Eindrapportage "Van harte aanbevolen" - Hendrik-Ido-Ambacht
Eindrapportage "Van harte aanbevolen" - Hendrik-Ido-Ambacht
Eindrapportage "Van harte aanbevolen" - Hendrik-Ido-Ambacht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Van</strong> <strong>harte</strong> aanbevolen !<br />
Een onderzoek naar de mate waarin onderzoek van de<br />
rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> doorwerkt in de<br />
organisatie en het beleid<br />
Rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong><br />
Assen, 25 maart 2011<br />
De Jong Beleidsadvies<br />
Wagnerlaan 25<br />
9402 SG Assen<br />
www.dejongbeleidsadvies.nl<br />
info@dejongbeleidsadvies.nl
2<br />
De Jong Beleidsadvies
Inhoud<br />
Hoofdstuk 1 Inleiding..............................................................................................................................5<br />
1.1 Aanleiding....................................................................................................................................5<br />
1.2 Probleemstelling.........................................................................................................................5<br />
1.3 De afbakening van het onderzoek...........................................................................................6<br />
1.4 De aanpak van het onderzoek..................................................................................................6<br />
1.5 Leeswijzer....................................................................................................................................7<br />
Hoofdstuk 2 De rekenkamercommissie................................................................................................9<br />
2.1 De vorm en samenstelling van de rekenkamercommissie ...................................................9<br />
2.2 Missie en doelen .........................................................................................................................9<br />
2.3 Enkele institutionele randvoorwaarden ..................................................................................9<br />
2.4 Onderwerpselectie en waardering van de onderzoeken.....................................................11<br />
2.5 Uitvoering van het onderzoek en afwikkeling .....................................................................12<br />
2.6 Tussenconclusie........................................................................................................................12<br />
Hoofdstuk 3 Een beschrijving van de aanbevelingen.......................................................................13<br />
3.1 Inleiding.....................................................................................................................................13<br />
3.2 Aantallen aanbevelingen..........................................................................................................13<br />
3.3 Soorten aanbevelingen.............................................................................................................14<br />
3.4 Zijn de aanbevelingen specifiek en concreet? ......................................................................14<br />
3.5 Tussenconclusie........................................................................................................................15<br />
Hoofdstuk 4 Besluitvorming over de aanbevelingen ........................................................................17<br />
4.1 Inleiding.....................................................................................................................................17<br />
4.2 Een beschrijving van het besluitvormingsproces................................................................17<br />
4.3 Bestuurlijke reactie en discussie over de aanbevelingen per onderzoek ..........................18<br />
4.4 Het besluit .................................................................................................................................20<br />
4.5 Tussenconclusie........................................................................................................................20<br />
Hoofdstuk 5 De doorwerking van de aanbevelingen........................................................................21<br />
5.1 Inleiding.....................................................................................................................................21<br />
5.2 In hoeverre werken aanbevelingen door naar de praktijk? ................................................21<br />
5.3 Manieren van doorwerking.....................................................................................................21<br />
5.3.1 Grote zelfstandige veranderingen werken niet door..................................................22<br />
5.3.2 Laaghangend fruit wordt geoogst.................................................................................22<br />
5.3.3 Een bouwsteen in een bestaande ontwikkeling? ........................................................22<br />
5.3.4 Aanbevelingen in de wachtkamer.................................................................................23<br />
5.4 Veranderingen bij de gemeenteraad ......................................................................................23<br />
5.4.1 Structurele verbeteringen van het functioneren van de raad....................................23<br />
5.4.2 Informatievoorziening aan de raad en controle .........................................................23<br />
5.4.3 Een geruststellende functie voor de rekenkamercommissie?...................................24<br />
5.5 Tussenconclusie........................................................................................................................24<br />
Hoofdstuk 6 Conclusies ........................................................................................................................27<br />
3<br />
De Jong Beleidsadvies
Bijlage 1 Lijst van geïnterviewden............................................................................................................31<br />
Bijlage 2 Normenkader..............................................................................................................................33<br />
Bijlage 3 Bronnenlijst.................................................................................................................................35<br />
Bijlage 4 Lijst van aanbevelingen .............................................................................................................37<br />
4<br />
De Jong Beleidsadvies
Hoofdstuk 1 Inleiding<br />
1.1 Aanleiding<br />
De rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> bestaat bij het schrijven van deze rapportage<br />
ruim vijf jaar. In deze periode heeft de rekenkamercommissie een zestal onderzoeksrapporten<br />
uitgebracht waarin zij een groot aantal aanbevelingen aan de gemeente heeft gedaan. Dit jaar<br />
zullen de twee externe commissieleden plaatsmaken voor twee nieuwe externe leden. De<br />
rekenkamercommissie is van mening dat het feit dat zij ruim vijf jaar functioneert, gecombineerd<br />
met de wisseling van de wacht een natuurlijk moment vormt om terug te kijken de eigen<br />
effectiviteit. De effectiviteit van de rekenkamercommissie kan worden afgemeten aan de mate<br />
waarin aanbevelingen doorwerken naar het beleid of de organisatie van de gemeente. Binnen deze<br />
context vindt ook de rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> het nu tijd worden te<br />
onderzoeken op welke wijze de gemeente is omgegaan met de aanbevelingen uit haar rapportages.<br />
1.2 Probleemstelling<br />
De rekenkamercommissie streeft het volgende doel na met haar evaluatie.<br />
Het verkrijgen van inzicht in de mate waarin de aanbevelingen van de rekenkamercommissie zijn omgezet in<br />
concrete beleidsmaatregelen dan wel zijn ingebed in de bedrijfsvoering.<br />
Om dit doel te bereiken, stelt de rekenkamercommissie zichzelf de volgende vraag:<br />
In hoeverre werken de aanbevelingen van de rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> door in het<br />
gemeentelijke beleid en de gemeentelijke organisatie en welke factoren kunnen doorwerking of het ontbreken<br />
daarvan verklaren?<br />
Het eerste deel van de centrale vraagstelling betreft een inventariserende vraag naar de mate van<br />
doorwerking van aanbevelingen naar 1) het gemeentelijke beleid en 2) de organisatie. Het tweede<br />
deel van de vraagstelling is gericht op het vinden van verklaringen voor het al dan niet<br />
doorwerken. De rekenkamercommissie heeft de centrale onderzoeksvraag vervolgens uitgesplitst<br />
in een zevental deelvragen.<br />
1. Welke aanbevelingen heeft de rekenkamercommissie gedaan en zijn de aanbevelingen<br />
specifiek, concreet en realistisch?<br />
2. In welke mate heeft discussie en besluitvorming over de aanbevelingen plaatsgehad?<br />
a. Hoe is door het college, via bestuurlijk wederhoor en in discussie met de raad,<br />
geadviseerd over de aanbevelingen en welke zijn op voorhand overgenomen.<br />
b. Over welke aanbevelingen was discussie in de raad, hoe verliep deze discussie en wat<br />
is de uitkomst?<br />
3. In hoeverre zijn de aanbevelingen door de raad overgenomen?<br />
a. Welke aanbevelingen heeft de raad overgenomen?<br />
b. In hoeverre heeft de raad het overnemen van de aanbevelingen vastgelegd in<br />
(kaderstellende) raadsbesluiten?<br />
c. Wat waren argumenten van de raad om aanbevelingen niet over te nemen in<br />
raadsbesluiten?<br />
5<br />
De Jong Beleidsadvies
4. Zijn de overgenomen aanbevelingen omgezet in uitvoerbare maatregelen en worden deze<br />
geïmplementeerd?<br />
5. Wat zijn de effecten van de geïmplementeerde aanbevelingen?<br />
a. In hoeverre leiden geïmplementeerde aanbevelingen tot concrete veranderingen in de<br />
praktijk?<br />
b. In hoeverre leiden deze tot (bestuurlijke) vernieuwingen?<br />
6. In welke mate vindt informatie-uitwisseling en sturing plaats met betrekking tot de uitvoering<br />
van de aanbevelingen?<br />
a. In welke mate informeert het college de raad over de voortgang van de uitvoering van<br />
de aanbevelingen?<br />
b. In hoeverre controleert de raad de voortgang van de uitvoering?<br />
7. Welke factoren kunnen (het gebrek aan) doorwerking van aanbevelingen van de<br />
rekenkamercommissie verklaren en hoe kan doorwerking worden bevorderd?<br />
1.3 De afbakening van het onderzoek<br />
Het onderzoek heeft betrekking op de aanbevelingen uit de volgende vier onderzoeksrapporten:<br />
- Groenonderhoud (2006-2007)<br />
- Allemaal ondergronds (2007-2008)<br />
- Sturen met de buren (2009)<br />
- Privatisering van de exploitatie van zwembad De Louwert (2009)<br />
De overige onderzoeken, zoals die over de Volgerlanden en het Wmo-beleid zijn nog van een te<br />
recente datum om door te kunnen werken. Deze onderzoeken zijn derhalve buiten het onderzoek<br />
gelaten.<br />
1.4 De aanpak van het onderzoek<br />
De rekenkamercommissie probeert de mate van doorwerking van haar aanbevelingen inzichtelijk<br />
te maken. Om hierin inzicht te krijgen, is het echter nodig iets breder te kijken dan alleen naar de<br />
wijze waarop de organisatie met de aanbevelingen is omgegaan. De wijze waarop de<br />
aanbevelingen worden ontvangen en zijn geïmplementeerd is mede afhankelijk van het<br />
functioneren van de rekenkamercommissie zélf. Hoe stelt zij zich op ten opzichte van college en<br />
raad? Welke onderwerpen snijdt zij aan? En heeft zij voldoende middelen om onderzoek te<br />
verrichten? Dit vormen randvoorwaarden voor een goede doorwerking en daarom zal het<br />
onderzoek ook (beperkt) kijken naar het functioneren van de rekenkamercommissie zelf.<br />
In de beginfase van het onderzoek is een gesprek gevoerd met vertegenwoordigers van de<br />
rekenkamercommissie over de taakopvatting van de commissie en de wijze waarop zij haar taak<br />
invult. Verder is een inventarisatie uitgevoerd van de conclusies en aanbevelingen in de<br />
onderzoeksrapportages van de rekenkamercommissie. Eventuele toevoegingen of aanscherpingen<br />
van de aanbevelingen door de gemeenteraad zijn daarbij nadrukkelijk in beeld gebracht.<br />
Daarnaast is in de besluiten van de gemeenteraad naar aanleiding van de behandeling van<br />
rekenkamerrapporten nagegaan welke aanbevelingen zijn overgenomen door de raad. Ten slotte<br />
zijn in de raads(commissie)verslagen de discussies die in de raad(scommissie) zijn gevoerd over<br />
de conclusies en aanbevelingen uit de rapporten van de rekenkamercommissie in beeld gebracht.<br />
De informatie uit de inventarisatiefase hebben is gebruikt om gedetailleerde vragenlijsten voor de<br />
eerstverantwoordelijk ambtenaren op te stellen. In totaal zijn vijf vragenlijsten opgesteld; één<br />
voor ieder bestudeerd onderzoek en één voor de raadsgiffier.<br />
6<br />
De Jong Beleidsadvies
De vragenlijsten zijn vervolgens uitgezet. De respondenten werd gevraagd gedetailleerd antwoord<br />
te geven op vragen over welke veranderingen (niet) zijn doorgevoerd en waarom (niet). Ook is<br />
per aanbeveling een vraag opgesteld naar de reden voor het eventueel niet (geheel) uitvoeren van<br />
de aanbeveling, om zodoende verklaringen voor het niet (geheel) uitvoeren te kunnen vinden. Bij<br />
deze wijze van onderzoeken dient zoveel mogelijk te worden voorkomen dat de medewerkers<br />
een gekleurd beeld schetsen. Daarom is in de vragenlijst expliciet gevraagd het antwoord te<br />
onderbouwen met relevante beleidsinformatie. Zodoende konden de antwoorden worden<br />
gestaafd aan de documenten. Daar waar aanbevelingen breder zijn dan het onderzochte<br />
beleidsterrein, heeft de rekenkamercommissie niet meer aan de hand van documenten getoetst of<br />
de aanbevelingen ook die terreinen ook zijn ingevoerd. Dit zou het onderzoek te veel verbreden.<br />
Per vragenlijst is vervolgens één verdiepend interview gevoerd met degene onder wiens<br />
verantwoordelijkheid de vragen zijn ingevuld. In deze verdiepende interviews kon worden<br />
doorgevraagd over onduidelijkheden, achtergronden en verklaringen. Men kan denken aan vragen<br />
als: Zijn de aanbevelingen zinvol? Zijn de aanbevelingen uitvoerbaar? Omdat op de afdeling van<br />
één afdelingshoofd twee onderzoeken hebben plaatsgevonden, zijn gesprekken gevoerd met drie<br />
afdelingshoofden en de raadsgriffier.<br />
Ten slotte zijn interviews gehouden met de betrokken portefeuillehouders. In deze interviews is<br />
ingegaan op de knelpunten die het college ervaart met het implementeren van de aanbevelingen.<br />
Hierin is onder meer over de onderwerpkeuze en de relevantie, meerwaarde en praktische<br />
uitvoerbaarheid van de aanbevelingen gesproken.<br />
Een lijst van geïnterviewden vindt u in bijlage 1. Een bronnenlijst is in bijlage 3 opgenomen.<br />
1.5 Leeswijzer<br />
De opbouw van de rapportage volgt in grote lijnen de volgorde van de onderzoeksvragen. In<br />
hoofdstuk 2 gaan wij in op de vorm en samenstelling van de rekenkamercommissie. Daarnaast<br />
bespreken we enkele eigenschappen van de rekenkamercommissie die randvoorwaarden vormen<br />
voor het goed functioneren. In hoofdstuk 3 beschrijven we de aanbevelingen die de<br />
rekenkamercommissie in de afgelopen vier onderzoeken heeft gedaan. Tevens bespreken we<br />
enkele kenmerken van de aanbevelingen. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 over de besluitvorming<br />
over de aanbevelingen. Per onderzoek inventariseren we hoe de discussie tussen het college en de<br />
raad is verlopen en welke aanbevelingen zijn overgenomen door de raad. Het overnemen van<br />
aanbevelingen betekent dat het college aan de slag moet om deze om te zetten in nieuw beleid,<br />
nieuwe procedures of nieuwe werkprocessen. In hoeverre het college daaraan uitvoering heeft<br />
gegeven onderzoeken we in hoofdstuk 5. Ten slotte resulteert het onderzoek in hoofdstuk 6 in<br />
conclusies.<br />
7<br />
De Jong Beleidsadvies
8<br />
De Jong Beleidsadvies
Hoofdstuk 2 De rekenkamercommissie<br />
2.1 De vorm en samenstelling van de rekenkamercommissie<br />
De Wet dualisering gemeentebestuur heeft bepaald dat elke gemeente met ingang van 1 januari<br />
2006 een rekenkamer of een rekenkamerfunctie dient te hebben. De wetgever stelt een aantal<br />
wettelijke eisen aan de rekenkamer, terwijl de rekenkamerfunctie vormvrij is. De gemeente<br />
<strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> heeft – net als het merendeel van de gemeenten – een bewuste keuze<br />
gemaakt om invulling aan deze verplichting te geven door het instellen van een rekenkamercommissie.<br />
Deze rekenkamercommissie is op 1 januari 2006 met haar werkzaamheden gestart.<br />
De rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> bestaat uit een externe voorzitter, twee externe<br />
leden en twee raadsleden. De voorzitter en de externe leden worden benoemd voor een periode<br />
van vier jaar. De raadsleden hebben een benoeming voor twee jaar. De rekenkamercommissie<br />
werkt exclusief voor de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong>.<br />
2.2 Missie en doelen<br />
De gemeenteraad heeft in een besluit over de Startnotitie over de rekenkamercommissie in zijn<br />
vergadering van 6 december 2004 enkele doelstellingen en verwachtingen over de<br />
rekenkamercommissie vastgesteld. In deze startnotitie stelt de raad dat de rekenkamercommissie<br />
politiek-bestuurlijke processen als object van onderzoek heeft. Het accent van de commissie zou<br />
moeten liggen op het versterken van de kaderstellende en controlerende rol van de raad, en dus<br />
niet exclusief bij één van deze elementen. De startnotitie stelt wel dat er bijzondere aandacht<br />
uitgaat naar de kaderstelling als basis voor de controlerende taak. De onafhankelijkheid van de<br />
rekenkamercommissie is weliswaar een belangrijk uitgangspunt, maar er is een uitdrukkelijke<br />
wens uitgesproken dat de rekenkamercommissie binnen de grenzen van haar onafhankelijkheid<br />
bij haar onderwerpselectie luistert naar de wensen van de raad. Er dient een zodanig procedure te<br />
worden ontwikkeld “dat recht wordt gedaan aan de wensen en vragen vanuit de politiek (de raad)<br />
en aan een zekere onafhankelijkheid van de rekenkamercommissie.” De commissie bepaalt zelf<br />
op welke wijze er onderzoek verricht wordt. Dat betekent onder meer dat de commissie zelf<br />
onderzoek kan uitvoeren, maar dit ook kan uitbesteden aan externe deskundigen. Qua<br />
onderzoeksproductie kiest de gemeenteraad voor een beperkte ambitie van één substantieel<br />
onderzoek per jaar of twee kleinere onderzoeken.<br />
2.3 Enkele institutionele randvoorwaarden<br />
De institutionele invulling van de rekenkamercommissie vormt randvoorwaarden voor het<br />
kunnen uitvoeren van de ambities en taken van de rekenkamercommissie. In deze paragraaf<br />
beoordelen we een drietal institutionele randvoorwaarden die een noodzakelijke voorwaarde<br />
vormen voor het kunnen verrichten van goed onderzoek. We beschouwen de<br />
onderzoeksbevoegdheden, de secretariële ondersteuning en het onderzoeksbudget.<br />
In de eerste plaats zijn er de onderzoeksbevoegdheden. Anders dan bij een rekenkamer waarin<br />
deze bevoegdheden wettelijk zijn vastgelegd, dient de raad de bevoegdheden van een<br />
rekenkamercommissie bij verordening te regelen. Is hierover niets in de verordening geregeld, dan<br />
is het voor een rekenkamercommissie lastig om een vuist te maken bij het verkrijgen van<br />
informatie. In <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> zijn de onderzoeksbevoegdheden geregeld in art. 10 van de<br />
verordening. De commissie is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te<br />
9<br />
De Jong Beleidsadvies
onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht (art. 10 lid 1). Bovendien,<br />
is de commissie bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren de<br />
mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de<br />
onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren zijn verplicht de gevraagde<br />
inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken. Dit zijn sterke<br />
bevoegdheden die op hetzelfde niveau liggen als de wettelijke bevoegdheden van een rekenkamer.<br />
Een bevoegdheid die een rekenkamer wel heeft, maar die voor de rekenkamercommissie<br />
<strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> niet in de verordening is opgenomen, is de mogelijkheid om onderzoek te<br />
verrichten bij verbonden partijen. Dit formele bevoegdheidsgebrek is in de praktijk echter geen<br />
belemmering gebleken om bij de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden onderzoek te<br />
verrichten.<br />
Een tweede randvoorwaarde is dat de rekenkamercommissie voldoende capaciteit en<br />
ondersteuning heeft. De commissie zelf bestaat uit vijf leden: drie externe leden, waaronder de<br />
voorzitter, en twee raadsleden. <strong>Van</strong>af het begin van haar bestaan heeft de rekenkamercommissie<br />
conform art. 7 Verordening rekenkamercommissie secretariële ondersteuning die onderdeel<br />
uitmaakt van de griffie. Gemiddeld bestaat een rekenkamer(commissie) in Nederland uit vier<br />
1<br />
leden en een ambtelijk secretaris. Met deze omvang en ondersteuning moet de<br />
rekenkamercommissie in staat worden geacht om voor één gemeente één á twee onderzoeken per<br />
jaar uit te brengen.<br />
Een derde randvoorwaarde die kan worden gesteld voor het uitvoeren van haar taken is dat de<br />
rekenkamercommissie dient te beschikken over een voldoende hoog onderzoeksbudget. Een<br />
norm die soms wordt gehanteerd is dat het budget van een rekenkamercommissie zou moeten<br />
worden gekoppeld aan het inwoneraantal van de gemeente(n) waarvoor de commissie werkt. Een<br />
minimum van één euro per inwoner wordt vaak genoemd. Beter is het echter om het budget te<br />
koppelen aan de ambities die de raad heeft met de rekenkamercommissie. Verder is van belang<br />
voor het bepalen van een reële hoogte van het budget welke kosten hiervan ten laste komen.<br />
Anders gezegd gaat het om een puur onderzoeksbudget, of moeten er nog allerlei kosten van<br />
worden afgetrokken? In <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> komen alle kosten van het budget dat de raad aan<br />
de rekenkamercommissie ter beschikking stelt ten laste van dit budget, zoals die van de<br />
vergoedingen van externe leden, de kosten van externe deskundigen, de kosten van de ambtelijk<br />
secretaris en eventuele overige uitgaven. In het eerste jaar (2006) was een jaarbudget van 20.000<br />
euro vastgesteld. Omdat er veel (met name personele) kosten moesten worden afgetrokken, bleef<br />
er weinig budget voor uitvoering van onderzoek over. In de voorjaarsnota heeft de raad daarom<br />
nog een 15.000 euro bijgeraamd. Totaal is in 2006 dus 35.000 euro aan de rekenkamercommissie<br />
ter beschikking gesteld. <strong>Van</strong>af 2007 is het jaarbudget op 50.000 euro gesteld. Dat ligt rond de<br />
mediaan van de rekenkamer(commissie)s in Nederland. 2 De rekenkamercommissie heeft met dit<br />
budget de gewenste onderzoeken naar behoren kunnen uitvoeren zonder veel geld over te<br />
houden. De indruk is dat het budget goed is afgestemd op de ambities van de raad om één<br />
substantieel of twee kleinere onderzoeken op jaarbasis uit te voeren.<br />
We kunnen vaststellen dat de besproken institutionele randvoorwaarden goed zijn. De<br />
rekenkamercommissie heeft sterke bevoegdheden, secretariële ondersteuning en een budget dat<br />
goed is afgestemd op het ambitieniveau van de raad. De institutionele randvoorwaarden zijn niet<br />
knellend voor het halen van de ambitie van één á twee onderzoeken per jaar.<br />
1 Zie T.G. <strong>Van</strong> der Zee en P.O. de Jong, een spiegel van het lokale rekenkamerlandschap, Groningen: Byond/De Jong<br />
beleidsadvies 2010<br />
2 De mediaan bedraagt 58.000 euro (<strong>Van</strong> der Zee en De Jong, 2010).<br />
10<br />
De Jong Beleidsadvies
2.4 Onderwerpselectie en waardering van de onderzoeken<br />
Voor een goede doorwerking van het onderzoek naar de organisatie is het niet alleen van belang<br />
dat de rekenkamercommissie het onderzoek goed uitvoert, maar vooral dat zij het goede<br />
onderzoek uitvoert. 3 Wanneer een onderzoek hét antwoord op een nooit gestelde vraag geeft, zal<br />
het draagvlak voor het uitvoeren van de aanbevelingen gering zijn. Daarom kunnen we eisen<br />
stellen aan de procedure voor de onderwerpkeuze van de rekenkamercommissie. Voorwaarde is<br />
dat er voorzieningen zijn die het contact over de onderwerpselectie garanderen tussen de raad en<br />
de rekenkamercommissie. Dit is ook een expliciete wens van de raad die in de startnotitie<br />
expliciet is aangegeven.<br />
Onderwerpen voor onderzoek kunnen volgens het onderzoeksprotocol worden aangereikt door<br />
onder meer burgers, de raad en het college. De rekenkamercommissie is met name actief in het<br />
verwerven van onderwerpen vanuit de raad. <strong>Van</strong>uit de burgers is de inbreng tot op heden beperkt<br />
geweest. De onderwerpen die (door de raad) zijn aangedragen, komen op een groslijst.<br />
Onderwerpselectie uit de groslijst gebeurt aan de hand van een door het adviesbureau BMC<br />
opgesteld afwegingskader. Dit is een multi-criteria-analyse waarin de onderwerpen op<br />
verschillende deelaspecten worden gewaardeerd en waarbij de scores zonodig van wegingsfactoren<br />
worden voorzien. De uitkomst van deze methode is een rangschikking van de<br />
onderzoeksonderwerpen naar ‘onderzoekwaardigheid’. De onderzoeksonderwerpen in de top van<br />
de ranglijst maken de grootste kans om te worden uitgevoerd. Dit is – voor zover ons bekend –<br />
een unieke methode die door geen enkele rekenkamercommissie wordt toegepast. Het vergroot<br />
de transparantie en objectiveert de besluitvorming. Nadat de rekenkamercommissie een<br />
onderwerp heeft gekozen, werkt zij dit uit in een vraagstelling.<br />
Binnen de gemeentelijke organisatie bestaat over het algemeen waardering voor de<br />
onderwerpselectie en aanpak door de rekenkamercommissie. Iedere geïnterviewde geeft aan dat<br />
de rekenkamercommissie de relevante onderwerpen selecteert, die politieke relevantie hebben en<br />
die op belangstelling van de burgers kunnen rekenen. Op de manier waarop binnen de<br />
onderzoeksonderwerpen nadere invulling wordt gegeven door middel van de concrete<br />
vraagstelling zijn desgevraagd wat kritischer geluiden te horen. Deze kritischer geluiden laten zich<br />
als volgt samenvatten:<br />
1. Sommige delen van het onderzoek hebben betrekking op een eenmalig project uit het<br />
verleden, bijvoorbeeld de verzelfstandiging van het zwembad. Doordat dit processen zijn die<br />
niet vaak herhaald zullen worden, vinden enkele respondenten het leereffect van dit deel van<br />
de onderzoeken gering. De rekenkamercommissie kan zich volgens hen beter richten op<br />
zaken die ook in het heden of de toekomst spelen.<br />
2. De timing van het onderzoek ‘Sturen met de buren’ werd door sommigen niet handig<br />
gevonden omdat het samenviel met een grote evaluatie van de gemeenschappelijke regeling<br />
door de commissies Scholten en Meijdam. Daardoor zou dit onderzoek weinig meerwaarde<br />
hebben gehad. Deze constatering moet echter worden gerelativeerd. De timing van dit<br />
onderzoek was niet bepaald door de rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong>. Zij is<br />
door de gemeenten Dordrecht, Alblasserdam en Sliedrecht benaderd met de vraag of zij mee<br />
wilde doen in een onderzoek naar regionalisering. Dat onderzoek zou met of zonder de<br />
inbreng van de rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> worden uitgevoerd. Zij heeft<br />
toen besloten om bij het onderzoek aan te haken. Hierdoor had zij geen invloed op de timing<br />
van het onderzoek.<br />
3. Eén geïnterviewde (en hij wordt op onderdelen door anderen gesteund) heeft aangegeven dat<br />
de onderzoeken van de rekenkamercommissie volgens hem te sterk zijn gericht op<br />
3 Zie T.G. <strong>Van</strong> der Zee en P.O. de Jong, een spiegel van het lokale rekenkamerlandschap, Groningen: Byond/De Jong<br />
beleidsadvies 2010<br />
11<br />
De Jong Beleidsadvies
procedurele en organisatorische voorwaarden (POV’s), zoals beleidskaders (SMART) en<br />
procedures. Daarmee zou de rekenkamercommissie zich te veel met onderwerpen<br />
bezighouden, namelijk bedrijfsvoering, die niet des raads, maar des colleges zijn. Hoewel de<br />
betreffende respondent erkent dat de rekenkamercommissie goede onderwerpen selecteert,<br />
zou hij graag een andere invulling van de onderzoeken zien.<br />
2.5 Uitvoering van het onderzoek en afwikkeling<br />
De rekenkamercommissie heeft tot op heden de praktische uitvoering van alle onderzoeken<br />
uitbesteed aan onderzoeksbureaus. Selectie van bureaus vindt plaats in een aanbestedingsprocedure.<br />
De dagelijkse begeleiding van de onderzoeksbureaus is in handen van de ambtelijk<br />
secretaris van de commissie.<br />
Wanneer het onderzoek gereed is, wordt het aan de betrokken ambtenaren aangeboden voor een<br />
technische reactie. Deze ambtelijke hoorprocedure is ervoor om onjuistheden van feitelijke aard<br />
uit het rapport te filteren. Daarna biedt de commissie het – verbeterde – rapport aan het college<br />
aan voor een bestuurlijke reactie over de conclusies en aanbevelingen. In principe heeft het<br />
bestuur ook twee weken om op het rapport te reageren. Vervolgens biedt de<br />
rekenkamercommissie de rapportage met daarin de bestuurlijke reactie aan aan de<br />
raadscommissie. Na behandeling in de raadscommissie wordt het rapport in de gemeenteraad<br />
behandeld, welke een besluit kan nemen over het overnemen van de aanbevelingen uit het<br />
rapport.<br />
Momenteel bedraagt het aantal volledig afgeronde onderzoeken zes, maar op korte termijn zal de<br />
commissie naar verwachting acht onderzoeken hebben afgerond, waaronder deze evaluatie van<br />
de rekenkamercommissie zelf.<br />
2.6 Tussenconclusie<br />
De rekenkamercommissie heeft sinds 2006 zes onderzoeken afgerond en binnenkort zullen nog<br />
twee onderzoeken gereed zijn. Daarmee voldoet zij aan de door de raad in de startnotitie gestelde<br />
‘beperkte ambitie’ van één á twee onderzoeken per jaar. We hebben verder gezien dat de<br />
organisatorische randvoorwaarden een goed functioneren van de rekenkamercommissie niet in de<br />
weg staan. De rekenkamercommissie heeft voldoende capaciteit, beschikt over een adequaat<br />
onderzoeksbudget en heeft sterke onderzoeksbevoegdheden. Inhoudelijk gezien is de waardering<br />
voor de onderzoeken groot.<br />
De onderwerpkeuze wordt door de meeste geïnterviewden goed gevonden. Daarmee lijkt het<br />
afwegingskader goede diensten te bewijzen om onderwerpen op een transparante wijze te kiezen.<br />
De invulling van de onderzoeken oogst iets meer kritiek. Conclusies komen zelden als een<br />
verrassing. Dit kan geweten worden aan de sterke focus van een vraagstelling van de<br />
onderzoeken op procesorganisatorische voorwaarden, zoals het SMART formuleren van doelen<br />
en het verbeteren van procedures en werkprocessen.<br />
12<br />
De Jong Beleidsadvies
Hoofdstuk 3 Een beschrijving van de aanbevelingen<br />
3.1 Inleiding<br />
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de aanbevelingen uit de onderzoeksrapporten. In<br />
paragraaf 3.2 inventariseren we hoeveel aanbevelingen er door de rekenkamercommissie zijn<br />
gedaan en hoeveel er zijn overgenomen door het college en de raad. Vervolgens geven wij in<br />
paragraaf 3.3 een typering van de aanbevelingen. In paragraaf 3.4 geven we een oordeel over<br />
enkele kwaliteitsaspecten van de aanbevelingen. Ten slotte formuleren we in paragraaf 3.5 de<br />
belangrijkste conclusies die uit dit hoofdstuk te trekken zijn.<br />
3.2 Aantallen aanbevelingen<br />
Het onderzoek heeft betrekking op een viertal onderzoeksrapportages van de rekenkamercommissie.<br />
Bijlage 4 geeft een overzicht van de aanbevelingen die wij hebben onderscheiden. 4<br />
De rekenkamercommissie heeft in de vier bestudeerde rapportages 44 aanbevelingen gedaan.<br />
Gemiddeld dus 11 per onderzoek. Het aantal aanbevelingen per onderzoek wisselt nogal, zie<br />
Tabel 1. De tabel geeft tevens weer aan welk deel van de aanbevelingen het college zich heeft<br />
geconformeerd en welk deel is overgenomen door de raad (voor meer details, zie bijlage 4).<br />
Gewoonlijk nemen college en raad de aanbevelingen over. Alleen op het rapport over het<br />
groenonderhoud had het college dermate veel kritiek dat het zich aan een zevental aanbevelingen<br />
niet heeft geconformeerd. De raad heeft zich in dit onderzoek niet over het overnemen van<br />
aanbevelingen uitgesproken. Wij gaan uit van het adagium ‘belofte maakt schuld’. Omdat het<br />
college expliciet heeft uitgesproken dat het zes aanbevelingen uit het onderzoek naar<br />
groenonderhoud zou implementeren, houden wij het college aan deze toezegging. In alle andere<br />
onderzoeken heeft de raad alle aanbevelingen – eventueel met inachtneming van kanttekeningen<br />
van het college – overgenomen. In het onderzoek naar zwembad De Louwert heeft het college<br />
zich in zijn bestuurlijke reactie niet duidelijk uitgelaten aan welke aanbevelingen het zichzelf<br />
conformeert en welke niet. Alle aanbevelingen zijn echter wel door de raad overgenomen in een<br />
kaderstellend besluit.<br />
4 Een tweetal opmerkingen over het tellen van aanbevelingen.<br />
1. In het rapport Sturen met de buren is een zevental aanbevelingen gedaan. Deze rapportage, die is uitgevoerd in<br />
samenwerking met de rekenkamercommissies van Sliedrecht, Alblasserdam en Dordrecht, ging over het sturen<br />
van de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden (GRD). Een deel van de aanbevelingen was gericht aan de<br />
gemeenschappelijke regeling. Omdat de implementatie van deze aanbevelingen niet direct door de gemeente<br />
<strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> te beïnvloeden zijn, zijn deze aanbevelingen niet meegenomen in de analyse.<br />
2. Sommige aanbevelingen, met name die van het onderzoek naar De Louwert, zijn samengesteld uit meer<br />
onderdelen. Om analytische redenen zijn aanbevelingen die feitelijk uit meer aanbevelingen bestonden in hun<br />
onderdelen uiteen gesplitst. In bijlage 4 is nauwkeurig aangegeven welke aanbevelingen wij onderscheiden.<br />
13<br />
De Jong Beleidsadvies
Tabel 1 Aantal aanbevelingen die zijn overgenomen<br />
Onderzoek<br />
Aantal<br />
aanbevelingen<br />
Overgenomen<br />
door college<br />
Overgenomen<br />
door raad<br />
Groenonderhoud (2006-2007) 13 6 -<br />
Allemaal ondergronds (2007-2008) 10 10 10<br />
Sturen met de buren (2009) 3* 3 3<br />
Privatisering van de exploitatie van zwembad De<br />
18 - 18<br />
Louwert (2009)<br />
Totaal 44 37 37<br />
* <strong>Van</strong> de 7 aanbevelingen zijn er 3 van toepassing op het gemeentebestuur van <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong>.<br />
3.3 Soorten aanbevelingen<br />
In dit onderzoek onderscheiden we de volgende soorten aanbevelingen:<br />
- Strategische keuzen: een hoofdlijn voor een (nieuw) beleid uitzetten of een bestaand beleid<br />
op hoofdlijnen heroverwegen.<br />
Voorbeeld: Formuleer een visie en een doel ten aanzien van het zwembad.<br />
- Verzamelen en verstrekken van sturingsinformatie: het gaat hier om de aanbeveling om<br />
systematisch te starten met het verzamelen of analyseren van gegevens en deze aan de raad<br />
ter beschikking te stellen.<br />
Voorbeeld: pleeg analyses en stuur op de aard en achtergrond van meldingen.<br />
- Aanpassingen van procedures: concrete aanpassingen van procedures die niet alleen tot<br />
verbeteringen in deze casus leiden. 5<br />
Voorbeeld: Leg de procedures en werkafspraken schriftelijk vast.<br />
- Concrete acties: concrete eenmalige aanpassingen die in één casus tot verbeteringen leiden.<br />
Voorbeeld: Neem meetpunten op in het contract.<br />
In Tabel 2 is weergegeven hoe de verdeling over de onderscheiden typen aanbevelingen is. We<br />
constateren dat aanbevelingen over procedurele aanpassingen met 43% duidelijk vaker<br />
voorkomen dan de overige categorieën, die tussen de 16 en 22% schommelen. Strategische<br />
keuzen komen het minst voor.<br />
Tabel 2: Het voorkomen van verschillende typen overgenomen aanbevelingen<br />
Type aanbeveling Aantal Percentage<br />
Aanpassing van procedures 16 43<br />
Concrete acties 8 22<br />
Verzamelen van (sturings)informatie 7 19<br />
Strategische keuzen 6 16<br />
Totaal 37 100<br />
3.4 Zijn de aanbevelingen specifiek en concreet?<br />
De mate van concreetheid wisselt sterk en lijkt samen te hangen met het soort aanbeveling zoals<br />
geformuleerd in Tabel 2.<br />
Aanbevelingen tot het maken van strategische keuzen, zoals over het formuleren van visies en<br />
ambities, worden door de rekenkamercommissie vaak niet nader inhoudelijk ingevuld. Zij zijn<br />
vaak geformuleerd als “voer een discussie over …” of “stel een visie op over …”. Dit soort<br />
5 Enigszins arbitrair hebben wij het SMART formuleren van doelstellingen opgevat als een aanpassing van een<br />
procedure omdat het geen fundamentele richtinggevende keuze is, maar een hulpmiddel in de planning en<br />
controlcyclus.<br />
14<br />
De Jong Beleidsadvies
aanbevelingen geven geen inhoudelijke sturing aan het beleid, maar zijn bedoeld om het<br />
gemeentebestuur te prikkelen een heldere politieke lijn uit te zetten. Met name de aanbevelingen<br />
over het voeren van een discussie in de raad over de Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden<br />
(GRD) zijn abstract geformuleerd. Geïnterviewden beamen de abstractie van de aanbevelingen<br />
over de GRD. Soms zijn strategische keuzen echter wel concreet, zoals de aanbeveling in het<br />
onderzoek naar het groenbeleid ‘probeer te komen tot een professionele inkooporganisatie,<br />
eventueel in regionaal verband’.<br />
Veel concrete-acties-aanbevelingen en aanbevelingen ter verbetering van procedures hebben<br />
rechtstreeks betrekking op veranderingen in de bedrijfsvoering van de gemeente. De<br />
aanbevelingen in het onderzoek naar het groenbeleid waren het meest concreet en daardoor<br />
relatief eenvoudig uitvoerbaar. Uit de interviews is gebleken dat de organisatie wat meer moeite<br />
had met het implementeren van de aanbevelingen over De Louwert omdat deze wat abstracter<br />
geformuleerd zijn. Deze aanbevelingen zijn gericht op verbetering van procesorganisatorische<br />
voorwaarden, 6 maar zien niet direct op de effecten van het beleid. Met name de onderzoeken<br />
naar De Louwert, het groenbeleid en Mollen hebben een sterke focus op bedrijfsvoering.<br />
Vormgeving van de opdrachtgeversrol, zoals versterking van het inkoopbeleid, aanbestedingsprocedures,<br />
controle van aannemers en de invulling van contracten zijn in deze onderzoeken de<br />
belangrijkste onderwerpen voor de rekenkamercommissie. Over het algemeen zijn de<br />
aanbevelingen over wijzigingen in de bedrijfsvoering zeer specifiek, concreet en<br />
toepassingsgericht geformuleerd.<br />
In drie van de vier onderzoeken is betrekkelijk veel aandacht voor het SMART formuleren van<br />
doelstellingen. Uit de interviews met de organisatie blijkt dat het in de praktijk lastig is – en vaak<br />
niet zinvol wordt geacht – om doelen altijd volledig SMART te formuleren. Geïnterviewden<br />
geven dan ook vaak aan dat de rekenkamercommissie naar hun oordeel te veel nadruk legt op het<br />
SMART formuleren van doelstellingen. SMART als ‘dogma’ dat in een bepaalde ‘tijdgeest’ moet<br />
worden gezien, is een vaak gehoorde uitleg. De geïnterviewden zien de meerwaarde van een<br />
dergelijke aanbeveling dan ook vaak niet zo in. Deze reactie is begrijpelijk omdat we zien dat de<br />
onderzoeksrapportages geen enkele inhoudelijke richting geven welke indicatoren in aanmerking<br />
kunnen komen om opgenomen te worden in de scherp geformuleerde doelstelling. Ook wordt<br />
geen richting gegeven via welk proces de raad kan komen tot een zinvolle doelstelling die SMART<br />
geformuleerd is. Daarmee blijft het na de aanbeveling net zo lastig voor de organisatie om een<br />
doelstelling SMART te formuleren als ervoor. Als deze informatie ontbreekt, geeft het onderzoek<br />
dus te weinig handvatten aan de raad en de organisatie om hiermee uit de voeten te kunnen. De<br />
aanbeveling om doelen SMART te formuleren blijft daardoor een lege huls.<br />
De aanbevelingen over het verzamelen en ter beschikking stellen van sturingsinformatie hebben<br />
betrekking op concrete onderwerpen en zijn voldoende specifiek.<br />
3.5 Tussenconclusie<br />
De rekenkamercommissie doet gemiddeld 11 aanbevelingen per onderzoek, maar per onderzoek<br />
varieert het aantal nogal. Aanbevelingen worden meestal overgenomen door zowel het college als<br />
de raad. In enkele gevallen plaatst het college kanttekeningen bij de aanbevelingen, welke tot op<br />
heden altijd door de raad zijn geaccepteerd. Een uitzondering hierop is het eerste<br />
rekenkameronderzoek (Groenbeleid), waarin slechts 6 van de 14 aanbevelingen zijn geaccepteerd<br />
door het college. De raad heeft zich niet uitgesproken over het vaststellen van de aanbevelingen.<br />
6 F.L. Leeuw, Gedragsmechanismen achter overheidsinterventies en rechtsregels, Maastricht: Maastricht University<br />
2008.<br />
15<br />
De Jong Beleidsadvies
De mate van inhoudelijke invulling en concreetheid van de aanbevelingen varieert met het type<br />
aanbeveling. Strategische keuzen zijn in <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> vaak abstract en niet inhoudelijk<br />
sturend. Aanbeveling over het formuleren van doelstellingen, zoals ‘formuleer een visie’ en over<br />
het SMART formuleren van doelstellingen worden regelmatig opgevat als ‘lege-hulsaanbevelingen’.<br />
Bij aanbevelingen op het vlak van bedrijfsvoering, zoals de concrete acties en de<br />
procedurele veranderingen, is de rekenkamercommissie juist erg concreet en inhoudelijk sturend.<br />
Dit levert een spanningsveld op. Enerzijds worden concreet geformuleerde aanbevelingen sneller<br />
uitgevoerd, anderzijds dient de rekenkamercommissie zich niet te sterk te richten op de<br />
bedrijfsvoering.<br />
16<br />
De Jong Beleidsadvies
Hoofdstuk 4 Besluitvorming over de aanbevelingen<br />
4.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk bepalen we op welke manier de raad besluit over het al dan niet overnemen van<br />
aanbevelingen. Dit is een belangrijke stap in de weg naar uitvoering. Door een aanbeveling in een<br />
kaderstellend besluit over te nemen, geeft de raad de formele opdracht aan het college uitvoering<br />
te geven aan de aanbeveling. In dit hoofdstuk geven we eerst in paragraaf 4.2 een overzicht hoe<br />
het besluitvormingsproces is ingericht. In paragraaf 4.3 gaan we vervolgens in op de vraag hoe<br />
het besluitvormingsproces in de specifieke cases is verlopen. In paragraaf 4.4 kijken we of de raad<br />
hierover ook een formeel (kaderstellend) besluit heeft genomen. Ten slotte geven we in paragraaf<br />
4.5 een korte tussenconclusie.<br />
4.2 Een beschrijving van het besluitvormingsproces<br />
Het besluitvormingsproces is in grote lijnen als volgt ingericht. Nadat de rekenkamercommissie<br />
het onderzoek heeft goedgekeurd, wordt het rapport zonder conclusies en aanbevelingen in<br />
handen van de ambtelijke organisatie gesteld voor een technische reactie. In deze technische<br />
reactie kunnen de betrokken ambtenaren aangeven of er volgens hen feitelijke onjuistheden in de<br />
rapportage staan. Zij hebben daarvoor in principe twee weken de tijd. Daarna past de<br />
rekenkamercommissie eventuele feitelijke onjuistheden in het rapport aan en voegt zij de<br />
conclusies en aanbevelingen toe aan de rapportage. Vervolgens stelt de commissie het rapport in<br />
handen van het college, dat zijn bestuurlijke reactie op de conclusies en aanbevelingen geeft. In<br />
die bestuurlijke reactie staan de feiten niet meer ter discussie, maar beargumenteert het college<br />
hoe het met de conclusies en aanbevelingen wil omgaan. Het heeft daar grofweg drie<br />
mogelijkheden voor:<br />
1. Het kan de aanbevelingen onderschrijven;<br />
2. Het kan kanttekeningen bij de aanbevelingen plaatsen;<br />
3. Het kan de aanbevelingen verwerpen en de raad dus adviseren de aanbevelingen niet over te<br />
nemen.<br />
Vervolgens is de gemeenteraad aan zet. Gewoonlijk behandelt de raadscommissie het onderzoek<br />
alvorens hem te agenderen voor besluitvorming in de raad. In de onderzochte rapportages was<br />
dat bij het onderzoek naar groenbeleid een bijzondere algemene bijeenkomst van de<br />
raadscommissie en in alle overige gevallen de commissie Algemeen Bestuurlijke Aangelegenheden<br />
– Financiën (ABA-Fin). In het onderzoek naar de Volgerlanden (dat buiten het bestek van dit<br />
onderzoek valt) was dat de commissie Ruimtelijke Zaken. Deze behandeling in de<br />
raadscommissie heeft vooral als doel om technische vragen van de fracties beantwoord te krijgen.<br />
Vertegenwoordigers van de rekenkamercommissie zijn aanwezig om tekst en uitleg bij het<br />
rapport te geven en inhoudelijke vragen te beantwoorden. Na behandeling in de raadscommissie<br />
wordt het onderzoek voor de raadsvergadering geagendeerd. In de raadsvergadering vindt de<br />
politieke behandeling plaats. Omdat deze discussies politiek van aard zijn, heeft de<br />
rekenkamercommissie hierin geen rol meer. In de raadsvergadering kan – als de raad dat wenst –<br />
een besluit worden genomen over het overnemen van aanbevelingen. 7<br />
7 Ten tijde van het eerste onderzoek verliep het besluitvormingsproces anders dan vanaf het tweede onderzoek.<br />
Destijds waren de aanbevelingen gericht aan het college. Daarnaast verliepen het technisch en bestuurlijk wederhoor<br />
parallel aan elkaar waardoor de onwenselijke situatie ontstond dat gelijktijdig gediscussieerd werd over feiten<br />
enerzijds en conclusies en aanbevelingen anderzijds. Bovendien hield de rekenkamercommissie strak vast aan de<br />
17<br />
De Jong Beleidsadvies
4.3 Bestuurlijke reactie en discussie over de aanbevelingen per onderzoek<br />
In deze paragraaf geven we kort weer hoe de besluitvorming per onderzoek is verlopen. Tevens<br />
geven we inzicht in de inhoud van de discussie die op het onderzoek volgde. Daarbij realiseren<br />
we ons dat het uiteraard onmogelijk is om in een korte paragraaf alle nuances van de discussies te<br />
belichten.<br />
Groenbeleid<br />
De rekenkamercommissie heeft haar aanbevelingen in dit eerste onderzoek gericht aan het<br />
college van B&W. 8 In de gecombineerde ambtelijke en bestuurlijke reactie wijst het college op<br />
vele ‘feitelijke onjuistheden, ondoorzichtige berekeningen en niet te volgen interpretaties’ in het<br />
rapport. Het college gaat vervolgens uitgebreid in op de vermeende feitelijke onjuistheden en<br />
onduidelijke interpretaties. Ook staat het college kritisch tegenover het onderschrijven van de<br />
conclusies en aanbevelingen. Iedere conclusie wordt van commentaar voorzien en veel conclusies<br />
worden in twijfel getrokken. <strong>Van</strong> de 14 aanbevelingen onderschrijft het college er slechts 6.<br />
Tevens geeft het college aan dat de termijnen voor hoor- en wederhoor te kort zijn gebleken.<br />
Bestuurlijke en ambtelijke reactie waren destijds gecombineerd.<br />
Op 15 februari 2007 volgt een brede commissiebijeenkomst over het rapport van de<br />
rekenkamercommissie. Er is een presentatie van de voorzitter van de rekenkamercommissie en<br />
de mogelijkheid tot het stellen van technische vragen. Het college trekt de cijfers waarop de<br />
rekenkamercommissie zich baseert in twijfel. De raad stelt veel (in totaal 29) kritische vragen,<br />
soms van fundamentele, soms van detaillistische aard. Duidelijk is dat zowel college als raad<br />
kritisch zijn over het rapport en het totstandkomingsproces.<br />
Op 5 maart 2007 is de politieke behandeling in de gemeenteraad. Ook hier wordt het rapport<br />
kritisch ontvangen. De discussie spitst zich toe op de ‘cijferbrij’ en de ‘herschikking van dossiers’.<br />
Er is veel discussie over (interpretatie van) feiten. Ook het functioneren van de rekenkamercommissie<br />
komt ter sprake. Wel benadrukt de raad dat het het eerste rekenkameronderzoek is<br />
waaraan alle partijen moeten wennen. De raad besluit de conclusies en aanbevelingen verder te<br />
bespreken in de commissie ABA-Fin én het gehele onderzoeksproces te evalueren. Op 24 april<br />
2007 vindt de bespreking van de conclusies en aanbevelingen van het rekenkamerrapport plaats<br />
in de commissie ABA-Fin. De discussie vernauwt zich snel naar het functioneren van de<br />
rekenkamercommissie zelf, waardoor de discussie over de aanbevelingen op de achtergrond raakt.<br />
De behandeling resulteert niet in besluiten van de raad(scommissie) over het overnemen van de<br />
conclusies en aanbevelingen.<br />
Wel besluit de raadscommissie het onderzoeksproces te evalueren. Deze evaluatie vindt plaats op<br />
25 juni 2007 door middel van een gesprek tussen het college en de rekenkamercommissie. In dit<br />
gesprek licht de rekenkamercommissie onder meer de functie van het ambtelijk en bestuurlijk<br />
wederhoor toe aan het college en maken zij nieuwe afspraken over de inrichting van het<br />
onderzoeksproces.<br />
termijnen van twee weken waarbinnen de technische en bestuurlijke reacties geleverd moesten worden, ook al viel de<br />
kerstperiode hierbinnen. Het college vond dit een te korte periode om een inhoudelijk goede reactie op de<br />
rapportage te kunnen geven. De rekenkamercommissie heeft dit onderkend en na een overleg met het college zijn<br />
nieuwe afspraken gemaakt om deze onvolkomenheden recht te zetten. De rekenkamerverordening is hierop niet<br />
aangepast, maar door de nieuwe afspraken met het college verloopt de besluitvormingsprocedure nu probleemloos.<br />
8 Gezien de staatsrechtelijke positie van de rekenkamercommissie was dit onjuist. De rekenkamercommissie<br />
rapporteert aan de raad en hoort haar aanbevelingen aan de raad te richten. In alle latere onderzoeken is dit wel goed<br />
gegaan.<br />
18<br />
De Jong Beleidsadvies
Allemaal ondergronds<br />
Het college reageert op 5 maart 2008 pro forma op het verzoek om een bestuurlijke reactie te<br />
geven. Het college ziet geen aanleiding om gebruik te maken de mogelijkheid om inhoudelijk op<br />
het rapport te reageren omdat het de behandeling van de rapportage in de raad wil afwachten. De<br />
discussie in de raadscommissie ABA-Fin van 27 mei 2008 is kort. Er worden enkele vragen<br />
gesteld over feiten en hun interpretatie. De discussie in de raad vindt plaats op 5 juni 2008. Het<br />
rapport wordt als goed en helder beschouwd. Het college geeft aan gekozen te hebben voor een<br />
terughoudende bestuurlijke reactie, omdat het vindt dat de raad zijn mening onbevangen dient te<br />
vormen. Tevens maakt het college kanttekeningen bij de eerste drie aanbevelingen (deze zijn na<br />
te lezen in bijlage 4). De discussie spitst zich vervolgens toe op deze kanttekeningen, welke<br />
uitvoerig worden besproken. Het oorspronkelijke raadsadvies wordt geamendeerd in de zin dat<br />
de kanttekeningen van het college in acht zullen worden genomen. De raad besluit ‘de<br />
eindrapportage voor kennisgeving aan te nemen en de aanbevelingen over te nemen met<br />
inachtneming van de aantekeningen die het college bij de aanbevelingen 1 t/m 3 heeft gemaakt.<br />
De Louwert<br />
Op het onderzoek Zicht op De Louwert geeft het college op 19 mei 2009 zijn uitgebreide<br />
bestuurlijke reactie, waarop op iedere aanbeveling aan een kritische toets wordt onderworpen.<br />
Over sommige aanbevelingen is het college kritisch, andere worden genuanceerd en enkele<br />
aanbevelingen ervaart het college als nuttig. Of het college zich bij voorbaat conformeert aan de<br />
aanbevelingen blijft wat in het ongewisse. De ‘nuttige’ aanbevelingen zullen worden<br />
‘meegenomen’ of ‘betrokken bij’, hetgeen bewust gekozen vage termen zijn. 9 Over het<br />
onderschrijven van de overige aanbevelingen laat het college zich niet uit. Op 22 september 2009<br />
vind de discussie plaats in de raadscommissie ABA-Fin. Hierin geeft de rekenkamercommissie<br />
een toelichting en stelt de raad inhoudelijke vragen. Op 5 oktober 2009 bespreekt de<br />
gemeenteraad het rapport. De raad legt nadruk op de goede kwaliteit van het rapport. De<br />
inhoudelijke discussie spitst zich toe op de veiligheid en de staat van het onderhoud van het<br />
zwembad. Aan het college stelt de raad veel kritische vragen over het onderhoud en de veiligheid<br />
van het zwembad. De raad beweegt de portefeuillehouder ertoe om nader overleg te voeren<br />
teneinde scherpere afspraken te maken met Optisport over het onderhoud van het zwembad. 10<br />
De aanbevelingen worden overgenomen met inachtneming van de kanttekeningen die het college<br />
bij de aanbevelingen heeft gemaakt.<br />
Sturen met de buren<br />
Het onderzoek Sturen met de buren is verricht in een samenwerking tussen de rekenkamercommissies<br />
van de gemeenten Sliedrecht, Alblasserdam en Dordrecht. De bestuurlijke reactie is<br />
daarom inhoudelijk afgestemd tussen de colleges van alle vier in het onderzoek betrokken<br />
gemeenten. Het college plaatst in zijn reactie enkele inhoudelijke kanttekeningen bij de drie op de<br />
gemeente van toepassing zijnde aanbevelingen. Voor aanbeveling 1 en 2 verwijzen zij naar de in<br />
gang gezette evaluatie van de GRD, die op zichzelf al aanleiding zouden zijn voor een<br />
strategische discussie en informatieverstrekking. De door de rekenkamercommissie aanbevolen<br />
discussies kunnen worden gecombineerd met de discussie die zullen plaatsvinden in het kader<br />
van de eigen evaluaties. Bij aanbeveling 3 verwijst het college naar een onderzoek dat door de<br />
beide aandeelhouders is gestart en waarin de doorontwikkeling van het IBD centraal staat. Naar<br />
aanleiding van dit onderzoek zal besluitvorming over de ontwikkelrichting van de IBD<br />
plaatsvinden in het Drechtstedenbestuur. Op 15 december 2009 vergadert de commissie ABA-<br />
Fin over het rapport. De rekenkamercommissie is bij de behandeling van het rapport aanwezig en<br />
beantwoordt een enkele inhoudelijke vraag. Er zijn geen kritische vragen. Op 15 december 2009<br />
vindt behandeling in de raadsvergadering plaats waarin de raad de aanbevelingen inhoudelijk<br />
9 Dat dit een bewust gekozen vage term is, blijkt uit de interviews.<br />
10 Deze afspraken zouden later worden vastgelegd in een addendum bij het contract.<br />
19<br />
De Jong Beleidsadvies
ehandelt. De discussie gaat vooral over mogelijkheden de bestuurlijke drukte te verminderen.<br />
Daarbij wordt teruggegrepen naar de toelichting van de voorzitter van de rekenkamercommissie<br />
in de commissievergadering. De raad neemt de aanbevelingen over met in achtneming van de<br />
aantekeningen die door het college zijn gemaakt. Dat betekent praktisch dat voor de uitvoering<br />
zo veel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de initiatieven van de GRD zelf.<br />
4.4 Het besluit<br />
Zoals uit het voorgaande blijkt, onderschrijft het college in zijn bestuurlijke reactie de<br />
aanbevelingen gewoonlijk. Het komt regelmatig voor dat het college kanttekeningen bij de<br />
aanbevelingen maakt (zie bijlage 4 voor een overzicht van die kanttekeningen). De<br />
raadsvoorstellen maken gebruik van (vrijwel) overeenkomstige formuleringen:<br />
Wij stellen u voor:<br />
Kennis te nemen van het rapport en de aanbevelingen over te nemen met inachtneming van de<br />
kanttekeningen die het college maakt.<br />
Deze raadsvoorstellen zijn allemaal aangenomen. Daarmee geeft de raad het college de formele<br />
opdracht de aanbevelingen uit te voeren. Zoals aangegeven in paragraaf 4.3 is het onderzoek naar<br />
het groenbeleid hierop een uitzondering. Het college heeft 6 van de 14 aanbevelingen<br />
onderschreven. De raad heeft vervolgens niet meer tot het al dan niet overnemen van de<br />
aanbevelingen besloten.<br />
4.5 Tussenconclusie<br />
In de vier onderzoeken constateren we dat drie onderzoeken positief zijn ontvangen door zowel<br />
het college als de raad. Het onderzoek dat minder goed ontvangen is, betreft het onderzoek naar<br />
het groenbeleid. In interviews en de vergaderstukken komt naar voren dat dit onder meer<br />
toegeschreven wordt aan het feit dat dit het eerste onderzoek van de rekenkamercommissie<br />
betrof. Partijen moesten aan elkaar wennen en de rekenkamercommissie moest nog een goed<br />
werkproces zien te vinden. Daarnaast waren er problemen met de kwaliteit van het onderzoek.<br />
Het bleek lastig om de juiste cijfers te presenteren. In een evaluatie van het onderzoeksproces zijn<br />
vervolgens afspraken gemaakt tussen het college en de rekenkamercommissie over de rollen en<br />
de onderzoeksprocedure. <strong>Van</strong>af het tweede onderzoek lijken zowel de rekenkamercommissie als<br />
de gemeentelijke organisatie goed op elkaar te zijn ingespeeld. <strong>Van</strong>af het tweede onderzoek<br />
neemt de raad alle aanbevelingen (eventueel met kanttekeningen van het college) over in een<br />
kaderstellend raadsbesluit. Daarmee geeft de raad de formele opdracht aan het college om de<br />
aanbevelingen uit te voeren.<br />
Een goede discussie in de raad heeft vanuit een democratisch oogpunt beschouwd op zichzelf<br />
een meerwaarde. Dat de raad de formele opdracht aan het college geeft om de aanbevelingen uit<br />
te voeren, betekent dat het college de veranderingen in de organisatie moet doorvoeren. Daarom<br />
gaan wij in hoofdstuk 5 nader in op de feitelijke doorwerking van de aanbevelingen.<br />
20<br />
De Jong Beleidsadvies
Hoofdstuk 5 De doorwerking van de aanbevelingen<br />
5.1 Inleiding<br />
De rekenkamercommissie Henrik-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> stelt in haar onderzoek de doorwerking van de<br />
aanbevelingen centraal. De rekenkamercommissie betrekt daarbij in ieder geval die vormen van<br />
doorwerking die een aanwijsbare structuurverandering in de organisatie of een verandering in het<br />
beleid teweeg brengen, zoals de concrete omzetting van aanbevelingen in beleidsmaatregelen en<br />
de inbedding van aanbevelingen in de bedrijfsvoering. Een rekenkameronderzoek kan echter ook<br />
effecten op de organisatie sorteren die weliswaar geen directe weerslag hebben in structuuren/of<br />
beleidswijzigingen, maar die toch van belang zijn. Deze effecten hebben veelal betrekking<br />
op culturele en gedragsaspecten, zoals meer aandacht voor kaderstelling en controle in de raad,<br />
verdieping van de politieke discussie en versterking van de politieke verantwoording. Deze<br />
veranderingen kunnen een belangrijke verdienste zijn van het onderzoek. Hoewel dergelijke<br />
‘zachte’ doorwerking lastig ‘hard’ te maken is, is dit als aandachtspunt in het onderzoek<br />
meegenomen.<br />
5.2 In hoeverre werken aanbevelingen door naar de praktijk?<br />
Op dit moment werkt de gemeente in ongeveer 70% van de gevallen conform de aanbevelingen<br />
van de rekenkamercommissie. In enkele gevallen dat dat nog niet is gebeurd, is dat te wijten aan<br />
het feit dat het nog te vroeg is voor doorwerking.<br />
Tabel 3 de uitvoering van aanbevelingen<br />
Ja Nee<br />
Aanbeveling uitgevoerd? 26 11<br />
Zelfstandig en uitsluitend toerekenbaar aan RKC 5 32<br />
Past binnen een reeds ingezette ontwikkeling? 20 17<br />
Dat wil echter niet zeggen dat die aanbevelingsconforme werkwijze van de gemeente een direct<br />
gevolg is van het rekenkameronderzoek. Om te kunnen spreken van een causale relatie, moeten<br />
eerst alle andere mogelijke oorzaken van veranderingen worden uitgesloten. 11 Als we beoordelen<br />
hoeveel veranderingen in werkwijze onomstotelijk en uitsluitend zijn toe te schrijven aan het werk<br />
van de rekenkamercommissie, dan houden we 5 van de 37 aanbevelingen over. Dit lage aantal<br />
behoeft toelichting. Vaak zijn er parallelle ontwikkelingen, waarbinnen de aanbevelingen van de<br />
rekenkamercommissie een rol kunnen spelen. Het veranderingsproces hoeft daarmee niet<br />
uitsluitend toe te schrijven zijn aan de rekenkamercommissie, maar haar invloed kan wel degelijk<br />
aanwezig zijn. In de volgende paragraaf onderzoeken wij de verschillende manieren van<br />
doorwerking meer in detail.<br />
5.3 Manieren van doorwerking<br />
Aanbevelingen van de rekenkamercommissie kunnen we onderverdelen in grote, structurele<br />
veranderingen en kleine veranderingen binnen de kaders van het bestaande beleid. Daarnaast zien<br />
we dat het college voor het uitvoeren van aanbevelingen vaak de mogelijkheid heeft om<br />
aansluiting te vinden bestaande ontwikkelingen.<br />
11 Vergelijk de General Elimination Methodology: M. Scriven, A summative Evaluation of RCT Methodology: & an<br />
alternative approach to causal research, JMDE, vol 5, nr. 9, 2008.<br />
21<br />
De Jong Beleidsadvies
5.3.1 Grote zelfstandige veranderingen werken niet door<br />
Wij hebben in ons onderzoek geen voorbeelden gevonden van aanbevelingen die zelfstandig een<br />
grote verandering teweeg brengen, terwijl geen aansluiting kon worden gezocht bij een bestaande<br />
parallelle ontwikkeling binnen de gemeente. Aanbevelingen zijn niet in staat om zelfstandig grote<br />
ontwikkelingen ‘los te trekken’.<br />
5.3.2 Laaghangend fruit wordt geoogst<br />
Praktische aanbevelingen die op een eenvoudige manier duidelijke verbeteringen opleveren, het<br />
laaghangend fruit, worden uitgevoerd. De zelfstandige doorwerking van deze aanbevelingen is<br />
dikwijls goed te onderscheiden. De organisatie of werkwijze verandert omdat de rekenkamercommissie<br />
dat aanbeveelt. Een voorbeeld van een dergelijke verandering is dat als gevolg van het<br />
rekenkameronderzoek naar Groenbeleid de capaciteit voor controle op de hovenier aanzienlijk is<br />
toegenomen. Deze directe wijze van doorwerking vormt met 5 gevallen een betrekkelijk kleine<br />
minderheid. Het betreffen allemaal concrete, weinig fundamentele aanbevelingen die zonder<br />
uitzondering in de categorieën ‘concrete acties’ en ‘aanpassingen van de procedure’ vallen.<br />
5.3.3 Een bouwsteen in een bestaande ontwikkeling?<br />
De meeste aanbevelingen komen niet onverwacht en het college is vaak al bezig met<br />
verbeteringen. In veel gevallen zijn er binnen de gemeente reeds initiatieven ontwikkeld die<br />
dezelfde kant opwijzen als de aanbevelingen. Aanbevelingen die daarin passen worden vaak<br />
uitgevoerd. In Tabel 3 is weergegeven in hoeveel gevallen de gemeente conform de<br />
aanbevelingen van de rekenkamercommissie werkt terwijl er sprake is van een dergelijke (majeure)<br />
autonome ontwikkeling. Dat is bij 20 van de overgenomen aanbevelingen het geval. Wij<br />
onderscheiden de volgende (majeure) ontwikkelingen:<br />
1. Alle aanbevelingen die erop gericht zijn de inkoop/aanbesteding te professionaliseren, passen<br />
binnen de ontwikkeling waarin de gemeente in GRD-verband het Servicecentrum<br />
Drechtsteden met daarin een centrale inkooporganisatie heeft opgezet. Daarmee<br />
samenhangend is het ontwikkelen van een centraal inkoop- en aanbestedingsbeleid en<br />
professionele ondersteuning bij aanbesteding.<br />
2. Alle aanbevelingen over aanbesteding van werken passen binnen de ontwikkeling dat de<br />
gemeente de laatste jaren sterker volgens de RAW-systematiek werkt. Hierdoor is er op de<br />
afdelingen meer aandacht voor correcte aanbesteding van werken en het professionaliseren<br />
van contracten.<br />
3. Het verbeteren van de gemeentebrede briefafhandeling zoals dat heeft plaatsgevonden bij<br />
Mollen, past binnen de implementatie van het Mozaiek-systeem, dat in regionaal verband is<br />
geïmplementeerd.<br />
4. De strategische discussie over de invulling van deelname aan de GRD valt samen met de<br />
evaluatie van de GRD door de commissies Scholten en Meijdam.<br />
Bovengenoemde ontwikkelingen zijn duidelijk en aantoonbaar niet in gang gezet door de<br />
onderzoeken van de rekenkamercommissie. 12 Toch kunnen we ook niet zonder meer<br />
veronderstellen dat er in deze gevallen geen doorwerking van het rekenkameronderzoek is<br />
geweest. Geïnterviewde bestuurders en ambtenaren geven vrijwel zonder uitzondering aan dat de<br />
aanbevelingen bij dergelijke ontwikkelingen ‘betrokken worden’. Binnen de kaders van bestaande<br />
ontwikkelingen vinden zij de ruimte de aanbevelingen uit te voeren. De rekenkameronderzoeken<br />
kan het autonome verbeterbeleid van de gemeente zo versterken.<br />
12 Wij kunnen dat vaststellen omdat deze ontwikkelingen al eerder zijn begonnen, een breder terrein beslaan of<br />
omdat de ontwikkeling op regionaal niveau (mede) vanuit andere gemeenten wordt aangejaagd.<br />
22<br />
De Jong Beleidsadvies
Daarbij kan de invloed van de rekenkamercommissie wisselen. Bij de regionalisering is de invloed<br />
van het rekenkamerrapport gering geweest. De eigen evaluaties door de commissies Scholten en<br />
Meijdam waren leidend in de discussies in de gemeenteraad. Bovendien was de gemeente bij de<br />
uitvoering van de aanbevelingen binnen de gemeenschappelijke regeling afhankelijk van andere<br />
gemeenten. Met de onderzoeken naar De Louwert, Mollen en de ontwikkelingen in het<br />
groenbeheer was de invloed van de rekenkamercommissie wellicht op onderdelen groter. Toch<br />
moeten we vaststellen dat de indirecte invloed van de rekenkamercommissie in vrijwel alle<br />
gevallen moeilijk vast te stellen is. De aanbevelingen hebben bijvoorbeeld een rol gespeeld in het<br />
onderbewuste van de beleidsmakers. Zij gebruiken termen als ‘in het achterhoofd’, ‘bouwstenen<br />
in het besluitvormingsproces’ en ‘vergelijkbaar met een cursus’. Dit soort zachte doorwerking is<br />
in een aantal interviews naar voren gebracht. Omdat het onmogelijk is om achteraf het<br />
besluitvormingsproces dusdanig gedetailleerd te bestuderen dat op beslissingsniveau een<br />
reconstructie kan worden gemaakt, resulteert dit niet in een aantoonbare invloed van de<br />
rekenkameronderzoeken op het besluitvormingsproces. Waarbij de aantekening moet worden<br />
gemaakt dat de meeste geïnterviewden overtuigd waren dat er vaak een zachte doorwerking was.<br />
5.3.4 Aanbevelingen in de wachtkamer<br />
Dit is een restcategorie. In drie gevallen is het nog te vroeg om te veronderstellen dat<br />
aanbevelingen door kunnen werken. Aanbevelingen die nog niet aan de orde zijn worden in de<br />
ijskast gezet. In totaal staan er zo momenteel nog drie aanbevelingen ‘in de wachtkamer’, die<br />
allemaal te maken hebben met (de aanbesteding van) het nieuwe contract voor de exploitatie van<br />
het zwembad. Omdat er een discussie wordt gevoerd over nieuwbouw van het zwembad, wellicht<br />
op een andere locatie, ziet het college op dit moment aanbesteding als niet praktisch en niet<br />
kosteneffectief. Het college heeft daarom het contract met Optisport verlengd. De specifieke<br />
aanbevelingen over bijvoorbeeld de inrichting van nieuwe contracten met Optisport worden pas<br />
actueel op het moment dat er een nieuw contract wordt afgesloten.<br />
5.4 Veranderingen bij de gemeenteraad<br />
5.4.1 Structurele verbeteringen van het functioneren van de raad<br />
Een speciaal aandachtspunt van de rekenkamercommissie is de vraag in hoeverre haar<br />
onderzoeken tot een verbetering van het functioneren van de gemeenteraad leidt. Daarbij moeten<br />
we onderscheid maken tussen veranderingen in de (institutionele) structuur en werkprocessen<br />
van de griffie en de raad enerzijds en verbeteringen van de kaderstelling en controle door de raad<br />
anderzijds. De aanbevelingen van de rekenkamercommissie hebben niet geleid tot institutionele<br />
veranderingen bij de raad of veranderingen in werkprocessen bij de griffie.<br />
5.4.2 Informatievoorziening aan de raad en controle<br />
Een sterk punt is dat bij de bespreking van de rapporten een uitvoerige politieke bespreking in de<br />
gemeenteraad plaatsvindt. Uit de raadsverslagen valt af te leiden dat in bijna alle gevallen het<br />
rapport aanleiding was voor een uitvoerige inhoudelijke discussie in de gemeenteraad (zie<br />
paragraaf 4.2). In enkele specifieke discussies was er aantoonbaar een positieve invloed omdat het<br />
onderzoek de raadsleden input gaf om kritisch door de vragen over belangrijke zaken. Het<br />
kritisch doorvragen van raadsleden heeft er bij de exploitatie van het Zwembad De Louwert<br />
bijvoorbeeld toe geleid dat er nadere afspraken met de exploitant zijn gemaakt over het groot<br />
onderhoud. Deze afspraken zijn neergelegd in een addendum bij het contract. Het betreft hier<br />
geen fundamentele verandering, maar een praktische oplossing binnen de mogelijkheden van het<br />
bestaande contractuele kader. Tijdens de raadsbehandeling van een rapportage kan het<br />
betreffende onderwerp kortstondig op grote belangstelling van de raad rekenen. Dit is een zeer<br />
belangrijke meerwaarde.<br />
23<br />
De Jong Beleidsadvies
<strong>Van</strong> een betrokken raad verwachten wij dat deze monitort in hoeverre het college aanbevelingen<br />
omzet naar beleid. Idealiter stellen zij bij het overnemen van de aanbevelingen een tijdpad vast<br />
waarbinnen deze geïmplementeerd moeten zijn. Tevens zouden zij afspraken moeten maken over<br />
de wijze van en de frequentie van de terugkoppeling over het invoeringsproces door het college.<br />
Indien de implementatie niet volgens plan verloopt, zou de raad dit proces moeten bijsturen. De<br />
kwaliteit van de monitoring en de intensiteit van de sturing kunnen bepalende factoren zijn voor<br />
een goede doorwerking.<br />
Nadat het rapport door de raad is besproken en de aanbevelingen zijn overgenomen, ebt de<br />
belangstelling van de raad echter snel weg. Er wordt bij de griffie bijvoorbeeld geen overzicht<br />
bijgehouden van aanbevelingen die zijn overgenomen en wat er mee is gebeurd Een lijst met<br />
welke aanbeveling is geïmplementeerd en welke niet, wordt ook niet door het college<br />
bijgehouden. Het college informeert de raad niet specifiek over de voortgang van de<br />
implementatie van de overgenomen aanbevelingen. Terugkoppeling vindt gewoonlijk plaats via<br />
de reguliere P&C-cyclus. De raad informeert zelden naar de stand van zaken van de uitvoering<br />
van de aanbevelingen. <strong>Van</strong> een systematische controle op de implementatie is dan ook geen<br />
sprake.<br />
5.4.3 Een geruststellende functie voor de rekenkamercommissie?<br />
Losstaand van de ondersteunende functie van de rekenkamercommissie voor kaderstelling en<br />
controle door de raad, nemen sommige geïnterviewden nog een positieve werking van het<br />
rekenkameronderzoek waar. Over de beleidsterreinen waarnaar de rekenkamercommissie<br />
onderzoek doet bestaan soms zorgen in de raad. De rekenkamercommissie verdiept zich gericht<br />
in dat onderwerp en komt met conclusies. Er worden weliswaar kleine verbeterpunten in de<br />
rapportages voorgesteld, maar er zijn tot op heden geen grote fouten in het functioneren van het<br />
college aan het licht gekomen. De raad is daardoor steeds gerustgesteld dat het college zijn werk<br />
voor een belangrijk deel goed doet. Dit effect was vooral zichtbaar bij het onderzoek naar de<br />
regionalisering. De rekenkamercommissie heeft hier inzichtelijk gemaakt dat de<br />
besluitvormingsstructuur complex is, dat er weliswaar verbeterpunten zijn, maar dat de<br />
besluitvorming gezien de complexiteit behoorlijk goed gaat. De rekenkamercommissie heeft zo<br />
het vertrouwen tussen de raad en het college vergroot.<br />
5.5 Tussenconclusie<br />
De gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> werkt in ruim 70% van de gevallen conform de<br />
overgenomen aanbevelingen die de rekenkamercommissie in haar eerste vier onderzoeken heeft<br />
gedaan. In vijf onderzoeken (13%) was het nog te vroeg om doorwerking van de aanbevelingen<br />
te verwachten en is een bewuste keuze gemaakt om zijn deze voorlopig ‘in de ijskast’ te zetten. In<br />
de overige 16% van de gevallen is er geen sprake van ‘aanbevelingsconform’ werken binnen de<br />
gemeente.<br />
Dat de gemeente de overgenomen aanbevelingen in veel gevallen goed naleeft, wil echter niet<br />
zeggen dat de rekenkamercommissie een grote invloed heeft. <strong>Van</strong> directe doorwerking is sprake<br />
als de gemeente zijn manier van werken wijzigt omdat de rekenkamercommissie een aanbeveling<br />
heeft gedaan. <strong>Van</strong> een dergelijke directe doorwerking is zelden sprake. Het betreft uitsluitend<br />
praktische aanbevelingen gericht op concrete acties of het verbeteren van procedures. Dat hoeft<br />
op zichzelf geen onbelangrijke meerwaarde van de rekenkamercommissie te zijn.<br />
24<br />
De Jong Beleidsadvies
Aanbevelingen die de strategische keuzen betreffen, blijken uitsluitend door de gemeente te<br />
worden opgepakt als er een ontwikkeling gaande is die in eenzelfde richting wijst. De<br />
aanbevelingen zijn binnen deze ontwikkelingen wellicht versterkend. Een extra argument om met<br />
een ontwikkeling door te gaan, of kleine verbeteringen in een te ontwikkelen beleid. Maar òf ze<br />
deze rol werkelijk speelden en zo ja, hoe precies, was niet meer te reconstrueren. In weinig<br />
gevallen was deze indirecte invloed van de rekenkamercommissie aantoonbaar. De doorwerking<br />
van aanbevelingen is bescheiden te noemen.<br />
Rekenkamerrapporten leiden wel tot een tijdelijke vergroting van de belangstelling voor een<br />
onderwerp in de gemeenteraad. Uit de intensieve inhoudelijke discussies in de raad, waarin het<br />
college soms kritisch wordt ondervraagd, blijkt dat de rekenkamercommissie op dat moment een<br />
belangrijke bijdrage levert aan de controlerende taak van de raad. Deze bijdrage is echter niet van<br />
blijvende aard. Als het rapport weer van de agenda is, komt de raad nauwelijks meer op de<br />
overgenomen aanbevelingen terug. Ook het college rapporteert niet specifiek aan de raad terug<br />
wat de stand van zaken is van de uitvoering van de aanbevelingen.<br />
25<br />
De Jong Beleidsadvies
26<br />
De Jong Beleidsadvies
Hoofdstuk 6 Conclusies<br />
De rekenkamercommissie van de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> heeft in dit nalevingsonderzoek<br />
willen nagaan in hoeverre haar rapporten doorwerken naar de gemeentelijke<br />
organisatie en de uitvoering van het beleid. Voordat we die doorwerking aan een kritische analyse<br />
onderwerpen, is het goed om te constateren dat tijdens de gesprekken is gebleken dat de<br />
tevredenheid over het werk van de rekenkamercommissie binnen de gemeente groot is. De<br />
geïnterviewden tonen veel waardering voor het werk van de rekenkamercommissie, al vindt een<br />
enkeling dat de rekenkamercommissie zijn taak anders zou moeten invullen. Men stelt zich<br />
constructief op en probeert lering te trekken uit de rapportages. Ook is men tevreden over de<br />
werkwijze en totstandkoming van de onderzoeken. Dat is de hoofdconclusie en alle hieronder<br />
staande bevindingen moeten in dat positieve perspectief worden gelezen.<br />
Een overzicht van de aanbevelingen van de rekenkamercommissie<br />
De rekenkamercommissie heeft in de vier onderzochte rapporten in totaal 44 aanbevelingen<br />
gedaan. Het grootste deel hiervan heeft betrekking op het verbeteren van de procedures en<br />
werkprocessen binnen de gemeente. Daarnaast is er een groot aantal aanbevelingen dat gericht is<br />
op concrete eenmalige acties. Dit type aanbeveling is over het algemeen concreet, inhoudelijk<br />
sturend en daardoor relatief eenduidig door de organisatie implementeerbaar. Een kleiner aantal<br />
heeft betrekking op het maken van strategische keuzen door de raad. In tegenstelling tot de<br />
aanbevelingen over de werkprocessen en de concrete acties, zijn deze vaak niet inhoudelijk<br />
sturend en daardoor soms abstract geformuleerd. Voer een discussie over, of stel een visie op,<br />
zonder dat de rekenkamercommissie een inhoudelijke richting geeft. Ook de aanbevelingen over<br />
het SMART formuleren van doelen geven weinig inhoudelijke sturing. Enerzijds is het<br />
begrijpelijk dat de rekenkamercommissie als apolitiek orgaan geen politieke beslissingen wil<br />
nemen. Anderzijds beschouwt de gemeentelijke organisatie dergelijke inhoudelijk lege<br />
aanbevelingen dikwijls als minder waardevol.<br />
De discussie en besluitvorming over de aanbevelingen<br />
Het college reageert wisselend op rapporten van de rekenkamercommissie. Het eerste onderzoek<br />
over het groenbeleid oogstte veel kritiek, zowel van het college als de raad. Dit heeft ertoe geleid<br />
dat het college zich maar aan een beperkt aantal aanbevelingen heeft geconformeerd. In de<br />
daarop volgende rapportages was de discussie met het college constructief. Het college<br />
conformeert zich gewoonlijk aan de aanbevelingen, al heeft het college zich in het onderzoek<br />
naar De Louwert hier niet heel expliciet over uitgesproken. In de bestuurlijke reactie op dit<br />
onderzoek heeft het college welbewust vage termen over het overnemen van aanbevelingen<br />
gebruikt. In de andere onderzoeken heeft het college zich expliciet aan de uitkomsten van het<br />
onderzoek geconformeerd.<br />
Het overnemen van de aanbevelingen door de raad<br />
In het eerste onderzoek heeft de raad zich niet uitgesproken over het overnemen van<br />
aanbevelingen. Het college heeft zich wel aan een zestal aanbevelingen uit dit onderzoek<br />
geconformeerd, terwijl het de overige verwierp. In alle andere gevallen heeft de raad de<br />
aanbevelingen van de rekenkamercommissie overgenomen. Dat doet hij door middel van een<br />
(kaderstellend) raadsbesluit. Soms heeft het college in zijn bestuurlijke reactie en de discussie met<br />
de raad kanttekeningen gemaakt. In het raadsbesluit wordt steevast een formulering gekozen<br />
waarin de raad de aanbevelingen overneemt met inachtneming van de kanttekeningen die het<br />
college heeft gemaakt. Door deze vaste formule neemt de raad alle aanbevelingen over, terwijl de<br />
opmerkingen van het college respecteert.<br />
27<br />
De Jong Beleidsadvies
De doorwerking van de aanbevelingen<br />
De gemeente werkt één tot vier jaar na de besluitvorming over de onderzoeken in ongeveer 70%<br />
van de gevallen conform de aanbevelingen. In een beperkt aantal gevallen, met name in het<br />
onderzoek naar De Louwert dat van de meest recente datum is, heeft de gemeente enkele<br />
aanbevelingen nog niet kunnen uitvoeren. In een spaarzaam aantal gevallen werkt de gemeente<br />
zonder aanwijsbare reden niet conform het raadsbesluit.<br />
Dat de gemeente conform de aanbevelingen werkt wil nog niet zeggen dat de aanbevelingen van<br />
de rekenkamercommissie een grote invloed hebben gehad op de ontwikkelingen binnen de<br />
gemeente. In slechts vijf gevallen was de doorwerking direct. Deze aanbevelingen werden<br />
geïmplementeerd omdat de gemeente ze wilde uitvoeren. Het betrof vooral kleine, concrete<br />
aanpassingen in de bedrijfsvoering van de gemeente. De doorwerking van evaluaties is in de<br />
praktijk echter zelden zo rechtlijnig is als in de genoemde vijf zaken. Evaluaties worden gebruikt<br />
als argumenten in een (politieke) discussie, zo blijkt uit internationaal onderzoek. Concreet<br />
betekent dat, dat een reeds in gang gezette ontwikkeling kan worden gesteund door de resultaten<br />
van het evaluatieonderzoek. Dat zien we ook bij de onderzoeken van de rekenkamercommissie<br />
<strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong>. Doorwerking in die vorm heeft een versterkend effect op een in gang<br />
gezette ontwikkeling. In alle andere dan de vijf bovengenoemde gevallen waarin de gemeente<br />
conform de aanbevelingen werkt, is sprake van zo’n ontwikkeling die dezelfde kant op wees als<br />
de aanbeveling, terwijl deze niet in gang is gezet door het onderzoek van de<br />
rekenkamercommissie. Hoe sterk de invloed van de aanbevelingen precies is geweest is door<br />
middel van dit kwalitatieve onderzoek moeilijk vast te stellen. De indruk bestaat dat de invloed<br />
van het rapport ‘Sturen met de buren’ gering is geweest omdat veruit de meeste aandacht van<br />
college en raad zijn uitgegaan naar de eigen interne evaluaties van de GRD. Opgemerkt dient hier<br />
te worden dat de rekenkamercommissie de timing van dit onderzoek niet zelf heeft bepaald, maar<br />
heeft aangehaakt bij een onderzoek van de andere rekenkamercommissies.<br />
In de andere onderzoeken was de doorwerking wellicht wat groter. Deze vorm van doorwerking<br />
is echter subtiel te noemen en speelt zich deels af in de hoofden van de beleidsmakers. Hoe deze<br />
‘zachte’ doorwerking in zijn werk gaat en welke rol zij precies speelt in het besluitvormingsproces,<br />
was uit de stukken dan ook niet meer goed te reconstrueren. Duidelijk is wel geworden dat de<br />
rekenkamercommissie geen grote veranderingen kan entameren, maar het moet zoeken in<br />
praktische, incrementele verbeteringen van de uitvoering.<br />
Informatie-uitwisseling en sturing<br />
De gemeenteraad wordt niet specifiek op de hoogte gehouden over de uitvoering van de<br />
aanbevelingen. De griffie houdt hiervan geen administratie bij. Ook het college rapporteert hier<br />
niet over. Daarnaast is het zo dat de raad niet actief informeert naar de stand van zaken omtrent<br />
de uitvoering van de aanbevelingen. De betrokkenheid van de raad bij het rekenkameronderzoek<br />
lijkt na de behandeling in de raad snel weg te ebben. De raad stuurt dus niet sterk op de<br />
uitvoering.<br />
Een verklaring van de doorwerking van de aanbevelingen<br />
Hieronder geven we een aantal verklaringen voor het al dan niet doorwerken van de onderzoeken<br />
van de rekenkamercommissie.<br />
1. We kunnen vaststellen dat de institutionele randvoorwaarden niet belemmerend hebben<br />
gewerkt op het functioneren van de rekenkamercommissie. Er is voldoende capaciteit, de<br />
rekenkamercommissie wordt professioneel secretarieel ondersteund en het budget is goed<br />
toegesneden op de ambitie van één á twee onderzoeken per jaar. We zien dan ook dat de<br />
productie van de rekenkamercommissie op peil is.<br />
28<br />
De Jong Beleidsadvies
2. Het is duidelijk geworden dat de rekenkamercommissie door het bestuur en de ambtelijke<br />
organisatie serieus wordt genomen. Geïnterviewden hebben steeds aangegeven dat de relatie<br />
met de rekenkamercommissie – na een valse start met het eerste rapport – goed is en dat zij<br />
het instituut belangrijk vinden.<br />
3. De onderwerpkeuze van de rekenkamercommissie is goed geweest. Onderwerpen worden<br />
veelal aangedragen door de raad. Vervolgens gebruikt de rekenkamercommisie een multicriteria-analyse<br />
om de onderwerpen te prioriteren. Door deze werkwijze kan zij steeds<br />
politiek en bestuurlijk relevante onderwerpen selecteren. Alleen het rapport ‘sturen met de<br />
buren’ werd qua timing als minder goed gekozen beschouwd. Deze timing was het gevolg van<br />
het aanhaken bij een onderzoek dat al door andere rekenkamercommissies zou worden<br />
uitgevoerd.<br />
4. De verdere invulling van de onderzoeken is een reden waarom aanbevelingen geen grote<br />
effecten sorteren. De rekenkamercommissie bepaalt de onderzoeksvragen zelfstandig,<br />
waardoor het risico ontstaat dat vragen worden beantwoord op terreinen waarop geen<br />
informatiebehoefte is. Tot op heden heeft dit vooral geresulteerd in ‘toetsend’ onderzoek.<br />
Dat wil zeggen dat met name aspecten van de bedrijfsvoering werden geconfronteerd met<br />
een vooraf opgesteld normenkader. Deze vorm van onderzoek richt zich vooral op doelen,<br />
procedures en werkprocessen binnen de gemeente, ofwel de procedurele en organisatorische<br />
voorwaarden (POV’s). Dit zijn zaken waarin het college doorgaans goed inzicht heeft.<br />
Meermaals is dan ook aangegeven dat de aanbevelingen van de rekenkamercommissie niet<br />
onverwacht kwamen. De aanbevelingen gingen vaak over zaken waar de gemeente reeds<br />
verbeteracties aan het opstarten was. De rekenkameronderzoeken pasten weliswaar in deze<br />
ontwikkelingen, maar ze hebben weinig nieuwe informatie opgeleverd om echt invloedrijk te<br />
kunnen zijn. De doorwerking van de aanbevelingen hebben zo de verbeteracties hooguit<br />
versterkt.<br />
5. De indirecte rol van het rekenkameronderzoek bij het uitvoeren van verbeteracties is echter<br />
goed te begrijpen als men de literatuur over doorwerking van evaluatieonderzoek bestudeert.<br />
Evaluatiestudies werken zelden rechtstreeks door. Er is doorwerking van evaluatieonderzoek,<br />
maar die is duidelijk minder direct dan velen zouden verwachten. Ook in <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<br />
<strong>Ambacht</strong> zien we dat geïnterviewden aangeven dat de rekenkameronderzoeken als<br />
‘bouwsteen’ in een verbeterproces worden beschouwd. Zij worden vrijwel altijd in een groter<br />
geheel ‘ingemetseld’. Die constatering past goed binnen bovengenoemde theorie.<br />
6. Geheel in lijn met deze theorie is de bevinding dat aanbevelingen die niet aansluiten bij de<br />
wensen van beleidsuitvoerders en niet passen binnen de bestaande ontwikkelingen een kleine<br />
kans hebben om uitgevoerd te worden.<br />
7. Wat niet bevorderlijk is voor de doorwerking van de onderzoeken, is dat de aandacht van de<br />
gemeenteraad voor het onderwerp van onderzoek steeds maar van tijdelijke aard is. De raad<br />
controleert niet systematisch of de uitvoering van de aanbevelingen op schema ligt.<br />
29<br />
De Jong Beleidsadvies
30<br />
De Jong Beleidsadvies
Bijlage 1 Lijst van geïnterviewden<br />
Teunis Stoop<br />
Michiel van der Vlies<br />
Ben Poiesz<br />
Erwin Keuskamp<br />
Wim van Oosterhout<br />
Piet Westdijk<br />
Wethouder<br />
Wethouder<br />
Raadsgriffier<br />
Hoofd afdeling Bestuurszaken<br />
Hoofd afdeling Beleid en Ontwikkeling<br />
Hoofd afdeling Beheer en Openbare Ruimte<br />
31<br />
De Jong Beleidsadvies
32<br />
De Jong Beleidsadvies
Bijlage 2 Normenkader<br />
Overnemen van aanbevelingen<br />
- De rekenkamercommissie levert onderzoeken aan die de raad van belang acht.<br />
- De raad behandelt de rapporten van de rekenkamercommissie.<br />
- De onderzoeken van de rekenkamercommissie maken een constructieve politiek-bestuurlijke<br />
discussie over kaderstelling en controle door de raad mogelijk.<br />
- De raad neemt de conclusies en aanbevelingen gericht op het functioneren van de raad over.<br />
- De raad neemt aanbevelingen gericht op het verbeteren van werkprocessen, informatievoorziening<br />
en uitvoering over.<br />
- Wanneer aanbevelingen niet worden overgenomen, wordt dit gemotiveerd en zijn hiervoor<br />
duidelijk aanwijsbare redenen.<br />
Mate van doorwerking<br />
Naar de werkwijze van de raad<br />
- Conclusies en aanbevelingen leiden tot fundamentele debatten over kaderstelling en controle<br />
tijdens de raadsbehandeling van de rekenkameronderzoeken.<br />
- De raad leert van de aanbevelingen en deze werken door in:<br />
o De kennis en het inzicht in de eigen rolinvulling door de raad,<br />
o de kaderstelling door de raad,<br />
o de uitvoering door het college en,<br />
o de controle daarop door de raad.<br />
- Eventueel gewijzigde werkwijzen van de raad worden geïnstitutionaliseerd opdat zij een<br />
blijvende doorwerking hebben.<br />
- De doorwerking is groter wanneer de aanbevelingen kunnen worden gegeneraliseerd naar het<br />
optreden van de raad in het algemeen of in andere beleidsdossiers . 13<br />
Naar werkprocessen en beleid<br />
- De naar aanleiding van de rekenkameronderzoeken genomen raadsbesluiten worden<br />
uitgevoerd.<br />
- De raad geeft het college opdracht de overgenomen aanbevelingen te implementeren. Tevens<br />
geeft hij een tijdpad aan waarbinnen implementatie moet hebben plaatsgevonden.<br />
- Er is sprake van een grotere doorwerking naarmate conclusies en aanbevelingen vaker leiden<br />
tot aanpassing van het beleid.<br />
- Er is sprake van een grotere doorwerking naarmate die aanpassingen fundamenteler van aard<br />
zijn (bijvoorbeeld afgemeten aan de omvang van een budgetwijziging).<br />
- Het college dient de als gevolg van de conclusies en aanbevelingen gewijzigde beleidskaders<br />
te laten doorwerken in de uitvoeringspraktijk. Dat kan bijvoorbeeld door verbeteringen in:<br />
o werkprocessen,<br />
o informatievoorziening en verantwoording,<br />
o uitvoering.<br />
13 Bijvoorbeeld: wanneer een aanbeveling over kaderstelling voor een specifieke gemeenschappelijke regeling<br />
resulteert in betere kaderstelling voor alle verbonden partijen, is de doorwerking groter dan wanneer de invloed<br />
beperkt blijft tot die ene gemeenschappelijke regeling.<br />
33<br />
De Jong Beleidsadvies
Informatievoorziening en sturing<br />
- Om ervoor te zorgen dat besluiten over aanbevelingen worden uitgevoerd en dit vast te<br />
kunnen stellen is nodig dat:<br />
o implementatie van de conclusies en aanbevelingen wordt gemonitord, wat onder meer<br />
blijkt uit informatievoorzienig over de stand van zaken door het college aan de raad.<br />
o de raad de implementatie en uitvoering van de aanbevelingen bewaakt en hierop<br />
stuurt .<br />
o verbeteringen die het gevolg zijn van de aanbevelingen worden geëvalueerd. De raad<br />
wordt van de uitkomsten van deze evaluatie op de hoogte gebracht zodat deze waar<br />
nodig kan sturen.<br />
o bovenstaande procesgang is geïnstitutionaliseerd.<br />
Verklaring van de doorwerking<br />
- De randvoorwaarden waarbinnen de rekenkamer zijn werk moet doen (capaciteit,<br />
ondersteuning, kennis, budget) zijn adequaat.<br />
- De visie, onderwerpkeuze, uitvoering en wijze van rapportage van de rekenkamer sluiten aan<br />
bij de visie van de raad en het college daarover hebben.<br />
- Het risico-analysemodel dat de rekenkamercommissie hanteert voor onderwerpselectie leidt<br />
ertoe dat de onderwerpselectie goed aansluit bij de politieke agenda.<br />
- Raads- en collegeleden vinden het onderzoek en de aanbevelingen meerwaarde hebben<br />
(nieuwe inzichten/nieuwe informatie).<br />
- Raads- en collegeleden hechten waarde aan het werk van de rekenkamercommissie.<br />
34<br />
De Jong Beleidsadvies
Bijlage 3 Bronnenlijst<br />
Algemeen<br />
Nr. Datum Bron<br />
1. 10-9-2003 Beslisdocument “naar een rekenkamercommissie”<br />
2. 8-10-2004 Startnotitie Rekenkamerfunctie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong><br />
3. 25-11-2004 Notulen commissie ABA<br />
4. 6-12-2004 Raadsnotulen:<br />
5. 5-9-2005 Verordening Rekenkamercommissie van de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<br />
<strong>Ambacht</strong>.<br />
6. 22-8-2005 Notulen commissie ABA<br />
7. 22-11-2005 Notulen commissie ABA: benoeming leden rkc.<br />
8. 6-12-2005 Raadsnotulen: installatie leden rkc<br />
9. 16-1-2006 Reglement van orde voor de rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<br />
<strong>Ambacht</strong><br />
10. ??-2-2006 Onderzoeksprotocol Rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong><br />
11. 15-3-2007 Jaarverslag rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong><br />
12. 11-1-2008 Jaarverslag 2007 en jaarplan 2008 rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<br />
<strong>Ambacht</strong><br />
13. 9-4-2009 Jaarverslag 2008 en jaarplan 2009 rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<br />
<strong>Ambacht</strong><br />
14. 14-4-2009 Memo over de onderzoeken die de rkc in 2009 wil uitvoeren<br />
15. 15-1-2010 Jaarverslag 2009 en jaarplan 2010 rekenkamercommissie <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<br />
<strong>Ambacht</strong>.<br />
Onderzoek groenonderhoud<br />
Nr. Datum Bron<br />
16. 2-1-2007 Bestuurlijke en ambtelijke reactie rapport groenbeleid<br />
17. 8-2-2007 Eindrapport evaluatie groenbeleid<br />
18. 15-2-2007 Notulen brede commissiebijeenkomst over rapport rkc over Evaluatie<br />
Groenbeleid<br />
19. 5-3-2007 Notulen raadsvergadering over rapport groenbeleid<br />
20. 24-4-2007 Notulen commissie ABA-Fin over aanbevelingen + procesevaluatie rkcrapport<br />
groenbeleid<br />
21. ?-6-2007 Herzien RAW-bestek 2002 (herziening 2007) groenonderhoud<br />
22. 27-5-2008 RAW-bestek 2008 groenonderhoud.<br />
23. 29-5-2008 Brief BOR aan ISS Landscaping over problemen met uitvoering<br />
onderhoud groenvoorziening.<br />
24. 9-6-2008 Verslag portefeuillehoudersoverleg BOR<br />
25. 30-6-2008 Brief ISS Landscaping met reactie op klachten gemeente.<br />
26. 29-10-2008 Brief ISS Landscaping met intentieverklaring waarborg kwaliteit<br />
27. 28-7-2009 Brief BOR aan ISS Landscaping over uitvoering onderhoud<br />
groenvoorzieningen.<br />
35<br />
De Jong Beleidsadvies
Onderzoek Allemaal Ondergronds<br />
Nr. Datum Bron<br />
28. 28-11-2007 Onderhouds- en servicecontract ondergrondse containers W.T.S. MOL<br />
29. ?-3-2008 <strong>Eindrapportage</strong> “Allemaal Ondergronds”<br />
30. 5-3-2008 Bestuurlijke reactie Allemaal Ondergronds<br />
31. 16-5-2008 Aanbiedingsbrief eindrapport Allemaal Ondergronds aan gemeenteraad<br />
32. 5-6-2008 Raadsnotulen: behandeling rapport Allemaal Ondergronds<br />
33. 26-8-2008 Notulen commissie ABA-Fin: behandeling eindrapport Allemaal<br />
Ondergronds<br />
34. 1-2-2010 B&W-advies: resultaten onderzoek burgerpeiling 2009<br />
35. ??-??-?? Concept communicatieplan afval<br />
36. ??-??-?? Handleiding Meldingen Meldpunt Mozaiek<br />
Onderzoek Zicht op de Louwert<br />
Nr. Datum Bron<br />
37. 2-9-2002 Huur-, exploitatie- en subsidie-overeenkomst zwembad De Louwert<br />
38. ??-??-?? Sideletter bij de huur-, exploitatie- en subsidie-overeenkomst De Louwert<br />
39. ??-??-?? Addendum bij de huur-, exploitatie- en subsidie-overeenkomst Zwembad<br />
De Louwert.<br />
40. 20-2-2008 Aanbestedingsbeleid van de Drechtsteden<br />
41. ??-??-?? Algemene Inkoopvoorwaarden van de Drechtsteden<br />
42. 19-5-2009 Bestuurlijke reactie op rapport ‘privatisering van de exploitatie van<br />
zwembad De Louwert<br />
43. ?-7-2009 <strong>Eindrapportage</strong> ‘Zicht op de Louwert’.<br />
44. 22-9-2009 Notulen commissie ABA-Fin: behandeling rkc-rapport zwembad De<br />
Louwert<br />
45. 5-10-2009 Raadsvoorstel rapport rkc ‘Zicht op de Louwert’<br />
46. 5-10-2009 Notulen raadsvergadering: behandeling rkc-rapport De Louwert<br />
47. 27-10-2009 Foto zwembadfunctie Zwijndrechtse Waard; in het kader van de<br />
Bestuursopdracht.<br />
48. 11-10-2010 B&W-advies wijziging addendum n.a.v. wensen en bedenkingen<br />
gemeenteraad en collegeadvies verlengingn huur-, exploitatie- en<br />
subsidieovereenkomst met Optisport.<br />
49. 11-10-2010 B&W-advies verlenging huur-, exploitatie- en subsidieovereenkomst met<br />
Optisport.<br />
Onderzoek regionalisering<br />
Nr. Datum Bron<br />
50. ?-7-2009 Eindrapport Sturen met de buren<br />
51. 8-9-2009 Bestuurlijke reactie Sociale Dienst Drechtsteden<br />
52. 29-10-2009 Aanbiedingsbrief RKC onderzoek ‘regionalisering’ aan raad, met de<br />
relevante aanbevelingen<br />
53. 6-10-2009 Bestuurlijke reactie college <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong> onderzoek<br />
‘regionalisering’.<br />
54. 15-12-2009 Raadsvoorstel rapport rkc “sturen met de buren”<br />
55. 15-12-2009 Notulen raadsvergadering: behandeling Sturen met de buren<br />
36<br />
De Jong Beleidsadvies
Bijlage 4 Lijst van aanbevelingen<br />
37<br />
De Jong Beleidsadvies
Aanbevelingen per onderzoek<br />
Onderzoek: Evaluatie Groenbeleid (8 februari 2007)<br />
nr. Aanbeveling Overgenomen<br />
door college<br />
Overgenomen<br />
door raad?<br />
1 De gemeente moet voldoende instrumenten hebben, in de vorm van voldoende capaciteit en een Ja -<br />
strakke overeenkomst, om de aannemer te controleren en te sturen.<br />
2 De overeenkomst met de aannemer moet een kwaliteitsborg voorschrijven. Dit kan mede<br />
Nee -<br />
ondervangen worden door afspraken over de kwaliteit, de prijs en de tijdigheid van de<br />
werkzaamheden.<br />
3 Vooraf definiëren wat meer- en minderwerk is en dat alvorens het werk uit te voeren af te stemmen. Nee -<br />
4 Niet meer dan voor vijf jaar een contract afsluiten, drie jaar is het uitgangspunt. Ja -<br />
5 Een derde persoon aanstellen als onafhankelijke begeleider van het uitvoeringsproces, bijvoorbeeld Nee -<br />
als lid van een interne projectgroep.<br />
6 Laat de gemeente altijd, ook als er sprake is van overgang van personeel, minimaal drie offertes Ja -<br />
opvragen.<br />
7 Bouw in grotere contracten altijd verschillende boeteclausules in op verschillend niveau. Ja -<br />
8 Probeer te komen tot een professionele inkooporganisatie, eventueel in regionaal verband. Ja -<br />
9 Laat het college regelmatig, bijvoorbeeld (half)jaarlijks aan de raad rapporteren over contracten en Nee -<br />
aanbestedingen.<br />
10 Geef aandacht aan de wijze waarop het uitvoeringsproces de afgelopen jaren is vormgegeven. Binnen Nee -<br />
het uitvoeringsproces met nadrukkelijk aandacht worden gegeven aan de verhoudingen tussen<br />
opdrachtgever en opdrachtnemer met de bijbehorende rolverdeling.<br />
11 Het uitvoeringsproces dient op basis van het hiervoor genoemde punt opnieuw gedefinieerd te Nee -<br />
worden. Dit proces dient naast de aansturing en controle van de opdrachtnemer ook controlepunten<br />
te bevatten, waarbij het college en de raad op adequate wijze worden geïnformeerd.<br />
12 Geef aandacht aan de financiële rapportering over beleidsonderdelen. Ons is gebleken dat de<br />
onderbouwing van de financiën van het groenonderhoud op grote problemen is gestuit.<br />
13 Tevens vragen wij aandacht voor het vastleggen van informatie voor beleidsonderdelen. Wij<br />
verwijzen u voor nadere informatie hieromtrent naar de bijlage bij deze brief “Herschikking dossier<br />
rekenkameronderzoek”.<br />
Wijziging/opmerking?<br />
Nee - Is reeds onderdeel van<br />
afspreken met de<br />
gemeenteraad over<br />
rapportage in het kader van<br />
de verordening 212 Gw.<br />
Ja -
Onderzoek: Allemaal ondergronds (maart 2008)<br />
nr. Aanbeveling Overgenomen<br />
door college<br />
Overgenomen<br />
door raad?<br />
1 a. Draag zorg dat in de planfase expliciet aandacht wordt geschonken aan het<br />
Ja<br />
Ja met in<br />
besluitvormingsproces waarbij opgenomen is welke beslissingen de raad worden voorgelegd.<br />
achtneming van<br />
b. Indien als gevolg van voortschrijdend inzicht het besluitvormingsproces anders dan eerder<br />
de<br />
voorgenomen verloopt, agendeer het besluitvormingsproces als zodanig dan expliciet.<br />
aantekeningen<br />
die het college<br />
heeft gemaakt.<br />
2 a. Draag zorg dat bij toekomstige projecten een bewuste afweging plaatsvindt ten aanzien van de Ja<br />
Ja met in<br />
mate waarin beleidsdoelen SMART worden geformuleerd.<br />
achtneming van<br />
b. Streef daarbij naar het zo SMART mogelijk formuleren van de beleidsdoelstellingen.<br />
de<br />
aantekeningen<br />
die het college<br />
heeft gemaakt<br />
3 De bij de mollen gebruikte manier van briefafhandeling overzetten op andere terreinen. Ja Ja met in<br />
achtneming van<br />
de<br />
aantekeningen<br />
die het college<br />
heeft gemaakt<br />
Wijziging/opmerking?<br />
Aanbeveling geldt in het<br />
algemeen. Loskoppeling van<br />
het specifieke punt van<br />
wijziging gunning<br />
aanbesteding.<br />
Laatste zin (b) weggelaten<br />
Afhandeling lukt niet binnen<br />
één week, zoals bij de<br />
mollen.<br />
4 Streef ernaar de achterliggende beleidsambities en afwegingen richting de burger te communiceren,<br />
zodat de burger de reden weet waarom iets verandert.<br />
5 a. Registreer de meldingen over afvalinzameling centraal in een bestand.<br />
b. Maak daarbij onderscheid tussen meldingen door gebruikers en meldingen door de inzamelaar<br />
gedaan.<br />
c. Gebruik het meldingenbestand bij een algehele evaluatie van de afvalinzameling waarbij ook de<br />
inbreng van bewoners wordt betrokken.<br />
d. Leg de procedures en werkafspraken schriftelijk vast.<br />
6 a. Draag zorg dat de afhandeling van de melding nauwgezetter wordt geregistreerd.<br />
b. Dit biedt de mogelijkheid meer expliciet te sturen op de afhandeling en gerichte analyses te<br />
plegen naar de aard en achtergrond van de klachten, zodat hierop passende actie mogelijk wordt.<br />
7 Draag zorg voor een goede schriftelijke vastlegging van de afspraken met de leverancier over nazorg,<br />
service et cetera in verband met de continuïteit van de dienstverlening en het nakomen van afspraken<br />
Ja Ja<br />
Ja Ja<br />
Ja Ja<br />
Ja Ja<br />
39<br />
De Jong Beleidsadvies
Onderzoek: Sturen met de buren (juli 2009)<br />
nr. Aanbeveling Overgenomen<br />
door college?<br />
1 Voer een strategische discussie met alle gemeenteraden over de wijze van betrokkenheid van<br />
gemeenteraden bij de besluitvorming rond GRD-diensten. Daarbij kan aandacht worden besteed<br />
aan elementen die nu spanning veroorzaken:<br />
a. regionale fractievorming,<br />
b. intensiteit en betrokkenheid van niet-Drechtraadsleden,<br />
c. de bruikbaarheid van de huidige instrumenten voor betrokkenheid en<br />
d. de opzet van de Drechtraadvergaderingen.<br />
2 Overweeg als gemeenteraad ter afronding van het transistieproces per GRD-dienst – eenmalig –<br />
om directe terugkoppeling te vragen over de mate waarin de destijds gestelde doelen zijn bereikt.<br />
Dit kan voor alle diensten in de vorm van een rapportage zoals ook door de SDD is opgesteld.<br />
3* SDD: Bied meer inzicht in de achtergronden van de gepresenteerde doelstellingen. Daarbij gaat<br />
vooral om het ambitieniveau van deze doelstellingen in relatie tot andere sociale diensten.<br />
Overgenomen Wijziging/opmerking?<br />
door raad?<br />
Ja Ja Strategische discussie als<br />
onderdeel van de evaluatie GRT<br />
uitvoeren.<br />
Ja Ja<br />
4* SCD: Investeer in het meetbaar maken van de geleverde kwaliteit. Dit betekent dat hiervoor<br />
concrete doelstellingen moeten worden benoemd en meetinstrumenten worden ontwikkeld.<br />
5* SCD: Geef gezamenlijk met gemeenten de opdrachtgeversrol binnen gemeenten verder invulling. ? Ja<br />
6* IBD:<br />
? Ja<br />
a. Investeer als IBD in het meer ‘beleidsrijk’ maken van de geboden diensten om het publieke<br />
karakter te vergroten,<br />
b. werk de doelstellingen verder uit in concrete prestaties en<br />
c. stel gezamenlijk met betrokken gemeenten een besturingsarrangement op waarin duidelijk<br />
rollen en bevoegdheden van betrokkenen zijn genoemd.<br />
7 Voer als niet-deelnemende gemeenten een strategische discussie over het IBD waarin specifiek<br />
aandacht wordt besteed aan de wenselijkheid van aansluiting bij het IBD. Thema’s daarbij zijn<br />
niet alleen eventueel te realiseren efficiencywinst of verbetering van de continuïteit binnen de<br />
organisatie, maar ook de behoefte aan een publieke raadgevende functie.<br />
* De grijs gemarkeerde aanbevelingen hadden geen betrekking op de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<strong>Ambacht</strong>.<br />
Ja, door SDD Ja SDD neemt deel aan<br />
benchmarks en voert<br />
klanttevredenheidsonderzoeken<br />
uit. Prestaties van andere sociale<br />
diensten niet leidend voor<br />
formuleren doelstellingen<br />
? Ja<br />
Ja Ja Onderzoek door Dordrecht en<br />
Zwijndrecht gestart naar de<br />
doorontwikkeling van de IBD.<br />
Daarover vindt na september<br />
besluitvorming plaats.<br />
40<br />
De Jong Beleidsadvies
Onderzoek: Zicht op de Louwert (juli 2009)<br />
nr. Aanbeveling Overgenomen<br />
door college?<br />
A1<br />
Formuleer als gemeenteraad een visie en doel van het zwembad. Er zijn grofweg drie alternatieven:<br />
a. Maatschappelijke effecten realiseren, uitwerking in toetsbare doelstellingen en prestaties;<br />
b. Minimale basisvoorziening, sturing op doelmatige exploitatie;<br />
c. Een mix, balans zoeken tussen sturen op maatschappelijke effecten en doelmatige exploitatie.<br />
A2 Zorg voor een beleidsmatige inbedding van de beleidsdoelen rondom het zwembad, bijvoorbeeld via<br />
een relatie met de programmabegroting.<br />
A3 a. Stel ten behoeve van nieuwe contractonderhandelingen een nieuw afwegingskader op.<br />
b. Weeg daarbij alle alternatieven, inclusief eigen beheer en verzelfstandiging, maar ook regionale<br />
samenwerking om schaalvoordelen te behalen.<br />
c. Het afwegingskader moet daarnaast zicht geven op overwegingen in termen van voor- en<br />
nadelen en hoe deze zich verhouden tot de kosten en (financiële) risico’s.<br />
d. Betrek daarbij nadrukkelijk het risico ten aanzien van groot onderhoud. Ga na of er<br />
renovatie/nieuwbouw moet plaatsvinden en of daarvoor reserveringen nodig zijn.<br />
A4<br />
B1<br />
B2<br />
B3<br />
Besteed in een eventueel vervolgtraject nadrukkelijk aandacht aan de rechtmatigheid van de<br />
aanbesteding.<br />
Huur aanvullende (externe) expertise in om financiële en juridische consequenties adequaat in beeld<br />
te brengen en gebruik deze kennis en expertise bij het opstellen van contracten.<br />
Zorg bij contractvorming voor:<br />
a. Het vertalen van de beleidskaders in het contract. Bij de keuze voor een basisvoorziening ligt de<br />
nadruk op doelmatige exploitatie, bij de keuze voor een hoogwaardige voorziening op het<br />
bereiken van maatschappelijke effecten.<br />
b. Zorg – in geval van een lange looptijd – dat een contract niet resulteert in ‘stilstand’. Maak<br />
tussentijdse bijstellingen op basis van nieuwe ontwikkelingen mogelijk.<br />
Voor eventuele contractonderhandelingen:<br />
a. Ga niet te veel op de stoel van de exploitant zitten. Stel specificaties vast en laat de instelling<br />
offerte uitbrengen.<br />
b. Houd vast aan een vaste exploitatiebijdrage en ga niet uit van een andere systematiek zoals het<br />
dekking van de verliezen. Dit levert een prikkel op voor Optisport om doelmatig te werken.<br />
c. Houd groot en klein onderhoud gescheiden. Als je ook groot onderhoud bij de particuliere<br />
exploitant neerlegt, kan deze hierop besparen teneinde winstmarges niet te verlagen.<br />
d. Een contract voor 10 jaar kan leiden tot het stopzetten van denken. Zorg daarom voor<br />
tussentijdse evaluatiemomenten.<br />
e. Bepaal (vanuit je doelen) geschikte meetpunten en neem deze in de contracten op, want wat je<br />
doet moet gemeten worden.<br />
f. Heroverweeg de afspraken over het afdekken van risico’s, aan de hand van historische gegevens,<br />
want in de afgelopen jaren heeft de gemeente toch moeten bijspringen voor onverwachte<br />
41<br />
Overgenomen Wijziging/opmerking?*<br />
door raad?<br />
- Ja Hierin wordt in het<br />
collegeprogramma en<br />
verschillende nota’s reeds op<br />
ingegaan.<br />
- Ja<br />
- Ja<br />
Ja Ja<br />
- Ja<br />
- Ja<br />
- Ja<br />
De Jong Beleidsadvies
gebeurtenissen.<br />
g. Zorg niet alleen voor afspraken over tarieven, maar evenzo over de openingstijden.<br />
C1 Formuleer de doelen (zoals onder A) evalueerbaar een resultaatgericht, zodat door zowel raad als - Ja<br />
college tussentijds en achteraf te controleren is of de doelen worden gehaald.<br />
C2 Geef de raad periodiek informatie over de stand van zaken rondom de realisatie van de beoogde - Ja<br />
doelen.<br />
C3 Zorg voor een heldere en transparante risico-inventarisatie en risico-verdeling. - Ja<br />
D1 Zorg ervoor dat bij de verantwoording niet alleen over financiën wordt gerapporteerd, maar ook - Ja<br />
over:<br />
a. De realisatie van inhoudelijke doelen<br />
b. De staat van het onderhoud.<br />
c. Trends in relevante beleidsvelden (jeugdbeleid, gezondheid, sport en recreatie) en de manier<br />
waarop de gemeente hierop wil inspelen.<br />
* De meeste opmerkingen uit de bestuurlijke reactie hebben betrekking op de conclusies, en niet op de aanbevelingen. Zij werken dan ook niet door in deze tabel.<br />
42<br />
De Jong Beleidsadvies