29.11.2012 Views

Ahnengalerie - Rijksmuseum Twenthe

Ahnengalerie - Rijksmuseum Twenthe

Ahnengalerie - Rijksmuseum Twenthe

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Geachte aanwezigen,<br />

1<br />

portretten vormen voor cultuurhistorici altijd een dankbare spiegel van<br />

de tijd waarin zij zijn gemaakt. Dat geldt voor geschilderde zo goed als<br />

voor gefotografeerde, en het geldt dus ook voor de fraai selectie Engelse<br />

uit de achttiende eeuw die het <strong>Rijksmuseum</strong> <strong>Twenthe</strong> vanaf vandaag<br />

tentoonstelt. Zeker waar de geportretteerde de initiatiefnemer tot en de<br />

afnemer van het kunstwerk is, en de maker dus uit beroepsmatig<br />

eigenbelang genoodzaakt is tenminste tot op zekere hoogte aan de<br />

wensen van de afgebeelde te voldoen teneinde niet klandizie te<br />

verliezen, laten deze portretten bedoeld of onbedoeld zien, hoe de<br />

geportretteerde graag voor het nageslacht bewaard wenst te blijven. En<br />

dat was en is zeker voor adellijke families, waar de stamboom de ruggegraat<br />

van het dynastieke zelfbewustzijn uitmaakt, niet onbelangrijk: het<br />

eigen plekje in de <strong>Ahnengalerie</strong> moet niet op een persoonlijke deconfiture<br />

uitlopen.<br />

Voor schilderijen geldt dat nog veel sterker dan voor foto's, vanwege<br />

de tijd die de productie kost, en dus het prijskaartje dat er onvermijdelijk<br />

aan hangt. Waar velen zich vroeger misschien maar eens in de tien jaar<br />

een portretschilder konden veroorloven (of zelfs dat niet), is een foto in<br />

beginsel snel gemaakt en dus ook, als massaproduct, snel overgemaakt<br />

als het resultaat niet bevalt. Aan de uitkomst wordt daarom per<br />

afzonderlijke foto iets minder gehecht. Dat heeft ook ongetwijfeld met<br />

het formaat van doen: het zal zelden voorkomen dat iemand een meer<br />

dan levensgrote foto - of zelfs maar een half zo grote - van een familielid<br />

aan de muur heeft hangen, waar dat in gegoede kringen voor schilderijen<br />

beslist niet abnormaal mag heten.<br />

In zo'n geval wil je er natuurlijk wel een beetje redelijk op staan - dus<br />

graag zonder die wrat of moedervlek of scheve neus. Tegelijk - het<br />

eeuwige dilemma voor de portretteur, die een beetje mag en kan flatteren<br />

- moet het portret ook nog wel voor de geportretteerde zélf enigszins als<br />

het eigen ik herkenbaar zijn. Een zozeer geflatteerde weergave dat de<br />

geportretteerde denkt: dat is heel iemand anders, heeft op het voor eigen<br />

onvolkomenheden gevoelige zelfbewustzijn juist een averechts effect:<br />

kennelijk ben ik zozeer te lelijk om mij ook maar bij benadering zo weer<br />

te geven zoals ik ben.


2<br />

Sinds de eerste holenmensen in een zeer grauw verleden in een<br />

waterplas hun spiegelbeeld als een afbeelding van zichzelf leerden<br />

herkennen - een vermogen dat apen wèl, en schapen nièt met ons<br />

gemeen schijnen te hebben - zijn wij er ons van bewust hoe wij er<br />

uitzien. En in de spanning tussen - vaak tijdgebonden - schoonheidsideaal<br />

en realiteit willen we onszelf best iets mooier zien en als<br />

mooier weergegeven weten dan de 'objectieve' werkelijkheid van de<br />

fotografie zou doen, maar toch ook niet zoveel mooier dat we daardoor<br />

al te zeer met onze feitelijke lelijkheid worden geconfronteerd.<br />

Of - wat in vorstelijke kring even vaak voorkwam - met de duidelijk<br />

zichtbare eigen genetische ongezondheid, als gevolg van de tijdens het<br />

Ancien Régime algemeen gangbare inteeltpraktijk: Lodewijk XIV<br />

bijvoorbeeld had door al die huwelijken tussen neven en nichten maar<br />

vier verschillende overgrootouders (een normaal mens heeft er acht), en<br />

als dat na enige generaties zo bleef, dan viel dat ook aan de koninklijke<br />

buitenkant wel te zien. Buitenlandse gezanten verhulden in hun<br />

verslagen aan huis niet altijd dat de fysionomie van de majesteit vaak<br />

weinig majesteitelijks had; Rooms-keizer Leopold I werd in 1665 door<br />

de Turkse reiziger Evliyâ Çelebi zelfs met een kameel vergleken,<br />

waarvoor in de menagerie bij het keizerlijk paleis overigens voldoende<br />

vergelijkingsmateriaal voorhanden was.<br />

Of neem de portretten van de Spaanse Habsburgers: daar liet zich de<br />

algehele degeneratie zelfs met de beste wil van de wereld niet meer<br />

verbloemen. Ik weet niet wie van U wel eens in het Prado geweest is,<br />

maar daar kunt U ze vrijwel naast elkaar zien hangen: de koningen Filips<br />

II, Filips III, Filips IV en Karel II, vier generaties, de volgende steeds de<br />

zoon van de vorige.<br />

Aan dat portret van Filips II ziet U direct: hier hebben we te maken met<br />

een daad- en wilskrachtig vorst met de nodige capaciteiten. Hij geldt in<br />

Spanje dan ook terecht als een van hun grootste koningen. In Nederland<br />

denkt het calvinistische volksdeel daar weliswaar als bekend wat anders<br />

over, maar op mondiale schaal speelde dat vanuit Spaans perspectief<br />

voor de beeldvorming geen doorslaggevende rol. Men keek in Madrid<br />

naar de Watergeuzen in die recalcitrante uithoek van het eigen imperium<br />

zoals de Amerikanen nu kijken naar de Taliban in de Afghaanse<br />

provincies Kunduz of Uruzgan: hopeloos bekrompen en achterlijk<br />

primitief volk, dat aan zijn middeleeuwse anarchie verkleefd is, het


3<br />

Woord van een Heilig Boek boven alles stelt, de opbouw van een<br />

moderne staat blokkeert en je er slechts onder krijgt door het duchtig<br />

hanteren van de lange lat. Overigens voeren ook wij Nederlanders daar<br />

nu in eigen ogen vanzelfsprekend geen oorlog. Wij handhaven slechts de<br />

orde. Wel, de orde handhaven: dat deed de hertog van Alva indertijd<br />

ook.<br />

Dan volgt in het Prado op Filips II zijn zoon Filips III. Duidelijk goede<br />

middelmaat. Geen hoogvlieger, zoals zijn vader was, maar verder is er<br />

niets mee mis. De kin is wat langer, dat wel, en dat wordt inderdaad bij<br />

de volgende generaties alleen nog maar erger. Vervolgens Filips IV. Die<br />

ziet al wat bleekjes. Denkt hij wel dagelijks aan de schijf van vijf?<br />

En dan volgt tenslotte diens zoon, de laatste Spaanse Habsburger,<br />

Karel II, op wiens kinderloze dood heel Europa meer dan dertig jaar<br />

wachtte. Als U zijn portret ziet, snapt U direct waarom. Uw spontane<br />

reactie is: meteen een ambulance bellen voor spoedopname in een<br />

noodhospitaal. Daar helpt geen lief moedertje meer aan, en evenmin de<br />

beste en meest toegewijde hofschilder. Zelfs die kon van deze koning<br />

weinig koninklijks maken, wilde het resultaat van zijn gepenseel nog iets<br />

van doen hebben met de realiteit. Een volslagen hopeloos geval. Maar<br />

wel in politiek opzicht een cruciaal hopeloos geval, want toen hij in het<br />

jaar 1700 dan eindelijk overleed brak prompt de Spaanse Successieoorlog<br />

uit.<br />

Die neiging tot enigszins flatteren vormde overigens een reden,<br />

waarom bij gearrangeerde huwelijken waarbij de aanstaande partners<br />

elkaar voorafgaand aan de verloving nog nooit hadden gezien - en die<br />

waren schering en inslag in gegoede adellijke, en zeker in koninklijke<br />

kringen - de ene wederhelft wel eens een schilder voor een (in dat geval<br />

wel graag goed gelijkend) portret naar het hof van de andere stuurde, om<br />

te weten wat voor vlees hij in de kuip had, zodat hij geen miskoop deed.<br />

Sommige huwelijkskandidaten waren dan ook nagenoeg onverkoopbaar,<br />

zoals de zoëven genoemde Spaanse koning Karel II. Met zo iemand als<br />

spil van de familie liep de <strong>Ahnengalerie</strong> onherroepelijk dood.<br />

Maar soms moest men het er bij gebrek aan beter toch maar mee doen.<br />

Neem onze eigen jarenlang in Friesland residerende stadhouder Willem<br />

IV, die doordat hij als kleuter eens uit de koets was gevallen, een forse<br />

bochel had. Of er vooraf al dan niet goed gelijkende portretten tussen<br />

Leeuwarden en Londen uitgewisseld waren, weet ik niet, maar de


4<br />

moeder van de aanstaande egaa prinses Anna, de Engelse koningin<br />

Caroline, schijnt, ondanks haar vast van jongsafaan getrainde stiff<br />

upperlip, bij de eerste aanblik in nachthemd van de in de Engelse<br />

boulevardpers al snel als mismaakte dwerg omschreven Nederlandse<br />

prins toch van schrik flauwgevallen te zijn, om later bij de<br />

bruiloftsplechtigheid naast het altaar een gezicht te trekken alsof zij haar<br />

dochter zojuist ter aarde had besteld. Anna zelf had overigens met de<br />

keuze van haar ouders ingestemd met de gelaten woorden: "ik zal hem<br />

trouwen, ook al ziet hij er uit als een baviaan".<br />

Het was voor haar dan ook de enige manier om eindelijk van huis weg<br />

te komen, waar de familieverhoudingen niet geweldig gezellig waren -<br />

haar moeder liet zich eens publiekelijk over de kroonprins ontvallen dat<br />

ze betreurde hem ooit ter wereld te hebben gebracht en "wished to see<br />

him in hell", en haar grootvader George I had haar grootmoeder vele<br />

decennia in een somber kasteel opgesloten om zich ongestoord aan zijn<br />

maîtressen te kunnen wijden, nadat hij bij zijn kroning meteen maar met<br />

drie tegelijk van Hannover naar Engeland overgestoken was. Prinses<br />

Anna was overigens eerst aan Lodewijk XV beloofd en droomde, als<br />

artistiek aangelegde vrouw, reeds van een nieuw opwindend bestaan in<br />

de Europese cultuurhoofdstad Parijs, maar omdat de confessionele kloof<br />

tussen katholiek en protestants onoverbrugbaar bleek, was het feest<br />

uiteindelijk niet doorgegaan, en belandde ze zo voor de vijftien beste<br />

jaren van haar korte leven in een Fries provincienest. Hun huwelijk<br />

schijnt alleszins redelijk te zijn geweest.<br />

Dat gold, althans op het praktische terrein van de procreatie, minder<br />

voor dat van Marie Antoinette en de incompetente Franse Dauphin, later<br />

koning Lodewijk XVI. Niet alleen incompetent, maar ook - en dat was<br />

misschien met het oog op de continuïteit van staat en dynastie wel veel<br />

belangrijker - net als Karel II praktisch impotent. De broer van Marie<br />

Antoinette, keizer Jozef II, begon zich zorgen te maken toen de<br />

staatkundig noodzakelijke zwangerschap alsmaar uitbleef, en is in 1777<br />

zelfs naar Parijs afgereisd om de Franse koning ernstig over zijn falen te<br />

onderhouden. In een openhartige brief aan zijn broer Leopold II, die dan<br />

ook niet toevallig bij de uitgave van de keizerlijke correspondentie in de<br />

negentiende eeuw werd weggelaten, doet hij van de mislukte echtelijk<br />

verrichtingen in bed op beeldende wijze verslag. Ook Jozefs beschrijving<br />

van het karakter van de koning - en dat van zijn beide broers,


5<br />

de latere Lodewijk XVIII en Karel X - was zeer raak, zoals dat eveneens<br />

gold voor die van de wantoestanden en spilzucht die hij aan het hof<br />

aantrof. "Als jullie zo doorgaan, dan komt de revolutie, en die zal verschrikkelijk<br />

zijn", zo waarschuwde hij zijn zus - dat had hij, twaalf jaar<br />

voor de bestorming van de Bastille, goed gezien.<br />

Ik weet niet, in hoeverre ook in het geval van de Franse Bourbons eerst<br />

plaatjes van bruid en bruidegom zijn uitgewisseld, alvorens de moeder<br />

van Marie Antoinette, keizerin Maria Theresia, besloot haar dochter in<br />

Parijs uit te besteden. Zeker is dat op het eind van de achttiende eeuw<br />

portretten soms zo mogelijk nog genadelozer werden dan voorheen.<br />

Neem het beroemde familieportret van de Spaanse Bourbons van Goya:<br />

koning Karel IV ziet er uit als een sul, koningin Maria Louisa als een<br />

hoerenmadam.<br />

De introductie van de fotografie blijkt dan in het midden van de negentiende<br />

eeuw voor het monarchale aura vaak dodelijk. Waar goede<br />

schilders in staatsieportretten toch altijd iets extra's wisten toe te voegen,<br />

ontbreekt dat in studiofoto's aanvankelijk totaal. In combinatie met de<br />

typisch negentiende-eeuwse burgermanskledij, waarin zich - anders dan<br />

tijdens het Ancien Régime toen zij zich nog duidelijk door hun kleding<br />

van hun onderdanen onderscheidden - nu ook vorsten hulden, blijft er<br />

weinig majesteitelijks van hen over. Schilderijen tonen de eerste<br />

Belgische koning Leopold I in jongere jaren als een krachtige,<br />

koninklijke figuur - op een foto in zijn latere jaren ziet hij er, met zijn<br />

militaire ordes behangen, uit als een oud mannetje in Bronbeek.<br />

Alleen Wilhelm II koos in de fotostudio voortdurend voor het praaluniform<br />

en wist dankzij uitgekiende enscenering tot de eerste keizerlijke<br />

filmster in de geschiedenis op te klimmen - maar tegelijk blijft het bij<br />

hem wel iets potsierlijks hebben, zeker als men van zijn daden kennis<br />

neemt. Het heeft iets van een kostuumfilm - niet toevallig verkleedde de<br />

keizer zich ook graag als een figuur van formaat uit een wat verder<br />

verleden, zoals Frederik de Grote - daarvan zijn eveneens carnavaleske<br />

opnames bewaard. Het is voor sommige grote figuren uit de negentiende<br />

eeuw en vroeger vast een geluk dat in elk geval niet ook nog eens hun<br />

stem is overgeleverd. Recent zijn opnames teruggevonden van die van<br />

een hoogbejaarde Bismarck: het hoge gepiep dat hij schijnt voort te<br />

brengen, valt op geen enkele manier te rijmen met de martiale<br />

geschilderde portretten die van hem bewaard gebleven zijn.


6<br />

Het is voor het hedendaagse Franse zelfbewustzijn dan ook vast maar<br />

goed dat we niet weten hoe Napoleon geklonken heeft. Wat, als die niet<br />

zou passen bij zijn twee meest overweldigende portretten, dat van David<br />

en dat van Ingres? Het ene hem weergevend als een nieuwe Alexander te<br />

paard, het ander als een nieuwe Augustus op de troon: de meest<br />

succesvolle veldheer en de meest succesvolle staatsman uit de klassieke<br />

Oudheid. Dat die klassieke Oudheid niet alleen voor heerszuchtige<br />

Corsicanen, maar ook in achttiende-eeuws Engeland een grote<br />

inspiratiebron en spiegel vormde, toont hier in Enschede nu het portret<br />

van de jarenlang in Rome vertoevende Lady Hamilton als Circe van<br />

George Romney. Verkleedpartijen raakten toen, naarmate juist in die tijd<br />

acteurs tot ook in hogere kringen graag geziene publieke helden<br />

uitgroeiden, sowieso in de mode - zie het portret van Mrs. Siddons als<br />

Mrs. Haller in "The Stranger", een vertaling van een stuk van de toen<br />

zeer populaire Duitse toneelschrijver August von Kotzebue uit 1789.<br />

Martiaal en majesteitelijk: het een of het ander - of beide - was voor<br />

vorstelijke portretten van oudsher zeer gewenst, en de adel spiegelde<br />

zich daaraan maar al te graag. Vorsten en edellieden in harnas, met een<br />

veroverde stad op de achtergrond. Of met hun nieuw gebouwde paleis.<br />

Altijd zeer zelfbewust, met een imponeerdersblik richting toeschouwer<br />

gericht - denk aan het zo vaak gereproduceerde staatsieportret van de<br />

Zonnekoning door Hyacinthe Rigaud. De meesten van U staat ongetwijfeld<br />

ook het befaamde schilderij van Holbein van Hendrik VIII voor de<br />

geest, wijdbeens poserend, de hele ruimte met zijn ferme postuur<br />

vullend. Een van de meest rake zestiende-eeuwse portretten is overigens<br />

dat van Hendriks dochter, de latere koningin Mary I, in het Prado. Dat zij<br />

al spoedig de bijnaam Bloody Mary verwierf, snap je in een oogopslag.<br />

Ik heb op een schilderij zelden iemand zo vuil zien kijken. Niet echt een<br />

dame om in een donkere steeg in Londen tegen te komen, nadat je even<br />

eerder ruzie met haar hebt gemaakt.<br />

Wat in vergelijking daarmee aan de hier nu gepresenteerde portretten<br />

opvalt, is daarentegen niet de wreedheid, maar de vredigheid. Het<br />

Engeland van de achttiende eeuw is duidelijk een ander dan dat van de<br />

zestiende. Geen veldslagen, maar bossen op de achtergrond. Ook geen<br />

formele staatsie, maar informele intimiteit, als bij de tekenend aan een<br />

venster geportretteerde Paul Sandby. Het knellende corset van de<br />

hofetiquette is, zeker in de tweede eeuwhelft, inmiddels als ondraagbaar


7<br />

afgeworpen, en dat is duidelijk zichtbaar: de portretten zijn veel<br />

persoonlijker en menselijker geworden dan voorheen gangbaar was. Er<br />

hoeft nu minder een façade te worden opgehouden.<br />

Het spoort met een 'natuurlijker' wijze van leven die juist in Groot-<br />

Brittannië in de opkomst van de landschapstuin - met natuurlijk<br />

groeiende beplanting in plaats van de als castraten in de opera langs een<br />

lineaal bijgeknipte heggen van Versailles - een sprekende parallel gevonden<br />

heeft. Overigens hadden ook de Franse koningen inmiddels<br />

Versailles al onleefbaar bevonden, om zich daar, zodra officiële plichtplegingen<br />

achter de rug waren, schielijk terug te trekken in het intieme<br />

Petit Trianon. Sanssouci - zonder zorg: zo heette ook het bescheiden<br />

rococo-buitenverblijf van Frederik de Grote bij Potsdam, waar hij veel<br />

liever vertoefde dan in het onleefbaar megalomane barokke stadspaleis<br />

van Berlijn.<br />

De natuur dringt zich als achtergrond ook bij portretten op. Soms,<br />

zoals bij Haymans familietafereel van de schrijver Samuel Richardson in<br />

1740, staan ze er nog wat stijfjes op, als een soort poppen, in een<br />

houding die ik als geposeerd ontspannen zou willen omschrijven,<br />

onwennig in hun nieuwe bosrijke omgeving. Het is, alsof de schilder ze<br />

binnen naast elkaar op de zitkamermeubelen heeft neergezet, en vervolgens<br />

de hele groep met meubilair en al naar buiten heeft overgeplant -<br />

zo'n beetje zoals ze op Hogarths schilderij van de familie Strode<br />

inderdaad gewoon nog binnen aan de theetafel zitten. Een halve eeuw<br />

later, bij de Baillies van Gainsborough, lijkt de buitenwereld al meer hun<br />

natuurlijke habitus geworden en staan de familieleden net iets<br />

ontspannener op de plaat, ook al is de compositie vast eveneens gearrangeerd<br />

op aanwijzingen van de schilder. Het verschil kan ook met de<br />

kwaliteit van de kunstenaar te maken hebben, dat wil ik uiteraard niet<br />

uitsluiten, maar de evolutie lijkt wel symbolisch voor een veranderende<br />

natuurbeleving, die voorbereidt op de 'natuurlijkheid' van de natuur in de<br />

Romantiek.<br />

Huiselijkheid is ook voor hogergeplaatsten niet meer taboe. Vergelijk<br />

het familieportret van de Bourbons kort na het midden van de<br />

zeventiende eeuw met dat van de Habsburgers een eeuw later. De met<br />

een lauwerkrans gekroonde Lodewijk XIV is er letterlijk als Zeus op de<br />

Olympus afgebeeld, en zijn vrouw en broer nemen andere godenrollen<br />

waar. Maria Theresia staat daarentegen op het hare, een door haar


8<br />

dochter Marie Christine vervaardigde gouache, gezellig met diverse<br />

kinderen achter een theetafel en een met slaapmuts getooide huisvaderkeizer<br />

Frans Stefanus in diens leunstoel bij de open haard.<br />

Vanouds een vanzelfsprekend attribuut bij veel buitenlevenschilderijen,<br />

indien zij niet een zittende familie in het bos betreffen,<br />

vormt tenslotte het jachtgeweer. We zien het, samen met de jager en de<br />

jachthond, op Romneys portret van Jacob Morland of Capplewaithe. Ik<br />

heb het niet speciaal onderzocht, maar de frequentie van jachtportretten<br />

zou tijdens het Ancien Régime wel eens kunnen zijn toegenomen<br />

naarmate er voor de adel minder heldhaftig persoonlijk oorlog voeren te<br />

valt als gevolg van de - met de opkomst van de moderne staat en het<br />

moderne kanonnenmaterieel samenhangende - militaire<br />

professionalisering. Edellieden in harnas voor een belegerde stad sterven<br />

in de achttiende eeuw op schilderijen uit, en misschien vormt de jagende<br />

edelman daarvoor wel en soort compensatie.<br />

In ieder geval is het zo dat het jachtrecht al vanaf de Middeleeuwen<br />

een van de adellijke voorrechten vormde waaraan die adel zelf het<br />

meeste hechtte - overigens ook bij ons in de Nederlandse Republiek. Je<br />

moet als edelman, als je niet als een ordinaire Amsterdamse koffieboer<br />

dag en nacht handel wilt drijven, tenslotte wat. Soms ook overigens als<br />

edelvrouw. Dat bleek, hier vlakbij in <strong>Twenthe</strong>, nog heel aardig na de<br />

Bataafse Omwenteling van 1795, toen alle adellijke prerogatieven op het<br />

revolutionaire altaar van de Gelijkheid werden verbrand. De Vrouwe van<br />

Almelo bleek bereid het meeste zonder veel morren op te geven: het<br />

recht om de dominee te benoemen, om de plaatselijke rechter aan te<br />

stellen, en nog zo wat.<br />

Behalve het jachtrecht: dat moest niemand wagen om haar af te nemen.<br />

Om de exclusieve mogelijkheid tot jagen te behouden heeft ze vele jaren<br />

lang hardnekkig tegen de nieuwe Bataafse autoriteiten geprocedeerd.<br />

Dat lijkt mij, alvorens U tegen de autoriteiten van dit museum begint te<br />

procederen omdat ik U te lang van een bezoek van de tentoonstelling<br />

afhoud, een mooi moment om mijn korte speech te eindigen en daarmee<br />

inderdaad de tentoonstelling voor geopend te verklaren.<br />

Thomas von der Dunk, 23 maart 2012 k

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!