CURSUS CAMERATECHNIEKEN - Ondernemersschool

15 Hoofdstuk: Problematiek bij beeldovergangen
Hier leer je de valkuilen kennen en oplossen bij het cutten. Zo zal je minder problemen
hebben achteraf bij het monteren. Ook de cameraopstellingen die hierbij kunnen helpen
neem je hier door.
15.1 Theoretische beschouwingen
Het snijden (cutten) tussen twee bewegende camera’s of tussen een stilstaand en een
bewegende camera geeft bijna nooit een goed resultaat. Wil men toch snijden tussen twee
bewegende camera’s dan kan dit als:
de camera’s in dezelfde richting bewegen
de camera’s aan dezelfde snelheid bewegen
Als je cut in bewegingen van personages dan moet je overgang gebeuren vooraleer de
beweging voltooid is. Dit is van groot belang als dezelfde handeling in een volgend shot
wordt verdergezet.
Bij de overgang van een long shot naar een close shot moet jouw close-opname een deel
van de beweging bevatten die al in je long shot te zien was. Omgekeerd, ga je over van een
close beeld naar een long shot, dan moet bij het begin van dat long shot een deel van de
natuurlijke beweging weggeknipt worden. Ook de snelheid van je bewegingen moet
aangepast worden omdat eenzelfde natuurlijke snelheid in je close beeld groter zal lijken dan
in het long shot.
Bij een dialoog vormt de beweging zelden de basis voor je snijden, alhoewel dit soms
nuttig kan zijn. Meestal is de timing van je cutten het gevolg van eindwoorden. Dit om de
reactie te laten zien van het personage dat nog niet aan het woord is. Een kleine beweging
met het hoofd is ook een beweging en bijgevolg perfect om een overgang uit te voeren.
Een overvloeier, een pan, een zoom, een rijbeweging moeten steeds gemotiveerd zijn
omdat iedere verandering in je beeld aandacht vergt van de kijker en verwachtingen zal
oproepen. Veranderen om te veranderen is zinloos.
21