21.07.2015 Views

Beleidsregels Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2013

Beleidsregels Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2013

Beleidsregels Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2013

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

BELEIDSREGELS BEHORENDE BIJ DE VERORDENINGWET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTEWIJDEMEREN <strong>2013</strong>Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>1


Hoofdstuk 1. InleidingVoor u liggen de beleidsregels behorende bij de <strong>Verordening</strong> wet <strong>maatschappelijke</strong><strong>ondersteuning</strong> gemeente Wijdemeren <strong>2013</strong>. De beleidsregels zijn een uitwerking van de<strong>Verordening</strong> zoals die door de gemeenteraad is vastgesteld. In de beleidsregels staat hoe inde praktijk vorm wordt gegeven aan de in de verordening gestelde regels. Er is ook eenToelichting op de <strong>Verordening</strong> wet <strong>maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> gemeente Wijdemeren<strong>2013</strong>. In de toelichting worden de bepalingen uit de verordening nader uitgelegd. De Nadereregels behorende bij de <strong>Verordening</strong> <strong>maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> gemeente Wijdemeren<strong>2013</strong> vormt de financiële vertaling van de verordening.Doel van de Wmo is dat iedere burger, ook met een beperking, zelfredzaam is enmaatschappelijk kan participeren. Het ‘mee kunnen doen aan de samenleving’ staat centraalen wanneer dit niet mogelijk is, biedt het college <strong>ondersteuning</strong>. In artikel 4 van de Wmostaat de compensatieplicht van het college verankerd. Daar waar burgers beperkingenondervinden bij:- het voeren van een huishouden;- het zich in en om het huis verplaatsen;- het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;- het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden;en hierbij niet of niet volledig in staat zijn om zelf oplossingen te organiseren, heeft hetcollege de plicht om compenserende maatregelen te treffen. Deze maatregelen moeten deeffecten van de beperkingen op de zelfredzaamheid en/of <strong>maatschappelijke</strong> participatiewegnemen. De compensatieplicht geeft belanghebbenden geen recht op een voorziening.Wel heeft het college de plicht om belanghebbende te compenseren. Dit houdt in dat burgersdie beperkingen ondervinden in hun zelfredzaamheid en/of <strong>maatschappelijke</strong> participatiemogen verwachten dat het college hen ondersteunt bij het bereiken van resultaten opbovengenoemde terreinen.Kernbegrippen van de <strong>Verordening</strong> wet <strong>maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> gemeenteWijdemeren <strong>2013</strong> zijn:- maatwerk- te bereiken resultaten- zelforganiserend vermogen/eigen kracht (mogelijkheden)In het proces van vraag naar <strong>ondersteuning</strong> staan de te bereiken resultaten centraal. Devoorzieningen die nodig zijn om het resultaat te bereiken zijn ondergeschikt aan hetbetreffende resultaat. Hierbij geldt: eigen oplossingen gaan voor op compenserendevoorzieningen vanuit het college. Bij het vaststellen van het te bereiken resultaat is eengesprek met de Wmo consulent essentieel. Dit gesprek gaat in op verschillendelevensdomeinen om zo vanuit een integrale aanpak met de vraag van belanghebbende omte gaan. Hierbij wordt ingegaan op de knelpunten die belanghebbende ondervindt in zijnzelfredzaamheid en <strong>maatschappelijke</strong> participatie, welke mogelijkheden hij ondanks debeperkingen heeft, welke resultaten hij wenst te bereiken en in hoeverre belanghebbendeeigen oplossingen kan realiseren. Daar waar belanghebbende niet (volledig) in staat is omeigen oplossingen te realiseren, ondersteunt het college door voorzieningen te treffen dieleiden tot het te bereiken resultaat.In de beleidsregels wordt omschreven hoe het proces van vraag naar <strong>ondersteuning</strong>ingericht is en hoe de afweging voor de inzet van gemeentelijke <strong>ondersteuning</strong> wordtgemaakt. Hierbij geldt dat in de afweging het principe van gemotiveerd maatwerk centraalstaat. Problemen van burgers hangen veelal met elkaar samen. Zo kan gezondheid invloedhebben op het werk, de woonsituatie of op relaties met vrienden en familie. De oplossingenzijn echter vaak georganiseerd rond stukjes van de vraag van mensen. Om personen meteen hulpvraag adequaat te ondersteunen is het van belang dat er één toegankelijke plek iswaar breed wordt gekeken naar de vraag en waar samen met belanghebbende prioriteitenVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>2


worden gesteld: het Wmo loket. Bij het integraal benaderen van de hulpvraag vanbelanghebbende vervult een gesprek met de Wmo consulent een sleutelrol.Bij het Wmo loket en door de Wmo consulent wordt gewerkt vanuit de gedachte datpersonen met dezelfde beperkingen/hulpvraag niet altijd met dezelfde oplossingen geholpenzijn. Elke vraag wordt individueel behandeld en per individu wordt naar passendeoplossingen gezocht. De invulling van het proces van vraag naar <strong>ondersteuning</strong> is wel vooriedereen gelijk, om zo voor iedereen een gelijke aanpak te waarborgen.In hoofdstuk 2 leest u de uitgangspunten van gemeente Wijdemeren in de uitvoering van deWmo. Hoofdstuk 3 gaat over de aanspraak op compensatie. In hoofdstuk 4 wordt per tebereiken resultaat het afwegingskader gegeven. In hoofdstuk 5 wordt besproken hoe hetcollege komt tot de te bereiken resultaten. Hoofdstuk 6 gaat over de bepalingen ten aanzienvan de te verstrekken resultaatgerichte voorzieningen. In hoofdstuk 7 ten slotte vindt u deprocedurele bepalingen.Hoofdstuk 2: Uitgangspunten gemeente Wijdemeren in de uitvoering van het Wmobeleid2.1. InleidingUitgangspunten van de gemeente Wijdemeren bij de uitvoering van het Wmo beleid zijn:a. Iedereen moet volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen.b. Zelfredzaamheid en eigen kracht en verantwoordelijkheid zijn uitgangspunt. Pas alsmensen het zelf niet meer kunnen regelen en ook geen beroep kunnen doen op hun eigensociale netwerk, moet de overheid <strong>ondersteuning</strong> bieden.c. De Wmo stelt de vraag (en dus niet het aanbod) centraal. Mensen moeten zelf de regiehouden en kunnen kiezen voor die vorm van <strong>ondersteuning</strong>, die het beste bij hen past2.2. ZelfredzaamheidDe Wmo verlangt dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid nemen bij het oplossen vanhun belemmeringen, zo mogelijk samen met het (sociale) netwerk. Wanneerbelanghebbende zich tot het Wmo loket wendt met een hulpvraag wordt eerst onderzocht inhoeverre belanghebbende, eventueel samen met zijn (sociale) netwerk, eigen oplossingenkan realiseren. Eigen oplossingen gaan dan ook voor op gemeentelijke <strong>ondersteuning</strong>. Deeigen oplossingen en oplossingen via het netwerk worden tijdens het gesprek met de Wmoconsulent besproken. De belanghebbende kan de eigen verantwoordelijkheid bijvoorbeeldinvullen door:1. Het aanschaffen van een algemeen gebruikelijke voorziening:Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die overal te verkrijgen is,laagdrempelig in de aanschaf en ook wordt aangeschaft door mensen zonderbeperking.2. Het zelf dragen van de kosten voor de (aanschaf van) de voorziening:Uitgangspunt is dat men zo veel mogelijk op basis van het zelforganiserendvermogen (eigen kracht) in oplossingen voorziet. Hier valt ook financiële eigen krachtonder. Belanghebbende wordt gestimuleerd om de noodzakelijke voorziening(en) zelfaan te schaffen.3. Het organiseren van oplossingen via het netwerk:Mensen helpen elkaar en zorgen voor elkaar, zoals buren die voor elkaarboodschappen doen, mantelzorgers, bedrijven die vrijwilligersorganisaties steunen enmensen die het initiatief nemen tot activiteiten voor de buurt. Mensen zetten zich voorelkaar in, vaak zonder dat het college zich hiermee bemoeit. Vaak is er in het netwerkveel bereidheid om te helpen.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>3


Ook bij het vermogen om eigen oplossingen te realiseren staat het principe van maatwerkaltijd centraal. Wanneer de eigen mogelijkheden niet leiden tot het te bereiken resultaat,ondersteunt het college door compenserende maatregelen te treffen.Enkele voorbeelden van de eigen verantwoordelijkheid:1. Als belanghebbende altijd al iemand inhuurde voor het schoonhouden van het huis,hoeft daar niets aan te veranderen als hij op basis van leeftijd of een ongevalbeperkingen krijgt. Dat zou anders kunnen zijn als door het ontstaan van debeperking het inkomen daalt. Het kan dan zijn dat iemand de eerder ingehuurdeschoonmaakhulp niet meer kan betalen. Dit kan een aanleiding zijn omcompenserende maatregelen te treffen om belanghebbende in staat te stellen tewonen in een schoon huis. Het kan ook zijn dat (veel) meer hulp in de huishoudingnodig is. Dit kan ertoe leiden dat het college ter compensatie <strong>ondersteuning</strong> biedt.Belanghebbende kan zo veel mogelijk strijkvrije kleding aanschaffen en gebruiken omonnodig beroep op een hulp te voorkomen. Ook nieuwe technische mogelijkheden,zoals een robotstofzuiger, kunnen bekeken worden.2. Veel mensen zijn gewend gebruik te maken van een auto. Als zij een beperkingkrijgen, door leeftijd of door een ongeval, hoeft er voor hun verplaatsingen niets teveranderen als zij in staat blijven om zich met diezelfde auto te verplaatsen. Er is dangeen sprake van noodzaak tot compensatie. Wanneer mensen door hun beperkingveel meer verplaatsingen zouden moeten maken, of als de auto voor hun handicapaangepast zou moeten worden, kan er sprake zijn van een<strong>ondersteuning</strong>sbehoefte/compensatienoodzaak.Belanghebbende kan het netwerk inzetten (meerijden) en/of zelf de kosten dragenvoor ritten met aangepast vervoer. Ook kan belanghebbende eventueel (een deelvan) de kosten van een eventuele autoaanpassing zelf dragen.3. Als iemand 65 is en zijn badkamer gaat renoveren mag het college veronderstellendat hij - ook al zijn er nog geen beperkingen - rekening houdt met het gegeven dat hijeen dagje ouder wordt. Dat betekent dat de persoon in kwestie aan een douche moetdenken in plaats van uitsluitend een bad. Daar spelen allerlei individuele factorennatuurlijk in mee (zoals: Is er plaats voor? Wat is de rol van het bad voor therapie ?).2.3. MantelzorgersBinnen de Wmo vormen mantelzorgers en vrijwilligers een bijzondere groep. Zij vallen onderde werking van prestatieveld 6 van de Wmo. Artikel 4 van de Wmo maakt duidelijk dat demantelzorger geen zelfstandig recht op individuele Wmo voorzieningen heeft, maar dat devoorzieningen die worden toegekend aan degene met de beperking, ook tot doel hebben detaak van de mantelzorger te ondersteunen. In de uitvoering betekent dit dat mantelzorgerszo veel mogelijk moeten worden betrokken bij het gesprek en bij het inzetten vancompenserende maatregelen bij degene aan wie zij mantelzorg verlenen. De behoeften vande verzorgde en die van de mantelzorger worden integraal aan de orde gebracht en bij hetuiteindelijke besluit meegenomen. In de in hoofdstuk 4 omschreven afwegingskaders komtdit uitgangspunt per resultaat tot uiting. Per resultaat wordt er rekening gehouden met debelangen van de mantelzorger en het eventuele geval van dreigende overbelasting.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>4


Hoofdstuk 3. Aanspraak op compensatie3.1. InleidingDe in het vorige hoofdstuk omschreven eigen verantwoordelijkheid wordt vertaald in eenaantal algemene bepalingen rondom aanspraak op compensatie. In dit hoofdstuk wordtingegaan op deze algemene bepalingen. De afwegingscriteria die worden genoemd moetenniet worden gezien als vaststaande voorwaarden. Deze criteria worden meegenomen in deaanspraak. De rol en positie van de criteria kan van persoon tot persoon verschillen. Niet hetcriterium op zich, maar de unieke situatie van de klant staat in het proces van vraag naar<strong>ondersteuning</strong> centraal.3.2 . De aanwezigheid van een compensatienoodzaakHet college heeft alleen een compensatieplicht wanneer er sprake is van eencompensatienoodzaak. Zonder de aanwezigheid van een compensatienoodzaak,bijvoorbeeld doordat belanghebbende zelf in oplossingen kan voorzien, bestaat er geengrondslag voor het college om compenserende maatregelen te treffen. De aanwezigheid enmate van de compensatienoodzaak wordt aan de hand van zorgvuldig onderzoekvastgesteld. Hierbij staat de persoonlijke situatie van belanghebbende centraal en wordt vanbelanghebbende verwacht dat hij zo veel mogelijk via eigen oplossingen (zie 3.3) de effectenvan de beperkingen op de zelfredzaamheid en/of <strong>maatschappelijke</strong> participatie wegneemt.3.3. Het zelforganiserend vermogenEr bestaat geen aanspraak op <strong>ondersteuning</strong> als redelijkerwijs van belanghebbende zelf ofvan anderen in de omgeving van belanghebbende (zoals huisgenoten, familieleden enoverige leden uit het sociale netwerk van de belanghebbende) kan worden verwacht dat zijmeewerken aan het bereiken van het resultaat. Van de belanghebbende wordt verwacht dathij in de eerste plaats zo veel mogelijk een beroep doet op zichzelf en zijn/haar omgeving,voordat hij het college om compenserende maatregelen vraagt (zie 2.2).Onder het eigen netwerk worden uitdrukkelijk ook de mantelzorger(s) verstaan. Met ingangvan de Wmo zijn gemeenten verplicht mantelzorgers te ondersteunen. Het kan zijn dat in de<strong>ondersteuning</strong>sbehoefte van degene met een hulpvraag (voor een deel) kan wordenvoorzien door de aanwezige mantelzorger steun te bieden. Dit moet goed onderzochtworden. Het is daarom van groot belang dat de mantelzorger ook bij het gesprek met deWmo consulent aanwezig is of daar in ieder geval bij wordt betrokken. De mantelzorger isimmers een belangrijke informatiebron als ervaringsdeskundige. Hij kan ook verhelderenwelke taken hij wel/niet kan uitvoeren en in hoeverre compensatie vanuit het college nodig is.3.4. Goedkoopst- compenserendHet criterium goedkoopst-compenserend betekent dat een te verstrekken voorzieningallereerst compenserend moet zijn en moet leiden tot het resultaat. Een voorziening iscompenserend wanneer de effecten van een beperking op de (<strong>maatschappelijke</strong>) participatieen de zelfredzaamheid weggenomen worden. Zijn meerdere voorzieningen/oplossingencompenserend, leiden meerdere voorzieningen naar het te bereiken resultaat en passenmeerdere voorzieningen bij de hulpvraag van de klant, dan wordt uit dievoorzieningen/oplossingen voor de goedkoopste maatregel gekozen. Het gaat dan om devoorziening die voor het college het goedkoopst is. Er wordt altijd rekening gehouden met de(sociale) factoren die bij de belanghebbende spelen en de resultaatgerichtheid van devoorziening blijft centraal staan.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>5


Er kan ook rekening worden gehouden worden met zogenoemde macro-overwegingen,overwegingen die het gehele beleid en de consequenties betreffen. Een voorbeeld hiervan ishet compenseren via het collectief vervoer. Het collectief vervoer ontleent zijn besparingenvanuit de mogelijkheden combinatieritten te maken die de kilometerprijs naar benedenkunnen brengen. Het is dus in het belang van het systeem zo veel mogelijk gebruikers tehebben. Dat mag meetellen: dus ook al is een andere voorziening dan het collectief vervoerwellicht goedkoper, mee mag tellen dat als er uitzonderingen gemaakt worden de basisonder het collectief vervoer in gevaar zou kunnen komen.3.5. Algemeen gebruikelijkAlgemeen gebruikelijke voorzieningen zijn voorzieningen die niet speciaal bedoeld zijn voormensen met een beperking (zodat de voorziening ook op grote schaal door personen zonderbeperking wordt gebruikt), die in een reguliere winkel te koop zijn en die niet (aanzienlijk)duurder zijn dan vergelijkbare producten. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld muurbeugelstot en met 30 cm, doucheglijstang, een thermostaatkraan enzovoort.Het aanschaffen van algemeen gebruikelijke voorzieningen ligt in lijn met het zelfoplossendvermogen van belanghebbende. Ook bij algemeen gebruikelijke voorzieningen moet goedworden gekeken naar de leefsituatie van belanghebbende en of de betreffende voorzieningin de persoonlijke situatie van belanghebbende ook als algemeen gebruikelijk aan te merkenis. Want: wat voor de een gebruikelijk is – een thuisbezorgde maaltijd van 10 euro – is voorde ander zeer begrotelijk, zeker als dat een paar maal per week moet gebeuren. Omdat definanciële draagkracht per persoon verschilt, is het van wezenlijk belang om maatwerk televeren.3.6. Compensatie via algemene voorzieningenHet kan zijn dat de effecten van de beperking(en) op de <strong>maatschappelijke</strong> participatie vanbelanghebbende via algemene voorzieningen weggenomen kunnen worden. Wanneer eenalgemene voorziening de goedkoopst-compenserende oplossing is en/of een gelijke ofgrotere compensatie biedt dan een individuele voorziening, vervalt de compensatie via eenindividuele voorziening. Dit omdat de algemene voorziening de hulpvraag vanbelanghebbende dan al beantwoord heeft.Bij algemene voorzieningen gaat het om <strong>ondersteuning</strong> die in ieder geval betrekking heeft oplichte, niet complexe <strong>ondersteuning</strong>;3.7. Voorliggende oplossingen (artikel 2 Wmo)Voorliggende oplossingen zijn oplossingen op grond van andere wettelijke regelingen, waarbelanghebbende gebruik van kan maken. Het gaat daarbij om voorzieningen diebelanghebbende kan aanvragen en gebruiken en die (deels) de beperkingen kunnencompenseren. Bekende voorbeelden zijn de kinderopvang, de financiële steun op grond vande Wwb, de hulpmiddelen van de Zvw, de zorg uit de AWBZ, huur- en zorgtoeslag. De Wmoconsulent heeft kennis van de bestaande voorliggende voorzieningen en zorgt voor hetverstrekken van advies en informatie, een eventuele doorverwijzing, en zo veel mogelijkrechtstreeks voor een directe toeleiding (bijvoorbeeld naar de zorgverzekeraar).In de onderstaande, niet-limitatieve, opsomming staan enkele wetten die voorrang hebbenop de Wmo:- AWBZ;- Zorgverzekeringswet;- TOG 2000;Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>6


- Leerlingenvervoer;- WIA.Als het gaat om participatievraagstukken en/of gemeentelijke <strong>ondersteuning</strong> wordt uitgegaanvan het dienstverleningsconcept één klant – één plan – één contactpersoon. Mensen metvragen over participatie moeten op één centrale plek terecht kunnen (één contactpersoon).Om vragen integraal te kunnen benaderen en tot een meer efficiënte organisatie van deinformatie- en adviesfunctie te komen, beleggen we deze functie in het Wmo loket. Bij hetWmo loket wordt breed gekeken naar de vraag van belanghebbende (één plan).Belanghebbenden moeten zo veel mogelijk zelf de regie nemen over de oplossing van hunvragen. Als bij complexe vraagstukken (veel) verschillende partijen zijn betrokken, kan eenWmo consulent de procesregie nemen.3.8. Eerdere compensatie in het kader van enige wettelijke bepaling of regelingAls er al in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is gecompenseerd en denormale afschrijftermijn van de voorziening nog niet is verstreken, wordt niet nogmaalsgecompenseerd als belanghebbende aantoonbaar onzorgvuldig met de voorziening isomgegaan (bijvoorbeeld om het huis geschikt te maken, of een voorziening om zich teverplaatsen)Voordat er uitgegaan wordt van een onzorgvuldige behandeling van devoorziening door belanghebbende, doet de Wmo consulent zorgvuldig onderzoek.Wanneer door onzorgvuldig gebruik - of zelfs misbruik - regelmatig reparaties nodig zijn ombijvoorbeeld een vervoersvoorziening rijdend te houden, overlegt een Wmo consulent eerstmet belanghebbende om duidelijk te maken dat dit niet de bedoeling is. Wanneerbelanghebbende onzorgvuldig omgaat met de voorziening wordt het resultaat niet bereikt enkan men zich afvragen of de compensatie wel noodzakelijk is. Wanneer na het gesprek metde Wmo consulent - en eventuele waarschuwingen daarna - de problemen zich blijvenherhalen, dan kan de <strong>ondersteuning</strong> worden ingetrokken. Het beoogde resultaat wordt doorhet gedrag van belanghebbende niet bereikt. Zeker bij belanghebbenden die afhankelijk zijnvan bepaalde vormen van <strong>ondersteuning</strong> kan dit een zeer ingrijpende, maar noodzakelijkemaatregel zijn. Goed onderzoek (naar de redenen van het verloren gaan van de voorziening)blijft daarom essentieel.3.9. Medewerking en legitimatieOm de persoonsgegevens te kunnen vaststellen en verifiëren kan het college het wenselijkvinden dat belanghebbenden zich legitimeren. Dat kan door het overleggen van een geldigidentiteitsbewijs als bedoeld in de <strong>Wet</strong> op de identificatieplicht. Wanneer de belanghebbendeweigert zich te legitimeren, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld. Ten aanzien vanvreemdelingen die een aanvraag indienen is het identiteitsbewijs van belang voor hetvaststellen van de verblijfsrechtelijke status. Een rijbewijs wordt niet als een geldigidentiteitsbewijs aangemerkt, omdat het rijbewijs geen nationaliteit vermeldt.Hoofdstuk 4: De te bereiken resultaten4.1. Algemene onderdelen van het afwegingskader4.1.2. Het gesprek en eigen oplossingenDe te bereiken resultaten op basis van artikel 4 lid 1 van de Wmo zijn:- Het wonen in een schoon en leefbaar huis (4.2)- Het wonen in een geschikt huis (4.3)- Boodschappen doen en maaltijden aanreiken (4.4)Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>7


- Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding (4.5)- Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren (4.6)- Het zich in en om de woning verplaatsen (4.7)- Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel (4.8)- Het ontmoeten van medemensen en het aangaan/onderhouden van socialeverbanden (4.9)Op deze terreinen heeft het college een resultaatverplichting. Voor alle bovengenoemderesultaten geldt dat er allereerst een gesprek wordt gevoerd met belanghebbende. Omvanuit een integrale benadering met de hulpvraag van belanghebbende om te gaan enoptimaal maatwerk te kunnen leveren, is het uitgangspunt om tijdens het gesprek in te gaanop meerdere levensdomeinen. Ten aanzien van de hulpvraag staan de mogelijkheden eneigen oplossingen van belanghebbende centraal. Wat kan belanghebbende zelf doen om hetresultaat te bereiken en wat kan het sociale netwerk daarin betekenen (zie ook 2.2)? Is ersprake van gebruikelijke zorg (zie 4.1.3)?Wanneer belanghebbende niet of niet volledig in staat is om eigen oplossingen te realiseren,of wanneer er geen sprake is van gebruikelijke zorg, beoordeelt het college samen metbelanghebbende overige oplossingen. Welke voorzieningen compenseren voldoende en inhoeverre leiden deze voorzieningen tot het te bereiken resultaat? Wanneer er sprake is vaneen compensatienoodzaak en belanghebbende niet of niet volledig in eigen oplossingen kanvoorzien, treft het college de nodige compenserende maatregelen om het beoogde resultaatte bereiken.4.1.3. Gebruikelijke zorgVan gebruikelijke zorg is sprake als er een huisgenoot aanwezig is die in staat kan wordengeacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: eenpersoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze -één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot isbijvoorbeeld een inwonend kind, maar kunnen ook inwonende ouders zijn. Of iemandinwonend is wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat inwonendtegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, met een eigenhuisnummer, eigen nutsvoorzieningen, een eigen voordeur e.d. Alle huisgenoten die ouderzijn dan 18 jaar zijn verplicht om huishoudelijke zorg te bieden. Vanaf 18 jaar wordt menverondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen draaien. Tot 18 jaar wordt vanhuisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren. Dit kunnen zij bijvoorbeeld doen doorhun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoalshet doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas. Bij gebruikelijke zorg wordtuitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnenrunnen. Alleen bij afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachtenkunnen de niet-uitstelbare taken overgenomen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijkwerk gaat het veelal om taken die kunnen worden uitgesteld. Alleen als schoonmaken nietkan worden uitgesteld moet dat direct gebeuren. Voor dergelijke situaties kan het zijn dat,ondanks het aanwezig zijn van gebruikelijke zorg, de gemeente compenserendemaatregelen treft om het resultaat te bereiken. De beoordeling van gebruikelijke zorg staatvooral in de afwegingskaders als omschreven in paragraaf 4.2, 4.4, 4.5 en 4.6 centraal.4.1.4. Vorm van <strong>ondersteuning</strong>Afhankelijk van het resultaat kan het college de <strong>ondersteuning</strong> toekennen in natura, als pgbof als financiële tegemoetkoming. Bij een verstrekking als pgb wordt de <strong>ondersteuning</strong> diebelanghebbende zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen.Belanghebbende betaalt een eigen bijdrage (bij <strong>ondersteuning</strong> in natura of een pgb) of eeneigen aandeel (bij een financiële tegemoetkoming). Als het voor het bereiken van hetVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>8


eoogde resultaat noodzakelijk en wenselijk is, is er een andere vorm van toekennenmogelijk. In de Nadere regels behorende bij de <strong>Verordening</strong> MaatschappelijkeOndersteuning <strong>2013</strong> wordt de systematiek voor de totstandkoming van het pgb en financiëletegemoetkoming toegelicht. Wanneer het gaat om diensten kent het college de<strong>ondersteuning</strong> toe in minuten. Dit kan worden afgerond naar hele en halve uren. Wanneerhet een pgb of financiële tegemoetkoming voor de inkoop van goederen gaat, kunneneventuele kosten van onderhoud en reparatie onder de verstrekking vallen.4.1.5. Belangen mantelzorgersTijdens het gesprek en bij de invulling van de te bereiken resultaten houdt het collegerekening met de belangen van mantelzorgers. Hierbij wordt nadrukkelijk aandachtgeschonken aan (dreigende) overbelasting van de mantelzorger. Ook kan het gaan ommaatregelen die de mantelzorger in staat stellen om de mantelzorg te kunnen verrichten. Zonodig kan het college via de verzorgde compenserende maatregelen treffen. Het gaat danom een afgeleid ´recht´ van de verzorgde. De mantelzorger heeft bij wet nog geenzelfstandig ´recht´ op een aanspraak. Bovengenoemde uitgangspunten gelden voor alle tebereiken resultaten. Ten aanzien van een aantal resultaten worden in dit hoofdstukspecifieke afwegingen opgenomen die een rol spelen bij de <strong>ondersteuning</strong> van/aanmantelzorgers.4.2. Het wonen in een schoon en leefbaar huis4.2.1. InleidingWanneer gesproken wordt over het resultaat ‘een schoon en leefbaar huis’ wordt om hetresultaat te bereiken <strong>ondersteuning</strong> ingezet in de vorm van zwaar en licht huishoudelijk werk.Het gaat daarbij concreet om bijvoorbeeld het stofzuigen van de woning, het soppen vanbadkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het overige schoonhouden van deruimten die onder de compensatieplicht vallen. Onder de compensatieplicht vallen dieruimten die voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Hierbij wordt in de regel uitgegaan vanhet niveau van de sociale woningbouw. Dit niveau is vastgesteld in het Bouwbesluit 2012.Echter, persoonskenmerken en speciale omstandigheden van belanghebbende kunnen hetnoodzakelijk maken van dit uitgangspunt af te wijken.4.2.2. Specifieke afwegingen voor het resultaat: Het wonen in een schoon en leefbaarhuis• Het gaat om alle activiteiten om het huis, exclusief de tuin, maar inclusief balkon enberging, schoon en leefbaar te houden.• Wanneer er compenserende maatregelen worden getroffen, worden de huishoudelijketaken in minuten berekend, met als richtlijn hoofdstukken 5 en 6 uit het document: ’RichtlijnIndicatieadvisering Hulp bij het Huishouden (MO-Zaak, 2011)’ (zie bijlage 3 bij dezebeleidsregels). Deze richtlijnen gelden slechts als afwegingskader voor het bepalen vanhet volume. De <strong>ondersteuning</strong> wordt op basis van de persoonlijke situatie vanbelanghebbende ingezet. De Wmo consulent kan zo nodig de tijd die nodig is ombepaalde activiteiten uit te voeren naar boven en beneden bijstellen.• Ook bij mantelzorgers kan sprake zijn van problemen met een schoon huis. Dit kan intwee situaties het geval zijn. Bij de eerste situatie komt de mantelzorger aantoonbaar niettoe aan een bijdrage tot een schoon en leefbaar huis van de verzorgde. Dat zou kunnenals gevolg van (dreigende) overbelasting. Een tweede situatie is dat de mantelzorger niettoekomt aan het schoonmaken van het eigen huis. In beide situaties kan het college viade verzorgde compenserende maatregelen treffen.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>9


4.3. Het wonen in een geschikt huis4.3.1. Inleiding‘Het wonen in een geschikt huis’ valt onder artikel 4 lid 1 van de Wmo. De compenserendemaatregel moet erop gericht zijn de beperkingen die iemand bij het normale gebruik van dewoning ondervindt weg te nemen. Het begrip ‘normale gebruik van de woning’ houdt in datmensen de normale (elementaire) woonfuncties moeten kunnen verrichten, zoals slapen,eten, lichaamsreiniging, het doen van essentiële huishoudelijke werkzaamheden, horizontaleen verticale verplaatsingen binnen de woning, toegang tot de woningen de verzorging vankinderen. Een belangrijke voorwaarde voor compensatie is dat er al een woning is. IedereNederlandse burger moet zelf voor een woning zorgen. De compensatieplicht betreft hetuitrustingsniveau van de sociale woningbouw, zoals vastgesteld in het Bouwbesluit 2012.Woonvoorzieningen op dat uitrustingsniveau zijn van voldoende kwaliteit; duurdere of anderevoorzieningen hoeven niet te worden verstrekt. Ook ten aanzien van de te hanterenafschrijftermijnen wordt aangesloten bij het niveau van de sociale woningbouw.4.3.2. Specifieke afwegingen voor het resultaat: Het wonen in een geschikt huis• Iedereen moet zelf zorgdragen voor een woning. Daarbij mag er vanuit worden gegaandat er redelijkerwijs rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreftde toekomst.• Bij grote aanpassingen aan de eigen woning wordt beoordeeld of verhuizing (naar een algeheel aangepaste woning, of bijvoorbeeld naar een goedkoper en gemakkelijker aan tepassen woning) de goedkoopste en meest compenserende oplossing is. Wanneerverhuizen naar een andere woning compenserend is, en ook de goedkoopste oplossing,spelen niet alleen deze twee criteria een rol in de beoordeling. Persoonlijke en socialeaspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijnwaarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoordetermijn), de argumenten pro en contra verhuizing op basis van het sociale leven vanbelanghebbende en eventueel aanwezige mantelzorg. Aan een besluit gaat een zeerzorgvuldige afweging van alle argumenten vooraf.• Ook wanneer het om een mantelzorgwoning gaat, gaat het college uit van de eigenverantwoordelijkheid voor het hebben van een woning. Dit kan door zelf een woning tebouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan wordengeplaatst. Daarbij moet als uitgangspunt genomen worden dat de zorgvrager ten minstedezelfde huisvestingskosten besteedt aan het gebruik van de mantelzorgwoning als hijbesteedde voordat er mantelzorg verleend werd. Daarbij kan gedacht worden aan huur,kosten nutsvoorzieningen, verzekeringen enz. Met die middelen zou eenmantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnenworden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen.De Wmo consulent kan adviseren/informeren en ondersteunt zo veel mogelijk als hetgaat om de nodige vergunningen op het gebied van de ruimtelijke ordening.• Een aanbouw wordt alleen geplaatst als van tevoren vaststaat dat inpandige aanpassingonmogelijk is en als de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen vanwoningcorporaties het geval is. Bij eigen woningen is de kans op hergebruik miniem.Daarom kiest het college bij eigen woningen als het maar enigszins kan voor het plaatsenvan een herbruikbare losse woonunit.• Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst meteen programma van eisen, waarmee belanghebbende zo nodig meerdere offertes op kanvragen.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>10


• Het aanpassen van doelgroepengebouwen gebeurt conform de afspraken zoals die doorhet college zijn of worden gemaakt met de (toekomstige) eigenaar van deze woningen.• Het college betaalt een financiële tegemoetkoming en een pgb voor een bouwkundigeaanpassing aan een woning uit aan de eigenaar van de woning (artikel 7 lid 2 Wmo). Hierbetaalt belanghebbende een eigen aandeel/eigen bijdrage voor. De beschikking wordtverstuurd aan de belanghebbende, eventueel met een afschrift aan de eigenaar.• Het college kan een niet-bouwkundige aanpassing aan de woning in natura en als pgbverstrekken aan belanghebbende. Hier betaalt belanghebbende een eigen bijdrage voor.• Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het collegerekening met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelendie door mantelzorgers bediend moeten worden.• De normbedragen die gebruikt worden voor de kosten van compensatie zijn, voor zovervan toepassing, de bedragen die NIBUD hiervoor hanteert.4.4. Boodschappen doen en maaltijden aanreiken4.4.1. InleidingDe compensatieplicht voor ‘boodschappen doen’ is beperkt tot de levensmiddelen enschoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden.Hieronder vallen dus niet de grotere inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoalsapparaten.Het is maatschappelijk aanvaard dat mensen geclusterd boodschappen doen voor eenaantal dagen achterelkaar. Hier wordt bij de invulling van dit resultaat bij aangesloten: -uitgegaan wordt van eenmaal per week boodschappen doen. Hierbij geldt dat er zo veelmogelijk gebruik wordt gemaakt van een boodschappenservice, van supermarkten ofvrijwilligersorganisaties.Voor het bereiden/aangereikt krijgen van maaltijden kan in sommige gevallen gebruikworden gemaakt van een maaltijdservice. Ook zijn er kant- en klaar maaltijden te koop in desupermarkt die soms (tijdelijk) een oplossing kunnen bieden.4.4.2. Specifieke afwegingen voor het resultaat: Boodschappen doen en maaltijdenaanreiken• Onder dit resultaat worden gerekend de boodschappen voor levens- enschoonmaakmiddelen die dagelijks nodig zijn en zo nodig de bereiding van maaltijden.• Het doen van boodschappen is uitstelbare hulp, het bereiden van maaltijden is nietuitstelbarehulp. Voor dergelijke situaties kan het zijn dat, ondanks het aanwezig zijn vangebruikelijke zorg, het college compenseert ten einde het resultaat te bereiken.• Wanneer er compenserende maatregelen worden getroffen, wordt de omvang van de<strong>ondersteuning</strong> in minuten berekend, met als richtlijn hoofdstukken 5 en 6 uit het document:’Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden (MO-Zaak, 2011)’ (zie bijlage 3 bij dezebeleidsregels). Deze richtlijnen gelden slechts als afwegingskader voor het bepalen vanhet volume. De <strong>ondersteuning</strong> wordt op basis van de persoonlijke situatie vanbelanghebbende ingezet. De Wmo consulent kan zo nodig de tijd die nodig is ombepaalde activiteiten uit te voeren naar boven en beneden bijstellen. Bij boodschappen isVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>11


het uitgangspunt: eenmaal in de week boodschappen doen. Wanneer blijkt dat alleenmeer dan eenmaal in de week boodschappen doen tot het te bereiken resultaat leidt,wijkt het college van dit uitgangspunt af.• In het geval van (dreigende) overbelasting van de mantelzorger(s) kan een individuelevoorziening aan de verzorgde worden toegekend. Deze voorziening kan dan niet – alshet een pgb betreft - door de mantelzorger worden ingevuld: het gaat immers om diens(dreigende) overbelasting. Het college kan ook op voorhand rekening houden metperiodes van afwezigheid van de mantelzorger voor bijvoorbeeld vakantie.4.5 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding4.5.1 InleidingDe dagelijkse kleding moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent hetwassen, drogen en in bepaalde situaties strijken en eventueel repareren van kleding.Het gaat hier om de normale dagelijkse kleding. Uitgangspunt is dat belanghebbende zo veelmogelijk rekening houdt met zijn/haar beperkingen bij het kopen van kleding. Gedacht kanworden aan het inkopen van kleding die zo min mogelijk gestreken hoeft te worden. Bij hetwassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare -algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger.4.5.2 Specifieke afwegingen voor het resultaat: Beschikken over schone, draagbare endoelmatige kleding• De inhoud van het resultaat schone en doelmatige kleding bestaat uit het wassen endrogen daarvan en eventueel licht verstelwerk, zoals het vastzetten van een naadje ofhet aanzetten van een knoop. Bij de berekening van de omvang van de <strong>ondersteuning</strong>wordt er zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij hoofdstukken 5 en 6 uit het document:‘Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden (MO-Zaak, 2011)’ (zie bijlage 3 bij dezebeleidsregels).• Er worden geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed gestreken.• Bij beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding gaat het over hetalgemeen om uitstelbare taken. Alleen als de was niet kan blijven liggen moet dat directgebeuren. Voor dergelijke situaties kan het zijn dat, ondanks het aanwezig zijn vangebruikelijke zorg, het college compenseert om het resultaat te bereiken.4.6. Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren4.6.1. InleidingDe zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van deouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beidewerken opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen (grootouders,kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatiedat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In diesituatie moet men een permanente oplossing zoeken.De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een aldan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelostzodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing. Het college compenseertalleen wanneer een van de/beide ouders/verzorgers zich met een hulpvraag bij het collegemeldt/melden.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>12


4.6.2. Specifieke afwegingen voor het resultaat: Het thuis zorgen voor kinderen die tothet gezin behoren• Wanneer het gaat om tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de partner vanwegewerkzaamheden niet thuis is.• Wanneer er compenserende maatregelen worden getroffen, wordt bij het bepalen van deomvang zo veel mogelijk aangesloten bij hoofdstuk 5 en 6 uit het document: ’RichtlijnIndicatieadvisering Hulp bij het Huishouden (MO-Zaak, 2011)’ (zie bijlage 3 bij dezebeleidsregels). Deze richtlijnen gelden slechts als afwegingskader voor het bepalen vanhet volume. De <strong>ondersteuning</strong> wordt op basis van de persoonlijke situatie vanbelanghebbende ingezet. De Wmo consulent kan zo nodig de tijd die nodig is ombepaalde activiteiten uit te voeren naar boven en beneden bijstellen.• Bij de toekenning stelt het college bij beschikking vast om welke tijdelijke periode het gaaten op welke wijze gezocht moet worden naar een definitieve oplossing.4.7. Het zich in en om de woning verplaatsen4.7.1. InleidingOm verschillende activiteiten in het dagelijks leven zelfstandig uit te kunnen voeren, moetmen in staat zijn zich in en om het huis te kunnen verplaatsen. Om de effecten van demobiliteitsbeperkingen op de (<strong>maatschappelijke</strong>) participatie van belanghebbende op teheffen, heeft de Wmo het college tot compensatie verplicht.4.7.2. Specifieke afwegingen voor het resultaat: Het zich in en om de woningverplaatsen• Het gaat om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat betekent dat het omverplaatsingen gaat die direct vanuit de woning worden gedaan.• Wanneer het noodzakelijk is dat het college compenseert, zet het college <strong>ondersteuning</strong>in om verplaatsingen in en om het huis mogelijk te maken. Als er noodzaak bestaat voor<strong>ondersteuning</strong> voor dagelijks zittend gebruik, stelt het college via een medisch en al danniet ergotherapeutisch advies een programma van eisen op.4.8. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel4.8.1. InleidingHet zich lokaal/regionaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om zich in deeigen woon- en leefomgeving/regio te verplaatsen. Het gaat hierbij om vervoer in de vrije tijd,dus niet naar werk, school of dagbesteding. Reizen in de vrije tijd is bijvoorbeeld een rit naarde supermarkt, naar de sportclub of naar familie. Voor reizen naar het werk, een opleiding ofnaar dagbesteding bestaan aparte regelingen. Het vervoer voor verplaatsingen van meerdan 5 vervoerszones (bovenregionaal vervoer) wordt uitgevoerd door Valys in opdracht vanhet ministerie van VWS.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>13


4.8.2. Specifieke afwegingen voor het resultaat: Het zich lokaal verplaatsen pervervoermiddel• Het resultaat ‘het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel’ gaat omdagelijkse/recreatieve verplaatsingen binnen een straal van 5 vervoerszones.• Wanneer het noodzakelijk is dat het college compenseert, zet het college <strong>ondersteuning</strong>in om lokale/regionale verplaatsingen mogelijk te maken. Hierbij staat devervoersbehoefte van belanghebbende centraal en wordt de compensatie afgestemd opde vervoersbehoefte van belanghebbende.Kan men geen 800 meter zelfstandig en in een redelijk tempo afleggen, al dan niet methulpmiddelen, dan wordt men verondersteld het openbaar vervoer niet te kunnenbereiken. Kan men dat wel, maar zijn er beperkingen bij het vervoer zelf, zoals het in- enuitstappen, het zitten, het zich staande kunnen houden bij het wegrijden of afremmen dankan het college compenserende maatregelen treffen om het resultaat te bereiken.• Het resultaat ’het zich lokaal/regionaal verplaatsen per vervoermiddel’ kan als individuelevoorziening door zowel een toekenning in natura als via een pgb worden bereikt. Voorzowel <strong>ondersteuning</strong> in natura als in de vorm van een pgb betaalt belanghebbende eeneigen bijdrage.Wanneer belanghebbende voldoende gecompenseerd is via het collectief vervoer, wordtalleen een pgb verstrekt wanneer een verstrekking in natura niet voldoendecompenserend is en niet bijdraagt aan het bereiken van het resultaat. Wanneer voor hetcollectief vervoer standaard ook een pgb zou moeten worden verstrekt, zou namelijk demogelijkheid bestaan dat door een leegloop van het collectief vervoer de basis onder ditvervoer uit zou vallen. Voor diegenen die afhankelijk zijn van collectief vervoer zou zo denatura voorziening wegvallen.• Wanneer het college om het resultaat te bereiken compenseert, moet de voorzieningbelanghebbende in staat stellen om ten minste een afstand van 2500 km per jaar kunnenafleggen. Als daar aanleiding voor is kan het college dit aantal ophogen.• Wanneer het college via collectieve voorzieningen compenseert, kan belanghebbendevoor gebruik van de voorziening een (reizigers)bijdrage moeten betalen in de vorm van(een deel van) het tarief dat voor de voorziening geldt.4.9. Het ontmoeten van medemensen en het aangaan/onderhouden van socialeverbanden4.9.1. InleidingHet gaat bij dit resultaat om de mogelijkheid deel te nemen aan recreatieve,<strong>maatschappelijke</strong> en religieuze activiteiten, dat wil zeggen deel te kunnen nemen aan hetleven van alledag. Een belangrijke voorwaarde hiervoor zit in een ander te bereikenresultaat: het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>14


4.9.2. Specifieke afwegingen voor het resultaat: Het ontmoeten van medemensen enhet aangaan/onderhouden van sociale verbanden• Het resultaat ‘het ontmoeten van medemensen en het aangaan/onderhouden van socialeverbanden’ gaat om het kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aangewenste activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken vanbijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven,maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunneninvullen.Hoofdstuk 5: Hoe te komen tot de te bereiken resultaten5.1. Aanmelding voor een gesprekHet proces van vraag naar <strong>ondersteuning</strong> begint met een gesprek tussen belanghebbendeen een Wmo consulent. Belanghebbende moet zich voor dit gesprek aanmelden. Dit doet hijbij voorkeur via een contactformulier. Dit contactformulier is ook digitaal (als e-formulier)beschikbaar op de website van de gemeente Wijdemeren. Ook is het mogelijk om zichmondeling of per e-mail voor een gesprek aan te melden.De afspraak voor het gesprek wordt binnen 10 dagen na de aanmelding gemaakt, innoodsituaties eerder. Hierdoor hebben beide partijen de gelegenheid zich op het gesprekvoor te bereiden. Het gesprek zelf volgt zo spoedig mogelijk. Nadat er een afspraakingepland is, stuurt de Wmo consulent belanghebbende een vragenlijst waarin de tebespreken onderwerpen/vragen staan.5.2. Het gesprekWanneer belanghebbende zich tot het college wendt met een hulpvraag, wordt in eersteinstantie een gesprek gevoerd met een Wmo consulent. Het doel van het gesprek is hetvaststellen van de <strong>ondersteuning</strong>sbehoefte. Gekeken wordt naar een of meer te bereikenresultaten en de oplossingen die daarbij passen, inclusief de eigen mogelijkheden. Dit allesbinnen het kader van de compensatieplicht. Het gesprek gaat in op de knelpunten diebelanghebbende ondervindt bij zijn zelfredzaamheid en <strong>maatschappelijke</strong> participatie. Hierbijstaan de mogelijkheden die belanghebbende ondanks zijn beperkingen heeft centraal. Deeigen oplossingen die belanghebbende, eventueel samen met het sociale netwerk, kanorganiseren nemen een sterke positie in tijdens het gesprek.Om vanuit een integrale benadering met de hulpvraag van belanghebbende om te gaan, enoptimaal maatwerk te kunnen leveren, gaat het gesprek in op meerdere levensdomeinen. Dete bespreken levensdomeinen zijn in ieder geval:- daginvulling (de tijd tussen opstaan en naar bed gaan)- wonen (verblijf en onderdak)- huishouding (wassen, koken, schoonmaken, boodschappen doen)- vrijetijdsbesteding (plezier van een hobby, liefhebberij of bezigheid)- inkomsten en uitgaven (over geld dat binnenkomt en weer uit gaat)- sociale contacten (de omgang met familie, vrienden, kennissen)- (verder) leren (een opleiding of cursus nodig hebben of erbij willen doen)- vervoer en mobiliteit (verplaatsingen van A naar B)- zelfverzorging (de dagelijkse verzorging)- zorg voor een ander (dagelijkse verzorging van anderen)- administratie (persoonlijke boekhouding bijhouden en papieren bewaren)Tijdens het gesprek is belanghebbende altijd vrij om andere onderwerpen te bespreken. Hetgesprek gaat per levensdomein in op in ieder geval de volgende vragen:Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>15


- Of belanghebbende belemmeringen ondervindt op het betreffende levensdomein en zoja, welke.- Of belanghebbende wenst dat er iets aan de belemmeringen wordt gedaan.- Welke oplossingen volgens belanghebbende de belemmeringen weg zouden kunnennemen. .- Wat belanghebbende zelf, eventueel in samenwerking met het sociale netwerk, kan doenom oplossingen te realiseren.- Waar belanghebbende hulp van anderen, bijvoorbeeld de gemeente, hulpverleners,instanties nodig heeft.Belanghebbende kan zelf kwaliteiten hebben die hij graag voor anderen inzet. In het gesprekwordt daarom stilgestaan bij de vraag wat belanghebbende zelf voor anderen kan betekenen(wederkerigheid). Ook de inzet van ervaringsdeskundigheid en kennis wordt benut,bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van beleid en de kwaliteit van de Wmo uitvoering.Het gesprek wordt volledig afgestemd op de wensen en behoeften van belanghebbende. Hetstaat belanghebbende vrij om voor hem/haar relevante personen bij het gesprek aanwezig telaten zijn. Het gesprek wordt bij belanghebbende thuis gevoerd. Als belanghebbende ditwenst kan het gesprek op het gemeentehuis van de gemeente Wijdemeren plaatsvinden.Hoe breed het gesprek over de <strong>ondersteuning</strong>sbehoefte is, verschilt van situatie tot situatie.Het gesprek en de formele beoordeling van een individuele aanvraag zijn verschillendezaken, ook al loopt het in de praktijk wel eens door elkaar heen. Dankzij het gesprek kan eeneventuele formele procedure vlotter doorlopen worden.5.3. Het verslagElk gesprek wordt in een verslag vastgelegd. Het belangrijkste is de formulering van het tebereiken resultaat, de daarbij horende oplossing en de afspraken over de manier waarop hetresultaat bereikt wordt. Wanneer belanghebbende na een gesprek een aanvraag voor eenindividuele voorziening indient, speelt het verslag een rol in de eventuele verdere procedure.Het verslag bevat in ieder geval: Een omschrijving van de beperking, het chronisch psychisch probleem en/of hetpsychosociaal probleem zoals ervaren door belanghebbende. De mogelijkheden die belanghebbende heeft ondanks dit probleem. De problemen die belanghebbende ondervindt op basis van dit probleem. De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de in artikel 4 lid 1 Wmoomschreven terreinen. Wat belanghebbende zelf, eventueel met hulp van anderen/het sociale netwerk kandoen om oplossingen te bewerkstelligen. Wat belanghebbende zelf kan betekenen voor anderen. Welke <strong>ondersteuning</strong> er van instanties/gemeente/hulpverleners nodig is.Na het gesprek met de Wmo consulent ontvangt belanghebbende een verslag van het gesprek.Hoe uitgebreid het verslag is kan met belanghebbende worden afgestemd. Vaak voldoet eenbeknopte terugkoppeling van de belangrijkste conclusies uit het gesprek.5.4. De aanvraag en motiveringAls uit het gesprek blijkt dat het nodig is dat het college een individuele voorziening alscompenserende maatregel treft, dan moet belanghebbende hier een formele aanvraag voorindienen. Belanghebbende kan de aanvraag doen via een daarvoor bestemdaanvraagformulier. Ook als uit het gesprek duidelijk gebleken is dat een bepaald individuelevoorziening niet de geschikte compenserende maatregel vormt, kan belanghebbendedesondanks een aanvraag indienen. Dit recht op het indienen van een aanvraag is in deAlgemene wet bestuursrecht vastgesteld.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>16


Binnen de Wmo draait het om maatwerk: belanghebbenden met dezelfde beperkingen zijnniet altijd met dezelfde oplossingen geholpen. Wanneer het gaat om het wel/niet treffen vancompenserende maatregelen heeft het college een expliciete, verzwaarde motiveringsplichtbij primaire beslissingen en beslissingen op bezwaar (artikel 26, Wmo). Deze bijzonderemotiveringsplicht beoogt de rechtsbescherming van de aanvrager te beschermen, juistomdat vanuit het principe van maatwerk (= uitgaan van ongelijkheid) de resultaatverplichtingvan het college wordt ingevuld. Vindt er geen uitgebreide inventarisatie naar de persoonlijkesituatie van belanghebbende plaats, dan komt een genomen besluit in aanmerking voorvernietiging wegens strijd met artikel 3(.2) van de Algemene wet bestuursrecht. Hierin zijnverplichtingen ten aanzien van het verkeer tussen burgers en bestuursorganen geregeld. Hetcollege moet goed motiveren waarom een bepaalde voorziening wordt ingezet en eenandere voorziening niet. Ook moet het college onderbouwen hoe dit besluit bijdraagt aan hetbevorderen of het behoud van de zelfredzaamheid en/of <strong>maatschappelijke</strong> participatie vanbelanghebbende. Dit alles moet het college in de beschikking verwoorden. Om invulling tekunnen geven aan het principe van ‘gemotiveerd maatwerk’, neemt het college bij debehandeling van de aanvraag de conclusies uit het gesprek met de Wmo consulent alsvertrekpunt. Deze conclusies gebruikt het college als voornaamste onderzoeksfeiten. In debeschikking staat in ieder geval het volgende:a. De belangrijkste conclusies uit het gesprek.b. Het te bereiken resultaat.c. De eigen oplossingen van belanghebbende om het resultaat te bereiken.d. Welke compenserende maatregelen het college treft om het resultaat te bereiken en deomvang daarvan.e. In welke vorm de compensatie plaatsvindt: in natura, als pgb of als financiëletegemoetkoming.f. Per wanneer de compensatie ingaat en de duur daarvan.g. Bij <strong>ondersteuning</strong> in natura: welke organisatie de <strong>ondersteuning</strong> levert.h. De voorwaarden waaronder de compensatie plaatsvindt.i. De regels die gelden ten aanzien van de verantwoording van het pgb/de financiëletegemoetkoming,5.5. AdviseringOm de compensatieplicht van het college goed in te kunnen vullen is het in sommigegevallen vereist om vanuit medisch oogpunt de situatie van belanghebbende teonderzoeken. Dit betekent dat het voor de Wmo consulent noodzakelijk kan zijn om in hetkader van het verrichten van nauwkeurig onderzoek, een (extern) medisch advies in tewinnen. Daar waar een besluit om medische gronden genomen is, wordt dit onder anderemet medische argumenten onderbouwd. Hier is vaak een medisch advies voor nodig. Hetopvragen van medische gegevens vindt uitsluitend met toestemming van belanghebbendeplaats.Bij de medische advisering wordt de systematiek zoals neergelegd in de InternationalClassification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenoemde ICF classificatie,gebruikt. De ICF is een classificatie van het menselijk functioneren. Deze classificatie issystematisch geordend in gezondheidsdomeinen en de met gezondheid verband houdendedomeinen. Op elk niveau zijn de domeinen verder gegroepeerd op grond vangemeenschappelijke kenmerken en in een zinvolle ordening geplaatst. Van de zeeruitgebreide ICF zijn met name de lijsten met ’functies’ en ’activiteiten en participatie’ vanbelang. De lijsten worden als bijlage bij dit hoofdstuk aan de beleidsregels gevoegd.Als er medisch onderzoek wordt verricht, geeft de Wmo consulent eerst aan om welkestoornissen het gaat (de ICF is gericht op functiestoornissen). Het gaat daarbij met name omde zogenoemde classificatie op het tweede niveau, en dan met name in de vorm van de ophet tweede niveau aangegeven functies (zie bijlage I bij dit document). Het medisch adviesVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>17


innen de kaders van de Wmo richt zicht op problemen met functies die leiden totstoornissen bij activiteiten en participatie. Het is op dit niveau dat de compensatie op basisvan de Wmo plaats moet vinden. Ook bij de vermelding van deze stoornissen in ’activiteitenen participatie’ wordt gebruikgemaakt van het begrippenkader van de ICF. De indeling vanactiviteiten en participatie is als bijlage 2 bij dit document opgenomen.Als belanghebbende geen medewerking verleent kan de aanvraag buiten behandelingworden geplaatst, omdat het college zo niet in staat wordt gesteld om (op basis van gedegenonderzoek) een besluit te nemen. Als dit aan de orde is, wordt altijd onderzocht of decompensatienoodzaak op andere manier vast te stellen is.5.6. Alternatieven voor bezwaarAls belanghebbende het niet eens is met de inhoud van een beschikking heeft hij het rechtom in bezwaar te gaan.Het college streeft ernaar om, voordat een negatief of afwijkend besluit valt, belanghebbendein de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Zo is de kans groot dat eventuele fouten diehet college heeft gemaakt hersteld kunnen worden. Bij het in bezwaar gaan bestaat demogelijkheid samen nog eens naar het probleem te kijken. Ook is mediation mogelijk, alsbelanghebbende en het college dat wenselijk achten.5.7. Wmo monitor: doorlopende kwaliteits- en tevredenheidsmetingMet de regionale Wmo monitor monitort het college continu de klanttevredenheid over hetgesprek en de vervolgdienstverlening. Met de Wmo monitor meet het college ook de kwaliteitvan de dienstverlening/<strong>ondersteuning</strong> door te onderzoeken in hoeverre de verstrektevoorzieningen daadwerkelijk compenserend zijn en dus leiden tot het te bereiken resultaat.Hiervoor worden belanghebbenden (telefonisch of schriftelijk) bevraagd op vaste momentenna het gesprek met de Wmo consulent. Doelstelling is om alle personen die een gesprekhebben gevoerd met een Wmo consulent in dit onderzoek mee te nemen. Uitgangspunt isom cliëntenorganisaties zo veel mogelijk in te zetten bij de uitvoering en evaluatie van deresultaten van de monitor.Om de kwaliteits/tevredenheidsmeting te doen worden er met regelmaat panels met Wmodoelgroepen gehouden.Hoofdstuk 6. Bepalingen ten aanzien van de te verstrekken resultaatgerichtevoorzieningen6.1. Vormen van maatwerkoplossingenIndividuele voorzieningen vormen per definitie een maatwerkoplossing. De Wmo consultentverkent (vooral tijdens het gesprek) per hulpvraag op welke manier in dit specifieke geval debeperkingen zo veel mogelijk kunnen worden gecompenseerd. Hierbij geeft de Wmoconsulent inzicht n de oplossingspotentie van individuele voorzieningen (functionaliteit).Wanneer uit het gesprek blijkt dat een individuele voorziening leidt tot hetresultaat/voldoende compenserend is voor de beperkingen van belanghebbende, gaat deWmo consulent tijdens het gesprek al in op het vervolgtraject om de compenserendemaatregel te gebruiken/in te zetten. Het gaat dan om de aanvraagprocedure, het eventueleonderzoek, de beoordeling, de eigen bijdragen, het karakter van het besluit, bezwaar enberoep, de rol van een eventueel <strong>ondersteuning</strong>splan, de Wmo monitor etc.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>18


Artikel 6 van de Wmo bepaalt in lid 1 het volgende:“Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op eenindividuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of hetontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget,waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, vande <strong>Wet</strong> op de loonbelasting 1964, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.”Door deze bepaling zijn er in de Wmo drie vormen van compensatie mogelijk om hetresultaat te bereiken. De eerste vorm is compensatie in natura. Daarmee wordt bedoeld dathet college een voorziening verstrekt, die belanghebbende kant en klaar ontvangt. Detweede mogelijkheid is een te ontvangen geldbedrag, het pgb. De derde vorm vancompensatie is de financiële tegemoetkoming, zo blijkt uit artikel 7, lid 2 Wmo: ‘Eenpersoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige ofwoontechnische ingreep in of aan een woonruimte wordt verleend aan de eigenaar van dewoonruimte. Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing’. Artikel 7 van de Wmo sluit<strong>ondersteuning</strong> in natura en als pgb uit wanneer het gaat om bouwkundigewoonvoorzieningen. Het college is bij dergelijke voorzieningen verplicht om een financiëletegemoetkoming te betalen aan de eigenaar van de woning.In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende vormen van <strong>ondersteuning</strong> en devoorwaarden die hieraan gekoppeld zijn. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op demogelijkheid om in bezwaar te gaan en de alternatieven die er voor het bezwaar bestaan.6.2. Compensatie in naturaEen voorziening in natura is een voorziening die kant-en-klaar wordt verstrekt. Het gaat danom goederen of diensten, belanghebbende ontvangt geen geldsom.De toekenning in natura vindt bij beschikking plaats. In de beschikking worden devoorwaarden opgenomen waaronder de compensatie plaatsvindt. Voor individuelevoorzieningen geldt dat belanghebbenden een eigen bijdrage (in het geval van natura/pgb)of een eigen aandeel (in het geval van een financiële tegemoetkoming) betaalt.Voor compensatie in natura geldt dat het college de goederen/diensten van tevoren voor deklant heeft ingekocht. Hiervoor heeft het college contracten met verschillendeaanbieders/leveranciers. Bij alle Wmo inkooptrajecten gelden de volgende uitgangspunten: De klant staat bij de inkoop centraal. De participatie van de klant, vanaf het begin vanhet inkoopproces, wordt een belangrijke voorwaarde. De wensen van de klantworden belangrijk voor het bepalen van de kwaliteit van de Wmo voorziening.Belanghebbenden worden nauwer betrokken bij het contractbeheer. De markt (leveranciers/aanbieders) wordt nadrukkelijk betrokken bij de innovatie enverbetering van de Wmo voorzieningen.De gemeenten kopen afhankelijk van het product regionaal in en zorgen voor eeneenvoudige en transparante manier van inkoop. De Wmo contracten wordenafhankelijk van de schaal van inkoop regionaal beheerd.Om de levering van kwalitatief hoogwaardige <strong>ondersteuning</strong> te borgen evalueert het collegede contracten constant. Het college kan haar rol als toezichthouder op kwaliteit zo goedinvullen, doordat zij vroegtijdig belemmeringen weg kan nemen/kan inspelen opontwikkelingen en proactief kan zijn. Het waardeoordeel van de klant (gemeten via de Wmomonitor) neemt per contract een sterke positie in als prestatie-indicator; dit oordeel speelt bijalle contracten voor voorzieningen in natura een rol in het uiteindelijk besluit van het collegeom een contract al dan niet te verlengen.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>19


6.3. Compensatie via een persoonsgebonden budgetEen persoonsgebonden budget (pgb) is een geldbedrag bedoeld om zelf een individuelevoorziening mee aan te schaffen of te betalen. Op het pgb wordt een eigen bijdrage inmindering gebracht.In de parlementaire behandeling van de Wmo is aangegeven dat er ten aanzien van het pgbuitzonderingen mogelijk zijn op de keuzevrijheid. Daar waar er sprake is van zogeheten‘overwegende bezwaren’ kan het college besluiten niet te compenseren via een pgb. Dit isvooral het geval wanneer personen van wie verwacht kan worden dat zij niet met hetbeschikbare geld om kunnen gaan een pgb aanvragen. Als dit het geval is, is het verstrekkenvan een pgb niet het meest effectief om het vastgestelde resultaat te bereiken. Het pgb biedtdan ook geen compensatie.Het college bepaalt de omvang van het pgb. In de Nadere regels behorende bij de<strong>Verordening</strong> <strong>maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> gemeente Wijdemeren <strong>2013</strong>, wordt het pgb ende totstandkoming daarvan nader omschreven. Er zijn twee mogelijkheden: enerzijds hetpgb voor de inkoop van diensten, anderzijds het pgb voor de aanschaf vanproducten/goederen.6.3.1. Pgb gericht op de inkoop van dienstenBij een pgb voor de inkoop van diensten gaat het om de betaling van tijd aandienstverleners. De uitbetaling vindt dan ook plaats per uur of een gedeelte daarvan. Degeldende uurtarieven worden elk jaar aangepast aan de economische ontwikkelingen engeïndexeerd. De hoogte van het pgb hangt af van het aantal uren aan <strong>ondersteuning</strong> datbelanghebbende toegekend krijgt.BerekeningBij het bepalen van de hoogte van het pgb wordt het tarief van <strong>ondersteuning</strong> in natura/degoedkoopst-compenserende voorziening als vertrekpunt genomen. Hierbij geldt dat hetbasisbedrag voor het pgb 80% van dit tarief bedraagt. Dit omdat de gemiddelde omvang vanadministratie/overheadkosten (20%) van het naturatarief afgetrokken wordt. Bij devaststelling van de hoogte van het pgb is bij wet bepaald (artikel 6.1 van de Wmo) dat hetpgb vergelijkbaar moet zijn met <strong>ondersteuning</strong> in natura. Ook moet het toereikend zijn om deresultaatgerichte <strong>ondersteuning</strong> in te kopen. Om het pgb resultaatgericht in te zetten wordtdaarom ook per geval een berekening gemaakt. Het pgb moet echter ten minste het brutominimum uurloonbedrag voor de uitvoering van de nodige dienst zijn. Daar waarbelanghebbende aantoonbaar niet in staat wordt gesteld om de nodige <strong>ondersteuning</strong> in tekopen met een pgb van 80% van het tarief van <strong>ondersteuning</strong> in natura/de goedkoopstcompenserendevoorziening, kan het college daarvan afwijken. Het pgb wordt danaangepast aan het geldbedrag dat nodig is om de <strong>ondersteuning</strong> te verwerven.Het inkooptarief voor <strong>ondersteuning</strong> in natura wordt jaarlijks geïndexeerd. Dit wordtvastgelegd in de contracten tussen de gemeente en aanbieders.6.3.2. Pgb gericht op de inkoop van goederenOok bij de inkoop van goederen wordt het tarief voor <strong>ondersteuning</strong> in natura alsuitgangspunt genomen. Zoals in de Nadere regels behorende bij de <strong>Verordening</strong> wet<strong>maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> gemeente Wijdemeren <strong>2013</strong> vermeld staat moetbelanghebbende de <strong>ondersteuning</strong> volgens een programma van eisen aanschaffen en wordthierbij het pgb vastgesteld op 90% van het tarief voor <strong>ondersteuning</strong> in natura/degoedkoopst-compenserende voorziening. Hierbij wordt uitgegaan van de koopprijs. Ook voorhet pgb gericht op de inkoop van goederen geldt dat het college per geval een berekeningmaakt. De omvang van het pgb moet voldoende zijn om de betreffende compenserendemaatregel (product) aan te schaffen.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>20


BerekeningBij het bepalen van de hoogte van het pgb wordt er rekening gehouden met kosten diegemaakt worden aan onderhoud en reparatie. Het college kan een financiëletegemoetkoming per jaar verstrekken voor onderhouds- en reparatiekosten. De kostenworden op declaratiebasis vergoed. De maximale vergoeding bedraagt de gemiddeldonderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst-compenserende voorziening. Bij hetvaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage kan meegenomen worden in hoeverre eenhergebruikt product voldoende compensatie biedt. De hoogte van het pgb kan hierop wordenaangepast. Het gaat dan om een voorziening in depot.6.3.3 Uitbetaling PgbDe compensatie via een pgb vindt bij beschikking plaats. In deze beschikking wordt vermeldwat de omvang van het pgb is, voor welk resultaat het pgb ingezet moet worden, onderwelke voorwaarden het pgb wordt verstrekt en voor welke periode het pgb toegekend wordt.Wanneer het gaat om de aanschaf van producten, wordt bij de beschikking altijd eenProgramma van Eisen (PVE) gevoegd, waarin de minimale eisen vermeld staan waar de inte kopen voorziening aan moet voldoen. Dit PVE maakt deel uit van de beschikking. Het PVEmaakt duidelijk wat er met het pgb aangeschaft moet worden en aan welke vereisten de aante schaffen voorziening moet voldoen. Zo wordt geborgd dat belanghebbende op de hoogteis van waar het pgb aan besteed moet worden en welke (kwaliteits)eisen relevant zijn.Wanneer belanghebbende toch een voorziening aanschaft die niet aan dat programma vaneisen voldoet, dan is dit in strijd met de beschikking.Met betrekking tot het pgb neemt het college in de beschikking op dat er een eigenbijdrage/eigen aandeel in de kosten verschuldigd is. Zodra het college de beschikking heeftverzonden, wordt het pgb beschikbaar gesteld. Dat kan in één keer, als daar aanleiding vooris, of in termijnen. Afhankelijk van de situatie van belanghebbende kan betaling van het pgbper vier weken geschieden, maar ook per kwartaal of per half jaar.6.3.4. Eigen bijdrageAls er sprake is van een compenserende maatregel in de vorm van een individuelevoorziening, zowel in natura of een pgb, moet een eigen bijdrage worden betaald. Dit isbepaald in artikel 20 van de verordening. De omvang van de eigen bijdrage wordt vastgesteldop de maximale eigen bijdrage binnen de kaders van artikel 4.1 en artikel 4.2 van de Nadereregels behorende bij de <strong>Verordening</strong> <strong>maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> Wijdemeren <strong>2013</strong>. Bij wetis vastgesteld dat belanghebbenden die via een rolstoel gecompenseerd worden voor hunmobiliteitsbeperkingen, geen eigen bijdrage hoeven te betalen. Dit geldt ook voor individuelevoorzieningen voor kinderen jonger dan 18 jaar.Wanneer belanghebbende via het collectief vraagafhankelijk vervoer gecompenseerd wordt voormobiliteitsbeperkingen dan is er geen sprake van een inkomens/vermogensafhankelijke eigenbijdrage, maar van een reizigersbijdrage dat gelijk staat aan de geldende tarieven van hetreguliere OV. Belanghebbende betaalt deze eigen bijdrage direct na het reizen aan de chauffeur,of laat de kosten door de vervoerder automatisch afschrijven.6.3.5. Vaststellen en innen van de eigen bijdrageDe eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen en eventuele vermogen.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>21


De maximale periodebijdrage wordt berekend met het verzamelinkomen van twee jaargeleden. In <strong>2013</strong> doet men aangifte over 2012, dus dat jaar is nog niet bekend. Vandaar dathet verzamelinkomen over 2011 in <strong>2013</strong> gebruikt wordt. Het verzamelinkomen is vastgestelddoor de Belastingdienst op basis van de belastingaangifte. Het verzamelinkomen is het totaalvan het inkomen uit de drie ‘boxen’:1. inkomsten uit werk, of een uitkering;2. inkomsten uit aandelen en dividenden;3. opbrengsten uit beleggingen en spaargeld.Door een wijziging van de wet telt vanaf <strong>2013</strong> een extra deel van het vermogen mee bij deberekening van de eigen bijdrage. Wanneer belanghebbende belastingaangifte doet envermogen heeft in box 3 telt 8% van de “grondslag sparen en beleggen” mee bij deberekening van de eigen bijdrage. De “grondslag sparen en beleggen” is het deel van hetvermogen boven het heffingvrije vermogen.Een eigen bijdrage voor een pgb mag elke 4 weken gevraagd worden, maar mag nooit hogerzijn dan de grens van 39 perioden. Ook mag de eigen bijdrage niet hoger zijn dan dekostprijs van de voorziening. Als er een pgb of een financiële tegemoetkoming met een eigenaandeel verstrekt voor een voorziening die eigendom van belanghebbende wordt, dan magde eigen bijdrage voor niet meer dan 39 perioden van 4 weken worden gevraagd. Gaat hetom een pgb voor een doorlopende zaak die niet in eigendom wordt verstrekt, dan mag deeigen bijdrage worden gevraagd zo lang als de voorziening wordt gebruikt.6.3.6. Ondersteuning beheer pgbDe <strong>ondersteuning</strong> bij het beheer van het pgb heeft alleen betrekking op het budget voor deinkoop van diensten. Als belanghebbende gecompenseerd wordt met een pgb voor inkoopvan diensten, is hij werkgever of opdrachtgever, met alle rechten en plichten die daarbijhoren.Als budgethouders die de werkgeversrol vervullen niet onder de Regeling dienstverleningaan huis van de Belastingdienst vallen moeten er loonheffingen, premieswerknemersverzekeringen, inkomensafhankelijk bijdrage Zvw en werkgeverslasten wordenafgedragen. Er moet een loonadministratie worden gevoerd, de wet Poortwachter is vantoepassing, etc.De Sociale Verzekeringsbank (SVB) biedt <strong>ondersteuning</strong> bij de werkgevers-enopdrachtgeverstaken van budgethouders. De gemeente heeft met de SVB een contractafgesloten dat het mogelijk maakt dat belanghebbenden die na 1 januari 2007 via een pgbgecompenseerd worden van deze diensten gebruik kunnen maken. De gemeente betaalt dekosten van deze <strong>ondersteuning</strong>, maar deze is voor belanghebbende kosteloos. De SVBhanteert voor haar diensten een tarief tegen kostprijs, gebaseerd op het werkelijk gebruikvan haar diensten door de budgethouders uit de gemeente. De SVB biedt in ieder geval devolgende diensten aan budgethouders:• Advies over administratie, arbeidsrecht en werkgeversverplichtingen• Vergoeding van loonkosten• Arbo-begeleiding bij ziekte van de zorgverlener• Modelovereenkomsten• Collectieve verzekeringen voor wettelijke aansprakelijkheid, schade en rechtsbijstand• Hulp bij de salarisadministratie (de SVB stuurt loonstroken en zorgt ervoor dat dezorgverlener netto uitbetaald wordt)• MijnPGB (met behulp van MijnPGB regelen budgethouders digitaal persoonlijkezaken met de SVB).Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>22


6.3.7. Verantwoording pgbHet college kan steekproefsgewijs een controle uitvoeren naar een rechtmatige bestedingvan het pgb. Hierbij wordt willekeurig een aantal belanghebbenden geselecteerd die eenaantal voor het onderzoek relevante documenten moeten aanleveren (zie hieronder). Alsbelanghebbende geselecteerd wordt, dan moet hij de administratie binnen zes weken nadathet college hierom gevraagd heeft overleggen. Belanghebbenden aan wie een pgb isverstrekt moeten in ieder geval de volgende stukken bewaren:Pgb voor de inkoop van diensten:- een overzicht van de loonadministratie met bewijsmiddelen (declaraties van depersoon of instantie bij wie belanghebbende de <strong>ondersteuning</strong> betrekt enbewijsstukken van betalingen aan de persoon of instantie bij wie belanghebbende de<strong>ondersteuning</strong> betrekt).- de overeenkomst met de persoon of instantie bij wie belanghebbende de<strong>ondersteuning</strong> betrekt.Pgb voor de inkoop van goederen:- de originele nota/factuur van de aangeschafte voorziening;- het betalingsbewijs van aanschaf van de voorzieningHet college kan tot vijf jaar nadat het pgb is besteed de gegevens opvragen en controleren.Belanghebbende moet de administratie voor een looptijd van minimaal vijf jaar bewaren. Ishet pgb anders besteed dan bedoeld, of kan belanghebbende de nodige stukken nietoverleggen, dan kan het college overwegen het pgb geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.Daarbij is leidend of er sprake was van opzet of onwetendheid. Bij opzet moet afgewogenworden of terugvordering in verhouding staat tot wat er bewust onjuist is gedaan6.4. De financiële tegemoetkoming en het eigen aandeel.Naast in natura of in de vorm van een pgb kan het college de compenserende maatregel ookals financiële tegemoetkoming verstrekken. Het aantal mogelijkheden voor een financiëletegemoetkoming is beperkt. Het gaat vooral om een bouwkundige voorziening, uit te betalenaan de eigenaar van de woning, een verhuiskostenvergoeding, of een financiëletegemoetkoming voor het gebruik van een taxi of rolstoeltaxi. De financiële tegemoetkomingis groot genoeg om de aan te schaffen voorziening daadwerkelijk aan te schaffen.Belanghebbende betaalt een eigen aandeel, dat op dezelfde manier als de eigen bijdragewordt vastgesteld en geïnd (zie 6.3.5). Wanneer het een niet forfaitaire financiëletegemoetkoming betreft (zie hieronder) gelden voor het eigen aandeel dezelfde regels als dievoor de eigen bijdrage.Een financiële tegemoetkoming kan forfaitair zijn. Hierbij geldt dat het bedrag waarmeebelanghebbende gecompenseerd wordt, los van het inkomen wordt vastgesteld. Deforfaitaire financiële tegemoetkoming staat los van de werkelijke kosten en is niet per se eenkostendekkend bedrag. In de Nadere regels behorende bij de <strong>Verordening</strong> <strong>maatschappelijke</strong><strong>ondersteuning</strong> gemeente Wijdemeren <strong>2013</strong> staan de maximale bedragen voor de forfaitairefinanciële tegemoetkomingen opgenomen.Ook ten aanzien van een financiële tegemoetkoming kan het college steekproefsgewijs eencontrole uitvoeren naar de rechtmatige besteding. Hierbij gelden dezelfde regels als voor eencontrole van een rechtmatige besteding van het pgb (zie 6.3.7), Belanghebbende moetdezelfde stukken binnen hetzelfde termijn kunnen overleggen. Ook ten aanzien van definanciële tegemoetkoming geldt dat college tot vijf jaar nadat de financiële tegemoetkomingis besteed, de gegevens kan opvragen en controleren. Belanghebbende moet deadministratie voor een looptijd van minimaal vijf jaar bewaren. Is de financiëletegemoetkoming anders besteed dan bedoeld, of kan belanghebbende de nodige stukkenniet overleggen, dan kan het college overwegen de financiële tegemoetkoming geheel ofVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>23


gedeeltelijk terug te vorderen. Daarbij is leidend of er sprake was van opzet ofonwetendheid. Bij opzet moet afgewogen worden of terugvordering in verhouding staat totwat er bewust onjuist is gedaan.6.5. Afschrijftermijn en opnieuw compenserenWanneer belanghebbende een pgb of financiële tegemoetkoming ontvangen heeft en deingekochte voorziening wenst te vervangen, dan moet de voorziening aan vervanging toezijn. Er wordt uitgegaan van een gebruikelijke afschrijftermijn van minimaal zeven jaar. Eendergelijke termijn geldt ook voor voorzieningen in natura. De actuele voorziening moetminimaal zeven jaar oud voordat het college opnieuw compenserende maatregelen treft. Alsde voorziening na zeven jaar niet versleten is, niet aan vervanging toe is en nog voldoendecompensatie biedt, gaat het college niet over tot het opnieuw compenseren.Om goed rekening te houden met de persoonlijke situatie van belanghebbende wordt bij deoverweging om binnen de afschrijftermijn opnieuw te compenseren onderzocht:a. Of de voorziening is gebruikt met als doel het resultaat te bereiken.b. Of de voorziening (aantoonbaar) goed en conform de afspraken onderhouden isen de reguliere periodieke service en onderhoudsbeurten heeft gehad.c. Hoe intensief de voorziening is gebruikt.Wanneer belanghebbende goed is omgegaan met de voorziening, de voorziening voor dejuiste doeleinden gebruikt heeft en zich heeft gehouden aan de verantwoordelijkheden tenaanzien van het onderhoud, dan kan als de situatie van belanghebbende zich daartoe leent,opnieuw een compenserende maatregel worden getroffen en eventueel opnieuw een pgbworden verstrekt.Hoofdstuk 7. Procedurele bepalingen7.1. InwerkingtredingDe <strong>Beleidsregels</strong> behorende bij de <strong>Verordening</strong> voorzieningen <strong>maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong>gemeente Wijdemeren 2011 worden ingetrokken per datum inwerkintreding van de<strong>Verordening</strong> wet <strong>maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> gemeente Wijdemeren <strong>2013</strong>. De<strong>Beleidsregels</strong> behorende bij de <strong>Verordening</strong> wet <strong>maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> gemeenteWijdemeren <strong>2013</strong> treden in werking per datum inwerkintreding van de <strong>Verordening</strong> wet<strong>maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong> gemeente Wijdemeren <strong>2013</strong>.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>24


Bijlage 1: De ICF: FUNCTIES (bron: http://www.rivm.nl/who-fic/ICD-O-3.htm)Hoofdstuk 1 Mentale functies.Algemene mentale functies.BewustzijnOriëntatieIntellectuele functiesGlobale psychosociale functiesTemperament en persoonlijkheidEnergie en driftenSlaapAlgemene mentale functies, anders gespecificeerden niet gespecificeerdSpecifieke mentale functies.AandachtGeheugenPsychomotorische functiesStemmingPerceptieDenkenHogere cognitieve functiesMentale functies gerelateerd aan taalMentale functies gerelateerd aan rekenenBepalen sequentie bij complexe bewegingenErvaren van zelf en tijdSpecifieke mentale functies, anders gespecificeerden niet gespecificeerdMentale functies, anders gespecificeerdMentale functies, niet gespecificeerdHoofdstuk 2 Sensorische functies en pijnVisuele en verwante functies.Visuele functiesFuncties van aan oog verwante structurenGewaarwordingen van oog en verwante structurenVisuele en verwante functies, anders gespecificeerden niet gespecificeerdHoorfuncties en vestibulaire functiesHoorfunctiesVestibulaire functiesGewaarwordingen gepaard gaande met hoorfunctiesen vestibulaire functiesHoorfuncties vestibulaire functies, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdAndere sensorische functiesSmaakReukPropriocepsisTastSensorische functies verwant aan temperatuur enandere stimuliAndere sensorische functies, anders gespecificeerdHoofdstuk 3 Stem en spraakStemArticulatieVloeiendheid en ritme van sprekenAlternatieve vormen van stemgebruikStem en spraak, anders gespecificeerdStem en spraak, niet gespecificeerdHoofdstuk 4 Functies van hart enbloedvatenstelsel. Hematologisch systeem,afweersysteem en ademhalingsstelselFuncties van hart en bloedvatenstelselHartfunctiesFuncties van bloedvatenBloeddrukFuncties van hart en bloedvatenstelsel, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdFuncties van hematologisch systeem enafweersysteemFuncties van hematologisch systeemFuncties van afweersysteemFuncties van hematologisch systeem enafweersysteem, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdFuncties van ademhalingsstelselAdemhalingFuncties van ademhalingsspierenFuncties van ademhalingsstelsel, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdAndere functies en gewaarwordingen van hart enbloedvatenstelsel en ademhalingsstelselAndere ademhalingsfunctiesInspanningstolerantieGewaarwordingen gepaard gaande metcardiovasculaire en respiratoire functiesAndere functies en gewaarwordingen van hart enbloedvatenstelsel en ademhalingsstelsel, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdFuncties van hart en bloedvatenstelsel,hematologisch systeem, afweersysteem enademhalingsstelsel, anders gespecificeerdFuncties van hart en bloedvatenstelsel,hematologisch systeem, afweersysteem enademhalingsstelsel, niet gespecificeerdHoofdstuk 5 Functies van spijsverteringsstelsel,metabool stelsel en hormoonstelselOpname van voedselVerteringVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>25


en niet gespecificeerdPijnPijngewaarwordingPijngewaarwording, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdSensorische functies en pijn, anders gespecificeerdSensorische functies en pijn, niet gespecificeerd.AssimilatieDefecatieHandhaving lichaamsgewichtGewaarwordingen verband houdend metspijsverteringsstelselFuncties van spijsverteringsstelsel, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdFuncties van metabool stelsel en hormoonstelselAlgemene metabole functiesWater-, mineraal- en elektrolytenbalansThermoregulatoire functiesFuncties van endocriene klierenFuncties van metabool stelsel en hormoonstelsel,anders gespecificeerd en niet gespecificeerdFuncties van spijsverteringsstelsel, metabool stelselen hormoonstelsel, anders gespecificeerdFuncties van spijsverteringsstelsel, metabool stelselen hormoonstelsel, niet gespecificeerdHoofdstuk 6 Functies van urogenitaal stelsel enreproductieve functiesFuncties gerelateerd aan urineProductie en opslag van urineFuncties gerelateerd aan urinelozingGewaarwordingen gepaard gaande met urinelozingFuncties gerelateerd aan urine, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdHoofdstuk 8 Functies van huid en verwantestructurenFuncties van de huidBeschermende functies van huidHerstelfuncties van huidAndere functies van huidGewaarwording verband houdend met huidFuncties van huid, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdFuncties van haren en nagelsFuncties van haarFuncties van nagelsFuncties van haren en nagels, anders gespecificeerden niet gespecificeerdFuncties van huid en verwante structuren, andersgespecificeerdFuncties van huid en verwante structuren, nietgespecificeerdGenitale en reproductieve functiesSeksuele functiesFuncties gerelateerd aan menstruatieFuncties gerelateerd aan voortplantingGewaarwordingen gepaard gaande met genitale enreproductieve functiesGenitale en reproductieve functies, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdFuncties van urogenitaal stelsel en reproductievefuncties, anders gespecificeerdFuncties van urogenitaal stelsel en reproductievefuncties, niet gespecificeerdHoofdstuk 7 Functies van bewegingssysteem enaan beweging verwante functiesFuncties van gewrichten en bottenMobiliteit van gewrichtenStabiliteit van gewrichtenMobiliteit van bottenFuncties van gewrichten en botten, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdSpierfunctiesSpiersterkteVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>26


SpiertonusSpieruithoudingsvermogenSpierfuncties, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdBewegingsfunctiesMotorische reflexfunctiesOnwillekeurige bewegingsreactiesControle van willekeurige bewegingenOnwillekeurige bewegingenGangpatroonGewaarwordingen verband houdend met spieren enbewegingsfunctiesBewegingsfuncties, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdFuncties van bewegingssysteem en aan bewegingverwante functies, anders gespecificeerdFuncties van bewegingssysteem en aan bewegingverwante functies, niet gespecificeerdVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>27


Bijlage 2: De ICF: ACTIVITEITEN EN PARTICIPATIE (bron: http://www.rivm.nl/who-fic/ICD-O-3.htm)Hoofdstuk 1 Leren en toepassen van kennisDoelbewust gebruiken van zintuigenGadeslaanLuisterenDoelbewust gebruiken van andere zintuigenDoelbewust gebruiken van zintuigen, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdBasaal lerenNadoenHerhalenLeren lezenLeren schrijvenLeren rekenenOntwikkelen van vaardighedenBasaal leren, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdToepassen van kennisRichten van aandachtDenkenLezenSchrijvenRekenenOplossen van problemenBesluiten nemenToepassen van kennis, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdLeren en toepassen van kennis, anders gespecificeerdLeren en toepassen van kennis, niet gespecificeerdHoofdstuk 2 Algemene taken en eisenOndernemen van enkelvoudige taakOndernemen van meervoudige takenUitvoeren van dagelijkse routinehandelingenOmgaan met stress en andere mentale eisenAlgemene taken en eisen, anders gespecificeerdAlgemene taken en eisen, niet gespecificeerdHoofdstuk 3 CommunicatieCommuniceren - begrijpenBegrijpen van gesproken boodschappenBegrijpen van non-verbale boodschappenBegrijpen van formele gebarentaalBegrijpen van geschreven boodschappenCommuniceren - begrijpen, anders gespecificeerd enniet gespecificeerdCommuniceren – zich uitenSprekenGebruiken van communicatieapparatuur en -techniekenCommunicatie, anders gespecificeerdCommunicatie, niet gespecificeerdHoofdstuk 4 MobiliteitVeranderen en handhaven van lichaamshoudingVeranderen van basale lichaamshoudingHandhaven van lichaamshoudingUitvoeren van transfersVeranderen en handhaven van lichaamshouding,anders gespecificeerd en niet gespecificeerdDragen, verplaatsen en manipuleren van iets ofiemandOptillen en meenemenVerplaatsen van iets of iemand met ondersteextremiteitenNauwkeurig gebruiken van handGebruiken van hand en armDragen, verplaatsen en manipuleren van iets ofiemand, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdLopen en zich verplaatsenLopenZich verplaatsenZich verplaatsen tussen verschillende locatiesZich verplaatsen met speciale middelenLopen en zich verplaatsen, anders gespecificeerden niet gespecificeerdZich verplaatsen per vervoermiddelGebruiken van vervoermiddelBesturenRijden op dieren als vervoermiddelZich verplaatsen per vervoermiddel, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdMobiliteit, anders gespecificeerdMobiliteit, niet gespecificeerdHoofdstuk 5 ZelfverzorgingZich wassenVerzorgen van lichaamsdelenZorgdragen voor toiletgangZich kledenEtenDrinkenZorgdragen voor eigen gezondheidZelfverzorging, anders gespecificeerdZelfverzorging, niet gespecificeerdVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>28


Zich non-verbaal uitenZich uiten via formele gebarentaalSchrijven van boodschappenCommuniceren - zich uiten, anders gespecificeerd enniet gespecificeerdConversatie en gebruik van communicatie-apparatuuren -techniekenConverserenBesprekenHuishoudelijke takenBereiden van maaltijdenHuishoudelijke taken, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdHuishouden doenVerzorgen van wat bij huishouden behoort enassisteren van andere personenVerzorgen van wat bij huishouden behoortAssisteren van andere personenVerzorgen van wat bij huishouden behoort enassisteren van andere personen, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdHuishouden, anders gespecificeerdHuishouden, niet gespecificeerdHoofdstuk 6 HuishoudenVerwerven van benodigdhedenVerwerven van woonruimteVerwerven van goederen en dienstenVerwerven van benodigdheden, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdHoofdstuk 9 Maatschappelijk, sociaal enburgerlijk levenMaatschappelijk levenRecreatie en vrije tijdReligie en spiritualiteitMensenrechtenPolitiek en burgerschapMaatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven, andersgespecificeerdMaatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven, nietgespecificeerd.Hoofdstuk 7 Tussenmenselijke interacties enrelatiesAlgemene tussenmenselijke interactiesBasale tussenmenselijke interactiesComplexe tussenmenselijke interactiesOmgaan met onbekendenFormele relatiesInformele sociale relatiesFamilierelatiesIntieme relatiesBijzondere tussenmenselijke relaties, andersgespecificeerd en niet gespecificeerdTussenmenselijke interacties en relaties, andersgespecificeerdTussenmenselijke interacties en relaties, nietgespecificeerdHoofdstuk 8 Belangrijke levensgebiedenInformele opleidingVoorschoolse opleidingSchoolse opleidingBeroepsopleidingHogere opleidingOpleiding, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdBeroep en werkWerkend lerenVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>29


Verwerven, behouden en beëindigen van werkBetaald werkOnbetaald werkBeroep en werk, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdEconomisch levenBasale financiële transactiesComplexe financiële transactiesEconomische zelfstandigheidEconomische leven, anders gespecificeerd en nietgespecificeerdBelangrijke levensgebieden, anders gespecificeerdBelangrijke levensgebieden, niet gespecificeerdVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>30


Bijlage 3: Het normenkader ten aanzien van de resultaten: het wonen in een schoon enleefbaar huis, boodschappen doen en maaltijden aanreiken, het beschikken overschone, draagbare en doelmatige kleding en het thuis kunnen zorgen voor kinderendie tot het gezin behoren.Bron: hoofdstuk 5 en 6 uit het document: ’Richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij hetHuishouden’( MO-zaak, 2011).Hoofdstuk 5: Gebruikelijke zorg5.1 Protocol gebruikelijke zorgAls er gesproken wordt over ’Het protocol gebruikelijke zorg’, wordt over het algemeen hetverouderde document uit 2005 bedoeld opgesteld door het CIZ divisie AWBZ, toen dehuishoudelijke zorg nog onder de AWBZ viel.5.2 DefinitiesAlle begrippen die in dit hoofdstuk van het protocol gebruikelijke zorg worden gebruikt hebbendezelfde betekenis als in de Wmo, de <strong>Verordening</strong> wet <strong>maatschappelijke</strong> <strong>ondersteuning</strong>gemeente Wijdemeren <strong>2013</strong> en de Algemene wet bestuursrecht.5.3 Gebruikelijke zorg door (jonge) huisgenotenGebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter. Dit houdt in dat er zowel van volwassenals jonge huisgenoten een bijdrage wordt verlangd in het huishouden. Hierbij moet echterwel rekening worden gehouden met de ontwikkelingsfase van kinderen. Voor gezonde jongehuisgenoten geldt:Huisgenoten tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan het huishouden.Huisgenoten van 5 tot en met 12 jaar worden naar eigen mogelijkheden betrokken bijlichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. opruimen, tafel dekken/afruimen,afwassen/afdrogen, een boodschap doen en kleding in de wasmand gooien).Huisgenoten van 13 tot en met 17 jaar worden kunnen helpen bij lichte huishoudelijkewerkzaamheden (bv. opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, eenboodschap doen, kleding in de wasmand gooien) en hun eigen kamer op ordehouden (rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen).Huisgenoten van 18 tot en met 22 jaar kunnen een eenpersoonshuishouden voeren.Dit wil zeggen; schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en één kamer, de wasdoen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen. Indien nodigkan ook de opvang en/of verzorging van jongere gezinsleden tot hun taken behoren.In het protocol ’Gebruikelijke Zorg’ (CIZ, 2005) wordt dit benoemd als: 2 uuruitstelbare taken en 3 uur niet uitstelbare taken per week 1 . In een uitspraak van derechtbank Rotterdam wordt echter niet gesproken over uren maar over het kunnenvoeren van een eenpersoonshuishouden. (voetnoot: AWB 08/3111 Wmo - T2, 13-02-2009, Rechtbank Rotterdam).Huisgenoten vanaf 23 jaar kunnen de huishoudelijke taken volledig overnemenwanneer de cliënt uitvalt.Niet gewend zijn of de vaardigheid missenRedenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnenverrichten' leiden niet tot een aanspraak. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegevenworden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructiesgestuurd.1 Onder uitstelbare taken wordt verstaan; boodschappen doen, zwaar huishoudelijk werk enwasverzorging. Onder niet-uitstelbare taken wordt verstaan; maaltijden verzorgen, licht huishoudelijkwerk, gezonde kinderen opvangen/verzorgen en dagelijkse organisatie van het huishouden voeren.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>31


5.4. Zorgplicht voor kinderenOuders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij moeten zorgen voor de opvoeding vanhun kinderen, hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkelingvan hun persoonlijkheid. Ook moeten zij zorg bieden bij kortdurende ziekte.De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind (zieonderstaande opsomming). Bij uitval van een van de ouders moet de andere ouder de zorgvoor de kinderen overnemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naareigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen.De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Maar er moet welrekening gehouden worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.Zorgplicht voor gezonde kinderen:Kinderen van 0 tot en met 4 jaar: kunnen niet zonder toezicht van volwassenen moeten volledig verzorgd worden; aan- en uitkleden, eten en wassen zijn tot 4 jaar niet zindelijk hebben begeleiding nodig bij hun sport/spel- en vrijetijdsbesteding, hebben dit niet inverenigingsverband zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begevenKinderen van 5 tot en met 11 jaar: kunnen niet zonder toezicht van volwassenen hebben toezicht nodig (en nog maar weinig hulp) bij hun persoonlijke verzorging zijn overdag zindelijk en ’s nachts merendeel ook sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, gemiddeld 2x per week hebben bij hun vrijetijdsbesteding alleen begeleiding nodig in het verkeer wanneer zijvan en haar hun activiteiten gaan hebben vanaf 5 jaar een reguliere dagbesteding op school, oplopen van 22 tot 25 uurper weekKinderen van 12 tot en met 17 jaar: hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen; kunnen vanaf 12 jaarenkele uren alleen gelaten worden, kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelatenworden, kunnen vanaf 18 zelfstandig wonen hebben geen hulp (en maar weinig toezicht) nodig bij hun persoonlijke verzorging sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, onbekend aantal keer per week hebben bij hun vrijetijdsbesteding geen begeleiding nodig in het verkeer hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding.5.5. Uitzonderingen bij bijzondere typen leefsituatiesBij een aantal typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het begrip ’duurzaamhuishouden’ waardoor er mogelijk geen/beperkt sprake is van ’gebruikelijke zorg’.Kamer huren bij cliëntAls een cliënt een kamer verhuurt aan een derde wordt de huurder niet tot de leefeenheidgerekend. De huurder wordt in staat geacht de gehuurde ruimte(n) schoon te houden en eenevenredige bijdrage te leveren aan de schoonmaak van gezamenlijke ruimten. In deberekening van de omvang van de <strong>ondersteuning</strong> wordt het schoonmaken van gehuurderuimte(n) dus niet meegerekend.Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>32


Geclusterd wonen 2Een cliënt woont zelfstandig, met meerdere mensen in één huis zonder met hen eenleefeenheid te vormen. Met andere woorden; de cliënt vormt geen duurzaam huishoudenmet de huisgenoten. In dergelijke situaties heeft men in ieder geval wel een eigenwoon/slaapkamer en de overige ruimten worden in meer of mindere mategemeenschappelijk gebruikt. In de berekening van de omvang van hulp wordt hetschoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slecht een evenredig deel van degemeenschappelijke ruimten meegerekend.Leef- en woongemeenschappenEen cliënt woont zelfstandig met meerdere mensen in één gebouw én vormt hiermee weleen leefeenheid. Met andere woorden; cliënt vormt een duurzaam huishouden met dehuisgenoten. Vrijwel alle leefgemeenschappen kennen een of meer gezamenlijke bindendefactoren, meestal met een religieuze of spirituele inhoud. Een voorbeeld hiervan zijnkloostergemeenschappen waarbij er sprake is van een leefeenheid, maar de taakverdelingzich niet leent voor overname. In die situaties kan de <strong>ondersteuning</strong> bestaan uit hetschoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van degemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw.Bibliotheken, gebedsruimten etc. vallen buiten het niveau van de sociale woningbouw enbehoren daardoor tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.5.6. Uitzonderingen voor gebruikelijke zorgIn een aantal situaties waarbij er sprake is van een ’duurzaam huishouden’ kan er wordenafgeweken van het principe van ’gebruikelijke zorg’:Medisch geobjectiveerde aandoeningAls uit objectief onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grondvan een aandoening, beperking, handicap of probleem, waardoor redelijkerwijs de taken nietovergenomen kunnen worden, is ’gebruikelijke zorg’ niet van toepassing.Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelastingOverbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijkeen/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren. Met anderewoorden; in exact dezelfde situatie kan de ene huisgenoot wel overbelast raken, terwijl eenandere huisgenoot hier geen of minder last van heeft. Het is daarom van belang zorgvuldigonderzoek te plegen naar de verhouding tussen draagkracht (belastbaarheid) en draaglast(belasting) en symptomen die kunnen wijzen op overbelasting. In veel gevallen wordt eenmedisch adviseur daarbij ingeschakeld ter beoordeling. In principe is overname vanhuishoudelijke taken voor een korte duur, te denken valt aan 3-6 maanden. In deze periodewordt de leefeenheid de gelegenheid gegeven de onderlinge taakverdeling aan de ontstanesituatie aan te passen 3 .Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer: lichamelijke conditie geestelijke conditie wijze van omgaan met problemen (coping) motivatie voor de zorgtaak sociaal netwerk2 Denk hierbij aan Thomashuizen of het “op kamers wonen”.3 Handreiking Stimulansz, september 2008Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>33


Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer 4 : omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken ziektebeeld en prognose inzicht van huisgenoot in ziektebeeld van cliënt woonsituatie bijkomende sociale problemen bijkomende emotionele problemen bijkomende relationele problemenMogelijke symptomen van overbelasting zijn 5 : gespannen spieren, vaak in schoudergordel en rug hoge bloeddruk gewrichtspijn gevoelens van slapte slapeloosheid migraine, duizeligheid spierkrampen verminderde weerstand, ziektegevoeligheid opvliegingen ademnood en gevoelens van beklemming op de borst plotseling hevig zweten gevoelens van beklemming in de hals spiertrekkingen in het gezicht verhoogde algemene prikkelbaarheid, boosheid, (verbale) agressie, zwijgen ongeduld vaak huilen neerslachtigheid isolering verbittering concentratieproblemen dwangmatig denken, niet meer kunnen stoppen rusteloosheid perfectionisme geen beslissingen kunnen nemen denkblokkadesDreigende overbelasting door het verlenen van AWBZ-zorgAls een huisgenoot aangeeft dat er sprake is van (dreigende) overbelasting door decombinatie van (huishoudelijk) werk én de verzorging van een zieke huisgenoot, moetendeze klachten worden geobjectiveerd. Het oordeel van een arts is hierbij noodzakelijk naasthet horen van de huisgenoot. Daarbij moeten onderstaande zaken onderzocht worden:- is er sprake van onplanbare zorg?- worden meer uren AWBZ zorg geleverd dan geïndiceerd (bieden van mantelzorg)?- heeft huisgenoot mogelijk een (deel van) betaalbare baan opgezegd om AWBZ zorgte verlenen?- wat is de draaglast en de draagkracht?4 Handreiking Stimulansz, september 20085 Handreiking Stimulansz, september 2008Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>34


Uit jurisprudentie blijkt dat onderzoek naar enkel de medische situatie van de huisgenoot niettoereikend is. Op grond van artikel 4 lid 2 Wmo moet er ook een beeld gevormd worden vande overige factoren die kunnen leiden tot (dreigende) overbelasting. Denk daarbij aan deaard en intensiteit van de verleende zorg, samen met de medische problematiek van decliënt (noot: www.rechtspraak.nl; Rechtbank Arnhem 09-02-2010, nr. AWB 09/2822)(Dreigende) overbelasting bij korte levensverwachting cliëntIn terminale situaties is overleg met de huisgenoten over wat draagbaar is zeer belangrijk. Indeze situaties mag er soepeler worden omgegaan met het principe ’gebruikelijke zorg’.(Dreigende) overbelasting na overlijden ouderAls een cliënt aangeeft overbelast te zijn door de combinatie van werk en de verzorging vande inwonende kinderen, vanwege het plotseling overlijden van de andere (inwonende) ouder,kan kortdurend huishoudelijke taken worden overgenomen. Te denken valt aan een periodevan 3-6 maanden zodat de leefeenheid de gelegenheid gegeven de taakverdeling aan deontstane situatie aan te passen.Voorkomen van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderenAls opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is, heeft de inzet van voorliggendevoorzieningen en/of mantelzorg een verplichtend karakter. Gebruik van voorliggendevoorzieningen zoals kinderopvang en crèche is gangbaar tot en met 5 dagen per week.Als deze niet aanwezig, niet toepasbaar of uitgeput zijn, is inzet van hulp voor oppas enopvang van kinderen voor een korte periode mogelijk. Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden zodat de ouder(s) de gelegenheid krijgt een eigen oplossing te vinden.Ouderen met een hoge leeftijdAls een huisgenoot een hoge leeftijd heeft bereikt (75 jaar en ouder) kan dit leiden totovername van de zware huishoudelijke taken die anders tot de ’gebruikelijke zorg’ zoudenworden gerekend. Het aanleren van nieuwe taken kan redelijkerwijs niet meer wordenverwacht.Fysieke afwezigheid in verband met werkEr wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veelreistijd. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen dievanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bijinternationaal vrachtwagenchauffeurs, medewerkers in de offshore of mariniers. Het gaatnamelijk te ver deze mensen te dwingen een andere baan of functie te zoeken. Deafwezigheid moet echter wel voldoen aan de volgende kenmerken: het is inherent aan het werk; heeft een verplichtend karakter; en is voor een aaneengesloten periode van ten minste 7 etmalen.Jurisprudentie is genuanceerder en gaat niet per definitie uit van de zeven etmalen. DeCRvB noemt dat hierdoor ten onrechte wordt voorbij gegaan aan de vraag of de huisgenootfeitelijk kan voorzien in het verlenen van deze zorg 6 . Hierbij moet altijd de individuele situatienauwkeurig onderzocht worden. In de periode van afwezigheid is de huisgenoot niet in staat’gebruikelijke zorg’ te leveren. In de berekening van de omvang van de hulp moet dezehuisgenoot niet worden meegerekend.6 CRvB 06-01-2009, nr. 08/901 AWBZ en CRvB 06-01-2009, nr. 06/6763 AWBZVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>35


6. Normering huishoudelijke takenVoor <strong>ondersteuning</strong> bij het wonen in een schoon en leefbaar huis, boodschappen doen enmaaltijden aanreiken, het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en hetthuis kunnen zorgen kinderen doe tot het gezin behoren, zijn er normtijden ontwikkeld waarinvoor elke taak een bepaald aantal minuten staat per week. Deze richtlijnen worden alleengebruikt als de activiteiten waarmee belanghebbende ondersteund wordt (of daarmeevergelijkbare activiteiten) onder de normtijden vallen. Van deze normtijden mag, mitsgemotiveerd, worden afgeweken.6.1. Jurisprudentie en normtijdenVeel gemeenten hanteren in hun gemeentelijke beleid standaard normtijden waarbij rekeninggehouden wordt met verschillende types huishoudens: bijvoorbeeldeenpersoonshuishoudens in een seniorenwoning of flat, eenpersoonshuishoudens in eeneengezinswoning en meerpersoonshuishouden.Uit jurisprudentie blijkt dat het gebruik van standaard normtijden niet zonder meergehanteerd kan worden omdat altijd een zorgvuldige afweging gemaakt moet worden waarbijpersoonlijke kenmerken ook worden meegenomen.De rechtbank Almelo heeft hierover de volgende uitspraak gedaan:“Het college mag bij de bepaling van het aantal uren hulp bij het huishouden in beginselgebruik mag maken van de in het gemeentelijke beleid neergelegde normtijden 7 . Daarbijoverweegt de rechtbank wel dat in het beleid is vermeld dat het college op grond vanindividuele omstandigheden tot een hogere indicatie kan komen. Het college moet op dezewijze in staat worden geacht te voldoen aan de in artikel 4 Wmo neergelegdecompensatieplicht. (noot: Zie voor een soortgelijke overweging Rechtbank Almelo 07-08-2008, nr. 07/1349 Wmo en Rechtbank Dordrecht 02-04-2010, AWB 10/333 e.a.)6.2. Algemene uitgangspuntenDe volgende uitgangspunten gelden bij normtijden:1. Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden, met kamers wordt dehoeveelheid ruimtes in een woning bedoeld exclusief de keuken, badkamer en toilet.Bijvoorbeeld: 2 kamerwoning = woonkamer en 1 slaapkamer, 4 kamerwoning =woonkamer en 3 slaapkamers.2. Het verzorgen van huisdieren en planten valt binnen de marges van de normtijden.7 Rechtbank Almelo 04-03-2009, nr. 08/299 Wmo A1 AVastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>36


6.3. NormtijdenPer huishoudelijke taak geldt de onderstaande normtijd (per week).Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>37


Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>38


Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>39


Vastgesteld: 21-3-<strong>2013</strong>40

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!