Thuisstudie Apotheekassistent - Ondernemersschool
Thuisstudie Apotheekassistent - Ondernemersschool
Thuisstudie Apotheekassistent - Ondernemersschool
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
THUISSTUDIE<br />
PROEFHOOFDSTUK<br />
APOTHEEKASSISTENT<br />
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
Beste student,<br />
Bedankt voor je interesse in onze opleiding apotheekassistent!<br />
Op de volgende pagina bieden we je graag een gratis proefles aan van de thuisstudie<br />
farmaceutisch technisch assistent. Je vindt hierin de volledige inhoudstafel, één hoofdstuk<br />
van de cursus en een vragenreeks terug. Ook lees je er de manieren waarop je je<br />
professionele docent persoonlijk kan contacteren wanneer je vragen hebt. Door deze gratis<br />
proefles kan je alvorens je in te schrijven al eens rustig bekijken op welke manier en uit<br />
welke delen de cursus is opgebouwd. Daarnaast kom je ook meer te weten over het reilen<br />
en zeilen van de school, de manier waarop je je taken inlevert bij je docent, stage loopt,…<br />
Dankzij deze proefles weet je kortom waar je je aan kan verwachten!<br />
Zou je graag de volledige cursus inkijken alvorens je in te schrijven? Kom dan eens langs in<br />
één van onze vestigingen in Antwerpen, Gent of Hasselt. Onze medewerkers zullen je graag<br />
verder helpen en je inzage geven in een exemplaar van de cursus die je graag wil volgen!<br />
Onze secretariaten zijn gevestigd op volgend adres:<br />
Secretariaat Antwerpen: Frankrijklei 127, 2000 Antwerpen<br />
Secretariaat Gent: Elfjulistraat 39a, 9000 Gent<br />
Secretariaat Hasselt: Simpernelstraat 27, 3511 Kuringen<br />
Op de volgende pagina’s geven we je een voorproefje van de cursus. Hierin vind je:<br />
- De volledige inhoudstafel van de cursus<br />
- Een gratis hoofdstuk uit de cursus<br />
- Een representatieve vragenreeks voor het examen<br />
- Een inschrijvingsformulier<br />
- Informatie over de opleiding en de school<br />
2
INHOUDSOPGAVE<br />
TOEGEPASTE CHEMIE<br />
1. Wat is een chemische binding?<br />
1.1. Het atoommodel en elektronenconfiguraties<br />
1.1.1. Het atoommodel van Bohr<br />
1.1.2. Orbitalen en hun vorm<br />
1.1.3. De elektronenconfiguratie van atomen<br />
1.2. Periodiek systeem der elementen<br />
1.2.1. Hoe is het periodiek systeem opgebouwd?<br />
1.2.2. Elektronenconfiguraties bij enkele groepen<br />
1.3. Voorstelling van moleculen<br />
1.4. De chemische binding<br />
1.4.1. De ionaire binding<br />
1.4.2. De covalente binding<br />
1.4.3. Metaalbinding<br />
1.4.4. Molecuulformules en structuurformules<br />
1.5. Ladingsverdeling<br />
1.5.1. Formele lading<br />
1.5.2. Elektronegativiteit en polariteit<br />
1.6. Welke bindingstypes zijn er?<br />
1.7. Test jezelf!<br />
2. Molecuulorbitaaltheorie<br />
2.1. Wat?<br />
2.2. De sigma–binding<br />
2.3. De pi–binding<br />
2.4. Bindingssterkte<br />
2.5. Mesomerie<br />
2.6. Hybridisatie en de ruimtelijke structuur van moleculen<br />
2.6.1. Het concept<br />
2.6.2. Sp3 – hybridisatie<br />
2.6.3. Sp2 – hybridisatie<br />
2.6.4. Sp – hybridisatie<br />
2.6.5. Kenmerken van hybride – orbitalen<br />
3
2.7. Test jezelf!<br />
3. Chemisch evenwicht<br />
3.1. Evenwichtsconstante<br />
3.2. Rekenen met evenwichtsconstanten<br />
3.3. Hoe voorspel je de richting van een reactie?<br />
3.4. Principe van Le Chatelier<br />
3.4.1. Het principe<br />
3.4.2. Uitwendige verandering van de concentratie<br />
3.4.3. Uitwendige verandering van het volume en de druk<br />
3.5. Test jezelf!<br />
4. Zuren en basen<br />
4.1. Wat?<br />
4.2. Binaire zuren en ternaire zuren<br />
4.3. Sterkte van zuren en basen<br />
4.3.1. Zuurtegraad van een oplossing<br />
4.3.2. De pH – schaal<br />
4.4. Buffermengsels<br />
4.4.1. Buffersystemen<br />
4.4.2. De vergelijking van Henderson – Hasselbach<br />
4.5. Test jezelf!<br />
5. Redoxreacties<br />
5.1. Wat?<br />
5.2. Oxidatietrap<br />
5.3. Voorbeeld van een redoxreactie<br />
5.4. Test jezelf!<br />
6. Organische verbindingen<br />
6.1. Overzicht koolstofverbindingen<br />
6.2. De functionele groep<br />
6.3. Isomerie<br />
6.4. Structuurformules<br />
7. Alkanen<br />
7.1. Inleiding<br />
7.2. Nomenclatuur van de alkanen<br />
7.2.1. Onvertakte alkanen<br />
7.2.2. Vertakte alkanen<br />
4
7.3. Welke fysische eigenschappen hebben alkanen?<br />
7.4. Reacties van alkanen<br />
7.4.1. Reactiviteit<br />
7.4.2. Oxidatie<br />
7.4.3. Kraken van alkanen<br />
7.4.4. Halogenering van alkanen<br />
7.5. Toepassingen van alkanen, gevaren en milieu<br />
7.5.1. Toepassingen<br />
7.5.2. Gevaren<br />
7.5.3. Milieu<br />
7.6. Test jezelf!<br />
8. Alkenen en alkadiënen<br />
8.1. Inleiding<br />
8.2. Ruimtelijke structuur van alkenen en alkadiënen<br />
8.3. Nomenclatuur van de alkenen<br />
8.4. Fysische eigenschappen<br />
8.5. Reacties van alkenen<br />
8.5.1. Additie van X2<br />
8.5.2. Additie van HX<br />
8.5.3. Additie van water<br />
8.5.4. Additie van H2<br />
8.6. Toepassingen van alkenen<br />
8.7. Test jezelf!<br />
9. Alkynen<br />
9.1. Nomenclatuur van de alkynen<br />
9.2. Fysische eigenschappen<br />
9.3. Reacties van alkynen<br />
9.3.1. Additie van een dihalogeen<br />
9.3.2. Additie van een waterstofhalogenide<br />
9.3.3. Additie van water<br />
9.3.4. Hydrogenering van alkynen<br />
9.4. Toepassingen, gevaren en milieu<br />
9.4.1. Toepassingen<br />
9.4.2. Gevaren en milieu<br />
9.5. Test jezelf!<br />
5
10. Halogeenalkanen<br />
10.1. Nomenclatuur<br />
10.2. Welke fysische eigenschappen hebben ze?<br />
10.3. Bereiding van halogeenalkanen<br />
10.3.1. Inleiding<br />
10.3.2. Homolytische substitutiereacties<br />
10.3.3. Elektrofiele additiereacties<br />
10.4. Verklaring voor de regel van Markovnikov<br />
10.5. Reacties van halogeenalkanen<br />
10.5.1. Nucleofiele substitutiereacties<br />
10.5.2. Eliminatiereacties<br />
10.5.3. De regel van Zaitsev<br />
10.5.4. Substitutie of eliminatie<br />
10.6. Toepassingen, gevaren en milieu<br />
10.6.1. Toepassingen<br />
10.6.2. Gevaren en milieu<br />
10.7. Test jezelf!<br />
11. Cyclische en aromatische koolwaterstoffen<br />
11.1. Cyclische koolwaterstoffen<br />
11.1.1. Cycloalkanen<br />
11.1.2. Cycloalkenen<br />
11.2. Aromatische koolwaterstoffen<br />
11.2.1. Hoe is benzeen gestructureerd?<br />
11.2.2. Benzeenderivaten<br />
11.2.3. Nomenclatuur van de benzeenderivaten<br />
11.3. Test jezelf!<br />
12. Alcoholen<br />
12.1. Nomenclatuur van de alcoholen<br />
12.2. Fysische eigenschappen van alcoholen<br />
12.2.1. Oplosbaarheid<br />
12.2.2. Smelt – en kookpunt<br />
12.3. Hoe bereid je alcoholen?<br />
12.3.1. Elektrofiele additie van alkenen<br />
12.3.2. Nucleofiele substitutie van halogeenalkanen met OH-<br />
12.3.3. Reacties van alcoholen<br />
6
12.3.4. Zuur en basisch karakter van alcoholen<br />
12.3.5. Nucleofiele substitutiereacties<br />
12.3.6. Eliminatiereacties<br />
12.3.7. Oxidatie van alcoholen<br />
12.4. Test jezelf!<br />
13. Fenolen<br />
13.1. Fysische eigenschappen<br />
13.2. Chemische eigenschappen<br />
13.3. Test jezelf!<br />
14. Alkaanzuren<br />
14.1. Nomenclatuur van de carbonzuren<br />
14.1.1. Algemeen<br />
14.1.2. Officiële en triviale namen van carbonzuren en dicarbonzuren<br />
14.2. Fysische eigenschappen<br />
14.2.1. Oplosbaarheid<br />
14.2.2. Smelt – en kookpunt<br />
14.3. Chemische eigenschappen<br />
14.4. Reacties van carbonzuren<br />
14.4.1. Synthese van esters<br />
14.4.2. Reductie van een carbonzuur<br />
14.5. Toepassingen van carbonzuren<br />
14.6. Test jezelf!<br />
15. Aldehyden en ketonen<br />
15.1. Nomenclatuur<br />
15.1.1. Aldehyden<br />
15.1.2. Ketonen<br />
15.1.3. Voorbeelden<br />
15.2. Fysische eigenschappen<br />
15.2.1. Smelt – en kookpunt<br />
15.2.2. Oplosbaarheid<br />
15.3. Chemische eigenschappen<br />
15.4. Toepassingen<br />
15.5. Test jezelf!<br />
16. Esters, aminen, amiden en ethers<br />
16.1. Esters<br />
7
16.1.1. Hoe bereid je ze?<br />
16.1.2. Voorkomen en toepassingen<br />
16.1.3. Hydrolyse van esters<br />
16.2. Aminen<br />
16.2.1. Hoe bereid je ze?<br />
16.2.2. Fysische eigenschappen<br />
16.2.3. Chemische eigenschappen<br />
16.3. Amiden<br />
16.3.1. Nomenclatuur<br />
16.4. Ethers<br />
16.4.1. Hoe bereid je ze?<br />
16.4.2. Toepassingen<br />
16.5. Test jezelf!<br />
17. Welke organische verbindingen zijn er?<br />
18. Tijd om te herhalen!<br />
19. Sachariden<br />
19.1. Monosachariden<br />
19.1.1. Structuur van glucose<br />
19.1.2. Structuur van fructose<br />
19.1.3. Structuur van ribose<br />
19.2. Disachariden<br />
19.2.1. Structuur van maltose<br />
19.2.2. Structuur van sacharose<br />
19.2.3. Structuur van lactose<br />
19.3. Polysachariden<br />
19.3.1. Structuur van zetmeel<br />
19.3.2. Structuur van glycogeen<br />
19.3.3. Structuur van cellulose<br />
19.4. Test jezelf!<br />
20. Aminozuren, eiwitten en enzymen<br />
20.1. Aminozuren<br />
20.1.1. Hoe zijn ze gestructureerd?<br />
20.1.2. Welke soorten zijn er?<br />
20.1.3. Welke eigenschappen hebben aminozuren?<br />
20.1.4. Voorbeelden<br />
8
20.2. Eiwitten<br />
20.2.1. Hoe zijn eiwitten gestructureerd?<br />
20.2.1.1. Peptidebinding<br />
20.2.1.2. Primaire structuur<br />
20.2.1.3. Secundaire structuur<br />
20.2.1.4. Tertiaire structuur<br />
20.2.1.5. Quaternaire structuur<br />
20.2.2. Wat is de functie van eiwitten?<br />
20.2.3. Hoe voorkom je eiwitten?<br />
20.2.4. Welke verschillende eiwitten zijn er?<br />
20.3. Enzymen<br />
20.3.1. Definitie en werking<br />
20.3.2. Inhibitoren<br />
20.3.3. Algemene naamvorming<br />
20.3.4. Voorbeelden<br />
21. Lipiden<br />
21.1. Complexe of hydroliseerbare lipiden<br />
21.1.1. Triglyceriden : vetten en oliën<br />
21.1.2. Wassen<br />
21.1.3. Fosfolipiden<br />
21.2. Eenvoudige of niet-hydroliseerbare lipiden<br />
21.2.1. Terpenen<br />
21.2.2. Steroïden<br />
21.2.3. Prostaglandines<br />
21.3. Verzadigde en onverzadigde lipiden<br />
21.4. Wat is het chemisch verschil tussen boter en margarine?<br />
22. Nucleïnezuren<br />
22.1. Hoe zijn nucleïnezuren gestructureerd?<br />
22.1.1. Basen<br />
22.1.1.1. Pyrimidine-basen<br />
22.1.1.2. Purine-basen<br />
22.2. Hoe is DNA gestructureerd?<br />
22.2.1. Nucleosiden<br />
22.2.2. Nucleotiden<br />
22.2.3. Secundaire structuur<br />
9
22.3. Replicatie, transcriptie en translatie<br />
22.3.1. DNA-replicatie<br />
22.3.2. DNA-translatie<br />
22.4. Genetische modificatie<br />
23. Kunststoffen<br />
23.1. Wat?<br />
23.1.1. Polymeer<br />
23.1.2. Monomeer en polymerisatiegraad<br />
23.1.3. Dimeren, trimeren en oligomeren<br />
23.1.4. Polymeren, kunststoffen en plastics<br />
23.2. Hoe zijn kunststoffen ingedeeld?<br />
23.3. Polymerisatiereacties<br />
23.4. Voorbeelden van polymeren<br />
23.4.1. Polyethyleen of Polyetheen (PE)<br />
23.4.2. PolyVinylChloride (PVC)<br />
23.4.3. Polypropyleen (PP)<br />
24. Biochemische processen<br />
24.1. Metabolisme<br />
24.2. Energierijke verbindingen<br />
24.2.1. Adenosinetrifosfaat<br />
24.3. Biokatalysatoren<br />
24.3.1. Enzymen als biokatalysatoren<br />
24.4. Aërobe en anaërobe ademhaling<br />
24.4.1. Aërobe ademhaling<br />
24.4.2. Glycolyse bij aërobe ademhaling<br />
24.4.3. Anaërobe ademhaling<br />
24.4.4. Melkzuurgisting<br />
24.4.5. Alcoholische gisting<br />
25. Tijd om te herhalen!<br />
26. Bijlage A: Periodiek Systeem der Elementen<br />
10
TOEGEPASTE FYSICA<br />
1. Algemene inleiding<br />
1.1. Materie en stoffen<br />
1.2. Massa, volume en dichtheid<br />
1.3. Ondoordringbaarheid van stoffen<br />
1.4. Oplosbaarheid van stoffen<br />
1.5. Intermoleculaire aantrekkingskrachten<br />
1.5.1. Vanderwaalskrachten<br />
1.5.2. Dipool – dipool interacties<br />
1.5.3. Waterstofbruggen<br />
1.5.4. Ion – dipool interacties<br />
1.6. SI – eenheden<br />
1.7. Test jezelf!<br />
2. Aggregatietoestanden en het deeltjesmodel<br />
2.1. De drie fasen van een stof<br />
2.2. Het deeltjesmodel<br />
2.3. Vaste stoffen, vloeistoffen en gassen<br />
2.4. Welke invloed heeft de temperatuur?<br />
2.5. Test jezelf!<br />
3. Gassen en gaswetten<br />
3.1. De druk van een gas<br />
3.2. Wet van Boyle<br />
3.3. Het absoluut nulpunt<br />
3.4. De wetten van Gay – Lussac<br />
3.5. De algemene gaswet<br />
3.6. Test jezelf!<br />
4. Smelten en stollen<br />
4.1. Verklaring aan de hand van het deeltjesmodel<br />
4.2. Smelt – en stolproces bij zuivere stoffen<br />
4.3. Smelttraject bij samengestelde stoffen<br />
4.4. Smeltpuntsverlaging<br />
4.4.1. Verklaring aan de hand van het deeltjesmodel<br />
4.4.2. Koudmakende mengsels<br />
4.5. Test jezelf!<br />
11
5. Verdampen en condenseren<br />
5.1. Verklaring aan de hand van het deeltjesmodel<br />
5.1.1. Verdampen<br />
5.1.2. Condenseren<br />
5.2. Kook– en condensatieproces bij zuivere stoffen<br />
5.3. Kooktraject bij samengestelde stoffen<br />
5.4. Verzadigde en onverzadigde dampen<br />
5.4.1. Wat?<br />
5.4.2. Verklaring aan de hand van het deeltjesmodel<br />
5.4.3. Verzadigingsdruk<br />
5.4.4. Afkoelen en samenpersen van gassen<br />
5.5. Koken van vloeistoffen<br />
5.5.1. Invloed van de druk op het kookpunt<br />
5.5.2. Kokende vloeistoffen<br />
5.6. Kritieke temperatuur van een stof<br />
5.6.1. Wat?<br />
5.6.2. Het kritieke punt<br />
5.7. Luchtvochtigheid<br />
5.7.1. Wat?<br />
5.7.2. Meten van luchtvochtigheid<br />
5.7.3. Vochtigheidsindicatoren<br />
5.8. Test jezelf!<br />
6. Oppervlaktespanning en capillariteit<br />
6.1. Cohesie en adhesie<br />
6.1.1. Cohesie<br />
6.1.2. Adhesie<br />
6.2. Oppervlaktespanning<br />
6.2.1. Grenslaag van een vloeistof<br />
6.2.2. Wat is oppervlaktespanning?<br />
6.2.3. Welke factoren hebben een invloed op de oppervlaktespanning?<br />
6.3. Capillariteit<br />
6.3.1. Definitie en voorbeelden<br />
6.3.2. Wet van Jurin<br />
6.4. Toepassingen van oppervlaktespanning en capillariteit<br />
6.4.1. Druk in een zeepbel<br />
12
6.4.2. Streven naar de bolvorm<br />
6.4.3. Bevochtigen van een oppervlak<br />
6.5. Test jezelf!<br />
7. Diffusie en osmose<br />
7.1. Diffusie<br />
7.1.1. Wat?<br />
7.1.2. Verklaring aan de hand van het deeltjesmodel<br />
7.1.3. Invloed van de concentratie<br />
7.1.4. Invloed van de temperatuur<br />
7.1.5. Invloed van de deeltjesgrootte<br />
7.1.6. Invloed van de aggregatietoestand<br />
7.2. Osmose<br />
7.2.1. Wat?<br />
7.2.2. Isotonische, hypotonische en hypertonische oplossingen<br />
7.2.3. Osmotische druk<br />
7.2.4. Vergelijking osmose en diffusie<br />
7.3. Diffusie en osmose in het menselijk lichaam<br />
7.3.1. Bloed<br />
7.3.2. Lichaamsvocht<br />
7.3.3. Nierdialyse<br />
7.4. Test jezelf!<br />
8. Viscositeit<br />
8.1. Het begrip viscositeit<br />
8.1.1. Wat?<br />
8.1.2. Eigenschappen en gedrag<br />
8.2. Het debiet van een vloeistof<br />
8.3. Laminaire stroming en het stroomprofiel<br />
8.4. Formule van Poiseuille<br />
8.5. Turbulente stroming<br />
8.6. Test jezelf!<br />
9. Elektrische lading<br />
9.1. Geleiders en isolatoren<br />
9.1.1. Inleiding en definities<br />
9.1.2. Verband met de atoomstructuur<br />
9.1.3. Het laden van voorwerpen<br />
13
9.2. Elektrische inductie<br />
9.2.1. Inductie bij een isolator<br />
9.2.2. Inductie bij een geleider<br />
9.3. Aarding<br />
9.4. Test jezelf!<br />
10. Basisbegrippen in verband met elektrische stroom<br />
10.1. Elektrische stroom<br />
10.1.1. Elektrische stroom en spanning<br />
10.1.2. Spanningsbron<br />
10.1.3. Conventionele stroomzin<br />
10.1.4. Weerstand<br />
10.2. Stroomsterkte<br />
10.3. Eenheid van lading<br />
10.4. Coulombkracht<br />
10.5. Test jezelf!<br />
11. Elektrische weerstand en de wet van Ohm<br />
11.1. Elektrische potentiaal<br />
11.1.1. Potentiële energie van een lading<br />
11.1.2. Definitie elektrische potentiaal<br />
11.2. Spanning<br />
11.2.1. Wat?<br />
11.2.2. Meten van spanning<br />
11.3. Stroom en stroomsterkte<br />
11.3.1. Wat?<br />
11.3.2. Hoe meet je stroom<br />
11.4. Elektrische stroomkringen<br />
11.5. De wet van Ohm<br />
11.5.1. Bespreking van de wet van Ohm<br />
11.5.2. Alternatieve definitie voor de weerstand<br />
11.5.3. Weerstand van de Ampèremeter en de voltmeter<br />
11.5.4. Toepassingen op de wet van Ohm<br />
11.5.5. Grafische voorstelling van de wet van Ohm<br />
11.6. Test jezelf!<br />
12. Schakelen van weerstanden<br />
12.1. Serieschakeling<br />
14
12.1.1. Stroom in een serieschakeling<br />
12.1.2. Spanning over een serieschakeling<br />
12.1.3. Vervangingsweerstand bij serieschakeling<br />
12.2. Parallelschakeling<br />
12.2.1. Stroom in een parallelschakeling<br />
12.2.2. Spanning in een parallelschakeling<br />
12.2.3. Vervangingsweerstand bij parallelschakeling<br />
12.3. Gemengde schakelingen<br />
12.3.1. Motiverend probleem<br />
12.3.2. Oplossingsstrategie<br />
12.4. De wetten van Kirchhoff<br />
12.4.1. De eerste wet of de stroomwet<br />
12.4.2. De tweede wet van Kirchhoff of de spanningswet<br />
12.5. Test jezelf!<br />
13. De wet van Pouillet<br />
13.1. Factoren die de weerstand van een geleider bepalen<br />
13.1.1. De lengte van de geleider<br />
13.1.2. De doorsnede van de geleider<br />
13.1.3. Het materiaal waaruit de geleider is samengesteld<br />
13.2. De wet van Pouillet<br />
13.3. Test jezelf!<br />
14. Energie en vermogen van de elektrische stroom<br />
14.1. Het Joule – effect<br />
14.2. Elektrische energie en vermogen<br />
14.2.1. Elektrische energie E<br />
14.2.2. Elektrisch vermogen P<br />
14.2.3. De kWh als eenheid van elektrische energie<br />
14.2.4. De elektriciteitsmeter<br />
14.3. Test jezelf!<br />
15. Gevaren en veiligheidsaspecten<br />
15.1. Gevaren voor het menselijk lichaam<br />
15.1.1. Intensiteit van de stroomsterkte<br />
15.1.2. Tijdsduur van de stroomdoorgang<br />
15.1.3. De weg die de stroom volgt in het lichaam<br />
15.1.4. Frequentie van de stroom<br />
15
15.2. Gevaren voor de omgeving<br />
15.2.1. Brand ten gevolge van slechte contacten<br />
15.2.2. Brand ten gevolge van overbelasting<br />
15.2.3. Wanneer wordt de toegestane stroomsterkte overschreden?<br />
15.2.4. Brand ten gevolge van een kortsluiting<br />
15.2.5. Gevaar voor explosies<br />
15.3. Voorbeeld van een eenvoudige huisinstallatie<br />
15.3.1. Smeltveiligheid of zekering<br />
15.3.2. Automatische smeltveiligheden<br />
15.4. Aarding<br />
15.4.1. Algemeen<br />
15.4.2. Aardingslus<br />
15.5. Differentieelschakelaar<br />
15.5.1. Algemeen<br />
15.5.2. Werking<br />
15.6. Test jezelf!<br />
16. Wisselstroom en wisselspanning<br />
16.1. Soorten elektrische stroom<br />
16.1.1. Gelijkstroom (DC)<br />
16.1.2. Wisselstroom (AC)<br />
16.2. Sinusvormige wisselspanning of stroom<br />
16.2.1. Periode<br />
16.2.2. Frequentie<br />
16.2.3. Amplitude<br />
16.2.4. Momentele waarden<br />
16.2.5. Effectieve waarden<br />
16.3. De transformator<br />
16.3.1. Hoe is een transformator opgebouwd?<br />
16.3.2. De primaire en de secundaire spanning<br />
16.3.3. De primaire en de secundaire stroomsterkte<br />
16.4. Wat zijn de voor - en nadelen van wisselstroom?<br />
16.4.1. Voordelen<br />
16.4.2. Nadelen<br />
16.5. Test jezelf!<br />
16
17. Herhalingsvragen elektriciteit<br />
18. Trillingen<br />
18.1. Definitie van een trilling<br />
18.2. Amplitude A<br />
18.3. Trillingstijd of periode T<br />
18.4. Frequentie f<br />
18.5. De pulsatie ω<br />
18.6. Harmonische trillingen<br />
18.7. Voorbeelden van harmonische trillingen<br />
18.7.1. Massa aan een veer<br />
18.7.2. De slinger<br />
18.7.3. De stemvork<br />
18.8. Test jezelf!<br />
19. Ontstaan van golven<br />
19.1. Het golfverschijnsel<br />
19.1.1. Transversale en longitudinale golven<br />
19.2. Golfsnelheid en golflengte<br />
19.2.1. Golfsnelheid<br />
19.2.2. Golflengte<br />
19.2.3. Verband tussen voortplantingssnelheid, frequentie en golflengte<br />
19.3. Test jezelf?<br />
20. Toepassingen van golven<br />
20.1. Geluid<br />
20.1.1. Wat is geluid?<br />
20.1.2. Hoe plant geluid zich voort?<br />
20.1.3. Luidspreker en microfoon<br />
20.1.4. Welke soorten geluid zijn er?<br />
20.2. Kenmerken van een toon<br />
20.2.1. Toonhoogte en frequentie<br />
20.2.2. Toonsterkte<br />
20.2.3. Toonklank of timbre<br />
20.2.4. Geluidsniveau<br />
20.3. Elektromagnetische golven<br />
20.3.1. Wat zijn elektromagnetische golven?<br />
20.3.2. Het elektromagnetisch spectrum<br />
17
TOEGEPASTE BIOLOGIE<br />
1. Het kleinste deeltje mens: de cel<br />
1.1. De cel tot 1500 keer vergroot<br />
1.2. De cel onder een superloep<br />
1.2.1. Het buitenste laagje van de cel<br />
1.2.2. Een cel van een meercellig organisme eens dieper bekeken<br />
2. De erfelijke informatie in de cel<br />
2.1. Wat zijn DNA en RNA precies?<br />
2.1.1. Hoe zijn ze opgebouwd?<br />
2.2. DNA spreekt een codetaal<br />
2.3. Ze vermenigvuldigen zich<br />
2.3.1. De genetische informatie wordt overgeschreven<br />
2.3.2. De erfelijke informatie en zijn weg uit de celkern<br />
2.4. Eiwitsynthese<br />
3. Bevruchting en geboorte bij de mens<br />
3.1. De noodzakelijke basis: het delen van de cel<br />
3.1.1. Celdeling: delen van een cel in twee identieke dochters<br />
3.1.2. De geslachtelijke voortplanting<br />
3.2. De bouw en de werking van de voortplantingsorganen<br />
3.2.1. Wat is het basisverschil tussen man en vrouw?<br />
3.2.2. Geslachtskenmerken die komen bij de puberteit<br />
3.2.3. We gedragen ons naar ons geslacht<br />
3.3. Het ontstaan en werking van onze geslachtscellen<br />
3.3.1. Hoe ontstaan spermacellen?<br />
3.3.2. De vorming van vrouwelijke geslachtscellen<br />
3.4. Geen zwangerschap zonder seks?<br />
3.4.1. Geslachtsgemeenschap<br />
3.4.2. Zwangerschap hoeft niet altijd<br />
3.5. De ontwikkeling van het kindje en zijn geboorte<br />
3.5.1. De bevruchting van de eicel<br />
3.5.2. De ontwikkeling van een eicel tot het begin van een mens<br />
3.5.3. Hoe een hoopje cellen een echt mensje wordt…<br />
3.5.4. De geboorte<br />
3.5.5. Wat gebeurt er in de eerste levensweken?<br />
18
4. Een diepere kijk op alles wat we geërfd hebben<br />
4.1. Enkele basisbegrippen<br />
4.1.1. Genen en allelen<br />
4.1.2. Fenotype en genotype<br />
4.1.3. Homozygoot en heterozygoot genotype<br />
4.1.4. Dominante en recessieve allelen<br />
4.1.5. Penetrantie<br />
4.1.6. Expressiviteit<br />
4.1.7. Letale allelen<br />
4.1.8. Karyogram<br />
4.2. De centrale figuur: Mendel<br />
4.2.1. Waarmee het begon: het kruisen van erwtenplanten<br />
4.2.2. Een kijk op één overgeërfd aspect per organisme<br />
4.2.3. Een kijk op twee overgeërfde kenmerken<br />
4.3. De bevindingen van T. Morgan.<br />
4.3.1. Gekoppelde genen<br />
4.3.2. Terugkruisen<br />
4.3.3. Overkruising en onmogelijke combinaties<br />
4.3.4. De genen in kaart gebracht<br />
4.4. Een kijk op de erfelijkheid van de mens<br />
4.4.1. Onze bloedgroep hebben we gekregen<br />
4.4.2. Geslachtsgebonden overerving<br />
4.4.3. Wat kan er allemaal mis gaan?<br />
4.4.4. Genetische problemen die niet geslachtsgebonden zijn.<br />
4.4.5. Welke soorten mutaties zijn er?<br />
4.4.6. Een technologische ingreep op ons genetisch materiaal<br />
5. Even iets over de evolutie van het eerste leven tot nu<br />
5.1. Verschillende theorieën over de evolutie<br />
5.1.1. De theorie van Jean-Baptiste Lamarck<br />
5.1.2. De theorie van Charles Darwin<br />
5.1.3. Wat na Darwin?<br />
6. Zenuwstelsel en endocriene stelsel<br />
6.1. Hoe is het zenuwstelsel ingedeeld?<br />
6.2. Functionele bouw van het centraal zenuwstelsel<br />
6.3. Functionele bouw van zenuwweefsel<br />
19
6.4. Ontstaan en geleiding van een zenuwimpuls<br />
6.5. Coördinerende functie van het zenuwstelsel<br />
6.6. Ligging en functies van endocriene klieren<br />
6.7. Coördinerende functie van hormonen<br />
6.8. Ziektebeelden<br />
7. Transport<br />
7.1. Samenstelling van het bloed<br />
7.2. Het hart<br />
7.3. Bloedsomloop<br />
7.4. Bloeddruk<br />
7.5. Immuniteit<br />
8. Microbiologie en parasitologie<br />
8.1. Wat?<br />
8.2. Eigenschappen van levende organismen<br />
8.3. Hoe worden levende organismen ingedeeld?<br />
8.4. Hoe worden micro-organismen ingedeeld?<br />
8.5. De indeling volgens de vier rijken<br />
8.6. Deeltjesgrootte van de verschillende micro-organismen<br />
8.7. Mechanismen van micro-organismen<br />
8.8. Interactie micro-organismen en mens<br />
8.9. Naamgeving van micro-organismen<br />
9. Bacteriën<br />
9.1. Welk vorm heeft een bacterie?<br />
9.2. Eigenschappen van de bacteriën<br />
9.2.1. Het delingsproces<br />
9.2.2. Groeifasen<br />
9.2.2.1. Lagfase<br />
9.2.2.2. Logfase<br />
9.2.2.3. Stationaire fase<br />
9.2.2.4. De afstervingsfase<br />
9.2.2.5. De groeifasen op een vaste voedingsbodem<br />
10. Virussen<br />
10.1. Wat zijn de kenmerken van een virus?<br />
10.2. Hoe is een virus gebouwd?<br />
10.3. Hoe wordt een virus vermeerderd?<br />
20
10.3.1. Aanhechting<br />
10.3.2. Het binnendringen<br />
10.3.3. Biosynthese van de viruscomponenten<br />
10.3.4. Rijping (assemblage)<br />
10.3.5. Het vrijkomen van de virusdeeltjes<br />
10.4. Wat is de groeicurve van een bacteriofaag?<br />
10.5. Kweek en identificatie van virussen<br />
10.5.1. Bacteriofagen<br />
10.5.1.1. Kweek van bacteriofagen<br />
10.5.1.2. Hoe wordt de hoeveelheid bacteriofagen bepaald?<br />
10.5.2. Plantenvirussen<br />
10.5.2.1. Kweek van plantenvirussen<br />
10.5.2.2. Bepaling van plantenvirussen, kwantitatief en kwalitatief<br />
10.5.3. Dierpathogene virussen<br />
10.5.3.1. Kweek van dierpathogene virussen<br />
10.5.3.2. Identificatie en kwantitatieve bepaling van het aantal dierpathogene<br />
virussen<br />
10.6. Antivirale middelen<br />
11. Schimmels<br />
11.1. Hoe is een schimmel gebouwd?<br />
11.2. Groei en vermeerdering<br />
11.3. Welke soorten schimmels zijn er?<br />
11.3.1. Nuttige schimmels<br />
11.3.1.1. Penicilline en andere antibiotica<br />
11.3.1.2. Levensmidelen<br />
11.3.1.3. Natuur<br />
11.3.2. Schadelijke schimmels<br />
11.3.2.1. Afbraak, bederf<br />
11.3.2.2. Voedselvergiftiging<br />
11.3.2.3. Ziekten bij mens, dier en plant<br />
12. Prionen<br />
12.1. Eigenschappen van een prion<br />
12.2. Prionziekten<br />
12.3. Hypothese van de prioninfectie<br />
13. Protozoa<br />
21
14. Test jezelf!<br />
FARMACEUTISCHE TECHNOLOGIE<br />
Deel A : Algemene regels en voorbereiding<br />
1. Farmaceutische technologie<br />
2. Bereiden van geneesmiddelen in de apotheek<br />
2.1. Bereiden van toedieningsvormen in de apotheek<br />
2.2. Verplichte materialen en instrumenten<br />
2.3. Verplichte grondstoffen en hulpstoffen<br />
2.4. Samenvatting<br />
2.5. Test jezelf!<br />
3. Welke apparatuur gebruik je in de openbare apotheek?<br />
3.1. De voorbereiding bij een farmaceutische bereiding<br />
3.2. De weegschaal of balans<br />
3.2.1. Wat is het protocol van een weegprocedure?<br />
3.2.2. Specifieke stappen in de weegprocedure<br />
3.3. Test jezelf!<br />
3.3.1. Maatglaswerk (voor het bepalen van volumes)<br />
3.3.2. Meetprocedure<br />
3.4. Test jezelf!<br />
3.5. Deeltjesgrootte en fijnheidsgraad van de grondstof<br />
3.5.1. Deeltjesgrootte van de grondstoffen<br />
3.5.2. Aanpassen en verkleinen van de deeltjesgrootte<br />
3.5.3. Bereiden van het poedermengsel (het mengen)<br />
3.5.4. Verlies en verliespercentage als kwaliteitsparameter<br />
3.6. Samenvatting<br />
3.7. Test jezelf!<br />
4. Documenten, literatuur en registratie bij het farmaceutisch bereiden<br />
4.1. Het geneesmiddelenvoorschrift<br />
4.2. De voorraadbereiding<br />
4.3. Schriftelijke registratie van het bereidingsproces in de apotheek<br />
4.4. Test jezelf!<br />
4.5. De documenten<br />
4.5.1. Het kwaliteitshandboek<br />
22
4.5.2. Werkingsprocedures<br />
4.5.3. Protocollen en protocollering<br />
4.5.3.1. Officinale bereidingsvoorschriften en officinale bereidingsprotocol<br />
4.5.3.2. Een magistraal bereidingsvoorschrift en het magistraal<br />
bereidingsprotocol (weegfiche-magistrale bereiding)<br />
4.6. Samenvatting<br />
4.7. Test jezelf!<br />
5. Hoe werk je hygienisch en veilig in de apotheek?<br />
5.1. Hygiëne<br />
5.1.1. Persoonlijke hygiëne<br />
5.1.2. Bedrijfshygiëne<br />
5.2. Microbiologische kwaliteit<br />
5.2.1. Welke soorten micro-organismen zijn er?<br />
5.2.1.1. Bacteriën<br />
5.2.1.2. Virussen<br />
5.2.1.3. Schimmels<br />
5.2.1.4. Gisten<br />
5.2.2. Besmetting<br />
5.2.3. Welke voorzorgen kan je nemen tegen besmetting?<br />
5.3. Test jezelf!<br />
5.4. Veiligheid in de apotheek<br />
5.4.1. Verbetering van de gezondheid op het werk<br />
5.4.2. Veiligheid voor de werknemer<br />
5.4.3. Veiligheid in de werkruimten van de apotheek<br />
5.4.4. Veiligheid voor het milieu<br />
5.5. Samenvatting<br />
5.6. Test jezelf!<br />
6. Farmaceutisch rekenen<br />
6.1. Eenvoudige berekeningen en het metriek stelsel.<br />
6.1.1. De 4 hoofdbewerkingen<br />
6.1.2. Breuken<br />
6.1.3. Machten, kwadraten en wortels<br />
6.1.4. Procent (%) en promille (‰), verhoudingen en vergelijkingen<br />
6.1.5. Romeinse getallen<br />
6.1.6. Het metriek stelsel (gewicht en volume)<br />
23
6.1.7. Concentratie in oplossingen<br />
6.2. Posologie en posologie-aanpassingen<br />
6.3. Statistiek<br />
6.4. Samenvatting<br />
Test jezelf!<br />
Deel B : Het bereiden van de toedieningsvormen<br />
7. Tabletten<br />
7.1. Harde en zachte capsules<br />
7.2. Welke soorten tabletten zijn er?<br />
7.3. Hoe worden tabletten gefabriceerd?<br />
7.4. Test jezelf!<br />
8. De gelule als toedieningsvorm voor poedermengsels<br />
8.1. De gelulen<br />
8.2. De gelulier of het gelule vulapparaat<br />
8.3. Hoe bereid je een gelulepoedermengsel?<br />
8.4. Aparte gelule bereidingen<br />
8.4.1. Het enterisch omhullen van een gelule<br />
8.4.2. Het placebo<br />
8.5. De vulstoffen<br />
8.6. Opmaken van het bereidingsprotocol<br />
8.7. Samenvatting<br />
8.8. Test jezelf!<br />
Addendum : uitgebreide bespreking hulpstoffen<br />
9. Eigenschappen van een vloeistof<br />
9.1. Inleiding<br />
9.2. De aggregatietoestanden : vast, vloeibaar en gasvormig<br />
9.3. Hoe gedragen vloeistoffen zich?<br />
9.4. Oplosmiddelen<br />
9.4.1. Water<br />
9.4.2. Andere oplosmiddelen<br />
9.4.2.1. Alcohol<br />
9.4.2.2. Polyethyleenglycol, propyleenglycol en glycerol<br />
9.4.2.3. Vette oliën<br />
24
9.4.2.4. Paraffine<br />
9.4.2.5. Ether<br />
9.4.2.6. Suikersiropen<br />
9.5. Invloeden op de oplosbaarheid<br />
9.6. Concentratie<br />
9.7. Samenvatting<br />
9.8. Test jezelf!<br />
10. De bereiding van vloeibare niet steriele toedieningsvormen.<br />
10.1. Indeling van de niet steriele vloeibare toedieningsvormen<br />
10.2. Wat zijn de bestanddelen van een vloeibare toedieningsvorm?<br />
10.3. Hulpstoffen voor het bereiden van niet steriele vloeibare toedieningsvormen<br />
10.4. Hulpmiddelen voor het bereiden van niet steriele vloeibare toedieningsvormen<br />
10.5. Bereidingsprocessen van vloeibare toedieningsvormen<br />
10.5.1. Welke soorten zijn er?<br />
10.5.2. Oplossingen<br />
10.5.3. Extracten en tincturen<br />
10.5.4. Viskeuze oplossingen<br />
10.5.5. Suspensies<br />
10.5.6. Emulsies<br />
10.5.7. De solubilisatie<br />
10.6. Kwaliteitscontrole<br />
10.7. Dosering en gebruikswijze van een vloeibare toedieningsvorm<br />
10.8. Verpakking en etikettering<br />
10.9. Samenvatting<br />
10.10. Test jezelf!<br />
11. Industriële bereidingsvormen<br />
11.1. Aërosolen<br />
11.1.1. Gebruik<br />
11.2. Transdermale systemen<br />
11.2.1. Gebruik<br />
11.3. Diabetesmateriaal<br />
11.3.1. Gebruik<br />
12. De vloeibare preparaten voor huid en slijmvliezen<br />
12.1. Algemene indeling van de vloeibare dermatica<br />
12.2. Algemene kenmerken van vloeibare preparaten<br />
25
12.3. Oplossingen (lotions)<br />
12.3.1. Therapeutische toepassing en werking van waterige oplossingen<br />
12.3.2. Therapeutische toepassing en werking van alcoholische of hydroalcoholische<br />
oplossingen<br />
12.4. Suspensies (schudsels of schudmixturen)<br />
12.4.1. Algemene bereidingsregels bij een suspensie<br />
12.4.2. Kwaliteitseisen bij een suspensie<br />
12.4.3. Verpakking en etikettering<br />
12.4.4. Calaminelotion F.N.V<br />
12.5. Emulsies of smeersels (melk)<br />
12.5.1. Kwaliteitseisen bij een emulsie<br />
12.5.2. Verpakking en etikettering<br />
12.6. Samenvatting<br />
12.7. Test jezelf!<br />
13. Halfvaste preparaten voor huid en slijmvliezen<br />
13.1. Algemene indeling van de halfvaste dermatica<br />
13.2. Algemene regels bij de bereiding van halfvaste dermatica<br />
13.3. De basisvehicula voor de halfvaste preparaten in het Therapeutisch<br />
Magistraal Formularium (TMF)<br />
13.3.1. De zalfbasissen<br />
13.3.1.1. De hydrofobe zalven<br />
13.3.1.2. De waterabsorberende zalven<br />
13.3.1.3. De hydrofiele zalven<br />
13.3.2. De crèmes<br />
13.3.2.1. Lipofiele crèmes<br />
13.3.2.2. Hydrofiele crèmes<br />
13.3.3. Gels<br />
13.3.3.1. Oleogels of hydrofobe gels<br />
13.3.3.2. Hydrogels of hydrofiele gels<br />
13.3.4. Pasta’s<br />
13.3.4.1. Lipofiele pasta’s<br />
13.3.4.2. Hydrofiele pasta<br />
13.4. Zalfmolen<br />
13.5. Kwaliteitscontrole<br />
13.6. Verpakking en etikettering<br />
26
13.7. Addendum<br />
13.7.1. Shampoo<br />
13.7.2. Poeders<br />
13.8. Samenvatting<br />
13.9. Test jezelf!<br />
14. Rectale en vaginale toedieningsvormen<br />
14.1. De rectale toedieningsvorm<br />
14.1.1. Zetpillen<br />
14.1.1.1. De zetpilmassa als excipiens<br />
14.1.1.2. De hulpstoffen en het materiaal om de zetpilbereiding uit te voeren<br />
14.1.1.3. De bereiding van suppo’s met vetoplosbare massa<br />
14.1.1.4. Verpakking, etikettering en houdbaarheid<br />
14.1.2. Klysma<br />
14.1.2.1. Hoe pas je een klysma toe?<br />
14.1.2.2. Welk materiaal heb je ervoor nodig?<br />
14.1.2.3. De klysma vormen<br />
14.1.2.4. Hoe bereid je een klysma?<br />
14.1.2.5. Eindcontrole en kwaliteit<br />
14.1.2.6. Verpakking en etikettering<br />
14.1.2.7. Praktisch toedienen van een klysma<br />
14.2. Vaginale toedieningsvormen<br />
14.3. Samenvatting<br />
14.4. Test jezelf!<br />
27
TARIFICATIE EN WETGEVING<br />
1. Organisatie<br />
1.1. De apotheek<br />
1.1.1. Welke soorten apotheken zijn er?<br />
1.1.1.1. Intramurale farmaceutische zorg<br />
1.1.1.2. Extramurale farmaceutische zorg<br />
1.2. Het personeel in de apotheek : het apotheekteam<br />
1.2.1. De apotheker<br />
1.2.1.1. Apotheker-titularis<br />
1.2.1.2. Adjunct-apotheker<br />
1.2.1.3. Apotheker-vervanger<br />
1.2.2. De farmaceutisch-technisch assistent : de apotheekassistent<br />
1.3. Hoe is een openbare bibliotheek ingedeeld?<br />
1.4. Apotheekassortiment<br />
1.4.1. De farmaceutische specialiteiten<br />
1.4.1.1. Parallelimport<br />
1.4.1.2. Generische geneesmiddelen<br />
1.4.2. Parafarmaceutische producten<br />
1.4.3. Magistrale bereidingen<br />
1.4.4. Officinale bereidingen<br />
2. Juridische begrippen<br />
2.1. Algemene juridische begrippen<br />
2.1.1. Wet<br />
2.1.2. KB<br />
2.1.3. MB<br />
2.2. Juridische definitie van “geneesmiddel”<br />
2.2.1. Wettelijke bepalingen<br />
3. Hoe schrijf je geneesmiddelen voor?<br />
3.1. De voorschrijver<br />
3.2. Welke soorten voorschriften zijn er?<br />
3.2.1. Het standaard geneesmiddelenvoorschrift<br />
3.2.2. Tekst van het voorschrift voor een specialiteit<br />
3.2.3. Uit welke onderdelen bestaat een voorschrift?<br />
3.2.4. Geneesmiddelenvoorschrift “uitgestelde aflevering”<br />
28
3.2.5. Geneesmiddelenvoorschrift voor “verdovende middelen en gelijkgestelden”<br />
3.2.6. Het veterinaire voorschrift voor voedselproducerende dieren<br />
3.2.7. Het veterinaire voorschrift voor NIET-voedselproducerende dieren<br />
4. Patiëntenadministratie<br />
4.1. Hoe identificeer je de patiënt?<br />
4.1.1. Welke gegevens kan je aflezen van de SIS-kaart?<br />
4.1.2. Hoe gebruik je de SIS-kaart in de apotheek?<br />
4.1.3. Wat met patiënten die hun SIS-kaart verloren hebben?<br />
4.1.4. Wat met patiënten die niet beschikken over een SIS-kaart?<br />
4.2. Wie heeft recht op een tegemoetkoming?<br />
5. Administratieve taken en documenten bij aflevering<br />
5.1. De computer en de apotheekadministratie<br />
5.2. Administratieve documenten bij aflevering<br />
5.2.1. Het document van contante betaling<br />
5.2.2. BVAC-attest<br />
5.2.3. Attesten voor geneesmiddelen uit hoofdstuk IV<br />
5.2.4. De verdovingsbon en het verdovingsregister<br />
5.2.5. Het verdovingsmiddelenregister<br />
5.2.6. Het register voor diergeneeskundige producten<br />
5.2.7. De fiches voor vrac producten en het grondstoffenregister<br />
5.2.8. Boekje voor terugzending van niet-conforme geneesmiddelen (DGO)<br />
6. De magistrale en officinale bereiding<br />
6.1. Voorbereidende handelingen<br />
6.2. De bereiding<br />
6.3. Verpakking en ettiketering<br />
6.4. Hoe wordt het eindproduct gecontroleerd?<br />
6.5. Welke tekst staat op het voorschrift?<br />
6.5.1. Speciale aspecten bij het opstellen van het magistraal voorschrift<br />
7. De voorraad en de administratie rond het voorraadbeheer<br />
7.1. De groothandel<br />
7.2. De fabrikant<br />
7.3. De invoerder van geneesmiddelen<br />
7.4. De inkoop<br />
7.4.1. Het bestellen en op peil houden van de voorraad<br />
7.5. Ontvangen van artikelen<br />
29
7.6. Retourzendingen<br />
7.7. Bestellen en ontvangen van geneesmiddelen die onder de verdovende middelen<br />
vallen<br />
7.8. Hoe zet je artikelen weg?<br />
7.9. Vervaldatum<br />
7.10. Inventarisatie<br />
8. Administratie rond tarificatie<br />
9. Vervallen geneesmiddelen<br />
9.1. Niet-gebruikte of vervallen geneesmiddelen van patiënten<br />
9.2. Vervallen geneesmiddelen uit de apotheekstock<br />
9.3. Vernietiging van vervallen medicijnen<br />
10. Kwaliteitsbeleid<br />
10.1. Documenten<br />
10.1.1. Documenten aangaande het apotheekteam<br />
10.1.2. Documenten aangaande de lokalen<br />
10.1.3. Documenten aangaande de uitrusting<br />
10.1.4. Documenten aangaande de ontvangst, opslag en bewaring<br />
10.1.5. Documenten aangaande magistrale en officinale bereidingen<br />
10.1.6. Documenten aangaande de behandeling van vervallen, niet-gebruikte of<br />
defecte producten<br />
10.1.7. Documenten aangaande de behandeling van klachten<br />
10.1.8. Documenten aangaande de basis farmaceutische zorg<br />
10.1.9. Documenten aangaande de voortgezette farmaceutische zorg<br />
10.1.10. Documenten aangaande de zelfevaluatie<br />
10.2. Klachten<br />
10.2.1. Wat is de oorzaak van de klachten?<br />
10.2.2. Documentering van klachten, controles, correctieve maatregelen en<br />
intrekkingen<br />
11. Beroepsverenigingen<br />
11.1. FAGG (Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en<br />
Gezondheidsproducten)<br />
11.2. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu<br />
11.3. Orde der apothekers<br />
11.4. Navormingsinstituten<br />
12. Test jezelf!<br />
30
PARAFARMACIE<br />
1. Parafarmacie<br />
1.1. Cosmetologie<br />
1.1.1. Begrip en doel cosmetica<br />
1.1.2. Wettelijk kader i.v.m. ingrediënten en etikettering<br />
1.1.3. Wat is het onderscheid tussen dermatologie en cosmetologie?<br />
1.2. Bouw en functies van de huid<br />
1.2.1. Anatomie van de huid<br />
1.2.2. Waarvoor dient de huid?<br />
1.2.3. Huidveroudering<br />
1.2.4. Acné<br />
1.2.5. Huidkanker<br />
1.3. Huidtypes en verzorging<br />
1.3.1. Normale huidtype<br />
1.3.2. Droge huid<br />
1.3.3. Vette huid<br />
1.3.4. Gemengde huid<br />
1.3.5. Gevoelige huid<br />
1.4. Werkzame bestanddelen en cosmetische vormen<br />
1.4.1. Fruitzuren<br />
1.4.2. Liposomen<br />
1.4.3. Gezichtsverzorging<br />
1.4.4. Gezichtsmake-up<br />
1.4.5. Oogmake-up<br />
1.4.6. Lippenstift en lippenbalsem<br />
1.4.7. Nagelverzorging<br />
1.4.8. Aftershave<br />
1.4.9. Haarverzorging<br />
1.4.10. Deodorants en anti-transpireermiddelen<br />
1.4.11. Bad- en doucheproducten<br />
1.4.12. Hand -en bodylotions<br />
1.4.13. Zeep<br />
1.4.14. Conserveermiddelen<br />
1.4.15. Antioxidanten<br />
31
1.5. Zonnecosmetica<br />
1.5.1. Bruinen door de zon<br />
1.5.2. Bruinen zonder zon<br />
1.5.3. Aftersunproducten<br />
1.6. Babyverzorgingsproducten<br />
1.6.1. Producten voor het reinigen en beschermen<br />
1.6.2. Luierdermatitis<br />
1.6.3. Melkkorsten<br />
1.7. Producten voor mond- en tandverzorging<br />
1.7.1. Opbouw van de tanden<br />
1.7.2. Tandplak en tandsteen<br />
1.7.3. Cariës<br />
1.7.4. Tandvleesontsteking of gingivitis<br />
1.7.5. Mondverzorging<br />
1.8. Ongewenste effecten van cosmetica<br />
1.8.1. Irritatie<br />
1.8.2. Irritatiedermatitis<br />
1.8.3. Contactallergie<br />
1.8.4. Fototoxische reactie<br />
2. Voedingsleer<br />
2.1. Eiwitten of proteïnen<br />
2.2. Vetten of lipiden<br />
2.3. Koolhydraten of sachariden<br />
2.3.1. Begripsomschrijving<br />
2.3.2. Indeling en soorten<br />
2.4. Water<br />
2.5. Mineralen<br />
2.5.1. Calcium<br />
2.5.2. Fosfor<br />
2.5.3. Magnesium<br />
2.5.4. Natrium<br />
2.5.5. Kalium<br />
2.5.6. Ijzer<br />
2.5.7. Jood of jodium<br />
2.5.8. Fluor<br />
32
2.5.9. Zink<br />
2.5.10. Seleen of selenium<br />
2.6. Vitamines<br />
2.6.1. Vetoplosbare vitamines<br />
2.6.2. Wateroplosbare vitamines<br />
2.7. Een evenwichtige voeding<br />
2.7.1. Wat zijn de kenmerken van een optimale voeding?<br />
2.8. Een gezond eetpatroon<br />
2.9. Aandoeningen en voedingsmiddelen<br />
2.9.1. Lactose-intolerantie<br />
2.9.2. Diabetes<br />
2.9.3. Glutenallergie<br />
2.10. Vezels<br />
2.11. Voedingsadditieven<br />
3. Test jezelf!<br />
33
FYTOLOGIE<br />
1. Wat zijn planten?<br />
1.1. Definitie<br />
1.2. Eigenschappen van zaadplanten<br />
1.2.1. De wortel<br />
1.2.2. De stengel<br />
1.2.3. Het blad<br />
1.2.4. De bloem<br />
1.2.5. De vrucht<br />
2. Plantenfamilies<br />
2.1. Lipbloemenfamilie<br />
2.2. Composietenfamilie of Asteraceae<br />
2.3. Nachtschadefamilie of Solanacea<br />
2.4. Vlinderbloemfamilie of Fabaceae<br />
2.5. Wolfsklauwfamilie of Lycopodiaceae<br />
3. Gebruik van planten als grondstof voor geneesmiddelen<br />
3.1. Verschillende extracten<br />
3.1.1. Extractietechnieken<br />
3.2. Bereidingen uit vers en gedroogd plantenmateriaal<br />
4. Inhoudsstoffen<br />
4.1. Flavonoïden<br />
4.1.1. Chemische en farmacologische eigenschappen<br />
4.1.2. Plantaardige oorsprong<br />
4.2. Bitterstoffen<br />
4.3. Slijmstoffen of slijmen<br />
4.4. Tanninen<br />
4.5. Etherische oliën<br />
4.6. Glycosiden<br />
4.7. Alkaloïden<br />
5. Fytotherapie<br />
5.1. Wat?<br />
5.2. Sint-Janskruid<br />
5.3. Panax Ginseng<br />
5.4. Valeriaan<br />
34
5.5. Ginko biloba<br />
5.6. Hop<br />
5.7. Vingerhoedskruid<br />
5.8. Papaver<br />
5.9. Gember<br />
5.10. Passiebloem<br />
6. Fungi als producent van geneesmiddelen<br />
7. Homeopathie en fytotherapie<br />
7.1. Hoe gebruik je homeopathie?<br />
7.2. Homeopathie<br />
7.2.1. Bereiding<br />
7.2.2. Klassieke homeopathie<br />
7.2.3. Klinische homeopathie<br />
7.2.4. Complex homeopathie<br />
7.2.5. Homeopathische middelen<br />
7.2.6. Registratie van homeopathische middelen<br />
7.2.7. Kritische kijk op homeopathie<br />
7.3. Alternatieve geneeswijzen<br />
7.3.1. Wat?<br />
7.3.2. Voorbeelden van alternatieve geneeswijzen<br />
7.3.3. Wetgeving alternatieve therapeuten<br />
8. Test jezelf!<br />
35
FARMACOLOGIE EN KWALITEITSZORG<br />
1. Farmacologie<br />
1.1. Wat?<br />
1.2. Farmacokinetiek<br />
1.3. Betekenis van bloed- of plasmaspiegels<br />
2. Resorptie van geneesmiddelen<br />
2.1. Resorptie<br />
2.2. Het belang van de toedieningsvorm bij resorptie<br />
2.3. Plaats en snelheid van de resorptie<br />
2.4. Resorptie en biologische beschikbaarheid<br />
3. Distributie over het lichaam<br />
3.1. Het verdelingsvolume<br />
3.2. De homogene verdeling<br />
3.3. De niet-homogene verdeling<br />
3.4. Distributie in specifieke compartimenten<br />
3.4.1. De bloed-hersenbarrière<br />
3.4.2. De placentabarrière<br />
3.4.3. Uitscheiding van het geneesmiddel in de moedermelk<br />
4. Biotransformatie van geneesmiddelen<br />
4.1. Ontstaan van metabolieten door biotransformatie<br />
4.2. ‘First pass’-effect<br />
4.3. Bio-activering<br />
4.4. Leverinsufficiëntie<br />
5. Excretie van geneesmiddelen<br />
5.1. Excretie via de nieren<br />
5.2. Nierinsufficiëntie<br />
5.3. Excretie via de gal<br />
6. Eliminatie van een geneesmiddel<br />
6.1. Plasmahalfwaardetijd<br />
6.2. T-max<br />
7. Therapeutische breedte en dosering<br />
7.1. Wat betekent therapeutische breedte?<br />
7.2. Enkelvoudige dosering : begin van de werking<br />
7.3. Hoogte van de dosering en duur van de werking bij enkelvoudige dosering<br />
36
7.4. Doseringsfrequentie bij meervoudige dosering<br />
7.5. Overdosering<br />
8. Specifieke begrippen uit de farmacologie<br />
8.1. Wat zijn bijwerkingen?<br />
8.2. Interacties<br />
8.3. Contra-indicaties<br />
8.4. Geneesmiddelen bij zwangerschap en borstvoeding<br />
8.5. Geneesmiddelen aanpassing naargelang de leeftijd<br />
8.6. Therapietrouw (patient compliance)<br />
9. Test jezelf!<br />
37
TOXICOLOGIE<br />
1. Wat?<br />
1.1. Toxicologie<br />
1.2. Het toxicon<br />
1.3. De dosis<br />
1.4. Het toxicologisch dossier<br />
1.5. Normstelling voor toxische stoffen<br />
1.6. NEL en ADI<br />
2. De etikettering van gevaarlijke chemicaliën<br />
2.1. Indeling van de gevaarlijke stoffen volgens de gezondheidsrisico’s<br />
2.2. Welke informatie staat er verder op het etiket?<br />
3. Transport van gevaarlijke stoffen<br />
4. De gebieden van de toxicologie<br />
4.1. Indeling gebaseerd op het klinische verloop<br />
4.2. Indeling gebaseerd op het type schadelijke stof<br />
4.2.1. Toxicologie van geneesmiddelen en hun combinaties<br />
4.2.2. Toxicologie van voedingsmiddelen<br />
4.2.3. Milieutoxicologie<br />
4.2.4. Arbeidstoxicologie<br />
4.2.5. Gerechtelijke toxicologie<br />
4.2.6. Genetische en reproductietoxicologie<br />
4.2.7. Stralingstoxicologie<br />
5. Welke factoren beïnvloeden de toxiciteit?<br />
5.1. Factoren die eigen zijn aan de molecule<br />
5.1.1. De fysische eigenschappen van de molecule<br />
5.1.2. De zuiverheidsgraad<br />
5.1.3. De associatie met andere stoffen<br />
5.2. Factoren te wijten aan het organisme<br />
6. Inwerking van het gif op het menselijk lichaam<br />
6.1. De expositiefase of het contact<br />
6.2. De kinetische fase<br />
6.2.1. De resorptie van de toxische stof<br />
6.2.2. Hoe is de verdeling in het organisme?<br />
6.2.3. De metabolisatie van giften<br />
38
6.2.4. De excretie of uitscheiding van het gif<br />
6.3. De toxische inwerking of dynamische fase<br />
6.3.1. Inwerking van een toxicon op het zenuwstelsel<br />
6.3.2. Inwerking van een toxicon op de longen<br />
6.3.3. Inwerking van een toxicon op lever en nieren<br />
6.3.4. Inwerking op de huid<br />
6.3.5. Inwerking op het maagdarmkanaal<br />
6.3.6. Inwerking op hart en bloedvaten<br />
6.3.7. Beïnvloeding van het zuurstoftransport in de bloedbaan<br />
6.3.8. Invloed op het beenmerg<br />
6.3.9. Invloed op het endocrien stelsel<br />
6.3.10. Invloed op skelet en tanden<br />
6.3.11. Inwerking op de enzymenfuncties van cellen<br />
6.3.12. Inwerking ter hoogte van DNA, RNA en de eiwitsynthese<br />
6.3.13. Hoe ontstaan overgevoeligheden?<br />
6.3.14. Teratogene werkingen<br />
7. Interacties tussen stoffen in de toxicologie<br />
7.1. Interacties tussen stoffen in de expositiefase<br />
7.2. Interacties tussen stoffen in de farmaco-kinetische fase<br />
7.3. Interacties tussen stoffen in de farmacodynamische fase<br />
8. Interacties van geneesmiddelen met de voeding<br />
8.1. Interacties op farmaco-kinetisch gebied<br />
8.1.1. Interacties bij de resorptie<br />
8.1.2. Interacties in de verdelingsfase<br />
8.1.3. Interacties in de metabolisatiefase<br />
8.2. Interacties op farmacodynamisch gebied<br />
8.2.1. Beïnvloeding van de bloedstolling<br />
8.2.2. Verstoring van het glucidegehalte of suikergehalte<br />
8.2.3. Verstoring van het elektrolytenevenwicht<br />
9. Bespreking van een aantal toxicologische bestanddelen<br />
9.1. Toxische metalen en verbindingen<br />
9.2. Anorganische verbindingen<br />
9.3. Organische verbindingen<br />
9.4. Toxines van microbiele oorsprong<br />
9.5. Giftige planten en paddenstoelen<br />
39
9.6. Radioactiviteit<br />
9.7. Geneesmiddelen<br />
9.8. Algemene behandeling bij intoxicaties<br />
9.8.1. De behandeling van een acute vergiftiging<br />
10. Specifieke intoxicaties<br />
10.1. Ethanol<br />
10.1.1. Eigenschappen<br />
10.1.2. Symptomatologie<br />
10.1.3. Alcoholisme<br />
10.2. Methanol<br />
10.2.1. Eigenschappen<br />
10.2.2. Symptomatologie<br />
10.3. Narcotische analgetica<br />
10.3.1. Indeling<br />
10.3.2. Verslaving<br />
10.3.3. Symptomatologie<br />
10.3.4. Hoe behandel je opiaatafhankelijkheid?<br />
11. Gassen en vluchtige gifstoffen<br />
11.1. Koolstofmonoxide<br />
11.1.1. Algemene eigenschappen<br />
11.1.2. Bronnen<br />
11.1.3. Inwerking op het menselijk lichaam<br />
11.1.4. Symptomen<br />
11.1.5. Behandeling en preventie<br />
11.2. Fluor en fluoride<br />
11.2.1. Algemene eigenschappen<br />
11.2.2. Fluorose<br />
11.2.2.1. Wat zijn de symptomen?<br />
11.2.2.2. Hoe verloopt de behandeling?<br />
11.2.3. F-intoxicatie<br />
11.2.3.1. Wat zijn de symptomen?<br />
11.2.3.2. Hoe verloopt de behandeling?<br />
11.2.3.3. Preventie<br />
11.3. Waterstofsulfide<br />
11.3.1. Algemene eigenschappen<br />
40
11.3.2. Symptomen, behandeling en preventie<br />
12. Zuren, basen, zouten<br />
12.1. Zuren<br />
12.1.1. Algemene symptomen<br />
12.1.2. Behandeling bij aantasting<br />
12.1.3. Voorbeelden<br />
12.2. Basen<br />
12.2.1. Algemene symptomen<br />
12.2.2. Behandeling bij aantasting<br />
12.2.3. Voorbeelden<br />
12.3. Zouten<br />
12.3.1. Algemene symptomen<br />
12.3.2. Behandeling bij aantasting<br />
12.3.3. Voorbeelden<br />
13. Lood en loodverbindingen<br />
13.1. Symptomen<br />
13.1.1. Eerste symptomen<br />
13.1.2. Latere symptomen<br />
13.2. Oorzaak<br />
13.3. Behandeling<br />
14. Pesticiden<br />
14.1. Insecticiden en insectwerende stoffen<br />
14.1.1. Algemene eigenschappen<br />
14.1.2. Symptomen van intoxicatie<br />
14.1.3. Behandeling<br />
14.2. Rodenticiden<br />
14.2.1. Algemene eigenschappen<br />
14.2.2. Gebruik<br />
14.2.3. Voorbeelden<br />
14.3. Herbiciden<br />
14.3.1. Algemene eigenschappen<br />
14.3.2. Gebruik<br />
14.3.3. Voorbeelden<br />
41
GRATIS PROEFHOOFDSTUK<br />
Hieronder vind je een gratis onderdeel uit de cursus terug. Bepaalde termen of woorden<br />
worden in eerdere hoofdstukken uitgelegd. Dit deel bouwt hierop verder. Heb je je<br />
ingeschreven voor de volledige cursus en heb je toch nog vragen of wens je wat extra<br />
voorbeelden? Dan kan je steeds terecht bij je professionele docent XXX. Tijdens deze<br />
opleiding heb je recht op één jaar gratis begeleiding van je docent via e-mail. Hij antwoordt<br />
op al jouw vragen, zodat je de cursus volledig begrijpt!<br />
Het onderstaande hoofdstuk komt uit het opleidingsonderdeel “Tarificatie en<br />
wetgeving”.<br />
Hoofdstuk 3 : Hoe schrijf je geneesmiddelen voor?<br />
3.2 Welke soorten voorschriften zijn er?<br />
Geneesmiddelenvoorschriften voor humane geneesmiddelen:<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
Standaard geneesmiddelenvoorschrift<br />
Geneesmiddelenvoorschrift "Uitgestelde aflevering"<br />
Geneesmiddelenvoorschrift voor federale politie (wit/blauwe bijlage)<br />
Geneesmiddelenvoorschrift voor militairen (dubbel geel voorschrift)<br />
NIOO-geneesmiddelenvoorschrift (roze voorschriften)<br />
Geneesmiddelenvoorschrift voor veterinaire geneesmiddelen:<br />
Veterinair voorschrift voor voedselproducerende dieren<br />
Veterinair voorschrift voor niet-voedselproducerende dieren<br />
3.2.1 Het standaard geneesmiddelenvoorschrift<br />
Het standaard geneesmiddelenvoorschrift moet:<br />
op wit papier afgedrukt worden.<br />
10,5 cm bij 20 cm meten.<br />
42
de volgende gegevens van de voorschrijvend geneesheer bevatten:<br />
• zijn RIZIV-nummer in cijfers en streepjescode<br />
• zijn naam en zijn voornaam<br />
Het voorschrift blijft in aanmerking komen voor tussenkomst van de ziekte- en<br />
invaliditeitsverzekering tot het einde van de derde kalendermaand die volgt op:<br />
• ofwel de datum van voorschrijven.<br />
• ofwel de datum waarop de geneesheer het voorschrift wenst afgeleverd te<br />
zien, als deze vermelding is hernomen.<br />
Dit voorschrift moet je ook gebruiken voor het voorschrijven van medische voeding en<br />
medische hulpmiddelen als de apotheker die aflevert (K.B. 10 augustus 2005, B.S. 20<br />
september 2005).<br />
43
Hieronder zie je een voorbeeld van een geneesmiddelenvoorschrift.<br />
Naam en voornaam van de<br />
voorschrijver<br />
DOOR DE VOORSCHRIJVER IN TE VULLEN<br />
naam en voornaam<br />
van de gerechtigde ……..………………………….<br />
Voorbehouden aan<br />
het<br />
verpakkingsvignet<br />
44
Stempel van de voorschrijver<br />
Datum<br />
en<br />
handtekening van de<br />
voorschrijver<br />
Uitvoerbaar vanaf :<br />
45
De voorschrijvende geneesheer moet :<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
de naam en de voornaam van de patiënt voluit vermelden.<br />
de details van de voorgeschreven producten vermelden.<br />
zijn stempel met naam, voornaam en adres aanbrengen.<br />
eigenhandig dateren en ondertekenen.<br />
Hij heeft de mogelijkheid om een latere afleveringsdatum te vermelden door op het<br />
voorschrift een datum aan te brengen vanaf wanneer hij het uitgevoerd wil zien.<br />
3.2.2 Tekst van het voorschrift voor een specialiteit<br />
(voor magistrale voorschriften zie verder)<br />
Afkortingen die kunnen gebruikt worden bij het voorschrijven :<br />
Hoeveelheid<br />
Iter of reiter Reiteretur Hernieuw<br />
Ne reit Ne reiteretur Hernieuw niet<br />
R/ Recipe Neem<br />
Aflevering<br />
s. Signa Duid aan<br />
s. (ine) ch. Sine charta Zonder bijsluiter<br />
s. c. Sine conditione Zonder verpakking<br />
s. c. i. Sine conditione interna Zonder bijsluiter<br />
46
Toediening<br />
b. i. d. Bis in die Tweemaal per dag<br />
C Cochlear Eetlepel (15 ml)<br />
c. c. Cochlear cafeti Koffielepel (5 ml)<br />
d. d. De die Per dag<br />
p. o. Per os Oraal<br />
pro rect. Pro recto Rectaal<br />
sem. d. Semel in die Eenmaal per dag<br />
t. i. d. Ter in die Driemaal per dag<br />
us. cogn. Usus cognitus Gebruik gekend<br />
us. not. Usus notus Gebruik gekend<br />
us. ext. Usus externus Uitwendig gebruik<br />
a. c. Ante coenam Voor de maaltijd<br />
a. n. Ante noctam Voor de nacht<br />
p. c. Post coenam Na de maaltijd<br />
47
3.2.3 Uit welke onderdelen bestaat een voorschrift?<br />
<br />
R/ (Recipe)<br />
Dit is de praescriptio, de officiële naam van de specialiteit met de dosis per eenheid (als<br />
in die specialiteit verschillende dosissen per eenheid bestaan).<br />
Als je de dosis per eenheid niet vermeldt, wordt de verpakking met de kleinst<br />
beschikbare dosis per eenheid afgeleverd.<br />
<br />
De vorm van het geneesmiddel (gelule, suppositorium..)<br />
Ook bij het voorschrijven van een specialiteit is het meestal nodig dat je de vorm aangeeft,<br />
gezien er meestal voor een zelfde specialiteitsnaam meerdere vormen bestaan.<br />
<br />
Het aantal<br />
Als er maar één soort verpakking bestaat, moet je het aantal eenheden niet vermelden.<br />
Bestaan er wel verpakkingen met een verschillend aantal eenheden, dan moet je het<br />
gewenste aantal vermelden. Als je dit aantal niet vermeldt, moet de apotheker de kleinste<br />
verpakking afleveren.<br />
Voorbeeld:<br />
R/ Temesta 2,5 mg<br />
D.t.<br />
een doos van 50 tab<br />
Nota: er bestaan tabletten van 1 mg en 2,5 mg, verpakkingen van 20 of 50 tabletten<br />
<br />
De subscriptio of ‘signa’<br />
Dit is de gebruiksaanwijzing (aantal per inname, aantal keren per dag, gedurende... aantal<br />
dagen) die de apotheker op de verpakking moet schrijven.<br />
Dit ontslaat er echter de arts niet van toch altijd duidelijk het gebruik aan de patiënt uit te<br />
leggen en eventueel geschreven instructies te geven.<br />
Voor vloeistoffen moet je ook duidelijk zeggen welk soort maatlepel (geen soep-, eet- of<br />
koffielepels!) de patiënt moet gebruiken. Die maatlepel wordt door de apotheker bijgeleverd.<br />
48
Voor oplossingen onder druppelvorm moet je gemiddeld rekenen op 20 à 25 druppels<br />
per ml voor een waterige en 30 à 40 druppels per ml voor een alcoholische oplossing.<br />
Geneesmiddelen onder druppelvorm kunnen voor een kleine hoeveelheid zeer actief zijn.<br />
Precieze instructies zijn dus zeker nodig!<br />
Als aan alle nodige voorwaarden voldaan is, moet de patiënt enkel het remgeld op de<br />
afgeleverde geneesmiddelen betalen. Dit wordt de derdebetalersregeling genoemd.<br />
Als de derdebetalersregeling niet is toegestaan of als de vereiste documenten voor<br />
terugbetaling niet voorliggen (SIS-kaart, attest, ...), moet de patiënt de volledige prijs van de<br />
afgeleverde geneesmiddelen betalen.<br />
In dit tweede geval levert de apotheker hem een document van contante betaling (model<br />
704N/ bijlage 30) af.<br />
De apotheker moet volgens de wettelijke bepalingen op het voorschrift volgende<br />
vermeldingen aanbrengen:<br />
<br />
<br />
een uniek stijgend volgnummer<br />
de datum van uitvoering<br />
49
het identificatienummer van de apotheek (APB nummer) vermelden<br />
3.2.4 Geneesmiddelenvoorschrift "uitgestelde aflevering"<br />
Als de patiënt één of meerdere specialiteiten en/of magistrale bereidingen niet onmiddellijk<br />
wenst te ontvangen, kan hij aan zijn apotheker vragen de aflevering uit te stellen.<br />
De apotheker vermeldt op het voorschrift de letter "U" in de marge naast de niet<br />
onmiddellijk afgeleverde specialiteiten en/of magistrale bereidingen. Hij vult het formulier van<br />
uitgestelde aflevering en facturatie in, waarop volgende rubrieken en infogegevens<br />
voorkomen:<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
het volgnummer van het origineel voorschrift<br />
de datum van aanmaak van het formulier<br />
de naam van de patiënt<br />
de voornaam van de patiënt<br />
het identificatienummer van de apotheek<br />
de niet onmiddellijk afgeleverde specialiteit of magistrale bereiding (1 document<br />
per uitgesteld product)<br />
de naam en het RIZIV-nummer van de voorschrijver<br />
de stempel van de apotheek met naam, adres, telefoon en RIZIV-nummer<br />
de uiterste geldigheidsdatum<br />
Dit document blijft geldig gedurende de 3 maanden van het originele voorschrift.<br />
De geneesheer behoudt in ieder geval de mogelijkheid om op het voorschrift uitdrukkelijk te<br />
vermelden dat hij geen uitgestelde aflevering wenst, zelfs als de patiënt dit vraagt aan de<br />
apotheker.<br />
50
3.2.5 Geneesmiddelenvoorschrift voor "verdovende middelen en gelijkgestelden"<br />
Tot deze categorie behoren de verdovende middelen en ook de stimulerende middelen<br />
zoals cocaïne, amfetamines en derivaten en andere.<br />
Een voorschrift voor een product uit deze categorie moet aan strenge vereisten voldoen.<br />
De apotheker heeft het recht de patiënt terug naar de dokter te sturen als het voorschrift niet<br />
volledig aan alle vereisten beantwoordt.<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
Het voorschrift moet eigenhandig geschreven, ondertekend en gedagtekend zijn.<br />
Naam en adres van de voorschrijvende dokter moeten duidelijk vermeld staan.<br />
Het aantal stuks moet voluit in letters geschreven worden. Het is aan te raden om<br />
ook de dosis voluit in letters te schrijven.<br />
In magistrale bereiding met verdovende middelen: aantal (comp. gelulen, totaal<br />
gewicht of volume) : voluit<br />
Voorbeeld: morfine HCl tien milligram.<br />
51
Het onderstaande hoofdstuk komt uit het opleidingsonderdeel “Farmaceutische<br />
technologie”.<br />
Hoofdstuk 7 : Tabletten<br />
7.1 Harde en zachte capsules<br />
De tablet is een vaste farmaceutische vorm die oraal (via de mond) ingenomen wordt. De<br />
dosis in een tablet kan één of meerdere actieve grondstoffen bevatten.<br />
Tabletten worden gemaakt door één vastgestelde dosis werkzame stof in een mal te<br />
persen, vermengd met hulpstoffen om het volume te vergroten of op een ideale manier<br />
beschikbaar te maken in het organisme. Als hulpstof wordt er vaak gebruikgemaakt van<br />
vulstoffen zoals lactose, sacharose of zetmeel.<br />
Tabletten van geneesmiddelen verpak je in een blister (doordrukstrip).<br />
Tabletten van voedingssupplementen verpak je meestal in een glazen of kunststof pot.<br />
Als het geneesmiddel best over een bepaalde tijdspanne door het lichaam opgenomen zou<br />
worden, wordt een tablet met een 'controlled release'-systeem of uitgestelde afgifte<br />
gebruikt in plaats van een 'gewone' tablet.<br />
Tabletten of comprimés worden doorgeslikt, gekauwd, opgelost in water of dienen te<br />
smelten in de mond.<br />
Het volume poedermengsel, waaruit een tablet of een comprimé is samengesteld, is divers.<br />
Naast één of meerdere actieve bestanddelen treffen we ook verdunningsmiddelen,<br />
bindmiddelen, uiteenvalmiddelen, glij en/of smeermiddelen, kleurstoffen, aroma’s,… aan. Al<br />
deze middelen zullen een invloed hebben op het gedrag van het geneesmiddel (actieve<br />
stof) in het gastro-intestinaal systeem (GIS) van het menselijk lichaam.<br />
Een dragee is een tablet of een comprimé met een coating.<br />
Doordat de coating, dikwijls een suikerlaag, snel en volledig in de maag oplost, hebben<br />
dragees geen verlengde afgifte.<br />
Wanneer de coating om een comprimé bedoeld is voor een langdurige afgifte, dan spreekt<br />
men van een comprimé met verlengde of vertraagde afgifte, niet van een dragee.<br />
52
Een zachte gelatine capsule of gelsolet is een omhulsel, waarin een medicijn of<br />
voedingssupplement zit voor oraal (of vaginaal) gebruik door de patiënt.<br />
Naast zachte capsules bestaan er ook harde gelatine capsules of gelulen (deze worden in<br />
een volgend hoofdstuk besproken).<br />
In de harde gelulen worden poedermengsels afgevuld, in de zachte capsules worden vooral<br />
niet-waterige oplossingen (bijvoorbeeld visolie of vitamine A, D of E in olie) verwerkt.<br />
Er wordt gesproken over niet-waterige oplossingen, want in aanwezigheid van water wordt<br />
de gelatine zacht en zo komt de inhoud vrij.<br />
In de apotheek worden harde capsules (gelulen) bereid.<br />
Zachte capsules vereisen daarentegen omvangrijke apparatuur en kunnen daardoor alleen<br />
door farmaceutische producenten van medicijnen of voedingssupplementen gemaakt<br />
worden.<br />
Aan het einde van dit hoofdstuk weet je:<br />
<br />
<br />
meer over de soorten tabletten.<br />
hoe ze gemaakt worden.<br />
53
7.2 Welke soorten tabletten zijn er?<br />
Er bestaan verschillende varianten van tabletten of comprimés. Het onderscheid wordt niet<br />
alleen op basis van de vorm en het uitzicht gemaakt.<br />
<br />
De niet-omhulde tabletten of gewone tabletten<br />
Bij deze variant wordt de tablet of comprimé ingeslikt en wordt de toedieningsvorm<br />
opgelost en geabsorbeerd in de gastro-intestinale tractus. We kunnen in dit geval van een<br />
gewone sliktablet spreken.<br />
<br />
De zuigtablet<br />
Bij de zuigtablet mag de toedieningsvorm NIET ingeslikt worden, maar opgezogen. In dit<br />
geval is het de bedoeling dat de actieve grondstof in contact komt met de slijmvliezen van de<br />
mond, zodat er een lokaal effect bekomen wordt ter hoogte van de mondholte of de keel.<br />
<br />
De sublinguale tablet<br />
Ook de sublinguale tablet of comprimé dient NIET ingeslikt te worden. Zij wordt onder de<br />
tong geplaatst, waar het rijke adernetwerk van de slijmvliezen haar absorbeert onder de<br />
tong. Op die manier komt de actieve grondstof in het bloed terecht en wordt een eerste<br />
passage-effect door de lever vermeden.<br />
<br />
De bruistablet<br />
Wanneer een bruistablet in een glas water wordt gebracht, dan valt zij uiteen met vrijstelling<br />
van luchtbellen (CO 2 ). Het bruiseffect kan ruim één minuut duren en dient volledig gestopt<br />
te zijn alvorens je de oplossing kan opdrinken.<br />
54
De dispergeerbare tablet<br />
Wanneer een dispergeerbare tablet in water wordt gebracht, dan valt zij snel en spontaan uit<br />
elkaar zonder al te veel gasvorming.<br />
<br />
De smelttablet<br />
De smelttablet smelt binnen enkele seconden weg wanneer zij op de tong wordt gebracht.<br />
<br />
De omhulde tablet of comprimé<br />
In dit geval spreken we dikwijls van een dragee. De coating bestaat vaak uit suiker en een<br />
kleurstof. Het doel van de coating is het verbeteren van het uiterlijk van de tablet, soms<br />
dient de coating ook om het farmacon (de geneeskrachtige stof) tegen invloeden van licht te<br />
beschermen.<br />
Veel mensen vinden bovendien dat de gladde coating het inslikken van een dragee<br />
gemakkelijker maakt.<br />
<br />
De specifiek filmomhulde tabletten of comprimés<br />
De maagbeschermende filmcoating tabletten zorgen ervoor dat het actieve bestanddeel<br />
NIET vrijkomt in de maag. Dit kan een dubbele bedoeling hebben.<br />
Enerzijds kan het zijn dat de actieve grondstof niet weerstaat aan de inwerking van de<br />
maagzuren, waardoor de actieve grondstof voor absorptie in het lichaam vernietigd wordt en<br />
aldus ook geen werking heeft.<br />
Anderzijds beschermt de maagsapresistente filmcoating de maag tegen de eventuele<br />
schadelijke inwerking van het actieve bestanddeel met een maag ulcer (maagzweer) tot<br />
gevolg.<br />
De NSAI (Niet Steroïdale Anti-Inflamatoire) geneesmiddelen groep zijn daar de bekendste<br />
voorbeelden van.<br />
De tabletten of comprimés met verlengde afgifte beschikken over een matrix, een<br />
pelletgranulaat of een omhulling, die gaat zorgen dat de actieve grondstof traag vrijgesteld<br />
wordt tijdens de ganse transit door het gastro-intestinaal systeem. Dit heeft als voordeel dat<br />
55
hetzelfde effect gedurende een lange tijd (verschillende uren) kan aangehouden worden, wat<br />
het aantal innamen per dag doet dalen.<br />
De tabletten of comprimés met aangepaste of gemodifiëerde afgifte beschikken over<br />
een matrix, een pelletgranulaat of een omhulling, die gaat zorgen dat de actieve grondstof<br />
allemaal vrijgesteld wordt op een specifiek bepaald moment.<br />
De afgifte van de actieve stof gebeurt dan over het algemeen binnen een strikt absorptie<br />
venster of op een bepaalde plek van het gasto-intestinaal systeem.<br />
7.3 Hoe worden tabletten gefabriceerd?<br />
Het bereiden van tabletten of comprimés gebeurt zelden tot nooit in Belgische voor het<br />
publiek toegankelijke apotheken.<br />
Toch mag dit je niet tegenhouden om de basisbegrippen en toegepaste technieken bij het<br />
bereiden van tabletten of comprimés te leren kennen. Daarvoor is het handig om de<br />
schematische weergave van de verwerking van een poedermengsel tot een tablet te<br />
memoriseren.<br />
Poeder + Processen Tablet<br />
Formuleren (Voor)bewerken Comprimeren Bewaren<br />
Er bestaan 3 belangrijke methodes voor het fabriceren van een tablet.<br />
De keuze van de methode hangt vooral af van fysico-chemische eigenschappen van de<br />
bestanddelen (de actieve grondstoffen en de hulpstoffen) die verwerkt worden in de tablet.<br />
56
De 3 frequent gebruikte methodes zijn :<br />
1 granulatie via vochtige weg<br />
2 granulatie via droge weg<br />
3 directe compressie<br />
Het belangrijkste onderscheid tussen droog granuleren (compacteren) en nat granuleren<br />
(agglomereren) zit hem in de karakteristieken van het granulaat dat geproduceerd wordt.<br />
Bij compacteren wordt er een granulaat geproduceerd dat onder druk wordt samengeperst<br />
en daardoor ontstaat een granulaat met een relatief hoge dichtheid en stevige structuur. Dit<br />
soort granulaten kan tegen een stootje, houdt zijn vorm en brokkelt niet snel af. Nadeel is<br />
dat het daardoor over het algemeen ook moeilijker zal kunnen oplossen.<br />
Bij natte agglomeratie worden de deeltjes niet in elkaar gedrukt, maar met behulp van een<br />
vloeistof of binder aan elkaar verbonden. Hierdoor ontstaat een granulaat met een wat<br />
poreuzere en meer open structuur. De vorm van dit soort granulaten is over het algemeen<br />
ook ronder. Deze techniek is dan ook een goede keuze wanneer er belang gehecht wordt<br />
aan een goede oplosbaarheid en dispersie van de granulaten.<br />
<br />
Het proces van natte granulatie<br />
Door gebruik te maken van een sneldraaiende continue mixer, die grote hoeveelheden<br />
product per uur kan verwerken, in combinatie met een wervelbed droger die direct<br />
aangesloten is op een vast zeef- en maalsysteem, kan het gewenste granulaat<br />
geproduceerd worden.<br />
Deze machines met aangepaste procedures zijn speciaal ontwikkeld voor het homogeen<br />
granuleren van droge draagstoffen met vloeibare of viscose componenten.<br />
Met behulp van een “loss in weight” systeem kunnen tot drie poeders in de juiste<br />
verhouding in de mixer worden gedoseerd.<br />
De verschillende poeders worden dan in de horizontale cilindrische kamer vermengd en<br />
gegranuleerd met de vloeistof die aan het poedermengsel wordt toegevoegd.<br />
57
Door middel van pinnen en peddels wordt de bevochtigde massa dan onder grote<br />
wrijfkracht tot granulaat gevormd. Door het instellen van de pinnen/peddels kan de verblijftijd<br />
binnen de machine op de gewenste manier worden geregeld.<br />
Het natte granulaat wordt dan gedroogd (en indien gewenst gekoeld) en vervolgens<br />
gezeefd. De bovenmaatse deeltjes worden vermalen en teruggevoerd naar de zeef, de fijne<br />
deeltjes worden naar het systeem teruggevoerd en vormen het eindproduct.<br />
• Het eindproduct<br />
Het geproduceerde homogene granulaat heeft een typische grootte afhankelijk van de<br />
instellingen. De structuur van het geproduceerde granulaat zal afhankelijk van de instelling<br />
een bepaalde poreusiteit en een bepaalde dichtheid hebben.<br />
<br />
Het proces van droge granulatie<br />
Het principe van droge granulatie door middel van rollen compactering is gebaseerd op het<br />
doorvoeren van een fijn poeder of mengsel van poeders tussen twee rollen waarbij het<br />
onder kracht wordt samengedrukt tot een compacte plaat of sheet.<br />
Deze plaat/sheet wordt dan door middel van een breker gereduceerd tot een hanteerbare<br />
grootte en vervolgens door een molen vermalen naar de gewenste deeltjesgrootte.<br />
De vermalen deeltjes worden vervolgens naar een zeef gevoerd waar het product naar de<br />
gewenste specificatie wordt afgezeefd.<br />
Het eindproduct wordt vervolgens verzameld terwijl de te grootte deeltjes (oversize) en de te<br />
kleine deeltjes (fines) worden gerecycled.<br />
Dit uitgebalanceerd systeem maakt het mogelijk om een heel goede controle te houden<br />
over de uiteindelijk te produceren deeltjesgrootte, alsook over de dichtheden die gewenst<br />
zijn.<br />
De grondstoffen voor compactie worden vaak op voorhand gemengd en daarna meteen<br />
gecompacteerd. De compactie-eenheden zijn vandaar geschakeld aan een meng unit.<br />
Bij voorkeur mogen de grondstoffen voor het compacteren niet al te fijn zijn, want in dat<br />
geval is speciale apparatuur nodig om het materiaal naar de compactor te transporteren.<br />
58
• Het eindproduct<br />
Het eindproduct in dit proces bestaat uit hoekige granulaten die variëren qua grootte van<br />
ongeveer 200/300 micron tot enkele millimeters. Grotere granulaten zijn mogelijk door<br />
aanpassingen in de profielen van de gebruikte compactierollen.<br />
<br />
Het proces van directe compressie<br />
Van de technieken om tabletten te maken is directe compressie de meest geavanceerde.<br />
Directe compressie is een proces waarbij het poedermengsel van actief bestanddeel en<br />
geschikt excipiëns wordt gecompresseerd tot een tablet.<br />
Er is geen voorbehandeling van het poedermengsel door droge of natte granulatie nodig.<br />
Directe compressie is eenvoudiger, goedkoper en geschikter voor vochtgevoelige en<br />
thermolabiele geneesmiddelen.<br />
Het succes van de directe compressieformule hangt af van de eigenschappen van het<br />
excipiëns, zijnde vulstoffen, smeermiddelen en/of uiteenvalmiddelen.<br />
Nadeel : het is niet geschikt voor zeer lage of zeer hoge dosering van geneesmiddelen.<br />
59
Vragenreeks<br />
Op het einde van elk hoofdstuk (of na enkele hoofdstukken) vind je oefeningen die je thuis<br />
kan maken. Je kan deze gedurende één jaar (via e-mail) naar jouw persoonlijke docent XXX<br />
sturen. Hij zal deze oefeningen dan verbeteren en je vervolgens feedback bezorgen. Door<br />
het maken van deze oefeningen ben je beter voorbereid op de vragen van het examen!<br />
1) Wat moet er zeker op een geneesmiddelenvoorschrift staan?<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
………………………………………………………………………………………………….<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
2) Waarvoor staan deze afkortingen?<br />
a. Iter of reiter<br />
…………………………………………<br />
b. s. c.<br />
…………………………………………<br />
c. us. cogn.<br />
…………………………………………<br />
d. us. not.<br />
…………………………………………<br />
3) Leg het verschil uit tussen een gelule en een gelsolet.<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
………………………………………………………………………………………………….<br />
4) Leg het verschil uit tussen een gelule en een tablet.<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
………………………………………………………………………………………………….<br />
60
5) Som de hulpstoffen op die typisch zijn voor een tablet en geef hun functie.<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
………………………………………………………………………………………………….<br />
6) Wat is een filmomhulde tablet?<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
………………………………………………………………………………………………….<br />
7) Wat is het voordeel van een sublinguale tablet?<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
………………………………………………………………………………………………….<br />
61
Handleiding bij de opleiding<br />
Hoe kan ik huistaken inzenden?<br />
Bij elk hoofdstuk in de cursus zal je oefeningen en huistaken vinden. De oplossingen zijn<br />
vaak terug te vinden op de studentenpagina. Je kan deze taken ook steeds doorsturen naar<br />
je persoonlijke docent via e-mail of met de post. Deze zal je taken dan verbeteren en je er<br />
feedback op geven. Uiteraard kan je je docent ook steeds via e-mail contacteren als je<br />
vragen hebt in verband met de cursus!<br />
Hieronder vind je de mogelijkheden om je huistaken naar je docent te sturen:<br />
A. Huistaken versturen via e-mail:<br />
1. Zodra je één of meerdere huistaken hebt afgewerkt, kan je deze via e-mail doorsturen<br />
naar het e-mailadres van je docent.<br />
2. Vermeld duidelijk je naam, voornaam en studentennummer.<br />
B. Huistaken versturen via de post:<br />
1. Zodra je één of meerdere huistaken hebt afgewerkt, kan je deze ook opsturen via de post.<br />
2. Je stuurt best een kopie van je werk op, zodat je het origineel zelf kan bewaren.<br />
3. Stuur altijd een lege retourenveloppe mee met je huistaken. Voorzie deze enveloppe van<br />
voldoende postzegels en schrijf je adres erop. Zorg ervoor dat je je enveloppe voldoende<br />
gefrankeerd hebt, zodat je docent je taken gemakkelijk naar jou kan terugsturen.<br />
4. Stuur je huistaken naar: <strong>Ondernemersschool</strong>, Frankrijklei 127, 2000 Antwerpen<br />
62
Hoe kan ik inloggen op mijn persoonlijke studentenpagina?<br />
Inloggen op de studentenpagina is heel eenvoudig. Je surft naar www.studentenpagina.be<br />
in de titelbalk bovenaan. Je komt terecht op volgende pagina:<br />
JOUW LOGIN:<br />
studentxx<br />
JOUW PASWOORD:<br />
xxxxxxx<br />
Vervolgens wordt er een login en een paswoord gevraagd. Bij login typ je studentxx’ in. Het<br />
paswoord is xxxxxx’. Let er wel op dat je enkel kleine letters gebruikt en dat je alles aan<br />
elkaar typt. Klik vervolgens op het vakje ‘enter’.<br />
Opgelet: deze informatie wordt regelmatig geüpdatet. Je kan dus best regelmatig een kijkje<br />
nemen op deze studentenpagina.<br />
Hoe kan ik mijn examen afleggen?<br />
Als je heel de cursus hebt doorgenomen en alle huistaken hebt doorgestuurd, kan je examen<br />
afleggen. Alle inschrijvingsdocumenten kan je verkrijgen via de school. Je kan telefonisch<br />
een afspraak maken op het nummer 03/292.33.30.<br />
Hoe kan ik stage doen?<br />
Om de praktijk onder de knie te krijgen, kan je stage doen bij jou in de buurt. Deze stage is<br />
volledig vrijblijvend, maar wordt wel sterk aangeraden. Het is een goede referentie om later<br />
professioneel aan de slag te gaan en praktijkervaring op te doen. Dit stagecontract vraag je<br />
aan bij het centrale secretariaat in Antwerpen.<br />
63
Ben je overtuigd van de professionele kwaliteit van onze cursus? Dan kan je je<br />
inschrijven via onderstaand inschrijvingsformulier.<br />
INSCHRIJVINGSFORMULIER APOTHEEKASSISTENT<br />
Firmanaam en BTW-nummer<br />
Naam<br />
Voornaam<br />
Straat + huisnummer<br />
Postcode + gemeente / stad<br />
Telefoon<br />
GSM<br />
E-mailadres 1<br />
Geboortedatum<br />
Heeft u reeds les bij ons gevolgd?<br />
Wenst u een factuur?<br />
JA / NEE – CURSUS:<br />
JA / NEE<br />
Handtekening<br />
Gelieve het cursusgeld te storten op rekeningnummer 001-5806085-32 van CVA, Frankrijklei 127 te<br />
2000 Antwerpen met vermelding van je naam + naam thuisstudie + je adres. Je inschrijving is pas<br />
definitief geldig nadat je het inschrijvingsgeld met de juiste vermeldingen hebt overgeschreven. Bij<br />
annulatie of stopzetting van de opleiding wordt het inschrijvingsgeld niet terugbetaald. Meer<br />
inlichtingen kan je verkrijgen via e-mail op info@centrumvoorafstandsonderwijs.be, op de website<br />
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be of op het nummer 03/292.33.30. Bij ondertekening van<br />
het inschrijvingsformulier verklaar je akkoord te gaan met onze algemene voorwaarden.<br />
64
Waarom kiezen voor Centrum Voor Afstandsonderwijs (CVA)?<br />
CVA is een erkende opleidingsverstrekker<br />
• CVA is erkend opleidingsverstrekker van de overheid. Zo ben je zeker van de<br />
kwaliteit en kan je van subsidies genieten.<br />
• CVA heeft het ISO 9001-2000 certificaat. Dit is een onafhankelijk kwaliteitslabel<br />
dat na een grondige audit aan onze school werd toegekend. Zowel ons<br />
cursusmateriaal als de docenten en de secretariaatswerking kregen een positieve<br />
beoordeling. Regelmatige controles garanderen de kwaliteit volgens de laatste<br />
normen.<br />
• CVA is erkend door een groot aantal beroepsfederaties.<br />
CVA staat voor professionalisme en kwaliteit<br />
• Al onze opleidingen en cursussen worden ontwikkeld en geschreven door<br />
zelfstandige specialisten met jarenlange beroepservaring.<br />
• Wij garanderen een maximaal contact tussen studenten en docenten.<br />
• CVA wil jouw carrière zo ver mogelijk op weg helpen. Daarom bieden wij onze<br />
thuisstudenten ook de mogelijkheid om privélessen of workshops te volgen.<br />
CVA staat voor klantvriendelijkheid en flexibiliteit<br />
• Je bepaalt zelf wanneer je aan je nieuwe toekomst werkt. Je kan onze opleiding<br />
starten en de cursus instuderen wanneer het voor jou het beste uitkomt.<br />
• Je kan een gratis hoofdstuk op onze website downloaden. Op deze manier krijg<br />
je een beter beeld van de specifieke opleiding. Deze eerste hoofdstukken helpen<br />
je bij het maken van de juiste studiekeuze.<br />
• Bovendien kan je de cursus die je interesse wekt voor aanvang van de thuisstudie<br />
eens rustig komen inkijken op één van onze secretariaten.<br />
• Indien je twijfels of vragen hebt, ben je ook steeds welkom op ons secretariaat<br />
voor een vrijblijvend, adviserend gesprek.<br />
65
CVA houdt de financiële drempel zo laag mogelijk<br />
• Voor het examen worden geen extra kosten aangerekend. Bovendien krijg je<br />
een onbeperkt aantal herkansingen indien je de eerste keer niet slaagt. Ook<br />
voor deze herkansingen moet je niet extra betalen.<br />
• CVA zorgt ervoor dat de thuiscursussen zo voordelig mogelijk zijn voor de student<br />
door ze op een economische manier te laten drukken zonder dat ze iets van hun<br />
kwaliteit en duidelijke structuur verliezen.<br />
CVA heeft een sterke reputatie<br />
• Binnen de branche van afstandsleren heeft onze school een sterke reputatie<br />
uitgebouwd. Onze diploma’s zijn hierdoor een mooi visitekaartje, waarmee je bij<br />
je cliënten of toekomstige werkgever meteen een positieve indruk maakt.<br />
• Veel afgestudeerde studenten startten reeds hun eigen succesvolle zaak door<br />
het volgen van een thuiscursus bij ons. Kijk eens rond in je omgeving en je kent<br />
vast en zeker wel iemand die bij ons een opleiding heeft gevolgd!<br />
66
Deze cursus wordt uitgegeven door:<br />
Centrum Voor Afstandsonderwijs, onderdeel van de <strong>Ondernemersschool</strong><br />
Frankrijklei 127 – 2000 Antwerpen<br />
Telefoon: 03.292.33.30<br />
Mail: info@thuisstudie.be<br />
Ondernemingsnummer: 0811.009.080<br />
Erkenningsnummer: DV.0107588<br />
Copyright<br />
© Centrum Voor Afstandsonderwijs, Frankrijklei 127, 2000 Antwerpen<br />
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen<br />
in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige<br />
wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere<br />
manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.<br />
Ondanks al de aan de samenstelling van de tekst bestede zorg, kan noch de auteur, noch de<br />
uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien<br />
uit enige fout die in deze uitgave zou kunnen voorkomen.<br />
67