11.07.2015 Views

Untitled

Untitled

Untitled

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

hO V E RDEG E R M A A N E N .(Favolg van Bladz. 408.)V E L D T E K E N E N .In plaats van vaandels bedienden de Germaanen zich,bij den veldtogt, van zekere beelden en tekenen, welkezij uit de wouden en heilige bosfchen met zich namen.Deze beeldtenisfen fielden wilde dieren voor. Eenigevolken hadden Leeuwen en flangen; aan de draaken derThorvingeren, een deel der Gothen, komen echter reedsvaandels voor.V E L D I N S T R U M E N T E N .De liederen en gezangen ter eere der helden, onderwelker aanhef de Germaanen den Ilag naderden, werdenwaarfchijnlijke met blaasinftrumenten (tuba en buceins)vergezeld. DIODOBUS vanSicilien meldt, dat derzelverAkrijgs-


a >krijgsmuziek verfchriklijk en met het krijgsgefcbreiovereenftemmingwas. LUCANUS bericht hetzelfde aangaandede Vangionen en Batavieren. Onze trommelswaren, wel is waar, bij de ouden niet onbekend,doch bij de Germaanen niet in gebruik.O O R L O G E N .Zonder oorzaak, zonder voorafgaande mishandeling,van de zijde der vijanden, ja zelfs zonder uitzicht, OMveroveringen te maaken , vingen de germaanen niet zeldende Moedigde oorlogen aan. — De krijg werdin de volks-vergaderingen beflooten, na dat men, vande zijde des Adels reeds vooraf en wel bij gastmaalenen drinkpartijen beraadfiaagd had. Men kan nietwel bepaalen , met welke plegtigheid de krijg aangekondigdwerd. De Cimberen eischten van MARIÜS ,dat hij tijd en plaats voor den flag bepaalen zoude, zoodanigeene uitdaaging was hier te lande, nog onder deeerfte graven, in zwang; De veldtogt gefchiedde doorde ganfche natie; vrouwen en kinderen trokken mede tevelde. Hij, welke bij dezen optogtnietverfcheen, vervielin de heirban, en werd, volgends de frankifchewetten met eene boete van zestigfolidi geftraft, bij deLongobarden met den dood of hij mogt zoo veele dagen ,als hij te laat verfcheen, geen wijn drinken noch vleescheeten. De veldtekenen, welke men uit de wouden enbosfchen mede nam , dienden waarfchijnlijk , om detroepen uit de onderfcheiden horden en. distrikten vaneikanderen te onderfcheiden.L S'


3 >L E G E R S .TACITUS voert, als een bijzonderen trek der kundevan de Catten aan, dat zij des nachts hun leger wistente verfchansfen. De legers der Germaanen moeten duszeer onregelmaatig en kunfteloos geweest zijn. Zij warengewoonlijk door een wapenburg ingeflooten , hetzij met oogmerk, om de vlugt moeilijker te maaken enom elk dus ter meerdere dapperheid in het gevegt, tenoodzaaken. Van verhakkingen hadden de Germaanenkennis , of zij dit middel echter ter beveiliging hunneslegers gebezigd hebben, is onzeker. Het legerdroeg den naam van Heirjlal.V E L D S L A G E N .De Germaanen namen zekere tijden voor hunne veld.Hagen in acht, en poogden derzei ver uitflag door eentweegevegt, zoo als wij reeds voorheen gemeld hebben,te onderzoeken. Voor men den vijand tegenrukte,hield de veldheer eene aanmoedigende rede. • —Men deed geloften voor een gelukkigen uitflag. Deaantocht gefchiedde onder het geluid der gezangen, verftorvenhelden ter eere — zij hebben 'er ook, zegt T A-CITUS, door welker opzingen Barrit noemt menhet zij den heldenmoed aanvuuren en uit het geluiddes gezangs befluit men aangaande den uitflag desaanftaanden ftrijds; immers zij zijn verfcbriklijk of moe-A 2de


KC 12 >Iijker wijze de Germaanen langen tijd vooralle uitfpattingenbewaaren , welke de romeinfche natie in laaterentijd zoo zeer onteerde. Een verleid meisjen vond geenenman, en de beftraffing eener uitfpattende vrouw was denman overgelaaten ; echter moest dezelve in het bijzijnder vrienden en bloedverwanten der vrouw gefchieden ,waarfchijnlijk met oogmerk, ten einde geene onfchuldigeuit een ongegronden argwaan of overgedreven ijverzoude lijden. „ Bij deze zoo talrijke natie, zegtTAci-TUS, hoort men hoogst zeldzaam van echtbreuk. Deftraf volgt onmiddelijk en wordt van den man volvoerddehairen afgefneden, vervolgends ontkleed —in het bijzijn haarerbloedverwanten, ten huize uitgeftooten,en eindelijk het ganfchc vlek uitgegeesfeld. Eenonteerd meisjen wordt niet met oogluiking behandeld.Schoonheid, jeugd, rijkdom zullen haar geenen man verfchaffen;dan hier fpot men niet met het kwaad. Teverleiden of zich verleiden te laaten, noemt men hierniet — het gewoon beloop der waereld."O P V O E D I N G *Van het onnatuurlijk gebruik der romeinen en grieken,om kinderen te vondeling te leggen of zelfs om tebrengen, wist men bij de Germaanen niets; men had,wel is waar, geene wetten en verordeningen tegen dezebarbaarfche gewoonte; maar zeden en de wet der natuurwerkten bij de Germaanen meer, dan elders wetten enftrafTen en eigenbelang vorderde het behoud der kinderen,daar de kinderlooze nergens geacht werd en hetaanzien in den ftaat of bij de volksvergaderingen vaneene


13 >eene talrijke familie afhing. Pas gebooren kinderenwerden in koud rivierwater gedompeld, ten einde vanden eerden oogenblik hunnes aanzijns tot hardheid tegewennen, van daar waarfchijnlijk de fabel, als of deGermaanen de echtheid der geboorte in den rhijn beproefden.Elke moeder reikte het kind de borst. Deopvoeding moet ongemeen hard geweest zijn, daar devrijgebooren niets boven den flaaf vooruit had en te«vens even nalaatig. Men hield van de jeugd af aan deGermaanen onder geen tugt of onderwijs, maar liet denjongen wildzangen hunne vrijheid. TACITUS ontwerptdeswegens het volgend tafreel. ,, Slechts eenbepaald getal kinderen te willen hebben, of een aankweekelingte dooden, is godloos, en hier te.'landewerken goede zeden meer, dan ergens elders goedewetten. In alle familiën groeien de kinderen naakt enwanhaavig op tot die derkte van lichaam, welke wij(romeinen) zoo zeer bewonderen; elk kind ontvangtde zorg zijner moeder, en geen meisjen of flavin wordtde plaats van moeder overgelaaten; zoo wel bij de heerenals bij de flaaven heeft dezelfde drenge opvoedingplaats — hun leger is bij hetzelfde vee, op denzelfdenbodem, tot ouderdom en jaaren , den vrijgebooren afzonderenen dappere daaden hem kenmerken." De zoonenbleeven onder het vaderlijk geweld, tot hunne weerbaar-verklaaring;de dochters waarfchijnlijk tot aanhaar huwlijk, daar zij zonder des vaders weeten en wilniet durfden huwen.Volgends de Salijche wetten, werden de ongehuwdeVrouwen, bijzonder van aanzienlijken, dikwijls in be.waaring van wachters en honden gehouden, welke voorzorg


14 >zorg waarfchijnlijk, door de fterk in zwang gekomenvrouwenroof, noodig werd.OPLEIDING DER JONGELINGEN.De jonge Germaanen waren, volgends CSSAE, totniets verpligt. Zoo lang zij nog geene kragten en vastheidgenoeg tot de krijgsbedrijven hadden, moesten zij,met hunne moeder, gemeenfchaplijk, de huishoudingen ceconomie bezorgen, en geduurende den maaltijd,deouderen dienen. Hierbij kwam, bij toeneemendejaaren, de oefeningen in zwemmen, in krijgszuchtigedanfen, in de wapenen, het jaagen, bijzonder op wildeosfen, als voorbereidingen tot den krijg en een middelter verharding. Had men in eenige ftaaten rust, danondernam de ten oorlog vatbaare jonge manfehap, onderaanvoering eenes Edelen , itrooppartijen in het nabuuriggebied, deels om zich tegen ledigheid te bewaaren" deels om door buit en plunderingen de behoeftete voorkomen. Wat de vorming van den geest betreft,men' boezemde der jeugd voornaamlijk vaderlandsliefde,trouw jegens den vorst en heirvoerers, gastvrijheid,verachting des doods, e. d. g. in, waarfchijnlijk echtermeer door voorbeelden, dan door een eigen en bijzonderonderwijs.VA-


15 >11.VADERLANDSCHEDRAGTEN.DEBOOGSCHUTTER.Het is allen bekend, dat bet gebruik van de boog zeeroud is, en dat men eer fcbietgeweer was uitgevonden,ook bier te lande, zich van hetzelve, als een wapenbediend hebbe; als zoodanig beoefende men zich in hethandteeren van den boog, en vormde daar toe genootfchappen,na dat, naamlijk, de deden hier te landeaanzienlijker, en met wallen of muuren en poortenvoorzien werden. Men dichtte voor deze broederfchap.pen, gebouwen, onder den naam van Doelen bekend,welke, de een meer, de andere minder, van tijd totaanzienlijke voorrechten en giften kreegen ; zij werden ,naar de gev/oonte der roomfche kerk, aan een heilig,als St. Joris, toegewijd.Dan niet alleen fchijnen deze confrateriën tot hethandteeren van dit wapen ingericht te zijn, maar ook,zoo als in het hier aan volgend ftuk, ons door eenevriendelijke hand toegefchikt, om, ter eere Gods en totfaligheid der kerken, die ghildebroeders, die daer in fijn,nae der doot malkanderen fielenbelioef broederfchap, en andere«nderlinge dienjlen te bewijzen. Uit aanmerking van heteerst


16 >eerstgemelde, hadden zij hunne eigen outers in dekerken, even als verfcheiden andere gilden. Als zoodanighadden zij hunne wetten, ftatuten en ordonnantiën, van hoogerhand bekragtigd.Naar maate deze broederfchappen zich, ter heirvaartdoor hunnen graaf of heer befchreeven zijnde, moedigkweeten, werden zij ook meer begiftigd. Zij beftondenuit een koning, deken en vinders, welke met het be-Huur der broederfchap belast waren. De koning had teronderfcheiding, een halsband en eene roede.De exercitiën gefchiedden op gezette tijden; te weeten:aan beide einden van de baan was een klein openhuisjen, waarin op een hellend vlak een dikke laagweeke klei lag. Óp deze laag werdt het wit gehecht,en de fchutter fehoot van het eene einde der baan naarhet andere, om het wit te treffen. Van plaats totplaats waren, ter wederzijde van de baan, vierkantemuuren, van vijf of zes voeten breed, en zeven of agtvoeten hoog, in 't vierkant opgeinetield, ten einde detoefebouwer zich achter dezelve tegen den aanfnorrendenpijl zoude kunnen verbergen. Eer de fchutterfehoot, moest hij roepen, en zoo de fchutter, na ditgeroep , dezen of geenen onvoorzïchtigen kwetfte ofdoodde, kon zulks voor hem geene nadeelige gevolgenveroorzaaken.Schoon dit doelfchieten het geheele jaar door aanhield,was echter een dag in het jaar, of om meerderjaarén, even als te Noordvvijk, en op veele andereplaatfen, om de zeven jaaren een plegtige dag, waaropnaar de Papegaai gefchooten werd. De ganfche broederfchaptrok dan , plechtig uitgedoscht op. 'Er wasop een hoogen mast een houten vogel, welke met depijl


*? >pijl uit de pen, waar mede hij op de mast vast was,moest geligt worden.Hij, welke dit geluk tebeurt viel, was van dien tijd af, tot 'er weder om denvogel gefchooten werd, koningen zijn vrouw of vrijsternoemde men koningin; hij ontving daar te boven denopgehangen prijs en bleef dus al dien lijd het hoofdder doelen - broeders.Over het algemeen waren 'er twee foorten van boogenbekend, als de Handboog, welke ligter en met de handgefpannen werd en de voedboog. Dit laatfte is een zwaarwerktuig; hetzelve beftaat, naamlijk, uit een (taaien, vrijdikken boog, terwijl het fnoer uit eene meenigte dunnekoorden , in het midden, waar de pijl op rust, bij eengewoeld, faamgefield is. De pijl ligt in een fleufen agteraan de fleuf was eene vierkante opening, welkevan onderen met een knip voorzien was; in deze ope>ning lag een los ftukjen been of ijvoor, de noot genaamd;deze noot konde met de knip uit dit gatgewipt worden ; wanneer nu de boog gefpannenwerd, zette de fchutter denzelven op den gronden zijnen voet in een ijzeren beugel onderaan, (zie hetnevensgaande XI plaatjen,) waarnaar het den naam vanvoetboog verkreeg. Met een inftrument, met haaken ,om het fnoer te vatten, voorzien, het welk onze fchutterop zijde heeft hangen, en het geen boven op de booggezet werd, werdt de pees of fnoer achter het vierkantftukjen gewonden. Vervolgens wordt de pijl, welkeniet lang, en voorwaards met een ftaalen punt voorzienis, voor de pees in de fleuf gelegd en nadat de fchutterwel gemikt heeft, wipt hij met den onderaanzijnden knip,den door ons genoemden noot uit de opening en de pijlfnort ten doel.BHet


18 >•Het was voorheen in algeineenen fmaak; het is bekend,dat vrouwe Jacoba , op zuidbeveland de papegaaifehoot en voor koningin begroet werd; trouwens ,deze gravinne was handig met den boog; dus immersfehoot zij, geduurende haare regeering, te Monnikendam ,met den ftaalen boog een pijl over eenige huizen van hetzoogenaamd noordeinde en kerkftfaat, en deze huizenwaren daardoor verpligt, jaarlijks zes of meer penningenSpellegeld te geeven; echter werdt deze belasting wedervergoed met de vrijheid, dat de inwooners dezer huizen, aan welk euvel ook daadig, nimmer vreeze had»den, dat hunne goederen aan de graaflijkheid kondenverbeurd verklaard worden.Dan dit in het voorbij gaan — 'er kan uit blijken ,dat ook te dier tijde de vrouwen den boog hanteerden.De fchutter met zijn voetboog, op het nevensgaandeplaatjen, kan een denkbeeld der fchutterlijke kleedinggeeven; hetzelve is gevolgd , naar eene uitvoerige tekeningvan GHEIN ; hij heeft eengetroesdenbroek, voorwaardsmet een doeddein, waar van in het vervolg nader;zijn wambaïs is met korte mouwtjens, uit welke de nauwtfluitende hembdroksmouwen ten voorfchijn komen.Bij hem ziet men eene zuidhollandfche en eene Rhijnlandfcheboerin, welker omfchrijving wij, uit plaatsgebrek,tot onze volgend ftukjen zullen uitftellen. Om dustot den fchutter weder te keeren: Het werktuig, datmen bezigde, om de pees des boogs agter óenootte brengen,noemde men, volgens BURMAN, in zijne nieuweaanmerkingen &c. Cranequin, welk, volgends hem, eenijzeren werktuig is, met twee takken,onder krom omgeboogen,en een houten handvat, waar mede de booggefpannen wordt, als men denzelven op den grond zeten


19 >en den voet (leekt in een beugel, welke voor aan den-,zeiven gemaakt is, om hem wel vast te houden: wanthij moet met groote kragt gefpannen worden. Ingevolgedeze benaming, noemde men defchutterscranequiniersof kraanekiers, of Arbaktiers, van Arbaléte, een voetboog,zie Kiliaan op 't woord kraneke, kraackaard, volgensHUIJBEKOPEE, van kraan afkomftig.Deze kraanekiers waren onderfcheiden van de archersof handboogfchutters, welke te paard dienden en veelaluit edellieden beftonden, die, volgends eene aanhaalingvan gemelde» BDEMAK, gewapend waren met gemaliedekolders , beenflukken en helmen: voetboogenwaren niet gefchikt, om te paard te gebruiken; degeenen, welke dezelve in den (Irijd gebruikten, warenafzonderlijke benden voetknegten,, welke ook bijzondergewapend waaren.Buiten de benaamingen van hand en voetboog vindtmen ook in M E L I S S T O K E van Springalen, eese boog ,kluitboog of klovener, het geen Kiliaan vertaald doorcafa-•pulta, een zwaare fchietboog, men zoude met denzei venquareelen, het welk vierkante pijlen, of pijlen met vierpunten waren, gefchooten hebben; hij, welke deswegens•nader bericht begeert, als ook wegens de armborften enlanc • of band - armborjlen, mede'&oo^'CT, leeze HUIDECO»PER'S Melis Stoke, III deel, BI. 313. Om eenigermaatenmet den aart en inrichting dezer fchutter-genootfchappenbekend te worden , oordeelden wij het nietondienitlg hier het volgend oorfpronglijk ftuk te laatenvolgen, zoo als hetzelve gepasfeerd is, doorkoning,deken, vinders en leden van fint Joris Gilde, te Noord'


•C 20 >tate Notarius, zoo als hij zich aan het flor. noemt, inden jaare 1477, den 24 Junij, o. s. ten een uure nadenmiddag.Na eene gewoone, in liegt latijn opgeftelde introdublie,luidt hetzelve vervolgends aldus:In den name Goeds ende ter eeren fijner gebenedidenmoeder Marie ende onfen heijligen patroen en martelaarfintejorijs foo hebben wij, Coninck en Vijnders van finteJoris gilde in Noortick bij rade ende goetduncken derghemene fchutterij ende Gilde broeders van finte Jorisghilde voorfz. nu wefende hier agterfte befcreeve' ende benoemt,omme te onderhouden ende in eren te blijvenonsfe fchuttarie en ghilde voorsz: met gueden voirfienfamentlick, ende eindrachtelick, voir ons endeonfenaacomelingenfchuttern ende ghildebroeders van finte Jorisin Noortisch voirsz overdragen ende geordineert. In deneerden tot vermeeringe der dienftcn Goods foe fal onfevoirsz.ghemeijneghilde vanfinte Joris tot ewighen Dagenende tijden laten doen alle weeken twee miflen op finteJoris Outaer in den Kerke van Noortick ende daar zal't voirsz gilde eenen Capellaen, die priester is, toe houden,ende dien capellaan loonen uijt die Renten van eenecampe van achte hont weijlants, die finte Joris ghildevoorz. voortijds aangecomen ende ghegheven is van Wijlenheer heijnric Ritfert priestr: beneficaet van Rijnenfteijn, in Noortich faliger gedachten ter eerfter fundatievan finte Joris Outaar ende ghilde in der kerke vanNoortwick voirsz. Ende fo wes die Renten van deezevoirsz. Campe Weijlants niet (trekken noch vutbrenghenen moghen tot behoef defer twee miflen voirsz. datjel 't voirsz. ghiide denfelven cappellaen jaarücx voirtdoen


Kl 21 >vucreijken bij den coninck ende den vier vinders van *cghilde voirsz. welke twee miflen die voirsz. Cappellaandoen off laten doen fel die eene mifle alle fonnedaghesende die hoemisfe als dat fermoen in der Kerke gedaan is;ende die priester van den predicfloel ghegaan is endefal hieten finte Joris mifle, ende die ander mifle felme'doen op fuiken dagh ende tijt als die voirsz, Coninckende vinders met den ghemeenefchutteenghildebroedersals 't jaer om'e ghecomen is, daar betamelijke afordinere'fullen,ende deefe Cappellaen fal oock gehouden weefen,alle Jairs op finte Joris dach eène mifle te finghenoff doen finghen op finte Joris Outaer voirsz. ende datop een pont was, te verbeuren tot finte Joris Outaerbehoef voirsz. ende daar fullen die Coninck ende dievinders voirsz. den Priester in der tijt of fijnen vicecureitfijn gemoede ofF hebben , en tipten fe'.ven finte Jorisdach fullen de voirsz. Ghildebroeders alle ende elke gehoudenwefen, ter kerke te comen tot deefe finghendemifle voirz. ende ten felven daghe mede te comen terhoechmifle , ten hoghen outaer offm. ter eren Goedsende haar moeder kerke, ende daarna dan vergaderingete maken met den Coninck ende vinders; omme tevereffenen ende betalen alleagterftalligefchulden, 'tghildeangaende bij den Coninck ende den vinders voirsz.ende alfo alle ghilden in der heijliger Kerken eerst begreepenende begonnen fijn , ter eere Goeds ende tot faligheitder Kerken, om'e die ghilde broeders, die daarin fijn, nae der doot malkanderen fielen behoef broeder,fchap te bcwijfen, fo fal 't voirsz. ghilde van finte Joriseens s' Jaars in harer moeder kerke op den chcere latenhouden een finghende memorie voor den eerften fundateurvan finte joris outaer voirsz. ende voir alle ghildeB 3bros-


23 >»t gemene gebet voir alle den doden ghildebroeder»van finte Joris ghilde voirsz. Tot welke vijgelie enmiffe voirsz. alle die voirsz. ghildebroeders danghehouwen zullen wefen te komen ende doen over dendoden ghildebroeders met ghebeden ende offerhanden ,zelieken dat elk wil, dat men hem na fijnen dootdoenfel Ende hier om'e fall ijghelick ghildebroedervoirsz- als hij flerft, 't ghilde fculdig wefen te laten voirfijn doot fchulden ene halve nobel off vin ende tw.ntichftuivers daar voir. Ende wanneer inieh van de ghildebroeders getlorven is, fullen alle die ghildebroeders danghehouden weefen te comen ter uitvaart en ter begraffenisfevanden doden ghildebroeder ende daarover offenten hoghen Outaer up een pont was, te verbeu n totfinte Joris Outaer behoeff, ende des fullen die vinders,waneer een ghildebroeder getlorven is, die dode doenommeroepen met der fchelle, als dat gewoonlijk is;dwelke uitvaart en begraffenisfe van den dode ghildebroederalfoo ghedaan wefen fullen, dan bijn'en dienfelvendaghe die vinders an die, pastoir of fijnen cappellaenbedelfen, dat fij die doden ghildebroeder 'teerfte Jaar lang, alle fon'edaghes up den predicftoel fullennoemen , ende hem 't gemeijn ghebet laten doenende daar fullen die vinders altijd den Pastoir off denCappellaen fijn ghemoede of hebben, na die gewoontevan der moederkerke voirsz. Ende omme onze voirsz.ghilde ijm'er altijd goede eerlicke perfone' in derbroederfchappete hebben , foe en felmen gheen nijeweghildebroeder in't gilde anneme', noch vuit doen, danbij den Coninck ende bij den vier vinders met nochtwee of drie, die fij vut den ghilde daarin tot hem terade nemen fullen ende die gheene, die in 't ghildeB 4eerst


24 >eerst compt ende acnghenomen wort, die fel, voir fijnvroiicken inganck, fint Joris tot den Outaer behoeffgbeve' een pont was of vier ftuijvers daer voor endezal dan tasten met fijne rechter hand an des Konicksroede en boven bij fijne Eede te houden alle die ftanuênen ordonna'tien van finte Joris ghilde, die nughemaekt fijn ende namaels gemaeckt werden fullenende niet uit dat Ghilde te gaan, hij en heeft eerstfijn dootfchuldèfl (*) betaald in handen van den Conincken den vier vinders voirsz. ende fullen dan dieConinck ende vinders voirsz. denzelven vuitgaandegildebroeder ontflaan van den Eede, die hij 't gildein zijn eerfte incomen gedaan had. En alfo wij Godeeren in fijnen heijligen ende fonderlinge in fijne' heijligenmartelaar, onze patroen finte Jorijs ende wij desdan te meer ghehouden fijn, God fonderlinge in hemfeiven te eren, als in den waerden heijligen Sacramente,dat God felve is; foe fullen daar om'e alle onfefchutten van fint Joris ghilde voirsz. in Noprtich gbefeten,ghehouden fijn ter Eeren Goids jaerlijks op des hei.üch'n Sacraments dach, guets tijds te come' ter moederkerke, in dieprocesfie, elk met fijn fchuts dedingeendefijne' boogen ofte eene pijl in fijn hand hebbende,gaande in diefelve procesfie in fulkér ordinan'e, als diéConinck met den vijnders aJJe Jaers daer maeken, endeC*5 Bij pooêfihulden werd denkelijk hier alleen velban de 25fl: die men verplfgt is voor aficheid te geeven , deBrpederfclwpverlatende : en dat het hier dootfcfculd genaamd wordt , omden uitgaande breede. , als dan der Bioederfttapor-


25 >ordineren fullen. Ende desghelijken fullen onze voorfz*.-fchutterij alfo mede ghehouden fijn, te koomen en tegaan, alle jair in die Procesfie van onfen heijligen Pa.troen, en martelaer finte Jeroen, up fijne feestdach endit al bij een pont was, e'ck die hierin ghebrekelijkviele te verbeuren tot fint Joris Outaer behoef voirfz.ende dat nijemant te verdragen, (vrij te fpreeken,) danbij ontfchulde van kenhcke nootfaaken of die buijtenden dorp woonde. Ende overmits dat oock die Broederfchapvan finte Joris gilde overal fonderlinge toebe.hoord , die fchutterije van den voethoge in guederordona'cie ende in eren te houden, foe is ook tefer tijdbij den Coninck ende vinders mit die gemeene fchutte'ende ghildebroeders voirfz. eendrachtelijk overgedraghen, als wanneer 't voorfz gilde vergadering makenwil van te fchieten den Papegaaij, ende die feeste vander fchutterije te houden, fo fal men dan acht of veer*tien dagen te vo'en eerst in*der kerken doen kundigenmorghenfprake(vergadering des voormiddags) te houdenop ene' feke'n betijkenden dach ende plaatfe om'edan in defelve marghenfprake te ordineren bij denConinck ende vinders ende bij den meesten ftemmenvan den Ghildebroeders, voorfz. Ende als gefcotenis,fo fullen dan alle die fchutters ende ghildebroeders, met.den Coninck te zamen in ordina'ciegaan vijt den veldedaar fij gefchote' hebben, eerst in der moederkerksen dan ten huijfe, daar die maaltijd bereid wezen fal,ende aldaer blijve eten met den Coninck.XEnde of ijme't van den fcutte'n ende ghildebroedersvoirfz. niet en quame eten, als voorfz. is, die fal nochtansfijn hele gelach gelike die andere' betalen bij fulkerekeninge, als die vinders nae daer afdoen fullen.13 5 Ten


•C 26 >Ten ware dat ijme'de van den fcutteren en ghildebroedersvoorfz. dan van huis moste wefen, die foude dan ghevenhalf ghelach ende nijet meer. Indien hij dat tweedaghe te vooren den vinders te kennen ghegheven had ,eer me' die maaltijd bereijden. Off ten ware dat hijdat bij kenlike nootfaken nijet te kennen gheve' enmochte. Ende als die maaltijd in den boute en anderemaeltijden , die men in die feest doen fal, alle ge«daan fijn, fo fullen die vinders dan van allen costen,die in die feest gedaan fijn, 't ghilde aangaande r'keningedoen, voir den coninck en den ghemene' fcutte*en ghildebroeders, en fullen meede rekeninge doen vanallen dootfculden, en ande'n fculde', den ghemene*ghilde angaende, en defe r'keninge aldus ghedaen wefen',fal elck van den ghildebroed's fijn gelach terftontbetalen ende opleggen, of die coninck met den vindersfullen van den onwilligen uit haren huife daer voir halenkejes pande rechtevoort verfchene', of men fal diefelve'onwillige' voir den provifoir daerom daghen endedaar fullen die coninck ende die vinders dan ho'enkeure of hebben te doen , foo hem daaraf gelieven fal.Ende desgelijks fullen die coninck ende die vindersvoirfz. meede doen van de dootfchulden ende andereagterftallige fculde', die dan te reekeninge gebrachtfullen wefen, welke reekeninge bij den vinders aldusgedaan wezende, fullen dan die nijewe coninck vijtdiefelve vinders kijefen twee nijewe vinders ende enenijewen fchenck en fullen dan afgaan, twee der oudftevinders ende een der oudlle fchenck. Ende wanneer mendie fesste van de fcutterie houden fel, foo fullen dandie vier vinders tot hem neemen twee guede man'envijt dea ghilde, die hem dan ter tafeie fullen helpen ,die-


27 >dienen. Ende overmits dan alie guede broederfchappe*van fchutterien wel beteemd en toebehoort die en'e omdes anders wille en'e redelicke en mogelicke faeke tedoen , fo is mede als bove' overgedrage', foo wie datvan onfe fcutten ende ghildebroeders voirsz. den ande'ndeuchtelijck bidt, om'e met hem te reijzen, up fijnendach in eene eerlike ende mogelike faecke, buijtenden dorpe van Noortick, dair fal dan een ijghelickenvan onfen fchutte' en ghildebroeders toe ghehoudenwefen, dat elck den ande'n te doen ende met den ghene,dair hij alfo afgebeden waere te reijfen, op fijn felfscost, een mijl buijten den dorpe van Noortick, maarverreniet, dan op des geenrs cost, die hem op fijne' dachghebeden had. Ende om'e altijd ruste, vreede eneendrachtigheid in onfen voirsz. fcutterie ende broederfcappete onderhouden , fo en fel nijemande van onfenfcutte'n ende ghildebroeders in enige vergaderinge, vanonfen fcuttarien wegen gemaeckt, enige ongeftuerigheitof ongenoecht van woorden of van vechtelijk op tenander beginne' noch te maken, op die verbeureniffevan vier pont was tot finte Joris Outaer behoef, te verbeurenalfoo dicke en menigwerven, als dat gefchiede.Ende fullen nochtans die faecken ende gefchelen van derfelverongeftuericheit en ongeneucht altijdelinge endeall ghebleeven wezen an onfen Coninck ende die viervinders, die dan hair vijtfprake ende verklaringe daaraf doen fullen, bijn'en twien daghen, na dat die ongeftuerigheitende ongeneucht alfo gefchiet ware; d'welkevijtfprake, van den Coninck ende vinders voirfz, diefelve ongeftuerigen ofte vechters aen beijden zijden danhouden en voldoen'fullen, bij al fulcker peijne, als dievoirsz.


28 >voirsz. Coninck en vinders inbaere vijtfpraeke daaraf ordinere'ende verklare' falie.*. Ende of oick ghebeurde ,dar enige van onfen fcutte'n ende ghildebroeders alfo totfulker ongeftuericheit off ongeneuchte van woorden oftevechteüjk quame teeghens ijmende anders, die van onfefcutterie en broederfchappe nijet en ware, fo fal diefaecke van dat gefcbil an die zijde van onze fcute,die dat ghebeurde en hem aangaande , ook ais boven'gheheel en al! ghcbleven wezen an onzen voirfz. Coninckende vier vinders hair ordinancie en fegghen daaraf te ho'en, 't gunt lij vuijt die wederpartije daar afordineeren en verciaren fullen, fonder diefelve onzefcutte hem van dier faeke verder te bewijnden in enigermanieren.Ende omme alle oirfaecken van onvrede in die feestevan onfe fcutterije te verhoeden, foe fal een ijghelijkvan onfe fcutte'n ende ghildebroeders in die feestevan onfer fchuttcriè'n fijn kinderen van de tafelen houden,als men die maeltijde in de fchutterien doet, opdie verbeurenisfe van een pont was tot Sinte JorisOutaer behoeff voirfz. Alle welken punten voirfz.ijgelicke van den voirfz. fcutte' ende ghildebroedersfchuldich wefen fullen te houden en te voldoen, elk bijfijnen Eede, die hij den Coninck en den ghildegedaanheeft ende up die verbeurenisfe van een pont was endeop alfo veele meer als hem die Conink des tegen denbrokighen antrecken ende hem opfeggen wil, ende deefeftatuten ende ordina'cien fal men alle Jaers eensopenbaerelick lefen voor alle die fchutten en ghildebroedersvan finte Joris ghilde in Noortick voirn. om'erjïjemand onfchulde hier tegen te nemen bij onweten-


29 >tenfcbap van deeze- ftatuten en ordinan'en volrfc;d'welke ftatuten ende ordinan'en aldus ter eere Goids,fijne gebenedide moeder Marie ende onfen heijligenpatroon en martelaar finte Joris gemaekt endeeendrachtelickoverdragen en gheordineert fijn, bij den Coninckende vier vinders ende den gemeenen fchutte en.de ghildebroeders van finte Joris ghilde in Noorticknu ter tijd wefende hierna benoemt.Dirsk Jansz die Bramer, coninck, Oude Pieter die Bastenvan Treslonge, Huche Dirckz, Dirk Herflantz en DirkSymesz, vijnders, Jan van Noortick, Heer in Noorticken van Noortighout, &c.Na het gewoon flot, mede in latijn en het zegelvan den Notaris, heeft het origineel drie onderuithangendefrancijnen ftaarten, waarmede aan hetzelve wasvastgehecht een vierkant Francijn , van den volgendeninhoud:Wij Jan van der Does, Ambachtsheer van Noortwijk,Jan die Basten,/fcout va' Noortwijck, Gerrijt van Vliet,deecken van 't gilde van Sint Joris, gelegen in SinteJeroens Kerke tot Noortwijck, Adriaan Pietersz, coninck,Willem Ariaensz, Mees Ariaensz, Heijnrich van der Mijen Gisbrecht Simonsz, vinders van 't voorfz. gilde vanSint Joris voor ons felven, als over ende in den naamvan die gemeene ghildebroeders van 't voorfz. gilde,doen condt eenen ijegelijken,hoe dat wij ons,'t voorfz.gilde te onderhouden , bij goeder policie ende eendrachtigheid, ende om te ftercken onze oude ftatuten van 'tyoorfz. gilde, daer deeze brief duer getransfixeerd endeur-


3° >deurfteeken, bezegelt is,geordineert endegeffatueert hebben de puncten en articulen hier na verclaert: Te wee»fen, in den eerden, dat die geene die van na voortaanbinnen den Dorpe van Noortwijck fchieten fullen willende Zwan,fullen 't felve doen tot haerluijden eijgenproper costen en lasten, en niet tot eenige cost of lastvan den deecken, coninck, vinders of fcutters van defcutterije,ende de geene die de Zwan fullen willenfchieten, en fullen de fchutterije van nu voortaan nietmogen eijsfchen of manen enich geld, gelijk zij plagente doen, ende indien iemand van den Zwanfchieters terc'trarien deeden, of hiernamaals eenich geld eijfchendeware , de fcutterie 't zelve waar telke reijfe op eenboete van ... Carolus guldens te verbeuren tot profijtevan 't gilde van Sint Joris.Ten anderen dat van nu voortaan, fo fal die gemeen*gildebroeders op Sint Joris dach in de vergaderinge van't gilde en gemeen gildebroeders, bij den vinders vanSint Joris gilde gefchoncken werden de fom'e vantwee Carolus guldens, om te verteeren vrientlijk enamiclijk met malkanderen.Ten derden fo en fal vannu voortaan in de gemeen broederfcap van 't voorfz.gilde, niemant als broeder van Sint Joris ontfangenwerden, dan nutte en bekwame perfoonen, gefeten onder't baillufchap van Noortwijck en de Noortigerhout,niemant anders uit andere vreemde Dorpen onder dievoorfz. Bailluwfchappen niet gefeten.uitheemfche ghildebroeders, tegenwoordigeEnde de vreemdebroedersvan 't voorfz. ghilde, fullen verderven ende voort, diefelveuitheemfche coninck fal den halsbant laten teNoortwijck in handen van den vinders, en niet mogentimi


31 >thuis voeren. Ten vierden fo en fal van nu voortaeöniemant als ghildebroeder van Sint Joris ontfangen werden,dan ten bijweezen van den coninck, van den fcuttersende 't meerdedeel van de vinders, als navolgendede fondatie vo'en verclaert, als te weeten, inConinxhofof onder de papegaij, als men die fchieten fal; ende ofde coninck of de vinders hem vervorderden eenig feutterte ontfangen in den broederfcap buijten tijden, 't zijop Sint Joris dach of op andere vergaderinge, dat waerop die verbeurte, de coninck of vinders, die daar teegenover geftaan hadden, tot profijt van 't gilde van SintJoris elcke perzoon, fo dick ende meenichwerf als 'tgehooren fal, de fomma van twee Carolus guldens,alle welke boeten in de breuken, mitsgaders oick dieboeten ende breuken verclaert in den' ftatuten en fundatiefullen geme't werden, meteen ongemaeck recht bijden Provoost van den fcutterie in den tijd, als menfchieten fal, welke provoost hem fterk fal maeken, endehaelen ten huijfe van den misbruijker geit of pant tottenfom'en toe van den pijnen, ende dat bij confent vanden ambagtsheer ende vinders ende dit fonder wederfeggenvan den misbruijker off delinquant.Des t'oirconden, foo hebben wij Jan van der Does, alsAmbagtsheer, Jan de Basten, van Noortick, Scout, enQerrijt van Vliet, Deekken voirfz. voor ons felven, totverfeuckeenin den naam van alle die voorn, vier vinders,ende ook over en tot verzoeke van alle die gemeenegildebroeders van St. Joris voorfz., die deeze voorfz,punclen en articulen hebben^hooren leezen, ende gelijkelijkgeapprobeerd ende verfogt hebben onder hem tewillen bezeegelen.Welck.


•C 3* >Welcfc wij Jan van der Does, ambagtsheer, Jan dieBasten, fcout, Gerrit van Vliet, deeken, onze feegelenhiar onder an gehangen, gefransfixeerd door die voorfz.ftatuten en fondatie en ordonnantiën upten eerften dach.in anno vijftien hondert vijff en veertich.Na gedaane Collatie is deefe bevonden teaccordeeren met desfelfs origineel bijmij ondergefchreevene in 's Gravenhagerefideerende Notaris.Actum 's 'Hage den 27 April 1787.(w.J. J. SCHMOLCK.Not. Publ.


33 >lil.M O D E - N I E U W S .Uit Frankrijk.Men kan niet zeggen, dat het rijk der Mode zeerbrillant is; de kleedingen zijn zeer eenvouwig. Jongemeisjens kappen zich eenvouwig en cheveux , endraagen op het hoofd een kroon van konst-bloemen,maar de Dames bedienen zich hier nauwlijks van;, dezedraagen op den duur kleine aardige bormets toques. Derzeiverfrifuure is kiefcher, dan ooit. Dezelve beftaanbijveelen uit verfcheiden rijen groote, fterk agterwaardsvallende boucles; twee breede échantillons naderen dewangen; vier groote boutles hangen perpendiculair bovenhet voorhoofd. Bovenwaard* een kleine pouf van linon;zijnde deszelfs top bevestigd door een (bik van hemelsblaauwlint. Benedenwaards is dezelve omringd meeeene guirlande van hemelsblaauwe bloemen, in het haregeel; agterwaards is dezelve aan een gehecht met eenflrik van hemelsblaauw lint. Voorwaards een bouquetCv a Q


34 >van even dezelve blaauwe bloemen, met geele harten.De pouf noemt men a la reine (*).Wijders draagt men een zeer eenvouwige doek vanvan linon, plat gezoomd.Pierrot van violet taf, georneerd met driehoekige,witte en groene feftons. De pièce wit, de echelle vangroen lint. De rok gelijk aan de Pierrot .—De fchoenen groen.Zeer weinige, dan buwbaare Dames van 30 of 40 jaa«ren, welke nu en dan robes draagen, welke zij van eenenieuwe flof maaken. Dezelve zijn van een finguliermaakfel, van witte taf, met zeer kleine desfins en roozenroode(treepen. Op de hand zijn de mouwen metronde plooitjens van groen lint of taf. Men moet opmerken,dat deze ronde plooijen op de handen de plaatsder(*) Beaucoup de jeunes perronnes fe coëöent fimplement encheveux, & portent fur la t4te une courronne de lleurs artificielles; mais les dames ne fuivent pas encore eet ufage; ellesportent toujours de joüs petits honnets toques; leur friftueeft recherehée plus que jamais: a plufieurs raiïgs ile groffesboucles fort en aurière; deux larges cchantillons accompagnentles joues; qnatre groffes boucles perpendiculaires tombent fu rle front. Par-deffus, un petit pouf At linon, dont la fommité eftfermce par des nceuds de ruban bleii-ciel. Le bas eft cient d'uneguirlande de reines- marguerites bleu- ciel, .1 coeurs jaunes; laquelleeft liée par derrière avec un noiiid de ruban bleu-ciel.Surle devant, un bouquet de reines margueiites bleu ciel, icceurs jaunes. — Ce pnuf s'appelle a la reine.fichu de linon, très-fimple, h ourlet plat.Pierrot de taffetas violet, orné de feftons triangulaires blancs& verts. Pièce blanche. Echelle de ruban vert.Jupe pareills. — Souliers verts.


35 >der manchetten bekleeden, welke geheel Uit de modezijn; fatzoenlijke Dames dragen dezelve niet.De rok is wijders van wit taf, met kleine gedrukteviolette desfms. De pièche is wit; de fchoenen roozenrood.De bovenfte doek is cameliet of kqffijkoleur, met tweegroote hemelsblaauwe , en drie kleiner roode ftreepen;de doek is agterwaards geflaagen op eene nieuwe manier,wordende de punten voorwaards niet over elkander geflaagen,maar dezelvegaan , onmiddelijk onder de armendoor , agterwaards ; de onderdoek is van linon.Een zeer kleine,bonnet au bandeau roijal, van witte taf.De bandeau is georneerd met kleine violette desfms; de ftrikis van violet taf; twee witte pluimen verheffen zich vanachter de voorfte ftrik. De bonnet is geplaatst op eenezeer kleine toque. De frifuure beftaat uit eene grootemeenigte boucles de cheveux (,*).Wij»' (*) 11 n'y a guères que les femmes mures, de trente a quaranteans, qui portent quelquefois des robes, & ces robes, il faut lesfaire avec une étoffe nouvelle. D'un taffetas blanc, a trés petitsdefflns, rayé de rofe. Au bout de 1'amadis, un 'plis rond de ru.ban ou de taffetas vert.11 eft bon d'obferver que les plis ronds aux poignets ont templacéles manchettcs, qui ne font plus de mode; les femmes dediftinction n'en portent point.La jupe eft de taffetas blanc, bordde de petits deiïïns violetsimprimés.pièce blanche.Souliers rofes mafqués.ChMl carmelite ou caffé, dont !es grandes raies font bleu ciel,& les petites rouges. Ce chail eft retrouffé d'une manière nou.veile, & les deux pointes paffent parderrière.Fichudelinon.Trés petit bonnet au bandeau royal , de taffetas blanc. Lebandeau eft orné de petits deflins violet. Nosud» de ruban violet.D e u xC 2


3? >rang fchïjnen twee dagen in cfe week te velde te trekken,des zondags, naamelijk, en donderdags; op diedagen is het bosch van Boulogne talrijker voorzien, dangewoonlijk; men ontmoet alom troepen van Dames enHeeren rijdende, welke op hun bruintfen, allerlei militaireevolutien maaken, en zig tot den ftrijd, als 'tware, oefenen.De bovengemelde hoeden hebben een hoogen bol,grijs, roskoleurig, koffijkoleurig of violet; de eene isverïïerd met een bourdalouc, de andere met linten vanonderfcheiden koleur, groene en carmelite — dat is —donker koffijkoleurige linten, zijn in den nieuwftenfmaak.Een der fraaifte zijn foortgelijke violette vilten hoeden,omgeven met eene bourdaloue van groen lint, omzoomdmet een fmal blinkend goud galon, met kleinegouden leliën, van afftand tot afftand; aan den top eenweinig zijdewaards, eene kokarde van foortgelijk lint.—De doek van wit gaas.De pierrot van violet en wit geftreept gaas, aan de flippenen op de handen met kleine ronde plooien van groenlint. De echelle plat en mede van groen lint.De rok van linon, benedenwaards met kleine rondeplooien van groen lint. — De feboenen violet masques;dat is, de rand van het overleer is omzoomd met geitenvel,of zwart marroouin. De wa-aier groen (*).Wij-CO Joli chapeau de feu ere violet 1 longs poils; il eft ceint d'unhwrdaloue de ruban vert, bordé d'un petitgalond'oren clinquant ,avec de petites fleurs de lys d'or, de diftance en diftance.Ja fommité, un cocarde de pareil ruban.SurFichu de gaze blanche.Pierrot de taffetas rayé de violet & de blaiKj garni, \ la queue


38 >Wijders heeft men thans een bonnet tout h fait, zeereenvouwig, van een geheel nieuwen fmaak, zonder papil'Ion, en gelijkende naar een mans bonnet, • dezelve iswit, van linon of gaas, naar verkiezing, omringd metgroote violette bloemen met geele harten, gehecht aaneen breed groen lint.Zij behoort tot de ftaatkundigedragten •— is geheel zinnebeeldig, en de Damesvan qualiteit weeten 'er eene fchoone uitlegging van tegeeven. De boucles zijn van eikanderen gcfcheiden. Dechignons blijven aanhoudend breed, lang, dik en biunenwaardsgecreppeerd.Over den doek van linon een zeer rijke, fchcon eenvouwige,groote, en aan de bonnet beandwoordende,bovendoek, van zeer fijne, fïroo-geele zijde; boven aanis de rand omgeeven met een fiinger van groene eikenbladen en gouden eikels; de beide nederhangende eindenzijn in de hoeken verfierd met een gouden lelie; inhet midden is een gouden adelaar, met groene vleugels,houdende in den bek een paars, zoogenaamd eeuwigheids-of zeven jaars bloemtjen.De pierrot van tafachtige zijde, geel en violet, ofvioleten groen geftreept; de echelle van nakara lint, ende waaier van dezelfde koleur.De rok van linon, onder aan met poffen van groengaas. —— De fchoenen groen of violet (*;.& sux poigncts, de plis ronds de ruban verf. Echelle de rubanvert, plat.Jupe de linon, garni, par le bas, de plfs ronds de tafi",;tasven. — Souliers violets marqués; c'elt-a.-dire, que le bord deTempeigne efl: garni de peau de chevre, ou de raarroquin noir.Eventail vert.C') Bonnet blanc, & fait de linon, ou de gaze, a volon-De


39 >De jonge Heeren, welke naar de mode zijn, draagenin 't geheel geene gekleedde rokken meer, zelfs in hetzwart-dekhedi^\s avglo-allemanisch: het kapfel iszeereenvouwig. Zij zien 'er uit of zij zoo iederen oogenbhkhet paard zullen beklimmen; de coeffure beftaat uit plat,vierkant afgefneden hair, over het voorhoofd hangende,met witte poeder en pomade; de ftaart is zeer kort enzeer laag gebonden; de hoed is rond en met zeer fterkopflaande randen.De das is zeer breed, van batist met platte zoomenbevestigd met twee eenvouwige ftrikken (de geplooideftrik en de overgroote jabots, zoo wel als deluboen,zijn zeer gemeen; lieden van diftinftie draagen dezelvenLmeer)! Eene andere das, in de gedaante vaneenhalsketen, van zwarte zijde,met fmalle coquelicotftreepen,loopt benedenwaards.lomé; H eft ceint de fleurs violettes & cceurs jaunes, liées par delaraes rubans verts. Tout cela eft fymbolique, & les femmes deluaU é en favent tres-bien faire l'exp.icatiOn. Les boucles decheveux font écauées les unes des autres. Le chignon toujourslarae long, épais, crêpé en dedans.Xhu de linon. — Par deffas, un chall long, trös r.che,' u 2ir* analogue au bonnet. Le chaU eft *r«fl-3 foie irbs-mince, couleur de pairte. Le haut eft bro é d unefuirlande de feui.les de chêne, avec des glands d'or. Les deuxfonnes font ornées d'une fleur de lys d'or a chaque angle; au«ZT* un aigie dont 1. corps eft d'or & .es a«es vertes; -tient a fon bec une immortelle.Pierrot de tilTu de foie tafTetaffé, r.yé de violet & e jaune 1d e, en a auffi de rayés de violet & de vert.)« , b * o M -kara. Eventil nakara.ju Pe de linon, garni. par le bas, d'un bouillon de gaze verte.Souliers verts ou violets.C4De


4° >In de ooren draagen zij groote gouden ringen.brengt de mode den fterveling niet toe!WaarDe rok is van zeer fijn roijal violet laken ; de kraag ispuntig aan de zijden gepikeerd, ten einde dezelve fter«ker te maakenj de meefte manchetten zijn a la Chemije.De opflagen zeer uitgefneeden.De kamizolen de bafin met leliën.De broeken van Cafimir, in den fmaak van leder, vanboven de heupen tot aan de kuiten afloopende, met eenflroogeele ftrik auxjarretières, de laarzen in den engelfchenfmaak om het been fluitende. (*) Zie Plaat XII.De knoopen koper verguld.TOO-(*) Les jeunesgensala rriodene portent abfolument plus d'babiehabüld, pas mêtne en noir , leur coftume eft anglo - cllemant: lacoëffure la plus fimple, ou Ia plus baroque, eft la plus reclier-Ctaée; ils ont toujours 1'air de riefcendre de cbeval , ou d'êtreprêts k y monter. La cocffure de celui ci eft a cheveux plats& carrés, rabatius fur le front, pommadés, \- poudrés a blanc.La queue fort courte, &nouée tres bas. Chapeau rond a forwetrès-élevée.Cravatte trèj ample de batifte a ourlet plat, fermée par deuxnceuds tfès nmples f Ie nceud pliffé, & les dnormes jabots de fixpouces, beaucoup plus grands que les manchettes denosayeux,font devenus trop comtnuns; les diftinguésn'en portent plus).Autre cravatte, qui defcend en forme de carcan; elle eft de loienoire h petites raics coquclicot.Aux oreilles, de grands aneaux d or.Habit de drap royal fuperfin violet; le collet de hut,fur les cocés, pour être plus ferme.piquéPlus de manchettes a lachemife. Manches trés ferrées. Boutons de cuivre doré.Gillet de bafin a fleurs de lis.Culotte de cafimir iinft-m la peau, montant p3r-deffi>s lesbanclies, «Sr defcendant jufqu'aux molets, nceuds de rubanpaiUje aux jarretières.Bottes a 1'anglaife, moulant le jambe.


41 >I V.T O O N E E L - N I E U W S .IETS OVER H E T TOONEEL IN ITALlëN.Hebben wij in het voorig jaar een ongunftig berichtvan het Tooneel der Italiaanen gegeeven , wij vindenons verplïgt, om de volgende plaats tevens onzen lezerenmede te deelen, uit eene Apologie von Italiën ,van den fchrijver der reize door het zuidelijk Duitschland.De Schouwfpelen der Italiaanen , zegt hij, welkeA R C H E N H O L Zaanbelang.zoo laag vernederd, zijn zeker vanDe beste troep in Italiën waren, volgenshem, met de flegtfte in Duitschland niet te vergelijken.Zulk een penneftreek behoeft geene wederlegging,wijl ook de onkundigfle dezelve niet geloovenzal.Ik heb zeer veele duitfche Theaters en onder dezede voornaamfie te Munchen, ffeenen, Mannheim, Stuttgardtgezien, doch geene dezer haalt bij dat van Padua,ook zelfs niet van Bologna. Bologna is, lindseenigentijdde Academie der fchouwfpelers.De Italiaanen hebbenvan natuur reeds talenten voor het Tooneel gekreegen,C swel-


42 >Welke de duitfcber niet heeft. De fchoone fpraak engefchiktheid tot zingen brengt ook veel bij, dat de Itataiiaanzijn Tooneel' talent in een beter licht plaatflnkan.Verfcheiden duitfche vorften hebben deswegens Italiaanfchetroepen"in dienst genomen en Italiaanfche tooneelenin hunne Hofplaatfen opgerecht. Ook worden , opde bestetooneelen vanDuitschland.Italiaanfcheftukken,ook zelfs door duitfchers, uitgevoerd. In de Opera's overtreffende Italiaanen alle andere volken, waartoe hunhunne goede muziek, fpraak en ftem bijzonder helpen.Zij bezitten vijfderlei foorten van fchouwfpelen; Operaferia,Opera buffa , Comedia di carattere , Comedia conTruffaldino en de Farce. In de Comedia di carattere komengroote Charafter rollen voor, zoo wel boertige als treu.rige.In Bologna zag ik echter ook in eene zoodanigeaangekondige Comedia di carattere den Truffaldino optreeden.Deze is hun hansworst , welke nog in ditkleed ten voorfchijn komt.Dit kleed en zijne grooteronde kraag is hem nog eer te vergeeven, dan de Augsburgfcheen Neurenbergfche geestlijken; een hansworftekraagpast beter op het Tooneel, dan op den kanfel.De Truffaldino is echter niet de weener hansworst ,ósKasperl,die onzin, zotheid en grofheden uitkraamt;maar het zijn bijtende waarheden en vernuftige gedachten, welke hij het algemeen zegt en uit dien hoofde ishij nog verdraaglijk; ook verfchijnt hij niet in alle (hikken,even als te Kasperlto Weenen, iets dat hoogst ondraaglijkis.MOLIÈRE, de groote man, welks fmaak en verdiendenog ten huidigen dage de Tooneelenheeft zijne heerlijke (tukken met foortgelijkeverpligten,tusfchenfpe-


43 >fpelen vermengd. Zijn Polichinell is geene andere, dande Truffaldino der Italiaanen.De Saletten der Italiaanen, welke ARCHENIJOLZeven zeer verlaagt, zijn pragtig en overtreffen de duitfchebaletten zeer veel; zij zijn zeer groote voorftellingen,met ganiche Chooren van Danfers en Danferesfen.Ik zag 'er een in Florence, welke vijf bedrijven had entwee uuren duurde. De balletten worden doorgaandstusfchen het tweede en derde bedrijf gegeeven; het geenvoor hem, welke niet alleen om de balletten gekomen is,zeer onaangenaam is.De vrouwen maaken, in deze balletten, even hoogefprongen, als de mannen, het geen niet fraai ftaat. Dedecoratien en derzelver veranderingen; de kledingen derperfoonen en de machines zijn zeer prachtig. Eenezoodanige Comedie met het ballet duurt tot na middernachten kost driemaal zoo veel, als een zonder Ballet.De meede Italiaanen toonen weinig oplettenheid op detooneelfpelen, zij loopen in de loges bij één en houdenzich liever met de limonade en Sorbetti bezig; daardooris 'er een beftendig geruis en de acteurs fprceken zeerluid, het geen ook door de grootte hunner Schouwburgennoodig is. Dikwijls valt de item eener vrouw,wegens het fterk doorzetten, in het huilende en wordtzeer onaangenaam; dit zagen wij bijzonder in Bologna.Wordt het geruis al te groot, dan neemt de Parterre devrijheid het te keer te gaan, fchoon zulks flechts eenkorten tijd duure. Dat menindeiegermetkaartenfpeelt,zoo al ARCHENHOLZ zegt, heb ik nergens gezien ,fchoon ik zeer zorgvuldig daar navorschte. Defchouwburgenin Italiën zijn de prachtigfte, die men zien kanen het nieuw theater te Vicenze overtreft in fmaak allede overigen, welke wij zagen.r A-


•C 44 >PAR IJ S T O O N E E L .Tot dit vak behoort de Anecdote aangaande het ftukjen: liastien en Bastienne; naamlijk, Madame F A V A R T isde eerfte geweest , welke, de waare kleding in hetzelveheeft in acht genoomen en welke de wijdfche en prachtigetooneel-kleding heeft opgeofferd aan de waarheidder karakters; zij zag dat de Actrices, welke voor foubrettes,landmeisjens en diergelijke fpeelden, wijds gekleed,met diamanten op het hoofd en met handfehoenentot aan de elboogen ten tooneele verfcheenen; zijfchafte zich dus, in de rol van Bastienne, ferge kledingaan , zoodanig, als de dorpelingen gewoon zijn ,te draagen; zij had het hair plat, een eenvouwig goudenkruis, de armen blood en houten klompen.Deze nieuwigheid maakte de critiques van het parterregaande; maar een man van fmaak, Mons. DE VOISE-NON , niet kunnende zwijgen , zeidde: Mesficurs, cesJabots-la. donneront desjouliers aux comédiens.Deze Anecdote past volkomen bij het gewag maakenvan eene nieuwe Opera met vaudevilles, betijteld Nice,eene parodie van Stratonice , vertoond op het theaterde la me de Chartres; hetzelve gelijkt volkomen naar deOpera: Bastien en bastienne en" de Costume is op gelijkenvoet in acht genomen.Al. CHANCEUX, een gegoed burger, is op het punt,o:n zijne pupil, Nice te trouwen; maar zijn zoon, welkehet jeugdig meisjen bemint en van haar weder geliefdwordt, veinst zich ziek, ten einde zijnen vader, welkezijn geheim niet weet, te vermurwen en het noodlottighuwlijk te beletten, Chanceux zendt zijnen Doclor Penetrant


45 >traut bij zijnen zoon, welke,na eene kluchtige confultatie,den vader de oorzaak der ziekte zijnes zoons ontdekt, welke daarop denzelven aan Mee huwt. HetTooneel der Confultatie van den Arts is inde daad nieuwen bijzonder —• de coupletten zijn met geest en fmaakgetourneerd; het zal genoeg zijn, ter proeve een vandezelve mede te deelen.Nice vraagt heuren beminden, hoe men doet, wanneermen niet ziek zijnde, zich echter van het eeten onthoudenmoet: en hij andwoord haar:AIR:Le cosur de mon Atmette.Le diner de ma gardeEt le mien ne font qu'un.NICE.Ton fecret, prends-y garde,Court des dangersCHANCEUX fiIs.Aucun.Tu concois bienQu'ainfi la diète ne me coüte rien.De geneesheer vraagt den zieken, hoe veel tijds hijflaapt. De zoon antwoordt.CHANCEUX fi Is.AIR : Je fuis né natif de Ferrare.Une heure, deux heures, trois heures, quatre heures ,Cinq heures, fix heures, fept heures, buit heures ,Neuf heures, dix heures, communément,Et


Et toujours très-profondément.... Bis.Alors en furfaut je m'éveille;Depuis eet inftant-Ia je veille.LEDOCTEUR.Quoi! Sans pouvoir vous rendormir'CHAKCEUX fJs,Sans mêrae en avoir le deflr. Bis.Infomnie: dit le dofteur.Het volgende Couplet zingt Chanceux de vader aanNice;AIR:Servantes, quittez vos paniers.Mon ills a ton creur & ta main ;Lui, c'eft encor moi-Uiême.Je fuis fupplanté fans chagrinPar un rival que j'aime.LHymen feul n'eüt fait qu'un bcureux;Joint a l*amour il en fait deux:Vous, en m'aimant bien tous les deux,Chargez-vous du troifième.* # *JOCRISSE, ou la Poule aux oeufs dor, Opera comiqute:i vaudevilles, vertoond op hettheater de la me deChartres, is een kleine ftukjen , enkel gevolgd na de fabelvan la Fontaine. De twee volgende coupletten werdenfterk toegejuichd. Men kenne 'er de volksfmaafcuit. CLAUDE fpecuieert, zoo verre men zien kan ,oi;-


€ 47 >onder het verkoopen van zijne eiren: Ik ga, zegt hijbeginnen met het koopen van een cabriolet.AIR--de la Croifée.Mais fen veux un bien grand, bien haut,Dans le goüt le plus a la mode;On y voyage comme il faut,C'eft on ne peut pas plus commode :Avec ce meuble fingul ier,Aujourd'hui la chofe eft aifée,On n'a plus befoin d'efcalier,On entr' par la Croifée. — Bis.$ * ' $Ce font mefiieurs les amoureuxQu'ont mis cette mode en ufage,Parc'que, dit-on, il faut pour euxTrès fouvent un doublé paffage,Avec ce meublefingulier,Toujours Ia retraite eft aifée:Si 1'mari vien par 1'efchalier,On fort par Ia croifée. — Bis.Wijders zijn vertoond Agnès de Catillon, nieuwe Ope*ra in drie bedrijven, vertoond op het tooneel de la rutde Louvois. Het behoordt bij de gefchiedenis van RichardLeuwenhart.Conflance, nieuw blijfpel in twee bedrijven, in vaerzen,door DUMOUSTIEE, vertoond op het ItaliaanschTooneel.LesDeuxfoeurs, nieuwe Opera in een bedrijf, vertoondop het tooneel, de la rfie de Feijdeau.Le


48 >Le Projet Manqui on Arlequin Taquln, parodie vanLucrèce, in een bedrijf, vertoond op bet thtater devaudevilles.La mauvaife Etoile, nieuw blijfpei in vijf bedrijven ,in proza, gelpceld op het theater de la rue de Rechelieu-In deze 1 Maand zijn door de Franfche Operisten,binnen Amfterdam vertoond:Mariage de Figaro, Comedie. —Maitre de Genereux,Opera. — Le Menechmes , Opera. — Le Philofophie ,Opera. — Sans le Savoir, Comedie. — Rival confidentOpera. -— Le Habitant, de la GuadeUupe, Comedie. —>Dettes , Opera. •— VInfant de Zamero ; Opera. ——Philoctete, Tragedie, Pretendns, Opera. —Op den fcbouwburg even buiten Rotterdam, 2i'jn doorde Franfche Tooneelistcn uit 'sHage, van den 25itenvanApril tot den 2often van Juni 1702 vertoond:Le Magnifique, Opera: 1'Amant ftatue, Opera; Mero.pe, Tragedie; leMariRetrouvé, Comedie; LesFourberiesde Schapin, Comed ie; Monteur de Pourceaugriao , Comedie;Lefourd, ou lAuberge pleinne, Comedie; Renaud d'AstOpera; Camille, on le Souterain, Opera; Nannette et Lucas,ou la Paijfanne Curieufe, Opera; L'Italienne a Londies,Opera; la Soiree oragenfe, Opera.MEN.


49 >M E N G E L WERK.D A M O N EN CHLORIS,Romance.i .AANCHLORIS.Lieve meisjen, kont gij leezen,Wat ik in mijn hart gevoel;A Hoe vaak fta ik der fmarte,Vaak het wreedst verdriet ten doel!'k Zie u: — gaarne zoude ik zeggen ,Hoe ik u, mijn CHLORIS, min;C H L o R i s — zoude ik gaarne roepen:CHLORIS blijf mijn zielsvriendin IDMaar


.5° >Maar dan zinkt mijn moed ter neder,Daar gij tegen Doris lacht,Doris, die u fchijnt te minnen,Maar zijne eeden weinig acht.*Hij heeft, ziddrende op uw' lippen,Eeuwig u zijn trouw beloofd;Spoedig heeft een ander meisjenHalf zoo fchoon, die trouw geroofd.Wees voorzichtig, lieve CHLORIS!Als gij eens mijn liefde ziet,O, dan wijgert gij uw DAMOHZeker uwe liefde niet.Morgen — morgen zal ik 't waagen,CHLORIS — lees dan in mijn zielWelk een zalige verrukking,Zoo ik aan uw wel geviel I


51 >2.D E Z I E K T E .5^oo als, bij donk're dagen,De digt gepakte wolkenHet licht der zon bedekken,En treurigheid in 't harteDes droeven wandlaars daalt.Zoo treur ik ook, geliefde!'k Zag u — maar op uw* wangenGeen zagte roos der jongheid ;Neen ziekte had die roozenVan 't aanzicht weg gevaagd.*Heeft eindlijk die ontrouweZijn woord, zijn eed verbrooken?Stort heimelijke jammerU, lief, bedroogen meisjen!Op 't kwijnend ziekbed neêr?D 2Neen


52 >Neen — treur niet, lieve CHLORIS!Herneem de roos der fchoonheid,Vergeet d'ondankbren Doris,Herzamel uwe kragten,En leef alleen voor mij.*Ik zag u, kwijnend meisjen I'k Gevoelde al uwe fmarte ,En liefde en medelijdenOntwrongen aan mijn* lippen*t Gevoelen van mijn hart.*Een zagt, een vlugtig hlosjenDreef op uw' bleeke wangen,Ach, CHLORISI kan het weezen,Zoude ik nog durven hoopen ;Schenkt, Goden 1 mij dit heil. .DE


53 >3»D E H O O P .Statig woud, — in uwe lommerTrad ik eenzaam aan heur zij,CHLORIS roep ik: —> 'k min u eeuwig!En een zuchtjen antwoordt mij.'k Dank u, Goden! — 't vuur des levensHeeft op nieuw heur hart bezield,En het leed begint te wijken,'tGeen haar kragt geketend hield.*Metden zagten blos der onfchuldKeek ze mij lieflachend aan;Kragtig is de taal der oogen ,CHLORIS ! 'k heb die taal verfiaan.'k Zette mij, op groene zooden,Naast uw lieve zijde neêr;Neen — het lied der nachtegaaienKlonk mij nooit zoo zagt, zoo teêr.D 3't Was


54 >'t Was of nu de kragt der liefdeHeimlijk in uw harte drong,Daar ik, meer dan ooit ftoutmoedig,Spraakloos aan uw boezem hong.Waarom, daar gij* teder zuchttet,Hebt gij niet mijn wensch voldaan ?Huivrig meisjen! 'k deed u immersMijne liefde klaar verltaan?*Waarom toch die taal der oogenNiet bezegeld met den mond?Was het dan, om dat gij eenmaalEen ontrouwen minnaar vond ?Waart gij om u zelv' verleegen,Wijl de liefde u had verrast?Moet ik dan nog langer hoopen;Hoop is zelfs der min een last.'Maak een einde aan mijne kwelling,Waar in 't hart geen ruste vindt,Zeg mij eenmaal — Meisjen.' 'k fmeek het,Dat ge mij oprecht bemint,HET


55 >4-H E T J A W O O R D .Zie daar het einde van mijn druk,ó Liefde, uw gunst alleen verwierf mij dit geluk!In heuren arm geboogen,Bezwoer ik haar mijn min;Een heldre traanenvioed dreef uit haar fpreekende oogen,Die eed — die heilige eed, drong haar ten boezem in.èo Gódïijke infpraak der natuur!Wie fchetst de harmonie van 't zuiver liefdevuur,Die ziel in ziel doet vloeien ?Hier voelt het hart alleen,En deze hechtte ons faam met onverbreekbre boeien,De tijd, ook zelfs de dood, fcheurt nimmer die van één.Zij keek mij tederminnende aan,Straks zag ik haar, befchaamd, heure oogen nederflaan,Zij zuchtte en kon niet fpreeken,De mond, reeds half geopend — zwijgtjDaar traanen van gevoel op haaren boezem leeken,Lispt ze eindelijk het ja —daar ze in mijne armen zijgt.D 4Dat


C 56 >Dat niets die tedre trouw verwrikk',Spoed aan, fpoed haastig aan — o heilrijk oogenblik !Dat ons zal famen hechten,Waar in ik , u ter eer,o Liefde, 't groen altaar al juichende op za! rechten,'k Leg dan den fchoonften krans u op dit outer neer.Ja liefde! de eerfte roozenkransZij jaarlijks u gewijd, bij herderfpel en dans:Dat ons uwe invloed zegen,Daar ons uw hand geleidt;Maar ginder komt alreeds mij c H L O R I S hupplend tegen,Zij lacht mij vrolijk toe, — die lach is zaligheid!'T FEEST.


57 >5-'T F E E S T .DORILAS.DAMON heeft zijn wensch verkreegen,Hij omhelst zijn bruid als vrouw;Ieder wensch het paar den zegen,Ieder juiche, bij dien trouw.D AMON heeft zijn wensch verkreegen,Hij omhelst zijn' bruid als vrouw.ALLEN.Hemel — hoed het jeugdig paar.Steeds voor onheil, voor gevaar.DO R ILAS.Berkemeier, ga in 't rond,Dat hij ga van mond tot mond;Hij moet, boorde vol gefchonken,Tot den bodem leeg gedronken;Ieder manBeur hem op zoo hoog hij kan,En roep vrolijk, lachende uit:Lang leefCHLORIS >—DAMONS bruid.D 5A">


58 >ALLE N.Lang leef CHLORIS,DAMoNsbruidlAMINT AS.Laat ik u een liedjen zingen,Blijde, jeugdige echtelingen!ALLEN.Ja A M I N T A s, gij moet zingen.AM INTAS.*k Zing dan. hoe de God der liefdeDAMON'S teder harte griefde:Bij het daalen van de zon,Zat de herder eenzaam neder,Aan een bronKeek verflagen heen en weder,Hij gevoelde een ftil verdriet,Maar hij kon de liefde niet;Kwijnend viel hij, onder 't lover,Agter over,'t Minneguidjen zag den herder,'t Boefjen lachte ftil hem uit,Hoor, geen enklen voetftap verder,Gij zult minnen — riep hij — herder,'k Vang in u een fchoonen buit;Bpns


59 >Bons een pijlIn aller ijl;D A M o N s hart begon te blaaken,Hij zag CHLORIS even aan,En de gloed der maagde-kaaken,Deed dat vuur nog feller blaaken,Toen kon niets zijn drift weerftaan.Waar toe langer nog gezweegen,o Hij bad zoo teer, zoo malsch,En beteuterd, half verleegen,Viel hem 't meisjen om den hals.Ieder roep met blij geluid,D A M ONS overwinning uit. \ALLEN.Lang leef D A M ON


6o >ALLEN.En dan offren wij, o Goden!Jaarlijks u een lam, ter eer.CHLORIS.Eeuwig zal de liefde duuren,Die ons heden famen fnoert.D A M o N.Onrust zal ons ftulpjen fchuwen,Daar de liefde ons harte roert.CHLORIS.'k Zal de fchoonfte bloempjens plukken,Als gij 's avonds huiswaards fpoedt.DAM ON.'t Lekkerst ooft zal ik u brengen,Als ik u dan blijde ontmoet.DAMON EN CHLORIS."Dankbaar deelen wij, o Goden!Dan dien gullen overvloedALLEN.Vrolijk zullen wij u looven,Voor het heil, dat ge aan hun doet.11119"


»5i >AM INT AS.Doch waar toe het langer toeven?Ginder treedt de nacht reeds aan.CHLOë.Zie eens, in den berkemeierBlinkt alreeds het licht der maan.AM INT AS.Naar uw wooning, o Gelieven!*t Uur der liefde fpoedt reeds aan.ALLEN.Zij zullen gaan, zij zullen gaan't Uur der liefde fpoedt reeds aan.CHLORIS, D A M ON.Wij zullen gaan, — wij zullen gaan.AM INT AS.Zie, daar treedt het lieve paar,Hand aan hand reeds met elkaêr.Maan, fchijn helder op hun neder,Windjen, fuizel zagt en teder.'t Minneguitjen, 't dartel kind,Zweeft reeds door den avondwind,Gaat al dartiend met hun mede,Weg zijn zij — o ja — airedeSmaaken zij het zoet der min.AL-


6z >ALLEN.Zegent DAMON! goede Goden!Zegent zyne Herderin,Laat ons op hun welvaart drinken.c L o ë.Knaapen , voegt u, naar den trant,Met de meisjens hand aan hand,'k Hoor, dunkt mij, de ruispijp klinken.AMINTAS.Voegt u in een ronden krans,Danfen wij een blijden dans,Tot de purpren dageraad,ln het oosten opwaards gaat.ALLEN.Herders voegt u naar dén trant,Met de meisjens hand aan hand.BUTT.


63 >BUTTLERSGRAFSCHRIFT.{Naar 't Engelsch.)Staak, wandlaar! bij dit graf uw fchreén;Bij BUTTLER'S graf. — In heel zijn leven,Vondt hij geen eenen kunst -meceen,Om hem een beete broods te geeven;Hij ftierf — en ijlings na zijn dood,Houwt men hem uit in marmerfteenDie groote dichter! — zijne noodZij dus een voorbeeld aan elk een;Ach, de arme dichter bad om brood,Men gaf — helaas, hem fteen.DE


64 >DE ONSTERFELIJKE HELD.Naar w E I S Z E.Hier rust hij, die alom en zege en roem verwierf,De onflerfelijke Held, die gistren avond ftierf.


I.B E S C H R I J V I N GDER GESTALTE EN KLEDINGDES,M O O R S C H E V R O U W E N .UitLEMPEIEEE'S reize naar Marocco.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxUit hoofde van het denkbeeld, het welk ïn het alge.meen den mooren aankleeft, dat naamlijk zwaarliivigheidhet meest onbedrieglijk kenmerk der fchoonheidis, gebruiken de moorfche vrouwen een foort van graan ,bekend bij den naam Ellhouba, ten einde dien trap vanlijvigheid te verkrijgen , welke het zelve haar geeft;zij maaken hetzelve tot poeder en eeten het met haareCuscofoo. Op dezelfde wijze maaken zij, met hetzelfdeoogmerk, groote hoeveelheden van deeg, heet gemaaktdoor middel van den damp van kookend water, hetwelk zij, in de gedaante van flikbrokjens, doorzwelgen.En in de daad, het getal der zwaarlijvige vrouwen indien omtrek is zeer groot, dan het is tevens vrij waarfchijnlijk,dat derzei ver bepaalde en .bedrijflooze wijzeEvank


^^^^4 66 >van leven meer daar van oorzaak is, dan de bijzonderehulpmiddelen , welke zij, ter verkrijging van diteinde, aanwenden.De kleding der dames beftaat in een hembd inet zeerruime en losfe mouwen, hangende doorgaands tot opden grond; de hals en borst laaten zij open, terwijl zijde randen zeer net met goud borduuren. Zij draagenwijders linnen broeken en over het hembd een Kaftan ,zijnde een kleed, eenigfints gelijkende naar een ruimgroot fluitend overkleed zonder mouwen, hangende totop de voeten en beiden zijn gemaakt van zijde, katoenof goudlaken. Een gevouwen fjerp van fijn linnen ofkatoen, omringd, op eene gracelijke wijze, de middenen derze'ver uiteinden hangen tot omftreeks de knieënaf. Aan deze fjerp zijn twee breede riemen bevestigd ,gaande onder elke arm door over de fchouders, vormendeeen kruis op de borst; ter plaats daar dezelvetusfchen de borst en fchouder van elke arm doorloopt,ziet men een gouden fchilpad, of zonder eenige fieraadof aan een gouden ketting vastgehecht. De geheele kledijis overdekt met eene breede zijden band, uit de manufaftuurvan Fez. Dit alles maakt ha'are geheele kledinguit, behalven wanneer zij uitgaan, in dat geval dosfchenzij zich zeer zorgvuldig uit. ,Het hair is van het voorhoofd af naar achteren in verfcheidenvlegten gefirengeld, hangende los van agteren ,doch aan het uiteinde is alles bevestigd met gevlogtenzijde. Op het hoofd draagen zij een lang Huk zijde ,omtrend een half el lang, het welk zij om het hoofdbinden, laatende de lange einden, welke met zijde omzoomdzijn, agterwaards in eene losfe manier, tot om-"ftreeks den grond hangen. Het overig gedeelte van hethoofd-


5 7>hoofddekfel wordt vervuld door een gemeen zijden halsdoek,welke het lioofd, even als een digte vrouwenkapomringd ; in het bovendst gedeelte van het oorhangt een fmalle gouden ring, half open, aan heteene einde een keten van kostbaare fteenen hebbende;aan de lel of laager deel van het oor is insgelijkseen breede rnasfief gouden ring bevestigd, welkezoo breed is, dat dezelve den hals agterwaards raakeen, even als de andere, bezet is met eene meenigte fteenen,evenreedig aan de groote van den ring. Wijdershebben de dames aan heure vingeren verfcheiden fmallegouden ringen, bezet met diamanten en andere kostbaaregefteenten, en aan het gewricht der hand, breede masfiefgouden brafeletten, bij eenigen mede met kostbaarefteenen bezet. Derzelver hals is verfierd met eene grooteverfcheidenheid van koraalen en paarel- froeren. Behalvendeze omringt eene gouden keten den hals, aanwelke voorwaards een gouden verfierfel hangt. Evenals de mannen, draagen de moorfche vrouwen geenekousfen , maar roode pantoffels , welke zij uitdoen ,wanneer zij haare kamer intreeden. Onmiddelijk bovende enkel is elk been omringd met een gouden ringfmal van vooren en breed van agteren.De dames befchilderen heure wangen met een hoogrood en derzelver oogleeden en wenkbrauwen met eenzwart poeder, het welk ik voor fpiesglas aanzag. Hetwordt als eene foort van fchoonheid, door kunst verwekt,aangezien, dat men een lang zwart merktekenvoor het voorhoofd hebbe, een ander op de punt vanden neus en verfcheiden anderen op de wangen; de kinis met een hoog rood geverwd en van daar, tot aan deE 2ftioc


KT 68 >flrot loopt een lange zwarte ftreep.De binnen zijdenvan de handen en de nagels zijn met een hoog rood ge.koleurd, in de daad zoo hoog, dat dezelve bij de meeftenzwarte ftreepen fchijnen; boven op de hand zijnook verfcheiden ftreepen gemaald, van dezelfde koleur.De voeten zijn op dezelfde wijze, als de hand, befchilderd.Zeldzaam zag ik in de Harem des keizers van Maroccode vrouwen me: iets anders bezig, dan met gefprekken inde onderfcheiden kringen, welke zij vormden, nu eens inden open tuin, dan eens in hunne bijzondere vertrekken;daar het aan haar niet vergund is, in de mosque tegaan,zoo doen zij, op de vast gefielde tijden, haaregebedenin haare eigen kamers.De Mooren kleeven in de daad,even als de Muzelmannen in het algemeen, het vooroordeelaan, dat de vrouwelijke fexe te gader een laagerfoort van dierlijke weezens uitmaakt, alleenlijk voordgebragtom flavinnen te zijn, tot vermaak der mannen,en het behoud van welker zielen dus geenfints van datbijzonder aanbelang is. Het gedrag der mannen jegenshaar beandwoordt in veelvuldige gevallen aan dit denkbeeld.Daarbij geeven de Mooren nog andere redenenvoor hunne weigering aan de vrouwen, om de plaatsheures verblijfs te verlaaten; zij beweeren, dat het nietalleen flrijden zoude met de gewoonte, welke in hunland in zwang is, om ook zelfs nimmer te fexe toe telaaten,in eenige bijzondere plaats famen te komen;maar het zoude tevens bij haar losbandigheid en onbehoorlijkedenkbeelden verwekken en haare aandacht vanhaare Godsdienftige pligten afleiden.De vrouwen hebben haare talbas, even als de mannenhunne talbn deze, welke of vrouwen of bijzitten zijn,naar


•G 69 >naar zulks uitvalt , fchijnen voornaamlijk verpligt tezijn, om te ieezen, te fchrijven , het jonger gedeeltevan de Harem te onderwijzen in het opzeggen der gebedenen de andere vrouwen te onderrichten in de wettenen beginfelen van den Godsdienst.Alle de dochteren des overleden keizers en de kinderenhunner bijzitten worden, zoodra zij een zeker getalvan jaaren hebben, naar Tafilet gezonden, ten einde ,door het huwen met de aframmelingen hunnes voorvaders,deze bijzondere flad te bevolken bijzonder ,uit hoofde des verhaals, dat naamüjk alle de inwoonersvan dezelve, Jherifs zijn, in eene regte lijn vanMahometafftammende; ja de meelten zijn, of zijlings of op eeneandere wijze in bloedverwantfchap met de tegenwoordigekoninglijke familie van Marocco. M u L E IJ I S H-MA EL, grootvader van den laatften keizer, had driehonderdkinderen te Tafilet en derzelver afftammelingen wordenreeds op een aantal van negen duizend bereekend ,welke allen in dezelfde ftad woonen. • Doch omtot de moorfche dames weder te keeren:Dezelve worden in twee foorten verdeeld; de zwartenof negerinnen, en de blanken. •De eerften dezer zijn of flavinnen , of waren het eertijdsen hebben , voor heuren dienst, of door gunstheures bezitters, de vrijheid verkreegen. Deze vrouwenhebben alle de kenmerken, zoo wel ten aanziene vanheur geitel, weezen strek ken en houding, als van het land,waar zij opgebragt zijn, en hetzelve bijzonder toebehooren.Sommigen haarer zijn in den rang der bijzitten,anderen in dien van dienstbaaren. Alle derzelverzoonen worden tot den dienst der keizerlijke armee opgebragt; bij deze klasfe kan men voegen de Mulatten ,E 3van


70 >van beide fexe, welke door een moor verwekt zijn, bijeene negerin en welker aantal dus in dit koningrijk vrijaanmerklijk is.De vrouwen van deze foo; t, welke men eigenlijkals nationaalen mag aanmerken, hebben een blank, ofliever geelachtig' uitzicht; de eng beperkte kring ,in welken zij zich immer beweegen en de verachting,waarmede zij behandeld worden, doet haar vrij watmisfen van die verfcheidenheid van Charaóter , welkede europeïfche vrouwen kenmerkt: Gelukkig, hoogstgelukkigvoor haar, dat het licht der kennis nimmerzijne draaien in heure fombre gevangenis fchiet ; ditzeker zoude alleen dienen, om haar heuren tllendigentoedand , ongeluk en fiavernij zichtbaar te maaken.Opgevoed met geen ander oogmerk, dan ter voldoening der zinnelijke vreugde van haaren heer of echtgenoot, is het groote doel der vrouwlijke fexe vandit land, om dezen vermaak te verfchaffen en tevens,bij de verachtelijkfte onderdaanigheid, de geftrengheidder fiavernij te verzagten , waartoe zij gedoemd zijn.Wanneer haare beheerfcher tegenwoordig is, zijn, zoowel vróuwen uls bijwijven, verpligt hem dezelfde onderdaanigheidte bewijzen, als de gemeende flaaf hem verfchuldigdis. Echter zijn alle vrouwen niet verpligt ,zich op te fluiten, even als in 's keizers harem; wanneerzij echter uitgaan , zijn zij genoodzaakt, uiterst omzichtigte zijn , in het bedekken van heur aangezichten omzichtig in alles, wat heure uiterlijke houdingbetreft.ni>iGebeurt het, dat zij een Europeaan in haar Iandont»moeten, op een tijd, wanneer de Moor haar niet ziet,dan


7i >dan gebruiken zij' doorgaands die gelegenheid, om heuraangezicht te laaten zien, door den iluier ter eener zijdeop te ligten, even te lachen en met hem te fpreeken ,echter nimmer , dan met de grootfte omzichtigheid ,wijl het haar zeer bewust is, dat het oog der jalouzijnimmer fluimert.Wanneer een Europeaan of Jood op eene heimelijkeliefdedaad met eene moorfche vrouw betrapt wierde ,zoude hij verpligt zijn, het mahomedaansch geloofaante neemen of hij zoude zijn leven verbeurd hebben.En de ftraf der vrouwen is verbranden of verdrinken;ik kan verzekeren een voorbeeld gezien te hebben waaraandit verfchriklijk vonnis werdt uitgeoefend. In dedaad hij , welke eene intrigue van dezen aard poogt teonderneemen , moet meer dan gewoon adres hebbenen de grootfte omzichtigheid gebruiken; fchoon het, vande zijde der vrouw, hem nimmer aan aanmoediging zalontbreeken.Hierbij komt nog, dat de lieden, welke de moorengebruiken, om zoodanigen heimelijken liefdehandel tebeletten, zeer dikwijls de zulken zijn, welke denzelvenonderfteunen. Wanneer men zich in een vrouwlijk ge«waad verkleedt, kan men vrij gemaklijk en onopgemerktde ftraat pasfeeren en men is verzekerd, door geen moorgezien of aargefprookeu te zullen worden; of zij doeneene uitnodiging, ten tijde, wanneer haar meefter vanhuis is, en zij niet in gevaar zijn, van bij zijne wederkeringbetrapt te kunnen worden. ——— En zelfs wanneerde man te huis is, zal deze nimmer in de Haremkomen, wanneer 'er vreemde vrouwen-pantoffels voorde deur van de Harem ftaan, wijl hij daar uit befluit ,dat 'er eene vrouwlijke nabuur is.E 4De


7» >De kleding der vermoedende vrouwen is evenredigaan die der keizerlijke dames, zijnde alleen in kostbaarheidder fiofFe onderfcheiden. Die van iaager klasfedraagen linnen onderkleeren en over dezelve een grootenwollen overrok, met een gordel geflooten,- zij vlegtenhet hair in twee ftrengen, loopende hetzelve van het bo«vendst gedeelte des hoofds agterwaards; over hetzelvedraagen zij een gewoone halsdoek, digt tegen het hoofdaanfluitende en wanneer zij uitgaan, bedekken zij zichmet een fluier.F R A G.


73 >11.F R A G M E N T E NE E N E RN I E U W ER E I Z E N A A R S P A N J E N.(Vervolg van Bladz. 357. des III. Deels.)S C H O O R S T E E N E N .Het gebruik van fchoorfteenen is in Madrid bijna ge^heel onbekend. Men bezigt in derzelver plaats Brazerosof vuurpannen, welke men draagen kan, werwaards menwil, en die eene zeer gelijke en zagte warmte verfpreiden.Ik weet niet, welk foort van hout of korrels ofpoeder in deze vuurpannen geworpen wordt, dat zoogoed riekt. Voor eenigen tijd klaagde eene actrice denHertog van ALBA, dat zij geen geld had, en haare ka.mer zoo koud was, dat zij bevroor, en hij zond haareen vuurpan met piasters. Deze trekken van menschlijkheid,of zoo men wil, van galanterie, zijn in Spanjenniet zeldzaam; hoe waie het ook mogelijk, om eeneaardige actrice, die geen geld heeft, of bevriest, geenvuurpan of iets anders toe te zenden.E 5MI-


74 >M I L I T I E - W E Z E N .De Spaanfche Infanterie beftaat uit:Een Regiment Spaanfche garde; een Regiment Wallonfchegarde; drie Regimenten Nationaal-Infanterie;drie Regimenten lerlanders; drie Regimenten Wallons;twee RegimentenTtaliaanen; vier Regimenten Vrijwilligers; vier Regimenten Zwitfers.Elk Regiment beftaat uit twee Bataillons, en elkBataillon heeft agt compagnien Füfeiiers, en eene compagnieGrenadiers, welke elk een kapitein, luitenant,fous-luitenant, eerfte en tweede fergeant, zes corporaals,een tamboer en vier en vijftig foldaaten heeft. —Zoodanig is het ook met de agt compagnien fufeliers.Eenoverfte, overfte luitenant, een majoor, een aidemajoor, twee vaandrigs, en een veldprediker, maakende ftaf uit.De Cavallerie beftaat uit drie compagnien Gardes duCorps, naamlijk uit Spaanfche, Italiaanfche en Vlaamfchegarde; eene brigade Carabiniers en veertien regimentenCavallerie. Ook heeft Spanjen agt regimentenDragonders; Cavallerie en Dragonders krijgenhunne paarden uit Andakufien.Buiten deze is 'er nog eenige, in régimenten afgedeelde,provinciaale militie, welke met de voorige regimentenniets te doen heeft, en een corps van omtrendveertig duizend man uitmaakt.De foldij is dagelijks zeven fols en een half pondbrood. De helft van elk regiment heeft in vrede's tijdverlof, en elk foldaat neemt voor twee maanden broodvooruit mede, en krijgt het overige bij zijne terugkomst.D e


75 >De marine beftaat uit zeven fcheepen van linie, vanden eerden, uit een en veertig van den tweeden en elfvan den derden rang; daarbij hebben de Spanjaards negvier bombardeergaljooten, twee gorletten, zeven halvegaleien, agt hoekers, drie brigantijns, eene corvette enzeven paketbooten.OLIE.In een land, waar zelfs olijven gekweekt worden,moet men natuurlijker wijze goede olie kunnen hebben;dan het tegendeel is waar. In Spanjen is de olieflegt, zeer flegt, fchoon alles met olie toebereid wordt,fchoon het gebraad, ragout, foep, in een woord,alles in olie zwemt.Om melk en boter te bekomen, moet men of geweldmaaken, of de waard afrosfen, of de waardin vleien;is deze jong en fchoon, dan is het laatfte niet moeilijk;maar wanneer zij oud is, wat toch zal men dan doen ?Ik ben de plaats vergeeten, waar ik eens, door denhonger gekweld, aankwam, en een haas in de herbergvond. Ik beval denzei ven te kooken, en zonder olieherhaalde mijn bediende twintigmaal, en ik, ik herhaaldehet even dikwijls, en echter moest ik helaas, inde keuken komende, om te vraagen of mijn haas haastgereed was, zien, dat mijne vrouw waardin, ongeachtmijn uitdruklijk bevel, even bezig was, haare lamp inde fchotel uittegieten.JA CD.


7J A G T.Het paaschfeest en den goeden vrijdag uitgezonderd,jaagt de koning alle dagen in bet jaar, en verwijdertzich dikwijls zes, zeven mijlen, ja fomtijds nog verder,van zijne hofplaats. Veertig gardes du corps moetenhem in den fnelften galop volgen, en wee den ongelukkigen,welke niet goed rijdt, hij valt. breekt denarm, het been, of blijft dood liggen; en dit is een gelukvoor hem, het beste dat hem kan overkomen.L A N D W E G E N .Elk heeft van de flegte politie, ten opzichte der land-Wegen hooren fpreeken, elk weet dat men in Engeland,zoomin als in Perfiln of Turkyën, voor diefftal veiligis. Even zoo is bet in Spanjen.Aan werklieden en ftraatmaakers ontbreekt het waarlijkniet; deze zijn 'er in groote meenigte ; maarde oorzaak berust in de flegte bezolding, wijl zijonder geen gerechtshof ftaan, wijl de regeering hunniet nauwkeurig genoeg gade flaat; uit dien hoofdevinden zij het met hunne belangen overeenkomstiger,met flruikrovers zich te verbinden, en den gemaaktenbuit te deelen.Alle rovers in Spanjen zijn als pelgrims of eremitenverkleed, en onder voorwendfel van naar den weg oftijd te vraagen, of te bedelen, zetten zij iemand hetpistool op de borst en rooven en moorden te gelijk,wijl zulks flechts ééne moeite is. Een lijk Iaat zichook beter plunderen als een levende, en de doode moetdaarbij ook zwijgen.Het


77 >Het is waar, men kan in elke ftad een escorte netmen; wijl echter dit geleide buitengewoon duur is,wijl men hetzelve vooraf betaalen moet, en het reedster halver wege te rug marcheert, gaat men echter veiliger,wanneer men zich van hun niet bedient.De roovers in Spanjen zijn, zoo als men zegt, tegende vrouwen (de ouden en lelijken 'er afgerekend, welkeniemand in verzoeking kunnen brengen) zeer galant.In plaats van de fchoone reizenden, welke verdwaaldzijn, of de herderinnen, welke hunne fchaapen hoeden,te befteelen, geleiden zij dezelve, geeven hunruikers met bloemen, geld, linten, voeren dezelve inde wouden, waar elk dezer fpitsboeven, naar de rei af,deze ongelukkigen misbruikt.Indien dit roofgebroed meer dan immer vermeerdert,zoo moet men zeker dit aan gebrek van arbeid toefchrijven;aan den diepen flaap der juftitiedienaars;aan de vrijheid, welke men eenige gevangenen geeft, omhunne buidels en broodkorven aan hunne vengfters temoogen hangen; immers, hunne makkers blijven nietin gebreke, hun door middel van deze, touw, vijlen,en andere noodwendigheden te bezorgen, waardoor zijdan de gevangenis ontvlieden, wanneer zij willen, ende wegen op nieuw onveilig maaken.Het te k'eine aantal van hospitaalen voor de bedelendeinvaliden , vermeerdert de bevolking der heerenwegeneven zeer. Moord en roof zullen immer deeenigfte hulpmiddelen zijn, van menfehen, welke geenwerk, geen geld en — honger hebben.BIS-


08 >B I S S C H O P P E N .In Spanjen opent nog geboorte noch gunst den wegnaar den bisfchoplijken fioel, en de arme capucinermoet dikwijls zijn klooster verlaaten, zich den baardfcheeren, een paruik opzetten, om den bisfchoplijkenftoel van Toledo, Sevilla e. d. g. te beklimmen. • •Voor het overige zijn de Spaanfche bisfchoppen voorbeeldigdeugdzaam.ONGELUKKIGEDAGEN.De Spanjaards gelooven dat de vrijdag een ongelukkigedag is, en fchoon in alle haven order zij, omkoninglijke fchepen op alle dagen der week te laatenuitloopen, gaat echter het grootst gedeelte der fcheepskapiteins,'t zij ten gevalle der equipagie, 't zij uitvrees voor den boozen vrijdag, of om zich voor denuitflag niet verandwoordelijk te maaken, niet in zee.De2e dag, verwekt vooral het. volk den meestenfchrik. Wordt iemand op vrijdag ziek, zoo heeft devrijdag daar aan fchuld; fterft iemand op dien dag, danheeft de vrijdag den lijder den dood veroorzaakt; verliestiemand op dien dag zijn pleit, ook dan moet hetde vrijdag ontgelden.Deze zoo zeer gefchuwde dag heeft echter zijne aanhangerengehad, Behalven dat hij de dag is, aan deliefde-godin toegewijd, beminde SIXTUS V. denzelvenhartstochtelijk, wijl het de dag zijner geboorte was;wijl hij op dien dag kardinaal, paus en gekroond werd.FRANS I. verzekerde, dat hem op dezen dag alles welge-


79 >gelukte. HENDRIK IV. beminde dezen dag zeer, wijlhet de vrijdag was, op weiken bij voor de eerfte keerde fchoone Marquife VAN VERNUEIL zag. Zij wasde eenigfte zijner minnaresfen, welke hij, na G A B R I E L.LE DE ESTREE, het meest beminde, welke' hij nietvergeeten konde, van welke hij den ganfchen dag fprak,welker beeldtenis hij eiken oogenblik kuste, zelfs toennog kuste, zoo als men zegt, toen de affchuwlijkeRavailkc dezen goeden koning vermoordde.G E B E D E - D A G E N .De bededagen kwamen met den aanvang der zevendeeeuw naar Spanjen. Voor dien tijd vergenoegde menzich met vasten en bidden, en nu wordt 'er gevast,gebeden'en in het veld gewandeld; de boomen wordengezegend, het -gras wordt gewijd en het wederaangeroepen.De heilige MAMERT, eerst oude kleêrkoper te Pontoife,vervolgends.-priester van den H. Thomas in Louvredaarna bisfchop van Babiion, danken wij dit vroomgebruik. Vóór den prelaat MAMERT liet men hetden Hemel over, en wist men niet, dat wijwater engebeden de goede e'genfchappen hadden, om regenwolkente laaten uitgieten, of te verftrooien, denwasdom te bevorderen, de perfiken te doen bloozencn de pruimen rijp te maaken.DE HERTOGIN VAN ALBA.De Hertogin VAN ALBA heeft niets, hetwelk onsniet bekooren zoude; niemand ter waereld is zoofchoon


8o >fchoon; a's zij; ja, al ware zij tot een ideaal vanfchoonheid gevormd, zoo konde zij niet fchooner zijn.Wanneer zij door de ftraaten rijdt, loopt alles aan hetvengfter, de kinderen zelfs verlaaten hunne fpelen, omhaar te zien.F I N A N T I E N .In elke maand des jaars ziet men een nieuw plangebooren worden; elk uur veranderen de adminifirateursvan handelwijze, en alle bureaux komen inverwarring.Zelden zijn 'er duizend piasters in defobatkist, en vaak zijn de galeien, welke nog te VemCrux liggen, reeds uitgegeeven.Dikwijls heeft dekoning van Peru, de gebieder van het gouden Castiliën,de Heer van Quito, Cusco, Arequipa enPorco, de man,voor welken tweemaalhonderd duizend armen demijnen doorwroeten, piasters flaan of goud weegen,bij het fpel zoo veel niet, om zijne kaarten te betaaien.Maar, werwaards gaan toch deze goud- en zilverbaarenheen, welke draak bewaakt deze ontelbaarefommen, die onophoudelijk van Chili ea Mexico naarSpanjen gaan? Het geld gaat naar Frankrijk, Engeland,Holland, veranderd hier zich in Jeannetten, Mirzos ,halsverfïerfels, oor-en vinger ringen, keert dan wedernaar Amerika te rug, en verfierd den hals, de hand ende ooren van de fchoone vrouwen der nieuwe waereld.Eene ledige fchatkamer is in Spanjen niets nieuws.Te overbekend is de fchandehjk bankbreukige PHI-LIPS


8i >Ï-IPS II bekend; dat FERDINAND III geen geldhad; dat PHILIPS IV van elk borgde, niemand betaalde;dat PHILIPS V alles tot geld maakte, allesverkocht, en gaarne lucht en water zoude verkochthebben.De koning heeft onlangs een finantie-raad opgericht.De Heer GABARUS, een geböoren franschman, isprefident. Aller oogen zijn op zijne verrichtingengeflaagen; hij is vreemdeling, dus te meer benijd, ennijd vermeerdert het kwaad, vernielt het goed, vergiftigt,bederft alles.De Heer GABARUS, zegt men, heeft ten oogmerke,naar het voorbeeld van den Heer KÏCKER, een comptirendu van de finantien te geeven, en zal, ongetwijfeld,deszelfs pathetike en zijne redenkundige figuuren vermijden.FOVER


82 >III.O V E R DE S C H O E N E N .De dwaasheid der mode heeft in geen deel der kledijzulk eene rol gefpeeld, als in de fchoenen, bijzonderin die fchoenen met punten, welke men oulings tuiteoftote fchoenen noemde;in eene fchriftelijkeaantekening, ons van eene kundige hand toegekomen,heeft men deswegens het volgende:Zekere puntige fchoenen of Pmlaines, in navolgingder Polakken, werden van eene buitenfpoorige lengte,voor (*) en in 't begin der 14de eeuw, en zelfs nog in1365, als een gretig gebruik, bij groot en klein,gedraagen.(Zie de Miniatuuren in verfcheiden Kloosterboeken,en de oudfle printen vanALB. DUURER en anderen.Hetaanzien des geenen, welke dezelve droeg, bepaaldederzelver lengte gemeenlijk voor de rijken ofaanzienlijken op ten minften ij voet Fr. maat, en dieder prinfen op 2 of 3 voeten; hoe belachlijker debek of opkrommende neus was, niet ongelijk aan dehe>(*) Volgends den Heer VAN WIJN, droeg men deaelvareeds in het jaar 1127. Zie Maatfih. der Neierl. Lelttrk.


»3 >hedendaagfche fchaatfen, hoe fraaier deze fchoenen geachtwerden; fomtijds was deze zogenaamde neus omgskromden met kluchtige bulten verfierd.KA REL V. verbood derhal ven, in zijne brieven vanden 9 Mei 1365 (welke de bevestiging behelzen van degemeenfchap der Klerken, die Geheimfchrijvers en Notarisfendes Konings zijn) aan die ambtenaaren, zulkefchoenen te draagen, als bij de fraaiheid van hun ambtniet pasfende.Het oordeel, het welk die Vorst over dit misbruikvelde, en het verbod, het welk hij deed van dezelve tedraagen, ftremde derzelver loop; doch na zijnen doodwerd dit weder vernieuwd, en duurde bij fommigen totin het begin der 16de eeuw toe, want op onze gewoonsfpeelkaarten, die omtrend het begin der 16de eeuw ingebruik raakten, vindt men nog koningen, heeren,knegten, boeren of hunne vrouwen, met dit foort vanfchoenen, afgebeeld, dat zeker anders niet zoude gefchiedzijn. • Althans de kapfels der vrouwen en demantels met hermelijn &c. zijn in dezelve waargenomen(*).Men leeze, aangaande deze fchoenen, de werken derNederl. Letterkunde, IV Deel, 11. 26 en verv. alwaar menzien kan, dat deze fchoenen in 1500 uit de mode geraakten;in de noot zegt de Heer VAN WIJN, bl. 23aldaar, niet te twijfelen, of deze fchoenen zijn ookhier gedraagen. — — KEIJSLER heeft die ook ontmoet,op de fchoone tapijten te Brusfel op 't kasteel,ten tijde van PHILIPS DEN GOEDEN gcweeven.MenC*3 Zie MONTFAUCON, Monument di la Monarchit Fran-F 2


84 >Men ziet dezelve mede in de fchoone miniatuuren van't voorst van 1400, in het Breviarium romanum, te vindenin TE IJ L ER s Mufeum; zelfs, fchoon in een veelminderen graad, in de plaaten van 't Lijden, doorGOLTSIUS, naar L. v. L E IJ D E N aan den voet desHoogenpriesters, en in meer anderen.FLÖOEL, in zijne gefchichte der Komifche Litteratur,heeft deswegens ook eene aantekening, bij zegt:onder de belachlijkfte modes der midden-eeuwen behoorenontegenzeglijk de puntige fchoenen (calcei repandi,roflrati, lunati, cornuti, fouliers a la poulaine, fchnabelfchuhe) welke in Duitschland, Frankrijk, Engeland, inde Nederlanden, en mooglijk ook in andere landen inzwang waren; in de 13de eetnv vindt men 'er reedsfpooren van, en zij duurden tot onder de regeering vanKAR EL V;- deze fchoenen eindigden met een punt,welke, naar den rang des dragers, langer of korterwas; bij gemeene lieden waren dezelve een halve voet;bij groote heeren en prinfen 2 voeten. • Men wasgewoon dezelve met allerhande figuuren op te lieren, enhoe wonderlijker en belachlijker deze verfieringen waren,des te fchooner en aanzienlijker. Den oorfprongdezer wanftaltige mode haaien de meesten ui: Engeland,ten tijde van HE NDRI K II. Deze prins was van eeneuitneemende lichaams-geftalte, dan de voet was dooreen vrij lang uitwas misvormd. Om dit te verbergen,zoude hij zich fchoenen hebben doen maaken, welkefpitfe klaauwen verbeeldden; dit aapte, gelijk doorgaands,de adel en de burgerij na. Reeds lang haddende Engelfche en Franfche Bisfchoppen te vergeefscb metbanblikfems tegen deze mode gedonderd,en een Monnik,de voordzetter der cronijk van WILHELM VANN A«-


«5 >NANGIS, noemde dezelve eene belediging der natuuren belediging des Scheppers; ja, het fcheelde niet veel,of men had de aanhangers dezer mode voor ketters verklaard.PHILIP IV in Frankrijk, wilde door eeneverordening dezelve verbieden, dan zij duurde met ditalles nog honderd jaaren voord.KAR EL V. verklaarde dezelve, ter minne der clerefije,voor zedenloos, voor eene God en de kerk tenfpot (trekkende uitvinding; hij bediende zich, ter af«fchaffing, vaneen kragtig middel; hij doemde allen,welke hardnekkig daar mede voord voeren, tot eenegeldftraf van tien gulden; dan die in derzelver plaatskwamen, waren niet verftandiger. Men maakte fchoenenen pantoffels, welke vooraan zoo breed waren, datzij vaak de breedte van een voet overtroffen.KEIJSLER vond in de kunstkamer te Ambras, aan veeleganfche kurasfen der Oostenrijkfche hertogen, ijzerenfchoenen met zeer lange punten, welke, als Fouteralen, overdegewoone fchoenen en Hevels heengingen. Hij gelooft,dat men deze punten met geweld in 's vijands paardenfchopte, en daarna den voet terug trok; hij vond ookfoortgelijke punten aan eenige duitfche ftatuè'n, en inverfcheiden tapijten, zoo als op het flot te Brusjel zijn,die ten tijde van Hertog PHILIPS den Goeden, gemaaktwerden. Op fommige plaatfen ging men nog verder,men maakte fchellen aan zulke punten, welke toen nietbelachlijk waren, daar de grootfte Heeren, ten eindehunne aankomst kenbaar te maaken, fchellen aan deklederen hingen, zoo als uit veele ftandbeelden en hetoude kersgezang van PETER VAN DRESDEN, indulci jubilo, blijkt, in welke de woorden voorkomen:F 3Wo


KT 85 >Wo die fchellen klingen in Regis curia enz.Men onderfcbeide de Calcei lunati, of maanwijzefchoenen (*), van die, welke bij de Romeinen, door dePatricii gedraagen werden; en van welke SIATIÜSzegt:Primaque Patricia clatijit vestigia luna.In welke eigenlijk, in den fmaak eener gesp, door eenhalfmaantjen, de fchoen geflooten werd, dit half maantjenwas van zilver, goud of edel gefteente. — Menzie dit gebruik bij de hebreeuwfche vrouwen. Jejaiascap. 3. vs. 18. (t)BALDUINUS gewaagt van calcei repandi Jeu tncurvi,kromme puntige fchoenen, welke hij gezien had en unciatinoemt ; de Parijfcbe Canfelier a CESSOHIO,klagende over de bedorven zeden der kerkdijken zijnereeuw, zegt: dat fommige kerkdijken als krijgsliedenvoorC*) GESCHIFT, in 'sWaereUs Proefjleen, lt, 112. beeftecr.e plaats, die hier ook Ichijnt te pasfen:Hooghe fchoenen die behaghen, .Want zij 't lichacm hooghe draghen,De doorkerfde zijn ook goed,Teghen fneeuw en watervloed;Jae de maene wijfe gheestenDoen hun fchoenen foo verleesten,Dat men uit hun fchoenen fiet,Dat de maen in 't hoofd gebiedt;Want fij die lanck maenwijs draghen,Sacht glievult, om niet te claghen,Langlier als de voeten zijn ;Waere pijne fonder pijn.(!) BALDCINI, Cale. sntiq. c, IX.


8? >voor den dag kwamen met tote- fchoenen en korte kle".deren het kerkelijk gewaad afgeworpen hebbende, -toen waren dus deze calcei rojlrati den oorlogslieden^HeT'provinciaal concilie te Seno, gehouden onderCLEM. VII. anno 1528; onder Keizer KAR EL V. enFRANCO is I. Koning van Frankrijk, gaf dit decreet:Ne clerici lunath Jeu comutis , ac nimis fenejlratis caUceis utantur; de kerkdijken zullen geene maanwijze ofgehoornde of te veel doorgefneeden fchoenen draagen.Men maakte naamlijk in het bovenleder alleilei foortvan doorfneden; zie de aanhaaling uitDezelve werden dus kerkelijk verbooden.CESSCHIER.Het draagen van foortgelijke fchoenen fchijnt reedsbij de Romeinen plaats gehad te hebben; CICEROzegt: Nostram fofpitam nunquam ne in fomnis quidemvides, nifi cum pelle caprina, cum hasta, cum fcutulo,cum calceolis repandis.TERTULLIANUS,fprekende van de lastighedender toga, geeft onder anderen te kennen, dat de krom»geboogen fchoenen een plaag der toga's waren; hij noemtdezelve haakswijze fchoenen, calcei unciati, wijl dezelveeven als een haak in de hoogte geheeven en tot eenpunt omgeboogen waren; dus ook fpreekt CATO, volsendsSCALIGER: die den zetel der regeering beklom,droeg fchoenen, welke halverwege het been kwamen,anderen haakswijze omgeboogen; de overige Romeinenhadden een foort van boeren fchoeifel, in den fmaakvan fliklaarzen.Dan genoeg hier van, wij zouden buiten ons vakuitweiden, alleen kan 'er uit blijken, dat deze dragtzeeroud is en het ware mooglijk niet te veel gewaagd, wanp4neer


•C 88 >neer men onderftelde, dat deze belachlijke dragt dermidden-eeuwen uit vroegere oudheid ontleend ware, eerstmisfchien, zoo als uit de aanhaaling van FLÓGEL ZOUkunnen opgemaakt worden, onder de ruiterlijke wapenenbehoord hebbe, en naderhand voor fieraad, om deridderdragt, zoo zeer geacht, na te aapen, door hovelingenen anderen nageaapt zij. — Hoe het zij, dit is ze>ker, dat zulke ijzeren puntige foudraalen aan de voeten,zoo wel als fcherpe ijzeren punten aan de knieën, gedraagenzijn; men zie Rerum Hamburgenjïum, Lib. II,pag. 150, alwaar ADOLP IV. Graaf van Schauenburg ,welke 1361 als Franfiscaner monnik te Keulen overledenis, nevens een toenmaalig in gebruik zijnde fchellenband oin den midden, dusdanige ijzeren punten aan deknieën en zulke ijzeren punten aan de voeten heeft; vanwelke laatllen,mitsgaders van de andere foorten, wij inhet volgend No. afbeeldingen geeven zullen.V A*


89 >i v.VADERLANDSCHEDRAGTEN.Hollandfche Boeren en Visjchers, uit de voorjle helftder voorige Eeuw.Zie PI. XI en XIII.Dat de opfchik ook bij de Landlieden plaats had „zoude uit verfcheiden plaatfen kunnen blijken — fluweelen zijde was hun niet onbekend. - , . Op pi. Xf. zietmen twee boerinnen; de voorfte dezer is eenerhijnlandfche,kenbaar door haaren ftroo hoed, welke, indenfmaak der Cineefche Hoeden, heur hoofd bedekt. Zijdraagt een roode fcharlaken rok, welke zeer bij haargeacht was en wel eens met goud of goudgeel pasfementop gelegd werdt . Wijders heeft zij een groenfoort van tabbertjen, het welke zij, in den vorm eenerbouwen opgefiaagen heeft,- anderfints hing dezelve welneder en dan had het de figuur van een lang jak,zoo als voorheen en nog door fommige weezen gedragenwordt; fomtijds had dusdanig eene boerin wei eenmanteltjen om; even als de huidendaagfche iakenfcbemantels, met eene eenigfintsftaande kraag; mij ftaat voor,zulke eene boerin, onder anderen, afgebeeld gezien teF 5heb-


Kf 9"> >hebben, in CAT s emblemata, op hetplaatjen: Het JcJiaepdient voor den dam ghefchut. ——Op zij Je heeft zij een tuigjen hangen, waarop toende bocrinnetjens buitengemeen grootsch waren , duswordt, in fijtje fobers tegen een meisjen gezegd.Ik zal je een paer zilvere mes/en met een beursje op je zijhangen.Deze mesfen noemde men ook knijfjens. Zie STBIJK,Vrijers leven.:zijdeZoek haarTwee knijfjes in een koker,Glad van zilver aan de Jleel.Men had ook voor het beursjen, in plaatfe van groeneEen wijdjche fulpe beurs.Hier bij was ook wel een zilveren fleutelreehs, datmede een groote pronk was, men zie in E it E D E R o'sjferolimoHij koft me alledingh, een ft/lvre vingerroetEn Jleutelreecx, een tas, een paer engelfe mesfsnMei een moije nuwe huijck.Dit tuigaadje hing aan een onderriem, door welk woordde Heer BERKHEIJ een rok verftaat; doch het was eenzilveren keten, in den fmaak van een riem , welke omde midden heen ging en gcfchikt was, om het boven gemeldtuigaadje en (leutelreeks te draagen ; dit zal duidelijkerworden door deze plaats uit Warnar 2 Ton. 5bedr.. . . . een fleutelreeks,Ma eneerriem, mes en J'chee.En


9i >En in fnappende fiitgen wordt het genaamd, 3 Deel,bladz. 3.Een fulveren onderriem.En bij BKEDE BO!Lijsbeth — kreegh — een moije fulvere jleutelreeksMet een rechtfchapen fulveren ongeriem en ien paer fulveremèsfen.In de Ditl. Biglotton, 1654, wordt het ook vertaalddoor femicintium , femicin&orium , halve gordel; bijKILIAEN vinde ik het niet.Wijders droegen de Iandmeisjens net gefteeven kraag,jens. — Dus zegt Zoetje bij VAN DERVENNE.Neen, mijn kraegje zou ontflellen,'i Is bezet met hbbefpellen.Dan zij gingen ook minder zwierig, in den finaak dergewoone zuidhollandfche boerinnen, welke een gereegenjakjen aan hadden, met een gebloemd of zwart fluweelenkroplap over dezelve heen gefpeld, welke ook fomtijdsmet afftekende randen omgeeven en bovenwaardsmet eene opftaande kraag voorzien waren , wordendedezelve voorwaards met lutfen en knoopen, toegemaakt.Voorwaards een blauw linnen fchortje met een gekleurdeftrook boven aan.De mouwen van het jakjen warenkort; — de rok was bij dezen veelal van eene bruineftoffeof zwart linnen, toen Zoetermeers grof grein genaamd.Zie Snappende Siitgeiu De kousfen waren incarnaat,rood, geel of van andere koleuren, of wel bij.zonder bruin, dus heeft VAN DERVENNE;Meijsje nietje bolle koontjes,Hou je klickers nieuw en /ihoontjes tWaeh


92 >Wach je kousjes van kerfaeij,Dat Je blijven bruin enfraeij.Deze kikkers waren muilen, zoo als ons boerinnetjenaanheeft; van deze heet het, in IIOOFDS Jan Sa/ij:Sinneje klickertjes bejlkkt, ik zelje of voegen en JwartenJa, deze waren wel op zijn frans, dus leest men inJerolimo:B R E D E R O ' S———• ' klickers op zijn frans,Ik wordt 'et fchier ivildt om, als ik Je maer hoor kraeken.Het hair was bij veeien giad agterwaards geftreeken,en aldaar eenigfints beneden aan de kruin van 't hoofdgevlogten of gedraaid, wanneer deze vlegt vervolgensom het hoofd heen gewonden werd, over het welke zijv/el eens een hoed, in de fmaak van een mans hoed,droegen, van fluweel, welks rand voorwaards kortzijnde, recht uitftak, en agterwaards om hoog itond,zoo dat dezelve naar agteren fchuins opwaards liep. —Met zoodanige verfcheenen vooral die, welke met dewaaren ter markt kwamen; dan aanzienlijker haddenook een foort van mutfen, welke men kometmutjennoemde; zie dezelve in de Nat. Hifi. van Holland,door den Heer B E R K n E IJ, III. D. VII. St. PI. 3. Fig. 6.Van de Boerendragt in dezen tijd valt minder te zeggen;dezelve beilond uit een wambais of hemdbrok, eneen bovenjak of zwart linnen overrokjen , paltrok genaamd,wijders ruime korte broeken, of wel meer langeflodderbroeken, tot op de fchoenen komende, welkeGrien met den naam van pompen en Jlingerpompen beftempeld


93 >peld vindt, zie VANbladz. 234.DER .VENNE, Belachl, Watreld,Deze hadt een muts belompen,Met een Paltrok bij de Pompen.vergeleeken met de afbeelding op de voorige bladzijde,en eldersZeg onsHoe je vrijer Met1— 1 —Mit Jen enge Jlingerpompon.Zij droegen ook platte kraagjens, beffen genaamd,dus heeft BREDEEO:Hij droeg een effen PijMet knoopjes en plootjes op zijDaar toe een Befjen, dat wonder raarEn netjes estreeken waarHij, welke naar de bijzondere kleding der boerenvan dien tijd begeerig is, zie, wijl afbeeldingen meerhelpen, dan woorden, B R E D E R O'S liedeboek, eerfte druk,in lang klein gvo., eerde plaat, waar eene groote verzamelingvan boeren en boerinnen van dien tijd, is afge>beeld , en leeze het daar bij ftaande liedeken , kluchtigboeren gefelfchap; in het 2de en 3de couplet worden zijdus befchreeven:Arent Pieter Gijfen die was fo reijn in 't bruijn,Sen hoed met bloem -fluweel die fat hem vrij watkuin,IVat fcheefjes en wat Jchuijn,Zoo dat fe bloot, ter nauwer nootStongt hallif op fen kruijn,Maar


94 >Maar Mieuwes euLeentjcn en Jaap]e, Klaas enKloen,Die waeren ekliedc noch op het ouwt fit/oen,In 'r root, in 't wit, in 'f groen,In 't «rijs, in 't graeuw, in 't paers, in 't blaeuw,Celijck de Huijsiuij doen.Men ziet hier uit, wat bij de boeren oude of nieuwemode was.Uit sriEGEL leert men, dat de boeren ten zijnentijde een groove ftoffagie tot de klederen gebruikten,welke den naam van vratmer droeg:Of u' kaal watmer dekt of'pluij'sterrijk fluweel,De op zij (taande hoed, welke, zoo als in onzeXIIIpl. of als een fchippers muts, of ook met een bredenrand, was, verfierde men wel met een ftrik op zijdeof met een haane veder; dus heeft men in BREDERO.Om wat eerlijck uijt te komenSiack hij veeren op fen hoedt.Van daar noch, dat een hathjen een haaneveer genoemdwordt, wijl 'er veel gehaneveerde hachjes onderde boeren waren, handig met het mes, dat hun dikwijlsin een fchede op zij hing.Zij hadden ook wel mutfen , plat van boven: — hethoofdhair was gemeenlijk kort; BRE:;ERO heeft deswegens iets, in zijn klucht van een Huisman en Barbier ,waarin de laatfte den eerften vraagt.Wiljet haijr kort of lang hebben, op fen boersofopfsnfleedslSel ick 'et op de kam of fnijen, of houje liever je locken,Wat langh bijje aafengt: op fen ouwen testements, dstjlaatfralange lokken was dus toen ouderwets.Daa


€ 95 >Dan niets was zoo aanftootelijk, dan de dragt der hoorn,tjens of doedeleins aan hunne broeken, een dragt, wel eerook den aanzienlijken gemeen, en die in Frankrijk, onderLODEWIJK den elfden in zwang raakte en die men toendra.guettesoïBraijettes noemde, bij de duitfchers doedeleins,enbij onsfwantshuiskens,putfe; hst was gefchikt om eene ontlastingte maaken , welke uit hoofde der overgroote getroesdebroeken, ouwlings in zwang, niet gemaklijk gefchiedenkonde; dezelve waren met franjen en linten verfietd,zoo als op Plaat XI kan gezien worden. Ik geloovezegt Montaigne , op eene luimige wijze, dat ditgebruik uit eenvouwige tijden oorfpronglijk is, waarinmen de waereld van zijn have en goed rekenfchap wildegeeven; RABELAIS had moogüjk die dragt op het oog,toen hii de broeksklep van Gargantula befchreef. •— Ditgebruik hield het langfte ftand onder de boeren in hetbegin der zeventiende eeuw zoo als op PI. XIII. te zienis, wanneer deze aanftootelijke gewoonte door de zotten,welken de Redenrijkers bij derzelver plegtigeinkomftenals potfenmaakers vergezelden, op eene ruwe en befpotlijkewijze ten toen gefield werd, waar door het geheelin onbruik geraakte en hiermeede flappen wij vandeze historie af, zie wijders deswegens BERKHEIJ, Nat.Hist. van Holland, III. D. 2 ft. 508 en FLÖGEL, gefchichteder komifche Litteratur I, band, BI. 179.De twee beeldjens op den voorgrond geeven ons eendenkbeeld van de kleding der visfehers van dien tijd;welker befchrijving overtallig zijn zal ; te meer, daaronze ftrandbewooners het langst de oude dragten bleevenbehouden, zoo als wij in het vervolg zien zullen, wanneerwij van dezelve zullen handelen. — — Van demuts,


96 >muts, welke hij op het hoofd heeft, meldt CATS, inzijne eerlijke vrijagie.Neem ik dan een visfchers tuijgh,Blaeuwe mutfen, buijten ruijgh.Zij hadden ook mutfen in den tegenwoordigen fmaak;over het wambais trokken zij ook een ruim roksken,met een kap in den nek en in de plaats van fchoenen ,ruime laarfen. Het vischvrouwtjen is naar eene aftekekeningvan VAN DER VENNE, in de emblemata vanCATS alwaar dezelve uitvoeriger kan befchouwd wordenzij onderfcheidt zich door een foort van ruimoverkleed en een kap op het hoofd, welke aan het kleedagterwaards fchijnt vast te zitten , en welke opgezetwerdt, wanneer men de vischmand op het hoofd droeg;dan, genoeg wij zouden het bellek van plaats te buitenloopen; wij fpaaren het tot eene volgende gelegenheid.


v.M O D E - N I E U W S ,r.Uit Frankrijk.De alom bekende Mad. TEILLARD heeft weder devolgende bekendmaaking gedaan, welke wij onzenmodelievenden lezeren mede deelen.Palais-Royal,Galerie du cotè de la rue de Richelieu,Au Pavillon d'or, No. 41.Mad. Teillard, Auteur des Robes de Fantaifie , aI'honneur de prévenir les Dames, qui ont la bonté delui donneur leur confiance, pour les nouveaux objetsqu'elle a de faits pour le Printems et P Eté, en toutesfortes d' étoffes des troisfaifons; Pekinfatiné, velouté ,tacté; Gros de Naples,- Gourgouran uni et glacé; Pékinirayé, fatinè; Taffetas unis, rayéset chinés; GazedeLyon, Turin; Angloifes rayées, nuées; Crêpe blanc;Linon, Mouffeline, Bafin, Brodeline; Camelotsrayées fSicilienne, Soie, Tabarin , Toile peinte bon teint;Fndienne, etc.QMad.


Mad. Teillard, fait auffi la commiffion pour tout cequi concerne la parure des Dames, comme Cbapeaux,Cornettes, Dentelles, Fleurs, Plumes, Rubans, Lingesfins etLayettes, Bas, Souliers, Gants, Rouge, Odeursetc. etc.Robe d' Apel paree.Elle fait a volonté deux vêtemens, 1'un d'un beaufimple,et 1'autre trés-élégant; roberondefaifantqueue,ornée par Ie bas de chaimans fujets, peints par artiftesprenantla taille dans un genre qui ajoute infinement auxgraces naturelles; couvrant, d'un coté plus que 1'autrela poitrine par une légere draperie, qui fe termine pardeux glands fous Ia gorge; un derrière de robe en gazeou ciêpes s'y adapte, il eft relevé par un noeudquipro.duit un fuperbe effet.En Példn fatiné, Gourgourantacte, 'Gros de Naples et veloutè 132 liv.Florencedoublé, ouaté 108 liv. Taffetas uni, rayé ou chiné120 liv. Gaze rayés, nuée ou crêpe 96 liv. Linon uniou broché 96 liv. Brodeline fatinée 84 liv. Sicilien^ne toute foie 75 \\\.Robe de 'Fantaifie a la Reine %Elle inonte au haut du col, par derrière, jafqu'aterre, fait un peu la queue, ferme par devant jufqu'-aux genoux, et laiïferentrevoir a volonté un fimulacrede jupe d'une autre couleur, qui fait un effet des plusagréables; fa coupe prend la taille d'un genre trés.recherché, donne du cambre, la diminue a 1'oeïl, etle haut de cette robe donne de 1'avantage a Ia poitrine;elle fo termine en forme d'écharpe, qui vient nouer furle derrière; elle elt d'une tournure adm.irab!e: Pékinfati-


99 >fatiné, Gourgouran tacté, velouté et Gros de Naple*ïo8 Hv. Pékini fatiné, doublé ioo liv. Florence doublé90 üv. Taffetas uni, rayé ou chiné 96 liv. Gazerayèe ou crêpe 8+ Hv.Brodeline, Tabarin fatinés 72 liv.60 liv. Camelot r3yé 50 liv.Linon uni ou broché 90 üv.Robe & la CUopatre.Sicilienne toute foieLe corfage eil en étoffe, et le furplus de Ia robe enlinon, gaze ou crêpe, s'adaptant a volonté, prenant ademi-poitrine,- Ie bas de la taille eft ceint d'une ceinturea la prêtrefle, retombant fur le cöté par devant;eet habillement eft garni par des enj'olivements qui s'enlèventa volonté; elle eft délicieufe. En linon, gazsou crêpe 78 liv. et én qualité plus inférieure co liv.Caraco & la Royale*Cette coupe nouvelle desfine la taille avec une gracediflinguée, le derrière du Caraco eft coinpofé de troisdoublés touffes: les cötés relevés a la Turque, la Jupea queue et garnie a Ia Flore.Pékin velouté, Gourgouran,Gros de Naples 100 liv. Taffetas unis, rayé ouchiné 90 liv. Linon, Mouffeline n liv. Gaze oucrêpe 72 liv. Pékin fatiné doublé 90 liv. Brodeline,Tabarin 66 liv. Sicilienne toute foie 54 liv. Camelotrayé et Toile peinte 45 üv.Caraco « la Sapho.Bon pour Ia campagne et monter a cheval, dégageantIa taille; ceintme, revers et colets a la Milady, ju»pe a boutonnières cachées; il eft ausfi lefte qu'elégant.En Tabarin, Brodeline 60 liv. Sicilienne toute foiefi2liv. Camelot rayé et Toile 45 üv.G 2


Robe et Jupe « la PJiehé.Pour grande parure, elle fait ausfi ;\ volonté caracoet jupe complets, en s'adaptaut dans le moment, garnieavec enjolivemens; elle eft d'une tournure magni»fique. Taffetas uni, chiné ou rayé 12 liv. Pékin,Gourgouran velouté, Gros de Neapel 138 liv. Pékinfatiné, doublé 115 liv. Florence doublé 105 liv. Linonou Mnuffeline 96 liv. Gaze ou Crêpe 96 liv. Brodelineou Tabarin 84 liv. Sicilienne toute foie 60 liv.Camelot 011 Toile 60 liv.Robes économiques.Elles compofent a volonté, dans le même moment,trois fortes de vêtemens, parure, demi-parure et négligéajufté. Pekin, Gourgouran velouté, Gros deNaples 100 liv. Pékin doublé, fatiné 90 liv. Linon,JMouffeline 72 liv. Gaze ou Crêpe 72 liv, Taffetasuni, chiné ou rayé 90 liv. Brodeline et Tabarin 66liv. Sicilienne toute foie 54 liv. Camelot rayé et Toilépeinte 45 liv.Robes au Lever de Junon.Cc vêtement, pour 1'appartement, eft ausfi commodequ'élegant. En Linon et JMouffeline 66 liv. Ga«ze et Crêpe 66 liv. Brodeline et Tabarin 60 liv. Siciliennetoute foie 45 liv. Toile peinte bon teint 36 liv.Peignoir ajufté fans jupe, en Linon, en MoufTelins36 liv.KtbH


Kr*Rcles h la Turque et Jupes. \Robes en Lévite et Jupes.liv.Pékin, Gourgouran , gros de Naples velouté 130Pékini doublé 124 liv. Taffetas uni, chiné ourayé 120 liv. Brodeline, Tabarin 84 liv.72 liv.SicilienneCeintnres a, la Romaine, avec fujets peints et écharpeen Gaze 18 Hv.Jupe de Taffetas, pour tranfparent 38 liv.Mantelets a la Virginie,Ce genre de Mantelet eft a colet montant, faifantpar derrière la pointe d'un grand fichu, fe fixe fur ledevant de la gorge, s'attache fur le cóté, et retombeen forme de ceinture; il eft plein de grace.Taffetasnoir, garni de dentellé, depuis le prix de 30 liv. juf.qu'a 120 liv.Gaze blanche 18 liv.Gaze noire avec enjolivement 15 liv.Pékini 80 liv.Beaux Mantelets noirs, en Taffetas et Dentelle, depuis27 liv. jufqu'a IÏO liv.Chals en Linon, depuis 21 jufqu'a 36 Hv.Clials de Taffetas noir, garnies en Gaze 18 Hv.Chals en Gaze noire 15 liv.Fichus d Madame Première,en Gaze avec impresfionde dorure en fleurs - de - lys, et autres desfins 9 liv.Fichus de Gaze blanche 8 Hv.Fichus de Gaze noire 6 Hv.Corfets Taffetas et baleiné 39 liv.Corfets en Toile baleinée 30 liv.Corfets de Bafin 15 liv.Ceinuiresi boucles, en Taffetas baleiné 12 liv.G 3Mme.


•C 102 >Mme. Taillard prie les Dames qui ont Ia complaifanced'envoyer leur mefure avec un fil, de marquer lagroffeur du haut et du bas de Ja taille et la longueur furIe cöté, de deffous le bras jufqu'a Ia hanche; la longueuret la groffeur du bras lui fuffifent, en défignantla hauteur de Ja perfonne.Quant aux frais de caifle et emballage, cela dépendde la quantité d'objets que Pon commet; pour en don^ner une idéé a-peuprès, une caiffe qui peut conteniffdeux robes, y compris 1'emballage, 3. livres.Onze nevensgaande plaat levert drieërlei hoofdfieraa;den op, welke veelvuldig gedraagen worden.De eerfte is eene bonnette ornce, zijnde derzelver grondvan wit taf; de barbe van linon, geborduurd met blau*we bloemen, fteelen en blaadjes; gegarneerd met eenerij witte paerlen, bovenwaards voorzien met ronde na.kara plooien, getourneerd op het midden der bonnette.Deze barbe kan ook van taf gemaakt worden. Bovendepapillon, welke van linon is, is een biais van lilasgaas;wijders verfiert eene fraaije konstroos, vergezeldvan twee knopjens, het geheel, nevens eene witte folletteen een ftrik van wit lint ( a ).De(«) Le premier ell une bonnette ornêe, «lont le fond eft de taffetasblanc. Une barbe de linon i fleurs bleucs, tige & feuillesvertes btodêes, garnie d'un rang de perles blanches, furmontiesd'un


103 >De tweede is eene bonnette, welker grond van wit tafis- dezelve is voorzien van twee fraaije barbes van linonof wit taf, geborduurd roet roozen, blauwe bloemenen lilas, nevens een flinger van groene blaadjens; defapillon is van linon, defollette wit, de ftrik van lichtgeel lint ( 6 ).De derde is een hoed van geel taf, met nakara moesjens;de cocardes en ftrik van nakara lint, de voeringvan wit taf; de guirlande van konstroozen, voorwaardsdoormiddel eener cocarde aan den opgeflaagen rand, agterwaardsdoor een linten ftrik vastgehecht, rustende opde linker zijde van het hoofd, terwijl de hoed zodanig opgezetwordt, dat dezelve ter rechter zijde overhelt (c).Wijders is de carmelite-koleur zeer in de mode, vereenigdmet roozenrood en violet, het geen op het tafeene fchoone werking doet.Overd'un plis rond nakara, tourne fur le milieu delabonnette. Cettebarbe peut être auffi de taffetas. Au-deffus de papillon, quieft de linon, un biais de gaze lila. Bellerore artificielle, accompagnéede deux boutons. Superbe follctte blanche. Nceudde ruban blanc.(&) Le lecond eft uné donnette dont le fond eft auffi de taffetasblanc. Deux belles barbes tournantes de linon ou de tafletasblanc, brodé en rofes, fleurs bleues & lila, avec des guirlandesde feuilles vertes. Papilion de linon. Follette blanche.Nceud de ruban jaune tendte.CO Le troifième eft un chapeau de taffetas jaune, möuchettéde nakara. Cocardes & nceud de ruban nakara: Doublure detaffetas blanc. Guirlande de rofes artificielles, qui s'attache ,pardevant, a la cocarde du retrouffis, & par derrière, aunceud de ruban, & qui repofe fur le cö:i gauche de la tête ,iorfqu'on pofe le chapeau, qui ooit pancher fur le cöté drost.G 4


K£ 104 >Over de doeken draagen de dames ook een cottettnonté,van zwart taf, met hemelsblauwe moesjens,gaande onder de armen door en geftrikt op den rug.De groene coleuren zijn mede zeer in zwang; dus heeftmen robe's van groene zijde, en onder dezelve een rokvan linon, benedenwaards met een guirlande van groeneblaadjens.BOU ;


BOUDEWIJHE NL IJ S J E.EENE V E R T E L L I N G .


ic7 >B O U D E W I J NL IJ S J E.E E N E V E R T E L L I N G .In Noordwijk woonde, in vroeger tijd,Een rijke Tuiners zoon.De jonkman heette Boudewijn,Was moedig fterk en fchoon.De Meisjes zagen gaarne hem,Steeds was hij lief ter kout,En, zo 'er al te ftoeijen viel,Hij was befcheiden Hout.Hl


io8 >Hij dartelt bij de Meisjen rond ,Gelijk een vlinder dwaalt ,Die over duizend roosjes zweeft,Eer by zijn keus bepaalt.*'t Was kermis en de vedel ging,De jonkman was 'er bij,Hij groet de meisjes één voor één,En kuscbt ze langs de rij.*Hoe blinkt elks voorhoofd door het goud {Maar, Meisjes wac verdriet,Dat jonge en rijke BoudewijnNiet na uw tooifels ziet.Een Meisje (Lijsje was haar naam)Wel van een biaaf gcflacht,Maar zonder kliat en zonder praal,Was ook op 't feest gcbragt.Me»


ic9 >Men kent haar pas. Zelfs BoudewijnZag 't lieve Meisje nooit;Wie, vraagt hij, zit daar in dien hoek,Zo zedig opgetooid?Een Katwijks Meisje — is 't flaauw befcheid,Althans zo wij vermoên.Maar (voegt de jaloczij 'er bij)Wat heeft zij hier te doen ? 1*Want Lijfje, fchaars vercierd met goud,Was fchooner, dan 'er één'Van al de Meisjes in het rondOp 't kermisfeestverfcheen.*De vriendlijke oogjes, helder bruin,Vol geest en tederheid;Ket hooge voorhoofd, fraai vanbogtiDe wenkbrauw zagt gefpreid;De


Ho >De koontjes, goelijk, rood en vol;De lipjes, gloeijend rood;De boezem, die de koelheid zelfsTot liefde en wellust noodt;Die fchoonheên blonken te gelijkDen jongeling in 't oog,Als hij met losfen zwier en tredNa 't Kauvijks meisje vloog.De jongeling, wiens fier gelaatDoor fchrik nooit heeftverbleekt,De jongling nadert — aarfeit — fchrikt,En ftamelt, daar hij fpreekt.Hij noopt de Maagd tot danfen aan.Wat hei!! Zijn' pooging lukt,Zij danfen — nooit heeft BoudewijnZo lief een hand gedrukt.De


III >De dans loopt af; — de vedelklankSpoort zelfs tot minnelust.Hij kuscht haar. — Nooit heeft BoudewijnZo lief een' mond gckuschc.*De jongeling herhaalt den kusch,En zucht van minnefmart.Hoe klopte 't hart van Boudewijn,Hoe klopte Lijsjes hart.De boezem ging haar op en neêr.Vaartwel nu, kalmte en rust;Nooit zag zij zulk een Jongeling,Nooic was zij zo gekuscht.Den dans herhaalt het jeugdig paar;Kon zij 't verzoek weêrftaan?Al danfend treft het jeugdig pnarElkanders oogen aan.Huif


na >Half droef, half blij finolt beider blikIn teed'ren liefdegloed,Maar geen van beiden hadt voorheenOoit zulk een' blik ontmoet.Naa 't danfen grijpt hij andermaalDe lieve Maagd in d'arm;Zij zinkt aan zijnen boezem neêr,Door dans en liefde warm.Hij kuscht haar een en andermaal,Kuscht haar verbod zelfs flora,En eindelijk, haar lieve mondKuscht zagtkens wederom.*t Word


H3 >Word avond, cn de blijde jeugdSlaat voor, om in het groen,Bij 't lieve fchijnfel van de maan,Een wandeling te doen.Wie blijder thans dan Boudewijn,Wiens hart van Liefde brandt?Nu kent hij vrees en minnenijd,Hoe drukt hij Lijsjes hand.Hij laat haar lieve hand niet los;Wat zij hem zegge of fmeek' ,Een ander, zegt hij , zou die hand..;.Hij zucht, wordt rood en bleek.H't Om>


4 H4 >'t Ontftelde Meisje zwijgt, en beeft,Gelijk het dunne riet,Daar zij het oog van al de jeugdOp haar gevestigd ziet.Zij bloost veel fchooner, dan de roos,Die ze op haar boezem draagt.'t Is , of dat blosje voor haar fchoonBeleefd vergifnis vraagt.Nu tre£n zij zwijgend arm in armDoor Noordwijks roozenpaên;En fchoon 't Gezelfchap langzaamftapt,Toch blijven ze agter aan.*„ 't Gezelfchap raakt ons verr' voor uit,Kom, fpoeden we ons wat voort"Zegt Lijsje, daar zij reeds van vetHet fchiatrend fpotten hoort.Wat


H5 >,, Wat raaken ze ons, zegt Boudewijn,Wat raaken ze ons vriendin,Als wij , als wij maar zaamen zijn,Slaan wij dit bijpad in."„ Ach! zucht zij, lieve jongeling! "Hij kuscht verrukt haar' hand.Zij ziet hem half beftraffend aan ,Doch biedt geen' wederftand.Nu, nu ontlast zich 't vol gemoed,Straks ftom door liefdefmart,En ieder woord van BoudewijnZinkt Lijsje diep in 't hart.Zo praatend dwaalden zij van 't pad,Dat naar den Dorpweg ging ,Maar zagen, bij bet licht der maan,In 't eind eene openingH 2Een


4 n6 >*Een plekje , in 't midden van het bout,Begroeid met donzig kruid,Half overfcheenen door de maan,Lokt beider oogen uit.Juist ftondt 'er ook een roozenboom,Daar door natuur geplant,Die ftondt, als 't ware, aan 't boveneindVan 't groene ledikant.*„ Kom hier, mijn lieve 1 een poos gerust,Hier op dit klaverbed."Zegt Boudewijn, en Lijsje beeft,Waar zij haar voetjes zet.Met drift omhelst de jonkman haar;Hij fmeekt haar nog een keer...,En Lijsjen zet, in 't malfche gras,Zich naast den jonkman neêr.Nu


Nu zinkt hij, kusfchende, op haar borst,En klemt haar aan zijn zij';Hij legt zijn hand haar op het harts„ Ach floeg dat hart voor mij l"Zo fpreekt hij, bij het kwijnend licht,Hij ziet haar fmachtende aan;En 't lieve meisje vraagt ontroerd:,, Voor wien zou 't anders flaan?'ï#Dat woord ontvliedt haar lippen naauw;Of, in de ziel verhevigd,Drukt Boudewijn haar aan zijn hartMet woeste en teedre vreugd„ Voor mij, voor mij, zd barst hij uit»Voor mij, voor mij alleen V'„ Voor u, voor u, 6 BoudewijnVoor u en anders geen ? "H 3N U


n8 >Nu zijgen ze aan elkanders zij*,Geftrengeld arm in arm,Op 't malfcbe bed der Liefde neêr,Door reine liefde warm.WMaar, zegt ze, lieve Boudewijn,Wijl ze in zijne armen hijgt,„ Ik bid, ik bid o, fpaar mij toch....Zij bloost, zij beeft en zwijgt.Vol drift heft Boudewijn haar op,Ziet in haar oog een traan.Wat wilt gij, lieve, dierbre maagd ?kWat wilt gij?Dat wij gaan."*Met loome fchreden keeren zij,En, eer zij heenen gaan,Zien zij nog eens na 't klaverbed,Nog eens elkander aan.Zij


•C "9 >Zij gaan nogthans, maai, onder 't gaan,Zegt Boudewijn,,, Mijn fchat!"Terwijl hij Lijsjes lieve handIn beide handen vat,Beloof, Beloof mij op uw woord.Zo gij mij liefde draagt,Dat ik u morgen weêr zal zienBeloof 't mij, lieve maagd?"*ü Op morgen, in de doelen».. komt • •Doe mij dat gunstbewijs,Indien ik daar mijn Lijsje zie,Dan win ik vast den prijs.*» Dat Lijsje, die gij zo verheft,Hervat zij : „ Boudewijn'.Zou, als ze u dan 20 dierbaar is ,Daar ligt tot hinder zijn.".H 4En


iao >„ En 'k moet, ook morgenavond vroeg ,Mijn lieve Boudewijn 1Want maeder is zo oud en zwak,Vast weêr te Katwijk zijn.*„ Woon eerst het doelfpel bij, mijn lief!En ik geleid daarnaaUzelf na Katwijk, lieve meid IWat zegt gij? —Zij zucht. Jal"»Zij naadren het gezelfchap vast,Hoe juicht het keer op keer ,,, Wees welkom, Lijsje en Boudewijn.!Hoe zijt gij daar al weêr?"Het meisje (Iaat haare oogen neêr.Zo rood al karmozijn,Keert zij t gelaat verleegen af ,Schuilt agter Boudewijn.Wi;


121 >Wij zijn 'ar weêr, o Meisjes! ja!Gelijk gij allen ziet,Maar zegt mij, wien bedriegt de tijd,Bij zulk een Meisje niet.'t Wordt eindlijk, eindlijk fcheidens tijd, "Reeds breekt de morgen aan,Hoe treurig ziet nu BoudewijnEn zucht: „ Ach moet ik gaan."„ Gaa toch, zegt Lijsje; JongelieflElk gaat, wat toeven wijïVaarwel dan, zegt hij met een kuscb,„ Ach Lijsje! denk aan mij."«5 Cc en


•(f 122 >Geen flaap drukt 's Jonglings oogen toe,Waar hem zijn Lijsjes beeld,Door zijn verbeelding trouw gemaald,Betovert, roert en ftreelt.Ook traag fliep 't lieve meisjen in,Gekweld door vreugde en pijn,En dc afgebroken fluimting waj,Eén droom van Boudewijn.Vroegtijdig was het jeugdig paar,Gekleed en op de been;En eer de dorpklok zeven fioeg,Was reeds het paar bij één.Met


123 >Het uur, het heuchlijk uur genaakt,Waar op zich Boudewijn,Zo vlug, zo handig met den boog,Verwinnaar wenscht te zijn.„ Nooit kwelde trotschheid mijne ziel,Mijn lieve Maagd! maar nu,Nu „ zegt hij," brand ik na den prijs,„ En 't is alleen om u.„ 'k Leg ftraks hem aan uw voeten nefir6 Aller meisjes bloem,Daar *k op één' dankbren lieven kuscli,„ Als de eerfte zege, roem."Nu treedt het fchoone en lieve paarNa Noordwijks Schutters hof;Wijl Boudewijn de boezem gloeitVan liefde , heet na lof.• Zit


124 >„ Zit hier, mijn lieve! zit hier neêr,Hier zit gij best en vrij.Zegt Boudewijn, 'k ben fluks te rug....Ei zie toch eens na mij."„ Na wien toch zou ik anders zien?Zofpreekt ze in 't hart verrukt 3Wijl Boudewijn een' teedren kuschOp Lijsjes mondje drukt.Vol drift flapt hij de Doelen in,Grijpt eerst den zwaarden boogStaart op de pijl en eedle moedVonkt in zijn manlijk oog.Hij wacht, vol ongeduld, zijn beurt jDoor hoop op zege ftout,Daar hij aan de andre zij van 't veld,Zijn lieve maagd aanfehouwt.Df


125 >De pijlen fnorren hem voorbij,Hij lonkt zijn Lijsjen aan; —Ziet agter haar een jongelingVan Katwijk buiten ftaan.$Ijskoud wordt eensflags Boudewijn,Hij ziet geen pijlen meêr:De jongling zet in ftilte zichAan Lijsjes zijde neêr.*De knaap, zo fchoon als Lijsje zelf,Drukt onverwacht haar hand.Ze ontzet, maar lacht, en wijst met één,Hoe men den voetboog fpant.De ontroerde Boudewijn, die fierZijn drift een poos bedwingt,Bijt op zijn lippen, dat het bloedHem op het aanfchljn fpringt.» God!


126 >a God! zegt hij, zoo een ander? neen . . .„ In eeuwigheid dat niet. . . .Springt woedend toe — terwijl een pijlDe taaije pees ontvliedt.*Help God', weerhou toch Boudewijn —De'jongling valt —gewond.Nog hangt de pijl hem in den borst,Zijn bloed ftroomc op den grond.*Een jammerkreet vervult de lucht,De maagd, vol liefde en moed,Vliegt na haar lieven jongeling,Reeds wentlend in zijn bloed.Zij zet zich beevend naast hem neêr,Haar hand bedekt zijn wonds„ 6 God t mijn lieve Boudewijn 1't Bloed golft uit uwe wond."Naauw


127 >Naauw hoort de jongeling haar item,Of, met een donkren blik,Ziet hij vol ftil verdriet haar aan,En geeft een luiden fnik.*„ Zeg, zucht hij, wijl zijn boezem hijgt,En ziet haar toornig aan;Zeg, zeg, wat fchoone jongeling„ Zaagt gij zo vriendlijk aan ï„ Mijn Broeder was 'r, o Boudewijn!Die heeft mij ftraks verrascht."Met bittre droefheid antwoordt hij:„ Mijn God! uw broeder was 'tï„ Uw broeder was 'tl'— omarm mij dan,„ Wat zal 't mijn Boudewijn? . . . ,,, Nog maar een oogenblik mijn lief. • • •En 'k zal 'er niet meÊr zijn.» Gij


128 >Gij fterven? zegt zij, neen! o neen —Mijn God I wat angst, wat pijn. . .Één kusch, één kusch nog, lieve maagd,Bied u uw Boudewijn."Hij fteekt haar nog zijn handen toe,Half koud, half klam en ftijf. . . .Zij kuscht den jonkman, en met éénVerlaat de ziel het lijf.Hij trilt de doodftuip aan haar hart ——Zij ftort op 't lichaam neêr,Omarmt het jeugdig lijk — zij giltEn voelt geen fmarten meêr.A. LOOSJES PZ.


I.O V E RDEG E R M A A N E N .(Vervolg van Bladz. 14.)gehard de germaanfche natie was bij de krijgsongemakkenen ffroperijen, zoo zeer beminden zij, volgendsTACITUS, ten tijde van vrede, de rust en hetgemak ; men bragt den ganfchen dag bij den haarddoor. Jaagen en eenige arbeid op het veld ivas derzelverganfche bezigheid. Hunne dag-orde was deze: ,, bijhet ontwaaken, het welke doorgaands eerst bij den helderendag gefchiedde, baaden zich de Germaanen on>middelijk en wel meest, wegens den langen aanhoudendenwinter, in warm water. Na het baden, fpijzigdenzij, elk op een bijzondere zitplaats zoo wel als aan eenebijzondere tafel: vervolgends gaat men gewapend aanzijne bezigheden en even zoo dikwijls ter gastmaal. HetIwas


13° >was hun geene fchande, dag en nacht voord te flempen,Derzelver veelvuldige twisterijen, zoo als het bij drinkersniet anders zijn kan, werden zelden met fcbimpwoorden; veelvuldig met moorden en bloedvergietengeëindigd." Iets foortgelijks meldt TACITUSvan het gevolg der vorften of hunne ridderen. „ buitenden krijg jaagden zij zomtijds, grootdeels echter bragtenzij den dag ledig, met flaapen en flempen, door.Helden en krijgers van den eerften rang lieten geheelbedrijfloos en om niets zich bekommerende, huishoudingen akkerbouw over aan vrouwen, grijsaards enzwakken uit hunne familie. Een zonderling contrastin het character eenes volks, zoo zeer de rustenwerkloosheid te gelijk minnende en haaiende."A K K E R J J O U W.Noch de grond, noch de luchtftreek noch de denkwijzedezer, natie noch ook de perfoonen, welke zichdaarmede bezighielden, begunftigden in Geimanienden Akkerbouw. Men hieldt zich over het algemeenniet veel daar mede op. Men verzuimde»denzelven echterniet geheel; de Sueven namen beurtelings den veldtochten den Akkerbouw waar. De Tenfteren en Ufipeetenverlieten hun vaderland, wijl de magtige Suevenhunnen akkerbouw Hoorden. Niemand echter had eigenlijkeen ftuk lands in eigendom, maar elk verkreeg vande opzieners jaarlijks een zoodanig ftuk lands, van diegroote en in zulk een oord, als men goed vond; menmoest


131 >moest dit echter het volgend jaar weder verlaatën , enandere oorden betrekken. Het oogmerk van dit zon»derling gedrag was ftaatkundig en mooglijk voor de Germaanenin hunne omftandigheden goed,- echter plaatflözulks onoverkomelijke hinderpaalen aan den Akkerbouwen deszelfs volkomenheid in den weg. De opzieners,zegt TACITÜS, neemen jaarlijks, naar de maat hunnerfterkte een ftuk lands beurtelings weg en verdeden hetovereenkomftig elks ftand.Overvloed van land verligt deze uitdeeling. Het gebouwdeveld lag hierop een jaar lang braaK en echterontbrak het niet aan land ,- dan , hier wist men nietsvan naijver, om het beste en grootfte landgoed te hebben,om-boomgaarden aan te leggen, weiden te verdeelen enhoven te bewateren. Graanen alleen werden 'er gebouwd;van daar was het, dat zij het jaar niet in zoo veele getijdenverdeelden , als de romeinen, van winter, lenteen zomer hadden zij denkbeeld en de naamen; de naamvan herfst was hun, nevens deszelfs fchatten onbekend-VEKTUCHT.De veetucht was een hoofdtak des tijdelijken beftaander Germaanen , derzelver eenige en geliefdfte rijkdom.De geldboeden werden door vee betaald, ja eenige volkenbetaalden zelfs, even als heden eenige arme volkenin de afiatifche bezittingen van Rusland, hunne belastingenmet dierhuiden. Talrijke kudden verheugdenhun. Het vee mogt voor het overige klein en onaanzienlijkzijn, zulks raakte hun niet.1 2 JAST


132 >J A C T.De verbaazend groote wouden van Germaniën leverdenniet allen veel wild op, maar ook zulk, hetwelk menin andere landen niet vondt; Jonge Germaanen vorm.den, door de jagt op dieren, zich tot den krijg; bij.zonder vervolgden zij de wilde ftieren, vingen deze inkuilen en vertoonden, ten bewijze hunner handigheiden bekwaamheid, derzelver hoornen in de volksvergaderingen.— Hoe meer men van dezelve toonen konde,des te grooter was de roem en goedkeuring. Die ,uit het gevolg der vorften, jaagden fomvvijlen tot tijdverdrijf,de overigen zeer dikwijls, deels uit lust, deelster afwisfeling der oorlogs • bezigheden, of ook uit behoefteen om levens-onderhoud. Boog en pijlen warenby veelen de jagtinftrumenten. Van de Jagthondenvan onderfcheiden aard, als ook van valken, maakeareeds de oude wetten melding.v i s c H E R IJ.Onder de vischrijkfte rivieren muntten bijzonder derhijn , de main, de donau en moezel uit. De werktuigenvan welke men zich ter vischvangst bediende, warenosfenlijnen en ijzeren haaken , waar aan men ver,moedelijk het aas ftak. De Chaukeren bedienden zichvan


Ï34 >uit hoofde van koopmanfchap, maar om zeeroverij, Inde derde en vierde eeuw fidderden niet alleen de britten,maar ook de kusten der afgelegen galliërs en hispaniërsvoor hunne zeemagt, zoo verre hadden zij het reeds gebiagt.HANDEL.En volk, dat arm en met weinig zich vergenoegdekon weinig belang bij den koophandel hebben ; hunland was vol wouden en poelen; de inwendige fchattenwaren hun onbekend; van industrie wist men niets; wapenen,en wijnen, mooglijk ook eenigemetaalengereedfchappen, waren vermoedelijk de eenige koopwaaren ,welke zij van buiten verkreegen; daar tegen verruildenzij aan vreemden.Barnfteen , ganzenvederen,menfchenhair , beesten - vellen , pelterijen, flaaven ,e. d. g- De handel gefchiedde niet in geld, hier vanwist men niet, indien men de grensbewooners der romeinenbij den rhijn en den donau uitzondert; de koopwerd verricht door ruiling van waaren tegen waaren. —«Onder de handeldrijvende natiën der Germaanen wer»den bijzonder de Ubiers en Hermanduren gefteld.Op Goud en zilver zetteden zij, volgends TACITUS,weinig prijs; de nabuuren der romeinen hielden alleenhetzelve in waarde. Deze waren bijzonder op oude munt.fpecien gefteld, welke men Serraten en bigaten noemde. —De eerften waren vermoedlijk om den rand zaagswijzeingefneeden; de bigaten verkreegen hunnen naam vander-


derzelver munt, een biga of tweefpanningen wagen verbeeldende.• Zij hadden voor het overige liever gouddan zilver. Men vind echter veele noordfche oudhedenvan goud en zilver. BeSueven bij ciESAK, indienniet alle Germaanen, waren gewoon, hunne pokaalenof drinkhoornen om den rand met zilver in te vatten;en de Sneven bedongen, bij de verdeeling des romeinfchenbuits, voor zich het goud en zilver; in laateren tijdechter plantte de geldzucht zich van de grensbewoonersbinnenwaards voord. Van interest neemen enwoeker wist men echter, volgends TACITUS, indiendeze plaats bij dien fchrijver echt is, in de eerfte tijden,niet.SPIJZE E N D E ANK.Het voedfel der Germaanen was zeer eenvouwig endroeg veel bij tot hunne rijzigheid en kragt. Defoldaa.ten van Ariovist vergenoegden zich, bij hunne veldtochtentegen de galliërs, met rauwe kruiden. Brood en anderemeelfpijzen, haverbrij uitgenoomen , warenbij hun weinig of niet bekend. Hun voedfel beftondgrootdeels uit melk, kaas en vleescbfpijzen, 't zij vanaangefokt vee, 't zij op de jagt verkreegen. De toebereidingwas flegt en voor een romeinfchen mond ellendig.Het vleesch at men rauw, en, of geheel warmvan het geflagte dier, of ook bedorven, nadat men het,op zijn goed tartaarsch, vooraf in een dierhuid gerolden met handen of voeten eenigfints murw gekneed had.I 4 E c h "


13Ö >Echter verftonden zij zich op het vleesch in potten tekooken of aan fpietfen te braaden. Hierbij kwamenook eenige planten en gewasfen bij, welke een woestland, zonder aanbouw, van zelf voordteelt.„ Hunne drank, zegt TACITUS, beftaat uitgarstofandergraan, welke men, als wijn, heeft laaten gesten(dus een foort van bier of brandewijn.) De Kustbewoonerskoopen ook wijnen. De kost is zeer eenvouwig; wilde vrugten , versch wild , dikke melk,zonder toebereiding, zonder bijvoegfels , ter ftrelingvan den fmaak , ftiit hun den honger. Men voldoehunne neiging tot drank , men geeve hun , zooveel zij verlangen , en zij zullen even ligt door hunnedronkenfchap, dan door onze wapenen , overwonnenworden.'' Hunne neiging tot den wijn, was zeer fterk ,fchoon zij zeer ligt door denzelven bedwelmd werden ;voor een zekere maat van dezen gaven zij gaarn eenflaaf. Volgends DIODOEUS van Siciliè'n hadden zijook wateri, waar in honigvaten afgewasfen waren ,voor hunnen drank ; hunne maaltijden muntten meerdoor veelheid van fpijzen, dan door kostbaarheid uit;jonge knaapen bedienden dezelve en elke gast had zijneigen tafel, als ook zijn eigen zitplaats op een wolfsofhonds-huid. Aanzienlijke gasten werden , even alsde helden bij HOMERUS of ten tijde der patriarchen,bij uitzondering, vergast.W O N I N GEN.De Germaanen hadden weinige of geheel geene ftedenen dorpen. Men hield deze voor fteunfels en ketenen


137 >nen der fiavernij, waar in de vrije, even als het Ingeflootenwild , moed en dapperheid vergat. Hetvoornaame tijdperk van den aanbouw der fteden wasten tijden der faxifche keizers, toen de duitfche natietegen de Hunnen fteden en burgten aanlegden. De wooningenftonden afgezonderd en verftrooid; armoede enbehoefte kenmerkte dezelve. De opbouw kostte weinigmoeite, daar men dezelve , bij de aannaderig esnesvijands, in éénen dag konde afbreeken en weder opbouwen.Zij waren niet eens van vengfters voorzien.Een deel der natie woonde ook in hooien of huttenonder de aarde. Sommigen befchutteden onder faamgevlogtenloof zich tegen het weder. Gemaklijke fchoonewooningen waren niet overeenkomltig met hunneftaatsgefteldheid en ftaatkundige uitzichten.UITSPANNINGEN.Het charaéter en de neigingen eener natie beftemmenderzelver uitfpanningen. Een opgepropte disch, eenhoorn, gevuld met bedwelmenden drank — een nachten dag voordgezette flempeiy, waren dus de hoofdvermaakender Germaanen; Schouwfpelen waren hun onbekend.De danfers fcheenen hun raazenden en uitzinnigen;flechts een foort van fchouwfpel, en wel immerhetzelfde, naamlyk een krygsdans, was bij hun inzwang, waar bij de voortredende perfoon echter vanalle zucht op gewin vervreemd was. — Lof was hierbij zijne eenigfte belooning,- de vreugde der aanfchouwerszyn eenigst oogmerk. Jongelingen, tot dezenI 5dans


138 >dans bekwaam, wentelden en draaiden zich, naakt,tusfchen zwaarden en frameeën door.Hafardfpelen behoorden biizonder onder de uitfpanringender Germaanen, het dobbelen beminden zij totuitzinnigheid toe. ., Men fpeelt," zegt TACITUS,is het niet zonderling? nuchteren en in vollen ernst,met dobbelfieenen , en wel bij winst of verlies, metzulk eene dolzinnigheid, dat men — is alles verfpeeld —op het laatst zich zeiven en zijne vrijheid op fpel zet.De verliezer gaat dan, fchoon jonger en fterker, zonderweigering, in fiavernij, laat zich binden en verkoopen,zoo ftijfzinnig zijn zij, ook in eene kwaade zaak;doch in Germaniën noemt men het, zijn woord houden.GASTVRIJ HE 10.Geen volk betrachtte liever en uitbundiger de gastvrijheid,dan de Germaanen. Een vreemdeling, om welk oogmerkook komende, was zeker tegen alle mishandeling;wooning en disch ftonden hem overal ten dienst. Uitdien hoofde zegt ME LA: flechts tegen vreemdelingenen verzoekenden is de Germaan goed en menschlievend.Men hield het voor godloos, eenen vreemdeling herbergte weigeren; elk onthaalde naarzyn vermogen. Wasde eerfte uitgeput, dan werdt hij, die eerst gastheerwas, wegwijzer en gids, naar een anderen gastheer.Onverzocht het eerfte beste huis in te gaan, was niets,men werdt met gelyke vriendfchap ontvangen. Bekendenen onbekenden worden, wat het gastenrecht betreft,zonder onderfcheid onthaald. Verlangt de gast,bij


4 139 >bijj.het affcheid, iets, dan is het nimmer gewoonte,zulks te weigeren; echter veroorlooft men zich evenligt verzoeken aan hem te doen. — Wederzij dfche gefchenkenbehaagen hun; echter wordt het gefchenk denontvanger niet hoog aangereekend, zoo als zij zich ookzelfs wegens het ontvangene niet verbonden reekenen.Hunne omgang met vreemdelingen is onbekrompen.FLEfl'


14° >I I.P L E G T I G E ,O P E N L I J K ET W E E G E V E G T E N .Zonder hier dat foort van Ordalien of gerichtelijketweegevegten, waarbij de uitfpraak van het recht aanhet lot der wapenen overgelaaten was, te gedenken,willen wij hier alleen van da openlijke eeregevegten fpree-'ken, welke den geest der oude Ridderfchap ademt. Ziehier twee voorbeelden van dezelve, zoo als zij bij oudefchrijvers zijn te boek gefteld, zij kunnen dienen omden ouden riddergeest te leeren kennen.LTwee fpaanfche jonge edellieden, beiden niet bovende 25 jaaren oud, uit goeden huize, Den PEDROTO-RELLO en Don JERONIMO ANKA, fpeelden op zekerentijd Schaak met e'kander, en werden ,in het fpelzoo oneenig, dat zij hunne zaak aan de beflisfing vaneen tweegevegt overlieten. TORELLO floeg in dezenftrijd zijne partij het zwaard uit de hand, en hij wasgenoodzaakt, zich als verwonnen over te geeven : dochmet beding: dat de overwinnaar zich nimmer op hetverkreegen voordeel zoude beroemen, noch ontdekken,wat tusfchen hun was voorgevallen.Echter werd de zaak ruchtbaar, en ANKA zag zichgenoodzaakt, zijn partij te befchuldigcn, van zijn gegee-


i4i >geeven woord verbrooken te hebben. Deze fchoof defchuld op een geestlijken, welke van verre den handelhad aangezien, en de zaak onder de lieden gebragt had.Echter kon deswegens geen genoegzaam bewijs tenvoorfchijn gebragt worden. De jonge ftrijders werdenop nieuw oneenig, en geloofden nu in het geval te zijn,waarin een openlijke tweeftrijd hunne eer redden kon.Zij overhandigden dus aan Keizer KAKEL V, toenmaalszich in Spanjen bevindende, een verzoekfchrift,om hun toe te ftaan, naar de oude herkomftige fpaan»fche gewoonte, en 's lands rechten, een openlijk tweegevechttoe te ftaan, en dag en plaats tot het houdenvan hetzelve te bepaalen.De Keizer wees hun, met dit verzoek, naar den Konftabelvan Kastüiïn, met betuiging, dat het aan dezenftond, over diergelijken handel te oordeelen. Deze gafzich alle moeite, dit gevecht te verhinderen, door dentwist bij te leggen; dan vergeefsch, hij werd gedwongen,hen, volgends de rijkswetten, een kampplaats aante wijzen en een dag te beftemmen, op welken zij opde markt te Valladolid verfchijnen zouden.Op deze markt werd een plaats, 30 fchreeden breeden 50 lang, met affchutfels omgeeven, en op beidezijden met lanfen en fpietfen beftooken. De bovendftelanfen, welke binnen het affchutfel in de aarde ftaken,waren vyf voeten, die, buiten dezelve, waren zes voetenlang. Tusfchen dezelve was een plaats van agttienvoeten, en in het midden waren twee ftellagien metgallerijën, een langs de rcgter en een langs de linker,zijde opgericht. Tusfchen dezelve verhief zich eentroon , met een vergulden hemel overdekt; over deftellagie hingen fraaije zijden tapijten; de eene was voorden Keizer, de andere voor den Konftabel gefchikt.Ter


Ter wederzijden der kleiner ftellagiën ftonden tenten,in welke de ftrijders zich konden wapenen.De grondwas met dik zand bedekt, en het uur des ftrijds was om11 uur des voormiddags bepaald.Als de dag daar was, verfchcen de Keizer en nam dehem toegefchikteplaats in; eene meenigte trompetters,paükers, hovelingen en trawanten, omgaven hem. Alshij zijne plaats ingenomen had, werd hem een verguldenftaf overhandigd , welke, door hem nedergeworpenzijnde, den ftriid zoude eindigen.De Konftabel volgde den Keizer, een man, over dezestig faaren oud, maar nog levendig en welgefteld,rijdende op een moedigen fpaanfchen hengst, met eeneh'ouding, overeenkomftig zijn ambt en waardigheid,omgeeven met een gouden mantel.Zes geheimtebrijversreeden, in geel fluweel gekleed, op paarden, methemelsblaauwezijden dekken belegd, agter hem. Alskoningliikegezanten ftadhouder werd hem het rijkszwaard,doch wegens de tegenwoordigheid zijner Majefteit, inde fchede voorgedraagen.De zwaarddrager werd gevolgddoor zün fchildknaap, in fpaanscb livrei.De Konftabel binnen het affchutfel gekomen, naderdeden Keizer, groette hum met diepen eerbied, beklomzijne eigene flellagie en zette zich neder. • Binnenhet affchutfel was de lijfgarde des Keizers te paard ente voet.Daarop trad F O R E L L O , als uitdaager, ten voorfchijn,vergezeld met een koningiijk bevelhebber, alszijn helper en aanvoerder.Hem volgde de fpaanfcheAdmiraal Hertog DE VEJARA en andere voornaamsgrooten. Hij zelf was in een korten lijfrok van goud enzijde, gevoerd met fabclbont, gekleed.Een


i43 >Een hellebaard , een fpaanfcbe degen, een met zijnwapen verfierd fchild , werden hem voorgedraagen.Hij naderde den Keizer, boog zich voor hein, vervolgendsvoor den Konftapel en ging daar op naarzijne tent terug.Hierop verfcheen zijne partij ANKA, in gelijke kleding,behalven dat zijne lijfrok met hermelijn gevoerdwas. Hem vergezelden een overfte , Markgraaf VANBRANDENBURG en veele andere graaven en heeren.Alles, wat men zijn partij FORELLO voor uit droeg ,werdt hem ook voorgedraagen; hij groete mede denKeizer en Konflabel en ging in zijne tent terug.Beider fchilden, wapens en wapenrokken werden aande ftellagie des Konftabels gehangen , welke dezelve totzich liet roepen; zij kwamen, moesten met de hand eenbijzijnden priesters aanraaken , dezelve vervolgends opeen euangelie boek en krufifix leggen en zweeien:„ Dat zij op goed geloof eene waarfchijnlijk rechtvaardigezaak verdeedigen, geen bedrog noch verboden,betoverende kunstftukken gebruiken zouden,noch door betoverende kruiden of fteenen, maareenig en alleen door de kragten hunnes lichaamsen verftands , door hulp van St. George en derheilige moeder Gods en van hunne aanvoerers enonderrichters zouden poogen te overwinnen."Vervolgends werden hunnen wapenen aangebragten dewapenfchouw gefchiedde door den Konffabel, welke geweeren rusting onderzochten dezelve op de weegfchaallag, wijl zij niet onder de 90 ponden, maar wel bovendezelve, wegen mogten. Nadat zulks verricht was,keerden de ftrijders te rug in hunne tenten.Van


Van wederzijden werd een edelman in de tent vanpartij gezonden, om te zien, hoedanig de Wapenenaangelegd werden, om bedrog en agterdocht te voorkomen.Intusfchen verliet de konftabel de ftellagie en ging opde kampplaats, om orde te (lellen en de edellieden bezettende hoeken des affchutfels; omftreeks twaalf indebeide bovenste en drie in de onderfte hoeken der baan.Hijzelf bleef aan het boven einde, ter rechter zijde enzette zich neder.Eentrompetter gaf het teken van (tilzwijgen en eenkeizerlijk overfte riep aan alle hoeken der kampplaats uit:Na„ Dat zich niemand, op levens ftraf, verftouten'zoude, geduurende den ftrijd, tumult te verwekken;de kampers, geduurende den ftrijd, met woorden,Item, hoesten, hemmen , fisfen, wenken met dehand, of gebaarden en bewegingen des lichaams ,of eenig ander teken hoegenaamd, te begunstigenof te benadeelen ; hun , het zij verfaagd of bemoedigd;verfchrikt of vuurig, tot het neder leggenof aangrijpen der wapenen aan te zetten, buitendie geenen, welke daartoe gefteld waren."dezen openlijken uitroep trad FORELLO geheelgeharnast, ten voorfchijn, vergezeld van zijn geleider,met een hellebaard in de hand en een zwaard op zijde.„ Wie zijt gij? en waarom treed gij gewapend hierin?" vroeg de konftabel. FORELLO noemde zijnennaam en de oorzaak zijner komst.DeKonftabel naderde, nam hem de helm van hethoofd en erkende hem voor den geenen, voor wien hijzich


sich'uitgaf, zette hem den helm weder op en beval hemin een hoek der kampplaats te treeden, waar drie edel'lieden hem in hun midden namen.Nu plaatfle de Konftabel zich ter andere zijde, gedroegzich op gelijke wijze, ten aanzien van ANKA,wees hem zijne plaats, tusfchen drie edellieden, aan,ter andere zijde zijner partij, en beklom zijne voorigeplaats.Nu klonken de trompetten ten tweedenmaal. 'Erheerschte eene plegtige ftilte, aller oogen waren op deftrijders gericht, en deze knielden neder, fpraken hungebed, werden daarop van hunne aanvoerers omarmden tot dapperheid vermaand, waar na zij in hunne tentengingen.Toen de trompetten ten derdenmaale klonken, verlietenzij hunne tenten; TORELLO trad trotsch, ANKAedel en gepast ten voorfchijn.Den eerften flag ontving ANKA van TORELLO'Shellebaard; hij week te rug, kwam weldra echter hemweder tegen, en beandwoordde den flaggroet even heftig.Nu floegen zij met vuur op eikanderen 'los, tot dehellebaarden in ftukken fprongen. Daarop trokken zijde zwaarden en vielen als raazenden op eikanderen aan.De Keizer wilde niet, dat een van beiden zijne gezondeleden, zijn leven, of door toewijzing der zege,zijn roem en eer verliezen zoude, en wierp, om denftrijd te eindigen, den gouden ftaf in het ftrijdperk.Dertig edellieden fprongen onmiddelijk toe, ruktende verhitte ftrijders van een, welke van eikanderen nietaf wilden, en voerden hen in hunne tenten te rug. 'Erontftond een ftrijd over de behaalde zege, welke de Keizer,door middel van zijn gezag, dus befliscbte:K„ Dat


Ho" >„ Dat ieder zijn best gedaan, zijne eer bewaard, engeene de overhand behouden had."Hierop verliet de Konftabel de ftellagie, hief dertgouden Haf op, ftak hemop zijn hoed, boog zichvoor zijne Keizerlijke Majefteit, kuste hem de hand,kuste den ftaf, en gaf hem denzelven weder.De Keizer beval hem, de Jongelingen met elkander te*verzoenen, onder beding, dat het zijn wil en bevelware, hun te zeggen, dat hij hun beide voor edel endapper achtte, dat hij geloofde, men konde zijnenmoed, in den ftrijd tegen de vijanden des Christendoms,met grooter roem en met beter verzekering der zaligheidaanwenden.Ongeacht de aanfpraak des Konflabels , konde menechter ligt bemerken , dat zij heimelijk elkander zoudenopzoeken, om elkander het leven te rooven. Toendit de Keizer ter ooren kwam, liet hij hun in de gevangeniszetten.Eindelijk gaven zij eikanderen eed en hand , aïlevijandfchap afteleggen; heimelijk echter voedden zij deoude vete tegen eikanderen in het harte.Eenin Italiën,I I.dapper duitsch ridder, onder de duitfche armeeSONNEBERG genaamd, hoorde, dat dezoon des venetiaanfchen veldheers , ANTONIO MA-R I A , zich op eene fnoevende wijze had uitgelaaten ,dat hij een fterken lust had, met iemand uit de vijandelijkearmee te vegten en hem te bewijzen, dat de Italiaanenden duitfchers verre in moed en fterkte overtroffen.Onmiddelijk zond hij hem een trompetter, en liethein


147 >hem zeggen t bij ware bereid, te vegten. De trompet»ter kwam met het andwoord te rug, dat ANTONIOde uitdaging aannam.Spoedig werd de dag bepaald, eene plaats tusfchende beide legers gereed gemaakt, en van beide zijden begafmen zich derwaards.Zoodra zij elkander zagen, namen zij fpoedig de plaatsin, legden de lanfen aan en troffen met zulk een geweldelkander, dat ANTONIO'S lans op SONNEBERGSborstharnas aan duizend fplinters vloog. De ftoot wasgeweldig, doch SONNEBERG had 'er geen letfel van.Doch AMTONIO'S paard, wild en teugelloos, floottezich aan het affchutfel der kampplaats en iïortte teraarde, zoo, dat zijn heer zich met moeite van zijneftijgbeugels (*) los maaken en uit de zadel komen konde,'( *) Zelden reeden de Ridders , zonder Stijgbeugels tegenelkanderen, en het was een zeer groot bewijs van fteikte,wanneer een ridder in volle rusting, zonder zich van den beu»gel te bedienen, op zijn hoog ftrijdpaard komen konde. Deoude ridderboeken noemen ons flechts weinige zulke fterfeehelden. De Duitfche ridder F.DCHARIWI EIJRINO, druktzich, in het III Deel zijner Deutfchen Sprichwörter, S. a8t,«ieswegens dus uit; nagenoeg het oorfpronglijke geyolgd:Dan wie een dippre (laad volbringt,Zonder beugel in den zadel fpringt,liet geen echter nist ieder kan,Schoon WOLF DiiTRicti zulks het ft gedaan,Zoo als men in een liedjen fchoon ,Gezongen heeft op zoeten toon:Zonder beugel toen de vrijt,Daar in den zadel ff rang,Pus fprak de fchoone A M E IJ E,Urn ook zeer grooien dank.K ZHef


*C 148 >de. Het paard wierp een deel des affchutfels neder enliep weg.De Italiaan bleef echter onverfchrokken , trok zijnzwaard, fielde zich tegen zijne weerpartij en gebruiktede balken door zijn paard omgeworpen, voor een bolwerk, agter welk hij de flagen van SOHNEBEKG'Szwaard ontving en dapper afweerde.Hunne wapenrustingenwaren echter te goed, dan dat de zwaarden de*zelve zouden hebben kunnen door booren; zij verhaktenzwaarden en fchilden , zonder elkander eenig leedte doen.Dit zwaard - fpel duurde den ongeduldigen Venetiaan telang; als een blikfem zoo fnel, ftorte hij behendig opden duitfchen ridder neer en rukte hem met eene grootetaardigheid en kragt, als hij even het zwaard keerde enzijn paard (tijgerde, het geweer uit de hand.Eensklaps greep SONNEBERG den ijzeren ftrijdhamer, welke aan de zadel van zijn paard hing en bediea


ï49 >Spoedig wierpen zij' de geweeren weg en worfteldenmet eikanderen, tot zij ter aarde vielen. SONNEBERGlag wel is waar, onder, doch hij hield met zijne linkerhand AN TONIO'S rechter arm zoo vast, dat zich deze 'op zijn voordeel niet beroemen en niets tegen hem uitvoeren konde. Daar nu SONNEBERG zijne regterhandvrij had, rukte hij den venetiaan den dolk, welke hemop zijde hing, af, waarmede hij hem van agteren, waargeen harnas hem bedekte, ettelijke ftooten gaf.Toen ANTONIO de ftooten voelde en geen middelzag, om zich te verdedigen, riep hij: „ St. KatharinaV'Dit was de leus, waar bij men zich voor overwonnenverklaarde; hier mede liet hij den duitfchen ridder dezege en de eer der overwinning.SONNEBERG voerde zijn partij met zich in het leger,hield hem eenige dagen bij zich en liet hem, nadat hij geheeld was, met veelevriendfchapsbetuigingen,weder vertrekken.K 3B B T


111.H E TK O N I N G R I J K T U N K I N ,Het koningrijk Tunkin, Tunquin of Tonquin ligt opeen half eiland aan geene zijnde der Ganges of ophet oostlijk oostindisch half eiland; ten noorden enooften grenst het aan China, zuidwaards aan Cochinchina(westchina) en westwaards aan Laos.De naam Tonquin beduidt in de Chineefche taal hetOostlijk Hof, daar het voormaals een wingewest vanhet uitgebreide rijk van China en de zetel van een derkeizerlijke hoven was. Thands, echter, is het een bijzonder,op 2ich zelf beftaand, Koningrijk, in elf provinciënverdeeld. Het bevat 150 franfche mijlen vanhet westen naar het ooften en 180 van het Zuidoofiennaar het Noordwesten.I N W O O N E E S .De inwaoners of Tunkineezen zijn we! gebeeld en van«ene middelbaare grootte.Zij hebben kleine oogen enneus


IJl >neus en vrij lang en zwart hair, hetwelk een deel hunneriTatie kleding uitmaakt. Beide fexe ftrijken het doorgaandsin de hoogte op en maaken het in een knoop ophet agterhoofd vast; verfchijnen zij echter voor grooten,dan laaten zij hetzelve, ter betooning van achting,los hangen. De jongelingen moeten zich de kruin deshoofds in de gedaante eener halve maan laaten fcbeeren.De Mannen hebben weinig baards en laaten dezelveniet affcheeren. De vrouwen zijn tamelijk fchoon.Lieden van rang hebben geene zoo bruine verw, alsde gemeenen. Derzelver koleur komt nabij die derPortugeezenen Spanjaarden. De tanden zijn bij allen, inde kindsheid, wit; doch van het 17 of 18 jaar af, verwenzijdezelve zwart. Men doet zulks, om de verw teverhinderen, welke dezelve anders van het letel kauwen(*) verkrijgen zouden, en het is de vuurigfte wenschder jonge lieden, zwart geverwde tanden en geene wit'te, gelijk de honden, te hebben. De nagels wordendoor de Dames rood geverwd. De Mandarijnen, degeleerden en andere lieden van rang laaten hunne nagelsgroeien en goede lange nagels behooren tot het denkbeeldvan fchoonheid.KLI"(*) Betel is eene kruipende plant, met ranken, groeiende inde oostindiën. De bladen zijn bijzonder beroemd en men drijfteen fterken handel met dezelve; zij zijn, in hetoofien, bijgroot en klein , in een algemeen gebruik ; zij hebben een roodfap en bitteren fmaak en zouden het vermoogen hebben , omde tanden voor bederf te bewaaren, den adem een goeden reukbij te zetten en het flijm te verdunnen.. * 4


*i 152 >KLEDING DESMANNEN.De kleding des gemeenen volks, hetwelk noch fcho&:nen, noch koufen, noch broeken draagt, beftaat, bij denarbeid en op de reis, flechts in een ftuk lijnwaad, vaneenige ellen, waarmede zij de lendenen omgorden. Buitendien draagen zij ook een lang kleed met wijde mouwen.• Rijken of ambtenaaren draagen zeer langeen wijde onderbroeken , een jak, met enge en kortemouwen, van het zelfde fatfoen, als het kleed en delange rok over hetzelve. Bij bezoeken, moeten armenzoo wel als rijken een langer en ruimer kleed, dan gewoonlijk,aan hebben, welks mouwen tot op de aardefleepen. Het zelve moet van lijnwaad zijn, wijl de zijdein dit land, te gemeen is. Het hoofd bedekken zijmet 2 groote boomblaaden, fterk genoeg, om het tegenzon en regen te befchermen.JCLEDINO DER VROUWEN.De kledij der vrouwen beftaat in een langen rok eneen of meer klederen, van gedaante, als die der mannen.doch veel korter. Den boezem bedekken of verfierenzij met een ftuk lijnwaad, in de gedaante van een hart.Wijders draagen zij oor - fieraaden en gouden of zilverenarmringen ; doch geene halsbanden. De voeten zijndoorgaands bloot, even als bij de mannen.Gemeene lieden kleeden hunne kinderen niet voor het7 of


153 >7 of 8 jaar ; eenigen geeven dezelve een foort van jak,het geen niet tot aan den navel reikt; de ïneeiten laatendezelve geheel naakt loopen.V O L K S V E R D E E L I N G .Schoon het volk onder ééne regeering en onder dezelfdewetten leeft, zijn dezelve echter van een onderfcheidenftam en hebben onderfcheiden neigingen endriften.Het volk, hetwelk de gebergten bewoont, leeft vande jagt en de producten , welke zij om hunne huttenbouwen. De inwooners des platten lands zien hunvoor een woesten hoop aan , welken men fchuwenmoet. Deszelfs zeden zijn ruw; echter is het een itil enrustig volk.In deze gebergten woont echter nog een ander volk,dat met het eerstgemelde niet te vergelijken is, het landgebruikbaar maakt en immer verder trekt, wanneer hetmerkt dat deszelfs levensmiddelen beginnen te ontbreeken.Het is van Chineefchen of tartaarfchen oorfprong en inallen opzichte het gefchiktst, vriendfchaplijkst en wellevendstvolk van geheel Timkin, iets, het welk aan deoverige Tunkineezen niet onbekend is. Zij bezitten eengeheim, om hunne pijlen, waar mede zij het grootwildvangen, te vergiftigen en weeten nauwkeurig, op welkenafftand het getroffen dier valt; het gif echter heeftgeen fchadelijk uitwerkfel op het vleesch.Het grootst deel des overigen landvolks is eenvouwig,K 5ruw»


154 >nw, en bijgeloovig, naar de indrukken, welke men opdezelve maakt, goed of boos.Het charadter der Tunkineezen is eenigermaate ruw endriftig gepaard met openhartigheid, ligtgeloovigheid enbijgeloof.De meede zijn rustlooze koppen, geneigdtot oproer en muiterij, Bij alle deze ruwheid en onbefchaafdheidbemerkt men echter onder hun eene zekerehofiijkheid, welke, althans hun, die eenige opvoedinggenooten hebben, van het gemeen onderfcbeid.Derzelverbegeerte bepaalt zich gemeenlijk op eenige Goudof zilvermunten of eenig huisraad van geringe waardeen het geen meer de nieuwsgierigheid. dan het nut ,bevredigt.Geen Tunkinezer kan zijne kundigheden door reizenbuiten *t lands vermeerderen; de wetten des lands verbiedenhem het rijk te verlaaten , dus kent hij alleenzijn vaderland, en houdt alles voor fprookjens,geen hem van vreemde landen verhaald wordt.hetKunden en weetenfehappen zijn bij dit volk in eenflegten toedand, waar van zoo wel de groote meenigteen armoede des volks, als de hardheid der belastingenen tirannij der regeering oorzaaken zijn.W O O N I N G E N .De huizen der gemeenen bedaan alt een dak, rustendeop vier daaken en doorgaands met ftroo , zeewierof groote boombladen gedekt. Verdiepingen hebben zijgeheet niet; door de verfcheiden affchutfels zijn dezelvevoor de onderfcheiden behoeften afgedeeld. Glas kentmen


155 >men In dit land nauwlijks. De vengfters zijn doorgaandsvan dun linnen of bamboes-matten gemaakt.Een even groot bewijs der flechte bouwkunde leevertde hoofd-of koninglijke refidentie-ftad Recho of Rachaop, gelegen aan de fengkoi • vloed. De wijze van bouwenen dekken zet dezelve veel aan het gevaar van vuurbloot en daarom is het, bij hoogeftrafverbooden, geenvuur, buiten de daartoe bepaalde uuren des dags, aante fteeken; en hierop moet de politie zeer nauw achtgeeven. In deze ftad heerscht nog de meeite orde.De paleizen der Mandarijns en de openlijke gebouwenzijn van hout en met eenige figuuren en beeldhouwwerkverfierd Inwendig beftaan zij uit verfcheidengemakken en kabinetten. De vloeren zijn zuiveren de daken met tichelfteenen van onderfcheidenverwe gedekt, even als in China.Het Paleis des Konings is van een verbaazenden om.vang en beflaat een goed deel der ftad. Hetzelve is metmuuren omgeeven. Deszelfs buiten zijde is van de an.deren weinig onderfcheiden, inwendig echter heerschtdes te meer pragt.De ftad heeft geene fteenen muuren, maar is, evenals de andere alleen met een groeiend bambushek omgeeven.SPRAAK, GODSDIENST, WETTEN EN GE­BRUIKEN.Spraak, wetten en Godsdienst heeft men in dit land,van de Chineezen, voormaals heeren van hetzelve, overgc-


156" >genomen en 'er is nauwlijks tusfchen die der beide volkeneenig onderfcheid. De Chineefche fpraak is nog degeleerde; in het gemeene leven echter fpreekt men eenmengelmoes, dat zeer bezwaarlijk te leeren is; kan menechter de mandarijnfche taal, welke men in alle de oos.terfche rijken verftaat, en verfcheiden dialecten,heeft jdan kan men overal vrij goed voordkomen.De wetten verbieden den Tunkinezeren den wijn enzij inoogen ook bij bruiloften of begraafnisfen zich nimmervan denzelven, ten zij op bekomen verlof, bedienen.De achting der kinderen jegens hunne ouders wordtheilig gehouden.Een zoon kan niets, buiten weetenzijner ouderen, onderneemen , en geene rechtsgedingentegen dezelve voeren.Veele kinderen te hebben, flrekt tot eer.Kindermoordheeft bij dit volk geene plaats, wel echter hettevondeling leggen, wanneer de ouders dezelve niet kunnenopvoeden.Zulke kinderen worden ook algemeenaangenoomen en hebben aan de erfenis even hetzelfdedeel, als deandere.De oudfte zoon behoudt het grootstgedeelte; de dochters verkrijgen ook iets, het geen echter, zoo 'er veele broeders zijn , weinig te beduidenheeft.De meisjens huwen gewoonlijk met haar 15 jaar.ganfche plegtigheid van de zijde des mans beftaat daarin, dat hij het meisjen ter vrouw begeerten den vadereenige gefchenken geeft.DeMen onderzoekt de bezittingendes bruidegoms, welke de bruid alles bezorgt,het geen hij ten haaren gebruike bepaald heeft; want menweet hier niets van eenig uitzet en de echt wordt dooreen gerichisperfoon of priefter op den bruiloftsdag..in


157 >n bijzijn van bloedverwanten en vrienden voltrokken»De man heeft het recht, om zijne vrouw, wanneer zij hemniet gevalt, te verkoopen of onder het inachtneemenvan eenige formaliteiten, te rug te zenden; de vrouwechter kan haaren man nimmer, zonder zijne bewilligingverlaaten. Geen kind kan, zonder de bewilliging derouderen of naaste bloedverwanten, huwen. Ter wettigingvan eenig huwlijk moet men aan de regeering eenebepaalde belasting betaalen.Wanneer men eene vrouwe te rug zendt, moet meneen ftuk geld doorbreeken, waar van de vrouw de eenehelft bekomt of de man ftelt haar een getuigfchrift metzijn zegel bekragtigd, ter hand , bericht het de opperftender gemeente, dat zij weder vrij is en dan kan zijzich weder aan een ander huwen. De vrouwen der geringengaan, naar heur welgevallen, uit; die der voornaamen,daartegen, zijn opgeflooten en moeten, even alsin China, te huis blijven.De veelwijverij is in dit land in zwang; echter heeftdie geene alleen den titel van vrouw, welke de man heteerst gehuwd heeft, de overige vrouwen ftaan onder hetbevel van deze; voor het overige erven alle kinderengelijk: de oudfte zoon alleen heeft ±è meer, als zijnebroederen en na den dood der ouderen bekleed hij deplaats des vaders, nevens alle deszelfs rechten.BEZOEKEN EN ETIQUETTE.Alle bezoeken gefchieden hier des morgens, ook zelfstea hove. De vrouwen worden zelden tot het gefprek,(n


158 >én nimmer ter tafel, bij de mannen, toegelaaten. Dezaaien, voor de bezoeken gefchikt, zijn niet gemeubileerd.Na de gewoone pligtpleging zet men zich, naarde oosterfche wijze, met de beenen kruislings, op defofa's, welke rondom de kamer loopen en met mattenbedekt zijn. De zaaien der grooten hebben verfcheidenAlkoven, waarin men zit. Het onderfcheid des rangswordt door de hoogte der plaats aangeduid.Zoodra men zich geplaatst heeft, worden 'er letet enververfchingen gebragt; dit gefchiedt echter bij zijn'sgelijken; heeft men aanzienlijker gasten, dan durft menniets voordienen, ten zij zulk een voor zich iets verzoekt.Bezoekt een geringer een aanzienlijken, dan moet hijmet gefchenken tot hem komen.Bij bezoeken tn gefprekken zoekt men al , wat treurigis, te vermijden, van daar is het bezoeken van kran*ken zeer zeldzaam. De geringere verfchijnt immer voorde overheid met öntblooten hoofde, en hij, welke vanden Koning eenig bevel ontvangt, het zij fchriftelijk ofmondehjk, mag het noch leezen, noch hooien, tenzijhij zijne muts en rok afgelegt heeft.s p IJ z E N. .Men eet hier te lande alles, wat in de lucht, op aardeof in het water leeft-Bijzonder maaken de inwoonerseen lekkerbeetjen van rauw vleesch, van osfen envisfchen en het bloed der dieren , zoo als het uit deaderen komt en het geen zij zoo weeten te bereiden, dathet meenigen vreemdeling zott behaagen.Men houdthet


•C i59 >het voor gezond en verkwikkend. Varkens • vleesch ishet gemeenst; zelf de armfte heeft een zwijn. Hoendervleescheeten zij in ziekte, als een geneesmiddel. Zijhebben een afkeer van melk, boter enkaas; alles wordimet varkens - reuzel toebereid; olie bezigen zij weinig.Vrugten en wortelen dienen hun bijzonder tot voedfel 5vooral is de rijst hunne voornaamfte fpijze. Menhoudt in Timkin, even als in gansch ooften, veel vankleine vogelnesten, (*) welke op verfcheiden wijzetoegericht worden.(*) De vogel, welke deze nesten bouwt, wordt de SaUngane©f eetbaare zwaluw, (Jïïruudo escultnla Linn.) genaamd; zijheeft f ene donker graauwe koleur, eenigfints in het groenefpeelende;de fiagvederen hebben witte punten. Men vindt dezelveop de Sunda — en andere eilanden van den indifchen Archipel,tot in Nieuw guinea De Javaanen noemen haar Lawit. RijBatavia houden zij zich in eene rij van gebergten, aan de kusten,en in de rotsholten op, die inwendig'uit kalkfteen en witmarmer beftaan. In foórtgelijke holen en holten des oeversbouwt deze vogel de beroemde indiaanjche of tunkins • nesten,welker ftof het zeefchuim evenaart, doch wijders niet genoegbekend is. Deze nesten zijn nu grauw, nu wit en hangen horisontaalaan drooge plaatfen dijt nevens elkander. De vogelsvliegen 's morgens met een groot geruis, hoog in de lucht, oravoedfel uit en kecren 's namiddags weder. Zij voeden zichreet infekten. Het nest wordt binnen 2 maanden in orde en dezwaluw broedt haare twee eieren in 15-16 dagen uit Mentaalt de nesten, zoodra de jongen vliegen kunnen ; de inzamelingduurt flechts eene maand en gelchiedt driemaalen in het jaar;dan, de vogel vergroot en verdikt het dagelijks en verlaathet, als het inwendig droog geworden is. De nesten zelve wordengezuiverd, gedroogd, in korven gepakt, en aan de Chineezenverkocht. Derzelver prijs hangt van de fijnheid en witheidaf. Javaanen zoo wel als Chineeaen, eeten de jonge zwaluwui.De


D R A N K E N .De gemeende drank des volks is Chiambang, eenfoort van groove thee, welke in het land groeit. Devoornaamften drinken de fijne chineefche thee. Een an»dere drank, Chiawaij genaamd, wordt uit de knoppenen bloefems eenes inlandfchen booms gemaakt. Rijstbrandewijnof Arak is bekend; de beste is die, welkeuit het binnenst fap van den kokusnoot met rijst verkreegenwordt. Buiten deze heeft men nog een andere foortvan rijstwijn, welke uit China komt, doch zeer duuris.TAFELS EN TAFELGEREEDSCHAPPEN*De tafels in Tunkin zijn verlakt en wijl men met debeenen kruislings bij dezelve zit, ftaan deze zeer laag.Meer, dan vier perfoonen kunnen bij dezelve niet zitten.De rijst draagt men in koppen, de overige gerechtenin kleine fchotels op, welke aan theefchootels vrij gelijkzijn en naar gelang der omftandigheden vanjapanschof Chineesch porcelein zijn.Elk bekomt zijn eigen.In plaats van lepels of vorken bedient men zich vankleine ftokjens van elpenbeen of ebbenhout met goud ofzilver verfierd.Ook.De nesten kookt men tot eene lijmige brei, vermengt dezelvemet fuiker en dus toe bereid , houdt men die voor een veikoe.,lend eeten.


Ook het vleesch is vooraf gefaeeden; men houdt hetfchooteltjen met fpijze in de linkerhand aan den monden ftrijkt met het ftokjen de fpijze in den zeiven; alleswat dun is, wordt, even als de rijst, geflurpt.Een gast kan eifchen, wat hij wil en de gastheer reekentzich zulks eene eer. Is de maaltijd voorbij, danreikt men, in voornaaine huizen den gasten een wittenof gebloemden katoenen doek toe, waar aan men devingeren afdroogt.B E G R A A F N I S .Zoodra men merkt, dat het laatfte oogenblik daar is,fpreiden zij den ftervenden een doek over het aangezicht,in den waan om zijne ziel daar in te vangen. Men begraaftden dooden niet eer, dan na dat men priestersen waarzeggers gevraagd heeft, welke dag daartoe degefchikfte zij. Men zet de kist, welke wel befmeerden gelakt is in eene bekwaame plaats des huizes, opvier paaien en brengt den dooden een dagelijks offervan weeklagten en fpijzen. De oudfte zoon moet, ge«duurende dat het lijk boven aarde ftaat, aan deszelfsvoeten flaapen. De kist is met zijden ftoffen opgefierden de doode ligt met ten hemel gerichten aangezichte ,in dezelve en nevens hem, zijne fpijze.Ten dage der begraafenis vergaderen alle bloedverswanten en vrienden in lange treurklederen , van grofwit katoen. De zoon, of die, welke den trein beftuurt,is met een ftrik omgord en heeft, in plaats eenermuts,«en ftrowis op het hoofd; allen leunen zij op ftokken ,L. om


*fj 16*2 >om den last der fmarte aan te duiden. De vrouwen bedekkenhet aangezicht met lijnwaad en fchreien en klaagenerbarmlij'k. Het lijk wordt van 20 of 3cperfoonen,zeer langzaam gedraagen. Boven op de kist ftaat eenfchaal met water; fchudt uit dezelve niets, dan is zulkseen goed teken en de draagers krijgen een gefchenk.De ganfche vergadering gaat voor het lijk of volgthetzelve. Een Ceremonie-meester verordent de kniebuigingen, het nedervallen, de weeklagten enz. op zijnwenk fchreit of zwijgt alles in eens. Voor den treindraagt men vaandels, op welke het een of ander tot lofdes overledenen, gevonden wordt. Om dezelve klinktallerlei inftrumentaal muziek.De grootfte plegtigheid berust in den doek, waarinde ziel is opgevangen. Men draagt denzelven met dauiterfte voorzichtigheid tot aan het graf en weder naarhuis, waar hij op een tafel, alleen tot dit gebruik gefchikt,gelegd wordt. Is het lichaam ten graave,dan keert de trein naar het fterfhuis të rug en men verheugtzich aan een groot gastmaal en drinkt tot bedwelmingtoe.De groote heeren hebben verfcheiden zarken boveneikanderen, welke onder een rijk gehemelte gedraagenen van foldaaten en eene lange rij mandarijnen begeleidworden. Die bij de lijkftatie zijner ouderen het meestverfpilt , wordt voor den besten zoon gehouden , enmen beijvert zich daarom, tot armwordens toe.De rouw over ouderen duurt 3 jaaren; de oudfte zoontreurt drie maanden langer; men gaat geduurende denrouw, in ascbgraauwe klederen en ftroo mutfen en leeftzeer geftreng; De zoon kan, geduurende dezelve, niethuwen.Na


•C 163 >Na verloop van den rouwtijd graaft men de kist we ;der op, verzamelt de beenderen in eene kleiner kist enbegraaft dezelve weder. Is het vleesch tot opdien tijd in wezen gebleeven, dan was de geflorvene eenboos mensch, welke den levenden plaagde en zich, tenhunnen koste, in dezen toeffand hield. Is echter allesvergaan, dan is hij vroom en goed geweest en hetflrekttot zijnen roem en tot eer zijner famile.L aOVER


KT 164 >I v.OVER DE SCHOENEN.(Vervolg van Bladz. 88.)OpBladz. 88. dezes deels beloofden wij eene afbeetdingte geeven der wanftaltige fchoenen, die voorheende voeten der aanzienlijken verfierden . of liever ontfierden;ingevolge deze belofte hebben wijeenigen derzelver', op PI. XiV. afgebeeld , welk getal wij aanmerkelijkzouden kunnen vermeerderen, waren deze wet.nigen tot ons oogmerk niet voldoende; om naamlijkonzenlezeren eenig denkbeeld van deze zonderlinge modete geeven.De aanmerklijkfte is Fig. a. op de punt met een fchelen om derzelver rondheid en puntigheid met een zoolvoorzien, welke te halver wege met "een riem is. vastgemaakt;zie deswegens c. F. F L Ö O E Lkomifchen Litteratur. I. B. P. 179.gefch. derFig. b. is een fatfoen, ook hier te lande gedraagen ,naar een klooster miniatuur, te utrecht berust hebben,de; in lateien tijd heeft men echter de punten wat ingekort,zoo als alle mode's haare trappen en graaden hebben,en de fchoenen kreegen de gedaante, als in Fig. d.te zien is, als ook in Fig. e. welke de gedaante vaneene' %


16*5 >eene halve laars heeft en mede van onderen, even als inFig. a., met een zool voorzien is, mede met een puntvooruitftekende; dit fatfoen is, althans in duitschland ,op 't laatst van 1400 en het begin van 1500 gedraagen.Hoedanig dezelve in de breete wonnen, nadat zij inlangte verlooren hadden, leert Fig. f., voorwaards tezien, met doorfnedenverfierd, door welke eene gekoleurdevoering heenen blonk, de franfchen noemden dezelve«ulings decoupez en deckiquetez.Fig. c. is het afbeeldfels dier ijzeren kokers, waarvan wij BI. 88. gewaagden, en werwaards wij den lezerheen wijzen; men kan 'eruitzien, welke verbaazendewonden men met dezelve den paarden konde toebrenggen.Hij, wien het geluste, aangaande de fchoenen meer teleezen , raadpleege n. BALDUINI Calceus antiquuswaar men zien zal, dat zulke doorgefneeden fchoenenof Calcei perforati, Fenestrati, als het ongeletterde bovendfteFig., reeds bekend waren, ten tijde van Jul. Cas.Zie aldaar BI. 108. en de bijgevoegde af beelding. Eindelijk,wat ons land betreft, zie men de afbeeldingen,gevoegdin de bijvoegfelen op het III en ÏV éeelèeiVaderl,Hist. van J. WAGENAAK,L 3MQ-


166 >v.M O D E - N I E U W S .Die den nederlanderen befchuldigt, dat zij'de franfchentode's oogenbliklijk navolgen, doet waarlijk verkeerd.Getuigen hiervan zijn de ftroo hoeden, welke de damesin het afgeloopen faifoen algemeen gedraagen hebben ,en nog draagen ; — — deze immers waren reeds inParijs in zwang, in maart der voorigen jaars, zie heteerfte deel van ons Kabinet, PI. IX.: Getuigen hiervanzijn de groote zijden overdoeken of chaWs met gekoleurderanden, welke in het najaar mede des voorigejaars in Frankrijk ter baane kwamen, zie ons tweededeel, PI. XXVII. en welke men eerst zonder randen ge.draagen heeft. ' Het gaat vrij vast door, dat defraaie waereld in Holland de mode's aanneemt, wanneerzij ruim een jaar oud en bij Engelfchen en Duitfchersreeds aan het afneemen zijn. De meest vreemdedragten zien wij zelden in ons land fortuin maaken ,dikwijls niet eens verfchijnen; zoo als de Ruche's, deborduurzels a Farabesque; de uitvoerige desfins, op derokken &c. Of men deze fchoorvoelende en gedeelte,lijke navolging prijzen of laaken moet, willen wij nietbeflisfen; dit blijkt 'er althans uit, dat men hier allesniet wispeltuurig navolgt, dat men aan den anderen;kant,


16*7 >kant, de uitgiften vermijdt. Zij, welken het geluste nuof over een jaar een nieuwen fmaak in de kledij te brengen,mogen intusfchen de volgende nieuwe mode's, uithet ontroerde Parijs, raadpleegen.# #Karmeliet, voor ftoffen en linten; roozen-rood engroen zijn in algemeene mode; echter behoudt de wittekoleur beftendig haare achting, zoo als dezelve reedsverfcheiden jaaren in zwang geweest is. Mousfelini neemtmeer de plaats van Linon in. Men draagt nog ftroohoeden,van eene bleek geele koleur zeer fijn, en in denfmaak alsgeweeven ftof. Men zie op PI. XV. zulk eenebekend onder den naam van fens devant-derrierei tweegroene cocardes, aan een gehegt door een fchuins op.waards loopend groen lint, verfieren denzelven; eenftrook gaas, met ronde plooien is aan den rand vastgenaaid , de friftire is en tapet, de Chignon peervormigen in drieën verdeeld.De doek van linon is open en hoog gepoft,- de pierroten rok van roozenroode taf; met garneerfel, vangroen lind, rond geplooid. De fchoenen van wittaf. (a.)Menf» Chapeaux, d'une forme nouvelle, dite pens dsvant'ier.riire. Deux cocardes vertes , liées par un tirantde ruban vert.Plis rond de gaze, coufu fous Ie bord du chapeau. Frifute entapet. Chignon poire, partagé en trois.Fichu de linon, ouvert & trés bouffantiPierrot & jupe de taffetas rofe; garniture verte, en ruban, plisroBds en falbala.Souliers de taffetas blanc.L 4


•C 186 >Men draagt ook aartige bonnet"s de fantaifie, van roozenroodgaas. De barbe is omringd met ronde plooienvan wit gaas; agterwaards is een ftrik van roozen roodlint; een foortgelijk lint omflingert de Chignon in delangte en eindigt benedenwaards met een foort van kokarde.Over den doek van linon is een Mantelet van linon ,welker flippen laag agterwaards afhangen , gegarneerdmet ronde plooien van wit gaas.Het Corcet is van groene taf, op de handen met roozenroodlind omzet; onder hetzelve draagt men eeneenvouwigenrok van wit gaas, met ronde plooien om denbeneden rand gegarneerd. Hierhij draagt mengroene fchoenen. De waiers zij nakara (b), zie PI. XV.Daar de muts der jacobijnen, ter thands bovendrijvendepartij, zoo veel geruchts gemaakt heeft, hebben wijeen afbeeldfel van dezelve gegeeven; dezelve is zoodanig,als de dame op gemelde plaat, in de hand houdt, voorzienvan de nationaale kokarde. Het hair van zommige dameswas(&5 Joli petit bonnet de fantaifie, de gaze tofe. La barbeeft entourée d'un plis rond de gaze blanche." Par • devant,deuxbranches artificielles de lila. Par derrière, un nceud de rubanrofe. Ruban role, qui ferpente le long du chignon, & fe termireen efpèce de cocarde.Fichu de linon.garni de plis ronds de gaze blanche.> Par deffus, un mantelet de linon,Corcet de taffetas vert, garni, au bout de 1'amadis , d'un ru>ban rofe.Jupe de gaze blanche ,garnie d'un plis rond de gazeblanche.Souliers verts. — — Eventail nakara.


•C 169 >was nog onlangs d la reine; de Chignon niet boven eenvoet lang en benedenwaards lang afloopende krullen hebbende.Het kapfel zelve beftaat uit groote losfe boucles.Wijders ftroo hoeden, bijna wit, verfierd met ftrikkenvan violet gaas; eene banderole van foortgelijk gaasloopt benedenwaards langs den rand en vereenigd debeide voor en agterwaards ftaande ftrikken of kokardes.Wijder ziet men Pierrots van violet taf, geftreeptcouleur fur couleur i de ftaart der pierrot is gegarneerd metkleine witte plooien en op de handen met wit lint; depiece wit; de echelle van nakara lint. —— De rok isaan de pierrot gelijk; met falbala's van wit lint; defchoenenviolet. f>.)Thans heeft men eene mode bij de dames, welke mende la gorge de vernis of d la romaine zouden kunnen noemen; zij beftaat uit eene robe a la reine van wit taf;hoog bij den hals oploopende en benedenwaards tot opden grond afdaalende, gegarneerd op de handen en aanden benedenrand met Carmelit- taf, tusfchen beiden meteen zilver galon verfierd: deze robe fluit de taille zoodanig,beneden den boezem der dames, dat delaastgemeldenin derzelver ganfche bekoorlijke gedaante uitgedruktwordt ,CO tin chapeau de jonc prefque blanc. Ce chapeau eft garnide nceuds de gaze violette. Une banderole de gaze auffi vio>lette paffe par deflous, & va joindre les deux nceuds ou cocardes.Fichu de linon. — Pierrot de taffetas violet, rayé couleur,fur couleur. La queue du pierrot eft garni de petits plis rondsde taffetas blanc, & Ie bout de 1'atnadis d'un ruban blanc. Lapièce elt blanche, & 1'échelle de ruban nakara.Jupe pareille, falbalaffée d'un ruban blanc, par Ie bas.Souliers violets.L 5


Wordt, zie hetzelve in den noot breder, m • i Menbegrij'pe, dat dit de dragt is van dames van drie of vieren twintig jaaren.Een Ceiuture van Carmeliet- taf, agterwaardseenvouwiggeftrikt en mede met zilver galon opgelegd, omringdden middel.Daarbij zet men eene fraaie bonnet au globe van witgaas,beflaande in een groote ronde pof, omringt meteen papilion van twee rijen rond geplooid gaas; voorwaardsverfierdmeteenfraaieCarmeüte-pluiin;defchoenenvan wit taf, de waaier groen, (d)De(f) Une mode que beaucoup de femmes, même les plus discreties, fuivent, fans en parler, eft cello de la gorge de Fénutou a la romaine: elle conCfte cette mode a ferrcr la taille audeffousde la gorge, a pouffer les deux feins en dehors, de manièreque la forme des deux globes foit tiès-apparente, & leurdivifion trés marquée , en rout lens, en deffous comme en deffus.I.a pudeur n'en eft ceperdant pas allaimée, paree que Ia gorgeeft toujonrs couverte en entier, foit par la robe, que 1'on lacheen eet endroit, & 1'on ll'eft cenfé voir que les effecs néceffairesde la nature de fexe. Les élégantes a prétention , majs a qui lanature n'a donné qui fort peu de chofe, ou un eftoroac plat ,portent une ftufle gor?e de coton recouverte de gomme élaftique&adaptée, pour la grofieur. a la hauteur ou Hapetiteffe deleurt a i l| e. ,Robe a la reine de taffetas blanc. Cette robemonte au haut du col, & defcend par derrière jufqu'a terre ,faifant trés peu la queue : elle eft fermée comme un fourrcau,& garnie, aux poignets, ainfi qu'an bas, de taffetas carmelite ,orné d'un galon d'argent i clincans.Ceinture a fimple nceud, de taffetas carmelite, orné auffi d unléger galon d'argent a clincans.Fichu de gaze blanche.Joli bonnet au globe de gaze blanche a gros bouillons. Aulieu de papillon, ou doublé rang de plis ronds de gaze blanche.Belle fbllette carmelite:Souliers de taffetas blanc. Evenuil vert.


De robes 'en chemife, waarvan wij op de II F. plaatonzes eerften deels eene afbeelding gaaven, komen wederin de mode; met dit onderfcheid, dat dezelve eenfoort van redingotte vormen, met twee of drie kleppen;men draagt dezelve flegt en regc of gegarneerd met kant —delaatstgemelde ftaan fraai en geeven een air de distinBion.Men kan dezelve , naar verkiezing van Mmsfeline ofLinon maaken; men ziet ze zelfs van gaas; de doek vanlinon verbergt zich bij dezelve met de punten onder derobe — eene zeer kleine bonnet van wit gaas of van blonde,wit op wit geflreept.blaadjens,Een krans van roozen en groenebijna perpendiculair geplaatst , en violetteftrikken en lint, nevens een witte pluim vertieren hetkapfel. (e)De dames van distinctie , xvelke zich in het Boschvan Boulogne en in het elifeefche veld geduurende devoorige maand vertoonden, waren zeer eenvouwig gekleed.Met een pierrot van roozen-roode taf, op dehanden roet karmeliet.lint en eene foortgelijke bandelierom den middel, eenvouwig geftrikt boven den ftaartderCO Les robes en chemife font revenucs a la mode ,maïsavec cette différence, qu'elles formenc une efpèce de redingotte,& deux & quelquefois a trois colets.On les porte unies ou garniesde dentelle.un certain air de diflincftion.Ces dernières font très-étoffées, & donnentPour les faire, on fe fert indifféremmentde linon ou de mouffeline ; on en voit même degaze.Fichu de linon, dont les bouts paffent dans la robe.Bonnet très-petit de gaze blanche; on en fait même deblonde rayée blanc fur blanc. • Une couronne de rofesa feuilles vertes, pofée prefque perpendicuhirement, s'enlaccdans des nceuds de ruban, qui font violets. Plume blanche.


17^ >der pierrot, de rok was van linon; geborduurd met doorelkander loopende guirlandes van groene blaadjens; tusfchenbeiden voorzien men rupfen en kapellen. De Coiffurea la Cavalière; bonnet van roozenroode taf, zonderpapillon, omringd met een biais van Carmelite taf, georneerdmet kleine, witte, ronde gaazen plooien; voor.waards zag men eene Aigrette vm pioenen-roozen.Het meest nieuwe der vrouwen-kleding zijn eindelijkde tabliers a la menagére; dezelve beftaan uit tweetasfen ; geflooten door middel van twee ftrikken vanroozenrood lint — benedenwaard is de tablier mede georneerdmet een roozen rood lint; een ander foortgelijklint bevestigt dezeive om den middel; genoegzaamalle deze tabliers zijn van linon apois. doch het garneerfe!verfchilt naar den fmaak der draagfters en de koleurder overige kleding; men ziet dezelve dus met groene ,geele, violetten linten &c. (f)Sinds een geruimen tijd zijn de rokken der dames ,een weinig fleepende, zoo ruim en zoo lang, dat mennauwlijks de neuzen haarer fchoenen ziet. Intusfchenkunnen wij verzekeren, dat derzelver kousfen met klinkenzijn, van eene roode, groene, violette en hemels-'blaauwe koleur.Wat de kleding der heeren betreft, men zie dezelveop(ƒ) Ce qu'il V a de plas nouveau ponr les femmes, font!es .abliers 4 la mi mlm ont deux pochet, qui fe fermenta umoyen de deux nceuds de ruban rofe, le bas eft auffi ornéd'un ruban rofe ; un autre ruban rofe lie le tablier a Ia cemture.Ces tabliers font presque tout de linon a pois , ma 1Slaaarniture varie fuivant le goftt des perfonnes , & la couleur duSe de 1'habillement; «tafi 1'on en voir garnis de rubans verts,jaunes, violets, &c.


op Pl. XV. Bolle koperen vergulde of vvitfe knoopenzijn in de mode.Ronde hoeden met hooge bollenen zeer ruig: Heeren van distinctie dragen een das vanbatist, welker festons hemelsblaauw geborduurd zijn ,als ook eene andere zijden das, hemelsblauw en nakarageltreept;blaauw gefchilderdebloemen.— de meefte gilets zijn van bafin, metHet kapfel, eerst bij de dames uitgevonden, verfierdnu ook de jonge Heeren;bedaandeuitbouclesmarronnées,allen elkander gelijk; met weinig poeder; de fiaart dunen kort.Voor rokken draagt men groen, zwart en rosagtig gemengd,laken, bij de laatile koleur echterhairenknoopen.De broeken zij meest van geftreept nanh'n; van bleekgeel en violet, geel en groen, met een woord, van allerhandenkoleuren, welke zich bij een laaten voegen. —De kousfen van witte zijde met hemelsblaauwe klinken.Ovaale zilveren gespen, van eene middenmaatige grootte.Qr)(g) Les Boutons convexes ou bombés , de cuivre doré oude métal bl.mc, font les plus h la mode , ainfi que les chapeauxronds a longs poils; les jeunes distingués portent, fousune cravatte de batifte , dont les feftons font brodés en bleuciel,une autre cravatte de foie , rayée de bleu-ciel & de nakara.La plupart des gilets font de bafin, avec des fleurspeintes en bleu.La coëffure des plus fratches , du meilleur goüt, inventéepar les femmes d'abord , & qui vient d'être adoptée parros jolis hommes; elle eft formée par des boucles marronnees ,toutes égales; point de pondre fur let cheveux; la queue bafieft courte.Quant


Quant aux ha'iits, on en porte beaucoup de drap vett,noi£fauve mêlangé; mais fur cette dernière couleur, on met desboutons de poil de chêvre.Plus que jamais des culottes de nankin rayé, de queue deferein & de violet, de jaune & de vert; enfin, de toutes lescouleurs qui peuvent s'afforrir.• — Bas de foie blancs, oui coins brodés rie bleu de ciel.Les boucles d'argent font ovales & de moyenne grandeur.Parijs I Sept. 1792.TOO-


K5 >v r.T O O N E E L - N I E U W S .Onder de vreemdfte vrugten van de Franfche vrijheidbehoort ongetwijfeld dieAlmanach, waarin de naamenen eigenfchappen der Priesteresfen van Venus in Parijs,zoo bij uitfteekenheid menigvuldig opgeteld worden.Waar het den prulfchrijver aanftof fcheen teontbreeken,plaatste hij de naamen van zodanige meisjens, die in dehuizen haarer ouderen een geheel onbefproken gedragleidden. Dit onaangenaam lot bejegende eene burgerdochter,woonende in de nabijheid van het Palais Roijal,een aartig fchoon en braaf meisjen ; zij vol gevoelensvan eer en deugd, voelde zich door deze beleedigingzo gekwetst, dat zij het befluit nam om zich hetleven te beneemen , en daar aan daadelijk door vergifeen einde te maaken. Dit gebeurde den 2offen van Wintermaand,kort, na dat de gemelde almanach het lichtzag, en reeds den 26 Januarij werdt dit geval ten Too.neele gevoerd, juist op den zelfden dag, als de moedervan het ongelukkig meisjen, door de hevigheid der finarteover dat verlies mede bezweeken , haare bemindedochter in het graf gevolgd was. Weinige fchredenHechts van de plaats, waar dieflachtoffers vielen., werdtde vertooning van dit ftuk gegeeven onder den titel:Geer»


l?6* >Geertruide of de zelfmoord op den 28 December. De maa«ker van dit ftuk, M, AUDE, een huisvriend van dezebeklagenswaardige familie , had dit Tooneelftuk intwee Bedrijven begreepen, en de jalouzij van eene medeminnaarestot de drijfveer van die wandaad gemaakt,fchoon het nog onzeker is of dit waarheid dan verdichtingzij. — Nooit, getuigt de Hoofdman van ARcHEN-HOL TS, nooit zag ik iets zo aandoenlijks , zo hartroerends,als de zinnelijke vertegenwoordiging van ditdaadelijk gebeurd geval. De daar door veroorzaaktebegocheling was langer van duur dan de begochelingen ,die bij de door verbeelding gefchapen Tooneelen derhoogfteTooneelkunst anders plaats hebben. Ook zag iknimmer zulk een geklap als in het midden van het Tooneelftuk, waar zich het zedelijk monfter onmaskert.De lichaamen van alle de aanfchouwers bewogen zich ,en elk fcheen het verachtlijk voorwerp te willen aangrijptBij het gezicht van het in ftuipen ftervendmeisjen verdrong de luidruchtige toejuiching het gevoel.Alle aangezichten werden bedekt en ieder geloofde eenaanfchouwer te zijn van een daadlijk plaats hebbendenzelfsmoord. -* * *In deeze Maand zijn op den Amfteldamfchen FranfchenSchouwburg vertoond:Les Evénemens Improvus, Opera. — — Le GageureImprevue , Comedie. • Monfieur de Crac, dans fonPetit Castel, Comedie. • _1'< kichard Coeur de Leon,Ope.


177 >Öpera. • La Colonie, Opera. - Les deuxFigaro, Comedie. • Cliasfeurs £f la Laitiere, Opera.' Azemia, Opera. ——•• Philofophe Marie,Comedie. • Bes Sabais, Öpera. La BelleAr/éne, Opera. — Camille ou le Souterain, Opera.Den 10 deezer Maand is de Amfteldamfche NederduitfcheSchouwburg geopend met Den Graaf van WaltrontKrijgfpel; gevolgd met de Gewonnen Veldflag , MilitairBallet. • Koning Lear , Treurfpel. Felixof de Vondeling, Zangfpei. De Dankbaare ZoonjBlijfpel. De Huwelijke Staat, Klugtfpel. •Meropé, Treurfpel. ••• Het Huwelijk door een Wetkrblad, Blijfpel;& é 4in den Schouwburg te Rotterdam is op den 20 Auygustus 1792 het Nederduitsch Tooneel geopend met de'volgende aanfpraak:Zoo zietge op dezen dag, aanzienelijke Schaar!Apolloos Tempel weêr in Schielands oord ontflooten.'Wat blijdfchap wordt ons hart,ons juichend hartgewaarvVerrukt door 't gunstbetoon van zoo veel Stadgenootèn.Mƒ«


•d 178 >Ja, zien wij de opening van 't Nederduitsch TooneelDoor eenen ftoet, zoo groot, ZQO luisterijk, vereeren,Dit heuchelijk begin belooft — voorfpelt ons veel;Wat grooter blijk van gunst zou thans ons hart vereeren!Is 't eigen aan den Mensch, vooral zijn StadgenootWelmeenend bijteftaan en loflijk te onderfchragenVoedt zelf ons hart die drift—-dan is ons uitzigt groot,Daar veelen onzer 't licht in Rottes muuren zagen.Maar Gij ook vergt met regt, uw dierbre gunst ten loon,Datweons.doorkundeen vlijt,uw bijftand waardig maken;Dat nooit onkuifche taal de blanke zeden hoon',Maar onze kunst het hart in 't fchoon derDeugd doe blaken:Ziedaar ook juist ons doel — de ligtverleidbre JeugdZal in dit Zedenfchool de dartelheid niet leeren;Zij tree vrijmoedig toe — zij fmaak' gepaste vreugd,En zal met flegter hart van hier nooit wederkeeren.Grootachtbaar Burgerheer der weitfqhe Rotteftad!Befchertrer van het Regt in Schielands vrugtbre (treken?Die Wetenfchap en Kunst naar haare waarde fchat!Wiens zucht voor 't Schouwtooneel zo dikwerf is gebleken!Vergun, daar U ons Koor als zijnen Schutsheer groet,Datwe ons aan uwe hoede en heuschheid aanbeveelen.Wil ons en onze Kunst, door uwe gunSt gevoed,Hier menigwerf met de eer van Uw gezelfchap ftreelen!Kunst-


t?9 >Kunstminnend Viertal! Keur van onze Burgerij,Wier zorg wij onvermoeid dit Heiligdom zien febooren!Uw werkzaamheid zet fteun aan onze poging bij,Uw heufche minzaamheid moet onzen ijver ipooren.Wij gronden onze hoop op uw welwillendheid,Waar van wij heden reeds demalfche vruchten plukkeniZie zooveel milden gunst den rijkften Joon bereid!Het lachgende geluk moet fteeds uw' fchreden drukken.Beroemde Burgerij der Hoofdftad van deez' oord.'De welvaart doe uw huis en handel welig bloeien;En zoo u 't leerzaam nut van 'tSchouwtooneel bekoort»Koomt hier Uw geest van zorg en moeilijkheên ontboeien!Dat fteeds deze Oeffenfchool,waar deugdmin zegepraalt,Waar kunst den wierook zwaait voor hun, dieedel denken,De huichlarij ontmomt — het kwaad afzigtlijk maalt,Zich,door uw hulp gefterkt.een duurzaam heil zie fchenken;Zoo doen deez' Beijen, vaak bemoedigd door uw gunst,Al 't zoet, dat ze in deez' Oord «ft keur vanbloementrekken ,Tot hoonig zaam gegaard, door noeste vlijt en kunst,Aan Rotte en Maas tot nut, vermaak en leering ftrekken,G. MANHEES.'Dit ftukje werd gevolgd door Mevjclienltaat en Berouwten de Reizenden, beiden Tooneelfpellen.M z Voords


I8Ö >Voords zijn in de Maand Augustus aldaar vertoondde volgende Stukken:Tot Middennacht, of List tegen List, Blijfpel.De Danktoon Zoon, Tooneelfpel. Di Indiaanen inEngeland, Blijfpel.Het Huwelijk door een Weekblad,Blijfpel.Treurfpel.Monzongo, of de Koninglij ke Slaaf,• Het Huwlijk van Niet, Kluchtfpel.De Hertogin van Coralli, Treurfpel.Jonker Wind*buil, of de Driedubbelde Minnaar, Klugtfpel. •Hamlet, Treurfpel.Crispijn Medicijn , Blijfpel.De Goudlakenfe Schoenen, of de Hoogduitfche SchoenmakersVrouw, Boertig Blijfpel.Cevlugte Juffertje, Blijfpel.De Wiskunftenaar, of hetDe VenetiaanfcheDrielingen, Italiaansch Blijfpel. — De Bedrogen Officier,Blijfpel.MEN-


•C 181 >M E N G E L W E R K .i.DE OUDE EN ZIJN HOND.Eene Vertelling van M ARM OH TEL,Ik bevond mij op een dorp bij eene beminnelijke dame,die, fchoon niet geheel jong, echteruitneemend fchoonwas en aller ongekunftelde dienstvaardigheid naar zichtrok en tot omgang met haar aanmoedigde.De nabuurfchapvan Charenton maakte de brug, welke over deManie ligt, ons tot het uiterfle doel onder wandelingen.Daar was het, waar wij uitrusteden en ons datbeweegend en afwisfelend tooneel eenes van menfchenen dieren onophoudelijk weemelenden landwegs, verfchaften.Deze fnelle omloop van beweegingen, welke wel iswaar allen door eigenbelang geleid worden, doch ookte gelijk op een gemeenfchaplijk nut doelden, en dezeimmer duurende wisfeling van zuuren arbeid en goedwilligbetoonde dienden maakten, dat wij in de inrichtingder gezellige orde het heerlijk werk der volftrektenoodzaaklijkheid bewonderden.Hoe kundig grijpende raderen elkander, uit welke deze onafmeetlijke machinefaam gefield is! welke eene onzichtbaare bandveree-M 3n'gt


i8z >ïiigt dezelve? welk eene drift bezielt enfpoort haar aan?enkel en alleen wederzijdfche behoefte.Van daar is het zoo wel een zedelijk als phijfischfchouwfpel der natuur. Verbaazing voigt overal hetnadenken. Hier ziet men een blad, een grashalmals een wonder aan, wanneer men daarover nadenkt,en daar zal een boer agter den ploeg, een ftuurmanop het verdek, en een voerman, welke de vrugten deslands ftedewaards brengt, tot een bewonderenswaardigman worden, wanneer men hem als een wezenlijk liddes gezelfchaplijken ketens befcbouwt. En dus ziet menallen, welke totgemcenfchaplijkonderhoud zamen werken, door het zelfde geweld der aantrekkingskragt metelkander vereenigd en in beweging gebragt.Ik legge u hier eenigen onzer overdenkingen mede ,op dat gij , op uwe reize naai- Champagne ons nietvoor lieden zoudet houden , welke als domme weetnietendaar ftaan, den mond open doen , zich metniets bemoeien en alleen de zelfsverveeling, welke eenebedrijflooze ziel en een ledige kop voordbrengen, metzich omvoeren.Op eenen avond , wanneer wij onder aan de brugzaten , kwam een man uit degemeene volks -klasfe digtbij ons voorbij. Hij had fchoone grijze hairen, hinkteen kon niet, dan met moeite op zijn ftok leunende ,voordkruipen. Agter hem liep een jonge, dartele hond.De juffers, wek ik geleidde fprak hij dus aan: Mejuf*fers, west zoo goed en koop mijnen hond. Elk haarer bezatreeds een hondjen, ook was het zijne niet van datflag, zoo als de dames gaarne hebben; zij gaven dusten andwoord, dat zij geen hond noodig hadden.Hierop naderde hij mij met eene houding, welke nogveel


183 >veel dringender en vleiender was en zeidde: Mijn Heer!koop gij mijnen hond —• „ach," roept hier JULIETTE,„ ik zoude hem zeker onmiddelijk gekocht hebben!" —„ Ik beken het, Mejuffer," antwoordt A E I s T, „ de goedheidtoont zich in alle harten niet zoo levendig , als inhet uwe." — Mijn eerfte woord was een wijgerendandwoord, het welke ik echter met al die achting poogdete verzoeten, welke men ongelukkigen fchuldig is.De grijsaard bleef een oogenblik onbeweeglijk voormij ftaan , zag mij met een treurigen blik aan en verlietmij, onvergenoegd met mij zeiven.Geduurende dat hij langzaam over de brug ging, bleefmij tijd genoeg over, om de oorzaak van dit raadzelachtigverwijt na te gaan, welk ik in zijn oog geleezenhad en dat mijn hart onophoudelijk mij errinnerde. Indit oogenblik viel mij in, dat mijn vriend, de Graafvan C** een hond verboren had, welken hij zeer hoogachtte: ik dacht, dat het verftand en de ziel eens Poedelsniets zoude onder doen voor het inftinct van eenliberifehen hond, zoo als mijn vriend verlooren had;ik beften] de dan dezen hond voor mijnen vriend en riepden ouden te rug.„ Hoe veel eischt gij voor uwen hond?" zeidde ik:„ Geef mij zoo veel u gelieft," andwoorde hij. Ik kondezeker hier voor uw oog den mildaadigen uithangen ,indien ik de waarheid te na wilde komen; doch ik wil metalle nedrigheid bekennen, dat ik hier toe thans niet rijkgenoeg was; ik had in dit oogenblik niet meer, dan zesLivres bij mij, welke ik hem gewillig aanbood. Hijnam het geld , zonder het minst ongenoegen te toonenen zeidde tot mij: „ De hond behoort u, mijn Heer!"MIk zal echter denzei ven niet kunnen houden," zeiddeM 4ik,


184 >ik, „ wijl ik geen touw hebbe, waar aan ik hem vasthoude." „ Gij moet hem echter ergens aan vast binden,"was het andwoord , wijl hij mij anders zoudenaloopen." Nu maakte hij een van zijne kousfenbandenlos, riep den hond en hief hem op de leuning der brug.„ Gij doet mij fchrikken," zeidde JULIETTE: „ dehond zal in het water vallen" » Wees gerust,Mejuffer, de hond valt niet." —Hij liet zich zeer gedweevan zijnen heer binden. Ik zag, dat bij het faamknoopende handen des grijsaards beefden. Ik fchreef hetaan den ouderdom toe, wijl zijn gelaat niets veranderde,hoe nauwkeurig ik hem ook aan zag. Maar nauwlijkshad hij den knoop bevestigd, of ik zag, dat plotslijkzijn hoofd op den hond nederzonk, hij zijn gelaat indeszelfs hair verborg en den mond vast op zijn lijfdrukte. In deze houding bleef hij zaamgekromd, eenigeminuuten, onbeweeglijk en zwijgend ftaan.Ik naderde hem, „ wat is het, mijn vriend?" vroegik. „ ó! Niets," zeidde hij terwijl hij zich oprechtte:„ het zal ras overgaan," en nu zag ik, dat zijn gelaatvan traanen overvloeide. „ Het fchijnt wel, dat defcheiding van den hond u zuur valt?" „ Ach! ja, hijis de eenigfte vriend, welken ik in de waereld had; nognimmer fcheidden wij van één. Hij was het, die mij opden weg bewaakte , wanneer ik fliep, en wanneer hijmij lijden of neerflagtig zag , beklaagde mij het armedier en vertroostte mij, door zijne liefkoozingen. Hijbeminde mij zoo zeer, dat het billijk is, hem weder tebeminnen; doch zulks doet niets af; hij behoort thandsaan u, mijn Heer!" met deze woorden reikte hij mij dekousfenband toe, waar aan hij gebonden was. „ Gijmoest mij wel voor zeer hardvogtig houden,"zeidde ik,


„ indien gij mij bekwaam geloofdet, om een zoo trouwenvriend en daar bij uwen eenigften, dien gij in dawaereld hebt, u te ontrooven " Hij hield op, mij tedringen, doch wilde mijne zes Livres tevens mij te ruggeeven. Ik zeidde hem, dat dezelve, nevens zijnen hondhem behoorden en eindelijk gelukte het mij , hem teoverreeden. „ ó, mijn Heer!" riep hij uit, „ ikdank u het leven; honger was het, welke mij tot dezengruwzaamen en uiterften flap noodzaakte.Van dit oogenblik af aan had hij, zoo als gij denkenkunt, twee vrienden voor één; ik wenschte nu van hemte verneemen, wie hij ware, waar hij van daan kwam ,werwaards hij heen wilde en wat hem tot dezen ftaat:van ellende en kommer gebragt had.„ Ik heb," zeidde hij, „ dank zij den hemel! vijftigjaaren lang van mijner handen arbeid geleefd. Gistereneerst werd ik zoo diep verlaagd, dat ik om aalmoesfenbedelen moest. Ik was een timmerman, en woonde inLotharingen. Mijn handwerk gaf mij brood; doch eentoeval zette mij buiten ftaat, langer te kunnen arbeiden.Een hout-fplinter veroorzaakte mij in het eene beeneene onheelbaare wonde. Ik ga na Rouan, bij mijnedochter, een goed meisjen, welke in de daar zijndekatoen-fabriek haar beftaan wint; wanneer ik flechtsbij haar ben , zal mij niets meer ontbreeken. Daar ikechter, uit hoofde mijner wonde, langzaam gaan moet,en reeds een verren weg afgelegd hebbe, zoo was hetweinig geld, dat ik bij een konde brengen , niet toereikend.Ik moest dus mijne hand, tot aalmoefen uitftrekken.Ongelukkig had ik niet genoeg het aanzienpenes noodlijdenden en daar door was 'er geen mensch,die mij iets gaf. Mij hongerde zeer; nog bleef mij mijnM 5hond


86 >hond overig •" Bij deze woorden bezweek zijnfiem; hij zweeg.„ In uwen ouderdom en bij de tegenwoordige brandendehitte, fta ik nimmer toe, dat gij, met een wondeaan uw been, dertig mijlen te land, of dubbel zoo veelte water reizen zoud; het zoude u onheil verergeren,en, ingevalle het nog niet onheelbaar is,dezelve onheel*baar maaken; volg mij. De goede voorzorg biedt uniet ver van hier een toevlugts-oord aan, waar gij rust,geneesmiddelen en mooglijk uwe gezondheid weder krijgenkunt."Met eene flille bewondering zag mij daGrijsaard aan, bondt zijn hond los en liet zich van mij.in het aan de andere zijde der brug, geleegen kloosterder barmhartige broedeis, geleiden.Ik was daar niet bekend; maar in deze eerwaardigehuizen beveelen zwakheid en ouderdom van zelve zichaan.De Prior hoorde het verhaal met ontroering. Hijliet den besten heelmeester des kloosters roepen en bevalhem, de wonde te onderzoeken. Ik verfchrikte ,toen ik gewaar werd, tot welk een graad de hette en devermoeidheid der reize dezelve verergerd hadden.„ Hier moet niet veel tijd verzuimd worden ," zeiddede wondarts, „ maar het is nog tijd; ik zal het beenledden." — Hij zal dus weder gezond worden ?" —„ ja, mijn Heer! daar fta ik voor in." Dit wasVOOT mij een oogenblik van vreugde en geluk.„ Spaar niets, mijne Heeren!" zeidde ik, „ ik wildaar toe van mijne zijde ook alles doen, wat mooglijkis."„ Het beste dat gij doen kunt, mijn Heer!" washet zedig andwoord van den Prior, „ is ons den lijderover te laaten en te vertrouwen, op de zorg, welke wijvoorhem draagen zullen."Ik


Ik merkte, dat ik het gevoel des goeden Paters beledigdhad en zocht mij dus bij hem te verontschuldigen,„ maar," voegde ik 'er bij, „ wanneer het te grootmisbruik uwer goedheid is, dan zoude ik u bidden, omzijn trouwen vriend " „ Ja , mijn Heer! zijnhond, zijn hond zal hem gezelfchap houden; ook wijweeten de waarde der vriendfchap te fchatten."De woorden des Priors troffen mij; ik was aangedaanover de rustige, onöpgefmukte hulpvaardigheid. .Eer ik den grijsaard verliet, vroeg ik hem het adreszijner dochter, ten einde haar van alles te kunnen berichten,en nu ging ik naar mijne dames terug, die mijnog aan de andere zijde van den vloed wagtteden , erjwelke ik van alles een getrouw berigt moest geeven.Daar ons gezelfchap op het land niet immer hetzelfdeblijft, moest ik eiken aankomeling de gefchiedenis verhaaien.Ik liet niet na de aanbieding mijner zes Livreste gedenken en het ontbrak niet, aan eene fpotachtigebewondering over de mildheid mijner gaven; „ hoe,**zeidde men, „ eene zoo groote fom hebt gij dan denouden aangeboden en dat voor een zoo


de grijsaard met zijn hond komen zoude, om zijne weldoenerszijn dank te betuigen. Het ganfche huis wasdoor dezelve vervuld. Ik ging naar het klooster, omden ouden man af te haaien, en, na dat ik den geestlijkenmijn innigflen dank betuigd had, geleidde ik hem,en hij was even zoo rad ter been en even vrolijk, alszijn hond.Onder veelvuldige vreugdebetuigingen werden wijontvangen ; in het bijzonder werd de hond aangefprooken;in zijn ganfche leven had het dier gewis zoo veelovriendfchaps-betooningen niet ontvangen. In het beginfcheen hij wat fchuw, doch kort daarop andwoorddehij met eene houding, welke fcheen aan te duiden, dathem de oorzaak dezer liefkozingen niet onbekend waren.De goede grijsaard at aan onze tafel, zijn hond zataan zijne zijde. Beiden fliepen ook bij een en kwamen,bij het aanbreeken des morgens bij ons, om affcheid teneemen. Nu ftelde ik den eerlijken man de kleinefchat ter hand, welke ik voor hem verzameld had. „Tevergeefsch," zeidde ik hem, „ dat ik 'er niets toe bijgedraagenhad," „ Ik hen u alles verfchuldigd ," riephij uit, „nimmer, nimmer zal ik het vérgeeten!" bij dezewoorden wilde hij zich aan mijne voeten werpen ,ik hield hem te rug en wij namen nu zoo teder affcheidvan elkander , als aan twee oude vrienden mooglijkgeweest ware. En de nu gelukkige man reisde met.zijnen trouwen vriend vrolijk naar zijne dochter.KIND S>


189 >2.K I N D S - H E I D .Toen ik, nog als een kleine knaap,Vaak bij kinders ging uit fpeelèn,Voelde ik daar Paardjen, tol of bal,Zeer dikwerf mij verveelen.Maar als ik dan een meisjen zag,Dat als een róosjen bloeide.En, met mij, op heur lieven fehoot,Of lachte of fpeelde of Hooide;Dan bleef ik door de zoetlle vreugdOp 't onverwachts bevangen.Om


•C 190 >Om haaren fchoonen blanken hals,Met mollige armpjens hangen.Dan kustte zij mijn kleine mond,En hoorde mij vertellen.Dan zag ik vaak heur fchoon gelaat ,Door lieve lachjens zwellen .'6 Mocht ik nu (daar deze .tijdMijn zinnen nog kan ftrceien)Gevoelen als een jongelingEn als een knaapjen fpeelen.P. B.AAN


191 >3«A A N A R I S T.A.RIST gij zijt verwonderd,Dat ik LAURETTE'S liefde,Met drift en angstig zoek;Gij kunt, voor u, die fchoonheid,Dien fraaijen leest niet vinden,Dien ik aan 't meisjen zie.'k Zoek driftig haare liefde,'k Vrees dikwerf haast wanhoopend.ARIST, — ach! zaagt gij juist!Ach had zij minder fchoonheid!'k Zou niet zoo angstig leeven,Zij minder fpijtig zijn.Dï


Ï9& >DË V I S C H F U I K .Ziet gij die fuik daar? — zij' gelijkfHet huwlijk, lieve Klaar?'Er in te komen, gaat zoo ligt,'Er uit te komen, zwaar.5'A A N N E R I N É *Een digte fluier dekt, NEE INE!Uw jeugdig aangezicht;Zoo fchuilt ook, achter digte wolken,Het godlijk zonnelicht,Om met meer luister, dan voorheen,Van agter 't wolk floers voor te treén»


N A R I C H T E N ,AANGAANDE DE SAMOJEïDENENDENTOESTAND DEZES VOLKS.Uit ZIMMERMANS Annalen der Geographifchenen Statistifchen Wisfensch.Deze narichten zijn uit eene verhandeling van denHeer KRESTININ in Archangel, correspondent derPeterburgfche academie der wetenfchappen getrokken ,welke in het tweede ftuk van het maandftuk NawujaJeshemeszatschnuja Sotschinenija, of nieuwe maandelijkfcheberichten enz., gevonden wordt. De fchrijververzamelde dezelve uit verfcheiden berichten, bijzonderuit dieeenes famojeeds jANO CHUDSROW, welke ditganfche noordelijke land van Mefen tot Obdorsk doorgereisdheeft. Zij bevatten veele of geheel nieuwe ofnuttige waarneemingen, ter vervolkOfflening van reedsvoorhanden zijr.de berichten.Nfl*


Kt i94 >Het land der Samojeeden verdeelt zich, naar deszelfshoofd • vloeden , in twee deelen, het Mefenfche en Petfchorifchi.Het eerfte begint bij het groot voorgebergteKanin en bij den vloed Mefen en ftrekt zich naar Petfchorater lengte van 400 werften uit. Aan deszelfs kusten ftortenzich de niet kleine vloeden Wifchafz, Oma, Snopa, PejchaWolonga, Welika, Indiga, Janisckna, Welt en Kolokolko.m, welker ineefte tot nog toe op geene kaart zijn aan'geweezen, in zee. Aan deze kusten en op het voorge.bergte Kanin bevinden zich flechts 293 famojeedfchefamiliè'n. Het tweede of oostlijke deel van het land derSamojeeden ftrekt zich van den vloed Petjehom oostwaardstot bij de Kam, den grensvloed van het noordlijkEuropa en Afia. De famojeeden noemen dit deelhunnes land Arkajo, dat is, groot land, hetwelk, doorden loop der aanzienlijke Uszx, zich weder in tweedeelen fplitst. Het noordlijke beftaat, op ongeveer 2cowerften van de zeekust landwaards in, uit drooge ofmoerasfige vlakten met mos begroeid, door welke zicheen lange met geene wouden voorziene, bergtak van hetVraljche gebergte naar Petjchora uitftrekt, welke doorde Rusfen en Samojeeden de bergrug van het groot landgenaamd wordt. Uit dezelve ontfpringen verfcheiden vloeden,welke noordwaards in den oceaan ofzuidwaards inde Usza vlieten; bijzonder is de noordzijde zeer wellenrijk.De Samojeeden dezer helft behooren onderPustofersk. Die der zuidelijke helft behooren of onderUstzulma , het welk ruim 250 werften ten halve vanPustojersk ligt of onder het nog 100 werften zuidelijkeIschma. De eerfte rekent men 437 > d e a n d e r e I 0 *en de laatfte 102 familiè'n fterk.De evenredig toeneemende koude der oostlijke landen?wordt


195 >ook door het klimaat des Samojeeden - lands bevestigd.De vloeden tusfchen Mefen en Petfchora bevrie„zen op het einde van feptember of met het begin vanOftober en ontdooien weder in de laatfte helft van mei;daar de Dwina bij Archangel eerst op het einde van Octo .ber of het begin van november met ijs bedekt en reedsop het laatst van April of het voorst van mei daar vanbevrijd wordt. De Korataicha en andere vloeden deroostlijke oorden bevriezen reeds in het midden van Septemberen gaan in de laatfte dagen van Junij open. Defamojeeden, welke niet verre van de zee zich onthouden,drijven, buiten de rendieren fokkerij, zoo als bekendis, de voornaamlte bezigheid dezes volks uitmaakende,ook de walrus en zeehonden -vangst. De vloedKorataicha is de eigenlijke zamelplaats aller famojeedenen der pustoferskifche rusfen, welke zich op het vangender zeedieren toeleggen. Van het laatst van Aprilaf tot omftreeks St. Jan zijn deze lieden bezig met hetvangen van zeehonden, welke zij aan de daartoe gemaaktsopeningen in het ijs vellen. Zoo dra de Korataicha en denabuurige vloeden vrij van ijs zijn, wordt 'er ongeveertwee weeken lang visch gevangen en ingezouten. InJulij en Augustus gaan eenigen ter jagt op de veelvuldigewatervogels op de woudenlooze vlakten ; anderenbevaaren de zee met kleine vaartuigen , ter vangst vanzeehonden en walrusfen. Van het einde van Augustustot op het bevriezen der vloeden houdt men zich metde herfstvisfcherij bezig. Dan verlaaten de vreemdeaankomelingen de oostlijke oorden en gaan naar hunnewestlijke woonigen terug. Eenigen bezorgen het vervoerender vrugten hunner bezigheden; demeeflenzwerven,bij hunnen terugtogt, rond op de moefasfige ba-N 4CIOS.


196 >moste landen, vellen vosfen en wolven, vangen wilderendieren, en komen eerst, na een driemaandelijkfchewande'ing, naar Pustofersk , waar de pelterijen aan dezich aldaar, uit verfcheiden fteden verzaameide, rusfifchekooplieden verkocht worden. De van de zee afgeleegenfamojeeden, welke zich niet met den vangst derzeedieren en visfcherij bezig houden, droopen geduurigin de wouden en op de open moerasfige landen aan dezuidzijde der genoemde bergrug en jaagen, op de onbedektevlakten, de reeds gemelde dieren der pool-landenen in de woudrijke dreeken fabeldieren , veelvraaten,hermelijnen en eekhoorntjens. Deze, alleen van de jagtlevende famojeeden komen nimmer uit hunne eenzaamewoestenijen, maar verhandelen hunne pelterijen aan deonder hun reizende rusfen uit Pustofersk tegen buskruid,brandewijn en tabak.Ten minden alle de europeefche famojeeden noemenzich met een algemeene naam Chafowo, dat is, Mannenen , naar getuigenis der famojeeden omftreeks Obdorskzouden eenige fiberifche dammen dezes volks ook diennaam voeren. De benaaming Objondir , welke zich ,volgends eenige berichten , de Mefenfche famojeedentoeëigenen, is hun geheel onbekend; intusfchen kenmerkende europeefche famojeeden de hoofdverfcheidenheidhunner woonplaats door een bijvoegfel bij de algemeenevolksbenaaming. Alle de , oostwaards van Petfchorawoonende dammen noemen zich, b. v. ArkajanderChafowo of bewooners des grooten lands. Zij verfpreidenzich niet zonder alle grensfcheiding. in het grootland uit. Van ouds her hebben zich bijzondere geflagtenaan zekere vloeden bij één gehouden en daar dooreen recht op zulke oorden verworven, in welker bezitzij niet ligt door anderen verftoord worden.Ter


197 >Ter oprichting van eene famojeedïche woning Worden'er ftaaven kringvormig, taamelijk wijd vaneen,des zomers in de aarde, des winters in de iheeuw geftookenen zoo te faamen gebonden , dat boven eeneopening blijve, ter doorlaating van den rook. Dezetoeftel wordt geheel met huiden van rendieren bedekt ,van welken'er, tot eene goede wooning, omtrend dertignoodig zijn. De grond binnenwaards wordt met tweevoet-kleeden belegd, welker eene uit berken takken, deandere uit de tengels van een zeker lang kruid gevlogtenwordt; over deze beide worden wijders vellen vanrendieren gelegd, welke voor bedden en dekens dienen.In het midden der hut wordt op een ijzeren plaatom te kooken en zich te warmen, vuur geftookt;alle de ftukken, tot de hut behoorende, worden, bijverhuizing, het welke door de famojeeden, welke dewoudenlooze ftreeken bewoonen, voor het minst om de14 dagen gefchiedt, op rendieren vervoerd en dezelvekunnen op eene nieuwe plaats in weinig minuuten wederopgerecht worden. Het gewoon voedfel der famojeedenis het vleesch van rendieren, het welk zij, even als devisch, gekookt of gebraaden", gedroogd of ook raauwgebruiken. Het plantenrijk biedt hun, in hunne barreftreeken, flechts eenige beziën en aardzwammen aan.De Europeefche Samojeeden eeten in het algemeen thandsbrood of veel eer een foort van vlade, welke zij telkenmaalversch bakken.Zij kleden zich bloot met huiden van rendieren. Dewinterkleding der mannen beftaat in een onderkleed ,welks ruwe zijde naar binnen , en een bovenkleed, waar van het hair buitenwaards gekeerdN 3is;


ïS>8 >is; aan het laatfte is een foort van kap, ter bedekkingvan het hoofd. De broeken en kousfen hebben de ruwezijde naar binnen. De vrouwelijke kleding onderfcheidtzich van die der mannen, alleen daar door, dathet boven en onderkleed faamgenaaid zijn en dus flechtséén ftuk uitmaaken. In den zomer draagen de mannenlinnen hembden of van grof rusfisch laken, de vrouwenvan laken of bereide rendiere» vellen ; uit het laatftemaaken ook beide de fexe hun zomer-fchoenen. Teropfchik dienen hun lappen van rood laken en allerleiIr per ratelwerk, welks gerammel in het gaan hun oorftreelt.EenSamojeed, welke 1500 tot 2000 tamme rendierenheeft, wordt voor zeer rijk, die500 tot 700bezit, voorbemiddeld gehouden; 20 tot 30 fluks zijn voor blootonderhoud genoegzaam; die 'er echter flechts 10 heeft,is arm en moet zich of bij anderen verhuuren of zijnbeftaan bijzonder in de jagt zoeken. Naar den tegenwoordigenprijs der rendieren gelden die van de bestefoort 10 roebels, en de fle^tfte 2 roebels of 2 roebels50 kop.Veele Samojeeden bereiken een hoogen, eenigen eenhonderdjaarigen ouderdom. De pokken* alleen rechtenonder hun , zoo als onder alle bewooners der ruwenoordlijke oorden, fomtijds groote verwoestingen aan.Aan het fcorbut, anders eene onvermijdelijke ziekte inalle koude, moerasfige ftreeken, zijn zij, wijl zij hetrendieren bloed warm drinken, niet onderhevig en deRusfen, welke in de Samojeedfche woestenijen omzwervenen van deze ziekte overvallen worden, herftellen zichdoor het gebruik van dit middel.De


J 99 >De Tatibeij of priesters , welke tevens artfen zijnheelen alle ziekten , naar de inbeelding der bi/geloovige.famojeeden, door bezweeringen. Heevige hartstochtenzijn dit volk onbekend. Een echtbreeker moet metden beledigden man door eene geringe fchadeloosdellingverzoenen en de ongetrouwe vrouw komt met eenigeilagenvrij. Voorbedachte doodflag is bij hun ongehoord;in dronkenfchap alleen begaat men fomwijlen deze euveldaad.Diefftal is niet ongewoon en daardoor ontftaandetwisten worden door de fchattinggaarder bijgelegd.Hunne gewoonlijkfte ondeugd is dronkenfchap ,welke door de geduurige verzoeken van de onder hunreizende rusfifche markententers immer onderhoudenwordt. Een Samojeed verdrinkt fomwijlen in weinigedagen het ganfche gewin zijner moeilijke jagts of vischvangst, ja doodt zich zelfs plotslijk door een geheel onmaatiggebruik van brandewijn, die, nevens fnuifenrooktabak, welke laatfte hij ook gaarn kauwt, de bij hunmeest geliefdffe waaren zijn. Gegoede Samojeeden hebbentwee of drie vrouwen. Een rijke vrijer moet zijnebruid van de oudeien met 100 of 150 rendieren , eenbemiddelde met 50 en een arme met omtrend 10 duks,koopen.Onder den naam Nimi fchijnen de Samojeeden eenigbegrip eener hoogde Godheid te hebben. Tadebzii zijnondergefchikte geesten, van welken het geluk en ongelukder menfchen afhangt. Deze geenfints de opperde Godheid,worden in hout onder eene menfchelijke gedaante, afgebeeld. De godenbeelden , welke Chae of chaiheeten, worden met lappen laken of pelterij bedekt endeels OP zekereplaatfen opgerecht, deels bij elkeveran.N 4ds>


dering van wooning , mede genoomen. Zij vormenzich eenige begrippen van een leven na den dood , dochniet van eenige aldaar hun wagtende belooningen offtraffen. Gemeenlijk offert een famojeed, wanneer heinergens geluk ten deel valt, den Num en den Tadebziieen rendier. De priesters of toveraars, Tatibeij genaamd,fpeelen onder dit volk eene aanmerkelijke rol; zij onderfcheidenzich wel niet door hunne levenswijze vande overigen , geneeren zich even als de anderen , enhebben geene beftemde inkomften ; echter maaken zijeen bijzonderen ff and uit, welke de kunsten immer inhet geflagt bewaart. De goed- en kwaad aardige godenhebben hunne bijzondere priesters, welke immer onderlingvijandig zijn. Van de eerfte foort van priesterengelooft men, dat zij, even als de Goden , welker dienaarszij zijn , het geluk der menfchen bevorderen 5van de laatfte bun ongeluk. De voornaamfte godsdienftigehandeling, door welke de Tadibtij voorgeeft ,godlijke openbaaringen te krijgen, wordt op de volgendewijze verricht:De priester trekt zijne heilige kleding van bereidderendieren-huiden aan, en neemt den trommel ter hand.Hierop valt hij in trekkingen en verkondigt met luideftemmen de openbaaring der hem , zoo hij voorgeeft,verfchijnende geesten, het welke beandwoordingen zijnop aan hun gerichte vraagen , over het gewin van dejagt, herftelling van ziekten of over andere voorwerpen.Geduurende de geestverfchijning Haat de Propheetzich met vuisten , als geheel buiten zich , houdt zichzomwijlen, of hij een houten of ijzeren inftrument zichdoor het lijf ftoot, en toont den verbaasden aanfchouvve-


»C 201 >werenter bevestiging der waarheid, ook wel debeide einden des riems, door de gewaande wondsgetoogen. Vloeit 'er bloed uit de voorgewende wonde,of wordt de priester daarna eenigzints ongefteld, danhoudt men het voor een ongelukkig, het tegengefteldgeval voor een gelukkig teeken.NADERE BERICHTEN WEGENS D JESAMOJEEDEN.In het jaar 1785 werden de Asfesfor ANDREA*TRSPIZUN en de Regiftrator STEPAN SUJEW doorde archangelfche gouvernements-regeering naar het landder Samojeeden gezonden, welke op de mede gegeevenvraagen, in de onderfcheiden oorden, de andwoordeninwonnen; deze vraagen en andwoorden zijn van denheer KRESTININ aan de academie gezonden enonveranderd in onderfcheiden ftukjens van het gemeldrusfisch maandfchrift gedrukt. Zij winnen daar dooraan echtheid , dat de waarheid derzelver door veelehoofden der Samojeeden , door onderplaatzing hunnerhandtekening, waar van deze barbaaren zich, in plaatsvan hunne naamstekening bedienen, bekragtigd is; menheeft uit de verftrooide berichten , de gewigtigftewaarneemingen bijeengevoegd en dezelve tot het vol.gend kort berigt bijééngebragt.1. Bijgeloof der Samojeeden. De Num , welke alleenalles gefchapen heeft, heeft alleen zitplaats in denhemel, niet op aarde, waar zich echter de door hungefchaapen Tadebzii zich ophouden , welke , wel vanzijn opperst geweld afhangen , doch niet altijd hemgehoorzaamen. De Num wordt daarom niet afgebeeld,N 5wijl


•{[ 202 >wijl' hij aan de Tadibeij nimmer verfcheenen en duszijne gedaante onbekend is. De Tadebzü, oneindig ingetal doch niet door bijzondere naamen onderfcheiden'verfchijnen daar tegen den Toveraars in menschiijke'gedaante. De godenbeelden worden immer methet gezicht naar 't oosten gericht, en men vindt dezelveniet in elke Samojeedfche familie, maar alleen in die,aan welke de toveraars beveelen, dezelve te houden.Niet alleen mannen, maar ook vrouwen, verrichttenhet priester-ambt. Jonge lieden, voor dezen ftandbeftemd, worden van hunne vroegfte jaaren af, vanden Tadibeij, of, zoo als de Samojeeden liever geloovenvan de Tadebzü zeiven onderweezen , welke aanhun' zouden verfchijnen. De Tadibeij worden voor deverkondiging der toekomst en andere verrichte dien-Gen, met rendieren betaald; doch alleen dan, wanneerdat geene gebeurt , wat zij voorzeidden. Doorgaandsbren-'t elke familie haar offer den Num of den Tadebzü,echter zijn ook meerdere , vooral die, welke zich uithoofde van de jagt , bijeenvoegen, gewoon gezaamhjkte offeren. Het plegtigst offer wordt verricht op hetvoorgebergte van het eiland migatsch; tot het zelvevergaderen niet alleen de meeste Samojeedfche famihen,maar ook veele Siberifche. Men offert alleen rendieie nWanneer het offer geflagt is, wordt den afgodenhet'bloed in den mond gefmeerd, vervolgends het diervan de aanweezigen verteerd en de kop, in de offerplaatso Peen paal geftooken , terug gelaaten. VeeleSamojeeden offeren, federd eenige jaaren, den afgodenniet meer, fmds aan eenige hunner, zoo als zij verzekeren,twee Samojeeden , in wit gewaad en op witterendieren , wonderbaar in de lucht zweevende , verfchee»


203 >fcheenen zijn en gebooden hebben, niet meer aan dezelve»maar aan de Num alleen hunne offers te brengen. Hetoffer wordt of van den perfoon zelf, welke de geloftete betaalen, of iets van de Godheid te bidden heeft,of in deszelfs naam van eene Tadibeij, gebragt. Gebedenen wijdluftige ceremoniën zijn daar bij niet ingebruik, 'er worden alleen eenige korte formulen, alsGeef Num, of Num is groot &c. uitgefproken.2. Van liet land en de bezigheid der europeefche Samojee.den. In het mefenfche land der Samojeeden zijn eenigerusfifche woonplaatfen, aan de vloeden Wifchas, Oma,Snopa , Pefcha en Indega ; aan alle de overige vloeden,tot aan Petfchora , houden zich alleen de Samojeedenop. Buiten de zeedieren of viervoetige landdierendezer poollanden, vangen de Samojeeden veel zwaanen,ganzen en veele foorten van eenden ; alles, wat hunvan hunne nodige behoefte overfchiet, wordt in Mefentegen meel en andere rusfifchen waren verruild. Boomenzijn hier, even als in alle poollanden, niet; laage ftruikenalleen kunnen tot branden gebruikt worden. Dewestlijke Samojeeden bepaalen hunne jagt niet tot hungebied alleen, maar jaagen fomtijds ook in het groot land.De, in het oostlijke of petfchorifche famojeeden-Iand vanhet hoofdgebergte afloopende, bergrug eindigt 35 werftenoostwaards van Petfchora en is geheel van hout ontbloot.De Samojeeden ruilen van de rusfen meel, brande»wijn, zout, tabak, laken van allerlei verwen, fchaapenvagten, allerlei houten gereedfchap, koperen ketels,bijlen, mesfen, naalden, fnaphaanen, buskruid en veeleandere kleinigheden. De woonplaats der PustoferskifcheSamojeeden, welke zeldzaam rusfisch verftaan, begintomtrend 5 werften oostwaards van Petfchora. De Uit.-zul-


204 >zulmifche Samojeeden trekken in den zomer aan de bijPetfchora, uitloopende vloeden Jurza,Tschunva, Sosv/a,Tschapkina &c. in den winter meest digter bij de rusfifcheplaatfen; naar de Usza komen zij niet. In bunland zijn geen bergen van aanbelang. Zij houden veelminder rendieren, dan dePustoferskifche; derzelver woudjagtis echter aanmerklijker, nochtands is dezelve veelverminderd, zoo als overal in het rusfisch rijk, daar ,buiten het aanbouwen van veele oorden, tevens de wildevolken, ter betaaling der belasting en ter bevredigingvan veele, hun voor het verkeer met de rusfen, onbc«kende behoeften, onbezorgd voor de toekomst, hethet wild te flerk vervolgen en tevens, wijl, door hettoeneemend dragen van pelterijen de vraag naar dezelve,grooter wordt.Eenigen der Samojeeden fpreeken rusfisch. In het gebiedder Ischmifche Samojeeden zijn mede geene hoogebergen. De oevers der Usza, welker hooger einde tothet gebied der Pustoferskifche Samojeeden behoort, zijnmeest vlak; in ééne ftreek alleen is een bergrug, Jdakgenaamd, welke uit flijpfteenbeftaan zou. Hier en daaraan den vloed wast eenig gering dennen- en berkenhout.Ook deze Samojeeden hebben minder rendieren,dan hunne noordelijke broederen ; in de, wouden ishunne jagt aanzienlijker, op de vlakten geringer. Zijhouden zich ook onledig met de vischvangst in de vloedenen de vogelvangst; naar zee trekken zij niet, zeerweinige van hun fpreeken rusfisch, maar meest alle Sunnisch,zoo als bekend is, een finlandsch dialed.3, Eenige bemerkingen , alle de Europifche Samojeedenbetreffende. Het huwlijk kan van beide zijde, willekeuriggefcheiden worden. Verftoot de man de vrouw, danmogen


•C 205 >mogen de ten bruidfchat gegeeven rendieren niet teruggevorderd worden; verlaat de vrouw hem echter, danworden zij terug gegeeven. Wanneer een Samojeed zicheen meisjen verkoozen heeft, zendt hij een bemiddelaarAiwuta genaamd, tot derzelver vader, om onderzoeknaar den bruidprijs te onderzoeken. Luistert deze na denvoorflag en is de prijs aanneemlijk, dan gaat de Aiwuta*door den vrijer vergezeld , weder naar het huis desvaders. De Aiwuta voltrekt alleen den ganfchen handelen geeft den buitenwagtenden vrijer van tijd tot tijdbericht wegens het'gevolg zijner onderhandeling. Wordtdeze van 's bruids vader afgebrooken, dan moet hij denvrijer, voor deze gewaande befchimping, twee rendierengeeven; komt dezelve tot ftand , dan verwelkomt devader zijnen aanflaanden behuwdzoon, en begeeft zichdan met hem naar zijne hut, om onmiddelijk de helftof tweederde van den bedongen bruidsprijs te ontvangen.Hierop gaat dan de bruidegom, vergezeld van vriendenen goede bekenden, naar de hut des bruids vaders, inwelke hij en zijn gevolg niet eer toegelaaten wordt, totmen de ter wederzijden aan de deur zittende vrouweneen ftuk laken of iets anders ten gefchenke toegeworpenheeft. De Huisheer flagt dan een rendier, welks huidden Aiwuta toebehoort. Bij het volgend gastmaal wordtook dezen het eerfte fchaaltjen brandewijn toegereikt;bruid en bruidegom moeten 'er zamen een deelen, tenteken hunner liefde en éénheid, als ook eenige beetenrendierenvleesch zamen eeten. Na geëindigden maaltijdkeeren alle gasten naar hunne hutten terug; de bruidegomalleen blijft dien nacht bij zijne bruid , doch zonderdezelve nog aan te roeren. Des anderen daags gaat hijnaar zijne tent terug en zendt daarop zijne moeder ennaaste


•£ 2c6 >naaste bloedverwanten , om zijne bruid af te baaien,welke dan, van haare ouderen geleid, zich naar heurenman begeeft. Als een bruidsprijs worden 'er altijd rendierengegeeven ; van rijken honderd en meer , vangegoeden omtrend dertig, van armen ongeveer tien ftuk?.De gift, welke zij mede krijgt, in een volkomen tent,in meel, zout, houten huisfieraad , pelterij, een bedenz. beilaande , is aan den bruidsprijs evenredig , enwordt op zoo veele, van enkele rendieren, befpandelieden vervoerd , als de vrijer tientallen van rendierengegeeven heeft; daar bij behooren tot den trein nog tweelieden, welker eene eene volle manskleding, de andere,de bruid voert. Deze rendieren blijven den jonggetrouwdenin eigendom. Zwangere vrouwen moeten in eenebijzondere tent, in het gezelfchap van eene of meervrouwen, haare bevalling afwagten. Zonderling is dagewoonte, dat baarende aan de aanweezige vrouwenelke van haar tegen den man begaane, ontrouw moetopenbaaren; maar nog wonderbaarer, dat ook de man inzijne tent, wijl bij hetbaaren geen man mag tegenwoordigzijn aan dezelfde vrouwen mede zijne huwlijkszondenverpligt is te ontdekken, welke hij, wanneer zijveelvuldig zijn , liever ter ftilzwijgende bekendtems ,flechts op een kerfftok aanhaalt. Men gelooft doordezebekendtenis het barenswee te verzagten. De kinderen,zoo wel zoons als dochters, krijgen naamen yande ouderen of vreemden. Waarfchijnlijk onmt delijkbij de geboorte. De vrouwen worden zeer hard behandld, moeten de hut oprechten en afbreeken , al eenh u i s, jken arbeid verrichten en rendieren huiden bereidenDe Samojeeden leeven hoogst morflg en wanneer devuilheid hunnes lichaams geheel ondraaglijk wordt ,


2Ó; >baaden zij zich in den zomer of wrijven zich in denwinter fchoon met fneeuw. Dooden worden door devrouwen in hunne beste kleding, in een rendiershuidgewikkeld; men draagt dezelve door eene daar toe gemaakteopening, tegen over de plaats, waar zij geftor.ven zijn, uit de hut, legt dezelve op fleden, op welkezij in hun leven reeden. De Tadibeij flaat daarop eenbijl in een boom of een ftuk hout; wordt dezelve 'ergemaklijk uitgetrokken, dan gelooft men, dat de doodemet de hem beftemde grafplaats te vreden is; klemtdezelve zeer vast, dan moet 'er eene andere plaatsgekoozen worden. Is zulks gefchiedt, dan wordt 'er,ter eere des dooden een rendier geflagt en het zelvedaarop, met een zijner beste rendieren voorgefpannen ,na de grafplaats gevoerd. Na dat de vrouwen de om dendooden gewikkelde riemen doorgefneeden en in de kledingoveral kleine infneden gemaakt hebben, wordt de doodein de groeve gelegd, met het hoofd naar het westen,nevens al het gereedfchap, van het welke hij zich inzijn leven bediende, doch hetgeen, waarlijk bijzonder!eerst te onbruik gemaakt wordt. Over het graf wordtdes zomers een aardheuvel opgeworpen, in den wintermoeten bloot ftruikwerk offteenenden dooden, althandsvoor eerst, ter bedekking dienen. Aan het hoofdeindevan het graf wordt het rendier, het welk den doode tergroeve voerde, van vier Samojeeden in eens, met vier knotfendoodgeflaagen, valt het dier zonder veel fpartelens,neder, dan wordt zulks voor een goed teken aangezien;beweegt het zich fterk, dan verheffen de aanweezendeeen luide weeklagt, wijl zij gelooven, dat dan een hunnerook fpoedig fterven moet. Hierop wordt 'er eenvuur aangeft.ook.en, in het welk men tabak en anderedm-


v([ 208 >dingen, ook ftukjens van de kleding van alle aanwezigen, werpt. Eindelijk neemen alle de aanwezigen eeneroede of een ftokjen in de hand, de Tadibeij of zoo 'ergeen bij tegenwoordig is, een ander, twee; ftaan fchrijlingsover den grafheuvel en fteeken dan hunne ftokjensaan het hoofd einde. Dit gebruik vindt alleen bij volwasfenenplaats, kleine kinderen worden in de woudenaan boomtakken, in wiegen of kleine hangmatten opgehangen.Somwijlen worden 'er ook nog, van tijd tot tijd renrdieren, tot het houden van een doodmaal, geflagt; deTadibeij alleen ontvangt de zonderlingeeer, dat de bloedvriendenzijn hoofd, als geluk aanbrengend, met zichneemen, en op de jagt mede voeren.HET


•C 209 >11.H E TK O N I N G R I J K T U N K I N .(Vervolg van Bladz. 163.)—'—1-i>G O D S D I E N S T .De Godsdienst der Tunkineezen is eigenlijk die heidenfche,welke uit China afftamt.Zij hebben tempels,afgoden, offerpriesters en toveraars , welke bijzonderin ziekten van dienst zijn.De dienst aan de goden be.ftaat in offeranden, wedftrijden, fchouwfpelen en gas.terijen.De kampers trekken hunne klederen uit, omgordenhunne lendenen zoo nauw als mooglijk is, meteen ftuk lijnwaad en betoonen meer hunne vaardigheid,dan geweld.Ongehuwde mansperfoonen Aagten de offers en nadatzij wel gewasfen zijn, zetten zij dezelve op een tafel ,voor de oogen der afgoden.Voormaals offerde menvreemden, welke vooraf door den drank bedwelmd gemaaktwerden; hierdoor waande men,al het boozeaftewenden; echter is dit onmenschjijk bedrijf thands af-0 ge-'


XX 210 > .gefchaft. Verfcheiden gemeenen kiezen zich nog levendeperfoonen tot hunne fchutsgoden. In den aanvangder 17de eeuw kwamen de eerfte Christelijke misfionarisfen,uit Japan verdreeven, naar Tunkin en finds dientijd heeft zich het Christendom, onverminderd de vervolgingen, zoo als in zonderheid 1772 plaats gehad heeft,zich ftcrk in dit land uitgebreid.V E R S C H E I D E N S E C T E N .Eene der beroemdfte zijn de Toveraars of fecte derLanzo, welke bij hoog en laag zeer geacht wordt. Derzelveruitfpraak houdt men voor goddelijk; zij moetende booze geesten verbannen en wanneer men iets vangewigt wil onderneemen, daar toe den besten dag beftemmene. d. g. Deze fecte is de meest gefleepene.Zij hebben noch tempels, noch eene bijzondere openlijkegodsdienst-oefening. De ftichter dezer fecte ,welke meest uit listige en afgerechte lieden beftaat, waseen zekere LAO-RIUM, welke in China, 52 jaaren voorGONFUCIUS gebooren werdt, nadat hij 80 jaaren inden fehoot zijner moeder zoude geleegen hebben; hoehoog kan het bijgeloof niet klimmen 1Eene andere fecte is de van Fo of poe, van welken dechineefche gefchiedboeken duizenderlei fprookjens verhaaien.Zijn godsdienst fchrijft eene meenigte vastenen kastijdingen voor. De aanhangers dezer fecte plaatfenverfcheiden zielen in één lichaam en gelooven, datdeze zielen uit het eene lichaam in het ander, uit eendier


211 >dier in den mensch wandelen en dus omgekeerd.Nog is 'er eene fecte, welke bijzonder de gemeenehoop aanhangt en die men de vastende noemt. Zij geloovende zielsverhuizing in den flerkften zin, eetennimmer iets, dat van een levend fchepfel komt; wortelenen vrugten leveren hun eenigst voedfel op.Die, welke onder alle de feéten van het ooften denvoorrang, en met recht, verdient, is' DE SECTE DER GELEERDEN OF VANCONFUCIUS.Deze man, welke eigenlijk CONGFÜTSEE hict, enwelke naam door de europeërs in confucius verandert is »werdt in den jaare 551 voor onze jaartelling gebooren ,fïtierf in het jaar 478 en was een tijdgenoot van den griekPIJTHAGORAS: Van zijne jeugd af aan oefende hij zich inde kennis van een zuiveren wijsgeerigen Godsdienst en inde leer eener algemeen nuttige zedenleer, bijzonder echterinde ftaatskunde en regeringsvorm,waarin hijhetinzonderheidver bragt. Hij werd de itichter, of liever daherlteller van den, nog in China heerfchenden en reedsin de oudfte tijden aldaar bloeienden — grootdeels natuurlijkengodsdienst, welken de keizer, alle overheidsperfoonenen geleerde erkennen. Hij verwierp allegoddelijkevereering aan fchepfels en voerde, daartegen,de aanbidding van een eenig hoogst wezen in, welkevan de Chineezen Tien, of Hemel, of ookSchangtie, datis, opperfte Heer, genaamd wordt. De aanklevers vanO 2dezen


212 >dezen Godsdienst (tellen hunnen eerdienst in gebeden, vas.ten, offeren, een verbeterd hart en een deugdzaam leven.Eigenlijk gezegde leeraars van dezen Godsdienst vindtmen niet; echter zijn de Mandarins, of de hoogere enlagere daatsbedienden en overheden verpligt, het volkvan tijd tot tijd in hunne pligten te onderrichten, zooals zulks de keizer fomwijlen verpligt is, ten aanzien zij.ner hofbedienden en grooten waar te neemen.In China vindt men verfcheiden tempels, aan de nagedachtenisvan CONFUCIUS gewijd. In Tunkin ishet aantal zijner vereerers minder en dus ook het getalzijner tempels.W ' E E T E N S C H A P P E N .De weetenfchappen worden in Tunkin, even als rnCliina, uit de boeken van CONFUCIUS en deszelfs uit.leggeren gehaald. Zij bevatten verhandelingen over dezedenkunde, werktuigkunde, natuur en darren-kunde ,kennis der wetten en landsgefchiedenisfen; fchoon allefchriften, onder zijnen naam voorhanden, niet van hemafdammen, hebben zij echter getrouw zijne grondregelsbewaard. Heeft men in de laatden wat omgekeeken,dan kan men reeds als een man van kunde doorgaan.Derzelver aflronomie en geographie is zeer flegt. Hunnehistoriekunde bepaalt zich alleen tot hun land. Dande zedenkunde van CONFUCIUS, hunne eigen gefchiedenisde wetten en gewoonten hunnes lands kennen zijvolkomen. De geleerdheid wordt in Tunkin zeer geacht,wijl zij de eenigde weg is, om tot eereposren tegeraaken, daar de geleerden alleen den adel des rijksuit-


213 >Hi'tmaaken. Zij moeten eerst candidaaten (Singdo) danlicentiaaten, (Hung - kongj en eindelijk doctoren (Tuncij)worden, eer zij tot ambten en waardigheden kunnen opklimmen.Doctoren kunnen alleen in tegenwoordigheiddes konings gemaakt worden. Echter begrijpt men ,dat in zulk een land de weetenfchappen tot geene grootehoogte komen kunnen. Sinds de europeaanen in Tunkingekomen zijn, beginnen zij eerst te gelooven, dat'erbuiten hun rijk en dat der Chineezen en hunne nabuurennog andere volken , nog andere regeringsvormenaanweezig zijn.T I J D R E K E N I N G ,Ook deze is zeer gebrekkig. De verdeeling des jaarshangt van hunne wiskunftenaars af, welke echter flegtehelden in deze weetenfchap zijn. Het jaar begint bij hunniet altoos op den zelfden tijd. Eenigen tellen betnieuwjaarvan den 25 der laatfte maan, wijl van dezen tijdaf alle gerechts-hoven voor eene maand ledig ftaan. Hetnieuwjaarsfeest duurt 30 dagen en geduurende hetzelveverlustigt men zich met gastmaalen, en vreugdebedrij*ven van allerliën aard, als danfen, muziek, vertooningen,haanen-gevegten en. d. gel.Uurwerken kent men 'er niet. De wegen meet menmet de gedachten en den dag deelt men alleen in morgen, middag en avond, alles echter op goed geluk; enden nacht in 5 waaken. De Mandarinen bedienen zichvan moorfche uurwerken; het zijn holle koperen kogels,welke men in een met water gevuld bekken doet; elkeO 3koge


214 >kogel heeft in het midden eene kleine opening waar doorhet water in dringt; is zij vol, dan is'er eene nachtwaakevoorbij; deze kondigt men door een fiag op eenkoperen plaat aan , te gelijker tijd roert men ook den'trommel, welk geruis den geheelen nacht door duurt.Elk jaar beftaat uit volkomen of niet volkomen maanmaanden;om met den loop der zon overeen te komen ,fchuift men 'er van tijd tot tijd een maand in en dusheeft men jaaren van 13 maanden.ARTSEN IJ KUNDE.Ook deze wetenfchap is in Tunkin flegt gefteld. Derzeiverartfen en wondartfen zijn weetnieten, welke nietsminder, dan de gefteldheid des menfchelijken lichaamsverftaan. Zij zoeken de zitplaats aller ziekten in hetbloed, en geneezen alleen op goed geluk en naar goed.vinden. Het branden is een hunner hoofdmiddelen inde meeste ziekten, ook het aderlaaten is niet ongewoon.Ongeacht deze onkunde, vindt men hier echter veelefterke lichaamen en oude lieden.KUNSTEN INHANDWERKENZijn mede in een zeer middenmaatigen toeftand. 'Erzijn fchilders, dan derzelver kunst heeft niet veel omhet lijf. Men gebruikt hun alleen ter verfiering dertempels en groote huizen. De kunst der beeldhouwers


215 >bepaalt zich alleen tot misvormde afgodsbeelden. Dedrukkunst is hun niet onbekend. Hunne fcheepsbouwkundeis ook ellendig ; derzelver fchepen zijn voorkleine tochten alleen gefchikt. Zij hebben gevlogtenkanoos van bamboes, meteen vaste lijm-foort overtoo*gen, Men vindt hier allerlei handwerkers, tot het gemeensleven noodzaaklijk , dan zij bereiken de bekwaamheidder Chineezen niet. De visch-vangst en rijstbouw zijnhunne hoofdbezigheden — ganfche dorpen en vlekken,welke aan den zee-oever liggen, visfchen met een enhetzelfde net, doorgaands van zijde gemaakt en waaraang 0_ joo perfoonen hun beftemd en aangeweezen dee!hebben.PEH A N D E LIn Tunkin beftaat blootelijk in eene ruiling hunnerlands-produkten met zulke, welke zij niet hebben. Devoornaamfte der eerstgemelde zijn Areka-nooten, rijst enrum, boomwol, zijde, zuiker, bamboes, papier &c.Dit ruilen is te noodiger, wijl men in Tunkin geene anderemunten heeft, dan ronde koperen penningen ,in plaats eener munt, met vier karakters voorzien, wel.ke den naam des konings uitdrukken. In het middenhebben zij eene kleine opening, om dezelve te kunnenrijgen. Zoodra de karakters 'er uit gefleeten zijn, zijnzij niet gangbaar meer. Derzelver waarde rijst en daaltnaar de willekeur der konings.O 4 * *


C 216 >R E d E B I N G S V O R M . 'In Tunkin is Hechts een konig, onder den naam vanDeva, in wiens naam alle wetten bekend gemaakt worden.Hij beveelt echter alleen in fchijn en heeft eigenlijkgeen deel aan de regering. De Chova of veldheer ishet, welke oorlog of vrede maakt, wetten geeft of affchaften voor het overige alles doet, wat een regeerendlandsheer doet. De koning leeft in zijn paleis opgeflr-otenen heeft flechts een klein corps troepen ónderzijn bevel. Hij mag flechts 2 of 3 maaien 's jaars uitgaan, om eenige Ceremoniën waar te neemen , welkeminder den ftaat , dan wel den Godsdienst betreffenen van eenige Chineefche gebruiken afftammen , als,het inzegenen der relden , het geen hij met openlijkeplegtigheid en na algemeene vast en bededagen verrigt enwaarbij hij, even als de Chineefche keizer, zelf ploegt,om den akkerbouw te vereeren. Deze Ceremonie heetCanja of offer des hemels.Buiten deze Ceremoniën, leeft de koning van Tunkinin de grootfte eenzaamheid en verre van de oogen desvolks. Men doet hem in verwijfdheid en wellust influimeren,zoekt hen het lekkerfte op, het geen in hetkoningrijk te vinden is, voorziet hem van de fraaistefchoonheden des lands, bij welker verkiezing men bijzonderop uiterlijke talenten, gefchiktheid tot danfen, mugieke. d. g. acht geeft. Zijne wooning is van hst paleisvan den Chova, welke een deel der refidentie inneemt,afgezonderd. Wanneer hij uitgaat, mag hij het volkniet eens aanzien. Alle bewooners der ftad en des landsWordt bij tijcis bevoolen zich van den weg, welken devorst


21? >vorst neemen zal, verre te verwijderen. De vrouwenmoeten in het binnenfte haarer huizen opgeflooten blij.ven en die zich zien Iaat, verliest op de eigen plaatszijn leven , fchoon hij zelfs van het bevel onkundigware.De troons- opvolging is niet bepaald, zelfs de koningweet niet, wie zijner zoonen hem zal opvolgen,- maarhet komt op den Chova aan, wien deze kieze. Dewaardigheid des laatften is erflijk in zijne familie. Zijnehofhouding is zeerpragtigj hij regeert despotiek en metde intrede eenes nieuwen jaars moeten de Mandarinenen krijgsbedienden hem den eed van trouw op nieuw afleggen.Des konings rijkdom is groot en hij is vrij zeker eender rijkfte vorsten in het oosten. Zijne paleizen zijn metontzaglijke kostbaarheden voorzien,Ganfche vertrekkenzijn, zegt men, met gouden ftaven opgevuld en hetoverige wordt in onderaardfche gewelven bewaard.Zijdenfloffen en alles , wat eenige waarde heeft, vindtmen hier in overvloed ; wat 'er echter eens is, komt'er nimmer weder uit en men Iaat het liever bedervendan dat men het ten beste der onderdaanen zoude befteeden.Hierbij komt nog het hoofdgeld, de zwaarebelastingen; de verkoop der ambten e. d. g. Dekoning houdt het voor den boogften trap van grootheid, onmeetlijke rijkdommen met voeten te treedenen overal daar mede omgeeven te zijn.K K I J G S M A G T .De krijsmagt van Tunkin reekent m;n op 140,000O 5man,


218 >man, onder welke 8 of ioooo ruiters zijn, ook 350 elefanten, welke goed afgerecht en in nood zeer dienftigzijn. De krijgstucht echter is flegt, het hapert den aanvoerersaan moed en dapperheid en de gemeenen zijnuit den aard lafhartig. Veele zijn foldaaten van vaderop den zoon; lieden van profesfie en geleerden wordenniet tot den dienst gedwongen. AUe jaaren gefchiedt'er eene hoofdmonlfering, onder aanvoering van denChova; derzelver wapenen zijn musketten met de lont,(het gebruik der vuurfteenen zijn hun daarbij onbekend)boogen, pijlen, fabels, pieken, halve pieken, ookeenig grof gefchut. In het fchieten oefenen zij zich hetmeest, en wanneer men hunne bevelhebbers in aaninerkineneemt, zijn zij vrij wel gedresfeerd.Uniform hebben zij niet; maar de foldaaten gaan,even als de overige inwooners, alleen met dit onderfcheid,dat hunne rokken, ter meerdere vaardigheidkorter zijn.sW E T T E N EN S T R A F F E NOntleenen zij, zoo als wij reeds in het vooraanaanmerkten, uit 0*r« ^^^^Zz a st en menschlijker gemaakt, dan de Chineeam. 1*meefle «taffen beitaan *f^^ gaarheiden',zelden in lijfftraffen , Is ü ^ ^


Hf 219 >gen gepijnigd en met paarden van een gefcheurd. Andereftraffen zijn een foort van geefeling met roedenvan een duim dikte, op het dik des beens.ofeen zekeraantal flagen met een houten hamer op de knie. Eenigehunner pijnigingen zijn deze: men bindt een musket*loop zeer vast tegen de enkel en flaat met een trommelitokop denzelven enz. Eene der hardfte ftraffen is echterde gevangenis. Zulke ellendigen verkrijgen niet alleenniets tot hun onderhoud van den koning, maar moetenzelfs hunne ketenen en wagten betaalen, welke hun nogdat weinige ontrooven, hetgeen zij van hunne nabeftaanden,tot hun onderhoud, bekomen en wanneer zij nietkunnen betaalen, worden zij van dezen met vuur gepijnigd.De Cipiers zijn hier ook het verachtsten gruwzaamstfoort van menfchen en echter dingen 'er veelennaar deze bediening,-gewoonlijk zijn zij vooraf bediendender Mandarinen, welke zich op deze wijze door deellenden der ongelukkigen verrijken.


III.B E S C H R I J V I N GV A N B EH A R E MDES KEIZERS VAN MAROCCO.Uit Lempriere's Tour to Maracco,Deopenlijke en gewoone ingang in de Harem is dooreene vrij lange gewelfde gang, aan de buitenzijde doorde lijfgarde bewaakt; dezelve loopt in een ruim voorvertrek, waar zich de kapitein of Aicaide , met eenwacht van zeventien gefnsdenen bevindt.Niemandheeft toegang in dit voor - vertrek, dan die, welke bekendzijn, van eenige verrichtingen in den Harem te hebben,Na dat de order des Keizers aan de buitenzijde derdeur, den Aicaide was overhandigd, werd ik, nevens mijntolk , onmiddelijk in de Harem geleid , door een dergefneden negers.Bij het inkomen van den hof, waarop de apartementen der vrouwen uitzien, zag ik verfchei«


221 >fcheiden groepen van bijwijven, bedienden en neger,flaaven, tot onderfcheiden einden beftemd. De eerstgemeldezaten in kringen, op den grond, in de openlucht, en waren waarfchijnlijk in gefprek. De bediendenen flaaven waren gedeeltelijk onledig met naaidewerk,gedeeltelijk met het bereiden van hun Cuscofca,(een moorsch gerecht.) Bij mijne intrede in den hof,trok ik aller aandacht tot mij, en niet weetende, opwelke eene wijze ik ware toegelaaten , retireerde eenegroote meenigte zich, met den meesten fpoed,inhaareappartementen, terwijl anderen, ftoutmoediger naderden,en mijnen zwarten geleider vroegen, wie ik ware, en opwiens order hij mij tot hier toe gebragt had.Zo dra het bekend was, dat ik van de geneeskundigeprofesfie ware, zond men eenige af na haar, die gevlugdwaren, om te zeggen, dat ik op order van den keizerkwam, omLALLAZARA, de naam mijner voornaamflepatiënte , te vifiteeren ; dat zij te rug zoudenkomen, om den christen Seranio Tibib te zien! Eenchristen doctor ! klonk weldra van de eene zijde derHarem tot de andere, en binnen vijf minuuten was ikvolkomen omringd van vrouwen en kinderen, zodanig,dat ik niet in ftaat was, één voet te verzetten.Elk haarer fcheen heur best te doen, om eenige klagtete vinden, ten einde mij te kunnen raadpleegen, enzij, welke niet vlug genoeg waren, 'er een uit te denken,verpligtteden mij, haaien pols te voelen en warenhoogst verheugd, ingeval ik de uitnemenheid mijnerprofesfie liet blijken, bij het onderzoek van het eenof ander ongemak.Allen fcheenen zeer naauwkeurigop te letten; wanneer ik den pols van de eene voelde,waren 'er weder anderen agter mij, trekkende mij bijden


222 >den rok en biddende mij, haare klagten aan ts hoorenen te onderzoeken, terwij! een derde gedeelte mij verweet,dat ik haar niet dezelfde aandacht vergunde.Derzelver denkbeelden van welleveabeid ftrooken nietzeer met die onzer europeefche dames, daar zij de fchoonhedenhaarer leden en vorm zien laaien met eene graadvan vrijmoedigheid , welke in een ander oord vooronvoegliik zoude aangezien worden en derzelver omgangwas even vrij. ..Het fchijnbaar los gedrag der moorfche bijwijvenberust geenzints in een bederf haarer beginfels; daar devrouwlijke fexe in dezen oord niet bezwaard wordt,ffiet het bewaaren heurer eigen eer en deugd. Eene flegteopvoeding is het, welke haar meer bederft dan verbetert;niet geacht wordende,als redenlijkeofzedenlijkewezens,worden zij alleen aangemerkt, als gefchaapen, om aanhet vermaak des mans dienstbaar te zijn.Om de harts,tochten van dezen aan te vuuren, en met woorden engebaarden, hoedanig die ook zijnmogen , derzelverwellustige inbeelding te ontvlammen; dus is het noodzaaklijkdat deze vrouwen manieren en houding aan-* neemen, geheel verfchillende van het' kuifcher gedrag,welke in een verfijnder en vrijen ftaat van zamenlevingplaats vindt. Het was haar in die omftandigheid ,waarin ik mij ten haaren aanzien bevond, onbewust,dat zij de paaien van welvoeglijkheid te buiten gingen ,terwijl zij, aan den anderen kant, bijzonder oplettendwaren o Pdat geen, het welk zij voor welvoegl.jkheulhielden.Wanneer ik dus aan zommige patiënten denton- verzocht te zien, wijgerden zij dit geheel en al,oordeelende zulks onbegaanbaar met haare zedigheid endeugd, sommigen zelfs lachten, om de zeldzaamhetd


*C 223 >van het verzoek en fchreeven het, of aan eene onbehoorlijkenieuwsgierigheid toe, of aan eene zucht, o.rnhaar voor den gek te houden.Daar het getal mijner patiënten eer aangroeide, danverminderde, was 'er zeer weinig uitzicht, dat ik bijSultane LAL LA ZARA ingeleid zoude worden , aanwelke bijzonder mijne vifite gericht was, de gefneden eechter, wagtens moede, gebruikte al de kragt van zijngezag, welke zijne natuurlijke verwijfdheid toeliet, omde dames te doen verwijderen, het welk ook eindelijkvan dat gevolg was, dat zij mij ruimte gaven , omdoor te gaan; echter volgde de vrouw!ijke troep mij inflilte, tot bij het apartement der Sultane.Uit den eersten hof, waar ik ingeleid was, ging ikdoor twee of drie andere foortgeüjke , en eindelijkarriveerde ik aan het vertrek mijner reeds gemeldepatiënt. Ik was verpligt, in den hof eenigen tijd tevertoeven , tot mijne patiënte zoo wel, als haar vertrek,in eene behoorlijke orde waren, om mij te ont«vangen.Bij mijne intrede vondt ik de Dame kruislings opeen matras zittende , welke op den grond geplaatstwas en met fijn linnen overtrokken ,• zij was vergezeldmet twaalf witte en zwarte dienaars, op gelijke wijzein verfchillende gedeelten der kamer zittende; een rondkusfen was voor mij naast de Sultane geplaatst, ophet welk ik verzocht werd , neder te zitten. Ik behoordereeds gemeld te hebben , dat ik , tegen mijneverwagting, geene der keizerlijke vrouwen zag, welkehet aangezicht bedekt hadden, zoo als ik in 's PrinfenHarem ondervonden had; integendeel, ik zag haar metde-


•C 224 >dezelfde gemeenzaamheid , als of ik in het huis vaneen Europeaan ingeleid ware.LAL LAZARA, (*) van moorfche ouders, was vooromtrend agt jaaren beroemd wegens haare fchoonheiden bevalligheid, en uit dien hoofde was zij in algemeeneachting en de favorite van den laatflen keizer. Een zoogevaarlijke voorrang kon niet misten , de jalouzij te verwekkendier vrouwen, welker fchoonheid minder uitfteekendwas.Door ziekte haare voorige fchoonheidmisfende, moest zij tevens de fmart ondervinden, vandoor haaren heer verhaten te worden.L A L L A ZARA was ter dezer tijd omtrend 36•aaren oud en had, hoe zwak van geitel, twee fchoonekinderen; de oudfte was in het zesde jaar en de jongde,onder de zorg eener zorgfter, was iets ouder dan jamaanden.Deze kinderen waren in de daad een gelukvoor L A L L A ZARA, dewijl, volgens de mahomedaan.fche wetten, geen man zijne vrouw mag verftooten, ingevalle zij hem kinderen baart; ook deed de keizer vrijwelonderzoek naar heur, daar hij, om gemelde redenverpligt was, de ongelukkige prinfes, nevens haare kinderen, te onderhouden.Verleegen, hoedanigik handelen zoude, met eenLijderes, welker zwakte hoopeloos was , fchreef ikhaar eenige geneesmiddelen voor, welke zij veer.tiendagen lang meest beproeven (**) enz. zonderhaar(*) Laïla beteekent Mejuffrouw of Mevrouw en wordt alleenaan de fultanes gegeeven.(**) Het omltandiger verhaal der ziekte hebben wij, als hierminder belangrijk, agter wege gelaaten.


Kt 225 >haar dus eenige hoop van herftel te geeven, verzocht ikhaar, die middelen te gebruiken, welke ik, ter haarerherftel noodig dacht. Geheel tegenftrijdig met de anderemoorfche vrouwen, vondt ik LALLA ZARA ten dezenopzichte vriendelijk en wellevend ,• van haare gezondheidberoofd , behield zij echter haare natuurlijke levendigheiden door eene ingewortelde kwaal geheelondermijnd wordende , verloor zij echter haare bevalligheiden belangrijk charakter niet.(Het Slot in een volgend Stuijen.)


Ht 226 >I V.M O D E - N I E U W S .Door het agterblijven der franfche post, zijn wijniet in ftaat, onzen lezeren het jongfte Mode-nieuwsmede te deelen. Het eenigfte voorhanden, loopt tot denI0September; volgends hetzelve waren de ftroohoedenin algemeen gebruik, meestal bleek geel; het hair derkapfels hangt op het voorhoofd - weinig poeder en pomade.Pierrots van blaauwe taf; de flippen of ftaartenvan welke, een weinig laageren breeder, worden faamgeftelduit vier groote plooien; de rok van linon, gefestonneerdmetgrootefalballa's;de fchoenen blaauw (a).Dan, men heeft ook een nieuw foort van Pierrots ,genaamd',a la cavalière, zijnde van violet taf, met tweehalskra'agen, voorwaards fterk afgerond; de piece vormteen foort van gilet met kleppen, van ligtgeele taf, inplaats van de flip of ftaart, ziet men een ftrik van foortgelijkgeel lint.^(a~) Pierrot de taffetas bleu. 11 eft a remarquer que la queuedes pierrots commence a devenirun peu plus large; elle ne tombepas en forme de bafque, mais elle eft compofée de quatre gros phsr°j2pe de Linon, a grand Falbalas feftonés.Souliers bleue;


Hl 227 >De rok is van violet taf; om den hals een das vanlinon, groote knoppen in de ooren; het kapfel zeerluchtig, door het welke een wit lint gaat; een ftroohoed,welks rand aan de linkerzijde opwipt, verfierden omboord met violet lint; eene aigrette van witte pluimen,welker toppen elk met een zilveren bloem verfierdis; ligtgeele fchoenen; deze kleding was toen denieuwfte en gracelijkfte ("£_).De Dames kleden zich, in een goed gezelfchap, nietmeer, zoo als voorheen, in een Negligée; integendeelgaan zij 's morgens zoo als 's namiddags; zij draagen duseen foort van Robe met twee kraagen, niet ongelijk aande Redingottes der Heeren; de eerfte der kraagen, Col.let de bout genaamd, ftaat hoog op, en gaat onder deCignon en de frifuure door. Men zie dezelve in PlaatXVf. van groen taf &s.Eene groote doek van linon, welker punten onder daCeinture gaan, aan welke een Rouquet is vastgemaakt.geel.De rok van linon, met groote falbala's; de fchoenenDe frifuure beftaat uit drie reien losfe Boucles, gahoogddoor een toupet van een gansch nieuwen fmaak.("0 Une nouvelle fortne de pierrot, dit h la Cavatière. II eftde taffetas violet a deux collets, trés-échancré par devant, &ceDequi forme la pièce eft une efpèce de gilet a revers, de taffetas queuede ferin.Au Iieu de queue, un nceud de ruban queue deferin.Jupe de taffetas de violet.Au col, une cravatte de Linon: Groffes boucles d'oreillesd'or.'Fifure très-légère,dans Iaquellepaff; un bandeau de ruban blanc.Joli chapeau de jonc retrouffé fur le cóté gauche.orne&bordéde ruban violet. Aigrette formée de plumes blanchesdécoupées,dont chaque bout eft orné d'une fleur d'argent.Souliers queue de ferin.P 2


228 >De bonnet is klein, met een bodem van Linon: drierijen Hérisfons van violet lint, geplaatst en biais, tenlinker zijde; een bleekroode roos ziet men in de gedaanteeener kokarde; dezelver fteel dient tot een fpeld, omde Bonnet vast te hegten aan de Toque, welke zeer laagis. DeEchelle is agterwaards van geel lint; eene geelepluim; agterwaards een ftrik van geel lint.Geele linten zijn fterk in de mode. (c~)Plaat(Y) Dans la bonne compagnie,comme ailleurs, les femmes ne femettent plus, depuis long tems, qu'en négligé: etles viennentd'adopter, pour le courir lf. matin, & même 1'après diner, uneefpéce de robe a deux collets pareils a ceux des redingottes deshommes: le premier de ces collets, qu'on appelte Collel de bout,ruonte très-haut, & paffe fous le chignon & la frifure : cette robeeft a revers, fe porte trés overte, & n'eft agraffé qu'&la ceinture:elle ne laiffe pas que d'avoir de la nobleffequand elle eft bienfaite,& qu'elle tombe a grands plis fur le derrière. CeHe ci eft detaffetas vert; un petit fefcon règne tout au tour.Grand fichu de Linon, dont les bouts paffentdans la ceinture,i laquelle eft attaché un bouquet.Jupe de Linon , a grand Faibalas.Souliers Jaunes.La frilure, a trois rangs de boucles détachées, furmontées parun léger tapet, tft des plus nouvelles.Petit bonnet, dont le fond eft de linnn: trois rangs Aehtrfoxsde ruban violet, pofés en biais fur le cöté gauché. Une rofcpaleeft placée en forme de cocarde; fa queue fert d'épiegle pour attacherle bonnet a la toque, qui eft trés-balie. Echelle de ruban-aune par-devant; plume jaune; nceud de ruban par derrière.3Nota. Les rubaus jaunes foat trés a-la mode.


229 >Plaat XVII geeft eene afbeelding van een fraai tafe"licht, het geen men of op een fpiegel-tafel of op Gaines,in de hoeken van zulke kamers kan plaatfen, welke,fchoon groot, echter geene hangende Lusters of kroonenvorderen. Hetzelve is uit de beroemde keurvorftelijkefpiegel - fabriek te Dresden; in een arabesken fmaak, enuit wit marmer, gefleepenglas ruiten , porfelein, blaauwglas en verguld brons op het rijkst faamgefteld. Hetverbeeldt een offer aan Flora. De piedeftal des kleenenaltaars is van wit marmer; het altaar van blaauw glasen brons. Voor dezelve Haat een antike drievoet ofrookpan van brons en blaauw glas. De arme» draaienzich in 5 arabeske krullen; draagen even zoo veel kaarfenen zijn met festons en kwasten van gefleepen glasrui»ten behangen. Op het altaar ftaat het beeld van floravan wit meiszner Biscuit of onverglaasd porcelein. Uitden bloemenkorf klimt eene Panache dl''Aralesque op, vanverguld brons en geflepen glasruiten. Het geheel is 3parijfche voeten en 4 duimen hoog en doet eene pragrigewerking,P3TOO-


23° >V.TOONEËL-NIEUWS.In Junij zijn op Tlmtre Roijal, Haymarket, teLondon,vertoond:Slaing is Believing , en The Surrender ofCalais. Peorcld Haymarket. Summer Amufements £f The Village Lawyer;het is eene fmaaklooze Opera, welke geene Sum.mer Amujement, geen zomer • vermaak verfcbaft. Deaandacht flaapt in , bij het laatfte bedrijf. Battlle ofHexham , £ƒ Lyar. Half an Hour after Supper. TheSuicide; en, voor het eerst: ToungMen and old Wmien,deze Farce is een laage Farce, vertaald door INCHBALD.Inkle andYarico. The Son in : Law. M tel you what.Batlle of Hexham. Voor het eerst: AU in Goed Humour,in een bedrijf. The Agreable Surprize; hier in zijn decharaéters overgedreeven , onnatuurlijk en zoo wanfmaaklijk,dat het zeer afgekeurd werdt. Toting Quaker.Het Theatre Roijal, Richmond is klein, maar keurig enfraai; dan heeft niet veel toeloop; op hetzelve fpeelde menWild Oats rjf The Merry Moumers. The Road to Ruin ,werd uitgevoerd onder opzicht van Sir R. H. MACKWORTH.Dublin, Mr. LEWIS fpeelde hier vijf avonden,bijzonder in The Road to Ruin, Wild Oats (Je. Wijderswerden 'er vertoond: The Suspicious Husband. A Peepbekind the curiain. TJis irishman in London, Farce., New-


231 >Nemastle. Het tooneel werd aldaar geopend den 18Junij met The Jealous wife, en Love Alamode. De vertooningwas goed, doch niet uitfteekend.Brighton. Het tooneel werdt den 10 Junij geopendmet Inkle and Tarico, gevolgd door The Lyar.Plymouth. Het tooneel aldaar beloofd veel goeds. Opverzoek van verfcheiden aanzienlijken, vertoonde menaldaar The Dramatist en IVoodman. Wijders The Road toRuin; (op bevel van den Maijor,) The Aclors Club enCitizen. The Battle of Hexham en The Deaf Lover.Sadlers Wells. Dit is wezenlijk de eenige plaats ,waarin een foort van amufement gegeeven wordt , beftaandein zangen, dansfen &c., regelmaatig en metfmaak ingericht. Men fpeelde op dezelve The Fourtkof jfune, or Birth-Day Loyalty, eene vermaaklijk allegorischftukjen ; de Hertog en Hertogin van Tork , deHertog van Bedford, de Hertog van Gordon vereerden hetmet hunne goedkeuring. De eerfte fchilders en kunstenaarswerken 'er aan, en het oogmerk is, om het tooneelmet den meesten fmaak en met nog grooter verfcheidenheid,dan tot nu toe, interichten.De drame , Al in Good Humour , in een bedrijf;bovengemeld, heeft, hoe kort, toch verfcheiden gebreken;de charafters zijn zoo vlugtig gefchetst, dat heteer fchaduivbeelden gelijken.Op de onderfcheiden Tooneelen in Duitschland zijn,onder eene meenigte andere ftukken, vertoond, te Weenen iWeiber-Ehre, Sittengemdlde des XIII Jahrhonderts, in vijfbedrijven van ZIEGLEK. La Moglie Cappricciofa, Opera inP 4twee


23 2 >twee bedrijven, de muziek van GAZZONIGA. II FittoreParigino, Opera in twee bedrijven, de muziek vermeerderden verbeterd van ci MA ROS A, tot wiens benefit ditftuk ook vertoond werd. Maske für Maske, Blijfpel indrie bedrijven, van JÜNGER, naar MARIVAÜX. LeJeu de l'Amour & du Hazard. Farus niederlage, nieuwBallet, van MUZZARELLI.Praag. Die Fürst und Jein Kamerdiener, Blijfpel, ineen bedrijf, van HAGEMANN. Der Pasquillant, Tooneelfpel,in twee bedrijven, van R E I N H A R D. Ochilhof de Mohr van Fenedig, Treurfpel, naar het Engelsch,van SHAKESPEARBerlin. Elije von VaXberg, Tooneelfpel, in vijf bedrijven, van irL As D. Dit ftuk wordt zeer gepreezen.Hamburg. List und Unfchuld. Der Maytag, tin UndlichesGemalde, in vier bedrijven van H AGE M A N N;nochde charafters, noch de fchikkingen in dit ftuk zijnnieuw;maar de behandeling van het zelve is belangrijk;het behaagde algemeen.Een gedeelte van het fransch Tooneelgezelfchap desvoormaaligen Hoftooneels in Stokholm, gaf op het Tooneelte Alcona vier reprefentatien , ra verwierf eenoalgemeene goedkeuring.Frankfort. Der Gutsherr, Operette, van DITTERS,geviel uitneemend. Bürgerglück, Tooneelfpel, behaagdeook zeer. Die Hirten der Alpen, Operette, de text vanProfesfor SCHREIBER, het muziek van WALTER,behaagde. Zeer geviel ook Das Ehepaar aus der Provinz,Blijfpel in vier bedrijven, van JÜNGER.Manheim. Fürflen Gröfze, Tooneelfpel in vijf bedrijven, behaagde bij uitftekenheid. De beide Dlles R E I L-H O U zijn niet naar Hamburg, maar in Amjleldamg&n-


233 >gageerd. Men zegt, dat de hier zijnde directie haatzal reclameeren, wijl derzelver contract in lange na nietten einde is.•0- • »In deze en de voorige Maand zijn op den AmfteldamfcheFranfchen Schouwburg vertoond :Le Jeux d'Amour & du Hazard, Comedie. -Les Deux Petit Sovoijards, Opera. — Rofe, ou laSuivie de Fanfan rj? Colas, Comedie. • 1 Les Pommiersdu Moulin, Opera. Maitre Genereux ,Opera. —


2?4 >De Kruiwagen van den Azijnverkooper, Tooneelfpel. —DeDsfcrteur, Zangfpel. Het verliefde BregjeKlugtfpel. Adelaar , of de zegepraalende Deugd ,Tooneelfpel.Het Onbejlorven Weeuwtjen, Blijfpelmet zang en dans. •In October De Malebaarfche Weduwe, Treurfpel.De wanhebbelijke Liefde, Rlugtfpel. ' Demophontes,Treurfpel. De twee Jagers en het Melkmeiden ,Kluchtfpel met Zang.De gewaande Toverij, Zangfpelmet een Divertisfement. De Gefchaakte Bruid ,Treurfpel. De groote Bellizarins, Treurfpel. • •De Listige Vrijster of verfchalkte Voogd, Blijfpel.De Doodljke Minnenijd, Treurfpel. Het Eiland vanVerwarring , Blijfpel. — De ftandvastige Genoveva , of deHerftelde Onnozelheid, Treurfpel (ellendig \) — Roosje enColas, Kluchtfpel met Zang.De Indiaanen in Enge.land Blijfpel. • De Adelijke Landman, Blijfpel. •Het 'üorpfeest, Blijfpel met zang Krelis Louwen ofAlexander de Groote op het Poëetenmaal, Blijfpel.•• TotMiddemagt of List tegen List, Blijfpel. . De Wislunflenaarsof het Gevlugte Juffertje, Blijfpel. DeBarbier van Sivittt, of de onnutte Voorzorg .JMijfpel.De Bedroegen Officier, Blijfpel. De Burgemeester ,Tooneelfpel. De Vrijer in de Kist, Kluchtfpel. 1De Woekeraar Edelman , Klugtfpel met Zang en Dans. —De Deugdzaame Armoede, zedig Blijfpel.JonkerWindbuil, of de driedubbelde Minnaar, Klugtfpel met zarge n d a n s. Zoé, Tooneelfpel. — Krispijn Medevrijervm zijn Heer, Klugtfpel. - Zelmire, Treurfpel. - DeKorte Dwaling, Tooneelfpel met zang. - Beverleij of dezevoltren der Speelzucht, Burger Treurfpel.EEN


EEN PROFEET IS NIET GEACHTIN ZIJN EIGEN VADERLAND,K L U C H T ,IN E E N BEDRIJF,N A A KH O L B E R G .Het Hoogduitsch van F. M—v. vrij gevolgd.


V E R T O O N E R S .WESTPHAAL, een Heelmeester.MEJUFFROUW WESTPHAAL, zijne Moeder*CILBERT, een Apotheker.GOEDHART, zijne Zwager.LEONORA» zijne Dochter.LISETTE, Kamermeisjen van Lionoii.LEONARD.HENDRIK, Knegt van LEONARD.Een Notaris.Een Bode.Een Apothekers Knegt.EER-


237 >E E R S T EHENDRIK,T O O N E E LLISETTE.HENDRIK.Cjoeden morgen, LISETTE; is uwe juffrouw al op.geftaan ?LISETTE.Wat denkt ge, dat de menfchen hier tot den middagflaapen ?HENDRIK.Nu —- weet ik het of de juffrouw naar de mode leeft?ik vraag het alleen, wijl mijn heer het gaarne weet.LISETTE.Mooglijk wil hij een bezoek afleggen.HENDRIK.j a— hij zelfs in eigen perfoon, zoo als hij reilt enzeilt. — Verwondert u dat ?LISETTE.Nu — ja — nu: — voor vier weeken had het mij nietsbevreemd.II END RIK.Hoe zoo? waarom juist nu?LISETTE.Ik zal het u zeggen — WESTFALIUS, of hoe heetdie finjeur, is veldarts van — wie weet welk eene armeegeworden.Ei, wat blief je?HENDRIK.En wat betrekking heeft dit op het bezoek van mijnHeer?LISETTE.Geen kleintjen; niets anders, dan dat, federd dien tijdonze jonge juffrouw aan den Hooggeleerden , hooggebjorenveldarts verloofd is.HEN


•C 238 >HENDRIK.Wel zoo ! —dat fpijt mij; wat zal nu mijn arme Heerzeggen ? hij is tot over hals en ooren verliefd — ikmoet het hem fpoedig gaan zeggen .... Doch daar komthij zelf.T W E E D E T O O N E E L :DE VOORIGEN, LEONARD.LEONARD, (ter zijde.)HENDRIK — met wie fpreekt gij daar?HENDRIK.Met het meisjen van de jonge juffrouw CILEELEONARD.RT.Aha! wel, lief meisjen.' zoude ik de juffer ook eenigbelet doen!LISETTE.Nu.. • ja... ik wil zien... maar (zij wil vertrekken.)LEONARD.Wat wil dat maar? het is, hoop ik, een leugen, datde juffer aan den gekken WESTFAAL verloofd is.LISETTE, (neigende.)Met meer achting, als't ubelieft, van den veldarts!~ja, het is al te waar.LEONARD.H e m el ! _ hoe ongelukkig ben ik dan. Meer daneen jaar bemin ik uwe juffrouw — maar mijn flegt fortuinbelette mijne liefdesverklaring. Eerst gisterenkreeg ik bericht van eene erfenis, mij ten deel gevallen,en heden wilde ik...Ja -LISETTE.waarom zoo lang gewagt? de liefde moet nooitlanger, dan op zijn hoogst, vier uuren gefmoord worden.Zie,'het past mij niet, om veel daar over teprat-


239 >praaten; maar — een oogwenk — een-hartelijke kus —een handendruk — lieve tijd! men flerft heden ten dageniet meer van heimlijke liefde.LEONARD.Maar hoe is het mooglijk — mijn medeminnaar heeftimmers niets, dat beminnelijk — dat inneemend...LISETTE.Zagt wat — denk op het inwendige — hij is zooverlicht, dat 'er geene einde aan is. Hij fpreektgeduurig, van het magnetismus, van de geheime gezelfchappen, van Straatsburg &c. &c. Ik weet van diedingen zoo niet; dit weet) ik, dat al die fraaiheden totnog toe zijne liefdesverklaaring verhinderd hebben.HENDRIK.Dus, mijn Heer! is 'er geen kijk op — was't niethet best, bij tijds u op te hangen om het verdrietniet te hebben van....LEONARD.ü Zwijg! (tegen LI SET TE) Hoe is dit mooglijk?LISETTE.Ja, daar het hart vol van is, fpreekt de mond van.Eer het aan de historie der liefde toe is, gebeurt 'eraltijd het een of ander, waar door hij op zijne geliefdeonderwerpen komt, en dan is 'er geen houden aan.LEONARD.Nu, dit geeft mij wat courage; maar —hem?LISETTE.Beminnen? onbegrijplijk!bemint zijLEONARD.Dat ik haar flechts eens fprak — ten minsten wist,hoe zij mijne liefde opnam.HEN


*t 24° >HENDRIK.Ta - dat is een jaar, min vier uuren - te Iaat - .ikzou u dus op nieuw raaden, om je zeiven... doch daarkomt de juffer aan.D E R D E T O O N E E L .D EVOORIGEN, LEONORA.Al weder aan het baVbelen -een halfuur zocht ik naar u.LISETTE! reeds voor6 1 Uw dienares,m ij„ Heer LEONARD; - gij moet zeker mi.n vaderfpreeken.Vergeef mij, mejuffer.' -LEONARD.gij zelve waart het welkei kgaarne gefprooken had - dan eenricht, oogenbliklijk mij medegedeeld is oorzaakAch, LEONORA! kond gij in dit hartlar het is te laat.... ik wil u niet langer funderen,vaar wel.V I E R D E T O O N E E L .LEONORA,LISETTE.Hij wil mij bezoeken - en een ongelukkig narichtbelet heml - wat is dat te zeggen, LISETTE?LISETTE.Liefde, mejuffer! liefde te uwaards - zoo daadelijkhoorde hij , 'dat gij aan WESTEAAL verloofd waarden dus gaat hij weg - eenvouwdrg , om dat h.j telaat komt.


241 >L E o N o R A , (zuchtende.)Èn gelooft hij het?Och ja!LISETTE, Omar nadoende.)L E O NOR A.Ma! meisjen — waarom zucht gij?LISETTE, (gemaakt treurig.)Om dat gij zucht.LEONORA.Maar, waarom verklaarde hij zijne iiefde niet eer,dan nu? (zij zucht weder.)LISETTE, (ook zuchtende.)Hij dacht niet, dat ge zoo gaauw trouwen zoudt.LEONORA.Ochl waarom heeft hij dit geloofd?LISETTE.Maar wat toch raakt het u


24 2 >. ZESDE TOONEEL.DE VOORIGE,GILBERT, EEN BEDIENDE.GILBERT.Maak dat alles in de apotheek klaar is — heden zalde winkel gevifiteerd worden — zorg vooral voor eenegoede fles Aam vitte , want daar draait de vifitatie veelal op neer —Doctor Hartman heeft nog onlangs, metzijne Heeren Collega's bij mij drie flesfen Madera-wijnuitgedronken en daarmede liep de vifitatie af.(de bediende vertrekt) Uw dienaar, Mejuffrouw 1JUFFROUWUwe dienaresfe, mijn heergaarne fpreeken.WESTPHAAL.GILBERT.GILBERT! ik wilde uJa, ja, over het huwlijk van uw zoon, denk ik —alles zal wel zijn, als hij maar mijne dochter fpreekt -maar 't gaat met zijne vrijagie, als met de winkel-vifitatie,hij komt en vergeet , waarom hij gekomen was;hij praat van honderd dingen, die ik niet verfla —maar van zijne liefde, waar van heden de jonge heerenreeds in haar agtiende jaar uuren lang zuchten enpraaien kunnen, fpreekt hij geen enkej woord.JUFFROUW WESTPHAAL.Het is evenwel niet uit koelzinnigheid — ik verzekeru, hij is fmoorlijk verliefd.GILBERT.Hij heeft evenwel geen kurk in den hals •— watraakt mij of mijne dochter, het magnetismus eaMesmeren de drommel en zijne familie; van kakelen komengeene eieren.JUFFROUW WESTPHAAL.Honderdmaal heb ik mijn zoon gezegd, dat hij zijnnutteloos gezwets zal nalaaten.— Hij heeft mij ook op zijneesr verzekerd, heden zijn huwlijk tot ftaud te brengen.•GIL-


KT 243 >GILBERT.Nd, hij' kan komen — mijne dochter is te huis; hijbehoeft flechts naar haar te vraagen.Ik zelf kan hemnietfpreeken, vvantmijn^aa vitte moet gevifiteerd worden.JUFFROUW WESTPHAAL.Zo dra ik hem zie, zal hij komen.Z E V E N D E T O O N E E L .JUFFROUW WESTPHAAL,WESTPHAAL.WESTPHAAL.Hoe — nu ik kom, gaat de heer GIL BERT heen —•juist wilde ik hem iets, aangaande de alchemie zeggen *en zie.....JUFFROUWWESTPHAAL.En zie.... wat denkt ge, dat elk uw gezwatel gaarnehoort ? dat uw magnetismus, geheime gezelfchappen ,Mesmer, uwe exegetifche, en wie weet wat al meer gezelfchappenen focieteiten voor ieder even belangrijkzijn, dan voor u? gij zoudt bij de dochter aanhouden,daar toe befteede ik alle moeiteen wat zal hetworden, wanneer gij alle dagen hier komt, en den tijdmet nutteloos gezwets doorbrengt?WESTPHAAL.Zagt, moeder — zagt — v/ordt niet toornig; wan-Heer ik het gezelfchap met geleerde zaaken aangenaamönderhoude, breng ik den tijd niet met nutteloos ge.-zwets door.Gij fpreekt van magnetismus —— oordeelzelve , of het een nutteloos gezwets is.Straatsburg den marquis PUISEGURJUFFROUWbezocht.WESTPHAAL.Toen ik inZwijg — wat raaken mij het magnetismus, Straatsburg^£n de marquis. Spreek veiftandig van zaaken, waarvan gij fpieeken moet, of, zoo gij het meisjen niethebben wilt, zegt het dan regt uit, en daar meê taptoe,daar zijn meer vrijers in de ftad, dan gij. (zij vertrekt.)Q2ELF»


244 >A G T S T E T O O N E E L .E E N WIN KE L K N E QT, WESTPHAAL.WEST? HAAL.Zoo is 't — de vrouwen zijn ligt vertoornd; doch ikwil aan de zaak ook een einde maaken. • Holla —K AsPER! kan ik uw heer fpreeken ?K A SP ER.Neen — hij heeft belet; het Collegium Medicum ^ -teert de winkel. Mijn heer heeft mij gezegd, dat ik dejonge juffer roepen zoude, wanneer gij kwaamt.WESTPHAAL.Bestig — doe het dan - ik zal hier wagten.KASPERiIk vlieg.N E G E N D E T O O N E E L .W E S T P H A A L ,en daarna LEONORA.WESTPHAAL.Hoe richt ik nu best mijn aanfpraak in ? Iaat eenszien: Beminnelijke juffer even als de magneet hetftaal naar zich trekt even zoo zijt gij het ftaal, enik.... neen — zoo ben ik het ftaal, en gij.... ei neen,zij eerst zoo zijt gij de magneet en ik het ftaal,dat maar daar is zij reeds.LEONORA.Uwe dienares, mijn heer veldarts.WESTPHAAL.Uw onderdanigfte dienaar, mejuffer — ik hoop niet,dat ik u eenige ongeleegenheid aandoe ?Hoe dat?LEONORA.WESTPHAAL.Wijl het Collegium Medicum heden denApotheek vifiteert,LEONORA.Vergeef mij, mijn heer! ik fta in mijn's vaders winkel niet.WE s T"


245 >WESTPHAAL.Ik dacht, dat 'er alle de huisgenooten bij te pas kwamen,wijl 'er zulk eene beweging in het voorhuis was, *erger, dan in de Societê Harmonique te Straatsburg.LEONORA.Wat is dat voor een Sociëteit?\VESTPHAAL.Het is mij lief, dat gij daar na vraagt.LEONORA.Nu — ik wil u met de verklaaring van dat woord ookniet lastig vallen.Zoo als het u belieftWESTPHAAL.ik kwam hier om UE. tebetuigen, dat gij, even als het ftaal.... ik wil zeggen,even als de magneet. Doch Iaat ik evenwel u eerst hetvorige ophelderen; geen mensch in de ftad weet het zoogoed, als ik.LEONORA.Dat geloof ik gaarn maar Iaat ons liever van watanders praaten gij kwaamt hier, omWESTPHAAL-Mijn lieve juffer! in de Socittè Harmonique wordt nietgemuflccerd.LEONORA.Dat geloof ik ook —- eene Sociëteit is geen Concert.WESTP HAAL.Het woord Harmonique kon tot deze dwaaling aanleidinggeeven. Het woord komt van het latijn. Memeren Puifegur pasten het zelve het eerst toe op een magnetischgezelfchap.LEONORA.Ik geloof alles daaromtrend , wat gij wift; maarwaarom zouden wij langer van magneeten praaten.WESTPHAAL.Zeer duidelijk — wijl het oogmerk van mijne viftte 1'Q 3was,


246 >was, om UE te betuigen, dat, even als de magneet hesftaal naar zich trekt, even zoo... maar ik had haast vergeetente zeggen, waarom men die gezelfchappen magnetifchenoemt.LEONORA.Wat raaken ons heden de natuur onderzoekers? laatenwij ons toch....WESTPHAAL.Wallerius naamlijk en Plinius en voor eenige weinigejaaren, Arifloteles...LEONORA.Maar, mijn Heer! laaten wij toch ter zaak komen ,want....WESTPHAAL.Aristoteles, zeidde ik en Theopkrastus, Bombastus Fhi:lippus Aureolus Paracelfus, gezegd vanHohenheim, zoudenverklaard hebben, dat die fteen, welken men den magneetfteen noemt...LEONORA.Een magneetftcenis, zoo als mijnHeerWESTPHAALgen gek is — vaarwel. (Zij vertrekt.)WES TPHAAL.Een gek! — is het niet waar,zoo als het fpreekwoordzegt; een profeet wordt niet geacht in zijn eigen va»derland — maar ik zal mij op dat vaderland wreekenen van nu voordaan mijne geleerdheid voor mij.zeiven behouden.Ha — wat zullen de lieden opkijken,als ik mijn tractaat van de geheime gezelfchappenvande regering te rug krijge, met het Fiat, om hetaan haar op te draagen — dan zal ik over mijne benijderszegepraalen en dan zal men zien ofPHALIÜS een gek is — wel fatansdoch daarzie ik mijne Moeder met GILBERT, het zal raadzaamaijn, dat ik vertrek.WEST-TIEN-


H7 >T I E N D E T O O N E E L .JUFFROUW W E S T H A A L , GILBERT?JUFFROUW W E S T P H A A L .Maar mijn lieve HeerGILBERT.GILBERT.Maar mijn lieve JUFFROUWdenkt ge, dat ik gek ben.W E S T P H A A LDaar komt uw kostelijkezoon, om mijne dochter eene liefdeverklaaring te doenen in plaats daar van rammelt het uilskuiken van demagneet en Bombastus en weet ik van wat al bruierijmeer. Kort en goed, ik ben het moe. Daarboven kreegik zoo even een brief van den Heer L E O N A R D , waarinhij mijne dochter ten echt verzoekt — de man heefteene groote erfenis en is een bestige vent; —— ikheb den brief niet beantwoord,wijl ik uwen zoonmijn woord gegeeven heb; maar, daar ik zie....JUFFROUW V K S T T H A A L .Maar, mijn goede Heer, laat u nog eens verbidden,mijn zoon zal zich zeker beter geiraagen.G I L S E Jt T.Goed; ik wil het nog ccis waagen ; VJO daag moet'er een einde aan komen — ik houJe van geen tal.men , J U I F R O U WWE.


248 >met u te fchillen. Ik begrijp, dat ge , als a! de rest ,toch trouwen in den kop hebt; nu, ge hoeft daarniet befchaamd om te worden — trouwen is menfchelijk.— Gefteld nu eens, dat WESTHAAL zich flraksweder zoo gek aanftelde, zoud gij dan 'er tegen hebben,om LEONARD uwe hand te geeven — gij kenthem, zoo als ik, van nabij; — want, recht uit gezegd,ik zal mij niet meer van dien Sinjeur WESTP H A A L bijden neus laaten leiden.LEONORA, (befchaaamd, met nedergeflagen oogen.)Heden, Vader!....GILBERT.Het is, cf de meisjens alleen met één fop overgootenzijn — geenfranjen! ik wil niet hebben, dat ge tegenu zin trouwt — ik heb je waarachtig lief — maar geeneaperijen. ——— Hebt ge iets tegen LEONARD?LEONORA, (met eene verleegen houding.)\k heb. wel niets tegen hem ^— maar —* wij kennenelkander nog niet.GILBERT.Wij kennen elkander nog niet —*• heb ik van mijnleven. —— Reeds meer dan een jaar , fchrijft hij ,heeft hij u bemind en dit zoud ge niet gemerkt hebben;Hm! de meisjens zijn onnozel opdat ftuk —nietwaar?Hij is een knappe kaerel, woont hier recht tegen over;vast en zeker heeft hij u, even als andere jonge Heertjens,nageloopen, heeft u, in de kerk, met zijn lorijttettebegluurd, en gij begluurdet hem mooglijk weerom ,door de beentjens van je waaier: —— of ik de Ioopjensn,i?t ken -— of gij niet lang geweten hebt, dat hij opu verliefd was.LEONORA.Nu, vader! gij zijt ook zoo haastig —*• doch daarkomt oom OOEDHART.TWAALF'


249 > *T W A A L F D E T O O N E E L .DE VOORIGE N, GOEDHART.GOEDHART.Uw dienaar, Broeder ! dag nichtjenlief f wel meid,hoe ftaat het met uw huwlijk?GILBERT.Hoe zou het ftaan? als een gek; maar hedenavondmoet 'er een einde aan komen; doch. of WESTPH A ALmijne dochter krijgt, kan ik nog niet zeggen.GOEDHART.Wel nu, wie anders?LEONARD,GILBERT.bijvoorbeeld.GOEDHART.Dat zou mij zeer lief zijn; want, broeder, om u dewaarheid te zeggen —ik heb maar geen zin in dienWESTPHAAL hij ftuit mij geweldig; LEONARDken ik van nabij — is een hupsch jongman.GILBERT.Toegeftaan — maar ik heb, onder voorwaarde, mijnwoord gegeeven, en gij weet een man een manGOEDHART.Een woord, een woord;zeker, broeder, zeker;maarwat hebt gij dan voor ?GILBERT.Ik heb WESTPHAAL ontbooden hij zal zoodaadeüjk komen, en als hij zich dan weder zoo gekaanftelt, is het glad af; kort en goed.GOEDHART.Uitneemendt vergun mij, hem op de proef teftellen;ga gij, nevens uwe dochter, LEONARD en den Nota*ris in de kamer hier naast, en gedraagt hij zich dan wederals vooren, doe dan, zoo als gij gezegd hebt,^ Q 5 QQUi


Kt 25° >GILBERT.Ik beu volkomen tq vreden.D E R T I E N D E T O O N E E L .DE V00RIGEN,LISETTE.LISETTE-Daar is de heer veldarts WESTPHALIUS.GOEDHART.Laat hem hier komen. Breng de andere gastendoor de andere deur in gindsch vertrek.GILBERT.Kom , L EON OOR! volg mij.V E E R T I E N D E T O O N E E L -GOEDHART,WESTPHAAL. (In het begin metterughouding.)WESTPHAAL.Uwe dienaar,' mijn Heer!OILBERT.GOEDHART.Hij zal daadlijk hier zijn -Zoo het u gelieft.WESTPHAAL.GOEDHART.Ik ben recht blijde, u te ontmoeten.ik zocht de Heerzet u zoo lang.de nieuwfle fchriften van MESMIS geleezen?WEST P II AA L.Vergeef mij — in langen tijd niet.GOEDHART.Zeker waard gij wel eens in Straatsburg,WESTPHAAL.Ja, voor eenige jaaren.GOEDHART.Zeker hebt gijIk erinner mij, u daar gezien te hebben, (ter zijde.)


€ 2JI >„ Hij fehijnt de proef uit te zullen honden; het moetanders komen." — Gij kent puYSE GUS zeker?WE S TPHAA L.Gewis — de man is alom bekend. . Maarmet zijne fchriften houde ik mij niet op. • Menkan alle dwalingen niet beiïrijden , en dan ergert hetons maar, wanneer men dezelve leest.GOMt) HART.(ter zijde/)_^H.ijis waarlijk verftandiger, dan ik dacht."Wat denkt gij toch wel van het magnetismus?WESTPHAAL.Dat het eene der nuttigde uitvindingen in de geneeskunstis. {ter zijde.) „ Hij wil mij zoo het fehijnt, toetfenshet zal mis zijn."G OEDH ART.Zoo oogenbliklijk heb ik een fchoon werk gekreegen.Zoo!W E S T P H A A L .GOEDHART.W E S T P H A A L .Hebt gij het bij u?Ja — hier is het.GOEDHART.W E S T P H A A L .Zoo het geoorloofd is — wil ik het wel eens leezen.GOEDHART.Ten uwen dienfte. (ter zijde.) „ Dat gelukt niet,"WESTPHAAL.Ik zal het .u binnen kort te rug bezorgen.Semlers andwoord aan het exegetisch gezelfchap te Stokholm.GOED-


GOEDHART.(ter zijde.) » Het loop waarachtig fout." Voor eeni.ge jaaren was ik in StokholnuWESTPHA A L.Ik ook — (een weinig zagter.) Zoo ik wist, dat onsniemand hoorde.... ik ben, tegen u gezegd, een Hdvan dat gezelfchap.GOEDHART.(ter zijde.) „ Daar gaat hij." Wat gij zegt —1- ishet mooglijk!WESTPHAAL, (al harder en harder fpreekende.)Ja, en wat nog meer is: een lid van verdiende, datis, het gezelfchap rekent zich tot eer, mij als lid tehebben. En met reden, MICHACLIS RABIOSUSWESTPHA LI os is niet op den kop gevallen, fchoonhet vaderland mijne verdiende niet acht; maar, het is,volgends mijne fpreuk: Een Profeet is niet geacht in zijneigen Vaderland: En, |fchoon men mij vooreen zwetfendenbabbelaar houdt, die ik op mijne eer niet ben, daarik weet, dat ik over geene dingen fpreek, die ik niet in dengrond verfla echter Doch, wagt maar — de Regeeringheeft mij tot twee-en-veertigden titulair Veld-Heelmeesterbenoemd, en mij toegezegd, verder te zullen bevorderenen rieden avond wagt ik een gewigtig andwoord.... enwis weet wie weet,... wat 'er noch met der tijdvan mij wordt; dan wil ik zien, wat mijne vijanden enhaters zeggen, wat zij dpen, beginnen, uit en volvoerenzullen — dan zal ik zien, of bet niet waar is, het geenmijne baker profeteerde, dat ik nog tot groote eer enaanzien in de waereld komen zoude — dan wil ik zien ,wat mijn leermeester, mijne moeder, ja zelfsGOED-


253 >GOEDHART.Om 's Hemels wille, zeer geleerde twee-en veertigffetitulair Veld-Heelmeester bedaar, bedaar — gij raaktgeheel in drift; gij zoud u zeiven en mijne ooren fchadedoen.WES TPHA AL.Gij hebt gelijk — maar waar blijft de heer OUBEST?Daar is hij.GOEDHART.V Y F T I E N D E T O O N E E L .DE VOORIGEN, GILBERT, LEONARD, LEO­NORA inleidende, DE NOTARIS.WESTPHAAL.Wat zie ik, geleid LEONARD mijne bruid?GILBERT.Uwe geweezene bruid, mijn heer! zoo op het oogenblikis zij aan LEONARD verloofd.WES TPHA AL.Hoe? hoor ik wel....Ik denk jaGILBERT.indien gij gehoord hebt, dat mijnedochter verloofd is, aan den heer LEONARD. Zuikeen onbezonnen zwetfer , als gij, zal ik nooit mijnedochter geeven.Het huwlijk is nulWESTPHAAL.is tegen de wetten.NOTARIS.Dat je de henker zoo niet wil! — wat zegt ge? ha!Wcisftmus, Advocatusque Itgitime in Academie, ultrajetïinaha! ha! ha! Ik , Chryfostomus Cromvoetius, Notarius pu-pTi-


^54 >promotus, weet zeer wel , wat al of tegen de wetten 1;,Een contraft , door Notaris en drie getuigen onderteekend,is legaal. mijn heer ! is legaal; vide de eo NoveUas tituls quinto g 7., at qui, dit huwlijks-contract hiertusfchen mijne vingeren opgeheeven, is van mij voor.zeiden NotariUs en drie getuigen ondertekend, ergo, ishet conform de wetten en ordonnantiën , vat je 't, mijnHeer! wilt gij echter procedeeren, ik zal u voor goedemuntfpecieeen affchrift bezorgen — verfta je't, mijn Heer?WESTPHAAL.Neen — neen — ik dank u — ik wil niet procc.deeren — het rescript van de Regeering, dat ik eikenoogenblik verwagte, zal mijne wonde in dezen heelen—*phoe! wat zult gij opkijken.ALLEN, (verwonderd.')Een rescript van de Regeering?LEONARD.Hij verwagte, wat hij wil, nu ik u bezïtte.LEONORA.Ook ik misgun hem zijn geluk niet.Z E S T I E N D E T O O N E E L .DE VOORIGEN, LISETTE, en een weinig daar naeen BODE.LISETTE.Daar is eenüode van de Regeering, die naar mijn heerWESTPHAAL vraagt.WESTPHAAL. (verheugd.)Nu zult gij het hooren — mag hij hier komen , mijiiheer G I L B E R T? — nu zult gij het hooren.GIL-"


Hij komd.HoeGILBERT.WESTPHAAL, (met eene trotfche houding.')zullen mijne vijanden daalen! zegevierend zal i!iover hun heen flappen ; — Ja, dat zal MICIIA SLISRABIOSUS wESTPHALius. ~ Daar is hij.Die een werk over de geheime gezelfchappen gefchreevenDE EO DE.Is mijn Heer — de Heer WESTPIIALIUS?Ja, Bode!WESTPHALIUS. (deftig.)DEBODE.heeft?Juist, Bode!WESTPHAAL.DEBODE.En, per requeste verzocht heeft, dit aan de regeeringop te draagen ?Accoord, Bode!WESTPH A AL.DE BODE.En die den tijfel voert van tweeën veertigften titulairveld-Heelmeester?WESTPHAAL.Conform — Bode!DE BODE.Dan heb ik de eer, op hooge last, u aantezeggen,dat de regeering het u vergeeft, dat gij de ftoutheid gehadhebt, zulk een dwaas gefchrift haar toe te zendenzij interdiceert u niet alleen de opdragt, maar ook deuitgave, op poene van arbitraire correftie — ook verbiedtzij u voordaan dien Jeugenachtigen tijtel te voeren ,welken gij, onbefchaamd, in uw recjues t hebt geinfereerd.—-WEST-


25ö >WESTTHAl te maal gelouogen. —DEBODE.UL.Voorzichtig, mijn Heer! hier is hetingefchrifce,waarvjn ik u den korten inhoud gezegd heb, tot uw naricht.GOEDHART.Zijt gij nu te vreden , mijn Heer twee en veertigfteex titulair veld-heelmeefter?Ha,ALLE N.ha, ha — een heerlijk rescript.DEBODE.Mijn Heer heeft het verdaan ? — is 'er ook nog iets ?W ES TPHA AL.Dat 'er (het papier fcheurende) geen flofjen van zal overblijven.... ik verlaat een vaderland, dat mijne verdiendenmiskent; • Eenmaal zult gij mijnen roem uitvreemde landen hooren, maar dan zal het telaatzijn —dan zult gij met fmart uitroepen; waarom verdreeven wijden grootenWESTPHALIUS, den beroemden Heelmeester?maar ik zal u toeroepen ; Een profeetis niet geacht in zijn eigen vaderland.GILBERT,(hem naroepende.)Neen, blijf hier, heer WESTPHALIUS, eet hetplgemaal in uw vaderland, heden avond bij mij. —Hij is weg ja het is zoo , als het fpreekwoordzegt; uilen blijven uilen. Komt, vrienden, laat onsde gelukkige uitkomst met een vriendelijk glas gedach-'ig zijn.


I.O V E RS P A N J E N .(Vervolg der Fragmenten fcfc. Bladz. 8i«)Z E L F M O O R D .Ten tijde van VALERIUS MAXIMUS werd , zegtmen, in Marfeilie openlijk gif bewaard voor die geenen,welke naar opening hunner beweeggronden, vanden fenaat verlof tot zelfsmoord bekomen hadden.Onpartijdig proefde men derzulker redenen, verzameldede Hemmen en fchreef naar mate de meerderheidgoedvondt, de toeltemming of weigering op het fmeekfchrift.In Spanjen befchouwen veelen den zelfsmoord, alsvoormaals in Marfeilie. Men fleept den zelfsmoorderDiet voord; De Spanjaards fchijnen deze handeling vooreen foort van befpiegeling aan te zien , en zij vindenRhet


25^ >het even natuurlijk, dat een mensch in de anderewaereld)gaat, om zijn geluk te zoeken, als wanneer hij daartoenaar de nieuwe waereld overvaart.KABINET, LAATSTEOORLOG.Onuitgevoerde ontwerpen , ontoereikende middelen,traage wil, [de kwaade nationaale trotschheid , de tegroote meenigte onderbevelhebbers ketenen en belemmerenreeds federd tivee eeuwen meenigen werkzaamcndoorzichtigen man. Het geliefd Herkomen geldt hiernog zeer veel en niemand durft het waagen, deze Godheidte beledigen. De voorvaderen baanden hem denweg, dien hij betreecfen moet en dit herkomen met allede daarbij verknochte oorzaaken is — als ik het zeggendurf — de bijl, welke in Spanjen alle goedeplannen,alle kiemen, alle denkende, zelfhandelende menfchen,nedervelt, ontwortelt.Uit dien hoofde kan men verklaaren , waarom Ministersen Generaalen elkander in den laafden krijg ,wederkerig, onweetenheid,befluiteloosheid, onervaarenheidverweeten, waarom twee honderd mortieren, vijffregatten , vier fchepen van linie, twee quebekken, vijffregatten, drie branders, agt duizend Spanjaards en zesduizend wilden , drie ganfche maanden behoeften, omdedrooge graften en bastions van Penfacola, Baton rougeen Moubile te vullen, over te fpringen , te beflormenen in te fluiten. Men kan daar uit verklaaren, waaromtwaalfduizend man, vier jaaren lang in de rerfchanfhrgen


*59 >gen van Sc. Jloch, in de baai van Gibraltar lagen, om —ouder te worden, teflaapen, te dobbelen, of de driLvende batterijen, de kanonneerbarken , de praamen ,gochelarijen en andere kinderfpellen te zien. Van daarkomt het, dat de fpaanfche marine eene zoo flegte figuurmaakt; van daar dekoopzucht, begeerte naar buit, naargewin , welke de officiers bezielt; van daar de grijzeouderdom der vice • admiraalen , hoofdlieden &c. —van daar het bijgeloof der ganfche equipage.Bezienswaardig moet het inzegenen der kanonnenen kogels zijn, roerénd het aanzien der foldaaten, wel.ke oogen en lippen van den morgen tot den avond opMadonnen, heiligen en krucifixen gevestigd hebben!!aanmoedigend moeten de vroegmisfen, laudes, Primes,Tiercés en vespers zijn, welke dagelijks aan boord gehoudenworden.De hemel bewaare mij, dat ik ooit religieuze handelingenverdoemen zou; dat ik aan den invloed der Madonna,aan de magt der heiligen op het gevolg der Hagen,den loop, de richting, de werking der granaaten,kogels en bomben twijffelen zoude. De hemel echterheeft duidelijk, meer dan eens verklaard: flechts weinigmaar hartelijk, en in diepe flilte te bidden,BEDEVAARTEN.Alle inwoonersvan Madrid, (Ik fpre± van het gemeen)zijn, om zoo te fpreeken, geboorenPelgrims', brengenhun ganfchen leeftijd door met bedevaarten naar St. Jacobte Kompostelhf naar onze lieve vrouw te Montjerrat, Pi.her en Loretto.RaGAN.


G A N G A N E L L I , die nimmer, zonder de fchoudersop te haaien, zijne pantoffelen ter kus aanbood, wildedeze peigrimagien affchaffen. Deze wijsgeerige pauswist zeer wel, dat de Hemel deze landloopers veracht,te ; dat niemand daar door vergeving zijner zondenverworven had. Wist, dat de heilige riliquiën geenegeneezingen aanbragten. Of had die paus , door devengfters van zijn Vatikaan, de pelgrims van beiderfexe over de haagen en hekken zien fpringen, pluimveefteelen, ooft rooven, koorn en veldvrugten verderven,met voeten treeden? Had hij gemerkt, boe zij zich inhet hout verborgen en geheel vergaten , dat de HeiligtJacob hun beloerde en alles door de takken medeaanzag?P E T I T M A I T R E S.Hier , zoo als aan alle plaatfen , vindt men zoete,fnappende, elegante kaereltjens, welke, naar het voor.beeld hunner broederen aan geene zijde van het gebergte, honden, paarden , fchulden, groote hoeden,ronde fchouderen en een kort gezicht hebben. Dedwaasheid , van blind te zijn , heeft hier bijzonderfortuin gemaakt. Goede oogen zijn thands alleen heterfdeel des laageren volks; en wanneer een grenadiermet een eenigen blik den onafmeetlijken horifon omvat,wanneer hij in den nacht zien en de fterren tellenkan, moet zijn hoofdman, zijn luitenant daar tegen eenLorgnette hebben, wanneer hij de compagnie monftereawil, een hond , een geleider of een ftokjen, om naarhuis te kunnen gaan.Wan-


Wanneer bij onze huidige geaffecteerde blindheid,bij de zwakheid onzer zenuwen , ergens een buitengewoon toeval ons oor verbrijzelde, onze gehoortrommeideed barsten , dan zoude hethoornvlies deroogen, de oogappel weder verhelderen, de vliezen vande oogen vallen ,lorgnetten , lunetten , converfatieglaazenzouden verdwijnen , elk zoude zien, niemandzoude hooren kunnen.Doch zulk een buitengewoon toeval behoeft niet tekomen ; 'er moet flechts een doof vorst verfchijnen enalle gekken zullen ook doof zijn.Voor eenigen tijdkwam hier een ftotterend, kaalhoofdig, hinkend heeraan en in één nacht vergrooteden alle krukken, allesftotterde , alles was kaalhoofdig.Eengezien.foortgelijk voorbeeld heeft men in FrankrijkAls de koningin in haar eerfte kraam heurfchoon hair verloor , zag men de hofdames heur hairkapfelsopofferen en met de bekende Coiffure a .'enfantopfieren.Als eens het zeer , zeidde GODDON,de gekroondehoofden aanviel, dan zoude men zien , hoe alles zichzoude beijveren, hetzelve ook te bekomen en hoe allen,die het zelve niet hadden , echter daar van den fchijnaanneemen zouden.C O M P L I M E N T E N .Onze voorvaderen omarmden eikanderen en zeidden;God behoedde u! In Frankrijk werden de Lettres de Chaehetmet de volgende woorden beflooten: /* biddeGod,R 3dat


26*2 >dat hij u in zijne heilige hoede neeme. In Spanjen eindigtmen de brieven, billets en esquales met Dias gtiardea ested. De fpaanfche complimenten zijn niet in hetminfte veranderd, en zijn nog even zoo , als zij bijhet verjaagen der mooren waren. In een gezelfchapvan honderd perfoonen nadert men elkander met eenme allegro de vereho usted Jlabueno, (ik verheugt mij , uin goede gezondheid te zien) en men andwoordt : vivausted muchos anos , mille anos! (gij moogtlang, zeer langleeven.) Dit laatfte erinnert mij aan een klugtig voorval.Een fpanjaard erfde van een rijken oom, wiens uiterftewil men hem voorlas. Bij elk artikel boezemde dedankbaare erfgenaam zijn mio vio, viva usted muchos anos'.uit,(««ve oom, dat gij nog lang, lang leeft!) de lieve oomwas reeds den voorigen dag begraaven.H E I L I G EAVONDEN.Het geeft zeer veel aangenaams, om de heilige avondenvoor groote feesten te zien vieren, de geestlijkheiden biegtenden te zien.Het zoude moeilijk zijn, alle voettrappen, alle kinnebakflagen,welke de lieden zich in een vierde uur geeven,te tellen. Wat het bijzondere van dit tooneel volkomenermaakt, is wanneer een groote of Hidalgos aankomt,die, onder geleide van eenen bedienden, welkeeen kusfen draagt, door'de boetdoenden heen dringt, heteerst in den biegtftoel treedt, en hier, knielend op zijnkusfen , geheel op zijn gemak en naar zijn luim zijnezonden bekent.K E R-


2fÓ3 >K E R K E R S .' Behalven dat dc gevangenisfen duisterer en enger,dan de onze zijn , worden de gevangenen zoo fterkgeketend, dat zij niet eene fchrede van hunne plaats doenkunnen. In Madrid zag ik drie, op deze wijze opgefloo«ten, fiuikhandelaars, welke mooglijk op dezen oogenbliknog op even dezelfde plaats ftaan of liggen — en dannog zouden de fpanjaarden niet wreed zijn!W A S C H K A A R S E N .Hier, zoo wel als in Frankrijk, heerscht de dwaazegewoonte, om bij geftorvenen waschkaarfen te branden.Behalven dat de doode niet meer zien kan, en dus voordeze hem betoonde eer ongevoelig is, vernetten ook dekaarfen het vertrek, verderven de lucht, kunnen alleeneen huis in den brand fteeken. Onlangs ftierf 'er een ,men illumineerde, volgends gewoonte, de kamer,,waar in het lijk was, en de kaars viel, geduurende dewaakers het middag-maal hielden , op het bed , ftakbed, lijk, kamer en de geheele onderfteverdieping aan ,en dit alles was binnen een uur — tot asch.Laat ons de gewoonte, waschkaarfen bij onze doodenaan te fteeken, affchafFen! zij zijn immers onnut, wijlde dag helderheid genoeg geeft, en de zon alleen hetrecht heeft, ons te befchijnen.RAIEJ.'


Kt 264 >K E R K E N .De kerken in Madrid zijn bij uitftek pragtig. Gouden zilver glinfteren aan alle zijden, aan de altaaren, aande gewelfde bekleedfels, en uit de, in de facristij verborgenfchatten konde eenepragtige ftad gebouwd worden.Na de flag bij Saragosfa bezag Lord STANHOPE,welke het bevel over de engelfchen had, den fchat onzerlieve vrouw te Pilier. Toen hij uit de kerk ging, verzekerdehij, dat de fchatten aller europeefche versten faamgenoomen, de helft dezer niet zouden ledraagen. Hij zouook wezenlijk de grootfte aller bekende fchatten zijn.Men vindt hier vier zilveren engelen, welker gouden vleugelenmet ftarren van faffieren bezet zijn. De kroonder maagd is van masfief goud; haar halsband, armringenen hairtoifel fcbat men op vijftig millioenen.'Er zijn hier tevens eene groote meenigtegouden armenen beenen, waar mede de maagd voor haare gedaanewonderwerken befcbonken is, daar boven honderd vijfennegentig zilveren lampen , even zoo veel kandelaarsen rookbladen.Echter zijn alle deze groote kostbaarheden niets, bijde groote Custode , waar in men , bij kersmisfeest, dehostie draagt. De omvang der zon met haare ftraalenis zoo groot, als een wiel van mijn kabriolet. Deftraalen zijn masfief goud met fmaragden bezet; de keïkftaat op een zilveren, drievoet hoogen, piedeftal , deganfche Custode weegt vijf honderd ponden en ftaat opeen vergulden voetftel. Geen goudfmit, geen juwelierkondo


2*5' >konde deze Custode waardeeren, welke een gefchenk vaneen aartsbisfchop van Sevilla is. Elk verbaasde, enwist niet, hoe een aartsbisfchop zulke groote rijkdommenkonde te hoop fchraapen; nu echter weet men, dateen zijner broeders, welke in Peru ftierf, hem onnoembaarefchatten naliet.Welke rijke mijnen zijn deSacristijen onzer lieve vrouwte Pilier,Lore:to,en allet Madonnen des Christen-waereldflaat ons deze mijnen bearbeiden, laaten wij dezelve nietmeer tusfchen vier muuren influiten! Hoe pragtig, hoegroot en eerwaardig ook immer een tempel zijn mooge,hij is echter geen fchatkamer. Laat ons alle onze kerkenmet eenvouwdige pragt verneren, ons daar in verzaamelen,om daar te bidden, te zingen en de luchtmet den galm onzer orgelen te vervullen.POLITIE.Elk vierde deel 's jaars ftaat onder een Commisfaris ,welke de twisterijen des volks ten laatften beflist. Veg*terijen zijn hier zeldzaam en behalven dat de Spanjaardmaatig is, wordt hij ook ftil en flaperig, wanneer hijdrinkt.Buiten 's lands gelooft men, dat 'er geen dag voorbijgaat, waarin te Madrid geene moorden gefchieden enmen dwaalt; de fpanjaarden zijn niet zoo boos, als mengelooft; niet zoo naijverig, als men doorgaands vanhun denkt. Zij lachen zelfs dikwijls het eerst over ongelukkenvan dezen aard, en zeggen al fchertfende: Degouden en zilveren eeuw is voorbij, en wij keven thands inde gehoornde.R 5De


verlaaten hunnen arbeid en alles gaat flaapen. Is hetfchoon weder, dan jaagt de koning na het middagmaal;regent het echter, dan gaat hij ter rust en flaapt, omringddoor zijne flaapende garde.Sedert onheuglijke tijden was ditgewoonte in Spanjen •de Spanjaarden hebben van de mooren en faraceenen eeneonoverwinlijke neiging tot flaapen gekreegen; echter doetde hette der luchtftreek 'er niets toe. In het land derkaffers en aan de kusten der roode zee is het negen oftienmaal warmer, dan in Madrid, en echter flaapen dekaffers, de Tapinambous, en de negers, welke van dehette dezer luchtftreeken bijna verbrand worden, doorgaandszeer weinig.Da artfen beveelen het middag-flaapjenuitdruklijk; zijzeggen den Spanjaarden: flaapt dikwijls; flaapt lang; zijverzekeren, dat Hippocrates en Galenus even zeer na hetmiddagmaal fliepen.De fpanjaards, die in het middaguur fpijzen, fpoedigeeten, wijl zij weinig kaauwen , en bijna geheel nietdrinken, zouden zeer wel doen , wanneer zij na denmiddag gingen wandelen of danflen. TISSOT zegt:wij moeten zeer weinig flaapen, opdat wij ons levengeheel genieten. Wij moeten geene veertien dagen indrie weeken, die wij te leeven hebben, verfluimeren.ALGEMEENHOSPITAAL.De bedden hebben geene gordijnen; dematrasfenzijnmet gehakt ftroo gevuld, en de foepen worden van bedorvenvleesch gekookt. Het hospitaal is voor de lijders, welkehet opneemen moet, viermaal te klein en heefcflechtseen


268 >een eenige zaal. De geneezenden, de dooden en de flervendenliggen te faamen op één bed.Ik zag tusfchen twee dooden een krankenliggen, wel'ke reeds weder zoo ver was, dat hij overeinde zitten ,met mij fpreeken en eeten kon.Toen ik in de zaal kwam, zag ik in den eenen hoekeen kist toefpijkeren; en in den anderen een doodwijnaaien en zoo even had men drie dooden, ten vengfteruitgeworpen.Ik zag hier het aardigst gezichtjen, dat mij in mijnleven voorgekomen was. 'Er was eene graauwe zusterin dit hospitaal, welke alleen wat te bleek was; toen ikhaar echter opmerkzaam befchouwde , bedekte eenheerlijk roozen-rood haare wangen, en zij werd .allerliefst.H u w L IJ K E N.In Sparta geefelden weleer de vrouwen jaarlijks in dentempel van Venus de ongehuwde mannen. Indien de wetvan Lijcurgus in Spanjen vernieuwd wierd, dan zoudeik vreezen, dat 'er in Madrid geene armen noch roedengenoeg tot geefelen zouden zijn.Onder alle landen zijn in Spanjen de huwlijken hetzeldzaamst.Door [middel ,'der kerk-Iijsten kan men gewaarworden , dat jaar op jaar de huwlijken minderworden.Na tien jaaren zullen dezelve zeldzamer zijnen nog laater zal mooglijk niemand meer huwen. Menzal van tijd tot tijd een, twee of drie minnaresfen houden ,msn zal met hun zoo lang zij jong en fchoon zijn, tefaa-


269 >faamen leeven en haar hec affcheid geeven, war eer zijden minnaar niet meer behaagen. De naamen van vader,moeder, gade en kinderen zullen uit de mode komen; men zal derzelver voormaalige beteekenis vergeetenen de ftaat zal alleen de algemeene vader zijn.In oud Castiliën huwen de lieden, in vergelijking derandere fpaanfche provinciën, het zeldzaamst.G U I T T A K S E.De mooren bragten de Guitarre naar Spanjen. Het ishun geliefd fpeeltuig; mannen, vrouwen, kinderen ,grijsaards


270 >11.O V E RDEALLEGORISCHEBETEKENISDERK O L E U R E N ,IN DE RIDDERTIJDEN.•O'—i-l>ï"IaiDECOPER zegt, in zijne proeve van taal •endichtkunde, 2de deel Bl. 259 „ dat men geen voorbeelduit de ouden heeft bijgebragt, ook niet heeft konnenbijbrengen, noch van de fchrijfwijze lievereij, voor liveleij,noch voor de betekenis , als Liefdeleken."Ditgezegde viel ons , bijzonder ten aanziene van het laatfte,in de gedachten, bij het leezen van zeker ftukjen ,in het Journal desLuxus f^fc. geplaatst: UeLer die allegorischeDeutung der Farben im auzuge und Putze der Domenin den Ritterzeiten , en wij Oordeelden verpligt te zijnhetzelve onzen lezeren mede te deelen; het ware zekerwenfchelijk geweest,dat de fchrijver hetzelve meermet voorbeelden , uit de oudheid ontleend , geftaafdhad, wijl daar uit zoude blijken, zoo als het uit eenaan.


271 >aangehaald voorbeeld op het einde genoegzaam blijkt,:dat het livereij degelijk als een liefdeteken gedraagen is.Dan ter zaake;In die tijden , waarin de fijnlte galanterie zich meeden hoogden moed vereenigde, in welke de zagte itemder liefde met den ruwen toon der ridderlijke wapenkreetafwisfelde, in welken lonken, en zwaarden evenbeflisfend fpraken , waren ook zelfs de koleuren nietHom.De regelen der toenmaalige galanterie gaven aanden draagband des geweers, de fjerp, den vederbos derridders, zoo wel als aan de linten, pluimen en ganfchenopfchik der dames een onlochenbaare hoogstbeduidendefpraak in ordening en famenftelling der koleuren, en dedeelenjder kleding en pronk waren toen openlijke tolkender geheime gedachten en gevoelens.Men ftelle zich een Ridder voor, welke in de ftrijdplaatsverfcheen, om een lans ter liefde en eere zijnerbeminde te breeken. Hij kwam aldaar en zijne fjerp ,banden ,het dek zijnes paards, de keuze der vederen,op den helm top, zeidden: Jk beminne enbeminnehooploos!onder de vergaderde Dames wist alleen die eene, welkehij zijn lijden klaagde, deze veelbeduidende fpraak vanhet Iiverei des ridders.Haar zelve goldt het. Het denkbeeld:ik ben het, waarom hij lijdt, mij ter minne eneere breekt de treurende ridder zijn lans 1 zijne hartstochtknaagt aan den bloefem zijnes levens ! Hij verteertin geheime fmart, om mijnen willei &c bragt dikwijlszeer fpoedig een ander befluit in de ziel te weegen op den volgenden dag zeidde haar toifel: Ik wil genodigertegen u zijn\ De ridder verftond het met verrukkingen de anderen wisten niet, wien het goldt.Dus fpraken de gelieven, voor welken 'er geen geleger."


O72 >genheid was, zonder getuigen elkander te fpreeken,door de taal der verwen. Zij lieten hunne opfcbikdat zeggen, het geen zij hunne lippen niet toebetrouwden.Overeenkomst, dwang en duizend hindernisfenvonden haare vernietiging in eenige opgezette pluimen, in twee ftrikken , waarvan de eene rechts, deandere links gedraagen, den geliefden vertoonde, wathij weeten moest, en die, terwijl derzelver plaats fpoedigverwisfeld werd , voor het oog des derden vangeheel tegenovergeftelde beduiding waren.In Duitschland wilde deze galante weetenfchap nietwel voord, terwijl zij in Italiën bloeide en in Spanjendoor het vernuft der tedere morinnen, in verwen, fchakeringen bloemenpaaring den hoogften top bereikte.(*) De galante franken bragten dezelve tot eenftelfel en fchreeven 'er zelfs geheele boeken over.Ingevolge hier van waren de volgende koleuren, metanderen op onderfcheiden wijzen verbonden , van devolgende betekenisfen.WIT.Roezen rood, wit en blauw zijn de bijzondere, der liefdetoegewijde koleuren: de vermenging dus van ,(*•) Hoogst waarfchijnlijk warenhetde mooren, welke, als arabieren,deze, zelfs nog in turkijen en in «eheel Azien gewoonegeheime beelden - en teken-fpraak door verwen en bloemen, diebijzonder in de Harem', in zwang is, nevens den geest der R.dderfchapuit het ootlen naar Spanjen bragten , van waar dezelvezich verderui.breidde. DezeHUroglijphcndraagenmTurkuennog den naam van ManeWt of Salam's.


Wit en rood in den opfchik der Dames beduide: gelukkigeliefdei de opgeruimde liefdes genegenheid dier dame,welke die kleding droegWit en blauw, betekende geoorloofde aardigheid enkloekheid in de liefde.Wit en grauw: hoop op de bezitting eenes wenfchenswaardigen, ook zelfs flechts vermeenden goeds; kuischheid.Wit en geel of goud (|) genot der liefde; verhoordeliefde. Wit en hoogrood — kloeke liefde; moed in hetminnen. Wit en groen deugd en liefde(platonifcheliefde) Wit en purper —— hooge gunsten vriendfchap.Wit en zwart — hoop op betere tijden, fchoonere oogenblikken,in treurige omflandigheden; hoop op wederzien, bij gefchieden gelieven; hoop op het wederkeeren 'des geliefden of ongetrouwen voorwerps; onbreekbaaretrouw en onuitgebluschte liefde.Wit en Kastanje bruin — genoegen en tevredenheidmet eenig voorwerp; geene onbillijke vorderingen inde liefde; neiging welke rechtfheeks ten echt voert, zondernogthans liefde te zijn.Wit en violet billijkheid in de liefde ; discretiebij onverwagte gevallen. Wit, gepaard met de koleurder hairen van den heer of juffer, welke die koleurendroegen , rechtvaardige verandering bilijke verwis,feling.GEEL*f_t) I" de liveriën wordt, even als in de wapenkunde, immerender wit, even zoo goed zilver , als onder geel, goud verftaane\\ het een diende dus even goed voor het ander in de kledingder fclioonen.S


G E E L .Betekenende in liefde en liefdes -omftandigheden overhet algemeen genot, verhooring en goeden voordgang.Geel en blauw —genot van vreugde. Geel en grauw —met moeite erlangde, met groote bezorgheid onderhoudenliefde. Geel en zwart — kloeke, beftendigeen ver.genoegde liefde.De juffers en ridders, welke de bleek - ligt • geelskoleur in hunne livereiën linten, fjerpen enz. koozen,'gaven daar mede eene verandering, het zij in Jiefdesomftandighedenof andere zaaken , te kennen. Ookwerd daar mede een foort van fpot, van fatire aangcweezen, wanneer men ftrikken of banden van dezekoleur eenen anderen toezend.Een graaf DELATOUR zocht de liefde der fchoone,jonge gravin van BRETAGNE en was zoo gelukkig,eindelijk gehoor te verwerven. Zij was de verklaardegeliefde van zijn hart: Hij droeg haare koleur bij hettournoij 'en fteekfpel reeds fprak men van hun huwlijk ,wanneer eene weduwe, Marqitife VAN CREQUI, welkeniers minder dan jong, rijzig en fchoon was, den graafaan zich wist te verbinden, en hem in triumf naar hetaltaar voerde. Deze begaane ontrouw in de liefde trof,zoo als men denken kan, niet weinig de eerfte minnaresfe.Zij zondt hem dan ook op zijn bruiloft een ligtgeel lint, het welk hen zeidde: „gij hebt de fchooneverlaaten , om eene lelijke te kiezen ; zulks geeft onsgeen uitfteekend begrip van uwen goeden fmaak." Debruiloftsgasten verhaalden dezen trek voord; de wraakder gravin was beflist; de" graaf werd de fpot der Dames;


275 >mes; de ridders lachten hem uit. Hij' verliet het hof,en begroef zich , met zij'n bedengei , in een oud flotzij'ner provincie. De fchoone gravin verkreeg fpoedigeen anderen minnaar , en de graaf toog , uit ergernisen verdriet, wegens de befpotting en zijne keuze,naar het heilig land, van waar hij nimmer wederkeerde.(Het Slot in een volgend Stukjen.)S 2OVER


II LO V E RDEG E R M A A N E N .(Vervolg en Slot van Bladz. 139.)KUNSTEN EN WEETENSCHAPPEN.Ten aanziene der kunften en weetenfchappen eigentmen de Germaanen nu te veel , nu te weinig toe.KLUVERIUS fchrijft hun bijna eene opgeklaardertheologie toe, dan zeifs het uitverkooren volk in devoortijden bij alle openbaaring, niet bezat. Anderenverlaagen het tot de domheid van het redenloos vee:de middenweg is in deze de beste. De kunlTen enweetenfchappen, in den eigenlijken zin, waren bij deGermaanen onbekend of van geringen omvang, fchoonhet bij hun aan geene natuurlijke gefchiktheid, nochaan gezond menfchen.verltand haperde. Men befchou-Wi


2?*" >we flechts hunne ftaatsgelteldheid en wetten.Beraadflagingen bij den wijn ; overweging der geuittedenkbeelden ; bedui ten na den uitgeflaapen roes, beftraffingeener uitfpattende vrouw door den njan, maarin het bijzijn haarer bloedverwanten ; hunne hordenverdeelingenin de oorlogen naar de flammen en bloedverwantfchappen•— hunne begrippen van der godengrootheid en majesteit enz.S P R A A K .Aangaande den oorfprong der Germaanfche fpraakkan men niets zekers zeggen. Men leidt dezelve nu vanperilfche, nu van de armenifche, nu van de griekfcheaf. Wegens de gelijkheid , welke men nog heden tusfchende duitfche en gemelde taaien aantreft moet zijmisfchien zeer na met dezelve in vroegfte tijden verwand.geweest zijn. Waarfchijnlijk is zij eene dochter deraltkeltifchetaal , welke men voorheen in het grootstgedeelte van Europa fprak. Door het invallen van verfcheidenoordfche, ook door den omgang met de romeinenen andere volken , heeft zij zeker veel veranderingenondergaan en een groote aanwas van vreemdewoorden verkreegen. Derzelver uitfpraak wasniet alleen in de vroegfte tijden, maar zelfs in den middentijd, zeerjuw en hard; hierom konde men zelfsverfcheiden woorden niet fchrijven noch eene romeinfchetong [dezelve uitfpreeken : de uitdruk was korten donker.S 3 S C IIR IJ F-


4 278 >S C H R I J F K U N S T .De fchrijfkunst wordt door veelen den Germaanenontzegd en ten bewijze daarvan de plaats van T A c i.TUS aangevoerd : „ man en vrouw —- de een zoowel als de andere — verftaan zich niet op geheime(minne) brieven." Bij weinigen zeker zal men dezekunst aangetroffen hebben, echter kan men deze nietgeheel en al aan hun ontkennen. CECAR keurde goed,zijne brief aan Q. CICERO in het land der Nerviers,in het grieksch te fchrijven, ten einde voor de vijandenonverftaanbaar te blijven, wanneer zijn brief mogt onderfcheptworden. 'Er was dus bij de germaanen aandie zijde des Rhijns kennis aan de letters. Ja ook terandere zijde des Rhijns fchreef der katten vorst, AD-GANDESTER naar Rome en bad om gif. De fchrijfgereedfchappen, waarvan de Germaanen zich bediendhebben, zijn onbekend, waarfchijnlijk dezelfde, welkebij de Romeinen in gebruik waren. Van de Frankenweet men, dat zij op de tafelen en basten van esfenboomenfchreeven.Over het algemeen waren echter kur.ften en weetenfchappenbij eene zoo harde en krijgszuchtige natiezeer zeker in een ftaat van zwakke kindschheid.GEBRUIKEN BIJ II ETSTERVEN.Ten tijde van TACITUS wisten de goedhartige Germaanenniet van Testamenten. De nalaatenfchap vielim-


€ 279 >immer, volgends den eenvouwiglten en natuurlijkflenweg, den naast beftaanden toe. Zusters kinderen wa.ren zeer gezien in het huis hunnes ooms , echter erfdenalleen de kinderen. Waren 'er geene kinderen ,dan verviel de nalaatenfchap op de naasten — zusters ,oomen van vaders of moeders zijde, echter waren'er,zoo het fehijnt, eenige voorrechten aan de eerstgeboorteverbonden.De lijken werden bij de Germaanen verbrand; inplaats van de welriekende zalven, waardoor grieken enromeinen den (tank bij het verbranden poogden te verdrijven, gebruikten de Germaanen vermoedelijk takkenvan den jeneverboom, wijl TACITUS van een bijzonderfoort van hout fpreekt, waar mede de lijken verbrandwerden. „ Zeer eenvouwig zijn hunne lijkdienften ;flechts worden beroemde mannen met een zeker houtverbrand. Da houtmijt is noch met dekken, noch metreukwerk belaaden. De wapenrusting, fomwijlen ookhet paard des dooden, wordt mede verbrand. Bovenhet graf wordt een heuvel van zoden opgerecht. Hooge,moeilijk opgerichte gedenkzuilen boven de graven wordenals bezwaarnisfen der erven aangezien. Klagten entraanen zijn fpoedig voorbij; treurigheid en fmart echterfpade. Voor vrouwen is het roemrijk, over dendooden te klaagen; voor mannen, hem in aandenkente houden." Men gaf het lijk, bij het verbranden, brievenaan den afgeftorvenen mede. Bij eenige volken vorderdede etiquette óf de gewoonte, dat de vrouw zich bijden dood des mans verhing, ten einde een levenslangenfchimp en vervolging der bloedverwanten te ontgaan.Echter was dit barbaarsch gebruik verre van algemeen.S 4T a'


28o >TACITUS gedenkt flechts van opgeworpen heuvels,waardoor men het aandenken der afgeftorvenen poogdete behouden. Dan deze grafheuvels werden dikwijls ,bijzonder voor [aanzienlijke mannen, met een reeks grootefteenen, over welker groote men verbaazen moet,bezet; onder deze heuvelen, waarvan een gedeelte vanons land , onder den naam van Hunnebedden , voorbeeldenoplevert, werd de asch der verbrande lijken inurnen bewaard, of zij lagen zeiven onder dezelve hebegraaven.De meefte urnen of lijkbusfchen, die men vindt, zijnvan gebakken aarde; echter heeft men'er ook van andereftoffe. Derzelver gedaante was onderfcheiden; fommigendikbuikig of eng, met lange en korte halzen enz.derzelver verwe is dikwijls zwart, blaauwachtig, donkerroode. d. g. men kan van dezelve, als ook van deHunnebedden, eene afbeelding vinden, in ENGELBERTSAloude Staat der Vereenigde Nederl. III. Deel Bladz. 162en 170.. „ Zoo veel, zegt TACITUS, hebben wij in het algemeenvan de zeden der germaanfche volksftammen kunnenopfpooren.''(Aangaande de kleding der Germaanen in het vervolg.)VA-


28r >I V.VADERLANDS C HE DR A G TEN.SCHUTTERS,MUSQUETTIERS,SPIETSDRAACERS.De nevensgaande plaat kan onzen lezeren een denkbeeldgeeven van de wapenhandel in het begin der voorigeeeuw, zoodanig, als dezelve, door verbeteringenen bijvoegfels der oude wapen inge, door den grootflenveldheer van zijnen tijd, Prins MAURITS, toen tentijde was ingericht.De eerfte van dezelve is een Schut of Schutter, met eenftormhoed op het hoofd, een kolder en wijde broek aanhebbende. Zijne wapens beftaan in een roer oïjnaphaan;een rappier, de oude glavien nabij komende, en lont. —Het gebruik van vuurfteenen was toen nog geheel onbekend.— Om het geweer te ontlaaden, drukte men metden duim en tweede vinger de lont, na dien afgeblaazente hebben, in den haan. Afgefchooteo hebbende,werdt de pan wel uitgeblaazen, ten einde men-, bij hetweder indoen van kruid, door terug gebleeven vonkengeene fchade lijden zoude. Wijders ziet men eene grooteS 5en


282 >en kleiner fles. De kleine of het laatfleslen was gefchiktom het kruid in de pan; degrootere, deflesfche, bevattehet kruid , waarmede den loop van her roer gelaadenwerdt. Wijders hangt aan de gordel een rond beursjen ,waar in de kogels waren en een fnoer touw voor de lont.Eindelijk hadden fommigen agterwaards door den gordeleen kleine rappier of ponjaard.Om van het gebruik dezer wapenen eenig denkbeeld temaaken, zal het genoeg zijn, hier het manuaal op tegeeven, zoo als het ten tijde van MAURITS was.De woorden van Cominandemenz.i.Op uw fchouderuwroerwel 13. U lonte afneemt.hout ende marcheert. 14. Ende weder tusfchen d82. Van uw fchouder uw roerneemt,3. Ende met de rechter handom hooch hout.vinghers voecht.15. Uw pan afblaest.16.Op u pan polver doet.17. U pan toedoet.4. In de lincker handt u roer 18. U pan affchut.neemt.19. U pan alblaest.5. U lonte in de rechter handt 20. U roer omdraeijt.neerot.6. Ulontafblaestende weihout7. U lont opdruckt.8. U lont verfoeckt. r*~)9. U lont afblaest ende u panopent.10. U roer aenlegt.11. Schiet.21. Ende neffens u lincker zijdefincken laet.22. U mate (fles) opendoet.23. U roer ladet.24. U laedtftock uittreckt.25. U laedtftock coit vat.i.6. U polver neer ftampt.27. U laedtftock uit u roer treckt.12. ü roer afneemt ende mette 28. Ende cort vat.lincker handt wel hout. 29. U laedtftock opfteeckt.30. U(*) Ferfiecken beduide hier zoo veel , als pasfen, ten eindede fchutter de lont terftond laager, korter of liooger maaken enzoo op de haan ftellen kon, dat hem zijn roer in het fchietenniet zoude vvijgeren.


•C 2§ 3 >30. U roer met de lincker handtvoortbrenght.31. Ende motte rechterhandt omhoogh hout.32 Op11 fchouder u roer legt33. Op u fchouder u roer welhout, ende marcheert naeda fchildwacht.34. Van u fchouder u roer neemt.35. Ende in de lincker handt vat.•Js. U roer wel hout.37. U roer in de lincker handtalleen hout.38. U roer in de rechter handtvat.39. U lont afblaest.40. U lont opdruckt.41. U lont veifoeckt.42. U pan deckt ende ghereedftaat.Generaal Cummandement.U loop om hoogh hout.Men ziet hier uit, hoe omflagtig, met al de verbetering,toen de fchutteren moesten te werk gaan, en hoeveel 'er moest gefchieden, eer het aan het fchieten toewas.De tweede foort van foldaaten waren de Musquettiers.Deze waren genoodzaakt, nog grooteren last te draagen.Immers, bij hun Musquet hadden zij tevens en Furquetof vork, ten einde hun Musquet daar in te leggen, omwel te kunnen mikken , zoo als heden de jagers hungeweer of bus in een oog leggen, het geen zij in eenboom of ander hout fchroeven. Zij hadden mede eenklein flesken met laedtpolver, om de pan te voorzien.In plaats van een gordel om den midden, hadden zijeen draagband van den linker fchouder afhangen, waaraan kleine laetmaaten hingen; toen, in plaats van patroc»nen, in gebruik. Zij droegen hoeden met pluimen.Wij geven hier, tot beter verftand, mede de


•< 284 >Woorden van Commaniement.1. Marcheert met de furquetin de handt,s. Marcheert ende draeght defurquet neffens de musquet.3. U furquet fincken laeten vanu fchouder u mujquet neemt.4. Mette rechterhandt u musquetom hooch houc ende inde linckerhandt fincken Iaet,5. In de linckerhandtu musquetneemt en u furquet nefFensu musquet draeght.6. U lonte in de rechterhandtneemt.7. U lonte afblaest ende weihout8. U lont opdruckt.9. U lont i-erfocckt.10. U lont alblaest en u panopent.11. U musquet om hooch houtende aenlegt.12. Schiet.13. U musquet afneemt endeneffens u furquet draeght.14 U lont afneemt.15. Ende voechlfe weder tusfchen de vinghers.16. U pan afblaest.17. Op u pan polver doet.18. U pan toedoet.19. U pan affchut.20. U pan afblaest.21. U musquet omdraeijt.22. Eude u furquet fieijpt.83. U Mme opdocr.24. U musquet ladet.25. U laetftock uittreckt.26. U laetftock kort vat.27. U polver neer ftampt.28. U laetftock uijt u musquettreckt.29 U laetftock kort vat-30 U laetftock opfteeckt.31. U musquet met de linckerhandtvoorbrenght.32. Ende mette rechterhandtomhonch bout, ende u furquethervat.33. Op u fchouder u musquetleght.34. Marcheert ende draeght defurquet neffens de musquet.35. Van u fchouder u musquetneemt.36. II musquet in de furquetlegbr.37. Op u furquet u musquethout.38. U inusquetin de furquet metde linckerhandt alleen intghewichte hout.39. U lont in de rechterhandtvat.40. U lont afblaest.41. U lont opdruckt.42. U lont veifoeckt-43. U pan deckt ende gherect(tact.De


285 >De derde foort waren Spiesdragliers of Piekeniers ;dezewaren gewapent met een quiras, rappier en fpies , eneen heimet of ftormhoed met pluimen en een fjerp overden fchouder benedenwaards loopende. De woordenvan commando waren1. Opwaerts u fpies draeght.2. Neder u fpies fielt.3. U fpies op u fchouder leght4. Ende plat draeght-5. Schuijns u fpies draeghr.6 Doordepoortufpiesvclt.f*)7. Neder u fpies fielt.8. Opwaerts u fpies draeght.(t)9. U fpies velt.10. Neder u fpies fielt.11. Aent punt u fpies hout.12. Neder u fpies (lelt.13. U fpies ileept.14. U fpies velt.15. Teghen u rechter voet ufpiesvelt, ende u gheweer treckt.16. Neder u fpies ffelt.17. Op u fchouder u fpiesleght.18. Agterwaerts u fpies velt.19. Recht herftelt u.20. Schuijns u fpies draeght.'De kleding der fchutters, zoo wel die in foldij waren, als der fteden fchutteren waren van de gewoone enaanzienlijke burgerdragt onderfcheiden. De krijgsraadskamersonzes vaderlands leveren 'er te veel voorbeeldenvan op , dan dat eene uitvoeriger befchrijving nodigzoude zijn; — niet onaardig is de befchrijving, welkeTENONAGEL des wegens een fchutter in den mondlegt, door den Heer EESKIIEIJ aangehaald:Morgen zal ik eens braveeren,Met mijn fchutters tuighjen aan,'k Draag een Harnas met een tipjen,Daar de vlaamfche (lag op ftaat,Kijk.(*) Dezelve werdt dan , dwars voor de berst heen , recht«it gehouden, om (torrn te loopen.Ct) Tot hiertoe werd ieder commando in drie tempo's ver.tieht; 17, 18, 19 en 20 gefchied ien ook in drie tempo's.


£85 >Kijk, dat fluit men met een knipjen.En ick wedje niet en raadHoe 'k mijn Stormhoed langs den beugelZal vercieren, Ridders wijs,'k Heb begort een heele vleugel,Die men noemt een Paradijs (*)Dien zal ick 'er over jagen.Boven is mijn Jpiets bequast,En om niet te laag te dragen,Met een handsvat, daar het past.Maar mijn degen, dat *s een degen,Want je ziet 'er roest nog fchrap ,z'Heeft oock 't heele jaar gelegenIn een vetten olij lap.'k Zweer, ick fou fier fellef grouwen,Als ick s'afneem met een doek.Daarbij heb ick ope MouwenEn van 't felve ftuck een BroeckGroen Zatijn, om laag vol fchelpen.En gehackt, gelijck fe doen.'Zijde kousfen, magh 't aars helpen.• Banden-roozen op de fchoen.Strickjens, quickjens, en mijn SLUITER,Of je 't looven wilt of niet,Is het fijnfte linne-luijerVan mijn oudfte Suster Griet.6 Je weet niet, wat al parten;Maar het eelfie, dat ick draag ,Daar ick Mouris mee kon tarten ,Is mijn opgezette Kraag.Toen begon de meid te lachen &c.Men(*) Paradijs-vogel,


287 >Men zie wijders de wapenhandelinge met roers, mus.quetten en fpiesfen van den beroemden DE GHE IN uitgegeeven•Dat de kriigsknegten een teken van onderfcheiding.ofzoo als men het onlangs noemde, Liverij aan hadden,blijkt uit eene plaats bij VAN LOON Historiepenn. II.Deel. BI. 101 „ Ondertusfchen ontjlonden door 't aanneemender waardgelderen nieuwe gefchillen; want die van GraafM A u R i T s beveelen niet afhangende, droegen dierhahen ookgeenzins z\]ne, Liverij op hunne rokken, noch zijn wapen ,even als de andtre krijgsbenden, in hunne vendels. Duszag men, bij voorbeeld, op de fluijers der piekeniersoranje - appelen aan kleine fteeltjens, met tweeblaadjensaan dezelve Dus heeft EREDERO,in het Moortje: Waetblijven u hovaerdige vaendragers met haer Lieverijen enJluijers?Trouwens , deze uitmonfterir'g naar de koleur derfteden, heirvoerders, graven enz. had reeds veel vroeger,ook bij der fteden fchutteren plaats; zoo als uit dezedrie blijkt.G. VANLOON, Historiepenn. II. D. BI. 93. Vande Aartshertoginne Ifabella, na dat zij zelve den papegaaijhad gefchooten .• Ja ten blijke dat zij alle de ledendier fchutterlijke Broederjchap voor haare erkende, heeft zijdezelve niet alleen met zijde rokken van haare kleur, enrijkelijk met goud geboord, bejchonken, maar ook &c.MATTH. Analeü. Tom. 1. pag. 488. Ende alle diehollantjche Jleden groot ende cleijn, ende voert alle die dorpenfdie onder die Jleden hoerden, hadden hoer volk daer mede (opeene vergadering , naamlijk, door de Hollanders in hetjaar 1482 belegd.) Dit volck , aldus vergadert wejende,foo heeft elck . groot of cleïn, enen borgermeijster of enenover-


288 >over/lm uijt hoerre fiede mede gehadt, die zij gelioer gavin ,ende e'.cke [lede hadde boer wijmpel mede, ende hoer volckgecleet met der ftede cledinghe. (Ingericht naar de koleurenvan het ftads wapen.)Op den ö Maart 1482 werdt, volgens BALENS befchr.van Dordrecht, gebooden, dat alle de poorteren vanDordrecht hovende 20 en beneden de 60 jaaren, die ter heijrvaertmoeflen, hun zouden laetenmaeken, doorfnedenekleederenvan half rood en half wit, om daer mede, neffenshseren panfers, hhrnasch en wapenen op den 15 daer aenvolgen-ie ter wapenfihouw te komen, men zie wijders hetgeen HUIDEKOPEK, in her 2 deel zijner proeve vantaal en dichtk. op het woord leverij , als ook T. BOE­MAN Nieuwe aanmerk. &c. des wegens hebben aan getekend;voor ons oogmerk zal het ter neder gefielde voorhet tegenwoordige genoeg zijn, te meer, daar wij dezendraad weder zullen moeten opvatten, wanneer wij deafbeeldingen der ouder krijgslieden medédeelen.Intusfchen moet men, aangaande de liverei der foldaatenniet begrijpen, dat dezelve met de monteering derhedendaagfche gelijk flonde ; de Heer j. KOK merktdeswegens te recht aan: „ De eenerlei liverei, of, zooals men nu zegt, het montuur is zelfs van nog geen oudgebruik bij de foldaaten; deze droegen voorheen, iederhun eigen klederen, hebbende zij alle echtereen teken,waar aan men konde weeten tot wat vaandel zij behoor,den, beftaande in het draagen van nestels of banden. Deoudfte krijgswet, die men op het ftuk der kleeding vande Militairen vindt, is van Prins WILLEM III-, van den3Junij A°. 1684. — Schoon de lijfwachten der graavenal vroeg, bij plegtige gelegenheden, Eerekleederen gewoonwaren te draagen." (*)M O-(•) J. KOK, Nederl. Schutterijen, BI. 40,


289 >V.M O D E - N I E U W S .i.Uit DuitscMand.D e mode der Caraco's, fehijnt, daar dezelve te algemeengeworden is , te verminderen ; men ziet veelmeer de Chemifen van onderfcheiden gedaante ten voorfchijnkomen. Een der nieuwfte Mode's vertoont onsPI. XIX. Deze dame draagt eene Chemife van wit linon ,benedenwaards met blaauw en Carmelietgeftreepte breedelinten glad bezet, en boven om den boezem met verfcheidenflrooken gevouwen blonden rijk gegarneerd.Over de Chemife een zoogenaamde Fichu caraco, welkeeene eenigfints breede kraag heeft, waar van de beidefmalle einden onder de armen door loopen en agter»waards in de taille met kleine caraco-flippen eindigen.Deze foort van Fichu is van helder blaauwe taf, metzwarte gevouwen randen omgeeven. De bandelier om detaille is mede van blaauwe taf, met zwarte linten gladTom:


29t> >omringd en naar agteren toe (mal, ten einde detaille niet te kort worde. De lange en zeer nauw fluitendearmen der Chemife zijn mede voorwaards metbruin en blaauw geftreepte linten gegarneerd. Op defrituur draagt zij eene nieuwe Povf d la Marguerite vanwit linon, op welker top kleine einden van hemelsblauwelinten te zien zijn. Een groot blaauw lint omvatagterwaards het geheel. En om de pouf loopt een kransvan zoogenaamde Reines Marguerites, hemelsblauw metgeele zaaden; voorwaards boven het voorhoofd ftaat eenbouqust van dezelve. Deze dragt ftaat voor eene rijzigegeftalte ongemeen voordeelig.Haare Majefteit de Keizerin heeft de beroemde voormaaligemode - fchepfters der koningin van Frankrijk ,MU. BERT IN, welke Parijs dezen zomer verlaatetiheeft en naar Mainz gekomen was, voor haar hof geëngageerden met zich naar fVenen genomen.BERICHT WEGENS DE KRONING DES KEIZERS.De tegenwoordigheid des keizers duurde niet langen kroning en huldiging was in den tijd van weinigedagen voleindigd ; dan dit had noch op de pracht bijde optochten, noch op de meenigte der vreemdelingeneen nadeeligen invloed ; ooggetuigen verzekerden mij,dat de kroning van FRANSzijnes vaders volkomen gelijk was.DE IL in beiden aan dieMen rverd echtereindelijk het goud en zilver, de borduuifels en de uit-Heken de levereiën indedaad moede; immers, waar mende oogen floeg, zag men niets, dan dit, en door tegr 00.


291 >groote ineenigte en door te groote verkwisting desedele metaalen , verliest men den indruk , waar inde keus, kunst en fmaak in verwen en desfin van,eenigen zeker niet zouden gemist hebben. De keurboheemfcheverkiezingsbode, vorst ESTERHAZIJ, kenmerktezich bijzonder door de pragt zijner bedienden.'De rokken waren hemeisblaauw met zilver en de kledingder paarden en hufaaren , allen uitgezochte , wek>gemaakte knaapen , overtroffen aan rijkheid en bor^duurfel alles, wat men zich fchoon en pragtig kanuitdenken. Het ftaats - tuig zijner zes paarden , waarvan de kettingen met goud belegd waren, fchatte menop 60,000 gulden. Het openlijk hall, het welk dezevorst gaf en de illuminatie ter viering der kroning,getuigden mede van zijne zucht tot pracht en zijn goe^den fmaak. Voor dit Ball waren 1500 Billets uitge.deeld. Het werd in het zogenaamde Roode Huis gegeevenen men had een zaal of gallerij gebouwd, welketot aan het huis in den hof toe liep §n fraai gedecoreerdwas. Men zegt, dat de bouw en verfiering dezergallerij en des overigen toeftels, den vorst alleen 12000gulden gekost hebben. Een heerlijk tooneel was het,in deze gallerij , aan een eenige tafel, over de 50adames te zien fpijzigen; een even aangenaam gezichtwas voor mij, bij de intrede in de groote zaal, dekring dezer dames , welke op eene Estrade, langs dewanden heen zaten, terwijl het midden door heerenendansfenden vervuld was. De meesten dezer dameswaren in eene balkleding, in den fmaak eener caraco,van wit, zilver- of italiaansch gaas, en van de uitvindingvan Madame MARQUIS, eene modehandelares taParijs. 'Er was een overvloed van ververfchingen, enïawij-


wijnen van allerlei foort, en even zeer bewonderdemij de goede en fpoedige bediening bij zulk een grootaantal en gedrang van gasten. Ter illuminatie op den14. Julij had de vorst de frontespice van een gebouw,van hout en in een fraaiën fmaak laaten oprechten.In de benedenvengfters zag men de beeldtenisfen vanK A R E L DEN G R O O T E N , HENDRIK I., O T T O L,RUDOLF I,, FR ED RIK I. en M A X M L I A A N I.I IDe tweede verdieping leverde een zuilen-gang van dedorifche orde op , van welke pauken en trompettenklonken. Op de gallerij zag men dansfende beeldenen offer-altaaren. In het midden was des keizersbeeld, met een keurlijk brillanten-vuur verlicht en onderden keizerlijken ftraalenfchietenden adelaar was de volgendeinscriptie:HONORIFRANCISCI II.AUSTRIACI AUG.INAUGURAT. ROM. IMPERATORISM. THERESIiE BORB. AUG. UXORIS AUGUSTIUNIVERSADOMUS AUG.AMPLISSIMI VII. VIR. ELECTOR. COLLEGIISPLENDIDISSIMORUMORDINUMLEGATORUMPROCERUM C1VITATUMTOTIUSQUE IMPERII ROM. GERMANICIFELICITER.Nimmer vergeet ik den tocht des keizers in dendom, ter kroning met de edelfte houding zat hij inde


293 >de fpaanfche goudlakenfche kleding op het trotfcheros; vriendelijk en liefwaardig bedankte hij het juichendvolk , dat met mond en hart een onophoudlijk vivatriep.Zoo dra de keizer, in de eerwaardige altfrankifchepompe uit den dom terug keerde , werd fpoedig hetvivat geroep verdoofd door het gedonder der kanonnen,en het geluid der klokken.— Voor de menfchenvriendwas het niet zoo aangenaam, veeleer verlaagend,aan te zien, hoe de menfchen, om eenige druppelenwijns , om eenig geld enz. elkander verdrongenen bloedig floegen. Het beste daar van was het geldftrooiën. De graaf ZINZENDORF verrichtte zulks endaar de zon op de blinkende, de lucht door vliegendemunten fcheen, geleek elke worp een gouden of zilverenregen. Deze gedenkpenningen, welke van tweeërleigrootte , en van zilver en goud waren, hadden op deeene zijde fcepter , zwaard en rijksappel, kruisgewijzeliggende, met de fpreuk; Lege Fide. Op de anderezijde las men:Franciscus Hung. rjf Be-hem. Rex Arcti. Aust. M. D.Hetrur. eleiïus rex Romanorum coromtus Francofurti XIVJul. MDCCXCII.Men gaf in twee fchouwburgen duitfche tooneelftuk.ken. In den eigenlijken ouden fchouwburg fpeelde hetMainzifche gezelfchap, wijl het in deszelfs contract eenetweede kroning in een bepaalden tijd, uitdruklijk hadvoorbehouden. Het nieuw Frankforter gezelfchap fpeeldeintusfchen in den nieuwen, op de paradeplaats van houtopgebouivden fchouwburg. De plaats en dedunnewandenwaren voor de toefchouwers zeer Isstigï door hetT 3ge'


294 >geraas van buiten kon men het grootst gedeelte niet verftaan.De acteur IFFLANS had een gelegenheids-ftukgemaakt, de Eikenkrans, in een bedrijf, de inhoud waszeer pasfend; hij fpeelde zelf de hoofdrol. De inhoudwas deze: Een dorp had door den dood, zijn opperhoofdverlooren ; overeenkomftig het oude herkomenverzamelt het volk onder een eik om een nieuwen tekiezen, en de keus valt op den zoon. Eenige onrustigenabuuren, van welke een den naam van Jacob voert,doen hun best, den kiezenden op een dwaalweg te leiden;'— dan te vergeefsch.Geen hesfisch leger vermeerderde voor ditmaal debezienswaardigheid der krooning, dan daar voor genootenwij eene andere, niet minder fchoone, te wee ten,de doormarsch van vijf fchoone pruisfifche regimenten,Herzberg , Borch , Vietinghof, infanterie, en Kohier enWolfrath hufaaren. Levendig viel mij toen de ftropheeenes krijgslied in:Daar trekt een hoog en Jlatig -woudVan blikfemend geweer,En het ontrolde vaandel golftEerwaardig voor hem heen.Diepe ftilte heerschte door de rijen der krijgers enhet gedrang der aanfchouwers, die vol bewonderingdeze uitgelezene manfchap aanfchouwden en dus trokkenzij, eerwaardig en vreeslijk, het balcon en de oogendes keizers en der keizerin voorbij, en hunne hooge,roemrijke beftemming tegen, om rust , orde en gelukeen ontroerd^ rijk te hergeeven. Wanneer gij de rang*en ftamlijst der pruisfifche armee wilt nazien , zult gijvinden, dat eenige regimenten, welke thands aan denrhi/n


295 >rfaij'n ftaan, reeds aan het einde der voorige eeuw c'a.rzegepraalden. Zoude de trotfche LODEWIJK DE X1V.toen wel vermoed hebben, dat deze zelfde troepen eenszijnen naneef de kroon weder zouden gesven? welke eenerol fpeelt thands Duitschland! wee den duitfcher, welkezulks niet voelt en niet trotsch daar op is!Journal des Luxus und der Mode, van September. •' 2.Uit Frankrijk.Alles gaat hier weder den ouden gang, en het ziet 'erthands vrij rustig uit.Sedert de vijanden teruggetrokken en wij tot in Frankfort toe doorgedrongen zijn ,zweeft het lied der Marfeiiliaanen over alle tongen , enhet p ira heeft, federt den io Augustus vrij wat veran.dering ondergaan, en begint mpa va grand train!Voorheen was.het etiquette, de mode voornaamlijk inte richten naar de koleur en verfierfelen der kleding vanhet hof; dusdanig eene mode duurde drie maanden,dit is, een faizoen. De hoofden der dames waren metkanten voorzien; derzeh-er armen, hals en ooren metdiamanten.De gedaante der bonnets veranderde nietweinig , geduurende dezen tusfchentijd ; fraaie kantenvaneen verbaazenden prijs, konden niet weinig bijdragen,tot de veranderingen, welke fmaak en grilligheidbegeerden.Dan federd eenigen tijd heeft men gedacht,dat de kanten niet dat aanzien gaven , evenredig aanderzelver duuren -prijs , men heeft gedacht, dat dunT 4f a'


206 >fatijn, taf, gaas en linon, naar willekeur allerlei fooi tenvan fraaie plooien konden vormen en zich op verfcheidenwijzen vereenigen met bloemen, pluimen en lintenvan alle koleuren. Hierbij zijn de dames in het algemeenvan oordeel , dat het niet voordeelig ftaat, omtwee dagen na eikanderen op dezelfde wijze gekapt tezijn; zij kappen zich dus nu en cheveux, nu en chapeau ,nu en bonnet.Kleine bonnets behaagen meer, dan de groote, zijnveel natuurlijker en kunnen op veelvuldige wijzen in ge*daante en koleur veranderen. Die, op de nevensgaandeplaat is van geel taf "'•men kan dezelve ook van gaasmaaken) zonder papillen , zij is gegarneerd met ftrikkenvan geel lint, door welke kleine takjens van kunstlilaste zien zijn. Twee geele ftruis - vederen verfierenhet geheel. Het hair zonder poeder is thands de grootftemode. De halsdoek is van linon.Het Corchet is van geftreept taf, hemelsblauw en nakara.De piece wit; de echelle van geel lint; de mouwenzijn op de handen geknoopt, waar men thands geenelinten meer draagt.De rok is van linon , met een drievoudige falbala ;men droeg reeds lang geborduurde rokken en men draagtdezelve nog; doch de groote falba.'a's zijn mede nogin gebruik. De fchoenen van geele ftof. Men draagtdezelve ook van maroquin, bijzonder des morgens, f»Da-00 Bonnet de taffetas jaune, (on en fait aulïi de gaze) fanspapillon ; il eft gsrni de nceuds de ruban jaunes, dans lefquclsfont enlacécs de petites branches de lilas aitificiel. Deux plumesd'Autruche jaunes. Cheveux faas poudre ; c'eft la grandemode. Fichu de Linon.Cor.


2 9r >Dames van distinffie vereenigen cok het zwart metgeel. Dus heeft men bonnets van zwart gaas; georneerdmet kleine Zèphijres van geel lint; met een papilion ,beftaande uit een ronde plooi van wit gaas. Een wittepluim; daar deze foort van bonnet het voorkomen heeft,van niet op het hoofd gehouden te kunnen worden,wordt dezelve vastgehouden met een bandeau van zwarten geel lint, welke door het hair heen loopt en bevestigdis met twee ftrikken van geel lint, gefneeden,e«sep&;w.Deze bandeau geeft bijzonder het fraaie aan het kapfel.Corcetten en Pierrotst zijn zonder flippen vm Mousfeline -een zwart en geel geftreept lint vormt de bandelier. ~Men draagt wijders rokken van mousfeline, omzoomdmet een zwart en geel geftreept lint.zijn hierbij geel. (bjDe fchoenenDeCorcet de taffetas rayé de bleu - ciel & de nakara. • .La pièce eft blanche , & 1'échelle eft de ruban jaune.L'amadisfe boutonne ; on ne porte prefque plus de rubans auxpoignets.Jupe de linon , avec un iriple falbalas. On a porté long.tems des jupes bordées , & 1'on en porte encore ; mais lesgrands falbalas font auffi en ufsgc.Souliers d'éroffe jaune. On en porte auffi de maroquin , lematin fur-tout.(*) Bonnet de gaze noire, orné de petits zépbyres de rubanjaune ; le papillon eft fo/mè d'un plis rond de 'gaze blanchePlume blanche.Ce bonnet auroit 1'air de ne pas pouvoir tenirfur le fommet de la tfite, s'il n'étoit ret.nu p a run bandeau deruban jaune taillés en zépbyres.de grace h la coiffure.Fichu Linon.Corcet, ou Pierrot fans queue de mousfeline.Ce bandeau donne beaucoupRuban rayé de noir & de j-une, formant la ceinture.Jupe de mousfeline , bordée d'un ruban rayé noir & jaune.Souliers jaunes.T 5


De ftoffen , geduurende de herfst zijn Pekin, Gourgouran,Gros de Naple, Florence enz. Hemelsblauw, metwitte zijde opgelegd, zijn zeer in gebruik; dusdaanigziet men pierrots en rokken, fraai met witte zijde geborduurd.De halsdoeken , onder de pierro's gaande ,ftrikt men'voorwaards op den boezem. Pisftache-groen,met zwart en geel lint, onder aan de rokken en opde handen, ziet men mede; waarbij men nakara fchoe.nen voegt; de waaiers zijn geel, de beenen nakara. —Witte halsdoeken van linon met een breede nakaraftreep ziet men mede veel draagen.De mode der heeren is thans zeer eenvouwig; veelengaan met rond hair.3.Uit Engeland.Hier is, in het rijk der mode niet veel nieuws ,zelfs de laatfte verjaardag des Konings leverde deswegensniet veel op. De koning was zeer eenvouwig ,zoo als doorgaands op zijn geboorte - dag , en zondereenige pragt gekleed. Des te rijker en pragtiger wasde Prins van Wales. De hertog van Jonk droeg zijnregiments uniform met een ftar van brillanten en dehertog van Clarence zijn marine uniform. Alle de heerenhadden geftreepte zijden rokken en broeken enwitte rijk geborduurde vesten. Bij deze is eene nieuwe


299 >we mode-koleur, naamlijk 'Couleur de Carbeau, welke'erdonker, bijna zwart of ftaalblaauw uitziet. De broekenwaren van dezelfde ftoffe als de rokken , eenigen echterdroegen zwarte, wanneer het kamifool van dezelfdeftof, als de rok was.De koningin was ditmaal buitengemeen rijk en pragtiggekleed en bijna geheel in brusfelfche kant en met juweelenbedekt — de overige dames waren geheel in eenfranfchen fmaak, en leverden niets nieuws op.T O O»


•C 3°° >,. .' v i.T O O N E E L - N I E U W S .« ==>BESCHRIJVING DES NIEUWEN GORD IJ NSVOOE HET KONINGLIJKNATIONAALTOONEEL TE BERLIJN.De Godin der Schouwfpeelkunde zit op de wolkenDrie geniën des treurfpels en drie geniën des blijfpelshouden zich met derzelver zinnebeeldige teekenen bezig.Over dezezweeven drie geniën, tot de dans en muziek -kunde behoorende. De godin zelve trekt het voorhang,fel eenes tempels terug, agter het welke de ondeugdenverborgen zijn, welke op het tooneel, deels befpot,deels in een haatlijk licht geplaatst worden. Men ziethier den gierigaard bij zijn geldkast; de dronkenfchapop haar ton, hoe zij, midden in het drinken, de fchaa]weder vol giet. Nevens haar zit de vraatzucht, welkemet beide handen de fpijze ten monde induwt. Menziet de valschheid, welke achter den rug een dolk ver.bergt, en een momaangezicht voor het gelaat houdt.Verder de vertwijfeling, zelfsmoord en het zwaardende fakkel van de furie des toorns. Nabij deze neemt devieeze de vlugt en rukt twee verfchrikte kinderen metzich


3°i >zich voord. Eindelijk zijn 'er nog twee beelden , defpeelzucht en den wellust voorftellehde. Boven de godin.der fchouwfpeelkunde zweeven de deugden in de wol«ken: naamlijk gerechtigheid met heure weegfchaal in dehand. De dapperheid in haare wapenrusting. De kloek,heid met de fpiegel, welke met een flang omwonden is.De hoop, aan haar anker te kennen en twee perfoonen,de vriendfchap verbeeldende, welker zinnebeeld een ftaf;s, waaraan zich het klimop flingert.De architectuur op dit gordijn ftelt den ingang eenestempels van eene dorifche orde, voor. Op beidezijdendes ingangs zijn nisfen , in welker eene het metaalenbeeld der tragedie en in de andere der komedie verbeeldwordt te ftaan; bij de laatfte ziet men een fatijr met zijngeefel en rietpijp. Aan de voeten der tragedie liggen Ians^zwaart, fchild en gekroonde helm: tekenen des heldentreur/pels.Boven dit beeld ziet men, in medaillon, hetborstbeeld van Sophocles en boven het andere een foortgelijkvan Menander. Boven in het lijstwerk tusfchen detriglijphen, ziet men antique mommen, zoo wel van hettreur- als blijfpel en andere tekenen, tot het tooneelfpelbehoorende.De uitvinding en uitvoering is van den directeur derkoning!, fchilder-academie, den beroemden BJ^HNH&SSROOS.Berl. mmatjchrift.O?


3°2 >1,1 ik J IEen navolgingwaardige bijzonderheid is het beflm'tder Parijfche regeering, om bijzondere aandacht te vestigen, ter weering der laage en zedenlooze(lukken, welkealdaar aanhoudend op die theaters gefpeeld werden,welke bijzonder door het gemeen bezocht werden.Het ware te wenfchen, dat in ons land hierop ook nauwkeuriggelet werd; vooral in de klucht- en blijfpeeleu.•a•>ln deze en de voorige Maand zijn op den AmfleldamfchenNederduitfchen Schouwburg vertoond :De Gewaande Toverij, Zangfpel. Hamlet, Treurfpel., Het Spreekende Schilderij, Zangfpel. —Wilfon, Tooneelfpel. Waldheim, Tooneelfpel. —Delwee Neeven, of de Fravfchen te Sivilie, Blijfpel, doorden Heer E A R E N T C O M M A K , voor 't eerst vertoonden vervolgends herhaald , 't behaagde vrij wel aan 'talgemeen. Nanine, of het Verwonnen VóorSerdee!,Blijfpel. Lou'fe en Vufan, Tooneelfpel.De Vrouw naar de Wneuü, Blijfpel. De Huichelaar,Blijfpel. Phijfionomie, of Karei en Sophü,Tooneelfpel. De Verbeterde Dwaas, Blijfpel.Jfigenia in Aüis, Treurfpel. De twee Jagers enhet Melkmeisjen , Kluchtfpel met Zang. Artaxerxesof de Bezoedelde Onfchuld. Treurfpel.la


3°3 >In de voorige Maand is te Leijden door 'de nieuweTooneellisten ter opening van het Tooneel ver-_ toont:Krispijn Testateur en Gelegateerden, of de Erfgenaamdoor List, Blijfpel , voorgegaan door de DankbaareZoon, Tooneelfpel. •• Wijders R. Bontius, Belegen Ontzet der Stad Leijden, Blijeindend Treurfpel.De Deugdzaame Galeiroeijer, of de Beloonde Vaderliefde,Tooneelfpel. ——— De Reizenden , Tooneelfpel.Het School voor de Vrouwen , Blijfpel. , Het OnbeftorvenWeeuwtjen , Klugtig Blijfpel met Zang enDans. —— De Vlugt van Eneas en de Dood van Dido,Treurfpel met Straatliedjens. De DeugdzaameGaleiroeijer > of de Beloonde Vaderliefde, Tooneelfpel.• De Verbeterde Dwaas ; Blijfpel.Beverleij of de Gevolgen der Speelzucht, Burger Treurfpel,de Rol van Thomas is door een kind van vijf jaarengefpeeld. — De Zwetzer, Klugtfpel. • Mevfchenhaaten Berouw, Groot Tooneelfpel. Krelis Louwenof Alexander de Groote op het Poëetenmaal, Blijfpel. •Advocaat Patelein , Blijfpel. Don Quichot, of deBruiloft van Kamacho, Blijfpel. • De Wiskunflenaarsof het Gevlugte Juffertje , Blijfpel. —— Broeshar. ,Klugtfpel. • Zoè, Tooneelfpel, aldaar voor't eerstvertoont. Krispijn, Fihfoof, Blijfpel. — •El.


KT 3°4 >Elfride, Treurfpel, nooit aldaar vertoont. — — HetLeijdfche Studentenleven , Klugtig Blijfpel. DeSchoorjleenveger door Liefde, Ballet Pantomime. •Menfchenhaat en Berouw , Groot Tooneelfpel. DeSchipbreuk der Engeljche Matroozen op een Wild Eiland,Groot Nieuw Ballet Pantomime. Gijsbrecht vanAemftel, of de Verovering der Stad Amfleldam , GrootTreurfpel. • De Pagie, Tooneelfpel. •' DeWiskunstenaars, of het Gevlugte Juffertje, Blijfpel. •De twee Houthakkers, Ballet Pantomime.MEN.


€ S°5 >M E N G E L W E R K .MYiSr HEER!D it Brabandfche produftjen, dat, zeker ten onrechte»aan ANNABIJNS wordt toegefchreeven, fchoon hetkentekenen van hoogen ouderdom draagt, fcheen mij tefraai, of liever te oorfprongiijk in zijn foort, om he {u niet mede te deelen. Vooral daar de materie van hetzelvezodelicaat is. 't Blijkt althans daaruit, dat dedragt van Favoriten of Engelfche Lokken, waarlijk eenezeer fchandelijke dragt, waartegen de wetten van Kerken Burgerffaat niet wel te veel kunnen ijveren, al zeerlang in de manier geweest is, maar dat zij en dat metzeer veel reden, van ouds her reeds Hoeren-gordijntjensgeheeten hebben. Ei lieve zo het ftukjen niette groot is,zet het dan in uw kabinet en beweeg den uitgeever, dathij het met oude duitfche letters drukke, opdat het eendes te Eerwaardiger voorkomen hebbe. Hoe verfoeilijkVook


€ $o6 >ook die dragt zij, laat ik dit nog moogen [zeggen, dunktmij egter de leering van den Prince der kamer, dat„ Geestlijken, die tegen kleinigheden zo geweldig ijveren,„ door deszelfs gevoeligheid zeer blootgefteld zijn aan„ vleeschlijke verleidingen van grover foort,," zeer gegrondte zijn, •- Vaarwel ik benUw beftendige Lezer.Totte


Cotte ^cc/nsfie ban bfe briftfcje Patetfienjltn fiet fiijonbece/bfe&


SCan bit aanfic ^atStttncn^ ban 9Unttoer»en.Afitxt btfrreete H&aegbefienji l ban eenen utoet fïebege*nooten/ontbanget gbp biete een OUD rymducfi^cn/ bp jnntneeten nemmer beuc öescn getrucfit.


Bat gonBetixfie mtlfclt.maabu 3[oijanna/ Bffipfenne Bat Mwtm Bes$ SSciaitta Binnen fêanttoerpen.Patec ^etontmuiei «iïnipftfaaere/ frloo? enöe 23iegtb8»uer Ban Bat fólooitece.©e $eiiige tfitcte.©e Prime Ber €amere/ 't lelpfien Ban Calbarten/ i»liefde BloepenBe.Bfe


3 1 1 >©ietoebjfi^coben.^at ^onöelitRe ©Ieffcöe / inne be gbebaante baneene naftenöe giont&prnutoe/ fiomt fnboerber.fpfecjcle j'ö fptecjbelenbe en fpreeftt.i^oe baec oocft fnne tut feloojirere bfe öetlfss Jpurfe/Mit boer belftbe biteinicje clergfe/SSojert teaben mpn enbe mpner macbtene/30I boec ben paepe en be paepinne betfiraebtene.3|cfi bebbc alrebe be I&aeabet 3!obanna beloeret/©fe 30 beel juateSen^ loafet/ atë 3P boer bafrlocfienjtsoeret.üoere preufiahren bfe lopene baüt tot eenen cnöe/€nbe 3? anfeboumet be Mogtere bot ban cllenbe.$a batte (eft benne mereften seer bejtoaerfneft/&tact öe Hasflbct/ mant batte i$ 3? elaerlpcft/Ba uit boeren beööe; baec boer feft 3e (tappen/


3 1 2 >jet/ omme bat Hef ftsnbniet te toerfcbricfien/^aBtfiens! met mpnen pinMpn op be beure tiftften.^onbelftfie ©leffcbe ticfit.©e Haarjftet SJobanna.Wsit ticfit baec 30 ontibelicfi an mgncc beure.Sfcft oen Set/ brunbin/ laet mp maec in boer be fccurg.m- %Sfct Bbp bet/ gtonöelicfie $leifcbe/3St gbe 't*si. ©.gicfibenbet/ boe open/ JftaeflbefienBebenebpo.M %%tW meinbe bat bet patere SSorfoete jou toejene.ss.€omt bie ban bier Snel utoe pene genefenc ^©atetfien 2f5ocfoete/ o batbie einige man/©ie bcp mpnec fmecten bfec fmpbiBben fian.ar, ©.$3 beeft / jo ffi bope/ op ute batte Blote bscmoufje*M. %%i Ifebe! en icü boucc outoe leffen tocl in bet ogbe.


•C 313 >$>bp öoct tel / mpne febatte! maer boerbe fcB 't u nfet seggfccir/SCcfe jou &aejjt bie reDene met gion&e fuffifantteberlegeben»Baant claettpfi befpeue iö Die/ tot mpnec Doctrpnen/©at Die bruine loufienji/ bfe mooi metéfiemS gotDpncn/3Cen De flagen ban uïa tocutboufojpn an 't beebfopnen.©at té mp tot mfner groter ergenijj geblefieae.3!& jat/ jonber baer/ tot n betoaerbepb blotelpfi fprefiene:


314 >e. ©.Stgü nu eenji loncïtbroutoe/ feps een*i in mgner fptegbele/©hp in&t mp fo feboon/ at? 2Batbfeöa of 22big!;ele/ipfoe fijollen bie lorBtité/ langtf umcn jtoaenen tofttenbaté/€n De Cjoilignjcnenji/ 30 boüeHeng/ ftaen ftat boben aljim- %o $oe begin ïfi beur pater Cnipfcfiaere te fcbromene/fflt Duntfit baet Igfiet totl iemant op be trapte comene.«35a gbp ban maer binnen/ té bet pater 25orfoete/©an jat ift hem innelaeten; erft minnelpfi greete.lEaer té bet pater €nipfcbaere/ bie jotte patere/©an ?u!t gbp mg booren lacben enbe fcbateren.Haaer mpn lief moeateefien/ lach g£p cm bet geeftiifiebetirogb /


€ VS >£ ©.bab/ mi Jiemaertbue/ Dat gbp Daer niet 6raö£t.p. €.3P 3QI Snel jarghen / Dat gijp mp efct racet.& $.i©ef pater Cmpfrfiaere/ a* gijp mp Dan recbt befJct/jan öen ics emmer* $> geheet tjerïno^prptn niet.«n toiiDegftn mp niet ;n ufo fcarteeonterfaeijen/©an jauöt gfip mp toerfpoeDig Den rugge toeDraeijen.3ffi !)ouae bet althans beur fifierlfefi enoe g Öeto#/©atfeetpaternteifcFj/ boe geca^öeo/ mtifomm


3i6 >«jeilicje ffutia op/ wet eene BfteesSfclitoeepe/bie bp elften ftaa bpet enbe boncbenaffcöpet.ïDeth toecb mjt alle sonbaeren blein enbe gjoot/S i belten Lten5Sfmcfien at* injeeeen b.ep oot/SU S !te namennen*/ «ft al baet5;e ole bebetti 8en öuufte no öbet on 5eii Be beminnen,«ïcb móet bp anbcuöenbe continuaep inftimuleeren/Inbe keepen boo ?t bie bibbe bette seeffelicRe beeren/m te IOB 3B» »* t' tepngaebeniecenreebt petto»/pb bat ft mp na pater «öaeremV« be Glorie ban bee* «jciltflen ftebe te augmenteeren/S I Met » n n a moet « t Mpaterfien Cnipfcfjaere/ toaec fchuttt öP in ben boetb ?f. £.«t^tpb/Wffuria/ batfflbe^etinboerbereel% JFcjactflecpenbe boojt.p. Cjjpn aancK rooibt toatftpbete.ï|. ff-«genen toittfejbeno* behoeft seenen örpbtre.*est tjbs al om


3'7 >p. c$eftfge ffurfa/ oat en fteb


318 >ie/paterifomstteu* ateecDiS/iR lagbaefïnogopu^pnbeb< ,Sic» bab mpn buijbea nog maer baifïoegen opgbefet.25a/ ba/ baar jfe icfifte toeber/ öie bermalcbpbe bairen/©IcIjoereng&^öunfReniEi/ bfe mp 30 lang een argetnijj toeren.% op baee «npen.SCcft bib «/ tuil je fparen/ gbejonbc pater dlnipfcbaere/Sfjnjie mpne jon'HbcpD/ en jp niet jo tol cru&elitett.©ie IgoerengojbpnfficnjS merftecren geen barmbartfg&eib/©on befe icbaer/ mp tmo? be bcilige tfucia ebegeebcn.»heilige patere / ica bib u/ gfeenaDe/gftenaöe/ latten je leeben.p. cBeenobftinate 3!oanna neen/ btrmetene bftfcfpetinne/gjcfe cnfp je u ban bet boofd/ uit puure minne.C cnipt %. met be febaer banèeilige furia be jplofiKenban ba boofD.% bat ben pater om ben bal*.Hit puure minne/ 0 geeft gp mp ban toat meerber gtatfe.


319 >P- C (Wettige ffutfa/ Beeft ma Brasten in tetw temptatie/©ie oosBensS ban bet maegoeBen/ Dfe oogfien / so'gaooite«ctfige ffutfa beclojs uit Deejen labprfntb uwen joone.»• ff.€ftacïe mpn joone/ mp f* De poteva* ontnamen/©e EonDiBe ©teffc&e ig mp Daer tesen gbecomen/€n beeft mp mpn ameep en mpn ppten ontnomen.%€t patertje tuijftet g&p niet na Dat omDmpfcbe teemen/Eaeten top famen in mpn tel mat jonffe neemen.«bp öebt mpn maesDelpfie ftafrfien*afgefneDen/©at moet g&p mp btrgoeDen D003 urne andere goebfBbeDen.p.


320 >H&ooglifi 3at patetfienCnfpfcöa««/ooo2 mpn ffimulogcbrccb?/'t^efiagtOerCnipfcftaeten ttoee eeutoen na spen doob boenleetoen.pynte ber. £amcre.gbete fftecfie fiettot jpne beterlngtje en fieHcerfna&e/€n Bisonbeclfcfte aan be heilige ptfcrnenji tot leerincfte/Biet al te beele na bie oorbla3ingber öeilige Jpucia te luikeen /


4O V E R DEfOURNOOI-OF RIDDER.SPELEN,H st is ons oogmerk niet, in de befchrijving der ou«de en vermaarde tournooi-fpelen, te onderzoeken, iahoe verre derzelver oorfprong bij vroege volken zou.de te zoeken zijn , of de grieken en oude romeinenfoortgelijke ridder "fpelen beoefenden en in hoe veribdeze aan die der middeneeuwen den grondflag gelegdhebben. Wij hebben flechts weinige en dikwijls onvoltdoende berichten dier oudfte fpelen, welke de eerftevolken te paard beoefenden; de romeinfche renfpelenwaren van de door ons bedoelde fteekfpelen onderfcheiden.Ons oogmerk is alleen, onzen lezeren van de laatftenalleen eenig denkbeeld te geeven , opgemaakt uicde berichten, welke men daarvan heeft te boek ge.fteld.De naams - oorfprong is onzeker en de gevoelens deswegensonderfcheiden. Intusfchen is het waarfchijn-Xïiikst,


Kt 322 >lijkst, dat dezelve van het germaansch Turnier of hetlatijnschtornare afftamt, in de rondeloopen,zich rondomwenden; hetzelve komt over een, met de beweegingen ,welke men in dit fpel moest maaken, bij de duitfchersoulings treen genaamt, van waar Treekampff, Treelauf ,Renfpel. Voorheen had men het fpreekwoord : eentomooiken om gaan, voor een wandelingjen om.Vrij zeker is de oorfprong dezer fpelen zeer oud ,daar men zich van onheuchlijken tijd af heeft toegelegd, om fpeelsgewijze de jeugd , ten ftrijde en inde wapenen te oefenen. — Het zoude dus eene vergeeffchemoeite zijn , om den eerften uitvinder en inftellerdezer fpelen op te fpooren; algemeen belang, algemeeneveiligheid leerde de volken, zich tegen buitenlandfchenaanval te verdedigen ; om deze verdediging behoorlijkte verrichten, had men vaardigheid noodig en bekwaamheidin die middelen, welke men rer verdediging aanwendde;niets was dus natuurlijker, dan de jeugd reedsvroeg daar in te oefenen, en niets vuurde deze oefeningmeer aan, dan de wijze, om hetzelve te verrichten, indenfmaak vanopenlijkefpelen,waarbij men eere behaalenkonde. De wijze waarop zulks gefchiedde , veranderde,naar den tijd , naar de onderfcheiden volken en denafwisfelenden fmaak der eeuwen.Intusfchen zijn 'er, welke beweeren, dat vóór HEN­BRIK den Vogelaar, geene tournooi - fpeelen zouden geweestzijn; deze 11 END RIK was een zoon van OTTOden dooiiuchtigen, hertog van Saxenen werdt gebooren inhetjaar 876en flïerf936,een vorst, welke inzwaare oorlogengeduurig ingewikkeld was, vooral tegen de Hunnenen Wenden en hierom zoude hij de tournooi - fpelen dit*gevonden, althands vernieuwd hebben, ten einde daardoorhet volk in de wapenen te oefenen : nogthandsii


323 >is dit geheel zonder grond, daar, reeds in de negende'eeuwe door LODEWIJK en K A R E L , zoons van LO-DE WIJK den vroomen, vergezeld door hunnen adel eenfoortgelijk ridderfpel te Worms gehouden is; ja dezefpelen waren zelfs niet onbekend aan de Gatten, Longo.barden, Franken en Germaanen en, fchoon bii de griekenenromeinen, in hunne Ludi troiani en decurfwnes;oefeningen waren, welke met die der ridderfpelen overeenkomsthadden, is het echter vrij zeker, dat de Got*ten 'er de voornaamfte uitvinders van waaren, van welkenhet dsGaulen en van dezen weder de duitfchersgeleerdhebben.Over het algemeen echter fehijnt het vrij zeker, datdeze. HENDRIK I. deze foort van Ridderfpelen bijzonderaanmoedigde; nadat hij de Hunnen gcflagen had, hieldhij dus, in 933 een Tournooi-fpel te Magdeburg tot vermaakvan den duitfehen adel, en naderhand zijn dezeen foortgelijke veelvuldiger, dan voorheen, in duitschlanden elders, herhaald.De wapenen, waarvan men zich in deze ridderfpelenbediende, beftonden, in een lanjïe; dezelve waren twee-'ërlei; de eerfte foort was zeer lang; men noemde dezel»'ve bij de duitfchers Stangen; dus ook bij ons; KILI-A E N vertaalt dus Stanghe door een fpiets. Dus heeftR u x N E R , een fchrïjver, welke men niet veel kan betrou»wen, doch die echter de wapenen, bij de tournooi fpelengsbruiklijk, goed befchrijft, dat de Grieswertel verpligtwaren,met Stangen op detournooi plaats te verfchijnen,om elk te befchermen en te bevredigen. Deze GrieswertelWerden uit goede oude gedachten gekoozen, bleevenbinnen het affchutfel, tusfchen de pilaaren op eene bepaaldeplaats, ten einde de ftrijdenden, indien het teX 2hevig


324 >beving ging, dat niet zelden gebeurde, met deze fta».ghen of ftompe lancien van een te fcheiden; zij haddenzekere bedienden, Stabkr genaamd, met lanfien voor"zien, onder zich , ten einde, des noods, toe te fchietenen den noodlijdenden te hulp te komen.Het tweede wapentuig, was een korter, in de gedaantevan een harde knots; men noemde hetzelve een Ridderof tournooi • kolve. Deze Knotfen komen mede voorbij JAN VAN HELU, onder den naam van Chtpple.Maer Clupple haddens alle, tinden. (aan 't einde)Met groeten hoefden geprikelt.Dus ook heeten zij elders, kufen, dievolnaghelenfleken,of kuyfen, kudfe. M. v. VAEKNEWIJCK III, 51.Te groeninghen hadde hij 00c groote viüorie,Daer broer Willems van Renesfe cudfe zwaerwouch,Die vjc vermoeijde Franfoijfen verflouch.W. von Gravenberg.MenEijiH kolbe her gevieng,Die ijm an den armen hieng,Die was von flale harte groz •In beijde hetide her fe jloz,En reijt denjungen Ritter an.ziet dus, dat deze Kolve een gewoon wapentuigwas; men had dus bijzonder in 't graaffchap van Guines,in Picardijen , kaerels of dórpslieden, welke bij.zonder daarmede gewapend , kolfkaerels of Colve Cerligenaamd werden; zij komen bij MELIS STOKE voor,onder den naam van Staven.Dee


325 >Doe ghinghen fi hem weren Jlrange,En vochten alfo langhe,Beide met ftaven en met f werden.Die, volgends HUJDECOPEK, waaruit wij dit laatfteontleenen, zie III. d. BI. 80 feq. Knodfenwaien, waarmedede Hollanders den ftoutften vijand dorften onderde oogen zien i zij werden van de Vlamingen met denbijnaam van Goedendag gedoopt en wee hem , die zulkeen goeden dag ontving. Echter waren zij allen nietvan één maakfel; waarfchijnlijk waren die in de tournooi-fpelen,niet met zulke groote ijzeren nagelen aande einden beflaagen, fchoon dezelve zeker allen vaneene groote zwaarte moeten geweest zijn.Deze knotfen waren ook wel geheel van ijzer, wan.neer men elkander met zwaarer en gevaarlijker flagenvervolgde.; de kunst, bij derzelver gebruik, was, omde flagen te ontwijken, niet door de viugt, maar doorhet draaien en wenden van het lichaam, of den flagmetden wederflag af te keeren; zij waren ook wel voorzienvan zilveren of gouden handgreepen. ——— Derzelvergebruik was zelfs in de vroegfte eeuwen niet onbekend —>ja, het fehijnt, dat deze kolve of knots, nevens hetzwaard, de eerfte en voornaamfte tournooi• wapenengeweest zijn ; dus heeft men in zekere wettten, te Heidelberggegeeven: „Niemand zal eenig ander wapen voeren, dan die hem vrij ftaan, naamlijk in rechten Thumierdie kolben, in Nachthumier das fchwerdt."Lange zwaarden waren reeds vroeg onder de wapenender ruileten, welke men aan de rechter zijde hing. DeBitavieren en Germaanen hadden reeds, volgends hetgetuige van STA BO, een lang zwaard ter rechter, zeld-X 3zaam


Eaarn ter linkerzijde afhangende. Dit heeft zeer langplaats gehad, en ce rede was natuurlijk, wijl het ijzerenfchild met buffels Ieder dik overtoogen, aan een riemter linker zijde, terwijl het zwaard, bij de ridderen aaneen fterken hartslederen riem, fomtijds geborduurd enverfierd met goud enz., ter rechter zijde hing; met derechterhand ftreedt men, -met de linkerhand hield menhet fchild, ter bedekking van de borst; dit fchild noemdemen eene tartfche of targie: j. v. HE L U.Daer bereidde hem ijeghelijcMet targen ende met /werdenTe Jlormen te gane.Vogt men met beide handen , danfmeet men dit fchildop den rug:WALEWEIS:Hi begreep 't fwaert met beden handen.En warp den feilt achterwaart.Men had daarbij ook korter wapenen, om flagen toe tebrengen en van nabij te ftrijden, welke men ftrijdhamersenz. noemde. Daar bij had men ook Daggen of knijven.Dus leest men, in het oud liedeken, in Huidecopersproeve &c 2de uitg.Met eenen cniuen doerfieken.Het waren lange mesfen, zeer feherp van punt, welkemen op zijde droeg, men noemden dezelvewëmifericordia,wijl deze ponjaard dan vooral gebruikt werdt ,als men den vijand ter aarde geworpen had, wanneer.men onder de armen of door de nauwe openingen van hetharnas of den gemalieden kolder of heimet doorftak endus dan, wanneer het voor de onderliggende partij tijdwas 3


3*7 >was, om genade te roepen; HUIDECOPER haalt deswegensdeze regels aan uit walewein.Doe tasti voort an fine Jide.Ene mifericorde, dies washihlide.Dan de zwaarden waren in eene bijzondere achting,en reeds vroeg mogt niemand, fchoon van ridderlijk bloed,dezelve gebruiken, ten zij hij dezelve uit de hand vandezen of geenen vorst ontvangen had. Zij moe-Hen mede een genoegzaam getal van jaaren, ten minfteiï21, hebben—de zwaarte van het flagzwaard maakte ditnoodzaaklijk; het moest een vast gefpierde hand zijn,welke de hilte of greep van het gevest konde aangrijpen;'er werd geen zwaard toegelaaten, dat niet drie of vierdehalf vingeren breed was, bijzonder aan de punt, hetwelk ftomp gefleepen moest zijn, ten einde het nietfteeken of fnijden zoude. Deze zwaarden , zoo welals de wapenen , moesten door een daartoe geor dendenvooraf bezien worden ; die zonder dusdanig gemerktewapenen en zwaarden ten tournooie verfcheen , wasaan de tournooi • ftraf onderworpen. Van zoodanigeen wapenfchouw hebben wij een voorbeeld gezien, opBI. 143 van dit deel.De Speer was vervolgends een deel der tournooi-wapenen,oulings ook wel Spiet, nu Spietsi FEKGU UT:Want dore den lichame Jinen fpietHi wel na een elle flac.Maar ook Speer genaamd; dezelfde:Uwe halsberch en hevet gene were,Ic jleïenc dore met minen Speie.X 4Al-


328 >' Algemeen en zeer geacht was het gebruik der freer>waar van daan het Tournooifpel ook het Steek/pel genaamd"werd; in laater tijd, met elkander een lande breeken, waarvandan Lansknegten , voor krijgsknegten , welke metdusdaanig eene lancie of fpiets gewaapend waren. Dezefpietfen noemde men ook glaviën of fcliachten, bij' deduitfchers gleveling, gleve. Dus haalt s TR U V E: de Ludisequestribus, eene plaats aan uit een Thuringer manufcriptvan 1496. Do das tem was, zogen zehn opgenandte-Turnirier gegen den Lindwurm und zehn bei der fpehr Stangen,und den zwantzig huben alle gleich an zu rennen,wit voller Macht, auf eenmahl, und /lachen zu /ommen,mit/charffen gleven oder glevelingen. Dit op eikanderenrennen met deze glaviën noemde men het rennen oi/cherpvennen, ter onderfcheiding van het fpeelsgewijze ftrijdenmet flompe lancien; van het welke in gemeld manufcriptmede melding gemaakt wordt: Atiff'den Donnerstag, das


4 3*9 >Deze pongioenen waren veelal van kostbaare- zijdenftdffe, even als de banieren en wapenrokken der Ridderenen zagen 'er uit, zoo omtrend als de vaantjensaan de fpietfen der Ulaanen , met een of twee.punten, met eenig wapen of zinnebeeld voorzien. VANLOON haalt deswegens het volgend manufcript aan ,eener rekening van PHILIPS VAN DORP, van den iMaart 1407 tot den 19 Mei 1408. Item, betailtDirc denMailre in den hage van LXXXII wimpelen, die hi gemaicthadde en den Ridderen ende knapen geleverd worden , als fydie Grave van Cleve ten dienjle reden an hair glaifen (*)Qansfen) te hangen, ende IV wimpelen, die wat groterwaren, an elcken zide een gulden tuun.Buiten de wapenen , welke zij aanvallender wijzebezigden , hadden de ridderen ook zulken, welken terhunner verdediging en lijfsberging dienden. Volgendseen zeker fqbrijver, rekende men in 1298 dien ridderwel gewapend , welke een ijzeren helm op het hoofdhad , en om het lijf een dubbel wambais of dikke lederenkolder met linnen , vlaswerk of oude lappengevuld , over dit een ijzeren gemalieden kolder of rokuitkleine ijzeren ringen faamgefteld , door welke geenfchicht gemaklijk eenig mensch wonden kon. Veelehadden welafgerechte, groote paarden, welke onder deandere gewoone paarden , als zoo veele Bucefals uitftaken.Deze waren mede met zulke een gemalied ofuit ijzeren ringen beftaand kleed bedekt.Het(*) Deze glaviën waren dus geene zwaarden, zoo als men inlateren tijd, bij de fclmtterijen gebruikte, en waarvan men bijARKSTEE'S Nijmee sen, Biadz. 320 eene afbeeiding vindt.Deze foort van glaviën bedoelden wij., in de btfchrijving derSchutters, Bladz. a8i hier voor.X 5


?3 3 >Het fchild ; oulings in Duitschland Hmt genaamd ,zeiden wij, was van ijzer, fomtijds zevenwerf met buffelslederovertrokken , ten einde de flagen der kolvenen zwaarden op af te keeren ; r.ocbtands is het metz e k e rof men immer deze fchilden bij de tournooienEebruikt hebbe, Bij het vellen der lancie kwamenzij niet te pas en wanneer de eerfte ftoot voorbij was,e nde lancie niet gebrooken was, was deze laatfte vangeen gebruik meer, men wierp dezelve weg en vogt methet zwaard, welks zwaarte fomtijds, zoo als wi] zagen,den ridder noodzaakte, het fchild op den rug te werpen;dat men echter het fchild gebruikte , blijkt uit ditrijmpjen:Da hurt (fchild) gegen hurt dringctUnd fwert uf helme klinget.Dit fchild hing, zeiden wij aaneen riem, die overden fchouder benedenwaards afliep. HUIDECOPERhaalt daar twee voorbeelden van aan uit Ferguut:Ferguut volloc danen reet,Scik ane hals,fpeer in die hant.Voer den Coninc es hi gereden,Helm op 't hoeft, feilt anden hals.Zich dekken met het fchild, was zoo veel, als zichten ftrijde.tot den aanval gereed maaken. Deze fchildenwaren met wapens en andere fieraaden voorzien, welke,-oedaekeurd zijnde, op de ftrijdplaats openlijk ten toon-ehangen werden, ten einde blijken zou het recht desbezitters tot het tournooi en de wettige toelaating tothet


€ 33 1 >bet fteekfpel; op-deze fieraaden of wapens doelt beïoud duitsch rijmpje:Was fürt der Ritter klare,Do an dem fchilte fin ?De helm werd voorheen niet gedraagen , dan vanvorsten en edelen; de overigen vogfen bijna ontblooten zonder helm. In laateren tijd had het tegenovergefteldeplaats; den edelen bleef wel de helm in oorlogenen fpelen overig, maar koningen en vorsten kwamen metontbloot hoofd, gedekt alleen met de koninglijke dia*deern of foortgelijk teken. RUXNERUS verhaalt dusvan Conradus denSalier:''' de Roomsch Keizer reedt onderzijne keizerlijke kroon binnen en tourneerde daar onderblootshoofd.De Helm was van ijzer, welke men op den top metallerleifieraaden als hoornen, leeuwen, draaken, pluimen, pauwenvederen enz. verfierde; veelal diende dezeverfiering, om de voortreflijkheid van het geflacht aan tewijzen; ieder mogt echter, irf het vervolg, niet willekeurigdeze verfiering op den helm plaatfen, hier toewerdt der vorsten goedkeurig en gezag vereischt; menvindt veelvuldig melding gemaakt der kroonen, diademen, kleinodiën op de helmen, welken men elkande.ren wel eens affloeg en ten teken van overwinning om«voerde. STÜVE haalt daartoe deze woorden aan:Die Thurnirer liefen ihre kolben f allen , griefende zu den,fchwerdern, und hieben een ander dit sleinood ab. Dusdanigeen helm was bij uitzondering een Tournooi-helm,onderfcheiden van den gewoonen in den oorlog, Steekhelmgenaamd. Dus haalt gemelde Schrijver het volgendeaan uit een brief van MAXIMILIAAN I. aande


•C 33*- >de edele familie van Brandenftein : „ wij hebben , termeerdere bevestiging onzer genade hun verleent dezenabefchreeven«wapenen en kleinood, met naame, eenzilververwig fchild , waar in van achter onder tegenhet voordfte vierde deel een goudverwige leeuw metzijn opilaande ftaart en op het fchild een tournooi helmmet een wit en geel helmdek en een geele kroon verfierd, uit welke een geele leeuw met een opdringendeftaart. Gefchreeven te Worms 149S, 18 Julij:' Dezefieraaden fchijnen onder den naam van Coyfis en Tufiebekend geweest te zijn ; fchoou KILIAAN bet woorddoor bekkeneel, ftormhoed, vertaald, zie denzei ven opKoijffe , waar van ons woord kuive , kuifmuts fehijntaf te ftammemDeze helmen bondt, ftrikteoflutftemenophet hoofd,met dat, het welk men den helmband of neusband noemde ,En kloofde hem helm en nefebant.en zij bedekten het hoofd en aangezicht; volg'nds VANLOON was het vizier dier helmen meer of mindergeopend , naar den rang des dragers. Koningen haddendezelve geheel open , Hertogen en Prinsfen hadden9 openingen ; Graaven en Markgraaven 7; Banderheerenen Ridderen 5 ; gemeene Edellieden 3; welgeboorenmannen, onder de fchildknaapen ftaande , haddenalleen een fleuf; dezelve waren ook verguld, verzilverdenz. Even voor en na d» .helft van 1500 raakten degeflooten helmen in onbruik.Onder dezen helm had men ook een gemalie^enijzeren kovel, kap of flaalen hoed of chaperon, welke hethoofd en den hals dekten. Dus WALEWEIN:Dm


333 >Dat hi den helm altemale,doofde, en den hoet van ftale,Neder toten tanden duere.Verders waren de ridders gewapend met een gemaJlied harnas, uit ijzeren ringen beftaande ; zulke gemaliedeharnasfen waren den ridderen alleen'eigen, fchoondeze mede, reeds in 1288 , met ijzeren plaaten zichbegonden te wapenen - eene zwaare ftraf was het, zooals om misdaaden gebeurde , wanneer dit harnas vanhet lijf geflaagen werd. Deze gemaliede wapenrustingnoemde men , in de vroegfte tijden brunium, brunea ,broignes, brugne , bij ons Halsberg of Pantfier. Eerstfehijnt dezelve den hals bedekt te hebben , naderhanddekte dit gemalied hembd het geheele lichaam , als ookde' armen en beenen , tot aan de knieën toe : tevenswaren de beenen benedenwaards van gemaliede hoozen ofkousfen voorzien, ook wel beenbergen, bainbergm, wapenendie de beenen dekten , genaamd, en eindelijk dusdanigegemaliede wanten of handfehoenen.Deze zwaarwigtige wapenrusting zoude zeker, uithoofde der meenigvuldige ijzeren ringetjens ofmaelgen,welke wel zoo gebeukt werden, dat zij 'er bij meenigteafvloogen, te zeer het lichaam gekneld hebben; tendien einde hadden de ridders onder dit gemalied hemdeen wambais, kolder of acottoen. FEE GUNT, volgendsHUIDECOPER.Die coninc nam fijno Neven goem,En dede hm an een acottoen:Daer boven hiet hi hem an doenEenen halsberch fambelijn.Welk*


334 >Welke wambais, zoo als wij boven zagen, vrij ftevigwas; VAN LOONzegt dus ook, dat de Ridders eenlederen kolder of dubbel wambas, tusfchen beijdenmetop een gedikte lappen of met wol of hair gevuld, aanhadden; opdat het geweld der tegen hem gevelde fpeeren ,hoewel het de dooreengevlochte ijzeren ringetjens ofmailliën, uit welken het hembd was faamen gefteld; nietverbreeken kon, dezelve echter niet in het lijf drukteen dus het lichaam kneuzende befchaadigde.Over den Halsberg droegen de ridders een wapenrok,pourpoint , welke veel al fraai was van zijden ftoffe ofSindale , zonder mouwen en tot de knieën komende;dezelve waren veeltijds met wapenen bcfchilderd en verfierd;dus in een voorbeeld, door HUIDECOPER aantgehaald— dedi den Roe van fidenDaer fine wapine in was gewrocht.' Deze wapenrokken waren fomtijds prachtig en méteen gouden of zilveren grond. Deze noemde menvoormaals Tornikels; maar fomtijds had de ridderónder dien wapenrok , nog een zijden kleed of anderfoort van Tomikel, die, volgends de aanmerking van denHeer VAN WIJN, in den fmaak van fchubben, zwaarmet de naald geflikt waren, (zie de befchrijving van detombe van den Heere van Putten in het V. deel deiwerk,van de maatfeh. der nederl. letterk.) mooglijkwaren deze ook wel van leder, althans hier toe fehijntde aangehaalde plaats van HUIDECOPER aanleiding tegeeven.Ende


335 >Ende de hem an een acottoen *Daer boven —• — —£««2 halsberch Sambelijn ;En daer"naer een curiekijnVan eenen veile van ferpente —«Daer op dedi den Roe van fidenDaer fine wapine in was gewrocht.De hals en keel was bedekt met een gorgerin of gorgier(zie de besch. der tombe, boven gemeld) zijnde dit hetfcovendst gedeelte van het gemalied liémbd en tevens, volgendsVAN LOON; met een koperen of gehard ijzerenborstplaat, Plastron; de ridders uit het leger van GraafLO DE WIJK VAN LOON naar utrecht vlugtende, fioten(om fpoed te maaken, wijl dien toedel vrij wat bezwaarde)uit hoer Platen, ende pantfieren, ende worpens vanhem , ende oic hair helmen en feilden. Ziegem. fchrij.ver aloude reg. &c. D. V. BI, 440.Behalven deze wapenrusting en de fieraaden op denhelm en den keurlijken zijden wapenrokwaren de riddersook verfierd met ringen aan de vingers, armbanden ,fchellebanden om den middel, een koord over den gor.gier, het welk van goud of zilver, of ketens-gewijs was,door VAN LOON torkeel, kornikel of komerke genaamd,en eindelijk gouden fpooren.De paarden moesten, zoo [zij tot het fteekfpel toegelaatenkonden worden, zwaar, groot, fterk'enwel afgericht zijn ; veelal waren het hengden ; zulkepaarden noemde men fchutmaatig • zij moesten deneerden dag in de herberg zijn, den tweeden dag bereden;


336 >den , den derden dag bezien worden, eer zij op denvierden in het tournooi verfcheenen. Ten aanzienderzelve waren mede wetten. Dus haalt meneen wet onder de Heidelbergers aan : 'er mogt geenteugel boven de drie vingeren breed aan 't gebit zijn»het paard moest niets aan het lijf hebben , dat fneedof (lak, dat gevaarlijk te gebruiken was, op dat niemandgewond werde. Men begrijpt van zelve , dat zij eengoed en diep zadel moesten hebben, ten einde vast tezitten, om beftandjte zijn tegen den ftoot van den fpeer,waar door zij ligtelijk uit het zadel geligd werden ,viel de ridder , dan was hij reddeloos • de vreeslijkzwaare wapenrusting liet hem niet toe, zich op ter i c h t e nin den oorlog was dusdanige val veeltijdsdoodelijk , wijl de gevallene door de paarden vertraptwerd; Dit was ook oorzaak, dat men veelal op depaarden mikte, ten einde de ridder vallende door hetvallen van zijn gewond paard , volkomen overwonnenen zoo goed als dood was, wijl hij zelfs met veel moeitedoor anderen kon opgeholpen worden. Dan dit ookgaf aanleiding , dat men de paarden geheel met ijzerbedekte of met gemaliede dek-klederen voorzag.'Er zijn voorbeelden , dat de ftrijders , in het middenvan het gevegt, moeiten rusten, om adem te haaien; —zomtijds waren zij zoo vermoeid, dat zij geheel afgematen verhit in de wapenen door ligter gewapende (wij fpreekenhier van oorlogen) verflagen werden; ja F. BUR-MAN haalt het voorbeeld aan, van een groot aantalridders, die, door eenen geheelen dag in de wapens teblijven in een warm land, op eenen dag, die zeer heetwas, zoo afgemat werden, dat zij van vermoeidheid ziekwerden en ftierven, in de belegering van de ftad Jfrih*


337 >ka of Elmadia. Geen wonder derhalven, dat, bi] detornooi-fpelen, daar man tegen man , vogt, nauwkeurigacht gegeeven werd, op de gelijkheid van wapenen,ja dat zeis derzelver zwaarte bepaald was en gewoogenwerd \ zoo als wij daarvan in een voorig ftukjen een voor• beeld hebben aangehaald.. Echter raakten deze gemaliede dekkleeden, als ookde foortgelijke kappen, hembden, voet- en handfchoenenin onbruik en men begon de volharnaste wapenrustingin te voeren, die den ridder geheet, van het hoofd tot devoeten met ijzer bedekie, ja zelfs voor een groot deelhet paard, het welk niet zelden met een prachtig neusdekfel,chamfrain genaamd, verfierd werd: ook de wa.penrustig was niet zelden overdaadig pragtig en blonkendevan den goude. Ter rechter zijde van de borst, evenboven de kneep van den arm, was een langwerpige ijze.ren klos,met eene uitftekende pen, in de gedaante eenerhalve maan. Bij den aanval lag deridder de diepe kneepaan het onder einde der fpeer in de halvemaan, terwijl zijne rechterhand dezelve voorwaards onderfteunde,wanneer het onder den arm doorlopend einde ftijf tegenhet lijf gedrukt werd en dusdanig kon hij met geveldgeweer voordrennen en dus tegen den ftoot beftandzijn.De fchildknaapen, welke de wapenrusting den ridderenmoeiten agter na voeren, waren mede van een ge.malied hembd, ijzeren of koperen borstplaat, wambaisknijf, fchild, flagzwaard en fpeer voorzien, derzelverkleding was niet zoo prachtig en nimmer met goud ,wel met zilver, ter onderfcheiding, verfierd (zie VANLo ON aloude regering &c, BI. 276.)Toen egter het buskruid uitgevonden en in gebruik -Ykwam


•S 333 >kwam» ondervond men het lastige dier zwaare wapen,rusting, welke voor zwaar gefchut geheel niet-en voormusket-vuur niet genoegzaam beftemd was, en van dientijd af aan verminderden deze zwaarwigtige wspenenen geraakten eindelijk geheel in onbruik.Van de nevensgaande plaat, een tournooi - fpel verbeeldende,zullen wij in het vervolg eene befchrijving«ïededeelen»(.Het vervolg in No. 14.)• VEK


339 >11.O V E RDEALLEGORISCHEBETEKENISD E RK O L E U R E N .IN DE BIDDERTIJDEN.(Vervolg van Bladz. 275-)Eer wij voordgaan, om de allegorifche beduiding derverwen op te geeven, zij het ons geoorloofd, uit eenegefchiedenis van den voortijd een voorbeeld van oud duiffche ridder-galanterie mede te deeten , ten einde daaruit de zeden der riddertijden te leeren kennen.In het jaar 1568 was 'er een tournooifpel te Munchen;na het uitvinden van het buskruid was dit foortvan fteekfpeelen voorbij. Dit tournooi woonde eenman van adel , een zeker KASPJR NOTHHAFT genaamd,bij. Daar nu , zoo als bekend is, nevens dewapenfchouw , ook met deze ridderfpelen de fchoonftevrouwenfchouw verbonden was, zoo werd deze KAS-PAR fpoedig eene aardige juffer VON LÖRSCHENgewaar, welke zijn hart en zijne liefde tot zich trok.Y aUit


340 >Uit liefde en ter eere dezer jonkvrouwe , liet hij eenepop, volkomen zoo als zijne geliefde dame gekleed,maaken en op zijn helm plaatfen. Hij was zoo gelukkig, den eerften prijs des tournooi's te verwerven envoerde van nu af aan zulk een pop als helm - kleinood.Zijne familie behield dezelve in den helm boven hetgeflacht • wapen ; wijl het toen gewoonte was, alleaanmerklijke voorvallen in korte rijmen te bewaaren,werdt deze verandering van helm-kleinood in dezevier regels vereeuwigd:Kaspar Nothhaft ben ik genand,Alzo beproefde ik mijnen fland,Op mijnen helm voerde ik het Lief tDoor welker liefde ik overwon.Dan, tot de verwen te rug: Op het geel volgde hetROOD.Deze koleur had het geluk , bijzonder in waarde eneer te ftaan, en men was in verbeelding , dat hij ,welke dezelve droeg , geluk had. t De vermenging vanRood en groen betekende jeugdige koenheid. Dit wasOOK de verw der dekken en vederen veeier jonge ridderen,wanneer zij hunne eerfte riddertoeht ondernamenen op avontuur uittogen. Het was eenigermaatetrotsch , daar bij zich van deze bijeengevoegde koleurenin kledij en fjerpen te bedienen.Rood en blauw — leerzucht; ook nieuwsgierigheid,bijzonder in gevallen van het hart.fcy £ ~£ Rood


34i >Rood en geel — verlangen, uitzicht naar een geliefdvoorwerp; ook fmachtende liefde. Rood en graauw —>begeerte naar hooge en verheven gevoelens en bezittingen.Rood en zwart — verdriet in de -waereld;wraak.Roeden kastanje bruin-- verlies van alle kragt en hoop.In de liefde, volkomen afftand.Rood en purper — volkomenfterkte en magt. Rood en violet brandendeen hevige liefde.Hier bij rekent men ook de vleesch-koleur en deze.zinfpeelde op maagdelijke kuicchheid — ook klededende dames , welke zich het kloosterleven toewijdden envan de vreugde der waergld afftand deeden , zich indeze koleur.'**';•GROEN.„ De natuur , zegt een zeker fransch fchrijver, deeerstgebooren dochter des Hemels, heeft deze verw zichvoor haar bruidskleed gekoozen."En in de daad, zijis de wonderbaarfte verw van eene zoo onderfcheidennuance, van een zoo aangenaamen indruk, dat het niette verwonderen is, wanneer men dezelve reeds vroeg}jgaarn op de klederen zag. Eenvouwig, zonder eenigebijmenging eener andere verw gedraagen, beduidde hetbijzonder hoop, vreugde en mededeelzaamheid.Groen en blauw — fchijnbaare vrolijkheid , onzekerehoop.tevredenheid.Groen en violet, vreugde der liefde ; minzaameGroen en vleeschkoleur, hoop op kuifcheliefde ; vreugde in de eer. Groen en kastanje • bruin —vreugde veranderd in, treurigheid. Groen en graauw; —Y 3v e r'


342 >vervloogen jeugd en minnepijn. Groen en zwan —Zagte, ftille vrolijkheid- Groen en wit — blijde, doorgeene minnepijn treurige jeugd.B L A A U W .De fchoone verw des reinen hemels was, als eenrai»Wige verw, eene toefpeeling op fchoonheid, gezelligheid ,vriendfchap, en onder de gebreken, beteekende zij ijver,zuchtige liefde; afgunst.Blaauw en graauw — onheil; verlies van vermogen engoederen; Blaauw en violet• kloekheid , list en .omzichtigheidin de liefdeBlaauw en vleeschkoleuraangenaame tegenwoordigheid ; befcheidenheid in deliefde; zedigheid. Blaauw en kastanjebruin — geduld integenfpoed. Blaauw en wit — vrolijkheid. Blaauw enifabelle koleur — beftendige liefde.ISABELLE VAN VLAANDEREN zag den jongenridder,HUGO VAN ARLES liever, danhaaren zestigjaarigengemaal, welke dwaas genoeg geweest was, dezsnegentienjaarige fchoonheid zijne hand te geeven.Toen zij echter met den Ridder HUGO bekend werden de Liefdes onderhandelingen eenen aanvang namen,verfcheen zij eens bij een feest, met blaauw en ifabelle*Jtoleurige linten, vederen en faveurs; deze zouden dengeliefden HUGO beftendige liefde verzekeren.Dan denouden heer gemaal, in deze verw-raal niet onkundig, vielzulk in het oog; hij kreeg argwaan, vorschte na en ontdekteeindelijk het geheim liefde-verbond.Daar nu detoenmaalige mannen omtrend ditpnnt weinigfcherts ver-Honden , liet hij zijne gemalin en den Ridder bij denkop


•C 343 >kop vatten, in een toren werpen en vierfchaar over hu»ipannen.'Er was echter, naar de toenmaalige gewoonte, eenRidder, HUGO'S wapenbroeder, welke de verdedigingder beide gevangenen met lans en zwaard in gerechte*lijken kamp, aanbood —- zulk eene ridderlijke aanbiedingmogt toenmaals niet aangeweezen worden en de beledigdeRidder benoemde voor zich mede een Ridrder, welke echter overwonnen werd. HUGO verkreegde vrijheid en ISABELLE moest in het klooster haareliefde-dragt afleggen. Purperrood werd zeldzaamer ge*paard en niet alleen gedraagen; het beduidde Geluk envernuftige liefde»V I O L E T .Violet en Groen —> billijke en geduuurige liefde; —•Violet en Kastanjebruin —— wankelmoedige liefde. ———Dusdaanige linten verkreegen de jonkvrouwen fomwijlenvan haare minnaars en daarbij ging het zelden , zonderfpot en zonder bloedvergieten bij den medeminnaaren ,toe.Z W A R T .Werd deze verwe alleen gedraagen, dan was zulkseen teken van treurigheid en weduw-ftand; maar ook vanwijsheid en kloekheid; toevoorzicht en beftendigheid.Zwart en graauw — hoop op verandering en betere toe*Y 4komst.


344 >Komst. Zwart en blauw — listigeeenvouwigheid; vermomming.Zwart en vkeschkoleur — beftendigheid inde liefde. Zwart en geel — liefdesgenot, fmart, doorde liefde verdreeven Zwart en Kastanje bruin — diepefmart, treurigheid aan vertwijfeling grenzende. Zwarten groen - zagte treurigheid , gelenigd door de hoopop betere toekomst. Zwart en rood — wraakzucht.Dit is alles, wat men van de beduiding der koleurenaan linten, pluimen, fjerpen enz. uit den romaneskenriddertijd zeggen kan. Gelust het onze fchoonen,dan kunnen dezelve deze verwen. fpraak nieuwe kragten leven bijzetten, en daar wij niet meer in de tijdenvan het vuistrecht, der riddcrdaaden en tournooienleven , kieze men bali's , markeraden, fchouwburgen&c. voor de plaatfen, waar deze verwen figuur kunnenmaaken.


345 >III»o v E aS P A N J E N .(Vervolg en Slot van Bladz. 269.)GEESELENDE BROEDERSCHAP. .IIn alle fteden van Spanjen zijn 'er lieden, welke zichgeefelen, welke alle vrijdagen in eene groote,eenerkerketoebehoorende zaal , vergaderen. Hier plaatfen dezemenfchen zich in rijen langs de muuren, behangen devengfters, zingen het miferere en elke broeder geefelt,wanneer de beurt aankomt, den rug zijnes nabuurs.Wanneer alleen de mannen zich geefelden, zoude ikhet toegeeven; immers een man kan, wijl zijne bruine,fterkere, hairige huid het verdraagt, wijl de nerven engeefelftriemen bedekt worden, zich zonder eenig kwaadgevolg, geefelen; maar dat nonnen zulks doen. dit isfchriklijk, aftchuwlijkjY5SZÜV


34*5 >S L U I E R S .Eene fpaanfche dame, van welk een rang deze ookBü, mag niet te voet, zonder fluier gaan. Men bezigtden iluiër om verfcheiden redenen. Eenige zeggen: omde hette der luchtftreek; anderen, uit coquetterie •uit zedigheid. Bij een weddenfchap zoude men weldoen, om het met de coquetterie te houden.POPEA, welke rijzig en niets minder dan zedig was,droeg ook een fluiër, welke de helft haares gelaats bedekte,waarfchijnlijk, om verlangen in te boezemen ,de andere helft ook te zien. Dan het is zeker, dat mendat geene wenscht te zien, het welk bedekt is, en datWij wanneer de vrouwen geheel zonder klederen zichvertoonden, en flechts éénen vinger bedekt hadden, ookdezen vinger zouden willen zien.INQUISITIE-VONNISSENZijn geheel van bijzonderen aard. Dikwijls wist hetmensch, welke verbrand werd , niet, waarom het ge.fchiedde : De Inquifiteurs ev-eraaren de ftommen desfultans, zij dooden de lieden, zonder hun een woord teHet beeldtenis der arme flagtofFers wordt in de kerkenbewaard en de fpaanfche godshuizen zijn geheel metdeze fchriklijke beeldtenisfen opgevuld. Wanneer menop de hoofdaltaaren eene heilige Magdalem, eene heiligeTliereze of de bruiloft te Kana in Galilea gelooft te zienr


347 >aannfcbouwt men, in plaats van deze, een brandftapel ,een jong meisjen, een kind of een grijfaard in de vlammen.De naamen der cmgelukkigen werden onder aan debeeldtenisfen gezet; ik las verfcheiden beroemde naa.men, ook van vreemdelingen. Het onfchuldigfte flagtofferder Inquijitie was CORNELIA BOHORGUIA»dochter van den Marquis BOHORGUIA, gouverneurvan Valencia. De aartsbisfchop van Sevila zag haar,de fchoonfte haarer fexe; eene wellustige beestachtigebegeerte ontwaakte, op het zien van deze, in het hartvan dien bonze. Hij liet haar opligten. Hij wilde deroos der fchoonheid rooven, breeken, en wijl zij zulksweigerde, werd zij den priesteren der inquijitie overge.geeven, veroordeeld en verbrand. Tot den laatfienadem fmeekte de onfchuld tot God nog in devlammen betuigde zij, dat zij dien God beminde, vreesde,dat zij zag, hoe hij de armen naar haar uitftrekte.HENDRIK IV werd vermoord, en TORQUAMADAen ISABELLA. de fcheppers der inquifitie — fticrvenin vrede op hunne bedden.DE p R 4 D o.Van alle wandelplaatfen in Madrid word de Prado hetmeest bezocht, hier kraamen de vrouwen, als het fchoonweder is, hunne fieradien uit, en de mannen bewonderendat geene, wat de natuur tot lïeraad der fchepping5tot vreugde onzes levens fchiep; immer'! zonder vrouwzoude het leven een onnozel ding zijn. De Prado isver.


•C 343 >verfraaid door alleen en fpringbronnen. Jammer, dathier zoo weinig befprengd wordt, en het daar door zeerftuivig is! en jammer nog eens, dat men bijna onder alleboomen, op alle banken ganfche. groepen van dochterender vreugde vindt, die bij elke fchrede vermeerderen,en — als ik zoo fpreeken mag — uit de aarde fchijnen©p te wasfen.DE PLACE MAJOR.Onder de veelvuldige openlijke plaatfen munt de Pla*ce major bijzonder uit. Dezelve is groot, fchoon, methuizen en boogen verfierd. De verwulfde gangen zijnzeer bekwaam, worden echter, ongelukkig, heden tendage niet meer gebouwd , het geen dan ook de dameszeer kwalijk neemen. Ten tijde, toen onze itaatsmannennog te voet gingen, behoefden zij een fchuilplaats tegenwind, regen en zonhette; nu echter, daar flechts het volkalleen te voet loopt, mag dat vrij van de zon verbrand ,van den regen dóórnat worden, wat wil dat zeggen!G A L J O E N E N .Noemen de Spanjaards dat foort van fchepen, welketweemaalen 's jaars het goud uit Peru haaien.Te Pertolelloworden zij gelost; de koopgoederen te land naarPamana gebragt en van daar verder te water naar LimaNaar Cadix gaan zij op dezelfde wijze en langs denzelfdenweg weder te rag. Derzelver aankomst veroorzaakteenè


349 >pene algemeene vreugde en men zingt het te Deum. Ditwordt hier om de grootfte kleinigheden gezongen; menzong het bij de verovering van Moubüe, Penjacola enandere kleine behaalde voordeelen, welke niet verdienden, dat men 'er een waschkaars bij opftak.B E D E L A A R S .Veele menfchen houden de ellende voor beftemming,gelooven, dat meenig een tot den bedelzak, meenig eentot dragonder «kapitein, tot capucijner - generaal geboorenwordt. Ik verfta niets van noodloot, voorbefchikking,eeuwige harmonie; echter zie ik zeer wel in, datSpanjen hospitaalen voor haare bedelaars behoorde tehebben. Het is verfchriklijk, dat men zoo veele liedenzonder armen, lieden, die van honger fchreiën, die dewalchlijkfte gebreken vertoonen, op de ftraaten ont.moet.Saragosfa en Sevilla zijn de eenige fteden in Spanjen,welke armenhuizen hebben. In Cadix is thands eenfchouwburg gebouwd, dat verbaazende fommen gekostheeftt veel minder zoude het gekost hebben, om eenhospitaal te bouwen.MARKTEN, NARREN, GRANDEZ.De markten in Spanjen beduiden niet veel, en menvindt 'er mets, dan groove lakens, linnen, vee, Espar-» bil-


35° >lilles, (fchoenen van ftrikken, die in eenige fpaanfcheprovinciën gedraagen worden,) houtepantoffels, zijdeen koren.Het oud gebruik, narren te houden, is hier niet geheelafgefchaft, en men vindt 'er nog verfcheiden bij hethof. De Hertog van Meding Celi heeft 'er een ; deHertog van Alba, twee en alle drie zouden zeer onderhoudendepoetfenmaakers zijn.De fpaanfche Grandez zijn niet dat, hetwelk men inFrankrijk gelooft. Van nabij befchouwd, zal men hunhet bittere voorrecht, om met den koning met bedektenhoofde te fpreeken, waarlijk niet meer benijden.S T A M B O O M E N .Het is een lust, in alle woningen des adels van Madrid,de ftamboomen der Familiè'n op groote pergamen»ten vellen te zien paradeeren. Deze boomen zijn zeerzuiver, dat is waar, geheel zonder mosch, zonder dor. en verrot hout. Aan derzelver fpits fchittert gewoonlijkeen ftaatsminister, een Generaal , Admiraal enz.Nimmer echter de kunftenaar of Landbouwer, welkeeens den doorluchtigen, van wien men wil afftammen,het leven gaf; eer zij dit toeftemden , zouden zij lievergelooven, dat de ftamvader hunnes fhuizes geen vadergehad had; zoo als dan ook de edelfte man eener familie, wanneer geen van voor zijn naam ftaat, dikwijlsgeheel niet geacht wordt.


35i >G E Z E L S C H A P P E N .Die met brieven van aanbeveeling naar Spanjen komt,wordt doorgaands van de Dames zeer wel ontvangen.De mannen bemoeien zich niet om eenig vreemdeling;des te meer hunne vrouwen. Deze beminnelijke fchep.fels vergoeden volkomen den reiziger de fchadedermannelijkevriendfchaps, beminnen hem , onderhoudenhem zoo goed, dat hij het gemis met zijn geflagt geheelniet bemerkt en de mannen als huismeubels aanziet.B E C R A A F N I S S E N .Door een ediét zijn thands de begraafnisfen buiten depoorten bevoolen; de geestlijken echter, ten einde hunhonorarium niet te verliezen en derzelver geestlijke kinderente vleien, laaten, zoo voor als na, begraafnisfenin de kerken toe , graaven echter wijslijk, ten eindeniet tegen de wet te zondigen, het lichaam des nachtsweder op, draagen het naar het kerkhof en begraavenhet aldaar weder.Het oud gebruik , de dooden te verbranden , is geheelbij ons uit de mode gekomen, en het ware wel tewenfchen, dat het weder berfteld wierde; dan, behalvendat reeds het denkbeeld van vernietiging de afkeervoor den dood vermeerdert en het denkbeeld vanhet verlies der onzen fchriklijker fmaakt, moet hetons


ons integendeel zeer aangenaam zijn , de asfche onzergeliefden te bewaaren, immer voor oogen te hebben,bij zich te draagen , van tijd tot tijd het treurig overfchotvan die, welke ons de dierbaarfte was, te kusfen.Ik wilde honderd Louis ctor, mijnen ring, mijn zakuurwerken nog meer daar voor geeven , wanneer ikde asch mijner overleden moeder hebben konde; ikzoude dit veel hooger achten, dan haar beeldtenis,dat zij toch niet zelve is , haar flechts gelijkt en datik ook niet bij mij kan draagen. (*)(•) En was de asch dan zijne moeder? is de uitgetrokken enafgelegde rok de man zelf, dien dezen droeg? doch onze fchrijverdwaalde meer, dan hier van het fpoor"MO


353 >i v.M O D E - N I E U W S .I.Uit Frankrijk.Een der geliefdfte najaars-ftoffen is Pékini, op veelvuldigonderfcheiden wijzen geftreept. Het fraaiste isgoudsbloeme • kleur en violet geftreept. Dusdaanige Pierrotszijn op de handen en flippen agterwaards met donkergroen, rond geplooid lint verfierd; de piece vangeel taf. De rok is even als de Pierrots en opdezelfde wijze gegarneerd. Over dezelve draagt men eendoek van linon, op den rug geknoopt.Wijders draagt men zeer aardige bonnets, zonder pa.pillen, van geel taf, gegarneerd met violet lint, en zep.hires geknipt. De bonnet wordt opgehouden door eeneénkele boog van ijzerdraad.De fchoenen zijn thands algemeen volkomen aan dieder heeren gelijk ; deze heeft flechts eene kleine zeerIaage-houten hiel, de andere heeft, in plaats van eert2 hiel?


354- >hiel, een zool, welke de geheel lengte van den voet beflaaten de vojettes zij zeer klein, (a)Ten aanziene der kousfen is mede eene kleine veranderingvoorgevallen; men draagt bij de dames geene zijdenkousfen meer, met roode, blauwe of groene klinken; thands zijn deze klinken geel, violet en karmeliet ;derzelver borduurfel is zeer eenvouwig en deze koleurenzijn levendig en doen, aan een welgevormd been, eengoede uitwerking. Men had tot nu toe zeer weinigoog van deze klinken; de rokken der dames, hetvoornaamst ftuk haarer kleding, was finds een geruimentijd daar toe te lang en te wijd, zoo dat de neus derfchoen nauwlijks te zien was. Dan, tot geluk der fraaieklinken, gaan thands de dames van fatfoen meest tevoet en wanneer zij dus de ftraat pasfeeren, zijn zij ,zindelijkheids-halve genoodzaakt, denaanmerklijk langenrok op te tillen, ,zoo als zij dan ook, ter halver been,doen en dit evenement maakt de klinken zichtbaar en dusniet nutteloos.Wit en Karmeliet op zijde bij één gevoegd, geeven geeneonbehaaglijke vertooning, zoo als deze laatfte koleurenfier-(d) Une des jolies étoffes d'autorane . c'eft le Pckini , dontles rayures flattent infiniment la vae. Celles-ci font fuperbesfur 1'étoffe. L» grande eft violette; & la petite fouei. Le pierroteft garni , aux poignets & fur Ia queue , de plis ronds detuban vert foncé; la pièce eft de taffetas jaune.La jupe pareille , Sc garnie de même.Fichu de linon . qui fe noue fur le dos.Très-joli bonnet, fans papillon , de taffetas jaune, garni de-ubans violets découpés en zéphirés. Ce bonnet eft monce furune fimplc carcasfe de fil d'archal.


355 >Seilijk op e°n pierrot van wit Gros-de Naplegelegd worden»wanneer de pierrot, naamlijk, met dit koleurig lint op dehanden en de flippen agterwaards gegarneerd wordt ;hier bij voegt men eene witte pièce en eene echelle vankarmeliet lint. De rok , foortgelijk , wordt benedenwaardsmeteen breed karmeliete-lint omgeeven. •Hier bij platte nakara - fchoenen — en een bouquetvoor den boezem van granaat-bloemen. De linondoekrijst op tot aan de ooren, gaande de punten voorwaardsonder de pièce.Hier bij voegt men eene fïerlijke kleine bonnet vankarmeliet-taf; in plaats van een papilion ziet men drierijen witte paerlen ; voor en agterwaards is een ftrikvan wit lint, van welke een gedeelte over de bonnetheen lopende, dezelve in twee ongelijke deelen fehijntte verdeelen; deaigrette van karmelite haanen vederen, (i)Bij den aanvang des winters is een nieuwe dragt uitgevonden,te weeten een nieuw foort van hemelsblaauwfatin, met bloemen befchilderd; van dit worden de pierrot*?(F) Le blanc & le carmelite produifer.t un charmant effetfur la foie ; ce qui a engagé quelques éJégantes a fe montreren pierrot de Gros-de Naple blanc, garni, aux poignets & furla queue, d'un ruban catmelite. La pièce eft blanche, & l*é«chelle de ruban carmelite.Jupe pareille, garnie, par le bas, d'un large ruban carmelite.Souliers plats nakara. — Bouquet de grenades.Fichu de linon , montant jusqu'aux oreilies , & dont Ie»bouts fe perdent fous la pièce du pierrot.Petit bonnet trés élégant de taffetas carmelite. En place depapilion font trois rangs de perles blanches. Nceuds de rubanblanc , dont une portion coupe le bonnet en deux parties ine;gales. Aigrette de plume de coq carmelite.Z 2


*d 356 >rofs en rok gemaakt en niets ftaat zoo ftofachtig, zoozagt en aangenaam voor het oog.De coëffure beftaat uit kleine crochets; de bonnet a latriompU, is, wat derzelver bodem betreft, faamgeftelduit linon met kleine geele daar aan gehechte bloemen.Afhangende Barbes. De biais van taf of dun violet fatin.De kroon der bloemen boven op is van kant.ftrik van geel lint en drie fraaie geele pluimen.De fchoenen zijn geel , zie Plaat XXXI. (c)DeDeze bonnet kost ƒ 25, tot drielouizen, naar maatede pluimen fraai en de kanten fijn zijn.Over het algemeen zijn geel , violet , hemelsblaauwen roozenrood nog heden dé geliefdfte koleuren , zoowel voor linten,als voor Jlofagiëntot bonnets, pierrot 1 sen rokken , deze geel zijnde , worden zij gegarneerdmet violetlint, een hemelsblaauwe doek met eene nakararand draagt men over dusdanig eene Pierrot.Schoon veelen der heeren zeer eenvouwig het hairdraagen, zijn 'er echter anderen, welke, om zich teonderfcheiden , hun kapfel behouden , zodanig , alsdezeCO L'hiver approche , & nous croyons faire plaflr a rosabonnées, en mettant fous leurs yeux un nouveau fatin bleucielfur lequel on a peint des fleurs. Le pierrot & la jupe enfont faits . & rien n'cfl: plus étoffé, plus moëleux , ui plusfauve a 1'oeil..Sur les épaules, un chftll de foie blanche a rayes nakara.Belle frifure en petits crochets. Bonnet a la triomphi, eomlpofe d'un fond de linon a petites fleurs jaunes appliquées.Barbes pendames. Biais de taffetas, ou de petit fatin violet.Couronne de fleurs par dcffus Ia dcntelle. Nceude de rubanjaune, & trois belles plumes jaunes.•Souliers jaunes.


357 >deze Plaat XXI. aanwijst; dit kapfel draagt den naamvan a l'antiqui, beilaande uit een fraai crèpé en uit drierijen van een gefcbeiden krullen, welke agterwaards aanelkander raaken.De das is van mousfeline, met nakara-borduurfel.Het kamizool van bemelsblaauwe zijden ftof , onderwelke eene ander gillet van geel taf. « De heerendraagen algemeen de karmeliet-koleur; de rokken zijnvan fijn laken, met zijden gewerkte knoopen van dezelfde/koleur. De broek is van karmeliet - laken, bemelsblaauwezijden kousfen met witte klinken en roozen op de fchoenen.(rf)(


358 >Wijders parijfche ftroohoeden, zoo als wij op PlaatXV. eene afbeelding gegeeven hebben, fins devantderrièregenaamd; zijnde het binnenfte der hoedrandmet een wit rond geplooit gaazen papillen. Het hair ,fijn getapeerd, wordt zeer ligt gepoederd en de chignon sziin in drieën verdeeld. Witte Urm doeken met wittezijde geborduurd; carnets van wit en lilas geftreept taf,«et groen gegarneerd, rokken van linon , 'wit doorfchijnend; waaiers met rijmpjens , raadfels en charradenOm den hals een fnoer engelfche nakara glas.paerlen. Deze laatfte engelfche mode vindt veel ingang.Men heeft ze zoo wel nakara, als roozenrood en zwart;de eerfte echter draagt men het meest, zoo wel voorcolliers, als, eenigfints kleiner, in de hairen.TOO»


359 >v.TOONEEL-NIEUWS.i.Uit Frankrijk.Het nieuwe ftuk van BEAUMASCHAIS; La Merecoupable , (de Schuldige Moeder,) is op de ParijfcheTooneelen dikwijls en zoo als het verdiend, met toejuichinggefpeeld.Dit ftuk is een vervolg der huislijke en familie-gefchiedenisvan den graaf en gravin Almaviva ; met welkemen vrij wel uit de Barbier de Seville en de Folie Journeeof het Huwlijk van Figaro bekend is.Het tijdftipdes onderwerps dezer drama valt veel Iaater in.graaf Almaviva, en de gravin Rofme hebben intusfchenDetwee zoonen gehad, welker oudfte in een duël gebleetven is , terwijl de jongfte, met naame Leon, de vrugteener heimlijke liefde is, tusfchen Rofme en de PageCherubin. De graaf daartegen voedt, onder den naamzijner pupil, een meisjen, Florestina , in zijn huis op ,welke eigenlijk zijne natuurlijke dochter is.Z 4Che-


Cherubin is in een flag doodlijk gewond, en geeftBejart , zijnen valfchen en trouwloozen vriend, denbrief der gravin over , waarin zij hem meldt, dat zijvan een zoon , waar van hij vader is, verlost is. Hijheeftzijn laatst vaarwel met zijn bloed onder den briefgefchreeven , en Bejart zoude dien de gravin heimlijkoverhandigen.Bejart verzorgt zich den toegang in het huis van dengraaf Almaviva, die intusfchen naar Parijs gereisd is,met oogmerk, om alle zijne goederen in Spanjen te verkoopen, ten einde het ganfche beloop daar van opFlorestine te doen vervallen, en dus den jongen Leon teonterven, van wien hij het fterkst vermoeden heeft,zijn echte zoon niet te zijn. Bejart heeft de gravinden brief, welke het bewijs der heimlijke daad bevat,overhandigd , en heeft voor haar, daar zij den brief,als de laatfte tedere gedachtenis van Cherubin, nietverbranden wil, een blanket-kastjen laaten maaken,met een verborgen Iaadjen , waarin den brief bewaardligt. Hier vangt het ftuk aan.Na eene, eenigfints gedwongen, of fchoon fpoedigeen volkomen voorftelling van het ftuk, ziet men de ganfcheIntrigue in het huis van Almaviva in volle werking.De graaf fchenkt den trouwloozen Bejart zijn ganschvertrouwen en bekent hem, dat Fhrestinegeenzints zijnepupil, maar zijne dochter is, en dat hij Leon niet voorzijn echten zoon houdt. Bejart maakt onmiddelijk heiplan,Florestine te huwen en haar van Leon, welken zijbemint, en van wien zij weder bemind wordt, tefcheidenen den Iaatften, een malthezer ridder zijnde, naarMaltha te zenden.Figaro vermoedt het geheime plan dezer Tartuffeenbe-


3^1 >befluit het zelve te verijdelen. Terwijl deze oude trouwedienaar poogt te ontdekken, wie eigenlijk deze Bejartis, en welk een toeleg hij fineed.t, maakt de verraaderzich den oogenblik, waar in hij met den graaf alleenis, ten nutte , om Almaviva's wantrouwen tegen de gra*vin aan te vuuren en maakt hem op de fijnfte en arg.listigfte wijze nieuwsgierig, om het blanket-kastjen tezien. Onder eenig voorwendfe! laat de Graaf het zelvebrengen; Bejart opent het, en doet, als 't ware bijtoeval, het verborgen laadjen openfpringen; de Graafontdekt daar in b-rieven, wil dezelve leezen en vat on.middelijk dien, waarin het bewuste geheim en Clieruaffcheidbevat is, het kastjen wordt weder geflooten,op zijne plaats gebragt en de Graaf houdt denongelukkigen brief.Bejart, die zijn plan, om Florestine en het groot vermoogenvan den Graaf te huwen, zoo fchoon beginnenziet, werkt nu, met al zijn vermoogén, om dehem nog in den weg zijnde hindernisfen te overwinnen.Daartoe zoekt hij met alle de daar bij belanghebbende perfoonen geheime gefprékken, vertrouwt aanelk dezer het geheim onder andere verwen en gedaanten, maakt daardoor alles tot vrienden en vertrouwdenen verraadt tevens allen. Dus zegt hij tegen de Gravin,zij konde haar plan, om Florestine aan Leon tehuwen , niet volvoeren , wijl de Graaf hem bekendhad, dat zij zijne dochter ware en hij dus, niet weetende,dat Leon een anderen vader heeft, het huwlijkvoor bloedfchande houden zoude.Dus ook ontdekt hij Florestine het geheim haarer geboorteen maakt Leon's liefde haar tot misdaad. Leon,^ 5wien,


3Ö2 >wien hij'het geheim, dat de graaf zijn vader niet is, zorgvuldigverbergt, ontdekt hij daar tegen Florestiné's geboorteen maakt dus, dat deze het voorneemen, omzijne zuster te trouwen, ter zijde zet.Nu gelooft hij , zijn plan volkomen doorgezet tehebben.De graaf en gravin hebben bewilligd en deplegtige verlooving zal nog den eigen avond gefchieden.De graaf geeft den verrader een bewijs van 3 millioenenrealen aan zijnen notaris, als Florestine's huwlijksgoeden beveelt Leon onmiddelijk naar Maltha te vertrekken.Terwijl Bejart bij den Notaris is , heeft Almavivaeen gefprek met zijne gemalin. Hij wil eerst zijn gevoelonderdrukken; doch te vergeefsch, zijne hette breekteindlijk los en hij toont haar, dat hij heur misdrijf ontdektheeft.Zij valt daardoor in flaauwte en men be.gint voor haar leven te vreezen; de graaf heeft berouwvan zijn drift en belooft alles tevergeeten, wanneer mende gravin flechts redden kan. Met hulp der artfenkomtzij weder tot zich zelve.Figaro, welke intusfchenB^/artJomftandigheden nauwkeurigo'pgefpoord heeft, heeft de gewigtige ontdekkinggedaandat hij reeds in Ierland gehuwd is en brengtdaarvan de overtuigendste bewijzen bij. Nu komen allede belanghebbende perfoonen bij een en ontdekken elkanderenalles, wat hun de verrader zoo arglistig toe.betrouwde en hij wordt volkomen ontmaskerd.Hijwordt bij zijne terugkomst van den Notaris met fchimpweggejaagd en Figaro vindt een middel om het o Phemgevestigd huwlijksgoed weder te rug te neemen. De Graafen Gravin verzoenen over en weder, belooven elkanderLeon.


3^3 >Leon en Florestine te laaten trouwen, indien de wettenhet toelaaten.Dit is het dor geraamte van een ftuk, dat meesterlijkuitgewerkt is en voor het volkomendst gehouden wordt,dat de kundige BEAUMARCHAIS geleverd heeft. HetCharaéler van den verrader BEIJART is .inzonderheidmeesterlijk gefchilderd. — Het vondt, zoo als wij zeidden,eene algemeene toejuiching. Het ftuk is in 5 bedrijven,in Frofaen het eerst op het Theatre du Maraisvertoond.2.Uit Engeland.Theatre Royal, Haymarket. Is, onder andereftukken ,voor het eerst vertoond: The Enchanted wood (het betooverdwoud.) Deze drama is uit de fabelkunde ontleenden faamgefteld door Mr. FRANCIS , een zeer jongaucteur; het onderwerp, dat vrij beuzelachtig is, draaithoofdzaaklijk rond op de wanftaltigheid en welgemaaktheidvan twee medevrijers, welke , door de toverkunstvan Orion, de belooner van verdienfte en de ftraffender dwaasheid, beurtelings afwisfelen. De eene, eenmismaakte gek, fehijnt de medeminnaar, welken hijbijftaat;de andere verfchijnt met al de fraaiheid eenes windbuis.Het luimige in dit ftuk is zoo gering, dat het beter


3^4 >ter zoude behaagd hebben, ware de drama van twee be.drijven geweest.De poëzij is zeer goed.AU in Gooi Humour en the furrender of calais zijn ver*fcheiden reizen vertoond.Het koninglijk Theater te Leverpool fpeelde met eenmeer dan gewoon fucces, de fchouwburg was geduurigvol. — — Het Theater te Rochester is een zeer net fteenengebouw, fraai opgehaald en vrij goed van tooneelenen werktuigen enz. voorzien ; het gebouw kostte15000 ponden Sterling, het zelve is onder directie vanMr. GRADNER. Men vertoonde onder anderen ,aldaar de twee Hukken, genaamd the Rights of Man, enThe Rights of Woman.Het Theatre. te Margate werdt den 13 Julij geopend,onder opzicht van Mr. H U L L , van Covent Garden, meteen gelegenheidsftuk; ter zelfder tijd vertoonde men theEnglifh Merchant en the Romp.Op het Theatre te Canterburij fpeelde het gezelfchaponder Mrs. BAKER. The Road to Ruin : Cymon : theFugitive, Surrender of CalaisOnder de nieuwe voordbrengfels voor den Schouwburgzijn verfcheenen buiten the Enchanted Wood >Croos Partners, een blijfpel in vijf bedrijven; een hoogstverveelend ftuk.Dramatic Dialogues of tooneelmaatige gefprekken, tengebruike van jonge lieden, Newberry 2 s. 6 d, Dit deelbevat drie drama's, naamlijk The Misfortunes of anger,Senfebility en The Trifler.De ideën zijn uit het franschontleend; de taal is net en de onderwerpen belangrijk.The Beauties of the Stage, or dramatic Companion &etOnder dezen tijtel is eene verzameling uitgegeeven dermeest


3Ö5 >meest geliefdfte tooneelen, en uit de beste ftukken verzameld.London. JSecond colletïion ef Songs Sung £? Vauxhall,gecomponeerd door HOOK. De beste verzaameling ,welke men nog heeft, het iersch gezang; I've lost my'heart to Teddy is uitneemend.A Seleüion of onginal Scotch Songs, door HAYDN,deze verzameling van oorfpronglijk fchotfche gezangenis meteen tijtelplaat voorzien, getekend door HAMIL-TON en gegraveerd door BARTOLOZZI.The cheerful Hom , een jagtgezang, door DIBDIN,beide, woorden en muziek, zijn fraai.Tliespian Magaz'.3-Uit Duitschland.Onder een meenigte anderen, vertoonde men in Aug.te Mamheim: Roland, Opera , met muziek van HAYDN ,het ftuk behaagde niet; de Sonderling,van KOTZEBUE;behaagde beter; de rol van Nettehen werd door MikWITIIÖFT uitneemend gefpeeH,Te Berlin, Eine machts wie die andre, of die fchule derLiebhaber, Opera in 2 bedr. met muziek vanMOZART;een ellendig en jammerlijk ftuk; de moeite van zulkeen


366 >een bekwaam Componist onwaardig. Wie gewonnen Jozerronnen, klucht in 2 Bedr. uit hetFransch van DU MA-PI ANT ; dit fober ftuk behaagde niet ; het werdt uitgeflooten,Tc Praag: List gehen Bosheit, Blijfpel in3Bedr. van LAM»BEECHT. Gutherzigkeit undEilelkeit, origineel Lustfpielin 5 Bedr. van BRANDES naar I R A T T E E . Diefchwerewahl, Tooneelfp. in i bedr. naar het fransch van COR»DES.Engelsch, vanAlles aus Eigermutz, Blijfp. in 5 Bedr. naar'tEECK.Geduurende dc kroning vereerden haare keizerlijke majesteitenen het ganfche hof vijfmaal den fchouwburg ,met haare tegenwoordigheid , bijzonder behaagde dezenhet uitmuntend ftak van IFFLA ND: Alte welt und Nuewelt.Munchen. Sederd aldaar de ftukken vanK O T Z E B U Everbooden zijn, maakte geen ftuk meer fenfatie, dan datvan H A G E M A N N , Otto der fchutz Tooneelfpel in 4 Bedr.Eene epifode met een capufiner, die 'er in voor komten welke in een catolicq land niet geoorloofd was, nevensde rol der minnezangers , welke ligt verveeling zoudeverwekt hebben, had men weg gelaaten.Die unruhigenacht, Opera in 3 bedr. na de italiaanfche muziek,van LASSER,behaagde niet.Den 9 Augustus vertoonde men Burgergluck Blijfp.in 3 bedr.De ontvangst was ten voordeele der weduwevansENNEFELDER, (een acteur, welke de oude bedienden,grijsaards, oude petit maitres en foortgelijke ,fpeelde) nevens zijne 9 nagelaaten kinderen.De keur'vorst heeft daarboven de weduwe 300 Fl. penfioen toegelegd,en voor de kinderen bekoorlijk gezorgd. Ditvoor-


367 >voorbeeld verdient navolging, immers bet is te bejam»meren, dat een acteur, die geduurende zijn leven hetpubliek den tijd veraangenaamde en voor het tooneelnuttig was, in zijn ouderdom niet zelden met gebrek enkommer moet worstelen.Wijders fpeelde men , onder anderen , in dezelfdemaand: Die Scrafzhurgerinnen , Blijfpel, in een bedrijfen-die Thomas-nacht, Opera in twee bedrijven, beidenvan den hofkamerraad DESTOUCHES, de muziekvan zijnen broeder, producten beneeden alle critiek.Briinn. Die Folgen einer einzigen Lüge , van SPIES,beviel zeer; dan zeer mishaagde Konradin von Schwahen,door KLING ER. Die leijden Hüthe en die leijdenSavojarden; hier bij is deze aanmerking gemaakt, dat deactrices, welke in een Opera tot het zingen der choorenop het tooneel komen, in het oog moeten houden, vanaan haare pligt te voldoen; geenfints moeten zij, evenals poppen, den mond open en toe doen, en door eenonaardig, onbehoorlijk gedrag te kennen te geeven: wijzijn zusteren van Midas. Tevens hebben wij het omkij'ken in de Loges en Parterre onvoegzaame gevonden. —De Muzen behaagen alleen in jeugdige fchoonheid en inhet gewaad der befcheidenheid. Eindelijk —>het ftuk van SCHIÏAKEDEE die leijden Antons geviel.Weimar. Bij het verjaarfeest van den keurvorst, werdgefpeeld: das Freudenfest, Vorfp. met gezangen van VULrius;met muziek van BENDA. Der Schwarze Mam,klucht van GOTTER.tl


34° >In deze en de voorige Maand zijn op den AinfleldamfchenNederduitfchen Schouwburg 'vertoond :Artaxerces of de Bezoedelde Onfchuld, Treurfpel.Be zijden fchoenen of de Hoogduitfche Schoemnaakfter, Blijfpelmet zang. >Ürispijn Testateur en Gelegateerde,of de Erfgenaam door List, Blijfpel. Olimpia ,Treurfpel.1Alzireofde Americaanen, Treurfpel.—Melomanie, of drift tot Zang en Bans, Zangfpel.Melanie of de rampzalige Klooster dwang, Treurfpel.In December Herodes en Mariamne, Treurfpel.Felix, of de Vondeling, Zangfpel.zijn Zoon, Blijfpel.Het verliefde Bregjen, Kluchtfpel.,De Snijder en•De Vrouw na de Waereld, Blijfpel. •Be Vermaakelijke Rouw, Kluchtfpel.•MEN-


&9 >M E N G E L W E R K .r.A N E C D O T EA A N G A A N D EC O L B E R T .Het leven van HENDRIK IV. en LODEWIJK XIV.was fchitterende; dan deze monarchen ontleenden denglans niet weinig van hunne ministers — van SULLIJen COLBERT; de laatfte was vooral zijn geluk aan eenbijzonder toeval verfchuldigd, het welke dusdaanig was.J. B. C o LB E R T in 1619 te Rheims gebooren, kwam ,nog zeer jong zijnde, te Parijs, om den koophandel teleeren. Van da tr ging hij naar Lion, raakte in onminmet zijnen heer, keerde naar Parijs te rug, werdt fchrijverbij een Rector en Procurator en vervolgends Commisbij SABATHIER, Theforier des parties cafuelles.Zijn neef COLBERT heer van St, Pouange, bragtinAal 6 43


37° >1648 hem in dienst bij den ftaatsfecretaris LE TELLIER ,met wiens zuster Hij gehuwd was. De jongman kenfchetftezich door zijnen ijver, r.aauwkeurigheid endienstbetooning.Opzekeren tijd zondt LE TELLIER hem naar dekardinaal MAZARIN, welke toen te Sedan woonde, omhem een brief van 's konings moeder te overhandigen ,met het uitdrukkelijk bevel, dien brief weder te rug tebrengen. COLBERT gaf den brief aan MAZARIN,nevens het Billet, door LE TELLIER hem ter geleidemede gegeeven.Toen hi) , Jen anderen morgen hetbillet zoude afnaaien, gaf hem de kardinaal een paket;wijl hem deze den brief der koningin niet gaf, vroegCOLBERT naar denzelven. „ Hij is in het paket ,zeidde de kardinaal, en gij kunt veilig heen reizen."COLBERT rukte onmiddelijk het zegel van het paket,om de waarheid te onderzoeken.De minister, verwonderdover-die ftoutbeid, fchold hem uit vooreen onbefchaamden, en rukte hem het paket uit de handen.COLBERT, zonder verleegen te worden, andwoordde:, Hij dacht, dat, daar het paket van zijn fecretaris wastoegemaakt, deze ligt den brief vergeeten kon hebben,'er bij in te fluiten, daar echter LETELLIER,,zijnHeer hem uitdrukkelijk gebooden had, zonder den briefniet te rug te komen.De kardinaal wendde voor, zeer bezet te zijn en befprakCOLBERT den volgenden morgen weder.Eindelijk,na menigvuldige uitvlugten, ziende, dat COLBERTzonder dien brief, niet van zijn plaats gaan wilde, gafhij eindelijk denzelven, en COLBERT bekeek hem opalle zijden, om te zien, of het dezelfde ware.De kardinaalvroeg hem , of hij hem bekwaam oordeelde ,hier


371 >hier in den bedrieger te fpeelen. C o L B E R T bleef hemhet andwoord fchuldig en reisde heen.Eenigen tijd daarop kwam de kardinaal weder ten hoveen verzocht van TELLIER een bekwaam man , omzijne agenda te fchrijven. L E TELLIER beval hemCOLBERT. Dit wezen kwam den kardinaal bekendvoor en hij vroeg hem, waar en bij welk eene gelegen'heid hij hem reeds gezien had? COLBERT, zoo alsmen ligt denken kan, iidderde, toen hij hem bekende ,dat zulks te SEDAN geweest was; immers, hij vreesdevoor de gevoeligheid diens ministers, wien hij toen zoofterk op de te rug gave van den brief had aangedrongen;dan , wel verre dat deze herinnering hem fchadelijkzoude zijn, nam hem zijne Eminentie onmiddelijk in zijndienst, met het uitdrukkelijk beding, dat hij hem metdenzelfden ijver en trouw dienen zoude, zoo als hij zijneneerften heer gediend had.COLBERT voldeed hem ook zoo en gaf hem zooveel bewijzen van fchranderheid en doorzicht, dat hij,na den dood van JOUBERT tot intendant zijner Eminentiebenoemd werd, en dus was deze gebeurtenis degrondflag van het ongehoord geluk diens kloeken enfchranderen mans.COLBERT ftierf den 6 September 1683, in zijn64de jaar, en onverminderd zijn ijver, was de haat vanhet parijfche gemeen zoo hevig tegen dien grooten man,dat men alleen bij nacht waagde, hem tebegraaven,terwijl men door eene wacht het gevolg der begrafenismoest beveiligen.VOLTAIRE, welke de onrechtvaardigheid van hetgemeen wraakt, fluit met de volgende regelen:Aa 2 , Cet


372 >Cet homme unique & 1'auteur & 1'appuiD'une grandeur d'ame ou nous n'ofions prétendre,Vit tout 1'etat murmurer contre lui,Et le Francois ofa troubier la cendreDu biênfaiteur qu'il révère aujourd' hui.A.NEC.


372 >2.A N E C D O T EE E N E RS C H O O N EN A C H T W A N D E L A R E S .Een jong, Engelsch edelman reisde voor eenige jaarenvan London naar het westelijk gedeelte van Engeland;zijn oogmerk was, een zeer waardigen man, zijn bloedverwant,te bezoeken, welke op zijn landgoed leefde.Hij ondekte.dat terzelfder tijd het huis van dien vriend >uithoofde eener daarin gehouden bruiloft, vol menfchenwas. De huisheer heette hem wel is waar hartlijk welkom,doch zeidde tevens: „ Ik weet niet, waar ik ubergen zal; het huwlijk mijner nicht heeft mij niet eenekamer overgelaaten. Ik heb 'er nog wel een, dan dezekan ik niet mede rekenen, wijl het daarin fpookt: zoogij daar in wilt huisvesten, dan wil ik u een zeer goedbed daar in laaten brengen, nevens andere noodwendigheden."De gast verzekerde hem, dat hij voor dit aanbodten hoogften verpligt was, wijl hij reeds dikwijlsgewenscht had , in een plaats te zijn }waar het fpook-Aa 3t e


374 >Dit befluit was den huisheer zeer aangenaam; hij lietde kamer in orde brengen, en, wijl het winter was ,een groot vuur aanleggen/Wanneer de tijd van flaapen daar was, geleidde menden jongen edelman in de voor hem beftemde kamer ;hij beval zich in de zorg des hemels en ging te bed. Eengeruimen tijd bleef hij wakker, en daar hij geen geruis,noch in het algemeen geen het geringfte gerucht hoorde,Hiep hij eindelijk in.Om drie uur des morgens werd hij door het opendoender deur zijnes kamer wakker. Hij zag iemand inkomen, welke, zoo het fcheen, een jong meisjen was ,die niets, dan een nachtmuts en een korten onderrokaan had; hij kon echter haar niet duidelijk genoeg zien,wijl zijn nachtlicht was uitgegaan en het vuur niet, daneen gering fchijnfel gaf.Deze onbekende gast echter naderde den fchoorfteen,greep de tang en roerde het vuur om.Door dit fterkerlicht zag de jonge man in het bed, zeer duidelijk, degedaante van een jong meisjen; of zij echter van vleeschen bloed, of een fp ook fel ware, wist hij niet. Dezeaardige gedaante bleef eenigen tijd voor het vuurftaan,als of zij zich warmen wilde; daarop ging zij eenigemaaien de kamer op en neder, naderde eindelijk hetbed, waarvoor zij eene kleine poos bleef ftaan; vervolgendsfloeg zij het dek op, legde zich neder, dekte zichtoe en lag zeer ftil.De jonge gast geraakt een weinig buiten zich zeiven ,bij dit onbekend bezoek ; hij fchoof zoo ver mooglijkagter in het bed te rug en wist niet, of hij opftaan ofte bed zoude blijven. Eindelijk nam hij het befluit, zich niette verroeren, tot hij gewaar werd, dat zijne flsapgenoo*te


375 >te adem haalde. Nu vermoedde hij te meer, dat hij vleeschen bloed naast hem had. Hij fchoof dus een weinignader bij, raakte haar aan, vond haar warm en wasovertuigd, dat hij met geen fpookfel te doen had; hijvoelde een ring aan haaren vinger, welken hij voorzichtig'er aftrok. Daar het meisjen aanhoudend rustig voord,fliep, liet hij haar liggen , zonder haar in het minfte teftooren.In eens fprong zij op, verliet het bed, ging, even alsin het eerst, de kamer eenige reizen rond, opende dedeur der kamer, ging 'er uit en floot de deur agter zichtoe. De jonge man vermoedde nu , op welk eene wijzede kamer den blaam van fpookerij gekreegen had; hijftond op, grendelde de deur, legde zich neder en flieptot den morgen.Spoedig kwam de huisheer , om naar zijn welltandte vraagen en of hij in den nacht iets gezien had? degast gaf hem ten andwoord , dat 'er eene vcrfchijningbij hem geweest was, dan, dat hij tevens de vrijheidverzocht, 'er niet verder na te vraagen ; dat hij het nieteer kon vertellen, dan, nadat de ganfche familie bijéén was. De huisheer Hemde zulks toe, en betuigdehun, blijde te zijn, dat hij hem gezond en welvaarendegevonden had.De nieuwsgierigheid was hevig en bragt alle takkender familie bij een. Nadat zij allen in ééne zaal ver*gaderd waren, hief de jonge Edelman aan, dat hij vanalle de tegenwoordig zijnde Dames iets verzocht, en ditwas, te mogen weeten, of eene haarer een ring verloo.ren had? de jonge Dame, een dochter van den huize ,van welker vinger dezelvegenomen was, had hem bereidsgemist en wist niet, hoe zij hem was kwijtgeraakt; zijA a 4be-


376 >bekende dus openhartig, dat zij den haaren miste. Opde vraag, of dan deze de haare ware, zeidde zij ja I enontving hem dankbaar van den Edelman. Deze keerdezich nu naar den gastheer en zeidde: „ nu, mijn heer,kan ik u verzekeren, dat deze Dame, welke ik hier bijde hand neeme, de beminnelijke geest is, dien in uwekamer gefpookt heeft. Hierop vertelde hij het ganfchegeval, Geene woorden zijn in Haat, de fchaamte enverwarring der jonge juffer uit te drukken ,• ftamelendeen beteuterd bekende zij 'er niets hoegenaamd van te weeten;zij moest het echter gelooven, daar zij zeerwelwist, met den ring naar bed gegaan te zijn.Dit voorval gaf het ganfche gezelfchap ftof tot lachen,tot eindelijk de vader verklaarde, dat, wijl zijne dochterreeds bij haaren neef te bed gegaan was, haar eengoed uitzet te geeven , ingevalle zij haare hand aan denEdelman geeven wilde, wiens karakter zij van nabij genoegkende. Dit grootmoedig aanbod waszoovoordeelig,dat de jonge edelman het met vreugde aannam, enziine flaap-gezellinne maakte ook geene zwarigheid hemtot haaren man te neemen.W I L-


377 >3.W I L L E M EN B E T J E ,EENEVERTELLING.'F•a- 1 1- o-E-T was onlangs een jongeling,In Haarlems vruchtbaar oord,Zijn naam was WILLEM; door zijn fchoonWerd ieder een bekoord.*Maar was zijn leest en aanzicht fchoon,Zijn ziel was fchooner nog.Hij was een waare menfchenvriendEn kende geen bedrog.Hij drong zich, niet door vleierij,In aller vrouwen gunst,Neen, hij wist een Coquette zelfsTe winnen zonder kunst.iWanneer hij, op redoute en Ball,Haar leidde naar den dans,Dan blonk in die verlichte zaalHaar oog, met fchooner glans,Aa 5ja


378 >ja als men dan met hem bnuêtOf chaine maaken zou,Dan bleef fomtijds haar vlugge voet,Niet aan de maat getrouw.*In 't kort, in lent en zomergroen,In herfst of wintertijd,Wist hij fteeds wat behaagen kon,En hij behaagde altijd.*Doch BET JE, *t bloempjen van de jeugd?,Een aarts - bevalligheid,Beminlijk, teder .fchoon en rijk,En dus van elk gevleid.*Gevoelde voor den fchoonen knaap,Een tedren minnegloed,Een waare liefde, die alleenDoor zwijgen fpreeken moet.Zo vaak als ze aan een 's meisjens zijd',Een tedren minnaar zag,Dan zuchtte zij: helaas! dat nooitEen meisjen vraagen mag!Wan-


379 >Wanneer een edle heldendaad,Haar éénen traan onttoog,Dan zag zij denkend aan den held,Haar WILLEM voor heur oog.*Ook deze zuivre minnegloedDrong door den jongling heen,Ia eene zaal vol fchoonen, zagHij BET JE flechts alleen.Zij zagen dan elkander aan,En floegen de oogen neêr,Haar oog zag nog eens in zijn oog,En beiden bloosden weer.Doch, ach! natuur fchonk hem het fchoon,Dat zij vertederd ziet,Maar het balftuurige fortuin,Schonk hem haar fchatten niet.Onzalig was de minnegloed,Die 's jonglings hart verwon;Er blonk geen 't minfle ftraaltjen hoop,Dat hij haar krijgen kon.Weg,


3«o >Weg, weg is nu die gulle vreugd,Die uit zijne oogen fpreekt;Terwijl door ftille fmart geknaagd,Zijn fchoon gelaat verbleekt«Eens zou de jeugd een wandling doen,En WILLEM was 'er bij,Het lieve BET JEN was 'er ook,Zij ging aan WILLE M'S zij*.De fchoone jongling hield, verrukt,Zijn meisjen aan den arm,Zij gingen fpraakloos, vol gevoel,In 't eind' fprak zij: 't is warm.0Ja! — doch zie deze dreeven aan,Men voelt de zon daar niet,Die op het veld aan de overzij',Haar heete ftraalen fchiet., Zie KAREL aanzijn co OSJES zij',„ Nooit zag ik blijder paar,• zij leeven in den bloei der jeugd„ Gelukkig met elkaêr"Zij


38i >Zij zuchtte en zweeg: „ 6 ik kan eens,,, Als zij gelukkig zijn,„ Ach BET JE! Zoud gij ook met mij,„ Gelukkig kunnen zijn?„ Ik minde u, fints ik 't eerst u zag,„ En minde zonder hoop;„ Bemind gij mij ?" hier gaf de fmartZijn traanen vrijen loop.Het meisjen, door die vraag verrast,Verftomde; doch zoo draZijn hand haar poefel handjen drukt,Zegt zij al ftaamlend: ja.Verrukt klemt hij haar in zijn arm,En kust haar fchoonen mond,Haar lieve lippen tikten weerAan 's jonglings fchoonen mond.*Een oude juffer uit de buurt,Had juist dien kus gezien,Men denke (zij werd nooit gekust,)Haar nijd, bij dit te zien.Zij


Zij zag het — en begaf zich fluksNaar B E T J E'S ouders heen ,De dweeperij en babbelzuchtVerhaasten haare fchreên.Alle ommegang van w 1 L L E M werdAan BET JE ftraks verboön;Gelieven in den bloei der jeugd,Was dit uw min ten loon!Een enkel ras verdweenen uurWas alles haar geluk;Nu zag zij, flechts een uur daar na,In 't leeven niets dan druk.Een reeks van laffe knaapen wasGeflaadig om haar heen,Zoo vaak als zij een wandling deed,Verzelden zij heur fchreên.•»Zij wandelde eens: een jongelingKwam bij haar langs het gras,Die vroedfchap en die CkvalierDes cina epêes was.Nu


3^3 >Nu ftond zij peinzend aan een brug,En zag het water aan,Waar lang zij vaak, in vroeger tijd ,Met WILLEM had gegaan.*Help God!.. de leuning kraakt... hij breekt..En B E T j E ftort in 't nat.Dat, plompend met een groot gedruis,Rondom haar heenen fpat.Wie helpt, wie red nu 't fchoone kind?Al 't volk is van de hand.De Jongeling, voor 't nat bevreesd,Stond fchreeuwend aan den kant.Een fchoone knaap komt fchreiend aan,Gevaar vergroot zijn moed,Weg werpt hij fluks zijn boven kleed,Nu fpringt hij in den vloed.°t Was WILLEM, die vermomd alhier,Zijn B E TJE had befpied.En thans vertederd, doorgevoel,Ook ftaarde op d'eigen vliet.Nu


•C 384 >Nu voert hij haar naar de oevers heen,Hij kust haar bleeken mond,Terwijl al fchreiend aan zijn zij',Haar lieve moeder ftond.Haar vader drukt hem aan zijn hart;„ ó Redder van mijn kind!„ Zij zal, zij moet uw gade zijn,„ Daar gij zoo teêr haar mint.Zij, die door fchrik bezweeken was,Bekomt, door al 't gekerm.En vindt, hoe aangenaam verrrast!Zich in haars minnaars arm!*Zij werden, kort daarna te faam,Vereenigd door den echt.Er werd nabij het Spaaren nooit,Een fchooner knoop gelegt.Gij, die door 't maagdelijke fchoon ,Uw hart getroffen vindt,Al ziet gij niet een ftraaltjen hoop,Houd moed, wanneer gij mint.BODDAERT.


LO V Ë R D ÊTOURNOOI- OF RIDDER-SPELEN.(Vervolg 'van Bladz. 338.)xxxsoooooooooooooooocxxxxxxVfij hebben reeds in onze voorige eene befchrijvinggegeeven van de wapenrusting en kleding der ridderen;én zullen thands eenen aanvang maaken, met de plaatszelve, waar deze tournooiè'n gehouden werden. .Zoodra men een tournooifpel had vastgefteld, koosmen een ftad uit, tot deze exercitie gefchikt, alwaar debenoodigde zaaken te vinden waren, waar eene behoorlijkeftilte plaats had, werwaards men veilig reizen enWaar men behoorlijke huisvesting vinden kon-Dusdanigeene ftad gekoozen zijnde, zoud men eenigeedelen,met behoorlijk gezag en volmagt voorzien, naar de regeringvan eene zoodanige plaats, ten einde met deze tehandelen, aangaande alles, wat tot een zoodanig tournooifpelnoodig was; dus reeden zes dusdaanige, alswervers en voorréizers,naar de magiftraat te Numberg,op bevel zijner keizerlijke majesteit, en gaven hunnen lastBb t#


386 >te kennen: de magiftraat nam het bereidwillig en metdank aan, beloovende, naar haar vermoogen in allesbehulpzaam te zijn; zelve de herbergen, de tournooiplaats,vrij geleide en al dat geene te bezorgen, wat zujülchem Triumpf und Rhterjpiel dienet.Deze voorreizers moeiten een behoorlijken tijd voorafwaarfchuwen, ten einde de regering in ftaat ware , behoorlijkevoorzorge , aangaande de levensmiddelen teneemen; immers, daar de toeloop van Ridders en derzelvergevolg, zoo wel als van toefchouwers groot was,was ook zulk eene voorzorge noodig; echter zorgde menook, dat de eetwaaren en andere noodwendigheden nietwillekeurig op duuren prijs konden gefteld worden , waartoe anders de toevloed van vreemdelingen aanleiding zoudehebben kunnen geeven ; maar de afgezondenen bepaaldenvooraf, wat men voor het noodig onderhoudgeven zoude, ten einde het daarop zoude bepaald blijven,om dus niemand te bezwaaren-Ten aanziene der plaats, nam men in acht, dat hetzelvezoo wel geleegen ware , als mooglijk was. Bijde duitschers moest het in het rijk zelf zijn , ten eindemen niet genoodzaakt ware, met de tournooi-verfierfelenen den verderen grooten ridderlijken fleep een grooteinde weg te reizen; men zag ook zeer op de veiligheidder wegen; immers, daar het in die dagen zeer dikwijlsgebeurde, dat 'er ttvisterijen en vijandlijkheden tusfchenedelen en vorften plaats hadden, gebeurde het niet minderdikwijls, dat daar door deze en geene wegen onveiligwerden. - Hierom voorzagen de tournooi-ridders zichook vooraf van vrijgelei - brieven. - Dat men op dewelgelegenheid der plaats acht gaf, blijkt uit den raad,welke jo HAN VAN HELFFENSTEIN aan den holland-


32? >landfchen Graaf F LOR I S gaf, omniet, zoo als de laatftewilde, een tournooi • fpel te Utrecht te beleggen, wijlhet den bovenlandfchen vorften, Graaven, Heeren enverderen adel te verwas, om met hunnen trein derwaardgte reizen-Wijders droeg men tevens behoorlijke zorge, om deveiligheid der ftad te bewaren, waarin of waarbij dusdanigeen tournooi gehouden werd; terwijl men tevensyan de regering vrij-geleide bedong voor allen, welkedusdanig een tournooi bezoeken wilden, ook voor denabeftaanden en allen, welke men zoude medebrengen.Het recht, om een zoodanig tournooi - fpel faam teroe*pen, was oorfpronglijk alleen eigen aan keizers en ko>Jiingen, (naderhand deeden het ook Hertogenen Graaven,mits Ridders geflaagen,) welke den toeftel bevalen en fomtijdsals opperhoofden des tournoois, met al derzelver glan»en heerlijkheid, het fpel beftuurden. Echter konde menniet elk en een iegelijk daartoe noodigen; immers, daar eenridder, eer hij die waardigheid bekleede, moest geflaagenworden, blijkt het ook, dat eik geen recht tot het tournooifpelhad, tenzij vooraf door den keizer daartoe verheeven.Hoedanig men den toeftel inrichtte, kan eenigermaa>te blijken, uit de opgave des wegens van een groot tournooifoelde Erffurt in het jaar 1496 gehouden :„ HertogFriedrich, keurvorst van Saxen, trok, na dat hij voorafeen Tournooi openlijk had laaten afkondigen, het geendoor open brieven aan alle de nabuunge ot verder afge.leegen graven, baronnen, Ridderen &c. gefchiedde ,binnen in Erffurt, nevens zijnen broeder, Hertog ^9-hannes, met tweehonderd paarden, nevens agttien Graavenen veele Ridderen, Nadat het behoorlijk der Magiftraatwas aangezegd, lieten die va 1 Erffurt een vierkant ruimteBb amet


3^8 >met planken affchutten van fterk hout, met vier ingangen,voor welke houten flagboomen, welke men, voorhet in — en uitrijden, openen konde.De raad liet ookeen huis bouwen, tegen het planken affchutfel aan, bijhet water, in welke vier etages boven elkander waren,niet even breed, doch twaalf vademen lang. Op de eerltezouden ftaan de oudlten uit den raad; op de middenfte,eenigen uit den adel en den Marchalk desHertogs, deszelfsHofmeester, kancelier en raadenj 'op de derde,de minder bedienden van het hof en deaanweezigeftandsperfoonen;op de vierde eenigen uit de ftad en gemeente-Aan dit huis, dwars over, werden gefpanncn, drie langelakens, aan het middenfte hingen de wapens van denkeurvorst en den hertog Johannes; die der graaven ,ridderen en edelen hingen op de anderen, ter wederzijden.Na dat men intrek genomen had, gingen zij, 'swoensdags op St. Pieter enPaulus, bij onze lieve vrouwe,om agt uur ter misfe; vervolgens trokken zij naarde tournooi-plaats, wel geharnast; hier gekomen, vogtenzij, twee aan twee, tegen elkander, met fcherpelanfen; wanneer zij hier mede op eikanderen los gerendwaren, trokken zij fpoedighunnen zwaarden uit; immerszoo als wij voorheen zagen, konde men , na den eerftenuitval, fchoon de lanfie heel bleef, dezelve nietmeer gebruiken, maar, elkander kort op het lijf gekomenzijnde, wierpen zij dezelve weg — dus ook deze enhieuwen elkander over het hoofd, armen, lijf en waarzij wilden, een miferere of twee lang, of zoo veel tijd,als men tot het zingen van twee miferere's behoefde: daarop reeden tien of twaalf daar tusfchen, hebbende lange{langen en fcheidden de rtrijdenden van elkander.Hierop hingen eenigen op het huis en twee van hun, welkege-


3 8 9 >getournooid hadden op het bovendfte laken, hun fchild.De eerden waren de keurvorst en hertog JOHANNES;echter fireeden deze beiden niet tegen elkander; maarieder tegen een graaf, na welke altijd twee opkwamen;Toen dit voorbij was, trokken tien der voorzeide tournooigastenter eenre en tien ter andere zijde en dezetwintig begonden allen te gelijk op eikanderen aan terennen, met volle magt en ftaken op eikanderen metfterke glaifen of glevelingen, en onmiddelijk na dezenrit, trokken zij allen hunne zwaarden, en hieuwen naareikanderen, tot zij gefcheiden werden door hun, welkedaar toe aangefteld waren en hierop reeden zij allen,twee aan twee, naar de herberg te rug. Op donderdag,den derden dag, reeden de twee vorsten op de tournooiplaats,met hunne baronnen en ridderen en ftaaken metcrenichen of ftompe lanfen en ook met fcherpe, als voorheen.Schoon niet alle tournooifpelen op dezelfde wijzegehouden werden , maar hier in eenige veranderingplaats had, geeft echter dit verhaal genoeg aanleidingtot dat geene, hetwelk bij het houden van een tournooiplaats had.De Tournooiën werden uitgefchreeven, en deze uitfchrijvinggefchiedde door zogenaamde Tournooi-koningen,zulke vier waren 'er dus in oppergermanje; dusvindt men ergens: „ Heer KOENRAAD VAN VES-TENBER6 zal een tournooi laaten uitfchrijven , alskoning en voogt des tournooi's van de zijde der Franken."Deze waardigheid was erfelijk en ging dusvan den voorganger op den volgenden over; deze dedende verkiezing van plaats, fchreeven de brieven uit, in denabuurige provinciën; hadden het opzicht over den toa-Bb 3ftel»


39° >ftel, over de wapenfchouw en gaven den afreizendengetuigbrieven, dat zij in het tournooi verfcheenen warenen daar , naar ouder gewoonte en herkomen, genreedenhadden. Het verzoeken tot dit tournooi gefchieddedoor des gemachtigden, welke voor gemeene rekeningreisden , met een brief, waar bij ook wel, termeerder eere, een blad gevoegd was, het tournooi-bladgenaamd. op het welke de wapens der tournooi - koningenof voogden gemaald en hunne naamen gefchreevenHonden.Deze tournooi - koningen hadden hunne feconden ,welke hun bijftonden of hunne plaats bekleeden, ter inórde houding van het fpel, ingevalle gemelde koningendoor eenig toeval belet werden tegenwoordig te zijn. —Het gebeurde ook | dat in langen tijd geen tournooigegeeven zijnde, de tournooivoogden dezelve zeer nodighadden, om hun met raad en daad te dienen. ,, Na dat,leest men bij RUXNER; na dat, in veertig jaaren geentournooi gehouden was, waren 'er weinigen, welke iets.daar van wisten, dus zocht men eenige ouden tot raadeaen (telden vervolgends orde op alles." Men koos veelaldaartoe drie uit elke provincie; men noemde dezeraadenof feconden, opper/te Hoofdluiden, gezelfchaps-voogdenkoningen van gezelfchap of tournooi-rechters. Men vindbij RUXNERUS omtrend dezen het volgende: „Elkgezelfchaps-voogd zal voor die geenen zorgen, welke inzijn gezelfchap zijn: Ieder zal een teken gegeeven worden,zoo als hij zijn gezelfcbaps-knegt doet draagen, opdat mendaar aan zijn geze'fchap kenne. En die uit de vier landenin het tournooi is, zal het zelve teken aan den halsöèr kap of aan den hoed draagen, ter plaatfe, waar hijin het tournooi gezeeten is; is hij een ridder, dan zalbij


39i >het goud of verguld hebben, een Edelman wit en eenheraut zal het voorfte deel verguld en het andere witdraagen.De vier tournooi - koningen , met hunne twaalf gezelfchaps• koningen hadden hunne herauten of Ehrenholden.Ds post dezer herauten was, om zich bij devoorgemelde te vervoegen en ter plaatfe van het Heekfpel, de wetten en ftatuuten voor te leezen of uit teroepen , welke in acht moesten genoomen worden; teoordeelen over de fpietfen en fchilden der geenen ,welke uit hoofde van geboorte, deugden en verdienftender voorouderen toegeJaaten konden worden — allede gebreken der wapenen en infigniè'n aan te teekenenenz. ook deze Herauten hadden weder anderen onderzich, pourfuivantes of navolgers van wapenen, welke hunals leerlingen vergezelden en uit welken de herauten ge»koozen werden. Deze. zoo wel als de herauten, droe.gen wapenrokken, befchilderd met het wapen van dentournooi - koning , welken zij dienden. Zij gebooden,geduurende het tournooi, rust en ftilzwijgenheid, doormiddel van den gewoonen uitroep , bij den'aanvangvan het fteekfpe!: Stilla ho! waar aan elk der aan.icbouwers zich moest onderwerpen.Om acht op het fteekfpel te geeven, om alle beledigingente vermijden, doodfiag te beletten, de hette derftrijdenden te maatigen, en, wanneer het gevegt te heetwerd, de ftrijdenden , door middel van lange Jlangen ,van een te fcheiden, koozen de tournooi-voogden eenigentot fcheidsmannen, welke men Crieswertel noemde;zij echter, welke daartoe verkoozen werden, moeftenedelen zijn, welke zich in den ftrijd voormaals met roemhadden bekend gemaakt.Bb 4Deze


39^ >Deze Grïeswertel of Krieswartel hadden weder anderenonder zich , welke in moeilijke gevallen hun moestenbij'flaan, in het befchermen en bevredigen , men noemdedezelve Stnbkr, dezelve waren mede voorzien vanHangen of lanfien , zoo het fehijnt van een ruwer foort.Wanneer alle deze zaaken en perfoonen geordend enaangefteld waren, moesten de onderfcheiden deelgenootenvan het tournooi op den bepaalden dag en ter beftemderuure, behoorlijk gewapend, op de aangeweezenplaats verfchijnen. Vóór zij echter het tournooi • veldbetrokken , werden vooraf de trompetten geblaazen ,en dit geluid was het teken om op te komen. •Wanneer allen tegenwoordig waren , en elk met zijnetegenpartij gereed ftond , blies men weder en deItrijd nam een aanvang , tusfchen de , in de tour.nooiplaats opgerechte, affchutfels of febraagen; terwijlinmiddels de toegangen geflooten werden ; men ftreedeerst met tournooi - kolven ; zulks eenigen tijd geduurdhebbende, werd de trompet weder geblaazen enmen vogt met zwaarden , tot dat de toegangen, wedei;geopend zijnde, den vermoeiden een vrijen uittocht bezorgden.Zoodanig is de befchrijving van een tournooi, gehoudente Nurnberg: „ Als de dingsdag kwam en de tournooigastenverdeeld waren, ten einde elk wiste,met wien hijvegten zoude, blies men ter bepaalder tijd en daarop kwa«men die, welke ditmaal tot het tournooi opgeroepen waren;en als het uurfloeg, gingen den ingangen toe; daaropblies men weder en het tournooi begon en duurde tweeuuren; hierna blies men weder, en de tournooi ridderslieten dekolven vallen, greepen hunnezwaarden, hieuweneikanderen de kleinood af, waarop de toegangen weder


K[ 393 >geopend werden, en het tournooi was gehouden." Dezeftrijd werd ten tweeden en derdenmaaleherhaald, wanneerde toeloop der ridderen grooter was, dan de ruimtebevatten konde; — wordendede ftrijdenden, volgendsrang, in klasfen verdeeld. Hij, welke tegen de vastgeftelde orders zondigde , liep gevaar van geftraft tewor 'en; dus leest men in een oud duitsch rijm:Wer untiichtig war zum Thumier,Den jchlugen offt drei oder vkr,Und thaten ihn met kollen blanen, (Haan)Dafz ihn Jein Leib wohl mogt gereuen.Het gevegt met de kolven noemde men voor- en metde zwaarden , na .tournooi ,* naamlijk toen, wanneer dekolven en zwaarden alleen bij deze renfpelen gebruiktwerden: dan, zoo als wij voorheen zagen, men bezigdeook, doch waarfchijnlijk niet in den beginne, lanfien ,en dit heete men het rennen, het hooge fteekfpel, Jlechenin hohen zeug; de italiaanen noemden het, ungiojlra;de franfchen behourde, van heurter, tegen eikanderen Jïooten,op eikanderen inloopen i hiervan kreeg het den naam bijde oude duitfchers vanPuhurdieren; men noemde het ookjusteeren, van Joüte, fteekfpel, men vindt het in dittwee regelig versjen bij een, door een fchrijver uit deoostenrijkfche annaalen aangehaald:JVTan fah fie puhurdiren,Und ritteriich justiren.Dit rennen hield men vóór het ernftig fteekfpel, engefchiedde als uit jok, ten einde elkanders kragten enBb 5die


S94 >die der paarden te beproeven , ais mede de wapenenen rusting , ten einde niets ontbrake , en de ftrijdersverzekerd waren, van door eenig gebrek, geen gevaarte loopen. Hierom kwam de ridders na den middag,voor den dag van het fpel, bijeen, renden opelkanderen,om te onderzoeken, wat hun ontbrake, ten eindehet bij tijds te kunnen herftellen en elk volkomen tothet fteekfpel uitgerust ware.Dit rennen , dat met llompe Ianfiè'n gefchiedde, wasdus van het eigenlijk Heken met fcherpe lancien of hetJcherprennen onderfcheiden , het geen in zwaare rustingen met ftevige lancien gefchiedde, waar bij niet zeldende ftrijder het leven verloor ; dus verloor graaf F Lolti s IV. van Holiand het leven in een fteekfpel.Dus ook verloor de franfche koning HEKDRIK hetleven , door eene wonde , welke hem door het villervan den helm werd toegebragt , C*; zijnde dit ook deoorzaak geweest van het affchaffen dezer kostbaare engevaarlijke fpelen in dat rijk; dit fteekfpel werd gegeeven,ter gelegenheid van zijn dochters huwlijk met rmLirs,koning van Spanjen. Dusdaanige fpelen werden dikwijlsbij dusdanige huwlijksplechtigheden gegeeven ,ook na overwinningen , ter oefening in de wapenen ,en ter bewaaring van ridderlijke dapperheid , fomtijdsook alleen, om dusdanig een fchouwfpel te geeven ennaam te maaken e. d. g.'Er hadden hier bij niet zelden uitdaagingen plaats ,zoo als hier van een merkwaardig voorbeeld voorhanden is, van het jaar 1495. Een, zeker gevreesdrid-(*) Meer zulke voorbeelden vindt men bij HUIDECOPER'SMelis Steke, II. Deel, Blsdz. 52.


395 >ridder CLAUDIUS BARRE, kwam, bij gelegenheidvan den Rijksdag tzWorms, aldaar, en hing zijn fchildonderhet vengfter zijner herberg, laatende door eenmedegebragten heraut uitroepen , dat wanneer eenigduitfcher om lijf en leven, om gevangenis, of om eenariddergave met hem kampen wilde, hij den ftrijd opalle wijzen zouden aanneemen. Elk vreesde dienwaaghals ; dan, de keizer MAXIMILIAAN I. achttezulks voor eene zoo groote vergadering fchandelijk,ingevalle deze uitdager onbeftreeden, heenen trok; hijzondt dus zijn wapenknegt met zijn fchild, op het welkhet wapen van Oostenrijk en Bourgondie gefchilderd wasen liet het naast dat des ridders hangen. Hierop werdvan wederzijden afgefprooken, dat de ftrijd binnen deeer»ftenegen dagen, om eene ridderlijke gevangenis, zoudegehouden worden. Op den negenden dag kwamenbeide helden, wel uitgerust en met fpiets en zwaardvoorzien, op de tournooi-plaats. Geen hunner fprakCén woord en wanneer de trompetter driemaal geblaazenhad, leiden zij wederzijds aan en troffen eikanderenzeer wel, zoo, dat de lanciën op het harnas afglitften.Hierop greepen zij de zwaarden en floegen eikandereneen goede wijl om het hoofd. Onder anderen gaf deridder den keizer een zoo duchtigen flag.dat zijn pantferfcheurde. Hier door werd de keizer driftig en het fpelwerd ernst, men viel eikanderen te lijf met heevigoflagen en ftooten , tot de keizer zijne wederpartij eenzoo feilen ftoot op het hart gaf, dat de ridder hetgewonnen gaf en zich, volgens beding, in ridderlijkegevangenis in des overwinnaars hof, begaf. •Dusdanige voorbeelden zijn 'er meer voorhanden.Bij


396 >Bij de fcestlijke tournooi-fpelen waren veele damesvan rang tegenwoordig en ook deze waren aan zekereregelen gehouden; immers , zoo wel als de ridderlijkewapenrusttpg bepaald was en aan die bepaaling voldoenmoest, zoo ook was de pragt der zijden klederen, paerlen, juweelen etc. aan regelen onderworpen , teneinde de behoeftigen uit den ridderfland, nevens derzelvervrouwen, dochteren en zusteren niet afgefchrikt, of ookmeer gegoeden door pragt eikanderen zouden uitputten;en zij, welke daar aan niet voldeeden, werden vande gewoone Ridderfchap, van vrouwen en jongvrouwenveracht, en waren beroofd van her voorrecht van denvoordans en het geeven van den tournooi-prijs aan denoverwinnaar.Het bijzijn der fchoone fexe, waar onder deftrijdenderidders dikwerf hunne minnaresfen zagen, die zij zoo.wel door moed en ftrijdhaftigheid , dan door betoonvan liefde, poogden te behaagen, vuurde de ijver indenftrijd fterk aan; maar ook levens de hoop, om uit dehand der fchoonen den prijs der eer te moogen ontvangen.Deze eereprijzen waren onderfcheiden; als eengouden halsband met een daar aan hangenden goudenhelm; een gulden keten, met een daar aan hangend fchild ;eene fierHjke en kostbaare helm - kleinood, welke drie ,twee en een honderd gulden waarde hadden, overeenkomftigden rang des overwinnaars , en diergelijke.Het was 'er verre van daan, dat elk deel aan dezetournooifpelen krijgen konde; de ridders moesten , bijhunne aankomst, niet alleen wapenfehouw ondergaan,,maar ook bewijzen van hunne rittermaatigheid geeven;dus werden 'er in een tournooi te Keulen agt verkoozen»een


397 >een ouder en een jonger, welke men beval, aller naamen, wapens, kleinodiën en rusting te bezien, nietalleen of zij tot het tournooi konden toegelaaten wor.den, volgends rang en geboorte, maar of zij ook in dezemeer voerden, dan hun rang medebragt. — Zij moestendus, wilden zij toegelaaten, en niet, zoo als andersfintsgefchiedde, weg gezonden worden , door hunne voor.ouderen en roem van wapenen gewettigd zijn dezewapenfchouw ging vergezeld of werd gevolgd door deHelmdeelingi immers daar de toeloop der edelen en ridderenzomtijds zoo groot was, dat 'er vier-, zeshonderden meer opkwamen, konden onmooglijk deze allen opéén dag, op dezelfde plaats tournooiën , 'er was daneene verdeeling, volgends weike men zijn beurt tenftrijde kreeg, en deze droeg den naam. van IMmdeeiing,Zij, wijders, welke op het tournooi aanfpraak kondenmaaken, moesten van vader zoo wel als van moederszijde vier kwartieren in het wapen hebben; en de vijfdein eene regtlijnige ridderlijke afkomst zijn; het was zeermoeilijk , om toegelaaten te worden , zoo men vanongelijken bedde was, en n E N D R i K DEN VOGELAARwordt de wet toegefchreevcn, door welke, tot in hetderde lid, die geenen werden uitgeflooten, welks ridderlijkevader eene burgers dochter of boerin ter vrouwegehad hadde; ook zij, welke nog korts in den ridderftandgekomen waren, vóór zij blijken van ridderlijken moedgegeeven hadden, — geheel waren buiten geflooten ,die zich fchuldig maakten aan misdaaden, vrouwenroof,flruikroverijën, waar toe de adel zich wel eens verlaagde,bastaarden, en diergelijke, dus ook, openbaare echt.brekers, mijnedigen , of die zich aan valsch getuigenishadden fchuldig gemaakt; die, in het veld, fchandelijkde


398 >de wapenen ontvlooden was, met dén woord: allen *die zich door wandaaden den adelftand onwaardig gemaakthadden en bijzonder, alle die geenen , welkeongetrouw aan het geloof der kerk , aan ketterij zichovergaven ; immers , bij het ridder-flaan was de handhavingder moederkerk eene der duurfte geloften , endaartoe moest men belooven , de faraceenen , die aartsvijandender kerke, uitteroeiën; wijders, die eenigenieu.wigheid in het ftelfei der regering ten aanziene van hetganfche rijk of van bijzondere vorftendommen poogdente verwekken ; die als openbaare woekeraars bekendftonden; eindelijk moest hij, fchoon zulks misfehien nietoveral plaats had, door twee, welke getouinooid hadden,ingevalle hij niet zeer bekend was, bewijzen, dathij of zijne ouderen in de laatfte vijftig jaaren aan eenigfteekfpel hadden deel gehad.Wanneer eindelijk de Ridderen elk hunne ftrijdbeurtgehad hadden en de gefchenken of ridderlijke tournooidankwaren uitgeduid, kwam de beurt aan de fchoonefexeter welker eere en vermaak , ten flotte van hetfpel, eene danspartij gegeeven werd :Na uitgedeeldeprijzen blies men dan weder de trompet en men begonte danfen.Men gaf de eer van den voordans aanhem, die den prijs der eer, of den dank ontvangen had,met de jongvrouw of vrouw, welk hem den prijs overhandigdhadde , op dat dus de vereerde ook de geeffterdaardoor dankbaar weder vereerde en dus eindigdedit fomtijds gevaarlijk fpel in vreugde.De keizeren hebben altijd deze fpelen begunstigd;fommige Paufen integendeel verboodsn dezelve, zoozelfs, dat Clemens V. in de 14 eeuw die geenen wildeexcommuniceeren, welke deze fpelen bijwoonden,- anderePan-


399 >Paufen dachten minder ftreng en volgens de denkbeeldender heilige vaders, waren de tournooien nu geoorloofd ,nu ongeoorloofd. ••• Over het algemeen echter ,waren de ridderen'er zeer op verzot, het zij ons vergunddes aangaande aan te haaien, het geen HUIDECOPER,in zijnen M.Stoke, ten bewijze daarvan, aangaande Her.tog JAN van Braband aanhaalt: (*) „Hoe meenigvuldig^zegt hij, die vermaaken toen waren, kan men daaruitafleiden, dat deze Hertog, volgendsBUT KENSzeventigtornoijfpelen heeft bijgewoond, in Vrankrijk, in Duitschland,en Engeland en elders, zoo dat hij bekend was ,als de grootfte en beste torneerer, Jousteur, van zijnentijd. Hij kocht zelfs een ftuk lands bij S. Quintin ,om eene bekwaame en welgeleegen plaats hebben , daarhij dikwils de omliggende Ridderfchap ten fteekfpelenoodigde. En om den minvermogenden der Ridderendeze oefening niet te lastig te maaken, wilde hij, 'twelkfederd in gebruik bleef, dat geen Ridder ten tornoyekwame, dan alleen vergezeld van twee fchildknaapen ofVarles. JAN VAN HEELU, die hem wel kende, zingtaldus van, P. 42:In allen landen was worden flap,Ten wapenen alt Ridderfcap ,Soe dat men van wapenen vierde,Daer men wilen meest tornierden.Maar doen die Hertoge JanVan Brabant Ridders name gewan,Voer M tornieren ende josteeren ,Ende die wapene hanterenEerlike van lande te lande,II. Deel, Bladz. 200.Ein-


Éindelijk koste het ook dezen Hertog het leven*Deze bloedige uitkomften, deverbaazendekosten, welkedaar aan verfpild werden , de verandering van wapenen ,deze en meer andere redenen, te vooren reeds vermeld,waren oorzaak > dat deze fpelen afgefchafd werden.Behalven deze, heeft men in Iaateren tijd, ook zelfsten tijde der fpaanfche oorlogen, een fpel met ftompelanfen gehad, het welk men te voet hield, en het geengefchiede, door over eene lange leuning naar eikanderente fteeken of ook wel met houten zwaarden te flaan ,dusdanig een tournooi gaf men nog te Brusfel in 1568aan de fpanjaarden, bij hunne intocht in de Nederlanden,waar van de afbeelding hier nevens gaat.Wij zouden dit onderwerp verder kunnen uitbreiden ,dan wij vermeenen genoeg gezegd te hebben, om denLezeren een algemeen denkbeeld van de vermaarde tournooi-fpelente geeven. (*)(*) Limrens, in add. Ad VI Juris puVl. C. V. telt de ondeNfcheiden foorten van fteeklpelen op , noemende dezelve: Dasalte teutsch geftech in hohen zeug. Das teutsch alt kiönlingettech. Das alte gefchifït tartzcn rennen; das wellisch rennenin der. armen. Das feld rennen in ftehlin pund und ftehlmglieger ; een Thurnier zu rofz in fchimpff und ernst zu gebrauchen;das rennen rnit den wulst, und die tattzen fest argezogen.Das gefchiitc alt teutsch fcheib • rennen ; das geftecb ,fo man nent in pain •, das alte rennen in dem fcheibcn fchwciff,und dan das pfannen rennen. Alle dezen echter na te gaan,zoude der moeite niet waardig zijn.B E-


4°t >I I.B Ë R. I Ö T £ ftAANGAANDEDÉi S L A N D £ k &Island, een eiland in de Noordzee, tusfchen Noorwegenen Groenland, geeft zeker zijnen bewooners die aangenaamhedenniet, welke een gemaatigder luchtftreek aartandere volken mededeelt.Des niettegenftaande zijn delslanders van eene duurzaame gezondheid en gewoon,lijke groote.der.de» maatige enEene manlijke opvoeding , eene onthou.arbeidzaame levenswijze draagtzonder tegenfpraak veel bij tot deze natuurlijke vastheidvan lichaam. Over het algemeen zijn zij levend lgertwelgemaakt en hebben fchoone tanden.De vrouwenzijn echter op verre na niet zoo welgemaakt, als demannen.Derzelver bezigheden zijn met minder vermoeinisfenverbonden.Schoon de lslanders uit den aard fterk èn vrolijküijn , worden zij echter in een middenmaatigen ouder*dom zwak en in het 50 jaar met ziekten en cngefteld-Cchedefl


402 >heden behebt, het geen men gedeeltelijk aan den veelalruwen arbeid , gedeeltelijk aan een veelvuldig zittendleven moet toefchrijven. Zij hebben geene openlijkelichaams-oefeningen ; zij kennen fpelen noch dans ;bij dag en nacht moeten zij, onder den vischvangsthet ruwfle weder verduuren , of, indien zij in hetbinnenfte van het eiland woonen, kunnen zij uit hunnewoningen niet komen, zonder door het water te loopen ,het welk, van de met fneeuw en ijs bedekte bergenafltroomende, door eene menigte beeken en ftroometizich in de dalen verfpreidt. Zeldzaam ziet men eenman van 80 jaaren en de meesten fterven aan borstkwaalen, fcorbut en aan verftoppingen , en hebbennoch goede wondheelers, noch bekwaame artfen.De opvoeding der kinderen gefchiedt met alle mooglijkezorgvuldigheid ; het zonderlingfle daarbij is dit ,dat men dezelve , na verloop aan twee maanden , eenrok en broek dragen laat.V O E D S E L .Zoo eenvouwig als de lslanders zijn, zoo fpaarzaaitien maatig is ook hunne leefwijze.driemaal , om 7, om 2 en om 9 uur.Zij eeten dagelijksDes morgensen avonds eeten zij meikfpijzen; visch maakt het anderdeel hunner fpijzen uit. Brood is bij hun zeldzaam ,ja geheel den armen onbekend.De meergegoede eetenbrood , doch alleen bij feesten , bruiloften , kinder.maaien en diergelijke. Hetzelve wordt hun van Kop.penhagen toegevoerd en heeft de gedaante van fcheepsbefchuit,wordende van rogge gebakken.Hunne gewoonlijkedrank is melk of wei.Eenigen laaten biervan


4°3 >vari Koppenhagen komen , anderen brouwen het ookzelf. Bij eenigen der voornaaroften treft men wel eenskoffij en franfchen wijn aan. De gemeene man drinktfomwijlen thee, waar toe men de bladen van Eerenprijsgebruikt. DeK L E D I N GIs, vooral bij de vrouwen, zonderling; die dermannen ziet 'er zoo , als die der deenfche matroozen,tiit. Zij hebben een groot kamifool, In den fmaak vaneen rok eh een goede lakenfche borstlap. De broekIs van dezelfde ftof. Deze borrtlap is met 4 of Öknoopsgaten voorzien , en wijl zij altijd knoopen vanmetaal, van koper of zilver, draagen, zoo dienen dezehun tot lieraad. Op het hoofd draagen zij een grootendriekantigen hoed. Hunne fchoenen vervaardigen zijzich uit osfenhuiden of fchaapsleder.De visfchers trekken, over een grof, aan hunne ove.rige kleding,evenredig borstbekleedfel, eene foortgelijkeuit fchaapsvellen of leder vervaardigd en befmeeren heÈmet vischleVer of vet, om het handelbaar en voör denregen ondoordringbaar te maaken, De onderfte helftVan hun lichaam bedekken zij met een foort van lederenhanfop, het welk hun in plaats van fchoenen en kousfendient. Zij draagen groote nedergeflaagen hoeden ,Welke hun tegen de guurheid* der lucht bewaaien, wanneerzij op den vischvangst uitgaan.Cc * *i


€ 404 >DEVROUWENDraagen rokken, jakken of wambaizen en fchortenvan wollen ftof, watmal genaamd en hetwelk in Islandzelfs vervaardigd wordt. Over dit jak, trekken zij eenzeer wijden overrok, die de kleding der Jezuiten vrijwelevenaart; alleen heeft dit onderfcheid plaats, dat zijniet zoo lang zijn als de onderrok, welken men zienkan. Deze overrok is van onderfcheiden verwe, dóchhet meest zwart; zij noemen denzelven Htmpe en is metfluweelen ftrooken of eenig ander fieraad bezet.Rijke dames draagen voorwaards, langs deze hempebeneedenwaards verfcheiden paaren zilveren of verguldenkettingjens, welke alleen tot opfchik dienen. Zij bezettenook den onderften rand van haare fchorten enrokken, als ook de randen der jakken met zijden linten,boorden of met fluweel van onderfcheiden verwe. Wij.ders hebben zij een geftreepten halskraag 3, 4 vingerenbreed, van fraaije zijden ftof of vaneen, met goudenof zilveren boorden omvat fluweel. Haar hoofdfieraadheeft de gedaante eener pijramide of fuikerbrood, zijnde2 . 3 voeten hoog. Zij maaken deze huiven uit eengrooten doek van grof lijnwaad , het welk zeer ftijf opftaat. Daarop omwinden zij dit met een anderen, veelfijneren doek, waar uit eindelijk het gezegde hoofddekfelten voorfchijn komt. Zoo wel mannen als vrouwendraagen fchoenen van osfeleder of fchaapsvellen ;de vrouwen zijn gewoon, zelve deze te vervaardigen ,deze fchoenen, zonder hielen en welke vrij wel naargeregen beurzen gelijken, worden door middel van klei.na


405 >ne lederen riemen op dezelve wijze toegehaald als defnoeren van een buidel, en om den voet heen gebondenen dus vast gemaakt.W O O N I H G E N .De wooningen zijn onderfcheiden, naar maate der>zeiver bewooners aanzienlijk, bemiddeld of arm zijn.Zij zijn ten deele van drijfhout, ten deele van Lava gebouwd,wordende de openingen tusfchen de Lava metmos digt geflopt. Eenigen zijn ook inwendig aan dewanden met planken befchooten. Het dak is met zoodengedekt, die op fparren, of, hetgeen echter kostbaareris, op walvisch - ribben gelegd worden.De rijkfle lieden hebben redelijk goede huizen, welkein verfcheiden kamers en vertrekken verdeeld zijn. Hetwoonvertrek is doorgaands ook de werkplaats. De vrouwenzijn gewoon, aldaar de wol te bereiden, klederente maaken en andere noodwendigheden te bezorgen. Buitendit vertrek, heeft men een vifite• kamer, een (kapkamervoor de heer en vrouw des huizes, een voor dekinderen en meiden, een keuken , een fpijsvertrek, eenmelkkelder en andere kamers. De vengfters, welker openingengewoonlijk rond zijn, beftaan ten deele uit kleinevierkante glasruiten; veelvuldig echter beftaan zij uitkleine latjens , over welke een foort van pergamentgefpannen is, van een osfenblaas gemaakt en bij hunhinne genaamd. Ieder inwooner heeft zijn veeftal, zijnpaardeftal en fchaaps-kooi. Het huisraad is niet uitfteekend.Een tafel, eenige kasten, banken, en een vanCc 3tichel-


4°ó* >tichelfteen gemaakte kachel is alles, waarmede de huizenvoorzien zijn.De armen en de vifchers hebben flechts eene flegtehalf in de aarde gegraaven hut; het vee ftsat in het onderstgedeelte; de huisvader, de kinderen en het gezin woonenboven dezelve en zijn van de dieren alleen dooreenige opgelegde planken afgezonderd. Voor het overigezijn alle wooningen met zooden gedekt.Echter zijn in de (leden, als Hodum en Skaalholt,de huizen der bisfchoppen en koninglijke ambtenaarenVan tichelen , hout en fteenen gebouwd en met leiengedekt; maar deze kosten verbaazend veel, wijl alledeze boirwftoffen van Koppenhagen derwaards moetengevoerd worden. Eenige hoopen digt bij elkanderen,gebouwde huizen, noemt men reeds een ftad. DetB E V O L K I N GZoude voormaals fterker dan thands gewééstzijn,Men fpreekt van eene zwarte pest, weike allenoordlijkelanden in het midden der 14 Eeuw verwoest, en ookop dit eiland een aanmerkt ijken invloed zoude gehadhebben. De Islandfche jaarboeken zeggen niets daarvan;dit bericht berust alleen in de overlevering.Hedenrekend men Island op omtrend 70,000 zielen. Dezeekusten zijn meer bewoond, dan het binncnfte deslands , deels , uit hoofde der verbaazende menigtevisfchen, welke zich aan de kusten bevinden en deneilanderen tot voedfel dienen ; deels wegens de gefchiktheidvoor den handel.Aardbevingen en vuurfpuwende"ber-


407 >bergen zijn tevens de bevolking niet weinig 'nadeeliggeweest.K A R A K T E R .De lslanders zijn eerlijk , vriendlijk ; doch tevenswantrouwig en aan den drank overgegeeven. De opzichtersder deenfche handel • kompagnie, welke op verfcheidenplaatfen aan de kusten haare magazijnen heeft, verruilenden inwooneren Brandewijn voor gedroogden visch ,wol ea andere inlandfche waaren, en deze handel geefthun het middel, om hunne neiging tot drank te voldoen.Voor het overige bezitten zij een goed verftand en neigingtot kunften en wetenfchappen. Bijzonder zijn zij gezetop het fchaakfpel en fpeelen het dikwijls.Van het einde der n tot in het midden der 14 Eeuwbloeiden bij de Jslanderen deW E T E N S C H A P P E N .Reeds vroegtijdig was te Skalholt eene khool, na welkefpoedig.nog meerder kwamen, in welke de latijnfchetaal, wijsbegeerte en godgeleerdheid onderwezen werden.Verfcheiden lslanders beoefenden zich alleen in hun vaderland, meenige gingen op buitenlandfche fchoolen ,bijzonder naar Paris.. Op derzelver reizen leerden zijde dichtkunst der provenzaalfche dichters of troubadours,in de 12 en met den aanvang der 13 eeuw, kennen enbragten dezelve op het eiland , welk in korten tijdCc 4ver-


•C 4°S >Verfcheiden dichters, bijzonder Romancen .zangersvoordbragt. De beroemde Islandfche Edda, die waar*fchijnlijk den beroemden SNORRO STURLESZON tenjnaaker heeft, is eene aanleiding tot de, dichtkunst.Men het einde der 14 Eeuw geraakten de kunften enweetenfchappen in verval, tot op de tijden der reformatie,welke ook in dezen heilzaam was. Te Skalholten Hoolum zijn kathedraal -fchoolen, ivelke 1552 opgerichten 1743 vernieuwd werden, waar in de deenfche,griekfche, en latijnfche fpraak,de godgeleerdheid,kerklijkegefchiedenis , rekenkunde, meetkunde , reden- ,zeden- en natuurkunde geleerd worden. Veelen gaan naa*Koppenhagen, om daar te ftudeeren en zij doen het, meteen goed gevolg.G O D S D I E N S T - ,Voormaals waren de lslanders heidenen. Omftreoksde tiende eeuw leefden zij nog in de duisternis der afgo»derij, baden Jupiter, onder den naam van Thor, enMerkuur,onder den naam vanOdin aan, (*)vervolgend*werdt 'er den roomfchen godsdienst ingevoerd, welke,weder door den deenfchen koning, CHRISTIAAN III.yerdreeven werd, door in 1540 den lutherfchen gods.dienstC") Dit, zoo wel als het bericht , aangaande de Dichtkunstder lslanders is deels onwaar, deels gebrekkig, door denfchrijver, waaruit wij dit oatleenen , geboekftaafd. PlaarsgebrcfeVelet ons dit aan, te tootien ; wij hoopen zulks in het vervolg^ 4fW.\


dienst in te voeren, welke in 1551 tot (tand gebragtwerd , en finds dien tijd zijn deze eilanders lutheraanen.HANDEL,.Den handel drijven de lslanders met eene Kotnpagniete Koppenhagen, welke voor eene zekere fom, die zijden koning betaalt, de uitfluitende vrijheid geniet, omnaar Island te komen. Deze kompagnie heeft in allehavens opzichters, welke pakhuizen met koopwaarenhebben , die zij het geheele jaar door aan de eilanderenverkoopen» De uitgaande waaren beftaan in ge


4lö >Sijfzel, ieder van welken 15 a 16 kerfpelen in ziekbevat- Alle deze kerfpelen flaan onder opzicht vantwee bisfehoppen, een van welke te Skalholt in he6zuidelijke , de andere te Hoohim , in het noordlijke ,zijn zetel heeft. De laatfte heeft het opzicht over hetnoordlijke, de eerfte over het oostlijke , zuidlijke enwestlijke vierde deel. De zetel der hoogfte waereldlijkeregering is te Besfefted, order voorzitting van eenkoninglijken ambtman, welke aldaar woont. De koningonderhoudt ook, ter heffing zijner inkomften, eenenlandvoogd , mede te Besfefted woonende. Deze beidevoornaamfte beambten ftaan onder den Opperftadhouderof Stiftsambtraan over Island, welke zich altijd,aan het hof te Koppenhagen bevindt.UITGEBREIDHEID EN GESTELDHEIDDESLANDS.Island is 78 duitfche mijlen langen 42 duitfche mijtenbreed. Deszelfs vlalhe bevat omtrend 1500 quadraatmijlen.Britten en Ieren zouden dit eiland in 5de eeuwbevolkt hebben. —— In het jaar 798 werd het vaneen zekeren zeerover Nadock of Nabdcddr, welke op zijnterugkomst op dit eiland gellaagen werd, ontdekt endeze noemde het, wegens de meenigte fneeuw , welkehet land bedekte, SNEEUWLAND. In het jaar 872leerde een zweed, GARDAN, hetzelve nader kennenen in den volgenden jaare noemde een noorweegsch zeerover,


4ü >rover, F LO c c o, hetzelve Icelmid of IJsland. Van tijdtpt tijd kwamen 'er meer noorwegers , ten deele ookzweeden en deenen , derwaards, niet te vreden met deharde regering des noorweegfchen koningsen vestigden zich aldaar.HAROLDIn het jaar 928 koozen deinwooners van Island overheids perfoonen, onder dennaam van Lagmann's of opzieners der wetten ,welke zij meer dan drie eeuwen geregeerd werden enbleeven in deze onafhanglijkheid tot in het jaar 1261 ,doorwanneer zij wegens onderlinge oproeren, zich vrijwilligaan den koning van Noorwegen, HA KA» VI, onderwierpen.Met Noorwegen, kwamen zij onder de Deenfcheheerfchappij.Het land is, als 't ware een faamvloed van bergenen rotfen , welker beide ketenen eikanderen kruisten.De meesten dezer bergen zijn onvrugtbaar, veelal meteen geduurig fheeuw en ijs bedekt, waar onder deSchneefieldsjökel en Oerefejökel de voornaamfte zün.Veelen onder dezelve zijn vuurfpuwende bergen, als deHekla, Krabla , Rafatinr.ufial, Ratbegiaa ; Lehmikr eneene groote meenigte kleinere vulkaanen, ookfpringbronnenvan warm water, welke, tot eene verbaazende hoogtein de lucht opfpringen.Tusfchen de rotfen en berecnzijn 'er zeer fchoone vlakten en aansenaame dalen ,welke zeer goede weiden opleveren.Onder de oppervlakteechter is de grond fteenachtig. In veele oordennochthands treft men hooge, vrugtbaare landen enzandftreeken aan.Schoon de naam des eilands op het klimaat betrekkinghebbe, is echter de winter, zelfs in het noordlijk gedeelte,waar de zon, in de kortfte dagen een weinig meerdan


412 >dan een uur, even als in het zuidelijke , drie uurenzichtbaar is, even zoo min, als de hette, in de 22 uurenlange zomerdagen zoo ondraaglijk, a/s men doorgaandsgelooft; Echter heeft men voorbeelden, dat de thermometerop de fchaal van Fahrenheit 24 graaden onder hetvriespunt en in de heetfte dagen tot 104 graaden gereezenis.De heete fpringbronnen zijn eene bijzonderheid, welkeIsland allen in dien vorm kan aanwijzen. Alle bekendekunftige fontijnen werpen geen zoo dikken enhoogen waterflrraal, dan eenige fpringbronnen in diteiland.1Zij fpringen uit fteenen pijpen, door denatuur en de aanperflng des waters veroorzaakt.Deze bronnen zijn van eene onevenredige hevigheiden hette. Bij eenigen fpringt het water zagtelijk, evenals uit andere bronwellen ; bij anderen echter wordthet kookend en met een groot geruisch uitgeworpen.De hette is ongelijk, doch zeldzaam beneden de 188graaden, op den Thermometer van Fahrenheit.Het is eene zeldzaamheid, dat deze fpringendehronwellen toevallen en andere in derzelver plaatsten voorfchijn komen. Daar bij hoort men nietzelden een onderasrdsch geluid en hevige aardfchuddingen.Dit heete water heeft een omkorllend vermogen ,van daar is het, dat de buitenfte zijde der plaats,waar het vloeit, met een laag bekleed is, die 'er alsgedreeven werk uitzien.Het water fmaakt, op eenige plaatfen naar zwavel,op andere niet, maar, wanneer het verkoeld is, alsgewoon gekookt water.Zom-


4*3 >Zomtijds gebruikt men het totjverwen; men kookt 'erook fpijzen in.Schoon deze fpringbronnen zeker met de vulkanenin verbinding ftaan, zoo liggen zij niet altijd, ja zeldzaambij vuurfpuwende bergen, maar zijn hier en daarin het ganfche land aan te treffen.Men vindt hieromde heete bronnen niet alleen op veele plaatfen, tusfchende bergen , maar zelfs boven op de fpitfen der ijs.bergen.Van eenigen dezer bronnen kan men den damp eenigemijlen ver zien; de meefte fpringen niet altijd ,maar bij afwisfeling en bij poozen, in een uur, eens,zomtijds vier maal; fomtijds geheel niet. Eenigenfpringen bij koud en Hecht weder hooger , dananders.Island heeft verfcheiden metaalen, bijzonder ijzer enkoper, ook marmer, kristal, zwavel, zoo in de bergenals in de vlakten. Hout is 'er zeer weinig. Turf bezittende eilanders.Zomwijlen komen 'er beeren, welke op de ijsfchollenvan Groenland derwaardsgebragt worden ; wanneerzij ontdekt worden, doodt men dezelve met kogels oflanfen. —— Wijders heeft men vosfen , paarden ,fchaapen, osfen, koeien.Eenige roofvogels, onderwelke de valken de meefte aanmerking verdienen.Islandfche valken zijn, zoo als bekendis, de besten;zij zijn grooter en fterker, dan in andere landen enkunnen 12 jaaren lang op de'jagt gebruikt worden.DeOokheeft men veel watervogels, als zwaanen, ganzen, eenden,e. d. g.De meenigte van visfchen, welke zich aan de kustenbe-


4*4 >bevinJen,fs ongelooflijk;haringen,kabeljaauWen, rondvisch,fchollen, aaien, makrelen e. d. g. worden hetgeheele jaar gevangen. Onder alle dezen, is de zeewolfde zonderlingfte.Over het algemeen maaken het rundvee, de fchaapvokkerij,vogel vangt en visfcherij de hoofdtakken vanhet beftaan der lslanders uit. Men vindt verfcheidenboeren, welke van 200 tot 400 fchaapen hebben*MO.


4-15 >ili.M O D Ë - N I Ë Ü W S .t.Uit Frankrijk.D a nieuwe vorm van regeering heeft een zichtbaarëninvloed op de mode, de luxe kenmerkt zich door eenezekere eenvouwigheid. De dames, bijvoorbeeld, draagendus, in de gedaante eener bonnet,eene enkele doekvan gaas of linon, omringd van eene guirlande van hairbovenwaards is de frifure b, mille boucles.De halsdoek van linon. De pierrot van oostindischneteldoek, met geftarnde bloemen , de couleur van eenverdord blad. De rok foortgelijk; de pièce wit.De fchoenen van wit fatin, laag, met kleine roodphielen, (a)Hoe(a) Un fimple fichu de gaze ou de linon en forme de bonnet,ceint d'une guirlande de cheveux, par deiTus une frifnre a milleboucles.Fichu de linon.Pierrot de toile des Indes, a fleurs étoilées, ou de Perftcouleur de feuillc morte.Jupe pareille. Piéce blanche.Souliers de fatin blanc, phus, i petits talons rouges.


416 >Hoe zeer de nieuwe ftaatsgefteldheid de mode's regelt,kan blijken aan die, Welke wij op Plaat XXIII»vertoonen, welke men a Végalité noemt: dezelve is zeereenvouwig. De pierrot is groenachtig blaauw met roo«zen verfierd.De rok is hier aan gelijk, zeer ruim en met eenfleep.De chdll of overdoek is mede aan Pierrot enrok gelijk en klimt tot de ooien op.Een Pollisfonvan linon, bevestigd door middel van een kleinen ftrikvan geel lint.Het hair is voorwaards glad en agterwaards in wil'lekeurige en als 't ware achteloos gekrulde boucles.De Bonnet is zeer in den fmaak, onder de Republikeinsch-gezinden,dezelve is van linon , met geele eftgroene bloemen, geel lint en eene Aigrette de coquelicots.De fchoenen nakara. (&)De aristocraats - gezinden van rang, verbinden veelhet geel en zwart ; dus heeft men hoeden, zwart engeel geftreept met linten van muiskoleur.Een lintVan roozenrood loopt door de boucles des kapfels;eene andere foortgelijke, welke de hoed bevestigt,loopt onder de kin, waar het geftrikt wordt.De frifure(fc) Pierrot de Perje a fond vert, avec des fleurs rofe.Jupe pareille, ttès ample, & faifant la queue.Chail pareÜ, montant jufqu'aux ótcilles-Poliffon de linon, fertné par un petit nceud de ruban jaune.Cheveux plats par devant, & négligement boucles parderrière.Bonnet ttès a Ia mode parmi 1es Ré*publicauies, fait de linon«vee des fleurs jaunes & vertes , appliquées. Ruban jaune'éAigrette de coquelicots. Souliers nakara.


4 4*7 >fure bemant uit kleine krullen ; twee vlegten ziet menop beide zijden der chignon. De doek van linon5over dezelve eene hemelsbiaauwe ch&ll; de pierrot medevan muiskoleur , als ook de rok; de pièce wit 5 defchoenen van hemelsblaauw fatijn. (e)Men heeft ook fraaie robe's van Pékin fatiné, dou*liï , van een geelen grond met blaadjens en mouchesvan hemelsblaauw; deze robe's neepen een weinig; derok is gelijk de robe; depiece is van ligt eeel fatijn.De doek van linon, zeer wijd openftaande. De frifurebeftaat uit twee groote masfes van krullen, welke wijniet kunnen zeggen, dat bevallig zijn.Hoeden, zeer fraai van hemelsblaauw fatijn, meteenklein geel borduurfel om den rand; wit en geel geftreeptelinten en ftrikken en geele ftruisvederen verfieren de.zeiven. Hier bij draagt men witte fchoenen methemelsbiaauwe hielen. v


4tS >Uit Duitschland.Sedert de heilige zetel der mode-godin in Frankrijkomgeftooten en derzelver heiligdom in partibus infideliumis, zijn haare priesteresfen en gewijden in Duitschlandeen weinig om deze (taatsomwenteling verleegen. Echterfchijnen zij eigenlijk niet zeer treurig 'er over te zijn,niet meer zoo geftreng aan de leiband van Parijs omgevoerdte worden, en men bemerkt hier en daar, datmen zich veroorloofd, van het oude Rituaal af te gaan ,en eenige eigenduuklijke veranderingen te maaken. Menwordt verdraagzaamer. Men vindt niet meer zoo allesdctestable, abominable &redicule, wat niet du dernier goüten van de mode der maand in s. wijl 'er, eigenlijk , geenmode-diftatorfchap meer aanweezig is, en men zichverbeeldt, datinen van de caprice der mode aan het gezondverftand appelleeren kan, wanneer eenefmaakloozeen bizarre nieuwheid een ouden fchooner en edelervorm 'of een verftandiger gebruik verdringen wil Inéén woord, men gedraagt zich, zoo als men wil en tendeel — zoo als men kan.Thands draagt men in Duitschland veel een nieuwfoort van chemife a plis, welke een perfoön van goedegeftalte fraai kleedt, vooral jonge dames. Dezelve is vankarmeliet-atlas; heeft een ilaanden en liggenden kraag enzeer naauwe lange mouwen a l'Amadis, welke voorwaardemet een lilas-lint zeer naauw toegereegen wordt. Pletlijf?


419 >lijf, van boven tot aan den middel voorwaard epen,heeft van de kraag af tot op den rok zeer ruime vleugelsof voorpanden , welke, bij het aandoen der chemifenin eenige van boven naar beneden loopende langeplooien gelegd worden, waar van dan het chemife d plisof Falten- chemife genaamd wordt. Het corcet is bedektmet foortgelijke atlas en is met lilas of violetten lintengereegen. Om den midden loopt een gordel van violettenlint , agterwaards met een ftrik. De rok heeftonderaan een garneerfel van ronde poffen van dezelfdeftof. Hier bij draagt men eene zeer eenvouwdigenhalsdoek van wit iinon, over welk een dun goudenkettingjen loopt, waar aan op den boezem een medaillehangt.De kleine bonnet heeft papillens van blonden ; eenecalotte van wit gaas met kleine gekoleurde en goudenbloemen, om welke een krans van witte roozen loopt,agterwaards met een witten ftrik vastgemaakt.Journal der Moden, van Sept. 1702.3.Uit Engeland.De volle kleding of parure (Full-drefs)blijft aanhoudendin den franfehen fmaak.Zie hier de befchrij'.ving van een engelschman , fine Gentleman , van dennieuwften fmaak en vorm.Dó aHet


420 >. Het hair is voorwaards natuurlijk hangend, eenweinig doorgepoederd en agterwaards eene ter halverhand lange dikke ftaart.0:n den hals eene dikke witte cravate en buiten diennog een rood geitreepte los omhangende zijden doek,welker punten , nevens de Jalot in het boven wijduïtgefneeden gillet Ioopen en daar vastgemaakt werden.Een gillet a la Prince of waks, hebbende twee rijenzijden knoopen , welke zeer ver van eikanderen ftaanen van de vierde knoop van onderen naar bovengeheel fchuins loopen en zoo wijd uitgefneeden is, dathet reeds voor de kuil van het hart niet meer te famenkomt, en van daar zonder eenige kraag geheel rond omdeu hals loopt. De ftof is geel katoen met windforblauweftreepen. Men heeft dezelve ook van foortgelijkgeftreept kafunier. Over het algemeen worden alle gilletsvan geftreept kasfimier, gedraagen : men heeftook nieuwe patent-gillets van geftreept kafimier met verheevengewerkte zwarte kleine manchester - desfins.Een frak met taamlijk' groote losfe vliegende revers ,(taande kraag, zeer nauwe mouwen; eene zeer diepe enbreede taille, vanraaven koleurig (raven koloured) laaken(zijnde een zwart, in het groene fpeelendej met zwartezijden knoopen.Een broek van wit kafimir, met witte knoopen eakniebanden; zijnde deze zeer in de mode.Slechts één zak uurwerk , met een breed bandjen ,rood en groen onder een gewerkt, even als het bekendelaaken der Rergfchotten; welice linten ook voor dames,fjerpen in de mode zijn, met een daar aan hangendengrooten gouden fleutel.Violet


421 >Violet en wit geftreepte patent -kousfen; naamlij'k —derzelver grond is van boomwol en zijde is 'er bovenopgewerkt. Deze foort van kousfen is goedkoop, duur*zaam en (laat zeer goed.Klein hoog vierkante zilveren fchoengespen; (de gespenonzer jonkers fchijnen, tegelijk met de knoopen ,in eens klein geworden te zijn :)Een ronden hoed, meteen bovenwaards breeden bol. —Eene zeer korte onderaan dikke , bovenwaards puntigedoornen-knots, in de hand.Tot halfdrefs of negligé dragen de dames wit mousfelineof zeer fijn bont gebloemd katoen; zwarte kastoor-hoedenmet fmal uitloopende bollen; eene, voorwaards overhet voorhoofd fchuins loopende fmalle zeer hooge (laaienketting op een zwarte Cocarde, achter welke eenazwarte, voorwaards overhangende pluim in de hoogderijst.' De bovengemelde groen en rood, gelijk de (lof derbergfchotten — gewerkte linten is thands bij de dames»n algemeene mode — echter (laan dezelve niet beval»lig — dit is alles, wat, wegens nieuwheid, aandachtverdient.Dd 3TOO-


423 >I V.TOONEEL-NIEUWS.i.Uit Frankrijk.j\\\e de theaters zijn hier dagelijks 'vol; vooral wordtde Opera fterk bezocht; voor eenige dagen was de ontvangstvan een dezer op een avond ^coLivres; zoodat het hier nog niet aan omloopend geld ontbreekt.Onder de nieuwe ftukken , welke onlangs vertoondzijn, behoort de Opera: L'Enlèvement des Sabines, Operaen vaudevilles , vertoond op het theater, de la rueFeijdeau.Het zelve is ontleend uit de algemeen bekende historieder fchaking van de fabijnfche maagden door degrondvester des roomfchen rijks. Over het algemeenwordt dit ftuk zeer gepreezen; verfcheide gezangen zijnfraai, onder anderen, dat couplet, het welke Pompiliuseerfte minister van Tatius zingt, welk zich vleit, datzijne bejaarde, leelijke en bitfche vrouw ook nevens doanderen zal weggevoerd zijn.AIR:


423 >AIR: Regard vif £? Joli maintim.Ciel! j'appercois encor du vin!Je ne puis m'empêcher d'en prendrc.Je veux un peu me mettre en train ,Pour favoir fi j'ai Ie vin tendre.Je ne vois plus ma femme: Eh! maïs,De la ligueur enchanteresfe.C'est fans doute un des bons effets:Or, pour ne Ia rivoir jamais,Confervons toujours Gis) notre ivresfe (bis.)!.Uit Duitschland.Op de onderfcheiden tooneelen , zijn onder eeremeenigte andere ftukken , vertoond : in feptember1792.Te Mannheim: Roland, Opera, met veranderingen, welkein de verkorting van eenige langdraadige tooneelenen aria's beftonden, en het ftuk veel voordeel verfchaf.ten; op hoog bevel werd het herhaald.Te Berlin: Maske'fur Maske, Blijfp. in 3 bedr. vanJU'N GEE. Op den verjaardag des konings: JohannvonPorcida , Treurfpel in vijf bedrijven van HAGEMEIS*TER, nieuw bearbeid. • . • Het ftuk werdt zeer gepreezenen vsrvolgends drie maaien herhaald.D d 4, Praag


4H >Praag: Die Vorurtheile, een nieuw oorfpronglijkTooneelfpelvan IFFLAND, werdende hier mede de zomerreprefentatiè'n in Praag beflooten.Leipzig: Komplimente und wind, een nieuw oorfpronglijkblijfpel In 4 Bedrijven van BJETZKEK.Breinen. Alhier is ,onder gezicht van den HeerGROSZMANN, een nieuwe fchouwburg opgericht,en 124 voeten lang en 60 voeten breed, bemuurd gebouw, hetwelke , fchoon het bijna niet te geloovenis, in zeven weeken volbouwd was, met twee rijen Logesen' eene gallerij, een ruim parket en parterre voorzien; liet tooneel met dertien nieuw fraai gefchilderds,decoratiën veifierd.3-Uit Engeland.Theatre Royal, (Haymarket,') werden, onder anderen;voor het eerst vei toond : The Rigks of Woman , hetwelke geen recht kon verkrijgen, om herhaald te worden.Voor het eerst Crofs Partners , Blijfpel in vijfbedrijven, het zelve is driemaal , met goedkeuring,herhaald.The two Socias , Farce. Voor het eerst: The famihCompact, in een bedrijf; de prologe was vrij goed eiaook dit is alles, wat men 'er van zeggen kan.MEN-


425 >M E N G E L W E R K .i .H E T E I L A N D .XJit des levens woeste ftroomen;Rijst een eiland, rijk aan vreugd,Werwaards ieder wenscht te komen,Haakende naar 't zoetst geneugdDoch de golven, ftuurs en ftug,glaan, die aanlandt, vaak te rug.Trotsch de hoog verheeven baaren,Streeft toch, al wat leeft, daar heen,Niets weerhoudt hun •— geen' gevaaren,Dd SGeen*


Geene hoog verbolgen zeên:Naauw aan nood en dood ontkomen.Wordt die reis weêr ondernomen.Hier, hier woont het aardsch gelui,Op een hoogen troon verheeven,Een godin, die ons, voor druk,Gaarn het hoogde heil wil geeven»Doch men komt aldaar niet aan,Of de liefde ftuur' het fcheepjen — vriendfcbap moet als(Jootsman liaan.DE


4*7 >2.DE O U D E L E E U W .Een oude leeuw befloot, na 't roemrijk zegepraalen,Na 't meenigwerf triomf behaalen,In 't einde wijslijk om het ftrijdperk uit te treên.De dappre koning aller dieren ,Lag rustig neêr op zijn laurieren;Maar was het volk hier meê te vreden? — neen:Het riep verdomd: — is 't mooglijk? kanEen groot, heldhaftig werkzaam manAan laage rust zich overgeeven?Dom volk! — gewis — die groote manHeeft daarom zich ter rust begeeven,Om niet zich zeiven t'overleeven,ó Mogt hij meenig roemrijk manDaar 'door een leerzaam voorbeeld geeven!DE


3-D E O I J E V A A R E N UIL,DEOIJEVAAR.aarom — o Minerva's vogef!Vlugt gij in het donker woud?Waarom ? dat ge in duistre muuren,Schuw van 't daglicht u onthoudt?Waarom poogt gij 't licht te ontvliêa,Wilt gij dan 't Publiek niet zien ?DEUILGoede vriendi ik wil 't u kfaagen,Waarom ik 't Publiek ontvlugt:*t Kan geen fombren ernst verdraagen,'t Houdt van poetferij en klucht;Papegaaien, exters, aapen ,Zijn, op dat hun gekkernij,Dit Publiek ter vreugde zij,Zoo 'k mij niet bedrieg — gefchaapen,En juist daarom haat het mij.SCRL


429 >4-S C R 1 B I F A XAAN ZIJNE C O L L E G A'S.«== ' »»Vaart rustig voord; neemt pen,papier ,En fchrijf met drift, met kragten zwier;Kan de eene hand zich niet meer roeren,Weest daarom niet ten einde raad ,Neem fluks — om uwe pen te voeren,Uwe andre hand te baat.Natuur wilde ons één hoofd — daarbij twee handenCfchenken,Om meer te fchrijven, dan te denken.E L-


42» >£ L P I N.PIIIIIII • i IELPIN — waar dat hij komt of gaat,Hetzij in huis, het zij op ftraat,Ruikt overal naar muskeljaat,Is overal aan geuren rijk,Volmaakt als een gebalfemd lijk;Eén onderfcheid alleen, mijn Heeren!Men pleeg de Mumiên vooraf te trepaneeren,Dan zulks behoeft hij niet, zoo als van zelve fpreekt,Dewijl het van natuur aan harsfens hem ontbreekt.CH AR.


43i >6.C H A R R A D E S .M ijn eerfte helft is iets, waar voor veel menfchenfcbroomen,Schoon 't dikwerf met veel nut in huizen wordt genomen^En de andre ontrolt zeer vaak een lieve maagdehand,Als zucht tot opfchik in haar jongen boezem brand;En wilt ge u het geheel te zoeken onderwinden?Zie 's JJftads gevels aan, gij zult het aanftonds vinden.Katrol.2.Het eerfte vindt men fteeds bij allerhande liên,Men zal 't op buitenplaats, ontbijt en thee disch zien jDat elk van 't andere voor eeuwig zij ontheeven !*t Geheel zal zomers u en koelte en voedfel geeven.Komkommer.OP


432 >8.OP EENDIKBBENIGEN.Natuur dwaalt vaak, als zij haargaaven wil verleenen ,Dat in het hoofd moet zijn, zit dezen in de beenen.9-DE STEENHOUWER EN ZIJN KNEGT.BIJ HET GRAF EENS DRINKERS.DEMEESTER."Wat houwt men op deez' grafzerk't best,Van zaalgen Garfias?DEKNEGT.Ik weet niet... wagt... het valt mij in...Een wijnfles en een glas,


433 >R E G I S T E RV A »WOORDEN EN ZAAKEN,IN DE BESCHRIJVING DERO U D ED R A G T E N ENZ.H O O F D Z A A K L I J KÏN DIT DEELVOORKOMENDE.A.A cottoen. . < Bladz» 333Arbaletiers- . 19Armborsten. • . • *B-Bank- of band-armborsten-;g jrjBeenbergen- (Bairibergce') . , ï 333Befjen. » • . . » 9iBorstplaat der Ridders. • > . 335B ovenjak, • • 9*EeCi


434 >cChamfrain. . . . Bladz. 337Chaperon. . . . . 332Cleinood op den helm. . • 331-340Clupple. . . . . 3 2 4Coijfïe. . . . . . 332Cranequin. • ^ . • 18Cranequiniers, . . . .I 0Curikijn. • - - • 335D.Daggen; . ; • 286Doedelein; • • • 18 95F-Flep- • ; . • , nt 292Flesfche ClaatO • . . . 282Fouderaalen aan de fchoenen der ridders. . 85G-Glaviën. ; • • ï 281-328Gleve, gleveling •>Glaifen. $ °Goedendag-, . • 3*5Gorgerin of Gorgier. • • • 335Grieswertel. , . .. 3 2 3Grofgrein. . . . . III. 291_—. (zoetenneers-) . . . 91H-


•C 435 >H.-Handboog- . Bladz. 333Harnas (gemalied hembd of)1 7Helm. . . , \ ' 323Helmband. . "Hilte. ' . . •' ' " ' '• • *Hoed (Haaien)3 3 2327Hurt- • .3 3 2330* • * K. ,Klickers. .Klevener. .• • * 19Kluitboog.Knotfe.aK' l i j G e n S - ' • • " . ' 90-386Kolders der Ridders.Kolve (tournooi-) ,Komerke^KornikeP•13 3 1• 335Kovel of kap der Ridders- < ,1Koijffe. 'Kraakaart 7Kraneke ' • • * • 19Kuren, kuife?Kudfe S • ' -332L-Laaifiesken.Laatmaate- . .E e 2282Lan-


•G 43Lancie; , • • s Bladz- 328—— (gekroonde) —Lont. * 5 t . ï 29iM.Maate cIaat-> s i ; ;2 8 2Maelgen- 3 333N.Noot (in de voetboog) r ; 18Neusband- • • . • 33*O-Onderriem, Ongerriem. * f 90P.Paltrok. 92Pantiier.33SPlastron. ; • • 335Pompen- • * " * . 9 2Ponjoenen. . . . . '328Poulaines' , . . . . 82Pourpoint- . 334Putte. ;. . . 95:R.Roer. ! i . ; . 281S.


437 >Schachten* s Bladz* 326Scheel. • ; III. 392Schild. . . . . 386-330Schoenen Ctote-) . • ; 82-164— met fchellen. : , 85Sindale- . . , . , 334Sleutelreeks. • • . : 90Slingerpompen. . • • —Speer, fpiet of fpiets. . . • 327Stabler. , 324Stanghe. 323Staven. » , 324Swantshuiskens. . . ; • 95T.Taneijt-koleur. . . III. 291Targie, tartfche- 386TorkeeN • . . . . 335Tornikel. . . . . . 334.Tote of tuite fchoenen. . , 82 • 164Tournooi- . . . . 322Tune. . . . . . 332V-Vlieger. III- 290Voetboog. • « . • . Ï7-Ee 3 W.


43§ >w.Wapenrok der Ridders. • , Bladz. 334Watmer. . . • • • 94. Z-Zwaarden» . > * • ' 3 3 5IN-


I N H O U DV A NH ETV I E R D E D E E L ,V A NH E TK A B I N E TV A NM O D E EN SMAAK.i.ZEDEN, GEBRUIKEN, ENZ. VAN ANDERENATlëN.Over de Germaanen, (vervolg des 3den Deels) Bladz. ï— (vervolg) . . 120(vervolg) . ' . 276— (vervolg en flot) . —Befchrijving der geftalte en kleding der moorfcheVrouwen. • . > . • . 65Fragmenten eener nieuwe Reize naar Spanjen ,vervolg des 3den Deels) . • • 73E e 4Pleg-


PTegtige openlijke Tweegevegten. ; Bladz. 140Het Koningrijk Tunkin. • • « 1 5 0-— (vervolg) . . 2coNarichten aangaande de Samojeeden. . 193Befchrijving van de Harem. . . 120Befchrijving der Tournooi en Ridderfpelen. . 321, 1 (verv) 385Bericht aangaande de lslanders. . . 4°*ILIS- EN UITLANDSCHEDRAGTEN.Kleding der Boogfchutters. . : Bladz- 15Ordonnantie voor de St« Joris Doelen teNoordwijk. 20Over de Schoenen. • . * • 8»,—— — (vervolg) . • 164Kleding der oude hollandfche Boeren en Visfchers. 89Over de Allegorifche Betekenis der Koleuren inde oude Ridderkleding. • • • 270. __ — (vervolg) . 339Kleding der Schutters .Muskettiers en Spietsdragers. 2811 I I.M O D E N I E U W 5.Uit Frankrijk, CJwiij,) ; . . Bladz. 33Bonnets.toques. . ' . . • • —*Robes van een nieuwe fmaak. . . 34Ronde plooien in plaats van Marxhetten. . 35B.vi.


441 >Bonnet au bandeau royal. . • Bladz. 35Fraai dishabilé. . • • 3»"Pierrot van wit taf, • •Dames hoeden. « • 37Bonnet tout h fait. - • « 38Kleding voor heeren, ï . • 39Uit Frankrijk, CJulij.) 97Bekendmaking van Mad- TEILLARD. . ~Bonnet omée. . . • 102Twee nieuwe foorten van Bonnets. . 103Collet montè. . . • • 104.Uit Frankrijk, {Augustus.} . . 166Aanmerking over de navolging der mode's in onsland. • • —•Hoeden fens devant • derrière. . . 167Bonnet''s de fantaifie. . . . 186• Jacobijne muts. . . . —•Mode de la gorge de venus of


442 >Uif Engeland. • . Bladz. 298Couleur de Corbeau (nieuwe mode - koleurO • 299Uit Frankrijk, COth en NovO • . 353Schoenen der dames- . . _Klinken. • . . . . 354.Pierrot van wit gros de Naple, • . 355Bonnet a la triomphe- • • . 355Kleding der Heeren. • . . .KapfelsCantique» • , -35?Uit Duitschland. . . .Dames hoeden- . . • _Uit Frankrijk (.November en DecO • . 415Habit d'egalité. , . _Robes, hoeden &c- : • - 417Uit Duitschland. , , , ^jgChemife d plis. .;.Uit Engeland. . . ,A I 9Kleding der Heeren. . . ,Gillet» la Prime of mies. . . .4 2 0I V-T O O N E E L N I E U W S .Iets over het Tooneel in Italiën- . Bladz. 41— Parijsch Tooneel- . . 44.Anecdote wegens het ftukjen : Bastien en Bastienne. —Nice, eene nieuwe Opera- . , .Jocrisfe, Opera Comique &c, . • • 46Verdere nieuwe Stukken te Parijs vertoond. . —* Stuk-


443 >Stukken op 't Fransch Tooneel te Amfterdam 1vertoond, in Julij. . . BIadz. 48" ~ te Rotterdamvertoond, van April tot Junij. . . —.Geertruide of de Zelfsmoord op 28 December 1791. 175Stukken op het Fransch Tooneel in Augustus. 176~" ~ Nederd. . in Sept. vertoond. 177Aanfpraak op den Schouwburg te Rotterdam. . —Stukken te Rotterdam in Augustus vertoond. 180Vertoonde Stukken in Engeland. . . 230in Duitschland. . 231~ • op 't Fransch Tooneel teAmfterdam, September. . , 233op den Nederd. Schouwburgte Amfterdam , September en Ocfober. . —Befchrijving van het Tooneelgordijn te Berlin. 300Bijzonderheid wegens de Tooneelen te Parijs. 302Vertoonde Stukken op het Amfterdamsch Tooneel, Oftober en November. . . 302—te Leijden. . . 3031La MereCoupable, door BEAUMARCHAIS, verflagvan dit Tooneel ftuk. . .


444 >v.M E N G E L W E R K .Damon en Chloris, Romance. . Bladz. 40Buttlers Graffchrift. . . . 63De onfterflijke held. . . . 64De man en vrouw. . • •Justus. »Boudewijn en Lijsje, eene vertelling. . 105De oude en zijn hond, vertelling. . • 181Kindschheid, Dicht/luk. . . . 189Aan Arist. • . 1 9 1De vischfuik. • •Aan Nerine.Een profeet is niet geacht in zijn eigen vaderland;Klucht. . . . . 2 3 5Die fcandaleufe hoerengordijnxkens wehggescoven,vertooning. . . . . 307Anecdote wegens Colbert. . . 369De fchoone Slaapwandelares, Anecdote. . 373Willem en Betje, eene vertelling. . . 377Het Eiland, Dichftukjen. . '. 425De oude Leeuw, fabel. . . * 427De Oijevaar en Uil. — . . . 428Scribifax aan zijne Collega's. . : 429Elpin. • • • 430Katrol, Charrade. . . . 431Komkommer. — . . . —Op een Dikbeenigen. ; . 43 2De Steenhouwer en zijn Knegt. . . —Register van Woorden en Zakken. • 4331 0 2BE-


B E R I C H TV O O RD E NB I N D E R .Plaat XI te plaatfen tegen over Bladzijde 17XII . . . . 4»XIII . ^ . . 8j>XIV (de hoeden) . 102XIIII Cde fchoenen) . i&»


Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!