Propaan - Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
Propaan - Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
Propaan - Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BIJLAGE IV Watersproei-installatie<br />
Een watersproei-installatie is een beveiligingssysteem dat in geval van een brand in de directe omgeving<br />
van een te beschermen object moet worden geactiveerd om zijn veiligheidsfunctie te vervullen.<br />
Om zeker te zijn dat de installatie op het gewenste moment de veiligheidsfunctie zal vervullen moet in<br />
het bijzonder aandacht zijn besteed aan de uitvoering en de betrouwbaarheid van de installatie.<br />
Daarom wordt hierna aangegeven aan welke eisen een goed uitgevoerde en voldoende betrouwbare<br />
watersproei-installatie moet voldoen.<br />
Andere uitvoeringen worden eveneens toelaatbaar geacht indien daarmee een ten minste gelijke<br />
betrouwbaarheid en effectiviteit wordt verkregen.<br />
De watersproei-installatie bestaat in principe uit:<br />
1. de sproeikoppen met leidingwerk;<br />
2. een distributiesysteem;<br />
3. een watervoorziening;<br />
4. een branddetectiesysteem.<br />
1. Sproeikoppen met leidingwerk<br />
De sproeikoppen moeten van een open type zijn met een doorlaat van ten minste 6 mm. De watersnelheid<br />
moet bij het uittreden van de sproeikop ten minste 15 m/s bedragen.<br />
De sproeihoek moet liggen tussen 60° en 120°. De effectieve waterdruk moet onmiddellijk voor de<br />
sproeikop ten minste 150 kPa (1,5 bar) en ten hoogste 350 kPa (3,5 bar) zijn. De sproeikoppen moeten<br />
zijn gemonteerd op een ringleiding, die rondom het te beschermen object moet zijn aangebracht.<br />
De ringleiding(en) moet(en) op een afzonderlijk draagconstructie dan wel op het te beschermen<br />
object worden aangebracht. De watertoevoerleiding(en) mag/mogen deel uitmaken van de draagconstructie.<br />
Er mogen in bovengrondse leidingen geen “doodlopende” leidinggedeelten aanwezig zijn waardoor<br />
stilstaand water kan ontstaan, hetgeen ingeval van een brand zodanig verhit kan worden dat daardoor<br />
stoomvorming optreedt.<br />
De sproeikoppen moeten op ten minste 0,4 meter en ten hoogste op 0,7 meter van het te koelen<br />
oppervlak zijn geplaatst.<br />
De onderlinge afstand van de sproeikoppen wordt bepaald door de sproeihoek en de afstand van de<br />
sproeikop tot het te koelen oppervlak. Bij het bepalen van de sproeihoek, de afstand van de sproeikop<br />
tot het te koelen oppervlaken de onderlinge afstand van de sproeikoppen moet erop gelet worden dat<br />
het gehele oppervlak van het te beschermen object gelijkmatig moet worden besproeid. Om bevriezing<br />
te voorkomen moeten de bovengrondse leidingen droog worden gehouden. Hiertoe moeten de<br />
leidingen op afschot zijn gelegd en moeten ontwateringsopeningen met een diameter van ten minste<br />
3 mm zijn aangebracht. Deze ontwateringsopeningen moeten zich bevinden op de laagste punten van<br />
het leidingwerk.<br />
De diameter van de ringleiding(en) moet(en) zodanig zijn dat, ter voorkoming van vuilafzetting, de<br />
watersnelheid in deze leiding(en) ten minste 5 m/s bedraagt.<br />
Het gehele leidingwerk, inclusief de fittings en koppelingen moeten zowel inwendig als uitwendig thermisch<br />
verzinkt zijn.<br />
2. Distributiesysteem<br />
Het distributiesysteem, dat zich bevindt tussen de watervoorziening en de sproeikoppen met leidingwerk,<br />
bestaat uit een watertoevoerleiding, een hoofdafsluiter voor de watertoevoer en een waterpompinrichting.<br />
De temperatuur van het water in het distributiesysteem moet op ten minste 277 K (4°C) worden<br />
gehouden.<br />
In het distributiesysteem moet, om verstopping van de sproeikoppen te voorkomen een zeef met een<br />
nominale maaswijdte van ten hoogste 3 mm zijn aangebracht.<br />
<strong>Publicatiereeks</strong> <strong>Gevaarlijke</strong> <strong>Stoffen</strong> 23 <strong>Propaan</strong> Pagina 118/127