02.02.2015 Views

afst.bundel 9 JANUARI 2006 - Technische Universiteit Eindhoven

afst.bundel 9 JANUARI 2006 - Technische Universiteit Eindhoven

afst.bundel 9 JANUARI 2006 - Technische Universiteit Eindhoven

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ouwkunde<br />

J.H.F. Beekhuijzen<br />

W.G.J.C. van den Berg<br />

Ing. L.A.H.M. van Berlo<br />

Ing. M. Brouwer<br />

C.M.G. Dolmans<br />

M.P.H. Embregts<br />

M.J.M. Geraedts<br />

I. de Haan<br />

R. Hilberts<br />

E.M. van den Hove<br />

Ing. N.J.C. Jans<br />

S. Jongerius<br />

P.A. Keeman<br />

C.G. van Kempen<br />

B.W.J. Kleiren<br />

Ing. J.J.M. van ’t Klooster<br />

M. Kooistra<br />

P.H. de Kort<br />

H.B. de Kreij<br />

N. van Kronenberg<br />

J. Miseré<br />

F.J. Mukrab<br />

S. Piët<br />

M.W. van der Poll<br />

E.M. Rikhof<br />

H. Saanen<br />

D.N.H.J. Sauren<br />

I.M.E. Smeets<br />

M. Ubaghs<br />

M.J. Vlasveld<br />

J.G. Vosters<br />

L. Wijburg<br />

S. Wittenberg<br />

diploma-uitreiking<br />

faculteit bouwkunde<br />

09 januari <strong>2006</strong><br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong><br />

<strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> <strong>Eindhoven</strong><br />

jaargang 2005-<strong>2006</strong><br />

nummer 02<br />

09 01 <strong>2006</strong>


Inhoud<br />

pag.<br />

J.H.F. Beekhuijzen<br />

Conversion of the Schellens factory into a Bathhouse 6<br />

W.G.J.C. van den Berg<br />

Burcht en Buiten 8<br />

De enclave Polderweggebied ontsloten.<br />

Ing. L.A.H.M. van Berlo<br />

The Neighbourhood Wizard 10<br />

Cause and effect of changes in urban neighbourhoods<br />

Ing. M. Brouwer<br />

Montage van sandwich gevelelementen. 12<br />

C.M.G. Dolmans<br />

Van waarden naar normen 14<br />

De ontwikkeling van een methode voor de juiste arbeidsnorm voor geprefabriceerde betonnen wandelementen<br />

M.P.H. Embregts<br />

Risicovolle kansen 16<br />

Een beslissingsondersteunend instrument voor de analyse van risico’s en kansen tijdens de beginfasen van een<br />

combinatieproject.<br />

M.J.M. Geraedts<br />

Van gevangenis tot ontspanningscentrum 18<br />

Herbestemming van een justitieel complex tot ontspanningscentrum<br />

I. de Haan<br />

Verkeer in VINEX 20<br />

Een onderzoek naar de besluitvorming m.b.t. de verkeerskundige aspecten in woonwijken<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

R. Hilberts<br />

Bellavista 22<br />

Behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische open ruimte rondom vestingsteden<br />

E.M. van den Hove<br />

Het beheersen van tekeningprocedures 24<br />

Tekeningbesturingssysteem voor het plannen, bewaken en bijsturen van het tekenwerk bij Heijmans IBC Bouw<br />

Ing. N.J.C. Jans<br />

Tijd, Geld, Kwaliteit…en Imago dan 26<br />

Een exploratief onderzoek naar het beheersen van imagoschade bij complexe infrastructurele projecten<br />

S. Jongerius<br />

De Slimfaçade 28<br />

De ontwikkeling van een geprefabriceerd, modulair façadesysteem met geïntegreerde installatietechniek<br />

P.A. Keeman<br />

Duurzame Instandhouding van Monumenten 30<br />

Op Weg naar een Beslisinstrument voor de Duurzame Herbestemming van Monumenten<br />

C.G. van Kempen<br />

Strategisch woonzorgbeleid 32<br />

De integratie van de totstandkoming van een woonservicezone met het strategisch voorraadbeleid van een corporatie<br />

B.W.J. Kleiren<br />

De vraag naar gemeentelijk vastgoed inzichtelijk. 34<br />

De ontwikkeling en toepassing van een beslissings-ondersteunende methode.<br />

Ing. J.J.M. van ’t Klooster<br />

Integrale productontwikkeling 36<br />

Een samenwerking van gebruiker, vormgever en producent.<br />

M. Kooistra<br />

PLATFORMING 38<br />

‘Kiezen voor stedelijkheid’<br />

Een masterplan over een veel besproken stukje Amsterdam: De Wibautstraat


P.H. de Kort<br />

Gebruikersvriendelijke gevel als ondersteuning van het bouwproces 40<br />

H.B. de Kreij<br />

Landscape of events 42<br />

Een shopping mall en metro station in Barcelona<br />

N. van Kronenberg<br />

Ontwerp voor het Muziekpaleis in Utrecht 44<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

J. Miseré<br />

Staafconstructies in blobarchitectuur 46<br />

Een studie naar ontwerp-, modelleer-, toetsings- en optimalisatiemethoden die toegepast kunnen worden<br />

bij het ontwerpproces van staafconstructies in blobarchitectuur.<br />

F.J. Mukrab<br />

Urban Habitat 48<br />

Jonge gezinnen in de binnenstad<br />

S. Piët<br />

Een aanbouw in vijf dagen 50<br />

M.W. van der Poll<br />

Seniorenstad, Vrijetijdsstad! Civic Centers 52<br />

Een maatschappelijk onderzoek om te komen tot een concept voor een seniorenstad in Nederland,<br />

vertaald in een masterplan voor het voormalig Vliegveld Valkenburg, waarbinnen een Civic Center is uitgewerkt.<br />

E.M. Rikhof<br />

Thermen Tilburg 54<br />

Rust en ruimte in de binnenstad<br />

4<br />

H. Saanen<br />

Herbestemming van de Schellens fabriek tot een Turks badhuis 56<br />

Een oud ritueel in een nieuwe vorm<br />

D.N.H.J. Sauren<br />

Van fabriekscultuur naar CULTUURfabriek; transformatie van 175 jaar Bassin 58<br />

I.M.E. Smeets<br />

Modellering van voetgangersgedrag in een binnenstedelijke winkelstraat 60<br />

M. Ubaghs<br />

Investeren in binnenstedelijke parkeergarages 62<br />

Risicoanalyse en quickscan model<br />

M.J. Vlasveld<br />

Investeren in Aziatisch vastgoed 64<br />

Een strategische keuze<br />

J.G. Vosters<br />

SBP wordt Strijp Sport & Health 66<br />

Herbestemming de Hoge Rug als sociale drager<br />

L. Wijburg<br />

Discrete verbindingen in prefab betonconstructies 68<br />

S. Wittenberg<br />

Het Wasven <strong>Eindhoven</strong> 70<br />

Een ruimtelijke ontwikkelingsvisie op het spanningsveld tussen stad en dorp


<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

5


J.H.F. Beekhuijzen<br />

Conversion of the Schellens factory<br />

into a Bathhouse<br />

Afstudeerrichting<br />

Architectuur<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. H. Cisar dipl. arch. ETH<br />

Dipl. ing. H.H. Yegenoglu<br />

Prof. ir. F. van Herwijnen<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Samenvatting<br />

The assignment was to apply the function of a hammam and/or<br />

bathhouse in the existing building of the Schellens Factory, in<br />

<strong>Eindhoven</strong>. While learning about bathing traditions and the<br />

appliance of them in present Dutch culture, a position towards<br />

revitalization of old buildings had to be taken to set out a strategy<br />

for the project. Several themes and typologies are used to<br />

create a strong backbone to the whole project.<br />

Trefwoorden<br />

Bathing tradition<br />

Revitalisation<br />

Typologies<br />

Dialogues<br />

Sensorial House<br />

Afbeelding 1 Ensemble of bathhouse and hammam<br />

6<br />

Position regarding intervention with old buildings<br />

In Portugal I was fascinated when visiting Eduardo Souto de<br />

Moura’s conversion of the Santa Maria do Bouro Monastery into<br />

a hotel. Previously I only used to see clear contrasts in conversion<br />

projects. Souto de Moura intervenes in ruins with a different<br />

method. In his many conversion projects it is hard to tell<br />

where the pre-existing part ends and where the new begins.<br />

Building analogies to the pre-existing is often seen as traditional<br />

and historical however it is precisely the analogy and continuity<br />

that form the great and unique atmosphere that enriches them.<br />

Intervening in old buildings doesn’t imply concealment, or a<br />

striking appearance of the added fabric. Old and new layers have<br />

to recognize each other’s qualities and not overrule them.<br />

Revitalisation is a coexisting of old and new fabric, working<br />

together as one and breathing an atmosphere that enriches the<br />

project.<br />

Urban Design<br />

The Schellens Factory is located in <strong>Eindhoven</strong>, directly on the<br />

southern bank of the Dommel River, facing the inner part of<br />

town. The idea to preserve the isolated appearance of the site is<br />

motivated by the program: housing and especially a bathhouse<br />

needn’t attract randomly wandering pedestrians. These types of<br />

venue are destinations where people go expressly.<br />

The hidden industry that has always been so close to the city<br />

centre will finally be aired to the public. Some buildings are<br />

removed and new ones are added to form a clearer layout of the<br />

site. Between two important existing gates one can follow a linear<br />

public route that passes all the existing and planned public<br />

buildings on the site. This public route can already be seen as<br />

the start for the bathing sequence. The entrance of the bathhouses<br />

will be found at the heart of the site, accessible by narrow<br />

alleys that support the feeling of going to another world.


Afbeelding 2 Hammam - northern light<br />

Afbeelding 3 Hammam - southern light<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afbeelding 4 Bathhouse - volumes, louvers and existing structure<br />

The Hammam<br />

I applied the segregation of sexes strictly from the old typology<br />

that the hammam portrays. It may seem to be a banal choice,<br />

but I think there is no need to transform the hammam in the<br />

direction of the western bathhouse. The hammam is meant to<br />

be sexually segregated. It’s a social place where women meet<br />

women and men meet men. It’s a place where Muslims come<br />

for religious reasons, for cleansing, for spiritual as well as physical<br />

purification.<br />

The hammam is situated in the weaving mill with the northern<br />

lights roof. Part of the hall is substituted to create a satisfying<br />

end to the rhythm of the northern lights roof. The roof is the<br />

external expression of zenithal light and the roof’s angular construction<br />

forms the facade. From the exterior the hammam is<br />

identified as one autonomous building with a closed facade. The<br />

interior of the hammam is characterised by a segregating wall<br />

and volumes that are placed in the open space.<br />

Contradictory to a basic hammam one is not obliged to move<br />

through the spaces; from a circulation zone one can observe the<br />

typical rituals that characterise each space.<br />

The hammam will be characterized by the combination of two<br />

types of zenithal light. The whole hammam is lit from the glass<br />

roof, providing a uniform northern lighting. A domed space is<br />

placed and connected partly to the roof, orientated towards the<br />

south. This main room will be lit with an intense beam of light,<br />

entering the humid space.<br />

The Bathhouse<br />

The remaining buildings on the site have different atmospheres,<br />

but are all characterized by an industrial past; large windows in<br />

facades and roofs light the open space, built on a clear structure<br />

of columns, beams and rafters. The most unique quality however,<br />

is the historical traces that the building has left behind over<br />

time; this is a uniqueness that cannot be created, more so it is<br />

Afbeelding 5 Bathhouse - swimming pool in old hall<br />

forged by time. The patina that is seen on columns, glass and<br />

walls traces the history of the Schellens Factory. Its layers<br />

throughout time will be combined with a new layer and form a<br />

truly unique bathhouse.<br />

A design system is applied to integrate structural, building-physical<br />

and architectural aspects in three steps: First volumes are<br />

placed on the grid of the existing structure, these volumes will<br />

contain baths and saunas. Then hollow columns are placed over<br />

the original columns to support the concrete volumes. Last step<br />

is the placement of fixed wooden louvers that flank the circulation<br />

space. When closed the louvers form serving spaces as toilets<br />

and showers. When open they form a veil, creating cohesion<br />

over the diversity of different volumes and the industrial aesthetics<br />

of the existing fabric.<br />

I created a large circulation space in order to show off some of<br />

the building’s best qualities; the structure, grid and spatiality.<br />

The wide path is not merely a link; it provides plenty of personal<br />

space, social control and space for resting, pausing, meeting,<br />

having a look around, etc.<br />

Two extremes can be experienced most intensively when they<br />

are both present. Taking this idea in account, the implantation<br />

of something new in an existing building creates these kinds of<br />

dialogues automatically. Next to the dialogue between new and<br />

old, there will be dialogues between space of moving and space<br />

of staying, artificial and natural light, wet and dry surfaces, massiveness<br />

and slenderness, smoothness and roughness, veil and<br />

wall. In line with providing dialogues, the bathhouse should<br />

become a sense-invoking place, where all the five sense organs<br />

will be stimulated. The bathhouse will become a place where<br />

differences can be smelt, seen, heard, felt and tasted. The system<br />

of placing served spaces, materialized in different volumes,<br />

offers a sensual sequence: Each area benefits from a different<br />

atmosphere in terms of herbal odours, (zenithal) lighting,<br />

acoustics, surface of material and temperature of water. Even<br />

the sense of taste has its place: in the restaurant.<br />

7


W.G.J.C. van den Berg<br />

Burcht en Buiten<br />

De enclave Polderweggebied ontsloten.<br />

Afstudeerrichting<br />

Architectuur<br />

Afstudeercommissie<br />

Dr. ir. A.H.J. Bosman<br />

Ir. J.J.P.M. van Hoof<br />

Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

8<br />

Samenvatting<br />

In de stad vindt een opleving van de achtergebleven, verlaten<br />

plekken plaats. Het zijn deze ongedefinieerde ruimtes die de<br />

retoriek van de formele centrumlocatie missen. Zij vormen het<br />

daadwerkelijke centrum van de toekomstige stad.<br />

Het Polderweggebied in Amsterdam is een dergelijke locatie die<br />

als een enclave tussen de buurten ligt. De aanwezige kwaliteit,<br />

voortkomend uit een periferisch karakter, vormt het uitgangspunt<br />

bij het ontwerp. Doordat nieuwe gebouwen het gebied<br />

infiltreren, in plaats van zoeken naar een krampachtige of<br />

kunstmatige harmonie met de omgeving, ontstaat een structuur<br />

die recht doet aan de toekomstige stad.<br />

Om de diversiteit aan stedebouwkundige condities te verbeelden<br />

en om de invloed die zij hebben op het wonen te onderzoeken<br />

zijn drie woongebouwen uitgewerkt.<br />

Trefwoorden<br />

Het polderweggebied te Amsterdam<br />

Industrieel erfgoed<br />

Informaticatijdperk<br />

Wonen<br />

Stedelijke vernieuwing<br />

Figuur 1 Polderweggebied te Amsterdam<br />

Figuur 4 Impressie centrum van het gebied<br />

Tegenover de leegloop staat een heropleving van de aantrekkingskracht<br />

van de stad. De breed gedragen traditionele cultuur<br />

heeft de stad verlaten en in het achtergebleven vacuüm hebben<br />

eerder marginale culturen een kans gezien zich te ontplooien.<br />

Van oudsher is de stad een plek waar creativiteit en ontwikkeling<br />

tot bloei komen. De aanwezigheid van verschillende culturen<br />

en leefstijlen levert een klimaat op van innovatie en verandering.<br />

Het is deze kwaliteit die de basis levert voor de hernieuwde<br />

aantrekkingskracht van de stad.<br />

Het onderwerp van mijn <strong>afst</strong>uderen is de Europese stad en het<br />

begrip van de hedendaagse stedelijke processen. In functionele<br />

en ruimtelijke zin is de stad in continue verandering. Enerzijds<br />

is er een ontvluchten uit de stad naar ordelijke buitengebieden.<br />

Anderzijds is er een duidelijke heropleving van de aantrekkingskracht<br />

van de stad.<br />

Het wegtrekken van bewoners is een wezenlijk probleem voor<br />

de hedendaagse stad. Hoewel de leegloop een eeuwenoud gegeven<br />

is, vormt het nu een directe bedreiging voor de kwaliteit van<br />

het stedelijk leven. Door het toenemende gevoel van bedreiging<br />

van eigen belangen en cultuur, is het een kwestie van tijd voordat<br />

de bestaande stad verandert in een plek van verdedigingswerken<br />

van persoonlijke belangen. Aangezien mensen zich<br />

moeilijk kunnen identificeren met de snel veranderende stad,<br />

vormen de geordende buitenwijken een aantrekkelijk alternatief.<br />

Om een beeld te krijgen van de hedendaagse samenleving vormen<br />

de boeken van de Franse socioloog Manuel Castells een<br />

productieve eerste aanzet. Aan de hand van de ontwikkeling op<br />

het gebied van de communicatie in het hedendaagse informaticatijdperk,<br />

beschrijft hij de samenleving als een netwerksamenleving.<br />

Met de opkomst van de netwerksamenleving is de rol van<br />

de stad in zijn ogen niet overbodig geworden, het tegenovergestelde<br />

is namelijk het geval.<br />

Technologische ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de<br />

woon- en werkcultuur drastisch is gewijzigd. De persoonsgebonden<br />

kennis, die men slechts door uitwisseling met anderen kan<br />

overdragen, is de bepalende factor geworden in het stedelijke,<br />

creatieve proces. De locaties waar branches elkaar treffen, werken<br />

dan ook als een magneet voor hen die op zoek zijn naar<br />

innovatieve oplossingen en vooruitgang.<br />

De hier geschetste situatie toont een tweespalt tussen ruimtelijke<br />

logica's. Enerzijds zijn er die plekken met een betekenis<br />

voor de bewoner en gebruiker, Manuel Castells noemt deze de<br />

‘space of place’, en anderzijds zijn er de ‘space of flows’, de<br />

plaats van netwerken en informatiestromen.<br />

Deze tweespalt lijkt absoluut. De vraag is echter of hier sprake is<br />

van een tegenstelling of juist van een combinatie. Een combinatie<br />

die nieuwe mogelijkheden biedt het stadsbegrip te herdefiniëren<br />

en de stad te hervormen. De bescherming van de woonomgeving<br />

en de mogelijkheden van de stad werken daarbij


Figuur 2 Vogelvlucht<br />

Figuur 3 Impressie vanuit het oosten<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Figuur 5 Impressie stedelijke vide<br />

samen als een burcht en zijn buiten. Woongebouwen vervullen<br />

daarin de functie van een burcht; bescherming tegen onrust.<br />

De stad is hierbij de buiten van de burcht; een door mensenhanden<br />

gemaakt landschap die de bezoeker vormt gedurende zijn<br />

verblijf.<br />

Het Polderweggebied in Amsterdam is een plek die lange tijd in<br />

de periferie van de stedelijke cultuur heeft gelegen en nu functioneert<br />

als een enclave. De overgebleven bebouwing van het<br />

oude gasbedrijf heeft een dwingende invloed op het karakter van<br />

het gebied. Het karakter is industrieel, grootschalig en het<br />

publieke domein is eerder het resultaat van een toevallige ordening<br />

van architectonische objecten dan van zorgvuldig geplande<br />

stedebouw. Het gebied is een verzameling van grote kavels die<br />

onafhankelijk van elkaar kunnen worden ingevuld en een zekere<br />

onverschilligheid ten toon spreiden ten opzichte van elkaar.<br />

Deze kenmerken maken een divers scala aan ontwikkelingen<br />

mogelijk, zonder dat de identiteit van de plaats verloren gaat.<br />

In mijn ogen kan de bestaande situatie van het Polderweggebied<br />

model staan voor de hedendaagse werking en vorming van de<br />

samenleving. Zowel de grootte als bouwhoogte en de diversiteit<br />

in functies van verschillende gebouwen, laat zien hoe binnen<br />

een etmaal de concentratie van activiteiten kan verschuiven van<br />

de ene plaats naar de andere plaats. Doordat verschillende functies,<br />

in het verleden, heden en in de toekomst, samengebracht<br />

zijn op deze locatie profiteren ze van dezelfde voorzieningen en<br />

van dezelfde bezoekers ter bevordering van hun populariteit.<br />

De kwaliteit die het gebied heeft opgebouwd in ongeveer een<br />

eeuw tijd, juist doordat het gebied aan de rand van de stad en<br />

daarna als een enclave in de stad heeft gelegen, een kwaliteit die<br />

innovatie en ontwikkeling toestaat, wordt in dit plan gecombineerd<br />

met een flexibele, industriële plaatselijke identiteit.<br />

Het is de inzet van mijn ontwerp om deze kwaliteit te combineren<br />

met een sterke, flexibele identiteit van plaats. In het concept<br />

blijft de bestaande stedebouwkundige structuur grotendeels<br />

Figuur 6 Polyvalente woning<br />

gehandhaafd. De voornaamste wijziging bestaat eruit dat het<br />

publieke domein volledig wordt schoongeveegd.<br />

Om de visie kracht bij te zetten wordt in het concept een duidelijke<br />

gelaagdheid van het gebied benadrukt. Autoverkeer vindt in<br />

het plan plaats onder het maaiveld. Het gehele gebied wordt een<br />

autoluwe zone. Zo wordt een campusachtige kwaliteit verkregen.<br />

Het publieke domein is in wezen functieloos. In het gebied<br />

worden woongebouwen geïntroduceerd die elk op hun eigen<br />

manier een toevoeging aan de identiteit van de plaats zijn. Zij<br />

hebben de schaal van industriële volumes, ze zijn autonome<br />

architectonische elementen in de ruimte en introduceren een<br />

introverte plaatselijke identiteit voor de bewoner. In plaats van<br />

een krampachtig zoeken naar een kunstmatige harmonie met de<br />

omgeving, infiltreren ze de space of flows; ze creëren een op<br />

zichzelf betrokken intieme semi-openbare ruimte, die een<br />

gevoel van plaats genereert. Ze vormen burchten binnen een<br />

stedelijk veld. Drie ontwerpen voor woongebouwen reageren op<br />

de stedelijke omgeving en de aanwezige condities.<br />

De drie gebouwen liggen in elkaars verlengde en hebben een<br />

aantal gemeenschappelijke kenmerken. Vanuit dit gedeelde<br />

karakter geven elk van deze gebouwen een eigen invulling aan<br />

het stedelijk wonen, in reactie op de eisen en mogelijkheden van<br />

de context. Samen vormen ze een bevestiging en verbijzondering<br />

van de diversiteit in het gebied en daarmee van de omliggende<br />

buurten, waarbij ze de eigen waarde van architectonisch<br />

object overstijgen.<br />

Ondanks dat de stad niet zonder de bescherming van burchten<br />

kan, biedt het stedelijke leven de meeste kansen en mogelijkheden<br />

voor hen die de stad in zijn geheel kunnen zien als fascinerend<br />

geheel van processen. De echte stadsbewoner is de stedelijke<br />

nomade; hij ziet, eerder nog dan de stad zelf, de stedelijke<br />

processen als vertrouwde omgeving.<br />

9


Ing. L.A.H.M. van Berlo<br />

The Neighbourhood Wizard<br />

Cause and effect of changes in urban neighbourhoods<br />

Afstudeerrichting<br />

Bouwinformatica<br />

Afstudeercommissie<br />

Dr. ir. J.P. van Leeuwen<br />

Dr. ir. P.A. Erkelens<br />

Ir. R.A. Rutgers<br />

Ir. F. Van den Meiracker<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

10<br />

Samenvatting<br />

The Neighbourhood Wizard is a website that makes citizens<br />

aware of the consequences of the changes that they would like to<br />

realise in their neighbourhood. Users of the website can suggest<br />

changes to their neighbourhood. A Bayesian Belief Network is<br />

used to predict the effects of the changes on several indicators of<br />

liveability as experienced by the community. The<br />

Neighbourhood Wizard also shows what would be the optimal<br />

experience of liveability for different sections of the population.<br />

Trefwoorden<br />

Participation<br />

BN (Bayesian Networks)<br />

DSS (Decision support system)<br />

Urban development<br />

Educational tool<br />

Introduction / problem<br />

In the list of criteria that people use when buying or renting a<br />

house, the quality of the house itself plays a dominant role.<br />

However, the quality of the neighbourhood of the house, both<br />

physical and social, plays an increasingly important role as well<br />

when people are selecting their future home. It can often be<br />

noted that the inhabitants of neighbourhoods make an effort to<br />

keep up the quality of their surroundings and even try to improve<br />

it, as they realise that the ‘liveability’ of their environment is<br />

strongly determined by the social and physical quality of the<br />

neighbourhood. Many municipalities therefore actively seek the<br />

participation of inhabitants in the development and (re-)design<br />

of neighbourhoods.<br />

A main problem in this participation process is that citizens<br />

tend to focus on the problems they encounter in their daily activities.<br />

Citizens tend to have a relatively biased view on how the<br />

neighbourhood should be improved. They are not always able to<br />

acknowledge the viewpoints and needs of all members of society<br />

and their suggestions for improvement therefore tend to be too<br />

constricted.<br />

In this project there was a strong focus on making citizens realise<br />

what the consequences are of their ideas for changes in the<br />

neighbourhood. Changes in the neighbourhood may have a<br />

positive influence on one aspect, but work out negatively for<br />

other aspects. Furthermore, proposed changes may have a positive<br />

effect for one group of inhabitants, but be assessed negatively<br />

by inhabitants who have different requirements.<br />

Objective<br />

The objective of the project was to develop a tool (website at<br />

www.wijkwizard.nl) that allows citizens to propose changes to<br />

their neighbourhood and assess the quality of these changes.<br />

The assessment is done in the context of how the community<br />

will experience the various aspects that determine the liveability<br />

of the neighbourhood.<br />

Cause and effect<br />

The main problem that needed to be addressed in this project<br />

was how to assess the proposed changes in the context of multiple<br />

aspects of liveability, aspects that are appreciated differently<br />

by different sections of the population, e.g. teenagers or elderly<br />

people. The technique of Bayesian statistics was uses as the<br />

methodology to model the causal relationships between neighbourhood<br />

characteristics and inhabitants’ experiences.<br />

The development of the prototype was further limited by narrowing<br />

its scope from ‘any’ neighbourhood to the plaza type of<br />

habitat. Recent research by the so-called Bosch Architecture<br />

Initiative (BAI) has delivered a comprehensive set of data regarding<br />

how people experience a considerable number of physical<br />

and qualitative aspects of plazas in the city. This data collection<br />

played a central role in constructing the knowledge representation<br />

for the system.


The relationships between the characteristics of a plaza can be<br />

modelled on the basis of the data retrieved from the BAI enquiry.<br />

The data can be used as input for the construction of a<br />

Bayesian Belief Network. In this project, the uncertainty lies in<br />

the fact that the experienced appreciation of characteristics is<br />

not the same for every individual of a population. The interdependency<br />

is found in the interrelationships between the characteristics<br />

of the neighbourhood.<br />

Prototype Development<br />

A prototype web application was developed to utilise the<br />

Bayesian Network. The development of the prototype was based<br />

on the following principles:<br />

• User-interaction focused on a task assigned to the user.<br />

Users can experience this like a game;<br />

• Representing the effects of changes to elements of the<br />

neighbourhood that users propose on the various aspects, or<br />

indicators of liveability;<br />

• Representing the desired states of the aspects for different<br />

sections of the population. This way users can evaluate how<br />

changes will be appreciated differently by the different types<br />

of people;<br />

The presentation of the predicted effects to the user is one of<br />

the most difficult issues of this project. Two different types of<br />

charts are used in the prototype. Every chart represents one<br />

aspect (indicator of liveability). The charts will represent a positive<br />

or negative effect on the aspects.<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

11<br />

Evaluation of the Prototype<br />

The prototype was tested and evaluated by inhabitants of the city<br />

of ’s-Hertogenbosch. After the test they were asked to complete<br />

an online evaluation form.<br />

A score of 7.4 (on a scale of 1 to 10) was given to the proposition<br />

“Thanks to the Neighbourhood Wizard, I now see that certain<br />

ideas are positive for me, but negative for other members of our<br />

community.” A score of 7.0 was given to “The Neighbourhood<br />

Wizard shows me that changes can have positive effects on one<br />

aspect, but negative effects on other aspects.”<br />

The evaluation of the test confirmed the educational function of<br />

the prototype.<br />

Conclusions<br />

The most important conclusions of this project concern the<br />

functioning of the prototype:<br />

• The Neighbourhood Wizard helps users to see that certain<br />

ideas are positive for them, but negative for other sections of<br />

the population;<br />

• The Neighbourhood Wizard shows users that changes can<br />

have positive effects on one aspect, but negative effects on<br />

other aspects;<br />

• The Neighbourhood Wizard helps users to realize the<br />

complexity of a design task and as a result users will have a<br />

better-informed view on plan proposals and probably a higher<br />

appreciation of plans.


Ing. M. Brouwer<br />

Montage van sandwich gevelelementen.<br />

Afstudeerrichting<br />

Architectuur<br />

Afstudeercommissie<br />

Dr. ir. E.W. Vastert<br />

Dr. ir P.A.J. van Hoof<br />

Ir. E.R. Poortman<br />

Ing. T. Bazelmans<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

12<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

Samenvatting<br />

Bij de montage van sandwich gevelelementen zijn met name de<br />

maatnauwkeurigheid, montagetijd en arbeidsbelasting belangrijke<br />

aspecten. Het doel van dit <strong>afst</strong>udeerwerk is dan ook het verbeteren<br />

van de montagemethode op deze drie gebieden. Na het<br />

bepalen van de knelpunten is er een nieuwe montagemethode<br />

ontworpen. Door middel van technische en organisatorische<br />

aanpassingen in de huidige montagemethode zijn de gevonden<br />

knelpunten opgelost. Zo wordt bijvoorbeeld door een gedwongen<br />

positionering de montagetijd en de arbeidsbelasting bij het<br />

op maat stellen van de elementen gereduceerd.<br />

Door de verbeterde montagemethode wordt het kritieke pad verkort,<br />

de arbeidsbelasting verminderd en de gewenste maatnauwkeurigheid<br />

behouden.<br />

Trefwoorden<br />

Sandwich gevelelementen<br />

Montagemethode<br />

Maatnauwkeurigheid<br />

Montagetijd<br />

Arbeidsbelasting<br />

Figuur 1 Meetinstrument voor het bepalen van de voegbreedtes<br />

Hurks Beton te Veldhoven is een bedrijf dat gespecialiseerd is<br />

in het fabriceren en monteren van prefab betonelementen. Bij<br />

de bouw van een woontoren in <strong>Eindhoven</strong>, genaamd Porthos, is<br />

Hurks Beton verantwoordelijk voor het fabriceren en monteren<br />

van sandwich gevelelementen. Het montageproces van deze<br />

sandwich gevelelementen is het onderwerp van het <strong>afst</strong>udeerwerk.<br />

Allereerst is er een analyse gemaakt van de huidige montagemethode<br />

van Hurks Beton. Door middel van observatie is<br />

bepaald welke werkzaamheden worden verricht en wat de volgorde<br />

van deze werkzaamheden is. Vervolgens is er dieper op de<br />

maatnauwkeurigheid, de montagetijd, de arbeidsomstandigheden<br />

en het materieelgebruik ingegaan. Uit de analyse komt<br />

naar voren dat er in de diepterichting ontoelaatbare maatafwijkingen<br />

kunnen ontstaan. Tevens komt naar voren dat er een<br />

behoefte is om de montagetijd te reduceren en de arbeidsbelasting<br />

te verlagen. Daarom is de volgende doelstelling geformuleerd:<br />

”Het verbeteren van het montageproces op het gebied van maatnauwkeurigheid,<br />

montagetijd en/of arbeidsbelasting.”<br />

Er is een alternatieve methode bedacht voor het stellen van de<br />

sandwich gevelelementen. Bij deze alternatieve methode wordt<br />

gebruik gemaakt van een gedwongen positionering in de diepterichting.<br />

De verwachting is dat hierdoor geen ontoelaatbare<br />

maatafwijkingen meer ontstaan, de montagetijd wordt verkort<br />

en de arbeidsbelasting omlaag gaat. Zowel de huidige methode<br />

van Hurks Beton als de alternatieve montagemethode zijn in de<br />

praktijk onderzocht.<br />

Hierbij zijn de knelpunten bij de huidige methode met betrekking<br />

tot de maatnauwkeurigheid, montagetijd en arbeidsbelasting<br />

nauwkeurig vastgesteld. Ook de invloed van de alternatieve<br />

methode op het montageproces is vastgesteld. De hierbij horende<br />

probleemstellingen zijn:<br />

1) “Wat zijn de knelpunten bij het huidige montageproces, met<br />

betrekking tot de maatnauwkeurigheid, montagetijd en<br />

arbeidsbelasting”<br />

2) “Welke invloeden heeft de aanpassing in het montageproces<br />

op de maatnauwkeurigheid, montagetijd en/of arbeidsbelasting”<br />

Met de heer van Hoof (TU/e) is er een meetinstrument (zie<br />

figuur 1) ontworpen. Met dit meetinstrument zijn ter plaatse<br />

van de knooppunten de voegbreedtes, randwisselingen, verloop<br />

van de voegen en de vlakwisselingen gemeten. Bij het toetsen<br />

van de meetresultaten komt naar voren dat er geen ontoelaatbare<br />

maatafwijkingen voorkomen. In het programma van eisen is<br />

opgenomen dat de bij de huidige methode gevonden maatafwijkingen<br />

niet mogen worden overschreden.


<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Figuur 2 Gedwongen positionering in diepterichting, ontwikkeld door de heer van Hoof (TU/e).<br />

13<br />

De gemiddelde bewerkingstijden zijn met behulp van filmbeelden<br />

berekend. Met deze bewerkingstijden is er een netwerkplanning<br />

opgesteld. Hiermee is het kritieke pad bepaald en zijn<br />

de doorlooptijden, het aantal manuren en de kraantijden berekend.<br />

Met behulp van de onderzoeksresultaten is bepaald dat<br />

het kritieke pad op de eerste dag niet langer mag worden. De<br />

tijdbepalende activiteiten op het kritieke pad op de derde dag<br />

moeten worden gereduceerd. De tijdbepalende activiteiten zijn<br />

het aanpikken en stellen van de elementen, monteren van de<br />

schoren en aanbrengen van de valbeveiliging.<br />

Door de verbeterde montagemethode worden de elementen<br />

sneller aangepikt, gepositioneerd en definitief gefixeerd.<br />

Hierdoor wordt het kritieke pad verkort waardoor er meer ruimte<br />

is om eventuele problemen op te vangen. Tevens wordt er<br />

minder energie verbruikt ten opzichte van de huidige methode.<br />

Bij de verbeterde montagemethode ligt de arbeidsbelasting van<br />

de monteurs, volgens het stoplichtmodel, altijd in het groene<br />

gebied. De kans op gezondheidsklachten wordt hiermee verminderd.<br />

Bij het bepalen van de arbeidsbelasting is eveneens gebruik<br />

gemaakt van de filmbeelden. Met behulp van de filmbeelden<br />

zijn de lichaamshoudingen en het type arbeid bij de activiteiten<br />

bepaald. Samen met de bewerkingstijden is de arbeidsbelasting<br />

berekend. Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat het<br />

meerdere malen voorkomt dat een monteur volgens het stoplichtmodel<br />

in het oranje gebied valt. Dit wordt met name veroorzaakt<br />

door het aanmaken en verplaatsen van de mortel, het<br />

ondersabelen en stellen van de elementen, monteren van de<br />

schoren en het aanbrengen van de valbeveiliging.<br />

Er is een nieuw montageplan ontwikkeld om de geconstateerde<br />

knelpunten op het gebied van arbeidsbelasting en montagetijd<br />

op te lossen. Daarin zijn diverse onderdelen van het montageproces<br />

aangepast. Deze aanpassingen zijn:<br />

• Takel met motor bij aanpikken sandwichelementen;<br />

• Gedwongen positionering in de diepterichting (zie figuur 2);<br />

• Staand ondersabelen;<br />

• Schoren voorzien van trekhaakkoppelingen (Marnix Praet,<br />

1999 TU/e);<br />

• Geïntegreerde mengbak bij het aanmaken van de mortel;<br />

• Aangepaste bouwvolgorde;<br />

• Herverdeling van de taken.


C.M.G. Dolmans<br />

Van waarden naar normen<br />

De ontwikkeling van een methode voor de juiste arbeidsnormvoor<br />

geprefabriceerde betonnen wandelementen<br />

Afstudeerrichting<br />

Construction Technology<br />

Afstudeercommissie<br />

Ir. E.R. Poortman<br />

Ing. G.L.R.M. Pepels<br />

Ir. M.M.J. Vissers<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

14<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

Samenvatting<br />

De aannemer vindt het moeilijk om tijdens de besteksfase van<br />

het bouwproces een juiste arbeidsnorm te bepalen voor geprefabriceerde<br />

betonnen wandelementen. Vandaar dat er op twee<br />

referentieprojecten een onderzoek is uitgevoerd om erachter te<br />

komen welke activiteiten er allemaal dienen te worden doorlopen<br />

bij het proces ‘aanbrengen geprefabriceerde wandelementen’<br />

en hoe lang deze activiteiten duren. Naar aanleiding van (de<br />

meetresultaten van) dit onderzoek is er een Rekenmethode ontwikkeld,<br />

waarmee een werkvoorbereider, nadat hij enkele hoofden<br />

subvariabelen heeft ingevuld, een juiste arbeidsnorm voor<br />

geprefabriceerde elementen kan genereren.<br />

Trefwoorden<br />

Arbeidsnormen<br />

Rekenmethode<br />

Wandelementen<br />

Multi-Moment-Opnames<br />

Bouwprojecten<br />

Figuur 1 Nieuwbouw AZM<br />

Tijdens de analysefase is het proces ‘aanbrengen sandwich elementen’<br />

bestudeerd. Bij deze analyse is naar voren gekomen dat<br />

de aannemer problemen heeft met het bepalen van een arbeidsnorm<br />

voor deze elementen, daar er weinig gegevens bekend zijn<br />

over de (tijdsduren van de) activiteiten die dienen te worden<br />

doorlopen bij het aanbrengen van de sandwich elementen. Deze<br />

problemen blijken zich echter niet alleen te beperken tot deze<br />

elementen, maar komen ook naar voren bij het aanbrengen van<br />

andere wandelementen, zoals binnenspouwbladen en kernwanden.<br />

Wanneer de aannemer meer inzicht verkrijgt in de opbouw van<br />

een arbeidsnorm voor geprefabriceerde wandelementen, zorgt<br />

dat in de toekomst voor kwalitatief betere planningen en begrotingen.<br />

Hierdoor krijgt de aannemer steeds meer houvast op het<br />

bouwproces, wat kan zorgen voor financiële voordelen gedurende<br />

het bouwtraject.<br />

Om het geanalyseerde probleem op te lossen zijn er zogenaamde<br />

Multi-Moment-Opnames (MMO’s) gemaakt bij de referentieprojecten<br />

‘Nieuwbouw AZM’ in Maastricht (zie figuur 1) en<br />

‘Tetrade 4’ in Breda (zie figuur 2). Tijdens deze MMO’s is naar<br />

voren gekomen dat er twee variabelen (‘elementlengte’ en ‘verwerkingsverdieping’)<br />

van grote invloed zijn op de arbeidsnorm.<br />

Deze twee variabelen zijn aan te wijzen als hoofdvariabelen.<br />

Naast de twee hoofdvariabelen zijn er per activiteit nog één of<br />

meer subvariabelen aan te wijzen, die eveneens van invloed zijn<br />

op de arbeidsnorm. Op basis van de vergaarde meetresultaten<br />

en de bevindingen op de referentieprojecten is er een<br />

Rekenmethode ontwikkeld, waarmee een werkvoorbereider tijdens<br />

de besteksfase van het bouwproces een arbeidsnorm kan<br />

bepalen voor geprefabriceerde betonnen wandelementen.<br />

De ontwikkelde Rekenmethode omvat een programma, waarbij<br />

de keuzes voor de variabelen, die door een werkvoorbereider van<br />

de aannemer zijn gemaakt, worden omgezet tot getallen.<br />

De keuzes van de hoofd- en subvariabelen worden gekoppeld<br />

aan de meetresultaten van de referentieprojecten waar deze<br />

variabelen zijn voorgekomen. Aan de hand hiervan wordt de<br />

arbeidsnorm en de dagproductie (aantal elementen per dag)<br />

bepaald.


Figuur 2 Tetrade<br />

Figuur 3 Rekenmethode<br />

De Rekenmethode (zie figuur 3) is onderverdeeld in vijf stappen,<br />

gecodeerd met de letters A tot en met E.<br />

Stap A betreft de handmatige invoer van de algemene gegevens<br />

van het toetsingsproject, waaronder de gemiddelde elementlengte<br />

en de (sub)variabelen van het toetsingsproject.<br />

In Stap B worden door de Rekenmethode alle uitgangspunten<br />

bepaald. Bij de bepaling van de uitgangspunten wordt bepaald<br />

hoeveel tijd er op de referentieprojecten nodig was om elementen<br />

met een gemiddelde lengte (5,7 meter) vanaf de vrachtwagen<br />

te verwerken in het gebouw.<br />

In Stap C worden door de Rekenmethode alle prognoses<br />

bepaald. Tijdens deze Stap worden de ingevulde subvariabelen<br />

vergeleken met de meetresultaten van de referentieprojecten<br />

waar deze subvariabelen zijn voorgekomen.<br />

Op basis van de resultaten van de Stappen B en C worden deelnormen<br />

bepaald en op basis van deze deelnormen wordt in<br />

Stap E het totale aantal manminuten bepaald, dat nodig is om<br />

één betonnen wandelement in het gebouw te verwerken.<br />

Met behulp van dit totale aantal manminuten kan de dagproductie<br />

en de arbeidsnorm worden bepaald.<br />

Om na te gaan of met de ontwikkelde Rekenmethode een juiste<br />

arbeidsnorm voor betonnen wandelementen kan worden<br />

bepaald, is de Rekenmethode getoetst bij een toetsingsproject.<br />

Bij de toetsing is er een prognose opgesteld van de arbeidsnorm.<br />

Allereerst zijn de variabelen in de Rekenmethode ingevoerd,<br />

waarna er arbeidsnormen en een dagproductie konden<br />

worden bepaald. Door middel van MMO’s is onderzocht hoeveel<br />

manminuten de stelploeg daadwerkelijk nodig had voor het verwerken<br />

van de wandelementen bij het toetsingsproject. Op basis<br />

van de verschillen tussen de geprognotiseerde en de daadwerkelijke<br />

arbeidsnormen zijn er factoren toegevoegd aan de subvariabelen<br />

om zo een methode te verkrijgen die de juiste arbeidsnormen<br />

weergeeft.<br />

Als eindresultaat is er een Rekenmethode ontstaan waarmee<br />

een werkvoorbereider, in de besteksfase van het bouwproces,<br />

een juiste arbeidsnorm voor geprefabriceerde betonnen wandelementen<br />

kan genereren. Deze arbeidsnorm kan gebruikt worden<br />

bij het invullen van de inschrijvingsbegroting.<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

15


M.P.H. Embregts<br />

Risicovolle kansen<br />

Een beslissingsondersteunend instrument voor de analyse van<br />

risico’s en kansen tijdens de beginfasen van een combinatieproject.<br />

Afstudeerrichting<br />

Vastgoedbeheer<br />

Afstudeercommissie<br />

Dr. W.J.M. Heijs<br />

Ir. H.A.J.A. Appel-Meulenbroek<br />

Drs. R.M. Weisz RA MRCIS<br />

Ir. J.A. van Nieukerken<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

16<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

Samenvatting<br />

In dit onderzoek is een analyse gemaakt van het proces, de actoren<br />

en de vormen van samenwerking tussen de actoren bij combinatieprojecten.<br />

Daarnaast is aan bod gekomen hoe door middel<br />

van value-capturing kansen ontstaan voor de financiering<br />

van combinatieprojecten. Op basis van deze theorie is een<br />

beslissingsondersteunend instrument ontwikkeld, waarmee risico’s<br />

en kansen tijdens de beginfasen van een combinatieproject<br />

inzichtelijk te maken zijn. Het instrument kan een rol van betekenis<br />

gaan spelen als besloten is om een integrale oplossing te<br />

bedenken voor meerdere ruimtelijke problemen in één gebied.<br />

Trefwoorden<br />

Combinatieprojecten<br />

Risico’s<br />

Kansen<br />

Onzekerheden<br />

Value-capturing<br />

Door de steeds schaarser wordende ruimte in Nederland ontstaat<br />

een behoefte aan integrale ruimtelijke oplossingen, waarbij<br />

meerdere functies binnen één plangebied worden gerealiseerd.<br />

Deze projecten vallen onder de noemer van combinatieprojecten.<br />

In dit onderzoek komen combinatieprojecten aan bod,<br />

waarbij de aanleg van grootschalige infrastructuur wordt gecombineerd<br />

met de ontwikkeling van vastgoed. Een reden dat een<br />

combinatie van beide functies in één plangebied wordt opgenomen<br />

kan zijn dat twee afzonderlijke ontwikkelingen geen kans<br />

van slagen hebben. Een andere reden voor een integrale oplossing<br />

kan zijn dat een combinatie zeer voor de hand liggend is<br />

door de te verwachte meerwaarde voor beide functies.<br />

Het probleem van combinatieprojecten is dat ze vaak lastig van<br />

de grond komen met als achterliggende oorzaken de hoeveelheid<br />

aan actoren, belangen en middelen; de betrokkenheid van<br />

meerdere overheden en de financiering van het infrastructurele<br />

werk. Er zijn dus vele en hoge risico’s aanwezig bij combinatieprojecten<br />

die niet door één partij gedragen kunnen worden. In<br />

de beginfasen van een combinatieproject dienen daardoor goede<br />

afspraken gemaakt te worden om tot een succesvolle ontwikkeling<br />

van het gebied te kunnen komen. Daarnaast is het belangrijk<br />

dat men in de beginfasen ook kijkt naar de kansen van een<br />

project, omdat anders nooit voldoende draagvlak gecreëerd kan<br />

worden bij politieke besluitvormers. De doelstelling van dit<br />

onderzoek luidt daarom als volgt:<br />

“Het ontwerpen van een beslissingsondersteunend instrument,<br />

waarmee tijdens de beginfasen van het ontwikkelingsproces van<br />

een combinatieproject, risico’s en kansen die zich kunnen voordoen,<br />

op een systematische wijze inzichtelijk gemaakt worden,<br />

zodat door besluitvormers hier tijdig op ingespeeld kan worden.”


Figuur 1 Schematische weergave van deel 1 van het beslissingsondersteunende instrument<br />

Om aan deze doelstelling te kunnen voldoen is in dit onderzoek<br />

een analyse gemaakt van het proces, de actoren en de vormen<br />

van samenwerking tussen de actoren bij combinatieprojecten.<br />

Daarnaast is aan bod gekomen hoe door middel van value-capturing<br />

kansen ontstaan voor de financiering van combinatieprojecten.<br />

Het beslissingsondersteunende instrument dat in de<br />

vorm van een methodiek is ontwikkeld, is gebaseerd op de theorie<br />

over risico’s en kansen. Risico’s worden gezien als potentiële<br />

tegenvallers, terwijl kansen worden gezien als potentiële meevallers<br />

voor een project. Beiden ontstaan uit de onzekerheid over<br />

een (on)gewenste gebeurtenis of ontwikkeling.<br />

Risico’s en kansen tijdens de uitvoeringsfase van een project<br />

kunnen inzichtelijk worden gemaakt met bestaande analysetechnieken<br />

die reeds hun vruchten hebben afgeworpen in de praktijk.<br />

Er is in dit onderzoek een analyse gemaakt van deze technieken,<br />

waarna een selectie heeft plaatsgevonden op basis van<br />

de karakteristieken van combinatieprojecten. De technieken die<br />

zijn overgebleven, zijn gecombineerd tot een methodiek die<br />

geschikt is voor de beginfasen van een combinatieproject. De<br />

methodiek kan een rol van betekenis gaan spelen als besloten is<br />

om een integrale oplossing te bedenken voor meerdere ruimtelijke<br />

problemen in één gebied.<br />

De methodiek die is ontwikkeld op basis van literatuurstudie is<br />

getoetst aan de hand van interviews met professionals uit de<br />

praktijk. Uit deze toetsing zijn enkele verbeterpunten naar voren<br />

gekomen die vervolgens zijn teruggekoppeld naar de methodiek.<br />

De methodiek is opgedeeld in vier delen, waarin in ieder deel<br />

hetzelfde proces wordt doorlopen. Dit proces betreft het identificeren<br />

van onzekerheden, het kwantificeren van onzekerheden<br />

en het invullen van een SWOT-matrix.<br />

Op basis van de informatie die gepresenteerd wordt in de<br />

SWOT-matrix moeten besluitvormers een beslissing kunnen<br />

nemen omtrent de voortgang van het combinatieproject. De<br />

beslismomenten die in de methodiek aan bod komen zijn: het<br />

nemen van een initiatief tot het combineren, het sluiten van een<br />

intentieovereenkomst, het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst<br />

en het sluiten van een realisatieovereenkomst. Deze<br />

vier beslismomenten vormen tevens de afsluiting van ieder deel<br />

van de methodiek (zie figuur 1).<br />

Geconcludeerd kan worden dat de methodiek een hulpmiddel is<br />

om het denkproces van betrokken personen binnen een combinatieproject<br />

te structureren. Er kan op een systematische wijze<br />

beslissingsondersteunende informatie gegenereerd worden,<br />

zodat besluitvormers eerder bereid zijn om een bepaalde beslissing<br />

te nemen. De vraag blijft echter wel of met behulp van het<br />

instrument een combinatieproject sneller van de grond kan<br />

komen. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal het instrument<br />

gebruikt moeten worden in de praktijk, zodat achteraf<br />

bepaald kan worden of het instrument een positieve bijdrage<br />

heeft geleverd aan de totstandkoming van het combinatieproject.<br />

Het laatste dient daarom als voornaamste aanbeveling in dit<br />

onderzoek.<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

17


M.J.M. Geraedts<br />

Van gevangenis tot ontspanningscentrum<br />

Herbestemming van een justitieel complex tot ontspanningscentrum<br />

Afstudeerrichting<br />

Bouwtechnisch Ontwerpen<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. H. Cisar dipl. arch. Eth<br />

Dr. J.C.T. Voorthuis<br />

Prof. ir. F. van Herwijnen<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

18<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

Samenvatting<br />

Het Justitiele complex heeft door haar functie en huidige bouwtechnische<br />

staat een negatieve uitstraling naar haar omgeving.<br />

Door het unieke complex tot ontspanningscentrum te herbestemmen,<br />

en het complex haar openheid naar de stad terug te<br />

geven door terug te keren naar de oorspronkelijk gebouwde situatie<br />

zal deze uitstraling weer positief worden. Bovendien wordt<br />

een vrije ontworpen nieuwbouw toegevoegd, tegengesteld aan<br />

de strikt gestructureerde bestaande bouw. Deze nieuwbouw is<br />

een verbindend, ontsluitend en centraal element tussen de vier<br />

andere gebouwen van het complex.<br />

Trefwoorden<br />

Herbestemming<br />

Gevangenis<br />

Ontspanningscentrum<br />

Tegenstelling<br />

Verbinding<br />

Afbeelding 1 Pollartstraat Roermond<br />

In het centrum van het Limburgse Roermond ligt een voormalig<br />

Justitieel Comlex, gekozen als herbestemmingsproject voor mijn<br />

<strong>afst</strong>udeeropdracht. Het Complex bestaat uit een aantal hoofd- en<br />

bijgebouwen, welke in de periode van 1666 tot begin jaren 90<br />

van de afgelopen eeuw op het perceel binnen de gevangenismuren<br />

zijn toegevoegd. Het Complex heeft vele verschillende functies<br />

gehuisvest, zoals onder andere het Bisschoppelijk Paleis,<br />

een militair hospitaal, magazijn, Paleis van Justitie, gevangenis<br />

en huis van bewaring. Het voormalige Paleis van Justitie met<br />

bijbehorend stalgebouw staan op het moment leeg, terwijl de<br />

gevangenisvleugels en het Voorgebouw nog als zodanig in<br />

gebruik zijn. De monumentale bebouwing van het Complex<br />

bestaat uit gebouwen waarvan er slechts nog enkelen in heel<br />

Nederland behouden zijn, en leent zich hierdoor na het vertrekken<br />

van de gevangenen uitstekend voor herbestemming.<br />

Haar gevangenisfunctie, de leegstand en slechte huidige bouwtechnische<br />

staat zorgen voor een negatieve uitstraling van het<br />

Complex naar haar omgeving. Het doel van de herbestemming<br />

is deze negativiteit om te zetten in een positief karakter, waardoor<br />

het Complex haar (historisch) waardevolle plek in de binnenstad<br />

krijgt die het verdient.<br />

Om een passende nieuwe functie te vinden, is onderzoek verricht<br />

naar de functiebehoeften van de binnenstad van Roermond<br />

en de directe omgeving van het Complex. Ook de geschiedenis<br />

en mogelijkheden van de gebouwen zelf zijn uitgebreid geanalyseerd.<br />

Uit deze onderzoeken is gebleken dat door het Complex<br />

terug te brengen in de oorspronkelijk ontworpen staat van 1863,<br />

er weer een open karakter en helderheid richting stad ontstaat.<br />

Ten tijde van dit ontwerp van Rijksarchitect A. Pierson bestaat<br />

het Complex slechts uit vier los van elkaar staande gebouwen.<br />

Hierdoor ontstaat er een grote binnenplaats, waar de oorspronkelijke<br />

franse tuin opnieuw aangelegd kan worden en als openbaar<br />

park kan dienen.


Afbeelding 2 Nieuwbouw<br />

Afbeelding 3 Ontspanningscentrum<br />

De keuze voor de nieuwe functie is gevallen op een ontspanningscentrum.<br />

Niet alleen lenen de ligging en capaciteiten van<br />

het Complex zich hier uitstekend voor, ook zal door het<br />

Complex een openbare functie te geven het meer betrokken bij<br />

de stad raken. De verschillende functies als horecagelegenheden,<br />

kantoren, hotelvleugel en ontspanningsfuncties worden<br />

over de bestaande gebouwen verdeeld. Voor de centrale entree<br />

en inspanningsfuncties wordt een nieuw gebouw toegevoegd,<br />

dat tevens de verbinding tussen de andere gebouwen gaat verzorgen.<br />

Op de nieuwe functionele invulling van de bestaande<br />

bebouwing na, is verder alleen het nieuwe volume uitgewerkt.<br />

Voor de nieuwbouw is het passende ontwerpconcept ‘tegenstelling’<br />

gekozen. Dit naar aanleiding van de gewenste tegenstelling<br />

tussen de negatieve en positieve uitstraling. Maar natuurlijk ook<br />

de nieuwe functie is totaal tegengesteld aan de bestaande.<br />

Om het nieuwe gebouw in tegenstelling met de bestaande<br />

bebouwing te kunnen ontwerpen, is het bestaande Complex<br />

compleet geanalyseerd met betrekking tot verschillende thema’s<br />

als massa, vorm, volume, ontsluiting, gevels, ruimtes, materiaalgebruik<br />

en constructie. Aan de hand hiervan zijn uitgangspunten<br />

voor de nieuwbouw opgesteld.<br />

Het meest kenmerkend voor de bestaande bouw is de plaatsing<br />

van rechthoekige, massieve bakstenen volumes, symmetrisch<br />

van vorm en beëindigd met schilddaken, op een orthogonaal<br />

raster.<br />

Het nieuwe ontwerp is hier tegengesteld aan ontworpen door<br />

een vrije vorm verdraaid ten opzichte van het bestaande orthogonale<br />

raster centraal tussen de bestaande bebouwing te plaatsen.<br />

Het nieuwe volume bestaat - behalve uit een ondergrondse parkeergarage<br />

- uit drie deconstructivistisch ontworpen massa’s,<br />

waarvan één het verticale transport, één een open en één een<br />

gesloten blok is. Het verticale transport is tevens de constructieve<br />

kern van het gebouw, waaraan de 2 andere massa’s los van<br />

het maaiveld door middel van een staalconstructie zijn bevestigd.<br />

Luchtbruggen op het 1e verdiepingniveau verbinden de verschillende<br />

gebouwen met de nieuwbouw. Deze bruggen geven<br />

de verdraaiing van het nieuwe volume duidelijk weer.<br />

Doordat de nieuwbouw in het openbare park gebouwd wordt, is<br />

deze van alle drie de open zijden van het Complex te benaderen.<br />

Hoewel de andere gebouwen ook ieder hun eigen entree behouden,<br />

zal de hoofdontsluiting en routing via de nieuwbouw<br />

plaatsvinden. De gehele eerste verdieping van het open blok is<br />

hieraan gewijd. Op de tweede en derde verdieping bevinden<br />

zich de inspanningsfuncties zoals een fitness gedeelte in het<br />

open blok en een multifunctionele aerobics-zaal in het gesloten<br />

blok.<br />

Qua materiaalgebruik is voor de drie volumes voor verschillende,<br />

innovatieve materialen gekozen. Zo bestaat het open blok uit<br />

een los van de vloeren - en daarmee achterliggende functies -<br />

staande structurele glasgevel met schuine stijlen en regels. Het<br />

gesloten blok wordt als blikvanger van het Complex aan alle zijden<br />

bekleed met blinkende, titanium gevelplaten. De bruggen<br />

zijn ook ontworpen met een structureel glazen dak- en gevelsysteem.<br />

Dit systeem loopt door in de andere gebouwen, waardoor<br />

de bruggen zowel van de nieuwbouw als de bestaande bouw<br />

onderdeel uitmaken.<br />

Op deze manier wordt ondanks de nieuwe functie en de toegevoegde<br />

nieuwbouw de bestaande bebouwing maximaal in haar<br />

waarde gelaten. Hierdoor zal het ontspanningscentrum uiteindelijk<br />

positief onderdeel gaan uitmaken van de Roermondse<br />

binnenstad.<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

19


I. de Haan<br />

Verkeer in VINEX<br />

Een onderzoek naar de besluitvorming m.b.t. de verkeerskundige<br />

aspecten in woonwijken<br />

Afstudeerrichting<br />

Stedebouw<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. dr. H.J.P. Timmermans<br />

Dr. T.A. Arentze<br />

Ir. A.W.J. Borgers<br />

Dr. Ing. P.J.H.J. van der Waerden<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

20<br />

Samenvatting<br />

In dit onderzoek heeft een verkenning plaatsgevonden naar de<br />

inbreng van de verkeerskundige discipline binnen het stedenbouwkundige<br />

ontwerpproces van uitbreidingslocaties. Met<br />

behulp van interviews is het besluitvormingsproces met betrekking<br />

tot de planvorming voor zeven geselecteerde wijken in<br />

kaart gebracht. De beslissingen blijken sterk afhankelijk te zijn<br />

van de bestaande situatie en de stedenbouw- en verkeerskundigen<br />

overwegen weinig verschillende oplossingsrichtingen.<br />

Externe partijen hebben een belangrijke invloed op het eindresultaat.<br />

De resultaten van dit onderzoek zijn samengevat in een<br />

totaaloverzicht van overwegingen, externe invloeden en keuzes.<br />

Trefwoorden<br />

Besluitvorming<br />

Kennisacquisitie<br />

Kwalitatief onderzoek<br />

Uitbreidingslocaties<br />

Stedenbouwkundig ontwerpen<br />

Stedenbouw beïnvloedt mede de levenskwaliteit van mensen.<br />

De consequenties van stedenbouwkundige ingrepen zijn echter<br />

moeilijk in te schatten. Door het grote aantal partijen en belangen<br />

is het stedenbouwkundig ontwerpproces complex. De leerstoel<br />

Stedenbouwkundige Planologie van de faculteit<br />

Bouwkunde ontwikkelt momenteel een systeem om de stedenbouwkundige<br />

te ondersteunen bij het maken van een ontwerp,<br />

namelijk het MASQUE-systeem.<br />

In het MASQUE-systeem wordt uitgegaan van een multidisciplinair<br />

ontwerpproces, waarin zogenaamde ‘Agents’ een bijdrage<br />

leveren. De ‘Agents’ zijn experts in verschillende disciplines,<br />

zoals bijvoorbeeld wonen en verkeer. Dit <strong>afst</strong>udeeronderzoek<br />

richt zich op de verkeerskundige discipline binnen het stedenbouwkundige<br />

ontwerpproces van uitbreidingslocaties. Het<br />

onderhavige onderzoek richt zich op de uitbreidingslocaties van<br />

dit moment, de VINEX-wijken.<br />

Doelstelling<br />

Een uitvoerige verkenning van de rol van een verkeerskundige<br />

binnen het ontwerpproces van een uitbreidingslocatie zal<br />

inzicht moeten geven in zowel de proces- als de inhoudskant.<br />

Dit inzicht zal (mede) gebruikt worden voor het ontwikkelen<br />

van de verkeerskundige ‘Agent’ als component van een<br />

Planning Ondersteunend Systeem als MASQUE.<br />

Probleemstelling<br />

Wat is de rol van een verkeerskundige, zowel procesmatig als<br />

inhoudelijk, in het stedenbouwkundige ontwerpproces van een<br />

uitbreidingslocatie<br />

- Op welk moment en in overleg met welke partijen moet<br />

verkeerskundig advies worden ingebracht<br />

- Welke kennis is nodig op welk moment ten behoeve van het<br />

geven van verkeerskundig advies<br />

- Op welke wijze kan de vergaarde kennis worden vastgelegd<br />

Onderzoek<br />

Bij gebrek aan geschikte literatuur als uitgangspunt, is gekozen<br />

voor open interviews als onderzoeksmethode. Met behulp van<br />

de Strategische Keuze Benadering is een interviewopzet tot<br />

stand gekomen. In ieder interview staat een case, een VINEXwijk,<br />

centraal. In twee aparte interviews, één met de stedenbouwkundige<br />

en één met de verkeerskundige, wordt informatie<br />

over het ontwerpproces van dit concrete project verzameld.<br />

Om een gevarieerde steekproef te krijgen zijn drie differentiatiecriteria<br />

opgesteld: Randstad of niet-Randstad, grote of kleine<br />

stad en grote of kleine locatie. Op basis van deze criteria zijn<br />

zeven uitbreidingslocaties geselecteerd. De veertien respondenten<br />

dienen als stedenbouw- of verkeerskundige vanaf het begin<br />

betrokken te zijn bij het ontwerpproces van de VINEX-wijk.


Figuur 1 Basisopzet beslisoverzicht<br />

De interviews zijn in twee fasen afgenomen. Na de eerste fase<br />

heeft een evaluatie van de interviewopzet plaatsgevonden.<br />

De interviewopzet blijkt theoretisch een goede basis. De structuur<br />

en vaste volgorde sluit echter niet goed aan bij de denk- en<br />

handelswijze van de respondenten. In de tweede fase wordt de<br />

interviewopzet vooral flexibel en als leidraad ingezet. De gewijzigde<br />

aanpak is succesvol. In verband met tijdgebrek wordt in<br />

de tweede fase vooral gelet op het primaire besluitvormingsproces<br />

en de invloed van externe partijen. De optimale interviewduur<br />

bedraagt 1,5 uur.<br />

In kwalitatief onderzoek is een transcriptiesysteem noodzakelijk<br />

om alle data te structureren en toegankelijk te maken. Het ontwikkelde<br />

beslisoverzicht ordent per planfase het besluitvormingsproces<br />

met betrekking tot elk beslispunt. De projectgebonden<br />

informatie is veralgemeniseerd en is samengevoegd in<br />

een totaaloverzicht.<br />

Resultaten<br />

De verkeerskundige is, evenals de stedenbouwkundige, vanaf<br />

het begin van het project betrokken als lid van het projectteam.<br />

Hij/zij heeft geen ondergeschikte rol. Er zijn geen standaardprocedures<br />

en de besluitvorming heeft een informeel karakter.<br />

Verder blijkt dat de overheid en financiële partijen duidelijk<br />

invloed uitoefenen op het besluitvormingsproces. Aangezien<br />

deze partijen momenteel ontbreken in het MASQUE-systeem,<br />

is de belangrijkste aanbeveling dan ook om het MASQUE-systeem<br />

met deze disciplines aan te vullen.<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

21<br />

De beslispunten blijken in hoofdlijnen locatiespecifiek te zijn.<br />

De stedenbouw- en verkeerskundigen zien slechts een beperkt<br />

aantal oplossingsrichtingen. Het ontwerp voor de VINEX-wijk<br />

leunt vooral op de bestaande situatie en de ontwerper moet<br />

zich, volgens de respondenten, aanpassen. Alternatieve oplossingen<br />

worden daarom nauwelijks overwogen. Bij de overwegingen<br />

van de twee disciplines speelt bereikbaarheid een grote rol.<br />

Ook hier komt het aansluiten op de bestaande structuur sterk<br />

naar voren. De ontwerpers anticiperen op onzekerheden door<br />

middel van ruimtereserveringen en door rekening te houden<br />

met een eventuele specifieke toekomstige ontwikkeling. De<br />

ingebrachte kennis komt met name voort uit de eigen expertise<br />

van de stedenbouw- en verkeerskundigen.<br />

In dit <strong>afst</strong>udeeronderzoek is inzicht verkregen in de verkeerskundige<br />

component in het stedenbouwkundige ontwerpproces<br />

van uitbreidingslocaties. In een vervolgonderzoek kan deze verkenning<br />

wellicht worden uitgebreid, zodat de verkeerskundige<br />

‘Agent’ ontwikkeld kan worden. Benodigde stappen daartoe zijn<br />

onder andere het opstellen van een netwerk van beslispunten<br />

en het onderzoeken van het belang van de verschillende overwegingen.<br />

Door middel van enquêtes is een grotere steekproef<br />

mogelijk en kunnen generalisaties beter plaatsvinden.


R. Hilberts<br />

Bellavista<br />

Behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische open ruimte<br />

rondom vestingsteden<br />

Afstudeerrichting<br />

Stedebouw<br />

Afstudeercommissie<br />

Dr. ir. C.H. Doevendans<br />

Ing. J.P.F.A. Snijders<br />

Ir. R.A. Rutgers<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

22<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

Samenvatting<br />

Cultuurhistorische open ruimte is open ruimte die een directe<br />

samenhang heeft met een cultuurhistorisch object (vestingstad)<br />

en de landschappelijk en/of cultuurhistorische context afleesbaar<br />

houdt. Door compacte verstedelijking staat deze onder<br />

druk, anderzijds staat cultuurhistorie wel in de belangstelling.<br />

In het spanningsveld tussen ruimtelijke dynamiek en behoud<br />

van cultuurhistorie heb ik een methodiek voorgesteld die uitgaat<br />

van het benoemen van de cultuurhistorische karakteristieken<br />

van de open ruimte waarmee de mogelijkheden voor ruimtelijke<br />

ontwikkeling duidelijk worden. De ontwikkelde checklist biedt<br />

zeven handvatten voor ruimtelijke dynamiek in de cultuurhistorische<br />

open ruimte.<br />

Trefwoorden<br />

Stedenbouw<br />

Stadsontwikkeling<br />

Cultuurhistorie<br />

Heusden<br />

Hulst<br />

Figuur 1 Plan voor Heusden<br />

Figuur 4 Ontwerp voor een voormalige fort bij Hulst<br />

Mede door de Nota Belvedère uit 1999 is er momenteel binnen<br />

de stedenbouw en ruimtelijke ordening veel aandacht voor cultuurhistorie.<br />

In Bellavista richt ik me op cultuurhistorische<br />

open ruimte. Dat is open ruimte die een directe samenhang<br />

heeft met een cultuurhistorisch object (in dit onderzoek vestingsteden)<br />

en die de landschappelijk en/of cultuurhistorische context<br />

afleesbaar houdt. Het mooiste voorbeeld van cultuurhistorische<br />

open ruimte bij een vestingstad is het Bossche Broek bij<br />

’s-Hertogenbosch. Daar is de open ruimte verankerd de ruimtelijke<br />

structuur, bij veel kleinere steden is dat niet het geval en<br />

staat de open ruimte onder verstedelijkingsdruk.<br />

Door cultuurhistorie in het algemeen en cultuurhistorische<br />

open ruimte specifiek centraal te stellen in de ruimtelijke<br />

ordening wil ik onderzoeken welke kansen en bedreigingen dat<br />

biedt voor de cultuurhistorische waarde en de ruimtelijke dynamiek<br />

in de cultuurhistorische open ruimte.<br />

Door middel van dit onderzoek wil ik handvatten aanbieden<br />

voor het behoud en de ontwikkeling deze open ruimten rondom<br />

vestingsteden.<br />

Dit onderzoek richt zich op het benoemen van de karakteristieken<br />

van de cultuurhistorische open ruimte en het plaatsen van<br />

de cultuurhistorische open ruimte ten opzichte van de ruimtelijke<br />

dynamiek. Dat gebeurt aan de hand van een analyse van de<br />

cultuurhistorie, de ruimtelijke ordening en van de relatie tussen<br />

deze beide. Dit leidt tot een checklist met zeven handvatten voor<br />

ontwikkeling en planvorming rond cultuurhistorische open<br />

ruimte. Deze methode wordt getoetst in twee casussen,<br />

Heusden en Hulst, waarna een terugkoppeling volgt.<br />

Cultuurhistorische open ruimte is niet bij veel vestingsteden te<br />

vinden. De negen beste voorbeelden zijn geanalyseerd.<br />

Er is in theorie onderscheid te maken naar vier verstedelijkingspatronen<br />

waarvan er twee veel voorkomen: vista en satelliet.<br />

De historische en ruimtelijke analyse van de cultuurhistorische<br />

open ruimte leiden tot de (algemene) cultuurhistorische karakte-


Figuur 2 Plan voor Hulst<br />

Figuur 3 Cultuurhistorische open ruimte Hulst<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

23<br />

ristieken: openheid en de bijzondere plek in de stad. Daarna<br />

volgt een analyse van het nationale ruimtelijk beleid, van de te<br />

verwachten ruimtelijke ontwikkelingen en een literatuuranalyse<br />

van stadsrandenproblematiek.<br />

Tussen cultuurhistorie en ruimtelijke dynamiek bestaat een<br />

spanningsveld waarbij zij elkaar kunnen versterken en elkaar<br />

kunnen frustreren. Voor de omgang met cultuurhistorie in de<br />

ruimtelijke ordening worden drie strategieën gepresenteerd,<br />

conserveren, transformeren en negeren. De basis van de drie<br />

strategieën is het nauwkeurig benoemen van de cultuurhistorische<br />

karakteristieken. Transformeren is de meest aangewezen<br />

strategie voor cultuurhistorische setting vanwege de evenwichtige<br />

aandacht voor cultuurhistorische waarde en ruimtelijke dynamiek.<br />

De analyse leidt tot een checklist met zeven aspecten ten aanzien<br />

van planvorming rond cultuurhistorische open ruimte.<br />

De zeven aspecten zijn openheid, verstedelijking, functie, identiteit,<br />

toegankelijkheid, zichtbaarheid, randen en verbinding.<br />

In het schema zijn deelaspecten, onderlinge relaties, de cultuurhistorische<br />

karakteristiek en mogelijke strategieën aangegeven.<br />

Verder kan aan de hand van een analyse van de betreffende<br />

open ruimte het schema ingevuld worden waarbij de onderlinge<br />

relaties duidelijk worden.<br />

Heusden is een vestingstadje aan de Bergse Maas.<br />

De voornaamste ruimtelijke problematiek betreft het gebrek aan<br />

ruimtelijke dynamiek en de nivellering van het landschappelijk<br />

contrast. De landschappelijke en historische relatie met de Maas<br />

is de voornaamste cultuurhistorische karakteristiek.<br />

De ingrepen die volgen zijn het herstel van het (deels verdwenen)<br />

Oude Maasje als landschappelijk element (aspect verbinding<br />

uit de checklist), een nieuwe oostelijke rand voor Oud-<br />

Heusden (aspect randen) en een onderzoek naar een uitbreidingsmogelijkheid<br />

voor Heusden (aspect verstedelijking).<br />

Hulst is de centrale kern in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen.<br />

Hulst heeft een lange geschiedenis als frontierstad, van de<br />

Tachtigjarige Oorlog tot en met de Franse Tijd. De karakteristieken<br />

van de open ruimte: kreken en inundatiegebieden en de<br />

linie en de vestingwerken, hangen daar dan ook mee samen,<br />

Belangrijke thema’s zijn de positie van Hulst als ‘Koopstad’ en<br />

de beperkte mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen.<br />

Verder spelen de vitaliteit van het platteland, de positie van de<br />

landbouw en een grote vraag naar waterberging een rol.<br />

De belangrijkste onderdelen van het plan zijn het aanpakken<br />

van een rafelrand (aspect randen), het kappen van bossages<br />

rond de vesting (aspect openheid en zichtbaarheid) en het ontwikkelen<br />

van het (typisch Zeeuws-Vlaamse) krekenstelsel als<br />

drager van natuur, recreatie en waterberging.<br />

De waarde van de methode zit in twee punten. In de eerste<br />

plaats in het bepalen van de cultuurhistorische karakteristieken<br />

waarmee ruimte ontstaat voor een culturele dimensie aan ruimtelijke<br />

ontwikkelingen in de cultuurhistorische open ruimte.<br />

Op de tweede plaats in de handvatten die de checklist biedt voor<br />

bij potentiële ruimtelijke ontwikkeling in de open ruimte om<br />

deze ontwikkeling te gebruiken als transformatie ten gunste van<br />

zowel de cultuurhistorische karakteristieken als de ruimtelijke<br />

ontwikkeling. Verschillende aspecten van de checklist zijn<br />

bruikbaar voor het omgaan met stedelijke open ruimte in het<br />

algemeen, de checklist als geheel niet. De methode van het<br />

bepalen van de cultuurhistorische karakteristiek en die proberen<br />

te behouden is een invalshoek die wel in het algemeen bruikbaar<br />

is.


<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

24<br />

E.M. van den Hove<br />

Het beheersen van tekeningprocedures<br />

Tekeningbesturingssysteem voor het plannen, bewaken en<br />

bijsturen van het tekenwerk bij Heijmans IBC Bouw<br />

Afstudeerrichting<br />

Uitvoeringstechniek<br />

Afstudeercommissie<br />

Ir. E.R. Poortman<br />

Dr. ir. E.W. Vastert<br />

Ir. M. Bottema<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

Samenvatting<br />

Heijmans ervaart problemen met het beheersen van de tekeningprocedures.<br />

Uit de analyse blijkt dat maar liefst 84% van<br />

alle sparingstekeningen gemiddeld 34 werkbare dagen te laat<br />

gereed komt. Ook is 85% van alle vormtekeningen te laat<br />

gereed.<br />

Hiertoe is een tekeningbesturingssysteem ontwikkeld op gebaseerd<br />

op het tekeningtraject, welke de onderlinge inhoudelijke<br />

en tijdsgebonden relaties tussen de verschillende tekeningprocedures<br />

weer geeft.<br />

Trefwoorden<br />

Planning<br />

Voorbereiding<br />

Tekeningprocedures<br />

Sparingstekening<br />

Tijdsbeheersing<br />

Aanleiding<br />

Tijd is geld. Op tijd starten met bouwen is om die reden ook van<br />

essentieel belang. Om op tijd te kunnen starten met bouwen,<br />

moet de juiste informatie beschikbaar zijn. Bij Heijmans IBC<br />

Bouw is geconstateerd dat er veel problemen zijn met het op tijd<br />

gereed komen van de werktekeningen. Deze situatie wordt als<br />

problematisch beschouwd. Deze problematische situatie wordt<br />

in beeld gebracht tijdens de analyse bij Heijmans IBC Bouw.<br />

Het beheersen van tekeningprocedures bij Heijmans IBC Bouw<br />

Voor de analyse bij Heijmans IBC Bouw is één tekeningprocedure<br />

onder de loep genomen waarover Heijmans IBC Bouw de<br />

coördinatie heeft, namelijk de sparingsprocedure. De sparingsprocedure<br />

is de tekeningprocedure voor de sparingstekening,<br />

een werktekening waarin de positie en de afmeting van de sparingen<br />

voor de W- en E-installaties zijn getekend. Het doel van<br />

de tekeningprocedure is de definitief voor uitvoering gestempelde<br />

tekening op tijd gereed te krijgen.<br />

Uit de analyse blijkt dat 84% van de sparingstekeningen niet op<br />

tijd gereed is met een gemiddelde overschrijding van 36 werkbare<br />

dagen. Aan dit probleem ligt een aantal knelpunten ten<br />

grondslag. De knelpunten zijn te herleiden tot één hoofdoorzaak.<br />

De hoofdoorzaak is dat de huidige manier van plannen,<br />

bewaken en bijsturen niet leidt tot het beheersen van de sparingsprocedures.<br />

Tevens blijkt dat 85% van de constructieve vormtekeningen te<br />

laat gereed is, waardoor ook 85% van de sparingsprocedures niet<br />

op tijd kan starten. Hieruit blijkt dat de relaties tussen de verschillende<br />

tekeningprocedures van invloed zijn op het wel of<br />

niet op tijd gereed komen van de werktekeningen.<br />

Doelstelling<br />

Uit de analyse blijkt dat de huidige manier van plannen, bewaken<br />

en bijsturen niet leidt tot het beheersen van de sparingsprocedure.<br />

Tevens blijkt dat de inhoudelijke relaties tussen de verschillende<br />

tekeningprocedures essentieel zijn voor het beheersen<br />

van het totale tekenproces. Dit heeft geresulteerd in de doelstelling<br />

voor dit <strong>afst</strong>udeerproject.<br />

Het ontwikkelen van een tekeningbesturingssysteem gebaseerd<br />

op de onderlinge relaties tussen de verschillende tekeningprocedures,<br />

voor het plannen en bewaken van de tijd bij het maken<br />

van de werktekeningen bij Heijmans IBC Bouw.<br />

Het ontwerptraject<br />

Tijdens het ontwerpen van het tekeningbesturingssysteem zijn<br />

drie belangrijke pijlers ontwikkeld welke de basis vormen van<br />

het systeem.<br />

- De bestaande tekeningprocedures zijn aangepast en opnieuw<br />

vormgegeven:<br />

Allereerst zijn alleen die tekeningprocedures die ook werkelijk<br />

in de praktijk gebruikt worden geselecteerd voor het nieuwe<br />

ontwerp. Van deze procedures zijn de activiteiten gestandaardiseerd,<br />

zodat het eenduidig is wat met een activiteit<br />

bedoeld wordt. Vervolgens is ook de rolverdeling gestandaar<br />

diseerd, waardoor in elke procedure vast ligt welke activiteit<br />

door welke rol wordt vervuld. De procedures zijn uitgetekend<br />

in de vorm van een balkenschema, waarbij door middel van<br />

kleur en arcering de activiteiten en rollen gevisualiseerd zijn;<br />

- De tekeningprocedures zijn aan elkaar gekoppeld in het tekeningtraject:<br />

Zoals reeds genoemd, hebben de verschillende werktekeningen<br />

een inhoudelijke relatie met elkaar. Informatie van de ene tekening<br />

is benodigd voor het maken van de andere tekening. De<br />

inhoudelijke relaties tussen de verschillende soorten werktekeningen<br />

zijn in het zogenaamde tekeningtraject vormgegeven<br />

door de procedures van de werktekeningen aan elkaar te koppelen.<br />

Op activiteitniveau is nu visueel gemaakt wanneer de juiste<br />

informatie gereed is voor een activiteit van een andere procedure.<br />

Niet alleen de inhoudelijke relaties zijn hiermee in beeld<br />

gebracht, maar ook de tijdsgebonden relaties. Men kan pas starten<br />

met activiteit B van procedure Y, wanneer activiteit A van<br />

procedure X is afgerond;<br />

- Een nieuwe tekeningcodering is ontwikkeld welke de inhoud


<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afbeelding 1<br />

25<br />

van de tekening weergeeft:. Op basis van de tekeningcode kan<br />

bepaald worden welke procedure gehanteerd moet worden. De<br />

tekeningcode is opgebouwd uit het type tekening, de locatie en<br />

het bouwdeel. De gefaseerde uitvoering, zoals staat weergegeven<br />

in de overallplanning, bepaalt welke informatie op welke tekening<br />

moet komen te staan. Welk type tekening gemaakt moet<br />

worden, volgt hierbij direct uit het bouwdeel.<br />

Van tekeningtraject naar tekeningplanning<br />

Het ontworpen tekeningtraject vormt de basis voor de tekeningplanning.<br />

Door het invoeren van projectafhankelijke factoren,<br />

wordt het tekeningtraject afgestemd op het betreffende project.<br />

Door het invoeren van partijen, krijgt elke partij zijn eigen rol<br />

met bijbehorende activiteiten. Door het invoeren van locaties en<br />

bouwdelen, worden de tekeningcodes, en hiermee dus ook de te<br />

maken tekeningen, bepaald. Door het invoeren van startdata<br />

voor de uitvoering, wordt het tekeningtraject tenslotte omgezet<br />

tot een tekeningplanning. Uit deze tekeningplanning worden de<br />

partijgebonden taakoverzichten gegenereerd, welke als persoonlijke<br />

leidraad dienen voor het tekenwerk.<br />

daarvan wel of niet een waarschuwing geven. Op basis van deze<br />

waarschuwing kan de coördinator van het tekenwerk actie<br />

ondernemen en de vertraging bijsturen. Hierbij wordt gebruik<br />

gemaakt van de mogelijkheid om gevolgen van vertragingen in<br />

beeld te brengen en vertragingen in te halen door de inzet van<br />

noodmaatregelen. Deze noodmaatregelen dienen handmatig en<br />

naar inzicht van de coördinator van het tekenwerk toegepast te<br />

worden.<br />

Het tekeningbesturingssysteem<br />

Het ontworpen tekeningbesturingssysteem is een gekoppeld<br />

systeem bestaande uit een planningsapplicatie en een documentenbeheersysteem<br />

gebaseerd op een gezamenlijke database op<br />

het Internet. Alle tekeningen bevinden zich in één gezamenlijke<br />

database welke binnen het documentenbeheersysteem beheerd<br />

wordt. In het systeem kunnen de gebruikers, oftewel de betrokken<br />

partijen, tekeningen verzenden, ontvangen en zoeken.<br />

In het tekeningbesturingssysteem kunnen de projectafhankelijke<br />

gegevens daadwerkelijk ingevoerd worden door de coördinator,<br />

waardoor het tekeningtraject omgezet wordt naar een tekeningplanning.<br />

De tekeningplanning wordt automatisch bewaakt<br />

door dit systeem. Het systeem kan signaleren of een tekening<br />

op een bepaalde datum een bepaalde status heeft en op basis


Ing. N.J.C. Jans<br />

Tijd, Geld, Kwaliteit…en Imago dan<br />

Een exploratief onderzoek naar het beheersen van imagoschade<br />

bij complexe infrastructurele projecten<br />

Afstudeerrichting<br />

Construction Management & Engineering<br />

Afstudeercommissie<br />

Ir. A.L.M. van Eekelen<br />

Prof. dr. ir. W.F. Schaefer<br />

Ir. D. Roeleven<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

26<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

Samenvatting<br />

Momenteel wordt er bij complexe infrastructurele projecten<br />

voornamelijk beheerst op de “harde” aspecten Tijd, Geld en<br />

Kwaliteit en blijft het expliciet sturen op het beheersen van het<br />

imago een ondergeschoven kindje. De directe gevolgen van<br />

schade aan dit imago zijn namelijk nauwelijks zichtbaar, maar<br />

indirect leidt imagoschade tot een afname van de slagvaardigheid<br />

van projectorganisaties van dergelijke projecten. Een casestudy<br />

bij de projectorganisatie HSL-Zuid en een benchmark<br />

met soortgelijke projecten moeten resulteren in verbeterpunten<br />

voor de beheersing van imagoschade bij complexe infrastructurele<br />

projecten.<br />

Trefwoorden<br />

Risicomanagement<br />

Imagoschade<br />

Communicatie<br />

Projectbeheersing<br />

Infrastructuur<br />

Afbeelding 1<br />

Afbeelding 2<br />

Momenteel wordt er bij complexe infrastructurele projecten<br />

voornamelijk beheerst op de “harde” aspecten Tijd, Geld en<br />

Kwaliteit en blijft het expliciet sturen op het imago nog een<br />

ondergeschoven kindje. De directe gevolgen van schade aan dit<br />

imago zijn namelijk nauwelijks zichtbaar en imagoschade komt<br />

daardoor vaak pas in het vizier van risicomanagers, indien het<br />

direct de continuïteit en beheersbaarheid van het project in<br />

gevaar brengt. Er zijn echter wel indirecte gevolgen van imagoschade<br />

te onderkennen. Het zorgt namelijk voor een afname<br />

van de financiële bewegingsvrijheid van projectorganisaties en<br />

bovendien kunnen relaties met externe partijen hierdoor aangetast<br />

worden. Kortom: imagoschade leidt bij complexe infrastructurele<br />

projecten indirect tot een afname van de slagvaardigheid<br />

van de projectorganisatie.<br />

De doelstelling van dit <strong>afst</strong>udeeronderzoek is het aandragen<br />

van verbeterpunten voor de beheersing van imagoschade bij<br />

complexe infrastructurele projecten.<br />

Hiervoor is een exploratief onderzoek verricht, dat bestaat uit<br />

een vooronderzoek en een casestudy bij de projectorganisatie<br />

HSL-Zuid.<br />

High-profile infrastructurele projecten zoals de HSL-Zuid staan<br />

door hun complexe karakter in het middelpunt van de belangstelling<br />

van de politiek, de media en de burger.<br />

Deze complexiteit wordt bijvoorbeeld gekenmerkt door de ruimtelijke-,<br />

economische- en maatschappelijke impact op de omgeving,<br />

de lange doorlooptijd met veranderende behoeften en -<br />

eisen en het grote aantal actoren met ieder hun eigen belangen.<br />

De aanspraak op publieke financiële middelen, de geëmancipeerde<br />

maatschappij en het moeizaam kunnen aantonen van<br />

nut en noodzaak maken het bij dit soort projecten nog eens<br />

extra noodzakelijk dat het imago voldoende positief wordt<br />

gevoed, om de hierboven genoemde gevolgen van imagoschade<br />

te kunnen mitigeren.


<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

27<br />

Complexe infrastructurele projecten bouwen voortdurend aan<br />

hun imago in de samenleving, of ze nu willen of niet.<br />

Hoe beter dat imago, hoe effectiever zij kunnen optreden. Het<br />

imago van het project, en daarmee de projectorganisatie, bepaalt<br />

namelijk hoe er vanuit de maatschappij en de politiek wordt<br />

gereageerd op bepaalde issues. Bij een sterk imago kunnen deze<br />

issues wellicht worden afgedaan als een incident. Een sterk<br />

imago werkt hierin dus als een verdedigingswal.<br />

Positief voeden van dit imago kan door zichzelf te positioneren<br />

middels kernboodschappen die weliswaar veelvuldig herhaald<br />

moeten worden, om omgepikt te worden door de doelgroep.<br />

Ook door promotionele activiteiten te ontplooien, en deze te<br />

koppelen aan de werkzaamheden en de techniek, is men in staat<br />

om niet alleen overlast en andere negatieve informatie te communiceren.<br />

Daarnaast is draagvlakvorming bij alle partijen essentieel voor<br />

het op succesvolle wijze ontwikkelen en uitvoeren van complexe<br />

projecten. Door de omgeving tijdig en inhoudelijk bij het project<br />

te betrekken via zorgvuldige interactie en vormen van inspraak<br />

kan maatschappelijk draagvlak gecreëerd worden, wat weer zijn<br />

weerslag heeft op de politieke steun. Vanuit de literatuur wordt<br />

hierbij ingezet op verregaande inspraakmogelijkheden, terwijl<br />

bij onderzochte projecten ook het beeld bestaat dat deze<br />

inspraak bij voorbaat moeizaam verloopt vanwege het “Not in<br />

my backyard”-gevoel bij omwonenden en ongewenst is omdat<br />

het vertragend werkt. Van belang is in ieder geval dat duidelijk<br />

wordt aangegeven in hoeverre inspraak mogelijk is. Ook loont<br />

het om stakeholders te betrekken bij het onderzoek naar oplossingsmogelijkheden<br />

voor bijvoorbeeld het ontwerp of bij<br />

beheersmaatregelen, zodat door hen zelf conclusies kunnen<br />

worden getrokken.<br />

Uit de casestudy bij de projectorganisatie HSL-Zuid kan worden<br />

geconcludeerd dat aannemers zich een andere rol aanmeten dan<br />

de overheid. Terwijl de projectorganisatie HSL-Zuid pro-actief<br />

stuurt op het voorkomen van imagoschade, repareert een aannemer<br />

problemen vaak achteraf. De huidige contractvormen met<br />

aannemers staan imagobeheersing daarom in de weg, omdat<br />

hierin geen stimulans is ingebouwd, waardoor een aannemer<br />

zich actief opstelt. Het verdient daardoor aanbeveling om te<br />

onderzoeken hoe een aannemer (gedwongen) bewuster gemaakt<br />

kan worden ten aanzien van de omgeving om imagoschade te<br />

voorkomen.<br />

Een pro-actieve manier van imagobeheersing is het overdraagbaar<br />

maken van technische informatie richting burgers en<br />

media. Zij moeten namelijk de vertaalslag kunnen maken tussen<br />

hetgeen ze fysiek waarnemen en de (technische) beslissing<br />

of oorzaak die hieraan ten grondslag ligt. Burgers en media<br />

moeten vaak, behoudens geïnformeerd, ook overtuigd worden<br />

om deze vertaalslag te kunnen en willen maken.<br />

De afdeling Communicatie moet bij complexe infrastructurele<br />

projecten bovendien voldoende beïnvloedend gebruikt worden<br />

op het besluitvormingsproces, zodat de omgeving hierin wordt<br />

meegenomen. Hierbij moet interne transparante communicatie<br />

actief gestimuleerd worden, zodat de feitelijke grondslag<br />

omtrent issues bekend is, en men een gedegen beheersingsadvies<br />

kan aanleveren.


S. Jongerius<br />

De Slimfaçade<br />

De ontwikkeling van een geprefabriceerd, modulair façadesysteem<br />

met geïntegreerde installatietechniek<br />

Afstudeerrichting<br />

Bouwtechnisch Ontwerpen<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg<br />

Ir. A.W.C. Timmermans<br />

Dr. ir. H.L. Schellen<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

Samenvatting<br />

Dit <strong>afst</strong>udeerproject betreft de ontwikkeling van een façadesysteem<br />

binnen de Slimbouwen© strategie. Deze strategie heeft<br />

het bereiken van een hoger niveau van industrialisatie binnen<br />

de bouwsector als doel. Dit kan worden bereikt door slim te ontwerpen,<br />

efficiënt gebruik van materiaal, prefabricage en flexibele<br />

integratie van installatietechniek. Het uiteindelijk ontwikkelde<br />

façadesysteem, de Slimfaçade, bestaat uit geprefabriceerde, kanten-klare<br />

elementen met geïntegreerde installatietechniek. Op de<br />

bouwplaats hoeven de elementen slechts aan de draagconstructie<br />

te worden opgehangen en worden de installatietechnische<br />

componenten door flexibele koppelingen op de gebouwinstallaties<br />

aangesloten. Met het ontwikkelde systeem is het mogelijk<br />

snel te bouwen en worden de werkzaamheden op de bouwplaats<br />

beperkt.<br />

Afbeelding 1<br />

28<br />

Trefwoorden<br />

Tweede huid façade<br />

Integratie<br />

Installatietechniek<br />

Prefabricage<br />

Modulair<br />

Afbeelding 4<br />

Inleiding<br />

Wanneer de bouwsector wordt vergeleken met andere industriële<br />

takken blijkt dat het niveau van industrialisatie binnen de<br />

bouw erg beperkt is. Dit wordt veroorzaakt door de lange bouwketen<br />

en de vervlechting van leidingen en kanalen met bouwkundige<br />

delen. Als antwoord hierop is de Slimbouwen© strategie<br />

ontwikkeld. Het doel van deze strategie is het realiseren van<br />

een hoger niveau van industrialisatie door ontkoppeling van<br />

bouwkundige delen en installatietechniek. Met name gedurende<br />

de afbouwfase vinden er veel verschillende werkzaamheden<br />

gelijktijdig plaats, welke vaak onderling afhankelijk zijn. De<br />

kernpunten van de strategie zijn flexibiliteit, slank en licht<br />

construeren en het realiseren van procesvoordelen.<br />

Het onderzoek naar en de productontwikkeling binnen de<br />

Slimbouwen© strategie maken onderdeel uit van het onderzoeksprogramma<br />

van de unit Architectural Design &<br />

Engineering. Dit <strong>afst</strong>udeerproject betreft de ontwikkeling van<br />

een façadesysteem binnen de Slimbouwen© strategie. Dit heeft<br />

geleid tot de ontwikkeling van een façadesysteem dat is opgebouwd<br />

uit grote, geprefabriceerde elementen. In deze elementen<br />

is de noodzakelijke installatietechniek flexibel geïntegreerd.<br />

De elementen worden kant-en-klaar op de bouwplaats aangeleverd.<br />

Ze zijn eenvoudig te monteren en worden door middel<br />

van flexibele koppelingen op de gebouwinstallaties aangesloten.<br />

Op deze wijze wordt de hoeveelheid werkzaamheden op de<br />

bouwplaats verminderd, de bouwtijd verkort en wordt er een<br />

stap gedaan richting een sequentiële inrichting van het bouwproces.<br />

Onderzoek<br />

Alvorens met de ontwikkeling van de Slimfaçade is begonnen is<br />

er onderzoek verricht en is er een Programma van Eisen opgesteld.<br />

Het doel van het uitgevoerde onderzoek is het vaststellen<br />

van mogelijkheden en kansen voor een dergelijk façadesysteem.<br />

Hierbij is onderzoek verricht naar bestaand geveltypologieën, de<br />

praktijk waarin gevelbouwondernemingen opereren, de


Afbeelding 2<br />

Afbeelding 3<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afbeelding 5<br />

zogenaamde leidingproblematiek en het mogelijke toepassingsgebied.<br />

De bestaande geveltypologieën zijn geanalyseerd en er is<br />

onderzocht welk type de beste mogelijkheden biedt om te dienen<br />

als basis voor de ontwikkeling van de Slimfaçade. Met name<br />

de mogelijkheden voor prefabricage en de integratie van installatietechniek<br />

speelden een belangrijke rol. Op basis van de resultaten<br />

is gekozen voor de tweede-huid-façade. Dit type is een<br />

actieve gevel, waarbij de installatietechniek een belangrijke rol<br />

speelt. Daarnaast is dit type relatief complex van opbouw. Door<br />

prefabricage van grote, kant-en-klare elementen is dus relatief<br />

veel winst te bereiken.<br />

Uit het onderzoek naar de praktijk waarin gevelbouwondernemingen<br />

opereren is gebleken dat prefabricage en de integratie<br />

van installatietechniek in de gevel op meerdere vlakken voordelen<br />

biedt. Gevelbouwondernemingen beginnen dit in te zien en<br />

nemen dan ook stappen in deze richting. De ontwikkelingen<br />

gaan dan ook richting grotere, geprefabriceerde gevelelementen<br />

met geïntegreerde installatietechniek. De mogelijkheden voor<br />

deze ontwikkelingen liggen voornamelijk binnen de utiliteitsbouw.<br />

De resultaten van het onderzoek hebben, samen met de<br />

algemeen geldende eisen, geleid tot een Programma van Eisen.<br />

Dit PvE vormt de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de<br />

Slimfaçade. Door de complexiteit van de tweede-huid-façade als<br />

geveltypologie is een extra analyse van dit actieve geveltype uitgevoerd.<br />

Hierdoor is een goed inzicht verkregen in de bouwtechnische,<br />

constructieve, bouwfysische en installatietechnische<br />

aspecten van de tweede-huid-façade.<br />

Ontwikkeling<br />

Op basis van het Programma van Eisen en de analyse van de<br />

tweede-huid-façade is in verschillende stappen toegewerkt naar<br />

een Definitief Ontwerp. Het DO is hierna technisch uitgewerkt.<br />

Er is eerst een Voorlopig Ontwerp ontwikkeld, waarbij gebruik is<br />

gemaakt van een analytische ontwerpmethode. Verschillende<br />

(deel)varianten zijn ontwikkeld en beoordeeld.<br />

Afbeelding 6<br />

Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Kesselringmethode.<br />

Met deze methode is het mogelijk meerdere producten<br />

of processen ten opzichte van elkaar te beoordelen. Op basis<br />

hiervan is één variant gekozen, welke het VO vormt. Het VO is<br />

daarna getoetst aan de probleem- en doelstelling en het<br />

Programma van Eisen. Dit heeft geleid tot de doorontwikkeling<br />

van het VO, waarbij op verschillende punten wijzigingen zijn<br />

aangebracht. Met name de constructieve opbouw en de integratie<br />

van installatietechniek vormden een knelpunt. Op deze wijze<br />

is het DO tot stand gekomen. Het DO is daarna ten aanzien van<br />

de bouwtechniek, de bouwfysica, de constructie en de installatietechniek<br />

technisch uitgewerkt.<br />

Resultaat<br />

Het resultaat is een hoogwaardige tweede-huid-façade, welke is<br />

opgebouwd uit geprefabriceerde, kant-en-klare elementen. De<br />

elementen zijn verdiepingshoog uitgevoerd en hebben een<br />

breedte van 3600mm. Ze hebben een modulaire opbouw die is<br />

gebaseerd op een maatsysteem van 1200mm. De benodigde<br />

installatietechniek, zoals inductie-units, mechanisch aangedreven<br />

zonwering, regulerende kleppen etcetera, zijn flexibel geïntegreerd.<br />

Het systeem biedt goede mogelijkheden om per toepassing<br />

te worden aangepast aan de randvoorwaarden die uit<br />

een bouwproject voortkomen. Dit heeft betrekking op zowel de<br />

opbouw alsmede de bouwfysische eigenschappen van de elementen<br />

en de geïntegreerde installatietechniek. De elementen<br />

worden op eenvoudige wijze aan de draagconstructie opgehangen<br />

en worden onderling aangesloten door middel van koppelprofielen.<br />

Op deze wijze is een façadesysteem gerealiseerd dat<br />

deels projectonafhankelijk kan worden geproduceerd, flexibel is<br />

en waarmee snel kan worden gebouwd.<br />

29


P.A. Keeman<br />

Duurzame Instandhouding van<br />

Monumenten<br />

‘Heden beslissen over de toekomst van het verleden’;<br />

Op Weg naar een Beslisinstrument voor de Duurzame<br />

Herbestemming van Monumenten<br />

Afstudeerrichting<br />

Bouwtechnisch Ontwerpen<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

30<br />

Afstudeercommissie<br />

Dr. ir. P.A. Erkelens<br />

Ir. G.J.W. van den Brand<br />

Dr. T.A. Arentze<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

Samenvatting<br />

Een duurzame instandhouding van monumenten gaat verder<br />

dan een harmonie tussen de gedachtegoederen achter duurzaam<br />

bouwen en Monumentenzorg; vanuit de duurzame samenleving<br />

zijn immers meer waardekaders te benoemen van waaruit er<br />

bepaalde prestaties van deze gebouwen verlangd worden.<br />

De duurzame herbestemming van een monument valt of staat<br />

bij de beslissingen die gedurende de programma- en ontwerpfase<br />

van het herbestemmingproces genomen worden om deze verschillende<br />

duurzaamheidwaarden van het monument te behouden<br />

en te stimuleren.<br />

Een beslisinstrument kan daarbij ingezet worden om de ‘duurzaamheidpotentie’<br />

van mogelijke beslisopties te evalueren zodat<br />

bewuste keuzes gemaakt worden ten aanzien van het voortbestaan<br />

van het monument.<br />

Trefwoorden<br />

Duurzaamheid<br />

Instandhouding<br />

Monumenten<br />

Herbestemmingproces<br />

Beslisinstrument<br />

Tot op heden hebben monumenten de bescherming genoten<br />

van de Monumentenwet ten aanzien van tal van ‘duurzaamheideisen’<br />

uit het Bouwbesluit, maar er mag verwacht worden dat<br />

daar in de nabije toekomst ingrijpende veranderingen in zullen<br />

komen: Sbr, RdMZ, Rgd en NIBE hebben tezamen het traject<br />

naar de verzoening tussen de gedachtegoederen achter<br />

Monumentenzorg en duurzaam bouwen reeds ingezet met de<br />

ontwikkeling van het Nationaal Pakket Duurzame<br />

Monumentenzorg. Er is echter nog niemand geweest die gekeken<br />

heeft naar de betekenis die het begrip duurzaamheid in een<br />

ruimere, maatschappelijke context voor de ons cultureel erfgoed<br />

zou kunnen hebben.<br />

De probleemstelling die voor deze studie geformuleerd is, luidt<br />

daarom: Is er een handelsvisie te ontwikkelen waarbij duurzaamheid<br />

geïntegreerd wordt bij de instandhouding van monumenten<br />

Het doel is om een voorzet te geven voor de ontwikkeling van<br />

een beslisinstrument dat behulpzaam is bij de bewuste vorming<br />

van een concept voor de duurzame herbestemming van een<br />

monument.<br />

Elk gebouw dient gezien te worden als een tijdelijk resultaat van<br />

een organisatorisch proces waarbij een <strong>afst</strong>emming plaatsvindt<br />

Figuur 1 Bouwcyclus van een monument<br />

Figuur 4 Indicatie van een achteraf geconstateerd concept dat mogelijk<br />

toegepast is bij de herbestemming van het Glaspaleis in Heerlen<br />

tussen verschillende partijen die op verschillende tijdstippen<br />

betrokken zijn bij de stichting, inrichting, onderhoud en het<br />

beheer van het gebouw. Dit proces wordt het bouwproces<br />

genoemd en wordt in traditionele zin onderverdeeld in een<br />

programma-, ontwerp-, uitvoering en gebruikfase. Deze<br />

gebruiksfase kan in de praktijk decennia lang duren zonder dat<br />

er noemenswaardige veranderingen aan het gebouw plaatsvinden.<br />

Door de voortdurend veranderende eisen die wij aan de<br />

huisvesting van onze activiteiten stellen en de onmacht van de<br />

starre gebouwen om daar aan tegemoet te komen, zal er zich<br />

vroeg of laat een instandhoudingvraagstuk voordoen waarbij de<br />

afweging gemaakt wordt of dat het de moeite loont om het<br />

gebouw te hergebruiken (in de vorm van renovatie of herbestemming)<br />

of dat het ‘beter’ gesloopt kan worden om vervolgens<br />

plaats te maken voor een geheel nieuw gebouw. Dit proces van<br />

gebruik en hergebruik kan zich bij een ‘regulier’ gebouw vaker<br />

dan eens herhalen, maar in het algemeen kan gesteld worden<br />

dat als het gebouw geen bijzondere waarden vertegenwoordigt,<br />

het uiteindelijk gesloopt zal worden.<br />

Monumenten zijn gebouwen die wel bijzondere waarden vertegenwoordigen.<br />

Het zijn zogenaamde cultuurdragers die de<br />

waarden en normen van de samenleving van generatie op generatie<br />

doorgeven en zodoende het raamwerk behouden waarbinnen<br />

individuen kunnen overleven. Eventuele sloop van een<br />

monument dient dan ook ten alle tijden voorkomen te worden.<br />

Daarom is er bij de instandhouding van monumenten in wezen<br />

sprake van een bouwcyclus (figuur 1): een bouwproces waarbij<br />

uitgegaan wordt van een oneindig (her)gebruik van het gebouw<br />

als cultuurdrager èn gebruiksvoorwerp.<br />

De duurzame instandhouding van monumenten heeft naar<br />

mijn inzicht betrekking op het doen voortbestaan van àlle waarden<br />

die vanuit de samenleving aan het gebouw worden toegekend.<br />

Dit houdt in dat er naast de ecologische en culturele waarde<br />

die in eerste instantie meestal met de duurzaamheid van een<br />

monument geassocieerd worden, nog meer waardekaders


Figuur 2 Duurzaamheidwaarden die vanuit de samenleving aan een<br />

gebouw worden toegekend<br />

Figuur 3 Ontwikkeling van het informatieniveau en de invloed van beslissingen<br />

op het resultaat gedurende het verloop van een bouwcyclus<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Figuur 5 Screendump van de Recycle Bin voor Monumenten<br />

(figuur 2) benoemd zijn waarbinnen de prestaties (energiegebruik<br />

is bijvoorbeeld een prestatie die behoort tot de ecologische<br />

waarde) die door het gebouw geleverd worden, in stand gehouden<br />

dienen te worden.<br />

Duurzame instandhoudingingrepen in monumenten komen<br />

vervolgens tot stand door het behoud van de prestaties die reeds<br />

door het gebouw geleverd worden en de benutting van de expliciete<br />

potenties die daarnaast geboden worden om andere prestaties<br />

te verbeteren (bijvoorbeeld door het uitbuiten van de voordelen<br />

van de hoge ruimtes voor daglichttoetreding en/ of dubbel<br />

gebruik; betrekking hebbende op o.a. de waarde voor individu<br />

en de ecologische waarde van een gebouw).<br />

Herbestemming behoort tot één van de mogelijke instandhoudingingrepen<br />

die in een monument gepleegd kunnen worden<br />

en komt er in essentie op neer dat er een nieuwe gebruiksfunctie<br />

aan het monument toegekend wordt en er daarmee een nieuwe<br />

bouwcyclus ingezet wordt die ertoe leidt dat het bestaande<br />

gebouw zodanig aangepast wordt dat het in de behoeften van de<br />

nieuwe gebruiker(s) kan voorzien.<br />

Bezien we de herbestemming van een monument als een beslisproces,<br />

dan blijkt dat de beslissingen die gedurende de programma-<br />

en ontwerpfase van deze nieuwe bouwcyclus genomen<br />

worden cruciaal zijn voor de duurzame instandhouding van het<br />

monument (figuur 3).<br />

Daarom zou er in deze fases een concept –bestaande uit een<br />

gewogen en onderling afgestemde selectie uit een set van vooraf<br />

bepaalde duurzame strategieën- gevormd en ingezet moeten<br />

worden om een ‘duurzame richting’ te geven aan de meest cruciale<br />

beslissingen. Na afloop van het herbestemmingproces kan<br />

een dergelijk concept voorzien in een representatieve weergave<br />

van de wijze waarop er gedurende het herbestemmingproces<br />

aandacht besteed is aan de duurzame instandhouding van het<br />

monument (figuur 4).<br />

Figuur 6 Beoogde functionele opbouw van en interactie met de Recycle<br />

Bin voor Monumenten<br />

Onder de noemer Recycle Bin voor Monumenten is een voorzet<br />

gegeven voor de manier waarop een beslisinstrument opgebouwd<br />

zou moeten worden om behulpzaam te zijn bij de vorming<br />

van een dergelijk concept voor de duurzame herbestemming<br />

van een monument. Deze voorzet betreft een voorstel<br />

voor een interactief hulpmiddel (figuur 5) dat voorziet in de procedurele<br />

en evaluatieve richtlijnen om tot bewuste beslissingen<br />

te komen ten aanzien van de duurzame instandhouding van<br />

monumenten.<br />

Binnen dit instrument is een vooronderzoek opgenomen dat<br />

voor aanvang van ieder herbestemmingproces dient plaats te<br />

vinden en waarmee aan de hand van kenmerkende eigenschappen<br />

met betrekking tot de totstandkoming, ontwikkeling en<br />

hedendaagse waardering van het monument een beroep gedaan<br />

wordt op de juiste beslisprocedure die in het instrument opgenomen<br />

is en in de daarop volgende programma- en ontwerpfase<br />

doorlopen zal worden.<br />

Door de integratie van de evaluatietechnieken Analytic<br />

Hierarchy Process en Decision Networks wordt de gebruiker<br />

van het instrument in staat gesteld om zijn ambities ten aanzien<br />

van de duurzame instandhouding het monument zodanig<br />

te kwantificeren dat het programma bij iedere beslissing die volgens<br />

de geconstateerde procedure genomen moet worden, aangeeft<br />

wat de meest duurzame van de mogelijke beslisvarianten<br />

is. Hoewel geconcludeerd wordt dat er nog een lange weg afgelegd<br />

zal moeten worden voordat de Recycle Bin voor<br />

Monumenten als bruikbaar en betrouwbaar beslisinstrument<br />

opgeleverd kan worden, geeft dit voorstel reeds een indicatie<br />

van de toegevoegde waarde die dit instrument kan leveren:<br />

namelijk het voorzien in een procedure waarmee de kenmerkende<br />

eigenschappen over het verleden van een monument in<br />

relatie gezet worden tot de duurzaamheideisen die heden aan<br />

het gebruik van het gebouw gesteld worden zodat bewuste<br />

beslissingen genomen kunnen worden ten aanzien van de toekomst<br />

(het voortbestaan) van het monument.<br />

31


C.G. van Kempen<br />

Strategisch woonzorgbeleid<br />

De integratie van de totstandkoming van een woonservicezone<br />

met het strategisch voorraadbeleid van een corporatie<br />

Afstudeerrichting<br />

Vastgoedbeheer<br />

Afstudeercommissie<br />

Drs. J.J.A.M. Smeets<br />

Ir. S.J.E. Maussen MRE<br />

M. van Lamoen<br />

De Nederlandse samenleving vergrijst. Het aantal ouderen<br />

neemt toe en zij willen zo lang als het kan, zelfstandig blijven<br />

wonen. Met het oog op verdere vergrijzing zal er op den duur<br />

een tekort aan verpleeg– en verzorgingsplaatsen binnen de huidige<br />

intramurale setting ontstaan. Een belangrijke rol in de<br />

extramuralisering van zorg is de ontwikkeling van woonservicezones.<br />

Woonstichting St. Joseph probeert in te spelen op de groter<br />

wordende zorgbehoefte. Daarnaast probeert zij haar strategisch<br />

voorraadbeleid te implementeren in de organisatie. De uitdaging<br />

is om de totstandkoming van een woonservicezone te<br />

combineren met het strategisch voorraadbeleid.<br />

Deze aanleiding heeft geleid tot het formuleren van de volgende<br />

probleemstelling: Op welke manier kan Woonstichting St.<br />

Joseph te Boxtel de totstandkoming van een woonservicezone<br />

integreren met het strategisch voorraadbeleid<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

32<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

Samenvatting<br />

Een onderzoek naar een manier om de procesmodellen van<br />

strategisch voorraadbeleid en de totstandkoming van een woonservicezone<br />

te integreren. Hierbij is het model van het strategisch<br />

voorraadbeleid voornamelijk portefeuillegericht en het<br />

model voor de totstandkoming van een woonservicezone<br />

gebiedsgericht. Om integratie tot stand te brengen wordt er<br />

gekeken naar de verschillende managementniveaus binnen een<br />

organisatie. Dit resulteert vervolgens in een geïntegreerd model.<br />

Trefwoorden<br />

Wonen<br />

Zorg<br />

Welzijn<br />

Strategisch voorraadbeleid<br />

Corporatie<br />

Strategisch voorraadbeleid<br />

Strategisch voorraadbeleid zijn alle activiteiten die een woningbeheerder<br />

in onderlinge samenhang als onderdeel van een<br />

marktgerichte, strategische en integrale visie ontplooit. Ze hebben<br />

tot doel de woningvoorraad op kortere en langere termijn in<br />

overeenstemming te houden en/of te brengen met de zich ontwikkelende<br />

marktvraag en bedrijfsdoelen van de verhuurder.<br />

Het strategisch voorraadbeleid is ontstaan vanuit de bedrijfskunde<br />

als een strategisch marketing planningsproces. Dit proces is<br />

opgebouwd uit een aantal fasen die het proces beschrijven. Aan<br />

de hand van het model van het strategisch marketing planningsproces<br />

zijn er verschillende modellen ontwikkeld ten aanzien<br />

van het strategisch voorraadbeleid.<br />

Woonservicezone<br />

Woonservicezones zijn wijken waarbinnen zorgwoningen, welzijnsactiviteiten<br />

en zorgactiviteiten worden geclusterd ten behoeve<br />

van ouderen, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten. Het<br />

gaat echter om wijken waar het voor iedereen - al dan niet met<br />

zorgbehoefte - aangenaam wonen en leven is. Voor het slagen<br />

van de woonservicezone is naast aanbod van huisvesting het<br />

aanbod van welzijn- en zorgdiensten van groot belang. Om de<br />

totstandkoming van een woonservicezone in goede banen te<br />

implementeren in de organisatie, is een stroomschema van toepassing.<br />

Integratie procesmodellen<br />

Om integratie totstand te brengen wordt bij beide procesmodellen<br />

gekeken naar de verschillende managementniveaus, namelijk<br />

strategisch, tactisch en operationeel niveau van de organisatie.<br />

Dit resulteert in de figuur. Ten eerste dient de corporatie<br />

haar visie & missie geformuleerd te hebben, zodat helder is wat<br />

haar standpunt is ten aanzien van bijvoorbeeld wonen, zorg en<br />

welzijn, strategisch voorraadbeleid en samenwerking.<br />

Vervolgens kan er initiatief genomen worden. Er wordt draagvlak<br />

gecreëerd onder andere actoren tijdens een startbijeenkomst<br />

en vervolgens worden de samenwerkingspartners<br />

gezocht, waarmee de woonservicezone daadwerkelijk wordt<br />

gerealiseerd. Een van de activiteiten tijdens de initiatieffase is<br />

het inventariseren van de lokale situatie, zodat het aanbod van<br />

wonen, zorg en welzijn duidelijk wordt. Dit komt overeen met<br />

een deel van de externe en interne analyse. In de analyse van de<br />

woningmarkt en complexkenmerken wordt namelijk al aandacht<br />

besteed aan het woningaanbod. De interne en externe analyse<br />

kan vervolgens geheel uitgevoerd worden. Op basis van het<br />

startdocument kan de concept-intentieverklaring getekend worden.<br />

Alle actoren dienen deze te tekenen. Indien men het niet<br />

eens wordt, kan er nog besloten worden te stoppen.<br />

De visiefase kan gestart worden. Alvorens er een gezamenlijke<br />

visie opgesteld kan worden, moet de corporatie haar beleidsuitgangspunten<br />

omschreven hebben. Beleidsuitgangspunten als<br />

het woon-zorgbeleid, het financiële beleid en het kwaliteitsbeleid<br />

spelen een rol bij de totstandkoming van een woonservicezone.<br />

Deze beleidsuitgangspunten kunnen vervolgens worden meegenomen<br />

tijdens het vormen van de visie. Voor de gezamenlijke<br />

visie is het van belang dat de verschillende visies van de actoren<br />

worden geïnventariseerd, waarna de uitgangspunten en randvoorwaarden<br />

voor de totstandkoming van de woonservicezone<br />

helder kunnen worden beschreven.


<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Figuur 1 Integratie van de procesmodellen<br />

33<br />

Een globale haalbaarheidsanalyse behoort tot het zogenaamde<br />

visiedocument. De visiefase wordt afgerond met een visiedocument<br />

en de ondertekening van de intentieverklaring. Deze dienen<br />

door alle partijen ondertekend te worden, maar ook hier<br />

geldt dat er nog tot stoppen kan worden overgegaan.<br />

Aan het begin van de ontwerpfase wordt de projectorganisatie<br />

opgericht en kan het ontwerp voor de woonservicezone gemaakt<br />

worden. Aan de hand van de cyclus Programma van Eisen, ontwerp,<br />

haalbaarheid en alternatieven, kan het ontwerp worden<br />

gemaakt. Nadat het ontwerp is gemaakt, kunnen voor de verschillende<br />

complexen de strategieën worden uitgewerkt, waarna<br />

deze getoetst worden op haalbaarheid. Aan het einde van de ontwerpfase<br />

is men al zo ver in het proces dat er geen sprake meer<br />

kan zijn van stoppen. Door het cyclische proces van de ontwerpfase<br />

kan het ontwerp zo ontwikkeld worden dat het proces de<br />

volgende fase ingaat.<br />

De realisatie van de woonservicezone kan worden gestart. Bij<br />

nieuwbouw worden de gebouwen opgeleverd en bij bestaande<br />

bouw worden de woningen aangepast aan levensloopbestendige<br />

kwaliteit. Na oplevering en/of aanpassing van het vastgoed kunnen<br />

de beheerplannen worden opgesteld en aangepast, zodat dit<br />

alles geïmplementeerd kan worden in de organisatie. Bovendien<br />

kunnen de actoren starten met de samenwerkingprojecten en<br />

dienstverlening. Het model is getoetst in de praktijk, hieruit<br />

blijkt dat blijkt dat het geïntegreerde model werkt. Als alle stappen<br />

opeenvolgend doorlopen worden, kan een beeld gevormd<br />

worden van wat Woonstichting St. Joseph dient te doen om het<br />

strategisch voorraadbeleid te integreren met de totstandkoming<br />

van een woonservicezone.<br />

Om integratie totstand te brengen worden de procesmodellen<br />

als leidraad gebruikt. Bij beide modellen wordt gekeken naar de<br />

verschillende managementniveaus van een organisatie, namelijk<br />

strategisch, tactisch en operationeel niveau. Hieruit blijkt dat de<br />

stappen uit de modellen voornamelijk na elkaar doorlopen worden.<br />

Conclusie<br />

De modellen voor de totstandkoming van de woonservicezone<br />

en het strategisch voorraadbeleid zijn lastig te integreren. Dit<br />

heeft voornamelijk te maken met het feit dat het model voor de<br />

totstandkoming van de woonservicezone gebiedsgericht is, en<br />

het model van het strategisch voorraadbeleid portefeuillegericht.


B.W.J. Kleiren<br />

De vraag naar gemeentelijk<br />

vastgoed inzichtelijk.<br />

De ontwikkeling en toepassing van een beslissingsondersteunende<br />

methode.<br />

Afstudeerrichting<br />

Vastgoedbeheer<br />

Afstudeercommissie<br />

Dr. W.J.M. Heijs<br />

Ir. H.A.J.A. Appel-Meulenbroek<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

34<br />

Samenvatting<br />

The goal of the research is to design a decision-support method<br />

for the public real estate management of local authorities to<br />

analyse user needs, in order to optimize the public real estate<br />

portfolio. Through the use-processes of PRE, usergroups can be<br />

determined. Next, user needs can be analysed. The translation of<br />

needs into real estate demands is the programming brief.<br />

Comparison of the programming brief and the current used real<br />

estate could produce information about a possible mismatch.<br />

This information can be used to support decisions to optimise<br />

the local public real estate portfolio.<br />

Trefwoorden<br />

Vraagzijde vastgoed<br />

Behoeften<br />

Gebruikers<br />

Programma van Eisen<br />

Vastgoedbeheer<br />

Inleiding<br />

Dit onderzoek behandelt de vraagzijde van gemeentelijk vastgoed.<br />

De waarde van het vastgoed van alle Nederlandse gemeenten<br />

samen wordt geschat op 40 miljard euro. Optimalisatie van<br />

de gemeentelijke vastgoedportefeuilles door middel van informatie<br />

over de vraagzijde zou een enorme financiële impact kunnen<br />

hebben.<br />

Drie verschillende perspectieven ondersteunen de aandacht voor<br />

de vraagzijde:<br />

1. Het bezitten van vastgoed zou geen doel moeten zijn voor<br />

gemeenten.<br />

2. Maatschappelijke ontwikkelingen ondersteunen de verlegging<br />

van de focus op het aanbod naar de focus op de vraag.<br />

3. Het gemis aan informatie over de vraagzijde van gemeentelijk<br />

vastgoed wordt daarmee onderkend.<br />

De volgende doelstelling is voor het onderzoek geformuleerd:<br />

“Het ontwerpen van een beslissingsondersteunende methode<br />

waarmee de vraag naar gemeentelijk vastgoed inzichtelijk wordt<br />

gemaakt en waarbij het verkregen inzicht gerelateerd wordt aan<br />

de huidige gemeentelijke vastgoedportefeuille, teneinde een bijdrage<br />

te leveren aan de optimalisatie ervan.”<br />

Gemeentelijke context<br />

Een vastgoedorganisatie kent doorgaans een strategisch<br />

(portfolio management), tactisch (asset management) en operationeel<br />

(property management) niveau. De gemeentelijke<br />

vastgoedorganisatie is op het niveau van het portfolio management<br />

en asset management nauwelijks ontwikkeld.<br />

Het is belangrijk dat hieraan invulling wordt gegeven.<br />

Daarnaast is (strategisch) vastgoedbeleid geen gemeengoed bij<br />

gemeenten. Hierin wordt de gemeentelijke vastgoeddoelstelling<br />

geformuleerd en wordt beschreven hoe deze wordt bereikt in<br />

termen van middelen, processen, prestaties en beoogde maatschappelijke<br />

effecten. Strategisch vastgoedbeleid kan worden<br />

beschouwd als een ‘routekaart’ voor het gemeentelijk vastgoedbeheer.<br />

Ook hiervoor geldt dat aan de ontwikkeling ervan<br />

gewerkt wordt.<br />

Met strategisch vastgoedbeleid is het mogelijk om beter richting<br />

te geven aan beslissingen. Hiermee wordt vermeden dat de<br />

meeste beslissingen met betrekking tot het gemeentelijk vastgoed<br />

op ad hoc basis worden genomen.<br />

Vraagzijde vastgoed<br />

De vraagzijde van maatschappelijk vastgoed is het Programma<br />

van Eisen van alle gebruikers van het betreffende vastgoed.


Figuur 1 de vraagmethode<br />

Het Programma van Eisen bestaat uit prestatie-eisen die invulling<br />

geven aan de gebruikersbehoeften die gebruikers hebben<br />

ten aanzien van het vastgoedobject.<br />

Om tot het Programma van Eisen te komen, wordt eerst geïnventariseerd<br />

wie de gebruikers van een vastgoedobject zijn.<br />

Vervolgens worden deze gebruikers ingedeeld in gebruikersgroepen.<br />

Daarna worden van alle gebruikersgroepen de gebruikersbehoeften<br />

geïnventariseerd. De gebruikersbehoeften worden<br />

vervolgens omgezet in prestaties. De koppeling tussen de prestatie<br />

en de daarbij behorende behoefte is de prestatie-eis.<br />

Het totale overzicht van prestatie-eisen is het Programma van<br />

Eisen.<br />

Ontwerp vraagmethode<br />

De gemeentelijke situatie stelt een aantal voorwaarden aan de<br />

vraagmethode:<br />

• De vraagmethode wordt aangesloten op het operationele<br />

niveau;<br />

• De vraagmethode heeft een open karakter;<br />

• De vraagmethode heeft een algemeen karakter;<br />

• Alleen de ruimtelijk-functionele vraag wordt inzichtelijk<br />

gemaakt;<br />

• De vraagmethode maakt zoveel mogelijk gebruik van beschikbare<br />

informatie.<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

35<br />

Voor de vraagmethode is een tweetal doelen geformuleerd:<br />

• Het inzichtelijk maken van de vraagzijde van maatschappelijk<br />

vastgoed;<br />

• Het verleggen van de focus op het operationeel niveau naar<br />

de focus op het operationeel, tactisch en strategisch niveau<br />

Toepassing vraagmethode<br />

De resultaten van de toepassing van de vraagmethode hebben<br />

concreet inzicht gegeven in de punten waar het object er niet in<br />

slaagt invulling te geven aan datgene wat gevraagd wordt door<br />

de gebruikers van het object. De informatie die met de vraagmethode<br />

verkregen kan worden is beslissingsondersteunend.<br />

Conclusies en aanbevelingen<br />

De vraagmethode helpt om de aandacht meer te verdelen over<br />

het aanbod en de vraagzijde van het aanbod. Informatie die met<br />

de vraagmethode verkregen wordt, dient te worden opgeslagen,<br />

zodat het kan worden gebruikt bij onderzoeken in de toekomst.<br />

Enerzijds is vraaginformatie alleen van nut is als het in het grotere<br />

kader van strategisch vastgoedbeheer wordt geplaatst.<br />

Anderzijds behoort het aanbod te worden aangesloten op de<br />

vraag, in plaats van andersom. Het is dus belangrijk dat de aandacht<br />

voor de vraag wordt vergroot.


Ing. J.J.M. van ’t Klooster<br />

Integrale productontwikkeling<br />

Een samenwerking van gebruiker, vormgever en producent.<br />

Afstudeerrichting<br />

Bouwtechnisch Ontwerpen<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg<br />

Ir. G.J.W. van den Brand<br />

Ir. M.H.P.M. Willems<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Samenvatting<br />

Integrale ontwikkeling van bouwproducten volgens het GVPmodel<br />

leidt tot succes. Het model kan functioneert als communicatiemiddel,<br />

en als fysieke vertaling van de relaties tussen de<br />

gebruiker, vormgever en producent. .<br />

Trefwoorden<br />

Woningbouwsysteem<br />

Integraal<br />

Gebruiker<br />

Vormgever<br />

Producent<br />

Figuur 1 GVP-model<br />

36<br />

Figuur 4 Impressie gevelzone<br />

Waarom mislukt de ontwikkeling van woningbouwsystemen in<br />

Nederland Uit een analyse naar faalfactoren blijkt het noodzakelijk<br />

om integraal te ontwikkelen. Hieruit volgt de probleemstelling;<br />

kan integrale ontwikkeling leiden tot een succesvol<br />

bouwproduct Allereerst wordt het begrip ‘integrale ontwikkeling’<br />

vertaald in een procesmodel, het GVP-model, vervolgens<br />

wordt de potentie ervan getoetst. Het GVP-model heeft drie<br />

variabelen: gebruiker, vormgever en producent. De invloed van<br />

de variabelen binnen een ontwikkeling bepaalt de plaats van het<br />

bouwproduct in het GVP-model. Is de invloed van alle drie de<br />

partijen hoog dan is er sprake van integrale ontwikkeling.<br />

Dit is uitgangspunt voor de hypothese; de kans van slagen van<br />

een woningbouwsysteem is afhankelijk van de mate van integrale<br />

ontwikkeling. De hypothese is onderzocht op waarschijnlijkheid<br />

door zestien bestaande projecten in te vullen in het procesmodel.<br />

Geen van de projecten is een succes gebleken en bij<br />

geen van de projecten is er sprake van integrale ontwikkeling.<br />

De relatie zou er dus wel eens kunnen zijn. Om dit te toetsen<br />

wordt een bestaande woning, de Heiwo-woning, doorontwikkeld<br />

en een bouwdeel, de integrale façade, ontwikkeld volgens het<br />

GVP-model.<br />

De Heiwo-woning wordt doorontwikkeld door de ontbrekende<br />

partij, de gebruiker, toe te voegen. Daarbij dienen de kwaliteiten,<br />

de gezoneerde opzet, van de woning te worden behouden.<br />

De ingrepen volgen uit de tekortkomingen van de woning.<br />

De verbeterpunten zijn:<br />

1. Herzonering van de plattegrond. Dat de woning een duidelijke<br />

voor en achterkant heeft leidt tot enkel een lineaire of<br />

matjes-achtige verkaveling.<br />

2. Doorontwikkelen voor een doelgroep. Doordat niet duidelijk<br />

is voor wie de woning is ontwikkeld is ook niet duidelijk wie<br />

er zijn voordeel mee doet.<br />

3. Ontwikkel een projectafhankelijk karakter voor de woning.<br />

De woning heeft een hightech uitstraling die niet geacceteerd<br />

wordt door de gebruiker.


Figuur 2 Plattegrond comfortabel wonen<br />

AFiguur 3 Impressie comfortabel wonen<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Figuur 5 Details en model gevelzone<br />

37<br />

Stap 1: De woning wordt hergezoneerd door de facilitaire ruimtes<br />

te verplaatsen van de gevel naar de kern. Hierdoor ontstaan<br />

achter beide gevels leefruimtes zodat de woning geen voor- en<br />

achterkant meer heeft.<br />

Stap 2: Voor de woning zijn vier leefstijlen, comfortabel, actief,<br />

sociaal en zorgafhankelijk, van de doelgroep ouderen vertaald in<br />

vier woonvormen. Hieruit blijkt dat het systeem de variabele<br />

woonwens van de doelgroep in kan vullen.<br />

Stap 3: De woning krijgt een projectafhankelijk karakter door in<br />

de gevel een driedeling aan te brengen, de drie partijen krijgen<br />

ieder hun schil.<br />

Hiermee zijn de tekortkomingen aangevuld waardoor de<br />

Heiwo+woning meer naar het centrum van het GVP-model<br />

ingevuld kan worden. Met doorontwikkeling is het mogelijk om<br />

tot integrale ontwikkeling te komen.<br />

Van de Heiwo+woning is de gevelzone verder uitgewerkt.<br />

Uit stap drie volgen drie fysieke schillen, door deze te stapelen<br />

ontstaat de integrale façade. De drie fysieke schillen zijn:<br />

Esthetische schil (vormgever)<br />

Het karakter van de woning is met de esthetische schil projecten<br />

locatieafhankelijk te bepalen. Daarnaast geeft de schil eenheid<br />

aan het woongebouw. Mogelijke materialen zijn geperforeerde<br />

staalplaat, kunststof golfplaat, ruwhouten latten of glasplaat<br />

met print.<br />

Huidsysteem (producent)<br />

Het huidsysteem is een standaard en industrieel product.<br />

De schil kan projectonafhankelijk worden geproduceerd met<br />

bestaande vervaardigingsmethoden waardoor de voordelen van<br />

industrieel bouwen optimaal worden ingezet. Gekozen is voor<br />

Schüco profielen, een transparante gevel zodat zo min mogelijk<br />

uitspraak over de gevelindeling wordt gedaan.<br />

Doe-het-zelf schil (gebruiker). De doe-het-zelf schil geeft de<br />

gebruiker identiteit, door (individuele) keuzes in gevelindeling<br />

en gevelafwerking creëert de gebruiker een eigen ‘voordeur’ in<br />

het woongebouw afhankelijk van zijn leefstijl.<br />

De schil bestaat uit een paneelwand waarmee geschoven kan<br />

worden, er wordt een keuze gemaakt voor de afwerking in materiaal,<br />

structuur, kleur of print.<br />

Om voor de verschillende woonvormen een pasklare oplossing<br />

te kunnen bieden is het nodig om twee varianten voor de stapeling<br />

van de schillen te ontwikkelen. De varianten ontstaan door<br />

te variëren met de plaats van de spouw.<br />

De eerste variant in de V-PG façade en is opgebouwd van buiten<br />

naar binnen; allereerst de esthetische schil, dan de spouw die<br />

een beschermd buitenklimaat heeft. In de spouw bevindt zich<br />

de ontsluiting van de woningen, (gemeenschappelijke) balkons<br />

en units voor het uitbreiden van de leefruimtes. Het huidsysteem<br />

dient als afdichting van de gevel. Tenslotte de paneelwand.<br />

De tweede variant is de VP-G façade en ontstaat door de spouw<br />

te verplaatsen. De vormgever plaatst zijn schil tegen die van de<br />

producent. Dat kan bijvoorbeeld een print tegen het glas zijn of<br />

lamellen voor het glas. De spouw krijgt nu een binnenklimaat.<br />

De gebruiker bepaalt met de paneelwand de scheiding tussen<br />

privé en gemeenschappelijk. Als hij de paneelwand (gedeeltelijk)<br />

open zet lopen privé en gemeenschappelijk in elkaar over.<br />

Door de functies uit elkaar te trekken zijn ze onafhankelijk van<br />

elkaar aan te passen waardoor de gevel ook in de toekomst uitkomst<br />

biedt. De integrale façade leert dat het model niet alleen<br />

in het proces zijn waarde bewijst maar ook een fysieke vertaling<br />

kan zijn. Hiermee bewijst het model ook op productniveau zijn<br />

waarde.<br />

Uit de verdieping van het model en de twee toetsen kan geconcludeerd<br />

worden dat het zinvol is om bouwproducten integraal<br />

te ontwikkelen. Wel moet men ervan bewust zijn dat enkel integrale<br />

ontwikkeling niet garant staat voor succes. Integrale ontwikkeling<br />

is slechts één van de wegen naar succesvolle productontwikkeling.


M. Kooistra<br />

PLATFORMING<br />

‘Kiezen voor stedelijkheid’<br />

Een masterplan over een veel besproken stukje Amsterdam: De<br />

Wibautstraat<br />

Afstudeerrichting<br />

Architectuur<br />

Afstudeercommissie<br />

Ir. E.A.J. Venhoeven<br />

Ir. H. Schilperoort<br />

Dplg. S.S.S Rousseau<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

Figuur 1<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Samenvatting<br />

Project PLATFORMING benut de twee uitgesproken karakters<br />

van de Wibautstraat. Dit wordt gerealiseerd door de scheiding<br />

van het Hoofdnet Autoverkeer en het wijkverkeer door middel<br />

van een kilometerlange flowover. Hierdoor ontstaat voor de vele<br />

gebruikers van de Wibautstraat een nieuwe en (verkeers)veilige<br />

openbare leefomgeving.<br />

Trefwoorden<br />

Fly-over<br />

Stedelijke ingreep<br />

Wibautstraat<br />

38<br />

Figuur 4<br />

Probleemstelling<br />

De grootstedelijke infrastructuur botst met de behoefte aan<br />

gevoelsmatige kleinschaligheid waarbij de kwaliteit en veiligheid<br />

van de openbare ruimte wordt gegarandeerd.<br />

Oplossing<br />

Project PLATFORMING benut beide karakters van de<br />

Wibautstraat. Dit is mogelijk door de scheiding van het<br />

Hoofdnet Autoverkeer en het wijkverkeer door middel van een<br />

kilometerlange flowover. Hierdoor ontstaat voor de vele gebruikers<br />

van de Wibautstraat een nieuwe en (verkeers)veilige openbare<br />

leefomgeving.<br />

De flowover kan op de metrobak worden gefundeerd. Dit biedt<br />

mogelijkheden voor twee ondergrondse parkings en een nieuwe<br />

ontsluiting voor het metrostation Wibautstraat.<br />

A De Flowover<br />

De Flowover betekent een directe verbinding voor het HoofdNet<br />

Autoverkeer, een enorme verbetering van de verkeersveiligheid<br />

en geen lawaai en minder last van uitlaatgassen.<br />

De constructie van de flowover sluit wat betreft maatvoering en<br />

vormgeving aan op het stedelijke weefsel onder de flowover.<br />

B Het Platform<br />

Meer ruimte, veiligheid en (groen)voorzieningen voor het<br />

openbare leven op de Wibautstraat.<br />

C Metrostation Wibautstraat<br />

De flowover creëert ruimte voor een nieuwe, veilige, goedkope<br />

en directe ontsluiting van het perron naar het Platform.<br />

D Twee ondergrondse parkings<br />

Directe verbinding HoofdNet Autoverkeer met de twee parkings.(305<br />

parkeerplekken)<br />

De parkings vervangen de voormalige ventwegen aan de<br />

Wibautstraat.


Figuur 2 Figuur 3<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Figuur 5 Figuur 6<br />

39


P.H. de Kort<br />

Gebruikersvriendelijke gevel als<br />

ondersteuning van het bouwproces<br />

Afstudeerrichting<br />

Bouwtechnisch Ontwerpen<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. ir. J.M. Post<br />

Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg<br />

Dr. ir. P.A.J. van Hoof<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

40<br />

Samenvatting<br />

In het streven om zoveel mogelijk transparantie te verkrijgen,<br />

maar tegelijkertijd de energie te besparen, heeft de gebruiker<br />

van het kantoor een ondergeschikte rol gekregen. Hoewel enorme<br />

klimaatinstallaties volgens de bestaande richtlijnen het binnenmilieu<br />

zo perfect mogelijk regelen heeft de gebruiker juist<br />

het contact met buiten verloren. Deze studie heeft de rol van de<br />

gebruiker in het bouwproces onderzocht. Een gevelelement is<br />

ontworpen om dit bouwproces te ondersteunen in ontwerp, uitvoering<br />

en gebruik.<br />

Trefwoorden<br />

Gebruiker<br />

Gevelelement<br />

Bouwproces<br />

Ventilatie<br />

Beplanting<br />

Figuur 1 Kantoorconcept<br />

Het is aan te bevelen “natuurlijke middelen” toe te passen in<br />

gebouwen, omdat deze beter inspelen op de wensen van de<br />

gebruiker. “Natuurlijke middelen” is een begrip voor het mogelijk<br />

maken van eigen invloed van de gebruiker op de omgeving,<br />

het gebruik van beplanting binnen het kantoor en natuurlijke<br />

ventilatie. Rekening houden met de wensen van de gebruiker<br />

resulteert in hogere productiviteit, lager ziekteverzuim en een<br />

beter algemeen comfort. In dit onderzoek is getoond dat rekening<br />

houdend met de gebruiker en het bouwproces, de natuurlijke<br />

middelen eenvoudiger met de, altijd benodigde, installaties<br />

kunnen worden geïntegreerd.<br />

Doel<br />

Het doel van dit <strong>afst</strong>udeeronderzoek is tweeledig. Allereerst<br />

wordt het comfort van de gebruiker van een kantoorgebouw<br />

onderzocht. Daarnaast wordt er een ontwerp van een gevelelement<br />

gemaakt, dat het bouwproces ondersteunend is en de<br />

gebruiker van het kantoor het gewenste comfort biedt.<br />

De vragen die zijn gesteld in dit onderzoek zijn: “Hoe kunnen<br />

de wensen van de gebruiker worden opgenomen in het bouwproces”,<br />

“Wanneer vindt een gebruiker het binnenklimaat van<br />

een kantoor comfortabel”, “Hoe kan het gevelelement bouwprocesondersteunend<br />

zijn in ontwerp (transparante architectuur),<br />

uitvoering en gebruik (onderhoud)”.<br />

Probleemstelling<br />

Is het mogelijk een stekkerklaar gevelelement te ontwerpen, als<br />

ondersteuning van het bouwproces, dat voldoet aan de wensen<br />

van de transparante architectuur en tegelijkertijd een comfortabel<br />

binnenklimaat voor de gebruiker tot stand brengt<br />

Methodiek<br />

Eerst is er een literatuurstudie gedaan naar het comfort van de<br />

gebruiker in relatie tot binnenbeplanting, natuurlijke ventilatie<br />

en aanpasbaarheid van de directe omgeving. Samen met de<br />

standpunten uit de thema’s, Design for Lifespan en<br />

Slimbouwen®, is hier een kantoorconcept uit opgezet.<br />

In het gevelelement moet de verwarming, koeling, zonwering,<br />

lichtregulering en te openen ramen opgenomen zijn.<br />

Daarbij moet het gevelelement ondersteuning bieden aan het<br />

ventilatieconcept. Het ventilatieconcept en de keuzes voor de<br />

installatie worden gedaan via de Kesselringmethode, zodat er op<br />

een objectieve wijze de mogelijkheden beoordeeld worden.<br />

Het uiteindelijke ontwerp van het gevelelement wordt opgezet<br />

door de gemaakte keuzes en met de standpunten voorkomend<br />

uit het vooronderzoek en kantoorconcept.<br />

Bevindingen<br />

Door een ontworpen ventilatie- en installatieconcept heeft de<br />

gebruiker van het kantoor meer invloed op z’n directe omgeving.<br />

De gebruiker is flexibeler en past zich sneller aan de<br />

omstandigheden in het kantoorgebouw aan. De luchtkanalen<br />

kunnen door deze concepten nu gereduceerd worden, zodat<br />

deze fysiek in het gevelelement opgenomen kunnen worden.<br />

Het ontworpen gevelelement draagt bij aan het gebruik van


Figuur 2 Ventilatieconcept<br />

Figuur 3:Ventilatiemethode<br />

natuurlijke middelen, door de invloed van de gebruiker op de<br />

omgeving te vergroten. Daarbij wordt de natuurlijke toevoerventilatie<br />

mechanisch afgezogen door het gevelelement.<br />

Het bouwproces wordt ondersteund in de zin van uitvoering,<br />

maar ook in flexibiliteit en onderhoud voor de toekomst.<br />

De installaties zijn eenvoudig te benaderen en te onderhouden/vervangen.<br />

De opgenomen rails in het gevelelement biedt<br />

de mogelijkheid de wasinstallatie bij hogere windlasten te<br />

gebruiken als zonder geleiding mogelijk is. Bij een verandering<br />

van huurder in het gebouw is wellicht behoefte aan een nieuw<br />

ventilatie-, installatieconcept en aan een nieuw uiterlijk.<br />

Doordat de gevel al deze functies ondersteunt kan een vervanging<br />

van deze gevel direct inspelen op de gewijzigde eisen, zonder<br />

daar het interieur voor te hoeven aanpassen.<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Figuur 4:Geveltransport<br />

41


H.B. de Kreij<br />

Landscape of events<br />

Een shopping mall en metro station in Barcelona<br />

Afstudeerrichting<br />

Architectuur<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. ir. R. van Zuuk<br />

Dr. ir. J.G. Wallis de Vries<br />

Prof. ir. F. van Herwijnen<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Samenvatting<br />

Door een analyse van de moderne metropool wordt de postmoderne<br />

ervaring verpersoonlijkt in de flaneur. De flaneur is aan<br />

de ene kant op zoek naar de kick en snelheid en aan de andere<br />

kant op zoek naar de vertraging. Aan de nieuwe metrolijn 9 in<br />

Barcelona wordt op het station Torrassa een winkelpassage ontworpen<br />

waarin de kick en de vertraging centraal staan. Er ontstaat<br />

een thematische shopping mall volledig toegespitst op<br />

sport en avontuur waardoor een interactie ontstaat tussen de<br />

omgeving, de leisure-activiteiten, de metro en de winkels.<br />

Trefwoorden<br />

Flaneur<br />

Passage<br />

Leisure<br />

Barcelona<br />

Metrostation<br />

Shopping Mall<br />

Afbeelding 1 Gebouw in situatie<br />

42<br />

Afbeelding 4 Exploded view van het gebouw<br />

De kick en de vertraging van de moderne ervaring<br />

De postmoderne ervaring wordt beschreven door een analyse<br />

van de metropool aan het begin van de twintigste eeuw.<br />

Tegenwoordig laat de moderne mens zich prikkelen door de<br />

kick van de avontuurlijke belevenissen, dan wel door het opzoeken<br />

van de vertraging. Aan het begin van de twintigste eeuw<br />

beschreef Walter Benjamin deze ontwikkeling door zich te<br />

verplaatsen in het personage van de flaneur, die de gebruiker<br />

wordt van het gebouw.<br />

De passage als typologie voor de shopping mall<br />

Door de analyse van de beleving van de winkelpassage tussen<br />

privé en publieke ruimte wordt de tussenruimte die onze huidige<br />

steden zo levendig maakt scherp gedefinieerd.<br />

De winkelpassage is de typologie die het mogelijk maakt om verbindingen<br />

te leggen in de stad. Door een nieuwe winkelpassage<br />

te ontwerpen wordt het mogelijk de kick en de vetraging in te<br />

bedden in het alledaagse leven. De kortdurende belevenissen<br />

zijn het uitgangspunt geworden voor het ontwerp. Een shopping<br />

mall waarbij de leisure (de belevenis) en het winkelen innig met<br />

elkaar zijn verbonden. Dit wordt bereikt door het concept Try &<br />

Buy, waarbij het mogelijk is alle te kopen artikelen uit te proberen.<br />

Door de shopping mall te thematiseren rond sport en<br />

avontuur wordt het mogelijk om verschillende functies te koppelen.<br />

Terwijl je winkelt ervaar je de kick die door het gebouw zit<br />

en de rust van de passage.<br />

De case Barcelona<br />

Barcelona is de metropool geworden waar deze nieuwe passage<br />

wordt ontworpen. De stad kent een goede historie als het gaat<br />

om de verhouding tussen publieke en private belangen.<br />

Door lokale ingrepen in de stad wordt deze langzaam vervolmaakt<br />

waardoor de stad continu in verandering is. Barcelona<br />

streeft ernaar om de kwaliteit van de publieke ruimte in de<br />

metropool te verhogen. Barcelona ontwikkelt dit publieke<br />

domein op dit moment door de aanleg van een metrolijn die


Afbeelding 2 Passage met sportfuncties<br />

Afbeelding 3 Passage in het gebouw<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afbeelding 5 Vliesgevel laat zien wat er in het gebouw gebeurt<br />

43<br />

vele voorsteden van Barcelona met elkaar verbindt. Het is het<br />

metrostation Torrassa die de generator is voor de ontwikkeling<br />

van de shopping mall.<br />

Het concept<br />

Om deze shopping mall in te bedden in een stedelijke context is<br />

gekozen om deze te koppelen aan het metrostation. Door het<br />

creëren van een daklandschap wordt er een publieke ruimte op<br />

het dak gemaakt, die de ruimte die het gebouw inneemt, teruggeeft<br />

aan de stad. Het volume dat zo ontstaat onder het dak<br />

volgt de lijnen van de omgeving. Het gebouw zorgt voor het<br />

inkaderen van verschillende visuele relaties met de omgeving.<br />

Onder het dak bevindt zich het winkelcentrum met een continue<br />

passage in de vorm van een hellingbaan. Langs deze passage<br />

kan de flaneur dwalen, kijken en bekeken worden.<br />

De flaneur benadert het gebouw als een opeenvolging van evenementen,<br />

gebeurtenissen en actief deelnemen.<br />

De flaneur doet zich in verschillende gedaantes voor maar heeft<br />

altijd een referentie naar de stad om zich heen. De flaneur is<br />

passagier, klimmer, duiker maar bovenal consument.<br />

De constructie en de omgeving<br />

De hoofdconstructie van het gebouw bestaat uit een viertal schijven<br />

en daartussen een raster van kolommen. De eerste twee<br />

schijven overspannen de metrobuis. De derde schijf markeert de<br />

entree samen met de vierde schijf. De vierde schijf is verdraaid<br />

zodat deze aansluit op de structuur van de bestaande parkeergarage.<br />

Alle liften roltrappen en trappen zijn opgenomen in deze<br />

schijven. De gevel laat zien wat er binnen gebeurt.<br />

Het is juist de reflectie op het alledaagse leven waardoor er een<br />

interactie ontstaat tussen wat binnen is en wat daarbuiten.


N. van Kronenberg<br />

Ontwerp voor het Muziekpaleis in<br />

Utrecht<br />

Afstudeerrichting<br />

Constructief Ontwerpen<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. ir. H.H. Snijder<br />

Prof. ir. F. van Herwijnen<br />

Ir. R.P.G. Brodruck<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

44<br />

Samenvatting<br />

De gemeente Utrecht gaat het stationsgebied aanpakken.<br />

Muziekcentrum Vredenburg, poppodium Tivoli en de Stichting<br />

Jazz Utrecht (SJU) moeten samen in één gebouw worden ondergebracht:<br />

het Muziekpaleis. Het nieuwe Muziekpaleis krijgt een<br />

prominente plaats in het stationsgebied, op de huidige locatie<br />

van het Muziekcentrum Vredenburg. De grote zaal van<br />

Vredenburg blijft behouden en er worden 4 zalen bijgebouwd.<br />

Er is een ontwerp gemaakt voor dit nieuwe Muziekpaleis waarin<br />

de verschillende organisaties zich thuis voelen.<br />

Twee zalen worden gestapeld in een toren. Deze toren is constructief<br />

en bouwkundig verder uitgewerkt.<br />

Trefwoorden<br />

Constructief Ontwerpen<br />

Staalconstructies<br />

Muziekgebouwen<br />

Toren<br />

Ellips<br />

Figuur 1 bovenaanzicht gehele ontwerp<br />

Figuur 4 perspectief toren<br />

De opgave van dit project wordt als volgt geformuleerd:<br />

Muziekcentrum Vredenburg, poppodium Tivoli en de Stichting<br />

Jazz Utrecht (SJU) moeten samen in één gebouw worden<br />

ondergebracht: het Muziekpaleis. Dit Muziekpaleis moet komen<br />

op de oude plek van Vredenburg, aan de Lange Viestraat in<br />

Utrecht. Het nieuwe gecombineerde muziekgebouw voor<br />

Vredenburg, Tivoli en SJU moet een complex worden waarin de<br />

eigen identiteit van de organisaties herkenbaar blijft.<br />

Vanwege de goede akoestiek in de huidige grote zaal van<br />

Vredenburg, is besloten deze zaal te behouden, terwijl de rest<br />

van het bestaande gebouw wordt gesloopt.<br />

De nieuwe functies worden om deze grote zaal heen gebouwd.<br />

Er zullen vier zalen worden bijgebouwd. Het nieuwe<br />

Muziekpaleis moet samen met plein Vredenburg het culturele<br />

centrum van Utrecht worden.<br />

Dit heeft geleid tot de volgende doelstelling: ‘‘Het maken van<br />

een uitdagend constructief ontwerp voor een Muziekpaleis in<br />

Utrecht, met kolomvrije zalen. In dit Muziekpaleis moeten<br />

Vredenburg, Tivoli en SJU zich thuis voelen.’’<br />

Wat het Muziekpaleis zo interessant maakt, is dat er drie verschillende<br />

muziekstromingen in hetzelfde gebouw worden<br />

ondergebracht. Er zijn grote verschillen tussen de groepen mensen<br />

die naar het Muziekpaleis komen en daar moet zeker rekening<br />

mee worden gehouden. Aan de hand van analyses van<br />

bestaande podia en de omgeving, is een aantal uitgangspunten<br />

voor het ontwerp opgesteld.<br />

Deze uitgangspunten zijn verwerkt in het ontwerp voor het<br />

gehele plan. Het Muziekpaleis is door de verschillende muziekstromingen<br />

die erin worden gespeeld, eigenlijk een stad in een<br />

stad. Door in het Muziekpaleis een centraal plein te creëren dat<br />

ontsloten wordt door steegjes, loopt de stad als het ware door in<br />

het Muziekpaleis. Het centrale plein in het gebouw doet dienst<br />

als foyer voor het hele gebouw. Van hier uit worden de bezoekers<br />

naar de zaal van hun keuze geleid (zie afbeelding 1).


Figuur 2 Tivoli kraagt uit boven plein<br />

Figuur 3 constructieprincipe van de toren<br />

Door de rechthoekige, moderne zaal van Tivoli uit te laten steken<br />

boven het plein Vredenburg, wordt het plein als het ware<br />

onder de zaal door het Muziekpaleis in getrokken (zie afbeelding<br />

2). In het ontwerp krijgt de bestaande, grote zaal van<br />

Vredenburg een belangrijke plaats. De zaal moet vanuit verschillende<br />

richtingen zichtbaar blijven. Dit brengt met zich mee<br />

dat de nieuwe zalen niet te dicht tegen de bestaande grote zaal<br />

aan gebouwd kunnen worden. Aangezien de identiteit van de<br />

verschillende organisaties behouden moet blijven, worden de<br />

nieuwe zalen niet in dezelfde stijl gebouwd als het oude<br />

Vredenburg. Door de zalen los te koppelen van de andere zalen<br />

en door hun vorm en bekleding krijgen ze een eigen identiteit.<br />

De zalen worden aan elkaar verbonden door de gezamenlijke<br />

functie en de gezamenlijke ruimtes. Door de zalen van buitenaf<br />

zichtbaar te houden en de vorm en bekleding van de zaal, is het<br />

voor de bezoekers meteen duidelijk waar ze naar toe moeten.<br />

De Jazzzaal, de Cross-overzaal en de kantoren worden gestapeld<br />

in een toren. Het Muziekpaleis staat op een prominente plaats<br />

in het Stationsgebied en trekt mensen uit de hele stad naar zich<br />

toe. Het gebouw moet een herkenningspunt worden in de stad:<br />

een Landmark. Hiervoor wordt de toren gebruikt.<br />

Vanwege de omvang van de opdracht is alleen de toren constructief<br />

en bouwtechnisch uitgewerkt.<br />

Bij het ontwerp van de toren is rekening gehouden met de eerder<br />

besproken uitgangspunten. Dit resulteert in een ellipsvormige<br />

plattegrond. De Jazzzaal wordt onderin de toren gesitueerd<br />

en krijgt de vorm en karakteristiek van de onderkant van<br />

een saxofoon. De zaal wordt bekleed met koperen platen die er<br />

voor zorgen dat meteen duidelijk is welke soort muziek in de<br />

zaal wordt gespeeld. De Cross-overzaal bevindt zich bovenin de<br />

toren en steekt hier gedeeltelijk uit. Deze zaal wordt bekleed<br />

met houten panelen van een lichte kleur die de zaal een chique,<br />

maar toch moderne uitstraling verlenen.<br />

Het verticale transport gebeurt met behulp van gekromde roltrappen<br />

die zich in een circulatiezone bevinden. Deze circulatiezone<br />

cirkelt rond de verblijfsgebieden.<br />

Voor de constructie van de toren worden stalen hoofdkolommen<br />

(∆610) geplaatst op de scheiding tussen de verblijfsruimtes en<br />

de circulatieruimte. In het midden van de toren kunnen op de<br />

onderste vier verdiepingen geen kolommen staan, omdat daar<br />

de Jazzzaal is gesitueerd. De overspanning van de vloeren is<br />

maximaal 21 meter en die overspanning is niet te realiseren met<br />

een standaard ligger met redelijke afmetingen. Daarom is er<br />

een constructielaag toegepast die bestaat uit verdiepingshoge<br />

vakwerken die overspannen tussen de hoofdkolommen.<br />

Op de verdiepingen boven de constructielaag kunnen dan wel<br />

binnenkolommen in het midden van de toren staan die steunen<br />

op het vakwerk op de constructielaag. Er wordt als het ware een<br />

tafel gecreëerd die over de Jazzzaal heen wordt gezet (zie afbeelding<br />

3).<br />

Om hem beter op te laten vallen van buitenaf steekt de Crossoverzaal<br />

6 meter boven de toren uit. Dat wil zeggen dat de<br />

hoofdkolommen en de gevel van de toren stoppen op 48 meter<br />

hoogte, terwijl de zaal doorgaat tot 54 meter hoogte. De wanden<br />

van de zaal bevinden zich binnen de hoofdkolommen.<br />

Van buitenaf is de constructie (kolommen met daartussenin de<br />

diagonalen) over de hele hoogte zichtbaar. De zaal staat als een<br />

los element in de toren en steekt uit buiten de toren. Het lijkt<br />

alsof de zaal gevangen zit in de hoofdconstructie en daar aan de<br />

bovenkant uitbreekt (zie afbeelding 2). Het boven de toren uitstekende<br />

deel van de zaal wordt de dakopbouw genoemd.<br />

Doordat de gehele zaal binnen de hoofdkolommen valt, bevindt<br />

de dakopbouw zich ook binnen de hoofdkolommen. Voor de<br />

bevestiging van de kolommen van de dakopbouw worden aan de<br />

hoofdkolommen consoles gelast waarop de kolommen van de<br />

dakopbouw rusten. Dit betekent dat er excentriciteitmomenten<br />

optreden in de hoofdkolommen. Deze kolommen zijn hier op<br />

gedimensioneerd. Doordat in de Cross-overzaal geen kolommen<br />

kunnen staan wordt ook hier een vakwerkligger toegepast die<br />

het dak draagt. Ook de onderliggende verdieping wordt opgehangen<br />

aan het vakwerk onder het dak.<br />

De stabiliteit wordt verzorgd door diagonalen die tussen de<br />

hoofdkolommen doorlopen en de hoofdkolommen zelf.<br />

De hoofdkolommen vormen samen met de diagonalen en de<br />

vloeren een opengewerkte buis. Door schijfwerking in de vloeren<br />

wordt de horizontale belasting overgedragen aan de hoofdkolommen<br />

en de diagonalen. De diagonalen lopen, als een<br />

helix, rond en dragen op deze manier de horizontale belasting<br />

op de toren via trek- en drukkrachten af naar de fundering.<br />

Doordat de diagonalen niet allemaal in hetzelfde vlak liggen,<br />

ontstaat een stabiel geheel.<br />

Door de gevel transparant te houden, zijn de verschillende zalen<br />

en de constructie van buitenaf goed zichtbaar. De toren springt<br />

in het oog door de opvallende zalen onder- en bovenin de toren,<br />

het spannende lijnenspel van de roltrappen en de diagonalen in<br />

de gevel (zie afbeelding 4).<br />

Na afronding van het ontwerp zijn de verschillende constructieonderdelen<br />

van de toren gedimensioneerd. Een aantal belangrijke<br />

details is verder uitgewerkt.<br />

Er is een ontwerp gemaakt dat goed aansluit op de omgeving en<br />

de omgeving als het ware in het gebouw trekt. Toch valt het<br />

gebouw ook op in de omgeving. De eigen identiteit van de nieuwe<br />

gebruikers is zichtbaar en door de transparante gevels is het<br />

voor de bezoekers meteen duidelijk waar ze naar toe moeten.<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

45


J. Miseré<br />

Staafconstructies in<br />

blobarchitectuur<br />

Een studie naar ontwerp-, modelleer-, toetsings- en<br />

optimalisatiemethoden die toegepast kunnen worden bij het<br />

ontwerpproces van staafconstructies in blobarchitectuur.<br />

Afstudeerrichting<br />

Constructief Ontwerpen<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

46<br />

Afstudeercommissie<br />

Ir. W.J.J. Huisman<br />

Prof. ir. H.H. Snijder<br />

Ir. A.P.H.W. Habraken<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

Samenvatting<br />

Het ontwerp van constructies voor blobs leidt op het moment<br />

nog tot veel problemen. Staafconstructies zijn een veelbelovende<br />

constructievorm. Dit onderzoek is een studie naar ontwerp-,<br />

modelleer-, toetsings- en optimalisatiemethoden die toegepast<br />

kunnen worden bij het ontwerpproces van staafconstructies in<br />

blobarchitectuur. Om de voorgestelde methoden te toetsen is er<br />

een variantenstudie uitgevoerd aan de hand waarvan ook enige<br />

conclusies getrokken kunnen worden over het gedrag van verschillende<br />

staafconfiguraties in de constructie.<br />

Trefwoorden<br />

Blobarchitectuur<br />

Staafconstructies<br />

Optimalisatie<br />

Toetsing<br />

Modellering<br />

Figuur 1<br />

De stijgende belangstelling van architecten voor blobarchitectuur<br />

heeft ertoe geleid dat er een kloof is ontstaan tussen de ontwerpmogelijkheden<br />

en wensen van de architect en de technische<br />

mogelijkheden die de andere partijen in het bouwproces<br />

tot hun beschikking hebben bij de realisatie van dergelijke<br />

gebouwen. Op technisch gebied dient een grote inhaalslag<br />

gemaakt te worden. Dit onderzoek richt zich op één van deze<br />

aspecten, namelijk het constructieve ontwerp voor blobs.<br />

Gebrek aan ervaring of goede methodes lijkt op het moment<br />

nog veelal tot zwaar gedimensioneerde constructies en noodgrepen<br />

te leiden. Er zal uitgegaan worden van staafconstructies.<br />

Staafconstructies bieden de ontwerper een grote vrijheid en leiden<br />

vaak tot zeer lichte draagconstructies voor gebouwen.<br />

Bovendien bestaan er al flexibele standaardsystemen waarmee<br />

de realisatie van gebouwen potentieel vereenvoudigd kan worden.<br />

Voor deze staafconstructies wordt in dit onderzoek naar<br />

alle aspecten van het constructieve ontwerp gekeken, om te<br />

komen tot geschikte methoden die door de constructeur gehanteerd<br />

kunnen worden bij het ontwerpen, modelleren, toetsen en<br />

optimaliseren van staafconstructies in blobs.<br />

Omdat het gefacetteerde karakter van staafconstructies niet<br />

strookt met de vloeiende blobvormen ontstaan er al in de ontwerpfase<br />

problemen met de vormgeving van de constructie.<br />

Een iteratieve methode wordt voorgesteld waarbij de constructie<br />

dient als uitgangspunt van de vorm. Een methode wordt<br />

beschreven die uitgaat van een virtueel kabelraster in een constructief<br />

rekenpakket. Aan dit kabelraster wordt net zolang<br />

getrokken totdat de gewenste vorm bereikt is. Hierna kan de<br />

constructie worden bevroren en direct omgevormd worden tot<br />

een ruimtelijke staafconstructie.<br />

Door de vorm van blobs is het bepalen van de belastingen die op<br />

de constructie werken lastig. Een methode wordt beschreven<br />

waarbij, door gebruik te maken van schijfelementen, deze<br />

knoopkrachten relatief eenvoudig bepaald kunnen worden.<br />

Wel dienen er altijd aannamen gedaan te worden over de grootte<br />

en verdeling van de belastingen op het model aangezien de<br />

eisen uit de normen niet toereikend zijn voor blobs.<br />

De toetsing van de staven in de uiterste grenstoestand kan wel<br />

gebeuren aan de hand van de eisen uit de relevante normen.<br />

De staafkrachten worden bepaald aan de hand van een geometrisch<br />

niet-lineaire berekening die uitgaat van het model waar<br />

een imperfectie aan is toegekend. Door het grote aantal staven is<br />

het ondoenlijk om deze berekeningen handmatig uit te voeren,<br />

maar het kan wel gedaan worden door gebruik te maken van<br />

een toetsingsspreadsheet, waarmee, aan de hand van een drietal<br />

typen input (staafkrachten, staaflengtes en doorsnedeeigenschappen),<br />

alle staven in een keer gecontroleerd worden.<br />

De resultaten van deze berekening zijn de unity checks voor de<br />

verschillende constructieve eisen, waarvan de hoogste waarde<br />

per staaf gezien kan worden als een benuttingsgraad van deze<br />

staaf. De mate van benutting van de verschillende staven kan,<br />

afhankelijk van de vorm en de configuratie van de staven,


erg verschillen. Vanuit constructief oogpunt is het niet erg economisch<br />

om alle staven met hetzelfde type buisprofiel uit te voeren.<br />

Het is het dus wenselijk om het toe te passen staal in de<br />

constructie zoveel mogelijk op de meest kritische plekken te<br />

gebruiken. Om dit te bereiken, is een optimalisatiemethode ontworpen<br />

en getoetst, die uitgaat van een bottom-up aanpak.<br />

Deze aanpak gaat uit van een constructie waarvan een groot deel<br />

van de staven overbelast wordt. Alle staven die niet voldoen worden<br />

verzwaard. Dit proces wordt herhaald totdat alle staven in<br />

de constructie voldoen, waarbij er rekening gehouden dient te<br />

worden dat een wijziging van de gebruikte profielen leidt tot een<br />

wijziging van de staafkrachten.<br />

De stijfheid van de constructie wordt beoordeeld nadat de constructie<br />

is geoptimaliseerd voor de uiterste grenstoestand.<br />

De eisen uit de Nederlandse norm zijn vooral toegespitst op<br />

orthogonale gebouwen en kunnen dus niet zondermeer vertaald<br />

worden naar een blobconstructie. Er zijn echter twee achterliggende<br />

basisprincipes te onderkennen, namelijk het voorkomen<br />

dat de gebruiker van een gebouw hinder ondervindt van de vervormingen<br />

en het voorkomen van schade aan andere onderdelen<br />

van het gebouw. Enerzijds zijn er daarom op globaal niveau<br />

maximale waarden vastgesteld waaraan de bijkomende uitwijking<br />

van het gebouw in de verschillende richtingen moet voldoen<br />

(comfort) en daarnaast wordt er op lokaal niveau gekeken<br />

naar de totale vervormingen van de vlakken die tussen de staven<br />

liggen (voorkomen schade).<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

47<br />

Indien een constructie niet voldoet aan de gestelde vervormingseisen,<br />

wordt de constructie met een tweede optimalisatie nogmaals<br />

gericht verzwaard. Door gebruik te maken van het virtuele<br />

arbeidsprincipe kan, met behulp van eenheidskrachten op de<br />

kritische plekken van de constructie, bepaald worden welke staven<br />

de grootste bijdrage leveren aan de stijfheid van de constructie.<br />

Hierdoor kunnen, op een wijze analoog aan de optimalisatie<br />

van de staven in de uiterste grenstoestand, gericht die staven<br />

verzwaard worden, die de grootste bijdrage leveren.<br />

Ook hier betreft het weer een iteratief proces waarbij elke staaf<br />

slechts één stap per keer verzwaard wordt, net zolang totdat de<br />

constructie voldoet ook aan alle vervormingseisen.<br />

Met een variantenstudie is aangetoond dat de voorgestelde<br />

methoden werken en bovendien kunnen enige conclusies<br />

getrokken over het gedrag van staafconstructies. Een driehoekige<br />

configuratie blijkt zich stijver te gedragen dan de vierhoekige,<br />

doordat krachten in de vorm van normaalkrachten naar de fundering<br />

geleid worden, in plaats van de buigende momenten die<br />

bij de vierhoekige configuratie veel meer invloed hebben. Wat<br />

betreft het optimalisatieproces blijkt dat, indien vergelijkbare<br />

configuraties beschouwd worden (bijvoorbeeld vierhoekig of<br />

driehoekig), een hogere uitgangsmassa van de constructie in de<br />

regel zal leiden tot een beperktere mogelijkheid tot optimalisatie<br />

en dus een hogere eindmassa van de constructie. In de praktijk<br />

zullen er echter niet uitsluitend constructieve motieven te<br />

grondslag liggen aan de keuzen van de toe te passen profielen.


F.J. Mukrab<br />

Urban Habitat<br />

Jonge gezinnen in de binnenstad<br />

Afstudeerrichting<br />

Architectuur<br />

Afstudeercommissie<br />

Dr. ir. J.G. Wallis de Vries<br />

Dipl. ing. H.H. Yegenoglu<br />

Ir. J.P.M. Swagten<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

25 oktober 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

48<br />

Samenvatting<br />

Steeds meer gezinnen verlaten de stad en verhuizen naar een<br />

woning in een buitenwijk. De stad verliest hierdoor een belangrijk<br />

deel van zijn bewoners. Zowel op sociaal gebied als op economisch<br />

gebied gaat de stad hierop achteruit. Het is dus van<br />

belang om deze groep mensen te behouden.<br />

Wanneer er meer rekening zou worden gehouden met de specifieke<br />

woonwensen van deze gezinnen, zouden zij weer een plek<br />

in de stad kunnen krijgen. Hiervoor is er behoefte aan een nieuwe<br />

vorm van wonen. Een woonvorm die zowel bij deze doelgroep<br />

past als bij de stad. Op deze manier krijgen gezinnen de<br />

kans op te leven in een urban habitat.<br />

Trefwoorden<br />

Binnenstad<br />

Gezinnen<br />

Nieuwe woonvorm<br />

Voorhuis / achterhuis<br />

Verhoogde straat<br />

Afbeelding 1 Luchtfoto locatie<br />

Afbeelding 4 Tussengebied<br />

Inleiding<br />

Steden worden al jaren gekenmerkt door suburbanisatie van<br />

gezinnen. Zij vormen nog maar een kwart van het totale aantal<br />

huishoudens in de grote steden. Dit heeft zowel te maken met<br />

de vraag als met het aanbod van de woningen. Veel jonge middenklasse<br />

gezinnen met kinderen geven de voorkeur aan een<br />

type woning en woonomgeving die in de stad beperkt aanwezig<br />

is of niet tegen een redelijke prijs te verkrijgen is. Het gevolg is<br />

dat deze gezinnen naar gebieden verhuizen waar hun woonwensen<br />

wel gerealiseerd kunnen worden. Dit is in veel gevallen het<br />

suburbane gebied. Gezinnen met kinderen zijn belangrijk voor<br />

de ontwikkeling en de vitaliteit van de stad. Opgroeiende kinderen<br />

en hun ouders vormen namelijk een belangrijk sociale<br />

groep van de stad. Zij zijn doorgaans sterk op sociale contacten<br />

gericht en onderhouden sociale netwerken binnen en buiten de<br />

buurt. De trek naar buiten van gezinnen met kleine kinderen<br />

heeft daarom vergaande gevolgen voor het stedelijke klimaat.<br />

Er vallen gaten in sociale netwerken, maar ook economisch<br />

gezien is er sprake van verlies. Tevens zorgt het voor het afnemen<br />

van de sociale controle en betrokkenheid van bewoners en<br />

voor het toenemen van segregatie in de stedelijke samenleving.<br />

De stad wordt steeds meer een plek waar alleen nog plaats is<br />

voor alleenstaanden en de allerrijkste en allerarmste gezinnen.<br />

Het behouden van jonge gezinnen in de stad is daarom van<br />

groot belang. Door meer rekening te houden met de woonwensen<br />

van deze gezinnen, kan deze groep weer deel uitmaken van<br />

de binnenstedelijke samenleving.<br />

Opgave<br />

Het ontwerpen van een nieuwe woonvorm in een binnenstedelijke<br />

omgeving. Een woonvorm die een alternatief kan bieden<br />

aan middenklasse gezinnen met kinderen die een woning in de<br />

binnenstad prefereren, maar vanwege een beperkt woonaanbod<br />

niet de mogelijkheid hebben om in de binnenstad te gaan of te<br />

blijven wonen.


Afbeelding 2 Concept woningen<br />

Afbeelding 3 Gevel stadskant<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afbeelding 5 Gevel tuinkant<br />

49<br />

Locatie<br />

De locatie van het project bevindt zich op het terrein van een<br />

oud klooster genaamd Mariënburg. Deze locatie ligt in de historische<br />

binnenstad van Den Bosch en is gelegen tussen de<br />

Dommel en de Binnendieze en op loop<strong>afst</strong>and van het centraal<br />

station. In het gekozen gebied is een kloostertuin aanwezig.<br />

Stedenbouwkundig plan<br />

Het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan van het gebied<br />

was zo opgesteld dat de bebouwing rondom de centrale kloostertuin<br />

de tuin voor het grootste gedeelte omringde. I<br />

n de loop der jaren is na vele veranderingen deze opzet niet<br />

meer gehandhaafd. De centrale kloostertuin ligt nu niet meer<br />

beschut tussen muren van gebouwen en toont nu een ander<br />

karakter dan het had gemoeten. Om het gebied weer zijn oorspronkelijke<br />

allure terug te geven is er gekozen om de contouren<br />

van het ontwerp te laten samenvallen met de lijnen van de<br />

vroegere bebouwing. Dus het omringen van de kloostertuin.<br />

Om de kloostertuin zoveel mogelijk intact te laten wordt er voornamelijk<br />

aan de randen bebouwd. Zo ontstaat er een groen binnengebied<br />

dat bijna volledig is afgesloten van de rest van zijn<br />

omgeving. Dit gebied vormt een belangrijk element in het ontwerp.<br />

Het gebouw heeft de vorm van een open bouwblok, maar<br />

vormt met de rest van de bebouwing een gesloten bouwblok.<br />

Concept, thema<br />

Naar aanleiding van de historische omgeving van de locatie, is<br />

er gezocht naar een thema dat hierbij past. De contrasterende<br />

werking tussen kloostertuin en stad, geeft in feite een tweedeling<br />

aan. Hieruit is het idee ontstaan om ook letterlijk een tweedeling<br />

te ontwerpen.<br />

Architectonisch plan<br />

Naar aanleiding van de gestelde uitgangspunten zijn de volgende<br />

elementen in het ontwerp verwerkt.<br />

1. Combinatie wonen met andere functies<br />

2. Flexibele woningen<br />

3. Speelruimte<br />

4. Verhoogde straat<br />

Voorhuis / achterhuis woningen<br />

De woningen zijn opgebouwd uit twee lagen aan de straatkant<br />

en twee lagen aan de kloostertuinkant. De begane grond is een<br />

ruimte die kan worden gebruikt als werkruimte. Deze ruimte<br />

heeft een eigen ingang vanaf de straat / tuin. Via een trap is de<br />

eerste verdieping bereikbaar. Hier bevindt zich de hoofdingang<br />

van de woning. Op de derde verdieping kan via de brug naar de<br />

overkant worden gelopen. Op deze vloer bevindt zich ook het<br />

dakterras. Nu bevindt men zich op de volgende laag van het<br />

huis. Om de vierde laag te bereiken moet men weer een trap<br />

naar beneden nemen.<br />

Verhoogde straat<br />

Met het voorhuis-achterhuis principe is er gekozen om de<br />

woningen te verbinden met een brug. Op deze manier ontstaat<br />

er een tussengebied dat een eigen karakter heeft. Het is een<br />

gebied dat zowel bij de tuin als bij de stad kan horen.Het tussengebied<br />

heeft op de eerste verdieping een doorlopende route.<br />

Hier bevinden zich ook de ingangen van de woningen. De verhoogde<br />

straat is via buitentrappen vanaf de begane grond<br />

bereikbaar. Deze verhoogde straat biedt een alternatieve speelruimte<br />

voor de kinderen. Sleuven aan weerszijde van het pad<br />

zorgen voor het contact met de omgeving. Ze refereren naar de<br />

steegjes van vroeger en zorgen voor een doorkijk. Kinderen<br />

kunnen op deze manier veilig buiten spelen. Het middengebied<br />

wordt gekenmerkt door de bruggen. Door de straat ontstaat er<br />

een vorm van sociale controle. Door verschillende mogelijkheden<br />

tot contactwisseling is het makkelijker om iemand te benaderen.<br />

Door zijn afmeting is het meer dan een ontsluitingsroute.<br />

Het is een verblijfsruimte. De uiteinden van de route zijn<br />

breder gemaakt, zodat hier meer kan worden gespeeld en meer<br />

van het uitzicht kan worden genoten.


S. Piët<br />

Een aanbouw in vijf dagen<br />

Afstudeerrichting<br />

Construction Technology<br />

Afstudeercommissie<br />

Ir. E.R. Poortman<br />

Ir. M.M.J. Vissers<br />

Dr. ir. P.A.J. van Hoof<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Samenvatting<br />

In vijf werkbare werkdagen kan een aanbouw aan een bestaande<br />

woning gerealiseerd worden wanneer het traditionele productieproces<br />

aangepast wordt.<br />

Door prefabricage van de fundering, het binnenspouwblad<br />

(houtskeletbouw), het portaal, de lichtstraat en het dak, het<br />

afwerken van de binnenwanden met spuitstuc en het machinaal<br />

uitgraven van de fundering ontstaat een productieproces wat de<br />

bouwtijd voldoende verkort en onder de kosten blijft van het traditionele<br />

proces.<br />

Trefwoorden<br />

Bouwtijdverkorting<br />

Prefabricage<br />

Figuur 1 Aanzicht en doorsneden van een aanbouw<br />

50<br />

Een aanbouw aan een bestaande woning bouwen is een relatief<br />

eenvoudige en goedkope manier om een groter leefoppervlak te<br />

creëren. Het op traditionele wijze bouwen van een extra stukje<br />

woning (gestorte fundering op zand, gelijmd gasbeton binnenblad,<br />

gemetseld buitenblad en een houten dakconstructie) kan<br />

bij een foutloze uitvoering en werkvoorbereiding gemiddeld in<br />

17 werkbare werkdagen gebeuren.<br />

Figuur 1 toont de situatie.<br />

Echter om overlast voor de opdrachtgever, die tijdens de uitvoering<br />

het pand blijft bewonen, te minimaliseren, wordt een productieproces<br />

met een uitvoeringstijd van vijf werkbare werkdagen<br />

als doel gesteld. Dergelijke bouwtijdverkorting is niet alleen<br />

commercieel aantrekkelijk, maar levert bovendien voor de aannemer<br />

meer omzetmogelijkheden op per periode.<br />

Om het doel te bereiken worden ten eerste de eigenschappen<br />

van een aanbouw vastgesteld als afbakening. De te realiseren<br />

aanbouw dient 3000 x 6000 mm en een verdieping hoog.<br />

De functie is extra woonruimte of keuken en het uiterlijk moet<br />

metselwerk zijn. Daarnaast mogen de kosten van het productieproces<br />

niet hoger zijn dan die van het traditionele proces<br />

( € 16.212,-). Bij deze vastgestelde eigenschappen wordt gesproken<br />

van een standaard aanbouw die qua bouwtijd weergegeven<br />

kan worden in een basismodel van 16 werkbare werkdagen.<br />

Door vervolgens de bouwtijd van het basismodel horizontaal<br />

en/of verticaal te comprimeren (zie figuur 2 en 3) op verschillende<br />

manieren wordt gezocht naar bouwtijdverkortende varianten.<br />

Vier varianten bieden mogelijkheden:<br />

• Het uitbreiden van de ploeggrootte tot drie man<br />

(uitvoeringstijd: 11 dagen, extra kosten: € 390,-)<br />

• Bouwtechnisch ontkoppelen van afhankelijke activiteiten<br />

(uitvoeringstijd: 9 dagen, extra kosten: € 996,-)<br />

• Prefab houtskeletbouw elementen en een prefab Unidek<br />

daksysteem


Figuur 2 horizontale compressie. I3 en D5 zijn verkort. De bouwtijd wordt korter<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Figuur 3 Verticale compressie. D4 is uit de bouwtijd gehaald door bijvoorbeeld prefabricage. De bouwtijd wordt korter<br />

51<br />

(uitvoeringstijd: 7 dagen, € 454,- minder kosten)<br />

• Betonnen sandwichelementen en een prefab Unilin<br />

daksysteem (uitvoeringstijd: 6 dagen, extra kosten € 2.146,-)<br />

Geen van de varianten voldoet aan het doel. De combinatie van<br />

prefab houtskeletbouw en een Unilin daksysteem biedt het<br />

meeste perspectief. Dit is de enige variant die financiële ruimte<br />

biedt om verdere bouwtijdverkortende maatregelen te treffen.<br />

Wederom wordt met comprimerende maatregelen naar verdere<br />

oplossingen gezocht. Het doel wordt bereikt met een totaaloplossing<br />

waarin de combinatie van de volgende technische maatregelen<br />

worden toegepast:<br />

• Ontgravingen met behulp van een minigraver<br />

• Prefabricage van funderingsbalken, houtskeletbouw binnen<br />

blad, portaal (t.b.v. het opvangen van bestaande geveldelen)<br />

en de lichtstraat in het dak<br />

• Prefab Unilin daksysteem<br />

• In situ gestorte vloer, ofwel met een kubel ofwel met een<br />

pomp<br />

• Gemetseld buitenspouwblad<br />

Tevens zijn de volgende organisatorische maatregelen nodig<br />

om het doel te bereiken:<br />

• Een bezetting van drie man, bestaande uit multifunctionele<br />

vakmensen.<br />

• Een kraan en een minigraver in eigen beheer<br />

• Een eigen werkplaats voor de prefabricage van de wandelementen<br />

en de lichtstraat.<br />

De kosten van dit productieproces zijn lager dan die van het traditionele<br />

proces. De voorkeur gaat uit naar het storten met een<br />

kubel, waardoor de totale begroting neer komt op € 15.668,- (bij<br />

het storten met een pomp is dat € 16.190,- ).


M.W. van der Poll<br />

Seniorenstad, Vrijetijdsstad!<br />

Civic Centers<br />

Een maatschappelijk onderzoek om te komen tot een concept<br />

voor een seniorenstad in Nederland.<br />

Afstudeerrichting<br />

Architectuur<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. ir. B. Molenaar<br />

Prof. ir. Jan Westra<br />

Ir. A. Bogers<br />

Dr. ir. Kees Doevendans<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

Samenvatting<br />

Het onderzoek betreft studies naar doelgroep, voorzieningen en<br />

trends, stedelijke netwerken, mobiliteit en infrastructuur, fasering,<br />

kengetallen en schaal en ontmoeten. De conclusies zijn<br />

input voor het concept van een masterplan voor Vrijetijdstad op<br />

het voormalig Vliegveld Valkenburg. Vrijetijdstad is een netwerkstad<br />

van 12.000 woningen met de toekomstige senior als<br />

uitgangspunt. Binnen het masterplan is er een ontwerp<br />

uitgewerkt voor het Civic Center Kennis Cultuur en Bestuur:<br />

dé aanjager van Vrijetijdstad. Naast alle denklagen uit de maatschappelijke<br />

context wordt het concept voor het Civic Center<br />

gevormd door stedenbouwkundige context en functionele ordening<br />

van programma en transparantie.<br />

Afbeedling 1<br />

52<br />

Trefwoorden<br />

Doelgroep<br />

Voorzieningen<br />

Stedelijke netwerken<br />

Fasering<br />

Mobiliteit<br />

Voor 2030 moeten er 1,5 miljoen geschikte woningen voor senioren<br />

zijn. Dit is een grotere vraag dan die destijds in jaren<br />

negentig door de VINEX werd gesteld. Ondanks dat er in<br />

Nederland volop gebouwd wordt aan WOZOCO’s, verpleegtehuizen<br />

en aanleunwoningen is het aanbod nog te eenzijdig en<br />

vaak puur zorggerelateerd. Men wil er niet graag wonen omdat<br />

het meteen gezien wordt als een flinke stap terug. Dit is een van<br />

de redenen is dat 90 % wil blijven zitten waar ze zitten.<br />

De toekomstige senior wil diversiteit, zelf iets te kiezen hebben,<br />

zolang mogelijk zelfstandig blijven wonen en wil het liefst daar<br />

ook nog over meebeslissen. Tot op heden zijn ouderen ook in de<br />

ruimtelijke inrichting een ‘ondergeschoven kind’. De ruimtelijke<br />

inrichting van Nederland is voornamelijk ingericht op de<br />

werkende, wonende, winkelende en recreërende mens van middelbare<br />

leeftijd. Er grote kritiek op de Vinex-wijken. De wijken<br />

zijn te uniform. Het voorzieningenniveau is veel te laag. Men<br />

heeft nauwelijks rekening gehouden met de infrastructuur.<br />

Afbeedling 4<br />

Ook de groenvoorzieningen en het openbaarvervoer zijn pas laat<br />

klaar. “er wonen alleen maar stellen uit de middenklasse en<br />

iedereen is zwanger”, “kinderen kunnen hier veilig op straat<br />

spelen en er zijn veel verkeersdrempels en fietspaden.”(VROM<br />

2004). Vinexwijken zijn perfecte wijken voor mensen met<br />

gezinnen, ruime huizen en alles is met de auto te bereiken.<br />

Senioren worden praktisch geweerd omdat er nauwelijks rekening<br />

met hun woonwensen wordt gehouden. Daarnaast is er<br />

overdag in een wijk met tweeverdieners weinig te beleven.<br />

Nederland is toe aan nieuwe woonvormen en een nieuwe<br />

inrichting van de openbare ruimte, met de 55-plusser als uitgangspunt.<br />

Het doel van de <strong>afst</strong>udeeropgave is hier uitwerking aan te geven.<br />

Vrijetijdstad is een netwerkstad van 12.000 woningen met de<br />

toekomstige senior als uitgangspunt. Het biedt de mogelijkheid<br />

voor senioren om samen met gelijkgestemden te wonen, maar<br />

vooral te genieten, te organiseren en te ondernemen.<br />

In Vrijetijdstad wonen senioren in een groene en veilige omgeving<br />

waar veel te beleven valt. Het voorzieningenniveau is er<br />

hoog, voor iedereen toegankelijk en heeft stedelijke dynamiek.<br />

De dynamiek van een netwerkstad is het sterkst voelbaar in de<br />

Deltametropool. Vrijetijdstad ligt daarom op de locatie van het<br />

voormalig Vliegveld Valkenburg aan de stadsrand van Leiden.<br />

Het is een prachtig landelijk gebied midden in de<br />

Deltametropool. Bij een afname van de mobiliteit van de senior<br />

blijven de kansen voor het voorzieningengebruik enorm.<br />

Niet alleen een goede bereikbaarheid bij een afname van de<br />

mobiliteit kan het motief zijn om in Vrijetijdstad te gaan wonen.<br />

Eén derde van de 55-plussers met verhuisplannen zegt te willen<br />

oud worden in een veilige omgeving waar de zorg en verpleging<br />

al aanwezig is voor later. ‘Als het zo ver is dan wonen we er<br />

alvast’. De zorg in Vrijetijdstad is van zelfsprekend aanwezig<br />

maar voert vooral niet de boventoon. Je zou vrijetijdstad eigenlijk<br />

kunnen lezen als een stedenbouwkundige vertaling van een<br />

woonzorgcomplex.


Afbeedling 2 Afbeedling 3<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afbeedling 5 Afbeedling 6<br />

53<br />

Een identiteitstrijk cluster van senioren binnen de<br />

Deltametropool kan bovendien leiden tot innovatie. Het<br />

Vliegveld Valkenburg op ligt steenworp<strong>afst</strong>and van de medische<br />

Campus van Leiden.<br />

Vrijetijdstad is een policentrische stad: dit omwille van de fasering,<br />

bereikbaarheid en mobiliteit. Ontwikkeling van<br />

Vrijetijdstad voor een doelgroep van 55-plus vergt een nieuwe<br />

manier van plannen als dat we met de Vinex gewend zijn.<br />

De groei van het aantal woningen en het voorzieningenniveau<br />

moeten gelijk op gaan. Ook al is de stad nog niet volgroeid, hij<br />

moet er af uitzien. Alles moet werken vanaf dag 1.<br />

Er moet een duurzame stedenbouwkundige structuur liggen<br />

waarbij Vrijetijdstad stapsgewijs groeit, geregisseerd vanuit de<br />

ontwikkeling Civic Centers. (Figuur 1)<br />

In de eerste fase van Vrijetijdstad zal het Civic Center Kennis,<br />

Cultuur en Bestuur komen dat als aanjager en katalysator gaat<br />

fungeren: een platform van waaruit bewoners zelf kunnen meedenken<br />

over de ontwikkeling van de stad. Maar ook een broedplaats<br />

van allerlei vrijwilligersorganisaties, kleine startende<br />

bedrijfjes en hobbyruimtes. Het is het belangrijkste gebouw in<br />

Vrijetijdstad en daarom gekozen als ontwerpopdracht.<br />

Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg gaan fuseren en hebben<br />

samen genoeg draagvlak om een groot voorzieningencentrum te<br />

bouwen met een hoofdbibliotheek voor de regio en een theater.<br />

Door deze voorziening naar het centrum van Vrijetijdstad te<br />

halen ontstaat er een nieuwe stimulans voor de hele regio met<br />

‘de zilveren kracht’ als motor. (Figuur 2 en Figuur 3)<br />

Het programma van eisen is zorgvuldig samengesteld en komt<br />

voort uit planologische kengetallen, eigen onderzoek naar specifieke<br />

kengetallen voor Vrijetijdstad en een haalbaarheidsrapport<br />

voor een groot voorzieningencentrum van de gemeente Katwijk.<br />

Naast de input voor het concept op basis van de omgevingsfactoren<br />

zijn er ook aanknopingspunten geredeneerd vanuit het pro-<br />

gramma van eisen die als input dienen voor het ruimtelijk concept<br />

van het gebouw. (Figuur 4) Het gebouw bevat naast de<br />

regionale trekkers zoals een theater met muziekschool en zalencentrum,<br />

een supermarkt en de hoofdbibliotheek een groot aantal<br />

specifieke Vrijetijdstadvoorzieningen zoals een eigen stadsdeelkantoor<br />

en kamer van koophandel, een TV- en radiostudio,<br />

een talentenbank, een vrijwilligershonk, een brainsalon, een<br />

zorgsteunpunt, een au pair-bureau, een seniorenreisbureau en<br />

een sportschool met fitness, zwembad. Door het programma te<br />

ordenen kunnen een groot aantal functies gedeeld worden en<br />

kunnen er delen worden weggestreept. Dit levert een zeer efficiënt<br />

gebouw op waarin de functies elkaar overlappen en samenhang<br />

krijgen. Ontmoetingen tussen mensen worden gestimuleerd.<br />

(Figuur 5)Dit concept houdt in dat er twee belangrijke ontmoetingsplekken<br />

ontstaan in het gebouw. De Civic Space: dit is<br />

de centrale ontmoetingsruimte, leeszaal van de bibliotheek,<br />

foyer, en wachtruimte voor het stadsdeelkantoor en zorgsteunpunt<br />

ineen. (Figuur 6)De Marketplace: dit is een plein dat door<br />

het hele gebouw wordt omarmd. Het is broedplaats voor allerlei<br />

startende bedrijfjes, hobbyruimtes, kiosken, dagwinkels en diensten<br />

in de vorm van kleine paviljoens. Het is de plek waar de rek<br />

zit in het programma van het Civic Center. Aan deze ontmoetingsplek<br />

kunnen bewoners van Vrijetijdstad een eigen invulling<br />

geven. Het is een plek waar iedereen elkaar ontmoet: bewoners,<br />

mensen uit de regio die naar theater gaan, kinderen of studenten<br />

die de bibliotheek of een senior willen raadplegen voor de<br />

juiste kennis worden geprikkeld door de activiteiten op de<br />

Marketplace.<br />

Er is bewust gekozen om geen betutteld retro-ontwerp te maken<br />

zoals een kopie van een archetypisch centrum van een idyllisch<br />

vestingstadje maar juist voor een bijzonder gebouwconcept dat<br />

vernieuwend en prikkelend zal werken en waarbinnen de toekomstige<br />

senior nog zelf dingen kan toevoegen, zich verder kan<br />

ontplooien en wat kan betekenen voor zijn medemens.<br />

Voor meer informatie kijk op www.vrijetijdstad.nl


E.M. Rikhof<br />

Thermen Tilburg<br />

Rust en ruimte in de binnenstad<br />

Afstudeerrichting<br />

Architectuur<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. ir. H.J.M. Ruijssenaars<br />

Dipl. ing. H.H. Yegenoglu<br />

Dr. J.C.T. Voorthuis<br />

Prof. ir. N.A. Hendriks<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

54<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

Samenvatting<br />

De combinatie van een saunacomplex met een islamitische<br />

hammam in het centrum van Tilburg. Beide hebben hun eigen<br />

badgang, maar de entree en rustruimte gezamelijk. Er wordt<br />

een spel gespeeld tussen de ruimtelijke beleving van de duidelijke<br />

scheiding en toch het laten samenkomen van beide badculturen<br />

en man en vrouw. In het centrum van de stad ontstaat een<br />

nieuwe rustige binnentuin met daaraan het badhuis, dat door<br />

de houten gevel een spel speelt met zien en gezien worden. Het<br />

gebouw wordt ontsloten vanuit de drukte en heeft zijn plek<br />

gevonden in de bestaande hoogbouw aan het Koningsplein.<br />

Trefwoorden<br />

Ruimtelijke beleving<br />

stad - binnentuin<br />

sauna - hammam<br />

publiek - privé<br />

draagstructuur - gevel<br />

De wens van de gemeenschap in Tilburg om een hammam te<br />

vestigen in de stad, heb ik willen betrekken bij het ontwerpen<br />

van een saunacomplex om daarmee aan te sluiten op de huidige<br />

diverse samenleving. In het centrum van de stad komen de verschillende<br />

culturen uit de stad samen en op die plek wil ik beide<br />

badtypologieën samenvoegen en een hammam met saunacomplex<br />

combineren in één gebouw. Het verschil tussen het geheel<br />

naakt zijn en het aanhouden van je onderbroek en daarnaast de<br />

scheiding tussen mannen en vrouwen, maakte het cultuurverschil<br />

tot nu toe onoverbrugbaar. In dit ontwerp kunnen beide<br />

badtypologieën wel hun eigen plek hebben en afzonderlijk van<br />

elkaar functioneren. Een aantal functies zijn voor beiden te<br />

gebruiken, zoals entree en rustruimte. Daarnaast is het mogelijk<br />

op sommige tijden de vrouwen-hammam te gebruiken als<br />

onderdeel van het saunacomplex. Door dit dubbele gebruik,<br />

wordt er een brug geslagen tussen het sauna- en hammamgedeelte.<br />

Ruimtelijke beleving<br />

Onze ervaring en gevoeligheden kunnen zich ontwikkelen door<br />

reflectieve en stille analyse. Om je open te stellen voor perceptie,<br />

moet je loskomen van de wereldlijke urgentie om dingen te<br />

doen. Om je bewustzijn van perceptie te ontwikkelen, is het<br />

essentieel om je bewust te zijn van je unieke bestaan in de<br />

ruimte. Het badhuis is gedurende vele eeuwen en in alle culturen<br />

een plek geweest om lichaam en geest te reinigen en open<br />

te staan voor onze perceptie. Kort gezegd, door tot rust te<br />

komen, wordt de bewustwording geprikkeld.<br />

In het ontwerp voor een badhuis wil ik proberen mensen<br />

bewust te maken van hun perceptie en van de verschillende<br />

ruimtes om hen heen. Dit wil ik doen door ruimtes te ontwerpen<br />

van verschillende afmetingen en hoogtes vanuit een aantal<br />

vragen over de functie en betekenis van een ruimte voor de<br />

bezoekers.<br />

Afbeelding 1 Foto achterzijde flat met groene omgeving<br />

Afbeelding 4 Complexe organisatie van het badhuis met daaronder de<br />

semi-open gevel naar de binnentuin.<br />

Hoe kan iemand zich er voelen en wat zouden de prikkels kunnen<br />

zijn Hoe kan de bezoeker als vanzelfsprekend door het<br />

gebouw worden heen geleid<br />

Hoe kan iedereen zich veilig en op zijn gemak voelen in kleinere<br />

ruimtes en toch ook het grotere geheel ervaren En als laatste<br />

hoe zouden de overgangen ruimtelijk moeten zijn tussen:<br />

-drukte van de stad - rust in de thermen<br />

-thermen - hammam<br />

-aangekleed - naakt<br />

-zweten - baden<br />

In het ontwerp van het badhuis zijn deze verschillende vragen<br />

over ruimtelijke beleving beantwoord en zijn er ruimtes ontworpen<br />

die de achterliggende bedoeling van de functie realiseren.<br />

Uiteindelijk is het badhuis een gebouw, waarin functie, constructie,<br />

materialisatie en ontwerp zullen leiden tot een synthese<br />

van ruimtes. In deze ruimtes kan de bezoeker tot rust komen en<br />

mede daardoor open staan voor prikkels en perceptie en zich er<br />

prettig voelen.<br />

Baden door de eeuwen heen<br />

Het baden heeft in alle badculturen twee betekenissen: reinigen<br />

en ontspannen. In elke cultuur gebeurt dit op een eigen manier,<br />

bijvoorbeeld met veel water, hoge temperaturen of producten uit<br />

de natuur, zoals modder. Toch zijn er twee grote overeenkomsten<br />

tussen alle badculturen. Ten eerste wordt het lichaam gereinigd<br />

en wast of spoelt men zich af, elke keer dat men gezweet<br />

heeft. In de Romeinse, Finse en ook in de Hammam-badcultuur<br />

speelt (of speelde) de douche of het stromende water een zeer<br />

grote rol. Ten tweede wordt het baden in veel culturen gezien<br />

als iets dat dicht bij het heilige staat. Het wordt gezien of<br />

gebruikt als een vorm van meditatie. Door het reinigen en bezig<br />

zijn met het lichaam komt de geest tot rust.<br />

In het ontwerp maken de samensmelting van de islamitische<br />

hammam met het saunacomplex en het stromende water met


Afbeelding 2 Nieuwe stedenbouwkundige situatie<br />

Afbeelding 3 Concept bestaande hoogbouw-badhuis<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afbeelding 5 Vrouwenhammam onder de publieke doorgang<br />

het reinigen van het lichaam en de geest, het badhuis tot een<br />

nieuw geheel.<br />

Binnentuin centrum Tilburg<br />

Aan de zuidkant van het centrum van Tilburg ligt een gebied<br />

met veel nieuwe ontwikkelingen. In de toekomst gaat de nieuwe<br />

Muzentuin omringd door het Kunstcluster van Jo Coenen deel<br />

uitmaken van een groene voetgangers/fietsroute door het zuidelijke<br />

centrum van Tilburg. Tussen de Muzentuin en het<br />

Koningsplein ligt een nog te ontwikkelen gebied, ingeklemd<br />

door de Bisschop Zwijsenstraat en haar monumentale woningen<br />

en het Koningsplein met de duidelijke begrenzing van de<br />

Koningsweiflat en een zorgcomplex. Aan de noordkant zal in de<br />

toekomst het Factorium (Tilburgse dans- en muziekschool)<br />

komen te liggen. De plannen hiervoor van de gemeente en<br />

Atelier Pro uit Den Haag zijn reeds bekend. Deze plannen roepen<br />

een aantal vragen op. Wat voor kwaliteiten heeft de smalle<br />

steeg tussen het Factorium en de Koningswei flat<br />

Hoort het Factorium bij de Bisschop Zwijsenstraat of ligt deze<br />

volledig los Wat zal de kwaliteit zijn van de achterzijden van de<br />

monumentale woningen naar de nieuwe Binnentuin toe<br />

In het nieuwe voorstel ligt het Factorium aan de Rooilijn van het<br />

Kantongerecht, waardoor de Bisschop Zwijsenstraat zich op een<br />

vanzelfsprekende wijze opent naar het noorden toe.<br />

Een deel van het Factorium sluit de achterzijden van de bestaande<br />

monumentale panden af van de intieme binnentuin.<br />

Er ontstaat nu een plek voor het badhuis tegen de achterzijde<br />

van de Koningsweiflat tot 12 meter hoogte. Daarboven beginnen<br />

de woningen, eronder is alleen een blinde gevel van een aantal<br />

(sport)winkels en een fitness-centrum (Afbeelding 1).<br />

De binnentuin wordt nu omsloten door een aantal gebouwen en<br />

gevels die op de tuin zijn gericht, maar hun entree erbuiten<br />

hebben. Het badhuis sluit hierop aan en wordt ontsloten vanuit<br />

het Koningsplein, waardoor men het badhuis betreedt vanuit het<br />

Afbeelding 6 Voetenbad in het saunacomplex als plek van gewenning<br />

harde stedelijke Koningsplein en in het badhuis de rustige groene<br />

binnentuin ervaart (Afbeelding 2).<br />

Ontwerp<br />

Hammam en sauna samen in één gebouw (Afbeelding 3, 4).<br />

Beiden zijn van elkaar gescheiden door de rustruimte en worden<br />

tegelijkertijd versmolten met elkaar in deze rustruimte en<br />

de entree, waar alle bezoekersstromen (ook die van een massage-<br />

en beautycentrum) bij elkaar komen. Beiden worden bij<br />

elkaar gehouden door de duidelijk aanwezige houten lamellen<br />

gevel die het gehele gebouw omvat en zelfs naar binnenvouwt<br />

om daar de overgangen tussen aangekleed – naakt, zweten –<br />

ontspannen en man – vrouw te duiden. Naast deze houten<br />

gevel, is de verticale draagstructuur in de donkergekleurde wanden<br />

van diverse breedten een gezamelijke binding. Niet alleen<br />

om het gebouw te dragen en de verbinding met de bestaande<br />

hoogbouw te maken, maar ook om de plekken en het stromende<br />

water te duiden. Door deze terugkerende wanden, de lagere<br />

dwarswanden, het vloerenlandschap met de baden, het golvende<br />

houten plafond (dat de installaties herbergt) en de gevel, ontstaan<br />

er door het gehele gebouw verschillende plekken, waar<br />

iedereen zich prettig kan voelen en die uit telkens dezelfde elementen<br />

zijn opgebouwd. Een aantal overgangen en scheidingen<br />

zijn zeer duidelijk te ‘beleven’ in het gebouw. Zoals de entree<br />

waar alle bezoekersstromen direct gescheiden worden in het<br />

vloerenlandschap. De vrouwenhammam die niet zichtbaar, maar<br />

wel hoorbaar is in de mannenhammam, en de intiemste plek is<br />

onder de schaduwen van de openbare voetgangersdoorgang<br />

(Afbeelding 5). En daarnaast het voetenbad, de plek waar men<br />

kan wennen aan het baden en het gebouw, haar bezoekers en de<br />

binnentuin kan waarnemen (Afbeelding 6). Het geheel is een<br />

symbiose van Hammam, Sauna, Beauty, bestaande hoogbouw,<br />

binnenstad en binnentuin.<br />

55


H. Saanen<br />

Herbestemming van de Schellens<br />

fabriek tot een Turks badhuis<br />

Een oud ritueel in een nieuwe vorm<br />

Afstudeerrichting<br />

Architectuur<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. H. Cisar dipl. Arch. ETH<br />

Dipl. Ing. H.H. Yegenoglu<br />

Prof. Ir. F. van Herwijnen<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

Figuur 1 Plattegrond 1e verdieping<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Samenvatting<br />

Herbestemming van een tapijtfabriek tot Turks badhuis, een<br />

symbiose tussen het monument en een nieuwe interpretatie van<br />

de Hammam typologie. Er ontstaat een spel waarin de bader in<br />

een gedwongen wereld zich een vrije weg baad, geleid door temperatuur,<br />

licht, geluid en de relatie tussen het monument en de<br />

interventie.<br />

Trefwoorden<br />

herbestemming<br />

traditie<br />

badcultuur<br />

mystiek<br />

privacy<br />

56<br />

Figuur 4 Hararet in het vrouwendeel<br />

interieur wordt gekenmerkt door een aantal centrale weefruimtes<br />

die gedomineerd worden door een betonskelet en 2-zijdig<br />

geflankeerd worden door authentieke stalen kozijnen.<br />

Het is een gebouw met een ruw industrieel karakter. De weefruimtes<br />

zijn omgeven door laboratoria- en opslagruimtes.<br />

Uitzondering op dit ruwe karakter vormen de trappenhal en<br />

directiekantoren die gekenmerkt worden door een subtiele<br />

decoratie.<br />

Herbestemming zal in de toekomst voor steeds meer architecten<br />

een belangrijk onderdeel worden van hun vakgebied.<br />

De bestaande situatie en de te verwezenlijken functie brengen<br />

een complexiteit met zich mee, die een gedegen voorbereiding<br />

eisen.<br />

In eerste instantie gaat de aandacht uit naar een inventarisatie<br />

en analyse van het monument. Mogelijkheden binnen de<br />

bestaande structuur en bepalen van karakteristieke en gebouw<br />

eigen elementen. Daar tegenover staat de nieuwe functie,<br />

beperkt door de locatie, financiële en sociale draagkracht.<br />

In het geval van de herbestemming tot een Hammam ontstaat<br />

er een confrontatie met culturele en historische waarden van de<br />

nieuwe functie.<br />

De Schellens fabriek is een oude tapijtfabriek gelegen in het<br />

centrum van <strong>Eindhoven</strong> aan de oevers van de Dommel.<br />

Het gebouw heeft een fascinerende bakstenen gevel en het<br />

De nieuwe functie voor de Schellens fabriek is een Turks badhuis<br />

of Hammam. Een bezoek aan een historische Hammam<br />

zorgt voor een confrontatie met een authentiek ritueel dat nauwelijks<br />

in de buurt komt van de Turkse stoombaden zoals we<br />

die in de westerse wereld kennen.<br />

Tijdens de badgang heb je het idee terug in de tijd te gaan.<br />

Het is een mystieke sfeer als gevolg van het onbekende, de<br />

vreemde taal, de authentieke ruimtes, het gedruppel van water<br />

en de scheiding tussen mannen en vrouwen. Belangrijk in de<br />

Hammam-traditie is het doorlopen van een aantal ruimtes waarvan<br />

de temperatuur stijgt en waar men regelmatig spoelt met<br />

lopend water. Het hoogtepunt en het eigenlijke Turkse bad<br />

bevinden zich in de laatste ruimte, de Hararet gedomineerd<br />

door een grote koepel met centraal een grote steen, de buiksteen<br />

of bellystone waarop men plaatsneemt om zich rein te zweten.<br />

Op deze steen gebeuren massages en wordt je gescrubd.<br />

Tijdens het ritueel beweeg je regelmatig naar de randen van de<br />

ruimte waar zich nissen met fonteintjes bevinden om het vuil<br />

van je lichaam te spoelen. Na het hele ritueel keer je via de voorgaande<br />

ruimtes terug en neem je tijd om je te ontspannen in de<br />

theeruimte.<br />

Het letterlijk overnemen van de authentieke typologie in de<br />

bestaande tapijtfabriek vormt in het plan geen optie.<br />

Het zou de kwaliteiten van het bestaande gebouw te veel aantasten<br />

en mijn persoonlijke interesse gaat uit naar een hedendaagse<br />

architectonisch interessante vertaling.


Figuur 2 Doorsnede verticaal element, centraal de bellystone<br />

Figuur 3 Doorkijk naar de bron van de bellystone<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Figuur 5 Doorkijk naar de theeruimte op 1e verdieping<br />

Belangrijk in de interpretatie van de Hammam zijn een aantal<br />

basiswaarden uit de traditionele Hammam zoals de scheiding<br />

tussen man en vrouw, de dwingende routing bepaald door temperatuurstijging<br />

en een climax in de vorm van een hoofdruimte<br />

met een bellystone.<br />

Uit de studies van het bestaande gebouw zijn drie delen te<br />

onderscheiden; meer intieme voor- en achterruimtes, gescheiden<br />

door de centrale voormalige weefruimtes met een open<br />

karakter. De voor- en achterruimtes vormen op deze manier<br />

twee polen van elkaar gescheiden door de centrale ruimte.<br />

Deze polen worden ingezet als scheiding tussen mannen en<br />

vrouwen. In deze van oorsprong meer besloten ruimtes komen<br />

de afzonderlijke badgangen.<br />

Het gebouw bestaat uit 3 lagen waardoor een verticale mannen<br />

pool ontstaat tegenover een verticale pool van de vrouwen.<br />

De centrale ruimtes zijn bestemd voor meer sociale functies<br />

zoals de theeruimtes.<br />

De scheiding tussen mannen en vrouwen wordt van een extra<br />

lading voorzien, de mannen en vrouwen zijn fysiek gescheiden,<br />

maar op willekeurige momenten raken zij zich bewust van<br />

elkaars aanwezigheid en nabijheid door ruimtelijke herkenbaarheid<br />

en geluid.<br />

Deze bipolariteit wordt aan beiden zijden benadrukt door de<br />

bellystone te gebruiken als bindend element die het centrum<br />

vormt van een verticale doorbreking van de verschillende lagen.<br />

De bellystone markeert naar de onderliggende verdieping een<br />

besloten bad dat metaforisch gezien wordt als de bron van de<br />

bellystone. Naar de bovenzijde is er een lichtkoker die de<br />

bovenliggende verdieping doorboort en zorgt voor een licht<strong>bundel</strong><br />

op de bellystone in de halfduistere Hararet ruimte.<br />

De routing wordt gedomineerd door de tweedeling, in de beginfase<br />

worden de mannen en vrouwen gescheiden, ze doorlopen<br />

de noodzakelijke fases zoals de kleedkamers en douches en worden<br />

dan naar de centrale theeruimte geleid.<br />

Figuur 6 Impressie van de kruidenbaden op de 2e verdieping<br />

Deze theeruimte vormt de spil van de routing, het is een rustpunt<br />

waar de bader ervoor kiest om de Hammam ruimtes binnen<br />

te gaan of op een andere locatie van een kruidenbad of massage<br />

te genieten. Deze keuzevrijheid draagt bij aan het zoeken<br />

naar de eigen badgang. Deze vrijheid uit zich ook in de plattegrond.<br />

De ‘verticale’ bellystone en het bestaande gebouw fungeren<br />

als referentie binnen de routing. Ze zorgen voor een vrije en<br />

herkenbare beweging door het historische pand.<br />

De traditionele Hammam ruimtes zijn vanuit bouwfysisch oogpunt<br />

gesloten, in reactie op het monument wordt er gebruik<br />

gemaakt van kernen die in de ruimte geplaatst worden.<br />

Deze kernen hebben een eigen functie. Door de plaatsing van de<br />

kernen ontstaat er een tussenruimte met de bestaande wand.<br />

Deze tussenruimte wordt herbestemd door de inzet van de functie<br />

gebonden kernen. Zo wordt in het geval van de nieuwe<br />

Hammam één kern geïntroduceerd in een vrije ruimte, waardoor<br />

er twee nieuwe Hammam ruimtes gegenereerd worden in<br />

de tussengebieden (heetste ruimte en Hararet).<br />

De kernen worden gekenmerkt door verlaagde zones, dit zorgt<br />

voor een voortdurende schaalsprong in het plan, wat bijdraagt<br />

aan de beweging doorheen de verschillende ruimtes.<br />

Door een niet-lineaire sequentie kunnen de kernen en de tussenruimte<br />

met elkaar in open verbinding staan met een natuurlijk<br />

verloop in de temperatuurverschillen.<br />

Het plan is een speelse interpretatie van de authentieke<br />

Hammam, waarbij de nadruk wordt gelegd op de persoonlijke<br />

vrijheid van de bader, die in zijn badgang langs de verschillende<br />

onderdelen van het bestaande gebouw geleid wordt. Er ontstaat<br />

een persoonlijke zoektocht, bepaald door temperatuur, licht,<br />

geluid en de relatie tussen monument en interventie.<br />

57


D.N.H.J. Sauren<br />

Van fabriekscultuur naar<br />

CULTUURfabriek; transformatie van<br />

175 jaar Bassin<br />

Afstudeerrichting<br />

Stedebouw<br />

Afstudeercommissie<br />

Dr. ir. C.H. Doevendans<br />

Dr. J. Boomgaard<br />

Ing. J.P.F.A. Snijders Arch. hbo<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

58<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

Samenvatting<br />

Met het realiseren van een ‘cultuurfabriek’ in de Noordwest-<br />

Entree van Maastricht is gepoogd het gebied een nieuwe impuls<br />

te geven en van betekenis te laten zijn, zowel op stadsniveau als<br />

op (boven)regionaal niveau. Dit heeft geresulteerd in een boeiend<br />

ontwerp dat aansluit op het weefsel van het Noordwest-<br />

Quadrant, waarbij het verleden voelbaar en zichtbaar blijft, een<br />

mix aan bebouwing ook een mix aan leven oplevert, de openbare<br />

ruimte een prominente rol inneemt waarbij er meer aandacht<br />

is voor de voetganger en functies voor kleur zorgen. Hierdoor<br />

raakt Cultuurfabriek Maastricht op verschillende manieren met<br />

de binnenstad verankerd.<br />

Trefwoorden<br />

Binnenstedelijke herstructurering<br />

Citybranding<br />

Landmark<br />

Openbare ruimte<br />

Cultuur<br />

Afbeelding 1 Concept<br />

Afbeelding 4 Rijgdraden openbare ruimte<br />

Echter, de realisatie van het Bassin tot recreantenhaven heeft<br />

nog niet opgeleverd wat men voor ogen had en veel zaken zijn al<br />

ten onder gegaan. De reden hiervoor is dat het gaat om een<br />

moeilijke locatie; de activiteiten zijn sterk seizoensgebonden en<br />

de haven ligt niet in een aantrekkelijke looproute.<br />

Hoewel de zuid –en westzijde van het Bassin volledig zijn hersteld<br />

worden de overige zijden gedomineerd door een onoverzichtelijk<br />

geheel van fabrieken en zware infrastructuur waarbij<br />

nauwelijks ruimte is voor de voetganger en fietser.<br />

Cultuurfabriek Maastricht ligt nog net binnen de singelstructuur<br />

van de binnenstad en is een onderdeel van het 280 ha.<br />

tellende project Belvédère. Het kan gezien worden als een eiland<br />

in de stad met een geheel eigen sfeer. Wat meteen in het oog<br />

springt is de fraaie binnenhaven, ’t Bassin, met daar omheen de<br />

grote fabrieken van Sphinx en Sappi. Het Bassin, gegraven in<br />

1826, is van grote betekenis geweest voor de stad en kan gezien<br />

worden als de generator van de industriële ontwikkelingen in<br />

Maastricht. De stad kon haar grenzen verleggen en verbindingen<br />

maken met Nederland en Europa. Het Bassin werd het centrum<br />

voor allerlei bedrijvigheid en een aantrekkelijke vestigingsplaats<br />

voor ondernemingen. Later bleek de haven door het toenemende<br />

scheepvaartverkeer te klein en nam de betekenis van<br />

het Bassin af. Na een lange periode is de haven in 2001 in<br />

gebruik genomen als passantenhaven waarbij de werfkelders<br />

zijn ingericht met restaurants, barretjes en scheepvaartgerelateerde<br />

zaken.<br />

Aangezien fabrieksterreinen langzaam uit de binnenstad verdwijnen<br />

en een nieuwe locatie vinden aan de rand van de stad,<br />

lag hier een mooie opgave om deze unieke plek te transformeren<br />

tot een nieuw stukje stad met een eigen identiteit.<br />

De ambitie daarbij was het Bassin, als waardevolle openbare<br />

ruimte, aan de stad terug te geven waarbij cultuur ingezet is om<br />

het gebied opnieuw een generator voor de stad te laten zijn.<br />

Hiermee zal het imago van het gebied verbeteren, zal het Bassin<br />

een ware identiteitsdrager gaan vormen en wordt er een bijdrage<br />

geleverd aan het creatieve peil van de stad (wat niet alleen de<br />

leefbaarheid ten goede komt, maar ook een economische impuls<br />

voor Maastricht betekent). De identiteit van het Bassin is versterkt<br />

door het verankeren van het gebied in de binnenstad.<br />

Dit is gedaan dmv het aantrekkelijk maken van de rijgdraden<br />

(de routes vanuit de binnenstad, via Cultuurfabriek Maastricht<br />

naar het buitengebied) en het ontwikkelen van een 5e stadsplein,<br />

waarmee tevens de noordkant van het Bassin wordt afgerond.<br />

Met de toevoeging van een danstheater aan het 5e stadsplein<br />

wordt het gebied ook (inter)nationaal op de kaart gezet.<br />

Het concept van Cultuurfabriek Maastricht is voortgekomen uit<br />

een sterke ruimtelijke driedeling die in het gebied aanwezig is,<br />

en is vertaald in de thema’s: Dolend Hof, Dansend Plein en<br />

Blok-Kade. Hof, plein en kade zijn hierbij de openbare ruimte<br />

typologieën die gediend hebben als uitgangspunt voor de inrichting<br />

van de betreffende deelgebieden.


Afbeelding 2 Masterplan Cultuurfabriek Maastricht<br />

Afbeelding 3 Dansend Plein 5e stadsplein<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afbeelding 5 Maquette Dansend Plein<br />

De voor Maastricht zo karakteristieke morfologie, typologie en<br />

openbare ruimte hebben als leidraad gediend voor het ontwerp.<br />

Bouwblokken: Als onderdeel van het Noordwest-Quadrant is in<br />

Cultuurfabriek Maastricht de ruime opzet van de bouwblokken<br />

behouden. Dit refereert aan een verleden van kloosters en stadsboerderijen.<br />

Ook het intieme en verrassende karakter, de informele<br />

routes en de prominent aanwezige open plekken, in contrast<br />

met de smalle straten, zijn doorgetrokken.<br />

Dit is vooral het geval in Dolend Hof, dat direct grenst aan het<br />

Noordwest-Quadrant. Richting Maas zal dat intieme en kleinschalige<br />

karakter overgaan in forsere bouwblokken en een heldere<br />

gridstructuur. In Dansend Plein wijken structuur en<br />

bebouwing af. Het 5e stadsplein is hier opgenomen in de<br />

looproute Markt-Bassin-Maas en kan gezien worden als een<br />

campus; de gebouwen staan op het plein en vormen tevens het<br />

plein. Zicht/accenten: Vanuit Cultuurfabriek Maastricht geven<br />

lange zichtassen een weids panorama op de groene omgeving.<br />

Andersom werkt deze visuele verankering ook en worden accenten<br />

benut om de toeschouwer te prikkelen. Dansend Plein<br />

vormt het grootste accent. De torens, genaamd Steppingstones,<br />

zijn hier opgevat als sculpturen, als rotsen, massief en robuust,<br />

die uit het maaiveld omhoog rijzen. Met hun slingerbeweging<br />

vormen ze de dans, die ontstaat met de Steppingstones in het<br />

zuiden, het danstheater. De Steppingstones en het maaiveld zijn<br />

met elkaar verweven en vullen elkaar met hun vormentaal aan.<br />

Hier gaan architectuur en stedebouw een sterke wisselwerking<br />

aan. Programma: Het plan bestaat overwegend uit verschillende<br />

woonmilieus. De bijzondere en culturele functies zijn gelegen<br />

rondom het Bassin. Met name de monumenten zijn uitermate<br />

geschikt voor een culturele invulling, zoals een theater -en<br />

muziekwerkplaats, ateliers, huisvesting voor het centrum voor<br />

de kunsten etc. Tevens bieden het Bassin en de Maas mogelijkheden<br />

voor waterrecreatie. Verder is van belang dat de doorgaande<br />

wegen, Boschstraat en Maasboulevard, ook in functie<br />

worden doorgevoerd. Dit betekent dat er in de plint ruimte is<br />

voor commerciële voorzieningen.<br />

Afbeelding 6 Maquette Dansend Plein<br />

Doordat met Cultuurfabriek Maastricht een geheel nieuwe<br />

stadswijk wordt gebouwd, zullen in het 5e stadsplein o.a. een<br />

supermarkt, bank en postkantoor opgenomen worden.<br />

Onder het plein is ruimte voor een parkeergarage op stadsniveau<br />

en voor de theaterbezoekers.<br />

Groen: Er wordt onderscheid gemaakt in groene verbindingen,<br />

groene taluds (zachte kades) en parkgroen (Frontenpark).<br />

Vooral de overgang van Dansend Plein naar het park is van<br />

belang. Hier gaat een harde, rationeel geordende kade rondom<br />

het Bassin over in een meer natuurlijke, zachte kade naarmate<br />

men dichter bij het park komt. Ook de verbinding Griendpark-<br />

Frontenpark is belangrijk. Hier hebben een oude spoorlijn en -<br />

brug plaats gemaakt voor een recreatieve groene wandelroute.<br />

Openbare ruimte: Alle pleinen en assen liggen langs de hoofdroutes<br />

van de 3 deelgebieden. Ze leggen accenten, staan voor<br />

beleving en vormen eyecatchers. Door het aan elkaar rijgen van<br />

de assen en pleinen worden verbindingen gelegd tussen<br />

Cultuurfabriek Maastricht en de omgeving en de 3 gebieden<br />

onderling. Een aparte manier van verankeren is hierbij de oeververbinding;<br />

door deze te ontwikkelen wordt de schakel gelegd<br />

tussen de binnenstad en de geïsoleerde wijk Boschpoort in het<br />

noorden. De belangrijkste openbare ruimte is echter het 5e<br />

stadsplein. Het is opgebouwd uit 3 elementen: glooiend maaiveld,<br />

knopen, Steppingstones. Naast 2 continue vloeiende zones<br />

aan de randen van het plein zijn in de middenzone de hoofdelementen<br />

opgenomen in de vorm van 3 schillen: een uitstekend<br />

plateau met eronder ruimte voor voorzieningen, de centrale trap<br />

met het theaterplein en het danstheater met de theatertuin.<br />

Een slapend stadsdeel dat wordt gedomineerd door fabrieken is<br />

met de komst van Cultuurfabriek Maastricht wakker geschud en<br />

nieuw leven ingeblazen.<br />

59


I.M.E. Smeets<br />

Modellering van voetgangersgedrag<br />

in een binnenstedelijke winkelstraat<br />

Afstudeerrichting<br />

Stedebouw<br />

Afstudeercommissie<br />

Ir. A.W.J. Borgers<br />

Dr. ir. A.D.A.M. Kemperman<br />

Prof. dr. H.J.P. Timmermans<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Samenvatting<br />

De belangrijkste doelgroep in een binnenstad wordt gevormd<br />

door voetgangers. Zij moeten zich veilig kunnen bewegen en ze<br />

hebben enige invloed op de economische effecten in de binnenstad.<br />

Om van tevoren inzicht te hebben in het effect van ingrepen<br />

in de binnenstad is een model dat het gedrag van voetgangers<br />

op het niveau van een straat in relatie tot hun omgeving<br />

kan voorspellen. In dit onderzoek wordt het gedrag van voetgangers<br />

dan ook enerzijds beschreven en anderzijds gemodelleerd.<br />

Trefwoorden<br />

Binnenstad<br />

Winkelstraat<br />

Antwerpen<br />

Voetgangersgedrag<br />

Modellering<br />

Figuur 1 Segmenten<br />

Voetgangers vormen de belangrijkste groep verkeersdeelnemers<br />

in een binnenstad. Inzicht in hoe zij zich door de binnenstad<br />

bewegen en wat zij daar doen is om verschillende redenen interessant.<br />

Allereerst is de verkeersveiligheid en voetgangersvriendelijkheid<br />

van de binnenstad van belang voor de voetgangers<br />

zelf. Ten tweede zijn de economische effecten (omzet, huurprijzen)<br />

in de binnenstad voor een deel verbonden aan waar voetgangers<br />

zich bevinden en wat zij daar doen. Tenslotte willen<br />

gemeenten en stedebouwkundigen ook inzicht hebben in de<br />

effecten van ingrepen in de gebouwde omgeving.<br />

Deze redenen tezamen vormen de grondslag voor het belang<br />

van voetgangersonderzoeken in binnensteden. Het doel van dit<br />

onderzoek is om erachter te komen welke factoren van invloed<br />

zijn op het gedrag van voetgangers op microniveau in binnensteden<br />

en hoe met deze informatie een model ontwikkeld kan<br />

worden om dit gedrag ook te kunnen voorspellen.<br />

60<br />

Er zijn op het gebied van voetgangersgedrag al vele onderzoeken<br />

uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn in te delen in cellular<br />

automata, microscopische modellen, natuurwetenschappelijk<br />

gebaseerde modellen, evacuatie modellen en modellen die voetgangersbewegingen<br />

“van link naar link” simuleren. In dit<br />

onderzoek wordt het laatste type toegepast, omdat de structuur<br />

van het studiegebied goed aansluit op deze benadering.<br />

Om het doel van dit onderzoek te kunnen bereiken is dit onderzoek<br />

uit twee onderdelen opgebouwd.<br />

Ten eerste wordt het gedrag van voetgangers beschreven.<br />

Ten tweede wordt het gedrag van voetgangers gemodelleerd.<br />

Om dit te kunnen doen, zijn de ruimtelijke structuur en gegevens<br />

over het gedrag van voetgangers daarbinnen nodig.<br />

De dataverzameling heeft plaatsgevonden in de Meir, de belangrijkste<br />

winkelstraat in de binnenstad van Antwerpen in juni<br />

2004 (afb. 1 en 2). De verzameling van de data bestond uit drie<br />

delen. Allereerst is er een verkenning gemaakt van de ruimtelijke<br />

omgeving. Hieruit is onder andere gebleken dat de Meir een<br />

bijzondere indeling heeft. De manier van plaatsing van het<br />

straatmeubilair heeft als gevolg dat er twee loopzones ontstaan<br />

langs de gevels van de winkelpanden en één middenzone waar<br />

ook (beperkt) ander verkeer toegestaan is (zie afb. 3).<br />

Ten tweede hebben er voetgangerstellingen plaatsgevonden.<br />

Tenslotte zijn in twee delen van de straat (afb. 1) voetgangers<br />

geobserveerd. Hierbij zijn gegevens verzameld over de geobserveerde<br />

personen, over hun startposities en over de acties die<br />

zij hebben ondernomen.<br />

Met de gegevens verzameld door middel van de observaties is<br />

vervolgens verder gewerkt. In totaal zijn 341 voetgangers geobserveerd,<br />

verdeeld over twee segmenten (delen van de straat).<br />

Voor inzicht in het voetgangersgedrag zijn de persoonskenmerken<br />

van belang, de startposities en inzicht in bepaalde acties.<br />

Het gaat hierbij allereerst om de looprichting van voetgangers,<br />

welke voornamelijk afhankelijk is van de startpositie. Inzicht in<br />

winkelbezoek is een andere belangrijke factor.


Figuur 2 Meir te Antwerpen<br />

Figuur 3 Zonering van de straat<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Figuur 4 Geobserveerde situatie<br />

Het is gebleken dat voetgangers zich voor een belangrijk deel<br />

laten leiden door het winkelaanbod. Inzicht in wisselen van<br />

zone versterkt het beeld van de looprichtingen. In de helft van<br />

de gevallen heeft een wisseling van zones te maken met een<br />

winkel. Tenslotte is er nog het beëindigen van een route.<br />

Bij de observaties is afgesproken dat gestopt werd met de observatie<br />

van een voetganger zodra de betreffende voetganger langer<br />

dan 5 minuten in een winkel verbleef. Een voetganger kon dus<br />

zijn route door het segment beëindigen door het segment te verlaten<br />

of door in een winkel te blijven. De meeste personen verlaten<br />

gewoon het segment. Van alle personen die in een winkel<br />

eindigen, doen de meeste voetgangers dit in grote modezaken.<br />

Na een grafische verwerking van de routes van de voetgangers,<br />

is ook in kaart gebracht hoe groot de voetgangersintensiteiten in<br />

bepaalde gedeelten van de segmenten zijn. Hier is duidelijk te<br />

zien dat de voetgangers zich sterk laten leiden door de zonering.<br />

Wisselen van zone gebeurt bovendien voornamelijk diagonaal,<br />

dus met aanhouden van de richting van de straat.<br />

Met de hiervoor beschreven inzichten kan vervolgens een model<br />

opgesteld worden. Uitgegaan wordt van het multinomiale logit<br />

model. In dit model moet een voetganger steeds een keuze<br />

maken uit een bepaald aantal alternatieven, die elk bestaan uit<br />

een klein stukje straat of een winkel. Het nut van elk alternatief<br />

bepaalt welk alternatief gekozen zal worden. Dit nut hangt weer<br />

af van een aantal variabelen, die voortvloeien uit de verwerking<br />

van de verzamelde data. Variabelen die een rol spelen zijn<br />

rechts of midden lopen, wisselen van zone, de attractie van<br />

start/finish links, de aantrekkelijkheid van winkels welke afhankelijk<br />

is van de branche en van de oppervlakte van de betreffende<br />

winkel en de attractie van stoppen in een winkel.<br />

Voor start/finish links en winkels geldt een eerste en een tweede<br />

attractie. De eerste attractie houdt in dat een persoon nog niet<br />

bij de betreffende link of winkel is geweest, de tweede attractie<br />

houdt in dat een persoon daar al wel is geweest waardoor deze<br />

minder aantrekkelijk wordt.<br />

Figuur 5 Simulatie voor de geobserveerde situatie<br />

Voor alle variabelen zijn vervolgens parameters geschat.<br />

Deze parameters geven de invloed weer die de variabelen hebben<br />

op de keuze van een persoon. Sommige variabelen hebben<br />

een negatieve parameter en daardoor een <strong>afst</strong>otende werking,<br />

zoals het voor de tweede keer bezoeken van een winkel en het<br />

wisselen van zone. Andere variabelen hebben een aantrekkende<br />

invloed, zoals het voor de eerste keer bezoeken van een winkel.<br />

Met het zo ontwikkelde model is een simulatie voor de<br />

basissituatie uitgevoerd. Dat wil zeggen dat de geobserveerde<br />

voetgangers vanaf hun startpunt door de betreffende segmenten<br />

gesimuleerd worden. De simulaties lieten goede overeenkomsten<br />

zien met de waargenomen intensiteiten (zie afb. 4 en 5).<br />

Om te illustreren hoe het model toegepast kan worden, is er een<br />

tweetal scenario`s opgesteld. Uit deze scenario`s is gebleken dat<br />

het vervangen van een plein door een modezaak een nadelige<br />

invloed heeft op de overige winkels aan die zijde van de straat.<br />

Ook is gebleken dat wanneer aan één zijde van de straat alleen<br />

modezaken gelegen zijn, dit wél voordelig is voor die modezaken,<br />

maar niet voor de winkels (zowel mode als andere branches)<br />

die aan de andere, meer diverse zijde van de straat gelegen<br />

zijn.<br />

Het model geeft goede resultaten om voetgangersgedrag in de<br />

Meir te Antwerpen te voorspellen. Of het model algemeen toepasbaar<br />

is, is echter nog de vraag.<br />

De Meir heeft namelijk een zeer specifieke indeling in zones.<br />

Daarom is een belangrijke aanbeveling die gedaan kan worden<br />

naar aanleiding van dit onderzoek om te onderzoeken of het<br />

model in andere typen winkelstraten en andere binnensteden<br />

ook toepasbaar is.<br />

61


M. Ubaghs<br />

Investeren in binnenstedelijke<br />

parkeergarages<br />

Risicoanalyse en quickscan model<br />

Afstudeerrichting<br />

Vastgoedbeheer<br />

Afstudeercommissie<br />

Drs. J.J.A.M. Smeets<br />

Ir. L.A.M.C. van de Ven<br />

Drs. R.M. Weisz RA MCIS<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

Afbeelding 1<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Samenvatting<br />

Het identificeren van de risico’s waar beleggers mee te maken<br />

krijgen op het moment dat zij gaan investeren in binnenstedelijke<br />

parkeergarages. Allereerst worden de risico’s geïdentificeerd<br />

en gekwantificeerd en vervolgens wordt bepaald in welke mate<br />

de risico’s beheersbaar zijn.<br />

Ten slotte wordt op basis van deze conclusies een beslissingsondersteunend<br />

model ontwikkeld waarmee beleggers snel de<br />

potentie van een parkeergarage kunnen bepalen.<br />

Trefwoorden<br />

Beleggen<br />

Parkeergarages<br />

Risico<br />

Risicomanagement<br />

Beslissingsmodel<br />

62<br />

Er bestaat in Nederland een stijgende vraag naar parkeerruimte<br />

in binnenstedelijke centra. Deze vraag is ontstaan als gevolg van<br />

de toename van het autobezit alsmede als gevolg van een<br />

toename van het autogebruik en het gewijzigde beleid van overheid<br />

en gemeenten.<br />

Hoewel investeren in parkeergarages voornamelijk een gemeentelijke<br />

aangelegenheid was, zijn er nu verschillende private partijen<br />

die investeren in parkeergarages. Zoals bij alle investeringen<br />

in vastgoed hangt er aan de investering in een parkeergarage<br />

een bepaald risicoprofiel. Vanwege de onduidelijkheid en<br />

ondoorzichtigheid van de markt, is er behoefte aan inzicht in de<br />

risico’s die van invloed kunnen zijn op het investeringsresultaat.<br />

Het onderwerp van het <strong>afst</strong>udeeronderzoek is dan ook: “Het verschaffen<br />

van inzicht in de risico’s die van invloed zijn op een<br />

investering in binnenstedelijke parkeergarages en het ontwikkelen<br />

van een quick-scan model dat kan dienen als beslissingsondersteunend<br />

model voor beleggers die willen investeren in binnenstedelijke<br />

parkeergarages.”<br />

Een investering in vastgoed vertegenwoordigt een op geld waardeerbare<br />

waarde indien er kasstromen met of in dat onroerend<br />

goed gerealiseerd worden of gerealiseerd kunnen worden. Er<br />

zijn een vijftal eigenschappen die deze waarde voor parkeergarages<br />

bepalen. Omdat deze eigenschappen beïnvloedbaar zijn, is<br />

ook de waarde en het mogelijke rendement van de parkeergarage<br />

beïnvloedbaar via deze eigenschappen.<br />

De vijf eigenschappen zijn: De locatie, de consument, de overheid,<br />

de gebouweigenschappen en de kwaliteit van de<br />

belegger/exploitant.<br />

Op basis van interviews zijn de risico’s geïdentificeerd die via<br />

deze waardebepalende factoren een invloed uitoefenen op het<br />

rendement van de parkeergarage. Er is gebruik gemaakt van de<br />

checklist methode, waarmee op basis van ervaring van marktpartijen<br />

een inzicht kan worden verschaft in de risico’s.<br />

Op basis hiervan is een lijst samengesteld met 27 risico’s


<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afbeelding 2<br />

63<br />

waarmee een belegger te maken krijgt als hij gaat investeren in<br />

een parkeergarage.<br />

Niet alle risico’s zijn even belangrijk voor een belegger. Om de<br />

risico’s te kunnen kwantificeren is de volgende methode<br />

gebruikt. De geïdentificeerde risico’s zijn door twee parkeergarage-exploitanten<br />

uitgezet in een kans-gevolg matrix. Tevens is<br />

aangegeven welke wegingsfactoren zij toekennen aan de verschillende<br />

risicogroepen. Op basis hiervan is het mogelijk om<br />

aan de risico’s een score toe te kennen en deze vervolgens op<br />

volgorde te zetten waarbij de belangrijkste risico’s bovenaan<br />

staan en de minder belangrijke risico’s onderaan in de lijst<br />

terug te vinden zijn.<br />

Om tot een beslissingsondersteunend model te kunnen komen,<br />

is het belangrijk om te weten of de geïdentificeerde en gekwantificeerde<br />

risico’s beheerst kunnen worden. Om deze beslissing<br />

te kunnen maken is op basis van interviews bepaald wat de risicorespons<br />

van de belegger zou moeten zijn indien een van de<br />

risico’s optreedt. Risicorespons is het toewijzen van een<br />

responsmaatregel aan de geïdentificeerde risico’s. Per risico is<br />

bepaald of het vermeden, gereduceerd, overgedragen of geaccepteerd<br />

moet worden. Dit geeft aan hoe de belegger moet handelen<br />

en is dus van belang voor het model.<br />

Tenslotte is bepaald of de risico’s beheerst kunnen worden.<br />

Risicobeheersing is het implementeren van responsmaatregelen<br />

die de kans op het behalen van het vereiste rendement vergroten.<br />

Als de risicorespons en beheersing worden gecombineerd,<br />

kan worden bepaald welke consequenties de belegger aan de<br />

risico’s moet verbinden. Het belang hiervan komt terug in het<br />

model waar op basis van de risico’s en een eventuele beheersbaarheid<br />

een keuze gemaakt moet worden betreffende het al<br />

dan niet afwijzen van de investering.<br />

Met een beslisboom kan op een overzichtelijke manier een<br />

besluitvorming tot stand komen. De beslisboom doorloopt alle<br />

situaties waarbij risico’s zich kunnen voordoen, en geeft tevens<br />

bij elke keuze een richting aan waarin de belegger verder moet.<br />

Een aantal van de keuzes zal betekenen dat het model het advies<br />

geeft om af te zien van de investering.<br />

Het in dit onderzoek gerealiseerde model is een manier voor<br />

zowel beleggers als exploitanten om snel de potentie van een<br />

parkeergarage te kunnen inschatten. Echter daarbij moeten de<br />

hierna volgende kanttekeningen worden geplaatst.<br />

Het limitatieve karakter van de checklist kan ertoe leiden dat<br />

bepaalde risico’s niet worden geïdentificeerd en de gevoeligheid<br />

van de gegevens is voor de marktpartijen zodanig hoog, dat niet<br />

alle gewenste informatie verkregen is. Door het verkennende<br />

karakter van het onderzoek is ervoor gekozen om het onderzoek<br />

breed te houden. Er zijn veel verschillende facetten meegenomen<br />

om een compleet beeld te vormen waaraan een parkeergarage<br />

moet voldoen. Dit onderzoek kan daarbij dienen als uitgangspunt<br />

voor een aantal vervolgonderzoeken, die een aantal<br />

facetten verder uitdiepen.<br />

Als tool om te kunnen bepalen of een investering in een parkeergarage<br />

wenselijk is of niet, is gekozen voor een beslisboom.


<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

64<br />

M.J. Vlasveld<br />

Investeren in Aziatisch vastgoed<br />

Een strategische keuze<br />

Afstudeerrichting<br />

Vastgoedbeheer<br />

Afstudeercommissie<br />

Ir. L.A.M.C. van de Ven<br />

Drs. R.M. Weisz RA MRICS<br />

Drs. R.J.A. Satumalaij RBA<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

25 oktober 2005<br />

Samenvatting<br />

In dit onderzoek wordt het effect van investeren in Aziatisch<br />

vastgoed onderzocht. Hierbij is het uitgangspunt van een institutionele<br />

belegger met een beleggingsportefeuille met vastgoed<br />

in Europa en de VS genomen. In de analyse zijn de directe/ private<br />

als de beursgenoteerde vastgoedmarkten opgenomen, op<br />

basis van historische gegevens en een toekomstverwachting.<br />

Hieruit blijkt dat met Aziatisch vastgoed een hoog rendement<br />

kan worden behaald, maar dat het risico ook hoog is. Direct /<br />

privaat vastgoed heeft veel spreidingsvoordelen, beursgenoteerd<br />

vastgoed weinig. Daarom is alleen direct / privaat vastgoed een<br />

toegevoegde waarde aan een internationale vastgoedportefeuille,<br />

beursgenoteerd vastgoed niet.<br />

Trefwoorden<br />

Vastgoed<br />

Investeren<br />

Azië<br />

Internationaal<br />

portefeuillemanagement<br />

Theoretische analyse<br />

Er zijn verschillende manieren om in vastgoed te beleggen.<br />

Dit is mogelijk door gebouwen te kopen, ‘direct’ investeren in<br />

vastgoed. Hiervoor is echter veel vermogen en kennis van de<br />

lokale vastgoedmarkt nodig, tezamen met een lokale beheersorganisatie.<br />

Om met minder geld en kennis in gebouwen te<br />

beleggen, kan ‘indirect’ in vastgoed worden belegd.<br />

Dit kan in private (niet-beursgenoteerde) beleggingsfondsen en<br />

door beursgenoteerde aandelen in vastgoedbedrijven of vastgoedbeleggingsinstellingen<br />

(REITs) te kopen.<br />

In vergelijking met aandelen en obligaties heeft vastgoed een<br />

gemiddeld rendement en risico. De verhouding tussen rendement<br />

en risico is niet beter dan aandelen en obligaties, maar<br />

met vastgoed in een portefeuille kan wel een lager risico door<br />

spreidingsvoordeel worden behaald. Daardoor heeft het voordelen<br />

om vastgoed in een beleggingsportefeuille op te nemen.<br />

Uit onderzoek blijkt dat een internationaal gespreide portefeuille<br />

een hoger rendement en minder risico kan opleveren dan een<br />

portefeuille in één land. Dit komt o.a. doordat de cycli van de<br />

vastgoedmarkten verschillen. Deze verschillen worden veroorzaakt<br />

door de onderliggende factoren en hierbij geldt: hoe meer<br />

verschillen, hoe groter het spreidingsvoordeel. Ook heeft een<br />

groter verschil in <strong>afst</strong>and een positieve invloed op het spreidingseffect.<br />

Aan internationaal investeren in vastgoed zijn vaak hogere risico’s<br />

verbonden. Op zich is een hoger risico acceptabel, zolang er<br />

een hoger rendement tegenover staat. Het is daarom belangrijk<br />

om de verhouding tussen het risico en rendement te weten. Om<br />

te bepalen of het extra rendement het risico voldoende compenseert<br />

kan de risicopremie, het extra rendement als vergoeding<br />

voor het extra risico, worden gebruikt. Door deze risicopremie af<br />

te zetten tegen het extra risico kan een maatstaf worden verkregen<br />

voor het risico/rendementsprofiel. Hiermee kan een beeld<br />

worden verkregen van de aantrekkelijkheid van de vastgoedmarkten.<br />

Beslissingsmodel<br />

Om te bepalen waar de investeringsmogelijkheden zich bevinden<br />

en welke vastgoedmarkten interessant zijn, is een beslissingsmodel<br />

opgesteld.<br />

Het model bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

Selectie vastgoedmarkten op basis van investeringsmogelijkheden<br />

De effecten van de vastgoedmarkten op<br />

Rendement<br />

Risico<br />

Spreidingsvoordeel in de portefeuille<br />

Analyse Aziatische vastgoedmarkten<br />

Aanleiding en probleemstelling<br />

In de afgelopen jaren is de interesse voor vastgoedbeleggingen<br />

sterk toegenomen. Ook zijn de portefeuilles van vastgoedinvesteerders<br />

steeds internationaler geworden. De portefeuilles<br />

beperken zich echter vaak tot Europa en Amerika en zijn er<br />

weinig vastgoedbeleggers actief in Azië. Door de snelle groei<br />

van de economie en de vastgoedmarkt kan dit continent echter<br />

zeer interessant zijn. De onbekenheid en onzekerheid van<br />

Aziatisch vastgoed is echter groot en over de effecten en de<br />

mogelijke toegevoegde waarde van Aziatisch vastgoed is daardoor<br />

nog weinig bekend. Dit onderzoek speelt in op deze<br />

onbekendheid en de probleemstelling is daarom als volgt:<br />

Wat is het effect van investeren in Aziatisch vastgoed op een<br />

internationale vastgoedportefeuille op het gebied van rendement,<br />

risico’s en spreiding Om deze vraag te beantwoorden zal<br />

eerst een theoretische analyse van internationaal investeren in<br />

vastgoed worden gegeven.<br />

Vervolgens worden de Aziatische vastgoedmarkten onderzocht<br />

en de investeringseffecten inzichtelijk gemaakt.<br />

De beleggingsmogelijkheden in Aziatisch vastgoed<br />

Japan, Hong Kong en Singapore bieden goede beleggingsmogelijkheden<br />

voor een buitenlandse investeerder. Zuid-Korea,<br />

Taiwan en China bieden redelijke mogelijkheden, vooral op de<br />

directe/ private markt. In China zijn investeringen alleen in<br />

Shanghai, Beijing en enkele kuststeden mogelijk en dan<br />

voornamelijk directe of private investeringen. In Maleisië, de<br />

Filippijnen en Thailand bieden de directe/private en de beursgenoteerde<br />

vastgoedmarkten beperkte mogelijkheden. In India,<br />

Indonesië en Vietnam is het zeer moeilijk om te investeren.<br />

De karakteristieken en effecten van Aziatisch vastgoed<br />

Van de te onderzoeken markten is een analyse op basis van<br />

historische gegevens gemaakt van de risico’s, rendementen en<br />

spreidingsvoordelen. De resultaten worden hieronder besproken.<br />

Directe en private vastgoedmarkten<br />

De verhouding tussen de rendement en risico vastgoedmarkten<br />

is Europa en de VS relatief goed, met een gemiddeld rendement<br />

en een relatief laag risico. In de Aziatische markten is een vergelijkbaar<br />

rendement te behalen, echter tegen een hoger risico.<br />

Daardoor is de verhouding tussen risicopremie en extra risico in<br />

Azië minder goed dan in Europa en de VS.


<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afbeelding 1<br />

65<br />

De samenhang (correlatie) tussen de Aziatische directe vastgoedmarkten<br />

met een portefeuille uit Europa of de VS is zeer<br />

laag of zelfs anticyclisch. Vooral de opkomende vastgoedmarkten<br />

beiden veel diversificatievoordeel. Hierdoor zou het toevoegen<br />

van Aziatisch vastgoed in de onderzochte periode 1994-<br />

2004 leiden tot een betere verhouding tussen risico en rendement.<br />

Bij een toevoeging van 9% Aziatisch vastgoed zou deze<br />

verhouding optimaal zijn en dit zou leiden tot een verlaging van<br />

het portefeuillerisico van 15,6%. Bij een toevoeging Aziatisch<br />

vastgoed van 1% tot 17% van de totale portefeuille is de risico/<br />

rendementsverho uding beter dan zonder Aziatisch vastgoed.<br />

Beursgenoteerde vastgoedmarkten<br />

Vastgoedaandelen uit alle Aziatische landen hebben in de periode<br />

1984-2004 een vergelijkbaar rendement behaald als vastgoed<br />

in Nederland en Europa. Het risico van de vastgoedaandelen in<br />

Azië is echter veel hoger en de verhouding tussen risicopremie<br />

en risico is daardoor minder gunstig.<br />

Door het hoge risico voegen Aziatische vastgoedaandelen veel<br />

risico toe aan een portefeuille. De correlatie van Aziatische vastgoedaandelen<br />

met vastgoedaandelen uit Europa en de VS is<br />

hoog, waardoor het spreidingsvoordeel laag is. Per saldo heeft<br />

een portefeuille met vastgoedaandelen uit geheel Azië heeft in<br />

de onderzochte periode 1984-2004 geen toegevoegde waarde<br />

gehad. Alleen de vastgoedaandelen uit Hong Kong, Singapore<br />

en Filippijnen hebben een (licht) positief effect gehad.<br />

Vooruitzichten en aanbeveling<br />

Voor de directe en private vastgoedmarkten geldt dat door de<br />

sterke groei van Azië hoge rendementen mogelijk blijven. De<br />

risico’s zijn en blijven echter ook hoog. Vooral in groeimarkten<br />

kan een hoger rendement worden behaald, tegen een hoger risico.<br />

Het is te verwachten dat direct / privaat vastgoed veel spreidingsvoordeel<br />

zal opleveren en dat daarmee het hogere risico<br />

gecompenseerd kan worden.<br />

Voor aandelen van Aziatische vastgoedbedrijven ligt het anders.<br />

Het is zeer de vraag of gelijke of hogere rendementen dan in<br />

Europa en de VS mogelijk zijn. Van risico’s van de aandelen van<br />

vastgoedbedrijven kan worden verwacht dat deze hoog blijven.<br />

De verhouding tussen de risicopremie en risico is daardoor minder<br />

goed dan in Europa en de VS. Ook is weinig spreidingsvoordeel<br />

te behalen en daardoor kan worden verwacht dat de aandelen<br />

van Aziatische vastgoedbedrijven geen voordeel opleveren.<br />

De ontwikkeling van de vastgoedbeleggingsfondsen (REITs) in<br />

Azië is interessant. Deze fondsen richten zich meer op dividend<br />

rendement en minder op waardegroei, daardoor zijn zij minder<br />

risicovol. De REIT-sector is Azië is echter nog zeer jong en sterk<br />

in ontwikkeling, daardoor is het nog niet te zeggen of deze een<br />

toegevoegde waarde aan de portefeuille zal zijn. De REITs met<br />

een hoog dividendrendement lijken wel zeer interessant.<br />

Conclusies en aanbevelingen<br />

Aziatisch vastgoed kan een hoger rendement geven dan vastgoed<br />

in Europa en de VS, maar het risico is ook hoger.<br />

Investeringen in direct vastgoed hebben veel spreidingsvoordeel<br />

in een internationale portefeuille, beursgenoteerd vastgoed niet.<br />

Het is aan te bevelen om direct vastgoed toe te voegen aan de<br />

portefeuille, uit de historische analyse blijkt dat 9% Aziatisch<br />

vastgoed het optimale effect heeft geboden. Aziatisch beursgenoteerd<br />

vastgoed heeft geen toegevoegde waarde aan een beleggingportefeuille<br />

gehad, ook in de toekomst valt dit niet te verwachten.<br />

Het is dus aan te bevelen om Aziatische vastgoedaandelen<br />

niet in de portefeuille op te nemen.


J.G. Vosters<br />

SBP wordt Strijp Sport & Health<br />

Herbestemming de Hoge Rug als sociale drager<br />

Afstudeerrichting<br />

Bouwtechnisch Ontwerpen<br />

Afstudeercommissie<br />

prof. ir. J.M. Post<br />

AJ.M. Walraven arch. a.v.b.<br />

ir. F.J.M. Luijten<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

29 november 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Samenvatting<br />

Strijp S heeft een belangrijke plaats in de stad <strong>Eindhoven</strong> in op<br />

het gebied van historie als ruimtelijk. De herbestemming van<br />

het gebied kan dus niet los worden gezien. In mijn <strong>afst</strong>udeerontwerp<br />

is daarom gezocht naar een centrale rol voor de gebouwen<br />

van De Hoge Rug met betrekking tot de historie, omgeving<br />

maar ook in het nieuwe stedenbouwkundige masterplan en in<br />

de huidige maatschappij. Voor het drie gebouwen van de Hoge<br />

Rug is daarom een concept ontwikkeld waarvan er één verder is<br />

uitgewerkt.<br />

Trefwoorden<br />

Herbestemming<br />

Bestaande context<br />

Relatie oud - nieuw<br />

Drager - inbouw<br />

Transparantie<br />

Afbeelding 1 Allee<br />

66<br />

Afbeelding 4 Park<br />

Philips concentreert in de saneringsplannen haar activiteiten<br />

rondom <strong>Eindhoven</strong> op vier locaties. Dit houdt in dat er een aantal<br />

gebieden vrij komen die sinds het begin van de vorige eeuw<br />

door Philips in gebruik waren. Hieronder valt ook het complex<br />

Strijp S wat is gelegen in het gelijknamige stadsdeel. Het gebied<br />

ligt nu door afsluiting als een enclave in de wijk en zal opnieuw<br />

onderdeel moeten worden van de stad. Op het terrein liggen een<br />

aantal monumentale panden, waaronder de gebouwen van de<br />

Hoge Rug, waarvoor een nieuwe bestemming moet worden<br />

gevonden.<br />

In de analyse van dit project zijn een aantal belangrijke aspecten<br />

naar voren gekomen. Zo zijn Philips en de stad <strong>Eindhoven</strong> vanuit<br />

de historie nauw met elkaar verbonden. Philips heeft een<br />

voortrekkersrol vervuld op het gebied van de industrie maar<br />

stond ook bekend om haar sociale voorzieningen. Strijp S heeft<br />

bij de ontwikkeling van Philips een belangrijke rol gespeeld.<br />

Op het terrein bevinden zich een aantal monumentale gebouwen<br />

die tevens boegbeelden zijn voor Philips en <strong>Eindhoven</strong>.<br />

Het gebied heeft door haar grofschalige structuur en daarmee<br />

strokende meerlaagse bebouwing een hoogstedelijk karakter en<br />

vormt hiermee een uniek stukje <strong>Eindhoven</strong>.<br />

De herontwikkeling van Strijp S kan bijdragen aan de ambities<br />

van <strong>Eindhoven</strong> om de stedelijkheid en identiteit te versterken.<br />

Het masterplan Park Strijp, gemaakt door BVR in opdracht van<br />

de gemeente en Philips, geeft hierin een eerste aanzet. Het plan<br />

biedt een aantal randvoorwaarden voor verdere ontwikkelingen<br />

en plaatst het gebied ruimtelijk weer terug in de stadsstructuur.<br />

Door middel van een stelsel van openbare ruimtes waaronder<br />

een groot park wordt aansluiting gezocht bij de karakteristieke<br />

groenstructuur van de stad. Verder speelt de Hoge Rug, die een<br />

centrale positie inneemt in het plan, een belangrijke rol.<br />

Door de ruimtelijke inrichting kloppend te maken met het programma<br />

moet een gebied ontstaan met een sterke identiteit<br />

waar het nieuwe wonen, werken en recreëren gestalte krijgen.


Afbeelding 2 Atrium<br />

Afbeelding 3 Gang<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Afbeelding 5 Zwembad<br />

67<br />

De zoektocht naar een geschikt programma voor de vernieuwde<br />

Hoge Rug heeft geresulteerd om het concept; “de Hoge Rug als<br />

sociale drager”. Ik ben hiertoe gekomen door van binnenuit te<br />

denken, vanuit de bestaande kwaliteiten en kenmerken.<br />

De sociale drager slaat een brug naar het verleden waarin<br />

Philips naast een innovatief bedrijf ook bekend stond om haar<br />

sociale activiteiten (bouwen van woningen, ziekenhuis, scholen<br />

enz). De centrale rol die de sociale voorzieningen in de huidige<br />

maatschappij vol stress en burnouts spelen, sluit aan bij de<br />

ruimtelijk centrale ligging van de gebouwen.<br />

De gebouwen krijgen hierbij een meer open, transparant karakter<br />

waardoor de gebieden die nu door de Hoge Rug worden<br />

gescheiden met elkaar worden verbonden. Zo ontstaat een ontmoetingsplaats<br />

tussen de verschillende mensen, gebieden.<br />

Elk van de drie gebouwen krijgt binnen het concept een eigen<br />

thema. Deze zijn Sport & Health, Food & Entertainment en<br />

Information & Education. De Hoge Rug zal als verbindend element<br />

gaan fungeren en een ontmoetingsplaats worden die goed<br />

past bij de centrale ligging.<br />

Zo is een verhoogde vloer toegepast waarin alle leidingen zijn<br />

opgenomen. De gesloten elementen zoals kleedkamers en<br />

sauna zijn als losse units in de ruimtes geplaatst.<br />

Ter plaatse van het atrium, de squashbanen en het zwembad<br />

zijn ingrepen gedaan in de bestaande constructie. Bij het atrium<br />

en de squashbanen is de constructie zo weggehaald dat het<br />

geheel stabiel blijft. Bij het inbrengen van zwembad is gebruik<br />

gemaakt van de overcapaciteit van de bestaande constructie door<br />

het op de kolommen te laten rusten. Bij het bepalen van de<br />

plaats van de sneden in de balken is gekeken naar het moment<br />

in de balken opdat deze zo min mogelijk verandert.<br />

Bij de materialisering en detaillering zijn industriële elementen<br />

afgewisseld met warme natuurlijk materialen zoals hout.<br />

Hierdoor behoudt het gebouw haar robuuste uiterlijk en ontstaan<br />

tegelijkertijd aangename binnenruimtes.<br />

Alleen voor het gebouw SBP met de functie Sport & Health is<br />

een ontwerp gemaakt en uitgewerkt. De karakteristieke betonstructuur<br />

met unieke grote open ruimtes vormt de basis van het<br />

ontwerp. Op de begane grond zijn twee stramienen weggebroken<br />

zodat het gebouw een duidelijke entree krijgt die zich naar<br />

beide zijden opent. Tevens wordt hiermee de barrière die de<br />

Hoge Rug vormt tussen de twee gebieden doorbroken en ontstaat<br />

een shortcut. In het midden van het gebouw is een hellend<br />

atrium ingebracht die de verschillende vloeren (functies) met<br />

elkaar en het entreegebied verbindt.<br />

De nieuw toegevoegde elementen zijn losgehouden van de<br />

bestaande structuur. Door het drager-inbouw principe toe te passen<br />

blijft de karakteristieke bestaande structuur duidelijk zichtbaar.<br />

De inbouwelementen zijn zo makkelijk aan te passen en te<br />

verwijderen zonder dat de bestaande structuur wordt aangetast.


L. Wijburg<br />

Discrete verbindingen in prefab<br />

betonconstructies<br />

Afstudeerrichting<br />

Constructief Ontwerpen<br />

Afstudeercommissie<br />

Prof. ir. C.S. Kleinman<br />

Prof. dr. ir. D.A. Hordijk<br />

Ir. F.J.M. Luijten<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Samenvatting<br />

In het <strong>afst</strong>udeerrapport wordt een discrete verbinding ontwikkeld<br />

voor een prefab betonconstructie. De optredende belasting<br />

op de verbinding is afhankelijk van de stijfheid van de verbinding.<br />

De stijfheid van de verbinding wordt bepaald door een<br />

proef. De capaciteit van het betonaandeel van de verbinding<br />

wordt bepaald door middel van een rekenmodel. Dit rekenmodel<br />

wordt getoetst aan de resultaten gevonden met de proef.<br />

Trefwoorden<br />

Prefab beton<br />

Verbindingen<br />

Hoogbouw<br />

Rekenregels<br />

Stijfheid<br />

Figuur 1 Aanzicht van de Admirant.<br />

68<br />

Figuur 4 Het toegepaste rekenmodel<br />

Inleiding<br />

Bouwen met prefab beton betekent sneller bouwen. De verhoogde<br />

bouwsnelheid is een feit, ondanks de langere voorbereidingstijd.<br />

Om de bouwsnelheid te optimaliseren moeten bestaande<br />

bouwmethoden opnieuw geformuleerd.<br />

Opgave<br />

De <strong>afst</strong>udeeropdracht omvat het onderzoek naar de invloed van<br />

discrete verbindingen op een prefab betonconstructie. De doelstelling<br />

is het ontwikkelen van een discrete verbinding met een<br />

specifieke veerkarakteristiek. Hierbij wordt onderzoek gedaan<br />

naar de stijfheid en de draagkracht van de verbinding.<br />

De verbinding moet geschikt zijn voor toepassingen in de praktijk.<br />

Bovendien wordt in het onderzoek duidelijk onderscheid<br />

gemaakt tussen horizontale en verticale voegen.<br />

Referentiegebouw<br />

Als referentiegebouw is gekozen voor de Admirant (figuur 1 en<br />

2) te <strong>Eindhoven</strong>. In de eerste plannen voor deze woontoren zou<br />

de draagstructuur worden uitgevoerd in ter plaatse gestort<br />

beton. Later is dit omgezet naar een prefab constructie met natte<br />

continue verbindingen met als resultaat een bouwtijdverkorting<br />

van ca. 1 kalenderjaar. In <strong>afst</strong>udeerrapport ‘Woontoren de<br />

Admirant’ van ir. T.T. Pierik is onderzoek gedaan naar de gevolgen<br />

van droge discrete verbindingen op de constructie. In dit<br />

<strong>afst</strong>udeerproject wordt nader ingegaan op het specifieke gedrag<br />

van de discrete verbindingen.<br />

Ontwerp verbinding<br />

Er is een gestart met het op een rijtje zetten van de beschikbare<br />

soorten verbindingen voor prefab betonconstructies. Van de<br />

beschikbare verbindingen bleek geen er geen zonder meer<br />

geschikt voor toepassing in de Admirant. Met enkele aanpassingen<br />

zijn de verbindingen geschikt te maken voor de Admirant.<br />

Om een toepasbare verbinding te ontwerpen, is een aantal randvoorwaarden<br />

opgesteld.


Figuur 2 Plattegrond van een woonverdieping.<br />

Figuur 3 De beproefde verbinding.<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Figuur 5 De proefopstelling waarmee de afschuifstijfheid en de capaciteit<br />

van de verbinding is bepaald.<br />

Vanuit de randvoorwaarden is een variantenonderzoek gedaan<br />

en is een keuze gemaakt voor een verbinding (figuur 3).<br />

Uitgangspunt bij het bepalen van de belastingen is het schijfmodel<br />

met oneindig stijve verbindingen in <strong>afst</strong>udeerrapport<br />

‘Woontoren de Admirant’. De belastingen die hieruit volgen,<br />

bleken moeilijk opneembaar door de verbindingen.<br />

Bovendien is het niet mogelijk een oneindig stijve discrete verbinding<br />

te maken.<br />

Als vervolg hierop is een nieuw schijfmodel geïntroduceerd,<br />

waarin de stijfheid van de verbindingen gevarieerd kan worden.<br />

Door een lagere stijfheid zullen de krachten op de verbindingen<br />

afnemen, terwijl de vervormingen zullen toenemen. Uit de<br />

maximaal toelaatbare vervorming aan de top van het gebouw<br />

volgt een minimale stijfheid met een bijbehorende dwarskracht<br />

op de verbinding.<br />

Rekenmodellen<br />

Aan de hand van een aantal rekenmethoden is een voorspelling<br />

gedaan van de capaciteit van de verbinding. In het uiteindelijke<br />

rekenmodel wordt de verbinding geschematiseerd als een ligger<br />

ondersteund door een aantal veren welke het omringende beton<br />

voorstellen (figuur 4). Ter plaatse van de veren waar de rekenwaarde<br />

van de betondrukspanning wordt overschreden, wordt<br />

aan de veren een grenskracht toegekend. Boven deze grenskracht<br />

zullen de veren zich plastisch gaan gedragen.<br />

Om het rekenmodel te verifiëren en de stijfheid te bepalen,<br />

wordt een kleine serie proeven (figuur 5) gedaan. Uit de proeven<br />

volgt een last-verplaatsingsdiagram, waaruit de afschuifstijfheid<br />

van de verbinding te bepalen is (figuur 6). Met deze afschuifstijfheid<br />

zijn dan de krachten op de verbinding en de horizontale<br />

verplaatsing aan de top van het gebouw te bepalen.<br />

Aan de hand van de bezwijklast volgend uit de proeven is het<br />

mogelijk gebleken om met het rekenmodel een goede voorspelling<br />

te doen van de bezwijklast van de verbinding.<br />

Figuur 6 Het last-verplaatsingsdiagram waarmee de afschuifstijfheid<br />

bepaald wordt.<br />

Conclusies en aanbevelingen<br />

In eerste instantie zijn de belastingen bepaald aan de hand van<br />

een prefab betonconstructie waarin de gemodelleerde verbindingen<br />

een oneindige stijfheid bezitten. Dit blijkt een zware overschatting<br />

te zijn van de optredende krachten.<br />

In het geval van de oneindig stijve verbindingen is de uitbuiging<br />

aan de top van de constructie 124 mm tegenover een uitbuiging<br />

aan de top van 131 mm in het geval van de ontwikkelde verbinding.<br />

Dit is een toename in vervorming van 6%. De dwarskracht<br />

op de oneindig stijve verbindingen is 630 kN, tegenover<br />

een dwarskracht van 240 kN op de ontwikkelde verbinding.<br />

Dit is een afname in dwarskracht van 62%. Door het verlagen<br />

van de stijfheid van de verbindingen neemt de dwarskracht relatief<br />

gezien sneller af dan dat de vervorming van de constructie<br />

toeneemt.<br />

De sterkte van het betonaandeel van de verbinding is goed te<br />

bepalen met behulp van een methode waarbij het beton onder<br />

de staaf is gemodelleerd door een aantal veren met een bepaalde<br />

stijfheid. Op de plaatsen waar wordt verwacht dat de betonspanningen<br />

de maximale betonspanningen overschrijden, wordt aan<br />

de veren een grenskracht toegekend. Deze methode geeft een<br />

onderschatting van de draagkracht van slechts 6%.<br />

Deze methode is echter niet geschikt voor het bepalen van de<br />

stijfheid van de verbinding en voor het bepalen van de draagkracht<br />

van de stalen staaf.<br />

Door de geringe voegbreedte en de hoge stijfheid van de mortel<br />

opgesloten in de stalen buis, bezwijkt de wapeningsstaaf op<br />

afschuiving. Buiging treedt nauwelijks op. Om een beter inzicht<br />

te krijgen in de vervorming van de staaf en de spanningen in en<br />

rond de wapeningsstaaf, is nader onderzoek noodzakelijk.<br />

Verder is nader onderzoek nodig naar de invloed van de breedte<br />

van de voeg op de staalspanningen en staalvervorming. Bij een<br />

grotere voegbreedte zal buiging wel een rol van betekenis gaan<br />

spelen.<br />

69


S. Wittenberg<br />

Het Wasven <strong>Eindhoven</strong><br />

Een ruimtelijke ontwikkelingsvisie op het spanningsveld tussen<br />

stad en dorp<br />

Afstudeerrichting<br />

Stedebouw<br />

Afstudeercommissie<br />

Dr. ir. C.H.Doevendans<br />

Ir. C.C.F.M. Donkers<br />

Ir. J.A. Lorzing<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Datum <strong>afst</strong>uderen<br />

13 december 2005<br />

Samenvatting<br />

Het gebied het Wasven in <strong>Eindhoven</strong> is een zeer gefragmenteerd<br />

gebied. Er zijn verschillende zones te onderscheiden. Deze<br />

zones zijn: ontplooien, onthaasten, ontdekken en ontwaken.<br />

Door het leggen van een ontwikkelingsvisie op het gebied is het<br />

aanwezige groene karakter in omvang en kwaliteit toegenomen.<br />

Het autoverkeer is uit het middengebied gehaald. Dit zorgt voor<br />

rust in het gebied. Een nieuwe fietsroute is de drager van het<br />

plan en verbindt de verschillende zones. De aanwezige karakters<br />

van de zones zijn versterkt. Het is een gebied geworden dat ontdekt<br />

wil worden.<br />

Trefwoorden<br />

Ontwikkelingsvisie<br />

Stedenbouw<br />

Spanningsveld<br />

Recreatief-netwerk<br />

Zone-indeling<br />

Figuur1 Zone-indeling<br />

Figuur4 Collage 1<br />

70<br />

<strong>Eindhoven</strong>, ooit vijf dorpen gelegen rond een kleine stad,<br />

anno 2005 uitgegroeid tot de vijfde stad van Nederland.<br />

Niet met een historisch centrum, maar met kennis en technologie<br />

als aantrekkingskracht. De vroegere dorpskernen hebben<br />

deels hun eigen karakter behouden en de wegen vanuit het centrum<br />

naar de stadsdelen doen af en toe nog denken aan vroeger.<br />

De punten waar stad en dorp samenkomen, de historische<br />

scharnierpunten, zijn interessant voor onderzoek.<br />

Het Wasven is zo’n scharnierpunt, gelegen aan oostzijde van de<br />

stad, tussen de TU/e en het oude dorp Tongelre. Bij veel mensen<br />

is het gebied onbekend, terwijl het toch een zeer bijzonder en<br />

uniek stukje <strong>Eindhoven</strong> is. Onder andere door deze onbekendheid<br />

ligt er de dreiging dat het Wasven van twee kanten wordt<br />

volgebouwd.<br />

De geschiedenis van het Wasven gaat terug naar het jaar 1375.<br />

Een kasteel, met oprijlaan en kasteelpark, verrijkte het heide en<br />

akkergebied. Vele gedaante verwisselingen heeft het kasteel in<br />

de loop der jaren ondergaan. In 1920 kwam het kasteel in bezit<br />

van N.V. Philips die het terrein kocht om op die plaats huizen te<br />

kunnen bouwen. Het kasteel is toen gesloopt, terwijl de huizen<br />

er vanwege de economische crisis nooit zijn gekomen. Wel is er<br />

een nieuwe boerderij (de Philipsboerderij) gebouwd en is het<br />

kasteelpark en de oprijlaan behouden gebleven. Het Wasven<br />

bestaat uit meerdere gebieden dan alleen het kasteelpark.<br />

Het gehele gebied wordt doorkruist door de Celebeslaan.<br />

Deze weg Loopt in oost-westelijke richting door het gebied.<br />

Hieraan bevind zich de Philipsboerderij, het Lorentz Casimir<br />

Lyceum en aan het eind ligt het verlaten terrein van het voormalige<br />

slachthuis. Haaks op deze weg gaat de Eikenlaan het bos in<br />

richting het spoor.<br />

Inspiratie bronnen voor de ontwikkeling van het Wasven,<br />

komen zowel uit het gebied zelf als van daar buiten.<br />

De vroegere aanwezigheid van het kasteel en de actuele vraag<br />

naar groen en geborgen wonen.


Figuur 2 Verkeersplan<br />

Figuur3 Totaalplan<br />

Figuur5 Collage 2 Figuur6 Collage 3<br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

Dit leidt tot hedendaagse landgoederen, woonkastelen met de<br />

geborgen sfeer van vroeger. De vertaling van een landgoed naar<br />

de schaal van dit gebied vindt plaats met hofwoningen.<br />

Hofwoningen hebben net als de woonkastelen een semi-privé<br />

binnenterrein.<br />

Het gebied het Wasven is een zeer gefragmenteerd gebied.<br />

Er zijn verschillende zones te onderscheiden met elk hun eigen<br />

karakter. De eerste zone ligt aan de westzijde van het plangebied<br />

en omvat het voormalige slachthuisterrein. Na de sluiting is de<br />

activiteit hier verdwenen en ligt het terrein er verlaten bij.<br />

Enkele jaren later is het woonwagenkamp naar deze locatie<br />

gekomen. De tweede zone in het Wasven onderscheidt zich door<br />

de aanwezigheid van het Lorentz Casimir Lyceum. Deze middelbare<br />

school ligt in het midden van het plangebied.<br />

Een compleet schoolterrein met aan de achterzijde sportvelden.<br />

Ten zuiden van de school, in de derde zone zorgen vele soorten<br />

groen voor een afwisselend geheel. Er is een zandverstuiving,<br />

loofbos, dicht dennenbos en een klein heidegebied. Het feit dat<br />

er een zandverstuiving en een dicht dennenbos zo dicht bij een<br />

stadscentrum te vinden zijn, kan uniek genoemd worden. Daar<br />

waar de natuur zijn vrije gang gaat ten zuiden van de school,<br />

wordt het groen in het kasteelpark onderhouden. Dit is de vierde<br />

zone. Het aangelegde park behoort bij het voormalige kasteel<br />

het Hof. Het kasteel is verdwenen, maar de monumentale boerderij<br />

is nog in tact. De boerderij is eigendom van<br />

Monumentenfonds Brabant maar wordt gebruikt door de bewoners<br />

uit de omgeving (Stichting Groendomein Wasven) Ten slotte<br />

de vijfde zone, het gebied rond het kasteelpark, waarin de<br />

woonwijk Beauregard te vinden is. De zones zijn te vertalen in<br />

de volgende karakters: ontmoeten, ontplooien, onthaasten, ontdekken<br />

en ontwaken.<br />

Per zone is een gebiedseigen benadering toegepast, waarbij het<br />

aanwezige karakter van elke zone is onderzocht en versterkt.<br />

De zone ontmoeten, het voormalige slachthuisterrein ligt dicht-<br />

bij de universiteit en het stadscentrum. Deze locatie is zeer<br />

geschikt om het tekort aan studenten huisvesting op te vangen.<br />

Rondom een plein worden studentenflats gerealiseerd, hier ontmoeten<br />

de studenten elkaar. Om het gebied te verbinden met de<br />

TU/e komt er een rechtstreekse fietsverbinding door de<br />

Berenkuil. Deze fietsroute loopt verder het gebied in. De zone<br />

ontplooien bevat het Lorentz Casimir Lyceum. De Celebeslaan<br />

wordt ingekort zodat er een oprijlaan naar de school ontstaat.<br />

Op deze manier kan het gebied het Wasven niet meer met de<br />

auto worden doorkruist. Door de sportvelden die nu achter de<br />

school liggen naar de voorzijde te halen, ontstaat er aan de voorzijde<br />

een schoolplein. Onthaasten, het groengebied ten zuiden<br />

van de school. Door het verplaatsen van de sportvelden komt<br />

hier ruimte vrij voor nog meer groenontwikkeling. De fietsroute<br />

van de studentencampus zal hier worden voortgezet richting het<br />

kasteelpark. Ook komt er een aftakking van de route naar het<br />

noorden. Door het creëren van een recreatief fietsnetwerk kunnen<br />

de verschillende groengebieden die Tongelre rijk is met<br />

elkaar worden verbonden. De fietsroute komt ook langs de boerderij<br />

in de zone ontdekken. Deze boerderij zal in de toekomst<br />

een milieu educatie centrum worden. Het kasteelpark is daarbij<br />

de studielocatie. Om het educatieve karakter in het gebied te<br />

versterken komt er naast de monumentale boerderij een kinderboerderij.<br />

Het gebied in de zone ontwaken ontleent zich voor<br />

verder woningbouwontwikkeling. Het wonen rond het park<br />

wordt compleet gemaakt. De nieuwe woningen worden gerealiseerd<br />

in een autoluwe hofstructuur. In het ontwerp is het gebied<br />

het Wasven deels bebouwd. Desondanks is het groene karakter<br />

juist in omvang en kwaliteit toegenomen. Het autoverkeer is uit<br />

het middengebied gehaald en alleen nog maar als bestemmingsverkeer<br />

welkom aan de randen van het gebied. Dit komt de rust<br />

in het gehele gebied ten goede. De fietsroute door het gebied is<br />

de drager van het plan geworden en verbindt de verschillende<br />

zones. De aanwezige karakters van de zones zijn versterkt en<br />

daarmee de leesbaarheid van het gebied.<br />

Het is een gebied geworden dat ontdekt wil worden.<br />

71


<strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> <strong>Eindhoven</strong><br />

jaargang 2005-<strong>2006</strong><br />

nummer 02<br />

09 01 <strong>2006</strong><br />

<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />

72<br />

Colofon<br />

samenstelling:<br />

Thijs Cloosterman & Lieke Göritzlehner<br />

lay-out:<br />

Ton van Gennip<br />

druk:<br />

Groels, Tilburg<br />

oplage:<br />

130<br />

Afbeelding omslag:<br />

Vertigo, nieuw gebouw<br />

faculteit Bouwkunde<br />

Opleidingsinstituut<br />

Faculteit Bouwkunde<br />

Postbus 513<br />

5600 MB <strong>Eindhoven</strong><br />

Telefoon (040) 247 39 90<br />

Telefax (040) 247 21 55<br />

e-mail boo@bwk.tue.nl<br />

Redactieadres<br />

TU <strong>Eindhoven</strong>, faculteit Bouwkunde<br />

Opleidingsdirecteur<br />

dr.ir. W.F. Schaefer<br />

Postbus 513, 5600 MB <strong>Eindhoven</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!