19.01.2015 Views

Rechtbank Haarlem, AWB 11/1073 t/m 11 - Accountancy Nieuws

Rechtbank Haarlem, AWB 11/1073 t/m 11 - Accountancy Nieuws

Rechtbank Haarlem, AWB 11/1073 t/m 11 - Accountancy Nieuws

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

LJN: BW4871, <strong>Rechtbank</strong> <strong>Haarlem</strong>, <strong>AWB</strong> <strong>11</strong>/<strong>1073</strong> t/m <strong>11</strong>/1077<br />

Datum uitspraak: 05-04-2012<br />

Datum publicatie: 04-05-2012<br />

Rechtsgebied: Belasting<br />

Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig<br />

Inhoudsindicatie: Boekenonderzoek autorijschool. Eiser heeft niet voldaan aan de<br />

administratiplicht. Redelijke schatting loon- en omzetcorrecties.<br />

Vindplaats(en): NTFR 2012, <strong>11</strong>94<br />

Rechtspraak.nl<br />

Uitspraak<br />

RECHTBANK HAARLEM<br />

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer<br />

Zaaknummers: <strong>AWB</strong> <strong>11</strong>/<strong>1073</strong> tot en met <strong>11</strong>/1077<br />

Uitspraakdatum: 5 april 2012<br />

Uitspraak in de gedingen tussen<br />

[X] h.o.d.n. [X2], wonende te [Z], eiser,<br />

gemachtigde: mr. I.R.J. Thijssen (advocaat verbonden aan Jaeger advocaten en<br />

belastingkundigen),<br />

en<br />

de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord, kantoor Zaandam, verweerder.<br />

1. Procesverloop<br />

1.1.1. Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december<br />

2003 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 16.130 (hierna: de<br />

naheffingsaanslag OB 2003), alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 8.065 (50%)<br />

opgelegd en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 3.566.<br />

1.1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van <strong>11</strong> maart 20<strong>11</strong><br />

de naheffingsaanslag OB 2003 en de daarover berekende heffingsrente gehandhaafd, en de<br />

vergrijpboete verminderd tot € 6.452 (40%).<br />

1.2.1. Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december<br />

2006 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 42.060 (hierna: de<br />

naheffingsaanslag OB 2004-2006), alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 21.030<br />

(50%) opgelegd en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van €<br />

7.206.


1.2.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van <strong>11</strong> maart 20<strong>11</strong><br />

de naheffingsaanslag OB 2004-2006 en de daarover berekende heffingsrente gehandhaafd, en<br />

de vergrijpboete verminderd tot € 16.824 (40%).<br />

1.3.1. Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december<br />

2003 een naheffingsaanslag loonheffing en premie volksverzekeringen opgelegd van €<br />

66.260 (hierna: de naheffingsaanslag LH 2003), alsmede bij beschikking een vergrijpboete<br />

van € 33.130 (50%) opgelegd en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht tot een<br />

bedrag van € 14.670.<br />

1.3.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van <strong>11</strong> februari<br />

20<strong>11</strong> de naheffingsaanslag LH 2003 en de daarover berekende heffingsrente gehandhaafd, en<br />

de vergrijpboete verminderd tot € 13.252 (20%).<br />

1.4.1. Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december<br />

2005 een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd van €<br />

122.588 (hierna: de naheffingsaanslag LH 2004-2005), alsmede bij beschikking een<br />

vergrijpboete van € 61.294 (50%) opgelegd en bij beschikking heffingsrente in rekening<br />

gebracht tot een bedrag van € 23.223.<br />

1.4.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van <strong>11</strong> februari<br />

20<strong>11</strong> de naheffingsaanslag LH 2004-2005 en de daarover berekende heffingsrente<br />

gehandhaafd, en de vergrijpboete verminderd tot € 24.517 (20%).<br />

1.5.1. Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december<br />

2006 een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd van €<br />

38.824 (hierna: de naheffingsaanslag LH 2006), alsmede bij beschikking een vergrijpboete<br />

van € 19.412 (50%) opgelegd en bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht tot een<br />

bedrag van € 5.040.<br />

1.5.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van <strong>11</strong> februari<br />

20<strong>11</strong> de naheffingsaanslag LH 2006 en de daarover berekende heffingsrente gehandhaafd, en<br />

de vergrijpboete verminderd tot € 7.764 (20%).<br />

1.6. Eiser heeft bij brief van 23 februari 20<strong>11</strong>, ontvangen bij de rechtbank op dezelfde dag<br />

middels faxbericht, beroep ingesteld tegen voormelde uitspraken op bezwaar.<br />

1.7. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een<br />

verweerschrift ingediend.<br />

1.8. Eiser heeft op 8 februari 2012 een nader stuk inhoudende zijn pleitnotities in alle zaken<br />

ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan verweerder.<br />

1.9. Het onderzoek ter zitting in alle zaken heeft plaatsgevonden op 9 februari 2012. Eiser is<br />

daar in persoon verschenen tezamen met zijn gemachtigde, bijgestaan door zijn broer [A].<br />

Namens verweerder zijn verschenen J. Koopman, mr. P. Brouwer, N. Hopman en B.D.<br />

Springer.<br />

2. Vaststaande feiten


2.1. Eiser drijft in de onderhavige tijdvakken in de vorm van een eenmanszaak een<br />

onderneming. De onderneming exploiteert een autorijschool onder de naam [X2]. Het tarief<br />

voor de rijlessen bedraagt € 30 per uur.<br />

2.2. In de onderhavige tijdvakken zijn in de loonadministratie de gegevens van twee personen<br />

opgenomen, te weten eisers broer ([A]) en eisers moeder ([B]). Eiser en zijn broer verzorgen<br />

de autorijlessen. Eisers moeder werkt als receptioniste.<br />

2.3. Eiser had in de onderhavige periodes telkens minstens drie auto‟s tot zijn beschikking.<br />

Eisers broer heeft van januari 2004 tot en met 14 juni 2006 de beschikking gehad over een<br />

auto met dubbele bediening. Van juli 2003 tot en met 14 juni 2006 heeft de broer ook de<br />

beschikking gehad over een andere auto met dubbele bediening. Daarnaast heeft de broer van<br />

29 mei 2004 tot en met 13 december 2007 een derde auto tot zijn beschikking gehad.<br />

2.4. Verweerder heeft op 31 januari 2008 een boekenonderzoek aangekondigd. Het<br />

boekenonderzoek heeft uiteindelijk geresulteerd in een rapport met dagtekening 19 november<br />

2008. De bevindingen uit het boekenonderzoek hebben geleid tot de thans in geschil zijnde<br />

naheffingsaanslagen en boetes.<br />

2.5. In het hiervoor in 2.4 vermelde rapport is – onder meer – het volgende opgenomen:<br />

“4.1.1 Kasverantwoording<br />

Tijdens het inleidende gesprek vertelde belastingplichtige dat alle inkomsten per kas worden<br />

ontvangen. Volgens belastingplichtige bedroeg het maximale kassaldo ongeveer € 1.500. Dit<br />

sluit echter niet aan met de saldi in het kasboek.<br />

In het jaar 2003 bedroeg het maximale kasboeksaldo meer dan € 28.000.<br />

In het jaar 2004 bedroeg het maximale kasboeksaldo meer dan € 22.000.<br />

In het jaar 2005 bedroeg het maximale kasboeksaldo meer dan € 19.000.<br />

In het jaar 2006 bedroeg het maximale kasboeksaldo meer dan € 20.000.<br />

Afgaande op de mededeling van belastingplichtige zijn deze saldi derhalve niet in<br />

overeenstemming met het daadwerkelijke kassaldi.<br />

De belastingplichtige hield zelf geen kasadministratie bij. Hij liet de kasadministratie achteraf<br />

opmaken door de administrateur. De administrateur had klaarblijkelijk niet de beschikking<br />

over de privé-bankrekeningen van belastingplichtige en zijn familie, zodat de contante<br />

stortingen vanuit de zaak van de zaak naar deze rekeningen voor de administrateur<br />

onzichtbaar bleven. Ook een aantal zakelijke betalingen (vooral betalingen aan het CBR) zijn<br />

verkeerd geboekt. De administrateur had waarschijnlijk alleen de beschikking over de<br />

maandelijkse overzichten van het CBR waaruit blijkt dat er betalingen waren gedaan. Omdat<br />

de betalingen niet van de zakelijke bankrekening waren betaald heeft de administrateur deze<br />

(ten onrechte) als kasbetaling geboekt. De betalingen waren gedaan van privébankrekeningen<br />

van belastingplichtige en zijn familie. Uit voorgaande volgt ook dat er geen<br />

kascontrole plaatsvond.<br />

De dagelijkse omzet van de lesgelden wordt berekend door de rijlesafspraken in de agenda<br />

van de broers [achternaam] te vermenigvuldigen met € 30 per rijles. Uit de bankafschriften is<br />

gebleken dat er incidenteel ook wel eens omzet per bank wordt ontvangen. Deze omzet werd<br />

dan via een kruispost naar privé geboekt. De omzet was immers al in de kas geregistreerd.<br />

Verder werden er ook lessen vooruitbetaald (lespaketten) en gebeurde het ook wel dat


leerlingen hun lessen later betaalden.<br />

De wijze waarop de omzet door belastingplichtige wordt geregistreerd is derhalve niet correct<br />

en de kasverantwoording is derhalve onjuist.<br />

Uit de bankafschriften van het jaar 2004 en 2005 blijkt ook dat de kas niet kan kloppen. In<br />

december van de jaren 2004 en 2005 zijn bedragen uit de kas van de zaak opgenomen en op<br />

de zakelijke bankrekening gestort. De bijschrijvingen op de bank zijn pas geregistreerd op<br />

een bankafschrift van het jaar 2005 en 2006 en ook pas in het jaar 2005 en 2006 in het<br />

kasboek genoteerd. Dat is dus onjuist. Het geld was al in 2004 en 2005 opgenomen en dat<br />

betekent dus dat het kasboeksaldo per 31 december 2005 en per 31 december 2005 zeker fout<br />

was.<br />

Ik heb de kas gereconstrueerd. Ik ben per jaar uitgegaan van het kassaldo per 1 januari, zoals<br />

het in de administratie werd verantwoord. Ik heb het kassaldo verminderd met de stortingen<br />

op de privé-rekeningen en vermeerderd met de ten onrechte als contant geboekte betalingen<br />

aan het CBR. Verder is gebleken dat er ook andere zakelijke betalingen worden gedaan van<br />

privé-rekeningen van familieleden, zoals betalingen van aanslagen omzetbelasting en<br />

loonbelasting. Vaak is het ook niet duidelijk of er sprake is van een betaling voor de<br />

onderneming of van een privé-betaling. Tenslotte is het in een aantal gevallen ook niet<br />

duidelijk of het loon per bank of per kas werd betaald en welk bedrag er dan werd betaald. De<br />

boeking in de kas stemt vaak niet overeen met het loon wat er volgens de loonadministratie<br />

werd betaald. De hierna opgenomen bedragen van de negatieve kassen zijn daarom slechts<br />

een benadering van de daadwerkelijke negatieve kassen.<br />

Na de reconstructie blijken er forse negatieve kassen te zijn ontstaan.<br />

De hoogste negatieve kas in 2003 is -/- € 32.135 per 31 december 2003.<br />

De hoogste negatieve kas in 2004 is -/- € 56.129 per 31 december 2004.<br />

De hoogste negatieve kas in 2003 is -/- € 108.159 per 31 december 2005.<br />

De hoogste negatieve kas in 2003 is -/- € <strong>11</strong>5.327 per 31 december 2006.<br />

4.1.2 Conclusie kasadministratie<br />

Op grond van bovenstaande bevindingen concludeer ik dat de kasadministratie niet kan<br />

dienen als betrouwbare basis voor de berekening van de winst.<br />

4.2 Examentarieven<br />

(…)<br />

Belastingplichtige heeft geen verklaring gegeven voor de geconstateerde verschillen tussen de<br />

aangegeven omzetbedragen voor de examenprijzen en de notities in de agenda‟s.<br />

4.3 Theorielessen<br />

Volgens belastingplichtige zijn de theorielessen gratis. Uit de agenda‟s blijkt echter dat er ook<br />

af en toe bedragen worden ontvangen voor theorielessen. Belastingplichtige verklaarde later<br />

dat alleen leerlingen van andere rijscholen betalen voor de theorielessen. Ik heb in de<br />

kasadministratie geen ontvangsten voor theorielessen aangetroffen.<br />

Belastingplichtige heeft geen verklaring gegeven voor de geconstateerde verschillen tussen de<br />

aangegeven omzetbedragen voor de lessen en de notities in de agenda‟s.


4.4 Getelde examenafspraken in de agenda‟s<br />

Indien de leerlingen klaar zijn voor een (her)examen wordt een examen(datum) geprikt. Deze<br />

wordt genoteerd in de agenda. Via het CBR en de BNOR (Staatsexamen) weet ik hoeveel<br />

leerlingen een examen hebben gedaan via [X2].<br />

[schema]<br />

Het aantal afgenomen examens zoals opgegeven door het CBR en het BNOR sluit volgens<br />

mijn telling en die van belastingplichtige ongeveer aan met het aantal verantwoorde examens<br />

in het kasboek. De omzet van deze examens werd in het kasboek genoteerd aan de hand van<br />

de maandelijkse overzichten van het CBR en het BNOR.<br />

In de agenda van de broers [achternaam] zijn echter veel minder examenafspraken genoteerd<br />

dan er volgens het CBR en het BNOR werden afgenomen. Belastingplichtige heeft verklaard<br />

dat niet alle examens in de agenda werden genoteerd. De examenafspraken werden volgens<br />

belastingplichtige regelmatig op losse papiertjes genoteerd. Ik vind dit niet aannemelijk.<br />

Belastingplichtige en zijn broer hebben hun agenda altijd ter beschikking en zullen de<br />

examenafspraak dus ook altijd in de agenda noteren. Afspraken op losse papiertjes kunnen<br />

kwijtraken en voor verwarring zorgen bij het inplannen van andere lessen en examens.<br />

Er zijn overigens geen losse papiertjes met examenafspraken in de administratie aangetroffen.<br />

Belastingplichtige heeft tijdens de eindbespreking aangegeven dat er ook wel eens<br />

rijexamentijd werd verkocht aan andere rijschoolhouders. Volgens belastingplichtige zou het<br />

ongeveer gaan om 30 verkochte rijexamens per jaar. Er is hiervan echter geen enkel bewijs<br />

aangetroffen.<br />

4.5 Conclusie examenafspraken<br />

Er zijn veel minder examenafspraken in de ter beschikking staande agenda‟s genoteerd dan er<br />

daadwerkelijk zijn geweest. Ik concludeer dat er nog één of meer agenda‟s moeten zijn<br />

waarin die examenafspraken werden genoteerd.<br />

4.6 Privé-kasopstelling<br />

In onderstaand schema heb ik de contante opnamen uit de zaak en de contante stortingen op<br />

de privé-rekening van belastingplichtige onder elkaar gezet. Uit het hierna opgenomen<br />

schema blijkt dat er grotere bedragen op de privé-rekening werden gestort dan er uit de kas<br />

van de zaak werden opgenomen.<br />

[schema]<br />

Tijdens het inleidende gesprek heb ik belastingplichtige gevraagd of er andere inkomsten zijn<br />

dan de inkomsten van de rijschool en de looninkomsten van zijn echtgenote.<br />

Belastingplichtige heeft hierop ontkennend geantwoord. Desgevraagd heeft hij ook<br />

medegedeeld dat hij in de controleperiode geen geld (anders dan de hypotheek) heeft geleend<br />

of uitgeleend.<br />

De uitkomst van de privé-kasopstelling leidt tot een negatief netto-privé.<br />

Tijdens de eindbespreking stelde de belastingadviseur dat er per 31 december 2002 een


edrag van € 16.000 uit de kas van de zaak was genomen voor privé-opnamen. Dit bedrag<br />

zou in de loop van het jaar 2003 op de privé-rekening van belastingplichtige kunnen zijn<br />

gestort waardoor er in het jaar 2003 niet meer zou zijn gestort dan opgenomen en de<br />

kasopstelling in dat jaar niet tot een negatief netto-privé zou leiden.<br />

Ik heb geen controle gedaan over het jaar 2002 en kan deze opname daarom niet beoordelen.<br />

Gelet op de gebrekkige kasadministratie in de gecontroleerde jaren kan ik me echter wel<br />

voorstellen dat het hier gaat om een sluitpost en dat er voor de rest van het jaar 2002 niet of<br />

nauwelijks privé-opnamen zijn gedaan.<br />

4.7 Overig personeel<br />

Zoals ik al eerder heb vermeld had belastingplichtige meer auto‟s tot zijn beschikking voor<br />

het geven van rijlessen dan dat hij personeel had. Uit de aanwezige benzinebonnen blijkt dat<br />

het meerdere keren per jaar voorkomt dat er op één dag minimaal drie keer wordt getankt<br />

Verder is tijdens het onderzoek gebleken dat er veel meer rijexamens op naam van [X2] bij<br />

het CBR/BNOR zijn verreden dan dat er in de twee agenda‟s van belastingplichtige en zijn<br />

broer werden genoteerd. Ik heb in de jaren 2003 tot en met 2006 in totaal 706<br />

examenafspraken minder in de agenda‟s geteld dan er volgens het CBR werden afgenomen.<br />

Deze afspraken moeten naar mijn mening in een andere agenda genoteerd zijn.<br />

Door bovenstaande omstandigheden is bij het vermoeden gerezen dat er nog ander personeel<br />

moest zijn dat in de betreffende jaren autorijlessen heeft gegeven.<br />

(…)<br />

4.7.14 Conclusies aantal lessen<br />

Het totale gemiddelde van de gevolgde lessen is 788:20 = 39,4 lessen per leerling. Dit sluit<br />

derhalve aan bij de mededeling van belastingplichtige tijdens het inleidende gesprek. Ik heb<br />

contact gehad met een medewerker van het CBR. Deze persoon vertelde mij dat er gemiddeld<br />

tussen de 30 en 40 lessen worden gegeven voordat een leerling voor de eerste keer kan<br />

afrijden. Dit sluit derhalve ook ongeveer aan met het berekende gemiddelde van de gevolgde<br />

lessen, zoals door de leerlingen aangegeven. Het sluit echter niet aan met de cijfers in de<br />

administratie.<br />

Tijdens de eindbespreking heeft belastingplichtige geen opmerkingen gemaakt over dit<br />

onderwerp.<br />

4.7.15 Conclusies examentarieven<br />

In het schrijven van 12 september 2008 wordt namens belastingplichtige gesteld dat het<br />

examentarief in de controleperiode varieerde. Uit de reacties van de ex-leerlingen volgt dat<br />

dit inderdaad het geval was. In de administratie zijn echter steeds dezelfde bedragen<br />

aangegeven. De bevindingen betreffende de examentarieven sluiten derhalve niet aan met de<br />

administratie.<br />

Tijdens de eindbespreking heeft belastingplichtige geen verklaring gegeven voor de<br />

geconstateerde verschillen tussen de variabele examentarieven en het in de administratie


opgenomen vaste tarief (€ 185).<br />

Ik concludeer dan de examentarieven niet tot de juiste bedragen in de administratie werden<br />

verwerkt.<br />

4.7.16 Conclusie tarief theorie<br />

Volgens belastingplichtige waren de theorielessen voor de eigen leerlingen gratis. Een aantal<br />

ex-leerlingen geeft inderdaad aan dat deze lessen gratis waren. Er zijn echter ook exleerlingen<br />

die wel betaald hebben voor theorielessen.<br />

Tijdens de eindbespreking heeft belastingplichtige geen verklaring gegeven voor het feit dat<br />

belastingplichtige heeft gesteld dat de theorielessen gratis waren en het feit dat een aantal exleerlingen<br />

heeft verklaard dat ze moesten betalen voor theorielessen. Ik concludeer dat er<br />

ontvangsten van theorielessen niet werden aangegeven. Gelet op de relatief geringe bedragen<br />

zal ik geen omzet van theorielessen bijtellen.<br />

4.8 Theoretische berekeningen<br />

4.8.1 Aantal rijlessen ten opzichte van omzet examengelden in totale omzet<br />

Tijdens het inleidende gesprek vertelde belastingplichtige dat de leerlingen gemiddeld 35<br />

lessen moeten nemen voordat ze de eerste keer kunnen afrijden. Voor een volgend<br />

(her)examen worden opnieuw lessen gevolgd. Belastingplichtige gaf aan dat er voor een<br />

herexamen ook nog ongeveer 10 lessen moeten worden gevolgd.<br />

In onderstaand schema heb ik het aantal rijlessen per examen berekend vanuit de aangegeven<br />

omzet. Ik ga in de berekening uit van een bedrag van € 100 voor examengeld (€ 185 -/- € 85)<br />

en een bedrag van € 30 per les.<br />

[schema]<br />

Uit deze berekening volgt derhalve dat er veel minder lessen per examen zouden zijn gevolgd<br />

dan er volgens de verklaring van belastingplichtige tijdens het inleidende gesprek zouden zijn<br />

gevolgd.<br />

Tijdens de eindbespreking heeft belastingplichtige geen opmerkingen gemaakt over deze<br />

berekening.<br />

4.8.2 Aantal rijlessen in verhouding met aantal examens volgens administratie<br />

Ik ga in deze berekening uit van de door belastingplichtige getelde examens in het kasboek en<br />

van de aangegeven lessen in het kasboek.<br />

[schema]<br />

Uit deze berekening volgt derhalve ook dat er veel minder lessen per examen zouden zijn<br />

gevolgd dan er volgens de verklaring van belastingplichtige tijdens het inleidende gesprek<br />

zouden zijn gevolgd.<br />

Tijdens de eindbespreking heeft belastingplichtige geen opmerkingen gemaakt over deze


erekening.<br />

4.8.3 Aantal lessen in verhouding met het aantal leerlingen<br />

[schema]<br />

Uit deze berekening volgt derhalve dat er veel minder lessen per leerling zouden zijn gevolgd<br />

dan er volgens de verklaring van belastingplichtige tijdens het inleidende gesprek zouden zijn<br />

gevolgd.<br />

Tijdens de eindbespreking heeft belastingplichtige geen opmerkingen gemaakt over deze<br />

berekening.<br />

4.8.4 Theoretische berekening gewerkte uren<br />

Op basis van de bekende gegevens van het CBR is het mogelijk een benadering te maken van<br />

de gewerkte uren per rij-instructeur. Ik ga in deze berekening uit van 32 lessen voor een<br />

eerste examen en 5 lessen per herexamen.<br />

[berekening]<br />

Uit deze berekening volgt dat belastingplichtige en zijn broer beide iedere werkdag (5 dagen<br />

in de week) meer dan 10 uur per dag lessen zouden hebben moeten gegeven. Uit de<br />

omzetverantwoording blijkt dat er incidenteel meer dan 20 rijlessen per dag zijn gegeven.<br />

Uitgaande van 260 dagen werken per jaar worden volgens de administratie per jaar het<br />

volgende aantal autorijlessen gegeven. Verder heeft belastingplichtige tijdens het<br />

startersbezoek verteld dat hij per week tussen de 45 en 50 rijlessen geeft.<br />

[schema]<br />

Dit is dus aanmerkelijk minder dan het door mij berekende aantal uren voor de rijlessen.<br />

Tijdens de eindbespreking heeft belastingplichtige geen opmerkingen gemaakt over deze<br />

berekening.<br />

4.8.5 Berekening aantal lessen op basis van getankte benzine<br />

Tijdens het startersbezoek heeft belastingplichtige verteld dat er per rijles ongeveer 30<br />

kilometer wordt gereden.<br />

Uit de administratie blijkt hoeveel diesel en benzine er is getankt op kosten van de<br />

onderneming van belastingplichtige. Hiermee kan worden benaderd hoeveel lessen er<br />

ongeveer gegeven kunnen zijn.<br />

[schema]<br />

Ik concludeer dat er aanmerkelijk grote verschillen zijn tussen het berekende aantal rijlessen<br />

en het aantal in de administratie verantwoorde rijlessen.


Tijdens de eindbespreking heeft belastingplichtige geen opmerkingen gemaakt over deze<br />

berekening.<br />

4.8.6 Gebreken in de administratie<br />

Samengevat zijn de volgende gebreken vastgesteld:<br />

- Contante stortingen op privé-rekeningen van belastingplichtige en zijn familie zijn niet in<br />

het kasboek genoteerd;<br />

- Zakelijke betalingen van bankrekeningen van belastingplichtige en zijn familie werden als<br />

kasuitgaven genoteerd;<br />

- Inkomsten uit theorielessen werden niet in het kasboek genoteerd;<br />

- Inkomsten van examengelden werden tot verkeerde bedragen in het kasboek genoteerd;<br />

- Er heeft geen kascontrole plaatsgevonden;<br />

- Na reconstructie loopt de kas in alle jaren fors negatief;<br />

- De uitkomst van de privé-kasopstelling leidt tot een onwaarschijnlijk laag netto-privé;<br />

- De uitkomsten van verschillende theoretische berekeningen leiden tot aanmerkelijk grote<br />

verschillen met de administratie van belastingplichtige.<br />

- De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. De volgende onderdelen van<br />

de administratie zijn niet bewaard:<br />

- - de agenda‟s van de heer [C] en mevrouw [D]<br />

- Er zijn lonen niet in de administratie verantwoord.<br />

De conclusie is dat de administratie van de belastingplichtige niet voldoet aan de eisen die het<br />

bedrijf stelt en dat de administratie zodanig gevoerd is dat niet te allen tijde de rechten en<br />

verplichtingen van belastingplichtige duidelijk blijken.<br />

Uit het bovenstaande blijkt dat de administratie in de jaren 2003 tot en met 2006 dusdanig<br />

ernstige tekortkomingen kent, dat de door belastingplichtige gevoerde administratie<br />

verworpen wordt.<br />

De administratie kan daarom niet dienen als betrouwbare grondslag voor de fiscale<br />

winstberekening.<br />

Uit het bovenstaande volgt dat belastingplichtige niet volledig heeft voldaan aan zijn<br />

verplichtingen ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.<br />

De belastingplichtige wordt er op gewezen dat bij een eventuele procedure deze<br />

tekortkomingen omkering van de bewijslast tot gevolg kunnen hebben op grond van artikel<br />

25 of 27e van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen.<br />

Ook wordt niet voldaan aan artikel 34 van de Wet op de omzetbelasting 1968, juncto artikel<br />

31 Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 en artikel 39 van de Wet op de<br />

omzetbelasting 1968.<br />

Ik corrigeer de aangegeven omzet over de jaren 2003 tot en met 2006 op grond van:<br />

- de theoretische omzetberekening.<br />

4.9 Theoretische omzetberekening<br />

Ik stel me op het standpunt dat alleen de omzet van de lessen welke werden gegeven door de<br />

heer Dhrigpal en zijn broer zijn aangegeven. De omzet van de autorijlessen welke werden<br />

gegeven door de heer [C] en mevrouw [D] is niet aangegeven. Er is wel omzet aangegeven<br />

van de examengelden van de heer [C] en mevrouw [D].


4.9.1 Berekening omzetcorrecties<br />

Volgens het CBR zijn er in het jaar 2003 448 examens afgenomen voor [X2]. 1k stel mij op<br />

het standpunt dat de omzet van de rijlessen voor 200 van de afgenomen examens niet werd<br />

aangegeven. Ik bereken de omzet van deze rijlessen op basis van het aantal examens per<br />

leerling.<br />

Uit de gegevens van het CBR kan worden afgeleid hoeveel rijexamens de leerlingen<br />

gemiddeld moesten afleggen voordat ze slaagden voor het examen. In onderstaande tabel zijn<br />

deze gegevens opgenomen.<br />

[tabel]<br />

Dit betekent dus dat leerlingen gemiddeld 1699/724 = 2,34 examens moesten afleggen<br />

voordat ze slaagden.<br />

4.9.2 Omzetcorrectie autorijlessen jaar 2003<br />

Ik stel mij op het standpunt dat er voor 200 examens geen lessen zijn aangegeven. Dit houdt<br />

in dat er voor 200/2,34 = 85,47 leerlingen geen lessen zijn aangegeven. Ik stel mij op het<br />

standpunt dat iedere leerling gemiddeld 39,4 lessen volgde.<br />

De correctie 2003 (incl. OB) bedraagt 85,47(leerlingen) x 39,4 (lessen per leerling) x € 30 = €<br />

101.025<br />

De correctie exclusief omzetbelasting bedraagt € 101.025 x 100/<strong>11</strong>9 = € 84.894.<br />

De na te heffen omzetbelasting 2003 bedraagt: € 84.894 x 19% = € 16.130.<br />

4.9.3 Omzetcorrectie autorijlessen jaar 2004<br />

Ik stel mij op het standpunt dat er voor 143 examens geen lessen zijn aangegeven. Dit houdt<br />

in dat er voor 143/2,34 = 61,<strong>11</strong> leerlingen geen lessen zijn aangegeven. Ik stel mij op het<br />

standpunt dat iedere leerling gemiddeld 39,4 lessen volgde.<br />

De correctie 2004 (incl. OB) bedraagt 61,<strong>11</strong>(leerlingen) x 39,4 (lessen per leerling) x € 30 = €<br />

72.220.<br />

De correctie exclusief omzetbelasting bedraagt: € 72.220 x 100/<strong>11</strong>9 = € 60.672.<br />

De na te heffen omzetbelasting 2004 bedraagt € 60.672 x 19% = € <strong>11</strong>.527.<br />

4.9.4 Omzetcorrectie autorijlessen jaar 2005<br />

Ik stel mij op het standpunt dat er voor 221 examens geen lessen zijn aangegeven. Dit houdt<br />

in dat er voor 221/2,34 = 94,44 leerlingen geen lessen zijn aangegeven. Ik stel mij op het<br />

standpunt dat iedere leerling gemiddeld 39,4 lessen volgde.<br />

De correctie 2005 (incl. OB) bedraagt: 94,44 (leerlingen) x 39,4 (lessen per leerling) x € 30 =<br />

€ <strong>11</strong>1.633.<br />

De correctie exclusief omzetbelasting bedraagt: € <strong>11</strong>1.633 x 100/<strong>11</strong>9 = € 93.809.<br />

De na te heffen omzetbelasting 2005 bedraagt € 93.809 x 19% = € 17.823.<br />

4.9.5 Omzetcorrectie autorijlessen jaar 2006<br />

Ik stel mij op het standpunt dat er voor 142 examens geen lessen zijn aangegeven. Dit houdt


in dat er voor 142/2,34 = 60,68 leerlingen geen lessen zijn aangegeven. Ik stel mij op het<br />

standpunt dat iedere leerling gemiddeld 39,4 lessen volgde.<br />

De correctie 2006 (incl. OB) bedraagt 60,68 (leerlingen) x 39,4 (lessen per leerling) x € 30 =<br />

€ 71.723.<br />

De correctie exclusief omzetbelasting bedraagt € 71.723 x 100/<strong>11</strong>9 = € 60.271.<br />

De na te heffen omzetbelasting 2006 bedraagt € 60.271 x 19% = € <strong>11</strong>.451.<br />

(…)<br />

5.2.1 Berekening naheffing loonbelasting 2003<br />

Correctie 2003: Loon andere rij-instructeur 1: 85,47 x 39,4 = 3367/2 x € 15 = € 25.252.<br />

Correctie 2003: Loon andere rij-instructeur 2: 85,47 x 39,4 = 3367/2 x € 15 = € 25.252.<br />

Na te heffen loonbelasting 2003 rij-instructeur 1: € 25.252 x 131,2% = € 33.130.<br />

Na te heffen loonbelasting 2003 rij-instructeur 2: € 25.252 x 131,2% = € 33.130.<br />

Totaal na te heffen loonbelasting 2003: € 33.130 + € 33.130 = € 66.260.<br />

De naheffingsaanslag loonbelasting kan in het jaar van betaling in aftrek van de winst worden<br />

gebracht.<br />

5.2.2 Berekening naheffing loonbelasting 2004<br />

Correctie 2004: Loon andere rij-instructeur 1: 61,<strong>11</strong> x 39,4 = 2407/2 x € 15 = € 18.052.<br />

Correctie 2004: Loon andere rij-instructeur 2: 61,<strong>11</strong> x 394 = 2407/2 x € 15 = € 18.052.<br />

Na te heffen loonbelasting 2004 rij-instructeur 1: € 18.052 x 129,7% = € 23.413.<br />

Na te heffen loonbelasting 2004 rij-instructeur 2: € 18.052 x 129,7% = € 23.413.<br />

Totaal na te heffen loonbelasting 2004: € 23.413 + € 23.413 = € 49.826.<br />

De naheffingsaanslag loonbelasting kan in het jaar van betaling in aftrek van de winst worden<br />

gebracht.<br />

5.2.3 Berekening naheffing loonbelasting 2005<br />

Correctie 2005: Loon andere rij-instructeur 1: 94,44 x 39,4 = 3720/2 x € 15 = € 27.900.<br />

Correctie 2005: Loon andere rij-instructeur 2: 94,44 x 39,4 = 3720/2 x € 15 = € 27.900.<br />

Na te heffen loonbelasting 2005 rij-instructeur 1: € 27.900 x 130,4% = € 36.381.<br />

Na te heffen loonbelasting 2005 rij-instructeur 2: € 27.900 x 130,4% = € 36.381.<br />

Totaal na te heffen loonbelasting 2005: € 36.381 † € 36.381 = € 72.762.<br />

De naheffingsaanslag loonbelasting kan in het jaar van betaling in aftrek van de winst worden<br />

gebracht.<br />

5.2.4 Berekening naheffing loonbelasting 2006<br />

Correctie 2006: Loon andere rij-instructeur 1: 60,68 x 39,4 = 2390/2 x € 15 = € 17.925.<br />

Correctie 2006: Loon andere rij-instructeur 2: 60,68 x 39,4 = 2390/2 x € 15 = € 17.925.<br />

Na te heffen loonbelasting 2006 rij-instructeur 1: € 17.925 x 108,3% = € 19.412.<br />

Na te heffen loonbelasting 2006 rij-instructeur 2: € 17.925 x 108,3% = € 19.412.<br />

Totaal na te heffen loonbelasting 2006: € 19.412 + € 19.412 = € 38.824.<br />

De naheffingsaanslag loonbelasting kan in het jaar van betaling in aftrek van de winst worden<br />

gebracht.”<br />

2.6. Verweerder heeft op 7 en 8 oktober 2008 bij gelijkluidende brieven aan 109 oudleerlingen<br />

van eiser informatieverzoeken gedaan. Een deel van de aangeschreven oudleerlingen<br />

heeft hierop een reactie aan verweerder gezonden.


3. Geschil<br />

3.1. Met betrekking tot de naheffingsaanslagen is in geschil of eiser in de onderhavige<br />

tijdvakken (1 januari 2003 tot en met 31 december 2006) niet (volledig) heeft voldaan aan de<br />

verplichtingen ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de<br />

AWR). Indien het antwoord bevestigend luidt, is voorts in geschil of is gebleken dat (en in<br />

hoeverre) de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Voorts zijn de boetebeschikkingen in<br />

geschil.<br />

3.2. Partijen hebben hun standpunten toegelicht in de van hen afkomstige stukken en ter<br />

zitting.<br />

3.3. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op<br />

bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag, de heffingsrentebeschikkingen en de<br />

boetebeschikkingen.<br />

3.4. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de<br />

uitspraken op bezwaar voor zover betrekking hebbend op de vergrijpboetes en vermindering<br />

van de boetes tot op telkens 20% van de boetegrondslag.<br />

4. Overwegingen<br />

Vooraf<br />

4.1. De uitspraken op bezwaar met betrekking tot de naheffingsaanslagen OB 2003 en OB<br />

2004-2006 hebben – naar ook tussen partijen niet in geschil is –, als dagtekening <strong>11</strong> maart<br />

20<strong>11</strong>. Het beroepschrift, ingekomen op 23 februari 20<strong>11</strong>, is derhalve in zoverre prematuur.<br />

De rechtbank is van oordeel dat niet-ontvankelijkverklaring van de betreffende beroepen op<br />

de voet van artikel 6:10 van de Algemene wet bestuursrecht achterwege dient te blijven.<br />

Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uitgebreide compromisbesprekingen<br />

voorafgaand aan de uitspraken op bezwaar niet hebben geresulteerd in een compromis, dat<br />

eiser er vervolgens bij verweerder op heeft aangedrongen spoedig uitspraak te doen teneinde<br />

te bewerkstelligen dat de zaken voor de rechter gebracht konden worden (e-mailbericht van<br />

eiser aan verweerder van 16 januari 20<strong>11</strong>), dat verweerder bij brief van 28 januari 20<strong>11</strong> de<br />

voorgenomen beslissing op bezwaar kenbaar heeft gemaakt, dat verweerder bij e-mailbericht<br />

van 1 februari 20<strong>11</strong> – in antwoord op vragen van eiser – heeft laten weten dat de brief<br />

bevattende de voorgenomen beslissing op bezwaar spoedig gevolgd zou worden door een<br />

definitieve uitspraak en dat verweerder bij e-mailbericht van 23 februari 20<strong>11</strong> te kennen heeft<br />

gegeven dat er enige vertraging was opgelopen ter zake de naheffingsaanslagen OB 2003 en<br />

2004-2006 en dat de administratieve verwerking nog een paar weken (14 dagen) zou duren.<br />

Gelet hierop kon eiser op 23 februari 20<strong>11</strong> redelijkerwijs menen dat de uitspraken op bezwaar<br />

reeds tot stand gekomen waren.<br />

Naheffingsaanslagen terecht<br />

4.2. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verweerder aannemelijk heeft<br />

gemaakt dat eiser niet heeft voldaan aan de in artikel 52 van de AWR neergelegde<br />

administratieplicht. Deze vraag moet bevestigend worden beantwoord. De rechtbank acht<br />

hiertoe beslissend dat de kasadministratie van eiser verre van volledig was (zie onderdeel


4.1.1 van het rapport naar aanleiding van het boekenonderzoek, welk onderdeel is<br />

weergegeven onder de feiten) – hetgeen eiser ook niet heeft betwist – en dat uit de door<br />

verweerder gemaakte theoretische berekeningen (zie onderdeel 4.8 van het rapport naar<br />

aanleiding van het boekenonderzoek) volgt dat eisers administratie ernstige tekortkomingen<br />

vertoont. Nu eiser niet heeft voldaan aan zijn administratieplicht, dient de rechtbank de<br />

beroepen tegen de onderhavige naheffingsaanslagen ongegrond te verklaren, tenzij blijkt dat<br />

de uitspraken op bezwaar onjuist zijn (artikel 27e van de AWR). Niet kan worden gezegd dat<br />

de gebreken in de administratie van zo weinig gewicht zijn dat zij niet de toepassing van de in<br />

artikel 27e van de AWR voorziene sanctie rechtvaardigen.<br />

4.3. Eiser heeft met betrekking tot de theoretische berekeningen aangevoerd dat het aantal<br />

ingekochte examens, zoals door verweerder in zijn berekeningen genoemd, weliswaar correct<br />

is, maar dat verweerder daarbij ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het aantal<br />

examens dat eiser heeft doorverkocht aan andere rijscholen. Nu verweerder deze stelling<br />

heeft weersproken en eiser van zijn stelling geen enkel bewijs heeft aangedragen, heeft de<br />

rechtbank geen aanleiding verweerder niet te volgen in diens conclusies in het rapport. De<br />

enkele stelling van eiser dat de door verweerder herberekende omzet tot gevolg heeft dat ook<br />

naheffingsaanslagen loonheffing met toepassing van omkering van de bewijslast zijn<br />

opgelegd, terwijl de loonadministratie – naar eiser stelt – juist zou zijn, acht de rechtbank in<br />

dit verband onvoldoende. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat eiser<br />

onvoldoende heeft ingebracht tegenover de door verweerder uit het onderzoek getrokken<br />

conclusie dat er veel meer rijlessen zijn gegeven dan blijkt uit de agenda‟s en er derhalve<br />

naast eiser en zijn broer nog andere rij-instructeurs moeten zijn geweest. Dit gelet op het feit<br />

dat eiser meer auto‟s tot zijn beschikking had voor het geven van rijlessen dan nodig voor<br />

hem en zijn broer, er meerdere keren op één dag minstens drie keer is getankt en er veel meer<br />

rijexamens op naam van eiser zijn verreden dan dat er in de agenda‟s van eiser en zijn broer is<br />

genoteerd. Nu eiser verder geen stellingen naar voren heeft gebracht waarmee hij de juistheid<br />

van de correcties betwist, concludeert de rechtbank dat eiser niet heeft doen blijken dat de<br />

naheffingsaanslagen te hoog zijn vastgesteld.<br />

4.4. Dat omkering van bewijslast op de voet van artikel 27e van de AWR heeft<br />

plaatsgevonden, betekent echter niet dat de naheffingsaanslagen mogen berusten op een<br />

willekeurige schatting. Met betrekking tot de redelijke schatting in het kader van de<br />

naheffingsaanslagen omzetbelasting is de rechtbank van oordeel dat verweerder daarbij als<br />

uitgangspunt mocht nemen het jaarlijks aantal ingekochte examens dat niet in de agenda‟s<br />

van eiser en zijn broer was verwerkt en een gemiddeld aantal examens per leerling van 2,34<br />

(zie onderdeel 4.9.1 van het rapport naar aanleiding van het boekenonderzoek), resulterende<br />

in het aantal „niet-verantwoorde‟ leerlingen, en voorts met een gemiddeld lessenaantal per<br />

leerling van 39,4. De op basis hiervan berekende omzetcorrecties berusten dan ook op een<br />

redelijke schatting.<br />

4.5. Met betrekking tot de redelijke schatting ten aanzien van de naheffingsaanslagen<br />

loonbelasting en premie volksverzekeringen is de rechtbank van oordeel dat het niet<br />

onredelijk is dat verweerder heeft verondersteld dat het berekende aantal niet-verantwoorde<br />

lessen verzorgd is door andere personen dan eiser of zijn broer, gelet op de omstandigheid dat<br />

die lessen niet in hun agenda‟s zijn verwerkt en dat het totale aantal lessen zo groot is dat<br />

onwaarschijnlijk is dat zij de lessen zelf hebben gegeven. Voorts mocht verweerder als<br />

uitgangspunt nemen het hiervoor reeds genoemde aantal „niet-verantwoorde‟ leerlingen en<br />

het gemiddelde lessenaantal per leerling van 39,4, alsmede een loon per les van € 15. Voor<br />

het buiten toepassing laten van het anoniementarief ziet de rechtbank geen aanleiding. Eiser


heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat de „extra‟ lessen zijn verzorgd door eiser of zijn<br />

broer en daarnaast blijkt uit eisers administratie niet van overige bij eiser werkzame personen,<br />

anders dan eisers moeder van wie vaststaat dat zij geen rijlessen heeft verzorgd. Al met al is<br />

de rechtbank van oordeel dat de correcties zijn gebaseerd op een redelijke schatting.<br />

4.6. Eiser heeft overigens primair betoogd dat de naheffingsaanslagen loonheffing niet in<br />

stand kunnen blijven, omdat verweerder in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk<br />

bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van fair play, heeft<br />

gehandeld door informatieverzoeken te sturen aan 109 oud-leerlingen van eiser. Daaraan<br />

voegt eiser toe dat de hierop van 24 oud-leerlingen verkregen informatie – als onrechtmatig<br />

verkregen – buiten aanmerking moet worden gelaten. Met verweerder, die ter zitting<br />

overigens heeft erkend dat het beter zou zijn geweest indien in de informatieverzoeken aan de<br />

geadresseerden zou zijn meegedeeld dat zij niet tot antwoorden verplicht waren, is de<br />

rechtbank van oordeel dat thans in het midden kan blijven of sprake is van onrechtmatig<br />

verkregen bewijs. Verweerder heeft gemotiveerd en onvoldoende betwist gesteld dat de<br />

conclusie dat er meer personeel in dienst was dan verantwoord in de administratie, niet is<br />

gebaseerd op de informatie uit de derdenonderzoeken. Voorts heeft verweerder onbetwist<br />

gesteld dat uit de van de ex-leerlingen verkregen informatie alleen is afgeleid het gemiddelde<br />

aantal van 39,4 lessen per leerling, terwijl dit gegeven ook volgt ook uit verklaringen van<br />

eiser zelf en uit gegevens van het CBR (30 à 49 lessen per leerling). Ter zitting heeft eiser<br />

desgevraagd bevestigd dat het aantal lessen per leerling op gemiddeld 39,4 lessen zou kunnen<br />

worden gesteld. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslagen<br />

loonheffing ook zonder de door de ex-leerlingen gegeven informatie in stand blijven, zodat de<br />

klacht niet kan slagen.<br />

4.7. Eiser heeft voorts nog een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, stellende dat<br />

verweerder eisers administratie bij eerdere onderzoeken op zijn merites heeft beoordeeld.<br />

Blijkens de daarvan opgemaakte rapporten heeft het op 13 april 2000 afgelegde<br />

bedrijfsbezoek zich beperkt tot het verzamelen van actuele bedrijfsgegevens, zoals<br />

rechtsvorm en bedrijfsactiviteiten. Tijdens het op 10 oktober 2006 gehouden<br />

boekenonderzoek is slechts de aanvaardbaarheid van aangiften loonheffing onderzocht,<br />

waarbij – zoals in het rapport op bladzijde 2 aangegeven – werd uitgegaan van de gegevens<br />

zoals die in de administratie van eiser zijn aangetroffen. In de onderhavige zaken draait het<br />

om een andere kwestie, te weten of eiser voldaan had aan zijn administratieplicht. Eiser heeft<br />

niet aannemelijk gemaakt dat verweerder tijdens de eerdere bezoeken heeft onderkend dat<br />

eisers administratie onvolledig was. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt reeds<br />

daarom.<br />

Boetes<br />

4.8. Verweerder heeft op grond van artikel 67f van de AWR in samenhang met paragraaf 25<br />

en 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst vergrijpboetes opgelegd. Op<br />

verweerder rust de bewijslast aannemelijk te maken dat het aan (voorwaardelijk) opzet van<br />

eiser is te wijten dat de nageheven belasting niet dan wel niet binnen de termijn is betaald.<br />

4.9. Naar het oordeel van de rechtbank is het aan opzet van eiser te wijten dat te weinig<br />

belasting is betaald. Eiser heeft niet aan zijn wettelijke administratieplicht voldaan en hiermee<br />

heeft hij willens en wetens de kans aanvaard dat als gevolg hiervan te weinig belasting zou<br />

worden betaald.<br />

4.10. De rechtbank acht in dit geval boetes van telkens 15% passend en geboden. Hierbij


heeft de rechtbank in aanmerking genomen de samenloop van de voor de verschillende<br />

middelen opgelegde boetes, eisers draagkracht alsmede de omstandigheid dat de<br />

naheffingsaanslagen tot stand zijn gekomen met omkering van de bewijslast.<br />

4.<strong>11</strong>. Voorts bestaat er aanleiding de boetes te verminderen in verband met overschrijding<br />

van de redelijke termijn. Partijen zijn eenstemmig van mening dat de redelijke termijn<br />

eindigde rond 14 november 2010 en de rechtbank ziet geen aanleiding partijen daarin niet te<br />

volgen. Nu sindsdien een periode van meer dan één jaar is verstreken, bestaat er reden de<br />

– als passend en geboden aangemerkte – boetes te verminderen met 15%. De rechtbank stelt<br />

de boetes als volgt vast:<br />

Naheffingsaanslag OB 2003 € 2.056<br />

Naheffingsaanslag OB 2004-2006 € 5.362<br />

Naheffingsaanslag LH 2003 € 8.448<br />

Naheffingsaanslag LH 2004-2005 € 15.630<br />

Naheffingsaanslag LH 2006 € 4.950<br />

Kostenvergoeding bezwaarfase<br />

4.12. Eiser heeft in de bezwaarfase verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten.<br />

Verweerder heeft nagelaten te beslissen op het daartoe gedane verzoek. Nu tussen partijen<br />

niet in geschil is dat er vanwege de vermindering van de boetes in de bezwaarfase aanleiding<br />

bestond voor een kostenvergoeding, zal de rechtbank in de hierna te nemen beslissing over de<br />

proceskosten tevens de kosten van de bezwaarfase meenemen.<br />

Heffingsrente<br />

4.13. Met betrekking tot de heffingsrentebeschikkingen heeft eiser geen gronden aangevoerd.<br />

Omdat de beroepsgronden tegen de belastingaanslagen geen doel treffen, zijn de beroepen in<br />

zoverre eveneens ongegrond.<br />

Slotsom<br />

4.14. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.<br />

5. Proceskosten<br />

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in<br />

verband met de behande¬ling van de bezwaren en de beroepen redelij¬kerwijs heeft moeten<br />

maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door<br />

een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.965 (bezwaar: 1 punt<br />

voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met<br />

een waarde per punt van € 218, en beroep: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1<br />

punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437, een wegingsfactor<br />

van 1,5 in verband met het aantal samenhangende zaken en een wegingsfactor van 1 voor het<br />

gewicht van de zaken).<br />

6. Beslissing<br />

De rechtbank:


- verklaart de beroepen gegrond;<br />

- vernietigt de uitspraken op bezwaar, doch uitsluitend voor zover deze betrekking hebben op<br />

de boetebeschikkingen en geen beslissing inhouden op eisers verzoek om een<br />

kostenvergoeding;<br />

- vermindert de met de naheffingsaanslag OB 2003 opgelegde boete tot € 2.056;<br />

- vermindert de met de naheffingsaanslag OB 2004-2006 opgelegde boete tot € 5.362;<br />

- vermindert de met de naheffingsaanslag LH 2003 opgelegde boete tot € 8.448;<br />

- vermindert de met de naheffingsaanslag LH 2004-2005 opgelegde boete tot € 15.630;<br />

- vermindert de met de naheffingsaanslag LH 2006 opgelegde boete tot € 4.950;<br />

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;<br />

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.965;<br />

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 152 vergoedt.<br />

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, voorzitter, mr. H. de Jong en mr. R.<br />

van Scharrenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder, griffier. De<br />

beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2012.<br />

Afschrift verzonden aan partijen op:<br />

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de<br />

uitspraak in geanonimiseerde vorm.<br />

Rechtsmiddel<br />

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep<br />

instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH<br />

Amsterdam.<br />

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:<br />

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;<br />

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:<br />

a. de naam en het adres van de indiener;<br />

b. een dagtekening;<br />

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;<br />

d. de gronden van het hoger beroep.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!