tafelen

Ik zal hier maar kortelyk bepaalen, welke zaaken
voornaamelyk in acht genomen moeten worden,
om daar door, zo veel mogelyk, in vervolg van tyd,
den Zeelieden door eigen ondervindingen te overtuigen
, dat zy deeze bepaalingen in acht neemende,
ahoos g ede breedte hebben kunnen , ten einde zy
ook, zonder midiags Breedte, met dezelve hun bellek'(tellen
en daar op vertrouwen.
Deeze bepaalingen zyn algemeene of byzondere,
waar in men voornaamelyk acht geeven moet, of
de middag niet of al tuslchen de obfervatiën valt,
het geen men ligtelyk weet, als men acht geeft, of
de obfervatie met een ryzende of daalende Zon genomen
is, bthalven dat ooü onze rekening zulks
ontdekt,
Eer(le Bepaaling, (algemeen )
De Zon moet tusfchen beide de waarneemingen
niet door het Oost of West pasfeeren: zulks gefchiedende
kan men met op de daar door gevondene Breedte
vertrouwen.
Tweede Bepaaling, (algemeen.)
De Zon moet, ten tyde van de laagfte Zons hoogtemeeting,
niet boven 7 ftreeken op het Compas of
Azimuth van den Meridiaan zyn; 's morgens vroeger,
of's avonds laatere waarneemingen
3
moet men
niet gebruiken.
Derde Bepaaling, (in het algemeen!)
Het is altoos best een der Waarneemingen zo naby
den middag te neemen, als mogelykzyn kan;want
dan kan de fout, tusfchen deeze en den middag,
niet merkelyk worden.
Vier da Bepaaling
s
(in het algemeen.)
Het is altoos beter den middag tusfchen beide de
"Waarneemingen te hebben, dan dat men beide nor*
B 5
of