afst.bundel 9 JANUARI 2006 - Technische Universiteit Eindhoven
afst.bundel 9 JANUARI 2006 - Technische Universiteit Eindhoven
afst.bundel 9 JANUARI 2006 - Technische Universiteit Eindhoven
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ouwkunde<br />
J.H.F. Beekhuijzen<br />
W.G.J.C. van den Berg<br />
Ing. L.A.H.M. van Berlo<br />
Ing. M. Brouwer<br />
C.M.G. Dolmans<br />
M.P.H. Embregts<br />
M.J.M. Geraedts<br />
I. de Haan<br />
R. Hilberts<br />
E.M. van den Hove<br />
Ing. N.J.C. Jans<br />
S. Jongerius<br />
P.A. Keeman<br />
C.G. van Kempen<br />
B.W.J. Kleiren<br />
Ing. J.J.M. van ’t Klooster<br />
M. Kooistra<br />
P.H. de Kort<br />
H.B. de Kreij<br />
N. van Kronenberg<br />
J. Miseré<br />
F.J. Mukrab<br />
S. Piët<br />
M.W. van der Poll<br />
E.M. Rikhof<br />
H. Saanen<br />
D.N.H.J. Sauren<br />
I.M.E. Smeets<br />
M. Ubaghs<br />
M.J. Vlasveld<br />
J.G. Vosters<br />
L. Wijburg<br />
S. Wittenberg<br />
diploma-uitreiking<br />
faculteit bouwkunde<br />
09 januari <strong>2006</strong><br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong><br />
<strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> <strong>Eindhoven</strong><br />
jaargang 2005-<strong>2006</strong><br />
nummer 02<br />
09 01 <strong>2006</strong>
Inhoud<br />
pag.<br />
J.H.F. Beekhuijzen<br />
Conversion of the Schellens factory into a Bathhouse 6<br />
W.G.J.C. van den Berg<br />
Burcht en Buiten 8<br />
De enclave Polderweggebied ontsloten.<br />
Ing. L.A.H.M. van Berlo<br />
The Neighbourhood Wizard 10<br />
Cause and effect of changes in urban neighbourhoods<br />
Ing. M. Brouwer<br />
Montage van sandwich gevelelementen. 12<br />
C.M.G. Dolmans<br />
Van waarden naar normen 14<br />
De ontwikkeling van een methode voor de juiste arbeidsnorm voor geprefabriceerde betonnen wandelementen<br />
M.P.H. Embregts<br />
Risicovolle kansen 16<br />
Een beslissingsondersteunend instrument voor de analyse van risico’s en kansen tijdens de beginfasen van een<br />
combinatieproject.<br />
M.J.M. Geraedts<br />
Van gevangenis tot ontspanningscentrum 18<br />
Herbestemming van een justitieel complex tot ontspanningscentrum<br />
I. de Haan<br />
Verkeer in VINEX 20<br />
Een onderzoek naar de besluitvorming m.b.t. de verkeerskundige aspecten in woonwijken<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
R. Hilberts<br />
Bellavista 22<br />
Behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische open ruimte rondom vestingsteden<br />
E.M. van den Hove<br />
Het beheersen van tekeningprocedures 24<br />
Tekeningbesturingssysteem voor het plannen, bewaken en bijsturen van het tekenwerk bij Heijmans IBC Bouw<br />
Ing. N.J.C. Jans<br />
Tijd, Geld, Kwaliteit…en Imago dan 26<br />
Een exploratief onderzoek naar het beheersen van imagoschade bij complexe infrastructurele projecten<br />
S. Jongerius<br />
De Slimfaçade 28<br />
De ontwikkeling van een geprefabriceerd, modulair façadesysteem met geïntegreerde installatietechniek<br />
P.A. Keeman<br />
Duurzame Instandhouding van Monumenten 30<br />
Op Weg naar een Beslisinstrument voor de Duurzame Herbestemming van Monumenten<br />
C.G. van Kempen<br />
Strategisch woonzorgbeleid 32<br />
De integratie van de totstandkoming van een woonservicezone met het strategisch voorraadbeleid van een corporatie<br />
B.W.J. Kleiren<br />
De vraag naar gemeentelijk vastgoed inzichtelijk. 34<br />
De ontwikkeling en toepassing van een beslissings-ondersteunende methode.<br />
Ing. J.J.M. van ’t Klooster<br />
Integrale productontwikkeling 36<br />
Een samenwerking van gebruiker, vormgever en producent.<br />
M. Kooistra<br />
PLATFORMING 38<br />
‘Kiezen voor stedelijkheid’<br />
Een masterplan over een veel besproken stukje Amsterdam: De Wibautstraat
P.H. de Kort<br />
Gebruikersvriendelijke gevel als ondersteuning van het bouwproces 40<br />
H.B. de Kreij<br />
Landscape of events 42<br />
Een shopping mall en metro station in Barcelona<br />
N. van Kronenberg<br />
Ontwerp voor het Muziekpaleis in Utrecht 44<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
J. Miseré<br />
Staafconstructies in blobarchitectuur 46<br />
Een studie naar ontwerp-, modelleer-, toetsings- en optimalisatiemethoden die toegepast kunnen worden<br />
bij het ontwerpproces van staafconstructies in blobarchitectuur.<br />
F.J. Mukrab<br />
Urban Habitat 48<br />
Jonge gezinnen in de binnenstad<br />
S. Piët<br />
Een aanbouw in vijf dagen 50<br />
M.W. van der Poll<br />
Seniorenstad, Vrijetijdsstad! Civic Centers 52<br />
Een maatschappelijk onderzoek om te komen tot een concept voor een seniorenstad in Nederland,<br />
vertaald in een masterplan voor het voormalig Vliegveld Valkenburg, waarbinnen een Civic Center is uitgewerkt.<br />
E.M. Rikhof<br />
Thermen Tilburg 54<br />
Rust en ruimte in de binnenstad<br />
4<br />
H. Saanen<br />
Herbestemming van de Schellens fabriek tot een Turks badhuis 56<br />
Een oud ritueel in een nieuwe vorm<br />
D.N.H.J. Sauren<br />
Van fabriekscultuur naar CULTUURfabriek; transformatie van 175 jaar Bassin 58<br />
I.M.E. Smeets<br />
Modellering van voetgangersgedrag in een binnenstedelijke winkelstraat 60<br />
M. Ubaghs<br />
Investeren in binnenstedelijke parkeergarages 62<br />
Risicoanalyse en quickscan model<br />
M.J. Vlasveld<br />
Investeren in Aziatisch vastgoed 64<br />
Een strategische keuze<br />
J.G. Vosters<br />
SBP wordt Strijp Sport & Health 66<br />
Herbestemming de Hoge Rug als sociale drager<br />
L. Wijburg<br />
Discrete verbindingen in prefab betonconstructies 68<br />
S. Wittenberg<br />
Het Wasven <strong>Eindhoven</strong> 70<br />
Een ruimtelijke ontwikkelingsvisie op het spanningsveld tussen stad en dorp
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
5
J.H.F. Beekhuijzen<br />
Conversion of the Schellens factory<br />
into a Bathhouse<br />
Afstudeerrichting<br />
Architectuur<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. H. Cisar dipl. arch. ETH<br />
Dipl. ing. H.H. Yegenoglu<br />
Prof. ir. F. van Herwijnen<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Samenvatting<br />
The assignment was to apply the function of a hammam and/or<br />
bathhouse in the existing building of the Schellens Factory, in<br />
<strong>Eindhoven</strong>. While learning about bathing traditions and the<br />
appliance of them in present Dutch culture, a position towards<br />
revitalization of old buildings had to be taken to set out a strategy<br />
for the project. Several themes and typologies are used to<br />
create a strong backbone to the whole project.<br />
Trefwoorden<br />
Bathing tradition<br />
Revitalisation<br />
Typologies<br />
Dialogues<br />
Sensorial House<br />
Afbeelding 1 Ensemble of bathhouse and hammam<br />
6<br />
Position regarding intervention with old buildings<br />
In Portugal I was fascinated when visiting Eduardo Souto de<br />
Moura’s conversion of the Santa Maria do Bouro Monastery into<br />
a hotel. Previously I only used to see clear contrasts in conversion<br />
projects. Souto de Moura intervenes in ruins with a different<br />
method. In his many conversion projects it is hard to tell<br />
where the pre-existing part ends and where the new begins.<br />
Building analogies to the pre-existing is often seen as traditional<br />
and historical however it is precisely the analogy and continuity<br />
that form the great and unique atmosphere that enriches them.<br />
Intervening in old buildings doesn’t imply concealment, or a<br />
striking appearance of the added fabric. Old and new layers have<br />
to recognize each other’s qualities and not overrule them.<br />
Revitalisation is a coexisting of old and new fabric, working<br />
together as one and breathing an atmosphere that enriches the<br />
project.<br />
Urban Design<br />
The Schellens Factory is located in <strong>Eindhoven</strong>, directly on the<br />
southern bank of the Dommel River, facing the inner part of<br />
town. The idea to preserve the isolated appearance of the site is<br />
motivated by the program: housing and especially a bathhouse<br />
needn’t attract randomly wandering pedestrians. These types of<br />
venue are destinations where people go expressly.<br />
The hidden industry that has always been so close to the city<br />
centre will finally be aired to the public. Some buildings are<br />
removed and new ones are added to form a clearer layout of the<br />
site. Between two important existing gates one can follow a linear<br />
public route that passes all the existing and planned public<br />
buildings on the site. This public route can already be seen as<br />
the start for the bathing sequence. The entrance of the bathhouses<br />
will be found at the heart of the site, accessible by narrow<br />
alleys that support the feeling of going to another world.
Afbeelding 2 Hammam - northern light<br />
Afbeelding 3 Hammam - southern light<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afbeelding 4 Bathhouse - volumes, louvers and existing structure<br />
The Hammam<br />
I applied the segregation of sexes strictly from the old typology<br />
that the hammam portrays. It may seem to be a banal choice,<br />
but I think there is no need to transform the hammam in the<br />
direction of the western bathhouse. The hammam is meant to<br />
be sexually segregated. It’s a social place where women meet<br />
women and men meet men. It’s a place where Muslims come<br />
for religious reasons, for cleansing, for spiritual as well as physical<br />
purification.<br />
The hammam is situated in the weaving mill with the northern<br />
lights roof. Part of the hall is substituted to create a satisfying<br />
end to the rhythm of the northern lights roof. The roof is the<br />
external expression of zenithal light and the roof’s angular construction<br />
forms the facade. From the exterior the hammam is<br />
identified as one autonomous building with a closed facade. The<br />
interior of the hammam is characterised by a segregating wall<br />
and volumes that are placed in the open space.<br />
Contradictory to a basic hammam one is not obliged to move<br />
through the spaces; from a circulation zone one can observe the<br />
typical rituals that characterise each space.<br />
The hammam will be characterized by the combination of two<br />
types of zenithal light. The whole hammam is lit from the glass<br />
roof, providing a uniform northern lighting. A domed space is<br />
placed and connected partly to the roof, orientated towards the<br />
south. This main room will be lit with an intense beam of light,<br />
entering the humid space.<br />
The Bathhouse<br />
The remaining buildings on the site have different atmospheres,<br />
but are all characterized by an industrial past; large windows in<br />
facades and roofs light the open space, built on a clear structure<br />
of columns, beams and rafters. The most unique quality however,<br />
is the historical traces that the building has left behind over<br />
time; this is a uniqueness that cannot be created, more so it is<br />
Afbeelding 5 Bathhouse - swimming pool in old hall<br />
forged by time. The patina that is seen on columns, glass and<br />
walls traces the history of the Schellens Factory. Its layers<br />
throughout time will be combined with a new layer and form a<br />
truly unique bathhouse.<br />
A design system is applied to integrate structural, building-physical<br />
and architectural aspects in three steps: First volumes are<br />
placed on the grid of the existing structure, these volumes will<br />
contain baths and saunas. Then hollow columns are placed over<br />
the original columns to support the concrete volumes. Last step<br />
is the placement of fixed wooden louvers that flank the circulation<br />
space. When closed the louvers form serving spaces as toilets<br />
and showers. When open they form a veil, creating cohesion<br />
over the diversity of different volumes and the industrial aesthetics<br />
of the existing fabric.<br />
I created a large circulation space in order to show off some of<br />
the building’s best qualities; the structure, grid and spatiality.<br />
The wide path is not merely a link; it provides plenty of personal<br />
space, social control and space for resting, pausing, meeting,<br />
having a look around, etc.<br />
Two extremes can be experienced most intensively when they<br />
are both present. Taking this idea in account, the implantation<br />
of something new in an existing building creates these kinds of<br />
dialogues automatically. Next to the dialogue between new and<br />
old, there will be dialogues between space of moving and space<br />
of staying, artificial and natural light, wet and dry surfaces, massiveness<br />
and slenderness, smoothness and roughness, veil and<br />
wall. In line with providing dialogues, the bathhouse should<br />
become a sense-invoking place, where all the five sense organs<br />
will be stimulated. The bathhouse will become a place where<br />
differences can be smelt, seen, heard, felt and tasted. The system<br />
of placing served spaces, materialized in different volumes,<br />
offers a sensual sequence: Each area benefits from a different<br />
atmosphere in terms of herbal odours, (zenithal) lighting,<br />
acoustics, surface of material and temperature of water. Even<br />
the sense of taste has its place: in the restaurant.<br />
7
W.G.J.C. van den Berg<br />
Burcht en Buiten<br />
De enclave Polderweggebied ontsloten.<br />
Afstudeerrichting<br />
Architectuur<br />
Afstudeercommissie<br />
Dr. ir. A.H.J. Bosman<br />
Ir. J.J.P.M. van Hoof<br />
Prof. dr. ir. B.E.J. de Meulder<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
8<br />
Samenvatting<br />
In de stad vindt een opleving van de achtergebleven, verlaten<br />
plekken plaats. Het zijn deze ongedefinieerde ruimtes die de<br />
retoriek van de formele centrumlocatie missen. Zij vormen het<br />
daadwerkelijke centrum van de toekomstige stad.<br />
Het Polderweggebied in Amsterdam is een dergelijke locatie die<br />
als een enclave tussen de buurten ligt. De aanwezige kwaliteit,<br />
voortkomend uit een periferisch karakter, vormt het uitgangspunt<br />
bij het ontwerp. Doordat nieuwe gebouwen het gebied<br />
infiltreren, in plaats van zoeken naar een krampachtige of<br />
kunstmatige harmonie met de omgeving, ontstaat een structuur<br />
die recht doet aan de toekomstige stad.<br />
Om de diversiteit aan stedebouwkundige condities te verbeelden<br />
en om de invloed die zij hebben op het wonen te onderzoeken<br />
zijn drie woongebouwen uitgewerkt.<br />
Trefwoorden<br />
Het polderweggebied te Amsterdam<br />
Industrieel erfgoed<br />
Informaticatijdperk<br />
Wonen<br />
Stedelijke vernieuwing<br />
Figuur 1 Polderweggebied te Amsterdam<br />
Figuur 4 Impressie centrum van het gebied<br />
Tegenover de leegloop staat een heropleving van de aantrekkingskracht<br />
van de stad. De breed gedragen traditionele cultuur<br />
heeft de stad verlaten en in het achtergebleven vacuüm hebben<br />
eerder marginale culturen een kans gezien zich te ontplooien.<br />
Van oudsher is de stad een plek waar creativiteit en ontwikkeling<br />
tot bloei komen. De aanwezigheid van verschillende culturen<br />
en leefstijlen levert een klimaat op van innovatie en verandering.<br />
Het is deze kwaliteit die de basis levert voor de hernieuwde<br />
aantrekkingskracht van de stad.<br />
Het onderwerp van mijn <strong>afst</strong>uderen is de Europese stad en het<br />
begrip van de hedendaagse stedelijke processen. In functionele<br />
en ruimtelijke zin is de stad in continue verandering. Enerzijds<br />
is er een ontvluchten uit de stad naar ordelijke buitengebieden.<br />
Anderzijds is er een duidelijke heropleving van de aantrekkingskracht<br />
van de stad.<br />
Het wegtrekken van bewoners is een wezenlijk probleem voor<br />
de hedendaagse stad. Hoewel de leegloop een eeuwenoud gegeven<br />
is, vormt het nu een directe bedreiging voor de kwaliteit van<br />
het stedelijk leven. Door het toenemende gevoel van bedreiging<br />
van eigen belangen en cultuur, is het een kwestie van tijd voordat<br />
de bestaande stad verandert in een plek van verdedigingswerken<br />
van persoonlijke belangen. Aangezien mensen zich<br />
moeilijk kunnen identificeren met de snel veranderende stad,<br />
vormen de geordende buitenwijken een aantrekkelijk alternatief.<br />
Om een beeld te krijgen van de hedendaagse samenleving vormen<br />
de boeken van de Franse socioloog Manuel Castells een<br />
productieve eerste aanzet. Aan de hand van de ontwikkeling op<br />
het gebied van de communicatie in het hedendaagse informaticatijdperk,<br />
beschrijft hij de samenleving als een netwerksamenleving.<br />
Met de opkomst van de netwerksamenleving is de rol van<br />
de stad in zijn ogen niet overbodig geworden, het tegenovergestelde<br />
is namelijk het geval.<br />
Technologische ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de<br />
woon- en werkcultuur drastisch is gewijzigd. De persoonsgebonden<br />
kennis, die men slechts door uitwisseling met anderen kan<br />
overdragen, is de bepalende factor geworden in het stedelijke,<br />
creatieve proces. De locaties waar branches elkaar treffen, werken<br />
dan ook als een magneet voor hen die op zoek zijn naar<br />
innovatieve oplossingen en vooruitgang.<br />
De hier geschetste situatie toont een tweespalt tussen ruimtelijke<br />
logica's. Enerzijds zijn er die plekken met een betekenis<br />
voor de bewoner en gebruiker, Manuel Castells noemt deze de<br />
‘space of place’, en anderzijds zijn er de ‘space of flows’, de<br />
plaats van netwerken en informatiestromen.<br />
Deze tweespalt lijkt absoluut. De vraag is echter of hier sprake is<br />
van een tegenstelling of juist van een combinatie. Een combinatie<br />
die nieuwe mogelijkheden biedt het stadsbegrip te herdefiniëren<br />
en de stad te hervormen. De bescherming van de woonomgeving<br />
en de mogelijkheden van de stad werken daarbij
Figuur 2 Vogelvlucht<br />
Figuur 3 Impressie vanuit het oosten<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Figuur 5 Impressie stedelijke vide<br />
samen als een burcht en zijn buiten. Woongebouwen vervullen<br />
daarin de functie van een burcht; bescherming tegen onrust.<br />
De stad is hierbij de buiten van de burcht; een door mensenhanden<br />
gemaakt landschap die de bezoeker vormt gedurende zijn<br />
verblijf.<br />
Het Polderweggebied in Amsterdam is een plek die lange tijd in<br />
de periferie van de stedelijke cultuur heeft gelegen en nu functioneert<br />
als een enclave. De overgebleven bebouwing van het<br />
oude gasbedrijf heeft een dwingende invloed op het karakter van<br />
het gebied. Het karakter is industrieel, grootschalig en het<br />
publieke domein is eerder het resultaat van een toevallige ordening<br />
van architectonische objecten dan van zorgvuldig geplande<br />
stedebouw. Het gebied is een verzameling van grote kavels die<br />
onafhankelijk van elkaar kunnen worden ingevuld en een zekere<br />
onverschilligheid ten toon spreiden ten opzichte van elkaar.<br />
Deze kenmerken maken een divers scala aan ontwikkelingen<br />
mogelijk, zonder dat de identiteit van de plaats verloren gaat.<br />
In mijn ogen kan de bestaande situatie van het Polderweggebied<br />
model staan voor de hedendaagse werking en vorming van de<br />
samenleving. Zowel de grootte als bouwhoogte en de diversiteit<br />
in functies van verschillende gebouwen, laat zien hoe binnen<br />
een etmaal de concentratie van activiteiten kan verschuiven van<br />
de ene plaats naar de andere plaats. Doordat verschillende functies,<br />
in het verleden, heden en in de toekomst, samengebracht<br />
zijn op deze locatie profiteren ze van dezelfde voorzieningen en<br />
van dezelfde bezoekers ter bevordering van hun populariteit.<br />
De kwaliteit die het gebied heeft opgebouwd in ongeveer een<br />
eeuw tijd, juist doordat het gebied aan de rand van de stad en<br />
daarna als een enclave in de stad heeft gelegen, een kwaliteit die<br />
innovatie en ontwikkeling toestaat, wordt in dit plan gecombineerd<br />
met een flexibele, industriële plaatselijke identiteit.<br />
Het is de inzet van mijn ontwerp om deze kwaliteit te combineren<br />
met een sterke, flexibele identiteit van plaats. In het concept<br />
blijft de bestaande stedebouwkundige structuur grotendeels<br />
Figuur 6 Polyvalente woning<br />
gehandhaafd. De voornaamste wijziging bestaat eruit dat het<br />
publieke domein volledig wordt schoongeveegd.<br />
Om de visie kracht bij te zetten wordt in het concept een duidelijke<br />
gelaagdheid van het gebied benadrukt. Autoverkeer vindt in<br />
het plan plaats onder het maaiveld. Het gehele gebied wordt een<br />
autoluwe zone. Zo wordt een campusachtige kwaliteit verkregen.<br />
Het publieke domein is in wezen functieloos. In het gebied<br />
worden woongebouwen geïntroduceerd die elk op hun eigen<br />
manier een toevoeging aan de identiteit van de plaats zijn. Zij<br />
hebben de schaal van industriële volumes, ze zijn autonome<br />
architectonische elementen in de ruimte en introduceren een<br />
introverte plaatselijke identiteit voor de bewoner. In plaats van<br />
een krampachtig zoeken naar een kunstmatige harmonie met de<br />
omgeving, infiltreren ze de space of flows; ze creëren een op<br />
zichzelf betrokken intieme semi-openbare ruimte, die een<br />
gevoel van plaats genereert. Ze vormen burchten binnen een<br />
stedelijk veld. Drie ontwerpen voor woongebouwen reageren op<br />
de stedelijke omgeving en de aanwezige condities.<br />
De drie gebouwen liggen in elkaars verlengde en hebben een<br />
aantal gemeenschappelijke kenmerken. Vanuit dit gedeelde<br />
karakter geven elk van deze gebouwen een eigen invulling aan<br />
het stedelijk wonen, in reactie op de eisen en mogelijkheden van<br />
de context. Samen vormen ze een bevestiging en verbijzondering<br />
van de diversiteit in het gebied en daarmee van de omliggende<br />
buurten, waarbij ze de eigen waarde van architectonisch<br />
object overstijgen.<br />
Ondanks dat de stad niet zonder de bescherming van burchten<br />
kan, biedt het stedelijke leven de meeste kansen en mogelijkheden<br />
voor hen die de stad in zijn geheel kunnen zien als fascinerend<br />
geheel van processen. De echte stadsbewoner is de stedelijke<br />
nomade; hij ziet, eerder nog dan de stad zelf, de stedelijke<br />
processen als vertrouwde omgeving.<br />
9
Ing. L.A.H.M. van Berlo<br />
The Neighbourhood Wizard<br />
Cause and effect of changes in urban neighbourhoods<br />
Afstudeerrichting<br />
Bouwinformatica<br />
Afstudeercommissie<br />
Dr. ir. J.P. van Leeuwen<br />
Dr. ir. P.A. Erkelens<br />
Ir. R.A. Rutgers<br />
Ir. F. Van den Meiracker<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
10<br />
Samenvatting<br />
The Neighbourhood Wizard is a website that makes citizens<br />
aware of the consequences of the changes that they would like to<br />
realise in their neighbourhood. Users of the website can suggest<br />
changes to their neighbourhood. A Bayesian Belief Network is<br />
used to predict the effects of the changes on several indicators of<br />
liveability as experienced by the community. The<br />
Neighbourhood Wizard also shows what would be the optimal<br />
experience of liveability for different sections of the population.<br />
Trefwoorden<br />
Participation<br />
BN (Bayesian Networks)<br />
DSS (Decision support system)<br />
Urban development<br />
Educational tool<br />
Introduction / problem<br />
In the list of criteria that people use when buying or renting a<br />
house, the quality of the house itself plays a dominant role.<br />
However, the quality of the neighbourhood of the house, both<br />
physical and social, plays an increasingly important role as well<br />
when people are selecting their future home. It can often be<br />
noted that the inhabitants of neighbourhoods make an effort to<br />
keep up the quality of their surroundings and even try to improve<br />
it, as they realise that the ‘liveability’ of their environment is<br />
strongly determined by the social and physical quality of the<br />
neighbourhood. Many municipalities therefore actively seek the<br />
participation of inhabitants in the development and (re-)design<br />
of neighbourhoods.<br />
A main problem in this participation process is that citizens<br />
tend to focus on the problems they encounter in their daily activities.<br />
Citizens tend to have a relatively biased view on how the<br />
neighbourhood should be improved. They are not always able to<br />
acknowledge the viewpoints and needs of all members of society<br />
and their suggestions for improvement therefore tend to be too<br />
constricted.<br />
In this project there was a strong focus on making citizens realise<br />
what the consequences are of their ideas for changes in the<br />
neighbourhood. Changes in the neighbourhood may have a<br />
positive influence on one aspect, but work out negatively for<br />
other aspects. Furthermore, proposed changes may have a positive<br />
effect for one group of inhabitants, but be assessed negatively<br />
by inhabitants who have different requirements.<br />
Objective<br />
The objective of the project was to develop a tool (website at<br />
www.wijkwizard.nl) that allows citizens to propose changes to<br />
their neighbourhood and assess the quality of these changes.<br />
The assessment is done in the context of how the community<br />
will experience the various aspects that determine the liveability<br />
of the neighbourhood.<br />
Cause and effect<br />
The main problem that needed to be addressed in this project<br />
was how to assess the proposed changes in the context of multiple<br />
aspects of liveability, aspects that are appreciated differently<br />
by different sections of the population, e.g. teenagers or elderly<br />
people. The technique of Bayesian statistics was uses as the<br />
methodology to model the causal relationships between neighbourhood<br />
characteristics and inhabitants’ experiences.<br />
The development of the prototype was further limited by narrowing<br />
its scope from ‘any’ neighbourhood to the plaza type of<br />
habitat. Recent research by the so-called Bosch Architecture<br />
Initiative (BAI) has delivered a comprehensive set of data regarding<br />
how people experience a considerable number of physical<br />
and qualitative aspects of plazas in the city. This data collection<br />
played a central role in constructing the knowledge representation<br />
for the system.
The relationships between the characteristics of a plaza can be<br />
modelled on the basis of the data retrieved from the BAI enquiry.<br />
The data can be used as input for the construction of a<br />
Bayesian Belief Network. In this project, the uncertainty lies in<br />
the fact that the experienced appreciation of characteristics is<br />
not the same for every individual of a population. The interdependency<br />
is found in the interrelationships between the characteristics<br />
of the neighbourhood.<br />
Prototype Development<br />
A prototype web application was developed to utilise the<br />
Bayesian Network. The development of the prototype was based<br />
on the following principles:<br />
• User-interaction focused on a task assigned to the user.<br />
Users can experience this like a game;<br />
• Representing the effects of changes to elements of the<br />
neighbourhood that users propose on the various aspects, or<br />
indicators of liveability;<br />
• Representing the desired states of the aspects for different<br />
sections of the population. This way users can evaluate how<br />
changes will be appreciated differently by the different types<br />
of people;<br />
The presentation of the predicted effects to the user is one of<br />
the most difficult issues of this project. Two different types of<br />
charts are used in the prototype. Every chart represents one<br />
aspect (indicator of liveability). The charts will represent a positive<br />
or negative effect on the aspects.<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
11<br />
Evaluation of the Prototype<br />
The prototype was tested and evaluated by inhabitants of the city<br />
of ’s-Hertogenbosch. After the test they were asked to complete<br />
an online evaluation form.<br />
A score of 7.4 (on a scale of 1 to 10) was given to the proposition<br />
“Thanks to the Neighbourhood Wizard, I now see that certain<br />
ideas are positive for me, but negative for other members of our<br />
community.” A score of 7.0 was given to “The Neighbourhood<br />
Wizard shows me that changes can have positive effects on one<br />
aspect, but negative effects on other aspects.”<br />
The evaluation of the test confirmed the educational function of<br />
the prototype.<br />
Conclusions<br />
The most important conclusions of this project concern the<br />
functioning of the prototype:<br />
• The Neighbourhood Wizard helps users to see that certain<br />
ideas are positive for them, but negative for other sections of<br />
the population;<br />
• The Neighbourhood Wizard shows users that changes can<br />
have positive effects on one aspect, but negative effects on<br />
other aspects;<br />
• The Neighbourhood Wizard helps users to realize the<br />
complexity of a design task and as a result users will have a<br />
better-informed view on plan proposals and probably a higher<br />
appreciation of plans.
Ing. M. Brouwer<br />
Montage van sandwich gevelelementen.<br />
Afstudeerrichting<br />
Architectuur<br />
Afstudeercommissie<br />
Dr. ir. E.W. Vastert<br />
Dr. ir P.A.J. van Hoof<br />
Ir. E.R. Poortman<br />
Ing. T. Bazelmans<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
12<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
Samenvatting<br />
Bij de montage van sandwich gevelelementen zijn met name de<br />
maatnauwkeurigheid, montagetijd en arbeidsbelasting belangrijke<br />
aspecten. Het doel van dit <strong>afst</strong>udeerwerk is dan ook het verbeteren<br />
van de montagemethode op deze drie gebieden. Na het<br />
bepalen van de knelpunten is er een nieuwe montagemethode<br />
ontworpen. Door middel van technische en organisatorische<br />
aanpassingen in de huidige montagemethode zijn de gevonden<br />
knelpunten opgelost. Zo wordt bijvoorbeeld door een gedwongen<br />
positionering de montagetijd en de arbeidsbelasting bij het<br />
op maat stellen van de elementen gereduceerd.<br />
Door de verbeterde montagemethode wordt het kritieke pad verkort,<br />
de arbeidsbelasting verminderd en de gewenste maatnauwkeurigheid<br />
behouden.<br />
Trefwoorden<br />
Sandwich gevelelementen<br />
Montagemethode<br />
Maatnauwkeurigheid<br />
Montagetijd<br />
Arbeidsbelasting<br />
Figuur 1 Meetinstrument voor het bepalen van de voegbreedtes<br />
Hurks Beton te Veldhoven is een bedrijf dat gespecialiseerd is<br />
in het fabriceren en monteren van prefab betonelementen. Bij<br />
de bouw van een woontoren in <strong>Eindhoven</strong>, genaamd Porthos, is<br />
Hurks Beton verantwoordelijk voor het fabriceren en monteren<br />
van sandwich gevelelementen. Het montageproces van deze<br />
sandwich gevelelementen is het onderwerp van het <strong>afst</strong>udeerwerk.<br />
Allereerst is er een analyse gemaakt van de huidige montagemethode<br />
van Hurks Beton. Door middel van observatie is<br />
bepaald welke werkzaamheden worden verricht en wat de volgorde<br />
van deze werkzaamheden is. Vervolgens is er dieper op de<br />
maatnauwkeurigheid, de montagetijd, de arbeidsomstandigheden<br />
en het materieelgebruik ingegaan. Uit de analyse komt<br />
naar voren dat er in de diepterichting ontoelaatbare maatafwijkingen<br />
kunnen ontstaan. Tevens komt naar voren dat er een<br />
behoefte is om de montagetijd te reduceren en de arbeidsbelasting<br />
te verlagen. Daarom is de volgende doelstelling geformuleerd:<br />
”Het verbeteren van het montageproces op het gebied van maatnauwkeurigheid,<br />
montagetijd en/of arbeidsbelasting.”<br />
Er is een alternatieve methode bedacht voor het stellen van de<br />
sandwich gevelelementen. Bij deze alternatieve methode wordt<br />
gebruik gemaakt van een gedwongen positionering in de diepterichting.<br />
De verwachting is dat hierdoor geen ontoelaatbare<br />
maatafwijkingen meer ontstaan, de montagetijd wordt verkort<br />
en de arbeidsbelasting omlaag gaat. Zowel de huidige methode<br />
van Hurks Beton als de alternatieve montagemethode zijn in de<br />
praktijk onderzocht.<br />
Hierbij zijn de knelpunten bij de huidige methode met betrekking<br />
tot de maatnauwkeurigheid, montagetijd en arbeidsbelasting<br />
nauwkeurig vastgesteld. Ook de invloed van de alternatieve<br />
methode op het montageproces is vastgesteld. De hierbij horende<br />
probleemstellingen zijn:<br />
1) “Wat zijn de knelpunten bij het huidige montageproces, met<br />
betrekking tot de maatnauwkeurigheid, montagetijd en<br />
arbeidsbelasting”<br />
2) “Welke invloeden heeft de aanpassing in het montageproces<br />
op de maatnauwkeurigheid, montagetijd en/of arbeidsbelasting”<br />
Met de heer van Hoof (TU/e) is er een meetinstrument (zie<br />
figuur 1) ontworpen. Met dit meetinstrument zijn ter plaatse<br />
van de knooppunten de voegbreedtes, randwisselingen, verloop<br />
van de voegen en de vlakwisselingen gemeten. Bij het toetsen<br />
van de meetresultaten komt naar voren dat er geen ontoelaatbare<br />
maatafwijkingen voorkomen. In het programma van eisen is<br />
opgenomen dat de bij de huidige methode gevonden maatafwijkingen<br />
niet mogen worden overschreden.
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Figuur 2 Gedwongen positionering in diepterichting, ontwikkeld door de heer van Hoof (TU/e).<br />
13<br />
De gemiddelde bewerkingstijden zijn met behulp van filmbeelden<br />
berekend. Met deze bewerkingstijden is er een netwerkplanning<br />
opgesteld. Hiermee is het kritieke pad bepaald en zijn<br />
de doorlooptijden, het aantal manuren en de kraantijden berekend.<br />
Met behulp van de onderzoeksresultaten is bepaald dat<br />
het kritieke pad op de eerste dag niet langer mag worden. De<br />
tijdbepalende activiteiten op het kritieke pad op de derde dag<br />
moeten worden gereduceerd. De tijdbepalende activiteiten zijn<br />
het aanpikken en stellen van de elementen, monteren van de<br />
schoren en aanbrengen van de valbeveiliging.<br />
Door de verbeterde montagemethode worden de elementen<br />
sneller aangepikt, gepositioneerd en definitief gefixeerd.<br />
Hierdoor wordt het kritieke pad verkort waardoor er meer ruimte<br />
is om eventuele problemen op te vangen. Tevens wordt er<br />
minder energie verbruikt ten opzichte van de huidige methode.<br />
Bij de verbeterde montagemethode ligt de arbeidsbelasting van<br />
de monteurs, volgens het stoplichtmodel, altijd in het groene<br />
gebied. De kans op gezondheidsklachten wordt hiermee verminderd.<br />
Bij het bepalen van de arbeidsbelasting is eveneens gebruik<br />
gemaakt van de filmbeelden. Met behulp van de filmbeelden<br />
zijn de lichaamshoudingen en het type arbeid bij de activiteiten<br />
bepaald. Samen met de bewerkingstijden is de arbeidsbelasting<br />
berekend. Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat het<br />
meerdere malen voorkomt dat een monteur volgens het stoplichtmodel<br />
in het oranje gebied valt. Dit wordt met name veroorzaakt<br />
door het aanmaken en verplaatsen van de mortel, het<br />
ondersabelen en stellen van de elementen, monteren van de<br />
schoren en het aanbrengen van de valbeveiliging.<br />
Er is een nieuw montageplan ontwikkeld om de geconstateerde<br />
knelpunten op het gebied van arbeidsbelasting en montagetijd<br />
op te lossen. Daarin zijn diverse onderdelen van het montageproces<br />
aangepast. Deze aanpassingen zijn:<br />
• Takel met motor bij aanpikken sandwichelementen;<br />
• Gedwongen positionering in de diepterichting (zie figuur 2);<br />
• Staand ondersabelen;<br />
• Schoren voorzien van trekhaakkoppelingen (Marnix Praet,<br />
1999 TU/e);<br />
• Geïntegreerde mengbak bij het aanmaken van de mortel;<br />
• Aangepaste bouwvolgorde;<br />
• Herverdeling van de taken.
C.M.G. Dolmans<br />
Van waarden naar normen<br />
De ontwikkeling van een methode voor de juiste arbeidsnormvoor<br />
geprefabriceerde betonnen wandelementen<br />
Afstudeerrichting<br />
Construction Technology<br />
Afstudeercommissie<br />
Ir. E.R. Poortman<br />
Ing. G.L.R.M. Pepels<br />
Ir. M.M.J. Vissers<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
14<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
Samenvatting<br />
De aannemer vindt het moeilijk om tijdens de besteksfase van<br />
het bouwproces een juiste arbeidsnorm te bepalen voor geprefabriceerde<br />
betonnen wandelementen. Vandaar dat er op twee<br />
referentieprojecten een onderzoek is uitgevoerd om erachter te<br />
komen welke activiteiten er allemaal dienen te worden doorlopen<br />
bij het proces ‘aanbrengen geprefabriceerde wandelementen’<br />
en hoe lang deze activiteiten duren. Naar aanleiding van (de<br />
meetresultaten van) dit onderzoek is er een Rekenmethode ontwikkeld,<br />
waarmee een werkvoorbereider, nadat hij enkele hoofden<br />
subvariabelen heeft ingevuld, een juiste arbeidsnorm voor<br />
geprefabriceerde elementen kan genereren.<br />
Trefwoorden<br />
Arbeidsnormen<br />
Rekenmethode<br />
Wandelementen<br />
Multi-Moment-Opnames<br />
Bouwprojecten<br />
Figuur 1 Nieuwbouw AZM<br />
Tijdens de analysefase is het proces ‘aanbrengen sandwich elementen’<br />
bestudeerd. Bij deze analyse is naar voren gekomen dat<br />
de aannemer problemen heeft met het bepalen van een arbeidsnorm<br />
voor deze elementen, daar er weinig gegevens bekend zijn<br />
over de (tijdsduren van de) activiteiten die dienen te worden<br />
doorlopen bij het aanbrengen van de sandwich elementen. Deze<br />
problemen blijken zich echter niet alleen te beperken tot deze<br />
elementen, maar komen ook naar voren bij het aanbrengen van<br />
andere wandelementen, zoals binnenspouwbladen en kernwanden.<br />
Wanneer de aannemer meer inzicht verkrijgt in de opbouw van<br />
een arbeidsnorm voor geprefabriceerde wandelementen, zorgt<br />
dat in de toekomst voor kwalitatief betere planningen en begrotingen.<br />
Hierdoor krijgt de aannemer steeds meer houvast op het<br />
bouwproces, wat kan zorgen voor financiële voordelen gedurende<br />
het bouwtraject.<br />
Om het geanalyseerde probleem op te lossen zijn er zogenaamde<br />
Multi-Moment-Opnames (MMO’s) gemaakt bij de referentieprojecten<br />
‘Nieuwbouw AZM’ in Maastricht (zie figuur 1) en<br />
‘Tetrade 4’ in Breda (zie figuur 2). Tijdens deze MMO’s is naar<br />
voren gekomen dat er twee variabelen (‘elementlengte’ en ‘verwerkingsverdieping’)<br />
van grote invloed zijn op de arbeidsnorm.<br />
Deze twee variabelen zijn aan te wijzen als hoofdvariabelen.<br />
Naast de twee hoofdvariabelen zijn er per activiteit nog één of<br />
meer subvariabelen aan te wijzen, die eveneens van invloed zijn<br />
op de arbeidsnorm. Op basis van de vergaarde meetresultaten<br />
en de bevindingen op de referentieprojecten is er een<br />
Rekenmethode ontwikkeld, waarmee een werkvoorbereider tijdens<br />
de besteksfase van het bouwproces een arbeidsnorm kan<br />
bepalen voor geprefabriceerde betonnen wandelementen.<br />
De ontwikkelde Rekenmethode omvat een programma, waarbij<br />
de keuzes voor de variabelen, die door een werkvoorbereider van<br />
de aannemer zijn gemaakt, worden omgezet tot getallen.<br />
De keuzes van de hoofd- en subvariabelen worden gekoppeld<br />
aan de meetresultaten van de referentieprojecten waar deze<br />
variabelen zijn voorgekomen. Aan de hand hiervan wordt de<br />
arbeidsnorm en de dagproductie (aantal elementen per dag)<br />
bepaald.
Figuur 2 Tetrade<br />
Figuur 3 Rekenmethode<br />
De Rekenmethode (zie figuur 3) is onderverdeeld in vijf stappen,<br />
gecodeerd met de letters A tot en met E.<br />
Stap A betreft de handmatige invoer van de algemene gegevens<br />
van het toetsingsproject, waaronder de gemiddelde elementlengte<br />
en de (sub)variabelen van het toetsingsproject.<br />
In Stap B worden door de Rekenmethode alle uitgangspunten<br />
bepaald. Bij de bepaling van de uitgangspunten wordt bepaald<br />
hoeveel tijd er op de referentieprojecten nodig was om elementen<br />
met een gemiddelde lengte (5,7 meter) vanaf de vrachtwagen<br />
te verwerken in het gebouw.<br />
In Stap C worden door de Rekenmethode alle prognoses<br />
bepaald. Tijdens deze Stap worden de ingevulde subvariabelen<br />
vergeleken met de meetresultaten van de referentieprojecten<br />
waar deze subvariabelen zijn voorgekomen.<br />
Op basis van de resultaten van de Stappen B en C worden deelnormen<br />
bepaald en op basis van deze deelnormen wordt in<br />
Stap E het totale aantal manminuten bepaald, dat nodig is om<br />
één betonnen wandelement in het gebouw te verwerken.<br />
Met behulp van dit totale aantal manminuten kan de dagproductie<br />
en de arbeidsnorm worden bepaald.<br />
Om na te gaan of met de ontwikkelde Rekenmethode een juiste<br />
arbeidsnorm voor betonnen wandelementen kan worden<br />
bepaald, is de Rekenmethode getoetst bij een toetsingsproject.<br />
Bij de toetsing is er een prognose opgesteld van de arbeidsnorm.<br />
Allereerst zijn de variabelen in de Rekenmethode ingevoerd,<br />
waarna er arbeidsnormen en een dagproductie konden<br />
worden bepaald. Door middel van MMO’s is onderzocht hoeveel<br />
manminuten de stelploeg daadwerkelijk nodig had voor het verwerken<br />
van de wandelementen bij het toetsingsproject. Op basis<br />
van de verschillen tussen de geprognotiseerde en de daadwerkelijke<br />
arbeidsnormen zijn er factoren toegevoegd aan de subvariabelen<br />
om zo een methode te verkrijgen die de juiste arbeidsnormen<br />
weergeeft.<br />
Als eindresultaat is er een Rekenmethode ontstaan waarmee<br />
een werkvoorbereider, in de besteksfase van het bouwproces,<br />
een juiste arbeidsnorm voor geprefabriceerde betonnen wandelementen<br />
kan genereren. Deze arbeidsnorm kan gebruikt worden<br />
bij het invullen van de inschrijvingsbegroting.<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
15
M.P.H. Embregts<br />
Risicovolle kansen<br />
Een beslissingsondersteunend instrument voor de analyse van<br />
risico’s en kansen tijdens de beginfasen van een combinatieproject.<br />
Afstudeerrichting<br />
Vastgoedbeheer<br />
Afstudeercommissie<br />
Dr. W.J.M. Heijs<br />
Ir. H.A.J.A. Appel-Meulenbroek<br />
Drs. R.M. Weisz RA MRCIS<br />
Ir. J.A. van Nieukerken<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
16<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
Samenvatting<br />
In dit onderzoek is een analyse gemaakt van het proces, de actoren<br />
en de vormen van samenwerking tussen de actoren bij combinatieprojecten.<br />
Daarnaast is aan bod gekomen hoe door middel<br />
van value-capturing kansen ontstaan voor de financiering<br />
van combinatieprojecten. Op basis van deze theorie is een<br />
beslissingsondersteunend instrument ontwikkeld, waarmee risico’s<br />
en kansen tijdens de beginfasen van een combinatieproject<br />
inzichtelijk te maken zijn. Het instrument kan een rol van betekenis<br />
gaan spelen als besloten is om een integrale oplossing te<br />
bedenken voor meerdere ruimtelijke problemen in één gebied.<br />
Trefwoorden<br />
Combinatieprojecten<br />
Risico’s<br />
Kansen<br />
Onzekerheden<br />
Value-capturing<br />
Door de steeds schaarser wordende ruimte in Nederland ontstaat<br />
een behoefte aan integrale ruimtelijke oplossingen, waarbij<br />
meerdere functies binnen één plangebied worden gerealiseerd.<br />
Deze projecten vallen onder de noemer van combinatieprojecten.<br />
In dit onderzoek komen combinatieprojecten aan bod,<br />
waarbij de aanleg van grootschalige infrastructuur wordt gecombineerd<br />
met de ontwikkeling van vastgoed. Een reden dat een<br />
combinatie van beide functies in één plangebied wordt opgenomen<br />
kan zijn dat twee afzonderlijke ontwikkelingen geen kans<br />
van slagen hebben. Een andere reden voor een integrale oplossing<br />
kan zijn dat een combinatie zeer voor de hand liggend is<br />
door de te verwachte meerwaarde voor beide functies.<br />
Het probleem van combinatieprojecten is dat ze vaak lastig van<br />
de grond komen met als achterliggende oorzaken de hoeveelheid<br />
aan actoren, belangen en middelen; de betrokkenheid van<br />
meerdere overheden en de financiering van het infrastructurele<br />
werk. Er zijn dus vele en hoge risico’s aanwezig bij combinatieprojecten<br />
die niet door één partij gedragen kunnen worden. In<br />
de beginfasen van een combinatieproject dienen daardoor goede<br />
afspraken gemaakt te worden om tot een succesvolle ontwikkeling<br />
van het gebied te kunnen komen. Daarnaast is het belangrijk<br />
dat men in de beginfasen ook kijkt naar de kansen van een<br />
project, omdat anders nooit voldoende draagvlak gecreëerd kan<br />
worden bij politieke besluitvormers. De doelstelling van dit<br />
onderzoek luidt daarom als volgt:<br />
“Het ontwerpen van een beslissingsondersteunend instrument,<br />
waarmee tijdens de beginfasen van het ontwikkelingsproces van<br />
een combinatieproject, risico’s en kansen die zich kunnen voordoen,<br />
op een systematische wijze inzichtelijk gemaakt worden,<br />
zodat door besluitvormers hier tijdig op ingespeeld kan worden.”
Figuur 1 Schematische weergave van deel 1 van het beslissingsondersteunende instrument<br />
Om aan deze doelstelling te kunnen voldoen is in dit onderzoek<br />
een analyse gemaakt van het proces, de actoren en de vormen<br />
van samenwerking tussen de actoren bij combinatieprojecten.<br />
Daarnaast is aan bod gekomen hoe door middel van value-capturing<br />
kansen ontstaan voor de financiering van combinatieprojecten.<br />
Het beslissingsondersteunende instrument dat in de<br />
vorm van een methodiek is ontwikkeld, is gebaseerd op de theorie<br />
over risico’s en kansen. Risico’s worden gezien als potentiële<br />
tegenvallers, terwijl kansen worden gezien als potentiële meevallers<br />
voor een project. Beiden ontstaan uit de onzekerheid over<br />
een (on)gewenste gebeurtenis of ontwikkeling.<br />
Risico’s en kansen tijdens de uitvoeringsfase van een project<br />
kunnen inzichtelijk worden gemaakt met bestaande analysetechnieken<br />
die reeds hun vruchten hebben afgeworpen in de praktijk.<br />
Er is in dit onderzoek een analyse gemaakt van deze technieken,<br />
waarna een selectie heeft plaatsgevonden op basis van<br />
de karakteristieken van combinatieprojecten. De technieken die<br />
zijn overgebleven, zijn gecombineerd tot een methodiek die<br />
geschikt is voor de beginfasen van een combinatieproject. De<br />
methodiek kan een rol van betekenis gaan spelen als besloten is<br />
om een integrale oplossing te bedenken voor meerdere ruimtelijke<br />
problemen in één gebied.<br />
De methodiek die is ontwikkeld op basis van literatuurstudie is<br />
getoetst aan de hand van interviews met professionals uit de<br />
praktijk. Uit deze toetsing zijn enkele verbeterpunten naar voren<br />
gekomen die vervolgens zijn teruggekoppeld naar de methodiek.<br />
De methodiek is opgedeeld in vier delen, waarin in ieder deel<br />
hetzelfde proces wordt doorlopen. Dit proces betreft het identificeren<br />
van onzekerheden, het kwantificeren van onzekerheden<br />
en het invullen van een SWOT-matrix.<br />
Op basis van de informatie die gepresenteerd wordt in de<br />
SWOT-matrix moeten besluitvormers een beslissing kunnen<br />
nemen omtrent de voortgang van het combinatieproject. De<br />
beslismomenten die in de methodiek aan bod komen zijn: het<br />
nemen van een initiatief tot het combineren, het sluiten van een<br />
intentieovereenkomst, het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst<br />
en het sluiten van een realisatieovereenkomst. Deze<br />
vier beslismomenten vormen tevens de afsluiting van ieder deel<br />
van de methodiek (zie figuur 1).<br />
Geconcludeerd kan worden dat de methodiek een hulpmiddel is<br />
om het denkproces van betrokken personen binnen een combinatieproject<br />
te structureren. Er kan op een systematische wijze<br />
beslissingsondersteunende informatie gegenereerd worden,<br />
zodat besluitvormers eerder bereid zijn om een bepaalde beslissing<br />
te nemen. De vraag blijft echter wel of met behulp van het<br />
instrument een combinatieproject sneller van de grond kan<br />
komen. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal het instrument<br />
gebruikt moeten worden in de praktijk, zodat achteraf<br />
bepaald kan worden of het instrument een positieve bijdrage<br />
heeft geleverd aan de totstandkoming van het combinatieproject.<br />
Het laatste dient daarom als voornaamste aanbeveling in dit<br />
onderzoek.<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
17
M.J.M. Geraedts<br />
Van gevangenis tot ontspanningscentrum<br />
Herbestemming van een justitieel complex tot ontspanningscentrum<br />
Afstudeerrichting<br />
Bouwtechnisch Ontwerpen<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. H. Cisar dipl. arch. Eth<br />
Dr. J.C.T. Voorthuis<br />
Prof. ir. F. van Herwijnen<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
18<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
Samenvatting<br />
Het Justitiele complex heeft door haar functie en huidige bouwtechnische<br />
staat een negatieve uitstraling naar haar omgeving.<br />
Door het unieke complex tot ontspanningscentrum te herbestemmen,<br />
en het complex haar openheid naar de stad terug te<br />
geven door terug te keren naar de oorspronkelijk gebouwde situatie<br />
zal deze uitstraling weer positief worden. Bovendien wordt<br />
een vrije ontworpen nieuwbouw toegevoegd, tegengesteld aan<br />
de strikt gestructureerde bestaande bouw. Deze nieuwbouw is<br />
een verbindend, ontsluitend en centraal element tussen de vier<br />
andere gebouwen van het complex.<br />
Trefwoorden<br />
Herbestemming<br />
Gevangenis<br />
Ontspanningscentrum<br />
Tegenstelling<br />
Verbinding<br />
Afbeelding 1 Pollartstraat Roermond<br />
In het centrum van het Limburgse Roermond ligt een voormalig<br />
Justitieel Comlex, gekozen als herbestemmingsproject voor mijn<br />
<strong>afst</strong>udeeropdracht. Het Complex bestaat uit een aantal hoofd- en<br />
bijgebouwen, welke in de periode van 1666 tot begin jaren 90<br />
van de afgelopen eeuw op het perceel binnen de gevangenismuren<br />
zijn toegevoegd. Het Complex heeft vele verschillende functies<br />
gehuisvest, zoals onder andere het Bisschoppelijk Paleis,<br />
een militair hospitaal, magazijn, Paleis van Justitie, gevangenis<br />
en huis van bewaring. Het voormalige Paleis van Justitie met<br />
bijbehorend stalgebouw staan op het moment leeg, terwijl de<br />
gevangenisvleugels en het Voorgebouw nog als zodanig in<br />
gebruik zijn. De monumentale bebouwing van het Complex<br />
bestaat uit gebouwen waarvan er slechts nog enkelen in heel<br />
Nederland behouden zijn, en leent zich hierdoor na het vertrekken<br />
van de gevangenen uitstekend voor herbestemming.<br />
Haar gevangenisfunctie, de leegstand en slechte huidige bouwtechnische<br />
staat zorgen voor een negatieve uitstraling van het<br />
Complex naar haar omgeving. Het doel van de herbestemming<br />
is deze negativiteit om te zetten in een positief karakter, waardoor<br />
het Complex haar (historisch) waardevolle plek in de binnenstad<br />
krijgt die het verdient.<br />
Om een passende nieuwe functie te vinden, is onderzoek verricht<br />
naar de functiebehoeften van de binnenstad van Roermond<br />
en de directe omgeving van het Complex. Ook de geschiedenis<br />
en mogelijkheden van de gebouwen zelf zijn uitgebreid geanalyseerd.<br />
Uit deze onderzoeken is gebleken dat door het Complex<br />
terug te brengen in de oorspronkelijk ontworpen staat van 1863,<br />
er weer een open karakter en helderheid richting stad ontstaat.<br />
Ten tijde van dit ontwerp van Rijksarchitect A. Pierson bestaat<br />
het Complex slechts uit vier los van elkaar staande gebouwen.<br />
Hierdoor ontstaat er een grote binnenplaats, waar de oorspronkelijke<br />
franse tuin opnieuw aangelegd kan worden en als openbaar<br />
park kan dienen.
Afbeelding 2 Nieuwbouw<br />
Afbeelding 3 Ontspanningscentrum<br />
De keuze voor de nieuwe functie is gevallen op een ontspanningscentrum.<br />
Niet alleen lenen de ligging en capaciteiten van<br />
het Complex zich hier uitstekend voor, ook zal door het<br />
Complex een openbare functie te geven het meer betrokken bij<br />
de stad raken. De verschillende functies als horecagelegenheden,<br />
kantoren, hotelvleugel en ontspanningsfuncties worden<br />
over de bestaande gebouwen verdeeld. Voor de centrale entree<br />
en inspanningsfuncties wordt een nieuw gebouw toegevoegd,<br />
dat tevens de verbinding tussen de andere gebouwen gaat verzorgen.<br />
Op de nieuwe functionele invulling van de bestaande<br />
bebouwing na, is verder alleen het nieuwe volume uitgewerkt.<br />
Voor de nieuwbouw is het passende ontwerpconcept ‘tegenstelling’<br />
gekozen. Dit naar aanleiding van de gewenste tegenstelling<br />
tussen de negatieve en positieve uitstraling. Maar natuurlijk ook<br />
de nieuwe functie is totaal tegengesteld aan de bestaande.<br />
Om het nieuwe gebouw in tegenstelling met de bestaande<br />
bebouwing te kunnen ontwerpen, is het bestaande Complex<br />
compleet geanalyseerd met betrekking tot verschillende thema’s<br />
als massa, vorm, volume, ontsluiting, gevels, ruimtes, materiaalgebruik<br />
en constructie. Aan de hand hiervan zijn uitgangspunten<br />
voor de nieuwbouw opgesteld.<br />
Het meest kenmerkend voor de bestaande bouw is de plaatsing<br />
van rechthoekige, massieve bakstenen volumes, symmetrisch<br />
van vorm en beëindigd met schilddaken, op een orthogonaal<br />
raster.<br />
Het nieuwe ontwerp is hier tegengesteld aan ontworpen door<br />
een vrije vorm verdraaid ten opzichte van het bestaande orthogonale<br />
raster centraal tussen de bestaande bebouwing te plaatsen.<br />
Het nieuwe volume bestaat - behalve uit een ondergrondse parkeergarage<br />
- uit drie deconstructivistisch ontworpen massa’s,<br />
waarvan één het verticale transport, één een open en één een<br />
gesloten blok is. Het verticale transport is tevens de constructieve<br />
kern van het gebouw, waaraan de 2 andere massa’s los van<br />
het maaiveld door middel van een staalconstructie zijn bevestigd.<br />
Luchtbruggen op het 1e verdiepingniveau verbinden de verschillende<br />
gebouwen met de nieuwbouw. Deze bruggen geven<br />
de verdraaiing van het nieuwe volume duidelijk weer.<br />
Doordat de nieuwbouw in het openbare park gebouwd wordt, is<br />
deze van alle drie de open zijden van het Complex te benaderen.<br />
Hoewel de andere gebouwen ook ieder hun eigen entree behouden,<br />
zal de hoofdontsluiting en routing via de nieuwbouw<br />
plaatsvinden. De gehele eerste verdieping van het open blok is<br />
hieraan gewijd. Op de tweede en derde verdieping bevinden<br />
zich de inspanningsfuncties zoals een fitness gedeelte in het<br />
open blok en een multifunctionele aerobics-zaal in het gesloten<br />
blok.<br />
Qua materiaalgebruik is voor de drie volumes voor verschillende,<br />
innovatieve materialen gekozen. Zo bestaat het open blok uit<br />
een los van de vloeren - en daarmee achterliggende functies -<br />
staande structurele glasgevel met schuine stijlen en regels. Het<br />
gesloten blok wordt als blikvanger van het Complex aan alle zijden<br />
bekleed met blinkende, titanium gevelplaten. De bruggen<br />
zijn ook ontworpen met een structureel glazen dak- en gevelsysteem.<br />
Dit systeem loopt door in de andere gebouwen, waardoor<br />
de bruggen zowel van de nieuwbouw als de bestaande bouw<br />
onderdeel uitmaken.<br />
Op deze manier wordt ondanks de nieuwe functie en de toegevoegde<br />
nieuwbouw de bestaande bebouwing maximaal in haar<br />
waarde gelaten. Hierdoor zal het ontspanningscentrum uiteindelijk<br />
positief onderdeel gaan uitmaken van de Roermondse<br />
binnenstad.<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
19
I. de Haan<br />
Verkeer in VINEX<br />
Een onderzoek naar de besluitvorming m.b.t. de verkeerskundige<br />
aspecten in woonwijken<br />
Afstudeerrichting<br />
Stedebouw<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. dr. H.J.P. Timmermans<br />
Dr. T.A. Arentze<br />
Ir. A.W.J. Borgers<br />
Dr. Ing. P.J.H.J. van der Waerden<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
20<br />
Samenvatting<br />
In dit onderzoek heeft een verkenning plaatsgevonden naar de<br />
inbreng van de verkeerskundige discipline binnen het stedenbouwkundige<br />
ontwerpproces van uitbreidingslocaties. Met<br />
behulp van interviews is het besluitvormingsproces met betrekking<br />
tot de planvorming voor zeven geselecteerde wijken in<br />
kaart gebracht. De beslissingen blijken sterk afhankelijk te zijn<br />
van de bestaande situatie en de stedenbouw- en verkeerskundigen<br />
overwegen weinig verschillende oplossingsrichtingen.<br />
Externe partijen hebben een belangrijke invloed op het eindresultaat.<br />
De resultaten van dit onderzoek zijn samengevat in een<br />
totaaloverzicht van overwegingen, externe invloeden en keuzes.<br />
Trefwoorden<br />
Besluitvorming<br />
Kennisacquisitie<br />
Kwalitatief onderzoek<br />
Uitbreidingslocaties<br />
Stedenbouwkundig ontwerpen<br />
Stedenbouw beïnvloedt mede de levenskwaliteit van mensen.<br />
De consequenties van stedenbouwkundige ingrepen zijn echter<br />
moeilijk in te schatten. Door het grote aantal partijen en belangen<br />
is het stedenbouwkundig ontwerpproces complex. De leerstoel<br />
Stedenbouwkundige Planologie van de faculteit<br />
Bouwkunde ontwikkelt momenteel een systeem om de stedenbouwkundige<br />
te ondersteunen bij het maken van een ontwerp,<br />
namelijk het MASQUE-systeem.<br />
In het MASQUE-systeem wordt uitgegaan van een multidisciplinair<br />
ontwerpproces, waarin zogenaamde ‘Agents’ een bijdrage<br />
leveren. De ‘Agents’ zijn experts in verschillende disciplines,<br />
zoals bijvoorbeeld wonen en verkeer. Dit <strong>afst</strong>udeeronderzoek<br />
richt zich op de verkeerskundige discipline binnen het stedenbouwkundige<br />
ontwerpproces van uitbreidingslocaties. Het<br />
onderhavige onderzoek richt zich op de uitbreidingslocaties van<br />
dit moment, de VINEX-wijken.<br />
Doelstelling<br />
Een uitvoerige verkenning van de rol van een verkeerskundige<br />
binnen het ontwerpproces van een uitbreidingslocatie zal<br />
inzicht moeten geven in zowel de proces- als de inhoudskant.<br />
Dit inzicht zal (mede) gebruikt worden voor het ontwikkelen<br />
van de verkeerskundige ‘Agent’ als component van een<br />
Planning Ondersteunend Systeem als MASQUE.<br />
Probleemstelling<br />
Wat is de rol van een verkeerskundige, zowel procesmatig als<br />
inhoudelijk, in het stedenbouwkundige ontwerpproces van een<br />
uitbreidingslocatie<br />
- Op welk moment en in overleg met welke partijen moet<br />
verkeerskundig advies worden ingebracht<br />
- Welke kennis is nodig op welk moment ten behoeve van het<br />
geven van verkeerskundig advies<br />
- Op welke wijze kan de vergaarde kennis worden vastgelegd<br />
Onderzoek<br />
Bij gebrek aan geschikte literatuur als uitgangspunt, is gekozen<br />
voor open interviews als onderzoeksmethode. Met behulp van<br />
de Strategische Keuze Benadering is een interviewopzet tot<br />
stand gekomen. In ieder interview staat een case, een VINEXwijk,<br />
centraal. In twee aparte interviews, één met de stedenbouwkundige<br />
en één met de verkeerskundige, wordt informatie<br />
over het ontwerpproces van dit concrete project verzameld.<br />
Om een gevarieerde steekproef te krijgen zijn drie differentiatiecriteria<br />
opgesteld: Randstad of niet-Randstad, grote of kleine<br />
stad en grote of kleine locatie. Op basis van deze criteria zijn<br />
zeven uitbreidingslocaties geselecteerd. De veertien respondenten<br />
dienen als stedenbouw- of verkeerskundige vanaf het begin<br />
betrokken te zijn bij het ontwerpproces van de VINEX-wijk.
Figuur 1 Basisopzet beslisoverzicht<br />
De interviews zijn in twee fasen afgenomen. Na de eerste fase<br />
heeft een evaluatie van de interviewopzet plaatsgevonden.<br />
De interviewopzet blijkt theoretisch een goede basis. De structuur<br />
en vaste volgorde sluit echter niet goed aan bij de denk- en<br />
handelswijze van de respondenten. In de tweede fase wordt de<br />
interviewopzet vooral flexibel en als leidraad ingezet. De gewijzigde<br />
aanpak is succesvol. In verband met tijdgebrek wordt in<br />
de tweede fase vooral gelet op het primaire besluitvormingsproces<br />
en de invloed van externe partijen. De optimale interviewduur<br />
bedraagt 1,5 uur.<br />
In kwalitatief onderzoek is een transcriptiesysteem noodzakelijk<br />
om alle data te structureren en toegankelijk te maken. Het ontwikkelde<br />
beslisoverzicht ordent per planfase het besluitvormingsproces<br />
met betrekking tot elk beslispunt. De projectgebonden<br />
informatie is veralgemeniseerd en is samengevoegd in<br />
een totaaloverzicht.<br />
Resultaten<br />
De verkeerskundige is, evenals de stedenbouwkundige, vanaf<br />
het begin van het project betrokken als lid van het projectteam.<br />
Hij/zij heeft geen ondergeschikte rol. Er zijn geen standaardprocedures<br />
en de besluitvorming heeft een informeel karakter.<br />
Verder blijkt dat de overheid en financiële partijen duidelijk<br />
invloed uitoefenen op het besluitvormingsproces. Aangezien<br />
deze partijen momenteel ontbreken in het MASQUE-systeem,<br />
is de belangrijkste aanbeveling dan ook om het MASQUE-systeem<br />
met deze disciplines aan te vullen.<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
21<br />
De beslispunten blijken in hoofdlijnen locatiespecifiek te zijn.<br />
De stedenbouw- en verkeerskundigen zien slechts een beperkt<br />
aantal oplossingsrichtingen. Het ontwerp voor de VINEX-wijk<br />
leunt vooral op de bestaande situatie en de ontwerper moet<br />
zich, volgens de respondenten, aanpassen. Alternatieve oplossingen<br />
worden daarom nauwelijks overwogen. Bij de overwegingen<br />
van de twee disciplines speelt bereikbaarheid een grote rol.<br />
Ook hier komt het aansluiten op de bestaande structuur sterk<br />
naar voren. De ontwerpers anticiperen op onzekerheden door<br />
middel van ruimtereserveringen en door rekening te houden<br />
met een eventuele specifieke toekomstige ontwikkeling. De<br />
ingebrachte kennis komt met name voort uit de eigen expertise<br />
van de stedenbouw- en verkeerskundigen.<br />
In dit <strong>afst</strong>udeeronderzoek is inzicht verkregen in de verkeerskundige<br />
component in het stedenbouwkundige ontwerpproces<br />
van uitbreidingslocaties. In een vervolgonderzoek kan deze verkenning<br />
wellicht worden uitgebreid, zodat de verkeerskundige<br />
‘Agent’ ontwikkeld kan worden. Benodigde stappen daartoe zijn<br />
onder andere het opstellen van een netwerk van beslispunten<br />
en het onderzoeken van het belang van de verschillende overwegingen.<br />
Door middel van enquêtes is een grotere steekproef<br />
mogelijk en kunnen generalisaties beter plaatsvinden.
R. Hilberts<br />
Bellavista<br />
Behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische open ruimte<br />
rondom vestingsteden<br />
Afstudeerrichting<br />
Stedebouw<br />
Afstudeercommissie<br />
Dr. ir. C.H. Doevendans<br />
Ing. J.P.F.A. Snijders<br />
Ir. R.A. Rutgers<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
22<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
Samenvatting<br />
Cultuurhistorische open ruimte is open ruimte die een directe<br />
samenhang heeft met een cultuurhistorisch object (vestingstad)<br />
en de landschappelijk en/of cultuurhistorische context afleesbaar<br />
houdt. Door compacte verstedelijking staat deze onder<br />
druk, anderzijds staat cultuurhistorie wel in de belangstelling.<br />
In het spanningsveld tussen ruimtelijke dynamiek en behoud<br />
van cultuurhistorie heb ik een methodiek voorgesteld die uitgaat<br />
van het benoemen van de cultuurhistorische karakteristieken<br />
van de open ruimte waarmee de mogelijkheden voor ruimtelijke<br />
ontwikkeling duidelijk worden. De ontwikkelde checklist biedt<br />
zeven handvatten voor ruimtelijke dynamiek in de cultuurhistorische<br />
open ruimte.<br />
Trefwoorden<br />
Stedenbouw<br />
Stadsontwikkeling<br />
Cultuurhistorie<br />
Heusden<br />
Hulst<br />
Figuur 1 Plan voor Heusden<br />
Figuur 4 Ontwerp voor een voormalige fort bij Hulst<br />
Mede door de Nota Belvedère uit 1999 is er momenteel binnen<br />
de stedenbouw en ruimtelijke ordening veel aandacht voor cultuurhistorie.<br />
In Bellavista richt ik me op cultuurhistorische<br />
open ruimte. Dat is open ruimte die een directe samenhang<br />
heeft met een cultuurhistorisch object (in dit onderzoek vestingsteden)<br />
en die de landschappelijk en/of cultuurhistorische context<br />
afleesbaar houdt. Het mooiste voorbeeld van cultuurhistorische<br />
open ruimte bij een vestingstad is het Bossche Broek bij<br />
’s-Hertogenbosch. Daar is de open ruimte verankerd de ruimtelijke<br />
structuur, bij veel kleinere steden is dat niet het geval en<br />
staat de open ruimte onder verstedelijkingsdruk.<br />
Door cultuurhistorie in het algemeen en cultuurhistorische<br />
open ruimte specifiek centraal te stellen in de ruimtelijke<br />
ordening wil ik onderzoeken welke kansen en bedreigingen dat<br />
biedt voor de cultuurhistorische waarde en de ruimtelijke dynamiek<br />
in de cultuurhistorische open ruimte.<br />
Door middel van dit onderzoek wil ik handvatten aanbieden<br />
voor het behoud en de ontwikkeling deze open ruimten rondom<br />
vestingsteden.<br />
Dit onderzoek richt zich op het benoemen van de karakteristieken<br />
van de cultuurhistorische open ruimte en het plaatsen van<br />
de cultuurhistorische open ruimte ten opzichte van de ruimtelijke<br />
dynamiek. Dat gebeurt aan de hand van een analyse van de<br />
cultuurhistorie, de ruimtelijke ordening en van de relatie tussen<br />
deze beide. Dit leidt tot een checklist met zeven handvatten voor<br />
ontwikkeling en planvorming rond cultuurhistorische open<br />
ruimte. Deze methode wordt getoetst in twee casussen,<br />
Heusden en Hulst, waarna een terugkoppeling volgt.<br />
Cultuurhistorische open ruimte is niet bij veel vestingsteden te<br />
vinden. De negen beste voorbeelden zijn geanalyseerd.<br />
Er is in theorie onderscheid te maken naar vier verstedelijkingspatronen<br />
waarvan er twee veel voorkomen: vista en satelliet.<br />
De historische en ruimtelijke analyse van de cultuurhistorische<br />
open ruimte leiden tot de (algemene) cultuurhistorische karakte-
Figuur 2 Plan voor Hulst<br />
Figuur 3 Cultuurhistorische open ruimte Hulst<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
23<br />
ristieken: openheid en de bijzondere plek in de stad. Daarna<br />
volgt een analyse van het nationale ruimtelijk beleid, van de te<br />
verwachten ruimtelijke ontwikkelingen en een literatuuranalyse<br />
van stadsrandenproblematiek.<br />
Tussen cultuurhistorie en ruimtelijke dynamiek bestaat een<br />
spanningsveld waarbij zij elkaar kunnen versterken en elkaar<br />
kunnen frustreren. Voor de omgang met cultuurhistorie in de<br />
ruimtelijke ordening worden drie strategieën gepresenteerd,<br />
conserveren, transformeren en negeren. De basis van de drie<br />
strategieën is het nauwkeurig benoemen van de cultuurhistorische<br />
karakteristieken. Transformeren is de meest aangewezen<br />
strategie voor cultuurhistorische setting vanwege de evenwichtige<br />
aandacht voor cultuurhistorische waarde en ruimtelijke dynamiek.<br />
De analyse leidt tot een checklist met zeven aspecten ten aanzien<br />
van planvorming rond cultuurhistorische open ruimte.<br />
De zeven aspecten zijn openheid, verstedelijking, functie, identiteit,<br />
toegankelijkheid, zichtbaarheid, randen en verbinding.<br />
In het schema zijn deelaspecten, onderlinge relaties, de cultuurhistorische<br />
karakteristiek en mogelijke strategieën aangegeven.<br />
Verder kan aan de hand van een analyse van de betreffende<br />
open ruimte het schema ingevuld worden waarbij de onderlinge<br />
relaties duidelijk worden.<br />
Heusden is een vestingstadje aan de Bergse Maas.<br />
De voornaamste ruimtelijke problematiek betreft het gebrek aan<br />
ruimtelijke dynamiek en de nivellering van het landschappelijk<br />
contrast. De landschappelijke en historische relatie met de Maas<br />
is de voornaamste cultuurhistorische karakteristiek.<br />
De ingrepen die volgen zijn het herstel van het (deels verdwenen)<br />
Oude Maasje als landschappelijk element (aspect verbinding<br />
uit de checklist), een nieuwe oostelijke rand voor Oud-<br />
Heusden (aspect randen) en een onderzoek naar een uitbreidingsmogelijkheid<br />
voor Heusden (aspect verstedelijking).<br />
Hulst is de centrale kern in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen.<br />
Hulst heeft een lange geschiedenis als frontierstad, van de<br />
Tachtigjarige Oorlog tot en met de Franse Tijd. De karakteristieken<br />
van de open ruimte: kreken en inundatiegebieden en de<br />
linie en de vestingwerken, hangen daar dan ook mee samen,<br />
Belangrijke thema’s zijn de positie van Hulst als ‘Koopstad’ en<br />
de beperkte mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen.<br />
Verder spelen de vitaliteit van het platteland, de positie van de<br />
landbouw en een grote vraag naar waterberging een rol.<br />
De belangrijkste onderdelen van het plan zijn het aanpakken<br />
van een rafelrand (aspect randen), het kappen van bossages<br />
rond de vesting (aspect openheid en zichtbaarheid) en het ontwikkelen<br />
van het (typisch Zeeuws-Vlaamse) krekenstelsel als<br />
drager van natuur, recreatie en waterberging.<br />
De waarde van de methode zit in twee punten. In de eerste<br />
plaats in het bepalen van de cultuurhistorische karakteristieken<br />
waarmee ruimte ontstaat voor een culturele dimensie aan ruimtelijke<br />
ontwikkelingen in de cultuurhistorische open ruimte.<br />
Op de tweede plaats in de handvatten die de checklist biedt voor<br />
bij potentiële ruimtelijke ontwikkeling in de open ruimte om<br />
deze ontwikkeling te gebruiken als transformatie ten gunste van<br />
zowel de cultuurhistorische karakteristieken als de ruimtelijke<br />
ontwikkeling. Verschillende aspecten van de checklist zijn<br />
bruikbaar voor het omgaan met stedelijke open ruimte in het<br />
algemeen, de checklist als geheel niet. De methode van het<br />
bepalen van de cultuurhistorische karakteristiek en die proberen<br />
te behouden is een invalshoek die wel in het algemeen bruikbaar<br />
is.
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
24<br />
E.M. van den Hove<br />
Het beheersen van tekeningprocedures<br />
Tekeningbesturingssysteem voor het plannen, bewaken en<br />
bijsturen van het tekenwerk bij Heijmans IBC Bouw<br />
Afstudeerrichting<br />
Uitvoeringstechniek<br />
Afstudeercommissie<br />
Ir. E.R. Poortman<br />
Dr. ir. E.W. Vastert<br />
Ir. M. Bottema<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
Samenvatting<br />
Heijmans ervaart problemen met het beheersen van de tekeningprocedures.<br />
Uit de analyse blijkt dat maar liefst 84% van<br />
alle sparingstekeningen gemiddeld 34 werkbare dagen te laat<br />
gereed komt. Ook is 85% van alle vormtekeningen te laat<br />
gereed.<br />
Hiertoe is een tekeningbesturingssysteem ontwikkeld op gebaseerd<br />
op het tekeningtraject, welke de onderlinge inhoudelijke<br />
en tijdsgebonden relaties tussen de verschillende tekeningprocedures<br />
weer geeft.<br />
Trefwoorden<br />
Planning<br />
Voorbereiding<br />
Tekeningprocedures<br />
Sparingstekening<br />
Tijdsbeheersing<br />
Aanleiding<br />
Tijd is geld. Op tijd starten met bouwen is om die reden ook van<br />
essentieel belang. Om op tijd te kunnen starten met bouwen,<br />
moet de juiste informatie beschikbaar zijn. Bij Heijmans IBC<br />
Bouw is geconstateerd dat er veel problemen zijn met het op tijd<br />
gereed komen van de werktekeningen. Deze situatie wordt als<br />
problematisch beschouwd. Deze problematische situatie wordt<br />
in beeld gebracht tijdens de analyse bij Heijmans IBC Bouw.<br />
Het beheersen van tekeningprocedures bij Heijmans IBC Bouw<br />
Voor de analyse bij Heijmans IBC Bouw is één tekeningprocedure<br />
onder de loep genomen waarover Heijmans IBC Bouw de<br />
coördinatie heeft, namelijk de sparingsprocedure. De sparingsprocedure<br />
is de tekeningprocedure voor de sparingstekening,<br />
een werktekening waarin de positie en de afmeting van de sparingen<br />
voor de W- en E-installaties zijn getekend. Het doel van<br />
de tekeningprocedure is de definitief voor uitvoering gestempelde<br />
tekening op tijd gereed te krijgen.<br />
Uit de analyse blijkt dat 84% van de sparingstekeningen niet op<br />
tijd gereed is met een gemiddelde overschrijding van 36 werkbare<br />
dagen. Aan dit probleem ligt een aantal knelpunten ten<br />
grondslag. De knelpunten zijn te herleiden tot één hoofdoorzaak.<br />
De hoofdoorzaak is dat de huidige manier van plannen,<br />
bewaken en bijsturen niet leidt tot het beheersen van de sparingsprocedures.<br />
Tevens blijkt dat 85% van de constructieve vormtekeningen te<br />
laat gereed is, waardoor ook 85% van de sparingsprocedures niet<br />
op tijd kan starten. Hieruit blijkt dat de relaties tussen de verschillende<br />
tekeningprocedures van invloed zijn op het wel of<br />
niet op tijd gereed komen van de werktekeningen.<br />
Doelstelling<br />
Uit de analyse blijkt dat de huidige manier van plannen, bewaken<br />
en bijsturen niet leidt tot het beheersen van de sparingsprocedure.<br />
Tevens blijkt dat de inhoudelijke relaties tussen de verschillende<br />
tekeningprocedures essentieel zijn voor het beheersen<br />
van het totale tekenproces. Dit heeft geresulteerd in de doelstelling<br />
voor dit <strong>afst</strong>udeerproject.<br />
Het ontwikkelen van een tekeningbesturingssysteem gebaseerd<br />
op de onderlinge relaties tussen de verschillende tekeningprocedures,<br />
voor het plannen en bewaken van de tijd bij het maken<br />
van de werktekeningen bij Heijmans IBC Bouw.<br />
Het ontwerptraject<br />
Tijdens het ontwerpen van het tekeningbesturingssysteem zijn<br />
drie belangrijke pijlers ontwikkeld welke de basis vormen van<br />
het systeem.<br />
- De bestaande tekeningprocedures zijn aangepast en opnieuw<br />
vormgegeven:<br />
Allereerst zijn alleen die tekeningprocedures die ook werkelijk<br />
in de praktijk gebruikt worden geselecteerd voor het nieuwe<br />
ontwerp. Van deze procedures zijn de activiteiten gestandaardiseerd,<br />
zodat het eenduidig is wat met een activiteit<br />
bedoeld wordt. Vervolgens is ook de rolverdeling gestandaar<br />
diseerd, waardoor in elke procedure vast ligt welke activiteit<br />
door welke rol wordt vervuld. De procedures zijn uitgetekend<br />
in de vorm van een balkenschema, waarbij door middel van<br />
kleur en arcering de activiteiten en rollen gevisualiseerd zijn;<br />
- De tekeningprocedures zijn aan elkaar gekoppeld in het tekeningtraject:<br />
Zoals reeds genoemd, hebben de verschillende werktekeningen<br />
een inhoudelijke relatie met elkaar. Informatie van de ene tekening<br />
is benodigd voor het maken van de andere tekening. De<br />
inhoudelijke relaties tussen de verschillende soorten werktekeningen<br />
zijn in het zogenaamde tekeningtraject vormgegeven<br />
door de procedures van de werktekeningen aan elkaar te koppelen.<br />
Op activiteitniveau is nu visueel gemaakt wanneer de juiste<br />
informatie gereed is voor een activiteit van een andere procedure.<br />
Niet alleen de inhoudelijke relaties zijn hiermee in beeld<br />
gebracht, maar ook de tijdsgebonden relaties. Men kan pas starten<br />
met activiteit B van procedure Y, wanneer activiteit A van<br />
procedure X is afgerond;<br />
- Een nieuwe tekeningcodering is ontwikkeld welke de inhoud
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afbeelding 1<br />
25<br />
van de tekening weergeeft:. Op basis van de tekeningcode kan<br />
bepaald worden welke procedure gehanteerd moet worden. De<br />
tekeningcode is opgebouwd uit het type tekening, de locatie en<br />
het bouwdeel. De gefaseerde uitvoering, zoals staat weergegeven<br />
in de overallplanning, bepaalt welke informatie op welke tekening<br />
moet komen te staan. Welk type tekening gemaakt moet<br />
worden, volgt hierbij direct uit het bouwdeel.<br />
Van tekeningtraject naar tekeningplanning<br />
Het ontworpen tekeningtraject vormt de basis voor de tekeningplanning.<br />
Door het invoeren van projectafhankelijke factoren,<br />
wordt het tekeningtraject afgestemd op het betreffende project.<br />
Door het invoeren van partijen, krijgt elke partij zijn eigen rol<br />
met bijbehorende activiteiten. Door het invoeren van locaties en<br />
bouwdelen, worden de tekeningcodes, en hiermee dus ook de te<br />
maken tekeningen, bepaald. Door het invoeren van startdata<br />
voor de uitvoering, wordt het tekeningtraject tenslotte omgezet<br />
tot een tekeningplanning. Uit deze tekeningplanning worden de<br />
partijgebonden taakoverzichten gegenereerd, welke als persoonlijke<br />
leidraad dienen voor het tekenwerk.<br />
daarvan wel of niet een waarschuwing geven. Op basis van deze<br />
waarschuwing kan de coördinator van het tekenwerk actie<br />
ondernemen en de vertraging bijsturen. Hierbij wordt gebruik<br />
gemaakt van de mogelijkheid om gevolgen van vertragingen in<br />
beeld te brengen en vertragingen in te halen door de inzet van<br />
noodmaatregelen. Deze noodmaatregelen dienen handmatig en<br />
naar inzicht van de coördinator van het tekenwerk toegepast te<br />
worden.<br />
Het tekeningbesturingssysteem<br />
Het ontworpen tekeningbesturingssysteem is een gekoppeld<br />
systeem bestaande uit een planningsapplicatie en een documentenbeheersysteem<br />
gebaseerd op een gezamenlijke database op<br />
het Internet. Alle tekeningen bevinden zich in één gezamenlijke<br />
database welke binnen het documentenbeheersysteem beheerd<br />
wordt. In het systeem kunnen de gebruikers, oftewel de betrokken<br />
partijen, tekeningen verzenden, ontvangen en zoeken.<br />
In het tekeningbesturingssysteem kunnen de projectafhankelijke<br />
gegevens daadwerkelijk ingevoerd worden door de coördinator,<br />
waardoor het tekeningtraject omgezet wordt naar een tekeningplanning.<br />
De tekeningplanning wordt automatisch bewaakt<br />
door dit systeem. Het systeem kan signaleren of een tekening<br />
op een bepaalde datum een bepaalde status heeft en op basis
Ing. N.J.C. Jans<br />
Tijd, Geld, Kwaliteit…en Imago dan<br />
Een exploratief onderzoek naar het beheersen van imagoschade<br />
bij complexe infrastructurele projecten<br />
Afstudeerrichting<br />
Construction Management & Engineering<br />
Afstudeercommissie<br />
Ir. A.L.M. van Eekelen<br />
Prof. dr. ir. W.F. Schaefer<br />
Ir. D. Roeleven<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
26<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
Samenvatting<br />
Momenteel wordt er bij complexe infrastructurele projecten<br />
voornamelijk beheerst op de “harde” aspecten Tijd, Geld en<br />
Kwaliteit en blijft het expliciet sturen op het beheersen van het<br />
imago een ondergeschoven kindje. De directe gevolgen van<br />
schade aan dit imago zijn namelijk nauwelijks zichtbaar, maar<br />
indirect leidt imagoschade tot een afname van de slagvaardigheid<br />
van projectorganisaties van dergelijke projecten. Een casestudy<br />
bij de projectorganisatie HSL-Zuid en een benchmark<br />
met soortgelijke projecten moeten resulteren in verbeterpunten<br />
voor de beheersing van imagoschade bij complexe infrastructurele<br />
projecten.<br />
Trefwoorden<br />
Risicomanagement<br />
Imagoschade<br />
Communicatie<br />
Projectbeheersing<br />
Infrastructuur<br />
Afbeelding 1<br />
Afbeelding 2<br />
Momenteel wordt er bij complexe infrastructurele projecten<br />
voornamelijk beheerst op de “harde” aspecten Tijd, Geld en<br />
Kwaliteit en blijft het expliciet sturen op het imago nog een<br />
ondergeschoven kindje. De directe gevolgen van schade aan dit<br />
imago zijn namelijk nauwelijks zichtbaar en imagoschade komt<br />
daardoor vaak pas in het vizier van risicomanagers, indien het<br />
direct de continuïteit en beheersbaarheid van het project in<br />
gevaar brengt. Er zijn echter wel indirecte gevolgen van imagoschade<br />
te onderkennen. Het zorgt namelijk voor een afname<br />
van de financiële bewegingsvrijheid van projectorganisaties en<br />
bovendien kunnen relaties met externe partijen hierdoor aangetast<br />
worden. Kortom: imagoschade leidt bij complexe infrastructurele<br />
projecten indirect tot een afname van de slagvaardigheid<br />
van de projectorganisatie.<br />
De doelstelling van dit <strong>afst</strong>udeeronderzoek is het aandragen<br />
van verbeterpunten voor de beheersing van imagoschade bij<br />
complexe infrastructurele projecten.<br />
Hiervoor is een exploratief onderzoek verricht, dat bestaat uit<br />
een vooronderzoek en een casestudy bij de projectorganisatie<br />
HSL-Zuid.<br />
High-profile infrastructurele projecten zoals de HSL-Zuid staan<br />
door hun complexe karakter in het middelpunt van de belangstelling<br />
van de politiek, de media en de burger.<br />
Deze complexiteit wordt bijvoorbeeld gekenmerkt door de ruimtelijke-,<br />
economische- en maatschappelijke impact op de omgeving,<br />
de lange doorlooptijd met veranderende behoeften en -<br />
eisen en het grote aantal actoren met ieder hun eigen belangen.<br />
De aanspraak op publieke financiële middelen, de geëmancipeerde<br />
maatschappij en het moeizaam kunnen aantonen van<br />
nut en noodzaak maken het bij dit soort projecten nog eens<br />
extra noodzakelijk dat het imago voldoende positief wordt<br />
gevoed, om de hierboven genoemde gevolgen van imagoschade<br />
te kunnen mitigeren.
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
27<br />
Complexe infrastructurele projecten bouwen voortdurend aan<br />
hun imago in de samenleving, of ze nu willen of niet.<br />
Hoe beter dat imago, hoe effectiever zij kunnen optreden. Het<br />
imago van het project, en daarmee de projectorganisatie, bepaalt<br />
namelijk hoe er vanuit de maatschappij en de politiek wordt<br />
gereageerd op bepaalde issues. Bij een sterk imago kunnen deze<br />
issues wellicht worden afgedaan als een incident. Een sterk<br />
imago werkt hierin dus als een verdedigingswal.<br />
Positief voeden van dit imago kan door zichzelf te positioneren<br />
middels kernboodschappen die weliswaar veelvuldig herhaald<br />
moeten worden, om omgepikt te worden door de doelgroep.<br />
Ook door promotionele activiteiten te ontplooien, en deze te<br />
koppelen aan de werkzaamheden en de techniek, is men in staat<br />
om niet alleen overlast en andere negatieve informatie te communiceren.<br />
Daarnaast is draagvlakvorming bij alle partijen essentieel voor<br />
het op succesvolle wijze ontwikkelen en uitvoeren van complexe<br />
projecten. Door de omgeving tijdig en inhoudelijk bij het project<br />
te betrekken via zorgvuldige interactie en vormen van inspraak<br />
kan maatschappelijk draagvlak gecreëerd worden, wat weer zijn<br />
weerslag heeft op de politieke steun. Vanuit de literatuur wordt<br />
hierbij ingezet op verregaande inspraakmogelijkheden, terwijl<br />
bij onderzochte projecten ook het beeld bestaat dat deze<br />
inspraak bij voorbaat moeizaam verloopt vanwege het “Not in<br />
my backyard”-gevoel bij omwonenden en ongewenst is omdat<br />
het vertragend werkt. Van belang is in ieder geval dat duidelijk<br />
wordt aangegeven in hoeverre inspraak mogelijk is. Ook loont<br />
het om stakeholders te betrekken bij het onderzoek naar oplossingsmogelijkheden<br />
voor bijvoorbeeld het ontwerp of bij<br />
beheersmaatregelen, zodat door hen zelf conclusies kunnen<br />
worden getrokken.<br />
Uit de casestudy bij de projectorganisatie HSL-Zuid kan worden<br />
geconcludeerd dat aannemers zich een andere rol aanmeten dan<br />
de overheid. Terwijl de projectorganisatie HSL-Zuid pro-actief<br />
stuurt op het voorkomen van imagoschade, repareert een aannemer<br />
problemen vaak achteraf. De huidige contractvormen met<br />
aannemers staan imagobeheersing daarom in de weg, omdat<br />
hierin geen stimulans is ingebouwd, waardoor een aannemer<br />
zich actief opstelt. Het verdient daardoor aanbeveling om te<br />
onderzoeken hoe een aannemer (gedwongen) bewuster gemaakt<br />
kan worden ten aanzien van de omgeving om imagoschade te<br />
voorkomen.<br />
Een pro-actieve manier van imagobeheersing is het overdraagbaar<br />
maken van technische informatie richting burgers en<br />
media. Zij moeten namelijk de vertaalslag kunnen maken tussen<br />
hetgeen ze fysiek waarnemen en de (technische) beslissing<br />
of oorzaak die hieraan ten grondslag ligt. Burgers en media<br />
moeten vaak, behoudens geïnformeerd, ook overtuigd worden<br />
om deze vertaalslag te kunnen en willen maken.<br />
De afdeling Communicatie moet bij complexe infrastructurele<br />
projecten bovendien voldoende beïnvloedend gebruikt worden<br />
op het besluitvormingsproces, zodat de omgeving hierin wordt<br />
meegenomen. Hierbij moet interne transparante communicatie<br />
actief gestimuleerd worden, zodat de feitelijke grondslag<br />
omtrent issues bekend is, en men een gedegen beheersingsadvies<br />
kan aanleveren.
S. Jongerius<br />
De Slimfaçade<br />
De ontwikkeling van een geprefabriceerd, modulair façadesysteem<br />
met geïntegreerde installatietechniek<br />
Afstudeerrichting<br />
Bouwtechnisch Ontwerpen<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg<br />
Ir. A.W.C. Timmermans<br />
Dr. ir. H.L. Schellen<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
Samenvatting<br />
Dit <strong>afst</strong>udeerproject betreft de ontwikkeling van een façadesysteem<br />
binnen de Slimbouwen© strategie. Deze strategie heeft<br />
het bereiken van een hoger niveau van industrialisatie binnen<br />
de bouwsector als doel. Dit kan worden bereikt door slim te ontwerpen,<br />
efficiënt gebruik van materiaal, prefabricage en flexibele<br />
integratie van installatietechniek. Het uiteindelijk ontwikkelde<br />
façadesysteem, de Slimfaçade, bestaat uit geprefabriceerde, kanten-klare<br />
elementen met geïntegreerde installatietechniek. Op de<br />
bouwplaats hoeven de elementen slechts aan de draagconstructie<br />
te worden opgehangen en worden de installatietechnische<br />
componenten door flexibele koppelingen op de gebouwinstallaties<br />
aangesloten. Met het ontwikkelde systeem is het mogelijk<br />
snel te bouwen en worden de werkzaamheden op de bouwplaats<br />
beperkt.<br />
Afbeelding 1<br />
28<br />
Trefwoorden<br />
Tweede huid façade<br />
Integratie<br />
Installatietechniek<br />
Prefabricage<br />
Modulair<br />
Afbeelding 4<br />
Inleiding<br />
Wanneer de bouwsector wordt vergeleken met andere industriële<br />
takken blijkt dat het niveau van industrialisatie binnen de<br />
bouw erg beperkt is. Dit wordt veroorzaakt door de lange bouwketen<br />
en de vervlechting van leidingen en kanalen met bouwkundige<br />
delen. Als antwoord hierop is de Slimbouwen© strategie<br />
ontwikkeld. Het doel van deze strategie is het realiseren van<br />
een hoger niveau van industrialisatie door ontkoppeling van<br />
bouwkundige delen en installatietechniek. Met name gedurende<br />
de afbouwfase vinden er veel verschillende werkzaamheden<br />
gelijktijdig plaats, welke vaak onderling afhankelijk zijn. De<br />
kernpunten van de strategie zijn flexibiliteit, slank en licht<br />
construeren en het realiseren van procesvoordelen.<br />
Het onderzoek naar en de productontwikkeling binnen de<br />
Slimbouwen© strategie maken onderdeel uit van het onderzoeksprogramma<br />
van de unit Architectural Design &<br />
Engineering. Dit <strong>afst</strong>udeerproject betreft de ontwikkeling van<br />
een façadesysteem binnen de Slimbouwen© strategie. Dit heeft<br />
geleid tot de ontwikkeling van een façadesysteem dat is opgebouwd<br />
uit grote, geprefabriceerde elementen. In deze elementen<br />
is de noodzakelijke installatietechniek flexibel geïntegreerd.<br />
De elementen worden kant-en-klaar op de bouwplaats aangeleverd.<br />
Ze zijn eenvoudig te monteren en worden door middel<br />
van flexibele koppelingen op de gebouwinstallaties aangesloten.<br />
Op deze wijze wordt de hoeveelheid werkzaamheden op de<br />
bouwplaats verminderd, de bouwtijd verkort en wordt er een<br />
stap gedaan richting een sequentiële inrichting van het bouwproces.<br />
Onderzoek<br />
Alvorens met de ontwikkeling van de Slimfaçade is begonnen is<br />
er onderzoek verricht en is er een Programma van Eisen opgesteld.<br />
Het doel van het uitgevoerde onderzoek is het vaststellen<br />
van mogelijkheden en kansen voor een dergelijk façadesysteem.<br />
Hierbij is onderzoek verricht naar bestaand geveltypologieën, de<br />
praktijk waarin gevelbouwondernemingen opereren, de
Afbeelding 2<br />
Afbeelding 3<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afbeelding 5<br />
zogenaamde leidingproblematiek en het mogelijke toepassingsgebied.<br />
De bestaande geveltypologieën zijn geanalyseerd en er is<br />
onderzocht welk type de beste mogelijkheden biedt om te dienen<br />
als basis voor de ontwikkeling van de Slimfaçade. Met name<br />
de mogelijkheden voor prefabricage en de integratie van installatietechniek<br />
speelden een belangrijke rol. Op basis van de resultaten<br />
is gekozen voor de tweede-huid-façade. Dit type is een<br />
actieve gevel, waarbij de installatietechniek een belangrijke rol<br />
speelt. Daarnaast is dit type relatief complex van opbouw. Door<br />
prefabricage van grote, kant-en-klare elementen is dus relatief<br />
veel winst te bereiken.<br />
Uit het onderzoek naar de praktijk waarin gevelbouwondernemingen<br />
opereren is gebleken dat prefabricage en de integratie<br />
van installatietechniek in de gevel op meerdere vlakken voordelen<br />
biedt. Gevelbouwondernemingen beginnen dit in te zien en<br />
nemen dan ook stappen in deze richting. De ontwikkelingen<br />
gaan dan ook richting grotere, geprefabriceerde gevelelementen<br />
met geïntegreerde installatietechniek. De mogelijkheden voor<br />
deze ontwikkelingen liggen voornamelijk binnen de utiliteitsbouw.<br />
De resultaten van het onderzoek hebben, samen met de<br />
algemeen geldende eisen, geleid tot een Programma van Eisen.<br />
Dit PvE vormt de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de<br />
Slimfaçade. Door de complexiteit van de tweede-huid-façade als<br />
geveltypologie is een extra analyse van dit actieve geveltype uitgevoerd.<br />
Hierdoor is een goed inzicht verkregen in de bouwtechnische,<br />
constructieve, bouwfysische en installatietechnische<br />
aspecten van de tweede-huid-façade.<br />
Ontwikkeling<br />
Op basis van het Programma van Eisen en de analyse van de<br />
tweede-huid-façade is in verschillende stappen toegewerkt naar<br />
een Definitief Ontwerp. Het DO is hierna technisch uitgewerkt.<br />
Er is eerst een Voorlopig Ontwerp ontwikkeld, waarbij gebruik is<br />
gemaakt van een analytische ontwerpmethode. Verschillende<br />
(deel)varianten zijn ontwikkeld en beoordeeld.<br />
Afbeelding 6<br />
Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Kesselringmethode.<br />
Met deze methode is het mogelijk meerdere producten<br />
of processen ten opzichte van elkaar te beoordelen. Op basis<br />
hiervan is één variant gekozen, welke het VO vormt. Het VO is<br />
daarna getoetst aan de probleem- en doelstelling en het<br />
Programma van Eisen. Dit heeft geleid tot de doorontwikkeling<br />
van het VO, waarbij op verschillende punten wijzigingen zijn<br />
aangebracht. Met name de constructieve opbouw en de integratie<br />
van installatietechniek vormden een knelpunt. Op deze wijze<br />
is het DO tot stand gekomen. Het DO is daarna ten aanzien van<br />
de bouwtechniek, de bouwfysica, de constructie en de installatietechniek<br />
technisch uitgewerkt.<br />
Resultaat<br />
Het resultaat is een hoogwaardige tweede-huid-façade, welke is<br />
opgebouwd uit geprefabriceerde, kant-en-klare elementen. De<br />
elementen zijn verdiepingshoog uitgevoerd en hebben een<br />
breedte van 3600mm. Ze hebben een modulaire opbouw die is<br />
gebaseerd op een maatsysteem van 1200mm. De benodigde<br />
installatietechniek, zoals inductie-units, mechanisch aangedreven<br />
zonwering, regulerende kleppen etcetera, zijn flexibel geïntegreerd.<br />
Het systeem biedt goede mogelijkheden om per toepassing<br />
te worden aangepast aan de randvoorwaarden die uit<br />
een bouwproject voortkomen. Dit heeft betrekking op zowel de<br />
opbouw alsmede de bouwfysische eigenschappen van de elementen<br />
en de geïntegreerde installatietechniek. De elementen<br />
worden op eenvoudige wijze aan de draagconstructie opgehangen<br />
en worden onderling aangesloten door middel van koppelprofielen.<br />
Op deze wijze is een façadesysteem gerealiseerd dat<br />
deels projectonafhankelijk kan worden geproduceerd, flexibel is<br />
en waarmee snel kan worden gebouwd.<br />
29
P.A. Keeman<br />
Duurzame Instandhouding van<br />
Monumenten<br />
‘Heden beslissen over de toekomst van het verleden’;<br />
Op Weg naar een Beslisinstrument voor de Duurzame<br />
Herbestemming van Monumenten<br />
Afstudeerrichting<br />
Bouwtechnisch Ontwerpen<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
30<br />
Afstudeercommissie<br />
Dr. ir. P.A. Erkelens<br />
Ir. G.J.W. van den Brand<br />
Dr. T.A. Arentze<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
Samenvatting<br />
Een duurzame instandhouding van monumenten gaat verder<br />
dan een harmonie tussen de gedachtegoederen achter duurzaam<br />
bouwen en Monumentenzorg; vanuit de duurzame samenleving<br />
zijn immers meer waardekaders te benoemen van waaruit er<br />
bepaalde prestaties van deze gebouwen verlangd worden.<br />
De duurzame herbestemming van een monument valt of staat<br />
bij de beslissingen die gedurende de programma- en ontwerpfase<br />
van het herbestemmingproces genomen worden om deze verschillende<br />
duurzaamheidwaarden van het monument te behouden<br />
en te stimuleren.<br />
Een beslisinstrument kan daarbij ingezet worden om de ‘duurzaamheidpotentie’<br />
van mogelijke beslisopties te evalueren zodat<br />
bewuste keuzes gemaakt worden ten aanzien van het voortbestaan<br />
van het monument.<br />
Trefwoorden<br />
Duurzaamheid<br />
Instandhouding<br />
Monumenten<br />
Herbestemmingproces<br />
Beslisinstrument<br />
Tot op heden hebben monumenten de bescherming genoten<br />
van de Monumentenwet ten aanzien van tal van ‘duurzaamheideisen’<br />
uit het Bouwbesluit, maar er mag verwacht worden dat<br />
daar in de nabije toekomst ingrijpende veranderingen in zullen<br />
komen: Sbr, RdMZ, Rgd en NIBE hebben tezamen het traject<br />
naar de verzoening tussen de gedachtegoederen achter<br />
Monumentenzorg en duurzaam bouwen reeds ingezet met de<br />
ontwikkeling van het Nationaal Pakket Duurzame<br />
Monumentenzorg. Er is echter nog niemand geweest die gekeken<br />
heeft naar de betekenis die het begrip duurzaamheid in een<br />
ruimere, maatschappelijke context voor de ons cultureel erfgoed<br />
zou kunnen hebben.<br />
De probleemstelling die voor deze studie geformuleerd is, luidt<br />
daarom: Is er een handelsvisie te ontwikkelen waarbij duurzaamheid<br />
geïntegreerd wordt bij de instandhouding van monumenten<br />
Het doel is om een voorzet te geven voor de ontwikkeling van<br />
een beslisinstrument dat behulpzaam is bij de bewuste vorming<br />
van een concept voor de duurzame herbestemming van een<br />
monument.<br />
Elk gebouw dient gezien te worden als een tijdelijk resultaat van<br />
een organisatorisch proces waarbij een <strong>afst</strong>emming plaatsvindt<br />
Figuur 1 Bouwcyclus van een monument<br />
Figuur 4 Indicatie van een achteraf geconstateerd concept dat mogelijk<br />
toegepast is bij de herbestemming van het Glaspaleis in Heerlen<br />
tussen verschillende partijen die op verschillende tijdstippen<br />
betrokken zijn bij de stichting, inrichting, onderhoud en het<br />
beheer van het gebouw. Dit proces wordt het bouwproces<br />
genoemd en wordt in traditionele zin onderverdeeld in een<br />
programma-, ontwerp-, uitvoering en gebruikfase. Deze<br />
gebruiksfase kan in de praktijk decennia lang duren zonder dat<br />
er noemenswaardige veranderingen aan het gebouw plaatsvinden.<br />
Door de voortdurend veranderende eisen die wij aan de<br />
huisvesting van onze activiteiten stellen en de onmacht van de<br />
starre gebouwen om daar aan tegemoet te komen, zal er zich<br />
vroeg of laat een instandhoudingvraagstuk voordoen waarbij de<br />
afweging gemaakt wordt of dat het de moeite loont om het<br />
gebouw te hergebruiken (in de vorm van renovatie of herbestemming)<br />
of dat het ‘beter’ gesloopt kan worden om vervolgens<br />
plaats te maken voor een geheel nieuw gebouw. Dit proces van<br />
gebruik en hergebruik kan zich bij een ‘regulier’ gebouw vaker<br />
dan eens herhalen, maar in het algemeen kan gesteld worden<br />
dat als het gebouw geen bijzondere waarden vertegenwoordigt,<br />
het uiteindelijk gesloopt zal worden.<br />
Monumenten zijn gebouwen die wel bijzondere waarden vertegenwoordigen.<br />
Het zijn zogenaamde cultuurdragers die de<br />
waarden en normen van de samenleving van generatie op generatie<br />
doorgeven en zodoende het raamwerk behouden waarbinnen<br />
individuen kunnen overleven. Eventuele sloop van een<br />
monument dient dan ook ten alle tijden voorkomen te worden.<br />
Daarom is er bij de instandhouding van monumenten in wezen<br />
sprake van een bouwcyclus (figuur 1): een bouwproces waarbij<br />
uitgegaan wordt van een oneindig (her)gebruik van het gebouw<br />
als cultuurdrager èn gebruiksvoorwerp.<br />
De duurzame instandhouding van monumenten heeft naar<br />
mijn inzicht betrekking op het doen voortbestaan van àlle waarden<br />
die vanuit de samenleving aan het gebouw worden toegekend.<br />
Dit houdt in dat er naast de ecologische en culturele waarde<br />
die in eerste instantie meestal met de duurzaamheid van een<br />
monument geassocieerd worden, nog meer waardekaders
Figuur 2 Duurzaamheidwaarden die vanuit de samenleving aan een<br />
gebouw worden toegekend<br />
Figuur 3 Ontwikkeling van het informatieniveau en de invloed van beslissingen<br />
op het resultaat gedurende het verloop van een bouwcyclus<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Figuur 5 Screendump van de Recycle Bin voor Monumenten<br />
(figuur 2) benoemd zijn waarbinnen de prestaties (energiegebruik<br />
is bijvoorbeeld een prestatie die behoort tot de ecologische<br />
waarde) die door het gebouw geleverd worden, in stand gehouden<br />
dienen te worden.<br />
Duurzame instandhoudingingrepen in monumenten komen<br />
vervolgens tot stand door het behoud van de prestaties die reeds<br />
door het gebouw geleverd worden en de benutting van de expliciete<br />
potenties die daarnaast geboden worden om andere prestaties<br />
te verbeteren (bijvoorbeeld door het uitbuiten van de voordelen<br />
van de hoge ruimtes voor daglichttoetreding en/ of dubbel<br />
gebruik; betrekking hebbende op o.a. de waarde voor individu<br />
en de ecologische waarde van een gebouw).<br />
Herbestemming behoort tot één van de mogelijke instandhoudingingrepen<br />
die in een monument gepleegd kunnen worden<br />
en komt er in essentie op neer dat er een nieuwe gebruiksfunctie<br />
aan het monument toegekend wordt en er daarmee een nieuwe<br />
bouwcyclus ingezet wordt die ertoe leidt dat het bestaande<br />
gebouw zodanig aangepast wordt dat het in de behoeften van de<br />
nieuwe gebruiker(s) kan voorzien.<br />
Bezien we de herbestemming van een monument als een beslisproces,<br />
dan blijkt dat de beslissingen die gedurende de programma-<br />
en ontwerpfase van deze nieuwe bouwcyclus genomen<br />
worden cruciaal zijn voor de duurzame instandhouding van het<br />
monument (figuur 3).<br />
Daarom zou er in deze fases een concept –bestaande uit een<br />
gewogen en onderling afgestemde selectie uit een set van vooraf<br />
bepaalde duurzame strategieën- gevormd en ingezet moeten<br />
worden om een ‘duurzame richting’ te geven aan de meest cruciale<br />
beslissingen. Na afloop van het herbestemmingproces kan<br />
een dergelijk concept voorzien in een representatieve weergave<br />
van de wijze waarop er gedurende het herbestemmingproces<br />
aandacht besteed is aan de duurzame instandhouding van het<br />
monument (figuur 4).<br />
Figuur 6 Beoogde functionele opbouw van en interactie met de Recycle<br />
Bin voor Monumenten<br />
Onder de noemer Recycle Bin voor Monumenten is een voorzet<br />
gegeven voor de manier waarop een beslisinstrument opgebouwd<br />
zou moeten worden om behulpzaam te zijn bij de vorming<br />
van een dergelijk concept voor de duurzame herbestemming<br />
van een monument. Deze voorzet betreft een voorstel<br />
voor een interactief hulpmiddel (figuur 5) dat voorziet in de procedurele<br />
en evaluatieve richtlijnen om tot bewuste beslissingen<br />
te komen ten aanzien van de duurzame instandhouding van<br />
monumenten.<br />
Binnen dit instrument is een vooronderzoek opgenomen dat<br />
voor aanvang van ieder herbestemmingproces dient plaats te<br />
vinden en waarmee aan de hand van kenmerkende eigenschappen<br />
met betrekking tot de totstandkoming, ontwikkeling en<br />
hedendaagse waardering van het monument een beroep gedaan<br />
wordt op de juiste beslisprocedure die in het instrument opgenomen<br />
is en in de daarop volgende programma- en ontwerpfase<br />
doorlopen zal worden.<br />
Door de integratie van de evaluatietechnieken Analytic<br />
Hierarchy Process en Decision Networks wordt de gebruiker<br />
van het instrument in staat gesteld om zijn ambities ten aanzien<br />
van de duurzame instandhouding het monument zodanig<br />
te kwantificeren dat het programma bij iedere beslissing die volgens<br />
de geconstateerde procedure genomen moet worden, aangeeft<br />
wat de meest duurzame van de mogelijke beslisvarianten<br />
is. Hoewel geconcludeerd wordt dat er nog een lange weg afgelegd<br />
zal moeten worden voordat de Recycle Bin voor<br />
Monumenten als bruikbaar en betrouwbaar beslisinstrument<br />
opgeleverd kan worden, geeft dit voorstel reeds een indicatie<br />
van de toegevoegde waarde die dit instrument kan leveren:<br />
namelijk het voorzien in een procedure waarmee de kenmerkende<br />
eigenschappen over het verleden van een monument in<br />
relatie gezet worden tot de duurzaamheideisen die heden aan<br />
het gebruik van het gebouw gesteld worden zodat bewuste<br />
beslissingen genomen kunnen worden ten aanzien van de toekomst<br />
(het voortbestaan) van het monument.<br />
31
C.G. van Kempen<br />
Strategisch woonzorgbeleid<br />
De integratie van de totstandkoming van een woonservicezone<br />
met het strategisch voorraadbeleid van een corporatie<br />
Afstudeerrichting<br />
Vastgoedbeheer<br />
Afstudeercommissie<br />
Drs. J.J.A.M. Smeets<br />
Ir. S.J.E. Maussen MRE<br />
M. van Lamoen<br />
De Nederlandse samenleving vergrijst. Het aantal ouderen<br />
neemt toe en zij willen zo lang als het kan, zelfstandig blijven<br />
wonen. Met het oog op verdere vergrijzing zal er op den duur<br />
een tekort aan verpleeg– en verzorgingsplaatsen binnen de huidige<br />
intramurale setting ontstaan. Een belangrijke rol in de<br />
extramuralisering van zorg is de ontwikkeling van woonservicezones.<br />
Woonstichting St. Joseph probeert in te spelen op de groter<br />
wordende zorgbehoefte. Daarnaast probeert zij haar strategisch<br />
voorraadbeleid te implementeren in de organisatie. De uitdaging<br />
is om de totstandkoming van een woonservicezone te<br />
combineren met het strategisch voorraadbeleid.<br />
Deze aanleiding heeft geleid tot het formuleren van de volgende<br />
probleemstelling: Op welke manier kan Woonstichting St.<br />
Joseph te Boxtel de totstandkoming van een woonservicezone<br />
integreren met het strategisch voorraadbeleid<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
32<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
Samenvatting<br />
Een onderzoek naar een manier om de procesmodellen van<br />
strategisch voorraadbeleid en de totstandkoming van een woonservicezone<br />
te integreren. Hierbij is het model van het strategisch<br />
voorraadbeleid voornamelijk portefeuillegericht en het<br />
model voor de totstandkoming van een woonservicezone<br />
gebiedsgericht. Om integratie tot stand te brengen wordt er<br />
gekeken naar de verschillende managementniveaus binnen een<br />
organisatie. Dit resulteert vervolgens in een geïntegreerd model.<br />
Trefwoorden<br />
Wonen<br />
Zorg<br />
Welzijn<br />
Strategisch voorraadbeleid<br />
Corporatie<br />
Strategisch voorraadbeleid<br />
Strategisch voorraadbeleid zijn alle activiteiten die een woningbeheerder<br />
in onderlinge samenhang als onderdeel van een<br />
marktgerichte, strategische en integrale visie ontplooit. Ze hebben<br />
tot doel de woningvoorraad op kortere en langere termijn in<br />
overeenstemming te houden en/of te brengen met de zich ontwikkelende<br />
marktvraag en bedrijfsdoelen van de verhuurder.<br />
Het strategisch voorraadbeleid is ontstaan vanuit de bedrijfskunde<br />
als een strategisch marketing planningsproces. Dit proces is<br />
opgebouwd uit een aantal fasen die het proces beschrijven. Aan<br />
de hand van het model van het strategisch marketing planningsproces<br />
zijn er verschillende modellen ontwikkeld ten aanzien<br />
van het strategisch voorraadbeleid.<br />
Woonservicezone<br />
Woonservicezones zijn wijken waarbinnen zorgwoningen, welzijnsactiviteiten<br />
en zorgactiviteiten worden geclusterd ten behoeve<br />
van ouderen, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten. Het<br />
gaat echter om wijken waar het voor iedereen - al dan niet met<br />
zorgbehoefte - aangenaam wonen en leven is. Voor het slagen<br />
van de woonservicezone is naast aanbod van huisvesting het<br />
aanbod van welzijn- en zorgdiensten van groot belang. Om de<br />
totstandkoming van een woonservicezone in goede banen te<br />
implementeren in de organisatie, is een stroomschema van toepassing.<br />
Integratie procesmodellen<br />
Om integratie totstand te brengen wordt bij beide procesmodellen<br />
gekeken naar de verschillende managementniveaus, namelijk<br />
strategisch, tactisch en operationeel niveau van de organisatie.<br />
Dit resulteert in de figuur. Ten eerste dient de corporatie<br />
haar visie & missie geformuleerd te hebben, zodat helder is wat<br />
haar standpunt is ten aanzien van bijvoorbeeld wonen, zorg en<br />
welzijn, strategisch voorraadbeleid en samenwerking.<br />
Vervolgens kan er initiatief genomen worden. Er wordt draagvlak<br />
gecreëerd onder andere actoren tijdens een startbijeenkomst<br />
en vervolgens worden de samenwerkingspartners<br />
gezocht, waarmee de woonservicezone daadwerkelijk wordt<br />
gerealiseerd. Een van de activiteiten tijdens de initiatieffase is<br />
het inventariseren van de lokale situatie, zodat het aanbod van<br />
wonen, zorg en welzijn duidelijk wordt. Dit komt overeen met<br />
een deel van de externe en interne analyse. In de analyse van de<br />
woningmarkt en complexkenmerken wordt namelijk al aandacht<br />
besteed aan het woningaanbod. De interne en externe analyse<br />
kan vervolgens geheel uitgevoerd worden. Op basis van het<br />
startdocument kan de concept-intentieverklaring getekend worden.<br />
Alle actoren dienen deze te tekenen. Indien men het niet<br />
eens wordt, kan er nog besloten worden te stoppen.<br />
De visiefase kan gestart worden. Alvorens er een gezamenlijke<br />
visie opgesteld kan worden, moet de corporatie haar beleidsuitgangspunten<br />
omschreven hebben. Beleidsuitgangspunten als<br />
het woon-zorgbeleid, het financiële beleid en het kwaliteitsbeleid<br />
spelen een rol bij de totstandkoming van een woonservicezone.<br />
Deze beleidsuitgangspunten kunnen vervolgens worden meegenomen<br />
tijdens het vormen van de visie. Voor de gezamenlijke<br />
visie is het van belang dat de verschillende visies van de actoren<br />
worden geïnventariseerd, waarna de uitgangspunten en randvoorwaarden<br />
voor de totstandkoming van de woonservicezone<br />
helder kunnen worden beschreven.
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Figuur 1 Integratie van de procesmodellen<br />
33<br />
Een globale haalbaarheidsanalyse behoort tot het zogenaamde<br />
visiedocument. De visiefase wordt afgerond met een visiedocument<br />
en de ondertekening van de intentieverklaring. Deze dienen<br />
door alle partijen ondertekend te worden, maar ook hier<br />
geldt dat er nog tot stoppen kan worden overgegaan.<br />
Aan het begin van de ontwerpfase wordt de projectorganisatie<br />
opgericht en kan het ontwerp voor de woonservicezone gemaakt<br />
worden. Aan de hand van de cyclus Programma van Eisen, ontwerp,<br />
haalbaarheid en alternatieven, kan het ontwerp worden<br />
gemaakt. Nadat het ontwerp is gemaakt, kunnen voor de verschillende<br />
complexen de strategieën worden uitgewerkt, waarna<br />
deze getoetst worden op haalbaarheid. Aan het einde van de ontwerpfase<br />
is men al zo ver in het proces dat er geen sprake meer<br />
kan zijn van stoppen. Door het cyclische proces van de ontwerpfase<br />
kan het ontwerp zo ontwikkeld worden dat het proces de<br />
volgende fase ingaat.<br />
De realisatie van de woonservicezone kan worden gestart. Bij<br />
nieuwbouw worden de gebouwen opgeleverd en bij bestaande<br />
bouw worden de woningen aangepast aan levensloopbestendige<br />
kwaliteit. Na oplevering en/of aanpassing van het vastgoed kunnen<br />
de beheerplannen worden opgesteld en aangepast, zodat dit<br />
alles geïmplementeerd kan worden in de organisatie. Bovendien<br />
kunnen de actoren starten met de samenwerkingprojecten en<br />
dienstverlening. Het model is getoetst in de praktijk, hieruit<br />
blijkt dat blijkt dat het geïntegreerde model werkt. Als alle stappen<br />
opeenvolgend doorlopen worden, kan een beeld gevormd<br />
worden van wat Woonstichting St. Joseph dient te doen om het<br />
strategisch voorraadbeleid te integreren met de totstandkoming<br />
van een woonservicezone.<br />
Om integratie totstand te brengen worden de procesmodellen<br />
als leidraad gebruikt. Bij beide modellen wordt gekeken naar de<br />
verschillende managementniveaus van een organisatie, namelijk<br />
strategisch, tactisch en operationeel niveau. Hieruit blijkt dat de<br />
stappen uit de modellen voornamelijk na elkaar doorlopen worden.<br />
Conclusie<br />
De modellen voor de totstandkoming van de woonservicezone<br />
en het strategisch voorraadbeleid zijn lastig te integreren. Dit<br />
heeft voornamelijk te maken met het feit dat het model voor de<br />
totstandkoming van de woonservicezone gebiedsgericht is, en<br />
het model van het strategisch voorraadbeleid portefeuillegericht.
B.W.J. Kleiren<br />
De vraag naar gemeentelijk<br />
vastgoed inzichtelijk.<br />
De ontwikkeling en toepassing van een beslissingsondersteunende<br />
methode.<br />
Afstudeerrichting<br />
Vastgoedbeheer<br />
Afstudeercommissie<br />
Dr. W.J.M. Heijs<br />
Ir. H.A.J.A. Appel-Meulenbroek<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
34<br />
Samenvatting<br />
The goal of the research is to design a decision-support method<br />
for the public real estate management of local authorities to<br />
analyse user needs, in order to optimize the public real estate<br />
portfolio. Through the use-processes of PRE, usergroups can be<br />
determined. Next, user needs can be analysed. The translation of<br />
needs into real estate demands is the programming brief.<br />
Comparison of the programming brief and the current used real<br />
estate could produce information about a possible mismatch.<br />
This information can be used to support decisions to optimise<br />
the local public real estate portfolio.<br />
Trefwoorden<br />
Vraagzijde vastgoed<br />
Behoeften<br />
Gebruikers<br />
Programma van Eisen<br />
Vastgoedbeheer<br />
Inleiding<br />
Dit onderzoek behandelt de vraagzijde van gemeentelijk vastgoed.<br />
De waarde van het vastgoed van alle Nederlandse gemeenten<br />
samen wordt geschat op 40 miljard euro. Optimalisatie van<br />
de gemeentelijke vastgoedportefeuilles door middel van informatie<br />
over de vraagzijde zou een enorme financiële impact kunnen<br />
hebben.<br />
Drie verschillende perspectieven ondersteunen de aandacht voor<br />
de vraagzijde:<br />
1. Het bezitten van vastgoed zou geen doel moeten zijn voor<br />
gemeenten.<br />
2. Maatschappelijke ontwikkelingen ondersteunen de verlegging<br />
van de focus op het aanbod naar de focus op de vraag.<br />
3. Het gemis aan informatie over de vraagzijde van gemeentelijk<br />
vastgoed wordt daarmee onderkend.<br />
De volgende doelstelling is voor het onderzoek geformuleerd:<br />
“Het ontwerpen van een beslissingsondersteunende methode<br />
waarmee de vraag naar gemeentelijk vastgoed inzichtelijk wordt<br />
gemaakt en waarbij het verkregen inzicht gerelateerd wordt aan<br />
de huidige gemeentelijke vastgoedportefeuille, teneinde een bijdrage<br />
te leveren aan de optimalisatie ervan.”<br />
Gemeentelijke context<br />
Een vastgoedorganisatie kent doorgaans een strategisch<br />
(portfolio management), tactisch (asset management) en operationeel<br />
(property management) niveau. De gemeentelijke<br />
vastgoedorganisatie is op het niveau van het portfolio management<br />
en asset management nauwelijks ontwikkeld.<br />
Het is belangrijk dat hieraan invulling wordt gegeven.<br />
Daarnaast is (strategisch) vastgoedbeleid geen gemeengoed bij<br />
gemeenten. Hierin wordt de gemeentelijke vastgoeddoelstelling<br />
geformuleerd en wordt beschreven hoe deze wordt bereikt in<br />
termen van middelen, processen, prestaties en beoogde maatschappelijke<br />
effecten. Strategisch vastgoedbeleid kan worden<br />
beschouwd als een ‘routekaart’ voor het gemeentelijk vastgoedbeheer.<br />
Ook hiervoor geldt dat aan de ontwikkeling ervan<br />
gewerkt wordt.<br />
Met strategisch vastgoedbeleid is het mogelijk om beter richting<br />
te geven aan beslissingen. Hiermee wordt vermeden dat de<br />
meeste beslissingen met betrekking tot het gemeentelijk vastgoed<br />
op ad hoc basis worden genomen.<br />
Vraagzijde vastgoed<br />
De vraagzijde van maatschappelijk vastgoed is het Programma<br />
van Eisen van alle gebruikers van het betreffende vastgoed.
Figuur 1 de vraagmethode<br />
Het Programma van Eisen bestaat uit prestatie-eisen die invulling<br />
geven aan de gebruikersbehoeften die gebruikers hebben<br />
ten aanzien van het vastgoedobject.<br />
Om tot het Programma van Eisen te komen, wordt eerst geïnventariseerd<br />
wie de gebruikers van een vastgoedobject zijn.<br />
Vervolgens worden deze gebruikers ingedeeld in gebruikersgroepen.<br />
Daarna worden van alle gebruikersgroepen de gebruikersbehoeften<br />
geïnventariseerd. De gebruikersbehoeften worden<br />
vervolgens omgezet in prestaties. De koppeling tussen de prestatie<br />
en de daarbij behorende behoefte is de prestatie-eis.<br />
Het totale overzicht van prestatie-eisen is het Programma van<br />
Eisen.<br />
Ontwerp vraagmethode<br />
De gemeentelijke situatie stelt een aantal voorwaarden aan de<br />
vraagmethode:<br />
• De vraagmethode wordt aangesloten op het operationele<br />
niveau;<br />
• De vraagmethode heeft een open karakter;<br />
• De vraagmethode heeft een algemeen karakter;<br />
• Alleen de ruimtelijk-functionele vraag wordt inzichtelijk<br />
gemaakt;<br />
• De vraagmethode maakt zoveel mogelijk gebruik van beschikbare<br />
informatie.<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
35<br />
Voor de vraagmethode is een tweetal doelen geformuleerd:<br />
• Het inzichtelijk maken van de vraagzijde van maatschappelijk<br />
vastgoed;<br />
• Het verleggen van de focus op het operationeel niveau naar<br />
de focus op het operationeel, tactisch en strategisch niveau<br />
Toepassing vraagmethode<br />
De resultaten van de toepassing van de vraagmethode hebben<br />
concreet inzicht gegeven in de punten waar het object er niet in<br />
slaagt invulling te geven aan datgene wat gevraagd wordt door<br />
de gebruikers van het object. De informatie die met de vraagmethode<br />
verkregen kan worden is beslissingsondersteunend.<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
De vraagmethode helpt om de aandacht meer te verdelen over<br />
het aanbod en de vraagzijde van het aanbod. Informatie die met<br />
de vraagmethode verkregen wordt, dient te worden opgeslagen,<br />
zodat het kan worden gebruikt bij onderzoeken in de toekomst.<br />
Enerzijds is vraaginformatie alleen van nut is als het in het grotere<br />
kader van strategisch vastgoedbeheer wordt geplaatst.<br />
Anderzijds behoort het aanbod te worden aangesloten op de<br />
vraag, in plaats van andersom. Het is dus belangrijk dat de aandacht<br />
voor de vraag wordt vergroot.
Ing. J.J.M. van ’t Klooster<br />
Integrale productontwikkeling<br />
Een samenwerking van gebruiker, vormgever en producent.<br />
Afstudeerrichting<br />
Bouwtechnisch Ontwerpen<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg<br />
Ir. G.J.W. van den Brand<br />
Ir. M.H.P.M. Willems<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Samenvatting<br />
Integrale ontwikkeling van bouwproducten volgens het GVPmodel<br />
leidt tot succes. Het model kan functioneert als communicatiemiddel,<br />
en als fysieke vertaling van de relaties tussen de<br />
gebruiker, vormgever en producent. .<br />
Trefwoorden<br />
Woningbouwsysteem<br />
Integraal<br />
Gebruiker<br />
Vormgever<br />
Producent<br />
Figuur 1 GVP-model<br />
36<br />
Figuur 4 Impressie gevelzone<br />
Waarom mislukt de ontwikkeling van woningbouwsystemen in<br />
Nederland Uit een analyse naar faalfactoren blijkt het noodzakelijk<br />
om integraal te ontwikkelen. Hieruit volgt de probleemstelling;<br />
kan integrale ontwikkeling leiden tot een succesvol<br />
bouwproduct Allereerst wordt het begrip ‘integrale ontwikkeling’<br />
vertaald in een procesmodel, het GVP-model, vervolgens<br />
wordt de potentie ervan getoetst. Het GVP-model heeft drie<br />
variabelen: gebruiker, vormgever en producent. De invloed van<br />
de variabelen binnen een ontwikkeling bepaalt de plaats van het<br />
bouwproduct in het GVP-model. Is de invloed van alle drie de<br />
partijen hoog dan is er sprake van integrale ontwikkeling.<br />
Dit is uitgangspunt voor de hypothese; de kans van slagen van<br />
een woningbouwsysteem is afhankelijk van de mate van integrale<br />
ontwikkeling. De hypothese is onderzocht op waarschijnlijkheid<br />
door zestien bestaande projecten in te vullen in het procesmodel.<br />
Geen van de projecten is een succes gebleken en bij<br />
geen van de projecten is er sprake van integrale ontwikkeling.<br />
De relatie zou er dus wel eens kunnen zijn. Om dit te toetsen<br />
wordt een bestaande woning, de Heiwo-woning, doorontwikkeld<br />
en een bouwdeel, de integrale façade, ontwikkeld volgens het<br />
GVP-model.<br />
De Heiwo-woning wordt doorontwikkeld door de ontbrekende<br />
partij, de gebruiker, toe te voegen. Daarbij dienen de kwaliteiten,<br />
de gezoneerde opzet, van de woning te worden behouden.<br />
De ingrepen volgen uit de tekortkomingen van de woning.<br />
De verbeterpunten zijn:<br />
1. Herzonering van de plattegrond. Dat de woning een duidelijke<br />
voor en achterkant heeft leidt tot enkel een lineaire of<br />
matjes-achtige verkaveling.<br />
2. Doorontwikkelen voor een doelgroep. Doordat niet duidelijk<br />
is voor wie de woning is ontwikkeld is ook niet duidelijk wie<br />
er zijn voordeel mee doet.<br />
3. Ontwikkel een projectafhankelijk karakter voor de woning.<br />
De woning heeft een hightech uitstraling die niet geacceteerd<br />
wordt door de gebruiker.
Figuur 2 Plattegrond comfortabel wonen<br />
AFiguur 3 Impressie comfortabel wonen<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Figuur 5 Details en model gevelzone<br />
37<br />
Stap 1: De woning wordt hergezoneerd door de facilitaire ruimtes<br />
te verplaatsen van de gevel naar de kern. Hierdoor ontstaan<br />
achter beide gevels leefruimtes zodat de woning geen voor- en<br />
achterkant meer heeft.<br />
Stap 2: Voor de woning zijn vier leefstijlen, comfortabel, actief,<br />
sociaal en zorgafhankelijk, van de doelgroep ouderen vertaald in<br />
vier woonvormen. Hieruit blijkt dat het systeem de variabele<br />
woonwens van de doelgroep in kan vullen.<br />
Stap 3: De woning krijgt een projectafhankelijk karakter door in<br />
de gevel een driedeling aan te brengen, de drie partijen krijgen<br />
ieder hun schil.<br />
Hiermee zijn de tekortkomingen aangevuld waardoor de<br />
Heiwo+woning meer naar het centrum van het GVP-model<br />
ingevuld kan worden. Met doorontwikkeling is het mogelijk om<br />
tot integrale ontwikkeling te komen.<br />
Van de Heiwo+woning is de gevelzone verder uitgewerkt.<br />
Uit stap drie volgen drie fysieke schillen, door deze te stapelen<br />
ontstaat de integrale façade. De drie fysieke schillen zijn:<br />
Esthetische schil (vormgever)<br />
Het karakter van de woning is met de esthetische schil projecten<br />
locatieafhankelijk te bepalen. Daarnaast geeft de schil eenheid<br />
aan het woongebouw. Mogelijke materialen zijn geperforeerde<br />
staalplaat, kunststof golfplaat, ruwhouten latten of glasplaat<br />
met print.<br />
Huidsysteem (producent)<br />
Het huidsysteem is een standaard en industrieel product.<br />
De schil kan projectonafhankelijk worden geproduceerd met<br />
bestaande vervaardigingsmethoden waardoor de voordelen van<br />
industrieel bouwen optimaal worden ingezet. Gekozen is voor<br />
Schüco profielen, een transparante gevel zodat zo min mogelijk<br />
uitspraak over de gevelindeling wordt gedaan.<br />
Doe-het-zelf schil (gebruiker). De doe-het-zelf schil geeft de<br />
gebruiker identiteit, door (individuele) keuzes in gevelindeling<br />
en gevelafwerking creëert de gebruiker een eigen ‘voordeur’ in<br />
het woongebouw afhankelijk van zijn leefstijl.<br />
De schil bestaat uit een paneelwand waarmee geschoven kan<br />
worden, er wordt een keuze gemaakt voor de afwerking in materiaal,<br />
structuur, kleur of print.<br />
Om voor de verschillende woonvormen een pasklare oplossing<br />
te kunnen bieden is het nodig om twee varianten voor de stapeling<br />
van de schillen te ontwikkelen. De varianten ontstaan door<br />
te variëren met de plaats van de spouw.<br />
De eerste variant in de V-PG façade en is opgebouwd van buiten<br />
naar binnen; allereerst de esthetische schil, dan de spouw die<br />
een beschermd buitenklimaat heeft. In de spouw bevindt zich<br />
de ontsluiting van de woningen, (gemeenschappelijke) balkons<br />
en units voor het uitbreiden van de leefruimtes. Het huidsysteem<br />
dient als afdichting van de gevel. Tenslotte de paneelwand.<br />
De tweede variant is de VP-G façade en ontstaat door de spouw<br />
te verplaatsen. De vormgever plaatst zijn schil tegen die van de<br />
producent. Dat kan bijvoorbeeld een print tegen het glas zijn of<br />
lamellen voor het glas. De spouw krijgt nu een binnenklimaat.<br />
De gebruiker bepaalt met de paneelwand de scheiding tussen<br />
privé en gemeenschappelijk. Als hij de paneelwand (gedeeltelijk)<br />
open zet lopen privé en gemeenschappelijk in elkaar over.<br />
Door de functies uit elkaar te trekken zijn ze onafhankelijk van<br />
elkaar aan te passen waardoor de gevel ook in de toekomst uitkomst<br />
biedt. De integrale façade leert dat het model niet alleen<br />
in het proces zijn waarde bewijst maar ook een fysieke vertaling<br />
kan zijn. Hiermee bewijst het model ook op productniveau zijn<br />
waarde.<br />
Uit de verdieping van het model en de twee toetsen kan geconcludeerd<br />
worden dat het zinvol is om bouwproducten integraal<br />
te ontwikkelen. Wel moet men ervan bewust zijn dat enkel integrale<br />
ontwikkeling niet garant staat voor succes. Integrale ontwikkeling<br />
is slechts één van de wegen naar succesvolle productontwikkeling.
M. Kooistra<br />
PLATFORMING<br />
‘Kiezen voor stedelijkheid’<br />
Een masterplan over een veel besproken stukje Amsterdam: De<br />
Wibautstraat<br />
Afstudeerrichting<br />
Architectuur<br />
Afstudeercommissie<br />
Ir. E.A.J. Venhoeven<br />
Ir. H. Schilperoort<br />
Dplg. S.S.S Rousseau<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
Figuur 1<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Samenvatting<br />
Project PLATFORMING benut de twee uitgesproken karakters<br />
van de Wibautstraat. Dit wordt gerealiseerd door de scheiding<br />
van het Hoofdnet Autoverkeer en het wijkverkeer door middel<br />
van een kilometerlange flowover. Hierdoor ontstaat voor de vele<br />
gebruikers van de Wibautstraat een nieuwe en (verkeers)veilige<br />
openbare leefomgeving.<br />
Trefwoorden<br />
Fly-over<br />
Stedelijke ingreep<br />
Wibautstraat<br />
38<br />
Figuur 4<br />
Probleemstelling<br />
De grootstedelijke infrastructuur botst met de behoefte aan<br />
gevoelsmatige kleinschaligheid waarbij de kwaliteit en veiligheid<br />
van de openbare ruimte wordt gegarandeerd.<br />
Oplossing<br />
Project PLATFORMING benut beide karakters van de<br />
Wibautstraat. Dit is mogelijk door de scheiding van het<br />
Hoofdnet Autoverkeer en het wijkverkeer door middel van een<br />
kilometerlange flowover. Hierdoor ontstaat voor de vele gebruikers<br />
van de Wibautstraat een nieuwe en (verkeers)veilige openbare<br />
leefomgeving.<br />
De flowover kan op de metrobak worden gefundeerd. Dit biedt<br />
mogelijkheden voor twee ondergrondse parkings en een nieuwe<br />
ontsluiting voor het metrostation Wibautstraat.<br />
A De Flowover<br />
De Flowover betekent een directe verbinding voor het HoofdNet<br />
Autoverkeer, een enorme verbetering van de verkeersveiligheid<br />
en geen lawaai en minder last van uitlaatgassen.<br />
De constructie van de flowover sluit wat betreft maatvoering en<br />
vormgeving aan op het stedelijke weefsel onder de flowover.<br />
B Het Platform<br />
Meer ruimte, veiligheid en (groen)voorzieningen voor het<br />
openbare leven op de Wibautstraat.<br />
C Metrostation Wibautstraat<br />
De flowover creëert ruimte voor een nieuwe, veilige, goedkope<br />
en directe ontsluiting van het perron naar het Platform.<br />
D Twee ondergrondse parkings<br />
Directe verbinding HoofdNet Autoverkeer met de twee parkings.(305<br />
parkeerplekken)<br />
De parkings vervangen de voormalige ventwegen aan de<br />
Wibautstraat.
Figuur 2 Figuur 3<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Figuur 5 Figuur 6<br />
39
P.H. de Kort<br />
Gebruikersvriendelijke gevel als<br />
ondersteuning van het bouwproces<br />
Afstudeerrichting<br />
Bouwtechnisch Ontwerpen<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. ir. J.M. Post<br />
Prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg<br />
Dr. ir. P.A.J. van Hoof<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
40<br />
Samenvatting<br />
In het streven om zoveel mogelijk transparantie te verkrijgen,<br />
maar tegelijkertijd de energie te besparen, heeft de gebruiker<br />
van het kantoor een ondergeschikte rol gekregen. Hoewel enorme<br />
klimaatinstallaties volgens de bestaande richtlijnen het binnenmilieu<br />
zo perfect mogelijk regelen heeft de gebruiker juist<br />
het contact met buiten verloren. Deze studie heeft de rol van de<br />
gebruiker in het bouwproces onderzocht. Een gevelelement is<br />
ontworpen om dit bouwproces te ondersteunen in ontwerp, uitvoering<br />
en gebruik.<br />
Trefwoorden<br />
Gebruiker<br />
Gevelelement<br />
Bouwproces<br />
Ventilatie<br />
Beplanting<br />
Figuur 1 Kantoorconcept<br />
Het is aan te bevelen “natuurlijke middelen” toe te passen in<br />
gebouwen, omdat deze beter inspelen op de wensen van de<br />
gebruiker. “Natuurlijke middelen” is een begrip voor het mogelijk<br />
maken van eigen invloed van de gebruiker op de omgeving,<br />
het gebruik van beplanting binnen het kantoor en natuurlijke<br />
ventilatie. Rekening houden met de wensen van de gebruiker<br />
resulteert in hogere productiviteit, lager ziekteverzuim en een<br />
beter algemeen comfort. In dit onderzoek is getoond dat rekening<br />
houdend met de gebruiker en het bouwproces, de natuurlijke<br />
middelen eenvoudiger met de, altijd benodigde, installaties<br />
kunnen worden geïntegreerd.<br />
Doel<br />
Het doel van dit <strong>afst</strong>udeeronderzoek is tweeledig. Allereerst<br />
wordt het comfort van de gebruiker van een kantoorgebouw<br />
onderzocht. Daarnaast wordt er een ontwerp van een gevelelement<br />
gemaakt, dat het bouwproces ondersteunend is en de<br />
gebruiker van het kantoor het gewenste comfort biedt.<br />
De vragen die zijn gesteld in dit onderzoek zijn: “Hoe kunnen<br />
de wensen van de gebruiker worden opgenomen in het bouwproces”,<br />
“Wanneer vindt een gebruiker het binnenklimaat van<br />
een kantoor comfortabel”, “Hoe kan het gevelelement bouwprocesondersteunend<br />
zijn in ontwerp (transparante architectuur),<br />
uitvoering en gebruik (onderhoud)”.<br />
Probleemstelling<br />
Is het mogelijk een stekkerklaar gevelelement te ontwerpen, als<br />
ondersteuning van het bouwproces, dat voldoet aan de wensen<br />
van de transparante architectuur en tegelijkertijd een comfortabel<br />
binnenklimaat voor de gebruiker tot stand brengt<br />
Methodiek<br />
Eerst is er een literatuurstudie gedaan naar het comfort van de<br />
gebruiker in relatie tot binnenbeplanting, natuurlijke ventilatie<br />
en aanpasbaarheid van de directe omgeving. Samen met de<br />
standpunten uit de thema’s, Design for Lifespan en<br />
Slimbouwen®, is hier een kantoorconcept uit opgezet.<br />
In het gevelelement moet de verwarming, koeling, zonwering,<br />
lichtregulering en te openen ramen opgenomen zijn.<br />
Daarbij moet het gevelelement ondersteuning bieden aan het<br />
ventilatieconcept. Het ventilatieconcept en de keuzes voor de<br />
installatie worden gedaan via de Kesselringmethode, zodat er op<br />
een objectieve wijze de mogelijkheden beoordeeld worden.<br />
Het uiteindelijke ontwerp van het gevelelement wordt opgezet<br />
door de gemaakte keuzes en met de standpunten voorkomend<br />
uit het vooronderzoek en kantoorconcept.<br />
Bevindingen<br />
Door een ontworpen ventilatie- en installatieconcept heeft de<br />
gebruiker van het kantoor meer invloed op z’n directe omgeving.<br />
De gebruiker is flexibeler en past zich sneller aan de<br />
omstandigheden in het kantoorgebouw aan. De luchtkanalen<br />
kunnen door deze concepten nu gereduceerd worden, zodat<br />
deze fysiek in het gevelelement opgenomen kunnen worden.<br />
Het ontworpen gevelelement draagt bij aan het gebruik van
Figuur 2 Ventilatieconcept<br />
Figuur 3:Ventilatiemethode<br />
natuurlijke middelen, door de invloed van de gebruiker op de<br />
omgeving te vergroten. Daarbij wordt de natuurlijke toevoerventilatie<br />
mechanisch afgezogen door het gevelelement.<br />
Het bouwproces wordt ondersteund in de zin van uitvoering,<br />
maar ook in flexibiliteit en onderhoud voor de toekomst.<br />
De installaties zijn eenvoudig te benaderen en te onderhouden/vervangen.<br />
De opgenomen rails in het gevelelement biedt<br />
de mogelijkheid de wasinstallatie bij hogere windlasten te<br />
gebruiken als zonder geleiding mogelijk is. Bij een verandering<br />
van huurder in het gebouw is wellicht behoefte aan een nieuw<br />
ventilatie-, installatieconcept en aan een nieuw uiterlijk.<br />
Doordat de gevel al deze functies ondersteunt kan een vervanging<br />
van deze gevel direct inspelen op de gewijzigde eisen, zonder<br />
daar het interieur voor te hoeven aanpassen.<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Figuur 4:Geveltransport<br />
41
H.B. de Kreij<br />
Landscape of events<br />
Een shopping mall en metro station in Barcelona<br />
Afstudeerrichting<br />
Architectuur<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. ir. R. van Zuuk<br />
Dr. ir. J.G. Wallis de Vries<br />
Prof. ir. F. van Herwijnen<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Samenvatting<br />
Door een analyse van de moderne metropool wordt de postmoderne<br />
ervaring verpersoonlijkt in de flaneur. De flaneur is aan<br />
de ene kant op zoek naar de kick en snelheid en aan de andere<br />
kant op zoek naar de vertraging. Aan de nieuwe metrolijn 9 in<br />
Barcelona wordt op het station Torrassa een winkelpassage ontworpen<br />
waarin de kick en de vertraging centraal staan. Er ontstaat<br />
een thematische shopping mall volledig toegespitst op<br />
sport en avontuur waardoor een interactie ontstaat tussen de<br />
omgeving, de leisure-activiteiten, de metro en de winkels.<br />
Trefwoorden<br />
Flaneur<br />
Passage<br />
Leisure<br />
Barcelona<br />
Metrostation<br />
Shopping Mall<br />
Afbeelding 1 Gebouw in situatie<br />
42<br />
Afbeelding 4 Exploded view van het gebouw<br />
De kick en de vertraging van de moderne ervaring<br />
De postmoderne ervaring wordt beschreven door een analyse<br />
van de metropool aan het begin van de twintigste eeuw.<br />
Tegenwoordig laat de moderne mens zich prikkelen door de<br />
kick van de avontuurlijke belevenissen, dan wel door het opzoeken<br />
van de vertraging. Aan het begin van de twintigste eeuw<br />
beschreef Walter Benjamin deze ontwikkeling door zich te<br />
verplaatsen in het personage van de flaneur, die de gebruiker<br />
wordt van het gebouw.<br />
De passage als typologie voor de shopping mall<br />
Door de analyse van de beleving van de winkelpassage tussen<br />
privé en publieke ruimte wordt de tussenruimte die onze huidige<br />
steden zo levendig maakt scherp gedefinieerd.<br />
De winkelpassage is de typologie die het mogelijk maakt om verbindingen<br />
te leggen in de stad. Door een nieuwe winkelpassage<br />
te ontwerpen wordt het mogelijk de kick en de vetraging in te<br />
bedden in het alledaagse leven. De kortdurende belevenissen<br />
zijn het uitgangspunt geworden voor het ontwerp. Een shopping<br />
mall waarbij de leisure (de belevenis) en het winkelen innig met<br />
elkaar zijn verbonden. Dit wordt bereikt door het concept Try &<br />
Buy, waarbij het mogelijk is alle te kopen artikelen uit te proberen.<br />
Door de shopping mall te thematiseren rond sport en<br />
avontuur wordt het mogelijk om verschillende functies te koppelen.<br />
Terwijl je winkelt ervaar je de kick die door het gebouw zit<br />
en de rust van de passage.<br />
De case Barcelona<br />
Barcelona is de metropool geworden waar deze nieuwe passage<br />
wordt ontworpen. De stad kent een goede historie als het gaat<br />
om de verhouding tussen publieke en private belangen.<br />
Door lokale ingrepen in de stad wordt deze langzaam vervolmaakt<br />
waardoor de stad continu in verandering is. Barcelona<br />
streeft ernaar om de kwaliteit van de publieke ruimte in de<br />
metropool te verhogen. Barcelona ontwikkelt dit publieke<br />
domein op dit moment door de aanleg van een metrolijn die
Afbeelding 2 Passage met sportfuncties<br />
Afbeelding 3 Passage in het gebouw<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afbeelding 5 Vliesgevel laat zien wat er in het gebouw gebeurt<br />
43<br />
vele voorsteden van Barcelona met elkaar verbindt. Het is het<br />
metrostation Torrassa die de generator is voor de ontwikkeling<br />
van de shopping mall.<br />
Het concept<br />
Om deze shopping mall in te bedden in een stedelijke context is<br />
gekozen om deze te koppelen aan het metrostation. Door het<br />
creëren van een daklandschap wordt er een publieke ruimte op<br />
het dak gemaakt, die de ruimte die het gebouw inneemt, teruggeeft<br />
aan de stad. Het volume dat zo ontstaat onder het dak<br />
volgt de lijnen van de omgeving. Het gebouw zorgt voor het<br />
inkaderen van verschillende visuele relaties met de omgeving.<br />
Onder het dak bevindt zich het winkelcentrum met een continue<br />
passage in de vorm van een hellingbaan. Langs deze passage<br />
kan de flaneur dwalen, kijken en bekeken worden.<br />
De flaneur benadert het gebouw als een opeenvolging van evenementen,<br />
gebeurtenissen en actief deelnemen.<br />
De flaneur doet zich in verschillende gedaantes voor maar heeft<br />
altijd een referentie naar de stad om zich heen. De flaneur is<br />
passagier, klimmer, duiker maar bovenal consument.<br />
De constructie en de omgeving<br />
De hoofdconstructie van het gebouw bestaat uit een viertal schijven<br />
en daartussen een raster van kolommen. De eerste twee<br />
schijven overspannen de metrobuis. De derde schijf markeert de<br />
entree samen met de vierde schijf. De vierde schijf is verdraaid<br />
zodat deze aansluit op de structuur van de bestaande parkeergarage.<br />
Alle liften roltrappen en trappen zijn opgenomen in deze<br />
schijven. De gevel laat zien wat er binnen gebeurt.<br />
Het is juist de reflectie op het alledaagse leven waardoor er een<br />
interactie ontstaat tussen wat binnen is en wat daarbuiten.
N. van Kronenberg<br />
Ontwerp voor het Muziekpaleis in<br />
Utrecht<br />
Afstudeerrichting<br />
Constructief Ontwerpen<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. ir. H.H. Snijder<br />
Prof. ir. F. van Herwijnen<br />
Ir. R.P.G. Brodruck<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
44<br />
Samenvatting<br />
De gemeente Utrecht gaat het stationsgebied aanpakken.<br />
Muziekcentrum Vredenburg, poppodium Tivoli en de Stichting<br />
Jazz Utrecht (SJU) moeten samen in één gebouw worden ondergebracht:<br />
het Muziekpaleis. Het nieuwe Muziekpaleis krijgt een<br />
prominente plaats in het stationsgebied, op de huidige locatie<br />
van het Muziekcentrum Vredenburg. De grote zaal van<br />
Vredenburg blijft behouden en er worden 4 zalen bijgebouwd.<br />
Er is een ontwerp gemaakt voor dit nieuwe Muziekpaleis waarin<br />
de verschillende organisaties zich thuis voelen.<br />
Twee zalen worden gestapeld in een toren. Deze toren is constructief<br />
en bouwkundig verder uitgewerkt.<br />
Trefwoorden<br />
Constructief Ontwerpen<br />
Staalconstructies<br />
Muziekgebouwen<br />
Toren<br />
Ellips<br />
Figuur 1 bovenaanzicht gehele ontwerp<br />
Figuur 4 perspectief toren<br />
De opgave van dit project wordt als volgt geformuleerd:<br />
Muziekcentrum Vredenburg, poppodium Tivoli en de Stichting<br />
Jazz Utrecht (SJU) moeten samen in één gebouw worden<br />
ondergebracht: het Muziekpaleis. Dit Muziekpaleis moet komen<br />
op de oude plek van Vredenburg, aan de Lange Viestraat in<br />
Utrecht. Het nieuwe gecombineerde muziekgebouw voor<br />
Vredenburg, Tivoli en SJU moet een complex worden waarin de<br />
eigen identiteit van de organisaties herkenbaar blijft.<br />
Vanwege de goede akoestiek in de huidige grote zaal van<br />
Vredenburg, is besloten deze zaal te behouden, terwijl de rest<br />
van het bestaande gebouw wordt gesloopt.<br />
De nieuwe functies worden om deze grote zaal heen gebouwd.<br />
Er zullen vier zalen worden bijgebouwd. Het nieuwe<br />
Muziekpaleis moet samen met plein Vredenburg het culturele<br />
centrum van Utrecht worden.<br />
Dit heeft geleid tot de volgende doelstelling: ‘‘Het maken van<br />
een uitdagend constructief ontwerp voor een Muziekpaleis in<br />
Utrecht, met kolomvrije zalen. In dit Muziekpaleis moeten<br />
Vredenburg, Tivoli en SJU zich thuis voelen.’’<br />
Wat het Muziekpaleis zo interessant maakt, is dat er drie verschillende<br />
muziekstromingen in hetzelfde gebouw worden<br />
ondergebracht. Er zijn grote verschillen tussen de groepen mensen<br />
die naar het Muziekpaleis komen en daar moet zeker rekening<br />
mee worden gehouden. Aan de hand van analyses van<br />
bestaande podia en de omgeving, is een aantal uitgangspunten<br />
voor het ontwerp opgesteld.<br />
Deze uitgangspunten zijn verwerkt in het ontwerp voor het<br />
gehele plan. Het Muziekpaleis is door de verschillende muziekstromingen<br />
die erin worden gespeeld, eigenlijk een stad in een<br />
stad. Door in het Muziekpaleis een centraal plein te creëren dat<br />
ontsloten wordt door steegjes, loopt de stad als het ware door in<br />
het Muziekpaleis. Het centrale plein in het gebouw doet dienst<br />
als foyer voor het hele gebouw. Van hier uit worden de bezoekers<br />
naar de zaal van hun keuze geleid (zie afbeelding 1).
Figuur 2 Tivoli kraagt uit boven plein<br />
Figuur 3 constructieprincipe van de toren<br />
Door de rechthoekige, moderne zaal van Tivoli uit te laten steken<br />
boven het plein Vredenburg, wordt het plein als het ware<br />
onder de zaal door het Muziekpaleis in getrokken (zie afbeelding<br />
2). In het ontwerp krijgt de bestaande, grote zaal van<br />
Vredenburg een belangrijke plaats. De zaal moet vanuit verschillende<br />
richtingen zichtbaar blijven. Dit brengt met zich mee<br />
dat de nieuwe zalen niet te dicht tegen de bestaande grote zaal<br />
aan gebouwd kunnen worden. Aangezien de identiteit van de<br />
verschillende organisaties behouden moet blijven, worden de<br />
nieuwe zalen niet in dezelfde stijl gebouwd als het oude<br />
Vredenburg. Door de zalen los te koppelen van de andere zalen<br />
en door hun vorm en bekleding krijgen ze een eigen identiteit.<br />
De zalen worden aan elkaar verbonden door de gezamenlijke<br />
functie en de gezamenlijke ruimtes. Door de zalen van buitenaf<br />
zichtbaar te houden en de vorm en bekleding van de zaal, is het<br />
voor de bezoekers meteen duidelijk waar ze naar toe moeten.<br />
De Jazzzaal, de Cross-overzaal en de kantoren worden gestapeld<br />
in een toren. Het Muziekpaleis staat op een prominente plaats<br />
in het Stationsgebied en trekt mensen uit de hele stad naar zich<br />
toe. Het gebouw moet een herkenningspunt worden in de stad:<br />
een Landmark. Hiervoor wordt de toren gebruikt.<br />
Vanwege de omvang van de opdracht is alleen de toren constructief<br />
en bouwtechnisch uitgewerkt.<br />
Bij het ontwerp van de toren is rekening gehouden met de eerder<br />
besproken uitgangspunten. Dit resulteert in een ellipsvormige<br />
plattegrond. De Jazzzaal wordt onderin de toren gesitueerd<br />
en krijgt de vorm en karakteristiek van de onderkant van<br />
een saxofoon. De zaal wordt bekleed met koperen platen die er<br />
voor zorgen dat meteen duidelijk is welke soort muziek in de<br />
zaal wordt gespeeld. De Cross-overzaal bevindt zich bovenin de<br />
toren en steekt hier gedeeltelijk uit. Deze zaal wordt bekleed<br />
met houten panelen van een lichte kleur die de zaal een chique,<br />
maar toch moderne uitstraling verlenen.<br />
Het verticale transport gebeurt met behulp van gekromde roltrappen<br />
die zich in een circulatiezone bevinden. Deze circulatiezone<br />
cirkelt rond de verblijfsgebieden.<br />
Voor de constructie van de toren worden stalen hoofdkolommen<br />
(∆610) geplaatst op de scheiding tussen de verblijfsruimtes en<br />
de circulatieruimte. In het midden van de toren kunnen op de<br />
onderste vier verdiepingen geen kolommen staan, omdat daar<br />
de Jazzzaal is gesitueerd. De overspanning van de vloeren is<br />
maximaal 21 meter en die overspanning is niet te realiseren met<br />
een standaard ligger met redelijke afmetingen. Daarom is er<br />
een constructielaag toegepast die bestaat uit verdiepingshoge<br />
vakwerken die overspannen tussen de hoofdkolommen.<br />
Op de verdiepingen boven de constructielaag kunnen dan wel<br />
binnenkolommen in het midden van de toren staan die steunen<br />
op het vakwerk op de constructielaag. Er wordt als het ware een<br />
tafel gecreëerd die over de Jazzzaal heen wordt gezet (zie afbeelding<br />
3).<br />
Om hem beter op te laten vallen van buitenaf steekt de Crossoverzaal<br />
6 meter boven de toren uit. Dat wil zeggen dat de<br />
hoofdkolommen en de gevel van de toren stoppen op 48 meter<br />
hoogte, terwijl de zaal doorgaat tot 54 meter hoogte. De wanden<br />
van de zaal bevinden zich binnen de hoofdkolommen.<br />
Van buitenaf is de constructie (kolommen met daartussenin de<br />
diagonalen) over de hele hoogte zichtbaar. De zaal staat als een<br />
los element in de toren en steekt uit buiten de toren. Het lijkt<br />
alsof de zaal gevangen zit in de hoofdconstructie en daar aan de<br />
bovenkant uitbreekt (zie afbeelding 2). Het boven de toren uitstekende<br />
deel van de zaal wordt de dakopbouw genoemd.<br />
Doordat de gehele zaal binnen de hoofdkolommen valt, bevindt<br />
de dakopbouw zich ook binnen de hoofdkolommen. Voor de<br />
bevestiging van de kolommen van de dakopbouw worden aan de<br />
hoofdkolommen consoles gelast waarop de kolommen van de<br />
dakopbouw rusten. Dit betekent dat er excentriciteitmomenten<br />
optreden in de hoofdkolommen. Deze kolommen zijn hier op<br />
gedimensioneerd. Doordat in de Cross-overzaal geen kolommen<br />
kunnen staan wordt ook hier een vakwerkligger toegepast die<br />
het dak draagt. Ook de onderliggende verdieping wordt opgehangen<br />
aan het vakwerk onder het dak.<br />
De stabiliteit wordt verzorgd door diagonalen die tussen de<br />
hoofdkolommen doorlopen en de hoofdkolommen zelf.<br />
De hoofdkolommen vormen samen met de diagonalen en de<br />
vloeren een opengewerkte buis. Door schijfwerking in de vloeren<br />
wordt de horizontale belasting overgedragen aan de hoofdkolommen<br />
en de diagonalen. De diagonalen lopen, als een<br />
helix, rond en dragen op deze manier de horizontale belasting<br />
op de toren via trek- en drukkrachten af naar de fundering.<br />
Doordat de diagonalen niet allemaal in hetzelfde vlak liggen,<br />
ontstaat een stabiel geheel.<br />
Door de gevel transparant te houden, zijn de verschillende zalen<br />
en de constructie van buitenaf goed zichtbaar. De toren springt<br />
in het oog door de opvallende zalen onder- en bovenin de toren,<br />
het spannende lijnenspel van de roltrappen en de diagonalen in<br />
de gevel (zie afbeelding 4).<br />
Na afronding van het ontwerp zijn de verschillende constructieonderdelen<br />
van de toren gedimensioneerd. Een aantal belangrijke<br />
details is verder uitgewerkt.<br />
Er is een ontwerp gemaakt dat goed aansluit op de omgeving en<br />
de omgeving als het ware in het gebouw trekt. Toch valt het<br />
gebouw ook op in de omgeving. De eigen identiteit van de nieuwe<br />
gebruikers is zichtbaar en door de transparante gevels is het<br />
voor de bezoekers meteen duidelijk waar ze naar toe moeten.<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
45
J. Miseré<br />
Staafconstructies in<br />
blobarchitectuur<br />
Een studie naar ontwerp-, modelleer-, toetsings- en<br />
optimalisatiemethoden die toegepast kunnen worden bij het<br />
ontwerpproces van staafconstructies in blobarchitectuur.<br />
Afstudeerrichting<br />
Constructief Ontwerpen<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
46<br />
Afstudeercommissie<br />
Ir. W.J.J. Huisman<br />
Prof. ir. H.H. Snijder<br />
Ir. A.P.H.W. Habraken<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
Samenvatting<br />
Het ontwerp van constructies voor blobs leidt op het moment<br />
nog tot veel problemen. Staafconstructies zijn een veelbelovende<br />
constructievorm. Dit onderzoek is een studie naar ontwerp-,<br />
modelleer-, toetsings- en optimalisatiemethoden die toegepast<br />
kunnen worden bij het ontwerpproces van staafconstructies in<br />
blobarchitectuur. Om de voorgestelde methoden te toetsen is er<br />
een variantenstudie uitgevoerd aan de hand waarvan ook enige<br />
conclusies getrokken kunnen worden over het gedrag van verschillende<br />
staafconfiguraties in de constructie.<br />
Trefwoorden<br />
Blobarchitectuur<br />
Staafconstructies<br />
Optimalisatie<br />
Toetsing<br />
Modellering<br />
Figuur 1<br />
De stijgende belangstelling van architecten voor blobarchitectuur<br />
heeft ertoe geleid dat er een kloof is ontstaan tussen de ontwerpmogelijkheden<br />
en wensen van de architect en de technische<br />
mogelijkheden die de andere partijen in het bouwproces<br />
tot hun beschikking hebben bij de realisatie van dergelijke<br />
gebouwen. Op technisch gebied dient een grote inhaalslag<br />
gemaakt te worden. Dit onderzoek richt zich op één van deze<br />
aspecten, namelijk het constructieve ontwerp voor blobs.<br />
Gebrek aan ervaring of goede methodes lijkt op het moment<br />
nog veelal tot zwaar gedimensioneerde constructies en noodgrepen<br />
te leiden. Er zal uitgegaan worden van staafconstructies.<br />
Staafconstructies bieden de ontwerper een grote vrijheid en leiden<br />
vaak tot zeer lichte draagconstructies voor gebouwen.<br />
Bovendien bestaan er al flexibele standaardsystemen waarmee<br />
de realisatie van gebouwen potentieel vereenvoudigd kan worden.<br />
Voor deze staafconstructies wordt in dit onderzoek naar<br />
alle aspecten van het constructieve ontwerp gekeken, om te<br />
komen tot geschikte methoden die door de constructeur gehanteerd<br />
kunnen worden bij het ontwerpen, modelleren, toetsen en<br />
optimaliseren van staafconstructies in blobs.<br />
Omdat het gefacetteerde karakter van staafconstructies niet<br />
strookt met de vloeiende blobvormen ontstaan er al in de ontwerpfase<br />
problemen met de vormgeving van de constructie.<br />
Een iteratieve methode wordt voorgesteld waarbij de constructie<br />
dient als uitgangspunt van de vorm. Een methode wordt<br />
beschreven die uitgaat van een virtueel kabelraster in een constructief<br />
rekenpakket. Aan dit kabelraster wordt net zolang<br />
getrokken totdat de gewenste vorm bereikt is. Hierna kan de<br />
constructie worden bevroren en direct omgevormd worden tot<br />
een ruimtelijke staafconstructie.<br />
Door de vorm van blobs is het bepalen van de belastingen die op<br />
de constructie werken lastig. Een methode wordt beschreven<br />
waarbij, door gebruik te maken van schijfelementen, deze<br />
knoopkrachten relatief eenvoudig bepaald kunnen worden.<br />
Wel dienen er altijd aannamen gedaan te worden over de grootte<br />
en verdeling van de belastingen op het model aangezien de<br />
eisen uit de normen niet toereikend zijn voor blobs.<br />
De toetsing van de staven in de uiterste grenstoestand kan wel<br />
gebeuren aan de hand van de eisen uit de relevante normen.<br />
De staafkrachten worden bepaald aan de hand van een geometrisch<br />
niet-lineaire berekening die uitgaat van het model waar<br />
een imperfectie aan is toegekend. Door het grote aantal staven is<br />
het ondoenlijk om deze berekeningen handmatig uit te voeren,<br />
maar het kan wel gedaan worden door gebruik te maken van<br />
een toetsingsspreadsheet, waarmee, aan de hand van een drietal<br />
typen input (staafkrachten, staaflengtes en doorsnedeeigenschappen),<br />
alle staven in een keer gecontroleerd worden.<br />
De resultaten van deze berekening zijn de unity checks voor de<br />
verschillende constructieve eisen, waarvan de hoogste waarde<br />
per staaf gezien kan worden als een benuttingsgraad van deze<br />
staaf. De mate van benutting van de verschillende staven kan,<br />
afhankelijk van de vorm en de configuratie van de staven,
erg verschillen. Vanuit constructief oogpunt is het niet erg economisch<br />
om alle staven met hetzelfde type buisprofiel uit te voeren.<br />
Het is het dus wenselijk om het toe te passen staal in de<br />
constructie zoveel mogelijk op de meest kritische plekken te<br />
gebruiken. Om dit te bereiken, is een optimalisatiemethode ontworpen<br />
en getoetst, die uitgaat van een bottom-up aanpak.<br />
Deze aanpak gaat uit van een constructie waarvan een groot deel<br />
van de staven overbelast wordt. Alle staven die niet voldoen worden<br />
verzwaard. Dit proces wordt herhaald totdat alle staven in<br />
de constructie voldoen, waarbij er rekening gehouden dient te<br />
worden dat een wijziging van de gebruikte profielen leidt tot een<br />
wijziging van de staafkrachten.<br />
De stijfheid van de constructie wordt beoordeeld nadat de constructie<br />
is geoptimaliseerd voor de uiterste grenstoestand.<br />
De eisen uit de Nederlandse norm zijn vooral toegespitst op<br />
orthogonale gebouwen en kunnen dus niet zondermeer vertaald<br />
worden naar een blobconstructie. Er zijn echter twee achterliggende<br />
basisprincipes te onderkennen, namelijk het voorkomen<br />
dat de gebruiker van een gebouw hinder ondervindt van de vervormingen<br />
en het voorkomen van schade aan andere onderdelen<br />
van het gebouw. Enerzijds zijn er daarom op globaal niveau<br />
maximale waarden vastgesteld waaraan de bijkomende uitwijking<br />
van het gebouw in de verschillende richtingen moet voldoen<br />
(comfort) en daarnaast wordt er op lokaal niveau gekeken<br />
naar de totale vervormingen van de vlakken die tussen de staven<br />
liggen (voorkomen schade).<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
47<br />
Indien een constructie niet voldoet aan de gestelde vervormingseisen,<br />
wordt de constructie met een tweede optimalisatie nogmaals<br />
gericht verzwaard. Door gebruik te maken van het virtuele<br />
arbeidsprincipe kan, met behulp van eenheidskrachten op de<br />
kritische plekken van de constructie, bepaald worden welke staven<br />
de grootste bijdrage leveren aan de stijfheid van de constructie.<br />
Hierdoor kunnen, op een wijze analoog aan de optimalisatie<br />
van de staven in de uiterste grenstoestand, gericht die staven<br />
verzwaard worden, die de grootste bijdrage leveren.<br />
Ook hier betreft het weer een iteratief proces waarbij elke staaf<br />
slechts één stap per keer verzwaard wordt, net zolang totdat de<br />
constructie voldoet ook aan alle vervormingseisen.<br />
Met een variantenstudie is aangetoond dat de voorgestelde<br />
methoden werken en bovendien kunnen enige conclusies<br />
getrokken over het gedrag van staafconstructies. Een driehoekige<br />
configuratie blijkt zich stijver te gedragen dan de vierhoekige,<br />
doordat krachten in de vorm van normaalkrachten naar de fundering<br />
geleid worden, in plaats van de buigende momenten die<br />
bij de vierhoekige configuratie veel meer invloed hebben. Wat<br />
betreft het optimalisatieproces blijkt dat, indien vergelijkbare<br />
configuraties beschouwd worden (bijvoorbeeld vierhoekig of<br />
driehoekig), een hogere uitgangsmassa van de constructie in de<br />
regel zal leiden tot een beperktere mogelijkheid tot optimalisatie<br />
en dus een hogere eindmassa van de constructie. In de praktijk<br />
zullen er echter niet uitsluitend constructieve motieven te<br />
grondslag liggen aan de keuzen van de toe te passen profielen.
F.J. Mukrab<br />
Urban Habitat<br />
Jonge gezinnen in de binnenstad<br />
Afstudeerrichting<br />
Architectuur<br />
Afstudeercommissie<br />
Dr. ir. J.G. Wallis de Vries<br />
Dipl. ing. H.H. Yegenoglu<br />
Ir. J.P.M. Swagten<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
25 oktober 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
48<br />
Samenvatting<br />
Steeds meer gezinnen verlaten de stad en verhuizen naar een<br />
woning in een buitenwijk. De stad verliest hierdoor een belangrijk<br />
deel van zijn bewoners. Zowel op sociaal gebied als op economisch<br />
gebied gaat de stad hierop achteruit. Het is dus van<br />
belang om deze groep mensen te behouden.<br />
Wanneer er meer rekening zou worden gehouden met de specifieke<br />
woonwensen van deze gezinnen, zouden zij weer een plek<br />
in de stad kunnen krijgen. Hiervoor is er behoefte aan een nieuwe<br />
vorm van wonen. Een woonvorm die zowel bij deze doelgroep<br />
past als bij de stad. Op deze manier krijgen gezinnen de<br />
kans op te leven in een urban habitat.<br />
Trefwoorden<br />
Binnenstad<br />
Gezinnen<br />
Nieuwe woonvorm<br />
Voorhuis / achterhuis<br />
Verhoogde straat<br />
Afbeelding 1 Luchtfoto locatie<br />
Afbeelding 4 Tussengebied<br />
Inleiding<br />
Steden worden al jaren gekenmerkt door suburbanisatie van<br />
gezinnen. Zij vormen nog maar een kwart van het totale aantal<br />
huishoudens in de grote steden. Dit heeft zowel te maken met<br />
de vraag als met het aanbod van de woningen. Veel jonge middenklasse<br />
gezinnen met kinderen geven de voorkeur aan een<br />
type woning en woonomgeving die in de stad beperkt aanwezig<br />
is of niet tegen een redelijke prijs te verkrijgen is. Het gevolg is<br />
dat deze gezinnen naar gebieden verhuizen waar hun woonwensen<br />
wel gerealiseerd kunnen worden. Dit is in veel gevallen het<br />
suburbane gebied. Gezinnen met kinderen zijn belangrijk voor<br />
de ontwikkeling en de vitaliteit van de stad. Opgroeiende kinderen<br />
en hun ouders vormen namelijk een belangrijk sociale<br />
groep van de stad. Zij zijn doorgaans sterk op sociale contacten<br />
gericht en onderhouden sociale netwerken binnen en buiten de<br />
buurt. De trek naar buiten van gezinnen met kleine kinderen<br />
heeft daarom vergaande gevolgen voor het stedelijke klimaat.<br />
Er vallen gaten in sociale netwerken, maar ook economisch<br />
gezien is er sprake van verlies. Tevens zorgt het voor het afnemen<br />
van de sociale controle en betrokkenheid van bewoners en<br />
voor het toenemen van segregatie in de stedelijke samenleving.<br />
De stad wordt steeds meer een plek waar alleen nog plaats is<br />
voor alleenstaanden en de allerrijkste en allerarmste gezinnen.<br />
Het behouden van jonge gezinnen in de stad is daarom van<br />
groot belang. Door meer rekening te houden met de woonwensen<br />
van deze gezinnen, kan deze groep weer deel uitmaken van<br />
de binnenstedelijke samenleving.<br />
Opgave<br />
Het ontwerpen van een nieuwe woonvorm in een binnenstedelijke<br />
omgeving. Een woonvorm die een alternatief kan bieden<br />
aan middenklasse gezinnen met kinderen die een woning in de<br />
binnenstad prefereren, maar vanwege een beperkt woonaanbod<br />
niet de mogelijkheid hebben om in de binnenstad te gaan of te<br />
blijven wonen.
Afbeelding 2 Concept woningen<br />
Afbeelding 3 Gevel stadskant<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afbeelding 5 Gevel tuinkant<br />
49<br />
Locatie<br />
De locatie van het project bevindt zich op het terrein van een<br />
oud klooster genaamd Mariënburg. Deze locatie ligt in de historische<br />
binnenstad van Den Bosch en is gelegen tussen de<br />
Dommel en de Binnendieze en op loop<strong>afst</strong>and van het centraal<br />
station. In het gekozen gebied is een kloostertuin aanwezig.<br />
Stedenbouwkundig plan<br />
Het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan van het gebied<br />
was zo opgesteld dat de bebouwing rondom de centrale kloostertuin<br />
de tuin voor het grootste gedeelte omringde. I<br />
n de loop der jaren is na vele veranderingen deze opzet niet<br />
meer gehandhaafd. De centrale kloostertuin ligt nu niet meer<br />
beschut tussen muren van gebouwen en toont nu een ander<br />
karakter dan het had gemoeten. Om het gebied weer zijn oorspronkelijke<br />
allure terug te geven is er gekozen om de contouren<br />
van het ontwerp te laten samenvallen met de lijnen van de<br />
vroegere bebouwing. Dus het omringen van de kloostertuin.<br />
Om de kloostertuin zoveel mogelijk intact te laten wordt er voornamelijk<br />
aan de randen bebouwd. Zo ontstaat er een groen binnengebied<br />
dat bijna volledig is afgesloten van de rest van zijn<br />
omgeving. Dit gebied vormt een belangrijk element in het ontwerp.<br />
Het gebouw heeft de vorm van een open bouwblok, maar<br />
vormt met de rest van de bebouwing een gesloten bouwblok.<br />
Concept, thema<br />
Naar aanleiding van de historische omgeving van de locatie, is<br />
er gezocht naar een thema dat hierbij past. De contrasterende<br />
werking tussen kloostertuin en stad, geeft in feite een tweedeling<br />
aan. Hieruit is het idee ontstaan om ook letterlijk een tweedeling<br />
te ontwerpen.<br />
Architectonisch plan<br />
Naar aanleiding van de gestelde uitgangspunten zijn de volgende<br />
elementen in het ontwerp verwerkt.<br />
1. Combinatie wonen met andere functies<br />
2. Flexibele woningen<br />
3. Speelruimte<br />
4. Verhoogde straat<br />
Voorhuis / achterhuis woningen<br />
De woningen zijn opgebouwd uit twee lagen aan de straatkant<br />
en twee lagen aan de kloostertuinkant. De begane grond is een<br />
ruimte die kan worden gebruikt als werkruimte. Deze ruimte<br />
heeft een eigen ingang vanaf de straat / tuin. Via een trap is de<br />
eerste verdieping bereikbaar. Hier bevindt zich de hoofdingang<br />
van de woning. Op de derde verdieping kan via de brug naar de<br />
overkant worden gelopen. Op deze vloer bevindt zich ook het<br />
dakterras. Nu bevindt men zich op de volgende laag van het<br />
huis. Om de vierde laag te bereiken moet men weer een trap<br />
naar beneden nemen.<br />
Verhoogde straat<br />
Met het voorhuis-achterhuis principe is er gekozen om de<br />
woningen te verbinden met een brug. Op deze manier ontstaat<br />
er een tussengebied dat een eigen karakter heeft. Het is een<br />
gebied dat zowel bij de tuin als bij de stad kan horen.Het tussengebied<br />
heeft op de eerste verdieping een doorlopende route.<br />
Hier bevinden zich ook de ingangen van de woningen. De verhoogde<br />
straat is via buitentrappen vanaf de begane grond<br />
bereikbaar. Deze verhoogde straat biedt een alternatieve speelruimte<br />
voor de kinderen. Sleuven aan weerszijde van het pad<br />
zorgen voor het contact met de omgeving. Ze refereren naar de<br />
steegjes van vroeger en zorgen voor een doorkijk. Kinderen<br />
kunnen op deze manier veilig buiten spelen. Het middengebied<br />
wordt gekenmerkt door de bruggen. Door de straat ontstaat er<br />
een vorm van sociale controle. Door verschillende mogelijkheden<br />
tot contactwisseling is het makkelijker om iemand te benaderen.<br />
Door zijn afmeting is het meer dan een ontsluitingsroute.<br />
Het is een verblijfsruimte. De uiteinden van de route zijn<br />
breder gemaakt, zodat hier meer kan worden gespeeld en meer<br />
van het uitzicht kan worden genoten.
S. Piët<br />
Een aanbouw in vijf dagen<br />
Afstudeerrichting<br />
Construction Technology<br />
Afstudeercommissie<br />
Ir. E.R. Poortman<br />
Ir. M.M.J. Vissers<br />
Dr. ir. P.A.J. van Hoof<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Samenvatting<br />
In vijf werkbare werkdagen kan een aanbouw aan een bestaande<br />
woning gerealiseerd worden wanneer het traditionele productieproces<br />
aangepast wordt.<br />
Door prefabricage van de fundering, het binnenspouwblad<br />
(houtskeletbouw), het portaal, de lichtstraat en het dak, het<br />
afwerken van de binnenwanden met spuitstuc en het machinaal<br />
uitgraven van de fundering ontstaat een productieproces wat de<br />
bouwtijd voldoende verkort en onder de kosten blijft van het traditionele<br />
proces.<br />
Trefwoorden<br />
Bouwtijdverkorting<br />
Prefabricage<br />
Figuur 1 Aanzicht en doorsneden van een aanbouw<br />
50<br />
Een aanbouw aan een bestaande woning bouwen is een relatief<br />
eenvoudige en goedkope manier om een groter leefoppervlak te<br />
creëren. Het op traditionele wijze bouwen van een extra stukje<br />
woning (gestorte fundering op zand, gelijmd gasbeton binnenblad,<br />
gemetseld buitenblad en een houten dakconstructie) kan<br />
bij een foutloze uitvoering en werkvoorbereiding gemiddeld in<br />
17 werkbare werkdagen gebeuren.<br />
Figuur 1 toont de situatie.<br />
Echter om overlast voor de opdrachtgever, die tijdens de uitvoering<br />
het pand blijft bewonen, te minimaliseren, wordt een productieproces<br />
met een uitvoeringstijd van vijf werkbare werkdagen<br />
als doel gesteld. Dergelijke bouwtijdverkorting is niet alleen<br />
commercieel aantrekkelijk, maar levert bovendien voor de aannemer<br />
meer omzetmogelijkheden op per periode.<br />
Om het doel te bereiken worden ten eerste de eigenschappen<br />
van een aanbouw vastgesteld als afbakening. De te realiseren<br />
aanbouw dient 3000 x 6000 mm en een verdieping hoog.<br />
De functie is extra woonruimte of keuken en het uiterlijk moet<br />
metselwerk zijn. Daarnaast mogen de kosten van het productieproces<br />
niet hoger zijn dan die van het traditionele proces<br />
( € 16.212,-). Bij deze vastgestelde eigenschappen wordt gesproken<br />
van een standaard aanbouw die qua bouwtijd weergegeven<br />
kan worden in een basismodel van 16 werkbare werkdagen.<br />
Door vervolgens de bouwtijd van het basismodel horizontaal<br />
en/of verticaal te comprimeren (zie figuur 2 en 3) op verschillende<br />
manieren wordt gezocht naar bouwtijdverkortende varianten.<br />
Vier varianten bieden mogelijkheden:<br />
• Het uitbreiden van de ploeggrootte tot drie man<br />
(uitvoeringstijd: 11 dagen, extra kosten: € 390,-)<br />
• Bouwtechnisch ontkoppelen van afhankelijke activiteiten<br />
(uitvoeringstijd: 9 dagen, extra kosten: € 996,-)<br />
• Prefab houtskeletbouw elementen en een prefab Unidek<br />
daksysteem
Figuur 2 horizontale compressie. I3 en D5 zijn verkort. De bouwtijd wordt korter<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Figuur 3 Verticale compressie. D4 is uit de bouwtijd gehaald door bijvoorbeeld prefabricage. De bouwtijd wordt korter<br />
51<br />
(uitvoeringstijd: 7 dagen, € 454,- minder kosten)<br />
• Betonnen sandwichelementen en een prefab Unilin<br />
daksysteem (uitvoeringstijd: 6 dagen, extra kosten € 2.146,-)<br />
Geen van de varianten voldoet aan het doel. De combinatie van<br />
prefab houtskeletbouw en een Unilin daksysteem biedt het<br />
meeste perspectief. Dit is de enige variant die financiële ruimte<br />
biedt om verdere bouwtijdverkortende maatregelen te treffen.<br />
Wederom wordt met comprimerende maatregelen naar verdere<br />
oplossingen gezocht. Het doel wordt bereikt met een totaaloplossing<br />
waarin de combinatie van de volgende technische maatregelen<br />
worden toegepast:<br />
• Ontgravingen met behulp van een minigraver<br />
• Prefabricage van funderingsbalken, houtskeletbouw binnen<br />
blad, portaal (t.b.v. het opvangen van bestaande geveldelen)<br />
en de lichtstraat in het dak<br />
• Prefab Unilin daksysteem<br />
• In situ gestorte vloer, ofwel met een kubel ofwel met een<br />
pomp<br />
• Gemetseld buitenspouwblad<br />
Tevens zijn de volgende organisatorische maatregelen nodig<br />
om het doel te bereiken:<br />
• Een bezetting van drie man, bestaande uit multifunctionele<br />
vakmensen.<br />
• Een kraan en een minigraver in eigen beheer<br />
• Een eigen werkplaats voor de prefabricage van de wandelementen<br />
en de lichtstraat.<br />
De kosten van dit productieproces zijn lager dan die van het traditionele<br />
proces. De voorkeur gaat uit naar het storten met een<br />
kubel, waardoor de totale begroting neer komt op € 15.668,- (bij<br />
het storten met een pomp is dat € 16.190,- ).
M.W. van der Poll<br />
Seniorenstad, Vrijetijdsstad!<br />
Civic Centers<br />
Een maatschappelijk onderzoek om te komen tot een concept<br />
voor een seniorenstad in Nederland.<br />
Afstudeerrichting<br />
Architectuur<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. ir. B. Molenaar<br />
Prof. ir. Jan Westra<br />
Ir. A. Bogers<br />
Dr. ir. Kees Doevendans<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
Samenvatting<br />
Het onderzoek betreft studies naar doelgroep, voorzieningen en<br />
trends, stedelijke netwerken, mobiliteit en infrastructuur, fasering,<br />
kengetallen en schaal en ontmoeten. De conclusies zijn<br />
input voor het concept van een masterplan voor Vrijetijdstad op<br />
het voormalig Vliegveld Valkenburg. Vrijetijdstad is een netwerkstad<br />
van 12.000 woningen met de toekomstige senior als<br />
uitgangspunt. Binnen het masterplan is er een ontwerp<br />
uitgewerkt voor het Civic Center Kennis Cultuur en Bestuur:<br />
dé aanjager van Vrijetijdstad. Naast alle denklagen uit de maatschappelijke<br />
context wordt het concept voor het Civic Center<br />
gevormd door stedenbouwkundige context en functionele ordening<br />
van programma en transparantie.<br />
Afbeedling 1<br />
52<br />
Trefwoorden<br />
Doelgroep<br />
Voorzieningen<br />
Stedelijke netwerken<br />
Fasering<br />
Mobiliteit<br />
Voor 2030 moeten er 1,5 miljoen geschikte woningen voor senioren<br />
zijn. Dit is een grotere vraag dan die destijds in jaren<br />
negentig door de VINEX werd gesteld. Ondanks dat er in<br />
Nederland volop gebouwd wordt aan WOZOCO’s, verpleegtehuizen<br />
en aanleunwoningen is het aanbod nog te eenzijdig en<br />
vaak puur zorggerelateerd. Men wil er niet graag wonen omdat<br />
het meteen gezien wordt als een flinke stap terug. Dit is een van<br />
de redenen is dat 90 % wil blijven zitten waar ze zitten.<br />
De toekomstige senior wil diversiteit, zelf iets te kiezen hebben,<br />
zolang mogelijk zelfstandig blijven wonen en wil het liefst daar<br />
ook nog over meebeslissen. Tot op heden zijn ouderen ook in de<br />
ruimtelijke inrichting een ‘ondergeschoven kind’. De ruimtelijke<br />
inrichting van Nederland is voornamelijk ingericht op de<br />
werkende, wonende, winkelende en recreërende mens van middelbare<br />
leeftijd. Er grote kritiek op de Vinex-wijken. De wijken<br />
zijn te uniform. Het voorzieningenniveau is veel te laag. Men<br />
heeft nauwelijks rekening gehouden met de infrastructuur.<br />
Afbeedling 4<br />
Ook de groenvoorzieningen en het openbaarvervoer zijn pas laat<br />
klaar. “er wonen alleen maar stellen uit de middenklasse en<br />
iedereen is zwanger”, “kinderen kunnen hier veilig op straat<br />
spelen en er zijn veel verkeersdrempels en fietspaden.”(VROM<br />
2004). Vinexwijken zijn perfecte wijken voor mensen met<br />
gezinnen, ruime huizen en alles is met de auto te bereiken.<br />
Senioren worden praktisch geweerd omdat er nauwelijks rekening<br />
met hun woonwensen wordt gehouden. Daarnaast is er<br />
overdag in een wijk met tweeverdieners weinig te beleven.<br />
Nederland is toe aan nieuwe woonvormen en een nieuwe<br />
inrichting van de openbare ruimte, met de 55-plusser als uitgangspunt.<br />
Het doel van de <strong>afst</strong>udeeropgave is hier uitwerking aan te geven.<br />
Vrijetijdstad is een netwerkstad van 12.000 woningen met de<br />
toekomstige senior als uitgangspunt. Het biedt de mogelijkheid<br />
voor senioren om samen met gelijkgestemden te wonen, maar<br />
vooral te genieten, te organiseren en te ondernemen.<br />
In Vrijetijdstad wonen senioren in een groene en veilige omgeving<br />
waar veel te beleven valt. Het voorzieningenniveau is er<br />
hoog, voor iedereen toegankelijk en heeft stedelijke dynamiek.<br />
De dynamiek van een netwerkstad is het sterkst voelbaar in de<br />
Deltametropool. Vrijetijdstad ligt daarom op de locatie van het<br />
voormalig Vliegveld Valkenburg aan de stadsrand van Leiden.<br />
Het is een prachtig landelijk gebied midden in de<br />
Deltametropool. Bij een afname van de mobiliteit van de senior<br />
blijven de kansen voor het voorzieningengebruik enorm.<br />
Niet alleen een goede bereikbaarheid bij een afname van de<br />
mobiliteit kan het motief zijn om in Vrijetijdstad te gaan wonen.<br />
Eén derde van de 55-plussers met verhuisplannen zegt te willen<br />
oud worden in een veilige omgeving waar de zorg en verpleging<br />
al aanwezig is voor later. ‘Als het zo ver is dan wonen we er<br />
alvast’. De zorg in Vrijetijdstad is van zelfsprekend aanwezig<br />
maar voert vooral niet de boventoon. Je zou vrijetijdstad eigenlijk<br />
kunnen lezen als een stedenbouwkundige vertaling van een<br />
woonzorgcomplex.
Afbeedling 2 Afbeedling 3<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afbeedling 5 Afbeedling 6<br />
53<br />
Een identiteitstrijk cluster van senioren binnen de<br />
Deltametropool kan bovendien leiden tot innovatie. Het<br />
Vliegveld Valkenburg op ligt steenworp<strong>afst</strong>and van de medische<br />
Campus van Leiden.<br />
Vrijetijdstad is een policentrische stad: dit omwille van de fasering,<br />
bereikbaarheid en mobiliteit. Ontwikkeling van<br />
Vrijetijdstad voor een doelgroep van 55-plus vergt een nieuwe<br />
manier van plannen als dat we met de Vinex gewend zijn.<br />
De groei van het aantal woningen en het voorzieningenniveau<br />
moeten gelijk op gaan. Ook al is de stad nog niet volgroeid, hij<br />
moet er af uitzien. Alles moet werken vanaf dag 1.<br />
Er moet een duurzame stedenbouwkundige structuur liggen<br />
waarbij Vrijetijdstad stapsgewijs groeit, geregisseerd vanuit de<br />
ontwikkeling Civic Centers. (Figuur 1)<br />
In de eerste fase van Vrijetijdstad zal het Civic Center Kennis,<br />
Cultuur en Bestuur komen dat als aanjager en katalysator gaat<br />
fungeren: een platform van waaruit bewoners zelf kunnen meedenken<br />
over de ontwikkeling van de stad. Maar ook een broedplaats<br />
van allerlei vrijwilligersorganisaties, kleine startende<br />
bedrijfjes en hobbyruimtes. Het is het belangrijkste gebouw in<br />
Vrijetijdstad en daarom gekozen als ontwerpopdracht.<br />
Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg gaan fuseren en hebben<br />
samen genoeg draagvlak om een groot voorzieningencentrum te<br />
bouwen met een hoofdbibliotheek voor de regio en een theater.<br />
Door deze voorziening naar het centrum van Vrijetijdstad te<br />
halen ontstaat er een nieuwe stimulans voor de hele regio met<br />
‘de zilveren kracht’ als motor. (Figuur 2 en Figuur 3)<br />
Het programma van eisen is zorgvuldig samengesteld en komt<br />
voort uit planologische kengetallen, eigen onderzoek naar specifieke<br />
kengetallen voor Vrijetijdstad en een haalbaarheidsrapport<br />
voor een groot voorzieningencentrum van de gemeente Katwijk.<br />
Naast de input voor het concept op basis van de omgevingsfactoren<br />
zijn er ook aanknopingspunten geredeneerd vanuit het pro-<br />
gramma van eisen die als input dienen voor het ruimtelijk concept<br />
van het gebouw. (Figuur 4) Het gebouw bevat naast de<br />
regionale trekkers zoals een theater met muziekschool en zalencentrum,<br />
een supermarkt en de hoofdbibliotheek een groot aantal<br />
specifieke Vrijetijdstadvoorzieningen zoals een eigen stadsdeelkantoor<br />
en kamer van koophandel, een TV- en radiostudio,<br />
een talentenbank, een vrijwilligershonk, een brainsalon, een<br />
zorgsteunpunt, een au pair-bureau, een seniorenreisbureau en<br />
een sportschool met fitness, zwembad. Door het programma te<br />
ordenen kunnen een groot aantal functies gedeeld worden en<br />
kunnen er delen worden weggestreept. Dit levert een zeer efficiënt<br />
gebouw op waarin de functies elkaar overlappen en samenhang<br />
krijgen. Ontmoetingen tussen mensen worden gestimuleerd.<br />
(Figuur 5)Dit concept houdt in dat er twee belangrijke ontmoetingsplekken<br />
ontstaan in het gebouw. De Civic Space: dit is<br />
de centrale ontmoetingsruimte, leeszaal van de bibliotheek,<br />
foyer, en wachtruimte voor het stadsdeelkantoor en zorgsteunpunt<br />
ineen. (Figuur 6)De Marketplace: dit is een plein dat door<br />
het hele gebouw wordt omarmd. Het is broedplaats voor allerlei<br />
startende bedrijfjes, hobbyruimtes, kiosken, dagwinkels en diensten<br />
in de vorm van kleine paviljoens. Het is de plek waar de rek<br />
zit in het programma van het Civic Center. Aan deze ontmoetingsplek<br />
kunnen bewoners van Vrijetijdstad een eigen invulling<br />
geven. Het is een plek waar iedereen elkaar ontmoet: bewoners,<br />
mensen uit de regio die naar theater gaan, kinderen of studenten<br />
die de bibliotheek of een senior willen raadplegen voor de<br />
juiste kennis worden geprikkeld door de activiteiten op de<br />
Marketplace.<br />
Er is bewust gekozen om geen betutteld retro-ontwerp te maken<br />
zoals een kopie van een archetypisch centrum van een idyllisch<br />
vestingstadje maar juist voor een bijzonder gebouwconcept dat<br />
vernieuwend en prikkelend zal werken en waarbinnen de toekomstige<br />
senior nog zelf dingen kan toevoegen, zich verder kan<br />
ontplooien en wat kan betekenen voor zijn medemens.<br />
Voor meer informatie kijk op www.vrijetijdstad.nl
E.M. Rikhof<br />
Thermen Tilburg<br />
Rust en ruimte in de binnenstad<br />
Afstudeerrichting<br />
Architectuur<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. ir. H.J.M. Ruijssenaars<br />
Dipl. ing. H.H. Yegenoglu<br />
Dr. J.C.T. Voorthuis<br />
Prof. ir. N.A. Hendriks<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
54<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
Samenvatting<br />
De combinatie van een saunacomplex met een islamitische<br />
hammam in het centrum van Tilburg. Beide hebben hun eigen<br />
badgang, maar de entree en rustruimte gezamelijk. Er wordt<br />
een spel gespeeld tussen de ruimtelijke beleving van de duidelijke<br />
scheiding en toch het laten samenkomen van beide badculturen<br />
en man en vrouw. In het centrum van de stad ontstaat een<br />
nieuwe rustige binnentuin met daaraan het badhuis, dat door<br />
de houten gevel een spel speelt met zien en gezien worden. Het<br />
gebouw wordt ontsloten vanuit de drukte en heeft zijn plek<br />
gevonden in de bestaande hoogbouw aan het Koningsplein.<br />
Trefwoorden<br />
Ruimtelijke beleving<br />
stad - binnentuin<br />
sauna - hammam<br />
publiek - privé<br />
draagstructuur - gevel<br />
De wens van de gemeenschap in Tilburg om een hammam te<br />
vestigen in de stad, heb ik willen betrekken bij het ontwerpen<br />
van een saunacomplex om daarmee aan te sluiten op de huidige<br />
diverse samenleving. In het centrum van de stad komen de verschillende<br />
culturen uit de stad samen en op die plek wil ik beide<br />
badtypologieën samenvoegen en een hammam met saunacomplex<br />
combineren in één gebouw. Het verschil tussen het geheel<br />
naakt zijn en het aanhouden van je onderbroek en daarnaast de<br />
scheiding tussen mannen en vrouwen, maakte het cultuurverschil<br />
tot nu toe onoverbrugbaar. In dit ontwerp kunnen beide<br />
badtypologieën wel hun eigen plek hebben en afzonderlijk van<br />
elkaar functioneren. Een aantal functies zijn voor beiden te<br />
gebruiken, zoals entree en rustruimte. Daarnaast is het mogelijk<br />
op sommige tijden de vrouwen-hammam te gebruiken als<br />
onderdeel van het saunacomplex. Door dit dubbele gebruik,<br />
wordt er een brug geslagen tussen het sauna- en hammamgedeelte.<br />
Ruimtelijke beleving<br />
Onze ervaring en gevoeligheden kunnen zich ontwikkelen door<br />
reflectieve en stille analyse. Om je open te stellen voor perceptie,<br />
moet je loskomen van de wereldlijke urgentie om dingen te<br />
doen. Om je bewustzijn van perceptie te ontwikkelen, is het<br />
essentieel om je bewust te zijn van je unieke bestaan in de<br />
ruimte. Het badhuis is gedurende vele eeuwen en in alle culturen<br />
een plek geweest om lichaam en geest te reinigen en open<br />
te staan voor onze perceptie. Kort gezegd, door tot rust te<br />
komen, wordt de bewustwording geprikkeld.<br />
In het ontwerp voor een badhuis wil ik proberen mensen<br />
bewust te maken van hun perceptie en van de verschillende<br />
ruimtes om hen heen. Dit wil ik doen door ruimtes te ontwerpen<br />
van verschillende afmetingen en hoogtes vanuit een aantal<br />
vragen over de functie en betekenis van een ruimte voor de<br />
bezoekers.<br />
Afbeelding 1 Foto achterzijde flat met groene omgeving<br />
Afbeelding 4 Complexe organisatie van het badhuis met daaronder de<br />
semi-open gevel naar de binnentuin.<br />
Hoe kan iemand zich er voelen en wat zouden de prikkels kunnen<br />
zijn Hoe kan de bezoeker als vanzelfsprekend door het<br />
gebouw worden heen geleid<br />
Hoe kan iedereen zich veilig en op zijn gemak voelen in kleinere<br />
ruimtes en toch ook het grotere geheel ervaren En als laatste<br />
hoe zouden de overgangen ruimtelijk moeten zijn tussen:<br />
-drukte van de stad - rust in de thermen<br />
-thermen - hammam<br />
-aangekleed - naakt<br />
-zweten - baden<br />
In het ontwerp van het badhuis zijn deze verschillende vragen<br />
over ruimtelijke beleving beantwoord en zijn er ruimtes ontworpen<br />
die de achterliggende bedoeling van de functie realiseren.<br />
Uiteindelijk is het badhuis een gebouw, waarin functie, constructie,<br />
materialisatie en ontwerp zullen leiden tot een synthese<br />
van ruimtes. In deze ruimtes kan de bezoeker tot rust komen en<br />
mede daardoor open staan voor prikkels en perceptie en zich er<br />
prettig voelen.<br />
Baden door de eeuwen heen<br />
Het baden heeft in alle badculturen twee betekenissen: reinigen<br />
en ontspannen. In elke cultuur gebeurt dit op een eigen manier,<br />
bijvoorbeeld met veel water, hoge temperaturen of producten uit<br />
de natuur, zoals modder. Toch zijn er twee grote overeenkomsten<br />
tussen alle badculturen. Ten eerste wordt het lichaam gereinigd<br />
en wast of spoelt men zich af, elke keer dat men gezweet<br />
heeft. In de Romeinse, Finse en ook in de Hammam-badcultuur<br />
speelt (of speelde) de douche of het stromende water een zeer<br />
grote rol. Ten tweede wordt het baden in veel culturen gezien<br />
als iets dat dicht bij het heilige staat. Het wordt gezien of<br />
gebruikt als een vorm van meditatie. Door het reinigen en bezig<br />
zijn met het lichaam komt de geest tot rust.<br />
In het ontwerp maken de samensmelting van de islamitische<br />
hammam met het saunacomplex en het stromende water met
Afbeelding 2 Nieuwe stedenbouwkundige situatie<br />
Afbeelding 3 Concept bestaande hoogbouw-badhuis<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afbeelding 5 Vrouwenhammam onder de publieke doorgang<br />
het reinigen van het lichaam en de geest, het badhuis tot een<br />
nieuw geheel.<br />
Binnentuin centrum Tilburg<br />
Aan de zuidkant van het centrum van Tilburg ligt een gebied<br />
met veel nieuwe ontwikkelingen. In de toekomst gaat de nieuwe<br />
Muzentuin omringd door het Kunstcluster van Jo Coenen deel<br />
uitmaken van een groene voetgangers/fietsroute door het zuidelijke<br />
centrum van Tilburg. Tussen de Muzentuin en het<br />
Koningsplein ligt een nog te ontwikkelen gebied, ingeklemd<br />
door de Bisschop Zwijsenstraat en haar monumentale woningen<br />
en het Koningsplein met de duidelijke begrenzing van de<br />
Koningsweiflat en een zorgcomplex. Aan de noordkant zal in de<br />
toekomst het Factorium (Tilburgse dans- en muziekschool)<br />
komen te liggen. De plannen hiervoor van de gemeente en<br />
Atelier Pro uit Den Haag zijn reeds bekend. Deze plannen roepen<br />
een aantal vragen op. Wat voor kwaliteiten heeft de smalle<br />
steeg tussen het Factorium en de Koningswei flat<br />
Hoort het Factorium bij de Bisschop Zwijsenstraat of ligt deze<br />
volledig los Wat zal de kwaliteit zijn van de achterzijden van de<br />
monumentale woningen naar de nieuwe Binnentuin toe<br />
In het nieuwe voorstel ligt het Factorium aan de Rooilijn van het<br />
Kantongerecht, waardoor de Bisschop Zwijsenstraat zich op een<br />
vanzelfsprekende wijze opent naar het noorden toe.<br />
Een deel van het Factorium sluit de achterzijden van de bestaande<br />
monumentale panden af van de intieme binnentuin.<br />
Er ontstaat nu een plek voor het badhuis tegen de achterzijde<br />
van de Koningsweiflat tot 12 meter hoogte. Daarboven beginnen<br />
de woningen, eronder is alleen een blinde gevel van een aantal<br />
(sport)winkels en een fitness-centrum (Afbeelding 1).<br />
De binnentuin wordt nu omsloten door een aantal gebouwen en<br />
gevels die op de tuin zijn gericht, maar hun entree erbuiten<br />
hebben. Het badhuis sluit hierop aan en wordt ontsloten vanuit<br />
het Koningsplein, waardoor men het badhuis betreedt vanuit het<br />
Afbeelding 6 Voetenbad in het saunacomplex als plek van gewenning<br />
harde stedelijke Koningsplein en in het badhuis de rustige groene<br />
binnentuin ervaart (Afbeelding 2).<br />
Ontwerp<br />
Hammam en sauna samen in één gebouw (Afbeelding 3, 4).<br />
Beiden zijn van elkaar gescheiden door de rustruimte en worden<br />
tegelijkertijd versmolten met elkaar in deze rustruimte en<br />
de entree, waar alle bezoekersstromen (ook die van een massage-<br />
en beautycentrum) bij elkaar komen. Beiden worden bij<br />
elkaar gehouden door de duidelijk aanwezige houten lamellen<br />
gevel die het gehele gebouw omvat en zelfs naar binnenvouwt<br />
om daar de overgangen tussen aangekleed – naakt, zweten –<br />
ontspannen en man – vrouw te duiden. Naast deze houten<br />
gevel, is de verticale draagstructuur in de donkergekleurde wanden<br />
van diverse breedten een gezamelijke binding. Niet alleen<br />
om het gebouw te dragen en de verbinding met de bestaande<br />
hoogbouw te maken, maar ook om de plekken en het stromende<br />
water te duiden. Door deze terugkerende wanden, de lagere<br />
dwarswanden, het vloerenlandschap met de baden, het golvende<br />
houten plafond (dat de installaties herbergt) en de gevel, ontstaan<br />
er door het gehele gebouw verschillende plekken, waar<br />
iedereen zich prettig kan voelen en die uit telkens dezelfde elementen<br />
zijn opgebouwd. Een aantal overgangen en scheidingen<br />
zijn zeer duidelijk te ‘beleven’ in het gebouw. Zoals de entree<br />
waar alle bezoekersstromen direct gescheiden worden in het<br />
vloerenlandschap. De vrouwenhammam die niet zichtbaar, maar<br />
wel hoorbaar is in de mannenhammam, en de intiemste plek is<br />
onder de schaduwen van de openbare voetgangersdoorgang<br />
(Afbeelding 5). En daarnaast het voetenbad, de plek waar men<br />
kan wennen aan het baden en het gebouw, haar bezoekers en de<br />
binnentuin kan waarnemen (Afbeelding 6). Het geheel is een<br />
symbiose van Hammam, Sauna, Beauty, bestaande hoogbouw,<br />
binnenstad en binnentuin.<br />
55
H. Saanen<br />
Herbestemming van de Schellens<br />
fabriek tot een Turks badhuis<br />
Een oud ritueel in een nieuwe vorm<br />
Afstudeerrichting<br />
Architectuur<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. H. Cisar dipl. Arch. ETH<br />
Dipl. Ing. H.H. Yegenoglu<br />
Prof. Ir. F. van Herwijnen<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
Figuur 1 Plattegrond 1e verdieping<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Samenvatting<br />
Herbestemming van een tapijtfabriek tot Turks badhuis, een<br />
symbiose tussen het monument en een nieuwe interpretatie van<br />
de Hammam typologie. Er ontstaat een spel waarin de bader in<br />
een gedwongen wereld zich een vrije weg baad, geleid door temperatuur,<br />
licht, geluid en de relatie tussen het monument en de<br />
interventie.<br />
Trefwoorden<br />
herbestemming<br />
traditie<br />
badcultuur<br />
mystiek<br />
privacy<br />
56<br />
Figuur 4 Hararet in het vrouwendeel<br />
interieur wordt gekenmerkt door een aantal centrale weefruimtes<br />
die gedomineerd worden door een betonskelet en 2-zijdig<br />
geflankeerd worden door authentieke stalen kozijnen.<br />
Het is een gebouw met een ruw industrieel karakter. De weefruimtes<br />
zijn omgeven door laboratoria- en opslagruimtes.<br />
Uitzondering op dit ruwe karakter vormen de trappenhal en<br />
directiekantoren die gekenmerkt worden door een subtiele<br />
decoratie.<br />
Herbestemming zal in de toekomst voor steeds meer architecten<br />
een belangrijk onderdeel worden van hun vakgebied.<br />
De bestaande situatie en de te verwezenlijken functie brengen<br />
een complexiteit met zich mee, die een gedegen voorbereiding<br />
eisen.<br />
In eerste instantie gaat de aandacht uit naar een inventarisatie<br />
en analyse van het monument. Mogelijkheden binnen de<br />
bestaande structuur en bepalen van karakteristieke en gebouw<br />
eigen elementen. Daar tegenover staat de nieuwe functie,<br />
beperkt door de locatie, financiële en sociale draagkracht.<br />
In het geval van de herbestemming tot een Hammam ontstaat<br />
er een confrontatie met culturele en historische waarden van de<br />
nieuwe functie.<br />
De Schellens fabriek is een oude tapijtfabriek gelegen in het<br />
centrum van <strong>Eindhoven</strong> aan de oevers van de Dommel.<br />
Het gebouw heeft een fascinerende bakstenen gevel en het<br />
De nieuwe functie voor de Schellens fabriek is een Turks badhuis<br />
of Hammam. Een bezoek aan een historische Hammam<br />
zorgt voor een confrontatie met een authentiek ritueel dat nauwelijks<br />
in de buurt komt van de Turkse stoombaden zoals we<br />
die in de westerse wereld kennen.<br />
Tijdens de badgang heb je het idee terug in de tijd te gaan.<br />
Het is een mystieke sfeer als gevolg van het onbekende, de<br />
vreemde taal, de authentieke ruimtes, het gedruppel van water<br />
en de scheiding tussen mannen en vrouwen. Belangrijk in de<br />
Hammam-traditie is het doorlopen van een aantal ruimtes waarvan<br />
de temperatuur stijgt en waar men regelmatig spoelt met<br />
lopend water. Het hoogtepunt en het eigenlijke Turkse bad<br />
bevinden zich in de laatste ruimte, de Hararet gedomineerd<br />
door een grote koepel met centraal een grote steen, de buiksteen<br />
of bellystone waarop men plaatsneemt om zich rein te zweten.<br />
Op deze steen gebeuren massages en wordt je gescrubd.<br />
Tijdens het ritueel beweeg je regelmatig naar de randen van de<br />
ruimte waar zich nissen met fonteintjes bevinden om het vuil<br />
van je lichaam te spoelen. Na het hele ritueel keer je via de voorgaande<br />
ruimtes terug en neem je tijd om je te ontspannen in de<br />
theeruimte.<br />
Het letterlijk overnemen van de authentieke typologie in de<br />
bestaande tapijtfabriek vormt in het plan geen optie.<br />
Het zou de kwaliteiten van het bestaande gebouw te veel aantasten<br />
en mijn persoonlijke interesse gaat uit naar een hedendaagse<br />
architectonisch interessante vertaling.
Figuur 2 Doorsnede verticaal element, centraal de bellystone<br />
Figuur 3 Doorkijk naar de bron van de bellystone<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Figuur 5 Doorkijk naar de theeruimte op 1e verdieping<br />
Belangrijk in de interpretatie van de Hammam zijn een aantal<br />
basiswaarden uit de traditionele Hammam zoals de scheiding<br />
tussen man en vrouw, de dwingende routing bepaald door temperatuurstijging<br />
en een climax in de vorm van een hoofdruimte<br />
met een bellystone.<br />
Uit de studies van het bestaande gebouw zijn drie delen te<br />
onderscheiden; meer intieme voor- en achterruimtes, gescheiden<br />
door de centrale voormalige weefruimtes met een open<br />
karakter. De voor- en achterruimtes vormen op deze manier<br />
twee polen van elkaar gescheiden door de centrale ruimte.<br />
Deze polen worden ingezet als scheiding tussen mannen en<br />
vrouwen. In deze van oorsprong meer besloten ruimtes komen<br />
de afzonderlijke badgangen.<br />
Het gebouw bestaat uit 3 lagen waardoor een verticale mannen<br />
pool ontstaat tegenover een verticale pool van de vrouwen.<br />
De centrale ruimtes zijn bestemd voor meer sociale functies<br />
zoals de theeruimtes.<br />
De scheiding tussen mannen en vrouwen wordt van een extra<br />
lading voorzien, de mannen en vrouwen zijn fysiek gescheiden,<br />
maar op willekeurige momenten raken zij zich bewust van<br />
elkaars aanwezigheid en nabijheid door ruimtelijke herkenbaarheid<br />
en geluid.<br />
Deze bipolariteit wordt aan beiden zijden benadrukt door de<br />
bellystone te gebruiken als bindend element die het centrum<br />
vormt van een verticale doorbreking van de verschillende lagen.<br />
De bellystone markeert naar de onderliggende verdieping een<br />
besloten bad dat metaforisch gezien wordt als de bron van de<br />
bellystone. Naar de bovenzijde is er een lichtkoker die de<br />
bovenliggende verdieping doorboort en zorgt voor een licht<strong>bundel</strong><br />
op de bellystone in de halfduistere Hararet ruimte.<br />
De routing wordt gedomineerd door de tweedeling, in de beginfase<br />
worden de mannen en vrouwen gescheiden, ze doorlopen<br />
de noodzakelijke fases zoals de kleedkamers en douches en worden<br />
dan naar de centrale theeruimte geleid.<br />
Figuur 6 Impressie van de kruidenbaden op de 2e verdieping<br />
Deze theeruimte vormt de spil van de routing, het is een rustpunt<br />
waar de bader ervoor kiest om de Hammam ruimtes binnen<br />
te gaan of op een andere locatie van een kruidenbad of massage<br />
te genieten. Deze keuzevrijheid draagt bij aan het zoeken<br />
naar de eigen badgang. Deze vrijheid uit zich ook in de plattegrond.<br />
De ‘verticale’ bellystone en het bestaande gebouw fungeren<br />
als referentie binnen de routing. Ze zorgen voor een vrije en<br />
herkenbare beweging door het historische pand.<br />
De traditionele Hammam ruimtes zijn vanuit bouwfysisch oogpunt<br />
gesloten, in reactie op het monument wordt er gebruik<br />
gemaakt van kernen die in de ruimte geplaatst worden.<br />
Deze kernen hebben een eigen functie. Door de plaatsing van de<br />
kernen ontstaat er een tussenruimte met de bestaande wand.<br />
Deze tussenruimte wordt herbestemd door de inzet van de functie<br />
gebonden kernen. Zo wordt in het geval van de nieuwe<br />
Hammam één kern geïntroduceerd in een vrije ruimte, waardoor<br />
er twee nieuwe Hammam ruimtes gegenereerd worden in<br />
de tussengebieden (heetste ruimte en Hararet).<br />
De kernen worden gekenmerkt door verlaagde zones, dit zorgt<br />
voor een voortdurende schaalsprong in het plan, wat bijdraagt<br />
aan de beweging doorheen de verschillende ruimtes.<br />
Door een niet-lineaire sequentie kunnen de kernen en de tussenruimte<br />
met elkaar in open verbinding staan met een natuurlijk<br />
verloop in de temperatuurverschillen.<br />
Het plan is een speelse interpretatie van de authentieke<br />
Hammam, waarbij de nadruk wordt gelegd op de persoonlijke<br />
vrijheid van de bader, die in zijn badgang langs de verschillende<br />
onderdelen van het bestaande gebouw geleid wordt. Er ontstaat<br />
een persoonlijke zoektocht, bepaald door temperatuur, licht,<br />
geluid en de relatie tussen monument en interventie.<br />
57
D.N.H.J. Sauren<br />
Van fabriekscultuur naar<br />
CULTUURfabriek; transformatie van<br />
175 jaar Bassin<br />
Afstudeerrichting<br />
Stedebouw<br />
Afstudeercommissie<br />
Dr. ir. C.H. Doevendans<br />
Dr. J. Boomgaard<br />
Ing. J.P.F.A. Snijders Arch. hbo<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
58<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
Samenvatting<br />
Met het realiseren van een ‘cultuurfabriek’ in de Noordwest-<br />
Entree van Maastricht is gepoogd het gebied een nieuwe impuls<br />
te geven en van betekenis te laten zijn, zowel op stadsniveau als<br />
op (boven)regionaal niveau. Dit heeft geresulteerd in een boeiend<br />
ontwerp dat aansluit op het weefsel van het Noordwest-<br />
Quadrant, waarbij het verleden voelbaar en zichtbaar blijft, een<br />
mix aan bebouwing ook een mix aan leven oplevert, de openbare<br />
ruimte een prominente rol inneemt waarbij er meer aandacht<br />
is voor de voetganger en functies voor kleur zorgen. Hierdoor<br />
raakt Cultuurfabriek Maastricht op verschillende manieren met<br />
de binnenstad verankerd.<br />
Trefwoorden<br />
Binnenstedelijke herstructurering<br />
Citybranding<br />
Landmark<br />
Openbare ruimte<br />
Cultuur<br />
Afbeelding 1 Concept<br />
Afbeelding 4 Rijgdraden openbare ruimte<br />
Echter, de realisatie van het Bassin tot recreantenhaven heeft<br />
nog niet opgeleverd wat men voor ogen had en veel zaken zijn al<br />
ten onder gegaan. De reden hiervoor is dat het gaat om een<br />
moeilijke locatie; de activiteiten zijn sterk seizoensgebonden en<br />
de haven ligt niet in een aantrekkelijke looproute.<br />
Hoewel de zuid –en westzijde van het Bassin volledig zijn hersteld<br />
worden de overige zijden gedomineerd door een onoverzichtelijk<br />
geheel van fabrieken en zware infrastructuur waarbij<br />
nauwelijks ruimte is voor de voetganger en fietser.<br />
Cultuurfabriek Maastricht ligt nog net binnen de singelstructuur<br />
van de binnenstad en is een onderdeel van het 280 ha.<br />
tellende project Belvédère. Het kan gezien worden als een eiland<br />
in de stad met een geheel eigen sfeer. Wat meteen in het oog<br />
springt is de fraaie binnenhaven, ’t Bassin, met daar omheen de<br />
grote fabrieken van Sphinx en Sappi. Het Bassin, gegraven in<br />
1826, is van grote betekenis geweest voor de stad en kan gezien<br />
worden als de generator van de industriële ontwikkelingen in<br />
Maastricht. De stad kon haar grenzen verleggen en verbindingen<br />
maken met Nederland en Europa. Het Bassin werd het centrum<br />
voor allerlei bedrijvigheid en een aantrekkelijke vestigingsplaats<br />
voor ondernemingen. Later bleek de haven door het toenemende<br />
scheepvaartverkeer te klein en nam de betekenis van<br />
het Bassin af. Na een lange periode is de haven in 2001 in<br />
gebruik genomen als passantenhaven waarbij de werfkelders<br />
zijn ingericht met restaurants, barretjes en scheepvaartgerelateerde<br />
zaken.<br />
Aangezien fabrieksterreinen langzaam uit de binnenstad verdwijnen<br />
en een nieuwe locatie vinden aan de rand van de stad,<br />
lag hier een mooie opgave om deze unieke plek te transformeren<br />
tot een nieuw stukje stad met een eigen identiteit.<br />
De ambitie daarbij was het Bassin, als waardevolle openbare<br />
ruimte, aan de stad terug te geven waarbij cultuur ingezet is om<br />
het gebied opnieuw een generator voor de stad te laten zijn.<br />
Hiermee zal het imago van het gebied verbeteren, zal het Bassin<br />
een ware identiteitsdrager gaan vormen en wordt er een bijdrage<br />
geleverd aan het creatieve peil van de stad (wat niet alleen de<br />
leefbaarheid ten goede komt, maar ook een economische impuls<br />
voor Maastricht betekent). De identiteit van het Bassin is versterkt<br />
door het verankeren van het gebied in de binnenstad.<br />
Dit is gedaan dmv het aantrekkelijk maken van de rijgdraden<br />
(de routes vanuit de binnenstad, via Cultuurfabriek Maastricht<br />
naar het buitengebied) en het ontwikkelen van een 5e stadsplein,<br />
waarmee tevens de noordkant van het Bassin wordt afgerond.<br />
Met de toevoeging van een danstheater aan het 5e stadsplein<br />
wordt het gebied ook (inter)nationaal op de kaart gezet.<br />
Het concept van Cultuurfabriek Maastricht is voortgekomen uit<br />
een sterke ruimtelijke driedeling die in het gebied aanwezig is,<br />
en is vertaald in de thema’s: Dolend Hof, Dansend Plein en<br />
Blok-Kade. Hof, plein en kade zijn hierbij de openbare ruimte<br />
typologieën die gediend hebben als uitgangspunt voor de inrichting<br />
van de betreffende deelgebieden.
Afbeelding 2 Masterplan Cultuurfabriek Maastricht<br />
Afbeelding 3 Dansend Plein 5e stadsplein<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afbeelding 5 Maquette Dansend Plein<br />
De voor Maastricht zo karakteristieke morfologie, typologie en<br />
openbare ruimte hebben als leidraad gediend voor het ontwerp.<br />
Bouwblokken: Als onderdeel van het Noordwest-Quadrant is in<br />
Cultuurfabriek Maastricht de ruime opzet van de bouwblokken<br />
behouden. Dit refereert aan een verleden van kloosters en stadsboerderijen.<br />
Ook het intieme en verrassende karakter, de informele<br />
routes en de prominent aanwezige open plekken, in contrast<br />
met de smalle straten, zijn doorgetrokken.<br />
Dit is vooral het geval in Dolend Hof, dat direct grenst aan het<br />
Noordwest-Quadrant. Richting Maas zal dat intieme en kleinschalige<br />
karakter overgaan in forsere bouwblokken en een heldere<br />
gridstructuur. In Dansend Plein wijken structuur en<br />
bebouwing af. Het 5e stadsplein is hier opgenomen in de<br />
looproute Markt-Bassin-Maas en kan gezien worden als een<br />
campus; de gebouwen staan op het plein en vormen tevens het<br />
plein. Zicht/accenten: Vanuit Cultuurfabriek Maastricht geven<br />
lange zichtassen een weids panorama op de groene omgeving.<br />
Andersom werkt deze visuele verankering ook en worden accenten<br />
benut om de toeschouwer te prikkelen. Dansend Plein<br />
vormt het grootste accent. De torens, genaamd Steppingstones,<br />
zijn hier opgevat als sculpturen, als rotsen, massief en robuust,<br />
die uit het maaiveld omhoog rijzen. Met hun slingerbeweging<br />
vormen ze de dans, die ontstaat met de Steppingstones in het<br />
zuiden, het danstheater. De Steppingstones en het maaiveld zijn<br />
met elkaar verweven en vullen elkaar met hun vormentaal aan.<br />
Hier gaan architectuur en stedebouw een sterke wisselwerking<br />
aan. Programma: Het plan bestaat overwegend uit verschillende<br />
woonmilieus. De bijzondere en culturele functies zijn gelegen<br />
rondom het Bassin. Met name de monumenten zijn uitermate<br />
geschikt voor een culturele invulling, zoals een theater -en<br />
muziekwerkplaats, ateliers, huisvesting voor het centrum voor<br />
de kunsten etc. Tevens bieden het Bassin en de Maas mogelijkheden<br />
voor waterrecreatie. Verder is van belang dat de doorgaande<br />
wegen, Boschstraat en Maasboulevard, ook in functie<br />
worden doorgevoerd. Dit betekent dat er in de plint ruimte is<br />
voor commerciële voorzieningen.<br />
Afbeelding 6 Maquette Dansend Plein<br />
Doordat met Cultuurfabriek Maastricht een geheel nieuwe<br />
stadswijk wordt gebouwd, zullen in het 5e stadsplein o.a. een<br />
supermarkt, bank en postkantoor opgenomen worden.<br />
Onder het plein is ruimte voor een parkeergarage op stadsniveau<br />
en voor de theaterbezoekers.<br />
Groen: Er wordt onderscheid gemaakt in groene verbindingen,<br />
groene taluds (zachte kades) en parkgroen (Frontenpark).<br />
Vooral de overgang van Dansend Plein naar het park is van<br />
belang. Hier gaat een harde, rationeel geordende kade rondom<br />
het Bassin over in een meer natuurlijke, zachte kade naarmate<br />
men dichter bij het park komt. Ook de verbinding Griendpark-<br />
Frontenpark is belangrijk. Hier hebben een oude spoorlijn en -<br />
brug plaats gemaakt voor een recreatieve groene wandelroute.<br />
Openbare ruimte: Alle pleinen en assen liggen langs de hoofdroutes<br />
van de 3 deelgebieden. Ze leggen accenten, staan voor<br />
beleving en vormen eyecatchers. Door het aan elkaar rijgen van<br />
de assen en pleinen worden verbindingen gelegd tussen<br />
Cultuurfabriek Maastricht en de omgeving en de 3 gebieden<br />
onderling. Een aparte manier van verankeren is hierbij de oeververbinding;<br />
door deze te ontwikkelen wordt de schakel gelegd<br />
tussen de binnenstad en de geïsoleerde wijk Boschpoort in het<br />
noorden. De belangrijkste openbare ruimte is echter het 5e<br />
stadsplein. Het is opgebouwd uit 3 elementen: glooiend maaiveld,<br />
knopen, Steppingstones. Naast 2 continue vloeiende zones<br />
aan de randen van het plein zijn in de middenzone de hoofdelementen<br />
opgenomen in de vorm van 3 schillen: een uitstekend<br />
plateau met eronder ruimte voor voorzieningen, de centrale trap<br />
met het theaterplein en het danstheater met de theatertuin.<br />
Een slapend stadsdeel dat wordt gedomineerd door fabrieken is<br />
met de komst van Cultuurfabriek Maastricht wakker geschud en<br />
nieuw leven ingeblazen.<br />
59
I.M.E. Smeets<br />
Modellering van voetgangersgedrag<br />
in een binnenstedelijke winkelstraat<br />
Afstudeerrichting<br />
Stedebouw<br />
Afstudeercommissie<br />
Ir. A.W.J. Borgers<br />
Dr. ir. A.D.A.M. Kemperman<br />
Prof. dr. H.J.P. Timmermans<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Samenvatting<br />
De belangrijkste doelgroep in een binnenstad wordt gevormd<br />
door voetgangers. Zij moeten zich veilig kunnen bewegen en ze<br />
hebben enige invloed op de economische effecten in de binnenstad.<br />
Om van tevoren inzicht te hebben in het effect van ingrepen<br />
in de binnenstad is een model dat het gedrag van voetgangers<br />
op het niveau van een straat in relatie tot hun omgeving<br />
kan voorspellen. In dit onderzoek wordt het gedrag van voetgangers<br />
dan ook enerzijds beschreven en anderzijds gemodelleerd.<br />
Trefwoorden<br />
Binnenstad<br />
Winkelstraat<br />
Antwerpen<br />
Voetgangersgedrag<br />
Modellering<br />
Figuur 1 Segmenten<br />
Voetgangers vormen de belangrijkste groep verkeersdeelnemers<br />
in een binnenstad. Inzicht in hoe zij zich door de binnenstad<br />
bewegen en wat zij daar doen is om verschillende redenen interessant.<br />
Allereerst is de verkeersveiligheid en voetgangersvriendelijkheid<br />
van de binnenstad van belang voor de voetgangers<br />
zelf. Ten tweede zijn de economische effecten (omzet, huurprijzen)<br />
in de binnenstad voor een deel verbonden aan waar voetgangers<br />
zich bevinden en wat zij daar doen. Tenslotte willen<br />
gemeenten en stedebouwkundigen ook inzicht hebben in de<br />
effecten van ingrepen in de gebouwde omgeving.<br />
Deze redenen tezamen vormen de grondslag voor het belang<br />
van voetgangersonderzoeken in binnensteden. Het doel van dit<br />
onderzoek is om erachter te komen welke factoren van invloed<br />
zijn op het gedrag van voetgangers op microniveau in binnensteden<br />
en hoe met deze informatie een model ontwikkeld kan<br />
worden om dit gedrag ook te kunnen voorspellen.<br />
60<br />
Er zijn op het gebied van voetgangersgedrag al vele onderzoeken<br />
uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn in te delen in cellular<br />
automata, microscopische modellen, natuurwetenschappelijk<br />
gebaseerde modellen, evacuatie modellen en modellen die voetgangersbewegingen<br />
“van link naar link” simuleren. In dit<br />
onderzoek wordt het laatste type toegepast, omdat de structuur<br />
van het studiegebied goed aansluit op deze benadering.<br />
Om het doel van dit onderzoek te kunnen bereiken is dit onderzoek<br />
uit twee onderdelen opgebouwd.<br />
Ten eerste wordt het gedrag van voetgangers beschreven.<br />
Ten tweede wordt het gedrag van voetgangers gemodelleerd.<br />
Om dit te kunnen doen, zijn de ruimtelijke structuur en gegevens<br />
over het gedrag van voetgangers daarbinnen nodig.<br />
De dataverzameling heeft plaatsgevonden in de Meir, de belangrijkste<br />
winkelstraat in de binnenstad van Antwerpen in juni<br />
2004 (afb. 1 en 2). De verzameling van de data bestond uit drie<br />
delen. Allereerst is er een verkenning gemaakt van de ruimtelijke<br />
omgeving. Hieruit is onder andere gebleken dat de Meir een<br />
bijzondere indeling heeft. De manier van plaatsing van het<br />
straatmeubilair heeft als gevolg dat er twee loopzones ontstaan<br />
langs de gevels van de winkelpanden en één middenzone waar<br />
ook (beperkt) ander verkeer toegestaan is (zie afb. 3).<br />
Ten tweede hebben er voetgangerstellingen plaatsgevonden.<br />
Tenslotte zijn in twee delen van de straat (afb. 1) voetgangers<br />
geobserveerd. Hierbij zijn gegevens verzameld over de geobserveerde<br />
personen, over hun startposities en over de acties die<br />
zij hebben ondernomen.<br />
Met de gegevens verzameld door middel van de observaties is<br />
vervolgens verder gewerkt. In totaal zijn 341 voetgangers geobserveerd,<br />
verdeeld over twee segmenten (delen van de straat).<br />
Voor inzicht in het voetgangersgedrag zijn de persoonskenmerken<br />
van belang, de startposities en inzicht in bepaalde acties.<br />
Het gaat hierbij allereerst om de looprichting van voetgangers,<br />
welke voornamelijk afhankelijk is van de startpositie. Inzicht in<br />
winkelbezoek is een andere belangrijke factor.
Figuur 2 Meir te Antwerpen<br />
Figuur 3 Zonering van de straat<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Figuur 4 Geobserveerde situatie<br />
Het is gebleken dat voetgangers zich voor een belangrijk deel<br />
laten leiden door het winkelaanbod. Inzicht in wisselen van<br />
zone versterkt het beeld van de looprichtingen. In de helft van<br />
de gevallen heeft een wisseling van zones te maken met een<br />
winkel. Tenslotte is er nog het beëindigen van een route.<br />
Bij de observaties is afgesproken dat gestopt werd met de observatie<br />
van een voetganger zodra de betreffende voetganger langer<br />
dan 5 minuten in een winkel verbleef. Een voetganger kon dus<br />
zijn route door het segment beëindigen door het segment te verlaten<br />
of door in een winkel te blijven. De meeste personen verlaten<br />
gewoon het segment. Van alle personen die in een winkel<br />
eindigen, doen de meeste voetgangers dit in grote modezaken.<br />
Na een grafische verwerking van de routes van de voetgangers,<br />
is ook in kaart gebracht hoe groot de voetgangersintensiteiten in<br />
bepaalde gedeelten van de segmenten zijn. Hier is duidelijk te<br />
zien dat de voetgangers zich sterk laten leiden door de zonering.<br />
Wisselen van zone gebeurt bovendien voornamelijk diagonaal,<br />
dus met aanhouden van de richting van de straat.<br />
Met de hiervoor beschreven inzichten kan vervolgens een model<br />
opgesteld worden. Uitgegaan wordt van het multinomiale logit<br />
model. In dit model moet een voetganger steeds een keuze<br />
maken uit een bepaald aantal alternatieven, die elk bestaan uit<br />
een klein stukje straat of een winkel. Het nut van elk alternatief<br />
bepaalt welk alternatief gekozen zal worden. Dit nut hangt weer<br />
af van een aantal variabelen, die voortvloeien uit de verwerking<br />
van de verzamelde data. Variabelen die een rol spelen zijn<br />
rechts of midden lopen, wisselen van zone, de attractie van<br />
start/finish links, de aantrekkelijkheid van winkels welke afhankelijk<br />
is van de branche en van de oppervlakte van de betreffende<br />
winkel en de attractie van stoppen in een winkel.<br />
Voor start/finish links en winkels geldt een eerste en een tweede<br />
attractie. De eerste attractie houdt in dat een persoon nog niet<br />
bij de betreffende link of winkel is geweest, de tweede attractie<br />
houdt in dat een persoon daar al wel is geweest waardoor deze<br />
minder aantrekkelijk wordt.<br />
Figuur 5 Simulatie voor de geobserveerde situatie<br />
Voor alle variabelen zijn vervolgens parameters geschat.<br />
Deze parameters geven de invloed weer die de variabelen hebben<br />
op de keuze van een persoon. Sommige variabelen hebben<br />
een negatieve parameter en daardoor een <strong>afst</strong>otende werking,<br />
zoals het voor de tweede keer bezoeken van een winkel en het<br />
wisselen van zone. Andere variabelen hebben een aantrekkende<br />
invloed, zoals het voor de eerste keer bezoeken van een winkel.<br />
Met het zo ontwikkelde model is een simulatie voor de<br />
basissituatie uitgevoerd. Dat wil zeggen dat de geobserveerde<br />
voetgangers vanaf hun startpunt door de betreffende segmenten<br />
gesimuleerd worden. De simulaties lieten goede overeenkomsten<br />
zien met de waargenomen intensiteiten (zie afb. 4 en 5).<br />
Om te illustreren hoe het model toegepast kan worden, is er een<br />
tweetal scenario`s opgesteld. Uit deze scenario`s is gebleken dat<br />
het vervangen van een plein door een modezaak een nadelige<br />
invloed heeft op de overige winkels aan die zijde van de straat.<br />
Ook is gebleken dat wanneer aan één zijde van de straat alleen<br />
modezaken gelegen zijn, dit wél voordelig is voor die modezaken,<br />
maar niet voor de winkels (zowel mode als andere branches)<br />
die aan de andere, meer diverse zijde van de straat gelegen<br />
zijn.<br />
Het model geeft goede resultaten om voetgangersgedrag in de<br />
Meir te Antwerpen te voorspellen. Of het model algemeen toepasbaar<br />
is, is echter nog de vraag.<br />
De Meir heeft namelijk een zeer specifieke indeling in zones.<br />
Daarom is een belangrijke aanbeveling die gedaan kan worden<br />
naar aanleiding van dit onderzoek om te onderzoeken of het<br />
model in andere typen winkelstraten en andere binnensteden<br />
ook toepasbaar is.<br />
61
M. Ubaghs<br />
Investeren in binnenstedelijke<br />
parkeergarages<br />
Risicoanalyse en quickscan model<br />
Afstudeerrichting<br />
Vastgoedbeheer<br />
Afstudeercommissie<br />
Drs. J.J.A.M. Smeets<br />
Ir. L.A.M.C. van de Ven<br />
Drs. R.M. Weisz RA MCIS<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
Afbeelding 1<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Samenvatting<br />
Het identificeren van de risico’s waar beleggers mee te maken<br />
krijgen op het moment dat zij gaan investeren in binnenstedelijke<br />
parkeergarages. Allereerst worden de risico’s geïdentificeerd<br />
en gekwantificeerd en vervolgens wordt bepaald in welke mate<br />
de risico’s beheersbaar zijn.<br />
Ten slotte wordt op basis van deze conclusies een beslissingsondersteunend<br />
model ontwikkeld waarmee beleggers snel de<br />
potentie van een parkeergarage kunnen bepalen.<br />
Trefwoorden<br />
Beleggen<br />
Parkeergarages<br />
Risico<br />
Risicomanagement<br />
Beslissingsmodel<br />
62<br />
Er bestaat in Nederland een stijgende vraag naar parkeerruimte<br />
in binnenstedelijke centra. Deze vraag is ontstaan als gevolg van<br />
de toename van het autobezit alsmede als gevolg van een<br />
toename van het autogebruik en het gewijzigde beleid van overheid<br />
en gemeenten.<br />
Hoewel investeren in parkeergarages voornamelijk een gemeentelijke<br />
aangelegenheid was, zijn er nu verschillende private partijen<br />
die investeren in parkeergarages. Zoals bij alle investeringen<br />
in vastgoed hangt er aan de investering in een parkeergarage<br />
een bepaald risicoprofiel. Vanwege de onduidelijkheid en<br />
ondoorzichtigheid van de markt, is er behoefte aan inzicht in de<br />
risico’s die van invloed kunnen zijn op het investeringsresultaat.<br />
Het onderwerp van het <strong>afst</strong>udeeronderzoek is dan ook: “Het verschaffen<br />
van inzicht in de risico’s die van invloed zijn op een<br />
investering in binnenstedelijke parkeergarages en het ontwikkelen<br />
van een quick-scan model dat kan dienen als beslissingsondersteunend<br />
model voor beleggers die willen investeren in binnenstedelijke<br />
parkeergarages.”<br />
Een investering in vastgoed vertegenwoordigt een op geld waardeerbare<br />
waarde indien er kasstromen met of in dat onroerend<br />
goed gerealiseerd worden of gerealiseerd kunnen worden. Er<br />
zijn een vijftal eigenschappen die deze waarde voor parkeergarages<br />
bepalen. Omdat deze eigenschappen beïnvloedbaar zijn, is<br />
ook de waarde en het mogelijke rendement van de parkeergarage<br />
beïnvloedbaar via deze eigenschappen.<br />
De vijf eigenschappen zijn: De locatie, de consument, de overheid,<br />
de gebouweigenschappen en de kwaliteit van de<br />
belegger/exploitant.<br />
Op basis van interviews zijn de risico’s geïdentificeerd die via<br />
deze waardebepalende factoren een invloed uitoefenen op het<br />
rendement van de parkeergarage. Er is gebruik gemaakt van de<br />
checklist methode, waarmee op basis van ervaring van marktpartijen<br />
een inzicht kan worden verschaft in de risico’s.<br />
Op basis hiervan is een lijst samengesteld met 27 risico’s
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afbeelding 2<br />
63<br />
waarmee een belegger te maken krijgt als hij gaat investeren in<br />
een parkeergarage.<br />
Niet alle risico’s zijn even belangrijk voor een belegger. Om de<br />
risico’s te kunnen kwantificeren is de volgende methode<br />
gebruikt. De geïdentificeerde risico’s zijn door twee parkeergarage-exploitanten<br />
uitgezet in een kans-gevolg matrix. Tevens is<br />
aangegeven welke wegingsfactoren zij toekennen aan de verschillende<br />
risicogroepen. Op basis hiervan is het mogelijk om<br />
aan de risico’s een score toe te kennen en deze vervolgens op<br />
volgorde te zetten waarbij de belangrijkste risico’s bovenaan<br />
staan en de minder belangrijke risico’s onderaan in de lijst<br />
terug te vinden zijn.<br />
Om tot een beslissingsondersteunend model te kunnen komen,<br />
is het belangrijk om te weten of de geïdentificeerde en gekwantificeerde<br />
risico’s beheerst kunnen worden. Om deze beslissing<br />
te kunnen maken is op basis van interviews bepaald wat de risicorespons<br />
van de belegger zou moeten zijn indien een van de<br />
risico’s optreedt. Risicorespons is het toewijzen van een<br />
responsmaatregel aan de geïdentificeerde risico’s. Per risico is<br />
bepaald of het vermeden, gereduceerd, overgedragen of geaccepteerd<br />
moet worden. Dit geeft aan hoe de belegger moet handelen<br />
en is dus van belang voor het model.<br />
Tenslotte is bepaald of de risico’s beheerst kunnen worden.<br />
Risicobeheersing is het implementeren van responsmaatregelen<br />
die de kans op het behalen van het vereiste rendement vergroten.<br />
Als de risicorespons en beheersing worden gecombineerd,<br />
kan worden bepaald welke consequenties de belegger aan de<br />
risico’s moet verbinden. Het belang hiervan komt terug in het<br />
model waar op basis van de risico’s en een eventuele beheersbaarheid<br />
een keuze gemaakt moet worden betreffende het al<br />
dan niet afwijzen van de investering.<br />
Met een beslisboom kan op een overzichtelijke manier een<br />
besluitvorming tot stand komen. De beslisboom doorloopt alle<br />
situaties waarbij risico’s zich kunnen voordoen, en geeft tevens<br />
bij elke keuze een richting aan waarin de belegger verder moet.<br />
Een aantal van de keuzes zal betekenen dat het model het advies<br />
geeft om af te zien van de investering.<br />
Het in dit onderzoek gerealiseerde model is een manier voor<br />
zowel beleggers als exploitanten om snel de potentie van een<br />
parkeergarage te kunnen inschatten. Echter daarbij moeten de<br />
hierna volgende kanttekeningen worden geplaatst.<br />
Het limitatieve karakter van de checklist kan ertoe leiden dat<br />
bepaalde risico’s niet worden geïdentificeerd en de gevoeligheid<br />
van de gegevens is voor de marktpartijen zodanig hoog, dat niet<br />
alle gewenste informatie verkregen is. Door het verkennende<br />
karakter van het onderzoek is ervoor gekozen om het onderzoek<br />
breed te houden. Er zijn veel verschillende facetten meegenomen<br />
om een compleet beeld te vormen waaraan een parkeergarage<br />
moet voldoen. Dit onderzoek kan daarbij dienen als uitgangspunt<br />
voor een aantal vervolgonderzoeken, die een aantal<br />
facetten verder uitdiepen.<br />
Als tool om te kunnen bepalen of een investering in een parkeergarage<br />
wenselijk is of niet, is gekozen voor een beslisboom.
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
64<br />
M.J. Vlasveld<br />
Investeren in Aziatisch vastgoed<br />
Een strategische keuze<br />
Afstudeerrichting<br />
Vastgoedbeheer<br />
Afstudeercommissie<br />
Ir. L.A.M.C. van de Ven<br />
Drs. R.M. Weisz RA MRICS<br />
Drs. R.J.A. Satumalaij RBA<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
25 oktober 2005<br />
Samenvatting<br />
In dit onderzoek wordt het effect van investeren in Aziatisch<br />
vastgoed onderzocht. Hierbij is het uitgangspunt van een institutionele<br />
belegger met een beleggingsportefeuille met vastgoed<br />
in Europa en de VS genomen. In de analyse zijn de directe/ private<br />
als de beursgenoteerde vastgoedmarkten opgenomen, op<br />
basis van historische gegevens en een toekomstverwachting.<br />
Hieruit blijkt dat met Aziatisch vastgoed een hoog rendement<br />
kan worden behaald, maar dat het risico ook hoog is. Direct /<br />
privaat vastgoed heeft veel spreidingsvoordelen, beursgenoteerd<br />
vastgoed weinig. Daarom is alleen direct / privaat vastgoed een<br />
toegevoegde waarde aan een internationale vastgoedportefeuille,<br />
beursgenoteerd vastgoed niet.<br />
Trefwoorden<br />
Vastgoed<br />
Investeren<br />
Azië<br />
Internationaal<br />
portefeuillemanagement<br />
Theoretische analyse<br />
Er zijn verschillende manieren om in vastgoed te beleggen.<br />
Dit is mogelijk door gebouwen te kopen, ‘direct’ investeren in<br />
vastgoed. Hiervoor is echter veel vermogen en kennis van de<br />
lokale vastgoedmarkt nodig, tezamen met een lokale beheersorganisatie.<br />
Om met minder geld en kennis in gebouwen te<br />
beleggen, kan ‘indirect’ in vastgoed worden belegd.<br />
Dit kan in private (niet-beursgenoteerde) beleggingsfondsen en<br />
door beursgenoteerde aandelen in vastgoedbedrijven of vastgoedbeleggingsinstellingen<br />
(REITs) te kopen.<br />
In vergelijking met aandelen en obligaties heeft vastgoed een<br />
gemiddeld rendement en risico. De verhouding tussen rendement<br />
en risico is niet beter dan aandelen en obligaties, maar<br />
met vastgoed in een portefeuille kan wel een lager risico door<br />
spreidingsvoordeel worden behaald. Daardoor heeft het voordelen<br />
om vastgoed in een beleggingsportefeuille op te nemen.<br />
Uit onderzoek blijkt dat een internationaal gespreide portefeuille<br />
een hoger rendement en minder risico kan opleveren dan een<br />
portefeuille in één land. Dit komt o.a. doordat de cycli van de<br />
vastgoedmarkten verschillen. Deze verschillen worden veroorzaakt<br />
door de onderliggende factoren en hierbij geldt: hoe meer<br />
verschillen, hoe groter het spreidingsvoordeel. Ook heeft een<br />
groter verschil in <strong>afst</strong>and een positieve invloed op het spreidingseffect.<br />
Aan internationaal investeren in vastgoed zijn vaak hogere risico’s<br />
verbonden. Op zich is een hoger risico acceptabel, zolang er<br />
een hoger rendement tegenover staat. Het is daarom belangrijk<br />
om de verhouding tussen het risico en rendement te weten. Om<br />
te bepalen of het extra rendement het risico voldoende compenseert<br />
kan de risicopremie, het extra rendement als vergoeding<br />
voor het extra risico, worden gebruikt. Door deze risicopremie af<br />
te zetten tegen het extra risico kan een maatstaf worden verkregen<br />
voor het risico/rendementsprofiel. Hiermee kan een beeld<br />
worden verkregen van de aantrekkelijkheid van de vastgoedmarkten.<br />
Beslissingsmodel<br />
Om te bepalen waar de investeringsmogelijkheden zich bevinden<br />
en welke vastgoedmarkten interessant zijn, is een beslissingsmodel<br />
opgesteld.<br />
Het model bestaat uit de volgende onderdelen:<br />
Selectie vastgoedmarkten op basis van investeringsmogelijkheden<br />
De effecten van de vastgoedmarkten op<br />
Rendement<br />
Risico<br />
Spreidingsvoordeel in de portefeuille<br />
Analyse Aziatische vastgoedmarkten<br />
Aanleiding en probleemstelling<br />
In de afgelopen jaren is de interesse voor vastgoedbeleggingen<br />
sterk toegenomen. Ook zijn de portefeuilles van vastgoedinvesteerders<br />
steeds internationaler geworden. De portefeuilles<br />
beperken zich echter vaak tot Europa en Amerika en zijn er<br />
weinig vastgoedbeleggers actief in Azië. Door de snelle groei<br />
van de economie en de vastgoedmarkt kan dit continent echter<br />
zeer interessant zijn. De onbekenheid en onzekerheid van<br />
Aziatisch vastgoed is echter groot en over de effecten en de<br />
mogelijke toegevoegde waarde van Aziatisch vastgoed is daardoor<br />
nog weinig bekend. Dit onderzoek speelt in op deze<br />
onbekendheid en de probleemstelling is daarom als volgt:<br />
Wat is het effect van investeren in Aziatisch vastgoed op een<br />
internationale vastgoedportefeuille op het gebied van rendement,<br />
risico’s en spreiding Om deze vraag te beantwoorden zal<br />
eerst een theoretische analyse van internationaal investeren in<br />
vastgoed worden gegeven.<br />
Vervolgens worden de Aziatische vastgoedmarkten onderzocht<br />
en de investeringseffecten inzichtelijk gemaakt.<br />
De beleggingsmogelijkheden in Aziatisch vastgoed<br />
Japan, Hong Kong en Singapore bieden goede beleggingsmogelijkheden<br />
voor een buitenlandse investeerder. Zuid-Korea,<br />
Taiwan en China bieden redelijke mogelijkheden, vooral op de<br />
directe/ private markt. In China zijn investeringen alleen in<br />
Shanghai, Beijing en enkele kuststeden mogelijk en dan<br />
voornamelijk directe of private investeringen. In Maleisië, de<br />
Filippijnen en Thailand bieden de directe/private en de beursgenoteerde<br />
vastgoedmarkten beperkte mogelijkheden. In India,<br />
Indonesië en Vietnam is het zeer moeilijk om te investeren.<br />
De karakteristieken en effecten van Aziatisch vastgoed<br />
Van de te onderzoeken markten is een analyse op basis van<br />
historische gegevens gemaakt van de risico’s, rendementen en<br />
spreidingsvoordelen. De resultaten worden hieronder besproken.<br />
Directe en private vastgoedmarkten<br />
De verhouding tussen de rendement en risico vastgoedmarkten<br />
is Europa en de VS relatief goed, met een gemiddeld rendement<br />
en een relatief laag risico. In de Aziatische markten is een vergelijkbaar<br />
rendement te behalen, echter tegen een hoger risico.<br />
Daardoor is de verhouding tussen risicopremie en extra risico in<br />
Azië minder goed dan in Europa en de VS.
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afbeelding 1<br />
65<br />
De samenhang (correlatie) tussen de Aziatische directe vastgoedmarkten<br />
met een portefeuille uit Europa of de VS is zeer<br />
laag of zelfs anticyclisch. Vooral de opkomende vastgoedmarkten<br />
beiden veel diversificatievoordeel. Hierdoor zou het toevoegen<br />
van Aziatisch vastgoed in de onderzochte periode 1994-<br />
2004 leiden tot een betere verhouding tussen risico en rendement.<br />
Bij een toevoeging van 9% Aziatisch vastgoed zou deze<br />
verhouding optimaal zijn en dit zou leiden tot een verlaging van<br />
het portefeuillerisico van 15,6%. Bij een toevoeging Aziatisch<br />
vastgoed van 1% tot 17% van de totale portefeuille is de risico/<br />
rendementsverho uding beter dan zonder Aziatisch vastgoed.<br />
Beursgenoteerde vastgoedmarkten<br />
Vastgoedaandelen uit alle Aziatische landen hebben in de periode<br />
1984-2004 een vergelijkbaar rendement behaald als vastgoed<br />
in Nederland en Europa. Het risico van de vastgoedaandelen in<br />
Azië is echter veel hoger en de verhouding tussen risicopremie<br />
en risico is daardoor minder gunstig.<br />
Door het hoge risico voegen Aziatische vastgoedaandelen veel<br />
risico toe aan een portefeuille. De correlatie van Aziatische vastgoedaandelen<br />
met vastgoedaandelen uit Europa en de VS is<br />
hoog, waardoor het spreidingsvoordeel laag is. Per saldo heeft<br />
een portefeuille met vastgoedaandelen uit geheel Azië heeft in<br />
de onderzochte periode 1984-2004 geen toegevoegde waarde<br />
gehad. Alleen de vastgoedaandelen uit Hong Kong, Singapore<br />
en Filippijnen hebben een (licht) positief effect gehad.<br />
Vooruitzichten en aanbeveling<br />
Voor de directe en private vastgoedmarkten geldt dat door de<br />
sterke groei van Azië hoge rendementen mogelijk blijven. De<br />
risico’s zijn en blijven echter ook hoog. Vooral in groeimarkten<br />
kan een hoger rendement worden behaald, tegen een hoger risico.<br />
Het is te verwachten dat direct / privaat vastgoed veel spreidingsvoordeel<br />
zal opleveren en dat daarmee het hogere risico<br />
gecompenseerd kan worden.<br />
Voor aandelen van Aziatische vastgoedbedrijven ligt het anders.<br />
Het is zeer de vraag of gelijke of hogere rendementen dan in<br />
Europa en de VS mogelijk zijn. Van risico’s van de aandelen van<br />
vastgoedbedrijven kan worden verwacht dat deze hoog blijven.<br />
De verhouding tussen de risicopremie en risico is daardoor minder<br />
goed dan in Europa en de VS. Ook is weinig spreidingsvoordeel<br />
te behalen en daardoor kan worden verwacht dat de aandelen<br />
van Aziatische vastgoedbedrijven geen voordeel opleveren.<br />
De ontwikkeling van de vastgoedbeleggingsfondsen (REITs) in<br />
Azië is interessant. Deze fondsen richten zich meer op dividend<br />
rendement en minder op waardegroei, daardoor zijn zij minder<br />
risicovol. De REIT-sector is Azië is echter nog zeer jong en sterk<br />
in ontwikkeling, daardoor is het nog niet te zeggen of deze een<br />
toegevoegde waarde aan de portefeuille zal zijn. De REITs met<br />
een hoog dividendrendement lijken wel zeer interessant.<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
Aziatisch vastgoed kan een hoger rendement geven dan vastgoed<br />
in Europa en de VS, maar het risico is ook hoger.<br />
Investeringen in direct vastgoed hebben veel spreidingsvoordeel<br />
in een internationale portefeuille, beursgenoteerd vastgoed niet.<br />
Het is aan te bevelen om direct vastgoed toe te voegen aan de<br />
portefeuille, uit de historische analyse blijkt dat 9% Aziatisch<br />
vastgoed het optimale effect heeft geboden. Aziatisch beursgenoteerd<br />
vastgoed heeft geen toegevoegde waarde aan een beleggingportefeuille<br />
gehad, ook in de toekomst valt dit niet te verwachten.<br />
Het is dus aan te bevelen om Aziatische vastgoedaandelen<br />
niet in de portefeuille op te nemen.
J.G. Vosters<br />
SBP wordt Strijp Sport & Health<br />
Herbestemming de Hoge Rug als sociale drager<br />
Afstudeerrichting<br />
Bouwtechnisch Ontwerpen<br />
Afstudeercommissie<br />
prof. ir. J.M. Post<br />
AJ.M. Walraven arch. a.v.b.<br />
ir. F.J.M. Luijten<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
29 november 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Samenvatting<br />
Strijp S heeft een belangrijke plaats in de stad <strong>Eindhoven</strong> in op<br />
het gebied van historie als ruimtelijk. De herbestemming van<br />
het gebied kan dus niet los worden gezien. In mijn <strong>afst</strong>udeerontwerp<br />
is daarom gezocht naar een centrale rol voor de gebouwen<br />
van De Hoge Rug met betrekking tot de historie, omgeving<br />
maar ook in het nieuwe stedenbouwkundige masterplan en in<br />
de huidige maatschappij. Voor het drie gebouwen van de Hoge<br />
Rug is daarom een concept ontwikkeld waarvan er één verder is<br />
uitgewerkt.<br />
Trefwoorden<br />
Herbestemming<br />
Bestaande context<br />
Relatie oud - nieuw<br />
Drager - inbouw<br />
Transparantie<br />
Afbeelding 1 Allee<br />
66<br />
Afbeelding 4 Park<br />
Philips concentreert in de saneringsplannen haar activiteiten<br />
rondom <strong>Eindhoven</strong> op vier locaties. Dit houdt in dat er een aantal<br />
gebieden vrij komen die sinds het begin van de vorige eeuw<br />
door Philips in gebruik waren. Hieronder valt ook het complex<br />
Strijp S wat is gelegen in het gelijknamige stadsdeel. Het gebied<br />
ligt nu door afsluiting als een enclave in de wijk en zal opnieuw<br />
onderdeel moeten worden van de stad. Op het terrein liggen een<br />
aantal monumentale panden, waaronder de gebouwen van de<br />
Hoge Rug, waarvoor een nieuwe bestemming moet worden<br />
gevonden.<br />
In de analyse van dit project zijn een aantal belangrijke aspecten<br />
naar voren gekomen. Zo zijn Philips en de stad <strong>Eindhoven</strong> vanuit<br />
de historie nauw met elkaar verbonden. Philips heeft een<br />
voortrekkersrol vervuld op het gebied van de industrie maar<br />
stond ook bekend om haar sociale voorzieningen. Strijp S heeft<br />
bij de ontwikkeling van Philips een belangrijke rol gespeeld.<br />
Op het terrein bevinden zich een aantal monumentale gebouwen<br />
die tevens boegbeelden zijn voor Philips en <strong>Eindhoven</strong>.<br />
Het gebied heeft door haar grofschalige structuur en daarmee<br />
strokende meerlaagse bebouwing een hoogstedelijk karakter en<br />
vormt hiermee een uniek stukje <strong>Eindhoven</strong>.<br />
De herontwikkeling van Strijp S kan bijdragen aan de ambities<br />
van <strong>Eindhoven</strong> om de stedelijkheid en identiteit te versterken.<br />
Het masterplan Park Strijp, gemaakt door BVR in opdracht van<br />
de gemeente en Philips, geeft hierin een eerste aanzet. Het plan<br />
biedt een aantal randvoorwaarden voor verdere ontwikkelingen<br />
en plaatst het gebied ruimtelijk weer terug in de stadsstructuur.<br />
Door middel van een stelsel van openbare ruimtes waaronder<br />
een groot park wordt aansluiting gezocht bij de karakteristieke<br />
groenstructuur van de stad. Verder speelt de Hoge Rug, die een<br />
centrale positie inneemt in het plan, een belangrijke rol.<br />
Door de ruimtelijke inrichting kloppend te maken met het programma<br />
moet een gebied ontstaan met een sterke identiteit<br />
waar het nieuwe wonen, werken en recreëren gestalte krijgen.
Afbeelding 2 Atrium<br />
Afbeelding 3 Gang<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Afbeelding 5 Zwembad<br />
67<br />
De zoektocht naar een geschikt programma voor de vernieuwde<br />
Hoge Rug heeft geresulteerd om het concept; “de Hoge Rug als<br />
sociale drager”. Ik ben hiertoe gekomen door van binnenuit te<br />
denken, vanuit de bestaande kwaliteiten en kenmerken.<br />
De sociale drager slaat een brug naar het verleden waarin<br />
Philips naast een innovatief bedrijf ook bekend stond om haar<br />
sociale activiteiten (bouwen van woningen, ziekenhuis, scholen<br />
enz). De centrale rol die de sociale voorzieningen in de huidige<br />
maatschappij vol stress en burnouts spelen, sluit aan bij de<br />
ruimtelijk centrale ligging van de gebouwen.<br />
De gebouwen krijgen hierbij een meer open, transparant karakter<br />
waardoor de gebieden die nu door de Hoge Rug worden<br />
gescheiden met elkaar worden verbonden. Zo ontstaat een ontmoetingsplaats<br />
tussen de verschillende mensen, gebieden.<br />
Elk van de drie gebouwen krijgt binnen het concept een eigen<br />
thema. Deze zijn Sport & Health, Food & Entertainment en<br />
Information & Education. De Hoge Rug zal als verbindend element<br />
gaan fungeren en een ontmoetingsplaats worden die goed<br />
past bij de centrale ligging.<br />
Zo is een verhoogde vloer toegepast waarin alle leidingen zijn<br />
opgenomen. De gesloten elementen zoals kleedkamers en<br />
sauna zijn als losse units in de ruimtes geplaatst.<br />
Ter plaatse van het atrium, de squashbanen en het zwembad<br />
zijn ingrepen gedaan in de bestaande constructie. Bij het atrium<br />
en de squashbanen is de constructie zo weggehaald dat het<br />
geheel stabiel blijft. Bij het inbrengen van zwembad is gebruik<br />
gemaakt van de overcapaciteit van de bestaande constructie door<br />
het op de kolommen te laten rusten. Bij het bepalen van de<br />
plaats van de sneden in de balken is gekeken naar het moment<br />
in de balken opdat deze zo min mogelijk verandert.<br />
Bij de materialisering en detaillering zijn industriële elementen<br />
afgewisseld met warme natuurlijk materialen zoals hout.<br />
Hierdoor behoudt het gebouw haar robuuste uiterlijk en ontstaan<br />
tegelijkertijd aangename binnenruimtes.<br />
Alleen voor het gebouw SBP met de functie Sport & Health is<br />
een ontwerp gemaakt en uitgewerkt. De karakteristieke betonstructuur<br />
met unieke grote open ruimtes vormt de basis van het<br />
ontwerp. Op de begane grond zijn twee stramienen weggebroken<br />
zodat het gebouw een duidelijke entree krijgt die zich naar<br />
beide zijden opent. Tevens wordt hiermee de barrière die de<br />
Hoge Rug vormt tussen de twee gebieden doorbroken en ontstaat<br />
een shortcut. In het midden van het gebouw is een hellend<br />
atrium ingebracht die de verschillende vloeren (functies) met<br />
elkaar en het entreegebied verbindt.<br />
De nieuw toegevoegde elementen zijn losgehouden van de<br />
bestaande structuur. Door het drager-inbouw principe toe te passen<br />
blijft de karakteristieke bestaande structuur duidelijk zichtbaar.<br />
De inbouwelementen zijn zo makkelijk aan te passen en te<br />
verwijderen zonder dat de bestaande structuur wordt aangetast.
L. Wijburg<br />
Discrete verbindingen in prefab<br />
betonconstructies<br />
Afstudeerrichting<br />
Constructief Ontwerpen<br />
Afstudeercommissie<br />
Prof. ir. C.S. Kleinman<br />
Prof. dr. ir. D.A. Hordijk<br />
Ir. F.J.M. Luijten<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Samenvatting<br />
In het <strong>afst</strong>udeerrapport wordt een discrete verbinding ontwikkeld<br />
voor een prefab betonconstructie. De optredende belasting<br />
op de verbinding is afhankelijk van de stijfheid van de verbinding.<br />
De stijfheid van de verbinding wordt bepaald door een<br />
proef. De capaciteit van het betonaandeel van de verbinding<br />
wordt bepaald door middel van een rekenmodel. Dit rekenmodel<br />
wordt getoetst aan de resultaten gevonden met de proef.<br />
Trefwoorden<br />
Prefab beton<br />
Verbindingen<br />
Hoogbouw<br />
Rekenregels<br />
Stijfheid<br />
Figuur 1 Aanzicht van de Admirant.<br />
68<br />
Figuur 4 Het toegepaste rekenmodel<br />
Inleiding<br />
Bouwen met prefab beton betekent sneller bouwen. De verhoogde<br />
bouwsnelheid is een feit, ondanks de langere voorbereidingstijd.<br />
Om de bouwsnelheid te optimaliseren moeten bestaande<br />
bouwmethoden opnieuw geformuleerd.<br />
Opgave<br />
De <strong>afst</strong>udeeropdracht omvat het onderzoek naar de invloed van<br />
discrete verbindingen op een prefab betonconstructie. De doelstelling<br />
is het ontwikkelen van een discrete verbinding met een<br />
specifieke veerkarakteristiek. Hierbij wordt onderzoek gedaan<br />
naar de stijfheid en de draagkracht van de verbinding.<br />
De verbinding moet geschikt zijn voor toepassingen in de praktijk.<br />
Bovendien wordt in het onderzoek duidelijk onderscheid<br />
gemaakt tussen horizontale en verticale voegen.<br />
Referentiegebouw<br />
Als referentiegebouw is gekozen voor de Admirant (figuur 1 en<br />
2) te <strong>Eindhoven</strong>. In de eerste plannen voor deze woontoren zou<br />
de draagstructuur worden uitgevoerd in ter plaatse gestort<br />
beton. Later is dit omgezet naar een prefab constructie met natte<br />
continue verbindingen met als resultaat een bouwtijdverkorting<br />
van ca. 1 kalenderjaar. In <strong>afst</strong>udeerrapport ‘Woontoren de<br />
Admirant’ van ir. T.T. Pierik is onderzoek gedaan naar de gevolgen<br />
van droge discrete verbindingen op de constructie. In dit<br />
<strong>afst</strong>udeerproject wordt nader ingegaan op het specifieke gedrag<br />
van de discrete verbindingen.<br />
Ontwerp verbinding<br />
Er is een gestart met het op een rijtje zetten van de beschikbare<br />
soorten verbindingen voor prefab betonconstructies. Van de<br />
beschikbare verbindingen bleek geen er geen zonder meer<br />
geschikt voor toepassing in de Admirant. Met enkele aanpassingen<br />
zijn de verbindingen geschikt te maken voor de Admirant.<br />
Om een toepasbare verbinding te ontwerpen, is een aantal randvoorwaarden<br />
opgesteld.
Figuur 2 Plattegrond van een woonverdieping.<br />
Figuur 3 De beproefde verbinding.<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Figuur 5 De proefopstelling waarmee de afschuifstijfheid en de capaciteit<br />
van de verbinding is bepaald.<br />
Vanuit de randvoorwaarden is een variantenonderzoek gedaan<br />
en is een keuze gemaakt voor een verbinding (figuur 3).<br />
Uitgangspunt bij het bepalen van de belastingen is het schijfmodel<br />
met oneindig stijve verbindingen in <strong>afst</strong>udeerrapport<br />
‘Woontoren de Admirant’. De belastingen die hieruit volgen,<br />
bleken moeilijk opneembaar door de verbindingen.<br />
Bovendien is het niet mogelijk een oneindig stijve discrete verbinding<br />
te maken.<br />
Als vervolg hierop is een nieuw schijfmodel geïntroduceerd,<br />
waarin de stijfheid van de verbindingen gevarieerd kan worden.<br />
Door een lagere stijfheid zullen de krachten op de verbindingen<br />
afnemen, terwijl de vervormingen zullen toenemen. Uit de<br />
maximaal toelaatbare vervorming aan de top van het gebouw<br />
volgt een minimale stijfheid met een bijbehorende dwarskracht<br />
op de verbinding.<br />
Rekenmodellen<br />
Aan de hand van een aantal rekenmethoden is een voorspelling<br />
gedaan van de capaciteit van de verbinding. In het uiteindelijke<br />
rekenmodel wordt de verbinding geschematiseerd als een ligger<br />
ondersteund door een aantal veren welke het omringende beton<br />
voorstellen (figuur 4). Ter plaatse van de veren waar de rekenwaarde<br />
van de betondrukspanning wordt overschreden, wordt<br />
aan de veren een grenskracht toegekend. Boven deze grenskracht<br />
zullen de veren zich plastisch gaan gedragen.<br />
Om het rekenmodel te verifiëren en de stijfheid te bepalen,<br />
wordt een kleine serie proeven (figuur 5) gedaan. Uit de proeven<br />
volgt een last-verplaatsingsdiagram, waaruit de afschuifstijfheid<br />
van de verbinding te bepalen is (figuur 6). Met deze afschuifstijfheid<br />
zijn dan de krachten op de verbinding en de horizontale<br />
verplaatsing aan de top van het gebouw te bepalen.<br />
Aan de hand van de bezwijklast volgend uit de proeven is het<br />
mogelijk gebleken om met het rekenmodel een goede voorspelling<br />
te doen van de bezwijklast van de verbinding.<br />
Figuur 6 Het last-verplaatsingsdiagram waarmee de afschuifstijfheid<br />
bepaald wordt.<br />
Conclusies en aanbevelingen<br />
In eerste instantie zijn de belastingen bepaald aan de hand van<br />
een prefab betonconstructie waarin de gemodelleerde verbindingen<br />
een oneindige stijfheid bezitten. Dit blijkt een zware overschatting<br />
te zijn van de optredende krachten.<br />
In het geval van de oneindig stijve verbindingen is de uitbuiging<br />
aan de top van de constructie 124 mm tegenover een uitbuiging<br />
aan de top van 131 mm in het geval van de ontwikkelde verbinding.<br />
Dit is een toename in vervorming van 6%. De dwarskracht<br />
op de oneindig stijve verbindingen is 630 kN, tegenover<br />
een dwarskracht van 240 kN op de ontwikkelde verbinding.<br />
Dit is een afname in dwarskracht van 62%. Door het verlagen<br />
van de stijfheid van de verbindingen neemt de dwarskracht relatief<br />
gezien sneller af dan dat de vervorming van de constructie<br />
toeneemt.<br />
De sterkte van het betonaandeel van de verbinding is goed te<br />
bepalen met behulp van een methode waarbij het beton onder<br />
de staaf is gemodelleerd door een aantal veren met een bepaalde<br />
stijfheid. Op de plaatsen waar wordt verwacht dat de betonspanningen<br />
de maximale betonspanningen overschrijden, wordt aan<br />
de veren een grenskracht toegekend. Deze methode geeft een<br />
onderschatting van de draagkracht van slechts 6%.<br />
Deze methode is echter niet geschikt voor het bepalen van de<br />
stijfheid van de verbinding en voor het bepalen van de draagkracht<br />
van de stalen staaf.<br />
Door de geringe voegbreedte en de hoge stijfheid van de mortel<br />
opgesloten in de stalen buis, bezwijkt de wapeningsstaaf op<br />
afschuiving. Buiging treedt nauwelijks op. Om een beter inzicht<br />
te krijgen in de vervorming van de staaf en de spanningen in en<br />
rond de wapeningsstaaf, is nader onderzoek noodzakelijk.<br />
Verder is nader onderzoek nodig naar de invloed van de breedte<br />
van de voeg op de staalspanningen en staalvervorming. Bij een<br />
grotere voegbreedte zal buiging wel een rol van betekenis gaan<br />
spelen.<br />
69
S. Wittenberg<br />
Het Wasven <strong>Eindhoven</strong><br />
Een ruimtelijke ontwikkelingsvisie op het spanningsveld tussen<br />
stad en dorp<br />
Afstudeerrichting<br />
Stedebouw<br />
Afstudeercommissie<br />
Dr. ir. C.H.Doevendans<br />
Ir. C.C.F.M. Donkers<br />
Ir. J.A. Lorzing<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Datum <strong>afst</strong>uderen<br />
13 december 2005<br />
Samenvatting<br />
Het gebied het Wasven in <strong>Eindhoven</strong> is een zeer gefragmenteerd<br />
gebied. Er zijn verschillende zones te onderscheiden. Deze<br />
zones zijn: ontplooien, onthaasten, ontdekken en ontwaken.<br />
Door het leggen van een ontwikkelingsvisie op het gebied is het<br />
aanwezige groene karakter in omvang en kwaliteit toegenomen.<br />
Het autoverkeer is uit het middengebied gehaald. Dit zorgt voor<br />
rust in het gebied. Een nieuwe fietsroute is de drager van het<br />
plan en verbindt de verschillende zones. De aanwezige karakters<br />
van de zones zijn versterkt. Het is een gebied geworden dat ontdekt<br />
wil worden.<br />
Trefwoorden<br />
Ontwikkelingsvisie<br />
Stedenbouw<br />
Spanningsveld<br />
Recreatief-netwerk<br />
Zone-indeling<br />
Figuur1 Zone-indeling<br />
Figuur4 Collage 1<br />
70<br />
<strong>Eindhoven</strong>, ooit vijf dorpen gelegen rond een kleine stad,<br />
anno 2005 uitgegroeid tot de vijfde stad van Nederland.<br />
Niet met een historisch centrum, maar met kennis en technologie<br />
als aantrekkingskracht. De vroegere dorpskernen hebben<br />
deels hun eigen karakter behouden en de wegen vanuit het centrum<br />
naar de stadsdelen doen af en toe nog denken aan vroeger.<br />
De punten waar stad en dorp samenkomen, de historische<br />
scharnierpunten, zijn interessant voor onderzoek.<br />
Het Wasven is zo’n scharnierpunt, gelegen aan oostzijde van de<br />
stad, tussen de TU/e en het oude dorp Tongelre. Bij veel mensen<br />
is het gebied onbekend, terwijl het toch een zeer bijzonder en<br />
uniek stukje <strong>Eindhoven</strong> is. Onder andere door deze onbekendheid<br />
ligt er de dreiging dat het Wasven van twee kanten wordt<br />
volgebouwd.<br />
De geschiedenis van het Wasven gaat terug naar het jaar 1375.<br />
Een kasteel, met oprijlaan en kasteelpark, verrijkte het heide en<br />
akkergebied. Vele gedaante verwisselingen heeft het kasteel in<br />
de loop der jaren ondergaan. In 1920 kwam het kasteel in bezit<br />
van N.V. Philips die het terrein kocht om op die plaats huizen te<br />
kunnen bouwen. Het kasteel is toen gesloopt, terwijl de huizen<br />
er vanwege de economische crisis nooit zijn gekomen. Wel is er<br />
een nieuwe boerderij (de Philipsboerderij) gebouwd en is het<br />
kasteelpark en de oprijlaan behouden gebleven. Het Wasven<br />
bestaat uit meerdere gebieden dan alleen het kasteelpark.<br />
Het gehele gebied wordt doorkruist door de Celebeslaan.<br />
Deze weg Loopt in oost-westelijke richting door het gebied.<br />
Hieraan bevind zich de Philipsboerderij, het Lorentz Casimir<br />
Lyceum en aan het eind ligt het verlaten terrein van het voormalige<br />
slachthuis. Haaks op deze weg gaat de Eikenlaan het bos in<br />
richting het spoor.<br />
Inspiratie bronnen voor de ontwikkeling van het Wasven,<br />
komen zowel uit het gebied zelf als van daar buiten.<br />
De vroegere aanwezigheid van het kasteel en de actuele vraag<br />
naar groen en geborgen wonen.
Figuur 2 Verkeersplan<br />
Figuur3 Totaalplan<br />
Figuur5 Collage 2 Figuur6 Collage 3<br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
Dit leidt tot hedendaagse landgoederen, woonkastelen met de<br />
geborgen sfeer van vroeger. De vertaling van een landgoed naar<br />
de schaal van dit gebied vindt plaats met hofwoningen.<br />
Hofwoningen hebben net als de woonkastelen een semi-privé<br />
binnenterrein.<br />
Het gebied het Wasven is een zeer gefragmenteerd gebied.<br />
Er zijn verschillende zones te onderscheiden met elk hun eigen<br />
karakter. De eerste zone ligt aan de westzijde van het plangebied<br />
en omvat het voormalige slachthuisterrein. Na de sluiting is de<br />
activiteit hier verdwenen en ligt het terrein er verlaten bij.<br />
Enkele jaren later is het woonwagenkamp naar deze locatie<br />
gekomen. De tweede zone in het Wasven onderscheidt zich door<br />
de aanwezigheid van het Lorentz Casimir Lyceum. Deze middelbare<br />
school ligt in het midden van het plangebied.<br />
Een compleet schoolterrein met aan de achterzijde sportvelden.<br />
Ten zuiden van de school, in de derde zone zorgen vele soorten<br />
groen voor een afwisselend geheel. Er is een zandverstuiving,<br />
loofbos, dicht dennenbos en een klein heidegebied. Het feit dat<br />
er een zandverstuiving en een dicht dennenbos zo dicht bij een<br />
stadscentrum te vinden zijn, kan uniek genoemd worden. Daar<br />
waar de natuur zijn vrije gang gaat ten zuiden van de school,<br />
wordt het groen in het kasteelpark onderhouden. Dit is de vierde<br />
zone. Het aangelegde park behoort bij het voormalige kasteel<br />
het Hof. Het kasteel is verdwenen, maar de monumentale boerderij<br />
is nog in tact. De boerderij is eigendom van<br />
Monumentenfonds Brabant maar wordt gebruikt door de bewoners<br />
uit de omgeving (Stichting Groendomein Wasven) Ten slotte<br />
de vijfde zone, het gebied rond het kasteelpark, waarin de<br />
woonwijk Beauregard te vinden is. De zones zijn te vertalen in<br />
de volgende karakters: ontmoeten, ontplooien, onthaasten, ontdekken<br />
en ontwaken.<br />
Per zone is een gebiedseigen benadering toegepast, waarbij het<br />
aanwezige karakter van elke zone is onderzocht en versterkt.<br />
De zone ontmoeten, het voormalige slachthuisterrein ligt dicht-<br />
bij de universiteit en het stadscentrum. Deze locatie is zeer<br />
geschikt om het tekort aan studenten huisvesting op te vangen.<br />
Rondom een plein worden studentenflats gerealiseerd, hier ontmoeten<br />
de studenten elkaar. Om het gebied te verbinden met de<br />
TU/e komt er een rechtstreekse fietsverbinding door de<br />
Berenkuil. Deze fietsroute loopt verder het gebied in. De zone<br />
ontplooien bevat het Lorentz Casimir Lyceum. De Celebeslaan<br />
wordt ingekort zodat er een oprijlaan naar de school ontstaat.<br />
Op deze manier kan het gebied het Wasven niet meer met de<br />
auto worden doorkruist. Door de sportvelden die nu achter de<br />
school liggen naar de voorzijde te halen, ontstaat er aan de voorzijde<br />
een schoolplein. Onthaasten, het groengebied ten zuiden<br />
van de school. Door het verplaatsen van de sportvelden komt<br />
hier ruimte vrij voor nog meer groenontwikkeling. De fietsroute<br />
van de studentencampus zal hier worden voortgezet richting het<br />
kasteelpark. Ook komt er een aftakking van de route naar het<br />
noorden. Door het creëren van een recreatief fietsnetwerk kunnen<br />
de verschillende groengebieden die Tongelre rijk is met<br />
elkaar worden verbonden. De fietsroute komt ook langs de boerderij<br />
in de zone ontdekken. Deze boerderij zal in de toekomst<br />
een milieu educatie centrum worden. Het kasteelpark is daarbij<br />
de studielocatie. Om het educatieve karakter in het gebied te<br />
versterken komt er naast de monumentale boerderij een kinderboerderij.<br />
Het gebied in de zone ontwaken ontleent zich voor<br />
verder woningbouwontwikkeling. Het wonen rond het park<br />
wordt compleet gemaakt. De nieuwe woningen worden gerealiseerd<br />
in een autoluwe hofstructuur. In het ontwerp is het gebied<br />
het Wasven deels bebouwd. Desondanks is het groene karakter<br />
juist in omvang en kwaliteit toegenomen. Het autoverkeer is uit<br />
het middengebied gehaald en alleen nog maar als bestemmingsverkeer<br />
welkom aan de randen van het gebied. Dit komt de rust<br />
in het gehele gebied ten goede. De fietsroute door het gebied is<br />
de drager van het plan geworden en verbindt de verschillende<br />
zones. De aanwezige karakters van de zones zijn versterkt en<br />
daarmee de leesbaarheid van het gebied.<br />
Het is een gebied geworden dat ontdekt wil worden.<br />
71
<strong>Technische</strong> <strong>Universiteit</strong> <strong>Eindhoven</strong><br />
jaargang 2005-<strong>2006</strong><br />
nummer 02<br />
09 01 <strong>2006</strong><br />
<strong>afst</strong>udeer<strong>bundel</strong> faculteit bouwkunde<br />
72<br />
Colofon<br />
samenstelling:<br />
Thijs Cloosterman & Lieke Göritzlehner<br />
lay-out:<br />
Ton van Gennip<br />
druk:<br />
Groels, Tilburg<br />
oplage:<br />
130<br />
Afbeelding omslag:<br />
Vertigo, nieuw gebouw<br />
faculteit Bouwkunde<br />
Opleidingsinstituut<br />
Faculteit Bouwkunde<br />
Postbus 513<br />
5600 MB <strong>Eindhoven</strong><br />
Telefoon (040) 247 39 90<br />
Telefax (040) 247 21 55<br />
e-mail boo@bwk.tue.nl<br />
Redactieadres<br />
TU <strong>Eindhoven</strong>, faculteit Bouwkunde<br />
Opleidingsdirecteur<br />
dr.ir. W.F. Schaefer<br />
Postbus 513, 5600 MB <strong>Eindhoven</strong>