18.04.2015 Views

frans , vrijheer van der trenck

frans , vrijheer van der trenck

frans , vrijheer van der trenck

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

0 1<br />

1M2 4917 UB AMSTERDAM


M E R K W A A R D I G E<br />

LEVENSGESCHIEDENIS<br />

V A N<br />

FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />

BESCHREVEN DOOR<br />

HEM ZELVEN.<br />

NAAR DE NIEUWE VERMEERDERDE EN VER­<br />

BETERDE UITGAVE, DIE TE BERLIN MST<br />

PRIVILEGIE VAN DEN KONING GE­<br />

DRUKT IS ,<br />

UIT HET HOOGDUITSCH VERTAALD,<br />

EK DOOR ENIGE AANTEKENINGEU OPGEHELDERD.<br />

MET<br />

PLATEN.<br />

DERDE EN LAATSTE DEEL.<br />

T E AMSTERDAM BIJ<br />

M A R T I N U S D E B R U Ij N,<br />

M D C C L X x l i x;


V O O R R E D E N<br />

V A N<br />

DEN<br />

V E R T A L E R ,<br />

Ï~Iet eerfte deel <strong>van</strong> dit werk kreeg ik in<br />

handen in de maand October of November <strong>van</strong><br />

het jaar 1787. Niet gewoon om iets, wat eert<br />

mensch betreft, vreemd <strong>van</strong> mij te rekenen,<br />

werd ik fterk geroerd door het verhaal <strong>der</strong><br />

ijzelijke folteringen , door den Schrijver <strong>van</strong><br />

hetzelve doorgevvorfteld: en, een' warme zucht<br />

voor ware Vrijheid in mijn' boezem gevoelende<br />

6<br />

las ik met ene innige goedkeuring de mannelijke<br />

taal, die hij tegen Geweld en Despotismus<br />

voert. Misfchien werkte het tijdperk zelve ^<br />

Waar in ik dit boek las, mede, om die deelneming<br />

te verfterken, en die goedkeuring te<br />

vermeer<strong>der</strong>en. Dan, hoe dit ook zij, ik begreep,<br />

dat mijne Landgenoten, om de gemel-<br />

* 2 de


iv<br />

V O O R R E D E N<br />

de en an<strong>der</strong>e redenen, dit boek niet min<strong>der</strong><br />

belangrijk voor hunnen aandacht zouden vinden:<br />

en, daar ik ledigen tijd had, befloot ik<br />

wel dra, hetzelve ten hunnen behoeve te vertalen.<br />

Ik heb <strong>van</strong> achteren gezien, dat men<br />

alomme in Europa over de merkwaardigheid<br />

en het gewigt dezer Levensgefchiedenis dezelvde<br />

gedachten koesterde; en het berouwde mij<br />

dus niet,de hand daar aan geflageh te hebben.<br />

Het getuigenis, dat de Opper-Confiitoriaal-<br />

Raad BÜSCHING 'er <strong>van</strong> geevt is te gewigtig,<br />

dan dat het hier geen' plaats zou vinden<br />

: „ Bezwaarlijk (zegt hij) heeft een<br />

„ mensch groter en verbazen<strong>der</strong> ontmoetingen<br />

„ gehad, dan de Schrijver dezer gewigtïge en<br />

„ hoogstlezenswaardige Levensbefchrijving, die<br />

„ met buitengemene vrijmoedigheid gefchreven<br />

„ is, en dus hare Lezerp op het fterkst tot<br />

„zich trekt. Ik geloof ook, dat het bij he£<br />

„ opltellen <strong>der</strong>zelve des Barons voornemen ge?<br />

weest is, niets dan waarheid te verhalen 3<br />

„ en<br />

O) 2Bod;c!itIid;e 9i


VAN DEN VERTALER. y<br />

„ err dat men zich op dat geen, dat hij <strong>van</strong><br />

„ zich zeiven meldt, in de hoofdzaken volko-<br />

„ men verlaten kan: en uit het menigvuldige,<br />

„ 't welk den fchijn nu eens <strong>van</strong> volkomene<br />

zekerheid , dan we<strong>der</strong>om <strong>van</strong> hoge waar-<br />

„ fchijnlijkheid heeft, kan men ongemeen veel<br />

„ leren, inzon<strong>der</strong>heid veel wijsheid en voorzichtigheid<br />

•, wanneer iemand zich daar aan<br />

gelegen laat liggen, om door de fchade <strong>van</strong><br />

„ an<strong>der</strong>en wijs en voorzichtig te worden.<br />

„ Men kan ook uit zijne Levensbefchrijving<br />

?, veel menfehenkennis halen, en vele bijzon-<br />

„ <strong>der</strong>heden uit de nieuwe Historie ophel<strong>der</strong>en."<br />

Dat dit oordeel in de daad dat <strong>van</strong> het<br />

Publiek geweest is, en dat men overal het le»<br />

vendigst aandeel genomen heeft aan de lotgevallen<br />

<strong>van</strong> onzen Schrijver, mag men met regt<br />

uit een aantal omftandigheden opmaken. De<br />

menigvuldige vertalingen, die <strong>van</strong> dit werk in<br />

on<strong>der</strong>fcheidene talen gemaakt zijn, heeft men<br />

met ene ongelooflijke gretigheid gekocht en<br />

gelezen en maanden achter één is de Held<br />

<strong>van</strong><br />

{&) Als ik het wel heb, zijn 'er twee Eiigelfche'"oyerzet-<br />

Q<br />

tin-


vi V O O R R E D E N<br />

<strong>van</strong> hetzelve het on<strong>der</strong>werp <strong>der</strong> gefprekken<br />

geweest in verfchillende kringen <strong>van</strong> menfchen.<br />

Da<br />

ringen <strong>van</strong> TRENCK's Levemgifcïiiedenis uitgegeven; doch ik<br />

freb gene <strong>der</strong>zei ven gezien. De Deenfche vertaliug fj<br />

reeds in het jaar 1788 uitgekomen te Koppenhagen, bij C. O.<br />

Proft. > De Heer DE MIRABEAU (preekt ook <strong>van</strong> twee<br />

Franfche vertalingen, en zegt, dat zij beiden ten uitterften<br />

ontrouw zijn; de la Monarchie PruJJienne, fous FREDERIC le<br />

QrapJ, T. V, p. 225: en het is waarfehijnlijk daarom, dat<br />

TRENCK zelf ene Franfche overzetting <strong>van</strong> zijne Levensgefchie.<br />

éenis gemaakt heeft, die meermalen is uitgegeven, on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en<br />

te Straatsburg, bij Trtuttel, in drie deelen in oelavo,<br />

en ook te Parijs. De Franfche overzetting, die de Heer LK<br />

TOURNEUR heeft vervaardigd, is driemaal gedrukt, tweemaal te<br />

Berün en Parijs, bij Buisfin en Maradan, en ééns te Amftel*<br />

dara, bij Cfiatigyion. Deze heb ik alleen gebruikt, maar ik<br />

heb ze allsrelendigst gevonden: bqhalven een aantal onnauwkeurigheden<br />

, in de getallen, en ook in het overzetten <strong>van</strong><br />

zommige Hoogduitfche uitdrukkingen , is ze ten uitterlreti<br />

verminkt; dikwijls zijn verfcheidene bladzijden achter één geheel<br />

weggelaten, meestal zon<strong>der</strong> enige aanwijzing, en vooral<br />

zulke dingen, die de Vertaler dacht, dat niet naar den fmaak.<br />

<strong>der</strong> Hovelingen of <strong>van</strong> de Geestelijkheid wezen zouden. De«<br />

ze overzetting behoort dus zeer zeker tot die, waar <strong>van</strong> TRENCK,<br />

jjjB «en' brief aan den Heer NICOLET , fchreef:, „ }k heb vier


VAN DEN VERTALER. vn<br />

De Boekhandelaars meenden dan het meest op<br />

een goed vertier te kunnen ftaat maken, wanneer<br />

zij iets in het licht gaven, dat meer <strong>van</strong><br />

verre of <strong>van</strong> nabij op TRENCK en zijne gefchiedenis<br />

betrekking hadt: zij beijverden zich ,<br />

om in het uitgeven zijner oirfprongelijke of<br />

vertaalde werken eikan<strong>der</strong>en vóór te komen;<br />

goten zijne Leyensgefchiedenis in verfchillende<br />

vormen, of gaven 'er een kort begrip <strong>van</strong> uit,<br />

om ook de nieuwsgierigheid <strong>van</strong> hun te voldoen,<br />

die het grote werk niet gemakkelijk betalen<br />

konden (c)- en zij meenden ook, voor<br />

anof<br />

vijf Vertalingen <strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis gelezen,<br />

„ maar ze allen verminkt of vervalscht gevonden:" zie The<br />

London Chronicle, for Oei. 25-28, 178S, No. 4994,p.+iï»<br />

of Algemeene Korist- en Letterbode, No. 20.<br />

Voorts is in<br />

dit laatstgenoemde weekblad, No. 22 ,met regt reeds gemeld,<br />

dat men dit ongunftig oordeel geenszins op de Ne<strong>der</strong>duitfche<br />

Vertaling hebbe toe te pasfen, waar over mij de Schrijver<br />

herhaalde reizen, in zijne brieven, zijne goedkeuring heeft te<br />

kennen gegeven.<br />

(c) Hier toe behoren ^cöoiêfjcneit iiiê Jrdjljcrm VON DER<br />

?RENCK,in SSïtefen; s$r


vin<br />

V O O R R E D E N<br />

dn<strong>der</strong>e werken die zij uitgaven aanprijzing genoeg<br />

te zullen vinden, wanneer zij die, of alseen<br />

tegenftuk <strong>van</strong> TRENCK'S Leyensgefchiedenis,<br />

of ten minften als enige gelijkheid met dezelve<br />

hebbende , openlijk konden aankondigen (d).<br />

Te Parijs heeft men TRENCK, bij zijn leven,<br />

ten tonele gevoerd, en- de vrolijke Franfchen<br />

hebben ééns en an<strong>der</strong>maal tranen geplengd<br />

over<br />

een bock, dat niets an<strong>der</strong>s bevat, ais TRENCK'S Leyensgefchiedenis<br />

zeiye in dé form <strong>van</strong> brieven gegoten. . , Les Médttattons<br />

'de FREDERIC, Baron de TRENCK, dans fa prifon a<br />

Zlcr&Jebourg; avec tin pre eis hiflorique de fes malheurs,<br />

traduit de PAllemand: a Paris ches le Roij 1788. ———<br />

Cefprcliken over hei: leven <strong>van</strong> FREDRIK, Vrijheer VAN DER<br />

TRENCK: Te Am(T. bij J. JVeege 178?. . '. TRENCK, een<br />

Leesboek voor de jeugd, ter bevor<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> deugd en<br />

ftandrastighcid: Amfl. bij IV. Houtgraaf, 1789.<br />

(d) Zoo kwam in het voorleden jaar te Wee'nen bij Wuchercr<br />

een boekjen uit, getituld, TRENCK bet svwire/ooer


VAN DEN VERTALER. 1$<br />

over zijne gadeloze rampen (ej: en in zommige<br />

oorden <strong>van</strong> Duitschland hebben aanzienlijke<br />

vrouwen en maagden een bijzon<strong>der</strong> zoort <strong>van</strong><br />

ketenen (Jt la TRENCK) om hals en lijf gedragen,<br />

ter gedachtenis zijner Maagdenburgfche<br />

kluisters. „ Het leven <strong>van</strong> den Vrijheer VAN<br />

^, DER TRENCK (zegt SCHUBART) heeft eene zoo<br />

„.algemeene fenfatïe in Duitschland veroor-<br />

„ zaakt, als die, waar op in de nieuwe letter-<br />

.j, kunde een WERTHER en SIEGWART zich beroe-<br />

„ men konden. Vorften, die geduurende hun<br />

w<br />

leven nog geen Duitsch boek lazen, vert^tileil.'<br />

1<br />

• En op dezelvde wijze is de Gefckiedenis ee-<br />

Tier neegenen<strong>der</strong>tigjaarige Ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> den Heer DE LA-<br />

TycE, die in 's Hage bij D. Manier is uitgegeven, in onze<br />

Nieuwspapieren aangekondigd,als een tegenfluk tot de Leyensgefchiedenis<br />

Vtt'n VAN DER TRENCK. ,<br />

(f) Op het theater <strong>van</strong> de \Beulevards: zie Mercire dt<br />

trance, Juin 1788. Den brief <strong>van</strong> dankzegging, dien TRENCIC<br />

Hier over aan den beftier<strong>der</strong> <strong>van</strong> dit toneel fchreef, vindt men<br />

in den Algemeenen Konst- en Letterboden, No. 2~>. De titul<br />

<strong>van</strong> het toneelfpel is; le Baron de TRENCK , ou le Prifonnicr<br />

Prüjfien, fait hijlorique en itn afie: zie ook Journal de<br />

Paris, 28 Fevr. 1789.<br />

* 5


x V O O R R E D E N<br />

waardigden den Duitfchen<br />

TRENCK hunnen<br />

„ genadigen glimlach, en dames, aan hooffchen<br />

j, Franfchen fmaak gewoon, lieten zich deeze<br />

harde Duitfche kost heerlijk gevallen: <strong>van</strong><br />

handwerkslieden, foldaaten, predikantsvrou-<br />

„ wen en naaimeisjens,' wierdt dit boek<br />

„ gefpeld en gelezen. —- Ik zelve heb het<br />

„ in mijne akelige ge<strong>van</strong>genis met traanen be-<br />

,, fproeid, en ik hoorde mijn hart, als 't waa-<br />

„ re, kloppen over eenen man , wiens hercu-<br />

„ lifche worftelingen naar vrijheid ver boven<br />

„ mijn weemoedig zuchten, ja boven de ftille<br />

„ gelatenheid in mijn noodlot gingen (ƒ)."<br />

Overal, waar hij zelf, na het uitgeven zyner<br />

Levemgefchiedems, verfchenen is, ontving<br />

men hetn met de vurigfte genegenheid, met de<br />

levendigfte toejuiching. Op zijne reize door<br />

Hungarijen vondt hij overal bij die eerwaardige<br />

natie zoo vele tekenen <strong>van</strong> opregte vreugde<br />

over zijn' zegepraal, dat hij zelf betuigt,<br />

ge-<br />

(ƒ) Voorbericht voor het leven <strong>van</strong> FRANS VAM DER TBENCK S<br />

fcladr. VII, VIII.


V A N D E N VERTALER. xi<br />

?, gene woorden te kunnen vinden, om aan<br />

„ haar het gevoel zijner ziele in de warmfte<br />

wenfchen voor hare welvaart uit te druk-<br />

„ ken (g)." In Bcrlin zelvs werdt hij met<br />

zeer veel on<strong>der</strong>fcheidende achting ont<strong>van</strong>gen<br />

en behandeld (h). In den Schouwburg te<br />

Straatsburg verfchijnende, werdt hij met handgeklap<br />

en trompettengefchal verweliekomd, en<br />

des avonds door den Commandant op een'<br />

prachtigen maaltijd <strong>van</strong> 150 couverts onthaald<br />

(i% In de Lente <strong>van</strong> dit jaar verkocht hij,<br />

in den tijd <strong>van</strong> acht dagen, te Parijs, 12000<br />

exemplaren <strong>van</strong> zijne Franfche werken (k*): en<br />

ooggetuigen , die nog onlangs <strong>van</strong> daar te rug<br />

keerden , verzekeren, dat zijne beeldtenis in<br />

het Palais Roijal ten toone hing, en dagelijks<br />

door de nieuwsgierige menigte met eerbied befehouwd<br />

werdt; dat hij zelf in de aanzienlijk-<br />

(f) III Deel, bladz. 4.<br />

(/;) III Deel, bladz. 13, en verv.<br />

(ƒ) Brielfche Courant, 4 Maart 17P9.<br />

(k) Algemeene Kanst- en Letter bode, No. 45,


SSi V O O R R E D E N<br />

fle gezelfchappen ont<strong>van</strong>gen, en met alle on<strong>der</strong>fcheiding<br />

behandeld werdt; en dat hij nimmer<br />

' in het openbaar verfcheen, zon<strong>der</strong> veler<br />

gejuich, en bede om de verlenging <strong>van</strong> zijn<br />

leven. Ook in ons Va<strong>der</strong>land heeft hij een<br />

aantal bewon<strong>der</strong>aars gevonden. Toen het ruchtbaar<br />

geworden was, dat hij in één' zijner :<br />

brieven<br />

aan mij zijn voornemen hadt te kennen<br />

gegeven , om over Holland na Engeland te<br />

reizen , werd ik door een ongelooflijk getal<br />

<strong>van</strong> menfchen, niet alleen uit deze ftad, maar<br />

ook uit an<strong>der</strong>e vrij ver afgelegene plaatzen <strong>van</strong><br />

ons Va<strong>der</strong>land verzocht, om hun zoo fpoedig<br />

mogelijk den netten tijd zijner overkomst bekend<br />

te maken, en hun gelegenheid te geven,<br />

om dezen merkwaardigen Man te zien cn <strong>van</strong><br />

nabij te leren kennen (7). Het eerfte deel <strong>van</strong><br />

de Ne<strong>der</strong>duitfche vertaling zijner Leyemge-<br />

'Jchiedenis was reeds lang uitverkocht, eer men<br />

. / v . , het<br />

(/) Hij heeft echter dit voornemen nog niet ter uitvoer<br />

gebragt; waarfchijnlijk , om dat hij zich langer in Frankrijk<br />

heeft opgehouden, dan hij gedacht hadt.


VAN DEN VERTALER. xnr<br />

het twede hadt afgedrukt, en ook. <strong>van</strong> den<br />

tweden druk is .reeds zulk een aanmerkelijk<br />

gedeelte gefleten, dat in dezen tijd, waar. in<br />

alle Boekhandelaars zulke luide klachten aanheffen,<br />

zeer weinige boeken zich op zulk een<br />

goed vertier beroemen kunnen. Eindelijk een<br />

geacht Va<strong>der</strong>landsch Schrijver heeft TRENCK;<br />

openlijk als een" man <strong>van</strong> ware grootheid voorgedragen<br />

, en aan de Ne<strong>der</strong>landfche Jeugd ten<br />

voorbeelde voorgefteld (w).<br />

Men heeft wel het algemeen geroep , dat<br />

deze Leyensgefchiedenis verwekt heeft, gepoogd<br />

te fluiten, door de geloofwaardigheid <strong>van</strong> dezelve<br />

in twijfel te trekken, of het gantfche verhaal<br />

voor een' Roman te verklaren (V), doch<br />

ik kan, niet zien, dat men voor deze twijfeling,<br />

wat de hoofdzaken betreft, genoegzame redenen<br />

(m) Zie de Menfchenvriend, No. 73.<br />

(») Zommigen zelvs zijn ongelovig genoeg geweest, orfl<br />

het gehele aanwezen <strong>van</strong> een' TRENCK in twijfel te trekken;;<br />

doch dezen zullen, denk ik, reeds lang <strong>van</strong> hunne dwaling<br />

zijn te rug gekomen: an<strong>der</strong>s zou het toch nutteloze moeiie<br />

zijn, hun te willen overtuigen.


xiv<br />

V O O R R E D E N<br />

nen heeft. Voorzeker klinkt de gefchiedenis<br />

hier en daar vrij romanesk , en dit zegt de<br />

Schrijver zelf herhaalde reizen (o), doch 'er<br />

zijn meer voorbeelden <strong>van</strong> zulke zeldzame fpelingen<br />

in de menfchelijke lotgevallen, die bijna<br />

alle geloof fchijnen te boven te gaan, en nogthands<br />

in de daad het volkomenst geloof verdienen.<br />

Misfchien ook heeft men de waarheid<br />

<strong>van</strong> verfcheidene on<strong>der</strong>nemingen <strong>van</strong> den Baron<br />

in twijfel getrokken , om dat men tot dezelven,<br />

wanneer men zich in zijn'plaats ftelde,<br />

zeer weinig gefchiktheid of geneigdheid in zich<br />

zeiven vondt. Een vadzig of onverfchillig en<br />

koudbloedig mensch zal het niet dan met zeer<br />

veel moeite zich zeiven opdringen kunnen,<br />

dat een man, die door zo vele folteringen en<br />

herhaalde pogingen, om te ontvluchten reeds<br />

afgemat is, echter die pogingen telkens hernieuwt<br />

, en zich noch door moeilijkheden noch<br />

door hin<strong>der</strong>nisfen , noch door de vrees voor<br />

ontdekking, noch door bedreigingen, noch door<br />

den<br />

(#) Zie, on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en, III Deei, bladz; 56.


VAN DEN VERTALER: XV<br />

den langer duur , dien de uitvoering zijner<br />

ontwerpen noodzakelijk vor<strong>der</strong>t, <strong>van</strong> dezelven<br />

laat affchrikken. Een kleine geest moet noodzakelijk<br />

zulke daden ongeloof baar vinden, tot<br />

welken eene zeldzaame grootheid <strong>van</strong> ziel<br />

vereischt wordt. Vele Lezers zullen het reeds<br />

vrij zon<strong>der</strong>ling heten, dat iefnand , die noit iets<br />

<strong>van</strong> de tekenkunst geleerd heeft, dan het geen<br />

tot de militaire en civile Bouwkunde vereischt<br />

wordt, zo kunstig op tin graveren kan , als<br />

de Schrijver <strong>van</strong> zich zeiven verhaalt (j>):<br />

maar vooral zal het zommigen ongeloofbaar<br />

voorkomen , dat iemand, die zo afgefolterd is,<br />

in ene donkere ge<strong>van</strong>genis lust kan hebben,<br />

om zulken arbeid te on<strong>der</strong>nemen, en tot dien<br />

trap <strong>van</strong> volkomenheid te brengen: en on<strong>der</strong>tusfchen<br />

één <strong>van</strong> deze kunstftukken, dat in<br />

deze Stad zelve voor handen is, kan ie<strong>der</strong>ea<br />

ooggetuigen volkomen overreden, dat de voortreffelijkheid<br />

<strong>van</strong> hetzelve niet alleen de be-<br />

fchrij-<br />

£?) II Deel, bladz. iep en verv»


, xvi , V O O R R E D E N ;<br />

. fchrijving <strong>van</strong> den maker zeiven , maar ook<br />

alle ver bedding,zeer verre te boven gaat<br />

Onnauwkeurigheden zijn' 'er zekerlijk in dit<br />

werk ingeflopen, door overhaasting, gebrek<br />

aan geheugen, of verkeerde berigten veroorzaakt.<br />

Ook dit erkent de Schrijver zelf op meer<br />

dan één' plaats (r), en ik heb 'er ook nu en<br />

dan in de aantekeningen ene proeve <strong>van</strong> gegeven<br />

(/)•' en dit was geenszins te verwon<strong>der</strong>en<br />

• bij<br />

(,?) Een <strong>van</strong> de bekers namelijk, door TRENCK in zijne<br />

Maagdenburgfche ge<strong>van</strong>genis bearbeid , en aan een' Officier,<br />

die hem toen bewaakte, gefchonken, is thands in het<br />

bezit <strong>van</strong> den Meer G. A. WERSING, koopman binnen deze<br />

ftad, die vriendelijk genoeg geweest is, om aan den Uitgever<br />

<strong>van</strong> dit werk vrijheid te vergunnen, om denzelven in plaat<br />

ie laten brengen. Men vindt op dien beker, on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en,<br />

juist alle die zinnebeelden en bijfchrivten, die de Schrijver<br />

'in het II Deel, bladz. 110-114 als proeven opgeevt.<br />

• (V) III Deel, bladz. 103, 104, 349, 350, en el<strong>der</strong>s, j<br />

(5) Bij voorbeeld, I Deel, bladz. 262. Hier toe behoort<br />

ook nog, dat hij de fchuld, die JASCHINSKIJ aan hem hadt,<br />

i Deel, bladz. 51,op 400 ducaten, en III Deel ,bladz.3i8,<br />

op 300 ducaten begroot; fchoon dit ook wel op ééoe <strong>van</strong><br />

beide plaatzen een' drukfeil kan wezen, want hij erkent zelf,<br />

dac


VAN DEN VERTALER. xvn<br />

bij een' man, „ die geen Journaal gehouden<br />

„ heeft, en die in 14 dagen opfchreef, wat<br />

„ ze<strong>der</strong>d 40 jaren, bij duizende gelegenheden,<br />

„ in zijn geheugen rondzwermde (/)." On<strong>der</strong>tusfcheli<br />

zullen deze gebreken <strong>van</strong> het geheugen<br />

, in min gewigtige omftandigheden ,<br />

bij een' billijken Rigter even weinig tegen de<br />

geloofwaardigheid <strong>van</strong> het gantfche boek afdoen;<br />

als dit, dat de Schrijver, uit hetzelvde<br />

gebrek <strong>van</strong> geheugen , ergens (ju) een' plaats<br />

op naam <strong>van</strong> SENECA aanhaalt , die niet bij dezen,<br />

maar bij CICER.O (y) gevonden wordt, en<br />

dat hij in de opgave <strong>der</strong> aangehaalde woorden<br />

zeiven hier en daar <strong>van</strong> die des Romeinfchen<br />

Wijsgeers afwijkt.<br />

De hoofdzaak fchijnt mij toe volkomen geloofwaardig<br />

te zijn; en reeds <strong>van</strong> voren, dunkt<br />

mij,<br />

dat zijn boek, door den fpoed dien men maken moest, met<br />

vele fouten gedrukt is: III Deel, bladz. 350: zie ook de<br />

aantekeningen, II Deel, bladz. 21, 164.<br />

tr) UI Deel, bladz. 349.<br />

(«) I Deel, bladz. 14.<br />

(v) De Senvcl. cap. 2*3.


XVIII<br />

V O O R R E D E N<br />

mij, mag men deze geloofwaardigheid daar uit<br />

opmaken, dat zich de lïoutfte onbcfchaamdheid<br />

en ene zinneloze onvoorzichtigheid zouden<br />

moeten verénigen in een' man, die in Weeneu<br />

en Berlin een werk uitgaf, dat in de hoofdzaken<br />

onwaarheid behelsde, en dan daar in telkens<br />

plaats, en tijd, en een gantsch aantal aldaar<br />

nog levende perfonen noemde (w), die<br />

hem bij ie<strong>der</strong>e bijzon<strong>der</strong>heid logenftraffen , en<br />

op de verbanning <strong>van</strong> zulk een wanfchepxel,<br />

dat <strong>van</strong> het openbaar vertrouwen'zulk een fnood<br />

misbruik maakte, met het hoogfte regt aandringen<br />

konden. Of in de Schrivten, die tegen<br />

TRENCK<br />

zijn uitgegeven , dingen voorkomen,<br />

die in itaat zijn, om zijne geloofwaardigheid in<br />

de hoofdzaken te krenken , zullen wij ftraks<br />

zien. Laat ons tot zo lang toe ten minften met<br />

BÜSCIIING geloven, „ dat het bij het op Hellen<br />

„ dezer Levensgefchiedenis des Barons voorue-<br />

„ men geweest zij, niets dan waarheid te ver-<br />

„ halen , en dat men zich op dat geen, dat<br />

» hij<br />

(w) Zie, bij voorbeeld, III Deel, bladz. 17, 100.


V A N D É N V E R T A L E R . xix<br />

hij <strong>van</strong> zich zeiven meldt, in de hoofdzaken<br />

volkomen verlaten kan."<br />

Ik vind ook in het verhaal niets onnatuurlijks:<br />

in tegendeel hebben een aantal bijzon<strong>der</strong>heden<br />

ene inwendige baarblijkelijkheid,<br />

ten fterkften voor de waarheid pleit (V).<br />

die<br />

De<br />

behandeling, die FREDRIK hem zou hebben aangedaan,<br />

vinden zommigen zeer onnatuurlijk,<br />

en<br />

(x) liet geval, dat hij in Amfteldara met een* harpoenier<br />

zegt gehad te hebben, I Deel, bladz. 199, 2 co, heb ik <strong>van</strong><br />

zommigen in twijfel horen trekken, fchoon zon<strong>der</strong> enig an<strong>der</strong><br />

bewijs, dan hec gewone j<br />

„ Ik kan dit niet geloven."<br />

• Wij integendeel komt het voor, dat dit verhaal een<br />

inwendig merkteken <strong>van</strong> geloofwaardigheid met zich voert.<br />

De fcheldnaam, waar mede de ruwe karei TRENCK bejegende,<br />

en die ik wel bekennen wil toenmaals nog niet regtverftaan<br />

te hebben, heet eigenlijk in het oiffprongelijke; „ hij<br />

„noemde mij een' apen-n..kr" (bteéj mich' Ctrten *2Crtp£lfïlócfer)<br />

1 f. 228. Is deze onbefehaavde uitdrukking<br />

niet juist characteriftiek aan een' man <strong>van</strong> die clasfe*<br />

en zo bijzon<strong>der</strong> eigen aan dat gedeelte <strong>van</strong> het Amiteldamsch<br />

gemeen, dat de Duitfche TRENCK ze bijna onmogelijk hadt<br />

Mimea weten , zo hij ze niet zelf uit den mond <strong>van</strong> zuië<br />

een' onbehouwen man gehoord hadt?


xx<br />

V O O R R E D E N<br />

en zij meenen daarom geregtigd te zijn , om<br />

dezelve, en dus den grond <strong>der</strong> gantfche Gefchiedenis<br />

voor verdicht te verklaren, om dat<br />

zij wanen, dat zulke ene handelwijs in zulk<br />

een groot en regtyaardig Vorst onmogelijk vallen<br />

kon. Wanneer men echter het character<br />

<strong>van</strong> den Koning wél kent, dan is zijn gantfche<br />

gedrag omtrent TRENCK ten hoogften natuurlijk,<br />

ook dan zelvs, wanneer 'er voor zijne<br />

ge<strong>van</strong>genneming gene an<strong>der</strong>e reden was ,<br />

dan die hij zelf opgeevt. FREDRIK openbaarde<br />

in vele gevallen een groot wantrouwen , en<br />

hieldt weinige menfchen voor eerlijk (y).<br />

Wanneer hij on<strong>der</strong>tusfchcn aan iemand zijn<br />

vertrouwen hadt gefchonken, dan duldde hij<br />

dezen zeer lang, fchoon hij ook bevonden<br />

mogt hebben, dat hij dit vertrouwen onwaardig<br />

was, op dat hij zich niet genoodzaakt mogt<br />

zien, te erkennen, dat hij gefeild hadt in de<br />

keuze zijner vertrouwelingen. „ Het is zeker,<br />

» (zegt<br />

(y) BÜscHiKG , Karakter <strong>van</strong> FREDEKIK DEN TWEE,'EN ,<br />

bladz. 312, Juist hetzeJvde zegt<br />

TREÏCK vau den Koning,<br />

1 Deel, bladz. 58.


VAN DEN VERTALER. xxi<br />

„ (zegt Büscfiwo) dat hij in zijne eigene -keu-<br />

„ ze <strong>van</strong> per-foonen niet altijd gelukkig is ge-.<br />

„ vveest: —— en, wanneer hij ook vond,<br />

„ dat hij iemand meer eerlijkheid, oprechtheid*<br />

„ verftand en kunde, bekwaamheid en ver&en-<br />

„ fte had toevertrouwd, dan hij wezenlijk .be-<br />

„ zat, zoo duldde en verdroeg hij hem even-<br />

„ wel, om de begaane dwaaling niet zelf tc<br />

„ bekennen (z)" Zoo fchrijvt een man, die<br />

misfchien on<strong>der</strong> zoo vele boeken, als 'er over<br />

FREDRIK. binnen korten tijd aan het licht geko-<br />

.rnen zijn, de allerverftandiglle en onpartijdigfte<br />

fchets <strong>van</strong> zijn characler heeft ontworpen : en<br />

uit deze beide trekken, dunkt mij, zou zich<br />

het gantfche geval <strong>van</strong> TRENCK zeer gemakkelijk<br />

laten oplosfen. De eerfte zaden <strong>van</strong> het<br />

wantrouwen tegen TRENCK fchijnen in het hart<br />

<strong>van</strong> den Monarch geworpen te zijn, toen zijn<br />

neef hem de paarden, die zijne Pandouren hem<br />

ontnomen hadden, te rug zondt. Reeds toen<br />

maakte 'hem de Vorst ene donkere miene<br />

(2) /. c, bladz, 256".<br />

** 3


XXII<br />

V O O R R E D E N<br />

ne (a); en ze<strong>der</strong>d deedt hem zijn argwaan<br />

<strong>van</strong> dezen on<strong>der</strong>nemenden kop het ergfte war<br />

zen. Het was dierhalven nu ie<strong>der</strong>en bedrieger,<br />

die toegang tot den Koning hadt, gemakkelijk,<br />

dien argwaan te verfterken, en den val.<br />

<strong>van</strong> den ongelukkigen TRENCK te berokkenen.<br />

Zijn Overfte JASCHINSKIJ, „ een lieveling <strong>van</strong><br />

,, den Monarch, een krijgskundig, maar een<br />

„ boosaartig en valsch man (T); een fpion ,<br />

„ die in het geheim den lijst <strong>van</strong> geaccredi-<br />

„ teerde lasteringen aanmerkelijk vermeér<strong>der</strong>-<br />

„ de (cj', n was hem niet alleen geld fchuldjg,<br />

maar koesterde ook , in zijn boos hart, ene<br />

'bittere wraakzucht tegen hem , die uit een'<br />

vorigen twist ontftaan was (dj. Beide deze<br />

re-<br />

(


VAN DEN VERTALER. XXIII<br />

redenen konden hem ligt aanzetten, om zijV<br />

val te bewerken, en het vertrouwen, dat hij<br />

bij den reeds tegen TRENCK argwanenden Koning<br />

hadt, maakte dit zeer gemakkelijk. Het<br />

helsch ontwerp, dat hij ten dien einde fmeedde,<br />

gelukte; en FREDRIK, die door zijn angstvallig<br />

wantrouwen ten iterkften genoopt werdt,<br />

om een man, wien hij voor zo gevaarlijk<br />

hieldt, een' tijd lang in verzekering te nemen,<br />

kon dit echter niet na voorafgaand verhoor en<br />

on<strong>der</strong>zoek doen, om dat hij gene bewijzen<br />

hadt, noch hebben kon. TRENCK kwam dus<br />

voor een jaar op de vesting , misfchien alleen<br />

maar, om zijne trouw te beproeven; mogelijk<br />

werdt de Koning uit den brief, dien TRENCK aan<br />

hem fchreef.wel enigszins <strong>van</strong> de ongegrondheid<br />

<strong>van</strong> zijn wantrouwen overreed : maar de fiere<br />

toon <strong>van</strong> den brief mishaagde hem, en hij kon<br />

ook niet befluiten, om zijne eigene dwaling te<br />

erkennen (e). De ge<strong>van</strong>gene moest dus zijn<br />

jaar uit zitten; doch ongelukkig wordt hij door<br />

de<br />

00 Verg III Deel, bladz. 52-<br />

** 4<br />

N


xxiv<br />

V O O R H E D E N<br />

de list Van hun, die hem omringden, in een<br />

denkbeeld gebragt, dat hij tot ene ewige ge<strong>van</strong>genis<br />

veroordeeld was; de bewustheid <strong>van</strong><br />

zijne onfchuld, en de vurigheid <strong>van</strong> zijn aart<br />

drijven hem dus aan, om herhaalde reizen zijne<br />

bevrijding' tc beproeven ; en drie weken<br />

vaor het eindigen <strong>van</strong> den tijd zijner ftraf gelukt<br />

hem dit : hoe zeer was dit alles we<strong>der</strong>om<br />

gefchikt, om het wantrouwen <strong>van</strong> den<br />

Koning te vernieuwen, of te bevestigen en te<br />

vermeer<strong>der</strong>en! Hij komt, na lang zwervens,<br />

eindelijk na Rusland ; geraakt daar in kennis<br />

met de aanzienlijkfle perfonen , en in aanzien<br />

ten hove: nu vooral kon hij voor FREDRIK gevaarlijk<br />

worden! nu zou misfehien de wraak<br />

hem aanzetten, om aldaar de belangen <strong>van</strong> het<br />

Pruisfisch Hof tegen te werken! nu moesten<br />

dierhalven we<strong>der</strong>om alle pogingen worden aangewend,<br />

om hem te doen vallen ff)h en, zo<br />

dra het maar kon worden uitgevoerd, moest<br />

hij<br />

(/) I Deel, Madz. 180-186".


VAN DEN VERTALER. xxv<br />

hij we<strong>der</strong> in Pruisfifche handen geraken. Zo<br />

dra de Koning hem we<strong>der</strong>om in zijn- magt<br />

hadt, moest hij hem nu nog fcherper doen<br />

bewaken dan te voren, en ie<strong>der</strong>e vernieuwde<br />

poging om te ontvluchten moest, terwijl zij de<br />

kwade vermoedens tegen hem vermeer<strong>der</strong>de ,<br />

ook de geïtrengheid vergroten, waar mede men<br />

hem bewaarde. Dit alles, dunkt mij, vloeit<br />

vrij natuurlijk voort uit FREDRIK s character ,<br />

en uit den zamenloop <strong>van</strong> omftandigheden, die<br />

het lot <strong>van</strong> TRENCK ZO zeer verwikkelden: en<br />

in dezen zin mogt hij met regt ichrijven: „In<br />

„ het algemeen is mijn gantfche noodlot <strong>van</strong><br />

„ dien aart, dat, na dat eenmaal dit eerfte<br />

„ voorval gelchied was, de Koning werkelijk<br />

„ niet an<strong>der</strong>s met mij handelen kon, als hij in<br />

„ het vervolg gedaan heeft (g). n<br />

Misfchien echter hadt het gedrag <strong>van</strong> den<br />

Vorst nog ene an<strong>der</strong>e geheime reden. In<br />

Duitschland vertelt men vrij openlijk, datFRE-<br />

DRIK hem daarom zo lang en zo ftreng ge-<br />

<strong>van</strong>-<br />

(?) I Deel, bladz. 54.<br />

** 5


xxvi V O O R R E D E N<br />

<strong>van</strong>gen hieldt, 0m dat hij ene zeer vertrouwïijke<br />

en ongeoorlovde verkéring ontdekt hadt,<br />

tüsïchen TRENCK, en Princesfe AMALIA , des<br />

Konings zuster. Ik wil de waarheid dezer<br />

Anecdote noch ontkennen noch bevestigen;<br />

maar alleen enige plaatzen uit de Leyensgefchiedenis<br />

zelve opgeven, die gerekend zouden<br />

kunnen worden, misfchien tot dit on<strong>der</strong>werp<br />

te behoren. Van zijne Berlinfche vriendin,<br />

die zo dikwijls in den ver<strong>der</strong>en loop <strong>van</strong> dit<br />

verhaal voorkomt, maar wier naam hij met zich<br />

in het graf nemen wil, zegt hij: „ het was<br />

„ ene dame, die ik niet dan met eerbied be-<br />

„ fchouwen kon aan beide zijden was<br />

„ deze liefde onze eerfte, en nog tegen woor-<br />

„ dig betreure ik geen ongeluk, dat in den<br />

„ ftroom mijner we<strong>der</strong>waardigheden uit deze<br />

„ edele bron ontfprong, of zich met dezelve<br />

„ veréénigde (h): voor gene kronen zou ik<br />

„ haar veilaten hebben, veel min<strong>der</strong> voor de<br />

„ beloften <strong>van</strong> een' Pandourenofficier; en zij<br />

D* gaf<br />

(*) I Deel, bladz. 26.


VAN DEN VERTALER.<br />

xxvn<br />

£ gaf mij gewis meer, en kon mij meer geven t<br />

„ dan alle Pandouren op de gantfche aaru<br />

d e Z i i<br />

n e al t e<br />

°P e n l i i k e e n m i n v o o r '<br />

zichtige verkéring met deze vriendin hadt reeds<br />

in het jaar 1744 den aandacht zijner mede-officiers<br />

getrokken , en het ongenoegen <strong>van</strong> den<br />

Koning gewekt (k). Reeds kort na zijne ge<strong>van</strong>genneming<br />

zondt zij hem iooo ducaten,<br />

en beloovde hem ver<strong>der</strong> zekere hulp (l): en<br />

ook vervolgens ontbrak het hem nimmer aan<br />

geld (m), tot dat zij eindelijk aan hem fchreef,<br />

dat zij niet langer de briefwisfeling met hem<br />

on<strong>der</strong>houden dorst, terwijl zij hem echter beloovde,<br />

dat zij in alle gevallen voor hem dezelvde<br />

zou blijven, wanneer het maar mogelijk<br />

zijn zou, hem <strong>van</strong> dienst te zijn (n). Na<strong>der</strong>hand<br />

ook werdt, door middel <strong>van</strong> zijne moe<strong>der</strong>,<br />

(i) I Deel, bladz. 53.<br />

(k) I Deel, bladz. 35, 36.<br />

(/) I Deel, bladz. 60.<br />

(>») I Deel, bladz. 69.<br />

(«) I Deel, bladz. 72.


xxvni V O O R R E . D E N<br />

<strong>der</strong>, de eorrefpondcntie met haar herfteld, en<br />

op een' veiligen voet gebragt (o);<br />

e n' zij verfchafte<br />

hem vervolgens we<strong>der</strong>om geld tot het<br />

voorzetten <strong>van</strong> alle zijne procesfen (£). Ik<br />

zal bij deze plaatzen enige an<strong>der</strong>e voegen ,<br />

waar dn hij -uitdrukkelijk <strong>van</strong> Princesfe<br />

AMALIA<br />

melding maakt, en dan, zon<strong>der</strong> zelf iets te beflkfcn,<br />

het oordeel over de waarheid of waarfehij-nlijkheid<br />

<strong>van</strong> het gemelde verhaal aan den<br />

Lezer overlaten. Deze Vorftin noemt hij uitdrukkelijk<br />

on<strong>der</strong> die genen,, die, wanneer zijne<br />

gedichten en zinnebeelden aan het Hof werden<br />

voorgelezen, „ betuigden , dat zij dezelven<br />

„ met welgevallen hoorden ($}." Dit zegt<br />

-nog weinig; maar fterker is het, dat zij zelve<br />

•den Keizerlijken Minister, den Generaal RIEDT,<br />

aan--<br />

(») I Deel, bladz. 128.<br />

(ƒ>) I Deèl, bladz. 233.<br />

(?) II Deel, bladz. 139. Merkwaardig is het ook, dat<br />

het handfehrivt <strong>van</strong> zijn' Macedonifchen Held, e]f j aren lang,<br />

alléén in handen <strong>van</strong> deze Princes geweest is: zie de aantekening<br />

<strong>van</strong> den Heer KASTELEIN, op de Voorreden voor dit<br />

Dichtftuk, bladz. X.


VAN DEN VERTALER. xxix<br />

aanmoedigde, om bij den Koning op een'<br />

Courdag om de bevrijding <strong>van</strong> TRENCK uit de<br />

Maagdenburgfche ge<strong>van</strong>genis aan te houden (r).<br />

Maar vooral is de wijze merkwaardig , waar<br />

op hij <strong>van</strong> haar, bij zijn laatfte affcheid <strong>van</strong><br />

Berlin, ont<strong>van</strong>gen werdt, en de befchrijving,<br />

die hij zelf <strong>van</strong> dit onthaal geevt Q): men<br />

moet deze plaats geheel overlezen, en daar<br />

mede vergelijken , het geen hij in de zo even<br />

aangehaalde plaatzen <strong>van</strong> zijne ongenoemde<br />

Vrienelin zegt: ik wil dezelve hier niet geheel<br />

overfchïijven, maar zie daar alleen enige weinige<br />

trekken: „ Deze in de daad grote vrouw,<br />

„ die uit hoofde <strong>van</strong> haar doorzicht alleen de<br />

„ ere genoot , <strong>van</strong> de gehele lievde en het<br />

„ onbepaaldst vertrouwen <strong>van</strong> FREDRIK te be-<br />

„ zitten: die mij in alle de y/isfelvalligheden <strong>van</strong><br />

„ mijn leven on<strong>der</strong> ft eunde, en mij met weldaden<br />

overlaadde; die ook in den grond het meest<br />

„ tot mijne bevrijding toegebragt hadt; en die<br />

mij,<br />

(r) II Deel,.bladz. i8


xxx V O O R R E D E N<br />

„ mij, gedurende mijn tegenwoordig verblijf<br />

„ te Berlin, niet als een' vreemden Officier ,<br />

„ maar als een' ouden Patriot en Vriend vati<br />

„ haar ontving en on<strong>der</strong>fcheidde ; beval mij<br />

„ enz." _ „ Zij hadt veel doorzicht; en<br />

„ het zou mij aan gene ftof ontbreken, om<br />

„ aanmerkingen te maken op de Levensbefchrij-<br />

„ vingen <strong>van</strong> FREDRIK, wanneer ik in haar ge-<br />

„ zelfchap eerst enige hon<strong>der</strong>den <strong>van</strong> jaren<br />

„ aan géne zijde <strong>van</strong> den zwarten Styx zdu<br />

„ doorgebragt hebben, waar men gebeurde za-<br />

„ ken met min<strong>der</strong> achterhoudendheid, en zon<strong>der</strong><br />

„ gevaar <strong>van</strong> op de kneukels geklopt te worden,<br />

„Jchripen durvt." De Lezer oordeie, of dit<br />

alles zamengenomen genoegzaam zij, om een'<br />

geheimen liefdehandel tusfchen TRENCK en Pri».<br />

ces AMALIA te on<strong>der</strong>fiellen, of niet! Ik wil,<br />

zo als ik gezegd heb, hier liefst niet beflis--<br />

fen; maar dit moet ik 'er echter bijvoegen *<br />

dat ik in gene <strong>der</strong> gefchrivten , die tegen<br />

TRENCK zijn uitgekomen ,. noch ergens el<strong>der</strong>s,<br />

enigen grond gevonden heb, voor de on<strong>der</strong>itelling<br />

die door den Heer DE MIRABEAU, fchoon<br />

enigs-


VAN DEN VERTALER.<br />

xxxi<br />

enigszir.s twijfelachtig, opgegeven wordt, aangaande<br />

de ijzelijke misdaden, die de gevolgen<br />

<strong>van</strong> dezer, minnehandel, en de geheime oirzaak<br />

<strong>van</strong> TRENCK'S harde behandeling zouden zijn geweest<br />

(t).<br />

Ik beken het, zo lang men aangaande de<br />

waarheid of' onwaarheid <strong>van</strong> deze geheime verftandhouding<br />

met Princes AMALIA , en de ware<br />

omftandigheden <strong>van</strong> dezelve, gene volkomene<br />

zekerheid heeft (en die zal men misfchien nimmer<br />

bekomen) zo lang zal men ook over de<br />

fchuld of onfehuid <strong>van</strong> TRENCK , en over de<br />

handelwijs door FREDRIK met hem gehouden,<br />

niet volkomen oordelen kunnen. Doch aan<br />

den<br />

(/) „ TRENCK avoue, qu'il a en une intrigue araoureuiê<br />

„ avec une perlbnne d'un rang trés éminent; fi cette perionm<br />

ne eft celle, que Ton nomme géneralement (la priHceile<br />

„ AMELIE , fceur de FREDERIC); fi de cette liaifon il eft pro-<br />

„ venu des enfans ravis a la lumiere par d'efiroijables atten-<br />

„ tits,que de raifons parüculieres le roi ne peut-il pas avoir<br />

„ eu de traiter fevereraent M. DE TRENCK, fans que Ia de-<br />

„ cence lui ait parmis de les devoiler!" de la Monarchie<br />

Pruflienne> fom FBBDSRJC le Grand, T. V, p, 223.


SS&n<br />

V O O R R E D E N<br />

den an<strong>der</strong>en kant is het ook niet te ontkennen<br />

, dat het ten hoogften<br />

onbillijk zij , op<br />

onbewezene vermoedens tegen hem uitfpraak<br />

te doen.<br />

Indien men de zaak alleen naar zijne<br />

Leyensgefchiedenis beoordeelt, dan is het vonnis<br />

ligtelijk op te maken. Dan berispt men in<br />

TRENCK wel ene jeugdige losheid en<br />

onvoorzichtigheid<br />

, die voor hem zeiven - ten uitterffen<br />

nadelig wordt 00 •> dan beklaagt men de<br />

(u) „ TRENCK ontbrak het, gelijk hij zich op verfchei-<br />

„ dene plaatzen daar over beklaagt, aan dè'nodige waereld-<br />

„ kennis: an<strong>der</strong>s zou hij de paarden, als een éénmaal verlo-<br />

„ ren goed, terftond te rug gezonden hebben, met die ver-<br />

„ klaring, dat hij niet nodig hadt op die wijze zijn verlo.<br />

„ ren goed we<strong>der</strong> te rug te ont<strong>van</strong>gen, dat hem zijn Koning<br />

„ en Heer hetzelve ie<strong>der</strong> ogenblik tienvouwig vergoeden<br />

., kon: en, indien men ze dan niet te rug genomen hadt,<br />

„ dan hadt hij misfehien de paarden liever moeten wegfehen-<br />

„ ken of verkopen , en het provenu daar <strong>van</strong> aan de Invalt.<br />

„ den geven, of iets'an<strong>der</strong>s, dat in het oog liep, daar me-<br />

„ de verrigten; want zoo iets zag de Koning gaarne. Doch<br />

„ hij deedt dit nu niet. De eerlijke jongeling was te zorge-<br />

,, loos. En wie is ook in den grond altijd voorzichti<br />

tig genoeg, om terftond te weten, wat een Monarch, na<br />

„ dat


V A N D E N VERTALER, xxxm<br />

örïftüimïge hevigheid <strong>van</strong> een character, dat<br />

an<strong>der</strong>szins, wanneer het zacht geleid, en door<br />

wijzen raad beftuurd was geworden, hem tot<br />

een zeer bruikbaar mail voor de maatfchappij<br />

zou hebben gemaakt: maar dan vindt men ook<br />

tevens zijn haft eerlijk, en Zijne trouw jegens<br />

zijnen Koning ongekrenkt, FREDRIK Wordt dan,<br />

het geen zoo menig Vorst uit dezelvde bron<br />

werdt, een eigendunkelijk gebie<strong>der</strong>, die aan<br />

een ongegrond wantrouwen de vrijheid en het<br />

geluk <strong>van</strong> een' getrouwen on<strong>der</strong>daan opoffert:<br />

maar, wanneer men billijk is, wijt men hem<br />

echter alle de mishandelingen niet a<br />

die aan dit<br />

flagtoffer <strong>van</strong> zijn' argwaan werden aangedaan<br />

door ogendienaars, die dan mogelijk het meest<br />

zich bij den Koning dachten te veraangenamen,<br />

wanneer zij een voorwerp op het kunftigst<br />

pijnigden, waar op hij zoo zeer gebeten fcbeen,<br />

maar dat hij echter in' den grond misfchien<br />

Jató ifföïilv UIA S Jscnjbd ii aifc<br />

e<br />

af­ meer<br />

„ dat zijn gemoed geflemd ia, meer of min wél of kwalijk<br />

„ opnemen en beoordelen zal?" Cfrürtê 4far &ie SSdcud}-<br />

tun$ oer ^tmftfdjen £«bcirêbef«bKi&itiifj / f. 34.<br />

* * *


xxxiv<br />

V O O R R E D E N<br />

meer vreesde dan haatte. Wanneer men de<br />

zaak in dit licht befchouwt, dan zou men zich<br />

misfchien over het algemeen vrij wel verénigen<br />

kunnen met de denkbeelden, die de Heer MAL­<br />

LET , <strong>van</strong> Geneve, zich <strong>van</strong> de zaak <strong>van</strong> TRENCK<br />

vormt, in ene zamenfpraak , getituld,<br />

TRENCK<br />

EN FREDERIK II, waar in hij hunne fchimmen in<br />

de an<strong>der</strong>e waereld elkan<strong>der</strong>cn doet ontmoeten,<br />

en die wel verdient, in deze Voorreden een'<br />

plaats te vinden (v).<br />

méé nam jjtw jfpffilf i »k •ijbnnr vxn<br />

TRENCK EN FREDERIK II.<br />

T R E N C K .<br />

Zijt gij het? Sire! Is het de fchim <strong>van</strong><br />

FREDERIK, die ik begroet? Ah! vlucht niet<br />

voor<br />

(v) Ik heb dezelve vertaald uit PEfprit des Joiimaux,<br />

Juillet 1738, p. 281-285, waar in ze overgenomen was uit<br />

het Année litteraire.


VAN DEN VERTALER. xxxv<br />

voor de fchira <strong>van</strong> den armen TRENCK, wien<br />

gij twee-en-veertig jaren lang vervolgdet; wien<br />

gij gedurende meer dan elf jaren in ge<strong>van</strong>genisfen,<br />

en in ijzeren kluisters p-pfloten hieldt;<br />

wien gij <strong>van</strong> zijn Va<strong>der</strong>land, <strong>van</strong> zijne goe<strong>der</strong>en,<br />

<strong>van</strong> zijn ambt beroovdet, zon<strong>der</strong> hem te<br />

horen, zon<strong>der</strong> hem te vonnisfen: en, met tegenftaande<br />

zo vele verongelijkingen, zie hier<br />

den getrouwen TRENCK aan uwe voeten!<br />

F R E D E R I K.<br />

Sta op, TRENCK! Laat ons te zamen kouten.<br />

Maar noem mij niet meer Sire. Werp O<br />

niet meer ne<strong>der</strong> aan mijne kireën. Deze tekenen<br />

<strong>van</strong> eerbied zijn goed op de aarde. Hier<br />

zijn on<strong>der</strong>danen en vorften gelijk. Gij zijt<br />

TRENCK, ik<br />

FREDERIK.<br />

T R E N C K .<br />

Het is wél, FREDERIK! Zijt gij eindelijk te<br />

rug gekomen <strong>van</strong> uwe voordordélen tegen mij ?<br />

***<br />

2<br />

Ge-


xxxvi<br />

V O O R R E D E N<br />

Geloovt gij, dat ik ü heb willen verraden door<br />

ene misdadige brief wisfeling, en op uw leven<br />

toeleggen ?<br />

E R E D E R I R;<br />

Ik wil u niet beoordelen naar de berigten<br />

<strong>van</strong> uwe vijanden, maar naar de Leyensgefchiedenis<br />

, die door u zeiven befchreven is, en<br />

naar welke de nakomclingfchap uitfpraak zal<br />

doen.<br />

T R E N C K .<br />

De nakomelingfchap herroept dikwijls de uit;<br />

fpraken <strong>der</strong> gekroonde hoofden, en de pen<br />

<strong>der</strong> Schrijvers, veel magtiger dan het icepter<br />

<strong>der</strong> Koningen, beftiert het oordeel <strong>der</strong> toekomftige<br />

geflachten.<br />

F R E D E R I K.<br />

Had ik zo veel ongelijk, toen ik u vardacht,<br />

TRENCK ?


VAN DEN VERTALER, xxxvii<br />

TRENCK? u, die in het vijandelijk leger een'<br />

neef hadt, die aanzienlijke goe<strong>der</strong>en bezat, en<br />

wiens énigfte erfgenaam gij waart; wien gij<br />

in het midden <strong>van</strong> den oorlog om paarden<br />

verzocht; die u de uwen, welken door zijne<br />

Pandoivren genomen waren, te rug zondt; en<br />

met wien gij, in het heetite <strong>van</strong> den krijg,<br />

niet tegenftaande het ftrengfte verbod<br />

brief wisfeling on<strong>der</strong>hieldt?<br />

TRENCK.<br />

(w) Dat FREDRIK aan TRENCK de briefwisfeling met zijn'<br />

neef verboden hadt, is door meer an<strong>der</strong>en gezegd, bij voorbeeld<br />

door den Schrijver <strong>der</strong> Ophel<strong>der</strong>ing <strong>van</strong><br />

TRENCK'S Leven'gefc'iiedeuis,<br />

bladz. 59; door den Baron<br />

HIRSCHEN,<br />

ti-trcnf/ f. 54 5 e n d o o r den Heer DE MIRABEAU, / e. , p.<br />

S19. Doch waar is dit oit bewezen? In de Levensgefehiedenis<br />

zelve vind ik 'er geen woord <strong>van</strong>: en de jeugdige<br />

TRENCK, die misfchien toen nog het wantrouwend charafter<br />

<strong>van</strong> FREDRIK zo goed niet kende , of te weinig nadacht,<br />

kon ligt in den waan komen, dat de Koning even eens over<br />

cleze briefwisfeling zou denken , als de listige JASCHINSKIJ<br />

hem voorpraatte (I Deel, bladz. 38): „ dat dezelve gene<br />

„ politieke, maar alleen ene bijzon<strong>der</strong>e familie-correfponden-<br />

„ tie," en dus geenszins ongeocrlovd was: verg. ook I<br />

Deel, bladz. 5f.<br />

*** 3


xxxvin<br />

VOORREDEN<br />

T R E N C K .<br />

Ah! niet tegenftaande alle deze fchijnbaarheden,<br />

hebt gij echter noit getrouwer on<strong>der</strong>daan<br />

gehad, en die onregtvaardiger geftraft is,<br />

dan<br />

TRENCK.<br />

F R E D E R I K .<br />

Maar, zo gij voorzichtig geweest waart,danzoudt<br />

gij mij zelf den brief hebben laten lezen,<br />

dien uw neef u fchrecf, toen hij uwe<br />

paarden te rug zondt. Gij zoudt beter gedaan<br />

hebben, wanneer gij den Pandour geandwoord<br />

hadt : „ Zo lang onze Vorften in oorlog<br />

„ zijn, kan ik niets <strong>van</strong> u aannemen; het is<br />

„ met de wapenen in de hand, dat ik te rug<br />

,, moet nemen, het geen mij door de wapenen<br />

„ ontroovd is."<br />

T R E N C K .<br />

Ik ben onvoorzichtig geweest , maar gij *<br />

waart


VAN DEN VERTALER.<br />

xxxix<br />

waart gij regtvaardig, toen gij mij, op onbewezene<br />

vermoedens, en zon<strong>der</strong> mij door een'<br />

krijgsraad te doen vonnisfen, in de vesting <strong>van</strong><br />

Glatz opflopt?<br />

F R E D E R I K .<br />

Ik veroordeelde u alleen tot ene ge<strong>van</strong>genis<br />

<strong>van</strong> een jaar, daar een krijgsraad tt veel ftrenger<br />

géftraft zou hebben.<br />

, . t - v<br />

i ->::. '.; 'j<br />

;<br />

.i<br />

T R E N C K .<br />

Hoe! Gij wilt voor een' daad <strong>van</strong> barmhartigheid<br />

doen doorgaan een' flap <strong>van</strong> eigendunkelijk<br />

gezag , die<br />

THAMAS - COULIKAN waardiger<br />

was dan FREDERIK DEN GROOTEN? Een krijgsraad<br />

zou mij ten minften niet veroordeeld hebben,<br />

zon<strong>der</strong> mij te horen.<br />

F R E D E R I K .<br />

Hoe hebt gij u gedurende uwe ge<strong>van</strong>genis<br />

gedragen ? Gij fchreevt mij een' trotfchen<br />

*** 4 brief,


XL<br />

V O O R R E D E N<br />

brief, in plaats <strong>van</strong> mij om genade te verzoeken.<br />

T R E N C K .<br />

Was ik fchuldig geweest, ik zou om genade<br />

gebeden hebben. Nu ik onfchuldig was, kon<br />

ik alleen uwe regtvaardigheid inroepen. Zoudt<br />

gij mij dezelve geweigerd hebben,<br />

FREDERIK!<br />

indien ik ze gevraagd had aan het hoofd <strong>van</strong><br />

200,000 menfchen? Maar in het woordenboek<br />

<strong>der</strong> Vorften zijn zwak en on<strong>der</strong>drukt woorden<br />

<strong>van</strong> dezelvde betekenis.<br />

F R E D E R I K .<br />

Gij beproevdet vruchteloos wanhopige Mappen<br />

om te ontvluchten ; daarna verleidet gij<br />

vruchteloos de wacht; eindelijk gelukte het 11<br />

te ontkomen : en nog verwon<strong>der</strong>t gij u, dat<br />

ik, op een verfpreid gerucht, als of gij na<br />

mijn leven ftondt, u in verzekering liet<br />

nemen,<br />

, TRENCK.


VAN DEN VERTALER. XLI<br />

T R E N C K .<br />

Met wat regt naamt gij te Dantzig een' Oostenrijksch<br />

Officier ge<strong>van</strong>gen, als met hetzelvde<br />

regt, dat u meester <strong>van</strong> Silefië maakte? Welke<br />

misdaad ftak in mijne' ontvluchting? Veroorlovt<br />

het natuurregt dezelve niet aan alle<br />

ge<strong>van</strong>genen, vooral aan hun , die flagtoffers<br />

zijn <strong>van</strong> een' Geweldenaar. Ik was onvoorzichtig<br />

; en gij onregtvaardig: en gij zijt het,<br />

die mij verwijtingen doet? Ah! indien ik misftappen<br />

had begaan , gij hebt mij dezelven<br />

ftrengelijk doen boeten; maar hebt gij ook de<br />

uwen geboet?<br />

F R E D E R I K .<br />

£en goed hart, en een flegt hoofd, TRENCK!<br />

zie daar in twee woorden uw beeld!<br />

T R E N C K .<br />

Keer het beeld om<br />

zie daar het uwe, FREDERIK! Verfchoon. mijne<br />

*** 5 vrij»


XLII V O O R R E D E N<br />

vrijmoedigheid. Wij zijn niet meer te Potsdam,<br />

en gij hebt hier gene gehuurde vleiers ,<br />

die u den Salomo <strong>van</strong> het Noorden noemen.'<br />

Erken, FREDERIK! dat gij, in mijne Maagdenburgfche<br />

ge<strong>van</strong>genis, de wreedheid tot een<br />

toppunct <strong>van</strong> verfijning gebragt hebt, die zelvs<br />

een' BUSIRIS zo*6 hebben verbaasd.<br />

F R E D E R I K .<br />

Mijn berouw hier over zou nu te laat komen.<br />

Maar waarom worden ook de Vorften<br />

zo goed gediend, wanneer zij kwaad doen; en<br />

zo flegt, wanneer zij goed doen?<br />

T R E N C K .<br />

i<br />

Waarom maakt men beter zijn hof bij hun,<br />

wanneer men hunne driften, dan wanneer men<br />

hunne ïegtvaardigheid ten dienfte ftaat?<br />

F R E D E R I K .<br />

TRENCK! gij beoordeelt mij al te ftreng.<br />

TRENCK.


VAN DEN VERTALER. XLIÏI<br />

T R E N C K .<br />

Ah! zijt gij het niet, die mij, gedurende elf<br />

maanden, alle de ijzelijkheden <strong>van</strong> den honger<br />

hebt laten verdragen? die mij belast hebt met<br />

60 pond ketenen ? die mijne voeten , mijne<br />

handen, mijn lijf in ijzer gekluisterd hebt? die<br />

mijn hals met een' ijzeren halsband hebt omgeven<br />

? die bevolen hebt, dat men mij , des<br />

nachts , alle kwartier uurs wekken zou ? die<br />

mij in een hol geplaatst hebt, waar de vochtigheid<br />

altijd op mijn lighaam ne<strong>der</strong>druppelde ?<br />

die mij een' graffteen on<strong>der</strong> mijne voeten ge«<br />

geven hebt, met een doodshoofd en met mijn'<br />

naam betekend.<br />

F R E D E R I K .<br />

Ah! TRENCK! dit zijn wreedheden <strong>van</strong> mijne<br />

dienaars. .De Koningen zijn wel ongelukkig,<br />

dat zij verandwoordelijk zijn voor al het kwaad ?<br />

en dat zij zeiven doen, en dat zij laten doen.<br />

TRENCK.


XLIV<br />

V O O R R E D E N<br />

T R E N C K .<br />

Ook zou TRENCK, die zich in de diepte zijner<br />

ge<strong>van</strong>genis niets te verwijten hadt, zijn lot<br />

niet hebben willen verwisfelen, tegen dat <strong>van</strong><br />

FREDERIK, gepijnigd op zijnen throon. Maar<br />

welk een kring <strong>van</strong> fchimmen is dat, die daar<br />

uit dat bosch komen, en u met gretigheid vervolgen<br />

?<br />

F R E D E R I K .<br />

Het zijn de fchimmen dier ongelukkigen ,<br />

die door mijne magtfpreuken na Spandau gezonden<br />

zijn. Ik vlucht , om hunne billijke<br />

verwijtingen te ontwijken.<br />

Wanneer wij TRENCK'S character in het algemeen<br />

befchouwen, en afgetrokken <strong>van</strong> die bedrijven<br />

, die de hoofdbron <strong>van</strong> zijne ongelukken<br />

werden, dan is 'er zeer veel op aan te<br />

mer-


VAN DEN VERTALER. 1 XLV<br />

merken. Een ie<strong>der</strong>, die een gezond hoofd en<br />

hart heeft, ziet dit zon<strong>der</strong> mijne aanwijzing;<br />

doch ik moet 'er echter ook met een woord<br />

<strong>van</strong> fpreken, op dat men mij niet verdenke,<br />

als öf ik zijne grove gebreken bemantelen wilde<br />

, om dat ik zijn boek vertaald hebbe , om<br />

dat ik dit boek als merkwaardig en in vele opzichten<br />

leerzaam aanprijze, en vooral, om dat<br />

ik hem zeiven in deze en gene bijzon<strong>der</strong>heden<br />

verdedige en zelvs bewon<strong>der</strong>e.<br />

De wellusteling, die zijne tomeloze driften<br />

jaren achter één involgt, <strong>van</strong> het ene voorwerp<br />

zijner onreine begeerte tot het an<strong>der</strong>e<br />

vliegt, zelvs de heiligheid <strong>van</strong> het echte" bed<br />

niet onbevlekt laat, zich met mond en pen<br />

over het groot aantal flagtorfers zijner verleiding<br />

beroemt, en zelvs in zijn' grijzen ou<strong>der</strong>dom<br />

<strong>van</strong> dit zoort <strong>van</strong> uitfporigheden nog met<br />

vervoering fpreekt, moge aan het weeldig Hof<br />

voor een man, die zijn' waereld kent en weet<br />

te genieten, gehouden worden, in het oog <strong>van</strong><br />

den Wijsgeer, en veel meer in dat <strong>van</strong> den<br />

Christen , verdient hij de ftrenglle berisping ,<br />

daar


XLVI V O O R R E D E N<br />

Jaar hij zich door deze dierlijke tochten verre<br />

beneden zijne beftemming verlaagt, en de grootite<br />

voortreflijkheden, die hij an<strong>der</strong>s bezitten<br />

mogt, verduistert en verzwakt.<br />

- Daarenboven zijne' ,, heethoofdigheid, die<br />

,, bij ie<strong>der</strong>e gelegenheid opwelde, en terftond<br />

„ met den degen vaardig was;" en die FRE­<br />

DRIK reeds in hem berispte, toen hij als Officier<br />

<strong>van</strong> zijn' lijfwacht nog aan zijne tafel<br />

at fV); zal <strong>van</strong> niemand worden goedgekeurd,<br />

die een bezadigd hoofd, en een zachtmoedig<br />

hart bezit : en zijne gantfche Leyensgefchiedenis<br />

bewijst, hoe veel gevaren hij door dit gebrek<br />

zich zeiven op den hals haalde , die hij, met<br />

een' gematig<strong>der</strong> inborst, of gelukkig ontweken,<br />

of in het geheel niet ontmoet zou hebben (ƒ).<br />

De ligtvaardigheid , waar mede hij hier en<br />

daar <strong>van</strong> aangelegene ftukken <strong>van</strong> den Godsdienst<br />

fpreekt, en zijne fpotternijë'n met zommige<br />

plaatzen en uitdrukkingen <strong>van</strong> den Bijbel<br />

gaan<br />

O) I Deel, bladz. 44.<br />

(j) Zie, bij voorbeeld, I Deel, bladz. IJ3-157.


V A N D E N VERTALER. XLVIÏ<br />

gaan alle palen te buiten- De bron hier <strong>van</strong><br />

is ligtelijk te- vinden. De eerfte aanlage daar<br />

toe kreeg hij allerzekerst door de vorming <strong>van</strong><br />

FREDRIK<br />

zeiven, en <strong>van</strong> het geleerd gezelfchap,<br />

waar aan de Monarch hem hadt aanbevolen,<br />

VOLTAIRE, MAUPERTUIS, JORDAN, LA MET-<br />

TRIE , en an<strong>der</strong>en (s): maar dezelve werdt<br />

ook zon<strong>der</strong> twijfel aanmerkelijk verfterkt door<br />

de gruwelijke misdrijven <strong>der</strong> Geestelijkheid,<br />

waar aan hij na<strong>der</strong>hand kennis kreeg, en waar<br />

<strong>van</strong> hij zelf dikwijls een ongelukkig flagtoffer<br />

was. I Iet verraadt zekerlijk ene elendige redeneerkunde<br />

, wanneer men zich door de gruwelen<br />

<strong>der</strong> Bedienaars <strong>van</strong> den Godsdienst vervoeren<br />

laat, om den Godsdienst zeiven met hoon<br />

en minachting te behandelen; maar het is echter<br />

een vrij gewoon gebrek. En hoe zeer<br />

moest dit alle Geestelijken aanvuren, om door<br />

regtvaardigheid , eerlijkheid , matigheid , befcheidenluid,<br />

en de warmfte en uitgebreidfle<br />

menfchenlievde zich <strong>van</strong> an<strong>der</strong>en te on<strong>der</strong>-<br />

fchei-<br />

(«) I Deel, bladz. 25, 166.


XLVIII<br />

V O O R R E D E N<br />

fcheiden! Doch hoe zeer gemelde redenen<br />

ene genoegzame oplosfing geven <strong>van</strong> deze<br />

trek <strong>van</strong> TRENCK'S character, zo wordt dezelve<br />

echter daar door geenszins goedgemaakt. Ik<br />

heb bij verfcheidene plaatzen <strong>van</strong> dien aart<br />

aantekeningen gevoegd; doch bij zommige wa.<br />

ren dezelven geheel en al onnodig, daar namelijk<br />

, waar niets te we<strong>der</strong>leggen viel, en<br />

waar de fpotternij <strong>van</strong> dien aart was, dat zij<br />

hare eigene afkeuring met zich bragt.<br />

Zo zeer ik on<strong>der</strong>tusfchen deze trek in zijn cha«<br />

ra<strong>der</strong> af keure, zo weinig behaagt mij ook zijne<br />

onftandvastigheid in dit opzicht. Ik bedoel hier<br />

zo zeer niet die onbeftendigheid in zijne uitdrukkingen<br />

en gevoelens zeiven, welke uit gebrek<br />

aan dóórdenken en aan een vast zamenftel oirfprongelijk<br />

was (V), en die zijn hoofd meer oneer<br />

aandeedt, dan zijn hart. Ik wil hier vooraY<br />

gedacht hebben aan d.'e zwakheid <strong>van</strong> zijn<br />

character , die hem daar toe vervallen deedt,<br />

dat hij zomtijds pailiëerde, en zijne eigenlijke<br />

ge-<br />

(a) Verg. de aamek. II Deel, bladz. 3


VAN DEN V E R T A L E R . XLIX<br />

gevoelens of verborgen hieldt, of zelvs het<br />

tegendeel, <strong>van</strong> het geen hij geloovde , openlijk<br />

fchreef. De Heer KASTELEIJN heeft ook dit<br />

gebrek reeds met regt in ene an<strong>der</strong>e bijzon<strong>der</strong>heid<br />

opgemerkt (è); en zie hier een an<strong>der</strong> bewijs<br />

<strong>van</strong> hetzelve. Zijne $?ora(ifcf)C (Scfctftm<br />

(c) zijn voor een groot gedeelte <strong>van</strong> dien aart,<br />

dat een echt Christen, die TRENCK niet kent,<br />

ze met genoegen lezen kan : en on<strong>der</strong>tusfchen<br />

mishagen mij dezelven .oneindig meer, dan zijne<br />

ligtvaardigfte fpotternijen met zommige plaatzen<br />

<strong>van</strong> den Bijbel, om dat ik verzekerd ben,<br />

dat ik in die Schrivten niet TRENCK zeiven<br />

hoor fpreken , maar alleen zijn vermeend belang.<br />

Die met TRENCK'S character en alle zijne<br />

werken bekend is, en dan de aanleiding weet,<br />

die hem tot het uitgeven dezer vertaling of<br />

liever gehele omarbeiding <strong>der</strong> geestelijke werken<br />

,<br />

Aantek. op T»ENCK'S Mengelwerken, I Deel,<br />

i Stuk,<br />

bladz. n3.<br />

(c) Uitgegeven te Weenen, bij Jofeph Edlen vort Karnbeek,<br />

1786", in drie delen.<br />

* ***


v<br />

V O O R R E D E N<br />

ken, die door den Abt BEAUDRAND in het<br />

Fransch gefchreven waren, aandreef (


VAN DEN VERTALER.<br />

LI<br />

eens woordelijk <strong>van</strong> dezelvde drogreden bedient,<br />

waar mede de Wijsgeer <strong>van</strong> Sans-foufi zich in<br />

dit opzicht behielp. Van hem zegt BÜSCUING<br />

("ƒ): „ Tot zijne zon<strong>der</strong>lingheden, en (waar-<br />

„ om zou ik dit ontkennen?) tot zijne dwaa-<br />

,, liugen , behoorde , dat hij den zelfsmoord<br />

„ voor geene misdaad, ten minden voor gce-<br />

„ ne zoodanige hield, die <strong>van</strong> den Landsheer<br />

geftraft moest worden, waarom hij 'er ook<br />

„ de befehimping <strong>van</strong> het lijk niet op ftelde.<br />

„ Hij verdeedigde zelfs bij voorkomende gele-<br />

„ genheid den zelfsmoord, en was gewoon te<br />

„ zeggen : wanneer het in een huis rookt ,<br />

„ dan is het mij geoorloofd, 'er uit te gaan:<br />

„ waarom zou mijne ziel niet uit mijn ligchaam<br />

„ kunnen gaan, wanneer het daar in rookt,<br />

„ en het haar daar niet meer behaagt? Men<br />

heeft mij, zon<strong>der</strong> mij raad tt plegen, in de<br />

„ wereld gezet, zou men mij willen verhin<strong>der</strong>en,<br />

„ om 'er uit te gaan, als het 'er mij niet meer<br />

„ in behaagt? Wanneer hij <strong>van</strong> lieden hoor-<br />

„ de,<br />

(ƒ) Karakter <strong>van</strong> FREDERIK. DEN TWFEDEN, bladz. 2-89.


LII<br />

V O O tl 11 E D E N<br />

,, de, die in eene pijnelijke en ongeneeslijke<br />

„ ziekte het uithielden , dan verwon<strong>der</strong>de hij<br />

„ 'er zich over, dat zij geen einde <strong>van</strong> hunne<br />

„ kwaal maakten. Het fchijnt <strong>der</strong>halven, dat<br />

„ hij het daar voor hield, dat de zelfsmoord<br />

„ ontftaat uit kracht en moed <strong>der</strong> ziel." Die<br />

met deze woorden de dikwijls herhaalde gezegden<br />

<strong>van</strong> TRENCK over dit on<strong>der</strong>werp vergelijkt,<br />

zal de overéénkomst zeer merkwaardig vinden<br />

(g).<br />

Met alle deze dwalingen en gebreken <strong>van</strong> den<br />

Schrijver, blijvt echter dit werk een zeer merkwaardige<br />

voor verftandige Lezers leerzaam boek.<br />

Zijne gebreken zelve bevatten heilzame lesfen,<br />

vooral, om dat zij doorgaands, gelijk meest altijd<br />

de ondeugd, hunne eigene ftraflen met zich<br />

voerden, en dus tot ene levendige waarfchuwing<br />

ftrekken , om zulke klippen te mijden<br />

, waar op een gedeelte <strong>van</strong> zijne welvaart,<br />

rust, en achting jammerlijk fchipbreuk<br />

leedt. En hoe veel menfchenkennis, hoe veel<br />

kun-<br />

(jf) Zie bij voorbeeld II Deel, bladz. 26, 30.


VAN DEN VERTALER. LUI<br />

kunde <strong>van</strong> de geheime intrigues <strong>der</strong> Hoven<br />

kan men uit dit boek halen! hoe verfoeilijk<br />

wordt alle eigendunkelijk beftier in de ogen<br />

<strong>van</strong> ie<strong>der</strong>en Lezer <strong>van</strong> hetzelve! Eindelijk<br />

hoe veel troost en aanmoediging tot ftandvastigheid<br />

vindt hier reeds de on<strong>der</strong>drukte onfchuld:<br />

maar tevens hoe levendig ziet hier de<br />

Christen, dat het zijn geloof alleen is, het<br />

welk die wijsgerige troostgronden verheffen ,<br />

veredelen , en aan dezelven ene nimmer bezwijkende<br />

duurzaamheid geven kan!<br />

Doch laat ik tot een an<strong>der</strong> gedeelte <strong>van</strong> deze<br />

Voorreden overgaan, en kortelijk de tegenfchrivten<br />

overzien , die tegen dit boek in de<br />

waereld verfchenen zijn.<br />

Hier komt in de eerfte plaats in aanmerking<br />

de Ophel<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Leyensgefchiedenis <strong>van</strong> den<br />

Vrijheer VAN DER TRENCK , door een' Brandenburgfehen<br />

Patriot, waar <strong>van</strong> drie Hoogduitfche<br />

uitgaven in de jaren 1787 en 1788 te Laufanne<br />

in het licht verfchenen zijn , en waar <strong>van</strong><br />

ook onlangs ene Ne<strong>der</strong>duitfche Vertaling is<br />

**** rt Uit-


LIV V O O R R E D E N<br />

uitgekomen (ft).<br />

De Schrijver <strong>van</strong> dit ftukjen<br />

is een warm ijveraar voor de eer <strong>van</strong> FREDRIK,<br />

doch, in de hitte <strong>van</strong> zijn' ijver, vergeet hij<br />

dikwijls in zo verre zich zeiven, dat hij dien,<br />

in zommige opzichten in de daad vrij zwakken,<br />

Vorst tot ene Godheid verheft.<br />

denken, hoe hard hem deze<br />

vooringenomenheid<br />

over den ongelukkigen<br />

Men kan ligt<br />

TRENCK oordelen<br />

doet.<br />

De fchuld is geheel en al bij hem, en<br />

de Koning was zo zeer <strong>van</strong> alle onregtvaardigheid<br />

en hardigheid verwij<strong>der</strong>d, dat men veel<br />

eer zijne genade en zachtmoedigheid moet be'<br />

won<strong>der</strong>en.<br />

Van een' minnehandel met Princes<br />

AMALIA verwijt hij TRENCK niets : in tegendeel<br />

al-<br />

($) Te Amfteldam, bij IV. IFijnands en //. Brongers Junior.<br />

De <strong>der</strong>de Hoogduitfche druk, waar na deze vertaling vervaaïdigd<br />

is, en waar in zommige uitdrukkingen door een' ongenoemden<br />

Revifeur een weinig verzacht zijn, is getituld: ïta$i><br />

rc SBeleucbtung Si* icbcn%efd;td;tc bcê Jreijbcrrn r>on bet<br />

ïrenef/ xoibtt bte S3efcl;«ïètg«ngcn gegen gncfcjid) oen ©toé*<br />

jen / rolt eincm ^anben&urgifti;en Marnoten. Sïeue buxébayt<br />

leinbirte QïiüiMUHuêgabc/<br />

93ft'theibigimg gegen bt'efe S3cleud;tttng.<br />

ncbêt tim JXqplif aitf Ztmj/t'i


V A N D E N VERTALER.<br />

alles, wat deze <strong>van</strong> zijne aanzienlijke Berlinfche<br />

vriendin zegt, houdt hij voor rodomontade of<br />

leugen (z): „ TRENCK (fchrijvt hij) wil we-<br />

„ zenlijk met al te aanzienlijke perfoonen te<br />

„ doen gehad hebben , dan dat men niet op<br />

„ de gedachten zou vallen , dat hij zoo iet<br />

„ alleen vertelt, om ons geloof aan zijne<br />

„ hoogdraavende geringheid te, verfterken £*) "<br />

Maar des te fterker vaart hij tegen het overig<br />

gedeelte <strong>van</strong> TRENCK'S gedrag uit, en poogt te<br />

bewijzen, dat de Koning overvloedige redenen<br />

hadt, om zo met hem te handelen als hij gedaan<br />

heeft. Ten dien einde fielt en ontkent<br />

hij een aantal dingen, zon<strong>der</strong> bewijs 5 hij verklaart<br />

TRENCK , ten aanhoren <strong>van</strong> de gantfche<br />

waereld, voor een' leugenaar; wil alle natiën<br />

tegen hem in het harnasch jagen; en voert in-<br />

, tusfchen niets aan, om hem te overtuigen, als<br />

ene ijdelc zwermerij <strong>van</strong> woorden , waar in<br />

geen de minfte kracht <strong>van</strong> betoog is. Hij verheit,<br />

(i) Bladz. 71 <strong>van</strong> de Ne<strong>der</strong>d. vertaling.<br />

(k) Bladz. 57.


LVI<br />

V O O R R E D E N<br />

iiert, bij voorbeeld, gelijk ik boven reeds ter<br />

loops gezegd heb, ene omftandigheid, die zekerlijk<br />

de zaak vrij wat veran<strong>der</strong>en zou , indien<br />

ze waar was, maar waar voor hij zo min<br />

als iemand an<strong>der</strong>s enig bewijs aanvoert: „ De<br />

„ Koning (fchrijvt hij) hadt den Vrijheer VAN<br />

„ DER TRENCK verboden, om aan zijnen Oom<br />

„ TRENCK, den Overften <strong>der</strong> Panduuren , te<br />

„ fchrijven. Hij deedt het evenwel. —<br />

„ De bewijzen hier <strong>van</strong> vielen den Koning in<br />

„ handen : Hij ontboodt hem bij zich , en<br />

„ vraagde hem: TRENCK ! hebt gij briefwisfeling<br />

„ met den Overften TRENCK? — TRENCK<br />

„ andwoordde; Neen! Op uwe eer niet*<br />

„ hernam de Koning, en TRENCK bleef bij de<br />

„ ontkenning (/)." Men vraagt billijk, waar<br />

is het bewijs <strong>van</strong> dit verhaal, om het welk te<br />

Haven volftrekt niets wordt aangevoerd, waar<br />

<strong>van</strong> in de Levensgefchiedenis zelve geen enkel<br />

woord ftaat, en waar aan zelvs de Revifdir<br />

fchijnt<br />

(J) Bladz. 59-


• VAN DEN VERTALER. LVII<br />

mm t e twijfelen (»? Men begrijpt<br />

ligtelijk, dat zulk een boekjen niet in haat is,<br />

om ons oordeel over de zaak <strong>van</strong> TRENCK te<br />

veran<strong>der</strong>en. Voorts zou het de moeite zeer<br />

weinig belonen, wanneer ik hetzelve <strong>van</strong> ftuk<br />

tot {tuk ontleden wilde, en het zou den Lezer<br />

nodeloos vermoeien. Vooral is dit onnodig<br />

, daar reeds el<strong>der</strong>s verfcheidene proeven<br />

<strong>van</strong> des Schrijvers elendige redeneerwijze zijn<br />

opgegeven («><br />

Ik<br />

(,/0 Ndgthands fciijvt de Heer DE MIRABEAU deze befchuldiging<br />

we<strong>der</strong>om uit, t c. p. Ü 9\ fthoon hij zelf erkent,<br />

i dat de Schrijver dezer Ophel<strong>der</strong>ing de twee eerde delen <strong>van</strong><br />

• TRENCK'S Leyensgefchiedenis maar oppervlakkig heeft door-<br />

„ gelopen, en, in zijn ijver, niets an<strong>der</strong>s weet te doen, als<br />

„ FREDRIK te verhogen, en TRENCK te verongelijken." Kt*<br />

BBAU begaat 'er zelvs deze onnauwkeurigheid nog bij, dat hij<br />

zich op TRENCK'S eigene erkentenis beroept, daar het on<strong>der</strong>tusfcheu<br />

zeker is, dat deze <strong>van</strong> dit verbod, zo min als <strong>van</strong><br />

de voorgewende zamenfpraak met den Koning, ergens rept.<br />

(«) In een Hoogduitsch ftukjen getituld: üto bie<br />

£8clcttd)tmi3 bec StMtiftó» 4e&enébe|cl;icibims i gedrukt te Berlin,<br />

bij Petit en Scfiëue, J7§8: ?W* o o k d e ^ '<br />

**** - ^<br />

M<br />

^ h e<br />

B<br />

>-


Lvm<br />

V O O R R E D E N<br />

Ik ga over tot een an<strong>der</strong> ftulrien, dat, on<strong>der</strong><br />

den titul <strong>van</strong> Anti-Trenck, door den Baron HIR-<br />

SCMEN gefchreven is (o). Ik vind hier hetzelvde<br />

gebrek, dat den Schrijver <strong>van</strong> het zo even<br />

gemelde boeiden ongefehikt maakte, om in de<br />

zaak <strong>van</strong> TRENCK bedaard en billijk te vonnisfen<br />

, een' overdreven' eerbied voor de ascli<br />

<strong>van</strong> Pruisi'en's Monarch. Hij prijst in hem alles,<br />

cn fchrijvt hem hoedanigheden toe , die<br />

ooggetuigen en bevoegde Rigters hem weigeren<br />

toe te kennen, en dan fpreekt hij een anathema<br />

uit over allen, die den groten Vorst met<br />

min<strong>der</strong> partijdigheid beoordelen. Bij voorbeeld,<br />

bladz. 12, 13, zegt hij <strong>van</strong> EREDRXK: „ Hij<br />

„ zag den dood, die voor de meeste fterve-<br />

„ Iingen zo verfchrikkelijk is, nog maar<br />

„ weinige dagreizen <strong>van</strong> zijn leger verwij<strong>der</strong>d,<br />

maar hij zag hem met het lachend<br />

» ge-<br />

Bibliothcek <strong>van</strong> fVetenfchap, Kumt en Smaak, I Deel, No.<br />

10, bladz. 462-465.<br />

r» "Jtnti^tcnf / obec ^wginmte uir KjMttaÉtmiKf ï>c$<br />

©20ë5«t Sent'gé/ vort ieopoïb S3arort tyxföm/ cinem feinec<br />

2}cïef>«r: «potébmn 17S8.


VAN DEN V E R T A L E R . LIX<br />

„ gelaat <strong>der</strong> onfchuld; met den rustigen blik<br />

„ <strong>van</strong> den man, .die zijne plichten vervulde ;<br />

„en met de Jlandvastigheid <strong>van</strong> een Held." In<br />

een ideaal <strong>van</strong> een' waren Held zou deze trek<br />

zeer gepast, en fchoon wezen: maar in een'<br />

charaéterfche s <strong>van</strong> FREDRIK ? Laat<br />

ons ZIMMERMANN eens horen, die den Koning<br />

in zijne laatfte dagen dikwijls zag, en ons zekerlijk<br />

hier het getrouwde berigt geven kan.<br />

Hoe kleinmoedig vondt deze dien hooggeroemden<br />

Held, toen hij eens zijn' maag overladen<br />

hadt, en daar door ongeiteld werdt Je<br />

ne 'fifh plus quune vieille carcasfe, bonne a être<br />

jcttée fur la voirie (q) waren de onvergetelijke<br />

woorden, die hij in dit zwak ogenblik uitboezemde.<br />

En hoe verlegen vroeg des Konings<br />

boezemvriend , Graaf LUCCHESINI , den Arts,<br />

met welke troostgronden hij toch den Vorst<br />

tegen den afkeer <strong>van</strong> den dood vertroosten<br />

zou<br />

(pj lei ever EREOERIK DEN GROOTEN, bladz. 47, 48.<br />

(q) „ ïk ben maar een afgeleefde romp, waardig, om op<br />

„ de mestvaa! geworpen te worden!"


LX<br />

V O O R R E D E N<br />

zou (>)? ——. rijRscHEN zegt, dat TRENCK in<br />

zijn gantfche leven niets deedt, als fchimpfchrivten<br />

fchrijven, cn dat hij bijna in ie<strong>der</strong>en<br />

regel <strong>van</strong>- zijne werken het leven <strong>van</strong><br />

FREDRIK<br />

lastert; en hij vor<strong>der</strong>t <strong>van</strong> hem, dat hij zo<br />

trotsch hadt moeten zijn op de eer <strong>van</strong> een<br />

on<strong>der</strong>daan <strong>van</strong> zulk een' groot Vorst te wezen,<br />

dat hij daarom alléén allen bjjzon<strong>der</strong>en haat<br />

hadt moeten on<strong>der</strong>drukken (V). Is die befchul-<br />

$mt gegrond, en is deze vor<strong>der</strong>ing billijk?<br />

Is TRENCK niet dikwijls de warmite lofredenaar<br />

<strong>van</strong> FREDRIK (/)? ontfchuldigt hij den Koning<br />

niet<br />

(/•) Iet over FREDERIK DEN GROOTEN , bladz. 162: verg.<br />

EÜSCHING , Karakter <strong>van</strong> FREDERIK DEN TWEEDEN , bladz.<br />

310. HIRSCHEN laat 'er, bladz. 14,op volgen, dat de<br />

Koning, in zijne laatfte ziekte, noit zijn ongeduld tegen iemand,<br />

hoe genaamd, zelvs in het geringde, getoond heeft;<br />

maar ook daar <strong>van</strong> kan ZIMMERMANN an<strong>der</strong>s getuigen !<br />

(5) Bladz. 8.<br />

(/) Ik zal hier maar één' plaats aantekenen. In den Macedonifchen<br />

Held zingt hij aldus;<br />

„ Hij, wien de deugd niet kroont,verdient geen heldenroem.<br />

„ Dat men een' Fredrik en een' jfofeph helden noem.<br />

„ Elk


VAN DEN VERTALER.<br />

LXI<br />

niet zelvs zo veel mogelijk in zijne eigene<br />

zaak? Haat, ja! betaamt niemand ;j maar ik<br />

weet ook niet, dat TRENCK dien immer tegen<br />

den Koning openbaart. Maar zou dan ook<br />

(het welk de Schrijver toch door deze vor<strong>der</strong>ing<br />

fchijnt te bedoelen) de grootheid <strong>van</strong> dien<br />

Vorst hem hebben moeten te rugge houden<br />

<strong>van</strong> de openlijke verdediging zijner regtvaardige<br />

zaak? wat baat mij de grootheid <strong>van</strong> mijnen<br />

Souverain, wat zijne luisterrijkfte overwinningen,<br />

wat de voordeligfte vermeer<strong>der</strong>ing <strong>van</strong><br />

zijn grondgebied, wat zelvs de heilzaamfte verordeningen,<br />

die hij ten nutte <strong>van</strong> het algemeen<br />

inftelt, indien hij mij in het bijzon<strong>der</strong> onge-<br />

luk-<br />

„ Elk hunner is een held, wien zelfs de deugd moet kroonen.<br />

„ En, waar' hij ook geen vorst, verdient hij echter troonen."<br />

Zie TKENCK'S Wr&lwerkén, in 't Ne<strong>der</strong>duitsck wergebragt<br />

door r. J. KASTELEIJN , I Deel, i ftuk, bladz. 37-<br />

Kan de vurigfte verërer <strong>van</strong> FREDRIK llerker fpreken?<br />

leze daarenboven zijne Klaagreden bij het graf <strong>van</strong><br />

Men<br />

FRE-;<br />

D*«,<br />

in dezelvde Mengelwerken, I Deel, i Stuk, bladz<br />

S33- 3 44'


LXII<br />

V O O R R E D E N<br />

lukkig maakt; <strong>van</strong> eer, goed, en vrijheid beroovt;<br />

en buiten de mogelijkheid fielt, om<br />

iets <strong>van</strong> dien zegen te genieten? Hij mag dan<br />

vroor an<strong>der</strong>en een Va<strong>der</strong> zijn, voor mij is hij,<br />

het niet: ik mag dan zijne grootheid in het<br />

algemeen bewon<strong>der</strong>en; ik mag dezelve als heilaanbrengend<br />

voor an<strong>der</strong>en befchouwen; maar<br />

voor mij is zij (verfchrikkelijk. Het luidt<br />

in de daad vreemd in den mond <strong>van</strong> dezen<br />

Schrijver, dat TRENCK, die zich voor een'Wijsgeer<br />

uitgaf, onverfchillig hadt moeten zijn ,<br />

wat de waereld <strong>van</strong> hem dacht of fchreef, en<br />

maar altijd hadt moeten zwijgen (u). Dit is<br />

in de daad meer , dan de ftrengfte Stoicus immer<br />

vor<strong>der</strong>de; en welke ene vrije ziel zal zulke<br />

ene vor<strong>der</strong>ing immer billijk keuren? En<br />

hoe kon iemand dit fchrijven, die zelf klaagt<br />

over het ongelijk , hem in den Pruisfifchen<br />

dienst aangedaan , en die openlijk zegt, dat<br />

FREDRIK hem noit genade, maar altijd ongenade<br />

bewezen heeft, of fchoon hij noit een' misdaad<br />

O) Bladz. 23.


VAN DEN VERTALER. LXIII<br />

daad beging (V)? — Hij erkent zelf, dat het<br />

moeilijk te bepalen is, of TRENCK fchuldig of<br />

onfchuldig na de vesting <strong>van</strong> Glatz gezonden<br />

zij (V); maar hij poogt echter enig licht over<br />

deze gebeurenis te verfpreiden. Dat de Koning<br />

hem daar zou hebben opgefloten, zon<strong>der</strong> hem<br />

te verhoren, vindt hij niet waarfchijnlijk<br />

maar hij voert echter niets aan, om de onwaarheid<br />

<strong>van</strong> dit verhaal te bewijzen. „ Doch heeft<br />

„ de Koning dit gedaan £voegt hij 'er bij) dan<br />

moet zijne fchuld zonneklaar , en zo goed<br />

„ als bewezen zijn geweest. Wie ftaat 'er ons<br />

,, voor in, of TRENCK tegen den Koning niet<br />

„ misdaden begaan hebbe, of ten minften daar<br />

„ mede praalde , die voor de eer <strong>van</strong> zijne<br />

„ kroon nadelig waren ? en , al beftondt het<br />

„ verhoor dan uit de beste en vertrouwdlte<br />

,, Officiers , dan werden echter zaken meer '<br />

„ bekend, bij welker ftrengite geheimhouding<br />

„ de<br />

O) Bladz. 38 en 58.<br />

(w) Dladz, 25 en 30.<br />

(xj Bladz. 43 , 44«


LXIV<br />

V O O R R E D E N<br />

„ de Koning veel belang kon hebben 60 ?" —<br />

' Waar zijn toch de bewijzen voor al!e deze on<strong>der</strong>stellingen?<br />

Zijn zodanige redeneringen wel<br />

ergens an<strong>der</strong>s op gegrond, dan op de vermeende<br />

onfeilbaarheid <strong>van</strong> den Monarch ? en<br />

zal zich een billijk oordelaar daar door wel tegen<br />

een 1<br />

ongelukkigen verdrukten laten innemen?<br />

— TRENCK erkent zelf, dat hij in zijne<br />

eerfte ge<strong>van</strong>genis den Koning in een' fleren<br />

toon om verhoor en krijgsregt vroeg, zon<strong>der</strong><br />

toegevendheid of genade, wanneer hij fchuldig<br />

mogt bevonden worden (z). Dit moest hj<br />

niet gedaan hebben, zegt de Baron HIRSCHEN<br />

(a); „ fchoon hij onfchuldig was, hadt hij toch<br />

„ een' vleienden brief moeten fchrijven , en<br />

„ dan hadt hij op de bekende genade <strong>van</strong> den<br />

„ Koning kunnen rekenen." Men kan hier<br />

uit reeds het laag character <strong>van</strong> dezen Tegenschrijver<br />

opmaken; en TRENCK wordt, door dit<br />

zijn<br />

(y) Bladz. 47, 49.<br />

(a) I Deel, bladz. 60.<br />

O) Bladz. 50.


V A N D E N VERTALER. LXV<br />

zijn gedrag, des te beminnelijker in onze ogen.<br />

Geen edel mensen, die onfchuldig is, fmeekt<br />

om genade , of neemt amnestie aan, maar hij<br />

ejscht regtvaardigheid. — De overige* aanmerkingen<br />

, die in dit boekjen op<br />

TRENCK'S<br />

Leyensgefchiedenis, welke de Schrijver, volgens<br />

zijn eigen getuigenis (f), niet eens geheel uitgelezen<br />

heeft, gemaakt worden, zijn meest al<br />

niet waard dat wij 'er ons bij ophouden. Het<br />

geen hij <strong>van</strong> TRENCK'S eigenlievde zegt, zou<br />

men hem kunnen toegeven; nogthands wordt<br />

dezelve door de omftandigheden, waar in hij<br />

zich bevondt, merkelijk verontfchuldigd. Van<br />

zijne aanmerking op TRENCK'S berigt, aangaande<br />

de dochter <strong>van</strong> den Generaal<br />

FOUQUET (V),<br />

kan ik, bij gebrek aan voldoende bewijzen <strong>van</strong><br />

weerskanten, niets zeggen._<br />

f Ik ga dus over tot een <strong>der</strong>de tegenfehrivt,<br />

het Waarachtig verhaal <strong>der</strong> lotgevallen <strong>van</strong> den<br />

ge%vczenen Keizerlijken Rijkshofraad, den Graaf<br />

„ ; v ..... VAN<br />

(5) Bladz. 29.<br />

(c) I Deel, bladz. 66.<br />

*****


LXVÏ<br />

V O O R R E D E N<br />

VAN GRAVENITZ (d). Dit boekjen beftaat voor<br />

een groot gedeelte in ene opgave <strong>van</strong> de treurige<br />

lotgevallen <strong>van</strong> dezen voormaligen Rijkshofraad,<br />

on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en <strong>van</strong> de fchulden, waar<br />

in hij zich reeds in zijne jeugd ftak, en die<br />

door het fpel, waar in hij zijn' toevlucht zocht,<br />

en door de verkwistingen <strong>van</strong> zijne prachtig<br />

levende huisvrouw aanmerkelijk vermeer<strong>der</strong>d<br />

werden ; <strong>van</strong> het overgaan dezer huisvrouw<br />

tot de Roomfche kerk ; <strong>van</strong> zijne echtfeheiding;<br />

<strong>van</strong> zijn ontflag als Rijkshofraad, enz.<br />

De weinige plaatzen <strong>van</strong> hetzelve, die TRENCK<br />

en zijne Leyensgefchiedenis betreffen , zal ik<br />

kortelijk uittrekken. Bladz. 19 en verv. poogt<br />

hij de befehuldigingen te we<strong>der</strong>leggen , die<br />

TRENCK tegen den Graaf GRAVENITZ hadt ingcbragt<br />

(d) 25


VAN DEN VERTALER. LXVU<br />

bragt (e), als of deze zich hadt laten omkopen,<br />

om , in een verfchil tusfchen TRENCK en den<br />

Magiftraat <strong>van</strong> Aken, en kort daar na in zijn<br />

proces tegen den Postmeester IIEINSBERG aldaar,<br />

een valsch berigt in te leveren: hij verdedigt<br />

hier den Rijkshofraad , zomti'ds met biotelijk<br />

de omftandigheden, door TRENCK verhaald, te<br />

ontkennen; zomtijds alleen met op de onwaarfchijnhjkheid<br />

<strong>van</strong> zijne bcrigtcn aan te dringen,<br />

zomtijds met redeneringen, uit de manier <strong>van</strong><br />

proce<strong>der</strong>en voor den Rijks hofraad ontleend,<br />

waar uit hij zoekt te bewijzen , dat GRAVENITZ<br />

niet an<strong>der</strong>s hadt kunnen handelen. Bij gebrek<br />

aan genoegzaam licht in deze zaak , en aan<br />

kunde in het Duitfche regt, kunnen wij hier<br />

niet volkomen beilisfen , aan wiens kant hier<br />

de waarheid zij. De flegte omftandigheden<br />

<strong>van</strong> den Graaf on<strong>der</strong>tusfehen, die zich op alle<br />

mogelijke wijzen uit zijne fchulden poogde te<br />

redden; en de ongenade, waar in hij vervolgens<br />

bij het Keizerlijk hof verviel $ zouden<br />

mis-<br />

[e) I[ Deel, bladz. aai, en verv.<br />

* *** r.


LXVIII<br />

V O O R R E D E N<br />

misfchien wel kunnen doen vermoeden, dat hij<br />

voor omkopingen niet geheel en al onvatbaar<br />

ware geweest, hoe wel de Schrijver volhoudt,<br />

dat deze ongenade hem geheel en al buiten<br />

zijn' fchuld zij overgekomen. Bladz. 23<br />

zoekt bij te bewijzen , dat de ontmoeting, die<br />

TRENCK voorgeevt met GRAVENITZ te Weenen<br />

gehad te hebben (f)\ geheel en al omvaarfchijnlijk<br />

zij:<br />

1 11<br />

bladz. 61, ontk-nt hij dat<br />

GRAVENITZ gebedeld heeft, hoe wel hij zelf<br />

zijnen behoefcigen toeftand uitvoerig verhaalt:<br />

en bladz. 62 verklaart hij het berigt <strong>van</strong><br />

TRENCK, dat<br />

GRAVENITZ te Berlin een confüium<br />

abeundi zou gekregen hebben (g), voor onwaar.<br />

Ook omtrent deze bijzon<strong>der</strong>heden, begrijpt<br />

men ligtelijk, dat ik, bij gebrek <strong>van</strong> bondige<br />

bewijzen <strong>van</strong> beide zijden, niets beflisfen<br />

kan (hj. Gelukkig, dat zij tot de hoofdzaak,<br />

de<br />

(ƒ) II Deel, bladz. 226, 227.<br />

(g) III Deel, bladz. 311.<br />

(h) Ik kan hier met den Heer DE MIRABEAO zeggen;<br />

„ en)<br />

» 1 ne prouviroit aujourd'hui la negation des faits, que M.<br />

„ DE


VAN DEN VERTALER. LXIX<br />

de-bron namelijk <strong>van</strong> TRENCK'S onheilen, in het<br />

geheel gene betrekking hebben! En dit<br />

is alles, wat in dit gantfche boekjen nopens<br />

den Baron te vinden is.<br />

Het Vierde tegenfchrivt is dat, waar <strong>van</strong> ik<br />

reeds in ene aantekening op het eerfte Deel (T)<br />

melding gemaakt heb, waar in de vraag beandwoord<br />

wordt; of de Vrijheer VAN DER TRENCK<br />

nog nuttig zij voor de menfchelijke zamenlcvirtg<br />

(k)? Dit boekjen is niet tegen de Leyensgefchiedenis<br />

<strong>van</strong> TRENCK ingerigt, maar tegen een<br />

an<strong>der</strong> ftnkjen <strong>van</strong> hem, waar op in de daad<br />

veel te zeggen valt (l). Ik zal 'er daarom alleen<br />

„ DE TKENCK affirme? ce fersit vti'x tontre voix:" 1. c. p.<br />

.222.<br />

(/) Bladz. 117.<br />

(/io ïmigef, oer ^rdjberc gnetoid} »on bet ïrcnef nod) jut<br />

irscnfd}Itd;en @efe[I a)aft? beantroouet won frater Svobufhié/<br />

cinem granjisf aner iatenbuiber / 1788; zon<strong>der</strong> naam of plaats<br />

<strong>van</strong> Uitgever.<br />

(/) ietjte unterrebHncj Sjiebu'd;ê beë ©iöëjen mbei'^ebeéiftmbe<br />

mrf $>ater tyavian/ dner ^jrineiéf«!i«-@tmrbifin> (£in<br />

ÏJdtmtgefidjt/woviHücn man bie ©tufen bes meiifdjenmilanbeé<br />

***** „ vöin


LM<br />

V O O R R E D E N<br />

leen maar kortelijk <strong>van</strong> fpreken. Na ene korte<br />

Voorreden en Inleiding is het in twee (tukken<br />

verdeeld: in het eerfte zoekt de Schrijver<br />

te bewijzen, dat TRENCK, om zijne fpotternijen<br />

met den Roomfchen Godsdienst, voor de onverdraagzaamste<br />

mensch <strong>van</strong> den aardbodem<br />

gehouden moet worden; in het twede, dat hij,<br />

om z ; jne aanvallen tegen den Christelijken<br />

Godsdienst in het algemeen, voor de menfehelij-<br />

m\\ leibnic\ biê juin Hftcn dtmeffen fan: von gttijfy. vpn<br />

bet ïvauf. 1787. Tegen dit boekjen is ook nog een an<strong>der</strong><br />

gefchreven, getituld; Qoltaiu unb ïrencf; ein ïjaumgeftdjt<br />

von 3 3- v ' 2B- iWttigfteitó eb en fo rt>al;rfd)einltci> / a\i bic<br />

ïeéjfe imferrebtma, btê ScnigS rail beat tyaut (patrimts 1787.<br />

De Schrijver iaat den geest <strong>van</strong> VOLT.URE aan TRENCK verfcLijnen,<br />

en deze deelt hem de aanmerkingen mede, die hij op<br />

zijn gefchrivt hadt horen maken. Deze aanmerkingen zijn<br />

niet zeer gunllig, maar 'er is veel waarheid in. In de voorreden<br />

echter zegt de Schrijver, dat hij dit boekjen niet uit haat<br />

tegen den Baron heeft uitgegeven , dat hij hem niet perioonlijk<br />

kent, maar dat hij door zijn voormalig ongeluk buitengemeen<br />

geroerd geweest is, en zich even zo verheugd heeft, over zijeen<br />

tegenwoordigen beteren toeliand.


VAN DEN VERTALER. LXXI<br />

lijke zamenleving allergevaarlijkst zij. De<br />

Schrijver is geen domme Roomfche ; hij ftelt<br />

de leer zijner kerk zo redelijk voor, als door<br />

den gematigdlten aanklever <strong>van</strong> dezelve gedaan<br />

kan worden-, over het algemeen is 'er veel<br />

waarheid in zijn gefchrivt; en in het laatfte<br />

ftuk in het bijzon<strong>der</strong> komen een aantal fchone<br />

trekken voor. • Maar de titul <strong>van</strong> het boekjen<br />

is wat ruw, en het vonnis ener ewige ge<strong>van</strong>genis,<br />

die de Baron naar zijn oordeel fchijnt<br />

verdient te hebben, juist niet zeer verdraagzaam.<br />

Zou TRENCK niet te verbeteren zijn,<br />

wanneer hem de bronnen, waar uit zijn lootten<br />

met den Godsdienst ontfproot, befcheiden<br />

on<strong>der</strong> het oog gebragt werden en hij met betere<br />

Geestelijken, dan hij ontmoet heeft, in<br />

kennis geraakte? -.—- Op het einde <strong>van</strong> het<br />

boekjen werdt de Schrijver evenwel vrij wat<br />

verdraagzamer: „ TRENCK (zegt hij) werdt<br />

, uit nood Schrijver. Mijn raad zou dus<br />

„ zijn, dat in geheel Duitschland ie<strong>der</strong> mensch<br />

„ jaarlijks een' penning fchatting opbragt, die<br />

„ men de fchatting <strong>van</strong> TRENCK ZOU kunnen<br />

***** 4 „ noe-


txxn V O O R R E D E N<br />

„ noemen. Naar BÜSCHING'S berekening bevin-<br />

„ den zich in Duitschland 24 millioenen men-<br />

» fc hen : de gantfche fom dezer fchattingen<br />

„ zou dus jaarlijks op 50000 guldens belopen.<br />

„ Ik twijfel niet, of bijna ie<strong>der</strong> Duitfcher zou<br />

„ jaarlijks deze kleine toelage gaarne geven ,<br />

„ om dan <strong>van</strong> zulken onftuimigen Schrijver in<br />

„ het vervolg niet meer ontrust te worden.<br />

De Vrijheer VAN DER TRENCK was dan ook<br />

„ geholpen, hij hadt dan voor zich en de<br />

„ zijnen genoeg om <strong>van</strong> te leven, en zou zijn<br />

„ Schrijverfchap dan wel ne<strong>der</strong>leggen, dat hem<br />

boven dien bezwaarlijk valt, dewijl zijne<br />

„ vingers reeds door jichtpijnen gefolterd wor-<br />

„ den " Ik denk evenwel niet, dat Duitschland<br />

dezen man voor zo gevaarlijk houden<br />

zal, dat het vele geneigdheid zal betonen, om<br />

dezen raad op te volgen.<br />

Deze zijn alle de gefchrivten, die tegen<br />

TRENCK opzettelijk zijn in het licht gegeven,<br />

voor zo verre dezelven tot mijne kennisfe gekomen<br />

zijn: men vindt echter nog iets, dat<br />

tot hem betrekking heeft, in de Gcdenkfchriyien<br />

<strong>van</strong>


VAN DEN V E R T A L E R ,<br />

txxiti<br />

yan den Generaal FOUQUET , doch hier op heeft<br />

hij zelf reeds geandwoord (m), zo wel als op<br />

de aanmerkingen, die de Heren ARCHENHOLZ eri<br />

BÜSCHING op zommige plaatzen <strong>van</strong> zijne Leyensgefchiedenis<br />

gemaakt hebben (n). Het geen<br />

de Heer DE MIRABEAU <strong>van</strong> hem heeft, is 'voor<br />

het grootfte gedeelte uit de Ophel<strong>der</strong>ing <strong>van</strong><br />

TRENCK'S Leyensgefchiedenis ontleend, en ik heb<br />

daar <strong>van</strong> op zijn' plaats reeds melding gemaakt.<br />

Een billijk Lezer ziet dierhalven, dat in alle<br />

deze tegenfehrivten niets gevonden wordt, dat<br />

in ftaat zij , om ons oordeel over de hoofdzaak,<br />

waar op het hier aankomt, de onfchuld<br />

of fchuld <strong>van</strong> TRENCK , te doen verwerpen.<br />

Voor het overige zij het mij vergund , hier<br />

ten flotte bij te voegen de billijke erinnering<br />

<strong>van</strong> een' ongenoemden Schrijver <strong>van</strong> een reeds<br />

aangehaald Hoogduitsch ft uk jen (oj : „ Men<br />

M is<br />

(m) III Deel, bladz. 31a.<br />

(11) III Deel, bladz. 331-351.<br />

(«) (EfitMé ilbcc bie beleud;timg ber irettfi|3^n UUnêbttyiübiatgy<br />

f. 14, 15, 18.<br />

***** g


txxiv V O O R R E D E N<br />

„ is in de daad eer geneigd, om vóór TRENCK,<br />

„ te fpreken , dan tegen hem ; men ziet ten<br />

minden gene boevenstreken in hem, hoe<br />

„ zeer hij door nood en armoede geperst werdt.<br />

„ Ook fchijnt men hem zo regtftrecks en in<br />

„ de hoofdzaak niet te kunnen aanvallen. Alles,<br />

wat men hem aantijgen kan, fchijnen<br />

,,, maar bijzaken te zijn, die door zijn tempe-<br />

„ rament (dat echter noch doortrapt noch boos-<br />

„ aartig fchijnt te zijn), door zijne opvoeding<br />

n (P) •> door zijne omstandigheden en de reeks,<br />

,, zijner lotgevallen (verdiende of onverdiende,<br />

„ dit kan men zelvs voor een gedeelte in het<br />

„ midden laten) nog altijd zeer vcrontfchuldigd<br />

worden. Alle deze onbeduidende om-<br />

,, ftandigheden heeft de Schrijver <strong>van</strong> dit op-<br />

„ Hel reeds in een klein gefchrivt, over het<br />

charabter en de lotgevallen <strong>van</strong> den Vrijheer<br />

„ VAN DER TRENCK, en over den toon, die in<br />

„ zijne Schrivten heerscht (q) , voorgedragen,<br />

„ en<br />

(/>) Verg. I Deel, bladz. 9-12.<br />

Cf) Ik heb dit ftukjen tot mijn leedwezen niet te zien kunnen<br />

krijgen.


VAN DEN VERTALER. LXXV<br />

„ en men heeft de wijze, waar op hij dit<br />

„ heeft uitgevoerd, gebillijkt. — Be-<br />

„ fchouwt men TRENCK'S lotgevallen <strong>van</strong> nabij,<br />

„ dan zal men hem al zijn declameren en<br />

„ fchreeuwen gaarne vergeven, en alleen zijne<br />

„ ewige grootfpraak fchijnt ons walg te ver-<br />

„ wekken, en het énigfte te zijn, dat ons bij<br />

„ zijne berisping ontfchuldigen kan. Want,<br />

„ zo lang wij hem gene hoofdzaken vóór kun-<br />

„ nen werpen, doen wij den lijdenden wezenlijk<br />

onregt (wanneer wij hem hard behande-<br />

„ lenj. Men vrage maar zich zeiven , hoe<br />

„ men na zulke ten hemel fchreiè'nde mishan-<br />

„ delingen zich zou hebben gedragen, indien<br />

,, men nog moedig genoeg geweest was , om<br />

„ dezelven dóór te ftaan: en hoe men te moe-<br />

,, de zou zijn geweest, na zulke ene ontzet-<br />

„ tende beroving en vernieling onzer fchatten,<br />

„ op de fchandelijkfte wijze, die men zich,<br />

on<strong>der</strong> den affchuwelijken dekmantel <strong>van</strong><br />

„ regtspleging, immer voorftellen kan."<br />

Ik


LXXVI<br />

V O O J I R E D E N<br />

Ik had voorgenomen deze Voorreden te befluiten<br />

met een enigszins uitvoerig vei (lag <strong>van</strong><br />

alle de Schrivten, die door den Heer VAN DEH<br />

TRENCK , behalven zijne Leyensgefchiedenis, zijn<br />

uitgegeven. Doch, daar de kundige Heer<br />

KASTELEIJN thands alle die ftukken <strong>van</strong> onzen<br />

Schrijver, waar bij onze natie enig belang<br />

heeft, in onze tale uitgeevt (~r); en in de aantekeningen<br />

en nafchrivten op dezelven met<br />

zeer veel oordeel en een' kiefchen fmaak over<br />

<strong>der</strong>zelver waarde beflist; is de uitvoering <strong>van</strong><br />

dit voornemen geheel en al onnodig geworden.<br />

Ik zal dus in de plaats hier <strong>van</strong> liever een gedeelte<br />

<strong>van</strong> een Algemeen Nafchrivt overnemen,<br />

door gemelden Heer achter het twede deel zijner<br />

uitgave <strong>van</strong> TRENCK'S Mengelwerken geplaatst,<br />

om dat hetzelve een' oordeelvelling over deze<br />

Schrivten in het algemeen bevat, waar mede<br />

ik<br />

(r) Mengelwerken, in Dichtmaat en Pro fa , <strong>van</strong> FRK-<br />

DE IK , Vrijheer<br />

VAN DER TRENCK, in V Ne<strong>der</strong>duitse^ overgebragt<br />

door p. j,<br />

zoon, 1780.<br />

KASTELEIJN ; te Dordrecht bij A. Blusfé en


VAN DEN VERTALER, LXXVII<br />

ik mij <strong>van</strong> harre gaarne verénige: „ In weer-<br />

„ wil (zegt hij) <strong>van</strong> de ftoute waarheids-lief-<br />

„ de , alöra in des Vrijhccrs fchriften door-<br />

„ ftraalende; in weerwil v,n zijnen voorzeker<br />

„ origineelen- ftijl; en ondanks mijne betuiging,<br />

„ dat ik mij dikwerf door zijne gedachten ge-<br />

„ troffen vinde, dikwerf zijn rijk vernuft be-<br />

,, won<strong>der</strong>e 5 behoef ik niet te verzwijgen, dat<br />

„ zijne zomtijds onregelmatige wijze <strong>van</strong> voor-<br />

„ Helling en uitvoering, zijn hier en daar te<br />

„ overdreven fterke toon, zijne wel eens te-<br />

„ genllrijdige ongelijkheid, en zijne verregaan-<br />

„ de hooge gevoelens <strong>van</strong> zich zeiven, mij<br />

„ ver <strong>van</strong> bevallig toefchijnen. ——- Men<br />

„ zoude on<strong>der</strong>tusfchen onrechtvaardig hande-<br />

„ leu, om die gebreken in onzen fchrijver,<br />

„ welke niet zelden meesterlijke, ftoute , rijke<br />

,, en oorfpronglijke denkbeelden ten voorfchijn<br />

„ brengt, op te merken, zon<strong>der</strong> zich tevens<br />

„ zijne verbaazende omftandigheden , in wel-<br />

„ ken hij zich heeft bevonden, te erinneren;<br />

„ dewijl het zeker is, dat dezelven veel aah-<br />

„ deel aan de leiding <strong>van</strong> zijn, vernuft, en de<br />

„ vor-


-Lxxvrii<br />

V O O R R E D E N '<br />

„ vorming <strong>van</strong> zijnen fmaak gehad hebben. Is<br />

„ het te verwon<strong>der</strong>en , dat een man , door '<br />

„ zulke verfchriklijke tegenfpoeden gefolterd,<br />

„ ongemerkt eene bitterheid in zijn hart voe-<br />

„ de, tegen alle grootheid, welke zoo uitlre-<br />

„ kend de magt heeft om te konnen drukken,<br />

„ en welke dikwijls met eenen helfchen wel-<br />

„ lust drukt!... Is het te verwon<strong>der</strong>en, dat<br />

„ een man , die zoodanig de grootheid <strong>van</strong><br />

„ zijne ziel gevoelt, en een vijand is <strong>van</strong> alle<br />

„ vermomming , als Schrijver , zelfs uk een<br />

beginfel <strong>van</strong> oprechtheid en rechtvaardigheid<br />

„ wel eens onaangenaam worde, wanneer hij<br />

j, voor het oog <strong>der</strong> befchaafde waereld , die<br />

„ zon<strong>der</strong> vermomming onbestaanbaar is, en<br />

„ welke hij niet wil kennen, edele beginfeis<br />

„ overdrijft! . . . ."<br />

Ik zal hier alleen nog maar een paar aanmerkingen<br />

bijvoegen. Op zijne Gedichten CO<br />

heeft<br />

(s) Hij gaf <strong>van</strong> dezelven eerst een' bundel uit te Frankfurt<br />

in het jaar 1767; zie £)ee SKenfcbenfzeunb fur baê\al)t 1775,<br />

14» f- 209. Na<strong>der</strong>hand laschte hij verfcheidene <strong>van</strong> Zijne


VAN DEN VERTALER. LXXlX<br />

heeft men met regt aangemerkt, dat hij zich<br />

in het geheel aan gene regelen <strong>der</strong> kunst gebonden<br />

heeft, dat in zommige <strong>van</strong> dezelven<br />

weinige of gene poëtifche denkbeelden voorkomen<br />

, en dat zelvs in zijne beste {lukken<br />

verfcheidene armhartige verfen gevonden worden,<br />

die met de waardigheid <strong>der</strong> fchoonfte<br />

plaatzen <strong>van</strong> dezelven geenszins overeenkomen.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen komt het mij voor, dat men in<br />

dezelven, hier en daar, ware verhevenheid en<br />

dichterlijk vernuft aantreft. Vooral dunkt mij,<br />

dat dit waar is, <strong>van</strong> zijne gedichten, die in de<br />

ge<strong>van</strong>genis gefchreven zijn. Zijne heerfchende<br />

neiging tot vrijheid, de hevige bewegingen<br />

<strong>van</strong> zijn door verdrukkingen gefolterd hart,<br />

en het warm gevoel zijner onfchuld moesten<br />

toen<br />

ne Dichtftukken , zo wel in het zo even aangehaalde weekblad,<br />

dat hij te Aken fchreef, als in zijne overige werken in.<br />

En eindelijk verzamelde hij ze allen bij elkan<strong>der</strong>en, bij de uitgave<br />

<strong>van</strong> zijne gezamentlijke werken, waar <strong>van</strong> de twee eerrte<br />

delen fabulen, vertelzels, fatyren, en an<strong>der</strong>e Dichtftukken<br />

bevatten.<br />

De Gedichten, die hij in de ge<strong>van</strong>genis fchreef,<br />

maken het twede deel dezer verzameling uit.


LXXX<br />

V O O R R E D E N<br />

toen noodzakelijk medewerken, om hem tot<br />

een' oirfprongelijken en verhevenen Dichter te<br />

vormen. „ De geest (zegt hij zelf; arbeidde<br />

„ in den kerker met meer gevoel, en de uit-<br />

„ drukkingen waren levendiger, dan een vrij<br />

„ mensch gewoonlijk in zijne gemakkelijke ftu-<br />

„ deerkamer fchrijven kan (O-" In dezen<br />

„ toeftand flroomden de aandoeningen zijner<br />

gefchokte ziel even warm op het papier, als<br />

die <strong>van</strong> den ongelukkigen oviDius,toen hij zijne<br />

treurzangen fchreef (u). Het was gene<br />

kunst, maar de taal <strong>van</strong> het hart; maar even<br />

daarom misten deze lie<strong>der</strong>en ook die netheid<br />

en befchaving , over welker gemis in .zijne<br />

treurlie<strong>der</strong>en ook de Dichter <strong>van</strong> Sulmo zelf<br />

zo dikwijls klaagt (v): en TRENCK was nog<br />

min-<br />

('.') II Deel, bladz. 132.<br />

(n) Verg. zijne eigene bekentenis, Trift. V, 1, 27:<br />

Non hcec ingcnio, non hac componimus arte.<br />

JMateria ejl propriis ingeniofa<br />

walis.<br />

(5) On<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en in de eerfle Elegie <strong>van</strong> de Triftia.


VAN DEN VERTALER.<br />

LXXXI<br />

Mn<strong>der</strong> in Haat, om deze befchaavdheid aan<br />

zijne verfen te geven, daar hij noit bedaardheid<br />

genoeg bezeten hadt, om zijn' fmaak te<br />

zuiveren, en naar angstvallige regels <strong>der</strong> kunst<br />

te beelden. De Lezer mag over dc billijkheid<br />

dezer uitfpraak oordelen uit de proeven, die<br />

hier en daar in deze Levensgcfchiedenis voorkomen,<br />

en in welker vertaling of navolging ik<br />

ten minften gepoogd heb, mijn' Schrijver niet<br />

te kort te doen; en tevens uit die' dichterlijke<br />

Hukken, die door den Heer KASTELEIJN op ene;<br />

uitmuntende wijze zijn nagevolgd, en waar <strong>van</strong><br />

Ook een goed deel in de ge<strong>van</strong>genis gefchreven<br />

is.<br />

Omtrent zijne an<strong>der</strong>e fchrivten heeft men<br />

hem voorgeworpen, dat hij niet alleen gehele<br />

Hukken herhaalde reizen in on<strong>der</strong>fcheïdene verzamelingen<br />

heeft doen herdrukken; en dat hij<br />

over het algemeen de uitgaven zijner werken,<br />

meer dan nodig was , vermenigvuldigd heeft;<br />

maar ook dat hij in hetzelvde werk , in het<br />

bijzon<strong>der</strong> in zijne Leiensgcfchiedenis, dikwijls<br />

deze en gene brokken , vooral dezulken die<br />

****** ya.a


LXXXII<br />

V O O R R E D E N<br />

<strong>van</strong> het onregt hem aangedaan getuigen , of<br />

zijne meest geliefkoosde denkbeelden bevatten,<br />

tot vervelens toe heeft herhaald. Ik kan <strong>van</strong><br />

dit alles niets ontkennen , maar 'er is echter<br />

veel tot zijne ontfchuldiging: wat het laatfte<br />

deel dezer tegenwerping .in het bijzon<strong>der</strong> betreft,<br />

misfehien is deze veelvuldige jfcrhaling<br />

voor een gedeelte aan zijn door tegempoed en<br />

ou<strong>der</strong>dom verzwakt geheugen toe te fehrijven;<br />

maar vooral % hoe natuurlijk is het, dat een<br />

man , die zo veel geleden heeft, en <strong>van</strong> dit<br />

lijden asn het Publick verilag doet, telkens op<br />

het oude te rug komt (fw), en hun, die hij<br />

voor de bewerkers zijner onheilen houdt, en<br />

de<br />

(w) Hoe dikwijls klaagt hij, dat de wonden, die men aan<br />

zijn hart hadt toegebragt, nimmer konden toegaan! even als<br />

OVIDIUS, Trift. V, 2, 7:<br />

„ Mens tarnen tegra jacet, nee tempore rohora fumfit,<br />

„ Affc&usque animi, qui fuit ante, manet :<br />

„ Quaeque merd fpatioque fuo coitura putavi,<br />

„ Vulnera, non aliter quam modo faSta, do/ent."


VAN DEN VERTALER. LXXXIII<br />

de clasfen <strong>van</strong> raenfchen, waar toe zij behoren,<br />

zo dikwijls zweept, als de aanéénfchakeling<br />

zijner denkbeelden hem daar toe maar de<br />

geringde aanleiding geevt? Een medelijdend<br />

Lezer geevt dit den ongelukkigen Grijzaart<br />

gaarne toe. En wat het an<strong>der</strong>e gedeelte dezer<br />

befchuldiging aangaat, drekt de armoede, waar<br />

in hij zich nog heden bevindt, niet zeer, om<br />

hem ouk hier in te verfchonen? Hij verwierf<br />

eer genoeg aan het Hof <strong>van</strong> FREDRIK WILLEM ,<br />

maar daar <strong>van</strong> kon hij met zijne acht kin<strong>der</strong>en<br />

niet eten. De Monarch, wiens voorganger<br />

hem <strong>van</strong> zijn goed beroovd hadt, erkende wei<br />

door daden zijne onfchuld, maar liet hem on<strong>der</strong>tusfchen<br />

met ledige handen uit Berlin reizen:<br />

en hij, die voor zijn -doorgeworfteld lijden<br />

de grootde vergoeding , althands zeker<br />

een' onbekommerden ou<strong>der</strong>dom, en ene behoorlijke<br />

verzorging <strong>van</strong> zich en de zijnen ,<br />

verdiend hadt, moest nu nog hulpeloos blijven,<br />

zich in zijne grijsheid we<strong>der</strong>om op den<br />

wijnhandel toeleggen (xj, en ver<strong>der</strong> op alle<br />

an-<br />

00 Zie de aankondiging <strong>van</strong> de Boekverkopers J. Ifof-<br />

* * * * * *<br />

2<br />

f l()U*


LXXXIV<br />

V O O R R E D E N<br />

an<strong>der</strong>e mogelijke wijzen zich zeiven zoeken te<br />

redden. Toen hij mij, in Maj 1789, 500 exemplaren<br />

<strong>van</strong> een echt afbeeldzcl <strong>van</strong> hemzondt,<br />

met verzoek, om dezelven, ten meesten voordele<br />

voor hem, on<strong>der</strong> mijne Landgenoten te<br />

verkopen, drong hij dit verzoek on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en<br />

met de volgende bewoordingen aan: „ De<br />

„ Vorften hebben mij <strong>van</strong> mijne goe<strong>der</strong>en be-<br />

,,. roovd, en ik ben va<strong>der</strong> <strong>van</strong> acht kin<strong>der</strong>en.<br />

„ Ik werk dierhalven voor mijne dagelijkfche<br />

„ behoevten; en zou gaarne ten minden enig<br />

,, wezenlijk voordeel trekken <strong>van</strong> de verruk-<br />

„ king , waar mede de Hollan<strong>der</strong>s mijne<br />

,, fchrivten. lezen (y)." Zon zulke ene taal<br />

ons niet roeren, en tot verfchoning bewegen?<br />

Laat<br />

hout en zoon, te Rotterdam, in de RotterdamfcJie Courr,::;<br />

<strong>van</strong> 16 December 1788.<br />

(j) Les Souverains m'ont enlevè ixon hien; & je fuis<br />

pire de huit enfans. Je travaille donc pour mes befoins<br />

journaiUers, & fouhaitcrai de profiter. au moins quelque<br />

chofe en realité de l'enthufiasme Hollandois pour mts<br />

ecrits.


VAN DEN V E R T A L E R ,<br />

LXXXV<br />

Laat ons medelijden hebben , Lezer ! met<br />

een' man, wiens gantfche leven zulke ene aanédnfchakeling<br />

<strong>van</strong> buitengewone rampfpoeden<br />

was —•— laat ons hem niet beoordelen, zon<strong>der</strong><br />

op den gantfchen zamenhang zijner om-<br />

Handigheden te letten —— eindelijk laat ons<br />

zijne gantfche Leyensgefchiede?iis, zijne ondeugden<br />

zo wel als zijne deugden, tot ene leerfchool<br />

gebruiken , waar in wij ons tot ware<br />

braavheid des harte meer en meer vormen, en<br />

in alle edele gevoelens verfterken! Zo zullen<br />

wij in alle de rampen, die ons beltonnen ; en<br />

in alle gevaren , die ons dreigen; dien vrede<br />

<strong>der</strong> ziele bewaren , die door gene onregtvaardigbeid,<br />

of geweld <strong>van</strong> menfehen, ons immer<br />

kan worden ontroovd!<br />

fhtalibus in tcnebris vitac, quant isque periclis<br />

Begitur hoe aevi, qaodcunque eft! (s) —<br />

. i • Semita certe<br />

Tranquillae per virtutem patet unica vitae (V?).<br />

(2) LUCRETIUS, de R. N., II, 15.<br />

(a) JUVENALTS, Sat, X, vs. 365.


A A N<br />

Z IJ N E<br />

M A J E S T E I T<br />

FREDRIK WILLEM II.<br />

KONING VAN PRUZSSEN.


M O N A R C H !<br />

Wiens gunst mij heeft verhoogd,<br />

Daar, waar mij FREDRIK'S magtfpreuk. hoonde;<br />

Die mijne tranen hebt gedroogd,<br />

Wiens hand mijn hoofd met lauren kroonde;<br />

Die te edel, te grootmoedig denkt,<br />

Om mij mijn menfchenregt te ontltelen;<br />

Mij vrijheid om te fchrijven fchenkt,<br />

Niet dwingt de waarheid te verhelen:<br />

Monarch! hier leert de meufchenvrind,<br />

Hoe weldoen ons tot dank verbindt.<br />

Wanneer mijn' pen een' Koning prijst,<br />

Dan moet hij 't purper waardig wezen :<br />

Wie ook een' Dwing'Iand eer bewijst,<br />

Hij zal <strong>van</strong> mij geen lofdicht lezen.<br />

Hem, bij wien waarheid haat verwekt,<br />

Die zich regtvaardig, goed, laat noamen,<br />

Eu met dien grijns zijn euv'len dekt,<br />

Zich op zijn Godsvrucht durvt beroemen,<br />

En andars ipreekt, en an<strong>der</strong>s doet,<br />

Dien haat mijn ongeveinsd gemoed.<br />

****** ^ Des


Des grijzen Digters fpeeltuig beevt,<br />

Maar warme dank doorgloeit zijn' ad'ren;<br />

Die zo veel doorgeworfleld heeft,<br />

Die kent des (taats geheime rad'ren.<br />

Hij ziet de Pruisfen, vrij <strong>van</strong> druk,<br />

In<br />

WILLEM'S fchaduw welig bloeien;<br />

De zon <strong>van</strong> hun volmaakt geluk<br />

Reeds vrolijk aan de kimmen gloeien, •<br />

Hem<br />

blindt geen vorstlijk gochelfpel:<br />

Die fcherp ziet, ziet vaak al te wél.<br />

v<br />

God lof!<br />

Ik vond hier in Berlijn-<br />

Het uurwerk kunftig opgewonden;<br />

Wat FEEDEIK mcoglijk dacht te zijn,<br />

Heeft WILLEM in de daad gevonden.<br />

Wat zijne vuist door dwang verwierf,<br />

Zal uw' grootmoedigheid bewaren;<br />

En,<br />

waar de Held op lauren fiierf,<br />

Ddar zal zijn Neef olijven gaéren:<br />

Olijven, waar het heil uit vloeit,<br />

Eu in wier lommer noestheid bloeit.<br />

't Ge-


V ' • )<br />

't Geluk verzelle n overal!<br />

Ook in de keus <strong>van</strong> uwe knechten;<br />

De magt beftaat niet in 't getal,<br />

Maar in het hart, waar meê zij vechten.<br />

Treedt een gelievde Verst voor aan,<br />

Dan deinzen ARTAXERXES fcharen ;<br />

^Die, tuk op roem, ten ftrijde gaan,<br />

Die liaan onwrikbaar in gevaren.<br />

Uw volk behoevt geen (lok noch band,<br />

Dat voor zijn' Vorst in lievde brandt.<br />

Strijd, om 't geweld te keer te gaan,<br />

Maar noit, om landen te verheren;<br />

Een TITUS ziet met afkeer aan<br />

Den Krijgs-God, dien tyrannen eren.<br />

Door vrede wordt een Koning groot,<br />

Wien matigheid en wijsheid fleren:<br />

Wél hem, die in des vrede's fchoot<br />

Den welvaart <strong>van</strong> zijn volk doet tieren •<br />

Wél hem, die, daar hij altijd waakt,<br />

, Uit on<strong>der</strong>danen, Vorlten maaktl<br />

Die


Dit boek, dat voor mijne oufchuld pleit, .<br />

Zij aan uw' goedheid opgedragen!<br />

Daar Gij door waarheid wordt geleid,<br />

Zal u mijn waarheidsmiu behagen.<br />

Ik heb alleen mijn lot verteld;<br />

Kon ik, 't geen gij nog'doen zult, fchrijven,<br />

En 't geen 't vooruitzicht mij voorfpelt,<br />

Mijn boek zou PruMan's jaarboek blijven! —<br />

Gij kunt alleen vergoeden 't leed,<br />

Dat FREDSIK'S grim mij lijden deedt.<br />

Hier mede werpt zich aan de voeten<br />

Van uwe Koninglijke Majefteil<br />

Berlin ,<br />

I Aug.<br />

Uw allcron<strong>der</strong>dsnigfte en<br />

gehoorzaamde Vafall<br />

i<br />

?^7' FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />

Kcizeii. Koningl. Major.<br />

Ik


Ik vond in Berlijn nog een affchrjvt <strong>van</strong> een<br />

gedigt,dat ik in het jaar 176a,in mijne Maagdenburgfche<br />

ge<strong>van</strong>genis, fchreef, en aan zijne<br />

Majefteit, den tegenwoordigen Koning, als.<br />

toenmaligen Kroonprince, door 'den Major VAN<br />

BAXEN liet aanbieden, en dat door hein gunftig<br />

ont<strong>van</strong>gen werdt. Ik geloof, dat. hetzelve hier<br />

wél voegen zal, en dat het verdient bekend<br />

gemaakt te worden. Het werdt vervaardigd,<br />

bij gelegenheid, dat FREDRIK WILLEM Maagdenburg<br />

verliet, en zijn' eerften veldtocht met<br />

den groten FREDRIK doen moest. De gevolgen<br />

hebben getoond, en zullen nog tonen, dat ik<br />

dezen Vorst reeds toenmaals kende, en dat<br />

voorzeide, dat de tegenwoordige waereld thands<br />

ziet en erkent. Mogt toch de goe<strong>der</strong>tieren<br />

Monarch aan mijnen toenmaligen toeftand, en<br />

aan zijne toenmalige grootmoedige belovte gedenken<br />

, en mij tegenwoordig de vervulling<br />

<strong>van</strong> dezelve volkomen laten on<strong>der</strong>vinden! Zó<br />

fchreef ik voor 25 jaren <strong>van</strong> hem;<br />

Rijp,


Rijp, ed'le vrucht <strong>van</strong> vor'stlijke oud'ren!<br />

Vlieg heen! vlieg heen na FREDRIK'S heir!<br />

ULYSSES reikt u zijn geweir,<br />

En<br />

PALLAS fchild dekt uwe fchoud'ren.<br />

Als ZEUS u zelf de wijze leert,<br />

Om BRENNUS blikfem juist te zwaejen;<br />

Als WILLEM FREDRIK'S lesfen eert;<br />

Wie kan dan beter 't flaatsroer draejen,<br />

Dan zulk een Leerling, die de vlijt<br />

Van uwe Meesters waardig zijt?<br />

De kindfche jaren zijn vervlogen;<br />

De jonge Prins treedt in het veld:<br />

Het flrijdperk ziet een' nieuwen Held; ,<br />

De dorst na roem brandt in zijne ogen.<br />

Wel aan! verlaat nu deze fchans,<br />

Waar FREDRIK'S fchool uw' jeugd moest vormen;<br />

Beproef voor 't eerst uwe oorlogskans,<br />

ï<br />

En ga op 's vijands wallen ftormen!<br />

Deez' ftad bewaakte u dag en nacht;<br />

Befcherm haar m door uwe magt!<br />

Gij


Gij hebt niet in HOMEER te lezen<br />

Van HECTOR'S en ACHILLES daên:<br />

Uw' Va<strong>der</strong>s deden, waar<br />

TRAJAAN,<br />

Waar TITUS nog om wordt geprezen.<br />

Hun voorbeeld is zo groot, zo fchoon,<br />

Eat<br />

niemand groter u kan tonen<br />

Volgt gij hun, als een waardig zoon,<br />

Zo zult ge, als zij, hier ewig wonen.<br />

Voorwaar dit doel betaamt een' Vorst,<br />

Die na <strong>der</strong> Helden glorij dorst!<br />

Dat uitzicht flreelt de dapp're Brennen,<br />

Die hoop verwarmt hun heldenbloed;<br />

Zij hopen in u C^SAR'S moed<br />

Eu<br />

ANTONIJN'S beleid te erkennen.<br />

Des Herken ATLAS zware last,<br />

Dien<br />

FREDRIK op zich heeft genomen,<br />

Wordt nu door u ook aangetast,<br />

Om ligter aan het doel te komen.<br />

Wel aan! deel met hem 't heldenwerk,<br />

En ftel <strong>der</strong> tweedragt paal en perk!<br />

Vlieg


Vlieg heen! ft zie BELLONA wenken;<br />

Zij heeft den laurenkrans bereid:<br />

Befchaam den nijd door uw beleid, »<br />

Zo zal Zij u die eerkroon fchenken.<br />

Een menschlijk hart, een<br />

heldenaart,<br />

Straalt beide uit onzes WILLEU'S ogen;<br />

Hij komt, hij ziet, hij wim, hij fpaart;<br />

Hij zal zelvs 's vljands tranen drogen.<br />

Zijn hart is voor ons groter fehat,<br />

Dan Taag of Pactolus bevat.<br />

Die uwe deugden fchatten kunnen,<br />

Zien u met tranende ogen aan;<br />

Zij wenfchen in uw' plaats te gaan,<br />

Dewijl zij hunne rust u gunnen.<br />

Maar gij alleen trekt vrolijk uit,<br />

Zoekt roem in 't heetfre <strong>der</strong> gevaren;<br />

Zo giert een adelaar na buit,<br />

Terwijl zijn oud'ren 't nest bewaren.<br />

Vlieg heen!<br />

Lesch uwen dorst na eer;<br />

En bkeer, wel dra, met lauren weêr!<br />

Doch,


Doch, Heer! denk on<strong>der</strong> trom en vvspea<br />

Aan mij, bedrukt, verlaten man;<br />

Uw menfchenhnrt, dat voelen kan,<br />

Zal toch bij mijne fmert niet flapen.<br />

Gij ziet mijn bloed, op dit papier,<br />

Voor u in dan kb re letters gloeien (*):<br />

Ach! mogt het, on<strong>der</strong> uw' banier,<br />

Voor uwen rosm op 't flagveld vloeien!<br />

»•<br />

Ik zink reeds, Prins! befcherm mij nu!<br />

Dan Ieevt en flervt een TRENCK voor u!<br />

(*) Ik had dit digtfluk met mijn bloed gefchreven.<br />

God lof! Ik wrd in het jaar 1763 gered. Ik leef nu is<br />

vrijheid, en heb dit boek in Êerlin gelchreven, en laten<br />

drukken.<br />

VOOR*


V O O R B E R . I G T<br />

V A N<br />

D E N<br />

S C H R IJ V E R.<br />

De bijna qngeloovlijke aftrek, die mijne Le><br />

yensgefchkdenis in geheel Duitschland , vooral<br />

in de Oostenrijkfche en Pruisfifche Staten, gehad<br />

heeft, is het zekerde bewijs <strong>van</strong> de goedkeuring<br />

, welke zij heeft verworven : en ik zou<br />

geheel zon<strong>der</strong> gevoel moeten zijn , indien niet<br />

reine dank mijne gehele eergierigheid opwekte<br />

, om dat te verdienen, wat mij <strong>van</strong> alle<br />

kanten , <strong>van</strong> regtfehapene mannen, tot bevrediging<br />

mijner ziele gefchreven wordt. Zelvs<br />

daar, waar de zucht om te berispen, in openbare<br />

beoordélingen, de beste Schrivten hekelt,<br />

bleef ik tot dus verre wezenlijk verfchoond en<br />

betreurd, dewijl misfehien het getrouw verhaal<br />

<strong>van</strong>


VOORBER, VAN DEN SCHRIJVER, xcix<br />

<strong>van</strong> mijn zon<strong>der</strong>ling lot, of medelijden, of achting<br />

en bewon<strong>der</strong>ing veroirzaakte.<br />

Menig een heeft misfchien dit boek on<strong>der</strong><br />

de Romans geteld, waar in verdichte voorvallen<br />

verhaald worden, die noit gefchiedden ;<br />

of die zulk een' held fchil<strong>der</strong>en, wiens gefchiedenis<br />

uit de lotgevallen véi on<strong>der</strong>fcheidene<br />

menfchen zamengeraapt is, om ten minflen<br />

met enige waarfchijnlijkheid te liegen, en hun<br />

te behagen , die gaarne avonduren of vertelzeltjens<br />

tot tijdverdrijf lezen.<br />

Maar aan de waarheid <strong>van</strong> mijn verhaal behoevt<br />

geen waereldkenner, geen verftandig<br />

mensch te twijfelen , zo dra men overtuigend<br />

ziet, dat mijn boek in de daad in Weenen en<br />

Berliu met goedkeuring en privilegie gedrukt<br />

en verkocht is. Een fterker bewijs <strong>van</strong> geloofwaardigheid<br />

kan wel geen boek verwachten<br />

noch aanwijzen, welks inhoud daadzaken<br />

bevat, die beide Hoven onfeilbaar in den grond<br />

weten moeten, dan dit, dat men mij zelvs vergunt<br />

te fchrijven, dat ik nergens geregtigheid<br />

heb gevonden , en aan beide Hoven mishan-<br />

*******<br />

2<br />

deld


\<br />

c<br />

V O O R B E R I G T<br />

' deld ben. Het ftrekt tot eer voor beide de<br />

aldaar thands regerende Monarchen , dat zij<br />

den verdrukten vrijheid geven, om <strong>der</strong>gelijke<br />

Schrivten openlijk bekend te maken; maar het<br />

ftrekt ook tot bevrediging -voor mij, dat ik<br />

de bron zo wel als den zamenhang <strong>van</strong> mijn<br />

zeer zon<strong>der</strong>ling* lot , zo vrij als openhartig ,<br />

voordragen durve. Zelvs mannen, die mij<br />

drukten, of arm en nutteloos voor den Staat<br />

maakten; mannen, die nog werkelijk in ere •<br />

posten leven, dorst ik noemen en hun character<br />

fchetfen. Niemand <strong>van</strong> hun heeft zich<br />

noch over mij beklaagd; niemand heeft na<strong>der</strong>e<br />

bewijzen gevor<strong>der</strong>d. Men mag het dus voor<br />

zeker houden, dat ik alle deze legale bewijzen<br />

in handen heb; an<strong>der</strong>s had ik <strong>der</strong>gelijke in het<br />

oog lopende fchil<strong>der</strong>ijën niet gewaagd, dewijl<br />

ik nog in beide Staten gegoed ben; in beide<br />

mijne kin<strong>der</strong>en verdeeld heb, die met achting<br />

en on<strong>der</strong>fcheidende eer, even als te voren hun<br />

va<strong>der</strong>, aangenomen zijn; dewijl ik eindelijk in<br />

beide nog zeker loon en weldaden te wachten<br />

heb.


VAN DEN SCHRIJVER. Cl<br />

JOSEPH en FREDRIK WILLEM weten verdienden<br />

te fchatten, en openbare leugenaars of vermctene<br />

lasteraars te tuchtigen. Eer en voldoening<br />

genoeg voor mij, wanneer, zo wel in<br />

Weenen als in Berlin, mijn boek gelezen, in<br />

den grond voor waarheid gehouden , en met<br />

ijver en bijval opgenomen wordt!<br />

Men zal zich verwon<strong>der</strong>en, dat ik nog een<br />

<strong>der</strong>de deel on<strong>der</strong> den titul <strong>van</strong> Levensgefchiedenis<br />

uitgeve 5 en misfehien vermoeden, dat dit<br />

uit baatzucht gefchiede. Maar ik kan mij met<br />

de volgende redenen verdedigen.<br />

1. Ene grote Princes in Berlin, aan wie ik<br />

het lot <strong>van</strong> den Lieutenant VON<br />

SCHELL verhalen<br />

moest, die mij zo won<strong>der</strong>baar uit de ge<strong>van</strong>genis<br />

<strong>van</strong> Glatz verloste, vondt hetzelve<br />

zo gewigtig, dat zij mij de openbare bekendmaking<br />

daar <strong>van</strong> 'opdiocg (a). Haar wil is mij<br />

een<br />

(a~) In het bijzon<strong>der</strong> Vooibcrigt voor het Leven <strong>van</strong><br />

SCHEI I-, ftaat: „ Een groot lieer in Berlin, wien ik de<br />

v<br />

Iotgevallm <strong>van</strong> SCHEEL verhalen moest, beval mij enz."<br />

Is dit ene vergisfing <strong>van</strong> o::;:en Schrijver'! of werdt hij mis-<br />

, fchien


eiv V O O R B E R I G T<br />

dige Sctjrivleh' enigszins mogt beledigd hebben.<br />

Deze, hier en daar bijtende fatyre, die<br />

in den toon <strong>van</strong> RABENER gefchreven is, zal<br />

<strong>van</strong> lieden <strong>van</strong> vernuft voorzeker met genoegen<br />

gelezen worden. Maar in tegendeel zullen<br />

ook velen, die de twee eerde Delen bewon<strong>der</strong>den<br />

en hoog achtten , met dit ftuk min<strong>der</strong><br />

te vrede zijn, en vooral zullen de klooster-bibliotheken<br />

hetzelve bezwaarlijk inkopen.<br />

Dóch het is nu éénmaal in de waereld: en,<br />

daar ik het niet in mijne studeerkamer met<br />

diepzinnig nadenken, maar op mijne rcize, bij<br />

ftukken en brokken, in verfchillende luimen,<br />

vluchtig, cn zo als het in de pen vloeide,<br />

ter ne<strong>der</strong> gefchreven; en ook, om mijne hei<br />

lovte te vervullen, met allen fpoed ter drukpersfb<br />

gegeven heb ; zo verwacht ik toegevendheid<br />

en on<strong>der</strong>fteuning <strong>van</strong> allen , die mijne<br />

omstandigheid kennen , op dat ik éindelijk<br />

die rust geniete, die mijn grijze kop nodig<br />

heeft, en welke re erlangen of te genieten<br />

mijne fchrijfzücht mij tot dus verre niet heeft<br />

toegelaten. Ik zal vermoedelijk wel dra of<br />

i-og


VAN DEN SCHRIJVER. cv<br />

nog lui<strong>der</strong> roepen, dan immer te voren; of<br />

men zal <strong>van</strong> hem volitrekt niets meer lezen<br />

noch horen , die door ftormen de haven bereikte<br />

, die het doel <strong>van</strong> een eerlijk man en<br />

echt Wijsgeer werkelijk trof , maar die ook<br />

redenen vondt, om, het zij dan dankende of<br />

zuchtende, te zwijgen.<br />

Gefchreven te Koningsbergen .<br />

in Pruis/en, 1787.


I N H O U D .<br />

Vervolg op de Leyensgefchiedenis <strong>van</strong><br />

FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />

en<br />

na<strong>der</strong>e ophel<strong>der</strong>ing -<strong>van</strong> dezelve. Bladz. 1<br />

Leyensgefchiedenis <strong>van</strong> FRANS , VRIJHEER<br />

VAN DER TRENCK. . . I27<br />

Leyensgefchiedenis <strong>van</strong> ALEXANDER VAN<br />

SCHELL. . . . . 205<br />

Bede om vergiffenis aan , en eerlijkverklaring<br />

<strong>van</strong> die genen , allen zo wel<br />

als énen , en énen zo wel als allen ,<br />

welken ik in mijne Schrivten hier of<br />

daar mogt beledigd hebben. . 230<br />

Andwoord op de Aanmerkingen <strong>van</strong> de<br />

Heren ARCHENHOLZ en BÜSCHING. 331<br />

Nafchrivt. . . . 352<br />

Affcheid <strong>van</strong> Berlin. . ; 353<br />

VER-


V E R V O L G<br />

OP<br />

DE<br />

LEVENSGESCHIEDENIS,<br />

EN NADERE OPHELDERING<br />

VAN DEZELVE,


V E R V O L G<br />

OP<br />

DE<br />

LEVENSGESCHIEDENIS,<br />

EN NADERE OPHELDERING VAN DEZELVE.<br />

Ik befloot het twede Deel mijner Levensgefchiedenis<br />

met mijne voorgel omene reize na Berlin, waar toe mij<br />

de grootmoedige FREDRIK WILLEM op mijn verzoek<br />

zijn' kabinets-pas na Weenen zondt. Ik was terftond<br />

bereid, om deze reize vrolijk te on<strong>der</strong>nemen; maar<br />

mijn altijd weêrbarftig noodlot wierp mij op een ziek.<br />

bed, zoo dat ik zelvs weinig hoop had, om mijn Va<strong>der</strong>land<br />

we<strong>der</strong> te zien, en ene epoque te belev 'n,<br />

waar aan ik 20 jaren lang met alle mogelijke voorzichtigheid<br />

en moejte gearbeid had. Bijna was ik met den<br />

groten FREDRIK. te gelijk begraven geworden,wanneer<br />

ik noch het twede Deel zoude hebhen kunnen voleindigen,<br />

noch dit <strong>der</strong>de fchrijven, en wanneer ik dierhalven<br />

die zegepraal niet zou hebben behaald, welke<br />

ik thands zoo roemruchtig beleevd heb.<br />

Na het doorftaan <strong>van</strong> een aantal hin<strong>der</strong>nisfen moest<br />

ik eerst ene reize na Hungarijen on<strong>der</strong>nemen, die mij<br />

in de daad verkwikte, en ene <strong>der</strong> aangenaamften <strong>van</strong><br />

mijn gantfche leven was.<br />

III. DEEL. A * Ik


4 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Ik fmaakte overal,en voornamelijk te Offen en Pest,<br />

een waar zielsgenoegen, dat alleen maar de eerlijke<br />

man, die niets als de goedkeuring <strong>van</strong> brave en verlichte<br />

menfchen poogt te verdienen , in al deszelvs<br />

gewigt gevoelen kan.<br />

Ik vond namelijk bij deze in de daad eerwaardige<br />

natie zoo vele tekenen <strong>van</strong> opregte vreugde over mijne<br />

zegepraal, en zoo veel vertrouwlijkheid voor mij,<br />

dat ik gene woorden kan vinden, om aan haar het<br />

gevoel mijner ziele in de warmfte wenfchen voor hare<br />

welvaart uit te drukken; en dat ik tot aan mijn' laatften<br />

ademtogt mijn kroost zal infcherpert,zich de ach*<br />

ting <strong>van</strong> dit volk waardig te maken. Overal, waar ik<br />

kwam, of mij maar even zien liet, volgde het volk<br />

mij met een zoort <strong>van</strong> lievde en bewon<strong>der</strong>ing na,<br />

welke gewoonlijk maar aan zulke mannen we<strong>der</strong>vaart,<br />

die on<strong>der</strong> de waardige va<strong>der</strong>s des va<strong>der</strong>lands gerekend<br />

worden. Ik had deze vreugde, die ik voorzeker in<br />

ewigheid niet vergeten zal, vermoedelijk te danken<br />

aan het groot gerucht, dat de gewelddadige ontroving<br />

mijner grote goe<strong>der</strong>en in Sclavoniën gemaakt hadt;<br />

misfchien ook voor een gedeelte aan de va<strong>der</strong>landfche<br />

verdiensten <strong>van</strong> mijn' neef, die op den Speelberg in<br />

zijn ongeluk verfmacht was; maar voornamelijk aan<br />

mijne Schrivten, die nu reeds overal bekend geworden<br />

waren. Dezelvde' eer we<strong>der</strong>voer mij bij het grootfie<br />

gedeelte <strong>der</strong> Magnaten,en ook in de armde, waar men<br />

mij overal met betuigingen <strong>van</strong> vriendfchap en vertrouwen<br />

overftroomde.<br />

Deze zijn de gevolgen <strong>van</strong> brave daden, en tevens<br />

de zichtbare bewijzen <strong>van</strong> een edel gevoel bij een<br />

volk, dat deugd en ftandvastigheid weet te waar<strong>der</strong>en.<br />

L[eb ik dan gene redenen ?<br />

om hier op trotsch te zijn,<br />

- • en


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. -$<br />

en daar voor mijne dankbaarheid openlijk te betuigen?<br />

Heb ik gene redenen om tevens mijne kin<strong>der</strong>en aan<br />

hun aan te bevelen, die misfchien nog, wanneer mij<br />

het graf reeds omvatten zal, over hunne regten en<br />

over de goe<strong>der</strong>en , die mij in Hungarijen ontroovd<br />

zijn, zon<strong>der</strong> vrees voor hoger' magc, een' billijke uitfpraak<br />

doen zullen?<br />

Wat mij zeiven betreft, ik ben volkomen voldaan<br />

en genoeg beloond, wanneer ik maar als een martelaar<br />

<strong>van</strong> mijne onverfchrokkene waarheidslievde, die ik in<br />

alle gevallen betoond heb, betreurd mag worden. In<br />

Hungarijen zal voorzeker niemand zeggen; „ TRENCK<br />

,, is regtvaardig behandeld;" behalven zij alleen,wier<br />

perfoonlijk eigenbelang 'er bij lijden zou, wanneer mij<br />

éénmaal regt we<strong>der</strong>voer, het welk ik echter om zeer<br />

gegronde redenen vrees dat noit gefchieden zal. Alles<br />

is reeds verjaard; oude refolutien <strong>van</strong> het Hof kluisteren<br />

de rigteflijke uitfpraak <strong>van</strong> brave mannen; en de<br />

bezitters <strong>van</strong> mijne fchone goe<strong>der</strong>en zijn te magtig, te<br />

nauw verbonden met mijne vijanden , die in groot<br />

credit bij het Hof zijn, dan dat ik het minfte voorde»<br />

lige uitzicht voor het toekomende zou hebben, of immer<br />

nieuwe pogingen aan zou wenden. Ik wenschte.<br />

God weet het! met een zuiver patriotsch hart, dat alle<br />

familien, die door de goe<strong>der</strong>en <strong>van</strong> TRENCK rijk<br />

zijn geworden, den Staat even zoo vele diensten mogten<br />

kunnen bewijzen, en dadelijk bewezen, als de<br />

arm gemaakte en uit Hungarijen verdrevene familie <strong>van</strong><br />

TRENCK bewezen heeft, of nog zou hebben kunnen<br />

en willen bewijzen, wanneer men hare waarde, hare<br />

oogmerken, haren goeden wil nog ter regter tijd gekend<br />

hadti En, daar ik naar alle waarichijnlijkheid<br />

hun, die mij in dit Land hoogachtten, in.deze waeredi<br />

A 3<br />

niet


FKEORIÜ, VRIJHEER VAN DER TRENCK. >?<br />

tegendeel hebben ze gretig gelezen, en mij voor mijn<br />

leerzaam on<strong>der</strong>rigt, voor de ontdekking <strong>van</strong> ene me-<br />

. nigte vooroordelen, hartelijk bedankt. Mijne Levens-<br />

. gefchiedenis zelve werdt in Weenen zeer onverfchillig<br />

gelezen, en on<strong>der</strong> de hersfenfchimmige Romans geteld.<br />

Maar nergens an<strong>der</strong>s, als bij Hungaren, vond<br />

ik echte vriendfchap, wdir medelijden, en dadelijken<br />

bijftand. Indien een Engehchman in London hetzelvde<br />

gefchreven hadt, het zou niet bij lezen en wenfchen<br />

gebleven zijn. De Staat zelf zou 'er zijne opmerkzaamheid<br />

op gevestigd , hem beloond, en zijn<br />

verlies vergoed hebben; en Lords en Ladijs zouden<br />

in hunne testamenten voor zijn' rust en onafhanghjkheid,<br />

die hij door zich zeiven verdiend hadt, zorg<br />

gedragen hebben.<br />

Wij goede Duirfche Schrijvers moeten nog met veroordelingen<br />

en berispingen ftrijden, wanneer wij waarheden<br />

fchrijven, en de ongeregtigheden aan den dag<br />

brengen willen. En, wanneer het boek opgang maakt,<br />

dan ftelen nog daarenboven dievachtige en lage nadrukkers<br />

den eerlijken man af, wat hem toekomt. Ie<strong>der</strong><br />

één is met den minften prijs gediend, en, daar<br />

<strong>der</strong>gelijke gepriviligeerde fchurken, aan hunne nadrukken<br />

5 geen* moejte hebben, en gene copijgelden behoeven<br />

te betalen, zoo trekken zij alleen den winst <strong>van</strong><br />

geroovde goe<strong>der</strong>en, en verfchijnen nogthans in dezelvde<br />

gezelfchappen met eerlijke lieden, en kopen zelvs<br />

wel brieven en diplomata <strong>van</strong> adeldom, voor het geld,<br />

dat zij op ene zoo lage en fchandelijke wijze verworven<br />

hebben. ... En daar, waar men een' man, die<br />

om zijn' hongerige maag te vullen een brood geftolen<br />

heeft, als een' dief ftraft,daar ziet de Juftitie het met<br />

een' onverfchilligen lach aan, dat men de wetenfchap-<br />

A 4<br />

P e n


* LEVENSGESCHIEDENIS VAT»<br />

pen met grove ambachten gelijk Helt, hare waarde,<br />

haren invloed op de wezenlijke vermogens <strong>van</strong> den<br />

Staat miskent, en bij gevolg dezelven liever on<strong>der</strong>drukt,<br />

dan bevor<strong>der</strong>t. Nuttige Schrijvers arm maken,<br />

hun niet befchermen, hunne vlijt noch door achting<br />

noch door beloning opwekken, en de vruchten <strong>van</strong><br />

hunnen arbeid ongeftraft aan roovzuchtige nadrukkers<br />

overlaten. ... dat heet, in den eigenlijken zin, grove<br />

onwetendheid, gebrek aan Staatskennis, of onverfchilligheid<br />

in de wezenlijkfte hoofdstukken <strong>van</strong> enen<br />

gezonden Staats-catechismus. ,<br />

Gebrek aan Leraars veroirzaakt gebrek aan gelegenheid,<br />

om het verstand te verlichten. Wanneer werkzame<br />

talenten te weinig on<strong>der</strong>steuning vinden, dan verwij<strong>der</strong>t<br />

men grote vernuften, waar <strong>van</strong> men een aanzienlijk<br />

nut hadt kunnen trekken, en die, wanneer zij<br />

•zien, dat de wetenfchappen weinig achting verwerven<br />

, of zich aan stormende driften overgeven , en geheel<br />

werkeloos worden, of alleen maar werktuiglijk<br />

voor hunne nooddruft werken. Onbeloonde vlijt baart<br />

onverfchilligheid, en daar, waar het geleerde vak ledig<br />

ftaat, worden de hoofden en de boekerijen met<br />

niets an<strong>der</strong>s, als met Theologifche twistfchrivten aangevuld<br />

: Wie wint hier bij ? . . . Rome. -<br />

En, wie verliest 'er bij? ... . De Staat, die daar<br />

door gebrek krijgt aan nuttige mannen, en die door<br />

zijne mortieren en oorlogskunst wel verwoesten en veroveren<br />

kan, maar niet behouden, en geen nut dichten.<br />

Grondige en beoefenende geleerden geven doorzichtige<br />

Leraars aan de kweekfcholen. Zij fchrijven weinig<br />

, maar, wat zij voortbrengen, is aangenaam, en<br />

nicht nut. Doch , moeten zij om het dageiijksch<br />

brood


FREDRIK, VRIJHEER. VAN DER TRENCK» • 9<br />

brood fchrijven , dan ontzinkt hun de moed, dan<br />

fchrijven zij ilecht, om dat zij veel fchrijven, op dat<br />

zij des te meer vellen mogen kunnen verkopen. Hier<br />

in is juist de oirzaak te vinden, waarom de waereld<br />

met zoo vele boeken en pamphlets overftroomd wordt;<br />

waarom kortzichtige lezers zoo moejlijk ene goede<br />

keuze kunnen doen; waarom de grote Heren volftrekt<br />

niets, of met afkeer, lezen; en waarom fchrivten, die<br />

in de daad goed zijn, aan den Schrijver zoo weinig<br />

voordeel aanbrengen, als aan den Staat, welke <strong>der</strong>zelver<br />

waarde niet weet te gebruiken.<br />

Men vergeve mij dezen uitflap, en vergunne mij<br />

hier nog dit aan te merken, dat de algemene beoordelingen,<br />

of de zoogenaamde Critici de eerstbeginnenden<br />

ter ne<strong>der</strong> flaan, maar ware geleerden alléén maar<br />

bij hun benadelen, die zeiven niet in ftaat zijn, om<br />

wèl te oordelen. On<strong>der</strong>tusfchen wint de Recenfent,<br />

zoo wel als de drukker dezer ftekelachtige Schrivten,<br />

altijd ten minden zoo veel, als de goede Schrijver ,<br />

dewijl hij, die GELLERT'S Schrivten koopt, ook gaarne<br />

eens lezen wil, in hoe verre de boosheid <strong>der</strong> menfchen<br />

goede werken kan lasteren, of ook door nieuwsgierigheid<br />

gedreven wordt, om de vlekken <strong>van</strong> zulke<br />

zonnen eens zon<strong>der</strong> verrekijker te zien. Hij meent<br />

ze ook werkelijk,daar te zien, waar een arglistig he.<br />

melbefchouwer dezelve zegt te hebben waargenomen.<br />

•De muggenzifters, die op een comma zien, en fyllaben<br />

tellen, zijn allerbelachlijkst in de ogen <strong>van</strong> hun,<br />

die alléén maar gedachten en gronddelüngen fchrijven<br />

wilden. On<strong>der</strong>tusfchen moet ook dit zoort <strong>van</strong> infec-<br />

Cen on<strong>der</strong>houd zoeken; en uit den drek <strong>van</strong> een ml*<br />

A 5<br />

tjen


LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

tjen worden rupzen uitgebroed, die bloesfems en vruchten<br />

afvreten. Maar hoe zou het gaan, wanneer daarom<br />

de baatzuchtige hovenier den boom zeiven verwaarloosde<br />

, en hier door zijne evvige onvruchtbaarheid<br />

veroirzaakte ! Nog erger, wanneer de domkop hem<br />

geheel uitroejde, en een' doornstruik in zijn' plaats<br />

plantte ! Na deze aanmerking, die men misfchien<br />

fterk noemen zal , maar die aan ie<strong>der</strong> belangeloos<br />

Schrijver, wien men beledigd heeft, geoorlofdis, keer<br />

ik we<strong>der</strong> tot den zamenhang <strong>van</strong> mijn verhaal.<br />

Ik reisde den 5den Januarij <strong>van</strong> Weenen af, en<br />

kwam te Praag.<br />

Hier on<strong>der</strong>vond ik bijna hetzelvde, dat mij in Hungarijen<br />

we<strong>der</strong>voer. Men hadt mijne Schrivten bijna<br />

overal gelezen: de Burger was begerig om mij te zien,<br />

en bewees mij medelijden en lievde; en de Groten<br />

des Lands overlaadden mij met bewijzen <strong>van</strong> achting,<br />

beleefdheden , en vriendfchapsbetuigingen. Ook de<br />

fchone fexe aldaar dank ik openlijk, en met den zuiverden<br />

eerbied, voor de hoogachting, waar mede zij<br />

mij verëerde. Dit zoort <strong>van</strong> edel gevoel voor een'<br />

grijzaart, die nu helaas! alleen maar in de gedaante<br />

<strong>van</strong> een' leraar kan optreden, doet hare aandoenlijke<br />

zielen eer aan; en ik wen.-ch den jongeling, die ene<br />

gevoelige ziel bezit, die ene /oo wetkdadige lievde,<br />

en het genot <strong>der</strong> fchone en bekoorlijke waereld verdient,<br />

<strong>van</strong> harte geluk, wanneer hij zulke veroveringen<br />

weet te maken, en te behouden, en door zijne<br />

te<strong>der</strong>heid zulke beminlijke voorwerpen bedendig aan<br />

zich verbinden kan, door welker liev<strong>der</strong>ijke verkering<br />

en gelouterd vernuft zijne zinnelijke genoegens bevor<strong>der</strong>d,


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK, ï£<br />

<strong>der</strong>d, en tevens zijn verftand befchaavd, zijne zeden<br />

gevormd, zijne deugden en zijne perfoonlijke eigenfehappen<br />

gebeeld kunnen worden. Welgelukzalig de<br />

•man, die in zulke handen geraakt! Ze<strong>der</strong>t ik Praag<br />

heb leren kennen, zou ik in Maat zijn, on> mij ene<br />

woonplaats te kiezen. Maar mijn noodlot verwij<strong>der</strong>t<br />

tnij <strong>van</strong> ene ftad, waar ik misfchien balfem voor mijne<br />

oude wonden in de menfchelijke zamenleving gevonden<br />

zou hebben; en waar ik de laatfte uren <strong>van</strong><br />

mijn leven noff zou hebben kunnen doorbrengen m een<br />

gezelfchap , waar in men, door de on<strong>der</strong>vinding <strong>van</strong><br />

zulke grijzaarts , die reeds alle zinnelijke vreugde lelie,<br />

ren afgeltorven te zijn , nog ene aangename hoop<br />

krijgt, dat men in de voordelen <strong>van</strong> het gezellig leven<br />

nog delen zal.<br />

Deze is de nieuwe fchets, welke ik vol dankbaarheid<br />

<strong>van</strong> het tegenwoordig Praag geve , waar ik ook,<br />

in het vak <strong>der</strong> Wetenfchappen, en <strong>der</strong> Staatkunde ,<br />

zulke mannen, zulke va<strong>der</strong>en des va<strong>der</strong>lands gevonden<br />

heb, die ik in Praag niet gezocht zou hebben. Ik<br />

vond hun in de daad; ik verere hun; en ik wensch<br />

den Monarch geluk, bijaldien hij overal dof vindt om.<br />

zoo goed te kiezen, bijaldien hij zulke medearbei<strong>der</strong>s<br />

weet te krijgen, te beloonen, en te fchatten.<br />

Nu zettede ik, weemoedig na Praag terug ziende,<br />

mijne reize na Berlin voort,na dat ik mijn'zoon, enen<br />

veelbelovenden jongeling, die als Lieutenant bij het<br />

twede regiment Carablniers met ere en goedkeuring<br />

dient, omhelsd had.<br />

Hij zag zijnen grijzen va<strong>der</strong>, benevens zijne beide<br />

broe<strong>der</strong>s, die voor den Pruisüïchen dienst bedemd<br />

waren, afreizen.<br />

Hij


tl<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Hij gevoelde deze fcheiding in <strong>der</strong>zelver volle zwaarte.<br />

Ik erinnerde hem aan zijn' plicht jegens den<br />

Staat, welken hij dient; maar tevens ook aan het<br />

fchrikkelijk lot <strong>van</strong> mij en <strong>van</strong> onzen neef in Oostenrijk,<br />

en aan de bezitters <strong>der</strong> Hungaarfche goe<strong>der</strong>en,<br />

die ons regtmatig toebehoren. Hij beevde te rug; en<br />

de aandoeningen , die in het oog <strong>van</strong> zijnen va<strong>der</strong><br />

leesbaar waren, deden zijne ziele huiveren. . . Tranen<br />

bevochtigden zijne wangen. . . Het jeugdig bloed<br />

verhefte zich, ftroomde driftig door de a<strong>der</strong>en,fchoot<br />

ten neuze uit. ... en zijne met onituimigheid voortbrekende<br />

woorden waren. . . .<br />

„ Va<strong>der</strong>! bij God! Ik zal in alle gevallen to-<br />

3, nen, dat ik onzen naam waardig ben. . .<br />

„ Wie u beledigt, zijn bloed zal door deze<br />

„ vuist vergoten worden! . .'»<br />

Verrukkend fchouwfpel! Zoetffe wellust voor een<br />

gevoelig va<strong>der</strong>hart, die in zijnen zoon tevens enen<br />

vriend omarmt! ... Zijne broe<strong>der</strong>s weenden. ... -<br />

Ik' weende mede: en hier had ik gelegenheid om aan<br />

mijne kin<strong>der</strong>en grondstellingen in te prenten,die voorzeker<br />

een ewig rigtfnoer <strong>van</strong> hunne daden blijven zullen,<br />

. . Ik erinner hun hier mede nog aan hunne hei»<br />

lige verbindtenis, wanneer zij eens deze mijne Le«<br />

• vensgefchiedenis lezen, en ik reeds in het graf zwijge.<br />

Elk Monarch, wiens dienst zij kiezen zullen, kan op'<br />

trouw, ijver voor den dienst, en werkzame talenten<br />

zekeren ftaat maken, Maar ene edele eergierigheid! is<br />

de drijvveêr <strong>van</strong> hunne daden; bij gevolg aal,.geen <strong>van</strong><br />

hun dulden, dat hij verachtelijk of onbillijk .behandeld<br />

worde.


IX.<br />

JT. ran ^Xturs itr. *t


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 13<br />

wordt. En het is alleen op deze wijze, dat zij mijne<br />

oogmerken, en mijne wenfchen voor hun geluk vervullen<br />

kunnen.<br />

Op de reize na Dresden werdt mijn wagen des<br />

nachts <strong>van</strong> een' berg bij Peterswalde na beneden geworpen,<br />

zoo dat de fpannagel los liet, en de ra<strong>der</strong>en<br />

bovenwaarts kwamen te ftaan. Bijna had ik den hals<br />

gebroken, en Berlin niet gezien. . . Mijn zoon werdt<br />

aan den arm gekwetst. In Berlin kwam 'er de roos<br />

bij, en dit toeval was de oirzaak, dat ik hem eerst<br />

vier weken na mijn aankomst aan den Monarch voorftellen<br />

kon.<br />

Nauwlijks was ik in Berlin aangekomen , of ik<br />

werd door den beroemden Staatsman en Minister, den<br />

Graaf VON HERTZBERG , wiens goedkeuring en achting<br />

ik reeds lang te voren door ene perfoonlijke omgang<br />

verworven had, met alle mogelijke goedheid ont<strong>van</strong>gen.<br />

Wie dezen man, die om zijne innerlijke waarde,<br />

en zon<strong>der</strong> opzicht op zijne tituls, allereerwaardigst<br />

is, zoo goed kent als ik, die wenscht den Staat<br />

geluk, welke hem weet te fchatten en te gebruiken.<br />

Zijn doorzicht in de ware belangens <strong>van</strong> den Staat is<br />

onbepaald; zijne befchouwende zoo wel als beoefenende<br />

geleerdheid, zijne taalkennis,en zijne bedrevenheid<br />

in alle zoorten <strong>van</strong> verhevene wetenfc-happen zijn verwon<strong>der</strong>ings<br />

waardig. 1<br />

In zijne mondelijke voordellen<br />

heerscht de zuiverde welfprekendheid; in de voortbrengzelen<br />

<strong>van</strong> zijn' ve<strong>der</strong> oirfprongelijkheid; in zijn<br />

gantfche character edelheid; en in zijn hart het fijnfte<br />

gevoel. Zijn ijver voor het va<strong>der</strong>land grenst aan geestvervoering;<br />

zijne lievde voor den Monarch is op gene<br />

vooroordelen gegrond; zijne arbeidzaamheid onvermoejd;<br />

zijne standvastigheid mannelijk; zijneomgang<br />

in


14 -LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

in het gezellig leven minzaam , en <strong>van</strong> allen hooffchen<br />

trots ontbloot. Ook in het oeconomisch vak is<br />

hij buiten twijfer de eerste kenner, en 'er is niemand<br />

in alle de Pruisfifche Staten, die zich beter op de<br />

huishoudkunde in de Steden en op het land verltaat<br />

dan hij. Als Voorzitter bij de beroemde Berlinfche<br />

Academie <strong>der</strong> Wetenfchappen fpreekt hij even zoo<br />

leerzaam , als met zijne vrienden zon<strong>der</strong> achterhoudendheid;<br />

en met den landman even zoo neurig, als<br />

met den hulpelozen troostrijk.<br />

Op zijn. woord kan zich zelvs de vijand <strong>van</strong> zijnva<strong>der</strong>land<br />

verlaten. De duurzaamheid <strong>van</strong> het vermogen<br />

<strong>van</strong> Piuitfen is het doelwit <strong>van</strong> alle zijne wenfchen:<br />

maar voor ene Machiavelistifche Staatkunde is<br />

zijn echt Duhsch hart onvatbaar. Arglistige tegenstan<strong>der</strong>s<br />

weet hij te ontwijken, dreigenden met fierheid<br />

te bejegenen, en zamen trek kende onwe<strong>der</strong>s door<br />

wijsheid en voorzichtigheid we<strong>der</strong>om te verdelen. Zijsie<br />

zware ambtsplichten vervult hij allen zelf: zijne<br />

grootheid zoekt hij niet in prachtige gastmalen, noch<br />

in ene fchitterende equipage te tonen: hij verrijkt den<br />

Staat overal waar hij kan, en is gaarne een arm medeburger<br />

<strong>van</strong> deuzelven, wanneer hij het gehele lig.<br />

haam maar gelukkig ziet. Zijn landgoed Brielz bij<br />

Berlin is geen Cbantelouppe, maar een voorbeeld voor<br />

patriotten, die de Landbouwkunde leren willen. Hier<br />

geniet hij alle woensdagen drie uren <strong>van</strong> uitfpanning,<br />

die hem <strong>van</strong> zijnen (hengen arbeid overblijven.<br />

Den Monarch kost bij jaarlijks maar 5000 rijksdalers<br />

voor zoo vele gewigtige diensten. Hij leevt bij<br />

gevolg oeconomisch, maar echter overeenkomstig zijn'<br />

itaat, terwijl hij dan alleen pracht vertoont, wanneer<br />

de eer <strong>van</strong> zijn' Mjnarch, en de welvoeglijkheid het<br />

vor»


FREDRIK) VRIJHEER VAN DER TRENCK. 1$<br />

vor<strong>der</strong>en. En hier toe helpt hem zijn eigen vermogen,<br />

dat hij aan ziirie vlijt te danken heeft; en niet<br />

de algemene Schatkist, welke an<strong>der</strong>s de Mini-ters daar<br />

toe plegen aan te fpreketi. Hij leevt bij gevolg in<br />

ene aanhoudende inspanning zijner arbeidzaamheid, en<br />

weinigen zullen zijne levenswijze benijdenswaardig vinden,<br />

ook zal hij niet rijk <strong>der</strong>ven.<br />

Zoodanig is eigenlijk een <strong>der</strong> merkwaardigste mannen<br />

in de gefchiedenis <strong>van</strong> Pruisfen , wien ik hier<br />

zon<strong>der</strong> vleierij gefchetst heb; de man, die on<strong>der</strong> het<br />

ftepter <strong>van</strong> FREDRIK DKN GROTEN zoo veel gebruikt<br />

werdt; die zoo veel tot zijne grootheid bijdroeg;zoo<br />

veel invloed in de Kabinetten <strong>van</strong> Europa wist te<br />

verkrijgen; zoo zeer de opmerkzaamheid <strong>der</strong> denkende<br />

waereld op zich gevestigd heeft; en die alleen de ere<br />

genoot, om bij zijnen Itervenden Koning een getuige<br />

zijner laatste daden en gewaarwordingen te zijn<br />

maar de man tevens, die <strong>van</strong> dezen zelvden Kpitiag<br />

alle mogelijke gunst en achting, maar noit het geringste<br />

gefchenk ont<strong>van</strong>gen noch afgebedel 1 hééft Zoodanig<br />

is de man, wiens perfoonlijke verkering ik twee<br />

maanden lang in Aken en Spa dagelijks alléén mogt<br />

genieten ; wiens goedkeuring ik mij ver viert'; wiens<br />

welvaart mijne ziele wenscht, en wiens gedicntenis<br />

altijd heilig voor mij zal zijn, en eerbied bij mij wekken.<br />

(*?) VON HERTZBERG woonde in de laatfte weken <strong>van</strong> het<br />

leven <strong>van</strong> den Koning tot zijn gezelfchap op Sans-Souci, en<br />

bleef aldaar tot zijnen dood. Zie A. F. BUSCHING over het<br />

Karakter <strong>van</strong> FREDERIK DEN TWEEDEN, in het Aanhangzel,<br />

bladz. 325; en ZIMMERMANN, let over EREDERIK DEN caJOTEN ,<br />

Wadz. 110, 112.


16 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

ken. Hij geniete in zijn Va<strong>der</strong>land ene volkomene<br />

beloning;nimmer knage de nijd aan zijne verdiensten,<br />

of ontmste zijn grijs hoofd ; en vrede volge hem,<br />

wanneer hij eens eindelijk redenen meent te hebben,<br />

om voor zich zeiven te gaan leven, en met roem een'<br />

last af te leggen, die bezwaarlijk door enen Opvolger<br />

op die wijze zal worden opgenomen, gedragen, en'<br />

ligt gemaakt, als HERTZBERG dit alles deedt!<br />

In zijn huis we<strong>der</strong>voer mij alle mogelijke achting en<br />

eer. Bij gastmalen, die ik bijwoonde, was ik in het<br />

gezelfchap <strong>der</strong> geleerdfte 'mannen <strong>van</strong> de Academie,<br />

waar ik hun allen leerde kenne, die in de Pruisfifche<br />

Staten de wetenfchappen tot nut <strong>van</strong> het algemeen<br />

beoefenen, en aan hunne beftemming eer aandoen (b)'.<br />

en niets ftreelt mijne eigenlievde aangenamer, dan dit,<br />

dat zulke mannen mij hunne vriendfchap waardig<br />

keurden. Enige dagen na mijne aankomst werd ik op<br />

een' Courdag door den Overften Kamerheer , den<br />

Vorst SACKEN, aan den Monarch voorgemeld , dewijl<br />

het in Berlin het gebruik niet is, dat een vreemde<br />

door den Minister <strong>van</strong> het Hof, dat hij dient, geprafenteerd<br />

wordt. Ik verfcheen dus in Keizerlijke uniform,<br />

als een geboren Pruisfifche vafal, bi] het Hof.<br />

De Monarch ontving mij met zichtbare bewijzen<br />

<strong>van</strong> zijne gunst, en alle ogen waren op mij geüagen.<br />

Ie<strong>der</strong>,zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing, gaf mij de hand, en noemde<br />

mij welkom in mijn va<strong>der</strong>land; en dit toneel was<br />

even<br />

(b) ZIMMERMANN fchrijvt <strong>van</strong> hem; „ De Heer Staatsdie-<br />

„ riaar VAN HERZBERG onthaalde mij zeer lief<strong>der</strong>ijk , en mij<br />

„ dacht aan zijne tafel, dat ik in het oude Atheenen was:".<br />

Ut OVCr ï&EDERIK DEN GKQOTEN, blïdz. I79.


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. i 1 /<br />

even zoo aandoenlijk voor mij, als merkwaardig voor<br />

de buitenlandfche Ministers , die met verwon<strong>der</strong>ing<br />

vroegen, wie toth wel de Oostenrijkfche Officier wezen<br />

mogt, dien men in Berlin zoo liev<strong>der</strong>ijk, en met<br />

soo vele bewijzen <strong>van</strong> vreugde ontving. De goede<br />

Monarch zelf betoonde 'er een edel welgevallen aan,<br />

dat hij mij met gelukwenfchingen omringd zag. On<strong>der</strong><br />

an<strong>der</strong>en tradt ook de eerwaardige G eneraal-Lieutenant<br />

<strong>van</strong> de Cavallerij, en Chef <strong>van</strong> de Gens d'armes, de<br />

Heer VON PRITTWITZ , na mij toe, omhelsde mij, en<br />

zeide hard op;<br />

„ Deze is de man , die, om zich zeiven te<br />

„ redden, mij ongelukkig hadt kunnen ma-<br />

„ ken, en het evenwel niet gedaan heeft.'"<br />

Ontroerd over deze' openlijke verklaring, vroeg ik<br />

öm de oplosfing <strong>van</strong> dit raadzel, en kreeg tot andwoord<br />

;<br />

„ Ik heb u, mijn lieve TRENCK! op het oh-<br />

„ gelukkig transport <strong>van</strong> Danzig na Maag-<br />

„ denburg, in het jaar \t?si\ "Is Lieutenarit<br />

„ moeten begeleiden. On<strong>der</strong> weg liet ik mijn<br />

,, commando te rug, en reed met ü, tegen<br />

„ mijn' or<strong>der</strong> aan, geheel alléén in een'open'<br />

„ wagen. Ik gaf u zelvs gelegenheid om te<br />

„ ontvluchten: Gij hadt het ook in de daad<br />

,* kunnen doen, maar deedt het niet. In hét<br />

„ vervolg heb ik eerst het gevaar gezien,<br />

f i<br />

waar in ik was , bij aldien gij min<strong>der</strong>'<br />

,, grootmoedig gedacht hadt. Maar voorze-<br />

,, ker was ik ongelukkig geworden, wanneer<br />

III. DEEL, B „ den


18 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

„ den Koning zulk een' Arreftant, wien hij<br />

,, voor zoo gevaarlijk en zoo ftrafwaardïg<br />

„ hieldt , door mijne nalatigheid ontfnapt<br />

„ ware. Ik dank u dierhalven nu hier open-<br />

„ lijk, dat gij mij toen verfchoond hebt, en<br />

,, ben daar voor uw verplichte vriend."<br />

Mijne Lezers behoeven alleen maar aan het eerde ,<br />

Deel dezer Gefchiedenis te rug te denken, zoo zullen<br />

zij in het verhaal <strong>van</strong> m^jne arreftering te Danzig <strong>van</strong><br />

dit voorval melding vinden (c). Maar ik wist, toen<br />

ik dat fchreef, nog niet, dat de grootmoedige man,<br />

welke mij toenmaals Zoo genegen was, de tegenwoordige<br />

Generaal VON PRITTWITZ was: doch, dat hij<br />

zelf, toen hij zich dit voorval erinnerde, 'er openlijk<br />

<strong>van</strong> fprak, doet hem zeer veel eer aan. Of nu mijn<br />

toenmalig gedrag, in ene zoo wanhopige omfhndig.<br />

heid , in de daad uit grootmoedigheid oirfprongelijk<br />

was, dit zullen zij allen in twijfel trekken, die niet<br />

weten, dat ik ook uit den kerker had kunnen ontvluchten,<br />

wanneer ik hun had willen bedriegen, die<br />

op mijne braafheid vertrouwden. Toen ik in Glaz<br />

als een Staatsge<strong>van</strong>gen gearrefteerd was, liet men mij«<br />

zelys op de jagt gaan (d)', een vriend lag in mijne<br />

Mede in bed,, en ik kwam als een eerlijk man te rug.<br />

In Maagdenburg kent men in <strong>der</strong>gelijke gevallen mijn,<br />

characler buiten tegenspraak. Ik heb overal proeven<br />

gegeven, dat ik mijn' welvaart niet op het ongeluk<br />

<strong>van</strong> an<strong>der</strong>en gronden wilde. Of echter toenmaals, toen<br />

ik<br />

(t) Bladz. 259.<br />

(d) Zie I Deel, bladz. 81.


IRJErRIR, VRIJHEER VAN DER TRENCK. *9<br />

ik <strong>van</strong> Daizig vervoerd werd, juist alleen grootmoedigheid<br />

in mij werkte, hier aan twijfel ik zeil'. De<br />

vertrouwelijke wijze, op welke men mij behandelde,<br />

flelde mij gerust. Mijn goed geweten maakte, dat<br />

ik te Maagdenburg gene ketenen verwachtte. . . En,<br />

in één woord, mijn noodlot wilde het zoo, dat ik<br />

tien jaren lang in den kerker gemarteld zou worden.<br />

Had ik dit vooruit gezien, of zelvs maar kunnen ver»<br />

moeden, dan was ik misfehien ontvlucht, en dan was<br />

mogelijk de toenmalige Lieutenant VON PKITTWITZ<br />

daarom gecasfeerd geworden, om dat hij mij zon<strong>der</strong><br />

commando transporteerde , en dus fchuld aan mijne<br />

vlucht hadt («).<br />

In alle voorvallen <strong>van</strong> mijn leven had ik voorzeker<br />

"; al-<br />

(*J Het zal den Lezer niet onaangenaam zijn, dat wij hier<br />

herhalen, het geen onze Schrijver te voren (I Deel , bladz.<br />

259, 260) aangaande dit geval gezegd, heeft, waar uit wij<br />

zijne toenmalige denkwijze kunnen opmaken, en deze plaats<br />

beter verlraan; „ Dewijl ik mij zoo goed behandeld, en<br />

„ zoo achteloos geëscorteerd zag, verbeeldde ik mij, dat<br />

„ mijn arrest en tranfport niet an<strong>der</strong>s als een gochelfpel was.<br />

„ Ik maakte mij zeiven wijs, dat, daar het tranfport regt op<br />

„ Berlin aan ging, de Koning mij fpreken wilde, dewijl ik<br />

hem toenmaals zeer veel had kunnen zeggen <strong>van</strong> het plan<br />

,, <strong>van</strong> den zevenjarigen oorlog, die toen reeds gezaaid was,<br />

,, daar ik het gantfche geheim door de correspondentie <strong>van</strong><br />

,, den Graaf EESTUSCHEF <strong>van</strong> zeer nabij wist; want, dat ik<br />

,, deze correspondentie hield, was in Berün beter bekend<br />

„ dan in Weenen. Ik kon daarom niet geloven, dat ik iii<br />

'„ Berlin ongelukkig zou zijn, en ik bleef in deze dwalende<br />

„ en onbekookte begrippen, even als of ik met blindhdd<br />

geflagen was."<br />

B s


2© LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

altijd mijn befluit zeer fcbidijk bij mij, ja zomtijds<br />

ging dit tot ligt vaardigheid toe in grote gevaren. Op<br />

deze reize alléén fluiraerde ik gantsch onverfchillig ,<br />

en liet mijt, als een onnozel en verzaagd lam , na dc<br />

flagtbank lei Jen. Zoo is de beftemming <strong>van</strong> den<br />

m'ensch <strong>der</strong>mate ingewikkeld, dat dezelve aan hem, die<br />

deze knopen oplosfen wil, altijd onbegrijplijker in haren<br />

'zaffienhang wordt, en zelvs ook voor den onbevooroordeelden<br />

man een ewig raadzel blijven zal!<br />

Waarom was ik juist, in het gevaarlijkst tij.iftip <strong>van</strong><br />

mijn leven, zoo koel, zoo beliuiteloos, of zelvs wel<br />

ligtvaardig, daar ik tusfehen kerker en vrijheid bellisfen<br />

kon? Verzaagd, vreesachtig, was ik immers op<br />

an<strong>der</strong>e tijden noit: maar waarom dan juist toenmaals,<br />

wanneer ik volftrekt geen gevaar, hoe groot ook, had<br />

moeten achten , om mij zeiven te helpen?<br />

De verftandigfte man zoeke na de oirzaak hier v/n !<br />

Hij zal even zoo min in dit doolhof Van gedachten<br />

den draad ontdekken kunnen , als ik dénzelven tot<br />

dus verre vond. Waarom is menig dapper foldaatj<br />

die bij hon<strong>der</strong>d gelegenheden alle gevaren braveerde,<br />

zomtijds zoo beliuiteloos geweesr, als het verwijvdfte<br />

wittebroodskind; en waarom verloor hij, in één ongunftig<br />

ogenblik, al den roem, dien bij te voren verworven<br />

hadt? Waar uit ontftaat eigenlijk die bravoure<br />

journalkre bij enen in zich zeiven dapperen<br />

man? Onze luimen weiken verfchillend naar de ver»<br />

fc.lillende gefteldhejd <strong>der</strong> zappen , die onze zenuwen<br />

in beweging brengen. . . of liever het werktuiglijk geitel<br />

<strong>van</strong> ons lighaam neigt onzen wil herwaarts of <strong>der</strong>waarts,<br />

naar dat onze maag deze zappen wel of kwalijk<br />

gekookt heeft. Lij k de bloedrijke aan verpoppingen,<br />

dan heeft hij geen' lust om te danfen:en,zweet<br />

men


+<br />

FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 21<br />

men in een dampbad, dan wil men noch denken,<br />

jioch worftelen, noch ftorm lopen.<br />

'Deze zijn de werktuiglijke oirz-.ken. Mnnr, wat<br />

over het geheel genomen nu eigenlijk ons daar heen<br />

leide, waar toe wij fchijren b eiland te zijn, dit on<strong>der</strong>zoeke<br />

een kop, die ver<strong>der</strong> ziet, dan de mijne ; en<br />

deze zoeke zijn' toevlucht bij zijn' befchermengel, of<br />

b ; j de volgers <strong>van</strong> den dweepzuchtigen SWEDKNBORG,<br />

die zich met droomgebouwen, gochelarijen, en fchaduwen<br />

ook daar zelvs weten bezig te houden, waar<br />

geen üghaam te denken is, dat ene fchaduw veroirzaken<br />

kan. Purclum !<br />

Zoo dra ik bij het Hof voorgefteld was, nam ik<br />

bet gewoon Caerimenieel in acht, en de Keizerlijke<br />

Gezant, de Vorst REÜSZ, bragt mij bij alle buitellen<br />

binnen«landfche Ministers, en in alle huizen in,<br />

waar men ene vifite pleegt te doen. Ik werd bij de<br />

Koninglijke Princen, bij de regerende Koningin, bij<br />

de Koringinne Weduwe, en, in één woord, in de<br />

paleizen <strong>van</strong> de gantfche Koningbjke familie met zoo<br />

veel gunst en achting ont<strong>van</strong>gen, dat ik hier voor<br />

ewig ene eerbiedige dankbaarheid gevoelen, en <strong>van</strong> die<br />

alles nimmer iets vergeten zal. Zijne Koninglijke<br />

Hoogheid Prins HEKDRXK, de welbekende grote broe<strong>der</strong><br />

<strong>van</strong> den groten FREDRIK, liet mij tot ene private<br />

audiëntie roepen, hieldt een lang gefprek met mij, en<br />

ik genoot de ere, dat hij mij zijn warm medelijden<br />

met mijne voorledene rampen betuigde,dat hij mij zijne<br />

befcherming voor het toekomende toezeide , dat ik<br />

tot een piivaat concert, en tot een fcupé aan het Hof<br />

genodigd werd.<br />

In het paleis <strong>van</strong> zijne Koninglijke Hoogheid Prins<br />

FERDINAND werd ik op dezelvde wijze ont<strong>van</strong>gen ;<br />

B 3<br />

ook


22 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

ook daar werd ik zeer dikwijls ter maaltijd en op het<br />

avondgezelfchap genodigd, en zijne gemalin, die een*<br />

kroon waaHig is, hoorde met genoegen mijn verhaal<br />

<strong>van</strong> de rampen, die ik doorgedaan had, fchepte behagen<br />

in mijne door on<strong>der</strong>vinding verkregene waereldkenris<br />

• en overlaadde mij met gutistbetuigingen.<br />

Het huis <strong>van</strong> dezen Heer is in de daad een voorbeeld<br />

<strong>van</strong> opvoediny <strong>van</strong> jonge Prit ceri, en het Va<strong>der</strong>land<br />

heeft ontwijfelbaar <strong>van</strong> hem vruchten te verwachten<br />

, die gewis meer beloven, dan men tegenwoordig<br />

mbfchien <strong>van</strong> hem te gemoet ziet.<br />

Zij zijn voor den fokiarenltand beftemd,en hun lighaam<br />

is tot alle ongemakken voorbereid en gehard,<br />

die ie<strong>der</strong> een, die het geiveer rir'.agr, in alle voorvallen<br />

lijden moet Zij rijden , zwemmen , worden aan<br />

allerlei ^e<strong>der</strong> bloofpelieid, voor alles, wat verwijvd<br />

kan maken, hewnnrd, en tegen a'le krijgsoefeningen<br />

gehard. Even daarom is hunne wasdom ook als die<br />

<strong>der</strong> ce<strong>der</strong>en op den Libanon, en hunne zielen zijn<br />

even zoo verheven gevormd.<br />

Den hoogmoed <strong>der</strong> Vorsten zien zij met verachting<br />

aan. Hun hart is voor de vriendfchap geflemd, en<br />

hunne zielen zoeken 'geen' goedkeuring noch roem ,<br />

dan door brave daden , die zij ontwijfelbaar in alle<br />

voorvallen verrigten zullen. Heerlijk uitzicht voor een'<br />

Staat, waar in zij volgens hunne geboorte en beftemming<br />

eens ene aanzienlijke rol fpelen moeten!<br />

Vleierij heeft noit mijn' ve<strong>der</strong> bezoedeld. Maar ik<br />

vereer de groot denkende en doorzichtige moe<strong>der</strong>, die<br />

gene hoogmoedige lediggangers, maar nuttige Princen<br />

voor haar Va<strong>der</strong>land opgevoed heeft; en, met hare<br />

Koninglijke Hoogheid , tevens den eerlijken man, die<br />

vlijt en weetgierigheid in zijne kin<strong>der</strong>en wist te verénigen.<br />

Ik


FREDRIK» VRIJHEER VAN DER TRENCK. 23<br />

Ik heb deze Heren zeer dikwijls gezien, en durf<br />

mij ook met hunne achting vleien. Mijne nauwkeurige<br />

fchets zal dus niemand verdacht voorkomen. Ik<br />

heb nog te weinig gezegd. Ook de keuze <strong>van</strong> die genen<br />

, die aangefreld zijn, om hun in alle wetenfchappen<br />

te on<strong>der</strong>rigten, hunne perfoonlijke eigenfchappen<br />

te vormen, hun verftand te verlichten, hunne talenten<br />

behoorlijk aan te leggen, hunne tochten te bellieren ,<br />

hunne kennis uit te breiden, hunne menschlievendheid<br />

te regelen en aan te vuren, was in de daad de gel ukkigfte,<br />

en tuigt zoo wel <strong>van</strong> het doorzicht <strong>van</strong> hun,<br />

die deze keuze gedaan lïebben, als <strong>van</strong> het edel doel<br />

hunner bcftemming.<br />

Hoe hemelsbreed is deze wijze <strong>van</strong> opvoeding ort<strong>der</strong>fcheiden<br />

<strong>van</strong> die, welke ik bij an<strong>der</strong>e Hoven <strong>van</strong><br />

Europa, met opgehaalde fchou<strong>der</strong>en en weemoedigheid,<br />

gezien heb; waar men Prityren of tot weekgebakkena<br />

fchtpzels, of tot eigenzinnige despoten en menfchenvijanden<br />

opbrengt!<br />

Eh hoe belachlijk vertonen zich aan het oog <strong>van</strong><br />

enen wijzen itiM Hoogheden, die tot heerfchen geboren<br />

zijn; die het overig gedeelte <strong>van</strong> het menschdom,<br />

aan 'het welk zij, wat hunne innerlijke waarde betreft,<br />

niet waardig zijn den fchoeriem te ontbinden, met ene<br />

majestueuze trotschheid mishandelen; die, met de ogen<br />

<strong>van</strong> enen baviaan, hunne kaken opblazen; en die, daar<br />

hunne zielen in de daad nauwlijks ene dwergachtige<br />

grootheid bezitten, zich zeiven als grote Heren in den<br />

fpiegel bewon<strong>der</strong>en!<br />

Welgelukzalig de Staat, waar de Vorsten weten,<br />

dat het volk niet hun eigendom is, maar dat zij om<br />

het volk gefchapen zijn! Zou ons wel ergens de ijzeren<br />

roede <strong>van</strong> het onbepaald Despotismus als flaven<br />

B 4<br />

gees-


34 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

gecsfeïen kunnen, indien niet kruipende laagheid reeds<br />

onze moe<strong>der</strong>melk vergiftigd had, en het klein aantal<br />

<strong>der</strong> wijzeren daar door zoo weinig op den kruipenden<br />

zwerm <strong>van</strong> het gepeupel werken kon? Gedull! Het<br />

blijvt on<strong>der</strong>tusfchen zeker, dat een Vorst, die <strong>van</strong><br />

zijn volk bemind wordt, altijd zich zei ven en zijn<br />

Land gelukkiger maken zal,dan de magtigfte Despoot,<br />

die alleen maar,gevreesd wil zijn.<br />

Mijne vreugde werdt in Berlin op het levendigst<br />

opgewekt, wanneer ik op Courdagen na het Hof reed.<br />

Gantfche benden <strong>van</strong> de burgerij waren bij deii ingang,<br />

verzameld, en, wanneer dén <strong>van</strong> hun zeide; „ dat is<br />

„TRENCK!" dan riep men mij toe; „welkom in<br />

„ het va<strong>der</strong>land!" Velen reikten mij de hand toe,en<br />

hunne natte ogen overtuigden mij, dat zij zich met<br />

mij verheugden. Hoe menig aandoenlijk toneel <strong>van</strong><br />

dezen aart zag ik niet in alle ge,zelfchappen ia deze<br />

Hoofddad! Een begenadigd euveLla<strong>der</strong> ha It voorzeker<br />

<strong>der</strong>gelijke tonelen niet te wachten, Dit is nu het<br />

loon <strong>van</strong> den regtvaardigen ; en dit we<strong>der</strong>voer mij voorzeker<br />

in alle de PruühTche Landen in het volkr><br />

menst gewigt.<br />

Waereld! bedrogene waereld! door waarfchijulijkheden<br />

verleid, door voovoordelen vervoerd; wat is uw<br />

lof, wat is uwe berisping? Beiden worden uitgedeeld<br />

naar de luimen <strong>van</strong> enen ongeyoeügen of <strong>van</strong> enen<br />

zachtmoedigen Vorst. Beiden zijn aan eén' en dezelvde<br />

oirzaak, aan het algemeen gerucht, hare geboorte<br />

verfchuldigd. Verfcheen wel immer op aarde een fpre.<br />

ken<strong>der</strong> voorbeeld <strong>van</strong> deze waarheid, dan ik? Ik lag<br />

in Maagdenburg, in ketenen die voor een' misdadiger<br />

te zwaar zouden zijn geweest, aan den muur ge.<br />

fmeed; ik fmachtte tien jaren na geregtigheid; ik leed<br />

meer


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 2J<br />

meer ongemak,dan men zou kunnen geloven,honger,<br />

elende, koude, naaktheid, verachting, Waarom? Om<br />

dat een Koning, door lasteraars bedrogen , mij voor<br />

fchuldig hieldt; om dat een, an<strong>der</strong>s in de daad wijs,<br />

Koning, mij miskennende, mij zulke ene barbaarfche<br />

mishandeling waardig keurde; om dat die wijze Koning,<br />

na dat hij zij ie dwaling in de daad zag, geen<br />

yerwijt ener oveiijlhg dulden wilde,en dus,door mijne<br />

mannelijke fierheid verbitterd, liever zijn hart ton<br />

eigenzinnigheid verhardde, en tot wreedheid verfteeade.<br />

Bijna ie<strong>der</strong> één wist toen reeds, dat ik oufchuldig<br />

lee,d, en gene misdaad begaan had. Eti echter<br />

liep alles ;„ Kruist hem'"Waarom? Om dat het vonnis<br />

<strong>van</strong> FREDRIK'S throou geiproken was. Dewijl hij<br />

het zoo begeerde, zoo werd ik als een misdadiger<br />

aangezien. Mijne eigene bloedvrienden fchaamden zich<br />

zelvs mijn' naam te voeren. Nljm vjeeschlijke zuster<br />

werdt als ene misdadige behandeld, om dat zij mij ia<br />

Krijn ongeluk bijbaan wilde (f): niemand dorst openlijk<br />

zeggen, dat hij mijn vriend was, dat ik medelijden<br />

verdiende, en nog veel min<strong>der</strong>, dat, de Koning<br />

gedwaald hadt. . . In het kort! ik wis de verachtte,<br />

de meest verlaten man in alle de PniisüTc'ie Staten,<br />

en, was ik ou<strong>der</strong> deze martelingen gellorven,<br />

dan fiondt op mijn graf gewis een teken mijner fchau»<br />

de, met dit opfchrivt;<br />

HISR LIGT TRENCK,<br />

EEN BEDRIEGER EN VERRADER,<br />

DIE ZIJNEN ADEL<br />

ONWAARDIG WAS.<br />

(ƒ) Zi* II Deei, bladz. 15.<br />

B 5


$5 LEVENSGESCHIEDENIS VAff<br />

Nu ftervt Koning FREDRIK. Op éénmaal veran<strong>der</strong>t<br />

het toneel. Een nieuw Koning beklimt den throon<br />

s<br />

en ik verfchijn, als een op éénmaal veran<strong>der</strong>d kapel«<br />

lenen, we<strong>der</strong>om in Berlin. Mijné Levensgefcbiedenis<br />

verfchijnt te gelijk met mij; de ooggetuigen <strong>van</strong> mijne<br />

voorledene rampen leven nog; zij geven <strong>der</strong> waarbeid<br />

openlijk getuigenis;zij omhelzen mij broe<strong>der</strong>lijk;<br />

èn de algemene verachting, met welke men mij te volen<br />

onbillijk achtervolgde, is tbands de bron ener algemene<br />

hoogachting en bewon<strong>der</strong>ing.<br />

Groten des Rijks, die voor <strong>der</strong>tig jaren, ja nog voor<br />

weinige maanden,'toen FREDRIK nog leevde,mij geen'<br />

aanblik waardig keur<strong>der</strong>; die niet eens dorsten geloven<br />

, dat ik betreurenswaardig was ; omhelzen mij<br />

thands gemeenzaam en broe<strong>der</strong>lijk, en wenfchen mij<br />

geluk, ,, wijl FREDRIK WILLEM mij geregtigheid laat<br />

„ we<strong>der</strong>varen, en FUEORIK, onvermogend om het te<br />

„ verhin<strong>der</strong>en, in het graf ligt."<br />

Ik ben on<strong>der</strong>tusfchen even dezelvde man , die ik<br />

voor veertig jaren was. Nimmer heb ik een' misdaad<br />

begaan. En nu bewijst men hem eer, dien men nog<br />

binnen kort onwaardig hieldt om in het va<strong>der</strong>land genaamd<br />

te worden.-<br />

Bepalen dan onze daden wel de waarde <strong>van</strong> een*<br />

man? Beflist zuivere deugd' dan wel over het lot,<br />

over het loon <strong>van</strong> den regtvaardigen ? Voorzeker niet<br />

in zulke Landen, waar de magt <strong>van</strong> een' Vorst in een<br />

willekeurig Despotismus beftaat.<br />

FREDRIK was ontwijfelbaar de verflandigfte , de door»<br />

zichtigfte <strong>van</strong> dit zoort <strong>van</strong> Monarchen in Europa;<br />

Snaar ook tevens de eigenzinnigfte en ongevoeligfte ,<br />

wanneer hij teger.ftand bemerkte, of wanneer het te<br />

doen was, om zijne gewaande onfeilbaarheid vol te<br />

hou-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 27<br />

houden. Dit was zijn gebrek. Ahij \ was ^ ver*<br />

fchnkkelijk voor hun , welken het treurig lot trof^<br />

dat zij vaten des tooms «<strong>van</strong> zulke fdupzels werden,<br />

die in zijne genade deelden , en tot bevor<strong>der</strong>ing zijner<br />

oogmerken dienden.<br />

Mistrouwen is ene deugd voor Monarchen, voor<br />

hun althands, die min<strong>der</strong> bedrogen willen zijn, dan<br />

korrzichtigen en ligtgelovigen. Maar welk' enen geopemien<br />

weg vindt de laster niet bij den zoodanigen,<br />

om <strong>der</strong> deugd te benadelen? Ik 'was fterk genoeg,<br />

om alle mogelijke folteringen te verdragen. Ik leevde<br />

ook lang genoeg, om den dood <strong>van</strong> enen gckroonden<br />

vijand af te wachten, tegen wiens ontzachlijke krijgslegers,<br />

en onbepaalden wil ik niets an<strong>der</strong>s kon over<br />

Hellen, als geduld en ftandvastigheid. , . Maar hoe<br />

velen zijn in zulke kerkers verfmacht, dien een <strong>der</strong>gelijk<br />

lot te beurte viel, doch die tegenwoordig hunne<br />

Gefchiedenis niet meer verhalen, of, even als ik,<br />

in openbaren druk fchetzen en bekend maken kunnen!<br />

Hoe velen waren de elendige flagtoffers <strong>van</strong> deze eigenzinnigheid,<br />

welker kin<strong>der</strong>en thands tot God in het<br />

geheim om wraak roepen, fchoon zij niet openlijk <strong>van</strong><br />

de verdrukking <strong>van</strong> hunne va<strong>der</strong>en fpreken durven ,<br />

om dat de beledigde dode zich niet meer Verdedigen<br />

kan , en zijn proces, zon<strong>der</strong> prothocol, met cxecu-ie<br />

begonnen en geëindigd is ! Hoe afgtijzebjk klonk<br />

voormaals dat don<strong>der</strong>woord or<strong>der</strong> in de oren <strong>der</strong> ver»<br />

drukten, wien men gene verdediging vergunde! Wat<br />

heet Ukafe in Courland; of Tel eji notre bon pJaifir<br />

in Frankrijk; of dllergenadigfte Hofrefilutie in den<br />

zoeten toon ener weldadige Landsmoe<strong>der</strong> wel ad<strong>der</strong>s,<br />

als or<strong>der</strong> <strong>van</strong> generaal commando in ene militaire Mo-»<br />

narchie ?<br />

Ver-


a8<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

• Vervloekte uitwerkzelen <strong>van</strong> de langheden <strong>der</strong> hoof*<br />

fche vleiers, die de 01 feilbaarheid <strong>van</strong> hunnen aardfchen<br />

God overal prediken, en hem de valfche grondftelling<br />

inprenten; ,, dat een Monarch boven de wetten<br />

verheven, dat het gantfche ^Land, het welk hij<br />

„ beheerscht, zijn eigendom is; eh dat de on<strong>der</strong>'aan<br />

,, zijn regt alleen als ene allerhoogfre genade moeB<br />

verwachten, of kruipend affmekep."<br />

Onze gebeden, de gebeden die* uit alle regtfchapene<br />

harten tot God opklimmen, moeten dus alléén daar<br />

toe zijn ingeri^t, dat wij, tot herfielüng. <strong>van</strong> den algemenen<br />

welvaart, het regt mogen we<strong>der</strong> verkrijgen,<br />

dat ons als menfehen toebehoort. Wij moesten gemeenfchappelijk'en<br />

als om ftrijd ijveren, om, indierj<br />

wij de willekeurige magt <strong>van</strong> hun, die ons beheerfchen,<br />

niet bepeiken kunnen, dezelve ahhands aan<br />

,bun als allergevaarlijkst eri alkrverachtelijkst af te<br />

fchil<strong>der</strong>er. Onze Priesters moesten daar reine dankoffers<br />

op een altaar brengen, waar een weldadig Vorst<br />

alle magifpreuken krachteloos verklaart, en waar hij<br />

zelf in geen geval als een ALEXAKDER of een KAKEL<br />

XII zich gedragen zal. .Wee den Monarch, die door<br />

zucht om veroveringen te maken rondgezweept wordt!<br />

Wee het Land, waar een DON QUICBOT reuzen uit-<br />

.daagt, of met windmolens vtchten wil! Wee het<br />

volk , dat om zijne dolheid en ligtvaardigheid bloeden<br />

, moet, of gebruikt /wordt, om an<strong>der</strong>e volken ongelukkig<br />

te maken ! Wee eindelijk den Heer, die alleen<br />

maar <strong>van</strong> ilaven gevreesd wil zijn, die liever flraft<br />

dan belooi t, of die, alleen maar om zijne gelievkoos»<br />

de neiging te bevredigen, zijne magt gebruikt.<br />

. JBeerschzucht qn bloeddoist blijven altijd vermaag.<br />

fchapt.


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 29<br />

fchapt. Eu ik zeg mee het grootfte regt in mijnen<br />

Macedonifchen Held (§•);<br />

In zijne ogen zijn de menfehen zijne bijen,<br />

Die God gemaakt heeft, om in welige vallijen<br />

Te azen op 't gebloemt, en, naar den korf gekeerd,<br />

Te werken voor den Heer, die hunne vlijt verteert. —<br />

De wil <strong>der</strong> Vorften is de wet d?r on<strong>der</strong>danen:<br />

De dapp're heldenmoed, die zich den weg wil banen,<br />

Door puin, en asch.en blóed, tot de overwinnaars-kroonj<br />

Die door foldaten heerscht, is 't woeden rasch gewoon.<br />

Die met <strong>der</strong> menfehen regt en hunne koppen fpelen,<br />

Wat won<strong>der</strong>, dat zij noit in hunne zuchten delen?<br />

Die weinig bijen heeft, fpaart haar, op hoop <strong>van</strong> winst;<br />

Jlaar die veel' korven roovt, verfchoont de bijen 't mins*.<br />

In plaats <strong>van</strong> oorlogzuchtige Vorften door triumphlie<strong>der</strong>en<br />

te verheffen, en door onzen arm te on<strong>der</strong>fteunen<br />

, moeten wij veel eer de vredelievenden minnen<br />

en vereren.<br />

Maar men noeme mij tegenwoordig één' hoek in<br />

Europa, waar niet het voorbeeld <strong>van</strong> LODEWITK XIV»<br />

FREDRIK , of PETER , ter navolging gekoren worde.<br />

De<br />

(g) f. 27. Deze regels zijn , fchoon met enige kleine<br />

veran<strong>der</strong>ingen , reeds aangehaald in hec eerfte Deel, bladz. 5^,


go<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

De lettres de cachet, de kabinetsor<strong>der</strong>s, en de knoet<br />

(V) zijn • de tolken <strong>van</strong> alle wetboeken. De rigters<br />

over onze regten en daden, danlen , even als een<br />

dansbeer, zoo als hun vonrgefpeeld wordt, en ftann.<br />

liever dapper on<strong>der</strong> het volkscanaille*, dan dn zij de<br />

roede op hunne eigene ruggen afwachten zouden.<br />

Niet redeneren! met deze woorden (luit de corporaal<br />

de weetgierigheid <strong>der</strong> eerwaardigfte grenadiers.<br />

Niet redeneren! blijvt de tnagtfpreuk <strong>der</strong> Referenten<br />

in de Hoven <strong>van</strong> jufhtie, wanneer ene Hof-refohuie<br />

de zaak reeds beflist heeft. Niet meer redeneren !.<br />

domme en drieste TRENCK ! zoo denkt voorzeker ie<strong>der</strong><br />

nadenkend Lezer <strong>van</strong> dit boek, werp liever de pen<br />

in het vuur, eer gij zelf in het gerigt ener Staats in»<br />

quïfitie<br />

gevonnist wordt, om als een martelaar dtr<br />

Waarheid gebraden te worden!<br />

Ik wil dezen goeden raad gatrouw volgen. Een an<strong>der</strong><br />

wachte zich, om zijn' vinger zoo te branden, a!s<br />

ik reeds gedaan heb, of late eerst dan de voortbrengzelen<br />

<strong>van</strong>-zijn' ve<strong>der</strong> drukken, wanneer hij 'er zelf<br />

niets meer <strong>van</strong> lezen of voelen kan.<br />

Mij vloejeri altijd ongemerkt denkbeelden in de pen,<br />

die eigenlijk niet tot het hoofdon<strong>der</strong>werp <strong>van</strong> mijn<br />

verhaal behoren; en deze voeren mij dan buiren bet<br />

fpoor, wanneer de erinnering aan het vourledene mijn<br />

bloed fneller doet omlopen, en de gevoelvolle geest<br />

de fmerten dier oude wonden nog lijdt, die bij mij<br />

noit helen of zich fluiten kui.nen. Ik mot st zoo veel<br />

aan de rede gehoor verlenen, dat ik voor-mijn' eigen*<br />

•rust <strong>der</strong>gelijke regelen doorftreek. Maar ach! de ei­<br />

ken-<br />

(h) Zie de aantekening op het eerfte Deel, bladz. 178.


FREDRsIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

3I<br />

genlievde werkt, en ik kan 'er noit toe komen, dat .<br />

ik over het fchrijven <strong>van</strong> onbewimpelde waarheden berouw<br />

of leedwezen gevoele. Ik wil een origineel<br />

Schrijver wezen, en het ergtte is, dat ik nimmer affchrivten<br />

make <strong>van</strong> iets,wat voor de drukpersbefremd<br />

is: hier toe ontbreekt het mij aan tijd en orde.' Even<br />

daarom verdienen mijne Schrivten met regt de berisping<br />

<strong>van</strong> alle boekbeoordelaars zoo wel, als <strong>van</strong> mijne<br />

vrienden,die mij meer gematigdheid en meer voorzichtigheid<br />

toewenfchen, wanneer mijne gedachten in<br />

ene tomeloze pen vloejen.<br />

Ook mijne tegenwoordige omflandigheid blijvt dus<br />

nog altijd, en misfchien tot aan mijn graf toe, zoo<br />

gevaarlijk als twijfelachtig. Waarom ? In Weenen<br />

verloor ik mijn groot vermogen door een' magtfpreuk<br />

<strong>van</strong> het Hof, en in zesen<strong>der</strong>tig jaren, die ik als een<br />

eerlijk man in den dienst heb doorgebragt, en in welke<br />

ik gaarne meer werkzaam den Staat gediend zou<br />

hebben, is mij noit de minfte gunst of achting bejegend.<br />

Ik fprak en fchreef daarentegen vrij, riep luid,<br />

en kreeg geen gehoor. Wat won<strong>der</strong>, dat men mij<br />

on<strong>der</strong> de misnoegden telt, en bij gevolg mistrouwen<br />

op mij heeft, daar men mijn waar character, mijne<br />

waarde miskent, en mijne zuivere oogmerken ten kwade<br />

duidt? Wat won<strong>der</strong>, dat zelvs de verlichte Keizer<br />

JOSEPH, wien ik zoo vele duidelijke bewijzen <strong>van</strong><br />

mijnen warmen ijve* voor zijnen dienst in alle gelegenheden<br />

gaf, mij daarom zon<strong>der</strong> befcherming en onbeloond<br />

liet, om dat ik,<br />

1) Reeds te oud ben, en bij gevolg invalide<br />

fchijn te zijn, en on<strong>der</strong> die vruchten <strong>van</strong> den Staat<br />

gerekend word, waar <strong>van</strong> alleen nog maar de fchillen<br />

zijn


3a LEVENSGESCHIEDENIS VA 8<br />

zijn overgebleven, om weg;te werpen. — Dit is<br />

on<strong>der</strong>tusfchen verkeerd geoordeelde - Ik bezit<br />

rog die zappen, ik voel nog die Merkte in mijne fpieren,<br />

die mij tot welzijn <strong>van</strong> het lighaam <strong>van</strong> den<br />

Staat rog zeer wel zouden kunnen doen medewerken ,<br />

indien men maar pogingen deedt, om de machine we<strong>der</strong>om<br />

in beweging te brengen.<br />

a) Om dat de belediging , die ik on<strong>der</strong>gaan<br />

heb, zoo groot is, dat 'mïn zich niet meer de moejte<br />

geven wil, om voor dezelve ene evenredige voldoening<br />

te zoeken. Doch men dwaalt, wanneer<br />

men denkt, dat ik ook niet wel met weinig te vrede<br />

zou zijn, daar ik toch 1<br />

al te wel weet, dat ik noit op<br />

alles hopen kan.<br />

n_) Om dat de Staatkunde vor<strong>der</strong>t, dat men<br />

hem on<strong>der</strong>drukt, wien men beledigd heeft, en wiens<br />

verftand hem in fraat zou Hellen, om zich zeiven te<br />

doen gelden.<br />

4) Om dat zij, die de gunden <strong>van</strong> het Hof<br />

bedelen, hun allen gaarne verwij<strong>der</strong>en, die hun in de<br />

kaart zien, of hunne geheimen ontwerpen door openlijke<br />

bekendmaking verijdelen kunnen.<br />

5) Om dat alle referendarii, jufütie- pachters,<br />

biegtva<strong>der</strong>s, en geprivilegeerde oorblazers <strong>van</strong> het Hof<br />

mij kennen, en bij gevolg niet toelaten zullen, dat<br />

mijne lievde voor de waarheid aan den gtregtigheid<br />

zoekenden Vorst zou kunnen aanwijzen,hoe velen zijner<br />

geveinsde dienaars en godloze on<strong>der</strong>danen in hunne<br />

lluiphoeken gruwelen bedrijven , waar door zij völ-<br />

ko-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 33<br />

komen verdienen in het tuchthuis geplaatst te worden,<br />

en tot een' arbeid veroordeeld, waar toe hunne<br />

gevleeschde fpieren, en hunne zappige zenuwen, die<br />

door het bloed hunner medeburgeren gevoed en verfterkt<br />

zijn, hun de allergefchiktfte voorwerpen maken.<br />

Ik heb wel reeds enigen <strong>van</strong> dit zoort openlijk genoemd,<br />

nog eer zij met den bezem in 'de hand aan<br />

hun tegenwoordig werk geraakten; en toenmaals noemde<br />

men mij een' onrustigen en wreveligen kop, welke<br />

den eerhied zelvs voor de allerhoogfte gerigtshoven<br />

uit .het oog verloor. Maar is het wel mijne fchuld,<br />

wanneer een flegt karei bij toeval of door listige wegen<br />

, den titul <strong>van</strong> Hofraad, Rijkshofraad, of Regeringsraad<br />

verkrijgt: en wanneer hij in ene gerigtsplaats<br />

zit, waar hij mij ongeffraft mishandelen kan, en inde<br />

daad mishandelt, omdat hij weet', dat ik hem kenne?<br />

Is het dan wel ene misdaad, wanneer ik hem een'<br />

fchurk noeme, eer de Monarch weet of zien wil, dat<br />

hij in de daad een fchurk is? Ik bewees immers<br />

reeds voor zestien jaren, dat de Hofraad ZETTO een<br />

falfarius was. Ik bewees het ex aclis cjf faBis in de<br />

gerigtskamer. Echter bleef hij nog zestien jaren Referendarius,<br />

en {lelde over mij een' Curator aan, die<br />

<strong>van</strong> hem de volle magt verkreeg, om mij te chicanéren.<br />

Zou ik nu daarom we<strong>der</strong>roepen, het geen ik<br />

gezegd heb, om dat het Collegie den fchurk nog zoo<br />

lang in hun gezelfchap dulden wilde? . . . God beware<br />

mij voor zulke ene laagheid! Doch even<br />

daarom, wijl ik de bron mijner vervolgingen kenne,<br />

blijvt mij ook weinig hoop overig; en ik ben geen<br />

haas, die gaarne daar heen te rug keert, waar hem<br />

jftrikken gezet zijn , dewijl hij het niet waagt, om over<br />

III, DEEL. C . den


34 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

den omtrek <strong>van</strong> het veld, waar op hij geboren is, te<br />

lopen.<br />

6) De laatfire en voornaamfte oirzaak, waarom<br />

ik weinig zal krijgen, is deze; om dat ik niets zoek<br />

of vraag , ze<strong>der</strong>t ik ene onverfchilligheid omtrent mij<br />

bemerkt heb, en om dat ik niets boven de onaf hanglijkheid<br />

kieze, en alléén na haar bezit Itreven wil;<br />

terwijl mij, in dit geval, daar, waar ik volftrekt gene<br />

dankbaarheid fchuldig ben,ook gene ambtsplichten verbinden.<br />

Voor het overige heb ik door mijne reize na Berlin<br />

aan alle lasteraars ftof gegeven, om kwade vermoedens<br />

tegen mij te verwekken. Ik lach hartelijk over<br />

hunne vergeeffche pogingen. Mijn gedrag aldaar,<br />

waar ik in Keizerlijke uniform verfcheen , heeft hun<br />

even zoo befchaamd, als die neuswijze fpions, die in<br />

November <strong>van</strong> het vorig jaar, toen ik na Hungarijen<br />

reisde, aan enige Groten des Rijks fchreven: „ Men<br />

„ mag wel op de fchreden <strong>van</strong> TRENCK in Hunga-<br />

,, rijen letten." Elendige, bijziende benij<strong>der</strong>s<br />

mijner deugd! Gij kunt mij geen hair uit het hoofd<br />

trekken , en zijt niet in ftaat, om den róem <strong>van</strong> een<br />

eerlijk man, dien ik nu reeds tot mijn zestigfte jaar<br />

gehad heb, te vermin<strong>der</strong>en, veel weiniger, om denzei<br />

ven te vernietigen. Ik trede voorwaarts, als een<br />

elephant on<strong>der</strong> de krekels._ Mijne grijze hairen zullen<br />

met gene verwijtingen ener wankelmoedige, verra<strong>der</strong>lijke,<br />

of wraakgierige ziele bezoedeld worden. Ik ben<br />

en blijf tot aan mijn graf een goed waereldburger, en<br />

geen Mogol, geen Sophi, geen Sultan zal in ftaat<br />

zijn, om mij door beloningen tot zijnen alleron<strong>der</strong>damg'


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 35<br />

nigflen dienst te lokken. Ik zal gene Staatsgeheimen,<br />

die ik door mijn doorzicht ontdekte, immer met zulk<br />

een oogmerk aan een' an<strong>der</strong>' openbaren, op dat deze,<br />

in zijn vak dezelven gebruikende, tevens daar door<br />

eeji an<strong>der</strong>, die mij beledigde, benadelen zou. Neen,<br />

ewig neen! Noit was ik een gehuurd fpion, en wil<br />

ook noit een beloond fchurk zijn. Ik treed aan beide<br />

Hoven, in Berlin zoo wel als Weenen, met de verworvene<br />

ere <strong>van</strong> een' martelaar <strong>van</strong> Staat op, en kan<br />

daar mijn hoofd moedig na boven heffen, waar an<strong>der</strong>en<br />

zich achter momaangezichten verfteken mosten :<br />

maar echter wil ik noch een Oostenrijkfche noch een<br />

Pruisfifche partijganger worden, na dat ik zon<strong>der</strong> te.<br />

genfpraak bewezen heb, dat ik <strong>van</strong> beide Hoven beloning<br />

en achting verdiend heb. Achting heb ik ook<br />

verkregen; maar op beloning wacht ik nog , welke<br />

echter maar in zoo verre wenfchelijk voor mij is, als<br />

dezelve ftrekken kan, om de rust te bevor<strong>der</strong>en, waar<br />

aan ik befloten heb mij zeiven over te geven. Mijne<br />

zeilen zijn ingehaald, de fformen zullen mij op de<br />

waereldzee niet langer rondllingeren, en ik zoek reeds<br />

na de haven, waar mijn wrak voor anker verrotten<br />

zal.<br />

Gaat dan moedig aan den arbeid, Heren Hofcabalisten<br />

aan de beide gemelde Hoven ! bevor<strong>der</strong>t mij deze<br />

rust, en (leekt voor den Duivel een licht op, op<br />

dat hij gene duivelfche ltreken in uwe toneelrollen<br />

make, en het voorhangzel niet opbale, eer Hansworst<br />

aangekleed optreden kan, of eer Columbine zich geblanket,<br />

en Pantalon de violetten kousfen aangetrokken<br />

heeft.<br />

Ik leg hier mede enen openlijken eed af, dat ik mij<br />

in ewigheid in gene zaken <strong>van</strong> de waereld meer men-<br />

C 2<br />

gen


36 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

gen wil. Het kromme mag, wat mij aangaat, ewig<br />

krom blijven. Ik zoek gene tituls, gene ambten bij<br />

het Hof; ik wil gene Vorsten verlichten, wantrouwende<br />

noch wijzer maken: ik wil noch in het Kabinet,<br />

noch in de Antichambre, gezien zijn, op gene<br />

paradeplaats commandéren, maar ook geen on<strong>der</strong>danig»<br />

fte noch gehoorzaamfte knegt <strong>van</strong> een' Veldmaarfchalk<br />

wezen. Ik wil in een' hoek, dien ik zelf voor mij<br />

uitkieze, alleen maar een onbekend en ftil aanfchouwer<br />

<strong>van</strong> ons waereldtoneel zijn, waar ik on<strong>der</strong> de<br />

GARRICKS en SCHRÖDERS gerekend werd, toen ik nog<br />

medefpeelde. Uitfluiten zal mij niemand , wanneer<br />

zwakheden <strong>van</strong> den ou<strong>der</strong>dom mij verlammen , of ik<br />

op mijn' leuningfloel blijve, om een gemak te nemen,<br />

dat ik zoo wel verdiend heb. Ik wil 'uit baatzucht<br />

niets prijzen noch laken; maar alleen die genen met<br />

een opregt hart danken, die iets tot mijne rust bijdragen<br />

, en die voor mij in Weenen of Berlin ten minften<br />

enige beloning voor mijnen getrouwen arbeid, of eni.<br />

ge vergoeding voor het verlorene op ene billijke wijze<br />

te weeg brengen, of uit gunst verwerven willen. Voor<br />

zulke mannen wil ik lofzangen digten, die mij dezen<br />

énigen wensch helpen bevor<strong>der</strong>en; en nimmer zal het<br />

hun berouwen, dat zij TRENCK aan zich verplicht<br />

hebben.<br />

Als'een eerlijk man trad ik thands, na dat ik over<br />

de ftormen <strong>van</strong> het noodlot roemruchtig gezegepraald<br />

bad, in Berlin te voorfchijn. Men is overtuigd, dat<br />

ik geen vijand <strong>van</strong> mijn va<strong>der</strong>land was , maar aan<br />

mijn gedacht en aan mijne medebroe<strong>der</strong>s eer aandeed.<br />

Ik verfcheen hier in Keizerlijke uniform. Ook zijn<br />

de plichten <strong>van</strong> dezelve vervuld. En nu reist TRENCK ,<br />

die in Pruisfen geboren is, na Oostenrijk te rug,<br />

om


11<br />

FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 37<br />

Otn zijn' va<strong>der</strong>plicht te vervullen, na dat hij ook hier<br />

meer gedaan heeft, als men <strong>van</strong> een beledigd man verwacht<br />

zou hebben.<br />

»•<br />

Nu ver<strong>der</strong> tot het verhaal mijner ontmoetingen te<br />

Berlin.<br />

Enige dagen, na dat ik den Monarch voorgefteld<br />

was, en bij de regerende Koningin gefoupeerd had,<br />

welke mij met ene bijzon<strong>der</strong>e on<strong>der</strong>fcheiding ontmoette,<br />

verzocht ik om ene private audiëntie, en kreeg<br />

daarop den I2den Februari] des avonds den volgenden<br />

brief:<br />

Votre lettre du 9. de ce mois vient de m'êtrt<br />

•remife; en rtponfe a laquelle, je fuis bien<br />

aife de vous dire, que ji vous voulez vous rendre<br />

demain aprés-midi a cinq heures chez<br />

moi, je pourrai civoir le plaifir de vous voir<br />

cjf de vous parler. En attendant je prie<br />

Dieu qu'il vous ait en fa fainte cj! 3<br />

digne<br />

garde,<br />

Berlin le 12 Fevr, 1787.<br />

EREDERIC GUILLAUME.<br />

P. S, Apres avoir fignê la préfente, je trouve<br />

plus a ma commoditê de vous appointer pour<br />

demain matin a neuf heures, de forte que<br />

C 3<br />

vous


3§ LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

vous voudrez bien vous rendre vers ce tem<br />

marqué dans l'appartement nommé la Marmor-Kammer.<br />

Voor Lezers, die geen Fransch verdaan, zal ik hier<br />

ene vertaling <strong>van</strong> dezen brief laten volgen:<br />

Uwen brief <strong>van</strong> den negenden <strong>van</strong> deze<br />

„ maand heb ik wel ont<strong>van</strong>gen, en het is<br />

„ mij lief u te kunnen andwoorden, dat,<br />

„ indien gij morgen na den middag ten vijf<br />

ure bij mij komen wilt, ik het genoegen<br />

„ zal hebben, om u te zien en te fpreken.<br />

,, In verwachting hier <strong>van</strong>, bidde ik God,<br />

„ dat hij u in zijne heilige en waardige hoe-<br />

,, de neme."<br />

FREDRIK-WILLEM.<br />

P» S. „ Na dat ik dezen brief reeds on<strong>der</strong>tekend<br />

had, bevind ik, dat het mij beter<br />

gelegen komt, u morgen ochtend ten<br />

„ negen ure bij mij te ontbieden. Gij zult<br />

,, u dus tegen den gemelden tijd wel jn<br />

„ de zoogenaamde marmeren kamer willen<br />

laten^vinden."<br />

• Men oordele nu, met hoe veel verlangen ik na dit<br />

gewenscht uur wachtte. Ik vond dezen echten TITUS<br />

geheel alléén, en ons gefprek duurde langer dan een<br />

nur.<br />

God' hoe gemeenzaam! hoe liev<strong>der</strong>ïjk is deze Monarch<br />

!


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 39<br />

narch! hoe groot, hoe edel wist hij mij wegens het<br />

voorledene te troosten, en hoe zeer vermeesterde de<br />

verzekering <strong>van</strong> zijn' gunst mijne gantfche ziel. Hij<br />

hadt reeds mijne gantfche Levensgefchiedenis zelf gelezen.<br />

Hij was, als Prins <strong>van</strong> Pruisfen, in Maagdenburg<br />

ooggetuige geweest <strong>van</strong> alle mijne folteringen,<br />

en <strong>van</strong> mijne on<strong>der</strong>nemingen om te vluchten. Hij erinnerde<br />

zich menig voorval, en hadt ook reeds de<br />

nog levende ooggetuigen gefproken, welke de zuivere<br />

waarheid <strong>van</strong> het verhaal <strong>van</strong> mijn onfchuldig lijden<br />

bevestigd hadden. Ewig zal ik aan dit gelukkig uur<br />

denken: maar hetzelve vervloog ook. Hij verliet mij<br />

met ontwijfelbare bewijzen <strong>van</strong> zijne achting en gunst.<br />

Mijn oog zag te rug, maar mijn hart bleef in de marmeren<br />

kamer bij enen Vorst, die vatbaar is voor edele<br />

aandoeningen, en mijne wenfchen voor zijnen welvaart<br />

waren onbepaald.<br />

Ik heb ze<strong>der</strong>t het grootfte gedeelte <strong>van</strong> zijne Staten<br />

doorgereisd. Maar waar is toch ie<strong>der</strong> één te vrede?<br />

Velen klaagden mij over verdrukkingen, Üegte tijden,<br />

of onbeloonde vlijt.<br />

Overal gaf ik ten and woord:<br />

„ Mijne vrienden! werpt u bij het opgaan <strong>van</strong><br />

ie<strong>der</strong>e zon op de knieën, en dankt God,<br />

dat gij on<strong>der</strong>danen <strong>van</strong> Pruisfen zijt. Ik<br />

„ heb mij zoo fterk in waereld- en men-<br />

„ fchen-kennis geoefend als iemand, en ik<br />

„ verzeker u op mijne eer, dat gij gelukki»<br />

,, ger zijt dan enig an<strong>der</strong> volk in Europa.<br />

Het is nergens beter dan hier. Men heeft<br />

„ overal zomwijlen redenen tot zuchten.<br />

„ Maar gijlieden hebt een' Koning, die niet<br />

C 4<br />

„ ei.


40 L E V E N S G E S C H I E D E N I S V A N<br />

,, eigenzinnig , niet heerschzuchtig , noch<br />

„ gierig, noch wreed is. Hij wenscht het<br />

„ geluk <strong>van</strong> zijn volk; hij wil het in vrede<br />

doen wonen; en, bij aldien hij ergens in<br />

„ dwaalt, en daar door iemand lijdt, dan is<br />

„ het voorzeker de fchuld niet <strong>van</strong> zijn<br />

„ hart."<br />

In de daad hier voor zette ik openlijk mijne eer te<br />

pand: en men weet, dat miin ve<strong>der</strong> noit <strong>van</strong> vleierij<br />

betchuldigd kon worden. Mijn on<strong>der</strong>zoekend oog zag<br />

duidelijk de bewijzen <strong>van</strong> dit alles, en mijn hart denkt<br />

waarlijk zoo: ik fprak en ik fchrijf dus op deze wij.<br />

ze uit overtuiging , en zon<strong>der</strong> blanketzel of bijoogmerken.<br />

Daar nu tegenwoordig het oog <strong>van</strong> alle Kabinetten<br />

<strong>van</strong> Europa voornamelijk op Berlin gevestigd is ; daar<br />

men overal gaarne zou willen weten, of FREDRIK<br />

WILLËM in ftaat zal zijn, om het grootsch Staatsgebouw,<br />

dat door FREDRIK DEN GROTEN ZOO hoog opgetrokken<br />

is. {taande te houden; zoo wil ik hier wel<br />

niet alles zeggen, wat ik daar over denk, maar evenwel<br />

dat melden, dat ik grondig doorzag, en dat ik<br />

fchrijven durf, zon<strong>der</strong> gevaar,<strong>van</strong> eens tot een' leugenaar<br />

gemaakt te zullen worden.<br />

Aan bekwame bouwmeesters , aan aankwekelingen<br />

voor gezellen en meesterknegts, aan den goeden wil<br />

om mede te werken, aan bouwftoffen, aan kunltenaars<br />

die den uitwendigen fieraad bezorgen kunnen,<br />

aan kweek fcholen voor lerenden, ontbreekt het gewis in<br />

Puisfeï niet, Het warmfte Patriotismus gloejt aldaar in<br />

aller a<strong>der</strong>en. Men kent de drijvveêren <strong>van</strong> den groten<br />

en wijzen FREDRIK in deze in de daad won<strong>der</strong>bare<br />

kunst»


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 41<br />

kunstmachine; en men zal 'er zich vermoedelijk ook<br />

op toeleggen, om deze drijvveêren in dezelvde rigting<br />

voort te laten werken. Doet men dit beftendig, dan<br />

heeft men voor dezen toren <strong>van</strong> Babel geen' verwarring<br />

<strong>der</strong> talen te vrezen; en, die hem zouden willen verftoren,<br />

zouden zeer grote zwarigheden te overwinnen<br />

hebben. Nog ftaat alles even zoo vast, als in de tijden<br />

<strong>van</strong> FREDRIK; en tegen grote onwe<strong>der</strong>s ftaan de<br />

metalen aflei<strong>der</strong>s overal op de regte plaatzen.<br />

In het Kabinet arbeidt nog een HERTZ BERG, die<br />

even zoo denkt, fchrijvt, en handelt als voör enige<br />

jaren. . . •• De Koning wil, dat omtrent zijne on<strong>der</strong>danen<br />

geregtigheid uitgeoefend worde, en hij zal<br />

een' ie<strong>der</strong>', die hem bedriegt, zwaar<strong>der</strong> ftrntfen, dan<br />

de bedrieger misfchien <strong>van</strong> zijne goedheid vermoedt.<br />

— — De fchatkisten zijn gevuld. —— De armée is<br />

nog dezelvde. En naar alle waarfchijnlijkheid<br />

zal rijkdom, induftrie, en bevolking niet vermin<strong>der</strong>en<br />

maar aangroejen. Men bevor<strong>der</strong>e maar den Handel<br />

door welïngerigte commercie-traétaten met vreemde<br />

volken; men wekke de induftrie door beloningen op;<br />

men verbannè alle monopoliën (/); men zorge, dat<br />

(?) De kundige Lezer zal ligt bemerken, dat onze Schrijver<br />

hier het oog heeft op de verkeerde middelen, die door FKE-<br />

DaiK DEN GROTEN aangewend werden, om den Koophandel in<br />

zijne Staten te doen bloejen. MOORE fchrijvt daaromtrent;<br />

„ Zijne Pruisfifche Majefteit heeft op geen voorwerp met zo<br />

„ veel ijvers, en zo min geluks, zijne aandagt gevestigd, en<br />

„ zijne zorg daar aan befteed, dan om den Koophandel in de<br />

„ Landen zijner Heerfchappije te vestigen. Alle zijne poo-<br />

„ gingen, ten dien einde, zijn mislukt, door kwaalijk opge-<br />

„ legde belastingen, door Monopoliën ea an<strong>der</strong>e bepaaliiigen,<br />

Cj<br />

„Dé<br />

de


42 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

de levensmiddelen goedkoop zijn; men on<strong>der</strong>fteune de<br />

fabrieken ; men piun<strong>der</strong>e den ambachtsman niet uit<br />

door zware belastingen; men ftrnffe naar billijkheid;<br />

men belone vlijt en deugd; men dulde geen' gewetensdwang;<br />

men bevrijde alle vreemdelingen <strong>van</strong> de<br />

recrutering; men houde heiiig alle zijne belovten ; en<br />

dan opene men alle de grenzen. Gene an<strong>der</strong>en als<br />

deugnieten en booswigten zullen 'er uitlopen : en goede<br />

menichen, die hun va<strong>der</strong>land verlaten, om hunne<br />

beulen te ontvluchten, zullen na de Pruisüfche Staten<br />

ijlen, Waar de getrouwe arbei<strong>der</strong> op beloning fiaat kan<br />

maken, en waar zijn eigendom in veiligheid is.<br />

Wat den Monarch zeiven betreft, ziet hier ene affchil<strong>der</strong>ing<br />

<strong>van</strong> hem (£). Zijne geflalte is groot en<br />

fchoon ,<br />

„ De Koophandel laat, gelijk 't wild gevogelte, of't wild<br />

,, gedierte, wanneer het ge<strong>van</strong>gen en opgeflooten is, de wie-<br />

„ ken hingen, en toont zich onlustig, of men mag 'er <strong>van</strong><br />

„ zeggen, dat dezelve, gelijk de Liefde,<br />

„ • op 't zien <strong>van</strong> menfchelijke banden,<br />

„ De vlugge wieken rept en wegfiielt uit elks oog."<br />

Befchouwing <strong>der</strong> Maatfchappil en Zeden in Frankrijk ,<br />

Zwitzerland en Duitschland, II[ Deel, bladz. 42.<br />

(k) Men zal ligt zien , dat deze charaéterfchets ontworpen<br />

is kort na deze audiëntie, en dus in hef" eerfte vuur <strong>van</strong> dankbaarheid',<br />

welke de Schrijver voor de hem bewezene eer gevoelde.<br />

Men vergelijke on<strong>der</strong>tusfchen met dezelve, hetgeen<br />

MOORE <strong>van</strong> den tegen woordigen Koning, die toen nog Kroonprins<br />

was, gefchreven heeft; bladz. 96, 87, -88; „ In hoe<br />

„ veire hij de bekwaamheden eens Veldheers bezit,is onbekend,<br />

„ dewijl hij geduurende den laatflen Oorlog, te jong was, om<br />

„ eenig bevel te voeren, Maar zeker bezit hij een fchoon ver-<br />

„ ftand,


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 43<br />

fchoon, zijn uitzicht majestueus, en alle zijne perfoonlijke<br />

eigenfchappen zouden hem in den rang <strong>der</strong><br />

beminnenswaardigfte mannen plaatzen, ook dan zelvs,<br />

wanneer hij geen Koning was. Hij is vriendelijk zon<strong>der</strong><br />

valschheid ; liev<strong>der</strong>ijk en aangenaam in den gezelligen<br />

omgang; groot, waar hij tonen moet, dat hij<br />

Koning is. Zijn hart is vatbaar voor de edelfte aandoeningen;<br />

zijn toon niet gebiedend; zijne fpraak welluidend<br />

; zijn gang vast en mannelijk; en zijne ziel<br />

vol goedheid, en geheel tot weldoen geneigd; en hij<br />

vindt zijn geluk in het heil , dat hij aan an<strong>der</strong>en<br />

fchenken kan.<br />

Hij is mild, maar geen verkwister, dewijl hij weet,<br />

dat zon<strong>der</strong> ene ordentlijke huishouding de Pruisfifche<br />

Staat zijne magt niet behouden kan. Hij heeft gene<br />

neiging om veroveringen te maken, wil niemand benadelen,<br />

maar zich ook gewis niets laten ontnemen, of<br />

voor dreigingen te rug wijken.<br />

Zijn grote leermeester en voorganger heeft hem<br />

reeds<br />

„ ftand,doorLetter-oefening opgekweekt en befchaafd. Hij heeft<br />

„ zich eenige moeite gegeeven, om het Engelsch te leeren<br />

v . en heeft onlangs SHAKKSPEAR on<strong>der</strong> handen<br />

„ genomen. Zijne Koninglijke Hoog-<br />

„ heid woont de Wapenhandelingen zo flipt bij, als meest<br />

„ alle an<strong>der</strong>e Officieren <strong>van</strong> denzelfden rang In het Leger;<br />

„ want, in den Pruisfifchen dienst, kan geen hooge rang<br />

„ <strong>van</strong> geboorte iemand daar omtrent eenig gemak geeven.<br />

„ Hij wordt zeer geagt <strong>van</strong> het Krijgsvolk en voor een braaf<br />

„ Officier gehouden. Bij eene Krijgsmans openhartigheid ,<br />

„ voegt hij de braafheid <strong>van</strong> een Duitfcher, en wordt bij het<br />

s, Volk in 't algemeen bemind, uit hoofde <strong>van</strong> zijne goed-<br />

„ aanigheïd, gemeenzaamheid, en vriendlijkheid."


LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

reeds het getuigenis gegeven, dat hij, als de noodjiet<br />

vor<strong>der</strong>t, een foldaat, en een groot veldheer is. Hij<br />

weet ook, hoe noodzakelijk het zij, dat de Koning<br />

m enen militairen Staat een vriend <strong>van</strong> de foldaten<br />

moet zijn.<br />

De wijze FREDRIK, die de wetenfchappen beminde,<br />

en zelf geleerd was, heeft dezelven echter in zijne<br />

eigene Landen niet bevor<strong>der</strong>d. De Duitfchers hadden<br />

on<strong>der</strong> hem de Duitfche fpraak wel kunnen vergeten;<br />

hij hadt meer behagen in de Franfche Letterkunde (7);<br />

In<br />

(/) Dit is volkomen waar. De Koning toonde altijd den<br />

grootften afkeer <strong>van</strong> de Duitfche, en de partijdigfte vooringenomenheid<br />

met de Franfche Letterkunde. Hij gaf in het jaar<br />

1780 te Berlin een werkjen uit, on<strong>der</strong> dezen titul: De la<br />

Li te rat ure Allemande ; des defauts qu'on feut lui reprocher;<br />

quelles en font les caufes,


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 45<br />

In Koningsbergen, waar te voren bijna de gantfche<br />

Noordfche adel ftudeerde , ontbreekt het thands aan ,<br />

Pro-<br />

Ouand aux belles-lettres, convenons de netre indigence. &c.<br />

En dit fchreef hij in het jaar 1780, toen de fmaak <strong>der</strong> Duitfchers<br />

reeds ene zoo grote zuiverheid en kieschheid hadt,<br />

dat zij door alle billijke beoordelaars voor Leermeesters <strong>van</strong><br />

an<strong>der</strong>e volken gehouden werden! De Schrijvers <strong>van</strong> de Fa<strong>der</strong>landfche<br />

Bibliotheek <strong>van</strong> rVetenfchap, Kunst, en Smaak<br />

hebben reeds, op het voetfpoor <strong>van</strong> ZIMMERMANN , aangemerkt<br />

, dat deze afkeer <strong>van</strong> de Hoogduitfche Letterkunde toe<br />

te fchrijven was aan de onveran<strong>der</strong>lijkheid <strong>van</strong> des Konings character<br />

en gezindheden. „ De Hoogduitfche Letterkunde"<br />

(zeggen zij, I Deel, No. 1, bladz. 34) „was, vóór het jaar<br />

„ 1740, in enen allerflegtften Haat, en verdiende den aandacht<br />

„ niet <strong>van</strong> een' jongeling <strong>van</strong> zoo veel genie, als FREDRIK<br />

„ was. Hij fchreef en fprak dus toen reeds het lievst Fransch;<br />

„ hij las niets als Franfche werken; en zijne vooringenomen-<br />

„ heid met de Literature <strong>van</strong> die natie werdt daar door zoo<br />

„ fterk, dat hij dezelve ook toen niet afleggen kon , toen<br />

„ GOTTSCHED, GELLERT en an<strong>der</strong>en Duitschland verlichtten, en<br />

„ de befchaavdheid aldaar met reuzenfehreden deden voort-<br />

„ fnellen tot zulk een toppunft, als thands bijna gene natie be-<br />

„ reikt. Hij hadt zich ééns voor den fmaak <strong>der</strong> Franfchen<br />

„ verklaard, en, hoe zeer ook de omftandigheden veran<strong>der</strong>den,<br />

„ en hij dus zijn oordeel en ^zijae verrigtingen daar na hadt<br />

„ behoren te veran<strong>der</strong>en, zoo bleef hij echter tot aan zijnen<br />

„ dood toe bij het oude." Die onveran<strong>der</strong>lijkheid was daarom<br />

te meer af te keuren, om dat zij tegen zijne eigene belovten<br />

ftreedt; want hij zeide zelf aan enen Lofredenaar <strong>der</strong> Hoogduitfche<br />

Letterkunde : "faime notre commune patrio autant,<br />

que vous faimez; & par cette raifon je me garde<br />

bi en de la louer, a<strong>van</strong>t qifelle ait merité des louanges; ce<br />

fi-


40 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Profesforen en Studenten. De eerften zijn niet geacht,<br />

en worden liegt betaald; en de laatften gaan na Göttingen<br />

en Leipzich. Naar dat het zich laat aanzien,<br />

zal de tegenwoordige Monareh, die geen geleerde is,<br />

de leerfcholen beter verzorgen, om geen gebrek te<br />

hebben aan mannen, die bekwaam zijn, om de pen<br />

te voeren, en de geregtigheid te handbavenen: vooral,<br />

daar de adel, zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing, in de armée<br />

dienen moet, en weinigen voor de wetenfchappen overig<br />

blijven, wien het nog daarenboven in de daad aan<br />

gelegenneid ontbreekt, om hun verftand te vormen.<br />

Maar alléén met den degen in de hand fpeelt men ene<br />

verachtelijke rol in het Kabinet, en FREDRIK WILLEM<br />

wil zijn volk niet met den ijzeren fcepter alléén voor<br />

de flagtbank vormen. Hij wil geen Sultan on<strong>der</strong> Haven<br />

zijn.' Vrees en geesfels , domheid en bijgeloof<br />

ibrekken alleen maar den Despoot tot fteunzels zijner<br />

magt. Hij wil maar alleen Koning en wel een goed<br />

Koning zijn, bij gevolg zal hij uit beginzelen <strong>van</strong> eer<br />

en lievdé de ware zucht voor het Va<strong>der</strong>land zoeken<br />

op te wekken. Hier toe behoort verlichting. Deze<br />

volgt uit de uitbreiding <strong>der</strong> wetenfchappen: en bij gevolg<br />

zullen de Pruisfifche Academiën wel dra we<strong>der</strong><br />

beginnen te bloejen, welken door het militair fyfthema<br />

<strong>van</strong> FREDRIK geheel en al verachterd waren (m).<br />

Voor<br />

ferait, comme fi on vouloit proclamer vainqueur un homme ,<br />

qui eft au milieu de fa courfe. J'attends qu'il ait gagné<br />

le büt,<br />

& alors mes applav dijfemens feront aufti fincéres<br />

que vrais. Zie FEITH'S Verhandeling over het Heldendicht,<br />

bladz. 8-11, waar uit ik deze gezegdens <strong>van</strong> den Koning<br />

ontleend heb.<br />

(m) EUSCIIING fchrijvt aangaande dit on<strong>der</strong>werp on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>eu


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 47<br />

Voor het overige is deze Koning een volkomen<br />

menfcbenvriend. Hij zal gewis geen mensch martelen,<br />

noch in ge<strong>van</strong>genisfen laten fmachten of doen mishan.<br />

delen. Geen flaafsch juk zal de halzen <strong>der</strong> Pruisfen<br />

drukken, geen geesfel hunne ruggen teisteren. Zelvs<br />

bij de foldaten verfoejt hij het barbaarsch gebruik <strong>van</strong><br />

den ftok. Zijne Officiers worden niet kruiswijze geboejd<br />

: de flaaffche on<strong>der</strong>werping is verbannen: en de<br />

adel des harte zal in de benoeming tot ereposten voorgetrokken<br />

worden. Wie zodanigen Vorst bedriegt,<br />

die.moet voorzeker een flegt mensch zijn, en is dubbele<br />

draf waardig. God geve, dat alles medewerke ,<br />

om de kalmte in de ziel <strong>van</strong> dezen Vorst te on<strong>der</strong>houden!<br />

God geve, dat zijn volk altijd zulken Bevelhebber<br />

verdiene, en hem waardig leve! God geve<br />

dat hij nog lang regere, en dat de keuze zijner<br />

medearbei<strong>der</strong>s altijd op eerlijke en verlichte mannen<br />

valle ! Dit is mijn opregte wensen. Deze is de fchets<br />

<strong>van</strong> een' Monarch, dién ik niet verere , om dat hij<br />

Monarch is, maar om dat hij verdient Monarch te<br />

ren het volgende:<br />

zijn ,<br />

„ Van de gefteldheid <strong>der</strong> Univerfiteiten<br />

„ in 't gemeen, en inzon<strong>der</strong>heid <strong>van</strong> de inrichting <strong>van</strong> die<br />

„ genen, welke in de Koninglijke Landen zijn, had de Ko-<br />

„ ning geen behoorlijk denkbeeld, alzoo dit niet gerekend<br />

}, word on<strong>der</strong> de noodzaaklijke kundigheden <strong>van</strong> eenen toe-<br />

„ komenden regent. Aan den bloei <strong>der</strong> Uni-<br />

„ verfiteiten in zijne Staaten. heefc de Koning niets bedeed,<br />

„ indien men die kleine fommen uitzon<strong>der</strong>t, welke hij ter ver-<br />

„ betering <strong>van</strong> de jaarwedde <strong>van</strong> fommige Profesforen te Halle<br />

„ heeft ingewilligd, enz." Karakter <strong>van</strong> Fre<strong>der</strong>ik den Twee.<br />

den, bladz. 88, 90,


48 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

zijn, om dat hij deugd en verdiensten belonen wil,<br />

en goede menfehen gelukkig maken.<br />

Na deze eerde audiëntie liet hij mij nog ééns tot<br />

zich roepen; fprak zeer veel met mij, en verfterkte<br />

de verhevene begrippen, die mijn eerfte gefprek met<br />

hem mij ingeboezemd hadt. Ik ben ook overtuigd,<br />

dat ik hem <strong>van</strong> alle kanten kenne, en zon<strong>der</strong> vooroordeel<br />

befchouwd heb.<br />

Den elfden Maart praefenteerde ik hem an<strong>der</strong>maal,<br />

in ene particuliere audiëntie, mijn' zoon, dien ik voor<br />

zijnen dienst beftemd had. Hij benoemde hem ter»<br />

ftond tot Officier bij het regiment dragon<strong>der</strong>s <strong>van</strong> PO-<br />

SADOWSKIJ , waar om ik hem uitdrukkelijk verzocht<br />

had. Nu is het bekend, hoe zelden iemand, die voor<br />

het eers"t in den dienst treedt, tegenwoordig terftond<br />

Officier worden kan, zon<strong>der</strong> te voren Vaanjonker geweest<br />

te zijn. Het was dus een bijzon<strong>der</strong>e gunst en<br />

on<strong>der</strong>fcheiding, en hij heeft meer te verwachten, dewijl<br />

de goedhartige Monarch mij zijne bevor<strong>der</strong>ing beloovd<br />

heeft.<br />

Ik heb ook reeds het genoegen gehad, hem bij de<br />

revue te Welau voor zijne divifie te zien, en zijne<br />

Stafofficiers hebben de beste verwachting <strong>van</strong> zijn'<br />

ijver voor den dienst. Ik heb dus nu één' zoon bij<br />

het twede Oostenrijkfche Carabiniers-fegiment, en één"<br />

in Pruisfen bij het eerfte regiment Dragon<strong>der</strong>s werkelijk<br />

in dienst gebragt, en dus de plicht <strong>van</strong> een' va<strong>der</strong><br />

vervuld. De tijd zal leren, in welk Land de naam<br />

<strong>van</strong> TRENCK meer geacht zal worden, of wie <strong>van</strong><br />

hun beiden het eerst een gedeelte <strong>van</strong> mijn verdiend<br />

loon


FREDRIK, VRIJHEER VAM DER TRENCK. 49<br />

loon ont<strong>van</strong>gen zal. Waar dit gefchiedt, <strong>der</strong>waarts<br />

zal de an<strong>der</strong>e volgen. En den <strong>der</strong>den mag, wat mij<br />

aangaat, de Groot-Sultan wel nemen , wanneer hij<br />

maar weet, waar toe men mijne opvoedelingen gebruiken<br />

kan, en, wanneer hij hun geregtigheid laat<br />

we<strong>der</strong>varen, die ik aan geen Hof in Europa voor mij<br />

zeiven heb kunnen vinden. Voor het overige zijn alle<br />

mijne kin<strong>der</strong>en volkomen vrij geborene menfehen,<br />

en <strong>van</strong> geen', Monarch vafallen. Hun va<strong>der</strong>land is de<br />

vrije Rijksftad Aken. Hunne wil is dus niet aan banden<br />

gelegd, en zij kunnen vrij kiezen, in welk Land<br />

zij eer en brood verdienen willen.<br />

. Ik zelf heb in Oostenrijk niets góeds genoten. Men<br />

nam mij alles af, wat mij bij mogelijkheid kon afgenomen<br />

worden; en liet mij niets overig, als dat, wat<br />

men mij il<br />

voUlr,ekt niet ontnemen kon. Ik was Capitain<br />

geweest, eer ik in dezen dienst trad, en na 36<br />

jaren heette ik- eerst Mijnheer de Major. Min<strong>der</strong> kon<br />

ik dus ook niet worden. Ik heb veel meer gedaan<br />

dan ik verplicht was; en ik heb mijn ijzelijk ongeluk<br />

in den kerker geleden, niet om dat ik het verdiende,<br />

en door mijne eigene fchuld, maar, om dat ik door<br />

Oostenrijkfche Refidenten , door Gezandfchaps-verra<strong>der</strong>s,<br />

en door mijne Weener vijanden verraden, geplun<strong>der</strong>d,<br />

en verkocht werd. Vergoeding, loon, of<br />

achting heb ik 'er noit genoten. Mijne beste levensjaren,<br />

die geen Monarch mij kan we<strong>der</strong>geven, zijn<br />

vruchteloos opgeofferd, en ook voor mijne kin<strong>der</strong>en<br />

is tot dus verre niets gefchied, dat mij enige verplichting<br />

opleggen kon. Alles heeft ongeftraft mijne<br />

goe<strong>der</strong>en gedeeld: en ik moest nog daarenboven beftendig<br />

tegen vervolging, perfonele haat, bedriegers,<br />

lasteraars, arglistige Papen, Curatoren, Referendarii,<br />

III. DEEL. D Ad-


50 LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />

Advocaten, en geaccrediteerde booswigten kampen, ea<br />

mijn' levenstijd in zorgen voor mijne opvoeding, in<br />

kommer, en gevaren doorbrengen; waar <strong>van</strong> men 'de<br />

overtuigendfte bewijzen in de eerde Delen dezer Levcnsgefchiedenis<br />

met verbaasdheid gelezen zal hebben.<br />

Het beste zegel <strong>van</strong> de waarheid is dit, dat zij zelvs<br />

in Weenen met vrijheid <strong>van</strong> de Cenfaur openlijk gedrukt,<br />

verkocht, en zon<strong>der</strong> tegenfpraak <strong>van</strong> iémand<br />

openlijk gelezen is. Ook in Berlin, in mijn va<strong>der</strong>land<br />

, voeren mijne Schrivten hetzelvde zegel; daar<br />

zijn zij met privilegie uitgegeven, en daar worden zij<br />

over het algemeen als billijke verdedigingen <strong>van</strong> mijne<br />

eer geacht. Verfcheidene ooggetuigen leven nog , en<br />

nog tegenwoordig kon ik voor het allerftrengfte krijgsgerigt<br />

zon<strong>der</strong> tegenfpraak bewijzen, dat ik onfchuldig<br />

geleden heb. en alléén door ene overijlde magtfpreuk<br />

veroordeeld ben.<br />

Dit is zeker zon<strong>der</strong>ling, dat in 42 jaren <strong>van</strong> de<br />

acht Officiers, die in het jaar 1745 met mij bij het<br />

enig esquadron garde du corps dienden , maar één<br />

geftorven is. De Overfte Lieutenant Graaf VON ELU*<br />

BIEKTHAL leevt in Berlin ; de Heer VON<br />

PANNEWITZ;<br />

is • Commandeur <strong>van</strong> de Johanniter-orde; beiden hebben<br />

mij met vriendfchap en beleevdheid omhelsd; beiden<br />

weten alle omftandigheden , waar door JASCHINS­<br />

KIJ mij bij den Koning ongelukkig maakte. De Heer<br />

VON WAGNITZ is Generaal - Lieutenant in Casfeï: de.<br />

ze was mijn tentkameraad, en wist en zag alles wat<br />

mij we<strong>der</strong>varen is. KALKREUTER. en GROTHUSEN leven<br />

nog op hunne goe<strong>der</strong>en. En JASCHINSKIJ zelf<br />

leevt ook nog in Koningsbergen, maar gekend, veracht,<br />

en als een afgeleevd grijzaart in zijn' leuningftoel<br />

door wroegingen en krankheden gefolterd. Ik<br />

heb


FRE ERIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. $|<br />

heb hem niet bezocht, en ik geloof ook niet, dat hij<br />

mij wenscht te zien. On<strong>der</strong>tusfchen heeft hij, in<br />

plaats vatl naar verdienfteii geftraft te worden, ze<strong>der</strong>t<br />

40 jaren 1000 rijksdalers pennoen genoten, en bij ge-<br />

Volg den Staat reeds 40000 rijksdalers gekost. Ik integendeel<br />

heb door hem mijn va<strong>der</strong>lijk ervgoed verloren,<br />

42 jaren lang de inkomften <strong>van</strong> hetzelve gemist,<br />

en nog tot heden toe gene vergoeding ont<strong>van</strong>gen.<br />

Zoo gaat het in de waereld! FREDRIK nam de»<br />

hruikbaartlen en eerlijkften burger <strong>van</strong> den Staat zijn<br />

wettig eigendom af; en voedde met een gedeelte vaa<br />

hetzelve zijn' lasteraar JASCHINSKIJ.<br />

Ik ben dus tegenwoordig in Berlin niet als een begenadigd<br />

misdadiger voor den dag gekomen, maar als<br />

een man, die de regtvaardigheid <strong>van</strong> zijn' zaak nu voor<br />

het oog Van Europa geopenbaard, en in druk bewezen<br />

"heeft. De grootmoedige tegenwoordige Koning<br />

heeft mijne regtvaardiging door de gunst, die hij mij<br />

openlijk ;bewezen heeft, verzegeld. Hij toonde, dat<br />

hij zon<strong>der</strong> eigenzinnigheid regtvaardig is: alle harten<br />

waren voor mij geftemd: alle ogen op den martelaar<br />

<strong>van</strong> FREDRIK'S dwalingen gevestigd: eh zoo verfcheen<br />

mijne bekroonde ftandvastigheid, ook zon<strong>der</strong> triumphwagen,<br />

zegerijk in mijn va<strong>der</strong>land; en zij maakte mij,<br />

fchoon mijn verlies niet vergoed werdt, rijk genoeg,,<br />

om alle de zaligheden ener inwendige kalmte te genieten.<br />

Alles, wat mij nog ontbreekt, zij aan den tijd en<br />

aan het edel gevoel <strong>van</strong> een doorzichtig Monarch<br />

overgelaten. Hij is mild: ik heb ene al te billijke<br />

trotschheid, ora met hulpelozen te bedelen, FRE­<br />

DRIK, mijn vervolgër, ligt in het graf, en kan mij<br />

«iets meer we<strong>der</strong>geven <strong>van</strong>'dat geen, Öat rirj mij met<br />

D 2<br />

wreed-


J2<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

wreedheid ontnam. Mijne gefchiedenis zou aan de<br />

zijne onuitwischbare vlekken aanbrengen , indien ik<br />

mij aan overledenen wreken wilde: en de waereld<br />

weet, dat hij, hoewel hij de wijsfte Koning was,<br />

evenwel zomtijds zich door zijne driften beheerfchen<br />

liet, en door waarfchijnlijkheden ligt bedrogen kon<br />

worden, daar hij waande, dat het doen <strong>van</strong> een uitgebreid<br />

on<strong>der</strong>zoek na de regtvaardigheid <strong>van</strong> iemands<br />

zaak de moejte niet beloonde. Ongetwijfeld erkende<br />

hij zijne dwaling; zijn hart liet mij geregtigheid we<strong>der</strong>varen;<br />

maar hij liet het misfchien alleen daar bij,<br />

dat hij mij heimelijk betreurde, dewijl de zaak te ver<br />

gekomen was, en zijne eerzucht zich tot gene herroeping<br />

verlagen kon. Schrikkelijke grondftellingen voor<br />

een' Regeer<strong>der</strong>! zich te fchamen, om den genen geregtigheid<br />

te laten we<strong>der</strong>varen, wien hij door overijling<br />

beledigd heeft: de bevelen, wetten, en ontwerpen,<br />

die in de daad voor den Staat, of voor zommige<br />

leden <strong>van</strong> denzelven nadelig zijn, niet te willen<br />

veran<strong>der</strong>en, of uit eigenzinnigheid, of om bij het laag<br />

gemeen onfeilbaar te fchijnen: zich te fchamen, om<br />

zich zeiven <strong>van</strong> gebrek aan rijper overleg te befchuh<br />

digen, in dingen, waar <strong>van</strong> de gevolgen door geen<br />

menfchenverftand voorgekomen noch vooruit gezien<br />

konden worden. Doch FREDRIK , die onverzoenlijk<br />

was, wanneer hij zijne eergierigheid beledigd achtte,<br />

ligt thands onmagtig in het graf. Hij kon mij,zelvs<br />

bij zijn leven de bekendmaking <strong>van</strong> mijne gefchiedenis<br />

wel zoo min beletten, als het oordeel <strong>der</strong> waereld<br />

verdonkeren, die zon<strong>der</strong> bril na waarheid zoekt: maar<br />

hier in Berlin evenwel dorst mij niemand noemen ,<br />

niemand zeggen dat hij mijn vriend was. Alle voorfpraak<br />

was vruchteloos, en de meesten hielden mij in<br />

de


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 53<br />

de daad voor ftrafbaar, om dat ik de ftraffen <strong>van</strong> een'<br />

misdadiger geleden heb. Maar nu is het voorhangzel<br />

opgetrokken; en FREDRIK WILLEM verheugde zich,<br />

toen zijne on<strong>der</strong>danen mij met opene armen, en een<br />

opgehel<strong>der</strong>d gelaat bij het Hof ontvingen. Hij kent<br />

ook nu mijne gantfche ziel; en zal gewis een goed<br />

Monarch zijn voor mijne kin<strong>der</strong>en, die ik voor zijn*<br />

dienst beftemd heb. Voor mij zeiven zoek ik niets,<br />

en wil aan mijne vijanden gene redenen tot laster,<br />

maar wel tot berouw over hunne eigene fchande, en<br />

tot bewon<strong>der</strong>ing geven. Niemand zal immer zeggen<br />

kunnen; ,, TRENCK heeft uit baatzucht voordelen<br />

„ voor zich genoten." In Berlin heette ik voormaals<br />

een overloper, die een Oostenrijksch hart in den boezem<br />

draagt. In Weenen integendeel zeiden de oorblazers<br />

en biegtva<strong>der</strong>s <strong>van</strong> het Hof, die bij de on<strong>der</strong>drukking<br />

<strong>van</strong> mijne perfoon, en bij mijne verwij<strong>der</strong>iag<br />

<strong>van</strong> het vertrouwen <strong>van</strong> den Monarch veel belang<br />

hadden; „ TRENCK. is goed Pruisfisch-gezind."<br />

Doch ik was overal een eerlijk man, die nergens<br />

fchade zal doen, waar hij geen voordeel kan doen.<br />

Geen eigenbaat of eerzucht zal mij ergens oit aanzetten<br />

, om partij te kiezen. Ik heb het vertrouwen<br />

<strong>van</strong> het volk, de achting <strong>van</strong> de gfootfte mannen in<br />

de beide Staten gewonnen. Dit zij mijn doelwit,<br />

mijne eer , mijn loon ; <strong>van</strong> beiden onaf ha'nglijk en<br />

geacht bij mijn leven te zijn, en na mijn dood in het<br />

gezelfchap <strong>van</strong> eerlijke mannen; dan zal men daar,<br />

waar mijn gebeente rusten zal, voorzeker geen'fchand-<br />

,zuil vinden, en mijn graffchrivt zal wezen:<br />

D 3<br />

TE


24 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

TE<br />

BEJAMMEREN IS HET,<br />

DAT MEN DEN EERLIJKEN<br />

TRENCK<br />

*TE LAAT VOOR HEM<br />

TE LAAT VOOR ONS<br />

GEKEND<br />

HEEFT!<br />

Ze<strong>der</strong>t ik nu in deze Landen leve, en niets als echte<br />

vriendfchaps betuigingen geniete, hebben de Heren<br />

nieuwsfchrijvers, vermoedelijk met de beste oogmerken<br />

, of om mij iets ten gevalle te doen, in gantsch<br />

Duitschland loutere nieuwigheden yan mij gefchreven 3<br />

die allen onwaar zijn.<br />

Men fchreef, dat ik een groot penfioen in Berlin<br />

gekregen had; en ik verzeker op mijne eer, dat ik<br />

'er zelvs noit om verzocht heb.<br />

Men verhaalde , dat mijne oudfte dochter Gouvernante<br />

bij de jonge Princesfen geworden was. Vermoedelijk<br />

was dit ene fa>yre <strong>van</strong> enen boenenden correspondent;<br />

want mijne oudfte dochter is eerst 15 jaren<br />

oud, en heeft zelve nog wel ene Gouvernante nodig.<br />

Misfchien zal men nu zich hier en daar nog wel<br />

yalfchelijk inbeelden, dat ik laag genoeg ben, om,<br />

door vaifche eerzucht aangezet, voor gereed geld gedrukte<br />

leugens te laten verfpreiden. Misfchien dacht<br />

menig nieuwsfcbrijver mij hier door enig genoegen te<br />

geven, wanneer' hij ten minften dat, wat aan mij hadt<br />

moeten gefchieden, als dadelijk, gefchied aankondigde,<br />

Misfchien gefchiedde het uit fchalkachtigheid, nijd,<br />

omkoping, of begeerte om mij te benadélen: misfchien<br />

pok uit ene goede genegenheid en wensch voor mijn<br />

. • • ge-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

geluk. Doch, hoe dit ook zij, men heeft 'er mij<br />

geen vermaak mede aangedaan, en het zou mij veel<br />

aangenamer zijn, en veel meer gefchikt om mijn' rust<br />

en welvaart te bevor<strong>der</strong>en, wanneer men min<strong>der</strong> <strong>van</strong><br />

mij fchreef; dan zou ik beter de wangunst ontwijken,<br />

cn in ftilte mijne voordelen genieten, eer ik daar in<br />

door boze menfehen verhin<strong>der</strong>d kan worden; welke<br />

nog altijd met al hun vermogen daar tegen arbeiden ,<br />

wanneer een opregt en te gelijk verlicht man op het<br />

puneï ftaat, om het gantfche vertrouwen <strong>van</strong> een'<br />

Vorst te verkrijgen.<br />

Maar ik bid allen, die daar belang in ftellen, allervurigst,<br />

dat zij mij met dat inzicht in mijne bijzon<strong>der</strong>e<br />

oogmerken niet hin<strong>der</strong>lijk zijn; dewijl ik hun opregtelijk<br />

verzekeren kan, dat ik deze eer nimmer zal<br />

zoeken. Zelvs zal ik dat geluk niemand benijden, die<br />

'er zijn gantfche leven vol angst en bekommering voor<br />

zal moeten zorgen, om dat geen.te behouden, wat<br />

hij zon<strong>der</strong> verdienfte heeft weten te verkrijgen. De<br />

voorftan<strong>der</strong> <strong>van</strong> onwaardige menfehen kluistere zijne<br />

Haven , die aan zijne trotschheid moeten wijroken,<br />

naar zija goeddunken. Een man <strong>van</strong> mijnen aart<br />

blijvt hemelsbreed'<strong>van</strong> de vleierij verwij<strong>der</strong>d; eD, die<br />

den Monarch maar onbewimpeld de waarheid zegt ,<br />

of zijne gelievkoosde neigingen niet (treek; die zal<br />

gewis zijn nest bij het Hof niet bouwen, waar alleen<br />

maar jonge haviken voor weerloze duiven uitgebroed<br />

worden; waar fchadelijke musfehen aangename zangers<br />

heten; en waar de edele nachtegaal alleen maar in zijn<br />

koojtjen zijne klaaglie<strong>der</strong>en zingen mag (»)•<br />

Ik<br />

(t>) Verg. II Deel, bladz. 113, 114.<br />

D 4


$6 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Ik vergenoeg mij met de kalmte <strong>van</strong> een goed ge«<br />

weten, dat mijn inwendige rigter is, en ik wensch<br />

alleen maar naar mijne innerlijke waarde beoordeeld en<br />

geëerd te zijn. Dat genoegen heb ik beleevd, en<br />

meer dan vele in de daad grote mannen genoten.<br />

Bijna dagelijks ontving ik gelukwenfchingen en brieven<br />

uit alle de gewesten <strong>van</strong> Duitschland; uitmuntende<br />

brieven <strong>van</strong> onbekenden, waar in het hart fprak;<br />

brieven, die een geheel Deel vullen zouden, en die<br />

verdienden bekend gemaakt te worden. De twee eerfte<br />

Delen <strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis hadden de oplettendheid<br />

<strong>van</strong> het algemeen op mij gevestigd. Ik<br />

dank, alle Heren Recenfenten, die mij, zon<strong>der</strong> zich<br />

aan nijdigheid fchuldig te maken, geregtigheid hebben<br />

laten we<strong>der</strong>varen; en de twijfelaars of berispers zullen<br />

<strong>van</strong> zelvs befchaamd, en met verachting gelezen<br />

worden, wanneer het vervolg bewijzen zal, dat ik<br />

niets als zuivere waarheid gefchreven heb. Maar, dat<br />

mijne gefchiedenis zoo vele onwaarfchijnlijkheden bevat;<br />

dat zij meer ene verdichte Roman, dan ene onpartijdige<br />

Levensbefchrijving gelijkt,dit is mijn' fchuld<br />

niet, wijl ik zulke zeldzame voorvallen in de daad beleevd<br />

heb, en dus ook openlijk verhalen moest. Ik<br />

befchreef daarenboven mijn leven zelf; dus zou de eigenlievde<br />

en trotz, die den Schrijveren pleegt eigen<br />

.te zijn, mij verdacht kunnen maken bij hun, die de<br />

ware oirzaken, welke mij tot deze on<strong>der</strong>neming aangezet<br />

hebben , niet kennen, of met vooroordelen tegen<br />

een' Schrijver in propriet caufa bezet zijn. Maar ik<br />

moest een niets waardig fchepzel zijn, indien ik met<br />

leugens het algemeen bedriegen wilde, waar bij alle<br />

mijne Schrivten, zoo wel als mijn gedrag, reeds zoo<br />

veel goedkeuring en geloof verworven hebben.<br />

Een


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 57<br />

Een geleerde fchoft zoekt alleen maar zijne lezers<br />

te bedriegen; een windbuil fchrijvt leugens, om vertoning<br />

te maken; een hongerige, om zijn' buik te vullen;<br />

een booswigt, die met regt geftraft werdt, wil<br />

eerlijk fchijnen, en fchrijvt leugenachtige apologiën,<br />

om zijne fchande te bedekken. Gene <strong>van</strong> deze oirzaken<br />

heeft mij tot fchrijven aangezet, en even daarom<br />

wenscht men mij <strong>van</strong> alle kanten geluk.<br />

Men veroorlove "mij, uit het groot aantal brieven<br />

<strong>van</strong> dezen aart, die ik ont<strong>van</strong>gen heb, den volgenden,<br />

dien ik <strong>van</strong> den geleerden en waardigen Heer<br />

Profesfor BAHRDT uit Halle kreeg, benevens mijn and?<br />

woord op denzelven, hier in te lasfchen.<br />

Hier is hij. . ; .<br />

D 5<br />

BRIEF


B R I E F<br />

VAN DEN HEER<br />

P R O F E S S O R B A H R D T .<br />

Halle 10 April 1787.<br />

Cjijj die met reuzenkracht het lot, dat u beftormde,<br />

Verduurd hebt, en in 't eind de zegepraal behicldt j<br />

Wiens ed'le ziel zich zelv' tot ware grootheid vormde; *<br />

Die noit voor Vorften hebt geknield)<br />

Gij, die uw' deugd behieldt in 't uitgezochtfte lijden;<br />

Wien 't oude Duitfche bloed nog door ah" de a<strong>der</strong>s vloejt S<br />

Ont<strong>van</strong>g den dank <strong>van</strong> hem, die ook, als gij,moest ftrijden 3<br />

Wiens ziel <strong>van</strong> lievde voor u gloejt.<br />

Ook ik zag al de Vreugd en voorfpoed <strong>van</strong> mijn leven<br />

Gedood door Papengift, dat al ons heil verpest;<br />

Ook ik werd uit den baan, waar in ik liep, verdrevea<br />

Door 't fleken <strong>van</strong> een wespennest.


LEVENSG. VAN FREDRIK , VRIJH. VAN DER TRENCK. 5*<br />

Ook jk ben door den gloed, die mijnen boezem blaakte<br />

Voóï waarheid en voor regt, in veel gevaar gebragt;<br />

En om mija ed'len trotz, die alle laagheid wraakte,<br />

Gehaat, mishandeld, en veracht.<br />

Ook ik heb Bijgeloof en Dweperij beftreden,<br />

Den Huichelaar ontdekt, Gewetensdwang gsdoeind;<br />

. Cok ik heb noit een' Vorst gevleid, noch aangebeden»<br />

Noch Dwingelsnden groot genoemd.<br />

Dus heeft de Priesterlist, die fleun <strong>van</strong> Aartstyrannen,<br />

Die door tyrannen weêr befchermd wordt en beloond,<br />

arm en uitgekleed, <strong>van</strong> ftad tot flad verbannen,<br />

Schoon al wie denkt mijn' ijver kroont*<br />

Toen zocht ik veiligheid en rust in ntEDiUK's Staten; "<br />

Daar, dacht ik, fpwekc men vrij, daar blikfemtmen geen' ban:<br />

Maar daar zelvs wérd ik aan den Nijd ten prooj gelaten,<br />

En daar flendt ook de zwarte Man.<br />

Acht jaren heb ik reeds den zwaren last gedragen<br />

Van rusteloze zorg, en in gebrek geleevd;<br />

Nog poogde ik nut te doen, en zwoegde nacht en dage»,<br />

Maat ewig werdt die zucht weêrflreevd.<br />

Geer*


ÓO<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Geen Staatsman hielp mij oit.—- Het brood, dat mij verkwikte,<br />

Den roem, dien ik verkreeg, ben 'k aan mij zeiv' verplicht 5<br />

Aan dien bedaarden geest, wien zelvs geen hel verfchrikte,<br />

Aan dat geduld, dat nimmer zwicht.<br />

Want zelvs in FREDRIK'S Land verwierf ik geen' befchenning;<br />

Ook daar bragt mij de haat <strong>van</strong> 't Papendom ten valj<br />

Der Orthodoxen fchaar, onvatbaar voor ontferming,<br />

Vervolgde en trof mij overal.<br />

Mijne ongeveinsde zucht, om 't menschdom te verlichten,<br />

Werdt fchandelijk miskend, en nijdig on<strong>der</strong>drukt;<br />

Gelegenheid om kunde en duurzaam heil te nichten<br />

Werdt mij door de Eigenbaat ontrukt.<br />

Als ik nu uitgeteerd, en krank <strong>van</strong> lijf en harte,<br />

Daar troostloos ne<strong>der</strong>zat, mijn noodlot overdacht,<br />

En worftelde met zorg, en worftelde met finarte,<br />

En bijna mijn geduid vergat;<br />

Toen vond"ik bij geval, dat pronkfluk <strong>van</strong> uw' ve<strong>der</strong>,<br />

Uw' trouwe levensfchets, ó Duitschlands ogelijn!<br />

Ik las — las an<strong>der</strong>maal _<br />

mijn' kalmte keerde we<strong>der</strong>,<br />

Daar vloejde balzem voor mijn' pijn.<br />

DMÏ


FREDRIK. 5 VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

D&iv zag ik, dat uw' ziel met helfche ramp moest<br />


63 LEVENSG. VAN FREDRIK, VRIJH. VAN DER TRENCK»<br />

Zeg Hem:<br />

„ daar moet veracht,in druk en kommer, leven,<br />

„ Een man <strong>van</strong> kracht en vlijt, die nimmer iets misdeedtf<br />

„ O Koning! die aan mij' mijne eer heb: weêrgegeven!<br />

„ Droog ook zijn' tranen en zijn zweet!"<br />

'fc ZSe reeds dat braaf befluit in uwen boezem gloejen!<br />

fl! Werdt uw poging ewis met mijn herflel bekroond!...<br />

Die uit een fmachtend oog één vreugdetraan doet vloejen, !<br />

Diens lievde wordt genoeg beloond!<br />

AND'


A ND<br />

WOORD<br />

AAN DEN H E E R<br />

£ R o F ES s o R B A H R D T<br />

u<br />

w brief, mijn vriend 1 heeft mij gerosrd,<br />

Want, waar het hart de ve<strong>der</strong> voert,<br />

Daar voelt een man, als ik, gen'oegen:<br />

Geen eigen waan heeft mij verblind,<br />

'k Min u zoo teêr, als gij mij mini..<br />

Zijn braven, die in ramp«n zwoegen,<br />

Door mij tot heldenmoed gevormd;<br />

Hoe dan ook 't noodlot op mij ftormr*<br />

Daa zie ik vrachten <strong>van</strong> mijn ploegefl.<br />

Me»


t$4 LEVENSGESCHIEDENIS VAT?<br />

Meer wenschte ik niet; dit is mijn loon;<br />

Eer vond ik Wel voor WILLEM'S ttiroon;<br />

Maar mijn vermogen bleef verloren.<br />

Een vleier kruipt om gunst en goud,<br />

Wie regt zoekt, en zijn' fierheid houdt,<br />

Voor dien fluit men aan 't Hof zijne oren.<br />

Wat blijvt mij ? . . .<br />

Roem voor mijnen kamp! —•<br />

En voor mijne Erven? . . .<br />

Hoop en damp! ——•<br />

Een gek is maar tot heil geboren.<br />

Vergeefsch zocht ik aan 't Va<strong>der</strong>land,<br />

Waar voor mijn' ziel in ijver brandt,<br />

Mijn', beste jaren op te dragen.<br />

Geen waarheidsvriend bloejt aan een Hof;<br />

Die daar niet kruipen wil in 't llof,<br />

Dien zal een fchurk wel dra verjagen.<br />

Al zoekt hij nog zoo vaak gehoor,<br />

Geen Koning leent hem meer het oor,<br />

En nauwlijks durft men hem beklagen.<br />

Zoo


FREDRIK» VRIJHEER. VAN DER TRENCK.<br />

ÓJ<br />

Zoo ging 't mij waarlijk' overal;<br />

De Faam verbreidt een valsch gelchal (e);<br />

4<br />

k Kreeg noit vergoeding voor mijn lijden:<br />

Nog nimmer vond ik in een' Staat<br />

Een vruclitb'ren akker voor mijn zaad,<br />

Maar moest met elke hoofdftof<br />

ftrijdsn:<br />

Mijn' poging worde zelvs hier veracht,<br />

Wanneer ik mij en and'ren tracht<br />

Van nijpende armoê te bevrijden.<br />

Gij klaagt, dat u de Priester haat!<br />

Maar gij hebt zelf zijn' Eigenbaat<br />

En Heerschzucht tégen u doen woeden:<br />

Wie aan 't vooroordeel weérftand biedt,<br />

Dien fpaart zijn vrome wraakzucht niet,<br />

Die duizende offers heeft doen bloeden.<br />

Al wie een' zwarten fchelm ontdekt,<br />

En 't volk aan zijne klaauw onttrekt<br />

Moet door zijn' val die fchaê. vergoeden.<br />

Hij<br />

(e) De Schrijver doelt hier op de valfche geruchten, die<br />

i In de nieuwspapieren verfpreid waren , <strong>van</strong> de gunden, die<br />

hem aan het hof <strong>van</strong> FBEDRÏ? WILLEM zouden zijn bewezen.<br />

JZie boven bladz. 54.<br />

III. DEEL.<br />

E


60 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Hij neigt <strong>der</strong> lage Vorften nart,<br />

Hij voelt noit fmart bij vreemden fmarr,<br />

Hij Haat de Deugd in flaaffche boejen;<br />

Aan 't Hof, daar alles voor hem bukt,<br />

Daar wordt de waarheid on<strong>der</strong>drukt,<br />

Daar kan de opregtheid nimmer bloejen:<br />

Vlied, zoo gij kunt, zijn zwart venijn ,<br />

Of ewig zult ge een ketter zijn,<br />

Eu nimmer ziet ge uw heilzon gloejen.<br />

't Gevaar te tarten doet geen nut;<br />

De waereld blijvt fleeds in den dut;<br />

• ?t Gepeupel wil in dwaling woelen.<br />

Die domme menfehen twij'f'len leert,<br />

Die wordt befpot, vervolgd, onteerd,<br />

En zal den papehblikfera'voelen.<br />

Een hond, die op den'rover past,<br />

Heet dol, om dat hij wakker bast.<br />

•<br />

Zwijg, zoo gij bijval wilt bedoelen.<br />

Ge-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. • 6?<br />

Geduld I mijn loop is haast bepaald!<br />

Een<br />

man, die dil ten grave daalt,<br />

Die<br />

kan alléén den nijd ontwijken.<br />

Ik vond nog noit een' dille reê.<br />

Die<br />

dobbert op de waereldzee,<br />

Die moet aiet ligt voor dormen ftrijken.<br />

Ik heb, als COOK , 't gevaar veracht,<br />

Misfchien dat mij zijn lot nog wacht (*) ;<br />

Zoo<br />

gaat het ons en ons gelijken.<br />

Wat<br />

is des waerelds fchouwtoneel?<br />

Al krijgt gij daar het vetde deel,<br />

Gij<br />

hebt nog weinig te verliezen.<br />

Al wie zijn' rust en kalmte mint,<br />

Wordt door haar' luister niet verblind,<br />

En<br />

zal haar fchatten niet verkiezen:<br />

Hij<br />

gaapt geen hooffche gunden aan;<br />

Geen hoon kan hem ter ne<strong>der</strong> daan,<br />

Geen' on<strong>der</strong>drukking doet hem kniezen.<br />

(*) De beroemde reiziger COOK, die zoo vele nieuwe ontdekkingen<br />

deedt, werdt op één' <strong>der</strong> Sandvvichs - eilanden [te<br />

©wijhee] dooi de Wilden vermoord.<br />

E 3<br />

Het


68 LEVENSG. VAN FREDRIK , VRIJH. VAN DER TRENCK.<br />

Het onregt drukke ons tot aan 't graf?<br />

Haast fnijdt de dood ons leven af,<br />

Een korte ftrijd is haast volftreden.<br />

De dood, waar voor de zwakke geest<br />

In 't midden <strong>van</strong> zijn' wellust vreest,<br />

Wordt door ons vurig aangebeden:<br />

Eens fchenkt hij ons de rust, en 't regt,<br />

Dat ons de waereld heeft ontzegd,<br />

En eindigt onze tegenheden.<br />

FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

Schanaulackij, bij<br />

Koningsbergen<br />

in Pruisfen.<br />

30 April, 1787.<br />

P. S. Leest gij, waardfte Heer Profesfor! in dit<br />

andwoord op uw aan mij toegezonden lofgedigt, de<br />

taal <strong>van</strong> het hart, zoo laat mij geregtigheid we<strong>der</strong>varen<br />

, door te geloven, dat ik even zoo denk en handel,<br />

als ik fchnjf. Bij gevolg is mijn invloed bij het<br />

Hof even zoo onbeduidend in Berlin, als in Weenen<br />

en Conllantinopolen.<br />

ik


Ik hoop mijnen Lezer niet te zullen vermoeien ,<br />

wanneer ik nog één' <strong>van</strong> deze brieven bekend maak;<br />

dit zal misfchien mijn oogmerk en dat <strong>van</strong> den zen<strong>der</strong><br />

bevor<strong>der</strong>en, wanneer deze brief toevallig gelezen<br />

wordt door ene weldadige ziel, die het geen mij verzocht<br />

is ter uitvoer brengen kan , en voor iemand<br />

fpreken wil, die in de daad hulpeloos is, en wiens<br />

fchrijfwijze een' man <strong>van</strong> grote talenten verraadt.<br />

Ik kreeg een' brief <strong>van</strong> enen ongenoemden. Deze<br />

verzocht mij, voor zijn' vriend in Berlin te fpreken ,<br />

en hij floot in den zijnen acht an<strong>der</strong>e brieven in, die<br />

hem door dezen vriend gefchreven waren, met verzoek,<br />

om dezelven niet bekend te maken, en maar<br />

alleen in de Berlinfche Courant te laten drukken; dat<br />

ik de brieven <strong>van</strong> enen ongenoemden uit SilefiBn wel<br />

ont<strong>van</strong>gen had, en in de zaak zelve niets doen konde.<br />

Dit laatfte is om gewigtige redenen in die Courant<br />

niet gefchied. Doch het zal mij <strong>van</strong> hem niet<br />

kwalijk genomen worden, wanneer ik drie <strong>van</strong> deze<br />

brieven in deze mijne Gefchiedenis inlasfche, die hem<br />

gewis niet benadéien zullen, die te gelijk een flagtoffer<br />

<strong>van</strong> het noodlot zullen fchil<strong>der</strong>en , dat in- zijn<br />

zoort nieuw is, en door welker mededeling de lij<strong>der</strong><br />

misfchien nog voordelen en dadelijke hulp verwerven<br />

kan.<br />

Gefchiedt dit, zoo ken ik den man in perfoon , die<br />

mij zijn' naam verbergen wil, en ik zou hem wel weten<br />

te vinden, om hem te on<strong>der</strong>dennen, indien men<br />

mij iets toezendt om hem te helpen , of indien men<br />

hem wilde leren kennen. Gefchiedt het niet , dan<br />

heeft men ten minden aandoenlijke en wel gefchreve-<br />

E 3<br />

ne


70 LEVENSG» VAN FREDRIK , VR 7 JH. VAN DER TRENCK.<br />

ne brieven gelezen, die ten minften daar medelijden<br />

wekken zullen, waar mijn eigen toeftand mij niet toelaat,<br />

de voorfpraak <strong>van</strong> een' an<strong>der</strong> te zijn, of ongelukkigen<br />

te verkwikken.<br />

De eerfte dezer brieven <strong>van</strong> dien ongelukkigen , die<br />

ik ter bekendmaking kieze, is de volgende:<br />

Neu-


Neulahd den i% Fdr. 2787.<br />

V R I E N D !<br />

Ik dacht u door mijnen laatften zoo volkomen voldaan<br />

te hebben, dat ik mij vleide, in het gerust b#<br />

zit <strong>van</strong> mijne zorgen te zullen kunnen blijven, en ongeftoord<br />

mijne naargeestige denkbeelden te zullen mogen<br />

uitkramen: en, zie daar', gij grijpt mij met ene<br />

oneindige menigte voordellen , bewijzen , tegenwerpingen<br />

zoo onverhoeds aan , dat ik bijna geneigd<br />

was, om zon<strong>der</strong> fltrijd te vluchten, en u in het bezit<br />

<strong>van</strong> het flagveld te laten. Daar echter lafhartigheid,<br />

gelijk gij weet, en dikwijls bij overtuiging gezien<br />

hebt, juist niet de zwakke zijde <strong>van</strong> mijne ziele<br />

is; zoo moet ik mij met u nog ééns inlaten: gij mogt<br />

an<strong>der</strong>s denken, dat de jaren en de rampen, die ik<br />

doorgedaan heb, zoo wel mijne verstandelijke vermogens<br />

als mijne zenuwen verzwakt, en mij in de talloze<br />

rei <strong>van</strong> laffe wekelingen geplaatst hadden.'<br />

Te wapen dierhalven 1<br />

Den Heer Baron VAN DER. TRENCK, dien man, die<br />

even als ik alle mogelijke wisfelingen <strong>van</strong> menfchelijke'<br />

lotgevallen doorwandeld' heeft; dien echten man, dieri<br />

veel omvattenden geest, die het tïjdfïip beleevde, dat<br />

hij daiir fchitterde , waar hij eerst verworpen was;<br />

drrar bewon<strong>der</strong>d werdt, waar verachting hem verge»<br />

Zeld hadt; darlr openlijk en met on<strong>der</strong>fcheidende eerbewijziugen<br />

gehoor kreeg, waar te voren ie<strong>der</strong>, woord<br />

<strong>van</strong> hem miskend werdt — dien man kiest gij uit, enhoudt<br />

gij voor den vuurbaak, die mij uit de woedende<br />

E 4-


?a LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

en alles verterende vlam rukken zal. Vriend! gij<br />

raast! Hebt gij te voren ene vergelijking tusfchen<br />

hem en mij gemaakt? Hebt gij de verfcheidene om-<br />

Handigheden onzer Levensgefchiedenis met deze vergelijking<br />

zoo doorweven, dat zij treffende werdt?...<br />

Indien ik u ook toettaan moest, dat dit alles gefchied<br />

was, dan ontftaat evenwel nog deze gewigtige vraag:<br />

Hebt gij de kracht gewogen, welke hier zou moeten<br />

wei-ken? ... Ik leerde dien lij<strong>der</strong>, dien aangenamen<br />

. lueagezel, in het jaar 1764 toevallig te Weenen in<br />

perloon kennen. Zijne uitwendige gehalte, die fchoon<br />

en manlijk is, beloovr, volgens de wenken <strong>van</strong> so-<br />

CRATES (j>) 9<br />

ene fchone ziel,en deze geloof ik ook,<br />

dg;<br />

(p) SOCRATES geloovde, dat in een fchoon lighaam ook ene<br />

fchone ziel woonde: en hier in fchijnt hij door vele Wijsgeren<br />

nagevolgd te zijn; PLOTINUS zeide, dat alles inwendig goed<br />

moest zijn, wat uitwendig fchoon was; en PROCLUS Helde, dat<br />

alle fchoon ook goecf was. Verg. L. COELII MODIGINI leSt. ant.<br />

Lib. XVI, cap. 5 & L|b.<br />

X X I V j c a p < 1% I n n e t a ) g e m e e n<br />

fehattede de oudheid de fchöné"%eflalte <strong>van</strong> het lighaam, en<br />

bekoorlijke wezenstrekken zeer hoog, en meende dat in fraaje<br />

lighamen verhevener en goddelijker zielen woonden. Van daar,<br />

dat ACHILLES en an<strong>der</strong>e Helden bij HOMERUS zoo dikwijls<br />

Sioufcis en BteuxtKat {Goddelijk, Code gelijk) genaamd<br />

worden. Daarom zingt OVIDIUS ook <strong>van</strong> ROMULUS en HEMOS,<br />

Fajl. II,<br />

3 9 5 :<br />

uit quam funt fimiles! at quam formofus uterqüe!<br />

Plus tarnen ex illis ijle vigoris Jrnbet.<br />

Si genus krgaitur vult'ü , ni fallit imago,<br />

Nacio quem v'obü fuspicor eje Deunt,<br />

De


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 73<br />

dat hem geheel en al eigen is. Maar dit is ook alles,<br />

wat ik <strong>van</strong> hem denk, en verwachten kan ik <strong>van</strong> hem<br />

niets.<br />

Laat mij enige trekken tot ophel<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> de vragen<br />

, die ik u zoo even voorgefteld heb , maken :<br />

want uitvoerig kan en wil ik niet zijn, an<strong>der</strong>s moest<br />

ik mijne gehele Leyensgefchiedenis fchrijven.<br />

De Baron VAN DER TRENCK was, voor zoo veel ik<br />

weet, een vermogend jong mensch; dit,en zijn jeugdig<br />

vuur , door<br />

vleiende hoop op de hulp <strong>van</strong> beroemde<br />

en toenmaals magtige bloedverwandten aangeblazen,<br />

maakte hem tegen zijnen Koning,<br />

wien hi]<br />

toen diende, koen: en deze énige daad was de grondoirzaak<br />

<strong>van</strong> vele rampen , die allerlei jammeren en<br />

elenden in het vervolg over hem verbreidden.<br />

Ik daarentegen, een zoon <strong>van</strong> een vermogend<br />

Silefisch<br />

Edelman, ervde niet eens het dagloon <strong>van</strong> een'<br />

foldaat: want ons vermogen werdt nog in mijne kindfche<br />

jaren een roof <strong>van</strong> het onregt en geweld, en<br />

<strong>van</strong> de wraak, die zich achter ene fchijnheilige deugd<br />

verborgen hielde. Het lot <strong>van</strong> mijn' va<strong>der</strong> is u bekend.<br />

Gij weet het, in welke achting hij bij de grote<br />

Keizerin THERESIA ftondt; maar gij weet het ook,<br />

door welke won<strong>der</strong>e verdichtzels men zijn' val bewerkt<br />

heeft.<br />

Hij werdt <strong>van</strong> de hoogte, die hij met<br />

moejte en arbeid bereikt hadt, in den afgrond <strong>van</strong><br />

het<br />

p e<br />

on<strong>der</strong>vinding ftemt on<strong>der</strong>tusfchen meer in met het gezegde<br />

<strong>van</strong> I-HAEDRUS, Lib. lil, fab. 5:<br />

; 1 . I . . firviofos fepe ir.vcni peflimos,<br />

Et turpi facie muitos cognovi optimos.<br />

E 5


74 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

het gebrek geflingerd, tot dat hem in het begin <strong>van</strong><br />

den zevenjarigen oorlog een on<strong>der</strong>daan <strong>van</strong> den Koning<br />

<strong>van</strong> Pruisfen aan het Hof <strong>van</strong> Oostenrijk als<br />

enen gevaarlijken vertrouwden <strong>van</strong> SCHWERIN , wien hij<br />

on<strong>der</strong>tusfchen nimmer gekend hadt, affchii<strong>der</strong>de. Men<br />

greep den zestigjarigen grijzaart in Jügerndorf, fleepte<br />

hem na de vesting Giücz in Steijermark, en gaf hem<br />

daar wel zijn nodig voedzel; mair hij zag uit zijn'<br />

kerker in. zeven jaren geen' zon op- noch on<strong>der</strong>gaan.<br />

Ik was nauwlijks een jongeling, toen dit gebeurde.<br />

De ontwijfelbare onfchuld <strong>van</strong> mijnen goeden va<strong>der</strong><br />

deedt mij befiaan, om zijn verdediger voor den throon<br />

<strong>der</strong> an<strong>der</strong>szins regtvaardige Monarchin te worden.<br />

Maar men verhoorde mij niet: ik kreeg alleen verlof,<br />

om in den foldatenrok voor hare regten te mogen<br />

bloeden. In dezen iïand leerden wij elkan<strong>der</strong> kennen;<br />

en in dezen ftand omarmden wij elkan<strong>der</strong> voor het<br />

eerst als vrienden, wier harten voor elkan<strong>der</strong> geftemd<br />

zijn. Maar ook ik werd i«tt dezen ftand gerukt, niet<br />

door mijne vijanden, maar door die <strong>van</strong> mijn' va<strong>der</strong>.<br />

Wat de Keizerin mij gaf, dat ontroovden mij hare'<br />

Beftier<strong>der</strong>s. Bij een' mistigrn nacht werd ik, zon<strong>der</strong><br />

iemands weten, zon<strong>der</strong> aanklacht of proces, ge<strong>van</strong>gen<br />

genomen, en met nog an<strong>der</strong>e OagtolFers <strong>van</strong> deze list,<br />

óp de reeds gemelde vesting Giitz gebragt. Hier zat'<br />

ik zes volle jaren, in den bloej <strong>van</strong> mijn leven, on<strong>der</strong><br />

enen vreemden naam, dien men mij gegeven hadt,<br />

als een misdadiger met zeven floten bewaard. Na<br />

de herftelling <strong>van</strong> den vrede werden TRENCK, mijn<br />

va<strong>der</strong>, en ik we<strong>der</strong>om losgelaten. De eerfte verkreeg<br />

zijne vrijheid op aanzoek <strong>van</strong> THERESIA, en ook deze<br />

zorgde tevens voor hem. Wij in tegendeel werden,<br />

uit kracht <strong>der</strong> uitdrukkingen V2n het vredestractaar,<br />

die


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. j$<br />

die amnestie voor misdadigers <strong>van</strong> ftaat beloovden,<br />

zon<strong>der</strong> dat men enig on<strong>der</strong>zoek hoe ook genaamd na<br />

de waarheid of valschheid <strong>der</strong> tegen ons ingebragte<br />

befchuldigingen in het werk gefteld hadt, in Oldenburg<br />

op de plaats, die tot de losfing beftemd was ,<br />

ter bezichtiging gebragt, en toen losgelaten. Nood,<br />

behoevte, en de bitterfte armoede waren de gevolgen<br />

<strong>van</strong> het lijden,dat wij onfchuldig doorgeftaan hadden.<br />

Ik had niet alleen mijne gezondheid verloren, ik was<br />

bok verminkt geworden, dewijl ik door het fcorbut<br />

één' kinnebak verloren had. Aan den groten FREDRIK<br />

zond ik de onlochenbaarfte bewijzen <strong>van</strong> de rampen ,<br />

dit il doorgeworfteld had , <strong>van</strong> den onheiftelbaren<br />

to. md, waar in ik om zijnen wil geraakte, en bad<br />

bm '.uod, om niet benevens mijn' va<strong>der</strong> te verhongeren;<br />

maar ook hier bleef de an<strong>der</strong>s weldadige Koning<br />

ongevoelig. Enen zekeren Graaf VAN GELLHORN ,<br />

dien men na het innemen <strong>van</strong> Breslau insgelijks als<br />

enen Staatsge<strong>van</strong>genen na Gratz gezonden hadt, wekte<br />

de Voorzienigheid op om mij te redden. Hij hadt<br />

gedurende zijne ge<strong>van</strong>genis evenwel het algemeen gerucht<br />

<strong>van</strong> mijn onfchuldig lijden gehoord; en nauwlijks<br />

werd hij gewaar, dat ik in vrijheid was, of hij<br />

1*&od mij zijn' on<strong>der</strong>fteunendeu arm aan. Hij werdt<br />

meer dan mijn vriend ; hij werdt mijn weldoener ,<br />

mijn on<strong>der</strong>hou<strong>der</strong>, en fchonk mij aan de menfchelijke<br />

zamenleving, welke ik afgeftorven was, we<strong>der</strong>.<br />

Ik moet de voortzetting <strong>van</strong> dezen brief tot den<br />

volgenden postdag verfchuiven: de herinnering aan de<br />

dagen <strong>van</strong> fmart, die ik doorgeworfteld heb, rijt de<br />

oude wonden we<strong>der</strong>om op: zij bloeden nog: maar zij<br />

verhin<strong>der</strong>en mij niet, u te verzekeren,dat ik ewig ben<br />

UW<br />

VRIEND.<br />

TVVS-


TWEDE<br />

BRIEF.<br />

24 Febr. 1787.<br />

D<br />

V R I E N D !<br />

e on<strong>der</strong>vinding , welke mij de vergangelijkheidi<br />

<strong>van</strong> alles leert, geevt mij redenen aan de hand, die<br />

mij mijne kalmte we<strong>der</strong>fchenken: ik moet dus, om<br />

mijn woord te houden, den draad <strong>van</strong> mijn verhaal<br />

ver<strong>der</strong> vervolgen.<br />

Wat de rampen betreft, die men aan zijn' eigen*<br />

perfoon on<strong>der</strong>gaat, denk ik ten minden niets min<strong>der</strong><br />

geleden te hebben dan TRENCK. Ik weet de zijne alleen<br />

maar uit onzekere vertellingen; maar, voor zoo<br />

verre ik ze weet, kan ik 'er mijne treurige on<strong>der</strong>vinding<br />

veilig mede in vergelijking brengen. Vier jaren<br />

lang moest ik in bet gezelfchap vei keren <strong>van</strong> enen<br />

I'ruisfifchen Overften VON HALIASCH genaamd. Hij<br />

was niet wel bij zijn verhand, en meende, dat hij<br />

de Koning <strong>van</strong> het duizendjarig rijk en de Heiland<br />

<strong>der</strong> waereld was: bij on<strong>der</strong>hieldt mij altijd met <strong>der</strong>gelijke<br />

gekheden, die ik behendig aanhoren en goedkeuren<br />

moest , wilde ik niet geweldige mishandelingen<br />

<strong>van</strong> hem dulden, dewijl hij fterker was dan ik. Alles<br />

, wat mij leren. troosten, bezig houden, of opbeuren<br />

kon, was mij verboden; • geen' an<strong>der</strong> mentcfo.<br />

mogt ik immer aanblikken; en alle boeken werden mij<br />

geweigerd. Nog tegenwoordig zie ik het als een won<strong>der</strong><br />

aan, dat ik in liet gezellchap <strong>van</strong> dezen nar zelf<br />

niet


LEVENSG. VAK FREDRIK , VRIJH, VAN DER TRENCK. 77<br />

niet gek geworden ben. Vier harde winters bragt ik<br />

door, zon<strong>der</strong> <strong>van</strong> de zonneftralen, veel min<strong>der</strong> door<br />

de warmte <strong>van</strong> een' kachel, de minde koestering tegen<br />

koude en naaktheid te verkrijgen.<br />

Een man, die waarlijk onzinnig was, hadt meer gevoel<br />

<strong>van</strong> menschlijkheid , dan mijne wachters, die<br />

wel bij hunne zinnen waren, HALLASCH, die gevoelige<br />

gek, gaf mij zijn' mantel om mij te dekken, terwijl<br />

zij mij een bosch ftroo weigerden ; fchoon ik<br />

reeds geen gevoel meer in handen of voeten had.<br />

Men noemde ons verblijf een' kamer, maar het was<br />

een ftinkgat. De vuile dampen drongen eindelijk door<br />

mijn bloed, vergiftigden hetzelve, en ik verloor het<br />

grootfte gedeelte <strong>van</strong> een' kinnebak, door de handen<br />

<strong>van</strong> een' onkundig wondheler, die mij daarenboven<br />

met lachende gezichtstrekken drie vierendeel jaars als<br />

enen Pruisfifchen verra<strong>der</strong>, als iemand, die ene zware<br />

misdaad tegen den Staat hadt bedreven , gemarteld<br />

hadt.<br />

Ook 4k werd door een' fchildwacht, die viermaal in<br />

een uur voor mijne ge<strong>van</strong>genis brulde, in mijn' nachtrust<br />

geftoord ; en ik werd ook door het rammelen <strong>der</strong><br />

floten, en grendels, bij de intrede <strong>der</strong> wachten, dikwijls<br />

verfchrikt.<br />

SCHOTTENDORF was onze Commandant en tyran:<br />

een man, welke mij voor de weldaden, die hij aan<br />

het huis mijner ou<strong>der</strong>en genoten hadt , niets dan<br />

wreedheid vergoldt. De filvkel <strong>van</strong> den tijd hielde<br />

hem voor rijp, en fneedt hem reeds af. Hij is verrot,<br />

en ik leef nog.<br />

TORMENTINL en GALER volgden hem in waardigheid<br />

en magt op , maar niet in ongevoeligheid en<br />

boerfchen trots. Wij werden on<strong>der</strong>, hun opzicht wel<br />

met


78 LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />

met behoedzaamheid maar echter tevens met zorgvuldige<br />

achting behandeld. Wij genoten twee onvergeldbare<br />

weldaden, frisfche lucht, en zuiver water. En<br />

zij wisten alles, wat in het geheim gedaan werdt om<br />

den ge<strong>van</strong>genen nog meer te krenken, en dat wij te<br />

voren met ons dagelijksch brood hadden moeten inflokken,<br />

tegen te gaan, en aan ons lijden palen te<br />

zetten. Ewig zal het aan<strong>der</strong>ken aan deze twee waardige<br />

mannen dierbaar en heilig voor mij zijn. j<br />

Doch, hoe zeer ik ook hunne treden zegene, zoo<br />

zeer overtrof hun nog.in een' zekeren zin ROTTEN-<br />

STEINER de Stafprovoost. Zon<strong>der</strong> opvoeding, zon.<br />

<strong>der</strong> enige an<strong>der</strong>e grondltellingen als die, welke het<br />

natuurlijk menfcbenverlland 'door zich zelf kan verkrijgen<br />

, zag hij de hem toevertrouwde ge<strong>van</strong>genen als<br />

zijne kindéren aan; en, in plaats <strong>van</strong> zich aan hun<br />

te verrijken, bewees hij hun weldaden. Ik zelf genoot<br />

die nog twee jaren, na dat HALLASCH reeds los<br />

gelaten was: en wenschte altijd, dat deze brave man<br />

op een' trap hadt kunnen daan, dien zijne denkwijze<br />

verdiende.'<br />

Ik fchil<strong>der</strong> hier, mijn vriend! met enige vluchtige<br />

pennetrekken , folteringen , waar <strong>van</strong> de Monarch,<br />

wanneer hij ze toevallig zag, te rug zou beven, indien<br />

ook zelvs het bloed <strong>van</strong> enen woesten tyran in<br />

zijne a<strong>der</strong>en vloejde.<br />

THERESIA wilde dit voorzeker niet zoo; maar het<br />

gefchiedde buiten haren wil: want zij was mensch,<br />

en konde niet, even als de Godheid, alles zien.<br />

Uit deze opgegevene fchets <strong>van</strong> de lotgevallen <strong>van</strong><br />

TRENCK, en <strong>van</strong> mij zeiven, zult gij nu wel den<br />

grond <strong>van</strong> het on<strong>der</strong>fcheid zien, dat, in de gefchiedenis*


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 79<br />

»isfen <strong>van</strong> ons beiden, tot twee geheel tegen elkan<strong>der</strong><br />

pvergeftelde werkingen leiden moest.<br />

TRENCK tradt uit den kerker on<strong>der</strong> een fchild, dat<br />

hem voor gebrék en verachting behoedde. De dag<br />

zijner bevrijding was ook de dag zijner zegepraal. Ik<br />

in tegendeel werd aan de ftormen <strong>der</strong> armoede en ver*<br />

fmaadheid ten prooje gegeven.<br />

De geest <strong>van</strong> TRENCK, die in den kerker ne<strong>der</strong>ge-<br />

• drukt was, herhaalde en verhief zich we<strong>der</strong>, daar<br />

hem gene zorgen voor zijn on<strong>der</strong>houd in zijne vlucht<br />

hin<strong>der</strong>den. Niets kon hem nu meer on<strong>der</strong> houden,<br />

maar alles verhief hem in tegendeel. Gene' behoeftig,<br />

beid verdrong hem uit het gezelfchap <strong>van</strong> zijns gelijken',<br />

noch dwong hem tot rijken den toevlucht te<br />

nemen, die een deel dier 'fpijzcn, met welke zij hunne<br />

trotschheid mesten , vour niets an<strong>der</strong>s als voor<br />

een bloedig zweet en laag kruipen verkopen. — •<br />

Mijn vriend! ik bragt gantfche nachten wakend door,<br />

niet in wellusten of vermaken, maar in vermoejenden<br />

arbeid, op dat ik bij het herleven <strong>van</strong> den dag niet<br />

zou behoeven te bédelen. Hier arbeidde ik voor rigters,<br />

die de burgerlijke wetten niet kenden, en die<br />

aan de natuurlijke billijkheid gene plaats gaven, om<br />

in hunne kwaadaartige harten te werken: daar bragt<br />

ik rekeningen <strong>van</strong> rentmeesters in orde, waar in men<br />

in ie<strong>der</strong> tittel den Heer, wien zij voorgelegd moesten<br />

worden, voor enen bedrogenen domkop erkende. Hier<br />

betaalde mij een kenner ene met vlijt vervaardigde tekening<br />

met grofchen: en diiar vulde mij iemand, die<br />

op het goud tellen afgerigt was, de hand met goud<br />

voor enkel gemors. Het buitengewoon geval in 01-<br />

mütz noodzaakte mij eindelijk , om een waereldlijk<br />

priester te worden. Een bisfchop, die aldaar in de<br />

kunst


8o<br />

'LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

kunst <strong>van</strong> vleien uitblonk, zag mijn hoofd voor da*<br />

<strong>van</strong> MEDUSA aan; dreef mij in mijn gelievd va<strong>der</strong>land<br />

te rug, danste op de fcherven <strong>van</strong> mijne verbrijzelde<br />

hoop , en noemde zich evenwel nog mijn' vriendé<br />

Hier in mijn va<strong>der</strong>land zijn nu mijne daden, mijne<br />

denkwijze, en de rampen, die ik beleevd heb, be^<br />

kend.. Mogt ik hier, in plaats <strong>van</strong> deze korte vergelijking,<br />

ene uitvoerige befchrijving <strong>van</strong> mijnen toeftand<br />

wagen, dan zoudt gij, en een ie<strong>der</strong>, hier den flaaf<br />

en den vrijen in dén' perfoon verénigd zien; gij zoudt<br />

mijn' geest in de volkomenfte vrijheid, en mijn lighaam<br />

in kluisters zien (g). Volgt nu uit het hier gezegde,<br />

bij ene natuurlijke en wèl getoetde redenkaveling,<br />

niet dit befluit: • TRENCK erinnert zich<br />

zijne onfpoeden thands maar alleen, om uit dezelven<br />

voordelen voor zich en de zijnen te trekken. Hem,<br />

drukte de elende maar, zoo lang hij <strong>van</strong> de menfehen<br />

afgezon<strong>der</strong>d was; maar noit werdt hij, voor zoo ver<br />

ik weet, zoo lang hij in vrijheid was, door nood of<br />

gebrek gedrukt. Hij werdt bediend, maar niet, zoo<br />

als ik, in de noodzakelijkheid gebragt, om boosaartige<br />

gierigaarts en trotfche domkoppen, demoedig op te<br />

wachten. Zoo dra hij in vrijheid was , begon hij<br />

reeds op te klimmen, en hij behoevde voor hun niet<br />

(?) » Nee vero ego M. REGCLUM, arnmnofum, nee infe-<br />

„ Heem, nee miferutn umquam putavi, Non enira ïnagnitu-<br />

„ do anirai ejus excruciabs-:ur a Prenis, non gravitas, nori<br />

„ fjdes, non conHantia, non nlJa virms, non denique art'.<br />

,, rans ipfe: qui tot virtutum prafidio, tantoque hpih'uttt\<br />

„ turn corpus ejus cnperetur, capi certe ipf e<br />

non petyit."<br />

ciciiRo, Parad. II.<br />

te


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

8l<br />

j| 'te kruipen, die verachting verdienen, noch zich voor<br />

hun te krommen, die eiken gekromden rug als den<br />

draagzetel <strong>van</strong> hunne hoogheid aanzien: hij behoevde •<br />

j geen brood te bedelen bij m«nfchen, die den 1'mekenden<br />

verfmaclen, zelvs dan , als hij in alle opzichten<br />

irieer innerlijke waarde bezit, dan zij zelv/ï. ' Vergelijk<br />

nu, beste vriend! dezen TRENCK. eens met mij;<br />

I Vraag dan de on<strong>der</strong>vinding, en zij z-al u artdwoorden:<br />

„ Ie<strong>der</strong> zorge voor zich zelvén: niemand verzoeke iets<br />

„ voor een' an<strong>der</strong>en, wanneer hij nog voor zich zelveh<br />

,, iets te verzoeken heeft. Geen mensch bidde een*<br />

„ Vorst voor enen <strong>der</strong>den!" Wees dus te vrede, zoo<br />

als ik! Beklaag mij! maar geef mij niet wéér zulken<br />

faad: dezelve vloron<strong>der</strong>ilelt menfehen, die in weldoen<br />

hunnen wellust vinden; én de zoodanigen zoekt<br />

men re vergeefsch. Men wenscht maar ——<br />

I bi) wenfehen blijvt het. Doch, hoe zeer ik die wen-<br />

: fchen moede ben, die op mij ze]ven betrekking heb-<br />

: ben, zoo zal ik evenwel iets blijven wenfehen, dit<br />

. namelijk, dat ik U in de daad eens zal kunnen tonen/<br />

dat ik voor u ene dankbare ziel heb ,<br />

Ü«v vriend<br />

N. N.<br />

III. DEEL. F DER.-


D<br />

DERDE<br />

BRIEF.<br />

e vriendfcliap, die gij mij fteeds bewezen hebt,<br />

vernieuwt ie<strong>der</strong> ogenblik de werkzaamheid <strong>van</strong> uwe<br />

zielsvermogens; en gij wordt in de daad aan enen<br />

woekeraar gelijk, die zich <strong>van</strong> ie<strong>der</strong> gewin,zelvs het<br />

klemde, met gretige blikken meester maakt. Even als<br />

een geldgierige den grond opdelvt, om on<strong>der</strong> denzelven<br />

een' fchat te vinden, zoo zoekt gij met zeer veel<br />

moejte in ie<strong>der</strong> voorval ene vergelding, die tegen het<br />

lijden, dat ik doorgedaan heb, opwegen kan. Maar<br />

geloovt gij niet, dat de flimfte woekeraar zomtijds,<br />

door den fchijn bedrogen, met valsch geld zijne verzameling<br />

<strong>van</strong> gewoekerde penningen vermeer<strong>der</strong>t ? geloovt<br />

gij niet , dat hij , die na een* fchat on<strong>der</strong> den grond<br />

graavt, dikwijls, tot vergelding <strong>van</strong> zijn* vruchtelozen<br />

.arbeid, in plaats <strong>van</strong> den gehoopteri buit te vinden,<br />

zijn huis in één ziet ftorten, welks grondvesten hij,<br />

door zijn' gouddorst bedwelmd, onvoorzichtig doorwoeld<br />

hadt?<br />

Vergun mij deze vergelijkingen op mij zeiven toe te<br />

pasfen: voor mij althands zijn zij zeer treffende. Befchouwt<br />

gij ze uit een an<strong>der</strong> oogpunct, zoo is misfchien<br />

de oirzaak daar in gelegen, dat ik veel te vrezen<br />

, en gij in tegendeel veel te hopen voor mij vindt.<br />

De tijd, mijn waardfte vriend! flelde mij, na de wonden,<br />

die ongevoelige menfehen mij toegebragthadden,<br />

we<strong>der</strong> in zulke ene gedaante aan de waereld voor, dat<br />

zij, die mij maar oppervlakkig befchouwden, den etter<br />

niet zagen, die,in deze vvunden nog glimt. Zouden


LEVENS C. VAN FREDRIK , VRIJH. VAN DER TRENCK. 83<br />

den dus niet die Groten <strong>der</strong> aarde, die mijne wei-<br />

Vaart in hunne hand hebben, maar die door hunnen<br />

uitterlijken glans, door vleiers,door ongevoelige raadgevers,<br />

alleen aan zinnelijke begrippen gewoon worden;<br />

zouden die niet meer geloof geven aan dat geen, dat<br />

zij zeiven meenden te zien, dan aan mijne voorftellingen,<br />

en aan alle berigten, die door vreemden <strong>van</strong><br />

mijnen toeftand gegeven werden? Zouden niet, om<br />

duidelijker te fpreken, hunne bij toeval op mij geworpene<br />

blikken mij <strong>van</strong> onwaarheid befchuldigen ? Zou<br />

mijn on<strong>der</strong>nomen arbeid wel iets an<strong>der</strong>s zijn als een<br />

droomgebouw, tot het welk de kitteling ener ijdele<br />

hoop mij geleid hadt? Ik zou niet alleen, gelijk te<br />

voren, elende en gebrek lijden moeten, maar ik zou<br />

nog daarenboven het grievende <strong>van</strong> ene fmadelijke verwerping<br />

voeien moeten.<br />

Vriend! gij kent mijn gevoelig en aandoenlijk hart,<br />

maar gij weet ook, dat hetzelve, op het lijden <strong>van</strong><br />

ie<strong>der</strong>e, zelvs de geringde,' befchimping, niet te bedwingen<br />

is: en evenwel wilt gij mij tot een' ftap bewegen<br />

, ja zelvs noodzaken, welke, indien ik denzelven<br />

deed, mij, zoo niet in een' afgrond ftorten, althands<br />

in een' ftrik afleiden kon, dien ik door voorzichtigheid<br />

en geduld ten minden had kunnen ontwijken.<br />

Ik geloof, mijn Beste! dat ik u nu bewezen heb,<br />

dat de vergelijking, die ik u heb beloovd, echt en<br />

treffende is. Laat mij nu nog maar enige woorden<br />

<strong>van</strong> mijne vrees en <strong>van</strong> uwe hope zeggen. Gij hoopt,<br />

om dat u reeds verfcheidene uitzichten in het onzekere<br />

toekomende gelukt zijn: ik integendeel vrees, om<br />

dat mij tot dus verre niets gelukt is. Gij bedierf den<br />

gezichtkring uwer wenfehen tegen een zeker bepaald<br />

. F 2 punct:


84 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

punct: en'het hangt <strong>van</strong> uwe willekeur af, waar gij<br />

hetzelve plaatzen wilr. Ik in tegendeel fta op dat<br />

punct, dat een Mathematicus een Zero noemt, wanneer<br />

hij <strong>van</strong> onbegrijplijke kleinigheden fpreken wil.<br />

Valt gij,zoo kunt g'j niet uit uwe grondlijn, althands<br />

zeker niet uit uwen circul vallen: maar ik zou altijd<br />

in een vreemd geoied vallen moeten, en misfchien in<br />

de magt <strong>van</strong> een* tyran geraken, die mij op nieuw<br />

geesfelen, als enen misdadiger tegen den Staat brandmerken,<br />

en, na het uitftaan <strong>van</strong> alle mogelijke folteringen,<br />

enen langzamen dood zou laten <strong>der</strong>ven.<br />

De demme <strong>der</strong> deugd ruischt veel te zacht, mijn<br />

vriend! dan dat zij, door het gedruisch <strong>van</strong> het Hof,<br />

dat aan het geklots <strong>van</strong> geweldige baren gelijk is,<br />

heen,tot in het oor <strong>van</strong> den Alleenheerfcher zou kunnen<br />

dringen. Ik vreesde noit, wanneer de magt <strong>van</strong><br />

gewapende vijanden mij beftormde: maar ik vrees voor<br />

den geesfel <strong>der</strong> Geestelijken. Ook zelvs de Sultans<br />

daan on<strong>der</strong> dezen. Wie zou dus enen milden goeden<br />

Vorst bewegen kunnen , om een woord <strong>van</strong> geluk<br />

voor mij ter ne<strong>der</strong> te fchrijven? Is TRENCK wel in<br />

die omftandigheden, dat hij zich in eens an<strong>der</strong>s zaken<br />

mengen, of voor verdrukten fpreken kan? Voorzeker<br />

neen! Wij hebben dus beiden gedroomd: gij, toen<br />

gij u met ijdele hoop ftreeldet,en ik,toen ik mij daar<br />

over in ene briefwisfeling met u inliet. Was hij mijn<br />

vriend, gelijk gij, dan kon misfchien zijne grote waereldkennis<br />

wegen vinden, om mij mijne rust we<strong>der</strong> te<br />

geven; en des ;<br />

te ligter, om dat ik weinig nodig heb.<br />

Verberg hem dus mijn' naam, tot dat hij 'er u na<br />

vraagt. Zwijgt hij, dan is dit een zeker bewijs <strong>van</strong> zijn<br />

onvermogen; want, wie hem kent, die twijfelt vast<br />

niet aan zijnen goeden wil. Benadeel mij ten minsten<br />

niet,


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. $ 85<br />

niet, door ontwerpen, die noodzakelijk moeten mislukken<br />

; en üoor mijne zielsrust niet door dromen ener<br />

ijdele hoop.<br />

Ga voort mij te beminnen! ik verdien het.<br />

N. N. G.<br />

F<br />

3 H


Ik heb deze brieven hier ingelaseht, om aan een verdrukt<br />

man, wiens pen bewijzen geevt <strong>van</strong> zijn gezond<br />

verftand, ten minften enigszins <strong>van</strong> nut te zijn. Bijaldien<br />

iemand <strong>van</strong> mijne Lezers gelegenheid zoeken<br />

mogt, om aan dezen hulpelozen enige weldaden te<br />

bewijzen ; ik zou' hem wel weten te vinden, als ik<br />

redenen had, om hem te zoeken.<br />

Nog een' brief moet ik hier bijvoegen, dien ik gisteren,<br />

insgelijks zon<strong>der</strong> naam, uit Polen ontving.<br />

Re-


Refchow en Gallieie, le 30. April J787.<br />

MONSIEUR!<br />

X les cmurs fenfibles, qui ont eu Pa<strong>van</strong>tage de<br />

Vous connoitre, durant votre féjour en Autriche ,pren*<br />

nent la part la plus épurée a la jufiice qu'on Vous<br />

rend, & aux diftinflions marquèes dont on Vous comble<br />

h la Cour de Berlin, ffique nous apprenons par<br />

la voie des feuilles publiques. II eft bien confolant,<br />

-Monfieur! pour l'hutnanité, de voir, que les rejfotirces<br />

de confolation Vous viennent du mime endroit, oü la<br />

barbar ie la-plus tffrénée d'un deftin inconcevable fit<br />

naitre Pamertume de Vos foufrances, fi na'iv.ement<br />

détaillées dans PHifioire de Votre Vie, qui.fe trouve<br />

déja dans les mains de tout le monde fenfé dans no*<br />

tre canton des ours: fër 1 qui a ètè arrofè de mes larmes<br />

en la lifant a trois reprifes confécutives. J'e/pe»<br />

re d'avoir bientót la continuation ècrite aux bords de<br />

la bienfaifante Sprée. Ah, Monfieur ! il faudroit<br />

itre cuirajfè comme le premier Navigateur, dont parle<br />

Hor ace, pour ne pas être pénétri defiime & de<br />

compajfton a Tégard dun honnéte homme, littérateur<br />

iclairê, brave, militaire, cjf bon citoyen, en rèftec htsfant<br />

fur les maux, que Votre fermeté unique favoit<br />

braver & furmonter. Vous méritez qu'on tracé fur<br />

Votre tombe & portrait ces lignes,que ma Muf en? in*<br />

fpire dans ce moment:<br />

F 4<br />

la


83 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

La mort même a fes maux fouvent inexorablt<br />

Voulut les prolonger, en arrêtant fa maln.<br />

II ne put expirer... non... Phiftoire


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 80<br />

lis font paffe, ces Monftres reconnus:<br />

Kien ne peut rètablir leur indigne mémoire:<br />

Leur vitiime furvit:<br />

£? le droit des vertus<br />

Lui fait atteindre enfin au tetnple de la gloirt,<br />

Yout finit ici bas, la joie £P la douleur,<br />

Ami de la fagefe, il ré/ïfle au malheur:<br />

Le mépris de fes coups eft fon plaifir unique.<br />

Hélas! n'envions pas ces mortels<br />

couronnési<br />

Pour eux trés 'rarement il exifte un afyle.<br />

Aux confeils d'un flatteur fans cejfe ils font<br />

liyrés<br />

Une injufte fentence eft funefte £? facile.<br />

Je vous conjure, Monfieur, d'agréer Vajfurance fincl'<br />

re d'un homme, qui Fous refte inconnu, ö 5 qui vous<br />

admire ,avec Velite de nos Polonois éclairés; cette ajjupanes<br />

d , une confidération refpeStueufe, qu'on naccorde<br />

qi^au vrai mérite, & avec laquelle je fuis<br />

Votre ami fans me nommer^<br />

F<br />

5<br />

R-


Ikefchow in Gallicïè, den y>j1en April 1787.<br />

MIJNHEER!<br />

A'le gevoelige harten, die het genoegen hebben gehad<br />

<strong>van</strong> u te leren kennen, gedurende uw verblijf in<br />

Oostenrijk, hebben met de zuiverde deelneming uit<br />

de openbare nieuwspapieren vernomen,dat men u eindelijk<br />

aan het Hof <strong>van</strong> Berlin geregtigheid heeft laten<br />

we<strong>der</strong>varen, en u met de vererendde bewijzen ener<br />

on<strong>der</strong>fcheidende achting ont<strong>van</strong>gen heeft. Het is zeer<br />

troostelijk voor de menfehehjkheid, te zien, dat de<br />

bronnen <strong>van</strong> uwen troost ontfpringen uit dezelvde<br />

plaats, waar de onverzadelijke wreedheid <strong>van</strong> een onbegrijpelijk<br />

noodlot dat bitter lijden voor u heeft doen<br />

geboren worden , dat zoo treffend befchreven is in<br />

uwe Leyensgefchiedenis, welke thands in de handen<br />

<strong>van</strong> alle gevoelige menfehen in onze Noordfche gewesten<br />

gevonden wordt , welke ik reeds driemaal<br />

achter één gelezen, en driemaal met mijne tranen dóór<br />

nat gemaakt heb. Ik hoop 'er fpoedig het vervolg<br />

<strong>van</strong> te zullen ont<strong>van</strong>gen, gefchreven aan de boorden<br />

<strong>van</strong> de weldadige Spree. O! Mijnheer.» men moest,<br />

even als de eerfte Schipper, waar <strong>van</strong> HORATIUS (r)<br />

(r) Lib. !, Carm. Od. 3 , vs. 9.<br />

fpreekr,<br />

//// robur ö° as triplex<br />

Circa pectus erat, qui fragiiem truei<br />

Commifit pelago ratem<br />

. Primus, nee timuit praeipitem Africum<br />

Decertantem Aquilonibus,<br />

Nee triples Hyadas, nee rabiem No$i.


tEVENSG. VAN FREDR«C,VRIJH. VAN DER TRENCK. Qt<br />

fpreekt, driemaal met koper omkorst zijn, om niet<br />

doordrongen te worden met achting en medelijden<br />

voor en met een eerlijk man, een verlicht geleerde,<br />

een braaf foldaat, en een goed burger, dien men met<br />

zulke rampen wortelen zag, welke alleen maar door<br />

uwe buitengewone ftandvastigheid gebraveerd en overwonnen<br />

konden worden. Gij verdient, dat men op<br />

uw' grafzerk en on<strong>der</strong> uw af beeldzei de volgende regelen<br />

plaatze, die mijne zangfler mij op dit ogenblik<br />

ingeevt:<br />

De Dood zelf fchiep vermaak in 't rekken <strong>van</strong> zijn' rampen?<br />

Hij'hielde zijn' hand te rug, on dwong hem tot het licht.<br />

Noit hadt'een ftervelingmet zoo veel leeds te kampen;<br />

" Zelvs heeft de Fabel noit een lot zoo wreed verdigt.<br />

•Vergun mij, dat ik u tevens mededele, het geen ik<br />

geandwoörd heb aan de Princes CZATORIJSKA , ene<br />

dame <strong>van</strong> uitmuntende verdiensten, toen zij mij om<br />

ene korte fchets <strong>van</strong> uwe uitgegevene Levcnsgefchiedenis<br />

verzocht:<br />

„ TRENCK, die een fpeelbal was <strong>van</strong> het ake-<br />

„ ligst lot, zon<strong>der</strong> het verdiend te hebben,<br />

weet de edelfte zielen te roeren; en zijne<br />

„ ftandvastigheid, die hem met onverfchrok-<br />

„ ken moed wapende, plaatst hem in den<br />

„ rang <strong>der</strong> achtingwaardigfte mannen. Men<br />

„ hadt de wreedheid <strong>van</strong> hem zijne goe<strong>der</strong>en<br />

„ te ontroven: de laster fpeelde hem zijne<br />

„ laag-


LEVENSGESCHIEDENIS VAN "<br />

laagfte trekken. Zijn hart en zijn geest<br />

„ waren zijne énigfte fteunzels, die hem de-<br />

„ den zegepralen, in fpijt <strong>van</strong> zijne vijanden.<br />

3, Hij moest <strong>van</strong> een' JASCHINSKIJ , <strong>van</strong> een*<br />

„ BORCK, <strong>van</strong> een' o.... de fchreeuwendfte<br />

„ onregtvaardigheden verdragen, zon<strong>der</strong> dat<br />

„ hij hun immer beledigd hadt: en de onza.<br />

„ lige geflepenheid <strong>van</strong> een' KRUGEL , en een<br />

„ ZETTO, fchenemden hoon, dien men hem<br />

„ aandeedt, ten top te zullen doen rijzen.<br />

>J " Maar zij zijn verdwenen; zij, die<br />

„ men thands als monfters heeft leren ken-<br />

„ nen : niets is meer in ftaat, om hunne<br />

hatelijke gedachtenis te herftellen. Hun<br />

flagtolfer overleeyt hun; en de regten <strong>der</strong><br />

„ deugd doen hem eindelijk den tempel <strong>der</strong><br />

s, eer bereiken. Al het on<strong>der</strong>maanfche neemt<br />

„ eens een einde, de vreugd en de droef.<br />

heid. De vriend <strong>der</strong> wijsheid biedt aan<br />

„ het ongeluk moedig we<strong>der</strong>ftand, en fte'it<br />

„ daar in zijn hoogde genoegen, dat hij de<br />

„ flagen <strong>van</strong> hetzelve verachte. Helaas! dat<br />

„ wij die gekroonde ftervelingcn niet benij.<br />

„ den .' voor hun is zeer zeldzaam een' vrij-<br />

„ plaats te vinden. Onophoudelijk zijn zij<br />

s, overgeleverd aan de raadgevingen <strong>van</strong> eeri'<br />

„ vleier. Een onregtvaardig vonnis is ver-<br />

„ <strong>der</strong>flijk, maar gemakkelijk<br />

Ik<br />

(J) Deze regels zijn in het oirfprongelijke zoo geheel en al<br />

profaiVch, dat wij liever dezelven in onrijm wilden vertalen,<br />

dan 'er zulke ene overzetting <strong>van</strong> leveren, die, buiten het<br />

rhro, niets digterlijks hebben kon.


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 0$<br />

Ik bid u, Mijnheer! dat gij <strong>van</strong> een' man, die aan<br />

u onbekend.verkiest te blijven, en die, met het beste<br />

en verlichtfte gedeelte <strong>van</strong> de Poolfche natie u bewon<strong>der</strong>t,<br />

de opregte verzekèring wilt aannemen <strong>van</strong><br />

die on<strong>der</strong>fcheidende achting, en dien eerbied, die men<br />

alleen maar voor ware verdienden gevoelt, en• waar<br />

mede ik ben<br />

Uw ongenoemde vriend.]<br />

De


Dezen brief heb ik hier ingelascht, om hem daar<br />

door openlijk te bedanken, die zijn' naam voor mij<br />

verborgen heeft, om dat hij op zijne zoo vererende<br />

letteren geen andwoord <strong>van</strong> mij begeerde.<br />

ïk; gevoel de waarde Van edele zielen volkomen,<br />

en, iudien de Princes CZATORIJSKA dit getuigenis geloovd<br />

heeft, dan zal zij in mijne bla<strong>der</strong>en dat geen<br />

lezen, wat mijn aandoenlijk hart voor verhevene zielen<br />

gevoelt, die mij en mijn lot betreuren.<br />

Met <strong>der</strong>gelijke brieven kon ik verfcheidene vellen<br />

vullen; maar zij behoren tot ene an<strong>der</strong>e verzameling.<br />

Ik vond in Berlin nog verfcheidene oude vrienden<br />

en vriendinnen. On<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en kwam een oud invalide<br />

bij mij, die in het jaar 1746, toen ik te Glatz in<br />

arrest zat, en, gelijk ik reeds in het eerfte Deel (t)<br />

verhaald heb, op ene vertwijfelde wijze door de wachten<br />

heen fioeg, juist voor mijn' deur op fchildwacht<br />

geftaan hadt, en dien ik de trappen hadt afgeworpen.<br />

Een an<strong>der</strong> invalide bezocht mij, die mij in den kerker<br />

te Maagdenburg geholpen hadt, om zakken met<br />

zand na buiten te krijgen.<br />

Maar nu kwam de tijd aan, dat ik Berlin verlaten<br />

moest, om mijne reize in Pruisfen, mijn va<strong>der</strong>land,<br />

ver<strong>der</strong> voort te zetten. Den avond, voor dat ik op<br />

reize ging, genoot ik nog het geluk, <strong>van</strong> meer dan<br />

twee uren bij hare koninglijke Hoogheid, de Princes<br />

AMALIA , zuster <strong>van</strong> den groten FREDRIK door te brengen.<br />

Deze in de daad grote vrouw, die uit hoof ie<br />

(O Bladz. 67.<br />

<strong>van</strong>


LEVENSG. VAN FREDRIK, VRIJH. VAN DER TRENCK. 9J<br />

<strong>van</strong> haar doorzicht alleen de ere genoot, <strong>van</strong> de gehele<br />

lievde en het onb paaldst vertrouwen <strong>van</strong> FREDRIK<br />

te bezitten f» ; die mij in alle de wisfelvalligheden<br />

<strong>van</strong> mijn leven on<strong>der</strong>fieunde, en mij met weldaden<br />

overlaadde; die ook in den grond het meest tot mijne<br />

bevrijding toegebragt hadt; en die mij, gedurende<br />

mijn tegenwoordig verblijf te Berlin , niet als een'<br />

vreemden Officier, maar als een' ouden Patriot en<br />

vriend <strong>van</strong> haar ontving en on<strong>der</strong>fcheidde; beval mij<br />

dat ik terftond aan mijne vrouw zou fchrijven, en<br />

haar verzoeken, om met hare beide oudfte dochters<br />

in Junij te Berlin te komen. Zij beloovde mij, dat<br />

zij voor deze dochters zorgen zou, en aan mijne<br />

vrouw in haar testament gedenken.<br />

Bij het affcheid vroeg zij mij zelvs met de liev<strong>der</strong>ijkfte<br />

bewijzen ener gevoelvolle ziel: . . . „ of ik<br />

„ voor mijne tegenwoordige reize wel met geld voor-<br />

„ zien was? . . ."<br />

Mijn andwoord was: „Ja! Ik heb thands niets<br />

„ nodig, maar ik beveel u mijne kin<strong>der</strong>en.". . .<br />

Deze met zichtbare aandoeningen voortgebragte<br />

woorden ontroerden de edele Vorfïin. . . . Zij gaf<br />

mij een teken, dat zij mij verftondt, en nam mij bij<br />

de hand met deze woorden; „ Vriend! ik wil u<br />

„ gaarne fchielijk we<strong>der</strong> zien. . ."<br />

C») „ De Koning is misfchien nooit te Berlin gekomen.<br />

r<br />

- zon<strong>der</strong> zijne jongfte zuster Prinfes AMALIA te bezoeken,<br />

„ Haar heeft hij in zijn Testament een zilveren Tafel fervies,<br />

„ en jaarlijks 10000 Rijksdaal<strong>der</strong>s gemaakt, doch welke zij<br />

„ niet lang genooten heeft, alzoo zij kort na hem overleed."<br />

BUSCHIKG , Ae/ Karakter <strong>van</strong> FREDEBJJC EEK GROOTEN, bladz,<br />

lii, 112.


OS LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Hier mede Fpoedde ik mij voorr. . . . Misfchien<br />

hadt ik toen een zeker voorgevoel, dat mij bijna nog<br />

enige dagen in Berlin hadt doen vertoeven, waar ik<br />

ontwijfelbaar door mijne tegenwoordigheid grotelijks<br />

het geluk <strong>van</strong> mijne kin<strong>der</strong>en bevor<strong>der</strong>d zou hebben.<br />

Doch mijn kwade gelei-geest ftuwde mij we<strong>der</strong> voort,<br />

En vijf dagen , na dat ik afgereisd was, werdt deze<br />

edele Vorftin door den dood overvallen; en bij gevolg<br />

was nu mijn gantsch ontwerp, en het hoofdoogmerk<br />

dezer reize, we<strong>der</strong>om verijdeld.<br />

Is dit niet een nieuw bewijs, dat mijn weêrbarftig<br />

noodlot tot aan mijn graf toe tegen mij voortwoeden<br />

wil? Men leze maar mijne Gefchiedei is met opmerkzaamheid.<br />

Het verhief mij telkens tot op den hoog-»<br />

ften top <strong>der</strong> waarfchijnlijkite uitzichten op een roekomftig<br />

geluk; en, wanneer ik dacht, dat het nu tijd<br />

was, om het anker te werpen, en in de haven rust<br />

te genieten, dan ilingerdc mij een nieuwe en onverwachte<br />

ftorm in de zee <strong>der</strong> zorgen te rug. . . . Vermoedelijk<br />

heb ik dus voor het toekomende juist hetzelvde<br />

te wachten. ... En , of fchoon ie<strong>der</strong> verftandig<br />

menfchenvriend deze wel verdiende rust mij<br />

eindelijk in mijne grijsheid toewenschr; zoo zal dit<br />

toch waarfchijnlijk overal wel bj wenfehen blijven.<br />

In de daad, om iets goeds voor mij te doen, heeft<br />

de Heilige Geest tot dus verre nog geen' Vorst ingeblazen.<br />

En, wanneer vrienden, die mij genegen waren,<br />

werkelijk hadden voorgenomen, om mij te bn<strong>der</strong>fteunen,<br />

of 'na hunnen dood te begunlligen, dan<br />

werden zij door arglistige menfehen tegengehouden,<br />

of althaods men maakte, dat zij de uitvoering <strong>van</strong><br />

hunne beste voornemens verfchoven, tot dat de dood<br />

hun overrompelde, eer zij dezelven hadden kunnen<br />

vol-


FREDBIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 97<br />

vo 1 breiïgen. Ik kon in mijne gefchiedenis nog menig<br />

zeer bijzon<strong>der</strong> geval <strong>van</strong> dézen aart verhalen, vooral<br />

<strong>van</strong> de Heren Biegtva<strong>der</strong>s, die mij inzon<strong>der</strong>heid overal<br />

zulke dodelijke ftreken {"peelden.<br />

In "dit laaifte geval echter was ik alleen fcbtüdig.<br />

Ik had mij een zoo gunltig tijdftip beter moeten ten<br />

nutte maken, Maar ik was te gerust, of te traag,<br />

ofte blode, of liever ik had ene ontijdige grootmoedigheid<br />

en wilde belangeloos fchijnen. Gedane dingen<br />

hebben geen' keer. Ik moet geloven , dat de-<br />

Voorzienigheid hier geen geluk voor mij beftemd heeft.<br />

En dat is de beste troost voor hem, die veel geloovt.<br />

Maar, daar i.k on<strong>der</strong> het getal <strong>der</strong> twijfelaars behoor,<br />

zoo ben. ik overtuigd, dat ik zelf menige gelegenheid<br />

om mijn* welvaart te bevor<strong>der</strong>en, door ontijdige achterhoudendheid<br />

verzuimd heb. De Satan heeft 'er ten<br />

mi.nft.en geen' fchuld aan. Want hij weet, dat mij<br />

geen aardsch geval, hoe treurig ook, tot vertwijfeling<br />

brengen kan. Hij zal dus mijne gefolterde ziele<br />

öp deze wijze niet aantasten , want dit zou niet an<strong>der</strong>s<br />

zijn, dan mijn' moed te vermeer<strong>der</strong>en, naar mate<br />

de rampen groter werden. Maar, heeft God het<br />

zoo befloten, dat mij op aarde volftrekt geen geluk<br />

we<strong>der</strong>varen zal; dat ik mij alleen met hooffche complimenten,<br />

en met het medelijden en de goedkeuring,<br />

die ik overal verworven heb, vrolijk maken en vergenoegen<br />

moet; dat <strong>van</strong> de grootmoedigheid <strong>der</strong> beste<br />

Monarchen voor mij alléén niets te verwachten is;<br />

dan wil ik mij in mijn lot fchikken, en met de eer<br />

mij vergenoegen, dat ik ten minften verdiend heb gelukkig<br />

te zijn.<br />

Maar, heeft men rijkdommen en dadelijke on<strong>der</strong>fteuning<br />

nodig om gelukkig te zijn , dan blijvt mij<br />

III. DEEL. G voor-


98 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

voorzeker weinig overig om te verwachten, dewijl<br />

mijn winter geen' lente meer te wachten heeft, en ik<br />

mijn geloof, als een verftokt twijfelaar, niet meer<br />

on<strong>der</strong> de gehoorzaamheid ener onzekere hoop ge<strong>van</strong>gen<br />

leiden kan. Maar om nieuwe ontwerpen uit te<br />

voeren, of mijn gedrag te fchikken naar een plan,<br />

dat volgens de regelen <strong>der</strong> tegenwoordige waereld en<br />

fcholen ontworpen is, daar toe is mijn tijd te kort;<br />

oqk is mijn rug te (lijf, mijn hoofd te eigenzinnig,<br />

en mijne ziel te trotsch op hare eigene waarde, dan<br />

dat ik nu nog beginnen zou hooffche complimenten te<br />

maken.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen ruste de geest <strong>van</strong> AMALIA in vrede!<br />

Genoeg! haar wil was goed! Zij hadt veel doorzicht;<br />

en het zou mij aan gene Hof ontbreken, om<br />

aanmerkingen te maken op de Levensbefchrijvingen<br />

<strong>van</strong> FREDRIK , wanneer ik in haar gezelfchap eerst<br />

enige hon<strong>der</strong>den <strong>van</strong> jaren aan géne zijde <strong>van</strong> den<br />

zwarten Styx zou doorgebragt hebben, waar men ge.<br />

beurde zaken met min<strong>der</strong> achterhoudendheid, en zon<strong>der</strong><br />

gevaar <strong>van</strong> op de kneukels geklopt te worden,<br />

fchrijven durvr. Tot dien tijd toe zal waarfchijnlijk<br />

mijne pen rusten: of mijne eergierigheid moest door<br />

bijzon<strong>der</strong>e oirzaken nog ééns aangezet worden, om<br />

mij, door het fchrijven <strong>van</strong> nieuwe waarheden, nieuwe<br />

vervolgingen op den hals te halen. En daar voor<br />

beware mij onze lieve Heer God, die voorzeker aan<br />

de onrust <strong>van</strong> zijne fchepzelen geen welbehagen hebben<br />

kan, en die misfchien h«t hart <strong>van</strong> nog levende<br />

Vorften zoo zal neigen, dat zij mij eindelijk ten miufteu<br />

enigzins geregtigheid laten we<strong>der</strong>varen.<br />

v v..


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 99<br />

Nu ver<strong>der</strong> tot de Gefchiedenis.<br />

Ik reisde ran Berlin den 2aQen Maart na Koningsbergen<br />

, en hield mij een paar dagen op bij den regerenden<br />

Markgraaf VAN BR ANDENBURG SCHWEDT, die mij<br />

reeds in den kerker te Maagdenburg weldaden bewezen<br />

hadt, en die mij ook thands met gunstbewijzen<br />

en achting ontving. Van daar kwam ik te Soldin bij<br />

Schildberg, bij den Heer <strong>van</strong> SIDAU, welke de dochter<br />

<strong>van</strong> mijne beminde zuster in huwelijk hadt, <strong>van</strong><br />

diezeivde zuster namelijk, die aan den Heer VAN<br />

WALDOW getrouwd geweest was, en <strong>van</strong> welke ik in<br />

het eerfte Deel (v) zoo veel verhaald heb. Ik vond<br />

in hem een' regtfchapen man, die de dochter <strong>van</strong> deze<br />

door mijn lot tevens ongelukkig gewordene zuster<br />

(w~) wezenlijk gelukkig maakt. Ik werd met open'<br />

armen ont<strong>van</strong>gen, en zag, ze<strong>der</strong>t twee-en-veertig jaren<br />

, voor het eerst enigen <strong>van</strong> mijue bloedvrienden<br />

en aanverwandten.<br />

Eer ik daar kwam, genoot ik nog ene onverwachte<br />

vreugde door het ontmoeten <strong>van</strong> den Generaal Lieutenant<br />

KOWALSKIJ. Deze eerwaardige man was in het<br />

jaar 1746 Lieutenant on<strong>der</strong> het garnifoen <strong>van</strong> Glatz,<br />

en hij was een ooggetuige <strong>van</strong> mijne vlucht, en <strong>van</strong><br />

mijn fpringen <strong>van</strong> den wal (f) geweest. Hij hadt<br />

mijne Gefchiedenis ook gelezen, en, daar hem enige<br />

hoofdvoorvallen <strong>van</strong> dezelve bekend waren, zoo omhelsde<br />

en ontving hij mij met onbedrieglijke bewijzen<br />

ener ware hoogachting, die een man <strong>van</strong> dat character<br />

(v) Bladz. rot, 110-112, en el<strong>der</strong>s,<br />

(») il Deel, bladz. 15.<br />

Cf) I Deel, bladz. 79.<br />

G 2


lOO LEVENSGESCHIEDENIS VAN l<br />

ter alleen maar aan hem. geven kan, welke zuivere<br />

waarheid gefchreven hesft. Hier heb ik dus an<strong>der</strong>maal<br />

een' onbedrieglijk ooggetuigen <strong>van</strong> mijn lot, op :<br />

wiens goedkeuring ik vasten ftaat maken , en tot'<br />

wien ik hem verwijzen kan, die aan de waarheid <strong>van</strong><br />

het verhaal mijner on<strong>der</strong>nemingen te Glatz misfchien<br />

daarom alleen maar getwijfeld heeft, om dat hij zich<br />

niet geneigd gevoelde, om in een <strong>der</strong>gelijk geval even<br />

hetzelvde te wagen.<br />

Van hier kwam ik te Landsberg aan de Warthe;<br />

hier vond ik mijn' zwager, den Overften VAN PAPE ,<br />

Commandant <strong>van</strong> het regiment dragon<strong>der</strong>s <strong>van</strong> Götz,<br />

aan wien mijne thands overledene zuster voor de twede<br />

reize was gehuwd geweest. Ook hier had ik een'<br />

vrolijken dag.<br />

In het gantfche Land, waar ik doorreisde, werd ik<br />

met bewon<strong>der</strong>ing aangezien, minzaam ont<strong>van</strong>gen , en<br />

allen wenschten mij hartlijk geluk, met mijne roem.<br />

rijke we<strong>der</strong>kering in mijn va<strong>der</strong>land, In de meeste<br />

garnifoenfteden vond ik vrienden; overal moest ik mij<br />

ophouden; en zeker is het, dat geen mensch op aarde<br />

meer eer genoot, meer achting in ene Monarchie<br />

verwerven kon, dan ik. Mijn overal bekend onfchuL<br />

dig lijden hadt mij ene onbepaalde hoogachting te wege<br />

gebragt, en mijne, ziel moest ondankbaar wezen,<br />

indien zij bij zulke ontmoetingen ongevoelig wezen<br />

kon.<br />

Dat is ,mijn loon; mijn troostlijk loon voor mijne<br />

brave daden: een loon, dat ik niet aan de genade <strong>van</strong><br />

een' Vorst, maar aan de goedkeuring, die ik zelf verworven<br />

heb , verfchuldigd ben: een loon, dat alleen<br />

maar de echte deugd verwachten kan, en dat ik ortdtrtusfchen<br />

wezenlijk beleeyd, en in het volkomenst<br />

g e "


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />

IOI<br />

gewigt on<strong>der</strong>vonden heb: een loon, zeg ik, dat de<br />

haat <strong>van</strong> den magtigen FREDRIK tegen wij wel vertraren,<br />

maar mij niet geheel onthouden kon, dewijl ik<br />

fterk fenoeg was, om dien haat te overleven. Indien<br />

ik nu dit loon tegen alle rampen, die mij ze<strong>der</strong>t tweeën-veertig<br />

jaren troffen, in de waagfchaal legge, dan<br />

weegt de tegenwoordige korte eer en vreugde tegen<br />

alle voorledene fmaad en fmart reeds op: en het is<br />

mij in de daad lief, dat het lot mij zulke wonden<br />

toebragt, die ik nu geheeld zie; en dat ik met lidtekens<br />

pralen kan, die de waarde <strong>van</strong> een' Held in zijn*<br />

triumph bepalen.<br />

Ik dien nu mijn va<strong>der</strong>land tot een leermeester en<br />

een voorbeeld. Volgt mij on<strong>der</strong> <strong>der</strong>gelijke lotgevallen<br />

na, broe<strong>der</strong>s! verhaalt aan uwe kin<strong>der</strong>en mijne gefchiedenis<br />

tot een vooibeeld! zegt openlijk, dat mijne<br />

been<strong>der</strong>en ene plaats bij die <strong>van</strong> onze va<strong>der</strong>en verdiend<br />

hebben; en, daar mijn lot mij <strong>van</strong> hunne eerwaardige<br />

graven verwij<strong>der</strong>t ; daar on<strong>der</strong> hun mijne<br />

grijze haireh niet ten grave zullen dalen ; daar ik<br />

vermoedelijk daar zal fterven, waar of kortzichtigheid<br />

of nijd, laster, en hebzucht, den besten burger <strong>van</strong><br />

den Staat mishandelen; daar ik on<strong>der</strong>tusfchen rreijti<br />

hart aan u opgeofferd heb; zoo zij u mijn asch heilig,<br />

en mijne nagedachtenis dierbaar. Ik laat mijn'<br />

zoon bij ulieden; ziet in hem mijne braafheid :<br />

voortgeplant,<br />

en ón<strong>der</strong>fcheidt hem <strong>van</strong> de kin<strong>der</strong>en <strong>van</strong><br />

zulke va<strong>der</strong>s, die niets in hun va<strong>der</strong>land geleden noch<br />

verloren hebben.<br />

Bezwaarlijk zal ik daar (j), waar ik de grootfte be-<br />

(y} In Ooïtenrijk namelijk.<br />

G 3<br />

lo-


102 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

loning verdiende, immer die eer genieten, -die mij in<br />

Pruisfen we<strong>der</strong>voer. Men beichouwde mij daar uit<br />

een valich oogpunt , en ik begeer mij die moejte<br />

niet meer te geven, om daar, waar men mij tot dus<br />

verre miskende, in mijne ware gedaante te verfchijnen,<br />

en mij zeiven tegen mishandelingen te verdedigen.<br />

— Ook daar is de grootfte hoop mij even zoo<br />

genegen, als hier. Ik word 'er bewon<strong>der</strong>d, maar niet<br />

geacht; betreurd, maar niet on<strong>der</strong>fteund; geëerd, maar<br />

niet beloond: en dat alléén, om dat de magtigen aldaar<br />

ftaarblind voor mijne verdienden zijn, en mijne<br />

vaarde niet zien willen. Maar mijn enthal ven mogen<br />

zij die blindheid ewig behouden: het is mij genoeg,<br />

dat ik hun zie, kenne, en verachte; en dat zij, niet<br />

tegenftaande alle hunne vergrootglazen, in mija oog<br />

altijd dwergen blijven zullen.<br />

GELLERT zegt (z)',<br />

„ Wat Staatsman fchenkt u 't eerbewijs?<br />

„ Schat hij verdiende op haaren prijs?<br />

„ Stel hem ontbloot <strong>van</strong> 't Staatsvermogen;<br />

„ Ligt ziet gij <strong>van</strong> zijne achting af;<br />

„ Ligt word de roem, dien hij u gaf,<br />

„ Dan fchandlijk in uwe oogen."<br />

Ik deed in Beriin nog één* ontdekking, die mij in<br />

Haat<br />

(»} In zijn Leerdicht, De Roem.


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER. TRENCK.<br />

I03<br />

ftaat fielt, om ene dwaling te herroepen, welke men<br />

op de eerfte bladzijde <strong>van</strong> het eerfte Deel dezer Levensgefchiedenis<br />

vindt. Toen ik dat fchreef, was ik<br />

door een verkeerd berigt in het denkbeeld gebragt,<br />

dat de voormalige Generaal - Postmeester VAN DSR-<br />

SCHAU te Berlin de broe<strong>der</strong> <strong>van</strong> mijne moe<strong>der</strong> geweest<br />

was, en dat hij dezelvde was, die in het jaar<br />

1742 Overfte Ambtman in GJogau, en na<strong>der</strong>hand Praefi<strong>der</strong>jt<br />

in Oost-Friesland geweest is. Doch ik d/vaalde<br />

hier in. De broe<strong>der</strong> <strong>van</strong> mijne moe<strong>der</strong> is nog tegenwoordig<br />

in leven, en is Praefident te Aurich in Oost-Fries-,<br />

land. Maar de. Generaal• Postmeester was een zoon<br />

<strong>van</strong> den ouden DERSCHAU , die als Generaal ftierf, en<br />

maar een verre neef <strong>van</strong> mijne moe<strong>der</strong> was. De jonge<br />

DERSCHAU, die een regiment in Burg hadt, was<br />

ook geen broe<strong>der</strong>, maar,, een zusters zoon <strong>van</strong> mijne<br />

moe<strong>der</strong>: één' <strong>van</strong> hare zusters was aan den Overften<br />

Lieutenant VAN OSTAU gehuwd, wiens zoon , de<br />

Prasfident OSTAU , thands op zijne goe<strong>der</strong>en te Lablack<br />

in Pruisfen woont.<br />

Die heb ik hier willen aanmerken, om een' zeker<br />

man te regt te helpen, die uit hoofde <strong>van</strong> deze, op<br />

zich zelve zeer weinig beduidende, dwaling, en die<br />

zoo veel te ligter door mij begaan kon worden , daar<br />

ik ze<strong>der</strong>t 45 jaren buiten mijn va<strong>der</strong>land leev.ie ,<br />

het lomp vooroordeel opvattede, dat mijne gantfche<br />

Levensgefchiedenis verdicht moest zijn. Schoon ik<br />

onverfcbillig ben omtrent zijne berisping of goedkeuring,<br />

wil ik evenwel, daar ik na<strong>der</strong> on<strong>der</strong>rigt ben,<br />

dezen misflag verbeteren. On<strong>der</strong>tusfchen geloof ik,<br />

dat geen <strong>van</strong> de DERSCHAUS redenen heeft, om zich<br />

te fchamen,<strong>van</strong> aan de familie <strong>van</strong> TRENCK verwande<br />

te zijn, die in de Pruisfifche Staten zed;rd 30:) Jaren<br />

G 4<br />

met


104 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

met de ouifte gedachten verbonden is geweest; en in<br />

de gefchiedenis bewijzen nagelaten heeft, dat zij al.<br />

tijd den waren adel <strong>van</strong> het hart bezat.<br />

Ook heb ik gedwaald, toen ik in het verhaal <strong>van</strong><br />

mijne vlucht uit Glatz («) énen zekeren Lieutenant<br />

VON MOL LINIE verdacht .hieklt, als hadt hij toenmaals<br />

te Braunau den fpion bij mij gefpeeld, en mij aan<br />

den Generaal'FOUQUET verraden. Neen! de brave<br />

man , die nog in het Brandenburgfche als Capitain<br />

leevt, en die zich dit vermoeden zeer aangetrokken<br />

hadt, heeft zich bij mij volkomen geregtvaardjgd. Ik<br />

bid hem hier roede om vergeving; en wij zijn reeds<br />

volkomen verzoend : hij was en bleef mijn vriend.<br />

En hij, die toenmaals waariijk den weg, langs welken<br />

wij dachten .te vluchten, aangebragt, en mij dus verraden<br />

heeft, was de Capitain VON NIMSCHOFSKIJ , uit<br />

het regiment <strong>van</strong> FOUQUBT, mijn eigen neef, die mj<br />

in Braunau on<strong>der</strong> den fchijn <strong>van</strong> .vriendfchap bezocht.<br />

Ik kreeg ook een' won<strong>der</strong>lijken brief <strong>van</strong> enen zekeren<br />

Lieutenant VON BRODOWSKIJ. Deze zon<strong>der</strong>linge<br />

man vindt zich beledigd, om dat ik zijne moe<strong>der</strong> in<br />

mijne gefchiedenis genoemd heb , en. vor<strong>der</strong>t herroe.<br />

ping <strong>van</strong> het geen ik <strong>van</strong> haar heb gezegd (b).<br />

Maar, lieve God! herroeping zal ik wel niet nodig<br />

hebben, daar ik njets als waarheid fchreef, welke niemand<br />

(«) I Deel, bladz. 103.<br />

#) I Deel, bladz. 139I


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 10$<br />

mand beledigen kan: en voor bedreigingen, <strong>van</strong> welken<br />

aart ook', heb ik noit gevreesd.<br />

J)e bercheiden le


lot» LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

kend hebben, en nog in leven zijn, zouden bezwaarlijk<br />

een' eed afleggen, dat zij noit verlievd was. Het<br />

moet hem, die zich met aanmerkingen op dit gedeelte<br />

mijner gefchiedenis ophoudt, zekerlijk onbekend, zijn,<br />

boe veel verdrietelijkheid ik toenmaals over dit huis<br />

met den Heer Generaal GOLZ had, die zeer wel zag,<br />

dat hij meer met mij te kampen hadt, dan met den<br />

Heer BRODOWSKIJ zeiven. En des te meer komt de<br />

eisch <strong>van</strong> zijn' zoon, dat ik mijn verhaal we<strong>der</strong>roepen<br />

zal, mij zon<strong>der</strong>ling voor.<br />

Geregtigheid laat ik altijd zoo wel den va<strong>der</strong> als de<br />

moe<strong>der</strong> we<strong>der</strong>varen, Zij waren beiden mijne vrienden:<br />

bij gevolg wensch ik opregt na de gelegenheid,<br />

om aan hunne ervgenamen <strong>van</strong> dienst te wezen. Maar<br />

ik kan noit in enig geval, hoe ook genaamd, iets<br />

voor valsch of verdigt verklaren, dat ik ééns in mijne<br />

Levensgefchiedenis naar waarheid gefchreven heb.<br />

Een verflandig menseh kan 'er zeker niet toornig<br />

om zijn, wanneer iemand hem zegt. . . „ Uwe moe<strong>der</strong><br />

heeft mij bemind." In dit geval zouden wij<br />

allen veel te doen hebben, wanneer wij allen voor de<br />

feuischheid <strong>van</strong> onze Groot-mama, even als een Don<br />

QUICHOT met de windmolen, een rid<strong>der</strong>gevecht aanvaarden<br />

wilden. Tot procesfen kunnen zulken zaken<br />

ook niet ligt gebragt worden. De ooggetuigen zijn<br />

allen dood, of zagen niets. Ik zelf heb reeds beginzelen<br />

<strong>van</strong> de ftaar. Mevrouw BRODOWSKIJ ZOU zich<br />

'er niet door beledigd geacht hebben, wanneer iemand<br />

haar hadt gezegd, dat ik haar huisvriend was. Veertig<br />

jaren zijn 'er reeds zeden dit geval verlopen. De<br />

praïfumtie is in de daad voor de waarheid <strong>van</strong> hetzelve.<br />

En ik heb immers in allen gevalle in mijn ver»<br />

haal juist niet gezegd, dat mijne toenmalige vriendin<br />

ene


FREDRIK, VRIJHEER. VAN DER TRENCK.<br />

IO^<br />

ene overfpeelfter was, of dat ik mij le moment du<br />

berger ten nutte gemaakt heb!<br />

De eer <strong>van</strong> ene familie beftaat niet in den roem op<br />

de kuischheld harer voorou<strong>der</strong>en. Het is mijne fchuld<br />

niet, dat RVA in den appel beet. ISAAC was evenwel<br />

een hooggeprezen patriarch, fchoon SARAH , zijne<br />

moe<strong>der</strong>, vele nachten in het ferail <strong>van</strong> den Koning<br />

ABIMELECH doorbragt. Men leest ook niet, dat hij<br />

oit met den Kroonprins <strong>van</strong> dezen ABIMELJICH een<br />

proces gevoerd heeft, offchoon in ABIMELECH'S chroniken<br />

ftondt , dat Mevrouw SARAH hem beminde,<br />

Misfchien hadt ook JOSEPH an<strong>der</strong>e redenen, als ik,<br />

om zijn' mantel bij de fchone Mevrouw POTIPHAR<br />

achter te laten. En waar vinden wij befcbreven, dat<br />

oit een jonge PHARAO of aan. JOSEPH of aan zijnen<br />

Gefchiedfchrijver een' proces heeft willen aandoen ,<br />

om dat Mevrouw zijne Mama hem liever hadt, als<br />

den ouden PHARAO. De zoon <strong>van</strong> den Heer BRO­<br />

DOWSKIJ, den leermeester mijner jeugd, die daarcn-^<br />

boven ten ftreng Godgeleerde was, en die mij dus<br />

ook 'de gefchiedenis <strong>van</strong> ABRAHAM, en <strong>van</strong> de beide<br />

JOÊEPHS ZOO fugtelijk uitlegde (V), zal dus <strong>van</strong> mij<br />

(c) Van deze uitleggingen, en <strong>van</strong> de gefchiedenisfen zet»<br />

ve, waar <strong>van</strong> onze Schrijver hier melding maakt, fchijnt hij<br />

niet veel onthouden te hebben. Hij behandelt ze met ene<br />

zeer berispelijke losheid, en toont onkundig te zijn <strong>van</strong> de<br />

ware omltandigheden dezer gevallen, POTIPHAR was de naam<br />

niet <strong>van</strong> die vrouw, die JOSEPH wilde verleiden, maar <strong>van</strong><br />

haren man; en ds misdaad, waar toe zij den braven jongeling<br />

poogde te verlokken, was gene bevlekking <strong>van</strong> het bed<br />

vau den Koning FHABAQ, maar <strong>van</strong> é£n' zijner hovelingen.<br />

ook


IcS<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

ook gene bewijzen vor<strong>der</strong>en <strong>van</strong> dingen , waar bi}<br />

men zelden ooggetui óeri verlangt of heeft; en hij zal.<br />

zich<br />

JOSEPH bleef hare aanzoeken, fiandvastig weigeren , en hij<br />

deedt dit zeer zeker uit de beste grondbeginzelen. Het andwoord,<br />

dat hij aan haar gaf, levert ons overvloedige bewijzen<br />

op <strong>van</strong> de opregtheid en flerkte zijner deugd, en tevens<br />

het uitmuntends! voorbeeld voor allen, die zich in verzoeking<br />

bevinden, om tegen hunnen plicht te handelen; „ Mijn<br />

„ Heer bemoejt zich met niets het geen in zijn huis is; hij<br />

„ heeft alles, wat hij bezit, in mijne handen gefield; en<br />

„ niets is zoo groot in 't gehele huis, dat hij mij zoude<br />

,, weigeren, behalven u, die zijne buisvrouw zijt. Hoe zoude<br />

ik dan zulk een groot kwaad doen, en zondigen tegen<br />

„ God?" HIEMEIJER heeft over dit andwoord uitmuntende<br />

aanmerkingen, in zijne Characïerfoinde <strong>van</strong> den Bijbel, I<br />

Deel, 2 Stuk, bladz. 367-369. • SARAH was maar één'<br />

nacht in het huis <strong>van</strong> ABIMELECH, en de Gefchiedfchrijver<br />

«zegt uitdjjtikkelijk, dat de Koning <strong>van</strong> Gerar zich <strong>van</strong> alle<br />

gemeenfchap met haar onthouden heeft, MOSES is de énigffe<br />

Schrijver, die ons <strong>van</strong> beide deze gevallen berigt geevt, en<br />

'er is tegen zijne geloofwaardigheid noit iets met grond ingebragt.<br />

Het is dus ligtvaardig omflandigheden te ver<strong>der</strong>en,<br />

die hij niet heeft, en die zelfs regelregt tegen zijn verhaal<br />

fhïjden. Het is waar, men meent in het berigt <strong>van</strong> MOSES<br />

ene tegenftrijdigheid te vinden, en aldaar zelvs een bewijs re<br />

ontmoeten <strong>van</strong> een langer verblijf <strong>van</strong> SABAH in het huis <strong>van</strong>-<br />

ABIMELECH. Men maakt dit op uit die woorden <strong>van</strong> den gewijden<br />

Gefchiedfchrijver; „ JEIIOVAH hadt alle de baarmoe-<br />

„ <strong>der</strong>s <strong>van</strong> het huis <strong>van</strong> ABIMELECH (dat is <strong>van</strong> zijne huis-<br />

„ vrouw en zijne dienstmaagden) gantfchelijk toegefloten ter<br />

„ oirzake <strong>van</strong> SAEAH, ABRAH/MS huisvrouwe." In een dom<br />

en kwaadaartig boek <strong>van</strong> VOLTAIRE, getituld, la Bible enfin<br />

ex*


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK, Io?<br />

zich wel met de2e- mijne verklaring willen te vrede<br />

houden, dat ik hier dat alles bevestïge, wat ik in<br />

het<br />

expliquée par plujieurs aumov.iers de S. M. L. R. D. P.<br />

leest men, Tom. I, p. 51, over deze plaats het volgende:<br />

g // faut, que ce Rot du défert ait retenu SARA longtems,<br />

,, pour que toutes ces fem'mes fe foient appergues qu'elles<br />

.„ avaient la matrice fermée , & qiPelles ne pouvaient en-<br />

„ fanter. L,a maladie , dont elles furent affligées, tCcfl<br />

„pas fpécifióe. On ne fait, fi Dieu fe'content a de les ren-<br />

„ dre flériles, ce dont on ne peut être affuri qu'au bout de<br />

„ quelques années; eu fi Dieu les rendit inhabiles et reeg'<br />

,, voir les embraffemens


IIO<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

het eerfte Deel <strong>van</strong> zijne moe<strong>der</strong> fchreef, en dat ik<br />

haar on<strong>der</strong> de brave vrouwen rekene, en zelvs in haar<br />

graf nog hoogacht! Genoeg! ik heb hare deugd noch<br />

op de proef gezet, noch in twijfel getrokken ;<br />

ook fchreef ik nimmer, uit dwaze praalzucht, dat ik<br />

mijn' mantel bij haar achtergelaten hadt. De plichten<br />

<strong>der</strong> vriendfchap vervulde ik altijd met de ftrengfte<br />

nauwgezetheid. Dit wilde ik eigenlijk ook in dit flibberig<br />

geval <strong>van</strong> mij zeggen. De windbuilen <strong>van</strong> Parijs<br />

beroemen zich dan zelvs nog over genotene gunften,<br />

wanneer zij met verachting afgewezen worden.<br />

In dit geval was ik, God lof! niet. Ik vond overal,<br />

waar ik zocht; maar ik verhaalde nimmer, waar ik<br />

iets vond»<br />

De oude Heer BRODOWSKIJ was immers noit ijverzuchtig<br />

tegen mij; waarom zouden het dan zijne kin<strong>der</strong>en<br />

zijn? Hij zag niets: en zij hebben voorzeker<br />

nog min<strong>der</strong> kunnen zien <strong>van</strong> dat geen, dat gelchied<br />

is, vóór dat hunne moe<strong>der</strong> hunne ogen met hun gant.<br />

fche lighaam en hoofd aan het daglicht bracht: en het<br />

is den geborenen altijd onverfchillig, aan wien hij zijne<br />

ogen te danken heeft.<br />

Dit heb ik op den mij toegezondenen brief willen<br />

andwoorden. En voor de inwoners <strong>van</strong> de itad Elbing<br />

wil ik juist geen traétaat fchrijven, om te bewijzen<br />

, dat noit een Elbinger een hoorndrager geweest<br />

is. Misfchien werd ik in dit geval zelvs door<br />

Burgedragen<br />

hebben, behalven den zoon <strong>van</strong><br />

kan niet zien, hoe één énige <strong>van</strong> dezelven<br />

komen.<br />

JACOB; doch ik<br />

hier te pas zou<br />

Ik hoop toch niet, dat hij hier aan den min <strong>van</strong><br />

MAEIA gedacht znl hebban?


FREDRIK,'VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

III<br />

Burgermeesteren en Raad verklaagd, "ls of ik hunne<br />

moe<strong>der</strong>s en grootmoe<strong>der</strong>s beledigd had, door te (tellen,<br />

dat zij niet naar den Parijfchen fmaak , noch zoo<br />

kuisch als Mademoifelle MARIA MAGDALENA geleevd<br />

hadden, die toch in de daad te Elbing als een' grote<br />

Heilige vereerd wordt.<br />

In pun&o caftitatis verklaar ik, wat mij betreft,<br />

Madame BRODOWSKIJ heilig. Maar ik wil ook zelf<br />

daar door den reuk <strong>van</strong> heiligheid verdienen, dat ik<br />

bij een beminnenswaardig heilig wijfjen mijne eigene<br />

heiligheid door onthouding verdiend heb. En <strong>van</strong> deze<br />

heiligheid zal ik mij wel door gene martelingen,<br />

veel min<strong>der</strong> door bedreigingen laten affchrikken, die<br />

misfchien nergens an<strong>der</strong>s,, als in Elbing, verftandige<br />

lezers tegen mij opzetten kunnen. Maar, indien ook<br />

een Elbingsch Schrijver zich hier over in twistfchrivten<br />

met mij wilde inlaten; zoo vinde ik den gezichtskring,<br />

waar in ik goedkeuring zou moeten zoeken,<br />

voor mij te eng. De grote waereld, die mij gelezen<br />

heeft, zou zulke fchrivten bezwaarlijk kopen. . . En,<br />

wanneer men in Elbing alléén aan de waarheid <strong>van</strong><br />

mijn verhaal twijfelen mogt, dan zou ik voorzeker<br />

daarom gene verweerfchrivten laten drukken, daar ik<br />

zeer onverfchillig ben omtrent berispingen, die ik noit<br />

verdiende , en die ik nimmer zou kunnen wegnemen.<br />

Genoeg dierhalven tot beandwoording <strong>van</strong> de-<br />

• zen brief.<br />

Nu heb ik op fpeciaal bevel <strong>van</strong> een' groot' Heer<br />

nog iets in deze bladen in te lasfchen, dat ik in het<br />

twede Deel overgeflagen heb , om dat ik den lezer,<br />

door al te wijdlopige verhalen <strong>van</strong> de konstgrepen,<br />

waar


lia<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

waar <strong>van</strong> ik ngj in mijne ge<strong>van</strong>genis bediende, niet<br />

wilde vermoejen. Deze Heer bevondt zich in Maagdenburg,<br />

toen dit voorval gebeurde, en was 'er ooggetuige<br />

<strong>van</strong>. Het was in de daad kluchtig, en het<br />

vei won<strong>der</strong>t mij zeiven, dat ik 'er niet reeds gewag<br />

<strong>van</strong> gemaakt heb. HJt was op één' na de laatfte ondenieming<br />

om te vluchten; en de omftandigheden daar<br />

<strong>van</strong> waren de volgenden.<br />

Dewijl het vollirekt onmogelijk was meer zand en<br />

aarde uit mijd' kerker na buiten te krijgen, zoo maakte<br />

ik, na dat ik an<strong>der</strong>maal den vloer en de fundamenten<br />

doorgebroken had, een gat, dat regt uit na buiten<br />

in de gracht liep. Dit gefchiedde in den nacht,<br />

bij zeer ftormachtig we<strong>der</strong>, en kon, dewijl het zand<br />

zeer fijn was, in 'een paar uren volvoerd worden.<br />

Zoo dra ik tot buiten toe doorgegraven had, trok ik<br />

al het zand fh'1 na binnen, nam een' pantoffel, en<br />

wierp dezelve tegen de palisfaden aan na buiten,even<br />

als of ik ze in het overfpringen verloren had. Deze<br />

palisfaden, <strong>van</strong> twaalf voeten hoog, waren dwars over<br />

den hoofdwal gezet, en binnen dezelven waren mijne<br />

fchildwachten ingefloten. 'Maar in dien hoek, waar<br />

ik het gat gemaakt had, flondt 'geen fchil<strong>der</strong>huis.<br />

Zoo dra dit gedaan was, kroop ik in mijne ge<strong>van</strong>genis<br />

te rug, en maakte mij on<strong>der</strong> den vloer een an.<br />

<strong>der</strong> gat, waar in ik zitten en loeren kon. Maar achter<br />

mij vulde ik het doorgegraven canaal we<strong>der</strong>om -<br />

aan, zoo dat niemand mij zien kon.<br />

De dag breekt aan; da fchildwachten zien het gat,<br />

en geven 'er berigt <strong>van</strong>: de Officier loopt 'er ontffeld<br />

na toe; men ziet de pamofTel, en men befluit, dat<br />

.TRENCK gelukkig over de palisfaden gekomen, en niet<br />

meer in zijn' kerker wat.<br />

Ter*


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

I13<br />

Terftond komt de Commandant uit de ftad met de<br />

gantfche litanie: de alarmdianonnen worden gelost; de<br />

ruiters draven het gantfche Land door, om mij na te<br />

zetten ; alle vestingwerken en on<strong>der</strong>aardfche doorgangen<br />

worden gevifiteerd: men vindt mij nergens, en<br />

fielt dus vast, dat ik gelukkig ontkomen was: en,<br />

daar ik dit zon<strong>der</strong> voorweten <strong>der</strong> fchildwachten onmogelijk<br />

kon on<strong>der</strong>nomen hebben, wordt de gantfche<br />

wacht j met den Officier, gearrefteerd , en overal<br />

heerscht ene onbegrensde ontroering*<br />

Ik zat on<strong>der</strong>tusfchen in het gat, dat ik voor mij<br />

gemaakt had, en hoorde ie<strong>der</strong> woord: mijn hart floeg<br />

<strong>van</strong> vreugde, en ik twijfelde niet meer aan den goeden<br />

uitflag <strong>van</strong> mijne on<strong>der</strong>neming.- Men zou zekerlijk<br />

in den volgenden nacht gene fchildwachten meer<br />

voor mijne ge<strong>van</strong>genis gezet hebben; en dan zou ik<br />

in ernst uit mijne fchuilplaats voor den dag gekropen<br />

zijn; en dus was ik onfeilbaar gelukkig na Saxen ontkomen.<br />

Doch mijn lot was wreed genoeg, om ook<br />

deze hoop te verijdelen, toen ik reeds alle zwarigheden<br />

te boven dacht te zijn*<br />

Alles ging goed, en naar wehsch: het gantfche garnifoen<br />

kwam in de Sterrenfchans, om dit won<strong>der</strong> aan<br />

te gapen. Dit duurde tot na den middag omtrent 4<br />

ure. Eindelijk komt een Vaandrig <strong>van</strong> de Land- •<br />

militie, een kind .<strong>van</strong> J5 of 16 jaren, die zeer klein<br />

en zwakkelijk was, maar fchran<strong>der</strong>er dan alle de an<strong>der</strong>en.<br />

Deze klom na beneden in het gat, bezag de<br />

opening, die na buiten in de gracht uitging, en be.<br />

vondt ze te klein; hij poogde 'er door te kruipen,<br />

maar dit was onmogelijk. Hier uit befloot hij terftond,<br />

dat een fterke karei, als ik, met gene moge-<br />

III. DEEL. H lijk.


114 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

lijkheid door deze opening kon ontkomen zijn; en liet<br />

zich licht geven.<br />

Daar ik nu een <strong>der</strong>gelijk voorval niet vermoed had,<br />

en in het gat, daar ik mij bevond, de lucht te warm<br />

geworden was, zoo had ik het canaal on<strong>der</strong> den<br />

vloer, dat ik eerst toegeftopt had, we<strong>der</strong>om geopend.<br />

Nauwlijks dierhalven hadt de Vaandrig het licht beneden<br />

gekregen , of hij zag mijn witte hembd; hij na<strong>der</strong>de<br />

hier op, greep toe, en kreeg mij bij den arm.<br />

Hier was de vos in den boom ge<strong>van</strong>gen. 'Er ontflond<br />

een gelach, en een gejuich <strong>van</strong> triumph. Maar,<br />

hoe ik daar bij te moede was, daar ik mij reeds met<br />

mijne bevrij ling gevleid had, en op nieuw, zon<strong>der</strong><br />

hoop, in-mijne .ketenen vastgefmeed werd, dit laat<br />

zich gemaklijk nadenken, maar niet met dat gevoel<br />

fchil<strong>der</strong>en , dat toen door mijne ziele beevde.<br />

Mijne uitvinding behaagde on<strong>der</strong>tusfchen zeer aan<br />

die genen, die mij een' gelukkigen uitflag gewenscht<br />

hebben, en dezen zijn het ook, die mij bewogen<br />

hebben, om .dit verhaal, als een aanhangzel op het<br />

vorig Deel, hier nog in te lasfchen.<br />

Nu we<strong>der</strong> tot den afgebrokenen zamenhang te rug.<br />

Ik zettede nu mijne reize voort, en kwam den 4den<br />

April te Koningsbergen, waar mijn broe<strong>der</strong> mij met<br />

verlangen wachtte. Men kan denken, hoe levendig<br />

de broe<strong>der</strong>lijke omhelzing, na ene afwezigheid <strong>van</strong> 42<br />

•jaren, was. Van vier broe<strong>der</strong>s en zusters, die ik had<br />

achtergelaten, vond ik dezen nog maar alleen overig.<br />

Hij leevt genoeglijk op zijiw goe<strong>der</strong>en, en vervult aldaar<br />

de plichten <strong>der</strong> mtiisehjievendheid. Maar zijne<br />

kia-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

I IJ<br />

kin<strong>der</strong>en liggen allen reeds in het graf. Met volkomen<br />

genoegen leevde ik met hem, en zijne waardige<br />

vrouw, veertien dagen in Koningsbergen, en toen nog<br />

zes weken op zijne goe<strong>der</strong>en.<br />

Deze dagen behoren on<strong>der</strong> de gelukkigfte <strong>van</strong> mijn<br />

leven. Dagelijks omringd <strong>van</strong> bloedvrienden, neven,<br />

en aanverwandten, die met hunne kleinkin<strong>der</strong>en, en<br />

achterkleinkin<strong>der</strong>en in de nabuurfchap woonden , en<br />

mij allen verwellekomden, genoot ik een genoegen ,<br />

dat alleen maar de edele ziel <strong>van</strong> een' wijsgeer voelen<br />

kan, die, na lang door llormen geflingerd te zijn,<br />

eindelijk de haven bereikt. Hier zag ik overtuigend,<br />

hoe gerust de grijzaart daar leven kan , waar zijn<br />

naam on<strong>der</strong> die <strong>van</strong> de Eerden des Lands genoemd<br />

wordt, en de meeste familiën met hem verzwagerd of<br />

verwandt zijn. Men is in de daad in een' zekeren<br />

leeftijd nergens beter, dan te huis ; vooral, wanneer<br />

men* te voreru, even als ik, in vreemde Landen de<br />

menfehen heeft leren kennen, eh in hunne verkering<br />

echte vriendfehap. gezocht heeft.<br />

Hier werd ik nu eerst grondig gewaar, wat gedurende<br />

mijne afwezigheid voorgevallen was. De toorn<br />

<strong>van</strong> den groten FREDRIK hadt zich over alle mijne<br />

broe<strong>der</strong>s en zusters uitgebreid. Mijn broe<strong>der</strong>, die in<br />

ou<strong>der</strong>dom op mij volgde, was in het jaar 174Ö, toen<br />

ik ongelukkig werd , Vaanjonker geworden bij het<br />

Cuirasfiers-regiment <strong>van</strong> Kiow; hij diende zes jaren ,<br />

woonde drie batailles bij; maar, om dat hij TRENCK<br />

heette, werdt hij niet gea<strong>van</strong>ceerd; het verdroot hem<br />

ook eindelijk, langer daar op te wachten; hij nam<br />

zijn .aflcheid, trouwde, eri ging op zijn goed, Meicken<br />

genaamd, wonen, waar hij voor dtie jaren geftorven<br />

is , twee zoons nalatende , die den na >m vao<br />

II 2<br />

TRENCK


Il6<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

TRENCK ere aandoen. Hij zelf was, naar het alge»<br />

meen getuigenis een man, die den Staat in het vak,<br />

dat hij zich gekoren hadt, buiten twijfel goede dien-<br />

Hen hadt gedaan ; maar hij was mijn broe<strong>der</strong>; en<br />

daarom alléén wilde de Koning niets <strong>van</strong> hem horen.<br />

Mijn jongde broe<strong>der</strong> hadt zich op de Wetenfchappen<br />

toegelegd, en werdt door één' <strong>van</strong> de eerfte Ministers<br />

aan den Koning als een bekwaam man tot ene<br />

civile bediening voorgellagen: maar FREDRIK fchreef<br />

op den kant <strong>van</strong> het berigt ;<br />

„ Géén TRENCK is tot iets nut."<br />

Zoo heeft mijne gantfche familie, door mijne onfchuldige<br />

veroordeling, moeten lijden. Deze broe<strong>der</strong><br />

koos nu het landleven, en leevde on<strong>der</strong> de voornaam-<br />

•ften <strong>van</strong> het Koningrijk, welvarend, vergenoegd,' geacht-,<br />

en onafhangelijb.<br />

Ook tot mijne zuster, die aan den zoon <strong>van</strong> den<br />

Generaal-Lieutenant VAN WALDOW gehuwd was, en<br />

ze<strong>der</strong>t 1749 als weduwe leevde, Itrekte zich de haat<br />

<strong>van</strong> den Monarch uit.<br />

Ik heb»reeds in mijne Gefchiedenis dikwijls gelegenheid<br />

gehad om haar te noemen. Deze goede vrouw<br />

werdt, gelijk ik reeds verhaald heb (cl), door den.<br />

Gezandfchaps-Secretaris WEINGARTEN in Het jaar 1755<br />

verraden, toen zij mij uit den kerker te Maagdenburg<br />

poogde te redden. Daar om leedt zij zulke verdrukkingen,<br />

die zelvs hare kin<strong>der</strong>en ongelukkig maakten.<br />

Zij bezat het fchone goed Hammer bij Landsberg<br />

aan de Wartha. Daar werdt door de Rusfen alles in<br />

een' fleenhoop veran<strong>der</strong>d. Zij vluchtte met hare ef-<br />

09 II Deel, bladz. 12-15.<br />

fec-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK»<br />

Xt[<br />

feften na Küftrin. Daar werdt bij de belegering alles<br />

verbrand. En de Pruisfifche armée zelve verwoestte<br />

de fchoonfte bosfchen.<br />

Na den oorlog on<strong>der</strong>fteunde de Koning alle geruïneerde<br />

familiën in het Brandenburgfche. Maar zij alleen<br />

kreeg niets, om dat zij mijne zuster was. Zij<br />

wendde zich tot den Koning,en kreeg tot andwoord,<br />

dat zij zich maar aan haar' lieven broe<strong>der</strong> houden<br />

moest.<br />

Zij ftierf in het prilfte <strong>van</strong> bare jaren, na dat zij<br />

kort te voren een twede huwelijk hadt aangegaan, met<br />

den tegenwoordigen Overften VON PAPE. Haar zoon ,<br />

die Capitain was on<strong>der</strong> het regiment Dragon<strong>der</strong>s <strong>van</strong><br />

GÖTZ , is ook voorleden jaar geftorven.<br />

Zoo leden alle mijne bloedverwandten, alleen daarom<br />

, om dat ik hun broe<strong>der</strong> was. Wat kan mij dierhal<br />

ven op aarde vergoeding verfchaffen, voor alle de<br />

treurige gevolgen <strong>van</strong> mijn noodlot , die mijne onfchuldige<br />

bloedvrienden getroffen hebben? Zou men<br />

het wel gedacht hebben, dat de grote FREDRIK zich,<br />

even als de grote vergrimde ZEBAOTH (e), aan kin-<br />

de-<br />

(


JlS<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

<strong>der</strong>en en kindskin<strong>der</strong>en wreken kon? Wat gaat het<br />

mij aan , dat ADAM <strong>van</strong> den verboden' appel at 9<br />

gen zs!; Ezech. XVIII: 20. Het is on<strong>der</strong>tusfchen<br />

Vondt<br />

niet te<br />

ontkennen, dat zulke dwalingen in een' leek daar door enigszins<br />

verontfchuldigd kunnen worden, dat zelvs zoogenaamde<br />

Godgeleerden , die of zeer zwartgallig denken, of kwalijk gefielde<br />

fiarten hebben, zommige leerftukken zoo ruw voordellen,<br />

en zommige Bijbeipiaatzen zoo liegt verklaren, dat men<br />

'er niet aan twijfelen kan, of ook zij houden God voor den<br />

„ groten vergrimden ZEBAOTH, die de misdaden <strong>der</strong> va<strong>der</strong>en<br />

aan kin<strong>der</strong>en en kindskin<strong>der</strong>en wreekt,"<br />

De fantlie <strong>van</strong><br />

het twede gebod <strong>der</strong> wet, die aan ISRABL gegeven is, dient<br />

geenszins tot (laving <strong>van</strong> een zoo lasterlijk gevoelen. Het is<br />

bekend, hoe vele verfchillende wegen 'er open zijn, om aan<br />

deze plaats zulke ene uitlegging te geven, of liever dezelve in<br />

zulk een licht te befchsuwen, dat daar uit niets voortvloeje,<br />

het welk met de Godlijke barmhanigheid, en regtvaardigheid,<br />

of met an<strong>der</strong>e plaatzen <strong>van</strong> den Bijbel ftrijdig zij. Het is hielde<br />

plaats niet, om de verfchillende gedachten <strong>der</strong> Uitleggers<br />

daar omtrent op te geven.<br />

Die lust heeft, hier over iets te lezen,<br />

zie de Algemeene Historie, befchreven door een gczelfehdp<br />

geleerde mannen in Engeland, en vertaald door K.<br />

WESTXKBAA*i II Deel, 2 Stuk, blad» 634-637; j. w. PARIS,<br />

in dis. Apologetica ad Exod, XX: 5, 6, in Bibliotheca Hagana,<br />

Cl. I, fase 3, p. 413.446, & Cl II, fase. 1, p.<br />

1-38; J. 1.. MAGNET, Reflexions fur la menace du fecpnd<br />

cmmaVdement, die , met ene Ne<strong>der</strong>duitfcbe vertaling <strong>van</strong><br />

M. SCJIAGEN , te vinden zijn in de Verhandelingen <strong>van</strong> de<br />

Hollandfche Maatfchappi; <strong>der</strong> Wetenfchappen te Haarlem,<br />

IV Deel, bladz. uc-soP; PERPONCHEK, aantekeningen op de<br />

tflfhneé<br />

Overzetting des O. T. <strong>van</strong> j. D. MICHAKUS ; en<br />

an<strong>der</strong>en. Ik zal hier alken een gedeelte <strong>van</strong> de aantekening<br />

<strong>van</strong>


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. • 110,<br />

Vondt FREDRIK geen ftof genoeg, om mij alleen te<br />

kwellen? Waarom was hem dan, zelvs tot aan zijn<br />

graf<br />

<strong>van</strong> den Iaatstgemelden plaatzen.<br />

Na dat hij enige gevoelens<br />

<strong>van</strong> an<strong>der</strong>en over deze woorden hadt opgegeven, gaat hij aldus<br />

voort:<br />

., Wij hebben 't reeds meermalen opgemerkt,<br />

„ wij vinden in de wet <strong>der</strong> tien geboden wel de wet <strong>der</strong> na-<br />

,, tuur, ten ininften een voornaam gedeelte <strong>der</strong>zelve; maar de<br />

„ wet <strong>der</strong> natuur, tot eene volks-wet gemaakt, door God als<br />

„ vorst en burgeroverheid <strong>van</strong> den Israëlietifchen ftaat, ai'ge-<br />

„ kondigd, naar den bijzon<strong>der</strong>en aart en inrigting <strong>van</strong> dien<br />

„ ftaat, gefchikt, en, gelijk 't aan alle burgerlijke wetten ei'<br />

„ gen is, met tijdlijke flraüèn en beloor.ingen geltaafd. Daar<br />

„ wij nu uit het Boek <strong>van</strong> JOB geleerd hebben, en de daag?<br />

„ lijkfehe on<strong>der</strong>vinding het ook bevestigd,ckt de fchouwpkats<br />

„ <strong>der</strong> Godlijke geregtigheid, eigenlijk niet in deeze uaareld<br />

„ is; dat tijdlijke voor- en teegenfpoed niet aan elk, onmidde-<br />

„ lijk naar evenreedigheid zijner verdienden, worden toege-<br />

„ detld; maar dat ons veeltijds, veele dingen ontmoeten,die,<br />

„ hoe zeer zij ons geluk of ons ongeluk te weeg brengen,<br />

„ egter geenzins als belooningen of ftraffeu, over ons gedrag,<br />

„ moeten worden aangemerkt, maar toegefchreeven aan ande-<br />

„ re altoos wijze, altoos goe<strong>der</strong>tierene inzigteh <strong>der</strong> Voorzie-<br />

„nigheid, die de juisf geëvenreedigde vergelding, tot het<br />

„ toekomend gedeelte onzer aanweezigheid, uitflelt; moeten<br />

„ ook de ongelukken, die tot <strong>der</strong> ou<strong>der</strong>en üraf, mogtön ko-<br />

„ men over kin<strong>der</strong>en , aan 't boos opzet hunner ou<strong>der</strong>en niet<br />

"„ deelagtig, uit dit zelfde oogpunt worden befchouwd; wan-<br />

„ neer al 't harde, en ook al het flrijdigq,, met zoo veele an-<br />

„ <strong>der</strong>e plaatfen <strong>der</strong> fchrift,daar zqo uitdruklijk gezegd wordt,<br />

„ dat elk om zijue eige overtreedingen, en niet om die <strong>van</strong><br />

„ an<strong>der</strong>en, zal verlooren gaan, t' eenemaal en <strong>van</strong> zelve<br />

verdwijnd.<br />

En niet alleen verdwijnd hier alle hardigheid,<br />

H 4 » w a n -


120* LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

graf toe, de naam <strong>van</strong> TRENCK een' verfoejing? .<br />

Men denke mijne gantfche Levensgefchiedenis<br />

na;<br />

„ wanneer %sn deeze plaats wel overweegt; maar wij vin-<br />

„ den er een <strong>der</strong> grootfte bewijfen in <strong>van</strong> de oneindige uit-<br />

„ geftrektheid <strong>der</strong> Godlijke goe<strong>der</strong>tierenheid; want ook hier,<br />

s, daar de God Isra.è'Is, met don<strong>der</strong> en blikfemltraal gewa-<br />

« pend, in de vreeslijke toerusting <strong>van</strong> een Wetgeever en<br />

» Rechter verfchijnt, die, on<strong>der</strong> een hardnekkig en reeds<br />

» meer dan eens weerfpannig geworden volk, zie Ex. 16.<br />

» vs. 28. zijne wetten, door ontzag en vrees, wil fiaaven;<br />

„ ook hier zeg ik, daar hij de zwaarfte ftraffen aan zijne ha-<br />

» ters drijgt, ook hier nog is zijne taal deeze; „ „ Gij<br />

» >, kunt mij wel tot ftraffen, tot vootbeeldige en uitgebrei-<br />

„ ,. de ftraffen dwingen, maar hoe veel meer ben ik tot wel-<br />

„ „ doen en beloonen geneigd! Vind ik mij, ten affchrik-<br />

„ „ kend voorbeeld, fomtijds genoodzaakt, mijne kaftijding<br />

» „ tot over vier gellagten uit te ftrekken; tot een aanmoet<br />

„ » digend voorbeeld, zal ik mijne belooningen uitftoTten,<br />

» „ over duizenden <strong>van</strong> gellagten. Want in 't beloonen vind<br />

» i> ik mijn welbehagen, maar tot ftraffen rust mijne arm zig<br />

„ ,, onwillig uit, en blijft fteeds bereidwillig om het (laan te<br />

>, -., finaken Eepe belooning over duizend gedachten ftel ik<br />

„ „ u <strong>der</strong>faalven tegen éene kaftijding over drie of vier ge-<br />

•> Aagten voor; om u te doen zien, hoe veel meer ik uwe<br />

» liefde, door goe<strong>der</strong>tierenheid en weldaaden, dan uwe<br />

„ „ vrees, door ftrengheid en ftraffen , zoek op te wekken.""<br />

„ Beminnelijk, inneemend zinnebeeldig voordel, <strong>van</strong> de aan-<br />

,, bidiijke, eigenfehnppen des Godlijken weezens! Wie her-<br />

>, kent hier, in den God-Jsraëls, den goe<strong>der</strong>tierenenv den<br />

,, barmhartigen God <strong>van</strong> 't E<strong>van</strong>gelie niet, den God <strong>van</strong> wien<br />

„ MOZES, op 't gezigt zijner heerlijkheid, in verrukking, uit-<br />

„riep: Hf ere , Hcere Cod, barmhartig ende genadig,<br />

„ lang-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 121<br />

na; en dit raadzel zal toch onbegrijpelijk blijven.<br />

Ik wilde de roede, die mij onfchuldig trof, nimmer<br />

kusfen; tot die laagheid was ik onbekwaam: ik<br />

deed pogingen, om door mijn eigen vermogen mijne<br />

kluisters te verbreken; en ziet daar mijne misdaad!<br />

In het jaar 1753 wendde een zekere Ritmeester<br />

VON DERSCHAU , die een halve broe<strong>der</strong> <strong>van</strong> mijn'<br />

moe<strong>der</strong> was, zich fubreptif tot den Koning; gaf valfchelijk<br />

voor, dat hij mijn naaste bloedverwandt -en<br />

leensopvolger was; en verzocht, dat hij met mijn geconfisceerde<br />

goed Groot-Scharlack beleend mogt worden,<br />

De Koning vor<strong>der</strong>de hier op het berigt <strong>van</strong> de leenkamer<br />

<strong>van</strong> Koningsbergen. Men berigtte hem, dat<br />

nog werkelijk twee broe<strong>der</strong>s <strong>van</strong> mij in leven waren;<br />

dat Scharlack een oud familiegoed was, en aan mijne<br />

broe<strong>der</strong>s, maar niet aan DERSCHAU , toebehoorde.<br />

Mijne beide broe<strong>der</strong>s meldden zich nu aan, als de<br />

naaste leensopvolgers, en de Koning fchonk hun mijn<br />

goed Scharlack naar leenregten te bezitten.<br />

>Jn gevolge hier <strong>van</strong> werdt mijn goed geveild. Mijn<br />

jongde broe<strong>der</strong> kocht het; betaalde aan mijn' an<strong>der</strong>en<br />

broe<strong>der</strong>, en aan mijn' zusters, hunne competente portuin;<br />

betaalde ook, op fpeciaal bevel <strong>van</strong> het Hof, de<br />

fchul-<br />

* langmoedig, en groot <strong>van</strong> weldaadigheid en waarheid!<br />

, Ex. 34.. vs. 6. En kon het immer eenig fterveling in de<br />

gedagte komen, zijnen medemenfchen deezen God, on<strong>der</strong><br />

„ affchrikkende trekken, voor :e fchil<strong>der</strong>en ? aan deezen God<br />

„ zijne eige kwaadwillige neigingen en driften te leenen ? O<br />

(, mijne vrienden! zo ooit iets, dit voorwaar is Godslaste-<br />

„ ring."<br />

H5


11% LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

fchuldenaars, die zich aanmeldden, en welker praten»<br />

fiën in de daad valsch waren, daar ik, bij mijn weten,<br />

niets fchuldig was, en daar ik,in mijn negentiende<br />

jaar, toen mijn goed geconfisceerd werdt, nog<br />

werkelijk on<strong>der</strong> voogden ftond. Qjto jure dierhalven<br />

deze fchulden betaald moesten worden, blijvt voor mij<br />

een raadzel; eisfchen kon toenmaals een ie<strong>der</strong> gemakkelijk,<br />

om dat mijne familie zich over de.echtheid<br />

<strong>der</strong> pisetenfiën bij mij niet informeren mogt. Even<br />

200 ging het buiten twijfel ook, toen mijne voogden,<br />

die ik evenwel voor brave mannen kenne, en als zoodanigen<br />

verere, de adminiflratie <strong>van</strong> mijne goe<strong>der</strong>en<br />

aan den Fiscus overgegeven hadden; die dezelve acht<br />

jaren lang bezat, en bij de overgave nogthands geen'<br />

penning aan mijne broe<strong>der</strong>s uitkeerde.<br />

De vraag is nu deze. De tegenwoordige Koning<br />

beeft mij, door een genadig refcript aan zijne regering,<br />

met opheffing <strong>der</strong> confiscatie, we<strong>der</strong>om in het<br />

bezit <strong>van</strong> mijn goed gezet. Ik vor<strong>der</strong> dit dierhalven<br />

te rug. Mijn broe<strong>der</strong> andwoord: „ lk heb het gekocht<br />

en betaald, en ben dus in pojjejjione legiti-<br />

„ ma; ik heb gemelioreerd, en Scharlack is thands<br />

„ drie of vier maal meer waard, als toen het gecon-<br />

„ fisceerd werdt. Da Fiscus betale mij de tegenwoor-<br />

„ dige waarde;dan kan een ie<strong>der</strong>, wie wil, het goed<br />

,, nemen: "maar, wanneer de tegenwoordige Koning u<br />

,, dat te rug geevt, wat de overledene aan mij ver-<br />

M<br />

kocht, dan is het evenwel niet billijk, dat ik hier<br />

„ bij iets verlieze." Nu is de vraag, die nog in<br />

Berlin beflist moet worden, deze. Mijn broe<strong>der</strong> heeft<br />

gene kin<strong>der</strong>en, en laat dus <strong>van</strong> zei ven Groot-Scharlack,<br />

na zijn' dood, aan mijne kin<strong>der</strong>en na. Wanneer<br />

dus mijn broe<strong>der</strong> in de daad tot de teruggave ge.<br />

dvvon-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

Ï23<br />

dwongen kon worden, dan bewijst echter de Koning<br />

daar door aan mij gene genade noch geregtigheid. Ik<br />

verlang ook op deze wijze gene reftitutie <strong>van</strong> het verlorene,<br />

dat mij, zon<strong>der</strong> Koninglijke genade, <strong>van</strong> zeiven<br />

moet toevallen. Heft de edeldenkende Koning de<br />

confiscatie daarom op, om dat hij overtuigd is, dat •<br />

mij geweld en onregt gefchiedde; dan kan ik ook met<br />

regt om de, gedurende twee en veertig jaren, verlorene<br />

inkomften vragen. Doch deze heb ik niet <strong>van</strong><br />

mijn' broe<strong>der</strong>, maar <strong>van</strong> den Fiscus te vor<strong>der</strong>en.<br />

Indien on<strong>der</strong>tusfchen de Fiscus mij den toenmaligen<br />

koopprijs <strong>van</strong> mijn goed we<strong>der</strong>om uitkeren wil, dan<br />

gefchiedt mij het grootfte onregt, dewijl alle goe<strong>der</strong>en<br />

In Pruisfen ze<strong>der</strong>t 1746 drie- of vier-voud in waarde<br />

verdubbeld zijn.<br />

Maar , indien het eerst na mijn' dood aan mijne<br />

kin<strong>der</strong>en toevalt, dan gefchiedt mij tegenwoordig noch<br />

regt noch genade: want ik krijg hier door voor mij<br />

zeiven niets te rug, en moet nog daarbij de thands<br />

lopeftde inkomden tot aan mijn* dood toe ontberen;<br />

daar mijn broe<strong>der</strong> dit goed voor 4000 rijksdalers verpacht<br />

heeft, en men hem dezelven de jure niet afnemen<br />

kan, daar hij het gded tituh emtlonh verkregen<br />

hei fr, en bezit.' En, wanneer mijne kin<strong>der</strong>en het na<br />

zijn' dood krijgen, dan geevt de Koning het aan hun<br />

niet we<strong>der</strong>; maar mijn broe<strong>der</strong> zelf laat hun dan, om<br />

dat hij gene na<strong>der</strong>e erven heeft, zijn vermogen per<br />

tefiatnentum<br />

na.<br />

In dezen toeftand is nu mijne zaak in Berlin. Het<br />

vervolg zal tonen, hoe dezelve door den goeden Mo-<br />

. nnrch beilist zal worden. Ik heb verzocht, dat de<br />

Fiscus Groot-Scharlack mogt laten taxeren, aan mijn'<br />

broe<strong>der</strong> dan volgens deze taxatie fchaêvergoeding be-<br />

zor-


124- LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

zorgen, en aan mij het goed terftond in natura reftitueren.<br />

Mijn broe<strong>der</strong> bezit nog an<strong>der</strong>e goe<strong>der</strong>en, en<br />

kan dan bij zijn' dood disponeren, zoo als hij wil.<br />

Doch, hoe dit ook ga, ik heb evenwel het oogmerk<br />

<strong>van</strong> mijne reize bereikt. Mijn broe<strong>der</strong> is mijn<br />

. vriend, en de va<strong>der</strong> <strong>van</strong> mijne kin<strong>der</strong>en geworden.<br />

Mijn zoon dient reeds den Koning, en is hier bezorgd.<br />

Mijn eer is in mijn va<strong>der</strong>land geregtvaardigd,<br />

en mijn triumph over mijn noodlot is ten minden" in<br />

Pruisfen beflist.<br />

Edeldenkende lezer! wensch mij geluk, en leer uit<br />

mijne gefchiedenis, dat uit kwaad zelvs nog goed kan<br />

voortkomen, indien men het 'er maar in weet te vinden.<br />

Reeds in het negentiende jaar <strong>van</strong> mijn leven<br />

verloor ik alles, wat een mensch op aarde verliezen<br />

kan; behalven mijn eer en mijne handvastjgheid, die<br />

door geen' Vorftenmagt aan mij ontroovd kon worden.<br />

Ik heb miju goed reeds 42 jaren moeten misfen:<br />

ik on<strong>der</strong>vond de bitterde gevolgen <strong>van</strong> de behoeftigheid,<br />

zon<strong>der</strong> laagheden te begaan: maar ia den<br />

overvloed was ik, tot verfpilling toe, onvoorzichtig,<br />

werd zeer dikwijls bedrogen, maar bedroog zelf niemand.<br />

Die mijn aanzienlijk vermogen gedeeld hebben<br />

, moeten zich voor mij fchamen. 1<br />

Ik integendeel<br />

draag, zelvs aan het llof, het hoofd om hoog. Ik<br />

fchrijf naakte waarheden , zon<strong>der</strong> aanzien <strong>der</strong> perfonen,<br />

die mij bekdigen; en mijne Schrivten zijn toch<br />

geduld, en zelvs met privilegie uitgegeven. Ik was<br />

veracht , *verworpen , veroordeeld ; en evenwel verwierf<br />

ik, zelvs in den kerker, toen ik in den diepften<br />

mod<strong>der</strong> <strong>van</strong> meHschlijke verne<strong>der</strong>ing verzonken<br />

was, de achting, en de algemene goedkeuring <strong>der</strong><br />

verftandige waereld. Monarchen mishandelden mj, on<br />

dat


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 12$<br />

dat zij mij niet kenden; thands kennen zij mij, en ik<br />

vind gehoor, befcherming, eer, en genade.<br />

God ! die onze lotgevallen beftiert I Gij hebt mij<br />

door ftormen in de haven gevoerd. Reine dank doorgloejt<br />

mijne gevoelvolle ziel! Behoed alle menfehen<br />

voor een <strong>der</strong>gelijk noodlot, als het mijne was; of,<br />

moet het zelve ook een' an<strong>der</strong>en treifen , dan geef<br />

hem dezelvde wapenen, waar mede ik eindelijk mijn'<br />

triumph bevochten heb! Behoed alle Staten <strong>van</strong> Europa<br />

voor magtfpreuken; en verwij<strong>der</strong> het Oostersch<br />

despotismus <strong>van</strong>. onze grenzen! Befchaam den menfehen<br />

vijand; ftort hem ter ne<strong>der</strong>; en vernietig zijne<br />

ontwerpen! Geef aan alle verdraajers, <strong>der</strong> geregtigheid<br />

, aan alle Hofraden die fchurken zijn, hier op<br />

aarde den tuchthuisbezem in de hand; en zend hun<br />

in de an<strong>der</strong>e waereld na die plaats, waar vrome booswigten<br />

niemand befchadigen kunnen! Dit boek, mijne<br />

treurige gefchiedenis, diene den ligtvaardigen en<br />

den verdrukten tot on<strong>der</strong>rigt; fterke den vertzaagden ;<br />

en doe het hart <strong>der</strong> Vorften beven! Den dood trede<br />

ik nu lachend te gemoet, mijne plichten zijn vervuld,<br />

mijn oogmerk is bereikt, mijne rust is verdiend, mijn<br />

hart verwijt mij niets , mijne nakomelingfchap zal mijne<br />

gedachtenis zegenen, en alleen de ongevoelige, de<br />

kwaadaartige, de huichelaar, de vleier <strong>van</strong> het Hof,<br />

de bedrieger, en-de monnik zullen over mijne Schriv-<br />

.ten knarsfentanden. Ie<strong>der</strong> uur, dat ik nog te leven<br />

heb, zij aan de menschlievendheid gewijd; voor mij<br />

zei ven heb ik weinig nodig. Mijn hoofd neigt zich<br />

na de rust; en, heb ik deze ook misfchien eerst aan<br />

gene zijde <strong>van</strong> het graf te hopen, zoo zal ik toch<br />

noch morren, noch klagen. Ik zal in ftilte (fchoon<br />

thands in mijne onfchuld gekend) na dat graf henen<br />

krui-


Ï20" LEVF.NSG. VAN FREDRIK , VRIJH. VAN DER TRENCK,<br />

kruipen, waar heen ik in het vuur mijner jeugd<br />

ftorm lopen wilde. ' Help, genadig God! help mij<br />

in het volvoeren <strong>van</strong> mijn tegenwoordig voornemen,<br />

tot aan dien dag toe , waar op ik zal ophouden<br />

te zijn! En dit zij het einde mijner Leyensgefchiedenis<br />

l


LEVENSGESCHIEDENIS<br />

V A N<br />

FRANS, VRIJHEER<br />

VAN DER TRENCK,


K O R T E<br />

DER<br />

S C H E T S<br />

WAARACHTIGE LEVENSGESCHIEDENIS<br />

VAN<br />

FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK ,<br />

Colonel in dienst <strong>van</strong> de Keizerin Koningin, Chef <strong>van</strong><br />

de Pandouren, en beroemd Partijganger; befchreven<br />

doorFIÉEDRIK,VRIJHERVANDERTRENCK,<br />

als een Aanhangzel tot zijne eigene Levens*<br />

gefchiedenis.<br />

FRANS ,VRIJHERVANDER TRENCK , werdt in het<br />

jaar 1714 in Calabrië (ƒ), een landfchap <strong>van</strong> Sicilië,<br />

geboren, waar zijn va<strong>der</strong> toenmaals Overfte-Lieutenant<br />

en Commandant was, welke in het jaar 1743 te<br />

Léitfchau in Hungarijen als Overfte en Commandant<br />

llierf, en de Heerlijkheden Preflowacz, Pleternitz , en<br />

Pakratz, in Sclavonië (g),<br />

en daarenboven een aanzienlijk<br />

vermogen in Hungarijen bezat.<br />

De voornaam<br />

<strong>van</strong> den ouden man wasJOHAN, en hij was de eigen<br />

broe<strong>der</strong> <strong>van</strong> mijn' va<strong>der</strong>, bij gevolg ook te<br />

Konings-<br />

bcr-<br />

(f) Namelijk te Regglo. Zie het werk <strong>van</strong> SCHUBART, getimld,<br />

gjmië uon btt ^rcnf / g)anburenobrtóf; bargeifeilc yon<br />

etnem Unpartbdifchen; (©tuttgctrt 1788) &\M S3anbd;eit/ f.<br />

5 : waar de geboortedag <strong>van</strong> FRANS ook drie jaren vroeger<br />

gefield Wordt, namelijk op den ïften Januarij des jaars 1; u,<br />

- (g) Zie boven I Deel, bladz. 133. 209, 225.<br />

lil. DEEL. . I


ISO<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

bergen in Pruisfen geboren, waar onze familie, reeds<br />

ze<strong>der</strong>d de eerfte (lichting <strong>der</strong> Duitfche Rid<strong>der</strong>orde ,<br />

bekend en gegoed is.<br />

Zijne moe<strong>der</strong> heette VAN KETTLER, en wis uit<br />

Courland afkomftig; maar, uit welk huis zij afftamde-(£),<br />

is mij onbekend. Genoeg! deze TRENCK,<br />

wiens gefchiedenis ik hier fchrijve, was <strong>van</strong> va<strong>der</strong>s<br />

en moe<strong>der</strong>s zijde een oud fligtmatig Edelman; en wij<br />

hadden beiden één' grootva<strong>der</strong> in Pruisfen. Bij gevolg<br />

was hij niet, gelijk zijne vijanden in Weenen<br />

verfpreid hebben , de zoon <strong>van</strong> een' Sclavonifchen rover.<br />

Want zijn va<strong>der</strong>, die het huis Oostenrijk 68<br />

jaren lang gediend , en zich door zijn' ijver voor den<br />

dienst on<strong>der</strong>fcheiden hadt, ftierf te Leitfchau als Overfte,<br />

en nam wonden mede in het graf, die bewezen,<br />

dat hij zich als een braaf foldaat gedragen hadt.<br />

FRANS, de énigfte zoon dien hij achterliet, was ook<br />

reeds Overfte, toen de oude man ftierf, en on<strong>der</strong>fcheidde<br />

zich reeds roemrijk, in den dienst <strong>van</strong> MA-<br />

RIA THERESIA, en tegen hare vijanden.<br />

Van de jaren zijner jeugd fchrijf ik niets. Zijne<br />

Levensgefchiedenij, die hij in het jaar 1747 (ƒ)", in<br />

zijn<br />

(//) Dit Stamhuis moet vrij aanzienlijk geweest zijn. ANNA<br />

IWANOWNA, Keizerin <strong>van</strong> Rusland, was met den Hertog KETT-<br />

LER <strong>van</strong> Courland getrouwd geweest: en<br />

TRENCK beroemde<br />

zich dikwijls, dat hij <strong>van</strong> moe<strong>der</strong>s zijde aan het huis <strong>van</strong> dezen<br />

KETTLER verwandt was: zie SCIHBART, /. c. (3;rj!C$ S3ailbcljeil}<br />

f 79, 94-<br />

(i) Dezelve is oirfprongelijk in het Fransch gefchreven:<br />

maar ook in het Hoogduitsch overgezet, en meer dan ééns<br />

uitgegeven. De laatfte uitgave is die <strong>van</strong> Durlach, bij Muller,<br />

in twee delen in octavo, die in het jaar 1788 in het licht<br />

ge»


FRANS, VRIJHfcER VAN DER TRENCK. IJjt<br />

gijn arrest te Weenen, uitgaf, is met zulke kleinigheden<br />

aangevuld, en zoo elendig gefchreven, dat ik<br />

hier maar zeer weinig daar uit overnemen, en bijna<br />

alleen dat voordragen zal, wat ik <strong>van</strong> geloofwaardige<br />

getuigen, <strong>van</strong> zijne vijanden zeiven, gehoord i<br />

of wat<br />

ik zelf on<strong>der</strong>vonden en gezien heb.<br />

De oude va<strong>der</strong> was niets meer als foldaat; hij beminde<br />

zijn' énigen zoon uitfporig; en was daar bij in<br />

den hoogden graad gierig. Zijne opvoeding werdt<br />

bij gevolg verzuimd, en alle zijne driften bleven on«<br />

beteugeld.<br />

Daar hem nu de Natuur in de daad biiitengewonetalenten<br />

medegedeeld hadt, daar zijn va<strong>der</strong> voor de<br />

toenmalige tijden rijk was,en de vurige jongeling zag,<br />

dat hij geheel en al zon<strong>der</strong> banden was; zoo moesten<br />

ook noodzakelijk hier uit bij hem de grootfte uitfporigheden<br />

volgen. Alle zoorten <strong>van</strong> matiging, en bedwang<br />

<strong>van</strong> zich zeiven, bleven hem onbekend ; en<br />

een uitftekend geluk volgde hem in alle zijne on<strong>der</strong>nemingekomen<br />

is; on<strong>der</strong> dezen titul: $>nVatkbm Beö & $>mt-<br />

&wen-£>berflen / ginné gjeybem von btt Zuntt; »onü)m ©dbjf*<br />

"Kuö.bcm S Jrtn 5' ^an den elendigen fchrijvitijl <strong>van</strong> dit<br />

boek vindt men ene proeve bij SCUUEART, in de voorreden <strong>van</strong><br />

het reeds aangehaalde werk, bladz. XXV, daar men ook op<br />

bladz. XXIV nog enig,berigt vindt aangaande twee gefchrivten,<br />

die hier toe behoren, en waar <strong>van</strong> SCHUSART zich in zijne<br />

Levensbefchrijving <strong>van</strong> FRANS VAN DSR TRENCK bediend<br />

heeft, namelijk le memorie del Barone di Trenck, uitgegeven<br />

te Helmftad, door den Abt PIETRO CHIARI ; en 'Xtitftenttfcbe<br />

•JtilUUïfiStlsjen ju "ïiencfö ieben unb ïbrtten/ door een' ongenoemden,<br />

waarfchijnlijk een' Brandenburger, in het jaar 1747<br />

te Leipzig en Frankfurc in het licht gezonden.<br />

I %


132 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

mingen. Maar deze waren ook onbegrensd, en werden<br />

nimmer door énige grondftelling <strong>van</strong> deugd of<br />

menschlievendheid geregeld, of bepaald. Gierigheid<br />

en eerzucht beftormden zijne gantfche ziel; dewijl hem<br />

alles gelukte, zoo veroorlovde hij zich ook alles: en,<br />

daar zijne oorlogzuchtige neiging met de ongevoeligheid<br />

<strong>van</strong> een in de daad boos hart verénigd was; daar<br />

hij ook op het toneel <strong>der</strong> waereld optradt in een tijdftip,<br />

waar in alleen bloed en zwaard het noodlot <strong>der</strong><br />

volken beflisten: zoo werdt de Bevelhebber <strong>van</strong> roofzuchtige<br />

volken, door zeer natuurlijke gevolgen, een<br />

gevoelloos menfchenhater, een wreedaart, een gevaarlijk<br />

vijand, en een trouwloos vriend.<br />

Zijn temperament was cholerico-fanguinisch, bij gevolg<br />

tot wellust zoo wel, als tot eergierigheid en dapperheid,<br />

geneigd. Zelvs in de grootfte gevaren hadt<br />

hij zijn befluit kort bij zich: zijne tegenwoordigheid<br />

<strong>van</strong>,geest verliet hem nimmer: maar,wanneer de cholera<br />

heerschte, was hij ongevoelig, en tot razernij toe<br />

wreed; daarenboven onverzoenlijk, hebzuchtig, arg.<br />

listig, rijk in uitvindingen, immer met grootfche ontwerpen<br />

bezig: alleen dan, wanneer het bloedrijke de<br />

overhand hadt, en hem tot vrolijkheid opwekte, was<br />

hij eigenzinnig, verlievd , liev<strong>der</strong>ijk, te<strong>der</strong>, en* dan<br />

kon hij aanhouden, en, wanneer zijne begeerte door<br />

fierheid en tegenftand vuriger geworden was, dan kon<br />

hij zelvs kruipen om zijn dierlijk oogmerk te bereiken.<br />

Maar elke verovering maakte ene nieuwe flavin vati<br />

zijne onbegrensde heerschzucht, en, waar hij ftandvastigen<br />

we<strong>der</strong>ftand vondt, daar hielde hij zelvs op<br />

gierig te zijn. Ene verftandige vrouw hadt dierhalven<br />

alleen dezen bijzon<strong>der</strong>en man voor deugd, braafheid,<br />

en menfchenlievde kunnen vormen. Maar men<br />

hadt


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 133<br />

hadt reeds in zijne eerfte kindsheid verzuimd, zijn'<br />

wil aan banden te leggen; alles, wat hij on<strong>der</strong>nam,<br />

was hem gelukt; en hij Meldt dus niets voor onmogelijk.<br />

Hij was dierhalven een roekeloos foldaat; die<br />

bekwaam was, om alles te on<strong>der</strong>nemen; en die allf<br />

gevaren lachend en trotsch te gemoete ging. Zijne<br />

ontwerpen waren des te grootfcher, daar eerzucht het<br />

doelpuncl <strong>van</strong> alle zijne daden was:'des te gevaarlijker<br />

was het hem in enig geval tegen te gaan, daar<br />

alles voor zijne oogmerken wijken moest, en het geheel<br />

onverfchillig voor hem was , langs welken weg<br />

hij zijn oogmerk bereikte. Wee dierhalven zijn' tegenftan<strong>der</strong>,<br />

zelvs dan, wanneer hij door bidden en demoedigheid<br />

zijn medelijden zocht op te wekken!<br />

Hij hadt, <strong>van</strong> zijne kindsheid af aan, alleen ruwe<br />

en onbefchaavde Croaten gekend, die toenmaals roovzuchtig<br />

en bloeddorltig waren , en niet an<strong>der</strong>s , als<br />

door dwang en barbaarfche Hagen in toom gehouden<br />

konden worden. De beliendige verkéring met zulk<br />

zoort <strong>van</strong> menfehen vormde hem dus tot een' volkomenen<br />

tyran, te meer, daar hij on<strong>der</strong>nam , hun door<br />

dierlijke en flaaffche vrees tot de militaire fubordinatie<br />

te brengen, en <strong>van</strong> rovers foldaten te maken.<br />

Wat zijne lighaamsgeftalte. betreft, hadt de Natuur<br />

alle hare weldaden aan hem gefpild. Zijne grootte<br />

was zes voeten en drie duimen ; en deze reusachtige<br />

gehalte was in de daad volkomen geproportioneerd.<br />

Zijn leest was fchoon; zijne gelaatstrekken aangenaam<br />

en manlijk : zijne fterkte was bijna qjigelooflijk ,<br />

want hij hieuw den fterkften os met zijn' fabel den<br />

. kop af; oók hadt hij het in de Turkfche oefening zoo<br />

ver gebragt , dat hij de menfehenhoofden afhieuw,<br />

even als of het maankoppen waren. Daarbij was zijn<br />

I 3<br />

Se-


»34 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

gelaat, in de laatfte jaren <strong>van</strong> zijn leven, alleraffcbuwelijkst,<br />

dewijl hij in den Beijerfchen oorlog bij een<br />

kruidtoii, die vuur vattede, half gebraden , en zijn<br />

gezicht zoo verbrand werdt, dat het vol zwarte vlekken<br />

bleef.<br />

In gezelfchappen was hij de aangenaamfte man <strong>van</strong><br />

de waereld; hij fprak zeven talen zeer gemakkelijk ;<br />

hij was een liefhebber <strong>van</strong> fcherts, en bezat ene bijzon<strong>der</strong>e<br />

vaardigheid <strong>van</strong> geest voor vernuftige invallen;<br />

hjj verftondt de Mufiek , hadt ene aangename<br />

ftem, en zong zo kunftig, dat hij op het toneel hier<br />

mede zijn brood zou hebben kunnen verdienen; en hij<br />

wist zich zeer innemend en bevallig te gedragen. ——<br />

Maar daar, waar hij gebieden kon, was hij een monfter.<br />

Zijn oog ontdekte den kenner wel dra ene arglistige<br />

ziel; en zijn toorn was een onbeteugelde woede. Zijn<br />

wantrouwend character werkte bij an<strong>der</strong>e gelegenhe-i<br />

den , dewijl hij an<strong>der</strong>en zoo beoordeelde, gelijk hij<br />

zich zeiven hevondt.<br />

Maar eigenbaat en vrekke hebzucht'bleven<br />

altijd zijne hoofdzwakheden: waar iets<br />

tot vermeer<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> zijne fchatten te hopen was ,<br />

daar werkte noch deugd,noch godsdienst,noch plicht,<br />

noch eer; en in zijn éénen<strong>der</strong>tigfte jaar, toen hij omtrent<br />

twee roillioenen bezat , ging zijne gierigheid<br />

reeds zoo verre, dat hij dagelijks geen' gulden verteerde<br />

(£), en zich zeiven het nodige onthielde Daar<br />

hij nu in den oorlog altijd de a<strong>van</strong>t-garde aanvoerde,<br />

en bij gevolg in vijandelijke landen overal een' open 5<br />

gelegenheid om te roven vondt; daar hij tevens de<br />

Q) I Deel, bladz. 137, 143,<br />

Be-


FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 135<br />

Bevelhebber was <strong>van</strong> roofzuchtige volken; zoo m iesten<br />

natuurlijk hier uit die plun<strong>der</strong>insen in Beijeren,<br />

Silefië, en in den Elzas volgen, welker ijselijkheid<br />

genoeg bekend is. Hij alleen kocht den buit, dien<br />

zijn gantfche corps maakte , voor zeer weir.ig geld<br />

op, en zondt verfcheidene wèl beladen' fchepen na<br />

zijne goe<strong>der</strong>en. Kreeg één <strong>van</strong> zijne Officieren eens<br />

bij geval een' goeden buit, dan was hij reeds ontwijfelbaar<br />

zijn vijand, en werdt zoo vaak in het heetlte<br />

vuur geplaatst, dat hij eindelijk doodgefchoten werdt:<br />

en dan was de Heer Overfte univerfeel ervgenaam, en<br />

eigende zich zei ven alles toe, wat hij maar met mogelijkheid<br />

te krijgen wist.<br />

In alie militaire wetenfchappen erkende hem ie<strong>der</strong><br />

een v »or den grootlfen meester. Hij was een groot<br />

Ingenieur, en zijn arendsoog wist terftond het terrain<br />

op te nemen , en ie<strong>der</strong>e hoogte en afttand nauwkeurig<br />

te bepalen. Hier door hadt hij in den oorlog grote<br />

voordelen boven an<strong>der</strong>en: en als partijganger kwam<br />

hein dit vooral uitnemeud wel te ltade, dat hij de ligging<br />

<strong>van</strong> het district, waar de oorlog gevoerd werdt,<br />

altiji on<strong>der</strong>zocht, afmat,en nauwkeurig kende. Overal<br />

was hij de eerfte. Zijn lighaam was gehard, om<br />

alle mogelijke vermoejenisfen gemakkelijk te verdragen.<br />

Gene gelegenheid ontglipte zijne waakzaamheid ; alles<br />

maakte hij zich ten nutte, en, wat dapperheid niet<br />

hadt kunnen beflisfen, dat werdt door de gefkpendlte<br />

arglistigheid uitgevoerd. Zijne trotschheid liet niet<br />

toe, dat hij oit zijne verplichting aan iemand erkende;<br />

hij was dierhalven uit grondbeginzel ondankbaar;<br />

alle drijfveêren <strong>van</strong> edele daden werden door zijn' eigenbaat<br />

verlamd; en hij handelde zoo, als of hij het<br />

middenpuncT: was <strong>van</strong> de oogmerken <strong>der</strong> gantfche<br />

I 4<br />

fchep-


'J%6<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

fchepping. Daar nu een volkomen geluk alle zijne on<strong>der</strong>nemingen<br />

begunftigde, zoo fchreef hij noodwendig<br />

dat alles, dat bij geval gefchiedde, aan zijne perfoonlijke<br />

verdiensten toe. Hij wist gene vrienden te zoeken,<br />

te fchatten, noch te behouden; bij gevolg bleef<br />

hij onverfchillig verlaten, wanneer hij hulp nodte<br />

3 5<br />

hadt.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen was hij toch altijd in zijn v k een<br />

nuttig en voortreflijk man in den Staat. Zijne lievde,<br />

eerbied, en dienstijver voor de grote BÏARIA THERE-<br />

SIA waren onbegrensd (0; en alleen in zulk een geval,<br />

waar in hij den roem <strong>van</strong> hare wapenen uitbreiden<br />

kon, was hij waarlijk in ftaat, om zich zeiven<br />

en alle zijne geliefkoosde neigingen op te offeren.<br />

Hier voor kan ik borg zijn, dewijl ik hem nauwkeurig<br />

kende: offchoon men misfchien in de gefchiedenis<br />

<strong>der</strong> oorlogen <strong>van</strong> THERESIA dezen zijn welverdienden<br />

roem mogt pogen te bemantelen. Een Gefchiedenisfchrijver<br />

<strong>van</strong> mijn. zoort houdt zich bij niets bedui-<br />

•dende kleinigheden niet op. Hij fchil<strong>der</strong>t eerst het<br />

waar cbaraéter <strong>van</strong> hem , wiens leven hij zich tot een<br />

on<strong>der</strong>werp gekozen heeft; hij tekent deugden, gebreken,<br />

en neigingen getrouw, en zon<strong>der</strong> blanketzel En<br />

dan verhaalt hij eerst daadzaken; die de lezer dan rigliger<br />

beoordelen kan, wanneer hij <strong>der</strong>zelver bron in<br />

den man zeiven weet te vinden.<br />

Zo moesten ook de Biographiën <strong>van</strong> onze Helden<br />

en Monarchen gefchreven worden, op dat hunne na-<br />

-volgers, uit zulken fpiegel zich zeiven mogten kunnen<br />

CO I Deel, bhèz, 13;, i 4 4<br />

.<br />

beoordelen, en hunne gebreken verbeteren. Maar vleierij


FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCX.<br />

Ï37<br />

tij en eigenbaat, of gevaar en vrees voor de oppermagt<br />

zijn de beletzelen, die de luide Hem <strong>der</strong> waarheid<br />

verdikken. De oogmerken <strong>der</strong> Schrijvers zijn<br />

dikwijls ook op hebzucht gegrond, en zij pogen het<br />

getal <strong>der</strong> bladen te vergroten, om een dik boek duur<br />

te verkopen. Men verhaalt daarom kleinigheden wijdlopig,<br />

en wijkt opzettelijk af <strong>van</strong> een in één gedrongen<br />

voordragt, waar in men met weinige woorden veel<br />

zou kunnen zeggen.<br />

De wijze, waar op ik Levensgefchiedenisfen fehrijve,<br />

gelijkt geen' Roman; maar ik geef, terftond in<br />

het begin <strong>van</strong> dezelven, ene nauwkeurige fchets <strong>van</strong><br />

den perfoon, wiens leven mijn on<strong>der</strong>werp is. Maar<br />

hoe weinigen kennen hunnen Held volkomen, dien zij,<br />

alleen naar de berigten <strong>der</strong> nieuwstijdingen, of naar<br />

den fmaak <strong>van</strong> den grootften hoop, fchil<strong>der</strong>en willen.<br />

Ik befchrijf TRENCK'S leven eigenlijk om de volgende<br />

redenen : Hij heeft de eer genoten, dat hij de eerfte<br />

vormer en gebie<strong>der</strong> <strong>van</strong> gereguleerde Sclavonifche<br />

troupen geworden is: on<strong>der</strong> zijn commando verwierven<br />

zij roem , en on<strong>der</strong>fteunden de magt <strong>van</strong> den<br />

Oostenrijkfchen Staat: de Croaten bloedden, hij zelf<br />

bloedde verfcheidene reizen met hun op het flagtveld;<br />

en diende als een regtfchapen foldaat, vreeslijk voor<br />

zijne vijanden, ijverig en getrouw voor zijne Vorftin.<br />

Door de vervolgingen <strong>van</strong> lage vijanden in Weenen,<br />

waar mede hij zijn' buit niet delen wilde, verloor<br />

hij on<strong>der</strong>tusfchen eer, vrijheid , en niet alleen<br />

het vermogen , dat hij zelf verworven hadt, maar ook<br />

het ervdeel <strong>van</strong> onze familie in Hungarijen. Hij ftierf<br />

in de daad in den kerker, even ais of hij een billijk<br />

veroordeeld boöswigt was: en fchurken hebben zelvs<br />

verfpreid, en domkoppen geloven het nog heden, dat<br />

I 5<br />

hij


13$ LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

hij den Koning <strong>van</strong> Pruisfen ge<strong>van</strong>gen gehad, en hem<br />

door omkoping we<strong>der</strong> heimelijk vrijgelaten heeft ("«).<br />

Ook is het mogelijk, dat zommigen in Hungarijen<br />

nog vermoeden, dat een Hungaar, hun landsman, in<br />

de daad een verra<strong>der</strong> geweest is Deze brave natie<br />

wil ik dus door mijne pen, en met grondige bewijzen<br />

overtuigen, dat TRENCK eer, medelijden, en achting<br />

in zijn va<strong>der</strong>land verdiend heeft. In de twee eerfte<br />

Delen <strong>van</strong> mijne gefchiedenis is dit bereids gefchied ,<br />

en men heeft dit goedgekeurd, dewijl ik mij aangeboden<br />

heb, om, het geen ik gezegd'heb, door aften en<br />

Uittrekzels uit prothocollen legaal te bewijzen; bijaldien<br />

de Monarch opgewekt mogt wor ien, om de ware<br />

omftandigheden <strong>van</strong> dit voor ie<strong>der</strong> eerlijk man alleraffcbuwelijkst<br />

voorval te laten on<strong>der</strong>hoeken, en 'er<br />

even zo in te handelen, als tegenwoordig voor mijne<br />

eer en verdediging in Berlin gedaan is. De overleden<br />

TRENCK kan wel niet fpreken : maar ik, die de zuivere<br />

waarheid verdedig, leef nog werkelijk, en ben tot<br />

het geven <strong>van</strong> de aangebodene bewijzen bereid.<br />

TRENCK fchreef wel zijne Levensgefchiedenis zelf<br />

toen hij, gedurende zijn proces, in het Arfenaal te<br />

Weenen in arrest zat; en hij verhaalde in de twee<br />

laatfte bladen droog weg, hoe men in den zoogenaamden<br />

krijgsraad , on<strong>der</strong> voorzitting <strong>van</strong> zijn' ergften<br />

vijand, den Graaf LÖ WEN WALDE (ti), met hem gehandeld<br />

had. Maar deze Prafident hadt veel vermogende<br />

vrienden, en die twee bladen werden in Weenen<br />

uit alle de exemplaren gefcheurd en openlijk door<br />

den<br />

(tn) I Deel, bladz. 47.<br />

(») I Deel, bladz. 134, 143.


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

I^t)<br />

den fcherprigter verbrand. De waarheid verdedigen<br />

kon hij toenmaals niet, dewijl hij on<strong>der</strong> het openbaar<br />

geweld <strong>van</strong> zijne vijanden zuchtte. Ik in tegendeel<br />

heb juist deze bladen in het eerfte Deel mijner ge. '<br />

fchiedenis letterlijk ingelascht; en ben nog tegenwoordig<br />

bereid, om uit de aften <strong>van</strong> zijn proces, die ik<br />

in handen heb, en uit gerigtelijke prothocollen te bewijzen<br />

, dat alles, wat hij hier <strong>van</strong> fchreef, de zuivere<br />

waarheid geweest is. Hij werdt toenmaals na den<br />

Speelberg gezonden, om dat men <strong>van</strong> een beledigd<br />

man, die in ftaat was alles te on<strong>der</strong>nemen, veel te<br />

vrezen hadt. Hij ftierf weerloos, als een Oagtoffer<br />

<strong>van</strong> onregtvaardige rigters. Hij is dood, en kan zijne<br />

eer niet meer verdedigen.<br />

Dit is dierhalven mijn plicht, offchoon hij als mijn<br />

ergfte perfoonlijke vijand, en als de oirzaak <strong>van</strong> alle<br />

mijne geledene ongelukken geftorven is. Een man <strong>van</strong><br />

zijn' aart verdiende in een' Staat, waar aan hij zulke<br />

gewigtige dienften bewezen heeft, een gant&ch an<strong>der</strong><br />

noodlot. Tegen den Staat heeft hij noit een' misdaad<br />

begaan, en alle zijne brave landslieden moeten hem<br />

dus eerzuilen oprigten. Zijne vijanden, die zijn' val<br />

bewerkten, liggen reeds verachtelijk in het graf. Men<br />

heeft hun allen leren kennen, maar te laat voor den<br />

ongelukkigen TRENCK : en zij, die zijne goe<strong>der</strong>en<br />

deelden, en hem als een mestzwijn llagtten, om zijn<br />

fpek te genieten, hadden beter gedaan, wanneer zij<br />

Joden gebleven waren , die geen fpek eten durven*<br />

God geve hun ene goede mesting! Op de Sclavonifehe<br />

goe<strong>der</strong>en groejen vele eikels, maar bezwaarlijk<br />

zal dit vet voedzel een gezond menfchen-verftand, en<br />

nog min<strong>der</strong> een edel gevoelig hart in hun doen opwasfchen.<br />

Ten minften tot dus verre heeft men uit<br />

hun-


140 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

hunne gedachten nog gene mannen zien voortkiemen,<br />

die zoo nuttig voor den Staat waren, als TRENCK geweest<br />

is, die een' zoo fchran<strong>der</strong>en kop bezaten, of<br />

' maar de geringde blijken <strong>van</strong> ware edelheid des harte<br />

gaven. Dat uwe Excellentiën met Magnaatfchappen<br />

en Vorstlijke of Graaflijke tituls welvarên I . . . Alle<br />

die heerlijkheid hebt gij voor baar geld gekocht,<br />

dat gij uit TRENCK'S kasfe geroovd hebt. Mij is <strong>van</strong><br />

zijne goe<strong>der</strong>en, die mij regtmatig toekwamen, niets<br />

overig gebleven. Maar de eer <strong>van</strong> mijn' neef, die<br />

thands in het graf ligt, te redden , bleef mij voorbehouden<br />

; en dit regt alleen hebben mij alle uwe cabalen,<br />

uwe familie-protectie, uwe rijkdommen, en uw<br />

credit bij het Hof niet kunnen benemen.<br />

Ik heb vrij gefchreven, en bewezen, dat TRENCK<br />

door ulieden geplun<strong>der</strong>d is; dat hij het huis Oostenrijk<br />

, als een eerlijk man, met trouw en ijver gediend,<br />

en niet op de paradeplaats, noch in de regtbanken,<br />

maar met den degen in de vuist de foldatenrol voor<br />

het va<strong>der</strong>land roemrijk gefpeeld heeft ; dat hij den<br />

Koning <strong>van</strong> Pruisfen even zoo min ge<strong>van</strong>gen gehad<br />

heeft, als den Keizer <strong>van</strong> Marocco; dat hij bij ge.<br />

volg niet als een landverra<strong>der</strong> op den Speelberg gezeten<br />

heeft, maar als het flagtoffer <strong>van</strong> den nijd en de<br />

oppermagt <strong>van</strong> zulke lieden, die men geen' volmagt<br />

hadt moeten geven, om over verdiensten en braafheid<br />

te oordelen.<br />

Doch dit is gefchied. Hij is dood. . . Maar die<br />

nog op aarde leevt, en mij met die befchuldjging on<strong>der</strong><br />

de ogen durvt komen, dat immer of de Hungaarfche<br />

of de Pruisfifche TRENCK tot hoogverraad bekwaam<br />

was, of in Weenen of in Berlin ftraf verdiende,<br />

die zal mij terilond vaardig vinden, om aan hem<br />

o


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

a priori zoo wel als a pofteriori te bewijzen, dat ons<br />

beiden onregt gedaan is.<br />

Na dit voorlopig berigt ga - ik over, om zijne gefchiedenis,<br />

naar het ontwerp dat ik 'er <strong>van</strong> gemaakt<br />

heb, in haar verband te verhalen.<br />

De va<strong>der</strong> <strong>van</strong> TRENCK was een afgeleevd gierig<br />

grijzaart; maar an<strong>der</strong>s een goed man. De zoon in tegendeel<br />

was een vurig en losbandig jongeling, die geld<br />

nodig hadt, om naar zijne lusten te leven. Hij voerde<br />

vele lustige ftreken uit, toen hij als Vaandrig on<strong>der</strong><br />

zeker mij onbekend regiment Infanterij diende (0}.<br />

Hij ging bij een' beambten <strong>van</strong> de goe<strong>der</strong>en zijn's<br />

va<strong>der</strong>s, en vor<strong>der</strong>de geld <strong>van</strong> hem. Deze weigerde<br />

dit: en de jonge TRENCK kloovde hem den kop door<br />

midden. Hier uit ontftondt een psoces, dat eindelijk<br />

bijgelegd werdt.<br />

Toen in het jaar 1736 de oorlog tusfchen Rusland<br />

en de Turken uitbrak, wierf hij, met verlof <strong>van</strong> het<br />

Weener Hof, een esquadron Husfaren, en tradt daar<br />

mede in Rusfifchen dienst; hoewel de oude va<strong>der</strong><br />

zijn' énigen zoon zeer ongaarne miste (_p).<br />

In<br />

t» Het was on<strong>der</strong> bet regiment <strong>van</strong> PALF, dat na<strong>der</strong>hand<br />

aan den Prins <strong>van</strong> SAXEN-HILDBURGHAUSEN toebehoord heeft:<br />

zie SCHUBART, /. c. ©cfleé $8anbd;enl f. 21, 23, 78.<br />

*>) SCHUBART zegt, dat hij Ritmeester werdt on<strong>der</strong> het<br />

Husfaren-regiment <strong>van</strong> KUMING, dat 300 man fterk was, en<br />

dat hij dezen Rusfifchen Overften in de werving gewigtige<br />

diensten bewees; dat zijn 'va<strong>der</strong> in het begin hier niet in toeftemmen<br />

wilde, om d^t hij <strong>van</strong> het woest character <strong>van</strong> zijn*<br />

zeon alle mogelijke onheilen vreesde; maar dat hij eindelijk<br />

aan


?42 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

In dezen oorlog nu diende hij met zeer veel on<strong>der</strong>fcheiding,<br />

en gewon de bijzon<strong>der</strong>fte protectie <strong>van</strong> den<br />

Veldmaarfchalk MÜNNICH ; hij deedt als partijganger<br />

zeer ligtvaardige, maar echter zeer gelukkige expeditiën<br />

tegen de Tartaren, zoo dat hij wel dra in de armee<br />

beroemd, en, na het aflopen <strong>van</strong> den veldtocht,<br />

Major werdt.<br />

Wanneer eens de Turken voor het front rond<br />

zwermden, en het regiment opgemarcheerd was, zag<br />

hij, dat 'er een voordelige coup te doen was, en riep<br />

den Overften RUMINO toe, dat hij 'er met het regiment<br />

terftond op inhouwen moest, en zich <strong>van</strong> dit<br />

zichtbaar voordeel bedienen.<br />

De vreesachtige Overfte gaf ten andwoord.. „ Ik<br />

„ heb 'er geen or<strong>der</strong> toe." TRENCK verzocht om verlof,<br />

om 'er dan alleen maar met zijn esquadron op in<br />

te houwen; maar -hij kon dit niet verwerven. Terftond<br />

geraakte hij in woede, dewijl hij tot dus verre<br />

geen' tegenfpraak geduld, en gene on<strong>der</strong>worpenheid<br />

gekend hadt: en hij riep zijn regiment toe.. „Die een<br />

„ braaf karei is, volge mij na." Ongeveer 200 man<br />

fprongen voorwaarts: hij zettede zich aan hunne fpitfe,<br />

rigtte een ijzelijk bloedbad aan, floeg den vijand,<br />

en keerde, dronken <strong>van</strong> vreugde, met koppen en ge<strong>van</strong>genen<br />

zegerijk te rug.<br />

Zoo dra hij voor het front <strong>van</strong> het regiment kwam,<br />

fprong hij op den Overften los, noemde hem een"<br />

Rusfifchen , en floeg hem met zijn' karwatsch,<br />

zon<strong>der</strong> dat deze enigen tegenweer deedt.<br />

aan zijn' zoon daar toe verlof gaf, na dat deze vooraf ernitige<br />

belovten deedt, <strong>van</strong> zich te zullen beteren: /.


FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK. I43<br />

De zaak werdt aangeklaagd, TRENCK gearrefteerd,<br />

en hem een crimiieel proces aangedaan.<br />

Hier werdt hij veroordeeld , om geharquebufeerd te<br />

worden, en de dag <strong>van</strong> zijn' dood was reeds bepaald.<br />

Maar op den dag voor de executie reedt de Veldmaarfchalk<br />

MÜNNICH , het zij dan bij toeval, of met op»<br />

zet, voorbij de tent, waar in hij ge<strong>van</strong>gen zat<br />

TRENCK zag bem, maakte dat hij voor aan de tent<br />

kwam, en fprak hem bp de volgende wijze aan:<br />

„ Dat uwe Excellentie toch niet toelate , dat een<br />

„ vreemd Rid<strong>der</strong> hier daarom fmadelijk fterve, om<br />

dat hij een' lafhartigen Rus geflagen heeft! Ver*<br />

„ gun mij, dat ik mijn paard late zadelen, en den<br />

„ dood<br />

(q) SCHUBART verhaalt deze gefchiedenisfen in ene an<strong>der</strong>e<br />

orde. Volgens hem zou TRENCK, om dat hij zich ontijdig<br />

op zijne verwandtfchap met de Keizerin <strong>van</strong> Rusland beroemd<br />

hadt, veroordeeld geweest zijn, om na Siberiën gezonden te<br />

worden;en hier <strong>van</strong> zou hij door den Graaf MÜciHiCM bevrijd<br />

zijn geworden, na dat hij zijn aanbod, orn hem drie vijandelijke<br />

koppen te brengen, volbragt hadt. Doch na<strong>der</strong>hand<br />

zou hij tegen zijn' Overften, die hem op ene harde wijze<br />

over enige misdagen in de exercitiën <strong>van</strong> het regiment berispt<br />

hadt, vergrepen hebben; hier om zou hij veroordeeld<br />

geweest zijn, om geharquebufeerd te worden; doch, toen<br />

hij reeds aan de paal gebonden was, en de geweren reeds<br />

overgehaald waren, zou hij pardon gekregen hebben: /. c. f.<br />

94, 9*> •> 107-117- Voorts maakt SCHUBART, f. 90, ook wel<br />

gewag <strong>van</strong> den aanval, dien hij met 200 vrijwilligers op den<br />

vijand deedt, maar hij meldt niets <strong>van</strong> het verwijt en den<br />

hoon, dat hij bij zijne terugkomst aan zijn Overften gedaan<br />

zou hebben, en dus ook niet <strong>van</strong> enige ftraf, die hem daal<br />

©ver zou opgelegd zijn geweest.


144 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

„ dood <strong>van</strong> de handen <strong>der</strong> gewapende vijanden niet<br />

„ den fabel in de vuist mag zoeken." (De Tartaren<br />

waren juist in ene fchermutzeling met de voorposten<br />

bezig.)<br />

De Veldmaarfchalk trok de fchou<strong>der</strong>s op en<br />

r<br />

zweeg. . .<br />

'<br />

TRENCK fprak hem nogmaals vrijmoedig aan, en<br />

zeide: „ Indien ik maar drie koppen mede te rug<br />

„ breng, krijg ik dan pardon <strong>van</strong> uwe Excellentie?"<br />

Het andwoord was: „ Ja!"<br />

Terftond werdt het paard gehaald. Hij f pr0<br />

ng alléén<br />

na den vijand toe, en kwam evenwel met vier<br />

koppen, aan de manen <strong>van</strong> het paard aangeknoopt,<br />

en met een* ligte wonde aan zijn' fchou<strong>der</strong> te rug!<br />

MÜNNicH omhelsde hem, en plaatfte hem als Major<br />

bij een an<strong>der</strong> regiment (f).<br />

Hier betoonde hij in de daad won<strong>der</strong>en <strong>van</strong> dapperheid.<br />

On<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en werdt hem eens <strong>van</strong> een' Tartaar<br />

in een gevecht een fpiets door den buik gejaa-d -<br />

bij greep den fpiets, die uit zijn lighaam uitltak, woe-*<br />

dend aan; brak denzelven met zijne gewone reusachtige<br />

tterkte af; gaf zijn paard de fporen; en ontkwam<br />

dus gelukkig. Hij werdt ook wel dra geheeld , en ik<br />

zelf<br />

(r) Namelijk on<strong>der</strong> het regiment dragon<strong>der</strong>s <strong>van</strong> OBLOWzie<br />

SCHUBART, l.c. f. IOO, 1.3, die echter deze bevor<strong>der</strong>ing<br />

wat later plaatst, en twee redenen <strong>van</strong> dezelve opgeevt<br />

voor eerst de dapperheid, die hij-bij de befiorming <strong>van</strong><br />

Choczim vertoonde, en ten an<strong>der</strong>en de hoo P<br />

, die Graaf<br />

«Mdca hadt opgevat, dat hij bij een an<strong>der</strong> regiment zijn<br />

onrustig gedrag veran<strong>der</strong>en zou.


X .<br />

IE ui .kwam —met vier koppen, aan. cte<br />

muitlt vaan liet paal'tl aaiigeJsnoopi: —te<br />

rug 1 » "bi. 144 o


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

I45<br />

zelf heb de twee lidtekenen <strong>van</strong> deze wonden gezien,<br />

en kan dus de waarheid <strong>van</strong> een zoo bijzon<strong>der</strong> voor-<br />

Val bevestigen. Daarenboven heb ik ook alle zijne<br />

roemrijke daden, en alle de bewijzen <strong>van</strong> zijne tegenwoordigheid<br />

<strong>van</strong> geest, en <strong>van</strong> zijnen ijver, om zich<br />

in het heetfle vuur te wagen, <strong>van</strong> die Officieren g<br />

hoord, die toenmaals met hem dienden, en ooggetui-.<br />

gen <strong>van</strong> dezelven waren.<br />

Hij diende ook in dezen veldtocht met eer, werdt<br />

met een' pijl aan den enkel gewond, en verwierf de<br />

gantfche lievde <strong>van</strong> den Veldmaarfchalk, maar laadde<br />

tevens ook den nijd <strong>van</strong> alle de Rusfifche Officiers op<br />

zich. Eindelijk trof hem een nieuw ongeluk, kort<br />

voor het einde <strong>van</strong> dezen bloedigen oorlog. Zijn regiment<br />

was opgemarcheerd, de vijand zwermde rondom<br />

hetzelve, hij badt zijn' Overften, om Gods wil,<br />

dat hij de Turken attacqueren mogt: maar deze was<br />

we<strong>der</strong> een Rus , hij weigerde dit dierhalven , en<br />

TRENCK gaf hem daar voor een oorvijg. Hij riep zij.<br />

ne lieden toe, om hem te volgen. Doch, daar deze<br />

gene Hungaren maar Rusfen waren, bleef alles ftaan,<br />

en TRENCK werdt gearrefteerd.<br />

Nu veroordeelde hem de krijgsraad ter dood, en alle<br />

hoop op redding was verloren. Hoe gaarne de Ge.<br />

neraal hem ook genade gefchonken v<br />

zou hebben, zoo<br />

was dit toch onmogelijk, dewijl hij zelf een vreemdeling<br />

was, en alle de Rusfen reeds over zijne partijdige<br />

ingenomenheid met vreemdelingen morden, en zich<br />

beledigd achtten.<br />

De dag <strong>der</strong> executie brak aan. Hij werdt na buiten<br />

gebragt, om doorigefchoten te worden. Maar de<br />

Veldmaarfchalk hadt het zoo gefchikt, dat juist, toen<br />

het laatfte ogenblik na<strong>der</strong>de, de Veldmaarichalk LÖ-<br />

III. DEEL. K WEN-


I46<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

WENTHAL met zijne gemalin daar voorbij reedt.<br />

TKENCK maakte zich dit ogenblik ten nutte ; fprak<br />

vrijmoedig en beweeglijk; men on<strong>der</strong>fteuude zijne beden<br />

, door voorfpraak; en het leven werdt hem gefchonken;<br />

maar hij werdt veroordeeld, om na Siberië<br />

gezonden te worden.<br />

Hij protefteerde tegen dit vonnis. De Veldmaarichalk<br />

fchreef na Petersburg, en 'er kwam bevel, dat<br />

hij gecasfeerd, en uit de Rusiifche Staten gebannen<br />

moest worden (.?).<br />

Dit gefchiedde. Men bragt hem over de grenzen,<br />

en hij reisde na zijn' va<strong>der</strong>, na Hungarijen.<br />

Hier trouwde hij nu de dochter <strong>van</strong> den Lieutenant-<br />

Veldmaarfchalk Baron TILLIER. (/), die uit de<br />

eerfte huizen <strong>van</strong> Zwitferland afkomftig was.<br />

Ha.<br />

(s) Wij hebben gezien, dat SCHUBART, die maar <strong>van</strong> ééa<br />

doodvonnis fpreekt, dat over TRENCK zou geveld zijn, de<br />

oirzaak <strong>van</strong> hetzelve an<strong>der</strong>s verhaalt, als onze Schrijver:maar<br />

nu moeten wij 'er bijvoegen, dat hij ook de gevolgen daar<br />

<strong>van</strong> enigszins ar<strong>der</strong>s opgeevt. Volgens hem namelijk zou<br />

TRENCK , toen hij <strong>van</strong> den dood bevrijd werdt, gevonnisd<br />

zijn, om vijf maanden aan de vestingwerken <strong>van</strong> Kiow te arbeiden,<br />

en dan een* revers te tekenen, waar bij hij zich op<br />

levensttraf vetbondt den Rusfifchen bodem niet we<strong>der</strong>om te<br />

betreden: hij zou echter, na enigen tijd te Kiow in elende<br />

te hebben doorgebragt, vroeger dan zijn vonnis luidde, <strong>van</strong><br />

dezen flaaffchen arbeid verlost, en op vrijen voeten gefield<br />

zijn, op voorfpraak <strong>van</strong> de Gravin LÖWENTHAL (die op MÜNmen<br />

zeer veel vermogt) en <strong>van</strong> de Gravin ROMANZOW. Hij<br />

moest echter • toen terltond Rusland verlaten , dat hij met<br />

blijdfchap deedt. /. c. f. 118-122.<br />

CO SCHUBART plaatst zijn huwelijk met de freule TILUEB<br />

lang


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 147<br />

Hare broe<strong>der</strong>s waren de beide Generaal-Lieutenants<br />

TiELisR, waar <strong>van</strong> de een in den zevenjarigen oorlog<br />

met roem ftierf, na dat hij de bijzon<strong>der</strong>fte achting<br />

<strong>der</strong> Keizerin verworven hadt; terwijl dé an<strong>der</strong> toen<br />

comman<strong>der</strong>end Generaal in Croatië was. Deze laat (te<br />

leevt nog tegenwoordig, en bezit een regiment <strong>van</strong> dé<br />

infanterij, dat zijn' naam voert; •<br />

Met deze vrouw leevde hij niet lang. Zij Was<br />

zwanger; en hij voerde haar, overeenkom (tig zijn<br />

wild temperament, op de jagt door de moerasfen. Zij<br />

was tegen zulke fatigues niet beftandj en ftierf, zon*<br />

<strong>der</strong> hem erven na te laten.<br />

TEENCK kon bij zijne oorlogzuchtige neigingen niet<br />

ledig zijn; en echter de gelegenheid, om aan dezelven<br />

te voldoen, ontbrak hem thands, daar het rondom vrede<br />

was. Hij on<strong>der</strong>nam dus de rovers in Sclavonië<br />

uit te roejen. Nu moet men vooraf weten, wat dit<br />

eigenlijk voor lieden waren , die nog niemand vóór<br />

hem ernftig hadt durven aangrijpen, offchoon zij het<br />

gantfche Land op contribude zetteden («_), en de<br />

wreedfte bedrijven aanvingen.<br />

lang vóór zijne aanvaarding <strong>van</strong> den Rusfifchen dienst; hij<br />

verhaalt, dat TRENCK zich tegen deze vrouw ten hoogden<br />

ontrouw gedroeg; dat dit haar langzaam deedt wegkwijnen,<br />

en dat zij eindelijk, na dat de vier kin<strong>der</strong>en, die zij herri<br />

gebaard hadt, allen voor haar begraven waren, eindelijk in<br />

den dood het einde <strong>van</strong> haar verdriet vondt; het welk in<br />

dien tijd gebeurde, toen haar ongevoelig man in Rusfifcheri<br />

dienst, en dus verre <strong>van</strong> haar afwas. /. c. f. 50-76, 113,<br />

114.<br />

O) Reeds <strong>van</strong> ouds hielden de bewoners <strong>van</strong> Sclavonië<br />

zich met gewelddadige afpersfingen en öroperijen op. Vaii<br />

K 9<br />

ê


148 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Zij hadden hunne aanvoer<strong>der</strong>s, die zij Harumbacha<br />

noemden; dezen werden uit de fteikfte, dapperfte, en<br />

ftourmoedigde <strong>van</strong> de natie gekozen. Hunne wetten<br />

waren zoo ftreng, dat de minfte misflag met de koor.<br />

de ge'-.ra't werdt. Werdt één <strong>van</strong> hun in een dorp<br />

verraden, dan fpaarden zij niets, zelvs niet het ongeboren<br />

kin in den fchoot zijner moe<strong>der</strong>. Hunne<br />

wraak kende gene palen; en, wanneer eens ene<br />

gehele<br />

bende omkwam, dan moest de nieuwe<br />

bacha eerst het oord verwoesten, waar zijn<br />

voorganger<br />

met de zijnen gefneuveld was.<br />

Harum.<br />

Zij leevden <strong>van</strong> den roof, on<strong>der</strong>hielden hunne<br />

fpions in Turkije,<br />

roverbenden,<br />

overvielen daar zelvs de Turkfche<br />

en namen hun den geroovden buit af,<br />

of moordden en plun<strong>der</strong>den de<br />

reizende kooplieden.'<br />

Dit alles verwekte in het gantfche Land ene algemene<br />

verfchrikking.<br />

Niemand waagde het, hunnen haat op<br />

zich te laden, en alle bezitters <strong>van</strong> goe<strong>der</strong>en betaalden<br />

hun zelvs ene kleine contributie, om hunne heerlijkheden<br />

tegen de Turkfche rovers te befchermen.<br />

Waar dit gefchieade, daar leevde Heer en on<strong>der</strong>daan<br />

ge.<br />

de Pannonié'rs, die aldaar eertijds hunne woonplaats hadden,<br />

zegt FLORUS, „ Pannonii duobus faltibus, ac tribus fluviis,<br />

„ Dravo, Savo, Hiflroque vallabantur: populati proximos,<br />

„ intra ripas fe recipiebant." Lib. IV, cap. 12, §. 8. En<br />

de Sclaven, de tegenwoordige bewoners <strong>van</strong> dit Land worden<br />

befchreven als, ,, in hunne zeden bijna aan de Tuiken<br />

„ gelijk; oorlogzuchtig; om niets an<strong>der</strong>s God biddende, als<br />

„ dat zij in de wapenen en in den krijg mogen fterven; ge»<br />

„ neigd tot opftand; en door gedurige Stroperijen hunne na-<br />

„ buren kwellende:" y% BUNOH» nota ad CMJVERII Gcogra*<br />

pkiam, p. 398.


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

IAO,<br />

gerust en volkomen veilig, dewijl zij het in alle gevallen<br />

zich tot een' wet maakten, hun woord getrouwelijk<br />

te houden. Ie<strong>der</strong> Harumbacha hadt een bepaald<br />

getal <strong>van</strong> deze rovers on<strong>der</strong> zich; en wanneer één <strong>van</strong><br />

dezelven uit de bende uitging, dan verzochten alle<br />

fterke en bikwame jonge lieden, om in de vacante<br />

plaats te mogen treden, dewijl zij dan niet behoevden<br />

te arbeiden, en nogthahds in overvloed leven konden.<br />

Zij gingen bij gevolg vrij door het gantfche land,<br />

gewapend, en kenbaar aan hunne grote zilveren ringen<br />

en knopen. Wanneer de Politie hun vervolgde,<br />

en zij met gereguleerde foldaten handgemeen werden,<br />

dan hadden zij meestentijds de overhand. In de groot»<br />

fte bosfchen , waar zij alleen de toegangen wisten ,<br />

konden zij zich volkomen tegen aanvallen beveiligen.<br />

Maar, wanneer men hun vervolgde, dan verwoestten<br />

zij des te meer de woningen <strong>van</strong> die genen, die in<br />

hunne nabuurfchap woonden.<br />

Met dit bijzon<strong>der</strong> zoort <strong>van</strong> menfehen nu begon<br />

TRENCK zijne militaire operaticn; en hij gebruikte<br />

hier toe die Pandouren , die on<strong>der</strong>danen <strong>van</strong> zijne<br />

heerlijkheid waren: ook werdt hij op het laatst, op<br />

zijn verzoek,met een militair commando on<strong>der</strong>fteund,<br />

dewijl hij zich in Weenen hadt aangeboden om die<br />

geboefte uit te delgen. Nu ving het levendig fpietfen<br />

en ra<strong>der</strong>en aan. En misfchien vor<strong>der</strong>de deze krijg<br />

meer moed, voorzichtigheid, en beleid, dan men bij<br />

de grootfte legers op het flagveld nodig heeft. Tot<br />

zulke dingen was TRENCK geboren: dag en nacht was<br />

hij waakzaam: door zijne loosheid verfchalkte hij dikwijls<br />

den een' en den an<strong>der</strong>en; en, hadt hij ze eens<br />

op het fpoor,dan hieldt hij 'er een knuppeljagt on<strong>der</strong>.<br />

De rovers, die in zijne handen vielen, werden met<br />

K 3<br />

ou?


ÏJO<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

ou<strong>der</strong>s en kin<strong>der</strong>en omgebragt: hij handelde met hun<br />

op de allerwreedlle wijze: en dit, daar hij geen ogenblik<br />

veilig was, dewijl on<strong>der</strong> zijne eigene lieden ver-:<br />

ra<strong>der</strong>s waren, die hem in de handen <strong>der</strong> rovers poog?<br />

den over te leveren.<br />

Ik wil hier maar twee gevallen verhalen, die eigenaartig<br />

het character <strong>van</strong> TRENCK ichil<strong>der</strong>en.<br />

Hij hadt den va<strong>der</strong> <strong>van</strong> een' Harumbacha levendig<br />

Jaten fpietfen, en patrouilleerde des avonds aan den<br />

oever <strong>van</strong> een' beek , welke tot ene grensfcheiding<br />

diende. Aan de an<strong>der</strong>e zijde <strong>van</strong> den oever ging de<br />

rover zelf met zijne lieden ook zwerven. Het was<br />

maanlicht. De Harumbacha roept hem toe:<br />

„ TRENCK'. Ik ken uwe (tem; gij hebt mijn'<br />

va<strong>der</strong> gefpietst; gij vervolgt ons , als een<br />

fchurk, arglistig en wreed. Hebt gij een<br />

hart in het lijf, ga dan het von<strong>der</strong> over.<br />

„ lk zal mijne lieden <strong>van</strong> mij wegzenden.<br />

,, Leg al uw fchietgeweer af,even als ik; breng<br />

„ alleen uw' fabel mede, en dan willen wij zien,<br />

„ wie <strong>van</strong> ons beiden meester is."<br />

Deaffpraak wordt gemaakt,hij zendt zijne lieden <strong>van</strong><br />

zich, legt zijn fchietgeweer af, en TRENCK gaat over<br />

het von<strong>der</strong>. Beiden grijpen zij na hunne fabels. Ma;r<br />

TRKNCK fchiet hem met een' piftooi, dat hij verborgen<br />

gehouden hadt, verra<strong>der</strong>lijk dood , draagt zijn'<br />

kop met zich over, en laat denzelven op een' paal<br />

ftgken. Of deze handelwijs tegen een' zo edelen rover<br />

lofwaardig zij, mag de lezer beoordelen.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen werden deze fchadelijke lieden op allep-


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. Igl<br />

ïerleië arglistige wijzen in het net gelokt, en mijn<br />

neef werdt hunne verfchrikking, en geesfel.<br />

Op zekeren dag op de jagt zijnde, hoort hij Mufiek<br />

in een éénzaam afgelegen huis <strong>van</strong> één' zijner on<strong>der</strong>danen.<br />

Dewijl hij dorstig was, ging hij daar in,<br />

en vindt 'er juist enige gasten aan tafel, die aldaar<br />

een feest fchenen te vieren. Hij gaat terftond aanzitten<br />

, en eet mede, zon<strong>der</strong> te weten , dat in dit huis<br />

de zamenkomst <strong>der</strong> rovers was.<br />

Terwijl hij tegen over de deur aan een' lange fmalle<br />

tafel zit, komen twee Harumbachas, <strong>van</strong> ene reusachtige<br />

geftalte, gewapend binnen. Hij verfchrikt,<br />

dewijl hij zijn' fnaphaan tegen den wand hadt ne<strong>der</strong>gezet.<br />

Doch één <strong>van</strong> de rovers brengt hem terftond<br />

met de volgende woorden tot bedaren:<br />

„ Wij hebben u en uwe on<strong>der</strong>danen noit bele.<br />

„ digd, TRENCK! en gij vervolgt ons met zoo<br />

„ veel wreedheid en op ene zoo lage wijze,<br />

„ Wij denken edeler : eet u gerust zat met<br />

s, ons. Wij zouden u terftond, zon<strong>der</strong> enigen<br />

,, tegenweer, kunnen doodfehieten; maar vrees<br />

„ niets. Wanneer wij gegeten hebben , dan<br />

willen wij met den fabel in de vuist zien, wie<br />

„ <strong>van</strong> ons ene regtvaardige zaak heeft, en of<br />

„ gij zoo dapper, zoo onoverwinnelijk zijt, als<br />

„ de menfehen zeggen."<br />

I<br />

Hier mede zetteden zij zich tegen hem over aan tafel,<br />

en aten en dronken vrolijk mede. Maar, hoe<br />

TRENCK daar bij te moede was, is ligt te gisfen, de.<br />

wijl hij niet weten kon, of, behalven deze dappere<br />

kareis, niet nog enige <strong>van</strong> hunne medehelpers buiten<br />

K 4<br />

ge-


152 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

gereed Horden, om hem te martelen.<br />

Hij trok echter<br />

heimelijk, en zon<strong>der</strong> dat het iemand bemerkte<br />

zijne<br />

zakpiftolen voor den dag, en legt dezelven beiden<br />

on<strong>der</strong> de tafel op den buik <strong>van</strong>-zijne partij aan, haalt<br />

ze toen fpoedig over, grijpt voorts de tafel aan, en<br />

werpt die hun op het lijf,<br />

en fpringt eindelijk gelukkig<br />

de deur uit.<br />

In het na buiten fpringen neemt hij<br />

nog een geweer <strong>van</strong> één" <strong>van</strong> de rovers mede, dat zij<br />

aan de deur hadden laten ftaan. Eén <strong>van</strong> hun wentelde<br />

zich in zijn bloed, de an<strong>der</strong> arbeidt zich achter<br />

de tafel heen, en loopt hem woedend na. TRENCK<br />

laat hem zoo lang lopen, tot dat hij on<strong>der</strong> zijn bereik<br />

is, en fchiet hem toen met<br />

zijn' eigen geweer<br />

dood,, bouwt hom den kop af, en brengt hem bij<br />

zijne lieden te huis.<br />

Hier door verloren nu de rovers hunnen besten aan»<br />

voer<strong>der</strong>, en bij gevolg ook den moed, zoo dat zij<br />

aan alle kanten<br />

ne<strong>der</strong>gehouvven werden, en bij gantfche<br />

benden in het Turkfche gebied vluchtten f>).<br />

Cv) SCHUBART verhaalt deze expeditiè'n tegen de Sclavonifche<br />

rovers, uit de Memoriën <strong>van</strong> FRANS VAN DSR TRENCK zeiven,<br />

op ene an<strong>der</strong>e wijze:<br />

Nu<br />

Vier <strong>van</strong> TREKCK'S on<strong>der</strong>danen," zegt<br />

hij, „ traden op zekeren tijd, bijna ademloos, in zijne ka-<br />

„ mcr, en verhaalden hem met natte ogen, dar negen rovers<br />

,, in hun dorp waren ingevallen, dat zij vier huizen hadden<br />

„ uitgeplun<strong>der</strong>d, en drie boeren met (lukken hout zoo lang<br />

„ geflagen, tot dat zij hun al hun geld hadden overgegeven,<br />

„ De geplun<strong>der</strong>den, voegden zij "er bij, hadden 'er nauwlijks<br />

hun leven afgebragt.<br />

TRENCK' geraakte bij dit verhaal in<br />

s, woede, en zwoer den roveren den dood, welken eed hij<br />

3, in de daad ook fliptelijk vervuld heeft, hoe gevaarlijk ook<br />

„ zijne on<strong>der</strong>neming was. Want deze rovers beftonden uit<br />

„ de


FRANS, VRIJHEER VAN DF.R TRENCK,<br />

I53<br />

Nu brak juist in het jaar 1740 de oorlog uit.<br />

Alle<br />

Hungaren gespten toen het geweer aan, om hare Konin»<br />

„ de fterkfte en rusdgfte Sclavoniè'rs, die hun leven voor een<br />

„ linfengerigt waagden. Het gantfche land zitterde voor hun,<br />

s, en ie<strong>der</strong> goedsheer betaalde hun gaarne de gevor<strong>der</strong>de fom-<br />

„ men, om het overige <strong>van</strong> zijne goe<strong>der</strong>en en zijn leven te<br />

„ beveiligen. Alleen een man als TRENCK, die met<br />

„ het charaéter <strong>van</strong> de natie bekeud was, dag en nacht waak-<br />

„ zaain , geen gevaar ontziende , kon hunne verfchrikking<br />

„ worden: en de plun<strong>der</strong>ing, die zij op zijne goe<strong>der</strong>en be-<br />

,, gaan hadden , was ene genoegzame reden, waarom hij hun<br />

„ gaarne uitgedelgd zag. Nog denzelvden nacht koos hij<br />

„ <strong>der</strong>tig <strong>van</strong> zijne Pandouren uit, die hij den volgenden mor-<br />

„ gen vro -g op kondfehap uitzondt Zij waren in de daad zoo<br />

„ gelukkig <strong>van</strong> een' boer uit de nabutirfchap, bij wien enige<br />

„ <strong>van</strong> de geroovde goe<strong>der</strong>en gevonden werden, in handen te<br />

„ krijgen; endezen dwong TRPNCK wel dra met zes hon<strong>der</strong>d<br />

„ vierenzestig ftoklhigen de bekentenis zijner medefehuldigen<br />

„ uit- Zoo dra hij wist, wnar zij zich ophielden, begaf.hij<br />

„ zich in het naburig woud. De eerfte reize werdt één ma<br />

,, zijne Pandouren hem <strong>van</strong> zijne zijde weggefchoten: maar<br />

„ de' volgende keer trof hij vierentwintig rovers aan, nam ne-<br />

„ gen <strong>van</strong> dezelven ge<strong>van</strong>gen, en liet dezelven fpietfen, ter-<br />

„ wijl hij de overigen, tot op drie na, ne<strong>der</strong>hieuw. Doch<br />

„ TRENCK was hier mede nog niet te vrede: hij wilde ook<br />

„ hunnen voornaamften aanvoer<strong>der</strong>, VIDAK genaamd , die<br />

,, zich door zijne fterkte wijd en zijd gevreesd gemaakt hadt,<br />

„ maar nu 'm Turkije gevlucht was, in zijn' magt krijgen.<br />

„ Hij begaf zich ten dien einde in Pandouren kleding<br />

„ over den Sau-ftroom in het Turkfche dorp, waar de rover<br />

„ zich ne<strong>der</strong>gezet hadt ; hij hielde zich , als of bij aldaar<br />

„ paarden kopen wilde; en hij hadt maar één' énigen Pandour<br />

„ bij zich. Onbekend kwam hij tot in VTDAK'S huis, doch<br />

K g<br />

„ vond:


134 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

ningin, hare fchone en beminde Beheerfcheresfe te redden,<br />

TRENCK fchreef na Weenen, boodt zien aan,<br />

„ vondt hem zeiven niet, maar zijn' va<strong>der</strong>. Dezen pakte hij<br />

„ bij de borst, en beval te gelijk zijn' Pandour, de kisten<br />

„ te openen, waar in dadelijk de dingen, die aan zijne on-<br />

„ <strong>der</strong>danen ontftolen waren, gevonden werden. De va<strong>der</strong><br />

„ ontfchuldigde zich, met te zeggen, dat hij geen deel aan<br />

„ den roof hadt; dat zijn zoon al te verdorven was,om zich<br />

„ te laten beteren; en hij te zwak, om hem hier toe te<br />

„ noodzaken. Des niet tegenftaande fleepte TRENCK den ouden<br />

om<br />

man gebonden met zich voort, en hadt hem met veel ge-<br />

„ vaar over den Sau ftroom, waar over men op die plaats<br />

s, maar door middel <strong>van</strong> een fmal von<strong>der</strong> komen kon, ge-<br />

„ bragt, toen hem <strong>van</strong> gene zijde <strong>der</strong> rivier ene Item nadon<strong>der</strong>de:<br />

,, „ Wie waagt het, om op het gebied <strong>van</strong><br />

„ ,, den Turkfchen Keizer iu mijn huis in te vallen, en mijn'<br />

„ „ va<strong>der</strong> gebonden weg te voeren?"" - Dat is de<br />

„ ftemme mijns zoons, zeide de oude. ——— TRENCK and-<br />

„ woordde: wanneer hij iets <strong>van</strong> hem verlangde, dan zou<br />

„ hij over het von<strong>der</strong> komen. - • • — De rover weigerde<br />

„ dit, en zwoer hoog en dier, dat hij zon<strong>der</strong> geweer was;<br />

„hij wilde dus dat TRENCK bij hem zou komen, dewijl hij<br />

iets gewigtigs met hem te fpreken hadt.<br />

Onze Held, die<br />

,, zich op zijn' goeden degen verliet, gehoorzaamde , en<br />

„ ging moedig tot den rover over, die hem aan de an<strong>der</strong>e<br />

zijde <strong>van</strong> de rivier opwachtte.<br />

Maar hoe ontroerde hij,<br />

„ toen hij in VIDAK'S gordel twee piftolen zag. Hij dacht<br />

„ nu, dat het beter was, hem voor te komen, dan zijne<br />

,, aanvallen af te wachten, en ging hem dus fpoedig te lijf.<br />

Gij moet ?net mij, riep hij hem woedend toe. Doch de<br />

„ rover, die geen' lust hadt om in zijn gezelfchap den ftroom<br />

„ te pasferen, greep een overgehaald plftool, en wilde hetzelve<br />

overhalen, op de borst <strong>van</strong> onzen held aanleggende.<br />

Doch


TRANS, VRIJHEER VAN DEE. TRENCK.<br />

I55<br />

om een Vrij corps <strong>van</strong> Pandouren op te rigten, en<br />

verzocht tevens een generaal pardon voor alle rovers,<br />

die daarbij dienst zouden willen nemen.<br />

werdt hem toegeftaan; hij maakte dus etn<br />

pardon bekend, en de werving nam een begin.<br />

Dit verzoek<br />

generaal<br />

Doch<br />

maar<br />

„ Doch TRENCK floeg zijn' regterhand tnsfchen den fteen, en<br />

„ de batterij; greep on<strong>der</strong>tusfchen met de linker zijn' degen;<br />

en drukte denzelven met alle krachten zijn' vijand in het lijf.<br />

3, Toen hieuw hij hem met één' flag den kop af, en droeg<br />

„ denzelven triumpherend over het von<strong>der</strong>, en wierp hem<br />

„ voor de voeten <strong>van</strong> den ongelukkigen va<strong>der</strong>, die den dag<br />

verwenschte , waar op hij dezen ontaarten zonn geteeld<br />

„ hadt, en die wel dra met droefheid in het graf daalde."<br />

/. c. f. 132-137. SCHUBART voegt'er evenwel het verhaal <strong>van</strong><br />

onzen Schrijver bij, en fchijnt meer geneigd om te geloven,<br />

dat het aldus zij voorgevallen.<br />

Voons verhaalt hij , dat<br />

TRENCK na Esfek voor het gerigt geroepen is, om <strong>van</strong> deze<br />

zijne daden rekenfchap te geven — doch dat hij, uit vrees<br />

voor zijn' ouden Antagonist SAZENTHAL zich liever fchriftelijk<br />

wilde verdedigen — dat 'er toen bevel kwam , om hem te arrefteren,<br />

en dat zelvs zijn vlucht in een Franciscaner klooster<br />

hem niet genoegzaam beveiligde, om dat men hem zelvs daar<br />

uit zou weggevoerd hebben<br />

dat hij dus op reis ging<br />

na Weenen; doch dat men hem ook aldaar zou gearrelteerd<br />

hebben, dewijl men reeds te voren door de klachten zijner<br />

vijanden tegen hem ingenomen was, indien niet de Capucinen,<br />

welke orde hij daarom ,zijn gantfche leven door, boven an<strong>der</strong>en<br />

beminde, hem opgenomen , en verborgen hadden<br />

hij eindelijk bij het uitbreken <strong>van</strong> den oorlog uit dezen fchuilboek<br />

te voorfchijn tradc, en, <strong>van</strong> Prins KAREL<br />

dat<br />

VAN LOTHARIN­<br />

GEN , befchermiog tegen zijne aanklagers, en een generaal pardon<br />

voor alle rovers verwierf, f. 140-1 AA.


ÏJ6*<br />

LEVENSGESCHIEBENIS VAM<br />

maar zeer weinigen <strong>van</strong> de rovers lieten zich aannemen.<br />

Hij wierf dus zijne eigene on<strong>der</strong>danen , formeerde<br />

een corps <strong>van</strong> bijna 500 man (w), viel daar<br />

mede de rovers <strong>van</strong> alle zijden op het lijf, en dreef<br />

ze tusfchen de Sau en de Sarfavva in de engte. Hier<br />

refolveerden zij dierhalven tot ene capitulatie, en om.<br />

trent Ooo rovers namen on<strong>der</strong> TRENCK'S Pandouren<br />

dienst.<br />

De meesten dezer lieden waren 6 voeten lang,<br />

geoefende foldaten, die zich zeiven ligt waagden, die<br />

allen zwemmen konden , en gantfche mijlen ver, zoo<br />

fnel als reeën in de bosfchen omlopen konden. Dit<br />

moest een ie<strong>der</strong> geleerd hebben en kennen, eer hij<br />

aangenomen werdt.<br />

Het is dierhalven niet te verwon<strong>der</strong>en, dat een<br />

kloek bevelhebber zoodanige lieden in den oorlog tot<br />

alles gebruiken,en won<strong>der</strong>en <strong>van</strong> dapperheid en koenheid<br />

met hun uitvoeren kon. Zoo lang ook nog enigen<br />

<strong>van</strong> hun, na zoo vele gevechten, overig bleven ,<br />

waren de Pandouren altijd en in alle voorvallen gevaarlijke<br />

lieden. Maar nog daarenboven on<strong>der</strong> hun<br />

difcipline, orde, en fubordinatie in te voeren, dit kon<br />

maar alleen een TRENCK te wege brengen, die het<br />

nationaal character kende , en die hun door wellustige<br />

dagen, en buit, overal heen krijgen kon, waar hij<br />

triumphen en voordelen bevechten wilde. Is de Officier<br />

<strong>van</strong> deze volken niet zelf koen in de grootfte gevaren<br />

; ftaat hij niet aan hunne fpitfe; en beloovt hij<br />

hun niet plun<strong>der</strong>ing, en fpek genoeg om te fmullen,<br />

dan<br />

(w) SC-HUBART zegt ;oo man, ei telt dus het gantfche<br />

corps op 1000 koppen: f. 145,


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK, 157<br />

dan zal hij 'er bezwaarlijk iets <strong>van</strong> gedaan krijgen.<br />

Bemerken zij, dat hij bang is, dan doen zij voliirekt<br />

niets, als rebelleren, en na huis lopen. Hij moest<br />

dierhalven, om <strong>der</strong>gelijke lieden te gebruiken, niet alleen<br />

zelf wreed met hun handelen, maar ook hunne<br />

wreedheden door de vingeren zien. Hier door alleen<br />

bereikte hij zijn oogmerk, maakte zich bij de vijanden<br />

<strong>van</strong> Oostenrijk gevreesd, en deedt aan de Keizerin<br />

gevvigtige dienden.<br />

In het jaar 1741, toen zijn volk nog geheel ruw<br />

was, gebeurde hem het volgend geval. Hij exerceerde<br />

met zijn regiment, en ene gehele divifie fchoot<br />

met fcherp op hem, en doodde ook zijn* loper, die<br />

nevens hem ftondt, en zijn paard. Terftond fprong<br />

hij voor uit, ging woedend op deze divifie los, telde<br />

één, twee , drie, vier, en hieuw ie<strong>der</strong>en vierden man den<br />

kop af. Hij hadt dit reeds aan drie gedaan, toen een<br />

Harumbacha uit liet gelid uitfprong, zijn' fabel trok,<br />

hem op het lijf liep, en zeide: „ Ik heb op n ge-<br />

„ fchoten, verweer nu uw' huid." Alles ftondt onbeweeglijk,<br />

TRENCK greep hem aan, en hadt het<br />

geluk <strong>van</strong> hem ne<strong>der</strong> te houwen. Nu wilde hij de<br />

executie <strong>van</strong> den vierden man voortzetten: ^naar het<br />

gantfche regiment floeg het geweer aan, en fpande<br />

den haan. 'Er was dierhalven toen in de daad een<br />

algemene opftand. Maar hij greep terftond zijn' fabel,<br />

en hieuw 'er regts en links op in. Deze onverfchrokkenheid<br />

maakte hun bevreesd. Alles riep ,<br />

„ halt!" viel op de knieën,en beloovde hem gehoorzaamheid.<br />

Hij omhelsde zommigen <strong>van</strong> hun broe<strong>der</strong>lijk,<br />

deedt ene korte aanfpraak, die juist naar den<br />

fmaak <strong>van</strong> deze natie gefchikt was, en <strong>van</strong>. dezen tijd<br />

af


Ij8<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />

af was zijn corps altijd onoverwinnelijk, wanneer hij<br />

maar aan het hoofd <strong>van</strong> hetzelve was.<br />

Men lette wel op deze gefchiedenis, en men beoordele<br />

daar uit een' man, die in ftaat is, om in zulk<br />

een gevaar zoo onverfchrokken te handelen. Echter<br />

werdt hij ten laatften het flagtoffer <strong>van</strong> zulke mannen,<br />

die een' foldaat niet beoordelen konden , dewijl zij in<br />

hun uniform grijs waren geworden, zon<strong>der</strong> hetzelve<br />

immer met bloed te befpatten; en de zoodanigen trokken<br />

hem in een crimineel proces, en beichuldigden<br />

hem , dat hij wreedheden hadt uitgeoefend.<br />

Maar men befchouwe TRENCK, in de omftandigheden<br />

waar in hij was , als Bevelhebber <strong>van</strong> een'<br />

hoop menfehen, die alleen <strong>van</strong> den roof gewoon<br />

was te leven , en zich geregtigd rekende , om uit<br />

een vijandlijk Land alles weg te nemen ; <strong>van</strong> eèn<br />

volk, dat den fmadelijkften dood aan de galg niet<br />

vreesde , dat gene on<strong>der</strong>worpenheid kende , en dat<br />

nu op éénmaal on<strong>der</strong> ene behoorlijke krijgstucht<br />

dienen en vechten moest. Voor de eer doet zulk<br />

een gepriviligeerd rover volftrekt niets. Zijn Bevelhebber<br />

moet zich dierhalven alleen maar zijne roovzucht<br />

pogen ten nutte te maken, en hem daar<br />

door op het llagtveld brengen ; want, ziet hij<br />

'er geen voordeel voor zich zei ven in, dan doet<br />

hij voorzeker niets , dewijl noch het bevel <strong>van</strong><br />

den Souverain , noch gehoorzaamheid aan zijn'<br />

Heer in ftaat zijn hem daar toe te bewegen.<br />

De Turk laat zich door deze beweegredenen wel<br />

overhalen, maar de flimme Sclavoniër gewis niet,<br />

die alle gevaar ontwijkt, waar hij niets winnen<br />

kan.<br />

TRENCK


TRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 159<br />

' TRENCK hadt nu ook Officieren nodig, die insgelijks<br />

<strong>van</strong> een zeer bijzon<strong>der</strong> zoort moesten zijn.<br />

Zij moesten vooral koen en kloek wezen , om over<br />

zulke lieden te kunnen bevelen. Als partijgangers<br />

moesten zij meer ongemakken verdragen , dan alle<br />

an<strong>der</strong>e gereguleerde troupen, ook dagelijks den vijand<br />

opzoeken, en hun leven wagen. Hier toe vondt<br />

hij weinigen genegen en gefchikt, en hij moest dus<br />

in het begin alles aannemen, wat hem voor de hand<br />

kwam.<br />

Daar hij nu overal zelf tegenwoordig was, zoo<br />

kende hij terftond de laffe en verwijfde jongens, die<br />

on<strong>der</strong> zijne Officiers waren , en joeg ze ook, zon<strong>der</strong><br />

ver<strong>der</strong>e omftandigheden of krijgsregt, <strong>van</strong> het<br />

flagtveld weg, wanneer zij zich in grachten of fchuilhoeken<br />

verdaken, om dat zij aan de fpitfe zijner Pandouren<br />

niet ftorm lopen wilden. Het getal <strong>van</strong> deze<br />

bloodaarts, die daarenboven meest al Hechte kareis<br />

waren, vermeer<strong>der</strong>de allengskens: zij liepen na Weenen,<br />

fchreeuwden, en klaagden.<br />

TRENCK'S vijanden en benij<strong>der</strong>s wachtten maar op<br />

zulke ene gelegenheid, om dat zijne gierigheid hem<br />

niet toeliet, dat hij <strong>van</strong> zijn' gemaakten buit, naar<br />

het Weener gebruik, een deel aan de militaire Overheid<br />

aldaar gaf. Uit deze klachten dierhalven ontftondt<br />

ten laatflen een proces, dat alle zijne ontwerpen<br />

verijdelde, en hem zelvs in zijn' perfoon ongelukkig<br />

maakte.<br />

Nauwlijks was hij met zijne Sclavonifche rovers<br />

Oostenrijk ingerukt, of hij vondt reeds ene opene gelegenheid<br />

om lauren in te oogden. De Franfche armee<br />

werdt bij Linz geflagen. TRENCK was overal aan<br />

de fpitfe, handelde wreed met de ge<strong>van</strong>genen, en gaf<br />

in


1ÓO LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

in het flagtveld geen pardon. Reeds de uiterlijke gedaarte<br />

(x) <strong>van</strong> zijne Pandouren verfèhrikte, en hun<br />

barbaavsch gedrag, hunne woede bij het ftormlopen,<br />

Bühne arglistige (treken, waar aan zij, door reeds zoo<br />

lang als rovers te leven, waren gewoon geworden;dit<br />

a'les veroirzaakte ene onverwachte werking, TRENCK<br />

was kloek, waakzaam, oorlogzuchtig, en wist zich<br />

ie<strong>der</strong> voorval ten nutte te maken; bij gevolg was hij<br />

ook terftond cp het toneel des oorlogs bekend en beroemd.<br />

Hij wou het vertrouwen en de lievde <strong>van</strong><br />

Prins KAREL, en de bijzon<strong>der</strong>fte achting <strong>van</strong> den commandérenden<br />

Veldmaarfchalk Graaf KEWENHÜLLER ,<br />

die den man wist te waardéren, en die hem juist in<br />

dat vak gebruikte, dat voor hem gefcbikt was. Hij<br />

kreeg bij gevolg meer magt, dan één partijganger<br />

vóór ht m gehad hadt. Hij baande overal den weg<br />

voor de armée, en vervolgdé de vluchtende vijanden<br />

na Beijeren, waar alles met vuur en zwaard verwoest<br />

werdt. Juht dit was het belang <strong>van</strong> Weenen, en tevens<br />

de zaak <strong>van</strong> zijn volk, die voor buit alles on<strong>der</strong>namen<br />

, en on<strong>der</strong> zulken Bevelhebber ook wonde,<br />

ren <strong>van</strong> dapperheid uitvoerden.<br />

In Beijeren dierhalven ging het woeden volkomen<br />

los. Prins KARKE liet hem den vrijen teugel, en,<br />

daar hij geen paidon gaf, zoo liepen Beijerfchen ea<br />

Franfchen reeds weg, wanneer zij maar een' roden<br />

mantel zagen. De Heren Pandouren plun<strong>der</strong>den en<br />

moord-<br />

(x) Bij hadt hun namelijk ene zeer bijzon<strong>der</strong>e kleding<br />

gegeven; on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en , bloedrode mantels: en zij waren ie<strong>der</strong><br />

mei een' fnaphaan, fabel, en vier piltolen in den gordel<br />

gewapend: SCHUBART, /. c, f. 148.


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 16"1<br />

moordden, waar zij kwamen, en den buit, dien zij<br />

maakten, kocht de Heer Overfte.<br />

De grootfte wreedheid werdt in Cham uitgeoefend.<br />

Deze ftad werdt aan alle de hoeken in brand gedoken<br />

, en de inwoners in de vlammen geworpen. De<br />

vluchtende vrouwen en kin<strong>der</strong>en, die een' brug pasferen<br />

moesten, werden eerst geplun<strong>der</strong>d, en dan in het<br />

water verfmoord. Deze handelwijs werdt ook in het<br />

proces tegen hem aangevoerd. Maar hij regtvaardigde<br />

zich hier door:<br />

1) Dat de burgers <strong>van</strong> Cham zes ge<strong>van</strong>genen <strong>van</strong><br />

zijne Pandouren de handen afgehouwen, en<br />

hun in triumph rondgevoerd hadden:<br />

2) Dat de burgerij tegenweer geboden hadt: en,<br />

3) Dat Prins KAREL hem bevel gegeven hadt ,<br />

om juist zoo te handelen, als hij deedt (y).<br />

Al-<br />

(y) „ Affchuwelijk toneel (zegt SCHUJJART met het hoog'<br />

,, fte regt) <strong>van</strong> menfchelijke hebzucht en wreedheid! vluch.<br />

„ tende vrouwen werden geplun<strong>der</strong>d; de feboonfte <strong>van</strong> de-<br />

„ zeiven 1 , gelijk ook de bevalljgfce on<strong>der</strong> de jonge maagden,<br />

,, door de Pandouren , welker aanvoer<strong>der</strong>, gelijk hij zelf<br />

„ verhaalt, hun met een goed voorbeeld voorging, gefchon-<br />

„ den en verkracht, en dan in het vuur, of in het water<br />

,, geworpen ; de mannen werden ter ne<strong>der</strong>gehouweri ; en kin-<br />

„ <strong>der</strong>en en zuigelingen viogen in de vlammen op. TRENCK<br />

,, zocht dit onmenfchelijk gedrag wel te verdedigen<br />

„ maar gene ontfchuldiging kan zulke ene handelwijze t


IÖ2<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Alle de boorden <strong>van</strong> den Ifer roepen nog ach! en<br />

wee! over de wreedheid <strong>van</strong> TRENCK. Deckendorf (z)<br />

en<br />

(2) Toen hij de eerfte reize op Deckendorf aanviel, gaf hij,<br />

om den inwoon<strong>der</strong>en meer fchrik aan te jagen, aan ie<strong>der</strong>' Pandour<br />

een' brandende fakkel in de hand. Of deze optocht nog<br />

niet verfchrikkelijk genoeg was, zoo ging dezelve <strong>van</strong> Turksch<br />

Mufiek vergezeld; en de lucht weergalmde <strong>van</strong> het volgend<br />

woest krijgsgezang <strong>der</strong> Pandouren:<br />

Op! broe<strong>der</strong>s! op! fticlit brand!<br />

Sticht brand, ftichr brand, fticht brand!<br />

De zwarte fakkel dampe<br />

Niet vruchtloos in uw' hand!<br />

Op! broe<strong>der</strong>s! op! fticht brand!<br />

Sticht brand, fticht brand, fticht brand!<br />

Een lichte laeije vlamme<br />

Klimme óp uit 's vijands Land!<br />

Op! broe<strong>der</strong>s! op! (licht brand!<br />

Sticht brand, (licht brand, fticht brand!<br />

Wij <strong>der</strong>ven gaarne om voordeel<br />

Voor cis en 't va<strong>der</strong>land!<br />

Op! broe<strong>der</strong>s! op! fticht brand!<br />

Sticht brand! dicht brand! fticht brand!<br />

In zwarte wolken ruoke<br />

Eerlang des vijands Land!<br />

Op!


FRAfS, VRIJHEER. VAN DER TRENCK. 163<br />

en Filzhofen on<strong>der</strong>vonden zijne gehele woede. In de<br />

eerstgenoemde plaats werden 600 Franfchen <strong>van</strong> hem<br />

met capitulatie ge<strong>van</strong>gen genomen, die hij enkel met<br />

fchoven ftroo hadt verfchrikt, welken hij op enigen<br />

afftand als fchildwachten geplaatst, en Pandouren-kie<strong>der</strong>en<br />

aangedaan hadt: want zijn corps was toen werken<br />

Op!<br />

broe<strong>der</strong>s! op! fiicht brand!<br />

Sticht brand! fticht brand! fticht brand!<br />

Wat raken ons 'de wetten ?<br />

Wij<br />

zijn in 's vijands Land!<br />

Op!<br />

broe<strong>der</strong>s! op! fticht brand!<br />

Sticht brand! fticht brand! fticht brand!<br />

De grijzaart en de zuig'ling<br />

Verga door onze hand !<br />

Op!<br />

Op!<br />

broe<strong>der</strong>s! op! fticht brand!<br />

Sticht brand! fticht brand! fticht band!<br />

op! zwaejt uwe fakkels<br />

Met opgeheven' hand!<br />

Het gevolg <strong>van</strong> dezen fchrikkelijken optocht was, dat de<br />

•flad zich op den twintigften Januarij 1742 overgaf, want bijna<br />

het gantfche garnifoen vluchtte in een naburig woud:<br />

SCHUBART, /. e., f. 164..166. Na<strong>der</strong>hand echter hadt de<br />

vijand zich <strong>van</strong> deze plaats we<strong>der</strong> meester gemaakt, en toen<br />

hernam TRENCK , die we<strong>der</strong>om <strong>der</strong>waarts gezonden werdt,<br />

dezelve op die wijze, welke onze Schrijver opgeevt: verg.<br />

SCHUBART, f. 208, waar echter het getal <strong>der</strong> bezettelingen<br />

maar op 500 bepaald wordt.<br />

L *


164 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

kelijk nog vier mijlen <strong>van</strong> de plaats af, en hij alleen,<br />

benevens c ! én' Adjudant, en enige weinige<br />

öfl<strong>der</strong>fchreven de capitulatie.<br />

Officieren<br />

Wat hij voorts in den Beijerfchen oorlog aan de<br />

armée voor wezenlijke diensten gedaan heeft, dit is in<br />

de gefchiedenis <strong>van</strong> THERESIA vvaereldkundig gemaakt<br />

(V), of fchoon men zijne daden altijd <strong>van</strong> de ha*<br />

telijkfte zijde gefchil<strong>der</strong>d, en het goede opzettelijk verzwegen<br />

heeft: en dit was niet te verwon<strong>der</strong>en, daar<br />

hij in ongelukkige omftandighedcn ftierf, en de Biograpbisten<br />

niet meer betalen kou.<br />

In Deckendorf of Filzhofen (de juiste plaats,<br />

waar<br />

dit gefcMeddë, i s<br />

mij ontdacht) werdt hij door middel<br />

<strong>van</strong> een' fpion gewaar, dat in een' Apotheek een<br />

vaatjen met 2p,coo guldens verborgen was. Door<br />

geldzucht gedreven ijlt hij daar heen, met een brandend<br />

licht in de hand, vifiteert overal, en na<strong>der</strong>t onvoorzichtig<br />

aan een' partij kruid: dit <strong>van</strong>gt vuur, en<br />

werpt hem half gebraden op den grond. Hij werdt<br />

weggedragen, en geheeld; doch <strong>van</strong> dien tijd af was<br />

zijn gezicht door de naden, en het inbranden <strong>van</strong> het<br />

kruid des te afichuweüjker De tegenwoordige<br />

Veld-<br />

(a) SCHUBART verhaalt de daden <strong>van</strong> TREt^cic in dezen oorlog<br />

uitvoeriger en nauwkeuriger, dan zijn neef, die zeer veel<br />

overllaat, en dikwijls in de orde des tijds aanmerkelijke verwarringen<br />

maakt.<br />

Doch ik heb in mijne aantekeningen alleen<br />

maar die bijzon<strong>der</strong>heden uit SCHUB/IRT korteüjk uitgetrokken<br />

, die tot de gevallen, waar <strong>van</strong> onze Schrijver melding<br />

maakt, betrekking hebben, en waar door dus zijn verhaal op.<br />

gehel<strong>der</strong>d, vermeer<strong>der</strong>d, of verbeterd wordt.<br />

(£) SCHUBART zegt, dat dit in een' on<strong>der</strong>aardfehen kel<strong>der</strong><br />

<strong>van</strong>


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 165<br />

Veldmaarfchalk Baron LAUDON was toen Lieutenant (c)<br />

bij zijn regiment, en ftondt aan de deur, toen zijn<br />

Overfte zich verbrandde. Nauwlijks was hij gezond,<br />

of hem wierdt door aanbrengers berigt, dat LAUDON<br />

veel geld hadt, en met zijne vrienden lustig leevde.<br />

Hij vermoedde dierhalven , dat hij dat vaatjen met<br />

geld moest hebben gekregen ; en <strong>van</strong> dit ogenblik af<br />

aan vervolgde hij dezen braven man op alle mogelijke<br />

wijzen, zoo zelvs, dat bij hem dikwijls met 30 tegen<br />

300 man zondt, om, hem te laten doodfchieten',<br />

en om zijn ervgenaam te zijn. Dit duurde zoo lang,<br />

tot dat LAUDON eindelijk den dienst on<strong>der</strong> zijn regiment<br />

moede werdt, denzelven quiteerde, en zich in<br />

Weenen bij den hoop zijner aanklagers en vijanden<br />

voegde, en daar door den man, die hem in het begin,<br />

toen hij hem: eerst bij zijn regiment opnam, alle<br />

vriendfchap en hulp betoond .hadt, hielp ongelukkig<br />

maken. Het blijvt on<strong>der</strong>tusfchen zeker, dat deze<br />

waarlijk grote man zijn' leerfchool on<strong>der</strong> TRENCK'S<br />

aanvoering gevonden heeft. De Generaal TILLIER,<br />

wiens militaire geest waereldkundig is, is insgelijks<br />

uit deze kweekfchool <strong>van</strong> moedige foldaten voortgekomen<br />

, en wie is nog tegenwoordig beter gefchikt, om<br />

ene Hungaarfche arméé wèl te comman<strong>der</strong>en , dan<br />

LAUDON en<br />

T1LLISR?<br />

Toen TRENCK iu Weenen in een proces - was<br />

inge.<br />

wik<strong>van</strong><br />

het flot Dicfenflein gebeurd is, en verhaalt wij<strong>der</strong>s dit geval<br />

met verfcheidene an<strong>der</strong>e oradandighcden: /. c. f. 186.<br />

(c) II Deel, bladz. 189, zegt onze Schrijver, dat LAUDON<br />

Kapitain on<strong>der</strong> het Pandouren regiment <strong>van</strong> zijn' neef was:<br />

bier, of daar, is dierhalven een misdag <strong>van</strong> het geheugen»<br />

L 3


i66 L E V E N S G E S C H I E D E N I S V A N<br />

wikkeld, en een beledigend gefchrivt tegen alle zijne<br />

befchuldigers, zon<strong>der</strong> uifzon<strong>der</strong>ing, ingeleverd hait,<br />

zeide ik tegen hem: ,, Gij hebt mij toch altijd L %<br />

U -<br />

„ DON als den besten <strong>van</strong> alle uwe Officieren, en den<br />

„ regtfehapenften man geprezen : waarom vermengt<br />

„ gij hem dan thands met het an<strong>der</strong>e gefpuis ? "<br />

Zijn andwoord was: ,, Wilt gij, dat ik een' man<br />

„ prijzen zal, die aan het hoofd <strong>van</strong> hun arbeidt,<br />

„ die mij eer, goe<strong>der</strong>en, en leven benemen willen?"<br />

Dit heb ik hier daarom alleen willen verhnlen, om<br />

dat ik mij daar mede openlijk op het getuigenis <strong>van</strong><br />

een zoo eerwaardig man beroepen kan, dat TRENCK<br />

een groot foldaat en een ijverig patriot geweest is,<br />

en noit den Koning <strong>van</strong> Pruisfen ge<strong>van</strong>gen genomen<br />

heeft, gelijk lage fchurken te Weenen verfpreid hebben<br />

, en gelijk het dom gepeupel nog tegenwoordig<br />

geloovt. LAUDOIN hadt dit toch moeten weten, en<br />

zijn tegenwoordig getuigenis is dus de beste bevestiging<br />

<strong>van</strong> de onbewimpelde waarheid <strong>van</strong> mijn verhaal<br />

, waar door ik de eer <strong>van</strong> onzen familie-naam<br />

veraedig, het welk ik aan mijue kin<strong>der</strong>en fchuldig<br />

ben.<br />

Gantsch Beijeren werdt nu <strong>van</strong> hem geplun<strong>der</strong>d;<br />

en, gelijk men toenmaals zeide, zondt hij gantfche<br />

fcheepsladingen met waren, zilver, en goud na zijne<br />

Sclavonifche goe<strong>der</strong>en. Prins KAREL cn Graaf KE-<br />

WENHÜLLER veroorlovden hem alles. Maar de Veldmaarfchalk<br />

NiiUPERG commandeerde; deze hadt an<strong>der</strong>e<br />

grond hellingen, ftondt met den Hof-krijgsraad Baron<br />

TIEBFS, die toenmaals in het militaire wezen te Weenen<br />

veel vermogt, in ene nauwe betrekking, en was<br />

bij gevolg TRENCK'S vijand.<br />

Wel


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 167<br />

Wel dra giog de v^'volging zoo ver, dat hij hem<br />

een proces wijde laten aandoen. Hij werdt gearrefteer.i<br />

(d~): maar verdedigde zich zoo goed, dat hij<br />

binnen vier weken vrijgefproken werdt.<br />

intuslchen hadt MENZEL het commando over de<br />

Pandouren, en juist in dien tijd won deze man, die<br />

een vleeschhouwers zoon, en in den grond volftrekt<br />

geen foidaat was,zijnen gantfehen verworveuen roem,<br />

door<br />

(V) Het volgend geval gaf tot dit arrest aanleiding: kort<br />

na de eerde oprïgtin'g <strong>van</strong> ziju corps, en maar weinige da-.<<br />

gen na zijne aankomst in de Oostenrijkfche hoofd-armée, namelijk<br />

in Maj 1742, kreeg lui bevel om aan de Pruisfen,<br />

die zich bij Streelen voordelig geposteerd hadd.m, ene diverfie<br />

te maken. Hij marcheerde twee nachten door, en<br />

hieldt zich des dags met zijne Pandouren in de ftruiken verborgen.<br />

Onverwacht wierp hij zich, bij het aanbreken <strong>van</strong><br />

den dag, op den Zotenberg, met oogmerk, om <strong>der</strong> vijandelijke<br />

armde den toevoer af-te f^ijien. Bij deze gelegenheid<br />

veroverde hij vele met proviant, en ook enige met koopmanswaren<br />

gelade.i' wagens , die aan twee Oostenrijkfche<br />

kooplieden uit Schweidniz toebehoorden. De kooplieden<br />

zeiven liet TRENCK, on<strong>der</strong> voorvvendzel dat zij ia 's vijands<br />

Land handelden, in arrest nemen, en zij werden door de<br />

Pandouren doodgefchoten, zoo men zegt, niet zon<strong>der</strong> medeweten<br />

<strong>van</strong> TRENCK , die gaarne hunne goe<strong>der</strong>en voor zich<br />

behouden wilde. Indien dit waar is, dan was het ten hoogden<br />

billijk, dat Graaf NEUPERG hem liet arrelleren, en ziju<br />

commando on<strong>der</strong>tusfchen aan MENZEL overgaf. En misfchien<br />

was ene revolte on<strong>der</strong> de Pandouren, die zeer aan hunnen<br />

Chef gehecht waren, en zich on<strong>der</strong> het commando <strong>van</strong> MEN-<br />

ZSL niet gemakkelijk voegden, meer de oirzaak <strong>van</strong> zijn ontllag,<br />

dan de overtuiging <strong>van</strong> zijn' onfchuld: verg. SCHUBART,<br />

f. I49-IS3-<br />

L 4


IÖ8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

door de" dapperheid <strong>van</strong> een volk, dat TRENCK gevormd<br />

hadt. Hij kreeg namelijk in dit tijdperk den<br />

roem <strong>van</strong> een' partijganger (e). Maar de gantfche<br />

armée weet, dat deze man nimmer verdiende, in de<br />

gefchiedenis op de zijde <strong>van</strong> TRENCK. geplaatst te<br />

worden.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen vermeer<strong>der</strong>de TRENCK zijne Croaten<br />

tot op 4000 man, waar uit in het jaar 1743 een regulier<br />

Huugaarsch Infanterie-regiment opgerigt werdt,<br />

het welk echter rog den naam <strong>van</strong> Pandouren be><br />

hieidt. Hier bij rigtte hij nog een corps <strong>van</strong> 600<br />

man Husfaren, en 150 Jagers (f) op, die hij allen<br />

Uit zijn' eigen beurs aar.wieif, <strong>van</strong> paarden voorzag,<br />

en equipeerde waar <strong>van</strong> on<strong>der</strong>tusfchen aan mij<br />

geen penning is vergoed geworden, dewijl bij de reductie<br />

<strong>van</strong> dit corps, alles ten voordele <strong>van</strong> de fchat»<br />

kist verkocht, of verdonkerd is.<br />

Met dit aanzienlijk corps nu kon hij ook gewigtiger'<br />

on<strong>der</strong>nemingen uitvoeren. De vijaud vloodt,<br />

waar men zijn' naam noemde. Hij was overal aan<br />

de fpitfe <strong>van</strong> de armée , en vor<strong>der</strong>de menige millioe»<br />

neh contributie in: bij bemagtigde verfcheidene verdedigbare<br />

phatzen met de degen in de vuist, en hadt<br />

binnen vijf jaren aan zijne Vorfhn ongeveer. 7000<br />

Fran-<br />

(e) Hij ging. gedurende het arrest <strong>van</strong> TRENCK , met zijne<br />

Pandouren op de ftad Zoten los, Hak dezelve in brand,maar<br />

kwam met een verlies <strong>van</strong> 20 doden en 36 gekwetften te<br />

rug: SCHUBART, /. c. f. 152,<br />

(ƒ) SCHUBART zegt, dat deze nieuwe werving uit 700 Pandouren,<br />

en 100 Husfaren beftondt, giDeiteö SSÓHèChen/ f. 18.<br />

(g) l Deel, bladz. 238, 255.


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. J


I^a LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

armée te zamen geplun<strong>der</strong>d hadden, geen woord ge*<br />

rept werdt.<br />

Dat nu TRENCK aan zijn regiment uit zijn' eigen'<br />

zak meer dan hon<strong>der</strong>d duizend guUens in baar geld<br />

voorgefchoten heeft, bewees ik in het jaar 1750 in<br />

Weenen zonneklaar; maar helaas! eerst na zijn'dood,<br />

toen zijne lage vijanden hem befchuldigden, dat hij<br />

de openbare fchatkist te kort gedaan hadt. De in dit<br />

geval voorzeker onfchuldige man, werdt echter door<br />

partijdige Regters on<strong>der</strong>drukt,en in de daad op grond<br />

dezer valfche befchuldiging veroordeeld, om op den<br />

Speelberg levenslang te zuchten. Zijne eer heb ik<br />

eerst na zijn' dood gered, door rekeningen en bewijzen<br />

aan te voeren: zelvs de Quartiermeester FREOKRI-<br />

CI zat acht maanden in beejen, en bekende het bedrog<br />

; maar hij vondt zoo veel beicherming bij<br />

TRENCK'S vijanden, dat hij ten laatlten niets betaalde,<br />

en zelvs, toen ik in het jaar 1754 te Maagdenburg<br />

in de ge<strong>van</strong>genis geraakte , geheel vrijgefproken<br />

werdt (&). Aan de Monarchin voorzeker werdt niets<br />

vergoed, en de 84000 guldens, die mij nog toekwamen<br />

, en die de fchatkist mij de jure hadt moeten<br />

vergoeden, bleven insgelijks verloren. .<br />

Als iets merkwaardigs <strong>van</strong> de toenmalige Jtiftitie<br />

moet ik hier dit nog inlasfchen, dat ik juist op dien<br />

tijd, toen deze Quartiermeester te Weenen in de ge<strong>van</strong>genis<br />

zat, en de Heer Hofraad VAN DER MARK<br />

met het on<strong>der</strong>zoek <strong>van</strong> ,deze zaak belast was, den<br />

ge<strong>van</strong>genen, op het landgoed <strong>van</strong> den Heer Hofraad,<br />

als vriend zeer vertrouwlijk aan zijn' tafel zag zitten,<br />

(*) I Deel, bladz. 237-239.<br />

de»


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

I71<br />

dewijl ik toevallig <strong>van</strong> deze bijzon<strong>der</strong>e prorecde narigt<br />

ontving, en hem onverwagt overviel. Men oordele<br />

bier uit, welke juftttie, welke fchaêvergoeding ik<br />

<strong>van</strong> zulken Regtcr te hopen had; en hoe de goede<br />

Vorftin toenmaals bedrogen werdt <strong>van</strong> hun, aan wien<br />

zij de handhavening <strong>der</strong> geregtigheid toevertrouwde.<br />

Voor het overige alles, wat mijn neef ten voordele<br />

<strong>van</strong> zijne Souveraine, en tot eer <strong>der</strong> Oosten rijk fche<br />

wapenen verrigt heeft, kan ik hier niet verhalen, dewijl<br />

ik 'er geen ooggetuige <strong>van</strong> was , en het meeste,<br />

dat hij mij <strong>van</strong> alle zijne on<strong>der</strong>nemingen verhaalde,<br />

mijn geheugen ontglipt is. Genoeg , zijn roem is<br />

waereldkundig, en zou voorzeker in de gefchiedenis<br />

<strong>van</strong> THERESIA ten hemel toe verheven worden, indien<br />

bij niet iti de magt <strong>van</strong> bocsaartige menfehen geraakt<br />

was, die den besten Patriot als een' verra<strong>der</strong>, en den<br />

biaavden foldaat als een' charletan wisten te mishan.<br />

delen; die zijne goe<strong>der</strong>en plun<strong>der</strong><strong>der</strong>, en die hem<br />

zeiven in de ge<strong>van</strong>genis lieten verfmachten.<br />

Maar merkwaardig is het, dat dezelvde man, die<br />

ene gewenschte gelegenheid hadt , om zich op ene<br />

geoorlovde wijze in Beijeren, Silefië, eu den Ëlfas<br />

een groot vermogen te verwerven; die zelf armoedig<br />

en gierig leevde, om veel bij één te zamelen; echter<br />

bij zijn' dood niet ééns de helft <strong>van</strong> dat vermogen<br />

naliet, dat hij <strong>van</strong> zijn' va<strong>der</strong> geërvd hadt (7), en<br />

dat<br />

(/; Dit is zeer begrijpelijk, wanneer men denkt aan de kosten,<br />

die de oprigting <strong>van</strong> zijne Pandouren en Husfaren hem<br />

veroirzaakt hadt; en vooral aan de kosten <strong>van</strong> de procesfen,<br />

die tegen hem gevoerd werden. Onze Schrijver zegt zelf:<br />

s, ioocoo guldens waren reeds met het proces heen gegaan,<br />

„ en


1 ? 2<br />

LEVENS GESCHIEDENIS VAN<br />

dat mij geheel en met volle regt toebehoorde, maai"<br />

Öat mij nogthands met geweld ontroovd werdt.<br />

In het jaar 1744 dreef hij de Frnnfchen over den<br />

Rhijn, veroverde de Rhijnfchans bij Fhilip.sburg met<br />

een fabel in de vuist, zwom met 70 Pandouren zelf<br />

over den firoom, overviel de fchans, hieuw den Marquis<br />

DE CKEVECOEÖR, als een' onvoorzichtig Commandant<br />

eigenhandig ne<strong>der</strong> 1» , vattede post, ging<br />

over den an<strong>der</strong>en arm <strong>van</strong> den Rhijn, overviel twee<br />

Beijerfche regimenten Cavalerie in <strong>der</strong>zelver legerplaats,<br />

en bevor<strong>der</strong>de werkelijk den overgang <strong>van</strong> de<br />

gantfche armee over den Rhijn: het welk zon<strong>der</strong> de ?<br />

yen on<strong>der</strong>nemenden man niet zou gefchied zijn.<br />

Nu verbreidde hij vuur en verfchrikking over den<br />

gant-<br />

., en drie-en-zestig procesfen*en eifchen tegen hem waren (bij<br />

,, zijn', dood) nog werkelijk voor het gerigt hangende:" I<br />

Deel, bladz. 210.<br />

(;,-/) De Marquis DE CREVECOEUR was, volgens SCBUM>T,<br />

l. c., gmefteö ScumMjen/ f. 46, reeds in het jaar 1743 door<br />

TRFKCK ne<strong>der</strong>gefabeld, bij de verovering <strong>van</strong> twee ichansfén<br />

op het eiland Rheinmark, die door de Pandouren ftofnïen<strong>der</strong>hand<br />

ingenomen werden, na dat de Franfche bezetting<br />

zich dapper verweerd hadt.- De overgang <strong>van</strong> de Oostenrijkfche<br />

armée over den Rhijn, die den lftferJ Jülij 1744<br />

begon, en twee dagen daarna geheel volvoerd was, wordt<br />

door den gezegden Schrijver ook uitvoeriger en nauwkeuriger<br />

veihaald. Volgens hem voer TRENCK, met 1300 Pandouren,<br />

in <strong>der</strong>tig barken', over; lloeg drie regimenten Cayalferij,<br />

die den oever bezet hielden, uit één' linie en twee fehansfen<br />

te rug; en maakte den Overften <strong>van</strong> de Grenadiers te paard,<br />

benevens 26 gemenen, krijgsge<strong>van</strong>genen. De overigen vluchtten,<br />

met achterlating <strong>van</strong> bagage en tenten, I. c. f. 81, 02.


FRANS, VRIJHEER. VAN DER TRENCK. I73<br />

gantfchen Elfas, zettede alles on<strong>der</strong> contributie, en<br />

brak overal door, waar hij heen wilde, midden in<br />

den triumph <strong>der</strong> Oostenrijkfche wapenen op Franfchen<br />

bodem.<br />

Doch, toen in September 1744 de Pruisfifche oorlog<br />

in Bohemen op nieuw uitbrak,moest de Keizerlijke<br />

armée ten fpoedigften te rug marcheren, den Elfas<br />

verlaten, en de Keizerlijke Staten zeiven ter hulp<br />

ijlen. Gelijk hij nu den overgang <strong>der</strong> armée over den<br />

Rhijn bevor<strong>der</strong>d hadt, zo werdt hij ook nu gebruikt,<br />

om de retraite te dekken; en ook hier <strong>van</strong> hadt hij<br />

eer. *.<br />

Hoe veel afbreuk hij in de veldtocht <strong>van</strong> dit jaar<br />

aan den vijand gedaan heeft, is in de gefchiedenis <strong>van</strong><br />

THERESIA bekend. On<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en toonde hij zijne<br />

bekwaamheden en dienstijver bij Tabor en Budweis.<br />

Hij liep daar met 300 man ftorm, op ene Stad, waar<br />

in de beide Pruisfifche regimenten WALRABE en KREUTZ<br />

ter verdediging ftonden. Wie hadt toenmaals zulke<br />

ene ftoute on<strong>der</strong>neming <strong>van</strong> Pandouren tegen Pruisfen<br />

verwacht!<br />

Doch het water in de fhdsgracht was dieper, dan<br />

de fpions het opgegeven hadden, en de ftormlad<strong>der</strong>s<br />

te kort; dè meeste lieden verdronken dierhalven, of<br />

werden in het water doodgefchoten ; en de weinigen,<br />

die over-kwamen, werden ge<strong>van</strong>gen genomen. Schoon<br />

nu zijn gantfche corps nog vijf mijlen vau de ftad af<br />

was, floot hij echter ene capitulatie, volgens welke<br />

het gehele garnifoen <strong>van</strong> Tabor, en Budweis, beneyens<br />

die <strong>van</strong> het flot Frauenberg zich als krijgsge<strong>van</strong>genen<br />

overgaven (»).<br />

(.«) I Deel, bladz» 30,<br />

Den


J74<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

D-'ii volgenden dag kwam zijn volk aan. Maar<br />

aartig was het om te zien, hoe de Pandouren hunne<br />

murzen met die <strong>van</strong> de Pruisfifcbe Fulihers en Pionniers<br />

verwL-delden, welke zij ze<strong>der</strong>d ook altijd behielden.<br />

Of hij door deze voorzeker zeldzame on<strong>der</strong>neming<br />

aan de Keizerin een' wezenlijken dienst gedaan hebbe,<br />

feefüsfe de jnerftartdigQ waereld.<br />

De gantfche veldtocht on<strong>der</strong>tusfchen was roemrijk<br />

voor hem, en het gebrek aan ligte troupen bij den<br />

vijand gaf hem een open veld, om afbreuk te doen.<br />

Hij was overal bezig, en maakte aan alle kanten ge<strong>van</strong>genen,<br />

ging bij Pardubitz over de Elve (o),* veroverde<br />

de magazijnen, en juist' dit was de oirzaak <strong>van</strong><br />

het nijpend gebrek, en de ongehoorde defertie in het<br />

vijandelijk leger, het welk daar door gedwongen werdt,<br />

uit Bohemen te rug te trekken.<br />

In Kollin bevomlt zich de Koning met het hoofdquartier.<br />

Ik zelf was daar bij , en ooggetuige <strong>van</strong> de<br />

verwarring, die aldaar heerschte, toen TRENCK de<br />

ftad aangreep. Hij zou dezelve, naar mijne gedachten<br />

, voorzeker veroverd hebben: maar hij werdt in<br />

den eerllen aanval door een kanonskogel gewond, die<br />

hem deu regter' voet aan den enkel geheel verbrijzelde<br />

: men droeg hem weg, en hier door werdt deze<br />

attacque verijdeld (ƒ). Deze wond was verfchrikke-<br />

Hjk. Zelvs uit Weenen zondt hem de Keizerin een'<br />

heelmeester. Hij on<strong>der</strong>ging de fcarificatie <strong>van</strong> den<br />

gamfchen voet: verloor den gehelen enkel, en een<br />

ituk <strong>van</strong> het fcheenbeen; hij lag vier maanden lang<br />

op<br />

(o) I Deel, Wadz. 29.<br />

(/>) I Deel, bladz. 34, 35.


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

I?y<br />

op zijn' rug; maar werdt echter we<strong>der</strong>om geheeld;<br />

en raasde en tierde, om dat hij den vijand in een'<br />

zoo langen tijd volftrekt geen' afbreuk doen kon, dewijl<br />

zijn volk, zon<strong>der</strong> zijne aanvoering, niets was.<br />

In Februarij 1745 reedt hij na Weenen. Zijn inkomst<br />

aldaar geleek aan een' triurnph. Alles kwam op de been,<br />

om hem te zien en hem toe te juichen. Deze algemene<br />

achting verbitterde zijne vijanden des te meer. De<br />

Keizerin zelve ontving hem met alle mogelijke diflinctie.<br />

Hij verfcheen bij haar op krukken; zij wilde,<br />

dat hij zou gaan zitten; en door de vriendelijkfte behandeling,<br />

en de minzame verzekering <strong>van</strong> haar' achting,<br />

deedt zij zijn' dienstijver tot enthuiiasmus ftijgen;<br />

want eergierigheid was de hartstocht, waar door<br />

hij voornamelijk geregeerd werdt.<br />

Maar wie hadt toen kunnen vermoeden, dat deze<br />

zelvde man, de lieveling des volks, de getrouwfte en<br />

ijverigfte foldaat <strong>van</strong> de Keizerin, nog in dit zelvde<br />

jaar te Weenen in den kerker boejen zou dragen, en,<br />

aan het onbegrensd geweld <strong>van</strong> lage vijanden overgelaten,<br />

on<strong>der</strong> de magt <strong>van</strong> hun zou moeten zuchten,<br />

die allen te zamen in hun gantfche leven den Staat<br />

zoo vele diensten niet gedaan hadden, als TRENCK in<br />

één' dag. Zoo fpeelt het noodlot met ons menfehen!<br />

en echte verdienste, die zon<strong>der</strong> bekommernis fluimert,<br />

wordt gewoonlijk het flagtoffer <strong>der</strong> wakende arglistig,<br />

heid en lasteringen.<br />

In de bedwelming zijner vreugde reisde hij nu zelf<br />

na zijne goe<strong>der</strong>en, en wierf op nieuw 800 man, om<br />

in een' nieuwen veldtocht verfche lauren in te zamelen.<br />

Hij kwam te rug, ging na de armée, verkreeg<br />

<strong>van</strong> het Hof al wat hij wilde, en was den gantfehen<br />

zo-


I76<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

zomer door altijd en onvermoejd in verfcheidene on<strong>der</strong>nemingen<br />

bezig.<br />

Bij de bataüle <strong>van</strong> Sorau, die in September voorviel,<br />

plun<strong>der</strong>de hij de Pruisfifche legerplaats, en veroverde<br />

voor zich des Konings tent en zilveren tafelfcrvies:<br />

maar, om den vijand volgens affpraak in de rug<br />

te vaiten, kwam hij een uui te laar. De fchran<strong>der</strong>e<br />

Koning liet zijne gamfphej legerplaats gaarne ter plun<strong>der</strong>ing<br />

over, om dat de roofzuchtige volken, die zich<br />

daar mede bezig hielden, hem in de hoofdzaak niet<br />

hin<strong>der</strong>den; en hij floeg on<strong>der</strong>iusfehen de Keizerlijke<br />

armée. Ook bleef hij enigen tijd in dagordening<br />

liaan, om die genen, die misfchien uit de veroverde<br />

legerplaats (fchoon te laat en zon<strong>der</strong> on<strong>der</strong>fleuning)<br />

een' aanval op htm wagen mogten, wèl te ont<strong>van</strong>gen.<br />

Hier ttoor nu kregen de, vijanden <strong>van</strong> TRENCK een<br />

open veld, om hem bij het Hof verdacht te maken ,<br />

en het gepeupel tegen hem op te bitzen. Men befehuldigde<br />

hem openlijk , dat hij den Koning <strong>van</strong><br />

Pruisfen in zijn' tent ge<strong>van</strong>gen , en we<strong>der</strong>om vrij gelaten,<br />

en zich dus aan hoog verraad fchuldig gemaakt<br />

hadt; dat bij zich in het leger opzettelijk met plun<strong>der</strong>en<br />

hadt bezig gehouden, in plaats <strong>van</strong> den vijand<br />

in den rug aan te grijpen* en de batailie te betlisfen;<br />

en dat hij aUten dierhalven fchuldig was aan de ne<strong>der</strong>laag<br />

<strong>der</strong> armée (q).<br />

Zijne vrienden lebreven hem <strong>der</strong>gelijke berigten, en<br />

meldden daar bij', dat een zwaar OLwe<strong>der</strong> over zijn<br />

hoofd<br />

(


FRANS, VRIJHEER VAN DER. TRENCK.<br />

JfJ<br />

hoofd zweevde, en alles bereid was, om hem onge.<br />

lukkig te maken. Na dat hij dus ook dezen veldtocht<br />

op ene roemrijke wijze geëindigd hadt, reisde hij na<br />

Weenen , om aldaar aan zijne valfche befchuldip.ers<br />

het hoofd te bieden, en zijne gekrenkte eer nadrukkelijk<br />

te verdedigen.<br />

Hier vondt hij nu reeds drieëntwintig Officiers, die hij<br />

voor het grootfte gedeelte wegens lafhartigheid en (legte<br />

ftreken gecasfeerd en <strong>van</strong> zijn regiment weggejaagd<br />

hadt. On<strong>der</strong> dezen waren 'er in de daad drie of<br />

Vier, die redenen tot klagen hadden. Maar juist deze<br />

weinige eerlijke lieden waren arm, en zon<strong>der</strong> befcherming.<br />

In tegendeel on<strong>der</strong> de Hechte kareis weiden<br />

'er genoeg gevonden, die zich <strong>van</strong> de vijanden <strong>van</strong><br />

TRENCK omkopen, en aanhitzen lieten, om valfche<br />

verklaringen tegen hem af te leggen en te beëdigen.<br />

De Heer Hofkrijgsraad WEBER en de Generaal LÖ-<br />

WENWAL.DE hadden zijn' on<strong>der</strong>gang befloten, en bewerkten<br />

zijn' val, waar bij zij voornamelijk de fequeftratie<br />

<strong>van</strong> zijne goe<strong>der</strong>en ten oogmerk hadden, om<br />

in troebel water voor zich te kunnen visfchen.<br />

TRENCK, die zich zeiven geen' misdaad tegen den<br />

Staat te verwijten hadt, verachtte alle deze aanvallen,<br />

en fpottede met dezelven. On<strong>der</strong>tusfchen wisten zijne<br />

vijanden zich <strong>van</strong> ene Hofdame te bedienen, die bij<br />

alle bekwame gelegenheden het vertrouwen <strong>der</strong> Keizerin<br />

allengskens <strong>van</strong> hem aftrok. Wat was gemakkelijker?<br />

Men vertelde, dat TRENCK een Atheïst was,<br />

of een Vrijgeest, dewijl hij nimmer den rozenkrans<br />

badt, nimmer na de H. Maagd ter bedevaart ging,<br />

en nimmer aflaten kocht: men fprak <strong>van</strong> zijn ontuchtig<br />

leven; men verhaalde , hoe vele maagden hij in<br />

III. DEEL, M 'S vijands


?8 .LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

'svijands Land verkracht hadt,hoe vele excesfen zijne'<br />

Pandouren ongeftraft gepleegd hadden; zijn' kerkroof<br />

in Beijeren, en alle zijne wreedheden en plun<strong>der</strong>ingen<br />

werden op het hatelijkst afgefchil<strong>der</strong>d; en men zocht<br />

de Vorftin vooral in het vermoeden te brengen, dat<br />

hij zoo vele rijkdommen verzamelde , om ééns een<br />

gevaarlijk rebel in Sclavonië te worden.<br />

Daar bij vertelden de Officiers, die door hem ge- 1<br />

casfeerd waren, openlijk in alle bierkroegen en koffij-'<br />

huizen, dat TRENCK den Koning <strong>van</strong> Pruisfen ge<strong>van</strong>gen<br />

gehad, en we<strong>der</strong>om hadt laten lopen. Dit was'<br />

vöt»r het domme fanatifche gepeupel <strong>van</strong> Weenen genoeg,<br />

om zijn' verworvenen roem te vernietigen, en<br />

alles tegen hem in het harrasch te jagen. Eindelijk<br />

Werdt de Keizerin door klagers zoo fterk overlopen,'<br />

dat zij, vooral daar TRENCK zelf hier om verzocht,<br />

bevel gaf, om hunne klachten te on<strong>der</strong>zoeken. Hier<br />

tóe werdt nu de Veldmaarfchalk CORDLTA , een braaf<br />

man, gekozen. Deze on<strong>der</strong>zocht onpartijdig, erkende<br />

de waarheid, en berigtte in een' memorie, die hij aan<br />

het Hof overreikte:<br />

Dat alle de ingebragte klachten <strong>van</strong> dien anrt<br />

waren, dat zij geen krijgsregt vor<strong>der</strong>den:<br />

dat TRENCK zich nu en .dan tegen Officie-<br />

„ ren vergrepen, en zommigen eigendunke-'<br />

„ lijk gecasfeerd hadt; en dat hij, om dezen<br />

„allen ie bevredigen, 12000 florenen zou<br />

„ betalen: dat alle de overige befchuldigin-'<br />

„ gen na wraakzucht en laster roken: dat<br />

„ men een' man, wiens tegenwoordigheid bij<br />

,, de arméë zoo noodzakelijk was, met gene<br />

„ pro-


FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 179<br />

„ procesfen in Weenen moest ophouden;<br />

„ dat men voor het overige, uit aanmerking<br />

„ <strong>van</strong> zijne gewigtige dienden, kleinigheden<br />

„ door de vingeren moest zien."<br />

TRENCK, opgeblazen over dezen uitflag, en door<br />

gierigheid en hoogmoed vervoerd , wilde nu zelvs<br />

geen' gulden betalen, nam extra-post aan, en reedt na<br />

zijne landgoe<strong>der</strong>en in Sclavonië. Juist dit was zijn<br />

voornaamfte misdag, die zijn ongeluk bevor<strong>der</strong>de.<br />

Zijne tegenwoordigheid was in Weenen noodzakelijk,<br />

om voordelen tegen zijne vijanden te bewerken,<br />

die hij te zeer verachtte , en reeds voor overwonnen<br />

hieldr. Dezen in tegendeel maakten zich alle gelegenheden<br />

ten nutte, en wisten zelvs door de <strong>der</strong>de hand<br />

de Keizerin in het denkbeeld te brengen, dat hij een<br />

gevaarlijk man was, wanneer hij zich beledigd achtte,<br />

en dat hij in Sclavonië, waar alles hem aanhing, misfchien<br />

nadelige oogmerken hadt. TRENCK deedt volftrekt<br />

niets, om deze valftrikken te ontwijken: maar<br />

hij wierf nog Öoo man <strong>van</strong> zijne goe<strong>der</strong>en , deedt den<br />

veldtocht in de Ne<strong>der</strong>landen roemrijk mede, en kwam<br />

in October 1746 te Weenen. Bekend is het, dat, na<br />

het duiten <strong>van</strong> den vrede met Pruisfen, zijn gehele<br />

regiment gereguleerd werdt, en tegen Frankrijk dienen<br />

moest.<br />

Nauwlijks was hij in Weenen aangeland, als hem,<br />

op fpeciaal bevel <strong>van</strong> de Keizerin, huis-arrest aangezegd<br />

werdt.<br />

Hier beging hij nu den domften ftreek <strong>van</strong> zijn<br />

gantfche leven, een' ftreek, die <strong>van</strong> ie<strong>der</strong> verdandig<br />

mensch afgekeurd moet worden, die tevens zijn onftuimig,<br />

en doldriftig character aanwijst, en die aan.<br />

M 2<br />

zij-


l8o<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

zijne vijanden de wapens in de handen gaf, en alles<br />

bevestigde, wat de afgunst in Haat geweest was tegen<br />

hem te verdicten.<br />

Hij liet zipe fchnonfte equipage infpamien, verliet<br />

eigendunkelijk het huisarrest, en voer openlijk, met<br />

vesacnung , <strong>van</strong> her Hof-bevel, na de Schouwburg,<br />

waar de Keizerin zelve tegenwoordig was.<br />

Her zas hij in ene loge den Kapitain Graaf GOS­<br />

SAU., en nog één' <strong>van</strong> zijne gecasfeerde Officiers, die<br />

eigenlijk de hoofdaanvoer<strong>der</strong>s <strong>van</strong> zijne befchuldigers<br />

waren. Van grim en wraakzucht bedwelmd, ijlt hij,<br />

als een razend mensch, in deze loge in, grijpt den<br />

Graaf GOSSAU, en wil hem, in het gezicht <strong>van</strong> de<br />

Keizerin, na beneden op het parterre werpen, GOS­<br />

SAU trekt zijn' degen, om noodweer te doen, en zou<br />

hem doorboord hebben; maar TRENCK grijpt na denzelven,<br />

en fteekt zich zei ven door de hand. Alles,<br />

wat rondom hun was, ijlt om GOSSAU te redden na<br />

hun toe; want deze kon zich tegen een' zoo ijzelijken<br />

reus niet met de vuist verdedigen : en de <strong>van</strong><br />

grimme fnuivende doldriftige Pandouren-Overlte rijdt<br />

na huis.<br />

Nu kon MARIA THERESIA gewis niet meer genadig<br />

of toegevend jegens een' zoo onbefchaamd man zijn.<br />

Hij kreeg dus een' wacht in zijn' huis, en in weinige<br />

dagen wisten zijne vijanden <strong>van</strong> dit geval zoo goed<br />

paitij te tiekken, dat 'er nu een krijgsraad aangefteld<br />

werdt, om zijne zaak te on<strong>der</strong>zoeken.<br />

De Ge' eraal LÖWENWALDE wist hier bij zijne rol<br />

zoo li"'g te fpelen, dat hij door den Hof krijgsraad<br />

als Pvadi ter t <strong>van</strong> dit krijgsgerigt, en tevens als fequester<br />

var. de gneden n <strong>van</strong> TRK»;CK benoemd werdt.<br />

Hoe zeer nu, en met hoe veel bitterheid IRÉ-NCK ook<br />

te-


XI.<br />

J.TOI ^llruT* mr. tt JU.<br />

staman mi?.<br />

Hij = o^rijipt «lem. Graaf GOSSAU, en -wil<br />

hem — na "beneden op liet parterre -werpen.<br />

GOSSAU trekt zojn 1 ie^en ° Tbl. a8o o


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. l8t<br />

tegen dezen man protefteerde, aan wien hij een irar<br />

te voren aan het Hof, in de antichambr: <strong>van</strong> Prins<br />

KAKEL , een voet on<strong>der</strong> zijn agterlfe geprefenteerd<br />

hadt, en die in zijn gantfche leven aan het huis Oostenrijk<br />

zoo vele diensten niet bewezen hadt, als<br />

TRENCK in één* dag; hij bleef toch zijn bloedrigter,<br />

en tevens gevolmagtigd om zijn goed te bellieren.<br />

Nu werdt tevens in de nieuwstijdingen bekend gemaakt,<br />

dat allen die genen, die tegen den Overllen,<br />

Baron VAN DER TRENCK iets te klagen of te getuigen<br />

hadden, zich konden aanmelden, en dagelijks een'ducaat<br />

kostgeld ont<strong>van</strong>gen (r> Men oordele hier uit,<br />

hoe zeer bet geral dezer befchuldigers vermenigvuldigde,<br />

om maar geld te krijgen. In korten tijd waien 'er<br />

vierenvijftig, waar <strong>van</strong> de meesten verdiend hadden veroor<br />

ieeld te worden, om met den bezem in de hand de<br />

openbare (haten <strong>van</strong> Weenen te reinigen: en zij ontvingen<br />

in den tijd <strong>van</strong> vier maanden meer dan 15000<br />

florenen, voor kostgeld , uit het vermogen <strong>van</strong><br />

TRENCK. Zelvs valfche getuigen werden door den<br />

rigter zeiven omgekocht, en ik verklaar hier mede op<br />

mijne eer, dat de Piadïdent Graaf LÖWENWALDE mij<br />

zeiven duizend ducaten aanboodt, wanneer ik de geheimen<br />

<strong>van</strong> mijn' neef verraden wilde; mij daarenboven<br />

zelvs de vergoeding <strong>van</strong> mijne geconfuceerde<br />

Praisfifche goe<strong>der</strong>en, en ene compagnie bij de armée<br />

belovende<br />

Men kan hier uit befluiten, hoe het bij zulke rig-<br />

«ers toeging. Zoo veel mij bewust is, en aog t-> n-<br />

WOQR<br />

(r) I Deel, bladz. 135.<br />

(0 I Deel, bladz. 143.


l8l LEVENSGESCHIEDENIS VAN'<br />

woordig uit de acten <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> revifie bewezen<br />

kan worden , zijn na<strong>der</strong>hand meer dan veertig<br />

openbare valfche eden te rug geroepen en afgezworen.<br />

Bij de tiende verga<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> de comaiisfie, die<br />

met het on<strong>der</strong>zoek <strong>der</strong> zaak <strong>van</strong> TRENCK belast was,<br />

werdt hem voorgeworpen, dat door zijne fchuld de<br />

bataille <strong>van</strong> Sorau verloren was. Maar hij verdedigde<br />

zich met een eigenhandig getuigenis <strong>van</strong> Prins KAREL,<br />

waar in verklaard werdt, dat de Ordonnantie-officier,<br />

die afgezonden was om hem de or<strong>der</strong> tot den aan«<br />

marscli en aanval over te brengen, verdwaald geraakt,<br />

en terst kort voor het ogenblik tot den aanval bedemd<br />

bij *hem gekomen was. Hier door was hij ten dezen<br />

opzichte volkomen geregtvaardigd. Maar Graaf LÖ-<br />

WEWWALDE werdt hier over zoo woedend, dat hij<br />

werkeüjk enige beledigende woorden tegen den Prince<br />

uitbraakte, TKFNCK, die dezen als zijn' weldoener<br />

beminde en vereerde, werdt hier over zoo toornig,<br />

dat hij terftond den Prajfident bij de borst greep;<br />

hem, even als de tiger een' kat doen zou, in de<br />

hoogte hief; na het venfter droeg; hetzelve openrukte;<br />

en hem daar uit <strong>van</strong> ene hoogte <strong>van</strong> vier verdiepingen<br />

na beneden werpen wilde. Alles fchoot ter<br />

hulpe toe; de wacht drong na binnen; en terftond<br />

werdt hij in de militaire ge<strong>van</strong>genis gebragt, en, als<br />

een euvelda<strong>der</strong>, kruiswijze in boejen gefloten; en wel<br />

aan denzelvden voet, die kort te voren, in den dienst<br />

zijner Vorfdn, verbrijzeld, en nog niet volkomen geheeld<br />

was (/). Bij het Hof werden de ware omfiandighe^en<br />

, die hier toe aanleiding gegeven hadden ,<br />

verty)<br />

I Deel, bladz. 35.<br />

&


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

I83<br />

verzwegen; en bij gevolg dit vonnis bevestigd: dus<br />

moest TRENCK nu voor zijn' ergften vijand, als een<br />

misdadiger geboejd, verhoord worden, en zich tegen<br />

valfche befchuldigingen, waar toe hij nimmer grond<br />

gegeven hadt, verdedigen. Hoe het prothocol, waar<br />

in de kondfchappen <strong>der</strong> getuigen aangetekend werden,<br />

bij dit gerigt vervalscht geworden is; en hoe men<br />

hem alle gelegenheid om zich behoorlijk te verdedigen,<br />

benam, dit is in het proces <strong>van</strong> revifie legaal<br />

bewezen.<br />

Daar 'er nu geen articul voorkwam, dat grond gaf<br />

•tot ene criminele actie, zoo bedacht men het volgende<br />

fchelmftuk, dat ik nog tegenwoordig met aften en<br />

oirkonden bewijzen wil.<br />

Ene openbare hoer, de maitresfe <strong>van</strong> een' Asfesfor<br />

<strong>van</strong> dezen krijgsraad, den Kapitain Baron RIPPERDA,<br />

werdt omgekocht, en bezwoer, dat zij de dochter<br />

<strong>van</strong> den Pruisfifchen Veldmaarfchalk , den Graaf<br />

SCHWERIN, was; dat zij bij den Koning <strong>van</strong> Pruisfen<br />

in bed gelegen hadt, toen TRENCK bij Sorau de legerplaats<br />

veroverde; en dat hij toen den Koning, benevens<br />

haar, ge<strong>van</strong>gen genomen, maar we<strong>der</strong> vrij gelaten<br />

hadt. Zij noemde zelvs zijn Adjudant, den Baron<br />

HÏLAIRE , die 'er bij tegenwoordig zou zijn geweest.<br />

Deze IIILAIRE, die na<strong>der</strong>hand ene Baronesfe TIL-<br />

IIER trouwde, en bij gevolg TRENCK'S zwager werdt,<br />

'was toen juist in Weenen; men vergeleek hem dierhalven<br />

met deze hoer; en het bedrog werdt nu openbaar.<br />

Desniettegen (taande moest de eerlijke man, die<br />

'dèr waarheid getuigenis gegeven hadt, insgelijks na<br />

de ge<strong>van</strong>genis wandelen. Men boodt hem heimelijk<br />

geld aau, om hem om te kopen. Daar die nu önmo-<br />

M 4<br />

ge-


1$4 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

gelijk wns, en men hem evenwel het openbaar uitkomen<br />

voor de waarheid beletten wilde, bieef hij enige<br />

weken in de ge<strong>van</strong>genis zitten, en kwam eerst vrij,<br />

toen in het proces <strong>van</strong> revifie deze fchanddaad <strong>van</strong><br />

den Heer Praeillent naakt ontdekt werdt,<br />

On<strong>der</strong>tusfchen liep het gerucht in de gantfche fiad,<br />

dat TRENCK den Koning ge<strong>van</strong>gen gehad hadt; en dit<br />

was toereikend, om het dom gepeupel in het harnasch<br />

te jagen, en alle vrienden <strong>van</strong> zijne verdediging af te<br />

fchrikken. Nu werdt hij een landverra<strong>der</strong> genoemd;<br />

en, fchoon hij nu ze<strong>der</strong>d veertig jaren in het graf<br />

ligt, en'zijne onfcbuld in dit geval waereldkundig is,<br />

zoo heb ik toch tot op dit ogenblik in alle gezelfchappen<br />

te Weenen dit fchandelijk verwijt moeten<br />

horen herhalen. Ja zelvs de Keizer was niet beter<br />

on<strong>der</strong>rigt, en onze Generaals, die eerst na zijn' dood<br />

Vaandrigs werden, geloven nog, dat de Pandouren<br />

gene dienden gedaan hebben , en dat TRENCK on*<br />

trouw diende, en'dus geen beter naam of lot waardig<br />

wts.<br />

Schoon ik nu in het eerfte Deel <strong>van</strong> mijne Gefchiedenis<br />

(«) dit merkwaardig voorval met de zoogenaamde<br />

Freule SCHWEKIN reeds omlhmdig verhaald heb,<br />

zoo vergunne men mij toch in deze verkorte Levensbefchrijving<br />

<strong>van</strong> mijn' neef hetzelve te herhalen , om<br />

dat het hier toe eigenlijk behoort. Zijne zaak is hier<br />

door eigenlijk de mijne geworden, om dat de meeste<br />

aanzienlijke lieden in Weenen, die maar aan overleveringen<br />

gewo 0<br />

n zijn te geloven, nog tegenwoordig<br />

in die doling verkéren, dat TRENCK wegens misdaden<br />

(?) Bladz. 45.48,<br />

te*


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 185<br />

tegen dett Staat, regtvaardig tot ene ge<strong>van</strong>genis op<br />

den Speelberg veroordeeld geworden is, en dat zijne<br />

goe<strong>der</strong>en billijk geconfisceerd zijn. Daar dit nu zeer<br />

zeker onwaar, en ook nergens in de aéten <strong>van</strong> het<br />

proces te vinden is, zoo moet ik hier enigszins wijdlopig<br />

zijn, en dat geen herbalen, dat reeds in mijne<br />

eigene gefchiedenis gezegd is.<br />

De voorname kunstgreep <strong>van</strong> den Graaf LÖWEN»<br />

WALDE was eigenlijk, dat hij een valsch prothocol<br />

maakte, en aan TRENCK alle communicatie met zijne<br />

vrienden benam , op dat hij zich niet zou kunnen<br />

verdedigen, noch het gefmeed bedrog ontdekken. Hij<br />

koos een' dag, waar op de Keizer en Prins KAREI,<br />

bij Hollitzsch op de jagt wilden gaan. Zijn krijgsraad<br />

hadt reeds het doodvonnis on<strong>der</strong>tekend, en de<br />

toebereidzelen, om in aller ijl een fchavot op te rigten,<br />

waren reeds gemaakt. Hij wilde nu na de Keizerin<br />

gaan, en bij haar de on<strong>der</strong>tekening <strong>van</strong> het von»<br />

. nis pogen te bewerken, door haar voor te ftellen het<br />

dringend gevaar, dat de Staat te wachten hadt, bij<br />

aldien men een zoo gevaarlijk man niet fpoedig <strong>van</strong><br />

kant maakte: dan wilde hij in den nacht het vonnis<br />

ter uitvoer brengen, eer de regtvaardige Keizer, die<br />

TRENCK beter kende, en altijd zijn magtigfie befcher*<br />

mer was, te rug kwam.<br />

Was deze aanflag gelukt, dan was TRENCK als een<br />

booswigt geftorven, en men hadt algemeen geloovd,<br />

dat hij den Koning <strong>van</strong> Pruisfen ge<strong>van</strong>gen en losgelaten<br />

hadt. De edele Freule SCHWERIN hadt dan den<br />

Adjudant <strong>van</strong> den Graaf LÖWENWALDE, met 50000<br />

guldens uit de kas <strong>van</strong> TRENCK tot een huwelijksgoed,<br />

gekregen; en zijn groot vermogen was dan gewis on<strong>der</strong><br />

zijne rigters en befchuldigers verdeeld geworden, ]<br />

M 5<br />

Maar


l86 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

' Maar bij geval was de kamerdienaar <strong>van</strong> Graaf LÜ-'<br />

WENWALDE een eerlijk man , en hadt enige betrekking<br />

óp ene oude maitres <strong>van</strong> TRENCK. Aan deze vertrouwde<br />

hij het geheim, en dit brave meisjen ijlde terltond<br />

na den Overften Baron LOPRESTI, die een boezemvriend<br />

<strong>van</strong> TRENCK. was, en tevens een rijk en toenmaals<br />

bij het Hof geaccrediteerd man, en deze werdt<br />

ook in de daad zijn red<strong>der</strong>. De Keizer en Prins KA-<br />

REL werden on<strong>der</strong>rigt, wat 'er gaande was. De jagt<br />

na Hollitzsch bleef bepaald, en de reis ging ook aan;<br />

maar, toen LÖWENWALDE bij de Keizerin verfcheen,<br />

en op de on<strong>der</strong>tekening <strong>van</strong> het vonnis aandrong ,<br />

was zij reeds beter on<strong>der</strong>rigt. De Keizer kwam nog<br />

denze*den dag onverwacht te rug, en de vervloekte<br />

aanflag werdt verijdeld. Men overtuigde de grote THE-<br />

RESIA volkomen <strong>van</strong> het gefpeeld bedrog. De zoogeraamde<br />

Freule SCHWERIN werdt vastgezet; aan LÖ-<br />

WENWALDE alles, ook de fequeftratie <strong>van</strong> het vermogen<br />

<strong>van</strong>'TRENCK, afgenomen; en een fupremum revi- *<br />

forium over den krijgsraad en het proces <strong>van</strong> TRENCK<br />

benoemd, dat tot dus verre in Weenen een' ongehoord<br />

voorval was, en aan de zaak terftond ene an<strong>der</strong>e<br />

gedaante gaf.<br />

TRENCK werdt <strong>van</strong> zijne ketenen bevrijd, en uit die<br />

ge<strong>van</strong>genis, waar in men hem geworpen hadt , na<br />

het Arfenaal overgebragt, waar hij vier kamers, een'<br />

Officier om hem te bewaken, en alle gemakken verkreeg.<br />

Nu vergunde men hem een' Advocaat aan te<br />

nemen, om zijne zaak te verdedigen. Ik zelf verkreeg<br />

ook, door toedoen <strong>van</strong> zijne Majefteit den Keizer,<br />

verlof om vrij bij hem in en uit te gaan, en hem in<br />

alles de behulpzame hand te bieden (v).<br />

In<br />

' (V) I Deel, bladz. 134.


FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK* l8?<br />

In dit verhaal heb ik vergeten te zeggen, dat ik<br />

juist, toen TRENCK in dit proces was ingewikkeld,<br />

uit mijne ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Glatz ontvlucht was, en te<br />

Weenen kwam.<br />

In dat tijdftip nu, toen men befloot de zaak <strong>van</strong><br />

TRENCK in een revifie-proces op nieuw te on<strong>der</strong>zoeken,<br />

was het, dat Graaf LÖWENWALDE mij, dien hij<br />

voor een ligtzinnig en geldgierig jongeling aanzag,<br />

met geld omkopen wilde, om de geheimen <strong>van</strong>. mijn*<br />

bloedvriend lchandelijk te verraden.<br />

Zoo dra het revifie-proces beflist was, droeg Prins<br />

KAREL VAN LOTHARING N mij op, om aan mijn' neef<br />

ernltig te zeggen: „ dat hij het alleen aan zij>;e gie-<br />

„ righeid te wijten hadt, dat zijn proces zoo lang ge-<br />

„ rekt werdt, dewijl hij geweigerd hadt, in tijds ene<br />

,, elendige fom <strong>van</strong> 120CO guldens te betalen , waar<br />

„ mede men alle de klagers, die nu luid tegen hem<br />

fchreeuwden, gemakkelijk hadt kunnen affchepen:<br />

,, doch, daar de zaak nu zoo ver gekomen was,<br />

„ moest hij zijne rigters tot het proces <strong>van</strong> revifie<br />

i,, zelf kiezen, en geen geld fparen : en voorts kon<br />

„ hij <strong>van</strong> zijne protectie volkomen verzekerd zfn (<br />

"<br />

Nu werdt de eerwaardige Veldmaarfchalk KÖVJG-<br />

SECK , Gouverneur <strong>van</strong> Weenen , tot Praefident benoemd;<br />

maar alleen,om dat hij een afgeleevd grijzaart<br />

was, die meest al aan het podegra lag, en gene fesfiën<br />

meer bijwonen konde. De Graaf s*** werdt Vice-praefident.<br />

Aan dezen man, die nimmer geld genoeg<br />

hadt, en een ilim juftitiarius was, heb ik zelf<br />

3000 ducaten betaald, die ik op TRENCK'S aanwijzing<br />

<strong>van</strong> den Baron LOPRESTI kreeg (v).<br />

(w) Verg. I Deel, bladz. 137,<br />

De


188 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

De beide Ho'raden KOMERKANSGIJ en ZETTO ontvingen<br />

ie<strong>der</strong> 4000 Rijksdalers vooruit, met verzekering<br />

, dat zij eens zoo veel hebben zouden, als<br />

TRKNCK geabfolvee en zijne befchuldigers uit het<br />

Land gebannen zouden zijn.<br />

De an<strong>der</strong>e Asfesforen <strong>van</strong> dit Reviforium waren onbeduidende<br />

wezens, en alleen jabroêrs, die alles toeftemden,<br />

wat door de drie eerften belloten werdt.<br />

TRENCK floot ook met zijne rteters een formeel<br />

contract, dat een zeker groot Heer in het geheim ratificeerde.<br />

Men kan zich nu ligt voordellen, dat de zaak <strong>van</strong><br />

TREI\CK wel dra ene an<strong>der</strong>e gedaante kreeg. De Advocaat<br />

GERHAUER nam bet crimineel proces op zich,<br />

en BÜRGKR de civile actiën.<br />

Bij de revifie begon men met de zoogenaamde<br />

Freule SCHWERIN: doch, om dat men den krijgsraad<br />

niet openlijk te fchande wilde maken, ftelde zij zich<br />

zinneloos aan, gaf in het verhoor verkeerde andwoorden,<br />

en, wanneer TRENCK op een fcherper on<strong>der</strong>zoek<br />

aandrong, gaf men hem ten andwoord, dat zij<br />

over de gre: zen was gebragt geworden.<br />

Zes jaren na dit voorval, toen TRENCK reeds dood<br />

was, vond -ik haar toevallig in Bi ünn, daar zij aan<br />

een' bedienden getrouwd was. Zij bekende mij toen<br />

de gantfche zaak, en ook, dat zij <strong>van</strong> den Graaf LÖ-<br />

WENWALDE voor 500 guldens omgekocht was , om<br />

deze rol te fpelen.<br />

Bij mijn' terugkomst in Briinn, wilde ik haar gerigtelijk<br />

laten verhoren; maar haar man hadt zich in dien<br />

tusfchentijd aan een' diefftal fchuldig gemaakt, en zij<br />

waren bei.ten doorgegaan. Het doet mij nog ieed,<br />

dat ik toenmaals zoo achteloos was, daar ik ene zoo<br />

foe«


FRANS, VRIJHEER VAM DER TRENCK. 189<br />

goede gelegenheid had , om de eer <strong>van</strong> TRENCK te<br />

redden, en de Keizerin te overtuigen. Doch het zou<br />

mij nog meer gcfmert hebben, indien LÖWENWALOE<br />

toen niet reeds dood geweest was.<br />

Merkwaardig blijvt het on<strong>der</strong>tusfchen altijd voor<br />

mij, dat men in een' zaak <strong>van</strong> zoo veel gewigt, noch<br />

in het prothocol <strong>van</strong> den krijgsraad, die 'er eerst over<br />

gezeten heeft, noch in dat <strong>van</strong> het fj.f <strong>van</strong> revifie,<br />

één enkel woord <strong>van</strong> deze edele Freule seaweRir*<br />

aangemerkt vindt, . . Een zoo zichtbaar fchelmftuk<br />

<strong>van</strong> een bloedrigter hadt door een* heraut, en door<br />

openbaren druk in Weenen bekend gemaakt, en de<br />

zoogenaamde maifres <strong>van</strong> den groten FREDRIK hadt,<br />

tot een fchouwfpel voor het gemeen, met hem, die<br />

haar omgekocht hadt, zamengekoppeld, 0p de kaak<br />

gezet moeten worden. Het voorwendzel, dat zij gek<br />

geworden was, en dat men haar over de grenzen gebragt<br />

hadt, ontfchuldigt de Heren <strong>van</strong> den krijgsraad<br />

Biet. TRENCK wilde de Heldin voor het revifie-gerigt<br />

zien, en dit verkreeg hij niet.<br />

O fchande voor ene Christelijke Monarchie! Wanneer<br />

mannen, die in den algemenen nood aan het Va<strong>der</strong>land<br />

zulke grote diensten bewijzen, als mijn neef<br />

gedaan heeft, aan zulke mishandelingen on<strong>der</strong>worpen<br />

zijn, welke wegen zal dan een eerlijk man inflaan,<br />

om zijn regt te verkrijgen!<br />

Voor het overige roepe ik de gehelï edele Hungaarfche<br />

natie, en de waereld, die billijk oordeelt, tot<br />

getuigen op. Dat zij zeggen, of dan waarlijk de Pandouren<br />

<strong>van</strong> TRENCK een zoo verachtelijk volk in den<br />

toenmaligen .oorlog waren, als men in Weenen (tellen<br />

wil? Ze<strong>der</strong>d dat het regiment <strong>van</strong> TRENCK een regu.<br />

her Hungaarsch Infanterie regiment is, heeft het voorze.


3|© LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

zeker in 30 jaren zoo vele vijanden niet vernield,zoo<br />

vele Heden niet veroverd, zoo veel contributie niet<br />

ingevor<strong>der</strong>d, en zoo vele ge<strong>van</strong>genen niet gemaakt,<br />

als TRENCK in één jaar. Maar alle zijne diensten zijn<br />

ondankbaar vergeten, en, wat het gevolg hier <strong>van</strong><br />

wezen zal, is nog zeer onzeker. - De Tactiek<br />

<strong>van</strong> TRENCK is <strong>van</strong> de tegenwoordige hemelsbreed on<strong>der</strong>fcheiden.<br />

Het doet mij leed, dat onze Monarch<br />

dit niet geloovt. Ik wensch hem in den oorlog veel'<br />

TRSNCKS; want het blijvt allerzekerst, dat de kroon<br />

<strong>van</strong> THERES'A ook door deze thands zoo verachte,<br />

Pandouren dadelijk on.ferfteund is.<br />

Nu wil ik een an<strong>der</strong> articul uit dit zoogenaamd crimineel<br />

proces aanroeren.<br />

TRENCK werdt befcbuldigd , dat hij een' zekeren<br />

Pandour, TAUL. DIACK, duizend flokilagen hadt laten<br />

geven , en dat deze on<strong>der</strong> de (lagen was dood gebleven.<br />

Dit bezwoeren twee <strong>van</strong> zijne toenmalige be«<br />

fchuldigers, die thands nog grote mannen in de Oostenrijkfche<br />

armée zijn, en zij verklaarden, dat zij 'er<br />

ooggetuigen <strong>van</strong> geweest waren.<br />

Of fchoon nu nog tegenwoordig bij vele reguliere<br />

regimenten menig follaat dood gellagen wordt, zon<strong>der</strong><br />

dat daarom juist de Officier tot ene ewige ge<strong>van</strong>genis<br />

wordt veroordeeld, zoo wil ik echter dit geval<br />

hier in het ware daglicht plaatzen.<br />

Zoo dra het proces in revifie getrokken werdt,<br />

zondt TRENCK mij na Sclavonië, waar <strong>van</strong> daan ik<br />

PAUL DIACK niet dood , maar levendig na Weenen<br />

bragt. * %<br />

Hij verfcbeen voor-het gerigt, en toonde aan, dat<br />

de beide Officiers, die gezworen hadden, dat zij zijne<br />

executie hadden bijgewoond, en dat zij hem hadden<br />

zien


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. IQI<br />

zien ftervert en begraven worden, op dien tijd 180<br />

mijlen ver <strong>van</strong> het regiment af waren, en in Sclavonië<br />

op werving lagen, 'PAUC DIACK hadt reeds driemaal<br />

gerebelleerd, en complotten gemaakt, TRENCK<br />

hadt hem driemaal pardon gegeven, om dat hij an<strong>der</strong>s<br />

een zeer goed foldaat en een oude rover was. Eindelijk<br />

hadt hij met 40 man nog eens een complot gemaakt,<br />

en was tot de galg veroordeeld. Nu riep hij<br />

zijn' Overllen toe: Va<strong>der</strong>!' als ik duizend ftokfla-<br />

„ gen uitfta, geevt gij mij dan. pardon t" TRENCK<br />

andwoordde; „ Ja!" Hij ftondt zoo veel flagen<br />

werkelijk door, werdt in het hospitaal geheeld , en,<br />

overtuigde dus de valfche befchuldigers <strong>van</strong> meineed.<br />

Ik bragt nog veertien an<strong>der</strong>e getuigen uit Sclavonië<br />

mede , die alle de overige articulen <strong>der</strong> bsfchuldiging<br />

we<strong>der</strong>fpraken, fchoon die reeds op zich zeiven<br />

tegen zulk een' man niet verdiend hadden in<br />

aanmerking te komen: en het proces kreeg dus ene<br />

geheel an<strong>der</strong>e gedaante. Het was ook volftrskt onmogelijk<br />

, hem over één poinct ene criminele actie aan<br />

te doen; en des te fchandelijker was het gedrag <strong>van</strong><br />

die genen, die hem wilden opolferen.<br />

Zijne lage vijanden verfpreidden zelvs in de ftad,<br />

dat hij ene zekere galanterie-verkoop (ter te Weenen,<br />

die men verworgd vondt , omgebragt en beroovd hadt.<br />

Maar kort daar op werdt de regte da<strong>der</strong> <strong>van</strong> dezen<br />

moord ontdekt en geradbraakt. Zoo ver ging de laster<br />

omtrent een* man, die den Staat zulke gewigtige<br />

diensten gedaan hadt. Zijn been werdt in den dienst<br />

verbrijzeld, hij bloedde zoo dikwijls met ere, leedt<br />

alle mogelijke folteringen <strong>van</strong> de handen <strong>der</strong> heelmeesT<br />

ters, offerde alle zijne genoegens op, verdroeg meer<br />

ongemakken des oorlogs kan iemand an<strong>der</strong>s in het<br />

gant-


JOÏ<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

gantfche leger, ontrustte den vijand winter en zomer,<br />

en was de waakzaamfte en onvermoejdlte foldaat,<br />

die, waar hij maar gelegenheid vinden kon, vuur en<br />

kogels zocht. Dit heeft bij in duizend voorvallen ge.<br />

toond; hij heeft zelf verfcheidene voorposten verrascht<br />

en ne<strong>der</strong>gefabeld; en nogthands zeggen thands zommige<br />

Generaals, wanneer zij in fpiegelgevechten een'<br />

fchans beftormen; „ TRENCK is maar een Pandour<br />

geweest, en zijn regiment is door de tegenwoordi-<br />

„ ge Tactiek eerst gefchikt geworden, om dienst- te<br />

doen." God geve het! maar ik geloof, dat men in<br />

den zevenjarigen oorlog TRENCK zeer gemist heeft:<br />

en zeker is het, dat men in denzelven min<strong>der</strong> <strong>van</strong> de<br />

Pandouren gehoord heeft, dan, toen hun eerfte Oprigter<br />

nog den patriotfchen fabel voor de eer <strong>van</strong> Oostenrijk<br />

droeg, en, als een beoefenend Tacticus , op<br />

het flagtveld manoeuvreerde.<br />

On<strong>der</strong> de voornaamfte befchuldigingen tegen hem<br />

was ook deze, dat hij in Siltfië de dochter <strong>van</strong> een'<br />

molenaar verkracht hadt. Dit werdt door haar zelve<br />

voor het gerigt bezworen; maar hij kon zelvs bij de<br />

revifie <strong>van</strong> het proces zich deswegens niet volkomen<br />

verontfchuldigen, dewijl hem alle wegen ter verdediging<br />

afgefneden werden. En juist dit was on<strong>der</strong> de<br />

regering <strong>van</strong> THBREMA zulke ene onvergeeflijke misdaad,<br />

dat hij alleen hier om als een euvelda<strong>der</strong> tot<br />

zijne ge<strong>van</strong>genis op den Speelberg veroordeeld werdt,<br />

dewijl men <strong>van</strong> de overige articulen niets bewijzen<br />

kon. On<strong>der</strong>tusfchen, na dat hij reeds twee jaren dood<br />

geweest W2s, ontdekte ik ook den waren grond <strong>van</strong><br />

deze zaak. De Major VON MANSTEIN, een <strong>van</strong> onze<br />

bloedverwandten , aan wien hij niets als weldaden<br />

bewezen Jiadt, en die door hem uit de bitterfte ar.<br />

moe-


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 193<br />

moede, binnen vier jaren, tot Major bij zijn regiment<br />

was verheven, was laag genoeg, om in deze zaak een<br />

valsch getuigenis te geven, om TRENCK daar door <strong>van</strong><br />

het regiment te verwij<strong>der</strong>en, dewijl hij, benevens den<br />

Quartiermeester FRIDERICI, 84000 guldens uit de regimentskas<br />

ontvreemd hadt (x). Zoo dra TRENCK<br />

dood was, werdt alles op hem gefchoven. On<strong>der</strong>tusfchen<br />

was deze molenaars dochter reeds de maitres<br />

<strong>van</strong> MANSTEIN , eer zij TRENCK gezien hadt. En echter<br />

gelukte dit fchelmihik zoo goed, dat hij daar door<br />

bij de deugdzame Keizerin alle genade en medelijden<br />

voor ewig verloor. Hij moest aan het meisjen 8coo<br />

guldens voor hare eer, en aan de Invaliden-kasfe 15000<br />

guldens betalen, en nog daar en boven wegens deze<br />

zoogenaamde misdaad tot ene ewige ge<strong>van</strong>genis veroordeeld<br />

worden.<br />

Drieënzestig civile procesfen en actiën had ik na<br />

zijn' dood nog met zijne befchuldigers te voeren.<br />

Doch zij kregen allen befchimping, fmaad, en fchande,<br />

in plaats <strong>van</strong> het geld, dat zij begeerden. Ik<br />

won alle de procesfen, en zij werden veroordeeld,om<br />

niet alleen de gerigtskosten te betalen, maar ook de<br />

kostgelden en voorgefchotene penningen, die zij reeds<br />

<strong>van</strong> Graaf LÖWENWALDE ont<strong>van</strong>gen hadden, te rug te<br />

geven. Doch zij waren allen arm, en dus verloor ik<br />

alles; fchoon LÖWENWALDE mij <strong>van</strong> regtswege alles<br />

hadt moeten vergoeden. On<strong>der</strong>tusfchen hadden zij alleen<br />

15000 guldens aan kostgelden getrokken, die ook<br />

voor mij verloren bleven (y). Ook was het zeker on-<br />

(JC) I Deel, bladz. 238.<br />

O) I Deel, bl3dz. 135, 236, 237.<br />

III. DEEL. N<br />

ge-


JQJ<br />

LEVENS GESCHIEDENIS VAN<br />

gehoord, dat een klager, die eifchen doet, reeds op<br />

rekening <strong>van</strong> deze eifchen betaling <strong>van</strong> den Rigter ont<strong>van</strong>gt,<br />

eer het beflist is, of zijne eifchen wettig zijn.<br />

Doch in her pfothöcol, en in de acten <strong>van</strong> het proces<br />

<strong>van</strong> TRENCK vindt men, dat dit gefchied is. En<br />

•echter zulke' Rigters worden niet gertraft, en 'er wordt<br />

gene vergoeding gedaan, na dat het bedrog ontdekt is!<br />

Welk lezer beevt niet te rug op bet zien <strong>van</strong> zulke<br />

ene handelwijs , en welke gedachten moet men zich<br />

maken <strong>van</strong> de uitoefening <strong>der</strong> geregtigheid te Weenen!<br />

Ik zou <strong>der</strong>gelijke ontërende gefcly'edenisfen voor ewig<br />

verzwijgen, maar de eer <strong>van</strong> mijn' geftorvenen bloedvriend<br />

noodzaakt mij, om aan de waereld te tonen ,<br />

hoe men met hem en mij gehandeld heeft. Veertig<br />

jaren zijn reeds verlopen, na dat dit gefchied is, en<br />

dus zal niemand meer veroordeeld worden, om den<br />

reeds gepra; failleerden buit aan mij te rug te betalen.<br />

Maar, wanneer dit door iemand gelezen wordt, die<br />

toegang tot den tegenwoordigen Monarch heeft, dan<br />

kon het misfchien gebeuren, dat hij aan mijne kin<strong>der</strong>en<br />

nog eens geregtigheid liet we<strong>der</strong>varen: en dan<br />

zouden de onwettige bezitters <strong>der</strong> rijkdommen en goe<strong>der</strong>en<br />

niet langer in het gerust genot <strong>van</strong> het regtmatig<br />

erfdeel <strong>van</strong> mijne kin<strong>der</strong>en kunnen blijven, het welk<br />

hun naar de Hungaarfche wetten op generleie wijze,<br />

zelvs door gene prajfcripde, ontnomen kon worden.<br />

De overige articukn <strong>van</strong> zijn crimineel proces beftonden<br />

meest daar in, dat hij de rebellerende Pandouren<br />

zelf onthoofd, Officiers zon<strong>der</strong> krijgsregt gecasfeerd,kelken<br />

en rofenkransfen var. zijn volk gekocht en<br />

verfmolten, aan een paar papen ftokflagen gegeven,<br />

des zondags gene misfe gehoord, en misdadigers- uit<br />

de kloosters, waar in zij, even als in vrijplaatzen, gevlucht


FRANS , VRIJHEER VAN DER TRENCK*<br />

I95<br />

vlucht waren, met geweld weggefleept hadt. Dergelijke<br />

dingen waren- in een' partijganger ligt te ontfchuldigen,<br />

die ruwe volken aanvoerde; en de Officiers<br />

, die hij met ftokflagen <strong>van</strong> achter het front weggejaagd<br />

hadt, om dat zij zich, uit vrees voor het<br />

vijandelijk vuur, verborgen hadden, zwegen wel dra<br />

ftH, zoo dra de zaak <strong>van</strong> TRENCK, zon<strong>der</strong> de protec.<br />

tie <strong>van</strong> LÖWENWALDE, of WEBER, voor het gerigt<br />

verfchijnen mogt. Zij flopen weg, maar arbeidden on<strong>der</strong><br />

de hand niet min<strong>der</strong>, om hun oogmerk te bevor.<br />

<strong>der</strong>en, het welk dan ook door de hulp <strong>van</strong> den bïegtva<strong>der</strong><br />

<strong>van</strong> het Hof gelukte, welke, door de woede<br />

de Beijerfche monniken heimelijk aangezet, de beste<br />

Vorftin eindelijk ongevoelig voor een' man gemaakt<br />

hadt, die haar zoo getrouw, zoo braaf, met zijn<br />

bloed gediend hadt.<br />

De grootfie fout nu, die TRENCK , gedurende de revifie<br />

<strong>van</strong> zijn proces, beging, was deze: opgeblazen<br />

over zijne overwinning, die hij zeker te wachten hadt,<br />

en heimelijk door zijne vrienden, die in het gerigt zaten,<br />

verzekerd, dat hij om Pafchen 1748 vrijgefproken<br />

zo^worden, liet hij zijne Levensgefchiedenis te<br />

Frankfffit drukken, waar in niet alleen het gedrag <strong>van</strong><br />

een groot gedeelte zijner eerfte. Rigters ontdekt werdt,<br />

maar waar in ook uitdrukkingen voorkwamen, die genoeg<br />

bewezen, dat zijne vrienden, die over de revifie<br />

zaten, gevaar liepen, <strong>van</strong> door hem verraden te worden,<br />

zoo dra hij hun niet meer nodig hadt. Zijn Advocaat<br />

GERHAVER hadt in dit geval alles te vrezen,<br />

want deze was tot de omkopingen gebruikt geworden;<br />

en'hij vor<strong>der</strong>de dus zijnfc betaling j eer het papier,<br />

waar op zijné volkomene vrijfpraak volgen zou, ingeleverd<br />

was. Daar voor begeerde hij 2000 ducaten,<br />

Na<br />

es


I06<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

en de gierige TRENCK, die reeds vrij dacht te zijn,<br />

boodt hem loo ducaten. Hier door werdt de uitfpraak<br />

opgehouden, LÖ WEN WALDE wist zich deze gelegen»<br />

heid ten nutte te maken, en GERHAUER ontdekte hem<br />

alle geheimen. Daar nu deze .man bij den val <strong>van</strong><br />

TRENCK het meeste belang hadt, ging hij na de Keizerin<br />

, ontdekte haar dat de Revifeurs omgekocht waren<br />

, en dreigde , dat hij openlijk de eer <strong>van</strong> zijn'<br />

rigtbank verdedigen zou, indien TRENCK, tegen het<br />

vonnis <strong>van</strong> den krijgsraad aan, door protectie <strong>van</strong> den<br />

Keizer en <strong>van</strong> Prins KAREL vrijgefproken werdt.<br />

Bij deze zelvde gelegenheid zocht hij mij ook om te<br />

kopen,pm den inhoud <strong>van</strong> het contract te ontdekken,<br />

qat TRENCK met zijne Revifeurs gemaakt hadt. Doch<br />

dit mislukte hem: ik befchouwde hem als een' flecht<br />

man, om dat hij den aanflag gefmeed, en werkelijk<br />

met den Directeur <strong>van</strong> de Politie MANGANETTA befloten<br />

hadt, mij terftond bij mijne aankomst in Weenen<br />

te laten arreftéren, on<strong>der</strong> voorwendzel, dat ik door<br />

den Koning <strong>van</strong> Pruisfen afgezonden was,oHÉ TRENCK<br />

die hem ge<strong>van</strong>gen genomen en losgelaten hadt, te<br />

helpen. Men hadt mij intusfchen incognito in de ge<strong>van</strong>genis<br />

laten fmachten, tot dat men met TUÏNCK'S<br />

vonnis in gereedheid was. Deze list ontdekte LOPRES­<br />

TI tevens, toen de voorname aanflag door de fijne<br />

Freule SCHWERIN uitgevoerd zou worden, en toen<br />

deedt de befcherming, die de Keizer aan ene regtyaardige<br />

zaak verleende, deze list mislukken.<br />

Daar nu mijn neef, gelijk ik zoo even zeide, op<br />

ééns alle zijne vrienden met ondankbaarheid dreigde,<br />

en hem alles verliet; daar hy alleen voor mij vreesde,<br />

aan wien hij alles te danken hadt; en daar hij mij,<br />

zoa


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK, 197<br />

zoo als ik reeds in mijne Levensgeschiedenis (z) verhaald<br />

heb, door omgekochte Officiers verra<strong>der</strong>lijk uit<br />

de waereld wilde maken, op dat hij mij gene dankbaarheid<br />

zou fchuldig zijn; zoo verliet ik hem eindelijk<br />

ook, en Prins KAREL trok insgelijks de hand <strong>van</strong><br />

hem af<br />

Hier door kregen zijne vijanden nu een open veld.<br />

Zijn vijand zweeg ook; de revifie <strong>van</strong> het proces werdt<br />

afgebroken; en den 2ofren Augustus werdt hij veroordeeld<br />

, om als een ftaatsge<strong>van</strong>gen voor ewig op<br />

den Speelberg wèl bewaard te worden.<br />

Maar zijn vermogen bleef gefequeftreerd, zoo echter,<br />

dat hem gene <strong>van</strong> zijne bezittingen ontnomen<br />

werdt, en dat hij, tot aan zijn' dood toe,de rekeningen<br />

zijner beambten gerevideerd, en bevelen gegeven<br />

heeft O).<br />

On<strong>der</strong>tusfchen was hij het flagtoffer <strong>van</strong> zijne gierigheid<br />

en <strong>van</strong> zijn boosaartig hart. De' Revifeurs had«<br />

den meer dan 50000 Rijksdalers <strong>van</strong> hem gefchraapt,<br />

en op het laatst, toen zij <strong>van</strong> hem zei ven verraad te<br />

vrezen hadden, lieten zij hem Heken, en maakten,<br />

dat hij niet meer luid om regt roepen kon.<br />

Deze is eigenlijk de ware gefchiedenis <strong>van</strong> het proces<br />

<strong>van</strong> TRENCK, dat in Weenen zoo veel gerucht gemaakt<br />

heeft. Menig een heeft daar bij gezitterd; menig<br />

een heeft 'er een vet gebraad Tan gefmuld. Ik<br />

heb daar bij het best gelegenheid gehad, om de bewaar<strong>der</strong>s<br />

<strong>van</strong> de heilige geregtigheid nauwkeurig te leren<br />

kennen ; en , hadt de affchuwelijke gierigheid<br />

(2) I Deel, bkdz. 138.<br />

(a) I Deel, bladz. 104, 105.<br />

N 3 '<br />

TRENCK


TQ8<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

TRENCK niet be<strong>van</strong>gen, dan hadt hij den val <strong>van</strong> alle<br />

zijne vijanden bewerkt, en was zelf tot de hooglïe<br />

ereposten in den Staat geklommen. Maar, daar hij<br />

ontijdig wilde fparen, verloor hij alles.<br />

Hij wilde <strong>van</strong> den Speelberg ontvluchten, maar dit<br />

gelukte niet. Hadt hij mijn ontwerp gevolgd, toen ik<br />

hem den weg aanwees, om uit het Arfenaal te ontkomen<br />

(£),dan waren wij beiden gelukkige menfehen<br />

.geweest, hij was niet in den kerker geftorven, en ik<br />

had de Maagdenburger ge<strong>van</strong>genis niet behoeven te<br />

on<strong>der</strong>gaan. Zoo fpeelt het lot met ons menfehen. Hij<br />

hadt <strong>van</strong> zijne Vorftin gunst, achting, beloning verdiend,<br />

door zijne daden, zijn' dienstijver, en zijne<br />

echte patriotfche trouw: en hij werdt on<strong>der</strong>tusfchen<br />

als een euvelda<strong>der</strong> behandeld. Aan bijzon<strong>der</strong>e perfonen,<br />

die hij geplun<strong>der</strong>d heeft, om zich rijk te maken<br />

; aan onfchuldige menfehen, die hem nimmer beledigden<br />

, en wien hij leven en goed benam , wanneer<br />

zijne wilde en ziedende driften hem daar toe aanzet,<br />

teden; aan menig eerlijk man, dien hij ongelukkig<br />

maakte; aan zijn' eigenen vierëntagtigjarigen va<strong>der</strong>;<br />

aan zijne fchone deugdzame vrouw, die hij als een<br />

wreedaart behandelde; aan mij zeiven; aan de zedelijke<br />

plichten <strong>van</strong> bloedverwandtfchap en menfchenlievde<br />

, hadt hij wraak, ftraf, en verbanning uit de menfchelijke<br />

maatfehappij verdiend. Maar dit alles heeft<br />

hij op den Speelberg geboet; en <strong>van</strong> deze zijde is<br />

hem regt gedaan, wanneer zijn naam aan de verrotting<br />

overgegeven, en uit de lijst <strong>der</strong> menfehenvrienden<br />

en eerlijke mannen uitgewischt is, door de tranen <strong>van</strong><br />

die<br />

(b) I Deel, bladz. i%6.


FRANS, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 199<br />

die elendigen, aan wien hij zijne wreedheden, zon<strong>der</strong><br />

enige de minfte barmhartigheid heeft uitgeoefend. Vervloekt<br />

zij ziju aandenken in Beijeren! Ik zelf vlotk<br />

de asch <strong>van</strong> een' man, die wezenlijk voor zich zeiven<br />

alleen leevde, en gevoelloos was voor de zuchten<br />

<strong>van</strong> weerlozen en verdrukten. Ewig ruste de vloek<br />

op die genen, die aan vrienden en vijanden zoo handelen,<br />

als TRENCK 1 Mijn hart vloekt hem nog in zijn<br />

graf, daar hij mij bedrieglijk tot zijn' ervgenaam gemaakt<br />

, en hier door alleen mijn ongeluk veroirzaakt<br />

heeft! Maar daar tegen moet bij het graf vau LÖ-<br />

WENWALDE , en <strong>van</strong> zijne medeplichtigen , ook een<br />

fchandzuil daan, waar aan hij, aan zijne omgekochte<br />

Freule SCHWEIUN vastgekoppeld, reeds bij zijn leven<br />

hadt moeten prijken, om allen die •genen, die op den<br />

heiligen rigterftoel zitten, tot fchrikbeelden en afichuw<br />

te dienen.<br />

Maar de Oostenrijkfche Monarchie, en de Croatifche<br />

natie zijn aan TRENCK ewige dankbaarheid, en<br />

een ereteken fchuldig, ter beloning voor zijn arbeidzaam<br />

en nuttig leven,en voor zijn'onfchuldigendood,<br />

daar. hij als een martelaar <strong>van</strong> den nijd en <strong>van</strong> den be-.<br />

drieglijkften laster ftierf.<br />

Van zijne goe<strong>der</strong>en,die hij in den oorlog zamengeraapt<br />

hadt, heb ik niets geërvd. Hij liet mij niet eens<br />

de helft na <strong>van</strong> dat geen , dat mij reeds <strong>van</strong> zijn' eerlijken<br />

va<strong>der</strong> met regt toebehoorde; en dat ook ongefchonden<br />

aan mij hadt moeten worden overgeleverd,<br />

fchoon zelvs ziju zoon een' misdaad tegen den Staat<br />

begaan hadt, dat echter niet gefchied is. Voor mijue<br />

kin<strong>der</strong>en blijvt deze mijne Levensgefchiedenis, die in<br />

Weenen en Berlin met privilegie en goedkeuring ge.<br />

drukt is, als ene verdediging voor de eer <strong>van</strong> onzen<br />

N 4<br />

fa-


300 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

familienaam, en als een grondflag, om daar op, in gevallen<br />

die misfchien mogelijk zijn , hunne Hungaarfche<br />

regten te vestigen, en te doen gelden. Waar gene<br />

landswetten, maar geweld en magtfpreuken beflisfen,<br />

vindt gene prtefcriptie plaats. Indien oit een Monarch<br />

hun veroorlovt, om hun regt te bewijzen, dan<br />

kunnen zij de kooppenningen aan de onwettige kopers<br />

te rug geven. Het hof zelve verliest dan niets; de<br />

bezitters behouden dan nog een veertigjarig genot, dat<br />

ettelijke millioenen bedraagt; en mijne kin<strong>der</strong>en worden<br />

regtmatige eigenaars <strong>van</strong> de Heerlijkheden Pleternitz,<br />

Preltowack, Nuftar, Pakratz, en Vehka, benevens<br />

meer dan 130 dorpen, TRENCK hadt <strong>van</strong> zijn'<br />

va<strong>der</strong> 180000 guldens geërvd; hij hadt gelegenheid,<br />

om 'er een mijlioen bij te verkrijgen, zon<strong>der</strong> dat hij<br />

excesfen behóevde te begaan; en ik ervde on<strong>der</strong>tusfchen<br />

gene üoooo guldens <strong>van</strong> hem. Dit is het zekerfte<br />

bewijs, dat men hem geplun<strong>der</strong>d heeft.<br />

Op wat wijze nu TRENCK op den Speelberg den<br />

4


FRANS, VRIJHRER VAN DER TRENCK. 201<br />

ftaatkundige redenen, niet beleven mag, nog gefchieden,<br />

wanneer ik reeds in het graf ligge. In alle gevallen<br />

is hier mede mijn plicht vervuld, mijne eergierigheid<br />

bevredigd, en mijne ziel gerust gefield, dewijl<br />

ik geleerd heb, voor mij zeiven den overvloed te mis -<br />

fen.<br />

De Pandouren-Overfte TRENCK ftierf in zijne ge<strong>van</strong>genis:<br />

zijne ziel was te klein, om zijn lot te bravéren,<br />

en de overwinning af te wachten. Zijne gierigheid<br />

was fterker dan zijn geduld,- en, dewij'l hij op<br />

aarde niet de grootfie man kon worden,zoo wilde hij<br />

voor een heilig verklaard zijn, nam vergift, en ftierf<br />

in een' verachtelijke monnikskap, ftichtte ene ewigdurende<br />

misfe, beftemde een capjtaal voor een' kapel,<br />

en een an<strong>der</strong> , om nieuwe Capucinen in te kleden.<br />

Dit was de veiligfte weg, om zalig gefproken te worden.<br />

Hij ligt nog maar veertig jaren in het* graf; en<br />

heeft in Bremen reeds won<strong>der</strong>en gedaan , die Pater<br />

Guardiaan met' bewon<strong>der</strong>ing verhaalt. Zijn lijk zou<br />

nog onverrot zijn: en, wanneer de Oostenrijkers in<br />

dat fpoor'voortgaan, waar in zij tot dus verre nog<br />

door hunne biegtva<strong>der</strong>s geléid worden , dan zal de<br />

Pandouren O verfie onfeilbaar even zoo heilig worden<br />

als ALVISIUS, en misfchien eens de plaats <strong>van</strong> den H.<br />

KILIANUS of SIMBERTUS in den Kalen<strong>der</strong> innemen.<br />

Lang zal het echter nog duren , eer de Beijerfchen<br />

zullen kunnen befluiten, om in hunne litaniëa te bidden<br />

:<br />

Sajftïe<br />

TRENCK! ora pro nobis!<br />

Kleinmoedigheid was on<strong>der</strong>tusfchen buiten twijfel<br />

de oirzaak, waarom hij den dood koos; en deze ont><br />

N y<br />

ftonit


20* LEVENSGESCHIEDENIS VA.N<br />

ftondt daar uit, dat zijn eerfte aanflag om te vluchten<br />

mislukte'. Doch men denke eens na, wat zulk eèn<br />

gerefolveerd militair, en veel omvattende geest nog<br />

zou hebben kunnen uitbroéden, wanneer hij zijne vrij»<br />

heid verkregen hadt, en hem in Weenen niet alle geregtigheid<br />

en voldoening was geweigerd geworden, om<br />

dat men om zijnen wil zoo vele geaccrediteerde Ministers<br />

en vermogende Hofraden niet openlijk' dorst te<br />

fchande maken. Hem bleef dus niets overig, als de<br />

rol <strong>van</strong> een' RAGOXI en BONNEWALD te fpelen. Ks<br />

wensch dierhalven den Staat hier mede geluk, dat een<br />

zoo gevaarlijk en zoo grof beledigd man kleinmoedig<br />

werdt, en het befluit nam, om als een Capuciner te<br />

fterven.<br />

Hadt maar deze zalige Capuciner niet de vervloekte<br />

gedachte uitgebroed, om mij arglistig tot een' ervgenaam<br />

zijner procesfen te benoemen; dan wilde ik nog<br />

heden mijn' rok wel verkopen, om zijne zaligfpreking<br />

te bevor<strong>der</strong>en; dan zoude ik ene geheel an<strong>der</strong>e rol in<br />

de waereld gefpeeld hebben; dan hadt de ervenis <strong>van</strong><br />

TRENCK mij in gene procesfen ingewikkeld, mij gene<br />

benij<strong>der</strong>s en vervolgers verwekt,noch mij in ene werkeloosheid<br />

gehouden, waar voor ik noch geboren ,<br />

noch opgevoed was.<br />

De Voorzienigheid moet het ook wezenlijk zoo befloten<br />

hebben-, dat men in dit verlicht, tijdperk zoo<br />

dikwijls den naam <strong>van</strong> TRENCK in de nieuwstijdingen<br />

lezen moest. Hij werdt bekend op het flagveld; en<br />

mij dwong mijn lot, onwmet^een' hekelende pen in<br />

de vuist, als Schrijver, Regen "het Despotis/nus , onregtvaardigheid,<br />

grote fchurken, en arglistige papen,<br />

in het ftrijdperk te treden. ,<br />

Of ik de overwinning behaald heb, mag de doorzich-


FRANS , VRIJHEER VAN DER TRKNCK. »0$<br />

zichtige waereld beflisfen. In mijne aanvallen was ik<br />

ten minden zoo ftout, als een befchonken Pandour,<br />

die batterijen beftormt. Beter had ik voor mij zeiven<br />

gedaan, wanneer ik in den hollen weg, even als hij,<br />

onbekend geloerd, en zon<strong>der</strong> naam mijne bomben geworpen<br />

had, dan in het open veld, als TRENCK , met<br />

de pen in de vuist daar op te treden, waar de oren<br />

<strong>der</strong> Vorften verdopt, en de harten <strong>der</strong> lezers omkorst<br />

zijn, wanneer zij mijn' Macedonifchen Held, en het<br />

lot <strong>van</strong> Vrouw Geregtigheid, benevens mijne Levensgefchiedenis<br />

lezen.<br />

Doch <strong>van</strong> partijdigheid zal mij niemand befchfildïgen;<br />

fchoon Vorften mij bezwaarlijk tot hunnen Biographist<br />

zullen kiezen. Ik befchrijf noit het leven en<br />

de daden <strong>van</strong> hun, die niets deden: maar, die iets<br />

doen willen, vinden in mijne fchrivten aanleiding, om<br />

grootmoedig te handelen, en aan ie<strong>der</strong> eerlijk Schrijver<br />

ftof tot grootfche taferelen te geven. Hadt de<br />

Pandouren-Overfte TRENCK een' kroon gedragen; hij<br />

zou misfchien de rol <strong>van</strong> C^SSAR met AMURATH'S fabel<br />

gefpeeld hebben. — Gelukkig voor de waereld,<br />

dat alle tyrannen geen' Vorftelijke magt bezitten.


LEVENSGESCHIEDENIS<br />

V A N<br />

A L E X A N D E R VAN S C H E L L ,<br />

Die den


V O O R B E R I G T .<br />

Eien groot Heer in Berlin, wien ik de lotgevallen<br />

<strong>van</strong> den Pruisfifchen Lieutenant VAN<br />

scHELL verhalen moest, beval mij, dezelven<br />

openlijk bekend te maken. Dit gefchiedt hier<br />

mede , in zoo verre ik mij de omflandigheden<br />

erinneren kan, die hij mij zelf in het jaar 1776<br />

in "Aken verhaalde. Zijne brieven aan mij en<br />

zijne gedigten heb ik verloren, behalven alleen<br />

drie, die ik hier ingelascht heb, en het Dagverhaal<br />

<strong>van</strong> onze reize door Polen, dat in het<br />

eerfte Deel <strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis (a)<br />

te vinden is.<br />

Ik heb zijne deugden en gebreken getrouw<br />

gefchetst. Zulke originele chara<strong>der</strong>s wekken<br />

voor-<br />

Ge) Bladz. P7, en verv.


V O O R B E R J G T .<br />

voorzeker de opmerkzaamheid <strong>van</strong> fchran<strong>der</strong>e<br />

lezers op , en goede menfehen maken 'er een<br />

nuttig gebruik voor zich zeiven <strong>van</strong>. De koelbloedige<br />

menfehenvijand integendeel veracht<br />

dezelven: maar voor deze laatlten , die verdiensten<br />

en zwakheden met een' valfche wage<br />

afwegen, heb ik niet gefchreven.<br />

LE-


LEVENSGESCHIEDENIS<br />

VAN<br />

A L E X A N D E R V A N S C H E L L.<br />

JT\LEXANDER VAN SCHELL, wiens gefchiedenis met<br />

de mijne zoo nauw verbonden is, en wiens lot mijn<br />

Lezer wel zal wenfehen te kennen, was <strong>van</strong> ene goede<br />

familie uit den Schwabifchen kreits. Zijne moe<strong>der</strong><br />

was geboren VAN LÖWENSTEIN. Zijn va<strong>der</strong> hadt have<br />

en goed door een ongelukkig proces verloren, en leevde<br />

behoeftig. Meer is mij <strong>van</strong> zijne ou<strong>der</strong>s niet bewust.<br />

De zoon, <strong>van</strong> wien ik hier fpreken moet,tradt met<br />

het Würtembergrche regiment, dat de Hertog aan den<br />

Koning <strong>van</strong> Pruisfen overliet, in dienst <strong>van</strong> dezen<br />

Vorst.<br />

Daar hij zich dikwijls in twisten wikkelde, en, als<br />

een ligtzinnig jongeling, vele misfiappen deedt, werdt<br />

bij in het jaar 1744 bij het Mütfchèvaïfche garnifoensregiment<br />

verplaatst.<br />

Men weet, hoe gevoelig een Pruisfisch Officier bij<br />

zulke verplaatsingen is, wanneer hij geen foldaat geworden<br />

is, om achter de muren met invaliden of deugeniets<br />

grijs te worden, SCHELL , die in den grond geen<br />

flecht mensch was, kon bij gevolg niet an<strong>der</strong>s als onvergenoegd<br />

over zijn' toeftand zijn, en zocht maar na<br />

III. DEEL. O ge-


210 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

gelegenheid om zich <strong>van</strong> den dienst te verlosfen. Van<br />

huis kreeg hij niets, en echter hadt hij veel nodig,<br />

daar hij vlijtig ftudeerde; daarenboven kostten hem<br />

zijne verlievde avonduren en zijne losheid menigen<br />

daler.<br />

Kon mi wel een toeftand ongelukkiger dan de zijne<br />

zijn, daar hij zich als Lieutenant bij een gamifoensregiment<br />

met enige elendige dalers behelpen moest?<br />

Hij vondt geen' troost voor het tegenwoordige, en<br />

hadt gene gunflige uitzichten voor het toekomende.<br />

Hij ftelde zich dierhalven voor, ie<strong>der</strong>e gelegenheid<br />

aan te grijpen, om uit Glatz te ontvluchten. Hier bij<br />

kwam nog, dat de Gouverneur <strong>van</strong> deze vesting, de<br />

Generaal FOUQUET , hem op alle mogelijke wijzen ver»<br />

volgde, en bij alle gelegenheden, die hij zelf in alle<br />

hoeken opzocht, hem in arrest zettede: want hij hadt<br />

op den minnehandel <strong>van</strong> zijne dochter met den Plaatsmajor<br />

DOO (&) ene fatyre vervaardigd,die overal bekend<br />

was geworden. In dien tijd nu, toen hij juist met de<br />

grootfte gretigheid op middelen dacht, om zich vrij te<br />

maken, dewijl hij te vrezen hadt, dat hij eerlang om<br />

fchuld gearrefteerd zou worden; gebeurde het, dat de<br />

Lieutenant VAN BACH hem vóórhelde, mij uit mijn<br />

arrest te bevrijden, en door mij zijn geluk te beproeven<br />

(cj.<br />

Wie gaarne danst, voor dien is het gemakkelijk<br />

fpelen : bij gevolg was die terftond water op zijn'<br />

molen.<br />

Zijn hart was weldadig en medelijdend.<br />

(£) I Deel, bladz. 66 in de aantek.<br />

{c) I Deel, bladz. 74.<br />

Mijn lot<br />

hadt


A L E X A N D E R VAN SCHELL. 2l£<br />

hadt hem reeds lang geroerd. Maar in het vervolg<br />

heeft hij mij bekend, dat hij daarom vooral befloten<br />

hadt dezen (lap voor mij te doen, om dat hij zich,<br />

door mij te bevrijden, te gelijk aan den Generaal FOU-<br />

QUET wreken kon.<br />

Een ie<strong>der</strong> moet zich verwon<strong>der</strong>en, die in mijne gefchiedenis<br />

ieest, dat een mensch, die mij noit gekend,<br />

en aan mij gene verplichting hadt , befluiten<br />

kon, om op hel<strong>der</strong>en dag, als wachthebbend Officier,<br />

met ean* Staatsge<strong>van</strong>genen te ontvluchten: daar, bij<br />

het mislukken zijner on<strong>der</strong>neming , dat bijna ogenfchijnlijk<br />

was , fmaad en fchande, ja zelvs de galg<br />

onfeilbaar zijn loon geweest zou zijn; en men dus<br />

niets ligtvaardigers dau deze daad uitdenken kan.<br />

Nauwlijks hadden wij onze eerfte zamenfpraak gehad,<br />

of zijne vriendfchap en zijn medelijden jegens<br />

mij groejde aan, fchoon hetzelve tevens met eigenlievde<br />

verbonden was , dewijl hij door mij zijn geluk<br />

hoopte te maken. Wij werden verraden. Een vriend<br />

bragt hem onverwacht deze tijding. Hij kon toen aflet»<br />

veilig vluchten (d). Maar op hetzelvde ogenblik<br />

befchouwde hij zich zeiven als een' ongelukkig<br />

mensch, die noch geld noch on<strong>der</strong>fteuning hadt, en<br />

in de wijde waereld zijn geluk moest zoeken. Zijn<br />

moed, zijne vaardigheid in het befluiten was, zelvs<br />

in de grootfte gevaren, ongeloovlijk groot. Daarenboven<br />

hadt hij mij beloovd, mijne vrijheid te bevor<strong>der</strong>en;<br />

de eergierigheid wekte hem dus op, om zijn<br />

woord te houden. Daar hij los was, overlegde hij<br />

noit te voren, maar voerde altijd zijn' eerften inval<br />

uit,<br />

(d) I Deel, bladz. 78.<br />

O a


212 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

uit, zon<strong>der</strong> op de gevolgen te zien, die hij aan het<br />

blind geval overliet. Dit alles te zamen genomen<br />

werkte bij hem het vertwijfeld befluit, om met mij te<br />

fterven, of het voornemen, dat hij éénmal opgevat<br />

hadt, uit te voeren. Hij ging het gevaar onverfchrokken<br />

te gemoet, behieldt zijne tegenwoordigheid <strong>van</strong><br />

geest, en voerde met mij ene on<strong>der</strong>neming uit, die,<br />

om dat zij toevallig gelukt is, meer bewon<strong>der</strong>d dan<br />

berispt wordt.<br />

Voor het overige, hoe veel on<strong>der</strong>vinding ik .ook op<br />

de waereld heb opgedaan, nimmer heb ik een' mensch<br />

<strong>van</strong> ziju' aart aangetroffen.<br />

Nu ver<strong>der</strong> tot zijne gefchiedenis.<br />

Wij kwamen op onze reize te Warfchau, waar wij<br />

rustdag hielden (e). SCHELL ging na den middag uit,<br />

en kwam eerst laat te huis, maar forak geen woord<br />

<strong>van</strong> het geen hij gedaan hadt.<br />

Den volgenden morgen ging onze reize na Krakau.<br />

Hier was het juist jaarmarkt. Daar nu SCHELL'S paard<br />

lam was., zoo zocht ik ene ruiling te doen, en vroeg<br />

hem dus om geld, wijl ik enige ducaten zou moeten<br />

toegeven. In plaats <strong>van</strong> mij te andwoorden, hief hij<br />

een luid gelach aan , trok ziju' ledige beurs uit den<br />

zak, en zeide; „ al mijn geld is op het biliard te<br />

„ Warfchau gebleven; wanneer mijn paard niet meer<br />

„ voort kan, dan zal ik u te voet volgen: ik heb<br />

,, noch paard noch geld nodig."<br />

Ik verfchrikte over de losheid <strong>van</strong> den man. On<strong>der</strong>tusfchen<br />

wat zoude ik doen? Ik kocht het paard, en<br />

wij reden na Weenen. Hier hadt hij kort daar aan<br />

(e) I Deel, bladz. 131.<br />

het


ALEXANDER VAN SCHELL. 213<br />

het ongeluk, dat zijn paard, het welk hij juist voor<br />

200 guldens hadt kunnen verkopen, zig voor de kribbe<br />

aan het halfter verhing.<br />

Wij waren nog gené vier volle weken in Weenen<br />

geweest, toen het mij gelukte, hem door hulp <strong>van</strong><br />

mijn' neef, die hem aan Prins KAREL VAN LOTHARIN­<br />

GEN aanbeval, een' Lieutenants-plaats on<strong>der</strong> het regiment<br />

<strong>van</strong> PALLAVIZINI te bezorgen (ƒ). Dit regiment<br />

ftondt toen in Italië, en was tot de belegering<br />

<strong>van</strong> Genua beftemd. Ik equipeerde hem, en voorzag<br />

hem genoegzaam <strong>van</strong> geld, eer ik hem <strong>der</strong>waarts liet<br />

afreizen. Enigen tijd daar na, toen ik dacht dat hij<br />

reeds lang bij het regiment kon aangekomen wezen,<br />

fchreef hij mij nog uit Gratz zeer Laconisch , „ dat<br />

„ zijn noodlot hem an<strong>der</strong>maals een' (treek hadt ge-<br />

,, fpeeld, dewijl hij zijn geld, horologe, en equipage<br />

„ met fpelen verloren hadt: in gevalle ik hem niet<br />

„ ver<strong>der</strong> bijftaan kon, dan wilde hij zijn geluk in de<br />

s, wijde waereld zoeken." Wat zou ik nu doen? Ik<br />

had juist uit Berlin geld gekregen , ik zond hem dus<br />

500 guldens, en hier mede geraakte hij eindelijk aan<br />

de plaats zijner beftemming. On<strong>der</strong>tusfchen duurde<br />

deze heerlijkheid we<strong>der</strong>om maar vier maanden. Hij<br />

hadt aan een' vriend zijn' geld geleend, wilde fpelen,<br />

greep compagnies-gelden aan, kon zich niet redden,<br />

deferteerde , en nam een' fourier met zich. Zijne misdaad<br />

was nog des te ftrafbaar<strong>der</strong>, daar hij tot den<br />

vijand overging. Hij meldde het mij in den ligtziniiigften<br />

toon, dien men zich verbeelden kan, en hij<br />

vpegde 'er bij, dat hij een' Corporaals dienst aange-<br />

110.<br />

(ƒ) I Dee!, bladz. 133.<br />

O 3


214 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

nomen hadt. Deze ftap <strong>van</strong> SCHELL hadt voor alle<br />

Pruisfifche Officiers, die na dezen tijd bij Oostenrijk<br />

dienst zochten, de nadeligfle gevolgen; maar zoodanig<br />

iets te voren te bedenken, viel niet in zijn character.<br />

Toevallig vond ik gelegenheid om hem aan den Venetiaanfchen<br />

Gezant te Weenen aan te bevelen; ook<br />

zond ik hem enig geld, en bragt het zoo ver, dat hij<br />

binnen weinige maanden we<strong>der</strong>om Officier werdt.<br />

Maar nog in hetzelvde jaar verliet hij dezen dienst<br />

we<strong>der</strong>om, en werdt musquettier in Modena. Hij meldde<br />

mij ook dit, en verzocht nogmaals om mijne on<strong>der</strong>fteuning.<br />

De Baron LOPRESTI, aan wien ik bekend<br />

was, hadt te Modena vrienden, en door dezen gelukte<br />

het mij, hem we<strong>der</strong>om ene Officiersplaats te bezorgen,<br />

en equipeerde hem op nieuw. On<strong>der</strong>tusfchen<br />

moest hij nu, tot zijne veiligheid, den naam LESCH<br />

aannemen.<br />

Rampzalig lot! wanneer de mensch reeds zoo diep<br />

gevallen is, dat hij zijn' familie-naam moet verbergen,<br />

om on<strong>der</strong> eerlijke lieden te durven optreden. En dat<br />

we<strong>der</strong>voer een' man, die eigenlijk geen booiwigtwas,<br />

maar wien fpeelzucht en losheid <strong>van</strong> het pad <strong>der</strong> ere<br />

verwij<strong>der</strong>den, en als een' deugniet in de waereld deden<br />

ronddwalen.<br />

Nu was hij door mijne hulp Lieutenant in Modena<br />

, algemeen bemind en geacht, en hadt vast<br />

voorgenomen niet meer te fpelen, maar zich gefchikt<br />

te gedragen. Misfchien zou hij dit ook uitgevoerd<br />

hebben. Maar een ongunilig lotgeval mengde zich<br />

hier we<strong>der</strong>om in het fpel, en verijdelde zijne goede<br />

ontwerpen.<br />

Op


ALEXANDER VAN SCHELL» 21$<br />

Op aanzoek <strong>van</strong> den Hertog, zondt de Keizerin Koningin<br />

enige Officiers <strong>van</strong> hare armée na Modena, om<br />

de regimenten in nieuwe krijgsoefeningen te on<strong>der</strong>r.ïg.<br />

ten. Toevallig waren twee officiers <strong>van</strong> PALLAVIZINI<br />

on<strong>der</strong> dit getal, SCHELL werdt nauwlijks menfehen<br />

gewaar , die hem ontwijfelbaar kennen en ontdekken<br />

moesten , en <strong>van</strong> wien hij gene ftilzwijgendheid te<br />

wachten hadt, of hij deferteerde terftond uit Modena<br />

, en werdt gemeen foldaat, in den dienst <strong>van</strong> Sardinië,<br />

bij het Zwitzerfche regiment <strong>van</strong> SOUTER. Deze<br />

nieuwe veran<strong>der</strong>ing hadt hij mij gefchreven. Maar<br />

ik was toen reeds in de ge<strong>van</strong>genis te Maagdenburg,<br />

daar ik hem zo min, als mij zeiven, helpen kon. In<br />

December 17(53 verfcheen ik op nieuw uit mijn' fpelonk<br />

op het toneel <strong>der</strong> waereld, zocht mijn' vriend in<br />

Modena, maar kon niet gewaar worden, werwaarts<br />

hij zich begeven hadt.<br />

In het jaar 1769 was ik te Weenen in gezelfchap<br />

<strong>van</strong> den gezandt <strong>van</strong> Sardinië, die toevallig den Kapitain<br />

RENARD , <strong>van</strong> het regiment <strong>van</strong> SOUTER , bij<br />

zich hadt. Men fprak <strong>van</strong> ongelukkige Pruisfifche<br />

Officiers ; en RENARD prees voor al een' zekeren<br />

LESCH , die bij zijne compagnie als Secretaris of Fou«<br />

rier diende. Na verfcheidene vragen, bevond ik, dat<br />

deze mijn vriend SCHELL moest zijn. Terftond fchreef<br />

ik hem, en kreeg ook een andwoord, dat verdient bekend<br />

gemaakt te worden. Ik zond hem geld, maar<br />

hij zondt het te rug, en fchreef daar bij:<br />

„ Ik heb voor mij zeiven op aarde niets meer<br />

„ nodig : ik heb het najagen <strong>van</strong> ijdele eer<br />

„ vaar-wel gezegd : ik leef gerust, en ver-<br />

O 4<br />

„ dien,


zie<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

„ dien, door mijn' post, door on<strong>der</strong>wijs te<br />

„ geven, in talen, tekenen, de mufiek, en-<br />

„ in het borduren, veel meer dan mijn nood-<br />

,, druft: ik ben bemind , gezocht, geacht ,<br />

,, en gezond; ik heb huishouden geleerd; en<br />

,, mijn' tegenwoordigen toe (tand zou ik met<br />

,, het fchitterendst geluk niet willen verrui-<br />

„ len : ik kan daarom ook niets meer <strong>van</strong> u<br />

„ aannemen ; gij hebt genoeg voor mij ge.<br />

„ daan, en behoort thands voor u zeiven al.<br />

», léén te zorgen.'?<br />

Getroffen door deze zijne denkwijze, deed ik, hera<br />

na<strong>der</strong>hand verfcheidene aanbiedingen , om hem een gemakkelijker<br />

beftaan te verfchaffen. Maar hij bleef bijzijn<br />

befluit , en hieldt zich llandvastig wel te vreden<br />

in zijn garnifoen te Alexandrië, en wenschte alleen,<br />

dat hij mij nog maar ééns in zijn leven zien mogt.<br />

In het jaar 1772,toen ik in de rijksltad Aken leevde,<br />

tradt hij op ééns onverwacht in mijn'kamer. Hoe<br />

welkom hij mij thands was, mag de Lezer, die voelen<br />

kan , zich verbeelden. Hij kwam <strong>van</strong> de uitterfte<br />

grenzen <strong>van</strong> Europa te voet na Aken, om mij te zien:<br />

verhaalde mij zijn geheel won<strong>der</strong>baar lot, waar <strong>van</strong><br />

een groot gedeelte mij ontdacht is, of al te romanesq<br />

luidt.<br />

Wellust was misfchen het hoofddoel <strong>van</strong> zijne daden,<br />

en hij hadt zelvs het borduren met goud,en alle<br />

vrouwelijke handwerken, geleerd, om, door hier in<br />

on<strong>der</strong>wijs te geven, na<strong>der</strong>en omgang met fchone meisjens<br />

te krijgen. Ook was hij een fpraakmeester, en,<br />

dewijl hij in de daad één <strong>der</strong> vindingrijklie digters<br />

was ,


ALEXANDER VAN SCHELL.' S.IJ<br />

was , zo beval hij zich hier door ten besten bij de<br />

fchone fexe in Italië , en hadt werkelijk de vijftien<br />

laatfte jaren gelukkig en in overvloed doorgebragt.<br />

Vier gantfche maanden leevdf. hij in mijn huis, on<strong>der</strong>wees<br />

mijne kin<strong>der</strong>en bij alle gelegenheden op de<br />

bevalliglte wijze in de Zedenleer ; won de hoogachting<br />

<strong>van</strong> alle menfehen, die hem leerden kennen; maar<br />

beminde de éénzaamheid, en was werkelijk een folide<br />

en nuttig man geworden. Zijn an<strong>der</strong>s opgewekte geest<br />

hadt alle levendigheid verloren. Altijd diepzinnig zijnde<br />

, verloor hij zich zeiven , midden in den zamenhang<br />

<strong>van</strong> een gefprek , hieldt zich alleen met lezen,<br />

of op en ne<strong>der</strong> gaan in zijn' kamer, bezig, en zwaarmoedigheid<br />

ftondt op zijn voorhoofd gefchil<strong>der</strong>d. Ik<br />

bemerkte ook wel dra , dat hem de tijd bij mij lang<br />

viel, en dat hij zich na Alexandrië te rug wenschte.<br />

Hij was nauwlijks vier weken in Aken geweest,<br />

toen hij eens in diepe gedachten wandelen ging, en<br />

in de ftadsgracht viel. Hij verrekte zich den febou<strong>der</strong>,<br />

en moest na huis gedragen worden.<br />

Zijn' ftandvastigheid en geduld was ongehoord. Hij<br />

klaagde geen ogenblik. Hij fchreef enige gedigten,<br />

maar die bij die niet te vergelijken zijn, die zijn jeugdig<br />

vuur te voren hadt voortgebragt. Wanneer ik alle<br />

zijne daden en gezichtsirekken na<strong>der</strong> befchouwde, dan<br />

was het hem gemakkelijk te voorfpellen, dat hij binnen<br />

weinige jaren na het gekkenhuis zou moeten wandelen.<br />

Dit bemerkte hij zelf, fprak 'er met mij <strong>van</strong>, en<br />

verzekerde mij, dat hij tegen dit ongeluk met een<br />

poe<strong>der</strong>tjen voorzien was, waar mede hij alle zwakheden<br />

des ou<strong>der</strong>doms voorkomen, en alle tegenfpoeden<br />

bravéren kon.<br />

O 5<br />

Voor


2l8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Voor het overige was hij nog even zeer geneigd ,<br />

om fchielijk een beiluit te nemen, als te voren. Had<br />

ik tegen hem gezegd: „ SCHELL! gij moet mij wre-<br />

„ ken ; een Monarch heeft mij beledigd;" dan was<br />

h'j zon<strong>der</strong> bedenken na Potsdam,na de parade gegaan,<br />

en hadt de gruwzaamfte daad bedreven. Daarbij kwam<br />

nog, dat hij gene ewigheid geloovde, en geen* vrees<br />

voor den dood kende.<br />

Hij toonde mij in Aken 16 wonden aan zijn lijf,<br />

Waar <strong>van</strong> hij 'er ook enige voor mij bekomen hadt.<br />

B ; j allerleië voorvallen hadt hij wonden bekomen: en<br />

zijne beide voeten en één arm waren door ongelukkige<br />

vallen verbroken, dewijl hij beftendig in diepe gedachten<br />

ging, en bij hel<strong>der</strong>en dag viel hij in de gracht.<br />

Met den degen was hij terftond gereed , en lachte .<br />

wanneer hij bloeden moest.<br />

Zijn minnenhandel, dien hij mij verhaalde, zou<br />

den fchoonrten Roman uitmaken. Maar jammer is het,<br />

dat zijna natuur- en zedekundige verhandelingen noit<br />

in mijne handen geraakt, en met hem 'begraven zijn.<br />

Zelvs in de Anatomie hadt hij het zeer ver gebragt ,<br />

alleen om zich te overtuigen, of 'er iets onfterflijks in<br />

hem wonen kon, of tot beweging <strong>van</strong> zijne machine,<br />

en opwekking zijner hartstochten noodzakelijk was.<br />

Den toom <strong>van</strong> den Godsdienst hadt hij niet nodig,<br />

om deugdzaam te zijn, dewijl hij het beste hart <strong>van</strong><br />

de waereld hadt. En, gelijk hij mij verzekerde, was<br />

hij met zijn aanwezen hier op aarde zeer wel te vrede,<br />

maar ook niet ongerust, wanneer hij aan het toekomende<br />

dacht, noch beliuiteloos , wanneer hij aan<br />

zijn' laatften dag peinsde. Want zijn voornemen<br />

was , zo dra hij de zwakheden des ou<strong>der</strong>doms voelde,<br />

den dood te gemoet te ijlen. Bij zulke grond»<br />

ftel.


ALEXANDER VAN SCHELL.<br />

aijj<br />

ftellitigen was hij' juist niet ongelukkig , vooral daar<br />

hij voor eer en fchande ongevoelig bleef.<br />

Ik meende hem nog lang in mijn huis te zullen houden.<br />

Maar zijn verlof liep ten einde, en hij wilde in<br />

Alexandrië fterven. Op zekeren dag, wanneer ik het<br />

het minst verwachtte, was hij gantsch ftom en ne<strong>der</strong>geflagen;<br />

en den morgen daar op vond ik den volgenden<br />

brief op mijn fchrijftafel liggen, en SCHELL was<br />

uit Aken verdwenen:<br />

VRIENDI


V R I E N D I<br />

(jij hebt vele kin<strong>der</strong>en, en nog meer te wachten»<br />

Gij zijt gelukkig, dewijl gij de edehte vrouw <strong>van</strong> de<br />

waereld bezit. Ik leef u te Aken tot last. Gij zijt<br />

niet rijk genoeg, om iets voor mij te kunnen misfen;<br />

en ik denk te wel, om uwe vriendfchap te misbruiken.<br />

Va<strong>der</strong>plicht is voor u de heiligde. Ik ben te<br />

vrede, dat ik u gelukkig gezien heb, en gezond ver.<br />

late.<br />

Waarfchijnlijk zullen wij eikan<strong>der</strong>en niet we<strong>der</strong> zien.<br />

Bekommer u niet over mij. Ik heb niets nodig , en<br />

vind alles , wat mij gelukkig maakt , in Alexandrië ,<br />

uw' omgang alleen mis ik, en dien moet ik misfen,<br />

om dat ik niet wil , dat gij een' penning meer voor<br />

mij verfpillen zult. Want gij hebt het uwe nodig,<br />

daar Hechte menfehen u <strong>van</strong> uwe regtmatige eigendommen<br />

beroovden,<br />

Is 'er een God, die zich in onze lotgevallen mengt,<br />

dan zal Hij u belonen, Herken, befchermen , en uw<br />

huis bewaren. Is 'er geen God , dan zijn alle onze<br />

pogingen , om door zuivere deugd geluk of zaligheid<br />

te verdienen, vruchteloos. Ons loon voor brave daden<br />

berust alleen in onze harten. Uw hart is <strong>van</strong> het<br />

beste zoort, bij gevolg zijt gij gelukkig in u zei ven,<br />

en in alle gevallen <strong>van</strong> bet noodlot.<br />

Mij zijt gij niets meer fchuldig. Gij hebt meer voor<br />

mij gedaan, dan de levendigfte dankbaarheid en vriendfchap<br />

vor<strong>der</strong>en.<br />

Ik bevrijdde u uit Glatz.<br />

Misfchien zoudt gij min<strong>der</strong>


LEVENSGESCHIEDENIS VA» ALEXANOER VAN SCHELL. 221<br />

<strong>der</strong> geleden hebben , wanneer ik toenmaals niet in<br />

Glatz geweest was. Ik deed het ook meer uit wraakzucht<br />

legen den Koning en tegen FOUQUET, dan uit<br />

lievde voor u, en mijne on<strong>der</strong>neming was dus niet alleen<br />

op medelijden en vriendfchap gegrond. Mijn eigen<br />

belang werkte daar bij"; ik wilde door uwe hulp<br />

gelukkig worden, dewijl mij alle on<strong>der</strong>fteuning in de<br />

waereld ontbrak , en ik mij fchaamde, bij een garnifoens<br />

regiment verachtelijk te leven.<br />

Niets berouwt mij on<strong>der</strong>tusfchen <strong>van</strong> alles, wat ik<br />

gedaan heb. Ik werd wijzer en beter. Ik geloof, dat<br />

uwe denkbeelden met de mijne overëenltemmen. Wees<br />

te vrede voor het tegenwoordige, en onverfchillig omtrent<br />

het toekomende.<br />

Schrijf het mij, wanneer u eens oit regt we<strong>der</strong>vaart.<br />

Uw zoon JOSEPH bezit alle eigenfchappen , om on<strong>der</strong><br />

uwe aanvoering een groot man te worden. Dit uitzicht<br />

verheugt mij , en moet u verrukken. Zeg aan<br />

uwe waardiglte gemalin ,• dat ik haar verëre, haar voor<br />

alle weldaden hartelijk danke, en haar geluk wenfche,<br />

dat zij zulken gemaal gekozen heeft, die hare gantfche<br />

waarde kent. Gij zijt ten miniten in één opzicht gelukkig,<br />

en hebt bij gevolg geen' reden, om over uw<br />

aanwezen op de waereld berouw te gevoelen.<br />

Zo dra mij een natuurlijk kwaad treft, zal ik u den<br />

laatften brief fchrijven, en ophouden te zijn, wanneer<br />

ik. niets meer lijden wil. Gij moet , om uwe kin<strong>der</strong>en^blijven<br />

leven, zo lang gij kunt. M dit geval alleen<br />

beklaag ik u, wanneer u een <strong>der</strong>gelijk onheil treft.'<br />

Zijt voorts voor mij niet bekommerd: ik heb hec<br />

horologe nog, dat gij mij gefchonkeu hebt, en nog 6<br />

louis d'or in mijn' beurs, die ik aan den fnij<strong>der</strong> voor<br />

een nieuw kleed betalen moet ; en mijne voeten dragen


422 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

gen mij nog even zo ligt, als voor 30 jaren,toen wij<br />

door Polen wandelden. Waren wij toenmaals niet vergenoeg<strong>der</strong><br />

, dan menig Vorst, die in zijn' prachtïgen<br />

wagen, op zijn gemak, zijne ongelukkige landen doorvaart<br />

?<br />

Ik laat u het Journal <strong>van</strong> deze won<strong>der</strong>bare reize,<br />

dat ik bewaard heb, om u aan voorvallen te erinneneren,<br />

die in uwe Leyensgefchiedenis een' plaats verdienen.<br />

Leef gezond, en verwij<strong>der</strong> u, zo veel mogelijk is,<br />

<strong>van</strong> het Hof en <strong>van</strong> openbare bezigheden, waar uwe<br />

onverfchrokken' waarheidslievde u buiten twijfel nieuwe<br />

tegenfpoeden veroirzaken zou. Vlied uit Aken als<br />

gij kunt. De monniken zijn op u vergrimd. Een<br />

vroom booswigt en een vijand <strong>van</strong> de deugd vindt<br />

overal gelegenheid, om u te benadelen, en zal overal,<br />

uwe rust weten te doren, die gij on<strong>der</strong>tusfchen volkomen<br />

verdiend, en in uwen ou<strong>der</strong>dom zeer nodig hebt.<br />

God beware u voor de werking <strong>van</strong> hun ad<strong>der</strong>en gift.<br />

Ik beef daarom alleen voor u, om dat ik uwen moed<br />

kenne.<br />

Denk gij in alle gevallen op uwe huislijke plichten<br />

, en werk min<strong>der</strong> ten diende <strong>van</strong> de ondankbare<br />

waereld. Zij wil bedrogen zijn. Eu , of fchoon wij<br />

verlicht zijn, en edel denken, zo is in dit geval zwijgen ,<br />

zuchten, en alles met wijsheid genieten, het beste deel,<br />

dat men hier beneden kiezen kan. Kunt gij dezen getrouwen<br />

raad volgen , dan ontbreekt u niets voor de<br />

rast <strong>van</strong> uwe ziel. Maar kies Weenen niet tot uw'<br />

haven. Daar loeren zij , die uwe goe<strong>der</strong>en geroovd<br />

hebben , op u , terwijl zij zich in het bezit <strong>van</strong> hun<br />

onregtmatig eigendom pogen te bevestigen ; daar laat<br />

de Keizerin zich door Priesters ieiaen, en <strong>van</strong> dezen<br />

hebt


ALEXANDER VAN SCHELL.<br />

S43<br />

hebt gij voorzeker niets als verachting en vervolging te<br />

wachten.<br />

Eigen on<strong>der</strong>vinding kan u gemakkelijk, uit het voor-<br />

Iedene tot het toekomftige leren befluicen. Zoek gij<br />

niets meer <strong>van</strong> ondankbare Vorsten, en waag u zeiven<br />

ook niet meer uit eerzucht. Ik hulle mij in mijne eigene<br />

deugd in (g) zij uw zinfpreuk.<br />

Het Eindelijk<br />

zegepraalt toch de goede zaak is alleen maar voor hun<br />

een troost, die werkelijk ongelukkig zijn.<br />

Het grootfte gedeelte <strong>van</strong> ons leven is verlopen;<br />

wij zullen beiden wel dra ophouden te zijn; wij kennen<br />

den dood; en zullen hem bij gevolg lachende te<br />

gemoete gaan. Maar tot dat ik hem opzoeken zal,<br />

ben ik voor u, wat ik altijd was, en op ie<strong>der</strong>en wenk<br />

bereid , gelijk met hem te fterven , die u beledigd<br />

heeft, of uwe oogmerken zoekt te verijdelen.<br />

Met de heiligde verzekering, dat ik tot den laatften<br />

adem mijns levens de uwe ben, verwij<strong>der</strong>t zich heden<br />

<strong>van</strong> uwen liev<strong>der</strong>ijkften omgang, vol aandoening,maar<br />

uit noodzakelijkheid,<br />

Uw<br />

ALEXANDER VAN SCHELL.<br />

(g) HOKAT. Carm. III, 29, 49;<br />

Fortuna faevo lata negotie, et<br />

Ludum infolentem lu<strong>der</strong>e pertinax<br />

Trammutat incertos honores,<br />

Nunc mihi, nunc alii benigna.<br />

• Laudo manentem. Si celeres quatit<br />

Pennas; reftgno qua dedit, & mea<br />

Virtute me involra, probamque<br />

Pauperitm Jine dote quur»,<br />

Men


^/jfen kan nagaan, wat ik bij bet doorlezen <strong>van</strong> zuilen<br />

affcheidsbrief gevoelde, vooral, daar ik geen middel<br />

zag, om zelvs maar enig reisgeld aan mijn' vriend<br />

te geven. Weinige dagen na dit voorval, moest ik<br />

een' reis na Weenen doen. ik kwam te Frankfurt,<br />

en ontmoette toevallig den eerlijken SCHELL op ftraar»;<br />

Hij wachtte aldaar op. berigt <strong>van</strong> zijne ou<strong>der</strong>en; wij<br />

bleven nog twee dagen bij eikan<strong>der</strong>en, en gene drangredenen<br />

waren in ftaat, om hem <strong>van</strong> zijn voornemen<br />

af te trekken. Met veel tegenftand nam hij eindelijk<br />

ao louis d'or <strong>van</strong> mij aan, om gemakkelijker na huis-<br />

Te kunnen reizen. Wij namen affcheid, het laaide affcheid,<br />

en een ie<strong>der</strong> volgde zijne beftemming.<br />

Omtrent drie weken na deze ontmoeting, kreeg ik<br />

in Weenen den volgenden brief <strong>van</strong> hem:<br />

VRIEND!


V R I E N D !<br />

J. oen wij in Frankfurt waren,hebt gij mij gedwongen<br />

, 20 louis d'or <strong>van</strong> u aan te nemen, die aan uwe<br />

kin<strong>der</strong>en ontroovd zijn, en u ontwijfelbaar nieuwe<br />

zorgen veroirzaken zullen. Maar, brave man! hoe<br />

zeer wenschte ik, dat gij, tot beloning uwer weldadigheid,<br />

ook deel kondt hebben aan die gewaarwordingen,<br />

die door deze louis d'or veroirzaakt zijn; en dat<br />

gij tevens den zegen in het volkomenst géwigt genieten<br />

kondt, die aan u een tweeëntagtigjarige grijzaart,<br />

benevens zijn behoeftig gezin, net ten hemel (barende<br />

ogen, toewenschten, toen de verloren zoon SCHELL<br />

in een' bemoste boerenhut onverwacht intradt, en de<br />

vreugde beleevde, om ongelukkige ou<strong>der</strong>s te verkwikken.<br />

Lievfte TRENCK'. Hoe gaarne zou u de welfprekendheid<br />

<strong>van</strong> mijn' ve<strong>der</strong> dit toneel zoo levendig<br />

fchil<strong>der</strong>en, als het ie<strong>der</strong>en edeldenkenden aanfchouwer<br />

geroerd heeft. Reeds ze<strong>der</strong>d 24 jaren, kregen mijne<br />

ou<strong>der</strong>s volftrekt geen' tijding <strong>van</strong> mij. Zij hielden mij<br />

voor dood. Ik wist dat gij door procesfen, door<br />

Rijks-hofraden u aangedaan , arm gemaakt , gebrek<br />

leedt, en ik wilde u dus door gene treurige narigten<br />

ontrusten. Mijn va<strong>der</strong> hadt mij uit zijn hart verbannen,<br />

om dat ik den Pruisfifchen dienst zoo ligtzinnig<br />

verlaten hadt, en mijn naam te Glatz aan de galg hing.<br />

Mijne moe<strong>der</strong> hadt mij beweend , maar de treurige<br />

omftandigheid <strong>van</strong> hare overige kin<strong>der</strong>en verhin<strong>der</strong>de<br />

haar thands aan hem te denken, wien zij voormaals<br />

III. DEEL. P al»


226 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

als den fteun <strong>van</strong> haren ou<strong>der</strong>dom en haar huis hadt<br />

kunnen bèfchouwen, dewijl zij mijne grote talenten<br />

door zulk een on<strong>der</strong>wijs on<strong>der</strong>fteunde, dat zij daar<br />

<strong>van</strong> ook lijpe vruchten verwachten kon. Mijne oudlte<br />

zuster vond ik te huis door ene beroerte verlamd; zij<br />

hadt reeds twaalf jaren bedlegerig geweest, en leedt<br />

thands met hare ou<strong>der</strong>s honger. De jongde hadt haar<br />

verftand verloren , en moest zomwijlen gebonden worden.<br />

Mjjn oudite broe<strong>der</strong>, die zich door zijn' dienstijver<br />

tot den rang <strong>van</strong> Major in den Pruisfifchen dienst<br />

bevor<strong>der</strong>d hadt, werdt wegens de overrompeling <strong>van</strong><br />

Glatz gecasfeerd, en dient thands als Corporaal on<strong>der</strong><br />

een' an<strong>der</strong>en naam in Denemarken. Mijn oude eerlijke<br />

va<strong>der</strong> zat in lompen gekleed, waterzuchtig, op<br />

een' ouden leuningftoel; en mijne zeventigjarige moe<strong>der</strong><br />

was dienstmaagd, kranken-oppasfter, en verzorg.<br />

Her <strong>van</strong> het gantfche hu ; s. Juist toen ik aankwam<br />

5<br />

hadden zij allen te zamen reeds ze<strong>der</strong>d ettelijke dagen<br />

droog brood gegeten, dewijl de maand ten einde liep.<br />

Want dezelvde Vorst, die hun door procesfen arm<br />

gemaakt hadt, gaf hun een elendig on<strong>der</strong>houd <strong>van</strong> 9<br />

guldens maandelijks, waar voor zij nog met den diepften<br />

eerbied moesten bedanken , en zitterende beloven,<br />

dat zij voor hem bidden zouden. Zij hadden gebrek<br />

aan hout: de halfnaakte oude lieden zaten daar, met<br />

lompen bedekt, om zich te verwarmen, en np hetzelvde<br />

ogenblik, waar op zij <strong>van</strong> hunnen verlorenen<br />

zoon fprakeh, en eikan<strong>der</strong>en tot ftandvastigheid in het<br />

lijden aar moedig<strong>der</strong> , trad ik in de hut, maakte mij<br />

bekend, en brsgt hulp.<br />

Gp ! hoe feil :<strong>der</strong> ik u dit toneel met natuurlijke<br />

verwen! ... Ik zag de' elende. Alles verdomde.<br />

Ter-


XII.<br />

Is dit g-eltl <strong>van</strong> WL? nmijinL zoon. S<br />

Ja, mmoeiler! — U. ^-J.


ALEXANDER VAN SCHELL. 2*7<br />

Terftond wierp ik mijne louis d'or op tafel. . . Mijne<br />

moe<strong>der</strong> vroeg:<br />

,, Is dit geld <strong>van</strong> u? mijn zoon! . . . ."<br />

„ Ja, moe<strong>der</strong>! bet komt mij eerlijk toe, en ik breng<br />

,, het u, om u te laven. . ."<br />

Verwon<strong>der</strong>ing en blijdfchap verfpreidden zich in onze<br />

gzeichtstrekken.... De oude grijzaart weende va<strong>der</strong>lijke<br />

tranen; en mijne moe<strong>der</strong> zuchtte aan mijn' hals. De lamme<br />

zuster vroeg,om nu eens een' goeden maaltijd te hebben,<br />

om zich te verkwikken; en mijne onwijze zuster<br />

maakte capriolen, zon<strong>der</strong> te weten, waarom? Na dat wij<br />

ons <strong>van</strong> de eerfte bedwelming herhaald , en ik alles<br />

aan hun gezegd had, wat zij <strong>van</strong> mij weten moesten,<br />

gingen wij aan het koken en braden. Wij zaten aan<br />

tafel, en ik genoot de vreugde, mijn waardfte vriend!<br />

dat ik met uw geld mijne hongerige ou<strong>der</strong>en nog aan<br />

den rand des grafs laven , en hunnen voormaligen<br />

vloek over mij in zegen en lievde veran<strong>der</strong>en kon.<br />

Aan u alleen heb ik dezen vrolijkften dag <strong>van</strong> mijn<br />

leven te danken: want, indien ik zon<strong>der</strong> geld gebleven<br />

was, dan was ik niet na huis gegaan; en, wanneer<br />

ik dit toneel niet beleevd had, dan zou ik met<br />

vermaak, en onverfchilligheid omtrent mij zeiven, geftorven<br />

zijn. . . Maar nu weet ik eerst, waarom ik<br />

nog moet blijven leven. Ik wil mijne ou<strong>der</strong>s voeden:<br />

zij hebben mijne hulp nodig. Ik ijle na Alexandrië;<br />

daar heb ik gelegenheid om zoo veel te verdienen, als<br />

voor hunne behoevten , en gemak vereischt wordt.<br />

En <strong>van</strong> nu af aan, zal ik eerst vergenoegd beginnen<br />

te leven.<br />

Ik fchrijf u niet, waar ik deze ongelukkige familie<br />

vond. Gij mogt mij an<strong>der</strong>s ftoren in het genoegen,<br />

<strong>van</strong> alken voor hun te werken. Ik ken uw weldadig<br />

P 3<br />

hart,


S2.8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

hart, en gij hebt niets overig, om te geven. Eerst<br />

dan, wanneer ik den dood voel na<strong>der</strong>en, of mij zeiven<br />

buiten ftaat bevinde, dan zal ik u doen weten,<br />

waar mijne ou<strong>der</strong>s wonen, en dan kunt gij in mijne<br />

plaats treden, en mij gerust de ogen doen (Tuiten.<br />

Negen dagen bleef ik te huis, en drie louis d'or werden<br />

aan vrolijke maaltijden geheel verteerd. Vijftien<br />

an<strong>der</strong>en,en mijn zakhorologe liet ik gisteren op de tafel<br />

liggen , en ging heimelijk, met achterlating <strong>van</strong><br />

een' brief, op dezelvde wijze <strong>van</strong> hun weg, als ik<br />

<strong>van</strong> u en uit Aken deed, om min<strong>der</strong> gevoel <strong>van</strong> het<br />

affcheid te hebben , en min<strong>der</strong> het gevoel <strong>van</strong> na het<br />

graf bévende grijzaarts in beweging te brengen.<br />

Ik ijle nu te voet na Alexandrië, voorzeker moediger,<br />

dan ALFXANDER met zijn zegepralend leger na<br />

Babyion. Noit zijn twintig louis d'or zoo heilzaam ,<br />

EOO vruchtbaar befteed geworden, als die, welke gij<br />

mij in Frankfurt gefchonken hebt. Ik heb nu maar<br />

één doel, om bet welk te bereiken ik leven zal: en<br />

Alexandrië is de plaats, waar ik op allerhande wijzen<br />

, door mijne werkzaamheid en talenten, zoo veel<br />

verdienen kan, als ik voor de mijnen nodig heb, die<br />

geleerd hebben, zich met weinig te vergenoegen. Nu<br />

eerst zal ik het geld leren achten, waar door men zoo<br />

veel kalmte en genoegen voor zich zeiven bewerken<br />

en aan an<strong>der</strong>en veroirzaken kan.<br />

Leef gezond, waardfte vriend! komt gij nog eens<br />

in uw Va<strong>der</strong>land te rug, waar uit gij zoo lang verbannen<br />

zijt, dan wenscb ik u vele rijkdommen, om<br />

uwe bloedvrienden gelukkig te maken; en, wanneer<br />

gij dan de kin<strong>der</strong>en <strong>van</strong> WALDOW weldaden bewijzen<br />

kunt,, denk dan aan die woorden te rug, die ik u in<br />

het woud bij Hammer zeide, toen gij u aan een' onge-


ALEXAÏJDER VAN SCHELL. 249<br />

gevoeligen , en misfchien alleen maar vreesachligen,<br />

zwager wreken wilde* (fi). God late u deze reine<br />

vreugde ook nog beleven! Ik zie voor u nog helde,<br />

re uitzichten te gemoet, en ik verëre uwe weldadige<br />

ziele. Vergeet gij mij nier. Alleen dan, wanneer ik<br />

iets nodig heb, zal ik aan u fchrijven. Geef gij mij maar<br />

alle jaren berigt, en vooral, wanneer u iets goeds bejegent.<br />

Gij zult onvergenoegd zijn, dat ik de woonplaats<br />

<strong>van</strong> mijne ou<strong>der</strong>en verberge. Hoe gezwind<br />

zoudt gij 'er met uwe hulp bij zijn! maar juist daarom<br />

zult gij 'er niets <strong>van</strong> weten : ik wil dit genoegen<br />

alleen genieten.<br />

Dezen brief krijgt gij uit Ulm. Ik fchrijf u reeds<br />

in Zwaben, en een vriend zal denzelven voor mij op<br />

den post doen. Uwe deugd befcherme u voor alle<br />

nog mogelijke we<strong>der</strong>waardigheden! En God, of de<br />

waereld, belone u! Ik leef en fterve als<br />

Uwe<br />

Dankbare en voorzeker getrouwfle vriend,<br />

ALEXANDER VAN SCHELL, »<br />

(fi) I Deel, bladz. na.<br />

Secretaire du regiment de<br />

SOUTER Suiffès, au fervice<br />

du Roi de Sardaigne , h<br />

Alexandrië.<br />

H<br />

Na


J^Ja dezen brief kreeg ik nog twee an<strong>der</strong>en <strong>van</strong> hetzelvde<br />

zoort. In den laatften meldde hij mij, dat ene<br />

oude vrouw hem omtrent 150 ducaten in haar testament<br />

vermaakt hadt. Zijne vreugde was onbefchrijvlijk,<br />

dewijl hij dat geld aan zijne nog levende ou<strong>der</strong>en<br />

mededelen kon. . . Maar deze brieven heb ik verloren<br />

, en <strong>der</strong>zelver plaatzing zou ook déze Levensgefchiedenis<br />

al te wijdlopig maken.<br />

Na een ftilzwijgen <strong>van</strong> twee jaren , kreeg ik in het<br />

jaar 1780 den volgenden brief:<br />

DB


DE STERVENDE SCHELL AAN ZIJN' VRIEND TRENCK.<br />

Wanneer gij desen brief krijgt, dan zal ik niet<br />

meer zijn. Mijn levensuur is afgelopen. Geen mensch,<br />

waardfte vriend! ftierf en verliet de waereld geruster,<br />

dan ik dezelve binnen weinige ogenblikken verlaten<br />

zal, na dat ik u hier mede nog, met mijne gantfche<br />

tegenwoordigheid <strong>van</strong> geest, het laatfte en warmfte<br />

| offer <strong>van</strong> mijne dankbaarheid gebragt zal hebben.<br />

Mijne laatfte levensjaren waren volkomen gelukkig.<br />

I Mijn familienaam SCHELL was bijna mijn geheugen<br />

ontvallen, dewijl ik reeds ze<strong>der</strong>d veertig jaren LESCH<br />

heet, en den titul <strong>van</strong> Heer <strong>van</strong> • . benevens vele nog<br />

grotere afleggen , en zon<strong>der</strong> enig naberouw ontberen kon.<br />

Ik heb u in welltand gezien, mijn vriend* en laat<br />

u als een' echten wijsgeer achter. Voor twee jaren<br />

zijn mijne beide ou<strong>der</strong>s geftorven, na dat ik het geluk<br />

genoten had <strong>van</strong> hun , nog in hunne laatfte dagen,<br />

niet alleen het nodige, maar zelvs overvloed te verfchafFen.<br />

Mijne kranke zuster ftierf voor zes weken;<br />

en de zinneloze heeft niets nodig, zij leevt in het<br />

gekkenhuis vergenoegd, en geloovt, dat zij de heilige<br />

REBECCA<br />

is.<br />

Mijne vriendin, die mijn hart bezat, is aan een'<br />

jong man gehuwd; zij is bemind, en, daar ik <strong>van</strong><br />

den nijd een affchuw heb, ben ik ook voor ijverzucht<br />

onvatbaar.<br />

Maar nu folteren mij graveel-koüjk en uittering ,<br />

die mij reeds in een levendig geraamte veran<strong>der</strong>d hebben.<br />

De gewisfe tekenen <strong>van</strong> mijne na<strong>der</strong>ende ont-<br />

P 4 ' bin.


LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

binding heeft mijn artz bemerkt; ik zelf voel dezelven;<br />

en binnen kort zal mijn lijden ophouden.<br />

Gij weet, wat ik ten dien einde ze<strong>der</strong>d vele jaren<br />

bij mij drage —— het zekerde hulpmiddel voor den<br />

wijsgeer, die geen' artz zoekt, om lang gefolterd te<br />

worden.<br />

Daar ik nu niets meer te hopen of te verliezen heb,<br />

zoo zijn deze de laatfte regels <strong>van</strong> uwen ouden, beproevden,<br />

eerlijken vriend. Mijne ftervende ziel leevt<br />

nog in u, ik adem haar wel dra <strong>van</strong> mij, en dan weet<br />

ik ook niet meer, dat ik u nog te rug liet. Mijne<br />

laatfte gedachten zijn voor u in deze regels geweven,<br />

en zullen met mijne opgeloste beftanddelen, even als<br />

mijne gedachtenis, vervliegen. Volg gij mij zoo laat<br />

als gij kunt, lieve vriend!<br />

Onverfchillig ben ik omtrent mijn' roem, en de verering<br />

<strong>der</strong> nakomelingfchap. Ik fterf onbekend, en mijn<br />

naam ftervt met mij, Wacht u voor zulke lotgevallen,<br />

als gij in Glatz, en uw neef op den Speelberg<br />

doorgeftaan heeft. 'Er leevt geen SCHELL meer<br />

voor u. Ik laat geen' vriend na, die uwe hulp<br />

nodig zou hebben, en dien ik u zou moeten aanbevelen.<br />

' . - Neen, mijn vriend! ik ben volftrekt niets<br />

meer voor u; en het gevoel <strong>van</strong> uw hart over mijn<br />

verfcheiden zou mij dan maar alleen krenken, wanneer<br />

ik het nog mede gevoelen kon, ——— Lach gij dus<br />

nog eens over dén in de daad zeldzamen aftocht <strong>van</strong><br />

den gekken SCHELL, die midden in zijne treurfpelen,<br />

als een arlequin die mede-lacht, op het toneel tradt,<br />

en die hetzelve nog heden lachende verlaten zal, daar<br />

het fcherm voor ewig voor hem toevalt.<br />

De llaap bemeestert zich reeds <strong>van</strong> mijn gantfche ge»<br />

voelvermogen; mijne ogen willen zich fluiten; de geest<br />

wil


ALEXANDER VAN SCHELL. 233<br />

wil den wellust <strong>der</strong> rust genieten. . . Wel dra zal ik<br />

flapen, zon<strong>der</strong> droomgezichten flapen, om noit we<strong>der</strong><br />

te ontwaken, en noit we<strong>der</strong> wakend te dromen.<br />

Sluit gij uwe ogen zoo vergenoegd, als ik, mijn lieve,<br />

nog wakende TRENCK! rvfijne rol is gefpeeld;<br />

klap gij mij goedkeuring toe! alle an<strong>der</strong>e aanfchou'<br />

vvers <strong>van</strong> ons waereldtoneel mogen fluiten of klappen,<br />

ik maak geen da capo meer, en mijn' laatfte gedachte<br />

is nog lievde en dankbaarheid en wenfehen voor uwen<br />

welvaart. . . .<br />

Zoo ftervt<br />

AtEXANDKR, voormaals VAN SCHELL,<br />

24 Maj i 77<br />

G.<br />

n u t M C H > i n A<br />

i<br />

e X i m d r i ë ><br />

P 5<br />

Dit


J~)it was mijn laat [te narigt <strong>van</strong> dezen zeer bijzoneieren<br />

man. Ik fchreef aan het regiment, en kreeg ten<br />

andwoord, dat men hem den aöften Maj dood in zijn<br />

bed gevonden hadt,en bij hem uitmuntende affcheidsbrieven<br />

aan zijn' Overften, en aan zijne vrienden, die<br />

hem allen als een' algemeen beminden man hartelijk<br />

betreurden. Zijné Kapitain bezat ene verzameling <strong>van</strong><br />

zijre minnelie<strong>der</strong>en en fatyren, in het Iraliaansch, die<br />

misfchien eens on<strong>der</strong> een' an<strong>der</strong>en naam verfchijnen,<br />

en aan een' onkundigen de eer, die den Schrijver toekomt,<br />

geven zullen (/')•<br />

(/) Men heeft reeds enige Hukken, die op den naam <strong>van</strong><br />

SCHELL zijn uitgegeven, in het Fransch en in het Hoogdnitsch,<br />

on<strong>der</strong> de volgende tituls : Lettres & a<strong>van</strong>tures<br />

^'ALEXA\DRE DE SCHELL , fuivics de fon Teftament, 6jf de<br />

quelques traductions de fes Ouvrages ;\ Paris, chez le Roij,<br />

1780, 2 vol. §vo: en A VON SCHELL SSdefe unb S?e


LEVENSGESCHIEDENIS VAN ALEXANDER VAN SCHELL. 235<br />

Hij ruste in vrede, de eerlijke man! Aan mij heeft<br />

hij een beter lot verdiend; en voor het overige heeft<br />

hij<br />

Schrivten niet alleen, maar ook over het charafter <strong>van</strong> SCHELL<br />

zeer goede aanmerkingen vindt:<br />

„ De zuivere en "levendige ffijl , die in deze vertaling<br />

„ heerscht, moet ontwijfelbaar aan de brieven <strong>van</strong> ALEXAN-<br />

„ DER VAN SCHELL ene plaats bezorgen on<strong>der</strong> die boeken,<br />

„ die een man <strong>van</strong> fmaak in zijne verzameling poogt te ver-<br />

„ énigen. Ie<strong>der</strong> denkend wezen, ie<strong>der</strong> wezen, dat begaavd<br />

„ is met de geringde vonken <strong>van</strong> genie, zal zuchten, wan-<br />

,, neer hij ziet, dat een SCHELL, die voorzien was met talen-<br />

„ ten , welke hem een* aanzienlijken rang on<strong>der</strong> zijne be-<br />

„ roemdfte tijdgenoten hadden kunnen doen verwerven, inte-<br />

„ gendeel het flagtoffer wordt <strong>van</strong> een' oneindigen reeks <strong>van</strong><br />

„ buitenfporigheden en ongelukken, waar aan hij misfchien<br />

„ nimmer zou zijn on<strong>der</strong>worpen geweest, indien hij ene op-<br />

„ voeding gekregen hadt, die beter met zijn' aart overéén-<br />

„ flemde. Men erkent in hem een' man , die belang wekt,<br />

„ en in zommige opzichten beminnelijk is, dan zelvs, wan-<br />

„ neer men in hem den Vrijgeest befchouwt, en den man,<br />

„ die onverfchillig is omtrent zijne eer. In één woord,deze<br />

,, SCHELL, wiens hart zoo braaf is, als zijn degen; deze<br />

„ SCHELL, een vriend, zoo als 'er weinigen zijn;deze SCHELL,<br />

„ die in zommige gevallen een zedenmeester is, leert in an-<br />

„ <strong>der</strong>e opzichten de godloosheid en het atheïsmus; en alle<br />

„ zijne deugden, en zijne loflijke eigenfchappen bewaren hem<br />

„ niet, <strong>van</strong> zich ten laatften over te geven aan een einde,<br />

„ dat een ie<strong>der</strong> moet ergeren, die in zijn hart het geringde<br />

,, grondbeginzel <strong>van</strong> een' zuiveren Godsdienst bezit ; hij<br />

„ ffervt, als een Atheïst, als een waar godloze. Eindelijk<br />

„ deze SCHELL, die, in zommige tijdperken <strong>van</strong> zijn leven,<br />

„ verdiende vergeleken te worden met een fchepzel , ge-<br />

„ vormd ca het beeld <strong>van</strong> God, en gcregtigd, om eens een<br />

„ nieuw


236 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

hij door de zwakheden zijner jeugd niemand bena.<br />

deeld, als zich zeiven.<br />

Jongeling, die zijne gefchiedenis leest, beef voor<br />

de eerde flappen <strong>der</strong> losheid , onbedachtzaamheid en<br />

overijling! Spiegel u aan zulke ijzelijke voorbeelden,<br />

en leer in tijds de waarde <strong>van</strong> het geld kennen, eer<br />

u gebrek aan hetzelve, en de drift na dierlijke genoegens<br />

in omltandigheden en behoevtens brenge, waar<br />

uit men zich eindelijk alleen door lage daden zoekt te<br />

redden. De valftrik ftaat ook voor u open, waar in<br />

SCHELL door zijne fchuld viel, en waar uit hij zich<br />

zelvs in zijn' zestigjarigen ou<strong>der</strong>dom niet meer redden<br />

kon. Het ontbrak hem noch aan verftand, noch aan<br />

de best'e aanlage, maar alleen aan het regte gebruik<br />

zijner vermogens. Beproef nu u zeiven, wat gij te<br />

betrachten hebt en behoevt, om <strong>der</strong>gelijke gevaren bij<br />

tijds te ontwijken.<br />

Vergeefsch heb ik deze bladen niet gefchreven, dewijl<br />

SCHELL'S gebreken en zijn lot ulieden <strong>van</strong> losheid<br />

affchrikken kan. Dit was het eigenlijk oogmerk, waarom<br />

ik zijne gefchiedenis bij de mijne voeg. Hij heeft<br />

voor zijne afwijkingen <strong>van</strong> het fpoor <strong>der</strong> deugd geboet;<br />

en roept aan de levende waereld uit zijn graf<br />

toe: „ Leert, broe<strong>der</strong>s! door het voorbeeld <strong>van</strong> een'<br />

an<strong>der</strong>en wijs worden ! "<br />

„ nieuw en gelukkiger aanwezen te verwschten, maakt zich,<br />

„ met opzet, en met de zwartfte ondankbaarheid jegens zijn'<br />

„ Schepper, gelijk aan een redenloos dier, dat gene reken-<br />

„ fchap verfchuldigd is aan het Opperwezen. Deze aanmer-<br />

„ kiug zal misfchien niet onverfcliillig zijn aan den lezer,<br />

„ die an<strong>der</strong>s den Eoekbeoordelaar zou kunnen berispen, <strong>van</strong><br />

„ di: werk goedgekeurd te hebben, enz."<br />

Ik


ALEXANDER V A N SCHELL. 237<br />

Ik dank hem in zijn graf nog min<strong>der</strong> voor de redding<br />

uit mijne ge<strong>van</strong>genis, dan daar voor, dat ik <strong>van</strong><br />

hem geleerd heb, mij voor uitfporigheden te wachten,<br />

en even daarom geniet ik thands kalmte in mijn'<br />

ou<strong>der</strong>dom. Zijn naam worde verewigd in mijne Levensgefchiedenis,<br />

en God belone den man, die in de<br />

daad een weldadig hart en ene edele ziel bezat, en<br />

die, in gunftiger' omftandigheden geplaatst zijnde,ene<br />

geheel an<strong>der</strong>e rol gefpeeld, en zijne uitftekende talenten<br />

met meer nut voor zich zeiven, en werkzamer<br />

voorde waereld, befteed zou hebben !... Hij is dood...<br />

Zijn lijden is doorgedaan. .. En ik fluit dit verhaal<br />

met de volgende regelen'uit mijne bekende zinnebeelden<br />

:<br />

Het hongerig vliegjen wordt kundig bedrogen,<br />

Het heeft met de zuiker het gift ingezogen:<br />

Zoo fmaakt ons de wellust ook lieflijk en zoet,<br />

Maar, als haar vergift zich verfpreidt door ons bloed,<br />

Dan roept men: „ Ach broe<strong>der</strong>s! dat wufte genoegen,<br />

„ Doet nu onze boezems reeds pijnelijk zwoegen:<br />

„ Ach! vliedt die begeerte, die, driftig gelescht,<br />

,, De rust en de kalmte <strong>van</strong> 't leven verpest." ..<br />

Maar vruchtloos! de jonkheid wil fmaken en voelen,<br />

Al ziet zij het gift door uwe a<strong>der</strong>en woelen:<br />

Haar blakende hartstocht, die bruifchende ziedt,<br />

Bedaart door een' wolke <strong>van</strong> voorbeeld«n niet.


B E D E<br />

OM VERGIFFENIS AAN ,<br />

EN<br />

EERLIJKVERKLARING<br />

VAN DIE GENEN, ALLEN ZOO WEL ALS ENEN , EN<br />

/<br />

ENEN ZOO WEL ALS ALLEN , WELKEN IK IN<br />

MIJNE SCHRIVTEN HIER OF DAAR<br />

BELEDIGD<br />

MOGT<br />

HEBBEN.<br />

Si tacuifes, philofophus manfifes.


B E D E<br />

OM VERGIFFENIS AAN, EN<br />

E E R L I J K V E R K L A R I N G<br />

VAN DIE GENEN ,<br />

ALLEN ZOO WEL ALS ENEN, EN<br />

ENEN ZOO WEL ALS ALLEN ,<br />

WELKEN IK IN<br />

MIJNE SCHRIVTEN HIER OF DAAR BELEDIGD<br />

MOGT HEBBEN.<br />

Si tacuiffes, philofophus manjijfes.<br />

V O O R B E R I G T .<br />

I~Ïet is niet de vrees, dat ik aan boosaartige menfehen<br />

nog langer mishagen zal; het is niet het gevaar<br />

<strong>van</strong> door fpelers, monniken, pedanten, of door hofcabalisten<br />

en kleine fchurkjens vervolgd te worden;<br />

het is niet de beangstheid voor het (teken <strong>der</strong> wespen,<br />

wanneer ik ver<strong>der</strong> hunne nesten mogt pogen te<br />

verftoren; het is nog veel min<strong>der</strong> de fchrik voor de<br />

nageboorten <strong>der</strong> Kritiek <strong>van</strong> langgerekte Bucentauren,<br />

III. DEEL. Q<br />

W £j,


242 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

welke veroirzaakt, dat ik hier openlijk om vergiffenis<br />

verzoeke, en reparatie <strong>van</strong> eer geve.<br />

Ik heb ernttiger oogmerken. Ik wil mijne fatynfche<br />

ve<strong>der</strong> laten rusten, en, in de tevredenheid ener nnafhanglijke<br />

rust, meer genieten, dan ik tot dus verre<br />

genoten heb. Ik wil de twisten en procesfen, waar<br />

in de vijanden <strong>der</strong> waarheid en <strong>der</strong> deugd mij wikkelden,<br />

roemrijk, en met enen nu reeds bevochten'<br />

zegen eindigen; hier door zal ik wel aan de liefhebbers<br />

mijner Schrivten min<strong>der</strong> ftof tot lachen geven,<br />

maar ik zal 'er mij zeiven een aangenamer leven door<br />

bezorgen, terwijl ik niet meer alléén mij tegen allen,<br />

of althands tegen den grootften hoop verzetten zal.<br />

Ik geloof, dat ik, zoo wel voor de denkende waereld<br />

, als voor mij zeiven, reeds genoeg gefchreven<br />

heb. Het is mij eer genoeg, dat ik, niet tegenstaande<br />

alle mijne hin<strong>der</strong>nislën, hier nevens nog het laatfte<br />

Deel <strong>van</strong> mijnen arbeid aan menfehenvrienden leveren<br />

kan. Het is mij eer genoeg, zegge ik, dat tot dus<br />

verre nog alle echte menfehenvrienden, goede burgers<br />

<strong>van</strong> den Staat, ware Christenen, en eerlijke lieden<br />

mijne vrienden en begunftigers gebleven zijn. Had ik<br />

alléén maar het kleinfle gedeelte <strong>van</strong> het menschdom<br />

beledigd, had ik alleen maar verttandige en deugdzame<br />

lieden vertoornd; o! dan zou de zwerm <strong>van</strong> mijne<br />

vijanden voorzeker noch zoo groot noch zoo magtig,<br />

althands zeker zoo boos en onverzoenlijk niet<br />

zijn, als die, welke nog heden tegen mij woedt,zon<strong>der</strong><br />

mij evenwel één ogenblik te krenken of onrustig<br />

te maken.<br />

Ik tuimel in de daad duizelend te rug, wanneer ik<br />

den afgrond befchouw, waar in mijne roekeloosheid ,<br />

/<br />

of


EN EE RLIJKVERKL ARING ENZ. 343<br />

of liever mijne onverfchrokkene opregtheid mij hadt<br />

kunnen horten. De degens en dolken <strong>van</strong> alle fpe-<br />

Iers en bedriegers, <strong>van</strong> alle dag. en brood-dieven waren<br />

wezenlijk tegen mij getrokken; vele monniken<br />

<strong>van</strong> Aken waren bereid, om mijne RAVAILLACS (a)<br />

i<br />

CLEMENTEN (è), en MALAGRiOEN (c) te zijn; de<br />

Rid-<br />

(a) FRiNfois RAVAILLAC , de beruchte moordenaar, die*<br />

den i4den Maj des jaars 1610, Koning HENDRIK IV <strong>van</strong><br />

Frankrijk, in zijn karos, op de openbare flraten te Parijs,<br />

met een mes doorflak. Hij was een Regtsgeleerde : een<br />

groot vijand <strong>der</strong> Hugenoten, en hij fchijnt in den waan geweest<br />

te zijn, dat HENDRIK IV niet alleen dezen begunftigde<br />

maar ook befloten hadt, aan den Paus den oorlog aan té<br />

doen: v. MEZERAIJ, Hifi. de France, T. III, p. I2pi,i 2.<br />

a 0<br />

(£) TACOBUS CLEMEUS, een Dominicaan en gewijd Priester<br />

was de moordenaar <strong>van</strong> HENDRIK III, Koning <strong>van</strong> Frankrijk!<br />

Hij hadt zeer weinig itudie,maar in tegendeel een los en ongebonden<br />

leven, en een temperament, dat gefchikt was, om<br />

hem tot de verwoedde on<strong>der</strong>nemingen aan te fporen. Daar<br />

HENDRIK III in dien tijd door de aanhangers <strong>van</strong> de ligue een<br />

tyran, afvallige, en vervolger <strong>der</strong> regtzinnige genaamd werdt,<br />

meende CLEMENS,<br />

dat hij een heldendaad zou verrigten, iadien<br />

hij den Vorst <strong>van</strong> het leven beroovde, waar toe hem<br />

volgens zommigen, vooral zijn Prior aanzettede , die hem'<br />

in geval hij het ontkwam, een' Kardinaals hoed, maar, in!<br />

dien hij gevat werdt, de martelaarskroon beloovde. Hij'volvoerde<br />

dezen moord, op den eerden Augustus 1589, maar<br />

werdt terftond door die genen, die in het vertrek tegenwoordig<br />

waren, met vele wonden om hals gebragt: v.<br />

THUANÜS<br />

Hifi. fui temporis, Lib. XCV. MEZERAIJ, Hifi. de France,<br />

T. III, p. 7M-7Q 9.<br />

(c) p. GABRIEL MALAGRIBA werdt den i8den September<br />

1689 «it een aanzienlijk geflacht te Milaan geborens iu het<br />

Q *<br />

jaaf


244 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

Rid<strong>der</strong>s <strong>van</strong> de mede, welke zich door mijne verhandeling<br />

over den waren adel beledigd achtten, maar<br />

nog geen rid<strong>der</strong>lijk hart te gelijk met hunne brieven<br />

<strong>van</strong> adeldom hadden kunnen hopen, kochten boeren<br />

en jagers om , om mij op de jagt of op de openbare<br />

wegen dood te fchietenjen aan het dweepziek gepeu- •<br />

pel<br />

jaar 1711 werdt hij lid <strong>van</strong> de Sociëteit <strong>der</strong> Jefuiten; en in<br />

1722 Portugeesch Misfionaris. Hij werdt in 1758 befchuldigd,<br />

<strong>van</strong> medeplichtig geweest te zijn aan den aanflag, die<br />

men zeide dat in den nacht tusfcben den sden en 4den Sep<<br />

tember <strong>van</strong> dat jaar tegen het leven <strong>van</strong> JOSEPH I, Koning<br />

<strong>van</strong> Portugal, gefmeed was. In den nacht tusfchen den nden<br />

en iaden Januarij werdt hij met verfcheidene an<strong>der</strong>e voorname<br />

geestelijke en waereldlijke perfonen ge<strong>van</strong>gen genomen:<br />

zijne teregtflelling hadt echter niet te gelijk met die <strong>der</strong> an<strong>der</strong>e<br />

ge<strong>van</strong>genen plaats, maar eerst omtrent drie jaren daarna;<br />

en toen veran<strong>der</strong>de men zijne befchuldiging in dier voegen,<br />

dat hij als een valsch Propheet, een ketter, en een<br />

mensch, die zich aan grove onkuischheid hadt fchuldig gemaakt,<br />

veroordeeld werdt om gewurgd en verbrand te worden,<br />

welk vonnis op den 2iflen September 1761 ter uitvoer<br />

gebragt werdt. Zijne vrienden on<strong>der</strong>tusfchen houden hem geheel<br />

en al onfchuldig aan alle de hem aang'etijgde misdaden,<br />

en noemen zelvs het verhaal <strong>van</strong> den aanflag op het leven<br />

<strong>van</strong> den Koning een louter verdigtzel. Zie on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en<br />

dnecdotes du Minijlere de SEB-VSTIEN-JOSEPH CARVALHO , Comte<br />

d'Oyeras, Marquis de Pombal, fous le regtte de JOSEPH<br />

I, Rot de Portugal; a Varlbvie 1784: in welk boek (maar<br />

dat zeer waarfchijniijk ook door een' Jefuit, en zeker partijdig<br />

gcfchreven is) men overal zeer vele loffpraken op p. MA-<br />

LAGRIDA, en betuigingen <strong>van</strong> zijne onfchuld vindt, on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en,<br />

p, if58, 180-191, en 400-419.


EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 2|5<br />

pel werdt zelvs <strong>van</strong> alle kanzeis te Aken de hemel<br />

beloovd, wanneer zij het bloed <strong>van</strong> zulk een' ketter,<br />

als ik was, vergoten zouden hebben. Want ketters<br />

noemt men aldaar in het gemeen allen, die het wagen<br />

durven, om de heerschzucht en hebzucht <strong>van</strong> boze<br />

priesters openlijk tegen te fpreken. De oude matronen<br />

baden reeds werkelijk voor mijne arme ziel; zij<br />

beklaagden mij als enen verdoemden; en alle gekken<br />

en bedriegers riepen ter gelijker tijd, huist hem !<br />

kruist hem! Lieden, die nauwlijks lezen geleerd hadden,<br />

bij wien denken en on<strong>der</strong>zoeken voor zonde gehouden<br />

werdt, ja zelvs, het geen nog ongeloovlijker,<br />

en echter waarachtig waar is, een Franciscaner tradt<br />

jn het vak <strong>der</strong> geleerdheid te voorfchijn, en fchreef<br />

gantfche boeken tegen den Menfchenvriend, dien ik<br />

te Aken uitgegeven had. Die deze voortbrengzels <strong>van</strong><br />

een' monnik gelezen heeft, die kent het Land, waar<br />

in ik woonde, reeds genoeg, vooral, wanneer ik zeg.<br />

ge, dat zij zelvs in Weenen in de daad bijval vonden;<br />

en kan zoodanig een vonnis aan den roem, dien<br />

ik mij in de waereld verworven heb, nadelig zijn, of<br />

een' man <strong>van</strong> mijnen aart beledigen? . On<strong>der</strong>tusfchen<br />

leevde ik echter zon<strong>der</strong> befcherming on<strong>der</strong> dit<br />

adelijk gepeupel; eerlijke lieden waren wel over mij<br />

bekommerd; zij klapten in de handen bij ie<strong>der</strong> blad,<br />

dat uit mijne ve<strong>der</strong> verfcheen ; zij wenschten mij geluk;<br />

maar het bleef bij wenfehen, en ik werd aan mij<br />

zeiven alléén, zon<strong>der</strong> enige dadelijke hulp te ont<strong>van</strong>gen,<br />

overgelaten; bij gevolg verliep mijn tijd in ver«<br />

drietelijke bezigheden, dewijl ook zelvs de zege, op<br />

zoodanige vijanden behaald, noch eer noch nut aanbrengt.<br />

De zwerm mijner vijanden, die door iniecien<br />

<strong>van</strong> hun zoort voor gereed geld on<strong>der</strong>fteuad werden ,<br />

Q 3 ' groej-


846 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

groejde dagelijks meer en meer aan; zij riepen luid,<br />

daar, waar eerlijke lieden heimelijk zuchtten, en zoo<br />

als de Wijze aan de tafel <strong>van</strong> SARDANAPALUS dacht ;<br />

de Nar geevt prachtige gastmalen , en de Wijze eet<br />

mede, geniet, en lacht.<br />

De overdenking hier <strong>van</strong> heeft mij eindelijk overgehaald,<br />

om mijne Schrivten aldaar niet ver<strong>der</strong> voort te<br />

zetten , waar de echte Menfcbenviend, gelijk de<br />

nachtuil on<strong>der</strong> de an<strong>der</strong>e vogelen, mishandeld wordt '(_d).<br />

Een an<strong>der</strong> moralist of Duitsch Schrijver betrede mijn'<br />

baan, doe zoo veel als ik gedaan heb , en redde zich<br />

dan maar, zoo als ik, uit den (Irik, wanneer hem gene<br />

an<strong>der</strong>e oirzaken tot zwijgen noodzaken, als die,<br />

welke mij daar toe bewegen» In dit geval zal ons Va<strong>der</strong>land<br />

onfeilbaar haast uit deszelvs fluimering ontwaken,<br />

den beul <strong>van</strong> bet verftand Ieren kennen, de grove<br />

vooroordelen affchudden, en door de bevor<strong>der</strong>ing<br />

<strong>der</strong> kennis ook in zich zeiven groot en achtingwaardig<br />

beginnen te worden. Wij zullen dan betere Christenen<br />

door onze daden zijn, dan velen onzer Almanachsrheiligen;<br />

wij zullen dan den Staats-catechismus<br />

met den zuiveren Godsdienst leren verbinden ; ledige<br />

pn zedenbe<strong>der</strong>vende tempelhengften in hunne Mallen<br />

verachten; en aan het eerlijk character <strong>der</strong> oude Duit-»<br />

fche Barden eer weten aan te doen.<br />

Tot dit lofhjk,en voor den bedrieger alleen ver<strong>der</strong>vlijk,<br />

oogmerk, heb ik naar mijn vermogen, en misfchien<br />

zelvs met meer ijver , dan mijne bijzon<strong>der</strong>e<br />

omflandigheden en belangens toelieten, medegewerkt.<br />

Maar het is gefchied, en zal mij, hoe nadelig 'er ook<br />

de gevolgen <strong>van</strong> wezen mogen , nimmer berouwen.<br />

(fi Verg. H Deel, bkfe. 5|< 1


EN EERLIJKVRRKLARINe ENZ. 247<br />

Deze is mijne opregte geloofsbelijdenis, en mijne<br />

vrijmoedige openlijke biegt, op welke ik mijn' vrijfpraak<br />

<strong>van</strong> alle kenners <strong>van</strong> ware verdiensten ftandvastig<br />

verwacht, en on<strong>der</strong> de befcherming <strong>der</strong> waarheid,<br />

<strong>der</strong> geregtigheid, en <strong>van</strong> het Duitsch Patriotismus zijnde,<br />

heb ik gewis <strong>van</strong> hun geen' ban te vrezen.<br />

Daar men mij nu, uit hoofde <strong>van</strong> dit vast befluic,<br />

als enen ftervenden Schrijver aanmerken kan, die met<br />

een Verbrijzeld hart, als een met berouw vervuld zondaar,<br />

<strong>van</strong> zijne lezers, ja zelvs <strong>van</strong> het gantfche ge.<br />

zelfchap <strong>der</strong> vernuftige opftellers <strong>van</strong> hekelfchrivten,<br />

weemoedig affcheid neemt, zoo reik ik hier mede de<br />

broe<strong>der</strong>lijke, om vergiffenis biddende, hand aan allen<br />

toe j die zich in hun geweten overtuigd kunnen hou •<br />

den, dat ik hun in de daad door het al te onbewimpeld<br />

voordragen <strong>van</strong> de waarheid , of door hun het<br />

momaangezicht af te trekken , beledigd heb. Mijn<br />

Schrijvers-geweten beweegt mij in de daad tot dezen<br />

flap; en ik hoop, dat men zoo wreed niet wezen zal,<br />

<strong>van</strong> te verlangen, dat ik misfchien mij zeiven hier om<br />

tuchtigen zou, om dat ik wezenlijk een boetprediker<br />

voor alle ware Christenen, en voor alle in de daad<br />

eerlijke lieden, in mijne Schrivten was, zon<strong>der</strong> het<br />

handwerk of de kunstgrepen <strong>van</strong> enen Jefuitfchen kwakzalver<br />

in forma ujitata geleerd te hebben.<br />

Ik ben on<strong>der</strong>tusfchen, gelijk bekend is, zeer kitte,<br />

lig, en zou 'er zeer bezwaarlijk toe befluiten kunnen,<br />

om zelvs de grootfte Heren voor de twede reize om<br />

iets te bidden, dat zij mij eerst maar fchenen te weigeren.<br />

Dierhalven maar gezwind pardon !... An<strong>der</strong>s<br />

verval ik nog gezwin<strong>der</strong> we<strong>der</strong> tot mijn oude gebrek,<br />

en verdedig de waarheid, en mij zeiven, als een vertwijfelde»<br />

Q 4<br />

Al-


24^BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERKX. ENZ.<br />

Alzoo, mijn waardfte lezer! het behage u niets <strong>van</strong><br />

mij te wachten, als wat overéénkomfhg mijne natuur»<br />

lijke en door de gewoonte verfterkte neiging, met de<br />

Jievde tot de waarheid overéénkomftig, en aan dezel.<br />

ve bevor<strong>der</strong>lijk is. En, indien ik, door deze waarheidslievde<br />

verleid, in deze mijne bede om vergiffenis<br />

eens <strong>van</strong> het regte fpoor af ter zijde mogt glijden, zoo<br />

help gij mij, bid ik u, we<strong>der</strong> op den regten weg, en<br />

breng mij tot die fchrijfwijze te rug, waar doorben<br />

alleen gekken boos maakt, en de goedkeuring <strong>van</strong><br />

vrienden <strong>der</strong> deugd weet te verkrijgen.<br />

Ik wil dus gene langere voorbereiding maken, maar<br />

terhond tot het werk zelve overgaan, en mijne oorbiegt<br />

met de heilzaamfte zoogenaamde aanmoedigingen<br />

beginnen, als volgt. . . ,<br />

In


In het EERSTE DEEL mijner Schrivten is mijne Opdragt<br />

aan Madame JUSTITIA berispt , en zelvs in<br />

Weenen verboden geworden; ik voel echter tot op<br />

den huidigen dag volftrekt gene redenen, welken mij<br />

zouden bewegen, om dezelve te we<strong>der</strong>roepen.<br />

Ze<strong>der</strong>t is mijne Levensgefchiedenis , zoo wel in<br />

Weenen als in Berlin, met approbatie en privilegie<br />

openlijk verfchenen. Wie nu deze gelezen heeft, die<br />

is zeker overtuigd, dat mij nergens regt we<strong>der</strong>varen<br />

is, en dat ik hetzelve ook naar alle waarfchijnlijkheii<br />

niet te wachten heb. Daar ik nu voor het oog <strong>van</strong><br />

Europa niet alleen luid geklaagd, maar ook den grond<br />

<strong>van</strong> deze klagten onwe<strong>der</strong>fprekelijk in mijne gedrukte<br />

Schrivten bewezen heb; daar de ooggetuigen werkelijk<br />

nog leven, maar mijne goe<strong>der</strong>en tot heden toe nog<br />

alle in vreemde handen zijn; daar mij nog nimmer<br />

verlof gegeven is , om mijne procesfen te kunnen laten<br />

revidéren, veel min<strong>der</strong> de Gerigtshoven gelast,<br />

zijn , om mijn regt kgaliter te on<strong>der</strong>zoeken : zoo<br />

blijvt mijne zuivere voordragt zekerlijk ene ewige<br />

waarheid, en ik heb dus gene redenen, om dat geen<br />

immer te we<strong>der</strong>roepen, dat ik met grond gefchreven<br />

heb, en waar voor ik de bewijzen heb opengelegd.<br />

Bij gevolg houde ik het verbod <strong>van</strong> dc gemelde Opdragt<br />

voor opgeheven, en' de Opdragt zelve door de<br />

daar op gevolgde legale bewijzen geregtvaardigd.<br />

Maar zoo dra mij regt we<strong>der</strong>vaart, dan wil ik nu<br />

hetzelve voor eng- genade erkennen, en aan de door<br />

mij befchaamde Vrouw GEREGTIGHEID een openlijk<br />

fof- en dank-cffer brengen.<br />

Q 5<br />

Ook


Ook heb ik in het EERSTE DEEL,in de Vertelling,<br />

getituld , Het concilie <strong>der</strong> oude wijven over de Schrivten<br />

<strong>van</strong> TRENCK, de Matronen; en in ene an<strong>der</strong>e,<br />

welke tot opfchrivt draagt Het onfchuldige wijf jen ,<br />

het gehele fchone gedacht beledigd.<br />

Maar dit bijtend hekelfchrivt is echter niet gefchreven<br />

met het oogmerk, om de fchone fexe in het gemeen<br />

aan te tasten; het was eigenlijk in het bijzon<strong>der</strong><br />

op de inwoneresfen <strong>van</strong> Aken en enige naburige<br />

plaatzen gemunt; en de an<strong>der</strong>e mogen 'er zich <strong>van</strong><br />

toeëigenen, wat zij willen.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen heeft zich tot dus verre nog gene<br />

vrouw bij mij aangemeld, die wezenlijk boos op mij<br />

was, dewijl zij wezenlijk onfchuldig was: want onze<br />

jonge vrouwen zijn , dank hebbe de dienstvaardige<br />

Geestelijkheid ! allen zeer wel ervaren , en hare mannen<br />

zijn in hun hart regt goede mannen, die 'er zich ene<br />

eer uit maken, goede huisvrienden te vinden.<br />

Zij dwalen evenwel nog meer <strong>van</strong> de onfchuld<br />

af, dan hunne gemalinnen: daarom geloof ik niet,<br />

dat ik deze laatden beledigd heb: en kortzichtige lieden<br />

zijn gewoonlijk trotsch. Daar nu de burgermeesters<br />

<strong>van</strong> Aken gene ordenslinten uit te délen hebben ,<br />

zoo zoeken de candidaten <strong>der</strong> eer met ijver, in de<br />

heilige en grote ACT^EON'S orde te treden, en kiezen<br />

den H. JOSEPH tot hunnen onnavolgbaren befchermer<br />

en patroon.<br />

Ik


BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJ K.VERKL. ENZ, 25I<br />

Ik wensch dierhalven deze Hoog-wel- en Hoogedel-geboren'<br />

Heren <strong>van</strong> harte geluk met hunne talrijke<br />

familien, en ben verzekerd, dat niemand <strong>van</strong><br />

hun mij tot verandwoording zal roepen, of om bewijzen<br />

vragen, wanneer ik den Heer Ambtman zei»<br />

ven, met alle zijne Oii<strong>der</strong>-rigters, gezamentlijk fchapenkoppen<br />

noem.<br />

Ook zijn deze Heren, allen zoo wel als één,en één<br />

zoo wel als allen, even zulke vrome Catholijke Christenen<br />

, als zij eerlijke rigters, en befchermers <strong>van</strong> de<br />

heilige Geregtigheid zijn. Zij houden goede afrekening<br />

met hunne befchermengelen, goede werken laten<br />

zij voor zich tegen gereed geld door arme lieden volbrengen,<br />

en zij doen alles, wat zij willen, en waar<br />

toe hunne driften hun aanzetten, op rekening. Voor<br />

het overige kennen zij noch eer noch burgerplicht;<br />

hunne kin<strong>der</strong>en leren den Catechismug, en een weinigjen<br />

Franciscaner- Latijn ; en hunne edelgeborene<br />

Gemalinnen , welker deugd zij alléén aan hunne fchutsengels<br />

ter befcherming overlaten, leven zoo onedel als<br />

gerieflijk. Bij aldien ook een of an<strong>der</strong> toeval hun <strong>der</strong>waarts<br />

brengt, waar de vrouwen gaarne zon<strong>der</strong> ooggetuigen<br />

zijn; dan is hun geloof nog zoo fterk, dat<br />

zij zich in de daad wijs maken, dat de SATAN hun<br />

verblind, en ASMODEÜS een gochelfpel met hun gedreven<br />

heeft, en dat men in het huwelijk zelvs aan dingen<br />

twijfelen moet, die men werkelijk ziet. Dan bidden<br />

zij;<br />

Prajiet fides fupplementum<br />

Senfuum defectuil<br />

Zij


25 2 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

Zij onthouden zich zelveh vrijwillig <strong>van</strong> de huwelijksplichten<br />

, en, wanneer dezelven dan door een'biegtva<strong>der</strong><br />

of Canonicus in hunne plaats verrigt worden,<br />

dan is het bij hun een' doodzonde, hier kwaad <strong>van</strong><br />

te denken: want zelvs ie<strong>der</strong>e gedachten, die maar in<br />

het vervolg jaloersheid zou kunnen baren, moet reeds<br />

met zevenmaal Ave Maria te bidden, en met zeven<br />

boetvaardige zweepflagen, of met an<strong>der</strong>e kastijdingen,<br />

waar mede zij hunne eigene fchou<strong>der</strong>s tuchtigen, geboet<br />

worden. Dit huismiddel verdrijvt alle twijfelingen,<br />

en maakt, zoo als zij zeker geloven, getrouwe<br />

vrouwen , die — alléén in hunne ogen onfchuldig<br />

zijn.<br />

Op deze wijze draagt de Overheid <strong>van</strong> Aken hare<br />

huiskronen in de daad met trotschheid. Want volgens<br />

hunne grondftellingen wordt toch niemand zat <strong>van</strong><br />

eer, of door eerlijke daden waarlijk eerwaardig. De<br />

onfchuluige vrouwen fchamen zich dus, in de daad,<br />

dat zij onfchuldig zijn; en hebben zij wel ongelijk,<br />

daar hare mannen het niet an<strong>der</strong>s hebben willen ?<br />

Daar dus de zuivere waarheid deze Heren niet be.<br />

ledigt, zoo heb ik ook gene redenen, om hun om<br />

vergeving te bidden; en het doet mij maar leed, dat<br />

ik niet meer in de jaren ben, waar in men de plichten<br />

<strong>van</strong> zulke goedhartige mannen gaarne vervult.<br />

Voor het overige is voorzeker dat gedeelte <strong>van</strong> de<br />

fchone fexe , dat mijne Leyensgefchiedenis gelezen<br />

heeft, op mij niet boos. Ik was en zal nog tot aan<br />

mijne laatfte ademhaling haar warmlte vererer zijn: ik<br />

heb mijn goed genoten, en nimmer iemand, die mij<br />

beminde, bedrogen: het edelfte zoort <strong>van</strong> lievde was<br />

altijd de enige oirzaak, waarom ik wenschte langer te<br />

ie-


EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 253<br />

leven, en waarom ik alle de flagen <strong>van</strong> het noodlot<br />

moedig verdragen heb.<br />

Ik heb altijd de hatelijke wijven beklaagd, en nimmer<br />

de fchone vrouwen beledigd; de oude Matronen<br />

zijn zelvs mijne vriendinnen, en wenfehen mij alles<br />

goeds, zoo lang hare neigingen maar niet door dwepers<br />

<strong>van</strong> mij afgewend worden. In dat geval alleen<br />

grommen zij tegen mijne Schrivten, verfoejen mij als<br />

een' Vrijgeest, en veroordélen mij tot het vagevuur,<br />

of zelvs wel tot de ewige pijnigingen <strong>van</strong> den vervloekten<br />

LUTHER en VOLTAIRE in de helle.<br />

Mij.


jne fpotternijen met de op pergament gefchrevene<br />

voorregten <strong>van</strong> den ouden adel , in het DERDE<br />

DEEL mijner Schrivten, zijn in de daad ongerijmde<br />

fpotternijen, want ik heb ze — fa proza gefchreven.<br />

Ik erkenne nu uit volle overtuiging, dat hij nog even<br />

zoo trotsch, zoo onbruikbaar, zoo belachiijk gebleven<br />

is, als hij was, toen ik begon te fchrijven. En, of<br />

fchoon ik redenen had, om te vrezen, dat ergens een<br />

oud Rid<strong>der</strong> <strong>van</strong> het Hof of <strong>van</strong> zijn' misthoop op<br />

zijn' Rofinant mogt fpringen, en mij tot een tourniergevegt<br />

uitdagen, zoo is dit toch, God dank! tot heden<br />

toe niet gefchied; en hunne Hoog wel-geborenheden<br />

hebben of erkend, dat ik gelijk had, of zij vonden<br />

ene edeler' bezigheid aan de Hoftafel, dewijl zij<br />

de eer <strong>der</strong> dapperheid aan het in Gode zalig rustende<br />

gebeente <strong>van</strong> hunne voorou<strong>der</strong>s overlaten, Men<br />

kan immers ook wel in zijn japon den Staat dienen;<br />

en men doet reeds genoeg, wanneer men als Opperkeukenmeester<br />

bevel geeft, om de hazen te braden,<br />

welke zijne Excellentie, de Heer Opperjagermeester,<br />

met heldenmoed dood te jagen allergenadigst bevolen<br />

heeft.<br />

Voor het overige moeten toch alle oude Rid<strong>der</strong>s<br />

nog aan den roem <strong>der</strong> vrome kruistogten denken, en<br />

als echte kin<strong>der</strong>en <strong>van</strong> zestien op elkan<strong>der</strong> volgende, rigtig,<br />

in firma facramentali, hervoortgefprotene Rid<strong>der</strong>s,<br />

en echte Geloofs-befchermers, ook geloven, dat<br />

ik, als hun echte Collega, hun ook niets als de zui-


BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERKL. ENZ. 255<br />

vere waarheid gefchreven heb. Op zulk een echt Cavaliers-parool<br />

zal men mij immers ten minden even<br />

zoo veel geloof gunnen, als aan het getuigenis <strong>van</strong><br />

enen ouden Propheet, of enen jongen Capuciner, die<br />

geen geboren edelman is, en echter zelvs Gods<br />

woord zon<strong>der</strong> tegenfpraak openlijk durft voor te dragen.<br />

Genoeg! de voordeligde ereposten in den Staat<br />

vallen nog heden aan onze Jonkers ervlijk en onfeilbaar<br />

toe, zon<strong>der</strong> dat zij verdiensten, of bekwaamheden<br />

nodig hebben. Waarom zouden dan toch hunne<br />

excelleniiën zich de moeite geven, om immer in de<br />

daad bruikbaar te worden, of zich zeiven tot verhevene<br />

denkers te vormen? Het is toch maar de arme<br />

Pruisfifche Adel alleen, welke zijn bloed voor het Va<strong>der</strong>land<br />

vergiet, maar even daarom is hij ook bij ons<br />

met het hoogde regt veracht.<br />

Hier in Oostenrijk vormt de Edelman zich alleen<br />

maar voor de etiquettes <strong>van</strong> het Hof, of bereidt zich<br />

tot het genot <strong>van</strong> rijke Majoraten, Prebenden, en<br />

Canonicaten. Hier heeft hij zelvs hoop, dat hij nog<br />

eens een Bisfchop, een Vorst, of een Directeur <strong>van</strong><br />

de fleutelen des hemelrijks zal worden, zon<strong>der</strong> dat hij<br />

oit den degen voor het Va<strong>der</strong>land behoevt te trekken,<br />

of denzelven voor zulke verachtelijke medeburgers te<br />

gebruiken , welke verplicht zijn om den Hoog-eerwaardigen<br />

en Hoog-welgeborenen bloedzuiger alleron<strong>der</strong>danigst<br />

en plichtfchuldigst te mesten.<br />

Hij heeft dus het hoogde regt, om mij als een*<br />

modeketter te verdoemen, dewijl ik in mijne Schrivten<br />

betogen wilde; *<br />

„ dat de ware adeldom alleen in den waren adel<br />

„ <strong>van</strong> het hart en <strong>van</strong> de gedragingen beftaat."<br />

Wel.


Cj6 B E D E O M V E R G I F F E N I S<br />

Welke roekeloosheid! welke ene domme dweperij! Ik<br />

fchreef zelvs <strong>van</strong> de eer, en had vergeten, dat de ereposten<br />

alleen <strong>van</strong> de willekeurige genade <strong>van</strong> den Monarch<br />

afhangen , die de waarde <strong>van</strong> echte verdiensten<br />

alléén weet te bepalen, en te verhogen.<br />

Welke grove feilen ener fchijnbare onwetendheid!<br />

Het is bij gevolg billijk, en mijn geweten gebiedt het<br />

mij, dat ik hier mede dezen hogen geaccrediteerden<br />

adel allerdemoedigst om vergeving bid, voor het zoo<br />

impertinent duidlijk fchrijven <strong>van</strong> de onbewimpelde<br />

waaiheid, zon<strong>der</strong> allerhoogst bevel of verlof: en ik<br />

hoop genoeg geftraft te zullen zijn, wanneer men mij<br />

tituls, Hof-lledevaarten, en ordens-linten voor ewig<br />

ontzegt, om dat ik dwaas genoeg was, om te geloven,<br />

dat ik dit alles door mij zeiven verdienen moest,<br />

wanneer ik de plichten <strong>van</strong> den waren adel in mijn<br />

gedrag vervulde.<br />

Nog onlangs hadt de zevenënzestigjarige Kamerfreule<br />

, de Gravin VON RATTAPLUNTAPLUNTZ TOT JA-<br />

PHETSHAUSEN, bijna gelegenheid gevonden, om zich<br />

op de gevoeligfte wijze op mij te wreken. Zij belettede<br />

mij de intrede in de Antichambre, om dat ik<br />

geen' fleutel aan de heup droeg.<br />

Maar ik was juist niet eens gezind om binnen te<br />

gaan , maar had alléén toevallig in de voorzaal een<br />

gefprek met enige oude Stafofficiers, die met het overig<br />

ongeadeld gepeupel voor de deur ftonden, en met<br />

verminkte leden diepgebogen op ene audiëntie wachtten,<br />

dewijl de genadige Heer Neveu <strong>van</strong> deze gerimpelde<br />

MEGARA, welke in de prachtiglle galakle<strong>der</strong>en<br />

juist de post <strong>van</strong> kamerheer waarnam, hun het aanmelden<br />

niet waardig keurde.<br />

Wij fpraken zeer veel <strong>van</strong> oude veldtogten, en <strong>van</strong><br />

de


EN EIRLIJKVERRL ARINC ENZ. 2J?<br />

de beste waereld. Tranen ener mannelijke zwaarmoedigheid<br />

rolden <strong>van</strong> hunne wangen, waar in de naden<br />

hunner oude wonden nog zichtbaar waren. . . . Wij<br />

zuchtten, en bijna was ik juist op dien dag we<strong>der</strong><br />

aan het fchrijven <strong>van</strong> ene bittere en bijtende fatyre<br />

gegaan, welke mijn gantsch tegenwoordig ontwerp,<br />

om door den tijd genade <strong>van</strong> het Hof te bédelen „ontwijfelbaar<br />

verijdeld zou hebben. God behoede mij<br />

voor <strong>der</strong>gelijke opbruifchende gedachten! Ik heb immers<br />

voorgenomen, laag te leren kruipen. Ik wil allerdemoedigst<br />

vergiffenis verzoeken , protectie pogen<br />

te verwerven, en niet meer tergen noch beledigen.<br />

An<strong>der</strong>s was immers mijne tegenwoordige verklaring<br />

ook ene fatyre? . . . .<br />

Ik zag bij deze gelegenheid nog een zeer bijzon<strong>der</strong><br />

origineel (tukjen. Een rijkelijk vergulde wagen, met<br />

zes prachtige ftatie-paarden befpannen , en <strong>van</strong> een'<br />

zwerm lopers , bedienden , en heidukken omringd,<br />

hieldt voor het paleis ftil. In denzelven zat ene Ex.<br />

cellentie, welke met majeltueufe blikken, door twee<br />

Huis-officieren on<strong>der</strong>fteund , 'er uit tradt. . . Alles<br />

boog zich eerbiedig voor hem. Naar zijne geftalte te<br />

oordelen, fcheen hij een Hofpage <strong>van</strong> 16 jaren te zijn.<br />

Zijne roksknopen waren brillianten, de Leeuwen-orde<br />

hing aan een' bre<strong>der</strong>i band over zijn' fchou<strong>der</strong>, en een<br />

gouden fleutel aan zijn' heup.<br />

Ik vroeg; ,, wie is deze genadige Heer, die zijne<br />

,, wangen trotsch als een Mogol opblaast?" . . .<br />

Het andwoord was; ,, Hij is Vorst, Rijksvorst,<br />

„ Excellentie, Rid<strong>der</strong> <strong>van</strong> de Leeuwen-orde, Kamer»<br />

,, heer, Geheimraad; en hij was eigenaar <strong>van</strong> acht<br />

,, millioenen, welken een rijk wisfelaar hem naliet,<br />

om alle deze ereposten en grote tituls voor gereed<br />

III. DEEL. R. „ geld


3j8<br />

BEDE OM VERGIFPENIS<br />

„ geld te kopen. . . maar hij wil ook binnen kort te<br />

„ Conflantinopolen voor hon<strong>der</strong>d duizend ducaten<br />

menfchenverftand, en ene fchone flavin voor zich<br />

„ laten kopen. En , daar hij zich noit de moejte<br />

„ gaf, om zelf de wetenfchappen te leren, zoo heeft<br />

„ hij enen geleerden biegtva<strong>der</strong> uit Rome ontboden,<br />

„ die voor hem denken, en een' Hansworst uit Pa-<br />

„ dna, die voor hem handelen zal. Hij zelf wil al.<br />

„ leen maar genieten; en zijne tafel is de heerlijkfte<br />

,, in het gantfche Land. ..."<br />

Hoe hartelijk lachte ik op het zien <strong>van</strong> dezen theatervorst!<br />

Hij ging ftijf voor mij voorbij, en dacht<br />

misfchien, dat ik hem bewon<strong>der</strong>de. Maar ik ging na<br />

huis, en fchreef aan een' vriend in mijnen gewonen<br />

toon, wat ik gezien en gedacht had: intusfchen hoop<br />

ik, dat hij dezen brief noit zal laten drukken; an<strong>der</strong>s<br />

zou de waereld aan de opregtheid mijner bekéring<br />

twijfelen , en mijne openlijk beloovde afbede een<br />

nieuw hekelfchrivt noemen. . . . God behoede mij<br />

daar voor! . . . Mijn vriend! fcheur om 's hemels<br />

wil mijn' brief in Hukken. . . De genadige Heer mogt<br />

bem zich laten voorlezen, en mij fifcaliféren. Hij kan<br />

Advocaten en Referenten beter betalen dan ik ; en hij<br />

mogt misfchien een' woning in het gekkenhuis, welke<br />

eigenlijk voor hem niet groot genoeg was, voor<br />

mij laten decretéren. Ik wil dus liever vergiffenis vragen,<br />

dan het kwaad erger maken, het welk ik niet<br />

veran<strong>der</strong>en, maar wel in het geheim hartelijk belachen<br />

kan.<br />

Maar, indien helaas! door mijne voormalige reeds<br />

gedrukte Schrivten, welke eigenlijk het on<strong>der</strong>fcheid<br />

tusfchen den titul <strong>van</strong> zijne Excellentie, en een in da<br />

daad excellent man bepalen, iemand dezer Excellenties


Et? EER.LIJKVERKLARÏNG ENZ. 259<br />

tiën en genadige Heren tegen mij met regt ongenadig,<br />

of zelvs wel toornig mogt geworden zijn, zoo doet<br />

mij dit waarlijk in het geheel geen leed, om dat ik<br />

hun regtmatig beledigd heb; en ik blijf voor hun een<br />

ewig verftokt zondaar, die geen' aflaat verwerven wil,<br />

en voor alle hunne voorfpraken , bij alle mogelijke<br />

heiligen, geen' enkelen biegtihnver, veel min<strong>der</strong> ené<br />

hoge misfe betalen zil. Doch, daar dwalen menschlijk,<br />

maar in zijne dwaling hardnekkig te volharden<br />

duivelsch is, zoo erken ik ook liever hier in mijne<br />

feilen, en hoop daarom ook nog op genade, dewijl ik<br />

geloof, dat ik nog veel te weinig gezegd heb. Ook<br />

beloof ik in het toekomende, bij aldien ik nog meer<br />

fchrijven mogt, mij met waarlijk grote on<strong>der</strong>werpen<br />

bezig te houden, dewijl het toch , naar alle waarfchijnlijkheid,<br />

bij het Hof nog zeer lang bij het oude<br />

gebruik zil blijven.<br />

Dewijl ik nu in het toekomende naar het 1<br />

welgevallen<br />

<strong>van</strong> den groten hoogadelijken zwerm leven wil,<br />

zoo zuilen mijne kin<strong>der</strong>en ook noch fchrijven noch<br />

denken, noch rigtig oordalen leren. Hun leraar zal<br />

een Ex-jefuk of Roomfche Abt wezen; zij zullen allen<br />

maar Pralaten of Kamerjonkers worden, op dat<br />

men ten minden hier in de fporen <strong>van</strong> mijnen aangeërvden<br />

adeldom we<strong>der</strong>om erkennen moge, die ik"|<br />

door dwaze fchrijfzucht verleid, in de ogen <strong>van</strong> onzen<br />

tegenwoordigen mode-adel, verachtlijk, of onkenbaar<br />

fclieen te makent en hier door zal, noop ik,<br />

mijn zoenoffer wel tot enen aangenamen en lieflijken<br />

reuk opgenomen worden.<br />

Daar ik Hu op deze wijze den ouden Adel of Herenfland<br />

volkomen denk verzoend en bevredigd te<br />

hebben, zoo wends ik mij nu tot den nieuwgebakke-<br />

R 2<br />

nerj


ü6o<br />

BEDE OM VERGIFFENIS<br />

nen Adel, of tot die genen, welke voor gereed geld<br />

hunne prachtige wapens en diplomata gekocht, en be.<br />

hoorlijk betaald hebben. Dezen prachtigen en geaccrediteerden<br />

zwerm wilde ik niet beledigen; ik bid<br />

dus hartelijk om vergeving, indien het ergens gedaan<br />

mogt zijn.<br />

De Heien VON ZETTO, de Edele VON KRONSDORFF,<br />

VON KRÜGEL,de Edele VON FI. . . ., VON DE. . . .,<br />

in één woord, de Edelen <strong>van</strong> het gantfche Alphabeth<br />

hebben mij maar al te bitter bewezen, wat een eerlijk<br />

man in de gerigtshoven lijden moet, wanneer hij hunne<br />

brieven <strong>van</strong> adeldom niet wil helpen betalen, en<br />

daar door hunne ongenade verdient, billijk verdient;<br />

of wanneer hij roekeloos genoeg is, om hun wespennest<br />

te doren. God behoede mij, dat ik hunne Hoogwel-<br />

en hoog-edel-geborenheden immer zou voorwerpen<br />

, dat zij nog veel lager dan het gepeupel denken,<br />

en in de daad de pest voor het lighaam <strong>van</strong> den Staat<br />

zijn! De bovengenoemde Heren hebben reeds hunnen<br />

arts gevonden, die hun tegenwoordig in het tuchthuis<br />

cureert; maar de overigen zullen wel middel vinden,<br />

om hem om te kopen, of zoo te bedwelmen, dat hij<br />

hunne edele pols-dagen altijd gezond, en in ene phyfifche<br />

orde vindt. De digestie <strong>van</strong> hunne welgevoe<strong>der</strong>de<br />

magen zal dus nog in lang zulke ene vervuiling<br />

in de circulatie hunner zedelijke deugden en ambtsplichten<br />

niet veroirzaken , dat men den dank d&ir bemerken<br />

zou, waar alle heelmeesters verkoud zijn, en<br />

waar de Politie om gewigtige redenen de vervuiling<br />

niet rieken wil. God zegene hunne tijdelijke goe<strong>der</strong>en!<br />

Het volk verëre hunne diplomata in eerbiedigheid!<br />

en hunne welvaart heerfche willekeurig over de<br />

regten <strong>van</strong> alle hulpelozen J Ik zal gewis in het toe-<br />

ko-


EN EERLTJKVERK.LAH.1NG ENZ. 261<br />

komende niet meer de befcherming <strong>der</strong> gefchrevene<br />

Landsregten bij hun zoeken,bij gevolg ook de protectie<br />

<strong>van</strong> hunne Hoog-edelgeborene Gemalinnen niet nodig<br />

hebben: hier toe deug ik ook niet, want ik fpeel<br />

geen 1'ombre noch pharao, en voor enen minnehandel<br />

zoekt men geen' MENTOR, maar een' ADONIS, ofwel<br />

enen gezonden huisknegt, want de grenadiers zijn gefchikt<br />

voor het fabricéren <strong>van</strong> Majoraats-heren, en de<br />

Franciscanen maken de Hofraden.<br />

Daar nu deze Edele Heren op aarde doen kunnen,<br />

wat zij willen, en tevens den hemel, franco Vagevuur,<br />

door gereed geid, en gekochte voorbid<strong>der</strong>s, weten te<br />

verdienen; daar zij bij gevolg,(taande in het waar geloof,<br />

en aflaat hebbende verkregen, om naar willekeur<br />

te handelen, geleerd hebben gelukkig te leven, en zalig<br />

te <strong>der</strong>ven; daar zij dus nimmer zulke ketterfche<br />

Schrivten lezen, welke burgerplichten of deugd leren,<br />

of misbruiken hervormen willen; zoo is de beste raad<br />

voor mij en mijns gelijken, openlijk te beloven, dat<br />

•wij alle dagen driemaal Pater natter, en driemaal Ave<br />

Maria bidden zullen. Dan zal niemand <strong>van</strong> die Heren<br />

Edelen in mijn hart lezen kunnen, wat ik <strong>van</strong> hun<br />

; denke, en zij zullen mij in alle gevallen on<strong>der</strong> de do.<br />

den rekenen mogen, die hunne genade en hulp misfen<br />

i kunnen. Mijne arme ziel heeft ook hare voorbede<br />

| niet nodig; zij is daarom reeds ewig verdoemd, om<br />

j dat zij aan de heiligheid <strong>van</strong> hunne zielen immer dorst<br />

l te twijfelen. Van hunne Heren biegtva<strong>der</strong>s heb ik ook<br />

gene protectie te wachten. Ik fchreef met ene haldar-<br />

1 rige boosheid de waarheid , en een ie<strong>der</strong> , die zoo<br />

droog de waarheid zeggen durft, wordt gewis als een<br />

i ketter verdoemd.<br />

Voor het overige is hij, die zijne brieven <strong>van</strong> adel-<br />

R- 3 dom


fi62 BEDE OM VERGIFFENIS EN EERT.IJKVERKL. ENZ.<br />

dom zelf verdiende, zekerlijk veel eerwaardiger dan<br />

hij, welke dezelven <strong>van</strong> zijne voorva<strong>der</strong>s ervde. Deze<br />

waarlijk edele lieden zijn buiten twijfel met mijne<br />

Schrivten te vrede; zij vor<strong>der</strong>en zekerlijk <strong>van</strong> mij ge*<br />

ne herroeping of af bede; ik fchreef voor deugd en<br />

burgerplicht, en bij gevolg zijn onfeilbaar alle vrienden<br />

<strong>van</strong> deugd en waarheid mijne verdedigers.<br />

Maar den zoogenaamden Leonifcben of papieren adel<br />

kan ik niet an<strong>der</strong>s als opregt om vergeving bidden,<br />

daar ik misfchien de onfchuldige oirzaak was, waar<br />

door men achter hun voorhangzel begon te zien; en,<br />

daar ik hier en daar ook zelvs den vermeenden a 'el<br />

<strong>der</strong> Akenfche Schepens en Advocaten belachlijk maakte<br />

, of aan hun, die tot dus verre door arglistigheid<br />

den kruipenden eerbied <strong>van</strong> het domme volk hadden<br />

weten te Hélen, het momaangezicht afrukte, MOLIÈRE<br />

zegt in ene zijner Comoedien (e);<br />

Ceorge Dandin de la Dandiniere, tü l'as voulu.<br />

Ik herhaal als Dui'tfcher hetzelvde in het Duitsch 2<br />

Gij Heren VON SCHURKWITZ, VON SCHURKENFELD,<br />

Gij Edelen VON SCHUKKENBERG , gij hebt zoo gewild!<br />

Voor het overige ben ik, gezamentlijke wel-geadeb»<br />

de, gediplomatiléerde,' en zoogenaamde genadige He*<br />

ren!<br />

Uw bereidwilliglie, maar njet gehoorfame,<br />

noch on<strong>der</strong>danige dienaar<br />

TRENCK.<br />

(e) CEO E GE DANDINj OU LE ÏMSI COXFOINDU, A£t. I, fc, p.<br />


In hetzelvde DERDE DEEL mijner Schrivten heb ik<br />

ene Verhandeling over het Oostenrijkfche Rerftellingswerk<br />

gefchreven. Het zuiverfte en echtfte Patriotismus<br />

befHerde in dezelve mijn' ve<strong>der</strong>, en de gevolgen<br />

zuilen tonen, en hebben ook reeds bewezen, dat ik<br />

de Staatsgebreken genoeg kende, en de hin<strong>der</strong>palen<br />

<strong>van</strong> de beste .ontwerpen <strong>van</strong> mijnen Monarch grondig<br />

heb opengelegd; hin<strong>der</strong>palen, welke daar, waar de<br />

Aflaat, het Vagevuur, de Kerkregten, en de Oorbiegt<br />

nog in den Catechismus geleerd worden, onmogelijk<br />

kunnen worden uit den weg geruimd.<br />

In deze Verhandeling fprak ik toevallig <strong>van</strong> Hofraden<br />

, die, in plaats <strong>van</strong> als Referenten de pen te voeren,<br />

den tuchthuisbezem verdienden in de hand te hebben;<br />

en <strong>van</strong> geaccrediteerde booswigten, die den Staat<br />

bedrogen, en regtfchapene mannen uit denzelven verdrongen.<br />

—— Gantsch Weenen riep <strong>van</strong> mijne roekeloosheid,<br />

en echter werdt dit Deel openlijk verkocht.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen volgde Mijnheer de Referendarius VON<br />

ZETTO in de daad zijn' Heer Collega VON KIIÜGEL in<br />

het hun <strong>van</strong> mij voorfpelde tuchthuis : de Heer VON<br />

LEGISFELDT, de Heer VON LAZULAIJ, en an<strong>der</strong>e conforten<br />

liaan op den fprong, om Vin edel gezelfchap<br />

te vermeer<strong>der</strong>en: en echter heeft "mij niemand gevraagd,<br />

wien ik eigenlijk toenmaals bedoelde, maar<br />

nog niet noemen dorst. Misfchien heb ik wèl gegist,<br />

maar misfchien had ik ook nog wel een' an<strong>der</strong>' willen<br />

voorflaan, die nog de rol <strong>van</strong> enen ZETTO ongeftraft<br />

fpeelt.<br />

R 4 Zoo i


2fJ4<br />

BEDE OM VERGIFFENIS'<br />

Zoo gaarne ik nu dit ook we<strong>der</strong>roepen of afbidden<br />

wilde, zoo weinig reden vind ik daar toe, dewijl de<br />

waarheid mijner gisting openlijk voor ie<strong>der</strong>s ogen ligt,<br />

en mijne voorfpelling reeds ten dele vervuld is.<br />

De verftandige man zoekt het vuur niet te blusfchen^<br />

dat hem niet brandt: zoo denkt alleen het gepeupel,<br />

dat dom genoeg is, om zich op den heiligen FLORIA-<br />

NUS te verlaten. Maar een wijs en eerlijk Patriot moet<br />

booswigten kenbaar maken, op dat regt en deugd niet<br />

ongeftraft mishandeld worden. Wat mij zeiven betroffen<br />

heeft, wil ik gaarne vergeven; maar onbillijkheden<br />

met onverfchillige ogen aan te zien; bedriegers<br />

daarom te vereren, om dat zij in gewigtige ambten<br />

dienen,'of om dat een groter hun acht, die zich misfchien<br />

houden wil, als of hij hun bedrieglijk characler<br />

niet kent; en ontijdig zwijgen <strong>van</strong> hunnen list en onregtvaardigheid<br />

is de laagheid zelve.<br />

Ik weet wel, dat KRÜGEL en ZETTO , die nog in<br />

het vorig jaar mijne gebiedende Overheid, en tevens<br />

m : jne Curatoren en hoofdvijanden waren, mij thands<br />

niet meer fchaden kunnen: maar hunne vrienden en<br />

voormalige medehelpers leven nog; zij zijn nog geaccrediteerd;<br />

zij hebben nog de magt in handen, om de<br />

heiligde waarheid te on<strong>der</strong>drukken. Zij hebben redenen<br />

, om te vrezen, dat ik misfchien nog ééns in om.<br />

Handigheden komen kon, waar in ik hun openlijk met<br />

name noemen zou, en rekenfchap <strong>van</strong> hun afvor<strong>der</strong>en<br />

wegens de fchanddaden, die zij aan mij en meer weerloze<br />

eerlijke mannen, weduwen, en wezen geoefend<br />

hebben.<br />

Om nu de vervolgingen <strong>van</strong> deze nog magtige He»<br />

ren verftandig te ontwijken, beloof ik hier mede op<br />

liet plechtigfte, dat ik mij alleen door verachting wrekea


EN EERLIJKVERKLARING ENZ. £65<br />

ken wil, en dat ik hun bij mijn leven niet noemen<br />

zal, of de Monarch moest mij om hunne namen vragen.<br />

Na mijn' dood nogthands, zal ik misfchien hunne<br />

namen bekend maken, in het vierde Deel mijner<br />

Leyensgefchiedenis, waar in ik alle raadzels en donkere<br />

plaatzen, die in de drie eerfte Delen voorkomen,<br />

ophel<strong>der</strong>en zal; geheimen openbaren, die ik nu nog<br />

bedekt moest houden; en dingen aan den dag brengen<br />

, die ik eerst aan gene zijde <strong>van</strong> het graf en <strong>van</strong><br />

mijne gevaren in het ware licht durf voor te (tellen.<br />

Tot dien tijd toe kunnen zij gerust zijn. Ik ben door<br />

on<strong>der</strong>vinding wijs geworden. Niemand on<strong>der</strong>fteunde<br />

mij, toen ik de waarheid fchreef; en , die juftitie-collegien<br />

reforméren wil, die heeft het voorzeker nog<br />

har<strong>der</strong> te verandwoorden, dan de Hervormers <strong>van</strong> den<br />

Godsdienst, LUTHER en CALVIN alleen vonden Monarchen<br />

, die ene gemeenfchappelijke zaak m'et hun<br />

maakten, HUSS in tegendeel werdt gebraden. En bij,<br />

die ongeregtigheid ontdekt, vindt dadr voorzeker geen<br />

befcherming noch achting, waar de Vorst zelf, bij<br />

een algemeen be<strong>der</strong>f, echter gene herftelling durvt te<br />

on<strong>der</strong>nemen.<br />

Zoo is het in de daad met de zaak gelegen; ik haal<br />

mijne fchou<strong>der</strong>s op, en trek 'er den voorhang vóór ;<br />

ik betreur hartelijk allen, die om regt zuchten; en,<br />

wat mij zeiven betreft, verzoek ik maar alleen oogluiking<br />

en vergeving <strong>van</strong> dien Vorst, die mijne gedrukte<br />

waarheden en gewaagde fchredcn on<strong>der</strong> de ligtvaardige<br />

en voorbarige on<strong>der</strong>nemingen <strong>van</strong> enen goeden<br />

burger <strong>van</strong> den Staat rekent.<br />

Maar, dat ik booswigten kende, eer men hun kennen<br />

wilde, eer zij geftraft werden; dit is gene misdaad,<br />

gene belediging, die een ftandvastig en eerlijk<br />

R 5<br />

man


256 BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLTJKVERKL. ENZ,<br />

man afbidden of herroepen kan. Wanneer voor het<br />

overige datzelvde herftellingswerk zoo geëindigd wordt,<br />

dat ten laatften de Monarch, de bezitter <strong>van</strong> goe<strong>der</strong>en<br />

, en de boer redenen hebben, om vergenoegd te<br />

zijn, zon<strong>der</strong> dat de misbruiken, die ik aangeftipt heb,<br />

behoeven opgeheven te worden. ... in dit geval alléén<br />

wil ik gaarne als een neuswijs ftaatkundige te<br />

boek (ban, ja zelvs openlijk een leugenaar heten, volvaardig<br />

om vergiffenis vragen, en een' bedevaart te<br />

voet na Rome doen, om, na grondige overtuiging <strong>van</strong><br />

mijne hardnekkige dwalingen, eindelijk ook in den<br />

fchóot <strong>der</strong> alléénzaligmakende Kerk opgenomen te worden<br />

, die tot dus verre alle goede ontwerpen in onzen<br />

Staat verijdelde, en bij gevolg alle Schrijvers <strong>van</strong> mijn<br />

zoort, met ftaatkundig regt, Aartsketters noemde.<br />

In


ïn hetzelvde Deel heb ik ook Over de Boheemfche<br />

onzichtbare Lijfeigenfehap gehandeld, en in de daad<br />

even zoo klaar als grof de waarheid tegen de Roomfche<br />

Hiërarchie gefchreven.<br />

Zoo lang ik leve, zal ik geen woord <strong>van</strong> dit gefchrivr<br />

we<strong>der</strong>roepen , terwijl de waarheid in hetzelve<br />

wel onbewimpeld , en met enen waren Duitfchen<br />

ijver , maar tevens welberaden gezegd is. Ik zal<br />

ook niet morren , wanneer ik voor deze mijne ligtvaardigheid<br />

enige millioenen jaren in het vagevuur<br />

braden moet. Het gantfche Koningrijk Bohemen en<br />

alle eerlijke lieden zullen daartegen zoo veel voor<br />

mijne arme ziele bidden, zoo vele aflaten gewinnen,<br />

zoo veel genade bij den alzienden God voor mij affmeken,<br />

dat alle banblikfems <strong>van</strong> den magtigen Stadhou<strong>der</strong><br />

<strong>van</strong> CHRISTUS mij juist zoo hard niet treffen<br />

zullen, als de monniken, wien ik de kap, waar on<strong>der</strong><br />

zij hunne boevenftukken bedekten , <strong>van</strong> de gewijde<br />

oren getrokken heb , wel zouden wenfehen.<br />

Want , wanneer die onzichtbare lijfeigenfehap , die<br />

ik in deze Verhandeling gefchil<strong>der</strong>d heb , algemeen<br />

zichtbaar geworden zal zijn, dan alléén, en on<strong>der</strong> gene<br />

an<strong>der</strong>e voorwaarde, kunnen de ongelukkige flaven<br />

hun menfehenregt .leren voelen, en hunnen weldadigen<br />

Monarch voor de bevrijding <strong>van</strong> een juk danken,<br />

dat, hoe zeer ook alle zigtbare lijfeigenfehap opgeheven<br />

moge zijn, in ene onzichtbare geftalte de Vor-r<br />

ften,


2(58 BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERRX. ENZ.<br />

ften, den adel, de boeren , tot op dit tegenwoordig<br />

ogenblik , en thands erger dan oit , drukt,<br />

en nog lang zon<strong>der</strong> barmhartigheid drukken zal; dewijl<br />

de ingezetenen <strong>van</strong> Bohemen even zoo weinig<br />

voor ware verlichting voorbereid zijn, als in Spanje<br />

en Oostenrijk.<br />

Ik


T<br />

ik heb in hetzelvde Deel, in mijne Brieven uit Spa,<br />

ene grote doodzonde begaan, daar ik de eerwaardige<br />

bende valfche fpelers, die <strong>van</strong> de kerk befchermd<br />

werdt, openlijk in hare eer en waardigheid aantastte,<br />

en hare listige dreken bekend dorst te maken. Ik<br />

heb zelvs gezegd: ,, Een Pharaofpeler <strong>van</strong> profesfie,<br />

,, en een zoogenaamd Chevalier dindujirie kunnen<br />

„ onmogelijk eerlijke lieden, en goede Christenen<br />

„ zijn; en even zoo min zij , die hunne gekaapte<br />

,, winden met hun delen."<br />

Hier door heb ik in de daad zeer grof en moedwillig<br />

tegen de Kerke Gods gezondigd, dewijl in Spa<br />

het pharaofpel in de daad door fpeciale privilegiën <strong>van</strong><br />

den Bisfchop geauthorifeerd is, en geregtigd, om alle<br />

vreemdelingen te plun<strong>der</strong>en, en hun de beurs zoo<br />

fchoon te vegen, als immer mogelijk is.<br />

Ik bid dierhalven , als een goed mensch in mijn<br />

zoort, als een echt Catholisch Christen, de onfeilbare<br />

kerkelijke Overheid alleron<strong>der</strong>danigst, en met een verbrijzeld<br />

hart, om vergeving, dewijl ik mij vermeten<br />

heb openlijk aan hare onfeilbaarheid te twijfelen. Ik<br />

heb wel de reine waarheid gefchreven; dit is helaas!<br />

onlochenbaar en onwe<strong>der</strong>roepelijk : maar, beledigt hun<br />

deze waarheid, dan wil ik gaarne haar martelaar zijn,<br />

en mij als een' houtfnip laten braden, bijaldien hunne<br />

Hoog-eerwaardigheden èn Eminentiën mij lighaamlijk<br />

genieten willen.<br />

Ik befchouwde de hazardfpelen maar als een een-<br />

vou-


2?° BEDE OM VERGIFFENIS<br />

vouwig leek, als een in de geheimvolle Godgeleerdheid<br />

<strong>der</strong> Monniken onervaren moralist, of ais een<br />

Lutheraan, die aan den letter hangen blijvt, na den<br />

bloten zin <strong>van</strong> onzen Kerk-catechismus, waar in het<br />

negende en tiende gebod uitdrukkelijk ftaat;<br />

„ Gij en zult niet begeren uwes naastes huis.<br />

Gij en zult niet b^g-ren uwes naasres wijf,<br />

,, noch zijnen dierstknegt, noch zijne dienst-<br />

,, maagd , noch zijnen osfe , noch zijnen<br />

„ ezel, NOCH IETS DAT UWES NAASTES IS."<br />

Daar nu in deze geboden niet duidelijk gezegd wordt;<br />

„ Gij en zult niet begeren uwes naastes louis<br />

,, d'or, guinies, of ducaten;"<br />

en ik als een leek immers niet weten kon, of misfchien<br />

niet weten wilde, dat de kerk alléén het regt <strong>van</strong> uitlegging<br />

heeft; dat zij zich in geloofszaken maar alleen<br />

aan de woorden , juist zoo als zij daar haan, en<br />

met goedkeuring <strong>van</strong> het Roomfche Hof gedrukt zijn,<br />

feindt; en dat zij gene bijvoeging of aflating tot of<br />

<strong>van</strong> dezelven duldt, wanneer zij, alléén éénftemmig<br />

met den Heiligen Geest en met hare eigene oogmerken,<br />

handelt en uitfpraken doet, welke geen ongewij.<br />

de mag nafnuffelen : zoo ben ik ongevoelig tot ketterfche<br />

dwalingen vervallen; maar ik beloof in het<br />

toekomende niet meer een boosaartig uitlegger <strong>der</strong> geboden<br />

Gods en zijner kerke te -.uilen zijn. . .<br />

Ik wil al mijn verhand, alle mijne menfchenlievde<br />

on<strong>der</strong> de blinde gehoorzaamheid des geloofs ge<strong>van</strong>gen<br />

nemen, en gekluisterd houden, en aan onze zielenher-


EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 27I.<br />

her<strong>der</strong>s de zaligfprelring <strong>van</strong> hunne gepriviligeerde pharaofpelers<br />

geheel en alleen overlaten. Op aarde blij',<br />

ven zij echter altijd fchelmen. Maar, daar bij de uitverkorenen<br />

Gods gewis geen pharao gefpeeld wordt;<br />

daar in «den hemel ook de Bisichoppen gene inkomften<br />

meer nodig hebben om zich een luisterrijk ferail te<br />

bezorgen ; zoo hoop ik evenwel zon<strong>der</strong> bisfchoplijk<br />

privilegie in den hemel te komen. Op deze onzalige<br />

aarde intusfchen zal ik een eerlijk man en een Christen<br />

blijven, maar ik zal in het vervolg zwijgen, wanneer<br />

ik het ongeluk <strong>van</strong> an<strong>der</strong>en in de mishandelingen<br />

<strong>der</strong> Geestelijkheid zie. Dit geluk zal mij wel niemand<br />

in Spa, Luik of Rome benijden. En, deed ik an<strong>der</strong>s,<br />

dan zou ik, als een boosaartig verra<strong>der</strong> <strong>van</strong> geestelijke<br />

geheimen, door het blind en in zijne onwetendheid<br />

omgeleid gepeupel , on<strong>der</strong> die Aartsketters gerekend<br />

worden, die ipfo fa&o regtmatig geëxcommuniceerd,<br />

en aan de klaauwen des Duivels overgegeven zijn.<br />

Dit zij echter God en <strong>der</strong> eerlievende waereld geklaagd<br />

!<br />

Ik wil hier gaarne geduldig lijden, indien maar door<br />

mijne Schrivten de waarheid openbaar wordt, indien<br />

maar mijn goed geweten mij fchadeloos houdt, en de<br />

almagtige ewige Bisfchop éénmaal tot mij zegt;<br />

„ TRENCK ! gij hebt regt geloovd , belonens-<br />

„ waardig geleerd, en de waarheid onbewim-<br />

„ peld en met heldenmoed gefchreven!"<br />

O hoe gaarne wil ik enige procenten, die de bisfchoplijke<br />

genade mij <strong>van</strong> de fpeeltafel aanboodt (ƒ_),<br />

CO Zie II Deel, bladz. 241.<br />

om


271 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

om mij te doen zwijgen, ontberen ! hoe trotsch wil<br />

ik de vervolgingen <strong>van</strong> alle waereldlijke en geestelijke<br />

Overheden verachten , wanneer ik alléén om mijne<br />

deugd en waarheidslievde een martelaar wezen moet.<br />

Genoot de heilige kerk niet 40 procent <strong>van</strong> de inkomften<br />

<strong>der</strong> fpeeltafels, dan was gewis de ban <strong>van</strong><br />

alle deze gepriviligeerde bedriegers de eerfte plicht <strong>van</strong><br />

Christelijke O verpriesters. . . . Maar, dewijl de geestelijken<br />

'er zulke grote winften <strong>van</strong> trekken, neemt<br />

men voor zijn zondags-euangelij de volgende fpreuk<br />

aan (g);<br />

— 1 1 ———- „ Lucri bonus eft odor ex re<br />

„ Qualibet." -<br />

On<strong>der</strong>tusfchen geniet ik, voor het ontbéren <strong>van</strong> deze<br />

winften dit geluk, dat ik, altijd fier, om dat ik<br />

mij niets te verwijten heb, met vrijmoedigheid hem<br />

on<strong>der</strong> de ogen kan treden, die in de landpalen <strong>van</strong><br />

Duitschland een' eerlijk man met de lantaarn <strong>van</strong> DIO-<br />

OENES zoeken mogt.<br />

Maar, hoe onverduwelijk het mij valt, dat ik in<br />

het vervolg niet meer <strong>van</strong> de giftmengerijen <strong>van</strong> Luik,<br />

<strong>van</strong> de ftreken <strong>der</strong> bijzitten, noch <strong>van</strong> de gruwelen<br />

<strong>der</strong> valfche fpelers durf fchrijven, indien ik eens ein-<br />

de-<br />

(g) JUVENALIS, Sat. XIV, 204. De toepasfing is op de<br />

woorden <strong>van</strong> TITUS VESFASIANUS , qui rcprehendenti filio Tito,<br />

quod etiam urince vectigal commtntus es/et, pecuniant<br />

ex prima penjione admovit ad nares, fcifcitans, nura odore<br />

efTen<strong>der</strong>etur: &, Ulo negante, Atqui, inquit e lotio eft. v.<br />

SCET. in Fesp. cap, 23.


EU E ER L IJK V E RK L AR IN G ENZ. 273<br />

delijk de onoverwinnelijke vervolgingen <strong>van</strong> op mij<br />

vertoornde geloofskramers ontwijken, ten minden aan<br />

deze zijde <strong>van</strong> het graf nog enige geruste dagen gemeten<br />

wil; hoe veel het mij kost, mijne wapenen,<br />

die^ tot enen kloekmoedigen tegenftand! zoo zeer gefchikt<br />

zijn , te laten verroesten ; dit kan hij alleen<br />

maar in het volle gewigt gevoelen, dié een gevoelig<br />

menfchelijk hart in zijn' boezem draagt, en wiens<br />

goede wil zomtijds zoo gekluisterd werdf, dat hij uit<br />

ftaaikundige of huislijke oirzaken genoodzaakt was<br />

zuchtende te zwijgen.<br />

Ik heb echter reeds véél meer gedaan, dan mijne<br />

ambtsplichten vor<strong>der</strong>en, meer dan de voorzichtigheid<br />

mij vergunde, meer zelvs dan men mogelijk achtte in<br />

een' Staat, waar de Scepter <strong>der</strong> Hiërarchie onbepaald<br />

gebiedt, en gift eh dolk voor onvoorzichtige waaghalzen<br />

bereid zijn. Hoe dikwijls was mijn leven in hetzclvde<br />

gevaar als mijne goe<strong>der</strong>en! ... Het is misfchien<br />

mij alleen gelukt, dat ik nog mijne chrivten<br />

en regten verdedigen kan. Een an<strong>der</strong> zoeke vruchten<br />

op het veld, dat ik bebouwd heb. Voor. mij heeft<br />

het tot dus verre niets als doornen en distelen gedragen.<br />

Misfchien vindt een vermogend on<strong>der</strong>nemer op<br />

den <strong>van</strong> mij gebaanden weg een' middel, om ook rozen<br />

voor zich en zijne medehelpers te kunnen plukken,<br />

en het voorhangzel geheel te verfcheuren, dat<br />

de heilige boevendukken bedekt.<br />

Noch in Aken, noch in Spa, noch te Luik zal<br />

men mijn* naam in den Almanach <strong>der</strong> Heiligen vinden.<br />

Maar met de kaarten in de hand, of door laagheden<br />

wil ik ook gene Bisfchoplijke aflaten gewinnen. Ook<br />

wil ik geen' hemel verdienen, tot welken alleen maar<br />

met gerede penningen betaalde bullen, priesterlijke be-<br />

III. BEEL. S drie-


474 B E D K 0 M VERCIFFENIS EN EERLIJK.VERKX. ENZ.<br />

driegerijen, dreken <strong>van</strong> valfche fpelers, of an<strong>der</strong>e flechte<br />

daden den ingang openen kunnen. Want voor een<br />

zoo onedel gezelfchap deug ik even min in den hemel<br />

als op aarde.<br />

Men mag mij dus dat ten goede houden, dat ik<br />

reeds tegen de valfche fpelers heb laten drukken. Ik<br />

gevoel hartelijk berouw en leedwezen, dat ik zoo weinige<br />

voordelige uitwerkingen voor de maatfchappij<br />

veroirzaakt heb, en ik bidde God, dat hij het hart<br />

<strong>der</strong> Vorften beftiere, bij aldien iemand hunner in het<br />

vervolg mijne gedachten lezen, of aan mijne voordellen<br />

een gunftig oor lenen wilde.<br />

In


& 9<br />

In het VIERDE DEEL mijner Schiivten, dat <strong>van</strong> de<br />

Nationale Dapperheid handelt, heb ik alleen maar aan<br />

mijne kameraden in de krijgsfchole de waarheid zoo<br />

gefchil<strong>der</strong>d, als ik haar gemeend heb te ontdekken.<br />

En, in gevalle ik daar in ergens gedwaald heb, zoo<br />

ben ik een mensch, wiens gezichtskring misfchien door<br />

vooroordelen beperkt is. Het oogmerk, waarmede ik<br />

fchreef,was goed;en misfchien vinden ware ftaatkundigen<br />

nog hier en daar wel trekken, waar uit hun<br />

blijkt, dat ik geen ledig aanfehouwer op het toneel<br />

onzer waereld was. Men kieze het be,


Het VIJFDE DEEL leert ene ware Zedekunde, niét<br />

in den fmaak <strong>van</strong> een' fchoolpedant, maar ene die uit<br />

eigene on<strong>der</strong>vinding is opgemaakt. Ik wensch <strong>van</strong> dezelve<br />

goede uitwerking op het hart <strong>van</strong> ie<strong>der</strong>' befcheiden*<br />

lezer; en het oogmerk <strong>van</strong> dit boek is bereikt,<br />

wanneer iemand door mijn vooibeeld, of door mijne<br />

lesfen, wijzer, of beter wordt, dan hij te voren was;<br />

of, wanneer hij 'er door leert, zijn geluk edeler^te<br />

genieten, en zijn ongeluk in tegendeel grootmoedig te<br />

ont<strong>van</strong>gen, te verdragen, en af te fchudden.<br />

In


T<br />

-In het ZESDE DEEL vindt men mijnen Macedonifchen<br />

Held. Ie<strong>der</strong> doorzichtig man, welke dit ftuk leest,<br />

zal met ene rillige huivering be<strong>van</strong>gen worden, terwijl<br />

hij het gevaar en de koenheid des Digters ziet.<br />

De gevolgen <strong>van</strong> deze ftoutheid hebben mij bitter ge.<br />

noeg getroffen. Maar, God lof! ik fta nog onbeweeglijk.<br />

Zelvs de grooffte Held , de nu overleden<br />

FREDRIK , erkende, dat ik de waarheid gefchreven<br />

hadt. De grote THERESIA vroeg mij wel, „ wie mij<br />

,, bevolen of veroorlovd hadt, de waarheid te fchrij-<br />

„ ven?" en mijn werk werdt wel geconfisceerd,<br />

maar niet ten vure gedoemd. Zij, die hunne Helden<br />

tegen mijne aanmerkingen gaarne verdedigd zagen,<br />

kwamen tegen mij op; onrustige koppen zogen gift<br />

uit mijne op zich zelve zeer gezonde grondftellingen ;<br />

en hier door veroirzaakten zij, dat zelvs Vorften op<br />

mijne daden opmerkzaam werden. Vele ee'rlüke en<br />

doorzichtige lieden morden over de vadzigheid <strong>van</strong><br />

mijne lage medeburgers, die kruipend de oogmerken<br />

<strong>der</strong> waereld-ver<strong>der</strong>vers bevor<strong>der</strong>den. Goede Vorften<br />

in tegendeel prezen mijne koenheid, en verftandigeRepublicainen<br />

wetteden hunne wapenen tegen de dolle en<br />

alles on<strong>der</strong>nemende Heerschzucht met des te meer<br />

voorzichtigheid.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen is, nietregenftaande alle mijne openbaringen,<br />

de waereld bij het oude gebleven, en nog<br />

dieper in de llavernij geraakt, dan oit te voren. Men<br />

las den Macedonifchen Held met aandoening , men<br />

haalde de fchou<strong>der</strong>s op, en dacht . . . „ zulke fpre-<br />

S 3<br />

„ ken-


273 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

„ kende bewijzen <strong>van</strong> menschlijke dwaasheden komen<br />

„ helaas ! veel te laat voor ons. Wij krommen ons<br />

„ reeds onmagtig in het (lof, en bidden God, dat<br />

,5 hij ons voor Helden en roofzuchtige Vorften behoe.<br />

„ de. Wij z ; jn aan den despotifchen fceprer reeds<br />

„ gewoon, en kunnen herh niefmeer affchudden (h)"<br />

Hier bij heef het. Zelvs den Heiligen Koning DAVID<br />

heb ik in dit Heldendigt geen' Held, maar een' fchelm<br />

genoemd, en boven alle tegenfpraak, uit de Bijbelfche<br />

gefchiedenis zelve, bewezen, dat hij in de daad dien<br />

naam verdiende (i). Hier door heb ik vooral de He.<br />

ren<br />

(h) Ongelukkige Landen, welker ingezetenen, even als de<br />

Romeinen in de dagen <strong>van</strong> uvius, tot die tijden gekomen zijn,<br />

„ quibus nee vitia fua nee remedia pati pojfunt!'" conf. L<br />

vu pref. hifi. Rom.<br />

(i) De uitdrukkingen, welke de Schrijver hier, en in het<br />

vervolg, <strong>van</strong> DAVID gebruikt, zijn in de daad te hard, en onbegaanbaar<br />

met den eerbied, welken men aan zommige trekken<br />

<strong>van</strong> zi'n charafter verfchuldigd is. Wij zijn verre af, <strong>van</strong><br />

alles, wat hij deedt, goed te heten, en <strong>van</strong> zijne ondeugden<br />

te verbloemen. De Jiijbel plaatst hem buiten twijfel, in verfcheidene<br />

gevallen, in een zeer ongunftig licht; cn wij doen<br />

dus den Godsdienst noch eer noch voordeel aan , wanneer wij<br />

hem daar pogen te ontfchuldigen, waar Reden cn Openbaring<br />

b'^ide het vonnis ten zijnen nadele uitfpreken. Doch het ftaat<br />

ons aan de an<strong>der</strong>e zijde nimmer vrij, zijne deugden te verdonketen<br />

, hein onbillijk re bezwaren, of gebreken, die onafscheidbaar<br />

waren <strong>van</strong> den tijd en <strong>van</strong> de omtlandiglieden, waar<br />

in hij leevde, alléén san zijne bijzon<strong>der</strong>e geneigdheid, en aan<br />

de gefteldce&is, <strong>van</strong> zijn hart te wijten. Een characler, als dat<br />

<strong>van</strong> den zoon <strong>van</strong> ISAÏ, verdient in de daad met meer omzien,-<br />

Scheid en bedaardheid beoordeeld te worden, en het is ligt.<br />

vaar-


EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 279<br />

ren Praedicanten beledigd, die <strong>van</strong> heldendadan gene<br />

gezonde begrippen vormen, en die <strong>van</strong> een' booswigt<br />

gaarvaardig,<br />

*hem met één' penueftreek meédogenloos te doemen,<br />

en op den lijst <strong>der</strong> grootfte booswigten te Hellen. Indien men<br />

ook, in een ogenblik <strong>van</strong> drift, bij het lezen <strong>van</strong> zijne zwartfte<br />

daden, tot zulk een befluit gekomen was, dan nog moest<br />

de gantfche zamenhang <strong>van</strong> zijn leven, zijne deugd en zijne<br />

boetvaardigheid, ons we<strong>der</strong>om met hem verzoenen. Ie<strong>der</strong><br />

menfchenkenner zal de befcheidene fchets, welke NIEMEIJER <strong>van</strong><br />

hem gegeven heeft, over het algemeen allerjuist keuren moeten<br />

, en vooral met innige goedkeuring de inleiding lezen, die<br />

voor dezelve geplaatst is. „ DAVID (zegt de grote man) DA-<br />

„ VID! gij <strong>van</strong> vrienden en vijanden <strong>van</strong> den Gods-<br />

„ dienst gekend en niet gekend met alle befcheidenheid<br />

,, na<strong>der</strong> ik tot uwe gefchiedenis. Ik heb de bijwegen gezien,<br />

waar op uwe verdeedigers en aanklaagers zijn afgedwaald,<br />

„ het zij dat zij te zeer in u den mensch vergaten , en alleenlijk<br />

„ den heiligen Gods ontdekten: of dat zij zich Hechts tot de<br />

„ uitwendige gedaante <strong>der</strong> daaden bepaalden, en te kortzich-<br />

M tig waren, om dieper in uw hart door te zien. Wie heeft<br />

„ het ooit volkomen gevoeld, hoe groot gij zijt, wanneer uw<br />

„ geest, aan de aarde onttrokken, <strong>van</strong> God zingt; wanneer<br />

„ gij uit de diepte <strong>der</strong> ellende tot hem roept, <strong>van</strong> wien gij<br />

„ hulp verwachte; wanneer gij met eene innerlijke aandoe-<br />

„ ning des harten, waar <strong>van</strong> uwe medogenlooze befchuldi-<br />

„ gers naauwlijks eenig denkliceld hebben, nogthans Hem<br />

„ aanhangt, die uwe hulp, en ^f»; God is — wie heeft liet<br />

volkomen gevoeld, hoe groot gxkdan zijt, — en wie kan<br />

„ u nog met eene fpotteride ligtvaardigheid, of met het 011-<br />

„ barmhartige oog <strong>van</strong> een' Rechter befchouwen, wanneer<br />

„ gij nu geheel en al als een zwak zondig mensch, als een<br />

,, <strong>der</strong> grootfte zondaaren, diep <strong>van</strong> uwe hoogte weggezon-<br />

„ ken, ter ne<strong>der</strong> ligt? En evenwel •• wie zoude ook<br />

S 4<br />

„ ver-


«8 BEDE OM VERGIFPENIS<br />

gaarne hunnen Kerken-Held maken wilden. Proficiatl<br />

Ik zal mijne gezegdens noit we<strong>der</strong>roepen, daar zijné<br />

zoo hoog geprezene daden zelve tegen hem getuigen.<br />

Een echt Held laat weerloze vrouwen en zuigelingen,<br />

die ge<strong>van</strong>gen zijn , noit met ijzeren zagen levendig'<br />

door midden mijden Hij was een tyran, in een'<br />

klein<br />

verbergen, en in allen opzichte willen ontfchuldigen, 't<br />

» geen zelfs de gefchiedenis <strong>der</strong> Voorzienigheid (zodanig ij<br />

„ immers de gefchiedenis des Bijbels) niet verborg, niet ver-<br />

„ ontfcbu'digde? Waar toe toch zoude hij ons het iterkfte<br />

„ <strong>van</strong> alle fpreekende voorbeelden bewaard hebben , voor<br />

„ hoedanige tegertfteilingen en fchijnbaare tegentïrijdigheden<br />

„ de menfchelijke natuur ten zelfden tijde vatbiar is? enz. 1 .'<br />

Characterkunde <strong>van</strong> den Bijbel, III Deel, 1 Stuk, bladz.<br />

143» 144.<br />

(b) Van dit geval hadt onze Schrijver zich vooral niet<br />

moeten bedienen, om zijne harde en geftrenge beoordeling<br />

<strong>van</strong> bet charaéter <strong>van</strong> DAVID goed te maken. Het is waarj<br />

de befchuldifiers <strong>van</strong> dien Vorst menen hier vooral grote redenen<br />

te vinden, om hem :u- gispen. Doch het was te wenfehen,<br />

dat tot ontfchuldiging <strong>van</strong> alle zijne daden zoo veel<br />

te zeggen was, als wij kunnen bijbrengen, om'in deze bijzon<strong>der</strong>heid<br />

zijne fchuld te verligten. ï . ik ben juist niet<br />

<strong>van</strong> het gevoelen <strong>van</strong> j. A. DANZIUS. (in dif. qua; inferibitur<br />

Davidis mitigata in Ammonitas devictos crudelitas, Jen.<br />

i--o) en an<strong>der</strong>en, die de Aorden <strong>van</strong> den Gefchiedfchrij.-<br />

ver, a Sam. XII, 31, vTChron. XXI, 3 . aldus pogen te<br />

verkhn-en, als of "er r/leen door werdt te kennen gegeven,<br />

M DAVID de ge<strong>van</strong>genen tot zwaren arbeid , houtzagen ,<br />

ticheiltenen branden enz. veroordeeld hadt Maar, indien wij<br />

bij de gewoonlijkfte verklaring <strong>der</strong> woorden blijven, dan is 1<br />

'er nog zeer veel tot onfchuldiging <strong>van</strong> dit gedrag te zeggen.


EN EERLT.JKVERKLARING ÏNZ. zti<br />

Stleinen oorlog, aan het hoofd <strong>van</strong> enige elendige Joden;<br />

maar hij zou altijd ene zeer flechte rol gefpeeld<br />

hebgen.<br />

Hoe zeer hadden de Ammoniten de Israëliërs getergd,<br />

en hoe wreed was het krijgsregt <strong>van</strong> Ammon!<br />

HANUN hadt<br />

den throon <strong>van</strong> zijnen overledenen va<strong>der</strong> geërvd, ert" DAVID<br />

zondt hem gezanten, om hem ©ver den dood <strong>van</strong> zijnen va<strong>der</strong><br />

te troosten, en met zijne komst aan de regering geluk<br />

te wenfehen.<br />

De ligtvaardige en wrede Koning laat zich<br />

door zijne Hovelingen in het denkbeeld brengen, dar deze<br />

gezanten gekomen waren, om zijn Land te verfpieden ; hij<br />

ïcheert hunne baarden half af, fiiijdt hunne kle<strong>der</strong>en half af,<br />

tot aan de heupen toe, en laat hun aldus gaan; a Sa


232 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

hebben, aan de fpitfe <strong>van</strong> een heir Macedoniè'rs. Ech-'<br />

te Helden ziju ook noit laag, noch wraakgierig, noch<br />

ver-<br />

„ zijnen voorigen ftaat herfteld was. " NIEBUHR maakt <strong>van</strong><br />

een nog zeer jong geval melding, dat hier ook toe behoort,<br />

in zijne befchrijving <strong>van</strong> Arabïè, bladz. 302: ma MEHENIU,<br />

een Arabisch Vorst, dia in hei laatst <strong>van</strong> 17Ó5, of in het begin<br />

<strong>van</strong> 3766, den Hoilan<strong>der</strong>en het eiland Charedsj in den<br />

Perfifchen zeeboezem afgenomen heeft, behandelde den afgezant<br />

<strong>van</strong> KESIM KHAN zeer fmadelijk, en liet hem on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>en<br />

den baard affclieren, het welk insgelijks tot enen bloedigen<br />

oorlog aanleiding gaf. Hoe zeer wordt, zoo dra wij dit<br />

weten , het fchenden <strong>der</strong> gezanten, die bij alle volken, de<br />

onbefebaaftiere zelvs niet uitgezon<strong>der</strong>d, heilig plegen te zijn<br />

(^.pes in Pclop. cap. 5; in het geval, waar <strong>van</strong> wij thands<br />

lpreken, verzwaard ! Immers men behoeft 'er niet aan te twijfelen<br />

, of deze belediging toen reeds in het Oosten zoo hoog<br />

opgenomen zij, als tegenwoordig. Zoo dra DAVID <strong>van</strong> het geval<br />

on<strong>der</strong>rigt was, liet hij aan zijne gezanten, die uit fchaamte<br />

niet- tot hem dorsten we<strong>der</strong> te keren, of zich in her. openbaar<br />

te vertonen, boo.ifcuappen, dat zij te Jericho zouden blijven,<br />

tot dat hunne baard we<strong>der</strong>om gewasfeu zou zijn, 1 Sam, X,<br />

5, 1 Chron. XIX, 5. En vooral was deze belediging groter,<br />

wanneer de gisfing <strong>van</strong> den Heer KUIPERS doorgaat, dat<br />

HANUN misfchien door deze daad heeft willen te kennen geven<br />

, dat hij DAVID niet hoger achtte dan een' zijner Haven, dewijl<br />

het afi'cheren <strong>van</strong> den baard een teken <strong>van</strong> flavernij was:<br />

zie zijne aantekeningen op de boven aangehaalde plaats <strong>van</strong><br />

D'/.KVIEUX, bladz-, 216. • Daarenboven wie weet, welke<br />

wreedheden de Ammoniten reeds hadden uitgeoefend aan<br />

die genen <strong>van</strong> DAvir/s krijgslieden, die in hunne handen gevallen<br />

waren. Misfchien hadden zij dezen wel hetzelvde zoor:<br />

<strong>van</strong> ftraf doen on<strong>der</strong>gaan,dat buiten twijfel bij vele Oosterfche<br />

vol-


EN EERLIJKVERKLARING EN?. 283<br />

verra<strong>der</strong>lijke moordenaars. Hij behoort dierhalven 011-<br />

we<strong>der</strong>fprekelijk tot het getal <strong>van</strong> huu, dien ik met<br />

CAR»<br />

volken in gebruik was, bij voorbeeld, bij die <strong>van</strong> DAMASCUS,<br />

welke den Gileaditen dezen ijzelijken dood aaadeden; AMOS I:<br />

3, cf. GATAKER! adv. ntifc. pojlh, c. 45, in Opp. crit. p. 902.<br />

• Altbands wij hebben bewijzen genoeg <strong>van</strong> den bloed,<br />

doruigen aart dezer natie. Toen hun Koning NAHAS, ten tijde<br />

<strong>van</strong> SAUL, de Had Jabes in Gilead belegerde, wilde hij geen<br />

verbond met de belegerden maken, dan op deze onmenschlii.<br />

ke voorwaarde, dat hij hun allen het regter oog zou Jatin ütfteken;<br />

1 Sam. XI, 2: en bij AMOS, Kap. I, 13, vinden wij<br />

<strong>van</strong> hun aangetekend, dat hunne woede zoo ver ging, dat i\\<br />

zelvs de zwangere vrouwen <strong>van</strong> Gilead hadden opgefijedi r,<br />

Zóu men zulke menfehen niet fchier volgens onze regi- u zu' : ,e<br />

ene zware finf waardig kunnen keuren? Zou men niet bijna<br />

met PROCoi'ios GAZAEUS (in fcholiis in libros Regum, p. 133<br />

ed McuRsu) zeggen mogen, dat deze daad <strong>van</strong> DAVID gnq<br />

werk <strong>van</strong> wreedheid, maar <strong>van</strong> ene regtvaardige draf was? £11<br />

zou men met NIEMEIJER (op de aangehaalde plaats, bladz. 272)<br />

Diet mogen vragen; „ Hoe had de moed bij de mannen <strong>van</strong><br />

„ rAVID , hoe de lust alles voor hem te waagen, kunnen on-<br />

„ <strong>der</strong>houden worden, zo hij zijne on<strong>der</strong>daanen niet gewroo»<br />

„ ken had aan eene bloeddorfiige Natie voor de finaadeüjkfte<br />

„ mishandeling?" — Eindelijk, wij moeten de daden<br />

<strong>der</strong> oudfte volken en Vorften niet naar onze zeden beoordelen.<br />

Dezelvde daad, die thands wreed heet, fcheen toen regtvaardig,<br />

misfchien zelvs barmhartig. Wij houden dit in het oog,<br />

wanneer wij vonnisfen over de Grieken en Romeinen. Maar<br />

waarom zouden wij het dan vergeten, wanneer wij de gefchiedenisfen<br />

<strong>der</strong> Israëliërs lezen ? De beroemde ACHILLES brengt<br />

in den Trojaanfchen oorlog den edelen en beminnelijken MCto&<br />

om. De ftervende Held bidt hem, dat hij zijn lighaam<br />

na


284 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

CARTOUCHE vergelijke. En, fchoon de kerk hem gecanoniseerd,<br />

en heilig genoemd heeft, hij was echter<br />

noit een eerlijk man.<br />

na Troje zal zenden, en niet zal laten ontè'ren door de Grie»<br />

ken. AcniLLEs weigert dit onmeêdogcnd. Hij berooft REC­<br />

TOR, zoo dra hij geftorven is, <strong>van</strong> zijne wapenen, doorboort<br />

zijne beide voeten, doet ? er le<strong>der</strong>en riemen door heen, en<br />

bindt hem op deze wijze achter aan zijnen wagen, waar mede<br />

hij voortfnelt, het hoofd <strong>van</strong> den overwonnen held dus in het<br />

ilof voortflepende , en bezoedelende. Dit alles gefchiedt in<br />

het gezicht <strong>van</strong> zijne brave ou<strong>der</strong>en, den grijzen PRIAMUS en<br />

de aandoenlijke HECUBA, <strong>van</strong> zijne vrienden, en ftadgenotens<br />

cn, toen hij eindelijk <strong>van</strong> deze wreedheid en fmaad verzadigd<br />

is, werpt hij het ontheisrtrd lijk voor de honden, om ver<strong>der</strong><br />

verfcheurd te worden (v. HOM. Wad. X, vs. 337 & feqq, Y ,<br />

vs. 183). De Romeinfche Gefchiedenis is ook in het geheel<br />

niet zuiver <strong>van</strong> zulke voorbeelden <strong>van</strong> wreedheid, METIUS<br />

ruFFETius, de Diétator <strong>van</strong> de Albanen, wordt, om dat hij<br />

ontrouw geweest was aan zijn verbond met de Romeinen,<br />

tusfchen twee wagens vastgebonden; men doet de paarden,<br />

welke voor dezelven gefpannen zijn, langs enen verfchillenden<br />

weg voorthollen ; en het levend lighaam <strong>van</strong> den Albaan<br />

wordt dus onmenschlijk <strong>van</strong> één gefcheurd. En, fchoon LI-<br />

VIUS , wanneer hij dit geval verhaald heeft, (ƒ///?. R o m. J „<br />

28) 'er bij voegt, dat dit het eerde en laatfte voorbeeld zij,<br />

<strong>van</strong> ftrafTün, door de Romeinen ter uitvoer gebragt, waar in<br />

zij de menfchelijkheid vergeten hadden; zoo zal echter een<br />

kenner <strong>van</strong> hunne gefchiedenisfen zich wel meer voorbeelden<br />

erinnereri kunnen <strong>van</strong> behandelingen, die door hun aan over.<br />

wonnen' vijanden zijn aangedaan, en die wij, naar onze zeden<br />

, wreed zouden noemen. Ik zal thands geen gebruik maken<br />

<strong>van</strong> het verhaal, dat ïüisEf.o bij GEIXIUS doet (N. A.<br />

VI,<br />

Pp


E N E E R L I J K V E R K L A R I N G E N Z . 885<br />

Op dit geloof wil ik leven en <strong>der</strong>ven. Mijnheer de<br />

Koning <strong>der</strong> Joden, DAVID, zd ook noit mijn voorbid<strong>der</strong><br />

in den hemel zjn; en <strong>van</strong> daar, waar TITUS,<br />

TKAJANUS, CJE'AR (7), en FREDRIK hun Elyfium ge-<br />

von-<br />

VI, 4) <strong>van</strong> de ijzelijke folteringen, die de kin<strong>der</strong>en <strong>van</strong> RK-<br />

GULUS aan enige aanzienlijke Punifche ge<strong>van</strong>genen, die aan<br />

hun door den Raad overgegeveu waren, zouden hebben aangedaan.<br />

Ik weet, dat men aan de waarheid <strong>van</strong> dit verhaal<br />

twijfelt, orrj dat de beste Schrijvers, die de Punifche oorlogen<br />

befchreven hebben, 'er <strong>van</strong> zwijgen. Ik zal dus enige<br />

an<strong>der</strong>e voorbeelden bijbrengen, die, fchoon <strong>van</strong> lateren tijd,<br />

echter daarom vooral hier toe fchijnen te behoren, om dac<br />

zij bewijzen, dat hetzelvde zoon <strong>van</strong> Itraf ook bij de befchaav<strong>der</strong>'<br />

Romeinen niet onbekend was, en niet alleen tegen<br />

overwonnen vijanden, maar zelvs zomtijds tegen hunne<br />

eigene medeburgers gebruikt werdt. In den Mithridatifchen<br />

oorlog werden de Bithyniè'rs door de Romeinen overreden<br />

met zoogenaamde currus falcati, $ginotvr}'$ógoi ctg/Axrx ,<br />

waar door zij <strong>van</strong> één gefcheurd werden, zommigen in twee,<br />

an<strong>der</strong>en in meer (lukken; het welk aan het leger <strong>van</strong> NICO-<br />

MEDES een' groten fchrik aanjaagde, daar zij halven menfehen<br />

nog levende zagen, of an<strong>der</strong>en in verfcheidene (lukken verfcheurd,<br />

of hunne leden aan deze wagens hangende, zoo dat<br />

zij meer door de ijzelijkheid <strong>van</strong> dit fchouwfpel, dan door<br />

den (lag, overwonnen , allen in wanorde geraakten : APP.<br />

ALEX. de bel. Mithrid. p. m. 313. CALIGULA liet vele aanzienlijke<br />

Romeinen midden doorzagen: SÜET. in Calig. cap.<br />

27. En zelvs on<strong>der</strong> TRAJANUS, werden de Joden, die Cyrene<br />

bewoonden, en zich aan een' opftand fchuldig gemaakt<br />

hadden, op dezelvde onmenschüjke wijze geftraft: v. XIPHI-<br />

Z.1N! Epitome DIONIS NICAEI , Lib. LXVIII.<br />

(/) Ik zal uit befcheidenheid niet alles ter ne<strong>der</strong> fchrijven,<br />

wat mij bij het lezen <strong>van</strong> deze pasfage te binnen fchoot.<br />

Maar


286" BEDE OM VERGIFFENIS<br />

vonden hebben, zal DAVID gewis<br />

• blijven, en op zijne harp kwelen.<br />

verre verwij<strong>der</strong>d<br />

Voor het overige, daar mijn Macedonifihe Held ma<br />

in<br />

Maar <strong>van</strong> CAESAR , die reeds zoo vele ewen in het ftof gelegen<br />

heeft. en wiens naam toch door geen' Straf-vonnisfen <strong>van</strong> een'<br />

even onwaardigen of nog onwaardiger' Opvolger tegen deszelvs<br />

regtvaardigen befchuldiger verdedigd zal worden, durf<br />

ik immers wel een paar woorden zeggen? — Wat dunkt<br />

ü, Lezer! zou een braaf man wel ene verblijfplaats voor zich<br />

begeren in het Elyfium <strong>van</strong>een' Geweldenaar, die, in plaats<br />

<strong>van</strong> zijne verhevene talenten te gebruiken, om de waggelende<br />

Vrijheid zijner natie te hertellen, in tegendeel zich <strong>van</strong> dezelven<br />

i en <strong>van</strong> de omflandigheden des tijds, bediende, om zijn<br />

eigen juk op de halzen zijner burgers te leggen ? — <strong>van</strong> een<br />

man, die tot een vloek <strong>van</strong> het braavlte gedeelte zijner Landgenoten<br />

leevde en regeerde, en die zelvs hun, die te voren<br />

zijne vrienden geweest waren, door zijn gedrag noodzaakte,<br />

om, uit zuivere lievde tot hitn Va<strong>der</strong>land, hem den dolk in<br />

het hart te floten? . . . Verdient zulk een man met TITÜS en<br />

TRAJANUS gelijk gefield te worden? Ik zeg met FEITH, (in<br />

zijne Lierzang op DE KUITER , in de Tact- en Dichtlievende oe*<br />

feningen <strong>van</strong> het Genootfchap, ter Jpreuke voerende, Kunst<br />

werdt door arbeid verkreegen, VI Deel, i Stuk, bladz. 31.)<br />

„ Dat andren CAESARS tombe (leren — ~<br />

„ Ik Haar zijn' groothtiid aan, en ween .<br />

'k Bewon<strong>der</strong> in zijn zegevieren<br />

„ De blindheid <strong>van</strong> 't geluk alleen.<br />

't Geluk in de uitkomst, hier beneden,<br />

„ Door 'E blnule MenscLJum aangebeden,<br />

Vorst


EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 28?<br />

in mijne gezamentlijke Schrivten niet alleen getolereerd<br />

, maar met hoge goedkeuring openlijk verkocht<br />

wordt, zoo berouwt het mij gewis ook niet meer,<br />

dat ik hem gefchreven heb. Hij heeft toch een zeker<br />

licht verfpreid, waar <strong>van</strong> an<strong>der</strong>en na mij zich bedienen<br />

kunnen, om den nevel <strong>der</strong> vooroordelen te verdrijven<br />

; en misfchien zal hij nog de Nakomelingfchap<br />

verftandiger doen oordelen. Ook dient hij voor goede<br />

Vorften tot een' fpiegel en een' leerfchool. En Vorften<br />

, die vijanden <strong>van</strong> het menschdom zijn , Verove.<br />

raars, en Despoten, heb ik nimmer willen vleien.<br />

„ Vonnt dikwerf den Veroveraar -——•<br />

't Geluk; dat fnoodaarts durft belonen,<br />

„ Dat op fchavotten voert of troonen,<br />

„ Den Held maakt of den Moordenaar."<br />

En onze Schrijver, welke overal zoo billijk toont te denken<br />

«ver de Vrijheid en het Despotismus, hadt immers op dezelvde<br />

wijze omtrent CAESAR moeten denken!<br />

Bti


Bij mijn Jongjïe Gerigt , dat in hetzelvde Deel<br />

voorkomt, heb ik niets an<strong>der</strong>s te erinneren, als dat<br />

ik de heilige orde <strong>der</strong> Seraphinen, de broe<strong>der</strong>s <strong>van</strong><br />

den heiligen FRANCISCUS, hartelijk om vergeving bidde,<br />

daar ik den jongften dag in zijne fchrikkelijke gedaante<br />

gefchil<strong>der</strong>d heb , zon<strong>der</strong> hunnen groten Patroon<br />

op den Regenboog te zetten, waar mede volgens<br />

bun de ewige Rigter, met de grimmigheid <strong>van</strong><br />

enen Franciscaan gewapend, in het dal Jofaphat's verfchijnen<br />

zal, om alle vervloekte Lutheranen op één=<br />

maal, zon<strong>der</strong> barmhartigheid, in den afgrond <strong>van</strong> de<br />

Hel ne<strong>der</strong> te (forten, waar in juist <strong>van</strong> deze, alléén<br />

tot de zaligheid bedemde, orde zelvs geen één monnikskap<br />

te vinden zal zijn. Even daarom hebben zij<br />

ook in hunne kloosters mijn tafereel <strong>van</strong> den jongden<br />

dag aan alle hunne biegtkin<strong>der</strong>en<br />

5<br />

op dralfe ener doodzonde,<br />

verboden te lezen, en hun voor ie<strong>der</strong>e reize,<br />

dat zij mij een' Aartsketter heten, 40 dagen aflaat<br />

beloovd, On<strong>der</strong>tusfchen, wanneer ik hun allen verzoenen<br />

wilde, dan behoevde ik maar re fchrijven, dat<br />

ik in dit gedigt on<strong>der</strong> de benaming <strong>van</strong> den Rigter<br />

<strong>der</strong> waereld, niet den Zaligmaker, maar den Aartspatriarch<br />

<strong>van</strong> alle lediggangers verfhan heb , welke<br />

vermoedelijk, oveiéénkomdig zijne eigene geliefkoosde<br />

neigingen , allen zijnen broe<strong>der</strong>en de genade zal<br />

vergunnen, dat zij in ewigheid niet behoeven te denken<br />

, en die bij gevolg alles in een Franciscaner-Chaos<br />

veran<strong>der</strong>en zal,<br />

Met


BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERKL. ENZ, 289<br />

Met deze voor hun buiten twijfel zeer ftrelende<br />

hoop, en met deze uitlegging mijner gedachten zullen<br />

zij, zoo als ik wensch, te vreden zijn, en mijn<br />

gedigt <strong>van</strong> het jongfte gerigt ook in hunne kloosterarchiven,<br />

on<strong>der</strong> de ijzelijke menigte ongelezene boeken,<br />

die zij bezitten, bewaren.<br />

III. DEEL. T la


Tn het ZEVENDE DEEL handel ik <strong>van</strong> de Christelijke<br />

Zedekunde. Daar nu juist deze de zaak <strong>van</strong> de Geestelijkheid<br />

niet is, dewijl echte Christenen weinige aflaten<br />

nodig hebben, weinig om de abfolutie <strong>van</strong> den<br />

priester of om de voorbede <strong>der</strong> Heiligen geven, en<br />

weinige misfen voor de arme zielen betalen, zoo is<br />

dit boek in alle Oostenrijkfche Staten door alle biegrva<strong>der</strong>s<br />

verketterd geworden, en in alle boekwinkels<br />

blijven liggen.<br />

Maar ik durf het aan alle eerlijke lieden en ware<br />

verërers <strong>van</strong> den Godsdienst als een <strong>der</strong> leerrijkfre<br />

boeken aanbevelen, dat zeker op het hart <strong>van</strong> den lezer<br />

werken moet: en ik bid het edele monnikengild<br />

om vergeving, dat ik in deze mijne Zedeleer gene Litaniën,<br />

gene Mis-gebeden, gene Paradijs-hofkern, gene<br />

Broe<strong>der</strong>fchaps-gezangen, gene Balzems voor gewonde<br />

z'eitn aangeprezen heb. Ik ben immers ook geen<br />

Pradaat, geen Theologant, die door het Hof <strong>van</strong> Home<br />

gepriviligeerd is, om het eenvouwig volk. te bedriegen<br />

, en zich <strong>van</strong> hun bijgeloof vet te meslen. Mesting<br />

komt aan de kloosterher<strong>der</strong>s toe; ik ben maar<br />

een Schrijver voor de denkende waereld. Christelijke<br />

plichten, en deugden, die de Staats-catechismus leert,<br />

zijn de on<strong>der</strong>werpen, die ik behandel; maar, daar<br />

deze noch de magt, noch.de hebzucht,<strong>van</strong> de Roomfche<br />

Hiërarchie verzadigen of bevor<strong>der</strong>en, zoo zullen<br />

ook wel,on<strong>der</strong> alle zoorten <strong>van</strong> Christenen, de Roomfchen<br />

het minst worden opgewekt, om mijne Schrivten


BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIjKVERKX. ENZ. 291<br />

ten te lezen. Daarenboven is niet een <strong>van</strong> mijne ge.<br />

beden met Pauslijke aflaten begenadigd; en de Roomschcatholijke<br />

Christen moet immers niets doen, zon<strong>der</strong><br />

'er iets door te verdienen. Een heilig beeldjen te kus.<br />

fen verdient toch meer aflaat, dan wanneer men jaren<br />

lang de zuiverde Zedeleer beoefend, en overéénkom,<br />

ftig dezelve geleevd en gehandeld heeft. De Schrivten<br />

<strong>van</strong> Pater COCHEM, de Pradicatiën <strong>van</strong> Pater TEWIS<br />

en BARHAMMER, de Kerke.her <strong>van</strong> Pater FASTEN, en<br />

de Levens-wandelingen <strong>van</strong> Pater BAVIAAN zijn de bes.<br />

te voorbeelden ter navolgingen voornamelijk gefcinkt<br />

tot on<strong>der</strong>rigt voor hun, di* in ewigheid niets behoeven<br />

te weten en niet te denken. Maar voor de niet<br />

denkende waereld heb ik ook niets gefchreven.<br />

T 2<br />

Met


H t ACHTSTE DEEL zal veel gerucht maken. Men<br />

vindt in hetzelve een gedigt, waar in <strong>van</strong> de Lotgevallen<br />

<strong>van</strong> Frouw Geregtigheid aan alle de Hoven<br />

<strong>van</strong> Europa gehandeld wordt. De gebreken <strong>van</strong> verichillende<br />

Staten worden hier aan den dag gebragt.<br />

In één woord. . . het is ene dóór en dóór kwaadaartigé-<br />

fatyre, maar geen lasterfcbrivr. Een man, die<br />

door eigene on<strong>der</strong>vinding de waereld heeft leren kennen<br />

, fchreef in dit ftnk dat geen ter ne<strong>der</strong>, dat bij<br />

zelf uitgevorschr, beleevd, en beproevd hadt.<br />

Waarheid is het dus. En ik kan <strong>der</strong>halven 'er<br />

niets <strong>van</strong> we<strong>der</strong>roepen, of <strong>der</strong> Vrouwe Geregtigheid<br />

moet eerst regt we<strong>der</strong>varen, en dan moet zij zelve<br />

insgelijks aan mij haren fchuldjgen plicht kunnen vervuiler).<br />

NH


KT<br />

i. u moet ik nog éne hoofdzaak aanroeren^<br />

In alle mijne Schrivten heerscht zichibaar een on*<br />

verzoenlijke haat tegen bedrog, bijgeloof en misbruiken;<br />

bij gevolg tegen alles, wat monnik, pr&laat,<br />

of aflatenkramer heet. Onmogelijk kan iemand, die<br />

zijne waereld en het belang <strong>der</strong> Staten kent,en tevens<br />

een eerlijk man is, de arglistige ftreken <strong>van</strong> vrome<br />

bedriegers koelbloedig en onverfchillig aanzien. Ik<br />

leevde verfcheidene jaren in Aken, en zag in Luik,<br />

Keulen, en omliggende plaatzen, een' ijzelijke zwerm<br />

losbandige papen zoo zwelgen, zoo roekeloos leven,<br />

zoo onbepaald over een hoop menfehen, die in verfcheidene<br />

opzichten eer na dieren geleken, heerfchen,<br />

dat ie<strong>der</strong> verftandig man, die" een edel gevoel hadt,<br />

billijk <strong>van</strong> zulke fnoodheden grouwelen , en Gods<br />

fchepzelen beklagen moest, die op zulke ene ftode<br />

wijze omgeleid , zoo dom gehouden, en zoo godloos<br />

mishandeld werden, door hunne eigene priesters, die •<br />

door heilige gochelarij het volk verblinden, en in hunne<br />

aan de ledigheid toegewijde paleizen het merg <strong>van</strong><br />

de inwoners des Lands uitzuigen, alle zedelijke deugd<br />

vernietigen, alle Christen- en broe<strong>der</strong>-plichten verjagen<br />

, en aan de grootfte booswigten den hemel belo- »<br />

ven.<br />

o God! hoe fchrikkelijk is dit alles om aan te zien<br />

wanneer men 'er gene veran<strong>der</strong>ing in kan te wege<br />

brengen, wanneer een zinneloos bijgeloof het vermo-<br />

T<br />

3 gen


294 EEDE OM VERGIFFENIS<br />

gen en de gelegenheid heeft,om alle de zaden <strong>van</strong> natuurlijk<br />

verftand te verdelgen!<br />

Ik zag het verblinde volk, zon<strong>der</strong> hulp of befcherming,in<br />

alle Landen, waar de regerende Vorst tevens<br />

Cardinaal, Aartsbisfchop , of Bisfchop is; maar ik zag<br />

ook even hetzelvde in de Oostenrijkfche Staten -<br />

Mijn hart bloedde. Ik kende Rome uit hare<br />

fchrikkelijke gefchiedenis. — Ik zag den zoogenaamden<br />

Stadhou<strong>der</strong> <strong>van</strong> CHRISTUS , met zijne legioenen<br />

monnikskappen , in zijn nest : ook zag ik hem in<br />

Weenen zelvs met pracht en privilegie het verdwaasde<br />

volk zegenen, en daar door zijne Hiërarchie bevestigen.<br />

Ik zag dit alles zon<strong>der</strong> bril, ik zag het met overtuiging,<br />

ik zag het met affchrik, en mijn bloed welde<br />

op. Ik fchreef, en ongevoelig, of liever onvoorzichtig<br />

en onbedachtzaam, vloejden de gedachten <strong>van</strong><br />

enen menfchenvriend uit mijn' ve<strong>der</strong>. Door de ontdekking<br />

<strong>der</strong> waarheid ftoorde ik het wespennest. Eerzucht,<br />

Gierigheid, en Heerschzucht werden alle te<br />

gelijk tegen mij gaande gemaakt, en terftond brak de<br />

gantfche onafzienbare zwerm <strong>van</strong> monniken op mij<br />

los. • Nog kende ik het ongeneeslijk gift <strong>van</strong><br />

hunne ad<strong>der</strong>stongen niet. Ik flond alléén tegen<br />

hun allen: des te meer groejde mijn moed aan. Ik<br />

fchreef nog meer, ik tastte hun nog geweldiger aan.<br />

Mijne don<strong>der</strong>ende ftem wekte opmerkzaamheid:<br />

ik werd vrezelijk voor hun en ik had dus nu<br />

ook gene genade meer <strong>van</strong> hun te hopen.<br />

Wanneer een Kerkleraar tegenlrand vindt, wanneer<br />

zijne naaktheid eii armoede wordt ontdekt, wanneer<br />

men hem daar door belaciilijk maakt, dan is lij hardnek-


EN EERLIJKVERKLARING ENZ. fl05<br />

iiekkig, wraakgierig, gruwzaam, ja zelvs voor ewig<br />

onverzoenlijk ; hij plant zijnen perfonelen haat op<br />

kindskin<strong>der</strong>en, zwagers, en aanverwandten tot in het<br />

oneindige voort, tot dat de naam <strong>van</strong> zijne tegenpartij<br />

<strong>van</strong> den aardbodem verdelgd is. En dan nog verzoekt<br />

hij de Heren Duivelen, om, aan gene zijde <strong>van</strong> het<br />

graf, zijnen vijand met gloejende klaauwen ewig' te<br />

verfcheuren. Dat heet in den eigenlijken zin monniken-woede!<br />

—<br />

Bij het Hof, en in de gerigtshoven, maar vooral in<br />

de biegtdoelen, en bij het gepeupel ben ik nu reeds<br />

door hun als een man zon<strong>der</strong> Godsdienst,, en bij gevolg,<br />

naar hunne grondregels, zon<strong>der</strong> deugd, uitgekreten<br />

; fchoon het hartelijk te wenfehen was, dat<br />

Paus, Cardinalen, en Bedelmonniken zoo regtzinnig<br />

geloovden, en zoo eerlijk handelden, als hij, wien zij<br />

als een' Atheïst en Aartsbooswigt lasteren.<br />

Het zou dierhalven, wanneer men alle omftandigheden<br />

in aanmerking neemt, al te laat, en ont wij Telbaar<br />

ook zon<strong>der</strong> enige uitwerking voor mij wezen, wanneer<br />

ik tegenwoordig aan zulke vertoornde altaar-fchen*<br />

ners openlijk zeggen wilde, dat ik mijne dwalingen<br />

erkenne, dat ik in den fchoot hunner heilige Kerk<br />

wensen opgenomen te worden, en dat ik alles, wat<br />

ik <strong>van</strong> hun gefchreven heb, met berouw en kejwezen<br />

we<strong>der</strong>roepen wil.<br />

Ie<strong>der</strong> bedrieger is wantrouwig, en men zou dus 1<br />

ook deze herroeping maar voor huichelarij en geveinsdheid<br />

houden; beter is het dierhalven Voor mij, en<br />

voor menig eerlijk man, die mijne innerlijke waarde<br />

fchstien kan, dat ik het kwaad erger mike, en maar<br />

droog weg zegge; „ ik heb <strong>van</strong> mets berouw<br />

#<br />

dat<br />

T 4<br />

„ ik


2<br />

°6 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

„ ik in dit vak heb gefchreven, en gedaan, en ge*<br />

„ wenscht te bevor<strong>der</strong>en."<br />

Het doet mij maar leed, dat ik ten beste mijner<br />

medemenfchen, en tot afbreuk <strong>van</strong> deze giftmengers,<br />

die het gezondfre ftaatslighaam in een korten tijd verpesten<br />

kunnen, niet meer heb kunnen doen: en God<br />

lone, God zegene den Vorst, die zich genoeg kundigheden<br />

zoekt te verwerven , om zon<strong>der</strong> biegtva<strong>der</strong><br />

te kunnen denken en handelen; die zijne on<strong>der</strong>danen<br />

<strong>van</strong> het fchrikkelijk jok <strong>der</strong> worgende Priesterregering<br />

bevrijdt, en de ware middelen vindt, om zuivere verlichting<br />

niet alldén te verbreiden, maar ook op den<br />

Staats-catechismus toepasfelijk te maken; en die dus<br />

de Priesters voor ewig <strong>van</strong> het beftier zijner kweekfcholen<br />

weet te verwij<strong>der</strong>en ! God zegene hem, welke<br />

geen' Nuntius nodig heeft , om zijn volk <strong>van</strong><br />

doodzonden, en zonden tegen den Staat vrij te fpreken;<br />

die, in plaats <strong>van</strong> Cardinalen, eerlijke mannen .<br />

tot Prasfidenten en Raden in de Hoven <strong>van</strong> Juditie<br />

aanftelt; en die alle zijne monniken zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing<br />

in hunne verfchansfingen met de kartouwen <strong>der</strong><br />

waarheid aantast, of hun noodzaakt, om zich op discretie<br />

over te geven!<br />

Voor het overige befcherme God alle eerlijke mannen<br />

in eiken Staat, waar zelvs de Monarch de Deugd,<br />

de zuivere Va<strong>der</strong>landslievde niet tegen de arglistigheid<br />

<strong>der</strong> Priesters befchermen kan.<br />

Gewijde vijanden zijn veel kwaadaartiger dan onbarmhartige<br />

Duivels. Hunne geliefkoosde neiging moet<br />

bevredigd worden. Voor het overige is <strong>van</strong> dit zoort<br />

<strong>van</strong> menfehen , die als Duivels handelen , zeer bezwaar,<br />

lijk te vermoeden, dat zij hunne Siberilche dromen,<br />

die


. EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 297<br />

die zij in louter onzin prediken, zeiven geloven en<br />

voor waar houden zouden. Ten minden hij, die het<br />

roer ftiert, weet zeer wel, waar toe hij wind, zeil,<br />

en galeidaven gebruiken, ook waar hij zijne ankers<br />

werpen of ligten moet.<br />

Zijne medearbei<strong>der</strong>s in den zoogenaamden wijngaard<br />

des Heren zijn met zekere Artzen te vergelijken, die<br />

de menfehen ingebeeld ziek maken, om zich hunne<br />

genezing als een' verdienste te kunnen toerekenen.<br />

Ook in dit licht befchouwd zijnde, blijven zij echter<br />

altijd draf baar en gevaarlijk, dewijl zij het allerhel-<br />

'ligde <strong>van</strong> den Godsdienst door hunne kwakzalverijen<br />

misbruiken, de ligtgelovigen tot bijgeloof verleiden,en<br />

heilzame geneesmiddelen opzettelijk met een langzaam,<br />

maar zeker werkend, en ongeneeslijk gift vermengen.<br />

En zulke openlijk bekende, overal zichtbare ver<strong>der</strong>vers<br />

<strong>der</strong> menfchelijke zeden en deugden duldt een'<br />

befchaavde Staat, welken men zelvs voor verlicht<br />

houdt, in zijne landpalen ! . . Kan ik wel zoo laag<br />

handelen, dat ik <strong>der</strong>gelijke verdoor<strong>der</strong>s <strong>van</strong> de eendragt<br />

op deze waereld om vergeving zou bidden, om<br />

dat ik dat geen deed , wat ie<strong>der</strong> verlicht Schrijver<br />

doen zou, om dat ik aan het bedrogen volk de beulen<br />

<strong>van</strong> hun verdand leerde kennen ? . . . . Neen!<br />

dit zal ik in ewigheid niet doen! ik da nog met alle<br />

mijne wapenen gereed, of fchoon ik voor uit zie, en<br />

ook door de on<strong>der</strong>vinding reeds overtuigd ben, dat ik<br />

even zoo weinig als leraar kan uitvoeren, als het grootde<br />

deel mijner Lezers bij het lezen mijner Schrivten<br />

gevoelen , en op zich zelve toepasfen zal. Mijne<br />

Schrivten zullen nog daarenboven hunne waarde en<br />

hunne werking verliezen. De aanzienlijken in onzen<br />

Staat,onze Juditie-ministers werden door hunne biegt-<br />

T 5<br />

va-


298 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

va<strong>der</strong>s in het denkbeeld gebragt, dat zij aan God<br />

een welbehaaglijk offer bragten, wanneer zij mij vervolgden<br />

, drukten, en alle gelegenheden aangrepen,<br />

om mij bij het Hof als enen onrustigen kop te fchil<strong>der</strong>en,<br />

die vermeten genoeg was, om met het allerheiligrtc<br />

te fpotten, en door allergevaarlijkfte Schrivten<br />

het volk <strong>van</strong> het ware geloof af te brengen.<br />

Indien maar het minde tegen mijn levensgedrag in<br />

te brengen was, dan hadt de laster mij reeds lang<br />

en voor ewig doen zwijgen ; en dan waren mijne<br />

hersfenvruchten, die thands den aandacht <strong>van</strong> Duitschland<br />

tot mijn voordeel opwekken, voor hun min<strong>der</strong><br />

gevaarlijk.<br />

Het volk blijvt echter nog on<strong>der</strong> bedwang. Het is<br />

door de godfpraken zijner vermomde fmulpapen betoverd.<br />

En, of fchoon menig één zomwijlen erkent,<br />

welk een fchadelijk roofdier de monnik in het Land<br />

is, zoo durvt of wil hem toch niemand beledigen,<br />

dewijl hij in zommige Landen voor de oogmerken<br />

<strong>der</strong> Vorften het gefchiktde werktuig is, op welker<br />

befcherming hij dus fteunt, en wier arm hij weet te<br />

ftieren tot wraak over zijne vijanden.- Maar hoe hartelijk<br />

zoude ik mede lachen, wanneer deze fchadelijke<br />

gochelaars eens eindelijk over den gantfchen aardbodem<br />

uitgefloten werden!<br />

Hoe nuttig, hoe heilzaam was het voor het overige<br />

voor menig volk, wanneer de Monarch het voorbeeld<br />

<strong>van</strong> een' zekeren Chan OGUL in Indië volgen<br />

wilde.<br />

XAFAN en TULPEN, twee monniken <strong>van</strong> verfchillende<br />

'orden, geraakten in een' religietwist over myftifche<br />

woorden, die zij beiden niet verbonden noch<br />

verdaan koncien, dewijl zij zoo duister gtinfpireerd,<br />

en


EN EERL IJ K VER KLARING ENZ. 299<br />

en zoo onverftaanbaar gefchreven waren, TULPAN<br />

verwekte oproer on<strong>der</strong> het volk tegen den ketter XA-<br />

FAN, en ie<strong>der</strong> kreeg, op bevel <strong>van</strong> den Chan, hon<strong>der</strong>d<br />

flagen op de ongewijde voetzolen. De broe<strong>der</strong>s<br />

<strong>van</strong> de orde <strong>van</strong> TULPAN morden , fpraken bij het<br />

dom gepeupel <strong>van</strong> rampzalige tijden. . . en de Chan<br />

liet hun allen voor hunne pagoden aan bomen ophangen.<br />

Men fchreeuwde over tyrannie, maar men erkende<br />

kort daar op, dat het Va<strong>der</strong>land <strong>van</strong> het gevaarlijkfte<br />

kwaad bevrijd was, en men dankte God<br />

en den Vorst, die het Land gelukkig, en het volk<br />

eendrachtig maakte.<br />

Zeker is het dus, dat, zoo dra de Bonzen, de<br />

Dervifchen , de Talapuinen, de Franciscanen, Dominicanen,<br />

Auguftinen , Lutheranen, Calvinisten, en<br />

Mennoniten , in hunne Schrivten niet meer twisten,<br />

en <strong>van</strong> hunne kanzeis niet meer fchelden mogen, of<br />

door boosheid en verraad aan hunne partijen gene<br />

fchade meer doen kunnen, zij ook ontwijfelbaar alle<br />

neiging tot wroeten en twisten verliezen zullen.<br />

Want,zoo dra de Paap gewaar wordt, dat zijn momaangezicht<br />

reeds afgerukt is, dat een ie<strong>der</strong> zijne ware<br />

oogmerken kent, en dac hij de onnozelheid niet<br />

meer ongeftraft bedriegen kan, terwijl gezonde Staatkunde<br />

voor de onfchuld waakt; dan begint hij einde*<br />

li ; k befchaamd,den Godsdienst met gezond menfdienverftand<br />

te verbinden; hij wordt zelf een mensch; en<br />

even hier door wordt het leerbegrip éénftemmig, tic<br />

inkomften <strong>der</strong> pagoden vermin<strong>der</strong>en, en de avond uurlijke<br />

romans, die men te voren <strong>van</strong> het geloof maafcle<br />

, worden belachlijk, terwijl zich daar toe deugd en<br />

wetenfchap verénigen, en doorzicht en erkentenis <strong>der</strong><br />

menfchelijke plichten daar uit geboren worden.<br />

\<br />

Maar


•jOO BÉDE OM VERGIFPENIS<br />

Maar bij ons is zulke ene gelukkige veran<strong>der</strong>ing<br />

niet te verwachten. Onze Bonzen zijn eigenzinnig,<br />

magtig, hallterrig, en niet buigzaam, gelijk de goedaartige<br />

Indianen. Zij verzetten zich met volle woede,<br />

tegen alles, wat de geringde vermin<strong>der</strong>ing aan hunne<br />

verjaarde k'erkenregten zou kunnen toebrengen. Zoo<br />

dra zij evenwel overtuigend merken zullen, dat de<br />

Vorst zelf hun jok niet langer dragen wil, dat hij zelf<br />

verlicht is, zelf het gochelfpel hunner plechtigheden<br />

niet mede fpelen wil, en dat de laatfte infpanning<br />

hunner ftreken niet an<strong>der</strong>s zal uitwerken, als den zege<br />

<strong>van</strong> hunne hoofdvijanden, het gezond vernuft, bevor<strong>der</strong>en;<br />

dan zullen zij zich ook eindelijk on<strong>der</strong> hun<br />

noodlot buigen, en het ten minden even zoo maken<br />

als een koopman, die zomwijlen één' tak <strong>van</strong> zijn'<br />

handel met zeker verlies voortzetten moet, om niet<br />

den handel zeiven te verliezen. Ene gunftige veran<strong>der</strong>ing<br />

<strong>der</strong> omftandigheden veran<strong>der</strong>t dikwijls den gantfchen<br />

toeftand <strong>der</strong> zaken: en eeia' maitres, een biegtva<strong>der</strong>,<br />

een omgekochte lieveling <strong>van</strong> het Hof werpt<br />

zomtijds een' hon<strong>der</strong>djarigen arbeid <strong>van</strong> het menfchenverftand<br />

in één ogenblik over hoop, waar uit dan Siciliaanfche<br />

vespers, en nationale bloedbaden volgen,<br />

wanneer de monnik met dolk, fakkel, en crucifix in<br />

de moordende vuist, nieuwe gelegenheid vindt, om<br />

op éénmaal we<strong>der</strong> in zijn' ouden luister, met magt en<br />

heerlijkheid, in den naam <strong>van</strong> zijnen onverdraagzamen<br />

Gód, op het moordfchavot des geloofs op te treden,<br />

waar voor Eendragt, Deugd, en Wetenfchappen met<br />

béving be<strong>van</strong>gen worden , terwijl zij zitterend voor<br />

den ijzeren fcepter <strong>der</strong> Priesterlijke wraak zich verbergen<br />

moeten.<br />

Goi! o regtvaardige Godl behoed ons voor <strong>der</strong>ge-<br />

lij-


EN EERLIJK VERKLARING ENZ. 30Ï<br />

lijke nieuwe tonelen in ons waerelddeel! en ie<strong>der</strong> eerlijk<br />

man fchuwe noch arbeid noch gevaar, zoo dikwijls<br />

hij die gekapte monliers, die onwaardige dienaars<br />

<strong>van</strong> een' God <strong>van</strong> lievde en vrede, het moordmes uit<br />

hunne gewijde handen rukken, en, uit flaven <strong>van</strong><br />

monniken, echte menfehenvrienden vormen kan. Ik<br />

heb in dit vak zelvs met ene dolle koenheid medegewerkt,<br />

en ik was noch een moralifche giftmenger,<br />

noch een deftige zwetzer, noch een huichelaar, die ,<br />

on<strong>der</strong> voorwendzel <strong>van</strong> de menfehen te zullen verlichten,<br />

veel meer de grondtrekken <strong>van</strong> hunne edele Natuur<br />

uitkrabben , hunne gefialte verminken, en alleen<br />

maar hunnen pjedagogifchen Schrijvers-trotschheid bevredigen<br />

willen. Mijn voordragt is even zoo onbewimpeld,<br />

als bijtend, dringt in het allerheiligfte <strong>der</strong><br />

theologifche bedriegerij in, en zou reeds meer uitwerking<br />

gehad hebben, indien onze Goden <strong>der</strong> aarde ge.<br />

ne redenen hadden, om met de priester-orde ene gemene<br />

zaak te maken. En wee dan den SchrijverenI...<br />

Men hadt zelvs, om mij bij den heiligen Clerus regt<br />

gehaat te maken, weten te verfpreiden, dat ik een<br />

ontwerp gefmeed hadt,volgens het welk volftrekt geen<br />

monnik , priester , of canonicus in den geestelijken<br />

Hand zou mogen worden opgenomen, zon<strong>der</strong> vooraf<br />

een getuigenis te vertonen, <strong>van</strong> zijne waereldlijke<br />

Overheid getekend;<br />

,, Dat hij tot niets an<strong>der</strong>s, zelvs niet tot een<br />

„ handwerk, noch tot den landbouw, noch<br />

„ tot den foldatenltand gefchikt was; maar,<br />

„ naar ziel en lighaam beide, volkomen on-<br />

„ bruikbaar in de menfchelijke zamenleving."<br />

Zoo-


3° s BEDE OM VERGIFFENIS<br />

^Zoodanig iets zou zekerlijk het énigfte middel<br />

zijn , om de alles vertérende zwerm <strong>van</strong> deze<br />

bloedzuigers te vermin<strong>der</strong>en; en alle ongelukki<br />

ge, on<strong>der</strong> het bijgeloof fmachtende , Staten zou<br />

den 'er veel meer door winnen, dan, wanneer 2S<br />

de huwelijken en de vermeer<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Joodfche in.<br />

woners voor hon<strong>der</strong>d jaren verbieden en verhin<strong>der</strong>en<br />

wilden.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen heeft men mij ten onregte befcbuldjgci,<br />

Zulke ontwerpen tot kasteien in de lucht ont<br />

Honden noit in mijne hersfenen. Ik heb on<strong>der</strong>vinding<br />

<strong>van</strong> de waereld, en weet, dat, naar den Roomfchen<br />

Catechismus , ie<strong>der</strong> boer ten minften alle zondagen<br />

de misfe horen , en op alle feesten biegten moet.<br />

Dit flim gebod maakt een zoo onmetelijk getal <strong>van</strong><br />

priesters, vicariën, en kerken, in onze Staten noodzakelijk.<br />

En voor de redding <strong>der</strong> arme afgefcheidene<br />

zieien heeft men 'er nog meer nodig, om de godvruchtige<br />

zielmisfen te doen, en te incasféren. Daar<br />

nu een grondftelling, die zoo onfeilbaar geworden is<br />

en dm on<strong>der</strong> bedreiging <strong>van</strong> helfche ftraffen in alle'<br />

fcholen openlijk geleerd wordt, volftrekt niet kan veran<strong>der</strong>d,<br />

noch enigszins bepaald worden; zoo zou het<br />

de grootfte dwaasheid zijn, daar ontwerpen te maken,<br />

om een oud Gothisch gebouw te verbeteren<br />

waar alle materialen, kunftenaars, en getrouwe am'<br />

bachtsüeden ontbreken, om het oude ne<strong>der</strong> te werpen<br />

, en 'er nog weiniger te vinden zijn , om een<br />

meuw, dat een' geheel an<strong>der</strong>en grondfteen heeft, op<br />

te rigten.<br />

Het zal dierhalven , „aar alle waarfchijnlijkheid ,<br />

nog zeer lang bij het oude blijven; en de bezitters<br />

<strong>van</strong>


EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 303<br />

<strong>van</strong> dit Gothisch paleis bevinden zich te wél bij de<br />

oude mode , om aan ontwerpers <strong>van</strong> een plan vau<br />

vernieuwing gehoor te geven. De fperwers, haviks,<br />

en nachtuilen, die in de gaten <strong>van</strong> hunne oude muren<br />

nestelen, verjagen ook alle nachtegaals en leeuwrikken,<br />

die met hun trillend gezang menfchenkenners<br />

lokken, en beter behagen, of meer indruk op gevoelige<br />

zielen maken, dan het ijzelijk gebrul, dat uit de<br />

alles-verflindende monniken-kaken uitgaat, wanneer zij<br />

in een don<strong>der</strong>end choraal hunne litaniën uit gla ^efmeerde<br />

gorgels uitrochelen. Onze Vorften kflielea<br />

nog in eerbied des harte voor deze nimmer ven-..: .egde<br />

roofvogels:, zij moeten nog <strong>van</strong> dezelven, in de<br />

ure des doods, <strong>van</strong> hunne zonden geabfolveerd worden.<br />

Wat won<strong>der</strong> dan , dat ik gegronde redenen<br />

meen te hebben, om zuchtend over mijne tijdgenoten<br />

de fchou<strong>der</strong>en op te trekken, en hier mede plechtig<br />

te beloven, dat ik in mijne volgende werken de±ce<br />

ftof niet uitwerken zal. Zwijgen , zeg ik , wil ikr<br />

ewig en gaarne, na dat ik reeds alles, en veel meer<br />

gezegd heb, dan ene voorzichtige eigenlievde mij vergund<br />

zou hebben. Met deze verklaring zal men, hoop<br />

ik, in Rome te vrede zijn, en mij, als een' met berouw<br />

vervulden zondaar, ten minden na den dood<br />

<strong>van</strong> de pijnigingen <strong>van</strong>. het vagevuur vrijfpreken, wijl<br />

ik op aarde reeds genoeg voor mijne ontijdige nieuwsgierigheid<br />

<strong>van</strong> priestergrim on<strong>der</strong>vonden en afgefchud<br />

heb. Dixi .... Bidt, broe<strong>der</strong>s! dat het mij ten<br />

minden nog goed ga, zoo lang ik leve; en dat mijne<br />

vingers, waar mede ik fchreef, noit in duivelsklauwen<br />

veran<strong>der</strong>d worden. Want ik zou toch de<br />

Papen allcrijzelijkst krabben , die zon<strong>der</strong> kappen in<br />

mij-


304 BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERKX. ENZ.<br />

mijn' klauwen vervielen ; en de Lutherfche duivels<br />

zijn niet min<strong>der</strong> wreed, dan de paters <strong>van</strong> een Inquifitie.gerigt,<br />

wanneer zij over de ketters vonnisfen<br />

Dus hoop ik hier als een eerlijk man in vrede te fterl<br />

ven, en na den dood als een martelaar <strong>van</strong> het waar<br />

geloof zalig te worden 1<br />

Nu


N u blljfrt mij nog één' voorname fchuld af te bidden<br />

overig; en deze betreft de twee eerfte Delen <strong>van</strong><br />

mijne Levensgefchieditih.<br />

Ik heb in de'.elven vele zoorten <strong>van</strong> boosaartige<br />

menfehen grof beledigd. De grote FREDRIK, die mij<br />

door mngtfpreuken ongelukkig maakte, en die mij alle<br />

redenen saf, om de onbewimpelde waarheid te fchrijven,<br />

zou gewis, daar thands zijn gezichtskring opgehel<strong>der</strong>d<br />

is, de gematigde wijze mijner verdediging met<br />

geheel an<strong>der</strong>e ogen befchouwen, als, wanneer hij dezelve<br />

nog op aarde, in zijne menschlijke zwakheid,<br />

met de eigenzinnigheid <strong>van</strong> een* Eeheerfcher, en door<br />

zijne vooroordelen beneveld , gelezen hadt. Hij is<br />

dood, en kan mij niet meer belonen, veel min<strong>der</strong> hem<br />

tot zwijgen dwingen, die gelegenheid hadt, om zijne<br />

openlijk beledigde eer ook openlijk te verdedigen ,<br />

maar die evenwel <strong>van</strong> deze gelegenheid een befcheiden<br />

en eerbiedig gebruik maakte. Meer kon iemand niet<br />

doen, die in mijne omftandigheden was; en de voordragt<br />

mijner gefchiedenis ontfchuldigt de dwaling <strong>van</strong><br />

een* Monarch, die, daar hij toch maar een mensch<br />

was, door menfehen bedrogen kon worden; en die<br />

mij daar na gene geregtigheid wilde laten we<strong>der</strong>varen<br />

uit zulke redenen, die misfchien voor mijrie Lezers<br />

ewig een raadzel zullen blijven, dewijl ik den naam<br />

<strong>van</strong>, verftorvene vrienden niet in mijne gefchiedenis inwikkelen<br />

wil.<br />

FREDRIK ruste dierhalven in vrede! In mijn hart<br />

Ui. JOSEL, V blijvt


30Ö<br />

BEDE OM VERGIFFENIS<br />

blijvt voorzeker ewige vrede, die door reen inwendig<br />

verwijt gedoord kan wnr<strong>der</strong>. Oe nakomeh"n?fchap,<br />

die hem eerzuilen zal crprigten, zet gewis geen' fchatidpnal<br />

op mijn graf: en dat is eer genoeg voor hem,<br />

wien zulk een magtig Koning vervolgde, en als een'<br />

cuvelda<strong>der</strong> onverzoenlijk mit-handefrie. Hij is riet<br />

men' , . zijne magt is verijdeld; maar ik da nog op<br />

Het toneel, en hoop ook mijn laaide bedrijf ten einde<br />

toe uit te fpelen, zon<strong>der</strong> uitgefloten te worden, dewijl<br />

ik tot dus verre altijd met handgeklap vereerd<br />

ben. Beledigd heb ik dezen, Va<strong>der</strong> <strong>der</strong> Psjrisfe'n noit?<br />

bij gevolg heb ik ook gene redenen, om iets te we»<br />

<strong>der</strong>roepen of af te bidden. Eer genoeg, dat de regenwoordige<br />

Pruisfifche Landsvn<strong>der</strong> mij we§kebjk een Pr/.<br />

vilegium exdufman gegeven heeft, om deze Levens-<br />

{.efchiedenis, benevens alle jqijna an<strong>der</strong>e Schrivten*<br />

openlijk te laten drukken en verkopen. Kan de waan»<br />

heid wel een krachtiger, een loflijker zegel verkrijgen?<br />

En wie kan nu aan de geloofwaardigheid mijner<br />

verbalen twijfelen, daar alle ooggetuigen nog werkelijk<br />

leven? . . . .<br />

Over de ongeregtigheden, die mij te Weenen zny<br />

we<strong>der</strong>varen, heb ik luid geklaagd, en dour gefebresven.<br />

Maar het zijn waarheden; zulke waarheden, die<br />

in aften en prothocollen bewezen zijn; waarheden,<br />

die de grootmoedige Monarch thands openlijk met<br />

goedkeuring drukken en verkopen laar. Ik verhaalde<br />

zon<strong>der</strong> achterhoudendheid, wat mij in Weenen en<br />

Beilin we<strong>der</strong>voer. In beide Staten is mijn boek geprivilegeerd,bij<br />

gevolg voor zuivere waarheid erkend,<br />

en dit gundig privilegie zet niet alleen aan mijn' pen<br />

geloofwaardigheid bij, maar doet ook de beide Monarchen<br />

eer aan. .• • . . :r,<br />

Voorts,


EN EÉRLÏTKVERKLARING ENZ. 307<br />

' Voorts, dat mij on<strong>der</strong> het fcepter <strong>van</strong> de waarlijk<br />

edeldenkende MARIA THERËSÏA onregt gedaan is, was<br />

eigenlijk bare fchuld riet. De Jefuiten waren mijne<br />

Vervolgers , zij befchermden de berovers <strong>van</strong> mijne<br />

goe<strong>der</strong>en, en fchil erden mij bij het Hof als een'<br />

Aartsketter en een' gevaarlijk man, die een Pruisfich.<br />

hart in den boezem droeg^ en maar zocht rijk te worden<br />

, om dan met zijn vermogen buiten de grenzen<br />

<strong>van</strong> Oostenrijk te vluchten. De beste Vorilin werdt<br />

bedrogen, ik was te fier, te zorgeloos, te trocsch op<br />

mijn regt; om bijwegen te zoeken; mijne vijanden en<br />

lasteraars waakten; ik lluimerde ohverfchillig — en<br />

«• • • verloor alles.<br />

Na een <strong>der</strong>tig-jarig lijden, en vele vergeeffche follicitatiën,<br />

leerde zij mij eindelijk na<strong>der</strong> kennen. Zij<br />

was juist voornemens, om mij te belonen, mij en den<br />

mijnen weldaden te bewijzen; en zij zou mij ook gewis<br />

ten minden een gedeelte <strong>van</strong> mijne Sclavonifche<br />

goe<strong>der</strong>en hebben we<strong>der</strong>gegeven! . . . maar ach! de<br />

dnod venaschte haar bij den besten wil voor mijn'<br />

welvaart! Zij ftierf, en ik kreeg niets!<br />

De nieuwe beheerfcher <strong>der</strong> Oostenrijkfche Staten<br />

hadt mij niets afgenomen, en was bij gevolg ook niet<br />

verplicht, om mij iets we<strong>der</strong> te geven. Ik klopte<br />

aan; maar het heette: „ eft res judicat.a." Dit was<br />

echter onwaar; want nimmer heb ik den weg <strong>van</strong><br />

regten durven zoeken. Mijne goe<strong>der</strong>en heb ik door<br />

magtfpreuken, en nie: naar landsregten, verloren....<br />

Allerhoogjle HofrefolutVètt waren mij dus alleen in den<br />

wes; en tot dus verre heeft de geregtigheid-minnende*-<br />

Keizer niet goed gevonden , voor mij ene an<strong>der</strong>e ge.<br />

•nadi.'er llofrefolutie te decreteren.<br />

Maar dat zijne gerigtshoven mij zoo grof mishan-<br />

V 2<br />

deld


JC8<br />

BEDE OM V E R G I F F E N I S<br />

deld hebben, was zijne fcbuld nier» Een Monarch<br />

moet zijnen Referenten geloven,en dezen waren booswigten<br />

en bedriegers.<br />

Ik klaagde over hun, nog eer zij openlijk gekend<br />

en geftraft werden : maar toenmaals heette het :<br />

TRENCK is noit vergenoegd, en een onrustige kop.'»<br />

Dit was het beste, dat men zeggen kon, om m ; j aan<br />

het zwijgen te brengen. Zij zijn nu in het tuchthuis.<br />

Maar wat baat mij hunne tuchtiging, zoo lang ik ge*<br />

re fchaêvergoeding voor alle gehdene ranpen verkriige<br />

? Zal ik de gerigtshoven verklagen , om dat /ij<br />

zich <strong>van</strong> valfche Referenten lieten bedriegen ? Hier<br />

voor beware mij God! De PraefiJenten zijn ailen brave<br />

mannen, mijne vrienden en begunltigers. Maar in<br />

den Raad zitten nog medebroe<strong>der</strong>s <strong>van</strong> ZBTTO en KRÜ-<br />

GEL; die ook een <strong>der</strong>gelijk lot, als dezen, verdienen,<br />

wanr.eer de waarheid tot het oor <strong>van</strong> den Vorst doordringt;<br />

maar die, meer in familie-verhindtenistin gewikkeld,<br />

meer protectie te wachten hebben, en misfchien<br />

ook voorzichtiger en nog boosaartiger zijn, dan<br />

hunne reeds veroordeelde ambtgenoten. Deze vinden<br />

duizend wegen , om hem te on<strong>der</strong>drukken , en tot<br />

zwijgen te brengen, die hun te veel in de kaart ziet.<br />

Daarenboven zijn vele Hofraden dweepzuchtige Christenen,<br />

en vrienden <strong>der</strong> monniken; bij gevolg ook mijne<br />

onverzoenlijke vijanden, om dat hunne biegtva<strong>der</strong>s<br />

het zoo hebben willen. Mij en mijn regt ewig te on<strong>der</strong>drukken<br />

is bij hun een goed, Gode welbehaaglijk,<br />

•werk; en zij geloven, dat zij den groten aflaat in den<br />

hemel en te Rome verdienen , wanneer zij TRENCK<br />

zwart affchil<strong>der</strong>en, en hem in de Oostenrijkfche Sta*<br />

ten als een' gevaarlijken ketter, en moedigen waarheidsvriend<br />

<strong>van</strong> den throon verdrijven kunnen.<br />

Ik


EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 309,<br />

Ik bid deze Heren dierhalven niet om vergeving<br />

voor de vrees, die ik bun aangejaagd heb, dat door<br />

mijne Levensgefchiedenis hunne namen openlijk beten<br />

1 zullen worden. Maar ik bid veel eer het Publiek<br />

om vergeving, dat ik dezelven niet uitdrukkelijk<br />

peno^emd heb. Het gefchiedde niet uit vrees of vleierij;<br />

heen! maar ik ben <strong>der</strong> vervolging moede,ik zoek<br />

in nfjne grijsheid rust, en de voorzichtigheid gebiedt<br />

mij zuchtende te zwijgen. . . . Doch ik bid deze<br />

lieve Heren hier mede regt inftantelijk, dat zij mij ten<br />

minden iu het toekomende ongefchoren laten; en ik<br />

beloof hier mede, dat ik voor de gerigtshoven in het<br />

vervolg een even zoo eerbiedig compliment zal maken,<br />

als ik an<strong>der</strong>s voor eerlijke lieden gewoon ben te doen.<br />

Maar God beware mij, <strong>van</strong> immer we<strong>der</strong>om voor dezelven<br />

te verfchijnen!<br />

On<strong>der</strong> gemelde voorwaarde, kunt gij regt gerust<br />

flapen, Gebiedende Overigheid! ik zal niets meer tegen<br />

u zeggen, noch fchrijven! Indien gij mij echter<br />

in het toekomende nog mogt willen overheerfchen ,<br />

dan zou ik u gewis niet gehoorzaam zijn, maar een<br />

mannelijk befluit nemen , om , uit de vrijftad <strong>der</strong><br />

deugd, uwe magt en heerlijkheid te befpotten.<br />

De Keizerlijke Rjks-hofraad is ook boos op mij,<br />

om dat ik zijn' Collega, den Graaf GRAVENITZ, genoemd<br />

heb; en daarom wil hij mij geen privilegie in<br />

het H. Roomlche rijk voor mijne fchrivten geven.<br />

Geduld! de twee grootfte Monarchen <strong>van</strong> Europa,<br />

JOSEPH en FREDRIK WILHELM , hebben mij dit privilegie<br />

in hunne Staten gegeven, en meer eer behoeven<br />

mijne werken niet. Door dit weigerig andwoord zijn<br />

wel 60 guldens aan fportelpenningen verloren gegaan.<br />

V 3,<br />

Maar


3TO BEDE OM VERGIFFENIS<br />

Maar deze fchade kan nog weêr ingehaald worden,<br />

wanneei Graaf GRAVENITZ in het Roomfche ri k bij<br />

zij 1<br />

e Collegen om privilegiën vraagt voor Schrijvers,<br />

die enige recenfiën tegen de Schrivten <strong>van</strong> TRENCK<br />

cum privilegio Sacro-fanSti Imperii flomani willen laten<br />

drukken. Wie weet, wat de vrienden <strong>van</strong> GRA­<br />

VENITZ nog meer doen, om zich aan mij te wreken,<br />

dewijl ik een' man genoemd heb, die ook Rijkshofraad<br />

was, en die zich liet omkopen, om de religie<br />

<strong>van</strong> den Keizer door een valsch berigt te verrasfchen,<br />

en mij daar door, op ene fchandelijke wijze,meer dari<br />

2coco guldens deelt verliezen (m).<br />

De gerjfftehjke aften fpreken, en getuigen, dat men<br />

toenmaals, om den fchrielen Referent, (wien ik, terwijl<br />

'inj nog werkelijk Rijkshofraad was, openlijk aantaste)<br />

te befchermen , mijn regt op de fcriandelijklte<br />

wijze on<strong>der</strong>drukte, op dat men maar niet genoodzaakt<br />

zou zijn rot het we<strong>der</strong>roepen <strong>van</strong> overijlde magtfpreu»<br />

ken. Vi or r'eze 20000 guldens, die aan mijne kin<strong>der</strong>en<br />

fcbandel jk ontllolen zijn, mag ik toch nu mij<br />

zei ven deze kleine genoegdoening wel verfchaffen, dat<br />

ik aan den Collega <strong>van</strong> den nu fchandelijk gecasfeerden<br />

Rijkshofraad, die, toen GRAVENITZ eindelijk naar<br />

waarheid en regt in mijne zaak advifeerde, hem tot<br />

zwi.gen bragt, nu in openbaren druk het compliment<br />

erinuere, dat ik hem eens als Chevalier bij het Hof<br />

maikte, en dat hij in zijn* zak (lak (fi). O fchande!<br />

Wanneer een Rtgtèr in de regtbank perfonelen haat<br />

laat werken , en deswegens zijne ambtsplichten uit<br />

het<br />

(m) U Deel. bladz. 223-226.<br />

(») il Deel, bladz. 327.


EN EERLIJKVERKLARING ENZ. 3II<br />

het oog verliest! Voorzeker zal deze fobere Heer<br />

Collega ook daarom mijne fchrivten in het Roomfche<br />

rijk niet willen privilegéren. On<strong>der</strong>tusfchen circuléren<br />

in hei zelve toch enige duizenden exemplaren, die door<br />

geen conclufum, noch refcribatur, vernietigd, noch<br />

<strong>van</strong> credit beroovJ kunnen worden.<br />

Toen voor 6 weken de Heer VON GRAVENITZ m<br />

Berlin dienst zocht, en ik juist in ftoningsbergan.was,<br />

had ik wel gewenscht, dat ik hem in eigene -perfoon<br />

het confilium abeundi, dat hij daar kreeg, had kun-<br />

• nen overreiken. Zou hij, in Weenen zijnde, wel gedacht<br />

hebben, dat hij TR&NCK immer in Berlin zoo<br />

geaccrediieerd zou vinden ? God helpe hem ver<strong>der</strong><br />

cum Jociis!<br />

ik heb bif deze bekendmaking <strong>van</strong> een voorval, dat'<br />

fnij wel araier, maar des te eerwaardiger maakte, niet<br />

nodig n e m eerlijk te verklaren, die eerloos gerefereerd<br />

beeft; en bet krenkt mij , dat eerwaardige mannen in<br />

het zelvde ollegie zich door een' GRAVENITZ tot partijdigheden<br />

lieten verleiden, en mij te laat leerden kennen.<br />

Een braaf man houdt zich' zeiven niet onfeilbaar;<br />

hij herroept gaarne, wanneer hij gedwaald heeft; en<br />

hij is noch onregtvaardig, -noch te trotsch, om een<br />

overijld vonnis ten voordele <strong>van</strong> den lij<strong>der</strong> te veran<strong>der</strong>en<br />

, of zijne fchade te vergoeden,<br />

Mijne regtvaardige zaak zelve verdient deze opmerkzaamheii:<br />

en het denkbeeld, dat ik mij <strong>van</strong> het edelile<br />

gedeelte <strong>van</strong> edel handelende rigters vormj, doet<br />

mij zomtijds nog hopen, dat men mij redenen geven<br />

zal, om mijne twijfelingen te herroepen, en mijne luide<br />

klaenten in luids dankzeggingen te veran<strong>der</strong>en.<br />

V 4 t: ' ^ ^


314 BEDE O M VERGIFFENIS<br />

Mijne gewezene Heren Curatoren VON ZETTO,<br />

VON<br />

FILLE>!BAUM , enz. zullen , hoop ik . he>- geeT zij<br />

reeds <strong>van</strong> mij generen hebben, voor lief nemen, en<br />

zich^in het vervolg niet bemoejen, om mij ene fequeftrane<br />

aan te draejen. Ook hoop ik, dat zij met het<br />

weinigjen te vrede zullen blijven, dat ik, in mijne<br />

Levensgefchiedenis, <strong>van</strong> hun gedrag jegens mij,fchni>n<br />

met veel matiging, aan den Lezer 'e verdaan geseven<br />

heb. Ik wensch hun meer <strong>der</strong>gelijke cur. telen en pupillen<br />

<strong>van</strong> mijn zoort, die hunnen verdienden roem<br />

weten uit te breiden.<br />

Ik heb in het eerde Deel (a) ook den Oereraal<br />

FOIÏQUET genoemd. E^n man, die thands zijne correfpondentie<br />

met den groten IREDIUK laat drukken,<br />

heeft zich, zoo als ik verneem, ook daar over opgehouden,<br />

dat ik niet met eerbied <strong>van</strong> hem gefproken<br />

heb O ) .<br />

Indien deze man, bij de bekendmaking zijner brieven,<br />

tevens zijn eigen lofredenaar wil worden, dan<br />

bied ik mij aan, om 'er enige anec loten bij te voegen,<br />

die zijn' held in zijne ware gedaante fchil<strong>der</strong>en<br />

zullen.<br />

Ik ken zelf negen brave Officiers, die door hem on*<br />

(o) Bladz. 64.<br />

(p~) Mémoires du Baron DE LA MOTTE<br />

FOÜQÜET, General<br />

de Pivfanterie PruJJienne , dans lesqutls oti a tt/fitt e" fa<br />

rejpondance intéreffante «vee FREDEIUC II, Rol de Prufle: 3<br />

Berlin 1788, 2 Tom. 8vo. v. PEfprit des Journaux, Maf<br />

£;88, p. 410, 411.


EN EERLTJKVERKLARINO ENZ. 313<br />

gelukkig gemaakt zijn, en door zijn tyranniek gedrag<br />

tot defertie gedwongen.<br />

Mij zijn wreedheden bekend, door hem gepleegd<br />

aan burgers en boeren , die hij ophangen en vermaken<br />

liet, waar voor de menfehen vriend te rug b?evf.<br />

De gantfche graaffchap Glatz getuigt <strong>van</strong> zijne ongevoeligheid,<br />

en, of fchoon ik niet tegenfpreek, dar hij<br />

zijn' Koning goed gediend heeft, zoo zat men mij<br />

toch vergunnen , om te zeggen , dat h'j een tyran<br />

was, daar hij gebieden kon, en dat hij mij op de laag.<br />

ite wijs in Glatz behandeld heeft.<br />

Daarenboven zou de gefchiedenis <strong>van</strong> zijn gedrag<br />

in de 0>,


gI4 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

gn vooral ook openhartigheid aan den dag leggen, of<br />

ik verwaardig hem met geen andwoord. Ea daagt hij<br />

imij op een paar kartouwen uit, als een yerdediger<br />

<strong>van</strong> de zaak <strong>van</strong> FOUQUET, dan verfchijn ik in het<br />

ftrijdperk met een' ichrijvers-plak en een' doedelzak;<br />

Sapienti fat! Cape tibi hoe Zoilel<br />

Alle de an<strong>der</strong>en, die mijn ongeluk bevor<strong>der</strong>den, zijn<br />

teeds in het graf. Niemand <strong>van</strong> hun was gelukkig.<br />

Ik heb hun genoemd, om dat hunne namen buiten dat<br />

Teeds bekend waren. Maar de nog levenden heb ik<br />

grootmoedig verfchoond, en dezen zullen mij in<br />

hunne harten danken, dat ik alle wraak vergete, om<br />

welke uit te oefenen jk misfchien de middelen in han.<br />

den zou hebben.<br />

Den bezitteren <strong>van</strong> mijne Sclavonifche goe<strong>der</strong>en<br />

wensch ik goeden appetit, wanneer zij bij de fchotels<br />

zitten, die aan mij omdolen zijn (g). Zij hebben<br />

dat, wat zij onregt vaardig bezitten , niet gedolen,<br />

maar <strong>van</strong> hunne va<strong>der</strong>en geërvd, die mij arm maakten,<br />

om rijke ervgenamen met weinig eer achter te<br />

laten. Eén bezitter <strong>van</strong> ene heerlijkheid <strong>van</strong> TRENCK<br />

zit reeds lang op den Speelberg vast. De an<strong>der</strong>en zijn<br />

ook niet gelukkig, en zullen aan den Staat dat nut<br />

niet doen, dat ik aan denzelven gepoogd heb te doen,<br />

«n dat ik nog doen zou, indien men mij geregtigheid<br />

liet we<strong>der</strong>varen. Mislchien komt 'er nog een tijd,<br />

waar in mijne kin<strong>der</strong>en durven zeggen; „ Heraus!<br />

„ Gij hebt lang genoeg op de goe<strong>der</strong>en <strong>van</strong> TRENCK<br />

0) I Deel, blada. 2ï6-238.


EN EERLIJK VERKLAR ING ENZ. $1$<br />

gewoond; thands is uw uj'< uk. ' Voorts was ik<br />

evenwel tor dus verre n 'ch zoo arm, noch zoo laag,<br />

dat ik iemand <strong>van</strong> hun om een aelnoes uit mijne goe«<br />

<strong>der</strong>en, of om een lesaat in hun testament gebeden<br />

zou hebben; maar altijd zag ik hun trotsgh en met<br />

verachting on<strong>der</strong> de ogen.<br />

Den Mngiftraat <strong>van</strong> Danzig , die mij in het jaat<br />

1754, als eervergetene en omgekochte rovers , vertfichren<br />

(>), heb ik nog veel te weinig gezegd.<br />

toenmalige Heren zijn allen dood;maar de tegenwoordige<br />

zul en misfchien zoo edel, zoo regt vaar lig, handelen;<br />

dat<br />

De<br />

zij het gedrag <strong>van</strong> hunne voorgangers af»<br />

keuren, en mij ten minden de gerede penningen en<br />

kostbaarheden vergoeden, di- mij met geweld ontroovl<br />

zijn, toen hunne Commisl'arisfen mij plun<strong>der</strong>den<br />

(O-<br />

Ik<br />

was toenmaals werkelijk Ritmeester in Keizerlij".<br />

Ken dienst» Zij handelden tegen alle volks-regten, en<br />

nog heb ik mijn' Monarch nier verzocht, om mij de<br />

behoorlijke faasfactie<br />

te verfchafFm , en de eer <strong>van</strong><br />

ziju' dienst op te houien. Maar, wanneet ik nu<br />

v ior mijne geledene fchaden in Danzjg vergoeding<br />

DRIK WII.LEM mij ondetlteunen.<br />

Van brave mannen , die tegenwoordig aldaar het<br />

rbêr <strong>der</strong> regering in handen hebben, verwacht ik<br />

geregtigheid<br />

j en mijn<br />

vor<strong>der</strong>e,dan zal de tegenwoordig edel denkende F&E-<br />

gedrag jegens hun zal afhangen<br />

<strong>van</strong> de wijze, waar op zij mij behandelen.<br />

(r) I Deel, bladz. 251.<br />

è) i Deel, bladz, 253.<br />

Maar,


gig<br />

BEDE OM V E R. GIF F E NIS<br />

Maar, bejegent men mij met verachting, dan is het<br />

gewis nog niet vergeten, wat ik aan de Heren Danzigers<br />

fchuldig ben, en misfchien vind ik nog gelegen,<br />

heid om te bewijzen, dat ik mij zeiven voldoening<br />

weet te verfchaffen, en dat het mij noch aan gelegenheid<br />

noch aan medewerkende vrienden ontbreekt.<br />

De edele Heer VON WEINGARTEN, die als Gehïimfecretaris<br />

bij het Keizerlijk gezandfchap in Berlin z >o<br />

edel diende, dat hij voor geld de ftaatsgeheimen verliedt<br />

(O? d e z e f' 008 "''? 1 » d i e m i i n<br />

J Maagdenburg<br />

rog ongelukkiger maakte, en den dood <strong>van</strong> mijne<br />

eerlijke zuster bewerkte («), ligt reeds in het graf.<br />

Ik beklaag den beul, dat hij, door zijn' al te vroegen<br />

natuurlijken dood, het geld mist, dat hij an<strong>der</strong>s verdiend<br />

zou hebben met hem op te hangen; en ik twijfel<br />

ook zeer, of men in Weenen mij de fchade wel<br />

vergoeden zal, die ik door de flegte keus <strong>van</strong> de le.<br />

den <strong>der</strong> Ambasfade on<strong>der</strong>gaan heb.<br />

De Heer VON ABRAMSON , Keizerlijk Refident, die<br />

mij in Danzig verkocht en plun<strong>der</strong>de (v), is in het.<br />

zelvde geval als WEINGARTEN , en voor mij niet meer<br />

op de waereld; en ik kan niet befluiten, voor hunne<br />

arme zielen een' halven gulden voor een misoffer te<br />

betalen, dewijl ik hun uit Christelijke lievde een ewig<br />

vagevuur toewenfche. Want , wanneer zulke flegte<br />

kerels in denzelvden hémel kwamen, dien de eerlijke<br />

man te wachten heeft, dan zou de alwetende God,<br />

die het hart ziet, even zoo onregtvaardig bandelen,<br />

(/") II Deel, bladz. ia.<br />

(«) II Deel, bladz. 15.<br />

(v) l Deel, bladz. 253.<br />

als


SN EERLIJKVERKL ARING ENZ,<br />

%lf<br />

als onze Monarchen onvoorzichtig in hunne keuze<br />

zijn.<br />

JASCHINSKTJ , die mij bij de garde du corps ongelukkig<br />

maakte, leevt nog in Koningsbergen, maar algemeen<br />

veracht. Hij heeft zeker niet verwacht, dat<br />

ik hem, bij mijn verblijf aldaar, om vergeving zou<br />

bidden: daar toe is zijn naam in mijne gefchiedenis te<br />

veel verewigd. Een grijzaart <strong>van</strong> 76 jaren, is<br />

ongelukkig genoeg , wanneer hij de zwakheden des<br />

ou<strong>der</strong>doms voelt, en in zijn hart gene kalmte vindt,<br />

gene bewustheid, dat hij in alle voorvallen als een<br />

eerlijk man gehandeld heeft.<br />

Ik heb hem in mijn hart alles vergeven; en hij zal<br />

het mij juist niet euvel genomen hebben, dat ik hem<br />

niet bezocht, en dus niet die verne<strong>der</strong>ing afgedwongen<br />

heb , dat hij fchaamrood behoevde te worden.<br />

Dit is het edel loon <strong>van</strong> den regt vaardigen, dat hij<br />

overal, even als ik, met een verheven voorhoofd optreden<br />

kan.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen moet ik hier toch de zichtbare ftraf,<br />

die op de fchandelijke bedrijven <strong>van</strong> dezen man gevolgd<br />

is, bekend maken.<br />

Toen ik den vierden April in Koningsbergen aankwam,<br />

verloor hij zijn verftand, werdt onzinnig, en<br />

de gantfche ftad is getuige <strong>van</strong> dit merkwaardig voorval.<br />

Misfchien heeft hem het knagend verwijt, bij<br />

de tijding <strong>van</strong> mijne aankomst, zoo ontroerd, vooral<br />

daar men hem te gelijk de plaats, die hem betrof uit<br />

mijne Levensgefchiedenis te lezen gaf. Ik heb ook nu<br />

grondig ontdekt, dat dezelvde brief, die mij in het<br />

jaar 1746 ongelukkig maakte r», door hem zeiven.<br />

0*0 I Deel, bladz. 38, 50, 51.<br />

op-


8ïS 3EDE OM VKRCIPPENIS<br />

opeefteld en on<strong>der</strong>rjefchoven is. Winzucht was &<br />

oirzaak hier <strong>van</strong>. Hij was m


EN EERL IJK VE R K L A RIN G ENZ, 1|tf><br />

zoo verachtelijk gemaakt en ontmaskerd heb. Die de*,<br />

ze op aarde zoo garftig Hinkende Seraphinen , zoo<br />

wel in hunne innerlijke waarde, als in hun uitwendig<br />

zwijnenleven, kent; die te gelijk hunne geheime (treken<br />

en boosaartige daden navorscht; die hun in den<br />

aflaat-handel, aan tafel, in hunne kloosters, aan het<br />

wijnvat, in hunne biegtftoelen , of bij het Hof ge/den<br />

heeft; die zoo veel on<strong>der</strong>vinding <strong>van</strong> hun heeft, als<br />

ik; die riekt hunnen giftademenden (tank <strong>van</strong> verre,<br />

en vliedt hun nog meer, dan de Heren Duivels, die<br />

in de daad een' min<strong>der</strong> verpeste lucht achter zich la-<br />

Jen , dan een vette Franciscaner Guardiaan in de<br />

hondsdagen bij een zuip- en gast-maal.<br />

God beware alle levendigen en doden voor zulk gezellchap!<br />

Ik wensch, ten beste mijner medeburgeren,<br />

dat de heilige Stichter <strong>van</strong> hunne orde hun zoo<br />

gezwind, als immer mogelijk is, uit deze waereld na<br />

zijn hemelsch gezelfchap afhalen mag, en dat onze<br />

gézonde ftaatkunde eindelijk een aan<strong>van</strong>g make, met<br />

den Staat <strong>van</strong> zulk affchuwelijk ontuig te reinigen,<br />

en hun allen zoo weg te vagen, dat men hunnen naam<br />

over vijfig jaren nog met huivering en verachting leze.<br />

De voorfpraak <strong>van</strong> den H. FRANCISCUS kan ik<br />

ligt outbéren. Ik leef op de waereld zoo, dat ik bij<br />

den regtvaardigen God voor gene pluimltrijkers vreze,<br />

en genen befchermer voor euveldaden behoef. En<br />

hoe zeer moet het den Va<strong>der</strong> <strong>van</strong> onze waereld tot<br />

dus verre gewalgd hebben, wanneer hij <strong>van</strong> zoo vele<br />

hon<strong>der</strong>d-duizenden zoortgelijke Seraphinen niets an<strong>der</strong>s<br />

als een Ave Maria hoort lollen; en wanneer hij


3*0 B E D E OM V E R G I F F E N I S<br />

of doen, als met het verëren <strong>van</strong> heiligen en reliquign,<br />

en an<strong>der</strong>e <strong>der</strong>gelijke gochelarijen, kortzichtigen bedriegen.<br />

. . Hoe werden tot dus verre de protocolifchrijvers<br />

in den hemel niec gekweld , wanneer des Satans<br />

bo.-saartig avondrapport gantfche papierbalen <strong>van</strong> Franciscaner<br />

doodzonden medebragt , die hunne zoogenaamde<br />

goede werken oneindig overwogen! Hoe befchaamd<br />

(ronden hunne befchermengels en FRANCISCUS<br />

zeifriet daar, om dat vau die goede werken zoo weinig<br />

overfchoot, voor het magazin <strong>van</strong> den Stad- en<br />

Boek-hou<strong>der</strong> <strong>van</strong> CHRISTUS, om daar <strong>van</strong> een gedeelte<br />

aan Christelijke booswigten tegen gereed geld te verban<br />

deler' ! . . Hoe zeer was dan niet de ftichter <strong>der</strong><br />

orde, die altijd zijn gemak zoo zeer beminde, gefchoren,<br />

daar hij beftendig<br />

z o o<br />

veel hoofdbreken hadt,<br />

om of den Srtan met de B fchermengelen te verzoenen,<br />

of de alwetendheid en almagt <strong>van</strong> den Va<strong>der</strong><br />

<strong>der</strong> waereld te bedriegen, om zijne Seraphinen altijd<br />

in goed credr te houden.<br />

Maar mij dunkt, dat onze goede God eindelijk<br />

moede geworden is, <strong>van</strong> zijnen lievften vriend en mede-verlosfer<br />

des menfchelijken geflachts, den H. FRAN­<br />

CISCUS, zoo blindelings te geloven. Hij heeft eens<br />

zelf de gedragingen <strong>van</strong> deze orde willen befchouwen,<br />

zon<strong>der</strong> zijne hof-lievelingen te vragen: hij ontdekte bij<br />

gevolg de kunstgrepen, voelde medelijden met de bedrogene<br />

Christenen, en Patriarch FRANZ is voor 30000<br />

jaren uit de hemelfche refidentieplaars verbannen geworden.<br />

Hij (1 .np. befchaamd na den heiligen IGNA-<br />

Tius. DOMIMCUS en AUGUSTINUS flaan ook op de<br />

fprong, om hem te volgen; en dan zal XAVEIUÜS hun<br />

gewis uitlachen, die hun reeds lang aan die plaats<br />

verwachtte, waar de ftichters <strong>der</strong> ordens, tot ftraf<br />

voor


EN EKRL IJ KVER KLARING ENZ. $2t<br />

Voor de ver<strong>der</strong>flijke giftmengerij, die zij op aarde nagelaten<br />

hebben , veroordeeld zijn, om in ewigheid<br />

niets te denkenzoo dat de Franciscanen ten minden<br />

in het toeko'mftig leven dat geen werkelijk kunnen genieten,<br />

dat zij op aarde voor het hoogde goed hielden,<br />

dat zij als zoodanig aanprezen, en dat zij, zoo<br />

veel in hun vermogen was, trotz alle vervloekte Pnilofophen<br />

en Vrijgeesten, poogden te be/or<strong>der</strong>eu.<br />

Nu, daar de Patroon niets meer vermag, en het<br />

pluimftrrken in den hemel geen ingang vindt, zullen<br />

de Seraphinen in hunne monnikskappen ook wel dra<br />

op aarde bekend, en bij gevolg ook verdelgd worden,<br />

zon<strong>der</strong> ergens befcherming te vinden. Hier toe geve<br />

God zijn' zegen, en hij vergeve het mij genadig,<br />

wanneer ik <strong>van</strong> een zoo boosaartig, en voor de waereld<br />

en de deugd zoo fchadelijk zoort <strong>van</strong> menfehen<br />

nog veel te weinig gefchreven heb!<br />

De voor weinige jaren met zoo veel moejte, als<br />

fmaak en overtuiging, opgeheven orde <strong>der</strong> Jefuiten,<br />

of liever het aileronwaardigst gezelfchap <strong>van</strong> JKSUS,<br />

bid ik in het geheel niet om vergeving, dewijl ik in<br />

mijne Schrivten de waarheid gefchreven heb. Men<br />

weet in alle de waerelddelen, dat onverzoenlijkheid,<br />

bloeddorst, en wraakzucht hunne geliefkoosde deugden<br />

waren en ewig blijven zullen: bij gevolg had ik<br />

ook dan, wanneer ik het bitterst berouw en leedwezen<br />

over mijn gefchrijf gevoelde, echter noch op aar-.<br />

de, noch in de ewigheid enige genade,toegevendheid<br />

of barmhartigheid <strong>van</strong> hun te hopen. Het is dus beter,<br />

dat ik hun nog heden bedriegers en allergevaarlijkde<br />

vijanden noeme, dan, dat ik die orde voor mij<br />

zou zoeken te gewinnen,die nog nimmer beledigingen<br />

vergeven heeft, en toch geen erndig beiouw <strong>van</strong> mij<br />

111. DEEL. X L u


«21 BEDE OM VERGIFPENIS '<br />

zou kunnen vermoeden. Voorzeker had ik door on<strong>der</strong>vinding<br />

wijzer moeten worden, en ten minden,<br />

door het oprijten <strong>der</strong> oude wonden, het kwaad niet<br />

erger moeten maken, vooral daar een ie<strong>der</strong> die de<br />

waereld en Staten kent, ligt voorzien kan, dat deze<br />

zelvde orde, die alleen naar den uitterlijken fchijn vernietigd<br />

is,haast we<strong>der</strong> in hel<strong>der</strong>en glans,en met meer<br />

magt en majefteit dan te voren, voor het licht zal<br />

treden. Alle dof is hier toe reeds voorbereid. De<br />

Vorden en Groten zijn nog in hunne geheime ketenen,<br />

en wel dra zal de doos <strong>van</strong> Pandora op nieuw<br />

uitgeftort worden, en nieuwe fchrikbarende tonelen in<br />

ons Europa veroirzaken.<br />

Mijne vrienden keuren ook dezen nieuwen vermetenen<br />

aanval af. Zij raden mij, deze regels uit mijne<br />

laatfte Eerlijkverklaring uit te wisichen, om dat ik<br />

door dezelven aan mijne vijanden maar nieuwe wapenen<br />

in de handen zou geven,-en om dat ik te weinig<br />

geharnascht ben , om tegen eene vereenigde reuzenmagt<br />

te kampen. Voorzeker was deze getrouwe raad heilzaam<br />

voor mijne rust in mijne grijsheid, maar niet<br />

voordelig voor de bedrogene en na licht zoekende<br />

waereld , niet vleiend voor mijne Sehrijvers-trotschheid,<br />

niet bevredigend voor mijn hart. T5r volge dan<br />

op, wat mijn noodlot ook wil. Ik heb behalven dat<br />

gene genade noch barmhartigheid <strong>van</strong> den ftoel <strong>van</strong><br />

PETRUS , noch <strong>van</strong> zijne Adjudanten of waereldbeheerfchers<br />

te hopen, die mij eenmaal als een' gevaarlijken<br />

Aartsketter befchouwden. En, daar de ou<strong>der</strong>dom<br />

gewoonlijk eigenzinnig is, en de fchrijfzucht mijne<br />

geliefkoosde neiging was, zoo wil ik ook hardnekkig,<br />

tot aan mijn graf toe, bij mijne grondftellingen<br />

blijven, en liever voor de deugd lijden, en met haar<br />

<strong>der</strong>-


E N EERLIJKVERKLARING ENZ. 323<br />

fterven, dan voor kleinmoedig in grote gevaren doorgaan.<br />

Bij gevolg berouwt mi| niets <strong>van</strong> dat alles,<br />

waar door ik immer een vingerbreed op het bijgeloof<br />

winnen, en mi|ne verdwaasde medeburgers <strong>van</strong><br />

dwalingen verlosfen kon. Om als een martelaar te<br />

fterven, moet men of regt dom, of regt trotsch zijn:<br />

daar ik nu geen <strong>van</strong> beiden ben, zoo wil ik liever als<br />

een ketter vervloekt worden, dan als een Roorafche<br />

heilige leven en begraven worden.<br />

Wanneer deugd en braafheid alleen zalig maken,<br />

dan heb ik aan de Heren Hoofden <strong>van</strong> het Duivelendom<br />

veel afbreuk door mijne Schrivten veroirzaakt.<br />

Die deze met gevoel gelezen heeft, die werdt voorzeker<br />

door dezelven opgewekt, om de rol <strong>van</strong> een echt<br />

Christen en eerlijk man te fpelen. Maar dit is juist<br />

de zaak niet <strong>van</strong> den baarlijken Duivel, aan wien de<br />

monnikenleer veel meer vette eebraaden in de hel levert.<br />

Ik bid dus den Heer Overften Beëlzebub, den<br />

grimmigen Heer Satan, en den va<strong>der</strong> Pluto, benevens<br />

hunne legioenen, demoedigst om vergeving, dat ik<br />

zoo haWarrig bij mijne grondftellingen bleef, dat mij,;<br />

God lof! niemand immer tot laagheid, boosheid,<br />

wraakzucht, dronkenfehap, Ugtgelovigheid noch laster<br />

bewegen kon. Bij gevolg was ik ook geen Catholijk<br />

Christen naar den gewonen fmaak. Bedriegen<br />

koude ik hun wel even zoo ligt, als een ie<strong>der</strong>, die op<br />

zijn duoi bed een' Franciscaner kap zou willen opzetten;<br />

maar ik vertrouw mij zeiven zulke ftreken niet<br />

toe. De Heren luchttrawamen met boksvoeten hebben<br />

mij altijd, als een' gevaarlijken vijand, veel nauwkeuriger<br />

gadege(lagen , dan een' Capuciner Guardiaan,<br />

&m zij <strong>van</strong> verre met wij water wisten af te fchrikken<br />

: zij zouden mij bij gevolg ook in mij ie masqué-<br />

X 3 ra-


324 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

rade ligt herkennen,en mijn' befcherm-engel dwingen,<br />

om mij den heiligen rok uit te trekken, dewijl ik nimmer<br />

aan zijne Heiligheid geloven wilde: maar dan ook<br />

zouden hunne klaauwen mij de naakte huid even zoo<br />

elendig toeftellen , als de Heren Paters Inquifitoren<br />

gaarne zouden willen doen, indien zij mij in Rome,<br />

Napels, of Madrid in handen konden krijgen.<br />

Mijnen lieven , gantsch verfchrikkelijk geplaagde»<br />

befcherm-engel bidde ik wel hartelijk om vergeving,<br />

dewijl ik hem in mijn gantfche leven zoo veel te doen<br />

maakte. Het was voorzeker een zware post, TRENCK<br />

te bewaken, op dat hij zijn' ligtvaardigen voet aan<br />

geen' fteen mogt floten, en zijn' oproerigen, en dollen<br />

kop niet door den fcherpregter <strong>der</strong> Inquifitie mogt verliezen.<br />

Hier heeft die lieve, tot mijne oppasfing veroordeelde<br />

befchermgeest wel zijn' fchuldigen plicht betracht<br />

, en een' geheel nieuwen hemel verdiend, waar<br />

de zalige geesten niet meer met zulke armzalige bezigheden<br />

gekweld worden. Maar daar tegen heeft hij<br />

ook grof misdaan, toen hij den Duivel toeliet, mijne<br />

vingeren te beftieren, en mijn boze wil mij aanzettede,<br />

om de ve<strong>der</strong> in de vuist te nemen. Hadt hij mij<br />

zomtijds ter regter tijd de inktpot weggenomen, en<br />

denzelven, even als Doétor LUTHER te Eisleben, den<br />

baarlijken verleidenden Duivel na de bokshoornen geworpen,<br />

dan zou ik gewis tegen arglistige priesters,<br />

despotifche vorften, fchelmen , valfche fpelers, en verkeer<strong>der</strong>s<br />

<strong>der</strong> geregtigheid zoo vrij niet gefchreven hebben;<br />

dan zouden mijne vervolgers niet zoo zeer vermenigvuldigd<br />

zijn , dat mijn befchermengel zomtijds<br />

gewis nog Adjudanten gebruikt moet hebben, om mij<br />

uit de ingewikkelde doolhoven <strong>van</strong> mijn noodlot te<br />

red-


EN EER.LIJKVER.KLAB.ING ENZ. 325<br />

redden. Veelligt liet hij dit kwaad met bijzo i<strong>der</strong>e<br />

oogmerken toe, om 'er iets goeds door te bewerken.<br />

De Duivel, die mij tot fchrijven vervoerde, en nog<br />

heden daar toe vervoert, moest mij misfchien door<br />

het lijden dezer vervolgingen gelukkig maken. Ik was<br />

beftemd om op aarde altijd een vat des toorns te zijn,<br />

om eerst dan beloond te worden, wanneer ik niet<br />

meer ben.<br />

Voortreflijk plan, maar dat alleen in de harsfens <strong>der</strong><br />

priesteren gefponnen is! Wee hem, wien zulk een<br />

lot treft! Ik ten minden had gene redenen, om mijn'<br />

va<strong>der</strong> 'er voor te danken, dat hij, bij een' toevalligen<br />

aandrift <strong>van</strong> wellust, mij voortbragt, noch mijne moe<strong>der</strong>,<br />

dat zij juist in hetzelvde ogenblik daar toe medewerkte.<br />

De Schepper <strong>der</strong> zielen vormde toen terftond<br />

ene nieuwe ziel, en liet dezelve door een' befchermengel<br />

<strong>der</strong>waarts brengen, waar de worm in zijn<br />

bekleedzel rondkroop, die , toen hij te voorfchijn<br />

brak, TRENCK genaamd werdt. Niemand vroeg mijne<br />

bewilliging, of ik,in mijnen tegenwoordigen toeftand,<br />

op het waereld-toneel te voorfchijn wilde treden: an<strong>der</strong>s<br />

had ik misfchien neen gezegd. Door dit ogenblik<br />

nu, waar in zich mijn va<strong>der</strong> en mijne moe<strong>der</strong><br />

verlustigden, en ene willekeurige daad pleegden, zon<strong>der</strong><br />

den va<strong>der</strong> <strong>der</strong> geesten om raad te vragen, moest<br />

ik op aarde tot lijden geboren, en een vat des toorns<br />

worden. Gelouterd ben ik wel, als goud in de fmelikroes;<br />

maar, of ik voor ewig een onoploslijke levenloze<br />

goudklomp blijven zal, wanneer de tegenwoordige<br />

, uit vleesch en zenuwen zamengedelde, TRENCK<br />

niet meer in den algemenen kring <strong>der</strong> natuur dat geen<br />

zijn zal, wat hij thands is; of ik dan meer gevoelen<br />

zal, dan een goudklomp; dit blijvt mij, hoe lang ï&<br />

X 3<br />

'er


32Ö BEDE OM VERGIFFENIS<br />

'er ook over gedacht heb, niet waarfchijnüjk. Mis?<br />

fchien komt het geloof aan vreemde verhalen later,<br />

wanneer ik min<strong>der</strong> denken kan. Misfchien krijgt dan<br />

mijn befchermengel meer magt en invloed op mijne<br />

zielsvermogens. Dit is juist zijn' zaak en amb'spücht.<br />

En alleen dan, wanneer hij dit bewerkllelligd zal heb.<br />

ben, beloof ik hem hier mede op het plechtigfte den<br />

wsrmfren dank. Dan, wanneer mijne tong verrot, en<br />

de zenuwen <strong>van</strong> mijn' keel zich niet meer fpannen<br />

kunnen ; wanneer de blaasbalg mijner longen geen'<br />

klanken meer veroirzaken, en geen' lucht in beweging<br />

brengen kan , die het oor <strong>van</strong> ewige geesten treffen<br />

moet, om gehoord en gevoeld te worden: dan wil ik<br />

m ; jneil getrouwen lieven befchermengel eerst zulke<br />

dank- en lof-lie<strong>der</strong>en voorzingen, die hij als een rein<br />

offer, tot een' aangenamen reuk, <strong>der</strong>waarts brengen<br />

kan , waar beproevde deugd ewigen loon te genieten<br />

heeft.<br />

Mijnen God bid ik ootmoedig om vergeving, wanneer<br />

ik zomtijds in rampen, die menschlijke krachten<br />

te boven gingen, redenen vond, om aan alle fchooh<br />

fche leerllellingen te twijfelen , die den besten Va<strong>der</strong><br />

<strong>der</strong> waereld als een' wraakgierigen, onverzoenlijker!,<br />

onbarmhartigen, eerzuchtigen grijzaart, die door driften<br />

geregeerd wordt, en door zwakheden des ou<strong>der</strong>doms<br />

gramftorig geworden is, affchil<strong>der</strong>en. Mijne<br />

fchuld is het niet, dat ik verhand genoeg bezat, om<br />

diepzinnige on<strong>der</strong>zoekingen na de reine waarheid te<br />

doen, en tevens door omgang met menfehen, door<br />

het lezen <strong>der</strong> oude gefchiedenis, door de gelegenheid<br />

om priesters <strong>van</strong> allerleien aart, en gevoelens te kennen,<br />

redenen vond, om aan het leergebouw <strong>van</strong> alle<br />

men-


EN EERLIJK.VER.KLAR.ING ENZ. 327<br />

menfehen te twijfelen. Dit verftand wekte ene edele<br />

nieuwsgierigheid, en een' neiging, om ver<strong>der</strong> na te<br />

vorfchen. Overal vond ik bedrog en menfchelijke<br />

zwakheden. Wat won<strong>der</strong>, dat ik niet befluiten kon,<br />

om alles blindelings te geloven, wat menfehen in,<br />

priestergewaad niet alleen verhaalden, maar zelvs zon<strong>der</strong><br />

nadenken, en blindelings, aan mij opdringen wilden?<br />

Had ik dit moeten doen, dan zou de Schepper<br />

<strong>der</strong> waereld mij geen menfehen-verfland gegeven, ge*<br />

ne twijfeling voor mij mogelijk gemaakt of aan mijne<br />

willekeur overgelaten, en geen' neiging daar toe aan<br />

mij ingeboezemd hebben. Maar. langs dezen weg alleen<br />

kon het oogmerk <strong>van</strong> een* goeden God vervuld<br />

worden, om alle zijne fchepzelen zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing<br />

gelukkig te maken. Die zich an<strong>der</strong>e oogmerken in<br />

hem voorftelt, en dat geloovt, dat PAUXUS dwepende<br />

(y) <strong>van</strong> de verkiezing fchrijvt, die maakt zich onedele<br />

begrippen <strong>van</strong> den Allervolmaaktften. Want nimmermeer<br />

zal ik zoo razend zijn, om te geloven, dat God<br />

zekere menfehen in zijn' toorn tot de verdoemenis ge.<br />

fchapen heeft, om daar door aan an<strong>der</strong>en, die hij<br />

door ene genadige verkiezing ten ewigen leven beftemd<br />

heeft, zijne magt te kennen te geven. Welke affchuwelijke<br />

gevolgen ontftaan uit zulke vooroordelen! Zon<br />

men den Duivel zeiven wel trotfeher en boosaartiger<br />

kunnen fchil<strong>der</strong>en? Neen! ewig neenl Bij enen vol­<br />

maak-<br />

1 (y) Hoe gemakkelijk ziet men het ongegronde <strong>van</strong> deze<br />

"en an<strong>der</strong>e ligtvaardige befchuldigingen tegen den Bijbel in,<br />

wanneer men de leer <strong>der</strong> gewijde Schrijvers zeiven <strong>van</strong> dia<br />

<strong>der</strong> Uitleggers en vooral <strong>van</strong> die <strong>der</strong> fchoolfche Godgeleefe<br />

den weet te oa<strong>der</strong>fcheiden!<br />

X 4


528 BEDE OM VERGIFFENIS<br />

maakten God vermoede ik gene menfchelijke zwakheden<br />

noch driften. Wreken kan hij zich ook niet aan<br />

kindskin<strong>der</strong>en. Want, wanneer dit een aardsch Vorst<br />

doet, wanneer hij den zoon ftraft, om dat de va<strong>der</strong><br />

een booswigt was, dan is hij een ilegt mensch.<br />

Dit is mijn geloof, waar bij ik leve en fterve; :<br />

zoó<br />

3eve, dat ik mijnen medemenfchen, en <strong>der</strong> maatfchappij,<br />

waar in ik leve, zoo veel mogelijk voordelig wil<br />

zijn; aan niemand mijn geloof opdringe, niemand tot<br />

dwaling poge te verleiden of onrustig te maken ; de<br />

vervulling mijner plichten als de noodzakelijkfte deugd<br />

erkenrrë; en mijne kundigheden, zoo veel ik kan , vermeer<strong>der</strong>e,<br />

om kortzichtigen te on<strong>der</strong>wijzen, mij zeiven<br />

te bevredigen , en <strong>van</strong> de waarheid grondig te<br />

overtuigen.<br />

Zoude ik nu, in mijne grijsheid, mij een gantsch<br />

an<strong>der</strong> zamenftel, naar een vreemd voorfchrivt, vormen<br />

; en, om het gemak te genieten <strong>van</strong> zelf niet te<br />

denken, dat geloven, wat een an<strong>der</strong> voor mij denkt;<br />

dan moest mijn verftand ophouden, dat God mij gaf,<br />

of, dat zijne vorming uit de gefteldheid <strong>van</strong> mijn zenuw<br />

en-gebou v ontving. Misfchien gefchiedt dit,<br />

Wannéér mijne lighaamskrachten tegen <strong>der</strong>zelver vernieling<br />

kampen; en in dit geval alleen kan misfchien<br />

een werktuiglijke Capuciner mij nog op mijn fterfbed<br />

zijn 1<br />

kap opzetten, en een onbeduidend ja! <strong>van</strong> mijne<br />

ftamelende tong, alleen door myftüche uitleggingen,<br />

horen, dat mij on<strong>der</strong> het getal <strong>der</strong> bekeerden, <strong>der</strong> tot<br />

het waar zaligmakend geloof gebragte zondaars plaatst,<br />

wanneer mij geen wil om te kiezen meer overig blijvt.<br />

Dit was het lot <strong>van</strong> menigen echten Wijsgeer, die door<br />

het gepeupel Vrijgeesten genaamd worden. En dan<br />

mag nnjn befchermengel zijn' ambtsplicht vervullen,<br />

de


SN EERLIJKVERKLARINS<br />

ENZ.<br />

de belfche dropers en partijgangers ontwijken, den H.<br />

PETRUI zijn' Hemel wegkapen, en mijne ziel in ABRA-<br />

HAM'S fchoot dragen, waar zij als ene ziel die zelvs<br />

op aarde in haar ongeluk vrolijk en werkzaam geweest<br />

is, tot in ewigheid om dien joodfchen Patriarch rondvliegen<br />

mag, als een kapelleijen om bloeiënde rozen.<br />

•'"<br />

Maar in gevalle dit niet gefchied en<br />

mogt, en de Voorzienigheid ene an<strong>der</strong>e beftemming<br />

voor mij befloten hadt,dan zou het juist mijne fchuld<br />

niet wezen, wanneer ik tot ene ewige vernietiging geboren<br />

was. Op aarde was ik altijd een werkend iets,<br />

een immer bezig wezen, voor het welk ene ewige le-<br />

. dighcid de hardde draf zou zijn. God beware mij<br />

daar.voor ook na mijn' dood!<br />

On<strong>der</strong>tusfchen daar ik alles, wat ik immer beledigd<br />

heb, gaarne verzoenen wil; en even daarom reeds zoo<br />

vele beden om vergiffenis, met berouw en leedwezen,<br />

in deze bladen gedaan heb, en dus, gelijk ik hoop,<br />

ene algemene bevrediging getroffen heb, zoo bid ik<br />

ook nog ten beduite mijn' lieven befchermengel hartelijk<br />

om vergeving, in gevalle ik hem zoo veel vergeeffcheu<br />

arbeid voor mijne ziel veroirzaakt mogt hebben,<br />

daar hij mij in lïghaamsgevaren zoo dikwijls <strong>van</strong> verzuipen,<br />

verdikken, hals en benen te breken, verhongeren<br />

, en doodgefchoten te worden zoo won<strong>der</strong>lijk<br />

gered heeft. Halt hij deze moeite voor mijne ziel<br />

aangewend , en daartegen het nietswaardig lighaam<br />

verwaarloosd, dan zou ik op aarde min<strong>der</strong> geleden,<br />

ook min<strong>der</strong> ergernis verwekkende Schrivten aan het<br />

licht gebragt hebben, en dan zou ik misfchien thands<br />

in het gewaad <strong>van</strong> een' Dervis of Mandarijn, of in<br />

een' Christelijke monnikskap omwandelen, en de .heiligen<br />

in Indië bekéren.<br />

X s<br />

Nu


§3© BEDE OM VERGIFFENIS EN EERLIJKVERKt. ENE,<br />

Nu mag een ie<strong>der</strong>, wie wil, over de ratio fufficiens<br />

ïchrijven. Ik geloof éénmaal vast en heilig, dat niets<br />

a-on<strong>der</strong> genoegzame redenen in den hemel of op<br />

aarde gefchiedt, noch dat is, wat het fchijnt te<br />

zijn: en nu befpotte. en berispe ie<strong>der</strong> Journalist,<br />

Recenfent, - Godgeleerde , Letterknegt, Schoolvos,<br />

en ware Geleerde, mijne Schrivten, ook deze mij-*<br />

ne geloofsbelijdenis , zoo veel hij maar wil, naar<br />

zijn welgevallen, of fchoolregelen! Een ie<strong>der</strong>, die<br />

wil, kope, leze, en fchatte mijne boeken, of verachte<br />

en verbrande dezelven naar zijn welgevallen! . . ,<br />

Eerzucht was noit mijn zwak. Ik werd toevallig een<br />

origineel Schrijver: en, behagen mijne Schrivten niet,<br />

wil mij niemand eopïéren, dan volge hij mijne handelingen,<br />

mijne ftandvastigheid en an<strong>der</strong>e zedelijke deug.<br />

den na; en hij zal ontwijfelbaar een goed Christen ,<br />

een nuttig man in den Staat, en een eerlijk mensch<br />

worden. Dit was het oogmerk <strong>van</strong> mijn aanwezen;<br />

dit heb ik vervuld, en meer wil ik niet.<br />

Dixiy nunc pon<strong>der</strong>a prudens.


A N D W O O R D<br />

OP<br />

S E<br />

A A N M E R K I N G E N<br />

VAN DE HEREN<br />

A R C H E N H O L Z EN BÜ SC HING.


A N D W O O R D<br />

OP<br />

DE<br />

A A N M E R K I N G E N<br />

VAN DE HEREN<br />

ARCHENHOLZ<br />

EN BÜSCHING.<br />

[OVER DE BRITSCHE WÏTGEVINO,<br />

Een Fragment, uit den nieuwen en zeer<br />

vermeer<strong>der</strong>den druk <strong>van</strong> het wérk <strong>van</strong><br />

j. w. VAN ARCHENHSLZ over Engeland<br />

en Italië Qa\<br />

D e menfehen hebben zich nog noit over één énig<br />

puncT: kunnen verénigen. Niet eens die grote ewige<br />

waarheid <strong>van</strong> het aanwezen eens Waereldfcheppers<br />

heeft<br />

(a) De Heer VAN ARCHENHOLTZ hadt dit fragment, voor<br />

de uitgave <strong>van</strong> den nieuwen druk <strong>van</strong> zijn Engeland en Italië,<br />

geplaatst in zijns Smette iittetrttur xmb 2)6ïferfunbe/ Iter<br />

%x\)ïgano,l Itcï bant) / No. VI, f. 4(S;-474. Ik heb het niet<br />

onnut geoordeeld, hetzelve daar uit te vertalen, en hier te<br />

plaatzen,op dat de Lezer te beter de aanmerkingen zou kimden<br />

veriraan, en beoordelen, die de Heer VAN DKR<br />

tegen dit ftuk gemaakt heeft.<br />

TRENCK


334 A A N M E R K I N G V A N<br />

heeft men doorgaands als onwe<strong>der</strong>fprekelijlc aangenomen.<br />

Het is dus geen won<strong>der</strong>, dat de nog onlangs<br />

zoo zeer miskende, en nog heden niet genoeg geken*<br />

de Dritfche Wetgeving een gelijk lot on<strong>der</strong>gaat. Ik<br />

zou een tafereel, dat men in gantsch Duitschland met<br />

welgevallen befchouwd heeft, bezoedelen, wanneer ik<br />

de oordelen <strong>van</strong> enige onwetende kunstrigters hier<br />

aanhalen wilde, die mij varj ene overdre/ene partijdigheid<br />

befchuldigen. Men bewijze de valschheid <strong>der</strong><br />

<strong>van</strong> mij aangevoerde daadzaken ; en , kan men dit<br />

niet doen, dan zijn alle tegengeftelde gevoelens over<br />

dit on<strong>der</strong>werp, zelvs <strong>van</strong> de verdandigfte mannen, ja<br />

<strong>van</strong> de grootfte geniën, niets als gezwets. Toen voormaals<br />

de Britten lofredenaars <strong>van</strong> hunne Staatsdnrigting<br />

en vrijheid waren, hoorde men hun nier, om<br />

dat men hunne Schrivten niet las; of men lachte over<br />

hunne vermeende ingebeelde voortreflijkheid. 'Er<br />

moesten volftrekt uhlan<strong>der</strong>s opkomen, en wel zulken,<br />

die tot de grootfte vernuften <strong>van</strong> o»ze eeuw behoren,<br />

om dit eiland in deszelvs ware gedaante aan de overige<br />

Europffiërs te doen kennen. Toen VOLTAIRE,<br />

MONTF.SQUIEU, ROUSSEAÜ, HELVETIfJS, en RAIJNAL<br />

de Britfche Staatsgelleldtenis niet genoeg prijken konden;<br />

toen DE LOLME, een burger <strong>van</strong> Geneve, hier<br />

over een zoo grondig als voortreflijk boek fchreef; en<br />

zoo vele an<strong>der</strong>e grote geleerden <strong>van</strong> alle natiën <strong>van</strong><br />

Europa daar mede inftemden; toen begon men te geloven,<br />

dat <strong>van</strong> de zoo hoog geroemde voortreflijkheid<br />

<strong>van</strong> dit volk toch wel iets waar kon zijn. De be-'<br />

fpiegelingen <strong>der</strong> gemelde grote mannen werden doof<br />

mij, door ene gantfche menigte daadzaken <strong>van</strong> allerïeiën<br />

aart, bevestigd. Deze loopbaan was, ten aanzien<br />

<strong>van</strong> Engeland, nieuw: het doel <strong>van</strong> denzelven was<br />

j , • al-


J. W. A R C H E N H O L Z . 335<br />

alleen te voren afgetekend, en ik poogde dat doel te<br />

bereiken, KLOPSTOCK zegt; „ waar de Gefchiedfchrij.<br />

ver fpreekt, fpreekt hij niet, maar de daad."<br />

Ene bijzon<strong>der</strong>e omftandigheid geevt mij hier de pen<br />

in de hand. Na het bovengemelde, ja na alles, wat<br />

ik in vijftien Afdelingen <strong>van</strong> de Britten gefchreven<br />

heb, zou het ongerijmd zijn, het bijzon<strong>der</strong> gevoelen<br />

<strong>van</strong> één énig man hier "te we<strong>der</strong>leggen, zoo niet de<br />

bijkomende buitengewone omftandigheden dit volftrekt<br />

neodzakelijk maakten. De Levensgeschiedenis <strong>van</strong> den<br />

Heer VAN DER TRENCK is in ie<strong>der</strong>s handen. Het geen<br />

hij over Engeland zegt, vor<strong>der</strong>t verbetering, dewijl<br />

hier een man fpreekt, die niet tot de gewone menfchen<br />

behoort, wiens noodlot medelijden, en wiens<br />

moed en fterkte <strong>van</strong> geest bewon<strong>der</strong>ing verdient. Zijne<br />

onwankelbare ftandvastigheid in enen toeftand, die<br />

de menschheid beroert, was reeds voor meer dan<br />

twintig jaren het voorwerp mijner bewon<strong>der</strong>ing. I!c<br />

heb hem dit in het jaar 1774 te Weenen zelf verzekerd<br />

, en trede hier zeer ongaarne tegen hem op:<br />

doch, of mijn werk over Engeland is het gekfte vertelzeltjen,<br />

dat immer de menfchelijke verbeelding uitgebroed<br />

heeft, en alles, wat zoo vele grote mannen<br />

<strong>van</strong> de Britten gezegd hebben, alles, wat hunne gefchiedenis<br />

tot op den huidigen dag bevestigd heeft,<br />

is ongerijmd en verdigt;of de Heer VAN DER TRENCK<br />

heeft het ijzelijk voorbeeld <strong>van</strong> ongeregtigheid, dat hij<br />

in London wil gezien hebben, niet gezien.<br />

De aanmerkingen, dat in Engeland gene wet tegen<br />

bedriegers is, en dat niemand om criminele misdaden<br />

in zijn huis gearrefteerd kan worden (b), we<strong>der</strong>leggen<br />

zich<br />

O) II Deel, bladz. 232, 234.


33


J, W, ARCHENHOLZ» 337<br />

gefche taal en de wetten <strong>van</strong> dit land, vertrouwde<br />

zich aan een' Duitfcher, die hem fchandelijk bedroog,<br />

zijne Hungaarfche wijnen ontving, on<strong>der</strong> belofte dat<br />

hij ze binnen weinige uren betalen zou, maar ze on<strong>der</strong>tusfchen<br />

terftond we<strong>der</strong> verkocht. Of deze laatfte<br />

koper <strong>van</strong> het bedrog geweten heeft of niet, wil ik<br />

uiet beflisfen, fchoon het eerfte mij waarfchijnlijker<br />

is. Doch deze twijfel was bij geen' Regter <strong>van</strong> gewigt,<br />

die alleen het eigendoms-regt <strong>van</strong> den koper,<br />

en de daar toe behorende bewijzen in aanmerking ne*<br />

men kon. Genoeg, dat deze de wijnen gekocht hadt<br />

volgens faSluur, dat de bedrieger <strong>van</strong> den Heer VAN<br />

DER TRENCK. of <strong>van</strong> zijn' zwager gekregen hadt. Deze<br />

omftandigheid <strong>van</strong> het factuur, waar door de handel<br />

eene volledige wettigheid verkreeg, lost het raadzei<br />

op. Hoe zouden de mercantile bedrijven in zulke<br />

ene Had, als London, belemmerd worden, als het<br />

niet geoorlovd was, waren, zelvs <strong>van</strong> onbekende pcr-<br />

Gnen, te kopen, die niet heimelijk ingedragen, maar<br />

openlijk op wagens ter verkoop gebragt, en nevens<br />

het factuur overgeleverd worden? De koper, met dit<br />

papier voorzien, heeft het regt,om een' ie<strong>der</strong> als een'<br />

rover te behandelen , -die hem deze wettig gekochte<br />

koopmansgoe<strong>der</strong>en met geweld afnemen-wil. Daaruit<br />

is het verklaarbaar, dat geen <strong>van</strong> de magtige vrienden<br />

<strong>van</strong> den Heer VAN DER TRENCK , bij welken hij hulp<br />

zocht, hem helpen kon. Ik weet niet , of ik dwaal;<br />

maar naar mijn oordeel is deze vermeende ftrenge berisping<br />

de grootfte loffpraak <strong>der</strong> Britfche wetgeving.<br />

Dat het zijne vrienden niet aan den goeden wil ontbrak,<br />

zegt de Heer VAN DER TRENCK zelf. Hier zijn<br />

zijne woorden (c~)i<br />

„ Lord<br />

(O II Deel, bladz, 236.<br />

UI DEEL. Y


338 A A N M E R K I N G VAN<br />

Lord GROSVENOR , mijn bijzon<strong>der</strong>fte vriend,<br />

„ zeide mij: - • „ ,, Zend. gij<br />

,, maar an<strong>der</strong>en wijn na London, wij zul-<br />

„ „ len denzelven allen zoo goed betaalen,<br />

„ dat uwe fchade wel dra vergoed zai<br />

,, zijn."" —— Dit was een andwoord,<br />

,, dat juist met het nationaal character overeenkwam;<br />

en ik ben ook verzekerd, dat<br />

„ hij zijn woord zou gehouden hebben,doch<br />

„ ik had zoo veel contant geld niet, om<br />

,, we<strong>der</strong>om eenen nieuwen inkoop te doen."<br />

Deze loffpraak <strong>van</strong> het nationaal character <strong>der</strong> Engeliclien,<br />

welke hij ook bij gelegenheid <strong>van</strong> de vriendichapsbewijzen,<br />

die hij <strong>van</strong> Lord HÏJNDFORT in Rusland<br />

ontving, zelf door daadzaken bevestigt (d), is<br />

bezwaarlijk overéén te brengen, met het geen wij in<br />

het vervolg lezen (e), dat de Engelfche natie in den<br />

grond om duizend redenen onze gantfche verachting<br />

verdient. Doch een zeer levendig man kan, bij de<br />

erinnering aan een gewigtig verlies, zoo iets wel ter<br />

ne<strong>der</strong>fchrijven; maar niemand zal daar na zijn oordeel<br />

over deze natie bepalen. Hetzelvde temperamentsgebrek,<br />

dat de Heer VAN DER TRENCK ZOO vrijmoedig<br />

bekent, heeft hem vervoerd, om den Rid<strong>der</strong> FIEL­<br />

DING openlijk ais een' eerlozen boef te behandelen (f).<br />

Dat een grijzaart <strong>van</strong> zeventig jaren, <strong>van</strong> een aanzienlijk<br />

vermogen, die den gewigtigen post <strong>van</strong> een'<br />

Op.<br />

(d) I Deel, blaae. 161 enz,<br />

{e) II Deel, bladz. 238.<br />

(ƒ) II D«el, bladz. *33-


J. W. A R C H E N H O L Z . 339<br />

Opperden Vre<strong>der</strong>egter in London vele jaren met roem<br />

bekleedde, die de fchrik <strong>der</strong> dieven en fpitsboeven<br />

was, dat zulk een man , zeg ik , de geftolene wijnen<br />

<strong>van</strong> den Heer VAN DER TRENCK mèt de rovers gedeeld<br />

zou hébben, en dat dit aandeel aan den diefstal<br />

net 200 flesfchen bedroeg, dit kan den Lezer zeer twijfelachtig<br />

voorkomen, indien hij niet voorgenomen<br />

heeft aan niets te twijfelen.<br />

Zoo veel <strong>van</strong> de zaak en <strong>van</strong> het voorgeven <strong>van</strong><br />

den Heer VAN DER TRENCK in het bijzon<strong>der</strong>; ik zou<br />

'er nimmer melding <strong>van</strong> gemaakt hebben, indien hij<br />

niet, om zijn voorgeven te on<strong>der</strong>fteunen, ene gebeurenis<br />

hadt aangevoerd , die, indien zij werkelijk zoo<br />

voorgevallen was, de grootfte fatyre zou zijn op de<br />

Engelfche wetgeving, ja op de gantfche menschheid.<br />

Maar deze gebeurenis draagt in alle hare delen den<br />

ftempel <strong>van</strong> een flecht verzonnen vertelzeltjen, dat ik<br />

gaarne uit de Merkwaardige Levensgeschiedenis <strong>van</strong><br />

dien buitengewonen man weg zou wenfehen, om dat<br />

hetzelve de geloofwaardigheid <strong>van</strong> zijne an<strong>der</strong>e verhalen<br />

benadeelt. Dat on<strong>der</strong> de gemelde omftandighed,en<br />

een man, die een' zilveren koffijkan, welke hij gekocht<br />

hadt, en welke hem door een' elendigen Jood<br />

ontftolen was, terftond na het plegen <strong>van</strong> den diefftal<br />

we<strong>der</strong>om genomen hadt, om deze daad, fchoon<br />

hij zijn regt <strong>van</strong> eigendom op menigerleië wijzen hadt<br />

kunnen betogen, zou opgehangen zijn, en wel, zoo<br />

als natuurlijk volgen moet, na een openlijk proces,<br />

waar in alleen het laaglte geboefte aanklagers waren ,<br />

waar in verlichte en onpartijdige regters zatca , en<br />

waar in de beklaagde onmogelijk zon<strong>der</strong> getuigen en<br />

vrienden zijn kon, dit is waarlijk veel in weinige<br />

Y 2<br />

woor-


34° A A N M E R K I N G V A N<br />

woorden verhaald, want deze gefchiedenis beflaat in<br />

het boek <strong>van</strong> TRENCK maar ééne bladzijde (g).<br />

Het ongerijmde <strong>van</strong> dit verhaal laat ik aan het oordeel<br />

<strong>van</strong> een' ie<strong>der</strong>' over, het zij hij bereist is of niet,<br />

of hij de menfehen door verkéring of uit boeken kent,<br />

of hij in een paleis of on<strong>der</strong> een dak woont, indien<br />

hij maar gewoon menfehen-verftand heeft, en onpartijdig<br />

denkt. De zaak fpreekt <strong>van</strong>' zelve. De mogelijkheid,<br />

dat zulk een voorval, on<strong>der</strong> de gemelde omftandigheden<br />

, in Engeland immer gefchieden kon,<br />

trek ik niet in twijffel: maar de zekerheid, dat hetzelve<br />

in het jaar 1778, toen de Heer VAN DER TRENCK<br />

in London was, en toen hij de executie <strong>van</strong> dezen<br />

man gezien wil hebben, niet gefchied zij, weet ik,<br />

dewijl ik mij ook toen juist aldaar bevond. Mijne<br />

bewijzen voor mijne ontkenning zijn zeer kort, maar<br />

zoo bondig, als zij maar immer zijn kunnen. Alle<br />

criminele procesfen, aanklachten , verhoren, en verdedigingen<br />

worden in London gedrukt. Men fla dus de<br />

SeJJions paptrs na,<br />

Dit aanhangzel is ene verdediging <strong>van</strong> mijne on<strong>der</strong>neming,<br />

om de Engelfche natie zoo te fchil<strong>der</strong>en, als<br />

zij is : Het is gene verdediging <strong>van</strong> dezelve , die zij<br />

misfen kan; noch veel min<strong>der</strong> ene befcherming <strong>van</strong><br />

hare eer, welke geen volk op aarde min<strong>der</strong> behoevt.<br />

Wanneer de gefchiedenis ener natie rijk aan buitengewone<br />

voorvallen en bewon<strong>der</strong>enswaardige daden is;<br />

wanneer hare Wijsgéren, Dichters, Gefchiedfchrijvers,<br />

Redenaars en Wiskunftenaars in den tempel des roems<br />

de verhevenfte plaatzen bekleden; wanneer hare Staats­<br />

man-<br />

(?) II Deel, bladz. «237,


J. W. A R C H ffi N H O L Z. 34I<br />

mannen tot de grootfte voorbeelden behoren; wanneer<br />

de vlijt harer kunftenaars de paleizen <strong>van</strong> alle Europreïfche<br />

Monarchen fiert; wanneer hare ftaatsgefteldtenis<br />

eerwaardig is aan den Wijsgeer <strong>van</strong> elk Land,die met<br />

de waereldgefchiedenis in de hand oordeelt; wanneer<br />

hare fchepen op alle zeeën zwemmen, en hare handel<br />

gene grenzen, als die <strong>der</strong> bewoonde aarde, kent;<br />

wanneer hare wetten, haar goud, en haar zwaard<br />

haar bezittingen in alle waerelddelen, zuikereilanden<br />

en diamantmijnen verworven hebben; wanneer hare<br />

kooplieden koningrijken beheerfchen, en het lot <strong>van</strong><br />

gantfche volken bepalen; wanneer zij moed in hare<br />

veldflagen, en de grootfte onverfchrokkenheid in hare<br />

zeeflagen betoont; wanneer hare ontdekkingen op de<br />

waereldzeeen tot aan het ewige ijs aan beide de Polen<br />

reiken, en deze gevaarlijke on<strong>der</strong>nemingen niet alleen<br />

het nationaal belang, maar het nut <strong>van</strong> het menfchelijke<br />

gedacht over het algemeen ten oogmerk hebben<br />

(h); wanneer dit alles tot de characteriftike trekken<br />

<strong>van</strong> een volk behoort, dan verftomt de Lofredenaar.<br />

Zulke ene natie trekt , niettegenftaande hare<br />

feilen en gebreken, de hoogachting en bewon<strong>der</strong>ing<br />

<strong>van</strong> alle volken, als een' billijke fchatting; vrijwillig<br />

of niet, zij wordt gegeven; zulke ene natie dwingt<br />

deze fchatting af,.in alle hoeken <strong>der</strong> aarde,waar verlichte<br />

menfehen wonen.]<br />

(h) Helaa»! . . .<br />

Y 3<br />

AND-


A N D W O O R D<br />

OP<br />

DE<br />

A A N M E R K I N G<br />

VAN<br />

DEN HE ER<br />

VAN A R C H E N H O L Z ,<br />

I~Iet heeft den geleerden en achtingwaardigen Heer<br />

VAN ARCHENHOLZ behaagt , in zijne Sleue tittitcitut<br />

HlE> Sólferftin&e/ zich, fchoon met de prijs waardigfte<br />

befcheidenheid , over ene plaats in mijne Levensgefchiedenis<br />

uit te laten, waar ik de Britfche geregtigheid<br />

berispt, en mijn eigen voorval getrouw verhaald<br />

heb. Voor de onbewimpelde en zuivere waarheid <strong>van</strong><br />

hetzelve zet ik openlijk mijne eer te pande, daar ik<br />

zelf het ijzelijkst voorbeeld <strong>van</strong> onregtvaardigheid in<br />

London gezien en oh<strong>der</strong>yonden heb. On<strong>der</strong>tusfchen<br />

bij recenfiën, waar in ik gelogenffcraft word, kan ik<br />

niet onverfchillig zwijgen, vooral niet, wanneer.dezelven<br />

uit ene geaccrediteerde pen voortkomen, die, om<br />

dat zij hare eigene dwalingen verdedigen moet, mij<br />

verkeerd beoordeelt. Mijn zwager, <strong>van</strong> wien ik in<br />

dit verhaal melding gemaakt heb, leevt tegenwoordig<br />

als regerend Burgermeester in de Rijksltad Aken.<br />

Twijfelaars kunnen hem na de waarheid vragen. Hij<br />

werdt door den Rid<strong>der</strong> FIELDING, welken men verd.><br />

di-


ANDW. OP DE AANM, VAN J. W. ARCHENHOLZ. 343<br />

digen wil, op ene in de daad fchelmachtige wijze in<br />

het garen gelokt. Hij zelf, FIELDING , gaf hem de<br />

bedienden <strong>der</strong> Politie mede, om mijn' wijn met geweld<br />

te rug te nemen: en na<strong>der</strong>hand lochende hij zijn<br />

bevel, en mijn brave zwager werdt gearretteerd, als<br />

of hij ene euveldaad begaan hadt. Ik moest 1000<br />

pond tot cautie voor hem uitfchieten, en heb niet alleen<br />

mijn' wijn, maar ook de 1000 pond fchandelijk<br />

verloren.<br />

Dat nu de Heer Rigter FIELDING zelf 200 flesfchen<br />

<strong>van</strong> mijn' geroovden wijn ont<strong>van</strong>gen heeft, dit heeft<br />

mij dezelvde man verklaard, die ze in den nacht <strong>van</strong><br />

den roof zelf in zijn huis droeg.<br />

In het algemeen, wat ik <strong>van</strong> deze gefchiedenis verhaald<br />

heb, zijn wezenlijk daadzaken , en, indien de<br />

Heer VAN ARCHENHOLZ niet mijn vriend was, en een<br />

man, dien ik hoogacht,dan zou ik hem hier ene weddenfchap<br />

<strong>van</strong> 1000 ducaten aanbieden, wie <strong>van</strong> ons<br />

beiden de meest legale bewijzen voor of tegen dit in<br />

twijfel getrokken geval zou kunnen aanvoeren. Voor<br />

het overige zijn mij bedrijven <strong>van</strong> dezen Heer Opperden<br />

Vre<strong>der</strong>igter, iu de behandeling <strong>der</strong> criminele Juftitie,<br />

bekend, die mijn tegenfchrijver misfchien zoo<br />

goed niet ontdekken kon, als ik, om dat het hem aan<br />

de gelegenheid ontbrak.<br />

Zijn verhaal <strong>van</strong> den loop dezer zaak is voor het<br />

grootfte gedeelte rigtig; alleen met dit on<strong>der</strong>fcheid, dat<br />

de Heer VAN ARCHENHOLZ de Engelfche geregtigheid<br />

niet zoo, als ik, gezien noch on<strong>der</strong>vonden heefr. Wij<br />

zagen beiden uit tegenovergedelde gezichtspunten ,<br />

toen wij <strong>van</strong> Engeland fchreven. Hij wilde de natie<br />

vergoden; ik integendeel heb haar character\aan mijn<br />

huid in vele voorvallen geproevd en leren kennen, en<br />

Y 4<br />

dik-


244- ANDWOORD OP DE AANMERKING VAN<br />

dikwijls hebzucht, halftarrigheid, en bandelozen rrots<br />

ontdekt. Zeker is het, dat ik. op de fchandelijkiïe<br />

wijze door hun bedrogen ben; zeker is het ook, dat<br />

mij Britfche Heren, aan welken ik in mijn huis te<br />

Aken duizend beleefdheden en diensten bewezen had,<br />

in London met verachting bejegenden. Even zoo zeker<br />

is het ook, dat ik, zon<strong>der</strong> alle temperaments-gebreken,<br />

met volle practifche overtuiging, welberaden<br />

gefchreven heb, dat deze natie, wanneer zij onsDuitfchen<br />

zoo grof mishandelt, onze gantfche verachting<br />

verdient.<br />

Maar , dat ik zoo laag zou hebben kunnen handelen,<br />

dat ik in mijne Levensgefchiedenis de eerlievende waereld<br />

met een vertcltzeltjen zou hebben willen bedriegen,<br />

, . dit vermoeden zal waarfchijnlijk de fchrijverstrotschheid<br />

<strong>van</strong> den Heer VAN ARCHENIJOLZ , tot verdediging<br />

<strong>van</strong> zijne eigene dwalingen , ter ne<strong>der</strong> gefchreven<br />

hebben. . . Doch, indien zijne eigenzinnigheid dit<br />

geftelde mogt willen vol houden, dan is het het beste,<br />

dat wij maar om joco ducaten wedden, en dezelven<br />

aan ene <strong>der</strong>de plaats deponéren; en, wanneer<br />

ik dan bewezen zal hebben, dat ik zuivere waarheid<br />

gefchreven hebbe, dan zal onze pennenftrijd voor<br />

mij het voordeligst geëindigd zijn.<br />

Maar,dat de Heer VAN ARCHENHOLZ in zijnefehü<strong>der</strong>ing<br />

<strong>van</strong> dit volk gedwaald heeft, dit is even zoo<br />

min een' misdaad, als wanneer ik een' Engelfchen bedrieger<br />

met name noeme, dien ik in de daad als zoodanig<br />

heb leren kennen. Wij zijn beide menfehen, en<br />

de H. Geest fchrijvt niet meer zoo in onze ve<strong>der</strong>,<br />

als in die <strong>der</strong> oude Propheten. Mannen, die volksgefchiedenisfen<br />

fchrijven, kunnen ook in menig geval<br />

door vooroordéleu ingenomen, en daar door kortzichtig


J. W. A R C H E N H O L Z . 34J<br />

tig zijn. Maar, wanneer ik in mijne eigene gefchiedenis,<br />

als een eerlijk man, dat verhale, wat mij werkelijk<br />

gebeurd is, dan noemt hij mij openlijk een'<br />

leugenaar, die mij als een' vertelzeltjensfchrijver fchil<strong>der</strong>en<br />

wil. Aldus maar aan het wedden, Heer Aanvaller!<br />

Of erken gij, dat wij maar beiden menfehen<br />

zijn, die misfchien uit gantsch tegengeftelde oirzaken<br />

<strong>van</strong> Engeland gefchreven hebben. Ik ging in mijn'<br />

billijken ijver te ver, toen ik de gantfche natie berispte;<br />

en gij gaat nog ver<strong>der</strong>, daar gij werkelijk een'<br />

vriend beledigt, om in uwe Schrivten ene onfeilbaarheid<br />

ftaande te houden, die ik volftrekt niet in dezelven<br />

vinden kan, dewijl ik het tegendeel a pofieriori<br />

bewijzen wil, en in de daad zelfgezien heb.<br />

. Ver<strong>der</strong> wordt het geval <strong>van</strong> den eerlijken Duitfcher<br />

in twijfel getrokken, dien ik zeifin zijn' kerker fprak,<br />

en zelf ophangen zag.<br />

Hier dwaalt mijn tegenfehrijver zeer in de tijdrekening.<br />

Ik heb niet gezegd, dat dit in het jaar 1778,<br />

toen de Heer VAN ARCHENHOLZ zelf insgelijks in London<br />

tegenwoordig was, gefchied zij. Het is in een an<strong>der</strong><br />

jaar gefchied; want ik ben niet ééns, maar zesmaal,<br />

in verfcheidene jaren, in London geweest. Juist dit<br />

was den Wetgever <strong>van</strong> alle Schrijvers onbekend, die<br />

zijne Britten onfeilbaar fchil<strong>der</strong>en Wil, en ook <strong>van</strong> mij<br />

vor<strong>der</strong>t, dat ik de fchandelijkfte gevolgen <strong>der</strong> Britfche<br />

ongeregtigheid bemantelen zal. Ik had een gantsch<br />

tractaat te fchrijven, wanneer ik alles verhalen wilde,<br />

wat ik overtuigend zag, en <strong>van</strong> geaccrediteerde Engelfchen<br />

zeiven hoorde. Doch kortheidhalve wil ik<br />

nog maar deze vraag doen.<br />

Zijn de wetten in een land goed, dient de natie zelve<br />

ten voorbedde, waar geen huis voor inbraak, geen<br />

Y 5 ftraat ,


34Ö ANDWOORD OP DE AANMERKING VAN<br />

(Traaf, in de Refidentie zelve niet, voor rovers veilig is;<br />

waar ettelijke hon<strong>der</strong>den menfehen jaarlijks door beulshanden<br />

gedood, en criminele bewijzen door het aantal<br />

<strong>der</strong> eeden beflist worden; waan men, gelijk waereldkundig-is,<br />

een' valfchen eed voor een' fchelling<br />

kopen kan, en waar toch lieden, die zich hier toe<br />

verhuren, openlijk geduld en gebruikt worden?<br />

De Heer VAN ARCHENHOLZ moet voorzeker <strong>van</strong> de<br />

verfiandhouding <strong>der</strong> zwindelaars-focieteft met het gerigts-collegie<br />

te London geen berigt ingewonnen hebben,<br />

waar <strong>van</strong> hem toch ied2r burger <strong>van</strong> London<br />

narigt geven kon,en welke het zoo bezwaarlijk maakt,<br />

tegen deze zwindelaars 'regt te verkrijgen.<br />

Wat de zoo hoog geprezene wetten betreft, wil ik<br />

hier, om hem te overtuigen , nog ene gefchiedenis<br />

verhalen, die ik zelf beleevd heb.<br />

ïk ontving in London een transport Hungaarfche<br />

wijnen, waar voor ik omtrent 400 guinies tol betalen<br />

moest» Ik verfcheen zelf aan het to!-comptoir. Na<br />

dat ik het geld aan Mr. FÜTT betaald hadt, hieldt<br />

mij een man een' foliant voor de neus, en vor<strong>der</strong>de,<br />

dat ik denzelven kusfen tou.<br />

Dit was het Euangelie, dat, in plaats <strong>van</strong> een eed<br />

af te leggen, maar gekust werdt, om wijdlopigheden<br />

te vermijden.<br />

Ik vroeg, wat dit beduidde? Het andwoord was;<br />

„ gij moet een' eed doen, dat gij den wijn alleen<br />

,, uitdrinken, en 'er niets <strong>van</strong> verkopen wilt."<br />

Daar ik nu toe een zoo belachlijk bedrijf niet befluiten<br />

kon, en niet kusfen wilde,riep Mr. FUTT een'<br />

dagloner, en zeide mij, dat ik aan dezen een' fchelling<br />

zou geven: en deze kuste en zwoer voor mij,<br />

gevolglijk valsch.<br />

/ Ik


J. W. A R C H E N H O L Z , 347<br />

Ik on<strong>der</strong>zocht de reden <strong>van</strong> deze zon<strong>der</strong>linge handelwijs<br />

, en kreeg deze ophel<strong>der</strong>ing , dat voor vele jaren,<br />

in een' oorlog met Frankrijk, een bil in het<br />

Parlement was gepasfeerd, die allen invoer en verkoop<br />

<strong>van</strong> Franfche wijnen verboodt.<br />

Wanneer nu (<br />

#en Lord of Schildknaap champagne<br />

drinken wilde,dan kreeg hij een' pas voor iaoooflesfchen,<br />

maar moest bij den ont<strong>van</strong>gst een' eed afleggen,<br />

dat hij dezen wijn alleen drinken, en 'er niets<br />

<strong>van</strong> verkopen wilde.<br />

Nu was , toen ik mijn' wijn in. London ontving ,<br />

deze bil nog niet opgeheven; bij gevolg moest nog<br />

ie<strong>der</strong> wijnhandelaar, bij den ont<strong>van</strong>gst zijner wijnen,<br />

dezen eed afleggen. Kan men wel iets bedenken, dat<br />

belachlijker is?<br />

In de Catholijke kerk laat men an<strong>der</strong>en, om gerede<br />

penningen, voor zich bidden; en in het verlichte London<br />

laat men an<strong>der</strong>en, om een' elendigen fcheliing,<br />

voor zich een' valfchen eed doen.<br />

Nog hon<strong>der</strong>d <strong>der</strong>gelijke grove misbruiken in de Engelfche<br />

wetten zou ik aan mijn' tegenfchrijver, vóór<br />

kunnen leggen. Ook heeft de Heer VAN ARCHEN­<br />

HOLZ nog on<strong>der</strong> gene militaire difcipline <strong>van</strong> een' Engelfchen<br />

bevelhebber in een Duitsch leger gediend; an<strong>der</strong>s<br />

zou hij ontwijfelbaar met mij over het boos character<br />

dezer natie eenftemmig denken, en met meer<br />

voorzichtigheid haar' lof pogen uit te breiden.<br />

Ik heb geen vertelzeltjen verhaald. Waar, ewig w£ar<br />

is mijn getrouw verhaal. Alle hooggeroemde daden <strong>van</strong><br />

dit volk zijn op trotschheid, roof- en heersch-zucht<br />

gegrond. Ook in Engeland zijn grote mannen, zeker<br />

meer dan in Spanjen; maar de natie over het geheel<br />

is baatzuchtig, trouwloos en tot moordzucht geneigd.<br />

De


348 ANDW. OP DE AANM. VAN J. W. ARCHENHOLZ.<br />

De adminiftratie <strong>der</strong> Juftitie aldaar is juist zoo als<br />

ik ze gefchil<strong>der</strong>d heb, en, wie London kent, wie de<br />

omkopingen <strong>der</strong> eerfte Parlementsleden gezien heeft,<br />

wie immer <strong>van</strong> het character dezer natie afhangelijk<br />

was, wie de beweegoirzaken kent, waarom ik fchreef,<br />

en waarom de Heer VAN ARCHENHOLZ mij berispt,<br />

die zal mij meer geloven dan hem, die zijn doorzicht<br />

in ene (taats-inrigting, die misfchien nog donker voor<br />

hem is, onfeilbaar acht, en misfchien meer dan ik<br />

door zijn temperament in het fchrijven zich heeft laten<br />

bellieren, of door waarfchijnlijkheden mkleiden.<br />

Want nimmer zal ik vermoeden, dat de Heer VAN<br />

ARCHENHOLZ uit eigenbaat iets fchreef, waar <strong>van</strong> hij<br />

niet overtuigd'"was. Wij blijven dierhalven toch goede<br />

vrienden. Maar verteltzelijens fchrijvt geen<br />

TRENCK, wanneer hij bij het Publiek zijne eer voor<br />

de waarheid te pande zet.<br />

AND-


A N D W O O R D<br />

O P D E<br />

A A N M E R K I N G<br />

V A N D E N H E E R<br />

B ü S C H I N G.<br />

Ook aan den Heer BÜSCHING moet ik een paar regelen<br />

andwoorden op zijne aanmerking, die hij,in het<br />

elfde ftuk <strong>van</strong> zijn' XVden Jaargang,op zekere plaats<br />

<strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis (i) gemaakt heeft, waar<br />

ik, in het verhaal <strong>der</strong> lotgevallen <strong>van</strong><br />

BESTUSCHEF,<br />

in de tijdsbepaling gedwaald zou hebben. Dit zou<br />

ligt mogelijk zijn voor een' man, die geen Journaal<br />

gehouden heeft, en die in 14 dagen, opfchreef, wat<br />

ze<strong>der</strong>d 40 jaren, bij duizend gelegenheden, in zijn<br />

geheugen rondzwermde. Genoeg! de hoofdzaak is<br />

waarheid.<br />

Of on<strong>der</strong>tusfchen de tegenwerping <strong>van</strong> den Heer<br />

BÜISCHING meer geloof verdiene, dan mijn verhaal, is<br />

nog niet beflist. Ik geloof dat ik toenmaals meer weten<br />

kon, wat in het Cabinet <strong>van</strong> BESTÜSCHEF, omging,<br />

dan mijn berisper. BF.STUSCHEP dacht toenmaals<br />

geheel an<strong>der</strong>s als zijne gemalin, en beiden trokken<br />

geld <strong>van</strong> vreemde Hoven.<br />

00 I Deel, bladz, 177, 178, 189, 190.<br />

In


S5


AANMERKING TAN BÜSCHING. 351<br />

Eindelijk dank ik hem hartelijk voor het goede,<br />

dat hij in hetzelve werk <strong>van</strong> mij gezegd heeft. Ik<br />

weet, dat ik niet zon<strong>der</strong> feilen ben. Maar mijn hart<br />

verzekert mij ook, dat ik in mijne Leyensgefchiedenis<br />

nergens liegen wilde. De goedkeuring <strong>van</strong> brave mannen<br />

en echte kenners helt mij gerust, en on<strong>der</strong> dit<br />

getal verëre ik ook mijnen an<strong>der</strong>s regtvaardigen Recenfenr.<br />

Iets moest'er toch gezegd worden... Maar<br />

een pennenftrijd is gene- bezigheid voor hem die zan<strong>der</strong><br />

trotschheid fchrijvt.<br />

Ein-


Eindelijk heb ik, na dat dit boek reeds gereei was,<br />

ook redenen gevonden, om openlijk aan te kondigen,'<br />

dat mij in mijn Va<strong>der</strong>land meer achting en eer we<strong>der</strong>voer,<br />

dan iemand, die 'er geen ooggetuige <strong>van</strong> was,<br />

immer zal kunnen geloven. Ik reize gerust, verge.<br />

noegd, en gelukkig na Oostenrijk te rug. Ook de<br />

goedhartige Monarch heeft mij gunst zoo wel als geregtigheid<br />

laten we<strong>der</strong>varen. Ik heb mijn geconfisceerd<br />

vermogen te rug, en wacht fpoedig de fchadeloosftelling<br />

voor het genot <strong>van</strong> hetzelve, dat ik ze<strong>der</strong>d<br />

40 jaren gemist heb.<br />

Meer heb ik niet gezocht, en ereposten kan ik hier<br />

niet aannemen. Niemand zal mij in mijne grijsheid<br />

voorwerpen kunnen, dat ik in haat ben wraakgierig te<br />

handelen, of tot nadeel te leven <strong>van</strong> een' Staat, waar<br />

in ik 36 jaren burger was, fchoon ik aldaar fchandelijk<br />

mishandeld, en nog met ondankbaarheid beloond<br />

ben. Ik laat hier een' gemdigen Koning te rug , die<br />

mij en mijn hart kent. Ik laat den besten naam , en<br />

ene ontwijfelbare regtvaardiging na, en ben overtuigd,<br />

dat dc Pruisfen mij zullen lief hebben, en de vrienden<br />

<strong>van</strong> mijne kin<strong>der</strong>en zijn. Meer heb ik niet gezocht:<br />

mijn vvensch, het oogmerk mijner reize is vervuld.<br />

Ik kan nu de rust des ou<strong>der</strong>doms met eer genieten,<br />

en zal, als een eerlijk man, mijn graf te gemoet<br />

lachen.


A F S C H E I D<br />

V A N<br />

B E R L I N .


A F S C H E I D<br />

V A N<br />

B E R L I . N,<br />

ere zat, gelijk THAJAAN,<br />

Toen hij zijn' zege hadt bevochten a'<br />

Vergeet ik 't leed mij aangedaan<br />

Door vleiers cn door wangedrochten<br />

Te vreden met het ndodbefcheer,<br />

Dat mij door ltorm ter reê deedt komen..<br />

Zie ik, als Wijsgeer, nu niet meer<br />

Op 't goed, door Uaatzucht mij ontnomen.<br />

Genoeg! 'k vond hier na tegenheên,<br />

Dat mij tot nu onmooglijk fcheea,<br />

Z 2<br />

Witf


A F S C H E I D<br />

Wie<br />

FREDRIK'S gramfchap on<strong>der</strong>vond,<br />

Die kan bedrukten on<strong>der</strong>fchragen;<br />

En wie, als ik, aan 't ftuurroer flond,<br />

Dien zal geen waan op klippen jagen.<br />

Mijn wimpel waeit nu op de kust;<br />

De deugd was 't doelwit <strong>van</strong> mijn pogen;<br />

Geen wangunst roovt nu meer mijn' rust,<br />

De nijd zal nu niets meer vermogen:<br />

MEDUSA'S fcbild dekt nu mijn" borst,<br />

Daar WILLEM'S hand het fcepter torscht.<br />

Monarch! hij, die ÏJW' naam vereert,<br />

Hij, die uw' gunst heeft on<strong>der</strong>vonden,<br />

Hij is 't, die thands zijn' broe<strong>der</strong>s leert,<br />

Waar toe uw' gunst hem heeft verbonden.<br />

De brave Pruis , grootmoedig Heer!<br />

Zal, dankend, u 'zijn' va<strong>der</strong> noemen,<br />

Zijn bonzend hart klopt voor uw' eer,<br />

En zal uw teerheid ewig roemen.<br />

Ja, broe<strong>der</strong>s! juicht! gij hebt een fchat,<br />

Zo groot, als oit een volk bezat.<br />

Grijpt


V A N B E R L I N . 357<br />

Grijpt fier voor hem de wapens aan,<br />

Als heerschzucht zijne rust wil ftoren;<br />

Blijvt, als een muur, onwrikbaar ftaan;<br />

En laat u door geen' list bekoren.<br />

Volgt ied'ren wenk, dien WILLEM geevt;<br />

Zijt naarflig in uw' burgerplichten;<br />

Tuont, dat gij voor uw' Koning leevt;<br />

En helpt zijn zwaren last verligtei.<br />

En, ziet ge uw' nabuur overheerd,<br />

Dankt God, dat<br />

WILLEM u regeert.<br />

Ook u, Vorliir.! geef ik den lof,<br />

Dien dankbaarheid en eerbied wekten:<br />

Gij eerdet mij («) aan 't zelvde hof,<br />

Daar hsteraars mijn' roem bevlekten.<br />

Hier lachten mij de Telgen aan,<br />

Die<br />

WILLEM'S edel flamhuis fleren;<br />

Zij zagen me als een' palmboom ftaan,<br />

Dien 't leed flegts weliger deedt tieren.<br />

Zij vodden, wat een menfchenvrind<br />

Voelt, als hij een' verdrukten vindt.<br />

(a) Zie Hl Deel, bladz. 21.<br />

2 3<br />

Ber-


553 A F S C H E I D<br />

Berlinfche vrienden! 't ga u goed!<br />

Mijn hare zal ewig voor u blaken:<br />

Wat uw geluk vermeerd'ren doet,<br />

Zal ewig mijn geluk volmaken.<br />

Ik zag, o vreugde! ik zag een' traan<br />

In uw' meewarige ogen drijven;<br />

De eer, die mij hier werdt aangedaan,<br />

Zal, trots den nijd, mijn fieraad blijven.<br />

De bijval, dien Berlin mij gaf,<br />

Is miju triumph, en kroont mijn graf.<br />

Gij helden voor het va<strong>der</strong>'asd,<br />

Met wien ik eens in 't leger woonde.'<br />

Ook gij reikt mij de broe<strong>der</strong>hand,<br />

Die FRE;DR[K'S throon met lauren kroonde.<br />

Een grijze Held drukt me aan zijn hart,<br />

Die mij, als jong'ling, broe<strong>der</strong> noemde (b):<br />

Die eer alleen vergoedt de fmart,<br />

Waar toe mij FHEORIK'S argwaan doemde:<br />

Bij zulk een fchouwfpel Hijgt mijn moed,<br />

En ftroomt nog in foldarenbloed.<br />

(bj De Generaal VON PIUTTWITZ: Zie III Deel, bi. 17.<br />

G<br />

' j


VAN<br />

BERLIN.<br />

Gij leden ener Maatfchappij,<br />

Die HJSETZBERG aan haar hoofd ziet pralen!<br />

Ook gij, Geleerden! eerdet mij;<br />

Ook u moet ik mijn' dank betalen.<br />

Die, in <strong>der</strong> wetenfchappen baan,<br />

De lauren, die gij fchcnkt, wil plukken,<br />

Dien Haart 't Heelal met eerbied aan,<br />

Wanneer zijn' pogingen gelukken.<br />

Wat eer valt mij dan niet te beurt,<br />

Daar gij me uw' achting waardig keurt?<br />

U, burgers dezer grote flad,<br />

Eij wien mijn noodlot tranen wekte;<br />

Die heimlijk om mijn' vrijheid badt,<br />

Toen mij een hol ter woonplaats firekte!<br />

U dank ik, met een broe<strong>der</strong>hart,<br />

Dat broedarlievde kan waar<strong>der</strong>en;<br />

Een hart, dat tijd en rampen tart,<br />

En ewig uwe deugd zal eren;<br />

Een liart, dat ook voor 't va<strong>der</strong>land<br />

In patriotfohen ijver brandt,<br />

, Gij,


3^0 A F S C H E I D V A N B E R L I N .<br />

Gij, fchonen! in wier ted're borst<br />

Het zuiverst mededogen brandde;<br />

Die daar mijn lot beklagen dorst,<br />

Waar VENOS mij een' valftrik fpande (


D R U K F E I L .<br />

Bladz. 272, in de aantek., reg. 6 <strong>van</strong> on<strong>der</strong>en,<br />

ftaat, toepasjing; lees, toefpeling.<br />

BERICHT voois DEN BINDER.<br />

De XII PLATEN , die bij dit Derde Deel worden afgeleverd<br />

, moeten in de volgende orde geplaatst<br />

worden:<br />

In het EERSTE Deel.<br />

Plaat I. tegen over bladz. 9.<br />

IV. • 198.<br />

In het TWEDE Deel.<br />

Plaat<br />

V. tegen over bladz. si.<br />

VIII. — 263.<br />

In het DERDE Deel.<br />

Plaat IX. tegen over bladz. 12.<br />

XI. 180.


B IJ D R A G<br />

E<br />

T O T<br />

DE<br />

M E R K W A A R D I G E<br />

LEVENSGESCHIEDENIS<br />

V A N<br />

FREDRIK, VRIJHEER<br />

VAN DER, TRENCK.


B IJ D R A G E<br />

T O T<br />

DE<br />

M E R K W A A R D I G E<br />

LEVENSGESCHIEDENIS<br />

V A N<br />

FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />

BESCHREVEN<br />

DOOR. HE M ZELVEN.<br />

UIT HET IIOOGDUITSCH VERTAALD.<br />

VIERDE EN MERKWAARDIGSTE<br />

DEEL.<br />

TE AMSTERDAM BIJ<br />

M A R T I N U S<br />

D E BRUIJN,<br />

Iu de Warmoesfirast, het zesde huis <strong>van</strong> de Vischfteeg,<br />

Noordzijde.<br />

M i) cc i cm


Wis een roeifchuit voort wil voeren,<br />

Moet zijn rug en armen roeren ;<br />

Zon<strong>der</strong> arbeid fpoedt liij niet.<br />

Wie op 's werelds zee wil vaaren,<br />

Vreez* geen ilorm nocli holle baaien ;<br />

Lach* met onfpoed en verdriet!<br />

O hoe zalig is de man,<br />

Die, na 't doorftaan <strong>van</strong> zijn lijden;<br />

Welverdiende rust, na flrijden,<br />

In de haven fmaaken kan!


B E R I C II T<br />

V A N<br />

D E N<br />

V E R T A AL E R<br />

V A N H E T<br />

V I E R D E D E E L .<br />

De zon<strong>der</strong>linge man, de Baron VAN DER.<br />

TRENCK, heeft <strong>der</strong> wereld een vierde Deel <strong>van</strong><br />

zijné Levensgefchiedenis medegedeeld; de kundige<br />

Ver taaier, die aan ons, Ne<strong>der</strong>lan<strong>der</strong>s, de drie<br />

eerfte Deelen in onze moe<strong>der</strong>taal bezorgd heeft,<br />

verkoos niet, om dit vierde Deel insgelijks te<br />

vertaaien; nogthans is - hetzelve voor hun, die zicji<br />

ever TRENCK, en met rede, venvon<strong>der</strong>d hebben, en<br />

bcgeerig zijn ver<strong>der</strong> te vernemen, wat <strong>van</strong> hem geworden<br />

is, voornaamlijk, daar zij in de openbare<br />

Nieuwspapieren hebben gelezm, hoe hij in Honga-<br />

* 3 rijen


vi B E R I C H T<br />

rijen we<strong>der</strong>om in ge<strong>van</strong>genis geraakt, en we<strong>der</strong>om<br />

in vrijheid her field is, en in zoo verre gezegevierd<br />

heeft, <strong>van</strong> zeer groot aanbelang, ter aanvulling<br />

<strong>van</strong> de voorgaande Declen. Hier ont<strong>van</strong>gen zij<br />

'verftag <strong>van</strong> de geheele totdragt <strong>van</strong> deze zaak, m<br />

op welke wijze TRENCK bcfloten heeft,Oostenrijk<br />

te verlaten, en zich naa Hamburg te begeven,<br />

maar hier zullen .zij het karakter <strong>van</strong> TRENCK<br />

ook in nog duidelijker gezichtpunt kunnen befchouwen.<br />

Een karakter, het welk zich meer en meer<br />

ontwikkelende, verre af is, <strong>van</strong> eenen man <strong>van</strong> waare<br />

grootheid te vertoonen. Een zon<strong>der</strong>ling man 9<br />

een man <strong>van</strong> groot e vermogens, een fiout, moedig,<br />

onbezweken man! Dit moge het karakter <strong>van</strong><br />

TRENCK zijn, maar de waarlijk groote man<br />

is hij niet. Woelziek, en rusteloos, aangevuurd<br />

door de hoop, om zijne goe<strong>der</strong>en we<strong>der</strong> 'te bekomen,<br />

:,tiedl hy zich ten jjiefifte <strong>van</strong> Vorften aan, <strong>van</strong><br />

welken hij zich vleit, aan die goe<strong>der</strong>en geholpen te<br />

zullen worden, en laat zich door hen tot hunne<br />

oogmerken gebruiken, terwijl die Vorften , <strong>van</strong> welken<br />

hij vruchteloos iet hoopte, of die zijnen dienst<br />

weigerden te . gebruiken, bij voorbeeld, Keizer jo-<br />

SEFUS, na hunnen dood,, niet beveiligd zijn voor<br />

zijne fcherpe pen; men zal in dit Deel zoodanige<br />

- voorfi'ellen nopens gemelden Keizer JOSEFUS vinden,<br />

die hem aan eenen NERO gelijk ftellen, zo<br />

niet erger, dan dien haat <strong>van</strong> het menschdom, maaken;


VAN DEN VERTAALEER, vu<br />

ken; ik neem niet op mij te bepaalen, in hoe verre<br />

TRENCK in dat alles de waarheid zegt, maar<br />

dit weet ik, het doet niets tot zijne leyensgefchiedenis<br />

, en is het SUETONIUS door geleerde martijen<br />

als eene misdaad aangetijgd, dat hij de eerfte<br />

c/ESARS zoo üwart getekend heeft, niet, gelijk<br />

men meende, zon<strong>der</strong> haat en partijfchap, wie zal<br />

het in TRENCK edelmoedig vinden, dat hij ons<br />

j o s E F u s als eenen wrecden, verwijfden , onverftandigen<br />

Despoot affchil<strong>der</strong>t? Misfchien, zullen<br />

fommigen denken, dat ik in de vertaaling deze<br />

plaatzen had dienen voorbij te ftaan, of te verzachten,<br />

maar ik ben niet <strong>van</strong> hun gevoelen. Eén<br />

<strong>van</strong> beiden, ik moest TRENCK getrouw leveren, of<br />

ik moest hem geheel niet in onze moe<strong>der</strong>fpraak laten fpreken.<br />

Dit laatfte zou onze Natie beroofd hebben <strong>van</strong>een<br />

gewigtigen belangrijkft uk , gewigtig en belangrijk, omdat<br />

zij daar door dengeheelen TRENCK kunnen leer en<br />

hennen en beëordeelen: Maardan moest ik hem<br />

ook geheel laten fpreken, gelijk hij fpreekt, zon<strong>der</strong><br />

te verzachten, of te verdonkeren. Een of an<strong>der</strong>waal<br />

echter is het met eene enkele uitdrukking gefchied,<br />

die mij al te ruw voorkwam, doch de zaak<br />

zelye, die TRENCK wilde zeggen, heb ik gehouden.<br />

Op dezelfde wijze heb ik geleefd omtrent fommige<br />

gezegden <strong>van</strong> TRENCK, die den Godsdienst betreffen,<br />

ik heb die laten ftaan, omdat zij den<br />

* 4 Gods-


-Vfii , B E R I C /H T<br />

Godsdienst geen' hin<strong>der</strong> kunnen-doen, dewijl zij, in<br />

de daad, blijken dragen, dat de kennis '<strong>van</strong><br />

TRENCK omtrent den Godsdienst zeer gerin* isongelukkig<br />

verwart hij, gelijk doorgaands gebiedt<br />

• denwaaren Godsdienst, met .dien, die door menfchenvonden<br />

verwrikt en misvormd is.<br />

Misfchien zal men zeggen, ik had op de plaatzen<br />

, welke het een en an<strong>der</strong> geval', door mij hier<br />

aangord, betreffen, eene aantekening moeten<br />

plaatzen, maar, zulks- vond ik te meer onnodig<br />

m?4A de kundige Vertaaler, <strong>van</strong> de drie Ee'rft'e<br />

Zteelcn dezen taak voor mij hadt afgewerkt, en ik<br />

ha overbodig rekende, om bij eene Levembefchrif<br />

ving <strong>van</strong> TRENCK ver<strong>der</strong>e aantekeningen te voegen<br />

tot verdediging <strong>van</strong> den Godsdienst. Die on<strong>der</strong>werpen,<br />

ver eifchen eene an<strong>der</strong>e,, plaats.<br />

•<br />

Met dit alles wil ik TRENCK niet befchuldigen<br />

of vcröordeelen; maar veel meer beklaagen. Indien<br />

hij meer het oor <strong>der</strong> Vorften hadt verkregen, en<br />

meer geluks ten ff m<br />

genoten, zijn karakter'zou<br />

zich ineen geheel an<strong>der</strong> licht vertoond, en hij misfchien<br />

niet zoo hevig tegen het Despotisme gedeclameerd hebben.<br />

— Indien hij den Godsdienst recht kende, zou<br />

hij door deszelfs lesfeu geleerd hebben,, dat in flil-<br />

Jieid de fterkte <strong>der</strong> on<strong>der</strong>drukten, is; zijne moedige<br />

ziel, door den Godsdienst veredeld, zou zich in waa-<br />

> * ' 1 re


VAN DEN V E R T A A L E R . rx<br />

-re grootte verheffen, boven alle rampen, en haar<br />

•lot aan de Voorzienigheid aanbevelen, zijne taal<br />

zou dan gelijk zijn aan het kirren <strong>der</strong> duiven^,<br />

' cn niet, zoo als thans, aan het brommen <strong>der</strong> beereih<br />

u* xx jrrrwa*T ~ n&V»r v>^ nsndfeft nas .<br />

ƒ/?: fc^ ver<strong>der</strong>s den Lezer niets tè berichten, dan<br />

-neg dit ééne; zo wij ons hamen verlaten op de<br />

Haagfche. Courant <strong>van</strong> 30 September .dezes jaars<br />

1793; zou TRENCK, man Frankrijk geweken,<br />

met 'oogmerk, om daar een Journaal te fchrijven,,<br />

'daar we<strong>der</strong> in ge<strong>van</strong>genis geraakt zijn, uit kracht<br />

<strong>van</strong> de door de Conventie gegeven wei, om de<br />

vreemdelingen te arresteeren.<br />

In de Goudafche Courant <strong>van</strong> Vrijdag 18 October,<br />

1793, in het 'Artikel Gouda 17 October,<br />

vindt men eenige meer<strong>der</strong>e bijzon<strong>der</strong>heden, waar<br />

on<strong>der</strong> zulken, die niet geheel vreemd kunnen fchijnen<br />

<strong>van</strong> het karakter <strong>van</strong> TRENCK, zoo als wij<br />

het boven uit zijne eigene fchriftén hebben opgemaakt.<br />

Dus luidt het bericht:<br />

„ Omtrent TRENCK, welke thans in Parijs in<br />

La Force ge<strong>van</strong>gen zit, meldt men de volgende<br />

bijzon<strong>der</strong>heid: „ Zo de ge<strong>van</strong>genneming <strong>van</strong> TRENCK<br />

„ niets verbazends heeft, 't geen echter vooraf ge-<br />

,, gaan is, is zeker vrij won<strong>der</strong>lijk. Eene maand<br />

„ geleden, fchreef zijne vrouw hem uit Weenen,<br />

* 5


x<br />

BERICHT VAN DEN VERTAALER.<br />

dat, zo hij de hoofdftad <strong>van</strong> Oostenrijk verlat,<br />

ten hadt, om vrij te zijn, hij zeer kwalijk ge-<br />

.„ daan hadt, Parijs tot zijn verblijf te kiezen;<br />

„ dat hij daar nog veel eer op 's Keizers wenk<br />

„ zou ge<strong>van</strong>gen gezet worden — TRENCK is nu<br />

„ in de daad in hechtenis. Nu ftaat het te be-<br />

„ zien , 'ƒ het op Oostenrijkfché orde gefchied is,<br />

en of dus die voorzegging vervuld is. Het geen<br />

„ zeker is , is, dat TRENCK ge<strong>van</strong>gen is, als een<br />

verdacht vreemdeling, en zijne laatfte komst te<br />

„ Parijs, geleek veel meer naar eene Oostenrijkfche<br />

zending of or<strong>der</strong>, dan zijne ge<strong>van</strong>genne-<br />

„ ming."".<br />

VOOR.


V O O R R E D E N<br />

V A N<br />

D E N<br />

SCHRIJVER.<br />

Vrijmoedig verfcheenen de drie eerfte Deelen<br />

<strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis in het licht, en<br />

zon<strong>der</strong> voor het gevaar te fchroomen, het welk<br />

de opene waarheid zoo vaak bedreigt. Hetgeen<br />

naar eenen Roman hadt kunnen gelijken, bleef<br />

onaangeroerd, en het aanëengefchakeld verhaal<br />

<strong>van</strong> 48 jaarige rampen en we<strong>der</strong>waardigheden<br />

zou nog veel meer Bladen gevuld hebben, indien<br />

praalzucht of fchrijvers hoogmoed mij bezielden.<br />

,<br />

Het


xa V O O R R E D E N<br />

Het was voor mij onverdraaglijk, dat ik in<br />

elk gezdfehap de nieuwsgierigheid voldoen<br />

moest. Van mond tot mond ontftonden ftriidiheden,<br />

gapingen, ep valfche bijvoegzels Daar<br />

öm alleen befloot ik, mijne eigene gefchiedenis<br />

te fchrijven, die zoo groote toejuiching in geheel<br />

Europa vondt, dat men ze werklijk, in<br />

negen Taaien overgezet, mij toegezonden ggft.<br />

Men zal mij gewis beklaagen, wanneer ik<br />

mids -dezen bekend make, dat de Boekhandelaars<br />

en nadrukkers alleen zich hier door verrijkt<br />

hebbenj mij blijft de eere,en hun het geld.<br />

Daarom hoop ik, dat zij, welke dit vierde en<br />

zeker merkwaardigfte Deel lezen willen,zich of<br />

regelrecht aan mij in Hamburg, of hier aan den<br />

Boekdrukker 'Heer SCHNIEBES, of in de<br />

Boekwinkel <strong>van</strong> den Heer c. w. MEIJE* m<br />

Berlin gelieven aan te melden. Slechte menfehen<br />

hebben zelfs <strong>der</strong>j inhoud <strong>van</strong> de eerfte Deelen<br />

vervaischt, om mij een' kwaaden naam te<br />

veroorzaken. ; i<br />

Deswegens verzoek ik, dat men ten minften<br />

- <strong>van</strong> dit Deel- mijn. orgimsel kope, en zich niet<br />

late 'misleiden. . De inhoud is zo openhartig,<br />

dat het buiten dien <strong>van</strong> veele Ccnjhrcn verboden<br />

worden, en mij verdrietljjkheden veröorzaaken<br />

moet.


VAN DEN SCHRIJVER.<br />

XIII<br />

moet. In zulke Gewesten behoeft men zich<br />

flechts regelrecht aan mij te wenden , om bet<br />

Exemplaar door mijne fchikking zeker in handen<br />

te krijgen, dewijl de Boekverkoopers gemeenlijk<br />

op verboden Boeken onbefchaamde pfijzen Hellen.<br />

Onwaarheden vindt men in dit boek zeker<br />

niet, maar het is vrij gefchreven. En<br />

waarom zouden, gebeele volken nooit vernemen,,<br />

hetgeen vorsten of bijzon<strong>der</strong>e perfoonen<br />

voor hun verbergen willen? Elk eerlijk man<br />

behoorde de levensbefchrijving <strong>van</strong> overleden<br />

Vorsten, zon<strong>der</strong> achterhoudendheid,te fchrijven,<br />

om de levenden te on<strong>der</strong>richten. Ik heb Keizer<br />

josiïFüs zoo gefchil<strong>der</strong>d, als-hij werklijk was.<br />

En nadien on<strong>der</strong> zijne Regeering Braband rebelleerde,<br />

Hongarijën gereed ftondt, om los te, bersten,<br />

en bijna alle an<strong>der</strong>e Provinciën <strong>van</strong> deze Monarchie<br />

openbaar misnoegen vertoonden;, nadien de aanvaarding<br />

<strong>van</strong> de regeering en de kunst <strong>van</strong> den waarlijk<br />

edel denkenden Keizer LEÖPOLD, om de<br />

algemeene verwerring perk' te zetten , gewis onnavolgbaar<br />

is, en ook zijnen roem vereeuwigen<br />

moet, dewijl hij Oostenrijk <strong>van</strong> eene onfeilbare<br />

yerdeeling verloste, zoo behoorde ook zijne<br />

nakomelingfchap ten minften <strong>van</strong> eenen. onpartijdigen<br />

gefchiedfchrijver de waarheid te lezen,<br />

om den waren neutel ter oplosfing <strong>van</strong> zoo


xiv V O O R R E D E N<br />

gewigtige gevallen te vinden. Dit was mijn<br />

hoofddoel, toen ik de pen voor dit Boek opnam.<br />

FRANS, de tegenwoordige Keizer, LEÖ-<br />

_POLDS waardige zoon, en JOSEFS kweekling,<br />

zal zich aan voorbeelden fpiegelen, en <strong>van</strong> beiden<br />

het best weten te kiezen. Hij kent mij<br />

naauwkeurig; hij weet, waarom ik fchrijve, en<br />

mij zeiven en zijnen waarlijk grootcn Va<strong>der</strong><br />

rechtvaardige. Hij is gewis geen Despoot, die<br />

waarheden wil on<strong>der</strong>drukken, welke nogthans<br />

uit de fchriften <strong>van</strong> betaald wordende vleijers zeiven<br />

doorftraalen,die nooit on<strong>der</strong>drukken kunnen,<br />

het geen veelen, die thans leven, gezien, maar<br />

niet uit de waare bron Tiaargefpoord of ontwikkeld<br />

hebben, en veel min waagden, openlijk te<br />

beöordeelen, of bekend te maaken. Hij weet,<br />

wat ik, in Hongarijën, ten dienfte <strong>van</strong> LEÖ-<br />

POLDS oogmerken on<strong>der</strong>nam; hij weet, wat ik<br />

tot de Reichenbachtï Conventie heb toegebrachthij<br />

weet, dat zijn grootmoedige Va<strong>der</strong> mij eene<br />

vergoeding <strong>van</strong> een gedeelte mijner gewigtige<br />

goe<strong>der</strong>en, die ik in Hov.garijën verloren heb,<br />

bij de eerfle verdeeling <strong>der</strong> aan den Biküs vervallen<br />

Bannaten, tot ecnige vergoeding beloofd<br />

heeft, doch het welk hij mg niet kon vervullen<br />

, om de llongaarjch geestlijküeid niet in haar<br />

ver-


VAN DEN S C H R I J V E R . XV<br />

vermoeden te bevestigen, dat ik alles, met zijne<br />

geheime goedkeuring en bewilliging gedaan<br />

en gefchreven had.<br />

Ook is hem de laage foort <strong>van</strong> wraak naauwkeurig<br />

bekend, die ik in October 1791 in Hongarijen<br />

zon<strong>der</strong> verweer heb moeten on<strong>der</strong>gaan,<br />

en waar voor ik volftrekt geene voldoening gekregen<br />

heb, dewijl de dood mij den genen ontrukt<br />

heeft, <strong>van</strong> wien ik alles te wachten had.<br />

Zijne fcherpzinnigheid, xijn edel Vorstengevoel,<br />

en menfchenhart zal dienvolgends, bij het<br />

doorlezen <strong>van</strong> dit Boek-, een pleister voor mijne<br />

wonden weten te vinden, en aan die genen<br />

weinig geloof geven, die uit het zelve hier en<br />

daar vergif zullen zuigen, en het geen mij nadeelig<br />

fchijnt, refereeren, en al het goede en<br />

den famenhang, die zoo ftrijdige werking<br />

voor mij voortbracht, arglistig verzwijgen zullen.<br />

Vorsten, die een menfchenhart voelen, zoo<br />

als FRANS, en tot weldaaden genegen zijn,<br />

behoeft men flechts den weg daartoe aan te wijzen;<br />

gevolglijk verkrijgen mijne kin<strong>der</strong>en misfchien<br />

, het geen ik on<strong>der</strong> drie Monarchen vergeefs<br />

gehoopt heb, dat is, de gunst, om eenen<br />

Richter te verwerven, die mijne rampen on<strong>der</strong>-


XV! V O O R R E D E N<br />

<strong>der</strong>zoeken, mijn recht blootleggen, en als een<br />

'eerlijk man bericht inleveren kan. Als dit ééns<br />

volgt, dan heb ik zeker niet-vergeefs gearbeidof<br />

geleden. Maar zullen mijne vijanden zege'<br />

pralen, dan was het va<strong>der</strong>pligt, dat ik mij<br />

openlijk voor de rechtmatig wikkende wereld<br />

rechtvaardigde; dat ik alle gevaren, die mij<br />

alleen dreigen, kloekmoedig të gemoete ga,<br />

en vervolgens <strong>van</strong> zorgen en getrouwen arbeid<br />

moede, in het graf eenen rechtvaardigen God<br />

zoeke, maar aan mijne nakome]ingfcb?r> een<br />

voorbeeld nalate, hoe een edel wereldburger<br />

behoort te handelen en te fchrijven, die het<br />

wereldmoeras zoo als ik doorwaad, en die<br />

menfehen en vorsten en den ftorm des noodlots<br />

zoo heeft leeren kennen, als ik.<br />

; M c t e c n wijsgeerig koel bloed, en cnverfchilhg,<br />

ftout bij alle nog mooglijke voorvallen,<br />

verwacht ik thans het einde <strong>van</strong> mijne kommervolle<br />

dagen, en het laatfte toneel <strong>van</strong> mijn<br />

Treurfpel zal aan de genen, die reeds afgelopenzijn,<br />

gelijk wezen. Als men in WntkH fluit'<br />

zoo juicht men mij in an<strong>der</strong>e landen toe Alleen<br />

echte kunstrichters doen uitfpraak over de<br />

waarde <strong>van</strong> den man; en de toejuiching <strong>der</strong><br />

Hansworsten, <strong>der</strong>' Slaven , Pagodendienaars,<br />

Hofvtojera, of . laffe Recenfcnten heb ik nooit<br />

ge-


VAN DEN S C H R I J V E R . XVII<br />

gezocht. Ik floot voor drie jaaren het <strong>der</strong>de<br />

Deel <strong>van</strong> mijne Levensbefchrijving met mijn vertrek<br />

<strong>van</strong> Berlijn naa Weenen, en geloofde toen<br />

zeker niet, dat 'er nog een vierde Deel volgen<br />

zou, dewijl het overfchot mijner winterdagen<br />

aan de huislijke rust gewijd was. Maar<br />

voor deeze rust is mijn naam in het Boek<br />

des noodlots doorgehaald , en ik ben tot<br />

de klasfe <strong>der</strong> dooiende Rid<strong>der</strong>s beftemd,<br />

maar nooit voor werelds geluk. Ik moest,<br />

In mijne grijze haairen , nog gevallen in 't<br />

gewoel <strong>der</strong> wereld beleven , waarbij ik , als<br />

jongeling en man, mijne geliefkoosde rol<br />

zou hebben kunnen fpeelen , en mijn verftand<br />

moest alle mooglijke krachten aanwenden,<br />

om mij <strong>van</strong> alle voornemens te rug te houden,<br />

in welke mijne rusteloze werkzaamheid zich geern<br />

zou gemengd hebben, dewijl 'er eene opene<br />

gelegenheid voor mij was , om. aan de aardfche<br />

Goden te 'toonen, wat een zoo grof beledigdman,<br />

èen door gevoelloosheid en aanhoudende<br />

barbaarschheid getergde vijand <strong>van</strong> alle willekeurige<br />

eigenmagt, een mishandeld flacht-offer <strong>der</strong><br />

gerechtigheid, in ftaat was , te on<strong>der</strong>nemen cn<br />

ook uit te voeren.<br />

Dit vierde Deel zal gevolglijk wel het<br />

merkwaardigfte in mijne gefchiedenis zijn, om<br />

* * mij-


xvni V O O R R E D E N<br />

mijne befeheidenheid eere aan te doen, wraakzuchtigen<br />

te verzachten, nieuwsgierigen te voldoen,<br />

en te bewijzen, dat ik zelfs daar mijn<br />

geluk , mijn va<strong>der</strong>pligt, mijn geliefde neiging<br />

aan eene zijde gezet heb, daar ik, door moogelijke<br />

verwijtingen <strong>van</strong> wankelmoedigheid of afgedwongen<br />

zelfsbehoudenis, de eere <strong>van</strong> mijn<br />

karakter, en de in eerlijkheid grijs geworden<br />

haairen had kunnen bezoedelen, of verdacht<br />

maaken.<br />

De eerfte Deelen bewijzen wel zon<strong>der</strong> tegenfpraak,<br />

dat ik het fmaadlijkfte offer <strong>van</strong> willekeurige<br />

vorstenmagt geweest ben. Maar wie<br />

gelooft het, mooglijk te zijn, dat, on<strong>der</strong> den<br />

Scepter <strong>van</strong> eenen LEÖPOLD, eene ministeriëele,<br />

of rechtbanks - magtfpreuk tegen iemand<br />

werkftellig gemaakt kon worden, die, zoo als<br />

ik, den Staat 43 jaaren gediend hadt. Evenwel<br />

is het gebeurd, en ik heb mij op nieuw<br />

met eere daar uit gewikkeld, en ook mijne partijën<br />

openlijk befchaamd gemaakt.<br />

Welk weerloos on<strong>der</strong>daan heeft toch ooit<br />

tegen de magrige Hiërarchie , als ook tegen<br />

Legerhoofden <strong>van</strong> 300,000 menschenmoor<strong>der</strong>s<br />

roemrijker zege beleefd, dan ik?<br />

Ik


VAN DEN S C H IJ V E R. XIX<br />

Ik heb bij F RED RIKS graf in Potsdam geftaan,<br />

met laurieren gekroond, en de onvcrbidlijke<br />

zelfsbeheerfcher lag voor mij in het ftof.<br />

Ik heb het tijdftip beleefd, dat verdrukte volken<br />

het waagden, het juk met heldenmoed af<br />

te fchudden, en hunne dwingelanden verne<strong>der</strong>den;<br />

ik kon medewerken, en hield mij zeiven<br />

te rug.<br />

Ik heb voor de deur <strong>van</strong> mijnen kerker te<br />

Maagdenburg gras zien wasfen , en WIELEMS<br />

gerechtigheid heeft dien voor mij in eenen tempel<br />

veran<strong>der</strong>d.<br />

Ik heb in Parijs de Bastille, die moordkuil<br />

<strong>der</strong> burgervrijheid en deugd, zien veroveren,<br />

en ook verwoesten, en het bloedig hoofd<br />

<strong>van</strong> den Heer DE LAUNAI, haaren alvermogenden<br />

Gouverneur , op een braadfpit rond<br />

dragen.<br />

Ik heb Juftitie Referenten te Weenen met<br />

den tuchthuisbezem in de hand roozenkransfen<br />

zien bidden, en om aflaat voor hunne fchenddaaden<br />

huichelen, die zij tegen mij gepleegd<br />

hadden.<br />

Ik heb den onbepaaldften Monarch <strong>van</strong> Euro-


xx V O O R R E D E N<br />

pa <strong>van</strong> al den Hofftoet verlaten, op het Raadhuis<br />

<strong>van</strong> Parijs om de Burgerkokarde zien bidden.<br />

... Ik heb Vorsten verne<strong>der</strong>d, hovelingen<br />

fid<strong>der</strong>end zien vluchten, en ftandvastig waare<br />

Patriotten met eigendunkelijke magt zien fpotten..<br />

Ook heb ik den grootften verdediger <strong>van</strong> het<br />

Despotisme, den Keizer JOSÜF, zoo klein<br />

mooglijk, zien fterven, en alles, met fchaamte,<br />

herroepen, wat hij in Hongarijën bevolen<br />

hadt.<br />

Welk een wellust voor een naafpoorend<br />

man, die zon<strong>der</strong> bril ziet, en zijn' olie daar in<br />

het vuur kon gieten, daar het, on<strong>der</strong> handgeklap<br />

roemrijk werkend uitbrak, en de lucht <strong>van</strong><br />

flaavenzuchten en vooröordeels - nevelen merklijk<br />

gezuiverd heeft. Gouden tijden! voor uwe<br />

helden zal de nakomelingfchap dank-altaren<br />

bouwen, en ik fchat mij zeiven gelukkig, dat<br />

ik dit tijdperk heb zien doorbreken , en dat<br />

ik door behoorlijke gevolgtrekkingen tot de<br />

zalige toekomfte befluiten kan , in gevalle<br />

zij, die thans het volksgeluk in handen<br />

hebben, eerlijke en belangeloze mannen blijven<br />

willen.<br />

Nooit zou ik, zoo als gezegd is, het vierde<br />

Deel mijner gefchiedenis mooglijk geloofd hebben.


VAN DEN S C H R IJ V E R. XXI<br />

ben. Een louter toeval fcheurde mij uit mijn<br />

dorp, en voerde mij op nieuw op het groote<br />

wereld-toneel, daar ik mij zeiven met toejuiching<br />

zag Ipeelen, en ook zelve nog gelegenheid<br />

vond, om de gewigtigfte 'rol mede te<br />

fpeelen, die ik ooit wenfehen kon, werkftellig<br />

te maaken.<br />

Een getrouw verhaal, dat licht verfpreiden<br />

zal, heeft dit Deel givuld. De vle<strong>der</strong>muizen<br />

zullen kirren, maar de nachtuilen nogthans haare<br />

cijeren gerust uitbroeden. Met arends-oogen<br />

heb ik toegezien, met, nieuwsgierigheid naargefpoord,<br />

met fcherpzinnigheid getoetst, en zon<strong>der</strong><br />

den minften fchroom, <strong>van</strong> ergens te mishaagen,<br />

oprecht verhaald, alhoewel ik, uit<br />

hoofde <strong>van</strong> mijne perfoonlijke omftandigheden<br />

veel had dienen te bewimpelen of te verzwijgen,<br />

dat mij nieuwe vervolgingen verwekken<br />

zal. Maar tot den kamp gewend, deinsde ik<br />

daar nooit fchroomvallig te rug, daar gevaar<br />

dreigt, en burgerphgt vrymoedige ontdekkingen<br />

vor<strong>der</strong>t. Aan mij zeiven was ik verfchuldigd,<br />

dat ik die genen noemen moest, welke door<br />

openlijk valfche berichten mijne laatfte Cataftrophe<br />

in Ofea veroorzaakt hebben, welke, door<br />

overhaaste magtfpreuken aan de hooge militaireoverheid<br />

zoo weinig eere aandoet. Ik heb,<br />

** 3 met.


XXII V O O R R E D E N<br />

met alle befcheidenhcid, als de zoo grof beledigde<br />

partij, aan deze Heercn gefchreven,<br />

verzocht, dat zij hunne overhaasting erkennen,<br />

en ten minften aan den Keizer de waarheid berichten<br />

zouden. Maar hun hoogmoed, welke<br />

op onfeilbaarheid wil ftaan, heeft niet toegelaten<br />

, dat zij mij met een behoorlijk en pligtmatig<br />

antwoord verwaardigd hebben. Mijne<br />

eere w.is door het gerucht in de openbare<br />

nieuwspapieren beledigd; en mijne eere eischt<br />

ook, om insgelijks in openbaren druk de<br />

wereld, door boosaartig valfche berichten bedrogen,<br />

de oogen te openen, om in dezelve<br />

in mijne waare gedaante te verfchijnen.<br />

Degen en Pistoolen beflisten weleer perfoonlijke<br />

beledigingen. Bij Riddcrstogten en op de<br />

kampplaats zou ik, zelfs met mijne graau,-,e<br />

haairen nog even zoo rustig verfchijnen', als<br />

ik in mijn vuurige jeugd deed. Maar daar de<br />

tijden veran<strong>der</strong>d zijn, en wetten den tweeftrijd<br />

bellisfen moeten, zoo verfchijn ik met be,.ijzen<br />

en ontdekte waarheid geharnast, ook ge . , apend,<br />

in den kring <strong>van</strong> billijke Richteren, cn ver., acht<br />

mijn vonnis met opgeheven hoofde, waar men<br />

zon<strong>der</strong> acht te geven op Titels recht mag uitfpreken.<br />

Maar geeft dit alleen den uitflag,<br />

dan heb ik den kleinen Majoorstitel met eere<br />

af-


VAN DEN S C H R IJ V E R. xxiiï<br />

afgelegd,en verdedige TRENCK met TUNCKS<br />

pen.<br />

De Steengeit acht het niet, daar zij de rots befteigt,<br />

Als haar de [prang mislukt, waarmee haar de afgrond dreigt,<br />

Die de gevaaren fchroomt, blijft in een hoek verfcholen,<br />

En houd voor >t menschdom zich, uit loutre vrees, verholen.<br />

Een groote geest wordt nooit verlegen of verfchrikt,<br />

Hij (treeft naar roem zelfs door gevaaren,<br />

En voelt met lust, bij grijze haairen,<br />

Höe zeer verdienfte door de rust eens wordt verkwikt.<br />

IN-


I N H O U D .<br />

VERVOLG DER LEVENSGESCHIEDENIS. . Bladz. I<br />

BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS VAN DEN<br />

LIEUTENANT VAN SCHELL. . .<br />

ftI«<br />

BIJLAGEN. DE TT. A. WEEGSCHAAL TUSSCHEN<br />

VORSTEN- EN PRlESTERMAGT, DOOR TRENCK<br />

AFGEWOGEN, TOT ALGEMEENE VERLICH­<br />

TING OP DEN HONGAARSCHEN LANDDAG<br />

GESCHREVEN. . . ;<br />

MERKWAARDIGE EED, WELKE ALLE HON-<br />

GAARSCHE BISSCHOPPEN AAN DEN PAUS<br />

MOETEN ZWEEREN. • . . 251<br />

SCHOUWEN VAN MIJN LOT, ENZ. . 257<br />

BIJLAGEN. LETT. B. GEDICHT BIJ HET BE­<br />

BIJLAGEN. LETT. C. TRENCKS TRIUMFLIED<br />

EN GEDACHTEN OP DEN NAAM- EN KROON-<br />

DAG VAN LEÖPOLD II. ,<br />

m<br />

^g^.<br />

D R U K F O U T E N .<br />

Bladz. 10. regel iS <strong>van</strong> on<strong>der</strong>, {haflen, lees ftraft.<br />

Bladz. 180. regel 4 <strong>van</strong> boven, Revolutie, lees Refblutie.<br />

Bladz. 1S1. regel 3 <strong>van</strong> on<strong>der</strong>, hunner, lees lmrer.<br />

VER.


V E R V O L G<br />

D E R<br />

LEVENSGESCHIEDENIS


V E R V O L G<br />

D E R<br />

LEVENSGESCHIEDENIS.<br />

Lege ! el pon<strong>der</strong>a prudent i<br />

(Lees! cn wik niet behoedzaamheid!)<br />

Ik eindigde het <strong>der</strong>de Deel <strong>van</strong> mijne Lcvcnsgcfchiedenis,<br />

met mijn vertrek <strong>van</strong> Berlijn, in Augustus<br />

1787, wanneer de grootmoedige Koning<br />

mij een pennoen toelegde <strong>van</strong> iaoo Daal<strong>der</strong>s.<br />

Wie mijn rampen gelezen heeft, zal zich juist<br />

niet verwon<strong>der</strong>en, dat ik dit als een pleister voor<br />

mijne wonden ontving. Dan, ik fchreef toen ook,<br />

dat men mijn verbeurd verklaarde erfgoed, Groot-<br />

Schar lack, insgelijks, we<strong>der</strong>gegeven hadt, maar , dit<br />

is niet gefchiedt Ik was te voorbarig in de toenmaals<br />

zekere hoope; en moet thans de redenen bekend<br />

maaken, waarom de beste gezindheden <strong>van</strong><br />

den Vorst verijdeld wierden.<br />

De tegen mij verbitterde groote FREDERIK hadt<br />

in 't jaar 1745, toen ik uit de ge<strong>van</strong>genis te Glatz<br />

ontvluchtte, terftond mijn' erfgoed laten fequestre-<br />

IV. DEEL. A 3 ren.


4 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

ren. En de gouverneur, de Generaal FOUQUET liet<br />

het proces in co/itümaciam , met nooit gehoorde<br />

wreedheid, voltrekken.<br />

Ik kan voor God en de eerlievende wereld als<br />

een eerlijk man verzekeren, dat ik terftond na mijne<br />

vlucht uit Bohème, aan den Koning gefchreven,<br />

cn om on<strong>der</strong>zoek <strong>van</strong> mijne rechtvaardige zaak<br />

verzocht heb, Maar ik heb geen antwoord gekregen.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen heeft men mij, terwijl ik door<br />

Pooliri in mijne ballingfchap rondzwerf, zoo als de<br />

fpraak gaat, in openlijke Nieuwspapieren als een<br />

Deferteur ingedaagd, en ook daadtijk wegens contumacie,<br />

veroordeeld, terwijl ik, in mijne toenmalige<br />

omftandigheden, zeker geen couranten noch<br />

<strong>van</strong> Glatz, noch <strong>van</strong> Berlijn, lezen kon.<br />

Dienvolgends was het partijdig vonnis <strong>van</strong> FOU­<br />

QUET, buiten alle tegenfpraak, valsch, ftrijdig met<br />

de wet, en wreed, en kon mij in geen geval tot<br />

nadeel ftrekken.<br />

Indien dit vonnis <strong>van</strong> den tegenwoordigen Koning<br />

goedgekeurd was, zoo kon ik immers on<strong>der</strong><br />

zijne regeering, nooit in Berlijn , als een eerlijk man,<br />

verfcheenen zijn, en nog min<strong>der</strong> aan de koninglijke<br />

tafel toegelaten wezen, noch in de gehoorzaal met<br />

verheven hoofde mij vertoond, noch ook met de<br />

Koninglijke familie openlijk een toertjen gereden<br />

hebben. Derhalven is hierdoor reeds het partijdige<br />

vonnis <strong>van</strong> Glatz. geannulleerd, gevolglijk ben<br />

ik ook hiér door reeds in mijne Familie - rechten<br />

herfteld geworden.<br />

Doch als de goede Vorst zijnen ftaatsdienaaren<br />

belastte, dat men hem zou berichten, wat voor<br />

mij<br />

te doen was, vondt men 'cr één, welke voordroeg,


FREDRIK , VRIJHEER. VAN DER TRENCK. 5<br />

droeg, dat men den grooten FREDERIK in het graf<br />

<strong>van</strong> eene openbaare onrechtvaardigheid zou befchuldigen,<br />

in gevalle men mij mijn verbeurdverklaarde<br />

goed we<strong>der</strong> te rug wilde geven. Dat het<br />

gevolglijk beter was, indien de Koning mij uit genade<br />

een penfioen bepaalde, en het Glatzer proces<br />

noch te niet deedt, noch bekrachtigde. Het laatfte<br />

kon geene plaats hebben, terwijl mijne Levensgefchiedenis<br />

in Berlijn zelf met privilegie gedrukt<br />

en geduld is, en gevolglijk het eerfte nog minde: ,<br />

het welk de ftaatkunde verboodt.<br />

Wat ftondmij nu te doen?mijn verlof <strong>van</strong>/F*£* -:<br />

liep ten einde, en mijne vrienden madden mij dit<br />

penfioen met dankzegging aan te nemen, dat mijne<br />

eer zou rechtvaardigen, vervolgends bij gelegendheid<br />

na Berlijn te rug te keeren, en om de ophef'<br />

ring <strong>der</strong> verbeurdverklaring, of om een an<strong>der</strong> goed<br />

in plaats <strong>van</strong> hetzelve aan te houden.<br />

Nu was ook nog deze bijzon<strong>der</strong>heid in den weg.<br />

Wijlen de Koning hadt, 8 jaaren na de verbeurdverklaaring,<br />

op aanzoek <strong>van</strong> mijne beide broe<strong>der</strong>en,<br />

en leens-erven, hun mijn goed gefchonken,<br />

om het on<strong>der</strong> zich te verdeelen. De jongfte kocht<br />

den an<strong>der</strong>en met klinkende munt uit. Deze heeft<br />

kin<strong>der</strong>en nagelaten, de eerfte in tegendeel leeft nog<br />

zon<strong>der</strong> erfgenamen, cn is in het daadlijk bezit <strong>van</strong><br />

het goed. Nu heb ik recht noch wil om hem te<br />

ontnemen, het geen zijn Koning hem gefchonken<br />

heeft. Nog min<strong>der</strong> zullen de erfgenaamen <strong>van</strong> den<br />

an<strong>der</strong>en hier toe verftaan.<br />

Mijn aanfpraak blijft dienvolgends aan hem, die<br />

het weggefchonken, cn hierdoor wezenlijk 's lands<br />

gewóone leenrechten beledigd, en ook voor mijne<br />

A 3<br />

on-


6 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

onfchuldige kin<strong>der</strong>en vernietigd heeft. Thans heilik<br />

gerechtvaardigd, cn openlijk als onfchuldig erkend,<br />

m heb nog eene tienjaarige ge<strong>van</strong>genis moeten<br />

on<strong>der</strong>gaan. Eindelijk gaf FREDERIK mij de<br />

vrijheid, maar niet mijn verbeurdverklaarde goed te<br />

rug. Ik lij de <strong>der</strong>halve dubbel... Nu is de vraag...<br />

Wie behoort mij fchadeloos te ltellen?... zeker<br />

die geen, welke mij we<strong>der</strong> in Berlijn vriendelijk<br />

als een' eerlijk maar mishandeld man ont<strong>van</strong>gen<br />

heeft, wanneer de Staatkunde zijner Staatsdienaaren<br />

hem raadde, om de verbeurdverklaaring, uit<br />

eerbied voor de eere <strong>van</strong> den Grooten FREDERIK,<br />

niet te vernietigen, maar mij op eene an<strong>der</strong>e wijze<br />

fchadeloos te dellen. Is dit door het penfioen <strong>van</strong><br />

iaoo daal<strong>der</strong>s gefchied? Zeker niet! Want ik<br />

heb niet alleen mijn goed, dat jaarlijks voor 5000<br />

Pruisfifche guldens verpacht is, niet te rug gekregen<br />

, maar het is voor eeuwig ook vooVmijne<br />

kin<strong>der</strong>en verloren.<br />

Dit goed werdt in het jaar 1746 verbeurd verklaard.<br />

Dit bedraagt aan verloren inkomften tot<br />

het tegenwoordig jaar 1792, gevolglijk in 46 jaaren,<br />

230,000 Pruisfifche guldens kapitaal zon<strong>der</strong><br />

de Interesfen. Uier <strong>van</strong> heb ik niets, vergoed gekregen.<br />

Mijn penfioen bedraagt niet ééns de waarde<br />

<strong>van</strong> het geen dit goed thans jaarlijks opbrengt.<br />

Ik ben oud cn grijs, en heb'weinig uitzicht, om<br />

hetzelve lang te genieten. En wanneer ik fterf, heb<br />

ik niet eens den troost, om aan mijne erfgenaamcn<br />

te zullen nalaten, het geen mijne voorva<strong>der</strong>s zede'rt<br />

300 jaaren in Pruisfen bezeten, en op mij overgebracht<br />

hebben, om het voor hun te bewaaren.<br />

De


FREM.IK, VRIJHEER VAN Ï>ER TRENCK. ?<br />

De rechtvaardige wereid mag bcfiisfen, of ik reden<br />

heb, om bedaard en te vrede te zijn.<br />

Het is waar, de tegenwoordige Koning was mij<br />

hiets fchuldig. Maar hij erkende het onrecht, dat<br />

mij, on<strong>der</strong> de voorige regeering, overkomen was.<br />

FREDERIKS Fiscus ontnam mij mijn goed. Maat<br />

\v LLEMS Fiscus behoorde het mij we<strong>der</strong> te geven.<br />

Doch dit Ü niet gefchied. Het is waar, het penff<br />

oen doet mij cere aan % maar het breidelt mij tevens<br />

in mijne on<strong>der</strong>nemingen , cn doet mij in M'eenen<br />

verdacht voorkomen, omdat niemand twee Hccreu<br />

dienen kan.<br />

Zoo is de gefteldhcid <strong>der</strong> zaak, cn niet an<strong>der</strong>s.<br />

Ik ben daarom niet ondankbaar jegens den Mo.<br />

harch. Zijn wil, om mij te voldoen, was goed.<br />

Zijn hart heeft gewis een edel gevoel. Hij hadt<br />

'mijn lijden in Mmgdeburg zelf gezien, en kende<br />

de onverdiende bronnen <strong>van</strong> hetzelve. Indien mis*<br />

fchien een eerlijk man in Berlijn deze regelen<br />

leest, die zegge dezen grootcn Koning, dat 'er<br />

nog gelegenheid is, om mij en mijne kin<strong>der</strong>en dooi 4<br />

een an<strong>der</strong> landgoed fchadeloos te ftellcn. Hierdoor<br />

wordt zijne ftaatskas niet bezwaard, en allen<br />

die mijne gefchiedenis gelezen hebben, die mijne<br />

Eiithujïcïsme voor hem kennen, zullen met mij zijnen<br />

roem vereeuwigen. Den Staatsdienaar in tegendeel,<br />

die aan zijne grootmoedigheid paaien gefield heeft,<br />

wensch ik , dat hij veele mannen mijns gelijken<br />

vinde, voor den dienst <strong>van</strong> zijn va<strong>der</strong>land, en ze<br />

beter wete te zoeken, en ook aan te kweeken.<br />

Thans was 'er voor mij te Bértljh niets meer te<br />

doen. Doch nadien ik nu gelegenheid had, om<br />

als een eerlijk Duitsch Patriot te handelen, niette-<br />

A 4<br />

gen*


o<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

genftaanie mij, geduurende 43 jaaren, in menen<br />

geen gerechtigheid, noch genade , noch loon gebeurd<br />

is, maakte ik echter een plan, om de beide<br />

Hoven met elkan<strong>der</strong> te verbinden, nadien ik weet,<br />

dat, zon<strong>der</strong> eene verzekerde eendragt <strong>van</strong> dezelven,<br />

de beide volken, en geheel Duitschland geene duurzame<br />

rust te verwachten hebben. De Vorst REUSS,<br />

Keizerlijke Gezant, wenschte de vervulling <strong>van</strong> dit<br />

plan, <strong>van</strong> harte, en mijne flappen waren zoo gelukkig<br />

, dat door eene famenkomst tusfchen hem en<br />

den Staatsdienaar, Graaf <strong>van</strong> HERZBERG, die ik bezorgde<br />

, de Preliminairen in orde gebracht , en<br />

werklijk naa Weenen gezonden wierden. Maar men<br />

ontving volftrekt geen antwoord. De befcheidenheid<br />

alleen boeit mijne pen, an<strong>der</strong>s kon ik hier <strong>der</strong><br />

waereld eene foort <strong>van</strong> Minister-kabalen bekend<br />

maaken , daar elk eerlijk man <strong>van</strong> fchrikken zou<br />

moeten.<br />

Misfchien ontdek ik eens de' waarheid nog, als<br />

mijne omftandigheden het toelaten, om ze zoo voor<br />

te dragen, als elk Duitsch Patriot ze diende te<br />

lezen en ook genoeg te kennen. Genoeg! bijzon<strong>der</strong>e<br />

verwaandheid, of nijd , dat mannen zon<strong>der</strong><br />

titel en geloofsbrieven misfchien meer volbrengen<br />

zouden, dan Ministerié'ele wijsheid kon uitwerken,<br />

verijdelden alleen mijn plan.<br />

Thans fpoedde ik na Weenen; en bij den Monarch<br />

ontboden, fprak ik, zoo als ik in <strong>der</strong>gelijke<br />

gevallen gewoon, ben te fpreken. En wat volgde?...<br />

Niets voor den Staat; niets voor mij. Ik<br />

haalde de fchou<strong>der</strong>s op, en bleef bij het Hof onzichtbaar.<br />

JOSEFUS was toen in de vaste mening,<br />

dat hij met 30,000 man <strong>van</strong> zijne onoverwinlijke<br />

krij.


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 9<br />

krijgers, Berlijn veroveren kon, en ik haalde de<br />

fchou<strong>der</strong>s op, toen hij het mij zeide. In Berlijn<br />

begon on<strong>der</strong>tusfchen het kabbaleeren tegen mij,<br />

dewijl mannen <strong>van</strong> mijne foort <strong>van</strong> het vertrouwen<br />

des Konings verwij<strong>der</strong>d moesten worden. Mijne<br />

vrienden gaven mij hier <strong>van</strong> 'bericht, en ik antwoordde:<br />

Mens fibi bene confcia , famto mendacia ridet.<br />

(Een goed geweten lagcht met de leugens <strong>der</strong> faam.)<br />

En alhoewel aan alle kanten ondankbaarheid mijn<br />

loon is, zal mij nogthans eene edele daad nooit berouwen.<br />

Doch, ik zal ze niet op nieuw on<strong>der</strong>nemen,<br />

en blijf, voor het toekomende, voor beide de<br />

Hoven onverfchiïlig. Dit zij mijne eenigfte wraak<br />

tegen kleine geesten, die met den titel <strong>van</strong> Excellentie<br />

en Rid<strong>der</strong> - tekenen in de Antichambre praaien<br />

, maar zich op mijn gezicht fchaamen moeten.<br />

Thans beleefde ik in Weenen ook de voldoening,<br />

welke den rechtfchapen man, altijd, <strong>van</strong> laffe zielen<br />

we<strong>der</strong>vaart. Ditmaal trad ik te voorfchijn met<br />

een verheven hoofd, dewijl mijne levensgefchiedenis,<br />

intusfehen bekend geworden, menig eenen befchaamd<br />

, menig een' ontfteld , maar den grooten<br />

hoop <strong>der</strong> verëcnigde kleine Justitie - dwingelanden<br />

bewezen hadt, dat ik moeds genoeg bezit, en 'er<br />

ook gelegenheid toe wete te vinden^ om die vijanden<br />

<strong>der</strong> deugd openlijk het mom <strong>van</strong> de ooren te<br />

rukken. Zoo verbergt zich de roofzuchtigfte gier<br />

voor het gezicht <strong>van</strong> den boven hem zweevenden<br />

valk, en zid<strong>der</strong>t, en verlaat de weêrloze doorhem<br />

betrapte duif, om niet zelf geplukt te worden. Even<br />

A 5<br />

dus


*° LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

dus verfcheenen ttü mijne Weener- vijanden thans<br />

voor mij; daar zij mij niet ontwijken konden, ze<strong>der</strong>t<br />

twee <strong>van</strong> hunne zoo hoog geëerbiedigde Heeren<br />

Collegen met den tuchthuis - bezem de ftraaten<br />

<strong>van</strong> ÏVeenen hadden moeten zuiveren, daar zij zoo<br />

lang ongcftraft de eerwaardige gerichtsbanken bezoedeld,<br />

en met traanen <strong>van</strong> fchuldeloze menfehen<br />

bevlekt hadden, welke zoo hodg geaccrediteerde<br />

fchurken weleer niet bij hunnen rechten naam hadden<br />

durven noemen. Ik alleen had het gewaagd, en zon<strong>der</strong><br />

fchróom het wespennest geroerd. Ik had hen<br />

in mijne openbare fchriften gcfchil<strong>der</strong>d, nog voor<br />

dat zij, an<strong>der</strong>en ten affchrik, getuchtigd werden.<br />

En nu vreesden zij, welke het zelfde lot verdienen,<br />

dat ik openlijke gelegenheid vinden zou, om<br />

ook huniie naamen bekend te maaken. Doch mijn<br />

hart is niet wraakgierig; en wanneer de Opperfte<br />

Richter hen ftraflën, als hij zijne gerichtsplaatzen<br />

wil imiteren, dan zijn zij zon<strong>der</strong> mijne aanwijzing<br />

zichtbaar genoeg. °<br />

On<strong>der</strong>tusfchen genoot ik toen de voldoening,<br />

dat twee Heeren Referenten mij heel ne<strong>der</strong>ig bedankt<br />

hebben.... Ik vroeg den fchaamtelozen,laag.<br />

hartigen, waarvoor hij mij bedankte.... Hij noemde<br />

mij eenen grootmoedigen man, dien hij vervolgd<br />

hadt, zon<strong>der</strong> hem te kennen, en dankte mij, dewijl<br />

ik in mijne fchriften zijnen naam niet genoemd<br />

had... Een <strong>van</strong> dezen was de Baron VAN WALK-<br />

STEDTEN. Is het wel mooglijk, grooter voldoening<br />

te bekeven?.;. Ik wenschte, dat <strong>der</strong>gelijke<br />

lieden, die door verpachting <strong>van</strong> hunne eigene<br />

Vrouwen rijk wierden, en ook het heilig rechter- 1<br />

ambt bekomen hebben, het laatfte dra nedcrleggen;<br />

en


FRËDRÏK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

ït<br />

en voor eerlijke mannen plaats maaken, maar vervolgends<br />

hunne vergulde hoorens met verwaandheid<br />

en prachtige livereiën verzeld, voor het oog<br />

<strong>van</strong> eene behoorlijk wikkende wereld dragen mogen,<br />

en overal, zoo als <strong>van</strong> mij, gekend en veracht<br />

worden.<br />

Over het geheel vond ik thans ten minften rust<br />

voor mii zeiven; men liet mij ongemoeid 5 en het<br />

is in veele oorden <strong>der</strong> wereld goed, als men zich<br />

ontzachlijk weet te maaken, en toont, dat 'er nog<br />

mannen zijn, welke in ftaat zijn, om laage zielen,<br />

die grooten ambten bekleeden, met mannenmoed,<br />

ten toon te ftellcn. 't Is waar, men noemde mij<br />

een onrustige kop; een eigenzinnig man... 1 Maar<br />

ik draag dezen kop nog met eere om hoog, en<br />

voor menfehen, die den man naar het gewigt <strong>van</strong><br />

zijne geldkas, of naar den graad <strong>van</strong> zijne genietende<br />

allcrhoogfte Hofgenade , afmeeten, wil ik<br />

geern een eigenzinnig man blijven.<br />

GELLERT ZCgt:<br />

Wie is de groote, die u in genaê verheft,<br />

Zo hij de waarde <strong>van</strong> verdienlte niet bezeft?<br />

Stel hem, in uwen geest, eens buiten zijnen ftaud,<br />

Misfchien fchijnt dan zijn gunst een enkel niet;<br />

Misfchien acht gij dan d'eer , die u gefchiedt,<br />

Voortaan voor fchand'!<br />

Waar ik geen menfehenvriend noch rechtvaardig<br />

zijn kan, om. eer - ambten te bekomen, fchaam ik<br />

mij die aan te nemen. En die zijne waarde kent<br />

en voelt, die wil gezocht zijn, en heeft geene<br />

protectie <strong>van</strong> doen. De laaghartige kruipt, of<br />

.die niet weet te verkiezen. De eerlijke man en<br />

Pa-


*a LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Patriot integendeel fluipt ftil op zijn dorp, en verkiest<br />

en doet, het geen ik gedaan heb.<br />

Ik fpoedde mij <strong>der</strong>halven na Zmrbach, alwaar ik<br />

bleef tot November i 7<br />

88. in de armen <strong>van</strong> mijne<br />

huisgenooten, gerust maar niet zorgeloos. Nademaal<br />

8 kin<strong>der</strong>en, die men zelf on<strong>der</strong>wijst, en zoonen,<br />

die m den officierenftand toelagen nodig hebben,<br />

een' braaven va<strong>der</strong> altijd bezigheid geven, die<br />

nog fteeds oude gaten te doppen heeft, welke mij<br />

mijne vroome Weener Curateuren, Referenten,<br />

Agenten, en Advocaten veroorzaakt hadden. In<br />

November reisde ik an<strong>der</strong>maal na Berlijn, 0m aldaar<br />

eene nieuwe proeve te doen.<br />

Hier vond ik in één jaar zoo veel veran<strong>der</strong>ingen,<br />

zoo veel tegen elkan<strong>der</strong> inlopende kabaaien,<br />

zoo veele redenen, die mij terug hielden, om iet<br />

te on<strong>der</strong>nemen, dat ik mijn voornemen tot gunftiger<br />

tijden verfchoof. On<strong>der</strong>tusfchen vond ik no*<br />

den zelfden genadigen Koning voor mij, die mij alle*,<br />

wat ik in mijne toenmaalige omftandigheden<br />

goedvond te verzoeken, terftond bewilligde. Ik vond<br />

dezelfde achting bij het Hof en bij het Ministerie<br />

Va-volgends na Schildberg bij Soldin gereisd zijnde<br />

na mij n<br />

e<br />

n i c h t,<br />

d e v r o i^ e v a n W A l J Ï<br />

haalde ik imjnen jongften zoon af „dien ik Jn het<br />

voorleden jaar daar gelaaten had, om met haare<br />

kin<strong>der</strong>en te ftudeeren, cn bracht hem na Dcsfau<br />

alwaar ik hem in het zoogenaamde Philanthropin<br />

teiopvoeding<br />

befteedde.<br />

Van Dcsfau reisde ik op Dresdcn. Hier bewees<br />

mij de eerfte Staatsdienaar . Graaf MARCOLINI die<br />

achting, en in Saxen zeldzame beleefdheid, dat hij<br />

- mij


ER.ËDRIK, VRIJHEER. VAN DER. TRENCK. 1$<br />

mij zelf in de herberg afgehaald hebbende, ten Hove<br />

bracht, cn aan het Keurvorstelijk huis voorftelde.<br />

Ook moetik bekennen, dat men mij over<br />

het algemeen in Dresdcn alle mooglijke eere bewees.<br />

De markt, alwaar ik woonde, was geftadig<br />

vol menfehen, cn waar ik mij wendde, of keerde,<br />

volgde het volk mij met luide toejuiching-<br />

Ik had on<strong>der</strong> weg bij den Hertog <strong>van</strong> Koerland,<br />

KAREL <strong>van</strong> Saxen, in Elstenverde mijne opwachting<br />

gemaakt. Ook hier werd ik minzaam en gunftig<br />

ont<strong>van</strong>gen; insgelijks bij den regeerenden Vorst<br />

<strong>van</strong> Des/au, wiens klein landjen een <strong>der</strong> gelukkigften<br />

in Europa is.<br />

Van daar gaf ik een bezoek aan den ouden eerwaardigen<br />

grijsaard, generaal Graaf SOLMS, op Konigftéin.<br />

Hij wist <strong>van</strong> mijne komst, en was in regenachtig<br />

we<strong>der</strong>, tot den voet <strong>van</strong> deze verbaazende<br />

rots mij te gemoet gegaan. Hier on<strong>der</strong>vond ik,<br />

bij zijne oprechte omhelzing, dat aangenaam oogenblik,<br />

het welk twee edele menfehenvrienden op het<br />

eerfte gezicht voor eeuwig veré'enigt. Zalige dag!<br />

die mij ook deze vreugde deedt beleeven , dat ik<br />

de vriendfehap <strong>van</strong> den edelften on<strong>der</strong> de foldaaten,<br />

den grijsaard, dien alles bemint en vereert, verkreeg.<br />

Wij fpraken heel veel op éénen dag. De<br />

traanen rolden ons beiden uit de oogen, toen wij<br />

fcheiden moesten. En elk dacht: Ach, waren wij<br />

beiden niet zoo na aan ons graf!. Als ik hem nog<br />

in de wereld kan we<strong>der</strong>zien, zoo reize ik nog ééns<br />

Ka Konigft'ln.<br />

Deze verbazende rots is juist geene vesting, die<br />

de vi and behoeft te vermeesteren , om het bezit<br />

<strong>van</strong> Saxen te hebben. Zij kan Hechts een klein gar-<br />

ni-


14 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

nizoen bevatten, en dit kan volftrekt geene uitvallen<br />

doen. Zij dient dcrhalven enkel, om de Archiven<br />

en de Staatsge<strong>van</strong>genen te bewaaren. Kotiig^in i s<br />

de Bafltlkvm-i Saxen, daar reeds menig braaf man<br />

m den kerker verfmacht is.<br />

Me„ liet, toen ik 'er was, de rots fpri n g e n<br />

,<br />

o m<br />

er kafamatten m te maaken, en hadt een gat gevonden<br />

dat 60 vademen diep in dezelve geboord was.<br />

Heel beneden vondt men eene bedftede, waarin het<br />

geraamte <strong>van</strong> eenen rampzaligen rustte , naast het<br />

ivelk de overblijfzels <strong>van</strong> een' dooden hond lagen...<br />

fechnkhjk gezicht voor een menschlijk hart! Gruwzame<br />

wreedaart, die zulke martelingen uitvindt voor<br />

^^^oe<strong>der</strong>en , en die gerust op zijn bed<br />

flaapen kan, terwijl hij weet, dat in zulk een gat,<br />

een mensch op zijne barmhartigheid fmachtend<br />

hoopt. Nog tegenwoordig zitten daar drie mannen,<br />

die merkwaardig zijn.<br />

Be eerfte is de'gewezen Sa xifche<br />

Kabinets-Secretans,<br />

die de geheimen <strong>van</strong> de Dresdcnfche Archi.<br />

yen in het jaar 1756. aan den Koning <strong>van</strong> P.rmsfm<br />

verraadde. Hij werdt in Polen gevat, en zit thans<br />

reeds 34 jaar in een gat <strong>der</strong> rots... leeft nog... en<br />

zal naar een wild beest gelijken.<br />

De tweede is zekere overfte ACTON. Wié in de<br />

geheime gefchiedenis <strong>van</strong> Dresdcn te huis is, behoeft<br />

lechts aan het gruwelijk ontwerp <strong>van</strong> giftmenging<br />

bij het Hof, te denken, dat verraden werdt, maar<br />

geheim moest gehouden worden. Deze ACTON<br />

was 'er de hoofdpérfoon in. Hij is een geboren<br />

ïtalta m ; feij heeft een Kalabrisch hart 5 was een<br />

roekeloos en fchoon man, en lieveling <strong>van</strong> de oude<br />

Keurvorftin Weduwe.... Sleutel genoeg tot deze


FREDRIK i VRIJHEER V A N DER. TRENCK. 15<br />

ze gefchiedenis voor hun , die geern weten willen,<br />

waar ACTON gebleven is , die nog veele vrienden<br />

in Dresdcn heeft, en die meer vrijheid geniet, dan<br />

de an<strong>der</strong>e ge<strong>van</strong>genen. Maar hi', moet fterven ,<br />

daar hij is. Hij is de grootfte booswicht, e.: heeft<br />

nogthans de lijdclijkfte ge<strong>van</strong>genis.<br />

De <strong>der</strong>de is een jonge fchoone Zweed. Hij werdt,<br />

nu 6 jaaren geleden, op geheime requiütie <strong>van</strong> den<br />

Koning <strong>van</strong> Zweden, te Leipzig gearresteerd, en met<br />

een masqué voorliet wezen, op Konigflcin gebracht.<br />

Bij het arresteeren , verdedigde hij zich als een<br />

leeuw, en fprak <strong>van</strong> het recht <strong>der</strong> volken. Deze<br />

man ziet geen daglicht. Niemand ziet of fpreekt<br />

met hem. En niemand mag, op levensftraf, weten,<br />

hoe hij heet, wie hij is, of dat hij daar is. Zoo<br />

veel ik kon vernemen, is de man geen boosdoener.<br />

Men heeft zijn proces niet opgemaakt. Maar<br />

een Zweedfche Hof- of Minne - Intrigue zal zijn<br />

ongeluk veroorzaakt hebben. Beklaag hem Lezer!<br />

Voor hem is geene verlosfing dan de dood. Want<br />

de Keurvorst heeft den Koning <strong>van</strong> Zweedcn beloofd,<br />

dat hij het daglicht'niet meer zien zal. Doch deze<br />

mensch is eerst 29 jaaren oud. En de eerlijke<br />

Gouverneur toont de trillende traan <strong>van</strong> medelijden<br />

in het oog, als hij <strong>van</strong> hem fpreekt; hij haalt<br />

de fchou<strong>der</strong>sop... ziet ten hemel, en zegt... Het is<br />

een or<strong>der</strong> <strong>van</strong> den Keurvorst, die ik refpecteren<br />

moet. God helpe hem<br />

Men oordeele, wat ik <strong>van</strong> zulke (lacht- offers<br />

denk, wanneer ik den kuil Hechts <strong>van</strong> verre zien<br />

piogt, daar deze ongelukkige naar verlosfing zucht.<br />

Zoo is'er dan in het menschlievende Saxen ook nog<br />

eene


ï6 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

eene Eaüille\ daar de Keurvorst zelf het edelst<br />

menfchenhart bezit!...<br />

Maar geduld, arme Zweedl toen ik fa de Maa*.<br />

icnburgfchc Bajlitte zat, zeide de groote mgóL<br />

FREDERIK OOk...<br />

Z 0 0<br />

lang ik FREDERIK heet,<br />

zal TRENCK het daglicht niet zien... Maar de omfhn -<br />

«eden liepen zoo [famen, dat hij mij nogthans<br />

zelf de vrijheid we<strong>der</strong>gaf, waarna hij nog sa jaaren<br />

lee de en evenwel nog iteeds FREDER'IK heel<br />

te. Alle kerkers hebben eenen ingang. En wie<br />

weet, wie dezen Uüi ook den uitgang<br />

Toen de Agfe<br />

g e f l o o p t<br />

^<br />

man te voorfchijn, die 4o jaaren in eenen kerker<br />

geweend hadt, omdat hij,<br />

i n<br />

het vuur <strong>der</strong> jeugd<br />

een fchnnpfchrift op eene Hofpop , • Mevrouw'<br />

POMP ADOTJR , gemaakt had, Pief ^S^!<br />

C<br />

bi hlon' ' a t V °° r e e n e n kwaaddoener<br />

bidden mag, dlfe door de wetten veroordeeld is;<br />

maar voor eenen ftaatsge<strong>van</strong>genen<br />

m k g niemma<br />

Ipreken, niemand zijn lot verzachten. Ifcia<br />

ke gedachten voor eiken eerlijken burger <strong>van</strong><br />

den ftaat ie bij zulk eene befchouvving" denken<br />

moet... lieden dij', misfchien morgen mij,<br />

i n<br />

, e<br />

.<br />

valle eene Hofkabaal tegen mij aanfpant of mt<br />

goede Vorst tot een magtfpreuk verleid wordt<br />

Zalig<br />

v o l k ! w e ] k m<br />

^ •<br />

ón<strong>der</strong>en.., Ik l a a t<br />

het gordijn vallen... Ik b e<br />

.<br />

klaag den grootmoedigen Gouverneur, welke het<br />

lot <strong>van</strong> zijn hem toevertrouwd flacht-offer niet<br />

eens mag verzachten... Een koude gril woelde door<br />

W j<br />

tó<br />

levende<br />

e end.<br />

graven<br />

'<br />

te rug zag; cn toen ik dacht...<br />

°P<br />

Ik<br />

ben .toch op Kom&ci» ><br />

k e ck ik al hel<strong>der</strong>end<br />

voor-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

vooruit, of misfcliicn de poort ook voor mij ge*<br />

floten wierdt; en reed met een beklemd hart na<br />

Dresdcn te rug: keek nog <strong>van</strong> verre de-rots met<br />

aandoening aan, en verheugde mij, dat 'ik noch arrestant<br />

, noch commandant op dezelve was.<br />

Mijn oogmerk was, regelrecht na Weenen te rug<br />

te reizen. Maar ik had reeds in Berlin zoo veel<br />

gehoord , dat men mij in Parijs half vergoodde;<br />

dat elk in Frankrijk mijne gefchiedenis gelezen<br />

hadt; dat zelfs alle nieuwfte modes a la Trenck ge-<<br />

dragen werden; dat men mij bijna daagiiiks op de<br />

Parijjehc Schouwburgen met verbaazenden toeloop<br />

des volks, in treffende Toneelftukken, aan het volk<br />

als eenen martelaar <strong>van</strong> vorftelijke Eigenmagt voorftelde<br />

; dat men mij zelfs levensgrootte, in eene ontzagchlijke<br />

gedaante, voor geld openlijk liet kijken...<br />

Dit bevestigde mij een vriend in Dresden, • mij tevens<br />

raadende, om ook in Frankrijk mijne laurieren<br />

in te zamelen. Ik nam dan een kort en goed bclluit,<br />

en reisde daar heen. In Frankfort, daar ik zoo<br />

dikwijls in mijn leven onopgemerkt doorgereisd<br />

was, werd ik deze keer heel an<strong>der</strong>s aangezien, en<br />

met toejuiching ont<strong>van</strong>gen, omdat men in dien tusfchentïjd<br />

mijne leyensgefchiedenis, met gevoel, gelezen<br />

badt.<br />

Men gaf mij Feesten en Bals. De gantfche fhd<br />

was op de been, en bewees rnij zoo veel liefde en<br />

achting, dat ik het vermaak, dat ik daar genoten<br />

heb, nooit vergeten zal, en den goedaurtigen inwooneren<br />

den oprechtften, dank toewijde.<br />

Nu fpoedde ik na Straatsburg, wanneer mij on<strong>der</strong><br />

weg in alle fteden dezelfde eere we<strong>der</strong>voer.<br />

Maar in Mraatsbttrg zag ik terftond, dat ik on<strong>der</strong><br />

IV. DEEE. B eer,


30 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

een aandoenlijk en deelnemend volk gekomen was.<br />

De toeloop, om mij te zien, was algemeen. Men<br />

overlaadde mij met beleefdheid. Bals en Feesten<br />

werden, mij ter eere, aangelegd. Alle de fchoonhedcn<br />

<strong>der</strong> Stad verfcheenen in vollen luister ; zij<br />

omringden mij 5 en elke dansfer bracht mij zijn<br />

meisjen in den arm. Kortom... geen mensch op<br />

aarde is ooit in eene zoo volkrijke Stad beter onthaald,<br />

minzamer behandeld, en eerbiediger bejegend,<br />

dan ik.<br />

De Gouverneur <strong>der</strong> Stad, Graaf FLACHSLAND,<br />

nodigde mij, om met hem na de Komedie te rijden,<br />

Men hadt aangekondigd het ftuk Le Baron<br />

TRENCK.... Maar de Regeering verboodt, op mijn<br />

verzoek, het ftuk te fpelen, om opfchudding voor<br />

te komen, dewijl het volk mij doodgedrongen zou<br />

hebben.<br />

Wij reden dan met de eerfte Dames na de Franfche<br />

Schouwburg. Zoo als ik in dc Loge trad,<br />

ontving mij het Orchest met Pauken en trompetten,<br />

en de Bak met een verbazend handgeklap, en<br />

geroep: Viv& le Baron TRENCK! Ik moest mij aan<br />

het volk vertoonen, en het bedanken.<br />

Een uur daarna reden wij na de Hoogduitfche<br />

Schouwburg, daar mij dezelfde eere gebeurde.<br />

Den gehcelen nacht was 'er Bal, de fchoonfte<br />

Dames en Meisjens maakten mij de lieffte complimenten.<br />

On<strong>der</strong> het Soupé zong men aria's, die<br />

mij ter eere gemaakt waren. En ik kan in waarheid<br />

zeggen, dat mijn geluk in de daad benijdenswaardig<br />

was, en dat ik mij mijner tienjarige ge<strong>van</strong>genis<br />

te Maagdenburg niet meer beklaagde; omdat<br />

deze mij eigenlijk den weg gebaand hadt tot het<br />

te-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 19<br />

tegenwoordig vermaak. Ik bleef acht dagen bij<br />

zoo edele vrienden, en vertrok met een bezwaard<br />

hart even als een verliefde uit het voor mij nooit<br />

te vergeten Straatsburg, daar ik mij waarlijk verbeeldde<br />

in den Turkfchm Hemel te zijn,dewijl zoo<br />

veel godlijk fchoone Dames en Meisjens mij allen<br />

met Vrolijke lonkjens toelachten, en elke trek <strong>van</strong><br />

haar gelaat mij zeide, dat zij mij eene nieuwe jeugd<br />

tocwenschten. Gelukkig is de' man , die bier <strong>van</strong>,<br />

zoo als ik, nog in zijne grijze haairen, gevoel kan<br />

hebben! Ja, ik voelde werklijk in deze prachtige<br />

Stad, dat één zoodanige dag, als ik daar genoot,<br />

wel waardig is, dat men niet alleen wenscht te<br />

Ieeven, maar zelfs groote onheilen te verdraagen,<br />

om zulken prijs te behaalen.<br />

Nu zag ik met zwaarmoedigheid te rug, en<br />

fpoedde na Parijs. Te Nancij hadden duizend<br />

menfehen twee dagen op mij gewacht, cn de Tollenaars<br />

hadden rijklijk fteekpenningen ont<strong>van</strong>gen,<br />

om mijne aankomst terftond overal bekend te<br />

maaken. Maar ik flipte in de fchemering door,<br />

en reedt door de Stad, toen niemand mij verwachtte.<br />

En alzoo verwaandheid mijn zwak niet<br />

is, zoo kan ik verzekeren, dat mijn tegenwoordig<br />

reizen, daar ik overal gezocht, lastig gevallen, en<br />

opgemerkt werdt, mij juist niet aangenaam was.<br />

Nu kwam ik te Parijs aan, in 't midden <strong>van</strong> Februarij,<br />

daar ik, op verfcheiden tijden <strong>van</strong> mijn leven,<br />

reeds vijfmaal geweest, maar nooit opgemerkt<br />

was.<br />

Hier gaf men mij terftond den raad, om mij zelven<br />

niet op openbare plaatfen te laten zien, om<br />

niet <strong>van</strong> het nieuwsgierig voi.kjen omringd, en over-<br />

B a<br />

al


20 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

al verhin<strong>der</strong>d te worden. De gantfche .Stad hadt<br />

mij bij den heer CURTIUS, die mij in het Palais<br />

Royal levensgroote. en in mijne boejen, benevens<br />

Koning FREDERIK, voor geld liet kijken, gezien,<br />

beklaagd en bewon<strong>der</strong>d. Men hadt twee Tooneelftukken,<br />

De Baron TRENCK genoemd, opgefteld,<br />

die ze<strong>der</strong>t drie maanden bijna daaglijks voor het<br />

volk gefpeeld moesten worden, en waar<strong>van</strong> het<br />

ééne bijzon<strong>der</strong>e ingericht was, om den geest <strong>van</strong><br />

oproer tegen de koninglijke eigendunkelijke magt<br />

aan te hitzen, dewijl het de Toekijkers eerst tot<br />

medelijden, en vervolgends tot wraak aanzette; en<br />

ook wezenlijk zoo gefpeeld werdt, dat het in ftaat<br />

was, de harten daar heen te buigen, daar men<br />

ze in dit bellis' end tijdftip wenschte te leiden. Geheel<br />

Parijs was <strong>der</strong>halven thans om het zeerst voor<br />

mij ingenomen, cn de naam TRENCK algemeen door<br />

mijne gefchiedenis, en door den fchouwburg zclven<br />

bekend. De nieuwsgierigheid, om daadlijk<br />

overtuigd- te zijn, dat deze TRENCK nog leefde,<br />

ooit geleefd hadt, en geen Romanheld ware, was<br />

zoo in de mode, toen ik mij in perfoon in Parijs<br />

bevond, dat niemand dan een daadlijk ooggetuige<br />

zich verbeelden kan, hoe greetig alles te hoop<br />

drong, om mij het gantfche gevoel <strong>van</strong> zijne door<br />

mijn lot geroerde ziel uit te drukken. En dit was<br />

niet alleen eene nieuwsgierigheid, die gemeenlik<br />

in drie dagen verzadigd is; neen, ik hield mij zes<br />

maanden in Parijs op, en vond den laatteen dag<br />

voor mijn vertrek nog dezelfde achting cn liefde<br />

bij de gantfche natie, die op den eerften dag mij.<br />

ner aankomst overdreven fcheen. De nieuwsgierigheid<br />

veerde j»ij> daags na mijne komst, incog-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 21<br />

Dito na liet l J nlah Roijal, daar de Heer CURTIUS<br />

mijn beeldtenis aan het volk kijken liet. Binnen getreden,<br />

vraagde ik hem... Mijn Heer, ik heb den<br />

Baron TRENCK voor eenigc jaaren zelf gezien,<br />

en vind, dat dit beeld hem zoo weinig gelijke als<br />

den Grootcn Mogol... Hij keek mij aan met eene<br />

foort <strong>van</strong> verachting en verwon<strong>der</strong>ing. Maar verzekerde<br />

mij op zijne eer en geweten, dat hij zelf<br />

den Baron TRENCK in perfoon en <strong>van</strong> nabij kende,<br />

en dat bij dit zelfde wezen, dat hij in wasch<br />

geboetzeerd vertoonde, zelfs naar het wezen <strong>van</strong><br />

TRENCK te Frankfort geboetzeerd hadt.<br />

Ik zweeg voor het volk, maar hem in eene<br />

naaste kamer afzon<strong>der</strong>lijk geroepen hebbende,<br />

maakte ik mij aan hem bekend De man ftond<br />

befchaamd, en verlegen, maar ontfchuldigde zich<br />

met de kunstgreepen <strong>van</strong> zijn profesfie, om het<br />

nieuwsgierig gemeen te voldoen, mij verzekerende,<br />

dat hij veel geld door mij gewonnen en een<br />

<strong>der</strong>gelijk beeld met hetzelfde oogmerk naa Londen<br />

gezonden hadt, en mij verzoekende, om hem mijn<br />

aangezicht voor een half uur tot die operatie te leenen,<br />

doch het welk ik, om gewigtige redenen,<br />

niet gedaan heb. Terftond was zijn beeld uit den<br />

weg geruimd, nu het origineel te Parijs gekomen<br />

was; en de kopij werdt na Madrid overgebracht,<br />

daar zij hem op nieuw geld opbracht.<br />

Ik was geen drie dagen in Parijs geweest, of de<br />

geheele Stad wist het reeds, en ik ontving bezoeken<br />

cn uitnodigingen <strong>van</strong> alle Grooten des lands<br />

zelfs verfchecnen 'er Dames, welke de nieuwsgierigheid<br />

noopte, om mij te komen zien... Hier was<br />

<strong>der</strong>halven geen an<strong>der</strong> middel: dan den ftroom te<br />

B 3<br />

vol-


22 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

volgen, en den gantfchen dag tot den halven nacht<br />

in gezelfchappen door te brengen. Overal waar ik<br />

een Diné of Soup6 aannam, waren reeds alle goede<br />

vrienden <strong>van</strong> het huis genodigd, om mij te leeren<br />

kennen, en na het eten drong alles, met hetzelfde<br />

oogmerk, toe. Dus was ik binnen zes dagen<br />

reeds overal bekend, en die geheele zes maanden<br />

lang een geplaagd man, die vier weeken vooruit<br />

zijn woord kwijt was. Elk middagmaal was een<br />

feest. In de meeste huizen was het Defcrt tot mijne<br />

eere met toefpelingen op mijne ge<strong>van</strong>genis en lotgevallen<br />

met Triumfbogen en Lauèrkransfen verfierd.<br />

De Dames zongen mij airtjens, die tot mijne<br />

eere gekomponeerd waren, en boden mij den<br />

Lauriertak aan. Somtijds waren de toneelen zoo<br />

aandoenlijk, dat het gantfche gezelfchap de traanen<br />

over de wangen liepen. Ik zelf weende bij het<br />

eerfte gevoel <strong>van</strong> aandoenlijke vreugde en dankbaarheid<br />

mede. En het einde was eene algemeene omhelzing<br />

met uitdrukkingen, daar waarlijk niet de voldaane<br />

nieuwsgierigheid, maar het hart, fprak. Dus<br />

verliepen mijne dagen in het grootfte gewoel des<br />

werelds, on<strong>der</strong> eere en vriendfehapsbetuigingen,<br />

welke zeker geen vreemdeling, zoo als ik, ooitin<br />

Frankrijk beleefd hadt. Geen martelaar <strong>van</strong> het<br />

noodlot hadt dienvolgends ooit grooter beloning<br />

beleefd of genoten , dan ik. Algemeene volksliefde<br />

en onbegrensd vertrouwen, duurzame daadlijke<br />

vriendfehap bij eene Natie te verkrijgen, die<br />

altijd voor ligtvaardig gehouden is, is in mijn geval<br />

een bijzon<strong>der</strong> verfchijnzel, en zou mij verwaand<br />

maaken, indien ik een vriend <strong>van</strong> deze bekgchlijkehartstocht<br />

wezen kon. In alle gezelfchappen


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

S3<br />

pen gaf men mij overal de eerfte plaats. En nadien<br />

in Frankrijk de Dames de waarde <strong>der</strong> mannen<br />

beftemmen, en mijne natuurlijke vrolijkheid die<br />

genen onbegrijpelijk voorkwam , die in mij eenen<br />

afgeleefden knorrigen grijsaard, eenen door het lot<br />

ne<strong>der</strong>gebogen menfchenhaater geloofden te zullen<br />

vinden; terwijl ik mij nog het gezelfchap waardig<br />

toonde en ook nog met de in dat land gewoone<br />

bon mots en betaamlijke boert de fchoone Sexe wist<br />

te voldoen, zoo was de toejuiching des te lui<strong>der</strong><br />

en algemeener.<br />

De Graaf OLIVADEZ, die in Parijs on<strong>der</strong> den<br />

naam <strong>van</strong> Graaf PILO leefde, was een <strong>der</strong> eerden,<br />

bij wien ik 's middags ten eten was. Deze eerwaardige<br />

grijsaard haalde mij zelf af, en voerde<br />

mij in eene foort <strong>van</strong> zegepraal in zijn paleis, alwaar<br />

ik on<strong>der</strong> Pauken- en Trompettengcfchal, en on<strong>der</strong><br />

Inftrumentaal- en Vokaal-muzijk ont<strong>van</strong>gen werdt,<br />

dat opzetlijk op mij cn hem gecomponeerd was.<br />

De Graaf OLIVADEZ, Grande cTEspagnc, één <strong>der</strong><br />

eerfte mannen in deze Monarchie, die drie millioenen<br />

inkomften bezat, is in de nieuwfte gefchiedenis<br />

zeer bekend Hij had veele huisgezinnen uit<br />

Duitschiand met groote kosten na Spanje en in zijne<br />

Koloniën laten komen, die hij allen gelukkig<br />

maakte , en door weiken hij tevens Industrie en<br />

bevolking zocht te bevor<strong>der</strong>en. Maar on<strong>der</strong> hen<br />

waren eenige Protejlanten. De man was rijk,<br />

vermogend en een menfehenvriend. Dit was genoeg<br />

voor de Inquifitie. Men vifiteerde zijn huis, vond<br />

de fchriften <strong>van</strong> VOLTAIRE in zijne Bibliotheek,<br />

en nu werdt hij als een Delinquent in de Inquifitie<br />

gefieept, veroordeeld, gepijnigd, en hij zat 4 jaa-<br />

B 4<br />

ren


«4 LEVENSGESCHIEDENIS<br />

V A N<br />

ren in eenen ellendiger! kerker, behandeld als de<br />

ergfte misdaadigers, zon<strong>der</strong> hoop <strong>van</strong> ooit gered<br />

te worden.<br />

Zijne gefchiedenis, die hij mij getrouw verhaalde<br />

, verdient, dat ik ze ééns aan de wereld<br />

bekend maake, wanneer men dingen vernemen zal,<br />

die gewis fchrik cn afgrijzen tegen de fchrikbare<br />

orde <strong>der</strong> Dóminikdhtn en het treurig lot <strong>van</strong><br />

Spanje veröorzaaken zullen. Zij vindt in de paaien<br />

<strong>van</strong> dit Boek geen plaats. Is zeg dus enkel, wat<br />

hier behoort.... OLIVADEZ vondt middel, tot zijne<br />

•• verlosfing uit het vervloekte Inquifitie-gericht. De<br />

Koning zelve hadt hem niet kunnen redden, maar<br />

hi] ontvluchtte gelukkig na Parijs, hoewel met het<br />

verhes <strong>van</strong> alle zijne bezittingen <strong>van</strong> 6b millioencn.<br />

Bij geluk hadt hij eeftige jaaren voor zijn ongeval<br />

een kapitaal in de Franfche Fondfen geleed<br />

hetwelk hem ongevaar 80,000 Livres intrest gaf?<br />

zoodat hem gevolglijk zoo veel overbleef, dar! hij<br />

m Panp als Wijsgeer, die gelukkig geene kin<strong>der</strong>en<br />

heeft, gerust en deftig, on<strong>der</strong> den naam <strong>van</strong> Graaf<br />

Jif.o, leeven kon.<br />

Wanneer iemand, die zelve ongelukkig was, de<br />

gefchiedenis <strong>van</strong> eenen an<strong>der</strong>en ongelukkigen leest<br />

zoo ontftaat in zijne ziel zekere Sympatptifche aandoening,<br />

om hem in periöon te kennen, zijn hart voor<br />

hem uit te fchudden,dé we<strong>der</strong>zijdfehe voorvallen te<br />

vergelijkenden de troostgronden en hulpmiddelen tegen<br />

de zijne te weegen. Deze on<strong>der</strong>vondt OLIVADEZ<br />

voor mij, daarom zocht hij mij op, cn vierde den<br />

ctag <strong>van</strong> onze bijeenkomst <strong>van</strong> harte, wanneer wij bei,<br />

den reden vonden, om eikan<strong>der</strong>en hoog te achten<br />

C U m a U b o v e n h<br />

K overige menschdom aan te nier'<br />

ken.


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 25<br />

"ken. Hij was een fmaadlijk offer <strong>van</strong> het godsdienftig<br />

Inquifitie - Gericht en ik hetzelfde in de Staats-<br />

Inquifitie <strong>van</strong> eenen Monarch, die even zoo ongevoelig<br />

was als een Pater Inquifiteur. Wij zijn<br />

beide de merkwaardigfte mannen, welke middel<br />

vonden, om onmooglijke dingen mooglijk te maaken.<br />

Wij hebben over onze magtige vijanden gezegevierd;<br />

wij zijn vrij, en hebben, God dank!<br />

alleen onze bezittingen verloren. Ik zegen nog<br />

heden den dag, die mij met hem in kennis en<br />

vriend fchap gebracht heeft; en wenschte, dat<br />

wij , die beiden het geluk beleefd hebben , <strong>van</strong><br />

het floopcn <strong>der</strong> Bastille , ook nog, voor dat<br />

wij ftierven , vernietiging <strong>van</strong> alle godsdienst- en<br />

Staats - geheime - Bloedgerichtcn , zo al niet bevor<strong>der</strong>en,<br />

ten minften in de Nieuwspapieren zullen<br />

kunnen lezen. OLIVADEZ was in Varijs mijn<br />

vriend; en ik zal zijn vereerer zelfs bij zijn graf,<br />

en de ergftc vijand <strong>van</strong> alle gebefte fchobberts<br />

blijven, die eenen zoo dcugdzamen burger <strong>van</strong> den<br />

Staat gepijnigd hebben. Hij is voorleden jaar<br />

overleden, en heeft mij de lidtekens <strong>van</strong> zijne<br />

pijniging laaten zien, daar ik mij over ontzette.<br />

Rechtvaardige hemel! wat is de Paap , daar zijn<br />

geweld onbeteugeld woeden kan! Hoe weinig kent<br />

de wereld deze gevoelloze monsters nog. En hoe<br />

rechtmatig is mijn ijver, wanneer ik hen bij alle gelegenheden<br />

ontmasker.<br />

Nu moet ik een an<strong>der</strong> voorval vernaaien•> dat<br />

het Nationaal Carakter eere aandoet. Op zekeren<br />

middag at ik bij den Keizerlijken Gezant, Graaf<br />

WERCIJ. Daar was een groot gezelfchap. Naast<br />

mij zat een eerwaardig grijs Generaal <strong>van</strong> het<br />

B 5<br />

Ge-


LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Genie. Corp, die mij<br />

m k c n d e,<br />

e n<br />

veel met mii<br />

m gefprek was. Na het eten hadt hij vernomen,<br />

wie ik was. Zoodra men hem mijnen naam noemde,<br />

hep hij na mij toe, kuste mij met verrukking,<br />

ontdekte een gevoelig hart, dat hij mij in de wereld<br />

nog hadt leeren kennen, en zeeg door edele aandoening<br />

m nnjn arm ne<strong>der</strong>. Het toneel was treffend<br />

voor alle de aanfehouwers. Ie<strong>der</strong> geloofde, dat<br />

wij <strong>van</strong> de jeugd af vrienden waren, die eikan<strong>der</strong>en<br />

ui.den ou<strong>der</strong>dom toevallig we<strong>der</strong> gevonden hadden.<br />

Ik zelve ftond ontfteld en roerloos... De grijsaard<br />

we<strong>der</strong> bijgekomen, weende <strong>van</strong> blijdfchap, omdat<br />

het lezen mijner gefchiedenis hem een zoo hoog<br />

denkbeeld <strong>van</strong> mij ingeboezemd hadt. Hij nam<br />

mij bij de hand, en ik moest met hem na huis rifoen<br />

,alwaar hij te bed ging, terwijl ik hem den volgenden<br />

dag gezelfchap hield, om op alle zijne vragen<br />

te antwoorden. Wij zijn vrienden, die elkan<strong>der</strong><br />

we<strong>der</strong>zijds hoogfehatten , en ik vraag mijnen<br />

Lezer, of hij wel ooit dezen trap <strong>van</strong> edel -revoel<br />

voor eenen Duitfchcr bij een' F'rméchman zou vermoed<br />

hebben.<br />

Thans wilde ook ie<strong>der</strong> een mij beweegen, om i n<br />

den fchouwburg te gaan, en mij zeiven te zien<br />

fpeelen. Hoe geern ik dit ook wenschte, evenwei<br />

hieldt mij mijn verftand terug. Ik wist vooruit,<br />

dat ik even als te Straatsburg ont<strong>van</strong>gen zou worden.<br />

En nademaal de groote FREDERIK in dit<br />

ftuk juist geen groote laurieren inzamelt, maar ik<br />

overal, waar ik leeve, flipt worde nagegaan, wilde<br />

ik aan mijne vijanden geene oorzaak geven, om<br />

mij <strong>van</strong> eene ongebonden trotschheid te befchuldidigen,<br />

dewijl ie<strong>der</strong> een hadt kunnen vermoeden,<br />

dat


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 47<br />

dat ik 'er ging, om openlijk toegejuicht te worden.<br />

De Entrepreneur hadt tweemaal laten uitftroojen,<br />

dat ik op zekeren bepaalden clag in zijne Schouburg<br />

verfchijnen zou. Nu was de toeloop zoo<br />

groot, dat men de helft te meer gelds voor de<br />

plaatzen betaalde. Toen men mij niet zag, was 'er<br />

bijna een oproer ontdaan. Eindelijk, na dat ik<br />

reeds vijf maanden in Parijs geleefd hadt, en overal<br />

bekend was, liet ik mij <strong>van</strong> een groot gezelfchap<br />

overhaalcn, om mede te rijden. Nu was het een<br />

hand enklappen zon<strong>der</strong> einde, ades riep: vive le Baron<br />

TRENCK! Ik moest mijzclven bij elk tooneel<br />

voor het volk laten zien, en voor hunne luide toejuiching<br />

bedanken. Ook werd ik bij het uitgaan<br />

met mijn gezelfchap, zoo gedrongen, dat ik<br />

naauwlijks in mijn rijtuig kon komen, wordende<br />

met een vivat-geroep begeleid.<br />

De eerfte twee maanden durfde ik mij in het<br />

Palais Roijal niet laten zien. Eindelijk ging ik daar<br />

heen, en wandelde onbekend op en ne<strong>der</strong>. Eenige<br />

bekenden , die mij ontmoetten, boden mij eene<br />

fchoone dame uit Normandie aan, die pas was aangekomen.<br />

Naauw hoorde men mijn' naam noemen,<br />

of een zwerm <strong>van</strong> menfehen ftormde <strong>van</strong> alle<br />

kanten op mij los. Ik floop bij tijds in huis,<br />

cn eene an<strong>der</strong>e deur we<strong>der</strong> uit. Doch de dame<br />

was bijna doodgedrongen. Men riep dat deze<br />

fchoone Dame mijne vrouw was. Terftond was<br />

zij omfingeld , en heeft waarlijk veel geleden, eer<br />

zij in haar rijtuig kon komen.<br />

Eindelijk, toen ik mij alle dagen zien liet,<br />

werdt men mij gewoon, en ik bragt veele uuren,<br />

die


*8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

die ik uitbreken kon, in 't Palm Roijal door<br />

alwaar ten dien tijde de geheele omwenteling gefmeed<br />

werdt. Nadien ik nu het geheele vertrouwen<br />

<strong>der</strong> Natie gewonnen had, zoo was het mij<br />

ook ligt, om alles te ontdekken, wat ik weten wilde.<br />

Bijzon<strong>der</strong> mengde ik mij on<strong>der</strong> de Club, of<br />

Verga<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Hblhndfche en Brdbantifcht patriotten.<br />

Dezen hielden hunne geheime bijeenkomften,<br />

delibereerden, en zonden alle twee maanden hunne<br />

afgevaardigden na BrusPel en Jmfterdam, en alzoo<br />

zij het meest belang hadden in de nog heimlijk gistende<br />

omwenteling <strong>van</strong> Parijs, en geen geld fpaaiden,<br />

om VerjailUs naauwkeurig te befpieden, was<br />

dit de beste gelegenheid voor mij, om mijne niéuwsgierigheid<br />

te voldoen.<br />

Somtijds onthield ik mij eenige dagen te Vtrfail.<br />

les, alwaar ik mijn' tijd in het grootst vertrouwen<br />

wht e ef f k e 1 , o f p a r t i j z e e r * * * * * * * *<br />

bracht, en tevens de fchran<strong>der</strong>fte leden in de Algemeene<br />

Staaten, die toen daar waren, om mede<br />

te verkeeren, uitkoos, cn hunne vriendfehap wist<br />

te winnen. Hier door heb ik gelegenheid gehad,<br />

om alles, wat <strong>van</strong> eiken aanhang gefmeed werdt,<br />

grondig te-ontdekken, ook kon ik bijna den dag<br />

<strong>van</strong> het daadlijk uitbreken <strong>der</strong> omwenteling vóóruitzien<br />

en bepaalen. Ik zou daarom bij dit Deel<br />

geern de omftandige befchrijving zoo wel <strong>van</strong> de<br />

Panjfche a| s<br />

Brabandfchc Revolutie in bijzon<strong>der</strong>e<br />

Verhaalen gevoegd hebben, doch hetwelk misfchien<br />

m een bijzon<strong>der</strong> werk volgen zal, wanneer mijne<br />

Lezers de zuivere waarheid zon<strong>der</strong> partijdigheid in<br />

het hcht zien zuilen.<br />

Ik werd door den Keizerlijke Gezant den Graaf


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 29<br />

MERCIJ ten Hove geprefenteerd. Hier moet ik<br />

evenwel iet zeggen, dat aan die genen belachhjk<br />

zal voorkomen, die de Etiquette <strong>van</strong> het Franfche<br />

Hof nog niet kennen. De Koning mag met geen<br />

vreemdeling,die hem <strong>van</strong> eenen Gezant door zijnen<br />

Staatsdienaar voorgefteld wordt, één enkel woord<br />

fpreken. Ook is het bijna onmoogli k, een bijzon<strong>der</strong><br />

gehoor bij hem te bekomen. Dit is deuklijk eene<br />

oude Ministeriè'ele konstgreep, opdat hij nooit zou<br />

hporen , het geen hij behoorde te weten. Nu hadt<br />

men zedcrt eenige maanden overal niet dan <strong>van</strong><br />

TRENCK gefproken, en iemand, dien ik gelooven<br />

kan, hadt mij verzekerd, dat die Monarch, welke<br />

<strong>van</strong> zijn leven nog geen boek gelezen heeft, zich<br />

nogthans mijne gefchiedenis hadt laten voorlezen,<br />

en dat hij ook wezenlijk ten mijnen voordeelc aangedaan,<br />

begeerd hadt mij in peribon te zien. Als<br />

ik nu aan hem geprefenteerd werd, bleef hij wel<br />

twee minuten onbeweeglijk voor mij ftaan; bcfchouwde<br />

mij <strong>van</strong> boven tot on<strong>der</strong> met oplettendheid,<br />

lachte mij vricndlijk toe, en ging tot aan de<br />

deur terug, maar keerde op ftond we<strong>der</strong>om, ging<br />

dicht voor mij ftaan, bcfchouvvde mij eene poos<br />

gelijk te vooren, lagchte we<strong>der</strong>, gaf mij met<br />

eene kleine beweging <strong>van</strong> zijn hoofd zijne goedkeuring<br />

te kennen, en ging vervolgends heen,<br />

na bij de deur nog ééns na mij omgekeken te hebben.<br />

Thans was ik op ééns als <strong>van</strong> een zwerm bijé'n<br />

omringd, en elk toonde zijne blijdfehap, <strong>van</strong> mij<br />

ten Hove te zien. Vervolgends werd ik insgelijks<br />

aan de Koningin en de Koninglijke familie aangeboden<br />

en lücld het middagmaal, benevens alle de buiten-


3° LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

tenïandfche Statsdienaren , bij den Staatsminister<br />

Graaf MONTMORIN, wanneer zijne beminlijke Genralm<br />

mij de eerfte plaats naast haar, als eene heel<br />

bijzon<strong>der</strong>e distinctie, deedt bekleeden. Nadien nu<br />

te dit gezelfchap de Keizerlijke en Pruififdie Minister<br />

zeer gemeenzaam met mij omgingen, gaf mij<br />

dit een bijzon<strong>der</strong> aanzien bij de Natie, die mijne o- e<br />

ichiedenis gelezen hadt, in welke ik het gedrag<br />

en de handelwijze dezer beide Hoven jegens mij<br />

juist met geene voordeelige kleuren gefchil<strong>der</strong>d<br />

heb. Dit zette het zegel op de waarheid tot mijne<br />

eere, en vermeer<strong>der</strong>de de achting voor mijn<br />

perfoon.<br />

Nu hadt wei een zekere Baron BOCK in ifaz,<br />

mijne levensgefchiedenis in twee kleine deelen in<br />

duodecimo in de Franfche taal uitgegeven en 'er<br />

veele duizend Exemplaren <strong>van</strong> verkocht. Doch dit<br />

was eigenlijk niet meer dan een zaaklijk uittrekzcl<br />

In Parijs verfcheen kort daar op eene aangekondigde<br />

nieuwe vertaling in drie kleine Deelen, die aan<br />

den Heer TOURNEUR werden toegefchreven De<br />

beide Drukkers hadden met deze boeken hun geluk<br />

gemaakt, fchoon zij weinig overeenkomst met<br />

mijn Origineel hadden.<br />

Ie<strong>der</strong> een hadt ze gretig gekocht en gelezen. Ie<strong>der</strong><br />

een vraagde mij, of deze vertalingen getrouw<br />

en volkomen waren; hetwelk ik niet an<strong>der</strong>s dan<br />

met neen kon beantwoorden. En terftond werd ik<br />

<strong>van</strong> alle kanten beftormd, om zelve hand aan<br />

't werk te flaan, en eene eigene uitgave te laten<br />

drukken... Het uitzicht was heel gunftig, cn ie<strong>der</strong><br />

een verzekerde mij, dat ik ioooo Exemplaaren<br />

in Frankrijk verkoopen zou. ik on<strong>der</strong>nam<br />

dan


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER. TRENCK. 3Ï<br />

dan een Herkules • arbeid bij mijne toenmaalige levenswijze,<br />

daar ik den gantfehen dag en den hal-<br />

. ven nacht in 't gewoel <strong>van</strong> groote gezelfchappen<br />

moest doorbrengen. Doch het was vastgefteld, en<br />

binnen een paar maanden was ik klaar met drie Deelen,<br />

in groot octavo. Om de uitgave te verfraijen, liet ik<br />

plaaten bij de beste meesters in 't koper vervaardigen,<br />

zoodatdekosten,dieik tot dit werk uitfehoot,<br />

omtrent 16,000 Livrcs beliepen. Daar was zeker<br />

op een goeden oogst te hoopen , maar ten ongelukke<br />

kon alles niet gereed wezen, voor omtrent<br />

drie dagen voor de revolutie; en nu was alles bezig<br />

met het lezen <strong>van</strong> de verbaazende menigte<br />

Brochures, die daaglijks uit kwamen, om het volk<br />

daar toe op te zetten. Dit veroorzaakte, dat de<br />

zoo hevig vertoonde begeerte, om my te lezen,<br />

verflaauwde, omdat men te lang wachten moest,<br />

en de inwendige groote ftaatsveran<strong>der</strong>ingen on<strong>der</strong>tusfchen<br />

an<strong>der</strong>e bezigheden voorgebracht hadden.<br />

Daar bleven dus aooo exemplaren bij mij liggen,<br />

die op 15 Livres gerekend 30,000 Livrcs bedragen.<br />

Het Noodlot toonde nu <strong>der</strong>halven ook in Parijs<br />

zijne nukken, doch welke ik gewoon ben, als kleinigheden<br />

aan te merken.<br />

Ik vond bij mijne komst te Parijs aldaar den<br />

Prins HENRiK <strong>van</strong> Pruisfen, welke mij zoo daar<br />

als in Berlin zijne achting waardig fchatte. Thans<br />

verfcheen op ééns het verfoeilijk boek <strong>van</strong> den<br />

Graaf MIRABEAU on<strong>der</strong> den titel : Correspondent<br />

Secretie d'un voijageur francais, waar in de Koning<br />

<strong>van</strong> Pruisfen, Prins HENRIK, en het gantfche Pruisfisch<br />

Ministerie op de fchandelijkfte wijze mishandeld<br />

werden. Dit Boek werdt wel, op last <strong>van</strong> 't<br />

Par-


32 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Parlement, openlijk door Beulshandcn verbrand,<br />

maar, niettegenftaande men, zon<strong>der</strong> tegenfpraak'<br />

den auteur, drukker, en uitgever kende,welke toen<br />

allen in Parijs leefden, evenwel gefchiedde "er niet<br />

het minde on<strong>der</strong>zoek of ftraffe, en het fioek werdt<br />

in alle Boekwinkels onverhin<strong>der</strong>d verkocht.<br />

Prins HENRIK, wien het hoofdzaaklijk betrof,<br />

befchouwde deze handelwijze met de gepaste verachting;<br />

hoewel hij tevens wel inzag, dat dit boek<br />

aan het Ministerie behaagde, en misfchien op deszelfs<br />

aanltokcn in het licht verfehenen was, dewijl<br />

hij zich in deze Itad ophield, en de natten <strong>van</strong> alle<br />

rechtfchapen Fraafcktn gewonnen had. Hier bij<br />

gedroeg hij zich als een groot man, zoo als hij<br />

wezenlijk is , en ging onverwachts na Berlijn 0p<br />

reize. On<strong>der</strong>tusfchen hadt hij echter ze<strong>der</strong>t het<br />

uitkomen <strong>van</strong> MIRABEAU's gefchrift", in- de meeste<br />

gezelfchappen den indruk opgemerkt, welken <strong>der</strong>gelijke<br />

fchriften in de verfchillende beoordeelingen<br />

hunner lczeren achterlaten. Ik zelve had hier toe<br />

meer gelegenheid dan iemand, alzoo men mij in alle<br />

gezelfchappen vertrouwlijke vraagen over den inhoud"<br />

deedt, en aan de iasteringen <strong>van</strong> MIRABEAU veel geloof<br />

fcheen te geven, waar bij ik den pligt <strong>van</strong> een'<br />

eerlijk man waarnam, wanneer de deugd gelasterd<br />

wordt. Veeten werden door mij overtuigd,' ande-i<br />

ren integendeel hielden my <strong>van</strong> partijdigheid verdacht,<br />

en bleven bij hunne twijfelingen. Zoo kaneen<br />

booswicht, die on<strong>der</strong> den grooten hoop altijd<br />

begunftigers <strong>van</strong> zijne verdichte lasteringen'vindt',<br />

voor den roem <strong>van</strong> den braafften man nadcelig 1<br />

zijn.<br />

Ook kon zelfs het Hof <strong>van</strong> Berlijn, welks verde


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. $3<br />

dediging ik op mij nam, zon<strong>der</strong>, daar toe beftemd<br />

te zijn, mij in plaats <strong>van</strong> den welverdienden loon,<br />

tegenwerpen:<br />

Dat de lasteringen <strong>van</strong> eenen MIRABEAU, wiens<br />

flecht karakter, cn fchandelijke ziel, wereldkundig<br />

zijn, uit zijn mond of pen die genen niet konden<br />

benadeclen, die hij vergiftigen wil,en geene we<strong>der</strong>legging<br />

waardig waren. Maar dat deze we<strong>der</strong>legging,<br />

welke uit TRENCKS pen voortgevloeid was,<br />

veel als waar aanneemt, het geen MIRABEAU gefchreven<br />

heeft, en ook fommige zaken bevestigt,<br />

welke het Hof zelve misfchien geern onaangeroerd<br />

zuu gezien hebben Maar dat zij ook tevens<br />

veel zeide, dat men niet gezegd wil hebben, dit<br />

leggen mijne vijanden mij te last, mijne on<strong>der</strong>neming<br />

berispende. Maar deze lieden weten niet,<br />

Weiken indruk MIRABEAU in vreemde landen veroorzaakt<br />

heeft, alwaar men de Berlijner zaaken alleen<br />

naar hooren zeggen beoordeelt; en daarom alleen<br />

heb ik geantwoord.<br />

Doch, dewijl ik reeds den algemcenen roem verworven<br />

heb, dat mijne pen aan de waarheid getrouw<br />

blijft, en dat noch eigenbaat noch Hooffche<br />

gunst haar tot partijdigheid verlaagen kan; dewijl<br />

ik mijzelven daar het minst acht, of verfchoon,<br />

waar deze zelfde waarheid - liefde mij vijanden en<br />

vervolgingen veroorzaakt heeft, en fteeds nieuwe<br />

verwekken zal, zoo berouwt mij ook niets <strong>van</strong> het<br />

geen ik gefchreven .heb. Genoeg, mijn doel was<br />

edel. Ik heb eenen Booswicht ontmaskerd, en<br />

waarlijk groote mannen tegen den laster verdedigd.<br />

Nademaal wij nu allen menfehen zijn, zoo zal<br />

geen eerlijk man <strong>van</strong> mij vor<strong>der</strong>en, dat ik in deze<br />

IV. DEEL, C ver-


34 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

verdediging zelfs den besten <strong>van</strong> alle menfehen en<br />

koningen vergoden zou, dewijl ik geen gehuurde<br />

Lofredenaar ben, en de fchande <strong>van</strong> een vlijër te<br />

wezen nooit mijne grijze haaireu bezoedelen zal. Beloont<br />

en erkent men het doel <strong>der</strong> Schrijveren, naaide<br />

innerlijke waarde <strong>van</strong> eenen nooit partijdigen<br />

gcfchiedverhaaler; befchouwt men mij als eenen,<br />

God dank! onafhanglijkcn Toekijker, die on<strong>der</strong>vinding<br />

en wereldkennis genoeg bezit, om ook bij<br />

de grootfte ondankbaarheid onverfchillig te blijven;<br />

dan heb ik dezelve zeker niet te wachten voor<br />

eenen arbeid, waar <strong>van</strong> de bedoeling edel was, en<br />

welks uitwerking op het hart <strong>van</strong> den recht wikkenden<br />

Lezer, gewis voor die genen niet nadeelig<br />

kan zijn, welke ik, met hunne menschlijke zwakheden<br />

en al , reden vind, on<strong>der</strong> de groote mannen<br />

<strong>van</strong> onzen tijd te rekenen. Wanneer voords zeker<br />

groot Staatsdienaar boos op mij is geworden, dien<br />

ik juist in dit bock <strong>van</strong> een klein Egoismus bcfchuldigc<br />

, nadat ik alle zijne deugden cn verdienden<br />

bij het va<strong>der</strong>land, als ook zijne perfoonlijke groo.<br />

te hoedanigheden zoo getrouw gefchiklerd heb,<br />

als zq wezenlijk zijn: dan beklaag ik, zon<strong>der</strong> eenig<br />

berouw te hebben, den man, die zon<strong>der</strong> eenige<br />

gebreken op de baan des werelds alleen bewon<strong>der</strong>d<br />

wil zijn, en wenséh hein zulke dweepachtig vlijende<br />

lofredenaaren toe, als hij zelve in alle zijne<br />

fchriften is, in welken hij zijnen grootcn FREDE­<br />

RIK tot eenen Halfgod wil maaken, wiens zwakke<br />

zijde hij geern geheel wilde bedekken. Zoo fchrijft<br />

cn handelt TRENCK niet. En alhoewel hij aan<br />

eenen Parij.fchen geleerden, Lid <strong>der</strong> '• > arij\fche Akademie,<br />

den lieer MAIJEUX, gefchreven heeft, dat<br />

hij


FREDRIK, VRIJHEER VAN DÉR TRENCK* 35<br />

hij al wat mooglijk was, moest aanwenden, om mijns<br />

fchriften in Frankrijk <strong>der</strong>zelvcr crediet tc benemen ,<br />

en ik hem deswegens als mijnen vertrouwden Vriend<br />

Van eene ministerieel - valschheid zou kunnen befchuldigcn<br />

, echter denk cn handel ik daar tc<br />

groots toe, daar de volkftem mij rechtvaardigt<br />

cn voldoening geeft; en men weet genoeg uit mijn<br />

gedrag, dat ik ge'erie laaghartige wraak <strong>van</strong> iemand<br />

vreeze, die verftand en groote hoedanigheden genoeg<br />

bezit, om den genen te achten, die zelfs den<br />

magtigften niet ontziet de waarheid on<strong>der</strong> den neus<br />

te wrijven, en die niets herroept, wat hij met zijnen<br />

naam aan de wereld heeft voorgedragen.<br />

Maar die man is altijd groot, welke zich beijvert,<br />

om tot de volmaaktheid te na<strong>der</strong>en; gelijk in tegendeel<br />

klein, wanneer hij gelooft, die bereikt tc<br />

hebben; en bclagchclijk, wanneer hij mannen <strong>van</strong><br />

mijn aart door zijn gezag en geweld wil tc rug<br />

fchrikken, welken hij ook door weldaaden gewis<br />

nooit tot laage vlijerij bewegen zak Evenwel heeft<br />

hij mij toch reeds benadeeld , wijl .hij de innerlijke<br />

waarde, het doel, de noodzaaklijkheid, en de uitwerking<br />

<strong>van</strong> mijne boeken bij den Vorst vermin--<br />

<strong>der</strong>t. Voor het overige! fchatte men de waarde<br />

mijner on<strong>der</strong>neming naar de omftandigheid, daar ik<br />

mij in bevond. MIRABEAU is een gevaarlijk man,<br />

die vergif en ponjaard weet te gebruiken. Hij was<br />

ten tijde, toen ik te Parijs tegen hem fchreef, toen<br />

ik openlijk bewees, dat hij een fchurk is, werklijk<br />

afgevaardigde in de Algemeene Staaten, en hadt<br />

den grootften aanhang on<strong>der</strong> het gemeen. Hij hadt'<br />

het hart niet, om mij tot den tweeftrijd uit te daagen,<br />

maar zijn complot was gemaakt, om mij vari<br />

Cs,<br />

gQ#


36 LEVE NS GE SC HIEDENIS VAN<br />

een troep volks te laten aanvallen, cn aan een lantaarnpaal<br />

op knopen. Dit was in de toenmalige<br />

opfchuddingen ligt doenlijk. Maar mijn aanhang<br />

was grooter, en ik verfcheen daaglijks zon<strong>der</strong><br />

fchroom , midden in 't gedrang; doch altijd wel<br />

verzcld tegen alle verra<strong>der</strong>lijke voorvallen.<br />

Ik trad hem in Vcrfailks midden in de Verga<strong>der</strong>ing<br />

trotsch en dreigend on<strong>der</strong> de oogen. Ie<strong>der</strong><br />

een verwachtte, dat het tot het uiterfte zou komen.<br />

Maar de Hechte kerel ontweek mijne tegenwoordigheid.<br />

Nademaal mijn Boek tegen hem juist aangekondigd<br />

werdt, toen de Revolutie uitbrak, en hij de<br />

gunfteling <strong>van</strong> het volk was, liet hij mijn' Boekverkoper<br />

aanzeggen: „ Zijn huis zou geplun<strong>der</strong>d<br />

en hij opgehangen worden, bij aldien hij zich verftoutte<br />

mijn bock te verkopen." De goede man<br />

was ontfteld, en wachtte. Wat won de hebzuchtige<br />

MIRABEAU hier mede ? Hij liet in <strong>der</strong> ijl zelve<br />

mijn boek heimlijk nadrukken, cn zijn druk was<br />

verkocht, eer mijn drukker te voorfchijn kwam.<br />

Hier door verloor ik mijne winst. En hij integendeel<br />

genoot de vruchten <strong>van</strong>, mijnen arbeid. Men<br />

heeft mij zelfs verzekerd, dat hij mijn zetter omgekocht<br />

, en de bladen heimlijk zou bekomen hebben.<br />

Deze hadt hij zelfs in Leipzig laten nadrukken<br />

; en ook eene Hoogduitfche Overzetting in het<br />

Duitfche Rijk bezorgd; en dus mijn' druk teleur<br />

gefteld. En dit was eene foort <strong>van</strong> wraak, door<br />

welke hij te gelijk zijn geliefden imaak <strong>van</strong> hebzucht<br />

voldeedt, nadien hij dat opfnapte, het geen<br />

mijn' arbeid, mijn verdriet, en mijne gevaaren hadt<br />

moeten beloonen.<br />

Zij-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 37<br />

Zijne ftreeken gingen ver<strong>der</strong>, want hij hadt in<br />

rijnen on<strong>der</strong>gefchoven druk zoo arglistig eenige<br />

woorden ingevlochten, dat hij hier door mijnen zin<br />

verdraaide, en zulke lieden berispte, welke ik in<br />

mijn origineel verdeedigde; het welk bijzon<strong>der</strong> den<br />

Staatsdienaar Graaf UERZEERG, mijnen voormaligcn<br />

grooten Protector, beledigd en vcrftoord heeft,<br />

die <strong>van</strong> mij gecne openbare hekeling verwachtte.<br />

Zoo wordt de wereld bedrogen, en zoo vindt<br />

de Booswicht overal gelegenheid, om den eerlijken<br />

man hechte potfen te fpeelen. Het zelfde fnood<br />

nadrukken is ook in mijne Levensgefchicdcnis gebeurd,<br />

dat men door het inlasfehen of weglaten<br />

<strong>van</strong> eenige woorden, den geheeleh zin ten mijnen<br />

nadeele verdraaid heeft, om 'er openbare leugens<br />

uit te fmccdcn, die mijnen verworven roem <strong>van</strong><br />

zuivere waarheidsliefde krenken , en aan mijne<br />

fchriften het crcdict benemen.<br />

Dus fpeelde mij in 't jaar 1772. een laagzielde<br />

Paap, de Aardspriester TE vis te /laken, een pots,<br />

welke ik hier, om de aanmerklijkheid, vcrhaalen<br />

moet. Ik fchreef toen een Weekblad, de Menfchenvriend<br />

genaamd. En juist was toen het gedicht<br />

op de pers: Hel laai/Ie Oordeel, naar IJOTJNG vertaald.<br />

Ik had het blad voor den volgenden Zaturdag<br />

op de drukkerij gegeven, het zelve gecorrigeerd,<br />

en moest naa DusJ'eldnrp reizen. Het blad werdt<br />

gedrukt en uitgegeven. Den volgenden Zondag<br />

klimmen zes Predikers op den kanfel , fchelden<br />

en lasteren tegen mijne fchriften; noemen zélfs<br />

mijn naam; fchil<strong>der</strong>en mij bij het gemeen af als<br />

een Vrijgeest en Aardsketter; veröordeelen de Ovec<br />

3 «g-


3# LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

righeid, die <strong>der</strong>gelijke fchriften in haar gebied<br />

duldt; en maaken werklijk het volk tegen mij<br />

gaande, dewijl ik openlijk de onfterflijkheid <strong>der</strong><br />

ziel loochende.<br />

Men geeft mij <strong>van</strong> dit geval bericht. — Ik ftond<br />

verbaasd, omdat dit Gedicht juist eene letterlijke<br />

Vertaling was <strong>van</strong> IJOUNGS laatfte. Oordeel, die zeker<br />

de onfterflijkheid <strong>der</strong> zielen nooit heeft tegengefproken.<br />

Ik fpoedde mij na daken, men wees<br />

mij het uitgegeven Nommer. Hier vond ik het<br />

bedrog in eene enkele Sijllabe.<br />

Daar ftondt in den tweeden zang, welke de opftanding<br />

<strong>der</strong> dooden fchil<strong>der</strong>t:<br />

„ De mensch ontwaakt, en beft <strong>van</strong> 't dille leger,<br />

„ Daar hij Hiep eeuwen lang, zij,, trillend hoofd omhoog;<br />

„ Hij fchudt het hoofd, als h atlt hij nog niet uitgeflapen,'<br />

„ En treedt de nieuwe waereld ook nieuw bezield weer in.<br />

Nu was in deze Uitgave in plaats <strong>van</strong> niem bezield,<br />

(neu öefetti) gedrukt, unbefeelt (onbezield.)<br />

Wie flechts menfehenverftand heeft, die ziet 'ter<br />

ftond in den gcheelen famenhang, dat dit woord<br />

den gantfehen zin verdraait, en hier geheel niet<br />

behoort.<br />

Ik fpoedde mij na den Drukker met getuigen,<br />

en eischte mijn Handfchrift. Hier ftondt duidlijk<br />

neu bcfeelt. De oude man was eerlijk, en zeer ontfteld<br />

over zoo groote drukfout. Maar de Zoon,<br />

die als Zetter werkte, was een boeve. — Terftond<br />

viel ik hem met toorn aan. - Hij ontfchuldigde<br />

Zich met onvoorzichtigheid. Maar ik befpeurde<br />

•ijltt ongerustheid,<br />

Doch,


EREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 39<br />

Doch, op hetzelfde oogenblik tradt een vriend<br />

<strong>van</strong> mij in, die ook een intekenaar was, en zijn<br />

Nommer altijd gewoon was zelve af te haaien, deze<br />

toonde ons dat nommer, alwaar het woord neu<br />

lefeëtt, goed gedrukt was. Terftond taste ik den<br />

borst ernftig aan, en toen bekende hij openlijk, dat<br />

de Aardspriester TEVIS bij hem gekomen was, cn<br />

hem door een gefchenk" <strong>van</strong> 4 Louis d'Or en verzekering<br />

<strong>van</strong> zijne geheele Protectie bewogen hadt,<br />

om het reeds meer dan half afgedrukte Nommer<br />

weg te doen, en het woord, wtbéfecH - te drukken.<br />

Dit was bij nacht, buiten kennis <strong>van</strong> zijn' Va<strong>der</strong><br />

werkftellig gemaakt, cn 'er waren omtrent twintig<br />

Nommers <strong>van</strong> de eerften uitgegeven, aan de genen,<br />

die ze op den dag <strong>der</strong> gewoone uitgave zeiven afgehaald<br />

hadden.<br />

Kan de Satan zelve wei listiger ftreeken hebben<br />

en oefenen, dan de roekeloze Paapen, om een' eerlijk<br />

man te benadeelen? De zaak werdt nu ut Ad'<br />

keu ruchtbaar, maar het volk was ééns opgeruid,<br />

en de Priester houdt bij hetzelve altijd gelijk.<br />

Bij dit getrouw en oordeelkundig verhaal ziet<br />

men nu duidlijk, hoe booze menfehen, door het<br />

verftommclen en verdraaien <strong>van</strong> één enkel woord,<br />

eenen fchrijvcr lasteren kunnen. Dit is mij bijzon<strong>der</strong><br />

<strong>van</strong> de nadrukkers in het Rooujehc Rijk bij mijne<br />

Lcvcnsgefchiedenis overgekomen. Ook heeft de<br />

listige MIRABEAU mij in Parijs dezelfde pots weten<br />

te fpcclen. Mijne we<strong>der</strong>legging <strong>van</strong> zijne Boeken<br />

was nog niet geheel af, toen ik Parijs verliet.<br />

En als ik thans mijn werk overleze, vindt ik wezenlijk<br />

geheele plaatzen in hetzelve, welke in mijn<br />

Manufcript onmooglijk ftaan kunnen, dewijl ik ze<br />

C 4<br />

nooit


4^<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

nooit gedacht, veelmin gefchreven heb. Men koopt<br />

drukker, zetter, uitgever om, om zijn doel te<br />

bereiken; dit is mij wezenlijk gebeurd. Ook is<br />

het mooglijk, dat de Corrector door mij aangefteld,<br />

gewonnen was. Dit heb ik hier willen aanmerken<br />

en te gelijk mijne Lezers verzoeken, dat zij bij<br />

verdachte plaatzen niet vergeten, het geen ik hier<br />

tot mijne rechtvaardiging voordrage. MIRABEAU<br />

is een man, die tot alle laagheden in ftaat is, zoo<br />

dra hij iet winnen, of zijn Schrijvers-trotsheid,<br />

of wraakzucht kittelen kan. Om mij in perfoon<br />

aan te tasten, daar hij mij voor zich zag, daar was<br />

zijne ziel te laf toe. Met de pen kon hij zich ook<br />

niet verdedigen, omdat de mijne hem totaal geflagen<br />

en ontmaskerd heeft. Zijne wapens waren <strong>der</strong>halven<br />

de noodweer <strong>van</strong> eenen overtuigden Booswicht.<br />

Voor mij integendeel ftrijdt waarheid en volksftem.<br />

Hoofdzaaklijk was MIRABEAU, als een fcherpzinnig<br />

menfchenkenner, mij nijdig, dat mijn arbeid mij<br />

toejuiching en voordeden in herlijn te weeg zou<br />

brengen. En dus heeft hij, door het verwringen<br />

<strong>van</strong> eenige woorden en regels, en door zijnen eigenen<br />

heimlijken nadruk, die veel vroeger dan de<br />

mijne te Berlijn verfcheen, of door omkoping <strong>van</strong><br />

mijn' eigen Uitgever mij deze verdrietlijkheid<br />

veroorzaakt, en mijne voordeden weten te verijdelen.<br />

Die voords letterkundigen arbeid kent, kan ligteiijk<br />

oordedcn, hoe zwaar het mij viel, om binnen<br />

5 maanden, gcduurende welken ik den geheelen<br />

dag tot diep in den nacht, naar de Parijsfche mode,<br />

in het gewuel <strong>van</strong> groote gezelfchappen leven<br />

moest, te gelijk 4 dikke Deelen in eene voor mij<br />

vrcem-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 41<br />

vreemde taal zelve te fchrijven, en ook te kopieeren.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen heb ik het echter mooglijk<br />

gemaakt, dat ik de goedkeuring <strong>der</strong> Natie in veel<br />

hooger graad dan ooiteen Duitfcber verkreeg, die<br />

zich in het veld <strong>der</strong> Franfche Litteratuur waagde.<br />

Alle Parijsfche Journalen en de uitfpraken <strong>der</strong> Akademisten<br />

en geleerden waren eenparig ten mijnen<br />

voordeele. En dit is eere genoeg.<br />

Nu we<strong>der</strong> tot het doel <strong>van</strong> mijne perfoonlijke<br />

Gefchiedenis. Ik zeg, tot vermijding <strong>van</strong> alle herhaalingen,<br />

hier niets <strong>van</strong> alle de gelegenheden,<br />

daar ik voor mijne oogmerken, of voor mijne<br />

nieuwsgierigheid gebruik <strong>van</strong> wist te maaken, omdat<br />

alles, wat tot de Revolutie betrekking heeft, in<br />

mijn verhaal <strong>van</strong> dezelve behoort,en ook daar tc pas<br />

gebracht is. Ook zeg ik niets <strong>van</strong> alle de vriendfchapsbetuigingen,<br />

die ik <strong>van</strong> eene geheele Natie<br />

genoten heb, voor welke ik niets ter wereld gedaan<br />

heb. Genoeg, men nodigde mij, om mijne<br />

laatfte levensjaaren in Frankrijk te blijven. Men<br />

boodt mij de plaats aan <strong>van</strong> Marechal de Camp met<br />

8000 Livres penfioen, en ik zou alle mijne kin<strong>der</strong>en<br />

aldaar heel goed hebben kunnen verzorgen.<br />

Maar foortgclijk aanbod is mij in dien Staat nooit<br />

gedaan, voor welken ik 4a jaaren geleefd, gearbeid<br />

en alle móoglijke we<strong>der</strong>waardigheden geleden heb.<br />

Mijne denkwijze en omftandigheden lieten mij echter<br />

niet toe, om <strong>van</strong> dit zeer voordeelig aanbod<br />

gebruik te maaken. Genoeg, dat ik met algemeen<br />

verkregen hoogachting een land verlaten heb, daar<br />

de erfgenamen <strong>van</strong> mijnen naam gewis alle harten<br />

voor zich geftemd zullen vinden, en voor mijzelven<br />

draag ik 'er den roem <strong>van</strong>, dat ik alle bijzon<strong>der</strong>e<br />

C 5<br />

voor-


42 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

voordeden voor de eere <strong>van</strong> eene rechtfchapen<br />

man opofferde, die alleen leeft, om die genen te<br />

befchaamen , welke hem nooit<br />

in zijne waare gedaante<br />

hebben willen kennen. Genoeg, men heeft<br />

gezien, wat TRENCK doen zou kunnen, en in ftaat<br />

IS te bevor<strong>der</strong>en, wanneer hij tot groote on<strong>der</strong>nemingen<br />

wil befluiten.<br />

Staaten de<br />

Want mannen, die in vreemde<br />

volksliefde weten te winnen, en ook te<br />

behouden , behoeft men zeker niet ongcftraft te<br />

tergen, wanneer zij tot we<strong>der</strong>vergelding in ftaat zijn,<br />

of 'er gelegenheid toe vinden.<br />

Doch dat men <strong>van</strong> mij niet te vreczen heeft, heb<br />

ik bij de Revolutie <strong>van</strong> Parijs, liraband, en Hongatïjën<br />

getoond. Ook beklaagt zich de thans on<strong>der</strong>ïigliggende<br />

Hofpartij,<br />

dat zij mijnen getrouwen en te<br />

gelijk fcherpzinnig wel overwogen raad niet gevolgd<br />

hebben; terwijl de overwinnende parti! mij<br />

broe<strong>der</strong>lijk omhelsde, zon<strong>der</strong> dat ik, ten haarë<br />

voordcele, eene verra<strong>der</strong>s - rol tegen het vertrouwen<br />

<strong>van</strong> haare partijen gefpeeld heb. On<strong>der</strong>tusfchen<br />

blijft dit geval, geduurende het welk ik<br />

toevallig in Parijs verfchecn, altijd eene Hoofd-epoque<br />

in mijne Lcvensgefchicdenis. Hoe hevig nu<br />

deze ook hier cn ginds <strong>van</strong> winzuchtige Boekdrukkers<br />

en omgekochte loonfchrijyers is aangevochten,<br />

zoo weinig geluk hebben alle deze Brochures <strong>der</strong>'<br />

zelver uitgevers aangebracht. Een eerlijk man<br />

fchrijft<br />

zijn' naam op het Titelblad, en alle naamloze<br />

nachtvogels heb ik voor nu en altijd in mijne<br />

uitgegeven Verdediging l<br />

n m<br />

affcheid gegeven. Doch<br />

die zich<br />

in perfoon beledigd oordeelt, weet waar<br />

ik te vinden ben, ook laat ik mij niet lang zoeken.<br />

En-


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 43<br />

Enkel de gewezen Rijkshofraad, Graaf GRÜVE-<br />

NITS, heeft zijne eere, die hij dacht beledigd te<br />

zijn, zoeken te rechtvaardigen, omdat ik hem on<strong>der</strong><br />

de CETTO'S en KRÜGEES genoemd heb. — Maaide<br />

goede man herinnert zich niet meer, wat ik<br />

hem in zijne kamer zeide, toen hij nog regeerend<br />

Rijkshofraad was. Hij toonde toen berouw cn<br />

leedwezen over zijn Keferat, dat hem door mijn<br />

partij betaald was, waarop ik hem als een armen<br />

boetdoenenden zondaar grootmoedig vergaf. Maar,<br />

wanneer hij, in zijne kaale verdediging ontkennen<br />

wil, dat hij <strong>van</strong> zijn eer-ambt in optima forma gecasfeerd<br />

is, dan is hij een leugenaar, omdat geheel<br />

Weenen, bijzon<strong>der</strong> de Rijks-Agent SCHROEDER,<br />

bewezen heeft — dat hij zich in zeker Proces had<br />

laten omkopen. Schoon men zulks- reeds in meer<br />

gevallen door de vingeren hadt gezien, dewijl de<br />

eéne hand de an<strong>der</strong>e waschte, echter werdt hij deze<br />

keer als' Rijkshofraad gefuspendeerd. Het eenige<br />

, dat hem nog eenige jaaren on<strong>der</strong> de regeering<br />

<strong>van</strong> THERESIA ftaande hieldt, was zijn kunstjen,<br />

dat hij Doctor LUTHER verzaakte. Maar zij ftierf tot<br />

zijn ongeluk, en de dweeperij op Renegaten hadt<br />

nu een einde. Thans begaf hij zich na Ilongaiijcn,<br />

alwaar bij den Graaf TIIEODOOR BATIIIANIJ door<br />

allerhande oeconomifche luchtkasteelen in zijn net<br />

wilde lokken. Deze aanflag mislukte, men ontdekte<br />

zijn oogmerk, en de Graaf liet den Heer Rijkshofraad<br />

op zijne goe<strong>der</strong>en in een ge<strong>van</strong>genis opiluitcn.<br />

Hij zat een poos, en losgekomen keerde<br />

hij naa Weenen terug, alwaar de Vorst hem echter<br />

het Conjilium abeundi liet geven. Men wilde het<br />

hoo-


44- LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

hooge Gerichtshof niet hoonen, door hem openlijk<br />

nis eenen trouwlozen Richter te ftraffen. Dewifl<br />

hij nu juist een Contract in Spanje gefloten hadt,<br />

om hun eene Colonie <strong>van</strong> misleide Rijks on<strong>der</strong>daancn<br />

te vernegotiëeren, zoo werdt de edele Rijkshofraadhjke<br />

menfchenhandelaar, uit hoofde <strong>van</strong><br />

deze misdaad, uit het land en <strong>van</strong> de eerwaardige<br />

Rechtbank weggeholpen.<br />

Dit was eigenlijk zijn lot, het welk ik, on<strong>der</strong><br />

verpanding <strong>van</strong> mijne eere, bekend moet maaken, dewijl<br />

hi, zoo ftout was, <strong>van</strong> zich te willen rechtvaardigen.<br />

Het geen hij voords <strong>van</strong> mijne Leven*<br />

gefchicdenis zegt, of hij die al of niet gelooft-<br />

* mij geheel onverfchillig. Het oordeel <strong>van</strong> zoodanige<br />

heden beOist mijne waarde zeker niet. En<br />

T I C<br />

T0C<br />

J lllc hi»g <strong>van</strong> eenen GRÜVENITZ ZOU mij even<br />

zoo tot fchande zijn, als zijn getuigenis mij rechtvamhgen<br />

kan<br />

Want, die zich op den Rrchterftocl<br />

laat omkopen; die zijne Duitfche medeburgers<br />

uit hebzucht tot flavernij wil verkopen, die<br />

hoort met meer on<strong>der</strong> het getal <strong>der</strong> eerlijke lieden<br />

en is met waardig, dat ik mijne pen met zijnen<br />

naam bevlekke.<br />

Zij, die door zijne laffe verdediging<br />

getroffen<br />

zijn, behoeven Hechts aan één' of<br />

an<strong>der</strong>en Rijkshofraads - Agent tc fchrijven, en na<br />

vraag te doen, waarom GRÜVENITZ afgezet is,<br />

dan zullen zij den vogel uit zijn algemeen verworven<br />

naam leeren kennen.<br />

Zijne Malverfatie heeft<br />

nnj 18000 gulden gekost, die hij aan mijne kin<strong>der</strong>en<br />

voor een gefchenk <strong>van</strong><br />

100 Dukaaten ontnomen<br />

heeft. Proficiat ! het<br />

g eld heb ik al lans<br />

vergeten.<br />

collegen te rug.<br />

Ook zoek ik het niet meer bij zijne<br />

Voor 't overige wensch ik den<br />

Heer<br />

ö


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 45<br />

Heer <strong>van</strong> GRSVEN I TZ ééns hier of daar op mijne<br />

reizen te ontmoeten, en dat hij dan <strong>van</strong> het geen ik<br />

gefchreven heb de Demonftratie a poscaiori eifchen<br />

moge. Hij zal naar behooren bediend worden.<br />

Eindelijk, nadat ik te Parijs alles gezien had, wat.<br />

ik zien wilde, ging ik, dewijl mijne familie-omftandigheden<br />

mij naar huis riepen, op het Stadhuis<br />

bij de Heeren DE LA FAIJETTE en den Maira<br />

BAILLIJ , die toen alleen de magt hadden, om<br />

pasfen te geven, dewijl bij de algemeene gisting<br />

de rechten <strong>der</strong> uitheemfche Staatsdienaren niet geacht,<br />

of geduld werden. Bijzon<strong>der</strong>, dewijl de<br />

keizerlijke Staatsdienaar voor zijne perfoonlijke<br />

veiligheid uit Parijs hadt moeten vluchten, kon mij<br />

zijn Pas ook niets baten. Deze beide hoofden <strong>der</strong><br />

gewapende burgerij waren mijne vrienden, en beide<br />

verzochten mij op het ftcrkst, om mijne reize,<br />

uit te ftellen, dewijl niemand inftaan kon, dat ik<br />

niet vijftigmaal on<strong>der</strong> weg door de «gewapende boeren<br />

en burgers lastig gevallen en aangehouden zou<br />

worden, nadien het juist het tijdftip was, dat de<br />

aristocraten cn de hoofden <strong>der</strong> on<strong>der</strong>liggende partij<br />

het land uitvluchtten. Maar ik bleef aandringen op<br />

mijn verzoek. — En men ging in de Raadkamer,<br />

om mij voort te helpen. De beide Heeren brachten<br />

hem mij nu met bijzon<strong>der</strong>e beleefdheid buiten,<br />

en FAIJETTE zeide tegen mij: dat hij mij ernftigst<br />

verzocht, om volftrekt geen geweer mede te nemen,<br />

dewijl thans geen reiziger, wie ook, wapens<br />

bij zich mogt hebben. — Ik keek hem hier op aan<br />

met verachting en alle de houding <strong>van</strong> geraakte belediging<br />

, zeggende:<br />

„ Heer Generaal! ik ben Officier bij eene vreemde


4°~ LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

de Mogendheid, en wie TRENCK zijn<br />

d e o. e n<br />

„ f<br />

-<br />

e&dit, die fterft <strong>van</strong> zijne vuist." Word nietdrif'<br />

tig, vriend! hernam hij. — Maar »«. i •<br />

, .... ,<br />

' er nu duizend<br />

J M 1<br />

a i s<br />

tc gelijk komen, en hem eifchen? ~ Dan<br />

fterft hij, die mij de naaste is, en allen, die mii<br />

met overweldigen kunnen." - Men keek mii met<br />

verwon<strong>der</strong>ing aan, nam den Pas -te rug,<br />

e n<br />

mii<br />

eenige minuuten alleen gelaten hebbende, bracht<br />

men mij eenen an<strong>der</strong>en, waar in mij geene wapens<br />

verboden waren. Men hadt nog boven dien uit<br />

hooide <strong>van</strong> bijzon<strong>der</strong>e achting, het getal mijner bedienden<br />

of me<strong>der</strong>cizenden niet bepaald. Ik had dus<br />

heel gcmaklijk nog iemand <strong>van</strong> de Hofpartij met<br />

mij uit liet land kunnen helpen. Maar dit zou in<br />

geen geval gefchied zijn, omdat ik hen, welke<br />

mij met vriendfehap overladen hadden, 0p geencr<br />

lei wijze beledigen wilde. Nu nam ik affcheid alles<br />

omhelsde mij hartlijk, maar men twijfelde' of<br />

IK wel gelukkig tot aan de grenzen door zou komen,<br />

alwaar thans alles aan het gepeupel vrijftondt;<br />

gehjk ook de boeren <strong>van</strong> alle kanten toevloeiden<br />

Ik had reeds zes weeken te vooren eene pas<br />

en ook affcheid <strong>van</strong> de geheele Had genomen, om<br />

den 10 Juhj op reize te gaan. Doch dit was flecbts<br />

een kunstgreep. Ik wist omtrent den tijd voor af,<br />

wanneer de Revolutie zou uitbreken, om nu niet<br />

gedwongen te wezen, de ééne of an<strong>der</strong>e partij te<br />

kiezen, keerde ik incognito na Parijs te ru- e»<br />

logeerde bij den Hofjuwelier HÜHMER, denzelfden<br />

man, die het beruchte Collier aan den Kardinaal ver*<br />

kocht hadt. (Juist door dit toeval heb ik het ge«<br />

heim, en de eigenlijke waarheid <strong>van</strong> deze Collicrgefclnedenis<br />

ontdekt, in welke Madame LA MOTTE,<br />

ds


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 4?<br />

de hoofdroi fpcelde, gelijk zij zelve het in een<br />

bijzon<strong>der</strong>. Werkjcn bekend heeft gemaakt.) In dit<br />

huis zag ik alle de flappen <strong>der</strong> Revolutie incognito,<br />

ten einde het gevaar te ontwijken, om mij zeiven<br />

voor de eene of an<strong>der</strong>e partij te verklaarcn.<br />

Maar zoodra de hoofdllag beflist was, liet ik mij<br />

zeiven overal on<strong>der</strong> het volk zien, en-werd even<br />

als te voorcn met opene armen ont<strong>van</strong>gen. Ook<br />

heb ik gelegenheid gehad, om menigen ongelukkigen<br />

dienst te doen. — Mijn vertrek was des te vergenoeg<strong>der</strong>,<br />

nademaal ik dit groot toneel geheel gezien<br />

had, bij het welk de Despotieke Koning <strong>der</strong><br />

Franfchcn on<strong>der</strong>vinden moest,-dat een volk. zon<strong>der</strong><br />

Koning nog altijd een volk blijft, maar dat een<br />

Koning zon<strong>der</strong> volk een wezen <strong>van</strong> zeer weinig aanbelang<br />

is. Doch wat .een beledigd, en tot daadlijk<br />

oproer getergd volk is, kan die geen alleen beöordeclen,<br />

die in het verwon<strong>der</strong>lijk en befchaafd Parijs<br />

toen wraak, woede, en wanhoop op alle wezens<br />

zien kon. En hemel! hoe klein, hoe ne<strong>der</strong>geflagen,<br />

hoe edelmoedig en onrustig zochten toen de<br />

gunftelingen <strong>van</strong> het Kof, de trotfche ongevoelige<br />

Grooten, de helden in de Antichambre , en op<br />

de Paradeplaats, de Hofhansworlten cn Genade-negotianten,<br />

mededogen, befcherming en barmhartigheid<br />

bij de geringflen <strong>van</strong> het volk, die thans den<br />

ftrop in de hand droegen, om -Ministers en landsbloedzuigers<br />

aan eene lantaarnpaal op te knoopen.<br />

Waarlijk, <strong>der</strong>gelijke Toneelen moeten voor die genen<br />

tot een fchrikbeeld dienen, die Vorften bij den<br />

neus zoeken om te leiden, cn hen om hunne bijzon<strong>der</strong>e<br />

inzichten doen gelooven, dat zij eigenaars<br />

<strong>der</strong>


4o LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

<strong>der</strong> openbare fehatten, en ook boven alle wetten<br />

en volksrechten verheven zijn.<br />

Ik wenschte <strong>van</strong> harten, dat dit geval thans,door<br />

fcnran<strong>der</strong>efchikkingen, geheel Frankrijk ^ukkte<br />

moge maaken.<br />

è>uuwug<br />

Deze Natie, die tot edeie gevoelens genegen is<br />

verchent het, dat zij nooit door knoet of buliep ^<br />

tot den phgt <strong>van</strong> on<strong>der</strong>daanen geleid worde TZ<br />

met dezen wensch verliet ik Parijs met aandoening<br />

k<br />

0 1 l d c r<br />

2,'<br />

¥• ^d willen woonen en<br />

Bij de Barrière werd ik <strong>van</strong> een troep gewapende<br />

burgers aangehouden, men vroeg mij naar de<br />

zag nep<br />

h l J<br />

-<br />

h e t i s o n z e ] i e v e T R £ N<br />

*<br />

h ÏÏ S -T maar voort ' nccmt ons h met ».<br />

fiij hebt in Frankrijk geen pas <strong>van</strong> doen!<br />

Uus gmg het mij<br />

i n h e t g e h e d e<br />

^<br />

w<br />

BKR "aam noemde, daar eischte men geen pa


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 49<br />

ment, toen mij eene koets met Dames ontmoette.<br />

Deze hadden vervolgends in Parijs uitgeftrooid,<br />

dat zij mij on<strong>der</strong> weg tegengekomen waren, daar<br />

ik als Arrestant, met Husfaaren omringd, werd<br />

weggevoerd. Dit waarfchijnlijk bericht bracht mij-<br />

• ne vrienden in de grootfte ontfteltenis. De Bis-<br />

•fchop, die mijne aankomst vernomen hadt, liet mij<br />

-ten eten nodigen. Ik bedankte, omdat ik met<br />

fpoed reisde, maar het hielp niet, ik moest verfchijnen,<br />

en vond den eerwaardigft.cn Bisfchop,<br />

dien ik ooit <strong>van</strong> mijn ' leven gezien heb. Het gezelfchap<br />

was groot. Ik werd behandeld, als of ik<br />

tot de Natie behoorde; en deze dag behoort in de<br />

daad tot de aangenaamften, die ik ooit beleefd heb.<br />

De Maarfchalk BROGLIO was <strong>der</strong>waards gevlucht»<br />

en onthieldt zich incognito in het Bisfchoplijk paleis<br />

bij zijnen ouden vriend. Maar het volk, het<br />

geheim ontdekt hebbende, zondt aan zijnen geliefden<br />

Bisfchop eene deputatie. — Men zou zijn llot vernielen,<br />

om den verraa<strong>der</strong> BROGLIO te zoeken. Nu,<br />

werdt hij, door hulp <strong>van</strong> éénen mijner, vrienden»<br />

gelukkig 'er uitgebracht. en ontvluchte na Luxemburg,<br />

zon<strong>der</strong> misfchien tot heden toe te weten»<br />

wie hem dezen gewigtigen dienst gedaan heeft. Ik<br />

reisde, met vriendfehaps - betuigingen overladen, na<br />

Tv.-e, bruggen , alwaar ik beloofd had, den Hertog<br />

mijne opwachting te zullen maaken, hier bleef ik<br />

•vier dagen, en genoot alle moogiijke eere.<br />

Thans was ik op Duiijchen bodem, en had mijne<br />

Franfche Nationale - kokarde afgelegd. Het eenige ,<br />

dat voor mij bij deze Revolutie nadeelig was, is,<br />

dat ik door mijne vrienden vöor mijne twee oudfte<br />

dochters, de verzekering <strong>van</strong> goede Stiftsprebenden<br />

IV. DEEL. D be-


50 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

bewerkt had; maar dewijl de Hofpartij het on<strong>der</strong>fpit<br />

delfde, was ook dit mijn oogmerk verijdeld.<br />

Nog ééne zaak moet ik hier opmerken, welke<br />

de nukken <strong>van</strong> mijn noodlot bevestigt. Zekere Dame<br />

uit Wormandic, welke eene eenige dochter hadt<br />

<strong>van</strong> vijftien jaaren, fchoon en wel opgevoed, en die<br />

tevens een va<strong>der</strong>s bezitting <strong>van</strong> 80,000 Livres in-<br />

'komften werklijk bezat, was zoo met mij ingenomen<br />

, dat zij mij dezelve voor mijnen oudften Zoon<br />

opdroeg, en 'er haar woord op gaf. Ik fchreef het<br />

hem na Weenen, hem raadende, den dienst aldaar<br />

te verlaten, en ten fpoedigften bij mij te komen.<br />

Maar hij gaf mij ten antwoord — dat hij hier on-<br />

•mooglijk toe befluiten kon; hij was in Oostenrijk<br />

met zijn geluk te vrede, bij het Regiment bemind,<br />

cn hij wilde den Keizer met ijver en trouwe dienen.<br />

Ik deed hetzelfde voorftel. aan mijnen tweeden<br />

.Zoon, die in Vruisfifchen dienst is. — Deze verklaarde<br />

zich. — Hij wilde eeuwig naar niets an-<br />

-<strong>der</strong>s ftaan, dan een goed Pruis/i'xh officier te blij-<br />

•ven; dit behaagde hem zoo wel, dat hij geen an<strong>der</strong><br />

geluk wenschte.<br />

Zoo gaat het den besten va<strong>der</strong>. Hij zucht, wanneer<br />

de driftige jeugd zich zeiven in den foldatenrok<br />

gelukkig acht, en moet met aandoening eene<br />

gelegenheid voorbij laten flippen, die niet we<strong>der</strong> te<br />

krijgen is. Dus was ik ook in Frankrijk ongelukkig,<br />

in het doel, om het welvaaren mijner kin<strong>der</strong>en<br />

te bevor<strong>der</strong>en. Maar indien ik alle mijne dochters<br />

bij mij had gehad, zoo ben ik zeker, dat zij<br />

verzorgd zouden geweest zijn, dewijl, in den<br />

geestdrift voor mij, elk, Franscbman 'er zich eene<br />

eere


FREDRIK, VRIJHEER VA NT DER TRENCK. 51<br />

eere <strong>van</strong> gemaakt zou hebben, om mijn behuwdzoon<br />

te worden. Bovendien ontbreekt het haar<br />

niet aan fehoonheid, postuur, en perfoonlijke hoedanigheden,<br />

om eenen man,,gelukkig te maaken; cn<br />

haar verftand is door mij gevormd. Maar zij waren<br />

, helaas < niet bij mij, en dit gunftig tijdftip is<br />

vervlogen. Bovendien had ik een gewigtig voordeel<br />

in Frankrijk, voor de bezorging mijner kin<strong>der</strong>en.<br />

Mijne moe<strong>der</strong> hadt in Pnusfn zekeren Graaf<br />

I/OSTANGE , tot haar' tweeden man verkozen. Nademaal<br />

nu de in Parijs hoogst-aanzienlijke familie<strong>van</strong><br />

LOSTANOE, met de eerfte Huizen des Rijks,<br />

met die <strong>van</strong> Kochefaucouh en Koclnaunona vermaagdfchapt<br />

is, en alle deze huizen mij >mn ch r oude,<br />

en ch.; eouiin noemden, welke eere zelden aan<br />

eenen Duitfcher gebeurt, zoo was niets gemaklijker,<br />

dan door haare bemiddeling, aan mime dochters<br />

mannen te bezorgen, die in Oostenrijk niets te<br />

hoopen hebben, daar ik geheel geene bloedverwanten<br />

heb, en de domfte Nationale hoogmoed diplomata<br />

<strong>van</strong> it'eenen eischt, die men aldaar, zon<strong>der</strong><br />

verdienden, met klinkenden gelde kopen kan. De<br />

va<strong>der</strong>pligt is dienvolgends, bij mijne grijze haairen,<br />

een zwaare post voor mi , om dat hij mij geene<br />

rust op mijn dorp vergunt, terwijl mijne' kin<strong>der</strong>en<br />

opgroejen, om ééns in de groote wereld te verfchijnen.<br />

Ik moet hen tegen wil en dank in dezelve<br />

verzeilen, en <strong>van</strong> mijne tegeuswoordige geliefkoosde<br />

neiging tot de eenzaamheid <strong>van</strong> 'liet landleven<br />

afzien. Daarom vooniaamlijk doorreize ik<br />

de wereld, en zoek gelegenheid, om hun nuttig te<br />

.wezen-<br />

Dij mijne we<strong>der</strong>komst te mcmn, op het dndo<br />

D 2<br />

va»


52 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

<strong>van</strong> Augustus, was alle nieuwsgierigheid ingefpannen,<br />

om <strong>van</strong> mij het verhaal <strong>der</strong> Franfche Revolutie<br />

te hooren. Maar ik verwij<strong>der</strong>de mij <strong>van</strong> alle gezelfchappen.<br />

En dewijl de Keizer thans zwaar ziek<br />

lag, vernam hij door den Vorst DIETRICHSTEIN,<br />

Opperftalmeester, <strong>van</strong> mij, het geen hij weten wilde,<br />

en ook zon<strong>der</strong> mij misfchien niet weten kon.<br />

Aan dezen Heer alleen vertrouw ik alle mijne geheimen,<br />

zon<strong>der</strong> achterhouding. Ik vereer hem,<br />

'omdat ik zijn karakter ken, en dewijl hij den Monarch<br />

daagiijks zag, en bij het Levcè gewoon is te<br />

fpreken, ben ik verzekerd, dat hij de waarheid heeft<br />

'overgedragen.<br />

Hier nam ik nu gelegenheid, om hoofdzaaklijk<br />

<strong>van</strong> de Brabanclfche Revolutie te fpreken, dewijl ik<br />

in Parijs gelegenheid had, om het gantsch ontwerp<br />

na te fpooren. Ik bewees hem, dat geheel Braband<br />

zon<strong>der</strong> redding verloren was. Maar hier op gaf de<br />

'Monarch geen acht, en befchouwde de geheele<br />

zaak, als eene niets beduidende kleinigheid. Toen<br />

ik dit zag, begaf ik mij na mijn landgoed, en zond<br />

hem alles fchriftelijk toe. — Ik ontdekte hem de<br />

cenig mooglijke tegenmiddelen , en bediende mij<br />

daarbij <strong>van</strong> deze beflisfende uitdrukking — dat, ingevalle<br />

zijne Keizerlijke Majesteit Braband niet<br />

tinnen drie maanden veiioorcn hadt, ik mijn hoofd<br />

op de openbare markt wilde opofferen.<br />

Maar ach! daar volgde geen antwoord. — Men<br />

heeft hem op zijn doodbed gevraagd — of hij mijn<br />

gefchrift gekregen en gelezen hadt? Het antwoord<br />

was: ja; TRENCK heeft gelijk gehad, maar ik heb<br />

het niet kunnen gelooven, en hier bij bleef het.<br />

— Ik'bleef in den ftrengften zin een eerlijk man.—<br />

en


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 53<br />

ci wat is mijn loon? Niets. Het is waar, dat de<br />

Monarch geern de bijzon<strong>der</strong>heden <strong>van</strong> mij hadt willen<br />

weten, om zich perfoonlijk te wreeken, maar<br />

ik was nooit zijn verfpie<strong>der</strong>; en vrienden, die mij<br />

hun vertrouwen waardig oordeelden, verraadt geen<br />

TRENCK, ten gevalle <strong>van</strong> eenigen Vorst; dat doen<br />

alleen fchurken uit eigenbelang. Ik heb daar veele<br />

vrienden, zelfs de Baron VAN DER HAGEN, Gouverneur<br />

<strong>van</strong> Brusfel na de Revolutie, is mijn vrouws<br />

zusters zoon, en ik ben verzekerd, dat de waare<br />

Patriotten <strong>van</strong> Braband, die juist geen Paapenknechten<br />

zijn, de wijze, op welke ik bij deze revolutie<br />

gehandeld heb, goedkeuren, cn de vrienden<br />

<strong>van</strong> mijne kin<strong>der</strong>en blijven zullen.<br />

Thans ben ik Wereldburger, die on<strong>der</strong> alle natiën<br />

vrienden nalaat; ook zijn dit zeker de rechtfehapen<br />

Hongaren insgelijks. Ik was voor drie jaaren<br />

in Pest, toen alles morde en misnoegd was, ook<br />

reden hadt om zulks te zijn, cn hun volkshoogmoed<br />

tot wanhoop toe getergd werdt.<br />

Ik verzoek mijne vrienden, die mij toen hun<br />

hart, hunne geheimen, zon<strong>der</strong> achterhoudendheid<br />

ontdekt hebben, om aan pniri raad te denken, dien<br />

ik hun toen gaf. Was ik niet een waar Profeet!<br />

Ik zeide — kin<strong>der</strong>en! weest bedaard — het is thans<br />

het tijdftip niet. — Tegenftand veroorzaakt uw<br />

ver<strong>der</strong>f. Geduld, verwacht gunftige tijden. In een<br />

paar jaaren zullen en moeten alle ontwerpen <strong>van</strong><br />

uwe vijanden mislopen, en JOZEF zal alles we<strong>der</strong><br />

herroepen, hetgeen hij thans met drift beveelt.<br />

Ook deze vreugde heb ik beleefd, toen hij, op<br />

zijn doodbed, nog te rechter tijd mijne voorzegging<br />

vervuld heeft. Bij u gefchiedt nu het zelfde, dat<br />

D 3<br />

ja


54 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

in Frankrijk gebeurd is, zon<strong>der</strong> dat in Hongarije*<br />

een druppel burgerbloed vergoten is. Maakt gebruik<br />

<strong>van</strong> de gelegenheid, en waakt, op dat 'er<br />

geene paapenkluisters voor u gefmeed worden, Prin?<br />

cipih objla, fero medicina pwratur. En als die gelegenheid<br />

daar is, zoo denkt aan de onrechtmatige<br />

bezitters <strong>van</strong> TRENCKS goe<strong>der</strong>en in Sclavonië, die<br />

ik, op de fchandelijkfte wijze, tegen alle Hongarifche<br />

FundamcntceJe wetten verlooren heb, toen<br />

uw Kamerprefident, on<strong>der</strong> de Despotieke magt,<br />

menige familie arm maakte, om zich cn zijne vrienden<br />

te verrijken, en ont<strong>van</strong>gt mijne kin<strong>der</strong>en en<br />

naams erven, als incolae legiiimi regni Hungariac,<br />

(wettige ingezetenen <strong>van</strong> het Koningrijk Hongarijen,y<br />

wier Va<strong>der</strong>, in fpijt <strong>van</strong> alle geleden rampen, nogthans<br />

een eerlijk gezind Hvtigaanch hart in zijn<br />

graf mede nam, het welk geern voor uwe vrijheid<br />

gebloed zou hebben, maar thans zich over uwen<br />

we<strong>der</strong> op nieuw herleefden welvaart verheugt.<br />

Denkt ook aan de verdienden <strong>van</strong> den gewezen<br />

Pandoeren overften TRENCK, die zijn va<strong>der</strong>land eere<br />

aandeedt. en bewaart mijne fchriften, inzon<strong>der</strong>heid<br />

mijn getrouw verhaal <strong>van</strong> de Franfche. Revolutie,<br />

de ontmaskerde friester, de Evenaar tusfehen Priester-<br />

en Vorften-magt, en de Macedonifche Held, in<br />

uwe Archfen en Bibliotheeken.<br />

Thans beleefde ik ook de Hoofdrevolutie in Oostenrijk.<br />

Ik was te Weenen, toen JOZEF met den<br />

dood worstelde, toen hij alle zijne ontwerpen vernietigd<br />

zag, en nog tijd hadt, om het grootfte deel<br />

<strong>der</strong>zelven te herroepen, voor dat het vuur uitbrak.<br />

Hij overleedt, en heeft voor mij ook niets gedaan<br />

nochherrospen, THERESIA zou misfchien, op het<br />

eiri-


FREDIUK, VRIJ HEER. VAN DER TRENCK. $5<br />

einde <strong>van</strong> haar leven veel voor mij gedaan hebben;<br />

zeker, de Keizer ook. Maar helaas ! zij ftierven<br />

beiden in Paapen handen, en daar deze toegang<br />

vinden, daar is voor mij cn mijn recht niets te<br />

hoopen. Doch gewis, deze twee jaaren waren<br />

merkwaardig, ze<strong>der</strong>t ik het <strong>der</strong>de Deel. <strong>van</strong> mijne<br />

gefchiedenis, in Berlijn gefchreven heb. Het waren<br />

in de daad triumf jaaren, in welken ik bij vreemde<br />

volken de lauërtakkcn ontving, die ik in Oostenrijk<br />

verdiend, maar hier alleen niet gevonden heb. Misfchien<br />

brengt mij de nieuwe regecring een nieuw<br />

tijdperk aan, daar in ik de vruchten <strong>van</strong> mijnen arbeid<br />

genieten kan $ zoo dacht ik toen. Volgt dat<br />

niet, dan heb ik mij zeiven niet te verwijten, wanneer<br />

ik een befluit neem, en ik zai wel een haven<br />

weten te vinden, daar mijne pen, het geen ik tot<br />

hier toe verzweegen heb, ongehin<strong>der</strong>d ontdekken<br />

mag, cn mijne asfche eere zal aandoen.<br />

De verbetering, 'welke JOSEF on<strong>der</strong>nam, hadt alle<br />

bezitters <strong>van</strong> Landgoe<strong>der</strong>en in Oostenrijk een<br />

<strong>der</strong>de <strong>van</strong> ons eigendom ontnomen,en de despotieke<br />

proceduuren <strong>van</strong> onze Kreits-ambten hebben mij het<br />

landverblijf alhier onaangenaam gemaakt, alwaar<br />

thans onze bedienden op het land niets meer voor<br />

den Landbouw kunnen on<strong>der</strong>nemen, terwijl zij alle<br />

rechtskundigen en Advokaten moeten zijn, welke<br />

in het kreitsambt in dit, maar niet in het Oeconomisch<br />

vak geëxamineerd worden. Maar zulke<br />

lieden vindt men Hechts met dubbele kosten, zon<strong>der</strong><br />

het minde nut in de hoofdzaak te kunnen hoopen.<br />

Treuriger kan geene omfhndigheid voor een<br />

bezitter <strong>van</strong> landgoe<strong>der</strong>en in dit land zijn , die de<br />

vrucht <strong>van</strong> zijnen arbeid ziet verijdelen, en nadien<br />

D 4<br />

te-


$6 LE V2 NS GE SC TUF. DE NIS VAN<br />

tevens door deze nieuwe inrichting onze boeren<br />

niets meer arbeiden , dewijl zij door dwang daar toe<br />

niet meer verpligt kunnen worden; nadien tevens,<br />

door de ontzettende werving het land <strong>van</strong> arbeidende<br />

handen ontbloot is, zoodat de landbouw<br />

verzuimd moet worden; nadien gebrek aan menfehen<br />

daadlijk alle onkosten. verdubbelt, en de<br />

lasten integendeel nog daagüjks vermeer<strong>der</strong>d worden,<br />

zoo zie ik, met droefgeestigheid, ook nog<br />

zelfs de overblijfzels <strong>van</strong> mijne, uit de tanden <strong>der</strong><br />

roofzucht geredde, bezitting daagüjks vermin<strong>der</strong>en.<br />

— En nadien hier geen eigendom veilig is, zoo<br />

moet ik-, in mijn grijzen ou<strong>der</strong>dom, ook dit verlaten,<br />

daar ik enkel met tegenzin arbeiden kan, ik<br />

moet mijne rust aan den va<strong>der</strong>pligt opofferen, en<br />

eene an<strong>der</strong>e haven zoeken, die ik reeds voor lang<br />

voor mij open gevonden zou hebben, bijaldien ik<br />

min groot dacht. Ik heb voor Oostenrijk 43 jaaren<br />

gearbeid en geleden, cn alle gelegenheden tot<br />

rijkdom en eereposten verwaarloosd of afgewezen,<br />

om alle verwijten <strong>van</strong> onftandvastigheid na mijn<br />

dood af tc weeren. Maar mijn loon is ondankbaarheid.<br />

Evenwel had ik al lang behooren te voorzien,<br />

dat ik eene dwaasheid beging, indien ik niet<br />

elke gelegenheid aanvatte, waardoor ik een land<br />

met eere verlaten kon, in het welk tot hier toe<br />

de Priester-wraak een open veld vondt, om mannen<br />

<strong>van</strong> mijn foort werkloos te houden. Maar de<br />

jaaren zijn verlopen. Het berouw komt te laat.<br />

Dan, genoeg, mijn rol is met roem cn algemeene<br />

toejuiching gefpeeld. En als men mij den roem<br />

alleen in IVecntn, Home, en Madrid niet toejuicht,<br />

heb ik dien evenwel in geheel Europa, op eene<br />

waar-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 57<br />

waarlijk benijdenswaardige wijze, verkregen. Mijne<br />

waarheidsliefde en al tc vrije" pen zijn juist elks<br />

zaak niet. Ik heb alleen daardoor geleden; maar<br />

niets berouwt mij, wat ik in dit vak gedaan heb. —<br />

God geve, dat mijn zoo ftormend als onrustig<br />

doorgelopen levensbaan op het einde eindelijk gerust<br />

worde. Als ik voor mij zclven alleen leefde,<br />

zou ik al lang in de haven zijn, en ook<br />

de <strong>der</strong>de confiscatie weinig achten. Maar va<strong>der</strong>pligt<br />

hieidt tot hier toe mijne befluiten te rug , en<br />

het grijze hoofd mag niets on<strong>der</strong>nemen, waardoor<br />

het belagchelijk zou kunnen worden. Wij beleven<br />

thans een kritiek tijdftip. Ik heb binnen twee jaaren<br />

voorvallen beleefd, die ik voor ao jaaren zou<br />

gewenscht hebben, toen ik nog jaaren en krachten<br />

voelde, om'mede te doen. Misfchien zie ik in dit<br />

jaar nog een toneel, bij 't welk ik als aanfehouwer,<br />

<strong>van</strong> toezien vermoeid, nog medefpeelen, of mijn<br />

gordijn eerlijk laten vallen, of met toejuiching het<br />

kabaaien-toneel <strong>der</strong> waereld verlaten kan. 't Is<br />

waar, het is beter, in mijne jaaren een aanfehouwer<br />

te zijn, cn an<strong>der</strong>en toe te juichen,<br />

dan zelfs uitgefloten te worden. Mijne gefchiedenis<br />

zal nog veel gelezen worden, wanneer ik<br />

niet meer ben. Doch, of men over hon<strong>der</strong>d<br />

jaaren , wanneer de ooggetuigen overleden zijn,<br />

aan <strong>der</strong>zelver mooglijkheid twijfelen zal, dit kan<br />

Voor mij onverfchillig wezen, nadat ik <strong>van</strong> mijne<br />

tijdgenoten goedkeuring en vertrouwen met genoegen,<br />

in den hoogstmooglijken graad, verkregen, en<br />

ook genoten heb.<br />

Nu moet ik eene gebeurenis vernaaien, welke<br />

de zon<strong>der</strong> einde voortduurende nukken <strong>van</strong> mijn<br />

D 5<br />

lot


53 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

lot bevestigt. Ik had in Parijs met mijne fchriftea<br />

geld verdiend. En dewijl toen, wanneer alle Ari-<br />

ÖOCTateh d e vlucht namen, en al het gemeen in het<br />

land omzworf, niemand meer dan 25 Louis d'or<br />

aan baargeld mogt medenemen,zoo gaf ik mijn geld<br />

aan den Bankier FINET, mijnen hartlijkst geliefden<br />

vriend, <strong>van</strong> wien ik een wisfel op Weeoen<br />

nam.<br />

Bij het affcheid nemen weende de man bitterlijk,<br />

drukte mij de hand, en zeide. — Wij zien eikan<strong>der</strong>en<br />

nooit we<strong>der</strong>, mijn vriend! Ik verzekerde<br />

hem, dat ik fpoedig we<strong>der</strong> komen, en in Frankrijk<br />

leeven en fterven wilde. Hij zag mij met<br />

aandoening aan, en herhaalde: — Ik zie u nooit<br />

we<strong>der</strong>.<br />

Mijn oogmerk was nu, regelrecht na Weeaefo tc<br />

reizen, daar eerst alles te betaalen, wat ik fchuldig<br />

was, alles in orde te brengen, en vervolgends<br />

eerst na Zwrbach op mijn landgoed te vertrekken<br />

, mij geheel niet meer in de wereldfche zaa-<br />

'ken te mengen, maar aldaar in den fchoot <strong>van</strong> mijne<br />

vrouw en kin<strong>der</strong>en mijne laatde dagen door te<br />

brengen.<br />

Als ik nu op de Postdation Kcmmdbach aankwam,<br />

welke maar twee uuren <strong>van</strong> Zwerbach afligt,<br />

vond ik daar mijne vrouw en twee oudfte<br />

dochters, die <strong>der</strong>waards gereden waren, om eene<br />

verkoping bij te woonen. Welk een ijslijk lot<br />

voor mij! — Ik kon onmooglijk an<strong>der</strong>s, of moest<br />

met haar na huis rijden. Eene geheime drift,<br />

om na Weenen te fpoeden, ontruste mij; evenwel<br />

bleef ik vijf dagen t' huis.<br />

Bij mijne komst tc Weenen bood ik de Parijsfche


FR.ErjR.IK •> VRIJHEER VAN DER TRENCK. 59<br />

fche Wisfelbrief <strong>van</strong> 860 Louis d'or aan; maar<br />

hoe ontflelde ik, toen men m j zeide, — gi komt<br />

te laat, want gisteren hebben wij tijding gekregen,<br />

dat TINET een breuk <strong>van</strong> 50 Millioenen gemaakt,<br />

en zichzelven doodgefchoten heeft.<br />

Aan de flagcn <strong>van</strong> het noodlot gewoon, en tot<br />

het ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> dezelven gehard, verwon<strong>der</strong>de<br />

ik mij over mijn geduld, om 'er nog meer af te<br />

wachten, en morde niet tegen de Voorzienigheid,<br />

die op het zelfde oogenbiik mine vrouw na Kemmelbach<br />

bracht, waardoor ik in mijn oogmerk, om<br />

ten fpoedigften na Weenen te reizen, verhin<strong>der</strong>d<br />

werd. Het is waar, dat ik die vijf dagen in Zwer-<br />

.bach onrustig was, zon<strong>der</strong> tc weten, waarom?<br />

Misfchien werdt mijn befchermgeest door PINETS<br />

onrustigen geest aangefpoord, om mij te waarfchuwen;<br />

maar dewijl de geesten niet fpreken, zoo kon<br />

ik hun oogmerk niet raaden. Voorgevoel <strong>van</strong> een<br />

aanftaand ongeluk is een droomgezicht, waar<strong>van</strong><br />

ik de uitwerking op mijne verbeeldingskracht<br />

nooit heb kunnen ontwikkelen. Drie dagen vroeger<br />

zou ik mijn geld in Weenen ont<strong>van</strong>gen hebben;<br />

deze verzuimd zijnde, verloor ik alles, en<br />

moest nieuwe plans fmeeden, nieuwe on<strong>der</strong>nemingen<br />

waagen, om mij zeiven te helpen, en mijne<br />

behoeften te voldoen. Ik ben <strong>der</strong>halven tot onophoudlijkcn<br />

arbeid en onrust beftemd. Rijk en<br />

gelukkig moest ik nooit op aarde zijn. Ik verhaal<br />

daarom dit zeker zeldzaam voorval enkel, om te<br />

toonen, dat het geluk niet altijd <strong>van</strong> ons gedrag<br />

afhangt, en dat mijne Levensgefchiedenis eene<br />

ieerfchool is voor dat foort <strong>van</strong> menfehen, die<br />

gee-


6b<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

geene redenen vinden, om zich zclven te verwijten<br />

, dat zij door eigen fchuld nooit tot rust geraaken<br />

kunnen.<br />

' ': b<br />

Alleen is het mij onbegrijpelijk, dat PINET, die<br />

mij waarlijk <strong>van</strong> harte beminde, en mij zoo groote<br />

en overtuigende kenmerken <strong>van</strong> zijne vriéndfchap<br />

en vertrouwen in Parijs gaf, nogthans mijn geld<br />

aannam, daar hij eene breuk <strong>van</strong> 50 milliöenen<br />

maakte, en zich zeiven op den zesden dag na mijn<br />

vertrek doodfchoot. Dit raadzel is voor mij onopioslijk.<br />

Maar ik moest op nieuwe middelen<br />

denken, om voor mijn huis te zorgen, en mij <strong>van</strong><br />

mijne haven te verwij<strong>der</strong>en.<br />

Keizer JOSEFUS was mijn man niet, wiens toejuiching<br />

ik ooit gezocht heb, wien il v<br />

zelfs op de<br />

eerfte eeretrappen niet verlangde te dienen. Zijne<br />

Levensbefchrijvers mogen de waarheid niet<br />

fchrijven, en men zou misfchien mijne pen <strong>van</strong><br />

partijdigheid befchuldigen, wanneer ik<br />

z e<br />

bekend<br />

maake. Genoeg voor mij, bij<br />

w a s e c n w e z c n l i j k<br />

vijand <strong>van</strong> de Letterkunde; hij verachtte alle<br />

geleerden, en hadt eene gelofte gedaan, om,<br />

zoo lang hij leefde, nooit een gedrukt boek te<br />

lezen!<br />

Hij was Despoot i n d e n<br />

hoogstmooglijken trap,<br />

gevolglijk behaagde hem mijn Macedonijche Held en<br />

vrije fchrijfftijl geheel niet. Hij liet de vrijheid<br />

<strong>van</strong> de drukpers enkel toe, dewijl hij zijn volk te<br />

diep in het flijk <strong>der</strong> groffte onkunde verzonken zag,<br />

om voor de daar mede verbonden verlichting te<br />

fchroomen.<br />

Bij eene an<strong>der</strong>e wijze <strong>van</strong> opvoeding zou hij een<br />

groot Regent, maar nooit een groot man hebben<br />

kun-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

6t<br />

kunnen worden. Maar infpanning was nooit zijne<br />

zaak, daarom fcheen hij, voor 't oppervlakkige,<br />

kundigheden te bezitten, maar tot gegronde kennis<br />

hadt hij geheel geen' aanleg. Zijne zwakte was hoogmoed<br />

en verwaandheid; zijn hart wreed en onverbidlijk;<br />

zijne wezenstrekken verraadden den fpotter,<br />

den gebie<strong>der</strong>, die zich verbeeldt, boven alles<br />

verheven te zijn. Hij wilde rechtvaardig fchijnen,<br />

zon<strong>der</strong> zulks te zijn. Hij was geen meester <strong>van</strong><br />

zijne hartstochten ; en noch geboren, noch gevormd,<br />

om de voorgenomen Heldenrol te fpeelen.<br />

Wantrouwig <strong>van</strong> aard, moest hij bij eene Natie<br />

ftreng en ongevoelig worden, die wezenlijk tot den<br />

diepst mooglijken graad <strong>van</strong> be<strong>der</strong>f en laagheid vervallen<br />

is. Eere, va<strong>der</strong>lands-liefde, menfchenpligt,<br />

grootmoedigheid, deugd, eerlijkheid zijn in Weenen<br />

zelfs bij ta»m niet bekend. De Jongeling hoort,<br />

noch in opvoedingshuizen, noch fchoolen, noch in<br />

den Katcchismus, noch <strong>van</strong> zijne ou<strong>der</strong>en, volftrekt<br />

geene grondregelen noemen, die den edelen<br />

man, den goeden burger, vormen. Afiaaten zijn in<br />

alle Kloosters, Bedevaards-plaatzen, en Kerken de<br />

fchcering en inflag.<br />

Wie fchendaaden begaat, ja zelfs de Hofraad en<br />

Referent, die een valsch vonnis velt, of zich-laat<br />

omkopen, zendt een' arm mensch met betaling na<br />

Marienzd, en laat voor zich bidden en aflaat haaien.<br />

Men rekent de goede werken tegen de kvvaaden<br />

af; trokkeert de laatften als wisfelbrieven op<br />

een' an<strong>der</strong>; verordent <strong>van</strong> het geftolen geld zielmisfen,<br />

en men krijgt, al heeft men vijftig jaaren<br />

lang, als een fchelm geleefd, evenwel in zijn laatite<br />

o ogenblikken, <strong>van</strong> den Priester de Abfolutie<br />

Dit


6i<br />

LEVENSGESCHIEDENIS<br />

VAN<br />

Dit zijn de waare Volks- en Godsdienst-grondregels<br />

in Oostenrijk. Leveranciers, Kasfiers, Kommisfcnsfen,<br />

Agenten, en bijna allen, die gelegenheid<br />

hebben, om zich <strong>van</strong> den openbaren fchat te ven-ijken,<br />

fteeien zon<strong>der</strong> fchaamte, en zon<strong>der</strong> vreeze<br />

Voor ftraf THERESÜ's goedheid en overgedreven<br />

toegevendheid voedde en bevor<strong>der</strong>de openlijk bekende<br />

ftaatsdieven. JOSEF vviidc 'er met den ftok<br />

on<strong>der</strong> fmijten, maar men fpotte daar met hem, daar<br />

bijna alles volgends grondregels bedriegt. De fchakel<br />

in alle gerichtshoven is al te vast verbonden,<br />

en daar de Monarch, die geen menfehenkenner is<br />

an den grooten hoop kiezen zal, daar de een den'<br />

an<strong>der</strong> protegeert, daar fchnrken het recht in handen<br />

hebben, daar de eerlijke zeldzame mah als een<br />

Babbelaar <strong>van</strong> den Prefident aangeklaagd, en als<br />

een onrustige ziel uit den Raad geftoten, in werkeloosheid<br />

zuchten moet; daar worden nieuwe<br />

wetten en ftandvastfg langduurig geduld verëischt<br />

om een nieuw volkskarakter te vormen.<br />

JOSEFUS kon <strong>der</strong>halven geene hoofdreforme ten<br />

uitvoer brengen, want in een zoo diep vervallen<br />

land baten bevelen, en bilflagen, of beulen niets<br />

Het geheele Volks-karakter moet veran<strong>der</strong>d en gevormd,<br />

en in een an<strong>der</strong>e vorm herfmolten worden.<br />

In het opvoedings-plan moeten alle Theologanten<br />

uitgefloten blijven, want deze leeren naaide<br />

Komdnfche voorfchriften, volgends dezen koestert<br />

men domheid en ondeugd , omdat de verftandige<br />

den Priester weinig gelooft, en de deugdzame<br />

integendeel geen aflaat behoeft. Nu ontbreekt<br />

het in de Oostenrijk/bh, Staaten aan goede Leeraars,<br />

gevolglijk kan men geene goede Kweekfchooka


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER. TRENCK. 6%<br />

len oprichten. Hier toe worden ten minften twee<br />

gedachten gevor<strong>der</strong>d, en weinige Vorften leevea<br />

Zoo lang als FREDERIK , om dezelve te zien kiemen,<br />

wasfen, en bloejen, ten einde ook voor<br />

elk vak in het Staatsgebouw bruikbare mannefl<br />

voort te brengen. Maar JOSEFUS was tot de uit*<br />

Voering <strong>van</strong> folide ontwerpen geheel onbekwaam.<br />

Hij wilde alle hooi op zijn vork nemen. Hij<br />

doordacht niets in den grond, hij kende de waare<br />

bronnen <strong>van</strong> het kwaad niet, en maakte wetten<br />

en verordeningen, voordat hij de hin<strong>der</strong>paalen uit<br />

den weg hadt geruimd, en de moogliikheid <strong>der</strong><br />

uitvoering bepaalen kon. Wat volgde dan? Eene<br />

Verbazende menigte uitleggingen, dewijl zijne<br />

handbillctten zeer duister en dubbelzinnig uit zijne<br />

pen kwamen, cn vervolgends weinig ernst in<br />

de uitvoering, en eindlijk onverfchillig ftilzwijgen<br />

bij overtredingen, of zelfs wel herroeping, of<br />

geheel nieuwe verordeningen, die het zelfde lot<br />

hadden.<br />

Nooit is de domfte Vorst meer befpot, min geacht,<br />

of bemind, en gehoorzaamd geworden, dan<br />

de in zijn foort zekerlijk fchran<strong>der</strong>e JOSEFUS;<br />

maar die in zijnen arbeid moede, afgefchrikt, gemelijk,<br />

en onvergenoegd werdt,dewijl zijne Staatsdienaars<br />

en Raaden bij den ouden gewoonen den<strong>der</strong><br />

bleven, en 'er geen één bekwaame geest met<br />

hem arbeidde, nadien hij alles alleen weten en zon<strong>der</strong><br />

hulp uitvoeren wilde. In zulken toeftand werdt<br />

hij wezenlijk een menfehenvijand, en hij zou allengs<br />

de ongevoeligfte dwingeland geworden zijn»<br />

als hij langer geleefd hadt.<br />

Zijne daaglijkfche verkecring hadt hij met lieden»<br />

die


64 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

die nog min kundigheden bezaten, dan hij zelve 5 .<br />

Kundigheden, die tot de kunst <strong>van</strong> regeeren behooren,<br />

hadt hij nooit opgedaan. Hij wilde zich<br />

hier en ginds <strong>van</strong> grove vooröordeelen losfcheuren,<br />

maar zij brachten dra zijn natuurlijk en niet<br />

uitgewerkt verftand on<strong>der</strong> het juk , en zij, die hij<br />

tot raadgevers verkoos,, maakten zich dra meester<br />

<strong>van</strong> alle zijne benevelde denkbeelden, maakten zich<br />

zijne zwakheden ten nutte, waren zeiven menfchenvijanden<br />

of eerzuchtige. Despoten 3 zij voerden<br />

hem aan eenen leiddraad, en lieten hem in<br />

draaikolken <strong>van</strong> verwerring vergeefs land zoeken*<br />

Hoe meer we<strong>der</strong>ftand hij overal vondt, hoe meer<br />

zijn hart zich verftecndc voor het gevoel <strong>van</strong> het<br />

edele en verhevene. Zijne verkozen medehulpen<br />

moesten Despoten, gevoelloze menfehen, tijrannen<br />

wezen. Zij vlciddcn zijne natuurlijke neigingtot<br />

onfeilbaarheid, verliokten zijn hart tegen alle<br />

.zacht gevoel, het welk alleen Vorften in de wereld<br />

gelukkig kan maaken, en tijrannifeerden de volken<br />

on<strong>der</strong> zijnen naam. Zijn hoogmoed duldde geen<br />

tegenfpraak. Vleijers, bedriegers drongen zich<br />

om den troon; en benevelden de waarheid. Nadien<br />

• nu deze allen zijne eigenzinnigheid ftandvastigheid<br />

noemden, en de willekeurige Eigenmagt<br />

hemelhoog verhieven als het cenigfte middel,<br />

waardoor hij den grootften <strong>van</strong> alle Vorften, den<br />

roem <strong>van</strong> den grooten FREDERIK, verdonkeren cn<br />

•zelfs overtreffen zou kunnen, zoo wilde hij ook<br />

reeds onfeilbaar fchijnen, en deze onfeilbaarheid<br />

aan alle Gerichtshoven , Prefidentcn, cn in de armee<br />

<strong>van</strong> den Generaal tot aan den Korporaal me.<br />

dcdeelen.<br />

Niets


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 65<br />

Niets icon hem meer beledigen, dan wanneer<br />

men hem bewees, dat een Referent een fchurkenftuk<br />

begaan hadt. Mij zeiven gaf hij ten antwoord,<br />

toen ik den beruchten Regeerings - raad, den Edelman<br />

VAN ZETTO als een bedrieger bij hem .afschil<strong>der</strong>de<br />

:<br />

Een Referent kan en moet geen ongelijk hebben,<br />

an<strong>der</strong>s verliest het gantfche Hof zijd eerbied cn<br />

werkkracht; en die gantfche Gerichtshoven beledigt,<br />

die beledigt mij.<br />

Ik verloor hierbij 13,000 gulden , en moest<br />

ftilzwijgen. ZETTO integendeel werdt tot Curator<br />

over mij aangebeld, die mij nog 12 jaaren barbaarsch<br />

gefchoren en gefchraapt heeft, tot hij eindelijk,<br />

uit hoofde <strong>van</strong> nieuwe misdrijven, met de<br />

bezem in de hand, de ftraaten in Weenen heeft<br />

moeten veegen, en in een tuchthuis geftorven is.<br />

Om aan de geheele 'wereld de Manipulatie <strong>van</strong><br />

een Wccner gerichtshof te ontvouwen , zal ik beter<br />

in 't vervolg dezer gefchiedenis het toenmalige<br />

Judicium militare mixium (den gemengden krijgsraad)<br />

in de waare gedaante fchil<strong>der</strong>en; waarbij de<br />

eerlijke man gewis ijzen en die genen beklaagen<br />

zal, die bij <strong>der</strong>gelijke richters recht moet zoeken.<br />

In zoodanige omftandigheden kon JOSEFUS niets<br />

veran<strong>der</strong>en. Hij liet wel eenige Referenten en<br />

Hofraaden op den Pranger te pronk ftaan; maar<br />

dit vereenigde den band <strong>van</strong> broe<strong>der</strong>fchap te meer,<br />

ën hij werdt des te meer bedrogen, meer nog dan<br />

alle zijne voorzaten, die zich <strong>van</strong> hunne Biechtva<strong>der</strong>s<br />

lieten leiden. Hij vondt geen ftof om verkiezing<br />

te doen, ook wist hij den vermomden bedrieger<br />

niet te on<strong>der</strong>fcheiden \;an dea eerlijken man,<br />

IV. DEEL. E ' G C.


66 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

gevolglijk werdt hij wantrouwig tegen allen,onrustig<br />

en vertzaagd in de uitvoering <strong>van</strong> zijne voorgenomen<br />

verbeteringen, en alles rolde in een Chaos<br />

door eikan<strong>der</strong>en.<br />

En nu meende hij dit kwaad door eene verbaazende<br />

menigte <strong>van</strong> nieuwe verordeningen , wetten,<br />

en Refcripten te verhelpen; maar alzoo alles onbekookt,<br />

onduidlijk, onuitvoerlijk verfcheen, zoo<br />

werd geen een bevel gemaintineerd noch voltrokken;<br />

het oude fpreekwoord — Weener-plakaaten<br />

duuren maar drie dagen —» werdt bevestigd, en<br />

alles bleef niet alleen bij het oude, maar de verwerring<br />

werdt nog grooter, de feookebranden cn<br />

bedriegers wonnen ruim veld, en het Despotisme<br />

woedde toomeloos bij het Hof, in de gerechtshoven,<br />

en bij het Leger.<br />

Het gelchrijf en gewrijf nam zoodanig de overhand,<br />

dat men geen papier genoeg voor de Gcrichtskamers<br />

bezorgen kon, en alle arbeid was<br />

fchimmenfpel, en ook zon<strong>der</strong> uitwerking. Ik zelf<br />

ontving op mijne heerlijkheid in één jaar 113 verordeningen<br />

en gedrukte Refcripten <strong>van</strong> de Regeering<br />

en het kreitsambt, <strong>van</strong> welken 'er geen tien<br />

bruikbaar waren of volbracht werden. Het geen<br />

een jonge Regerings - raad bij nacht droomde,<br />

of hem <strong>van</strong> planmaakers, vagebonden, of domkoppen<br />

in de ooren geblazen werdt, verfcheen 's morgens<br />

in den Raad, en gaf ftof tot een nieuw bevel.<br />

Het is bekend, dat de IVeener Gerichtshoven uit<br />

twee foorten <strong>van</strong> menfehen beftaan; de eerite zijn<br />

die jonge rijke Cavaliers , die enkel de on<strong>der</strong>fte<br />

trappen doorlopen, om dra Prefident te worden;<br />

deze Heeren on<strong>der</strong>houden elkan<strong>der</strong> meestendeels in<br />

den


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 6*7<br />

den Raad met hunne liefdegevalletjers, met gebeurenisfen<br />

in liet perk, met hunne paarden, en hooffche<br />

ftreeken; hunne kundigheden en wetenfchappen<br />

zitten enkel in den neutel <strong>van</strong> kamerheer verborgen,<br />

en zij bezitten grootendeel noch wil noch<br />

bekwaamheden, om den ftaat te dienen; hunne richterlijke<br />

ambtspligten en het recht des menfehen,<br />

waarom zij den eerwaardigen richterftoel bekleeden,<br />

laten zij aan de Referenten of zoogenoemde geleerden<br />

over.<br />

Deze zijn gedeeltlijk materiëele domkoppen, of<br />

letterlijke Wetgeleerden, gedeeldijk ook arglistige<br />

Advokaten, of geftudeerde rechtverdraajers. Nu<br />

weet men overal, dat dit foort <strong>van</strong> menfehen <strong>van</strong><br />

gefchenken cn ftreeken leeven moet. Hoe beter<br />

een Advokaat de rechten verwringen kan, en zijnen<br />

richteren een rad voor de oogen weet te draajen,<br />

hoe meer partijen hij verkrijgt. Die nu billijke<br />

zaken ter verdediging op zich neemt, wordt gewis<br />

geen rijk of beroemd advokaat. De fchurk, de woekeraar,<br />

de bedrieger, betaalt driedubbel voor het<br />

geroofde goed, gevolglijk wint hij het proces zeker,<br />

dewijl de eerlijke man geene protectie zoekt,,*<br />

en noch Richters noch Advokaten betalen wil»<br />

of kan.<br />

Dergelijke Rechtsgeleerden, hebben nu Voor den<br />

eenen of an<strong>der</strong>en Cavalier, of Minister, en Prefident<br />

een gewigtig proces gewonnen, en klimmen<br />

nu dooi- protectie tot den trap <strong>van</strong> Hofraad en<br />

Referent. Gelukkig dan , wiens gekozen Advokaat<br />

een oud vriend en Collega <strong>van</strong> den nieuwen Heer<br />

Hofraad is! En wee hem, die Hechts letterlijk zijn<br />

fecht zoekt! Men zou geloovcn,dat 'er in den raad<br />

E a<br />

ge-<br />


68 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

geftemd wordt. Maar helaas! die Weenen kent,<br />

weet, dat geene of zeer weinige Raaden de Acten<br />

lezen, en dat zij gevolglijk enkel naar de voordragt<br />

<strong>van</strong> den Referent ftemmen, Gelijkfoortige Collegen<br />

wasfchen elkan<strong>der</strong> de handen, cn handelen even<br />

eens bij gelijke voorvallen. De Prefident is gemeenlijk<br />

een oud onwetend Cavalier, en wanneer<br />

misfchien een enkel lid, die een eerlijk man is, en<br />

on<strong>der</strong> het ophaalen <strong>van</strong> zijne fchou<strong>der</strong>s de groffte<br />

onrechtvaardigheid ziet pleegen, fpreken wil ,<br />

zoo wordt hij <strong>van</strong> den grootften hoop overfchreeuwd,<br />

en moet bij alle voorvallen den mond houden, hij<br />

wordt als een onrustig mensch en zon<strong>der</strong>ling man<br />

afgcfchil<strong>der</strong>d, ook kan hij, omdat hij geene buitenkansjens<br />

zoekt, <strong>van</strong> zijne bezolding. Mevrouw de<br />

IJifrathifi niet zoo als an<strong>der</strong>en opfchikken, en<br />

wordt langs dit kanaal gedwongen, verachtelijk te<br />

keven of een fchurk te worden. Dit is de waare<br />

loop <strong>van</strong> zaaken in de Gerichtshoven.<br />

Ik heb zelfs een geval in het Judicium miütare<br />

rnixtum, (den gemengden Krijgsraad) beleefd, dat<br />

de Referent zijn verflag voorlas, maar toen een an<strong>der</strong><br />

in de plaats Helde. Het kwam vervolgends<br />

<strong>van</strong> den Hof krijgsraad gedecreteerd af, werdt voorgelezen,<br />

en alle de leden vonden het <strong>van</strong> geheel<br />

an<strong>der</strong>en inhoud. Het was eerroovend tegen mij,<br />

bijzon<strong>der</strong> tegen mijnen Agent, met naame DORF-<br />

NER, deze eischte fatisfactie, en heeft die ook<br />

door een Request verkregen. Nogthans bleef de<br />

Referent ongeftraft, en zijn vonnis tegen mij voltrokken;<br />

ik fchreeuwde luidkeels, maar zon<strong>der</strong><br />

gevolg. Diezelfde man is thans Hofraad en Referent


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 69<br />

pent in den grooten Hof krijgsraad, alwaar hij mij<br />

de gevoeligfte ftreeken <strong>van</strong> wraak heeft toegebracht,<br />

Hier komt nu nog dit bij. De Agent DORFNER.<br />

is rijk, heeft eene Bank <strong>van</strong> Leening aan zijn huis,,<br />

geeft geld op panden, en fchiet den Richters hun<br />

vierendeel jaars inkomften op. Wee <strong>der</strong>hal ven hem,<br />

die zulken Agent tegen zich heeft, wiens fchuldcnaars<br />

de Hofraaden zijn. Alles moet naar zijne pijpen<br />

dansfen.<br />

In an<strong>der</strong>e gerichtshoven gaat het meer of min<br />

beter. Ik was zelf ééns ooggetuige bij een' rechtdag,<br />

voor de deur ftonden 64 partijen, en aa Advokaten,<br />

dezen moesten alle binnen 3 uuren geholpen<br />

en afgevaardigd worden? Hoe is het nu<br />

mooglijk, dat het recht in dien korten tijd grondig<br />

on<strong>der</strong>zocht kan worden. Het gaat gevolglijk alles<br />

naar den willekeur <strong>der</strong> Advokaten, en den wil <strong>van</strong><br />

hem, aan wien het Referai wordt opgedragen.<br />

Wat kon nu de in de daad werkzame Keizer<br />

JOSEFUS, met den besten wil, daar uitvoeren, waar<br />

geene verbetering helpt, waar het gantfche gebouw<br />

overhoop geworpen moet worden, waar de medehelpers<br />

ontbreken; cn het opdikken hechts vergeeffchen<br />

arbeid maakt ? Hij geraakte <strong>der</strong>halven<br />

op afwegen, hij liet een nieuw wetboek maaken,<br />

en nogthans het oude gelden. Maar zoo lang de<br />

Advokaten oude en vreemde Rechtsgeleerden in<br />

hunne fchriften mogen aannaaien, ontftaan wijdlopigheden<br />

en ftrijdigheden, welke het proces in het<br />

oneindige rekken; bovendien waren alle wetten ten<br />

voordeelc <strong>van</strong> de beurs <strong>der</strong> Advokaten ingericht.<br />

Bij voorbeeld:<br />

Ik zag eens den Agent DORFNER in de voorzaal<br />

E 3<br />

<strong>van</strong>


?6 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Vaa de Rechtskamer ftaan, die bij diezelfde zitting<br />

ajleen voor 23 partijen moest binnenftaan. Hij<br />

ging binnen, bleef geen kwartier in den Raad,<br />

kwam buiten, en reed na eene an<strong>der</strong>e plaats, daar<br />

even het zelfde voor an<strong>der</strong>en gefchiedde. Hier hadt<br />

hij nu 28 uitftellen <strong>van</strong> dag verzocht, voor elk<br />

verzoek bracht hij drie gulden in rekening, gevolglijk<br />

won hij in een halfuur zon<strong>der</strong> eenige moeite<br />

84 gulden, en bij elke gelegenheid in een proces<br />

mag hij driemaal uitftel vragen. Partij Advokaat<br />

deedt insgelijks, gevolglijk werden partijen geplukt,<br />

maar de procesfen gerekt, en de arbeid dei-<br />

Richters vergroot.<br />

Nog meer. Na het JFcencr gebruik, dat algemeen<br />

bekend is, zijn de beide Advokaten, die een<br />

proces tegen elkan<strong>der</strong> voeren, vooraf overeen gekomen,<br />

wie het winnen zal. De partijen worden<br />

alleen ÖjpgèhouiieQi en gemolken, maar de roof<br />

worde broe<strong>der</strong>lijk gedeeld. Die geen wint het ze-<br />

• die in bei onrechtmatig bezit is, en gevolglijk<br />

het meest co zekerst betaalt.<br />

Wanneer zij uu beide in den raad tegen elkan<strong>der</strong><br />

optreden, dan wordt 'er vreeslijk geftreden, maar<br />

zoo, dat alles mar liet afgefproken plan moet uitvallen,<br />

en daar de Referent niet mededeelt, wordt<br />

hem een rul >••.. 1 de .-.ogen gedraaid, en het recht<br />

VLVtlhijnt in ccn vermomde gedaante.<br />

Evenwel heeft men in Weenen nog geen voorbeeld<br />

, dat ooit een Advocaat geftraft is, die een<br />

openlijk onrechtvaardig proces op zich nam. Deze<br />

Heeren hebben te veel protectie, cn zijn met de<br />

Rechters te miauw verbonden, om den ftraatbezeifl<br />

ooit te vreezen, en alle landswetten zijn voor hun<br />

voor-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 71<br />

voordeelig, om ftreeken te fpeclen en onkosten te<br />

vermeer<strong>der</strong>en.<br />

Dit is nu de echte affchildcring <strong>der</strong> Oostenrijkfche<br />

Juftitie-Collegiën, daar de eerlijke man, alleen<br />

om geen honger te lijden, het rechter - ambt<br />

verkiest, daar hij als een ftom lid vergeefsch tot<br />

God om wraak zucht, en den billijkften Landvorst<br />

ziet bedriegen, maar zich zclven te omnagtig voelt<br />

tegen den grooten hoop.<br />

Ik zal in dit Boek nog na<strong>der</strong>e bewijzen <strong>van</strong> zulke,<br />

waarheden bijbrengen, die ik zelve on<strong>der</strong>vonden<br />

heb, en die openlijk voor oogen leggen. Elk<br />

Vorst is bij een zoo verdorven volk te beklaagen,<br />

wil hij zijnen eersten pligt als Vorst vervullen, en<br />

eiken on<strong>der</strong>daan recht bezorgen, dan moet hij, als<br />

HERCULES, den ftal <strong>van</strong> Augcas zuiveren, en HER­<br />

CULES wierp 'er alleen den osfendrek uit. Maar<br />

ezels op ftal flaan cn bijten, de listige menfehen<br />

werpen hunnen onverdraaglijk Hinkenden drek op<br />

den genen, die hunnen ftal reinigen wil.<br />

No n r<br />

is 'er in Weenen eene klasfe <strong>van</strong> menfehen,<br />

die men Dwecpers noemt. Deze verzoenen God,<br />

als zij on<strong>der</strong> het zitten in den Raad, een paternoster<br />

of roozenkrans bidden, en gelooven hem een'<br />

dienst te doen, als zij een ketter kunnen benadeelen.<br />

On<strong>der</strong> deze gedaante werd ik in Weenen beoordeeld,<br />

wat won<strong>der</strong>, dat ik alle procesfen verliezen<br />

moest?<br />

De Monarch geeft wel in Weenen aan alle on<strong>der</strong>daanen<br />

audiëntie. De toegang ftaat vrij cn open.<br />

Maar, wanneer iemand over een gerichtshof klaagt,<br />

dan wordt zijn verzockfehrift aan dat zelfde Hof<br />

gezonden. Dit ftelt den klager nooit te recht, on-<br />

E 4<br />

<strong>der</strong>-


?3 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

<strong>der</strong>zoekt nooit — gevolglijk volgt 'er geen an<strong>der</strong><br />

bericht, dan dit gcwoone, dat met weinig moeite<br />

duizend Memorien beflist. - Het verzoek <strong>van</strong> den<br />

Suppliant vindt geene plaats. Dan fchreemvt de<br />

verdrukte mensch tot God om recht en wraak. De<br />

Monarch heeft geen tijd, om zelve te on<strong>der</strong>zoeken,<br />

de gerichtshoven zijn ongevoelig, bun eerzucht is<br />

beledigd, en uwe zaak is voor altijd zon<strong>der</strong> hulp<br />

verloren.<br />

Over 't algemeen is de beste raad, het voorbeeld<br />

<strong>der</strong> Jlgierfche Slaaven tc volgen, en liever te zwijgen,<br />

dan om recht cn on<strong>der</strong>zoek aan te houden, of<br />

den Richter te bcfchuldigcn.<br />

De Deij zelve of een Kadi laat eenen flaaf, tot<br />

tijdverdrijf, of op eene valfche aanklagte, vijftig<br />

ftokflagen geven. De onfchuldigc bidt nu om gerechtigheid.<br />

Terftond wordt 'er een rechtbank gefield<br />

<strong>van</strong> tien an<strong>der</strong>e flaven, wier wetboek or<strong>der</strong>,<br />

of allerhoogfte Hofrefolution- Urkafe of vonnis<br />

heet. Dezen zullen zeker geen uitfpraak doen, dat<br />

de eerfte Overigheid zich overhaast hebbc. Dienvolgends<br />

ont<strong>van</strong>gt de klaager zeker nog vijftig ftokflagen<br />

'er bij, omdat hij wrevelig geklaagd, geraifoneerd,<br />

en zich tegen zijne Overigheid verzet heeft.<br />

Zoo ging het mij, en ook meer an<strong>der</strong>en te Weenen<br />

, na dat ik eenen Referent wezenlijk bewezen<br />

had, dat hij een fchclm was. Allen vreesden mij,<br />

allen verè'cnigdcn zich, ik verloor alle Procesfen'<br />

en werd <strong>van</strong> deze vercenigde hommels uit den bijenkorf<br />

<strong>van</strong> ftaat gedreven.<br />

Hier door blijkt nu heel duidlijk, waarom Keizer<br />

JOSEFUS in Justitiezaken geene verbetering tc weeg<br />

kon o-rengen, bijzon<strong>der</strong>, dewijl alle zijne grondregel'<br />

8


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 73<br />

gels op het Despotisme deunden, cn dit in een<br />

Militaire regcering, zoo als eigenlijk on<strong>der</strong> zijne<br />

beftuuring Oostenrijk worden moest, het vast geloof<br />

aan de onfeilbaarheid voor alle foorten <strong>van</strong><br />

overlieden vor<strong>der</strong>t, welke den aardfehen gekroonden<br />

Stadhou<strong>der</strong> <strong>van</strong> de Godheid verbeeldt, en zoo<br />

onbeperkt als God zelve regeeren wil.<br />

Voor 't overige zag hij wel in, dat zijn adel te<br />

magtig was, welke in gematigde Monarchiéii de<br />

middeltrap tusfehen den troon en het volk verbeeldt,<br />

en eigenlijk behoorde te behouden. Daarom<br />

zocht hij foldaten, burgers en boeren te winnen,<br />

en zou ook juist niet boos geweest zijn, indien<br />

'er in alle zijne Provinciën meer IIORIA'S en<br />

KLOTZKA'S waren opgedaan, die den Adel vermoord,<br />

en de Keizerlijke fchatkist, door de uitgejlorven<br />

Magnaten verrijkt hadden. liet nadeel zou<br />

ook waarlijk niet groot zijn; dewijl de al te rijke<br />

Hongaarfche en Üostenrijkfche Heeren alleen het<br />

land uitzuigen, den Staat zelve weinig dienst doen,<br />

cn den burger zoo min on<strong>der</strong>deuning, als den arbeidzamen<br />

geleerden achting, cn den boer barmhartigheid<br />

betoonen.<br />

Alle kenmerken <strong>van</strong> Oostersch willekeurige Op.<br />

permagt, vielen dra den naarfpoorenden Wijzen en<br />

Staatsvcrdandigen in het oog. Alles werd op zijn<br />

Militairs met ruwheid en dwang behandeld. De<br />

Profesfor en na<strong>der</strong>hand Hofraad SONNENFELS, een<br />

gedoopte Jood, die in Weenen on<strong>der</strong> degeleerden<br />

gerekend werdt, guia int er coecos reguat luscus,<br />

(omdat in het land <strong>der</strong> blinden Eenoog Koning is,)<br />

predikte reeds <strong>van</strong> zijnen leerdoel, en was fchurkachtig<br />

genoeg, om in zijne openbare Schriften te<br />

E 5<br />

be-


74 LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />

beweeren — dat een on<strong>der</strong>daan'fgeheel geen eigendom<br />

bezit, en dat alles naar willekeur aan den Monarch<br />

alleen behoort, die boven alle wetten verheven<br />

is.<br />

Zoodanig openbaren leeraar, behoorden alle gezonde<br />

burgers <strong>van</strong> den Staat, <strong>van</strong> alle klasfen uit<br />

tc bannen en te verfoejcn, en nogthans zonden de<br />

laffe ^««isr-burgefS hunne kin<strong>der</strong>en in zijne fchool,<br />

alwaar deze kruipende Baviaan zijne knaken opblies,<br />

en wezenlijk <strong>van</strong> zich zeiven geloofde, dat hij on<strong>der</strong><br />

de groote mannen <strong>van</strong> Europa geëerd was,<br />

fchoon hij niets dan ellendige flaavenkin<strong>der</strong>s voor<br />

zijnen afgodstempel ziet ademen, wanneer hij zelve<br />

de Litanie tot alle Heiligen laaghartig medebidt.<br />

Maar wat volgde uit JOSEFS ontwerpen!<br />

Hij ving het verbeteringswerk in alle zijne Staaten<br />

<strong>van</strong> de verkeerde zijde aan. Hij liet wel overal<br />

de reukeloze ftelling <strong>van</strong> SONNENFELS prediken,<br />

maar wilde evenwel aan den boer zijn eigendom<br />

verzekeren, en het alleen aan den Edelman ontnemen.<br />

Hier uit ontftondt mismoedigheid, en gisting<br />

— maar voor alle uitberfting mag men in Oostenrijk<br />

altijd gerust flapen. Want als het in de daad mooglijk<br />

was, om het gantfche Wetrier gemeen in 't<br />

harnas te brengen, dan zijn 'er twee middelen, om<br />

het terftond te bedaaren. Of men geeft het een<br />

openbaar Bal bij het Hof, alwaar zij Faifanten,<br />

Jonge Ganfen, Karbonaden, Salade, en Pasteien in<br />

overvloed te vreten vinden; of men laat door eenige<br />

Stadsfoldaten, fommigen <strong>van</strong> de onrustigen op<br />

den grond leggen, en vijf- en twintig flagen voor<br />

het achtèrfte toetellen. Dan blijven alle de an<strong>der</strong>en<br />

bedaard ftaan, lagchen en fpotten met hem, die<br />

ge-


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 75<br />

gepriegeld wordt, gaan na huis, en vreten een Kapoen.<br />

Ook trotfche Cavaliers, die onrustig mogten<br />

zijn, kan men op dezelfde wijze behandelen. Zij<br />

zouden den volgenden dag trotsch, maar rid<strong>der</strong>end<br />

ten Hove rijden, de prachtigfle Gala-livrei tot geleide<br />

nemen, en zich allerön<strong>der</strong>danigst bedanken, dat<br />

zijne Majcfteit hunner in genade hadt willen gedenken.<br />

Dit is het waare volks-karakter, daar zeker geen gevaar<br />

<strong>van</strong> te vreezen is. Maar men wilde de Braban<strong>der</strong>s<br />

en Hongaren even ééns behandelen. Hier door ging<br />

Braband verloren, en als JOSEFUS nog een paar<br />

maanden geleefd hadt, zou het met de Hongaren<br />

ook gedaan geweest zijn, het oproer was gereed,<br />

en de Duitfche armee zou niet weer thuis gekomen<br />

zijn.<br />

Keizer JOSEFUS deedt wel in Oostenrijk en in zijne<br />

Duitfche Erflanden, dat hij eene gelijkheid in<br />

lasten wilde invoeren. Maar hij hadt verftandige<br />

en eerlijke mannen tot een zoo gewigtig werk moeten<br />

verkiezen, cn aan de zaak eene an<strong>der</strong>e inrichting<br />

en wending geven. Want de ongelijkheid is<br />

te veel in het ooglopende en te onredelijk. Bij<br />

voorbeeld. Ik heb eenen on<strong>der</strong>daan in mijne heerlijkheid,<br />

die aan alle foorten <strong>van</strong> belastingen, jaarlijks<br />

vier en <strong>der</strong>tig gulden betaalt. Naast hem woont<br />

een an<strong>der</strong>e boer, die even zoo veel gronden <strong>van</strong><br />

dezelfde kwaliteit bezit, deze betaalt aan zijnen Heer<br />

jaarlijks hon<strong>der</strong>d twintig gulden. Het boerenplagcn<br />

is in Oostenrijk fchriklijk op veele landgoe<strong>der</strong>en,<br />

daar de Heeren in Weenen brasfen, hunne bedienden<br />

den landman uitzuigen, maar de Heeren befcherming<br />

vinden, om met hen naar goeddunken<br />

te handelen.<br />

Als


76 L E V E N S G E S C H I E D E N I S V A N<br />

Als men in de kreits-ambten Hechts gefchcnkcn.<br />

uitdeelt, dan klaagt de boer zon<strong>der</strong> hulp. Keizer<br />

JOSEFUS Helde in Weenen twee Advokaten aan,<br />

die hij betaalde, om de Procesfen <strong>van</strong> alle verdrukte<br />

landlieden tegen hunne heeren tc voeren. Maar<br />

helaas! Wanneer een barbaarfche Heer aan dezen<br />

een jaarlijks penfioen gaf,- dan werden de klagers<br />

uit de kamer <strong>van</strong> den Advokaat geklopt. Zoo gaat<br />

het in Oostenrijk. Voor 't overige, was men ook<br />

aan den an<strong>der</strong>en kant op geheel geene middelen bedacht,<br />

om den Landheeren te vergoeden, het geen<br />

zij door het affchaffen <strong>van</strong> de Tienden verloren hadden.<br />

En dit was en. bleef wreedheid, dat men hun<br />

hun eigendom ontnam. Ik zou daar bij 12,000 gulden<br />

verloren hebben, die ik aan de verkoopfter <strong>van</strong><br />

mijne landgoe<strong>der</strong>en, volgends den aanflag, zuiver daar<br />

voor betaald heb. Nadien 'er nu geen middelweg<br />

uitgedacht was, zoo moest het best ontwerp misfen,<br />

waar toe reeds veele millioenen vergeefs in<br />

nutteloze kosten, en alleen voor papier, om tafels<br />

<strong>van</strong> verbetering je leveren, meer dan 130,000 gulden<br />

verfpild waren. JOSEFUS fterf, toen hij de<br />

onmooglijkheid <strong>der</strong> uitvoering zag, cn LEÖPOLD<br />

moest alles affchaffen en herroepen. Dus is alies<br />

bij het oude gebleven, en de fchoonfte, de noodzaaklijkfte<br />

fchikking is te niet gelopen.<br />

In Braband brak de opftand daadlijk los, en deze<br />

Provintie ging verloren, omdat zij geene inbreuken<br />

op haare Fundamenteele Conftitutie gedoogen<br />

wilde.<br />

Het belagchlijkfte was, dat de Keizer de fchran<strong>der</strong>fte<br />

en rechtvaardigfte mannen uit Eraband ontboodt.<br />

Deze zouden in de Oosteitrijk/che kreitsamb"


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. ?f<br />

ambten de behandeling <strong>der</strong> Justitie leeren! Lieve<br />

Hemel! welk. een contrast! Een eenige <strong>van</strong> deze<br />

mannen bezat meer verftand, eerlijkheid, Scherpzinnigheid,<br />

en ftaatkunde, dan alle Oostenrijkfche<br />

kreits-ambten te famen, benevens hunne huishouding,<br />

finantie, en regeerings - raaden. Deze mannen<br />

zaten hier on<strong>der</strong> ruwe jongelingen of listige<br />

rechtsverdrajers, waren Despoten <strong>van</strong> 't land, en<br />

zij zouden <strong>van</strong> dezen leeren,Braband gerust en gelukkig<br />

maaken. Hoe is het mooglijk, den Braban<strong>der</strong><br />

met den ftoflijken, materiëelen Oostenrijker te<br />

vergelijken? Hoe zou ooit een vrije Braban<strong>der</strong> de<br />

Oosienrijkfche lompheid cn gebiedenden toon wennen.<br />

Het gevolg toonde de uitwerking, en alles<br />

ging verloren.<br />

Het volgende is hier nog merkwaardig.<br />

Keizer JOSEFUS zag het verlies <strong>der</strong> beste Provintie,<br />

en hier was hij zoo klein, dat hij een Verzoek<br />

aan den Paus zondt, die eigenlijk het geheele<br />

vuur <strong>van</strong> oproer eerst aangevuurd hadt, dat hij de<br />

Braban<strong>der</strong>s, door bedreiging <strong>van</strong> den ban, tot hunnen<br />

voorigen pligt wilde dwingen. Hij werdt deswegens<br />

te Rome uitgelagchen, en <strong>van</strong> alle Staatkundigen<br />

beklaagd.<br />

Hij fchreef zelfs aan de ruw behandelde Natie,<br />

dat alle de gewelddaadigheden <strong>van</strong> den komman<strong>der</strong>enden<br />

Generaal D'ALTON cn <strong>van</strong> den Staatsminister<br />

TRAUTMANSDORF, tegen zijn bevel, gefchied<br />

waren, cn dat hij 'haar deze beide mannen ter ftraffe<br />

wilde overleveren. Welk ongelooflijk gedrag<br />

voor eenen Vorst! De Graaf TRAUTMANSDORF<br />

heeft zich in Weenen in openbaren druk gerechtvaardigd,<br />

en alle brieven en or<strong>der</strong>s <strong>van</strong> den Kei'<br />

zer,


78 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

zer, die deszclfs verzekering we<strong>der</strong>fpreken, bekend<br />

gemaakt. D'ALTONS Adjudant deferteerde, en<br />

bracht den Braban<strong>der</strong>s 's Keizers origineele brieven,<br />

volgends welken hij het kind in 's moe<strong>der</strong>s<br />

ligchaam niet verfchoonen, alles verwoesten, cn<br />

de ge<strong>van</strong>genen, naar het gebruik <strong>der</strong> Tartaren, aan<br />

de ftaarten <strong>der</strong> paarden binden moest. Zoo veran<strong>der</strong>lijk,<br />

zoo wankelmoedig, zoo kruipend, zoo<br />

dubbelzinnig handelde deze Monarch, als hij zijne<br />

feilen bemantelen, en an<strong>der</strong>s fchijnen wilde, dan<br />

hij in de daad was. Ik moet, bij deze gelegenheid<br />

de wereld nog een kenmerk <strong>van</strong> zijn karakter bekend<br />

maaken, waar <strong>van</strong> flechts weinigen in Frankrijk<br />

on<strong>der</strong>richt zijn.<br />

Ik kwam juist te Parijs, toen de Keizer vertrokken<br />

was, en fpijsde bij den Minister Graaf Fergennes,<br />

bij wien ik zeer gezien was. In een bijzon<strong>der</strong><br />

gefprek voor het eten, vraagde ik hem, wat hij <strong>van</strong><br />

mijnen Vorst dacht, dien hij thans in perfoon hadt<br />

leeren kennen.<br />

Hij kende mijne denkwijze, fprak dikwijls met<br />

veel vertrouwlijkheid met mij, en zeide: — Hij<br />

is een man zon<strong>der</strong> karakter, een gevaarlijk boos<br />

Vorst, dien ik nog min<strong>der</strong> vertrouw dan den Koning<br />

<strong>van</strong> Pruisfen. — Ik verdedigde hem, om meer<br />

te hooren. — Eindelijk gaf hij los en vertelde mij:<br />

De Keizer hadt hem den raad gegeven, teneinde<br />

Frankrijk uit alle fchulden te redden, dat hij een<br />

Nationaal bankroet zou aankondigen. Hier op hadt<br />

hij gezegd:<br />

Maar als dit gebeurt, dan verliezen Uwe Majcfteits<br />

eigen on<strong>der</strong>danen in Braband meer dan 80<br />

millioenen — Maak evenwel een bankroet, hernam


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. ?9<br />

JOSEFUS , wij zullen het wel vinden , als gij mij de<br />

helft <strong>van</strong> die fom geeft.<br />

Ik verfchrikte, en herriep mijne verdediging,<br />

maar ik weet, dat VERGENNES dit zelfde geheim<br />

ook aan eenige misnoegde Braban<strong>der</strong>s vertrouwd<br />

heeft, hetwelk niet weinig toebracht 'tot het wantrouwen<br />

en de ltraks daarop volgende gisting.<br />

Ook had hij aan den Koning <strong>van</strong> Pruisfen, bij<br />

hun mondeling gefprek in Silefie, het voordel gedaan,<br />

om het Roomfche Rijk famen te deelen.<br />

Ook was met Frankrijk, toen de Beijerfche zaak<br />

uitbrak, een verdrag gefloten en afgefproken over<br />

eene verdecling <strong>van</strong> Duitschland. Deze beide gevallen<br />

waren de eigenlijke bronnen <strong>van</strong> het Duitfche<br />

Vorsten - verbond, daar FREDERIK gebruik<br />

<strong>van</strong> wist te maaken, en dat JOSEFUS ZOO weinig<br />

achtte. Voor deze gewigtige ontdekkingen fla ik<br />

•den Lezer borg, als voor ftaatkundige geheimen,<br />

die ik gelegenheid vond, om in den grond naar te<br />

fpooren, en wier waarheid hier door mijn woord<br />

<strong>van</strong> mijn eer bevestigd wordt. Wat was nu toch<br />

an<strong>der</strong>s, on<strong>der</strong> de regeering <strong>van</strong> zoodanigen Vorst<br />

tc wachten, dan een algemeen misnoegen in het<br />

land, en buitenlandfche oorlog aan alle kanten,<br />

ten einde zijne blijkbare heerschzucht te verne<strong>der</strong>en.<br />

De hoofdbezigheid <strong>van</strong> het Berlijner Hof was,<br />

hem naauwkeurig gade te flaan, ten einde <strong>van</strong> alle<br />

gelegenheid gebruik te maaken, om Oostenrijk te<br />

verzwakken, en JOSEFUS ontwerpen te verijdelen.<br />

Men hadt zijne verwaandheid geftreeld, en hem<br />

verkeerde denkbeelden ingeboezemd <strong>van</strong> de onvervvhilijkheid<br />

<strong>van</strong> zijne armee. Daarom fprak hij bij


LEVENSGESCHIEDENIS<br />

VAN<br />

alle gelegenheden, alleen <strong>van</strong> zijne driemaal hon<strong>der</strong>d<br />

duizend Soldaten , en zocht overal moeite.<br />

Vleijers hadden hem doen gelooven, dat hij geboren<br />

was, om FREDERIICS roem te verduisteren.<br />

Hij zelve geloofde, dat, bij zijne eerfte verfchijnen<br />

•op het flagveld, FREDERIKS zon ZOU moeten taanen,<br />

maar JOSEFUS ZOU alleen de wereld on<strong>der</strong>brengen,<br />

en aan alle Vorsten de wet voorfchrijven.<br />

He Duitfche Rijksvorsten, die hij volftrekt niet<br />

dulden kon, omdat de Vorst KAUNITZ ze hem<br />

als zoo magteloos, en verachtlijk, hadt afgefchil<strong>der</strong>d,<br />

wilde hij, zoo als Caifar zijne ovcrwonnelingen,<br />

in Weenen in triumf omvoeren.<br />

Deze gezindheid werdt ruchtbaar, en de ftrik<br />

werdt hem gefpannen, in welken hij onvoorzichtig<br />

verviel, cn toen ten fpot ftrekte. De Paltzifchc<br />

Gezant in Weenen, de Baron RITTER, werdt tot<br />

het hoofdwerktuig <strong>van</strong> het Berlijner Hof gebruikt,<br />

om hem tot den Hoofdftap te beweegen, die hem'<br />

als Ufurpateur <strong>der</strong> Duitfche vrijheid ten toneel<br />

deedt verfchijnen.<br />

Deze listige man, welke in Weenen alle -rezant<br />

fchapstrappen tot dien <strong>van</strong> Minister toe* be<br />

kleed hadt, kende door eene 26 jaarige on<strong>der</strong>vinding<br />

de Wcener handelwijze naauwkeurig, hij wis<br />

een aangenaam man in vrouwen- maar ook in ge<br />

leerde gezelfchappen; een waar hoveling, diende<br />

oude Minister BECKER gevormd hadt, en dien zifc<br />

groote invloed bij de Hofdames en Biechtva<strong>der</strong>s<br />

zoo bemind maakte, dat hij wezenlijk het werfctfiig<br />

<strong>van</strong> alle vreemde gezanten werdt, die groote éal<br />

uckkmgen en ontwerpen wilden uitvoeren. Hij wist<br />

ziek


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

8r<br />

zich a's raenfchenkennCr zoo wel bij Keizer JOSE­<br />

FUS in te dringen, dat hij deszelfs onbepaald vertrouwen<br />

verkreeg. Nadien nu RITTER een boezemvriend<br />

was <strong>van</strong> den Staatsdienaar BECKER,<br />

die zijnen Heer aan den leidband voerde, en dien<br />

aan Beiferens welvaart min dan aan zijne eigene gelegen<br />

lag, zoo werdt door deze twee, <strong>van</strong> het<br />

B.rlijnfchö Hof zoo wel geïnftruëerde mannen, de<br />

Conventie tusfehen den Keizer en den zwakken<br />

Keurvorst op zoodanige wijze gefloten, dat JOSE­<br />

FUS daarbij als een waar Ufurpatcur en vijand <strong>van</strong><br />

het Duitfche Rijk verfchijnen moest, om eigenlijk,<br />

aan den fluwen FREDERIK gelegenheid te geven,<br />

hem in deze gedaante af te beelden, aan te tasten,<br />

en het Duitfche Vorstenverbond tot Hand tc<br />

brengen.<br />

Dit was de Hoofd -intriguc, welke volgends het<br />

plan gelukte, hetwelk RITTER werkflellig wist te<br />

maaken, om den Keizer in het net te lokken. Met<br />

inftemming <strong>van</strong> het Hof <strong>van</strong> Berlijn, zou JOSEFUS<br />

zijn doel hebben kunnen bereiken. Maar men wilde<br />

de zaak zoo en niet an<strong>der</strong>s befluuren, en zij gelukte,<br />

door RITTER'S ftreeken, naar den wensen<br />

<strong>van</strong> Oostenrijk! vijanden , die den Keizer zoo wist<br />

te leiden, dat hij, tot zijn dood toe, in iTeenen geeerd<br />

bleef, en niet ontdekt werdt, zijn beurs aan<br />

alle kanten maakte, en de brillandfte rol aan een<br />

Hof fpeelde, dat hij misleidde. Wat de verlichte<br />

Beijerfchen <strong>van</strong> hem, en <strong>van</strong> den dood <strong>van</strong> hunnen<br />

Keurvorst, oordeclen, die terftond na het tekenen<br />

<strong>der</strong> Conventie na eene eerlijker wereld overftapte,<br />

is mijn zaak niet, te beöordeelen, of bekend te<br />

maaken. Genoeg, de oorlog met Pruisfen brak uit,<br />

IV, DEEL. F<br />

e n<br />

\


Sa LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

en JOSEFUS wilde, volgends zijne toenmalige zeer<br />

duistere begrippen, regelrecht na Berlijn marcheeren.<br />

Door zeker toeval was mij toen de geheele Intrigue,<br />

die RITTER fpeelde, naauwkeurig bekend.<br />

De Aardshertog LEÖPOLD, na<strong>der</strong>hand Keizer,<br />

kwam juist te Weenen, toen de Keizer na tiohetik<br />

vertrokken was, na de Armee, die toen bij een<br />

trok.<br />

Ik had dezen Heer lief, en was nu juist <strong>van</strong><br />

Parijs en Manheim te Weenen gekomen , ik ging<br />

dan bij hem, en ontdekte hem het gantfche geheim,<br />

als ook het groot gevaar, waar in deze oorlog<br />

Oostenrijk bracht, en de mij naauwkeurig bekende<br />

aanflagcn, welke in alle de on<strong>der</strong>nemingen<br />

verborgen lagen, en die overal, bijzon<strong>der</strong> <strong>van</strong><br />

misnoegde Hongaren, onfeilbaar zouden uitbreken.<br />

Zijne beflisfihg was... Mijn lieve TRENCK , ik moet<br />

morgen den Keizer na Bohème volgen. Schrijf mij<br />

een' brief, als of ik u bevolen had, dat gij morgen<br />

bij mij moest komen, maar dat gij mij niet<br />

gevonden hadt, en daarom dezen brief per Estafette<br />

nazondt, welks inhoud gij den Vorst wenschtet bekend<br />

te maaken. Zeg mij in dien brief alles, dat<br />

gij mij heden met zoo vuurigen dienstijver vertrouwt,<br />

en ik zal 'er tot uw voordeel gebruik <strong>van</strong><br />

weten te maaken.<br />

Ik kwam dit bevel letterlijk na, en verzond eene<br />

Estafette met dezen brief, dien ik zelve betaalde.<br />

Bij zijne we<strong>der</strong>komst te Weenen zeide<br />

LEÖPOLD<br />

mij:<br />

Hij hadt den brief juist gekregen, toen hij met<br />

den Keizer te paard fteeg, om na het kamp te rijden.


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 83<br />

den. De Vorst hadt naar den inhoud <strong>van</strong> den<br />

brief gevraagd, dien hij hem te lezen hadt gegeven.<br />

Hij hadt hem met oplettendheid lagchende<br />

doorgelopen, hem terug gegeven, en niets an<strong>der</strong>s<br />

gezegd, dan:<br />

, Het is toch waar, TRENCK fehrijft charmant."<br />

Dit was <strong>der</strong>halven het gevolg en de uitwerking<br />

eener ontdekking <strong>van</strong> het uiterst gewigt. Het gevolg<br />

heeft bewezen , dat ik alles recht voorzegd<br />

heb, wat kort daarna gebeurde, en nog zeker uitgeborsten<br />

zou zijn, indien de fcherpzinnige THE-<br />

RESIA geen middel tot vrede gevonden hadt. Dit<br />

is het Oostmrijkfche loon voor eerlijke daaden: JO­<br />

SEFUS was ook al te veel met zijne groote krijgskunde<br />

ingenomen, om een oogenblik te twijfelen,<br />

dat hij geheel Europa de wet voorfchrijven en het<br />

on<strong>der</strong>brengen kon. MARIA THERESIA hadt on<strong>der</strong>vinding,<br />

zij moest alleen haaren naar roem, bloed,<br />

en krijg dorstende zoon halfgedwongcn toegeven,<br />

en haare armee laten marcheeren, maar heimlijk.<br />

handelde zij te '•erlijn over vrede.<br />

JOSEFUS integendeel fchreef haar nog 3 dagen<br />

voor de daadlijke inrukking <strong>der</strong> Pruis/en in Bofthmè:<br />

„ Nooit zou FREDERIK, fid<strong>der</strong>ende voor den<br />

„ grooten gewapenden JOSEFUS, daadlijk den oor-<br />

„ log waagen. Alle zijne fchikkingen waren Hechts<br />

„ fchrikbeelden, om hem in de -bezitneming <strong>van</strong><br />

„ Bei/eren te hin<strong>der</strong>en. Hij zou wel een an<strong>der</strong>e<br />

„ fnaar roeren, zoodra hij zag, dat het ernst was."<br />

Zoo geheel <strong>van</strong> zijne verwaandheid en vooróordeeleri<br />

begoocheld, verfcheen JOSEFUS op het heldentooneel<br />

in Bohème, fchoon hij zeker volftrekt<br />

•F 3<br />

geen


84 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

geen aanleg noch hoedanigheden bezat, om deze<br />

rol met vrucht en toejuiching te fpeelen, gelijk de<br />

uitkomst bewezen heeft. Want toen FREDERIK<br />

daadlijk, voor zijn oog, in zijn land rukte, verging<br />

hem terftond de lust, om regelrecht na Berlin<br />

te marcheeren, en JOSEFUS verfchanste zich<br />

met zijn in getal veel fterker leger, vertzaagd en<br />

huiverig om aan te vallen. FREDERIK in tegendeel<br />

zette Bohème on<strong>der</strong> Contributie.<br />

Zeker is het, dat de Keizer, die, voor de daadlijke<br />

uitbersting , <strong>van</strong> niets dan overwinningen<br />

droomde, voor het front <strong>van</strong> één zijner Regimenten<br />

gezegd heeft... Kin<strong>der</strong>en! toont dat gij foldaten<br />

<strong>van</strong> JOSEFUS zijt, ik voer u nog, dit jaar na<br />

Berlijn.<br />

Het vertrouwen op den jongen held , en de<br />

Weener fnorkerijen gingen ook in de daad zoo<br />

ver, dat eenige IVetncr lieden met wagens met<br />

wijn geladen het leger volgden, en aan de Officieren<br />

hunne waar tegen aanwijzing op de plun<strong>der</strong>ing<br />

<strong>van</strong> Berlin op credit verkochten, waartoe zij hunne<br />

wagens ledig medenamen, en daar vol laaden<br />

wilden.<br />

Ik ken zelfs een' man, die op deze hem, als onfeilbaar<br />

aangeprezen, verzekering wezenlijk 3000<br />

gulden gefchoten, en verloren heeft. Vervolgends<br />

ïcholden zij op THERESIA, welke deze plun<strong>der</strong>ing<br />

<strong>van</strong> alle Pruisfijchc landen door de ontijdige<br />

vrede verhin<strong>der</strong>d hadt.<br />

Ik zelve was zoo verzekerd <strong>van</strong> de uitkomst,<br />

dat ik den f chipper KELLER in Regensburg, die<br />

een uitfluitend privilegie <strong>van</strong> den Keurvorst gekocht<br />

en verkregen hadt, dat niemand dan hij alleer.


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 85<br />

leen met Beijerfche graanen na Oostenrijk den Donau<br />

bevaaren mogt, toen hij mij zijn ongeluk<br />

klaagde, dat de Keizerlijken, ze<strong>der</strong>t zij de voorlieden<br />

<strong>van</strong> Regensburg bezet hadden, aan alle fchippers<br />

zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing hetzelfde verlof gegeven<br />

hadden, ten antwoord gaf, dewijl hij den genen,<br />

die hem het oude Beijersch Privilegie te Weenen<br />

bevestigd wilde bezorgen, 2000 Dukaten tot een<br />

premie beloofde: —<br />

Mijn vriend! wilt gij mijn raad volgen, zoo befioudt<br />

u geld, ik verzeker u, dat binnen 6 maanden<br />

hier alles we<strong>der</strong> op den ouden voet, en dat 'er<br />

geen Oostenrijksch bewind in Rcgenslurg meer zijn<br />

zal. Hij volgde mijn' raad, en heeft mij in 't<br />

vervolg bedankt. Ook maakte ik in Weenen een<br />

armen vogel<strong>van</strong>ger rijk, dien ik den raad gaf, hij<br />

zou alle zijne ekfters en papegaicn niet an<strong>der</strong>s leeren<br />

praten dan: De Pruis is geflagen. Terftond<br />

hoorde men in de gantfche Stad, deze vogels zoo<br />

wel als de Weener ftraatflijpers en politieleen in<br />

alle ftraaten cn koffiehuizen roepen: De Pruis is<br />

geuagen — en de man verkocht zoodanigen vogel<br />

voor 12 Dukaten.<br />

Dit is het volkskarakter. Maar wee hem, die<br />

toen twijfelde, of JOSEFUS ook regelrecht na Bcr-<br />

Ijn marchceren, en de Pruisfifche mogendheid veii<br />

nietigen zoude.<br />

Ik voorfpelde an<strong>der</strong>s, en raakte verdacht en aangevochten.<br />

De keizer zelve deedt mij het VOQIftel,<br />

toen de Beijerfche oorlog ftondt uit te breken:—<br />

TRENCK! thans-hebt gij gelegenheid, om u<br />

aan Pruisfen te Wreeken! Ik zal u vergunnen een<br />

F 3<br />

Corps


86* LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Corps op te richten, en alles in puinhoopen te'<br />

veran<strong>der</strong>en. Mijn antwoord was:<br />

Ik heb geheel geene reden, om mij aan mijn va<strong>der</strong>land<br />

te wreeken, en heb in Hmgarijên hon<strong>der</strong>dmaal<br />

meer verloren dan in Pruisfen, Thans heb ik<br />

een' va<strong>der</strong>pligt voor 8 kin<strong>der</strong>en. Wil uwe Majesteit<br />

mij de verzekering geven, dat mijne kin<strong>der</strong>en<br />

Hechts het <strong>der</strong>de deel <strong>van</strong> die goe<strong>der</strong>en te rug<br />

zullen krijgen, die de Graaf GRASSAT ZOWITZ mij<br />

met geweld ontnomen heeft, in geval ik in den<br />

oorlog voor uw dienst mijn leven verlies, dan ben<br />

ik met blijdfchap gereed, om als foldaat, maar niet<br />

als roover, te dienen. Een toornige fchampere<br />

blik was mijne afvaardiging, en de beledigende uitdrukking<br />

, die hij niet aan mijzelven maar aan den<br />

Vorst KAREL LICHTENSTEIN gezegd heeft, verwij<strong>der</strong>de<br />

mijn hart geheel <strong>van</strong> hem: —<br />

„ Thans ben ik overtuigd, dat TRENCK fteeds<br />

„ Pruisfisch gezind blijft, hetwelk ik voorlang<br />

„ reeds giste, hij is een gevaarlijk man, en weet<br />

„ te veel."<br />

Dit oordeel <strong>van</strong> eenen zoo wantrouwenden als<br />

wraakzuchtigen Vorst, zou ie<strong>der</strong> an<strong>der</strong> man afgefchrikt<br />

hebben. Maar ik bleef fteeds onverfchrokken,<br />

trotfeerde alle gevaar, en handhaafde overal<br />

de waarheid, zon<strong>der</strong> zijne verfpie<strong>der</strong>s te fchroomen,<br />

dewijl mijn hart en mijn gedrag mij befchermde.<br />

In deze omftandigheden reisde ik bovendien nog<br />

na ffongarijên, toetfte, fpoordc na, en zag eene<br />

ruime gelegenheid, om eene gewigtige rol te<br />

fpeelen , maar ik bleef een eerlijk man, maakte<br />

geen gebruik <strong>van</strong> mijne bijzon<strong>der</strong>e voordeden, predik-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 87<br />

dikte geduld en burgerpligt, en leerde de misnoegden<br />

kennen.<br />

Ze<strong>der</strong>t dien tijd ontweek de Vorst mij overal,<br />

liet mij, zon<strong>der</strong> befchutting, over aan de IVeener<br />

Juftitie-chikane, en zocht gelegenheid, om mij te<br />

doen zwijgen. JVluar ik ftond met mijn deugdenfchild<br />

bedekt, als een rots geharnast, ik weerde<br />

de ongerechtigheid af, ftreed geftadig tegen fchurken,<br />

en bleef op mijn recht, en op mijne verdienden<br />

moedig en trotsch. Alhoewel ik reden<br />

hadt, op mijne hoede te zijn, ze<strong>der</strong>t de groote<br />

FREDERIK , bij het mondgefprek in SUtfie tegen<br />

den buitendien ligtgeloovigen en wantrouwigen<br />

Keizer gezegd hadt : Hij moest mij niet vertrouwen<br />

, ik was een hoogstöngedadig en gevaarlijk<br />

mensch.<br />

Dit gefchiedde toen, omdat hij vernomen hadt,<br />

dat ik vrijen toegang tot den Keizer hadt , en<br />

hem misfchien kundigheden aan de hand, of aanleiding<br />

geven zon kunnen, om <strong>van</strong> de voordeden<br />

<strong>van</strong> zijne landen tot nadeel <strong>van</strong> Pruisfen beter gebruik<br />

te maaken, en hem ook zijne heimlijke verlei<strong>der</strong>s<br />

,en politieke oorblazers te leeren kennen.<br />

Hier door bleef ik in werkloosheid, en zulks<br />

was FREDERIKS bedoeling, om alle verlichte eerlijke<br />

lieden ten dien tijde <strong>van</strong> JOSEFUS te verwij<strong>der</strong>en,<br />

toen hij zelf de regeering ftond te aanvaarden,<br />

en nog weetgierigheid vertoonde, gevolglijk<br />

ook goeden raad aannemen kon.<br />

Van vlijërs of papendienaars omringd, <strong>van</strong> grootfprekers<br />

verleid, <strong>van</strong> kleine despoten aangevuurd,<br />

<strong>van</strong> onervaren gidzen geleid, kon JOSEFUS nooit<br />

groot, nooit voor hem ontzaglijk worden. In IPee-<br />

^ 4<br />

nen


88 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

nen moet alles, zoo lang mooglijk, bij het oiicle<br />

blijven, geen Oostenrijkse}} Monarch moet een FRE­<br />

DERIK kunnen worden, en zoo lang wereldkenners,<br />

ervaren en eerlijke lieden, groote geesten <strong>van</strong> den<br />

invloed op ftaatszaken , op het hartop de vorming<br />

<strong>van</strong> jonge Vorsten, geweerd worden, zal<br />

Prubfens magt fteeds en veilig klimmen.<br />

Deze is de waare oorzaak, waarom ik on<strong>der</strong> JO­<br />

SEFUS regeering werkloos bleef. On<strong>der</strong>tusfchen<br />

heb ik voor hem, in de eerfte jaaren <strong>van</strong> zijne regeering,<br />

verfchciden plans uitgewerkt, maar die allen<br />

verknoeid ten uitvoer werden gefteld. Mijn onuitblüsbare<br />

haat tegen de Roomfche arglistigheid is<br />

wereldkundig. Hier had ik een open veld, om te<br />

arbeiden, cn ik zag, met hartlijke blijdfehap, de<br />

vrijheid <strong>van</strong> de drukpers doorbreken, de groote<br />

vooröordeelen wegruimen, de kloosters verftooren,<br />

en het Priester - geweld verzwakken. Maar JOSEFUS<br />

kon de grondregels, die met de moe<strong>der</strong>melk waren<br />

ingezogen, niet overmeesteren, en ze<strong>der</strong>t dat<br />

de Paus in Weenen geweest was , werdt hij<br />

fchroomvallig en wankelmoedig. De Rozenkrans<br />

werdt heimlijk we<strong>der</strong> opgezocht ; het bijgeloof<br />

vermeesterde alle zijne zielsvermogens; hem ontbraken<br />

kundigheden en wetenfchappen, om zich<br />

los te fcheuren; hij begon incognito te biechten,<br />

en aflaat te verdienen; insgelijks deed hij bedevaarten<br />

na Mariën-zcl, alwaar hij, na zeker onge-.<br />

mak aan de oogen, zelfs een paar gouden oogen<br />

op het outer offerde. Alles verfcheen hem nu<br />

reeds als een ketter en zielevijand, die hem<br />

flechts de oogen wilde openen. En dewijl ik dit<br />

flipt naging, -en wezenlijk waar vond, verwij<strong>der</strong>de<br />

ik


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER. TRENCK. 89<br />

ik mij geheellijk <strong>van</strong> hem , haalde de fchou<strong>der</strong>s op,<br />

en beklaagde zijne ftaaten, die we<strong>der</strong> in het diepfte<br />

Bijgeloof tc rug vielen.<br />

Hij heeft groote dingen on<strong>der</strong>nomen, meer dan men<br />

mooglijk geloofde, veel meer dan alle zijne voorva<strong>der</strong>s<br />

, toen hij de Hiërarchie met waaren heldenmoed<br />

aantastte, en alle onzichtbare kluisters <strong>van</strong> Rome<br />

fcheen te verbrijzelen, maar zijn befluit was niet<br />

ftandvastig en aanhoudend: Hij wankelde in de<br />

'uitvoering, tastte het werk <strong>van</strong> den verkeerden<br />

kant aan, en fchoon 'er waarlijk ongelooflijke dingen<br />

in Oostenrijk gebeurden, alwaar zelfs reeds<br />

eenige Hofraaden en Staatsdienaaas verftandige<br />

boeken begonnen te lezen, zon<strong>der</strong> met den Biechtva<strong>der</strong><br />

raad te plcegen, evenwel viel 'er veel we<strong>der</strong><br />

in het oude Chaos te rug, toen men den<br />

Keizer we<strong>der</strong> als een berouwhebbend zondaar<br />

voor den Priefter knielen , en zelfs roozenkransfen<br />

bidden, en gebefte Goochelaars openlijk verzeilen<br />

zag.<br />

Daar werden wel monnikskloosters opgeheven<br />

doch de monniken zeiven werden niet na Rome<br />

gejaagd, maar op de dorpen en in de lieden als<br />

Pfarheeren en Vikarisfen aangefteld, alwaar zij<br />

thans meer dan ooit gelegenheid hebben, om hunne<br />

heilige bedriegerijen on<strong>der</strong> het volk te verbreiden,<br />

aan het welk zij zich als verdreven mariiekars<br />

voordoen, en het goochclfpel <strong>van</strong> godsdienstverfchiilen<br />

voorbrullen. JOSEFUS roem zou<br />

onfterflijker zijn dan die <strong>van</strong> alle mooglijke helden,<br />

indien hij dit begonnen heilzaam werk' _ voor het<br />

welzijn zijner ftaaten manlijk •uitgevoerd, en het<br />

F 5<br />

Room-


9 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Roomfche veelhoofdig Hydra geheel doodgedrukt<br />

hadt. Maar hij ontwrong de geestlijkheid flechts<br />

eenig geld, en verhin<strong>der</strong>de niet, dat zij dit aan<br />

den an<strong>der</strong>en kant we<strong>der</strong> dubbel bij meelijdende<br />

dom-ooren konden aftroggelen.<br />

Maar zijn fchild was te zwak, om in den ftrijd<br />

<strong>van</strong> het -Bijgeloof met menfchenverftand te zegegevieren.<br />

Hij bezweek voor de arglistigheid, en<br />

werdt eerst een heimlijke Dweeper, omdat hij<br />

zich over zijne zwakheid fchaamde: Ik kende dit<br />

brein reeds op het eerfte gezicht, maar hij vondt<br />

nergens hulp, omdat hij het niet waagde, hulp te<br />

zoeken. De flimme verfpie<strong>der</strong>s <strong>van</strong> Home maakten<br />

gebruik <strong>van</strong> de gelegenheid. Hier kwam nog<br />

bij, dat alle zijne ontwerpen mislukten, dit fchreef<br />

zijn zwakke geest niet toe aan zijn eigen gedrag,<br />

maar aan de wraak <strong>der</strong> heilige Ordenftichters, die<br />

hij in den hemel en op aarde beledigd hadt: Hij<br />

wankelde,bezweek,en, als hij langer geleefd hadt,<br />

zoo was de SpaatJ'chc Inquifitie onfeilbaar in Weenen<br />

ingevoerd, waarbij hij zelve de nieuwfte foorten<br />

<strong>van</strong> martelingen zou uitgevonden hebben. God<br />

dank ! kan men <strong>der</strong>halvcn zeggen, dat hij met zulke<br />

gevoelens nog ten rechten tijd ftierf, eer de in<br />

het geheim vercenigde Geestlijkheid een Bartholomeus-nacht<br />

in zijne Erflanden kon fpeelen, waarbij<br />

hij zelve gclagchen, en de goe<strong>der</strong>en <strong>der</strong> Proteftanten,<br />

tot fchaêvergoeding, aan de roofzucht<br />

<strong>der</strong> Paapen zou overgelaten hebben. On<strong>der</strong>tusfchen<br />

heeft JOSEFUS de eere, dat hij on<strong>der</strong> het getal<br />

<strong>der</strong> Groote Hervormers verfchijnen kan, die<br />

den dank en eerbied <strong>der</strong> nakomelingfchap verdienen,<br />

en die licht begonnen te verbreiden. Deze<br />

groo-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. QI<br />

groote on<strong>der</strong>neming wischt reeds werklijk groote<br />

vlekken in zijne waare Levensbeschrijving uit, en<br />

ik verëere alleen daarom zijne asfche, omdat hij,<br />

na eene zoo vertzaagde opvoeding, als hij gehad<br />

hadt, midden on<strong>der</strong> de dweepzuchtige bewoners<br />

<strong>van</strong> Weenen, evenwel moeds genoeg bezat, om<br />

den aanval te waagen, die, met meer aanhoudende<br />

ernst, de gelukkigfte gevolgen voor het menfehenverftand,<br />

en voor het wezenlijke <strong>van</strong> de Oostenrijk,<br />

fohe magt zou hebben kunnen voortbrengen. God<br />

loone hem voor zijnen goeden wil! en behoede zijnen<br />

opvolger, om niet in denzelfden kuil te vallen,<br />

waar in de Roomfche Staatkunde zoo veele goede<br />

Koningen, als laage flaaven, gekluisterd heeft gehouden.<br />

Ik heb in Oostenrijk zeker met zielsblijdfchap gearbeid<br />

en medegewerkt, voor dat ik den Vorst<br />

geheel kende. Maar, zoodra hij mij als een' ketter<br />

begon te beöordeelen, zag ik de gevolgen Van zijn<br />

zwakheid voor uit, en verwij<strong>der</strong>de mij <strong>van</strong> den<br />

truon, met gevoelige aandoening over het lot <strong>van</strong><br />

zoo fchoone, maar door Domkoppen heel nutteloos<br />

gemaakte gewesten.<br />

Als hij nu, door de ziekte, die hij zich zeiven<br />

op den hals gehaald hadt, <strong>van</strong> tijd tot tijd zwakker<br />

werdt, en het geduurig Paternoster bidden<br />

evenwel zijne vreeze voor het Vagevuur niet vermin<strong>der</strong>en<br />

kon; terwijl zijne gewetens - raaden fteeds<br />

olie in het vuur wierpen, zon<strong>der</strong> dat zijn hart hem<br />

ooit gerust kon ftellen, dat hij als een menfehenvriend<br />

geleefd hadt, namen de gewetensbezwaaren<br />

daaglijks zoo toe, dat men hem, al 3 jaaren voor<br />

zijn dood, overal, het ave Maria, overluid hoorde


PU<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

de opzeggen. Zelfs bij de plegtige daad <strong>van</strong> ontucht<br />

badt hij met de Priesteresfen <strong>van</strong> VENUS de<br />

Litanicn om aflaat te bekomen. Zoo verviel hij in<br />

het laffle Bijgeloof, en ftierf als de eenvouwigfte<br />

Kapucijner in angst en fchrik.<br />

Geen mensch op aarde heeft in de daad ooit<br />

meer geleden in zijne laatfte levensdagen, dan Keizer<br />

JOSEFUS, die alle zijne ontwerpen in duigen<br />

zag fpatten, voor zijn dood. Hij zag zijne Braban<strong>der</strong>s,<br />

die hij in kluisters wilde fmeeden en die<br />

hij verachtte, werklijk <strong>van</strong> zijne Staaten afgefcheurd.<br />

Hij zag niets <strong>van</strong> alle zijne Despotieke<br />

bevelen vervuld; en zichzelven op het fmertlijkfte<br />

ziekbed zoo klein, zoo diep'vervallen, als mooglijk<br />

was; hij zag zijne on<strong>der</strong>danen vreugdefeesten<br />

tegen zijn overlijden gereed maaken; hij moest alles<br />

herroepen, wat hij in Hongarijën bevolen hadt;<br />

hij zag zichzelven in alle zijne politieke aanflagen<br />

befpot, en on<strong>der</strong>vondt, wat Vorsten zijn, wanneer<br />

zij alle menfehen beledigd hebben, en zich onfeilbaar<br />

verbeelden te zijn, zoo lang niemand het waagt,<br />

om hun de waarheid te zeggen.<br />

Evenwel met dit alles verdiende JOSEFUS een<br />

beter lot, dewijl zijn oogmerk bij veele on<strong>der</strong>nemingen<br />

toch goed was, alhoewel hij in de wijze<br />

<strong>van</strong> uitvoering zeer mistastte, bijzon<strong>der</strong> daar de<br />

Braban<strong>der</strong> geheel an<strong>der</strong>s behandeld moet .worden,<br />

dan de kruipende Oostenrijker, en de moedige Hongaar<br />

an<strong>der</strong>s dan de hardnekkige Boheemer. De Hongaar<br />

moest zelfs zijne moe<strong>der</strong>taal vergeten, en alle<br />

zijne grondwetten, cn volks-privilegiën verliezen.<br />

Hunne kroon, hun Palladium <strong>van</strong> Bijgeloof, werdt,<br />

fmaadlijk, door Burgcrfoldaten met geweld uit<br />

Pres-


Ï-REDRW, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 93<br />

Presburg na Weenen gebracht, en eene zaak <strong>van</strong><br />

zoo weinig betekenis bracht het gantfche Rijk op<br />

de been.<br />

De eigenzinnigheid <strong>van</strong> den Vorst, die overal<br />

eene ilaaffche Militaire regeering wilde invoeren,<br />

en de rechten <strong>der</strong> volken met voeten tradt-, veroorzaakte<br />

alle deze opfchuddingen, en al dien<br />

fmaad, dien hij in zijne laatfte dagen dulden moest.<br />

Zijne ftaats- en perfoonlijke vijanden maakten <strong>van</strong><br />

de gelegenheid gebruik, en zijne Despotieke Raadgevers<br />

befchimpten den Monarch, die alle liefde<br />

<strong>van</strong> het volk verloren hadt, en zich on<strong>der</strong> zulke<br />

omftandigheden nog in buitenlandfche oorlogen<br />

ftak. In Boheemen en Tirol fpookte het ook al, cn<br />

de Gallicicrs bevonden zich in die omftandigheid,<br />

dat zij, niets meer te verliezen hebbende, tot noodweer<br />

komen moesten tegen hunne plun<strong>der</strong>aars, die<br />

men hun <strong>van</strong> het fchuim <strong>der</strong> laagfte, domfte, cn<br />

roofzuchtigfte Weener ingezetenen toegezonden hadt,<br />

om hun land te rcgeeren. De gevolgen <strong>van</strong> dit alles<br />

waren handtastelijk vooruit te zien, en JOSEFUS<br />

ftierf te rechten tijde, om de fcheuring <strong>van</strong> alle de<br />

Oustenrijkfche Provintien voor te komen. Dit zijn de<br />

gevolgen <strong>van</strong> den ijzeren fcepter, wanneer de Despoot<br />

de Priesters niet op zijne zijde, cn het leger<br />

met buitenlandfche vijanden tc ftrijden heeft. Nog<br />

even <strong>van</strong> pasfe tradt een zachtmoedige LEÜPOED<br />

op den troon, die door toegevendheid, menschlievendheid,<br />

en grootmoedigheid, de ontftelde gemoeden<br />

bedaarde, het dreigend onwe<strong>der</strong> tegenhieldt,<br />

en middel vondt, om zich zeiven en zijne gistende<br />

Staaten tot rust te brengen. Waartegen JOSEFUS<br />

de geesfel <strong>der</strong> aarde heeten kon, indien zijne<br />

heersen-


0-4 LEVENSGESCHIEDENIS^AN<br />

heerschzuchtige ontwerpen in de uitvoering mooglijk<br />

geweest waren.<br />

Ik moet, bij deze gelegenheid, nog iet zeggen<br />

<strong>van</strong> den vermaarden Schelde - oorlog, die dezen<br />

Vorst juist weinig eere aandoet, en die bewijst,<br />

dat hij overal geern twist zocht, om zijnen Heldendorst<br />

te voldoen.<br />

Zekere Graaf PROLI uit Braband, een poghans<br />

.en windbreker, te Wimen gekomen, en eene kompagnie<br />

tot den Oostïnclifchtn handel te Triest oprichtende,<br />

vondt den Vorst KAUNITZ, den Finantie-<br />

Minister, Graaf HATZFELD, en meer an<strong>der</strong>e rijke<br />

grooten, als ook den hebzuchtigen Bankier FRIES<br />

gereed, om met hem eene Maatfchappij op te richten.<br />

Maar, deze Heeren hadden niet eens een gezond<br />

denkbeeld <strong>van</strong> zoodanigen handel. De graaf<br />

HATZFELD vraagde mij, wat ik 'er <strong>van</strong> dacht?<br />

Mijn antwoord was:<br />

Holland is in het bezit <strong>van</strong> dezen handel, wij<br />

moeten gevolglijk altijd <strong>van</strong> hen koopen. Zij weten<br />

ook altijd door hunne Correspondenten vooruit",<br />

wat wij heen en we<strong>der</strong> laaden zullen. Zoodra<br />

zij nu het minde nadeel voor hunne Comptoiren<br />

befpeuren, zullen terdond dezelfde goe<strong>der</strong>en herwaards<br />

gezonden, en met 30 percent verlies verkocht<br />

worden; dan is ons bankroet klaar. Maar<br />

zij haaien integendeel in 't vervolg de geleden<br />

fchade fpoedig dubbel we<strong>der</strong> in, omdat hunne<br />

"kas en crediet het kunnen uithouden. Bovendien<br />

behooren tot den Odstfridifehon handel ten minden<br />

8 fcheepen, om in ongelukkige toevallen de balans<br />

te houden tusfehen winst en verlies; wanneer<br />

<strong>der</strong>halven Oostenrijk met twee fchepen vaart, en<br />

'cr


FREDRIK, VRIJHEER. VAN DER TRENCK. 95<br />

er één <strong>van</strong> verongelukt, dan heeft deze handel al<br />

9<br />

een einde. Ook kende ik den Heer Graaf PROLI<br />

en zijn karakter, die zichzelven verrijken, en voor<br />

zijne Compagnons zeker Faillisfement bezorgen<br />

Zou.<br />

Doch men gaf geen acht op mijnen raad, en na<br />

2. jaaren was de vooripelling reeds vervuld. .<br />

De fchepen werden geladen, en liepen on<strong>der</strong> den<br />

naam <strong>van</strong> KAUNITZ ftout in zee. De Scheepskapitein<br />

SIMSON dreigde den Hollanclfcht Phi/ifiijnen<br />

reeds, dat hij hunnen handeltempel floopen zou,<br />

maar niemand <strong>der</strong> deelgenoten was gereed, om zijn<br />

kakebeen te geven, in gevalle SIMSON dat tot den<br />

moord gebruiken wilde.<br />

Keizer JOSEFUS zelve betrouwde 500,000 Florijnen<br />

uit de openbaare fchatkist aan dezen gelukzoeker.<br />

Thans verwachtte men de uitgelopen fchepen<br />

terug, waar<strong>van</strong> 'er één te Oostende binnen zou lopen.<br />

FRIES hadt <strong>van</strong> de tol op de Schelde gehoord.<br />

Zijne hebzucht ontwaakte, om dezelve te befpaaren,<br />

fchoon hij misfchien, voor zijn deel, geen<br />

100 gulden bedragen zou hebben. Deze kleinigheid<br />

was de bron tot den oorlog om de Schelde.<br />

Voor JOSEI US was alle gelegenheid, om met alle<br />

vrije volken aan den dans te komen, welkom. Hij<br />

nam een befluit, voordat hij de gevolgen overzien<br />

en overwogen hadt. — Nu begonnen de bedreigingen,<br />

ook werden alle oude guarantiën en vredestraktaten<br />

befpot. JOSEFUS wilde de vrijë vaart<br />

op de Schelde, alhoewel hij geen een fchip hadt.<br />

Hol-


95 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Holland bleef op zijn recht ftaan; en dreigde op<br />

de Keizerlijke vlag te zullen fchieten.<br />

De Keizer zeide dit tegen FRIES, en fcheen nog<br />

beliuiteloos. — Deze hernam.... De Hollan<strong>der</strong>s<br />

hebben .de courage niet, om op uwe Majefteits<br />

vlag te fchieten Maar, als .zij fchieten, herhaalde<br />

de Keizer... Zij fchieten, de Duivel haal<br />

mij! niet... En als zij evenwel fchieten... Dan<br />

oorlog, uw Majefteit! en geheel Holland veroverd.<br />

— De fchran<strong>der</strong>e Keizer volgde den raad <strong>van</strong><br />

eenen koopman. De Hollanden fchooten werklijk.<br />

Nu was de belediging gefchied. Nu marcheerde<br />

de armee na Holland, zelfs werden 'er reeds IP'allachifche<br />

Roovcrsbcnden tot vrijcorpfen aangeworven,<br />

om alle de Dukaaten uit Apijlerdam te haaien.<br />

Maar ach het einde was fchand en fchinrp,<br />

de oorlogskosten waren vergeefsch verfpild, het<br />

fchip <strong>van</strong> FRIES verging, voor dat het aan de<br />

Sclielde kwam, cn Graaf PROLI, de Directeur,<br />

verklaarde aan de bedrogen Maatfehappij het bankroet,<br />

zelfs zegt men in Parijs, dat de Koningin<br />

<strong>van</strong> Frankrijk de 10 millioenen guldens heimlijk na<br />

Holland gezonden zou hebben, om des Keizers<br />

eere te redden. On<strong>der</strong>tusfchen verfcheen hij zelve<br />

op het politiek Theater, als een Ufurpateur cn<br />

gevaarlijke verftoorer <strong>van</strong> de vrede, die het beiligfte<br />

va^i het ll'cstfaaljche vredestraktaat verachtlijk<br />

met voeten tradt.<br />

Toen deze oorlog om de Schelde de Weener<br />

pogcherij bezielde, en de Keizer zich reeds in Am-<br />

Jlerdam wilde laten kroonen, reed ik na Scjiouóruu,<br />

bij den Hoftuinier met naame VAN DER SCHOTT,<br />

dien ik zeer hoog achtte, dewijl hij in de daad<br />

meer


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 97<br />

meer kundigheden bezat, dan menige Staatsraad<br />

in Weenen... Toen ik binnen trad, zeide hij mij:<br />

—> Zoo even is de Keizer bij mij geweest, en<br />

heeft langer dan een uur met mij gefproken. On<strong>der</strong><br />

an<strong>der</strong>en heb ik hem gezegd, dat ik met zijn<br />

Majesteits verlof terftond na Haarlem wilde fchrijven,<br />

om nog eenige bloemcnbollen te laten komen.<br />

— De Keizer fprong <strong>van</strong> zijn floel op, zijne oogen<br />

flonkerden... Neen, hernam hij — Gij behoeft<br />

niet te fchrijven Binnen 6 weeken haal ik ze<br />

zelve met mijne Armee uit Haarlem.<br />

De Tuinier, die Holland, cn ook zijnen Keizer<br />

kende, lagchte hartlijk met zijnen ligtvaardigen<br />

veröverings- geest, en wilde hem de moeilijk,<br />

heid doen begrijpen, om zoo fchielijk te Haarlem<br />

te komen. De Vorst fpotte met hem, noemde<br />

hem een Hollandfche Patriot en domkop - en verzekerde<br />

hem op zijne eere, dat hij reeds bevel<br />

gegeven hadt, om regelrecht na Amflerdam te<br />

marchccren, en verliet hem vervolgends met misnoegen<br />

, omdat hij twijfelde, cn verftandiger was<br />

dan hij zelve cn zijne raadgevers.<br />

Zoo geweldig was deze Vorst met zijne magt<br />

en flaatkunde ingenomen; zoo hardnekkig op zijne<br />

onöpgeklaarde begrippen, en even zoo zwak<br />

in <strong>der</strong>zelver uitvoering.<br />

Op .den wezenlijk befpotlijkcn uitflag <strong>der</strong> Schelde-oorlog,<br />

die eigenlijk door den Wisfelaar FRIES<br />

veroorzaakt was, volgde fpöedig de dood <strong>van</strong><br />

dezen uitmuntenden politieken raadgever.<br />

De Keizer ontnam hem de ééne bron na de<br />

an<strong>der</strong>e, waardoor hij zijne rijkdommen verzameld<br />

hadt, omdat hij de wegen in Weenen wist te vin-<br />

IV. DEEL. G den,


98 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

den, door welken het hof tot Monopoliën, en<br />

de Ministers tot mildaadige infchiklijkheid en<br />

mishandeling <strong>van</strong> 's lands geld te bewegen zijn.<br />

FRIES overzag deze allen, en verftond de kunst<br />

om menfehen als vinken te blinden, die in zijne<br />

kooi voor hem alleen bij het hof zingen moesten.<br />

F ij was de inhaaligrte gierigaard <strong>van</strong> de wereld.<br />

Nooit verzadigd <strong>van</strong> de eere, om de rijkfte man<br />

te wezen, kocht hij zich den titel <strong>van</strong> Graaf,<br />

toen hij 4 millioencn bezat, en als hij 8 millioenen<br />

vermeesterd hadt, dan wilde hij Vorst worden.<br />

Maar hij werdt ontwaar, dat de Keizer hem<br />

allengs de bronnen flopte. Alles , wat hij bedoelde,<br />

was hem tot hiertoe gelukt. — Toen<br />

hem nu het eerfte plan mislukte; toen hij erkende,<br />

dat hij thans niet tot de 8 millioenen en <strong>der</strong><br />

Vorftenftand geraaken kon, greep hij den toe •<br />

vlucht aan , <strong>van</strong> alle hebzuchtige trotfehc fchurken,<br />

hij kocht een' drop, en verhing zichzelven<br />

in zijn eigen paleis. Dit is de waare, en in Weenen<br />

met zoo veel moeite bemantelde gefchiedenis,<br />

en het einde <strong>van</strong> den rijken wisfelaar FRIES, het<br />

welk ik <strong>van</strong> harten aan alle die genen toewenfche,<br />

die door arglistigheid, Monopoliën, en<br />

Hofgunst rijk zijn geworden. Aan den Hongarifchen<br />

Kamer - Prcfident, Graaf GRASSALKOWITZ<br />

zou ik hetzelfde einde toegewenscht hebben, die<br />

zoo menige Familie arm gemaakt heeft, opdat hij<br />

voor zijnen voor den Staat nuttelozen erfgenaam<br />

den Vorttelijken titel zou kunnen kopen. Deze<br />

man ontrukte mij en mijne kin<strong>der</strong>en eenige millioenen<br />

tegen aile de grondwetten des rijks aan,<br />

waar-


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 99<br />

waar<strong>van</strong> hij eenige, met goud, zilver, cn kostbaarheden<br />

beladen wagens , als een daadlijken<br />

'roof, dien hij nooit met 's lands kas verrekende,<br />

op zijne landgoe<strong>der</strong>en liet voeren. Geheel Hongarijën<br />

weet, dat hij een arme bedelftudent was,<br />

die nooit negotieerde, en nogthans zes milliöenen<br />

'aan zijnen erfgenaam heeft nagelaten. Deze kon<br />

hij zeker nooit <strong>van</strong> zijne bezolding befpaaren , en<br />

gevolglijk een zoo grooten fchat nooit als een<br />

eerlijk man verkrijgen. Ik zuchtte. THERESIA<br />

gaf hem verlof, om te rooven, en zijne erfgenamen<br />

zijn reeds met zulke Magnaten en Familicn<br />

verzwagerd, dat het voor eeuwig onmooglijk<br />

is, om het recht <strong>van</strong> mij en mijne kin<strong>der</strong>en we<strong>der</strong><br />

in te roepen. Wij is nu dood, en zijn zoon tegenwoordig<br />

een Vorst on<strong>der</strong> de Vorsten, die verdiende<br />

in de Hongarifche kepernek Cboerenpij) te gaan,<br />

maar die in zabelvellen gedoscht is, welke hij <strong>van</strong><br />

de goe<strong>der</strong>en <strong>der</strong> tretiêkifèkc Familie koopen kan.<br />

ik wensch hem denzelfden hemel toe, alwaar FRIES<br />

thans Dukaaten telt, en aan de erven <strong>van</strong> mijn<br />

lot eene beter gelegenheid, om te voltoojen, het<br />

geen ik uit overgedreven grootmoedigheid verzuimd<br />

heb Als de Vorst deze bladen leest, dan<br />

doe hij meer dan zijne voorva<strong>der</strong>s voor de gerechtigheid,<br />

en vervulle zijnen Vorstenpligt, wanneer<br />

ik in het graf die genen beklaag, welke voor deze<br />

rijke geprivilegieerde dieven laag bukken moeten.<br />

Keizer JOSEFOS wilde, en Keizer LEÖPOLD<br />

kon niets herdellen; en ik ben te oud, te lang<br />

mishandeld geworden, tc goed in 's werelds beloop<br />

ervaaren, te trotsch, om nieuwe kruipende<br />

G a<br />

ver*


IOO<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

verzoeken bij eenen jongen vorst te doen , die den<br />

roem zijner voorva<strong>der</strong>en niet zal beledigen, om<br />

aan eenen man gerechtigheid te laten we<strong>der</strong>vaaren,<br />

die geen leger in het veld kan brengen, en die de<br />

gelegenheid verzuimd heeft, toen hij zich kon doen<br />

gelden.<br />

Nu<br />

SEFUS.<br />

ver<strong>der</strong>s tot de Levensgefchiedenis <strong>van</strong> JO­<br />

Deze Heer, die Hechts gelegenheid tot oorlog<br />

zocht, en die met heel ruw en onvoltooide talenten<br />

den grooten FREDERIK wilde nadoen, dien<br />

hij toen in een valsch licht befchouwde, liet<br />

zich des tc ligter in den Turkfchen oorlog inwikkelen,<br />

waartoe de Rmfifche Ambasfadeur te Weenen<br />

Vorst GALEITZIN het meest deedt, dien ik<br />

als. den gevaarlijkften vijand <strong>van</strong> het huis <strong>van</strong> Oostenrijk<br />

naauwkeurig gekend en beoordeeld heb;<br />

maar die evenwel 's Keizers orakel werdt, en hem<br />

in den kuil Hortte, dien de Noordfche Staatkunde<br />

voor hem gegraven hadt.<br />

FREDERIK de fcherpzinnigc zeide, wel tien jaaren<br />

geleden, tegen zijnen Staatsdienaar, die hem<br />

voor JOSEFUS ontwerpen -waarfchuwde:<br />

Men moet alles in de wereld doen, om hem nog<br />

zes jaaren vrede te laten; want als hij die heeft,<br />

dan werpt hij zijne eigene Staaten door zijne projecten<br />

zeker over hoop, en veroorzaakt overal binnenlandfche<br />

opfchuddingen...<br />

Die Hechts dezen Vorst zoo als ik kende, en ooggetuigen<br />

was <strong>van</strong> zijne bekwaamheid, karakter, en<br />

handelwijze, ziet de grootheid <strong>van</strong> FREDERIK in<br />

deze voorftelling bloot liggen. On<strong>der</strong>tusfchen vondt<br />

hij echter fchielijk goed, pm hem, toen de on<strong>der</strong>-<br />

daa-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER. TRENCK.<br />

lor<br />

daanen reeds tot mismoedigheid opgeruid waren,<br />

den Turlfclun oorlog op den hals te fchuiven,<br />

ten einde hem, gelijk ook in de daad gevolgd<br />

is, zon<strong>der</strong> moeite te verzwakken, en vervolgends<br />

te verne<strong>der</strong>en, en den Dictator te fpeelcn in Europa.<br />

JOSEFUS liet zich verleiden, brak onvoorzichtig<br />

los, en ontwierp een Operations-plan, dat zijne<br />

armee te grond hielp, zijne fchatten te niet maakte,<br />

en hem in zijne waare naaktheid vertoonde,<br />

waardoor hij alle achting, magt en bedoelden<br />

roem, en ten laatften goeden naam, eere, liefde<br />

<strong>der</strong> on<strong>der</strong>daanen, en ook het leven verloor; maar<br />

aan zijnen troons - opvolger eenen Herkules • arbeid<br />

naliet, om zijne Staaten <strong>van</strong> den on<strong>der</strong>gang te<br />

redden. Zijne veldtogten en krijgsverrichtingen<br />

bewijzen noch den held, noch den grooten man.<br />

De gefchiedenis heeft geen voorbeeld, dat ooit<br />

200,000 man, zoo verachtlijk, zoo flecht aangevoerd,<br />

en zoo werkloos op de flachtbank geleverd<br />

zijn. Maar, zoodra hij befioot, de armee te<br />

verlaaten, en de rol <strong>van</strong> Held, voor welke hij niet<br />

gefchapen noch gevormd was, aan zulke mannen<br />

over te laten, die dit handwerk in de daadlijke<br />

uitvoering verftonden , fcheen het blad om te keeren,<br />

en nu vondt FREDERIK goed, het non plus<br />

ultra te bevelen, en ook aan het verzwakte Oostenrijk<br />

wetten voor te fchrijven.<br />

Zijn ontworpen verra<strong>der</strong>lijk plan, om midden in<br />

vredestijd Belgrado tc overrompelen, hetwelk nogthans<br />

door domme fehikkingen mislukte, zal een<br />

eeuwige fchsndvlek in de gefchiedenis <strong>der</strong> volks-<br />

G 3<br />

rech-


102 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

rechten blijven Geen eerlijk man kan het rechtvaardigen,<br />

en JOSEFUS ziel ligt hier geheel bloot.<br />

Voor het overige was 'er in dezen tot heerfchen<br />

geboren Vorst een bijzon<strong>der</strong> Contrast op te<br />

merken.<br />

Hij bezat alle de gaven <strong>van</strong> geest, om een<br />

groot Regent te worden. Maar de aanleg deiopvoeding<br />

ontbrak, en hij geraakte in Hechte handen,<br />

toen hij zich zeiven wilde vormen. Nadien<br />

nu zijn temperament tot onaf hanglijkheid, tot<br />

wreedheid, tot onaandoenlijkheid reeds in zijn<br />

aangeboren aart geneigd was, — nadien hij met<br />

eene geheel bedorven natie te doen hadt, die alleen<br />

door dwang en affchrikkende ftraffen te verbeteren<br />

was; nadien hij tot alle goede veran<strong>der</strong>ingen<br />

onoverkomelijke hin<strong>der</strong>paalen vondt, nadien hij<br />

een verklaard vijand was <strong>van</strong> de geleerdheid, om<br />

dat hij 'er volftrekt geen gezond© begrippen <strong>van</strong><br />

hadt — zoo zou <strong>van</strong> hem werklijk de wreedfte<br />

Vorst geworden zijn, als hij langer geleefd hadt.<br />

• Hier en daar zag hij wel licht — maar wilde<br />

zich de moeite niet geven, om de waarheid op te<br />

delven. De denkbeelden, die hij met de moe<strong>der</strong>melk<br />

ingezogen hadt, kon hij nooit overmeesteren,<br />

omdat hem de wil ontbrak, om zijn verftand in te<br />

fpannen. Hij begon wel te zien, na te vorfchen,<br />

de priester-list te bemerken, hij wilde hervormen<br />

— maar helaas ! ftandvastigheid ontbrak , dra<br />

kwam berouw en leedwezen, cn het gewigtigst<br />

ontwerp tot heil <strong>der</strong> menfehen liep op eene ftorting<br />

uit Hij hadt den besten wil, om zich <strong>van</strong><br />

het juk <strong>der</strong> vooröordeelen zijner jeugd te ontdoen<br />

r- hij fchaamde zich, dat hij zijn voorgcfteld voorbeeld


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

TOg<br />

beeld den Grooten FREDERIK niet kon navolgen,<br />

en hij knielde heimlijk in den biechtftoel, voordat<br />

zijne beuuitenloosheid hem dwong, om zich openlijk<br />

als een' flaaf <strong>der</strong> kerk te vertooncn.<br />

Het is ook gemaklijker voor eenen Vorst, wanneer<br />

hij alles blindeling gelooft, wat Rome gebiedt<br />

te gelooven, wanneer hij goede werken voor zich<br />

door an<strong>der</strong>en laat verrichten, wanneer hij door<br />

aanneming tot zoon tot het gemeenfehappeiijk genot<br />

<strong>van</strong> alle Franciskaner, Capucijner cn monneken<br />

orden Privilegiën komt, dan wanneer hij zelve<br />

door deugdzame cn edele handelingen den Hemel<br />

verdienen moet. Het is beter, en gemaklijker,<br />

zijnen Biechtva<strong>der</strong> voor zich te laten denken en<br />

bidden, dan zelve de waarheid met moeite op te<br />

delven. Het is zeer gerustllellend, wanneer' men<br />

alle acht dagen, door de biecht, zich <strong>van</strong> alle neepen<br />

<strong>van</strong> het geweten ontdoen, en den hemel door<br />

milde aflaten koopen kan, dan, wanneer men zich,<br />

zoo als de vervloekte ketter eenen rechtvaardigen<br />

God voorftelt , en als de Atheïstifche Hellewichten<br />

alleen gelooft te leven , om, door het vervullen<br />

<strong>van</strong> alle menfehen • pligten in de aardfche broe<strong>der</strong>fchap<br />

, toejuiching en zielsrust te verdienen , en<br />

liever edel te handelen, dan onëdele fchanddaaden<br />

op rekening <strong>van</strong> boete, en de voorbidding <strong>van</strong> an<strong>der</strong>en,<br />

te bedrijven.<br />

JOSEFUS verkoos <strong>der</strong>halven het beste deel naar<br />

zijnen fmaak. En zijn gedrag op zijn ziekbed, zijn<br />

dood heeft bewezen, dat ik hem ook toen recht<br />

beoordeeld heb, toen elk <strong>van</strong> hem hoopte, dat hij<br />

het bijgeloof beteugelen, en de verlichting bevor<strong>der</strong>en<br />

zou. Ik volgde heai vier-cn-twintig jaaren<br />

G 4<br />

lang,


104 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

lang, in alle zijne flappen, met onophoudelijke<br />

waarneming. Ik zocht het vertrouwen <strong>der</strong> genen,<br />

die hem hadden opgevoed, die hem beftuurden,<br />

te winnen, en befloot mij voor altijd, zoo ver<br />

mooglijk, <strong>van</strong> hem tc verwij<strong>der</strong>en, cn ook zijne<br />

toejuiching nooit te zoeken, dewijl zijne medehelpers<br />

en werktuigen, wezenlijke menfchenvijanden<br />

moesten wezen.<br />

Van zijne reize na Rwland, bracht hij den fmaak<br />

voor de flaavenzweep en rottingflagcn mede , cn<br />

het aanfehouwen <strong>der</strong> Hongaar/che Walachiërs, maakte<br />

zijn hart niet aandoenlijker- Hij werdt daardoor<br />

aangefpoord, om zijne on<strong>der</strong>daancn, als Wallaghicrs<br />

te behandelen, en nu werden 'er ftraffen en wreedheden<br />

uitgedacht, bij welker bekendmaking alle volken<br />

ijzen zouden.<br />

Die de ellendelingen, veroordeeld, om de vaartuigen<br />

te trekken, gezien heeft, hoe zij, behalvcn<br />

de zwaare ijzers aan alle de leden, behalven den<br />

zwaaren last, nog alle hunne zieken, zoo lang zon<strong>der</strong><br />

barmhartigheid moesten medefleepen, tot zij<br />

<strong>van</strong> wormen en ongedierte opgegeten, de ziel daadlijk<br />

uitbliezen; die JOSEFUS ijslijke ge<strong>van</strong>genhuizen,<br />

cn menfehen tusfehen blokken geklemd, en vastgefmeed,<br />

in hunne eigene vuiligheid heeft zien verrotten,<br />

die den Hongaarfchen Overften Luitenant<br />

<strong>der</strong> Garde ZEKELIJ aan den Pranger te Weenen,<br />

en den Graaf POTZTATZKIJ aan de fchipsketting<br />

halfdood geflagen, heeft zien ftervcn cn verfmachten,<br />

en den aart <strong>van</strong> hunne procesfen kende , die<br />

fchuift met aandoening het gordijn toe, achter het<br />

welk de ongevoeligheid en Despotisme <strong>van</strong> JOSEFUS<br />

woedde , gezwegen alles, wat hij ftcliig v eet en<br />

z^g,


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 105<br />

£ag, omdat dc nakomclingfchap, die onmooglijk in<br />

onze tijden,'in het Christelijk Europa, voor mooglijk<br />

zou houden, en hij ontvlucht met blijdfchap,<br />

naakt, die grenzen, daar de Bastille nog niet gedoopt<br />

is , cn daar zulke fchriktoneelen nog mooglijk<br />

zijn.<br />

JOSEFUS was <strong>der</strong>halven in de daad tot wreedheid<br />

geneigd, cn zou dat eerst geworden zijn, als zoo veele<br />

mislukte on<strong>der</strong>nemingen zijn menfehenhaat gaande,<br />

en zijn hart tegen het lijden <strong>van</strong> an<strong>der</strong>en ongevoelig<br />

gemaakt hadden. Reeds in zijne kindsheid, als hij<br />

bij zijne zusters een kanarievogeltjen Icon betrappen,<br />

plukte hij het al de veêrtjcns uit , brak het<br />

de pootjens , en zette het we<strong>der</strong> leevend in zijn<br />

kooitjen. Beesten martelen, paarden opzetlijk doodrijden<br />

, honden kloppen , was zijne liefhebberij.<br />

Toen hij reeds Monarch was, ging hij te Laxenóurg<br />

's morgens vroeg om vijf uuren in de Falconerie,<br />

als de valken gevoe<strong>der</strong>d werden, en nam<br />

dan de duiven, die bedemd waren tot voedzel,<br />

leevend verkeerd in de hand, en liet ze <strong>van</strong> on<strong>der</strong>en<br />

op eten, befchouwende alle de duiptrekkingen<br />

al lagchende, en dit was zijn geliefde tijdverdrijf.<br />

Hij ging in perfoon in de ijsbjkfte ge<strong>van</strong>genisfen,<br />

gaf niemand pardon, en verzwaarde altijd hunne<br />

rampen, die hij met vermaak aanfehouwde, en<br />

zelfs nieuwe uitvondt, aan welke NERO zelve<br />

niet hadt kunnen denken. Zelfs de vrouwen, die<br />

hij tot zijne wellust gebruikte, werden bloedig gebeten;<br />

bij de haairen gedeurd; in de borsten geknepen<br />

en geklopt; foortgelijke mishandelingen verhitten<br />

zijn bloed, en maakten hem begecrigcr naar<br />

het genot. Van waare liefde, <strong>van</strong> te<strong>der</strong> gevoelen<br />

G 5 ken-


io6 LEVENSGESCHIEDENIS V A N<br />

kende hij het bekoorlPe niet. I ij fpottc met alle<br />

vrouwen, die hem meenden te beheerfchen, verachtte<br />

haar na het genot, en gebruikte ze alleen<br />

dierlijk. Hier <strong>van</strong> zou ik hon<strong>der</strong>d fchrikverwekkende<br />

en ook belagchelijke voorbeelden bekend<br />

kunnen maaken, welke de befcheidenheid terug<br />

houdt; en die zijne Levensbefchrijving niet zouden<br />

opfchikken. Maar het volgende moet ik nog, ter<br />

ophel<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> zijn karakter, openbaar maaken.<br />

Toen de Keizer FRANS onvoorziens aan eene<br />

beroerte in zijn armen ftierf, en enkel de Vorst<br />

DIETRICHSTEIN bij dit fchriklijk toneel tegenwoordig<br />

was, lag de ftervende va<strong>der</strong> in zijn linke<br />

arm, terwijl intusfehen de zoon al meesmuilende<br />

hem de neutel uit de zak nam, zon<strong>der</strong> eens zijnen<br />

dood te kunnen afwachten.<br />

Toen zijne moe<strong>der</strong> TIIERESIA ftierf, hicldt zij<br />

hem eene" zoo ernftige aanfpraak over zijn kwaad<br />

hart, dat hij zich wanhopig op den grond wierp ,<br />

weende, en rondkroop.<br />

Zes uuren na dit toneel ovcrlcedt de Vorftin;<br />

terftond begaf hij zich in 't vertrek <strong>der</strong> opper-hofmeesteresfe,<br />

die bij het voorig toneel tegenwoordig<br />

was, en zeide tegen haar met eene lagchende<br />

en fpottende houding: —<br />

„ Gravin! dat was daar voor eenige uuren een<br />

* fpectakel, dat was een gelamenteer... hebt gij<br />

wel gedacht, dat het mij ernst was?" —<br />

Hij, die in ftaat is, om bij zulke voorvallen dus<br />

tc handelen , heeft zeker geen gevoel <strong>van</strong> het edele<br />

en verhevene. En voor de waarheid <strong>van</strong> deze twee<br />

verhaalen ftcl ik mijne eer te pande.<br />

Geen vermaak, maar moordjagten waren zijn liefheb-


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 107<br />

hebber'j, bij welken hij, wel gedekt met de fpies<br />

in <strong>der</strong>vende dieren wroeten, en hunne weerloos lijdende<br />

fmerten kon hooren reutelen. Ook vermaakte<br />

hem het gevecht <strong>van</strong> ge<strong>van</strong>gen Beeren, inzon<strong>der</strong>heid<br />

als men aan de <strong>van</strong> honger woedende ' oofbecren<br />

een paard te vreten gaf, oneindig, wanneer<br />

het levend gevreten werdt, fteende, kuchte, en de<br />

oogen verdraaide. Daarom begunftigde hij in 'té-<br />

'nen de barbaarfche Beerengevechten, om zijne laagzielde<br />

IVacner-ingezetenen aan zulke fchouwfpelen<br />

te gewennen, of bij gelegenheid hen zclven zulk<br />

lot getroffen hadt. Dit was de fchoonfte fchouwpkats<br />

en leerfchool voor beulen, cipiers, kommandanten,<br />

en exerceermecsters, en doet het Nationaal<br />

karakter weinig eer aan, daar de aandoenlijke<br />

juffers zelfs in de handen klappen, wanneer een<br />

Beer het betrapte zwijn <strong>van</strong> on<strong>der</strong>en opvreet, en<br />

het jammerlijk gefchreeuw, on<strong>der</strong> Pauken en Trompettengeklank<br />

haare ooren kittelt, of als de <strong>van</strong><br />

het wilde zwijn gekwetfle en ontwijdde honden op<br />

de vechtplaats kermen. Ja, hoe wree<strong>der</strong> de jagermeester<br />

dez,e arme beesten tot den kamp uit hunne<br />

ge<strong>van</strong>genisfen met ijzere tangen laat uitfeheuren,<br />

des te fchooner behaagt de Beerenbijt.<br />

JOSEF beminde alleen de parforce jagt, wanneer<br />

het naar ontkoming fmachtende hert de tong uitftak,<br />

en <strong>van</strong> zijn Majesteits handen den doodlijken<br />

houw ontving, die zijne rampen eindigde.<br />

Rampzalig land! daar de Vorst zich verlustigt in<br />

krijg en moordjagten! JOSEF gevoelde voldrekt<br />

geene vreugde in wel te doen; de regeering werdt<br />

hem fpoedig tot een last, en dewijl hij nooit een<br />

boek las, en alle wetenfchappen, alle- verkeering<br />

met


IC-8<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

met mannen vermijdde, die fchran<strong>der</strong>er waren dan<br />

hij, zoo vondt hij overal verveeling, en zocht<br />

groote reizen en oorlog, om zich den tijd te verdrijven.<br />

Maar in den oorlog zelve was hij bang,<br />

zich werkloos verfchanfende voor eenen veel zwakkeren<br />

vijand, en alleen ,de oorzaak zijnde, dat<br />

150,000 Soldaten, door Hechte oppasfing in de<br />

Hospitalen omkwamen, die den vijand hadden kunnen<br />

aantasten, en zeker (laan. Hij was dus een<br />

flecht legerbevelhebber, een zwak wetgever, een<br />

wreed richter, en gevolglijk een ongelukkig Vorst,<br />

bij alle zijne on<strong>der</strong>nemingen, zoo dat ik hem dit<br />

Graffchrift maak:<br />

Hij on<strong>der</strong>nam wel veel, maar deedt geen één zaak af,<br />

Dan dat hij 't menschdom Hof tot luide zuchten gaf.<br />

In zijne Lijkreden, die in Weenen met goedkeu*<br />

ring gedrukt is, heb ik gezegd:<br />

„ Zijne on<strong>der</strong>daanen zouden bij zijn graf geern<br />

traanen Horten, maar 'er was geen aanpersfing op<br />

de bronnen, waaruit zij vlieten moesten."<br />

Voor 't overige hadt hij echter ook goede hoedanigheden.<br />

Hij was arbeidzaam, maar hield zich<br />

tc veel met kleinigheden onledig. Hij fcheen minzaam<br />

cn openhartig, aangenaam in gezelfchappen,<br />

maar fpotte altijd in zijn hart met alle menfehen,<br />

zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing. Hij was altijd nuchter, matig<br />

in het eten, en dronk nooit geen wijn, maar<br />

beestachtig onmatig in wellust. In 't klein gierig,<br />

hebzuchtig, maar in 't groot verkwistend, daar<br />

zijne troetelneigingen, hoogmoed , eigenrocm, en<br />

heerschzuent' voldaan werden, en ook voerde hij<br />

in 't geheim een zwart bock bij zich, waar in de<br />

naa-


'FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 109<br />

naamen Honden <strong>der</strong> genen, die hij op zijn tijd vervolgen<br />

en verdoen wilde. Zijn navolger heeft het<br />

verbrand, zon<strong>der</strong> het te willen lezen.<br />

Zijne waarlijk heldhaftige on<strong>der</strong>neming tegen de<br />

Roomfche Hiërarchie, zou hem een eeuwige eerzuil<br />

on<strong>der</strong> de grootfte mannen dichten, indien hij<br />

in de uitvoering niet gewankeld hadt. Het ijs was<br />

gebroken, de hin<strong>der</strong>paalen reeds uit den weg geruimd<br />

, de overwinning over het Bijgeloof zeker;<br />

de vrijheid <strong>der</strong> drukpers deedt reeds won<strong>der</strong>en —<br />

maar de Brabandfche Revolutie maakte hem huiverig<br />

, hij zag, dat een Despoot de medewerking <strong>der</strong><br />

Paapen nodig heeft. De Franfche Revolutie deedt<br />

hem fchrikken , de arglistige , en welon<strong>der</strong>richte<br />

Biechtva<strong>der</strong>s , fchil<strong>der</strong>den voor zijne wankelende<br />

denkbeelden, den Duivel zwart , en hij verviel<br />

zelfs in het diepde dijk <strong>der</strong> Dweeperij. On<strong>der</strong>tusfchen<br />

hadt de Staat groote fommen gewonnen,<br />

door het affchaffen <strong>van</strong> veele Kloosters, indien de<br />

Kommisfarisfcn, die hiertoe gebruikt wierden, eerlijke,<br />

belangeloze lieden geweest waren. Maar zijne<br />

onbedachtzaam aange<strong>van</strong>gen oorlogen, verkwistten<br />

dit geld dubbel, en zijne in de daad kostbare<br />

reizen , die hem noch zijn land cenig nut deeden,<br />

verijdelden alles, cn maakten de kasfen ledig. Zijne<br />

minnehandelingen kostten hem weinig, omdat<br />

hij aan heel gemeene meisjens, weinig betaalde. In<br />

Parijs en Venetië alleen, werdt hij <strong>van</strong> haar gefchoren.<br />

Daartegen brachten hem Venerifche kwaaien<br />

ten on<strong>der</strong>gang, die hem den fmertlijkden dood, cn<br />

een te vroeg graf veroorzaakt hebben.<br />

Voor 't overige was zijn wil goed, om zijn land<br />

gelukkiger, te maaken •> en alle jngeflopen misbruiken


ITO LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

ken in alle vakken te verbeteren ; maar bij deedt<br />

*I!es te overhaast, ftapelde bevelen op bevelen,<br />

bekookte de ontwerpen flecht, was te komiende<br />

in zijn overleggen, te overhaast in zijn gebieden,<br />

onbeflist in zijn gedrag, onduidlijk en dubbelzinnig<br />

in zijne uitdrukkingen, nooit met zichzelven ééns,<br />

vroeg eerst om raad, als het bevel reeds afgegaan<br />

was, dan volgden uitleggingen <strong>van</strong> hetzelve f en<br />

kort daarop de herroeping. Maar menigvuldige onduidlijkc<br />

Wetten, zijn de zekerde kenmerken <strong>van</strong><br />

éenen zwakken Wetgever. En ïiier <strong>van</strong> is zijn Wetboek,<br />

dat een Rabalist heeft moeten famenflansfen,<br />

het zekerst kenmerk en bewijs. Want ze<strong>der</strong>t deszelfs<br />

invoering, zijn de Procesfen tot in het oneindige<br />

vermeer<strong>der</strong>d ; de Advokaten en Agenten zijn<br />

rijker , en de Richters niet beter geworden. Daar<br />

is geen teugel tegen ongerechtigheid en bedrog,<br />

en alle verdrukten zuchten vergeefs. Hetgeen hem<br />

nog meer tot wankelmoedigheid beweegde , was ,<br />

zijne neiging voor lasteraars en oorblazers. Geheel<br />

We neu en Uvigartjcn was met verfpie<strong>der</strong>s, die hij<br />

betaalde , ovcrltroomd , en de eerlijkfte man kon<br />

door hen ongelukkig worden, zelfs de laagfte hoeren<br />

werden hier toe gebruikt, en in zijne geheime<br />

verkeering en omgang, vindt men noch geleerde,<br />

noch groote, of verlichte mannen.<br />

Met alle zijne betoonde ftrengheid , werdt hij<br />

veel meer bedrogen , dan iemand zijner Voorva<strong>der</strong>en<br />

, omdat alles zich vereende , om zijne ligtgeloovigheid<br />

de oogen te verblinden, en hem moede<br />

te maken, nademaal 'er zoo veelerhande ontwerpen<br />

door zijn hoofd liepen, dat hij niets grondig doordacht,<br />

alleen in 't oppervlakkige over de hin<strong>der</strong>-<br />

paa-


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. III<br />

paaien heen ftrompelde, en ook te weinig ftandvas*<br />

tigheid bezat, om een moeilijk plan ten uitvoer te<br />

brengen, en gevolglijk altijd wankelde, en befluitenloos<br />

bleef. Deze ftrijdigheid blijft altijd won<strong>der</strong>lijk.<br />

Hij fcheen een vijand <strong>der</strong> Paapen te wezen, en<br />

evenwel knielde hij voor hen in hunne Biechtftoelen.<br />

Hij liet in de Bedevaartsplaatfen de offertafelen<br />

weghaalen, en offerde zelf een paar gouden oogen<br />

te Maria-zei, toen hij <strong>van</strong> een ongemak aan zijne<br />

oogen genezen was, daar hij deze gelofte voor gedaan<br />

hadt.<br />

. Hij gaf verlof, om openlijk tegen de grove misbruiken<br />

<strong>van</strong> den godsdienst, tegen de bedriegerijen<br />

<strong>der</strong> monniken te fchrijven, en zelve badt hij daagüjks<br />

eenige Roozenkransfen, om aflaten te verkrijgen.<br />

Hij wilde de rol <strong>van</strong> eenen held fpeelen, cn<br />

waagde het nooit, om den zwakften <strong>van</strong> alle mooglijke<br />

vijanden aan te tasten, vertoonde bij alle gelegenheden<br />

een laf hart, was een geheel jaar werkloos<br />

voor Belgrado gelegerd, zag zijne beste foldaten<br />

zon<strong>der</strong> verweer bloeden, en zijn fchandelijke<br />

aftogt <strong>van</strong> Sehupaneck met zijne gewaande onverwinlijke<br />

Armee, toen hij volftrekt niets te vreezen<br />

hadt, zal een eeuwige fchandvlek in de Oostenrijkfclie<br />

krijgsgefchiedenis wezen. Hij wilde bemind<br />

zijn , en maakte magtfpreuken ; hij wilde rechtvaardig<br />

en billijk fchijnen, en ftrafte nooit onrechtvaardige<br />

Richters; hij wilde een goed huishou<strong>der</strong><br />

zijn, en verfpilde 's lands fchatteu willekeurig door<br />

eigenzinnigheid.<br />

Hij wilde de Industrie bevor<strong>der</strong>en, en heeft ze<br />

Vernietigd; hij wilde de inwendige inrichting in<br />

den


IIQ LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

den Staat verbeteren, en beledigde alle ftanden,<br />

veroorzaakte misnoegen en onrust, cn begon op<br />

een zoo ongelegen tijd den Turkfchen oorlog, waar<strong>van</strong><br />

de gevolgen alle zijne ontwerpen moesten vernietigen.<br />

Hij wilde rechtvaardig fchijnen zon<strong>der</strong> het wezenlijk<br />

te zijn; hij beloonde niet geern, en ftraftc<br />

willekeurig. Nooit gaf hij pardon, en maakte<br />

het vonnis <strong>der</strong> ongelukkigcn zwaarer, zon<strong>der</strong> inachtneming<br />

<strong>der</strong> wetten. Hij hadt natuurlijk verftand,<br />

dat hij niet wist te gebruiken; hij was bijgeloovig,<br />

en wilde den fchijn hebben, <strong>van</strong> boven<br />

vooröordeelen verheven te wezen. Kortom — hij<br />

was, in 't waare licht befchouwd, een heel bijzon<strong>der</strong><br />

man. In de daad fchran<strong>der</strong>er dan alle zijne<br />

voorzaten, maar die evenwel alles zoo in de verwarring<br />

gebracht heeft, dat de geheele omkeering<br />

<strong>der</strong> Oostenrijkfche Monarchie zou hebben moeten<br />

Volgen, indien hij Hechts een halfjaar langer geleefd<br />

hadt, en indien hij niet een' 'zachtmoedig,<br />

Dim, en arbeidzaam opvolger gehad hadt, die'<br />

nog in ftaat was, om alles te rechter tijd te bemiddelen,<br />

en de Conventie <strong>van</strong> Reichenbach te bewerken.<br />

Voords verwij<strong>der</strong>de JOSEFUS hoonende blik,<br />

en zijne bijtende fpotternij eiken menfehenkenner<br />

en Phijfionomist <strong>van</strong> alle vertrouwen omtrent hem.<br />

Zijn geheugen was fterk, hij hadt veele fprookjens,<br />

bon mots, cn bij gelegenheid toepaslijke woorden<br />

Van buiten geleerd. 's Avonds beftudeerde hij die,<br />

welke hij den volgenden dag te pas wilde brengen,<br />

om geleerd en vernuftig te fchijnen. En als Monarch<br />

wist hij het gefprek daar heen te wenden, .<br />

daar


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I13<br />

daar hij ze te pas kon brengen! om bewon<strong>der</strong>d tc<br />

worden.<br />

Elke vreemdeling, die,hem niet kende,ftondt verbaasd<br />

over zijne groote kundigheden in alle vakken.<br />

Maar die in den grond nafpoorde, en wezenlijkheid<br />

wilde zoeken, vondt enkel oppervlakte, maar<br />

in den grond een Chaos <strong>van</strong> verwarring. Dan<br />

brak hij het gefprek kort af, ten einde zijne zwakheid<br />

te bedekken. Daarom hebben ook alle zijne<br />

Projecten in 't riet moeten lopen; daarom gelukte<br />

hem de nabootzing <strong>van</strong> den grooten FREDERIK<br />

zoo kwalijk, dat hij kenners ten fpot moest ftrekken.<br />

Ik heb in de eerfte jaaren, toen ik hem nog<br />

niet kende, zeer veel voor hem gedaan, en ook<br />

gearbeid.<br />

Hij wist, dat ik bij wijlen den Landgraaf <strong>van</strong><br />

Hesfen-kasfd in credit was, en gaf mij den last,<br />

dat ik den Generaal SCHLIEFFEN, dien hij als Financier<br />

wilde gebruiken, in zijn' dienst zou trachten<br />

te brengen. Myn antwoord was: —<br />

De Landgraaf was mijn weldoener, toen hij<br />

Gouverneur in Maagdenburg was. Ik kan omtrent<br />

hem niet als een ondankbaare. fchurk handelen.<br />

Uwe Majesteit heeft mij geen gezag aan zijn<br />

Hof gegeven, en ik wil geen ipion en menfehen*<br />

dief wezen.<br />

Toen ik <strong>van</strong> Eerlijn terug kwam, wilde hij<br />

<strong>van</strong> mij de naamen <strong>der</strong> Brabandfehc en Hongaril<br />

fche Afgevaardigden weten, die aldaar befcherming<br />

zochten. Ik zeide, dat ik 'er niets <strong>van</strong> wist. —<br />

Hij geloofde mij niet, maar zag, dat ik geen<br />

IV. DEEL. H<br />

v e f.


114 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

verklikker geen verfpie<strong>der</strong> ben, en zijn oog verraadde<br />

mij, wat hij dacht.<br />

Ik zou in den Beijcrfchen oorlog, zoo als ik<br />

reeds gezegd heb, een Corps oprichten, en mijn<br />

va<strong>der</strong>land plun<strong>der</strong>en.<br />

Ik floeg dit voorftel koeltjens af, en vermeer<strong>der</strong>de<br />

zijn misnoegen. Toen ik het Berlijner jaargeld<br />

voor vijf jaaren <strong>van</strong> den tegenwoordigen Koning<br />

bekwam cn ook aannam, toonde hij mij bij<br />

alle gelegenheden ongenoegen en verachting, zoodat<br />

ik toen reeds befloten had, om zijne ftaaten<br />

voor altijd te verlaten, indien hij niet geftorvcn<br />

was.<br />

Mijne Hongaarfche reize in 't jaar 1787 en de<br />

luisterlijke wijze , op welke ik <strong>van</strong> die Natie<br />

ont<strong>van</strong>gen en geacht werd , bijzon<strong>der</strong> daar hij<br />

wist, dat ik millioenen in Hongarijcn te zoeken<br />

hadt, en dat ik in Berlijn zoo veel eer en achting<br />

vond, verdubbelde mijn gevaar bij eenen Vorst,<br />

die liever ftrafte dan beloonde, $r die bij een bebeledigd<br />

man geene zuivere burgerdeugd kon denken.<br />

Doch thans weet men overal, dat ik aan<br />

weerskanten een eerlijk man bleef, cn dat ik de<br />

neteligfte rol met eer en achting gefpeeld heb,<br />

met terzijdeftelling <strong>van</strong> alle mijne eigene voordcelen<br />

en rechtmatige bijzon<strong>der</strong>e wraak, en dat is<br />

mijn loon.<br />

JOSEFUS beminde lasteraars en verfpic<strong>der</strong>s, cn<br />

des te meer werdt hij bedrogen. Hij betaalde hen<br />

goed, en hierdoor werdt menig eerlijk man ongelukkig.<br />

Zijne vertrouwelingen waren flechts laag*<br />

ziekle kerels, met welken hij uuren lang kon praten.<br />

De vermaarde zoogenoemde IIUNDMICHL,<br />

en


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

lf£<br />

en een hoofdfpitsboef, met name GROSSING, en<br />

an<strong>der</strong>en hans gelijken, waren zijne geheime aanbrengers,<br />

die hij allergenadigst tot tijdverdrijf ranzelde,<br />

maar dan we<strong>der</strong> hartelijk kuste, en tot<br />

koppelaars gebruikte.<br />

Maar thans genoeg, ja al meer <strong>van</strong> dezen Heer<br />

gezegd, dan ik heb willen zeggen. Ik zou een<br />

gantsch deel met ongelooflijke, en mij Heilig bekende,<br />

bijzon<strong>der</strong>heden kunnen vullen. Doch ^dezebijdrage<br />

laat ik aan zijnen Levensbefchrijver over<br />

die zoo min vlijt als ik, en die min kwaade ^volgen<br />

te vreezen heeft. God dank, dat hij i n<br />

' t<br />

graf rust, de hemel late nooit <strong>der</strong>gelijke foort <strong>van</strong><br />

opperheerfchers geboren worden. Mij beeft hij<br />

met zwarte ondankbaarheid beloond, niets ^houden,<br />

dat hij mij beloofde, en ook mijnen kin<strong>der</strong>en<br />

£en goed gedaan; mijne rechten heeft hij ongetraft<br />

laten fchenden, maar mij door valfche beloften<br />

04<br />

J a a r e n<br />

j<br />

c v c n s o n t r o o f d j w d k e<br />

. k z e k e i_ ^<br />

an<strong>der</strong>e ftaaten met meer nuttigheids voor mij zou<br />

hebben doorgebracht. Voor 't overige is elk eerlijk<br />

fchrijver gerechtigd, om ten minften <strong>van</strong> doode<br />

Despoten de waarheid te fchrijven. JOSEFUS<br />

zou alle zijne landen verloren hebben, als hij langer<br />

geleefd hadt. Hij zou overal oorlog en moord<br />

verbreid hebben, indien hij het verftand en geluk<br />

<strong>van</strong> FREDERIK hadt gehad. En zulke Levensbefcjirijvers,<br />

die Vorften lafhartig vlijen, bedriegen<br />

de nakomehngfehap.<br />

Nu wil ik ook de beloofde getrouwe afbeelding<br />

<strong>van</strong> een IFcncr Juftitie-kollegie hier plaatzen, waart<br />

toe ik bewijzen en legale Documenten in handen<br />

heb. Dan zal elk Lezer, die eene rechtvaardige zaak<br />

te


IIÖ LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

te zoeken heeft, zeker met affchuw terug fpringen,<br />

en zeggen: — TRENCK, waarom hebt gij zoo lang<br />

in Oostenrijk geleefd? Daar behoort een man, als<br />

gij zijt, niet t'huis.<br />

Het judicium miïitare mixtum, een Hof, dat <strong>van</strong><br />

den Hof krijgsraad afhanglijk is, was mijn forum<br />

comjietens, omdat ik de montering droeg, en beftondt<br />

uit militaire perfonen, en Rcgeeringsraadcn<br />

of JuJIUiariên,<br />

De Prefidcnt <strong>van</strong> dit Kollegie was de Vorst<br />

KAREL LICHTENSTEIN, een edeldenkend en rechtvaardig<br />

• Heer, maar die flechts heel zelden in den<br />

Raad kwam. Bij zijne afwezendheid was Voorzitter<br />

de 3o jaarige grijsaard, Generaal FABER. een<br />

waar menfehenvriend en een eerlijk, bekwaam man.<br />

Maar hij was buiten ftaat, en zoo toegefteld door<br />

kwetzuuren, dat hij het grootfte gedeelte <strong>van</strong> het<br />

jaar door de jicht gefolterd, te bed moest leggen,<br />

gevolglijk verfcheen hij zelden. Dan zat de Generaal,<br />

Baron KAESPORN, voor, een eerlijk man,<br />

maar die de rechten niet beftudeerd hadt, en tegen<br />

de kijvende Kabulisten geen' mond qpendeedt, *>mdat<br />

hij terftond overftemd werdt. Hij zat dieiryolgends,<br />

al? een vredelievend man, werkloos in den<br />

raad, en fprak zelden tegen, omdat hij in den zeiven<br />

de eenigfte foldaat was, en ook maar ééne<br />

ftem hadt. De zoogenaamde Rechtsgeleerden of<br />

Rabulisten, waren de volgende: De Heer Regeerin'asraad<br />

ZETTO, edelman <strong>van</strong> Kronsdorf, was de<br />

woordvoercr, en eerfte Referent. Deze man was<br />

in geheel Weenen openlijk bekend als de grootfte,<br />

fpitsboef en rechtverdraaier, die lie<strong>der</strong>lijke ftreeken<br />

en falfiteiten aanrichtte, alles in het hoerenle-


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 117<br />

leven verfpilde, en vrouw en kin<strong>der</strong>en gebrek liet<br />

lijden. Doch, hij hadt een fchoone dochter, die<br />

aan den Keizer nu en dan een bezoek gaf, en daar<br />

door zat hij als Referent in 't gerichtshof. De<br />

Vorst LICHTENSTEIN , een onmatig Liefhebber<br />

<strong>van</strong> de fchoone Sexe, befchermde hem om dezelfde<br />

reden, en heeft driemaal zijne,fchulden betaald,<br />

en hem zelfs tweemaal <strong>van</strong> de galg bevrijd, om zijne<br />

ongelukkige familie te redden. Deze booze<br />

mensch regeerde toen dit gantfche Hof, dewijl hij<br />

listigheid, een goeden mond, ftijl, Juftitie-practijk<br />

in den hoogden graad bezat, en een uitmuntend<br />

Referent geweest zou zijn, als hij een eerlijk man<br />

hadt kunnen wezen. De an<strong>der</strong>e was een gewezen<br />

Auditeur, met name DEMSCHER. Deze man was<br />

niet rijk genoeg, om zijne huislijke verkwisting<br />

goed te maken; hij maakte gebruik <strong>van</strong> zijne fchoone<br />

dochter, die de Jood WETSLAR bezwangerd<br />

hadt, en ook on<strong>der</strong>hieldt. Zijn haat tegen mij was<br />

onbegrensd, dewijl hij als een Dvvceper God een<br />

offer meende te brengen, als hij mij als een ketter<br />

vervolgde. Hij was in eene rechtszaak mijn Referent,<br />

en las zijn Hefer at in den Raad voor. Het<br />

werdt goedgekeurd , en hij verwisfclde het met<br />

een an<strong>der</strong>, dat geheel drijdig was. Toen dit gedecreteerd<br />

<strong>van</strong> het opperde Hof verfcheen, erkende<br />

geen één Lid het voor hetzelfde, dat voorgelezen<br />

was. Het was fchandelijk en eerrovend tegen<br />

mij, en mijnen Agent, met naame DORFNER. Het<br />

moest ons ter hand gefteld worden. Ik fchreeuwde<br />

luidkeels om recht, en mijn Agent eischte<br />

openlijke iatisfactie. Deze verkreeg hij ook, omdat<br />

het gefchieden moest, en DEMSCHER badt hem<br />

H 3<br />

om


Il8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

om vergeving. Maar ik verkreeg 'er geene, en<br />

het vonnis werdt tot mijn grootfte nadeel voltrokken.<br />

Thans zit deze zelfde man als Hofraad en Referent<br />

in den grooten Hof krijgsraad, en God bewaare<br />

mij, dat ik ooit bij hetzelve recht voor mij<br />

zou zoeken.<br />

In zijne plaats kwam de Regeeringsraad Baron<br />

WALDSTaTïEN. Deze man, die arm was, hadt<br />

zijne vrouw aan den zoon <strong>van</strong> den rijken Leverancier,<br />

Baron KRECHTLER genoemd, ordenlijk verhuurd.<br />

Deze on<strong>der</strong>hicklt haar cn het geheele<br />

huis, gaf den man jaarlijks óooo gulden uitfpanningsgeld,<br />

en leefde openlijk met haar als zijne<br />

maitresfe. Toen hij, twee jaaren geleden, kwam<br />

te fterven, liet hij een kapitaal <strong>van</strong> meer dan a<br />

millioenen aan het dochtertjen <strong>van</strong> deze Maitresfe<br />

na, dat drie jaaren oud was, en dat hij geloofde<br />

<strong>van</strong> zijn fabriek te zijn, hoewel het den naam<br />

<strong>van</strong> den verhuur<strong>der</strong> draagt.<br />

Of nu zulk een man , die zoo laagzield met zijn<br />

wijf woeker drijft, in den eerwaardigen richterftocl<br />

voege; of men <strong>van</strong> hem recht kan verwachten,<br />

daar hij zon<strong>der</strong> eere leeft, cn zijn eigenbaat<br />

bewezen is; dit laat ik aan het oordeel <strong>van</strong> mijne<br />

Lezers over, cn bijzon<strong>der</strong> <strong>van</strong> hem, die zijne raaden<br />

voor Juftitie - Hoven verkiest.<br />

De Secretaris in dit Kollegie, de zoon <strong>van</strong> een'<br />

listigen Advokaat, met naame Edelman <strong>van</strong> FIL-<br />

LENIÏAUM, dirigeerde het geheele Kollegie, en<br />

fprak meer in den Raad dan alle de Leden, dewijl<br />

hij met ZETTO eene gemeene zaak maakte, met<br />

hem negotieerde en al den buit met hem deelde.<br />

De


FREDRIK, VRIJHEER. VAN DER TRENCK.<br />

II9<br />

De Vorst LICHTENSTEIN protegeerde hem bijzon<strong>der</strong>,<br />

omdat zijne fchoone vrouw voormaals zijne<br />

maitresfe was. FILLENBAUM toonde aan ie<strong>der</strong>een<br />

zijnen oudften zoon met trotsheid, als eenen zoon<br />

Van den Vorst, naar wien hij volmaakt geleek, cn<br />

verzekerde, dat de Vorst als doopgetuigen hem<br />

300 Dukaten gefchonken hadt.<br />

ZETTO, de booswicht, arbeidde met hem gemeenfchappelijk,<br />

en bezorgde aan dezen flimmen<br />

Raèufist de beste voogdijfchappen, bij welken zij<br />

zich we<strong>der</strong>zijds vetmestten.<br />

Dus werdt, door ZETTO'S befchikking, ook voor<br />

mij diezelfde FILLENBAUM tot Fedeikommies-curator<br />

benoemd, die mij binnen twee jaaren, meer<br />

dan 4000 gulden uit den zak geklopt en nog driemaal<br />

zooveel fchade veroorzaakt heeft.<br />

Als ZETTO iet voor mij te refereeren hadt,<br />

dan bleef de zaak liggen, tot dat ik aan FILLEN­<br />

BAUM 50 Dukaten of een kist Champagnes' ter<br />

hand Melde, om den Heer Referent tot fpoedmaking<br />

op te wekken, Vervolgends werdt de roof<br />

broe<strong>der</strong>lijk on<strong>der</strong> hun gedeeld.<br />

Hoe het armen Weeskin<strong>der</strong>en bij zulke Voogden<br />

gaat, wil ik hier met een woord verklaren.<br />

De Heer Curator doet alle jaaren zijne rekening,<br />

die hij in den Raad overgeeft. Vervolgends krijgt<br />

ZETTO die, om ze te revideeren cn verflag te doen,<br />

gevolglijk wordt de Curator altijd geprezen en<br />

door het gantfche Kollegie goedgekeurd.<br />

Een voorbeeld, dat in geheel IVeenen bekend is.<br />

Een officiers Dochter, een fchoon meisjen,<br />

ftondt on<strong>der</strong> voogdijfchap met een kapitaal <strong>van</strong> 16<br />

of 20,000 gulden. De Heer Curator was het<br />

H 4<br />

ééns


ISO<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

ééns met eenen vagebond , die zich voor eenen<br />

Graaf uitgaf, maar die eigenlijk een Montenegrijnfche<br />

roover en een verfoeilijk kerel was. ' De Heer<br />

Curator was het met hem ééns, en het Iluwlijks-<br />

Contract werdt tusfchen hen gefloten, en ook voor<br />

dc bruid werdt een groote tegenvermaking bepaald.<br />

Nu werdt deze benevens de eerlijke , moe<strong>der</strong> te<br />

Weenen voor het gerecht geciteerd. De eerwaardige<br />

Vrouw fprak tegen het huwelijk, cn eischte<br />

zekerheid voor haar eenig kind, met alle moogiijke<br />

moe<strong>der</strong>lijke welsprekendheid. — De Dochter deedt<br />

hetzelfde, wierp zich op de knië'n, en verklaarde,<br />

dat zij onmooglijk een' zoo barbaarfchen man<br />

trouwen kon. —- Niets kon baatcn — niets verwekte<br />

mededogen. ZETTO drong door, en liet<br />

huwlijk werdt gerechthjk gedecreteerd. De bruidegom<br />

ontving uit handen <strong>van</strong> ZETTO en den Curator<br />

het kapitaal, zeker niet zon<strong>der</strong> merklijke korting,<br />

en reisde ten fpoedigften met zijne vrouw<br />

na Hengarijèn'. Hier leefde hij drie maanden met<br />

haar on<strong>der</strong> vaak herhaalde flagen met de karwats,<br />

wordende in een prachtige Livrei door zijn roofgefpuis<br />

bediend. Eindelijk liet hij haar naakt en<br />

bloot, zwanger en uitgeplun<strong>der</strong>d, zitten, en vluchtte<br />

het land uit.<br />

Nu verfcheen de moe<strong>der</strong> in Weenen, fehreeuwende<br />

luidkeels om recht en ontferming; niets baatte.<br />

.Zij nam haar' toevlucht tot den Keizer. Deze<br />

zondt, volgends Wetner gebruik, de zaak ad referendum<br />

aan dietzelfde gerichtshof, daar de fchendaad<br />

gepleegd was. Men kan .zich gemaklijk voorlieden,<br />

wat dit hof berichtte, om zich tc rechtvaardigen,<br />

Dc Curator werdt gcrcchtlijk vrijge-<br />

fpro-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

iar<br />

fproken, en daardoor tegen alle klagten gedekt, de<br />

Monarch wierdt bedrogen, en wee hem, die het<br />

waagt, een gerichtshof aan te tasten. De Monarch<br />

moest hetzelve , geloof geven, cn alle verlosfing<br />

bleef verloren. De weenende moe<strong>der</strong> werdt nog<br />

bovendien als eene ftoute klageres <strong>van</strong> de pleitzaal<br />

weggejaagd, haar Request haar voor de voeten gefmeten,<br />

en de rampzalige zwangere dochter leeft<br />

thans in de diepfte ellende. Ik zelve heb haar tot<br />

haar kraambed een aalmoes gegeven. Nog nimmer<br />

!<br />

Zij hadt nog iooo gulden uitgezet, die aan den<br />

bruidegom niet terftond contant hadden kunnen betaald<br />

worden, omdat zij niet terftond konden worden<br />

opgezegd. Zij wierp zich ' op de kniè'n voor<br />

het gerecht, en verzocht om haar geld ter on<strong>der</strong>fteuning.<br />

De fnoode Curator protefteerdé hier tegen,<br />

en zeide, dat haar Doopcedul valsch, en zij<br />

nog min<strong>der</strong>jaarig was. ZETTO viel hem toe, zeggende,<br />

dat dit geld het kind toebehoorde cn niet<br />

haar. Ook kreeg zij geen penning. Dit befloot<br />

diezelfde man, die niet gezegd hadt, dat zij nog<br />

niet mondig'was, toen hij haar perfoon cn geheel<br />

vermogen aan een fchobbejak overgaf. Zoo handelt<br />

men in Weenen met Pupillen , en zulke gevallen<br />

gebeuren 'er overal menigvuldig. En dat<br />

het ergfte is, altijd worden 'er Advokaten of Agenten<br />

tot Curators en voogdijfchappen verkozen, die<br />

<strong>van</strong> de Richters protectie kopen kunnen. Ik ken<br />

eenen Agent, die 43 Curatcelen hadt, en zon<strong>der</strong> te<br />

bedriegen zijne percenten <strong>van</strong> allen trok, cn bovendien<br />

voor buitenkansjens eene goede rekening<br />

wist te maaken. Zelfs de befaamde ZETTO cn<br />

H 5<br />

FIL-


122 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

FILLENBAUM hadden eene menigte voogdijfchappen<br />

waar te nemen. Ik zelve moest nog in mijn<br />

tfofte jaar hun. Pupil zijn, en mij <strong>van</strong> zulke kerels<br />

laten chikaneeren.<br />

^ Dc overige Leden, behalven deze genoemden,<br />

in het Judicium militare mixtum, waren een oud,<br />

goed, maar altijd zwijgend Regeeringsraad, en een<br />

ecjuarius, die altijd de fchou<strong>der</strong>s ophaalde. Maar<br />

FILLENBAUM hield het Protocol en voerde de<br />

pen.<br />

Nu moet ik het volgend Proces omftandig bekend<br />

maaken, om den Monarch zeiven, in gevalle<br />

hij dit leest, dc oogen te openen. De 'Acta cn<br />

.Probata liggen in IVumn bij den Heer Hófagent<br />

VAN WEIJRAUCH, die het met zoo veel eere voor<br />

mij gevoerd, en het ook werklijk tegen het Gerichtshof<br />

gewonnen heeft. Een in Weenat nooit<br />

beleefd geval, op welks bekendmaking elk eerlijk<br />

man ijzen zal. Ik verhaal het zon<strong>der</strong> terughouding,<br />

zoo als het openlijk in de Acta bewezen is.<br />

Ik leefde toen in cle Rijksftad Aakcn met mijn<br />

huisgezin, en trok mijn jaargeld <strong>van</strong> de krijgskas<br />

in brusfel.<br />

Nu zond ik mijn vierè'ndeeljaars kwitantie, om<br />

mijn geld tc ont<strong>van</strong>gen, maar bekwam tot antwoord:<br />

Mijn penfioen was <strong>van</strong> den Hofkrijgsraad te<br />

Wecncr. gearresteerd, uit hoofde <strong>van</strong> een Wisfeb<br />

brief <strong>van</strong> 700 gulden kapitaal en 21 jaaren achterftalligen<br />

Intrest, welke ik om te betaalen gecon-<br />

' demneerd was na het voleindigen <strong>van</strong> het Proces.<br />

Nu wist ik volftrekt, dat ik aan geen mensch ter<br />

wereld iet fchuldig was, ook had ik geen woord<br />

<strong>van</strong>


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

ÏÜJ<br />

<strong>van</strong> een proces gelezen of gehoord. — Ik ken<br />

Weenen, de zaak kwam mij won<strong>der</strong>baar voor, zij<br />

kittelde tevens mijne eerliefde. Ik nam <strong>der</strong>halven<br />

extrapost en reed 130 mijlen ver na Weenen. Hier<br />

vernam ik terftond, dat zekere Agent BUSSTJ, een<br />

Handlanger <strong>van</strong> den Hofraad ZETTO, een wisfelbrief<br />

<strong>van</strong> 700 gulden, gedateerd 1753 tegen mij zou<br />

ingebracht hebben , welke aan zekeren FLEISCIIMANN<br />

ter hand gefteld was, die voor 15 jaaren wegens<br />

fchelmftukkcn cn falfiteiten hadt moeten opgehangen<br />

zijn.<br />

Het Proces was in orde bij het Judicium miütare<br />

mixtuni gevoerd geworden, en zelfs met valfche<br />

brieven uit Aaken voorzien, zoodat ik in optima<br />

firma in contumaciam tot betaalen gecondemneerd<br />

wierdt. ZETTO was in het gerecht de Referent,<br />

en lag met BUSSIJ on<strong>der</strong> éénen deken, hij zelf<br />

hadt den valfchen wisfel gemaakt, en altijd valsch<br />

gerapporteerd; hieruit ontftondt de mooglijkheid<br />

<strong>van</strong> een verkregen vonnis, hetwelk ook reeds op<br />

dezelfde wijze in den grooten Krijgsraad beves.<br />

tigd was.<br />

Men hadt nog geen voorbeeld in Weenen, dat<br />

zoodanig vonnis <strong>van</strong> een hooger en laager Gerechtshof<br />

ooit te, niet gedaan was, of zelfs tegengefproken<br />

kon worden.<br />

Ik was <strong>van</strong> mijne zaak zeker, maar eischte evenwel<br />

mijn wisfelbrief terug. Dit werdt brusk afgeftagen,<br />

on<strong>der</strong> voorwendzel, dat het vidimus mij<br />

toegezonden was; maar dat ik gezwegen hadt, nu<br />

was het eene res judicata.<br />

Ik ging tot den Keizer JOSEFUS, fchreeuwde<br />

luidkeels over openlijke fehelmftukken, en verzocht


124 LEVENSGESCHIEDENIS V A N<br />

zocht om eene volkomenc herftelling. Hij werdt<br />

boos, dat ik den Hof krijgsraad <strong>van</strong> het falfum<br />

befchuldigde. Doch, ik bleef op mijn recht ftaan,<br />

en bood mij tot openlijke Infamie aan, ingeval ik<br />

ik het niet bewijzen zou. Hier ftondt hij, en wees<br />

mij wcrklijk de mftitutto in t'htcgrum toe, mij geluk<br />

wenfehende. Nu zocht ik een Advokaat,. maar<br />

niemand wilde mij tegen twee gerichtshoven in<br />

puncio doii et falfi dienen, om zich niet gehaat te<br />

maaken. Eindelijk vond ik den eerlijken Hof-<br />

Agent WEIJRAUCH. Deze zag. terftond het bedrog,<br />

en kende de handelwijze <strong>van</strong> ZETTO, en<br />

nam het Proces op zich. Thans tradt hij in den<br />

Raad met het opftel <strong>van</strong> Revifie. ZETTO fcholdt<br />

cn lasterde, en wierp hem het gefchrift, als eene<br />

belediging <strong>van</strong> het gerichtshof, voor de voeten,<br />

ook wilde hij hem met eene bedreiging verfchrikken,<br />

dat hij in ijzeren banden bij den Provoost<br />

zou moeten zitten, in gevalle hij een zoo boos<br />

Proces op zich nam, en niet won. WEIJRAUCH<br />

bleef ftandvastig. En thans eischte hij de Recognitie<br />

- dagftelling <strong>van</strong> den Wisfelbrief en het produceeren<br />

in den vollen Raad. Nu wist men, dat ik<br />

vrouw en kin<strong>der</strong>en in Aaien hadt, en gevoHijk<br />

Uit hoofde <strong>van</strong> de verbaazende onkosten in Weenen<br />

niet kon blijven. Daarom gebeurde eerst na zes<br />

weeken, hetgeen in eene zoo dringende zaak binnen<br />

drie dagen hadt behooren gedecreteerd te worden.<br />

Ik verfcheen zelf, maar in plaats <strong>van</strong> den origineelen<br />

Wisfelbrief verfcheen enkel de gevidimeerde<br />

kdptj uit het Registratuur.<br />

In het vervolg <strong>van</strong> djt_ Proces is in de Acia en<br />

Prcbata bewezen , dat de omgekochte Registrator<br />

werk-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I&5<br />

werklijk een valsch vidimus uitgevaardigd hadt.<br />

Dit werdt legaliter beweerd, maar bleef in het<br />

vonnis onaangeroerd.<br />

Nu drong 'mijn Agent aan op het wetlijke produceeren<br />

<strong>van</strong> den oorfpronglijken Wisfelbrief, om<br />

het falfwn te bewijzen. Dit hadt terflondt behooren<br />

te gefchieden, maar ZETTO deedt deze dagftelling<br />

nog twee maanden verfchuiven. De klaager<br />

verfcheen niet. We<strong>der</strong> een uitftel <strong>van</strong> zes weeken.<br />

Eindlijk volgde dit produceeren.<br />

Op 't eerfte gezicht-ontftelden alle de Rechters.<br />

De Wisfelbrief was op drie plaatzcn in de datum<br />

en de fom zoo gefchrapt, dat het papier vol gaatjens<br />

was.<br />

Van on<strong>der</strong> ftondt eene vreemde hand, welke aantekening<br />

deedt <strong>van</strong> de ont<strong>van</strong>gen interesfen in October,<br />

1754. Een Paap, een Weener Biechtva<strong>der</strong>,<br />

zwoer een' eed, dat hij 'er zelfs bijgedaan hadt,<br />

toen ik het geld geteld hadt. En mijn Agent bewees,<br />

dat ik op den tijd dezer ou<strong>der</strong>tekening reeds<br />

vijf maanden in de ge<strong>van</strong>genis te Maagdenburg gezeten<br />

hadt. Als men den Wisfelbrief tegen het<br />

licht hieldt, zag men duidlijk, dar het mijn Wisfelbrief<br />

was <strong>van</strong> 100 gulden, daar men 7 <strong>van</strong> gemaakt<br />

hadt. Het gefchreven ééntal was 'er nog te<br />

herkennen, en de zeven was 'cr boven gezet, en<br />

de eigenlijke datum was 1751. hetwelk ook met<br />

het rekenboek <strong>der</strong> Adminiftratie, dat mij voorgelegd<br />

werdt, overëenftemde, alwaar de Wis fel aan<br />

FLEISCHMAN met 100 gulden betaald was. Dit alles<br />

vertoonde zich zon<strong>der</strong> tegenfpraak openbaar in<br />

de eerfte Comm'isfie. Elk zeide nu — de Wis fel is<br />

'vervakscht, nul en <strong>van</strong> geene waarde. — Doch hier<br />

be-


12(5 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

begon nu ZETTO met alle wel Sprekendheid te peroreeren,<br />

en beweerde, dat de zaak te géwigtig was<br />

om zoo volftrekt de Richters <strong>van</strong> eene dwaling tc<br />

befchuldigen. BUSSIJ, door hem te vooren on<strong>der</strong>richt,<br />

boodt aan, om getuigen bij te brengen, en<br />

'er werdt gedecreteerd, dat die gewigtige zaak in<br />

een formeel proces zou gebracht worden. Hierdoor<br />

hoopte ZETTO tijd te winnen, dewijl hij<br />

wist,dat ik niet in Weenen blijven kon, en met den<br />

Agent geloofde men, door nieuwe falfiteiten wel te<br />

recht te zullen komen.<br />

Wat was 'er nu te doen? Ik moest mijnen Agent<br />

volmagt geven, en onverrichter zaken naa /laken<br />

reizen, nadat ik acht maanden lang mij om dit Proces<br />

in Weenen opgehouden hadt. Doch de fchandelijke<br />

Proccduuren <strong>van</strong> het Hof zijn zichtbaar,<br />

daar 'er acht maanden verliepen, eer de eerfte da^ftelling<br />

tot ftand kwam.<br />

De neutel <strong>van</strong> dit raadzel "is eigenlijk deze:<br />

Toen ik in 't jaar 1754 die ongelukkige reize na<br />

Dantzig deed, liet ik in Hongarijcn<br />

mijne fraaie<br />

Equipage en alle mijne fchriften bij het Regiment<br />

Maar toen ik na tien jaaren terug kwam, vondt ik<br />

flechts nog éénen Lieutenant in 't leven; Overfte,<br />

Kwartiermeester,<br />

en alle mijne kamcraaden waren<br />

dood of uit den dienst. Nooit heb ik kunnen<br />

te weten komen, waar mijne Equipage gebleven<br />

was Mijne fchriften waren na Weenen<br />

aan den Hofraad HUTTNER gezonden. Maar deze<br />

wilde 'er volftrekt niet <strong>van</strong> weten.<br />

Uit mismoedigheid<br />

verliet ik Oostenrijk, en leefde 14 jaaren<br />

in 4***»» zoo als reeds in mijne Gefchiedenis<br />

verhaald is. Nu moeten mijne fchriften, bij geval<br />

,


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I27<br />

val, of door ftreeken, in ZETTO'S handen geraakt<br />

zijn. Hier vondt hij den Wisfelbrief <strong>van</strong> 100<br />

gulden, dien ik vergeten hadt te verfcheuren, en<br />

pleegde nu die falüteit, maakte zich mijne afvvezendheid<br />

ten nutte, gebruikte tot zijn medewerktuig<br />

den Agent BUSSIJ, die hem moest opëifchen,<br />

hij zelf was referent, en hadt het gantfche fchehnftuk<br />

gefpeeld, om den buit met hem te deelen.<br />

De Acten zelvcn bewijzen dit duidlijk, en toen de<br />

aanllag mislukte, moest BUSSIJ voortgaan, om den<br />

Collega niet te verraaden.<br />

Nog is dit merkwaardig:<br />

Toen ik in Maagdenburg in arrest zat, werdt<br />

'er per cdiclum ad vahas gepubliceerd, dat allen,<br />

die wat <strong>van</strong> mij te vor<strong>der</strong>en hadden, binnen jaar<br />

en dag, Sub pana praclufi z\z\\ moesten aanmelden.<br />

Maar deze Wisfelbrief is niet voorgekomen, gevolglijk<br />

was hij eo ipfo geannulleerd, en volftrekt<br />

niet meer te eisfehen, als was hij ook niet vervalscht<br />

geweest. Ook zou de bezitter geen 21<br />

jaaren gewacht hebben.<br />

Nu moest ik vertrekken, en het Proces werdt<br />

fchriftlijk voortgezet. Drie jaaren verliepen 'er,<br />

in fpijt <strong>van</strong> al den ijver <strong>van</strong> mijnen Agent; duizend<br />

Chikanes vielen 'er voor, om het eind tot<br />

in eeuwigheid te rekken, en 'er werden geheeie riemen<br />

papier vol gefchreven, zichtbaar valfche eeden<br />

gedaan, en alles aangewend, om het mij moede te<br />

maaken. Eindelijk was ZETTO in den Raad opgetreden,<br />

en hadt verklaard, de zaak was nu rijp tot<br />

vonnisfen, en ik hadt ftoutlijk over onrecht geklaagd.<br />

Maar de Prefident, Generaal<br />

FABER, was een<br />

eer-


tüB<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

eerlijk man, en zag het geheele bedrog duidlijk.<br />

Hij gaf dan bevel, dat, dewijl de Monarch hem<br />

deze zaak als bijzon<strong>der</strong> gewigtig opgedragen hadt,<br />

de Acten vooraf bij alle de Raadcn rond moesten<br />

gaan. Hier door won hij tijd, dat ik ten fpocdigften<br />

na Weenen komen, en de ftreken <strong>van</strong> ZETTO<br />

tegengaan kon , dewijl hij zoo grootmoedig was,<br />

dat hij mij <strong>van</strong> het gevaar kennis gaf. Ik fpoedde<br />

<strong>der</strong>halven voor de tweede keer na Weenen, en<br />

vondt dc bewijzen door den Agent WEIJRAUCH<br />

aangehaald, zoo klaar, dat mijne overwinning niet<br />

misfen kon. Mijne onverwachte komst onthelde de<br />

bedriegers ; ik deed al wat ter wereld mooglijk<br />

was, om de zaak te doen fpoeden, en nu hieldt<br />

ZETTO zijn referat nog vier maanden achter.<br />

Eindlijk volgde de uitfpraak:<br />

Ik, was <strong>van</strong> den eisch ontflagen, omdat de eifcher,<br />

geduurende zijn arrest, zijn tijd verflapen<br />

hadt.<br />

Tegen dit vonnis protedeerde ik plegtig, hetgeen<br />

de Richters reeds op den eerden dag dés eisch<br />

wettig hadden behooren tc doen; ik verklaarde,<br />

dat ik <strong>van</strong> dit recht volftrekt geen gebruik voor<br />

mij maaken en dat ik betaalen wilde, ingevalle men<br />

mij bewees, dat ik de 700 gulden ooit ont<strong>van</strong>gen<br />

had. Dus eischte ik uitdruklijk het vonnis ex capita<br />

doti et falfe, dewijl beiden in de Aeta bewezen<br />

was.<br />

Ik ging bij den Monarch, en verhaalde hem het<br />

gebeurde. Hij wenschte mij geluk met de roemrijke<br />

overwinning. De groote THERÈSIA wenschte<br />

mij ook geluk, en vraagde, hoe de Falfaris<br />

SUSSIJ gedraft was? dewijl alles eigenlijk bp hem,<br />

.' •»-<br />

* en


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 129<br />

cn op ZETTO alleen het vermoeden viel. Ik antwoordde<br />

— Dit was des Richters en niet mijne<br />

zaak. — De Vorstin prees mijne gematigdheid, en<br />

fcheen. medelijden met mij te hebben. Maar dienzelfden<br />

dag vondt mijn partij protectie door eene<br />

kamerjuffer, en verkreeg dit Decreet:<br />

H Den Agent BUSSIJ wordt Appel en Revifie<br />

„ <strong>van</strong> dit Proces bij hooger ïnftantie toegedaan,<br />

„ ook zal dezelve, uk hoofde <strong>van</strong> zijne armoe-<br />

„ de <strong>van</strong> alle Tax- én gerichtskosten vrij zijn."<br />

Nu begon het Proces <strong>van</strong> voren af. Ik moest<br />

we<strong>der</strong>, onverrichter zaken, met zwaare kosten na<br />

huis reizen, en deze handel duurde nog 14 maanden.<br />

Toen kwam ik voor de <strong>der</strong>de keer te Weenen.<br />

Het vonnis werdt uitgefproken. Ik won het<br />

Proces, het eerde vonnis werdt te niet gedaan, en.<br />

het arrest <strong>van</strong> mijn penfioen opgeheven, dat vijf<br />

jaar lang achtergehouden was, zon<strong>der</strong> dat iemand<br />

vroeg , of ik met mijn kin<strong>der</strong>en iet had, om <strong>van</strong><br />

te leeven, D,e Agent BUSSIJ ging voort, en nam<br />

de vlucht uit Weenen, en dit Proces over 700 gulden,<br />

hetwelk ik won, kostte mij, met de reiskosten<br />

bij de 4000 gulden. Zoo voert men procesfen in<br />

Weenen. ZETTO was nu bekend, maar werdt niet geftraft,<br />

en als ik niet zoo ijverig gearbeid, en zoo<br />

veel on<strong>der</strong>deuning bij eerlijke lieden gevonden had,<br />

dan zou ik gewis eer en geld verloren hebben tegen<br />

twee gerichtshoven, die tegen mij verdoord<br />

waren. On<strong>der</strong>tusfchen maakte deze zaak in Weeven<br />

veel gerucht. Maar dc Richters, die ik openlijk<br />

befchaamd had, werden alle mijne fnoodde<br />

vijanden, cn hunne opvolgers zijn zulks nog, dewijl<br />

'er nog altijd cenigen <strong>van</strong> de oude Leden bij<br />

IV. DEEL. 1 2it-


130 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

zitten, die ik te fchande gemaakt heb, en deze<br />

fchaamen zich, dat zij toen ten ontijde gezwegen, en<br />

zelfs openbare onrechtvaardigheid met open oogen<br />

door de vingers gezien hadden. Men gaf mij den<br />

titel <strong>van</strong> een onrustigen geest, die zich verftoutte,<br />

geheele Gerichtshoven aan te vallen, en ZETTO<br />

bleef nog 13 jaaren lang Referent in hetzelfde<br />

Kollegie.<br />

Deze nu zocht en vondt wraak. Hij verordende<br />

mij, om mij te plagen, een Fiedeicommies• curator,<br />

waartoe hij den Secretaris Edelman <strong>van</strong> FIL­<br />

LENBAUM verkoos, die in alle <strong>der</strong>gelijke gevallen<br />

zijn getrouwfte medearbei<strong>der</strong> was. Deze fchelmen<br />

hebben mij ook in 't vervolg zoo barbaarsch gefchoren,<br />

zoo grof mishandeld, dat elk, dien alles<br />

bekend was, over mijn geduld verbaasd zou moeten<br />

ftaan. Men kent mij, God dank! in geheel Europa,<br />

nu oordeele men, hoe ik te moede was,<br />

toen een fchavotwaardige fchelm, die ook in 't<br />

vervolg wcrklijk in een tuchthuis geftorven is,<br />

magt kreeg, om een man als ik eenen Curator te<br />

bezorgen, die niet beter was dan hij, en het gantfche<br />

Gerichtshof zeide op zulke fchandlijkhcden<br />

ja en amen.<br />

Kort daarna floeg de hagel mijne velden tweemaal<br />

«reheel ter ne<strong>der</strong>. Ik kon dus de contributie niet<br />

betaalen, het bovengemelde Proces hadt mij uitgeput,<br />

en ik eischte <strong>van</strong> mijn eigen geld óooo gulden<br />

tot betaaling <strong>van</strong> het landhuis.<br />

Maar ZETTO en zijn Confoortcn, bijzon<strong>der</strong>de<br />

Heer DEMSCHER. , decreteerden: — Ik was een<br />

moedwillig doorbrenger <strong>van</strong> het goed <strong>van</strong> mijne<br />

kin<strong>der</strong>en, en het gerecht verordineerde mij de Scqües-


FREDRIK, VRIJHEER VAK DER TRENCK. 131<br />

questratie. Bijna was ZETTO beftemd, om als<br />

mijn Scquester benoemd te worden, toen ik middel<br />

vond, om te betalen met 30 percent verlies,<br />

en dus de aanfiagen <strong>van</strong> die booswichten verijdelde,<br />

om mij door aanhoudende Chikanes verdrietig<br />

te maaken, en eindelijk geheel het land uit te<br />

drijven.<br />

Hemel! hoe vreeslijk zijn uwe oordeelen in die<br />

Wecncr Juftitie - Kollegien. Ik fprak on<strong>der</strong> vier<br />

oogen met den waardigen Lieutenant Vcldmaarfchalk<br />

FABER vertrouwlijk, die den Kerel heelwel<br />

kende, en mij zuchtend ten antwoord gaf —.<br />

Lieve TRENCK! Ik mag niet fpreken. De Monarch<br />

wil het zoo hebben. Maar zeg hem, dat hij<br />

mij moet vraagen, on<strong>der</strong> wat fchelmen ik in den<br />

Raad zit, dan zal hij de waarheid naakt en bloot<br />

te weten komen.<br />

Het zelfde antwoord gaf mij de Krijgsprefident,<br />

de eerlijke Veklmaarfchalk IJADDICK.<br />

De Vice-prefident, Generaal Graaf CARAMELEB,<br />

was mijn vriend. Ik vraagde hem, hoe hij, bij<br />

zoo grove mishandelingen, in den Raad zwijgen,<br />

en de onrechtvaardigfte vonnisfen tegen mij goedkeuren<br />

kon? Zijn antwoord was: — Mijn lieve<br />

TRENCK, ik fpreek in den Raad nooit voor, maar<br />

altijd tegen u, opdat niemand merke, dat ik uw<br />

vriend ben. Zoo fprak een Italiaan, die alleen<br />

voor zijnen buik leefde, en nogthans prefideerde.<br />

Nu moet ik nog een <strong>der</strong>gelijk Proces bij dit<br />

Judicium mjlitare verhaalcn, dat mij zeiven gebeurd<br />

is,'dat ie<strong>der</strong> een in IVccncn weet, en evenwel<br />

geen eerlijk man in ftaat was te bemiddelen.<br />

Ik draag het zoo voor, als het openliik bewezen<br />

i *<br />

is,


ï$1 LEVENSGESCHIEDENIS V A N<br />

is» en de beste Vorst, de Grootmoedige LEÖPOLD,<br />

het niet veran<strong>der</strong>en kon. Hier is het, tot fchande<br />

<strong>van</strong> het IVcsner Juftitie - weezen, getrouw, volgends<br />

de Acten, en zon<strong>der</strong> achterhouding.<br />

Ik kocht in 't jaar 1787 de Heerlijkheid Zwerbach<br />

in Ne<strong>der</strong>' Oostenrijk, en hadt die met de verkoopfter<br />

bedongen voor 47000 gulden.<br />

Nadien nu mijne bezitting met geweld Fideïcommies<br />

gemaakt wierdt, om mij des te meer te<br />

kluisteren , en ik nog fteedson<strong>der</strong> de Jurisdictie <strong>van</strong><br />

het Judicium milïtare mixlum ftond,Ipeelde ZETTO zijr<br />

ne rol zoo, dat de door hem gekozen Collega, een<br />

man <strong>van</strong> gelijke munt,bevel kreeg, om dit koopcontract<br />

als Curator te fluiten. Terftond ontving de verkoopfter<br />

51,000 gulden, en gevolglijk5000 gulden<br />

meer. Dezen werden on<strong>der</strong> hen gedeeld," maar ik<br />

moest zwijgen, an<strong>der</strong>s zou de gantfche koop, daar<br />

ik zoo op gefield was, tc niet geweest zijn. Ik<br />

moest bovendien deswegens negen maanden in<br />

Weenen met groote kosten leevcn, dewijl ZETTO<br />

en FILLENBAUM mij gefchenken uit den zak wrongen<br />

; en elk Referat gekocht moest worden.<br />

Als men in Oostenrijk eene .heerlijkheid koopt,<br />

dan blijven 'er altijd eenige duizend gulden als<br />

on<strong>der</strong>pandgelden terug, in gevalle men binnen<br />

twee jaaren iet vindt, dat met de Conditiën cn<br />

opgave niet overeenkomt, en dat gevolglijk niet<br />

verkocht kon worden. Dus blecven 'er 3000 gulden<br />

op Zwer bach ftaan-<br />

Naauw had ik dit goed aanvaard, of dc Verwaller<br />

vondt eene foort <strong>van</strong> lasten in de boeken <strong>der</strong> on<strong>der</strong>danen<br />

aangefchreven, die <strong>van</strong> den Landsvorst<br />

verboden waren, tc eifchen; deze bedroegen on<strong>der</strong><br />

den


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

I33<br />

den Titel: genoemde lasten, 300 gulden jaarlijks,<br />

gevolglijk 'een kapitaal <strong>van</strong> 7500 gulden, 'dat de<br />

verkoopfter mij vergoeden moest.<br />

Nu zond ik de boeren zeiven na het Kreitsambt,<br />

om deswegens over mij tc klaagen, en het betaalen<br />

dezer genoemde lasten te weigeren. Dit velde<br />

vonnis, dat zij die voortaan niet meer behoefden<br />

te betaalen. Nu reed ik na Weenen, nemende den<br />

Verwalter mede, en verfcheen met mijnen Agent<br />

DORFNER voor het Judicium milUare mixtum, hier<br />

droeg ik de zaak voor, en eischte vergoeding <strong>van</strong><br />

de verkoopfter.<br />

De eerfte pljgt <strong>der</strong> Richters zou nu, volgends<br />

de wet, geweest zijn, de verkoopfter te gelasten,<br />

dat zij mij fchadeloos fteldc, en het Proces met<br />

de boeren voerde. Maar men deedt ons heengaan,<br />

en FILLENBAUM kreeg last, om, als Curator, dezè<br />

zaak uit de wereld te maaken: deze kon nu, uit<br />

vreeze <strong>van</strong> door haar verraaden te worden, niet<br />

ageeren, daarüm hieldt hij de zaak drie jaaren lang<br />

lleepende, en liet mij in contumaciam bij de Regeering<br />

condemncren, omdat ik den tijd <strong>van</strong> twee<br />

jaaren, in de wetten bepaald, verzuimd en te laat<br />

geklaagd had. Nu fpoede ik mij na Weenen, en<br />

verfcheen voor het gericht, alwaar ZETTO het<br />

woord voerde, hier droeg ik voor, dat ik in het<br />

eerfte jaar na den koop deze zaak reeds gerechtlijk<br />

gemaakt had, en verzocht om een voorfchrijvingsbrief<br />

aan de Regeering, met het getuigenis, dat<br />

ik niets verzuimd had, en gevolglijk ex capiie contumaciae<br />

niet kon gecondemneerd worden. Maar laas!<br />

de rechters kceken ZETTO aan; deze loochende de<br />

commisfie geheel, cn zeide, dat ik nooit over de-<br />

I 3<br />

ze


134 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

ze zaak voor liet Gerecht verfchecnen was; de<br />

leden zwegen, cn ik werd afgewezen.<br />

Mijn Verwater boodt eenen eed aan, dat hij<br />

wezenhjk op dezen dag de zaak aangediend, en dat<br />

partij Advokaat GORGAN hem en mij, en den<br />

Agent DORFNER, in een volle commisfie tegengeftaan,<br />

en ook 2000 gulden tot een vergelijk aangeboden<br />

hadt. Het baatte niet, de Rechters lieten<br />

het nazoeken, maar FILLENBAUM en ZETTO, die<br />

het Protocol hielden, hadden dit geftolen, en de<br />

gantfche commisfie werdt geloochend.<br />

Ik haaste mij na mijnen Agent DORFNER, die<br />

hier bij in 't werk geweest was, en vor<strong>der</strong>de zijn<br />

getuigenis <strong>van</strong> hem. — Maar laas! 'deze gaf ten<br />

antwoord. — Lieve Baron TRENCK ! ik heb wel<br />

bewijzen in handen, dat deze dagvaarding werklijk<br />

gefchied is, maar God bewaare mij, om de waarheid<br />

tegen dit wraakzuchtig Gerichtshof te getuigen;<br />

ik zou mij alles ten vijand maaken, en alle<br />

mijne volgende Procesfen cn Curatelen verliezen.<br />

Zoo gaat het in Wcc?isn met dc heilige Juftitie.<br />

Ik verloor dus niet alleen deze 300 gulden jaarlijkfche<br />

inkomften <strong>van</strong> mijne on<strong>der</strong>danen, die ik<br />

met 7500 gulden kapitaal betaald had, maar moest<br />

ook voorleden jaar aan de verkoopfter dc 3000<br />

gulden pandgelden, met intresten en kosten, tot<br />

7000 geilden contant bij executie cn panding betalen;<br />

gevolglijk verloor het Fideicommies wezenlijk<br />

7500 gulden, waarvoor eigenlijk de Fideicommies<br />

- curator hadt behooren te zorgen cn te waaken;<br />

maar hij bleef door de Protectie <strong>van</strong> het<br />

Gerichtshof ongeftraft. On<strong>der</strong>tusfchen was ZETTO<br />

door an<strong>der</strong>e fchelmftukken eindelijk ter ftraffe gebracht<br />

,


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I35<br />

bracht, cn fterf in het tuchthuis met den bezem in<br />

de hand. Ik heb door hem ten minden 15000 gulden<br />

fchandelijk verloren, ik ben twaalf jaaren lang<br />

barbaarsch <strong>van</strong> hem gefchorcn, en dit zou ik niet<br />

on<strong>der</strong>gaan hebben, als de Vorst hem, bij het eerfte<br />

Proces, toen hij dien vaifchen wisfelbrief tegen<br />

mij gefmeed hadt, naar de wet hadt willen<br />

laten ftraffen. On<strong>der</strong>tusfchen hadden deze Gerichtshoven,<br />

die zich beledigd hielden, mij uitgefchreeuwd<br />

als een onrustig mensch, die de geheiligde<br />

Juftitie-Collcgicn gelasterd hadt,cn eeuwige<br />

vervolging zou mij drukken, indien ik langer in<br />

Oostenrijk wilde woonen. Niettegenftaande dit<br />

Collegie tegenwoordig met eerlijke mannen bezet<br />

is, evenwel kleeft de door mij openlijk bekend gemaakte<br />

fmaad hetzelve aan, en een of twee <strong>der</strong> oude<br />

leden, die ten ontijde zweegen, de fchou<strong>der</strong>s<br />

ophaalden, en aan ZETTO en FILLENBAUM de geheele<br />

directie overlieten, hebben altijd reden, om<br />

mij voor altijd te doen zwijgen.<br />

Nu verfcheen voorleden jaar het laatfte fchandlijk<br />

Toneel in deze zaak. De verkoopfter drong op haare<br />

betaaling trapswijze op de Execiaie aan. — Hier<br />

bij toonden de Landrechten den hoogstmooglijken<br />

graad <strong>van</strong> hunnen haat tegen mij. Ie<strong>der</strong> een wist,<br />

dat Zwerbach, voor 51,000 gulden gekocht, mij<br />

met alle de onkosten benevens de terftond betaalde<br />

Leenmanfchap omtrent 60,000 gulden kostte.<br />

Men wist bij het Landhuis, volgends luid <strong>van</strong> het<br />

Geregristeerde contract, dat mijn goed op de waarde<br />

<strong>van</strong> 80,000 gulden verpacht of verhuurd was,<br />

en nogthans werdt, wegens 3000 gulden pandgeld,<br />

«ene gerechtlijke fchatting gedecreteerd, cn niette -<br />

I 4<br />

gen-


Ï3 6 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

genftaande al mijn protefteercn, reeden twee koetzen<br />

met een extrapost en Kommisfitrisfen na buiten,<br />

en teerden daar zes dagen heerlijk voor mijne rekening<br />

, maakende mij 400 gulden moedwillige onkosten,<br />

die mijne vrouw benevens 7,200 gulden,<br />

aan de ftout executcerende verkoopfter in contant<br />

geld bctaalen moest. Dit heet in Weenen gerechtigheid.<br />

Dergelijke gevallen heb ik daar wel twintig<br />

aan mij zeiven beleefd en moeten dulden. Ik<br />

fchreuwde luidkeels, ik fchreef vrij, ik noemde<br />

zelfs eenige Geprivilegieerde Hechtsverdraajers bij<br />

naame. Die verbitterde den grootenhoop, cn ik<br />

leefde ze<strong>der</strong>t 43 jaaren in fteeds duurende worfteling<br />

met het fchuim <strong>van</strong> het mcnschlijk gebroed.<br />

Het Tweede en <strong>der</strong>de Deel <strong>van</strong> mijne Levensgefchiedenis<br />

heeft, zon<strong>der</strong> verfchooning en getrouw,<br />

verhaald, hoe en waardoor ik eenige milliocnen<br />

rechtmatig erfgoed in Hongarijen verloren<br />

heb, als ook <strong>van</strong> wien ik in Weenen geplun<strong>der</strong>d,<br />

en ook driemaal verraden, en in Dantzig door de<br />

Keizerlijke Staatsdienaaren verkocht ben. De Cenfuur<br />

weigerde het drukken toe te laatcn, maar<br />

Keizer JOSEFUS geboodt, dat alles, wat ik met ac*<br />

ten cn bewijzen kon ftaaven, zon<strong>der</strong> vertoef kon<br />

gedrukt worden. Dit is gefchied, en nog heeft<br />

niemand eenige voldoening <strong>van</strong> mij geëischt, in tegendeel<br />

hebben twee Referenten, met de diepfte<br />

verzekering <strong>van</strong> hunne verpligting, mij bedankt, dat<br />

ik hen in mijne fchriften gefpaard, en niet genoemd<br />

heb. Zoo denken, zoo handelen de Weemr?<br />

Juftitiarisfen.<br />

Ik wil hunne fchande bedekken, maar moet nog<br />

twee


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 13?<br />

twee voorvallen, die mij zoo bitter getroffen hebben,<br />

verhaalcn.<br />

Ik had in Aakcn een Proces met den Postmeester,<br />

die mij bedrogen hadt, cn ik appelleerde aan<br />

den Rijkshofraad te Weenen. Dc Graaf GRSVE-<br />

NITZ kreeg last, om te berichten; deze was omgekocht<br />

, cn fchreef aan den Postmeester : dat<br />

zijne zaak wel zeer verdacht was, maar dat hij<br />

hem beloofde, dat hij zijn bericht zoo lang zou<br />

laten liggen, tot ik het Proces moede was. De<br />

loop <strong>van</strong> behandeling is in dit Rijksgericht het volgende<br />

:<br />

Uit hoofde <strong>van</strong> de verbazende menigte <strong>der</strong><br />

Rijksprocesfen wordt aan eiken Hofraad een bepaald<br />

getal <strong>van</strong> dezelven toegedeeld. Ie<strong>der</strong> heeft<br />

zijne week, om op zijn beurt verflag te doen, gevolglijk<br />

komt alle <strong>der</strong>tien weeken de beurt aan<br />

hem; dan hangt het meest-al <strong>van</strong> zijne willekeur<br />

af, welk Proces hij bij dc hand nemen, of liggen<br />

laten wil.<br />

Wanneer ik nu eene onrechtvaardige zaak heb,<br />

of in posfesfie <strong>van</strong> een an<strong>der</strong>s goed ben, dan betaal<br />

ik aan mijnen Referent jaarlijks eene bepaalde<br />

fom, zoo lang hij belooft, mijn proces niet te<br />

zullen opvatten, of ik krijg door protectie <strong>van</strong> hem<br />

verzekering, dat mijn Proces zoo lang duuren zal,<br />

als hij leeft.<br />

Dit is eigenlijk de oorzaak, waarom bij dit Gericht<br />

een Proces 100 of 200 jaaren duurt, zon<strong>der</strong><br />

uitgefproken te worden. De erfgenamen <strong>van</strong> hem,<br />

die in eens an<strong>der</strong>s goed leeft, kunnen meer betaaïea,<br />

dan die, welke het bezit verloren heeft, cn<br />

1<br />

5 ge-


Ï3 S<br />

LEVENSGESCHIEDENIS V A M<br />

gevolglijk is 'er voor de gerechtigheid niet te hoopen.<br />

GRÜVENITZ hadt zulke wijze <strong>van</strong> doen, het welk<br />

door dc geheele iïad bekend was ; hij floot ook<br />

contracten, om aan de Spanjaardth Rijks - on<strong>der</strong>danen<br />

te verkopen, en werdt een zielverkopcr. Keizer<br />

JOSEFUS joeg hem daarom uit den raad, en<br />

gaf hem zijn affcheid. Nu zocht hij den Graaf<br />

THEÖDOOR BATHiANi in Hongarijen fchelmachtig<br />

te behandelen, maar werdt <strong>van</strong> dezen vastgehouden,<br />

en in eenen kerker op zijne landgoe<strong>der</strong>en<br />

geworpen. Hij zocht, als Rijkshofraad, hulp in<br />

men hielp hem los, en gaf hem in genade<br />

het Con/ilium abmndi. Dus reisde hij met eere<br />

na Mak In burg. Hier heeft hij nu een fchotfehrift<br />

tegen mijne Levensgefchicdenis laten drukken, en<br />

zich willen rechtvaardigen , maar de rampzalige is<br />

te beklaagen, de wraak treft mij niet, ik heb hem<br />

alleen genoemd, omdat hij mij n,ooo gulden fchade<br />

gedaan, en, misfchien voor een ellendig gefchenk<br />

<strong>van</strong> 50 dukaten, die aan mijne kin<strong>der</strong>en ontroofd<br />

heeft. Doch wie twijfelt, aan het geen ik <strong>van</strong><br />

hem heb moeten zeggen, die fchrijve na Weenen,<br />

cn doe on<strong>der</strong>zoek bij den Agent, .waarom de<br />

Graaf GRÜVENITZ als Rijkshofraad afgezet is; dan<br />

zal hij de waarheid <strong>van</strong> mijn verhaal vernemen.<br />

Zijn Heer Collega, de Graaf VAN DER LIPP,<br />

die, toen GRÜVENITZ verflag deedt, zoo laaghartig<br />

tegen mij pogchte, dat ik hem aan het°Hof<br />

de ooren moest wasfehen, is hem thans ook nagevolgd,<br />

en heeft insgelijks den hoogen Rijles-raad,<br />

tot vreugde <strong>van</strong> veele bedrukten,'verlaten. Maar<br />

ik, Goddank, leef nog, wel armer dan ik zijn<br />

moest,


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. I39<br />

moest, maar overal bekend en geacht, als een eerlijk<br />

man, en een martelaar voor de waarheid.<br />

Nu nog het laatfte voorbeeld <strong>der</strong> Weener-Juftitie.<br />

Voor 4 jaaren, toen ik na Parijs op weg ging,<br />

maakte ik toevallig in l.eipzig kennis met zekeren<br />

JOÜN JACOB SEMMLER, toen Bankier aldaar, deze misleide<br />

mij door zijn Schijnbare openhartigheid, en won<br />

mijn vertrouwen. Naauw was ik te Berlin, of hij<br />

zondt mij voor 12,000 Livrcs aan Wisfelbricven ,<br />

over drie maanden te Parijs betaalbaar, om te accepteeren,<br />

dewijl hij wist, dat ik daar heen op<br />

reis zou gaan, meldende, dat hij die door mijn<br />

credit in zijne tegenwoordige groote verlegenheid<br />

verhandelen kon, en dat hij mij het geld, om de<br />

betaaling op den termijn in Parijs te kunnen doen ,<br />

bij mijn doorrcizc in Leipzig contant ter hand zou<br />

ftellcn. Ik deed dit uit vriendfehap voor hem,<br />

en accepteerdeze. Toen ik in Leipzig kwam, waren<br />

de drie maanden bijna verftreken, cn hij hadt<br />

geen geld, hij gaf mij <strong>der</strong>halven alleen aoo Daalers<br />

contant, en voor 200 gulden <strong>van</strong> zijne eigen<br />

Wisfels, over drie Maanden in Augsburg betaalbaar,<br />

mij tevens verzekerende , dat hij voor niet<br />

meer dan 3000 gulden <strong>van</strong> de door mij geaccepteerde<br />

Wisfels vernegotieerd hadt, de an<strong>der</strong>en zou<br />

hij mij, als zij te rug kwamen, in naiura we<strong>der</strong><br />

geven. Ik wist niet, wat ik met zijne Augsburg.<br />

fche Wisfels doen zou, die niet ter betaling geaccepteerd<br />

waren, maar hij verzekerde mij, dat op<br />

mijn credit, ie<strong>der</strong> een in Straatsburg zijn Wisfel<br />

wed kopen zou, waarmede ik de mijnen in Parijs<br />

we<strong>der</strong> kon inlosfen. Ik vond ook wezenlijk in<br />

Frank-


14° LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Frankfort bij de Heeren Bankiers HERMAN eft<br />

GEBIIARDT , en in Straatsburg bij de Heeren<br />

FRANK en DIETRICH gelegenheid, om ze te verhandelen,<br />

evenwel moest ik voor de betaling inftaan,<br />

daar ik fteeds de interesten <strong>van</strong> drie maanden<br />

voor het uitftel <strong>van</strong> betaling, bij verloor.<br />

Ik was naauw te Parijs, 0f ik moest mijne Wislels<br />

, die ik m Berlijn 0p SEMMLER aangenomen<br />

hadt, mlosfen. Ik betaalde , maar SEMMLER bleef<br />

fteeds mijn Schuldenaar, dewijl ik meer betaalde,<br />

dan zijne verhandelde Wisfels bedroegen. On<strong>der</strong>tusfchen<br />

werden na drie maanden de Wisfels in<br />

Augsburg voldaan , alleen éénc <strong>van</strong> 400 gulden,<br />

kwam na Frankfort, met Protest, te rug. Dezen<br />

moest ik in Parijs mlosfen , tot SEMMLER evenwel<br />

middel vondt, om te betalen , waarbij ik 60 gulden<br />

aan onkosten hadt.<br />

Nu fchreef hij mij<br />

w e <strong>der</strong>, en verzocht ootmoedipt<br />

om nog 7,000 en vervolgends we<strong>der</strong> I2,ooo<br />

Livrcs voor hem in Parijs,<br />

n a<br />

twee Maanden betaalbaar,<br />

te accepteren, daartegen beloofde hij heiligst,<br />

mij voor den vervaltijd de gelden tc zullen<br />

remitteeren, ik liet mij verleiden en deed het<br />

Nu na<strong>der</strong>de de vervaltijd, maar 'er kwam geen<br />

geld, evenwel betaalde ik, maar trok op hem<br />

door den Heer VAN GETTO, aoo Louis d'Or, die<br />

hij prompt betaalde. Hier door verfterkt, betaalde<br />

ik al voort, eindelijk kwam mijn getrokken Wisfelhnef<br />

<strong>van</strong> o O Q L o u i s d , Q r o p ^ ^ & ^ ^<br />

Heeren SARTORIUS en comp. gaf, met Protest te<br />

r«g, en wel met de voor mij beledigende uitdruk<br />

kmg; dat hij voor- mij geen fonds ter betaling<br />

hadt, maar aan mij fchreef hij klaaglijk, en ont-<br />

fchul-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 141<br />

fchuldigde zich met de verlegenheid, die hem dit<br />

Protest afdwong, om niet naar Leipziger gebruik<br />

gearrefteerd te worden. Tevens zondt hij mij voor<br />

3000 gulden aan Wisfelbrieven, na drie maanden<br />

in Augsburg betaalbaar, ten einde hem door mijn<br />

credit te on<strong>der</strong>fteunen.<br />

Niemand wilde deze Wisfelbrieven hebben. In<br />

Augsburg hadt SEMMLER geen fonds of credit, cn<br />

uit Leipzig waarfchuwde men mij voor een Bankroet.<br />

Ik zat reeds met 3000 gulden, die ik vooruit<br />

betaald had, ik had het fonds <strong>van</strong> betaling,<br />

dat hij mij zoo heilig beloofd hadt, niet ont<strong>van</strong>gen,<br />

cn was gevolglijk gedwongen, om de laatfte<br />

Wisfels in Parijs met Protest te rug te zenden.<br />

Nu reisde ik na Weenen. Hij was <strong>van</strong> Leipzig<br />

gevlucht, cn ik vond hem hier. Hier. was hij<br />

zoo ftout <strong>van</strong> bij mij tc komen, cn mij mijne weldaaden<br />

te ontkennen, weshalven hij, als cenfchelm,<br />

uit mijn huis geklopt werdt. Ik moest na HongarijSn<br />

reizen, maar hij fchool achter mijnen Advokaat<br />

, dien hij hadt omgekocht.<br />

Geduurende deze mijne afwezendheid was men<br />

zoo onbefchaamd, dat men twee Wisfelbrieven <strong>van</strong><br />

SEMMLER, die ik geaccepteerd maar te rug gezonden<br />

hadt, en die ik met ~SEMMLERS Wisfelbrieven<br />

wilde betaalen, door vreemde Saxifche kooplieden<br />

liet opéifchen.<br />

Mijn Advokaat produceerde chlofe SEMMLERS<br />

brieven en de origineele wisfels niet, en ik werdt,<br />

in contumaciam gecondemneerd, om aan openbare<br />

bedriegers 2400 gulden contant te betaalen, gelijk<br />

ook terftond bevel af ging aan mijnen pachter met<br />

arrest op de pachthuur. Aan dezen fchonk SEMM­<br />

LER


I4« LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

I.ER 300 gulden, om te zeggen, dat bij hem bet<br />

gHd reeds betaald hadt, opdat ik geene toevlucht<br />

to* de gerechtigheid meer zou vinden, en na<strong>der</strong><br />

on<strong>der</strong>zoek te laat zou komen Dit werdt ook<br />

werkhjk voltrokken, en toen ik uit Honrarrën<br />

t e<br />

rug kwam, hoorde niemand meer na mij. Het was<br />

res toteara, en mijn geld was zon<strong>der</strong> redding verloren.<br />

Dus handelt men ook in Weenen met het Wisfel-recht,<br />

tegen eenen Landftand, die in Oostenrijk<br />

gegoed is. Ik kon niet weglopen, daar was dus<br />

geen pcrtculum in mora, het vonnis werdt geëxecuteerd,:<br />

ik moest terftond betalen, en mijn verhaal<br />

werdt mij opengelaten, aan een vreemden vagabond,<br />

<strong>van</strong> wien ik nooit iet te hoopen heb.<br />

Men heeft mij niet ééns de aangebrachte Wisfelbrief<br />

yan SEMMLER ter Recognitie laten zien, dus<br />

kon hij gevolglijk ook valsch zijn. Ik gaf voor<br />

3000 gulden aan Wisfelbrieven op SEMMLER<br />

a depofito tot cautie, maar niets werdt aangenomen<br />

Nog erger. Wanneer iemand , die vrouw en<br />

acht kin<strong>der</strong>en te on<strong>der</strong>houden heeft, een wezenlijk<br />

bankroet 'maakt, dan legt men evenwel flechts<br />

arrest op de helft, of het <strong>der</strong>de deel <strong>van</strong> zijne inkomften.<br />

Maar mij ontnam men ze gehéél, nicttegenftaande<br />

mijne vrouw reeds twee jaaren in de legale<br />

posfesfie <strong>van</strong> mijn goed, door mij gefteld,<br />

en <strong>van</strong> het gerecht bevestigd was. Dit gedrag bewijst<br />

<strong>der</strong>halven openbare pasfie en onrechtvaardigheid.<br />

ö<br />

Ik heb on<strong>der</strong>tusfchen door deze cn dc bovengemelde<br />

mishandelingen, met mijne Familie verlegenheid<br />

gehad, en bedriegers, advokaten, cn fchur-'<br />

ken


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 14$<br />

ken moeten verrijken, zon<strong>der</strong> dat mij eenig verhaal<br />

opendaat. Als ik nu al bewijze, dat ik nooit éénen<br />

enkelen penning aan SEMMLER fchuldig geweest<br />

ben , maar dat hij mij fchelmachtig <strong>van</strong> omtrent<br />

5000 gulden beroofd heeft, dan zal mij de Weener<br />

Richter zeker niets <strong>van</strong> mijn geld we<strong>der</strong> bezorgen,<br />

het welk hij eenen vagabond, zon<strong>der</strong> waarborg,<br />

heeft laten volgen. Waar zal ik thans klaagen?<br />

Het geld is uit het land. Heb ik misfchien niet<br />

zoo veel achting bij een Weener-Justitie-Hof<br />

verdiend, dat men mij tijd hadt behooren te laten,<br />

om op de aflevering <strong>van</strong> het geld zoo lang arrest<br />

te leggen, tot SEMMLER mij zijn Wisfelbrieven,»<br />

die ik in handen hadt, betaald hadt?<br />

On<strong>der</strong>tusfchen lagcht de booswicht, de ondankbare<br />

, dien ik met een eerlijk Duitsch hart ondcrfteund<br />

heb, cn prijst de Weener Justitie voor eenen<br />

Saxifehm bedrieger, die de Weener handelwijze<br />

wist te beftuuren. Maar wee hem, als hij mij ééns<br />

on<strong>der</strong> banden komt, hij zou mij zeker moeten bekennen<br />

, door welke fchandelijke middelen hij mijn<br />

geld in Weenen is meester geworden, en wie zich<br />

<strong>van</strong> hem heeft laten omkopen.<br />

Ik kan bij den Vorst en de geheele wereld, mijn<br />

hoofd en eer te pand dellen, en ook legaal bewijzen,<br />

dat ik, ze<strong>der</strong>t 06 jaaren, zelfs geen penning<br />

<strong>van</strong> de inkomften <strong>van</strong> mijne bezitting , noch <strong>van</strong><br />

mijn penflöen genoten heb; alles is door Chikanes,<br />

Procesfen en Onrechtvaardigheden vervlogen. Ik<br />

ben dienvolgends gerechtigd, om aan de geheele<br />

wereld de waarheid te ontdekken, en heb daartoe<br />

zulk eene omdandigheid verkozen, daar ik ze naakt<br />

verhaalen mag.<br />

Ik


*44 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Ik heb 43 jaaren in Oostenrijk opgeofferd, cn mii<br />

en mijn huis, door den arbeid <strong>van</strong> mijn hoofd en<br />

pen, moeien on<strong>der</strong>houden. Ondank is mijn loon<br />

en verachting mijne wraak.<br />

Ik was zeker niet tot rust bellernd, maar al was<br />

ook het laatfte toneel <strong>van</strong> mijn leven niet gerust',<br />

•ik zal, om rust te verkrijgen, zeker geen eenen<br />

zijftap uit mijn eens verkozen ïpoor doen, en op<br />

dit edel eigenzinnig bcfluit trots, zal ik alle ge'<br />

vaaren en vervolgingen, het hoofd weten tc bieden.<br />

On<strong>der</strong> JOSEFUS regeering, was mijn toeftand ten<br />

hoogften gevaarlijk, en de rol, die ik fpeelde, vere^chte<br />

eenen meester. Genoeg, ik heb veel voor<br />

hem gedaan cn gearbeid, maar hij deedt niets voor<br />

mij, beloofde veel, en bedroog mij. Hij ftierf, cn<br />

ik had geen reden, om hem te beweenen. LEÖ­<br />

POLD aanvaarde de regcering, en nu volgt eene<br />

geheel nieuwe Epoque voor mijne Levensgefchiedems,<br />

die nog nooit zoo luisterrijk, zoo gunftiofcheen,<br />

mij nooit aan zoo groote on<strong>der</strong>nemingen<br />

en gevaaren blootgefteld, nooit zoo wreed voor<br />

mij ecu emde genomen heeft dan dit<br />

N I E U W T O N E E L .<br />

Naauw hadt Keizer LEÖPOLD den troon beklommen,<br />

of ik fpoedde mij na hem toe. Bij de eerfte<br />

intrede nam hij mij bij dc hand, cn zeide:<br />

. 7 Jn H E V C TRENCK! Ik ben blijde, dat ik u nog<br />

in het leven vinde. Ik heb uwe Gefchiedenis met<br />

veel gevoel doorgelezen, en het is eene fchande<br />

voor Weenen, dat zij bekend gemaakt is. - Ik<br />

fprak alleen, het geen, bij zulk eene gunftige gelegen


FREDRIK., VRIJHEER VAN DER TRENCK. l^g<br />

genheid, een man, als ik, fpreken moest. Nog<br />

nooit had ik <strong>der</strong>gelijke openhartige uitdrukkingen,<br />

zulke kenmerken <strong>van</strong> een edel gevoel, uit den<br />

mond <strong>van</strong> eenen Vorst gehoord. — Mijne geheele<br />

ziel ontwaakte uit haaren Vorftenhaat, die reeds<br />

naar grondbeginzels gevormd was; mijne liefde verhief<br />

zich tot geestverrukking, mijn vertrouwen voor<br />

LEÖPOLD, het uitzicht voor mijn recht fcheen<br />

glansrijk, en ik befloot, mijne laatfte dagen geheel<br />

voor hem te leeven.<br />

In de eerfte woeling <strong>van</strong> dit geheel fchreef ik<br />

het volgende kleine Dichtftukjen, het welk zijne<br />

goedkeuring vondt:<br />

T R E N c K s<br />

G E W A A R W O R D I N G ,<br />

B IJ Z IJ NE<br />

E E R S T E A U D I Ë N T I E .<br />

Den 23 Maart.<br />

Gelijk een mart'laar, na het ftrijden,<br />

Nu voor Gods troon verheerlijkt ftaat,<br />

Daar vreugd, na 't doorgeftane lijden ,<br />

De traanen wischt <strong>van</strong> zijn gelaad:<br />

Gelijk de blijdfehap, vol vertrouwen,<br />

Hem, die het loon <strong>der</strong> deugd geniet,<br />

Verrukt, nu hij God mag aanfehouwen,<br />

Die 't weldoen met genoegen ziet .<br />

Zoo ftond ik heden voor den Vorst,<br />

Ontroerd, die Oostrijks Scepter torsent.<br />

I<br />

V<br />

'<br />

" K Schroom.<br />

D E E 1


I46" LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />

Schroomva ; lig floeg ik de oogen ne<strong>der</strong>,<br />

En voelde een nooitgevoelde drift,<br />

Op nieuw on.vlamt mijn eerzucht we<strong>der</strong>-»<br />

Voer dwaas gekeurd in menig febrift.<br />

Ik voeid' 't b.oed door de ad'ren Itroomen,<br />

Zoo als 't nooit grijsaart heeft gevoeld;<br />

't Ging mij . gelijk in zoete drootnen<br />

De gierigaart in fchatten woelt.<br />

Nu weet'k, hoe zig een ziel vermaakt,<br />

Die uit des nootlots droom ontwaakt.<br />

Nu ik deez' zegepraal beleefde,<br />

Verkreeg ik, daar mijn wensch naar ftrekt;<br />

Dit was het doel, daar ik naar ftreefde,<br />

Mijn Koning ziet mij gantsch ontdekt.<br />

Na veertig jaaren bitter lijden<br />

Breekt eindelijk mijn recht eens door.<br />

Wie zal toch hem zijn heil benijden,<br />

Die alles, zoo als ik, verloor?<br />

Toon, God! hem, die mijn lot verzoet,<br />

Wat dankbaarheid mijn harte voedt!<br />

't Voelt de waardij <strong>van</strong> groote daaden<br />

Te lnat, nu onvermogen fpreekt,<br />

Nu, door <strong>der</strong> jaaren last beladen,<br />

De werkkracht aan den wil ontbreekt.<br />

Doch neen! zoo lang 'k mijn bloed voel gisten,<br />

Dat edeler gevoelens baart,<br />

Kan ik nog om den voorrang twisten,<br />

Wie vuur'ger dank met weldaên paart:<br />

Vooreen, die zon<strong>der</strong> brilglas ziet,<br />

Is TRENCK.voorwaar geen Invalied.<br />

Voor


ÏREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK,<br />

I47<br />

Voor FKEÖKIK heb ik bloed vergoten,<br />

De kerker was mijn loon! te wreed!<br />

Nooit heb ik Vorftengunst genoten,<br />

Wijl 'k voor geen magt ooit on<strong>der</strong>deed.<br />

Mijn eigen zin , in vuur'ger jaaren,<br />

Liep ftórm, daar men Hechts kruipen duldt}<br />

Mijn moed en deugd zag geen gevaaren;<br />

Straks was de lijdenskelk gevuld :<br />

Hoe bitter die mij heeft gefmaakt,<br />

Hij 's glorierijk gantsch leeg geraakt.<br />

Bij 't laatfte dropjen had 'k, mismoedig,<br />

Hem bijna weggeworpen; toen,<br />

'Toen ome Koning, mij zoo goedig.<br />

Opnieuw vveêr blijde hoop deed voén;<br />

Ik kan die hoop nog niet mis:rouvven,<br />

Hoe vaak zij mij heeft opgeiigt,<br />

Een Vorst, die de onfchuld wil aanfchou\ven„<br />

Beloont gewis den burgerpligt.<br />

Mijn Schutsgod, ziende 't geen ik leed,<br />

Staat thans tot mijne hulp gereed.<br />

Ja, LEÖPOLD lagcht mij nu tegen,<br />

Hij weet, wat goede menfehen krenkt.<br />

De vloek veran<strong>der</strong>t in een zegen,<br />

Als God ons zulke Vorften fchenkr.<br />

Het laatst tooneel fchijnt <strong>van</strong> mijn leven<br />

Nu gunftig voor mij. Ja, ö ja !<br />

Mijn arbeid zal beloning ge.en,<br />

Nu 'k zegerijk aan 't eindperk fta.<br />

Hij voert m' in rust, die onrust bant,<br />

Aanfehouwer klapt, klapt in de hand,


Ï48 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Nu ging ik ten minften twee of driemaal ter<br />

week bij hem, zon<strong>der</strong> ooit afgewezen te worden.<br />

Ik zag en vond vertrouwen en achting, ook werd<br />

ik over de gewigtigfte on<strong>der</strong>werpen geraadpleegd,<br />

en kreeg zoo veel last tot verfcheiden fchriftelijke<br />

opftellen, dat ik menigen nacht voor hem<br />

fchreef, en dikwijls den volgenden dag gereed overgaf,<br />

hetgeen hij eerst na 14 dagen verwachtte.<br />

Mijn dienst-ijver behaagde, en hij beloofde mij alles<br />

wat een eerlijk, tot hier toe werkloos gehouden<br />

en beledigd man, <strong>van</strong> eenen rechtvaardigen,<br />

fcherpzichtigen, en tevens weldaadigen Vorst verwachten<br />

kan.<br />

Alle onze Staats- Zuig- en Bloed-egels en de<br />

gantsch Hof en Juftitie - hommelzwerm, welke gewoon<br />

zijn, arbeidzame bijen te verjaagen, fpitden<br />

nu de ooren, en zagen kwaade gevolgen voor zich<br />

te gemoet, wanneer een man als ik open toegang<br />

bij een' goeden Vorst vindt. Hier nam nu het<br />

kabaleeren een' begin , omdat men TRENCK dikwijls<br />

aan het Hof zag. Ook werden dc verfpie<strong>der</strong>s<br />

<strong>der</strong> vreemde Hoven, die geene opklaring in<br />

Weenen wenfehen, opmerkzaam. Dc Conventie<br />

<strong>van</strong> Keiehenbach volgde thans, en zoo als ik beter<br />

in 't vervolg zeggen zal, zekere mannen in Berlijn<br />

maakten <strong>van</strong> deze gelegenheid gebruik, om mij bij<br />

den edelften <strong>der</strong> vreedzame Koningen geheel an<strong>der</strong>s<br />

af te fchil<strong>der</strong>en, dan ik wezenlijk ben. Alles vereenigde<br />

zich <strong>der</strong>halven, om mij te befpieden, en<br />

mij overal valftrikken te leggen.<br />

Bij zeker gefprek met den Vorst over den toenmaligen<br />

toeltand <strong>van</strong> zijne Staaten, daar alles in<br />

gisting was, zeide hij mij: — TRENCK! Ik weet,<br />

dat ,


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I49<br />

dat gij veele vrienden in Hongarijcn hebt, en dat<br />

gij alle misnoegden kent, omdat gij zeiven reden<br />

hebt, om misnoegd, te wezen. Kom, als gij ééns,<br />

bij den thans beginnenden Landdag na Off.cn reisdet,<br />

en aldaar voor mijne beste oogmerken arbeiddet,<br />

en fchreeft?<br />

Terftond was ik 'er met vreugde gereed toe;<br />

maar verzocht vrijheid, om alle mijne L'andfchriften,<br />

voor dat zij in druk verfcheenen, aan zijne<br />

Majcfteit ter beöordceling voor te leggen, omdat<br />

ik gewend ben, de waarheid naakt voor te ftellen ,<br />

en zeker valfche Uitleggers te wachten had. Dit<br />

werdt mij in de vriendelijkfte verzekeringen vergund.<br />

Voor dit Stuk verfcheen in 't licht:<br />

TRENCK'S terfte Zendbrief aan alle tsr/ij.[e Uongaaren.<br />

Deze is te wijdlopig, om hier bij gedrukt te<br />

worden, hij zal in mijn maandwerk verfchijnen,<br />

doch hij veroorzaakte verbaazende uitwerkingen,<br />

op den Landdag, cn dit is te merkwaardiger, dewijl<br />

hij werklijk tegen het Despotisme gefchreven<br />

was, en nogthans des Vorften goedkeuring bekwam.<br />

Ik bracht den Keizer het Handfchrift. Na eenige<br />

dagen gaf hij het mij te rug, zeggende : Zoo<br />

behoorden alle eerlijke lieden te fchrijven. Spoedt<br />

u Hechts na Ofen, en bezorg het ten fpoedigften<br />

in druk. Het is 'er thans het rechte tijdffip toe.<br />

Ik vraagde.... Heeft uwe Majedeit het Imprimatur<br />

'er op gezet? De Monarch fpottede en hernam:<br />

— De nog geheel vrije Cenfuur zal u tegen<br />

een zoo Patriottisch fchrift geen bedenking<br />

K 3<br />

maa-


$5© LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

maaken — Heel zeker, Was mijn antwoord —<br />

want de Cenfuur geeft alle mijne fchriften aan dén-<br />

Staatsraad, deze communiceert ze -aan de Hongarïfch-<br />

Cancelarij, en beiden willen niet, dat ik mij<br />

in zoo gewigtige zaken mengen zal. — Nu geboodt<br />

de Monarch mij, dat ik dit Handfchrift zelf aan<br />

<strong>der</strong>i Prefldent <strong>van</strong> de Cenfuur, den Baron VAN<br />

swrETEN, brengen, en hem zeggen zou, dat hij<br />

zelve mij zondt. - Dit gefchiedde. - Ik wachtte<br />

14 dagen op uitfpraak. — Niets volgde 'er. — Ik<br />

gaf <strong>van</strong> dit bijzon<strong>der</strong> gedrag aan den Keizer kennis.<br />

- Hij geboodt mij, met geduld te wachten.<br />

Maar op den 23ften dag kreeg ik mijn Handfchrift<br />

terug — met het bijVoegzel: — Non admmitur b<br />

Het is niet geoorloofde Eene geheele Bladzijde<br />

was vol gefchreven met aanmerkingen en<br />

on<strong>der</strong>tekeningen , doch welke zorgvuldig uitgewischt<br />

waren. Een kenmerk, dat ik mij zeiven<br />

niet bedrogen had. Ook vernam ik bij deze gelegenheid,<br />

dat ik den magtigften vijand in den Staatsraad<br />

had, die tegen al mijn credit bij den Vorst<br />

aan arbeidde.<br />

Deze was nit Verbaasd, toen ik hem dé voorgemelde<br />

Chikarie toonde en ook verklaarde. En vraagde<br />

mij: — Of ik dit werk niet zon<strong>der</strong> Cenfuur<br />

kon iaten drukken? Hoe ivelkom was mij deze<br />

Vraag <strong>van</strong> mijnen Lands-Vorst. Ik zeide met<br />

biijdfehap, ja, cn fprak nog veel en zelfs gegrond<br />

tnet hem. Nog dien zelfden dag ging ik op reize<br />

Ha O ff en i bezorgde het drukken, en gaf op den<br />

4den dag na mijne aankomst dezen Zendbrief' reeds<br />

aan alle Boekhandelaars, om hem openlijk te ver<br />

kör)gd. D@ aftrek was! geweldig en de toejuiching<br />

al-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

IJl<br />

algemeen. Men overlaadde mij met loffpraaken.<br />

Mijn mondelijk voorftel roerde insgelijks, en nu<br />

begonnen de Bisfchoppen het eerst tegen mij te<br />

veld te trekken, die in den Raad op het Landhuis<br />

het hoofdvoorftel gedaan hadden : Hongarijën hadt x<br />

geen Koning uit het huis <strong>van</strong> Oostenrijk <strong>van</strong> doen. —.<br />

JOSEFUS hadt nooit als Koning <strong>der</strong> Hongaren zijnen<br />

fHgt vervuld. Hij hadt zich niet laten kroonen, de<br />

grondwetten des Rijks met voeten getreden, en<br />

gevolglijk alle verdragen te niet gedaan. Hij behoorde<br />

dienvolgends uit de Lijst <strong>der</strong> Koningen<br />

te blijven. De opvolgingsrechten en Pacti waren<br />

door zijn gedrag afgefchaft. LEÖPOLD hadt gevolglijk<br />

geen erfrecht op de kroon, en Hongarijën hadt<br />

zijn recht <strong>van</strong> vrije verkiezing we<strong>der</strong> gekregen.<br />

Nu riep alles: Wij willen een Priesterlijk Koningrijk,<br />

zoo als ten tijde <strong>van</strong> MOSES en St. STEVEN,<br />

mijn aanhang lagchte, en zegevierde ten laatften.<br />

De Bisfchop <strong>van</strong> Erlau, de gevaarlijkfte man in<br />

het rijk, die 300,000 gulden aan inkomen, en een<br />

boos dweepachtig hart bezat, en 100,000 Dukaten<br />

tot omkopingen in Zijne Chatoulle bij zich hadt,<br />

was de eigenlijke drijfveer <strong>van</strong> dit Complot. Ook<br />

hadt hij te vooren reeds een boek laten fchrijven;<br />

waarin beweerd wordt, dat Hongarijën zoo lang<br />

ongelukkig zou blijven, als het on<strong>der</strong> den uostenrijkfclien<br />

Scepter ftaat.<br />

Hier<strong>van</strong> hadt hij, de Kardinaal, en an<strong>der</strong>e Bisfchoppen<br />

<strong>van</strong> zijnen aanhang, eenige duizend exemplaren<br />

om niet in 't Land laten uitdeden, cn de<br />

Stadhou<strong>der</strong>fchap hadt wezenlijk het verkopen vrijgelaten<br />

cn toegedaan.<br />

in zulken ftaat <strong>van</strong> zaken trad ik 'in Hongarijën<br />

K<br />

4 . op


152. LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

op het Toneel, en deed won<strong>der</strong>en. Het gantfche<br />

Priester - fystema was binnen 14 dagen door mij<br />

overhoop geworpen.<br />

De Magnaten, die over JOSEFUS fchikkingen met<br />

volle recht misnoegd waren, veran<strong>der</strong>den, door<br />

mijn voordragt beter geleerd zijnde, hunne gezindheden;<br />

en kregen vertrouwen op LEÖPOLD, dien<br />

ik hun als eenen zachtmoedigen, edeldenkenden, en<br />

volftrekt niet despotieken vorst afgefchil<strong>der</strong>d had,<br />

en die geen vijand <strong>der</strong> Hongaarfche Volksvrijheid<br />

zijn wilde. Bijzon<strong>der</strong> werdt het opgemerkt, als ik<br />

op mijne eere verzekerde, dat deze Vorst mijnen<br />

Zendbrief gelezen en goedgekeurd hadt, fchoon in<br />

denzelven ftondt, dat de Hungaar en zijne wiliekeurigen<br />

magt behoorden te bepaalen.<br />

Nu kwam ik met een openbaar Stuk voor den dag,<br />

het welk het geheele priesterlijke Wespennest in<br />

beweeging bracht, en zeker geheel uitgeroeid zou<br />

hebben, iedien de Monarch mij vrij mijnen gang<br />

hadt willen laten gaan. Het is te merkwaardig,<br />

dan dat het hier geen plaats zou verdienen, en is<br />

op het einde <strong>van</strong> dit Deel on<strong>der</strong> Letter A. te vinden.<br />

Op dezen Zendbrief en de Weegfchaal volgde<br />

terftondt de Bijdrage, die wegens haare uitgeftrektheid<br />

geene plaats kan vinden. Ik vertaalde het<br />

een en an<strong>der</strong> in de Latijnfche taal, hierdoor geraakten<br />

terftond 12000 Exemplaren door het geheele<br />

Koningrijk in alle handen, en de goedkeuring en<br />

toejuiching waren algemeen. Om nu het ijzer te<br />

fmeeden, terwijl het heet was, liet ik tevens<br />

Den ontmaskerden Priester<br />

druk*


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I53<br />

drukken, openlijk uitdeden, en in de Boekwinkels<br />

verkopen, hetwelk niemand mij verhin<strong>der</strong>en kon.<br />

De Paapen fpogen vuur en vlam, maar vruchteloos,<br />

de doodlijke flag was toegebracht, en zij,<br />

die tot hiertoe in Hongarijën als halve Goden<br />

vereerd werden, en ook alle ftemmen op het Landhuis<br />

naar hunnen zin zwenkten, zagen zich thans<br />

befpot en krachteloos. De Proteftanten beurden<br />

het hoofd op, fpraken op eenen ernftigen toon,<br />

en vonden weinig tegenfpraak. Ik zelf had vergif<br />

en ponjaard elk oogenblik te vreezen, maar ging<br />

alle gevaar moedig tegen, terwijl ik veele ongetekende<br />

brieven kreeg, met de waarfchuwing, dat ik<br />

in zekere huizen <strong>van</strong> eenige Magnaten niet gaan<br />

zóu, als ik ten eten genodigd werdt, alzoo ik<br />

daar vergif te wachten had.' Ec ging 'er nogthans<br />

onbeschroomd , terwijl ik alle voorzorge nam.<br />

Niemand hadt 'er het hart toe, omdat ik reeds te<br />

veel aanhang had, en 'er een verfchriklijke wraak<br />

te duchten was.<br />

Aan de tafel <strong>van</strong> den Graaf c.... was deze aanflag<br />

wezenlijk gemaakt, doch hier redde mij de voorzichtigheid<br />

<strong>van</strong> mijnen getrouwen wel on<strong>der</strong>richten<br />

bedienden, dien men volftrekt uit een an<strong>der</strong>e fles<br />

wijn wilde fchenken.<br />

Dus ook op de fchipbrug, daar ik alle avonden<br />

expres ging wandelen, om te toonen, dat ik nergens<br />

voor vreesde, waren geheime moordenaars befteld,<br />

om mij in den Datiau te werpen. Dan zou<br />

men uitgeftrooid hebben, dat ik mij zelven door<br />

berouw of wanhoop verdronken had. Maar niemand<br />

hadt het hart, om mij aan te vallen: want<br />

K 5<br />

ik


*54 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

ik was altijd welgewapend, en mijne achterlag<br />

ö<br />

was ook befteld.<br />

Zekere Graaf AMADÉ, een dweepzuchtig mensch,<br />

die in Soldij <strong>van</strong> den Bisfchop <strong>van</strong> Erlau ftondt!<br />

hadt den mond <strong>van</strong> mij vol gehad — Ik vond hem<br />

in een achtbaar gezelfchap, an<strong>der</strong>s zou ik hem<br />

rottingflagcn gegeven hebben, die ik hem en alle<br />

zijns gelijken aanbood, omdat ik wist, dat degen<br />

en pistoolen en <strong>der</strong>gelijke Rid<strong>der</strong>lijke dingen in<br />

Hongarijën geheel onbekende dingen waren. Maar<br />

hij maakte een cchappadc, en niemand waagde<br />

het, mij openlijk te beledigen.<br />

Nu kwam de zaak zoo ver, dat zelfs de Baan<strong>der</strong>heeren<br />

bij mij kwamen, en mij hunnen bijftand aanboden,<br />

in geval ik alle Bisfchoppen op het Landhuis<br />

uit het venfter wilde werpen. Ik predikte<br />

Vrede, geduld, en bedaardheid, maar nam de post,<br />

en fpoedde mij na Weenen, om na<strong>der</strong>e bevelen<br />

<strong>van</strong> den Monarch te gaan haaien.<br />

Terftond kreeg ik geheime audiëntie, en het<br />

eerfte woord was:<br />

„ TRENCK, gij zijt reeds bij mij befchuldigd,<br />

„ maar ik ben niet boos op u. Gij maakt het te<br />

„ grof, en gooit met Hokken on<strong>der</strong> de musfehen.<br />

„ Gij zijt in groot gevaar - Men wil volftrekt dat<br />

„ ik u uit Hongarijën terug zal ontbieden, en ik<br />

„ kan u niet openlijk befchermen. Gij weet, wat<br />

Paapenwraak is."<br />

Ik vraagde: - is uwe Majefteit te onvrede met<br />

mijne Hongaarfche Schriften en gedrag? Neen,<br />

het tegendeel, was het antwoord, ik ben u verpligting<br />

fchuldig, maar befchermen kan ik u niet.<br />

r- In dit geval vreeze ik niets voor mij zeiven,<br />

her-


FREÖRlK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. itrg<br />

hernam ik, cn ik wil met blijdfchap we<strong>der</strong> heen.<br />

— Alleen wat gematig<strong>der</strong> en behoedzamer! waren<br />

zijne laatfte woorden.<br />

Nu fpoedde ik mij na Of en, en fchreef in alles,<br />

geduurende deze Landdagen, 13 Stukjens. De<br />

Pappen hokten on<strong>der</strong> den Hof krijgsraad, daar zij<br />

vrienden wisten te vinden. De Komman<strong>der</strong>ende<br />

Generaal BARCO, die weleer als Ritmeester met<br />

mij bij het Kurasiier- regiment <strong>van</strong> Cnrdua gediend<br />

hadt, liet mij ontbieden, en zeide mij: — Dat hij<br />

bevel gekregen hadt <strong>van</strong> den Hof krijgsraad, om<br />

mij vriendelijk te raaden, dat ik het fchrijven in<br />

Hungarijen wilde ftaaken. Mijn antwoord hier op<br />

was fchriftelijk : — Een loflijke Hofkrijgraad<br />

moest weten, dat een Uniform niet fchreef. Maar<br />

in Hongarijën fchrijf ik als TRENCK, als burger <strong>van</strong><br />

den Staat en Wijsgeer, die tegelijk zijne goe<strong>der</strong>en,<br />

die miüioenen waardig zijn, voor zijne kin<strong>der</strong>en<br />

we<strong>der</strong> zoekt te krijgen. En hij erkent, in<br />

deze hoedanigheid, geene an<strong>der</strong>e overheid dan<br />

God, de Hongaarfche Privilegiën, en zijne pligten.<br />

Hier mede was men voldaan.<br />

Nu wendde zich de geestlijkheid, woede en wraak<br />

blaazende, tot den arglistigen Kardinaal MIGAZZI in<br />

Weenen. Deze liet aldaar mijne Hongaarfche Schriften<br />

door de Cenfuur veroordeelen, om geconfisqueerd<br />

en openlijk verbrand te worden. En de<br />

Cenfuur beging de dwaasheid, om aan de Hongaarfche<br />

Natie wetten voor te fchrijven, zon<strong>der</strong> de Privilegiën<br />

<strong>van</strong> den Landdag te kennen.<br />

Thans werden de ftreken zoo gefpeeld, dat de<br />

gtadhou<strong>der</strong>fehap den ombedachten ftap beging, om<br />

een


Ï5


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. \$7<br />

ze in mijue woning aan ie<strong>der</strong> een openlijk verkopen<br />

zou.<br />

Dit gefchiedde ook wezenlijk , en is ook, zon<strong>der</strong><br />

verhin<strong>der</strong>ing, tot het einde <strong>van</strong> den Landdag,<br />

volbracht geworden, omdat zij voor mijne achterlage<br />

vreesden.<br />

Eindelijk verfcheen 1790 den 17 November, de<br />

Kroningsdag in Presburg. Ik was ook daar , en<br />

alle Hungaren zagen mij, nog daags voor de kroning,<br />

tot een bijzon<strong>der</strong> gehoor bij den Vorst binnentreden.<br />

Zij konde <strong>der</strong>halven zien, dat ik, noch<br />

wegens mijne fchriften, noch wegens mijn gedrag,<br />

in ongenade was.<br />

Op dezen dag gaf ik het volgende Kroningsgedicht<br />

uit, het welk ik hier moet invoegen, om te<br />

toonen, hoe ik voor LEÖPOLD arbeidde, en hieruit<br />

kan men tot mijne an<strong>der</strong>e Schriften in Hongarijën<br />

befluiten. Men kan het hier achter on<strong>der</strong><br />

Letter B. lezen.<br />

Bij den Cardinaal Graaf EATHIANI was dezen dag<br />

een groot feest met Vuurwerk, Bal, en alle mooglijke<br />

pracht. Het gantfche Hof was 'er tegenwoordig.<br />

Ik was zoo koen, om 'er zelve te verfchijnen,<br />

en beneven eenige aanzienlijke vrienden<br />

een <strong>van</strong> mij opgefteld gebed aan alle Bisfchoppen<br />

en Magnaten, naar den regel <strong>van</strong> hunnen eed,<br />

welk men 'op het einde <strong>van</strong> dit Deel on<strong>der</strong> Letter<br />

C. lezen kan, in tegenwoordigheid <strong>van</strong> den Vorst<br />

uit te deelen, de Kardinaal kreeg zelve een exemplaar.<br />

Meer heeft nooit geen mensch gewaagd, ik<br />

bleef tot het einde toe in het gezelfchap. De Paapen-aanhang<br />

beichouwde mij met Dweepachtige<br />

blikken, de meesten lagchten en juichten mij heimlijk


153<br />

(<br />

'LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />

lijk toe, en de Vorst zelve fprak eenige woorden<br />

heel vriendlijk met mij. Dit verbitterde des te<br />

meer- —<br />

, Dus befioot ik, met roem en eere gekroond, dezen<br />

merkwaardigen Landdag, toen de verworpen<br />

edele Koning LEÖPOLD als overwinnaar voortradt,<br />

en de Proicftantcn Privilegiën verkregen, die zij<br />

in Hongarijm nooit hadden kunnen verwachten.<br />

Ik had het gewaagd, liet ijs te breeken. Mijn roem,'<br />

dat ik alleen voor het algemeen welzijn gearbeid<br />

heb , zal in Hongarijën nooit verdooven Maar ,<br />

dewijl het belang <strong>der</strong> Geestlijkheid met de overdreven<br />

magt <strong>der</strong> Magnaten verbonden is, die nog<br />

fteeds magt en genegenheid behouden , om an<strong>der</strong>e<br />

ftanden, als (laven te mishandelen, zoo zijn zij gewis<br />

voor eeuwig mijne onverzoenlijke vijanden, dewijl<br />

ik eigenlijk in t gantfche rijk de fakkel ontdoken<br />

heb, die hunne oogmerken in het licht gefteld,<br />

en aan de magt <strong>der</strong> Vorden alle mooglijke palen<br />

gezet heeft.<br />

Onfeilbaar zou ik op dezen Landdag mijne groo,<br />

te verloren goe<strong>der</strong>en in Hongarijën terug gekregen<br />

hebben, die jaarlijks 270,000 gulden inkomden<br />

bedragen, als ik mij zeiven bij de partij <strong>der</strong> Paapen<br />

en Magnaten gevoegd, voor hen gefchreven,<br />

en tegen den Koning en de Proteftanten gearbeid<br />

had. Maar ik was ftandvastig voor LEÖPOLD en<br />

het welzijn des Rijks, ftelde mijn eigenbelang ter<br />

zijde, en bleef mijn karakter <strong>van</strong> waarheidsliefde<br />

getrouw. Het vervolg <strong>van</strong> dit verhaal zal bewijzen,<br />

dat ik onbeloond bleef, en door mijne eerlijkheid<br />

alleen alles verloren heb. Dc Vorst zelve was in<br />

zoodanige omftandigheid , dat hij mij niet befebermen


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 159<br />

men kon, en de dood ontrukte hem mij, voordat<br />

hij zijne beloften ten uitvoer kon brengen. Zoo<br />

fpeelt het Noodlot met menfehen, die zich op<br />

menfehen verlaten, en alleen door de vervulling<br />

<strong>van</strong> deugd en burgerpligt gelukkig willen worden.<br />

Mij treft het lot <strong>van</strong> alle Hervormers, en in het<br />

graf gevoel ik niets, <strong>van</strong> hetgeen de Hongaarfche<br />

nakomelingfchap <strong>van</strong> mij dankend en zegenend zeggen<br />

zal.<br />

Nu verliet ik Hongarijën en keerde naa Weenen<br />

terug, alwaar ik nog verfcheiden fchriften voor den<br />

Vorst uitwerkte, en zijn vertrouwen bezat, hij<br />

beloofde mij bij den naastvolgenden Landdag, en<br />

bij het uitdeelen <strong>der</strong> Kroons - Fiscaliteiten in het<br />

Bannaat eene vergoeding <strong>van</strong> al het geen de landskas<br />

in contant geld <strong>van</strong> het verkoopen <strong>der</strong> TRENCK-<br />

SCHE goe<strong>der</strong>en werklijk genoten hadt. Dit bedroeg<br />

zeker geen 2.00,000 gulden, maar ik zou 'er geern<br />

mede te vrede geweest zijn, en had reden, om ten<br />

minlten hierop een rekening te maaken.<br />

Wat voords het bezit mijner Slavouifche goe<strong>der</strong>en<br />

betrof, ik zou daar over, volgends de Hongaarfche<br />

rechten het Proces met den tegenwoordigen Eigenaar<br />

beginnen en uitvoeren.<br />

Meer heb ik nooit gewenscht, dan deze vergunning<br />

<strong>van</strong> het Hof, en deze deedt reeds de voor<br />

mij en mijne kin<strong>der</strong>en zoo nadeelige magtfpreuk,<br />

<strong>van</strong> THERESIA, en de fchendaaden <strong>van</strong> haaren Kamerprefident,<br />

te niet.<br />

Thans wachtte ik met gerustheid een zekerer<br />

lot, en mijn loon <strong>van</strong> eenen rechtvaardigen Keizer,<br />

die mij in mijn hart geheel kende, gelijk hij ook<br />

mijn-


£ÓO<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

mijne bekwaamheid, om voor hem zelfs in den grij,<br />

zen ou<strong>der</strong>dom nuttig te zijn, beproefd hadt.<br />

Ik leefde eenigen tijd gerust in den fchoot mijner<br />

familie in Zwerbach, alhoewel dk maar al te<br />

duidlijk bemerkte, dat de Dweepers in de Weener<br />

gerichtshoven mij onöphoudlijk als een' ketter vervolgden,<br />

en op alle gelegenheden loerden, om mij<br />

doodlijke ranken te fpcelen, en mij ook <strong>van</strong> het<br />

Hof te verwij<strong>der</strong>en, opdat ik de gelegenheid verloor,<br />

<strong>van</strong> aan den Vorst hunne ftreeken te ontdekken.<br />

Men werdt zelfs in den Staatsraad opmerkzaam,<br />

alwaar het Egohmus even als in alle Gerichts-<br />

Hoven tegen zulke mannen waakt, die, zoo als ik,<br />

zien, en ook, zoo als ik, voor den troon handelen<br />

en fpreken. Ook kende men de zwakke zijde <strong>van</strong><br />

LEÖPOLD , en maakte <strong>van</strong> alle gelegenheden gebruik.<br />

In Junij, 1791 reisde ik na O ff en, om met de<br />

Boekhandelaars te liqui<strong>der</strong>en, en wat wijn te koopen.<br />

Ik hield mij daar maar 10 dagen op, logerende<br />

op den Slotberg in Of en, bij den Archivarius<br />

VAN KOWARCZITSCH, een' geleerden Oudheidkenner,<br />

wiens eerlijkheid de geheele Natie acht.<br />

Terftond viel de haat <strong>der</strong> Paapen op dezen onberispelijken<br />

man, hij werdt aangevochten, dewijl<br />

men vermoedde, dat ik hem verleid hadt, om mij<br />

Trenkfche Familie-fchriften uit de Archiven op<br />

zoeken. Dit zou wel pligt en gerechtigheid geweest<br />

zijn, maar ik moet hier tot fchande <strong>der</strong><br />

Hongaarfche rechten <strong>van</strong> den Fiscus bekend maaken,<br />

dat de Arehiyarius een'eed moet doen, dat hij <strong>van</strong><br />

alle Documenten een eeuwig geheim zal maaken,<br />

die Familie-rechten betreften, en voor den Fiscus<br />

na


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

l6t<br />

nadeelig kunnen zijn. Alleen mag 'er op bevel <strong>van</strong><br />

den Judex Curia, (Hofrichter) na gezocht, en aan<br />

denzelven verflag gedaan worden. Maar allen partijen<br />

integendeel, welke deze billijke zaak vor<strong>der</strong>en,<br />

worden alle mooglijke verhin<strong>der</strong>ingen gemaakt, en<br />

de Archiyarius moet ontkennen, zoo veel bij kan.<br />

In mijne zaak is nog aan te merken, dat de Kamerprefident,<br />

Graaf GRASSALKOWITZ, die ten tijde<br />

<strong>van</strong> THERESIA alvermogend was, en die mij alle<br />

mijne goe<strong>der</strong>en met fchending <strong>van</strong> alle Hongaarfche<br />

grondwetten ontnomen heeft, ook uit deze<br />

Archiv'en alles vervreemd heeft, wat zijne erfgenamen<br />

en vrienden nadeelig zijn, of zijne alömbekende<br />

boevenftukken ontdekken kon, waar door hij<br />

veele Famiïiën arm gemaakt heeft.<br />

De eigenlijke gefchiedenis was deze: Dat ik,<br />

de hemel weet het! niet <strong>van</strong> KOWACZITSCH, maar<br />

door eenen vriend in de Stadhou<strong>der</strong>fchap, vernam,<br />

te weten, dat de Keizer aan dezelve een<br />

kabinetsiorde gezonden hadt, dat men alle Documenten<br />

in de Archiven opzoeken, en ze hem in<br />

perfoon toezenden zou, welke de Trenckifche goe<strong>der</strong>en<br />

betroffen. Hier uit kan men zijn beste oogmerk<br />

ontdekken, dewijl hij mij beloofd hadt, alles<br />

te vergoeden, wat de landskas zelve, bij <strong>der</strong>zelver<br />

verkoping getrokken hadt, nademaal hij geen onreclrtvaardig<br />

goed in de ftaatskas wilde dulden.<br />

Onfeilbaar hadden de tegenwoordige bezitters <strong>van</strong><br />

mijn eigendom hier de lucht <strong>van</strong> gekregen, en gevolglijk<br />

alle mooglijke voorzorgen en listen in 't<br />

werk gefield, om zich in dc posfesfie tc houden,<br />

dewijl zij vermoeden moesten, dat de Vorst nooit<br />

toe zou ftaan, om naar Hongaarfchu wetten te ban-<br />

IV. DEEL. L fa


ICJS<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

delen. — Gevolglijk, dewijl zij de bron niet wisten,<br />

hebben zij den eerlijken Archivarius verdacht gehouden,<br />

die mij evenwel zelve het grootfte geheim<br />

<strong>van</strong> dit keizerlijk bevel maakte. Ook ftrooiden de<br />

Bisfchoppen reeds uit, dat ik hem tot het vervloekte<br />

Lutherdom verleid had. Wat 'er ver<strong>der</strong><br />

voorgevallen is, heb ik niet kunnen ontdekken.<br />

Maar zoo veel weet ik, dat de goede Keizer deze<br />

Documenten daadlijk bekomen heeft, maar hij zal<br />

ze, om ze na te zien en verflag te doen, aan de<br />

Hongaarfche Kanzelarij in Weenen overgegeven<br />

hebben, en deze heeft voorbedachtlijk dien last overgelaten<br />

aan den Vice - prefident <strong>van</strong> het Hof, den<br />

Graaf MAILLAT. Deze is de behuwdva<strong>der</strong> <strong>van</strong><br />

den Baron SCHANDOR, die juist twee <strong>van</strong> mijne gewigfte<br />

Heerlijkheden bezit, dat voorou<strong>der</strong>lijke goe<strong>der</strong>en<br />

zijn, die mij nooit met recht kunnen ontnomen<br />

worden, en hem 70,000 gulden jaarlijks opbrengen.<br />

Nu kan men zich gcmaklijk voorftellen,<br />

wat verflag deze gedaan heeft, dewijl 'er volftrekt<br />

niets voor mij gevolgd is. Dit is een openbaar<br />

kenmerk <strong>van</strong> de list, die 'er gefpeeld is.<br />

SCHANDOR'S broe<strong>der</strong>, die ongetrouwd en bezitter<br />

is <strong>van</strong> de helft dezer goe<strong>der</strong>en, zat reeds 18 jaaren<br />

in de ge<strong>van</strong>genis te Kufftew, tot welke hij voor<br />

zijn leven gevonnisd was, omdat hij twee zusters<br />

verkracht, vergeven, en nog an<strong>der</strong>e moorddaadigheden<br />

begaan hadt. Als deze in de ge<strong>van</strong>genis<br />

ftierf, dan waren de goe<strong>der</strong>en, dewijl hij gene kin<strong>der</strong>en<br />

hadt, op ftond aan den Fiscus vervallen; en<br />

in dcszelfs plaats kwam ik regelrecht, volgends<br />

het Hongaaijclic recht als eerfte bezitter. Zoo dra<br />

nu de Keizer de TrencUfehe Documenten uit het<br />

Ar-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. ïó"?<br />

Archief opëiSchte, zagen de vermogende bloedver-<br />

.wandten de gevolgen in, en bewerkten pardon<br />

voor den moordenaar. Vervolgends tradt hij terftond<br />

in 't huwlijk, en verkreeg de protectie dei-<br />

Magnaten, gevolglijk was mijne hoop verijdeld.<br />

Zoo gaat het in onze wereld, die evenwel de beste<br />

Van alle mooglijke werelden zijn moest.<br />

Ik had nu mijne bezigheden verricht, en fpoedde<br />

mij na Weenen terug. On<strong>der</strong>tusfchen moet ik<br />

hier nogthans een voorval vernaaien, het welk met<br />

het volgende in verband ftaat, en de Priesterlist<br />

affchil<strong>der</strong>t.<br />

Ik was ten eten bij den toenmaals in O ff en Kom-<br />

•mandeerenden Generaal <strong>der</strong> Kavallerij, Heer VAN<br />

BARCO, die voormaals met mij als Ritmeester bij<br />

het Regiment Cordua gediend hadt. Deze is een<br />

bekend zeer geinteresfeerd man, en een vriend<br />

Van den Bisfchop <strong>van</strong> Erlan ; die geen geld fpaart,<br />

om zijne dweepzuchtige oogmerken te bereiken.<br />

Na het eten nodigde hij mij tegen den volgenden<br />

dag. Maar ik ontfchuldigde mij, dat ik na Füred<br />

reizen moest, om aldaar <strong>van</strong> zekeren Heer Vicegefpan<br />

<strong>van</strong> MARIASIJ geld te ont<strong>van</strong>gen, welke aldaar<br />

de broncuur gebruikte. Maar, zoo a Is ik naar<br />

huis wilde gaan, ontmoette ik dezen, juist als hij<br />

door PtsïH wilde rijden, en ik reisde dienvolgends<br />

niet na Füred:<br />

Drie dagen daarna gaf ik den Generaal een bezoek.<br />

Hij vraagde mij: — Zijt gij al zoo fchielijk<br />

Aerug? Mijn antwoord was: — Ik ben 'er niet geweest,<br />

omdat ik mijn vriend hier gevonden heb,<br />

BARCO fchcen heel ontfteld en ongerust. Doch<br />

•£oeu werd jk geheel niet ontwaar^ waarom. Maar<br />

i ' %<br />

hes


J04<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

het gevolg,heeft mij de ontwikkeling <strong>van</strong> het raadzei<br />

ontdekt, te weten:<br />

MARIASIJ was den Bisfchoppen een doorn in<br />

het oog, en op dienzelfden tijd, was in het bad<br />

te Füred eene bijeenkomst <strong>van</strong> verfcheiden vermogende<br />

Magnaten, die, zoo als ik in 't vervolg verftond,<br />

aldaar een ontwerp tegen de verbaazende<br />

inkomften <strong>der</strong> Bisfchoppen zouden gemaakt hebben,<br />

waarbij zij, wezenlijk, den Vorst meer gezags,<br />

ten voordeele <strong>van</strong> den verdrukten burgeren<br />

boerenftand, ook tot beperking <strong>van</strong> het geweld<br />

<strong>van</strong> den Adel vasthielden.<br />

Deze ftap bracht de alvermogende Geestlijkheid<br />

in beweging. BARCO waakte voor haar, gaf hcira-><br />

lijke berichten na Weenen, en hadt, of listig, of<br />

misleid, vvaarfchijnlijk den Monarch bericht, als of<br />

deze bijeenkomst nadeelige oogmerken voor hem<br />

bedoelde, en 'er mij bij genoemd, omdat hij giste,<br />

dat ik ook in Füred geweest was.<br />

Thans ging ik op reize na Weeizcn en Zverbacii,<br />

maar werd in 't begin <strong>van</strong> September gedagvaard,<br />

om bij den toenmaligen Krijgsprcfident ad interim,<br />

den Graaf TIGE, in perfoon te verfchijnen. Zoo<br />

dra ik binnengetreden was, gebood, hij mij, op<br />

een drooge bevelhebbers toon, ik zou, op uitdruklijk<br />

bevel <strong>van</strong> den Vorst, het volgend belagchlijk<br />

Kevers on<strong>der</strong>fchrijvcn:<br />

Revers,<br />

Letterlijk gekopieerd.<br />

Nademaal het uit zijne Majeiïeits genade mij<br />

toegelegde jaargeld mij het nodige voor alle de<br />

behoeften <strong>van</strong> mijne talrijke Familie niet verfchaft<br />

heeft, en ik dienvolgends tot hier toe genoodzaakt<br />

ge-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 165<br />

geweest ben, om mij door de pen eenige bijverdiende<br />

te winnen; maar zijne Majefteit daartegen<br />

zich a'lergenadigst genegen betoont, om mijn penfioen<br />

tot 1500 Florijnen jaarlijks te verhoogen,<br />

ja, in gevalle <strong>van</strong> mijne aflijvigheid voor mijne gemaalin,<br />

voor haar op een penfioen tc letten; zoo<br />

verbind ik mij, zoo wel in erkentenis <strong>van</strong> deze<br />

voor mij en mijne familie geopenbaarde allerhoogfte<br />

gezindheid, als ook uit hoofde <strong>van</strong> mijn inwendig<br />

gevoel, dat mijne tot hier toe door de pen<br />

gezochte kostwinning, vooreerst voor het Karakter<br />

<strong>van</strong> Officierdaar ik uit hoogjle genade mede bekleed<br />

ben, maar dan ook voor de rechtfihapenheid<br />

<strong>van</strong> eik braaf man verkleinend en verne<strong>der</strong>end is,<br />

na rijpe overweging, geheel vrijwillig, op mijn<br />

officiers-woord, en met verpanding mijner eere,<br />

dat ik <strong>van</strong> alle mijne voorgaande, en alle an<strong>der</strong>e<br />

fchrijverij, welke tot openbare belangen betrekking<br />

heeft, binnen cn buitenslands geheel en al aftand<br />

doe, en gevolglijk dat op geenerleië wijze door<br />

an<strong>der</strong>en zal laten voortzetten, of iemand daaromtrent<br />

aanleiding geven, maar veel meer alle nog U<br />

mijne handen zijnde Opftcllen, Aantekeningen, en<br />

alle Stukken, die daartoe flechts <strong>van</strong> verre betrekking<br />

hebben, aan den Heer Generaal <strong>der</strong> Kavallerjj,<br />

zijne Excellentie Graaf VAN TIGE, getrouw<br />

ter hand zal Hellen, mij mijn loven lang binnen de.<br />

Keizerlijk-Koninglijke Staaten onthouden, en ook<br />

ftil en gerust gedragen zal. Zorg dragende, da*<br />

zulks ook door mijne Familie gefchiedei en op deze<br />

wijze hoogstdeszelfs te hopjn genade zoo voor<br />

mij, als in geval <strong>van</strong> aflijvigheid voor mijne nage-<br />

L<br />

3 ia.


•i66' LEVENSGESCHIEDENIS V A N<br />

laten Gemaalin, met alle Vermogens waardig e@<br />

verdienstlijk zal trachten te maaken.<br />

Ter bekrachtiging <strong>van</strong> dit alles, heb ik dit Revers,<br />

in tegenwoordigheid <strong>van</strong> zijne Excellentie, den<br />

Heer Graaf <strong>van</strong> TIGE, Generaal <strong>der</strong> Kavallerij,<br />

met volle verftand, en met vrijen ml, vervaardigd,<br />

en 'er mijn zegel op gedrukt,<br />

Weenen,<br />

den II Augustus, 1791.<br />

CL. S.)<br />

FREDRIK, BARON VAN DER TRENCKV<br />

Nu öordeele men, wat ik, na het voorlezen<br />

Van een zoo laagzield Revers, den Generaal, die,<br />

in de houding <strong>van</strong> eenen RIIADAMANTUS, voor<br />

mij ftondt, antwoordde.<br />

Bij de minfte weigering dreigde men mij met<br />

den Spielbcrg. Ik nam dan de pen, fchreef mijn<br />

haam, maar verklaarde tevens, dat ik mijn ontflag<br />

Vragen, en mijne eer, vrijheid, en letterkunde, aan<br />

geene fchatten <strong>der</strong> wereld, veelmin aan een Penfioen<br />

zou opofferen, daar ik hier mede plegtigst<br />

ftfftand <strong>van</strong> deed, Ik appelleerde aan den Vorst,<br />

en ging, als een zwaar beledigd mensch, de deur<br />

uit, en ook den volgenden dag na het Hof.<br />

Vooraf echter, moet ik hier het volgende aanmerken,<br />

het geen ik ook terftond aan den Hofkrijgsraad<br />

in beflisfende uitdrukkingen cn den ftijl<br />

Van TRENCK, wijdlopig voordroeg, waarbij ik<br />

het mij afgedwongen Revers terug cischte, alzoo<br />

ik nooit willens Was, hetzelve naar te komen. Dit<br />

ft'ttk Was tên naastenbij <strong>van</strong> den volgenden inhoud 5<br />

Nooit


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. ló"?<br />

Nooit kon cn zou ik gelooven, dat de Iaage<br />

uitdrukkingen en de eisch, welke dit Revers bevatte,<br />

met het bevel <strong>van</strong> eenen Monarch konden<br />

overeenkomen, die een Befchermgod <strong>der</strong> wetenfchappen<br />

is, die mijne Handfchriften, welke ik<br />

voor de Hongaren fchreef, gelezen en goedgekeurd<br />

hadt, eer zij gedrukt werden; en voor wien<br />

ik mij on<strong>der</strong> duizend gevaaren blijmoedig hadt opgeofferd<br />

— Zou het voorts wel onbetaamlijk zijn,<br />

voor eenen foklaat, als hij, zoo als ik, in de geleerde<br />

wereld zich kon voordoen? Ik heb, door<br />

mijne pen, in geheel Europa roem cn toejuiching<br />

gekregen, en verwisfel deze eere niet met<br />

den titel <strong>van</strong> Veldmaarfchalk. Het geen ik mij<br />

zeiven gegeven heb, blijft ook eeuwig het mijne,<br />

en Titels zijn zelden de gevolgen <strong>van</strong> verdienden<br />

en goed gedrag; gevolglijk kan alleen een vijand<br />

<strong>der</strong> deugd, waarheid, en wetenfchappen, alleen<br />

een Weetniet in de Hofkrijgskancclerij een zoo<br />

fchandelijk en beledigend Revers hebben opgedeld.<br />

De ellendige dijl en delling verraadden reeds den<br />

opdeller <strong>van</strong> het Weener Extrablad. Voor het<br />

overige was ik overtuigd, dat mijne vijanden dit<br />

Revers dechts als een valdrik faamgedommeld hadden,<br />

om mij te plaagcn, gelijk de gevolgen ook<br />

reeds bewezen hadden. Want, toen ik tien dagen<br />

na de on<strong>der</strong>tekening na Hongarijën op reis ging,<br />

werd ik daar terdond gearresteerd, als of ik mijn<br />

Revers gebroken hadt, waarin evenwel dechts letterlijk<br />

daat: — dat ik niet buiten de Erdanden<br />

zon<strong>der</strong> verlof reizen zou.<br />

.De fchande trof <strong>der</strong>halven enkel mijne vijanden.<br />

— Dc eischte dienvolgends dit afgedwongen Revers<br />

L 4<br />

te-


IÖ8 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

terug; dewijl ik niet willens was, het te houden,<br />

en ik ook buiten de grenzen <strong>van</strong> Oostenrijk in<br />

ééne week met mijne pen meer winnen kon, dan<br />

mijn gantfche jaarlijkfche Penfioen bedroeg. Mijn<br />

dienstijver was ver<strong>der</strong> uitgebluscht, nadat ik 43<br />

jaaren vergeefs gearbeid, en op loon gehoopt had;<br />

de waarfchijnhjkheid geboodt mij, voor het toekomfhge<br />

een befluit te trekken, dewijl mijne Wee-<br />

»«• - vijanden te magtig waren, en mijn zelfbehoud,<br />

en Va<strong>der</strong>pligt eischte eindelijk een manlijk befluit:<br />

ikzou gevolglijk den Monarch om verklaaring <strong>van</strong><br />

dit voor mij onoplosbaar raadzel, in dit geval, of<br />

om mijn ontllag verzoeken, dewijl ik niet meer<br />

kampen, maar met mijne grijze haairen rust wilde<br />

zoeken.<br />

Maar helaas ! alles bleef onbeantwoord.<br />

Ik ging dan regelrecht naar den Vorst, dien ik<br />

ernftig vond; mijn voorftel roerde zijn va<strong>der</strong>hart,<br />

dewijl ik zoo fprak, als een beledigd man, in mijne<br />

onhandigheden , gerechtigd is te fpreeken.<br />

Hij verwon<strong>der</strong>de zich in 't bijzon<strong>der</strong>, toen ik hem<br />

den eerroovenden inhoud <strong>van</strong> het Revers verhaalde;<br />

nog meer, toen ik hem de bedreigingen <strong>van</strong> den<br />

Generaal TIGE zeide, die mij de on<strong>der</strong>tekening<br />

hadt afgedwongen; en verzekerde mij, dat hij <strong>der</strong>gelijke<br />

Proceduren en uitdrukkingen nooit bevo-<br />

Jen hadt.<br />

M<br />

Als k hem nu zijne belofte herinnerde; als ik<br />

bewees, dat ik niets zon<strong>der</strong> zijn Coa/hnt, en alleen<br />

voor hem, met opoffering <strong>van</strong> mij zeiven , gefchjrevcn<br />

had; maar hoe in tegendeel het mij voorgelegde<br />

Revers alle mijne oogmerken vernietigde,<br />

cn mij zijne Majefteits ongenade en verachting aanwees<br />

j


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. l6$<br />

wees, — was zijn merkwaardig antwoord — met<br />

een zachtmoedig oog: —•<br />

Ja, mijn lieve TRENCK! alles, wat gij, voorleden<br />

jaar, in Hongarijën gedaan en gefchreven hebt,<br />

is prijswaardig, verdient belooning , en ik zal het<br />

niet vergeten; maar ik heb het u gezegd , gij<br />

moet mij niet compromitteren, want ik kan u niet<br />

befcherrrifen, gij moet u zeiven uit den ftrik redden.<br />

Maar, dewijl gij de laatfte reis in Julij eene geheel<br />

an<strong>der</strong>e rol dan de eerfte gefpeeld hebt, dewijl mij<br />

het groote Rendevous in Füred met mijne ergfte vijanden<br />

bekend is, daar gij het woord gevoerd hebt,<br />

dewijl deze voor mij en den lande zoo gevaarlijke<br />

bijeenkomst, <strong>van</strong> zulke lieden, ja zelfs <strong>van</strong> het<br />

Stadhou<strong>der</strong>fchap, en het Generaal - Commando bericht<br />

is, zoo heb ik werklijk deswegens reeds zekeren<br />

LANIJ en KOWACZITSCH <strong>van</strong> hunne Ambten<br />

afgezet, en moeten bevelen, dat gij niets meer<br />

in Hongarijën fchrijven zult.<br />

Hoe ftond ik verbaasd, over deze gezegden! Ilc<br />

was, <strong>van</strong> mijn gantfche leven, nooit in Füred geweest,<br />

mijn geweten was zuiver, ik zag terftond,<br />

dat het een ftreek <strong>van</strong> Paapenwraak was, die den<br />

Generaal BARCO door list, omkooping, of Dwecperij,<br />

tot eene valfche Denunciatie bewogen hadden<br />

Ik antwoordde <strong>der</strong>halven op ftond heel koen: —<br />

Vorst, gij zijt bedrogen! Mijne daaden fpreken:<br />

Nooit heb ik Füred gezien; dit bericht is een<br />

Paapen-ftreek, om mij verdacht te maaken. Zoodra<br />

iemand mijnen halve gecasfeerd is, dan moet<br />

en wil ik, als een verra<strong>der</strong> en oproerftoker, door<br />

bculs handen fterven. Uwe Majesteit is recht-<br />

L 5<br />

vaar-


I70 LEVENSGESCHIEDENIS V A N<br />

vaardig; ik beroep mij op uwe rechtvaardigheid<br />

en heb genade noch verfchoning nodig.<br />

De waarlijk grootmoedige en menschlievende<br />

Vorst ftondt geheel in verwarring — hij was <strong>van</strong><br />

mijne goede zaak overtuigd, cn durfde nogthans<br />

niet beflisfen, de befchuldigers waren te magtig.<br />

Hij gaf mij <strong>der</strong>halven ten antwoord.<br />

Wees gerust, TRENCK! ik ben geheel niet<br />

kwaad op u, ik weet, dat gij een eerlijk man zijt;<br />

maar alles ligt mij uwenwege aan de ooren tc maaien,<br />

gij hebt de geestlijkheid te grof beledigd, en<br />

& heb u gezegd, dat ik u niet openlijk befchermen<br />

kan.<br />

Overmorgen moet ik na Praag, na de kroning,<br />

op reize, wacht u flechts, dat u, in mijn afzijn,<br />

geen ftreek gefpeeld wordt, en wacht gerust op<br />

•uw Landgoed, tot dat ik we<strong>der</strong>kom.<br />

Het gefprek hadt lang geduurd, ik had veel gezegd,<br />

cn de Vorst fcheen mij dubbelzinnig, en<br />

<strong>van</strong> veele valfche berichten het hoofd vol te hebben.'<br />

Maar naauw was ik <strong>van</strong> hem afgegaan, of ik nam<br />

de Post, en reed naa Qfea, om op de plaats zelve<br />

na<strong>der</strong>e bewijzen <strong>van</strong> het gefpeeld bedrog in te<br />

winnen, en vervolgends hem terftond na Praag te<br />

volgen, en openlijke voldoening te vor<strong>der</strong>en.<br />

Mijne komst in Ojjen maakte groote opfchudding.<br />

Ik ging terftond na den Secretaris <strong>van</strong> de<br />

Stadhoudcrfchap LANIJ, en vraagde hem; of hij<br />

gecasfeerd ware? Zijn antwoord was: Ja.<br />

Doch alzoo men hem gezegd hadt: dat dit op<br />

allerhoogst bevel gefchied was, dewijl hij op de<br />

bijeenkomst te Füred medegewerkt hadt, cn hij<br />

zich


TRED1UK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 171<br />

zich nu volkomen zuiverde, en ook bewees, dat<br />

bij, zoo min als ik, Füred ooit gezien hadt: dctvijl<br />

de valfche Befchuldiger — niets bewijzen<br />

kon, en bekennen moest, dat men hem bedrogen<br />

hadt, zoo was hij <strong>van</strong> zijne Overigheid bevonden,<br />

onfchuldig gelasterd te zijn, gelijk deze dit dan<br />

ook bericht, de Casfatie verhin<strong>der</strong>d, en bevel bekomen<br />

hadt, om hem LANIJ ter fchadeloosftelling,<br />

bij dc eerfte gelegenheid, eene hooger bediening<br />

te geven. Hetzelfde antwoord kreeg ik <strong>van</strong> den<br />

an<strong>der</strong>en eerlijken man. Dus hadt zich gevolglijk de<br />

beste Monarch overijld, het bericht <strong>van</strong> zijn Hof<br />

te fchielijk geloofd, en tegen alle zijne neigingen<br />

en voornemens aan, eene magtfpreuk on<strong>der</strong>tekend,<br />

die hij terftond, bij na<strong>der</strong>e verlichting, we<strong>der</strong> herriep.<br />

Nu fpoorde ik alle de bronnen na, en ontdekte<br />

terftond het gepleegd bedrog.<br />

In Füred was wezenlijk eene bijeenkomst gehouden<br />

<strong>van</strong> eenige edeldenkende Magnaten. Deze<br />

hadden een affpraak genomen, dat zij , op den<br />

naastvolgenden Landdag, <strong>van</strong> hunne oude Privilegiën<br />

<strong>van</strong> Barbaarschheid afftand doen, en aan<br />

Koning LEÖPOLD meer magts wilden inruimen,<br />

om burgers en boeren uit <strong>der</strong>zelver kluisters te<br />

verlosfen, en meer Industrie in het land te bevor<strong>der</strong>en;<br />

maar daartegen zou de Monarch den Bisfchoppen<br />

hunne verbaazende inkomften en magt,<br />

en hunne onbegrensde heersch- en hebzucht vermin<strong>der</strong>en,<br />

en deze inkomften tot algemeen welzijn<br />

<strong>der</strong> verdrukte ftanden, tot opwakkering <strong>der</strong><br />

Industrie, on<strong>der</strong>wijs <strong>van</strong> den grooten en geheel<br />

wil-


173 -LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

wilden hoop, en tot bevor<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Fabrieken<br />

en den Koophandel befteeden.<br />

Dit Plan hadden de Paapen ontdekt. Nademaal<br />

zij nu allen mijne fchriften kenden, welke voor<br />

dit doel gefchreven waren, twijfelden zij geen<br />

oogenblik, of ik moest aan het hoofd <strong>van</strong> deze<br />

maatschappij te Füred arbeiden. Nu werdt de Generaal<br />

BARCO, als Kommandeerend Generaal, een<br />

man, wiens karakter aan alle Hongaar en bekendis,<br />

door hun verkozen, om den Monarch te bedriegen,<br />

en hem de bijeenkomst te Füred als een hoogstgevaarlijk<br />

Complot af te fchil<strong>der</strong>en, fchoon zij in tegendeel<br />

geheel voor den Vorst en 's Lands welzijn<br />

geriemd was.<br />

Zekere Paap, met naame GABELHOFER, moest<br />

een arglistig uittrekzel. uit mijnen Macedonifchen<br />

Held maaken, dat de Duivel zelve niet boosaartiger<br />

kan opzoeken, om te bewijzen, dat ik reeds<br />

ze<strong>der</strong>t 26 jaaren kwaade aanflagen tegen den Monarch<br />

gefmeed had, om dien bij het volk verdacht<br />

te maaken. Vervolgends hadden zij eenige plaatzen<br />

uit mijn boek uitgetrokken;, het welk ik <strong>van</strong><br />

den Oorfprong <strong>der</strong> Franfche Revolutie wezenlijk<br />

in eenen ftijl gefchreven heb, die alle volken <strong>van</strong><br />

de navolging moet afichrikken. Hieruit trokken<br />

zij het arglistig befluit, dat, dewijl ik de laager Handen<br />

tegen de Oppermagt <strong>der</strong> kerk en <strong>der</strong> Magnaten<br />

zocht op te hitzen, en ook door mijne fchrif- -<br />

ten en gedrag in Hongarijën, mijzelven een' zeer<br />

grootcn aanhang, bijzon<strong>der</strong> <strong>van</strong> alle de Prouflanten,<br />

verworven had, zoo behoorde zijne Majefteit mij,<br />

als een hoogstgevaarlijk man, in Hongarijën het<br />

ver<strong>der</strong> fchrijven te verbieden, mij na<strong>der</strong> in 't oog<br />

hou-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 173<br />

houden, mij de reize <strong>der</strong>waards te beletten, of<br />

zich <strong>van</strong> mijn perfoon te verzekeren.<br />

De fchranJere Vorst kende wel mijn hart, en<br />

mijne gezindheden voor hem, hij hadt ook alle mijne<br />

fchriften gelezen, en heimlijk goedgekeurd.<br />

Maar hij zag zich genoodzaakt, aan de Stadhou<strong>der</strong>fchap,<br />

de veel vermogende Geestlijkheid, en<br />

het bericht <strong>van</strong> eenen Commandeerenden Generaal<br />

toe te geven, ,en hadt aan den Krijgshofraad bevel<br />

gegeven, om mij het reeds gemelde Revers, ter<br />

voldoening <strong>van</strong> mijne vijanden, voor te leggen. In<br />

dezen Hof krijgsraad nu zit een Dweepachtig en<br />

fnood mensch. Deze hadt het waarlijk belagchlijk<br />

opftel, in zijnen aan elk eenen kenbaaren dommen<br />

ftijl opgefteld, en veel-meer <strong>van</strong> mij gevor<strong>der</strong>d,<br />

dan de Vorst bevolen hadt, misfchien hadden ook<br />

de Bisfchoplijke Dukaten, of de verzekering <strong>van</strong><br />

groote aflaten, daar het hunne toegedaan.<br />

Nu, binnen een paar etmaalen, den gantfehen<br />

fieutel dezer Intrigue ontdekt hebbende, waardoor<br />

men den Keizer bedrogen hadt, befloot ik terftond<br />

na Praag te reizen, om hem het gantfche Raadzel<br />

op te losfen. Doch toen ik 's avonds om n<br />

uuren in het Logement dm Arend, t'huis kwam,<br />

zeide mij de Kastelein, dat de Kommandeerende<br />

Veldmaarfchalk, Prins <strong>van</strong> COBURG, gezonden, en<br />

laten zeggen hadt, dat ik vroeg om 10 uuren bij<br />

hem moest komen.<br />

Tevens vondt ik een' Brief uit TVeenen <strong>van</strong><br />

eenen vriend in den Hof krijgsraad, dat 'er een bevel<br />

<strong>van</strong> den Hofkrijgsraad was uitgevaardigd aan<br />

het Generaal - Kommando te Of es, om mij terftond<br />

te arresteeren, en naa IVecnen te zenden,<br />

om


Ï74<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

omdat ik, zon<strong>der</strong> verlof, ftrijdig met mijn Revers,<br />

na Hongarijën gereisd was.<br />

Ik ken de magt en Proceduuren <strong>van</strong> dit gerichtshof,<br />

alwaar één vijand genoegzaam is, om den<br />

grootften Generaal op te offeren. Hier <strong>van</strong> zijn<br />

voorbeelden bekend: want de Hofraad WEE ER<br />

hadt Prins EUGEEN ter dood veroordeeld , omdat<br />

deze, zon<strong>der</strong> zijn bevel, de Turken geflagcn hadt;<br />

en mijn Neef de bekende Tandunrcn • Overfte<br />

TRENCK, die den ftaat zoo gewigtige dienften bewezen<br />

hadt, ftierf als een wettelijk veroordeelde<br />

misdaadiger, zon<strong>der</strong> befcherming, op den Spielterg,<br />

omdat hij heimlijke vijanden in den Hofkrijgsraad<br />

hadt, gelijk ik in mijne Levcnsgefchicde*<br />

nis, zon<strong>der</strong> iemands tegenzeggen, wettelijk bewezen<br />

heb.<br />

Nu had ik even hetzelve te vreezen, zoodra ik<br />

in handen <strong>van</strong> deze Heeren geraakte; dcrhalven<br />

nam ik het beüuit, om niet na den Prins <strong>van</strong> co-<br />

BURG te gaan, ten einde het gevaar te ontwijken,<br />

en ging den volgenden dag vroeg op reize na<br />

Wnitzen, 4 mijlen <strong>van</strong> Of en, alwaar ik in eene<br />

afgelegen herberg mijn geld afwachten, en <strong>van</strong> daar<br />

na den Keizer wilde reizen, om alle aanflagen te<br />

vernietigen.<br />

Maar, hier werd ik den volgenden dag gearresteerd,<br />

en na Of en gevoerd, hier als een misdaadiger<br />

op de ofïicierskamer, met eene waarlijk belagchlijke<br />

toerusting den nacht over bewaakt, en<br />

's morgens door eenen kapitein <strong>van</strong> het Garnizoen,<br />

den Heer <strong>van</strong> CINNIQUE, met Extrapost, na Weenen<br />

gebracht, hebbende hij bevel, mij met niemand


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. I?5<br />

mand te laten fpreken; of aan niemand te laten<br />

fchrijven.<br />

Dit is merkwaardig, dat ik als een gewigtig<br />

boosdoener beoordeeld moet geweest zijn, dewijl<br />

ik bij de Linie, als Keizerlijk majoor, aan een Po*<br />

licij-Korporaal ter bewaaking werd overgeleverd,<br />

het welk nogthans, volgends krijgsdienst-gebruik,<br />

alleen in dat geval plaats kan hebben, wanneer de<br />

misdaadiger reeds werklijk tot het tuchthuis of ter<br />

dood, volgends de wetten, veroordeeld is.<br />

Den volgenden morgen werd ik in de ftad gebracht,<br />

alwaar ik huis-arrest in mijne woning<br />

kreeg; maar de grenadiers- Lieutenants, die daagüjks<br />

verwisfeldcn, bleven in mijn vertrek, en hadden<br />

bevel mij aan niemand te laten fchrijven, noch<br />

zelfs mijne vrouw en kin<strong>der</strong>en met mij te laten<br />

fpreken, hetwelk echter alleen in landen gefchieden<br />

kan, daar het hoogstmooglijke Despotisme<br />

woedt.<br />

Ik wachtte de terugkomst ym den Vorst vut<br />

Bohème met eene geruste ziel, en zeker <strong>van</strong> de<br />

overwinning, af. Maar op den 19 dag <strong>van</strong> mijn<br />

Arrest, en drie dagen voor zijne aankomst te Weenen,<br />

kwam de Plaats - Majoor, en bracht mij mijn<br />

degen, benevens het volgend Refcript <strong>van</strong> den<br />

Hof krijgsraad:<br />

„ Nademaal 'er in deze gantfche zaak een mis-<br />

,, verftand heeft plaats gehad, zoo is de Heer<br />

„ Overfte Wachtmeefler, Baron TRENCK, mids<br />

„ dezen <strong>van</strong> zijn Huisarrest ontflagen, hetwelk de-<br />

„ zelve zich veroorzaakt heeft, dewijl hij zich,<br />

j, volgends dienstgebruik, bij het Generaal - Kom-<br />

' man*


I7Ö" LEVENSGESCHIEDENIS VAM<br />

^ mando niet aangediend, en zijne woonplaats in<br />

„ Of/en driemaal veran<strong>der</strong>d heeft. De fchriften,<br />

v> die hem door dit misverftand ontnomen zijn,<br />

„ zullen hem ook te gelijk, mids dezen, we<strong>der</strong>gegeven<br />

worden..,"<br />

Hierbij is dit merkwaardig, dat men, toen ik<br />

in Hongarijën was, mijn kamer met geweld opengebroken,<br />

en zich <strong>van</strong> alle mijne fchriften meester<br />

gemaakt hadt. Men moet mij, gevolglijk, als<br />

een Landverraauer aangeklaagd hebben, an<strong>der</strong>s zou<br />

dit toch nooit hebben kunnen gefchieden: en nogthans<br />

heeft niemand mij on<strong>der</strong>vraagd, niemand de<br />

reden gezegd, waarom ik gearresteerd was.<br />

Schendt zulk een gedrag de regeering niet <strong>van</strong><br />

eenen grootmoedigen rechtvaardigen Vorst, die<br />

zoo heilig verzekerde, dat men nooit <strong>van</strong> magtfpreuken<br />

on<strong>der</strong> zijne regeering hooren zou: en<br />

zouden wel een Generaal, een Hofraad, dezelve tot<br />

eeuwigen fmaad <strong>der</strong> Wetten, en met ongeftrafte<br />

belediging <strong>der</strong> volksrechten, kunnen werkdcllig<br />

maaken ?<br />

Nog meer... Ik heb toch den Staat 43 jaaren<br />

met eere gediend, en beloning cn achting verdiend;<br />

ik heb hem waarlijk met meer ijver en werkvermogen<br />

gediend, dan één <strong>van</strong> allen, die mij mishandelden;<br />

ik was ze<strong>der</strong>t 30 jaaren ftaf- officier,<br />

Heer en gegoed Landman in Oostenrijk; ik bezat<br />

goe<strong>der</strong>en, en had eene vrouw en 8 kin<strong>der</strong>en in<br />

't land, <strong>van</strong> welken de oudflc zoon in zijn a^llt<br />

jaar Kapitein was. Ie<strong>der</strong> een wist, dat ik nooit<br />

Generaal noch Staatsdienaar wilde wezen; dat de<br />

Vorst mij.met zijn gantfche vertrouwen vereerde,<br />

dat ik juist in Hongarijën de gewigtigfte rol voor<br />

hem


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 177<br />

hem gefpeeld hadt: en nogthans vondt Paapen-<br />

Wraak middel, om den Vorst <strong>van</strong> COBURG, een<br />

allerwegen bekenden menfchenvriend, zoo ver te<br />

beweegen , dat hij , uit toegevendheid , welke<br />

juist geen gebrek <strong>van</strong> het hart, maar <strong>van</strong> de natuur<br />

is, niet alleen een' man <strong>van</strong> mijn rang liet<br />

arresteeren , maar zelfs een openbaar valsch bericht<br />

aan den Hofkrijgsraad liet toekomen:<br />

,, .Dat ik in Of en driemaal <strong>van</strong> woonplaats ver-<br />

„ an<strong>der</strong>d, en hem daarom verdacht voorgekomen<br />

„ was..."<br />

Nadien nu dit gefielde niet waar is, en uit dit<br />

zelfde leugenachtig bericht alle de gevolgen dm*<br />

ftaan zijn, die mij zoo grof beledigd hebben; nadien<br />

mij, waarlijk in de Oostenrijkfche Staaten,<br />

bijzon<strong>der</strong> in Hongarijën, daar ik zoo veel gedaan,<br />

geleden, en verloren heb, en de allergewigtigfte<br />

rol voor den Vorst fpeelde, niemand on<strong>der</strong> de<br />

Landlopers kan tellen, op welken de Policij een<br />

waakend oog moet houden: zoo is zon<strong>der</strong> tegenfpraak<br />

bewezen, dat de adjudant, of rapporterende<br />

Generaal, of <strong>van</strong> de Paapen bedrogen was,<br />

om mij een pots te fpeelen, of de valfche Rapporteur<br />

heeft een onöverlegden flap gedaan, en<br />

niet als een eerlijk man gehandeld. Het eerfte<br />

is waarfchijnlijk; maar het an<strong>der</strong> tevens verdacht,<br />

dewijl ik, 0p mijn ernftig verzoekfehrift, om de<br />

zaak grondig te on<strong>der</strong>zoeken, en 'er pligtmatig<br />

bericht <strong>van</strong> aan de Overheid te geven, met geen<br />

antwoord verwaardigd ben geworden.<br />

Vermoedlijk heeft een zoo gewigtig man, als<br />

een Militaire Overigheid zich gefchaamd, over<br />

IV. DEEL. M<br />

z o a.


Ï78<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

zonneklaar bewezen dwaling, en bij eene Overigheid,<br />

die gewend is, willekeurig te werk te<br />

gaan, ook zijne eigene onfeilbaarheid willen handhaaven.<br />

Maar ik ben gerechtigd tot verdediging <strong>van</strong><br />

mijne eere, en den een'en an<strong>der</strong>en openlijke lasteraars<br />

te noemen, die dit valsch bericht afgezonden hebben.<br />

Want het is bewezen , dat ik- maar twee<br />

dagen in den Arend te Offen gelogeerd heb »<br />

en dat ik den <strong>der</strong>den dag uit datzelfde huis op<br />

reize ben gegaan. Ook wenschte ik wel te weten,<br />

of een man <strong>van</strong> mijn ftand, en goeden naam<br />

en faam, verdacht kon zijn, al had ik zelfs eene<br />

an<strong>der</strong>e herberg verkozen , of bij een vriend gelogeerd.<br />

Deze verklaring ben ik aan mij zeiven cn<br />

aan mijne kin<strong>der</strong>en fchuldig, dewijl ik in Weenen<br />

geene behoorlijke voldoening heb kunnen bekomen.<br />

De Vorst was zoo wel als het Publiek <strong>van</strong><br />

de waarheid overtuigd ; maar hij kon den<br />

gantfehen Hofkrijgsraad geen koen verwijt<br />

doen, wegens de onbezonnen overhaasting, of<br />

despotiek tegen de wetten aanlopend gedrag. Ik<br />

was dus het flachtoffer <strong>van</strong> Staatkunde en overmagt,<br />

en nadien ik niet gewend ben iet te fpaaren,<br />

daar recht en eere cn veiligheid <strong>van</strong> denbesten<br />

burger <strong>van</strong> den Staat ftraffeloos kan beledigd<br />

worden; dien zelfs de bestverlichte Vorst<br />

tegen een' faamgefpannen hoop niet befchermen!<br />

kon, welke niet edel genoeg dacht, om met eere<br />

te herroepen, het geen men misfchien alleen uit<br />

partijgeest of toegevendheid beflotcn hadt, zoo<br />

was


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK. 179<br />

was mij niets an<strong>der</strong>s overig, dan de overman te<br />

ontwijken.<br />

Ik vor<strong>der</strong>de dan op een beflisfenden toon e-ne<br />

openbare voldoening, of mijn ontflag, waarbij k<br />

tevens <strong>van</strong> mijn militair Penfioen <strong>van</strong> 900 guldénten<br />

plegtigfte aftand deed; mijn Heven te<br />

ïwr<br />

eischte, en verklaarde, dat ik het overfchot mijner<br />

dagen heel onafhangklijk, naar willekeur, of,<br />

buiten de Oostcnnjkfche Staaten wilde doorbrengen,<br />

zon<strong>der</strong> hiertoe verlof nodig te hebben of<br />

verpligt te zijn, aan eenige Militaire Overigheid<br />

te gehoorzaamen.<br />

Men hadt hier Over verflag gedaan , en ik bekwam<br />

het volgend Decreet <strong>van</strong> het Weener Gene<br />

raal-Kommando, waartoe ik mij als het eerste<br />

Gerichtshof gewend had:<br />

*• Z i j M e M a J' e f t e i t h e e f t den Heer Majoor Baron<br />

» TRENCK, 0p zijn verzoek, het ontflag <strong>van</strong> zijn '<br />

" v o o m ^ Charge als Majoor, zon<strong>der</strong> overleveren<br />

<strong>van</strong> het an<strong>der</strong>s gewoon ontflag-Revers<br />

„ toegeflaan; befloten hebbende, hem 'JL LJ£<br />

„ overgelegd, betreifende het nalaten <strong>van</strong> het<br />

« fchrijven, we<strong>der</strong> ter hand te (tellen, en het tot<br />

» hier toe genoten Penfioen <strong>van</strong> 900 gulden tot<br />

„ 1500 te vermeer<strong>der</strong>en, en hetzelve aan zijne<br />

„ vrouw en kin<strong>der</strong>en te laten, on<strong>der</strong> voorwaar-<br />

„ de dat zij het in zijner Majefcits landen genie,<br />

5, ten. a&m><br />

„Waar<strong>van</strong> aan den Heer Baron TRENCK ken-<br />

* " 1 S g e g e v f n W o r d t W zijn naricht, en te geiiSk<br />

* f h<br />

« «Wft wegens het nalaten <strong>van</strong><br />

» ichnjven, midsdezen overhandigd, en denzeiven<br />

'<br />

M 2<br />

„ ver-


l8o LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

„ ver<strong>der</strong>s gemeld wordt, dat zijn vrouw en doch-<br />

„ ter het bovengewaagde Penfioen <strong>van</strong> den 18 <strong>der</strong><br />

„ maand October af, als den dag <strong>der</strong> afgegeven<br />

„ hoogde Revolutie, uit het krijgs - betaal - ambt<br />

„ alhier, tegen kwitantie <strong>der</strong> moe<strong>der</strong> te ont<strong>van</strong>gen<br />

„ hebben."<br />

Weenen,<br />

den sSften October, 1791.<br />

KINSKIJ. V. ORLANDINL<br />

Aan den Heer FREDRIK, Baron<br />

VAN DER TRENCK.<br />

Kan men wel een roemrijker ontflag bekomen'?<br />

En getuigt dit niet, dat de grootmoedige Vorst<br />

gunflig en billijk omtrent mij dacht? Toen ik mijn<br />

ontdag vor<strong>der</strong>de, en trotsch <strong>van</strong> mijn Penfioen afzag,<br />

vermeer<strong>der</strong>de hij hetzelve, en fchonk het aan<br />

mijne kin<strong>der</strong>en. Dit is <strong>der</strong>halven een openlijk bewijs<br />

, dat hij mij genegen was, maar in de omdandigheid,<br />

waarin hij zich bevond, nog niets openlijk<br />

voor mij doen kon, zon<strong>der</strong> de Hongaarfche<br />

Geestlijkheid te beledigen, welke hij nog te zeer<br />

reden hadt, om te ontzien. Buitendien giste men,<br />

dat ik op den Landdag onmooglijk gewaagd zout<br />

hebben, zoo veel te fchrijven, als ik niet heimlijk<br />

gedekt was geweest. Want -op zoo menigvuldige<br />

klagten en overgezonden berichten, hadt de Vorst<br />

mij immers dechts het zwijgen kunnen beveelen, of<br />

mii naa Weenen ontbieden; maar dewijl dit, tot<br />

het


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

l8l<br />

het einde <strong>van</strong> den Landdag, niet gefchiedde, zoo<br />

twijfelde niemand aan de politieke toegevendheid<br />

<strong>van</strong> het hof, en beoordeelde mij als het werktuig<br />

<strong>van</strong> LEÖPOLD, om zijn doel te befchieten. Hij<br />

durfde mij <strong>der</strong>halven nog niet openlijk befchermen<br />

of beloonen, en alhoewel hij mij heiligst beloofd<br />

hadt, ten minden dat te zullen vergoeden, wat 's<br />

Lands kas bij het verkopen <strong>der</strong> Trenckifche goe<strong>der</strong>en<br />

werklijk getrokken hadt, en mij vervolgends<br />

vrijheid gaf, om de tegenwoordige bezitters, volgends<br />

de Hangari/che landwetten, aan te tasten; alhoewel<br />

hij mij verzekerde, dat ik' bij de uitdeeling<br />

<strong>der</strong> goe<strong>der</strong>en <strong>van</strong> den Koninglijke Fiscus in het<br />

Bannaat een Equivalent voor het verlorene zou bekomen,<br />

nogthans bleef hij befluiteloos, en delde<br />

de volbrenging uit, tot dat een haastige dood hem<br />

de heerfchappij ontrukte. Zoo heeft mijn ongelukkig<br />

lot met mij in alle on<strong>der</strong>nemingen gefpeeld!<br />

Het verhief mij zoo vaak ten hoogden top <strong>der</strong> zekerde<br />

hoop, en in een ©ogenblik was ik we<strong>der</strong>,<br />

daar nieuwe ontwerpen mij bezig hielden, om tegen<br />

behoefte en vervolgingen te kampen. Bij den<br />

Grooten FREDERIK kon mijn uitzicht niet blinken<strong>der</strong><br />

zijn, maar lastering en overijling deeden mijn<br />

luchtkadeel indorten. MARIA THERESIA wantrouwde<br />

mij, omdat ik geene Misfe wilde hooren.<br />

FREDERIKS Staatkunde maakte <strong>van</strong> die gelegenheid<br />

gebruik, en hieldt mij door zijne Weener welbetaalde<br />

verfpic<strong>der</strong>s in eene werkloosheid, opdat ik<br />

hem niet zou kunnen benadeelen. Op het einde<br />

hunner dagen erkende zij, dat zij mij miskend, en<br />

mijne goe<strong>der</strong>en met onrecht aan de roofzucht overgelaten<br />

hadt; zij was werklijk op weg, om mij te<br />

M<br />

3 be-


I?» LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

beloonen, en ftierf, zon<strong>der</strong> mij in haar gantfche le-»<br />

ven het minfte goed te bewijzen, alhoewel ik het<br />

flachtoflèr voor baaren dienst was, gelijk mijne Leyen^sgefchiedenis<br />

reeds getrouw en zon<strong>der</strong> achterhouding<br />

verhaald heeft. In Rusland was de weg<br />

<strong>van</strong> mijn geluk open, toen de Pruisfifche Minister<br />

GOLZ , op bevel <strong>van</strong> zijn Hof, alles op zoodanige<br />

wijze vernietigde, die mij op nieuw in4e zee<br />

<strong>van</strong> zorgen ftortte. Keizer JOSEFUS zocht mij,<br />

maar hij vondt een' rond eerlijk man , die hem de<br />

zuivere waarheid , en alle de gevolgen <strong>van</strong> zijne<br />

•overfneide on<strong>der</strong>nemingen voorzeide. Ik was <strong>der</strong>-<br />

Jialven zijn man niet, zoo als hij de mijne niet<br />

-was, en ik verwij<strong>der</strong>de mij zeiven zoo ver mooglijk<br />

<strong>van</strong> hem; ik zocht recht, maar vond bet niet f<br />

en zijne genade en titels kon ik misfen; nogthans<br />

heb ik veel voor hem gedaan en gearbeid, maar<br />

hij was wantrouwend, deedt volftrekt niets voor<br />

-mij, en erkende te laat, dat ik hem veel dienst<br />

hadt kunnen doen. Hij is dood, en ik betreure<br />

zijnen dood niet.<br />

LEÖPOLD beklom den troon, ik kende hem geheel,<br />

hij verwaardigde mij met zijne achting, en<br />

won mijn hart en gantfche vertrouwen: het geen<br />

ik voor hem gedaan heb, en hoe ijverig ik mij<br />

voor zijn welvaart heb opgeofferd, is in dit Boek,<br />

zon<strong>der</strong> praalzucht, verhaald... Het verband <strong>van</strong><br />

gebeurenisfen cn omftandigheden alleen, verhin<strong>der</strong>de<br />

hem, dat hij mij niet kon beloonen. Belluiteloosheid<br />

ftelde de uitvoering <strong>van</strong> zijne belofte<br />

uit... en hij overleedt, toen ik aan het doel mijner<br />

hoop dacht te zijn.<br />

Moede <strong>van</strong> kampen, afgefchrikt door de on<strong>der</strong>-<br />

. vin-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 183<br />

vinding, en bekwaam tot groote voornemens, verwij<strong>der</strong>de<br />

ik mij nu <strong>van</strong> Weenen, alwaar de waarlijk<br />

eerlijke man, <strong>van</strong> den magtigen hoop , niets dan<br />

vervolging en ondankbaarheid te verwachten heeft.<br />

Ik ben ook te oud, om bij een' jong Vorst eene<br />

nieuwe loopbaan aan te <strong>van</strong>gen, en heb befioten<br />

eene volmaakte onafhangklijkheid te verkiezen •><br />

daar dc echte wereldkenner roem en de toejuiching<br />

zijner medeburgeren verdienen kan.<br />

Na dezen buitenftap keer ik tot den draad <strong>van</strong><br />

mijn verhaal te rug.<br />

Nadien ik, bij zoo grove beledigingen <strong>van</strong> de<br />

Gerichtshoven volftrekt geene voldoening ont<strong>van</strong>gen<br />

kon, en den weg <strong>van</strong> rechten vergeefs gezocht<br />

had, liet ik mij openlijk in den Schouwburg aan<br />

het Publiek zien. Alles gaapte mij met verwon<strong>der</strong>ing<br />

aan, want mijne vijanden hadden overal uitgeftrooid...<br />

dat ik, in Hongarijën de muiterij aangevuurd<br />

hebbende, kruislings gefloten na i'/eenen<br />

en <strong>van</strong> daar jiaar den Speelberg, tot eene eeuwige<br />

ge<strong>van</strong>genis gevoerd was. Zekere Hofraad verzekerde<br />

zelfs op zijne eere in een gezelfchap, dat<br />

hij mij op dienzelfden dag, toen ik 's avonds in<br />

dc komedie zichtbaar was, en met verheven hoofde<br />

midden on<strong>der</strong> mijne laagzielde vijanden ftond,<br />

die mij met mijne nieuwe overwinning geluk<br />

wenschten, in het gekkenhuis hadt zien opfluiten,<br />

ook hadden de openbare nieuwspapieren mij als<br />

een landvcrraa<strong>der</strong> reeds in den ijslijkften kerker gefloten.<br />

Nog meer... Ik ging drie dagen na dit Toneel,<br />

dat de Weener domöoren en booswichten zoo<br />

weinig eere aandoet, na Zwerbacli bij mijne vrouw<br />

cn kin<strong>der</strong>en, On<strong>der</strong>tusfchen had ik een koffijhuis-<br />

• . M 4 mees-


184 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

meester, die in mijne buurt woonde, met naame<br />

WIGAUD, de Commisfie gegeven, om mijne brieven<br />

<strong>van</strong> de post te ont<strong>van</strong>gen, en mij na te zenden,<br />

ik verwon<strong>der</strong>de mij, dat ik 'er geen ontving,<br />

ik vraagde hem, bij mijne terugkomst, naar de reden:<br />

Zijn antwoord was:.. Zekere GROSSINGER<br />

was in naam <strong>der</strong> Policij bij hem gekomen, en hadt<br />

alle mijne brieven, on<strong>der</strong> zwaare bedreigingen, opgeè'ischt.<br />

Verftoord over eene zoo grove belediging<br />

op een' tijd, toen ik, met zoo veel roem,<br />

mijne vrijheid bekomen had, en gewis bij geene<br />

overigheid, bij geen eerlijk man verdacht kon zijn,<br />

fnelde ik naar den Directeur <strong>der</strong> Policij, den Heer<br />

VAN BEEK , die an<strong>der</strong>s een eerlijk man is, en vor<strong>der</strong>de<br />

openlijke draf <strong>van</strong> den vcrmctelen booswicht<br />

GROSSINGER, dién geheel Weenen als zoodanig<br />

kent.<br />

De Heer VAN BEER fcheen verbaasd, en vor<strong>der</strong>de<br />

<strong>van</strong> mij een fchriftelijk voordel, ten einde<br />

mij volkomen voldoening te bezorgen, dewijl deze<br />

vent niet on<strong>der</strong> de fpions <strong>der</strong> politie behoorde,<br />

noch ook nooit <strong>der</strong>gelijke beveelen <strong>van</strong> de Regeering<br />

tegen mij gegeven waren. Ik wachte 14 dagen<br />

op uitlpraak, maar al zoo 'er niets op volgde,<br />

ging ik we<strong>der</strong> bij hem. Bij mijne komst zeide hij<br />

mij:.. Ik heb den deugniet de ooren ter deeg gewasfehen,<br />

hij zal het nooit meer on<strong>der</strong>nemen....<br />

Ik eischte ftraf, leverde nogmaals mijne klagte<br />

fchriftelijk in, maar kreeg volftrekt geen antwoord,<br />

en de kerel bleef ongeftraft.<br />

Is dit niet een openbaar bewijs <strong>van</strong> dc Weener<br />

Proeedurcn ? Welk eerlijk man is zijn leven, zijne<br />

eere, vrijheid, en goed daar zeker, waar Gerichts-<br />

ho-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 185<br />

hoven zulke fchendaaden tegen de algemeene veiligheid<br />

<strong>van</strong> den besten burger <strong>van</strong> den Staat befchermen<br />

kunnen? En dit gebeurde on<strong>der</strong> de regeering<br />

<strong>van</strong> den rechtvaardigden en bestmooglijken<br />

LEÖPOLD?<br />

Nu vervoegde ik mij eindelijk bij hem, en vond<br />

hem, zoo als gewoonlijk, minzaam. Mijn voordel<br />

ontdeldc en ontrustte hem, dewijl hij mij geheel<br />

kende, cn alleen wist, dat mijn dienst-ijver<br />

voor hem mij deze nieuwe vervolgingen op den<br />

hals gehaald hadt.<br />

Alleen berispte hij mijne overhaasting, dat ik<br />

<strong>van</strong> den Hof krijgsraad mijn ontflag gevraagd had, het<br />

welk hij mij niet weigeren kon; hij verzekerde mij<br />

voldrekt <strong>van</strong> zijn medelijden, cn zijn gunst voor<br />

het toekomende, bijzon<strong>der</strong> voor mijne kin<strong>der</strong>en,<br />

en geboodt mij, een' bekwamer tijd af te wachten,<br />

als zijne handen tot weldoen min<strong>der</strong> gebonden<br />

zouden zijn dan tegenwoordig. Ik herinnerde hem<br />

zijne belofte, dat hij mij goe<strong>der</strong>en ter vergoeding<br />

in het Dannaat zou geven. Zijn antwoord was:<br />

Geduld! het zal zeker gefchieden; maar thans kan<br />

ik niet,,dewijl de Hongaarfche Geestlijkheid, uwe<br />

doodvijanden, in haar vermoeden ver<strong>der</strong>kt zou<br />

worden, dat ik uwe fchriften en gedrag goedkeuren,<br />

en nog bovendien beloonen wil. Kort gezegd...<br />

hij geboodt mij dil,op mijn landgoed, eene<br />

betere gelegenheid af te wachten, maar hadt den<br />

moed niet, om mij openlijk gerechtigheid te laten<br />

we<strong>der</strong>vaaren. Zoo zijn de handen <strong>der</strong> beste Vorden<br />

gebonden, daar het ministerieel-Despotisme ééns<br />

ingedopen is, en de Paap als gifmenger den Vorst<br />

<strong>van</strong> edele daaden terug fchrikt. De wijze LEÖ-<br />

M 5<br />

POLD


ï8


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 187<br />

Onrustig, en fteeds <strong>van</strong> Dweepers en Rechtsverdraajers<br />

getrapt, leefde ik eenige weeken op mijn<br />

landgoed, terwijl ik mijne vrouw na Weenen zond,<br />

voordat LEÖPOLD overlecdt.<br />

Hij ontving haar met alle mooglijke distinctie,<br />

die zelfs nijd verwekte. Hij boodt haar zelve aan<br />

zijne Gemaalin aan, aan welke hij alle Prebenden<br />

en uitdeelingen <strong>van</strong> Pennoenen <strong>van</strong> alle vrouwlijke<br />

dichtingen overgelaten hadt. De Vorftin ontving<br />

haar met heel bijzon<strong>der</strong>e gunst, en geboodt<br />

haare Opperhofmeesteresfe bij de eerfte voorvallen<br />

en openftaande plaatzen, haar voornaamlijk mijne<br />

dochters in gedachten te brengen.... Maar, ach!<br />

ook zij is thans overleden, en heeft insgelijks niets<br />

gedaan. Doch, ik ben te moede, te vaak misleid,<br />

om eene nieuwe proeve te on<strong>der</strong>nemen, en wil<br />

in vreemde Staaten zoeken, dat ik in het ongevoelig<br />

Oostenrijk nooit heb kunnen vinden. Nadien<br />

ik nu den Keizer LEÖPOLD, als mijnen fchutsgod,<br />

zelfs in 't graf verëere, alhoewel hij mij in de<br />

daad niets goeds bewezen heeft, dat aan het gewigt<br />

<strong>van</strong> mijne hem bewezen dienften evenredig ware,<br />

echter eischt mijn pligt, dat ik ook aan de wereld<br />

in een beknopt voorftel, <strong>van</strong> hem de waarheid<br />

bekend maake, zoo als ik ze getoetst heb, en op<br />

mijn eer en geweten bevestigen kan:<br />

LEÖPOLDS neiging, temperament, hart, en hoedanigheden,<br />

waren volftrekt het tegengeftelde vart<br />

het karakter <strong>van</strong> zijnen broe<strong>der</strong> JOSEFUS. Hij was<br />

geheel mensch, geheel geboren en gevormd, om<br />

als Vorst zijn volk gelukkig te maaken, en in<br />

vreedzame hutten te doen wooncn; zijn wil was<br />

daartoe altijd genegen, maar zijne bekwaamheid<br />

niet


Ï38<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

niet <strong>van</strong> de eerfte klasfe, hoewel verre boven het<br />

middelmatige verheven. Overhaasting in het befluiten,<br />

verwij<strong>der</strong>de hem niet <strong>van</strong> de ftandvastigheid<br />

eens Wetgevers, en bij een gezond vermogen<br />

<strong>van</strong> overleg, hadt hem de regeering in het kleine<br />

Toskanen, tot gewigtiger on<strong>der</strong>nemingen voorbereid.<br />

Zijne gevoelige ziel was tot alle verheven handelingen<br />

genegen; maar dewijl hij in het kleine<br />

Florence alles wilde weten, en gevolglijk daar ook<br />

tijd hadt, om zich met kleinigheden te bemoejen,<br />

zoo overhoopte hij in het wijdluftig Weenen zijnen<br />

arbeid met voorwerpen, die een groot Monarch<br />

alleen aan zijne Politie behoorde over te laten.<br />

Berichten <strong>van</strong> geheime verfpie<strong>der</strong>s in gezelfchappen<br />

, moeten den troon niet bezig houden,<br />

waardoor aan de lastering gelegenheid gegeven<br />

wordt, om haar vergif uit te breiden.<br />

Het is waar, dat hij, bij zijne komst in Weenen<br />

geheele pakken met Denunciatiën verbrandde , zon<strong>der</strong><br />

die te lezen, welke zijn voorzaat tot zijne geliefkoosde<br />

bezigheden bewaard hadt. Ook is dit<br />

waar, dat JOSEF een zwart boek hadt nagelaten,<br />

waarin de namen ftonden <strong>van</strong> hun, die nog geftraft,<br />

of tot werkloosheid gebracht moesten worden.<br />

Het is waar, dat, als LEÖPOLDS Troonserfgenaam<br />

'er naar tastte, en het lezen wilde, de<br />

edele Va<strong>der</strong> hem hetzelve uit de hand rukte, en<br />

het met deze eeuwig te verëeren woorden in het<br />

vuur wierp: —<br />

„ Noch gij noch ik moeten den inhoud weten."<br />

Welk een - gedenkwaardige Karaktertrek voor<br />

eenen Vorst! Zijne on<strong>der</strong>danen hadden - dienvolgends


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 189<br />

gends geene magtfpreuken te vreezen. On<strong>der</strong>tusfchen<br />

wisten zijne famenfpannende Gerichtshoven<br />

in zulke gevallen, daar zij zijne weldaadigheid in<br />

boejen wilden fluiten, den weg, om hem wantrouwend<br />

en huivrig te maaken, of hun gewoon Ministerieel-Despotisme<br />

te bemantelen.<br />

Geen Monarch is alwetend. Hij kan uit het<br />

middelpunt <strong>van</strong> het geheel zijner wijduitgeftrekte<br />

Staaten den gezichtkreits nooit overzien, daar de<br />

arglistigheid de waarheid omwolken wil. Ik zelve<br />

was een Slachtoffer <strong>van</strong> deze handelwijze; en hoe<br />

naauwkeurig hij ook mij, mijn hart, en mijnen<br />

wil kende, echter kon hij aan den verëenigden<br />

hoop <strong>van</strong> Priesters, Magnaten, en Referenten,<br />

geen openbaar wantrouwen toonen, en moest ten<br />

winften in fchijn gelooven, hetgeen zij in een<br />

valsch licht voordroegen. Genoeg, hij zag klaarer<br />

dan men <strong>van</strong> hem geloofde-en oordeelde, en zou<br />

op zijn tijd getoond hebben, dat hij niet zoo gemaklijk<br />

te verleiden was, als men dacht, indien hij<br />

flechts langer geleefd hadt. Maar hij beklom den<br />

troon op een' tijd, toen JOSEFUS alles dooreen<br />

geworpen en verwrikt hadf, zijne landenwaren bij<br />

eenen Baijerd te vergelijken. Braband was reeds<br />

afgevallen, ja verloren, en alle Provintiën ftonden<br />

al gereed tot omwenteling. Zijn voorzaat hadt,<br />

door overhaaste verordeningen, alles beledigd, en<br />

in algemeene verwarring gebracht, en mismoedigheid<br />

was ten hoogften top geklommen: hij vondt<br />

ze dus, en verijdelde alle de ontwerpen zijner<br />

ftaatsvijanden.<br />

Zijne priesters hadden Braband opgeftookt. Deze<br />

fchoone Provintie was reeds verloren, cn ook<br />

door


193 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

door vreemde Mogendheden aan zijne, gehoorzaamheid<br />

ontrukt- In Hongarijën gebeurde hetzelfde,<br />

en Bohemèn wankelde insgelijks. De Turkfche<br />

oorlog hadt de kasfen uitgeput, de armee ten'<br />

grond geholpen , en een algemeen misgewas' dreigde<br />

de misnoegde en waarlijk beledigde volken met<br />

hongersnood. Aan den an<strong>der</strong>en kant integendeel<br />

ftondt de gewapende ontzaglijke Pruisfifche magt,<br />

aan de grenzen al gereed, om de Monarchie den<br />

doodlijken flag toe te brengen. Nooit was Oosten--<br />

rijk in zoo een fchriklijken toeftand, als in dit<br />

tijdftip. LEÖPOLDS fchran<strong>der</strong>heid en zijne <strong>van</strong> pas<br />

gebruikte toegevendheid, zijne fijne en genepen'<br />

Staatkunde alleen, vondt hulpmiddelen tegen alle<br />

dreigende gevaaren. Hij won de harten, en het<br />

vertrouwen <strong>der</strong> Piongaren, en floot de vrede <strong>van</strong><br />

Reichenbach op eene wijze, welke alleen die geen<br />

berispen kan, die de toenmalige gefteldheid <strong>der</strong><br />

Oostenrijkfchc Staaten niet kent.<br />

Deze ftap deedt het gantsch Toneel <strong>van</strong> Europa<br />

veran<strong>der</strong>en. De vrede volgde nu aan alle kanten.<br />

Het afgevallen Braband keerde te rug, de Hongaren<br />

fcherpten hunne ooren, en deeden morrend, maar<br />

evenwel ootmoedig, het geen LEÖPOLD geboodt.<br />

Hun heerschzuchtig Ariftocratisch Diploma werdt<br />

Verworpen; hij beval de Kroning in Presburg, die<br />

men in Of en wilde voltrekken, en werdt ongemerkt,<br />

door zijn minzaam gedrag, Oppergebie<strong>der</strong>-<br />

'Ook wist hij deze muitzuchtige Natie zoo te winnen,<br />

dat zij thans genegener zijn dan ooit, om<br />

goed en bloed voor goede Koningen veil te<br />

hebben. Zeker een meesterftuk <strong>der</strong> fijnfte Staatkunde<br />

!<br />

Ook


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

ÏQÏ<br />

Ook volgde de vrede met de Turken, dewijl hij<br />

geene onbevolkte woeftijnen wilde veroveren. En<br />

hoe zeer ook de Pruisfifche en Oostenrijkfchc oogmerken<br />

dwars tegen elkan<strong>der</strong> liepen, echter vondt<br />

hij een' weg, om de belangen <strong>der</strong> beide Mogendheden<br />

te verbinden, en de Duitfche broe<strong>der</strong>liefde<br />

te bevor<strong>der</strong>en.<br />

Eene Epoque, die in de gefchiedenis even zoo<br />

merkwaardig als voor de tijdgenoten won<strong>der</strong>baar<br />

fchijnen zal, hoe verdacht ook aan de Berlijnfche<br />

Patriotten de wegen altijd zullen voorkomen, door<br />

welken eene waarfchijnlijke onmooglijkheid werkdaadig<br />

mooglijk werdt.<br />

Zeker Staatsdienaar heeft mij wel met bitterheid<br />

befchuldigd, dat ik, door mijnen toenmaligen invloed,<br />

op het vertrouwen <strong>van</strong> den Vorst, en zelfs<br />

door fluipwegen, veel tot deze vrede toegebracht<br />

heb. Maar de nakomelingfchap zal mijn vonnis<br />

fpreken, en ik zal beter, in 't vervolg meer <strong>van</strong><br />

dit gewigtig on<strong>der</strong>werp aan de beoordeling <strong>van</strong><br />

eerlijke Duitfchcrs voorleggen. Thans keer ik<br />

te rug tot de getrouwe affchil<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> een Vorst,<br />

wiens asfche ik verëere, dewijl zij de dankbare<br />

Gedachtenis <strong>van</strong> alle eerlijke Duitjbhers verdient,<br />

en zijne fchran<strong>der</strong>heid het vergieten <strong>van</strong> Duitse»<br />

bloed verhin<strong>der</strong>d heeft.<br />

Naar zijn gedrag, was hij geheel va<strong>der</strong> <strong>van</strong> zijn<br />

huis, cn tc gelijk <strong>van</strong> zijne volken. Hij hadt veel<br />

gelezen, veel naargefpoord, en zijne ontwerpen<br />

fcherpzinnig doorgedacht; hij was bedaard in de<br />

uitvoering en ftandvastig in groote gevaaren. Weldaadig<br />

voor verdrukten, en ook niet onverzoenlijk<br />

bij beledigingen. Goedheid <strong>van</strong> hart bezielde<br />

zij-'


IQ?-<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

zijne handlingen, en geen Monarch heeft ooit ede-<br />

Ier gedacht, wanneer hij tot magtfpreuken verleid<br />

mogt zijn. Zijne menigvuldige Penfioenen, die<br />

met gerechtigheid verzeld gingen, en welke hij<br />

enkel aan hulpbehoevenden geern fchonk, bewijzen<br />

zijn verheven gevoel; en dat hij verdiende en<br />

wetenfchappen wist te achten, zal ,ie<strong>der</strong> bevestigen,<br />

die zijn gedrag heeft nagegaan.<br />

Nooit gaf hij zich over aan de gevaarlijke uitwerkzelen<br />

<strong>van</strong> toorn, alhoewel hij geneigd fcheen<br />

tot overhaastingen, ook was hij altijd ligt.te bevredigen,<br />

niet wraakzuchtig noch onverzoenlijk.<br />

Hij vondt vermaak in het lezen <strong>van</strong>'leerzame boeken,<br />

en zijne weetgierigheid bleef altijd met gezond<br />

overleg in evenwigt. Ernftig, daar de omftandigheden<br />

zulks vor<strong>der</strong>den, bleef zijn perfoonlijke<br />

omgang nogthans altijd innemend, zelfs bekoorlijk,<br />

en in gezelfchap vergat hij geern het gebiedende<br />

en terughoudende <strong>der</strong> Majefteit. De toegang<br />

tot zijne troon ftond voor alle bedrukten zon<strong>der</strong><br />

on<strong>der</strong>fcheid <strong>van</strong> ftand open; en alhoewel de nöoit<br />

te vrede Weener Ingezeten klaagde, dat hij meer<br />

MARIA Troost, dan MARIA Hulp, was, evenwel<br />

deedt hij wezenlijk veel goeds, hoorde alle voorftagen<br />

met gelatenheid aan, maar kon onmoogh'jk<br />

allen voldoen, en moest, dewijl de last te zwaan,<br />

was, en het on<strong>der</strong>zoek te veel tijds vor<strong>der</strong>de, veele<br />

verzoekers aan de ingeftcldegerichtshoven wijzen,<br />

die gewoon bleven , naar het Weener ingekropen<br />

gebruik te handelen, en niet zoo edel noch billijk<br />

te werk gingen, alsde Vorst. Hier uit ontftonden<br />

ook billijke zuchten, die hij met den tijd zeker<br />

geern verzacht zou hebben, indien hij meer dan<br />

mensch


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 10$<br />

mensch geweest ware. Hij zag den druk zijner<br />

volken, en arbeidde in 't geheim, om aan de klak<br />

ne Despoten paaien te zetten, en ook een gematigd<br />

evenwigt on<strong>der</strong> de verfcheiden ftanden te befiemmen.<br />

Maar het tijdpunt tot deze gewigtige<br />

on<strong>der</strong>neming bleef nog ver af, dewijl de priester»<br />

magt nog te naauw met de Ariftocratifche gemengd<br />

was, en de zwakheid zijner Voorzaten het<br />

Nationaal karakter bedorven hadt.<br />

Overal waar hij zich wendde, en hulp zocht,<br />

was het waare Patriotisme uitgedoofd , dewijl in<br />

't bijzon<strong>der</strong> de toegevendheid en overdrevene<br />

goedheid <strong>van</strong> THERESIA de bedriegers en Staatsbloedzuigers,<br />

de aflaathandelaars en booswichten<br />

gekoesterd, en hen door avrechtfche protectie ongeftraft<br />

gelaten hadt.<br />

Het is altijd zwaar, ja onmooglijk voor eenen<br />

Vorst, hulpmiddelen te vinden, daar het kwaad<br />

reeds ingekankerd is, en Hechts weinigen wil en<br />

bekwaamheid bezitten, om hun bijzon<strong>der</strong> belang<br />

aan het algemeene best opteöfferen. Dit zag, gevoelde,<br />

en kende LEÖPOLD in 't volle gewigt.<br />

En des te zwaarer drukte hem de regecringslast.<br />

Maar flandvastig in zijne yoornemens, zou hij nogthans<br />

menigen fchoonen voortgang in 't bihnenfte<br />

<strong>van</strong> het Staatsgebouw gedaan hebben, indien niet<br />

de uitwendige omftandigheden de bevestiging <strong>van</strong><br />

eene zoo noodzaaklijke als duurzame vrede terug<br />

gehouden, te veel bezigheid gegeven, en een<br />

vroegtijdige dood alle zijne ontwerpen verijdeld<br />

hadt. Hij liet aan zijnen, de kroon waardigeu Opvolger,<br />

zijn voorbeeld, zijne vorstiijke deugden,<br />

zijn model na, naar hetwelk hij Oostenrijks verwrikt<br />

IV. DEEL. N Smts.


194 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

Staatsgebouw we<strong>der</strong> wilde herftellen. Dit moet<br />

met een Herkules - arbeid voortgezet worden, en<br />

ik ken hem zoo wel, dat ik de beste uitwerkingen<br />

kan voorzeggen, ik wensch hem <strong>van</strong> harte, goede<br />

raadgevers, gelukkige keuze, eerlijke medehelpers,<br />

ook geduld, ftandvastigheid, gezondheid, krachten<br />

en geluk, om het edelfte doel <strong>van</strong> eenen waardigen<br />

Vorst te volbrengen. Hij kent mij 5 en mijne kin<strong>der</strong>en<br />

zullen, on<strong>der</strong> zijne regeering, als kin<strong>der</strong>en<br />

<strong>van</strong> eenen man worden aangezien, die nooit werkloos<br />

was voor Oostenrijks welvaart, daar de gelegenheid<br />

zich voordeedt, om daar toe mede te werken.<br />

Verftand, en de locale kennis, de huislijke behoefte<br />

en va<strong>der</strong>pligt gebieden mij flechts zoo lang in vreemde<br />

landen te reizen, tot de jonge Vorst zulke<br />

mannen zoekt, die, zon<strong>der</strong> eigenbelang of Titelzucht,<br />

geern voor hem arbeiden willen. En hij<br />

is zeker overtuigd, dat het mij zoo min aan den<br />

wil als aan bekwaamheid ontbreekt.<br />

LEÖPOLD was ook in zijnen Godsdienst geheel<br />

een Christen, alhoewel hij de misbruiken, in<br />

denzelven ingeflopen, in hunne ontdekte naaktheid,<br />

naauwkeurig kende, en ook getoetst hadt. Hij<br />

was ver af <strong>van</strong> alle Dweepachtig Bijgeloof, maar<br />

moest zich nog fteeds naar tijd en omftandigheden<br />

fchikken, daar de Roomfche Staatkunde in volksbegoocheling<br />

woelde, en daar de Priester - heerschzucht<br />

zelfs den fchran<strong>der</strong>ften Koningen paal en<br />

perk weet te ftellen. Door gematigdheid en achterhouding<br />

<strong>van</strong> zijn waar oogmerk, zou hij gewis het<br />

doel <strong>van</strong> eenen goeden Landsva<strong>der</strong> bereikt hebben.<br />

De verbaazende Bisfchoppelijke inkomften, de uitzuigende<br />

zwerm <strong>van</strong> Munniken, en de verdikkende


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 195<br />

de Dweepzucht, zouden onfeilbaar allengs vermin<strong>der</strong>d<br />

zijn geworden. Maar dit allergewigtigst werk<br />

moest hij aan den erfgenaam <strong>van</strong> zijne kroon<br />

overlaten. God geve, dat deze in de uitvoering<br />

niet laauw zij, noch afschrikt worde ! en dat de<br />

Jefuitsrij, bij het Ministerie, en de Magtigen ingeflopen,<br />

nooit het hoofd om hoog kunne beuren,<br />

om ons in de tijden <strong>der</strong> Kruisvaarten, <strong>der</strong> Sixtusfen<br />

, en Alexandcrs, terug te fingeren. Dat nu de<br />

ons te vroeg ontnomen Keizer juist zoo en niet<br />

an<strong>der</strong>s dacht, als ik hem in deze bladen fchil<strong>der</strong>,<br />

daarvoor ftel ik bij mijnen Lezer mijn geweten en<br />

woord <strong>van</strong> eere te pand. Want alles, wat ik in<br />

Hongarijën fchreef, hadt hij in gefchrift gezien,<br />

en ook goedgekeurd; maar hij bevondt zich in<br />

eene omftandigheid, dat hij mij zeggen moest:..<br />

„ TRENCK! help 'er u alleen door! Wacht u<br />

„ voor vergif en dolk! Ik kan u thans nog niet<br />

„ openlijk befchermen, maar ik zal u niet onbe-<br />

„ loond laten."<br />

Zoo moest een Koning fpreken, die gedwongen<br />

was, ingellopen vooröordeelen en priester - ranken<br />

toe te geven. En dit lot treft alle Staatcn, daar<br />

de Dweeperij de bloedvlag nog kan planten. Ik<br />

geloof, dat Braband aan alle Regenten ten fchrikbeeld<br />

dient, en verwacht thans <strong>van</strong> de Ewopifcha<br />

verwarring of algemeene verlichting, ofterugftorting<br />

in de tijden <strong>der</strong> dikfte duisternis. God zegene<br />

de wapenen <strong>van</strong> hen, die ze voor het geluk<br />

<strong>der</strong> menfehen in de vuist genomen hebben,<br />

en vernietige de best-overlegde aanflagen <strong>der</strong><br />

Dweeperij! Hier op alleen rust de welvaart <strong>der</strong><br />

Tolken, en de waare grootheid <strong>van</strong> menschlieven-<br />

N » de


196 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

de Vorften, voor welken ik alleen nog met blijdfchap<br />

mijn grijzen kop op het flagveld breng, in<br />

gevalle jonge bevelhebbers zulks vergunnen. Men<br />

gelooft verkeerd, dat de verlichting de. verwarring<br />

<strong>van</strong> Frankrijk veroorzaakt heeft. Ik was een<br />

fcherpzichtig waarnemer <strong>van</strong> alle bronnen <strong>van</strong> 't<br />

kwaad. De verdrukking des volks, de verè'enigde<br />

keten <strong>van</strong> Geestlijke en wereldlijke menfchenplagers<br />

dwongen die genen tot opftand, die niets<br />

meer te verliezen hadden dan hunne ellende. En<br />

dit lot dreigt alleen daar, waar men volken alleen<br />

met den geesfel <strong>der</strong> flaaven regeeren wil, hetwelk<br />

thans enkel in het Oosten mooglijk is.<br />

Daar, waar ie<strong>der</strong> reden voelt om met zijnen toeftand<br />

te vrede te zijn; daar, waar het Ministerieel-Despotisme<br />

de handen gebonden zijn, en de<br />

Adel niet met uitfluiting alle Eereposten en voordeelige<br />

Ambten wegkaapt; daar de nuttige Burger<br />

niet in werkloosheid veracht blijft, en verdienften<br />

en bekwaamheid het hoofd kunnen opbeuren; daar,<br />

waar de Priester de opvoeding <strong>der</strong> jeugd niet in<br />

handen heeft, en daar het denken en on<strong>der</strong>zoeken<br />

geoorloofd is, daar is gewis de verlichting nooit<br />

gevaarlijk, daar heeft men ook geene verè'enigde<br />

Revolutie te vreezen. Alleen de ooglogzuchtige<br />

Vorst, alleen hij, welke aan alle ftanden geen gelijk<br />

recht laat we<strong>der</strong>vaaren, vindt in zichzelven reden,<br />

om wantrouwig te zijn, en wordt door de<br />

Franfche Toneelen huivrig gemaakt. Frankrijk ig<br />

het eenigfte voorbeeld <strong>van</strong> algemeenen opftand,<br />

daar de Priester niet medegewerkt heeft. Dit zijn<br />

de gevaarlijkfte lieden in een volk, dat reden heeft,<br />

om misnoegd te ziju. Maar wee den Vorst! die<br />

daar


PREDR.IK 5 VRIJHEER VAN DER TRENCK. 197<br />

daarom gelooft in gevaar te zijn, wanneer het belang<br />

<strong>der</strong> kerk niet met het zijne verbonden is.<br />

Hierdoor geraakt hij geheel on<strong>der</strong> het geestelijk<br />

geweld, en moet zijn dom bedrogen volk geheel<br />

zon<strong>der</strong> befcherming aan hunnen willekeur overlaten,<br />

indien hij zelve aflaat verdienen en zaligheid<br />

hoopen wil.<br />

LEÖPOLD hadt zeker geen gevaar, dewijl hij als<br />

een va<strong>der</strong> on<strong>der</strong> zijne kin<strong>der</strong>en leefde. Maar die,<br />

als een Mogol, <strong>van</strong> zijn volk verwij<strong>der</strong>d leeft, hunne<br />

zuchten niet hooren kan, en Viziri voor zich<br />

laat denken en handelen, die zid<strong>der</strong>t met recht,<br />

"Wanneer de verdrukten morren. Maar die de rol<br />

<strong>van</strong> werelddwinger wil fpeelen, die altijd ten kosten<br />

zijner nabuuren op ronding zijner grenzen<br />

denkt, en vreedzame on<strong>der</strong>danen alleen tot rooversdaaden<br />

wil gewennen, behoorde nooit den eerwaardigen<br />

troon <strong>van</strong> eenen Landsva<strong>der</strong> te 'kunnen<br />

beklimmen of bezoedelen. Volken, die uit de<br />

fchrikbeelden <strong>der</strong> Gefchiedenis hunne gevolgen<br />

kennen, behoorden zulken in een gekkenhuis op<br />

te fluiten, dan was de oorzaak <strong>van</strong> alle Revolutie<br />

tot den wortel uitgeroeid'.<br />

LEÖPOLDS vredelievende ziel verdient eerezuilen<br />

<strong>van</strong> de dankbaarheid <strong>der</strong> nakomelingfchap. Hij zou<br />

gewis, niet alleen zijne Staatcn, maar geheel Europa<br />

gelukkig gemaakt, en alle zaad <strong>van</strong> tweedragt<br />

uitgeroeid hebben. Hij was een befchermer <strong>der</strong><br />

Vrije kunsten, las <strong>van</strong> jongs op geern fcherpzinnige<br />

boeken, bevor<strong>der</strong>de de wetenfchappen , en<br />

zocht verkeering met vrijmoedige, verlichte , en<br />

eerlijke mannen. Bouwt hem <strong>der</strong>halven dank -altaaren,<br />

6 weesgelaten zoons <strong>der</strong> Mufen. Hij is niet<br />

N 3<br />

meer!


10" LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

meer! vereert het ftof, het geheugen <strong>van</strong> eenen<br />

mensch, die de Koninglijke magt waardig was.<br />

Weent bij zijne doodvaas, gij eerlijke medeburgers<br />

<strong>der</strong> Oüsienrijkfche Staaten. Zulken heer hebt<br />

gij nog nooit verloren , misfchien ook nog nooit<br />

verdiend. Ik fchreef een Lofreden bij zijne kroning,<br />

en zweeg bij zijn graf met weemoedigheid.<br />

Waarlijk, hem.alleen diende ik meteen warm hart;<br />

en niets berouwt mij, alhoewel ik, in plaats <strong>der</strong><br />

Verdiende beloning, een flachtoffer <strong>van</strong> zijne toegevendheid<br />

cn befluiteloosheid werd, en ik treur<br />

bij zijn.graf met het gevoel <strong>van</strong> den edelen.<br />

LEÖPOLD bezat bijkans alle de hoedanigheden,<br />

dïe het geluk <strong>der</strong> tijdgenoten bevor<strong>der</strong>en, en den<br />

eerbied <strong>der</strong> nakomelingen verdienen. [Ten bewijze<br />

<strong>van</strong> zijne verheven denkwijze wil ik alleen dit<br />

Volgende vernaaien.<br />

Alzoo ik hem zeer dikwijls zag en fprak, dewijl<br />

hij mij den vrijen toegang vergunde, zeide ik hem<br />

ééns: —'Uwe Majefteit, ik ken de gebreken en<br />

Voordeden in het Staatsgebouw, door eene 43<br />

jaarige on<strong>der</strong>vinding grondig, omdat ik altijd met<br />

naarfpoorende oogen gezien heb. Ik zal U mijne<br />

aanmerking geven over on<strong>der</strong>werpen, die men an<strong>der</strong>s<br />

aan Vorsten niet laat zien, die het Wespennest<br />

iu den arbeidzamen Bijenkorf in het licht<br />

ftcllcn,cn U ook na mijn dood dienst zullen<br />

doen.<br />

Hij gaf mij verlof, om de naakte waarheid t»<br />

fchrijven, zon<strong>der</strong> achterhoudendheid. Het gefchiedde<br />

terftond, en ik leverde hem een opftel<br />

over <strong>van</strong> twaalf bladen.<br />

Acht dagen. daarna vervoegde ik mij we<strong>der</strong> bij<br />

hem.


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

IQQ.<br />

tem. Hij ontving mij minzaam, ging in zijn Kabinet,<br />

en mijn Handfchrift gehaald hebbende,<br />

gaf hij het mij in de hand, mij op den fchou<strong>der</strong><br />

kloppende met deze woorden. - Zoo behoorde<br />

ie<strong>der</strong> een aan het Hof te fchrijven. Tevens geboodt<br />

hij mij, dit aan den Aardshertog FRANS,<br />

den erfgenaam <strong>van</strong> zijnen troon, over te geven,<br />

zon<strong>der</strong> hem te zeggen, dat hij het reeds gelezen<br />

hadt.<br />

Welk een voortrcflijk kenmerk <strong>van</strong> eene verachte<br />

en uitmuntende Vorftelijke ziel!<br />

Hij fprak bijkans twee uuren met mij ovef den<br />

gantfchen inhoud gemeenzaam, gevolglijk hadt hij,<br />

in zoo weinige dagen alles opmerkzaam doorgelezen.<br />

Wie was, bij een zoo treffend toneel, bever<br />

gehoorzaam dan ik? Mijne geheimen waren hem<br />

bekend, en ik zag de uitwerking in zijne oogen<br />

en woorden. Terftond ging ik blijmoedig nahuis,<br />

fchreef 'er nog de volgende Opdragt voor, en gaf<br />

het toen den volgenden dag aan den jongen Vorst<br />

over:<br />

UWE KONINGLIJKE HOOGHEID 1<br />

Zie hiermiin laatfte Zwaanenlied<br />

Voor Oostemijk, na al mijn lijden,<br />

CLees het,. Vorst, En als g' eens ziet,<br />

Waarom 'k dit offer U kom wijden;<br />

Wanneer ervaanng ééns, met glans.<br />

De waarheid U in 't oog doet ftraalen,<br />

Gedenk dan, Vorst, des ouden mans,<br />

Die zuchtend haast moet gral'waards daalenl<br />

Vraag, als mijn Zoon voor U verfchijnt,<br />

Vraag hem, waarom hij weenend kwijnt.<br />

N 4 Hier


LEVENSGESCHIEDENIS<br />

VAM<br />

Hier heb ik mijnen tijd verloren,<br />

Dien niemand m ; j vergoeden kan,<br />

'k Was nooit voor zulk geluk geboren „<br />

Dat mij een Vorst ontnemen kan.<br />

Maar 'k heb ook niemand iet te danken,<br />

Mijn hart alleen heeft mij behoed,<br />

Dit roem ik fteeds met blijde kianken,<br />

Ik deed toch aan het mensebdom goed!<br />

Ik ben <strong>der</strong> waarheid trouw geweest,<br />

'k Heb geen vervolging ooit gevreesd;<br />

Zoo zal 'k met waarheids - ijver<br />

Juich martelaar! gij hebt voldaan!<br />

fterven!<br />

Mijn raad is nogthans aan mijne erven:<br />

Wil niet te fterk voor waarheid ftaan.<br />

Zij was voor mij een hel <strong>van</strong> 't leven,<br />

En toch rouwt ze in de dood mij niet.<br />

Heeft mij mijn werk geen loon gegeven,<br />

Wie weet, wien het nog roozen biedt!<br />

ó Vorst 1 U<br />

flcl ik het ter hand,<br />

Gebruik het voor het Va<strong>der</strong>land.<br />

R,„ T R E N C K.<br />

wzenen,<br />

den 8 April, 1790.<br />

Jan den Jardshertpg FRANS overhandigd.<br />

Of de tegenwoordige Keizer <strong>van</strong> deze fchriften<br />

gebruik maaken, en mij in de rechte fchaal afweegen<br />

zal, zal ik dra bemerken. Maar dit gefchrift,<br />

met deszelfs gewigtigen inhoud, zal, zoo lang ik<br />

leeve, een geheim blijven, en alleen dan eerst gelezen<br />

worden, wanneer Ik niet meer ben.<br />

Het<br />

zou zijne Staatert te klaar ontblooten, en hoe hard<br />

men mij ook beledigt, nogthans ik ben geen verraa<strong>der</strong>,<br />

<strong>van</strong> de mij toevertrouwde, of door mij zeiven


Fft.EDR.IK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

AOÏ<br />

ven ontdekte geheimen. Genoeg, hij zeide , als<br />

Prins was hij mijn gunftige, en als Koning, zou hij<br />

mijn rechtvaardige Heer zijn. Hoe dikwijls heeft<br />

hij mij beklaagd, wanneer ik hem over verdrukking<br />

klaagde. Thans kan hij mij voldoen, dewijl<br />

hij de magt in handen heeft. En Hechts dan eerst<br />

zal ik hem looven en danken. God geve, dat hij<br />

aan mijne kin<strong>der</strong>en goedmaake, hetgeen zijne Voorzaten<br />

mij fchuldig gebleven zijn. Voor mij zeiven<br />

behoeve en wil ik niets zoeken, dewijl ik al te<br />

dikwijls misleid ben, en geleerd heb, uit de on<strong>der</strong>vinding,<br />

dat Kroonprinsfen meer belooven, dan zij<br />

op den troon houden. Daarom heb ik mij thans<br />

zoo lang daar<strong>van</strong> verwij<strong>der</strong>d, tot ik geroepen worde,<br />

en men de waarde en het oogmerk <strong>van</strong> mijn<br />

bovengemeld Staatsfchiïft werklijk erkent, en 'er<br />

ook gebruik <strong>van</strong> maakt.<br />

Het is hem bekend, dat zijn roemwaardige Va<strong>der</strong><br />

mij veel toevertrouwd, en ook veel beloofd<br />

heeft, gelijk ik dan ook veel voor hem gedaan<br />

heb. Zijn hart is edel; hij zal ook even zoo<br />

vorstlijk voor mij handelen, als hij vorstlijk omtrent<br />

mij gevoelde; gevolglijk heb ik ook veel te<br />

hoopen, indien ik zijne gunst voor mijn recht<br />

zoeken wil. Genoeg, ik zal nooit klaagen, dat LE-<br />

OPOLD mij aan de vervolgingen <strong>van</strong> zijne Gerichtshoven<br />

fchuldeloos heeft moeten overlaten. Zijne omftandigheden<br />

vor<strong>der</strong>den nog toegeving, en zijne<br />

magt was nog niet bevestigd, onuin Weenen, bij<br />

het algemeen be<strong>der</strong>f, martelaars voor de waarheid,<br />

gelijk ik ben, te befchermen.<br />

De in Weenen alleen geleerde en geachte Hofraad<br />

SONNENFELS, durfde toch, zoo als ik reeds<br />

W 5<br />

ver-


202 L E V E N S G E S C H I E D E N I S V A N<br />

verhaald heb, on<strong>der</strong> zijne regeering, <strong>van</strong> den openbaren<br />

leerftoel niet meer prediken, dat een on<strong>der</strong>daan,<br />

<strong>van</strong> welke klasfe ook, geen eigendom bezit.<br />

Hij was ten tijde <strong>van</strong> JOSEFUS beroemd, omdat hij<br />

tevens in zijne fchriften beweerde, dat Pruisfen<br />

thans buiten ftaat was, om zich tegen JOSEFUS<br />

Soldaten te befchermen. Zulk eenen Profesfor behoorde<br />

elk eerlijk en verlicht man te verfoejen,<br />

die het Despotisme predikt, om een Titel te bejaa.<br />

gen. JOSEFUS gebruikte hem als een verfpie<strong>der</strong>;<br />

LEÖPOLD verachtte hem, omdat hij den vogel aan<br />

zijne veêren kende; en FRANS zal iemand niet<br />

eeren, die het volksrecht en gezond verftand beledigd<br />

heeft.<br />

Ik fchreef en fprak bij alle troonsveran<strong>der</strong>ingen 4<br />

altijd op denzelfden toon. ' Nooit veran<strong>der</strong>de ik<br />

<strong>van</strong> taal en grondregels; en dit is de roem en<br />

pligt <strong>van</strong> een' verftandig Schrijver en eerlijk man,<br />

dien geen Vorftennïagt ooit naar willekeur zwaajen<br />

zal. Dit pilletjen was ik aan eenen man fchuldig,<br />

wien ik voor de Weener vrienden, die uitwendig<br />

bloohartig fchijnen , een verdiend dank - offer wilde<br />

brengen.<br />

Nu moet ik in dit Boek ook eene hoofdgebcurenis<br />

getrouw verhaalen, die mij eere aandoet,<br />

maar die ook tevens bewijst, dat mijn lot altijd<br />

zijn nukken blijft behouden, en dat mij alle moog.<br />

lijke flagen <strong>van</strong> hetzelve treffen, met welken ik te<br />

worftelen zal hebben, totdat de nakomelingfchap<br />

bij mijn N graf zeggen zal: Hier, hier was eerst de<br />

rust voor TRENCK.<br />

Toen ik in 't jaar 1787 te Berlijn kwam, en<br />

met zoo bijzon<strong>der</strong>e achting ont<strong>van</strong>gen werd, en<br />

ook


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

fi.03<br />

ook kenmerken <strong>van</strong> heel bijzon<strong>der</strong>e gunst <strong>van</strong> den<br />

Vorst genoot, nam ik die gelegenheid waar, om<br />

mijn Hof, dat ik diende, met het Pruisfifche. in na<strong>der</strong><br />

verbindtenis te brengen. Eene eerfte pligt <strong>van</strong><br />

eenen eerlijken Duitjeher, als hij het vergieten <strong>van</strong><br />

'broe<strong>der</strong>bloed kan verhin<strong>der</strong>en. Ik fprak hier <strong>van</strong><br />

met den Keizerlijken Gezant, den Vorst REUSS.<br />

Deze Meldt alle on<strong>der</strong>handelingen voor onmooglijk,<br />

zoo lang de Staatsdienaar IIERZBERG aan het<br />

roer <strong>van</strong> zaken was. Ik haalde hem over, om eene<br />

famenkomst met hem te bepaalen, ten einde met<br />

hem niet als Minister, maar als een bijzon<strong>der</strong> perfoon,<br />

te fpreken, en eikan<strong>der</strong>en <strong>van</strong> weerskanten<br />

na<strong>der</strong> te kennen, waar op ik last kreeg, om dit<br />

met voorzichtigheid, werkftellig te maaken.<br />

• Nu ontdekte ik aan den Graaf HERZBERG den<br />

wensch <strong>van</strong> den Keizerlijken Staatsdienaar. Het<br />

voorftel behaagde hem. Maar hij gaf mij ten antwoord:<br />

Mijn huis is door alle gezanten met verfpie<strong>der</strong>s<br />

bezet; zoodra de Vorst REUSS mij bezoekt, vermoedt<br />

men verbindtenisfen. Dan wordt 'er terftond<br />

na Weenen gefchreven, om den Keizer, die tot<br />

beledigende bon mots genegen is, op te hitzen, gelijk<br />

hij dan geern <strong>van</strong> den Koning <strong>van</strong> Pruisfen<br />

met verachting fpreekt. Dit wordt terftond aan<br />

den Koning bericht, de perfoneele haat tusfehen<br />

beiden gekoesterd, cn alle goede ontwerpen tot dc<br />

verbindtenis lopen in 7 t riet, dewijl 'er veele Mogendheden<br />

aan gelegen ligt, dat Oostenrijk eeuwig<br />

met Pruisfen overhoop ligt.<br />

Ik lloeg nu een middel voor, hoe de Conferentie<br />

geheel incogniio aan eene <strong>der</strong>de plaats geleideden


204 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

den kon, en verkreeg het jawoord, met bepaaling<br />

<strong>van</strong> plaats en uur. De bijeenkomst greep Mand.<br />

De één en an<strong>der</strong> was te vrede, en bedankte mij<br />

voor deze bemiddeling, welke gewigtige gevolgen<br />

beloofde.<br />

Thans ontwierp ik een plan, om allengs na<strong>der</strong><br />

tot verbindtenis te komen. Het betrof:<br />

i. De vrijheid voor we<strong>der</strong>zijdfche on<strong>der</strong>danen,<br />

om na hun va<strong>der</strong>land terug te keeren.<br />

s. Den Hongaarfchen wijnhandel in de Pruisfifche<br />

Staaten voor den Franfchen in te voeren, waartegen<br />

de Hou gaar en een deel Producten <strong>van</strong> Pruisfifche<br />

Fabrieken terug zouden ont<strong>van</strong>gen, en den<br />

vrijen handel tusfchen Bohème en Silefiin.<br />

Ik fprak zelfs, bij gelegenheid, hier over met<br />

den Vorst. Hij wees mij na den Staatsdienaar<br />

VAN WERDER, aan wiens Departement het ftondt,<br />

dit te beöordeelen. En ik verzeker mijne Lezers<br />

op mijne eer, dat WILLEM eene heel bijzon<strong>der</strong>e genegenheid<br />

liet blijken, om mijn voorftel te bevor<strong>der</strong>en,<br />

en blijmoedig de hand aanboodt, tot bevor<strong>der</strong>ing<br />

<strong>van</strong> deze verbindtenis: ook vondt de<br />

Staatsdienaar 'er niets tegen in te brengen.<br />

Nu beval de Vorst REUSS mij het ftilzwijgen<br />

aan, en zeide: Als ons ontwerp na Weenen bij dc<br />

Staats-Kanzelarij en in handen <strong>van</strong> den Pruisfifchen<br />

gezant VAN JAKOBI komt, dan wordt zeker alles<br />

verijdeld. Ik zal alleen in Berlijn alles in perfoon<br />

met den Staatsdienaar HERZBERG uitwerken, dan<br />

reize ik zelve na Weenen, fpreek met den Keizer,<br />

en zal hem zeggen, dat uw dienst-ijver den weg<br />

tot dit gewigtig werk gebaand heeft.<br />

Nu werdt alles bearbeid, en ook de hoofdvraag<br />

be-


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 205<br />

beflist, welk <strong>der</strong> beide Hoven den eerden dap zou<br />

doen, dewijl de vredelievende Koning geheel geene<br />

zwarigheid vondt, om den eerden voordag te<br />

doen. Deze werdt aan den Keizer gezonden, en<br />

bleef 9 weeken lang onbeantwoord.<br />

De oplosfmg <strong>van</strong> dit raadzel is het volgende:<br />

Ik ging na Weenen op reize : fpoedde mij tot<br />

den Keizer, en droeg hem een mondelijk bericht<br />

voor.<br />

Hij hoorde mij met een ipottend oog aan, begon<br />

eindelijk te lagchen, en zeide: —<br />

Wat? wat vergelijken? Ik heb 300,000 man, en<br />

kan in Berlijn wetten voorfchrijven. Zulken Koning<br />

zal ik gemaklijk uit zijn Serail jaagen. Hier<br />

op keek hij mij met trotfche blikken aan, met deze<br />

merkwaardige woorden: — „ Gij hebt toch<br />

„ een Penfioen <strong>van</strong> den Koning gekregen. Ik<br />

„ wensch u geluk. Maar gij weet nog niet, dat<br />

„ ik nog dezen zomer in Konflantinopolen ben<br />

„ en dan zullen wij uit een' an<strong>der</strong>en toon fpre-<br />

„ ken."<br />

Wie JOSEFUS geheel kende, die hoort hem hier<br />

fpreken, en elk Staaten- en menfchenkenner kan<br />

oordeelen, wat ik bij dit Toneel dacht.<br />

Ik keek hem met aandoening aan, trok de fchou<strong>der</strong>s<br />

op, ging zuchtend na huis, en heb hem ze<strong>der</strong>t<br />

dien tijd niet we<strong>der</strong> willen zien. Aan mijne<br />

vrienden zeide ik de gevolgen vooruit; fprak lui<strong>der</strong><br />

dan men in Weenen gewoon is, en werd befpot.<br />

Dus werden alle mijne eerlijke poogingen in<br />

eenen Staat verijdeld, daar men den man enkel<br />

naar het gewigt <strong>van</strong> zijne Eer - ambten, Titels en<br />

groot-


206 LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

grootfpraak gewend is af te weegen. En ik on<strong>der</strong>vond<br />

nieuwlings de bevestiging <strong>der</strong> oude waarheid,<br />

dat arbeidzame beien vergeefs honig brengen,<br />

daar muizen in den korf zijn, en de hommels'befchermd<br />

worden.<br />

In het volgende jaar, toen ik uit Parijs terug<br />

kwam, en ook de bronnen <strong>van</strong> de Braband/che omwenteling<br />

naargefpoord had, vervulde ik nogmaals<br />

mijnen burgerpligt, ging ten Hove, en voorfpelde<br />

de gevolgen, maar kreeg ten antwoord: —<br />

„ DALTON zal dat oproerig Canaille dra, gelijk<br />

„ de Tartaaren hunne ge<strong>van</strong>genen, aan de ftaarten<br />

„ <strong>der</strong> paarden binden. Thans wil ik ernst too-<br />

„ nen, en alles zal fchielijk in rust zijn."<br />

Ik hernam: „ Als uwe Majefteit met Nieuwjaar<br />

meester <strong>van</strong> Braband zijt, zoo laat mij het hoofd<br />

voor de voeten leggen."<br />

Deze toon mishaagde. Hij lagchte fpottend, en<br />

zeide: — „ Zoo hebt gij zeker <strong>van</strong> uwen vriend<br />

„ HERZBERG leeren fpreken en oordeelen."<br />

Ook hier zweeg ik al zuchtend, en vier weeken<br />

daarna volgde, het geen ik vooraf gezegd had.<br />

Op zijn ziekbed heeft hij nog aan mij gedacht,<br />

maar niets voor mij gedaan. Hij overleedt in de<br />

verfchriklijkiïe omftandigheden, verdiende berispingen,<br />

en ik heb hem beklaagd, maar nog meer<br />

zijn' opvolger.<br />

Nu verfcheen LEÖPOLD op den troon; in eenen<br />

doolhof <strong>van</strong> vorstlijke zorgen. Ik zocht, en vond,<br />

zoo als reeds gezegd is, den toegang, en was<br />

weeklijks zeker driemaalen bij hem. Men kent in<br />

TVeencn mijne onbegrensde waarheidsliefde, men<br />

weet ook, dat men in Berlijn niet te vrede was,<br />

dat


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK. 20?<br />

dat TRENCK zoo veel gehoor bij den nieuwen<br />

Vorst vondt. Terftond werden aan alle kanten kabaaien<br />

gemaakt. — Ik werd waargenomen en benijd,<br />

en menige Staats-bloedzuiger zid<strong>der</strong>de en<br />

beefde, ontmaskerd te zullen worden.<br />

De Vorst wenschte bij het aanvaarden zi jnerregeering<br />

niets dan vrede, om, geduurende dezelve,<br />

de Va<strong>der</strong> <strong>van</strong> zijne met recht misnoegde on<strong>der</strong>daanen,<br />

te wezen. Dewijl nu de Reichenbacher<br />

vrede volgde, en ik geduurende dezen tijd zoo<br />

dikwijls bij het hof gezien werd,geloofde men, zoo<br />

wel in Weenen als in Berlijn, dat ik den Keizer<br />

den weg gewezen had.<br />

Men geloove nu hier <strong>van</strong>, wat men wil. Ik<br />

zal eeuwig geene geheimen ontdekken, die mij<br />

toevertrouwd zijn, of waarbij ik als een Duitsch<br />

Patriot voor de Duitfche broe<strong>der</strong>fchap medegewerkt<br />

heb. Roemzucht was nooit mijn ftokpaard.<br />

Moedig zou ik kunnen zijn op de toejuiching <strong>der</strong><br />

nakomelingfchap, wanneer ik als een werktuig <strong>van</strong><br />

de Reichenbacher vrede beoordeeld werd. Maar,<br />

in mijne omftandigheden is de waarheid gevaarlijk,<br />

indien zij ongedekt bloot lag, en ik wil niemand<br />

benadeelen, die een zoo edel on<strong>der</strong>werp, als de<br />

Vrede, hielp werkftellig maaken, en den wensch<br />

<strong>van</strong> LEÖPOLD voldoen.<br />

Dit is heel zeker, dat men met mijn kalf geploegd<br />

heeft. Doch, nadien een an<strong>der</strong> de eere<br />

<strong>der</strong> uitvoering verkreeg, die mij door verraad ontkaapt<br />

is, zoo zal mij ook niemand rekenfehap afvor<strong>der</strong>en,<br />

hoe dit groote plan uitgevoerd is. Ik<br />

heb geen gefchenk <strong>van</strong> den Keizer bekomen, en<br />

bleef alleen arm, terwijl die genen zich verrijkten,<br />

die


fio8<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN<br />

die <strong>van</strong> mijnen arbeid gebruik maakten, en LEÖ­<br />

POLD is dood, gevolglijk kan hij aan zijnen erfgenaam<br />

, die volgends JOSEFUS grondregels misfehien<br />

met deze Conventie niet in zijn fchik was,<br />

welke evenwel Oostenrijk <strong>van</strong> den on<strong>der</strong>gang gered<br />

heeft, niet zeggen, wie hem het ijs gebroken en<br />

nog verdienden loon te wachten heeft, wanneer<br />

men ééns de gevolgen <strong>van</strong> dit gewigtig werk erkennen<br />

en ook ten nutte aanwenden zal.<br />

Ik moet hier, ten einde bij mijne Lezers medelijden<br />

te verwekken, een geheim ontdekken, dat<br />

mij eere, maar, ook te gelijk een ontzachlijk man<br />

tot mijn' onverzoenlijken vijand maaken zal. 't Is<br />

zoo, menig één zal zeggen: — TRENCK heeft al<br />

zoo dikwijls on<strong>der</strong>vonden, wat Vorften-gunst en<br />

Minister-ranken zijn, waarom mengt hij zich in<br />

bezigheden, voor welken ie<strong>der</strong> wereldkenner ijst.<br />

Die geen alleen kan rust genieten, die met onverfchilligheid<br />

voor denkende aanfehouwer fpeelt ;<br />

maar die het wespennest wil ftooren, die wordt<br />

met alle zijne voorzichtigheid geftoken, en <strong>van</strong> die<br />

genen niet beklaagd, die bij het hof wel gedekt<br />

verfchijnen, daar de nachtegaal in het kooitjen piepen<br />

moet, en de vrije mosfehen haar overfchreeuwen;<br />

daar Mop en Charmant den haas op fluweelen<br />

kusfens opvreten, die de jagthond, welke hongerig<br />

voor de deur ligt, ge<strong>van</strong>gen heeft.<br />

Doch, men oordeele, wat men wil; ik fchaam<br />

mij geene edele daad, en beklaag alleen die genen,<br />

welke zich door mijn fchrikbceld <strong>van</strong> dezelve laten<br />

affchrikken.<br />

Het voorval, dat ik hier wereldkundig wilde<br />

maaken, was reeds werklijk gedrukt. — Maar ach!<br />

— eea


FREDRIK , VRIJHEER VAN EER TRENCK. £209<br />

een tusfchenval, dat men mij eroftig verzocht<br />

het zelve te zwijgen, om mijne kin<strong>der</strong>en ge-ene<br />

vervolging te veroorzaken, noodzaakt mij ook dit<br />

blad weg te doen, en eene plaats weg te laten, die<br />

mij de meeste eere veroorzaakt, en veel licht over<br />

dezelve verbreid zou hebben.<br />

Ik moet mij gevolglijk naar den tijd en omftandigheden<br />

fchikken, en hoope, dat mijn zwijgen<br />

den genen voldoen zal, welke dit zwijgen, het<br />

welk waarlijk aan mijne Gefchiedenis eene groote<br />

waarde ontneemt, <strong>van</strong> mijne eerlijkheid en braafheid<br />

vor<strong>der</strong>t. Die mij gevolglijk aan de zwakke<br />

zijde heeft aangegrepen, dewijl ik voor bedreigingen<br />

<strong>der</strong> magtigen nooit gewend ben terug te deinzen.<br />

Doch ik zou zeker beloningswaardiger verfchijnen,<br />

wanneer het geen ik in handen heb, aan het<br />

oordeel <strong>der</strong> rechtvaardige wereld voorgelegd mogt<br />

worden. Ook hoop ik, dat niemand mij tergen<br />

zal, om bekend te maaken, het geen ik hier mede<br />

beloove eeuwig te zullen verzwijgen.<br />

Door de Reichenbacher Conventie verloor Pruisfen<br />

de beste, gelegenheid, om Oostenrijk voor het<br />

toekomende <strong>van</strong> allen invloed te berooven; het verlichte<br />

deel erkent deze waarheid, en berispt de<br />

ftichters <strong>van</strong> deze vrede; de Weener-trotsheid, integendeel<br />

, is, wegens haarc kortzichtigheid,<br />

even zoo min te vrede met LEÖPOLD'S toegevendheid.<br />

Ik heb gevolglijk aan weerskanten verloren, en<br />

lijde in de daad vervolgingen, daar evenwel enkel<br />

waarfchijnlijke gisfingen tegen mij kunnen opkomen.<br />

IV. DEEL. O £} e


5IO<br />

LEVENSGESCHIEDENIS VAN*<br />

De tijd en de nakomelingfchap kan alleen mijne<br />

waarde in het graf beflisfen , wanneer de gevolgen<br />

het tegenwoordige duidlijker ontwikkelen zullen.<br />

Pogchen was nooit mijn gebrek; evenwel wilde ik<br />

Van dit hoofdgeval geern ten minden iet zeggen,<br />

opdat mijn befluit, dat ik in Weenen en Berlijn<br />

nam, gerechtvaardigd worde, en men de oorzaak<br />

gisfe, waarom ik <strong>van</strong> beide deze Hoven geene beloning<br />

te hoopen heb. Veran<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> Troonsopvolging<br />

maakt ook veran<strong>der</strong>ingen in Systcina.<br />

Ik heb mij voor LEÖPOLD opgeofferd;<br />

hij is dood, en zijn Opvolger hoort mij nog zuchten.<br />

. . .<br />

Moede <strong>van</strong> kampen, en <strong>van</strong> mijnen voor mij<br />

alleen vruchtlozen arbeid, verkoos ik nu eene volftrekte<br />

onafhartglijkheid, en ging <strong>van</strong> Weenen na Berlijn<br />

op reize. Hier vond ik kabalen tegen elkan<strong>der</strong><br />

te veld. Dit tijdpunt was mij niet voordeelig. -*<br />

De beste Monarch werdt al te naauw gadegedagen.<br />

Ik delde mijn ontwerp tot gundiger tijden<br />

uit, en gaf hem ook mijn' jongden zoon in zijnen<br />

dienst, dien hij met de gundigde uitdrukkingen<br />

en verzekeringen, tot Officier, in het Regiment<br />

Kavallerij <strong>van</strong> Wer<strong>der</strong>, benoemde, daar zijn broe<strong>der</strong><br />

reeds vijf jaaren -met eere en achting dient.<br />

Zo 'er omdandigheden gebeuren, dat beiden lijden<br />

zullen , omdat'ik hun va<strong>der</strong> ben: dan zullen<br />

zij mijn lot volgen, en de edele vrijheid boven den<br />

Slaavenkiel weten te verkiezen. Alle eerlijke mannen<br />

zullen hunne vrienden en helpers zijn, als<br />

ik niet meer ben, en zij zullen geene ministervervolgingen<br />

fchroomen , geenen vijanden <strong>der</strong><br />

deugd


FREDRIK , VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

31 ï<br />

deugd wijken, geen hofgenade behoeven * om<br />

langs de baan <strong>van</strong> goedaartige jongelingen daar eerwaardige<br />

mannen te worden, waar men volgends<br />

TRENCKS grondregelen leven, handelen, en denken<br />

kan.<br />

Van Berlijn reisde ik herwaards na Hamburg, en<br />

had gewigtige redenen , waarom ik daar ditmaal<br />

incognito leefde, daar veele oogen op mij gericht<br />

fcheenen. Ik zou wel als een vrij man, <strong>van</strong> ie<strong>der</strong>,<br />

die mij beledigt, voldoening kunnen vor<strong>der</strong>en.<br />

On<strong>der</strong> WILLE MS fcepter zijn de Spandauer - Baftilles<br />

voor willekeurige offers gefloten, en ik vrees<br />

ook den genen niet, die kroonen draagt, wanneer<br />

hij menfchenrechten beledigt. Maar wien het Publiek<br />

meer geloof geeft, zal men reeds in Parijs<br />

befpeurd hebben , alwaar de Akademie <strong>der</strong> Wetenfchappen,<br />

die men verzocht hadt, om mij en<br />

mijne fchriften, zoo veel flechts mooglijk was, buiten<br />

credit te brengen, nogtiians het tegengeflelde<br />

deedt, en mij alleen daarom berispt heeft, dewijl<br />

ik in alle mijne fchriften den lof <strong>van</strong> mijnen geheimen<br />

vijand, tot het vermoeden <strong>van</strong> vleijërij toe,<br />

verheven had. Maar letterkundige nijd moest<br />

nooit tot wraak en vervolging verlaagen, bijzon<strong>der</strong><br />

daar mijn geweten mij zegt, dat ik uit gemoedsdrift<br />

grootmoedig gezwegen heb. Den ambtelozen<br />

man we<strong>der</strong>vaart zelden gerechtigheid ;<br />

doch, die zich <strong>van</strong> zijne inwendige waarde bewust<br />

is, die blijft voor alle kruipende vleijërij ongefchikt.<br />

Maar, wanneer eenige Excellentiën gelooven,<br />

dat ik, uit dienstijver voor den Keizer LEÖPOLÜ<br />

O % e»


FREDRIK, VRIJHEER VAN DER TRENCK.<br />

AI3<br />

hikkig Deenemarkc?i is de vrijheid <strong>der</strong> Drukpers<br />

tot on<strong>der</strong>wijs en verlichting nog open. God zegene<br />

en beloone den Vorst, welke aan zijne 011-<br />

<strong>der</strong>daanen nog hunne menfchenrechten wil vergunnen.<br />

Maar in gevalle allerhoogfte bevelen in<br />

Duitschland algemeen werken, om de tijden dei-<br />

Kruisvaarten terug te roepen, dan leere ik de taal<br />

<strong>der</strong> Wilden , en fchrijve bij de Hurons de levensbefchrijving<br />

<strong>van</strong> onze ' Europifche Monarchen<br />

en Staatsdienaars, in drooge Duitfche bewoordingen<br />

, en zende mijne welgetroffen afbeelding,<br />

benevens mijne Schiften, in het Auto da Fe*<br />

na Home en Madrid, alwaar men zich kan aanmelden,<br />

om 'er getrouwe kopiè'n <strong>van</strong> te bekomen.<br />

God, die mij tot hiertoe, on<strong>der</strong> duizend gevaaren,<br />

de rol <strong>van</strong> een eerlijk man en echten<br />

martelaar <strong>der</strong> waarheid, heeft laten fpeclen, behoede<br />

en fterke mij ook in het laatfte toneel<br />

<strong>van</strong> mijn treurfpel, en late mijne krachten niet<br />

bezwijken, daar de we<strong>der</strong>ftand mij onmooglijk<br />

wordt.<br />

Doch aan u, menfehenvrienden, die mijne<br />

Gefchriften met gevoel leest! u beveel ik mijne<br />

kin<strong>der</strong>en, wanneer ik in den ftrijd bezwijk.<br />

Van den naroem on<strong>der</strong>vind ik voor mij niets<br />

meer in het graf; mijn hoofd is grijs, en ik<br />

zou reden hebben, om elke opgaande zon te<br />

vloeken, die zoo vermogende fchurken beftraalt.<br />

ö Scheen zij heden ook de laatfte maal voor<br />

mij! Mijn naarfporend oog is reeds lang moede,<br />

de menfehen en alle wereldfche voorva!-<br />

O 3<br />

Jen


ftI4<br />

LEVENSGESCHIEDENIS , ENZ.<br />

len te zien; en hij wenscht naar rust in de<br />

fchaduw <strong>van</strong> het graf, die den zonnegloed <strong>van</strong><br />

het lot, zoo rusteloos als ik, on<strong>der</strong>vonden<br />

heeft.<br />

BIJ-


B IJ D R A G E<br />

T O T<br />

DE<br />

G E S C H I E D E N I S<br />

VAN<br />

DEN<br />

LIEUTENANT VAN<br />

SCHELL.<br />

Ik heb, in het III Deel mijner Levensgeschiedenis<br />

(Bladz. 331. volgg.) dezen man als een bijzon<strong>der</strong><br />

origineel afgefchil<strong>der</strong>d. Ik heb zijnen dood gemeld<br />

, en 'er zijnen laatteen afscheidsbrief bij gevoegd,<br />

waarin hij mij zijn laatfte befluit bekend<br />

maakte. Ik fchreef aan zijnen Kapitein, en deed<br />

on<strong>der</strong>zoek naar de omftandigheden <strong>van</strong> zijnen dood.<br />

Ook deze gaf 'er mij de bevestiging <strong>van</strong>.<br />

Maar hoe verfchrikte ik in 't jaar 1790 in Parijs,<br />

toen ik den volgenden Brief <strong>van</strong> dezen gewaanden<br />

dooden ontving.<br />

VRIEND!<br />

Wanneer gij dezen brief <strong>van</strong> iemand ont<strong>van</strong>gt,<br />

dien gij reeds 17 jaaren in het graf geloofd hebt<br />

te zijn,... zult gij zeker verbaasd ftaan... Lees<br />

hier flechts de ophel<strong>der</strong>ing <strong>van</strong> één <strong>der</strong> zeldzaamfte<br />

won<strong>der</strong>en.<br />

Een Officier <strong>van</strong> ons Regiment, die <strong>van</strong> zijn<br />

O 4<br />

ver-


2l6<br />

BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS<br />

verlof uit Zwitser/and terug kwam, heeft uwe gedrukte<br />

Gefchiedenis te No-verre gebracht, in welke<br />

gij de mijne niet vergeten hebt. Gij fchildeit<br />

mij daarin met zoo getrouwe kleuren, dat gij zelfs<br />

mijne eer in het graf weinig verfchoond hebt.<br />

Eene herslcnfchim, die mij niet ontrust noch bezig<br />

houdt, en veel min tot berispen aanfpoort.<br />

Maar, waardfte vriend! Gij hebt mij thans het<br />

maske <strong>van</strong> de ooren gcligt, en het gantfche garnizoen<br />

kent nu den genen , die zich 36 jaaren<br />

lang aan hunne nieuwsgierigheid heeft weten te<br />

verbergen. Deze ontdekking mishaagt mij zeer;<br />

evenwel ben ik deswegens niet kwaad op u. Gij<br />

hebt de waarheid gefchreven, dewijl gij mij reeds<br />

on<strong>der</strong> de dooden rekendet, en de wezenlijk dooden<br />

houden zich toch met lezen niet op , noch<br />

met het oordeel <strong>der</strong> nakomelingfchap. Ik had alleen<br />

de fchuld <strong>van</strong> uwe dwaling, en ik heb zelve<br />

veroorzaakt, dat dingen bekend zijn geworden,<br />

welke mij in mijne tegenwoordige omftandigheden<br />

zeer nadeelig zijn.<br />

On<strong>der</strong>tusfchen bleef het mij niet onbekend, dat<br />

u in Weenen alle gerechtigheid ontzegd, en dat<br />

uwe vijanden u on<strong>der</strong>drukt en arm gemaakt hadden.<br />

Bij mijn verblijf in Aakcn, zag ik wel, dat ik<br />

u tot last was, en dat gij uwe huislijke behoeften<br />

met moeite bijeen moest fchommelcn, Ik had uw<br />

goed hart voor mij beproefd; gij hebt mij altijd<br />

on<strong>der</strong>fteund cn nooit verlaten. Ik was nu een arm<br />

On<strong>der</strong>officier in Mexmdrië. Als gij mij nog on<strong>der</strong><br />

de leevenden geteld hadt, dan zou het onvermogen,<br />

om mij te on<strong>der</strong>fteuncn, uwe edele ziel ge.<br />

krenkt, en om mij te helpen, zouden uwe kin<strong>der</strong>en


VAN DEN LIEUTENANT VAN SCHELL. 217<br />

ren geleden hebben. Daarom alleen belloot ik, u<br />

te bedriegen, en te doen gelooven, dat ik in het<br />

graf niets meer <strong>van</strong> u nodig had. Daarom meldde<br />

ik u mijn laatfte befluit, om als een Wijsgeer de<br />

wereld te verlaten, die voor ons beiden juist<br />

niet zeer bekoorlijk kan wezen.<br />

•<br />

Gij deedt bij mijnen Hopman on<strong>der</strong>zoek naar de<br />

wijze <strong>van</strong> mijnen dood, en ik bewoog hem, door<br />

veel bidden, om u ook te bedriegen. Gij zijt<br />

<strong>der</strong>halven bij mij gerechtvaardigd, en ik ben het<br />

in uwe oogen zeker, dewijl gij SCHELL beproefd<br />

hebt.<br />

Nademaal nu mijn hart en mijne nieuwsgierigheid<br />

u altijd naarging, gaf een vriend uit /faken<br />

mij geftadig tijdingen <strong>van</strong> u, die mij fteeds weinig<br />

gerust ftelden. Vorften hebben u nooit gerechtigheid<br />

laten we<strong>der</strong>vaaren, en uwe fchrijfzucht,<br />

uw ijver voor de waarheid, vermeer<strong>der</strong>de fteeds<br />

de woede uwer vijanden, die zich daardoor beledigd<br />

dachten, en u des te bitterer vervolgden.<br />

TRENCKS ftandvastigheid en ijver, verzachtte <strong>der</strong>gelijke<br />

Infecten niet. Ik bleef <strong>der</strong>halven (torn, tot<br />

ik uwe overwinning in Berlijn vernam. Daarmede<br />

wensch ik u <strong>van</strong> harten geluk, en verheug mij met<br />

alle de genen, die echte verdienften kennen, en die<br />

ook u weten te waardeeren.<br />

Eindelijk ben ik, voor de vierde keer, in mijn<br />

74fte jaar een gebiedende Vaandrig geworden. Wij<br />

hebben gevolglijk in den Soldatenftand niet veel<br />

vor<strong>der</strong>ingen gemaakt; maar gij zult met mij over<br />

<strong>der</strong>gelijke kleinigheden lagchen. Want hij, die aan<br />

eenen TRENCK, tot in zijn 6 5<br />

tle jaar, niet meer<br />

dan den kleinen Titel <strong>van</strong> Majooi gaf, is meer tc<br />

O 5<br />

be-


SI 8<br />

BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS<br />

beklaagen dan gij: en ik verwachte ook niet, dat<br />

ik ooit het patent <strong>van</strong> Overfte <strong>van</strong> hem zal ont<strong>van</strong>gen<br />

, die den grijzen SCHELL thans tot Vaandrig<br />

gemaakt heeft. Met zulke kleinigheden, die<br />

<strong>van</strong> Titels en willekeur afhangen, houden wij ons<br />

zeker weinig op, mijn vriend! Maar zeker zoudt<br />

gij u <strong>van</strong> lagchen niet onthouden, als gij den <strong>van</strong><br />

ou<strong>der</strong>dom reeds krommen SCHELL in de gedaante<br />

<strong>van</strong> Vaandrig kondt zien paradeeren. Dit heeft<br />

het geluk niet gewild. Ik was altijd in alle omftandigheden,<br />

en in eiken ftand, te vrede, en ik<br />

voel thans waarlijk reden, om het meer dan ooit<br />

te zijn, ze<strong>der</strong>t ik goede tijdingen <strong>van</strong> u leze.<br />

Ik ben aan mijnen Hopman het verfchot <strong>van</strong><br />

mijne Officiers- Equipagie nog fchuldig. Ingevallc<br />

het verkoopen <strong>van</strong> onze Gefchiedenis u wat<br />

opgebracht heeft, zoo zend mij het aandeel, dat<br />

de drie bladen in dezelve opgebracht hebben, welke<br />

met mijne Gefchiedenis gevuld zijn, opdat ik<br />

mijnen weldoener voldoen kan; maar hebt gij zoo<br />

veel niet over, zoo denk 'er niet om.<br />

Het doorlezen <strong>van</strong> onze Pelgrimagie in Poolen,<br />

heeft mij nog vermaakt; overal heb ik u in uwe'<br />

uitdrukkingen we<strong>der</strong> gevonden. Eindelijk hebben<br />

ecnigen <strong>van</strong> uwe vijanden hunnen loon gekregen.<br />

Blijft 'er u nog een magtige over, al droeg hij ook<br />

eene kroon, gij kent mij. Ik heb niets te verliezen,<br />

en fterf lagchend met hem, als gij mij last<br />

geeft. Alle mijne bloedverwandtcn, ook mijne ou<strong>der</strong>s,<br />

zijn in het graf, gevolglijk kluistert mij niets<br />

aan mijne pligtcn. Maar, gij zijt va<strong>der</strong>, gij moet<br />

voor an<strong>der</strong>en keven, lijden, zorgen. Geef mij<br />

fpoedig bericht <strong>van</strong> uwe tegenwoordige omftandig-<br />

he-


VAN DEN LIEUTENANT VAN SCHELL. 2IQ<br />

heden. Deze brief zal u verbaasd doen ftaan. Gij<br />

hebt het Publiek zon<strong>der</strong> uw fchuld bedrogen,<br />

toen gij mijn dood hebt aangekondigd. Maar,<br />

mijn vriend! dit Publiek ligt 'er weinig aan gelegen<br />

, of 'er ooit een SCHELL of LESCH in de wereld<br />

was, of nog is. — Zend mij twee exemplaren<br />

<strong>van</strong> uwe Levensgefchiedenis; ik zal mijzelven<br />

daarin lezen met onverfchillighcid, maar u met<br />

verwon<strong>der</strong>ing en verrukking.<br />

Mijne dagen en jaaren ruisfchen mij thans als<br />

een ftü beekjen voorbij, ze<strong>der</strong>t dat de harstochten<br />

mij niet meer beftormen. Mijne bezigheid is eenvormig;<br />

mijne gezondheid, mijn ligchaamsgeftel,<br />

mijne gantfche ziel en gewaarwordingen zijn zeer<br />

evenredig aan den ou<strong>der</strong>dom en genie <strong>van</strong> eenen<br />

gezonden grijsaart. Thans eerst geniet ik het leven<br />

en gevoele, dat ik leeve. Het gantfche Regiment<br />

bemint en acht mij, ik heb geen' benij<strong>der</strong>, en<br />

ook geen vijand. Ik heb niemand ter wereld, die<br />

mijne pligten ontrust, die mij nodig heeft, wanneer<br />

ik niet meer ben. Wees gij zoo gelukkig<br />

als ik thans ben; dan bezorg mij fpoedig tijding,<br />

om mij te verkwikken. Ik verwachte dit, verlang<br />

'er naa; en ben altijd:<br />

De oude LESCH; maar ze<strong>der</strong>t gij<br />

mij <strong>van</strong> den dood opgewekt hebt,<br />

tegenwoordig uw beproefde vriend.<br />

Novarre,<br />

1790<br />

in April.<br />

SCHELL.<br />

Mijn


220 BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS<br />

Mijn antwoord op dezen Brief,<br />

Parijs, den 16 Meij, 1790.<br />

Gij zijt dan nog een medefpeeler op ons wereldtoneel,<br />

lieve SCHELL? Ik dacht al zeker, dat gij<br />

reeds 17 jaaren langer dan ik, on<strong>der</strong> de doodcn<br />

geweest hadt, en ze<strong>der</strong>t dien tijd dacht'<br />

ik, op eiken goeden dag aan u, en vereerde uwe<br />

asfehe.<br />

Eerwaardig mensch! Gij hebt mij uit overdrevene<br />

grootmoedigheid bedrogen. Voor zulke daaden<br />

zijt gij alleen vatbaar; maar ik beken u, dat<br />

mij bij het openen <strong>van</strong> uwen brief eene heilige<br />

fid<strong>der</strong>ing overviel, toen ik een vriend als u we<strong>der</strong>vond,<br />

die de vriendfehap zoo veel eer aandoet...<br />

Ja, ik ont<strong>van</strong>g u met een open hart, geliefde,<br />

voor mij uit het graf we<strong>der</strong> verrezen<br />

SCHELL! En diezelfde armen, die'u <strong>van</strong> Glatz na<br />

Braunau droegen, zijn altijd bereid, om u te on<strong>der</strong>fteunen,<br />

om u, waardfte ORESTES, als PILA-<br />

DES te omhelzen. Ten allen tijden- waart gij mij<br />

overal welkom ; dubbel welkom zijt gij mij thans<br />

daar ik in omftandigheden ben, om u wel te<br />

doen, zon<strong>der</strong> mij zeiven ongemak te veroorzaken.<br />

Zeker heeft het verhaal <strong>van</strong> uwe Gefchiedenis<br />

in de mijne u beledigd. Waarom hebt gij incognito<br />

willen leeven, en zelfs willen fterven, en dood<br />

fchijnen? Gij zijt toch verzekerd, dat TRENCK bij<br />

zijne we<strong>der</strong>komst u zeker niet in het graf zou laten.<br />

Het is waar, ik heb u niet verfchoond, ik<br />

heb zelfs uwe geheimen ontdekt; uwen wil kon<br />

ik niet meer raadpleegen, dewijl ik u voordood<br />

hieldt.


VAN DEN LIEUTENANT VAN SCHELL. 221<br />

hieldt. Maar, wanneer ik, on<strong>der</strong> vrijmoedige gebreken<br />

, ook tevens uwe onnavolgbare deugden aan<br />

uwe na- en mijne medewereld heb aangeprezen,<br />

zoo weet, dat traanen <strong>van</strong> zwaarmoedigheid, zich<br />

on<strong>der</strong> den inkt gemengd hebben, toen ik uwen<br />

naam fchreef.<br />

Men weet dus thans in Sardinië, dat gij diezelfde<br />

SCHELL zijt, dien ik gefchil<strong>der</strong>d heb. Vergeef<br />

het mij, dierbaarfte vriend! gij hebt 'er zelve de<br />

fchuld <strong>van</strong>; gijzelve hebt het voorhangzel gefcheurd,<br />

hetwelk uwe verdiende en deugden bedekte.<br />

Het is zeker, dat ik menigen trek in uwe<br />

Gefchiedenis niet gefchreven zou hebben, als ik<br />

uwe tegenwoordigheid alhier nog als mooglijk had<br />

kunnen gelooven. Maar ik wist, dat gij, zoo wel<br />

als ik, boven alle vooröordeelen verheven, geene<br />

kleuren meer ziet, daar het bloempjen reeds verwelkt<br />

is. Ik wist, dat de faam na de dood u onvcrfchillig<br />

was, en dat gij roem en berisping met<br />

de oogen <strong>van</strong> eenen :Wijzen hebt naargefpoord.<br />

Daarom alleen heb ik u niet verfchoond, daar de<br />

fchaduw het licht verheft. Van mijn kant veroorloof<br />

ik u daartegen overal te verbreiden, dat ik<br />

uwe Legende ijverigst opgefierd heb, om mijne<br />

Martelaars - Gefchiedenis recht gevoelig té fchil<strong>der</strong>en...<br />

Misfchien verkrijgen wij hierdoor beiden de<br />

eere <strong>der</strong> gelukfpreking.<br />

Voorts delt mij uw brief bijzon<strong>der</strong> gerust, dewijl<br />

gij bij alles, wat SCHELL betreft, onverfchillig<br />

zijt. LESCH houdt zeker nooit op LESCH te zijn:<br />

of men moest beginnen, aan de waarheid <strong>van</strong><br />

-TRENCKS avontuuren te twijfelen, wanneer ik<br />

door uw lang dilzwijgen gerechtigd werd, om alles<br />

te


22.2 BIJDRAGE TOT DE GESCHÏEDENlS<br />

te ontdekken, wat den nog wezenlijk leeven<strong>der</strong>t<br />

S C H E L L ontrusten kan. .Kort gezegd: Ik heb u<br />

evenwel in het wezenlijke niet benadeeld. Alle<br />

mijne Lezers achten, bcklaagen, en bewon<strong>der</strong>en u;<br />

en als gij nog ooit in Frankrijk komt, dan zoudt<br />

gij een edel gevoelend volk vinden, dat in u den<br />

waarcn held <strong>der</strong> vriendfchap vereert, en uw lot<br />

geern verzachten zal. Uwe gebreken, en onvoorzichtigheid,<br />

de geheele verloochening <strong>van</strong> uwe<br />

perfoonlijke voordeelen, waren eene edele, ftoute,<br />

of zelfs roekeloze on<strong>der</strong>neming, die u opwekte....<br />

Dit alles heeft hechts u alleen benadeeld. Alle<br />

rechtfehapen mannen, alle menfehenkenners laten<br />

u gerechtigheid we<strong>der</strong>vaaren, en zouden den grijzen<br />

SCHELL geern in eene gelukkiger omftandigheid<br />

zien dan in de gebiedende Vaandrigs-<br />

Uniform.<br />

Tot uwe gerustftelling moet ik toch eene gefchiedenis<br />

verhaalen, die <strong>van</strong> WILLEMS grootheid<br />

<strong>van</strong> ziel getuigt. Ik moest hem uwe Gefchiedenis<br />

verhaalen; opmerkzaamheid ftraalde in zijne menfchenvriendlijke<br />

gezichtstrekken dom-, en hij vraagde<br />

met vuur:... Leeft dat zon<strong>der</strong>linge mensch<br />

nog? Neen Vorst! was mijn antwoord... waarop<br />

hij mij met levendig geroerde aandoening antwoordde:...<br />

Als hij nog. leefde, dan zou ik hem<br />

geern in Berlijn zien. Oordcel nu, of ik reden,<br />

heb, om hem te verë'eren.<br />

Schrijf mij in den eerstvolgenden brief, dien ik<br />

<strong>van</strong> u met verlangen te gemoet zie, uwe tegenwoordige<br />

omftandigheden naauwkeuriger. Kunt<br />

gij uwe vrienden, uwe gewoone levenswijze in Italië<br />

, verlaten, en bij mij woonen ? On<strong>der</strong>tusfchen<br />

zend


VAN DEN LIEUTENANT VAN SCHELL.<br />

a


BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS<br />

n het genot <strong>van</strong> alle mijne overwinningen, die ik<br />

thans in de algemeene toejuiching tegen mijn noodlot<br />

bevochten heb.<br />

Lieve SCHELL ! wij na<strong>der</strong>en thans het laatfte Toneel<br />

<strong>van</strong> onze gefpeelde rol. Ik zal in hetzelve<br />

zeker <strong>van</strong> de billijke en fchran<strong>der</strong>e wereld niet<br />

uitgefloten worden. Ik wordt overal met toejuiching<br />

bewon<strong>der</strong>d en beklaagd; maar tot hiertoe<br />

wordt ik nog <strong>van</strong> niemand on<strong>der</strong>fteund. Want de<br />

Brit alleen werpt den goeden Acteur zijn beurs op<br />

het Theater toe, maar alle an<strong>der</strong>en Natiën beloonen<br />

enkel met toejuiching en handenklappen. Ik<br />

heb in mijn gantfche leven maar ÉÉNEN SCHELL<br />

gevonden. Ik heb menigen verdrukten geholpen,<br />

maar <strong>van</strong> de Magtigen, die gerustftellen, rijk<br />

maaken, en beloonen moesten, heb ik in mijn gantfche<br />

leven volftrekt niets gekregen.<br />

Evenwel, noch het één noch het an<strong>der</strong> berouwt<br />

mij; ik weet het nodige te verdienen, maar den<br />

overvloed te ontbeeren.<br />

Mijne kin<strong>der</strong>en zullen ook bezwaarlijk iet <strong>van</strong><br />

onze geroofde goe<strong>der</strong>en in Hongarijën te rug haaien<br />

, en zullen zoo min kruipen als ik. Gij,<br />

mijn lieve SCHELL, hebt nergens voor te zorgen'<br />

dan voor uwe eigene behoefte, laat dit aan mij<br />

over! gij kent mij, het zal mijne geliefde bezigheid<br />

zijn. Duizenden hebben u uit mijne Gefchiedenis<br />

beklaagd, maar nog niemand heeft u flechts<br />

éénen enkelen penning toegezonden. Zoo denkt,<br />

zoo handelt de wereld. Evenwel zijt gij in uwe<br />

omftandigheden veel gelukkiger dan ik, wanneer<br />

ik mijzelven als va<strong>der</strong> voele. On<strong>der</strong>tusfchen willen<br />

wij ons Treurfpel zon<strong>der</strong> Hansworsten-ftreeken


VAN DEN LIP.UTENANT VAN SCHELL. S,M<br />

ken eindigen. Men fpeelt het mijne reeds m Pari/s<br />

en Lmdev met toejuiching, waar bij ik nog zelve<br />

de lagchende aanfchouwer ben. Doch, zoo dra<br />

wij beiden niet meer op het toneel <strong>der</strong> wereld medefpeelen,<br />

wensch ik met «, achter het neergevallen<br />

gordijn, nog heel veel <strong>van</strong> onze mede gegoochelde •<br />

rol tc fpreken, in gevalle onze zielen, zon<strong>der</strong><br />

tong, mond, cn fpieren fpreken, en zon<strong>der</strong> het<br />

maakzel <strong>der</strong> ooren hooren kunnen. Vaar wel!<br />

Uw vriend<br />

TRENCK.<br />

Dus is nu mijn vriend, dien ik als dood gemeld<br />

heb, we<strong>der</strong> opgeltaan, en thans wezenlijk een Apos.<br />

tolifche Vaandrig on<strong>der</strong> het garnizoen <strong>van</strong> Tinïn.<br />

• Een hebzuchtig Pnrijseh Boekverkooper, heeft<br />

zelfs het leven <strong>van</strong> sCHELL, benevens een Deel<br />

<strong>van</strong> zijne gedichten, laten drukken, om geld te winnen.<br />

Doch, ik verzeker op mijne eere, dat SCHEFL<br />

'er volllrekt niet <strong>van</strong> weet; en dat het een mengelmoes<br />

<strong>van</strong> onzin, beledigingen, en leugens is Zijne<br />

gewaande gedichten zijn <strong>van</strong> een Domkop gefchreven,<br />

gelijk een Schobbejak het geheel faamgefchommeld<br />

heeft. Hij heeft in dit Boek zelfs<br />

het Testament <strong>van</strong> dezen altijd armen man gedrukt,<br />

waar in heele kisten, met brillanten, kostbare juweeien,<br />

groote legaten, en geweldige geldfommen<br />

vermaakt worden. Ik wenschte <strong>van</strong> harte, dat<br />

SCHELL ZOO rijk was, en dat de Patriarch <strong>van</strong><br />

alle mooglijke Vaandrigs thans op eene gemaklijke<br />

Sofa. zijne oude jaaren koesteren kon, zon<strong>der</strong> tost*<br />

gen voor zijn beftaan, als hij Invalide wordt.<br />

Hij leeft nog, de eerlijke man, en is voor did<br />

IV. DEEL. P<br />

r<br />

gek


225 BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS, ENZ.<br />

genen in Tarin te vinden , die, door zijn noodlot<br />

getroffen, hem in zijn' ou<strong>der</strong>dom verkwikken<br />

willen. SCHELL heeft geen Paleis, geen kok,<br />

noch kamerdienaar nodig; maar hij verdient rust<br />

en kommerloze dagen in zijnen ou<strong>der</strong>dom. Nooit<br />

heeft hij voor rijkdommen gezorgd ; maar , hij<br />

heeft al te weinig aan het toekomende gedacht,<br />

wanneer de last <strong>der</strong> jaaren werkloos maakt, en de<br />

hulpeloze verlaten grijsaart, zon<strong>der</strong> vriend of va<strong>der</strong>land,<br />

of on<strong>der</strong>fteuning, gebrek aan nooddruft<br />

lijdt, en in ellende verfmacht. Deze mooglijkheid<br />

wekt mijne geheele gevoeligheid op, als ik hem<br />

niet verzorgen kan, zoo als ik wel wilde. En de<br />

ondeugende Boekhandelaar , die hem door zijne<br />

lasteringen beledigd, maar voor zich zeiven,<br />

in Parijs het nieuwsgierig Publiek veel gelds uit de<br />

zak geklopt heeft, zal 'er hem zeker niets <strong>van</strong> mededeelen.<br />

Zulke dieven ftraft onze regeering niet,<br />

die zich ten kosten <strong>van</strong> eerlijke lieden, verrijken.<br />

De Heeren Boekhandelaars en fchandlijke nadrukkers,<br />

hebben het ook met mij niet beter gemaakt.<br />

BIJ-


B IJ L A G E N.<br />

Lett. A. Bladz. 15a.<br />

W E E G S C H A A L<br />

tusfchen Vorsten- en Priestennagt, door<br />

TRENCK afgewogen,<br />

tot<br />

Algemeene verlichting op den Hongaarfchen<br />

Landdag gefchreven.<br />

Pest en Ojfen, 1790. in Julij.<br />

Te vinden in alle Boekwinkels.<br />

Deme autem lucrum , fuperos et facra negabunt,<br />

Templa ruent; nee erunt arae, nee Jupiter ullus. (*).<br />

* PALINGENIUS.<br />

Pon<strong>der</strong>a prudens<br />

Fautor tune er is auctor is. (f).<br />

Men twist met onbegrensde zelfsverbeelding en<br />

ongevoeligheid op den Hongaarfchen Landdag,<br />

over het bepaalen <strong>van</strong> het gezag des Konings, over<br />

zijne en 's Volks Privilegiën, en het Diploma kan,<br />

uit hoofde <strong>van</strong> de godsdienst-twisten, en hunne we<strong>der</strong>zijdfche<br />

ftrijdigheden, niet tot (tand komen. Deze<br />

twist, die eigenlijk niet tot de voorbereidzelen<br />

<strong>van</strong><br />

CJp Ontneem hun hunne winst, zijlooch'nen God en Godsdienst,<br />

De Tempels<br />

ftöften in , daar is geen altaar meer — noch God.<br />

u<br />

' i k ln et voorzichtigheid,<br />

Dan zuir gij een beaunl'tiger 2ij„ <strong>van</strong> den Auteur.<br />

C«* P 2,


Goed, eerlijk, voorzichtig, patriötsch gedacht<br />

en landsva<strong>der</strong>lijk gezorgd ; ik wil alles goedkeuren,<br />

wat tot hier toe, gezegd is, en ook met eene<br />

verftandige matigheid belloten kan worden. En geen<br />

menfchenverftand zal nieuwe gronden kunnen uitvinden,<br />

die men niet reeds in mijne Aanmerkingen<br />

en Schriften, over de Franfche Revolutie, tegen<br />

de goeddunklijke eigenmagt lezen kan. Maar<br />

het komt mij onbegrijpelijk voor, dat geen mensch<br />

in Hongarijën aan de bepaling, <strong>der</strong> Priestermagt<br />

denkt, en deze voortduurende Despotieke opperheerfchappij,<br />

onbegrensd, dulden wil.<br />

Ik wil <strong>der</strong>halven eenige ophel<strong>der</strong>ende vergelijkingen<br />

ter beoordeeling voordragen, en bewijzen<br />

, hoe kortzichtig men hier, door vooröordce-<br />

len verblind, het hoofdvoorwerp' <strong>van</strong> eenen eerwaardigen<br />

en beflisfenden Landdag miskent, als<br />

ook, hoe weinig men <strong>van</strong> den tijd en gelegenheid<br />

gebruik maakt, om het juk <strong>der</strong> onzichtbare Lijfeigenfehap<br />

<strong>der</strong> Hongaren eindelijk <strong>van</strong> den hals<br />

te werpen, en niet alleen eene de vrijheid waardige,<br />

maar ook eene gelukkige, en <strong>van</strong> alle kluisters<br />

verloste, Natie te heeten of te wezen.<br />

v<br />

aa8 B IÏ t, A G E N. A.<br />

<strong>van</strong> deze Zittingen behoort, en die het gewigtigfte<br />

<strong>van</strong> <strong>der</strong>zei ver on<strong>der</strong>werp Hechts vertraagt, zal <strong>van</strong><br />

mij in deze bladen na<strong>der</strong> toegelicht worden.<br />

De hoofdzaak komt eigenlijk hier op uit:<br />

Men wil den Koning in alles de handen binden,<br />

opdat hij nooit een Despoot kan worden ; men<br />

wil zeker zijn voor het toekomende , opdat hij<br />

niet in ftaat zij, de rechten en Privilegiën <strong>der</strong><br />

Natie te krenken, noch te on<strong>der</strong>drukken, zoo als<br />

Keizer JOSEFUS.<br />

«0


B IJ L A O E N. A. 229<br />

1.) Men wil, de Koning zal geene wetgevende<br />

magt hebben. Hij mag de denkwijze, de begrippen,<br />

de handelingen, de zeden <strong>der</strong> Hongaren niet<br />

bepaalen, noch naar zijne bijzon<strong>der</strong>e oogmerken<br />

draajen, of veel min<strong>der</strong> dwingen. En wie is toch<br />

despotieker, almagtiger in de Wetgeving, in het<br />

beheerfchen <strong>van</strong> het volk, dan de Priesters? De<br />

Koning beveelt, ter bevor<strong>der</strong>ing <strong>der</strong> Induftrie, arbeidzaamheid<br />

; de Priesterdand ordineert bedevaarten<br />

en feestdagen, hij bevor<strong>der</strong>t en zegent de luiheid.<br />

2..) De Koning,'de Landswetten, willen dieven',<br />

moordenaars, booswichten, dronkiiarts, ftraffen; de<br />

priester neemt ze inzijne.befchernnngenvrijplaatzen,<br />

in fpijt <strong>van</strong> alle wereldlijke magt, en abfolvcert<br />

een misdaadiger <strong>van</strong> alle ftraffen , tijdelijk en eeuwig.<br />

De Koning heeft noch recht noch magt,<br />

om eenen fchelm tot oen' eerlijk man, veel min<br />

tot Landrichter of Magnaat te maaken. En de<br />

geringde Priester heeft de magt, ja zelfs openbare<br />

vrijheid, om het volk te doen gelooven, dat hij<br />

hem nog in den Raad <strong>van</strong> alle zonden abfolveeren<br />

en tot het triumfeerend bezit <strong>der</strong> eeuwige zaligheid<br />

bevor<strong>der</strong>en kan. Niemand zal mij toch willen<br />

tegenfpreken, dat de minfte wezenlijk gelukzalige<br />

in liet toekomend leven grooter en gelukkiger<br />

is, dan de Palatin, Primaat, en Judex Cunae.<br />

Een Priester heeft dienvolgends meer magt dan<br />

de Koning. Dit ziet men, men is 'er <strong>van</strong> overtuigd,<br />

en niemand waagt het, om het volk an<strong>der</strong>s<br />

te leeren; niemand mort tegen de kerklijkè Despoten,<br />

niemand werkt aan een Diploma, om hunne<br />

magt paaien te ftellen, eene magt, die voor elken<br />

gezonden Staat zoo nadeelig als gevaarlijk is.<br />

Den Landsvadcr, den zelf gekozen, en cok door<br />

P 3<br />

erf-


CJO B IJ L A G E N. A.<br />

erfrecht rechtmatigen Koning, ontneemt en bepaal<br />

men alle oppermagt. En den niet <strong>van</strong> ons gekozen<br />

Italiaan, den Paus, den Monarch <strong>van</strong> alle Katholijke<br />

en Apostolifche Koningen, dien aan Hongarijens<br />

welvaart niets gelegen ligt , die ons tijrannizeeren.de<br />

ongevoelige Kardinalen, Nuntiën,<br />

Bisfchoppen, Beulen, en uitvoerende magt op de<br />

neus zet, wil men volftrekt geene paaien voorfchrijven.<br />

Welke fchrikbarende magt heeft hij<br />

niet over Hongarijën in handen ! Hij kan ons binden<br />

en ontbinden, en den hemel fluiten en grendelen;<br />

hij ordent ons Priesters, Bevelhebbers, en<br />

Heiligen, die in 't wezenlijke niets vermogen, tot<br />

Volks-protectors, die wijnaar zijnen wil verëeren,<br />

en hun zelfs meer offers betaalen, dan de Landscontributie<br />

bedraagt, welke nogthans geen Koning<br />

willekeurig vergrooten mag.<br />

Welke vreeslijke ftof, tot openbaar nadeel ccner<br />

verftandige regecring, door welke alle mooglijke<br />

misbruiken en fcheirdaaden geprivilegieerd zijn!<br />

En niemand denkt aan een Diploma tegen deze<br />

geestlijke magt, die alle Grondwetten <strong>der</strong> menschlijke<br />

famenleving verwoest ! — Men ziet het,<br />

men on<strong>der</strong>vindt 'er den last <strong>van</strong>; maar niemand<br />

waagt het, dien af te werpen. Verjaarde rechten<br />

<strong>van</strong> het Jus Canonicum . die Bijgeloof en Roomfche<br />

list heeft aangematigd, worden als Heilige Privilegiën<br />

niet alleen ongevoelig geduld, maar zelfs<br />

door eenige Grondwetten vereeuwigd, bezworen<br />

en bevestigd, zelfs wel met bloed verzegeld.<br />

3.) Elke Magnaat en Ingezeten in Hongarijën<br />

moet door erfenis, fpaarzaambeid, industrie of bczolding,<br />

zijn verinogen verzamelen. De Priester<br />

integendeel is volftrekt aa:i geeue Burgervvetten-,<br />

aan


B IJ L A G E N. A. 231<br />

aan geene Burgerpligten, maar alleen aan Rome's<br />

willekeur gebonden. Daar zweert hij eene blinde<br />

gehoorzaamheid, zelfs ten nadeele <strong>van</strong> het va<strong>der</strong>land,<br />

het welk hem, in eene volftrekte werkeloosheid<br />

voor het algemeene welzijn, met eenen blinden<br />

eerbied, voedt en on<strong>der</strong>houdt.<br />

4. ) Een Bisfchop trekt 50 tot 300,000 Florijnen<br />

jaarlijkfche inkomilen, <strong>van</strong> het zweet <strong>der</strong> Hongaarfche<br />

on<strong>der</strong>danen, welke burger, boer, kunstenaar,<br />

edelman, ja zelfs de foldaat geerne betaalen,<br />

of door dwangmiddelen genoodzaakt worden<br />

op te brengen.<br />

Die veele landen gezien heeft, erkent in eik<br />

dorp, bij eiken akker, bij het befchcuwen <strong>van</strong><br />

den uitgemergelden, in de diepfte ellende vcrfmachtenden,<br />

godvruchtigen Landman terftond, dat<br />

aldaar een Priester heerscht.<br />

5. ) De Koning zal, volgends het Diplomaflechts beftuurer<br />

<strong>van</strong> 's lands fchat zijn, en rekening doen, waar<br />

hij dien toe befteed heeft. Maar niemand vor<strong>der</strong>t dit<br />

<strong>van</strong> de Bisfchoppen, Kloosters en Pradaturen.<br />

Men zegt — het zijn hunne verjaarde Privilegiën<br />

— goed. — Maar zijn deze Privilegiën niet uit<br />

de duisternis <strong>der</strong> oude Hiërarchie, cler groffte overmagt,<br />

en geufurpeerd geweld ontftaan? List en<br />

ichijnheilig bedrog, maakten zich meesters <strong>van</strong> de<br />

.zielsvermogens, en <strong>van</strong> het gezond verftand <strong>van</strong><br />

onze misleidde toegevende voorva<strong>der</strong>en voor het<br />

toekomende.<br />

Maar, zouden de tegenwoordige verftandige<br />

Landsva<strong>der</strong>s de magt niet hebben, zou het niet<br />

hun eerfte pligt wezen, verftandigcr te handelen,<br />

daar zij toch, zo zij de Kerklijke Gefchiedenisfen<br />

niet kennen, evenwel verpligt zijn, die te lezen?<br />

P 4<br />

Zou-


E IJ L<br />

A<br />

O E N. A.<br />

Zouden zij niet eindelijk beginnen de dwaling, te<br />

erkennen, en voor het volk, dat on<strong>der</strong> het juk<br />

zucht, <strong>van</strong> Priesters arm gemaakt, en listig in grove<br />

onwetendheid gehouden wordt, te waken, en<br />

te zorgen, daar het aan de Geestlijkheid meer dan<br />

aan de Landskasfe moet opbrengen ? of, door begoocheling<br />

verrukt, vrijwillig,on<strong>der</strong> allerhande dekmantels,<br />

opbrengt? Zou hier niet een Diploma, een<br />

matigend hulpmiddel, nodig wezen ?<br />

6.) De Paus trekt zekere inkomften <strong>van</strong> Hoxga*<br />

rijen, en 'er komt weinig of niets <strong>van</strong> Rome tot<br />

ons te rug Waarom maakt men dan tegen zijne<br />

Gfurpatie geen Diploma? Waarom zou hij meer<br />

magt hebben, en min<strong>der</strong> verantwoording dan de<br />

Koning <strong>der</strong> tyagaannl Elk land draagt toch zorg,<br />

dat 'er zoo veel mooglijk eene evenredigheid in<br />

den Wisfelkoers plaats hebbe, opdat het gangbare<br />

geld niet over de grenzen ftroome. Rome<br />

beeft in Hongarijën zijn Monopolium; wij betaalen<br />

Aflaten, Brevets, gewijde Zaakcn, Reliqüieq,<br />

Roozenkransfen, Brevieren, Indulgentiën, Heiligverklaringen<br />

en <strong>der</strong>gelijke handelwaren met ons<br />

contant geld, en verwisfelen gevolglijk ongemerkt<br />

rook tegen wezenlijkheid.<br />

Maar, onze Koning heeft, naar luid <strong>van</strong> het<br />

Diploma, niet ééns dc magt, om dit kwaad te ftooren.<br />

Hij mag niet eens toelaten, veel min bevelen,<br />

dat zijn volk, omtrent deze grove dwalingen<br />

opgeklaard worde, an<strong>der</strong>s heet men hem eenen<br />

Befchermer <strong>der</strong> Ketters, eenen Ufurpateur <strong>der</strong><br />

Hongaarfche Privilegiën, - Welke onzinnigheid!<br />

Voegt die voor onze tijden? — Ontëert zij de<br />

jiatie niet bij alle befchaafde volken <strong>van</strong> £urepa1


Ï5 ÏJ L A G B N. A. S33<br />

7.) Helpt Rome ons wel met éénen penning in<br />

den oorlog en hongersnood? Wij bekomen, ja,<br />

tot on<strong>der</strong>fteuning <strong>van</strong> de Pauslijke Oppermagt in<br />

lionanrijèn zoo veel kloosters, bisfchoppen, en<br />

gekapte Regimenten, dat wij voor dit geld onzen<br />

JNationalen Krijgs'laat gewis zouden kunnen on<strong>der</strong>houden.<br />

Rome integendeel, levert ons niet éénen<br />

Recruut voor het flagveld, noch tot onze verdediging<br />

, ja zelfs niet ééns tegen de Turken. Maar<br />

naauwlijks hebben wij eene Provintie met ons bloed<br />

veroverd, of de Bisfchoppen zijn al benoemd, die<br />

het land uitzuigen. Zelfs, wanneer onze foldaten<br />

bloeden, wint dc Kerk door zielsmisfen, en milde<br />

ftichtingen. Maar wie denkt aan de minde duiting<br />

<strong>van</strong> dezen inëtenden kanker in het Staatsligchaam.<br />

8.) De Koning <strong>der</strong> Hongaren zal geene magt<br />

hebben, om Duitfche Officieren bij de Hongaarfche<br />

Regimenten te benoemen, en de Pauslijke<br />

Generaal-Veldmaarfchalk, de Kardinaal, die een<br />

geboren Hongaar is , moet den Paus in Italië den<br />

ijslijkden eed <strong>van</strong> trouwe zweeren, in gevolge <strong>van</strong><br />

welken hij ophoudt, een Hongaar te zijn, terwijl<br />

hij zich verbindt, om zelfs, in gevalle <strong>van</strong> nood,<br />

Hongaiijën te verwoesten, en zijne handen in burger-<br />

en Koningsbloed te wasfehen, in gevalle het<br />

belang of geheime oogmerken <strong>van</strong> den Roomfchen<br />

hiërarchisch onbepaalden Despoot zulks verëifchcn.<br />

Kan zulk een man wel als een Hon 6<br />

aar aangezien,<br />

geduld, en vereerd worden?<br />

Nogthans verpand ik aan de Natie mijn hoofd en<br />

eer, dat deze zaak en eed juist zoo is, en niet an<strong>der</strong>s,<br />

dien hij in ilome doen moet, om Kardinaal<br />

vvorden? Behoorde men dan den Heer Kardi-<br />

P £<br />

naai,


234 « IJ & A Cr E N. A.<br />

naai, dien wij zoo gemaklijk misfen kunnen, niet<br />

een veel voorzichtiger Diploma voor te leggen,<br />

dan aan onzen Koning? Wij verkiezen immers den-<br />

Paus niet, het Conclave verkiest hem. Wat raakt<br />

dan zijn belang, en heerschzuchtig ontwerp de<br />

Uwgmwï Het zijn Ufurpatien, en wij noemen<br />

het dwalend pa acquifiium, 0f prïvitegia Soera a<br />

Cauonica. Welke onvergeeflijke blindheid!<br />

9.) Men zegt, den Koning behoorden de handen<br />

gebonden tc zijn, om, zon<strong>der</strong> bewilliging <strong>der</strong> landftenden,<br />

geene nieuwigheden in de Contributie te<br />

Biaaken. — Maar, wanneer een looze Priester de<br />

domme boeren met het vagevuur verfchrikt, en<br />

hun de halve gulden, voor de afgeftorvene zielen<br />

<strong>van</strong> hunne vrouwen, va<strong>der</strong>s, en kin<strong>der</strong>en, uit de<br />

beurs wringt — wanneer 'er geldverzamelingen voor<br />

eene nieuwe heiligfpreRjng gedaan worden; alfchoon<br />

ook zelfs menige Bisfchoppen geneigd waren,<br />

om, even als in Poolen, de doopbekkens aan<br />

de jooden te verpachten; wanneer de Paus zich<br />

voor een echtbreuk-Dispenfatie, voor een echtf'cheiding,<br />

een huvvlijk tusfehen bloedvrienden, <strong>van</strong><br />

eenen rijken Magnaat, 30,000 Florijnen wilde laten<br />

betaalen, zoo heeft hij alle magt daar toe in<br />

Hongarijën, en men arbeidt en twist geheel niet<br />

over een Diploma, tegen <strong>der</strong>gelijke landver<strong>der</strong>flijkc<br />

misbruiken.<br />

10.) Ik houde ftaande, dat eo,ooo Tartaren en<br />

Kalmukken een land zoo niet verwoesten, en in<br />

den grond booren, als 10,000 heerfchende Priesters<br />

en Monniken, inzon<strong>der</strong>heid die door het land<br />

zwerven. Voor den roovenden Tartaar verbergt<br />

-elk zijne roerende goe<strong>der</strong>en, geid, huisraad , en<br />

pro-


B IJ L A G E N. A. JJJ<br />

provifie: maar daar de Priester liecrscht, wordt<br />

het volk door vroom goochelfpel misleid. Men<br />

draagt zijn geld na de offerkist, als ook zijne eetwaren,<br />

gewillig cn met vreugde, en bidt nog bovendien,<br />

dat men dit alles met een genadig oog<br />

wille aannemen, — dan komt de Bedelmonnik nog,<br />

en haalt de rest weg. — De boerin ontfteelt het<br />

laatfte ftuk vleesch, zuivel, fpek aan haare hongerige<br />

kin<strong>der</strong>en, en geeft het liever den inzamelcnden<br />

Hoogwaardigen Heer, die haar daar voor aflaat<br />

geeft, wanneer zij tegen menfehen, christen,<br />

en huislijke pligtcn gezondigd, en bedrogen, gemoord,<br />

of geftolen heeft. — Men zie Spanje, Portugal,<br />

Italicn . cn Oostenrijk, Karinthiën , en Hongarijën.<br />

— Wie heeft toch bij ons de fchuld, dat<br />

deugd, Induftrie, en opklaring niet voor uit kunnen<br />

gaan? En nogthans wil men den nieuwen Koning<br />

de handen binden, en het Diploma zal hem<br />

niet toelaten, zulke grove misbruiken af te fchaffen,<br />

die den aangematigden Titel <strong>van</strong> oude Privilegiën<br />

dragen, en alleen daarom als heilige rechten<br />

vereerd worden, opdat niemand hervormen moge.<br />

De Koning, wiens eerfte pligt is, voor 'slands<br />

welzijn te zorgen, heeft dus, volgends het Diploma,<br />

daar volftrekt geene magt toe, en zal nog<br />

bovendien zweeren, dat hij het niet doen zal. Hij<br />

mag de groote misbruiken, de Oppermagt <strong>der</strong><br />

Priesteren, niet aanroeren, an<strong>der</strong>s breekt de Wespenzvverm<br />

voor den dag, en vernielt alle arbeidzame<br />

bijen in het ftaatsgebouw.<br />

Gefchiedde dit niet onlangs nog in Braband, alwaar<br />

oproer en verraad gepredikt, en ook met<br />

'bloed verzegeld is? Wat zou de Priestèrfchap Sri<br />

Hou-


B IJ L A G E N. A.<br />

Hongarijën prediken en uitwerken, als men hunne<br />

heerfchappij en hebzucht wilde on<strong>der</strong>graven? Wat<br />

doen zij thans daadlijk?<br />

ii.) De Koning bcdeedt onze Contributie tot<br />

het on<strong>der</strong>houd <strong>der</strong> armée, om ons in onze geruste<br />

hutten te befchermen, en ook voor de Justitie<br />

cn inwendige behoeften <strong>van</strong> den Staat te zorgen;<br />

maar waar toe befteedt de Geestlijkheid toch de<br />

fchatten, die zij ons afgezogen heeft? tot haan?<br />

pracht en verkwisting, of tot haare gemeste Familie<br />

- erfgenamen, of tot den balg <strong>van</strong> welgevoedde<br />

luije Monniken; ook wel op den Landdag, om<br />

ftemmen om te koopen, die goed brullen, en verftandige<br />

medeburgers overfchreeuwen, en overftemmen<br />

kunnen, die het minde voordel waagen<br />

tegen va<strong>der</strong>landfche misbruiken. — Zij misbruiken<br />

vervolgends hunne inkomften ten.nadeele des lands,<br />

en niemand waagt het in dc Verga<strong>der</strong>ing, om <strong>van</strong><br />

een Diploma tegen de geestlijkheid te fpreken, en<br />

haare inëtende oppermagt te bepaalen.<br />

ia.) Romes oogmerk, zoo als de gefchiedenis,<br />

dc oogfchijnlijkheid, en de zaak zelve bewijzen,<br />

is, ontegenfpreeklijk, de algemeene Monarchie,<br />

heersch- en hebzucht. Hier uit volgt noodzaaklijk<br />

de onverdraagzaamheid, de vervolging <strong>der</strong> beste<br />

menfehen, zoodra zij an<strong>der</strong>s gelooven, dan de fijne<br />

Staatkunde <strong>der</strong> Romeinen wil, dat wij alle gelooven<br />

zullen: P A L I N G E N I U S zegt:<br />

Hi funt fex heminum, feniina malorum,<br />

Jgnorum fub pelle Lupi,<br />

mercede colentes. (*Y<br />

Wie<br />

(*) Zij zijn dei- menfehen fcliuim, een poel <strong>van</strong> fn ode gruwleu,<br />

't Zijn wolven in de \acht \an ichanpcn; hurelingen.


B IJ L A G E N. A. 237<br />

Wie oogen heeft, om te zien, aan wien de<br />

Biechtva<strong>der</strong> het lezen veroorlooft, die is hier <strong>van</strong><br />

zeker overtuigd. Want zoo dra een volk mag lezen<br />

en denken, wordt het verlicht. Even hier<br />

door .verliest de Rom/chs Almagt haar deunzel,<br />

om overal de Koningen, Magnaten, en het<br />

volk in grove onwetendheid,en in haare kluisters,<br />

te houden; en Dweepers naar grondregelen te vormen.<br />

Even daarom handhaaft dc Kerk met zoo<br />

veel Euthufiasme in Hongarijën de Seminancn, alwaar<br />

Priestergebrocd wordt aangekweekt., en waar<br />

door alle invloed, alle beftuur <strong>der</strong> openbare fchoolen<br />

in haare handen blijft; maar bijzon<strong>der</strong> draagt<br />

men zorg, dat 'sLands Grootcn <strong>van</strong> Priesters worden<br />

opgevoed, dat de Biechtftoel zijne magt behoude,<br />

en het Vagevuur nooit ledig worde. Maar<br />

is het wel waarfchijnlijk, dat de Koning <strong>der</strong> Hongaar<br />

cn ooit met den besten wil zoo veel magt, en<br />

invloed, op het vormen <strong>van</strong> de Natie, en haar karakter<br />

zal bekomen, of over haar eigendom, geweten,<br />

wetten, gewoonten zou kunnen heerfchen,<br />

als de Priesters? En alhoewel hij met 300,000<br />

foldaten alles wilde voltrekken, het geen JOSEFUS<br />

misfchien in den fchild voerde, en het geen het<br />

fehran<strong>der</strong>ê Frankrijk in éénen dag werkftellig gemaakt<br />

heeft, zoo zou hij echter het hart <strong>der</strong> zoogenoemde<br />

rechtzinnige Hongaaren, nooit zoo onbepaald<br />

beheerscht, en hunnen wil nooit zoo buigzaam<br />

gemaakt hebben, als de geringde munnik in<br />

daat is uit te werken, dewijl de Edelman, zoo wel<br />

als de Boer, zijn kweekeling, zijn werktuig is,<br />

door wien hij zijne dwalingen vereeuwigt. De<br />

Geestlijkheid <strong>der</strong>halven arbeidt op den landdag,<br />

het


a<br />

38 B IJ L A G E N. A.<br />

het ijverigst, om flechts te verhoeden, dat de Koning<br />

geene magt verkrjjge, om zijne Priesterfchap<br />

perk en paal voor te fchrijven, en hen te dwingen,<br />

dat zij niet het bijgeloof bevor<strong>der</strong>en, maar<br />

het zedelijk karakter des volks verbeteren, en hen<br />

hunnen burgerpligt leeren moeten. Het Diploma<br />

werkt voor het tegendeel, tegen deze goede magt<br />

des Konmgs en het gezond verftand aan.<br />

Maar wie is<br />

i n<br />

dit werk arbeidzamer dan de<br />

Bisfchoppen? Zijn dat wel waare Va<strong>der</strong>s des Va<strong>der</strong>lands,<br />

en eerwaardige Magnaten, die hun bijzon<strong>der</strong><br />

belang boven het algemeen welzijn ftellen,<br />

die op den landdag arbeiden, om misbruiken te<br />

vereeuwigen? Behooren wel mannen, die naar hun<br />

beroep, beftaan, en grondregels, volftrekt geene<br />

Hongaarfche Patriarchen zijn kunnen, in de Vergadenng<br />

<strong>der</strong> Landftenden ?<br />

. * 3 ° i° mC b e v e e l t<br />

'<br />

d a t<br />

en in Hongarije niet<br />

in het Hongaarsch, maar in 't Latijn bidden zal.<br />

IJe Lands-Hoven dringen 'er op aan , dat in alle<br />

Gerichtshoven en Kanzelarijèn, ja zelfs bij de Koningen,<br />

alles in de Hongaarfche taal en kleeding<br />

verfchijnen zal. Maar wie waagt het, den Priester<br />

te gebieden, dat hij eene Hongaarfche misfe lezen,<br />

of zijne Kerküjke Diplomata, in de zoo geliefde<br />

Moe<strong>der</strong>taal, opftellen zal? De Paus heeft <strong>der</strong>halven<br />

veel<br />

m e e r<br />

msgts, dan de Koning in Hongarije<br />

Waarom ijvert men dan niet tegen den magtigften<br />

Despoot <strong>van</strong> Europa, die zich het recht aanmatigt,<br />

om Hongarijën willekeurig te beheerfchen,<br />

en zelfs aan onze Koningen de kroon te ontrooven,<br />

wanneer zij zijne banftraalen, door het vervullen<br />

<strong>van</strong> hunnen Vorstenpligt, verwekken ? Waarom


B IJ L A G E N. A, 239<br />

om dan geen Diploma, tegen het Kerklijk Despotisme,<br />

? Is dan zijne uitwerking min gevaarlijk jegens<br />

de zoo hoog geprezen vrijheid <strong>der</strong> moedige Natie,<br />

die aan haare eigen Koningen geene magt wil inruimen?<br />

Hoe hemelsbreed is de zuivre Godsdienst<br />

verwij<strong>der</strong>d <strong>van</strong> de misbruiken <strong>der</strong> Kerk! En voor<br />

den eerden ijvert de Bisfchop zeker niet, als hij<br />

Hechts zijne bijzon<strong>der</strong>e voordeden uit de Kerkgeboden<br />

kan bekomen. De vervulling <strong>der</strong> Godlijke<br />

pligten zijn de minde bezigheden <strong>van</strong> zijne ambtspligten.<br />

Wanneer dechts het volk alles blindelings<br />

gelooft, wat hij beveelt te gelooven, dan is het<br />

hem onverfchillig, hoe zij leeven en handelen. De<br />

on<strong>der</strong>vinding bewijst de treurige uitwerkingen.<br />

14.) De wetten draden den euveldoener en<br />

booswicht; de priesters integendeel abfolveercn en<br />

befchermen hem, en voeden dus hierdoor ondeugden<br />

en misdaaden. Zij trotfeeren en vernietigen<br />

bier door alle redelijke orde en politie; hier door<br />

winnen zij den eerbied cn het vertrouwen des<br />

volks. Het getal <strong>der</strong> deugdzamen en verdandigen<br />

is het minste. Het grootde gros wordt dienvolgends<br />

<strong>van</strong> hun gedraaid, en daat hunne oogmerken<br />

blindelings ten dienst, tegen het va<strong>der</strong>land aan.<br />

Even daarom zijn alle omwentelingen, welke zij<br />

aandoken en on<strong>der</strong>deunen, de gevaarlijkden. En<br />

de beste Koning verkrijgt in het Diploma geene<br />

magt, om de gevaarlijkde uitbersting voor te komen.<br />

Men denkt en zorgt ook niet op den Landdag<br />

tegen het grootde gevaar ; men arbeidt en<br />

'twist veelmeer ijverigst om den godsdiensthaat<br />

te bevor<strong>der</strong>en, en verwijdt de gelegenheid<br />

voor


2<br />

4


B IJ L A O E N. A. 24t<br />

delig zijn de gevolgen <strong>van</strong> deze ingeflopen oppermagt,<br />

over de wereldlijke regeerjng, en het Diploma<br />

fpreekt niets voor tegenmiddelen. De Koning<br />

moet geen magt hebben om iet te veran<strong>der</strong>en.<br />

. 17O Hoe kan tog een Priester goede bruikbare<br />

burgers vormen, die enkel naar de grondregels <strong>van</strong><br />

zijn kerklijk Opperhoofd leeren mag? Hoe kan die<br />

jgeen, welke aan de wereld de gehoorzaamheid aan alle<br />

wereldlijke wetten, en alle burgerpligten ontzegt,<br />

mannen voor den Staat vormen? Hoe kar><br />

.hij pligten leeren, die ze zeiven niet kent noch gevoelt?<br />

Waar leeren onze jongelingen verheven wetenfchappen<br />

, die het verftand opklaaren, het hart<br />

verbeteren, en het bekoorlijke <strong>der</strong> gezellige cn zedelijke<br />

deugden leeren fchatten? Wie leert hen de<br />

kun^t,


44* B IJ L A C E N. A.<br />

werelds te voorfchijn treedt, daar de beste vernuften<br />

ten behoeve <strong>van</strong> kloosters en kerken weggekaapt,<br />

of onbekwaam gemaakt worden, om zich<br />

uit den gezichtkring <strong>der</strong> godgeleerden met geweld<br />

los te fcheuren. Dan verfchijnen zij op het wereldtoneel,<br />

of als bandeloze beesten, die, door<br />

hartstochten en driften voordgeüeurd, daar zij het<br />

gevaar nooit <strong>van</strong> kunnen kennen, hun lijf en ziel<br />

te grond helpen, of zij hebben een' halven leeftijd<br />

te arbeiden, om de vooröordeelen, hun in de<br />

jeugd ingeprent, te vermeesteren, en zich uit den<br />

doolhof <strong>van</strong> hunne O aohgifche en Pfychulogifcht<br />

woordfpelingen te ontwarren. Verfchijnen zij in<br />

gezelfchappen <strong>van</strong> verlichte mannen, dan fchrikken<br />

zij befchaamd terug, of deze dom-ooren, die naar<br />

fchoolfche regelen alleen als pedanten hebben leeren<br />

redentwisten, zijn hardnekkig of eigenzinnig<br />

in het verdedigen <strong>van</strong> belagchelijke {tellingen en<br />

grondregels. Soortgelijke lieden zijn niet in ftaat,<br />

om hunne kundigheden uit te breiden, en dienen<br />

op de Landdagen bij uitnemendheid, om heel veel<br />

gefchreeuw te maaken.<br />

Hoe menig afgevaardigde <strong>van</strong> die foort zal wel<br />

<strong>van</strong> zijnen Profesfor of Biechtva<strong>der</strong> on<strong>der</strong>rigt zijn,<br />

hoe hij tegen alle goede Staats - ontwerpen Schreeuwen,<br />

en alles tot den zaligmakenden godsdienst terug<br />

moet brengen. Dan komt in de verga<strong>der</strong>ing<br />

zeker geen een verftandig man tot een voorftel,<br />

want <strong>der</strong>gelijke kemphaanen kunnen cn willen juist<br />

niet bewijzen. — Hun gemeenfchappelijk gebrul en<br />

getier klinkt door de lucht. Alles moet fchreeuwen,<br />

en het waare oogmerk <strong>van</strong> den Landdag<br />

wordt verijdeld, dewijl juist zulke Mondpatriotten<br />

de


B IJ I* A G E N. A. a 4<br />

3<br />

d ebelagchlijkfte Propofitiën voor het Diploma uitilooten.<br />

Ik herhaal nog eens, dat de Priesters geen<br />

Staats- noch wereldburgers formeeren kunnen\ en<br />

wil hier flechts één bewijsreden in het Scholastieke<br />

vak aanvoeren.<br />

De Priester leert: gij moet alles blindeling<br />

gelooven, zon<strong>der</strong> te on<strong>der</strong>zoeken, of de waarheid<br />

angstvallig na te vorfchen.<br />

De Wijsgeer zegt: — Gij moet niets gelooven<br />

Zon<strong>der</strong> overtuiging, nee fine rationes fiufficiemi;<br />

Czon<strong>der</strong> genoegzame reden;) gij moet uw verftand<br />

tot on<strong>der</strong>zoek en vergelijking <strong>der</strong> ftellingen gebruiken.<br />

En evenwel zitten onze Priesters op den<br />

leerftoel <strong>der</strong> Wijsgeerte, en verwij<strong>der</strong>en den<br />

mensch <strong>van</strong> den denkingskring, terwijl zij hem met<br />

ijdele woordfpelingen en verdrajingen des oordeels<br />

verwarren. De eerlijke man moge zichzelven<br />

geene flechte daad vergeven, en ook niet gelooven,<br />

dat een rechtvaardig God fchurken in de<br />

menschlijke maatfehappij, in gerichtshoven en bij<br />

het Hof befchermt; genoeg, als zij de geboden<br />

<strong>der</strong> kerk volbrengen. De Priester integendeel<br />

leert, dat aflaat en boete alles verzoent, en dat<br />

gevolglijk een booswicht nogthans een goed Chrisfen<br />

zijn kan. Maar den waarlijk eerlijken man<br />

moet nooit geene daad berouwen; hij moet alleen<br />

voor de deugd leeven, en niet op afrekening <strong>van</strong><br />

goede werken tegen kwaade, als een zwijn in den<br />

mesthoop wroeten. Wanneer een Officier eene<br />

vesting aan den vijand verraaden heeft, dan worden<br />

hem in de Biecht <strong>der</strong> Franciskanen op zijn<br />

hoogst zeven Ave Maria" s opgelegd, dan is hij ge-<br />

Q a<br />

ba-


S44 B IJ L A G E N. A,<br />

abfolveerd, en we<strong>der</strong> engelenrein. Wat kan men<br />

dan voor kweekelingen uit zulke fchoolen verwachten,<br />

daar zoo gemaklijk vergifnis, naar de grondregelen<br />

<strong>van</strong> den Godsdienst, te winnen is, en de<br />

man enkel naar het gewigt <strong>van</strong> zijne ligtgeloovigheid<br />

gefchat wordt.<br />

Ver<strong>der</strong>s: — De Staatswetenfchap leert de Tjevolking,<br />

en de Godgeleerde, het ongetrouwd leven;<br />

deze leert blinde gehoorzaamheid, doch alleen<br />

aan de geestlijke Overigheid, maar we<strong>der</strong>fpannigheid<br />

tegen de wereldlijke. De edele Hongaar<br />

fpreekt flechts <strong>van</strong> vrijheid, wil geen' dwang dulden,<br />

en is evenwel, zon<strong>der</strong> morren, een rampzalige<br />

(laaf <strong>der</strong> geestlijke magt. Men vereenigt zich<br />

nog bovendien, om den Koning allen invloed op<br />

de verbetering <strong>der</strong> groffte Staatsgebreken te bepaalen,<br />

en wil den onzichtbaren lijfeigendom in Ifo/igarijen<br />

als eene eeuwigduurende grondwet aannemen.<br />

De kerklijke dwingelanden zullen nog hetzelfde geweld<br />

behouden, dat zij, ten tijde <strong>van</strong> den heiligen<br />

STEVEN, met de regeeringsvorm onafscheidelijk hebben<br />

faamgevlochten, en gelegenheid gevonden, om<br />

.in -de Rijksgrondwetten in te vullen. Welke onvergeeflijke<br />

dwaasheid, die wezenlijk dweepachtige<br />

eigenzinnigheid gebaard heeft, en die de beste<br />

gelegenheid, om eene edele vrijheid roemrijk te<br />

handhaaven, bij dezen landdag ongevoelig doet<br />

voorbij vliegen.<br />

18.) Het gantfche burgerlijk leven is op den<br />

heerfchenden godsdienst gegrond. Nademaal nu<br />

rieszeifs ingeflopen misbruiken, in een land ; den<br />

geest <strong>van</strong> vervolging verwekken, daar verfchillende<br />

foorten <strong>van</strong> geloof en gevoelens geduld moeten<br />

wor-


B IJ t A G E N. A. 2415<br />

tvordeff, daar de on<strong>der</strong>danen <strong>van</strong> het groote rijk<br />

niet meer allen éénen zaligmakenden Godsdienst erkennen<br />

willen, zoo is de moeite zeker vergeefs:<br />

en vruchteloos, om hen allen te verëcnigen, zon<strong>der</strong><br />

de dwangmiddelen <strong>van</strong> den Opperbisfchop <strong>van</strong><br />

Rome, die voor den God <strong>der</strong> Christenen verfoeilijk<br />

zijn, te hulp te roepen. Men late <strong>der</strong>halven<br />

ie<strong>der</strong> een gerust gelooven, wat hi wil, en zorge:<br />

daartegen voor verftandige wetten, welke alle leden,<br />

gemeenfchappelijke oogmerken tot welzijn inboezemen,<br />

hunne handelingen bepaalen. alle fpoorloosheden<br />

voorkomen, en het waare Patriotisme in-<br />

Hongarijën levend maaken. Dan zullen zeker geene<br />

godsdiensttwisten ons verwarren, en het Koninglijk<br />

Diploma zal geen tegenfpreken on<strong>der</strong>hevig<br />

zijn, dewijl de Koning geen Pater-Inquifiteur, maarde<br />

va<strong>der</strong>, dc vriend, cn het voorbeeld <strong>van</strong> alle zijne<br />

on<strong>der</strong>danen zijn zal, hetwelk LEÖJPQLD onfeilbaar<br />

ook zon<strong>der</strong> Diploma wezen zal.<br />

19.) Ik werp hier nog eene vraag op :•<br />

Het va<strong>der</strong>land vor<strong>der</strong>t daadzaken, en medewerking<br />

: dc Priester leert afftand <strong>van</strong> wereldfche<br />

bezigheden en lediggang. De wetten vor<strong>der</strong>en<br />

deugdzame burgers, toegevende Priesters, edel handelende<br />

edellieden, en arbeidzame on<strong>der</strong>danen. Alles<br />

moet handelen, en de Priester dringt alleen<br />

op het geloof, in zoo verre zijn dwang hem voordeelig<br />

is.<br />

Wat magt zal nu den Koning in het Diploma<br />

wel gegeven worden, om bij zulke ftrijdigheden<br />

een middelweg te vinden, cn de beide .deelen te vereenigen?<br />

Maar alle foorten <strong>van</strong> twist tusfehen on<strong>der</strong>danen<br />

hoorea niet na Rome ter beüisfing.<br />

Q 3<br />

ao.}


20 B IJ t A G E N. A.<br />

20.) Zon<strong>der</strong> de zalving geldt de kroning niet.<br />

Wie zalft den Koning? Een Bisfchop, dewijl de<br />

Paus zich, door ufurpatie, het recht toegeëigend<br />

heeft, om Koningen tc kroonen, en ook af te .zetten.<br />

Groot voorrecht, het welk onze Koningen,<br />

vooi het oog <strong>van</strong> klaarzienden, geweldig verne<strong>der</strong>t!<br />

Wie misfchien on<strong>der</strong> ons lust heeft in een Priesterlijk<br />

Koningrijk,die wachte het einde <strong>der</strong> Brabandfche omwenteling<br />

af, die <strong>van</strong> Priesters beduurd wordt, en<br />

dan voege men een toepaslijk artikel in het Diploma<br />

<strong>van</strong> den Hongaarfchen Koning in. On<strong>der</strong>tusfchen<br />

drage men zorg, dat onze kerklijke voorgangers<br />

grondiger dudeeren, opdat zij, bij het tegenfpreken<br />

<strong>der</strong> Protedanten, zich verdandiger gedragen,<br />

en beter we<strong>der</strong>leggen kunnen. Men leide de<br />

menfehen door on<strong>der</strong>wijs en overtuiging op den<br />

rechten weg, want dit is het eenigfte middel, om<br />

den afval te verhin<strong>der</strong>en, en den walglijken Titel<br />

<strong>van</strong> Renegaat niet te onpas te misbruiken.<br />

Men bewerke veelmeer thans een vast plan, doch<br />

hetwelk zijn doel eerst misfchien in het <strong>der</strong>de gedacht<br />

bereiken zal. Ingewortelde Staatsgebreken te<br />

verbeteren, het volks - karakter we<strong>der</strong> in eene betere<br />

leiding te brengen, verëischt tijd, geduld, een<br />

behoorlijk ontwerp, en aanhoudende ftandvastigheid.<br />

Het inquifitie - gericht verbittert en verwoest;<br />

Romes magt moest gedadig klimmen, dewijl<br />

het gezichtpunt, bij alle hin<strong>der</strong>paalen, dezelfde<br />

richting hieldt. Even dus en njet an<strong>der</strong>s zij<br />

ook de grondregel <strong>van</strong> den tegenwoordigen Landdag<br />

gefchikt, en eindelijk gelukkig uitgevoerd.<br />

Dit zij de wensch <strong>van</strong> eiken Patriot, die tot eene<br />

eraftigc medewerking genegen en bekwaam is. En<br />

in-


B IJ L A O E N. A. 047<br />

indien deze raad indruk maakt, zoo zorge men<br />

ook voor het Diploma, hetwelk onze Geestelijke<br />

Monarchen verhin<strong>der</strong>t, opdat zij geene Despoten<br />

worden of blijven kunnen, ten einde alle goede<br />

plans te vernietigen. Doch, tevens moeten wij<br />

ook de Gritifr/fihe Kerk niet vergeten, en voor de<br />

gevolgen <strong>van</strong> <strong>der</strong>zelver uitbreiding even zoo wel<br />

als tegen de uitbreiding <strong>van</strong> <strong>der</strong> Jooden fchacheren<br />

waaken. Princifiis obfla, fero medicina paratur.<br />

Ik ben ook geen partijgeest voor de Proteftanten,<br />

want mijne kin<strong>der</strong>en zijn in den Roomsch Katholijken<br />

Godsdienst opgevoed, tegen wier misbruiken 'ik<br />

zoo patriottisch kampe. Zommigen zijn even zoo<br />

onverdraagzaam als alle priesters, daar zij de magt<br />

in handen hebben. Maar, zij zijn min fchadelijk,<br />

omdat hun getal niet zoo groot is; omdat zij,<br />

door het huwlijk, medeburgers en va<strong>der</strong>s worden;<br />

omdat zij <strong>van</strong> het vagevuur geene inkomften genieten,<br />

en niet <strong>van</strong> Home afhanglijk zijn. Men heeft<br />

veele voorbeelden in de gefchiedenis, dat Paufen<br />

en Monniken onze Koningen vermoord, en oproer<br />

en verraad aangevuurd of begunftigd hebben.<br />

Maar geen Protcltantfche priester heeft nog den<br />

koningsmoord gepredikt, of voltrokken, nog geene<br />

bloedbiuiloft, geen Siciliaanfche Vesper, geen<br />

Brabandfche verwoesting, geen kruistogt, of emigratie,<br />

of mijneed veroorzaakt, geene kapitalen na<br />

Rome gezonden: daarom zijn zij voor den Staat<br />

Biet zoo gevaarlijk, als de Jefuiten, niet zoo bloedgierig,<br />

als de Dominicanen, niet zoo lastig, als de<br />

Franciscanen, niet zoo uitzuigend, als onze Domheeren,<br />

noch zoo onverdraagzaam en onkundig,<br />

Q 4<br />

als


«48 B' IJ L A G E H. A'.<br />

als onze Bisfchoppen, Voor het overige moet<br />

men op verjaarde privilegiën en grondwetten niet<br />

eigenzinnig wezen. De va<strong>der</strong>s des Va<strong>der</strong>lands, tegenwoordig<br />

op den algemeenen Landdag verga<strong>der</strong>d,<br />

hebben trouwens hetzelfde recht, hetwelk hunne<br />

voorva<strong>der</strong>s geoefend hebben ten tijde <strong>van</strong> den H.<br />

STEVEN. Zij kunnen dwalingen veran<strong>der</strong>en, eene<br />

nieuwe Conltitutie maaken, ook wetten veran<strong>der</strong>en,<br />

die voor onze omftandigheden en tijden niet meer<br />

gefchikt en voegzaam zijn. Hongarijën behoeft niet<br />

altijd een oorlogzuchtig volk te zijn;het mag,on<strong>der</strong><br />

het genot <strong>van</strong> eene bevochten vrede, ook zijnen<br />

Medelijken en moreelen toeftand verbeteren, en met<br />

alle Natiën <strong>van</strong> Europa in wetenfchappen en verfijnden'<br />

fmaak arbeiden. MOSES opperwetten worgden'<br />

thans bij alle Joden niet meer waargenomen;<br />

de' wetten <strong>van</strong> SOLON en LIJKURGUS zijn in Grit.<br />

kenland vergeten; ook befnijden wij onze kin<strong>der</strong>enniet<br />

meer. De geboden <strong>van</strong> ATTILA, <strong>van</strong> GEN­<br />

GIL-KAN in Jfie, <strong>van</strong> CROMWEL in Londen, <strong>van</strong><br />

CÜESAR in Rome, <strong>der</strong> Franken, Hunnen en Longc~<br />

"barden in Duitschland, Frankrijk, en Italië, gelden<br />

niet meer, en menige verordening, die ten tijde<br />

Van den H. STEVEN voor Hongarijën heilzaam was,<br />

% thans niet meer bruikbaar. STEVEN ZOU gewis,<br />

op 's Paufen bevel, met alle dweepzuchtige<br />

Hongaren, op een' Kruistogt na Jerufalem getogen<br />

zijn, en Hongarijën ontvolkt hebben: maar<br />

zou LEÖPOLD dat wel doen, indien het den Paus<br />

geviel, om nieuwe kruistogten te bevelen? — De<br />

tijden zijn verftandiger geworden,<br />

Evenwel geloove ik, dat heden, indien een Bisfchop<br />

zulk een voordel op de verga<strong>der</strong>ing doen<br />

wil*


B IJ E A G' E N. A. ^49<br />

wilde, om eene kruistogt tegen de redeneerende<br />

Protefla/iten te on<strong>der</strong>nemen, zijn aanhang gewis'<br />

vt'val en fi'it roepen, en het Diploma den Koning<br />

gebieden zou, dat hij Romes bevelen naar de letter<br />

volbracht.<br />

•Voorts heeft dit gefchrift geen an<strong>der</strong> oogmerk,<br />

dan mijne gedachten openhartig mede te deelen.<br />

Ik ben op mijnen arbeid niet verliefd, noch in mijne<br />

grondregels veriteend, en laat mij geern beter<br />

on<strong>der</strong>richten. Men antwoorde: dan zal ik, an<strong>der</strong>s<br />

on<strong>der</strong>richt, zwijgen, of mijne (tellingen bewijzen.<br />

Volgends voorzichtigheid had ik <strong>van</strong> dit alles<br />

moeten zwijgen, en mij nergens, in moeten mengen.<br />

Ik verwek mij zeiven onverzoenlijke vijanden in<br />

Hongarijën, op eenen tijd', dat ik mijn recht bij<br />

hun wilde zoeken. Maar de onverfchrokken waarheids-liefde<br />

doet mij alle eigenbelang vergeten. Ik<br />

zie, dat het ophalen <strong>van</strong> het gordijn voor het algemeen<br />

welzijn nodig is, en terftond fta ik gewapend<br />

op de kampplaats.<br />

De bezitters <strong>van</strong> mijne .Hongaarfche goe<strong>der</strong>en,<br />

zijn al lang <strong>van</strong> hunne Biechtva<strong>der</strong>s geabfolveerd,<br />

zon<strong>der</strong> reftitutie gedaan te hebben. Zij zijn dus<br />

al lang door kerklijke privilegiën in een even zoo<br />

goed verdiend bezit <strong>van</strong> den hemel, als hunne erfgenamen<br />

in het genot <strong>van</strong> mijnen rijkdom. Aan<br />

dezen predikt zeker ook geen Bisfchop <strong>van</strong> den<br />

vloek <strong>van</strong> onrechtvaardige goe<strong>der</strong>en; zoo veel te<br />

min<strong>der</strong> zullen zij thans in gemoede voor mijn<br />

recht (temmen, wanneer ik het bij de billijke<br />

Landltanden, en var. de rechtvaardigheid <strong>der</strong> Hongaarfche<br />

Wetten, met hartlijken ernst, vor<strong>der</strong>en zal.<br />

Q5<br />

Ik


350 W B IJ L A G E N. A.<br />

Ik heb geleerd, rijkdom te ontbeeren en nooddruft<br />

te verkrijgen, en ben dus in alle voorvallen<br />

dankbaar of onverfchillig, en fchuw den heerfchenden<br />

zwerm <strong>van</strong> booze menfehen niet, dewijl<br />

ik <strong>van</strong> de goedkeuring <strong>van</strong> alle eerlijke mannen<br />

verzekerd ben, die mijn gedrag verdienen zal. Dit<br />

is mijn doel in Hongarijën.<br />

TRENCK.<br />

MERK-


MERKWAARDIGE EED.<br />

WELKE ALLEEN A L L E HONGAARSCHE<br />

BISSCHOPPEN AAN DEN PAUS MOE­<br />

TEN ZWEEREN.<br />

M E T<br />

KORTE<br />

AANMERKINGEN.<br />

HLATI. Orign. Ju,is Pontificii pag. i. § tit. VII. d»<br />

Confecratione Episcoporum.<br />

PIL ATI. Van den oorfprong <strong>der</strong> Pauslijke Rechten. Bfadz.<br />

i. § tit. VII. Van de inwijding <strong>der</strong> Bisfchoppen.<br />

Tegenwoordig zweeren alle Hongaarfche Bisfchoppen<br />

den Paus niet naar het Gregoriaanfche<br />

Voorfchrift, maar naar een nieuw, hetwelk veel<br />

ver<strong>der</strong> uitgeftrekt is, naar de verordening <strong>van</strong><br />

Paus cLEMENS VIII. De inhoud <strong>van</strong> dezen Eed<br />

luidt letterlijk uit het Roomsch - Pauslijk Wetboek<br />

vertaald, als volgt:<br />

EED DER BISSCHOPPEN IN HONGARIJËN.<br />

Jk N. N. verkozen Bisfchop <strong>der</strong> kerke N. zweere<br />

en beloove, dat ik <strong>van</strong> deze ftonde af aan getrouw,<br />

en als leenman gehoorzaam zal zijn aan den<br />

Heiligen Apostel PETRUS, en de heilige Roomfche<br />

kerk, als ook aan alle zijne rechtmatige navol-


a^a B IJ L A © E. N. A.<br />

vo'gerei. —• Ik zal nooit den Raad bijwoonen<br />

noch toeftemmen., noch met raad en daad iet her<br />

minst of geringst bewilligen, waar iemand on<strong>der</strong><br />

ons het leven, of ook flechts één enkel lid verliezen,<br />

of door fluipwegen verleid zou kunnen worden,<br />

of ingevalle men tegen hen geweld gebruiken,<br />

of hun de minde belediging wilde aandoen,<br />

on<strong>der</strong> wek voorwendzel het ooit zou kunnen of<br />

mogen'gefchieden. Ik zal den raad, dé bevelen,<br />

die men mij direct, of door eenen Nuntius toezend,<br />

welke ik deswegens bekome,, aan niemand<br />

ontdekken. Ik zal den Paus en den doel <strong>van</strong> St.<br />

PJETER uit alle krachten bijdaan, zoo wel, om<br />

dezelve te behouden als te verdedigen: en dit met<br />

voorbehoud <strong>van</strong> mijnen dand, en mijn voorfchrift,<br />

tegen ie<strong>der</strong> mensch zon<strong>der</strong> uitzon<strong>der</strong>ing. (*) —<br />

Ik zal alle Pauslijke Afgezanten, op de 'heen en<br />

weêrreize , eerbiedig ont<strong>van</strong>gen, en ook vrijhoudem<br />

Ook zal het mijn eigen pogen zijn, alle rechten,<br />

eere, privilegiën, en het aanzien <strong>der</strong>'Heilige<br />

Roomsch-Katholijke Kerk, <strong>van</strong> onzen Heer den<br />

Paus , en zijne opvolgers en gevolmagtigden, te<br />

behouden, befchermen, en vermeer<strong>der</strong>en, ook bevor<strong>der</strong>en<br />

en doen gelden, (f) Ik zal ook geen<br />

Raad 'toedemmen, veel min<strong>der</strong> medewerken, of'<br />

mij in eenig vergelijk inlaten, waarbij het minde<br />

tegen de perfoon,. eere, rechten, of oppermagt,<br />

jegens onzen eenigen Heer den Paus, of de Room-<br />

i<br />

Jchs<br />

C*) D'erualvcn ook. tegen den Koning , Landswetten, en<br />

Va<strong>der</strong>land.<br />

(•p Oei halven' éeik oproer tegen den Staat aanvuuren, ctv<br />

bloedbaden vcröorzaaken.


B IJ T, A G E N. A. 453<br />

fclie Kerk on<strong>der</strong>nomen mogt worden. En zoodra<br />

•ik bemerke, dat 'er iet tegen dezelve ge fmeed of<br />

•ontworpen zou worden, zal ik 'er mij met alle<br />

•vermogen tegenftellen, en ook zoo fpoedigst mooglijk,<br />

of ons Kerkehoofd zelve, of daar bericht<br />

<strong>van</strong> doen, waardoor hij terftond <strong>van</strong> alles naauwkeurig<br />

kondfchap zal hebben. (*)<br />

Ik zal de verordeningen, belangen, bevelen, refervatiën,<br />

voorkomingen, en ontwerpen <strong>van</strong> den<br />

Paus met onbegrensd vermogen in acht nemen, en<br />

ook zorgen., dat an<strong>der</strong>en .ze ftipt vervullen. Alle<br />

Ketters, afvalligen, en rebellen tegen onzen<br />

Heer, of deszelfs opvolgeren, zal ik, met alle<br />

mooglijke krachten, vervolgen en beftrijden.<br />

Wanneer ik 'tot een Sijnode geroepen word, zal<br />

niets mij terug houden, om in perfoon te verfchijnen,<br />

ten ware mij een Bisfchoppelijke post terug<br />

hieldt. Ik zal mijn Bisdom alle jaaren zelve zien<br />

en bezoeken, en aan mijne geestelijke overigheid<br />

alleen, rekenfchap <strong>van</strong> mijne ambspligten geven r<br />

<strong>van</strong> alles wat tot het mij toebetrouwde Ambt, tot<br />

de tucht <strong>der</strong> geestelijken en des volks, en tot zielen-zaligheid<br />

<strong>van</strong> alle mij toevertrouwde menfehen<br />

behoort. Daartegen zal ik alle Apostolifche bevelen<br />

met eene blinde gehoorzaamheid aannemen,<br />

en ook voltrekken. Indien ik door eene wettige<br />

verhin<strong>der</strong>ing terug gehouden mogt worden, .zal ik<br />

echter alles, door eenen bijzon<strong>der</strong> hier toe ver-<br />

.kozen en gevolmagtigden Nuut.us, of zo ik de^en<br />

niet<br />

(*) Gevolglijk is een rsisfehop niet burger, niet patriot, maar<br />

•een vijand des Va<strong>der</strong>lands, en een geprivilegieerd Spion in<br />

Hottgarijltt.


«54 B IJ L A G E N A.<br />

riet vinden kon, door een Priester <strong>van</strong> een an<strong>der</strong><br />

Bisdom, maar in gevalle hier niemand toe te kiezen<br />

was, door een wereldlijken, op wiens eer en<br />

gehoorzaamheid aan de Religie ik mij zeker verlaten<br />

kan, en die mondeling naauwkeurig geïniïrueerd<br />

is, na Rome bericht doen, of ten minften,<br />

in gevalle ik ook hier in verhin<strong>der</strong>d ware, den<br />

naasten Kardinaal in 't geheim Confilium ontdekken,<br />

ten einde mijn bericht aan den Nuntius voor<br />

te dragen.<br />

Ik zal geene bezitting, die tot mijne tafel behoort,<br />

of wegfchenken, verkopen of verpanden, noch op<br />

nieuw met leensrechten verkenen, noch op eenigerhande<br />

wijze in handen <strong>van</strong> eenen Leek laten komen,<br />

alfchoon ook mijn kapittel zijne bekrachtiging<br />

hier toe wilde geven, zon<strong>der</strong> vooraf met Rome<br />

raad te plegen. (*j<br />

ZOO WAARLIJK HELPE MIJ GOD!<br />

Men leze, bid ik, met opene oogen, en zon<strong>der</strong><br />

vooroordeel, dezen verfchriklijken Eed <strong>der</strong><br />

Hongarifche Bisfchoppen; een Kardinaal zweert<br />

nog veel onbepaal<strong>der</strong>, en dan fpreke men het<br />

Vonnis uit, of een Bisfchop een Hongaarsch Patriot<br />

kan zijn, en als hij het waarlijk zijn wil, of hij<br />

het zon<strong>der</strong> mijnè'edigheid zijn kan? Of hij on<strong>der</strong><br />

het getal <strong>der</strong> Magnaten en Burgers behoort?<br />

Of men aan zulke voor den Staat gevaarlijke<br />

mannen verlof mag geven , dat zij als Leden en<br />

Bij,<br />

O) Welke fchriklijke voor alle burgers <strong>van</strong> den Staat nadeclige<br />

verbjndtenb, oru zelfi leenen in tc trekken.


B IJ L A G E N. A. 355<br />

Bijzitters op den Landdag het woord voeren,<br />

(temmen, ja zelf prefideeren mogen?<br />

Of zij niet de eerde vijanden <strong>van</strong> het Va<strong>der</strong>land<br />

zijn, nademaal zij aan den Paus moeten zvveeren,<br />

dat zij voor zijne belangen zelfs het va<strong>der</strong>land verwoesten,<br />

oproer (token, en ongehoorzaamheid te«<br />

gen de Landswetten willen bevor<strong>der</strong>en ?<br />

Wee elk land, daar de Priester tweedragt zaaien,<br />

en de burgerlijke verbroe<strong>der</strong>ing verdooren<br />

kan! Zij hebben geld, magt, invloed op de meeste<br />

harten, gelegenheid en wil, om door omkoping,<br />

geloofsdwang, priesterwrark, en heerschzucht,<br />

oproer en verraad, tegenfpraak te verwekken, en<br />

ook alles te verijdelen, wat echte Hongaarfche Pa»<br />

triötten voor het waare welzijn des rijks willen<br />

verordenen.<br />

Vrienden! doet de oogen open, en ziet! waar<br />

de Priester in den Raad zit, en demmen heeft,<br />

daar wordt de Koning <strong>der</strong> Hongaarett een on<strong>der</strong>daan<br />

<strong>van</strong> den Paus. Maar gijlieden draagt flaaffche<br />

ketenen <strong>van</strong> het breidelloos, en <strong>van</strong> u niet te betoornen,<br />

ombarmhartig priestergeweld,dat u onfeilbaar<br />

in de oude zedeloze Anarchie en onwetendheid<br />

terug dorten , en daarom alle koninglijke<br />

magt on<strong>der</strong> het juk brengen wil, dewijl het over<br />

de Aridokraten en het volk, door de grondregels<br />

<strong>der</strong> opvoeding reeds heerscht, en ook door het<br />

bevor<strong>der</strong>en <strong>der</strong> onëenigheid, hun heersch- en hebzuchtig<br />

ontwerp onfeilbaar uitvoeren zal, al zouden<br />

ook droomen <strong>van</strong> bloed den va<strong>der</strong>landfchen<br />

grond mesten.<br />

Principiis ob/Ia, zeg ik nog ééns, fcro medicina<br />

paiatur. Doch die mij berispen wil, dat ik, als<br />

een


•0.5$ B. IJ E A Cr E N. A,<br />

een vreemdeling in Hongarijën<br />

mij verftoute, om<br />

in een zoo netelig Stuk te fchrijven, dien bid ik fl<br />

dat hij hier de dweepachtige fchriften leze, die<br />

volk en Vorst mishandelen. Ik, integendeel, fchrijf<br />

niet tegen Koningen en het Va<strong>der</strong>land, maar alleen<br />

tegen priestergeweld. En het is de pligt <strong>van</strong> een<br />

eerlijk man, de waarheid onbefchroomd te verdedigen,<br />

maar bijzon<strong>der</strong> het dreigend gevaar af te<br />

wenden, cn den waaren vijanden des va<strong>der</strong>lands<br />

liet mom af te rukken, welke op hetzelfde tijdftip,<br />

als de edele Hongaar zijne vrijheid op eene<br />

duurzamen voet wil vestigen, zich beijveren, om<br />

hem in de veifoeilijkfte flavernij on<strong>der</strong> priestergeweld<br />

te ftorten.<br />

Mijne bedoeling is, dit allerverfchriklijkst kwaad<br />

af te wenden, en het voorhang, dat dc waarheid bedekt,<br />

te verfcheuren. Hier fta ik met open borst<br />

gereed-, om alle mooglijke ontwerpen tegen mijne<br />

voor de Hongaren zoo noodzaaklijke inzichten.,<br />

zon<strong>der</strong> tegenfpraak te we<strong>der</strong>leggen, daar geen Inquifitie<br />

- hof magt heeft, om getrouwe eerlijke<br />

Schrijvers als houtfnippen te braaden. Hiervoor<br />

bewaare ons de barmhartige God! en tegen deze<br />

bloedhonden befcherme ons en zichzelven elk<br />

rechtfehapen Hongaar, die niet met open oogen<br />

bedrogen wil zijn!<br />

Di.xi.<br />

LET-


Lett.B. Bladz. 157. ^<br />

G E D I C H T<br />

bij het befchouvven <strong>van</strong> mijn lot,<br />

toen ik<br />

na een vruchtelozen arbeid <strong>van</strong> drie- en- veertig<br />

jaaren uit Weenen, gelijk BELISARITJS mt J<br />

Konftantinopolen, op reize ging.<br />

Aan alle eerlijke nog vrije Duitfchers, die<br />

mijne gefchiedenis met gevoel gelezen<br />

hebben, toegewijd.<br />

Te Weenen gedacht, in Berlin gefchreven, in<br />

Hamburg uitgewerkt, te Rome verbeurd verklaard<br />

, en gedrukt te Aliena.<br />

Plangite Belifarium amict!<br />

Quem fortuna, non virtus <strong>der</strong>eliquit!<br />

ty<br />

A^e verkozen njmwijze tot dit gedicht, daar elk<br />

Couplet eene Schil<strong>der</strong>ij maakt, is mij moeilijk gevallen.<br />

Maar mij zeiven behaagt het werk, en<br />

mijne eigenliefde is te ontfchuldigen, dewijl afgeleefde<br />

grijsaarts, bijzon<strong>der</strong> die, welke in bezigheden<br />

<strong>van</strong> het hoofd grijs wierden, geern als de kin<strong>der</strong>en<br />

met poppen fpeelen. En dit is nog bovendien<br />

eene pop, die ik voor mij zeiven gemaakt<br />

heb. Daar is weinig orde in waargenomen, en<br />

IV. DEEL, R<br />

G E E N


S5


B IJ L A G E N. B. 450<br />

heb, en gevolglijk geene genade behoeve, en mij<br />

zeiven voldoen kan, zoo verwon<strong>der</strong>e men zich<br />

niet, dat ik daar zuivere waarheid fchrijve , daar<br />

ik geene Cenfuur te fchroomen, en geen' banblikfem<br />

te vreezen heb.<br />

Mijn Macedonifche held, mijn verhaal <strong>van</strong> de lotgevallen<br />

<strong>van</strong> Vrouw JUSTITIA , welke zelfs in Weenen<br />

niet Privilegie, en met mijn naam op den titel<br />

verfchenen zijn, en dat in een' tijdpunt, toen de<br />

meeste Vorften <strong>van</strong> Europa de willekeurigfte eigenmagt<br />

oefenden, bewijzen mijne vrijmoedige onverfchrokkenheid<br />

in gevaaren, en hebben mijne pennevruchten<br />

eere aangebracht.<br />

Maar thans wil ik daar niet langer leeven en kampen,<br />

daar Gerichtshoven beflist hebben: Dat de<br />

Wetenfchappen het Uniform fchande aandoen;<br />

daarom heb ik die met eere afgelegd, en wil<br />

daar fchrijven, daar de Militaire Overigheid het<br />

lezen, denken, en fchrijven niet verbieden kan.<br />

Daartegen wil ik thans den leerlingen in den Soldatenftand<br />

de Taktik <strong>van</strong> het verftand in mijne<br />

fchriften aanprijzen, en moedig op mijne letterkundige<br />

voortbrengzelen, zulke gewapende Despoten on<strong>der</strong><br />

de oogen zien, die alleen op hunne Exercitieplaatzen<br />

behoorden te gebieden.<br />

Dit zij genoeg, om zulke belagchlijke magtfpreuken<br />

aftefcheepen. Het overige zal die geen in mijne fchriften<br />

met overtuiging lezen, wien geen Biechtva<strong>der</strong><br />

nog hoogst bevel het lezen verbieden kan. Doch,<br />

ik had zeker gunftiger beoordeling verdiend in<br />

eenen Staat, daar ik zoo veel tot verlichting toegebracht,<br />

zoo ijverig gearbeid, zoo veel verloren,<br />

gewaagd, geleden, en afgefloten heb. Dat ik dank,<br />

R a<br />

loon,


ftÓO B IJ 1/ A G E N. B.<br />

lo'on, en achting in de Onsttnriikfche Staaten verdiend<br />

heb, is daar zelfs bij alle kundige en eerlijke<br />

mannen uitgemaakt, en de toejuiching <strong>van</strong> Monniken<br />

en ktferendamfsn heb ik nooit gezocht.<br />

Den bezitteren <strong>van</strong> mijne rechtmatige goe<strong>der</strong>en,<br />

wensch ik voords goeden appetijt, en eene kwaade<br />

<<br />

maag bij het genot <strong>van</strong> zulke fchotelen, die voor<br />

mi ne kin<strong>der</strong>en beftemd waren. Ik zoek thans enkel<br />

de goedkeuring <strong>van</strong> eerlijke Duiifchers, kundige<br />

menfehenkenners, en echte foldaten , daar men<br />

ze met geen Lantaarn <strong>van</strong> DIÖGENES zoeken moet.<br />

Mijne voormaals gebiedende Heeren hebben mij<br />

zeker eene gelukkige reis gewenscht, en menig gemoedelijk<br />

vriend, menig eerlijk man volgde mij gewis<br />

met blijdfehap na, indien hij zoo ftandvastig,<br />

zoo manlijk als ik, befluiten kon.<br />

De keten <strong>der</strong> Staatsbloedzuigers, <strong>der</strong> ftoflijke<br />

Domooren, <strong>der</strong> Woekeraars, Rechtverdraajers en<br />

eer- of gewetenloze bevelhebbers is in veele landen<br />

zoo vast aan een gefmeed, dat de beste Monarch<br />

vergeefs arbeidt, wanneer hij aan burgerdeugd<br />

gerechtigheid wil laten we<strong>der</strong>vaaren. En eene<br />

pen, die waarheid fchri ft, geraakt daar zeker in<br />

het heilig Inquihtiegericht, daar den veel vermogenden<br />

hoop zoo veel aan haare on<strong>der</strong>drukking gelegen<br />

is- Hier uit volgt ook mijne werkloosheid.<br />

Waar het Volkskarakter reeds door milde aflaten<br />

bedorven is, daar wordt meer dan menfehenkracht<br />

gevor<strong>der</strong>d, om nieuwe genachten met grondregels<br />

<strong>van</strong> ceie, weetgierigheid, va<strong>der</strong>landsliefde, en burgerphgren<br />

voort te brengen.<br />

God fta eiken goeden Koning bij, in gevalle hij<br />

gebreken ziet, en verbeteringen on<strong>der</strong>nemen wil!<br />

h<br />

Hij


« IJ L A G E N. B. 2ÖI<br />

Hij vervalt in een doolhof <strong>van</strong> .ftrijdigheden en<br />

verhin<strong>der</strong>ingen, en hij moet zoo lang leeven en<br />

regeeren, even zoo arbeidzaam, zoo fcherpzinnig,<br />

zoo ftandvastig zijn als de groote FREDERIK,om<br />

plantfchoolen voor leerlingen en meesters, in<br />

elk vak <strong>van</strong> ftaatsbehoeften, te zien kiemen,<br />

' wasfen, en ook rijp worden.<br />

Dit is, God weet het! mijn vuurigfte wensch<br />

voor den nieuwen Vorst, alhoewel hij even zoo min<br />

voor mij en mijn recht iet. gedaan heeft, als zijne<br />

voorzaten.<br />

Indien ik nog jong ware, misfchien zou ik nog<br />

den toegang tot zijn hart na<strong>der</strong> en ijveriger zoeken;<br />

misfchien ook gemaklijk <strong>van</strong> hem verkrijgen,<br />

het geen ik ze<strong>der</strong>t drie- en veertig jaaren vergeefs<br />

beijverd heb; en misfchien zelfs nog met mijne<br />

graauwe haairen zijne goede ontwerpen bevor<strong>der</strong>en.<br />

Maar ik heb te veel ondank <strong>van</strong> Vorften beleefd,<br />

ik ben te trots, te zeer beledigd, erf te oud, om<br />

nieuwe proeven te doen; en tevens ook al te algemeen<br />

als een hardnekkig martelaar voor de waarheid<br />

bekend, om in de Antichambreop een' gunftiger<br />

luim te wachten, en de ne<strong>der</strong>ige rol <strong>van</strong><br />

eenen fmeekenden of kruipenden Hoveling te fpeelen.<br />

.<br />

Mijn loopbaan is haast ten einde; en ik wil niet<br />

als een waggelend oudman ftrompelen, noch in liet<br />

laatfte toneel <strong>van</strong> mijn leven uitgelagchen worden.<br />

Als wereldburger wil ik Europa nog eens doorkruisfen,<br />

en mijn graf daar zoeken, waar ik menfchenkenners<br />

vinde, die mijn manlijk befluit goed<br />

keuren, en mij on<strong>der</strong> die zeldzame menfehen.rekenen,<br />

welke reden voelen, om zich zei ven en an-<br />

R 3<br />

de-


2,62 B IJ L A G E N. B.<br />

<strong>der</strong>en te overtuigen, dat zij het doel <strong>van</strong> hun be«<br />

ftaan hier op aarde vervuld hebben. Doch dit is<br />

daar nooit te hoopen, daar mijne vrije pen wezenlijke<br />

fchurken onbefchroomd genoemd, en Bisfchoppen,<br />

Referenten, Roovers <strong>van</strong> eens an<strong>der</strong>s<br />

verdienften, en vijanden <strong>der</strong> deugd, al te zichtbaar<br />

het mom afgerukt,getergd, en zelfs beledigd heeft.<br />

Punctum \<br />

6 Roekloos opzet.' zal ik dichte»,<br />

Daar 't vuur <strong>der</strong> jeugd reeds is gedempt?<br />

Wat kan een grijsaart toch verrichten,<br />

Als onmagt *t beste willen ftremt?<br />

De geest wordt zwaarlijk opgewekt,<br />

Als 't levensvocht ten einde ftrekt.<br />

Nog port mij d'eerzucht, om te waagen,<br />

Of bijval te verkrijgen zij.<br />

De fchrandte zal mij flechts beklaagen,<br />

Den divaazen ftaat 't berispen vrij.<br />

Mijn hoofd gaat <strong>van</strong> gedagten zwaar,<br />

Dus raakt ook dit gezang ligt klaar.<br />

Ik mag mijn zeggenskracht verliezen,<br />

Gedachten vloeien nog, vol vuur;<br />

Als eerzucht noopt, vak niec te kiezen;<br />

Den praater valt het zwijgen zuur.<br />

Een vrouw verlatsgt, in barensnood,<br />

'l Kind dra te koest'ren op haar fchoot.<br />

Dut


» IJ ï. A G E N. B. 263<br />

Dus ook outftondt 't gedicht voorhanden;<br />

Ik wilde, en zie! het is volbracht.<br />

Gelijk de flaaf, vrij <strong>van</strong> zijn' banden,<br />

Van blijdfchap juicht, en hartüjk lagcht.<br />

Verkrijg ik nu den bijval niet;<br />

Men houde 'c voor mijn zwanenlied.<br />

Een fchouwtoueel ^alwaar te ga<strong>der</strong><br />

Elk zijn bijzond're rol op fpeelt,<br />

Die <strong>van</strong> een moor<strong>der</strong>, deez* <strong>van</strong> va<strong>der</strong>,<br />

Zie daar het leven afgebeeld.<br />

Vorst, paap, foldaat, k»echt, wijs of zot,<br />

Een ie<strong>der</strong> fpeelt, en volgt zijn lot.<br />

Hoe fpeelen onze Hof-agenten<br />

Den menfchenvriend in zwarte kunst,<br />

Hans Worst verbeelde de Referenten,<br />

Het recht buigt zich naar bei<strong>der</strong> gunst.<br />

Hun Prefident zucht, of zwijgt ftil,<br />

Wee hem, die waarheid fpreken wil!<br />

De Rozenkrans kan alles richten:<br />

Men bidt:... o Heer! vergeef de fchuldl<br />

Hier vordren alle christenpligten<br />

Van God en menfehen Hechts geduld;<br />

Tot dat het fchelmltuk, met fatzoen,<br />

Is uitgewischt door boete doen.<br />

R 4 T?


£64 B IJ L A G E N. B.<br />

Te Weenen woelt ra' in dartelheden.<br />

Een lekkerbee'je is 't hoogde goed,<br />

Daar heffen hofgunst, waardigheden,<br />

En Titels , vaak <strong>der</strong> menfehen moed,<br />

Vóór echten roem onvatbaar, Hom,<br />

Blijft hun de buik hun heiligdom.<br />

Wie kan een volk tot deugden dwingen,<br />

Dat wijsheid ketterijen noemt ?<br />

Dan zal ik Oost'rijks roem bezingen,<br />

Als men 'er waarheid niet meer doemt.<br />

Voor die 'k geen achting waardig vind ,<br />

Is mijn fcherpzinnigheid nooit blind.<br />

In 't kabinet fpant men zijn krachten<br />

In, hoe men best den meester fpeelt.<br />

De wijze moet den dom oor achten ,<br />

Of krijgt het lot, hem toebedeeld.<br />

Men geeft hem uit den Raad den fchop,<br />

Of fluit hem in een Dolhuis op.<br />

Daar mag hij zijne domheid boeten;<br />

Men klapt dechts voor hun in de hand,<br />

Die in het flijk <strong>der</strong> dwaasheid wroeten,<br />

Maar deugd bejaagt of fchade of fchand.<br />

Zoo is 't in Duitschland vaak gefteld,<br />

• Men denkt als bqef, en fpeelt voor held.


B IJ L A G E JJ. B. 26S<br />

Wat vruchten kan een Vorst ooit plukken,<br />

Die 't on<strong>der</strong>wijl <strong>der</strong> jeugd verliest?<br />

Nooit kan een bijè'nftok gelukken,<br />

Daar men tot wachters hommels kiest.<br />

Als elk op eigen voordeel ziet,<br />

Hoe fchroomlijk is dan 't uitzicht niet!<br />

De wijste Vorst, wordt daar bedrogen,<br />

Waar niemand drift tot weldoen voelt;<br />

Waar dwaallicht leidt tot enkle logen,<br />

Waar list fteeds tegen wetten woelt;<br />

Waar eigenbaat, op wrevel ftout,<br />

Den vriend <strong>der</strong> deugd zijn recht onthoudt.<br />

Men keert den volksfmaak niet ten besten ,<br />

Daar Biecht en Aflaat zalig maakt,<br />

Daar Rome in allerlei gewesten<br />

Voor oproer en verra<strong>der</strong>s waakt.<br />

Hij, die den hemel oop'nen kan,<br />

Houdt ligt het aardrijk in den ban.<br />

De Vorsten, die den Biechtftoel fchrikke. .<br />

Zijn fteeds in 't oog <strong>van</strong> wijzen klijn,<br />

Die 't on<strong>der</strong>wijs <strong>der</strong> jeugd befchikken,<br />

Die zullen ook de heerfchers Zijn.<br />

Ervaring ftelc alöm in 't licht,<br />

Dat 't Roomfclie juk bant Burgerpligt.<br />

R 5<br />

Den


&66 « IJ 1/ A G E M. B.<br />

Den Paus moer. ie<strong>der</strong> Bisfchop zweeren,<br />

Hij blijft geen burger <strong>van</strong> den Staat,<br />

Nog moet men hem als Landftand eeren,<br />

En, hij beveelt ons Hoogverraad.<br />

Ministers biechten ook, gewis!<br />

Dat alles dan blijv' zoo het is.<br />

De keten is te vast verbonden,<br />

Die Vorften wil bepaalt en raad,<br />

En kankerSchtig zijn de wonden,<br />

Die Priestermagt den zwakken Haat.<br />

Gantsch werkloos blijft de fchrandre man,<br />

Die met<br />

SCAPIN niet gooch'Ien kan.<br />

Wat is <strong>van</strong> Recht cn Wet te hoopen,<br />

Daar het vooroordeel alles werkt?<br />

Daar 's voor de deugd geen haven open,<br />

Daar Inquifitie 't kwaaddoen fterkt.<br />

Wat volgt, daar niemand deugden zoekt?<br />

Daar wordt de beste Vorst gevloekt.<br />

Waar men geen' edle daéu ziet eeren,<br />

Daar Hofgunst ons onz' waarde geeft,<br />

Daar men geen waarheid aan mag leeren,<br />

Geen eerlijkheid in 't harte leeft;<br />

Daar deugd <strong>van</strong> niemand wordt gediend,<br />

Daar blijft geea TIIUS meufch|ivriend.<br />

Wieu


B IJ L A G E N. B. 2,6?<br />

Wien moet 't gejuich des volks niet treffen ,<br />

Wanneer een Vorst beklimt den troon?<br />

Wie durft, daar vleijers hem verheffen,<br />

Berispen ANTONINUS Zoon? (*)<br />

Geen Nereos ziel is zoo veracht,<br />

Die Hoop niet voor haar Noordftar acht,<br />

liet uitziekt licht met valfche ftraalen,<br />

Daar Staatsbehoefte bijftand zoekt.<br />

Ligt kan men in den koning dwaalen,<br />

Dien men, eerst naar de proeve, vloekt.<br />

Die honger voelt, wordt niet verzaad,<br />

Wanneer geen fpijze voor hem ftaat.<br />

Het Erfrecht fpeelt met onz' verwachting;<br />

Een toeval draait des werelds lot.<br />

Ik heb zelfs voor gesn CJESAR achting ,<br />

Daar *k met den waan <strong>der</strong> menfehen fpot,<br />

Die zich door list, bedrog, geweld,<br />

i<br />

Op de eerfte plaats te Rome ftelt.<br />

Men ziet het doel <strong>der</strong> Vorften faalen,<br />

Hun erven wijken <strong>van</strong> hun plans;<br />

Vergrooten zij <strong>van</strong> 't rijk de paaien,<br />

Wat wint het volk? Een vreugdendans.<br />

En wordt het tot zich zelv' gebracht,<br />

Dan weent het, daar hun afgod lacht.<br />

09 COMMODU*.<br />

Het


3.68 » IJ 1/ A G E N. B.<br />

Het nagedacht moet d' uitfpraak geven,<br />

Of eenig Vorst verdien' de kroon?<br />

Die zich durft uiten bij zijn leven,<br />

Vindt als een oproerkraaier loon.<br />

De Waa'rheid-fpreker wordt gedoemd,<br />

En in het graf te laat geroemd.<br />

Het dwaallicht blijft hei lot <strong>der</strong> aarde,<br />

Daar 't nakroost 't tU' in 't licht beziet.<br />

Die thans' de hoogden zijn in waarde,<br />

Verëeren onze Neeven niet.<br />

De Schrijver wordt maar docht betaald<br />

Die niet met valfche kleuren maalt.<br />

s<br />

Wil het gefchiedboek alles melden,<br />

Het kwaad niet min<strong>der</strong> dan het goed,<br />

Zal FREDRIKS roem dan wel meer gelden<br />

Met zijn gevreesden heldenmoed<br />

Dan Pompadour en , Du Bari<br />

Of ook PvltairU Philofuphie.<br />

Als MAZARIN met zijne ftreeken<br />

De wereld momt, dan heet bedrog<br />

Slechts Politiek; kan N. N.... fpreken,<br />

Dan is de leus... fteeds.. . oorelog.<br />

Zijn heerschzucht is <strong>der</strong> buuren roê,<br />

Juicht Helden, juicht, en klapt hem toe,<br />

Kan


B IJ L A G E K. B. ftÖO<br />

Kan Brahands voorbeeld ons niet leeren?<br />

Wie voedde daar de muitzucht druk?<br />

Wie wou Hor,garens heil verkeeren ?<br />

Wie rooft aan Poolen zijn geluk?<br />

Wie is 't, die vrijheid fnoodit belaagt?<br />

De man, die dwaazen meest behaagt.<br />

De man, dien zoo veel flaaven achten,<br />

Wier harten fchijn en glans verbindt,<br />

Ziet men <strong>der</strong> volken recht verkrachten,<br />

En bliift nog door vooroordeel blind.<br />

Daar Vorstengunst de ftreeken loont,<br />

En hem verheft, die 't menschdom hoont.<br />

Laat het gefchiedboek vrijlijk boogen<br />

Op <strong>der</strong> Ministers groote daên»<br />

De menfelienkenner ziet met oogen,<br />

Als mensch, hen met veriichting, aan.<br />

Daar men ziet zon<strong>der</strong> bril en vrij,<br />

Heet Politie ligt fchelmerij.<br />

God dank! dat<br />

WILLEM vredelievend<br />

Eu LEÖPOLD' hem was gelijk 1<br />

Daar eendragt den Minister grievend<br />

Valt, heeft men dikwijls blijk op blijk,<br />

Dat hij <strong>der</strong> Volkeren gebied<br />

Ligt fchendt, als hij hen weêrloos ziet.<br />

Men


*7


Ji IJ E A G E N. 8. Hit<br />

Wie leerde zoo als ik 't vermogen<br />

Der Vorften kennen en hun ftand ?<br />

Waar men ooit Vorften ziet naar d'oogen,<br />

Daar is voor mij geen Va<strong>der</strong>land,<br />

't Gordijn valt voor mij op 't toneel,<br />

Als ik niet langer mede fpeel.<br />

Ik zal het laatst toneel vertoonen,<br />

Dan ga 'k met YARIKS roem ééns heen ,<br />

*k Mag voorts <strong>van</strong> fpreken mij verfchoonen,<br />

Nu m' in den droom zijn geest verfcheen.<br />

ïlij zag mij met meêdogen aan,<br />

En zei: — Gij hebt te veel gedaan.<br />

Voor FREDRIKS land fcheen ik geboren<br />

Voor hem vergoot ik ééns mijn bloed ,<br />

Maar alle hoop ging dra verloren;<br />

Schoon zijne gunst mijn hoogfte goed<br />

Eens was, toen laster hem bedroog,<br />

En in een valfche fchaal mij woog.<br />

Toen was ik booswicht, euveldr.a<strong>der</strong>;<br />

Smaad, boejen , kerker, was ik waard;<br />

'k Ontvlood.., nu was ik een verraa<strong>der</strong>.<br />

Mijn goed werdt mij verbeurd verklaard.<br />

Het recht kon mij geen bijftand biëu,<br />

'k Ontvluchtte , zon<strong>der</strong> om te zien.<br />

Ik


2-7* B IJ L A G E N. B„<br />

Ik fnelde naar THERESÜ'S landen ,<br />

Doch hier begon mijn teg'enfpoed,<br />

De troon befchermde roovers handen ;<br />

De roover <strong>van</strong> mijn have en goed<br />

Mogt rooven , deelen , zon<strong>der</strong> draf.<br />

Terwijl de Biecht hem aflaat gaf.<br />

Tot kruipen was ik nooit geboren,<br />

En Priesterhulp verdiende ik niet;<br />

Den huich'laar heb ik haat gezworen,<br />

Terwijl ik waarheid hulde bied.<br />

Doch die de Misfe niet vereert,<br />

Wordt in de rechtbank afgeweerd.<br />

'k Had dra geen uitzicht meer "te hoopen ,<br />

Schoon JOJEF goede woorden gaf.<br />

Voor 't recht ftondt hier de weg niet open<br />

Ik zocht het, maar men wees mij af.<br />

Hij <strong>der</strong>f, misfchien voor hem te laat,<br />

Misfchien te vroeg voor mijnen ftaat.<br />

Ij<br />

Nu lacht mij LEÖPOLD zoo goedig<br />

Toe, die mijn lijden kent en hart,<br />

Nu hoop 'k op 'c eind des lijdens fpoedig;<br />

Zijn woord was baliem voor mijn ftaart,<br />

'k Zag reeds voor mij een gouden tijd •<br />

En ftond, voor hem ten dienst, bereid.<br />

En


B<br />

IJ L A G E N- B. ^73<br />

Elk was verbaasd, om 't geen 'k verrichtte<br />

In Eongarijë voor dien Vorst:<br />

Waar ik den troon <strong>der</strong> waarheid ftichtte,<br />

Deed 'k meer, dan hij verwachten dorst.<br />

Der Paapen toorn ontvlamde, en ach!<br />

Ik on<strong>der</strong>vond, wat wraak vermag.<br />

Die Romes plan durft we<strong>der</strong>ftreeven,<br />

Vindt zelfs bij Vorften hulp noch raad;<br />

Geen LEÖPOLD kon bijftand geven,<br />

Aan een', die Priestergunst verfmaadt.<br />

Ook heeft zijn dood mij voorts ontroofd,<br />

't Geen hij mij billijk hadt beloofd.<br />

Ik heb hem ook den weg ontfloten<br />

Tot 't vreêverdrag <strong>van</strong> Rcichenbach,<br />

Dit werdt naar mijn ontwerp gefloten<br />

't Fortuin was mij fteeds nijdig; ach !<br />

Men heeft hier met mijn kalf geploegd,<br />

En mij mijn recht niet toegevoegd.<br />

'k Werd toen, aifchoon reeds grijs <strong>van</strong> haairen,<br />

Door waarheidhaters aangeklaagd;<br />

En, wijl zij mij te magtig waren,<br />

Werdt mij het loon mijns werks ontjaagd.<br />

Staatkunde mengt zich in 't gewoel,<br />

En ik, ik miste gantsch mijn doel.<br />

IV. DEEL.<br />

S<br />

, k H £ ( J


2^4 B IJ L A G E N. B.<br />

1 Had hoop zijn hart nog te beweegen,<br />

Kij was aandoenlijk, waarlijk groot;<br />

Doch, laas! hij fterf — 'k fla niet verlegen,<br />

Wie deugd bezit, is nooit ontbloot;<br />

Nadien ik ook mijn keuze weet,'<br />

Zo mij zijn Erfgenaam vergeet.<br />

De wereld blijft Hechts louter droomen •<br />

't Geen nog wat fchijnt, vliegt ras voorbij;<br />

Een toeval doet ons juichen, fchroomen-<br />

Eu alles is bedriegerij.<br />

Het dwaallicht leidt den zot daar heen;<br />

't Vooroordeel heerscht bij ie<strong>der</strong> een.<br />

Wie 's werelds goedren kan ontbeeren,<br />

Behoeft geen gunst <strong>van</strong> Vorften ook',<br />

Wie grootheid zoekt en wil vermeeren,<br />

Ruilt waar geluk voor ijd'len rook.<br />

Hij blijft alleen de groote man,<br />

Die, groot, in't onheil lagchen kan.<br />

Een FREDHIK wordt een god geheten,<br />

Daar het kanaille helden eert;<br />

Maar TITUS Tempel ncêrgeüneten ,<br />

Daar men in fchoolen krijgskunst leert.<br />

Terwijl de .wijze zucht, en klaagt,<br />

Dat moord en roofzucht vaak behaagt.<br />

ó<br />

Mogt


B IJ E A G E N. B. a?5<br />

ó Mogt ik eens 't oorfpronglijk ffljialenf<br />

Zoo als het was, niet Hechts in fchijni<br />

Hoe weinig wijzen zouden praaien;<br />

De fchool <strong>der</strong> wijsheid is Berlijnl<br />

Misleiden! ziet gebreken ook:<br />

Hoe vaak verdwijnt dan roem in rook.<br />

Hij zal den bijenzwerm ligt ftooren,<br />

Die eenes and'ren honig rooft;<br />

Geen Vorst zal d'on<strong>der</strong>drukten hooren;<br />

Die zich onfeilbaarheid belooft.<br />

Wie zijne magt door wapens krijgt,<br />

Schijnt daar flechts groot, waar waarheid zwijgt.<br />

Der Franfclien LOD'WIJKS zijn geprezen,<br />

Die 't volk flechts hebben arm gemaakt,<br />

Maitresftn hebben dit bewezen;<br />

En wie met open oogen waakt,<br />

Die zucht, als hij den oojfprong weet,.<br />

Van all' die tweedragt, ramp en leed.<br />

Tot dienst <strong>van</strong> MÏURATH, die koppen<br />

Afflaat, is 't bijgeloof bereid.<br />

Een ambtman, die den boer wil kloppen,<br />

Zegt: dus, dus wil 't rijn Edelheid!<br />

Als Erf heer heeft hij magt daar toe<br />

Ik melk u, gij, gij zijt zijn koe.<br />

S 3<br />

Da


476 B IJ L, A G E N. B.<br />

De kerkgefchied'nis doet ons hooren<br />

Den lof <strong>van</strong> hem, die kloofters fticht,<br />

Eea domkop fpitst zijn ezels -ooren,<br />

En gruwt en ijst voor waarheids-licht;<br />

En etrt als heilig op dat pas,<br />

Die voor 't geloof een bloedhond was.<br />

Hoe hoog moet zich een Paap niet achten,<br />

Die zelfs Monarchen knielen leert!<br />

Wat heeft de deugd <strong>van</strong> hem te wachten,<br />

Die al wat Rome zegt, vereert?<br />

Hoe klein verfchijnt een Koning niet,<br />

Wanneer men hem ontmaskerd ziet!<br />

't Zij zij Bourbons, of Mogoh heeten,<br />

Zij zijn flechts flaaven <strong>van</strong> hun lust,<br />

De burgerdeugd ligt gantsch verfineten,<br />

Haar ijvervuur wordt uitgebluscht,<br />

Daar het verftand en wijsheid zucht,<br />

En voor de domheid kiest de vlucht.<br />

$ Hongaar gelooft, dat zijne grootheid<br />

Aan geborduurde ftevels kleeft j<br />

Als hij, met zwakke zielen - blootheid,<br />

Het volk verdrukt, en vrolijk leeft.<br />

Trots op zijn vnd'reu roovers-recht,<br />

Waant hij zich groot, en plaagt den knecht.<br />

Be.


B IJ L A G E N. B. %7J<br />

Befchouwt men ééns ter kroningsdage<br />

Het goochelfpel als wijsgeer, dan,<br />

Dan is ST. STEVENS troon een plage,<br />

Daar menig boef als edelman,<br />

Wieii (lok en ftrop naar billijkheid<br />

Toekomt, den Don Qutchot geleidt.<br />

Een Paapenzwerm verzelt zijn fchreeden,<br />

Leidt hem vermomd naar het altaar,<br />

Hier moet de zalving hem toereeden<br />

Tot 't geen ook was zijn Bestevaêr.<br />

Waar toe? om Vorst in waan en fchijn,<br />

In waarheid, Roine's Haaf te zijn.<br />

Wat zijn fBongariJehe Magnaten?<br />

Hovaardig, trots, verwaand, en wreed.<br />

Heerschzugtige Ariftokvaten,<br />

Tot plun<strong>der</strong>en akijd gereed-<br />

Als men een zwakke Sultan krijgt,<br />

Die op des volks verdrukking zwijgt.<br />

Ik fchreef, fprak, meer dan zij geloofden ,<br />

Terwijl 'k voor LEÖPOLDUS woel,<br />

Maar zij, die mij mijn goed ontroofden,<br />

Beleven, door hun list, mijn doel.<br />

Hun rooversgeest hernam zijn kracht,<br />

Nu, recht, beloning! goede nacht!<br />

s<br />

3 Dra


2,7?) B IJ E A G E N. B.<br />

Dra voelde ik Priester-wraakzucht woeden,<br />

Eu hulp'loos ftond ik moedig daar;<br />

Doch , in "t vervolg zal God mij hoeden,<br />

'k Ken uit mijn lotgeval 't gevaar.<br />

En roepe... Broe<strong>der</strong>! vlied dat land,<br />

Daar men de deugd en waarheid bant.<br />

Waar zal de wereldburger vluchten,<br />

Die zich een' veflge haven zoekt?<br />

En mensch- en burgerplichten zuchten,<br />

In Duitschland, daar men hen vervloekt.<br />

Geen vorst is menfcheuvrind in 't land,<br />

Daar Stool en Scepter famenfpant.<br />

Of vrijheid ééns zal bovendrijven<br />

In Frankrijk? is nog niet beflist.<br />

Bij d' Italiaan kan hij niet blijven,<br />

Die Machiavetfche (treken mist.<br />

En eigenzinnig wil 'k aan hen<br />

Niet an<strong>der</strong>s fchijnen, dan ik ben.<br />

In Pruisfen wil ik niet meer woonen,<br />

Daar jaagt mij M'tagdeburg <strong>van</strong> daan,<br />

Geen magtfpreuk zal de deugd verfchoonen,<br />

Met wilkeur kan geen hei! beflaan.<br />

Die zich ééns heeft aan 't vuur gebrand,<br />

Houdt in 't vervolg zich aan een kant.<br />

Geen


B IJ L A G E N. B. *79<br />

Eer Britten bijval te verwerven<br />

Vereischt veel tijd, en ik ben oud;<br />

In Rusland wil ik ook niet fterven,<br />

Het graf is mij daar veel te koud.<br />

In Holland bleef ik eeuwig klein,<br />

Want rijkdom zal mijn lot nooit zijn.<br />

Verroest is reeds voor lang mijn degen,<br />

En d' Uniform valt mij niet aan,<br />

d' Een ftaat mij zoo als d'andre tegen,<br />

En heeft m' op bloed en geld geftaan.<br />

Ook voegt het knechts-gewaad hem niet,<br />

Die on<strong>der</strong>vindt, 't geen mij gefchiedt.<br />

Voor vrijheid zou ik vrolijk ftrijden ,<br />

Maar va<strong>der</strong>pligt bedwingt mijn moed •<br />

Ook is, daar Vorften mij doen lijden,<br />

't Geluk voor mij een kagcalijk goed.<br />

Toch blijft mijn hart voor Wem geneigd,<br />

Die niet bij on<strong>der</strong>drukking zwijgt.<br />

Mijn ouden rug nu veel te bukken<br />

Was voor mijn grijze haairen fchand;<br />

Neen, 'k toon den Naneef bij de ftukken,<br />

Hoe ook een man in 't Duitfche land<br />

Gelijk een KATO niet bezwijkt,<br />

Schoon CAESAR ook de zege ftrijkt.<br />

S<br />

4 Ver-


ft8o li IJ L A C E N. B.<br />

Verloren rijkdom weêr te winnen,<br />

, Is voor mij een onmooglijkheid ;<br />

Met ijdle hoop nog fteeds mijn zinnen<br />

Te ftreelen, niets dan ijdelheid;<br />

Eu Ordenslint en Titelpracht,<br />

Heeft reeds voor lang mijn moed reriicht.<br />

De booswicht zoekt alleen genade,<br />

Geen onrecht heb ik ooit bedoeld;<br />

Hem kan geen volks-vooroordeel fchaden,<br />

Die waare zielegrootheid voelt.<br />

't Geen ik mij zelv' verwierf en gaf,<br />

Dat, dat verzelt mij ook in 't graf.<br />

Geen Koning kan mij dat ontrooven;<br />

Hier juichte 'k zelfs in kerkers om;<br />

Geen misdaad kan mijn roem verdooven<br />

D'eer is en blijft mijn heiligdom:<br />

Het oordeel, dat de wereld velt,<br />

Bepaalt geen waarde <strong>van</strong> den held.<br />

Als dichter naakte waarheid fchrijven,<br />

Zie daar mijn doelwit, en mijn keus;<br />

Misfchien zal ik haar offer blijven:<br />

Vervolging blijft welligt de leus.<br />

En fchoon m' ook iemand achting biedt,<br />

Wat baat het, als 'k geen rust geniet?<br />

W:e


li IJ 1/ A G E N . B. 381<br />

Wie on<strong>der</strong>fteunt mij in mijn lijden,<br />

Wie was 'er, die mij hulpe boodt?<br />

Een goed geweten kan verblijden',<br />

Maar wat zijn vrienden in den nood?<br />

Men zwijgt, men klaagt, ja zelfs men fcheldt,<br />

En 't is:... Ik heb het wel voorfpeld.<br />

Met BELisAAR. herö'm te zwerven ,<br />

En te vermelden, wat 'k al zag;<br />

Dus zal geen Wijsgeer lof verwerven,<br />

Hij zoekt geen meélijd' of beklag.<br />

Ten ftrijde was ik altijd klaar,<br />

Mijn hart ontzag geen doodsgevaar.<br />

'k Zon in Hamburg met blijdfchap woonen;<br />

Hier vond ik oude Duitfche deugd;<br />

Hier kan de gunst mij ruim beloonen;<br />

Hier bloeit de gouden eeuw met vreugd.<br />

Leefd' 'k voor mij zelv', dan was dit goed;<br />

Ach! dat ik va<strong>der</strong> wezen moet!<br />

Waaróm moet 'k va<strong>der</strong>pligten voelen?<br />

Waaróm denkt mijne ziel zoo groot ?<br />

'k Moet in den drang <strong>der</strong> zorgen woelen;<br />

Doch, fchijn 'k <strong>van</strong> alle hulp ontbloot,<br />

Hij echter, die 't Heel-al regeert,<br />

I3efchermt hem, die de deugd verScrt.<br />

S 5<br />

S Kondt


«32 B IJ L A G E N. B.<br />

ó Kondt gij in mijn hart eens lezen,<br />

Roemwaarde Burgers dezer Stad!<br />

Kondt gij doorzien mijn gantfche wezen,<br />

En wat mijn hart in zich bevat;<br />

Dan vond ik hier een ft Me rust<br />

Met vrouw en kin<strong>der</strong>s, naar mijn lust.<br />

God! Iaat deez' toevlucht veilig blijven<br />

Voor Duitfchers in ons va<strong>der</strong>land,<br />

Wil ééns 't geweld geheel verdrijven,<br />

En bind de dwiuglandij de hand-<br />

Houdt deze plaats <strong>van</strong> vorften vrij,<br />

En gun dan deze haven mij.<br />

't Gebed is toch geen vruchtloos wapen,<br />

Heerscht God, als men bij MOZES vindt.<br />

'k Ben tot geen vat des toorns gefchapen;<br />

Daar hij mij ook als va<strong>der</strong> mint;<br />

Verftok ik mij als FARAÖ ,<br />

Dan gaat het mij ook even zoo.<br />

Bevor<strong>der</strong>ing kan ik niet hoopen,<br />

Geen vorst verkoos mij, die 's gewis,<br />

De toegang ftaat mij daar niet open ,<br />

Waar ik eens voorfpraaks werking mis.<br />

'k Zocht geen Ministers in mijn nood,<br />

Terwijl 'k geen Hcifgen hulde bood,<br />

Wat


B ij E A G E H. B. 483<br />

Wat won<strong>der</strong>, dat ook de aardfche Goden<br />

Naar voorbeeld en gewoonte doen;<br />

Dat zij verftandigen vaak dooden,<br />

Door met beloften hen te voên!<br />

Verzocht een Satan JOBS geduld;<br />

Nog badt hij: Heer vergeeft de fchuld.<br />

'k Geloof, dat geen <strong>der</strong> ftervelingen<br />

Door enkei willen iet verricht,<br />

Dat niemand het geluk kan dwingen ,<br />

Dat deugd eri wijsheid veeltijds zwigt.<br />

Dat hij, die 't een en 't an<strong>der</strong> <strong>der</strong>ft,<br />

Vaak Heidensch leeft, en ook zoo lterft.<br />

Heeft God de wereld goed gefchapeu,<br />

Dan is zij ook gantsch wel bereid,<br />

Dan biedt hij zwakken ook een wapen,<br />

Dati kiemt in mij ook zaligheid.<br />

Maar die hier zaait het fnood ver<strong>der</strong>f,<br />

Die is ook zeker 's Satans erf.<br />

'k Geloove, dat de menfchenfchaaren,<br />

Beftendig blijven,'t geen zij zijn;<br />

Zoo zij niet op 't toekomend ftaaren,<br />

Zig fteeds vermaakend' met den fchijn.<br />

Daar hij die zijn beftaan gevoelt,<br />

Het nut voor zich, en elk bedoelt.<br />

Geen


ft84 B IJ L A G E N. B.<br />

Geen fchrikbeeld maakt Tijrannert beter;<br />

Geen zuchten roert des Dsinglatids<br />

Een gierigaart, een vleesch - opé'br,<br />

Spot met <strong>der</strong> armen fJaves fmarr.<br />

Die Wellust mint, mint zich alleen,<br />

Een Vorst bezit fchaars billijkheên.<br />

har; •<br />

De zoon wordt op dtn troon verheven,<br />

De kleinzoon volgt en ie<strong>der</strong> fterft.<br />

Nooit heeft een voorgaande iet bedreven ><br />

Maar ie<strong>der</strong> bouwt, wat hij be<strong>der</strong>ft.<br />

Men weent bij eiken dooden Heer,<br />

En ziet met vreugd een audren weer.<br />

Hij heete Fredrik, of Kati<br />

Of Karei, Jofef, Leöpold\<br />

Hoe nuttig ik den Staat ook fchijne,<br />

Mijn loon is een dagloners fold.<br />

En wie dien niet ombeeren kan,<br />

Die blijft een ongelukkig man.<br />

Een Vorst, die zelf nooit heeft gelezen ,<br />

Maar and'ren voor zich denken laat,<br />

Zal nooit «en fcepter waardig wezen:<br />

Wee dien, die zich op hem verlaat.<br />

Ervaaring toonde mij de baan,<br />

Waar langs men hem ligt kan ontgaan.<br />

Ik


S IJ L A G E N. B. 185<br />

Ik wil geen aardsch geluk benijden,<br />

Dat men in 's Vorften wilkeur vindt,<br />

't Verwijt wil ik manmoedig lijden,<br />

Dat waarheids-ijver mij verblindt,<br />

'k Wil in het onheil nimmer klein<br />

En <strong>van</strong> mijn huis de va<strong>der</strong> zijn.<br />

'k Wil nimmer bij een graf ftaari treuren,<br />

Gelukkig, die zijn loop volbracht;<br />

'1 Kind wil ik ongelukkig keuren,<br />

Dat wensch ik toe een ëeuw'gen nacht.<br />

Die alles heeft, geniet ziju lust,<br />

Als hij in zijne Graffteê rust.<br />

Zou ik nu Gods beftuur afkeuren,<br />

Daar ik het eind zie <strong>van</strong> mijn werk ?<br />

'k Zag fchurken in de hoogte beuren,<br />

En menig' flag trof mij te fterk.<br />

Doch, als ik niets meer dulden wil,<br />

Houd' 'k mij niet meer geduldig ftil.<br />

Ik zal in 't graf dan rustig flaapen,<br />

'k Heb voor de wereld fteeds gewaakt,<br />

God heeft mij tot mijn heil gefchapen.<br />

Hij is rechtvaardig: dus genaakt<br />

Mij geene ftraf; ik deed mijn pligt,<br />

En heb, wat ik verinogt, verricht.<br />

Ia


385 B IJ ti A C E N. B.<br />

In 't ftille graf zal ik ervaaren,<br />

Wat heil in 't rusten voor ons groeit;<br />

Daar zal ik dan de bron ontwaaren,<br />

Waar uit de Aroom des levens vloeit.<br />

Als mij de denkenskracht verlaat,<br />

Dan maak ik op 't geloove ftaat.<br />

Dan zal ik daadelijk gelooven,<br />

Al wat mijn oog daar werklijk ziet;<br />

Den Twijflaar wil 'k zijn recht niet rooven,<br />

Dat hij zoek' wat een wijze vliedt.<br />

En wordt dit Droomgefticht geftoord,<br />

Dan zoek ik daar een beter oord,<br />

Lstu


Lat. C. Bladz. i$7.<br />

T ' R E N C K S<br />

TRIUMFLIED EN GEDACHTEN<br />

o<br />

DEN N A A M - EN KROON- DAG<br />

V A N<br />

L E Ö P O L D II.<br />

Roomsch - Keizer.<br />

A L S<br />

P<br />

ERFKONING VAN HONGARIJËN.<br />

Tost nubila Phoebus.<br />

Misleide Hongaren, kom, opent uw oogen!.<br />

Ziet vrolijk, wat voor ons de rampen vermogen! |<br />

. Vergeet het voorledene; vergeet al uw druk;<br />

Voedt hoop op 't vervolg; en boeit het geluk.<br />

Gij hebt het in handen, en zoudt het verliezen;<br />

Gelukkig , die wijslijk den middelweg kiezen.<br />

Tot 't bloeien <strong>van</strong> eendragt, tot heil <strong>van</strong> den Staat,<br />

Tot zichtbare rust in een woeligen Raad.<br />

Dat va<strong>der</strong>landsliefde den Adel beziele;<br />

En niemand voor trotsheid noch eigenbaat kniele.<br />

Toegevende zachtheid heeft alles volbracht,<br />

Daar dwaaze verkeerdheid verwarring belicht.<br />

Ver.


1 8 8<br />

B IJ L A G E N. C.<br />

Verwarring fa dienftig, daar vooroordeel hin<strong>der</strong>t,<br />

Daar heerschzucht de rechten des meuschdoms vermin<strong>der</strong>t.<br />

't Gevolg zal het toonen, dat ik wel te recht,<br />

Het geen thans gebeurt, vooraf heb gezegd.<br />

Ik fchreef voor de vuist. — Hongaren I leert denken;<br />

Stuurt't Stants-ichip met wijsheid, dan zal niets u krenken.<br />

De haven ftaat open Het tijdpunt is daar;<br />

Gij weet, hoe uw dwaasheid u bracht in gevaar.<br />

Gij weet, wat den tweedragt op 't Landhuis vermeerde;<br />

Gij weet wat den luister des Landdags ontëerde.<br />

Wie vreemde Despoten gehoorzaamheid biedt,<br />

Is een Landverraa<strong>der</strong>, acht Burgerpligt niet.<br />

Geen' eerlijk' Hongaar moet Rome iet bevelen,<br />

Geen Hijdra moet hier eenig wnngebrocd teelen.<br />

Hij toch, hij verdient flechts <strong>van</strong> Hongaar den naam,<br />

Wien nimmer de naam <strong>van</strong> een Hongaar befchaam'.<br />

Hier moet ons de zonne <strong>der</strong> waarheid befchijnen,<br />

Waarvoor het vooroordeel en fchimmen verdwijnen;<br />

Dat uilen en vleermuis vrij fchromen voor 't licht,<br />

Voor hun is de duisternis enkel gericht.<br />

Wie heeft toch des Va<strong>der</strong>lands welvaart doen taanen ?<br />

Wie heeft ons nog redding doen zoeken met traanen?<br />

Ervaring en wanhoop, in 't fchandelijkst lot.<br />

Wie fchonk ons verlosfing? — Der Hongaren God!<br />

U toont hij genade. — 'k Zie 't wantrouwen wijken,<br />

Den ftookebrand kruipen, den woelgeest bezwijken.<br />

De flimme verlei<strong>der</strong> verftomt ook en beeft,<br />

Hong'rijen is vrolijk, wijl LEÖPOLD leeft.<br />

Hong'rijen is rustig, thans kennen Hongaren,<br />

Waar Vijanden hun vaak zoo nijdig om waren.<br />

De


B IJ I» A G E N. C. 389<br />

De Koning door erfrecht, met reden vereerd,<br />

Wordt thans met verlangen als Koning begeerd.<br />

Hij komt reeds: Spoedt vrienden! Ipoedt vrolijk hem tegen.<br />

Zijn va<strong>der</strong>hart ademt blijdfchap en zegen.<br />

Hij roept u toe, daar hij zoo vriendelijk ziet:<br />

Hoekin<strong>der</strong>s! Hongaren! kent gij mij nog niet?<br />

Als menfchenvriend kom ik den troon thans aanvaarden.<br />

Snelt Broe<strong>der</strong>s, betoont hem uw eerbied naar waarden,<br />

Snelt vrolijk 1 verzuimt vrij alP orde <strong>van</strong> pracht!<br />

Betrouwt hem 't bewind toe <strong>der</strong> vorstlijke magt.<br />

Het wantrouwen heerscht in de harten <strong>van</strong> flaavcn,<br />

De flaaf is vreesachtig; de ftok doet hem draaven:<br />

Maar d'edele man voelt flechts d'innige waard'<br />

Wien 't welzijn des Iands vergenoegen ook baart.<br />

Ueng'rijt zal welvaart door LEÖPOLD voelen,<br />

Hij zal nooit als Sultan in 's menfehen recht woelen :<br />

Befchouwt eens die trekken <strong>van</strong> 't vorstlijk gezicht<br />

Hij wenkt u als Va<strong>der</strong>.... verheugt u in 't licht:<br />

Uw Vorst wil in weldoen zijn vreugde fteeds vinden',<br />

Hij weet die te zoeken , met u te verbinden.<br />

6, Zalig de Koning <strong>van</strong> LEÖPOLDS aard!<br />

Roept vrienden.. . Hij leve\ ftrijkt moedig den baard,<br />

En voert hem ten troone — omfingelt den wagen,<br />

Geen paard moet hem trekken; gij zelv' moet hem dragen.<br />

Hij drukt nooit de fchou<strong>der</strong>s <strong>der</strong> burgeren hard;<br />

Hij leeft voor hun welzijn , en leenigt hun fmart.<br />

Het kruipen <strong>van</strong> vleijers bevredigt tijrannen;<br />

Een LEÖPOLD zal alle huichelaars bannen,<br />

Hij kent ze, hij vloekt ze, hij wil uit den druk<br />

Het volk thans verlosfen, hij wil uw geluk.<br />

IV. DEEL. T Het


20° B IJ L A G E N. C.<br />

Het fmertte hem , dat arglist vervreemd hadt' de goeden,<br />

Maar ze<strong>der</strong>t zij eenmaal de waarheid bevroeden,<br />

Daar LEOPOLDS deugd d'eensgezindheid herftelt,<br />

En eerlijke burgers behouden het veld,<br />

Ziet elk den Koning, zoo waardig regeeren,<br />

De hoop weêr herleven, en burgerpligt eeren.<br />

Ziet elk, die de waarheid kan fchiften <strong>van</strong> waan,<br />

Den Koning als fchutsgod des Va<strong>der</strong>lands aan.<br />

De Priester zal voortaan flechts menfchenpligt leeren,<br />

De Koning zal zorgen, en welvaart vermeeren.<br />

De boer zal een mensch zijn, en de Edelman Heer,<br />

Maar nu voor den werkman geen dwingeland meer.<br />

Dat deugd adel geeft, zal de burger nu weten,<br />

De krijgsman, op vreedzame vorften gebeten,<br />

Moet voelen , wat eer en wat heldenroem zij;<br />

Dat zich ook de koopman thans eerlijk verblij !<br />

Nu zal ie<strong>der</strong> lezen en denken met vrijheid;<br />

De Schrijver fchrijft zuivere waarheid met blijheid.<br />

Den leerdoel behoudt nu de Priester ook niet,<br />

Opdat door de heerschzucht geen leed meer gefchied.<br />

Zij moeten de kind'ren niet meer on<strong>der</strong>wijzen, ,<br />

En wctenfchap voor den ban niet meer ijzen.<br />

Den burger te vormen behoort aan den Staat;<br />

Want bruikbare vruchten vereifchen goed zaad.<br />

De wetten , die zij ons voorheen ook eens gaven, .<br />

Zijn voor ons niet dienftig, en met hun begraven.<br />

Een Priesterlijk Koningrijk zijt gij toch niet,<br />

Laat, laat flechts aan Braband alleen dat verdriet,<br />

Dit fchrikbarend voorbeeld moet ie<strong>der</strong> een leeren;<br />

Om wetten vr.n goede Monarchen te eercu.<br />

Een


B IJ E A G E N. C. 29I<br />

Een goede Monarch is LEÖPOLD wis!<br />

Nu kroont hem met blijdfchap, nu 't tijdftip daar is.<br />

Ont<strong>van</strong>gt hem naar waarde! De' Hemel ftaat open:<br />

En huldigt hem eerlijk! Dan hebt gij te hoopen,<br />

Dat God, die het lot <strong>van</strong> de volken regeert,<br />

Ti 1 Hongaren zal zeg'nen, opdat g'hem vereert.<br />

Kom, laat dan de lucht nu vau Vivat weêrgalmen,<br />

Leert zuigTmgen Va<strong>der</strong> en LEÖPOLD ftaam'len ;<br />

Verdient nu de vreugde, en zegent den dag,<br />

Waar op Hongarijën 't geluk we<strong>der</strong> zag.<br />

Geniet dat verftandig in al zijne waarde,<br />

En maakt, dat het plan uws geluks op <strong>der</strong> aarde<br />

Beftendig zij ; dat fteeds uw heil wordt vermeerd,<br />

Naar 't plan, dat uw Koning u heden bezweert.<br />

Zijn naamdag zij voor 11 de fchoonfte <strong>der</strong> dagen,<br />

Zoo zal nooit de naneef zijn vad'ren beklagen,<br />

Die thans door verblinding en eigenzin blind<br />

Een ramp hem verwekten, dien hij on<strong>der</strong>vindt.<br />

Ja-vrienden, in LEÖPOLD wordt u gevonden<br />

Een Vorst, die het heil <strong>van</strong> het rijk vast zal gronden.<br />

Standvastig aan 't werk! toont neiging en moed,<br />

Verzegelt uw trouwe met Va<strong>der</strong>landsch bloed.<br />

God zegen den Koning , zijn huis, en zijn pogen ,<br />

God geev' bij den wil hem het nodig vermogen.<br />

En heeft hij, als TITUS, zijn loopbaan volbracht,<br />

Hoopt dan, dat zijn Erfprins het zelfde betracht.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!