© NWT, 2008. Niets uit deze uitgave mag worden ... - Falw.vu
© NWT, 2008. Niets uit deze uitgave mag worden ... - Falw.vu
© NWT, 2008. Niets uit deze uitgave mag worden ... - Falw.vu
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>©</strong> <strong>NWT</strong>, <strong>2008.</strong> <strong>Niets</strong> <strong>uit</strong> <strong>deze</strong> <strong>uit</strong>gave <strong>mag</strong> <strong>worden</strong> vermenig<strong>vu</strong>ldigd of openbaar <strong>worden</strong> gemaakt<br />
zonder toestemming van Uitgeverij Veen<strong>mag</strong>azines.
www.nwtonline.nl 40 Tekst Marlies ter Voorde<br />
nwt 4 41<br />
De ramp inspireerde tot de Hollywood-film The Day After Tomorrow en gaf aanleiding tot<br />
allerlei speculaties over een naderende mini-ijstijd. Welk mysterieus natuurverschijnsel<br />
zorgde er aan het eind van de laatste ijstijd voor dat de aarde opeens opnieuw bevroor,<br />
allerlei dieren <strong>uit</strong>stierven en de eerste Amerikaanse indianen verdwenen<br />
de<br />
dag<br />
wereld<br />
dat de<br />
bevroor<br />
Je kúnt natuurlijk je SUV laten<br />
staan, de terrasverwarming <strong>uit</strong>zetten<br />
en de wasdroger de deur <strong>uit</strong> doen om de opwarming<br />
van de atmosfeer tegen te gaan.<br />
Maar ook een groot meer leeg laten lopen<br />
in de oceaan schijnt te helpen. Of anders<br />
wel de inslag van een b<strong>uit</strong>enaards object.<br />
Dat zijn momenteel althans de meest gehoorde<br />
verklaringen voor de plotselinge afkoeling<br />
die de aarde een kleine dertienduizend<br />
jaar geleden doormaakte, en die<br />
ongeveer duizend jaar lang aanhield – een<br />
episode van ijzige koude die geologen kennen<br />
als de ‘Jonge Dryas’.<br />
In de overgangsperiode van de laatste ijstijd,<br />
het Weichselien, naar de warme tijd<br />
waarin we nu leven, het Holoceen, kwamen<br />
op het noordelijk halfrond enkele zeer<br />
sterke klimaatschommelingen voor. En de<br />
Jonge Dryas – vernoemd naar het toendraplantje<br />
de achtster (Dryas octopetala) – was<br />
van die schommelingen zonder twijfel de<br />
heftigste en de meest raadselachtige.<br />
Zo’n 12.900 jaar geleden trok de ijstijd zeer<br />
snel en abrupt aan. Binnen tien tot twintig<br />
jaar veranderde het klimaat in Europa van<br />
gematigd en vergelijkbaar met wat we nu<br />
hebben, tot extreem koud. Het kwik duikelde<br />
tien tot vijftien graden omlaag. Op<br />
vele plaatsen in Nederland en België raakte<br />
de bodem permanent bevroren; en voor de<br />
kust van Portugal dreven ijsbergen. Twaalf<br />
eeuwen lang hield de vrieskou aan, tot de<br />
temperatuur rond 11.700 jaar geleden weer<br />
snel opliep, met een toename van ruim zes<br />
graden Celsius in amper vijftig jaar tijd.<br />
De overgang van het Weichselien naar het<br />
Holoceen kun je nog verklaren door de veranderende<br />
stand van de aarde ten opzichte<br />
van de zon. Maar vanwaar die andere, zeer<br />
snelle omslagen in het klimaat Het is een<br />
vraag die de wetenschap steeds meer bezighoudt.<br />
Ónze wereld is immers ook aan het<br />
opwarmen. Kunnen wij ook opeens in een<br />
ijstijd schieten<br />
Vulkaanwinter De zee zat erachter, is sinds<br />
ongeveer de jaren negentig de meest<br />
gehoorde verklaring voor de Jonge Dryas.<br />
Het is een scenario dat ook ten grondslag<br />
lag aan de kaskraker The Day After Tomorrow:<br />
door een plotselinge verandering in<br />
het stromingspatroon van de Atlantische<br />
Oceaan werd de oceaancirculatie zwakker,<br />
waardoor het water minder warmte van het<br />
zuiden naar het noorden kon vervoeren –<br />
een redenering die onderbouwd wordt door<br />
het feit dat Antarctica in diezelfde periode<br />
juist opwarmde.<br />
Volgens onder meer Hans Renssen van de<br />
Vrije Universiteit Amsterdam is de verstoring<br />
van de zeestroming in elk geval de enige<br />
redelijke verklaring voor de plotselinge<br />
kou van de Jonge Dryas. Renssen ontwerpt<br />
computermodellen die de processen nabootsen<br />
die het klimaat beïnvloeden. Hij<br />
wijst erop dat er sprake moet zijn geweest<br />
van een soort domino-effect: door de temperatuurdaling<br />
op het noordelijk halfrond<br />
kon de hoeveelheid zeeijs zich <strong>uit</strong>breiden,<br />
en aangezien ijs zonlicht reflecteert en<br />
werkt als een isolatielaag voor het zeewater<br />
eronder, zal het zich <strong>uit</strong>breidende zeeijs<br />
zelf weer een extra temperatuurdaling met<br />
zich hebben meegebracht. Bovendien
www.nwtonline.nl 42 Foto’s Han Kloosterman<br />
nwt 4 43<br />
zorgde de kou voor minder begroeiing en<br />
daardoor voor meer opwaaiend zand en stof<br />
in de atmosfeer. Door dit stof werd het zonlicht<br />
tegengehouden en koelde het nog verder<br />
af. “Een zichzelf versterkend mechanisme<br />
dus,” zegt Renssen.<br />
Voor Renssen en zijn collega’s is de grote<br />
vraag niet waaróm de afkoeling plaatsvond<br />
– maar hoe het kwam dat de sterkte van de<br />
oceaanstroming zo plotseling afnam. Het<br />
meest gehoorde scenario, al sinds de jaren<br />
tachtig, is dat de stroming werd verstoord<br />
door een enorme plens smeltwater. Centraal<br />
daarbij staat het Agassiz-meer, een<br />
enorme binnenzee van smeltwater die zich<br />
had opgehoopt in Noord-Amerika, ter hoogte<br />
van de huidige Great Lakes. Aan het begin<br />
van de Jonge Dryas zou het meer opeens<br />
vrije doorgang naar het oosten hebben<br />
gekregen, waarbij zo’n 9,5 miljoen liter zoet<br />
water via de Hudson Baai in de Atlantische<br />
Oceaan terechtkwam. En zoet water in een<br />
zoute oceaan, dat verstoort het evenwicht.<br />
Einde verhaal Toch niet. Er is een probleem,<br />
legt Renssen <strong>uit</strong>. “Dat het scenario<br />
werkt, laten de computermodellen ons<br />
zien. Het probleem is alleen dat we helemaal<br />
geen sporen van zo’n zoetwaterplas<br />
hebben gevonden in de boorgegevens die<br />
beschikbaar zijn van <strong>deze</strong> locatie. In het<br />
landschap zie je wel sporen van de enorme<br />
vloedgolf die voorbij moet zijn gekomen,<br />
maar daar hebben we weer problemen met<br />
de datering. Het leeglopen van het Agassizmeer<br />
zou ook wel eens pas zo’n duizend<br />
jaar later kunnen zijn begonnen.”<br />
Renssen en zijn groep onderzoeken nu dan<br />
ook andere mogelijke oorzaken voor het<br />
plotselinge vrijkomen van zoet water. Zomaar<br />
een toevallige <strong>uit</strong>schieter in de natuurlijke<br />
variatie, misschien De belangrijkste<br />
boodschap die Renssen en collega’s<br />
van hun computermodellen meekrijgen, is<br />
dat oorzaken vaak onverwachte gevolgen<br />
hebben. De mechanismen die bepalen hoe<br />
ons klimaat er<strong>uit</strong> ziet, werken immers op<br />
elkaar in. Dat kan demping van de effecten<br />
geven, maar net zo goed kettingreacties<br />
veroorzaken die tot zeer plotselinge catastrofes<br />
kunnen leiden. Zelfs doodnormale,<br />
natuurlijke variaties in de oceaanstroming<br />
kunnen dan opeens de evenwichtstoestand<br />
tijdelijk verstoren, zoals fysisch-oceanograaf<br />
Carl Wunsch van het Massachusetts<br />
Institute of Technology (MIT) vorige maand<br />
nog aantoonde in het vakblad Nature Geophysics.<br />
Spoor van een ramp In zowel Amerika<br />
(boven) als België (onder) duidt een zwart,<br />
verkoold bodemlaagje het begin van de Jongere<br />
Dryas aan. Gezichtsbedrog en toeval, of<br />
de aanwijzing van een meteorietinslag<br />
ties verspreid over Noord-Amerika, en <strong>uit</strong><br />
het Belgische Lommel.<br />
De bewijsstukken bestaan voornamelijk <strong>uit</strong><br />
op aarde zeldzaam materiaal (zoals het element<br />
iridium) en <strong>uit</strong> vervormde gesteenten<br />
die kennelijk zo’n hoge temperatuur en<br />
druk hebben doorstaan dat een komeetinslag<br />
de enig mogelijke verklaring lijkt. Ook<br />
vonden de onderzoekers verkoolde restanten<br />
organisch materiaal, kennelijk afkomstig<br />
van enorme bosbranden. Bovendien<br />
valt het begin van de Jonge Dryas samen<br />
met het <strong>uit</strong>sterven van grote groepen dieren,<br />
waaronder de wolharige mammoet, de<br />
mastodont, de reuzenluiaard en de sabeltandtijger,<br />
en het plotselinge einde van de<br />
‘Clovis-cultuur’ van indianen die destijds<br />
Noord-Amerika bevolkten.<br />
Eén van de auteurs van het PNAS-artikel is<br />
Han Kloosterman, een 76-jarige geoloog en<br />
oud-medewerker van diverse mijnbouwbedrijven<br />
in West-Afrika en Zuid-Amerika,<br />
die al sinds 1977 geïntrigeerd is door de zogenoemde<br />
‘Usselo-laag’. Dat is het Europese<br />
equivalent van de Amerikaanse ‘Clovislaag’,<br />
waarin de sporen zijn gevonden. “In<br />
Europa verdwenen het reuzenhert, de holenleeuw<br />
en de holenbeer”, vertelt Kloosterman.<br />
“Maar de meest spectaculaire verandering<br />
was het plotselinge einde van de<br />
Magdaléniencultuur in Frankrijk en in<br />
Spanje, bekend van de grotschilderingen.”<br />
Volgens Firestone en zijn collega’s werd de<br />
afkoeling in de Jonge Dryas maar gedeeltelijk<br />
rechtstreeks door de inslag veroorzaakt<br />
– bijvoorbeeld doordat opgeworpen stof,<br />
sulfaten en rook ten gevolge van de bosbranden<br />
het zonlicht blokkeerden en een<br />
<strong>vu</strong>lkanische winter veroorzaakten. Maar<br />
ook Firestone ziet een veranderende oceaanstroming<br />
<strong>uit</strong>eindelijk als een belangrijk<br />
onderdeel van het mechanisme. Met één<br />
cruciaal verschil: volgens hem zou die veroorzaakt<br />
kunnen zijn door een inslag in de<br />
ijskap zelf, waarbij grote brokken ijs in de<br />
oceaan terecht zouden zijn gekomen.<br />
Boorkernen Maar niet iedereen is overtuigd.<br />
Wim Hoek van de Universiteit van<br />
Utrecht zet kanttekeningen bij het artikel<br />
van Firestone. Hij werkt met boorkernen<br />
waar<strong>uit</strong> hij informatie over de snelle klimaatveranderingen<br />
aan het einde van de<br />
laatste ijstijd achterhaalt, maar van sporen<br />
van een inslag is hij vooralsnog nooit iets<br />
tegengekomen. “Je moet iedere hypothese<br />
serieus nemen, en we zijn ons materiaal nu<br />
met <strong>deze</strong> nieuwe invalshoek opnieuw aan<br />
Bosbranden Maar er is nog een heel andere<br />
mogelijkheid. Misschien begon de Jonge<br />
Dryas wel letterlijk met een knal: een<br />
komeet- of meteorietinslag in de Noord-<br />
Amerikaanse ijskap. Dat idee werd eind<br />
vorig jaar gelanceerd door een groep van 26<br />
wetenschappers, onder leiding van een isotoop-expert<br />
met de toepasselijke naam<br />
Richard Firestone, van het Lawrence Berkeley<br />
National Laboratory in Californië. In<br />
het vakblad Proceedings of the National<br />
Academy of Sciences (PNAS) beschreven ze<br />
in oktober 2007 sporen van wat wel eens de<br />
inslag van zo’n b<strong>uit</strong>enaards object kan zijn<br />
geweest. Firestone en collega’s hadden die<br />
aangetroffen in een dunne sedimentlaag,<br />
net onder de donkergekleurde bodemlaag<br />
die de basis van de Jonge Dryas markeert.<br />
De bewijzen die de onderzoekers presenteerden,<br />
waren afkomstig van diverse locahet<br />
bekijken”, zegt Hoek. “Maar in mijn ogen rammelt de theorie<br />
van Firestone wel hier en daar.”<br />
Zijn belangrijkste kritiek is dat de gegevens van Firestone niet bepaald<br />
van de meest geschikte lokaties afkomstig zijn. Hoek: “Eén<br />
van de belangrijkste klimaatarchieven die we hebben, is de Groenlandse<br />
ijskap. Dit ijs is opgebouwd <strong>uit</strong> jaarlagen en dus perfect te<br />
dateren, en de geschiedenis van de atmosfeer over de laatste tienduizenden<br />
jaren is er in detail <strong>uit</strong> af te lezen. Hierin zou een inslag<br />
zeker geregistreerd moeten zijn.” Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld<br />
boorkernen <strong>uit</strong> de diepzee – mooie, onverstoorde opeenvolgingen<br />
van sedimenten, waar<strong>uit</strong> koudeperioden goed zijn af te lezen. “Verschillende<br />
<strong>vu</strong>lkaan<strong>uit</strong>barstingen zijn nauwkeurig in dit soort archieven<br />
opgetekend, bijvoorbeeld door aslagen die we erin terug<br />
kunnen vinden, terwijl die meestal maar een regionale invloed<br />
hebben. Waarom zijn in dit soort archieven dan nooit aanwijzingen<br />
gevonden voor de wereldwijde ramp waarover Firestone het<br />
heeft”<br />
Ook op het bewijs dat Firestone wél gebruikt, heeft Hoek veel aan<br />
te merken. Neem de bosbranden: “Die dennenbossen stonden er<br />
net zo’n 250 jaar toen de koude inviel; dan is een dennenboom wel<br />
zo’n beetje aan zijn einde toe. En dood hout wil wel branden. Daarvoor<br />
is helemaal geen komeetinslag nodig.”<br />
Bovendien zou de datering van onder meer het Belgische laagje<br />
rammelen en baseert Firestone zich voornamelijk op bodems waarin<br />
gedurende een zeer lange periode maar heel weinig sediment<br />
Gezocht: meteoorkrater<br />
Bij een goede meteoorinslag – en zeker een recente –<br />
hoort een goede krater. Maar van zo’n krater ontbreekt<br />
in het geval van de Jongere Dryas nog ieder<br />
spoor.<br />
Aanvankelijk opperde het team van Richard Firestone<br />
dat de zogeheten ‘Carolina Bays’ wellicht te maken<br />
hebben met de ramp die de Jongere Dryas zou hebben<br />
ingeluid. Die ‘baaien’ zijn honderdduizenden,<br />
raadselachtige, ellipsvormige deuken in het landschap<br />
van de Amerikaanse oostkust (zie foto). In<br />
Firestones visie moet het b<strong>uit</strong>enaardse object hoog<br />
boven de aarde <strong>uit</strong>een zijn gespat en in duizenden<br />
stukken zijn neergekomen. Maar de datering geeft<br />
problemen, zegt Wim Hoek van de Universiteit<br />
Utrecht. “Die depressies waren er al 27.000 jaar geleden.<br />
Dus als ze al door een inslag zijn veroorzaakt,<br />
dan moet dat ruim voor de Jonge Dryas geweest zijn”.<br />
Andere onderzoekers hebben er al op gewezen dat er<br />
in de Carolina Bays nog nooit restjes van meteorietstenen<br />
zijn gevonden.<br />
Het punt van de inslagkraters verdient nader onderzoek,<br />
vindt ook Firestone zelf. “Maar het is natuurlijk mogelijk<br />
dat de inslag op de ijskap plaatsvond. Dan zal je weinig<br />
tot geen sporen in het landschap terugvinden.”
www.nwtonline.nl 44<br />
Illustratie Karin Schwandt<br />
is afgezet. Zodoende baseert Firestone zich<br />
op een laagje van slechts een paar centimeter<br />
dik – hij leest als het ware de samenvatting,<br />
in plaats van het hele geschiedenisboek.<br />
Dat maakt fouten waarschijnlijker;<br />
andere critici hebben al geopperd dat de<br />
hoge concentratie iridium gewoon een<br />
kwestie is geweest van indikken.<br />
Onzin, vindt Kloosterman. “Om in een<br />
zandlaagje dat na dertienduizend jaar nog<br />
altijd niet is versteend iridium en nanodiamanten<br />
te laten ontstaan door indikking,<br />
klinkt erg innovatief. Daaraan zouden esoterische<br />
natuurwetten te pas moeten komen<br />
die mij niet bekend zijn.”<br />
Volgens Kloosterman is de Clovis-laag geen<br />
gewone sedimentlaag, maar betreft het een<br />
soort stuifzand, dat bovendien gebleekt lijkt<br />
door plotselinge hitte. “Het zand is veel witter<br />
dan dat van de lagen eromheen. Tel daarbij<br />
op dat er te veel iridium in zit, maar ook<br />
nanodiamanten, fullerenen en isotopen met<br />
b<strong>uit</strong>enaardse signatuur. Het is overduidelijk<br />
dat het hier gaat om een inslaglaag”, zegt hij.<br />
Mastodont Ook Firestone is niet erg onder<br />
de indruk van de kritiek <strong>uit</strong> Utrecht. “Als<br />
je met iets nieuws komt, is het logisch dat<br />
je sceptische reacties krijgt”, zegt hij laconiek.<br />
Om vervolgens in het verweer te<br />
schieten: “Het klopt dat de Belgische gegevens<br />
moeilijk waren te dateren, maar voor<br />
de Amerikaanse locaties gold dat niet.<br />
Archeologen hebben hier <strong>uit</strong>gebreid onderzoek<br />
gedaan naar de werktuigen <strong>uit</strong> de Clovis-cultuur,<br />
en <strong>deze</strong> met de koolstofmethode<br />
gedateerd. Daarin zit een spreiding<br />
van vijftig tot honderd jaar, wat erg nauwkeurig<br />
is voor iets dat 13.000 jaar geleden<br />
gebeurde.”<br />
Dat er hoe dan ook een inslag heeft plaatsgevonden,<br />
lijdt volgens Firestone geen enkele<br />
twijfel. “Welke andere verklaring is er<br />
voor het massale <strong>uit</strong>sterven van zoogdieren,<br />
de enorme reductie in het aantal Clovis-indianen,<br />
de plotselinge afkoeling van<br />
de aarde en de door ons gevonden aanwijzingen<br />
dat dit allemaal op hetzelfde tijdstip<br />
plaatsvond Het lijkt me onwaarschijnlijk<br />
dat dat toeval is.”<br />
Dat de rampspoed onder mensen en zoogdieren<br />
tot dusver juist werd toegeschreven<br />
aan de plotseling ingevallen kou, lijkt hij<br />
daarbij echter over het hoofd te zien. Evenals<br />
het feit dat er – hoe kan het ook anders<br />
– ook andere inzichten bestaan over het<br />
tijdstip van <strong>uit</strong>sterven van de megafauna.<br />
Volgens Dick Mol, onderzoeksmedewerker<br />
van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam,<br />
begon het grote <strong>uit</strong>sterven in Amerika<br />
al rond zestienduizend jaar geleden in<br />
Alaska, en eindigde het juist bij aanvang<br />
van de Jonge Dryas. Ook in Europa verdween<br />
de megafauna al rond 14.500 jaar geleden,<br />
stelt Mol – zestien eeuwen vóór de<br />
Jonge Dryas. De wolharige mammoet daarentegen<br />
floreerde juist tijdens het Jonge<br />
Dryas in sommige gebieden in Siberië en<br />
stierf erna pas <strong>uit</strong>, terwijl van het reuzenhert<br />
en de Amerikaanse mastodont zelfs<br />
nog exemplaren rondliepen tijdens het het<br />
warmere tijdperk dat na de Jongere Dryas<br />
aanbrak, het Holoceen.<br />
Eén verontrustende constatering levert dat<br />
allemaal wel op. Als er geen meteoriet in<br />
het spel was, zou de gebeurtenis zich dan<br />
kunnen herhalen In extreme mate en<br />
voorzien van special effects en fysisch onmogelijke<br />
bijverschijnselen is dat het scenario<br />
dat ten grondslag ligt aan de kaskraker<br />
The Day After Tomorrow: een enorm<br />
stuk ijsschots breekt af van Antarctica en<br />
legt de zeestroming plat, waarna er een ijstijd<br />
<strong>uit</strong>breekt. De serieuze versie daarvan<br />
zingt al geruime tijd rond door de klimaatwetenschap.<br />
Zo zou de Kleine IJstijd van<br />
ongeveer 1430 tot 1850 erdoor verklaard<br />
kunnen <strong>worden</strong> en sl<strong>uit</strong> het VN-klimaatpanel<br />
het IPCC het stilvallen van de stroming<br />
niet <strong>uit</strong>. Ook het KNMI stelde enige tijd geleden<br />
vast dat ‘mondiale opwarming de<br />
kans op een abrupte, lokaal afkoelende klimaatverandering<br />
vergroot’. Maar volgens<br />
Renssen valt het allemaal wel mee. Geleidelijke<br />
smelting van de Groenlandse ijskap<br />
is niet te vergelijken met het catastrofale<br />
leeglopen van het gigantische Agassizmeer.<br />
Wel leert de Jonge Dryas dat het klimaat abrupt<br />
grote veranderingen kan ondergaan, en<br />
dat het klimaat gevoelig kan zijn voor veranderingen<br />
in externe factoren. De mens draait<br />
hierbij slechts aan één van de vele knoppen<br />
die beschikbaar zijn om het klimaatsysteem<br />
te regelen – maar hij draait wel stevig door.<br />
Veel modelstudies laten zien dat de oceaancirculatie<br />
zwakker wordt in de 21e eeuw,<br />
door de extra toevoer van zoet water <strong>uit</strong> neerslag,<br />
rivierwater en afsmeltend landijs. Diezelfde<br />
modelstudies laten echter ook zien dat<br />
het opwarmende effect van de toename aan<br />
broeikasgassen sterker is dan het afkoelende<br />
effect van een zwakker warmtetransport door<br />
de oceanen. Netto nog steeds warmer klimaat<br />
in de toekomst, dus. ●