10.07.2015 Views

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

BIAXiaal466Botanisch onderzoek aan eenboomstamwaterput uit Bunnik-N229Macroresten, pollen en hout daterend uit1175-1225 ADK. HänninenApril 2010BIAXC o n s u l tOnderzoeks- en Adviesbureauvoor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie


ColofonTitel:BIAXiaal 466Botanisch onderzoek aan een boomstamwaterput uit Bunnik-N229 – macroresten, pollenen hout daterend uit 1175-1225 AD.Auteur:K. HänninenOpdrachtgever:RAAPISSN: 1568-2285©BIAX <strong>Consult</strong>, Zaandam, 2010Correspondentie adres:BIAX <strong>Consult</strong>Hogendijk 1341506 AL Zaandamtel: 075 – 61 61 010fax: 075 – 61 49 980e-mail: BIAX@BIAX.nl


BIAXiaal 466 3van wegedoorn (Rhamnus catharticus), de andere is gemaakt uit een groter stukeikenhout.Figuur 2 Bunnik-N229, elzenhouten klamp (vnr. 62) aan de noordzijde van de waterput (foto N.den Ouden).De klampen zelf zijn op vergelijkbare wijze gemaakt. Ze lijken daarom speciaal voor ditdoel te zijn vervaardigd. De gebruikte pennen verschillen echter van elkaar in vorm(vierkant en rond, gemaakt uit een tak en uit een groter stuk hout) en in houtsoort.De boomstam bevat naar schatting circa veertig ringen. Ondanks het feit dat dit normaalgesproken te weinig is voor een dendrochronologische datering, is besloten toch eenmonster op te sturen naar RING. Uiteindelijke zijn twee monsters opgestuurd. Het eerste(M5) blijkt 57 kernhoutjaaringen te bevatten. Het spinthout van dit monster was tevervormd om gemeten te kunnen worden. Daarom is later een tweede monster opgestuurd(V68). Dit bevatte 87 jaarringen. Helaas leverde geen van de monsters een datering op.In de vulling van de waterput is een lat of plank (vnr. 67; breedte 4,5 cm, dikte 2,5 cm)aangetroffen, gemaakt van een wilgentak (Salix).


BIAXiaal 466 43.2 MACRORESTENBijlage 2 geeft een overzicht van de gevonden taxa, verdeeld in cultuurgewassen en wildeplanten. De laatstgenoemde groep is ingedeeld op basis van de vegetaties waarin deplanten groeien. 2 De conservering van de botanische resten was over het algemeen matig.Het monster bevat een grote hoeveelheid verkoold graan. Het gaat om haver (Avena),gerst (Hordeum vulgare), rogge (Secale cereale), emmertarwe (Triticum dicoccon) enbroodtarwe (Triticum aestivum). Voor het op soort determineren van haver is het kafnodig: de haverkorrels zelf zijn hier niet voor geschikt. Kaf van haver is echter nietaangetroffen. Rond 1200 AD is behalve gecultiveerde haver (Avena sativa) ook hetakkeronkruid oot (Avena fatua) bekend. Gezien de grote hoeveelheid granen en de kleinehoeveelheid verkoolde akkeronkruiden in dit monster, is het goed mogelijk dat het omgecultiveerde haver gaat.Van gerst, rogge en emmer zijn ook kafresten gevonden. Bij de twee eerstgenoemdesoorten gaat het om aarspilfragmenten (internodia). Tijdens het dorsen wordt de aarspil infragmenten gebroken, waarbij de korrels vrijkomen. Korrels en kafresten wordenvervolgens gescheiden. Transport en opslag vindt in deze vorm (graankorrels) plaats.Vondsten van aarspilfragmenten duiden dan ook op lokale verbouw van de gewassen, alkunnen er altijd kleine hoeveelheden van in de voorraad achterblijven. We kunnen danook niet met zekerheid zeggen dat gerst en rogge ter plekke werd verbouwd.Bij het kaf van de emmertarwe gaat het om fragmenten van de aarvork. Dit onderdeelblijft na de eerste dorsronde om de korrels zitten en wordt pas na een tweede dorsrondeverwijderd. Dit gebeurt vlak voor de consumptie. De aanwezigheid van aarvorkjes geeftdan ook geen informatie over de eventuele lokale verbouw van de emmer.Broodtarwe komt al in de Romeinse tijd in Nederland voor, maar werd toenwaarschijnlijk geïmporteerd. 3 Vanaf de Middeleeuwen wordt het hier verbouwd.Behalve granen zijn ook verkoolde resten van erwt en/of duivenboon (Pisumsativum/Vicia faba) gevonden. De zaden van zwarte mosterd (Brassica nigra) zijneveneens verkoold, wat er op duidt dat de planten als akkeronkruid in de akker hebbengestaan (zie onder). Ze werden echter in de Late-Middeleeuwen ook verbouwd om hunoliehoudende zaden. Hiervan werd een soort mosterd gemaakt:Tsaet van Mostaert met azijn vermenght ende cleyn ghemalen es een goede sause/dienende tot alle herde ende rouwe spijsen tzy vleesch oft visch/ want het doet dieselve verteeren/ ende es der maghen goet die selve verwermende/ ende maeckt lust ometen.Daarnaast waren nog vele andere medicinale toepassingen van zwarte mosterd bekend. 4Of deze toepassingen in de Volle-Middeleeuwen ook al bekend waren, is niet zeker.De overige verkoolde resten zijn waarschijnlijk afkomstig van planten die als onkruidop de akkers hebben gegroeid. 5 Zij worden met het graan meegeoogst en krijgenvervolgens dezelfde behandeling als het graan. Hierbij zijn een aantal momenten waar hetmateriaal met vuur in aanraking komt en kan verkolen. Dit kan gebeuren tijdens deoogstverwerking (eesten om de graankorrels gemakkelijker van het kaf te kunnenscheiden en verbranding van afval), tijdens de voedselbereiding en tijdens de opslag(bijvoorbeeld door brand). Verkoolde resten van wilde planten geven dan ook informatieover de omstandigheden op de akkers.De onverkoolde plantenresten geven voornamelijk informatie over de planten die rond dewaterput aanwezig zijn geweest. De grootste groep wordt gevormd door akkeronkruiden.Deze zullen met de voedselgewassen mee zijn geoogst en zo op het erf terecht zijngekomen. Een aantal soorten uit deze groep, zoals bijvoorbeeld hondspeterselie (Aethusa2 Tamis et al. 2004.3 Pals 1997, 36.4 Dodoens 1554, 661.5 Knörzer 1971, 100; Bakels 1978, 68; Pals 1984, 314; Gehasse 1995, 61; Van der Veen 2007.


BIAXiaal 466 53.3 POLLENcynapium), melganzenvoet (Chenopodium album), vogelmuur (Stellaria media) en kleinebrandnetel (Urtica urens), groeit met name op plaatsen die rijk zijn aan stikstof. Dit kanworden gezien als een aanwijzing voor de nabijheid van tuinen. Mogelijk werden depeulvruchten en mosterd hier verbouwd.Van herik (Sinapis arvensis) zijn enkele zaden en vorkjes (het deel waar de hauw meeaan de steel vastzit) gevonden. Vroeger was het een onkruid tussen onder andere zomergranen.6 Herik werd in de Late-Middeleeuwen echter ook als zelfstandig cultuurgewasverbouwd. De oliehoudende zaden werden wel gebruikt om een (slechte kwaliteit)mosterd te maken. 7 Of dit hier ook het geval is, is niet duidelijk. Mogelijk hebben deplanten als onkruid op de akkers gestaan.Herderstasje (Capsella bursa-pastoris), grote weegbree (Plantago major) en straatgras(Poa annua) zijn tredplanten. Deze zijn goed bestand tegen vertrapping en groeien danook veel op en langs wegen en paden of op andere veelbelopen plaatsen zoalsnederzettingsterreinen.Op allerlei voedselrijke, ruderale plaatsen komen ruigteplanten voor, zoalsmuurganzenvoet (Chenopodium murale), gevlekte scheerling (Conium maculatum) enbilzekruid (Hyoscyamus niger). Dit soort vegetaties worden vaak gevonden in relatiefstabiele zones binnen nederzettingen, zoals bij mesthopen of langs gebouwen.Storingsplanten van vochtige tot natte grond groeien op verdichte of verslempte,voedselrijke tot matig voedselrijke bodem, die weinig zuurstof bevat. Dit kunnen jaarlijkslangdurig overstroomde, begraasde weilanden met een wisselende waterstand zijn, maarin dit geval is het waarschijnlijker dat het gaat om de vegetatie rond de waterput zelf.Voorbeelden hiervan zijn greppelrus (Juncus bufonius), waterpeper (Persicariahydropiper) en blaartrekkende boterbloem (Ranunculus sceleratus).Ook de soorten uit de groep van oeverplanten kunnen rond de waterput hebbengegroeid. Een andere mogelijkheid is dat de zaden afkomstig zijn van planten die bij degreppel die op circa 35 m van de waterput is aangetroffen groeiden.er greppels of sloten in de buurt waren waar de planten groeiden. Voorbeelden vangevonden oeverplanten zijn riet (Phragmites) en bitterzoet (Solanum dulcamara).Waarschijnlijk heeft er een vlier (Sambucus nigra) in de buurt van de waterput gestaan,gezien het grote aantal pitten. De bloesems en bessen kunnen zijn gegeten of als medicijnzijn gebruikt. Het lichte hout, dat niet splintert, werd gebruikt om allerlei kleinegebruiksvoorwerpen van te maken. Vanwege zijn vermogen duivel en heksen te werenwerd hij vroeger ook wel als beschermer bij waterputten geplant. 8 Grote brandnetel(Urtica dioica) heeft waarschijnlijk ook rond de put gegroeid, want ook hier zijn veelzaden van aangetroffen.De resultaten van de inventarisatie staan in bijlage 3. Aan de hand van de inventarisatievan de pollenmonsters kunnen enkele algemene uitspraken worden gedaan omtrent devoormalige vegetatie. Zo is het aandeel boompollen in de pollenspectra zeer laag, watduidt op een open vegetatie rond de waterput. Het merendeel van het overige stuifmeel isafkomstig uit een soortenrijk open-vegetatietype waarin naast grassen (Poaceae) soortenuit de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae) goed vertegenwoordigd zijn. In BX3960 wordtook regelmatig pollen van struikhei aangetroffen.In de monsters komen stuifmeelkorrels van het graan-type (Cerealia) voor, wat duidtop verwerking van graan in de nabijheid van de waterput. Door de slechte staat vanconservering zijn deze niet goed te determineren. Het lijkt om het gerst/tarwe-type(Hordeum/Triticum type) te gaan. Monster BX3961 bevat het meeste graanpollen.6 Weeda et al. 1987, 48.7 Dodoens 1554, 662.8 Weeda 1988, 265.


BIAXiaal 466 6Verdere indicatie voor menselijke activiteit bestaat uit lage waarden pollen van alsem(Artemisia) en varkensgras (Polygonum aviculare), een typische tredplant.Opvallend is de vondst van een ei van de spoelworm (Ascaris). De spoelworm is eendarmparasiet die bij de mens kan voorkomen en daardoor vaak in beerputten wordtaangetroffen. Ook in grachtvullingen worden soms resten van menselijke darmparasietenaangetroffen.4. ConclusiesDe zaden uit de waterput hebben informatie opgeleverd over voedselgewassen en delokale vegetatie. De gebruikers hebben haver, gerst, rogge, emmer- en broodtarwegegeten. Van gerst en rogge zijn aarspilfragmenten gevonden, die wijzen op lokaleverbouw van deze gewassen. Gezien de kleine hoeveelheden zou het ook om eenverontreiniging kunnen gaan, maar in de landelijke context van de waterput is lokaleverbouw aannemelijk. Voor de overige soorten zijn geen aanwijzingen gevonden voorlokale verbouw, maar er is geen reden om aan te nemen dat de gewassen zijngeïmporteerd. Uit de inventarisatie van de pollenmonsters is gebleken dat er graan in denabije omgeving van de waterput werd verwerkt.Erwt en/of duivenboon kunnen in de aanwezige lokale tuinen zijn verbouwd, evenalszwarte mosterd en herik. Deze laatstgenoemde soorten kunnen als olieleverancier of alsingrediënt voor mosterd zijn gebruikt. Of ze verbouwd werden is niet duidelijk, zekunnen ook als akkeronkruid hebben gegroeid. In de omgeving van de waterput heeft eenvlier gestaan. Mogelijk werden de bloesems en bessen gegeten.De zaden van wilde planten zijn afkomstig van onkruiden van akkers en tuinen ensoorten die op het erf (tredplanten en ruigteplanten) en rond de waterput (storingsplantenen oeverplanten) hebben gegroeid. Natte vegetaties kunnen ook rond een greppel in debuurt van de waterput hebben gegroeid. De vegetatie lijkt vrij open te zijn geweest.De in Bunnik gevonden cultuurgewassen zijn goed vergelijkbaar met het materiaal uitandere vindplaatsen uit de omgeving met dezelfde datering (zie tabel 1). 9 Emmertarwe,gerst, haver en rogge komen in alle onderzochte nederzettingen voor, broodtarweontbreekt alleen in Houten-Loeriker Hofstede. Ook de peulvruchten erwt en duivenboonkomen in de meeste nederzettingen voor.Wat betreft de olieleveranciers ontbreken in Bunnik de meest algemene soorten alslijnzaad en raapzaad. Ook hennep wordt wel in deze periode aangetroffen. In Bunnik zijnalleen zwarte mosterd en herik aanwezig, die beide ook als onkruid gegroeid kunnenhebben. Het is echter goed denkbaar dat er meer soorten aangetroffen waren als er meermonsters van deze vindplaats onderzocht hadden kunnen worden. Er waren echter geengeschikte contexten aanwezig in het opgegraven stuk.Het ontbreken van gecultiveerd fruit daarentegen is niet uitzonderlijk. Alleen inBunnik-Thematerweg is een grote variatie aan fruit aanwezig. Dit wijst waarschijnlijk open speciale status van deze vindplaats. In de overige nederzettingen zijn alleen wildefruitsoorten aanwezig, meestal vlier.Voor diverse granen, peulvruchten en olieleveranciers is lokale verbouw in degenoemde vindplaatsen aangetoond. Er zijn geen redenen om te veronderstellen dat ermateriaal geïmporteerd is. Luxe producten ontbreken in de meeste nederzettingen. AlleenVleuten-Thematerweg met zijn (deels) aangevoerde fruit vormt hierop een uitzondering.Op grond van de onkruidvondsten wordt verondersteld dat er moestuinen aanwezigwaren.9 Beurden & Van Dijk 2001 (Houten-Loeriker Hofstede); Van Haaster 2003 (Houten-Loerik); VanHaaster & Van Rijn 2005 (Vleuten-Huis te Vleuten); Hänninen et al. 2001 (Houten-Hoogdijk);Van der Meer 2007 (Vleuten-Thematerweg).


BIAXiaal 466 7Tabel 1Overzicht van de aangetoonde cultuur- en gebruiksgewassen in nederzettingen uit deVolle-Middeleeuwen rond Bunnik. Met N = aantal geanalyseerde monsters, 1 = Vleuten-Thematerweg; 2 = Vleuten-Huis te Vleuten; 3 = Houten-Loerik; 4 = Houten-LoerikerHofstede (mogelijk verontreinigd met materiaal uit de Midden-IJzertijd); 5 = Houten-Hoogdijk.N229 1 2 3 4 5N 1 4 5 15 1 14graanBroodtarwe x x x x . x Triticum aestivumEmmertarwe x x x x x x Triticum dicocconGerst x x x x x x Hordeum vulgareHaver x x x x x x AvenaRogge x x x x x x Secale cerealeSpelttarwe . . . x . . Triticum speltapeulvruchtenDuivenboon ? x x x x x Vicia faba var. minorErwt ? x x x ? ? Pisum sativumSmalle wikke/Voederwikke . ? x . ? . Vicia sativaolieleveranciersHennep . x x . . x Cannabis sativaHerik x . . x . . Sinapis arvensisLijnzaad . x x x . x Linum usitatissimumRaapzaad . x x x . . Brassica rapaZwarte mosterd x x . ? . . Brassica nigranoten en fruitAppel . x . . . . Malus domesticaBraam . . . . x . Rubus fruticosusDruif . x . . . . Vitis viniferaEikel . . . . x . QuercusKers . ? . . . . Prunus avium/cerasusPeer . x . . . . Pyrus communisPruim . x . . . . Prunus domesticaVijg . x . . . . Ficus caricaVlier x x . x x x Sambucus nigra5. LiteratuurBakels, C.C., 1978: Four Linearbandkeramik Settlements and their Environments: aPalaeoecological Study of Sittard, Elsloo and Hienheim, Analecta PraehistoricaLeidensia 11.Beurden, L. van, & J. van Dijk 2001: Een zadenonderzoek en een zoölogische waarderingvan het archeologisch monument 39A-022 te Houten, BIAXiaal 130, Zaandam.Dodoens, R., 1554: Cruydeboeck, Antwerpen.Erdtman, G., 1960: The Acetolysis Method, Svensk Botanisk Tidskrift 54, 561-564.Gehasse, E.F., 1995: Ecologisch-archeologisch onderzoek van het Neolithicum en deVroege Bronstijd in de Noordoostpolder met nadruk op vindplaats P14, thesis,Amsterdam.


BIAXiaal 466 8Haaster, H. van, 2003: Milieuomstandigheden en agrarische activiteit op en rond eenaantal nederzettingen uit de IJzertijd en Middeleeuwen op de vindplaats Houten-Loerik, BIAXiaal 178, Zaandam.Haaster, H. van, & P. van Rijn 2005: Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden open rond Huis te Vleuten (12e-18e eeuw), BIAXiaal 224, Zaandam.Hänninen, K., P. van Rijn & J. Oversteegen 2001: Plantaardige en dierlijke resten uit een12e/13e eeuwse ontginningsnederzetting te Houten, BIAXiaal 110, Zaandam.Knörzer, K.-H., 1971: Urgeschichtliche Unkräuter im Rheinland. Ein Beitrag zurEntstehungsgeschichte der Segetalgesellschaften, Vegetatio 23, 89-111.Meer, W. van der, 2007: Een boerderij bij Vleuten: archeobotanisch onderzoek aansporen uit Middeleeuwse en Postmiddeleeuwse tijd van de vindplaats LR52, BIAXiaal322, Zaandam.Pals, J.P., 1984: Plant Remains from Aartswoud, a Neolithic Settlement in the CoastalArea, in: W. van Zeist & W. Casparie (eds.), Plants and Ancient Man, Rotterdam,313-321.Pals, J.P., 1997: De introductie van cultuurgewassen in de Romeinse Tijd, in: A.C. Zeven(red.), De introductie van onze cultuurplanten en hun begeleiders van het Neolithicumtot 1500 AD, Wageningen, 25-51.Tamis, W.L.M., R. van der Meijden, J. Runhaar, R.M. Bekker, W.A. Ozinga, B. Odé & I.Hoste 2004: Standaardlijst van de Nederlandse flora 2003, Gorteria 30-4/5, 101-195.Veen, M. van der, 2007: Formation Processes of Desiccated and Carbonized PlantRemains - the Identification of Routine Practice, Journal of Archaeological Science 34(2007) 968-990.Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra 1987: Nederlandse oecologische flora.Wilde planten en hun relaties 2, Deventer.Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra 1988: Nederlandse oecologische flora.Wilde planten en hun relaties 3, Deventer.


Uitleg van de codering gebruikt in de bijlage 1alle afmetingen zijn in cm (> = groter dan; stuk incompleet)vnr vondstnummervolg volgnummer, wanneer binnen één vondstnummers meer houtvondstenzijn (door BIAX toegekend)soort houtsoortAlnus ElsQuercus EikRhamnus WegedoornSalix WilgIndet. Niet te determinerenartefact algemene omschrijving van object(constructiehout/voorwerp/bewerkt/onbewerkt); bij “?” is de toewijzingniet zekerart-spec meer precieze omschrijving van het artefactplaats omschrijving van ligging binnen waterputstcstamcode = schematisch aangeven van de wijze waarop het object in destam georiënteerd is (grondvorm), zie bijgevoegd schema.LlengteBbreedteDhoogte/diktediam diameter van oorspronkelijke stam of takPVpuntvorm, d.w.z. het aantal vlakken waarmee de punt is gemaakthalverwege de puntPL puntlengte, d.w.z. de lengte van het hoogste kapvlak van de punt (PL = 0:vlak gekapte onderkant)assrelatie van een vondstnummer met een ander vondstnummer. Degerelateerde vondstnummers krijgen een unieke code (bijvoorbeeld eennummer) en de specificatieo = objectp = passendschors aanwezigheid van schors (s) of wankant (w)Njr aantal jaarringenextra verwijst naar de aanwezigheid van extra documentatie op BIAXopmerking extra opmerkingen


stamcodes1 hele stam 11 vierzijdig gerechte‘balk’ uit kwart stam2 halve stam 12 eenzijdig gerechte‘plank’3 derde stam 13radiale ‘plank’ doorhart (kwartiers)4 kwart stam 14radiale ‘plank’maximaal tot hart5 radius kleiner danboog15tangentiale ‘plank’ nietdoor hart, breedtegroter dan kwart stam(dosse)6 radius gelijk aanboog16‘plank’ niet door hart,breedte maximaalkwart stam7 radius groter danboog17 relatief klein deel uitstam8 eenzijdig gerechte‘balk’18 segment van eenuitgeholde stam9 vierzijdig gerechte‘balk’ door het hartvan de stam10 vierzijdig gerechte‘balk’ uit halvestam0 onbekendAlgemeen:a = zonder bastb = met één zijde met bastbb = met twee zijden met bast


Bijlage 1Bunnik-N229, resultaten houtonderzoek.vnr volg soort artefact art-spec plaats stc L B D diam. PV PL ass schors Njr extra60 1 Alnus constructie klamp Z-zijde 2 48 12 6 . . . o2 schors . x60 2 Quercus constructie pen Z-zijde 17 . 3 3 . . . o2 . . x61 1 Quercus constructie plank bovenste 18 >49 32 4 . 1 13 o1 spint 60 37 9 . 1 9 . . . .67 Salix constructie plank vulling 13/15bb . 4,5 2,5 . . . . . . .68 . Quercus constructie put Z-zijde 18 >110 >50 11 . 1 13 p1 spint 119 . 12 100 . . p1, o3 .


Bijlage 2 Bunnik-N229, resultaten zadenanalyse van de waterput. Met v = verkoold; o = onverkoold; +++ =honderden; ++++ = duizenden resten; x = aanwezig.M 4CultuurgewassenGranenAvena (v)87 HaverCerealia (v)121 GraanHordeum, internodium (v)3 GerstHordeum vulgare (v)76 GerstSecale cereale (v)1 RoggeSecale cereale, internodium (v) 1 RoggeTriticum (v)1 TarweTriticum aestivum (v)2 TarweTriticum dicoccon (v)25 EmmerTriticum dicoccon, aarvork (v)3 EmmerPeulvruchtenPisum/Vicia faba (v)1 Erwt/Duivenbooncf. Pisum/Vicia faba (v)2 Erwt/Duivenboon?Wilde plantenAkkeronkruidenAethusa cynapium (o)6 HondspeterselieAnagallis arvensis (o)1 GuichelheilAtriplex patula/prostrata (o)13 Uitstaande melde/SpiesmeldeBrassica nigra (v)3 Zwarte mosterdBromus (v)6 DravikChenopodium album (o)32 MelganzenvoetChenopodium polyspermum (o) 68 KorrelganzenvoetEuphorbia helioscopia (o)1 KroontjeskruidFallopia convolvulus (v)1 Zwaluwtongcf. Lolium/Festuca (v)3 Raaigras/Zwenkgras?Papaver dubium/rhoeas (o)19 Bleke/Grote klaproosPersicaria maculosa (o)8 PerzikkruidRaphanus raphanistrum (o)4 KnopherikSinapis arvensis (o)8 HerikSinapis arvensis, vork (o)3 HerikSinapis arvensis, vork (v)1 HerikSolanum nigrum (o)4 Zwarte nachtschade s.l.Spergula arvensis (v)3 Gewone spurrieStellaria media (v)3 VogelmuurStellaria media (o)1 VogelmuurUrtica urens (o)25 Kleine brandnetelVicia hirsuta/tetrasperma (v)5 Ringelwikke/Vierzadige wikkeTredplantenCapsella bursa-pastoris (o)20 Gewoon herderstasjePlantago major (o)4 Grote weegbree s.l.Poa annua (o)1 StraatgrasPlanten van droge ruigtenChenopodium murale (o)28 MuurganzenvoetConium maculatum (o)10 Gevlekte scheerlingHyoscyamus niger (o)4 BilzekruidStoringsplanten van vochtige en natte grondChenopodium glaucum/rubrum (o) 84 Zeegroene/Rode ganzenvoetEleocharis palustris/uniglumis (o) 5 Gewone/Slanke waterbiesJuncus bufonius (o)+++ Greppelrus


Persicaria hydropiper (o)Ranunculus acris/repens (o)Ranunculus sardous (o)Ranunculus sceleratus (o)OeverplantenCarex rostrata/vesicaria (o)Eleocharis palustris/uniglumis (o)Phragmites (o)Solanum dulcamara (o)Stachys palustris (o)StruweelplantenGalium aparine (o)Lamium album (o)Sambucus nigra (o)Urtica dioica (o)Niet in te delen plantenArctium (o)Carduus/Cirsium (o)Chenopodiaceae (o)Rumex (o)Vicia (v)Variaaardewerkamorf?houtskoolinsectenmuizenkeutel (v)stengels (v)vis8 Waterpeper5 Scherpe/Kruipende boterbloem4 Behaarde boterbloem21 Blaartrekkende boterbloem1 Snavelzegge/Blaaszegge5 Gewone/Slanke waterbies1 Riet4 Bitterzoet4 Moerasandoorn2 Kleefkruid8 Witte dovenetel55 Gewone vlier++++ Grote brandnetel2 Klit2 Distel/Vederdistel2 Ganzenvoetfamilie34 Zuring9 Wikkex aardewerkx amorf?x houtskoolx insectenx muizenkeutelx stengelsx vis


Bijlage 3Bunnik-N229, resultaten van de inventarisatie van de waterput op pollen. Met (+) = sporadischaanwezig, + = aanwezig, ++ = regelmatig aanwezig, +++ = veel aanwezig.BX-nummer 3959 3960 3961diepte van top van bak (in cm) 14-15 28-29 37-38rijkdom arm arm arm rijkdomconservering slecht matig/slecht matig/slecht conserveringhoutskool zeer veel veel veel houtskooltelbaarheid + + + telbaarheidBomen en struiken (drogere gronden)Betula + . . BerkCorylus avellana + (+) + HazelaarFagus sylvatica + . . BeukPinus + . . DenQuercus . (+) . EikTilia . (+) . LindeBomen (nattere gronden)Alnus + + + ElsCultuurgewassenCerealia type (+) + ++ Granen typeAkkeronkruiden en ruderalenArtemisia (+) . (+) AlsemPolygonum aviculare type (+) (+) + Gewoon varkensgras typeKruiden (algemeen)Apiaceae . (+) . SchermbloemenfamilieAnthemis type + + . Schubkamille typeAsteraceae liguliflorae + + + Composietenfamilie lintbloemigAsteraceae tubuliflorae + + + Composietenfamilie buisbloemigBrassicaceae ++ ++ + KruisbloemenfamilieChenopodiaceae + + + GanzenvoetfamilieFabaceae + + ++ VlinderbloemenfamilieGalium type + + + Walstro typeHydrocotyle vulgaris + + + Gewone waternavelPlantago + + + WeegbreePlantago lanceolata . (+) . Smalle weegbreePlantago media + + + Ruige weegbreePoaceae ++ ++ + GrassenfamilieRanunculus acris type + + + Scherpe boterbloem typeRhinanthus type + . . Ratelaar typeRumex . (+) . ZuringVicia type . (+) . Wikke typePlanten uit moerassvegetatiesCyperaceae + + + CypergrassenfamilieSparganium erectum type . (+) . Grote en Blonde egelskop typeHeide- en hoogveenplantenCalluna vulgaris type + ++ . Struikhei typeSphagnum + + + VeenmosSporenplantenDryopteris type + + + Niervaren typePolypodium (+) . . EikvarenMicrofossielenAscaris . (+) . Ei darmparasiet AscarisAP / NAP (globaal percentage) 20 / 80 15 / 85 10 / 90 Verhouding bomen / kruiden

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!