13.07.2015 Views

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BIAXiaal352Pollen en zaden uit een beerput behorend bijKasteel Batestein te Vianen (15 e – 18 e eeuw)H. van HaasterK. HänninenApril 2001BIAXC o n s u l tOnderzoeks- en Adviesbureauvoor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie


BIAXiaal 352 11. InleidingIn opdracht van de Gemeente Vianen heeft Oranjewoud een milieukundige bodemsaneringmet begeleidend archeologisch onderzoek uitgevoerd op het Hofplein teVianen. 1 Ter plaatse heeft in het verleden kasteel Batestein gestaan. Op de fundamentenvan dit in 1371 voltooide kasteel is in de 19 e eeuw een gasfabriek gebouwd. Deaanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen woningbouw. De sanering metarcheologische begeleiding heeft plaatsgevonden van 22 augustus 2007 tot en met 31oktober 2007. 2Uit een beerput gedateerd in de 15 e -18 e eeuw zijn zaden en pollen onderzocht met alsdoel informatie te verkrijgen over de gebruikte gewassen en over de vegetatie rond deput. Ook zijn een zestal houtmonsters bekeken. Hiervan zijn houtsoort, bewerkingssporenen de geschiktheid voor dendrochronologische datering onderzocht.2. Methode2.1 ZADEN2.2 POLLEN2.3 HOUTVan het zadenmonster is 1 cm 3 voor pollenonderzoek apart gehouden, waarna het restantmet water is gezeefd over een set zeven met als kleinste diameter 0,25 mm. Het residu ismet een opvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 50x geanalyseerd. Grassen,waaronder granen, zijn met een doorvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 500xonderzocht. Van het monster was ook een grote hoeveelheid gedroogd residu (gezeefdover 1 cm) meegeleverd. Dit is gescand op soorten die niet in het andere deel zijnaangetroffen. De analyses zijn verricht door L. Kubiak-Martens.Het pollenmonster is door C.D. Troostheide van het Amsterdams Archeologisch Centrumchemisch behandeld volgens een standaardmethode. 3 Het pollenpreparaat is met eendoorvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 1000 x geanalyseerd. Tijdens deanalyse is vooral aandacht besteed aan het pollen van cultuurgewassen. De analyse isverricht door M. van Waijjen.Voor houtdeterminatie is inzicht nodig in de structuur van het hout. Hiervoor wordendunne coupes gemaakt in drie richtingen ten opzichte van de groeirichting van het hout:transversaal, radiaal en tangentiaal. Deze worden onder een doorvallend-lichtmicroscoopmet vergrotingen tot 500x bekeken. Als determinatieliteratuur is het werk vanSchweingruber gebruikt. 4Daarnaast is het hout beschreven, waarbij gelet is op de aanwezigheid van bewerkingssporen,de oriëntatie in de stam en mogelijkheden voor dendrochronologisch onderzoek.Alleen bepaalde houtsoorten zijn hiervoor geschikt en het hout moet minimaal zestigjaarringen tellen. Indien de laatstgevormde jaarring aanwezig is, kan de kapdatum wordenbepaald. Indien de laatste ring ontbreekt kan een vrij nauwkeurige schatting wordengegeven als er nog spint aanwezig is. Als ook het spint ontbreekt, kan een terminus postquem-datering worden bereikt.1 Centrumcoördinaten: 134.550/445.250.2 Kaptein & Oude Rengerink 2007.3 vgl. Fægri et al. 1989.4 Schweingruber 1982.


BIAXiaal 352 5De vijgen (Ficus carica) zijn ongetwijfeld (als zuidvrucht!) geïmporteerd uit zuidelijkestreken. Uit historische bronnen weten we dat in Nederland vroeger hier en daar welvijgen verbouwd werden, maar deze (incidentele) inlandse vijgenteelt was vrijwel zekeronvoldoende om de grote vraag naar vijgen te dekken. Vooral tijdens de traditionelevastenperiode vanaf Aswoensdag tot Pasen (40 dagen!) werden vroeger heel veel vijgengegeten. Ze waren zo algemeen dat de prijs in Noordwest-Europa waarschijnlijk laagwas, ondanks het feit dat ze geïmporteerd moesten worden. 30In de beerput zijn duizenden pitten van aardbeien aangetroffen. Het is niet helemaalzeker van welke soort(en) ze afkomstig zijn. Van nature komen in Nederland tweesoorten aardbeien voor, die ook op markten e.d. te koop waren. Dat zijn bosaardbeien(Fragaria vesca) of grote bosaardbeien (Fragaria moschata). Deze aardbeien werden inhet wild verzameld, maar ook in tuinen verbouwd. In de 17 e eeuw kwamen aardbeien uitNoord-Amerika in Nederland op de markt. Ook ontstaan er kruisingen tussen de oude ennieuwe aardbeien. 31 De pitten van de nieuwe aardbeien zijn niet betrouwbaar teonderscheiden van wilde aardbeien. Dit maakt het niet makkelijk om te achterhalen vanwelke aardbeien de pitten uit de beerput precies afkomstig zijn. Aardbeien werden in de17 e eeuw als zeer gezond beschouwd. Men dacht zelfs dat tering (tuberculose) alleen doorhet eten van aardbeien genezen kon worden. 32 Bij feestelijke gebeurtenissen werden zeals nagerecht gegeten. Ze werden dan bijvoorbeeld in suiker gedoopt of met roomgegeten. 33Van appels (Malus domestica) en peren (Pyrus communis) zijn vele honderden pittenen klokhuisfragmenten gevonden. Ze waren in de 18 e eeuw heel populair. Er bestondenvele tientallen rassen van. Dit kan worden afgeleid uit een catalogus die in 1789 werduitgegeven door de firma Appell en Sonneschyn. In deze catalogus worden boompjes vanmaar liefst 67 appel- en 56 peervariëteiten te koop aangeboden. 34Mispels (Mespilus germanica) zijn merkwaardige vruchten die tegenwoordig niet veelmeer worden gegeten. De vruchten hebben de vorm van grote rozenbottels en bevattenveel grote pitten. Ze zijn pas eetbaar als ze bijna verrot zijn (zo rot als een mispel).Mispels worden in november, na enkele nachtvorsten geoogst, waarna ze op eenvorstvrije plaats narijpen maar net niet verrotten. De grote, houtige pitten worden inlaatmiddeleeuwse context vaak gevonden, waaruit we afleiden dat de vruchten destijdszeer werden gewaardeerd.Van de zwarte moerbei (Morus nigra) zijn in de beerput tientallen pitten gevonden. Deboom is oorspronkelijk afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied, maar werd al vanaf deLate-Middeleeuwen in Nederland aangeplant. Volgens Lindemans behoort de moerbei tothet 'luxe fruit' en werd de boom niet aangeplant in gewone boomgaarden maar in de watmeer elitaire tuinen zoals kasteeltuinen, pastorieën en lusthoven. 35 Wijn van moerbeienkomt als moraat in diverse oude inkooprekeningen voor. 36De kersen zijn afkomstig diverse variëteiten van zoete kers (kriek, Prunus avium) ofzure kers (morel, Prunus cerasus). Zuivere vormen van zoete en zure kers zijn wel aan devorm van de pitten te herkennen, maar in de Late-Middeleeuwen zijn door bewuste enonbewuste kruisingen zoveel verschillende tussenvormen ontstaan dat de pitten vaak nietmeer betrouwbaar zijn te determineren.Ook van pruimen (Prunus domestica) waren in de Late Middeleeuwen meerderesoorten (variëteiten) bekend. Dat ook de bewoners van kasteel Batestein hiermee bekendwaren, blijkt uit verschillende soorten pruimenpitten die in hun beerput werden gevonden.Er zijn pitten gevonden van minstens vijf verschillende vormen. Over welke30 Van Haaster 1997.31 Van Haaster 1997, 88.32 Burema 1953, 159.33 Van ’t Veer 1966.34 Appell & Sonneschyn 1789.35 Lindemans 1952 (II), 205.36 Baudet 1904, 112.


BIAXiaal 352 6pruimenvariëteiten het gaat, weten we echter niet helemaal zeker. Determinatie vanpruimenpitten uit archeologische context kan namelijk alleen verricht worden door depitten te vergelijken met pitten van tegenwoordig nog bestaande, oude pruimenrassen. Alsde in archeo-logische context aangetroffen pitten afkomstig zijn van rassen die zijnuitgestorven, zijn ze niet determineerbaar. Zo zijn de pitten van het type GRO-3 identiekaan de pitten van een kroosjespruim (Prunus domestica subsp. insititia) die tegenwoordigin Zuid-Frankrijk nog kan worden aangetroffen: de St. Julien-pruim. St. Julien-pruimenzijn kleine, donkerblauwe pruimen met een diameter van ca. 2,5 cm. De soort wordttegenwoordig voornamelijk als onderstam gebruikt waarop modernere variëteiten wordengeënt. De pruimen zelf hebben dus tegenwoordig geen economische betekenis meer.Gezien de archeologische vondsten van de pitten, werden St. Julien-pruimen vroeger veelin Nederland geteeld.De pruimen met pitten van het type GRO-4 behoren eveneens tot het zogenaamdekroosjestype. Ze worden tegenwoordig nog aangetroffen in de Dordogne. De roodviolettepruimen zijn ovaal van vorm en hebben een diameter van 3-3,5 cm.De pitten van het type GRO-7 behoren tot de echte pruimen (Prunus domestica subsp.domestica), in tegenstelling tot de hierboven genoemde pruimen die alle tot het typekroosje behoren. De grote, ovale, donkere pruimen werden kwetsen genoemd.De pitten van het type GRO-9 lijken veel op de pitten van een pruimenras dat nog inZuid-Frankrijk kan worden aangetroffen. Deze zogenaamde La Croisille-pruimen zijnomgekeerd eivormig tot ovaal van vorm en 3 tot 3,5 cm lang. De vorm van de pitten lijktook zeer veel op de pitten van pruimen die tegenwoordig in gedroogde vorm wordenverhandeld, de zogenaamde “pruneau d’Agen”, gedroogde pruimen van het ras Agen. 37Deze pruimen, of de kloon Prune d’ente (verbasterd: pruimedanten), stonden in de LateMiddeleeuwen en later bekend onder de naam Pruijmen van Damast (pruimen uitDamascus). Deze pruimen komen in veel recepten uit die tijd voor en werden onderandere in pasteien verwerkt. 38De pitten van het type GRO-13 hebben dezelfde vorm als de pitten van een oudpruimenras dat hier en daar nog wel in ons land kan worden gevonden: het smal boerenblauwtje.Het gaat om een kleine, blauwe pruim met een diameter van ca. 2,5 cm.In de 18 e eeuw waren met zekerheid de volgende rassen te koop: Dubbelde BoereWitte, Reine Claude, Abricoos Pruim, Dubbelde Groene Mirabel, Witte of Geele Mirabel,Roode Eyer Pruim, Blaauwe Eyer pruim, Witte Eyer Pruim, Perdrigon Pruim, PruimDamas, Oranje Pruim, Dubbelde Quets en Dubbelde Kroos. Helaas is het niet mogelijkde in de beerput gevonden pitten met deze fraaie namen te verbinden. Daarvoor is hetnodig de gevonden pitten te vergelijken met pitten waarvan we zeker weten dat ze vanbovenvermelde rassen afkomstig zijn. Dit is helaas niet mogelijk.De vondst van perzik (Prunus persica) is ook interessant, want archeologischevondsten van perzikpitten worden in Nederland niet vaak gedaan. Perziken komenoorspronkelijk uit Oost-Azië, maar werden vermoedelijk al in de Romeinse tijd inNederland verbouwd. Relatief grote aantallen perzikpitten zijn in de voormaligeRomeinse haven bij het huidige Velsen gevonden. 39 In de Middeleeuwen en daarnaworden perzikpitten slechts af en toe gevonden. De hoogste aantallen zijn gevonden inkasteelopgravingen en andere rijke contexten, hetgeen doet vermoeden dat perziken nietbehoorden tot de normale, alledaagse fruitsoorten. 40 Uit historische bronnen blijkt datperziken in Nederland werden gekweekt. De 16 e -eeuwse Zuid-Nederlandse botanicusDodoens schrijft dat perziken (persen) in hoven en wijngaarden worden verbouwd opplaatsen waar de zon veel schijnt. 41 Stephaan Blankaart schrijft in zijn kruidenboek uit1698 dat perziken meestal langs schuttingen en muren geleid werden om zo beter van de37 Van Zeist & Woldring 2000, 570.38 Mondelinge mededeling M. van der Molen-Willebrands.39 Pals 1997.40 Bron: archeobotanische database RADAR.41 Dodoens 1554, 765.


BIAXiaal 352 7warmte te kunnen profiteren. Door enten werden verschillende variëteiten verkregen.Grote vruchten werden verkregen door perziken te enten op een onderstam van wilg. Devruchten werden dan weliswaar groot maar dat ging ten koste van de smaak. Door debomen vervolgens weer op een onderstam van pruim of perzik te enten, kregen devruchten hun smaak weer terug. 42 Door kruisen en enten werden verschillendeperzikvariëteiten verkregen. In de 18 e eeuw waren in Nederland bijna veertigverschillende variëteiten verkrijgbaar! 43 Met zekerheid acht soorten werden ookdaadwerkelijk hier gekweekt. Dit kan worden afgeleid uit een catalogus die in 1789 werduitgegeven door de firma Appell en Sonneschyn in 's-Hertogenbosch. 44Vondsten van amandel in archeologische context zijn relatief zeldzaam. Ze waren totop heden maar van zeven andere vindplaatsen bekend: Oldenzaal (16 e eeuw) 45 , Alkmaar(16 e /17 e eeuw) 46 , Groningen (17 e en 18 e eeuw) 47 , Harlingen (17 e eeuw) 48 , Amsterdam (18 eeeuw) 49 , Den Haag (17 e eeuw) 50 en Tiel (18 e eeuw) 51 . Amandelbomen komen van natureniet in Nederland voor, maar zijn afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied en het NabijeOosten. Volgens Blankaart (1698) doen amandelbomen het in Nederland goed op droge,zonnige plaatsen. De bomen worden soms op een onderstam van pruimenbomen geënt.Blijkbaar kunnen ze zo beter tegen vochtige grond. Gepelde amandelen werden gebruiktom koek, marsepein, amandeltaart en ‘witte letters’ van te maken. 52De zaden van de verschillende Ribes-soorten (zwarte bes, aalbes, kruisbes) kunnen nietaltijd betrouwbaar tot op soort worden gedetermineerd omdat ze zeer variabel in afmetingzijn. De determinatie van pollen van Ribes is betrouwbaarder. In het monster werd pollengevonden van aalbes (Ribes rubrum) en van kruisbes (Ribes uva-crispa). We nemendaarom aan dat in elk geval een gedeelte van de in de beerput aangetroffen zaden ook vandeze soorten afkomstig is. Aalbessen zijn waarschijnlijk geen inheemse fruitsoort; er zijnaanwijzingen dat de struik in de 16 e eeuw in Nederland werd geïntroduceerd als eennieuw gewas. 53 Dodoens noemt de rode bessen in zijn kruidenboek uit 1554 besiekensvan overzee. Hij geeft hiermee aan dat het destijds een vrij nieuw product moet zijngeweest. Relatief slanke zaden, die kenmerkend zijn voor zwarte bes, zijn nietaangetroffen. Volgens Dodoens is de smaak van zwarte bes echter onliefelijck, redenwaarom zij niet gheoeffent (verbouwd), noch oock niet ghebruyckt werd. 54 Wel zijn er invele gevallen resten van zwarte bes aangetroffen in beerputten uit de 16 e en 17 e eeuw.In de Verstandighe Confituurmaker, een onderdeel van het enige gedrukte 17 e -eeuwsekookboek uit de Noordelijke Nederlanden: De verstandige kock of sorghvuldigehuyshoudster, zijn meerdere recepten te vinden om gelei, siroop of sap van aalbessen temaken. Ook werden aalbessen soms gekonfijt:42 Blankaart 1698, 455.43 Knoop 1763.44 Appell & Sonneschyn 1789.45 Van Haaster & Hänninen 1998.46 Esser & Gehasse 1995.47 Van Zeist et al. 2000.48 Van Zeist 1992.49 Paap 1983.50 Brinkkemper 1995.51 De Man 1996.52 Blankaart 1698, 56.53 Van Haaster 1997, 68.54 Dodoens 1554, 738, 739.


BIAXiaal 352 8Om heele aelbesien te confijtenNeemt besien, plucktse van de steelen. Doetse in een kanne, laet die zieden in een ketelmet water. Doet de kanne wel toe. Als de besien gaer zijn, doetse dan door een teems.Neemt tegens anderhalf pont sap, twee pont suyker en een kommetje regenwater. Laetdat koocken. Doet de heele besien daerin. Laet het sachtjens koken tot'et begint telijmen en dan al voorts tot het wel lijmt.Bosbessen (Vaccinium myrtillus), destijds crakebesien genoemd, werden niet verbouwd,maar in bossen verzameld door “schamele lieden”. Volgens Dodoens groeien ze vooral inBrabant overvloedig in de bossen. 55 Het is natuurlijk niet uitgesloten dat de bewoners vanhet kasteel de bossen in trokken om bosbessen te plukken, maar het is waarschijnlijker datde bessen op de markten van de stad verhandeld werden.Druiven (Vitis vinifera) werden in de 18 e eeuw in Nederland op verschillende plaatsengekweekt, althans: er zijn bewijzen voor handel in verse druiven en druivenplanten in dietijd. 56 Of de vele pitten die in de beerput aanwezig waren ook daadwerkelijk van versgegeten druiven afkomstig zijn, valt echter niet met zekerheid te zeggen. De pittenzouden namelijk ook nog van krenten of rozijnen afkomstig kunnen zijn. Van pitlozerozijnen wordt voor het eerst melding gemaakt in het Cruydeboeck van RembertDodoens, met bijvoegsels van Carolus Clusius uit 1644. Er is daar sprake vanzogenaamde drooghe Wijnbezien oft Rosijnen sonder steenen. Deze vermelding heeftbetrekking op rozijnen die door een Arabische admiraal aan de Nederlandse admiraalSteven vander Haghen geschonken werden. 57 Pitloze rozijnen waren toen dus nog eenzeldzaamheid. In de 18 e eeuw kunnen ze in Nederland algemener zijn geweest, maar tochmoeten we er rekening mee houden dat de gevonden druivenpitten van rozijnen en/ofkrenten afkomstig zijn. Krenten en rozijnen werden in de 18 e eeuw veel aan kinderen teeten gegeven om de ontlasting te bevorderen. 58 Ook werden destijds boekweitkoeken metkrenten en gierst met krenten gegeten. 59 Als er inderdaad sprake is van consumptie vankrenten of rozijnen, dan zijn deze geïmporteerd uit zuidelijkere streken (Middellandse-Zeegebied).Behalve de reeds genoemde hazelnoot, aardbei en bosbes, kunnen ook dauwbraam(Rubus caesius), gewone braam (Rubus fruticosus), framboos (Rubus idaeus) en vlierbes(Sambucus nigra) zijn verzameld en/of op markten zijn gekocht.3.1.4 GroentenVergeleken met de fruitsoorten zijn de groenten aanzienlijk minder goed vertegenwoordigd.Dit komt omdat de meeste van deze gewassen verbouwd worden voor het blad, destengels, de knollen of de wortels en daarom geoogst worden in een stadium waarin deplanten nog geen zaden gevormd hebben. De kans dat zaden meegeoogst worden enuiteindelijk in een beerput terechtkomen is dus zeer klein. In de vorm van pollen zijn zegemakkelijker te traceren. In Vianen zijn kervel (Anthriscus cerefolium), postelein(Portulaca) en mogelijk spinazie (cf. Spinacia oleracea) aangetoond.Van kervel worden niet vaak zaden gevonden, omdat het geoogst en gegeten wordt alser zich nog geen zaden aan de plant bevinden. Uit pollenonderzoek en historischedocumenten blijkt echter dat het in sommige streken in Nederland in de Late Middeleeuweneen populair kruid moet zijn geweest. Hoe de kervel werd gegeten, weten we nietzeker. In oude kookboeken komen regelmatig recepten voor van kerveltaart. De55 Dodoens 1554, 727.56 Sangers 1952, 159, 161, 171.57 Van Haaster 1997.58 Burema 1953, 159.59 De Roever 1996.


BIAXiaal 352 9fijngehakte kervel wordt daarin vermengd met krenten, veel eieren, oud witbrood,gemalen beschuit, boter, kaneel en suiker en vervolgens in melk gekookt tot een dikkebrei. De brei werd vervolgens in een deegvorm gegoten en gebakken.Van postelein bestaan twee ondersoorten. Het cultuurgewas postelein (Portulacaoleracea subsp. sativa) is landbouwhistorisch gezien al heel oud. Het bestond al in deKlassieke Oudheid. Er bestaat echter ook een wilde soort postelein (Portulaca oleraceasubsp. oleracea) die ook in Nederland voorkomt. In de 16 e eeuw werden deze soortenrespectievelijk tamme porceleyne en wilde porceleyne genoemt. De eerste groeidevolgens Dodoens in de hoven; de tweede onder andere langs wegen (als onkruid). Dezaden van beide soorten postelein lijken zeer veel op elkaar. We gaan er echter van uit datde in de beerput aangetroffen zaden van het cultuurgewas postelein afkomstig zijn; detamme porceleyne dus. Aangezien posteleinplanten, in tegenstelling tot de meeste anderegroenten, in het oogststadium rijpe zaden kunnen dragen, is het heel goed mogelijk datdoor het eten van postelein zaden in een beerput terecht kunnen zijn gekomen. Vantamme porceleyne beschrijft Dodoens een flinke reeks medicinale toepassingen. Het wektgeen verwondering dat de plant, die sappige bladeren en stengels heeft, vooral voorverkoelende doeleinden werd gebruikt. Het zaad werd in de 16 e eeuw ook gebruikt tegendarmparasieten. 60 Dodoens schrijft dat het ‘in de spijse’ op dezelfde manier als slagebruikt wordt. Een 17 e -eeuws recept voor het stoven van groente luidt als volgt:Om alderley Groen te stovenMen neemt Spenagie / Krop-sala / Endivie / Biet / Surckel (zuring) of spruyten van koolofte Porceleyn; dit een van allen wel murruw (gaar) gekoockt zijnde / wordt gestooftmet Boter / Foelie / Notenmuskaet en Sout.In het pollenmonster is pollen aangetroffen dat waarschijnlijk afkomstig is van spinazie.Het gaat om pollen uit de ganzenvoetfamilie met een diamater van ca. 35 μm en met meerdan tachtig poren. 61 De eerste bewijzen voor de cultuur van spinazie in Nederland komenuit de 14 e eeuw. 62 Vermoed wordt dat het oorsprongsgebied van spinazie in Azië ligt,vanwaar het in de 8 e eeuw door de Arabieren in Spanje werd geïntroduceerd. AdamLonicerus noemt spinazie in zijn Naturalia Historia (1551) Arabibus Hispanach etHispanicum olus. 63 Vrij vertaald betekent spinazie dus Spaanse groente. Hoewel spinazieal in de Karolingische tijd in Spanje bekend was, duurde het nog vrij lang voordat het inNederland (en in de omringende landen) verbouwd werd. Dit zou te maken kunnenhebben met de afkeer voor bladgroenten, waarvan de consumptie heel lang als ongezondgold. De middeleeuwse medicijnmeesters waren van mening dat "Deghene die ghesontbliven wylt en sal ghemeynlijck niet veel fruyten noch wermoesen eten”. 64 De middeleeuwsespinazie lijkt niet op onze huidige rondbladige vorm, maar had aan de voetpijlvormig ingesneden bladeren.Vondsten van tuinkers worden niet vaak gedaan. Tuinkers is een echte saladeplant diein de 17 e -18 e eeuw als een toekruyd werd beschouwd. Toekruiden waren welriekendekruiden, die werden toegevoegd aan gerechten om de smaak en geur te verbeteren zoalstuinkers, raket, dragon, pimpernel, kattenkruid, postelein en druifkruid. 65 In hetonderstaande saladerecept komt tuinkers (= kars) voor naast de in de beerput gevondenpostelein (porseleyn) en komkommer (comcommers).60 Dodoens 1554, 614.61 Ongepubliceerde determinatiesleutel van Christian Mulder, Lab. Palaeobotanie en Palynologie,Universteit Utrecht.62 Baudet 1904, 107; Sangers 1952, 29.63 Körber-Grohne 1987, 218.64 Baudet 1904, 103.65 Willebrands 2006.


BIAXiaal 352 10Van rauwe saladen te bereydenNeemt kroppen, latouwe, krulsalaet, vette ofte koornsalaet, oock de uytspruytsels vande paerdebloemen oft wilde sichoreye, oock uytspruytsels van sichoreywortels,endivie, of roode-en wittekool, of comcommers, 'tgeen men best heeft ofte in de tijdtis. En een van alle wel schoongemaeckt zijnde, wordt met goede olie van olijven, azijnen zout gegeten. Over de sommige worden gebruyckt toekruyden, yder tot believen,doch de gemeene zijn kars, nepte, porseleyn, pimpernel, raket, dragon, boteris. Oockdoet men daer wel over de bloemen van buglos, bernagie, roosen en goudtsbloemen.Men eet dese sala oock wel met gesmolten boter en azijn, tesamen gewelt, in plaetsvan olie en azijn, tot yders believen.Het lijkt een ook naar huidige maatstaven gezonde salade te zijn geweest die er na hetbestrooien met de bloemen bovendien feestelijk uitzag. 66 Met feestelijkheid hadden debloemen echter niets te maken. Het eten van rauwe groenten werd als ongezond gezienomdat het te veel koude en vochtigheid bevatte. Deze nadelige invloeden werden door hettoevoegen van de bloemen (die in de toenmalige medicijnleer warm en droog waren)getemperd.3.1.5 Kruiden en specerijenVan koriander (Coriandrum sativum) zijn enkele zaden gevonden. Hoewel korianderoorspronkelijk afkomstig is uit het oostelijke Mediterrane gebied en West-Azië, werd hetal in de Romeinse tijd in Nederland verbouwd. 67Van venkel (Foeniculum vulgare) zijn tientallen zaden aangetroffen. In oudekookboeken komen veel recepten voor waarin venkel is verwerkt. Het gaat dan vaak omhet gebruik van venkel als groente, (bijvoorbeeld stamppot van groene venkel met steur).Ook komen veel recepten voor waarin venkelzaden (vinckelsaet of vennekoelsaet)worden genoemd. Het kan dan gaan om recepten voor gewone gerechten maar ook ommedicinale recepten. Zo bestonden er meerdere recepten tegen hoest en keelpijn waarinvenkelzaden verwerkt moesten worden. 68 De aanwezigheid van venkelzaden inbeerputten, heeft waarschijnlijk meer te maken met het gebruik als geneesmiddel of kruiddan dat het een bewijs is voor de consumptie van venkel als groente.Hop (Humulus lupulus) was ook vroeger al een belangrijk bestanddeel van bier. Wekunnen daarom niet helemaal uitsluiten dat de vondst van hop duidt op het brouwen vanbier door de vroegere bewoners. In veel steden was een groot deel van de bierproductieafkomstig van thuisbrouw. Bij lokaal brouwen van bier, zouden we echter meer restenvan hop verwachten. Bovendien was bier kant en klaar op de markt te koop. Het werdmassaal geïmporteerd, vooral uit Hamburg.Misschien moet de vondst van de hop daarom in het licht van een ander gebruikworden gezien. Mogelijk heeft het als geneesmiddel een rol gespeeld. In Den Herbariusin Dyetsche, een kruidenboek dat omstreeks 1500 in Antwerpen werd gedrukt engebaseerd is op kruidenboeken uit het laatste kwart van de 15 e eeuw, wordt hop genoemdals waardevol geneesmiddel tegen koorts, verstopping en longziekten. 69Of de aanwezigheid van hop een bewijs is voor de cultuur ervan valt niet metzekerheid te zeggen. Hop is weliswaar in de Karolingische tijd in West-Europa in cultuur66 Van der Molen 2006.67 Pals 1997, 30.68 Jansen-Sieben & Van der Molen-Willebrands 1994.69 Vandewiele 1974, 78.


BIAXiaal 352 11gebracht, maar of dat in Nederland ook het geval was, is niet zeker. De vroegste bewijzendat hop hier verbouwd werd, dateren pas uit de 14 e eeuw. 70 Hop groeit van nature opvoedselrijke, vochtige grond en is veel te vinden in elzen- en wilgenbossen. 71Hoewel vondsten van anijs (Pimpinella anisum) in archeologische context vrijzeldzaam zijn, kan worden gesteld dat dit kruid makkelijker door middel van pollenonderzoekaangetoond wordt dan door zadenonderzoek. Hier is het zowel in de vorm van(gemineraliseerde) zaden als pollen aanwezig. Het pollen van anijs heeft een zeerkarakteristieke vorm, waardoor het eenvoudig te onderscheiden is van het pollen vanandere leden van de schermbloemfamilie. Anijs werd mogelijk al in de Romeinse Tijd inNederland verbouwd. Dit blijkt uit de aanwezigheid van het stuifmeel in een latrine uitdie tijd. 72 Na de Romeinse tijd wordt anijs pas weer in de 15 e eeuw gevonden. Ookschriftelijke vermeldingen ontbreken tot in de Late-Middeleeuwen. De vroegstevermelding komt uit de 14 e eeuw. In de aankooprekeningen van de abdij van Rijnsburgwordt anijs genoemd tussen gember, saffraan, amandel en rijst. .73 Dit duidt vermoedelijkop import van anijs. De eerste betrouwbare aanwijzingen voor lokale teelt komen pas uitde 15 e eeuw. 74Waar de anijszaden voor gebruikt werden is niet helemaal zeker. Uit schriftelijkebronnen is bekend dat zaden van anijs tegen allerlei kwaaltjes gebruikt werden. Zo schijnthet goed te zijn tegen borst-qualen en maakt het de fluimen los. Van het zaad werd ookanijsbrandewijn gemaakt en het werd in de keuken bij de maaltijdbereiding gebruikt.Door suikerbakkers werden de zaden van een laagje suiker voorzien. 75Vanaf de 15 e eeuw worden peperkorrels (Piper nigrum) af en toe in archeologischecontext in Nederland gevonden. Vondsten van grote aantallen peperkorrels lijken beperktte zijn tot rijke contexten zoals de beerput van het buitenhuis De Vrieswijk te Heiloo ende beerput van de familie Van Lidt de Jeude in Tiel. 76 Peper is inderdaad van oudsher eenduur (peperduur!) importproduct uit Zuid-Azië. Het was in de Middeleeuwen een van deduurste specerijen. Een pond peper kostte net zoveel als een heel schaap. 77 Het doen vanuitspraken over de sociale status van de vroegere bewoners aan de hand van pepervondstenis echter riskant. Ondanks de hoge prijs werd peper namelijk vrij algemeengebruikt. In de lagere adellijke kringen en bij de burgerij behoorde peper met gember,kaneel en saffraan tot de “basiskruiden”. Tot de Late Middeleeuwen werd peper door dehogere sociale lagen van de bevolking in grotere hoeveelheden gebruikt. In de 15 e eeuwwordt het gebruik (ondanks de hoge prijs!) zo algemeen dat de rijken overstapten opexclusievere specerijen: paradijskorrel en Spaanse peper die toen viermaal duurder warendan peper. Een eeuw later is ook het gebruik van paradijskorrel te algemeen en raakt hetgebruik ervan bij de rijken weer uit de mode. 78 Desalniettemin zijn er ook tekenen datpeper ook in de 16 e eeuw (in sommige streken) nog zeer gewaardeerd werd in hogesociale kringen.Kappertjes (Capparis spinosa) en kruidnagel (Syzygium aromaticum) zijn alleen in devorm van pollen aangetroffen.De kappertjesstruik is een plant die van nature voorkomt in het oostelijk-Mediterranegebied. Al in de Klassieke Oudheid werden de struiken voor allerlei doeleinden door demens verbouwd. Tegenwoordig is vooral het gebruik van de in azijn of zout wateringelegde bloemknoppen bekend. Ook in de Middeleeuwen zijn kappers op deze wijze70 Van Haaster 1997.71 Weeda et al. 1985, 124.72 Kuijper & Turner 1992.73 Hüffer 1951, 764.74 Lindemans 1952 deel II, 166, 173.75 Blankaart 1698, 67.76 Van Haaster 1998; De Man 1996.77 Jansen-Sieben 1992, 197.78 Laurioux 1992, 66-67.


BIAXiaal 352 12gebruikt. 79 De bloemknoppen en vruchten (met zaden) werden gepekeld of gezouten uitSpanje geïmporteerd. Ze werden veel in sausen en ragouts gebruikt. 80De aanwezigheid van de zaden in beerputten betekent dat ook de zaden of vruchten eentoepassing moeten hebben gehad. Dodoens beschrijft in zijn kruidenboek uit 1554 ookeen hele reeks medicinale toepassingen. Zo helpen de in azijn gekookte zaden goed tegenkiespijn. 81 Hij vermeldt tevens dat kappers in Nederland niet werden verbouwd. Zegroeien volgens hem: “op rouwe ongheboude steenachtige ende santachtige plaetsen…inSpaengien, Italien, Arabien ende andere heete landen”.Kruidnagels zijn gedroogde bloemknoppen van de kruidnagelboom en bevatten dus inprincipe geen zaden of andere relatief grote resistente delen. Het stuifmeel blijft echterwel goed bewaard waardoor het gebruik van kruidnagel alleen aangetoond kan wordendoor pollenonderzoek. Evenals peper is kruidnagel een importproduct uit tropischegebieden. Het is een in de 16 e eeuw veel gebruikte specerij dat in veel recepten voorgebraden vlees kan worden teruggevonden. Kruidnagel was een belangrijk bestanddeelvan sommige soorten clareyt en ypocras, twee beroemde 16 e -eeuwse kruidenwijnen. Hetzijn wijnen waarin afhankelijk van de soort veel kruiden, waaronder kruidnagel enkoriander samen met suiker, lakmoes, saffraan etc. in rode of witte wijn werden gekooktof opgewarmd. De kruiden werden er daarna uitgefilterd met een speciale zeef: declareytsac. Hoewel kruidnagel een in principe duur importproduct is uit tropischegebieden, werd het vanaf de 16 e eeuw door alle lagen van de bevolking gebruikt.Het als pollen aangetoonde munttype (Mentha-type) kan afkomstig zijn van alskeukenkruid gebruikte planten. 823.1.6 Overige gebruiksplantenIn het monster zijn bladresten en pollen gevonden van palmboompje of buxus (Buxussempervirens). De plant had in de sterk door het Christendom gedomineerde (post-)middeleeuwse samenleving een belangrijke symboolwaarde, met name rond de vieringvan Palmzondag. 83Olie van raapzaad (Brassica rapa), vroeger raeptsmout genoemd, was vroeger eenveelgebruikt product in de keuken. Vooral tijdens de vastenperioden wanneer dierlijkevetten verboden waren, werden maaltijden met deze olie bereid. Raapolie was kant enklaar op de markt te koop. Het is daarom niet helemaal duidelijk hoe de vondst van dezaden in de beerput verklaard moet worden. De cultuur van raapzaad zal ongetwijfeld totverwildering en opslag tussen andere cultuurgewassen hebben geleid. De kans dat hetraapzaad met graan is meegeoogst en op die manier in de beerput terecht is gekomen, isdan ook reëel.In het onderzochte monster zijn tientallen (fragmenten van) zaden van zwarte mosterd(Brassica nigra) aangetroffen. Dit duidt ongetwijfeld op het gebruik van mosterd.Mosterd werd gemaakt door de olierijke zaden fijn te malen en te vermengen met azijn.Mosterdsaus (pekel of pekele genoemd) werd beschouwd als een goede saus bij allerleitaaie en rauwe spijzen, hetzij vlees of vis, omdat het deze voedingsmiddelen zou helpente verteren. 84Hennep (Cannabis sativa) is in de vorm van pollen aangetoond. Het behoort tot deoudste cultuurgewassen ter wereld en is in het verleden vooral vanwege de vezels en deolie verbouwd. In 16 e -en 17 e -eeuwse kruidenboeken wordt hennep vrijwel altijd genoemdvanwege zijn geneeskrachtige werking. Uit het Nederlandse cultuurgebied zijn geenculinaire recepten bekend waarin hennep voorkomt. Dergelijke recepten komen wel voorin twee 15 e -eeuwse kookboeken uit Italië. Merkwaardig genoeg maakt de schrijver bij79 Baudet 1904, 111.80 Baudet 1904, 111; Ketcham-Wheaton 1988, 143, 144, 154, 182; Hüffer 1951, 860, 898.81 Dodoens 1554, 735.82 Binnen dit type vallen o.a. munt, oregano, thijm, rozemarijn, salie, hyssop en lavendel.83 Dodoens 1554, 754.84 Dodoens 1554, 661.


BIAXiaal 352 13vrijwel elk recept melding van ernstige bijwerkingen die optreden na het nuttigen van demet hennepzaden bereide schotels. De klachten variëren van misselijkheid, maagpijn,darmproblemen en impotentie tot oogbeschadigingen. Aan een recept heeft de auteurzelfs toegevoegd: “ De hoc male sentit Cassius Emina, quo nihil (ut idem asserit) potestess insalibrius”, hetgeen vrij vertaald neerkomt op “ Cassius Hemina werd ziek na heteten van deze maaltijd, er is (zo blijkt) dan ook niets ongezonders”. 85 Dit betekent dathennepzaden die regelmatig in beerputten worden gevonden vrijwel zeker op medicinaalgebruik duiden.Naast medicinaal gebruik wordt ook het gebruik als vogelvoer vermeld. In derekeningen van het klooster Leeuwenhorst bij Noordwijk is in 1475/76 sprake van deaankoop van hennepzaad voor het vogeltje van de abdis. 86De uit de zaden geperste olie werd tijdens de vasten ook voor de maaltijdbereidinggebruikt, maar omdat hennepolie in het verleden ook kant en klaar op marktenverkrijgbaar was, is het niet waarschijnlijk dat de zaden gevonden in de beerput gebruiktzijn om olie uit te persen. Wanneer er sprake was geweest van het persen van olie zoudenongetwijfeld grotere hoeveelheden kapotte zaden zijn gevonden.Van wouw (Reseda luteola) is pollen aangetroffen in de beerput. Het is een plantwaarvan het blad en de stengel een gele kleurstof leveren. De belangrijkste pigmentenzijn luteoline en apigenine. De plant is oorspronkelijk afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied. Haar cultuur als leverancier van kleurstoffen heeft echter tot verwildering inandere delen van de wereld geleid. Zo groeit de wouw in Nederland op relatief droge,warme, kalkrijke standplaatsen in Zuid-Limburg, langs de rivieren, in de duinen en langsspoorwegen. 87In de Middeleeuwen werd wouw in Europa een zeer belangrijke verfplant. In 1200 washet op de markt van Florence te koop en werd het beschouwd als de beste verfplant voorde kleur geel. 88 Wouw werd vaak verbouwd rond belangrijke centra van tapijtindustriezoals Doornik, Brussel en Gent, maar ook daarbuiten. 89 Zij werd gebruikt om het gewonelaken te verven. Het (doffe) geel dat de plant leverde was gedurende vele eeuwen dehoofdkleur van de kleding van het arbeidende volk, vooral op het platteland. 90 Wouwwerd op de markt gebracht in bundels van gedroogde planten. De beste kwaliteit kleurstofwerd geleverd als de planten geoogst werden voordat de zaden gerijpt waren. Desondanksleidt de verwerking van wouw tot een explosieve verspreiding van zaden. 91 Het gebruikvan wouw kan daarom door archeobotanisch onderzoek gemakkelijk worden aangetoond.Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de aanwezigheid van wouw te maken heeftmet het verwerken van textiel.3.1.7 Wilde plantenIn bijlage 1 is te zien dat in de beerput een groot aantal zaden van onkruiden is gevonden.Over de herkomst van onkruiden in beerputten is in het verleden veel gespeculeerd.Behalve echte akkeronkruiden worden in beerputten immers veel soorten aangetroffen dietegenwoordig meestal in andere milieus groeien. De afgelopen jaren is steeds duidelijkergeworden dat veel (zo niet alle) onkruiden die in beerputten worden aangetroffen,waarschijnlijk van akkers en tuinen afkomstig zijn. 92De meeste onkruiden die in bijlage 1 staan vermeld, zijn vrijwel zeker afkomstig uitakkers en tuinen. Doordat chemische onkruidbestrijding nog niet werd toegepast,kwamen vroeger veel meer wilde planten dan tegenwoordig in akkers en tuinen voor. We85 Van Winter 1981, 402.86 De Moor 1994, 71, 221.87 Weeda et al. 1985, 271.88 Leix 1936.89 Ysselsteyn 1936.90 Lindemans 1952, 254.91 Grierson 1990, 27.92 Van Haaster 1989.


BIAXiaal 352 14moeten hierbij niet alleen denken aan 'echte' akkeronkruiden als klaprozen enkorenbloemen, maar ook aan soorten die tegenwoordig vooral in andere milieusvoorkomen. Omdat ook kunstmest destijds nog niet bestond, werd de vruchtbaarheid vande akkers op peil gehouden met natuurlijke mest. Hierbij werd niet alleen gebruikgemaaktvan stalmest, maar ook van slootbagger, bosstrooisel en dergelijke. Op dezemanier kwamen vroeger veel onkruidzaden uit uiteenlopende milieus op de akkersterecht. Veel soorten overleefden de omstandigheden op de akkers niet, maar anderesoorten konden zich wel handhaven en gingen deel uitmaken van de akkeronkruidvegetatieen werden met het graan meegeoogst. Door het ontbreken van goede zaadschoningsmethodenkwamen veel onkruidzaden zo via brood en/of pap uiteindelijk in debeerput terecht. Ook zullen veel onkruiden meegeoogst zijn met tuinbouwproducten enbij het schoonmaken daarvan met het andere keukenafval in de beerput terecht zijngekomen. Hierbij moet worden aangetekend dat de kans dat onkruiden die in beerputtenworden aangetroffen van graanakkers afkomstig zijn vele malen groter is dan de kans datze uit tuinen afkomstig zijn. Dit hangt samen met de oogst- en verwerkingsmethoden dievoor granen en tuinbouwproducten aanzienlijk verschillen. Een graanoogst wordt immersin zijn geheel van de akker gehaald, mèt het tussen het graan aanwezige onkruid, terwijltuinbouwgewassen veelal individueel worden geoogst en vaak al in de tuin wordenschoongemaakt.Aan de hand van de onkruidvondsten kunnen soms interessante uitspraken wordengedaan over de herkomst van bepaalde voedingsmiddelen of de omstandigheden op deakkers in het herkomstgebied van het graan.Een flinke groep onkruidsoorten uit de beerput is kenmerkend voor voedselrijke akkersen tuinen. Veel soorten zijn eenjarige stikstofliefhebbers. Dat zijn bijvoorbeeldvogelmuur (Stellaria media), melganzenvoet (Chenopodium album), korrelganzenvoet(Chenopodium polyspermum), zwarte nachtschade (Solanum nigrum), kleine brandnetel(Urtica urens) en perzikkruid (Persicaria maculosa). Alle genoemde soorten groeien bijvoorkeur op stikstofrijke of zeer stikstofrijke plaatsen. Tegenwoordig komen ze daaromalgemeen voor in goedbemeste moestuinen en hakvruchtakkers (tussen aardappels, bietenen dergelijke). Dit maakt het aannemelijk dat op het kasteelterrein tuinen aanwezigwaren. Bij een tuin moeten we denken aan een waarschijnlijk omheind stuk grond waarkruiden, groenten en andere arbeidsintensieve gewassen werden verbouwd. Vanwege hetintensieve gebruik van deze stukken grond, werden ze meestal flink bemest. Dit verklaartde aanwezigheid van eenjarige, stikstofminnende planten.Een tweede grote groep onkruiden komt vooral voor in matig voedselrijke akkers. Demeeste soorten uit deze groep zijn kenmerkend voor een vegetatietype dat de Orde vanGewone spurrie (Sperguletalia arvensis) genoemd wordt. Het gaat om valse kamille(Anthemis arvensis), korenbloem (Centaurea cyanus), bolderik (Agrostemma githago),korensla (Arnoseris minima), gewone spurrie (Spergula arvensis), eenjarige hardbloem(Scleranthus annuus) en geelrode naaldaar (Setaria pumila). Ook schapezuring (Rumexacetosella), formeel een plant van droge graslanden, wordt veel in deze akkeronkruidgemeenschapaangetroffen. De hierboven genoemde soorten uit de Orde van Gewonespurrie komen optimaal voor in zomer- en wintergraanakkers op basenarme, meestal zurezand- en leemgronden. De onkruiden hebben vrijwel zeker tussen de rogge gezeten.Opvallend zijn de vele honderden (fragmenten van) bolderikzaden (Agrostemmagithago) die in het monster zijn aangetroffen. Deze zijn bijzonder giftig. De klachten diede consumptie van dit zaad (dat met het graan werd meegegeten) veroorzaakte, warenechter niet specifiek genoeg, waardoor het verband tussen het eten van het zaad en deziekteverschijnselen pas in de 19 e eeuw werd ontdekt. 93 De 16 e -eeuwse Zuid-Nederlandsebotanicus Dodoens noemt de plant Corenroosen, een naam waaruit niet bepaald haarschadelijkheid blijkt. Dodoens is meestal zeer goed op de hoogte van de giftigheid van de93 Knörzer 1967.


BIAXiaal 352 15planten die hij in zijn kruidenboek uit 1554 beschrijft, maar van de kracht, nature endewerckinhge van Corenroosen is hem niets bekend. 94Hoewel de aanwezigheid van veel onkruiden met de ‘akkeronkruidtheorie’ verklaardkan worden, gaat dit niet voor alle onkruidcategorieën op. Zo is er nauwelijks een situatiedenkbaar waar heideplanten op een akker groeien. Restanten van heidetakjes (Ericatetralix, Calluna vulgaris) worden echter vaak in beerputten aangetroffen. Ze zijnongetwijfeld afkomstig van bezems of borstels waarmee de woning werd gereinigd.Zaden van stekelige bies (Scirpus mucronatus) zijn tot op heden in Nederland alleenaangetroffen in monsters waarin eveneens rijst aanwezig is. 95 Het staat dan ook vrijwelvast dat stekelige bies via de consumptie van rijst in de beerput terecht is gekomen. Deplant komt van nature voor op natte, stikstofrijke en slikrijke bodems in warme totsubtropische delen van de wereld. In flora van Hegi worden de volgende gebiedengenoemd: West-, Midden-, Zuid- en Oost-Europa, Afrika, Centraal-, West-, Zuid- enOost-Azië, het Maleisische gebied, Australië, Polynesië en Californië. 96 Bekend is datstekelige bies, met name in Italië, een hardnekkig onkruid in rijstvelden is. De floravermeldt overigens dat de vruchten ook in verpakkingsmateriaal van zuidvruchtenkunnen worden aangetroffen. 973.1.8 DarmparasietenIn de beerput zijn ook resten van darmparasieten, waarmee vrijwel iedereen vroegergeïnfecteerd was, aangetroffen. Dat ook de bewoners van kasteel Batestein er last vanhadden, blijkt uit de vele eieren van de spoelworm (Ascaris) en de zweepworm(Trichuris) die tijdens het pollenonderzoek zijn gevonden (zie bijlage 2).3.2 HOUTDe resultaten van het houtonderzoek staan in tabel 1 en bijlage 3. Vondstnummer 10 iseen vierzijdig aangepunte paal gemaakt uit een vierzijdig gerechte balk (stamcode 9, zieuitleg bijlage). De houtsoort is fijnspar/lariks (Picea abies/Larix decidua). De twee(dwars)balken (vnr. 10?) van dezelfde soort hebben een inham ongeveer in het middenvan de lengte. Hierin bevinden zich resten van spijkers.Tabel 1Vianen-Batestein, resultaten van het houtonderzoek.put spoor vnr. context object soort. . 10 kade paal fijnspar/lariks1? . 10?.1 dwarsbalken? balk fijnspar/lariks1? . 10?.2 dwarsbalken? balk fijnspar/lariks3 23 36 . bewerkt den. . M1 onder brughoofd balk eikM1 is een gezaagd monster van een vierzijdig gerechte eiken (Quercus) balk gemaakt vaneen halve stamdiameter (stamcode 10). Het stuk heeft meer dan zestig jaarringen en isdaarmee geschikt voor dendrochronologische datering.Vondstnummer 60 betreft een dunne dennenhouten (grenen, Pinus) spaan.Het hout is met bijlen bewerkt, maar er zijn geen kapsporen aangetroffen waarmee desnede van het gebruikte gereedschap gereconstrueerd kan worden.94 Dodoens 1554, 197.95 Archeobotanische database RADAR.96 Schultze-Motel et al. 1980, 27.97 Schultze-Motel et al. 1980, 26.


BIAXiaal 352 164. ConclusiesHet archeobotanisch onderzoek aan de beerput van kasteel Batestein heeft een grotehoeveelheid gebruiksplanten opgeleverd. Rogge lijkt de belangrijkste graansoort, maarhet gebruik van tarwe wordt wellicht onderschat omdat het luxe witbrood moeilijk kanworden aangetoond. Ook rijst, boekweit, pluimgierst en haver zijn aangetroffen.Duivenboon en erwt zijn de aangetoonde peulvruchten. De categorie noten en fruit ismet 24 soorten goed vertegenwoordigd. Een aantal soorten is relatief zeldzaam,bijvoorbeeld amandel, perzik, zwarte moerbei en meloen. Dat de vroegere bewonerszoveel fruit aten is opvallend, omdat fruit destijds in het algemeen als ongezondbeschouwd werd. Het oude, laatmiddeleeuwse idee dat ‘Deghene die ghesont bliven wylten sal ghemeynlijck niet veel fruyten noch wermoesen eten’ heeft nog heel lang standgehouden. 98 Kersen en aardbeien behoorden uit medisch oogpunt bezien tot de bestevruchtenUiteraard zal het fruitaanbod niet het hele jaar zo gevarieerd zijn geweest. Het zalsterk afhankelijk geweest zijn van het seizoen, hoewel een aantal soorten waarschijnlijkook wel in geconserveerde vorm gegeten werd. Zo werden bijvoorbeeld appels, peren,walnoten, pruimen, kersen en aalbessen gekonfijt. 99 Morellen (zure kers) werden vaak aandraden geregen en gedroogd. 100 Op deze manier konden ze ook in de winter nog gegetenworden. Veel fruit zal ook verwerkt zijn geweest in geleien, marmelade en siroop.Consumptie van groente is moeilijk aan te tonen, omdat de kans klein is dat hier restenvan bewaard blijven. Pollen van kervel, postelein en mogelijk spinazie tonen het nuttigenvan groente aan. Ook zijn verschillende smaakmakers aangetoond, waarvan zwarte peperen kappertjes de meest zeldzame zijn. Daarnaast werden koriander, venkel, anijs, hop enkruidnagel gevonden. Uiteraard kunnen meer kruiden gebruikt zijn waarvan we geenresten teruggevonden hebben. Voorbeelden hiervan zijn saffraan, kaneel, muskaatnoot enfoelie.Een aantal voedingsmiddelen is betrokken via internationale handel. De rijst isafkomstig uit het Middellandse-Zeegebied; althans dat is het meest nabijgelegenmogelijke herkomstgebied. De peper en kruidnagel zijn afkomstig van internationalehandels-contacten met Zuidoost-Azië. De meeste tuinbouwproducten (fruit, kruiden engroenten) kunnen uit locale tuinen afkomstig zijn, maar het is waarschijnlijk dat een flinkaandeel daarvan werd geïmporteerd. De omgeving van Vianen stond al in de 16 e eeuwbekend als een centrum van fruitteelt. 101 Ook op (inter)nationaal niveau bestond destijdseen levendige handel in tuinbouwproducten.Mogelijk duiden de resten van de genoemde zeldzame soorten op een hoge status van debewoners van het kasteel. 102 Bekend uit de historie (zie paragraaf ) is dat in de 17 e eeuwhet kasteel een grote rijkdom kende onder Reinoud III van Brederode.Het hout is afkomstig van soorten die kwalitatief goed bouwhout leveren: eik, den enfijnspar/lariks. Hoewel de eik inheems is, is het mogelijk dat al het hout geïmporteerd is.De dichtstbijzijnde herkomstgebieden liggen in Midden-Duitsland. De snedes van degebruikte bijlen konden niet worden gereconstrueerd.98 Baudet 1904, 103.99 Van der Molen 2004.100 Burema 1953, 159.101 Sangers 1952, 67.102 Een aantal van de gevonden soorten is vrij zeldzaam. De datering van het monster ligt echtertussen 1500 en 1800. Aangezien kostbaarheid sterk tijd- en plaatsgebonden is, kan daaromop basis van de botanische resten niet met zekerheid worden geconcludeerd dat debewoners een hoge status hadden.


BIAXiaal 352 175. LiteratuurAppell, A.L. & J. Sonneschyn 1789: Catalogus van appelen, peeren, pruimen, kersen enandere fruit-boomen die thans het meest in gebruik zijn, 's-Hertogenbosch.Baudet, F.E.J.M., 1904: De maaltijd en de keuken in de middeleeuwen, Academischproefschrift, Leiden.Blankaart, S., 1698: Den Nederlandschen Herbarius, Amsterdam (herdruk 1980,Groningen).Brinkkemper, O., 1995: Een fleurig en kruidig Agnietenklooster in Kampen,BIAXiaal 11.Burema, L., 1953: De voeding in Nederland van de Middeleeuwen tot de twintigste eeuw,Assen.Devroey, J.-P., 1994: Ontwikkeling en achteruitgang van cultuurgranen, in: C. Macherel& R. Zeebroek (red.), Brood doet leven, Brussel, 53-62.Dodoens, R., 1554: Cruydeboeck, Antwerpen.Doorman, G., 1955: De middeleeuwse brouwerij en de gruit, 's-Gravenhage.Esser, E. & E.F. Gehasse 1995: Onderzoek van huisafval. Het organisch materiaal, in:P. Bitter (red.), Geworteld in de bodem, archeologisch en historisch onderzoek vaneen pottenbakkerij bij de Wortelsteeg in Alkmaar, Alkmaar.Fægri, K., P.E. Kaland & K. Krzywinski 1989: Textbook of Pollen Analysis, 4 th Ed.,Chichester.Grierson, S., 1990: Traditional Scottish Dyestuffs and their possible Identification fromArchaeological Deposits, in: D.E. Robbinson (ed.), Experimentation andReconstruction in Environmental Archaeology, Symposia of the Association forEnvironmental Archaeology no. 9, Roskilde Denmark 1988, København, 25-32.Haaster, H. van, 1989: Weeds, a Comparative Study of Recent Vegetation Relevés andArchaeobotanical Information, Acta Botanica Neerlandica 38(1), 222.Haaster, H. van, 1998: Plantaardige en dierlijke resten uit de beerputten van de 18 e -eeuwse buitenplaats. De Vrieswijk in Heiloo, BIAXiaal 63.Haaster, H. van, 1997: De introductie van cultuurgewassen in de Nederlanden tijdens deMiddeleeuwen, in: A.C. Zeven (red.), De introductie van onze cultuurplanten en hunbegeleiders van het Neolithicum tot 1500 AD, Wageningen, 53-104.Haaster, H. van, 1998: Plantaardige en dierlijke resten uit de beerputten van de 18 e -eeuwse buitenplaats De Vrieswijk in Heiloo, BIAXiaal 63, Amsterdam.Haaster, H. van & K. Hänninen 1998: Archeobotanisch onderzoek aan enkele afvalkuilenen beerputten van de locatie Korte Begijnestraat 10 te Haarlem, BIAXiaal 57.Hüffer, M., 1951: Bronnen voor de geschiedenis der Abdij Rijnsburg, 's-Gravenhage.Jansen-Sieben, R., 1992: Specerijen in Middeleeuwen en Renaissance, in: E. Collet (red.),Specerijkelijk, Brussel, 182-206.Jansen-Sieben, R. & M. van der Molen-Willebrands 1994: Een notabel boecxken vancokeryen, Amsterdam (Tekstuitgaven van het kookboek uit circa 1514, uitgegevendoor Thomas Vander Noot in Brussel).Kaptein, I. & H. Oude Rengerink 2007: Evaluatie<strong>rapport</strong>. Archeologische begeleidingvan de bodemsanering Hofplein te Vianen volgens KNA-protocol Opgraven.


BIAXiaal 352 18Ketcham-Wheaton, B., 1988: De smaak van het verleden, Amsterdam.Knoop, J.H., 1763: Fructologia of Beschryving der Vrugtbomen en Vrugten die men in dehoven plant en onderhout, Leeuwarden.Knörzer, K.-H., 1967: Kornradensamen (Agrostemma githago L.) als giftige Beimischungin römerzeitlichen und mittelalterlichen Nahrungsresten, Archaeo-Physika 2, 100-107.Kooistra, L.I., K. Hänninen, H. van Haaster & C. Vermeeren 1998: Voedselresten in beeren afval. Botanisch onderzoek aan beerputten, afvalkuilen en ophogingslagen van desteden Dordrecht en Nijmegen uit de 12 e -20 e eeuw, BIAXiaal 52, Amsterdam.Körber-Grohne, U., 1987: Nutzpflanzen in Deutschland. Kulturgeschichte und Biologie,Stuttgart.Kuijper, W.J., 1986: Planten- en dierenresten in laatmiddeleeuwse beerputten op hetterrein van het St. Agnietenklooster in Leiden, Bodemonderzoek in Leiden, Jaarverslag1984, 131-142.Laurioux, B., 1992: De gouden eeuw der kruiden, in: E. Collet (red.), Specerijkelijk,Brussel, 60-69.Leix, A., 1936: Färberei im Mittelalter, Ciba Rundschau 1.Lindemans, P., 1952: Geschiedenis van de landbouw in België, Antwerpen (twee delen).Man, R. de, 1996: Botanische resten uit een viertal L.M.E. beerputten te Tiel, InternVerslag Archeobotanie/ROB, Amersfoort.Moor, G. de, 1994: Verborgen en geborgen, Het CisterciënzerinnenkloosterLeeuwenhorst in de Noordwijkse regio (1261-1574), academisch proefschrift, Leiden.Paap, N.A., 1983: Economic Plants in Amsterdam: Qualitative and Quantitative Analysis,in: M. Jones (ed.), Integrating the Subsistence Economy. Symposia of the Associationfor Environmental Archaeology nr. 4. (= BAR International Series 181), 315-325.Pals, J.P., 1997: De introductie van cultuurgewassen tijdens de Romeinse Tijd, in: A.C.Zeven (red.), De Introductie van onze cultuurplanten en hun begeleiders van hetNeolithicum tot 1500 AD, Wageningen.Roever, M. de, 1996: ‘Gort met rosijne en frikadellen’. Het dagelijkse middagmaal vaneen 18 e -eeuwse Amsterdammer, Historisch Tijdschrift Holland nr. 4/5, 214-231.Sangers, W.J., 1952: De ontwikkeling van de Nederlandse tuinbouw, Zwolle.Schaminée, J.H.J., E.J. Weeda & V. Westhoff 1998: De vegetatie van Nederland, IV:plantengemeenschappen van kust en binnenlandse pioniermilieu’s, Leiden etc.Schultze-Motel, W. et al., 1980: Gustav Hegi. Illustrierte Flora von Mittel-Europa. BandII, Teil 1 1967-1980.Schweingruber, F.H., 1982: Mikroskopische Holzanatomie, Birmensdorf.Seeman, M., 1986: Oecologisch onderzoek van enkele monsters uit Maastricht, Intern<strong>rapport</strong> Amsterdams Archeologisch Centrum, Amsterdam.Tamis, W.L.M., R. van der Meijden, J. Runhaar, R.M. Bekker, W.A. Ozinga, B. Odé & I.Hoste 2004: Standaardlijst van de Nederlandse flora 2003, Gorteria 30-4/5, 101-195.Thoen, E., 1988: Landbouweconomie en bevolking in Vlaanderen gedurende de lateMiddeleeuwen en het begin van de Moderne Tijden. Testregio: de kasselrijen vanOudenaarde en Aalst, Gent.Unger, W.S., 1916: De levensmiddelenvoorziening der Hollandse steden in deMiddeleeuwen, Amsterdam.


BIAXiaal 352 19Vandewiele, L.J., 1974: Introductie bij de Facsimile uitgave van Den Herbarius inDyetsche (= Opera Pharmaceutica rariora, vol 9), Gent.Vandommele, H., 1986: Groenten en fruit in de Nederlanden in de zestiende eeuw, in: P.Verbraeken (red.), Joachim Beuckelaer. Het markt- en Keukenstuk in de Nederlanden1550-1650, Gent, 71-77.Vandommele, H., 1991: Van kapucijner tot doperwt, Gent.Veer, A. van 't, 1966: Oud-Hollands kookboek, Antwerpen etc.Vermeeren, C., K. Hänninen & P. van Rijn 1998: Onderzoek aan botanische resten enschelpen uit de 17 e -18 e -eeuwse tuin van huis “Den Hoonaert” te Leidschendam,BIAXiaal 67, Amsterdam.Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra 1985: Nederlandse oecologische flora.Wilde planten en hun relaties 1, Deventer.Winter, J.M. van, 1981: Nahrung auf dem Lobither Zollhaus, auf Grund derZollrechnungen aus den Jahren 1426-27, 1427-28 und 1428-29, in: T.J. Hoekstra, H.L.Janssen & I.W.L. Moerman (red.), Liber Castellorum, 40 variaties op het themakasteel, Zutphen, 338-348.Ysselsteyn, G.T. van, 1936: Geschiedenis der tapijtweverijen in de NoordelijkeNederlanden: bijdrage tot de geschiedenis der kunstnijverheid, Leiden.Zeist, W. van, 1992: De geconsumeerde gewassen, in: H.P. ter Avest (red.), Opmerkelijkafval. Vondsten uit een 17 e -eeuwse beerput in Harlingen, Harlingen, 91-97.Zeist, W. van & H. Woldring 2000: Plum (Prunus domestica L.) Varieties in Late- andPost-Medieval Groningen: the Archaeobotanical Evidence, Palaeohistoria 39/40, 563-576.Zeist, W. van, R.T.J. Cappers, M.G. Ouderkerken, R.M. Palfenier-Vegter, G.J. de Roller& F. Vrede 2000: Cultivated and Wild Plants in Late- and Post-Medieval Groningen.A Study of Archaeological Plant Remains, Groningen.


Bijlage 1Vianen-Batestein, resultaten van het zadenonderzoek.Tenzij anders vermeld zijn alle resten verkoold. Legenda: m = gemineraliseerd, c. = circa, compl. =compleet, fr. = fragment, (+) = 1-10, + = 11-50, ++ = 51-100, +++ = >100, ++++ = >1000.spoor 23vondstnummerM2 & M3GebruiksplantenMeelleveranciersAvena sativa, kaf + HaverCerealia, zemelen ++++ GraanFagopyrum esculentum ++ BoekweitOryza sativa, kaf ++ RijstPanicum miliaceum, kaf ++ PluimgierstSecale cereale, zemelen +++ RoggeSecale cereale (m) + RoggeTriticum, zemelen ++ TarweTriticum aestivum, aarspilfragment 4 BroodtarweGroenten en peulvruchtenVicia faba (m) 1 TuinboonLepidium sativum 1 TuinkersNoten en fruitCornus mas 18 Gele kornoeljeCucumis melo 2 MeloenCucumis sativus 13 KomkommerFicus carica ++++ VijgFragaria vesca/mosschata ++++ Bosaardbei/Grote bosaardbeiMalus domestica ++++ AppelMespilus germanica +++ MispelMorus nigra ++ Zwarte moerbeiPrunus avium/cerasus ++++ Zoete/Zure kersPrunus domestica ++++ Pruim s.l.Prunus domestica-GRO-13 + Pruim, type GRO-13Prunus domestica-GRO-3 + Pruim, type GRO-3Prunus domestica-GRO-4 +++ Pruim, type GRO-4Prunus domestica-GRO-7 (+) Pruim, type GRO-7Prunus domestica-GRO-9 + Pruim, type GRO-9Prunus dulcis 1 fr. AmandelPrunus persica2 compl. & fr.(+) PerzikPyrus communis +++ PeerPyrus communis, steencellen ++ PeerRibes rubrum ++++ AalbesRibes uva-crispa ++ KruisbesRubus caesius ++ DauwbraamRubus fruticosus ++ Gewone braamRubus idaeus +++ FramboosSambucus nigra (+) Gewone vlierVaccinium myrtillus ++ Blauwe bosbesVitis vinifera ++++ Druif, krent of rozijnCastanea sativa (+) Tamme kastanjeCorylus avellana (+) HazelnootJuglans regia ++ Walnoot


spoor 23vondstnummerM2 & M3Kruiden en specerijenCoriandrum sativum + KorianderFoeniculum vulgare + VenkelHumulus lupulus + HopPimpinella anisum (m) 5 AnijsPiper nigrum c.15 fr. PeperOverige gebruiksplantenBrassica nigra ++ Zwarte mosterdBrassica rapa + RaapzaadBuxus sempervirens, blad (+) BuxusWilde plantenAkkeronkruidenAgrostemma githago +++ BolderikAnthemis arvensis (+) Valse kamilleArnoseris minima + KorenslaAtriplex patula/prostrata (+) Spiesmelde/Uitstaande meldeBromus hordeaceus/secalinus (m) + Zachte dravik/drepsCentaurea cyanus ++ KorenbloemChenopodium album (+) MelganzenvoetChenopodium polyspermum (+) KorrelganzenvoetEchinochloa crus-galli + HanenpootFallopia convolvulus + ZwaluwtongPersicaria lapathifolia (+) Beklierde duizendknoopPersicaria maculosa (+) PerzikkruidSchoenoplectus mucronatus 2 Stekelige biesScleranthus annuus (+) Eenjarige hardbloemSetaria pumila, kaf (+) Geelrode naaldaarSolanum nigrum (+) Zwarte nachtschade s.l.Sonchus oleraceus (+) Gewone melkdistelStellaria media (+) VogelmuurUrtica urens (+) Kleine brandnetelTredplantenDigitaria ischaemum, kaf + Glad vingergrasPlantago major (+) Grote weegbree s.l.Polygonum aviculare (+) Gewoon varkensgrasStoringsplantenCarex hirta 1 Ruige zeggeEleocharis palustris/uniglumis (+) Gewone/Slanke waterbiesRanunculus acris/repens (+) Scherpe/Kruipende boterbloemRumex crispus-type (+) KrulzuringtypeOeverplantenEleocharis palustris/uniglumis (+) Gewone/Slanke waterbiesGraslandplantenBromus hordeaceus/secalinus (m) + Zachte dravik/drepsKnautia arvensis (+) BeemdkroonPrunella vulgaris (+) Gewone brunelRanunculus acris/repens (+) Scherpe/Kruipende boterbloemRumex acetosella + Schapenzuring


spoor 23vondstnummerM2 & M3HeideplantenErica tetralix, blad + Gewone dopheiErica tetralix, twijgen + Gewone dopheiCalluna vulgaris, blad (+) StruikheiStruweelplantenGalium aparine (+) KleefkruidLapsana communis + AkkerkoolNiet in te delen plantenLamiaceae, kelk 1 LipbloemigenfamilieOverige vondsteneischaal, fragmenten + eischaal.houtskool + houtskoolvisbot ++ visbot


Bijlage 2Vianen-Batestein, resultaten van het pollenonderzoek.Legenda: + = enkele, ++ = veel, +++ = zeer veel.spoor 23vondstnummerM2GebruiksplantenMeelleveranciersCerealia, vruchtwandfragmenten + GraanzemelenCerealia-type ++ Graan-typeSecale cereale + RoggeTriticum-type ++ Tarwet-ypeTriticum/Hordeum-type + Gerst-/Tarwe-typeFagopyrum esculentum ++ BoekweitNoten en fruitCastanea sativa + Tamme kastanjeCucumis sativus + Augurk/komkommerRosaceae - Sorbus groep + Rozenfamilie (fruitbomen ?)*Ribes rubrum + AalbesRibes uva-crispa + KruisbesSambucus nigra + VlierVaccinium + BosbesVitis vinifera + DruifGroenten en peulvruchtenAnthriscus cerefolium + Echte kervelPisum sativum + ErwtPortulaca oleracea + Posteleincf. Spinacia oleracea ++ Spinazie?Vicia faba-type + TuinboontypeKruiden en specerijenCapparis spinosa +++ KappertjeMentha-type ** + Munt-typePimpinella anisum + AnijsSyzygium aromaticum ++ KruidnagelOverige gebruiksplantenBuxus sempervirens + PalmboompjeCannabis sativa + HennepReseda luteola + WouwOnonis-type (cf. Melilotus) ++ Honingklaver-type?DarmparasietenAscaris + SpoelwormTrichuris + ZweepwormWilde plantenAkkeronkruiden en ruderalenAgrostemma githago + BolderikAnthemis-type + Kamille-typeArtemisia + AlsemBrassicaceae + KruisbloemenfamilieCentaurea cyanus + KorenbloemFallopia convolvulus + Zwaluwtong-typeLegousia + SpiegelklokjePapaver rhoeas-type + Grote klaproos-type


spoor 23vondstnummerM2Rumex acetosella + SchapenzuringGraslandplantenApiaceae + SchermbloemenfamilieAsteraceae liguliflorae + Composietenfamilie lintbloemigAsteraceae tubuliflorae + Composietenfamilie buisbloemigCampanula ++ KlokjeFabaceae ++ VlinderbloemenfamiliePlantago lanceolata + Smalle weegbreePlantago major/media + Grote/ Ruige weegbreePoaceae + GrassenfamilieRanunculus-type + Boterbloem-typeRumex acetosa-type + Veldzuring-typeBomenAlnus + ElsBetula + BerkCorylus + HazelaarRhamnus frangula + SporkehoutTilia + LindeUlmus + IepOeverplantenAlisma plantago-aquatica-type + Grote waterweegbree-typeCyperaceae + CypergrassenfamilieLythrum salicaria + Grote kattenstaartSymphytum-type + Smeerwortel-typeHeide/veen- en sporenplantenCalluna vulgaris-type + Struikhei-typeErica tetralix-type + Gewone dophei-typeSphagnum + VeenmosDryopteris + Niervaren-typeMestschimmelsSordaria-type (T.55A) + (Mest-)Schimmel (T.55A)* binnen dit type vallen o.a. appel, peer, mispel, braam, prunus, krentenboompje, lijsterbes, meidoorn** binnen dit type vallen o.a. munt, oregano, thijm, rozemarijn, salie, hyssop, lavendel


Bijlage 3 Vianen-Batestein, resultaten van het houtonderzoek.put spoor vnr. volg context soort artefact artspec stc L B D Sdiam PV PL cons. schors Njr. dendro advies opmerkingen. . M1 . onder bruggehoofd Quercus constr. balk 10 (monster) 37 13,5 ca. 40 . . g sp? >60 ja D .zeer regelmatige punt, vrij knoestig, insectengangen onder. . 10 . kade Picea/Larix constr. paal 9 105,9 11 9 ca. 12 4 22 g w < - F schors1? . 10? 1 dwarsbalken? Picea/Larix constr. balk 9 62 8,5 6,5 >9 . . m w? < - F/T met uitsparing, spijkers1? . 10? 2 dwarsbalken? Picea/Larix constr. balk 9bb 41 8,5 7 ca. 9 . . m w20-30 - F/T met uitsparing, spijkers3 23 36 . . Pinus bew. spaan? 14 10,9 2,8 0,3 . . . g . . . W uiteinde bewerkt (snijsporen)

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!