Figuur 32 Ontwikkel<strong>in</strong>g totaal aantal studenten <strong>in</strong> het HBO en kunstvakonderwijs, absoluut en <strong>in</strong> % Opmerk<strong>in</strong>g: Zie opmerk<strong>in</strong>g figuur 34. 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Studenten HBO (x 1.000) 279,9 288,6 303,2 312,7 321,5 323,0 335,7 346,6 356,8 366,7 374,4 Toename (<strong>in</strong> %) 3,1 5,1 3,1 2,8 0,5 3,9 3,3 2,9 2,8 2,1 Studenten KUO (x 1.000) 20,0 19,3 18,8 18,5 18,6 18,3 18,7 19,1 19,1 19,7 20,1 Toename (<strong>in</strong> %) -3,2 -2,7 -1,5 0,7 -1,7 2,0 2,2 0,3 3,0 2,2 Bron: M<strong>in</strong>isterie OCW, Directie Hoger Onderwijs / CFI, 1ste kwartaal 2009 Figuur 33 Ontwikkel<strong>in</strong>g <strong>in</strong>stroom van studenten <strong>in</strong> het HBO en kunstvakonderwijs, absoluut en <strong>in</strong> % Opmerk<strong>in</strong>g: Zie opmerk<strong>in</strong>g figuur 34. 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Instroom HBO (x 1.000) 72,9 77,0 84,5 85,3 85,1 82,3 87,7 88,7 88,9 91,0 92,7 Toename (<strong>in</strong> %) 5,6 9,7 1,0 -0,2 -3,4 6,5 1,2 0,2 2,4 1,9 Instroom KUO (x 1.000) 5,9 5,8 5,7 6,0 5,67 6,4 6,1 6,3 6,1 6,6 6,5 Toename (<strong>in</strong> %) -0,8 -1,9 5,6 -6,4 13,1 -4,4 2,9 -2,3 7,2 -1,8 Bron: M<strong>in</strong>isterie OCW, Directie Hoger Onderwijs / CFI, 1ste kwartaal 2009 Figuur 34 Aantal behaalde diploma’s <strong>in</strong> het HBO en kunstvakonderwijs, absoluut en <strong>in</strong> % Opmerk<strong>in</strong>g: De aantallen betreffen studenten. Meegeteld zijn de volgende categorieën uit het Centraal Register Opleid<strong>in</strong>gen Hoger Onderwijs (CROHO): kunst, lerarenopleid<strong>in</strong>gen kunst, voortgezette opleid<strong>in</strong>gen kunst, voortgezette op lei d<strong>in</strong>gen bouwkunst. Opleid<strong>in</strong>gen die overlappen met andere opleid<strong>in</strong>gen en aanverwante opleid<strong>in</strong>gen, zoals zoals kunst en economie, kunst en techniek en erfgoedprofessional, zijn hier<strong>in</strong> niet mee genomen. Instroom betreft hier zowel de eerstejaars van de bachelor als van de masters. 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Diploma’s HBO (x 1.000) 52,8 53,2 55,1 56,4 59,5 61,5 63,5 63,3 64,4 64,7 65,5 Toename (<strong>in</strong> %) 0,8 3,6 2,4 5,6 3,4 3,1 -0,3 1,8 0,4 1,2 Diploma’s KUO (x 1.000) 3,6 3,4 3,5 3,2 3,6 3,4 3,6 3,8 3,8 3,8 3,9 Toename (<strong>in</strong> %) -5,8 3,5 -7,8 12,5 -4,4 5,0 5,0 0,6 -1,4 2,7% Bron: M<strong>in</strong>isterie OCW, Directie Hoger Onderwijs / CFI, 1ste kwartaal 2009 Deel drie: Het kunstvakonderwijs en de arbeidsmarkt | 47
Rendement kunstvakonderwijs Om de prestaties van het onderwijs <strong>in</strong> kaart te brengen wordt vaak het rendement berekend. Dit percentage geeft aan welk deel van een vaste groep studenten op een bepaald moment de opleid<strong>in</strong>g heeft afgerond. Het rendement <strong>in</strong> het HBO-onderwijs wordt bijgehouden door de HBO- Raad. Hierbij wordt steeds uitgegaan van cohorten, dat wil zeggen een startjaar van een groep studenten. Figuur 35 laat zien dat het kunstvakonderwijs s<strong>in</strong>ds 2000 een hoger rendement laat zien dan het HBO <strong>in</strong> het algemeen. In deze figuur is het rendement na vier jaar weergegeven. S<strong>in</strong>ds 1998 zien we dit rendement <strong>in</strong> het kunstvakonderwijs consequent toenemen. Figuur 36 toont dat ook na een langere periode van vijf jaar (voor cohort 2003) en acht jaar (cohort 2000) het rendement voor het kunstvakonderwijs hoger uitvalt ten opzichte van het HBO <strong>in</strong> het algemeen. Figuur 35 Rendement kunstvakonderwijs en HBO na 4 jaar studeren <strong>in</strong> % 62 KUO HBO 60 58 56 54 52 1998 1999 2000 2001 2002 Bron: HBO-Raad, de Waarde van <strong>Kunst</strong>onderwijs, februari 2009 48 | <strong>Kunst</strong> <strong>in</strong> Cijfers