05.01.2014 Views

Bestemmingsplan ''Bedrijventerrein Antoniapolder+” - Hendrik-Ido ...

Bestemmingsplan ''Bedrijventerrein Antoniapolder+” - Hendrik-Ido ...

Bestemmingsplan ''Bedrijventerrein Antoniapolder+” - Hendrik-Ido ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> ‘‘Bedrijventerrein <strong>Antoniapolder+”</strong><br />

ontwerp<br />

8 februari 2013


Gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> ‘‘Bedrijventerrein Antoniapolder+’’<br />

ontwerp<br />

Inhoud:<br />

- Toelichting<br />

- Regels<br />

- Verbeelding<br />

werknummer: 204.309.00<br />

datum: 8 februari 2013<br />

bestand: J:\204\309\00\3.Projectresultaat\c. ontwerp<br />

NL.IMRO.0531.bp10AntoniaPlus-2001<br />

KuiperCompagnons BV<br />

Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap<br />

Rotterdam


Procedureoverzicht<br />

Datum (en eventuele opmerkingen)<br />

Voorontwerp<br />

- concept 1 30 december 2011<br />

- definitief 29 juni 2012<br />

- inspraak<br />

- overleg<br />

Ontwerp<br />

- concept 1 Januari 2013<br />

- definitief Februari 2013<br />

- ter inzage<br />

Vaststelling


Inhoudsopgave van de toelichting<br />

1 Inleiding 1<br />

1.1 Bij het plan behorende stukken 1<br />

1.2 Aanleiding en doel van het plan 1<br />

1.3 Ligging en begrenzing plangebied 2<br />

1.4 Vigerende bestemmingsplannen 3<br />

1.5 Leeswijzer 3<br />

2 Planbeschrijving 5<br />

2.1 Inleiding 5<br />

2.2 Ruimtelijke en functionele karakteristieken 7<br />

2.3 Ontwikkelingen en doorvertaling bestemmingsplan 11<br />

2.4 Juridische aspecten 12<br />

2.4.1 Planmethodiek 12<br />

2.4.2 Regels 17<br />

2.4.3 Afwijkingen ten opzichte van vigerende regeling 21<br />

2.4.4 Geometrische plaatsbepaling 22<br />

3 Beleidskader 23<br />

3.1 Rijksbeleid 23<br />

3.2 Provinciaal en regionaal beleid 28<br />

3.3 Gemeentelijke beleid 34<br />

3.4 Doorwerking plangebied 37<br />

4 Randvoorwaarden 39<br />

4.1 Ecologie 39<br />

4.1.1 Soortenbescherming 39<br />

4.1.2 Gebiedsbescherming 40<br />

4.1.3 Onderzoek 41<br />

4.1.4 Conclusie 44<br />

4.2 Water 45<br />

4.3 Archeologie en cultuurhistorie 53<br />

4.3.1 Archeologie 53<br />

4.3.2 Cultuurhistorie 54<br />

4.3.3 Conclusie 54<br />

4.4 Bodem 56<br />

4.4.1 Wet bodembescherming 56<br />

4.4.2 Conclusie 57<br />

4.5 Akoestische aspecten 58<br />

4.5.1 Kader 58<br />

4.5.2 Onderzoek 58<br />

4.5.3 Conclusie 60<br />

4.6 Luchtkwaliteit 61<br />

4.6.1 Wet luchtkwaliteit 61


4.7 Milieuzonering 63<br />

4.7.1 Kader 63<br />

4.7.2 Onderzoek 63<br />

4.7.3 Conclusie 64<br />

4.8 Externe veiligheid 64<br />

4.8.1 Beleidskader 64<br />

4.8.2 Onderzoek 65<br />

4.9 Mobiliteit 79<br />

4.10 Overige belemmeringen 82<br />

4.11 Duurzaamheid 83<br />

4.11.1 Kader 83<br />

4.11.2 Onderzoek 83<br />

5 Uitvoerbaarheid 85<br />

5.1 Economische uitvoerbaarheid 85<br />

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 85<br />

5.3 Handhavingaspecten 85<br />

6 Procedure 87<br />

6.1 Voorbereidingsfase 87<br />

6.2 Ontwerpfase 88<br />

6.3 Vaststellingsfase 88<br />

Bijlagen<br />

Bijlage 1: Kwantitatieve Risicoanalyse <strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Bijlage 2: QRA Bolidt<br />

Bijlage 3: QRA Dyflex Polymers<br />

Bijlage 4: Nota van inspraak en overleg


Toelichting


1<br />

1 Inleiding<br />

1.1 Bij het plan behorende stukken<br />

Het bestemmingsplan “Bedrijventerrein <strong>Antoniapolder+”</strong> bestaat uit bestemmingen en regels.<br />

De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald 1 door middel van lijnen, coderingen en<br />

arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik<br />

opgenomen. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de<br />

geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin<br />

de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.<br />

1.2 Aanleiding en doel van het plan<br />

Het bedrijventerrein Antoniapolder en een gedeelte van de Crezéepolder in <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<br />

Ambacht maken deel uit van twee vigerende plannen, te weten bestemmingsplan<br />

“Bedrijventerrein Antoniapolder” en bestemmingsplan “Crezéepolder”. De plannen zijn<br />

verouderd en de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht heeft behoefte aan een actueel eenduidig<br />

juridisch kader en uniformiteit in de opzet. Daarnaast worden met het plan de volgende<br />

doeleinden nagestreefd:<br />

Het vertalen van nieuw ruimtelijk beleid in een passend actueel juridisch planologisch<br />

kader. Veel vigerende regelingen zijn verouderd. Ontwikkelingen die wel passen in<br />

de vigerende regelingen kunnen strijdig zijn met nieuw vastgesteld ruimtelijk beleid<br />

(en vice versa) en dit is een zeer ongewenste situatie;<br />

Het verkrijgen van een uniform juridisch planologisch kader, zodat bestaande verschillen<br />

in juridische regelingen verdwijnen;<br />

Het verkrijgen van een overzichtelijk geheel van de actuele situatie, ofwel de vigerende<br />

situatie inclusief de feitelijke situatie die is ontstaan door artikel 19 WROvrijstellingen,<br />

partiële herzieningen en/of uitgevoerde bouwplannen.<br />

Het voldoen aan de inhoudelijke en digitale eisen die de Wet ruimtelijke ordening<br />

(Wro) stelt aan bestemmingsplannen; hiertoe zal moeten worden aangesloten op de<br />

standaarden die door het rijk in het leven zijn geroepen in het kader van het project<br />

Digitale Uitwisseling van Ruimtelijke Plannen (DURP), de regeling standaarden<br />

ruimtelijke ordening (RSRO). Hieronder vallen, onder meer, de Standaard<br />

Vergelijkbare <strong>Bestemmingsplan</strong>nen (SVBP2008) waarin de inrichting, vormgeving en<br />

verbeelding van het bestemmingsplan is vastgelegd, en het InformatieModel<br />

Ruimtelijke Ordening (IMRO2008), waarmee een digitaal plan wordt opgesteld en<br />

kan worden uitgewisseld tussen verschillende organisaties in het veld van de<br />

ruimtelijke ordening.<br />

Het in kaart brengen van ruimtelijke belemmeringen als gevolg van<br />

milieuhinderaspecten (geluid, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, externe veiligheid,<br />

1 Geografische coördinaten volgens het Rijksdriehoekstelsel bepalen de ligging van een bestemming. Met<br />

gebruikmaking van de coördinaten kan exact de plaats van een object in een gebied worden bepaald.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


2<br />

milieuzoneringsplichtige bedrijven, enzovoorts), cultuurhistorie en archeologie, flora<br />

en fauna en water.<br />

Totaalvisie Antoniapolder (revitalisering)<br />

Gelijktijdig met het bestemmingsplan zijn voor het plangebied plannen in voorbereiding om te<br />

komen tot revitalisering van het bedrijventerrein als onderdeel van de ontwikkeling van<br />

Noordoevers. Hiervoor zal op korte termijn een totaalvisie worden opgesteld. Gelet op het<br />

conserverende karakter van dit bestemmingsplan en de tijdsdruk (tijdig voldoen aan de<br />

actualisatieplicht) is er voor gekozen niet te wachten op de uitkomsten van de totaalvisie. Wel is<br />

voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan per te onderscheiden deelgebied een<br />

analyse gemaakt of het nieuwe bestemmingsplan niet belemmerd kan werken in het<br />

revitaliseringsproces. In hoofdstuk 2 wordt uitgebreid ingegaan op de uitkomsten van dit proces.<br />

1.3 Ligging en begrenzing plangebied<br />

Het plangebied betreft de bedrijventerreinen Antoniapolder en Crézeepolder. Deze<br />

bedrijventerreinen bevinden zich aan de noordoostelijke zijde van <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht. Het<br />

bedrijventerrein vormt de noordelijke entree van de gemeente. Het plangebied wordt globaal<br />

begrensd door:<br />

- in het noorden: De A15 en de tunnel ‘de Noord’;<br />

- in het oosten: de rivier de Noord;<br />

- in het zuiden: het water de Rietbaan en de Veersedijk;<br />

- in het westen: de Veersedijk en het terrein van Stolk.<br />

In afbeelding 1 wordt het plangebied weergegeven.<br />

Afbeelding 1: Begrenzing plangebied, Bron: Google<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


3<br />

1.4 Vigerende bestemmingsplannen<br />

Het nieuwe bestemmingsplan vervangt de volgende vigerende bestemmingsplannen:<br />

- <strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder” (vastgesteld door de gemeenteraad op 6<br />

januari 2004);<br />

- <strong>Bestemmingsplan</strong> “Crezéepolder vastgesteld door de gemeenteraad op 24 januari 1983. Bij<br />

besluit van 20 maart 1984 is dit bestemmingsplan goedgekeurd door gedeputeerde staten.<br />

In het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan Antoniapolder op 6 juli 2004 hebben<br />

gedeputeerde staten op enkele onderdelen goedkeuring onthouden aan het bestemmingsplan.<br />

Het betreft met name de bepalingen die opgenomen waren om in het plangebied mogelijkheden<br />

te bieden om perifere detailhandel toe te staan en een vrijstellingsmogelijkheid voor kantoren.<br />

1.5 Leeswijzer<br />

Deze toelichting bestaat uit 6 hoofdstukken. In hoofdstuk 1 wordt de inleiding beschreven,<br />

waarin wordt ingegaan op een aantal algemene planaspecten. In hoofdstuk 2 vindt de<br />

planbeschrijving plaats en wordt tevens een toelichting gegeven op de bestemmingsmethodiek.<br />

In de hoofdstukken 3 en 4 komt de achterliggende onderbouwing voor de keuzes die in<br />

hoofdstuk 2 worden gemaakt ten aanzien van, onder andere, ruimtelijke ordening,<br />

volkshuisvesting, mobiliteit, natuur en landschap, water, archeologie en cultuurhistorie en<br />

milieu aan de orde. In hoofdstuk 5 en 6 wordt, tenslotte, de economische en maatschappelijke<br />

uitvoerbaarheid van het plan aangetoond en wordt ook ingegaan op het overleg- en<br />

inspraaktraject.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


4<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


5<br />

2 Planbeschrijving<br />

2.1 Inleiding<br />

Het bedrijventerrein Antoniapolder is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog, toen de tot dan toe<br />

agrarisch gebruikte grond tussen de Bospolder en de Veersedijk, werden ontwikkeld tot<br />

industrieterrein. De Crezéepolder is een voormalige landbouwpolder langs de Noord tussen<br />

Ridderkerk en <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht.<br />

Tegenwoordig vormen de bedrijventerreinen Antoniapolder en Crezéepolder gezamenlijk het<br />

grootste bedrijventerrein van <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht. Het bedrijventerrein is gelegen aan de<br />

noordoostelijke zijde van de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht en kenmerkt zich door zijn<br />

gunstige ligging aan de A15 en - met name voor de watergebonden bedrijvigheid – de rivier de<br />

Noord. Het bedrijventerrein is een gezoneerd industrieterrein, conform art. 41 Wet geluidhinder.<br />

Dit betekent dat grote lawaaimakers (Wgh-inrichtingen) worden toegelaten.<br />

Het bedrijventerrein Crezéepolder betreft een deel van de polder “Crezéepolder”. De polder is<br />

een buitendijks natuurgebied (Ecologische Hoofdstructuur) van circa 75 hectare, dat wordt<br />

gebruikt voor landbouw en drinkwaterwinning. Het zuidelijk gedeelte van de polder is gelegen<br />

binnen de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht en betreft geen Ecologische Hoofdstructuur. In dit<br />

deel is de A15 gelegen, is een regionale milieustraat en andere bedrijvigheid aanwezig en<br />

bevinden zich groen- en watervoorzieningen.<br />

Het plangebied kan worden onderverdeeld in 7 deelgebieden. In afbeelding 2 zijn de<br />

deelgebieden weergegeven. Het gaat om de volgende deelgebieden:<br />

- Nijverheidsweg: het grootste deelgebied, gelegen rondom de Nijverheidsweg en op<br />

relatief korte afstand van woongebieden met als westelijke begrenzing de bedrijven aan<br />

de Veersedijk;<br />

- Citadelterrein: het meest zuidelijk gelegen deelgebied, gelegen aan de rivier de Noord.<br />

- Genieterrein: het in de oorspronkelijke situatie meest onbebouwde deelgebied, gelegen<br />

aan de rivier de Noord.<br />

- Frankepad: een zes hectare groot deelgebied met enkele scheepswerven en<br />

aanverwante bedrijven.<br />

- Grotenoord: deelgebied aan de noordzijde van de Antoniapolder. Het heeft<br />

een goede ontsluiting richting de A15.<br />

- Veersedijk/Havenkade: Op dit deelgebied, ten westen van de straat “Noordeinde”, is het<br />

bedrijf Stolk Staal gelegen.<br />

- Crezéepolder, milieustraat Noordpolder e.o.: Dit deelgebied is gelegen in het zuidelijk<br />

deel van de Crezéepolder en kenmerkt zich door de regionale milieustraat.<br />

Per deelgebied wordt de ruimtelijke en functionele situatie beschreven.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


6<br />

Afbeelding 2: Weergave deelgebieden<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


7<br />

2.2 Ruimtelijke en functionele karakteristieken<br />

Nijverheidsweg<br />

Het deelgebied van de Nijverheidsweg kenmerkt zich als een gemengd gebied, waar een grote<br />

diversiteit aan ondernemingen is gevestigd. Aan beide zijden van de Nijverheidsweg zijn vooral<br />

grootschalige productie- en transportbedrijven gevestigd. Deze gebruikers kenmerken zich door<br />

de omvangrijke panden en doorgaans intensieve benutting van de ruimte. De kwaliteit van de<br />

bebouwing loopt zeer uiteen. Aan de zuidzijde van dit deelgebied komt een diversiteit aan<br />

functies voor, waaronder maatschappelijke functies en dienstverlening. Aan de Veersedijk zijn<br />

in een bebouwingslint veelal kleinschalige bedrijven gevestigd met een grote diversiteit aan<br />

functies. De Veersedijk vormt aan de westzijde een ruimtelijk herkenbare begrenzing van het<br />

plangebied en de overgang naar het woongebied.<br />

Deelgebied Nijverheidsweg<br />

Citadelterrein<br />

Het citadelterrein wordt gekenmerkt door een strook relatief nieuwe bedrijvigheid ten westen<br />

van de Noordeinde. Hier bevinden zich enkele grote bedrijven waaronder een bouwmarkt, maar<br />

voornamelijk kleinschaligere bedrijfshallen en kantoorruimtes. Aan de oostzijde van de<br />

Noordeinde (watergebonden zijde van het bedrijventerrein) is het gebied in de huidige situatie<br />

onbebouwd. Binnen de gemeente bestaan plannen om dit gedeelte in te vullen. In paragraaf<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


8<br />

2.3. wordt hier verder op ingegaan. In het vigerende bestemmingsplan Antoniapolder hebben<br />

deze gronden de bestemming ‘Uit te werken bedrijfsdoeleinden’. Voor het deelgebied is een<br />

uitwerkingsplan opgesteld waarbij de gronden een globale bestemming ‘Bedrijventerrein’<br />

hebben gekregen.<br />

Deelgebied Citadelterrein<br />

Genieterrein<br />

Het Genieterrein is grotendeels onbebouwd en ook voor dit gebied geldt dat in de toekomst<br />

ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Op het oostelijk deel van dit deelgebied is hoogwaardige<br />

bedrijvigheid aanwezig en bevindt zich een bedrijfsverzamelgebouw. In het vigerende<br />

bestemmingsplan Antoniapolder hebben deze gronden de bestemming ‘Uit te werken<br />

bedrijfsdoeleinden’. Voor het deelgebied is een ontwerpuitwerkingsplan opgesteld waarbij de<br />

gronden een globale bestemming ‘Bedrijventerrein’ hebben gekregen.<br />

Deelgebied Genieterrein<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


9<br />

Frankepad:<br />

In het deelgebied Frankepad zijn van oudsher met name scheepswerven en aanverwante<br />

bedrijven gevestigd. Het terrein heeft een oppervlakte van ongeveer 6 hectare. Het gebied kent<br />

weinig ruimtelijke samenhang door de aanwezige verouderde industriële bedrijvigheid en<br />

opslag, die in het zicht vanaf de openbare weg plaatsvindt. Aan het Frankepad 2 en 3 zijn<br />

woningen gelegen. De halte van de waterbus is gelegen aan de noordoostzijde van het gebied<br />

aan het einde van de Veerweg. Deze halte zal op termijn worden verplaatst naar het<br />

Genieterrein.<br />

Deelgebied Frankepad<br />

Grotenoord<br />

In het deelgebied Grotenoord was de voormalige gemeentewerf aanwezig en zijn over het<br />

algemeen wat kleinschaligere bedrijfskavels gelegen. De meeste bedrijvigheid is gelieerd aan<br />

de bouw of productie van (onderdelen van) machines. Veel bedrijven hebben een<br />

ondergeschikte kantoorruimte. De weg die door dit deelgebied loopt is de Grotenoord. Het<br />

bedrijventerrein oogt overzichtelijk en verzorgd doordat de Grotenoord een brede weg is met<br />

aan weerszijden parkeervakken. Aan beide zijden van de weg zijn stroken met groenelementen<br />

aanwezig. De bebouwing bestaat uit éen of twee bouwlagen met een platte kap. Aan de<br />

Veerweg bevinden zich woningen.<br />

Deelgebied Grotenoord<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


10<br />

Veersedijk/Havenkade<br />

In dit deelgebied is het bedrijf Stolk Staal gevestigd. Dit bedrijf koopt en verkoopt<br />

constructiestaal. Het bedrijf gebruikt een groot gedeelte van haar perceel voor de opslag van de<br />

grote stalen buizen. Op het overige deel staat een grote loods, waarin de bedrijfstechnische<br />

werkzaamheden plaatsvinden en een klein noodgebouw, dat dienst doet als kantine en kantoor.<br />

Dit gedeelte van het bedrijventerrein wordt aan zowel zuidelijke als westelijke zijde omringd<br />

door woonbebouwing (dijklint).<br />

Deelgebied Veersedijk<br />

Crezéepolder, milieustraat Noordpolder e.o.<br />

Ingeklemd tussen de A15 en de N915 is dit deelgebied gelegen, dat wordt gekenmerkt door de<br />

aanwezigheid van de regionale milieustraat (voor de gemeenten Alblasserdam, Zwijndrecht,<br />

Ridderkerk en <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht) het bedrijf Plaisier, dat rijplaten fabriceert en het<br />

Hoveniersbedrijf ISS Landscaping. Rondom de milieustraat is een brede verhoogde groenstrook<br />

gelegen (dijklichaam). Het deelgebied heeft in het vigerende bestemmingsplan deels nog een<br />

agrarische bestemming.<br />

Crezéepolder, milieustraat Noordpolder e.o.:<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


11<br />

2.3 Ontwikkelingen en doorvertaling bestemmingsplan<br />

Het voorliggende bestemmingsplan “Bedrijventerrein Antoniapolder +” is in hoofdopzet<br />

conserverend van aard maar op onderdelen is daar een uitzondering op gemaakt.<br />

Voor het noordoostelijk deel van het plangebied geldt - overgenomen vanuit het vigerende<br />

bestemmingsplan - een uit te werken globale bestemming die mogelijkheden geeft voor de<br />

ontwikkeling van nieuwe bedrijfspercelen.<br />

Daarnaast wordt in het kader van de ontwikkeling van Noordoevers een proces in gang gezet<br />

om te komen tot revitalisering. In dat kader wordt momenteel een totaalvisie opgesteld die de<br />

komende jaren moet leiden tot een revitalisering van het gebied. Deze totaalvisie is deels een<br />

uitwerking van de gemeentelijke structuurvisie “Waar de Waal stroomt”. Een gedeelte van het<br />

bedrijventerrein wordt gerevitaliseerd en op onderdelen geherstructureerd, waarbij vooral de<br />

watergebonden activiteiten prioriteit hebben. In combinatie met de herstructurering wordt een<br />

meer geschikte locatie voor de waterbushalte toegepast, aansluitend op het ov-netwerk binnen<br />

<strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht en wordt gekeken naar een nieuwe aansluiting in de vorm van<br />

doortrekking van de Antoniuslaan.<br />

Per deelgebied worden de ontwikkelingen in het onderstaande beschreven.<br />

Nijverheidsweg<br />

In dit deelgebied doen zich geen rechtstreekse ontwikkelingen voor. Voor de aanleg van het<br />

fietspad, dat gelegen is op de dijk aan de oostzijde van dit deelgebied, is een zelfstandige<br />

artikel 19 WRO-procedure doorlopen.<br />

Er wordt door middel van een Wro zone-wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om de<br />

Antoniuslaan door te trekken. Om deze weg te realiseren zal later nog een ruimtelijke procedure<br />

worden doorlopen.<br />

Citadelterrein:<br />

In dit deelgebied doen zich geen rechtstreekse ontwikkelingen voor. Op termijn zal het gebied<br />

bebouwd worden, maar deze ontwikkeling past binnen de vigerende rechten.<br />

Het Genieterrein:<br />

In het zuidelijk deel wordt aan de oevers van de noord de nieuwe halteplaats voor de waterbus<br />

voorzien (nu nog in deelgebied Frankepad gelegen). Om het gebied aantrekkelijk te kunnen<br />

maken voor passanten wordt tevens voorzien in de mogelijkheid van een horecavoorziening.<br />

Naast de oppervlakte die het vigerende bestemmingsplan al voorzag (150 m 2 ) is een<br />

verruiming opgenomen tot 300 m 2 .<br />

Een gedeelte van het Genieterrein biedt middels een algemene wijzigingsbevoegdheid tevens<br />

de mogelijkheid om te voorzien in een doortrekking van de Antoniusplaan. Hierdoor wordt op de<br />

ontwikkeling, die ook als zodanig beschreven is in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan,<br />

geanticipeerd.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


12<br />

Frankepad:<br />

In dit deelgebied doen zich geen rechtstreekse ontwikkelingen voor. Op termijn is het denkbaar<br />

dat het gebied gerevitaliseerd gaat worden. Omdat de plannen in dit stadium de plannen voor<br />

revitalisering nog onvoldoende concreet zijn, is op deze ontwikkeling nog niet geanticipeerd in<br />

dit bestemmingsplan.<br />

Grotenoord:<br />

Het deelgebied Grotenoord is conserverend van aard. Er doen zich geen concrete<br />

ontwikkelingen voor.<br />

Veersedijk/Havenkade:<br />

Op termijn wordt een transformatie van het gebied mogelijk geacht. Op dat moment zal voor het<br />

gebied een visie worden opgesteld, waarin de stroken woonbebouwing ten zuiden en westen<br />

van dit deelgebied ook worden meegenomen. Omdat de visie voor het gebied nog onvoldoende<br />

is uitgekristalliseerd en dit bestemmingsplan alleen werkgebieden omvat, is de visie nog niet in<br />

dit bestemmingsplan vertaald.<br />

Crezéepolder milieustraat Noordpolder e.o.:<br />

Op deze gronden wordt een ontwikkeling voorzien waarin een bedrijfsgebonden kantoor met<br />

parkeerplaatsen wordt mogelijk gemaakt. Het betreft een kantoor voor het bedrijf Plaisier. De<br />

ontwikkeling van het kantoor is enerzijds mogelijk gemaakt middels “een aanduiding” in de<br />

bestemming “Water”. De ontwikkeling van het kantoor is alleen mogelijk indien voldoende<br />

waterberging wordt gerealiseerd en de bedrijfsvloeroppervlakte beperkt blijft tot 600 m 2 .<br />

Anderzijds is de ontwikkeling mogelijk gemaakt binnen de bestemming “Bedrijf” buiten het<br />

bouwvlak. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de aanwezige dubbelbestemming<br />

“Leiding – Gas” en veiligheidszone. Het realiseren van het bedrijfsgebonden kantoor in de<br />

bestemming “Bedrijf” betekent dat de mogelijkheid binnen de bestemming “Water” vervalt en<br />

vice versa. Het juridisch planologisch mogelijk maken van het kantoor, betekent dat een<br />

onderzoekplicht geldt.<br />

2.4 Juridische aspecten<br />

2.4.1 Planmethodiek<br />

Voor de planopzet is – zoals gebruikelijk bij alle actualiseringsplannen binnen de gemeente –<br />

gekozen voor het uitgangspunt dat in het bestemmingsplan alleen ontwikkelingen worden<br />

meegenomen die voldoende zijn uitgekristalliseerd. Dit heeft zich vertaald in een planopzet die<br />

zoveel mogelijk uitgaat van huidige rechten, zoals die in de vigerende bestemmingsplannen<br />

mogelijk zijn gemaakt. Voor een aantal situaties is daarbij een uitzondering gemaakt, zoals per<br />

deelgebied nader wordt beschreven in 2.4.3.<br />

Bebouwing<br />

Bij de opzet van het bestemmingsplan is uitgegaan van een vrij globale opzet van het plan. Dat<br />

wil zeggen dat op de planverbeelding voor de bestemming “Bedrijventerrein” een ruim bouwvlak<br />

over meerdere percelen is aangebracht met een bebouwingspercentage en bouwhoogte. De<br />

milieucategorieën zijn met een aanduiding aangegeven, waarbij de lichtere milieucategorieën<br />

dichter bij de rustige woonwijken zijn gelegen.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


13<br />

Enkele bestemmingen kenmerken zich door een meer gedetailleerde opzet. In de bestemming<br />

“Bedrijf” zijn om de bebouwing strakke bouwvlakken getrokken met een hoogteaanduiding.<br />

In de bestemming “Wonen” is per perceel een bouwvlak aangegeven waar de bebouwing<br />

gebouwd mag worden. Per bouwvlak is vervolgens bepaald welke goot- en nokhoogte de<br />

hoofdbebouwing mag hebben. Voor Wonen is daarbij uitgegaan van een standaard hoogte<br />

bestaande uit 2 lagen met een kap. Afwijkende hoogtes zijn op de planverbeelding<br />

aangegeven.<br />

Functies<br />

Naast de bebouwingsmogelijkheden, is in het plan ook het toegestane gebruik van de gronden<br />

bepaald. Ieder perceel heeft daartoe een bestemming gekregen bijvoorbeeld “Bedrijventerrein”,<br />

“Bedrijf”, “Wonen”, “Verkeer”, “Groen” of “Water”. In de regels is per bestemming bepaald welke<br />

gebruiksmogelijkheden op een perceel gelden. In een aantal gevallen zijn per perceel<br />

bijzondere gebruiksmogelijkheden bepaald door een aanduiding op de planverbeelding.<br />

Bijvoorbeeld binnen de bestemming "Bedrijventerrein" komt de aanduiding ‘bedrijfswoning’ voor.<br />

Dat wil zeggen dat in het pand, naast een bedrijfsfunctie ook wonen is toegestaan. In een<br />

aantal gevallen is de aanduiding op de kaart juist bedoeld om het gebruik ten opzichte van de<br />

algemene bestemming te beperken. Bijvoorbeeld bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.2<br />

hebben de bestemming "Bedrijf" gekregen. Indien op de planverbeelding de aanduiding<br />

"milieustraat" is aangegeven is bepaald dat deze gronden uitsluitend voor die doeleinden<br />

mogen worden gebruikt.<br />

Bedrijventerrein<br />

De aanwezige bedrijven behouden dezelfde rechten. Ten westen van de Nijverheidsweg is<br />

milieucategorie 1 en 2 mogelijk. Direct ten oosten van de Nijverheidsweg zijn bedrijven tot en<br />

met maximaal milieucategorie 4.2 toegestaan, met uitzondering van de gronden aan de<br />

zuidzijde, waar de vestiging van bedrijven van maximaal milieucategorie 2 mogelijk is. Dit omdat<br />

woonbebouwing nabij gelegen is. In de deelgebieden Groteneind en Veersedijk/Havenkade en<br />

Crezéepolder worden bedrijven tot en met maximaal categorie 3.2 toegelaten. Aan de oostelijke<br />

zijde op de deelgebieden Citadelterrein, Genieterrein en Frankepad is de vestiging van<br />

bedrijven tot en met maximaal milieucategorie 5.2 mogelijk. Daarmee worden bestaande<br />

rechten overgenomen en wordt optimaal rekening gehouden met de nabijgelegen<br />

woonbebouwing aan de westzijde van de Veersedijk. In afbeelding 3 is een overzicht gemaakt<br />

van het plangebied en de maximaal toegestane milieucategorieën.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


14<br />

Cat. ≤ 3<br />

Cat. ≤ 3<br />

Cat. ≤ 3<br />

Cat. ≤ 5<br />

Cat. ≤ 4<br />

Cat. ≤ 5<br />

Cat. ≤ 2<br />

Cat. ≤ 5<br />

Cat. ≤ 4<br />

Cat.<br />

≤ 2<br />

Cat.<br />

≤ 2<br />

Afbeelding 3: Globale indicatie milieucategorieën per deelgebied<br />

Cat. ≤ 5<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


15<br />

Er is een regeling opgenomen om meer ruimte te bieden aan watergebonden bedrijvigheid, die<br />

voor vestiging primair afhankelijk is van locaties nabij bevaarbaar water. Vanwege de ligging<br />

buiten de directe vaarroutes is Grotenoord bij uitstek geschikt voor watergebonden bedrijvigheid<br />

en zal de gemeente stimuleren nieuwe vormen van watergebonden bedrijvigheid zoveel<br />

mogelijk hier te concentreren en minder langs de oevers aan de Noord.<br />

Binnen de bestemming “Bedrijventerrein” wordt ten behoeve van bedrijven ruimte geboden aan<br />

het realiseren van aanlegplaatsen voor schepen met bijbehorende overslagfaciliteiten. Om die<br />

reden zijn aanlegplaatsen voor woonschepen niet toegestaan, zoals blijkt uit de<br />

begripsbepaling. Voor het realiseren van aanlegplaatsen is een ontheffing van Rijkswaterstaat<br />

benodigd. Dit is tevens opgenomen in de specifieke gebruiksregels.<br />

Uitgangspunt is om bestaande functies, die niet passend zijn op het bedrijventerrein, zoveel<br />

mogelijk een specifieke aanduiding te geven, zodat na beëindiging geen vergelijkbare functie<br />

zich kan vestigen op het terrein. In het geval van webwinkels is een afwijkende keuze gemaakt<br />

(zie kader). De bestaande webwinkels zoals weergegeven in tabel 1 krijgen geen specifieke<br />

aanduiding, maar uitsluitend een bedrijfsbestemming. Detailhandel is binnen de<br />

bedrijfsbestemming niet toegestaan. Feitelijk zijn de bestaande webwinkels daarmee<br />

wegbestemd. In het kader van de handhaving zal de gemeente er minimaal op toezien dat de<br />

afwijking ten opzichte van de huidige situatie niet wordt vergroot. Bij verplaatsing van de<br />

webwinkel, is nieuwe vestiging van een webwinkel niet toelaatbaar. De gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<br />

Ambacht zal strikt toezien op vestiging van nieuwe webwinkels op het bedrijventerrein en zal<br />

indien noodzakelijk handhaven.<br />

Webwinkels<br />

Op een aantal locaties op het bedrijventerrein wordt op beperkte schaal internetverkoop<br />

toegepast. Het bedrijventerrein Antoniapolder is een logische locatie voor de opslag van<br />

goederen die worden verkocht via het internet en afgeleverd worden op het besteladres. Op<br />

zich is daar niks op tegen totdat die verkoop de uitstraling krijgt van verkoop van goederen ter<br />

plaatse, bijvoorbeeld door een showroom of balie waarbij het bestelde ter plaatse kan worden<br />

besteld of afgehaald. Bedrijven met een dergelijk karakter worden aangemerkt als detailhandel,<br />

niet passend binnen een reguliere bedrijfsbestemming. De gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht wil<br />

dergelijke detailhandel weren, omdat de gronden primair bedoeld zijn voor bedrijfsmatige<br />

functies. Detailhandel daarentegen kent ruimtelijk gezien nadelige effecten, zoals een<br />

verkeeraantrekkende werking en mogelijk een aantasting van de levensvatbaarheid van<br />

bestaande winkelcentra in de gemeente.<br />

Detailhandel in volumineuze goederen<br />

Detailhandel in volumineuze goederen wordt niet passend geacht in het plangebied. Om deze<br />

reden wordt nieuwe vestiging van deze vorm van detailhandel niet mogelijk gemaakt in het<br />

bestemmingsplan. De enige bestaande bouwmarkt aan de Noordeinde 200 is aangeduid en<br />

daarmee voorzien van een passende bestemming conform de bestaande situatie.<br />

Kantoren<br />

Bedrijfsgebonden kantoren zijn binnen de bestemming mogelijk, mits deze maximaal een<br />

oppervlakte hebben van 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 2.000<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


16<br />

per bedrijf. Zelfstandige kantoren worden in principe niet toegelaten. Enkele bestaande<br />

zelfstandige kantoren zijn middels een aanduiding bestemd.<br />

m 2<br />

Horeca<br />

De Lijst van Horeca-activiteiten waaraan in dit bestemmingsplan wordt gerefereerd, maakt een<br />

onderverdeling in zeven categorieën. De bestemming “Horeca” komt niet voor in het<br />

bestemmingsplan. Wel is een aanduiding “horeca” opgenomen om bij de toekomstige halte van<br />

de waterbus een horecavoorziening mogelijk te maken om daarmee de belevingswaarde van<br />

de gronden aan de Noord te vergroten. Binnen deze aanduiding worden twee categorieën<br />

toegelaten, te weten categorie 1 tot en met 2. Categorie 1 betreft de maaltijdverstrekkende<br />

gelegenheden, zoals een cafetaria of restaurant. Categorie 2 zijn drankverstrekkers zoals cafés.<br />

Multifunctionele horecabedrijven zijn een combinatie van categorie 1 en 2 bedrijven. Voor een<br />

overzicht van alle categorieën wordt verwezen naar bijlage 2 van de regels.<br />

Dubbelbestemmingen<br />

In het plangebied is een gasleiding aanwezig die planologisch relevant is. Daarnaast bevindt<br />

zich een beschermingszone voor de aanwezige waterkering en de dubbelbestemming “Waarde<br />

– Archeologie” binnen het plangebied. De leiding en de genoemde beschermingszones zijn<br />

weergegeven op de verbeelding middels een dubbelbestemming.<br />

De belangen van de dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de ander<br />

daar voorkomende bestemmingen. Bij het samenvallen van dubbelbestemmingen maakt de<br />

gemeente een afweging welk belang prioriteit heeft. De opgenomen bestemmingsregeling<br />

verplicht de gemeente om de relevante instanties te consulteren.<br />

Algemene aanduidingsregels<br />

In het plangebied komen enkele gebiedsaanduidingen voor. Het betreft een tweetal<br />

veiligheidszones, een geluidszone, een milieuzone en een tweetal vrijwaringszones.<br />

Veiligheidszone<br />

Voor de veiligheidszones geldt dat binnen deze gebiedsaanduidingen geen nieuwe (beperkt)<br />

kwetsbare objecten mogen worden gebouwd. Met een omgevingsvergunning kunnen beperkt<br />

kwetsbare objecten worden toegelaten mits sprake is van gewichtige redenen.<br />

Geluidzone - industrie<br />

Antoniapolder maakt deel uit van het geluidgezoneerde industrieterrein ‘Aan de Noord’. Binnen<br />

deze gebiedsaanduiding geldt een zone als bedoeld in artikel 40 en artikel 41, eerste en tweede<br />

lid van de Wet geluidhinder. Hier mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden<br />

gerealiseerd, tenzij hogere waarden verleend zijn. Vervanging van bestaande geluidgevoelige<br />

objecten is toegestaan indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.<br />

Milieuzone – boringsvrije zone<br />

De aanduiding ‘Milieuzone - boringsvrije zone' is opgenomen om de kwaliteit van het water in<br />

het waterbeschermingsgebied te borgen. De regels van de provinciale milieuverordening zijn<br />

hier van kracht en daardoor gelden onder andere restricties aan eventuele<br />

graafwerkzaamheden.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


17<br />

Vrijwaringszone - vaarweg<br />

Voor de Noord geldt een vrijwaringszone van 25 meter van de begrenzingslijn van de<br />

Rijksvaarweg. Deze vrijwaringszone is opgenomen om de doorvaart van de scheepvaart in<br />

voldoende mate te kunnen waarborgen. Binnen deze zone van 25 meter zijn in beginsel<br />

uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Indien voldaan wordt aan een<br />

aantal voorwaarden met betrekking tot de doorvaart en veiligheid en bovendien advies wordt<br />

ingewonnen bij Rijkswaterstaat is het mogelijk om de bouw van bouwwerken toe te staan. Het<br />

bestemmingsplan bevat tevens een regeling voor bebouwing die op basis van bestaande<br />

rechten al mogelijk is. Deze bebouwing blijft mogelijk en behoeft niet getoetst te worden aan de<br />

eerdergenoemde voorwaarden. Advies van Rijkswaterstaat is wel benodigd.<br />

Ter hoogte van de Rietbaan is een gebiedsaanduiding “Vrijwaringszone – vaarweg 2”<br />

opgenomen. In overleg met Rijkswaterstaat is besloten om ter hoogte van deze rivier een lichter<br />

regime te laten gelden, omdat de Rietbaan door een kleiner gedeelte van de (beroeps)vaart<br />

wordt gebruikt. In overleg met Rijkswaterstaat kunnen op deze gronden bebouwing toe worden<br />

gelaten, waarbij Rijkswaterstaat in principe de uitgangspunten van het Barro minder strikt zal<br />

hanteren.<br />

Flexibiliteit<br />

Tenslotte is in de regels bij het plan nog een aantal flexibiliteitsbepalingen (afwijkingen en<br />

wijzigingen) opgenomen die burgemeester en wethouders de mogelijkheid bieden om bij de<br />

uitvoering van het plan af te wijken van de algemene bestemmingsregeling. Bijvoorbeeld voor<br />

extra bebouwingsmogelijkheden of een functiewisseling op het perceel. Bij toepassing van de<br />

flexibiliteitsbepalingen moeten burgemeester en wethouders steeds afwegen of gebruikmaking<br />

van deze bevoegdheid niet leidt tot de aantasting van belangen van derden. Om administratieve<br />

lasten binnen de gemeente zoveel mogelijk terug te dringen is getracht het aantal afwijkingen<br />

en wijzigingen tot een minimum te beperken.<br />

Handboek<br />

Bij het opstellen van de plankaart en planregels is uitgegaan van het gemeentelijk handboek<br />

voor het opstellen van bestemmingsplannen (oktober 2009). Dat wil zeggen dat een vaste<br />

indeling van planverbeelding, toelichting en regels is aangehouden en dat de planverbeelding<br />

getekend is op een wijze dat deze eenvoudig geschikt te maken is voor digitale toepassingen<br />

en uitwisseling met andere instanties (conform SVBP 2008).<br />

2.4.2 Regels<br />

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:<br />

• Inleidende regels (hoofdstuk 1)<br />

• Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)<br />

• Algemene regels (hoofdstuk 3)<br />

• Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)<br />

Hierna volgt een korte toelichting op de in het plan opgenomen regels.<br />

Hoofdstuk 1 Inleidende regels<br />

Hoofdstuk 1 “Inleidende regels” bestaat uit twee artikelen. In het artikel “Begrippen” wordt een<br />

aantal in de regels voorkomende begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


18<br />

interpretatie van deze begrippen beperkt waarmee de duidelijkheid van het plan en daarmee de<br />

rechtszekerheid wordt vergroot. In het artikel “Wijze van meten” wordt aangegeven hoe de in<br />

het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald.<br />

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels<br />

Hoofdstuk 2 “Bestemmingsregels” bevat de regels waarin de materiële inhoud van de (dubbel)bestemmingen<br />

die in het plangebied voorkomen is opgenomen. Daarbij zijn tevens, waar<br />

nodig, flexibiliteitsbepalingen opgenomen die meer bouwmogelijkheden dan wel een ruimer<br />

gebruik van de functie toestaan na een nadere afweging die door burgemeester en wethouders<br />

moet worden gemaakt.<br />

Conform de landelijke Standaard Vergelijkbare <strong>Bestemmingsplan</strong>nen (SVBP2008) zijn de<br />

verschillende artikelen binnen dit hoofdstuk alfabetisch gerangschikt. Daarnaast geldt de vaste<br />

volgorde: eindbestemmingen (enkelbestemmingen), voorlopige bestemmingen (komen niet voor<br />

in dit plan), uit te werken bestemmingen (komen niet voor in dit plan) en dubbelbestemmingen.<br />

Tot slot geldt ook voor de indeling van de afzonderlijke artikelen een vaste volgorde. Die ziet er<br />

voor eindbestemmingen als volgt uit: bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen,<br />

afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels,<br />

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van<br />

werkzaamheden, omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, en<br />

wijzigingsbevoegdheid. Hierna volgt een korte toelichting op de voorkomende leden binnen een<br />

artikel.<br />

Bestemmingsomschrijving<br />

In dit onderdeel worden de functies aangegeven waartoe de gronden zijn bestemd. Naast de<br />

hoofdbestemmingen (het hoofdgebruik) worden in dit lid ook de functieaanduidingen genoemd<br />

waarmee een afwijkend gebruik van de hoofdbestemming wordt geregeld.<br />

Bouwregels<br />

In de bouwregels zijn de regels beschreven die gelden voor het bouwen van bij recht toegelaten<br />

bouwwerken.<br />

Nadere eisen<br />

Een nadere eisen-regeling biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid nadere eisen te<br />

kunnen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken ten behoeve van onder andere<br />

het stedenbouwkundige beeld en het woon- en leefklimaat. Het gaat om een geringe<br />

sturingsmogelijkheid die objectief begrensd is door de koppeling met een limitatieve lijst met<br />

toetsingscriteria.<br />

Afwijken van de bouwregels<br />

In dit lid zijn regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken die slechts na een door burgemeester<br />

en wethouders verleende omgevingsvergunning mogen worden gebouwd. Daarbij<br />

zijn tevens de randvoorwaarden vastgelegd die gelden als toetsingskader.<br />

Specifieke gebruiksregels<br />

In de specifieke gebruiksregels is bepaald welk gebruik wel en niet strijdig is met de bestemmingsomschrijving.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


19<br />

Afwijken van de gebruiksregels<br />

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het gebruik van de gronden, anders dan beschreven<br />

in de bestemmingsomschrijving en de specifieke gebruiksregels, mits het gebruik past<br />

binnen de ruime interpretatie van de bestemmingsomschrijving en voldaan wordt aan objectief<br />

begrensde toetsingscriteria. Hiermee wordt dus een enigszins ruimer gebruik mogelijk gemaakt<br />

dan volgens een strikte toepassing van de bestemmingsomschrijving mogelijk is.<br />

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden<br />

In die gevallen dat het uitvoeren van werken en werkzaamheden in of op de bodem, niet zijnde<br />

het bouwen van bouwwerken, kunnen leiden tot een verstoring van de in of op de bodem<br />

aanwezige waarden, is een omgevingsvergunning benodigd. Deze regels beogen een<br />

planologische bescherming te geven aan de in het plangebied voorkomende waarden. Het<br />

bestaat uit de volgende subleden:<br />

• verbod: hierin is bepaald welke werken en werkzaamheden niet mogen worden<br />

uitgevoerd zonder een omgevingsvergunning;<br />

• uitzonderingen: hierin is bepaald in welke gevallen geen omgevingsvergunning nodig is;<br />

• toelaatbaarheid: hierin is bepaald wanneer de uit te voeren werken en werkzaamheden<br />

toelaatbaar worden geacht.<br />

• advies: hierin is bepaald bij wie of welke instantie advies moet worden ingewonnen omtrent<br />

de effecten van een voorgenomen activiteit alvorens burgemeester en wethouders<br />

een omgevingsvergunning kunnen verlenen.<br />

Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk<br />

De reden om een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op te willen nemen<br />

in de regels is feitelijk dezelfde als voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken,<br />

geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden. Een verschil is dat in dit geval geldt dat<br />

het moet gaan om gebouwen of (delen van) straatwanden die veelal een cultuurhistorische<br />

waarde hebben waarvan de gemeente (en mogelijk ook hogere overheden) vinden dat die moeten<br />

worden beschermd. Slopen mag in die gevallen niet zonder een omgevingsvergunning van<br />

burgemeester en wethouders plaatsvinden. Dezelfde onderverdeling in subleden wordt aangehouden<br />

als bij de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde,<br />

of van werkzaamheden.<br />

Wijzigingsbevoegdheid<br />

In een (bestemmingsspecifieke) wijzigingsbevoegdheid worden burgemeester en wethouders in<br />

de gelegenheid gesteld het plan te wijzigen voor zover die wijziging betrekking heeft op de inhoud<br />

van de specifieke bestemmingsregeling. In de wijzigingsbevoegdheid is exact bepaald wat<br />

kan/mag worden gewijzigd, wanneer en onder welke voorwaarden toepassing mag worden<br />

gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid.<br />

Hoofdstuk 3 Algemene regels<br />

In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


20<br />

In het artikel “Anti-dubbeltelregel” is bepaald dat grond die in aanmerking moest worden genomen<br />

bij het verlenen van een bouwvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of<br />

alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om bouwvergunning niet<br />

opnieuw in beschouwing mag worden genomen.<br />

In het artikel “Algemene bouwregels” kunnen aanvullende bouwregels worden opgenomen die<br />

voor alle bestemmingen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte<br />

bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders, maar ook beperking van bouwmogelijkheden als<br />

gevolg van, bijvoorbeeld, milieuwetgeving, de geldende keur en de eventuele aanwezigheid van<br />

molens (molenbiotoop). In dit geval is er, mede ook vanwege het conserverende karakter van<br />

het plan, voor gekozen op te nemen in welke gevallen de Bouwverordening van toepassing is<br />

en welke criteria gelden indien burgemeester en wethouders nadere eisen willen stellen aan de<br />

plaats en afmetingen van bouwwerken.<br />

Aanvullend op de (algemene) bouwregels gelden bijzondere bouwbepalingen die met een aanduiding<br />

in de geometrische plaatsbepaling zijn weergegeven, waaronder voor externe veiligheid<br />

en cultuurhistorie. Deze zijn ondergebracht in het artikel “Algemene aanduidingsregels”.<br />

Het artikel “Algemene afwijkingsregels” is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen<br />

waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen die in alle gevallen<br />

gelden. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van<br />

bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe<br />

overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes<br />

(nutsgebouwtje) in het openbare gebied. Aan de toepassing van de afwijking dient een<br />

belangenafweging ten grondslag te liggen.<br />

In het artikel “Algemene wijzigingsregels” is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen.<br />

In het algemeen gesteld bieden de algemene wijzigingsregels in aanvulling op de afwijkingen<br />

mogelijkheden voor bestemmingswijzigingen, verschuivingen van bestemmingsgrenzen en<br />

bebouwingsmogelijkheden voor nutsvoorzieningen. In dit geval hebben de algemene wijzigingsregels<br />

betrekking op de mogelijkheid aanduidingen te schrappen die over meerdere bestemmingen<br />

liggen.<br />

Aan toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient, evenals bij de toepassing van een ontheffingsbevoegdheid,<br />

een belangenafweging ten grondslag te liggen. Overeenkomstig de jurisprudentie<br />

is deze bevoegdheid van burgemeester en wethouders of van de gemeenteraad aan<br />

(objectieve) grenzen gebonden.<br />

In de “Algemene procedureregels” worden de procedures geregeld die burgemeester en wethouders<br />

dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen ontheffingsregels<br />

en nadere eisen. De procedure voor wijziging van een bestemming is geregeld in<br />

de Wet ruimtelijke ordening en behoeft om die reden niet te worden opgenomen in de regels<br />

van het bestemmingsplan.<br />

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels<br />

In hoofdstuk 4, tot slot, zijn de laatste twee artikelen van het bestemmingsplan opgenomen. In<br />

het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


21<br />

het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde<br />

voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.<br />

Tot slot is in de slotregel de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan<br />

het bestemmingsplan worden aangehaald.<br />

2.4.3 Afwijkingen ten opzichte van vigerende regeling<br />

In een aantal situaties is afgeweken van de vigerende regeling. In het onderstaande wordt per<br />

deelgebied aangegeven waar deze afwijking betrekking op heeft en waarom gekozen is om van<br />

het vigerende plan af te wijken. Sommige afwijkingen zijn gebaseerd op gewijzigd beleid. In<br />

eerste instantie wordt ingegaan op nieuwe dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen die<br />

betrekking hebben op het gehele plangebied.<br />

Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen<br />

Er zijn meerdere dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen weergegeven op de<br />

verbeelding. Het gaat om de volgende dubbelbestemmingen en aanduidingen:<br />

Conform de regeling uit de Wet op de Archeologische monumentenzorg is een<br />

dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” opgenomen voor het gehele plangebied. Op<br />

basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie heeft het gebied een<br />

gemiddelde verwachtingswaarde of niet gekarteerde verwachtingswaarde;<br />

Langs de Noord is een Vrijwaringszone – Vaarweg opgenomen van 25 meter, gemeten<br />

van de begrenzingslijn van de Rijksvaarweg. Deze vrijwaringszone is opgenomen op<br />

grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) om de doorvaart van<br />

de scheepvaart in voldoende mate te kunnen waarborgen;<br />

Op grond van beleid op het gebied van externe veiligheid zijn veiligheidszones<br />

weergegeven, waarin (beperkt) kwetsbare objecten niet worden toegelaten;<br />

De Geluidzone – industrie is opgenomen voor het gebied van de Crezéepolder. Dit is<br />

het enige gedeelte dat buiten de grens van Industrieterrein Aan de Noord is gelegen.<br />

Het overige gedeelte van het plangebied betreft het gezoneerde industrieterrein;<br />

Ten behoeve van het waterwingebied in de Crezéepolder is een boringsvrije zone<br />

aangeduid. Binnen deze aanduiding gelden restricties aan graafwerkzaamheden en is<br />

de provinciale milieuverordening van toepassing.<br />

Nijverheidsweg<br />

Een wijziging ten opzichte van het vigerende plan is dat voor het gedeelte ten noorden van de<br />

Antoniuslaan worden geen “recreatie-inrichtingen” mogelijk gemaakt en geen inrichtingen voor<br />

sportieve recreatie. Dergelijke functies worden – mede vanwege mobiliteitseffecten - niet als<br />

passend gezien in dit deelgebied.<br />

Voor het deelgebied is gekozen om een algemene bestemming “Bedrijventerrein” op te nemen<br />

waarbinnen reguliere bedrijvigheid bij recht is toegestaan. Op een aantal percelen zijn<br />

afwijkende functies aanwezig. Deze functies zijn met een aanduiding aangegeven.<br />

Op de planverbeelding en planregels zijn deze afwijkende functies met een aanduiding<br />

aangeven.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


22<br />

Perceel Vig BP Inventarisatie Nieuwe<br />

BP<br />

Veersedijk<br />

Bijzonderheden<br />

51 Keukenstudio dhv Vol. Detailhandel cat. 2<br />

55 dh Keukens dhv Idem.<br />

65/67 bw Meubelstoffeerder bw+dv<br />

69/71 bw+dh Autobedrijf bw+ga<br />

73 bw Webshop Mode bw<br />

81 Kerkgenootschap sm-kg<br />

83 bw bw<br />

85 bw bw<br />

89 Verkoop slaapkamerartikelen<br />

Alleen op afspraak<br />

93/95 Verkoop reizen Alleen verkoop via<br />

internet en telefonisch<br />

97 Kinderdagverblijf sm-kdv<br />

101 Rhiant kantoor<br />

103 bw bw<br />

105 Showroom witgoed Beperkte openingstijden<br />

113 kantoor Kantoor kantoor<br />

Nijverheidsweg<br />

29 vm De haan vm<br />

64 Fitnessclub Sport<br />

70/75 vm+l<br />

bw<br />

Tankstation<br />

verkoop auto’s<br />

en<br />

ga+bw<br />

+vm<br />

Lpg wordt niet meer<br />

verkocht<br />

dhv = detailhandel volumineus<br />

dh = detailhandel<br />

bw = bedrijfswoning<br />

dv = dienstverlening<br />

ga = garagebedrijf met detailhandel<br />

Tabel 1: Bestaande afwijkende functies<br />

sm-kdv = specifieke vorm van maatschappelijkkinderdagverblijf<br />

sm-kg = specifieke vorm van maatschappelijkkerkgenootschap<br />

vm = verkooppunt motorbrandstoffen, geen lpg<br />

wm+l = verkooppunt motorbrandstoffen met lpg<br />

Citadelterrein:<br />

Voor het Citadelterrein gelden geen afwijkingen. Het citadelterrein is in het vigerende<br />

bestemmingsplan “Bedrijventerrein Antoniapolder” uit 2004 opgenomen als “Uit te werken<br />

bedrijfsdoeleinden met bijbehorende voorzieningen”. In 2011 is gestart met het uitwerkingsplan<br />

“Genie en Citadelterrein”, dat is vastgesteld op PM. In het bestemmingsplan “Bedrijventerrein<br />

Antoniapolder +” zijn de bestemmingen uit het uitwerkingsplan integraal overgenomen. Omdat<br />

dit uitwerkingsplan in procedure is gebracht, is sprake van bestaande rechten en kan ook dit<br />

deelgebied worden gezien als conserverend.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


21<br />

Het Genieterrein<br />

Een gedeelte van het Genieterrein biedt middels een algemene wijzigingsbevoegdheid tevens<br />

de mogelijkheid om te voorzien in een doortrekking van de Antoniusplaan. Hierdoor wordt op de<br />

ontwikkeling, die ook als zodanig beschreven is in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan,<br />

geanticipeerd.<br />

Voor het overige geldt dat het Genieterrein in het vigerende bestemmingsplan “Bedrijventerrein<br />

Antoniapolder” uit 2004 is opgenomen als “Uit te werken bedrijfsdoeleinden met bijbehorende<br />

voorzieningen”. In 2011 is gestart met het uitwerkingsplan “Genie en Citadelterrein”, dat is<br />

vastgesteld op PM. In dit bestemmingsplan wordt de bestemming “Bedrijventerrein”<br />

opgenomen. Omdat dit uitwerkingsplan in procedure is gebracht, is sprake van bestaande<br />

rechten en kan ook dit deelgebied worden gezien als hoofdzakelijk conserverend.<br />

Frankepad<br />

Voor het deelgebied Frankepad is de vigerende regeling overgenomen. Dat betekent dat de<br />

bestemming “Bedrijventerrein - Uit te werken” is opgenomen. Omdat de plannen in dit stadium<br />

de plannen voor revitalisering nog onvoldoende concreet zijn, is de vigerende bestemming<br />

overgenomen. Een aanvulling op het vigerende plan is de aanduiding ‘havengebonden<br />

bedrijfsactiviteiten’ binnen de bestemming Water. Deze regeling is opgenomen om meer ruimte<br />

te bieden aan deze vorm van bedrijvigheid, die voor vestiging primair afhankelijk is van locaties<br />

nabij bevaarbaar water.<br />

Grotenoord:<br />

Het deelgebied Grotenoord is grotendeels bestemd conform het bestemmingsplan<br />

“Crezéepolder”. De bestaande woningen zijn specifiek bestemd.<br />

Omdat de bedrijvigheid in dit gebied bij herontwikkeling mogelijk worden beperkt door de<br />

aanwezige woningen aan de Veerweg, geldt dat –bij eventuele transformatie van de<br />

woonfunctie naar een andere functie” de milieucategorie kan worden verhoogd. Dit is mogelijk<br />

gemaakt door een algemene wijzigingsbevoegdheid.<br />

De herinrichting van het terrein van de voormalige gemeentewerf voor parkeren ten behoeve<br />

van vrachtwagens is van tijdelijke aard en heeft binnen dit deelgebied geen bijzondere regeling<br />

gekregen. Binnen de bestemming “Bedrijventerrein” wordt dit passend geacht.<br />

Voor het water gelegen aan de achterzijde van de bedrijven (haven Oostendam) is nu nog een<br />

recreantenhaven aanwezig. Het huidige bestemmingsplan laat dit niet toe. In de toekomst is het<br />

de bedoeling de haven Oostendam uitsluitend voor watergebonden bedrijvigheid te<br />

bestemmen.<br />

Veersedijk/Havenkade:<br />

Voor dit deelgebied wordt het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Omdat dit bedrijf nabij<br />

de woonomgeving is gelegen is een specifieke bestemming opgenomen en zijn geen<br />

functiewisselingen naar andere vormen van bedrijvigheid toegestaan. Op termijn wordt een<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


22<br />

transformatie van het gebied mogelijk geacht. Op dat moment zal voor het gebied een visie<br />

worden opgesteld, waarin de stroken woonbebouwing ten zuiden en westen van dit deelgebied<br />

ook worden meegenomen. Omdat de visie voor het gebied nog onvoldoende is<br />

uitgekristalliseerd en dit bestemmingsplan alleen werkgebieden omvat, is de visie nog niet in dit<br />

bestemmingsplan vertaald.<br />

De kantoorbestemming in het vigerende plan is niet overgenomen, omdat de aanduiding<br />

kantoor meer passend wordt beschouwd. Momenteel is een kleinschalig gebouw aanwezig dat<br />

een directe samenhang heeft met Stolk Staal en ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie. De<br />

vigerende bouwhoogten en het bouwvlak is overgenomen.<br />

Crezéepolder milieustraat Noordpolder e.o.:<br />

Dit deelgebied heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming “Agrarische doeleinden<br />

klasse A”, “Volkstuinen” en “Bedrijven”. Middels afwijkingsprocedures is de realisatie van<br />

bedrijven en de regionale milieustraat tot stand gekomen. De vigerende rechten zijn<br />

overgenomen met uitzondering van het perceel aan de Crezéepolder 3. Op dit perceel is<br />

middels een aanduiding de vestiging van een kantoor tot 600 m 2 juridisch-planologisch mogelijk<br />

gemaakt.<br />

2.4.4 Geometrische plaatsbepaling<br />

Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een topografische<br />

ondergrond gebruikt. Met behulp van lijnen, coderingen en arceringen is aan gronden (en in dit<br />

geval ook wateren) een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn<br />

met aanduidingen nadere regels aangegeven.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


23<br />

3 Beleidskader<br />

3.1 Rijksbeleid<br />

Nota ruimte<br />

In 2006 is de Nota Ruimte, de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruimtelijk Beleid,<br />

in werking getreden. Deze heeft met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro)<br />

en op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen en vormt samen met<br />

de (ontwerp) AMvB Ruimte, zie ook hierna, het nationale ruimtelijke beleid voor de periode 2004<br />

tot 2020 met een doorkijk naar 2030. De nota bevat geen concrete beleidsbeslissingen maar<br />

stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode.<br />

Specifiek richt het rijksbeleid zich op:<br />

versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, met name door<br />

voldoende ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk<br />

gebied;<br />

krachtige steden en een vitaal platteland; investeren in leefbaarheid en veiligheid;<br />

borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur-,<br />

landschappelijke en cultuurhistorische) waarden;<br />

borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe<br />

veiligheidsaspecten.<br />

De Nota Ruimte bevat een beperkt aantal generieke regels onder de noemer “basiskwaliteit”,<br />

die zorgen voor een heldere ondergrens op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, milieu,<br />

verstedelijking, groen en water. Daarnaast richt het rijk zich primair op gebieden die deel<br />

uitmaken van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de hoofdinfrastructuur, de<br />

ecologische hoofdstructuur, de mainports en de greenports. Buiten de nationale Ruimtelijke<br />

Hoofdstructuur stelt het rijk zich terughoudend op.<br />

Het beleid in de nota Ruimte is verder gericht op een bundeling van de verstedelijking in<br />

stedelijke netwerken en binnen deze netwerken programmatische samenwerking en<br />

afstemming te bevorderen. In steden en dorpen is optimaal gebruik van de aanwezige ruimte in<br />

het bestaande bebouwde gebied geboden. Er wordt ruimte geboden aan gemeenten om te<br />

kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei. Daarbij dient de infrastructuur optimaal te<br />

worden benut, het groen in en om de stad in samenhang met het bebouwd gebied verder te<br />

worden ontwikkeld en aangesloten te worden op het watersysteem.<br />

Het is aan de provincies, kaderwetgebieden en gemeenten om, in samenhang met het<br />

verstedelijkingsbeleid, het locatiebeleid uit te werken in nadere specificaties en die vast te<br />

leggen in hun ruimtelijke plannen. Locaties dienen zodanig ontwikkeld en gebruikt te worden dat<br />

optimaal recht wordt gedaan aan de drie dimensies van stedelijke vitaliteit: economische<br />

dynamiek, bereikbaarheid en ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid.<br />

In de ruimtelijke hoofdstructuur is opgenomen dat de provincie en de WGR-plusregio's de<br />

verdeling van de ruimte voor wonen en werken over de gemeenten verdelen.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


24<br />

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)<br />

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 inwerking getreden.<br />

Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader<br />

voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw<br />

rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040<br />

en doelen, belangen en opgaven tot 2028.<br />

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de<br />

eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR<br />

richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van<br />

rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.<br />

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen<br />

toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee<br />

de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het<br />

aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk<br />

benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat<br />

in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit<br />

moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd<br />

dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van<br />

verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van<br />

woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten<br />

verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma’s.<br />

Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s rondom de main-, brain- en<br />

greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio’s wordt<br />

het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.<br />

AMvB Ruimte<br />

Nieuwe structuurvisies, zo ook de Nota Ruimte, moeten volgens de Wro een beschrijving<br />

bevatten waaruit blijkt hoe het rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke<br />

belangen wil verwezenlijken. Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de<br />

verschillende PKB’s en de voorgenomen verwezenlijking daarvan worden gebundeld in één<br />

Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (integratie van Realisatieparagraaf Nota Ruimte<br />

en de realisatieparagrafen voor de andere PKB’s). Deze zogenoemde AMvB Ruimte zal de<br />

ruimtelijke kaders uit de vigerende PKB’s bevatten, die daadwerkelijk borging in regelgeving<br />

behoeven.<br />

In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet 34 nationale ruimtelijke belangen. Deze omvatten<br />

globaal de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking en versterking<br />

van de kwaliteiten van het landschap, de ontwikkeling van de Randstad, de mainports en een<br />

aantal grote bouwlocaties, de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe<br />

gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties voor de nationale grondstoffen- en<br />

energieproductie. Het rijk zet hierbij met name in op een zuinig ruimtegebruik, de bescherming<br />

van kwetsbare gebieden (de nationale landschappen en de ecologische hoofdstructuur) en de<br />

bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


25<br />

Doorvaart van scheepsvaart<br />

Belangrijke aanvulling in de AMvB Ruimte betreft de borging van een vlotte en veilig doorvaart<br />

van de scheepsvaart. Voor het plangebied houdt dit concreet in dat binnen een zone van 25<br />

meter uit de oever belemmeringen gelden bij het toelaten van nieuwe functies. In de nota van<br />

toelichting bij de AMVB ruimte is het motief van de regeling nader uiteengezet:<br />

Op grond van artikel 6.9 van de Waterwet mag - kort gezegd - het uitvoeren van bepaalde daar<br />

genoemde activiteiten in, op, boven, over of onder de vaarweg de scheepvaartfunctie niet<br />

belemmeren. De waterregelgeving beperkt zich echter tot het gebied van de waterstaatswerken,<br />

dat wil zeggen de oppervlaktewaterlichamen en bijbehorende kunstwerken. Het is echter met<br />

het oog op de veiligheid op de vaarweg noodzakelijk, om in dit besluit een zone te beschermen<br />

die verder reikt dan het gebied van de waterstaatswerken. Zichtlijnen voor de scheepvaart<br />

bijvoorbeeld lopen soms buiten het rijkswaterstaatswerk (bijvoorbeeld bij bochten) en ook de<br />

toegankelijkheid vanaf de wal voor hulpdiensten vergt veelal ruimte buiten het waterstaatswerk<br />

zelf. Deze titel lijkt qua vorm op titel 2.7 die betrekking heeft op de gebiedsreservering voor<br />

hoofdwegen en hoofdspoorwegen. Door middel van beide titels worden stroken langs de<br />

hoofdinfrastructuur vastgelegd, waarbinnen bepaalde regels gelden, maar de doelen verschillen<br />

wezenlijk. Dit artikel beoogt de vlotte en veilige doorvaart op de bestaande rijksvaarwegen te<br />

handhaven. De zones langs de vaarweg zijn permanent en dienen niet als reserveringen voor<br />

verbreding van vaarwegen. Dit besluit beoogt niet de externe veiligheid, zoals de veiligheid van<br />

omwonenden op de oever van de vaarweg. Dat onderwerp komt in het beoogde Besluit<br />

transportroutes externe veiligheid aan de orde. Het betreft vaak wel dezelfde zones, waarvoor<br />

dus vanuit beide kaders beperkingen zullen gelden.<br />

Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt er vanuit gegaan dat de beperkingen die<br />

voortvloeien uit deze nieuwe regeling alleen gelden voor nieuwe situaties. Reeds bestaande<br />

functies zoals aanlegplaatsen of functies die reeds in vigerende bestemmingsplannen mogelijk<br />

zijn gemaakt, hoeven niet te worden beperkt.<br />

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)<br />

Het rijk legt met het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale<br />

ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-)<br />

AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met<br />

onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30<br />

december 2011 in werking getreden.<br />

Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam,<br />

bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren,<br />

bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster,<br />

de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van<br />

defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen<br />

en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze<br />

bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende<br />

bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na<br />

inwerkintreding van het besluit zijn aangepast.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


26<br />

In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen<br />

veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur (hoofdwegen en<br />

hoofdspoorwegen), de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de<br />

veiligheid van primaire waterkeringen, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van<br />

gevaarlijke stoffen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de<br />

verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer.<br />

De ladder voor duurzame verstedelijking wordt in 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)<br />

opgenomen.<br />

Nota Mobiliteit<br />

De Nota Mobiliteit is feitelijk het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan en daarmee de opvolger<br />

van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV2). De nota heeft een PKB<br />

procedure doorlopen overeenkomstig de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en is op 21<br />

februari 2006 in werking getreden. In de Nota Mobiliteit worden de hoofdlijnen van het nationale<br />

verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia beschreven. Uitgangspunt van beleid is<br />

dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een<br />

goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare<br />

bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel om de economie en de internationale<br />

concurrentiepositie van Nederland te versterken.<br />

Beleidslijn grote rivieren (2006)<br />

Mede op basis van de resultaten van een in 2005 verrichte evaluatie en ervaringen in de<br />

praktijk is besloten om de Beleidslijn ruimte voor de rivier te herzien. Met de herziening van de<br />

beleidslijn wordt meer ruimte geboden aan ontwikkelingsgerichte initiatieven. Zo ontstaan meer<br />

mogelijkheden voor ontwikkelingen die de ruimtelijke en economische kwaliteit van het<br />

betreffende gebied kunnen verbeteren. Doelstelling van de Beleidslijn grote rivieren is om de<br />

beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen<br />

tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de<br />

toekomst feitelijk onmogelijk maken.<br />

Het ministerie heeft in 2007 de gemeenten gevraagd de zogenaamde pijplijnprojecten aan te<br />

geven. ‘Pijplijn’-projecten zijn bijvoorbeeld projecten die zijn toegestaan volgens een geldend<br />

bestemmingsplan of waarvoor al een vergunning in het kader van het Besluit beheer<br />

rijkswaterstaatswerken is afgegeven. Pijplijnprojecten hoeven niet meer getoetst te worden aan<br />

de Beleidslijn Grote Rivieren, zonder uiteraard de veiligheid uit het oog te verliezen. In de<br />

gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht is het project Noordoevers, het afvalbrengstation en het<br />

Uitwerkingsplan Antoniapolder erkend als ‘pijplijnproject’.<br />

Nationaal Waterplan<br />

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is<br />

opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door<br />

de ministerraad vastgesteld.<br />

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft<br />

naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende<br />

decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


27<br />

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke<br />

ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange<br />

termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer<br />

bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van<br />

bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de<br />

ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een<br />

gebied.<br />

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke<br />

aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan, vervangt daarmee op<br />

onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte. Specifiek gaat het over de gebieden die deel<br />

uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren.<br />

Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten<br />

is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld.<br />

Nationaal Bestuursakkoord Water<br />

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in<br />

de 21 e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau<br />

bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven<br />

aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.<br />

In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces<br />

van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in<br />

ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de<br />

waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat<br />

om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de<br />

watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het<br />

uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden<br />

voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 (Bro<br />

1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht<br />

voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.<br />

In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen,<br />

met name op het gebied van wateroverlast en watertekort.<br />

Besluit milieueffectrapportage<br />

Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage 1994 gewijzigd. Met deze wijziging kan<br />

niet langer worden volstaan met toetsing van m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten aan de<br />

drempelwaarden. Indien een activiteit onder de drempelwaarde ligt zal alsnog moeten worden<br />

getoetst aan de Europese richtlijn.<br />

Het onderhavige bestemmingsplan heeft een overwegend consoliderend karakter en het<br />

plangebied fungeert in de huidige situatie reeds als een bedrijventerrein. In het kader van de<br />

voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied is<br />

gelegen en er vanuit milieubelang geen nadelige effecten zijn te verwachten. Dit is bekrachtigd<br />

in hoofdstuk 4. Gezien de locatie en het juridisch-planologisch mogelijk maken van één relatief<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


28<br />

kleinschalige ontwikkeling (een kantoor van 600 m 2 bvo) is een m.e.r.-beoordelingsplicht niet<br />

van toepassing.<br />

3.2 Provinciaal en regionaal beleid<br />

Provinciale Staten stelden 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en<br />

de Uitvoeringsagenda vast. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar<br />

doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de<br />

visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De nieuwe integrale Structuurvisie voor<br />

de ruimtelijke ordening komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor<br />

Ruimte.<br />

Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en rijk hun beleid neerleggen in één of<br />

meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale<br />

ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan,<br />

provinciaal wat moet”. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als<br />

provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen.<br />

Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen die geordend zijn volgens vijf integrale<br />

en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:<br />

“aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel”;<br />

“duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie”;<br />

“divers en samenhangend stedelijk netwerk”;<br />

“vitaal, divers en aantrekkelijk landschap”;<br />

“stad en land verbonden”.<br />

De structuurvisiekaart bestaat uit twee delen: een functiekaart en een kwaliteitskaart. De<br />

functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn<br />

geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. De functiekaart is vergelijkbaar<br />

met de voormalige streekplankaarten. In de kwaliteitskaart zijn zowel de bestaande als de<br />

gewenste kwaliteiten verbeeld op een globale, regionale schaal. De kwaliteitskaart toont de<br />

diversiteit van Zuid-Holland en brengt de ruimtelijke kwaliteiten van provinciaal belang in beeld.<br />

Aanduidingen functiekaart<br />

Het plangebied is in de functiekaart in afbeelding 4 aangewezen als:<br />

bedrijventerrein: Aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie bedrijvigheid,<br />

waaronder begrepen productie, transport en distributie, veilingen, nutsvoorzieningen<br />

evenals hieraan verbonden kantoorfuncties.<br />

primaire waterkering: Waterkeringen langs de kust en de grote rivieren volgens de Wet<br />

op de waterkeringen.<br />

Regionale verbinding: Bestaande of binnen de planperiode te realiseren of te verbreden<br />

weg die functioneert als onderdeel van het (boven)regionaal of provinciaal wegennet.<br />

Dorpsgebied: Aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en<br />

voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


29<br />

Afbeelding 4: uitsnede functiekaart<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


30<br />

Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte<br />

Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te<br />

kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale<br />

verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een<br />

bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter<br />

hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang.<br />

Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale<br />

verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke<br />

bestemmingsplannen.<br />

Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de<br />

inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op<br />

een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook<br />

rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan<br />

aan de overige wet- en regelgeving.<br />

Bepalingen van belang voor het plangebied<br />

Bebouwingscontouren<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong>nen voor gronden buiten de bebouwingscontouren sluiten bestemmingen uit<br />

die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of<br />

bebouwing voor extensieve recreatieve functies mogelijk maken. Onder voorwaarden is<br />

uitzondering hierop mogelijk voor de ruimte voor ruimteregeling, nieuwe landgoederen,<br />

vrijkomende agrarische bebouwing, noodzakelijke bebouwing, bebouwing op het strand,<br />

kleinschalige bebouwing voor recreatie, recreatiewoningen en glastuinbouwgebieden.<br />

Afbeelding 5: Uitsnede bebouwingscontourenkaart provinciale verordening ruimte<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


31<br />

Bedrijventerreinen<br />

In de verordening zijn de gronden van voorliggend plangebied aangemerkt als bedrijventerrein<br />

op kaart 6. In afbeelding 6 is een uitsnede van deze kaart weergegeven. Met betrekking tot<br />

voorliggend bestemmingsplan is voornamelijk artikel 8 en 9 van de verordening van belang.<br />

Hierin is onder andere opgenomen dat bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op<br />

bedrijventerreinen bedrijven uit de hoogst mogelijke milieu categorie van de Staat van<br />

Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk dienen te maken.<br />

Afbeelding 6: Uitsnede bedrijventerreinkaart provinciale verordening ruimte<br />

Het bestemmingsplan maakt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan geen nieuwe<br />

detailhandel mogelijk en betreft geen nieuw bedrijventerrein of een uitbreiding van een<br />

bestaand bedrijventerrein zoals bedoeld in de Provinciale Verordening. In de verordening heeft<br />

het plangebied al een bedrijfsfunctie toegewezen gekregen. Het vigerende bestemmingsplan<br />

voorziet ook reeds in de bedrijfsbestemming. Ten opzichte van de in de Provinciale Verordening<br />

aangewezen bedrijfsgronden is geen sprake van een uitbreiding van het bedrijventerrein.<br />

Verantwoording van de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen of een onderbouwing waarom<br />

deze behoefte niet kan worden ondervangen door herstructurering of intensivering van<br />

bestaande terreinen is dan ook in het kader van de toetsing aan de Provinciale Verordening niet<br />

aan de orde. Deze afwegingen hebben reeds plaatsgevonden en zijn vertaald in de vigerende<br />

bestemmingsplanregelingen.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


32<br />

Kantoren<br />

Met betrekking tot kantoren wordt in artikel 7 van de verordening bepaald dat in<br />

bestemmingsplannen geen nieuwe kantoorlocaties worden mogelijk gemaakt. Een uitzondering<br />

betreft het mogelijk maken van:<br />

kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m 2<br />

per vestiging;<br />

kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen;<br />

bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50%<br />

van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m 2 ;<br />

functiegebonden kantoren, zoals (lucht)havengebonden kantoren en veilinggebonden<br />

kantoren;<br />

uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met hoogste 10% van het bestaande bruto<br />

vloeroppervlak.<br />

Het bestemmingsplan maakt één nieuw kantoor mogelijk. Het gaat om een kleinschalig kantoor<br />

met een bruto oppervlak van circa 600 m 2 . Daarmee is het bestemmingsplan in lijn met het<br />

provinciale beleid. Het bedrijventerrein Antoniapolder is primair gericht op het bieden van ruimte<br />

aan bedrijfsmatige werkzaamheden en enkele percelen, waarvoor een aanduiding “kantoor” is<br />

opgenomen. Op deze locaties was een kantoor op grond van vigerende rechten reeds mogelijk<br />

of is sprake van een bestaande situatie. Het bestemmingsplan is daarom niet strijdig met Artikel<br />

7 van de verordening.<br />

Detailhandel<br />

Met betrekking tot detailhandel wordt in artikel 9 van de verordening bepaald dat<br />

bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in<br />

de centra geen nieuwe detailhandel mogelijk maken.<br />

Voor voorliggend plangebied relevante uitzonderingen betreft perifere detailhandel in:<br />

o detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;<br />

o detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans,<br />

keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove<br />

bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;<br />

o tuincentra;<br />

o bouwmarkten.<br />

Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat:<br />

o het een individueel bedrijf betreft;<br />

o geen nieuwe perifere detailhandelsconcentratie ontstaat en<br />

o voor zover vestiging plaatsvindt op een bedrijventerrein het aandeel van bedrijven<br />

in perifere detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van het totale oppervlak van<br />

het bedrijventerrein.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


33<br />

Hierbij gelden tevens regels voor het nevenassortiment:<br />

o het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;<br />

o het nevenassortimentsdeel neemt niet meer ruimte in beslag dan 20% van het<br />

netto verkoopvloeroppervlak;<br />

o uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting<br />

van de detailhandelsstructuur én advies is nodig van het Regionaal Economisch<br />

Overleg (REO).<br />

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en legt bestaande rechten vast. In het<br />

plangebied worden geen mogelijkheden geboden om nieuwe perifere detailhandel juridischplanologisch<br />

te verankeren. Perifere detailhandel (met uitzondering van auto’s, boten,<br />

caravans) is alleen mogelijk op gronden met een aanduiding “detailhandel volumineus”.<br />

Bedrijfswoningen<br />

In de provinciale verordening ruimte is opgenomen dat nieuwe bedrijfswoningen op<br />

bedrijventerreinen niet zijn toegestaan, behalve op delen waar maximaal categorie 2 is<br />

toegestaan. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk.<br />

Primaire waterkering<br />

Tevens is de dijk parallel aan de Noordeinde en Nieuwe Bosweg in de verordening<br />

aangewezen als primaire waterkering. Hiervoor geldt dat deze als zodanig moeten worden<br />

bestemd en in de bestemming regels moeten worden opgenomen voor een onbelemmerde<br />

werking, instandhouding en onderhoud van die keringen. In dit bestemmingsplan is voor de dijk<br />

een dubbelbestemming opgenomen, die de dijk het gewenste beschermingsniveau biedt.<br />

Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 - 2020<br />

In het Provinciaal Verkeer- en Vervoer Plan (PVVP) van 21 januari 2004 beschrijft de provincie<br />

Zuid-Holland hoe zij de komende jaren haar beleid op het terrein van verkeer en vervoer vorm<br />

wil gaan geven. Daarbij komen onderwerpen aan de orde als bereikbaarheid, leefbaarheid en<br />

verkeersveiligheid.<br />

De provincie Zuid-Holland kiest voor een beleid van beheerste groei van de mobiliteit. Daarbij<br />

moeten tegelijkertijd de individuele wensen en eisen die reizigers en het bedrijfsleven aan de<br />

kwaliteit van hun mobiliteit stellen niet uit het oog worden verloren. Om de bereikbaarheid en de<br />

kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden is ten eerste een kwaliteitssprong van het<br />

openbaar vervoer op alle niveaus vereist.<br />

Vervolgens dient een vermindering van congestie en een verbetering van de bereikbaarheid<br />

plaats te vinden. Om die reden worden kwaliteitseisen gesteld aan de trajectsnelheden van de<br />

verschillende typen wegverbindingen.<br />

Tot slot wordt gestreefd naar een toename van het fietsgebruik. Daartoe zal een volwaardig<br />

fijnmazig netwerk van zowel verkeersveilige, sociaal veilige, als comfortabele verbindingen<br />

moeten worden gerealiseerd.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


34<br />

De groei van de mobiliteit mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van de leefomgeving. Eén<br />

van de ambities van de provincie is dan ook het duurzaam verbeteren van de<br />

omgevingskwaliteit in Zuid-Holland door het oplossen van de belangrijkste knelpunten in de<br />

omgevingskwaliteit (te hoge uitstoot van vervuilende stoffen, geluidsoverlast en ruimtelijke<br />

versnippering) en het voorkomen van nieuwe knelpunten.<br />

De Drechtse Poort - Bedrijventerreinenstrategie Drechtsteden<br />

De Drechtsteden kiezen voor één gezamenlijke strategie die richting geeft aan de ontwikkeling<br />

van bedrijventerreinen in Alblasserdam, Binnenmaas, Dordrecht, Sliedrecht, Papendrecht,<br />

<strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht en Zwijndrecht. De strategie beslaat de periode tot 2020, met een doorkijk<br />

naar 2030. Binnen deze periode dient een omvangrijke opgave gerealiseerd te worden.<br />

Uitgangspunten in de strategie zijn:<br />

- De milieuproblematiek oppakken met een clusterzonering als basis;<br />

- De kwaliteit van terreinen op peil houden door minimaal 250 hectare terrein te<br />

herstructureren;<br />

- Aan de rand van de regio ruimte bieden door minimaal 100 hectare nieuw terrein aan te<br />

leggen voor groei in nieuwe en bestaande sectoren, veelal licht van aard;<br />

- De grootschalige bestaande industrieën in het hart van de regio beschermen;<br />

- De omvang van onttrekkingen beperken tot maximaal 45 hectare;<br />

- Bedrijventerreinen beter aansluiten op hun stedelijke omgeving;<br />

- De bereikbaarheid van terreinen optimaliseren.<br />

Voor de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht geldt dat er kansen zijn voor een gedeeltelijke<br />

herstructurering van bedrijventerrein Antoniapolder. Het uitgangspunt is dat scheepswerven en<br />

andere bedrijven die met hun activiteiten gericht zijn op het water, meer ruimte krijgen. Dit kan<br />

bereikt worden door middel van bedrijfsverplaatsing.<br />

3.3 Gemeentelijke beleid<br />

Gemeentelijke structuurvisie “Waar de Waal stroomt”<br />

Deze structuurvisie van de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht gaat in op de gewenste<br />

ontwikkelingen op het gebied van wonen, zorg, welzijn, onderwijs, winkelvoorzieningen en de<br />

ruimtelijke inpassing van al deze ambities. Het gaat dan onder andere over het behoud van<br />

historische en karakteristiek waardevolle elementen. Over de versterking van de waterstructuur<br />

en de rol van de Waal en de Noord daarin.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


35<br />

Afbeelding 7: Uitsnede Structuurvisie “Waar de Waal stroomt”<br />

In de structuurvisie is een projectenkaart opgenomen. Het bedrijventerrein Antoniapolder is op<br />

deze projectenkaart opgenomen als project 5. De belangrijkste aandachtspunten die<br />

geformuleerd zijn in de structuurvisie luiden:<br />

- De bereikbaarheid en begaanbaarheid dient te worden verbeterd, waarbij het beeld<br />

ontstaat dat het terrein daadwerkelijk onderdeel uitmaakt van de dorpskern;<br />

- Op termijn dienen andere functies ook een plek te kunnen krijgen in het gebied, te<br />

denken valt aan leisure-functies en horeca;<br />

- De begaanbaarheid van met name de oever dient te worden geoptimaliseerd, zonder dat<br />

dit te koste gaat van de watergebonden bedrijvigheid, die hier het primaat heeft;<br />

- Maritiem georiënteerde scholing en opleiding is een kans die in de toekomst<br />

op het terrein kan worden vormgegeven.<br />

De langgerektheid van het terrein is kenmerkend voor de Antoniapolder. De doorgaande wegen<br />

zoals de Nijverheidsweg en Noordeinde lopen parallel aan de Veersedijk waardoor het terrein<br />

efficiënt wordt gebruikt maar de relatie met de Noord beperkt is. Door dwarsverbindingen van<br />

water te creëren kan deze relatie worden verbeterd, kan de Noordoever gedeeltelijk<br />

begaanbaar zijn en ontstaat tegelijkertijd meer ruimte voor watergebonden bedrijven. Eventueel<br />

kan de waterbus dichter bij de Veersedijk een aanlegplaats krijgen, bijvoorbeeld in het<br />

verlengde van de Antoniuslaan.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


36<br />

De Veersedijk is een karakteristiek element met kleinschalige bebouwing en een kronkelig<br />

verloop. Grootschalige bedrijvigheid is niet passend aan de Veersedijk. De bestaande<br />

bedrijvigheid zou op termijn kunnen verkleuren naar functies die beter aansluiten op het oude<br />

centrum, in combinatie met het nog meer verkeersluw maken van de dijk.<br />

Afbeelding 8: Uitsnede Structuurvisie “Waar de Waal stroomt” (indicatieve voorstelling)<br />

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (2009)<br />

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) geeft de gemeente haar visie op<br />

verkeer en vervoer in Ambacht voor de periode tot 2020. Toekomstige ontwikkelingen en<br />

grootschalige projecten hebben invloed op de verkeersstromen en het gebruik van wegen. In<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


37<br />

het GVVP is hiermee rekening gehouden, zodat de bereikbaarheid, leefbaarheid en<br />

verkeersveiligheid ook in de toekomst kan worden gegarandeerd.<br />

Het wensbeeld voor werkgebieden is het waarborgen van de bereikbaarheid en de vitaliteit van<br />

economische functies, waarbij het parkeren in beginsel plaatsvindt op eigen terrein van de<br />

kantoren en bedrijven.<br />

3.4 Doorwerking plangebied<br />

Het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Antoniapolder +” is een hoofdzakelijk conserverend plan<br />

en bestemt de huidige situatie positief. Er wordt één nieuwe ontwikkeling rechtstreeks juridischplanologisch<br />

mogelijk gemaakt.<br />

De acties en maatregelen uit de structuurvisie “Waar de Waal stroomt” zijn zo goed mogelijk<br />

meegenomen in het onderhavige bestemmingsplan. De bereikbaarheid en begaanbaarheid is<br />

door middel van aangepaste infrastructuur (wegen en fietspad) reeds verbeterd, maar in dit<br />

bestemmingsplan wordt daarnaast geanticipeerd op een doortrekking van de Antoniuslaan. Het<br />

bestemmingsplan biedt daarnaast beperkt ruimte aan horecafuncties in de categorie 1 en 2 van<br />

de Lijst van Horecaactiviteiten (bijlage 2 van de regels).<br />

Het uitwerkingsplan “Genie- en Citadelterrein” biedt voldoende mogelijkheden om de<br />

begaanbaarheid en belevingswaarde van de oevers aan de Noord te vergroten. Dit<br />

uitwerkingsplan is vertaald in dit bestemmingsplan. Daarbij is een regeling in het<br />

bestemmingsplan opgenomen om de watergebonden bedrijvigheid voldoende ruimte te geven<br />

aan de oevers.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


38<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


39<br />

4 Randvoorwaarden<br />

Het vaststellen van een bestemmingsplan is mogelijk indien aangetoond wordt dat het plan<br />

haalbaar is. In het onderstaande wordt beschreven welk effect het juridisch-planologisch<br />

mogelijk maken van het bestemmingsplan heeft op het gebied van ruimtelijke ordening en<br />

milieu. Daarbij wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het kantoor aan de<br />

Crezéepolder 3 die rechtstreeks wordt mogelijk gemaakt.<br />

4.1 Ecologie<br />

4.1.1 Soortenbescherming<br />

De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels,<br />

reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen huismuis, bruine en zwarte rat niet<br />

beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en<br />

planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd.<br />

De Ffw gaat uit van het ‘nee, tenzij’-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer<br />

stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en<br />

hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook<br />

individuen van soorten.<br />

Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en / of zijn<br />

leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een aantal<br />

soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn.<br />

Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die<br />

werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij<br />

de vaststelling van een bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing<br />

kan worden verkregen.<br />

De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën.<br />

Meer algemene soorten (tabel 1 Ffw): voor deze soorten is een algemene<br />

vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.<br />

Andere, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffw), met uitzondering van<br />

beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk indien geen afbreuk wordt<br />

gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter geen ontheffing<br />

nodig indien gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of<br />

ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn door het<br />

verantwoordelijke ministerie.<br />

Strikt beschermde soorten (tabel 3 Ffw): voor deze soorten dient in geval van ruimtelijke<br />

inrichting of ontwikkeling altijd ontheffing te worden aangevraagd van de Ffw. Ontheffing<br />

wordt alleen verleend indien er geen alternatief is en geen afbreuk wordt gedaan aan de<br />

gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten in tabel 3 die ook op Bijlage<br />

IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen, wordt ontheffing echter alleen nog maar verleend<br />

indien er daarnaast een dwingende reden van groot openbaar belang is; dit is het gevolg<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


40<br />

<br />

van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) in<br />

augustus 2009 2 .<br />

Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese Vogelrichtlijn (VR).<br />

Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn<br />

volgens rechtspraak van de ABRS geen reden om ontheffing te verlenen 3 . Ontheffing is<br />

uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de VR zijn genoemd.<br />

Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de<br />

wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige<br />

vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het<br />

essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn.<br />

Indien soorten van tabel 2 en/of 3 en/of vogels voorkomen, geldt dat een ontheffingsaanvraag<br />

niet aan de orde is indien mitigerende maatregelen (voorafgaand aan de ruimtelijke<br />

ontwikkeling) getroffen kunnen worden die het behoud van de functionaliteit van de<br />

voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van de soorten garanderen. Ontheffing is<br />

dan niet nodig, omdat er geen sprake is van overtreding van de Ffw. Er kan worden volstaan<br />

met het werken volgens een ecologisch werkprotocol, dat moet worden opgesteld door een<br />

deskundige; ook bij het overzetten van dieren moet een deskundige worden betrokken.<br />

Eventueel kan overigens wel ontheffing worden aangevraagd (die dan wordt afgewezen) om de<br />

mitigerende maatregelen te laten goedkeuren.<br />

Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht.<br />

Dit houdt in dat ‘voldoende zorg’ in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en<br />

hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden<br />

dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op<br />

bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.<br />

4.1.2 Gebiedsbescherming<br />

Het voormalig ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) heeft in 1990 de Ecologische<br />

Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden.<br />

Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om<br />

daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan.<br />

Bescherming van (natuur)gebieden heeft daarnaast ook plaats middels de<br />

Natuurbeschermingswet 1998. Daaronder vallen de volgende typen gebieden:<br />

Natura2000-gebieden (VR- en HR-gebieden);<br />

Beschermde Natuurmonumenten;<br />

Wetlands.<br />

Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen.<br />

Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een<br />

vergunningplicht.<br />

2 Zie ABRS 21 januari 2009, zaak nr. 200802863/1<br />

3 Zie ABRS 13 mei 2009, zaak nr. 200802624/1<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


41<br />

4.1.3 Onderzoek<br />

Soortenbescherming<br />

De Toets Ffw start met een globaal onderzoek (quickscan), waarin gekeken wordt of er een<br />

reële kans is op het al dan niet voorkomen van beschermde soorten in of net buiten het<br />

plangebied. Indien blijkt dat die kans aanwezig is, zal een uitgebreid veldonderzoek moeten<br />

plaatshebben op het moment dat er kans is op (negatieve) effecten op de mogelijk aanwezige<br />

beschermde soorten als gevolg van werkzaamheden die voortvloeien uit het plan. Als daarbij<br />

wordt aangetoond dat inderdaad beschermde soorten aanwezig zijn, zal een effectenstudie<br />

moeten worden gedaan. Indien daaruit blijkt dat er handelingen gaan plaatshebben die nadelige<br />

gevolgen hebben voor de aanwezige beschermde soorten, is mogelijk een aanvraag /<br />

ontheffing ex artikel 75 van de Ffw aan de orde. Daarbij moet in beeld worden gebracht hoe de<br />

voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke gevolgen niet of in<br />

mindere mate zullen optreden.<br />

Ten behoeve van de quick scan naar het voorkomen van beschermde soorten is een<br />

bureauonderzoek uitgevoerd. Aan de hand van verspreidingsgegevens (internet,<br />

inventarisatieatlassen) en habitateisen van beschermde flora en fauna, in combinatie met<br />

terreinkenmerken en de ligging van het plangebied in zijn omgeving, is een inschatting (expert<br />

judgement) gemaakt van het voorkomen van beschermde soorten.<br />

Grondgebonden zoogdieren<br />

In het plangebied komen waarschijnlijk algemene beschermde soorten grondgebonden<br />

zoogdieren voor (tabel 1 Ffw), zoals mol, egel, haas, kleine marterachtigen en (spits)muizen.<br />

Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de Ffw bij ruimtelijke ontwikkeling. Juridisch<br />

zwaarder beschermde soorten grondgebonden zoogdieren worden niet in het plangebied<br />

verwacht.<br />

Vleermuizen<br />

In het plangebied komen vleermuizen voor. Alle Nederlandse vleermuizen zijn strikt beschermd<br />

middels tabel 3 van de Ffw en Bijlage IV van de HR. In het plangebied zijn mogelijk<br />

jachtgebieden aanwezig van gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger en<br />

daarnaast mogelijk ook van andere soorten. Naast jachtgebieden zijn in het plangebied mogelijk<br />

vliegroutes en/of vaste verblijfplaatsen aanwezig. Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn<br />

strikt beschermd en kunnen worden aangetroffen in spleten van bebouwing en op zolders<br />

(bijvoorbeeld gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger) en in (oude) bomen<br />

met spleten en holten (bijvoorbeeld ruige dwergvleermuis); in het plangebied zijn echter<br />

nauwelijks oude bomen aanwezig, dus de kans op vaste verblijfplaatsen in bomen is klein.<br />

Indien bebouwing wordt verbouwd of gesloopt en/of bomen met holten/spleten worden gekapt,<br />

dient door een deskundige (vooraf) in het veld onderzocht te worden of vaste verblijfplaatsen<br />

van vleermuizen aanwezig zijn; dit geldt ook voor het kantoor van Plaisier. Hierbij dient het<br />

zogenaamde “vleermuisprotocol” in acht te worden genomen. Foerageergebied is ook<br />

beschermd als het van significant belang is. Het geldt als significant belangrijk indien bij<br />

aantasting de functionaliteit van een verblijfplaats (in de omgeving) in het geding komt. Ten<br />

slotte kunnen in het plangebied vliegroutes aanwezig zijn langs lijnvormige opgaande<br />

structuren, zoals de boomstructuren langs Noordeinde, De Schenkel en delen van de<br />

Veersedijk. Gezien het hoofdzakelijk conserverende karakter van het bestemmingsplan worden<br />

er echter geen vliegroutes of foerageergebieden aangetast. De locatie waar het kantoor wordt<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


42<br />

gerealiseerd, is hooguit van marginaal belang als jachtgebied en de beoogde ontwikkeling doet<br />

hier niet of nauwelijks afbreuk aan. Desondanks wordt aanbevolen de bestaande opgaande<br />

beplanting zoveel mogelijk te handhaven.<br />

Vogels<br />

In het plangebied broeden waarschijnlijk verschillende soorten vogels. Alle vogels zijn strikt<br />

beschermd door de Ffw. De huidige interpretatie van de Ffw verplicht rekening te houden met<br />

het broedseizoen van vogels. Dit betekent dat niet met verstorende werkzaamheden begonnen<br />

mag worden in het broedseizoen, tenzij op dat moment door een deskundige is vastgesteld dat<br />

ter plaatse geen broedvogels aanwezig zijn. Het broedseizoen is soortspecifiek, maar loopt<br />

ongeveer van half maart tot half juli. Ontheffing wordt niet verleend. Buiten het broedseizoen<br />

zijn er geen verplichtingen vanuit de Ffw, tenzij jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen<br />

aanwezig zijn. Enkele vogelsoorten (bijvoorbeeld sommige roofvogel- en uilennesten,<br />

roekenkolonies, ooievaar-, huismus- en gierzwaluwnesten) hebben namelijk vaste rust- en<br />

verblijfplaatsen die het hele jaar door beschermd zijn. Mogelijk zijn vaste verblijfplaatsen van<br />

huismus en/of gierzwaluw aanwezig in bebouwing in het plangebied. Indien bebouwing wordt<br />

verbouwd of gesloopt, dient daarom door een deskundige (vooraf) in het veld onderzocht te<br />

worden of deze aanwezig zijn (in de periode mei-juni). Dit geldt ook wanneer op de locatie van<br />

het kantoor bebouwing verbouwd of gesloopt wordt.<br />

Net buiten het plangebied, in de wilgen ten zuidoosten van de insteekhaven langs de<br />

zuidoostrand van het Citadelterrein is een roestplaats van ransuilen aanwezig (bron:<br />

www.waarneming.nl). Deze roestplaats is geen nestplaats voor de ransuilen, maar een<br />

slaapplaats waar de uilen jaarlijks in ongeveer de periode juli t/m maart aanwezig zijn. Het gaat<br />

hier doorgaans over een klein groepje ransuilen, waarschijnlijk het broedpaar met uitgevlogen<br />

jongen dat verder zuidelijk van de roestplaats in een conifeer in een particuliere tuin langs de<br />

Rietbaan broedt (bron: schrift. med. Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Dordrecht).<br />

Roestplaatsen van ransuilen worden niet zonder meer aangemerkt als vaste rust- en<br />

verblijfplaatsen als bedoeld in artikel 11 van de Ffw. Van een vaste rust- of verblijfplaats als<br />

bedoeld in artikel 11 van de Ffw is sprake wanneer dieren daar met enige frequentie gebruik<br />

van maken of er zich regelmatig ophouden om in een essentiële levensfunctie te voorzien. Dat<br />

betekent dat een soort voor zijn duurzame voortbestaan in belangrijke mate afhankelijk moet<br />

zijn van een dergelijke locatie. Daarbij geldt dat het verwijderen van rustplaatsen alleen<br />

ontheffingsplichtig is, indien deze van groot belang zijn voor de functionaliteit van vaste<br />

verblijfplaatsen van de betreffende soort, doordat er onvoldoende alternatieven voorhanden<br />

zijn. In dergelijke gevallen zijn dus niet de rustlocaties zelf beschermd; van belang is of effecten<br />

optreden ten aanzien van de vaste verblijfplaats. De ransuilen van de roestplaats bij het<br />

plangebied (en ook het broedpaar om te roesten en om te broeden (bron: schrift. med. Natuur-<br />

Wetenschappelijk Centrum, Dordrecht). Een ontheffing is dan ook niet nodig. Desalniettemin<br />

wordt geadviseerd:<br />

de bouwwerkzaamheden op het Citadelterrein uit te voeren in de periode dat de ransuilen<br />

niet op de roestplaats aanwezig zijn (april t/m juni); de dieren hebben fysiek dan geen last<br />

van de werkzaamheden;<br />

de uitvliegzones vrij te laten van bebouwing (dit kan eenvoudig gezien de aanwezigheid van<br />

de insteekhaven tussen de roestplaats en het Citadelterrein).<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


43<br />

Amfibieën<br />

Alle inheemse amfibieën zijn beschermd middels de Ffw. In het plangebied komen mogelijk<br />

enkele algemeen voorkomende amfibiesoorten voor, zoals gewone pad, bruine kikker,<br />

middelste groene kikker (bastaardkikker) en/of kleine watersalamander (tabel 1 Ffw). Voor deze<br />

soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Het voorkomen van juridisch zwaar<br />

beschermde soorten (tabellen 2 en 3 Ffw / Bijlage IV HR) wordt op basis van terreinkenmerken<br />

en/of verspreidingsgegevens niet verwacht. Er zijn derhalve vanuit de Ffw geen verplichtingen<br />

aangaande amfibieën.<br />

Reptielen<br />

Op basis van verspreidingsgegevens kan het voorkomen van reptielen in het plangebied<br />

worden uitgesloten. Er zijn derhalve geen verplichtingen aangaande reptielen.<br />

Vissen<br />

De kans is aanwezig dat in de rivier de Noord en in de nevengeul de Rietbaan ter plaatse van<br />

het plangebied enkele beschermde vissoorten voorkomen, zoals rivierdonderpad (tabel 2 Ffw)<br />

en/of rivierprik (tabel 3 Ffw). Gezien het hoofdzakelijk conserverende karakter van dit plan (de<br />

Noord en de Rietbaan worden niet aangetast), zijn er geen verplichtingen voor deze soorten. In<br />

binnendijkse watergangen, waaronder die op de kantoorlocatie van Plaisier, kunnen kleine<br />

modderkruiper (tabel 2 Ffw) en/of bittervoorn (tabel 3 Ffw) voorkomen. Indien deze<br />

oppervlaktewateren gedempt en/of vergraven moeten worden, dient voorafgaand aan de<br />

werkzaamheden door een deskundige te worden onderzocht of ter plaatse beschermde vissen<br />

aanwezig zijn.<br />

Ongewervelden<br />

Er zijn slechts enkele soorten ongewervelden juridisch zwaar beschermd (tabellen 2 en 3 Ffw /<br />

Bijlage IV HR). De meeste van deze soorten zijn zeer zeldzaam en gebonden aan zeldzame<br />

biotopen en worden daarom niet in het plangebied verwacht. Op het Citadelterrein zijn in 2011<br />

wel twee exemplaren van de rivierrombout waargenomen (bron: www.waarneming.nl). Het<br />

betreft echter een eenmalige waarneming, terwijl de imago’s van deze rivierbegeleidende<br />

libellensoort zeer mobiel zijn en zeer grote afstanden af kunnen leggen. Het plangebied is niet<br />

of nauwelijks geschikt als voortplantingsgebied voor deze soort, omdat het overgrote deel van<br />

het plangebied een harde beschoeiing heeft en geen geleidelijke overgang naar het water van<br />

de rivier (met zandstandjes). Als jachtgebied is het plangebied naar verwachting hooguit van<br />

marginaal belang voor deze soort en er zijn voldoende alternatieven aanwezig in de (wijde)<br />

omgeving. Verplichtingen zijn derhalve niet aan de orde. Daarnaast zou de platte schijfhoren<br />

(een waterslakje; tabel 3 Ffw / Bijlage IV HR) voor kunnen komen in de binnendijkse<br />

watergangen, waaronder die op de kantoorlocatie van Plaisier. Indien werkzaamheden<br />

plaatshebben aan binnendijkse oppervlaktewateren in het plangebied dient voorafgaand aan de<br />

werkzaamheden door een deskundige te worden onderzocht of platte schijfhoren aanwezig is.<br />

Vaatplanten<br />

In het plangebied komen algemeen voorkomende beschermde soorten vaatplanten voor (tabel<br />

1 Ffw), waaronder in ieder geval brede wespenorchis (op het Genieterrein; bron: Natuur-<br />

Wetenschappelijk Centrum, 2010). Voor deze soort(en) geldt echter een vrijstelling bij<br />

ruimtelijke ontwikkeling. Op het Citadelterrein komt de juridisch zwaarder beschermde wilde<br />

marjolein voor (tabel 2 Ffw) en mogelijk komen ook andere beschermde soorten (tabellen 1 en<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


44<br />

2 Ffw) voor. Wilde marjolein is in 2011 aangetroffen langs de zuidrand van het terrein, nabij de<br />

insteekhaven (bron: www.waarneming.nl), maar komt mogelijk op meer plekken voor. Voor<br />

deze soort en voor eventueel andere aanwezige soorten van tabel 2 van de Ffw geldt dat<br />

ontheffing voor werkzaamheden alleen verleend wordt indien geen afbreuk wordt gedaan aan<br />

de gunstige staat van instandhouding van de soort. Op het Citadelterrein wordt een<br />

bedrijventerrein ontwikkeld; ten behoeve van deze ontwikkeling is reeds het Uitwerkingsplan<br />

“Genie en Citadelterrein” opgesteld. Voorliggend bestemmingsplan neemt dit uitwerkingsplan<br />

over; er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt). De Ffw geldt echter altijd, maar<br />

indien gewerkt wordt volgens een door het verantwoordelijke ministerie goedgekeurde<br />

gedragscode, is geen ontheffing nodig voor werkzaamheden op dit terrein. Wel zal eerst (in de<br />

zomer en voorafgaand aan de werkzaamheden) nader in het veld onderzocht moeten worden<br />

waar precies zich exemplaren van wilde marjolein en van eventuele andere aanwezige<br />

plantensoorten van tabel 2 op het terrein bevinden.<br />

Gebiedsbescherming<br />

De rivier de Noord (inclusief de nevengeul de Rietbaan) - aan de oostkant van het plangebied -<br />

is onderdeel van de EHS. De “Verordening Ruimte” (Provincie Zuid-Holland, juli 2010) geeft aan<br />

dat het plan de wezenlijke kenmerken en waarden van het EHS-gebied niet significant mag<br />

aantasten. Gezien het hoofdzakelijk conserverende karakter van het bestemmingsplan is hier<br />

echter geen sprake van. De ontwikkeling van het kantoor valt buiten de EHS.<br />

Het plangebied is geen onderdeel van een gebied dat onder de Natuurbeschermingswet 1998<br />

valt. Ook in de directe omgeving zijn dergelijke gebieden niet aanwezig.<br />

4.1.4 Conclusie<br />

Soortenbescherming<br />

In het plangebied komt waarschijnlijk een aantal door de Ffw beschermde soorten voor. Het<br />

betreft waarschijnlijk vooral algemene beschermde soorten (tabel 1 Ffw). Voor deze soorten<br />

geldt echter een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Wel is de zorgplicht van toepassing op<br />

deze (en alle andere in het wild levende) planten- en diersoorten.<br />

Daarnaast komen in het plangebied enkele juridisch zwaarder beschermde soorten voor<br />

(tabellen 2 en 3 Ffw / Bijlage IV HR). Voor het overgrote deel van het plangebied heeft<br />

voorliggend plan een conserverend karakter en zijn er vooralsnog geen verplichtingen vanuit de<br />

Ffw, omdat daar nu geen ontwikkelingen zijn voorzien die tot een overtreding van de Ffw<br />

zouden kunnen leiden. Per soort(groep) is aangegeven waarmee rekening dient te worden<br />

gehouden indien zich in de toekomst alsnog ontwikkelingen voordoen (binnen de kaders van dit<br />

bestemmingsplan).<br />

Op het Citadelterrein, waar wel op korte termijn werkzaamheden zijn gepland (die mogelijk<br />

worden gemaakt door het Uitwerkingsplan “Genie en Citadelterrein”), dient rekening te worden<br />

gehouden met beschermde vaatplanten van tabel 2 Ffw, waaronder in ieder geval wilde<br />

marjolein. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient door een deskundige (in de<br />

zomerperiode) te worden geïnventariseerd waar deze planten zich precies bevinden.<br />

Vervolgens dienen de werkzaamheden te worden uitgevoerd volgens een door het<br />

verantwoordelijk ministerie goedgekeurde gedragscode of er dient ontheffing te worden<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


45<br />

aangevraagd. Daarnaast wordt aanbevolen rekening te houden met een net ten zuiden (en<br />

buiten het plangebied) gelegen roestplaats van ransuilen door:<br />

de bouwwerkzaamheden op het Citadelterrein uit te voeren in de periode dat de ransuilen<br />

niet op de roestplaats aanwezig zijn (april t/m juni);<br />

de uitvliegzones vrij te laten van bebouwing (door het handhaven van de insteekhaven aan<br />

de zuidrand van het Citadelterrein).<br />

In het kader van de beoogde ontwikkeling op het terrein van Plaisier dient specifiek met de<br />

volgende aspecten rekening te worden gehouden:<br />

bij alle werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met broedvogels in, op of nabij<br />

het plangebied. Voor alle inheemse vogelsoorten (dus ook die soorten die geen jaarrond<br />

beschermde vaste verblijfplaatsen hebben) geldt dat ze zijn beschermd door de Ffw en dat<br />

rekening dient te worden gehouden met het broedseizoen. Er mag derhalve niet met<br />

verstorende werkzaamheden worden begonnen in het broedseizoen, dat ongeveer van half<br />

maart tot half juli loopt (soortspecifiek), tenzij door een deskundige is vastgesteld dat op dat<br />

moment ter plaatse van de werkzaamheden geen vogels broeden;<br />

indien bebouwing wordt gesloopt of verbouwd, dient tevens vooraf in het veld onderzocht te<br />

worden of vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn van huismus en gierzwaluw. Dergelijk<br />

onderzoek dient te worden uitgevoerd in de periode half mei tot en met eind juni, eveneens<br />

door een deskundige;<br />

indien bebouwing wordt gesloopt of verbouwd, dient vooraf een veldonderzoek plaats te<br />

hebben naar de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Dit onderzoek<br />

dient te bestaan uit ongeveer vijf nachtelijke terreinbezoeken in de periode mei/juni tot en<br />

met eind augustus/september - conform het zogenaamde vleermuisprotocol - tenzij in het<br />

veld van tevoren kan worden uitgesloten dat in de bebouwing vaste verblijfplaatsen van<br />

vleermuizen aanwezig zijn. Een dergelijk onderzoek dient ook plaats te hebben indien<br />

bomen met spleten/holtes worden gekapt. Ook dit onderzoek dient te worden uitgevoerd<br />

door een deskundige;<br />

indien water wordt gedempt of vergraven, dient vooraf door een deskundige nader<br />

onderzoek in het veld te worden verricht naar de aanwezigheid van kleine modderkruiper,<br />

bittervoorn en/of platte schijfhoren.<br />

Gebiedsbescherming<br />

Hoewel een deel van het plangebied (de rivier de Noord, inclusief de nevengeul de Rietbaan)<br />

onderdeel uitmaakt van de EHS, is - gezien het hoofdzakelijk conserverende karakter van dit<br />

plan - geen sprake van (significante) aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van<br />

het EHS-gebied. De ontwikkeling van het kantoor valt buiten de EHS.<br />

Omdat het plangebied geen onderdeel is van een gebied dat onder de Natuurbeschermingswet<br />

1998 valt en ook in de directe omgeving dergelijke gebieden niet aanwezig zijn, is een<br />

Habitattoets niet aan de orde.<br />

4.2 Water<br />

Rijksbeleid<br />

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is<br />

opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door<br />

de ministerraad vastgesteld.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


46<br />

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft<br />

naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende<br />

decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening.<br />

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke<br />

ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange<br />

termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer<br />

bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van<br />

bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de<br />

ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een<br />

gebied.<br />

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke<br />

aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan vervangt daarmee op<br />

onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte. Specifiek gaat het over de gebieden die deel<br />

uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren.<br />

Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten<br />

is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld.<br />

In de Waterwet (2009) zijn acht oude waterwetten samengebracht. De Waterwet regelt het<br />

beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de<br />

samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige<br />

bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet<br />

dient als paraplu om de KRW te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van<br />

toekomstige Europese richtlijnen.<br />

De waterschappen hebben een nieuwe bevoegdheid gekregen voor het verlenen van<br />

vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van<br />

onttrekkingen voor drinkwater, koude- en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van<br />

meer dan 150.000 m 3 /jaar. Gemeenten hebben verdergaande taken en bevoegdheden<br />

gekregen in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en<br />

voor hemelwater en grondwater.<br />

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in<br />

de 21 e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau<br />

bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven<br />

aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.<br />

In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces<br />

van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in<br />

ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de<br />

waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat<br />

om waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de<br />

watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het<br />

uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden<br />

voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 (Bro<br />

1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht<br />

voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.<br />

In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen,<br />

vooral op het gebied van wateroverlast en watertekort.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


47<br />

Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De<br />

KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van<br />

oppervlaktewater en grondwater.<br />

In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21 e eeuw advies uitgebracht over het<br />

toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van<br />

ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatshebben; berging moet binnen het<br />

stroomgebied plaatshebben. Dit betekent onder andere het aanwijzen en instandhouden van<br />

waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten<br />

verminderd.<br />

Beleid Provincie Zuid-Holland<br />

Het grondwaterbeleid van de provincie voor de komende jaren staat in het Grondwaterplan<br />

Zuid-Holland 2007 - 2013. Hierin zijn ook de kaders beschreven die de provincie gebruikt bij het<br />

verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen. In de Verordening Waterbeheer zijn<br />

aanvullende regels opgenomen waar de provincie rekening mee houdt bij het verlenen, wijzigen<br />

of intrekken van een onttrekkingsvergunning. In het Grondwaterplan heeft de provincie zes<br />

speerpunten geformuleerd voor het grondwaterbeleid in de komende periode. Deze<br />

speerpunten komen voort uit de eerder genoemde actuele ontwikkelingen en veranderingen in<br />

wet- en regelgeving. De speerpunten zijn:<br />

a. verzilting en grondwaterkwantiteit;<br />

b. grondwaterkwaliteit;<br />

c. bodemdaling;<br />

d. concurrentie om de schaarse ruimte;<br />

e. verandering van positie en taken van de provincie;<br />

f. specifieke gebieden.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


48<br />

Op 1 januari 2010 is het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 in werking getreden. Dit plan<br />

vervangt het provinciale Waterhuishoudingplan, dat was opgenomen in het Beleidsplan Groen,<br />

Water en Milieu 2006 - 2010 en in het Grondwaterplan 2007 - 2013 (zie boven). In het<br />

Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal<br />

Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen<br />

voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de<br />

periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier<br />

hoofdopgaven:<br />

a. waarborgen waterveiligheid;<br />

b. zorgen voor mooi en schoon water;<br />

c. ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;<br />

d. realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.<br />

In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in<br />

samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een<br />

integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de<br />

Zuidvleugel van de Randstad.<br />

Beleid Waterschap Hollandse Delta<br />

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2008) staat hoe het Waterschap Hollandse Delta het<br />

waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar<br />

waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit,<br />

duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land.<br />

Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de<br />

komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het Waterschap moet maken.<br />

Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De<br />

maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.<br />

Voor het afvoeren van hemelwater van verhard oppervlak groter dan 250 m² naar open water,<br />

dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Wanneer de toename aan<br />

verhard oppervlak groter is dan 250 m² is het beleid van het Waterschap om 10% van de<br />

toename te compenseren in de vorm van open water.<br />

Gemeentelijk rioleringsplan 2009-2013<br />

In het Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) wordt de huidige situatie van de riolering beschreven,<br />

zoals die ontstaan is na uitvoering van het rioleringsbeleid van de afgelopen periode. Na een<br />

evaluatie worden de doelstellingen geactualiseerd en indien nodig op basis van evaluatie<br />

bijgesteld of aangevuld. Voor zover daaraan niet wordt voldaan, wordt in het GRP aangegeven<br />

op welke wijze die doelen bereikt zullen worden. De strategie voor de komende planperiode<br />

wordt uitgewerkt in concrete maatregelen. Van deze maatregelen worden de personele en<br />

financiële consequenties in beeld gebracht. De reikwijdte van deze maatregelen is in het GRP<br />

aangegeven. Het GRP vormt daarmee de verbindende schakel tussen de gemeentelijke<br />

begroting, de maatregelen uit diverse rioolplannen en het beheer van de riolering<br />

(Rioolbeheerplan).<br />

Waterplan van H tot Z<br />

De doelstelling van het waterplan is om te komen tot een goed beheersbaar en aantrekkelijk<br />

watersysteem met helder water van voldoende kwaliteit en gevarieerde veilige oevers dat op de<br />

gewenste gebruiksfunctie is afgestemd. Deze doelstelling wordt in het waterplan<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


49<br />

geconcretiseerd en vastgelegd. Vervolgens worden doelen vertaald naar de benodigde<br />

maatregelen om deze te realiseren. Het plan geeft aan op welke termijn de maatregelen worden<br />

gerealiseerd, wie ze uitvoert en hoe ze worden afgestemd. Het genoemde hoofddoel is<br />

uitgewerkt in 4 concrete doelen:<br />

1. Bij de inrichting van de openbare ruimte is water een drager van het stadslandschap;<br />

2. Bij de inrichting van de openbare ruimte is water een ordenend principe;<br />

3. Het watersysteem moet voldoende water bevatten van voldoende kwaliteit;<br />

4. Het watersysteem mag geen overlast veroorzaken voor de omgeving.<br />

Een groot aantal watergangen voldoet niet aan de algemene waterkwaliteitseisen. Ook wordt<br />

aan een aantal specifieke doelstellingen per gebruiksfunctie niet voldaan. Bijna nergens<br />

voldoen de watergangen aan de gewenste (oever) inrichting en de gewenste hygiënische /<br />

biologische waterkwantiteit. Uitzondering hierop zijn enkele watergangen nabij de inlaat van de<br />

Waal die voldoen aan de functie-eisen van natuur- en viswater.<br />

4.2.1 Onderzoek<br />

Huidige situatie<br />

In het plangebied is bedrijvigheid aanwezig. Over het algemeen is er vrij veel verharding in het<br />

plangebied. Het plangebied is gelegen aan de Noord.<br />

Nieuwe situatie<br />

Het plan is hoofdzakelijk conserverend van karakter, omdat er één ruimtelijke ontwikkeling<br />

plaatsvindt. Dit betreft de ontwikkeling van een kantoorgebouw op het terrein van Plaisier BV.<br />

Daarom wordt hieronder volstaan met een algemene beschrijving van de verschillende<br />

‘waterthema’s’ (zoals die beschreven staan in de “Handreiking Watertoets”) in relatie tot het<br />

plangebied. Toetsing aan de waterthema’s levert de watertoets op. Voorafgaand aan<br />

toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zal steeds een aanvullende, meer<br />

specifieke toetsing aan de verschillende thema’s moeten worden uitgevoerd.<br />

De ontwikkeling van het Genie- en Citadelterrein is mogelijk op basis van het “Uitwerkingsplan<br />

Genie en Citadelterrein”.<br />

Veiligheid<br />

De dijk parallel aan de Noordeinde en Nieuwe Bosweg is in de provinciale verordening<br />

aangewezen als primaire waterkering. Hiervoor geldt dat deze als zodanig moeten worden<br />

bestemd en in de bestemming regels moeten worden opgenomen voor een onbelemmerde<br />

werking, instandhouding en onderhoud van die keringen. In dit bestemmingsplan is voor de dijk<br />

een dubbelbestemming opgenomen, die de dijk het gewenste beschermingsniveau biedt.<br />

Het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Antoniapolder +” maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen<br />

mogelijk in de beschermingszones van de waterkeringen. De waterkeringen en hun<br />

beschermingszones zijn opgenomen op de verbeelding.<br />

Watersysteem<br />

Het watersysteem van <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht is grofweg in twee delen te splitsen op basis van<br />

afvoerstromen, een gebied ten noordwesten van de Hoge Kade dat afwatert via het zuidwesten<br />

van <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht en een gebied ten zuidoosten van de Hoge Kade dat afvoert richting<br />

Zwijndrecht. Het rioolstelsel in het plangebied bestaat voor een groot gedeelte uit een verbeterd<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


50<br />

gescheiden stelsel. De leidingen zijn niet planologisch relevant en zijn daarom niet middels een<br />

dubbelbestemming weergegeven op de verbeelding. In afbeelding 9 is een weergave te zien<br />

van het afvalwatersysteem.<br />

Afbeelding 9: Schematische weergave (afval)watersysteem<br />

Riolering<br />

Het rioleringssysteem in het plangebied zal in de nabije toekomst aangepast worden. Het doel<br />

is om het DWA van de bedrijventerreinen zoveel mogelijk naar het afvalwatertransportsysteem<br />

(ATS) De Volgerlanden te brengen. Door adviesbureau Grontmij zijn diverse varianten van<br />

aansluiting uitgewerkt. Op 5 oktober 2011 heeft het waterschap Hollandse Delta besloten een<br />

watervergunning te verlenen voor de aanleg van een rioolpersleiding ter plaatse van de<br />

Jacobuslaan – Veersedijk te <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht. Daarnaast wordt de riolering in het<br />

plangebied vervangen door een riolering met een diameter van meer dan 1 meter. Omdat de<br />

toekomstige situatie en de werkelijke diameter van de leidingen onbekend is, is vooralsnog<br />

gekozen om de vigerende situatie over te nemen.<br />

Watervoorziening<br />

Het oppervlaktewater in de Waal wordt aangevoerd via een hevel uit de Noord. Het<br />

oppervlaktewater uit de Crezeepolder wordt afgevoerd via een gemaal naar de Noord. Het<br />

overtollige water in de Antoniapolder wordt voor het grootste gedeelte verpompt naar de<br />

watergang achter de Renesseborch. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater<br />

aanwezig.<br />

De ontwikkeling van het kantoorgebouw kan plaatsvinden op de bestemming “Water”. De<br />

toename aan verharding zal beperkt zijn, omdat de totale bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan<br />

600 m 2 mag bedragen. In de regeling is opgenomen dat watercompensatie verplicht is.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


51<br />

Volksgezondheid<br />

Overstorten van vuilwater dienen te worden voorkomen. Door het afkoppelen van hemelwater<br />

van de droogweerafvoer (DWA) worden vuilwateroverstorten (in de omgeving) tegengegaan. De<br />

risico’s van watergerelateerde ziekten en plagen worden hierdoor geminimaliseerd.<br />

Bodemdaling<br />

De huidige waterpeilen worden niet aangepast ten behoeve van het plan. Hierdoor zal<br />

bodemdaling niet aan de orde zijn.<br />

Grondwater<br />

De diepte van het grondwater in de Crezeepolder bedraagt in de zomer en winter van -0.70<br />

meter NAP tot -0.70 meter. De gemiddelde maaiveldhoogte varieert van +13,77 meter tot +0,02<br />

meter. Indien bij toekomstige ruimtelijke ontwikkeling ondergrondse constructies worden<br />

gebouwd, waarvan de onderkant dieper ligt dan de hoogste grondwaterstand, wordt<br />

geadviseerd waterdicht te bouwen om te voorkomen dat overlast van grondwater ontstaat. In dit<br />

gebied worden nog geen grondwatermetingen uitgevoerd.<br />

Peilgebieden<br />

Het overige, binnendijkse deel van het plangebied, is gelegen binnen het peilbesluit<br />

Zwijndrechtse Waard. Het plangebied is gelegen in het peilgebied Groote Noord (39-23). In dit<br />

peilgebied ligt het peil vast op +0.00m. Aangezien er in dit peilgebied geen oppervlaktewater<br />

aanwezig is zijn drooglegging en waterdiepte niet van belang.<br />

Waterkwaliteit<br />

Het plan heeft geen effect op de waterkwaliteit. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkeling dient het<br />

ontstaan van (nieuwe) vervuilingsbronnen zoveel mogelijk voorkomen te worden om vervuiling<br />

van grond- en oppervlaktewater te beletten. Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen<br />

voorkomt dat het hemelwater wordt vervuild. In verband hiermee dienen geen (sterk)<br />

uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink of teerhoudende dakbedekking te worden<br />

gebruikt op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en<br />

pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door<br />

het coaten van loodslabben).<br />

Waterwingebied<br />

Ten noorden van het plangebied is een waterwingebied gelegen. Dit waterwingebied met het<br />

bijbehorende waterbeschermingsgebied is gelegen buiten het plangebied. De boringsvrije zone<br />

is gelegen binnen het plangebied. Op grond van de provinciale milieuverordening Zuid-Holland<br />

is het binnen deze gebieden verboden om enerzijds boorputten op te richten, in exploitatie te<br />

nemen of te hebben en anderzijds de grond dieper te roeren dan 2,5 meter onder het maaiveld.<br />

Om de kwaliteit van het water in het beschermingsgebied te borgen is op de betreffende<br />

gronden een gebiedsaanduiding opgenomen “milieuzone – boringsvrije zone”.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


52<br />

Afbeelding 10. Waterwingebied en boringsvrije zone<br />

Verdroging<br />

De huidige waterpeilen worden niet aangepast ten behoeve van het plan. Het plan heeft<br />

derhalve geen (negatieve) invloed op karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische<br />

waarden; er is immers geen kans op verdroging als gevolg van het plan.<br />

Natte natuur<br />

Het plangebied is onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Negatieve effecten op<br />

EHS-gebieden in de omgeving zijn uit te sluiten als gevolg van het plan. In geval van ruimtelijke<br />

ontwikkeling in de toekomst verdient het aanbeveling in te zetten op het realiseren van<br />

natuurvriendelijke (flauwe) oevers.<br />

Keur<br />

Alle handelingen of werkzaamheden in de nabijheid van watergangen en waterschapswegen<br />

vallen onder de regels van de Keur. In deze verordening van het Waterschap zijn gebods- en<br />

verbodsbepalingen opgenomen om de waterstaatsbelangen veilig te stellen. In de meeste<br />

gevallen zal een vergunning moeten worden verleend door het Waterschap. In de Legger van<br />

oppervlaktewaterlichamen en kunstwerken voor waterschap Hollandse Delta zijn de<br />

watergangen opgenomen, waarop de Keur van toepassing is.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


53<br />

Beheer en onderhoud<br />

In de legger van het Waterschap zijn tevens de onderhoudsverplichtingen en de<br />

onderhoudsplicht opgenomen van de wateren en kunstwerken in het plangebied. De legger<br />

bestaat uit een algemene toelichting, tekeningen en een administratief register. De legger is een<br />

aanvulling op de Keur.<br />

Beheer en onderhoud van de riolering is in handen van de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht.<br />

4.2.2 Conclusie<br />

Het voorontwerpbestemmingsplan is, conform het gestelde in artikel 3.1.1. van het Bro, aan het<br />

Waterschap voorgelegd waarbij een formeel advies is afgegeven door het Waterschap.<br />

Daarmee gelden er geen belemmeringen vanuit het aspect water.<br />

4.3 Archeologie en cultuurhistorie<br />

4.3.1 Archeologie<br />

In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het<br />

Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt<br />

de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke<br />

ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker<br />

betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter<br />

plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de<br />

archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig<br />

rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die<br />

manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven.<br />

Na de invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving hebben provincies de<br />

bevoegdheid gekregen om zogenaamde attentiegebieden aan te wijzen. Dit zijn gebieden die<br />

archeologisch waardevol zijn of naar verwachting waardevol zijn. Gemeenten zullen in dat geval<br />

verplicht worden hun bestemmingsplan(nen) in het desbetreffende gebied te herzien.<br />

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland<br />

De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument “Cultuurhistorische Hoofdstructuur<br />

Zuid-Holland (CHS)”. In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten<br />

archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende “Beleidskader<br />

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland” zijn per waarderingscategorie algemene<br />

beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische<br />

hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid.<br />

Op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Zuid-Holland heeft het<br />

plangebied een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. De zone langs de Noord is<br />

niet gekarteerd.<br />

In dit bestemmingsplan is over het gehele plangebied de dubbelbestemming “Waardearcheologie”<br />

opgenomen. Voor deze gronden geldt de verplichting van een archeologisch<br />

onderzoek, indien sprake is van een bodemverstoring over meer dan 100 m 2 en een diepte van<br />

meer dan 30 cm - of indien het gebouwen betreft die vergunningsvrij kunnen worden<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


54<br />

uitgevoerd. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, geldt een<br />

omgevingsvergunning. Op deze manier is de bescherming van de aanwezige archeologische<br />

waarden in de gemeente juridisch-planologisch verankerd.<br />

4.3.2 Cultuurhistorie<br />

Nota Belvedere<br />

In de “Nota Belvedere; Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting”<br />

(1999) is door het rijk een visie gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische<br />

kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland<br />

kan worden omgegaan. Het behoud en de benutting van het cultureel erfgoed is van grote<br />

betekenis omdat het kwaliteit toevoegt aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting.<br />

De voornaamste opgave is dan ook het vinden van een verantwoord evenwicht tussen de<br />

diverse ruimtelijke opgaven en de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.<br />

Cultuurplan 2005 - 2008 (2004)<br />

De provincie Zuid-Holland heeft zichzelf de opgave gesteld om de kwaliteit van de ruimtelijke<br />

inrichting te bewaken en ervoor te zorgen dat de provinciale identiteit bewaard blijft. Ze wil bevorderen<br />

dat gemeenten cultuur betrekken bij hun beleidsvorming en de vertaling daarvan in<br />

ruimtelijke plannen.<br />

De ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van een gebied kunnen worden versterkt door de cultuur<br />

te betrekken bij de planologie. De inbreng vanuit architectuur, vormgeving, cultuurhistorie en<br />

kunsten kan ontwerpopgaven verrijken. Het is van belang om vanaf het begin de culturele<br />

waarden in Zuid-Holland in de ruimtelijke plannen mee te nemen: boerderijlinten, stads- en<br />

dorpsgezichten, molens, verkavelingspatronen, archeologische monumenten, forten, zandwallen<br />

enzovoorts.<br />

4.3.3 Conclusie<br />

Op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Zuid-Holland heeft het<br />

plangebied gedeeltelijk een redelijke tot grote kans op archeologische sporen en is het<br />

plangebied ook gedeeltelijk niet gekarteerd. Er bevinden zich in het plangebied geen<br />

archeologische vindplaatsen. Om de aanwezige archeologische waarden te beschermen is een<br />

dubbelbestemming “Waarde-archeologie” opgenomen.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


55<br />

Afbeelding 11: Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Zuid-Holland<br />

Omdat van de niet-gekarteerde gebieden geen informatie beschikbaar is, maar de omliggende<br />

gebieden een redelijk tot grote verwachtingswaarde hebben, is voor alle gebieden een<br />

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van<br />

werkzaamheden opgenomen voor bouwplannen met een grotere omvang dan 100 m 2 in het<br />

bestemmingsplan (conform de regeling uit de Wet op de Archeologische monumentenzorg).<br />

De in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden betreffen de dijk ter plaatse van de<br />

straten Noordeinde en Nieuwe Bosweg (lijnelement van redelijk hoge waarde), De Noord<br />

(vlakelement van hoge waarde) en het noordelijk gedeelte van de Veersedijk. Er bevinden zich<br />

geen monumenten binnen het plangebied, met uitzondering van de brug (N915) over de Noord.<br />

Dit betreft een Rijksmonument.<br />

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend en doet daarmee geen afbreuk aan de<br />

aanwezige archeologische of cultuurhistorische waarden in het plangebied. Er is een<br />

dubbelbestemming opgenomen voor de gronden met een hogere archeologische<br />

verwachtingswaarde en tevens voor de niet-gekarteerde gebieden.<br />

Met betrekking tot de ontwikkeling van het kantoorgebouw op het terrein van Plaisier BV geldt<br />

dat de exacte locatie nog onbekend is. Omdat pas kan worden gebouwd, indien uit een rapport<br />

blijkt dat de archeologische waarden niet worden geschaad, zijn de archeologische waarden<br />

voldoende beschermd. In overleg met de gemeente wordt bepaald of archeologisch onderzoek<br />

noodzakelijk is.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


56<br />

4.4 Bodem<br />

4.4.1 Wet bodembescherming<br />

Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van<br />

kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-)<br />

bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de<br />

Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van<br />

werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.<br />

Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot<br />

bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander<br />

onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:<br />

- Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de<br />

bodem verontreinigt, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De<br />

overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan.<br />

- Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan<br />

als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit).<br />

- Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987<br />

(historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de<br />

verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer<br />

bestaat en er geen rechtsopvolger is, zal de sanering door de overheid worden<br />

uitgevoerd.<br />

- Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. Rijkswaterstaat heeft<br />

vooral met deze regeling te maken. De regeling geldt voor alle<br />

waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan.<br />

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan<br />

plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij<br />

nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn<br />

gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem<br />

dienen te worden gerealiseerd.<br />

Besluit bodemkwaliteit<br />

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit<br />

besluit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten.<br />

Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te<br />

beheren.<br />

Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft<br />

alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook<br />

toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in<br />

oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit<br />

zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken<br />

van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer,<br />

bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door<br />

adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


57<br />

bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook<br />

maatregelen om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het<br />

toezicht en de handhaving te verbeteren.<br />

Relatie Wabo, Wbb en Woningwet<br />

De inwerkingtreding van de Wabo (1 oktober 2010) heeft ook effect op de Wbb en de<br />

Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de<br />

Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de<br />

omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging.<br />

Deze afstemmingsregeling is opgenomen in artikel 6.2c van de Wabo. Voorts geldt ten aanzien<br />

van de bodem dat artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de Woningwet gemeenten verplicht in<br />

hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde<br />

bodem op te nemen. Die voorschriften dienen op grond van artikel 8, vierde lid, van de<br />

Woningwet in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en<br />

mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op<br />

inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.<br />

4.4.2 Conclusie<br />

Uit het bodeminformatiesysteem van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid blijkt dat in het<br />

oostelijk deel van het plangebied zeer lichte verontreinigingen optreden en in het westelijk deel<br />

lichte verontreinigingen. In het plangebied zijn op grond van het Bodemloket geen locaties<br />

bekend waar een sanering is uitgevoerd.<br />

De huidige bodemkwaliteit in het gebied is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart Zuid-Holland<br />

Zuid Subregio Drechtsteden en de bodemkwaliteitskaart van de provincie Zuid-Holland.<br />

Afbeelding 12: bodemkwaliteitskaart provincie Zuid-Holland<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


58<br />

In het bestemmingsplangebied is het gebiedstype licht verontreinigd aanwezig. Dit houdt in dat<br />

de algemene bodemkwaliteit licht verontreinigd is. Het uitvoeren van grondverzet in het gebied<br />

is mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart. Hierbij moet rekening worden gehouden met<br />

het feit dat uitwisseling van gronden in principe mogelijk is, met uitzondering van die locaties<br />

waar verdachte bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Het uitwisselen van<br />

gronden die licht zijn verontreinigd is mogelijk, mits aanvullend bodemonderzoek (NEN 5740/<br />

AP04 onderzoek) is uitgevoerd.<br />

Uit een bodemonderzoek, dat in het verleden is uitgevoerd, is gebleken dat het Citadelterrein<br />

verontreinigd was. Derhalve is op het Citadelterrein een sanering uitgevoerd. De verontreinigde<br />

grond is ontgraven en afgevoerd. Het terrein is afgedekt met een laag van 50 centimeter<br />

schoon zand. Daarmee is het deelgebied geschikt voor de bestemming “Bedrijventerrein”. Bij<br />

werkzaamheden uit te voeren onder 0,5 m onder maaiveld dienen aanvullende<br />

saneringsmaatregelen genomen te worden.<br />

Voor het deelgebied Genieterrein geldt dat de sanering niet volledig is uitgevoerd en op het<br />

moment dat het terrein bebouwd wordt, eventueel aanvullende saneringsmaatregelen getroffen<br />

moeten worden.<br />

Voor de ontwikkeling van het kantoor wordt een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ten<br />

tijde van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het voordeel hiervan is, dat dan<br />

duidelijk is op welke locatie het kantoor wordt gebouwd en gericht een bodemonderzoek<br />

uitgevoerd kan worden.<br />

Aangezien het overige deel van het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, hoeft<br />

op dit moment geen bodemonderzoek uitgevoerd te worden voor deze gronden. Voor het<br />

bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen vanuit bodemkwaliteit.<br />

4.5 Akoestische aspecten<br />

4.5.1 Kader<br />

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat indien met het bestemmingsplan nieuwbouw van<br />

woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk wordt gemaakt, de van belang zijnde<br />

geluidhinderaspecten moeten worden onderzocht. De verschillende uitvoeringsbesluiten van de<br />

Wet geluidhinder zijn geregeld in het Besluit geluidhinder.<br />

4.5.2 Onderzoek<br />

Wegverkeerslawaai<br />

Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de rijksweg A15. Binnen het plangebied zijn,<br />

buiten de 30 km/h wegen, alle wegen zoneplichtig, met als belangrijkste verkeersaders de<br />

N915, het Noordeinde en de Nijverheidsweg.<br />

In het bestemmingsplan is een Wro-zone-wijzigingsgebied opgenomen waarbij de mogelijkheid<br />

wordt geboden om de Antoniuslaan door te trekken. Binnen 200 meter aan weerszijden van het<br />

wijzigingsgebied bevinden zich geen geluidsgevoelige objecten. Daardoor is een onderzoek<br />

naar de haalbaarheid in het kader van dit bestemmingsplan niet benodigd.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


59<br />

Spoorweglawaai<br />

De regels en normen die gelden voor railverkeerslawaai zijn opgenomen in de Wet<br />

geluidhinder. De regels en normen gelden binnen de wettelijk vastgestelde zone van een<br />

spoorweg. De breedte van de zone van spoorwegen is geregeld in het Besluit geluidhinder. Het<br />

plangebied ligt niet binnen de zone en invloedssfeer van de Betuweroute of andere<br />

spoorwegen.<br />

Binnen het plangebied zijn op dit moment geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen,<br />

nieuwe wegen en/of fysieke wijzigingen aan bestaande wegen direct gepland.<br />

Industrielawaai<br />

Antoniapolder maakt deel uit van het geluidgezoneerde industrieterrein ‘Aan de Noord’. Dit<br />

industrieterrein is gelegen binnen de gemeenten Alblasserdam, Papendrecht, <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-<br />

Ambacht en Zwijndrecht. Voor dit industrieterrein is een zonebeheersplan opgesteld, dat door<br />

de gemeente Alblasserdam is vastgesteld. Alblasserdam is de gemeente waarin het grootste<br />

deel van het industrieterrein ‘Aan de Noord’ is gelegen.<br />

Het geluidverdeelplan maakt het mogelijk om op een duurzame wijze de zonegrens in acht te<br />

nemen. Daarnaast geeft dit plan voor de bestaande en de nieuwe bedrijven inzicht in de<br />

maximaal vergunbare hoeveelheid geluid. Met het zonebeheersplan is vastgelegd op welke<br />

wijze een aanvaardbare geluidsbelasting naar de omgeving kan worden gerealiseerd met het<br />

behoud van de industriële functies in dit geval op het bedrijventerrein Antoniapolder.<br />

In afbeelding 13 is de ligging van de zonegrens (blauw) weergegeven. Op de zonegrens mag<br />

het totaal aan industrielawaai niet meer dan 50 dB(A) bedragen. De groene lijn geeft de grens<br />

van het gezoneerde industrieterrein weer. Buiten deze lijn mogen geen grote lawaaimakers<br />

mogelijk worden gemaakt. Dit betekent dat voor de Crezéepolder geen grote lawaaimakers<br />

mogelijk gemaakt mogen worden.<br />

Binnen het plangebied zijn op dit moment geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen,<br />

gezoneerde industrieterreinen en/of wijzigingen aan het bestaande industrieterrein gepland. Het<br />

geluid ten gevolge van industrielawaai vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling<br />

van dit plan. De gronden die gelegen zijn buiten de grens van het gezoneerde industrieterrein,<br />

maar binnen de zonegrens zijn weergegeven op de verbeelding middels de gebiedsaanduiding<br />

“geluidzone – industrie”. Voor deze gronden gelden restricties ten aanzien van de vestiging van<br />

geluidsgevoelige objecten.<br />

Op 2 februari 2010 is het Zonebeheerplan “Aan de Noord” door het college van Alblasserdam<br />

(als zonebeheerder) vastgesteld. In het daarin opgenomen geluidverdeelplan worden de<br />

huidige bedrijvigheid en de te verwachten ontwikkelingen vertaald in een geluidverdeling voor<br />

het gezoneerde terrein. Voor een deel van de percelen van de Antoniapolder (het Genie- en<br />

Citadelterrein) worden de reserveringsbronnen als maximaal beschikbare geluidsruimte<br />

gehanteerd zoals weergegeven in de rapportage Akoestisch Onderzoek Verplaatsing<br />

Rietbaanbedrijven naar Antoniapolder <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht/Zwijndrecht d.d. 4 juli 2003.<br />

Met deze geluidverdeling, vastgelegd in het zonebeheerplan, wordt de geluidsruimte gekoppeld<br />

aan een perceel. De ligging van de zonegrens en de vastgestelde hogere waarden zijn<br />

afgestemd op de maximale geluidsruimte, die op basis van dit zonebeheerplan kan ontstaan. Er<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


60<br />

resteert daarmee geen extra geluidruimte, alle beschikbare geluidsruimte is daarmee<br />

vastgelegd.Indien één of meerdere percelen heringedeeld worden, dan wordt de bij het<br />

oorspronkelijke perceel behorende geluidruimte naar rato van het grondoppervlak verdeeld. De<br />

verdeling wordt door de zonebeheerder op immissieniveau op zonepunten en indien relevant op<br />

MTG/punten bepaald. Op verzoek van de betreffende eigenaren-bedrijven kan ook een andere<br />

geluidverdeling worden vastgelegd, passend binnen de voor de betreffende percelen maximaal<br />

beschikbare geluidruimte. Een dergelijke afwijkende geluidverdeling moet door het college van<br />

burgemeester en wethouders worden vastgesteld conform de hiervoor vastgestelde procedure.<br />

Afbeelding 13: Ligging zonegrens (blauw) en grens (groen) als gevolg van gezoneerd industrieterrein Aan<br />

de Noord e.a.<br />

Een kantoor is geen geluidsgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder. Een<br />

akoestisch onderzoek is daarmee niet benodigd.<br />

4.5.3 Conclusie<br />

Het bestemmingplan kent een hoofdzakelijk consoliderend karakter. Binnen het plangebied zijn<br />

op dit moment geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, nieuwe wegen, spoorwegen en<br />

(gezoneerde) industrieterreinen en/of fysieke wijzigingen aan bestaande (spoor)wegen en<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


61<br />

industrieterreinen gepland. Geen van deze geluidsbronnen vormt dan ook een belemmering<br />

voor de vaststelling van dit plan. Er behoeven evenmin hogere waarden te worden vastgesteld.<br />

4.6 Luchtkwaliteit<br />

4.6.1 Wet luchtkwaliteit<br />

Het onderzoek naar luchtkwaliteit wordt uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2<br />

‘Luchtkwaliteitseisen’ van de Wet milieubeheer. De titel 5.2 ‘Luchtkwaliteitseisen’ is beter<br />

bekend als de Wet luchtkwaliteit.<br />

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit<br />

(NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau<br />

die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn daarin alle ruimtelijke ontwikkelingen<br />

opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Het plangebied is opgenomen in het NSL.<br />

Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de<br />

luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO 2 ) en fijn stof (PM 10 ) de<br />

belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO 2 en PM 10<br />

jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m 3 . Daarnaast mag de PM 10 24<br />

uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m 3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden.<br />

Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de<br />

jaargemiddelde grenswaarden NO 2 en PM 10 aangepast. Voor PM 10 is dat 11 juni 2011 en 1<br />

januari 2015 voor NO 2 .<br />

Naast de introductie van het NSL is het begrip ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan<br />

de verslechtering van de luchtkwaliteit een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. In het<br />

geval de jaargemiddelde concentratie NO 2 en PM 10 niet meer toeneemt dan 1,2 µg/m 3 , dan is<br />

de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.<br />

Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als:<br />

- de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;<br />

- de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-ontwikkeling;<br />

- de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden;<br />

- projectsaldering wordt toegepast.<br />

Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden<br />

aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit doorgaans<br />

niet nodig.<br />

4.6.2 Onderzoek<br />

In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ (Regeling NIBM) zijn<br />

voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een<br />

ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën betreffen<br />

landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een<br />

combinatielocatie van woningbouw en kantoren.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


62<br />

Het plangebied is opgenomen in het NSL. Omdat de ontwikkeling van het kantoor hierin niet is<br />

meegenomen, is het aspect luchtkwaliteit nader beschouwd. In die regeling is aangegeven dat<br />

een kantorenlocatie met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m 2 aan één<br />

ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering<br />

van de luchtkwaliteit. In dit bestemmingsplan wordt alleen de realisatie van een kantoorgebouw<br />

mogelijk gemaakt van ongeveer 600 m 2 bruto vloeroppervlak. Daardoor is deze ontwikkeling te<br />

beschouwen als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.<br />

Dit betekent dat het aspect luchtkwaliteit voor dit bestemmingsplan geen belemmering oplevert.<br />

Goede ruimtelijke ordening<br />

Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld of ter plaatse van het<br />

plangebied, mogelijke hogere concentraties luchtverontreinigende stoffen aanwezig zijn. Langs<br />

wegen zijn met name de stoffen NO 2 en PM 10 van belang.<br />

In het CarII-rekenmodel, webbased versie 10.0, zijn voor het gehele grondgebied van Nederland<br />

de achtergrondconcentraties ingevoerd (vaste parameters) en onderverdeeld in vlakken van 1 km<br />

bij 1 km. De bepaling hiervan vindt plaats aan de hand van de x, y-coördinaten. Ter plaatse van<br />

het nieuwe kantoor zijn de coördinaten x=104100 en y=430000 van belang.<br />

De bijbehorende jaargemiddelde achtergrondconcentratie NO 2 en PM 10 in het jaar 2011 bedraagt<br />

respectievelijk 34 µg/m 3 en 24 µg/m 3 . Voor de beide stoffen is dat lager dan de gestelde<br />

grenswaarde. Bij de achtergrondconcentratie voor PM 10 is rekening gehouden met de geldende<br />

correctie voor zeezout. Voor de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht is deze correctie 5 µg/m 3 . De<br />

trend is dat de emissies en achtergrondconcentraties voor de beide stoffen in de toekomst<br />

afnemen. In de toekomst zijn dan ook geen hoge concentraties te verwachten<br />

Gezien de lage achtergrondconcentraties worden dan ook geen overschrijdingen van de<br />

jaargemiddelde grenswaarden NO 2 en PM 10 verwacht.<br />

4.6.3 Conclusie<br />

Het plangebied is opgenomen in het NSL. Omdat de ontwikkeling van het kantoor hierin niet is<br />

meegenomen, is het aspect luchtkwaliteit nader beschouwd. Dit bestemmingsplan is, op de<br />

bouw van dit kantoor na, geheel conserverend van aard. De maximaal te realiseren<br />

kantooroppervlakte is ruim lager dan de cijfermatige kwantificatie voor een kantoorlocatie.<br />

Daardoor is deze ontwikkeling aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt op de<br />

verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit is dan ook<br />

niet nodig. Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert<br />

voor de realisatie van het kantoor.<br />

Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van het plan de<br />

jaargemiddelde achtergrondconcentraties NO 2 en PM 10 bepaald. Deze waarden zijn lager dan<br />

de gestelde grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. Een overschrijding van de<br />

grenswaarden is dan ook niet te verwachten.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


63<br />

4.7 Milieuzonering<br />

4.7.1 Kader<br />

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste<br />

afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan<br />

gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden<br />

tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In<br />

de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten<br />

(VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan<br />

gemotiveerd worden afgeweken.<br />

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten<br />

(VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven<br />

welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en<br />

welke richtafstand hierbij (minimaal) dient te worden beschouwd.<br />

4.7.2 Onderzoek<br />

In het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Antoniapolder” uit 2004 is een inwaartse zonering<br />

opgenomen om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen ter plaatse van<br />

omliggende woongebieden. Deze zonering is ook overgenomen in dit bestemmingsplan. Dat<br />

betekent concreet dat voor de gronden ten oosten van de Nieuwe Bosweg categorie 5.2<br />

maximaal wordt mogelijk gemaakt. Op de gronden tussen de Nieuwe Bosweg en<br />

Nijverheidsweg wordt maximaal categorie 4.2 toegelaten. Op de gronden ten westen van de<br />

Nijverheidsweg wordt maximaal milieucategorie 2 bedrijven mogelijk gemaakt.<br />

In het plangebied bevinden zich enkele woningen aan de Veerweg 57 en 59, het Frankepad 2<br />

en 3 en de Veersedijk 141, 145 en 149. Deze woningen bevinden zich allen binnen de grens<br />

van Industrieterrein (IT) aan de Noord. Door de zonering is sprake van een beperkt<br />

beschermingsniveau van de woningen. Op grond van jurisprudentie is bepaald dat het speciale<br />

vestigingsklimaat voor inrichtingen op een gezoneerd industrieterrein niet mag worden<br />

aangetast en dat toetsing aan de grenswaarden op basis van de Wet geluidhinder niet hoeft<br />

plaats te vinden.<br />

Toetsing aan de VNG-richtafstanden is daarom niet aan de orde, omdat er een beperkt<br />

beschermingsniveau van de woningen geldt.<br />

Wel dient rekening te worden gehouden met het feit dat aan de randen van het bedrijventerrein<br />

mogelijk milieuhinder optreedt voor nabijgelegen woningen en waardoor bedrijven worden<br />

beperkt in hun functioneren. In het plangebied wordt milieucategorie 1 en 2 mogelijk gemaakt.<br />

Hiervoor geldt een richtafstand van maximaal 30 meter. Dergelijke functies worden in het<br />

algemeen als passend gezien nabij de woonomgeving. De afstand van de perceelsgrenzen van<br />

de bedrijventerreinen tot de woningen ten westen van de Veersedijk bedraagt circa 20 meter.<br />

De meeste van de hier aanwezige bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit en moeten<br />

voldoen aan de eisen die dit besluit stelt. Bovendien is sprake van een bestaande, historisch zo<br />

gegroeide situatie waarvoor de richtafstanden uit de VNG-brochure primair niet gelden. Daarom<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


64<br />

geldt geen beperking voor deze situatie. Met het in de toekomst transformeren van het<br />

deelgebied Veersedijk/Havenkade wordt een verbetering van de milieusituatie behaald.<br />

Het kantoor dat gerealiseerd wordt aan de Crezéepolder 3 kan gerekend worden tot<br />

milieucategorie 1. Op een afstand van 10 meter bevinden zich geen woningen. Daarmee gelden<br />

er vanuit bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen voor de realisatie van het kantoor.<br />

4.7.3 Conclusie<br />

Dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard en daarom worden bestaande<br />

bedrijven/inrichtingen en woningen positief bestemd. De woningen op het gezoneerde<br />

industrieterrein kennen een beperkt beschermingsniveau. Voor de woningen gelegen ten<br />

westen van de Veersedijk geldt dat de dichtstbij gelegen bedrijvigheid milieucategorie 1 of 2<br />

kent. Daarnaast is sprake van een bestaande, historisch zo gegroeide situatie en worden<br />

bestaande rechten overgenomen. Daarmee wordt er geen afbreuk gedaan aan het woon- en<br />

leefklimaat van bewoners en wordt bedrijvigheid niet onevenredig aangetast in haar<br />

bedrijfsvoering.<br />

4.8 Externe veiligheid<br />

4.8.1 Beleidskader<br />

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving<br />

kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de<br />

productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting<br />

van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.<br />

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels<br />

omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van<br />

risicobronnen in de nabijheid van het plangebied en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en<br />

het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.<br />

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks<br />

gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die<br />

plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of<br />

langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet<br />

overschreden mag worden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10 -5 per jaar als<br />

grenswaarde gehanteerd, 10 -6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een<br />

grenswaarde van 10 -6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.<br />

Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van<br />

een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een<br />

bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de<br />

status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm.<br />

Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting<br />

om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te<br />

worden verantwoord.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


65<br />

Besluit externe veiligheid inrichtingen<br />

Op 27 mei 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het<br />

Bevi legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico<br />

vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische<br />

fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke<br />

stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt)<br />

kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden<br />

en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico’s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken.<br />

Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het<br />

maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent<br />

bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met<br />

gevaarlijke stoffen.<br />

Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor<br />

De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen,<br />

water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke<br />

stoffen” (cRNVGS). Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een eventuele<br />

wettelijke verankering van de risiconormen en is gewijzigd per 31 juli 2012. In 2013 treedt het<br />

Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. Hierin staan regels op het gebied<br />

van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen<br />

met vervoer van gevaarlijke stoffen.<br />

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev zijn de Basisnetten Weg en Water als bijlage<br />

bij de cRNVGS opgenomen.<br />

Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen<br />

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het<br />

Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond<br />

buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid<br />

inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10 -6 contour niet<br />

toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een<br />

ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is.<br />

Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk.<br />

Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van<br />

werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.<br />

Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb<br />

opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).<br />

4.8.2 Onderzoek<br />

Een nieuw bestemmingsplan betekent een nieuwe situatie in het kader van het Bevi. Daarmee<br />

dient ook voor een overwegend conserverend plan de veiligheidssituatie te worden beschouwd.<br />

Risicobronnen<br />

De volgende risicobronnen worden met betrekking tot het bestemmingsplan beschouwd:<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


66<br />

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N915 (omleidingsroute Noordtunnel);<br />

Rivier de Noord;<br />

het vervoer van gevaarlijke stoffen door de hogedrukaardgasleiding W-530-01;<br />

Bolidt kunststoftoepassingen B.V., Nijverheidsweg 37;<br />

Dyflex Polymers B.V., Nijverheidsweg 35.<br />

Het plan maakt nieuwe Bevi-inrichtingen alleen mogelijk, voor zover aangetoond kan worden<br />

dat vanuit externe veiligheid sprake is van een acceptabele situatie en de PR 10 -6 niet buiten de<br />

inrichtingsgrenzen is gelegen van de nieuwe Bevi-inrichting. Op gronden waar de vestiging van<br />

een dergelijk bedrijf acceptabel is, kan worden afgeweken met een omgevingsvergunning.<br />

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de N915<br />

In het plangebied ligt de N915. Over de N915 worden ter hoogte van het plangebied gevaarlijke<br />

stoffen vervoerd. De omvang hiervan (transporten per jaar) waarmee rekening moet worden<br />

gehouden, is als volgt:<br />

Hoofdcategorie Stofcategorie Voorbeeldstof Totaal*<br />

Brandbaar gas GF1 Ethyleenoxide 1738<br />

GF2 Butaan 3282<br />

GF3 Propaan 21220<br />

Toxisch gas GT2 Methylmercaptaan 0<br />

GT3 Zwaveldioxide 756<br />

GT5 Chloor 0<br />

Brandbare vloeistof LF1 Heptaan 4202<br />

LF2 Pentaan 5576<br />

Toxische vloeistof LT1 Acrylnitril 275<br />

LT2 Propylamine 1434<br />

LT3 Acroleïne 0<br />

* Vervoersplafond volgens Basisnet Vervoer Gevaarlijke stoffen over de weg<br />

Plaatsgebonden risico<br />

Uit bijlage 1 van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen komt naar voren dat<br />

als gevolg van het genoemde vervoer over de N915 rekening moet worden gehouden met een<br />

PR 10 -6 contour (veiligheidszone) van 93 meter uit het hart van de weg waarbinnen geen<br />

kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd mogen zijn. Deze PR 10 -6 contour is middels de<br />

gebiedsaanduiding “Veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen” opgenomen. Binnen deze<br />

gebiedsaanduiding is de vestiging van kwetsbare objecten juridisch-planologisch uitgesloten.<br />

Binnen deze zone zijn geen bestaande kwetsbare objecten gelegen. Derhalve is er voor het<br />

plangebied geen sprake van een aandachtspunt met betrekking tot het plaatsgebonden risico.<br />

Groepsrisico<br />

Het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N915 ligt, gelet op de aard<br />

en omvang van dit vervoer van gevaarlijke stoffen ongeveer op 880 meter 4 vanaf de weg en<br />

reikt daarmee over het gehele plangebied. Het vervoer van toxische vloeistoffen heeft het<br />

grootste invloedsgebied. De bepalende stofgroep voor het groepsrisico is echter GF3. Deze<br />

4 Op basis van Handleiding Risicoanalyse Transport<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


67<br />

stofgroep heeft een invloedsgebied van 355 meter. Ontwikkelingen binnen dit invloedsgebied<br />

zullen kunnen resulteren in een toename van het groepsrisico. Een verantwoording van het<br />

groepsrisico is op grond van de cRNVGS benodigd indien sprake is van een toename van het<br />

groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde.<br />

Er bevindt zich één ontwikkeling aan de Crezéepolder 3. Het betreft de ontwikkeling van een<br />

kleinschalig kantoor van circa 600 m 2 . Het gaat maximaal om een toename van 20 personen in<br />

de dagperiode. Het geprojecteerde kantoor is gelegen op circa 120 meter. Daarmee staat vast<br />

dat het kantoor buiten de 100% letaliteitsgrens (circa 85 meter) van de bepalende stofgroep<br />

GF3 is gelegen. Verzekerd kan worden dat een toename van 20 personen in de dagperiode en<br />

0 personen in de nachtperiode geen waarneembare toename van het groepsrisico zal hebben.<br />

Het initiatief zorgt voor een in termen van risico verwaarloosbare toename.<br />

Uit bijlage 7 van de eindrapportage Basisnet weg 5 komt naar voren dat het groepsrisico als<br />

gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N915 ter hoogte van het plangebied<br />

lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Als getoetst wordt aan de<br />

vuistregels van de Handleiding Risicoanalyse Transport volgt eveneens dat het groepsrisico<br />

lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De drempelwaarde bij tweezijdige bebouwing en een<br />

afstand van ten minste 50 meter tot de weg (uitgaande van een extensief bebouwingskarakter<br />

met een dichtheid van circa 20 personen per hectare) zal niet worden overschreden.<br />

Gelet op het bovenstaande behoeft voor dit plan geen verantwoording te worden opgesteld.<br />

Volledigheidshalve wordt ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van de bestrijding en<br />

de beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval op deze transportroute. De<br />

relevante scenario’s die bij deze risicobron op kunnen treden zijn een ongeval met toxische<br />

stoffen, een koude of warme BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Een warme<br />

BLEVE is het worst-case scenario. Een dergelijke explosie heeft een invloedsgebied van 230<br />

meter.<br />

Zelfredzaamheid<br />

Bij het scenario van een koude BLEVE zal er geheel geen tijd voor zelfredding beschikbaar zijn.<br />

Bij een warme BLEVE is er wellicht wel enige tijd. Een BLEVE met een volle tankwagen geeft<br />

tot een afstand van ongeveer 140 meter dodelijke slachtoffers. Vanaf 140 meter tot ongeveer<br />

400 meter zullen de effecten van de BLEVE gewonden veroorzaken. Deze zone is het<br />

potentiële werkterrein van de hulpdiensten. In deze zone zorgen maatregelen ter bevordering<br />

van de zelfredzaamheid voor een daling van het aantal slachtoffers. De meest effectieve<br />

maatregel in het kader van zelfredzaamheid is vluchten uit het onveilige gebied. Echter, het<br />

tijdsverloop vanaf het ontstaan tot het plaatsvinden van een BLEVE is relatief kort en afhankelijk<br />

van verschillende factoren (vullingsgraad, buitentemperatuur, moment van inzet brandweer).<br />

Het volledig evacueren van het effectgebied is geen realistische mogelijkheid.<br />

Bovendien trekt een dergelijk incident in de praktijk grote hoeveelheden kijkers, die in de praktijk<br />

zeer beperkt op voldoende afstand te houden zijn. De maatregelen ter bevordering van de<br />

zelfredzaamheid zullen daarom meer in de planologische, organisatorische en bouwkundige<br />

sfeer gezocht moeten worden.<br />

5 Eindrapportage Basisnet weg, Basisnet werkgroep weg, oktober 2009<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


68<br />

De functie-indeling, de infrastructuur en de bebouwing kan op verschillende manieren op<br />

zelfredzaamheid inspelen. Zoals door het toepassen van luchtdichte afsluiting in de gebouwen,<br />

zodat mensen bij het vrijkomen van een toxische wolk veilig binnen kunnen blijven. Ook kan het<br />

wegenplan zodanig ingericht worden dat de mensen van de risicobron weg kunnen vluchten.<br />

Bij het scenario vrijkomen van een toxische stof is het van belang dat de aanwezigen in het<br />

effectgebied binnen blijven en dat ramen, deuren en ventilatieopeningen worden gesloten. Ten<br />

behoeve van deze zelfredzaamheid is het van belang dat de sirenes worden ingezet met de<br />

daarbij horende boodschap via radio en televisie.<br />

De functie-indeling, de infrastructuur en de bebouwing kan op verschillende manieren op de<br />

zelfredzaamheid inspelen. Dit geldt voor nieuw te ontwikkelen bebouwing:<br />

De gebouwen zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen;<br />

Centraal afsluitbare ventilatie aanbrengen;<br />

Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde;<br />

De gebouwen dusdanig ontwerpen dat niet-verblijf-ruimten als bergingen, keukens,<br />

toiletten en trappenhuizen aan de gevaarzijde zijn geplaatst.<br />

Het gebouw loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen.<br />

Met name functies met verminderd zelfredzame personen vragen om aandacht, waaronder het<br />

kinderdagverblijf aan de Veersedijk 97. Het toepassen van centraal afsluitbare ventilatie is aan<br />

te bevelen.<br />

Om de effectiviteit van deze maatregelen te garanderen is het belangrijk dat de omwonenden<br />

en gebruikers geïnformeerd zijn over de mogelijke risico’s, de maatregelen die de overheid treft<br />

om deze risico’s te beperken en over de handelingsperspectieven voor de burger zelf bij een<br />

incident. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor de risicocommunicatie.<br />

Bestrijdbaarheid<br />

De VRZHZ constateert dat de bereikbaarheid van het bedrijventerrein voldoende is. De<br />

brandweer kan in de meeste gevallen binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig zijn. De<br />

bluswatervoorziening is niet overal voldoende. In overleg met de lokale brandweer dient<br />

bekeken te worden hoe de bluswatervoorziening kan worden verbeterd.<br />

Resteffect<br />

Het resteffect van een BLEVE en een toxische wolk is moeilijk concreet in te schatten. Bij de<br />

maatregelen in het kader van de zelfredzaamheid is beschreven dat de kans op dodelijke<br />

slachtoffers in het plangebied verminderd kan worden. Over het aantal gewonden kan geen<br />

concrete voorspelling gedaan worden. De genoemde maatregelen zullen zorgen voor een<br />

daling van het aantal gewonden en schade in het plangebied. De mate van daling is afhankelijk<br />

van meerdere factoren (bijvoorbeeld de vorm van gebouwen, de vullingsgraad van de tank, de<br />

hoeveelheid vrijgekomen gevaarlijke stoffen, weersinvloeden, e.d.). De schade die resteert, zal<br />

bestaan uit brand veroorzaakt door de hitte van de BLEVE (secundaire branden) en materiële<br />

schade aan gebouwen en inventaris door de drukeffecten.<br />

De meeste slachtoffers komen te vallen binnen een afstand van 140 meter (warme BLEVE). De<br />

bebouwing op 140 meter van de N915 zullen bij een BLEVE dermate grote schade oplopen dat<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


69<br />

herbouw noodzakelijk zal zijn. Ook bij het scenario toxische wolk zullen er in het effectgebied<br />

veel slachtoffers vallen. Dit aantal is afhankelijk van de aard en hoeveelheid vrijgekomen<br />

stoffen, de windrichting en de weersomstandigheden.<br />

Rivier de Noord<br />

Over de Noord vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In het Basisnet Water is de Noord<br />

als een binnenvaartverbinding met toetsafstand opgenomen. In bijlage 2 van de circulaire zijn<br />

voor relevante vaarwegen vervoersaantallen weergegeven, inclusief een verdeling over de<br />

verschillende categorieën gevaarlijke stoffen. Voor de Noord zijn de volgende intensiteiten<br />

bekend (bron: wijziging Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen).<br />

Stofgroep Omschrijving Jaarintensiteit<br />

LF2 Licht ontvlambare vloeistof 13.958<br />

LT1 Toxische vloeistof 146<br />

GF3 Brandbare gassen 2.135<br />

GT3 Toxische gassen 196<br />

Tabel: Intensiteiten over de Noord<br />

Vanwege het transport van brandbare vloeistoffen dient rekening te worden gehouden met een<br />

plasbrandaandachtszone. Deze is gelegen op 25 meter landinwaarts, gemeten vanaf de<br />

oeverlijn. Binnen deze zone dient de realisatie van kwetsbare objecten zoveel mogelijk te<br />

worden voorkomen. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk binnen deze<br />

zone.<br />

In de Handleiding Risicoanalyse Transport zijn vuistregels genoemd waarbij is aangegeven of<br />

een PR 10 -6 contour optreedt en wanneer de oriëntatiewaarde kan worden overschreden. De<br />

Noord wordt gerekend tot bevaarbaarheidsklasse 6.<br />

Langs een vaarweg bevaarbaarheidsklasse 6 kan 10% van de oriëntatiewaarde van het<br />

groepsrisico alleen worden overschreden wanneer binnen 200 meter van de oever<br />

aanwezigheidsdichtheden voorkomen groter dan 500 /ha en de jaarintensiteiten van de<br />

stofgroepen LT2 en GT3 meer dan1000 per jaar bedragen. Van beide factoren is geen sprake.<br />

Het groepsrisico zal dus lager zijn dan 0,1 x de oriëntatiewaarde.<br />

Het groepsrisico wordt in Nederland bij transport over water voornamelijk bepaald door<br />

transporten van toxische stoffen (GT en LT). Over de Noord worden volgens de cRNVGS geen<br />

stoffen uit de categorieën LT3 en LT4 vervoerd. Bovenstaande intensiteiten geven aan dat er<br />

146 transporten van gevaarlijke stoffen met toxische vloeistoffen (LT1) en 196 met toxische<br />

gassen (GT3) plaatsvinden. Het invloedsgebied van toxische stoffen ligt maximaal op 1.070<br />

meter. Daarmee is vrijwel het gehele plangebied binnen het invloedsgebied van een toxisch<br />

incident gelegen.<br />

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de gemeente Alblasserdam een QRA heeft uitgevoerd<br />

voor de Noord, voor het gebied ten noorden het bestemmingsplan “Bedrijventerrein<br />

Antoniapolder +”. Het gebied rondom de Noord kent daar een vergelijkbaar bebouwingsbeeld.<br />

Daarnaast is voor het bestemmingsplan “Werkgebieden” een QRA uitgevoerd in september<br />

2011 ter hoogte van het plangebied. Uit deze QRA’s kan worden opgemaakt dat het<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


70<br />

groepsrisico zeer laag is, te weten 0,0 x de oriëntatiewaarde. De algehele tendens voor vervoer<br />

over water is dat de veiligheidsrisico’s steeds kleiner worden ingeschat. Daarmee wordt<br />

voldoende aangetoond dat er geen belemmeringen zijn vanuit de veiligheidssituatie van de<br />

Noord.<br />

Afbeelding 14: FN-curve groepsrisico de Noord, uitgevoerd in gemeente Alblasserdam<br />

In de wet is geregeld wanneer het groepsrisico verantwoord moet worden. Voor transportassen<br />

(weg, spoor en water) geldt op basis van de cRNVGS dat de verantwoording van het<br />

groepsrisico verplicht is wanneer bij het nemen van een ruimtelijk besluit sprake is van toename<br />

van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde. Een verantwoording is niet<br />

noodzakelijk omdat:<br />

1. In onderhavige situatie de oriëntatiewaarde van het GR niet wordt overschreden;<br />

2. het bestemmingsplan één kleinschalige ontwikkeling toelaat buiten 200 meter van de<br />

vaarroute. Om deze reden zal geen toename van het groepsrisico optreden.<br />

De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid is geconsulteerd. Ten aanzien van de aspecten<br />

bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid de<br />

richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en<br />

bereikbaarheid”. Bij toekomstige ontwikkelingen wordt geadviseerd om in contact te treden met<br />

de lokale brandweer voor wat betreft de advisering over de brandveiligheid van gebouwen en<br />

bereikbaarheid.<br />

Aardgastransportleiding<br />

In het noordelijke deel van het plangebied ligt een aardgastransportleiding van de NV<br />

Nederlandse Gasunie welke van uit het oogpunt van externe veiligheid relevant is. De<br />

kenmerken van deze leiding zijn als volgt:<br />

Naam leiding Diameter (inch) Druk (bar)<br />

W-530-01 12 40<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


71<br />

Deze leiding is, met inbegrip van de belemmerde strook van 4 meter, op de verbeelding<br />

weergegeven. Het invloedsgebied van 140 meter overlapt bestaande beperkt kwetsbare<br />

objecten. Artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vereist dat de<br />

waarde van het groepsrisico inzichtelijk wordt gemaakt voor elk ruimtelijk besluit met (beperkt)<br />

kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied. Met behulp van het rekenprogramma CAROLA<br />

is een berekening van het groepsrisico (QRA) gemaakt. Het rapport is in de bijlage 1 van dit<br />

bestemmingsplan opgenomen.<br />

Omdat op deze locatie een kantoor wordt gebouwd is een berekening gemaakt voor de<br />

bestaande en nieuwe situatie. Uit deze analyse komt naar voren dat het plaatsgebonden<br />

risicocontour (PR 10 -6 ) van deze leiding op de leiding zelf ligt. Met betrekking tot het<br />

groepsrisico bedraagt het maximaal optredende groepsrisico in het plangebied door deze<br />

leiding 0,004 maal de oriëntatiewaarde in zowel de oude als in de nieuwe situatie. Binnen het<br />

plangebied zijn er geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen 4 meter van de leiding<br />

aanwezig.<br />

Verantwoording<br />

Op grond van het Bevb is een verantwoording noodzakelijk. Deze kan op basis van artikel 8 van<br />

het Revb beknopt van aard zijn omdat in onderhavig plan sprake is van een voornamelijk<br />

conserverend plan en de bijdrage aan het groepsrisico als gevolg van de ontwikkeling van het<br />

kantoor minder is dan 10%. In onderstaand kader is de relevante wettekst uit het Bevb<br />

opgenomen, waarin is weergegeven uit welke onderdelen een beknopte verantwoording<br />

bestaat.<br />

Artikel 12, lid 1, Bevb (relevante artikelen voor beknopte verantwoording)<br />

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg van een buisleiding<br />

of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt<br />

toegelaten, wordt tevens het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding verantwoord.<br />

In de toelichting bij het besluit wordt vermeld:<br />

a. de aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het<br />

invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of<br />

veroorzaken;<br />

b. het groepsrisico per kilometer buisleiding op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld<br />

en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan<br />

de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de lijn die de kans weergeeft op een ongeval<br />

met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10 -4 per jaar en de kans op een<br />

ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10 -6 per jaar;<br />

……………………………………………………………………………….<br />

……………………………………………………………………………….<br />

f. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een<br />

ramp of zwaar ongeval;<br />

g. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de<br />

buisleiding(en) die het groepsrisico mede veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen<br />

indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.<br />

Te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


72<br />

Er is een globale schatting gemaakt van de personendichtheid in het inventarisatiegebied (140<br />

meter vanaf beide zijden van de leiding over een lengte van circa 3 kilometer). In dit<br />

inventarisatiegebied komt in de huidige en nieuwe situatie de volgende bebouwing voor:<br />

Geraamde aantal aanwezigen in inventarisatiegebied van W-530-01<br />

Omschrijving Aantal of aantal m 2 Aantal<br />

Bestaand Nieuw Overdag<br />

aanwezigen<br />

huidige situatie<br />

18:30)<br />

’s<br />

Nachts<br />

08:00)<br />

Aantal<br />

aanwezigen<br />

nieuwe situatie<br />

Overdag<br />

18:30)<br />

’s<br />

Nachts<br />

(08:00-<br />

(18:30-<br />

(08:00-<br />

(18:30-<br />

08:00)<br />

Kantoren - 600m2 - - 20 0<br />

(Bedrijfs)woningen 25 25 30 60 30 60 Handreiking<br />

Bron<br />

verantwoordingsplicht<br />

groepsrisico<br />

Bedrijventerrein 133.000 133.000 532 112 532 112 PGS 1, deel 6<br />

(middel) in m 2<br />

Kassen 28.000 28.000 28 6 28 6<br />

Totaal<br />

aanwezigen<br />

590 178 610 178<br />

Het inventarisatiegebied heeft een oppervlakte van circa 79,8 hectare. De geraamde dichtheid<br />

in de dagperiode binnen het inventarisatiegebied is daarmee gemiddeld 7,3 personen per<br />

hectare. In de nieuwe situatie betreft dit 7,6 personen per hectare. Ter vergelijking: voor een<br />

rustige woonwijk geldt een gemiddelde dichtheid van 25 personen per hectare. De dichtheid<br />

neemt beperkt toe als gevolg van het bestemmingsplan.<br />

Het groepsrisico per kilometer buisleiding<br />

In het kader van dit bestemmingsplan is voor deze leiding een QRA uitgevoerd, waarbij voor dit<br />

gedeelte van de leiding de waarde van het groepsrisico in beeld is gebracht. In afbeelding 15<br />

wordt de FN-curve weergegeven die de waarde van het GR weergeeft. De oriëntatiewaarde van<br />

het groepsrisico wordt niet overschreden. De overschrijdingsfactor bedraagt 0,004.<br />

Afbeelding 15 FN-curve van de maatgevende kilometer voor W530-01<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


73<br />

Mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van rampen<br />

Het maatgevende scenario voor een gasleiding is een fakkelbrandincident. Ontvluchting in het<br />

geval van een fakkelbrandincident (is zichtbaar voor aanwezigen) is mogelijk, mits er geen<br />

bijzondere beperkingen zijn ten aanzien van zelfredzaamheid van aanwezigen.<br />

Het treffen van fysieke maatregelen aan de bron of overdrachtsmaatregelen ter beperking van<br />

het GR ten gevolge van de aardgasleiding is vanwege maatschappelijke en economische<br />

motieven niet reëel en dit ligt buiten het bereik van de initiatiefnemer. Om de kans op een<br />

leidingbreuk te verkleinen, geldt dat in overleg met de leidingbeheerder Gasunie maatregelen<br />

getroffen dienen te worden om de ongestoorde ligging van de transportleiding te garanderen.<br />

Het bevoegd gezag dient in overleg met de leidingbeheerder Gasunie vast te stellen of<br />

afdoende constructieve en veiligheidsmaatregelen zijn getroffen, conform het gestelde in de<br />

regelgeving inzake buisleidingen.<br />

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid<br />

De aanwezige bedrijven binnen het invloedsgebied zijn niet specifiek bestemd voor personen<br />

met een beperkte zelfredzaamheid. Het gaat in het plangebied bovendien om gebouwen met<br />

voornamelijk twee bouwlagen die relatief makkelijk te ontvluchten zijn. De belangrijkste<br />

vluchtroute is het Noordeinde. In noodsituaties kunnen voetgangers het pad gebruiken dat over<br />

de A15 is gelegen (richting Oostmolendijk). De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid zal worden<br />

geconsulteerd naar aanleiding van de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Het<br />

advies wordt verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.<br />

Bolidt kunststoftoepassingen B.V.<br />

Dit bedrijf aan de Nijverheidsweg 37 ontwikkelt thermohardende kunststoffen en slaat diverse<br />

gevaarlijke stoffen op. Voor het bedrijf is op 22 maart 2010 een QRA uitgevoerd, die is<br />

opgenomen in bijlage 2 van dit bestemmingsplan.<br />

In de QRA is de PR 10 -6 contour van de inrichting berekend. In afbeelding 16 is de PR 10 -6<br />

contour middels een rode lijn weergegeven. De contour reikt tot buiten de perceelsgrenzen<br />

maar overlapt geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen waardoor zich geen strijdigheden met<br />

het Bevi voordoen. De PR 10 -6 contour is op de verbeelding opgenomen middels een<br />

gebiedsaanduiding.<br />

Het invloedsgebied bedraagt maximaal 1.800 meter en overlapt daarmee het gehele<br />

plangebied. Op grond van het Bevi is voor een hoofdzakelijk conserverend bestemmingsplan<br />

een verantwoording benodigd, omdat een nieuw bestemmingsplan een nieuwe situatie betreft.<br />

In de verantwoording wordt ingegaan op (de bijdrage aan) het groepsrisico, het maatgevende<br />

scenario en de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid in geval van een incident.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


74<br />

Afbeelding 16: Overzicht contouren Bolidt<br />

Groepsrisico<br />

Het groepsrisico blijft onder de oriënterende waarde. Omdat dit bestemmingsplan conserverend<br />

van aard is, wordt als gevolg van het vaststellen van dit bestemmingsplan geen toename van<br />

het groepsrisico gerealiseerd.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


75<br />

Afbeelding 17: FN curve Bolidt<br />

Zelfredzaamheid<br />

De effectafstanden waar rekening mee gehouden moet worden bij een lekkage van één van de<br />

opgeslagen stoffen is minimaal. Voor de meeste stoffen zullen de hoeveelheden klein zijn en is<br />

niet de verwachting dat het slachtoffers geeft buiten de inrichtingsgrens. Bij een brand zal wel<br />

op grotere afstanden effecten merkbaar zijn indien de brandbeveiligingsinstallaties onvoldoende<br />

functioneren. Het worst-case scenario daarbij is een toxische wolk van stikstof als gevolg van<br />

een brand.<br />

Bij een toxisch incident komen toxische stoffen vrij waardoor een toxische wolk ontstaat. De<br />

omvang van het effectgebied wordt bepaald door de hoeveelheid toxische damp die vrijkomt en<br />

de verspreiding van de dampwolk. De verspreiding van de dampwolk is mede afhankelijk van<br />

de weersomstandigheden (windrichting en snelheid e.d.). De meeste (beperkt) kwetsbare<br />

objecten in het plangebied liggen relatief gunstig ten opzichte van de meest voorkomende wind<br />

uit zuidwestelijke richting.<br />

Bij het scenario van een toxische wolk is het van belang dat de aanwezigen in het effectgebied<br />

binnen blijven en dat ramen, deuren en ventilatiepompen worden gesloten. Hiermee wordt een<br />

safe-haven principe gecreëerd. Risicocommunicatie speelt een belangrijke rol. Ten behoeve<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


76<br />

van de zelfredzaamheid is het van belang dat het waarschuwings- en alarmeringssysteem<br />

(WAS) wordt ingezet. In het effectgebied is de dekking van het waarschuwings- en<br />

alarmeringssysteem, goed. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid bij het vrijkomen<br />

van toxische stoffen wordt geadviseerd bij ontwikkelingen afsluitbare ventilatiesystemen in<br />

gebouwen toe te passen waarmee kan worden voorkomen dat toxische stoffen binnentreden.<br />

Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen is het zinvol dat<br />

bedrijfspersoneel en andere aanwezigen door middel van risicocommunicatie worden<br />

geïnformeerd en geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij zelf kunnen<br />

nemen. De gemeente heeft in dat kader een informatieplicht.<br />

Bestrijdbaarheid<br />

In de omgevingsvergunning van het bedrijf is vastgelegd dat de inrichting goed bereikbaar dient<br />

te zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke wegen, waardoor in<br />

geval van calamiteiten de inrichting bovenwinds bereikbaar is. Het bedrijf is van twee zijden<br />

goed te bereiken en heeft naast de hoofdingang ook een uitgang, die eventueel ook als een<br />

tweede onafhankelijke ingang kan dienen. De loodsen zelf zijn niet allemaal rondom bereikbaar,<br />

maar in ieder geval wel van een zijde bereikbaar. Alle loodsen zijn voorzien van een<br />

brandbeveiligingsinstallatie.<br />

Dyflex Polymers B.V.<br />

Dyflex Polymers B.V. is een chemisch bedrijf voor de productie van oplosmiddelvrije en<br />

watergedragen polymeren. Het bedrijf maakt daarvoor gebruik van gevaarlijke stoffen, waardoor<br />

de inrichting gerekend wordt tot een Bevi-inrichting. Voor deze inrichting is op 15 juli 2008 een<br />

QRA uitgevoerd, die is opgenomen in bijlage 3 van dit bestemmingsplan. Het bedrijf slaat<br />

toxische stoffen op en heeft daarom een PR 10 -6 contour, die met een rode lijn is weergegeven<br />

in afbeelding 18.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


77<br />

Afbeelding 18: Overzicht contouren Dyflex Polymers<br />

Deze contour is grotendeels op het eigen terrein gelegen en is niet gelegen over kwetsbare<br />

objecten. Daarmee is er geen sprake van saneringssituaties. Wel overlapt de contour gedeelten<br />

van beperkt kwetsbare objecten. Omdat sprake is van een bestaande situatie, gelden er vanuit<br />

het Bevi geen belemmeringen. Met een gebiedsaanduiding is de PR 10 -6 contour weergegeven<br />

op de verbeelding.<br />

Het invloedsgebied is maximaal 530 meter, zoals opgenomen in de QRA. Een verantwoording<br />

van het groepsrisico is benodigd. In de verantwoording wordt ingegaan op (de bijdrage aan)<br />

het groepsrisico, het maatgevende scenario en de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid in geval<br />

van een incident.<br />

Groepsrisico<br />

In de QRA is geconstateerd dat het groepsrisico ver onder de oriëntatiewaarde ligt. Volgens de<br />

oriëntatiewaarde is de maximale toelaatbare kans op het overlijden van 10 personen, een kans<br />

van eens in de 100.000 jaar. Bij Dyflex is vastgesteld dat de kans op overlijden als gevolg van<br />

een brand in de opslagloods, kleiner is dan 10 personen en dat de kans daarop bovendien zeer<br />

klein is (eens in de 10.000.000.000 jaar). Formeel gezien is er dus geen sprake van een<br />

groepsrisico, omdat het aantal van 10 slachtoffers niet gehaald wordt bij een incident. In<br />

afbeelding 19 is de FN curve, die de waarde van het groepsrisico aangeeft, weergegeven.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


78<br />

Afbeelding 19: FN curve Dyflex Polymers<br />

Zelfredzaamheid<br />

Het worst-case scenario dat tijdens een brand bij Dyflex Polymers B.V. kan optreden is het<br />

vrijkomen van toxische stoffen in de vorm van stikstof en zwavel. Bij een toxisch incident komen<br />

toxische stoffen vrij waardoor een toxische wolk ontstaat. De omvang van het effectgebied<br />

wordt bepaald door de hoeveelheid toxische damp die vrijkomt en de verspreiding van de<br />

dampwolk. De verspreiding van de dampwolk is mede afhankelijk van de weersomstandigheden<br />

(windrichting en snelheid e.d.). De meeste (beperkt) kwetsbare objecten in het plangebied<br />

liggen relatief gunstig ten opzichte van de meest voorkomende wind uit zuidwestelijke richting.<br />

Bij het scenario van een toxische wolk is het van belang dat de aanwezigen in het effectgebied<br />

binnen blijven en dat ramen, deuren en ventilatiepompen worden gesloten. Hiermee wordt een<br />

safe-haven principe gecreëerd. Risicocommunicatie speelt een belangrijke rol. Ten behoeve<br />

van de zelfredzaamheid is het van belang dat het waarschuwings- en alarmeringssysteem<br />

(WAS) wordt ingezet. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid bij het vrijkomen van<br />

toxische stoffen wordt geadviseerd bij ontwikkelingen afsluitbare ventilatiesystemen in<br />

gebouwen toe te passen waarmee kan worden voorkomen dat toxische stoffen binnentreden.<br />

Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen is het zinvol dat<br />

bedrijfspersoneel en andere aanwezigen door middel van risicocommunicatie worden<br />

geïnformeerd en geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij zelf kunnen<br />

nemen. De gemeente heeft in dat kader een informatieplicht.<br />

Beheersbaarheid<br />

De beheersbaarheid van Dyflex Polymers is voldoende. De bereikbaarheid levert geen knelpunt<br />

op en de aanwezige sprinklerinstallatie voorkomt een escalatie van een beginnende brand.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


79<br />

4.8.3 Conclusie<br />

Gelet op de risicobronnen en het overwegend conserverende karakter van het plan bestaan er<br />

vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.<br />

De VRZHZ constateert dat de bereikbaarheid van het bedrijventerrein voldoende is. De<br />

brandweer kan in de meeste gevallen binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig zijn. De<br />

bluswatervoorziening is niet overal voldoende. In overleg met de lokale brandweer dient<br />

bekeken te worden hoe de bluswatervoorziening kan worden verbeterd.<br />

4.9 Mobiliteit<br />

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Met dit bestemmingsplan worden<br />

geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een significante toename van de verkeersintensiteit<br />

bewerkstelligen. Daarbij wordt opgemerkt dat in 2011 een onderzoek is uitgevoerd naar de<br />

verkeersaantrekkende werking van een uitwerking van het Genie en Citadelterrein. In het<br />

onderzoek is aan de hand van inwoners en arbeidsplaatsen de verkeersaantrekkende werking<br />

berekend. Daarbij is uitgegaan van onderstaande aantallen.<br />

In afbeelding 20 is aan de hand van deze aantallen een overzicht gegeven van de destijds<br />

verwachte intensiteiten voor 2021.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


80<br />

Intensiteit autonome situatie 2021 Intensiteit met plan 2021<br />

Afbeelding 20: Indicatieve weergave intensiteiten in 2021<br />

De destijds berekende toename als gevolg van het plan is dermate beperkt dat er geen<br />

belemmeringen gelden ten aanzien van de capaciteit van de omliggende wegen.<br />

Bij het uitwerken van de “uit te werken” bestemming of mogelijk maken van eventuele nieuwe<br />

ontwikkelingen die niet binnen het bestemmingsplan mogelijk zijn, zal een verkeersonderzoek<br />

worden uitgevoerd. Met Rijkswaterstaat wordt in dat geval ook de toename van de verkeersdruk<br />

op de N915 afgewogen.<br />

Besluitvorming doortrekking Antoniuslaan<br />

De gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht heeft in haar verkeers- en vervoersplan (GVVP 2009)<br />

vastgesteld dat ‘gezien de dagelijkse congestie op de snelwegen en de<br />

doorstromingsproblemen van en naar deze wegen (Noordeinde – Nijverheidsweg en <strong>Hendrik</strong><br />

Ydenweg – Ambachtsezoom) de doorstroming verbeterd dient te worden’. In het GVVP wordt<br />

het verlengen van de Antoniuslaan naar Noordeinde als oplossing gezien. In dat kader zijn<br />

verschillende varianten onderzocht.<br />

In 2011 heeft de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht een voorkeursvariant gekozen welke nader is<br />

uitgewerkt. Deze voorkeursvariant betreft het rechtstreeks en in het verlengde van de huidige<br />

Antoniuslaan doortrekken van die weg over particulier terrein, kruisend de waterkering en<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


81<br />

aansluitend op het nieuwe Noordeinde ter hoogte van de geplande waterbushalte. Het<br />

doortrekken van de Antoniuslaan naar het Noordeinde zou een oplossing kunnen bieden aan<br />

voornoemd knelpunt.<br />

Voor de realisatie van de voorkeursvariant zijn gronden van derden nodig. In dit<br />

bestemmingsplan wordt naar aanleiding van deze voorkeursvariant een wijzigingsbevoegdheid<br />

ter plaatse van particulier terrein opgenomen in het verlengde van de huidige Antoniuslaan<br />

richting de nieuwe waterbushalte.<br />

Fietspad<br />

Vanaf 21 oktober 2011 heeft het ontwerpprojectbesluit fietspad Noordeinde ter inzage gelegen<br />

en het projectbesluit is vastgesteld op 13 januari 2012. Het betreft het deel van het fietspad dat<br />

op de dijk komt te liggen van de Nijverheidsweg tot de Veerweg. In onderhavig<br />

bestemmingsplan is het fietspad middels een aanduiding “specifieke vorm van verkeer –<br />

langzaam verkeer” aangeduid.<br />

Kantoorgebouw<br />

Het nieuwe kantoorgebouw in het plandeel Crezeepolder wordt ontsloten via het Noordeinde<br />

naar de oude rijksweg 15 (A915). De verkeersproductie van een gemiddeld kantoor bedraagt op<br />

grond van de CROW-publicatie 256 ‘Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden’ gemiddeld 10<br />

autoverkeersbewegingen per 100 m 2 . De totale verkeersproductie van het kantoor met een<br />

grootte van 600 m 2 bedraagt 60 autoverkeersbewegingen in een gemiddelde werkdag. De<br />

kruising van het Noordeinde met de N915 heeft in zowel de ochtend/ als avondspits een<br />

intensiteit-capaciteitverhouding van 0,8. Dit betekent dat er louter in de ochtend/ en avondspits<br />

belemmeringen kunnen optreden ten aanzien van de verkeersafwikkeling (wachttijden).<br />

Voor het bedrijfsgebonden kantoorgebouw van 600 m 2 zijn 12 parkeerplaatsen voorzien. Op<br />

grond van de parkeerrichtlijnen uit de CROW geldt voor een kantoor zonder baliefunctie in een<br />

matig stedelijk gebied een minimum van 1,5 parkeerplaats per 100 m 2 bvo. Dat betekent dat ten<br />

minste 9 parkeerplaatsen benodigd zijn om aan de richtlijn te voldoen. Daaraan wordt voldaan.<br />

Waterbus<br />

De aanlegplaats van de Waterbus wordt verplaatst van de Veerweg naar een locatie aan het<br />

Genieterrein. De door te trekken Antoniuslaan kan hierop goed worden aangesloten.<br />

Conclusie<br />

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Met dit bestemmingsplan worden<br />

geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een significante toename van de verkeersintensiteit<br />

bewerkstelligen. Bij het uitwerken van de “uit te werken” bestemming of mogelijk maken van<br />

eventuele nieuwe ontwikkelingen die niet binnen het bestemmingsplan mogelijk zijn, zal een<br />

verkeersonderzoek worden uitgevoerd.<br />

Het aspect mobiliteit leidt in dit bestemmingsplan niet tot belemmeringen voor de ontwikkeling in<br />

dit plan.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


82<br />

4.10 Overige belemmeringen<br />

Inleidend<br />

Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij<br />

het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat<br />

bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen<br />

(zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke.<br />

Onderzoek<br />

Kabels en leidingen<br />

Ten westen van het plangebied is een hoogspanningsleiding van 50 kV aanwezig op circa 1<br />

kilometer. Voor het bestemmingsplan leidt deze hoogspanningsleiding niet tot restricties.<br />

Gebiedsaanduidingen<br />

Voor de Noord geldt een vrijwaringszone van 25 meter van de begrenzingslijn van de<br />

Rijksvaarweg. Deze vrijwaringszone is opgenomen om de doorvaart van de scheepvaart in<br />

voldoende mate te kunnen waarborgen. Binnen deze zone van 25 meter zijn in beginsel<br />

uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Indien de omstandigheden het<br />

toelaten en advies wordt ingewonnen bij Rijkswaterstaat is het mogelijk om de bouw van<br />

bouwwerken toe te staan.<br />

Ter hoogte van de Rietbaan is een gebiedsaanduiding “Vrijwaringszone – vaarweg 2”<br />

opgenomen. In overleg met Rijkswaterstaat is besloten om ter hoogte van deze rivier een lichter<br />

regime te laten gelden, omdat de Rietbaan door een kleiner gedeelte van de (beroeps)vaart<br />

wordt gebruikt. In overleg met Rijkswaterstaat kunnen op deze gronden bebouwing toe worden<br />

gelaten, waarbij Rijkswaterstaat in principe de uitgangspunten van het Barro minder strikt zal<br />

hanteren.<br />

Ten slotte is in het noordelijk gedeelte van het plangebied een gebiedsaanduiding “Milieuzone –<br />

boringsvrije zone” opgenomen om de kwaliteit van het water in het waterbeschermingsgebied te<br />

borgen.<br />

Buitendijks bouwen<br />

De provincie heeft als ambitie te zorgen voor mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen in<br />

buitendijkse gebieden met behoud van veiligheid tegen overstromingen. Zuid-Holland wil de<br />

toekomstige overstromingsrisico’s verkleinen. Sterkere keringen, aanpassingen in ruimtegebruik<br />

en omgaan met de overstromingsrisico’s vormen de leidraad voor het provinciale<br />

waterveiligheidsbeleid. Versterking van de primaire en regionale waterkeringen, bescherming<br />

van kwetsbare (buitendijkse) gebieden en crisisbeheersing / calamiteitenzorg zijn de<br />

belangrijkste onderdelen van het provinciale waterveiligheidsbeleid.<br />

De voor hoogwater meest kwetsbare gebieden zijn de buitendijkse terreinen, de diepgelegen<br />

binnendijkse gebieden en gebieden direct langs primaire keringen. Waterveiligheid is een<br />

belangrijk aspect bij de ontwikkeling van deze gebieden. Versterking van rivierdijken en<br />

regionale keringen gebeurt in samenhang met verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


83<br />

Gemeenten zijn gevraagd bij nieuwe ontwikkelingen en herstructureringen in buitendijkse<br />

gebieden een inschatting te maken van het slachtofferrisico en te motiveren hoe zij daarmee<br />

zijn omgegaan. Omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is, is een berekening van<br />

het slachtofferrisico niet noodzakelijk. Bij toekomstige ontwikkelingen zal het slachtofferrisico<br />

met behulp van de RisicoApplicatie Buitendijks bepaald worden en gemotiveerd worden hoe<br />

hiermee wordt omgegaan.<br />

4.11 Duurzaamheid<br />

4.11.1 Kader<br />

Nationaal klimaatbeleid<br />

Teneinde de Kyotodoelstellingen te realiseren, is landelijk klimaatbeleid geformuleerd. De korte<br />

termijn doelstelling voor Nederland is de uitstoot van de belangrijkste broeikasgassen in de<br />

periode van 2008 - 2012 met 6% terug te dringen ten opzichte van 1990. Op de lange termijn<br />

wil de overheid de overgang naar een duurzame energiehuishouding bereiken (een aandeel<br />

van twintig procent duurzame energie in 2020) en verdere beperking van de CO 2 -uitstoot<br />

realiseren (30% in 2020 ten opzichte van 1990). Dit is verwoord in het vierde Nationaal<br />

Milieubeleidsplan (NMP4).<br />

De Nederlandse overheid wil de helft van de nodige emissiereductie behalen met binnenlandse<br />

maatregelen en de andere helft uit het buitenland met behulp van de flexibele instrumenten uit<br />

het Kyoto-protocol.<br />

Het landelijke klimaatbeleid kent vier concrete doelstellingen die van toepassing zijn op de<br />

ontwikkeling van het glastuinbouwgebied:<br />

- in geval van nieuwbouw: het realiseren van een EPC (energieprestatiecoëfficiënt)-<br />

verscherping van tien procent ten opzichte van het bouwbesluit;<br />

- in geval van nieuwbouwprojecten > 250 woningen (of 25.000 m 2 bedrijvigheid): het<br />

realiseren van een EPL (energieprestatie op locatie) van 7,2;<br />

- in geval van herstructureringsopgaven > 250 woningen (of 25.000 m 2 bedrijvigheid): het<br />

realiseren van een EPL van 6,5;<br />

- het realiseren van vijf procent duurzaam opgewekt energiegebruik in gemeenten in 2010.<br />

4.11.2 Onderzoek<br />

Het plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die getoetst kunnen worden aan<br />

duurzaamheidsdoelstellingen. Het plan is daarmee conform de gewenste doelstellingen.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


84<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


85<br />

5 Uitvoerbaarheid<br />

5.1 Economische uitvoerbaarheid<br />

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Bro<br />

minimaal inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de<br />

inwerkingtreding van de Wro de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen<br />

waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van<br />

voorzieningen van openbaar nut, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer<br />

c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke<br />

exploitatieovereenkomsten met iedere grondeigenaar. Indien er met een eigenaar geen<br />

overeenkomst is gesloten, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met<br />

het bestemmingsplan c.q. wijzigingsplan moet worden vastgesteld.<br />

Op de gronden van de Crezéepolder 3 wordt een kantoor mogelijk gemaakt. Dit betreft een<br />

kantoor met een oppervlakte van circa 600 m 2 ten behoeve van Plaisier B.V. Met deze<br />

onderneming is een anterieure overeenkomst gesloten, zodat het kostenverhaal in voldoende<br />

mate geborgd is. In verband hiermee behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.<br />

Gekozen wordt om verder geen ontwikkelingen in het plan mogelijk te maken waarop de GREXwet<br />

van toepassing is.<br />

Conclusie<br />

Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.<br />

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid<br />

Plan(vormings)proces<br />

Conform de gemeentelijke inspraakverordening is inspraak in deze procedure verplicht.<br />

Aangezien sprake is van een overwegend conserverend plan ligt de nadruk met name op het<br />

informeren van bewoners, organisaties, ondernemers en bedrijven over bouw- en<br />

gebruiksmogelijkheden op perceelsniveau.<br />

Conclusie<br />

Gezien het voorgaande wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.<br />

5.3 Handhavingaspecten<br />

Uitgangspunt van het onderliggend bestemmingsplan zijn de vigerende regelingen. Bestaande<br />

rechten worden gehandhaafd.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


86<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


87<br />

6 Procedure<br />

6.1 Voorbereidingsfase<br />

Inspraak<br />

Het voorontwerpbestemmingsplan is conform de gemeentelijke inspraakverordening<br />

voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Het<br />

bestemmingsplan heeft vanaf 13 september 2012 tot 25 oktober 2012 ter inzage gelegen.<br />

Gedurende de inspraaktermijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of<br />

mondeling te reageren op het bestemmingsplan. Tevens heeft er op woensdag 17 oktober 2012<br />

in het gemeentehuis te <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht een inloopavond plaatsgevonden, waarbij een<br />

ieder de gelegenheid heeft gehad vragen te stellen over het voorontwerpbestemmingsplan.<br />

Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn geen inspraakreacties ingediend.<br />

Overleg<br />

Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en<br />

wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen<br />

van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die<br />

betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van<br />

belangen welke in het plan in het geding zijn.<br />

In dit kader is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de volgende<br />

instanties:<br />

- VROM Inspectie Regio Zuid-West;<br />

- Rijkswaterstaat Zuid-Holland;<br />

- Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten;<br />

- Rijksdienst voor de Monumentenzorg.<br />

- Kamer van Koophandel;<br />

- Ministerie van Economische Zaken;<br />

- Provincie Zuid-Holland;<br />

- Waterschap Hollandse Delta;<br />

- NV Nederlandse Gasunie;<br />

- Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid;<br />

- Brandweer <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht;<br />

- Oasen;<br />

- TenneT B.V;<br />

- Eneco Energie Infra Services BV;<br />

- Arriva.<br />

- Politie, regio ZHZ.<br />

- De gemeente Ridderkerk;<br />

- De gemeente Alblasserdam.<br />

- De ondernemersvereniging van Antoniapolder (Vereniging Ambachtse Ondernemers)<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


88<br />

Van 6 instanties is een overlegreactie ontvangen. De ontvangen overlegreacties zijn<br />

samengevat en beantwoord en als bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd. Per overlegreactie is<br />

aangegeven in hoeverre de reactie heeft geleid tot aanpassingen op het plan.<br />

De gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht heeft daarnaast nog enkele ambtshalve aanpassingen<br />

doorgevoerd in dit bestemmingsplan, die vermeldingswaardig zijn:<br />

In overleg met Rijkswaterstaat is ervoor gekozen om ter hoogte van de rivier de Rietbaan<br />

middels een aanduiding een mogelijkheid in te bouwen om ter plaatse van de<br />

vrijwaringszone, na het verkrijgen van een omgevingsvergunning, bebouwing toe te laten,<br />

mits afstemming heeft plaatsgevonden met Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat heeft<br />

aangegeven hiermee akkoord te gaan, gezien de bevaarbaarheidsklasse van de<br />

Rietbaan.<br />

Er is een passage opgenomen over buitendijks bouwen om te anticiperen op het<br />

provinciale beleid over buitendijks bouwen.<br />

6.2 Ontwerpfase<br />

Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg is de bestemmingsplanprocedure<br />

voortgezet. De aanpassingen die volgen uit de inspraakreacties en de overlegreacties zijn<br />

verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.<br />

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet<br />

bestuursrecht van toepassing. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening dient de<br />

kennisgeving, als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb, ook in de Staatscourant te worden<br />

geplaatst en via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden<br />

toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van<br />

belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende<br />

gemeenten.<br />

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze<br />

termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk een zienswijze op het plan in te<br />

dienen. In beginsel betekent dit ook dat de stukken met de kennisgeving aan de eerder<br />

genoemde diensten en instanties moet worden toegezonden (artikel 3:13 Awb).<br />

6.3 Vaststellingsfase<br />

Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen<br />

omtrent de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan.<br />

Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van<br />

Gedeputeerde Staten. Tegen het besluit tot vaststelling staat direct beroep open bij de Afdeling<br />

bestuursrechtspraak van de Raad van State en bestaat de mogelijkheid om een voorlopige<br />

voorziening in te dienen. Direct na de beroepstermijn treedt het plan in werking waarna tot<br />

planrealisatie kan worden overgegaan.<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

Toelichting<br />

Ontwerp


Bijlagen


Bijlage 1:<br />

Kwantitatieve Risicoanalyse gasleiding


Kwantitatieve Risicoanalyse (QRA)<br />

<strong>Bestemmingsplan</strong> 'Bedrijventerrein Antoniapolder +’<br />

Gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht<br />

8 december 2011<br />

KuiperCompagnons


Pagina 1


Inhoudsopgave<br />

blz.<br />

1 Inleiding .................................................................................................................... 4<br />

2 Invoergegevens .......................................................................................................... 6<br />

2.1 Interessegebied ................................................................................................... 6<br />

2.2 Relevante leiding .................................................................................................. 6<br />

2.3 Populatie ............................................................................................................ 7<br />

3 Plaatsgebonden risico ................................................................................................... 8<br />

4 Groepsrisico .............................................................................................................10<br />

4.1 Screening ..........................................................................................................10<br />

4.2 FN curve ...........................................................................................................11<br />

5 Conclusies ...............................................................................................................12<br />

6 Referenties ...............................................................................................................14<br />

Inhoudsopgave bijlage<br />

Bijlage A:<br />

Overzicht populatiegegevens<br />

Pagina 2


Pagina 3


1 Inleiding<br />

Met het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Antoniapolder +’ wordt de bouw van kantoor mogelijk<br />

gemaakt. In de nabijheid van dat nieuwe kantoor, in het noorden van het plangebied, is een<br />

aardgastransportleiding aanwezig (W-530-01). Op basis van artikel 12 van het Besluit externe<br />

veiligheid buisleidingen (Bevb) is een (beperkte) verantwoording verplicht wanneer een ruimtelijk<br />

besluit met (beperk) kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van een dergelijke<br />

leiding is gelegen. Bestaande (beperkt) kwetsbare objecten en het plangebied zijn gelegen binnen<br />

deze zone, waardoor dus een verantwoording noodzakelijk is. Onderdeel van deze verantwoording<br />

is het in kaart brengen van de waarde van het plaatsgebonden en groepsrisico. In<br />

deze kwalitatieve risicoanalyse (QRA) zijn deze waarden berekend.<br />

De risicostudie in dit rapport is uitgevoerd conform de door de overheid gestelde richtlijnen voor<br />

het uitvoeren van risicoanalyses aan ondergrondse gelegen hogedruk aardgastransportleidingen<br />

[1, 2, 3, 4]. De analyse is uitgevoerd met het pakket CAROLA. CAROLA is een software<br />

pakket dat in opdracht van de Nederlandse overheid is ontwikkeld, specifiek ter bepaling van<br />

het plaatsgebonden risico en groepsrisico van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen.<br />

Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een onbeschermd persoon<br />

die onafgebroken op dezelfde plaats verblijft, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met<br />

een potentieel gevaarlijke bron. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van<br />

contouren met een gelijke risicowaarde op een kaart.<br />

Het groepsrisico voor buisleidingen is gedefinieerd als de frequentie per jaar per kilometer leiding<br />

dat een groep van tenminste tien personen komt te overlijden als gevolg van een ongeval<br />

met die buisleiding, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven<br />

in een FN-curve, een dubbel logaritmische grafiek waarbij op de horizontale as het aantal<br />

doden (N) wordt gegeven en op de verticale as de cumulatieve frequentie (F) van tenminste N<br />

doden.<br />

Om te bepalen of de berekende risico’s acceptabel zijn wordt getoetst aan de normen zoals die<br />

worden vastgelegd in het Bevb.<br />

Voor het plaatsgebonden risico geldt dat er zich geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten<br />

mogen bevinden binnen de plaatsgebonden risico contour van 10 -6 per jaar. Voor (geprojecteerde)<br />

beperkt kwetsbare objecten geldt het 10 -6 per jaar PR criterium als richtwaarde.<br />

Het groepsrisico is voorzien van een oriëntatiewaarde, die voor buisleidingen gesteld is op F*N 2<br />

< 10 -2 per jaar per km leiding, waarin F de frequentie per jaar is met N of meer dodelijke slachtoffers.<br />

Daarnaast geldt een verantwoordingsplicht, waarbij het bevoegd gezag verplicht wordt<br />

gesteld om advies in te winnen bij hulpverleningsdiensten omtrent aspecten als hulpverlening<br />

en zelfredzaamheid. Laatstgenoemde aspecten, en daarmee de verantwoordingsplicht, worden<br />

in dit rapport niet geadresseerd.<br />

Pagina 4


Pagina 5


2 Invoergegevens<br />

De risicoberekeningen die in dit rapport zijn beschreven zijn uitgevoerd met CAROLA versie<br />

1.0.0.51. De gehanteerde parameterfile heeft versienummer 1.2. De berekeningen zijn uitgevoerd<br />

op 6 december 2011. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de meteorologische<br />

gegevens van het weerstation Rotterdam.<br />

In dit hoofdstuk worden de verschillende invoergegevens nader gespecificeerd in de navolgende<br />

secties.<br />

2.1 Interessegebied<br />

Het interessegebied wordt bepaald door de druk en de diameter van de leiding W-530-01. Dit<br />

gebied is weergegeven in figuur 2.1.<br />

Figuur 2.1 Interessegebied voor de uitgevoerde risicoberekeningen.<br />

2.2 Relevante leiding<br />

Op basis van het gespecificeerde interessegebied is de volgende aardgastransportleiding meegenomen<br />

in de risicostudie. Deze leiding is niet gelegen binnen het plangebied, maar het invloedsgebied<br />

van de leiding overlapt het plangebied. In de volgende tabel zijn de gegevens van<br />

de onderzochte aardgastransportleiding weergegeven.<br />

Eigenaar Leidingnaam Diameter [inch] Druk [bar] Datum aanleveren<br />

gegevens<br />

N.V. Nederlandse Gasunie W-530-01 12,75 40 29-11-2011<br />

Tabel 2.2: Gegevens onderzochte aardgastransportleiding.<br />

Deze leiding is gevisualiseerd in figuur 2.2.<br />

Pagina 6


Leidingen meegenomen in de risicoberekeningen<br />

Leidingen waarvoor de houdbaarheidsdatum van de gegevens verstreken is<br />

Figuur 2.2 Buisleidingen aanwezig in de omgeving van het interessegebied.<br />

Voor de in bovenstaande figuur opgenomen leidingen zijn geen risico mitigerende maatregelen<br />

verdisconteerd in de bijbehorende risicoberekeningen.<br />

2.3 Populatie<br />

Het invloedsgebied voor de leiding W-530-01 bedraagt ongeveer 140 meter. Op basis hiervan is<br />

het inventarisatiegebied vastgesteld. Voor de bepaling van het groepsrisico is het van belang<br />

dat de populatie rondom de aardgastransportleiding wordt geïnventariseerd. Deze populatieaantallen<br />

zijn aan de hand van inschattingen en met behulp van de Publicatiereeks Gevaarlijke<br />

Stoffen 1, deel 6 bepaald.<br />

In de volgende tabel en in bijlage A van deze QRA wordt nader ingegaan op de bepaalde populatieaantallen.<br />

Label Type Aantal Vervangmodus Percentage Personen<br />

K (kantoren) Werken 20,.0 Toevoegen Nieuwe Populatie 100/ 1/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

1 (kassengebied) Werken 19,8 Toevoegen Nieuwe Populatie 100/ 24/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

2 (wonen) Wonen 4,8 Toevoegen Nieuwe Populatie 50/ 100/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

3 (wonen) Wonen 2,4 Toevoegen Nieuwe Populatie 50/ 100/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

4 (kassengebied) Werken 15,4 Toevoegen Nieuwe Populatie 100/ 16/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

5 (wonen) Wonen 7,2 Toevoegen Nieuwe Populatie 50/ 100/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

6 (bedrijven) Werken 12,0 Toevoegen Nieuwe Populatie 100/ 21/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

7 (bedrijfsbestemming) Werken 56,0 Toevoegen Nieuwe Populatie 100/ 0/ 100/ 1/ 100/ 100<br />

8 (bedrijfsbestemming) Werken 44,0 Toevoegen Nieuwe Populatie 100/ 0/ 100/ 1/ 100/ 100<br />

9 (bedrijven) Werken 136,0 Toevoegen Nieuwe Populatie 100/ 21/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

10 (wonen) Wonen 7,2 Toevoegen Nieuwe Populatie 50/ 100/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

11 (bedrijven) Werken 96,0 Toevoegen Nieuwe Populatie 100/ 21/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

12 (wonen) Wonen 12,0 Toevoegen Nieuwe Populatie 50/ 100/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

13 (wonen) Wonen 19,2 Toevoegen Nieuwe Populatie 50/ 100/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

14 (bedrijven) Werken 188,0 Toevoegen Nieuwe Populatie 100/ 21/ 7/ 1/ 100/ 100<br />

Tabel 2.3: Overzicht populatieaantallen.<br />

Pagina 7


3 Plaatsgebonden risico<br />

Voor de in het voorgaande hoofdstuk genoemde gasleiding is het plaatsgebonden risico bepaald.<br />

Voor deze gasleidingen wordt het plaatsgebonden risico weergegeven met risicocontouren<br />

op een achtergrondkaart. In figuur 3.1 zijn de risicocontouren voor de gasleiding weergegeven.<br />

1E-4<br />

1E-5<br />

1E-6<br />

1E-7<br />

1E-8<br />

Figuur 3.1 Plaatsgebonden risico voor W-539-01 van N.V. Nederlandse Gasunie.<br />

Langs de leiding W-530-01 bevindt zich geen PR 10 -6 -risicocontour. Deze leiding heeft een<br />

werkdruk van 40 bar, daardoor geldt er een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden<br />

van de leiding. De belemmeringenstrook loopt net als de gasleiding door het plangebied.<br />

Pagina 8


Pagina 9


4 Groepsrisico<br />

4.1 Screening<br />

Om in één oogopslag een indruk te krijgen van het groepsrisico wordt het groepsrisico gescreend<br />

alvorens voor specifieke segmenten FN-curves te visualiseren. Voor de gasleiding<br />

wordt per stationing de overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico<br />

weergegeven. Deze is berekend door rondom elk punt op de leiding één kilometer segment te<br />

kiezen die gecentreerd ligt ten opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding is een FNcurve<br />

berekend en voor deze FN-curve de overschrijdingsfactor.<br />

De overschrijdingsfactor is de verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee<br />

is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd<br />

of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat de FN-curve onder<br />

de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van 1 zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij<br />

een waarde groter dan 1 wordt de oriëntatiewaarde overschreden.<br />

Voor zowel de huidige als de toekomstige situatie is de maximale overschrijdingsfactor van de<br />

maatgevende kilometer leiding gevonden bij 12 slachtoffers, met een frequentie van 3,13*10 -7 .<br />

De maximale overschrijdingsfactor voor dit tracé is gelijk aan 4,508*10 -3 (zowel huidig als toekomstig)<br />

en correspondeert met die kilometer leiding die gekarakteriseerd wordt door stationing<br />

6200.00 en stationing 7200.00. Voor deze kilometer leiding is de FN-curve opgenomen in het<br />

volgende hoofdstuk. De betreffende kilometer leiding is gevisualiseerd in figuur 4.1.<br />

Figuur 4.1 Kilometer leiding met maximale overschrijding van de FN-curve voor W-530-01.<br />

Figuur 4.2 Groepsrisico screening voor W-530-01.<br />

Pagina 10


4.2 FN curve<br />

Voor de aardgastransportleiding W-530-01 is het groepsrisico berekend. Een samenvatting van<br />

de resultaten hiervan is gegeven in het voorgaande hoofdstuk. In dit hoofdstuk wordt voor de<br />

leiding de daadwerkelijke FN-curve gegeven van de (in termen van groepsrisico) kilometer met<br />

de hoogste groepsrisicowaarde van het betreffende tracé.<br />

Figuur 5.1 FN curve van de maatgevende kilometer voor W-530-01.<br />

De waarde van het groepsrisico bedraagt 4,508*10 -3 in zowel de huidige als de toekomstige<br />

situatie. Daarmee is er geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het nieuwe<br />

kantoor is gelegen binnen het invloedsgebied, maar levert geen toename op van het groepsrisico<br />

in de huidige en toekomstige situatie.<br />

Pagina 11


5 Conclusies<br />

Voor de aardgastransportleiding W-530-01 is waarde van het plaatsgebonden en het groepsrisico<br />

berekend. Deze berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het rekenpakket CAROLA.<br />

Deze leiding heeft een werkdruk van 40 bar en een diameter van 12,75 inch. Daardoor is er aan<br />

weerszijde van de leiding een invloedsgebied aanwezig van ongeveer 140 meter. Op basis<br />

hiervan is het inventarisatiegebied vastgesteld voor de huidige en de toekomstige situatie,<br />

waarin de populatie-aantallen zijn bepaald.<br />

Uit de berekeningen blijkt dat er langs de leiding geen PR 10 -6 -risicocontour aanwezig is. De<br />

belemmeringenstrook langs deze leiding is 4 meter aan weerszijden van de leiding. De waarde<br />

van het groepsrisico is 4,508*10 -3 , voor zowel de huidige situatie als in de situatie na vaststelling<br />

van het bestemmingsplan. Het realiseren van het kantoor heeft geen invloed op de waarde<br />

van het groepsrisico. Daardoor blijft het toekomstige groepsrisico gelijk ten opzichte van de<br />

bestaande situatie.<br />

Pagina 12


Pagina 13


6 Referenties<br />

[1] Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en<br />

Milieu. Brief 390/06 CEV Lah/pbz-1191. 6 november 2006.<br />

[2] Risicomethodiek aardgastransportleidingen. Ministerie van VROM. Brief 2006.334302.<br />

7 december 2006.<br />

[3] Laheij GMH, Vliet AAC van, Kooi ES. Achtergronden bij de vervanging van zoneringafstanden<br />

hogedruk aardgastransportleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie. Rijksinstituut<br />

voor Volksgezondheid en Milieu. RIVM-rapport 620121001/2008. 2008.<br />

[4] M. Gielisse, M.T. Dröge, G.R. Kuik. Risicoanalyse aardgastransportleidingen. N.V. Nederlandse<br />

Gasunie. DEI 2008.R.0939. 2008.<br />

Pagina 14


Bijlage A<br />

Overzicht populatieaantallen


Bijlage 2:<br />

Kwantitatieve Risicoanalyse Bolidt


Kwantitatieve Risico Analyse Bolidt<br />

Ten behoeve van Wm-revisievergunning<br />

Bolidt Kunststoftoepassing B.V.<br />

22 maart 2010<br />

Definitief rapport<br />

9S6638.05


INHOUDSOPGAVE<br />

1 INLEIDING 1<br />

1.1 Aanleiding 1<br />

1.2 Leeswijzer 1<br />

2 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN 2<br />

2.1 Activiteiten 2<br />

2.2 Selectie ten behoeve van QRA 3<br />

3 INITIËLE FAALSCENARIO’S MET BIJBEHORENDE FAALKANSEN 5<br />

3.1 Inleiding 5<br />

3.2 Ontwikkeling van de brand 5<br />

3.2.1 Brandoppervlak 5<br />

3.2.2 Ventilatievoud 6<br />

3.2.3 Brandduur 6<br />

3.2.4 Kans op optreden van een brandscenario 7<br />

3.3 Resulterende brandsnelheid 7<br />

3.3.1 Bepaling maximum brandsnelheid bij oppervlaktebeperkende<br />

brand 8<br />

3.3.2 Bepaling maximum brandsnelheid bij zuurstofbeperkende<br />

brand 8<br />

3.4 Bepaling molfractie in opgeslagen product 9<br />

3.5 Bronterm toxische verbrandingsproducten / onverbrand<br />

toxisch product 10<br />

3.5.1 Toxische verbrandingsproducten 10<br />

3.5.2 Onverbrand toxisch product 10<br />

3.6 Scenario’s PGS-15 opslagvoorzieningen 11<br />

4 UITGANGSPUNTEN RISICOMODELLERING 12<br />

4.1 Rekenpakket 12<br />

4.2 Omgevingsfactoren 12<br />

4.2.1 Meteorologische omstandigheden 12<br />

4.2.2 Populatiegegevens 12<br />

4.2.3 Omgevingskenmerken 12<br />

4.3 Stofgegevens 13<br />

4.4 Locatie scenario’s 13<br />

5 RESULTATEN 14<br />

5.1 Inleiding 14<br />

5.2 Toetsingskader 14<br />

5.2.1 Plaatsgebonden risico 14<br />

5.2.2 Groepsrisico 15<br />

5.3 Toetsing resultaten 16<br />

5.3.1 Plaatsgebonden risico 16<br />

5.3.2 Groepsrisico 17<br />

5.4 Effectafstanden 18<br />

Blz.<br />

QRA Bolidt - i - 9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport 22 maart 2010


6 CONCLUSIES 20<br />

7 REFERENTIES 21<br />

BIJLAGEN<br />

Bijlage 1:<br />

Bijlage 2:<br />

Plattegrond Bolidt<br />

Bepaling gemiddelde structuurformule per opslagvoorziening<br />

QRA Bolidt - ii - 9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport 22 maart 2010


1 INLEIDING<br />

1.1 Aanleiding<br />

Bolidt Kunststoftoepassing B.V. te <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht (verder aangeduid als: Bolidt) is<br />

een bedrijf dat thermohardende kunststoffen ontwikkelt, produceert en in de markt<br />

toepast. Thermohardende kunststoffen worden onder meer gebruikt om er vloeren,<br />

ondersabelingen, slijtlagen, scheepsdek- en coatingsystemen van te maken.<br />

Bolidt heeft onder meer vanwege de uitbreiding van de productiecapaciteit het<br />

voornemen een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer aan te vragen voor de<br />

gehele inrichting. Hiertoe wordt de indeling van activiteiten binnen haar bedrijf gewijzigd.<br />

Dit omvat voornamelijk de (her)verdeling van de stoffen over de diverse opslagplaatsen.<br />

In het kader van de aanvraag Wm-revisievergunning dienen ook de externe<br />

veiligheidsrisico’s door middel van een zogenaamde ‘Kwantitatieve Risico Analyse’<br />

(QRA) in kaart gebracht te worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de begrippen<br />

‘Plaatsgebonden Risico’ (PR) en ‘Groepsrisico’ (GR):<br />

• Het PR geeft de kans aan dat iemand die voortdurend op een bepaalde plaats<br />

onbeschermd zou verblijven, ten gevolge van enig ongewoon voorval bij een<br />

bepaalde activiteit om het leven komt. Opgemerkt wordt dat het plaatsgebonden<br />

risico voorheen ook wel werd aangeduid als het ‘individueel risico’;<br />

• Het GR geeft de kans weer dat een bepaalde groep mensen door de effecten van<br />

een activiteit dodelijk wordt getroffen. Het groepsrisico wordt grafisch weergegeven<br />

als zogenaamde fN-curve, waarbij de kans (f) wordt uitgezet tegen het mogelijk<br />

aantal doden (N) en is afhankelijk van de bevolkingsdichtheid in de omgeving van<br />

de inrichting.<br />

Het toetsingskader voor het plaatgebonden risico en groepsrisico voor inrichtingen is<br />

vastgelegd in het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen’ (Bevi) [1]. Op basis van het<br />

berekende PR en het GR het toetsingskader uit het Bevi kan worden beoordeeld of de<br />

inrichting voldoet aan de gestelde eisen.<br />

Bolidt heeft Haskoning Nederland B.V. verzocht om een QRA op te stellen voor haar<br />

inrichting te <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht. Onderhavige rapportage omvat deze QRA.<br />

1.2 Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 2 wordt een toelichting gegeven op de relevante activiteiten van Bolidt met<br />

betrekking tot onderhavige QRA. Tevens vindt in dit hoofdstuk een selectie plaats van<br />

de opslagvoorzieningen welke betrokken worden in de QRA. Hoofdstuk 3 omvat de<br />

bepaling van de brandontwikkeling, brandsnelheid, stofsamenstelling en de<br />

brandscenario’s. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de ‘Handleiding Risicoberekeningen<br />

Bevi’ (HRB) [1]. De voor de berekeningen gehanteerde overige uitgangspunten worden<br />

in hoofdstuk 4 gepresenteerd. In hoofdstuk 5 wordt het toetsingskader uit het Bevi [1]<br />

gepresenteerd waarna de berekende externe veiligheidsrisico’s worden gepresenteerd<br />

en getoetst. De rapportage wordt afgesloten met een samenvattende conclusie in<br />

hoofdstuk 6.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 1 - 22 maart 2010


2 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN<br />

2.1 Activiteiten<br />

Binnen het bedrijf worden thermohardende kunststoffen ontwikkelt, geproduceerd en in de<br />

markt toepast. Het produceren van thermohardende kunststoffen is een fysisch proces. Er<br />

vindt géén chemische bewerking c.q. reactie plaats van grond- en hulpstoffen.<br />

Voor het productieproces wordt gebruik gemaakt van gevaarlijke en ongevaarlijke<br />

stoffen. Deze stoffen worden opgeslagen in diverse opslagruimten, welke geschikt zijn<br />

voor de verschillende typen stoffen. Tabel 2.1 geeft een overzicht van de opgeslagen<br />

grondstoffen. Tabel 2.2 bevat een overzicht van de eindproducten.<br />

Tabel 2.1: Overzicht grondstoffen<br />

Locatie a<br />

Omschrijving stoffen<br />

Max.<br />

WMScategoricategorie<br />

opslag<br />

ADR-<br />

Soort<br />

opslaghoeveelheid<br />

[ton]<br />

B0-III<br />

droge<br />

pigmenten/pigmentpasta's<br />

Xi, Xn, N, T 3, 6.1, 9 10 b gevaarlijk c emballage<br />

C0-I diverse grondstoffen Xi, Xn, N, C 8, 9<br />

322 (waarvan 88<br />

gevaarlijk c )<br />

tanks<br />

C0-II droge minerale vulstoffen Geen geen 269,2 silo's<br />

C0-VI droge vulstoffen Xi geen 200 emballage<br />

D0-II diverse grondstoffen Xi, Xn, N, C, T 6.1, 8, 9<br />

200 (waarvan 50<br />

gevaarlijk c )<br />

emballage<br />

D0-III diverse grondstoffen<br />

Xi, Xn, N, F,<br />

30 (waarvan 25<br />

3<br />

C, T<br />

gevaarlijk c )<br />

emballage<br />

D0-IV diverse grondstoffen O, Xi 5.2<br />

0,15 (grondstoffen +<br />

eindproducten)<br />

emballage<br />

a. Zie bijlage 1 voor de plattegrond van Bolidt;<br />

b. Voor de pigmentpasta's (halffabrikaten) zijn geen maximale voorraden opgegeven. Deze hoeveelheden<br />

wisselen van dag tot dag, gezien deze pigmentpasta's op order gedraaid worden en binnen 48 uur worden<br />

verwerkt in producten;<br />

c. Als ‘gevaarlijk’ geclassificeerd conform het ADR.<br />

Tabel 2.2: Overzicht eindproducten<br />

Locatie a<br />

Omschrijving stoffen<br />

Max.<br />

WMScategoricategorie<br />

opslag<br />

ADR-<br />

Soort<br />

opslaghoeveelheid<br />

[ton]<br />

B0-II eindproducten F, Xi, Xn 3 10 emballage<br />

B0-I &<br />

400 (waarvan. 160 b<br />

eindproducten Xi, Xn, T, N, C 3, 6.1, 8, 9<br />

B0-III<br />

gevaarlijk c )<br />

emballage<br />

C0-III eindproducten Geen Geen 250 emballage<br />

D0-IV eindproducten O, Xi 5.2<br />

0,15 (grondstoffen +<br />

eindproducten)<br />

emballage<br />

a. Zie bijlage 1 voor de plattegrond van Bolidt;<br />

b. De gevaarlijke stoffen voor B0-I & B0-III zijn uitgesplitst naar: ADR klasse 3: 5 ton; ADR klasse 6.1: 5 ton; ADR<br />

klasse 8: 50 ton; ADR klasse 9: 100 ton;<br />

c. Als ‘gevaarlijk’ geclassificeerd conform het ADR.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 2 - 22 maart 2010


2.2 Selectie ten behoeve van QRA<br />

Zoals in voorgaande paragraaf toegelicht is, vindt bij Bolidt géén chemische bewerking<br />

c.q. reactie plaats van grond- en hulpstoffen. Er vindt enkel een fysisch proces plaats.<br />

Dit heeft geen gevolgen voor de externe veiligheidsrisico’s voor de omgeving. De<br />

productie van deze thermohardende kunststoffen wordt derhalve ook niet betrokken<br />

onderhavige QRA.<br />

De opslag van grondstoffen en eindproducten levert wel een risico op voor de<br />

omgeving. In een aantal opslagvoorzieningen worden namelijk gevaarlijke stoffen<br />

opgeslagen die, bij een brand, mogelijk toxische verbrandingsproducten in de omgeving<br />

verspreiden. In onderhavige QRA worden de opslagvoorzieningen waarin zich<br />

gevaarlijke stoffen bevinden, beschouwd als PGS-15 opslagen.<br />

In onderhavige QRA wordt bekeken wat de externe veiligheidsrisico’s van de opslagen<br />

zijn. Per opslagvoorziening dient aangegeven te worden of deze van invloed is op de<br />

externe veiligheidsrisico’s. Dit gebeurt op basis van eisen zoals vermeld in de HRB [2]:<br />

A. In de opslag dient 10 ton of meer aan gevaarlijke stoffen opgeslagen te zijn;<br />

B. Er dient een brand mogelijk te zijn (in het brandcompartiment dienen stoffen<br />

aanwezig te zijn die brandbaar zijn);<br />

C. Er dienen stoffen aanwezig te zijn waarbij bij verbranding of door ontleding toxische<br />

verbrandingsproducten (NO 2 , HCl of SO 2 ) ontstaan;<br />

D. De rookgassen moeten zich in de omgeving verspreiden die op leefniveau toxische<br />

concentraties bevatten.<br />

Indien aan alle vier de eisen voldaan wordt, dient de opslagruimte betrokken te worden<br />

in de berekening van het externe veiligheidsrisico.<br />

In tabel 2.3 worden aan de hand van de eisen zoals vermeld in de HRB [2], de locaties<br />

binnen de inrichting van Bolidt geselecteerd voor het berekenen van de externe<br />

veiligheidsrisico’s van dit bedrijf.<br />

A a B a C a D a Geselecteerd voor<br />

Tabel 2.3: Selectie opslagvoorzieningen<br />

Locatie<br />

Hoeveelheid opgeslagen<br />

ADR ADR en/of Wms e<br />

gevaarlijke stoffen<br />

berekening?<br />

[ton]<br />

B0-II 10 10 Nee Ja - b - b Nee<br />

B0-I & B0-III 170 258 Ja Ja Ja Ja d Ja<br />

C0-I 88 116 Ja Ja c Ja Ja d Ja<br />

C0-II 0 0 Nee Nee - b - b Nee<br />

C0-III 0 0 Nee Nee - b - b Nee<br />

C0-VI 0 1,15 Nee Nee - b - b Nee<br />

D0-II 50 79 Ja Ja Ja Ja d Ja<br />

D0-III 25 25 Ja Ja Ja Ja d Ja<br />

D0-IV 0,15 0,0025 Nee Nee - b - b Nee<br />

a. De eisen conform HRB [2] voor selectie van PGS-15 opslagen voor het berekenen van de externe<br />

veiligheidsrisico’s zijn:<br />

A. In de opslag dient 10 ton of meer aan gevaarlijke stoffen opgeslagen te zijn;<br />

B. Er dient een brand mogelijk te zijn (in het brandcompartiment dienen stoffen aanwezig te zijn die<br />

brandbaar zijn);<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 3 - 22 maart 2010


C. Er dienen stoffen aanwezig te zijn waarbij bij verbranding of door ontleding toxische<br />

verbrandingsproducten (NO 2 , HCl of SO 2 ) ontstaan;<br />

D. De rookgassen moeten zich in de omgeving verspreiden die op leefniveau toxische concentraties<br />

bevatten.<br />

b. In deze opslag wordt minder dan 10 ton gevaarlijke stoffen opgeslagen. Op basis hiervan wordt de<br />

opslagvoorziening niet geselecteerd voor de berekening. Gezien de diversiteit aan producten in deze opslag is<br />

niet bekeken of deze opslag aan eis C en D (zie voetnoot a) voldoet.<br />

c. Ruimte C0-I maakt deel uit van een grotere opslagruimte (C0-II, C0-III, C0-IV, C0-V, C0-VI en C0-VII). Deze<br />

opslagruimten zijn niet gescheiden middels brandwerende muren. De kans bestaat derhalve dat een brand in<br />

de andere opslagen leidt tot brand in ruimte C0-I.<br />

d. Aangezien de opslaggebouwen bij Bolidt dicht bij de terreingrens zijn gelegen wordt aangenomen dat bij het<br />

optreden van een brand waarbij toxische verbrandingsproducten ontstaan, deze de terreingrens overschrijden.<br />

Ongeacht de werkelijke afstand tot de terreingrens.<br />

e. Onder ‘gevaarlijke stoffen’ vallen stoffen die ADR- óf Wms-geclassificeerd zijn.<br />

Naar aanleiding van tabel 2.3 voldoen de volgende locaties aan de eisen zoals vermeld<br />

in de HRB [2] en worden deze geselecteerd voor het berekenen van de externe<br />

veiligheidsrisico’s van Bolidt:<br />

• Locatie B0-I & B0-III (dit wordt in de QRA beschouwd als één opslagvoorziening<br />

vanwege de afwezigheid van een brandwerende scheiding);<br />

• Locatie C0-I (samen met C0-II, C0-III, C0-IV, C0-V, C0-VI en C0-VII vormt dit één<br />

opslagvoorziening: C0).<br />

• Locatie D0-II;<br />

• Locatie D0-III.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 4 - 22 maart 2010


3 INITIËLE FAALSCENARIO’S MET BIJBEHORENDE FAALKANSEN<br />

3.1 Inleiding<br />

In dit hoofdstuk worden, op basis van de HRB [2], de ongevalscenario’s van de PGS-15<br />

opslagvoorzieningen bepaald en de daarbij behorende faalkansen en de bronsterktes.<br />

Bij het bepalen van het externe veiligheidsrisico van de PGS-15 opslagen wordt de HRB<br />

[2] gehanteerd. Conform de HRB [2] spelen de volgende aspecten een rol in de externe<br />

veiligheidsrisico’s:<br />

• Ontwikkeling van de brand;<br />

• Resulterende brandsnelheid;<br />

• Bepaling molfractie in opgeslagen product;<br />

• Bronterm toxische verbrandingsproducten / onverbrand toxisch product.<br />

Hieronder worden de bovengenoemde punten verder toegelicht.<br />

3.2 Ontwikkeling van de brand<br />

Een brandscenario beschrijft een fase in de ontwikkeling van een brand en wordt<br />

gedefinieerd door een combinatie van factoren, die uiteindelijk de brandsnelheid<br />

bepalen. De omvang van een brandscenario wordt bepaald door:<br />

• Brandoppervlak (i.e. vloeroppervlak);<br />

• Ventilatievoud van de ruimte per uur;<br />

• Brandduur (i.e. de blootstellingsduur, maximaal 30 min).<br />

De (vervolg-)kans op optreden van een brandscenario wordt bepaald door:<br />

• De grootte van het brandcompartiment;<br />

• Het brandbestrijdingssysteem operationeel in het brandcompartiment.<br />

3.2.1 Brandoppervlak<br />

De grootte van de opslagvoorziening bepaalt mede de grootte van de effecten, bij een<br />

opslagvoorziening met een groot oppervlak kunnen de maximale effecten aanzienlijk<br />

groter zijn dan bij een opslagvoorziening met een klein oppervlak. Daarnaast is de<br />

oppervlakte van invloed op de kans op het optreden van een brand met een in de HRB<br />

[2] aangegeven oppervlakte. In onderstaande tabel zijn de dimensies van de<br />

geselecteerde opslagvoorzieningen weergegeven.<br />

Tabel 3.1: Dimensies geselecteerde opslagvoorzieningen<br />

Opslagvoorziening Oppervlak Hoogte Inhoud<br />

Verspreiding a<br />

[m 2 ] [m] [m 3 ]<br />

B0-I & B0-III 2.005 3,9 7.820 Intern<br />

C0 1.495 11 16.456 Extern<br />

D0-II 470 7 3.290 Extern<br />

D0-III 143 7 1.001 Extern<br />

a. Dit wordt in Safeti-Nl [3] aangemerkt als ‘deel van een groter gebouw’.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 5 - 22 maart 2010


3.2.2 Ventilatievoud<br />

Het ventilatievoud van de ruimte per uur is mede afhankelijk van het beschermingsniveau<br />

van de ruimte. Bij de meeste brandbestrijdingssystemen onder beschermingsniveau<br />

1 moet gerekend worden met een ventilatievoud van 4 en een onbeperkte<br />

ventilatievoud (∞). Wanneer de deuren gedurende de brandduur gesloten zijn, bedraagt<br />

de ventilatievoud 4. Indien tijdens een brand de deuren niet sluiten, is de ventilatievoud<br />

onbeperkt. De kans dat deuren niet sluiten, is afhankelijk van het type deuren:<br />

• Automatische, bij brand zelfsluitende deuren: 0,02;<br />

• Handbediende deuren 0,10.<br />

Opslagvoorziening D0-II en D0-III bij Bolidt hebben de beschikking over automatisch<br />

sluitende deuren. De opslagvoorzieningen B0-I & B0-III en C0 beschikken hier niet over.<br />

In tabel 3.2 is het beschermingsniveau en het ventilatievoud voor de geselecteerde<br />

opslagvoorzieningen weergegeven.<br />

Brandbestrijdingssysteem<br />

Tabel 3.2: Beschermingsniveau en ventilatievoud geselecteerde opslagvoorzieningen<br />

Opslagvoorziening<br />

Beschermings-<br />

Automatisch<br />

Ventilatievoud<br />

niveau a<br />

sluitende deuren deuren<br />

open<br />

deuren<br />

gesloten<br />

B0-I & B0-III 1 1.1 b Nee ∞ 4<br />

C0 1 1.9 c Nee ∞ 4<br />

D0-II 1 1.6 d Ja ∞ 4<br />

D0-III 1 1.6 d Ja ∞ 4<br />

a. In PGS-15 zijn acht brandbeveiligingsinstallaties beschreven die momenteel als stand der techniek worden<br />

beschouwd. Bij de brandbestrijdingssystemen wordt voor opslaghoeveelheden groter dan 10 ton met<br />

betrekking tot brandpreventie en bluswateropvang nader onderscheid gemaakt in drie beschermingsniveaus.<br />

In tabel 3.4 zijn de brandbestrijdingssystemen weergegeven waarover de diverse opslagvoorzieningen bij<br />

Bolidt beschikking hebben.<br />

b. Opslagvoorziening B0-I & B0-II beschikt over een vol-automatisch sprinklersysteem.<br />

c. Deze opslagvoorziening beschikt over een branddetectiesysteem en stationaire blusinstallaties. Dit is niet één<br />

van de opgenomen bestrijdingssystemen in de HRB [2], daarom wordt gekozen om de ‘worst-case’ benadering<br />

op het gebied van brandbestrijdingsinstallaties als uitgangspunt te nemen in onderhavige QRA. Conform de<br />

HRB [2] wordt daarom systeem 1.9 ‘handbediend deluge-installatie met watervoorziening door<br />

bedrijfsbrandweer’ 1 aangehouden.<br />

d. Deze opslagvoorzieningen beschikken over een automatische hi-ex inside-air installatie (lichtschuiminstallatie).<br />

3.2.3 Brandduur<br />

De brandduur is gelijk aan de tijd die nodig is om de brand te blussen. Aan de<br />

brandduur wordt een maximum gesteld dat gelijk is aan de verondersteld maximale<br />

blootstellingsduur van mensen in de omgeving, te weten 30 minuten. De brandduur is<br />

mede afhankelijk van het beschermingsniveau van de ruimte, de oppervlakte van de<br />

brand en de aanwezigheid van zelfsluitende deuren. In tabel 3.2 is het beschermingsniveau<br />

en de aanwezigheid van zelfsluitende deuren per opslagvoorziening<br />

weergegeven. Voor alle opslagvoorzieningen kan een brandduur van 30 minuten<br />

worden aangehouden.<br />

1<br />

Systeem 1.9 is ‘worst-case’ vanwege de kans op een brand met het maximale brandoppervlak dat kan optreden.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 6 - 22 maart 2010


3.2.4 Kans op optreden van een brandscenario<br />

Conform HRB [2] zijn er twee scenario’s voor een brand in een opslagvoorziening. De<br />

basis faalkansen conform HRB [2] zijn in tabel 3.3 weergegeven.<br />

Tabel 3.3: Faalscenario’s brand in een opslagvoorziening<br />

Scenario<br />

Initiële faalkans<br />

Beschermingsniveau 1 en 2 3<br />

[jaar -1 ] [jaar -1 ]<br />

1. Vrijkomen van toxische verbrandingsproducten 8,8*10 -4 1,8*10 -4<br />

2. Vrijkomen van (zeer) toxische onverbrande stoffen tijdens de brand 8,8*10 -4 1,8*10 -4<br />

Alle geselecteerde opslagvoorzieningen beschikken over beschermingsniveau 1,<br />

derhalve wordt een initiële faalkans van 8,8*10 -4 gehanteerd in onderhavig onderzoek.<br />

Aan de hand van de grootte van het brandcompartiment en het brandbestrijdingssysteem<br />

operationeel in het brandcompartiment kunnen de vervolgkansen op een brand<br />

van een bepaalde oppervlakte conform HRB [2] worden vastgesteld. In tabel 3.1 is de<br />

grootte van de diverse brandcompartimenten weergegeven en in tabel 3.2 is het brandbestrijdingssysteem<br />

weergegeven. De onderstaande tabel 3.4 geeft de vervolgkansen<br />

op een brand van een bepaalde oppervlakte weer.<br />

Tabel 3.4: Kans op een brand van een bepaalde oppervlakte<br />

Brandbestrijdingssysteem Ventilatie- Kans op brand van een bepaalde omvang<br />

voud 20 m 2 50 m 2 100 m 2 300 m 2 900 m 2<br />

1.1a Automatische sprinklerinstallatie 4 & ∞ 45% 44% 10% 0,5% 0,5%<br />

1.6 Automatische hi-ex inside-air installatie 4 & ∞ 89% 9% 1% 0,5% 0,5%<br />

1.9 Handbediend deluge-installatie met<br />

watervoorziening door brandweer<br />

4 & ∞ - 20% 30% 25% 25%<br />

3.3 Resulterende brandsnelheid<br />

De brandsnelheid is de hoeveelheid uitgangsproduct die per tijdseenheid verbrandt.<br />

Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de verbranding volledig is; smeulende branden<br />

worden niet beschouwd. De brandsnelheid die voor de modellering wordt gehanteerd, is<br />

de minimum waarde van de oppervlaktebeperkte en de zuurstofbeperkte brandsnelheid.<br />

De brandsnelheid is afhankelijk van de aanwezige hoeveelheid brandstof (met andere<br />

woorden de benodigde hoeveelheid zuurstof) en de beschikbare zuurstof. Als de<br />

beschikbare hoeveelheid zuurstof groter is dan de benodigde hoeveelheid zuurstof is de<br />

zuurstof geen beperkende factor, en is er sprake van een oppervlakte beperkte brand.<br />

Wanneer zuurstof wel een beperkende factor is, is sprake van een zuurstofbeperkende<br />

brand.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 7 - 22 maart 2010


Bij een onbeperkte ventilatievoud is altijd sprake van een oppervlaktebeperkende brand.<br />

Bij een beperkte ventilatievoud dient bepaald te worden of het een oppervlaktebeperkende<br />

brand of een zuurstofbeperkende brand betreft. De brandsnelheid die gehanteerd<br />

dient te worden voor de modellering, betreft de minimum waarde van de oppervlaktebeperkende<br />

of de zuurstofbeperkende brandsnelheid.<br />

3.3.1 Bepaling maximum brandsnelheid bij oppervlaktebeperkende brand<br />

De brandsnelheid van een oppervlaktebeperkende brand wordt conform de HRB [2] als<br />

volgt berekend:<br />

B max = B * A<br />

De betekenis van de symbolen in de formule is als volgt:<br />

Bmax = maximale brandsnelheid [kg/s];<br />

B = brandsnelheid [kg/m 2 .s];<br />

A = brandoppervlak [m 2 ].<br />

Conform de HRB [2] bedraagt de brandsnelheid B voor de meeste gevaarlijke<br />

vloeistoffen en vaste stoffen gemiddeld 0,025 kg/m 2 .s. Voor ADR klasse 3 stoffen (en<br />

spuitbussen) wordt een vier keer hogere brandsnelheid gehanteerd, namelijk 0,100<br />

kg/m 2 .s. Voor de geselecteerde opslagvoorzieningen is de fractie ADR klasse 3 stoffen<br />

bepaald en meegenomen bij het berekenen van de maximale brandsnelheid bij een<br />

oppervlakte beperkte brand. In tabel 3.5 is per opslagvoorziening het aandeel stoffen<br />

van ADR klasse 3 weergegeven met daarbij de berekende brandsnelheid per<br />

opslagvoorziening.<br />

Tabel 3.5: Brandsnelheid per opslagvoorziening<br />

Opslagvoorziening<br />

Opgeslagen hoeveelheid<br />

Gemiddelde brandsnelheid<br />

Totaal ADR klasse 3<br />

[ton] [ton] [%] [kg/m 2 .s]<br />

B0-I & B0-III 410 5 1 0,026 a<br />

C0 322 0 0 0,025<br />

D0-II 200 0 0 0,025<br />

D0-III 30 25 83 0,088 b<br />

a. Berekend op basis van de volgende formule: 0,025 * (100% - 1%) + 0,100 * 1%;<br />

b. Berekend op basis van de volgende formule: 0,025 * (100 - 83%) + 0,100 * 83%.<br />

3.3.2 Bepaling maximum brandsnelheid bij zuurstofbeperkende brand<br />

In het geval dat de beschikbare hoeveelheid zuurstof kleiner is dan de voor een<br />

oppervlaktebeperkende brand benodigde hoeveelheid, is de brand zuurstofbeperkend.<br />

De brandsnelheid B O2 wordt dan bepaald aan de hand van de beschikbare hoeveelheid<br />

zuurstof. Deze wordt, op basis van de gemiddelde structuurformule, als volgt bepaald:<br />

B O2 = Ф O2 * M w / ZB<br />

Met Ф O2 = 0,2 * (1 + 0,5 * F) * V / (24 * 1800)<br />

En ZB = + 0,25 - 0,5 - 0,25 + 0,1 + <br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 8 - 22 maart 2010


Waarin:<br />

B O2 = brandsnelheid [kg/s]<br />

Ф O2 = beschikbare hoeveelheid zuurstof [kmol/s]<br />

M w = molgewicht van het uitgangsproduct [kg/kmol]<br />

ZB = zuurstofbehoefte: benodigde hoeveelheid zuurstof voor de verbranding<br />

van 1 mol van de opgeslagen stoffen [mol/mol]<br />

F = ventilatievoud van de ruimte per uur [-]<br />

V = volume van de ruimte [m 3 ]<br />

0,2 = fractie zuurstof in de lucht [-]<br />

24 = molair volume van lucht [m 3 /kmol]<br />

1.800 = toevoertijd van de zuurstof [s]<br />

a = aantal C-atomen in het uitgangsproduct [-]<br />

b = aantal H-atomen in het uitgangsproduct [-]<br />

c = aantal O-atomen in het uitgangsproduct [-]<br />

d = aantal Cl-atomen in het uitgangsproduct [-]<br />

e = aantal N-atomen in het uitgangsproduct [-]<br />

f = aantal S-atomen in het uitgangsproduct [-]<br />

Safeti-NL [3] bepaald, op basis van een aantal invoerparameters, zelf of een brand een<br />

oppervlaktebeperkende of zuurstofbeperkende brand is en wat de corresponderende<br />

brandsnelheid is per compartiment.<br />

3.4 Bepaling molfractie in opgeslagen product<br />

Bepaald wordt het aantal molen toxische verbrandingsproduct dat bij een omzettingspercentage<br />

van 100% per mol verbrand product wordt meegevoerd in de rookgassen.<br />

Het toxische verbrandingsproduct is gedefinieerd als NO 2 , HCl en SO 2 gevormd uit, de<br />

in het opgeslagen product aanwezige, stikstof (N), chloor (Cl) en zwavel (S). In de<br />

afleiding worden fluor en broom meegeteld als chloor.<br />

Het bepalen van de molfractie per opslagvoorziening is afhankelijk van de totaal<br />

opgeslagen hoeveelheid en de samenstelling van de opgeslagen stoffen. In bijlage 2 is<br />

per opslagvoorziening de gemiddelde structuurformule bepaald. Het resultaat hiervan is<br />

opgenomen in tabel 3.6.<br />

Tabel 3.6: Gemiddelde structuurformule per opslagvoorziening<br />

Opslagvoorziening C H O Cl N S P<br />

B0-I & B0-III 6,6 14,4 1,8 0,2 2,3 0,0 0,0<br />

C0 15,0 14,4 2,0 0,0 0,5 0,0 0,0<br />

D0-II 6,3 10,7 0,7 0,2 1,8 0,0 0,0<br />

D0-III 7,2 12,3 1,9 0,0 0,6 0,0 0,0<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 9 - 22 maart 2010


3.5 Bronterm toxische verbrandingsproducten / onverbrand toxisch product<br />

3.5.1 Toxische verbrandingsproducten<br />

De berekende aantallen molen toxische verbrandingsproduct per mol verbrand product<br />

wordt omgezet in emissies uitgedrukt als massadebieten (aangeduid als bronterm). Aan<br />

de hand van de gemiddelde molecuulformules zoals in tabel 3.6 is weergegeven, kan de<br />

emissie voor de toxische verbrandingsproducten NO 2 , HCl en SO 2 als volgt worden<br />

berekend:<br />

Bij onbeperkte ventilatievoud (F = ∞):<br />

Ф NO2 = B max x % actief x x 46 x η NO2 / M w<br />

Ф HCl = B max x % actief x x 36,5 x η HCl / M w<br />

Ф NO2 = B max x % actief x x 64 x η NO2 / M w<br />

Bij eindige ventilatievoud (veelal F =4):<br />

Ф NO2 = Min (B max , B O2 ) x % actief x x 46 x η NO2 / M w<br />

Ф HCl = Min (B max , B O2 ) x % actief x x 36,5 x η HCl / M w<br />

Ф NO2 = Min (B max , B O2 ) x % actief x x 64 x η NO2 / M w<br />

Waarin:<br />

Min (B max , B O2 ) = resulterende brandsnelheid, oppervlakte- of zuurstofbeperkt<br />

[kg/s];<br />

η = omzettingspercentage [kmol/kmol];<br />

46 / 36,5 / 64 = molgewicht van de verbrandingproducten NO 2 , HCl en SO 2<br />

[kg/kmol].<br />

Het omzettingspercentage η voor stikstofhoudende verbindingen bij brand in NO 2<br />

bedraagt 10%, voor chloor- en zwavelhoudende verbindingen in respectievelijk HCl en<br />

SO 2 is dit 100%. Op basis van de invoerparameters berekent Safeti-NL [3] zelf de<br />

brontermen van toxische verbrandingsproducten bij de verschillende brandscenario’s.<br />

3.5.2 Onverbrand toxisch product<br />

In aanvulling op het ontstaan van toxische verbrandingsproducten dient rekening<br />

gehouden te worden met het ontstaan van onverbrande toxische producten. Het gaat<br />

hierbij om stoffen van ADR klasse 6.1, verpakkingsgroep I en II. Conform de HRB [2]<br />

dient deze stofcategorie enkel meegenomen te worden in een QRA indien er meer dan<br />

5 (vp I) respectievelijk 50 ton (vp II) opgeslagen wordt.<br />

In tabel 3.7 is aangegeven welke hoeveelheden van dit type stof worden opgeslagen bij<br />

Bolidt.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 10 - 22 maart 2010


Tabel 3.7: Gewichtsfractie ADR klasse 6.1 (verpakkingsgroep I of II) per compartiment<br />

Opslag-<br />

ADR 6.1, VP I<br />

ADR 6.1, VP II<br />

Opgeslagen Overschrijding<br />

voorziening Opgeslagen Overschrijding<br />

drempelwaarde >5 ton a drempelwaarde >50 ton a<br />

[kg] [ton] [-] [kg] [ton] [-]<br />

B0-I & B0-III 0 0 Nee 206 0,2 Nee<br />

C0 0 0 Nee 0 0 Nee<br />

D0-II 0 0 Nee 745 0,745 Nee<br />

D0-III 0 0 Nee 0 0 Nee<br />

a. In de vergunningaanvraag wordt van ADR klasse 6.1 een hoeveelheid van 5 ton aangevraagd. Dit omvat<br />

stoffen van verpakkingsgroep I, II of III. Beide drempelwaardes uit deze tabel worden derhalve niet<br />

overschreden.<br />

In opslagvoorzieningen B0-I & B0-III en D0-II vindt opslag van ADR klasse 6.1 stoffen<br />

(verpakkingsgroep II) plaats. Deze stoffen worden echter in hoeveelheden lager dan de<br />

drempelwaarde van 50 ton opgeslagen. Bij hoeveelheden kleiner dan deze<br />

drempelwaarde is, conform de HRB [2], de bijdrage van onverbrande (zeer) toxische<br />

producten altijd te verwaarlozen ten opzichte van de bijdrage van toxische verbrandingsproducten.<br />

Derhalve wordt hier geen rekening mee gehouden in de modellering.<br />

3.6 Scenario’s PGS-15 opslagvoorzieningen<br />

Op basis van de vermelde parameters in voorgaande paragrafen, zijn de betreffende<br />

opslagvoorzieningen ingevoerd in het modelleringsprogramma Safeti-NL [3] als<br />

verschillende ‘warehouses’. Dit programma bepaalt aan de hand van de ingevoerde<br />

gegevens de brandscenario’s en de bijbehorende effecten.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 11 - 22 maart 2010


4 UITGANGSPUNTEN RISICOMODELLERING<br />

4.1 Rekenpakket<br />

Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn berekend met het rekenpakket<br />

‘Safeti-NL’ [3]. Safeti-NL is een uniform rekenpakket voor het berekenen van de externe<br />

veiligheidsrisico's van inrichtingen. Dit pakket is door het ministerie van VROM verplicht<br />

gesteld om toe te passen op kwantitatieve risico analyses. Aan de hand van een aantal<br />

invoergegevens, zoals de hoeveelheid gevaarlijke stof, de procescondities en de<br />

scenario's, berekent Safeti-NL de externe veiligheidsrisico’s. Het resultaat van een<br />

berekening bestaat uit de plaatsgebonden risico-contouren en het groepsrisico.<br />

4.2 Omgevingsfactoren<br />

Bij het bepalen van de risico's ten gevolge van ongewenste voorvallen voor de<br />

omgeving is een aantal omgevingsfactoren van belang:<br />

• meteorologische omstandigheden (weertypen);<br />

• populatiegegevens;<br />

• omgevingskenmerken (ruwheidslengte).<br />

4.2.1 Meteorologische omstandigheden<br />

Bij het berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is gebruik gemaakt<br />

van de meteorologische gegevens van meetstation Rotterdam. De meteorologische<br />

gegevens zijn opgenomen in het rekenpakket Safeti-NL [3].<br />

4.2.2 Populatiegegevens<br />

De bevolkingsgegevens rondom Bolidt zijn verstrekt door de provincie Zuid-Holland.<br />

Deze zijn gehanteerd bij de berekening van het groepsrisico.<br />

In aanvulling hierop is voor het omliggende bedrijventerrein, op basis van PGS 1 (deel<br />

6) [4] een dichtheid van 75 personen per hectare aangehouden. Voor bedrijventerreinen<br />

kan dit gezien worden als een ruime aanname aangezien de dichtheid van bedrijventerreinen<br />

over het algemeen veel geringer is.<br />

In de onderhavige QRA wordt ervan uitgegaan dat de gehanteerde dichtheid van 75<br />

personen per hectare het aantal personen bij bedrijven en (bedrijfs)woningen op het<br />

bedrijventerrein representeert.<br />

4.2.3 Omgevingskenmerken<br />

De hoedanigheid van de omgeving speelt een rol bij het optreden van effecten van een<br />

brand. Hierbij is het van belang wat voor type bebouwing (hoog- of laagbouw) of natuur<br />

er in de omgeving van Bolidt gelegen is. Conform de HRB [2] is gebruik gemaakt van<br />

het programma ‘roughness’ [5] om de zogenaamde ruwheidslengte van de omgeving te<br />

bepalen. Dit programma berekent een ruwheidslengte van 461 mm voor de omgeving<br />

van Bolidt.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 12 - 22 maart 2010


4.3 Stofgegevens<br />

De stofgegevens zijn per opslagvoorziening ingevoerd aan de hand van de gemiddelde<br />

structuurformules zoals opgenomen in paragraaf 3.4 vermeld. Voor de toxische<br />

verbrandingsproducten NO 2 , HCl en SO 2 is uitgegaan van de stofgegevens zoals deze<br />

zijn opgenomen in Safeti-NL [3].<br />

4.4 Locatie scenario’s<br />

Op een topografische kaart, in combinatie met de inrichtingsplattegrond van Bolidt zijn<br />

de locaties van de diverse opslagvoorzieningen bepaald en vervolgens in een<br />

coördinatenstelsel gezet. De opslagvoorzieningen hebben de coördinaten zoals vermeld<br />

in tabel 4.1.<br />

Tabel 4.1: Coördinaten opslagvoorzieningen<br />

Opslagvoorziening X-coördinaat Y-coördinaat<br />

B0-I & B0-III 104.389 429.220<br />

C0-I 104.441 429.241<br />

D0-II 104.477 429.244<br />

D0-III 104.485 429.214<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 13 - 22 maart 2010


5 RESULTATEN<br />

5.1 Inleiding<br />

De resultaten van de QRA en de daarmee samenhangende consequenties worden<br />

beoordeeld op basis van de normen zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid<br />

inrichtingen (BEVI) [1]. Dit betreft het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor<br />

beide risico’s is in onderstaande paragrafen een toelichting gegeven op de van<br />

toepassing zijnde toetsingskaders.<br />

5.2 Toetsingskader<br />

5.2.1 Plaatsgebonden risico<br />

Het PR geeft de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op<br />

een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een<br />

ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het<br />

plaatsgebonden risico kan op een bepaalde opslagvoorziening worden berekend. Bij de<br />

risicoberekeningen in de onderhavige QRA zijn de risico’s voor de verschillende<br />

scenario’s en opslagplaatsen gesommeerd tot een totaal plaatsgebonden risico.<br />

Het PR moet getoetst worden aan de in het Bevi [1] opgenomen grens- en richtwaarden.<br />

In het Bevi is voor diverse situaties een toetsingskader gedefinieerd. Het van toepassing<br />

zijnde toetsingskader voor de inrichting van Bolidt, voor zowel kwetsbare als beperkt<br />

kwetsbare objecten, is weergegeven in tabel 5.1.<br />

Tabel 5.1: Grenswaarden voor het plaatsgebonden risico voor de inrichting van Bolidt<br />

Type situatie<br />

PR hoger dan 10-5 per<br />

PR tussen 10 -5 en 10 -6<br />

PR lager dan 10 -6<br />

jaar<br />

per jaar<br />

per jaar<br />

Kwetsbare objecten<br />

Verandering inrichting<br />

Niet toegestaan (art. 7, 1 e<br />

Niet toegestaan (art. 7, 1 e<br />

Toegestaan<br />

waarvoor op of na het<br />

lid)<br />

lid)<br />

tijdstip van inwerking-<br />

treding van dit besluit een<br />

Wm-vergunning is<br />

verleend<br />

Beperkt kwetsbare objecten<br />

Verandering inrichting<br />

In beginsel niet toegestaan<br />

In beginsel niet toegestaan<br />

Toegestaan<br />

waarvoor op of na het<br />

(art. 7, 2 e lid)<br />

(art. 7, 2 e lid)<br />

tijdstip van inwerkingtreding<br />

van dit besluit een<br />

Wm-vergunning is<br />

verleend<br />

In tabel 5.2 is een toelichting opgenomen voor de termen ‘kwetsbare objecten’ en<br />

‘beperkt-kwetsbare objecten’.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 14 - 22 maart 2010


Tabel 5.2: Omschrijving van de termen ‘beperkt kwetsbaar object’ en ‘kwetsbaar object’<br />

Beperkt kwetsbaar object<br />

a Verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en<br />

dienst- en bedrijfswoningen van derden<br />

b Kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbaar object, onder c, vallen<br />

c Hotels en restaurants, voorzover zij niet onder kwetsbaar object, onder c, vallen<br />

d Winkels, voorzover zij niet onder kwetsbaar object, onder c, vallen<br />

e Sporthallen, zwembaden en speeltuinen<br />

f Sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder<br />

kwetsbaar object, onder d, vallen<br />

g Bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbaar object, onder c, vallen<br />

h Objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de<br />

gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin<br />

doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten<br />

geen kwetsbare objecten zijn<br />

i Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw<br />

met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een<br />

ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.<br />

Kwetsbaar object<br />

a Woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in beperkt kwetsbaar object, onder a<br />

b Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen,<br />

ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:<br />

1. Ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;<br />

2. Scholen; of<br />

3. Gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.<br />

c Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag<br />

aanwezig zijn, zoals:<br />

1. Kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m 2 per object, of<br />

2. Complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak<br />

meer dan 1000 m 2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m 2 per<br />

winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd<br />

d Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende<br />

meerdere aaneengesloten dagen<br />

5.2.2 Groepsrisico<br />

Het GR geeft de kans aan dat tenminste een bepaald aantal mensen door enig<br />

ongewoon voorval bij een bepaalde activiteit dodelijk wordt getroffen. Het groepsrisico<br />

wordt grafisch weergegeven als zogenaamde fN-curve, waarmee de kans (f) wordt<br />

uitgezet tegen het mogelijk aantal doden (N) en is afhankelijk van de bevolkingsdichtheid<br />

in de omgeving van de inrichting.<br />

In het Bevi [1] is de buitenwettelijke oriëntatiewaarde opgenomen dat een incident met<br />

10 of meer doden slechts met een kans van één op de honderdduizend per jaar mag<br />

voorkomen (10 -5 ), terwijl een ongeval met 100 of meer doden slechts met een kans van<br />

één op de tien miljoen jaar (10 -7 ) mag voorkomen. De buitenwettelijk vastgestelde<br />

waarde voor het GR is een oriënterende richtwaarde waar het bevoegd gezag<br />

gemotiveerd van mag afwijken. Hierbij maakt het bevoegd gezag een afweging met<br />

betrekking tot de aanvaardbaarheid van de risico’s, Bij deze afweging speelt onder<br />

andere de zelfredzaamheid van de aanwezige personen in de nabije omgeving een rol.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 15 - 22 maart 2010


5.3 Toetsing resultaten<br />

5.3.1 Plaatsgebonden risico<br />

In figuur 5.1 is het PR in de vorm van zogenaamde risicocontouren ten gevolge van de<br />

opslagvoorziening bij Bolidt weergegeven. Risicocontouren verbinden locaties met<br />

eenzelfde risico met elkaar. Opgemerkt wordt dat het PR onafhankelijk is van de<br />

daadwerkelijke aanwezigheid van personen. Uit figuur 5.1 blijkt dat binnen de PR 10 -6<br />

contour zich géén (beperkt) kwetsbare objecten zijn gelegen.<br />

Figuur 5.1: Plaatsgebonden risico Bolidt<br />

Om de bijdrage van de scenario’s aan het PR in kaart te brengen zijn in de directe<br />

omgeving van Bolidt enkele Risk Ranking Points (RRP) geplaatst. Deze zijn geplaatst bij<br />

de bedrijven in de directe omgeving van Bolidt. Met deze RRP’s wordt inzichtelijk welke<br />

scenario’s bijdragen aan het PR op een bepaalde plaats. In tabel 5.3 is de bijdrage van<br />

de scenario’s die verantwoordelijk zijn voor het PR weergegeven evenals de locatie van<br />

RRP’s.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 16 - 22 maart 2010


Tabel 5.3: Bijdrage van de scenario’s aan het PR buiten de inrichting per risk ranking point<br />

Faalscenario Bijdrage aan het PR [%]<br />

Noord (104.403, 429.301 m)<br />

C0 Doors Open- 900 m2/1800 s 63<br />

B0-I & B0-III Doors Open- 800 m2/1800 s 24<br />

B0-I & B0-III Doors Open- 300 m2/1800 s 8<br />

Totaal 95<br />

Zuid (104.441, 429.155 m)<br />

C0 Doors Open- 900 m2/1800 s 45<br />

B0-I & B0-III Doors Open- 800 m2/1800 s 27<br />

B0-I & B0-III Doors Open- 300 m2/1800 s 8<br />

D0-III Doors open- 50 m2/1800 s 5<br />

D0-III Doors open- 144 m2/1800 s 4<br />

D0-III Doors open- 470,89 m2/1800 s 4<br />

Totaal 93<br />

West (104.318, 429.197 m)<br />

B0-I & B0-III Doors Open- 800 m2/1800 s 64<br />

B0-I & B0-III Doors Open- 300 m2/1800 s 22<br />

B0-I & B0-III Doors Open- 100 m2/1800 s 6<br />

Totaal 92<br />

Op basis van bovenstaande tabel blijkt dat een brand in opslagvoorzieningen B0-I & B0-<br />

III en CO het meest bijdragen aan het plaatsgebonden risico.<br />

5.3.2 Groepsrisico<br />

In figuur 5.2 is het GR weergegeven. De oriënterende richtwaarde uit het Bevi [1] is in<br />

dit figuur aangegeven met een rechte lijn. Uit figuur 5.2 blijkt dat het berekende GR de<br />

oriënterende waarde niet overschrijdt. De norm voor het GR is een richtwaarde, het<br />

Wm-bevoegd gezag mag hiervan gemotiveerd afwijken.<br />

Figuur 5.2 Groepsrisico Bolidt<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 17 - 22 maart 2010


De percentuele bijdrage van de verschillende ongevalscenario’s op het GR zijn vermeld<br />

in tabel 5.4. Op basis van deze tabel blijkt dat een brand in opslagvoorziening B0-I &<br />

B0-III het meest bijdraagt aan het groepsrisico.<br />

Tabel 5.4: Bijdrage van de scenario’s aan het GR<br />

Bijdrage aan het GR<br />

[%]<br />

B0-I & B0-III Doors Open- 800 m2/1800 s 69<br />

D0-II Doors Open- 470,89 m2/1800 s 13<br />

D0-II Doors Open- 300 m2/1800 s 5<br />

C0 Doors Open- 900 m2/1800 s 4<br />

Totaal: 91<br />

5.4 Effectafstanden<br />

Met het rekenpakket ‘Safeti-NL’ [3] zijn de externe veiligheidsrisico’s berekend. Naast de<br />

externe veiligheidsrisico’s zijn per ongevalscenario ook de effecten berekend. In tabel<br />

5.5 is per ongevalscenario met de grootste effectafstanden deze effectafstand weergegeven.<br />

Hierbij wordt gebruik gemaakt van het criterium ‘1% letaliteit’. Dit criterium<br />

geeft die effectafstand weer waarop nog 1% van de aanwezige personen overlijdt als<br />

gevolg van een ongeval.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 18 - 22 maart 2010


Tabel 5.5: Effectafstand per ongevalscenario<br />

Ruimte Ongevalscenario a Effect Weertype/<br />

windsnelheid<br />

Stof Effectafstand b<br />

[m]<br />

B0-I & B0-III Doors Open- 800 m2/1800 s Toxische D, 5 m/s NO 2 131<br />

wolk SO 2 - d<br />

HCl<br />

F, 1,5 m/s NO 2 1.800<br />

B0-I & B0-III Doors Open- 300 m2/1800 s Toxische D, 5 m/s NO 2 74<br />

wolk SO 2 - d<br />

SO 2<br />

HCl<br />

HCl<br />

- c<br />

- d<br />

- c<br />

F, 1,5 m/s NO 2 540<br />

C0<br />

Doors open- 900 m2/1800 s Toxische D, 5 m/s NO 2 - c<br />

wolk SO 2 - d<br />

SO 2<br />

HCl<br />

HCl<br />

- c<br />

- d<br />

- c<br />

F, 1,5 m/s NO 2 67<br />

D0-II<br />

Doors Open- 470,89 m2/1800 s Toxische D, 5 m/s NO 2 155<br />

wolk SO 2 - d<br />

SO 2<br />

HCl<br />

HCl<br />

- d<br />

- d<br />

- d<br />

F, 1,5 m/s NO 2 1.690<br />

HCl 72<br />

D0-II<br />

Doors Open- 300 m2/1800 s Toxische D, 5 m/s NO 2 95<br />

wolk SO 2 - d<br />

SO 2<br />

HCl<br />

F, 1,5 m/s NO 2 1.155<br />

HCl 44<br />

a. Voor een beschrijving van de ongevalscenario’s wordt verwezen naar paragraaf 3.6 van de onderhavige QRA;<br />

b. Weergegeven is de afstand tot de 1%-letaliteit waarde (LBW);<br />

c. De LBW wordt niet bereikt voor de beschreven stof en weertype;<br />

d. De uitgangsstof in deze opslagvoorziening bevat geen zwavel (S) en/of chloor (Cl).<br />

SO 2<br />

- c<br />

- d<br />

- c<br />

- d<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 19 - 22 maart 2010


6 CONCLUSIES<br />

Bolidt Kunststoftoepassing B.V. te <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht is een bedrijf dat<br />

thermohardende kunststoffen ontwikkelt, produceert en in de markt toepast.<br />

Bolidt heeft onder meer vanwege de uitbreiding van de productiecapaciteit het<br />

voornemen een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer aan te vragen voor de<br />

gehele inrichting. Hiertoe wordt de indeling van activiteiten binnen haar bedrijf gewijzigd.<br />

Dit omvat voornamelijk de (her)verdeling van de stoffen over de diverse opslagplaatsen.<br />

In het kader van de aanvraag Wm-revisievergunning dienen de externe<br />

veiligheidsrisico’s door middel van een zogenaamde ‘Kwantitatieve Risico Analyse’<br />

(QRA) in kaart gebracht te worden. In onderstaande opsomming zijn de conclusies van<br />

onderhavige QRA vermeld:<br />

• Uit de berekende externe veiligheidsrisico’s blijkt dat binnen de plaatsgebonden<br />

risicocontour van 10 -6 per jaar geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn gelegen;<br />

• De omvang van het groepsrisico overschrijdt de oriëntatiewaarde richtwaarde uit het<br />

Bevi niet.<br />

Samenvattend kan op basis van de onderhavige rapportage gesteld worden dat de<br />

voorgenomen wijzigingen bij Bolidt niet leiden tot een verhoogd risico van de externe<br />

veiligheid.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 20 - 22 maart 2010


7 REFERENTIES<br />

[1] Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit van 27 mei 2004, houdende<br />

milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer<br />

VROM;<br />

[2] Handleiding Risicoberekeningen BEVI versie 3.2, RIVM, d.d. 1 juli 2009;<br />

[3] Safeti-NL, versie 6.54 DNV/RIVM, 1 juli 2009;<br />

[4] Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 1 deel 6: aanwezigheidsgegevens,<br />

Ministerie van Buitenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, SZW, Ministerie van<br />

Verkeer en Waterstaat, december 2003;<br />

[5] Roughness, KNMI, maart 2000.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - 21 - 22 maart 2010


A COMPANY OF<br />

Bijlage 1<br />

Plattegrond Bolidt<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport 22 maart 2010


Figuur B1.1: Plattegrond Bolidt<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - B1.1 - 22 maart 2010


A COMPANY OF<br />

Bijlage 2<br />

Bepaling gemiddelde structuurformule per<br />

opslagvoorziening<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport 22 maart 2010


Bepaling gemiddelde structuurformules opslagvoorzieningen.<br />

De gemiddelde structuurformule wordt toegepast om de bronsterkte van de toxische verbrandingsproducten te bepalen. Deze bestaat uit de<br />

structuurformules van de opgeslagen producten en wordt omschreven door het aantal moleculen voor C, H, O, Cl, N, S en P. Het aantal moleculen in<br />

de gemiddelde structuurformule wordt ook wel de gemiddelde samenstelling genoemd. De gemiddelde samenstelling wordt toegepast in de<br />

modelering in Safeti-NL [3].<br />

Tabel B2.1: Bepaling gemiddelde structuurformule opslagvoorziening C0<br />

Productnaam / Groepsnaam<br />

Productcode Bolidt<br />

Samenstelling<br />

C H O Cl N S P<br />

EP BINDMIDDEL 501/02 01.0080 15 16 2 0 0 0 0<br />

PU VERHARDER 632/01 04.2823 15 10 2 0 2 0 0<br />

Gemiddelde samenstelling C.H.O.Cl.N.S.P 15,00 14,40 2,00 0,00 0,53 0,00 0,00<br />

Toelichting:<br />

De totale hoeveelheid gevaarlijke stoffen (Wms- óf ADR-geklassificeerd) bedraagt 98 ton en bestaat uit twee stoffen. Op basis van de opslaghoeveelheid van deze<br />

twee stoffen is de gemiddelde structuurformule bepaald. Hieruit blijkt deze opslag 3,2% stikstof en geen chloor, zwavel of fosfor te bevatten.<br />

Tabel B2.2: Bepaling gemiddelde structuurformule opslagvoorziening D0-II<br />

Productnaam / Groepsnaam<br />

Productcode Bolidt<br />

Samenstelling<br />

C H O Cl N S P<br />

Groep: epoxyharsen - 15 16 2 0 0 0 0<br />

DESMOLITH VP-LS-2766E 01.0774 5 12 5 0 0 0 0<br />

BUTAANDIOL 1.4 01.0775 5 12 5 0 0 0 0<br />

DETA 04.0001 4 13 0 0 3 0 0<br />

TETA 04.0003 6 18 0 0 4 0 0<br />

Groep: alifatische amines - 4 13 0 0 3 0 0<br />

Groep: Cyclo-alifatische amines - 4 12 0 0 2 0 0<br />

HAERTER HY 830 [101-77-9] 35% 04.0502 13 14 0 0 2 0 0<br />

HAERTER HY 830 [84-74-2] 42% 04.0502 16 22 4 0 0 0 0<br />

HAERTER HY 850 [101-77-9] 31% 04.0503 13 14 0 0 2 0 0<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - B2.1 - 22 maart 2010


Productnaam / Groepsnaam<br />

Productcode Bolidt<br />

Samenstelling<br />

C H O Cl N S P<br />

HAERTER HY 850 [84-74-2] 42% 04.0503 16 22 4 0 0 0 0<br />

ETHACURE 100 04.0509 11 18 0 0 2 0 0<br />

Groep: Polyamides - 12 22 2 0 2 0 0<br />

Groep: Polyamino-amides - 12 22 2 0 2 0 0<br />

Groep: Polyamino-imidazolines - 3 6 0 0 2 0 0<br />

Groep: Fenolische amines - 8 10 3 0 0 1 0<br />

Groep: Alifatische isocyanaten - 8 12 2 0 2 0 0<br />

Groep: Cyclo-Alifatische isocyanaten - 15 10 2 0 2 0 0<br />

Groep: Alifatische en aromatische isocyanaten - 15 10 2 0 2 0 0<br />

BUTYLGLYCOL 05.0752 6 14 2 0 0 0 0<br />

METHYLENE CHLORIDE 05.1001 1 2 0 2 0 0 0<br />

BUTYLDIGLYCOLETHER 05.2753 8 18 3 0 0 0 0<br />

TEXAPHOR 963 07.2103 24 30 0 0 0 0 0<br />

DISFLAMOLL TKP 08.1505 6 3 1 3 0 0 0<br />

DISFLAMOLL TOF 08.1507 6 3 1 3 0 0 0<br />

TMCP (TRIMONOCHLOROPROPYL) 08.1508 6 3 1 3 0 0 0<br />

BENZYL ALCOHOL 08.2001 7 8 1 0 0 0 0<br />

Gemiddelde samenstelling C.H.O.Cl.N.S.P 6,33 10,67 0,69 0,16 1,83 0,00 0,00<br />

Toelichting:<br />

De totale hoeveelheid gevaarlijke stoffen (Wms- óf ADR-geklassificeerd) bedraagt 79 ton en bestaat uit een diversiteit aan stoffen. Op basis van gangbaar opgeslagen<br />

stoffen en stoffen die N, Cl, S of P bevatten is de gemiddelde structuurformule bepaald. Voor de overige stoffen is aangenomen dat deze dezelfde samenstelling<br />

hebben als het gemiddelde van de stoffen (of stofgroepen) waarvoor de structuurformule is afgeleid. Hieruit blijkt deze opslag 4,4% chloor, 19,8% stikstof en geen<br />

zwavel of fosfor te bevatten.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - B2.2 - 22 maart 2010


Tabel B2.3: Bepaling gemiddelde structuurformule opslagvoorziening D0-III<br />

Productnaam / Groepsnaam<br />

Productcode Bolidt<br />

Samenstelling<br />

C H O Cl N S P<br />

HEMPADUR 1557 [8576] A-KOMP. 01.0047 15 16 2 0 0 0 0<br />

DESMOPHEN 650/65 01.1001 24 34 4 0 0 0 0<br />

PIGM.PASTA EP 100 WIT 03.0021 0 2 1 0 0 0 0<br />

HEMPADUR 1557 [8453] B-KOMP. 04.0754 12 22 2 0 2 0 0<br />

ARADUR 460 J 90 04.1252 3 6 0 0 2 0 0<br />

Groep: Alifatische isocyanaten - 8 12 2 0 2 0 0<br />

DESMODUR Z 4470 SN 04.2504 15 10 2 0 2 0 0<br />

DESMODUR HL-BA 04.3001 15 10 2 0 2 0 0<br />

METHANOL 05.0002 1 4 1 0 0 0 0<br />

ETHYLACETAAT 05.0251 4 8 2 0 0 0 0<br />

METHYLISOBUTYLKETON (MIBK) 05.0503 6 12 1 0 0 0 0<br />

TOLUEEN 05.1751 7 8 0 0 0 0 0<br />

XYLEEN 05.1752 24 30 0 0 0 0 0<br />

SOLVESSO 100 (SOLVENT 100) 05.1756 8 18 0 0 0 0 0<br />

THINNER 0845 05.1757 8 18 0 0 0 0 0<br />

MPA (1-methoxypropylacetaat-2) 05.2502 6 12 3 0 0 0 0<br />

Groep: Defoamers - 6 12 3 0 0 0 0<br />

BYK P 104 S 07.2104 24 30 0 0 0 0 0<br />

DIESELOLIE 05.1502 8 16 0 0 0 0 0<br />

Overige gevaarlijke stoffen a - 7 12 2 0 1 0 0<br />

Gemiddelde samenstelling C.H.O.Cl.N.S.P 7,20 12,32 1,90 0,00 0,55 0,00 0,00<br />

a. Zie toelichting<br />

Toelichting:<br />

De totale hoeveelheid gevaarlijke stoffen (Wms- of ADR-geclassificeerd) bedraagt 25 ton en bestaat uit een diversiteit aan stoffen. Van de gangbaar opgeslagen<br />

stoffen en stoffen die N, Cl, S of P bevatten is de gemiddelde structuurformule bepaald. Op basis van de maximaal opgeslagen hoeveelheden voor deze stoffen, is<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - B2.3 - 22 maart 2010


voor het totaal de gemiddelde structuurformule afgeleid. Voor de overige stoffen is aangenomen dat deze dezelfde samenstelling hebben als het gemiddelde van de<br />

stoffen (of stofgroepen) waarvoor de structuurformule is afgeleid. Hieruit blijkt deze opslag 5,6% stikstof en geen chloor, zwavel of fosfor te bevatten.<br />

Bepaling gemiddelde structuurformule opslagvoorziening B0-I & B0-III<br />

In opslagvoorziening B0-I & B0-III vindt opslag plaats van grondstoffen, halffabrikaten en eindproducten. In onderstaande tabel B2.4 is het aandeel<br />

gevaarlijke stoffen (ADR-geklassificeerd) vermeld. De halffabrikaten (pigmentpasta’s) worden niet opgenomen in dit overzicht. De opgeslagen<br />

hoeveelheden van deze stoffen wisselt namelijk van dag tot dag, omdat deze op order gedraaid worden en binnen 48 uur worden verwerkt in<br />

eindproducten. De halffabrikaten worden derhalve niet betrokken in onderhavige bepaling van de gemiddelde structuurformule.<br />

Tabel B2.4: Samenstelling gevaarlijke stoffen in opslagvoorziening B0-I & B0-III<br />

Stofgroep Wms-categorie ADR-categorie Maximale opslaghoeveelheid<br />

[ton]<br />

Grondstoffen Xi, Xn, N en/of T 3, 6.1, 9 10<br />

Eindproducten Xi, Xn, T, N en/of C 3 5<br />

Xi, Xn, T, N en/of C 6.1 5<br />

Xi, Xn, T, N en/of C 8 50<br />

Xi, Xn, T, N en/of C 9 100<br />

Uit tabel B2.4 blijkt dat circa 95% van de gevaarlijke stoffen in deze opslag (B0-I & B0-III) bestaat uit eindproducten. Aangezien deze producten<br />

worden vervaardigd uit de grondstoffen die elders binnen de inrichting worden opgeslagen, kan van de informatie over deze stoffen gebruik gemaakt<br />

worden. Aangenomen hierbij wordt dat het aandeel toxische componenten niet wijzigt gedurende het productieproces.<br />

Er is een zeer grote diversiteit van grond- en hulpstoffen dat in deze opslag wordt opgeslagen. Daarnaast fluctueert het type stoffen dat in deze<br />

opslagvoorziening wordt opgeslagen van dag tot dag, derhalve is het niet mogelijk een gemiddelde samenstelling af te leiden. Om toch een realistisch<br />

beeld voor de modellering af te leiden wordt in onderhavig onderzoek gebruik gemaakt van bekende informatie binnen het bedrijf en de ‘algemene<br />

gemiddelde structuurformule’ uit de HRB [2].<br />

In de HRB wordt voor dit soort opslagvoorzieningen een ‘algemene gemiddelde structuurformule’ toegepast die 10% chloor, 10% stikstof en 10%<br />

zwavel bevat. Deze structuurformule is C 3,90 H 8,50 O 1,06 Cl 0,46 N 1,17 S 0,51 P 1,35 . Deze gemiddelde structuurformule kan in de situatie van Bolidt niet direct<br />

toegepast worden. Omdat één van de opslagvoorzieningen meer dan 10% stikstof bevat.<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - B2.4 - 22 maart 2010


Derhalve wordt deze ‘algemene gemiddelde structuurformule’ aangepast naar de situatie van Bolidt en zodanig als de ‘gemiddelde structuurformule<br />

B0-I & B0-III’ gebruikt. Voor de aanpassing wordt het aandeel toxische componenten van de andere opslagvoorzieningen toegepast. In tabel 2.5 wordt<br />

het aandeel toxische componenten per opslagvoorziening weergegeven.<br />

Tabel B2.5: Aandeel toxische componenten<br />

Opslagvoorziening<br />

Toxische component<br />

Opmerking<br />

Chloor (Cl) Stikstof (N) Zwavel (S) Fosfor (P)<br />

C0 0% 3,2% 0% 0% Zie toelichting bij tabel B2.1<br />

D0-II 4,4% 19,8% 0% 0% Zie toelichting bij tabel B2.2<br />

D0-III 0% 5,6% 0% 0% Zie toelichting bij tabel B2.3<br />

Op basis van tabel B2.5 blijkt dat Bolidt nagenoeg geen grondstoffen gebruikt die zwavel of fosfor bevatten. Het chloorgehalte is maximaal 4,4% en<br />

het stikstofgehalte betreft maximaal 19,8%. Op basis hiervan wordt aangenomen dat de eindproducten in opslagvoorziening C0-I & C0-III maximaal<br />

5% chloor, 20% stikstof en geen zwavel of fosfor bevatten.<br />

Uitgangspunt is de ‘algemene gemiddelde structuurformule’ uit het HRB [2] die 10% chloor, 10% stikstof en 10% zwavel bevat. De ‘gemiddelde<br />

structuurformule B0-I & B0-III’ dient 5% chloor, 20% stikstof en 0% zwavel te bevatten. De afleiding van de ‘gemiddelde structuurformule B0-I & B0-III’<br />

is opgenomen in tabel B2.6.<br />

Tabel B2.6: Afleiding gemiddelde structuurformule opslagvoorziening B0-I & B0-III<br />

Molecuul<br />

Moleculair<br />

Uitgangsstof HRB [2]<br />

Opslagvoorziening C0-I & C0-III<br />

gewicht [aantal atomen] a Moleculair gewicht [%] C/H/O-verdeling b [%] [aantal atomen] d Moleculair gewicht<br />

C 12 3,90 47 29% 65% 49% c 6,6 79<br />

H 1 8,50 9 5% 12% 9% c 14,4 14<br />

O 16 1,06 17 10% 23% 18% c 1,8 29<br />

Cl 35 0,46 16 10% - 5% 0,2 8<br />

N 14 1,17 16 10% - 20% 2,3 33<br />

S 32 0,51 16 10% - 0% 0 0<br />

P 31 1,35 42 26% - 0% 0 0<br />

Totaal 142 - 163 100% 100% 100% - 163<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - B2.5 - 22 maart 2010


a. De gemiddelde structuurformule conform de HRB [2] betreft C 3,90 H 8,50 O 1,06 Cl 0,46 N 1,17 S 0,51 P 1,35 ;<br />

b. Dit betreft de verdeling koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O) in de uitgangsstof van de HRB [2];<br />

c. Berekend op basis van verhouding van C, H en O in de uitgangsstof van de HRB[2]. Er vanuit gaande dat de gemiddelde structuurformule van de opgeslagen stoffen in B0-I & B0-III uit 5 % en<br />

20% stikstof bevat. Dit betekent dat 75% verdeeld dient te worden over C, H en O. Evenredig aan de C/H/O-verdeling in de uitgangsstof uit de HRB[2] wordt deze toedeling gemaakt.<br />

Bijvoorbeeld voor koolstof (C): 65% * 75% = 49%; waterstof (H): 12% * 75% = 9%; zuurstof: 23% * 75% = 18%.<br />

d. Gebaseerd op samenstelling van de uitgangsstof uit de HRB [2]. Voor koolstof (C) geldt bijvoorbeeld: 3,90 in de uitgangsstof [2] gedeeld door (29% * 49%). Voor stikstof (N) geldt:: 1,7 /<br />

(10%*20%).<br />

Op basis van voorgaande wordt voor opslagvoorziening C0-I & C0-III (170 ton gevaarlijke stoffen) de volgende gemiddelde structuurformule gebruikt<br />

in de modellering: C 6,6 H 14,4 O 1,8 Cl 0,2 N 2,3 .<br />

QRA Bolidt<br />

9S6638.05/R0004.v02/Nijm<br />

Definitief rapport - B2.6 - 22 maart 2010


Bijlage 3:<br />

Kwantitatieve Risicoanalyse Dyflex Polymers


Kwantitatieve Risico Analyse<br />

Dyflex Polymers B.V.<br />

15 juli 2008<br />

Definitief rapport<br />

4G1249.A0


INHOUDSOPGAVE<br />

Blz.<br />

1 INLEIDING 1<br />

1.1 Inleiding 1<br />

1.2 Leeswijzer 1<br />

2 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN 2<br />

2.1 Beknopte toelichting achtergrond 2<br />

2.2 Uitgangspunten 4<br />

3 INITIËLE FAALSCENARIO’S MET BIJBEHORENDE INITIËLE FAALKANSEN 7<br />

3.1 Bronsterkte 7<br />

3.2 Initiële faalkans 10<br />

4 UITGANGSPUNTEN RISICOMODELLERING 11<br />

4.1 Schademodellen 11<br />

4.2 Rekenpakket 11<br />

4.3 Omgevingsfactoren 11<br />

4.3.1 Meteogegevens 12<br />

4.3.2 Populatiegegevens 12<br />

5 RESULTATEN 13<br />

5.1 Toetsingskader 13<br />

5.1.1 Toetsingskader plaatsgebonden risico 13<br />

5.1.2 Toetsingskader groepsrisico 14<br />

5.2 Toetsing resultaten 15<br />

5.2.1 Plaatsgebonden risico 15<br />

5.2.2 Groepsrisico 15<br />

5.3 Risk ranking 17<br />

5.4 Effectafstanden 17<br />

6 CONCLUSIES 18<br />

7 LITERATUURLIJST 19<br />

BIJLAGEN:<br />

1. Overzicht grondstoffen<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - i - 15 juli 2008


1 INLEIDING<br />

1.1 Inleiding<br />

Binnen de inrichting van Dylfex Polymers B.V. te <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht (verder<br />

aangeduid met ‘Dyflex’) worden onder andere gevaarlijke stoffen in emballage<br />

opgeslagen. Dyflex is voornemens om de volgende veranderingen door te voeren:<br />

• het verhogen van de opslag van gevaarlijke stoffen in de verwarmde CPR 15-1<br />

opslag van 2.500 kg naar 10.000 kg overeenkomstig PGS 15;<br />

• het (extra) opslaan van niet-ADR geclassificeerde stoffen tot maximaal 200 ton in de<br />

opslagloods en tot maximaal 150 ton in de productieruimte.<br />

Voor deze wijzigingen dient het bedrijf een veranderingsvergunning in te dienen bij de<br />

Provincie Zuid-Holland. In het kader daarvan dienen ook de externe veiligheidsrisico’s<br />

middels een zogenaamde ‘Kwantitatieve Risico Analyse’ (QRA) in kaart gebracht te<br />

worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de begrippen ‘Plaatsgebonden Risico’ (PR)<br />

en ‘Groepsrisico’ (GR):<br />

• Het PR geeft de kans aan dat iemand die voortdurend op een bepaalde plaats<br />

onbeschermd zou verblijven, ten gevolge van enig ongewoon voorval bij een<br />

bepaalde activiteit om het leven komt. Opgemerkt wordt dat het plaatsgebonden<br />

risico voorheen ook wel werd aangeduid als het ‘individueel risico’.<br />

• Het GR geeft de kans weer dat een bepaalde groep mensen door de effecten van<br />

een activiteit dodelijk wordt getroffen. Het groepsrisico wordt grafisch weergegeven<br />

als zogenaamde fN-curve, waarbij de kans (f) wordt uitgezet tegen het mogelijk<br />

aantal doden (N) en is afhankelijk van de bevolkingsdichtheid in de omgeving van<br />

de inrichting.<br />

De normen voor het plaatgebonden risico en groepsrisico voor inrichtingen zijn<br />

vastgelegd in hetzelfde ‘Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen’ (BEVI). Op basis van het<br />

berekende plaatsgebonden risico en het groepsrisico en de normen uit het BEVI kan<br />

worden beoordeeld of de inrichting voldoet aan de gestelde normen.<br />

Dyflex heeft Haskoning Nederland B.V. verzocht om een QRA op te stellen voor de<br />

inrichting. Deze rapportage omvat een dergelijke QRA.<br />

1.2 Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 2 worden de relevante installaties voor de externe veiligheidsrisico’s<br />

bepaald. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welke wijzigingen invloed hebben op de<br />

externe veiligheidsrisico’s en worden deze nader toegelicht. Voor de relevante<br />

opslagvoorzieningen worden vervolgens de faalkansen en de bronsterktes bepaald in<br />

hoofdstuk 3. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de ‘Risico-Analyse methodiek CPR-15<br />

bedrijven’ [6]. De voor de berekeningen gehanteerde uitgangspunten worden in<br />

hoofdstuk 4 gepresenteerd. In hoofdstuk 5 wordt het toetsingskader uit het BEVI [1]<br />

gepresenteerd waarna de berekende externe veiligheidsrisico’s worden gepresenteerd<br />

en getoetst. De rapportage wordt afgesloten met een samenvattende conclusie.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 1 - 15 juli 2008


2 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN<br />

2.1 Beknopte toelichting achtergrond<br />

Dyflex is een chemisch bedrijf voor de productie van oplosmiddelvrije en watergedragen<br />

polymeren. Ten behoeve van deze productie wordt gebruik gemaakt van gevaarlijke en<br />

ongevaarlijke stoffen. Met betrekking tot het gebruik van deze stoffen wordt ten gevolge<br />

van gewenste wijzigingen in de Wm-vergunning in de logistiek een aantal veranderingen<br />

in de aard, omvang en locatie van de stoffen gewenst. Dit betreft:<br />

1. verwarmde inpandige opslag gevaarlijke stoffen;<br />

2. opslag stoffen in de loods;<br />

3. aanwezigheid stoffen in de productieruimte.<br />

De genoemde wijzigingen worden hieronder toegelicht. Tevens wordt per wijziging<br />

aangegeven of deze van invloed is op de externe veiligheidsrisico’s.<br />

Met betrekking tot alle locaties geldt dat Dyflex beschikt over een operationeel<br />

bedrijfsnoodplan en aanwezigheid van draagbare blusmiddelen.<br />

Verwarmde inpandige opslag gevaarlijke stoffen<br />

Overeenkomstig de vigerende vergunning bevindt in de productieruimte een<br />

opslagcontainer voor de opslag van maximaal 2500 kg gevaarlijke stoffen. Er wordt nu<br />

vergunning gevraagd voor een inpandige opslag van maximaal 10 ton gevaarlijke<br />

stoffen op deze locatie. Het betreft stoffen van ADR-klasse 8 (bijtende stoffen) met<br />

vlampunten van 46°C en hoger, die om redenen van kwaliteit verwarmd worden<br />

opgeslagen.<br />

De opslagvoorziening voldoet aan PGS15 (hoofdstuk 3, opslag tot 10 ton) en is derhalve<br />

uitgevoerd met een WBDBO (brandwerendheid) van 60 minuten en een automatische<br />

brandmeldinstallatie. Één stof bevindt zich in een aparte kluis in deze opslag.<br />

Opslagvoorzieningen met een opslagcapaciteit van minder dan 10 ton behoeven<br />

conform het BEVI niet betrokken te worden bij het bepalen van de externe<br />

veiligheidsrisico’s. De verwarmde inpandige opslag van gevaarlijke stoffen wordt dan<br />

ook niet betrokken in de onderhavige QRA.<br />

Opslag stoffen in de loods<br />

Overeenkomstig de vigerende melding en de daarop gevolgde melding mogen in de<br />

(SST-) loods geen gevaarlijke stoffen als bedoeld in de Wet milieugevaarlijke stoffen<br />

(Wms) worden opgeslagen. Sinds publicatie van de richtlijn PGS15 is deze richtlijn van<br />

toepassing op gevaarlijke stoffen als gedefinieerd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen<br />

(Wvgs).<br />

Dyflex verzoekt opslag van 200 ton andere stoffen dan gevaarlijke stoffen als bedoeld in<br />

de Wvgs in de (SST-) loods, waarbij de volgende voorzieningen zullen zijn getroffen:<br />

vloeistofkerende voorzieningen, absorberende middelen en productopvangvoorziening<br />

ter grootte van 10% van alle vloeistoffen.<br />

Gezien de hoeveelheid opgeslagen stoffen in de (SST-) loods en het feit dat deze<br />

conform de Wms als ‘gevaarlijk’ worden aangemerkt, wordt de (SST-) loods betrokken<br />

in de onderhavige QRA.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 2 - 15 juli 2008


Aanwezigheid stoffen in de productieruimte<br />

Overeenkomstig de vigerende melding mogen in de productieruimte geen gevaarlijke<br />

stoffen als bedoeld in de Wms aanwezig zijn, anders dan werk- en batchvoorraden.<br />

Sinds publicatie van de richtlijn PGS15 is deze richtlijn van toepassing op gevaarlijke<br />

stoffen als gedefinieerd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs).<br />

In toenemende mate worden de door Dyflex vervaardigde eindproducten<br />

overeenkomstig de Wms geclassificeerd als schadelijk of irriterend. De feitelijke<br />

opslagcapaciteit van eindproducten alsmede de eigenschappen van die stoffen<br />

veranderen niet.<br />

Dyflex verzoekt de mogelijke aanwezigheid van 150 ton andere stoffen dan gevaarlijke<br />

stoffen als bedoeld in de Wvgs in de productieruimte, waarbij de volgende<br />

voorzieningen zullen zijn getroffen: sprinklerinstallatie, branddetectiesysteem,<br />

vloeistofdichte vloer, opvangcapaciteit 175 m 3 .<br />

De opgeslagen gevaarlijke stoffen in de productieruimte zijn allemaal waterige<br />

oplossingen. De concentratie gevaarlijke stoffen in de oplossing is dermate laag dat<br />

deze oplossingen niet brandbaar zijn. Gezien het feit dat het allemaal oplossingen in<br />

water betreft, dragen deze gevaarlijke stoffen niet bij aan de externe veiligheidsrisico’s<br />

van Dyflex. De externe veiligheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen, die opgeslagen<br />

worden in een opslagvoorziening, worden veroorzaakt door de toxische<br />

verbrandingsproducten. Bij een brand in een opslagvoorziening met waterige<br />

oplossingen is het zeer onwaarschijnlijk dat toxische verbrandingsproducten ontstaan<br />

omdat de aanwezige stoffen niet brandbaar zijn.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 3 - 15 juli 2008


2.2 Uitgangspunten<br />

Bij het bepalen van het extern veiligheidsrisico van een opslagvoorziening wordt de<br />

handleiding ‘Risico-Analyse methodiek CPR-15 bedrijven’ [6] gehanteerd. Conform deze<br />

handleiding spelen de volgende aspecten een rol in de externe veiligheidsrisico’s:<br />

• oppervlak van de opslag;<br />

• brandbestrijdingssysteem;<br />

• stofeigenschappen;<br />

• deuren;<br />

• ventilatievoud.<br />

Hieronder worden de bovengenoemde punten verder toegelicht.<br />

Oppervlak van de opslag<br />

De grootte van de opslag bepaalt mede de grootte van de effecten; bij een<br />

opslagvoorziening met een groot oppervlak kunnen de maximale effecten aanzienlijk<br />

groter zijn dan bij een opslagvoorziening met een klein oppervlak. Het oppervlak van de<br />

(SST-) loods bedraagt 1.645 m 2 . Uitgaande van een hoogte van 11 meter bedraagt de<br />

inhoud circa 18.095 m 3 .<br />

Brandbestrijdingssysteem<br />

Het beschermingsniveau en het type brandbestrijdingssysteem bepaalt mede hoe een<br />

beginnende brand wordt bestreden en heeft daardoor invloed op de grootte van de<br />

effecten. De opslagvoorziening is voorzien van een brandbestrijdingssysteem met<br />

beschermingsniveau 3.<br />

Stofeigenschappen<br />

Conform de ‘Risico-Analyse Methodiek CPR-15 bedrijven’ [6] kunnen drie scenario’s<br />

van belang zijn bij het berekenen van het risico ten gevolge van de opslag van<br />

gevaarlijke stoffen in een CPR 15-2 opslagvoorziening:<br />

1. vrijkomen toxische vaste stoffen (poederdispersie);<br />

2. vrijkomen toxische vloeistoffen (plasvorming/verdamping);<br />

3. brand:<br />

• 3A) vrijkomen onverbrande toxische producten (geldt alleen als er hoog toxische<br />

stoffen worden opgeslagen met een LD 50 rat, oraal < 25 mg/kg);<br />

• 3B) vrijkomen toxische verbrandingsproducten.<br />

In de opslagvoorziening worden geen toxische vaste stoffen opgeslagen. Wel worden<br />

drie stoffen opgeslagen die als een toxische vloeistof beschouwd kunnen worden:<br />

• n-Methylolacrylamide;<br />

• Dioctylphtalaat;<br />

• Desmodur W.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 4 - 15 juli 2008


Gezien de lage dampspanning van de drie toxische vloeistoffen (i.c. lager dan 1 mbar),<br />

zal bij het vrijkomen hiervan de hoeveelheid product die verdampt, zeer gering zijn. De<br />

bijdrage van een toxische wolk, als het gevolg van het vrijkomen van een van de<br />

toxische vloeistoffen, aan de externe veiligheidsrisico’s wordt als zeer beperkt ingeschat<br />

en wordt derhalve niet betrokken in de onderhavige QRA.<br />

Conform de ‘Risico-Analyse Methodiek CPR-15 bedrijven’ [6] worden, indien de<br />

opgeslagen chemicaliën hetero atomen zoals Cl, F, Br, S en N enz. bevatten, toxische<br />

verbrandingsproducten zoals HCl, HF, HBr, SO 2 en NO 2 enz. gevormd tijdens een<br />

brand. In de (SST-) loods zijn stoffen opgeslagen die toxische verbrandingsproducten<br />

kunnen veroorzaken. Dit betekent dat alleen scenario 3B relevant is voor deze opslag.<br />

In bijlage 1 is een lijst van stoffen opgenomen, die bij Dyflex in de opslagvoorziening zijn<br />

opgeslagen. De relevante stoffen voor de QRA (i.c. organische stoffen en organische<br />

stoffen die hetero atomen bevatten) zijn in tabel 2.1 weergegeven.<br />

Tabel 2.1<br />

Relevante stoffen en hun molecuulformule<br />

Stof<br />

HEMA -Hydroxyethylmethacrylaat<br />

AAEMA - 2-(acetoaceetoxy)ethyl methyacrylaat<br />

Diacetonacrylamide<br />

Methacrylamide<br />

Ascorbinezuur (vitam. C) Iso Ascorbinezuur<br />

Bruggolith C<br />

Imbentin N 300 (70%)<br />

Indurez SR10PG<br />

Adipinezuur bihydrazide<br />

Ammoniumsulfaat<br />

Worlee Add 8905<br />

Caradol ED56-10 (PPG2000)<br />

Ethyldiglycol<br />

Molecuulformule<br />

C6-H10-O3<br />

C9-H11-O5<br />

C9-H15-N-O2<br />

C4-H7-N-O<br />

C6-H8-O6<br />

C-H4-O3-S .Na<br />

(C2-H4-O)n.C15-H24-O<br />

(C8-H8)x<br />

C6-H14-N4-O2<br />

H3-N .1/2 H2-O4-S<br />

H5-N-O<br />

(C3-H6-O)n-H2-O<br />

C6-H14-O3<br />

Aangezien de bij Dyflex opgeslagen chemicaliën N- en S-atomen bevatten, is het<br />

mogelijk dat bij een brand in opslagvoorziening toxische verbrandingsproducten<br />

vrijkomen. Deze toxische verbrandingsproducten bestaan voornamelijk uit NO 2 . Bij de<br />

bepaling van de hoeveelheid N-atomen is in eerste instantie ook de bijdrage van de S-<br />

atomen verdisconteerd.<br />

Na opmerkingen van de provincie Zuid-Holland is de bijdrage van de S-atomen separaat<br />

betrokken bij de bepaling van de externe veiligheidsrisico’s.<br />

In aanvulling op de organische chemicaliën zijn ook de anorganische stoffen betrokken<br />

die bij een brand kunnen ontleden waarbij toxische producten kunnen vrijkomen. Deze<br />

stoffen zijn op basis van expert judgement geselecteerd. De relevante stoffen zijn:<br />

• Bruggolit FF6;<br />

• Ammoniumsulfaat.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 5 - 15 juli 2008


Om de toxiciteit van de verbrandingsproducten te beoordelen is in tabel 2.2 aangegeven<br />

bij welke concentratie NO 2 1% letaliteit optreedt.<br />

Tabel 2.2<br />

Levensbedreigende waarde en 1% letaliteitsconcentratie van de<br />

verbrandingsproducten<br />

Verbrandingsproduct Levensbedreigende waarde 2)<br />

[mg/m 3 ]<br />

1% letaliteitsconcentratie 1)<br />

[mg/m 3 ]<br />

NO 2 50 125<br />

SO 2 200 2.198<br />

1. 1% letaliteitsconcentratie is vastgesteld conform de Handleiding Risicoberekening BEVI [2];<br />

2. Levensbedreigende waarde conform Interventiewaarden gevaarlijke stoffen, Ministerie VROM, 2006;<br />

Ventilatievoud<br />

Naast de openslaande deuren heeft de opslagvoorziening geen extra<br />

ventilatievoorzieningen. Concreet betekent dit dat bij een brand de verbrandingslucht ter<br />

hoogte van het dak van de loods vrijkomt.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 6 - 15 juli 2008


3 INITIËLE FAALSCENARIO’S MET BIJBEHORENDE INITIËLE FAALKANSEN<br />

In dit hoofdstuk wordt, op basis van de ‘Risico-Analyse Methodiek CPR-15 bedrijven’ [6],<br />

de faalscenario’s van de opslagvoorziening bepaald en de daarbij behorende<br />

faalkansen en de bronsterktes.<br />

3.1 Bronsterkte<br />

Aangezien de bij Dyflex opgeslagen chemicaliën N- en S-atomen bevatten, is het<br />

mogelijk dat bij een brand in de opslagvoorziening toxische verbrandingsproducten<br />

vrijkomen. De hoeveelheid toxische verbrandingsproducten is afhankelijk van de<br />

gemiddelde structuurformule. Op basis van de in tabel 2.1 weergegeven stoffen is de<br />

gemiddelde structuurformule bepaald. Uit tabel 3.1 blijkt dat de gemiddelde<br />

structuurformule gelijk is aan C 7,84 H 8,44 N 0,08 O 0,23 S 0,0 .<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 7 - 15 juli 2008


Tabel 3.1 Bepaling gemiddelde structuurformule<br />

Stof<br />

Moleculaire formule<br />

Samenstelling Moleculair gewicht Hoeveelheid in loods Verhouding<br />

C H N O S [kg/kmol] [kg] [kmol] [kmol/kmol]<br />

Brandbare organische stoffen<br />

HEMA -Hydroxyethylmethacrylaat C6-H10-O3 6 10 0 3 0 130 1000 8 0,01<br />

AAEMA - 2-(acetoaceetoxy)ethyl methyacrylaat C9-H11-O5 9 11 0 5 0 199 1000 5 0,00<br />

Diacetonacrylamide C9-H15-N-O2 9 15 1 2 0 169 4000 24 0,02<br />

Methacrylamide C4-H7-N-O 4 7 1 1 0 85 500 6 0,00<br />

Ascorbinezuur (vitam. C) /Iso Ascorbinezuur C6-H8-O6 6 8 0 6 0 176 550 3 0,00<br />

Bruggolith C C-H4-O3-S .Na 1 4 0 3 1 96 150 2 0,00<br />

Imbentin N 300 (70%) (C2-H4-O)n.C15-H24-O 17 28 0 2 0 264 3.000 11 0,01<br />

Indurez SR10PG 1 (C8-H8)x 8 8 0 0 0 104 120.775 1.160 0,90<br />

Adipinezuur bihydrazide C6-H14-N4-O2 6 14 4 2 0 174 3000 17 0,01<br />

Ammoniumsulfaat H3-N .1/2 H2-O4-S 0 4 1 2 0,5 66 50 1 0,00<br />

Worlee Add 8905 H5-N-O 0 5 1 1 0 35 50 1 0,00<br />

Caradol ED56-10 (PPG2000) (C3-H6-O)n-H2-O 3 8 0 2 0 76 3.000 39 0,03<br />

Ethyldiglycol C6-H14-O3 6 14 0 3 0 134 1500 11 0,01<br />

Anorganische stoffen<br />

Bruggolit FF6 Na2-S / C2-H4-O5-S2-Na 1,2 2,4 3 0,6 1,6 120 100 1 0,00<br />

Ammoniumsulfaat H3-N .1/2 H2-O4-S 0 4 1 2 0,5 66 50 1 0,00<br />

Totaal<br />

Gemiddelde samenstelling C 7,84H 8,44N 0,08O 0,23S 0,0 7,84 8,44 0,08 0,23 0,00 108 138.725 1289 1,00<br />

1. Voor de (SST-) loods wordt een vergunde hoeveelheid van 200 ton aangevraagd. Met de nu bekende producten, die gaan opgeslagen worden in de (SST-) loods, wordt circa 138.725 van de 200 ton opslagcapaciteit benut. Voor de niet genoemde stoffen in de tabel, wordt uitgegaan van<br />

Indurez SR10PG.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V 4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 8 - 15 juli 2008


De verhouding tussen de verschillende verbrandingsproducten die vrij komen, wordt<br />

bepaald door de gemiddelde samenstelling van het molecuul en kan berekend worden<br />

aan de hand van de onderstaande verbrandingsformule conform de Risico-Analyse<br />

Methodiek CPR 15 bedrijven [6]:<br />

C aH bO cX dN eS f + {a + (b-d)/4 + 0,35e + f - c/2} O 2 → a CO 2 + (b-d)/2 H 2O + d HX + 0,35e NO 2 + 0,325 N 2 + f SO 2<br />

De betekenis van de symbolen in de verbrandingsformule is als volgt:<br />

C = koolstofatoom<br />

H = waterstofatoom<br />

O = zuurstofatoom<br />

X = Chloor, Broom- of Fluoratoom<br />

N = Stikstofatoom<br />

S = Zwavelatoom<br />

a t/m f = Hoeveelheid van een bepaald atoom in een gemiddeld molecuul<br />

Op basis van tabel 3.1 blijkt dat er geen chloor, broom of fluor opgeslagen wordt.<br />

Derhalve kan de bovenstaande verbrandingsformule vereenvoudigd worden:<br />

C aH bO cN e + {a + b/4 + 0,35e + f - c/2} O 2 → a CO 2 + b/2 H 2O + 0,35e NO 2 + 0,325 N 2 + f SO 2<br />

De hoeveelheid NO 2 en SO 2 die vrijkomt, hangt af van de hoeveelheid stikstofatomen en<br />

zwavelatomen die in een gemiddeld molecuul aanwezig zijn en de hoeveelheid die<br />

omgezet wordt bij de verbranding in NO 2 of SO 2 .<br />

Van het aanwezige stikstof dient, conform de berekeningsmethodiek CPR 15 bedrijven<br />

[6], rekening gehouden te worden met een omzettingspercentage van 35%, zoals blijkt<br />

uit bovenstaande verbrandingsformule. In een recente notitie van het RIVM wordt<br />

aangegeven dat het omzettingspercentage van 35% een zeer conservatieve inschatting<br />

is. Een meer realistische schatting van het omzettingspercentage is 10%. Gezien het feit<br />

dat deze wijziging nog niet wettelijk is, wordt in deze QRA vooralsnog uitgegaan van<br />

een omzettingspercentage van 35%. In aanvulling hierop wordt in deze QRA ook de<br />

externe veiligheidsrisico’s in kaart gebracht bij een omzettingspercentage van 10%. Bij<br />

zwavel dient uitgegaan te worden van een omzettingspercentage van 100%.<br />

Voor de gemiddelde samenstelling luidt de verbrandingsformule derhalve:<br />

C 7,55H 8,44N 0,08O 0,23S 0,0 <br />

7,84 CO 2 + 4,22 H 2 O + 0,029 NO 2 + 0,051 N 2 + 0,003 SO 2<br />

Op basis van de gemiddelde structuurformule, zie tabel 3.1, blijkt dat c = 0,08 bedraagt<br />

en dat derhalve per kmol verbrand gevaarlijke stof 0,029 kmol NO 2 ontstaat.<br />

De gemiddelde molmassa van de opgeslagen stoffen bedraagt 108 kg/kmol en de<br />

molmassa van NO 2 bedraagt 46 kg/kmol. Derhalve ontstaat per kg verbrand gevaarlijke<br />

stof 0,0125 kg NO 2 .<br />

Op basis van de gemiddelde structuurformule, zie tabel 3.1, blijkt dat f = 0,003 bedraagt<br />

en dat derhalve per kmol verbrand gevaarlijke stof 0,003 kmol SO 2 ontstaat.<br />

De gemiddelde molmassa van de opgeslagen stoffen bedraagt 108 kg/kmol en de<br />

molmassa van SO 2 bedraagt 64 kg/kmol. Derhalve ontstaat per kg verbrand gevaarlijke<br />

stof 0,0017 kg SO 2 .<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 8 - 15 juli 2008


De brandsnelheid is een maat voor de hoeveelheid gevaarlijke stof, die per tijdseenheid<br />

verbrandt. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de verbranding volledig is. De brandsnelheid<br />

is afhankelijk van de aanwezige hoeveelheid brandstof (met andere woorden<br />

de benodigde hoeveelheid zuurstof) en de beschikbare zuurstof. Als de beschikbare<br />

hoeveelheid zuurstof groter is dan de benodigde hoeveelheid zuurstof is de zuurstof<br />

geen beperkende factor, en is er sprake van een oppervlakte beperkte brand.<br />

Conform ‘Risico-Analyse methodiek CPR 15 bedrijven’ [6] is bij beschermingsniveau 3<br />

het ventilatievoud onbeperkt. Dit houdt in dat er voldoende zuurstof is en dat de brand<br />

oppervlaktebeperkt is. De maximale brandsnelheid is dan gelijk aan het product van de<br />

verdampingssnelheid en het brandoppervlak:<br />

B max = 0,025 * A<br />

De betekenis van de symbolen in de formule is als volgt:<br />

Bmax = maximale brandsnelheid [kg/s];<br />

0,025 = de verdampingssnelheid voor chemicaliën conform Risico-Analyse<br />

Methodiek CPR-15 bedrijven [6] [kg/s/m 2 ];<br />

A = brandoppervlak [m 2 ].<br />

Aangezien het ventilatievoud niet beperkt is, wordt de bronsterkte bepaald door de<br />

maximale brandsnelheid B max . In de onderstaande tabel zijn voor de verschillende<br />

scenario’s conform de Risico-Analyse Methodiek CPR-15 bedrijven [6] de bronsterktes<br />

weergegeven.<br />

Tabel 3.2 Bronsterkte bij omzettingspercentage van 35% NO 2<br />

Scenario<br />

Brandoppervlak<br />

kg NO2 / kg<br />

verbrand product<br />

Brandduur<br />

[minuten]<br />

Bronsterkte<br />

verbrandingsproduct<br />

Bronsterkte NO 2<br />

[kg/s]<br />

[m 2 ]<br />

[kg/s]<br />

300 0,0125 20 7,5 0,094<br />

900 0,0125 20 22,5 0,281<br />

1.500 0,0125 20 37,5 0,468<br />

1.645 0,0125 20 41,5 0,513<br />

Tabel 3.3 Bronsterkte bij omzettingspercentage van 10% NO 2<br />

Scenario<br />

Brandoppervlak<br />

kg NO2 / kg<br />

verbrand product<br />

Brandduur<br />

[minuten]<br />

Bronsterkte<br />

verbrandingsproduct<br />

Bronsterkte SO 2<br />

[kg/s]<br />

[m 2 ]<br />

[kg/s]<br />

300 0,0036 20 7,5 0,027<br />

900 0,0036 20 22,5 0,080<br />

1.500 0,0036 20 37,5 0,134<br />

1.645 0,0036 20 41,5 0,147<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 9 - 15 juli 2008


Tabel 3.4 Bronsterkte bij omzettingspercentage van 100% SO 2<br />

Scenario<br />

Brandoppervlak<br />

[m 2 ]<br />

3.2 Initiële faalkans<br />

kg SO 2 / kg<br />

verbrand product<br />

Brandduur<br />

[minuten]<br />

Bronsterkte<br />

verbrandingsproduct<br />

[kg/s]<br />

Bronsterkte SO 2<br />

[kg/s]<br />

300 0,003 20 7,5 0,013<br />

900 0,003 20 22,5 0,038<br />

1.500 0,003 20 37,5 0,063<br />

1.645 0,003 20 41,5 0,069<br />

In de ‘Risico Analyse Methodiek CPR-15 bedrijven [6]’ wordt de kans op een brand in<br />

een chemicaliënopslag met beschermingsniveau 3 gesteld op 1,8*10 -4 per jaar. De<br />

brandwerendheid van de opslagvoorziening bij Dyflex Polymers B.V. is kleiner dan 30<br />

minuten en dus geldt er volgens de ‘Risico Analyse Methodiek CPR-15 bedrijven [6]’<br />

een brandduur van 20 minuten.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 10 - 15 juli 2008


4 UITGANGSPUNTEN RISICOMODELLERING<br />

4.1 Schademodellen<br />

Bij het vrijkomen van toxische stoffen kan een toxische wolk ontstaan. De effecten van<br />

een toxische wolk worden bepaald door de concentratie van de toxische stof in de<br />

omgeving en de blootstellingsduur aan deze concentratie. Deze effecten kunnen worden<br />

berekend met een Probit-relatie conform de ‘Handleiding Risicoberekeningen BEVI’<br />

(HRB) [2]. De Probit-relatie voor blootstelling aan een toxische wolk is:<br />

C<br />

n<br />

<br />

e<br />

= <br />

t<br />

<br />

Pr −a<br />

b<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Hierbij is:<br />

C = concentratie [mg/m 3 ]<br />

Pr = Probitwaarde, schade door blootstelling aan een toxische wolk (PGS 1 [3])<br />

t = blootstellingsduur [min]<br />

In tabel 4.1 zijn de stofconstanten voor NO 2 weergegeven conform de HRB [2].<br />

Tabel 4.1 Stofconstanten NO 2<br />

Stof<br />

Stofconstanten<br />

a b n<br />

NO 2 -18,6 1 3,7<br />

SO 2 -19,2 1 2,4<br />

Voor de blootstellingsduur wordt, conform de HRB [2] 20 minuten aangehouden. Voor<br />

1% letaliteit is de Probitwaarde gelijk aan 2.67. De concentratie waarbij 1% letaliteit<br />

optreedt, bedraagt voor NO 2 125 mg/m 3 .<br />

4.2 Rekenpakket<br />

Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is berekend middels het rekenpakket<br />

‘SAFETI-NL’ [4]. SAFETI-NL is een rekenpakket voor het berekenen van de externe<br />

veiligheidsrisico's van inrichtingen. Aan de hand van een aantal invoergegevens, zoals<br />

de hoeveelheid gevaarlijke stof, de procescondities en de scenario's, berekent SAFETI-<br />

NL de externe veiligheidsrisico’s. Het resultaat van een berekening bestaat uit de plaatsgebonden<br />

risicocontouren en het groepsrisico.<br />

4.3 Omgevingsfactoren<br />

Bij het bepalen van de risico's ten gevolge van ongewenste voorvallen voor de omgeving<br />

is een aantal omgevingsfactoren van belang:<br />

• meteorologische omstandigheden (weertypen);<br />

• bevolkingsdichtheid (populatiegegevens).<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 11 - 15 juli 2008


4.3.1 Meteogegevens<br />

Bij het berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is gebruik gemaakt<br />

van de meteogegevens van meetstation Rotterdam. De meteogegevens zijn opgenomen<br />

in het rekenmodel ‘Safeti-NL’.<br />

4.3.2 Populatiegegevens<br />

De resultaten, zoals weergegeven in paragraaf 5.2.2, zijn berekend aan de hand van de<br />

door de provincie Zuid-Holland verstrekte gegevens. De provincie heeft de<br />

populatiegegevens middels een rekenfile aan Royal Haskoning ter beschikking gesteld.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 12 - 15 juli 2008


5 RESULTATEN<br />

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken<br />

en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt<br />

als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een<br />

gevaarlijke stof betrokken is. Het plaatsgebonden risico kan op een bepaalde locatie<br />

worden berekend. Bij de risicoberekeningen in de onderhavige QRA zijn de risico’s voor<br />

de verschillende scenario’s gesommeerd tot een totaal plaatsgebonden risico.<br />

5.1 Toetsingskader<br />

5.1.1 Toetsingskader plaatsgebonden risico<br />

Het plaatsgebonden risico moet getoetst worden aan de in het ‘Besluit Externe Veiligheid<br />

Inrichtingen’ (BEVI) [1] opgenomen grens- en richtwaarden. In het BEVI is voor<br />

diverse situaties een toetsingskader gedefinieerd. Het van toepassing zijnde<br />

toetsingskader voor de inrichting van Dyflex, voor zowel kwetsbare als beperkt<br />

kwetsbare objecten, is weergegeven in tabel 5.1.<br />

Tabel 5.1<br />

Grenswaarden voor het plaatsgebonden risico voor de inrichting van Dyflex<br />

Type situatie<br />

PR hoger dan 10-5 per<br />

jaar<br />

Kwetsbare objecten<br />

Verandering inrichting Niet toegestaan (art. 7, 1 e<br />

waarvoor op of na het lid)<br />

tijdstip van inwerkingtreding<br />

van dit besluit een<br />

Wm-vergunning is<br />

verleend<br />

Beperkt kwetsbare objecten<br />

Verandering inrichting In beginsel niet toegestaan<br />

waarvoor op of na het (art. 7, 2 e lid)<br />

tijdstip van inwerkingtreding<br />

van dit besluit een<br />

Wm-vergunning is<br />

verleend<br />

PR tussen 10 -5 en 10 -6<br />

per jaar<br />

Niet toegestaan (art. 7, 1 e<br />

lid)<br />

In beginsel niet toegestaan<br />

(art. 7, 2 e lid)<br />

PR lager dan 10 -6<br />

per jaar<br />

Toegestaan<br />

Toegestaan<br />

In tabel 5.2 is een toelichting opgenomen voor de termen ‘kwetsbare objecten’ en<br />

‘beperkt-kwetsbare objecten’.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 13 - 15 juli 2008


Tabel 5.2<br />

Omschrijving van de termen ‘beperkt kwetsbaar object’ en ‘kwetsbaar object’<br />

Beperkt kwetsbaar object<br />

a Verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en<br />

dienst- en bedrijfswoningen van derden<br />

b Kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbaar object, onder c, vallen<br />

c Hotels en restaurants, voorzover zij niet onder kwetsbaar object, onder c, vallen<br />

d Winkels, voorzover zij niet onder kwetsbaar object, onder c, vallen<br />

e Sporthallen, zwembaden en speeltuinen<br />

f Sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder<br />

kwetsbaar object, onder d, vallen<br />

g Bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder kwetsbaar object, onder c, vallen<br />

h Objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de<br />

gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin<br />

doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten<br />

geen kwetsbare objecten zijn<br />

i Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw<br />

met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een<br />

ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.<br />

Kwetsbaar object<br />

a Woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in beperkt kwetsbaar object, onder a<br />

b Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen,<br />

ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:<br />

1. Ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;<br />

2. Scholen; of<br />

3. Gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.<br />

c Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig<br />

zijn, zoals:<br />

1. Kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m 2 per object, of<br />

2. Complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto<br />

vloeroppervlak meer dan 1000 m 2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer<br />

dan 2000 m 2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of<br />

warenhuis is gevestigd<br />

d Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende<br />

meerdere aaneengesloten dagen<br />

5.1.2 Toetsingskader groepsrisico<br />

Het groepsrisico geeft de kans aan dat tenminste een bepaald aantal mensen door enig<br />

ongewoon voorval bij een bepaalde activiteit dodelijk wordt getroffen. Het groepsrisico<br />

wordt grafisch weergegeven als zogenaamde fN-curve, waarmee de kans (f) wordt<br />

uitgezet tegen het mogelijk aantal doden (N) en is afhankelijk van de bevolkingsdichtheid<br />

in de omgeving van de inrichting.<br />

De norm voor het groepsrisico is een richtwaarde. Een incident met 10 of meer doden<br />

mag slechts met een kans van één op de honderdduizend per jaar voorkomen (10 -5 )<br />

terwijl een ongeval met 100 of meer doden slechts met een kans van één op de tien<br />

miljoen jaar (10 -7 ) mag voorkomen. Op basis van het berekende groepsrisico en de<br />

omvang ten opzichte van de richtwaarde, kan het Wm-bevoegd gezag een<br />

verantwoording van het groepsrisico opstellen.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 14 - 15 juli 2008


5.2 Toetsing resultaten<br />

5.2.1 Plaatsgebonden risico<br />

In figuur 5.1 is het plaatsgebonden risico in de vorm van zogenaamde risicocontouren<br />

ten gevolge van de opslagvoorziening bij Dyflex weergegeven. Risicocontouren<br />

verbinden locaties met eenzelfde risico met elkaar. Opgemerkt wordt dat het<br />

plaatsgebonden risico onafhankelijk is van de daadwerkelijke aanwezigheid van<br />

personen. Uit figuur 5.1 blijkt dat de plaatsgebonden risicocontouren van 10 -5 per jaar<br />

niet wordt waargenomen terwijl binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6 per<br />

jaar géén kwetsbare objecten zijn gelegen en slechts gedeeltes van beperkt-kwetsbare<br />

objecten (omliggende bedrijven). Op grond hiervan kan gesteld worden dat aan de<br />

grenswaarden voor het plaatsgebonden risico uit het BEVI wordt voldaan.<br />

Figuur 5.1<br />

Plaatsgebonden risico Dyflex (opmerking: onderstaande figuur is gebaseerd op de<br />

modellering zoals die is ontvangen van de provincie Zuid-Holland)<br />

Het plaatsgebonden risico is ook berekend bij een omzettingspercentage van stikstof<br />

van 10%. Het berekende plaatsgebonden risico is echter dermate laag, dat de<br />

plaatsgebonden risicocontour van 10 -6 per jaar niet meer wordt weergegeven. Derhalve<br />

is ook geen figuur opgenomen.<br />

5.2.2 Groepsrisico<br />

In figuur 5.2 is het GR weergegeven. Uit figuur 5.2 blijkt dat berekende groepsrisico ruim<br />

onder de oriënterende waarde is gelegen.<br />

Het groepsrisico is ook berekend bij een omzettingspercentage van stikstof van 10%.<br />

Het groepsrisico is echter dermate laag, dat dit niet meer wordt weergegeven. Derhalve<br />

is ook geen figuur opgenomen.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 15 - 15 juli 2008


Figuur 5.2<br />

Groepsrisico Dyflex<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 16 - 15 juli 2008


5.3 Risk ranking<br />

Met behulp van risk ranking points ten noorden, oosten, westen en ten zuiden van<br />

Dyflex is de percentuele bijdrage van de verschillende ongevalsscenario’s met de<br />

verschillende stoffen bepaald. De risk ranking points zijn op circa 100 meter van Dyflex<br />

gelegen. In tabel 5.3 zijn de resultaten weergegeven.<br />

Tabel 5.3<br />

Risk ranking<br />

point<br />

Noord<br />

Oost<br />

West<br />

Zuid<br />

Percentuele bijdrage van ongevalsscenario’s per risk ranking point<br />

(plaatsgebonden risico)<br />

Ongevalsscenario Bijdrage [%]<br />

Brand, 900 m 2 55<br />

Brand, 1.500 m 2 29<br />

Brand, 1.645 m 2 16<br />

Brand, 900 m 2 52<br />

Brand, 1.500 m 2 31<br />

Brand, 1.645 m 2 17<br />

Brand, 900 m 2 54<br />

Brand, 1.500 m 2 30<br />

Brand, 1.645 m 2 17<br />

Brand, 900 m 2 55<br />

Brand, 1.500 m 2 29<br />

Brand, 1.645 m 2 16<br />

5.4 Effectafstanden<br />

Met het rekenpakket ‘Safeti-NL’ zijn de externe veiligheidsrisico’s berekend. Naast de<br />

externe veiligheidsrisico’s zijn per ongevalsscenario ook de effecten berekend. In tabel<br />

5.4 is per ongevalsscenario de effectafstand weergegeven. Hierbij wordt gebruik<br />

gemaakt van het criterium ‘1% letaliteit’. Dit criterium geeft die effectafstand weer<br />

waarop nog 1% van de aanwezige personen overlijdt als gevolg van een ongeval.<br />

Tabel 5.4<br />

Effectafstand per ongevalsscenario<br />

Ongevalsscenario Stof Weersomstandigheid Effectafstand [m]<br />

Brand, 300 m 2 NO 2 F, 1,5 m/s -<br />

Brand, 900 m 2 NO 2 F, 1,5 m/s 120<br />

Brand, 1.500 m 2 NO 2 F, 1,5 m/s 450<br />

Brand, 1.645 m 2 NO 2 F, 1,5 m/s 530<br />

Brand, 300 m 2 SO 2 F, 1,5 m/s -<br />

Brand, 900 m 2 SO 2 F, 1,5 m/s -<br />

Brand, 1.500 m 2 SO 2 F, 1,5 m/s -<br />

Brand, 1.645 m 2 SO 2 F, 1,5 m/s -<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 17 - 15 juli 2008


6 CONCLUSIES<br />

Dyflex is een chemisch bedrijf voor de productie van oplosmiddelvrije en watergedragen<br />

polymeren. Ten behoeve van deze productie wordt gebruik gemaakt van gevaarlijke en<br />

ongevaarlijke stoffen. Met betrekking tot het gebruik van deze stoffen wordt ten gevolge<br />

van gewenste wijzigingen in de Wm-vergunning in de logistiek een aantal veranderingen<br />

in de aard, omvang en locatie van de stoffen gewenst. Dit betreft:<br />

1. verwarmde inpandige opslag gevaarlijke stoffen;<br />

2. opslag stoffen in de loods;<br />

3. aanwezigheid stoffen in de productieruimte.<br />

In het kader van de hierboven genoemde wijzigingen zijn de externe veiligheidsrisico’s<br />

middels een zogenaamde ‘Kwantitatieve Risico Analyse’ (QRA) in kaart gebracht. Uit de<br />

berekende externe veiligheidsrisico’s blijkt dat voldaan wordt aan de normen ten<br />

aanzien van het plaatsgebonden risico uit het BEVI. Binnen de plaatsgebonden<br />

risicocontour van 10 -6 per jaar zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Verder is de<br />

omvang van het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde uit het BEVI gelegen.<br />

Samenvattend kan op basis van de onderhavige rapportage gesteld worden dat de<br />

voorgenomen wijzigingen van Dyflex niet leiden tot een knelpunt vanuit het oogpunt van<br />

externe veiligheid.<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 18 - 15 juli 2008


7 LITERATUURLIJST<br />

[1] Besluit externe veiligheid inrichtingen [BEVI], Besluit van 27 mei 2004, houdende<br />

milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer<br />

[2] Handleiding Risicoberekeningen BEVI, versie 1 januari 2008<br />

[3] Methoden voor het bepalen van mogelijke schade, Aan mensen en goederen door<br />

het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, PGS 1, Ministerie van VROM, Den Haag,<br />

maart 2005<br />

[4] SAFETI-NL, versie 6.53<br />

[5] Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen [REVI], Regeling van 8 september 2004,<br />

houdende regels met betrekking tot afstanden en wijze van berekening van het<br />

plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe<br />

veiligheid inrichtingen<br />

[6] Risico-Analyse methodiek CPR-15 bedrijven, Ministerie van VROM, Directoraat-<br />

Generaal Milieubeheer, Directie Stoffen, Veiligheid en Straling, Afdeling Externe<br />

Veiligheid /IPC 655, Den Haag, oktober 1997<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport - 19 - 15 juli 2008


Bijlage 1<br />

Overzicht grondstoffen<br />

QRA Dyflex Polymers B.V<br />

4G1249.A0/R0016/Nijm<br />

Definitief rapport 15 juli 2008


DYFLEX POLYMERS<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

"#<br />

!<br />

$%<br />

! $%!<br />

!" #$#%<br />

& '" <br />

( ) ! '" * #+%*<br />

'& ' '" & %+%<br />

, +& + - '" <br />

, ***( +# - '" <br />

./+& * !" *<br />

0 * *+ - " # %*#%<br />

0 ** - !" # +*#++*<br />

, ,1+#2$ ** - !" # +*#++*<br />

3'!! # & 4 " & %$&*<br />

Iso Ascorbinezuur 02-0090 & ' & &#<br />

'!! 56 % & ' + &#<br />

7 !6 * '& ' & *%**<br />

(8+ * '& ' & &*&<br />

7 !88$ ** '& ' +$$*<br />

../ && - '" # &+$%*<br />

& %% & * <br />

(8,%%+3, & 376 + <br />

.! .%* &+ + <br />

(9.+ && - & + <br />

1)1$ & $ !" * $#*&++<br />

(,(,& &# 376 6.1& " <br />

3 9+: &+ -& + %$*&%<br />

(,$3, && & $ <br />

, !9* &$ - " # <br />

, !9# & " # <br />

7 ./+* &# '& ' <br />

1"90,& &% " <br />

(8,+ &++ & " $ <br />

, !& &+$ " # <br />

+$& &* $ " * <br />

; ,! )


DYFLEX POLYMERS<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

"#<br />

!<br />

$%<br />

! $%!<br />

&.101,39> &$ -* '" + <br />

13# &$& -* '" * <br />

?90+: &$$ @ # +&#<br />

,! + 5 & & <br />

6 & &&+ & #%*<br />

( -& '& 5 ' '" # +*$<br />

,! 7 5 & & <br />

3! ',1./ + 5 & + %+&+$<br />

( !(7 ++ '& ' '" $ %$<br />

'!! ' # ' ' + %+#<br />

!!) %+ '& ' & #+<br />

9 ! %# '& ' + **&&#<br />

? #%& %% - & " & ++$$<br />

36.7; %& '& ' & #+<br />

;7. % &% # <br />

9 ! %% '& ' $+%*<br />

, !*$ % !" <br />

, !## %$ - " <br />

7* %# - & 4 '" & <br />

# %+ -* & 4 <br />

&$ %++ - & 4 <br />

;).A1& %+$ - & & <br />

( "!;* %+ *$ & 4 <br />

+%& %+# - & <br />

7$&&/ %* - 4 <br />

(5" ))) %*% '& ' <br />

,B!# %& 4 " &+#+#<br />

C& %&# - & 4 !" & <br />

("6 &) %&% - & 4 * <br />

A ! # % + <br />

C+ %* -$& & 4 " $ <br />

D %& ++ '& ' & &$&<br />

, .E. %# & * <br />

.*1F %# '" * <br />

6 (&$../ - 376 + &+$%*<br />

./ + * &+$#+<br />

&<br />

1-4-2008 Pagina 2 / 3 QRA Dyflex Polymers B.V.


DYFLEX POLYMERS<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

"#<br />

!<br />

$%<br />

! $%!<br />

( & * * #<br />

("(. &+ & %& * <br />

& %+ & %<br />

& % '" * +<br />

7! & & % '" * +*&<br />

&& # + '" * <br />

7! &$ * !" * <br />

("(.7 &# * +&##**&<br />

0,$+ $ $ <br />

(6 * # * <br />

(! ' ,& -& $ <br />

.& $ <br />

D%%. * $ <br />

. C&#*. & & <br />

7 # '& ' ++%$*<br />

( " +# ## & 4 " <br />

()C&8! # 376 * <br />

6&+* #$ & 4 !" <br />

+#&<br />

&<br />

1-4-2008 Pagina 3 / 3 QRA Dyflex Polymers B.V.


Bijlage 4:<br />

Nota van inspraak en overleg


Inleiding<br />

Op basis van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerp van het bestemmingsplan<br />

'Bedrijventerrein Antoniapolder +' met ingang van 13 september tot 25 oktober 2012 voor een ieder ter<br />

inzage gelegen. Gedurende deze periode konden zowel mondelinge als schriftelijke inspraakreacties ten<br />

aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan naar voren worden gebracht. Er zijn geen schriftelijke of<br />

mondelinge inspraakreacties ontvangen.<br />

Tevens heeft er op woensdag 17 oktober 2012 in het gemeentehuis te <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht een<br />

inloopavond plaatsgevonden, waarbij een ieder de gelegenheid heeft gehad vragen te stellen over het<br />

voorontwerpbestemmingsplan.<br />

Daarnaast is met betrekking tot het onderhavige voorontwerpbestemmingsplan op grond van het<br />

bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overleg gepleegd met de besturen van de<br />

betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij<br />

de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in<br />

het geding zijn. Van 6 instanties is een reactie ontvangen.<br />

In het onderstaande zijn de inspraak- en overlegreacties samengevat. Benadrukt wordt dat elke inspraakof<br />

overlegreactie volledig is beoordeeld en dat niet slechts de samenvatting bij de afweging is betrokken.<br />

Per inspraak- of overlegreactie is aangegeven of deze aanleiding geeft tot wijziging van het<br />

voorontwerpbestemmingsplan.<br />

Overzicht van de overlegreacties<br />

De volgende overlegreacties over het voorontwerpbestemmingsplan zijn gedurende de termijn van<br />

terinzagelegging naar voren gebracht:<br />

1. Rijkswaterstaat, ontvangen op 23 oktober 2012<br />

2. Kamer van Koophandel, ontvangen op 26 oktober 2012, met kenmerk RS-12.0569 BvG/df<br />

3. Waterschap Hollandse Delta, ontvangen op 9 november 2012, met kenmerk E1204687<br />

4. Provincie Zuid-Holland, ontvangen op 30 oktober 2012, met kenmerk 86383<br />

5. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, ontvangen op 26 oktober 2012<br />

6. NV Nederlandse Gasunie, ontvangen op 9 oktober 2012


Samenvatting en beantwoording<br />

1. Rijkswaterstaat<br />

Ontvangen op 23 oktober 2012<br />

Reactie<br />

1. Het bestemmingsplan maakt aanlegplaatsen mogelijk, voor zover bestaand. Rijkswaterstaat heeft<br />

bezwaar tegen het onderscheid dat gemaakt is tussen bestaande en nieuwe aanlegplaatsen,<br />

omdat niet voor alle bestaande aanlegplaatsen ontheffingen zijn verleend en dus illegaal gebouwd<br />

zijn. Rijkswaterstaat is momenteel bezig met ontheffingverlening, langs met name de Rietbaan.<br />

Verzocht wordt geen onderscheid te maken tussen bestaande en nieuwe aanlegplaatsen.<br />

2. Rijkswaterstaat merkt op dat het gestelde in paragraaf 4.9 niet terecht is. Kijkend naar de totale<br />

ontwikkeling van het gebied Noordoevers zijn er wel grootschalige ontwikkelingen aan de orde.<br />

Rijkswaterstaat verlangt een analyse van de verkeerseffecten van het plan op de rijkswegen.<br />

Gelet hierop wordt verzocht een mobiliteitsparagraaf op te nemen in de Totaalvisie van de<br />

Noordoevers en het bestemmingsplan voor zowel de rijkswegen als het onderliggend wegennet.<br />

In de reactie worden enkele onderdelen genoemd die opgenomen moeten worden.<br />

Beantwoording<br />

1. Op 12 december 2012 heeft een overleg plaatsgevonden tussen Rijkswaterstaat en de gemeente<br />

<strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht om de ingediende overlegreactie te bespreken. In het overleg is<br />

afgesproken om het laatste deel van artikel 4.1 g en 8.1 c te laten vervallen. Daarmee blijft het<br />

gedeelte van de regeling “aanlegplaatsen voor schepen met bijbehorende overslagfaciliteiten”<br />

behouden en wordt “alleen voor zover bestaand” geschrapt. In het overleg is tevens bepaald om<br />

geen ruimte te bieden aan woonschepen, door in de begripsbepaling van schepen “woonboten”<br />

uit te sluiten. De reactie leidt tot aanpassing van de regels.<br />

2. Met het bestemmingsplan worden, afgezonderd van de ontwikkelingen beschreven in paragraaf<br />

2.3, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De beschreven revitalisering past grotendeels<br />

binnen de vigerende bestemmingen, omdat de gronden al een bedrijfsbestemming hebben. Indien<br />

de revitalisering echter niet past, dient een separate bestemmingsplanprocedure te worden<br />

gevolgd, waarbij tevens verkeeronderzoek zal plaatsvinden om de haalbaarheid van de wijziging<br />

aan te tonen. De ontwikkelingen die in het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Antoniapolder +”<br />

rechtstreeks mogelijk gemaakt zijn, zijn van dusdanige kleinschalige aard, dat ze – in verhouding<br />

tot de huidige bestemming – geen grote verkeersaantrekkende werking hebben. Een<br />

verkeersonderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Met Rijkswaterstaat is<br />

overeengekomen dat in de toelichting van dit bestemmingsplan wel wordt verduidelijkt wanneer<br />

het verkeersonderzoek wordt uitgevoerd en in hoeverre verkeersonderzoek reeds is uitgevoerd in<br />

het verleden. De reactie leidt tot aanpassing van de toelichting.


2. Kamer van Koophandel Rotterdam<br />

Ontvangen op 26 oktober 2012<br />

Reactie<br />

Na overleg met de Verenigde Ambachtse Ondernemers en de leden van de Klankbordgroep<br />

Antoniapolder + is deze reactie geformuleerd. Hoewel Bedrijventerrein Antoniapolder een conserverend<br />

plan is, is de gemeente tevens bezig met herstructurering van hetzelfde bedrijventerrein, waarvoor een<br />

informatieavond heeft plaatsgevonden. Op deze avond is geen melding gemaakt van de actualisering van<br />

het bestemmingsplan. De perceptie onder ondernemers is dat er een herstructurering volgt, waardoor<br />

momenteel onvoldoende duidelijk is dat de gemeente bezig is met een bestemmingsplanaanpassing.<br />

Verzocht wordt de ondernemers individueel op de hoogte te brengen van dit bestemmingsplan en de<br />

inbreng in het vervolg.<br />

Beantwoording<br />

Het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Antoniapolder +” is conserverend van aard, waarbij de<br />

bestemmingen die in de vigerende situatie golden, hoofdzakelijk zijn overgenomen. Voor de nieuwe<br />

ontwikkelingen, die juridisch-planologisch worden mogelijk gemaakt, wordt verwezen naar paragraaf 2.3<br />

van de toelichting van het bestemmingsplan. De gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht betreurt dat het beeld is<br />

ontstaan dat ondernemers niet inzichtelijk hebben dat er nu een bestemmingsplanprocedure gaande is<br />

voor het gebied. Naar ons oordeel hebben wij voldoende middelen ingezet om een en ander zo goed<br />

mogelijk te communiceren. Een mailing over het bestemmingsplan is op 13 september 2012 aan de<br />

Kamer van Koophandel en de Verenigde Ambachtse Ondernemens toegezonden. In deze mailing is<br />

nadrukkelijk aangegeven dat het gaat om een conserverend bestemmingsplan en welke ontwikkelingen<br />

worden mogelijk gemaakt. Daarnaast heeft een inspraakavond plaatsgevonden op 17 oktober 2012,<br />

waarbij uw ondernemers de mogelijkheid hadden om vragen te stellen en opmerkingen te maken. Een en<br />

ander is ook aangekondigd in het weekblad 'De Kombinatie' van woensdag 12 oktober 2012 en op de<br />

gemeentelijke website. De gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht is daarom van mening dat de communicatie<br />

omtrent het bestemmingsplan niet in gebreke is gebleven. De gemeente wijst hierbij ook op uw<br />

verantwoordelijkheid om ondernemers op de hoogte te houden. Desalniettemin biedt de gemeente alsnog<br />

de mogelijkheid om telefonisch of per e-mail uw vragen te stellen. Daarnaast bent u van harte welkom op<br />

het gemeentehuis om uw vragen te bespreken.<br />

De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.


3. Waterschap Hollandse Delta<br />

Ontvangen op 9 november 2012<br />

Reactie<br />

Het beleidsplan Groen, Milieu, en Water 2006-2010, dat wordt genoemd in de waterparagraaf is niet meer<br />

van kracht. Daarnaast is het plangebied gelegen in het peilgebied Groote Noord (39-23).<br />

Beantwoording<br />

De waterparagraaf zal hierop worden aangepast. De reactie leidt tot aanpassing van de toelichting.


4. Provincie Zuid-Holland<br />

Ontvangen op 30 oktober 2012<br />

Reactie<br />

De provincie adviseert positief ten aanzien van de aspecten geluidskwaliteit, energie, milieuzonering en<br />

externe veiligheid omdat er geen tegenstrijdigheid is met het provinciaal belang. De provincie heeft in<br />

samenwerking met de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid een toetsing uitgevoerd en heeft opmerkingen<br />

ten aanzien van externe veiligheid.<br />

1. De provincie merkt op dat de verbeelding, regels en toelichting niet gevonden zijn op<br />

www.ruimtelijkeplannen.nl .<br />

2. De veiligheidszones op de verbeelding van Bolidt en Dyflex zijn niet overeenkomstig de QRA’s;<br />

3. M.b.t. de QRA voor het bedrijf Bolidt wordt geen datum genoemd, verwacht wordt dat de QRA<br />

verouderd is. De QRA zou gedateerd moeten zijn van 22 maart 2010. Tevens ontbreekt een<br />

beperkte verantwoording van het groepsrisico;<br />

4. M.b.t het bedrijf Dyflex is verwezen naar een QRA, maar een verwijzing naar een rapport met<br />

datum ontbreekt. Er is een mogelijkheid dat de bron alleen betrekking heeft op de wijziging van de<br />

inrichting (opslagloods). De QRA zou gedateerd moeten zijn van 15 juli 2008. Een beperkte<br />

verantwoording van het groepsrisico ontbreekt;<br />

5. De aanduidingen die vermeld staan op de legenda van de verbeelding zijn niet terug te vinden in<br />

Artikel 1 “Begrippen” van de regels;<br />

6. De regels in art 17.2 zijn niet in overeenstemming met de verbeelding;<br />

7. In art. 3.4 worden Bevi-bedrijven uitgesloten, maar in de huidige situatie zijn Bevi-bedrijven<br />

aanwezig op het bedrijventerrein;<br />

8. De regels zijn niet volledig conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Besluit externe<br />

veiligheid buisleidingen;<br />

9. Een toetsing aan de GR-drempelwaarden ten aanzien van de N915 dient plaats te vinden. Een<br />

eerder uitgevoerde QRA resulteerde in een groepsrisico kleiner dan 0,1 x de oriëntatiewaarde.<br />

10. De PR- en GR-toets voor de risicobron de Noord is uitgevoerd op basis van het Paarse Boek,<br />

maar deze dient plaats te vinden aan de hand van het bijlagerapport HART.<br />

11. Er wordt verwezen naar een door Alblasserdam uitgevoerde QRA.Ter hoogte van het plangebied<br />

is ook een QRA uitgevoerd in september 2011. Hieruit blijkt dat van een groepsrisico geen sprake<br />

is en dat de PR 10 -6 contour op het water is gelegen.<br />

12. Het advies van de veiligheidsregio dient opgenomen te worden in het ontwerpbestemmingsplan in<br />

de verantwoording van het groepsrisico.<br />

Beantwoording<br />

1. Het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Antoniapolder +” was gedurende de inspraaktermijn (en is<br />

nog steeds) te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl. Omdat het een<br />

voorontwerpbestemmingsplan betreft, is het plan niet direct zichtbaar vanaf de eerste aanblik. Via<br />

de knop “plan- en kaartfilter” kunt u concept- en (voor)ontwerpplannen aanvinken. Het<br />

bestemmingsplan “Bedrijventerrein Antoniapolder +” is dan zichtbaar en raadpleegbaar.<br />

2. De veiligheidszones worden overgenomen conform de contouren naar aanleiding van de QRA’s.<br />

De reactie leidt tot aanpassing van de toelichting en verbeelding;


3. In paragraaf 4.8 zal verwezen worden naar de QRA van het bedrijf Bolidt van 22 maart 2010. Een<br />

verantwoording van het groepsrisico wordt toegevoegd. De reactie leidt tot aanpassing van de<br />

toelichting;<br />

4. In paragraaf 4.8 zal verwezen worden naar de QRA van het bedrijf Dyflex van 15 juli 2008. Een<br />

beperkte verantwoording van het groepsrisico wordt opgenomen. De reactie leidt tot aanpassing<br />

van de toelichting;<br />

5. Het is niet gebruikelijk om alle (gebieds)aanduidingen, die in de legenda van de verbeelding<br />

worden opgesomd, in artikel 1 “Begrippen” te omschrijven. In de toelichting van het<br />

bestemmingsplan is voor de verschillende (gebieds)aanduidingen een toelichting beschreven. De<br />

reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan;<br />

6. De gebiedsaanduiding is correct opgenomen ter hoogte van de N915. Wel wordt in artikel 17.1 lid<br />

c en 17.2 lid c “de leidingbeheerder” genoemd. Omdat hier geen sprake is van een leiding, zullen<br />

de leden 17.1 c en 17.2 c komen te vervallen. De reactie leidt tot aanpassing van de regels;<br />

7. Art. 3.4 en 4.5 worden aangepast, zodat de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen wordt<br />

toegestaan. Daarmee zijn de bestaande inrichtingen ook toegestaan. Aan de vestiging van de<br />

nieuwe Bev-inrichtingen wordt de eis gekoppeld dat sprake moet zijn van een vanuit externe<br />

veiligheid acceptabele situatie, waarbij de PR 10 -6 contour binnen de eigen perceelsgrens moet<br />

liggen. De reactie leidt tot aanpassing van de regels;<br />

8. Uit navraag bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid blijkt dat het concreet gaat om artikel 11.3.<br />

Dit artikel is niet geformuleerd conform het Bevb. Het artikel wordt daarom als volgt gewijzigd:<br />

“Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 11.2 onder b. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken<br />

bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en de veiligheid met betrekking<br />

tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten en vooraf<br />

schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.” De reactie leidt tot aanpassing<br />

van de regels;<br />

9. Een toetsing aan de GR-drempelwaarden ten aanzien van de N915 wordt opgenomen in de<br />

toelichting. De reactie leidt tot aanpassing van de toelichting;<br />

10. Bij de PR- en GR-toets zal gerefereerd worden aan het bijlagerapport HART. De reactie leidt tot<br />

aanpassing van de toelichting;<br />

11. Er zal worden verwezen naar het genoemde rapport. De reactie leidt tot aanpassing van de<br />

toelichting;<br />

12. Het advies van de veiligheidsregio is ontvangen in het kader van dit vooroverleg en wordt<br />

opgenomen in de verantwoording van het ontwerpbestemmingsplan. De reactie leidt tot<br />

aanpassing van de toelichting.


5. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid<br />

Ontvangen op 26 oktober 2012<br />

Reactie<br />

De veiligheidsregio heeft een advies opgesteld. Het complete advies wordt als bijlage bij het<br />

bestemmingsplan opgenomen. In grote lijnen is het advies als volgt:<br />

De grootste risicobronnen ter hoogte van het plangebied zijn de Noord en de A15/N915. De kortste<br />

afstanden tussen bebouwing in het plangebied en het midden van de weg is 60 meter. Dit betekent dat<br />

ten gevolge van optredende incidenten met gevaarlijke stoffen op de Rijksweg N915 mogelijk dodelijke<br />

slachtoffers vallen. De korte afstanden tussen bebouwing in het plangebied en het midden van de Noord<br />

bedraagt 150 meter. Voor de Noord geldt een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter en voor de<br />

Rijksweg A15 een zone van 30 meter. In het advies zijn enkele scenario’s genoemd en de daarbij<br />

behorende 1% en 100% letaliteitsafstanden.<br />

De veiligheidsregio noemt ook scenario’s en effecten voor de risicobronnen Bolidt en de aardgasleiding.<br />

Voor Bolidt geldt dat de effecten voor de meeste stoffen klein zijn en dat de verwachting bestaat dat er<br />

geen slachtoffers vallen buiten de inrichtingsgrenzen. Alleen bij een brand en onvoldoende functioneren<br />

van de brandbeveiligingsinstallaties zal het invloedsgebied groot zijn. Binnen 100 meter van de<br />

aardgasleiding dient rekening te worden gehouden met het ontstaan van secundaire branden.<br />

Onbeschermde personen zijn veilig op een afstand van 250 meter van de leiding.<br />

Voor Dyflex Polymers kan een toxisch scenario optreden in de vorm van stikstofdioxide. Het<br />

invloedsgebied van deze inrichting is berekend op 530 meter.<br />

Vanuit de plaatsgebonden risicocontouren van alle risicobronnen gelden geen belemmeringen. De<br />

waarde van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde van de verschillende risicobronnen is in<br />

onderstaand schema weergegeven:<br />

Risicobron<br />

Overschrijdingsfactor<br />

t.o.v. oriëntatiewaarde<br />

Rijksweg A15/N915 < 0,1<br />

De Noord < 0,1<br />

Aardgasleiding 0,004<br />

Dyflex<br />

Geen groepsrisico<br />

Bolidt 0,03<br />

De functie-indeling, de infrastructuur en de bebouwing kan op verschillende manieren op de<br />

zelfredzaamheid inspelen. Dit geldt voor nieuw te ontwikkelen bebouwing:<br />

De gebouwen zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen;<br />

Centraal afsluitbare ventilatie aanbrengen;<br />

Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde;<br />

De gebouwen dusdanig ontwerpen dat niet-verblijf-ruimten als bergingen, keukens, toiletten<br />

en trappenhuizen aan de gevaarzijde zijn geplaatst.<br />

Het gebouw loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen.


Met name functies met verminderd zelfredzame personen vragen om aandacht, waaronder het<br />

kinderdagverblijf aan de Veersedijk 97. Het toepassen van centraal afsluitbare ventilatie is aan te bevelen.<br />

Om de effectiviteit van deze maatregelen te garanderen is het belangrijk dat de omwonenden en<br />

gebruikers geïnformeerd zijn over de mogelijke risico’s, de maatregelen die de overheid treft om deze<br />

risico’s te beperken en over de handelingsperspectieven voor de burger zelf bij een incident. De<br />

gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor de risicocommunicatie.<br />

De VRZHZ constateert ten slotte dat de bereikbaarheid van het bedrijventerrein voldoende is. De<br />

brandweer kan in de meeste gevallen binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig zijn. De<br />

bluswatervoorziening is niet overal voldoende. In overleg met de lokale brandweer dient bekeken te<br />

worden hoe de bluswatervoorziening kan worden verbeterd.<br />

Beantwoording<br />

Het advies zal worden verwerkt in paragraaf 4.8 van de toelichting. De reactie leidt tot aanpassing van de<br />

toelichting. In overleg met de brandweer zal bepaald worden hoe de bluswatervoorziening kan worden<br />

verbeterd.


6. NV Nederlandse Gasunie<br />

Ontvangen op 9 oktober 2012<br />

Reactie<br />

De gasleiding is op de verbeelding juist weergegeven. De overlegreactie gaat in op artikel 11 van de<br />

regels.<br />

1. Verzocht wordt de regeling “Leiding – Gas” dusdanig op te stellen dat bij het geheel of gedeeltelijk<br />

samenvallen met (een) andere (dubbel)bestemming(en) deze regeling voorrang krijgt. De<br />

Gasunie geeft hierbij een voorbeeld.<br />

2. De in artikel 11.3 opgenomen afwijkingsmogelijkheid is in strijd met het Bevb. De Gasunie<br />

verzoekt het artikel als volgt aan te passen:<br />

“Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 11.2 onder b. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken<br />

bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en de veiligheid met betrekking<br />

tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten en vooraf<br />

schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.”<br />

3. De uitzondering genoemd in artikel 11.4.2 onder d is niet concreet genoeg. Het is niet op<br />

voorhand te bepalen welke werken en/of werkzaamheden bedoeld worden met ‘werken en/of<br />

werkzaamheden, die van geringe omvang zijn of gericht zijn op en noodzakelijk zijn voor de<br />

instandhouding van de leiding’. Hierdoor kunnen onbewust onveilige situaties ter plaatse van de<br />

leiding ontstaan. Gelet hierop wordt verzocht deze uitzondering te schrappen.<br />

4. In artikel 3.2 onder h en artikel 3.3 is een afwijking van de bouwregels opgenomen. Op dit<br />

moment wordt onvoldoende rekening gehouden met de aanwezigheid van de gastransportleiding.<br />

Verzocht wordt de afwijkingsbevoegdheden uit te breiden met de volgende bepaling: “het<br />

bepaalde in artikel 11 overeenkomstig van toepassing is”.<br />

Beantwoording<br />

1. Het opnemen van een voorrangsbepaling wordt uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening<br />

niet noodzakelijk geacht. De opgenomen regeling verplicht de gemeente er toe om bij<br />

werkzaamheden ter plaatse van de gasleiding een afweging te maken van de belangen betrokken<br />

bij de leiding. Bij de afweging hoort ook (bij het samenvallen van dubbelbestemmingen) de vraag<br />

welk belang voor gaat op een ander belang. De opgenomen bestemmingsregeling verplicht de<br />

gemeente om aan alle instanties advies te vragen zoals waterschap en andere leidingbeheerders.<br />

Ter verduidelijking zal in de plantoelichting een nadere uitleg worden opgenomen. De reactie leidt<br />

tot aanpassing van de toelichting.<br />

2. De voorgestelde regeling wordt overgenomen. De reactie leidt tot aanpassing van de regels.<br />

3. De regeling wordt geschrapt, conform het verzoek. De reactie leidt tot aanpassing van de regels.<br />

4. Art. 3.2 h en 3.3. worden aangevuld met de voorgestelde bepaling. De reactie leidt tot<br />

aanpassing van de regels.


Regels


Inhoudsopgave<br />

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 3<br />

Artikel 1 Begrippen 3<br />

Artikel 2 Wijze van meten 8<br />

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS 9<br />

Artikel 3 Bedrijf 9<br />

Artikel 4 Bedrijventerrein 11<br />

Artikel 5 Groen 14<br />

Artikel 6 Tuin 15<br />

Artikel 7 Verkeer 16<br />

Artikel 8 Water 17<br />

Artikel 9 Wonen 18<br />

Artikel 10 Uit te werken - Bedrijventerrein 20<br />

Artikel 11 Leiding - Gas 22<br />

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering 24<br />

Artikel 13 Waarde - Archeologie 25<br />

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS 27<br />

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel 27<br />

Artikel 15 Algemene bouwregels 28<br />

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels 29<br />

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels 31<br />

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels 32<br />

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 33<br />

Artikel 19 Overgangsrecht 33<br />

Artikel 20 Slotregel 34<br />

Bijlagen bij regels<br />

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein<br />

Bijlage 2 Lijst van Horeca-activiteiten<br />

Bijlage 3 Lijst met bestaande bedrijven


2<br />

bestemmingsplan "Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


19<br />

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS<br />

Artikel 1<br />

Begrippen<br />

In deze regels wordt verstaan onder:<br />

1.1 plan:<br />

het bestemmingsplan Bedrijventerrein Antoniapolder + van de gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht.<br />

1.2 bestemmingsplan:<br />

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand<br />

NL.IMRO.0531.bp10AntoniaPlus-2001 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).<br />

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:<br />

1.3 aan- en uitbouw<br />

a. aanbouw: een aangebouwd bijgebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht te onderscheiden<br />

is van het hoofdgebouw;<br />

b. uitbouw: een uitbreiding van de woonruimte, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het<br />

hoofdgebouw.<br />

1.4 aanduiding<br />

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels<br />

regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.<br />

1.5 aanduidingsgrens<br />

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.<br />

1.6 aanlegplaats<br />

ligplaats of voorziening in het water waar schepen kunnen aanmeren;<br />

1.7 bebouwing:<br />

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;<br />

1.8 bedrijf<br />

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van<br />

goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;<br />

1.9 bedrijfsgebonden kantoor<br />

kantoor waarbij de dienstverlening staat ten dienste van de bedrijfsactiviteiten en is verbonden aan de<br />

uitoefening van bedrijfsactiviteiten.<br />

1.10 bedrijfs- of dienstwoning<br />

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het<br />

huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van<br />

het gebouw of het terrein;<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


20<br />

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte<br />

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende<br />

magazijnen en overige dienstruimten;<br />

1.12 bedrijfswoning<br />

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het<br />

huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van<br />

het gebouw of het terrein.<br />

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen<br />

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />

plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of<br />

krachtens de Wabo;<br />

1.14 bestemmingsgrens:<br />

de grens van een bestemmingsvlak.<br />

1.15 bestemmingsvlak:<br />

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;<br />

1.16 Bevi-inrichtingen<br />

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.<br />

1.17 bouwen:<br />

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een<br />

bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een<br />

standplaats.<br />

1.18 bouwgrens:<br />

de grens van een bouwvlak.<br />

1.19 bouwlaag<br />

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte<br />

liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder<br />

ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.<br />

1.20 bouwmarkt<br />

verkoop, al dan niet geheel overdekt, van een volledig assortiment bouw- en doe-het-zelf-producten<br />

uit voorraad aan zowel vakman als particulier op basis van zelfbediening.<br />

1.21 bouwperceel:<br />

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende<br />

bebouwing is toegelaten.<br />

1.22 bouwperceelsgrens:<br />

een grens van een bouwperceel.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


21<br />

1.23 bouwvlak:<br />

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde<br />

gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.<br />

1.24 bouwwerk:<br />

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij<br />

indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.<br />

1.25 bijgebouw<br />

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde<br />

bouwperceel gelegen hoofdgebouw.<br />

1.26 consumentenvuurwerk<br />

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.<br />

1.27 detailhandel<br />

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en<br />

leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of<br />

aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.<br />

1.28 detailhandel in volumineuze goederen<br />

detailhandel in de volgende categorieën:<br />

a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;<br />

b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren,<br />

caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks<br />

samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;<br />

c. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met<br />

woninginrichting en stoffering;<br />

d. bouwmarkten.<br />

1.29 dienstverlening<br />

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te<br />

woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes,<br />

makelaarskantoren, advocatenkantoren, internetwinkels en bankfilialen.<br />

1.30 gebouw:<br />

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met meer dan 2<br />

wanden omsloten ruimte vormt.<br />

1.31 hoofdgebouw<br />

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste<br />

bouwwerk valt aan te merken.<br />

1.32 horecabedrijf<br />

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig<br />

exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


22<br />

1.33 kantoor<br />

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch,<br />

juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in<br />

ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.<br />

1.34 nutsvoorzieningen<br />

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,<br />

schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten<br />

behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.<br />

1.35 peil<br />

a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;<br />

b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het<br />

aansluitende afgewerkte maaiveld.<br />

1.36 restaurant<br />

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor<br />

consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.<br />

1.37 schip<br />

Voertuig over water, dat bestemd is voor het transport van goederen of personen, niet zijnde een<br />

woonschip.<br />

1.38 seksinrichting<br />

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot<br />

het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.<br />

1.39 Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"<br />

de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein die van deze regels onderdeel uitmaakt.<br />

1.40 Staat van Horeca-activiteiten<br />

de Lijst van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.<br />

1.41 straatmeubilair<br />

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nutsvoorzieningen zoals:<br />

c. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, alsmede<br />

d. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede<br />

e. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van<br />

ten hoogste 50 m³ en een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten<br />

behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen.<br />

1.42 uitbouw<br />

zie aan- en uitbouw.<br />

1.43 voorgevel<br />

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste<br />

gevel kan worden aangemerkt.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


23<br />

1.44 watergebonden bedrijvigheid<br />

bedrijven die voor de aan- en/of afvoer van grondstoffen, halffabricaten en/of producten in belangrijke<br />

mate gebruik maken van het transport over water dan wel rivierwater toepassen in<br />

productieprocessen, waaronder scheepswerven;<br />

1.45 woonschip<br />

schip dat primair voor bewoning is bestemd;<br />

1.46 Wgh-inrichtingen<br />

bedrijven, zoals bedoeld in bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke<br />

mate geluidshinder kunnen veroorzaken.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


24<br />

Artikel 2<br />

Wijze van meten<br />

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:<br />

2.1 afstand:<br />

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen<br />

worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.<br />

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:<br />

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,<br />

met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de<br />

aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.<br />

2.3 goothoogte van een bouwwerk:<br />

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk<br />

te stellen constructiedeel.<br />

2.4 inhoud van een bouwwerk:<br />

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de<br />

scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.<br />

2.5 oppervlakte van een bouwwerk:<br />

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts<br />

geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het<br />

bouwwerk.<br />

2.6 de hoogte van de eerste bouwlaag:<br />

wordt gemeten 0,25 m boven de vloer, van de eerste verdieping boven het peil van het<br />

(hoofd)gebouw.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


25<br />

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS<br />

Artikel 3<br />

Bedrijf<br />

3.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. bedrijven uit ten hoogste categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein";<br />

b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - milieustraat': uitsluitend voor een<br />

milieustraat;<br />

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - staalbedrijf': uitsluitend voor het<br />

bestaande staalcontructiebedrijf;<br />

d. bedrijfsgebonden kantoren;<br />

e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor;<br />

f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen,<br />

parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen.<br />

3.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />

a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />

b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />

c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding<br />

aangegeven bouwhoogte;<br />

d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding<br />

aangegeven goothoogte;<br />

e. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge<br />

afstand van ten minste 3,5 m;<br />

f. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:<br />

1. 1 m voor de (verlengde) voorgevel;<br />

2. 2 m achter de (verlengde) voorgevel;<br />

g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m;<br />

h. in afwijking van het bepaalde onder b mogen buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van<br />

bedrijfsgebonden kantoren worden gebouwd mits:<br />

1. het bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 600 m 2 ;<br />

2. de hoogte niet meer bedraagt dan 8 m;<br />

3. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3.4 onder f;<br />

4. het bepaalde in artikel 11 en 16.2 overeenkomstig van toepassing is.<br />

3.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid<br />

3.2:<br />

a. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een maximale bouwhoogte van<br />

15 m, indien zulks voor doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;<br />

b. voor de bouw van bijgebouwen buiten een aangegeven bouwvlak, waarbij:<br />

1. de gezamenlijke grondoppervlakte ten hoogste 100 m 2 mag bedragen;<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


26<br />

2. de bouwhoogte ten hoogste 6 m mag bedragen;<br />

3. het bepaalde in artikel 11 en 16.2 overeenkomstig van toepassing is.<br />

3.4 Specifieke gebruiksregels<br />

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:<br />

a. Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, mits de plaatsgebonden risicocontour (PR 10 -6 ) binnen de<br />

perceelsgrenzen van het risicovolle bedrijf is gelegen en er vanuit externe veiligheid sprake is van<br />

een acceptabele situatie, zoals dient te blijken uit een QRA;<br />

b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;<br />

c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;<br />

d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet<br />

toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.<br />

e. uitsluitend voor de gronden met de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" gelden regels voor<br />

de opslag van goederen: opslag van goederen is uitsluitend toegestaan tot een totale<br />

stapelhoogte van 4 m;<br />

f. bedrijfsgebonden kantoren zijn uitsluitend toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50%<br />

van de totale bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 2.000 m 2 per bedrijf, waarbij het<br />

bedrijfsvloeroppervlakte gerealiseerd binnen de bestemming Water moet worden meegeteld.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


27<br />

Artikel 4<br />

Bedrijventerrein<br />

4.1 Bestemmingsomschrijving<br />

4.1.1 Algemeen<br />

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2": bedrijven uit ten hoogste categorie<br />

2 van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein", alsmede bestaande bedrijven met een<br />

hogere categorie, zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;<br />

b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2": bedrijven uit ten hoogste<br />

categorie 3.2 van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein ", alsmede bestaande<br />

bedrijven met een hogere categorie, zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;<br />

c. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2": bedrijven uit ten hoogste<br />

categorie 4.2 van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein ", alsmede bestaande<br />

bedrijven met een hogere categorie, zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;<br />

d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 5.2": bedrijven uit ten hoogste<br />

categorie 5.2 van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein";<br />

e. bedrijfsgebonden kantoren;<br />

f. een halte/opstapplaats voor de waterbus;<br />

g. aanlegplaatsen voor schepen met bijbehorende overslagfaciliteiten;<br />

h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor een bedrijfswoning;<br />

i. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens voor detailhandel in volumineuze<br />

goederen;<br />

j. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor dienstverlening;<br />

k. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor;<br />

l. ter plaatse voor de aanduiding 'nutsvoorziening': in ieder geval voor nutsvoorzieningen;<br />

m. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens voor een fitnesscentrum;<br />

n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': tevens voor een<br />

autowerkplaats alsmede een verkooppunt voor auto's;<br />

o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kerkgenootschap': tevens<br />

voor een kerkgenootschap;<br />

p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf': tevens<br />

voor een kinderdagverblijf;<br />

q. ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg": tevens een<br />

verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende<br />

detailhandel en een autowasstraat;<br />

r. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor de bestaande woonfunctie;<br />

s. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen,<br />

parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.<br />

4.1.2 Watergebonden bedrijvigheid<br />

In afwijking van het bepaalde in lid 4.1.1. onder a. t/m d. geldt voor nieuwe bedrijven die zich vestigen<br />

op bouwpercelen, die direct grenzen aan de Noord, dat de gronden uitsluitend bestemd zijn voor<br />

watergebonden bedrijvigheid.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


28<br />

4.2 Bouwregels<br />

a. op deze gronden mag worden gebouwd;<br />

b. gebouwen en bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />

c. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken bedraagt ten hoogste de met de<br />

maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;<br />

d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - markante bebouwing' bedraagt de<br />

maximum bouwhoogte 15 meter;<br />

e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de<br />

maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen<br />

bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het<br />

bouwperceel;<br />

f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - markante bebouwing ' wordt<br />

bijzondere bebouwing - door ondermeer hoogte, vorm en/of kleur - gerealiseerd;<br />

g. ten behoeve van een halte/opstapplaats voor het openbaar vervoer te water, mogen bouwwerken<br />

worden gebouwd, zoals wachtruimten, fietsenstallingen en andere voorzieningen, waarbij:<br />

1. de gezamenlijke grondoppervlakte ten hoogste 200 m 2 mag bedragen;<br />

2. de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3,5 en 7 m mogen bedragen;<br />

h. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:<br />

1. 1 m voor de (verlengde) voorgevel;<br />

2. 2 m achter de (verlengde) voorgevel;<br />

i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.<br />

4.3 Nadere eisen<br />

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ter plaatse van de bouwaanduiding<br />

"markante bebouwing': aan hoogte, vorm en/of kleur, echter uitsluitend indien dit voortkomt uit het<br />

Beeldkwaliteitplan Genie en Citadelterrein d.d. 1 februari 2010.<br />

4.4 Afwijken van de bouwregels<br />

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid<br />

4.2<br />

a. onder c om de bouwhoogte van gebouwen te verhogen tot maximaal:<br />

1. 12 m;<br />

2. 15 m over ten hoogste 15% van de te bebouwen oppervlakte binnen een perceel;<br />

b. onder g tot een bouwhoogte van maximaal 25 m, indien dit voor een goede bedrijfsuitoefening<br />

noodzakelijk is.<br />

4.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Voor het gebruik gelden de volgende regels:<br />

a. Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, mits de plaatsgebonden risicocontour (PR 10 -6 ) binnen de<br />

perceelsgrenzen van het risicovolle bedrijf is gelegen en er vanuit externe veiligheid sprake is van<br />

een acceptabele situatie, zoals dient te blijken uit een QRA;<br />

b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;<br />

c. Wgh-inrichtingen zijn toegestaan;<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


29<br />

d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet<br />

toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.<br />

e. uitsluitend voor de gronden met de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" gelden regels voor<br />

de opslag van goederen: opslag van goederen is uitsluitend toegestaan tot een totale<br />

stapelhoogte van 4 m;<br />

f. bedrijfsgebonden kantoren zijn uitsluitend toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50%<br />

van de totale bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 2.000 m 2 per bedrijf;<br />

g. de aanleg van een parkeerterrein voor vrachtwagens is binnen de bestemming toegestaan;<br />

h. in afwijking van het bepaalde onder f zijn kleinschalige kantoren ten behoeve van zakelijke<br />

dienstverlening met een lokaal verzorgend karakter tot een bedrijfsvloeroppervlakte van ten<br />

hoogste 500 m 2 per vestiging en een totale bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 2.500 m 2<br />

toegestaan uitsluitend voor de gronden gelegen ten westen van (het verlengde van) de Nieuwe<br />

Bosweg;<br />

i. seksinrichtingen of escortbedrijven zijn niet toegestaan;<br />

j. detailhandel is toegestaan indien het betreft detailhandel in goederen die ter plaatse worden<br />

vervaardigd of verwerkt voor zover zulks een ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de<br />

bedrijfsvoering vormt.<br />

k. aanlegplaatsen zijn toegestaan uitsluitend voor schepen, waarbij geldt dat een ontheffing is<br />

benodigd van Rijkswaterstaat.<br />

4.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken:<br />

a. van het bepaalde in lid 4.1:<br />

1. om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken<br />

bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere<br />

verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1<br />

genoemd;<br />

2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein zijn<br />

genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan<br />

worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;<br />

b. van het bepaalde onder 4.5 onder a. en voor het toestaan van een BEVI-inrichting indien<br />

daardoor de veiligheid in de omgeving van het bedrijf niet nadelig wordt beinvloed.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


30<br />

Artikel 5<br />

Groen<br />

5.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. groen, water, speelvoorzieningen, straatmeubilair en voet- en fietspaden;<br />

b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeersverbinding', in<br />

ieder geval voor een voet- en fietspad;<br />

c. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.<br />

5.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />

a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


31<br />

Artikel 6<br />

Tuin<br />

6.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;<br />

b. parkeervoorzieningen voor aangrenzende hoofdgebouwen indien het hoofdgebouw een<br />

vrijstaande woning, een halfvrijstaande woning of een eindwoning van een rij betreft.<br />

6.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />

a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;<br />

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.<br />

6.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2:<br />

a. wanneer de (aaneengesloten) tuin groter is dan 200 m 2 , zijn vrijstaande bijgebouwen en<br />

overkappingen toegestaan met een totaal grondoppervlak van maximaal 15 m 2 en een<br />

bouwhoogte van maximaal 3 m.<br />

b. voor balkons, erkers of gelijkwaardig, welke onderdeel zijn, van het hoofdgebouw voor een<br />

maximum van 4 m 2 ;<br />

c. voor luifels, welke onderdeel zijn van het hoofdgebouw, voor maximaal 0,75 m 2 .<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


32<br />

Artikel 7<br />

Verkeer<br />

7.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. wegen met ten hoogste het bestaande profiel, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en<br />

fietspaden;<br />

b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor een horecabedrijf, categorie 1 en 2 zoals<br />

bedoeld in Bijlage 2;<br />

c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen,<br />

parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.<br />

7.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />

a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bedieningsgebouw' de bestaande<br />

bebouwing mag worden gehandhaafd;<br />

b. voor het overige op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen<br />

worden gebouwd;<br />

c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de<br />

verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 10 m;<br />

d. ter plaatse van de aanduiding "brug" bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde, ten hoogste 50 m.<br />

7.3 Specifieke gebruiksregels<br />

Horecabedrijven zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'horeca' mits:<br />

1. het totale bedrijfsvloeroppervlak binnen de bestemming niet meer dan 300 m 2 bedraagt;<br />

2. het bedrijf wordt gesitueerd in een zone direct grenzend aan de openbare ruimte;<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


33<br />

Artikel 8<br />

Water<br />

8.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. verkeer te water;<br />

b. water ten behoeve van de waterhuishouding;<br />

c. aanlegplaatsen voor schepen met bijbehorende overslagfaciliteiten;<br />

d. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van bedrijf - havengebonden bedrijfsactiviteiten':<br />

tevens voor nieuwe aanlegplaatsen ten behoeve van de aangrenzende bedrijven;<br />

e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een bedrijfsgebonden kantoor behorende bij<br />

de aangrenzende bestemming Bedrijf.<br />

8.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />

a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de<br />

verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 6 m;<br />

c. aanlegplaatsen zijn niet toegestaan, met uitzondering van die ten behoeve van de beroepsvaart;<br />

d. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' een<br />

bedrijfsgebonden kantoor worden gebouwd waarbij het bepaalde in 3.2. en lid 8.3 onder b<br />

overeenkomstig van toepasssing is.<br />

8.3 Specifieke gebruiksregels<br />

Voor het gebruik gelden de volgende regels:<br />

a. Het is verboden de gronden, voor zover niet aangeduid als 'specifieke vorm van bedrijf -<br />

havengebonden bedrijfsactiviteiten', in gebruik te nemen voor nieuwe aanlegplaatsen.<br />

b. binnen de aanduiding 'kantoor' is een kantoor uitsluitend toegestaan als bedrijfsgebonden kantoor<br />

behorende bij de aangrenzende bestemming Bedrijf waarbij de volgende voorwaarden gelden:<br />

1.<br />

het totale bedrijfsvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 600 m 2 ;<br />

2. het oppervlak aan water dat verdwijnt door het bouwplan elders gecompenseerd is.<br />

c. aanlegplaatsen zijn toegestaan uitsluitend voor schepen, waarbij geldt dat een ontheffing is<br />

benodigd van Rijkswaterstaat.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


34<br />

Artikel 9<br />

Wonen<br />

9.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. woningen;<br />

b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen,<br />

parkeervoorzieningen, tuinen en water.<br />

9.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />

9.2.1 Hoofdgebouw<br />

a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;<br />

b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m, tenzij de met de<br />

maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte anders aangeeft;<br />

c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 11 m, tenzij de met de<br />

maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte anders aangeeft.<br />

9.2.2 Aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen<br />

a. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen dienen op ten minste 1 m achter de lijn in het<br />

verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;<br />

c. de afstand van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0<br />

meter of ten minste 1 m;<br />

d. de bouwhoogte van uitbouwen en aanbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste<br />

bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum bouwhoogte van 4 m;<br />

e. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste<br />

bouwlaag van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 3 m;<br />

f. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 30 m 2 ;<br />

g. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen<br />

bedraagt ten hoogste 50% van het erf met een maximum van:<br />

1. 80 m 2 bij grondgebonden woningen;<br />

2. 10 m 2 per woning bij gestapelde woningen.<br />

9.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde<br />

a. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak<br />

worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 2,5 m;<br />

c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;<br />

d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder overkappingen)<br />

bedraagt ten hoogste 3 m;<br />

e. in afwijking van het bepaalde hiervoor geldt dat indien de bouwhoogte van bestaande<br />

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en erfafscheidingen hoger is dan in die subleden genoemde<br />

bouwhoogten, de bestaande bouwhoogte als maximum bouwhoogte geldt.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


35<br />

9.2.4 Bestaande bebouwing<br />

Bestaande bebouwing die niet voldoet aan de maatvoering als bedoeld in artikel 9.2 mag worden<br />

gehandhaafd en herbouwd waarbij de bestaande maatvoering als maximum maatvoering geldt en de<br />

situering van het (hoofd)gebouw niet mag worden gewijzigd.<br />

9.3 Specifieke gebruiksregels<br />

Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf in maximaal<br />

milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein toegestaan als ondergeschikte<br />

activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:<br />

a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van<br />

de (woon)bebouwing tot een maximum van 40 m 2 ;<br />

b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen<br />

onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;<br />

c. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het<br />

woonkarakter van de omgeving;<br />

d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en<br />

repareren van motorvoertuigen;<br />

e. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die<br />

ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep;<br />

f. de woning er als woning uit blijft zien (reclame-uitingen aan o.a. gevel en dak(rand) zijn niet<br />

toegestaan)<br />

g. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


36<br />

Artikel 10<br />

Uit te werken - Bedrijventerrein<br />

10.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Uit te werken - Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2": bedrijven uit ten hoogste<br />

categorie 3.2 van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein" , alsmede bestaande<br />

bedrijven met een hogere categorie, zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;<br />

b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 5.2": bedrijven uit ten hoogste<br />

categorie 5.2 van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein" ;<br />

c. aanlegplaatsen voor schepen en bijbehorende overslagfaciliteiten;<br />

d. bedrijfsgebonden kantoren;<br />

e. kantoren en praktijkruimten;<br />

f. maatschappelijke doeleinden;<br />

g. geluidwerende voorzieningen;<br />

h. voorzieningen ten behoeve van verkeer te water;<br />

i. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': voor bestaande woningen;<br />

j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, straatmeubilair,<br />

nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.<br />

10.2 Uitwerkingsregels<br />

Ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde gronden geldende de volgende uitwerkingsregels:<br />

a. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:<br />

1. 8 m;<br />

2. 12 m over ten hoogste 30% van de te bebouwen oppervlakte binnen een perceel;<br />

3. 15 m over ten hoogste 15% van de te bebouwen oppervlakte binnen een perceel;<br />

4. 25 m na een op te nemen afwijking ten behoeve van hoogteaccenten;<br />

b. er mogen geen nieuwe bedrijfwoningen worden gebouwd;<br />

c. voor de bedrijfspercelen die grenzen aan de Noord is het beleid gericht op de vestiging van<br />

uitsluitend watergebonden bedrijvigheid;<br />

d. zelfstandige kantoren tot een bedrijfsvloeroppervlakte van 500 m 2 per vestiging tot een maximum<br />

van 2.500 m 2 in totaal, waarbij een afwijkingbepaling mag worden opgenomen tot 750 m 2 en<br />

totaal 5.000 m 2 bedrijfsvloeroppervlakte;<br />

e. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;<br />

f. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;<br />

g. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet<br />

toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.<br />

h. niet zelfstandige (bedrijfsgebonden) kantoren zijn toegestaan tot ten hoogste 50% van de totale<br />

bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 2.000 m 2 per bedrijf;<br />

i. opslag is toegestaan voor zover dat geen afbreuk doet aan de gewenste ruimtelijke kwaliteit;<br />

j. overslagfaciliteiten (laad en losmogelijkheden) zijn toegestaan voor zover geen onevenredige<br />

afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van het verkeer en vervoer te water;<br />

k. seksinrichtingen of escortbedrijven zijn niet toegestaan;<br />

l. aanlegplaatsen voor schepen en bijbehorende overslagfaciliteiten zijn toegestaan indien:<br />

1. uit oogpunt van een goede en veilige doorstroming van het scheepvaartverkeer, geen<br />

belemmeringen ontstaan;<br />

2. vooraf advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat;<br />

m. detailhandel is toegestaan indien het betreft:<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


37<br />

1. detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt voor zover zulks een<br />

ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;<br />

10.3 Bouwverbod<br />

Het bouwen van bouwwerken is uitsluitend toegestaan overeenkomstig een door burgemeester en<br />

wethouders uitgewerkt plan zoals bedoeld in artikel 3.6 Wro, dat in werking is getreden.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


38<br />

Artikel 11<br />

Leiding - Gas<br />

11.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar geldende<br />

bestemming(en) tevens bestemd voor een aardgastransportleiding.<br />

11.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />

a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend<br />

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6<br />

m;<br />

b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met<br />

inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend<br />

worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of<br />

verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder<br />

peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.<br />

11.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid<br />

11.2 onder b. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en)<br />

behorende bouwregels in acht worden genomen en de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet<br />

wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten en vooraf schriftelijk advies is<br />

ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.<br />

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

11.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk<br />

zijnde, of van werkzaamheden<br />

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Leiding - Gas" zonder of in afwijking van<br />

een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te<br />

voeren:<br />

a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;<br />

b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;<br />

c. het rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bodem;<br />

d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is<br />

aangegeven en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of<br />

apparatuur;<br />

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze ingraven dan wel indrijven van<br />

voorwerpen in de bodem;<br />

f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,<br />

diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;<br />

g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


39<br />

h. het permanent opslaan van goederen.<br />

11.4.2 Uitzonderingen op het verbod<br />

Het verbod van lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:<br />

a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.<br />

b. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />

c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;<br />

d. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten<br />

vormen.<br />

11.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning<br />

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet<br />

strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.<br />

11.4.4 Adviesprocedure<br />

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 11.4 wint het bevoegd gezag advies in<br />

bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de<br />

belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te<br />

worden om eventuele schade te voorkomen.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


40<br />

Artikel 12<br />

Waterstaat - Waterkering<br />

12.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar<br />

geldende bestemming(en) tevens bestemd voor de waterkering.<br />

12.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />

a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend<br />

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;<br />

c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met<br />

inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend<br />

worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of<br />

verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder<br />

peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.<br />

12.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2 onder c.<br />

Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende<br />

bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet<br />

onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen over een verzoek om een omgevingsvergunning<br />

winnen burgemeester en wethouders advies in bij de dijkbeheerder.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


41<br />

Artikel 13<br />

Waarde - Archeologie<br />

13.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende<br />

bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische<br />

waarden.<br />

13.2 Bouwregels<br />

Voor het bouwen gelden de volgende regels:<br />

a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met<br />

inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend<br />

worden gebouwd, indien:<br />

1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de<br />

archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en<br />

wethouders in voldoende mate is vastgesteld;<br />

2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet<br />

worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de<br />

omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische<br />

resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de<br />

bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;<br />

b. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking<br />

heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:<br />

1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte,<br />

voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt<br />

van de bestaande fundering;<br />

2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m 2 ;<br />

3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder<br />

heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.<br />

13.3 Afwijken van de bouwregels<br />

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.2 onder a,<br />

ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met in achtneming van<br />

de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels -, indien:<br />

a. de aanvrager van de omgevingsvergunning (voor het bouwen) een rapport heeft overlegd waarin<br />

de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en<br />

wethouders in voldoende mate is vastgesteld;<br />

b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden<br />

geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning (voor<br />

het bouwen) regels te verbinden, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem,<br />

het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een<br />

archeologisch deskundige;<br />

c. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


42<br />

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden<br />

13.4.1 Verboden zonder omgevingsvergunning<br />

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming van Waarde - Archeologie zonder of in<br />

afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een<br />

werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,<br />

of werkzaamheden uit te voeren:<br />

a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden<br />

gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen<br />

van drainage;<br />

b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;<br />

c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;<br />

d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;<br />

e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband<br />

houdende constructies, installaties of apparatuur.<br />

13.4.2 Uitzonderingen op het verbod<br />

Het verbod van 13.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:<br />

a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 13.2 in acht is genomen;<br />

b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m 2 ;<br />

c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;<br />

d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;<br />

e. uitsluitend plaatsvinden op gronden met de bestemming " Leiding - Gas".<br />

13.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning<br />

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 13.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de<br />

aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan<br />

aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de<br />

werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:<br />

a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische<br />

waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende<br />

mate is vastgesteld;<br />

b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden<br />

geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels<br />

te verbinden, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem, het doen van<br />

opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


43<br />

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS<br />

Artikel 14<br />

Anti-dubbeltelregel<br />

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering<br />

is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten<br />

beschouwing.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


44<br />

Artikel 15<br />

Algemene bouwregels<br />

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening<br />

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheid van paragraaf 2.5 van de<br />

bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:<br />

a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;<br />

b. brandweeringang;<br />

c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;<br />

d. de ruimte tussen bouwwerken;<br />

e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


45<br />

Artikel 16<br />

Algemene aanduidingsregels<br />

16.1 Veiligheidszone<br />

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone' geldt dat:<br />

a. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd;<br />

b. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

onder a ten behoeve van het toelaten van beperkt kwetsbare objecten mits sprake is van<br />

gewichtige redenen.<br />

16.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen<br />

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke<br />

stoffen' geldt dat:<br />

a. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd;<br />

b. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

onder a ten behoeve van het toelaten van beperkt kwetsbare objecten mits sprake is van<br />

gewichtige redenen.<br />

16.3 Geluidzone - industrie<br />

Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - industrie geldt dat geen nieuwe geluidgevoelige objecten<br />

mogen worden gerealiseerd, tenzij hogere waarden verleend worden en voldaan wordt aan de Wet<br />

geluidhinder.<br />

16.4 Milieuzone - boringsvrije zone<br />

Binnen de aanduiding Milieuzone - boringsvrije zone' zijn onverminderd het elders in dit plan<br />

bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.<br />

16.5 Vrijwaringszone - vaarweg<br />

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding "Vrijwaringszone - vaarweg" geldt dat:<br />

a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 7 m bedraagt;<br />

c. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde<br />

in lid 16.5 onder a ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere aldaar<br />

geldende bestemming(en), indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht<br />

worden genomen en mits:<br />

1. de doorvaart van de scheepvaart niet wordt belemmerd;<br />

2. de zichtlijnen voor de scheepvaart niet worden gehinderd;<br />

3. de zichtlijnen voor bedienings- en begeleidingsobjecten niet worden gehinderd;<br />

4. de toegankelijkheid voor hulpdiensten vanaf de wal niet wordt beperkt;<br />

5. de mogelijkheid tot het uitvoeren van beheer en onderhoud niet wordt belemmerd;<br />

6. advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


46<br />

d. Burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde<br />

in lid 16.5 onder a, waarbij het bepaalde in lid 16.5 onder c1 tot en met 5 buiten beschouwing<br />

kan worden gelaten, indien het bouwplan reeds mogelijk werd gemaakt volgens het voorafgaande<br />

geldende bestemmingsplan, mits advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.<br />

16.6 Vrijwaringszone - vaarweg 2<br />

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - vaarweg 2 geldt dat:<br />

a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 7 m bedraagt;<br />

c. Burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bepaalde<br />

in lid 16.6 onder a ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere aldaar<br />

geldende bestemming(en), indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht<br />

worden genomen en mits advies wordt ingewonnen bij Rijkswaterstaat.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


47<br />

Artikel 17<br />

Algemene afwijkingsregels<br />

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning - tenzij op grond van hoofdstuk<br />

2 reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - afwijken van de regels voor:<br />

a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;<br />

b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is<br />

voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in<br />

verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten<br />

hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.<br />

Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk<br />

wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende<br />

gronden en bouwwerken.<br />

c. de bouw ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen van:<br />

1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud<br />

ten hoogste 25 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 4 m mag bedragen, gasdrukregel- en<br />

gasdrukmeetstations uitgezonderd;<br />

2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximum<br />

hoogte van 15 m.<br />

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor afwijken dient in de<br />

belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid<br />

(zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer):<br />

d. het in geringe mate aanpassen van het plan zoals een bebouwingsgrens, een nadere aanwijzing<br />

of een aanduiding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het<br />

belang van de juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is om het plan<br />

aan te passen aan de werkelijke toestand van het terrein, waarbij de grenzen met niet meer dan 1<br />

m mogen worden verschoven.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


48<br />

Artikel 18<br />

Algemene wijzigingsregels<br />

18.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen<br />

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve<br />

van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch<br />

betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in<br />

verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste<br />

3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.<br />

18.2 Wonen naar Bedrijven en hogere milieucategorie<br />

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming Wonen en<br />

Bedrijventerrein wijzigen in uitsluitend de bestemming Bedrijventerrein en ter plaatse de<br />

milieucategorie verhogen, mits:<br />

a. de functie wonen in de directe nabijheid wordt beëindigd;<br />

b. uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" blijkt dat een hogere milieucategorie<br />

toelaatbaar is.<br />

18.3 Doortrekking Antoniuslaan<br />

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen Bedrijventerrein en<br />

Verkeer wijzigen in de bestemming Verkeer ter plaatse van de aanduiding<br />

"Wetgevingszone-wijzigingsgebied" indien dit voor de toekomstige verkeersstructuur noodzakelijk<br />

wordt geacht en aangetoond is dat de bedrijfsuitoefening van omliggende bedrijven hiermee niet<br />

onevenredig wordt belemmerd.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


49<br />

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS<br />

Artikel 19<br />

Overgangsrecht<br />

19.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />

19.1.1 Algemeen<br />

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in<br />

uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en<br />

afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,<br />

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de<br />

aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de<br />

dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.<br />

19.1.2 Afwijken<br />

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 19.1.1 een omgevingsvergunning<br />

verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 19.1.1 met maximaal<br />

10%.<br />

19.1.3 Uitzondering<br />

Lid 19.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van<br />

inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor<br />

geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />

19.2 Overgangsrecht gebruik<br />

19.2.1 Algemeen<br />

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />

bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />

19.2.2 Veranderen strijdig gebruik<br />

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.2.1, te veranderen of<br />

te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de<br />

afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.<br />

19.2.3 Onderbreken strijdig gebruik<br />

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 19.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode<br />

langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten<br />

hervatten.<br />

19.2.4 Uitzondering<br />

Lid 19.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende<br />

bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


50<br />

Artikel 20<br />

Slotregel<br />

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bedrijventerrein Antoniapolder +.<br />

"Bedrijventerrein Antoniapolder +"<br />

Regels<br />

ontwerp


Bijlagen


Bijlage 1<br />

Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein


Toelichting op de “Staat van bedrijfsactiviteiten” Versie 1.02, maart 2010<br />

Toelichting op de Staat van bedrijfsactiviteiten<br />

Staat van bedrijfsactiviteiten<br />

Inleiding<br />

Een goede milieuhygiënische kwaliteit in gebieden kan worden gerealiseerd door<br />

een juiste afstemming van de situering van bedrijven en milieugevoelige functies<br />

(zoals woningen). Om dit te bereiken kunnen globaal bezien twee wegen worden<br />

bewandeld:<br />

- beïnvloeding door middel van ruimtelijke ordening;<br />

- het nemen van maatregelen op het milieuhygiënische vlak.<br />

De ruimtelijke ordening fungeert daarbij als het beleidskader en vormt een "grove<br />

zeef", waarbij getracht wordt de juiste functie op de juiste plaats te situeren. Bij de<br />

ruimtelijke ordening zijn het aanhouden van afstand tussen bron en gevoelig object<br />

(zonering) en functietoedeling de belangrijkste middelen.<br />

Milieuhygiënische maatregelen zorgen er vervolgens voor dat, zonodig, voor de<br />

inrichting maatregelen worden getroffen ter voorkoming of beperking van hinder in<br />

het omliggende gebied.<br />

Bij de regeling in het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een "Staat van<br />

bedrijfsactiviteiten", gebaseerd op de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de<br />

Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG, publicatie editie 2009). Door het<br />

koppelen van soorten bedrijven aan richtafstanden met betrekking tot aan te houden<br />

afstanden tussen bedrijven en milieugevoelige objecten biedt de staat een<br />

(aanvullend) instrument voor ruimtelijk-ordeningsbeleid bij bestemmingsplannen.<br />

Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de Staat van bedrijfsactiviteiten. Voor<br />

een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de eerdergenoemde publicatie<br />

"Bedrijven en milieuzonering" van de VNG.<br />

De Staat van bedrijfsactiviteiten geeft slechts inzicht in milieu-planologische<br />

aspecten per bedrijfstype en een specifieke bedrijfssituatie. Voor de<br />

onderscheiden bedrijfstypen, gerangschikt volgens de Standaard Bedrijfs Indeling<br />

(SBI-lijst) van het CBS, zijn per bedrijfstype voor elk van de aspecten geur, stof,<br />

geluid en gevaar de richtafstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen<br />

worden aangehouden tussen een bedrijf, bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten (de<br />

milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties) en een rustige woonwijk. Bij<br />

het aanhouden van de richtafstanden tussen de bedrijven/bedrijfsactiviteiten en<br />

milieugevoelige objecten (woningen) kan hinder en schade aan mensen binnen<br />

aanvaardbare normen worden gehouden. Onder bedrijven worden in dit verband<br />

ook begrepen landbouw- en recreatiebedrijven en milieubelastende vormen van<br />

publieke dienstverlening en openbare instellingen. Onder milieugevoelige objecten<br />

vallen ook ziekenhuizen scholen en terreinen voor verblijfsrecratie.<br />

Voor wat betreft de milieucomponenten zijn "afstanden" bepaald ten aanzien van:<br />

- geur;<br />

- s tof;<br />

- geluid;<br />

- gevaar.<br />

Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar<br />

De in lijst 1 en 2 vermelden richtafstanden voor de vier ruimtelijk relevante<br />

milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Bij het bepalen van de richtafstanden<br />

zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd::<br />

- het betreft "gemiddelde" nieuwe bedrijven met voor nieuwe bedrijven<br />

gangbare voorzieningen binnen het gedefinieerde bedrijfstype;<br />

- het referentiegebied betreft woningen in een “rustige woonwijk” en een “rustig<br />

buitengebied”;<br />

- de opgenomen richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei<br />

van de bedrijfsactiviteiten;<br />

Gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht, <strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +" Pagina 1 van 4


Toelichting op de “Staat van bedrijfsactiviteiten” Versie 1.02, maart 2010<br />

Wijze van meten richtafstanden<br />

De richtafstanden gelden enerzijds de grens van de bestemming of perceel die<br />

bedrijven/bedrijfsactiviteiten en/of andere milieubelastende functies toelaat en<br />

anderzijds de uiterste situering van de gevel van het milieugevoelig object zoals een<br />

woning of een andere milieugevoelige functie die volgens het bestemmingsplan of<br />

via vergunningvrij bouwen (bijvoorbeeld voor een uitbreiding van de woning)<br />

mogelijk is. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde<br />

afstandsnormen. Geringe afwijkingen kunnen in de lokale situatie (gemotiveerd)<br />

mogelijk zijn.<br />

Bij de onderscheiden bedrijfstypen is bij de beoordeling van de milieu-planologische<br />

aspecten uitgegaan van:<br />

- in Nederland aanvaarde normen voor wat betreft de emissies door<br />

milieubelastende activiteiten;<br />

- in Nederland voorgeschreven of aanvaarde grens- en richtwaarden voor wat<br />

betreft de toelaatbare immissies bij woningen en andere milieugevoelige<br />

objecten;<br />

- ervaringen/waarnemingen voor wat betreft de omvang en schadelijkheid van<br />

emissies door activiteiten.<br />

Doordat de bedrijfstypen zodanig gedefinieerd/geclusterd zijn dat voor wat betreft de<br />

milieubelastingen sprake is van een zekere uniformiteit kan, onder meer door<br />

verschillende installaties, processen, (grond)stoffen, producten, productieomvang,<br />

terreinindeling, voorzieningen en dergelijke, sprake zijn een zekere variatie. De in de<br />

lijst aangegeven afstanden zijn dan ook indicatief. In concrete situaties kan er<br />

sprake zijn van afwijkingen van de gehanteerde uitgangspunten voor lijst 1 en 2.<br />

Daarbij kan er in concrete situaties sprake zijn van een hogere dan wel een lagere<br />

milieubelasting<br />

geluidhinder kunnen veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder art 4.2 van het<br />

Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer is de letter “Z“ opgenomen.<br />

Kolom met richtafstanden voor gevaar<br />

Het betreft hier over het algemeen alle gevaarsaspecten met inbegrip van<br />

brandgevaar en explosiegevaar. De letter “R” is opgenomen voor activiteiten die<br />

onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen of gaan<br />

vallen. Voor deze activiteiten die altijd te worden nagegaan of het Bevi van<br />

toepassing is en dient zonodig te worden getoetst aan de in het Bevi opgenomen<br />

vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico. Daarnaast geldt ook nog de<br />

verantwoordingsplicht voor het groepsrisico in het invloedsgebied rondom deze<br />

inrichtingen. Nieuwvestiging van een Bevi-inrichting is slechts mogelijk nadat een<br />

“afweging op maat” heeft plaatsgevonden, waarbij is bezien wat de gevolgen zijn<br />

voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden in de omgeving van de vestiging.<br />

De letter “V” is opgenomen voor activiteiten waarop het Vuurwerkbesluit van<br />

toepassing is.<br />

Grootste afstand en milieucategorie<br />

Per bedrijfsactiviteit is voor elke milieucomponent een afstand aangegeven, die<br />

vanwege die milieucomponent tot een milieugevoelig object in beginsel moet worden<br />

aangehouden. De grootste daarvan vormt de indicatie voor de aan te houden afstand<br />

van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Deze grootste afstand is daarom<br />

in de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen in de kolom "afstand". De in deze<br />

kolom gegeven afstandsmaten bepalen tezamen met de indices de milieucategorie<br />

van een bedrijfsactiviteit; deze categorieën staan vermeld in de kolom "cat". Er zijn zes<br />

milieucategorieën; per milieucategorie gelden de volgende afstanden:<br />

Kolom milieucategorie<br />

Kolom met richtafstanden voor geluid<br />

In de kolom met richtafstanden voor geluid is, waar van toepassing, de letter “C” van<br />

continu opgenomen om aan te geven dat bij de betreffende activiteiten voor geluid<br />

meestal continu (dag en nacht) in bedrijf zijn. Voor bedrijven die in belangrijke mate<br />

Bij de bepaling van de richtafstanden is uitgegaan van “gemiddelde moderne<br />

activiteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen. In deze kolom is<br />

de letter “D” opgenomen indien er sprake is van een grote variatie in<br />

productieprocessen, waardoor er sprake kan zijn van een grote variatie in<br />

milieubelasting. In die gevallen dient dat per casus te worden bekeken.<br />

Gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht, <strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +” Pagina 2 van 4


Toelichting op de “Staat van bedrijfsactiviteiten” Versie 1.02, maart 2010<br />

Milieucategorie<br />

Aan te houden<br />

richtafstand tot<br />

omgevingstype rustige<br />

woonwijk en rustig<br />

buitengebied<br />

1 0 - 10 m<br />

2 30 m<br />

3.1 50 m<br />

3.2 100 m<br />

4.1 200 m<br />

4.2 300 m<br />

5.1 500 m<br />

5.2 700 m<br />

5.3 1.000 m<br />

6 1.500 m<br />

Tevens zijn indices opgenomen voor verkeer, visueel, bodem en lucht, waarbij voor:<br />

- index 1 sprake is van potentieel geen of geringe emissie of hinder;<br />

- index 2 sprake is van aanzienlijke emissie of hinder;<br />

- index 3 sprake is van potentieel ernstige emissie of hinder.<br />

Index voor verkeersaantrekkende werking<br />

In de kolom is onderscheid gemaakt tussen goederenvervoer (G) en<br />

personenvervoer (P). De index is van belang in relatie tot de gekozen<br />

verkeersontsluiting. Daar waar de verkeersontsluiting slecht is zijn activiteiten met<br />

een relatief grote verkeersaantrekkende werking niet gewenst.<br />

Visuele hinder<br />

De index voor visuele hinder is een indicator voor de (visuele) inpasbaarheid van<br />

activiteiten. Hoe kolossale industriële bouwwerken hebben een index gelijk aan 3;<br />

een klein kantoorgebouw een index gelijk aan 1. De bepaling van de index is<br />

subjectief en niet eenduidig. Door aankleding of afscherming kunnen “lelijke”<br />

installaties worden gemaskeerd. De index heeft dan ook vooral een signaalfunctie.<br />

Bodemverontreiniging<br />

De index voor bodem kan een hulpmiddel zijn bij de selectie van toelaatbare<br />

inrichtingen op gevoelige gebieden zoals bodembeschermingsgebieden. In de kolom<br />

is de letter “B” opgenomen indien een activiteit een verhoogde kans geeft op<br />

bodemverontreiniging bijvoorbeeld bij calamiteiten, incidenten of “sluimerende”<br />

lekkages.<br />

Luchtverontreiniging<br />

De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is niet te vertalen in een<br />

richtafstand die bij voorkeur tot milieugevoelige objecten in acht genomen zou<br />

moeten worden. Toch kan de uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht<br />

planologisch relevant zijn, zoals ingeval van geëmitteerde stoffen op gevoelige<br />

bodems, gewassen en flora, zoals ingeval van neerslag verzurende stoffen op<br />

natuurgebieden en de neerslag van ware metalen op groenten. Bij activiteiten waar<br />

dit mogelijk relevant is, is de letter “L“ van luchtverontreiniging opgenomen.<br />

Tabellen<br />

De Staat van bedrijfsactiviteiten uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van<br />

de VNG bevat twee tabellen.<br />

Tabel 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten bevat de verschillende bedrijfstypen<br />

met de SBI-codes, alsmede de bij de bedrijfstypen behorende milieu-planologische<br />

kenmerken gerelateerd aan de richtafstand tot het omgevingstype "rustige woonwijk"<br />

en "rustig buitengebied"; deze gegevens zijn verwerkt in de hierna volgende Staat<br />

van bedrijfsactiviteiten.<br />

De in tabel 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG opgenomen<br />

"Opslagen en installaties" zijn niet afzonderlijk in de hierna volgende versie van de<br />

Staat vermeld, omdat deze doorgaans reeds tot een andere bedrijfsvoering<br />

gerekend worden.<br />

Gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht, <strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +” pagina 3 van 4


Toelichting op de “Staat van bedrijfsactiviteiten” Versie 1.02, maart 2010<br />

Milieucategorie<br />

Aan te houden<br />

richtafstand tot<br />

omgevingstype gemengd<br />

gebied<br />

1 0 m<br />

2 10 m<br />

3.1 30 m<br />

3.2 50 m<br />

4.1 100 m<br />

4.2 200 m<br />

5.1 300 m<br />

5.2 500 m<br />

5.3 700 m<br />

6 1.000 m<br />

Lijst van afkortingen:<br />

- niet van toepassing of niet relevant<br />

< kleiner dan<br />

> groter dan<br />

= gelijk aan<br />

cat. categorie<br />

e.d. en dergelijke<br />

kl. klasse<br />

n.e.g. niet elders genoemd<br />

o.c. opslagcapaciteit<br />

p.c. productiecapaciteit<br />

p.o. productieopp ervlak<br />

v.c. verwerkingscapaciteit<br />

u uur<br />

d dag<br />

w week<br />

t ton<br />

j jaar<br />

B bodemverontr einiging<br />

C continu<br />

D div ers<br />

L luchtveron treiniging<br />

Z zonering (op basis van de Wet geluidhinder)<br />

R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing<br />

V vuurwerkbesluit van toepassing<br />

Gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht, <strong>Bestemmingsplan</strong> “Bedrijventerrein Antoniapolder +” pagina 4 van 4


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

15 10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN<br />

151 101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:<br />

151 101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 C 50 R 100 D 3.2<br />

151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 0 100 C 50 R 300 4.2<br />

151 101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 0 100 C 50 R 100 3.2<br />

151 101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. = 250.000 t/j 200 10 300 C Z 50 R 300 4.2<br />

1551 1052 0 Zuivelprodukten fabrieken:<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

1551 1051 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 C 50 R 100 3.2<br />

1551 1051 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 100 0 300 C Z 50 R 300 4.2<br />

1551 1051 5 - overige zuivelprodukten fabrieken 50 50 300 C 50 R 300 4.2<br />

1552 1052 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 C 50 R 100 3.2<br />

1552 1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. = 500 t/u 200 100 300 C Z 100 R 300 4.2<br />

1561 1061 2 - p.c. < 500 t/u 100 50 200 C 50 R 200 4.1<br />

1561 1061 Grutterswarenfabrieken 50 100 200 C 50 200 D 4.1<br />

1562 1062 0 Zetmeelfabrieken:<br />

1562 1062 1 - p.c. < 10 t/u 200 50 200 C 30 R 200 4.1<br />

1562 1062 2 - p.c. >= 10 t/u 300 100 300 C Z 50 R 300 4.2<br />

1571 1091 0 Veevoerfabrieken:<br />

1571 1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 300 100 200 C 30 300 4.2<br />

1571 1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 50 200 C 30 200 4.1<br />

1571 1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 300 100 300 C Z 50 R 300 4.2<br />

1572 1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 100 200 C 30 200 4.1<br />

1581 1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:<br />

1581 1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30 C 10 30 2<br />

1581 1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 30 100 C 30 100 3.2<br />

1582 1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 C 30 100 3.2<br />

1583 1081 0 Suikerfabrieken:<br />

1584 10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

1584 10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 30 50 30 100 3.2<br />

1584 10821 4 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 30 50 30 R 300 4.2<br />

1584 10821 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30 R 100 3.2<br />

1585 1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1<br />

1586 1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:<br />

1586 1083 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2<br />

1587 108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 200 4.1<br />

1589 1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 200 D 4.1<br />

1589.1 1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50 R 200 4.1<br />

1589.2 1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:<br />

1589.2 1089 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

1589.2 1089 2 - met poederdrogen 300 50 50 50 R 300 4.2<br />

1589.2 1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 200 4.1<br />

1591 110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 30 200 C 30 300 4.2<br />

1592 110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:<br />

1592 110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 200 30 200 C 30 R 200 4.1<br />

1592 110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 300 50 300 C 50 R 300 4.2<br />

1596 1105 Bierbrouwerijen 300 30 100 C 50 R 300 4.2<br />

1597 1106 Mouterijen 300 50 100 C 30 300 4.2<br />

1598 1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 100 3.2<br />

16 12 -<br />

16 12 - VERWERKING VAN TABAK<br />

160 120 Tabakverwerkende industrie 200 30 50 C 30 200 4.1<br />

17 13 -<br />

17 13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL<br />

171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2<br />

172 132 0 Weven van textiel:<br />

172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2<br />

172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 10 30 300 Z 50 300 4.2<br />

173 133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1<br />

174, 175 139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1<br />

1751 1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 30 200 10 200 4.1<br />

176, 177 139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1<br />

18 14 -<br />

18 14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT<br />

181 141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1<br />

183 142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1<br />

19 15 -<br />

19 15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)<br />

191 151, 152 Lederfabrieken 300 30 100 10 300 4.2<br />

192 151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50 D 3.1<br />

193 152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1<br />

20 16 -<br />

20 16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.<br />

2010.1 16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 100 3.2<br />

2010.2 16102 0 Houtconserveringsbedrijven:<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

2010.2 16102 1 - met creosootolie 200 30 50 10 200 4.1<br />

2010.2 16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1<br />

202 1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2<br />

203, 204, 205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2<br />

203, 204, 205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1<br />

21 17 -<br />

21 17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN<br />

2111 1711 Vervaardiging van pulp 200 100 200 C 50 R 200 4.1<br />

2112 1712 0 Papier- en kartonfabrieken:<br />

2112 1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 R 50 3.1<br />

2112 1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 100 50 200 C Z 50 R 200 4.1<br />

2112 1712 3 - p.c. >= 15 t/u 200 100 300 C Z 100 R 300 4.2<br />

212 172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 C 30 R 100 3.2<br />

2121.2 17212 0 Golfkartonfabrieken:<br />

2121.2 17212 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 C 30 R 100 3.2<br />

2121.2 17212 2 - p.c. >= 3 t/u 50 30 200 C Z 30 R 200 4.1<br />

22 58 -<br />

22 58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA<br />

2221 1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2<br />

2222 1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2<br />

23 19 -<br />

23 19 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN<br />

2320.1 19201 Aardolieraffinaderijen 1500 100 1500 C Z 1500 R 1500 6<br />

2320.2 19202 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 100 3.2<br />

2320.2 19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 0 100 50 R 300 4.2<br />

2320.2 19202 C Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 300 0 200 50 R 300 D 4.2<br />

233 201, 212, 244 Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven 10 10 100 1500 1500 D 6<br />

24 20 -<br />

24 20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN<br />

2411 2011 0 Vervaardiging van industriële gassen:<br />

2412 2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 200 C 200 R 200 D 4.1<br />

2413 2012 0 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:<br />

2413 2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 100 30 300 C 300 R 300 D 4.2<br />

2414.1 20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:<br />

2414.1 20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 10 200 C 300 R 300 D 4.2<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

2414.1 20141 B0 Methanolfabrieken:<br />

2414.1 20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 100 0 200 C 100 R 200 4.1<br />

2414.1 20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 200 0 300 C Z 200 R 300 4.2<br />

2414.2 20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):<br />

2414.2 20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 300 0 200 C 100 R 300 4.2<br />

242 202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:<br />

243 203 Verf, lak en vernisfabrieken 300 30 200 C 300 R 300 D 4.2<br />

2441 2120 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:<br />

2441 2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 200 10 200 C 300 R 300 4.2<br />

2442 2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:<br />

2442 2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1<br />

2451 2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 100 200 C 100 R 300 4.2<br />

2452 2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 30 50 C 50 R 300 4.2<br />

2462 2052 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:<br />

2462 2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2<br />

2464 205902 Fotochemische produktenfabrieken 50 10 100 50 R 100 3.2<br />

2466 205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1<br />

2466 205903 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 30 100 C 200 R 200 D 4.1<br />

247 2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 30 300 C 200 R 300 4.2<br />

25 22 -<br />

25 22 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF<br />

2511 221101 Rubberbandenfabrieken 300 50 300 C 100 R 300 4.2<br />

2512 221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:<br />

2512 221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1<br />

2512 221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 200 50 100 50 R 200 4.1<br />

2513 2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 100 D 3.2<br />

252 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:<br />

252 222 1 - zonder fenolharsen 200 50 100 100 R 200 4.1<br />

252 222 2 - met fenolharsen 300 50 100 200 R 300 4.2<br />

252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1<br />

26 23 -<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

26 23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN<br />

261 231 0 Glasfabrieken:<br />

261 231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

261 231 2 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 30 100 300 C Z 50 R 300 4.2<br />

261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 300 100 100 30 300 4.2<br />

2615 231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1<br />

262, 263 232, 234 0 Aardewerkfabrieken:<br />

262, 263 232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2<br />

264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 30 200 200 30 200 4.1<br />

264 233 B Dakpannenfabrieken 50 200 200 100 R 200 4.1<br />

2651 2351 0 Cementfabrieken:<br />

2652 235201 0 Kalkfabrieken:<br />

2652 235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 R 200 4.1<br />

2653 235202 0 Gipsfabrieken:<br />

2653 235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 R 200 4.1<br />

2661.1 23611 0 Betonwarenfabrieken:<br />

2661.1 23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 10 100 200 30 200 4.1<br />

2661.1 23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 10 100 300 30 300 4.2<br />

2661.2 23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:<br />

2661.2 23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2<br />

2661.2 23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 30 200 300 Z 30 300 4.2<br />

2662 2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2<br />

2663, 2664 2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:<br />

2663, 2664 2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 10 100 3.2<br />

2663, 2664 2363, 2364 2 - p.c. >= 100 t/u 30 200 300 Z 10 300 4.2<br />

2665, 2666 2365, 2369 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:<br />

2665, 2666 2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 100 3.2<br />

2665, 2666 2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 30 200 300 Z 200 R 300 4.2<br />

267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:<br />

267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 10 30 100 0 100 D 3.2<br />

267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. = 5.000 t/j 100 200 300 C Z 30 300 4.2<br />

2682 2399 B2 - overige isolatiematerialen 200 100 100 C 50 200 4.1<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

2682 2399 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 D 3.2<br />

2682 2399 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 100 50 200 30 200 4.1<br />

2682 2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 200 100 300 Z 50 300 4.2<br />

27 24 -<br />

27 24 - VERVAARDIGING VAN METALEN<br />

271 241 0 Ruwijzer- en staalfabrieken:<br />

271 241 2 - p.c. >= 1.000 t/j 1500 1000 1500 C Z 300 R 1500 6<br />

272 241 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:<br />

273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:<br />

273 243 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 300 30 300 4.2<br />

274 244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:<br />

274 244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 100 100 300 30 R 300 4.2<br />

274 244 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:<br />

2751, 2752 2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:<br />

2751, 2752 2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300 C 30 R 300 4.2<br />

2753, 2754 2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:<br />

2753, 2754 2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300 C 30 R 300 4.2<br />

28 25 -<br />

28 25, 31 -<br />

VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL.<br />

MACH./TRANSPORTMIDD.)<br />

281 251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:<br />

281 251, 331 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2<br />

281 251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1<br />

281 251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1<br />

281 251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 50 200 300 Z 30 300 4.2<br />

2821 2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:<br />

2821 2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 300 30 R 300 4.2<br />

2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 30 200 30 200 4.1<br />

284 255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 30 200 30 200 4.1<br />

284 255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 D 3.2<br />

284 255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 D 3.1<br />

2851 2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:<br />

2851 2561, 3311 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 10 - stralen 30 200 200 30 200 D 4.1<br />

2851 2561, 3311 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 D 3.2<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

2851 2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 100 D 3.2<br />

2851 2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 100 D 3.2<br />

2851 2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2<br />

2851 2561,3311 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 8 - emailleren 100 50 100 50 R 100 3.2<br />

2851 2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 30 30 100 50 100 3.2<br />

2852 2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2<br />

2852 2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. = 1 MW 50 30 300 Z 30 300 D 4.2<br />

30 26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS<br />

30 26, 28, 33 -<br />

30 26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 10 30 10 30 2<br />

31 26, 27, 33 -<br />

31 26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.<br />

311 271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 200 30 30 50 200 4.1<br />

312 271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 200 4.1<br />

313 273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 100 R 200 D 4.1<br />

314 272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2<br />

315 274 Lampenfabrieken 200 30 30 300 R 300 4.2<br />

3162 2790 Koolelektrodenfabrieken 1500 300 1000 C Z 200 R 1500 6<br />

32 26,33 -<br />

32 26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.<br />

321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

3210 2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1<br />

33 26, 32, 33 -<br />

33 26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN<br />

33 26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 30 2<br />

34 29 -<br />

34 29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS<br />

341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven<br />

341 291 1 - p.o. < 10.000 m2 100 10 200 C 30 R 200 D 4.1<br />

341 291 2 - p.o. >= 10.000 m2 200 30 300 Z 50 R 300 4.2<br />

3420.1 29201 Carrosseriefabrieken 100 10 200 30 R 200 4.1<br />

3420.2 29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 10 200 30 200 4.1<br />

343 293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2<br />

35 30 -<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE<br />

35 30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)<br />

351 301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:<br />

351 301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1<br />

351 301, 3315 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 100 3.2<br />

351 301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1<br />

352 302, 317 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:<br />

352 302, 317 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2<br />

352 302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 30 300 Z 30 R 300 4.2<br />

353 303,3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:<br />

353 303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1<br />

354 309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2<br />

355 3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 D 3.2<br />

36 31 -<br />

36 31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.<br />

361 310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2<br />

361 9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1<br />

362 321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2<br />

363 322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2<br />

364 323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1<br />

365 324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1<br />

3663.1 32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

3663.2 32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1<br />

37 38 -<br />

37 38 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING<br />

372 383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:<br />

372 383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 30 100 300 10 300 4.2<br />

372 383202 B Rubberregeneratiebedrijven 300 50 100 50 R 300 4.2<br />

372 383202 C Afvalscheidingsinstallaties 200 200 300 C 50 300 4.2<br />

40 35 -<br />

40 35 - PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER<br />

40 35 A0 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)<br />

40 35 A4 - kerncentrales met koeltorens 10 10 500 C 1500 1500 D 6<br />

40 35 B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:<br />

40 35 B1<br />

- covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen<br />

voedingsindustrie 100 50 100 30 R 100 3.2<br />

40 35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 50 50 100 30 R 100 3.2<br />

40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:<br />

40 35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2<br />

40 35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1<br />

40 35 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100 C 50 100 3.2<br />

40 35 C4 - 200 - 1000 MVA 0 0 300 C Z 50 300 4.2<br />

40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:<br />

40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 0 0 300 C 100 300 4.2<br />

40 35 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 0 50 C 50 R 50 3.1<br />

40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:<br />

40 35 E1 - stadsverwarming 30 10 100 C 50 100 3.2<br />

41 36 -<br />

41 36 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER<br />

41 36 A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:<br />

41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 C 30 50 3.1<br />

41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:<br />

41 36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2<br />

41 36 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2<br />

41 36 B3 - >= 15 MW 0 0 300 C 10 300 4.2<br />

45 41, 42, 43 -<br />

45 41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

45 41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 100 3.2<br />

45 41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. 1000 m² 10 30 50 10 50 3.1<br />

45 41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 30 2<br />

50 45, 47 -<br />

50 45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS<br />

501 451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 10 10 100 10 100 3.2<br />

5020.4 45204 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2<br />

5020.4 45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1<br />

51 46 -<br />

51 46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING<br />

5121 4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1<br />

5121 4621 1<br />

Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur<br />

of meer 100 100 300 Z 50 R 300 4.2<br />

5122 4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2<br />

5123 4623 Grth in levende dieren 50 10 100 C 0 100 3.2<br />

5124 4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1<br />

5125, 5131 46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1<br />

5132, 5133 4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 R 50 3.1<br />

5134 4634 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2<br />

5135 4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2<br />

5136 4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2<br />

5137 4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2<br />

5138, 5139 4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2<br />

514 464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2<br />

5148.7 46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:<br />

5148.7 46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2<br />

5148.7 46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1<br />

5148.7 46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2<br />

5151.1 46711 0 Grth in vaste brandstoffen:<br />

5151.1 46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1<br />

5151.2 46712 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:<br />

5151.2 46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 50 0 50 200 R 200 D 4.1<br />

5151.2 46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 50 0 50 300 R 300 D 4.2<br />

5151.3 46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

5152.1 46721 0 Grth in metaalertsen:<br />

5152.1 46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 30 300 300 10 300 4.2<br />

5152.2 /.3 46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2<br />

5153 4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:<br />

5153 4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 0 10 50 10 50 3.1<br />

5153 4673 2 - algemeen: b.o. 200 m² 0 30 100 0 100 3.2<br />

5153.4 46735 6 - algemeen: b.o. 2.000 m² 0 0 50 10 50 3.1<br />

5154 4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 30 2<br />

5155.1 46751 Grth in chemische produkten 50 10 30 100 R 100 D 3.2<br />

5155.2 46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2<br />

5156 4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2<br />

5157 4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 10 30 100 30 100 3.2<br />

5157 4677 1 - autosloperijen: b.o. 1000 m² 10 30 100 10 100 D 3.2<br />

5157.2/3 4677 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. 1000 m² 0 0 100 C 30 100 3.2<br />

6024 494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o.


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

6311.2 52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:<br />

6311.2 52241 1 - containers 0 10 300 50 R 300 4.2<br />

6311.2 52242 10 - tankercleaning 300 10 100 200 R 300 4.2<br />

6311.2 52242 2 - stukgoederen 0 10 100 50 R 100 D 3.2<br />

6311.2 52242 3 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 30 200 300 30 300 4.2<br />

6311.2 52242 5 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 50 300 200 50 R 300 4.2<br />

6311.2 52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 50 300 300 50 300 4.2<br />

6312 52102, 52109 A Distributiecentra, koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1<br />

6312 52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2<br />

6321 5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C 30 100 3.2<br />

64 53 -<br />

64 53 - POST EN TELECOMMUNICATIE<br />

641 531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2<br />

642 61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1<br />

71 77 -<br />

71 77 -<br />

VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE<br />

GOEDEREN<br />

712 7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1<br />

713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1<br />

714 772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2<br />

72 62<br />

72 62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE<br />

72 58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2<br />

74<br />

63, 69tm71,<br />

73,74,77,78, 80tm82 -<br />

74<br />

63, 69tm71,<br />

73,74,77,78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING<br />

747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1<br />

7481.3 74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2<br />

7484.3 82991 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 50 30 200 C 50 R 200 4.1<br />

90 37, 38, 39 -<br />

90 37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING<br />

9001 3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:<br />

9001 3700 A1 - < 100.000 i.e. 200 10 100 C 10 200 4.1<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE


Bijlage 1 Richtafstandenlijsten LIJST 1 - ACTIVITEITEN definitief 29-12-2006<br />

SBI-CODE SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS<br />

nummer<br />

9001 3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 10 200 C Z 10 300 4.2<br />

9001 3700 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2<br />

9002.1 381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1<br />

9002.1 381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1<br />

9002.1 381 C Vuiloverslagstations 200 200 300 30 300 4.2<br />

9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:<br />

9002.2 382 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2<br />

9002.2 382 A3 - verwerking radio-actief afval 0 10 200 C 1500 1500 6<br />

9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1<br />

9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 100 D 3.2<br />

9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 200 300 C Z 50 300 D 4.2<br />

9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2<br />

9002.2 382 B Vuilstortplaatsen 300 200 300 10 300 4.2<br />

9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:<br />

9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 100 3.2<br />

9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 200 100 30 200 4.1<br />

9002.2 382 C5 - GFT in gesloten gebouw 200 50 100 100 R 200 4.1<br />

93 96 -<br />

93 96 - OVERIGE DIENSTVERLENING<br />

9301.1 96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1<br />

9301.1 96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1<br />

9301.2 96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2<br />

9301.3 96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2<br />

GEUR<br />

STOF<br />

GELUID<br />

GEVAAR<br />

GROOTSTE<br />

AFSTAND<br />

CATEGORIE


Bijlage 2<br />

Lijst van Horeca-activiteiten


Bijlage 2 Lijst van Horeca-activiteiten<br />

Lijst van horeca-activiteiten bij de regels van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Antoniapolder +",<br />

gemeente <strong>Hendrik</strong>-<strong>Ido</strong>-Ambacht.<br />

Categorie Omschrijving / Typologie Horeca subcategorie<br />

1. Maaltijdverstrekkers:<br />

cafetaria, snackbar, automatieken<br />

lunchroom, ijssalons, kiosk<br />

pannenkoekenhuis, shoarmazaak, poffertjeszaak, crêperie<br />

restaurant<br />

2. Drankverstrekkers<br />

café, bar<br />

tearoom, koffiehuis<br />

1a<br />

1a<br />

1a<br />

1b<br />

2a<br />

2b<br />

3. Multifunctioneel horecabedrijf 3<br />

4. Logiesverstrekkend<br />

hotel 4<br />

motel 4<br />

pension 4<br />

5. Vermaak en ontspanning<br />

snooker- of biljartcentrum 5<br />

casino of amusementhal 5<br />

bowling- of kegelcentrum, lasergamecentrum 5<br />

bioscoop 5<br />

6. Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen 6<br />

7. Discotheken<br />

discotheek, dancing, nachtclub 7


Bijlage 3<br />

Lijst met bestaande bedrijven


Naam Adres straatnaam Huisnr Adres<br />

letter<br />

Adres<br />

postcode<br />

Milieu<br />

wetkader<br />

Mil.cat.<br />

CBI code<br />

hoofd<br />

CBI hoofdactiviteit<br />

Conredo VOF constructie- en reparatiebedrijf Antoniuslaan 2 3341 GA type B 3 286.1 VERVAARD. VAN SCHAREN EN BESTEK,<br />

GEREEDSCHAP, HANG- EN SLUITWERK-<br />

ALGEMEEN-<br />

ISS Landscaping and services B.V. Crezeepolder 1 3341 LA type C 3 0141.1 HOVENIERSBEDRIJVEN EN<br />

DIENSTVERLENING T.B.V. AKKER-<br />

/TUINBOUW-HOVENIERS- EN<br />

PLANTSOENBEDRIJVEN-<br />

Handelsonderneming Plaisier B.V. Crezeepolder 3 3341 LA type B 3 6024.1 GOEDERENVERVOER OVER DE WEG-<br />

KANTOORFUNCTIE EXCL. STALLING-<br />

Netwerk N.V. Noordpolder Crezeepolder 9 3341 LA Type C<br />

vergunningpl<br />

icht<br />

4<br />

Rijkswaterstaat District Zuid-Hollandse Waarden Crezeepolder 21 3341 LA prognose<br />

type A<br />

3 6321.1 OVERIGE DIENSTVERLENING T.B.V. HET<br />

VERVOER OVER LAND N.E.G.-<br />

(AUTO)PARKEER- EN -STALLINGBEDRIJVEN-<br />

Koedood Dieselservice BV Frankepad 1 3341 LV Type C<br />

vergunningpl<br />

icht<br />

4 29.3 VERVAARDIGING/ONDERHOUD VAN<br />

MACHINES EN APPARATEN N.E.G.-MET<br />

PROEFDRAAIEN VERBRANDINGSMOTOREN<br />

G.D. 1 MEGAWATT-<br />

E. Tempelaar & Zn. B.V. Frankepad 6 3341 LV type B 3 45.1.2 BOUWNIJVERHEID-ALGEMEEN N.E.G.-<br />

TERREINOPPERVLAK G.D. 2500 M2<br />

P.M. Nelisse B.V. Frankepad 7 3341 LV type B 3 6322.1 OVERIGE DIENSTVERLENING T.B.V.<br />

VERVOER OVER WATER N.E.G.-REDDINGS-<br />

EN BERGINGSDIENSTEN-<br />

Barca Service B.V. Frankepad 8 3341 LV type B 3 29.1.1 VERVAARDIGING/ONDERHOUD VAN<br />

MACHINES EN APPARATEN N.E.G.-EXCL.<br />

MACHINAAL SMEDEN-PRODUKTIE-<br />

OPPERVLAK K.D. 2000 M2<br />

Krete B.V. Frankepad 10 3341 LV 3 453.1.2 BOUWINSTALLATIE-ALGEMEEN N.E.G.-<br />

TERREINOPPERVLAK TUSSEN 250 EN 1000<br />

M2<br />

C. Buitendijk Scheepswerf B.V. Frankepad 13 3341 LV prognose<br />

type B<br />

5 351.1.2 SCHEEPSBOUW EN REPARATIE-METALEN<br />

SCHEPEN-SCHEEPSLENGTE G.D. 25 METER<br />

, BOOREILANDEN E.D.


Gemeente <strong>Hendrik</strong> <strong>Ido</strong> Ambacht/Netwerk Grotenoord 2 3341 LT prognose<br />

type C<br />

4 9000.2.2.2 AFVALINZAMELING (INCL. EVT.<br />

TRANSPORT)-VERZAMEL- EN<br />

OVERSLAGLOKATIE GEVAARLIJK AFVAL-<br />

OPSLAGOPPERVLAK TUSSEN 1000 EN 5000<br />

M2<br />

Marine Technics & Services Ltd. Grotenoord 3 3341 LT type B 3 29.1.1 VERVAARDIGING/ONDERHOUD VAN<br />

MACHINES EN APPARATEN N.E.G.-EXCL.<br />

MACHINAAL SMEDEN-PRODUKTIE-<br />

OPPERVLAK K.D. 2000 M2<br />

Van Otterloo & Zn. B.V. Grotenoord 4 3341 LT 3 281.1 VERVAARDIGING VAN METALEN<br />

CONSTRUCTIEWERKEN, RAMEN E.D-<br />

PRODUKTIE IN EEN GOED GEISOLEERD<br />

GESLOTEN GEBOUW-<br />

Drinkwaard Beheer B.V. Grotenoord 5 3341 LT type B 3 4544.1 SCHILDEREN EN GLASZETTEN-ALGEMEEN<br />

MET OPSLAG MATERIAAL/PRODUKTEN-<br />

J.S. Kraan-Repair Grotenoord 6 3341 LT 3 29.1.1 VERVAARDIGING/ONDERHOUD VAN<br />

MACHINES EN APPARATEN N.E.G.-EXCL.<br />

MACHINAAL SMEDEN-PRODUKTIE-<br />

OPPERVLAK K.D. 2000 M2<br />

Schilders- en Afwerkingsbedrijf Ambacht B.V. Grotenoord 7 3341 LT type B 3 4544.1 SCHILDEREN EN GLASZETTEN-ALGEMEEN<br />

MET OPSLAG MATERIAAL/PRODUKTEN-<br />

Waldrecht v.o.f. Grotenoord 8 3341 LT type B 3 203.1 VERVAARDIGING VAN TIMMERWERK-<br />

TIMMERFABRIEKEN-<br />

Zoeteman B.V. Grotenoord 9 3341 LT prognose 3 4544 SCHILDEREN EN GLASZETTENtype<br />

B<br />

Prestec b.v. Grotenoord 11 3341 LT type B 3 71.1 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN,<br />

MACHINES/WERKTUIGEN, ROERENDE<br />

GOEDEREN-AUTOVERHUURBEDRIJVEN<br />

(ZONDER CHAUFFEUR)-<br />

The Strong Accuservice Grotenoord 13 3341 LT prognose<br />

type B<br />

3 516.1 GROOTHANDEL IN MACHINES, APPARATEN<br />

EN TOEBEHOREN-ALGEMEEN-<br />

L.C.V. installatiebedrijf Grotenoord 15 3341 LT type B 1 453.1 BOUWINSTALLATIE-ALGEMEEN N.E.G.-<br />

Interieur Modern Grotenoord 19 3341 LT prognose<br />

type B<br />

Morgana Slaapkamers de Heer Grotenoord 21 3341 LT prognose<br />

type B<br />

1 5244.1.1 DETAILHANDEL IN MEUBELS (EXCL.<br />

KANTOORMEUBELEN)-HUISMEUBELS-<br />

3 5244.1.1.3 DETAILHANDEL IN MEUBELS (EXCL.<br />

KANTOORMEUBELEN)-HUISMEUBELS-<br />

VERKOOPOPPERVLAK G.D. 2000 M2


Pyroban Benelux B.V. Grotenoord 22 3341 LT type B 4 2851.17.1 OPPERVLAKTEBEHANDELING VAN<br />

METALEN-AANBRENGEN VAN IN ORG.<br />

VLOEISTOF OPGELOSTE<br />

VERVEN/LAKKEN/COATING-VERBRUIK K.D.<br />

1000 KG/JAAR<br />

Strukton Rolling Stock B.V. Grotenoord 23 3341 LT type B 1 67.1.1 ACTIVITEITEN T.B.V. OF VERWANT AAN<br />

FINANCIELE INSTELLINGEN-ALGEMEEN-<br />

VLOEROPPERVLAK K.D. 500 M2<br />

D.T.H. Dieseltechniek <strong>Hendrik</strong> <strong>Ido</strong> Ambacht Grotenoord 28 3341 LT type B 3<br />

Yale Industrial Products B.V. Grotenoord 30 3341 LT prognose<br />

type B<br />

2 516.1 GROOTHANDEL IN MACHINES, APPARATEN<br />

EN TOEBEHOREN-ALGEMEEN-<br />

Sign Power Grotenoord 31 3341 LT type B 3 222 DRUKKERIJEN EN AANVERWANTE<br />

ACTIVITEITEN-<br />

Dilago Hijs- en Heftechniek B.V. Grotenoord 32 3341 LT type B 3 516.1 GROOTHANDEL IN MACHINES, APPARATEN<br />

EN TOEBEHOREN-ALGEMEEN-<br />

La Rive Services Grotenoord 35 3341 LT 1 527.1 REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN N.E.G.-<br />

ALGEMEEN EXCL. REPARATIE KLEINE<br />

VERBRANDINGSMOTOREN-<br />

Proal Power Tools B.V. Grotenoord 39 3341 LT prognose<br />

type B<br />

H.J. Berkhout Verssnijlijn b.v. Grotenoord 41 3341 LT prognose<br />

type C<br />

3 516.1 GROOTHANDEL IN MACHINES, APPARATEN<br />

EN TOEBEHOREN-ALGEMEEN-<br />

3 513.1 GROOTHANDEL IN VOEDINGS- EN<br />

GENOTMIDDELEN-ALGEMEENbedrijfspand<br />

Grotenoord 45 3341 LT type B 3 5152.2.1 GROOTHANDEL IN FERROMETALEN EN -<br />

HALFFABRIKATEN-ALGEMEEN-<br />

M. van Kooten Staalbouw B.V. Grotenoord 47 3341 LT type B 4 281.1 VERVAARDIGING VAN METALEN<br />

CONSTRUCTIEWERKEN, RAMEN E.D-<br />

PRODUKTIE IN EEN GOED GEISOLEERD<br />

GESLOTEN GEBOUW-<br />

Juwelier Stoopman B.V. Noordeinde 120 C 3341 LW type B 1 52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V.<br />

PARTICUL.(EXCL. AUTOS/MOTORFIETS/-<br />

BRANDSTOF)-<br />

Tankstation Noordeinde B.V. Noordeinde 158 3341 LW type C 3 5050.1.2 BENZINESERVICESTATIONS-WEGVERKEER<br />

EXCL. AFLEVERING L.P.G.-MEER DAN 3<br />

AFLEVERSLANGEN<br />

VMB Techniek B.V. Noordeinde 168 3341 LW type B 3 316.1 VERVAARDIGING VAN OVERIGE<br />

ELEKTRISCHE BENODIGDHEDEN N.E.G.-<br />

HUISHOUDELIJKE BENODIGDHEDEN-


Tuin Creatief B.V. Noordeinde 172 3341 LW 3 0141.1 HOVENIERSBEDRIJVEN EN<br />

DIENSTVERLENING T.B.V. AKKER-<br />

/TUINBOUW-HOVENIERS- EN<br />

PLANTSOENBEDRIJVEN-<br />

Verbakel Timmerwerken Noordeinde 174 3341 LW 2 45.1.1 BOUWNIJVERHEID-ALGEMEEN N.E.G.-<br />

TERREINOPPERVLAK K.D. 2500 M2<br />

Installatiebedrijf Seton B.V. Noordeinde 182 3341 LW type B 3 453.1.2 BOUWINSTALLATIE-ALGEMEEN N.E.G.-<br />

TERREINOPPERVLAK TUSSEN 250 EN 1000<br />

M2<br />

P.A van de Herik B.V. Noordeinde 188 3341 LW prognose<br />

type B<br />

HB Autoservice Noordeinde 190 3341 LW prognose<br />

type B<br />

3 453.1.2 BOUWINSTALLATIE-ALGEMEEN N.E.G.-<br />

TERREINOPPERVLAK TUSSEN 250 EN 1000<br />

M2<br />

3 5010.1 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTOS-<br />

PERSONENAUTOS E.D. EXCL. PLAAT-<br />

/SPUITWERK EN TECTYLEREN-<br />

De Knutselkaart Noordeinde 192 3341 LW type A 1 52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V.<br />

PARTICUL.(EXCL. AUTOS/MOTORFIETS/-<br />

BRANDSTOF)-<br />

Karwei Bouwmarkt H.I. Ambacht B.V. Noordeinde 200 3341 LW prognose<br />

type B<br />

Cafetaria Frietland - Mw. Anthonia <strong>Hendrik</strong>e Jacoba<br />

Siep<br />

3 5246.2 DETAILHANDEL IN IJZERWAREN,<br />

GEREEDSCHAPPEN, VERF EN<br />

BOUWMATERIALEN N.E.G.-WINKELS IN<br />

VERF, VERFWAREN EN BEHANG<br />

Nieuwe Bosweg 1 3341 LH type B 2 5530.2.1 CAFETARIAS, LUNCHROOMS, SNACKBARS,<br />

EETKRAMEN E.D.-ALGEMEEN-<br />

Scheepswerf Alblas Nieuwe Bosweg 2 3341 LH 4 Thans Tjaden Grondreiniging<br />

Forteck Grondwatertechniek BV Nieuwe Bosweg 2 3341 LH type B 4 45.1 BOUWNIJVERHEID-ALGEMEEN N.E.G.-<br />

Bogenda Electro B.V. Nieuwe Bosweg 4 3341 LH type B 2 4531.1 ELEKTROTECHNISCHE BOUWINSTALLATIE-<br />

ALGEMEEN-<br />

Van Mameren Betimmeringen B.V. Nieuwe Bosweg 4 3341 LH type B 3 2051.1.1 VERVAARDIGING VAN OVERIGE ARTIKELEN<br />

VAN HOUT-ALGEMEEN (M.U.V.<br />

DOODSKISTEN)-O.V.K.D. 50 KW<br />

't Ambacht B.V. Nieuwe Bosweg 4 3341 LH Type C<br />

vergunningpl<br />

icht<br />

Pico Beheermaatschappij B.V. Nieuwe Bosweg 10 3341 LH type B 4 5020.1 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTOS-<br />

AUTOPLAATWERKERIJEN (SEC)*-<br />

Parker Sempress Pneumatic B.V. Nijverheidsweg 1 3341 LJ type B 4 29.1.2 VERVAARDIGING/ONDERHOUD VAN<br />

MACHINES EN APPARATEN N.E.G.-EXCL.<br />

MACHINAAL SMEDEN-PRODUKTIE-<br />

OPPERVLAK G.D. 2000 M2<br />

5


Still Intern Transport B.V. Nijverheidsweg 5 3341 LJ type B 3 5010.2 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTOS-<br />

BEDRIJFSAUTOS E.D. EXCL. PLAAT- EN<br />

SPUITWERK EN TECTYLEREN-<br />

Van Gorp Autoschade B.V. Nijverheidsweg 24 3341 LJ type B 3 5020.1 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTOS-<br />

EnerSys B.V. Nijverheidsweg 25 3341 LJ type B 3 3140.1<br />

AUTOPLAATWERKERIJEN (SEC)*-<br />

VERVAARD. VAN ACCUMULATOREN,<br />

ELEKTR. ELEMENTEN, BATTERIJEN-<br />

ALGEMEEN-<br />

Maat Logistiek Nijverheidsweg 25 3341 LJ type B 3 71.1 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN,<br />

MACHINES/WERKTUIGEN, ROERENDE<br />

GOEDEREN-AUTOVERHUURBEDRIJVEN<br />

(ZONDER CHAUFFEUR)-<br />

Biosoil B.V. Nijverheidsweg 27 3341 LJ type B 4 73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK N.E.G.-<br />

Leeg pand Nijverheidsweg 28 A 3341 LJ 4 252.1.1 VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN<br />

KUNSTSTOF-ALGEMEEN (EXCL<br />

FENOLHARSEN EN GESCHUIMDE<br />

POYSTYREEN)-O.V.K.D. 40 KW<br />

Vavier Kunststofvloeren B.V. Nijverheidsweg 28 A 3341 LJ type B 3<br />

Vleeswarengroothandel J. de Waal B.V. Nijverheidsweg 28 3341 LJ type B 3 513.1 GROOTHANDEL IN VOEDINGS- EN<br />

GENOTMIDDELEN-ALGEMEEN-<br />

'Haan' Tankstation-Route A15 Nijverheidsweg 29 3341 LJ type C 3 5050.1.2 BENZINESERVICESTATIONS-WEGVERKEER<br />

EXCL. AFLEVERING L.P.G.-MEER DAN 3<br />

AFLEVERSLANGEN<br />

bedrijfspand Nijverheidsweg 30 3341 LJ type B 4 252.1.1 VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN<br />

KUNSTSTOF-ALGEMEEN (EXCL<br />

FENOLHARSEN EN GESCHUIMDE<br />

POYSTYREEN)-O.V.K.D. 40 KW<br />

Morgana Slaapkamers De Heer Nijverheidsweg 30 3341 LJ prognose<br />

type B<br />

2 5244.1.1.2 DETAILHANDEL IN MEUBELS (EXCL.<br />

KANTOORMEUBELEN)-HUISMEUBELS-<br />

VERKOOPOPPERVLAK TUSSEN 500 EN 2000<br />

M2<br />

Amco Compressoren B.V. Nijverheidsweg 31 3341 LJ type B 3 29.1.1 VERVAARDIGING/ONDERHOUD VAN<br />

MACHINES EN APPARATEN N.E.G.-EXCL.<br />

MACHINAAL SMEDEN-PRODUKTIE-<br />

OPPERVLAK K.D. 2000 M2<br />

Xebius Grafisch Bedrijf B.V. Nijverheidsweg 32 3341 LJ type B 3 222.6 DRUKKERIJEN EN AANVERWANTE<br />

ACTIVITEITEN-LOONZETTERIJ-<br />

BeF International B.V. Nijverheidsweg 33 3341 LJ prognose<br />

type B<br />

3 516.1 GROOTHANDEL IN MACHINES, APPARATEN<br />

EN TOEBEHOREN-ALGEMEEN-<br />

Inventerra / S.V.D.M. Dakbedekkingen Nijverheidsweg 34 3341 LJ 2 453.1.1 BOUWINSTALLATIE-ALGEMEEN N.E.G.-<br />

TERREINOPPERVLAK K.D. 250 M2


Dyflex Polymers B.V. Nijverheidsweg 35 3341 LJ IPPC 5 2416.1 VERVAARDIGING VAN KUNSTSTOF/-HARS<br />

IN PRIMAIRE VORM-ALGEMEEN-<br />

Vabu Assemblage B.V. Nijverheidsweg 36 3341 LJ 3 5153.7 GROOTHANDEL IN BOUWMATERIALEN<br />

N.E.G.-<br />

Bolidt Kunststoftoepassing B.V. Nijverheidsweg 37 3341 LJ Type C<br />

vergunningpl<br />

icht<br />

5 252.1.2 VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN<br />

KUNSTSTOF-ALGEMEEN (EXCL<br />

FENOLHARSEN EN GESCHUIMDE<br />

POYSTYREEN)-O.V.G.D. 40 KW<br />

Wisselaar Ice & Coffee Concepts B.V. Nijverheidsweg 39 3341 LJ type C 4 1552.1.3 BEREIDING VAN CONSUMPTIE-IJS-<br />

ALGEMEEN-PRODUKTIE-OPPERVLAK G.D.<br />

1000 M2<br />

RPI Componenten B.V. Nijverheidsweg 40 3341 LJ type B 4 287.2 VERVAARDIGING VAN OVERIGE<br />

PRODUKTEN VAN METAAL-VERVAARDIGING<br />

VAN BOUTEN, MOEREN, SCHROEVEN,<br />

VEREN E.D.-<br />

Kobout B.V. Nijverheidsweg 41 3341 LJ prognose<br />

type B<br />

3 517.1 OVERIGE GESPECIALISEERDE<br />

GROOTHANDEL; GROOTHANDEL ALG.<br />

ASSORTIMENT-ALGEMEEN-<br />

Chevalier Groep B.V. Nijverheidsweg 46 3341 LJ type B 4 222.3 DRUKKERIJEN EN AANVERWANTE<br />

ACTIVITEITEN-OFFSET-/ ROTATIE-<br />

DRUKKERIJEN-<br />

Norfolk Line Nijverheidsweg 48 3341 LJ 3 6024.2 GOEDERENVERVOER OVER DE WEG-<br />

KANTOORFUNCTIE INCL. STALLING-<br />

Lydison Nijverheidsweg 58 B 3341 LJ type B 3 6321.1 OVERIGE DIENSTVERLENING T.B.V. HET<br />

VERVOER OVER LAND N.E.G.-<br />

(AUTO)PARKEER- EN -STALLINGBEDRIJVEN-<br />

Car-Making Autoservice B.V. Nijverheidsweg 60 A 3341 LJ type B 3 5010.2 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTOS-<br />

BEDRIJFSAUTOS E.D. EXCL. PLAAT- EN<br />

SPUITWERK EN TECTYLEREN-<br />

Plus Retail West B.V. Nijverheidsweg 61 3341 LJ type B 3 513.1 GROOTHANDEL IN VOEDINGS- EN<br />

GENOTMIDDELEN-ALGEMEEN-<br />

B.V. Schildersbedrijf P. van der Molen Nijverheidsweg 62 3341 LJ prognose<br />

type C<br />

2 45.1.1 BOUWNIJVERHEID-ALGEMEEN N.E.G.-<br />

TERREINOPPERVLAK K.D. 2500 M2<br />

Fastlane Carsystems Nijverheidsweg 62 C 3341 LJ type B 3 5010.1 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTOS-<br />

PERSONENAUTOS E.D. EXCL. PLAAT-<br />

/SPUITWERK EN TECTYLEREN-<br />

Fitnessclub D double A Nijverheidsweg 64 3341 LJ type B 2 9265 OVERIGE SPORT-<br />

Lans Instruments Nijverheidsweg 65 3341 LJ type B 3 33.1 VERVAARDIGING MEDISCHE-/PRECISIE-<br />

/OPTISCHE- APP./INSTRUM. EN ORTHOP.<br />

ARTIK.-ALGEMEEN-


Technisch Handelsbureau Meerman jr. B.V. Nijverheidsweg 69 3341 LJ type B 3 2932.1 VERVAARDIGING VAN<br />

LANDBOUWMACHINES EN -WERKTUIGEN<br />

INCL REPARATIE-ALGEMEEN-<br />

Electro Technisch Installatiebedrijf Roerade B.V. Nijverheidsweg 71 3341 LJ type B 2 4531.1 ELEKTROTECHNISCHE BOUWINSTALLATIE-<br />

ALGEMEEN-<br />

Munter B.V. Nijverheidsweg 73 3341 LJ prognose<br />

type B<br />

Automobielbedrijf Zeeuw B.V. Nijverheidsweg 75 3341 LJ Type C<br />

vergunningpl<br />

icht<br />

3 453.1.2 BOUWINSTALLATIE-ALGEMEEN N.E.G.-<br />

TERREINOPPERVLAK TUSSEN 250 EN 1000<br />

M2<br />

3 5010.1 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTOS-<br />

PERSONENAUTOS E.D. EXCL. PLAAT-<br />

/SPUITWERK EN TECTYLERENcafe<br />

De Stoep Veersedijk 2 3341 LN type B 2 5540.1 CAFES, BARS E.D.-ALGEMEEN-<br />

Makelaardij Spronsen Veersedijk 5 3341 LK 1 9500.1 PARTICULIERE HUISHOUDENS-ALGEMEEN-<br />

Le Bistroquet Veersedijk 6 3341 LN type B 2 5530.1.1 RESTAURANTS (NIET-<br />

LOGIESVERSTREKKEND)-ALGEMEEN-<br />

Stolk Staal B.V. Veersedijk 11 3341 LK type B 4 5152.2.1 GROOTHANDEL IN FERROMETALEN EN -<br />

HALFFABRIKATEN-ALGEMEEN-<br />

Servitrans International B.V. Veersedijk 27 3341 LK prognose<br />

type B<br />

4 6340.1 EXPEDITEURS, CARGADOORS EN<br />

BEVRACHTERS; WEGING EN METING-<br />

UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE-<br />

Farma Drogisterijen B.V. Veersedijk 45 3341 LL type B 3 514.1 GROOTHANDEL IN OVERIGE<br />

CONSUMENTENARTIKELEN-ALGEMEEN<br />

N.E.G.-<br />

Gort B.V. Veersedijk 47 3341 LL 1 73.1.1 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK N.E.G.-<br />

UITSLUITEND KANTOORFUNKTIE-<br />

VLOEROPPERVLAK K.D. 500M2<br />

Heko Dakbedekkingsbedrijf B.V. Veersedijk 49 3341 LL type B 3 4522 DAKBEDEKKEN EN BOUWEN VAN<br />

DAKCONSTRUCTIES-<br />

Gebroeders Kam B.V. Veersedijk 51 3341 LL 3 5154.1 GROOTHANDEL IN IJZER- EN<br />

METAALWAREN EN VERWARM. APPAR.-<br />

AUTOPLAATWERKERIJEN (SEC)-<br />

Exploitatiemaatschappij Importex Holland B.V. Veersedijk 59 3341 LL type A 1 67.1.1 ACTIVITEITEN T.B.V. OF VERWANT AAN<br />

FINANCIELE INSTELLINGEN-ALGEMEEN-<br />

VLOEROPPERVLAK K.D. 500 M2<br />

Separations Analytical Instruments b.v. Veersedijk 63 3341 LL type B 3 514.1 GROOTHANDEL IN OVERIGE<br />

CONSUMENTENARTIKELEN-ALGEMEEN<br />

N.E.G.-<br />

H. Hollemans B.V. Veersedijk 65 3341 LL 1 4543.1 AFWERKEN VAN VLOEREN EN WANDEN-<br />

WONINGSTOFFEERDERIJEN E.D.-


V.O.F. Autobedrijf Gerritsen en Zn. Veersedijk 69 3341 LL type B 3 5010.1 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTOS-<br />

PERSONENAUTOS E.D. EXCL. PLAAT-<br />

/SPUITWERK EN TECTYLEREN-<br />

Amphitec Plus B.V. Veersedijk 75 3341 LL type B 4 3420.1.1 CARROSSERIEBOUW-ALGEMEEN-<br />

Stichting Bron Van Levend Water Veersedijk 81 3341 LL type A 2 92 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE-<br />

Van der Staay B.V. Veersedijk 83 3341 LL type B 4 252.4.1 VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN<br />

KUNSTSTOF-VERW. FENOLHARSEN MET<br />

FUNCTIONELE MECHANISCHE AFZUIGING-<br />

P.C.K.D. 1000 TON/JAAR<br />

V.O.F. Slaapkamercentrum de Heer Veersedijk 89 3341 LL type B 2 5244.1.1.2 DETAILHANDEL IN MEUBELS (EXCL.<br />

KANTOORMEUBELEN)-HUISMEUBELS-<br />

VERKOOPOPPERVLAK TUSSEN 500 EN 2000<br />

M2<br />

APV Benelux N.V. Veersedijk 91 3341 LL type B 4 29.1.2 VERVAARDIGING/ONDERHOUD VAN<br />

MACHINES EN APPARATEN N.E.G.-EXCL.<br />

MACHINAAL SMEDEN-PRODUKTIE-<br />

OPPERVLAK G.D. 2000 M2<br />

Amicitia Reizen B.V. Veersedijk 95 3341 LL prognose<br />

type A<br />

Vulkan Nederland B.V. Veersedijk 97 3341 LL prognose<br />

type B<br />

2 6340.1 EXPEDITEURS, CARGADOORS EN<br />

BEVRACHTERS; WEGING EN METING-<br />

UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE-<br />

3 516 GROOTHANDEL IN MACHINES, APPARATEN<br />

EN TOEBEHOREN-<br />

Rhiant Veersedijk 101 3341 LL type B 3 4550 VERHUUR VAN BOUW- EN<br />

SLOOPMACHINES (MET BEDIENEND<br />

PERSONEEL)-<br />

Metaalbewerkingsbedrijf H. Boer Veersedijk 103 3341 LL type B 3 286.1 VERVAARD. VAN SCHAREN EN BESTEK,<br />

GEREEDSCHAP, HANG- EN SLUITWERK-<br />

ALGEMEEN-<br />

Bruynzeel Plastics B.V. Veersedijk 151 3341 LL type B 4 252.4.2 VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN<br />

KUNSTSTOF-VERW. FENOLHARSEN MET<br />

FUNCTIONELE MECHANISCHE AFZUIGING-<br />

P.C.G.D. 1000 TON/JAAR<br />

Oasen N.V. Veerweg 3 type B 3 4100.2 WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER-<br />

DRINKWATERBEREIDING ZONDER<br />

CHLOORGAS-<br />

W. Buitendijk (scheepswerf 't Anker Veerweg 59 3341 LR prognose<br />

type B<br />

't Anker Scheepsbouw Veerweg 59 A 3341 LR Type C<br />

vergunningpl<br />

5 351.1.2 SCHEEPSBOUW EN REPARATIE-METALEN<br />

SCHEPEN-SCHEEPSLENGTE G.D. 25 METER<br />

, BOOREILANDEN E.D.<br />

5


Timmerbedrijf P. Pors Veerweg 59 A 3341 LR type B 3 203.1 VERVAARDIGING VAN TIMMERWERK-<br />

TIMMERFABRIEKEN-<br />

H. Bloed Veerweg 71 3341 LR type B 3 516 GROOTHANDEL IN MACHINES, APPARATEN<br />

EN TOEBEHOREN-


Verbeelding

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!