Wat werkt bij overlast - Nederlands Jeugdinstituut
Wat werkt bij overlast - Nederlands Jeugdinstituut
Wat werkt bij overlast - Nederlands Jeugdinstituut
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Wat</strong> <strong>werkt</strong> <strong>bij</strong> <strong>overlast</strong>?<br />
Tijne Berg - le Clercq<br />
<strong>Nederlands</strong> <strong>Jeugdinstituut</strong><br />
www.nji.nl<br />
December 2012<br />
Maatregelen tegen <strong>overlast</strong>gevende groepen jongeren kunnen onderverdeeld worden in<br />
domeingerichte-, groepsgerichte- en persoonsgerichte maatregelen. Effectieve domeingerichte<br />
maatregelen zijn de inzet van buurtwacht, verbetering van de (straat)verlichting, cameratoezicht en<br />
gerichte inzet van politie. De verbetering van (straat)verlichting en cameratoezicht lijken vooral<br />
effectief als ze worden gecombineerd met andere maatregelen. Over de effectiviteit van<br />
groepsgerichte maatregelen is weinig bekend. Alleen van leerlingbemiddeling, waar<strong>bij</strong> leerlingen zelf<br />
conflicten tussen medeleerlingen oplossen, is in het buitenland bekend dat dit <strong>werkt</strong>. Van<br />
persoonsgerichte maatregelen is bekend dat straffen alleen niet effectief is. Cognitieve<br />
gedragstherapie (CGT) lijkt effectief te zijn in het verminderen van recidive -wanneer sprake is van<br />
delinquentie. Er kunnen nog geen conclusies getrokken worden over de effecten van CGT op het<br />
voorkomen van betrokkenheid van jongeren <strong>bij</strong> een jeugdbende. Een veelomvattende aanpak is een<br />
aanpak waar<strong>bij</strong> verschillende soorten maatregelen tegelijk worden ingezet. Over de effectiviteit van<br />
een veelomvattende aanpak <strong>bij</strong> <strong>overlast</strong>gevende jongeren zijn de meningen verdeeld.<br />
Voor de totstandkoming van dit document is een goede definitie van <strong>overlast</strong> noodzakelijk. Overlast<br />
is geen eenduidig begrip; het heeft een subjectieve component. Bij <strong>overlast</strong> van jongeren gaat het om<br />
groepsgedrag dat jongeren in de leeftijd tot 23 jaar in de openbare ruimte vertonen en dat andere<br />
gebruikers van die openbare ruimte en omwonenden als hinderlijk of als <strong>overlast</strong> gevend ervaren.<br />
Maar het gedrag dat anderen als <strong>overlast</strong> ervaren, is niet per definitie gedrag dat de groep zelf zo<br />
ervaart of bedoelt (Beke, Van Wijk & Ferwerda, 2006). Daar<strong>bij</strong> komt ook het gegeven dat een goede<br />
vertaling van <strong>overlast</strong> in het Engels ontbreekt (Martineau, 2006). Door dit alles is besloten de<br />
zoektocht naar literatuur over de aanpak van <strong>overlast</strong> te verbreden met onderzoek naar effectieve<br />
maatregelen voor de aanpak van problematische jeugdgroepen en jeugdbendes (gangs).<br />
Dit document gaat in op de manier waarop <strong>overlast</strong> van jongeren(groepen) kan worden aangepakt en<br />
beschrijft eventuele werkzame factoren <strong>bij</strong> verschillende soorten maatregelen op dit gebied. Dit<br />
document is grotendeels gebaseerd op <strong>Nederlands</strong>e (overzichts)studies, maar ook is gebruik gemaakt<br />
van internationale meta-analyses, systematische reviews en overzichtsartikelen over maatregelen ter<br />
voorkoming en bestrijding van problematische jeugdgroepen. Hoewel <strong>overlast</strong>gevend gedrag uit<br />
strafbare en niet strafbare gedragingen kan bestaan, gaat dit document vooral over de aanpak van<br />
niet strafbare gedragingen. Voor interventies gericht op strafbare gedragingen verwijzen we naar het<br />
dossier ‘Delinquentie’. Echter, sommige maatregelen zijn zowel voor criminaliteit als voor<br />
<strong>overlast</strong>gevend gedrag van toepassing en komen zodoende wel in dit stuk aan bod.<br />
Dit document maakt deel uit van het themadossier ‘Overlast’, het gehele dossier is in te zien op<br />
www.nji.nl/<strong>overlast</strong>.<br />
1
1. Jeugdgroepen die <strong>overlast</strong> veroorzaken<br />
In Nederland behoren jongeren die zich in groepen begeven, maar zich gedragen binnen de normen<br />
die de sociale omgeving stelt, tot de zogenaamde aanvaardbare jeugdgroep. Zij veroorzaken geen<br />
hinder of <strong>overlast</strong> (Noorda & Veenbaas, 2006). Daarnaast onderscheiden Beke en collega’s (2006)<br />
drie soorten problematische jeugdgroepen, namelijk de hinderlijke, <strong>overlast</strong>gevende en criminele<br />
jeugdgroep. Deze worden hieronder kort toegelicht.<br />
1. De belangrijkste bezigheden van de hinderlijke jeugdgroep bestaan uit het (on)bewust<br />
veroorzaken van <strong>overlast</strong> en hinder voor hun omgeving. Deze groep hangt wat rond in de<br />
buurt, is af en toe luidruchtig aanwezig en trekt zich van de omgeving niet zoveel aan. Soms<br />
loopt het wel eens uit de hand en zijn er kleine schermutselingen. Dat is doorgaans echter<br />
snel in de kiem gesmoord en vaak ook meer toeval dan gepland. Ook maakt de groep zich<br />
incidenteel schuldig aan kleine vernielingen. Een beperkt aantal jongeren uit deze groep<br />
maakt zich soms schuldig aan (veelal lichte) gewelds- en (in mindere mate)<br />
vermogensdelicten. Over het algemeen is de groep nog voldoende ‘autoriteitsgevoelig’ en is<br />
aanspreekbaar op zijn gedrag.<br />
2. De <strong>overlast</strong>gevende jeugdgroep maakt zich in ruime mate schuldig aan verschillende<br />
vormen van hinderlijk gedrag en de groepsleden zijn minder goed te corrigeren. Deze groep<br />
is wat nadrukkelijker aanwezig, kan af en toe provocerend optreden, valt omstanders wel<br />
eens lastig (uitschelden of intimideren), vernielt regelmatig allerlei zaken en laat zich veel<br />
minder gelegen liggen aan andere mensen. Het gebruik van geweld wordt niet geschuwd. De<br />
lichtere vormen van criminaliteit waar de groep zich schuldig aan maakt, worden meer<br />
doelbewust gepleegd. Deze groep is ook meer bezig om te zorgen dat ze niet gepakt wordt.<br />
3. De criminele jeugdgroep bestaat (in ieder geval voor een deel) uit jongeren die op het<br />
criminele pad zijn geraakt en zijn al vaker met de politie in aanraking gekomen.<br />
Kenmerkend voor dergelijke jongeren is dat ze meer criminaliteit plegen voor het financiële<br />
gewin en niet voor het aanzien of voor de kick. De jongeren uit deze problematische<br />
jeugdgroep schrikken niet terug voor het gebruik van geweld (Beke et al., 2006).<br />
Het merendeel van de <strong>Nederlands</strong>e jeugdgroepen heeft geen tot weinig structuur. In de groepen zijn<br />
veel wisselingen en er is weinig samenhang in de groep, weinig duidelijke leiding en/of hiërarchische<br />
structuur. Aan de andere kant zijn er jeugdgroepen die zich duidelijker als een collectief<br />
manifesteren. Deze ‘bendes’ hebben een georganiseerde groepsstructuur, een duidelijke hiërarchie<br />
en maken zich over het algemeen schuldig aan meer ernstige vormen van criminaliteit. Er zijn twee<br />
soorten bendes: straatbendes en jeugdbendes. De eerste groep vormt de top van de <strong>overlast</strong>gevende<br />
jeugdgroepen, de tweede de top van de criminele jeugdgroepen. De straatbendes vormen vooral op<br />
het gebied van de openbare orde een groot probleem, jeugdbendes in termen van opsporing. Terwijl<br />
straatbendes vooral criminaliteit plegen met het oog op het verwerven van aanzien en status en in<br />
mindere mate met het oog op het financieel gewin, is voor de tweede groep criminaliteit het middel<br />
om inkomen te verwerven (Beke, Van Wijk & Ferwerda, 2006).<br />
2. Maatregelen tegen <strong>overlast</strong><br />
De bestaande maatregelen tegen <strong>overlast</strong>, problematische jeugdgroepen en -bendes kunnen op<br />
verschillende manieren worden ingedeeld. Hieronder wordt eerst een internationale indeling<br />
2
uiteengezet, gevolgd door een <strong>Nederlands</strong>e indeling. Deze <strong>Nederlands</strong>e indeling vormt de kapstok<br />
van de te bespreken maatregelen tegen <strong>overlast</strong>, problematische jeugdgroepen en -bendes.<br />
2.1 Een internationale indeling<br />
Wong, Gravel, Bouchard, Morselli en Descormiers (2012) delen in een systematische review naar de<br />
effectiviteit van strategieën om jeugdbendes te beheersen, beschikbare maatregelen onder in vijf<br />
categorieën. De auteurs definiëren een jeugdbende als een duurzaam, straat-georiënteerde groep<br />
jongeren van wie de betrokkenheid <strong>bij</strong> illegale activiteiten deel uit maakt van hun groepsidentiteit.<br />
De typen maatregelen en de effecten hiervan worden hieronder kort besproken.<br />
1. Preventieve maatregelen zijn vooral gericht op het verminderen van risicovolle<br />
omstandigheden en het voorkomen dat risico-jongeren lid worden van een jeugdbende. Dit<br />
wordt gedaan door middel van bewustwordingsactiviteiten. Wong en collega’s (2012) geven<br />
echter aan dat door de (te) brede preventieve benadering van deze maatregelen, deze weinig<br />
effectief zijn. Er wordt namelijk ook ingezet op jongeren die nooit lid zouden worden van een<br />
jeugdbende.<br />
2. Maatregelen die gericht zijn op jongeren die al lid zijn van een jeugdbende wordt regulering<br />
van de activiteiten van de jeugdbende genoemd. Het gaat hier<strong>bij</strong> om de preventie,<br />
respectievelijk de onderdrukking van de activiteiten van een jeugdbende. Alleen de op<br />
repressie gerichte programma’s later echter consequent positieve resultaten zien. Hoe<br />
chronischer de problemen met de jeugdbendes, des te effectiever de repressieprogramma’s.<br />
Verder bleken programma’s die louter gericht zijn op het bieden van zogenaamde prosociale<br />
alternatieven voor bendelidmaatschap minder effectief dan programma’s gericht op het<br />
voorkomen van delinquentie van de jeugdbende.<br />
3. Justitiële maatregelen worden tijdens detentie van veroordeelde bendeleden aangeboden ter<br />
voorbereiding op een ‘bende vrij’ leven. Het gaat dan <strong>bij</strong>voorbeeld om gedragsprogramma’s<br />
of reclassering. Vanwege het kleine aantal beschikbare aanpakken op dit gebied, is het echter<br />
voor Wong en collega’s (2012) moeilijk om conclusies te trekken over de effectiviteit van dit<br />
soort maatregelen. Alleen de cognitieve gedragsprogramma’s die werden aangeboden in een<br />
Canadees psychiatrische instelling lieten tekenen van effectiviteit zijn. Bij deze programma’s<br />
was sprake van een interdisciplinaire aanpak waar<strong>bij</strong> tijdens individuele- en groepstherapie<br />
aandacht werd besteed aan vaardigheden gericht op het voorkomen van terugval.<br />
Afhankelijk van de behoeften van de overtreder, werden verschillende gedragsprogramma’s<br />
aangeboden.<br />
4. Een veelomvattende aanpak omvat tenminste drie strategieën uit de eerste twee categorieën<br />
maatregelen, waar<strong>bij</strong> één organisatie of persoon toeziet op de inzet van deze strategieën.<br />
Geen enkele evaluatie leverde sterk bewijs op voor de effectiviteit van deze aanpak (Wong et<br />
al., 2012).<br />
5. Een andere gecombineerde aanpak is de holistische aanpak. Deze omvat ten minste vier<br />
strategieën uit de eerste drie categorieën maatregelen, waarvan minstens twee strategieën<br />
gericht zijn op preventie. Daarnaast ziet één organisatie of persoon toe op de inzet van deze<br />
strategieën. Ook hier leverde geen enkele evaluatie enig sterk bewijs op voor de effectiviteit<br />
van deze aanpak (Wong et al., 2012).<br />
Wong en collega’s (2012) concluderen dat de resultaten van onderzoek naar de effectiviteit van<br />
interventies om straatbendes te beheersen niet veelbelovend zijn. Wel blijkt uit de evaluaties dat<br />
3
interventies die zich richten op een specifiekere doelgroep effectiever zijn. Zo zijn preventieve<br />
bewustwordingsprogramma’s gericht op de algemene bevolking weinig effectief, in tegenstelling tot<br />
programma’s die gericht zijn op het onderdrukken van bendeactiviteiten en bestemd zijn voor<br />
actieve bendeleden die criminele activiteiten ontplooien.<br />
2.2 Een <strong>Nederlands</strong>e indeling<br />
In dit document gaan we uit van een in Nederland veel gehanteerde indeling van maatregelen tegen<br />
<strong>overlast</strong>, problematische jeugdgroepen en jeugdbendes. In de handreiking ‘Aanpak problematische<br />
jeugdgroepen’ (Ferwerda, 2010) wordt beschreven dat er sprake dient te zijn van een<br />
meersporenaanpak die bestaat uit verschillende soorten maatregelen :<br />
Domeingerichte maatregelen: het gaat hier<strong>bij</strong> <strong>bij</strong>voorbeeld om het plaatsen of weghalen van<br />
bankjes of het aanpassen van verlichting.<br />
Groepsgerichte maatregelen: het gaat hier<strong>bij</strong> <strong>bij</strong>voorbeeld om sportactiviteiten om contact<br />
op te bouwen met de jongeren uit een groep.<br />
Persoonsgerichte maatregelen: hier<strong>bij</strong> maken politie en Openbaar Ministerie afspraken over<br />
individuele trajecten voor leden van een groep en/of hun ouders.<br />
Bij de aanpak van de hinderlijke jeugdgroep ligt de nadruk ligt op de domein-, groeps- of<br />
persoonsgerichte maatregelen, <strong>bij</strong> criminele groepen op de persoonsgerichte maatregelen en <strong>bij</strong><br />
<strong>overlast</strong>gevende groepen op een combinatie van deze drie soorten maatregelen (Ferwerda, 2010).<br />
Hieronder wordt dieper ingegaan op de effectiviteit van specifieke aanpakken die onder deze drie<br />
soorten maatregelen vallen. Daarnaast wordt de effectiviteit van een veelomvattende aanpak, waarin<br />
verschillende soorten maatregelen tegelijk worden ingezet, besproken.<br />
2.2.1 Domeingerichte maatregelen<br />
Domeingerichte maatregelen zijn maatregelen die gericht zijn op de gehele gemeenschap waarin<br />
sprake is van <strong>overlast</strong> van jongeren. De volgende domeingerichte maatregelen worden hieronder<br />
besproken: buurtwacht, (straat)verlichting en cameratoezicht, inzet van de politie en andere<br />
maatregelen. Studies naar domeingerichte maatregelen richten zich veelal op het tegengaan van<br />
criminaliteit, maar het inzetten van deze maatregelen is ook toepasbaar <strong>bij</strong> <strong>overlast</strong> van<br />
jeugdgroepen.<br />
Buurtwacht<br />
Uit twee systematische reviews en meta-analyses van Bennett, Holloway en Farrington (2006; 2008)<br />
blijkt dat buurtwacht (neighborhood watch) in het buitenland leidt tot een significante afname van<br />
misdaad tussen de 16 en 26%. De auteurs kunnen in hun onderzoek geen duidelijke verklaring<br />
geven, maar de theorie suggereert dat buurtwacht kan leiden tot meer surveillance van politie, het<br />
verminderen van mogelijkheden voor criminaliteit en de verhoging van sociale controle.<br />
(Straat)verlichting en cameratoezicht<br />
Uit diverse systematische reviews van Welsh en Farrington (2004; 2009) naar de inzet van<br />
verbeterde straatverlichting en/of cameratoezicht blijkt dat beide maatregelen leiden tot een<br />
significante afname van criminaliteit. De maatregelen zijn meer effectief in het verminderen van<br />
diefstal, inbraak en voertuigmisdrijven dan in het reduceren van geweldsmisdrijven. Wanneer<br />
gekeken werd naar het verschil in effecten van cameratoezicht en verlichting, bleek dat beide<br />
maatregelen even effectief waren. Alleen in de stadscentra bleek verlichting meer effectief te zijn dan<br />
4
cameratoezicht (Welsh & Farrington, 2004). Cameratoezicht is het meest effectief voor het<br />
verminderen van misdaad op parkeerterreinen (Welsh & Farrington, 2009). Niet overal is dit effect<br />
even groot, het gebruik van straatverlichting en cameratoezicht om misdaad te voorkomen lijkt meer<br />
effectief te zijn in het Verenigd Koninkrijk dan in de Verenigde Staten (Welsh & Farrington, 2004;<br />
2009).<br />
In Nederland is niet veel onderzoek gedaan naar de effecten van straatverlichting. Extra<br />
buitenverlichting <strong>werkt</strong> wel preventief. Het laten branden van lichten heeft echter alleen een<br />
preventieve werking tegen geslaagde inbraken en niet tegen pogingen daartoe (Wilsem, 2003 in Van<br />
Noije & Wittebrood, 2008). Cameratoezicht is in Nederland vooral nuttig om snel politie-ingrijpen te<br />
bevorderen en opsporing te faciliteren (Van Noije & Wittebrood, 2009).<br />
Inzet van de politie<br />
Telep en Weisburd (2012) zijn op basis van onderzoeksbevindingen voorstanders van onder meer<br />
gericht patrouilleren door de politie in gebieden met veel wapengeweld. Willekeurig preventief<br />
patrouilleren is volgens hen niet effectief.<br />
Hieronder wordt dieper ingegaan op een aantal vormen van politie-inzet:<br />
gerichte politie inzet op plaatsen waar veel misdaad plaatsvindt;<br />
proactief problemen aanpakken;<br />
vertrouwen winnen van de omgeving;<br />
gerichte afschrikmethodes.<br />
In het buitenland leidt gerichte politie-inzet op plaatsen waar veel misdaad plaatsvindt tot een<br />
significant minder beroep van de burger op de politie op deze plekken. Ook heeft dit een significant<br />
effect op het beroep op de politie voor openbare orde verstoringen, maar niet op bezit- en<br />
geweldmisdrijven. Dit blijkt uit een systematische review van Braga (2005) van vijf randomized<br />
controlled trials (RCT) naar de effecten van het concentreren van de inzet van de politie op plekken<br />
waar veel misdaad plaatsvindt. Al deze vijf afzonderlijke onderzoeken tonen aan dat deze gerichte<br />
inzet niet noodzakelijkerwijs leidt tot een verplaatsing van de criminaliteit. Uit een update van deze<br />
review blijkt verder dat deze vorm van politie-inzet leidt tot kleine verminderingen in misdaad en<br />
kleine, maar significante voordelen heeft voor de gebieden in de directe na<strong>bij</strong>heid. In deze gebieden<br />
was namelijk sprake van een afname van misdaad of wanorde (Braga, Papachristos & Hureau, 2012).<br />
In Nederland heeft niet alleen de inzet van gerichte politiesurveillance op bepaalde plekken, maar<br />
ook op bepaalde tijdstippen een positief effect op de sociale veiligheid, zo blijkt uit de bespreking van<br />
Van Noije en Wittebrood (2009) van een drietal in Nederland uitgevoerde onderzoeken op dit<br />
gebied. Zo laten de studies zien dat <strong>overlast</strong> en criminaliteit dalen door extra politiecapaciteit, door<br />
strenger politieoptreden en door een politieoptreden dat meer gericht is op specifieke plekken en<br />
tijdstippen. Dit strenger en gerichter optreden leidt daarnaast ook tot een vermindering van<br />
gevoelens van onveiligheid. In één studie kwam echter naar voren dat intensievere surveillance door<br />
de politie <strong>bij</strong> een parkeergelegenheid wellicht leidde tot minder inbraken in auto’s, maar ook tot een<br />
geografische verplaatsing van criminaliteit en van een functionele verplaatsing (dat wil zeggen, een<br />
toename in het plegen van andere delicten) (Van Noije & Wittebrood, 2008; 2009).<br />
Een specifieke vorm van gerichte politie-inzet is het proactief aanpakken van problemen door het<br />
analyseren van onderliggende factoren en niet door het reageren op incidenten en oproepen.<br />
5
Uit een systematische review die Weisburd, Telep, Hinkle en Eck (2008) hebben uitgevoerd naar<br />
(quasi) experimentele onderzoeken over deze vorm van politie-inzet, al dan niet in combinatie met<br />
andere maatregelen blijkt dat dit een beperkte, maar significante invloed heeft op het verminderen<br />
van criminaliteit en wanorde. Daarnaast blijkt uit de recente en eerder besproken systematische<br />
review van Braga en collega’s (2012) dat op plekken waar veel misdaad plaatsvindt, de effecten van<br />
programma’s waar<strong>bij</strong> gebruik wordt gemaakt van het proactief aanpakken van problemen groter zijn<br />
dan die van ‘traditionele’ activiteiten van de politie.<br />
Het vertrouwen winnen van de omgeving door de politie heeft een tweeledig doel. De politie wil<br />
hiermee aan de ene kant kunnen profiteren van informatie vanuit de gemeenschap die helpt <strong>bij</strong> de<br />
opsporing. Aan de andere kant zal dit een geruststellende werking op de buurtbewoners hebben,<br />
waardoor die zich veiliger voelen. In een overzicht van Van Noije en Wittebrood (2009) blijkt dat het<br />
draagvlak van en het vertrouwen in de politie versterkt wordt door daders, slachtoffers en burgers<br />
een luisterend oor te bieden en door hen correct te bejegenen. Wanneer de politie legitimiteit onder<br />
de burgers geniet, dan neemt hun bereidheid om zich aan de wet te houden toe. Daarnaast leidden<br />
volgens een review van Dagleish en Myhill (2004) een grotere zichtbaarheid van en vertrouwdheid<br />
met de politie tot meer tevredenheid met de politie. Meer surveillance te voet leidt bovendien tot<br />
meer gevoelens van veiligheid (Dagleish & Myhill, 2004). Daarentegen geven Van Noije en<br />
Wittebrood (2009) ook aan dat er nog heel wat barrières beslecht moeten worden voordat deze<br />
tactiek in Nederland (en België) succesvol wordt. De eigen taakopvatting, gebrek aan steun vanuit de<br />
organisatie en gebrek aan middelen weerhoudt veel buurtagenten er in de huidige praktijk van om<br />
zich in lokale problemen te verdiepen.<br />
De politie kan ook zogenaamde gerichte afschrikmethodes inzetten. In deze benadering ligt de<br />
nadruk niet alleen op het verhogen van de pakkans van de overtreders, het gaat hier<strong>bij</strong> ook om<br />
innovatieve aanpakken zoals het informeren van de overtreders over de (verschillende soorten)<br />
prikkels en sancties, inclusief de aanwezige maatschappelijke voorzieningen (Braga & Weisburd,<br />
2011; 2012). De inzet van gerichte afschrikmethodes is volgens Braga en Weisburd (2011) een erg<br />
veelbelovende manier om misdaad te verminderen. Wel is voorzichtigheid nodig <strong>bij</strong> het<br />
interpreteren van de onderzoeksbevindingen gezien het gebrek aan RCT over dit onderwerp (Braga<br />
& Weisburd, 2012). Ook stellen andere onderzoekers in hun systematische review en meta-analyse<br />
van het beschikbare empirisch bewijs dat er meer onderzoek nodig is (Braga & Weisburd, 2011).<br />
Telep en Weisburd (2012) beschrijven tot slot een aantal gemeenschappelijke elementen van een<br />
effectieve inzet van politie:<br />
een specifieke focus, <strong>bij</strong>voorbeeld op bepaalde plaatsen, gericht op een specifieke soort<br />
criminaliteit of misdadiger;<br />
inzoomen op kleine geografische gebieden;<br />
proactief (in plaats van reactief) optreden;<br />
niet alleen misdaad aanpakken door rechtshandhaving en arrestaties te verrichten, maar ook<br />
door <strong>bij</strong>voorbeeld samen te werken met andere partijen.<br />
Andere maatregelen<br />
Van Noije en Wittebrood (2008) concluderen dat functioneel toezicht door horeca- of<br />
winkelpersoneel of door bewaking veelbelovend is in het terugdringen van <strong>overlast</strong>, criminaliteit en<br />
onveiligheidsgevoelens. Daarnaast is ook technische beveiliging van panden en goederen zoals<br />
6
gestimuleerd door keurmerken veelbelovend in het voorkomen van criminaliteit. Tot slot moeten vrij<br />
onschuldige tekenen van normschendingen snel worden aangepakt; het gaat hier<strong>bij</strong> <strong>bij</strong>voorbeeld om<br />
het snel repareren van vernielingen (Van Noije & Wittebrood, 2008; 2009).<br />
2.2.2 Groepsgerichte maatregelen<br />
Uit een systematische review van Fisher, Montgomery en Gardner (2008a) naar de effectiviteit van<br />
preventieve interventies met betrekking tot betrokkenheid <strong>bij</strong> een jeugdbende, blijkt dat er weinig<br />
bekend is over de effectiviteit van groepsgerichte maatregelen. Zij concluderen dan ook dat meer<br />
goed onderzoek nodig is. Daarnaast is ook door het gebrek aan relevant (inter)nationaal onderzoek<br />
weinig bekend over de effecten van allerlei initiatieven voor en door buurtbewoners, zoals<br />
(jongeren)buurtbemiddeling, op <strong>overlast</strong> en verloedering (Van Noije & Wittebrood, 2008; 2009).<br />
Er is één maatregel waarvan uit buitenlands onderzoek bekend is dat die <strong>werkt</strong>: leerlingbemiddeling.<br />
Uit een Amerikaanse meta-analyse van de uitkomsten van leerlingbemiddeling in een<br />
schoolomgeving blijkt dat 93% van de bemiddelingspogingen tot een overeenstemming leidt en dat<br />
88% van de deelnemers tevreden is met de bereikte overeenstemming. Daarnaast heeft<br />
leerlingbemiddeling een significant positief effect op het schoolklimaat en leidt het tot een afname<br />
van disciplinaire maatregelen door de schoolleiding, zoals schorsingen. Tot slot leidt<br />
leerlingbemiddeling tot meer kennis <strong>bij</strong> leerlingen over interpersoonlijke conflicten, tot een<br />
verandering in de manier waarop ze die conflicten oplossen en tot het kunnen volgen van de<br />
voorgeschreven stappen van leerlingbemiddeling (Burbell, Zirbel & Allen, 2003). Van Noije en<br />
Wittebrood (2009) constateren dat er in Nederland geen effectonderzoek is gedaan naar<br />
conflictbemiddeling door leerlingen op school. Wel blijkt uit een door hen aangehaalde planevaluatie<br />
dat betrokkenen gunstig oordelen over de <strong>bij</strong>drage van leerlingbemiddeling aan de sfeer op school en<br />
aan conflictoplossing (Dekker & Krooneman, 2008 in Van Noije & Wittebrood, 2009). Het schaarse<br />
wetenschappelijke onderzoek wijst bovendien uit dat leerlingbemiddeling in het basisonderwijs een<br />
positief effect heeft op het <strong>bij</strong>brengen van sociale vaardigheden en op het oplossen van conflicten<br />
(Van Noije & Wittebrood, 2009).<br />
2.2.3 Persoonsgerichte maatregelen<br />
Bij persoonsgerichte maatregelen maken politie en Openbaar Ministerie afspraken over individuele<br />
trajecten voor leden van een groep en/of hun ouders. Hieronder worden (de gecombineerde inzet<br />
van) de volgende persoonsgerichte maatregelen uiteengezet: straf, Halt en zorg.<br />
Straf<br />
In een overzichtsstudie van Van Noije en Wittebrood (2009) concluderen de auteurs dat straffen die<br />
de bewegingsvrijheid van delinquenten beperken (meldingsplicht, intensief reclasseringstoezicht en<br />
huisarrest) ineffectief zijn in het verlagen van recidive. Ditzelfde blijkt ook uit <strong>Nederlands</strong>e<br />
effectevaluaties naar de jeugdreclassering, hoofdzakelijk wanneer de straf alleen door controle en<br />
toezicht wordt ingevuld, zonder vorm van behandeling of begeleiding (Van Noije & Wittebrood,<br />
2009).<br />
Halt<br />
Halt is de afkorting van Het ALTernatief, bedoeld voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar oud die een<br />
licht strafbaar feit plegen. Een jongere die door de politie wordt doorverwezen naar Halt voert –<br />
samen met zijn ouder(s) – een of meerdere gesprekken met een Halt-medewerker, biedt excuses aan<br />
7
het slachtoffer aan en verricht werkzaamheden en/of een leeropdracht. Daarnaast betaalt de jongere<br />
eventuele schade aan het slachtoffer. Met een interventie door Halt wordt beoogd de jongeren<br />
bewust te maken van hun gedrag en recidive te voorkomen. Door te kiezen voor een Halt-afdoening<br />
ontlopen jongeren een strafblad. Uit een onderzoek door Ferwerda, Van Leiden, Arts en Hauber<br />
(2006) naar de effectiviteit van de Halt-afdoening blijkt dat jongeren die een Halt-afdoening hebben<br />
gehad na een half jaar geen ander recidivepatroon laten zien dan jongeren die zijn vrijgesteld van de<br />
Halt-afdoening. Beide groepen jongeren blijken even vaak terug te vallen in strafbaar gedrag; een op<br />
de drie jongeren komt binnen een jaar opnieuw in contact met de politie wegens strafbaar gedrag.<br />
Het gaat dan vooral om delicten als <strong>overlast</strong>, baldadigheid, vandalisme en diefstal. Spijtbetuiging<br />
door de jongere blijkt van positieve invloed te zijn op het crimineel gedrag van de jongere in de<br />
toekomst. Jongeren die hun excuses aan het slachtoffer aanbieden, plegen na de Halt-afdoening<br />
minder en/of minder ernstige strafbare feiten. Overige elementen van de Halt-afdoening zoals het<br />
type en aantal uren straf, het aantal gesprekken, de aanwezigheid van een relatie tussen straf en<br />
gepleegde feit en een schaderegeling zijn niet van invloed op recidive. De auteurs concluderen dat de<br />
Halt-afdoening niet in dezelfde vorm voor elke jongere even effectief is wanneer het gaat om<br />
positieve gedragsbeïnvloeding. Screening van de jongeren door professionals en maatwerk lijken van<br />
essentieel belang om met Halt te bereiken wat ermee beoogd wordt. Jongeren die negatief gedrag<br />
vertonen, waar<strong>bij</strong> sprake is van bredere problematiek of waarvan de recidivekans hoger wordt<br />
ingeschat, zouden met andere woorden intensiever begeleid dienen te worden. Bij jongeren waar dit<br />
niet het geval is, zou <strong>bij</strong>voorbeeld kunnen worden volstaan met een gesprek met het gezinssysteem<br />
en een professional én met het aanbieden van excuses aan het slachtoffer (Ferwerda et al., 2006).<br />
In de Databank Effectieve Jeugdinterventies staat de interventie Haltafdoening alcohol. Deze<br />
interventie is gericht op jongeren tussen de 12 en 18 jaar die overmatig alcohol gebruiken in de<br />
openbare ruimte met ongewenste neveneffecten voor de maatschappij als gevolg. De interventie is<br />
gericht op het bevorderen van alcoholmatiging om daarmee de negatieve effecten van<br />
alcoholgebruik, zoals vernieling en vandalisme, te verminderen. De Haltafdoening bestaat uit een<br />
leeropdracht van ofwel twee <strong>bij</strong>eenkomsten en een telefoongesprek ofwel vier <strong>bij</strong>eenkomsten. Tot nu<br />
toe zijn er geen resultaten beschikbaar naar de Haltafdoening Alcohol. Wel zijn er onderzoeken<br />
gedaan naar voorlopers van de maatregel. Deze lieten positieve effecten zien (Bovens, 2010).<br />
Haltafdoening alcohol is door de Erkenningscommissie Interventies beoordeeld als theoretisch goed<br />
onderbouwd.<br />
Straf en zorg<br />
De meeste studies wijzen op de effectiviteit van behandeling tijdens detentie en re-integratie. Een<br />
systematische review van Garrido en Morales (2007) naar de effectiviteit van behandelprogramma’s<br />
in gevangenissen voor serieuze (chronische of gewelddadige) jeugddelinquenten toont aan dat <strong>bij</strong><br />
mannen vooral cognitieve (gedrags) maatregelen effectief zijn. Educatieve niet-gestructureerde<br />
programma’s leiden daarentegen niet tot een vermindering van recidive. Daarnaast blijkt uit een<br />
meta-analyse en een systematische review dat cognitieve gedragstherapie - aangeboden tijdens<br />
voorarrest, tijdens verblijf in de gevangenis, tijdens reclassering of voorwaardelijke vrijlating- net zo<br />
effectief is in het verminderen van recidive <strong>bij</strong> volwassenen als <strong>bij</strong> jeugdige delinquenten<br />
(Landenberger & Lipsey, 2005; Lipsey, Landenberger & Wilson, 2007). Uit een systematische review<br />
naar de effectiviteit van cognitieve gedragsmaatregelen op het voorkomen van betrokkenheid van<br />
jongeren van 7 tot 16 jaar <strong>bij</strong> een jeugdbende, konden door Fisher, Montgomery en Gardner (2008b)<br />
vanwege het ontbreken van RCT’s, echter geen conclusies getrokken worden. Van Noije en<br />
8
Wittebrood (2009) concluderen dat <strong>bij</strong> bestraffing zonder zorg de recidive doorgaans hoger is dan<br />
wanneer er individuele behandelprogramma’s aan de straf worden gekoppeld. Daarnaast zijn<br />
reïntegratieprogramma’s die gericht zijn op het bieden van een stabiele maatschappelijke toekomst<br />
(opleiding, betaald werk en een woning) veelbelovend in het terugdringen van recidive. Verder is<br />
nazorg- mits dit bestaat uit toezicht, controle en hulpverlening- essentieel voor een succesvolle<br />
resocialisatie.<br />
De interventie ‘Nieuwe Perspectieven’ is een <strong>Nederlands</strong>e interventie die ook past binnen dit soort<br />
persoonsgerichte maatregelen. Dit is een interventie voor jeugdigen van ongeveer 12 (soms 10) tot 23<br />
jaar die zijn vastgelopen of dreigen vast te lopen en maatschappelijke <strong>overlast</strong> veroorzaken, hetgeen<br />
zich uit in (de neiging tot) delinquent gedrag. De interventie duurt drie maanden. Zij biedt de<br />
jeugdigen nieuwe kansen via een ambulant, kortdurend en activerend traject, waar<strong>bij</strong> de jongere<br />
wordt geleerd gebruik te maken van zijn positief ingestelde sociale contacten (netwerk). Daar<strong>bij</strong><br />
worden ook zo veel mogelijk de ouders betrokken. Nieuwe Perspectieven heeft niet de pretentie alle<br />
problemen in drie maanden tot een oplossing te kunnen brengen, maar vervult voor de jongeren een<br />
brugfunctie naar reguliere maatschappelijke instituties (Elling, 2009). Nieuwe Perspectieven is door<br />
de Erkenningscommissie Interventies beoordeeld als theoretisch goed onderbouwd.<br />
2.2.4 Veelomvattende aanpak<br />
Over de effectiviteit van een veelomvattende aanpak die bestaat uit verschillende soorten<br />
maatregelen ten aanzien van problematische jeugdgroepen en <strong>overlast</strong>, zijn de meningen verdeeld.<br />
Aan de ene kant constateert de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) in haar rapport<br />
‘Tussen flaneren en schofferen- een constructieve aanpak van het fenomeen hangjongeren’ dat<br />
“maatregelen beter werken als ze […] een combinatie vormen van ondersteunende en correctieve<br />
ingrediënten. Ten tweede werken maatregelen beter als ze zich niet uitsluitend richten op jongeren,<br />
maar ook op hun fysieke en sociale omgeving” (RMO, 2008: p. 10). Verder concludeert Esbensen<br />
(2000) dat jeugdbendes het beste aangepakt kunnen worden met een allesomvattende strategie die<br />
bestaat uit primaire, secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie is gericht op de gehele<br />
bevolking, secundaire preventie op jongeren die het meeste risico lopen op delinquentie en tertiaire<br />
preventie op jongeren die lid zijn van een jeugdbende (Esbensen, 2000). Tot slot blijkt uit een<br />
systematische review van Hodgkinson en collega’s (2009) dat een veelomvattende aanpak een<br />
positief, maar niet significant effect heeft op het verminderen van criminaliteit. Echter, komt uit<br />
eerdergenoemde publicatie van Wong en collega’s (2012) naar voren dat geen enkele veelomvattende<br />
aanpak enig sterk bewijs voor effectiviteit liet zien.<br />
3. Werkzame factoren<br />
In dit document is uitgegaan van drie soorten maatregelen die ingezet kunnen worden voor de<br />
aanpak van <strong>overlast</strong>. Hier worden de werkzame factoren van deze maatregelen en van het<br />
combineren daarvan in een veelomvattende aanpak, besproken.<br />
Domeingerichte maatregelen<br />
Voor een aantal van de verschillende vormen van preventie is bekend wat de werkzame factoren zijn:<br />
Buurtwacht: dit leidt tot een significante afname van misdaad, maar het is niet duidelijk hoe<br />
en waarom het <strong>werkt</strong>.<br />
9
Straatverlichting: verbetering van de (straat)verlichting lijkt vooral effectief als dit wordt<br />
gecombineerd met de inzet van andere maatregelen.<br />
Cameratoezicht: dit lijkt het meest effectief op parkeerterreinen (in combinatie met andere<br />
maatregelen).<br />
Inzet van de politie: werkzame elementen van politie inzet omvatten het hebben van een<br />
specifieke focus (<strong>bij</strong>voorbeeld op bepaalde plaatsen, gericht op een specifieke soort<br />
criminaliteit of misdadiger); het inzoomen op kleine geografische gebieden; proactief (in<br />
plaats van reactief) optreden en niet alleen misdaad aanpakken door rechtshandhaving en<br />
arrestaties te verrichten, maar ook door <strong>bij</strong>voorbeeld samen te werken met andere partijen.<br />
Groepsgerichte maatregelen<br />
Aangezien er weinig bekend is over de effectiviteit van groepsgerichte maatregelen op de aanpak van<br />
<strong>overlast</strong>, kan er weinig gezegd worden over de werkzame factoren. Leerlingbemiddeling, waar<strong>bij</strong><br />
leerlingen zelf conflicten tussen medeleerlingen oplossen, wordt als veelbelovend gezien, maar<br />
hiervan zijn de werkzame factoren niet bekend.<br />
Persoonsgerichte maatregelen<br />
Alleen straffen is niet effectief, maar (in combinatie met) zorg wel. De werkzame factor van<br />
persoonsgerichte maatregelen lijkt dus het bieden van zorg.<br />
Veelomvattende aanpak<br />
Over de effectiviteit van een veelomvattende aanpak die bestaat uit verschillende soorten<br />
maatregelen ten aanzien van problematische jeugdgroepen en de <strong>overlast</strong> die zij veroorzaken zijn de<br />
meningen verdeeld. Dit maakt het lastig om werkzame factoren van deze aanpak aan te wijzen.<br />
Literatuur<br />
Beke, B. M. W. A., Wijk, A. van, & Ferwerda, H. B. (2006). Jeugdcriminaliteit in groepsverband<br />
ontrafeld: Tussen rondhangen en bendevorming. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />
Bennett, T., Holloway, K., & Farrington, D. P. (2006). Does neighborhood watch reduce crime? A<br />
systematic review and meta- analysis. Journal of Experimental Criminology, 2, 437-458.<br />
Bennett, T., Holloway, K., & Farrington, D. P. (2008). The effectiveness of neighborhood watch.<br />
Campbell Systematic Reviews, 18, 1-48.<br />
Bovens, R. (2010). Databank effectieve jeugdinterventies: Beschrijving 'Haltafdoening alcohol'.<br />
Utrecht: <strong>Nederlands</strong> <strong>Jeugdinstituut</strong>. Gedownload op 7-2-2013 van www.nji.nl<br />
Braga, A. A. (2005). Hot spots policing and crime prevention: A systematic review of randomized<br />
controlled trials. Journal of Experimental Criminology, 1, 317-342.<br />
Braga, A. A., Papachristos, A. V., & Hureau, D. M. (2012). The effects of hot spots policing on crime:<br />
An updated systematic review and meta-analysis. Justice Quarterly, 1-31.<br />
Braga, A. A., & Weisburd, D. L. (2011). The effects of focused deterrence strategies on crime: A<br />
systematic review and meta-analysis of the empirical evidence. Journal of Research in<br />
Crime and Delinquency, 1-36.<br />
Braga, A. A., & Weisburd, D. L. (2012). The effects of “pulling levers” focused deterrence strategies<br />
on crime. Campbell Systematic Reviews, 6, 1-90.<br />
Burrell, N. A., Zirbel, C. S., & Allen, M. (2003). Evaluating peer mediation outcomes in educational<br />
settings: A meta-analytic review. Conflict Resolution Quarterly, 23(1), 7-26.<br />
10
Dagleish, D., & Myhill, A. (2004). Reassuring the public: A review of international policing<br />
interventions. Londen: Home Office Research, Development and Statistics Directorate.<br />
Elling, M. W. (2009). Databank effectieve jeugdinterventies: Beschrijving 'Nieuwe Perspectieven'.<br />
Utrecht: <strong>Nederlands</strong> <strong>Jeugdinstituut</strong>. Gedownload op 7-2-2013 van<br />
www.nji.nl/jeugdinterventies<br />
Esbensen, F. A. (2000). Preventing adolescent gang involvement. Office of Juvenile Justice and<br />
Delinquency Prevention Bulletin.<br />
Ferwerda, H. (2010). Aanpak problematische jeugdgroepen: Handreiking voor gemeenten. Den<br />
Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.<br />
Ferwerda, H.B., Leiden, I.M.G.G. van, Arts, N.A.M., & Hauber, A.R. (2006). Halt: Het Alternatief?<br />
De effecten van Halt beschreven. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, Advies- en<br />
Onderzoeksgroep Beke, WODC.<br />
Fisher, H., Montgomery, P., & Gardner, F. (2008a). Cognitive-behavioural interventions for<br />
preventing youth gang involvement for children and young people (7-16). Campbell<br />
Systematic Reviews, 8, 1-35.<br />
Fisher, H., Montgomery, P., & Gardner, F. (2008b). Opportunities provision for preventing youth<br />
gang involvement for children and young people (7-16). Campbell Systematic Reviews, 7, 1-<br />
32.<br />
Garrido, V., & Morales, L. A. (2007). Serious (violent or chronic) juvenile offenders: A<br />
systematic review of treatment effectiveness in secure corrections. Campbell Systematic<br />
Reviews, 7, 1-31.<br />
Hodgkinson, J., Marshall, S., Berry, G., Newman, M., Reynolds, P., Burton, E., Dickson, K., &<br />
Anderson, J. (2009). Reducing gang related crime: A systematic review of ‘comprehensive’<br />
interventions. London: EPPI-Centre, Social Science Research Unit, Institute of Education,<br />
University of London.<br />
Landenberger, N. A., & Lipsey, M. W. (2005). The positive effects of cognitive–behavioral programs<br />
for offenders: A meta-analysis of factors associated with effective treatment. Journal of<br />
Experimental Criminology, 1, 451–476.<br />
Lipsey, M. W., Landenberger N. A., & Wilson, S. J. (2007). Effects of cognitive-behavioral programs<br />
for criminal offenders. Campbell Systematic Reviews, 6, 1-27.<br />
Martineau, E. M. (2006). Too much tolerance: Hang-around youth, public space, the problem of<br />
freedom in the Netherlands. New York: City University.<br />
Noije, L. van, & Wittebrood, K. (2008). Sociale veiligheid ontsleuteld: Veronderstelde en werkelijke<br />
effecten van veiligheidsbeleid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.<br />
Noije, L. van, & Wittebrood, K. (2009). Overlast en verloedering ontsleuteld: Veronderstelde en<br />
werkelijke effecten van het Actieplan Overlast en Verloedering. Den Haag: Sociaal en<br />
Cultureel Planbureau.<br />
Noorda, J. J., & Veenbaas, R. H. (2006). Rondhangende jongeren. Den Haag: Wetenschappelijk<br />
Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).<br />
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2008). Tussen flaneren en schofferen: Een constructieve<br />
aanpak van het fenomeen hangjongeren. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke<br />
Ontwikkeling.<br />
Telep, C. W., & Weisburd, D. (2012). What is known about the effectiveness of police practices in<br />
reducing crime and disorder? Police Quarterly, 1-27.<br />
Weisburd D., Telep C. W., Hinkle J. C., & Eck, J. E. (2008). The effects of problem-oriented policing<br />
on crime and disorder. Campbell Systematic Reviews, 14, 1-88.<br />
11
Welsh, B. P., & Farrington, D. P. (2004). Surveillance for crime prevention in public space: Results<br />
and policy. Criminology and public policy, 3(3), 497-526.<br />
Welsh, B. P., & Farrington, D. P. (2009). Public area CCTV and crime prevention: An updated<br />
systematic review and meta-analysis, Justice Quarterly, 26(4), 716 -745.<br />
Wong, J., Gravel, J., Bouchard, M., Morselli, C., & Descormiers, K. (2012). Effectiveness of street<br />
gang control strategies: A systematic review and meta-analysis of evaluation studies.<br />
Research and National Coordination Organized Crime Division, Law Enforcement and<br />
Policy Branch Public Safety Canada.<br />
12