13.07.2015 Views

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BIAXiaal 352 14moeten hierbij niet alleen denken aan 'echte' akkeronkruiden als klaprozen enkorenbloemen, maar ook aan soorten die tegenwoordig vooral in andere milieusvoorkomen. Omdat ook kunstmest destijds nog niet bestond, werd de vruchtbaarheid vande akkers op peil gehouden met natuurlijke mest. Hierbij werd niet alleen gebruikgemaaktvan stalmest, maar ook van slootbagger, bosstrooisel en dergelijke. Op dezemanier kwamen vroeger veel onkruidzaden uit uiteenlopende milieus op de akkersterecht. Veel soorten overleefden de omstandigheden op de akkers niet, maar anderesoorten konden zich wel handhaven en gingen deel uitmaken van de akkeronkruidvegetatieen werden met het graan meegeoogst. Door het ontbreken van goede zaadschoningsmethodenkwamen veel onkruidzaden zo via brood en/of pap uiteindelijk in debeerput terecht. Ook zullen veel onkruiden meegeoogst zijn met tuinbouwproducten enbij het schoonmaken daarvan met het andere keukenafval in de beerput terecht zijngekomen. Hierbij moet worden aangetekend dat de kans dat onkruiden die in beerputtenworden aangetroffen van graanakkers afkomstig zijn vele malen groter is dan de kans datze uit tuinen afkomstig zijn. Dit hangt samen met de oogst- en verwerkingsmethoden dievoor granen en tuinbouwproducten aanzienlijk verschillen. Een graanoogst wordt immersin zijn geheel van de akker gehaald, mèt het tussen het graan aanwezige onkruid, terwijltuinbouwgewassen veelal individueel worden geoogst en vaak al in de tuin wordenschoongemaakt.Aan de hand van de onkruidvondsten kunnen soms interessante uitspraken wordengedaan over de herkomst van bepaalde voedingsmiddelen of de omstandigheden op deakkers in het herkomstgebied van het graan.Een flinke groep onkruidsoorten uit de beerput is kenmerkend voor voedselrijke akkersen tuinen. Veel soorten zijn eenjarige stikstofliefhebbers. Dat zijn bijvoorbeeldvogelmuur (Stellaria media), melganzenvoet (Chenopodium album), korrelganzenvoet(Chenopodium polyspermum), zwarte nachtschade (Solanum nigrum), kleine brandnetel(Urtica urens) en perzikkruid (Persicaria maculosa). Alle genoemde soorten groeien bijvoorkeur op stikstofrijke of zeer stikstofrijke plaatsen. Tegenwoordig komen ze daaromalgemeen voor in goedbemeste moestuinen en hakvruchtakkers (tussen aardappels, bietenen dergelijke). Dit maakt het aannemelijk dat op het kasteelterrein tuinen aanwezigwaren. Bij een tuin moeten we denken aan een waarschijnlijk omheind stuk grond waarkruiden, groenten en andere arbeidsintensieve gewassen werden verbouwd. Vanwege hetintensieve gebruik van deze stukken grond, werden ze meestal flink bemest. Dit verklaartde aanwezigheid van eenjarige, stikstofminnende planten.Een tweede grote groep onkruiden komt vooral voor in matig voedselrijke akkers. Demeeste soorten uit deze groep zijn kenmerkend voor een vegetatietype dat de Orde vanGewone spurrie (Sperguletalia arvensis) genoemd wordt. Het gaat om valse kamille(Anthemis arvensis), korenbloem (Centaurea cyanus), bolderik (Agrostemma githago),korensla (Arnoseris minima), gewone spurrie (Spergula arvensis), eenjarige hardbloem(Scleranthus annuus) en geelrode naaldaar (Setaria pumila). Ook schapezuring (Rumexacetosella), formeel een plant van droge graslanden, wordt veel in deze akkeronkruidgemeenschapaangetroffen. De hierboven genoemde soorten uit de Orde van Gewonespurrie komen optimaal voor in zomer- en wintergraanakkers op basenarme, meestal zurezand- en leemgronden. De onkruiden hebben vrijwel zeker tussen de rogge gezeten.Opvallend zijn de vele honderden (fragmenten van) bolderikzaden (Agrostemmagithago) die in het monster zijn aangetroffen. Deze zijn bijzonder giftig. De klachten diede consumptie van dit zaad (dat met het graan werd meegegeten) veroorzaakte, warenechter niet specifiek genoeg, waardoor het verband tussen het eten van het zaad en deziekteverschijnselen pas in de 19 e eeuw werd ontdekt. 93 De 16 e -eeuwse Zuid-Nederlandsebotanicus Dodoens noemt de plant Corenroosen, een naam waaruit niet bepaald haarschadelijkheid blijkt. Dodoens is meestal zeer goed op de hoogte van de giftigheid van de93 Knörzer 1967.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!