

het Verre Oosten te vervoeren. Voor hem zou de oplossing kunnen<br />

zijn om een lokale timmerfabriek een produktielicentie te geven<br />

voor zijn kantoormeubilair nadat hij zich ervan heeft vergewist dat<br />

zijn produkten in de nieuwe markt auteursrechtelijk zijn beschermd<br />

en eventueel ook als model zijn gedeponeerd of eventueel zelfs<br />

onder de bescherming van een octrooi vallen.<br />

Zou hij deze industriële eigendomsbescherming niet hebben dan is<br />

het gevaar wel erg groot dat zijn produkten worden nagemaakt.<br />

Zijn produkten eenmaal lokaal geproduceerd dan moeten ze natuurlijk<br />

ook nog worden verkocht. Indien dc mcubclfabrikant geen<br />

vertrouwen zou hebben in de verkooptalenten van de lokale producent<br />

dan kan hij de verkoop op een van de andere wijzen als in dit<br />

hoofdstuk omschreven organiseren.<br />

12.7 Het geven van een franchise<br />

Franchising kan een zeer attractieve manier zijn voor de leveranciers<br />

van goederen of diensten om hun handelsdebiet in het buitenland<br />

te vergroten.<br />

Met name detailhandelsactiviteiten en andere vormen van dienstverlening<br />

zoals bijvoorbeeld de horeca lenen zich uitstekend voor<br />

uitbreiding door middel van franchising. Het voordeel voor de<br />

franchisegever is dat hij zijn distributienetwerk snel kan vergroten<br />

zonder dat hij grote kapitaal uitgaven hoeft te doen. De franchisenemer<br />

op zijn beurt profiteert van de reputatie en het image dat<br />

reeds door de franchisegever is opgebouwd en kan een beroep doen<br />

op de specialistische en technische kennis van de franchisegever.<br />

Alleen al in Nederland bestaan tientallen franchise-organisaties die<br />

gezamenlijk een omzet van miljarden guldens behalen, werkgelegenheid<br />

bieden aan tienduizenden mensen en een belangrijke factor


270 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

zijn voor de ontwikkeling van het zelfstandig ondernemerschap in<br />

het Midden en Klein Bedrijf. Dezelfde ontwikkelingen hebben zich<br />

ook buiten Nederland voorgedaan.<br />

Omdat nationale wetgeving over franchising in de meeste landen<br />

niet of nauwelijks bestaat wordt de franchise-verhouding in hoge<br />

mate beheerst door het franchise-contract waarin de franchisegever<br />

de franchise-nemer tegen een vergoeding het recht geeft om<br />

als zelfstandige ondernemer voor eigen rekening en risico in een<br />

bepaalde vestiging de formule te exploiteren volgens welke de<br />

franchise-gever zijn eigen organisatie exploiteert.<br />

Het begrip' formule' is zeer ruim en houdt niet alleen in de produkten<br />

die verkocht worden, bijvoorbeeld in een supermarkt, of de<br />

diensten die geleverd worden, maar ook de uitmonstering van het<br />

vestigingspunt en alle uiterlijke kenmerken, zoals uithangborden,<br />

vlaggen, personeelskIeding, inventaris, die een vestiging als zodanig<br />

herkenbaar maken.<br />

Teneinde zijn formule - immers de basis van zijn herkenbaarheid<br />

in de markt en van zijn succes - in stand te houden zal de franchise-gever<br />

de franchise-nemer ook verplichten de formule geheel<br />

volgens zijn voorschriften te exploiteren. Tot zekerstelling daarvan<br />

zal de franchise-gever vaak een organisatie in het leven roepen ter<br />

controle en ondersteuning van de franchise-nemer op dit gebied.<br />

De franchise-gever die zijn produkt of dienst in het buitenland wil<br />

gaan afzetten middels franchise zal vaak een tussenschakel creëren<br />

in de relatie tussen hem en de individuele franchise-nemer. Die<br />

tussenschakel krijgt dan het (exclusieve) recht, ook wel masterfranchise<br />

genoemd, om in een bepaald gebied een franchise-organisatie<br />

op te zetten en de formule van de franchise-gever middels het<br />

sluiten van franchise-contracten te exploiteren. De tussenschakel<br />

kan een dochtervennootschap zijn van de franchise-gever, maar<br />

ook andere vormen, zoals een joint venture met een lokale derde,<br />

zijn denkbaar.


12 . Zakendoen in het buitenland<br />

12.8 Het opzetten van een selectief distributie<br />

netwerk<br />

Niet elk produkt is geschikt om zonder enige vorm van advies,<br />

begeleiding of nazorg via een zelfbedieningssysteem aan het grote<br />

publiek te worden verkocht. Veel artikelen vragen een gespecialiseerde<br />

vorm van distributie waarbij de wederverkoper vaak moet<br />

bezitten over gespecialiseerde kennis, goed opgeleid personeel,<br />

speciaal gereedschap etc. Als voorbeelden kunnen genoemd worden<br />

de verkoop van auto's, stereo's en audio-apparatuur, personal<br />

computers en de verkoop van zogenaamde luxe artikelen zoals<br />

parfums en design-goederen.<br />

Fabrikanten van dergelijke produkten ziet men vaak netwerken van<br />

geautoriseerde wederverkopers opzetten die de betrokken goederen<br />

slechts mogen doorverkopen aan eindverbruikers of aan andere<br />

geautoriseerde wederverkopers zodat een gesloten verkoopsysteem<br />

ontstaat.<br />

De fabrikant zal afhankelijk van het produkt bepaalde eisen steIlen<br />

aan de wederverkoper alvorens hij deze tot het systeem zal toelaten.<br />

De eisen kunnen te maken hebben met het interieur van de<br />

verkoopruimte, de vakbekwaamheid van het personeel e.t.q.<br />

12.9 Het oprichten van een filiaal of<br />

dochtervennootschap<br />

De ondernemer zal voor deze oplossing kiezen indien hij baas in<br />

eigen huis wil blijven. Hij wil bijvoorbeeld controle houden over<br />

het prijsniveau van zijn produkten en de verantwoordelijkheid voor<br />

af ter sales en garantie in eigen beheer houden.<br />

Het zelf bewerken van nieuwe markten is echter een kostbare zaak;<br />

er is kantoorruimte nodig, mensen moeten in dienst worden genomen,<br />

een eigen verkoopapparaat moet worden opgezet, dure reclamecampagnes<br />

moeten worden gevoerd etc.<br />

De relatief hoge kosten die deze opzet met zich brengt, zal ook het<br />

tempo waarin de ondernemer zijn buitenlandse expansie kan realiseren<br />

negatief beïnvloeden.<br />

271


272 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Dergelijke belangrijke kapitaalinvesteringen lopen bovendien het<br />

gevaar verloren te gaan indien zij worden gedaan in landen met een<br />

zwakke economie of een instabiele regering. Jarenlange inspanningen<br />

en grote investeringen kunnen in een klap te niet worden gedaan<br />

door een plotselinge en onvoorziene revolutie of oorlogssituatie.<br />

Als voordeel kan genoemd worden dat bij succes de behaalde winsten<br />

volledig bij de ondernemer terechtkomen. Verder zijn ook<br />

situaties denkbaar dat de ondernemer geen andere keus heeft dan<br />

zijn expansieplannen te realiseren met behulp van eigen vestigingen<br />

in het buitenland. Ik denk bijvoorbeeld aan de ondernemer met<br />

een produkt dat geheime ingrediënten bevat of met behulp van<br />

geheime produktiemethodes wordt geproduceerd terwijl deze niet<br />

octroieerbaar zijn. Ook in de dienstensector (banken, verzekeraars,<br />

vliegtuigmaatschappijen) ziet men dat vaak de keuze gemaakt<br />

wordt voor een eigen vestiging.<br />

12.10 Europees mededingingsrecht<br />

Voor een algemene inleiding over het Europese recht en het Europese<br />

mededingingsrecht wordt verwezen naar de bijdrage van Van<br />

Lennep aan dit boek: '<strong>Internationale</strong> contracten en Europees recht'.<br />

Ter aanvulling op het aldaar behandelde dient nog te worden opgemerkt<br />

dat de meeste van de hier behandelde methodes om in het<br />

buitenland te expanderen te maken zullen krijgen met Europees<br />

mededingingsrecht indien de buitenlandse expansie de handel<br />

tussen de lidstaten van de EG ongunstig kan beïnvloeden. Veel van<br />

de hierboven behandelde exportvarianten zijn relevant voor het<br />

Europese mededingingsrecht omdat zij een zekere exclusiviteit<br />

toekennen aan de wederpartij van de exporteur. Een dergelijke<br />

regeling werkt in principe aanbodbeperkend en kan de handel<br />

tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden, hetgeen de ovcreenkomst<br />

op grond van lid 1 van artikel 85 EG-Verdrag nietig maakt.<br />

Het economisch effect van de overeenkomst moet echter wel genoeg<br />

zijn om een negatief effect te hebben op de handel tussen<br />

lidstaten. Indien de omzet van de bij de overeenkomst betrokken<br />

partijen onder de 200 miljoen ECU per jaar blijft en het marktaan-


12 . Zakendoen in het buitenland 273<br />

deel van de produkten waarvoor de overeenkomst geldt minder dan<br />

5% bedraagt van de betrokken markt blijft het Europese mededingingsrecht<br />

buiten toepassing. In zo 'n geval spreekt men wel van<br />

een 'bagatelkartel' .<br />

Overeenkomsten die nietig zijn op grond van strijd met het bepaalde<br />

in artikel 85 van het EG-Verdrag kunnen op grond van lid 3 van<br />

genoemd artikel bij de Europese Commissie worden aangemeld<br />

met het verzoek om vrijstelling van het in lid 1 van artikel 85 geformuleerde<br />

verbod.<br />

Teneinde te vermijden dat de diensten van de Commissie zouden<br />

worden overspoeld door aanmeldingen met ontheffingsverzoeken<br />

heeft de Commissie voor een aantal categorieën overeenkomsten<br />

zogenaamde groepsvrijstellingsverordeningen uitgevaardigd. In<br />

deze groepsvrijstellingsverordeningen wordt geregeld aan welke<br />

voorwaarden een overeenkomst van de betrokken categorie moet<br />

voldoen opdat artikel 85 lid 1 van het EG-Verdrag buiten toepassing<br />

zal blijven.<br />

Er zijn groepsvrijstellingen voor bijvoorbeeld alleenverkoopovereenkomsten,<br />

exclusieve afname-overeenkomsten, selectieve distributie-overeenkomsten<br />

voor de verkoop van automobielen, octrooi<br />

licentie-overeenkomsten, know how overeenkomsten en franchiseovereenkomsten.<br />

Het gaat te ver om in het kader van dit hoofdstuk op ieder van genoemde<br />

groepsvrijstellingsverordeningen meer in detail in te gaan;<br />

de bedoeling van deze verhandeling is de lezer te doordringen van<br />

de noodzaak om zijn expansie-activiteiten binnen de EG vooraf te<br />

laten toetsen door een Europeesrechtelijk geschoolde deskundige.<br />

Naast de hierboven genoemde groepsvrijstellingsverordeningen<br />

zijn hierboven ook nog expansiemethodes genoemd die uit een<br />

oogpunt van Europees mededingingsrecht zeker aandacht behoeven,<br />

maar waarvoor geen groepsvrijstellingsverordening bestaat.<br />

Dat geldt met name voor het opzetten van een selectief distributienetwerk.<br />

Met uitzondering van een groepsvrijstellingsverordening<br />

voor de verkoop van automobielen door middel van een selectief<br />

distributiesysteem bestaan voor selectieve distributiesystemen in<br />

andere bedrijfstakken geen groepsvrijstellingsverordening. Mits<br />

geen bagatelkartel zullen zij in het algemeen onder artikel 85 EG-


274 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Verdrag vallen en dienen deze overeenkomsten bij de Commissie<br />

voor ontheffing te worden aangemeld.<br />

Een bekend Europeesrechtelijk spanningsveld waarin de selectieve<br />

distributeur terecht kan komen is de selectie van nieuwe wederverkopers.<br />

Deze selectie dient uitsluitend op kwalitatieve gronden te<br />

geschieden. In de praktijk heeft de distributeur gemakkelijk de neiging<br />

om nieuwe wederverkopers te weigeren indien naar zijn mening<br />

(en die van de reeds bestaande wederverkopers) een bepaald<br />

gebied reeds voldoende verkooppunten heeft; de eigenaren van<br />

bestaande verkooppunten gaan dan klagen en er kan een vaak niet<br />

gewenste prijsconcurrentie ontstaan. Met name bij de selectieve<br />

distributie van luxe produkten kan zich zo'n situatie gemakkelijk<br />

voordoen omdat de kwalitatieve vereisten die aan de verkoop van<br />

dit soort produkten gesteld kunnen worden niet erg vergaand kunnen<br />

zijn.<br />

Selectieve distributie-overeenkomsten die vallen onder de werking<br />

van art. 85 EG-Verdrag mogen geen bepalingen bevatten waarin de<br />

wederverkoper wordt opgelegd de betrokken produkten tegen een<br />

vastgestelde prijs door te verkopen. Ook de groepsvrijstellingsverordeningen<br />

voor alleenverkoopovereenkomsten; exclusieve afname-overeenkomsten<br />

en franchise-overeenkomsten staan verticale<br />

prijsbinding niet toe. Recentelijk zijn echter door de Commissie<br />

enkele beschikkingen afgegeven op selectieve distributie-overeenkomsten<br />

die door Yves Saint Laurent en Givenchy waren aangemeld;<br />

deze beschikkingen bevatten een aantal belangrijke uitgangspunten<br />

die ook voor andere selectieve distributie-overeenkomsten<br />

als leidraad kunnen gelden.<br />

Uit het bovenstaande moge duidelijk geworden zijn dat expansie in<br />

Europa, zodra deze een zekere omvang gekregen heeft, rekening<br />

zal moeten houden met de bepalingen van het Europese mededingingsrecht;<br />

de enige expansiemethodes waarvoor dat niet opgaat,<br />

zijn expansie door middel van het benoemen van een handelsagent<br />

(mits de agent niet tevens een zekere mate van eigen economisch<br />

risico moet dragen, bijvoorbeeld door het verplicht voor eigen<br />

rekening aanhouden van een bepaalde voorraad) en het oprichten<br />

van een filiaal of dochtervennoctschap.


12 . Zakendoen in het buitenland 275<br />

12.11 After sales service en garantie<br />

In een aantal van de boven behandelde varianten zal de fabrikant cr<br />

belang bij hebben om regelingen te treffen met betrekking tot af ter<br />

sales service en het geven van een garantie ten behoeve van de<br />

eindgebruiker van het produkt. Indien de leverancier zijn produkt<br />

in meer dan een lidstaat van de EG verhandelt of doet verhandelen,<br />

dient hij ervoor te zorgen dat in iedere lidstaat gelijke garantievoorwaarden<br />

worden gehanteerd, ongeacht waar het produkt is<br />

gekocht.<br />

12.12 Weens Koopverdrag<br />

In de meeste hierboven genoemde varianten zal sprake zijn van<br />

goederenbewegingen van het ene land maar het andere, die juridisch<br />

als internationale koop worden gekwalificeerd. Het internationaal<br />

privaatrecht van de betrokken staten bevat de regels op<br />

grond waarvan wordt vastgesteld welk recht van toepassing is op<br />

de internationale koopovereenkomst.<br />

In een groeiend aantal gevallen zal het onder auspiciën van de Verenigde<br />

Naties tot stand gekomen Weens Koopverdrag van toepassing<br />

zijn.<br />

Het Weens Koopverdrag geeft een uniforme regeling van de internationale<br />

koopovereenkomst van roerende zaken. Met ingang van<br />

1 januari 1992 is ook Nederland partij geworden bij dit verdrag;<br />

meer dan dertig landen, waaronder de Verenigde Staten, Frankrijk,<br />

Duitsland en Italië, waren al voorgegaan.<br />

Het Weens Koopverdrag is krachtens artikel Ivan toepassing<br />

indien koper en verkoper gevestigd zijn op het grondgebied van<br />

een verdragsluitende staat. Koopovereenkomsten tussen bijvoorbeeld<br />

Nederlandse en Amerikaanse, Franse of Duitse partijen worden<br />

derhalve voortaan beheerst door de bepalingen van het Weens<br />

Koopverdrag. Het Weens Koopverdrag is ook van toepassing indien<br />

op grond van de bepalingen van internationaal privaatrecht als<br />

toepasselijk recht op de internationale koopovereenkomst wordt<br />

aangewezen het recht van een land dat partij is bij het Weens<br />

Koopverdrag.


276 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Aangezien in vele van de hierboven behandelde expansiemogelijkheden<br />

sprake zal zijn van de verkoop van goederen vanuit Nederland<br />

naar de in het buitenland gevestigde wederpartij is het Weens<br />

Koopverdrag zeker van belang voor de Nederlandse exporteur.<br />

Naarmate meer staten partij worden bij het Weens Koopverdrag<br />

krijgt dit ook het karakter van een wereldkooprecht.<br />

12.13 Slotopmerkingen<br />

In het bovenstaande is een wat geschematiseerde weergave gegeven<br />

van de mogelijkheden die een leverancier van goederen of<br />

diensten ter beschikking staan in het geval hij zijn activiteiten naar<br />

het buitenland wil uitbreiden; in de praktijk zien we vaak mengvormen<br />

of combinaties van de verschillende varianten ontstaan.<br />

Bij export binnen de Europese Gemeenschappen moet al snel rekening<br />

worden gehouden met het Europese mededingingsrecht. Binnenkort<br />

zal dit ook gaan gelden voor de landen die deel uitmaken<br />

van de zogenaamde European Eeonomie Space: Zweden, Noorwegen,<br />

Finland en Oostenrijk.<br />

De Nederlandse exporteur doet er goed aan om zich bij voorgenomen<br />

exportactiviteiten in ieder geval ook te laten adviseren door<br />

een juridisch adviseur met internationale ervaring.


13<br />

Het opstellen van<br />

een internationaal commercieel contract!<br />

M.J.G.P. <strong>Kaplan</strong><br />

13.1 Inleiding<br />

Men kan drie soorten contracten sluiten:<br />

1. een eenvoudig mondeling of schriftelijk 'Cash On Delivery'contract,<br />

waarbij omtrent de voorwaarden tussen partijen behalve<br />

object (bijvoorbeeld de te kopen zaak) en de prijs verder<br />

geen afspraken worden gemaakt omtrent de overige condities<br />

van het contract, omdat het ontbrekende wordt aangevuld door<br />

de bepalingen van de wet (dwingend en aanvullend recht);<br />

2. een - individueel eenvoudig - contract, waarbij evenwel algemene<br />

voorwaarden van toepassing worden verklaard, vaak in<br />

afwijking van bepalingen van aanvullend recht en soms ook -<br />

echter ten onrechte - in afwijking van bepalingen van dwingend<br />

recht uit de wet;<br />

3. een individueel min of meer ingewikkeld en gedetailleerd contract<br />

(maatwerk).<br />

In alle drie gevallen vormt het dwingend recht uit de wet een randvoorwaarde,<br />

bepalingen in strijd ermee zijn nietig. Tot dat dwingende<br />

recht behoort ook Afdeling 3, Titel 5 van Boek 6 van het BW<br />

(algemene voorwaarden). In zoverre vormen de 'grijze' en de<br />

'zwarte lijst' in de Wet algemene voorwaarden een negatieve<br />

I Dit hoofdstuk is in belangrijke mate gebaseerd op: Slagter, WJ., MJ.G.P. <strong>Kaplan</strong>,<br />

1991, Het opstellen van commerciële contracten, in: MJ.G.P. <strong>Kaplan</strong> (red.), Onder·<br />

handelen, Structuren en Toepassingen, (Academic Service, Schoonhoven), pp. 207-<br />

232.


278 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

checklist (wat niet op te nemen in een contract), terwijl daarnaast<br />

een positieve checklist kan worden gepresenteerd (waaraan te<br />

denken bij het opstellen van een contract). De keuze tussen de drie<br />

bovenstaande mogelijkheden hangt in het algemeen af van factoren<br />

als het belang van de zaak, de gebruikelijkheid voor de partijen van<br />

de transactie, de duur van de contractuele relatie, de onderlinge<br />

afhankelijkheid, het wederzijdse vertrouwen, het al dan niet grensoverschrijdende<br />

karakter van de transactie en de ingewikkeldheid<br />

van de transactie.<br />

Het opstellen van het contract zelf geschiedt in het algemeen niet<br />

na afloop van de onderhandelingen, maar loopt als het ware parallel<br />

daaraan: over de inhoud van het contract c.q. over de vormgeving<br />

ervan wordt immers ook onderhandeld.<br />

Het maken van een contract verloopt dan ook in het algemeen gefaseerd,<br />

net als de onderhandelingen zelf over het contract. Zeker bij<br />

maatcontracten is het aan te bevelen de juristen zo spoedig mogelijk<br />

na het openen van de onderhandelingen erbij te betrekken, niet<br />

alleen om aan het einde van de commerciële onderhandelingen<br />

geen tijd verloren te laten gaan door discussies over de vormgeving,<br />

maar ook om de commerciële onderhandelaars tijdig te confronteren<br />

met de consequenties van de tot dusverre bereikte punten<br />

en met de nog resterende lacunes. Bovendien voorkomt het tijdig<br />

inschakelen van juristen eventueel misbruik van een door de ene<br />

partij eenzijdig opgestelde overeenkomst, indien de verantwoordelijke<br />

commerciële onderhandelaars na het bereiken van overeenstemming<br />

bij de onderhandelingen, maar vóór het opstellen van het<br />

contract, vanwege andere bezigheden geen bemoeienis meer hebben<br />

met de overeenkomst. Daardoor kan men gedwongen worden<br />

akkoord te gaan met een ongunstig document waarover niet meer<br />

kan worden onderhandeld.


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 279<br />

13.2 Handelwijze<br />

Bij de hierna volgende fasering - waarvoor ik gaarne verwijs naar<br />

Grosheide - is uitgegaan van de jurist die het contract opstelt.<br />

Niettemin zijn de onderhandelingen vaak al aan de gang tussen de<br />

'commerciële' onderhandelaars, voordat de jurist bemoeienis met<br />

het contract krijgt. In dit laatste geval is er al een 'commerciële<br />

onderhandelingsfase ' vóór de inkomstfase.<br />

In het algemeen zal de jurist die het contract dient op te stellen,de<br />

volgende fasen kunnen onderscheiden:<br />

• Inkomstfase. In deze fase blijkt de wenselijkheid van een schriftelijk<br />

contract. Wil men bijvoorbeeld wel een 'echt' contract of<br />

niet liever een gentlemen's agreement? Belangrijk in deze fase<br />

is het verkrijgen van voldoende gegevens om die in de volgende<br />

fase effectief te kunnen analyseren. De eerste stap is te weten te<br />

komen wat de aspirant-contractant feitelijk wil bereiken met de<br />

gewenste overeenkomst. Wat is het doel van de overeenkomst?<br />

Welke prestaties zullen worden verwacht van iedere partij? Wat<br />

zijn de achtergronden van de aspirant-contractant? Wat is de<br />

aard van zijn onderneming? Is de transactie éénmalig? Immers,<br />

het beogen van toekomstige transacties met deze wederpartij zal<br />

van wezenlijke invloed kunnen zijn op de rechten en verplichtingen<br />

van partijen, die in het contract zullen worden omschreven.<br />

Dus óók voor de inhoud van het contract kan het uitmaken<br />

of sprake is van een 'one shot-deal' of van een lange-termijnrelatie.<br />

In ieder geval kan de kennelijke mate van zorgvuldigheid<br />

in deze fase van cruciale invloed zijn bij een eventuele latere<br />

procedure. Zie over het vooronderzoek verder hierna. Belangrijk<br />

in deze fase is ook dat de jurist niet gaat optreden als dealkiller<br />

door alleen maar naar problemen te zoeken in plaats van<br />

naar oplossingen.<br />

• Analytischefase. In deze fase worden alle verzamelde gegevens<br />

geanalyseerd, gecontroleerd en getoetst aan het recht. Welk<br />

recht is van toepassing? Zal dit toepasselijke recht ook daadwerkelijk<br />

worden toegepast? Zeer belangrijk is ook wat de fiscale<br />

consequenties zijn. Welke problemen zijn feitelijk te verwachten<br />

bij de uitvoering van dit contract? Wat zouden mogelijke<br />

oplossingen zijn? Welke mogelijke onduidelijkheden moe-


280 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

ten worden gedefinieerd? Ook allerlei nieuwe gegevens kunnen<br />

worden verwerkt, bijvoorbeeld zoals die naar voren komen uit<br />

de feitelijke onderhandelingen met de wederpartij. De inhoud<br />

van de uiteindelijke overeenkomst kan dan ook in deze fase al<br />

enigszins zichtbaar worden. Uiteraard kan het eveneens wenselijk<br />

blijken te zijn om preliminaire afspraken te maken.<br />

Conceptuele fase. Het concept-contract wordt opgesteld. In<br />

deze fase gaat het vooral om de redactionele kant van de zaak.<br />

Welke partij zorgt voor het concept-contract? In de internationale<br />

handel is het gebruikelijk dat de koper het eerste concept<br />

verzorgt. Een niet gering voordeel voor de koper! Wat zijn de<br />

voordelen en de nadelen van eenzijdige formuleringen, commercieel<br />

(Don't get mad, get even!), en juridisch (veelal uitleg<br />

contra preferentem). Wat voor type contract gaat het worden?<br />

Welke clausules opnemen, welke niet opnemen? De tekst van<br />

de clausules zelf is meestal wel bekend of gemakkelijk te verkrijgen<br />

of aan te passen. Niettemin dient men te allen tijde te<br />

beseffen dat overnemen van bestaande clausule-tekst èrg gevaarlijk<br />

kan zijn! Niet alléén omdat die bestaande tekst concessies<br />

kan bevatten die nu zonder tegenprestatie worden 'weggegeven'.<br />

Vergelijk ook het stuk van A.H. Spijker met de veelzeggende<br />

titel 'Een nonchalant zinnetje' in Carrière van 24 maart<br />

1990. Moet het document in 'hoofdstukken' worden verdeeld?<br />

Bij lange overeenkomsten is dit aan te bevelen. Zeer belangrijk<br />

is dat de r:.edactie van alle clausules wordt getoetst aan het doel<br />

dat de overeenkomst beoogt te gaan dienen! Het contract is<br />

immers een middel en geen doel op zich! Eveneens van belang<br />

in deze fase zijn het tijdschema van partijen, en de geldigheid<br />

en de afdwingbaarheid van het eventuele contract. Vooral in<br />

verband met het laatste is het noodzakelijk om uitgebreid stil te<br />

staan bij wat er dient te gebeuren in geval van een eventueel<br />

conflict. Het is overigens aan te bevelen het eenmaal opgestelde<br />

concept-contract te laten nakijken door een collega! Bij meer<br />

concepten is het overigens aan te bevelen deze niet te nummeren<br />

(het aantal- interne - concepten gaat immers de wederpartij<br />

niet aan), maar te dateren.<br />

Tekeningsfase. Indien de onderhandelingen over het concept (of<br />

over meer concepten) zijn geëindigd met een overeenkomst,


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 281<br />

dient het contract te worden ondertekend door daartoe bevoegde<br />

personen. Alle stukken dienen te worden gecontroleerd. Partijen<br />

dienen uit te voeren wat zij bij ondertekening verplicht zijn te<br />

doen, zoals bijvoorbeeld een directe termijnbetaling, het stellen<br />

van een bankgarantie, enzovoort.<br />

• Nazorg. Administratieve verwerking van het contract. Uitvoering<br />

van de overeenkomst. Eventuele toetsing van de uitvoering<br />

van de overeenkomst. Eventuele heronderhandelingen, enzovoort.<br />

Het vooronderzoek bij het opstellen van een overeenkomst zou<br />

zich kunnen richten op de volgende, niet limitatief bedoelde, punten:<br />

De aard van de onderneming. Wat is de achtergrond van de<br />

aspirant-contractant? Wat is zijn produkt? Wie zijn de gebruikers<br />

ervan? Wie zijn de concurrenten? Hoe is het betrokken<br />

marktsegment georganiseerd?<br />

Wie zijn de beoogde contractpartijen? Wat is ieders ervaring in<br />

de betrokken markt? Wat is ieders marktaandeel? Zijn de partijen<br />

ieder financieel gezond? Zijn er culturele factoren in het<br />

spel?<br />

Wat worden ieders verantwoordelijkheden? Bijvoorbeeld, marketing<br />

van het produkt, prijsbepaling, ontwikkeling nieuwe<br />

produkten, kwaliteitsbewaking, vervoer, financiering, boekhouding,<br />

incasso's, belastingen, fabricage, aansprakelijkheid, verdeling<br />

van de opbrengsten gedurende de looptijd van de overeenkomst<br />

en bij beëindiging ervan, kostenberekening, directievoering,<br />

enzovoort.<br />

Zijn er beperkingen? Bijvoorbeeld intellectuele rechten, zoals<br />

octrooien, know how, handelsnamen, auteursrechten, software,<br />

beschermde persoonsregistraties. Maar ook exc1usiviteitsbedingen,<br />

concurrentiebedingen, kartelafspraken, afnameverplichtingen,<br />

derden bedingen , enzovoort.<br />

Bij internationale overeenkomsten: het culturele klimaat, taalproblemen,<br />

het politieke klimaat, politieke- en handelsbetrekkingen,<br />

afstanden, het niveau van het telecommunicatiesysteem,<br />

transportmogelijkheden, produktaansprakelijkheid, het financieel-economische<br />

systeem, investeringsmogelijkheden, desin-


282 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

vesteringsmogelijkheden, rol van agent of distributeur, de arbeidsmarkt,<br />

de arbeidsverhoudingen, de rol van de overheid,<br />

corruptie, onafhankelijkheid of juist niet van de rechterlijke<br />

macht, mogelijkheden om vonnissen te executeren, het nut van<br />

plaatselijke juristen, plaatselijke wetten, handelsbeperkingen,<br />

douanerestricties, belastingen, embargo 's, EG-verordeningen,<br />

Cocom-regels en dergelijke, anti-dumping- en anti-kartelwetgeving,<br />

vrijheid om het land te verlaten.<br />

Rechtskeuze, de rol van eventuele internationale regelingen<br />

zoals het EVD, de CISG, het EEX, enzovoort, conflictoplossing,<br />

geheimhouding, fiscale begeleiding, handelstermen, verzekeringen,<br />

financiering, letters of credit, barterovereenkomsten, kredietverzekering,<br />

welke factoren zouden kunnen leiden tot force<br />

majeure - vergelijk het in § 13.3 te noemen artikel van RonaId<br />

L. Jones, exoneraties, andere specifieke regelingen.<br />

Het type beoogde overeenkomst, al dan niet internationaal,<br />

zoals koop, dienstverlening, distributieovereenkomst, agentuur,<br />

franchise-overeenkomst, licentie-overeenkomst, fusie- of overname-overeenkomst,<br />

overdracht van technologie, bouwovereenkomst,<br />

automatiseringsovereenkomst, joint venture, turn-key<br />

project.<br />

Zie voor dit totale onderwerp ook Haynsworth, pp. 41-56, Fox, het<br />

uitvoerige boek van Sperber, alsmede Christoph Graf von Bernstorff<br />

en het boek van Delacollette.<br />

Informatie voor dit vooronderzoek is te putten uit diverse bronnen.<br />

Zo noemt Posses in The Art of International Negotiation op pagina<br />

192, de volgende, niet-limitatieve, bronnen:<br />

Government publications<br />

University, technical, business libraries<br />

Industrial, commercial and mercantile reports<br />

Standard commercial and industrial ratings<br />

Credit ratings, classification and reports<br />

• Trade association journals and house organs<br />

Banking periodicals and journals<br />

Academic special studies, seminars and reports<br />

Economic community reports and releases


284 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Opstellen. Wie van de partijen is verantwoordelijk voor het opstellen<br />

van de overeenkomst? Hoe gedetailleerd moet de overeenkomst<br />

zijn? In welke taal of in welke talen moet de overeenkomst<br />

worden geschreven? Welke gegevens zijn nog nodig<br />

voor het schrijven van de overeenkomst? Wat is het tijdschema<br />

vóór het inwerking treden van de overeenkomst, wat moet er<br />

allemaal gebeuren? Wat is het tijdschema ná het inwerking<br />

treden van de overeenkomst? Zijn er 'postcontractuele' regelingen<br />

noodzakelijk? Hoe gedetailleerd moet de overeenkomst<br />

zijn? In welke taal of in welke talen talen moet de overeenkomst<br />

worden geschreven? Welke gegevens zijn nog nodig<br />

voor het schrijven van de overeenkomst? Zijn alle afspraken<br />

voor de partijen duidelijk? Wat moet de tekst van de overeenkomst<br />

worden? Is die tekst in overeenstemming met het doel<br />

van de overeenkomst? Is de eenmaal opgestelde overeenkomst<br />

geldig? Zie figuur 13.2.<br />

Figuur 13.2<br />

Wie/waar<br />

Voor inwerkingtreding van contract<br />

,........<br />

Wanneer<br />

OPSTELLEN N' a Inwer k· Ingtre d· mg van contract<br />

Hoe ---> Gedetailleerdheid/taal<br />

Wat H Waarom ---> Inhoud H .. Geldigheid<br />

Ongeldig/geldig<br />

Ongeldig. Is de 'overeenkomst' eventueel non-existent omdat<br />

een wezens bestanddeel ervoor ontbreekt of is hij misschien<br />

'gebrekkig? 'Gebrekkigheid' van de overeenkomst kan bestaan<br />

vanwege nietigheden of vernietigbaarheden. Uiteraard moet


286 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Figuur 13.4<br />

Niet afdwingbaar<br />

vonniS<<br />

Niet uitvoerbaar<br />

/ Niet economisch<br />

/ \ Rechte, olet ooafhookelljk<br />

GELDIG Geeo 'OOOIS<<br />

"'" Geslaagd 'e


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 287<br />

Oorzaak ('considerans'). Een goede considerans bespaart op<br />

ver gedetailleerde regelingen, omdat de considerans een richtlijn<br />

biedt voor uitleg bij twijfel of lacunes. Dit kan belangrijk<br />

zijn, omdat degenen die de overeenkomst feitelijk zullen uitvoeren<br />

veelal anderen zijn dan degenen die de overeenkomst<br />

opstellen en ondertekenen. Ook bij conflicten is het nuttig dat<br />

degene die het conflict moet oplossen, kan lezen met welke<br />

motieven de overeenkomst is aangegaan. Daarom is zorgvuldige<br />

aandacht nodig voor de evenwichtige redactie ervan.<br />

• Aanbod en aanvaarding; vrijblijvend aanbod, datum van ingang,<br />

duur, einde.<br />

Identificatie van partijen: vertegenwoordiging, volmacht, tekeningsbevoegdheid,<br />

'woonplaatskeuze' . Bij de vermelding van<br />

de partijen in de aanhef van het contract (vaak rechtspersonen)<br />

vermelden, door wie zij worden vertegenwoordigd, en waarop<br />

die vertegenwoordigingsbevoegdheid is gebaseerd (artikel van<br />

statuten, eventueel met verwijzing naar een besluit van de<br />

R.v.C., enzovoort). Bij een voorlopig contract 'subject to board<br />

approval'. Indien de vertegenwoordiger zelf (mede) partij is bij<br />

de overeenkomst, dan dient wellicht een beding ten behoeve<br />

van de derde te worden opgenomen. Eventueel 'na te noemen<br />

derde of opdrachtgever' - zie ook artikel 6:67 BW.<br />

• De prestatie: een exacte omschrijving van de prestatie, waarvoor<br />

betaald wordt (omvat bijvoorbeeld mede verpakking,<br />

wijze van merken van de verpakking, transportverzekering,<br />

vervoerskosten, douanerechten, Incoterms, regeling meerwaarde/minderwaarde).<br />

• Beperkingen, zoals een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst<br />

of een beperkende omschrijving van het gebied waarvoor<br />

bijvoorbeeld slechts de verleende licentie geldt.<br />

Standaardclausules, zoals ter zake van beperking van aansprakeli<br />

jkheid:<br />

- voor bepaalde handelingen;<br />

- tot een bepaald bedrag;<br />

- ten aanzien van bepaalde gevolgen.<br />

Voor dit soort 'exoneratie-clausules' geldt:<br />

- nietig, indien in strijd met de wet, openbare orde of de goede<br />

zeden;


288 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

- vernietigbaar, indien tot stand gekomen door misbruik van<br />

omstandigheden (zoals misbruik van economisch overwicht,<br />

bijvoorbeeld door een monopolie of kartel);<br />

- soms in strijd met de goede trouw om op zo'n clausule een<br />

beroep te doen;<br />

- vernietigbaar, indien onredelijk bezwarend of, indien - in<br />

een consumentencontract - in strijd met de grijze lijst (artikel<br />

6:237 sub f BW);<br />

- nietig, voor zover aansprakelijkheid zou worden uitgesloten<br />

voor gevolgschade door een gebrekkig produkt, voor zover<br />

door dat gebrek schade is toegebracht aan een 'persoon'<br />

(ziek, gewond of dood) of aan een goed, in hoofdzaak in de<br />

privé-sfeer gebruikt; na die datum blijven dergelijke exoneratieclausules<br />

nog geldig in de relatie tot niet-consumenten<br />

(bedrijven en non-profitorganisaties ).<br />

Verkapte exoneratieclausules blijven geldig, bijvoorbeeld door<br />

hantering van de kwaliteitseisen en toleranties, waaraan het produkt<br />

wel (en niet) voldoet. Ook bijvoorbeeld gebruiksaanwijzingen<br />

en waarschuwingen.<br />

Regeling van eventuele milieu-aansprakelijkheid.<br />

Battle of the farms: beide contractpartners hanteren standaardvoorwaarden<br />

en verwijzen daarnaar. Welke voorwaarden zijn<br />

nu van toepassing?<br />

Voorbeeld: A doet een offerte met verwijzing naar zijn verkoopvoorwaarden.<br />

B accepteert met verwijzing naar zijn inkoopvoorwaarden.<br />

In beginsel zijn er hier tenminste vier oplossingen mogelijk:<br />

1. Er is geen volledige wilsovereenstemming, dus geen overeenkomst.<br />

2. A's voorwaarden gelden.<br />

3. B's voorwaarden gelden.<br />

4. Noch A's noch B's voorwaarden gelden, de overeenkomst<br />

wordt uitsluitend geregeerd door het toepasselijke geschreven<br />

en ongeschreven recht.<br />

Het BW bepaalt hierover in artikel 6:225 lid 3: Verwijzen aanbod<br />

en aanvaarding naar verschillende algemene voorwaarden,<br />

dan komt aan de tweede verwijzing geen werking toe, wanneer<br />

daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste ver-


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 289<br />

wijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van<br />

de hand wordt gewezen. De 'aanvaarder' moet dus bijzonder<br />

goed op zijn tellen passen. Hij kan niet volstaan met een simpele<br />

verwijzing naar zijn eigen voorwaarden, maar moet de voorwaarden<br />

van de 'aanbieder' uitdrukkelijk afwijzen. Deze regel<br />

kan echter problemen geven. Stel: A biedt onder verwijzing<br />

naar zijn verkoopvoorwaarden aan B een machine te koop aan<br />

voor f 150.000,-. B antwoordt per brief, dat hij de machine wil<br />

kopen voor f 135.000,-. Op B's brief staat een gedrukte verwijzing<br />

naar zijn inkoopvoorwaarden, maar B wijst A's verkoopvoorwaarden<br />

niet uitdrukkelijk van de hand. A gaat vervolgens<br />

akkoord met f 135.000,-. Zijn nu A's verkoopvoorwaarden of<br />

B's inkoopvoorwaarden van toepassing?<br />

Te vrezen is dat A als volgt zal redeneren: "Ik heb als eerste<br />

naar mijn verkoopvoorwaarden verwezen; B heeft die voorwaarden<br />

niet uitdrukkelijk van de hand gewezen, dus mijn<br />

verkoopvoorwaarden gelden op grond van artikel 6:225 lid 3."<br />

Die redenering is echter onjuist. Artikel 6:225 lid 1 bepaalt<br />

namelijk: Een aanvaarding die van het aanbod afwijkt, geldt<br />

als een nieuw aanbod en als een verwerping van het oorspronkelijke.<br />

In het betrokken geval was dus niet A maar B de 'aanbieder'.<br />

Dit betekent dat A gebonden is aan B's verkoopvoorwaarden,<br />

omdat hij die voorwaarden niet uitdrukkelijk heeft<br />

afgewezen! (Ik merk overigens op dat indien de afwijking<br />

slechts ondergeschikte punten - dus niet bijvoorbeeld de prijs,<br />

zoals in casu - zou hebben betroffen, de overeenkomst tot stand<br />

gekomen zou zijn mèt de afwijking, tenzij de oorspronkelijke<br />

aanbieder 'onverwijld' bezwaar zou hebben gemaakt tegen de<br />

afwijking - zie lid 2 van artikel 6:225.)<br />

Te adviseren is dan ook om geen risico te nemen, en bij iedere<br />

fase in het onderhandelingsproces uitdrukkelijk en bij voorkeur<br />

schriftelijk aan te geven dat men uitsluitend contracteert op de<br />

eigen voorwaarden, en dat men de voorwaarden van de wederpartij<br />

van de hand wijst.<br />

• Zekerheid voor nakoming, zoals pand, hypotheek, borgtocht,<br />

eigendomsvoorbehoud, boeteclausules en dergelijke.<br />

Plaats, tijd en wijze van leveren.


290 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Prijsstellingen, betalingscondities, compensatie- en opschortingsverbod,<br />

garanties en vrijwaring.<br />

• Bonusclausule ter zake van korting bij levering c.q. betaling<br />

eerder dan op de vervaldatum.<br />

Wijziging van omstandigheden, hardheidsclausules, gulden-isgulden-regeling,<br />

indexerings- en valutabepalingen. Prijsindexeringsclausules<br />

en valutabepalingen kunnen exact geformuleerd<br />

worden, waardoor onzekerheden in de toekomst kunnen worden<br />

verdisconteerd. Andere wijzigingen van omstandigheden kunnen<br />

slechts algemeen worden geformuleerd. Bij te grote discrepanties<br />

tussen de omstandigheden bij het sluiten en bij de latere<br />

uitvoering van het contract kan een openbreekclausule gewenst<br />

zijn. Indien partijen omtrent de wijziging van het contract geen<br />

overeenstemming bereiken, dan kan het geschil aan een bindend<br />

adviseur of aan een arbiter worden voorgelegd.<br />

Contractuele uitbreiding of inperking van overmacht.<br />

Overmacht, in het BW omschreven als een tekortkoming die de<br />

schuldenaar niet kan worden toegerekend - zie artikel 6:75, is<br />

een vage term. Het verdient aanbeveling die concreet te omschrijven,<br />

met uitbreiding of met beperking van hetgeen in de<br />

rechtspraak daaronder verstaan wordt. Overmacht grenst aan<br />

risico, dus door omschrijving van de risico 's, die beide partijen<br />

op zich nemen, wordt reeds een negatieve omschrijving van<br />

overmacht gegeven.<br />

Verzekeringsplicht. Is een der partijen verplicht de goederen te<br />

verzekeren?<br />

Verdeling van risico's tijdens het transport en na de levering.<br />

In hoeverre inspanningsverbintenis en in hoeverre resultaatsverbintenis.<br />

Hoe meer slechts inspanningsverbintenis, des te zwakker is de<br />

positie van de schuldeiser, en omgekeerd.<br />

Regeling van de wanprestatie:<br />

- klachten en reclames; termijnen daarvoor;<br />

- schadevergoeding bij te late prestatie;<br />

- contractuele rente bij te late betaling;<br />

- onmiddellijke opeisbaarheid na ingebrekestelling;<br />

- ontbinding met schadevergoeding (of uitsluiting van ontbinding);


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 291<br />

- contractuele boete of gefixeerde schadevergoeding;<br />

- contractuele boete + schadevergoeding;<br />

- regeling gedeeltelijke wanprestatie.<br />

Opschortende voorwaarden. Opschortend is de voorwaarde, bij<br />

welker vervulling de werking van de verbintenis een aanvang<br />

neemt.<br />

Ontbindende voorwaarden, gedeeltelijke onverbindendheid.<br />

Ontbindend is de voorwaarde, bij welker vervulling de werking<br />

van de verbintenis eindigt.<br />

Overdraagbaarheid van rechten en verplichtingen, bijvoorbeeld<br />

binnen een concern.<br />

In hoeverre mogen partijen hun rechten en verplichtingen zonder<br />

nadere toestemming van de wederpartij overdragen aan<br />

derden?<br />

Fiscale aspecten: BTW, belastingen van rechtsverkeer, enzovoort.<br />

Welke partij draagt de diverse fiscale gevolgen van de<br />

overeenkomst? Welke partij draagt eventuele fiscale risico 's?<br />

• Beproevingen, testen en controles, eventueel dooreen keuringsinstituut,<br />

regeling van gevolgen van niet-goedkeuring, onderhoud.<br />

Opties, bijvoorbeeld wijzigingen, zoals verlenging van het contraet<br />

of omzetting daarvan, bijvoorbeeld van huur in koop;<br />

opties bij wanprestatie, en met betrekking tot overdraagbaarheid<br />

van rechten en verplichtingen; wie mag de optie uitoefenen,<br />

in welke periode, en onder welke voorwaarden. Het voorkeursrecht<br />

legt op degene die het voorkeursrecht verleent aan<br />

de voorkeursgerechtigde de verplichting om bij een eventueel<br />

besluit om een beoogde overeenkomst met een derde aan te<br />

gaan eerst een aanbod (onder gelijke voorwaarden als aan de<br />

derde) te doen aan de voorkeursgerechtigde (right offirst refusal).<br />

Opzegging van een contract, gesloten voor onbepaalde tijd<br />

(duurcontract), termijnen en tijdstip voor opzegging; onderscheid<br />

tussen verscheidene periodes, met of zonder toetsbaar<br />

argument voor opzegging, opzegging met aanbod tot opnieuw<br />

sluiten van een gewijzigd contract, eventueel met verwijzing<br />

naar bindend advies.


292 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Contract wordt geheel of ten dele ontbonden bij:<br />

faillissement of surséance van betaling;<br />

- dood van één der partijen;<br />

- dreigende uitoefening van het bodemrecht van de fiscus;<br />

- opzegging van een bankkrediet;<br />

- melding aan de Ontvanger en de Bedrijfsvereniging ex de<br />

tweede anti-misbruikwet;<br />

- verwikkeld raken in een gerechtelijke procedure.<br />

Kwaliteitsgarantie. Wijziging van de samenstelling, of wijze<br />

van produktie - ook indien verbetering slechts mct instemming<br />

van de wederpartij.<br />

Intellectuele rechten, rechten van intellectuele eigendom. Het<br />

betreft hier immateriële rechten, zoals octrooi, merk, handelsnaam,<br />

modellen, maar ook goodwill en know how. Indien een<br />

octrooilicentie wordt verleend, moet (door een octrooibureau)<br />

worden nagegaan of de licentieverlener inderdaad rechthebbende<br />

op een octrooi is, en zo ja, hoelang de geldigheid daarvan<br />

nog duurt. Voor een merklicentie geldt in beginsel hetzelfde,<br />

met dien verstande dat een merk niet gebonden is aan een bepaalde<br />

geldigheidsduur. Zonodig moet een clausule worden<br />

opgenomen dat de licentieverlener instaat voor de rechtsgeldigheid<br />

van een octrooi of merk, en dat bij betwisting daarvan door<br />

een derde, de octrooihouder respectievelijk de merkgerechtigde<br />

de licentiehouder in de procedure ter zijde zal staan en alle<br />

proceskosten voor zijn rekening zal nemen. Er bestaan modellen<br />

voor licentiecontracten, waarin onder meer ook de vergoedingen<br />

geregeld zijn. Ondanks artikel 2 Handelsnaamwet, bepalende<br />

dat een handelsnaam alleen samen met de onderneming<br />

die onder die naam wordt gedreven, kan worden overgedragen,<br />

moet niettemin worden aangenomen, dat franchising ook in<br />

Nederland geheel toelaatbaar is.<br />

o Afscherming tegenover derden: geheimhoudingsclausule,exclusiviteitsclausule.<br />

'Confidential information '.<br />

o Kosten bij het opstellen van het contract (advocaat, notaris, investment<br />

banker).<br />

o Buitengerechtelijke kosten. Kosten die de schuldeiser maakt<br />

vóór een eventuele procedure om jegens de niet-presterende<br />

schuldenaar zijn rechten toch te verkrijgen. Voor zover redelijk


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 293<br />

- zie de artikelen 6:96 lid 2 sub c BW en 57 Rv. - zijn deze<br />

kosten ook zonder een uitdrukkelijke clausule door de schuldenaar<br />

verschuldigd. Ter voorkoming van geschillen en ter verlichting<br />

van de bewijslast verdient een uitdrukkelijke clausule<br />

toch aanbeveling.<br />

Delay non waiver-clause: in een delay non waiver-clause wordt<br />

uitdrukkelijk vermeld dat hct niet, niet onmiddellijk of niet<br />

volledig gebruik maken van alle rechten, die de schuldeiser<br />

jegens de schuldenaar heeft, op geen enkele wijze kan worden<br />

uitgelegd als het doen van afstand van die rechten.<br />

• Notice clause: indien de overeenkomst vereist dat partijen in<br />

bepaalde gevallen mededelingen aan elkaar moeten doen, bijvoorbeeld<br />

bij opzegging of verlenging van de overeenkomst of<br />

bij wijzigingen van prijs of van kwaliteit, enzovoort, kan een<br />

notice clause worden opgenomen om aan te geven hoe mededelingen<br />

moeten worden gedaan, bijvoorbeeld mondeling of per<br />

telex, per fax of per aangetekend schrijven. Ook kan worden<br />

aangegeven aan welke persoon de mededeling moet worden<br />

gericht en welke termijn voor de mededeling in acht dient te<br />

worden genomen alsmede aan welke overige eisen de mededeling<br />

moet voldoen.<br />

• F avored nations-clause. Indien de schuldenaar van deze clausule<br />

aan derden betere condities zal bieden, dan aan de schuldeiser<br />

van deze clausule zijn geboden bij het contracteren, dan is<br />

hij verplicht deze betere condities alsnog te bieden aan de<br />

schuldeiser van dc clausule.<br />

• Meet competition-clause. Indien de schuldeiser van deze clausule<br />

elders op de markt zou kunnen contracteren tegen (aanmerkelijk)<br />

betere condities dan het huidige contract biedt, dan is de<br />

schuldenaar van deze clausule verplicht zijn eigen condities aan<br />

te passen aan die betere condities.<br />

• Jurisdictieregelingen, regeling toepasselijk recht, arbitraal beding,<br />

EG-Executieverdrag, enzovoort.<br />

• Invloed publiekrechtelijke voorschrijien (vergunningen/ontheffingen;<br />

Prijzenwet, Veiligheidswet, en dergelijke). Welke partij<br />

draagt het risico, indien aan publiekrechtelijke voorschriften<br />

niet is voldaan?


294 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Vereiste verklaringen (exportvergunning, Nederlandse Bank,<br />

Vereniging voor Effectenhandel, en dergelijke). Welke partij<br />

draagt het risico, indien de vereiste verklaringen niet worden<br />

afgegeven?<br />

Merger-clause. Clausule, dat alle eerdere stukken en afspraken<br />

betreffende het geregelde onderwerp met deze overeenkomst<br />

zijn vervallen; incorporering van eventuele tot de overeenkomst<br />

behorende bijlagen.<br />

Geen aansprakelijkheid-clausule. Clausule, dat met deze overeenkomst<br />

alle eventuele eerdere wederzijdse aanspraken zijn<br />

vervallen.<br />

Vierhoeken-clausule. Clausule, dat tussen partijen slechts geldt<br />

wat uitdrukkelijk is overeengekomen, namelijk uitsluitend<br />

datgene wat is neergeschreven 'binnen de vier hoeken' van het<br />

contract. (Uitsluiting van de aanvullende en beperkende werking<br />

van de goede trouw, voor zover toelaatbaar.) Geen rechtsverwerking,<br />

geen mondelinge afwijkingen.<br />

Wijzigingen in de overeenkomst zijn slechts geldig, indien deze<br />

op schrift zijn gesteld, en dit schriftelijke stuk door iedere partij<br />

is ondertekend.<br />

Definities van gebruikte termen en afkortingen.<br />

Registratie van het contract zelf of van persoonsgegevens.<br />

o Informatieplicht. Een informatieplicht is vooral van belang voor<br />

de koper.<br />

Taalclausule. Indien de overeenkomst in verschillende talen<br />

wordt geredigeerd, is het nuttig om te bepalen welke taal de<br />

authentieke is.<br />

o Aanvullende handelingen. Voorkomt het chicaneus niet-meewerken<br />

van een contractpartij aan nadere uitvoeringshandelingen.<br />

Publiciteit. Het is vaak van groot belang te voorkomen voor<br />

verrassingen te worden geplaatst door mededelingen in de pers,<br />

waarop men zal moeten reageren, terwijl men geen kans heeft<br />

gehad om zich daarop voor te bereiden.<br />

De hiervoor opgenomen clausules zijn gericht op de 'definitieve'<br />

overeenkomst, het resultaat van onderhandelingen. Het is ook<br />

mogelijk de onderhandelingen zelf te regelen, zowel procedureel


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 295<br />

als vooruitlopend op het definitieve contract. In een dergelijke<br />

voorovereenkomst zou men dan - wederom zonder uitputtendheid<br />

te beogen - de volgende clausules kunnen opnemen:<br />

Partijen spreken bij het begin van de onderhandelingen met elkaar<br />

af, dat hun onderhandelingen vrijblijvend zullen blijven,<br />

totdat partijen een letter of intent hebben ondertekend; door een<br />

zodanige overeenkomst wordt bereikt:<br />

- dat bij later verschil van mening geen enkele partij kan<br />

beweren, dat een mondelinge overeenkomst reeds zou zijn<br />

tot stand gekomen;<br />

- dat geen enkele partij aan de ander schadevergoeding verschuldigd<br />

wordt ter zake van het afbreken van de onderhandelingen,<br />

met andere woorden een contractuele afwijking<br />

van hetgeen anders op grond van de goede trouw in precontractuele<br />

verhoudingen - volgens de uitleg in het Plas/Valburg-arrest<br />

- zou moeten worden aangenomen.<br />

Binding pas bij ondertekening, niet eerder en niet later. In het<br />

algemeen komt een overeenkomst tot stand door aanbod en acceptatie;<br />

men kan echter met elkaar overeenkomen dat het aanbod<br />

slechts te beschouwen is als een uitnodiging aan de wederpartij<br />

om zijnerzijds een aanbod te doen; dit brengt dan mede<br />

dat de 'acceptatie' van B nog door A moet worden geaccepteerd.<br />

Het is beter dergelijke regelingen niet op te nemen in<br />

algemene voorwaarden, die pas gelden na het sluiten van de<br />

overeenkomst waarin die algemene voorwaarden toepasselijk<br />

zijn verklaard, maar in een voor-overeenkomst.<br />

Toepasselijk recht: het is van belang bij het begin van internationale<br />

onderhandelingen niet alleen overeenstemming te bereiken<br />

over het toepasselijk recht op de definitieve overeenkomst,<br />

maar ook over het toepasselijk reeht op de onderhandelingsfase<br />

om bespaard te worden voor verrassingen. Dit geldt zeker voor<br />

een buitenlander, volgens wiens interne recht precontractuele<br />

verhoudingen niet door de goede trouw worden beheerst. Er<br />

zijn immers grote verschillen tussen de verschillende rechtsstelsels<br />

in onderhandelingsrecht.<br />

Uitwisseling van concepten: de bijdrage van bedrijfsjuristen<br />

tijdens onderhandelingen, die overigens in het algemeen door<br />

commerciële stafleden of leidende functionarissen worden ge-


296 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

voerd, kan ondermeer hierin gelegen zijn dat zij door wederzijdse<br />

uitwisseling van concepten tijdens de onderhandelingen<br />

niet alleen tijd winnen, zodat aan het einde van de onderhandelingen<br />

niet meer veel tijd verloren gaat door discussies over de<br />

vormgeving, maar bovendien de commerciële onderhandelaars<br />

tijdig confronteren met de consequenties van de door hen voorlopig<br />

bereikte punten en met de nog resterende lacunes.<br />

Vertegenwoordiging. Vaak is het tactisch verstandig de onderhandelingen<br />

te laten voeren door onbevoegde vertegenwoordigers.<br />

Indien de onderhandelingen echter door - bijvoorbeeld -<br />

het Nederlandse recht worden beheerst, kan de goede trouw<br />

meebrengen dat de wederpartij van die onbevoegdheid op de<br />

hoogte wordt gesteld, bijvoorbeeld door vermelding van de<br />

functie van de personen der onderhandelaars. Desgevraagd is<br />

men tot die vermelding op grond van de goede trouw in ieder<br />

geval verplicht. Bij internationale contracten moet overigens<br />

rekening worden gehouden met het, voor Nederland geldende,<br />

Haagse vertegenwoordigingsverdrag, waaruit blijkt dat de vraag<br />

van de vertegenwoordigingsbevoegdheid voor elk der partijen<br />

afzonderlijk dient te worden beantwoord. De hoofdregel -<br />

waarop uitzonderingen bestaan - is dat moet worden uitgegaan<br />

van het recht van het land waar de vertegenwoordiger gevestigd<br />

is, ongeacht of hij ook daar gehandeld heeft. Uiteraard is het<br />

ook mogelijk dat vertegenwoordiger en vertegenwoordigde<br />

overeenstemming hebben bereikt over het op hun verhouding<br />

toepasselijke recht.<br />

Kostenverdeling. Het uitgangspunt is dat iedere partij zijn eigen<br />

kosten van de onderhandelingen draagt. Slagen de onderhandelingen,<br />

dan kan een partij trachten de kosten daarvan te verdisconteren<br />

in de overeen te komen prijs. Mislukken de onderhandelingen,<br />

dan blijft iedere partij zijn eigen kosten dragen, tenzij<br />

een beroep kan worden gedaan op het arrest Plas/Valburg.<br />

In de bouw bestaat een andere regeling: door middel van de<br />

rekenvergoeding moet de aanbesteder de calculatievergoeding<br />

betalen van alle aannemers, waaraan hij een prijsaanbieding<br />

heeft gevraagd; anders dan wel beweerd wordt, is hierin niets<br />

onrechtmatigs gelegen; het gevolg van een verbod van rekenvergoedingen<br />

is immers dat alle aannemers, aan wie het werk


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 297<br />

niet gegund is, verplicht zijn in hun offertes steeds een zo hoge<br />

overhead te verwerken dat daarmee alle calculatiekosten gedekt<br />

zijn van alle werken, waarop de aannemer in een bepaalde<br />

periode heeft ingeschreven (en niet slechts voor het betrokken<br />

werk).<br />

Geheimhouding. Tijdens de onderhandelingen ontstaat een<br />

paradoxale situatie, die zich vooral toespitst in de gevallen dat<br />

de onderhandelingen niet beogen te leiden tot een overeenkomst,<br />

maar tot een fusie of overname (ook al zal daaraan doorgaans<br />

een overeenkomst voorafgaan): de ene partij (de overnemer)<br />

is pas in staat een bod uit te brengen, indien hij inzage<br />

heeft verkregen van de sterke en zwakke zijden van de over te<br />

nemen onderneming, maar die onderneming wil haar bedrijfsgeheimen<br />

niet prijsgeven aan de wederpartij, die een concurrent<br />

zou blijven, indien de onderhandelingen mislukken. Vier methoden<br />

om aan dit dilemma te ontsnappen zijn:<br />

1. in de definitieve overeenkomst of in de letter of intent een<br />

ontbindende voorwaarde opnemen dat het contraet vervalt,<br />

indien na het sluiten de geheime gegevens bekend worden<br />

en daarbij zou blijken, dat deze in strijd zijn met hetgeen de<br />

andere partij heeft beweerd;<br />

2. de prijs geheel of ten dele afhankelijk te maken van hetgeen<br />

na het sluiten van de overeenkomst blijkt uit het bekend<br />

worden van de dan niet langer geheime gegevens;<br />

3. een neutrale tussenpersoon bijvoorbeeld een registeraccountant,<br />

inschakelen, op wie geheimhoudingsplicht rust, en die<br />

aan zijn opdrachtgever slechts mag bevestigen of de beweringen<br />

van de wederpartij juist zijn en een bepaald bod kunnen<br />

rechtvaardigen;<br />

4. een tijdelijk contract. Tot het definitieve contract moet de<br />

wederpartij de zaak geheim houden en mag hij zijn kennis<br />

ter zake niet gebruiken. De looptijd van dit soort overeenkomsten<br />

hangt af van het resultaat van de onderhandelingen.<br />

Mislukken de onderhandelingen, dan is de looptijd gelijk<br />

aan de economische levensduur van de opgedane kennis.<br />

Slagen de onderhandelingen, dan zal de beëindiging van dit<br />

soort tijdelijke contracten haar regeling vinden in de definitieve<br />

overeenkomst.


298 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

• Exclusiviteit. Partijen bedingen van elkaar dat zij exclusief met<br />

elkaar onderhandelen, en dat zij zich zullen onthouden van gelijktijdige<br />

onderhandelingen met andere gegadigden. Ook hieromtrent<br />

bestaat in de bouw een afzonderlijke regeling.<br />

• Voorkeursrecht. Willen de partijen meer zekerheid dan bij het<br />

beding van exclusiviteit te bereiken is over het slagen van hun<br />

onderhandelingen, en willen zij voorkomen dat door het afbreken<br />

van de onderhandelingen de wederpartij zich vrij zal maken<br />

om toch met een derde in zee te gaan, dan kan een voorkeursrecht<br />

worden bedongen. Het voorkeursrecht legt op degene die<br />

het voorkeursrecht verleent aan de voorkeursgerechtigde immers<br />

de verplichting om bij een eventueel besluit om een beoogde<br />

overeenkomst met een derde aan te gaan eerst een aanbod<br />

(onder gelijke voorwaarden als aan de derde) te doen aan<br />

de voorkeursgerechtigde ('right of first refusal'). Daarbij kan als<br />

'extra' nog worden overeengekomen, dat er naar aanleiding van<br />

dit aanbod tussen de voorkeursplichtige en de voorkeursgerechtigde<br />

moet worden onderhandeld, eventueel zelfs opnieuw op<br />

basis van exclusiviteit. Zie overigens ook de hiervóór opgenomen<br />

lijst van clausules, onder 'opties'.<br />

13.4 Incoterms<br />

Vanwege de verschillende interpretaties, die in de verschillende<br />

landen worden gegeven aan bekende handelstermen, heeft de <strong>Internationale</strong><br />

Kamer van Koophandel ('ICC') te Parijs in 1936 een stel<br />

internationale regels gepubliceerd voor uniforme interpretatie van<br />

die handelstermen, onder de naam Incoterms. In deze regels zijn<br />

aanvullingen en wijzigingen aangebracht in 1953, 1967, 1976,<br />

1980, 1990 en 2000. De laatste versie, de 'Incoterms 2000', geldig<br />

vanaf 1 januari 2000, is mede aangepast aan de huidige vervoerstechnieken<br />

en aan het elektronische dataverkeer. De Incoterms<br />

2000 kunnen dan ook als actuele leidraad dienen bij het nauwkeurig<br />

omschrijven van de voorwaarden voor levering van goederen<br />

onder internationale contracten.<br />

Onderwerping van het contract aan de ICC Incoterms 2000 kan derhalve<br />

nuttig zijn voor zakenlieden die de voorkeur geven aan een


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 299<br />

zekere, uniforme, interpretatie van hun handels terminologie, boven<br />

de onzekerheid van de verschillen in interpretatie, die in de verschillende<br />

landen en branches heersen. Overigens maakt het voorgenomen<br />

gebruik van de Incoterms 2000 het uiteraard niet onmogelijk<br />

om te onderhandelen over de voor het beoogde contract<br />

geldende inter.pretatie van de betrokken handelsterm(en)!<br />

Ten overvloede wordt opgemerkt:<br />

• dat in sommige landen de Incoterms, welke versie ook, nauwelijks<br />

worden gebruikt. Dit geldt vooral voor Engeland. In de<br />

Verenigde Staten wordt meestal de Uniform Commercial Code<br />

gebruikt om voor het handelsverkeer belangrijke figuren te<br />

regelen;<br />

• dat de Incoterms 2000 slechts betrekking hebben op handelsvoorwaarden<br />

en dus niet op bijvoorbeeld vervoersvoorwaarden,<br />

die soms óók dezelfde of soortgelijke bewoordingen kennen;<br />

• dat het gebruik van de betrokken handelstermen zonder uitdrukkelijke<br />

verwijzing naar de Incoterms 2000, niet meebrengt dat<br />

die handelstermen moeten worden uitgelegd overeenkomstig de<br />

Incoterms 2000.<br />

De Incoterms 2000 zijn ondergebracht in vier fundamenteel verschillende<br />

categorieën:<br />

1. De verkoper stelt de goederen aan de koper ter beschikking in<br />

het eigen bedrijfspand van de verkoper (de E-term: EXW, 'Ex<br />

Works' (Af Fabriek)).<br />

2. De verkoper levert de goederen af aan een door de koper benoemde<br />

vervoerder (de F-termen: FCA, 'Free Carrier' (Vrachtvrij<br />

tot vervoerder), FAS, 'Free Alongside Ship' (Franco langszij<br />

schip) en FOB, 'Free on Board' (Franco aan boord)).<br />

3. De verkoper sluit het vervoercontract, maar is niet verantwoordelijk<br />

voor het risico van verlies van of schade aan de goederen<br />

of voor extra kosten tengevolge van gebeurtenissen die zich<br />

voordoen na inlading en verzending ervan (de C-termen: CFR,<br />

'Cost and Freight' (Kostprijs en vracht), ClF, 'Cost, Insurance<br />

and Freight' (kostprijs, verzekering en vracht), CPT, 'Carriage


300 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

paid to .. .' (Vrachtvrij tot ... ) en CJP, 'Carriage and Insurance<br />

paid to .. .' (Vrachtvrij inclusief verzekering tot ... )).<br />

4. De verkoper draagt alle kosten en risico's die verbonden zijn<br />

aan het vervoer van de goederen naar het land van bestemming<br />

(de D-termen: DAF, 'Delivered at Frontier' (Franco grens), DES,<br />

'Delivered Ex Ship' (Franco af Schip), DEQ, 'Delivered ex<br />

Quay' (duty paid) (Franco af Kade (inclusief rechten)), DDU,<br />

'Delivered duty unpaid' (Franco exclusief rechten) en DDP,<br />

'Delivered duty paid' (Franco inclusief rechten)).<br />

De drieletterwoorden voor elke Incoterm zijn een tussen de lee en<br />

de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties<br />

overeengekomen standaardreferentie.<br />

Voor kennisname van de specifieke rechten en verplichtingen die<br />

partijen volgens de Incoterms 2000 hebben bij gebruik van de betrokken<br />

termen, wordt verwezen naar de publikatie zelf (lee publikatie<br />

560, Incoterms 2000, verkrijgbaar bij lee Nederland te<br />

's-Gravenhage). Deze publikatie is gesteld onder andere in de Engelse<br />

en de Nederlandse taal. De Nederlandse tekst is slechts een<br />

officieuze vertaling. De Engelse tekst is bindend.<br />

13.5 Beoordeling concept-contract<br />

Vooral indien het concept-contract niet wordt opgesteld door de<br />

jurist van de eigen partij, maar door die van de wederpartij, kan het<br />

nuttig zijn dit concept-contract niet alleen te toetsen aan de bovenstaande<br />

punten, maar ook aan de onderstaande. Vergelijk voor dit<br />

onderwerp het artikel van Brown, pp. 63-70.<br />

• Beoordeel de doelstellingen van de overeenkomst in het algemeen.<br />

Voldoet het concept hieraan?<br />

a. Worden de doelstellingen in het dokument genoemd, bijvoorbeeld<br />

in een considerans?<br />

b. Moeten die doelstellingen wel genoemd worden?


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 30 I<br />

Beoordeel de regelingen in het document:<br />

a. Zijn ze juist?<br />

b. Zijn ze volledig; wat is eventueel weggelaten?<br />

e. Staan er onnodige feitelijkheden in?<br />

d. Staan er onduidelijkheden in?<br />

e. Bevat het document zogenoemde 'piano's' (naar Elsschots<br />

roman Lijmen, tekst die in het document staat, doch die kennelijk<br />

niet ertoe behoort, maar deel uitmaakt van een ander<br />

contract, waarvan de woorden ten onrechte ongewijzigd zijn<br />

overgenomen)?<br />

f. Bent u tevreden met de specifieke regelingen in verhouding<br />

tot de totale overeenkomst?<br />

g. Wat zijn de rechtsgevolgen van de regelingen? Zijn deze<br />

rechtsgevolgen ergens in het document genoemd?<br />

Zijn de partijen op juiste wijze genoemd?<br />

a. Is de spelling in orde? Klopt de adressering?<br />

b. Is het type rechtspersoon op juiste wijze weergegeven? Is<br />

het duidelijk waaraan de ondertekenaars hun bevoegdheid<br />

ontlenen?<br />

e. Als er meer dan twee partijen aan dezelfde kant staan bij de<br />

overeenkomst of indien partijen dezelfde soort verbintenissen<br />

hebben, geeft het document dan op juiste wijze aan in<br />

hoeverre de daarbij betrokken verbintenissen gemeenschappelijk<br />

zijn of juist niet?<br />

In het algemeen is de datum van het document dezelfde datum<br />

als die waarop het document wordt ondertekend. Wat moet er<br />

gebeuren indien het document door de verschillende partijen op<br />

verschillende data wordt ondertekend?<br />

Wordt de ingangsdatum genoemd?<br />

a. Het kan dezelfde datum zijn als die van het document.<br />

b. Het kan een andere datum zijn, veelal een datum later dan<br />

die van het document. Een huurovereenkomst die bijvoorbeeld<br />

vandaag is ondertekend, kan op een latere datum ingaan.


302 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

c. Soms is er een serie data van uitvoering. Indien dit het geval<br />

is, zijn de data of de omstandigheden genoemd?<br />

d. Indien het document wordt getekend ná de datum van ingang,<br />

dan kan het document als datum van ingang 'heden'<br />

noemen. In sommige branches is het niet ongebruikelijk met<br />

de uitvoering te beginnen voordat het contract volledig is<br />

uitonderhandeld en getekend. Bij commerciële contracten is<br />

het echter gebruikelijk dat de overeenkomst wordt getekend<br />

vóór de uitvoering.<br />

Wanneer is de overeenkomst vervuld? Soms kan dit een kalenderdatum<br />

zijn, soms is het noemen van een kalenderdatum niet<br />

mogelijk. Is, in dit laatste geval, het einde van de overeenkomst<br />

voldoende duidelijk gesteld?<br />

Prestatie van de eigen partij.<br />

a. Maak een lijst van alle verplichtingen die in het document<br />

zijn genoemd. Zijn deze in overeenstemming met de verwaehtingen?<br />

b. Zijn de data van ingang en van einde op de juiste wijze gesteld?<br />

c. Jegens wie gelden de verbintenissen?<br />

Prestatie van de wederpartij.<br />

a. Maak een lijst van alle punten. Zijn alle punten van de te<br />

verwachten uitvoering op de juiste wijze in het document<br />

genoemd?<br />

b. Zijn de data van begin en einde van de uitvoering op de<br />

juiste wijze genoemd?<br />

c. Indien een derde partij rechthebbende is, is dit op de juiste<br />

wijze gesteld?<br />

Onderlinge verhouding tussen de reehten en de verplichtingen<br />

van de eigen partij en die van de andere partij.<br />

a. Dienen er voorwaarden vervuld te worden vóór nadere uitvoering<br />

jegens de andere partij, zoals bijvoorbeeld het stellen<br />

van een bankgarantie. Zijn deze voorwaarden duidelijk


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 303<br />

genoemd of zijn ze af te leiden? Bent u op dit punt met het<br />

document tevreden?<br />

b. Geeft het document weer wat er moet gebeuren bij wanprestatie<br />

van de voorwaarden vooraf?<br />

Is iedere regeling juridisch bindend? Staan er nietige of zelfs<br />

strafbare regelingen in?<br />

Wat zijn de gevolgen van wanprestatie? Zijn die gevolgen in<br />

het document uitdrukkelijk genoemd of worden ze aan het<br />

'gewone' recht overgelaten? Bent u tevreden? Indien de gevolgen<br />

uitdrukkelijk worden genoemd, zijn in dat geval die gevolgen<br />

juridisch afdwingbaar? Zijn die gevolgen ook daadwerkelijk<br />

afdwingbaar? Beoordeel dit ten aanzien van:<br />

a. de eigen partij;<br />

b. de wederpartij.<br />

Een paar algemene punten:<br />

a. Bevat het document interne tegenstrijdigheden?<br />

b. Is het document voldoende duidelijk voor eventuele derden<br />

die het document voor de eerste keer lezen en die niet hebben<br />

deel genomen aan de onderhandelingen? Dit is belangrijk<br />

voor twee zaken:<br />

- Overeenkomsten worden veelal uitgevoerd door personen<br />

die geen deel hadden aan het aangaan van de overeenkomst.<br />

Bekijk vantevoren wie deze personen kunnen<br />

ZIJn.<br />

- Indien er een geschil ontstaat, is in dat geval het document<br />

begrijpelijk voor degene die het geschil moet oplossen?<br />

c. Is er sprake van verwijzing naar algemene voorwaarden:<br />

- van de eigen partij?<br />

- van de wederpartij?<br />

- is er sprake van battle offorms-problematiek?<br />

d. Zijn ane bijlagen aanwezig?


304 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

De formaliteiten:<br />

a. Alle partijen dienen het document te ondertekenen. Partijen<br />

kunnen ook rechtspersonen zijn. Hier gaat het om de natuurlijke<br />

personen die feitelijk de handtekening moeten<br />

plaatsen.<br />

b. Hoeveel exemplaren van het contract moeten worden gemaakt.<br />

In het algemeen verkrijgt iedere partij één exemplaar.<br />

c. Is geheimhouding van de overeenkomst noodzakelijk? Wat<br />

moet er in dat geval gebeuren?<br />

d. Is registratie van de overeenkomst noodzakelijk of wenselijk?<br />

Welke formaliteiten dienen daartoe te worden vervuld?<br />

Zijn er in dat geval óók voldoende ondertekende exemplaren<br />

van de overeenkomst?<br />

Wat zijn de fiscale gevolgen van de overeenkomst? Let in dat<br />

opzicht op:<br />

a. betalingen te doen door de eigen partij;<br />

b. betalingen te ontvangen door de eigen partij.<br />

Zijn er eventuele belemmeringen om de overeenkomst te sluiten?<br />

Let op:<br />

a. nietigheden en vernietigbaarheden, bijvoorbeeld minderjarigheid;<br />

b. praktische problemen, zoals onvoldoende financiële middelen<br />

voor de overeenkomst of het verkrijgen van toestemming<br />

voor de overeenkomst van bijvoorbeeld medevennoten.<br />

Wat zijn waarschijnlijke risico's bij de overeenkomst? Worden<br />

deze risico's in het document behandeld?<br />

a. Welke risico's bestaan er op niet-uitvoering door de wederpartij?<br />

b. Welke risico's bestaan er op niet-uitvoering door de cigen<br />

partij?<br />

In hoeverre zijn derden - gcen partij bij de overeenkomst - toch<br />

erbij betrokken? Welke derden zijn dit?<br />

a. Overheidsinstanties;


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 305<br />

- belastingen (reeds genoemd),<br />

- vergunningen of ontheffingen,<br />

- kartelwetgeving,<br />

- speciale wetgeving zoals Prijzen wet, Veiligheidswet,<br />

arbeidswetgeving, EG-verordeningen, Cocom-regels, milieuwetgeving.<br />

b. Andere derden dan de overheid, zoals overdracht van rechten<br />

en verplichtingen aan een derde-belanghebbende. In<br />

hoeverre kunnen partijen overeenkomen de overeenkomst te<br />

wijzigen zonder toestemming van derden? Is een en ander in<br />

het document geregeld? Wat moet er gebeuren indien dit<br />

niet is geregeld?<br />

Hoe dienen eventuele geschillen te worden opgelost?<br />

a. Indien het document er zelf niets over stelt, volgens welke<br />

procedure wordt een eventueel geschil opgelost, bijvoorbeeld<br />

via' gewone' rechtspraak:<br />

Welke rechter is bevoegd, kantonrechter of rechtbank?<br />

Een buitenlandse rechter?<br />

In welke plaats is het bevoegde gerecht gevestigd?<br />

Wie zijn in dat geval de procespartijen?<br />

- Welk recht is toepasselijk? Zal dit recht ook daadwerkelijk<br />

worden toegepast?<br />

- Wat zijn de te verwachten proceskosten?<br />

b. Is het aan te bevelen, ook bij' gewone' rechtspraak, om toch<br />

procedure-regels in de overeenkomst op te nemen, zoals:<br />

- rechtskeuze,<br />

rechterskeuze,<br />

'buitengerechtelijke' kostenvergoedingen,<br />

een bepaling in de overeenkomst, houdende een verplichting<br />

voor de partijen een eventuele te verwachten<br />

eigen wanprestatie vantevoren aan de overige deelnemers<br />

aan de overeenkomst te melden, met in dat geval<br />

het recht van de wanpresterende partij om de wanprestatie<br />

achteraf ongedaan te maken.<br />

c. Andere vormen van conftictoplossing, zoals arbitrage, bindend<br />

advies of een van de vormen van bemiddeling. Wat


306 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

moet er bij bemiddeling gebeuren indien de bemiddelingspogingen<br />

mislukken?<br />

d. Is het aan te bevelen reeds vooraf een kostenverdeling bij<br />

geschillen in de overeenkomst op te nemen?<br />

Hoe te handelen indien de concept-overeenkomst regelingen<br />

bevat waarover tijdens de onderhandelingen niet is gesproken?<br />

a. Welke punten zijn dit?<br />

b. Welke punten zijn gunstig voor de eigen partij?<br />

c. Wat zijn de risico's voor de eigen partij ten aanzien van de<br />

punten die minder gunstig zijn voor de eigen partij? Zijn<br />

deze risico's aanvaardbaar of niet, mede bezien in het licht<br />

van de totale overeenkomst?<br />

d. Betreft het in de tekst van het document 'ingebakken' concessies<br />

die de eigen partij tijdens de onderhandelingen niet<br />

heeft gedaan? Zijn deze punten alsnog onderhandelbaar?<br />

Hoe te handelen indien de concept-overeenkomst in deze vorm<br />

niet aanvaarbaar is?<br />

a. Zelf een volledig nieuwe overecnkomst schrijven. Is dat in<br />

dit geval te adviseren? Dit kan nuttig zijn om een wederpartij<br />

tot rede te brengen die de eigen concept-overeenkomst<br />

kennelijk als onderhandelingstactiek gebruikt.<br />

b. Wijzigingen aanbrengen in de tekst van het document. In dit<br />

geval wordt het kader van het document aanvaard. Het is te<br />

adviseren de aangebrachte wijzigingen uitdrukkelijk kenbaar<br />

te maken aan de wederpartij, aangezien anders bij een<br />

geschil de betrokken veranderingen tot problemen kunnen<br />

leiden. Vergelijk de artikelen 'Snel en Slim' en 'Hoe slim is<br />

slim?' van E.A. van Win in Carrière, respectievelijk van 23<br />

februari 1991 en van 23 maart 1991.<br />

c. Heronderhandelen over de totale overeenkomst, indien uit<br />

het document blijkt dat partijen het kennelijk nog oneens<br />

zijn over wezenlijke punten van de beoogde overeenkomst.<br />

Indien de concept -overeenkomst onaanvaardbare tekst bevat die<br />

volgens de wederpartij 'niet onderhandelbaar' is, kunnen oplossingen<br />

zijn:


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 307<br />

a. het overeenkomen van een side-letter die het betrokken punt<br />

wel op bevredigende wijze regelt en die overigens het 'onaanvaardbare'<br />

contract in zijn totaliteit incorporeert;<br />

b. het verzoeken aan de kredietverzekeringsmaatschappij van<br />

een briefje waarin wordt gemeld dat de betrokken tekst aanleiding<br />

zou zijn eventuele dekking te weigeren, en vervolgens<br />

mèt dit briefje toch gaan onderhandelen over die tekst;<br />

c. het heronderhandelen over de totale prijs van de overeenkomst,<br />

zodat het desbetreffende probleem in ieder geval financieel<br />

wordt afgedekt, terwijl daarbij tevens de betrokken<br />

tekst als zodanig niet aan de orde hoeft te komen.<br />

Bij het wijzigen van het document, kunnen de wijzigingen kenbaar<br />

worden gemaakt:<br />

a. telefonisch; te beschouwen als voIIedige telefonische onderhandelingen;<br />

b. in een brief met daarin, in het algemeen of specifiek, de<br />

voorgestelde wijzigingen;<br />

c. in een brief met een bijgesloten aangepaste en volledige<br />

concept -overeenkomst.<br />

Dienen eventuele gewenste wijzigingen te worden uitonderhandeld<br />

door de 'commerciële' onderhandelaars of door de juridische<br />

raadslieden? Wat zijn de voordelen en de nadelen van de<br />

ene of de andere keuze?<br />

Indien het document onjuistheden bevat ten opzichte van wat<br />

tijdens de onderhandelingen tussen de partijen is afgesproken,<br />

dan kunnen de onjuistheden:<br />

a. ongunstig zijn voor de eigen partij. In dit geval dienen de<br />

onjuistheden hersteld te worden;<br />

b. gunstig zijn voor de eigen partij. In dit geval dient men te<br />

overwegen dat niet-herstellen van de onjuistheden de volgende<br />

gevaren kan meebrengen:<br />

- de wederpartij kan aehteraf de onjuistheden opmerken,<br />

met eventuele gevoelens van bedrogen te zijn door háár<br />

wederpartij, met alle gevolgen van dien;


308 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

- de onjuistheden kunnen nietigheid of vernietigbaarheid<br />

van de eenmaal gesloten overeenkomst tot gevolg hebben.<br />

Wat dient te geschieden ná ondertekening van de overeenkomst:<br />

a. Administratieve handelingen, zoals het archiveren van de<br />

overeenkomst.<br />

b. Uitvoeringshandelingen. Welke zijn dit?<br />

c. Welke eventuele punten komen te zijner tijd in aanmerking<br />

voor heronderhandelingen?<br />

d. Wanneer en in hoeverre dient de uitvoering te worden getoetst<br />

aan de overeenkomst?<br />

Hoe zal de eigen achterban en hoe zal de wederpartij reageren<br />

op voorstellen tot wijziging van het document naar aanleiding<br />

van de voorgemelde punten?<br />

Literatuur<br />

Bernstorff, Christoph Graf von, 1991, Vertragsgestaltung im Auslandgeschäjt,<br />

(Fritz Knapp, Frankfurt am Main).<br />

Brown, Louis M., 1990, Reviewing and Revising Draft Transactional<br />

Documents (A Checklist), The Practical Lawyer, nr. 36, (june),<br />

pp.63-70.<br />

Delacolette, Jean, 1991, Les contrats de commerce internationaux,<br />

(2 e édition)(De Boeck-Wesmael, Bruxelles).<br />

Fontaine, Marcel, 1989, Droit des contrats internationaux: Analyse<br />

et rédaction de clauses, (FEC, Paris).<br />

Fox, William F. Jr., 1992, International Commercial Agreements:<br />

A Primer on Drafting, Negotiating and Resolving Disputes,<br />

(Second Edition)(Kluwer, Deventer/Boston).


13 . Het opstellen van een internationaal commercieel contract 309<br />

Grosheide, F.W., 1991, Een contractsmodel, Les IJ schriftelijke<br />

praktijkcursus, <strong>Commerciële</strong> contracten, (Euroforum, Eindhoven).<br />

Haynsworth, Harry J. IV, 1985, How To Draft Clear and Concise<br />

Legal Documents, The Practical Lawyer, nr. 31, (march), pp.<br />

41-55.<br />

Herold, Georg, Bruno Romanovszky, 1989, Vorteilhafte Vertragsgestaltung:<br />

Vertragsmuster und Winke für die Praxis, (8. Auflage)(Haufe,<br />

Freiburg im Breisgau).<br />

lee, 1990,/ncoterms 1990, lee Publikatie, nr. 490, (Tee Nederland,<br />

Den Haag).<br />

Jennings, Marianne M., Frank Shipper, 1989, Avoiding and Surviving<br />

Lawsuits: The Executive Guide to Strategic Legal Pianning<br />

for Business, (Jossey-Bass, San Francisco/London).<br />

Jones, Ronaid L., 1985, Practice Preventive Corporate Law by<br />

Learning the Business, The Practical Lawyer, nr. 31, (September),<br />

pp.61-76.<br />

Kritzer, Albert H., 1990, International Contract Manual: Contract<br />

Checklists, Losbladig, (Kluwer, Deventer/Boston).<br />

Morikawa, Michio (Ed.), 1982, International Business Negotiation<br />

and Contract: Encyclopedia of Terms and Conditions, (The International<br />

Business Practices Education Center, Tokyo).<br />

Posses, Frederick, 1978, The Art Of International Negotiation,<br />

(Business Books, London).<br />

Sperber, Philip, 1985, Attorney's practice guide to negotiations,<br />

(Callaghan, Wilmette).


Auteurs<br />

Professor <strong>Mr</strong> AJ. van den Berg is partner bij Stibbe Simont Monahan<br />

Duhot, advocaten en notarissen te Amsterdam, en hoogleraar<br />

arbitragerecht, Erasmus Universiteit Rotterdam.<br />

<strong>Mr</strong> J.W. Bitter is partner bij Nolst Trenité, advocaten en notarissen<br />

te Rotterdam.<br />

<strong>Mr</strong> P.P.J. Butzelaar is Secretaris en Hoofd Juridische Zaken der<br />

Vennootschap Koninklijke Ahold NV.<br />

<strong>Mr</strong> A.E. Driessen is partner bij Nauta Dutilh, advocaten en notarissen<br />

te Rotterdam.<br />

<strong>Mr</strong> Drs J.A.F. van Haaster is lid van de maatschap Strik & Van<br />

Haaster Belastingadviseurs te Amsterdam.<br />

<strong>Mr</strong> M.J.G.P. <strong>Kaplan</strong> is onderhandelingsadviseur te Rotterdam.<br />

Website: www.kaplan.nl<br />

<strong>Mr</strong> R.J.P. Kottenhagen is als universitair hoofddocent verbonden<br />

aan de Vakgroep Privaatrecht van de Erasmus Universiteit Rotterdam.<br />

Hij doceert onder meer de vakken Engels <strong>Contracten</strong>recht en<br />

Frans Verbintenissenrecht.<br />

Jhr <strong>Mr</strong> L.H. van Lennep is advocaat, partner van De Brauw Blackstone<br />

Westbroek, werkzaam in Brussel bij Boden De Bandt De<br />

Brauw Jeantet & Urfa, een gezamenlijk kantoor van de Alliance of<br />

European Lawyers.


312 <strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

Professor <strong>Mr</strong> W.J. Slagter is emeritus hoogleraar Burgerlijk Recht,<br />

Handelsrecht en Internationaal Privaatrecht aan de Erasmus Universiteit<br />

Rotterdam en advocaat bij Nolst Trenité, advocaten en<br />

notarissen te Rotterdam.<br />

<strong>Mr</strong> e.M. Strik is lid van de maatschap Strik & Van Haaster Belastingadviseurs<br />

te Amsterdam.<br />

Professor <strong>Mr</strong> P. Vlas is hoogleraar in het Internationaal Privaatrecht<br />

en de Rechtsvergelijking aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.<br />

Professor <strong>Mr</strong> B. Wessels is partner bij Holland van Gijzen, advocaten<br />

en notarissen, en hoogleraar Burgerlijk recht en Handelsrecht<br />

aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.<br />

<strong>Mr</strong> D.J. Willemars is advocaat Sectie Vennootschapsrecht bij Holland<br />

van Gijzen, advocaten en notarissen te Rotterdam.


A<br />

A.D.R. 231<br />

AAA 253<br />

aanbod 14,18,62,92,287<br />

aandelenfusie 198, 204<br />

aansprakelijkheid bij afbreken<br />

van onderhandelingen<br />

93<br />

aanvaarding 14, 20, 287<br />

acceptatie 33,92<br />

acceptation tacite 33<br />

achterbanproblematiek 2<br />

afbreken van<br />

onderhandelingen 79,<br />

158<br />

afgebroken onderhandelingen<br />

38,67<br />

after sales service 265<br />

agentuurovereenkomst 229,<br />

263<br />

agreement 62<br />

algehele nietigheid 217<br />

algehele of partiële nietigheid<br />

218<br />

algemene toetsingsnorm 126<br />

algemene voorwaarde 117,<br />

119,134,159,277<br />

algemene voorwaarden 117,<br />

134,159,277<br />

botsende 118<br />

alleenverkoopovereenkomst<br />

265<br />

Index<br />

alternatieve confiictoplossing<br />

230<br />

Alternative Dispute<br />

Resolution 230<br />

Anfängliche Unmöglichkeit<br />

59,60<br />

Anfechtung 57<br />

anticipatory breach 74<br />

arbeid<br />

-overeenkomsten 229<br />

-zaken 229<br />

arbitraal vonnis 246, 258<br />

gedeeltelijk eindvonnis<br />

246<br />

geheel eindvonnis 246<br />

tussenvonnis 246<br />

arbitrage<br />

-instituten 242, 252<br />

-overeenkomst 237,249<br />

-reglement 238, 249<br />

arbitragewet 239, 249<br />

eerst arbitreren 240<br />

effectieve assistentie en<br />

supervisie door de<br />

overheidsrechter 241<br />

gedetailleerde bepalingen<br />

240<br />

voortvarendheid van<br />

procedure 240<br />

vrijheid van partijen 239<br />

arrondissement 229<br />

as is, where is 220


314<br />

B<br />

bankgarantie 141, 224, 228<br />

battle of the forms 159,288<br />

bedreiging 16, 220<br />

bedrijfsfusie 197, 198<br />

bedrog 16,45,58,71,220<br />

beëindiging met wederzijds<br />

goedvinden 27<br />

beknelde detaillist 130<br />

belasting<br />

-plicht 187, 208<br />

-stelsel 180<br />

bemiddeling 231, 305<br />

benoeming van arbiters 243,<br />

255<br />

beperkte handelingsbekwaamheid<br />

53<br />

beschikkingsbevoegd 23<br />

beschikkingsonbevoegd 23<br />

beslag<br />

onder de schuldenaar zelf<br />

227<br />

onder derden 227<br />

onder zichzelf 227<br />

beslaglegger 228<br />

bestemmingscriterium 119<br />

bevoegde Rechter 225<br />

bevoegdheidsbeperkingen<br />

217<br />

bewijsvoorschrift 22<br />

bezitloos pandrecht 143<br />

billijkheid 123<br />

bodemprocedure 228, 229<br />

boete 224<br />

botsende algemene<br />

voorwaarden 118<br />

branche-gewoonten 5<br />

breach of confidence 68<br />

breach of contract 74<br />

<strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

C<br />

call-optie 13<br />

capacity 65<br />

Cash On Delivery 277<br />

cassatie 230<br />

CISG 282<br />

clause de tacité réconduction 33<br />

clausules 280<br />

Cocom-regels 5<br />

collectief actierecht 129<br />

collectieve<br />

arbeidsovereenkomsten<br />

229<br />

commerciële contracten 1<br />

Commodity Trade<br />

Associations 254<br />

competentie 227,229<br />

concept-contract 280<br />

concessies 1<br />

concurrentieregels 175<br />

conflict 1, 280<br />

conflictoplossing 1<br />

alternatieve 230<br />

conservatoir beslag 227<br />

considerans 287<br />

consideration 64<br />

consumenten- en<br />

arbeidsovereenkomsten<br />

154<br />

consumenten transacties 134<br />

contract 277<br />

de gré à gré 33<br />

contracteerbevoegdheid 102<br />

con tractenrech t 61<br />

convenant 12<br />

culpa in contrahendo 54<br />

D<br />

de Commissie 176<br />

delictuele aansprakelijkheid<br />

38


Index<br />

dépeçage 152<br />

derdelandsnormen 156<br />

derdenbeslag 228<br />

detaillist 130<br />

deviezenvoorschriften 156<br />

dienende functie 4<br />

dirty tricks 109<br />

distributief onderhandelen<br />

107<br />

douanewaarde 211, 213<br />

dumping 181<br />

duress 70<br />

duurovereenkomsten 24<br />

dwaling 16,42,57,71,97,<br />

219<br />

dwang 46, 58, 72<br />

dwingend recht 2 18<br />

E<br />

echtscheidingsconvenant 13<br />

EEG Bevoegdheids- en<br />

Executieverdrag (EEX)<br />

149<br />

EER-overeenkomst 182<br />

EEX 225,282<br />

eigen partij 1<br />

eigenbeslag 228<br />

eigendomsoverdracht tot<br />

zekerheid 143<br />

eigendomsvoorbehoud 142<br />

Eigenschaftsirrtum 57<br />

Erk1ärungsirrtum 57<br />

escape-clause III<br />

Europees mededingingsrecht<br />

174<br />

Europees recht 169<br />

Europese binnenmarkt 169<br />

Europese Commissie 184<br />

Europese Economische<br />

Ruimte 182<br />

Europese Hof van Justitie 181<br />

Europese mededingingsregels<br />

184<br />

Europese Vrijhandels<br />

Associatie 182<br />

EVA 182<br />

EVEX 161<br />

EVEX-Verdrag 225<br />

Eva 148,282<br />

exclusieve<br />

afname-overeenkomst<br />

267<br />

exclusiviteitsbeding 11<br />

executieverdrag 285<br />

exoneratieclausule 100, 128,<br />

287,288<br />

F<br />

fase 279<br />

fasering 279<br />

faute précontractuelle 38<br />

filiaal of dochtervennootschap<br />

271<br />

fiscale eenheid 202, 204<br />

fiscus 21<br />

fixeren 224<br />

forumkeuze-clausu1e 162,<br />

225<br />

forumshopping 150<br />

franchising 269<br />

Franse systeem van<br />

onderhandelen 2<br />

fraudulent misrepresentation<br />

71<br />

frustration 75<br />

fusiecontrole-regels 177<br />

G<br />

garantie 224, 265, 275<br />

on demand 244<br />

GATT 182<br />

-regels 182<br />

geheimhoudingsbeding 11<br />

315


316<br />

gemeenschappelijk<br />

handelsbeleid 181<br />

General Agreement on Tariffs<br />

and Trade 182<br />

gentlemen 's agreement 12,<br />

79,279<br />

Gerecht van Eerste Aanleg<br />

181<br />

Geschäftsunfähigkeit 53<br />

geschillen 305<br />

getuigen 228<br />

gewone verblijfplaats 153<br />

goede zeden 218<br />

goodwill-vergoeding 264<br />

grijze lijst 126,277<br />

groepsvrijstelling 176<br />

verordening van 273<br />

H<br />

Haagse vertegenwoordigingsverdrag<br />

296<br />

handelingsbekwaam 35<br />

handelingsonbekwaam 35,53<br />

handelsregister 217<br />

harde onderhandelingen 107<br />

hardship 111<br />

Hauptpfticht 60<br />

herenakkoord 12<br />

Hof van Justitie van de EG<br />

161<br />

Hoge Raad der Nederlanden<br />

230<br />

hoger beroep 229<br />

hoofdelijke gebondenheid<br />

140<br />

huur 229<br />

-koop 21, 229<br />

1<br />

ICC 252<br />

ICCA 255<br />

ICSID 253<br />

<strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

illegal contracts 68<br />

illegality 66<br />

imp lied terms 70<br />

import- en export bepalingen<br />

156<br />

Incoterms 262<br />

indienen van klachten 179<br />

informatieplicht 124<br />

inkoopvoorwaarden 289<br />

inspanningsverbintenis 49<br />

intentieverklaring 11<br />

intention to create leg al<br />

relations 64<br />

internationaal contract 148<br />

internationaal privaatrecht<br />

147<br />

International Handbook on<br />

Commercial Arbitration<br />

255<br />

internationale arbitrage 247<br />

bekendheid met procedure<br />

247<br />

duidelijke jurisdictiekeuze<br />

248<br />

geen nationale rechter 247<br />

hoge kosten 248<br />

internationale<br />

tenuitvoerlegging 248<br />

toepassing materieel recht<br />

247<br />

vertragingen 248<br />

voor- en nadelen 247<br />

internationale contracten 169<br />

internationale<br />

koopovereenkomst<br />

262<br />

internationale overeenkomsten<br />

281<br />

invitation to treat 62<br />

IPR 147<br />

Italiaanse systeem van<br />

onderhandelingen 2


Index<br />

J<br />

joint venture 267<br />

juridische betoogtrant 113<br />

juridische knelpunten 6<br />

jurist 3, 6, 278<br />

K<br />

Kamer van Koophandel 217<br />

kanton 229<br />

-rechter 227,229<br />

kartel 175, 184<br />

kenmerkende prestatie 153<br />

kennisgevingsnorm 121, 124<br />

kembedingen 119<br />

know how overeenkomsten<br />

273<br />

Koopverdragen van 1 juli<br />

1964 160<br />

Kort Geding 227<br />

kredietverzekering 145<br />

L<br />

l'objet 35<br />

la capacité 35<br />

la cause 35<br />

la forme 36<br />

la lésion 46<br />

LC!A 252<br />

Ie consentement 30<br />

Leistungsstörung 54, 59<br />

letter of intent 11, 80, 297<br />

Letters of Comfort 142<br />

licence-agreement 95<br />

liquidated damages 74<br />

loek-in agreement 67<br />

loek-out agreement 67<br />

LUF 160<br />

LUV! 160<br />

M<br />

maatschap 190, 191, 207<br />

maatwerk 277<br />

317<br />

Mahnung 60<br />

mandat 31<br />

manifestation de contraeter 32<br />

maritieme arbitrage 254<br />

maximeren 224<br />

med arb 231<br />

mededelingen 293<br />

mededelingsplicht 219<br />

mini-trial 231<br />

minnelijke schikking 226<br />

misbruik 278<br />

van omstandigheden 16,73,<br />

221<br />

misrepresentation 71<br />

mistake 71<br />

mondelinge overeenkomsten<br />

216<br />

N<br />

Nachträgliche Unmöglichkeit<br />

60<br />

NA! 254<br />

nauwste band 154<br />

Nederlandse arbitrage<br />

beperkt tot een instantie<br />

236<br />

billijkheidsoordeel· 236<br />

deskundigheid van arbiter<br />

236<br />

geringe kosten 236<br />

hoge kosten 237<br />

informeel karakter 236<br />

lekenoordeel 237<br />

snelheid 236<br />

traagheid 237<br />

vertrouwelijkheid 236<br />

voor- en nadelen 236<br />

negatief contractsbelang 87,<br />

114<br />

Nichtigkeit 55<br />

niet-jurist 6<br />

niet-nakoming 1


318<br />

nietig 22<br />

nietigheid 39,55,218,284<br />

algehele 217<br />

partiële 218<br />

non-disclosure 72<br />

o<br />

offre caduque 32<br />

omzetbelasting 199<br />

'on demand' -garantie 244<br />

onderhandelaar 2<br />

onderhandelingen 79, 158,<br />

278<br />

afbreken van 79, 158<br />

afgebroken 38, 67<br />

Franse systeem van 2<br />

Italiaanse systeem van 2<br />

onderhandelingsfase 279, 295<br />

onderhandelingsfouten 1<br />

ondernemingsraad 12<br />

onderzoek- en<br />

mededelingsplicht 98<br />

onderzoeksplicht 220<br />

onherroepelijk aanbod 14<br />

onjuistheden 307<br />

onrechtmatig verkregen<br />

bewijs 108<br />

onrech tmatige daad 91, 158<br />

ontbindende voorwaarde 20,<br />

103<br />

ontbinding 25<br />

onvoorziene omstandigheden<br />

112<br />

open norm 121, 123<br />

openbare bedrijven 178<br />

open bare orde 218<br />

openbreekclausule 111<br />

opschortende voorwaarde 20,<br />

103<br />

opschorting 26<br />

opstellen 284<br />

optie 13, 100,291<br />

<strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

-beurs 13<br />

-contracten 37<br />

overdrachtsbelasting 207, 209<br />

overeenkomst 10, 21<br />

overheidsrechter 225,231<br />

overmacht 47,48,58,61,75,<br />

290<br />

p<br />

pacht 229<br />

pacta de contrahendo 37<br />

pacte commissoire 48<br />

Parallel verdrag 161<br />

partiële nietigheid 217<br />

partiële rechtskeuze 152<br />

partiële wanprestatie 47<br />

partij-autonomie 150<br />

piano's 301<br />

Plas/Valburg-arrest 295<br />

positief contractsbelang 114<br />

Positive Forderungsverletzung<br />

60<br />

postcontractuele regelingen 284<br />

précision de I' offre 32<br />

precontractuele verhoudingen<br />

81,295<br />

President 227<br />

van een<br />

Arrondissementsrechtbank<br />

227<br />

prestatie 287,302<br />

prijsverhoging 134<br />

pro-actief handelen 4<br />

procedure 1, 112<br />

procesverloop 245,256<br />

produktielicentie 269<br />

promesse de contrat 31<br />

proposition de contracter 31<br />

put-optie 13<br />

Q<br />

quasi-contract 91


Index<br />

R<br />

re-actief te moéten handelen 4<br />

Realakt 51<br />

recht van reclame 26, 137<br />

Rechtbank 227,229<br />

rechterlijke bevoegdheid 149<br />

Rechtsgeschäft 51<br />

rechtsgevolgen 80<br />

Rechtshandlung 51<br />

rechts keuze 150<br />

rechtsvorderingen 228<br />

redelijkheid 123<br />

redelijkheid en billijkheid 83,<br />

89,107<br />

reftexwerking 127<br />

resultaatsverbintenis 49<br />

right of first refusal 291<br />

risico's 3<br />

S<br />

samenloop 45<br />

SCC 253<br />

schade 39<br />

-vergoeding 48, 96, 295<br />

schenking 21<br />

schikking 1<br />

selectief distributienetwerk<br />

271<br />

side-letter 307<br />

soorten contracten 277<br />

spreekplicht 43<br />

standaardcontract 283<br />

stil pandrecht 144<br />

strijd met de openbare orde en<br />

de goede zeden 218<br />

strijdende formulieren 118<br />

subject to approval of the<br />

(supervisory) board 84<br />

subject to board approval 82<br />

T<br />

te goeder trouw 83<br />

The International Handbook<br />

on Commercial Arbitration<br />

25 I<br />

toestemming 304<br />

turbo-Bv 205,206<br />

U<br />

uitdrukkelijke afwijzing 118<br />

uiterste uitoefendatum 19<br />

uitleg van overeenkomsten<br />

41,56<br />

uitvoering 2<br />

UNCITRAL 254<br />

undueinftuence 70<br />

Uniform Commercial Code<br />

299<br />

Uniform Customs and Practice<br />

for Documentary<br />

Credits 142<br />

unliquidated damages 75<br />

Unwirksamkeit 55<br />

V<br />

valutarisico 139<br />

veiligheidsbepalingen 156<br />

vennootschap onder firma<br />

189<br />

verandering van<br />

omstandigheden 226<br />

verantwoordelijkheden 281<br />

verblijfplaats 153<br />

verblijfsvergunning 172<br />

verbod op discriminatie 172<br />

verdrag 251<br />

Verdrag inzake het<br />

toepasselijk recht op<br />

verbintenissen uit<br />

overeenkomst 147<br />

319


320<br />

verjaring 99<br />

termijnen 99,228<br />

verkoop voorwaarden 289<br />

vermogensrecht 118<br />

vernietigbaarheden 284<br />

vernietigbare overeenkomst<br />

218<br />

wilsgebreken 218<br />

vernietiging 27<br />

vertegenwoordiger 102, 296<br />

vertegenwoordiging 287<br />

bevoegdheid 84<br />

Vertrag 52<br />

vertragingsrente 137<br />

vertrouwen 278<br />

verval van recht 99<br />

verval- en verjaringstermijnen<br />

228,231<br />

vestiging 5<br />

van hoofdbestuur 153<br />

vier vrijheden 170<br />

VN Koopverdrag van 11 april<br />

1980 160<br />

voetstoots 220<br />

void contracts 68<br />

voie d'action 40<br />

voie d' exception 40<br />

volledige wanprestatie 47<br />

volmacht 287<br />

voorlopige voorziening 227<br />

vooronderzoek 279<br />

voorovereenkomst 31, 36, 67,<br />

90,295<br />

voorrangsregels 155<br />

vormvoorschrift 22<br />

Vorvertrag 54<br />

<strong>Internationale</strong> commerciële contracten<br />

vreemdelingen beslag 165<br />

vrij betalingsverkeer 174<br />

vrijblijvend aanbod 19<br />

vrij verkeer<br />

van diensten 183<br />

van goederen 183<br />

van kapitaal 174<br />

van werknemers 172<br />

vrijheid van vestiging 173,<br />

183<br />

W<br />

wanprestatie 47,73,290<br />

wederpartij I, 289<br />

wederzijdse openheid 106<br />

Weens Koopverdrag 132,<br />

160,263<br />

wettelijke regeling 117<br />

wettelijke rente 137<br />

Willenserklärung SI<br />

wilsgebrek 15,42,57,218<br />

wilsovereenstemming 14,30,<br />

33,42,216<br />

wilsverklaringen 218<br />

y<br />

Yearbook Commercial<br />

Arbitration 252, 255<br />

Z<br />

zakgeld-artikel 53<br />

zeevervoersovereenkomst<br />

156<br />

zekerheid van nakoming 3<br />

zwarte lijst 126,277


9 789052 610924

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!