10.11.2013 Views

LJN: AE2383, Hoge Raad , R00/155HR Datum uitspraak: 28-06 ...

LJN: AE2383, Hoge Raad , R00/155HR Datum uitspraak: 28-06 ...

LJN: AE2383, Hoge Raad , R00/155HR Datum uitspraak: 28-06 ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

geval van openstaan van hogere voorzieningen: de hogere rechter daaronder begrepen -<br />

controleerbaar en aanvaardbaar te maken.(9) Maar m.i. ligt deze beslissing toch voldoende<br />

duidelijk besloten in de zojuist samengevat weergegeven overwegingen.<br />

Last but not least merk ik nog op dat, naar zal blijken, 's hofs oordeel over het door het<br />

Eilandgebied ingeroepen opschortingsrecht naar mijn mening door de middelen III en IV<br />

terecht wordt aangevallen. Daarom is het hof na cassatie en verwijzing (toch) niet aan de door<br />

onderdeel 1a - op zichzelf tevergeefs - bestreden overweging gebonden. Van der Valk heeft<br />

dus geen belang bij de bespreking van dit onderdeel.<br />

2.4 Onderdeel 1b keert zich tegen 's hofs overweging dat het project inmiddels klaar of bijna<br />

klaar schijnt te zijn, gelet op de stellingen van beide partijen bij pleidooi in hoger beroep. Het<br />

onderdeel bestrijdt deze overweging als onbegrijpelijk omdat Van der Valk bij pleidooi nu<br />

juist heeft gesteld dat het Eilandgebied nog geen begin heeft gemaakt met de aanleg van het<br />

(Cornelisbaai)strand en dat ook de aanleg van de infrastructuur op dat terrein nog niet heeft<br />

plaatsgevonden. Verder heeft Van der Valk betwist dat het Eilandgebied de nodige leidingen<br />

voor water en elektriciteit naar het terrein heeft aangelegd.<br />

2.5 Het onderdeel is terecht voorgesteld. Inderdaad heeft Van der Valk de desbetreffende<br />

stellingen bij pleidooi in hoger beroep verdedigd. Bovendien hebben beide partijen tijdens dat<br />

pleidooi gesteld dat op da moment nog geen begin was gemaakt met de aanleg van het<br />

Cornelisbaaistrand.(10) Onder deze omstandigheden is het ook naar mijn mening<br />

onbegrijpelijk hoe het hof uit de stellingen van beide partijen kon afleiden dat het project<br />

inmiddels klaar of bijna klaar schijnt te zijn<br />

2.6 Onderdeel 1.c is voorgesteld voor het geval de afwijzing door het hof van de vordering tot<br />

nakoming van Van der Valk voortbouwt op zijn door onderdeel 1.b aangevallen overweging.<br />

2.7 Uit de bespreking van onderdeel 1.a. volgt dat en waarom ik van mening ben dat het<br />

onderdeel feitelijke grondslag mist.<br />

2.8 Middel II valt uiteen in twee onderdelen, die beide zijn gericht tegen rov. 4.5. Hierin heeft<br />

het hof, kort samengevat, geoordeeld dat Van der Valk aan artikel 11 van de<br />

vaststellingsovereenkomst pas rechten kan ontlenen als wordt vastgesteld dat het Eilandgebied<br />

wanprestatie heeft gepleegd ten aanzien van (i) de vaststellingsovereenkomst en (ii) ten<br />

aanzien van het Marichi-strandproject. In dat geval, aldus het hof, dient de hoogte van de<br />

schade wegens het niet doorgaan van laatstgenoemd project door de rechter te worden<br />

vastgesteld omdat het Eilandgebied niet heeft ingestemd met het door de accountant<br />

berekende schadebedrag van NAf 39 560 000,-.<br />

2.9 Onderdeel 2.a bestrijdt deze overweging voor het geval daarin moet worden gelezen dat<br />

deze beslissingen mede betrekking hebben op de vordering van Van der Valk tot veroordeling<br />

van het Eilandgebied om aan haar de schade te vergoeden die zij heeft geleden als gevolg van<br />

de niet-tijdige nakoming van de vaststellingsovereenkomst.<br />

2.10 Het onderdeel mist feitelijke grondslag en kan dus niet tot vernietiging leiden. Het hof<br />

heeft in rov. 4.5 immers uitsluitend een <strong>uitspraak</strong> gedaan over de door Van der Valk<br />

gevorderde boete. Tegen deze uitleg van het bestreden vonnis pleit niet dat deze overweging<br />

overbodig is naast ’s hofs oordeel in rov. 4.9-4.15, dat de prestaties van het Eilandgebied geen<br />

van alle reeds opeisbaar waren. Het hof heeft zich dat immers eveneens gerealiseerd, maar in<br />

verband met het verloop van het processuele debat, een oordeel ten overvloede willen geven.<br />

De eerste zin van rov. 4.2 luidt namelijk als volgt:

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!