19.02.2019 Views

Toetsboek EmjD deel 1 (3 tm 9)

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

3 <strong>Toetsboek</strong> Markt – vraag en aanbod<br />

1 Stel dat de WHO met succes de handelsbeperkingen op de aardappelenmarkt weet af te<br />

schaffen. Er vindt dan vrijhandel plaats en de concurrentie op de binnenlandse markt neemt<br />

toe. Het gevolg daarvan is een groter aanbod. De totale aanbodlijn schuift door het extra<br />

aanbod naar rechts. Zie figuur.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Neem deze grafiek schematisch over en laat zien dat het consumentensurplus is toegenomen.<br />

Laat in dezelfde grafiek zien wat er met het producentensurplus van de binnenlandse<br />

aanbieders is gebeurd.<br />

Als je beide antwoorden met elkaar vergelijkt, blijkt dat de welvaart is toegenomen. Jij<br />

schrijft als vertegenwoordiger van de WHO aan de regeringen van de lidstaten een korte<br />

brief, waarin jij de afschaffing van de handelsbelemmeringen motiveert. Gebruik daarbij de<br />

begrippen welvaart, consumentensurplus en producentensurplus. Je mag niet meer dan 50<br />

woorden gebruiken.<br />

2 In Ierland is wol een belangrijk product. In<br />

onderstaande figuur is voor Ierland de<br />

binnenlandse vraag en het binnenlandse aanbod<br />

weergegeven voor toetreding tot de EU. De prijs<br />

in Ierland bedraagt € 4. Op de wereldmarkt is de<br />

prijs echter € 3. Ierland heeft de import van<br />

buitenlandse wol geblokkeerd.<br />

a Neem de grafiek over en arceer zowel het<br />

consumentensurplus en het producentensurplus.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Na toetreding tot de EU stelde Ierland haar<br />

grenzen open. Men kon nu op de wereldmarkt<br />

tegen de wereldmarktprijs wol kopen. De<br />

aanbodlijn schoof daardoor evenwijdig naar<br />

rechts.<br />

Laat in je grafiek de nieuwe totale aanbodlijn zien van zowel binnenlandse als buitenlandse<br />

aanbieders.<br />

Bepaal bij benadering hoeveel bollen wol de Ieren zullen importeren.<br />

Laat in je de grafiek de stijging van de welvaar zien, die het gevolg is van de vrije handel.


3 Bepaal de prijsafzetfuncties uit de volgende vraagfuncties:<br />

a Q v = – ⅓ P + 30<br />

b Q v = – ⅜ P + 48<br />

c Q v = – 4P + 16<br />

4 Bepaal de vraagfunctie uit de volgende prijsafzetfuncties:<br />

a P = – ⅔ Qv + 18<br />

b P = – 5Qv + 25<br />

c P = – 2Qv + 40<br />

5 Eenmaal andermaal<br />

De wereldberoemde rockband A&C gaat een concert geven. Het concert vindt plaats in een stadion<br />

met een capaciteit van 30.000 toeschouwers. De totale kosten van dit concert bedragen €<br />

1.500.000. Deze kosten moeten gezien worden als verzonken kosten. Dat zijn reeds gemaakte<br />

kosten.<br />

Bij een vorig concert van A&C in hetzelfde stadion waren de kaartjes bij een prijs van € 60 binnen<br />

een dag geheel uitverkocht waarna er een levendige zwarthandel in de kaartjes ontstond.<br />

De leden van de rockband hebben voorgesteld de prijs van een kaartje niet te veranderen maar de<br />

kaartjes voortaan op naam te verstrekken zodat zwarthandel onmogelijk wordt. De financieel<br />

manager van A&C vindt de daaraan verbonden transactiekosten echter veel te hoog. Hij wil daarom<br />

voor het komende concert een prijs vaststellen waarbij zwarthandel in kaartjes wordt vermeden.<br />

Bovendien wil hij voor de rockband door middel van “prijsdiscriminatie” een zo groot mogelijke totale<br />

winst realiseren. Hij wil die winst realiseren door de kaartjes via een eenmalige internetveiling te<br />

verkopen aan de hoogste bieders. Elke bieder kan slechts één keer een bod uitbrengen. Bij de<br />

prijsstelling van de kaartjes gaat de financieel manager van A&C uit van de onderstaande<br />

prijsafzetlijn (collectieve vraaglijn).<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Leg uit dat bij een prijs van € 100 per kaartje:<br />

− het ontstaan van zwarthandel wordt vermeden, maar<br />

− een zo groot mogelijke totale winst niet wordt gerealiseerd.<br />

Arceer in de grafiek bij deze opgave de totale winst die A&C met het concert maakt als de<br />

mogelijkheden van de veiling volledig worden benut.<br />

Leg uit hoe de financieel manager van A&C met de internetveiling zijn doel denkt te<br />

bereiken.<br />

De leden van de rockband maken bezwaar tegen de internetveiling. Zij vrezen dat de fans<br />

een veiling niet zullen accepteren en boos zullen worden met alle gevolgen van dien. De<br />

financieel manager wijst het bezwaar van de bandleden echter van de hand.


d<br />

Beschrijf de gedachtegang van zowel de bandleden als de gedachtegang van de<br />

financieel manager die hun bezwaar ontkent De gedachtegangen moeten passen in de<br />

gegeven context. Gebruik ongeveer 75 woorden.<br />

Eindexamen vwo 2010 opgave 4 (pilot)<br />

6 De prijs van voetbal<br />

uit een krant:<br />

Het Brabantse Deurne stond op zijn kop toen bleek dat de amateurvoetballers van SV<br />

Deurne tijdens de loting van de KNVB-beker gekoppeld werden aan de profvoetballers van<br />

Feyenoord. De voorzitter van SV Deurne: “Dit is een droom die uitkomt, en we spelen ook<br />

nog thuis. Gezien de verwachte vraag naar kaartjes voor deze wedstrijd moeten we<br />

uitwijken naar het stadion van Helmond Sport. De tribune op ons sportpark is te klein.”<br />

Het bestuur van SV Deurne discussieert over de hoogte van de prijs per toegangskaartje,<br />

uitgaande van de verwachte vraag naar kaartjes. De secretaris, de penningmeester en de<br />

voorzitter komen ieder met een eigen voorstel.<br />

a<br />

b<br />

Gebruik bronnen 1 en 2 bij de vragen 1, 2 en 3.<br />

Zullen alle kaartjes verkocht worden bij uitvoering van het voorstel van de secretaris?<br />

Verklaar je antwoord.<br />

Is er sprake van een consumentensurplus bij uitvoering van het voorstel van de secretaris?<br />

Verklaar je antwoord.<br />

c<br />

Bereken de prijs van een toegangskaartje bij het voorstel van de voorzitter.<br />

Uiteindelijk wordt de prijs vastgesteld op basis van het voorstel van de voorzitter. Toch<br />

verloopt de voorverkoop van de kaartjes moeizaam. De penningmeester heeft daarvoor<br />

een verklaring: “Bij de oorspronkelijke vraagvergelijking uit bron 2, die ik naar aanleiding<br />

van een enquête heb opgesteld, ben ik ervan uitgegaan dat de wedstrijd niet zou worden<br />

uitgezonden op tv. Nu blijkt dat de wedstrijd live op tv wordt uitgezonden. Dat verandert de<br />

betalingsbereidheid van de supporters”.


d<br />

In bron 3 zijn, naast de oorspronkelijke vraaglijn a, twee alternatieve vraaglijnen b1 en b2<br />

weergegeven.<br />

Welk van beide vraaglijnen, b1 of b2, geeft de veranderde betalingsbereidheid weer<br />

volgens de penningmeester? Verklaar de keuze.<br />

(havo 2009 eerste tijdvak opgave 1, pilot)<br />

7 Ieder kwartaal maakt de Vereniging van Makelaars (VVM) cijfers bekend die de ontwikkeling<br />

van de markt van koopwoningen weergeven. In het onderstaande overzicht zijn enkele van<br />

die cijfers vermeld.<br />

De markt situatie heeft invloed op de prijs van koopwoningen.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Zal de prijs van koopwoningen in de periode 2004-2006, gezien de marktsituatie, zijn<br />

gedaald of gestegen? Verklaar je antwoord.<br />

De vraag naar koopwoningen is afhankelijk van een groot aantal factoren, onder andere van<br />

de rentestand en van de hoogte van de huursubsidie.<br />

Welke invloed zal een verlaging van de rentestand hebben op de vraag naar<br />

koopwoningen? Verklaar je antwoord.<br />

Welke invloed kan een verlaging van de huursubsidie hebben op de vraag naar<br />

koopwoningen?


8 Handel via de veiling<br />

Asperges worden geoogst tussen half april en half juni. Het grootste <strong>deel</strong> van de oogst<br />

wordt via een veiling verhandeld. De collectieve vraag naar asperges op de veiling is:<br />

Qv = -100.000P + 750.000<br />

Qv is de gevraagde hoeveelheid asperges in kilo’s per week.<br />

P is de prijs van asperges in euro’s per kilo.<br />

Het aanbod van asperges op de veiling is onafhankelijk van de prijs.<br />

In de eerste week van mei worden er op deze veiling 400.000 kilo asperges aangeboden. In<br />

de tweede week van mei is het aanbod zo groot dat de prijs 30% lager ligt dan in de week<br />

daarvoor.<br />

a Is een veiling een voorbeeld van een abstracte of van een concrete markt? Verklaar het<br />

antwoord.<br />

b Bereken de evenwichtsprijs in de eerste week.<br />

c Bereken de omzet op deze veiling in de tweede week van mei.<br />

9 Kabeljauw in het nauw<br />

Door langdurige overbevissing is kabeljauw een van de meest bedreigde vissoorten in<br />

Europa geworden. Daardoor wordt niet alleen het voortbestaan van de kabeljauw ernstig<br />

bedreigd, maar ook dat van veel andere vissoorten.<br />

Verschillende deskundigen waarschuwen dat daardoor het biologisch evenwicht in de<br />

oceanen ernstig verstoord dreigt te raken. De Europese autoriteiten willen dat proberen te<br />

voorkomen en vragen aan een panel van deskundigen een advies.<br />

De economen in dat panel stellen voor het mark<strong>tm</strong>echanisme een <strong>deel</strong> van het werk te laten<br />

doen. Door het instellen van een accijns op kabeljauw zal volgens hen de overbevissing<br />

worden afgeremd. Zij illustreren hun voorstel met de onderstaande figuur.<br />

a<br />

b<br />

Op het internetforum van het panel komen reacties binnen op het voorstel van de<br />

economen. De vissersorganisatie ‘Leven van vis’ schrijft boos dat het voorgestelde beleid<br />

zal leiden tot afnemende welvaart. De milieuorganisatie ‘Leven met vis’ schrijft in te<br />

stemmen met het voorstel van de economen aangezien dat zal leiden tot toenemende<br />

welvaart.<br />

Tijdens een werkbespreking lichten de economen hun voorstel toe. In de rondvraag stelt de<br />

voorzitter van het panel aan de economen nog de vraag hoe het kan dat hun voorstel<br />

volgens de ene organisatie tot afnemende en volgens de andere organisatie tot toenemende<br />

welvaart leidt.<br />

Beschrijf langs economische weg hoe overbevissing bij kabeljauw ook het voortbestaan van<br />

andere vissoorten kan bedreigen.<br />

Beschrijf hoe volgens de economen hun voorstel leidt tot minder overbevissing bij<br />

kabeljauw. Gebruik in het antwoord in elk geval de begrippen “afwenteling van kosten” en<br />

“betalingsbereidheid”.


c<br />

d<br />

Bereken met hoeveel procent de hoeveelheid gevangen kabeljauw afneemt als het voorstel<br />

van de economen wordt uitgevoerd.<br />

Formuleer het antwoord van de economen in het panel aan hun voorzitter. Betrek daarin<br />

beide door de voorzitter aangehaalde organisaties. Het antwoord moet passen in de<br />

gegeven context. Gebruik ongeveer 75 woorden.<br />

Eindexamen vwo 2010 opgave 1 (pilot)<br />

10 Een belangrijke groep vragers van de kunststof wordt gevormd door de producenten van<br />

kozijnen. Een substituut voor kunststof is in dit geval tropisch hardhout.<br />

Uit milieuoverwegingen wil de overheid de invoer van tropisch hardhout beperken. Zij stelt<br />

daartoe een importheffing in, waardoor tropisch hardhout 25 procent duurder wordt. Dat<br />

heeft invloed op de vraaglijn van kunststof wat in de figuur zichtbaar is gemaakt.<br />

Verschuift de vraaglijn van kunststof van A naar B of omgekeerd door de importheffing op<br />

tropisch hardhout? Verklaar je antwoord.<br />

11 In het begin van deze eeuw ontstond er als<br />

gevolg van terrorismedreiging en de<br />

economische recessie een teruggang in het<br />

personenvervoer door de lucht. Stel dat voor de<br />

genoemde invloeden de vraag naar<br />

personenvervoer door de lucht bij een<br />

luchtvaar<strong>tm</strong>aatschappij werd weergegeven door<br />

de lijn V1 in de onderstaande tekening. In de<br />

uitgangssituatie gold P1.<br />

a Geef met letters aan hoe de vraag bij de prijs<br />

P1 veranderde door de dreiging en de recessie.


De luchtvaar<strong>tm</strong>aatschappijen kregen bovendien te maken met sterk stijgende<br />

brandstofkosten, die zij <strong>deel</strong>s op de consument afwentelden. De prijs steeg daardoor naar<br />

P2.<br />

Geef met letters aan wat het totale effect was dat de recessie en de stijgende<br />

brandstofkosten hadden op de gevraagde hoeveelheid.<br />

12 De energieprijzen komen ook op de “markt” tot stand. De prijzen die wij betalen voor ons<br />

gas en elektra zijn nauw verbonden met de olieprijzen.<br />

a Waarom veranderen de benzineprijzen bij de pomp vrijwel dagelijks.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Twee keer per jaar stellen de Nederlandse elektriciteitsbedrijven de prijs voor gas en<br />

elektra vast aan de hand van de op dat moment geldende olieprijs.<br />

Kun je voor de huishoudelijke energiemarkt spreken over een efficiënte marktwerking?<br />

Bedenk voordelen van vrije marktwerking.<br />

Bedenk nadelen van vrije marktwerking<br />

13 Een fles sterke drank heeft een winkelverkoopprijs van € 12, (inclusief accijns) De accijns<br />

bedraagt € 7,50 per fles. Het aantal verkochte flessen in 2005 bedroeg 8.000.000.<br />

a Bereken de grootte van de belastingopbrengst in 2005.<br />

Op 1 januari 2006 verhoogt de regering de belasting met € 0,60. Deze verhoging kan de<br />

verkoper volledig op de consument afwentelen. De regering verwacht dat de prijselasticiteit<br />

van de vraag voor het bewuste artikel – 0,8 is.<br />

b Is er volgens de regering sprake van een prijselastische dan wel van een prijsinelastische<br />

vraag? Verklaar je antwoord.<br />

c Bereken de grootte van de verwachte belastingopbrengst in 2006.<br />

Aan het einde van het jaar 2006 bleek dat de regering zich ten aanzien van de<br />

prijselasticiteit had vergist. De belastingopbrengst was € 58.320.000.<br />

d Bereken hoeveel stuks er van het artikel zijn verkocht in 2006.<br />

e Bereken de werkelijke grootte van de prijselasticiteit.<br />

f Bereken de “tegenvaller” in deze accijnsbelastingopbrengst van 2006.<br />

14 Uit een bericht van het Centraal Planbureau.<br />

Bij het personenvervoer door de lucht schatten de meeste studies de prijselasticiteit voor<br />

passagierskilometers als functie van ticketprijzen bij zakelijke reizigers tussen –0,4 en –1,2<br />

en voor de recreatieve reiziger tussen –1,1 en –2,7. De brandstofprijselasticiteit van<br />

luchtvaart ligt waarschijnlijk tussen –0,2 en –0,4.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Leg uit waarom de prijselasticiteit voor passagierskilometers als functie van ticketprijzen bij<br />

de recreatieve reiziger elastischer is dan van zakelijke reizigers.<br />

Stel dat de prijselasticiteit voor de recreatieve reiziger –1,7 bedraagt en die voor de zakelijke<br />

reiziger –0,8. Stel verder dat de ticketprijzen stijgen met 5%.<br />

Bereken in dat geval de procentuele verandering van de vraag naar reizigersverkeer en de<br />

procentuele verandering van de vraag naar zakelijk verkeer.<br />

Is de omzet in het recreatieve reizigersverkeer gestegen of gedaald? Licht je antwoord toe!<br />

15 Nederlandse bedrijven spelen regelmatig een rol bij de introductie van audiovisuele<br />

elektronica. Stel dat in Nederland de markt voor een nieuw soort MP3-speler wordt beheerst<br />

door twee aanbieders. De vraagfuncties van beide luiden als volgt:


Q 1 = –5P 1 + 3P 2 + 152<br />

Q 2 = –5P 2 + 4P 1 + 200<br />

Daarbij geldt:<br />

Q 1 = afzet van aanbieder 1 (x 1.000 stuks)<br />

Q 2 = afzet van aanbieder 2 (x 1.000 stuks)<br />

P 1 = prijs van het product van aanbieder 1 (x € 10)<br />

P 2 = prijs van het product van aanbieder 2 (x € 10)<br />

In de uitgangssituatie geldt P 1 = 20; P 2 = 16<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Op dit soort markten heerst soms hevige concurrentie. Als er met prijzen wordt<br />

geconcurreerd, is de kruiselingse prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid (EKV) een<br />

belangrijk gegeven voor de aanbieder.<br />

Bereken de EKV van goed Q 1 in de uitgangssituatie (in 2 decimalen)<br />

De waarde van EKV wordt in feite bepaald door de mate waarin de consument beide<br />

goederen onderling substitueerbaar acht.<br />

Geef daarvoor een verklaring.<br />

Stel dat beide aanbieders vanuit de uitgangssituatie tegelijkertijd hun prijs met € 20<br />

verlagen.<br />

Zal de afzet van aanbieder 1 daardoor stijgen, dalen of gelijk blijven. Verklaar je antwoord<br />

met een berekening.<br />

16 If you can’t beat them, join them<br />

Lees de context van deze paragraaf nog eens en beantwoord dan samen met de<br />

onderstaande tabel de volgende vragen.<br />

Uit de tabel is af te leiden dat in 2002 de prijselasticiteit van de vraag naar muziek-cd’s –3<br />

bedroeg.<br />

Een econoom die onderzoek heeft verricht naar deze markt doet twee uitspraken:<br />

Uitspraak 1 “De kruiselingse prijselasticiteit van de vraag naar muziekbestanden voor de<br />

prijs van muziek-cd’s is zeer groot.” Mede op basis van deze constatering stelt hij:<br />

Uitspraak 2 “Ik verwacht voor deze markt op korte termijn fusies tussen (ketens van)<br />

detailhandelaren en aanbieders van internetdiensten.”<br />

a Toon met een berekening aan dat de vraag naar muziek-cd’s in 2003 prijselastischer is<br />

geworden ten opzichte van 2002.<br />

b Is de kruiselingse prijselasticiteit van de vraag naar muziekbestanden voor de prijs van<br />

muziek-cd’s positief of negatief? Verklaar het antwoord.<br />

c Geef een verklaring voor uitspraak 2.<br />

(Vwo totaalvak 2004-I-2)<br />

17 In een land vindt de overheid dat het sterk toegenomen gebruik van bromscooters de<br />

verkeersveiligheid bedreigt. Om dit gebruik af te remmen onderzoekt de overheid twee<br />

mogelijke maatregelen, waarvan ze er uiteindelijk één wil kiezen:<br />

1 Een heffing op de aanschafprijs van een nieuwe bromscooter in de vorm van een vast<br />

bedrag in euro’s per bromscooter.<br />

2 Een heffing op de prijs van bromscooterbrandstof.


Er is ook onderzoek gedaan naar de mate waarin de afzet van nieuwe bromscooters<br />

reageert op een prijsverandering van bromscooterbrandstof. In de uitgangssituatie bedraagt<br />

deze kruislingse prijselasticiteit van de afzet van nieuwe bromscooters ten opzichte van de<br />

prijs van bromscooterbrandstof −0,625.<br />

De mogelijke effecten van beide maatregelen op de markt voor nieuwe bromscooters in dit<br />

land zijn in onderstaande figuur weergegeven. De omzet van bromscooters na het nemen<br />

van maatregel 2 is in de grafiek aangegeven.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Bereken hoeveel procent van de heffing door de producenten van bromscooters wordt<br />

afgewenteld op de consumenten, indien wordt gekozen voor uitvoering van maatregel 1.<br />

Arceer in de grafiek het omzetverlies na afdracht van de heffing voor de producenten van<br />

bromscooters als gevolg van het kiezen voor uitvoering van maatregel 1.<br />

Toon aan dat prijs van bromscooterbrandstof met 40% stijgt, indien wordt gekozen voor<br />

uitvoering van maatregel 2.<br />

Een woordvoerder van een organisatie van bromscooterproducenten is van mening dat<br />

maatregel 2 de minst slechte optie is voor de producenten, omdat zij door toekomstige<br />

productinnovatie (verbetering/vernieuwing) het effect van maatregel 2 kunnen afzwakken.<br />

Leg uit dat toekomstige productinnovatie het effect van maatregel 2 op de afzet van nieuwe<br />

bromscooters kan afzwakken.<br />

Vwo eindexamen 2009 opgave 5<br />

18 Belasting op belastende diesel <br />

Het verbruik van autobrandstoffen heeft negatieve effecten op het milieu zoals de uitstoot<br />

van fijnstof en het broeikasgas CO2. Daarom heeft een milieuorganisatie onderzoek laten<br />

doen naar de effecten van een accijnsverhoging op diesel op de uitstoot van broeikasgas.<br />

Als uitgangspunt is gekozen voor een accijnsverhoging waardoor de prijs van diesel zal<br />

stijgen met 15%. In het onderzoek is gekeken naar het directe effect op de vraag naar diesel<br />

en ook naar indirecte effecten. Dieselrijders kunnen immers overstappen op een<br />

benzineauto als gevolg van het duurder worden van de diesel. Andere autobrandstoffen zijn<br />

buiten beschouwing gelaten. In tabel 1 zijn enkele elasticiteiten opgenomen die in het<br />

onderzoek zijn gebruikt voor het berekenen van de te verwachte effecten. Bij de kruislingse<br />

prijselasticiteit gaat het in deze opgave uitsluitend om dieselrijders die bij een verhoging van<br />

de prijs van diesel overwegen over te stappen op een auto op benzine en daarmee dus


vragers naar benzine zullen worden. In het onderzoek wordt een mogelijke verandering in<br />

het verbruikersgedrag van benzinerijders buiten beschouwing gelaten.<br />

In tabel 2 staat het verbruik van diesel en benzine en de daarmee recht evenredig<br />

samenhangende uitstoot van CO2 in het jaar voorafgaand aan de accijnsverhoging.<br />

Uit het onderzoek komt onder andere als conclusie: “De vraag naar diesel voor het<br />

personenverkeer is bij groep 2 minder prijselastisch dan bij groep 1”<br />

a Geef een verklaring voor het in de conclusie genoemde verschil.<br />

b Geef een verklaring voor de lagere waarde van Ek van groep 1 in vergelijking met groep 2.<br />

c Bereken de procentuele daling van de totale uitstoot van CO2 door personenauto’s als<br />

gevolg van de prijsverhoging van diesel.<br />

d <br />

Critici van de voorgenomen accijnsverhoging op diesel stellen dat er blijkbaar een forse<br />

verhoging van de accijnzen op diesel en op benzine nodig is om de uitstoot van CO2<br />

aanzienlijk te verlagen. Bovendien zou dit gecombineerd moeten worden met afschaffing<br />

van de motorrijtuigenbelasting.<br />

Leg uit hoe de combinatie van beide maatregelen die de critici voorstellen, zou kunnen<br />

leiden tot een aanzienlijke verlaging van de uitstoot van CO2.<br />

Vwo herexamen 2008 opgave 4<br />

19 Lees het artikel “inkomenselasticiteit in het luchtverkeer.<br />

Inkomenselasticiteit in het luchtvervoer<br />

De hoogte van de inkomenselasticiteit in het personenvervoer in de luchtvaart is ongeveer 1,5 voor<br />

zakelijke reizigers en 2,0 voor recreatieve reizigers. De literatuur over de prijselasticiteit van het<br />

goederenvervoer door de lucht en van de zeescheepvaart is te schaars om kwantitatieve<br />

conclusies te kunnen trekken.<br />

a<br />

b<br />

Heeft dit artikel betrekking op een noodzakelijk of een luxe goed? Licht je antwoord toe.<br />

Verklaar het verschil in de inkomenselasticiteit voor zakelijke reizigers en recreatieve<br />

reizigers.


20 In onderstaande grafiek staan twee Engelkrommen getekend. Vul het tabelletje met behulp<br />

van de grafiek in en bereken voor beide goederen de inkomenselasticiteit van de<br />

gevraagde hoeveelheid als het inkomen stijgt van € 20.000 naar € 30.000.<br />

Inkomen<br />

20.000<br />

30.000<br />

Uitgaven<br />

Noodzakelijk<br />

goed (A)<br />

%∆I<br />

(A)<br />

%∆Q 1<br />

(A)<br />

Uitgaven<br />

Luxe goed<br />

(B)<br />

%∆I<br />

(B)<br />

%∆Q 1<br />

(B)<br />

21 Stel dat de volgende vergelijking de vraag naar kroketten weergeeft: Q v = −3P + 1.800<br />

(P in centen per kroket, Q v in duizenden kroketten).<br />

Neem aan dat de prijs van een kroket in eerste instantie van 120 cent naar 150 cent stijgt.<br />

a Bereken de prijselasticiteit van de vraag naar kroketten.<br />

Vervolgens daalt de prijs weer naar 120 cent.<br />

b Bereken opnieuw de prijselasticiteit van de vraag naar kroketten.<br />

c Geef een verklaring voor het verschil in uitkomst tussen de vragen a en b.<br />

d<br />

De vraag naar kroketten blijkt ook af te hangen van de prijs van cola:<br />

Q vk = −3Pk + ½Pc + 1.500 (Q vk is de gevraagde hoeveelheid kroketten in duizenden stuks,<br />

Pk is de prijs van kroketten in centen per stuk en Pc is de prijs van cola in centen per flesje).<br />

In de uitgangssituatie is de prijs van een kroket 150 cent en die van een flesje cola 80 cent.<br />

Bereken de kruiselingse prijselasticiteit van de vraag naar kroketten<br />

Marian heeft een inkomen van € 1.600 per maand. Haar maandelijkse consumptie van<br />

kroketten hangt als volgt samen met haar inkomen: q vk = 0,005I + 2 (I = inkomen in<br />

euro’s)<br />

e Bereken de inkomenselasticiteit van Marian’s vraag naar kroketten.<br />

f Vormen kroketten voor Marian een luxegoed?<br />

g Geldt je antwoord op vraag f voor alle consumenten die net als Marian een inkomen van €<br />

1.600 per maand hebben? Licht je antwoord toe.<br />

22 Nederland vakantieland?<br />

Een marketingbureau heeft onderzoek gedaan naar de aantrekkelijkheid van Nederland als<br />

vakantieland. Uit dat onderzoek blijkt dat Nederlanders steeds vaker een buitenlandse<br />

vakantie gaan boeken en dat de vraag naar vakanties in eigen land gaat afnemen. De<br />

onderzoekers noemen daarvoor de volgende oorzaken:<br />

• de invoering van de euro;


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

• de stijging van de inkomens;<br />

• de toenemende scholingsgraad van de bevolking;<br />

• het toenemend gebruik van internet.<br />

De onderzoekers concluderen dat binnenlandse vakantiereizen voor veel mensen een<br />

inferieur goed gaan worden.<br />

Hoe blijkt dat uit het onderzoek?<br />

Reisbureau Delta heeft uitsluitend binnenlandse vakantiereizen in het assortiment en<br />

ondervindt in toenemende mate concurrentie van reisbureaus die buitenlandse<br />

vakantiereizen in Europa aanbieden.<br />

Leg uit dat de invoering van de euro een ongunstig effect kan hebben op de<br />

concurrentiepositie van Delta.<br />

Op korte termijn wordt de concurrentiepositie van Delta vooral bepaald door de prijzen.<br />

Delta beschikt over de volgende gegevens:<br />

• prijselasticiteit van de vraag naar binnenlandse vakantiereizen –0,6<br />

• prijselasticiteit van de vraag naar buitenlandse vakantiereizen –1,4<br />

• kruiselingse prijselasticiteit van de vraag naar binnenlandse vakantiereizen ten opzichte<br />

van de prijs van buitenlandse vakantiereizen +0,8<br />

Geef een economische verklaring voor het gegeven dat de vraag naar buitenlandse<br />

vakantiereizen prijselastischer is dan de vraag naar binnenlandse vakantiereizen.<br />

De directie van Delta verwacht dat buitenlandse vakantiereizen 5% goedkoper worden. De<br />

commercieel-directeur van Delta stelt voor de prijzen van Delta-reizen zodanig aan te<br />

passen dat de afzet gelijk blijft. Dat gaat ten koste van de omzet. De financieel-directeur is<br />

daarom tegen dat voorstel. Hij stelt dat de omzetdaling kan worden beperkt door niet op de<br />

prijsdaling van de buitenlandse reizen te reageren.<br />

Bereken met hoeveel procent de prijs van Delta-reizen moet dalen om de afzet gelijk te<br />

houden.<br />

Is de stelling van de financieel-directeur juist? Verklaar het antwoord met behulp van de<br />

beschikbare cijfers.<br />

(Vwo <strong>deel</strong>vak 2001-II-2)<br />

23 In de grafiek hiernaast staan de resultaten<br />

weergegeven van een onderzoek naar het<br />

verband tussen het inkomen en de<br />

uitgaven aan binnenlandse vakanties. Een<br />

onderzoeker concludeert dat<br />

“binnenlandse vakanties” zowel tot de luxe<br />

goederen als tot de noodzakelijke en zelfs<br />

inferieure goederen kan behoren. Verklaar<br />

deze stelling<br />

24 De goederencategorieën ‘binnenlandse vakantiedagen’ en ‘buitenlandse vakantiedagen’<br />

kunnen worden beschouwd als substituten. Stel dat het aantal buitenlandse vakantiedagen<br />

van een consument als volgt wordt beschreven:<br />

Vbu = −0,02Pbu + 0,03Pbi + 0,002I − 39.<br />

De symbolen hebben de volgende betekenis:<br />

Vbu aantal buitenlandse vakantiedagen per jaar<br />

Pbu prijs van een buitenlandse vakantiedag in euro’s<br />

Pbi prijs van een binnenlandse vakantiedag in euro’s<br />

I jaarinkomen van de consument in euro’s.<br />

Alle variabelen zijn positief.


a<br />

b<br />

c<br />

Hoe komt in de vergelijking tot uitdrukking dat de beide goederencategorieën<br />

substitutiegoederen voor elkaar zijn? Licht je antwoord toe.<br />

Gegeven is dat Pbi = 100 en Pbu = 200.<br />

Bereken het drempelinkomen voor de vraag naar buitenlandse vakantiedagen.<br />

Gegeven is verder dat I = 40.000.<br />

Bereken de kruiselingse prijselasticiteit van de vraag naar buitenlandse vakantiedagen.<br />

In de figuur hieronder zijn getekend de inkomensvraaglijn (ook wel Engelcurve genoemd)<br />

van buitenlandse vakantiedagen (Vbu) en de inkomensvraaglijn van binnenlandse<br />

vakantiedagen (Vbi).<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Stel dat er sprake is van een luxegoed als bij een stijgend inkomen een toenemend <strong>deel</strong> van<br />

het inkomen aan dat goed wordt besteed.<br />

Voor welke inkomens zijn binnenlandse vakantiedagen een luxegoed? Vermeld in het<br />

antwoord de letters uit bovenstaande figuur.<br />

Stel dat door een fiscale heffing op vliegtuigbrandstof, ceteris paribus, de prijs van<br />

buitenlandse vakantiedagen stijgt.<br />

In welke richting verschuift de inkomensvraaglijn Vbu door deze prijsstijging? Licht je<br />

antwoord toe.<br />

Vanaf welk inkomen heeft deze prijsstijging invloed op de inkomensvraaglijn Vbi? Vermeld<br />

de desbetreffende letter uit bovenstaande figuur en verklaar je antwoord.<br />

(Vwo)<br />

25 Welke spoorweg leidt naar Rome?<br />

In een land is het personenrailvervoer in handen van één spoorwegmaatschappij die<br />

volledig eigendom is van de overheid. De productiecapaciteit van dit bedrijf bedraagt 4<br />

miljoen reizigerskilometers (rkm). In de uitgangssituatie heeft de overheid een vaste prijs<br />

vastgesteld van € 0,20 per rkm. Bij deze prijs bestaat er een capaciteitstekort. Onderstaand<br />

worden voor deze uitgangssituatie de kosten en opbrengsten weergegeven:<br />

Let op: de GO-lijn is dezelfde lijn als de prijsafzetfunctie<br />

De overheid en de directie van de spoorwegmaatschappij verschillen van visie over het<br />

beleid op korte termijn:


• De overheid wil dat de vastgestelde prijs blijft gelden als een maximumprijs in het belang<br />

van de reiziger. Verder stelt de overheid dat de spoorwegmaatschappij moet streven naar<br />

een zo groot mogelijke afzet tegen een prijs die kostendekkend is.<br />

• De directie van de spoorwegmaatschappij vindt dat de overheid de vaste prijs moet<br />

loslaten. De directie blijft, net als in de uitgangssituatie, streven naar maximale totale winst.<br />

a Hoe groot is bij de prijs van € 0,20 per rkm het capaciteitstekort? Gebrik voor je antwoord de<br />

grafiek.<br />

b Welke prijs zal er op deze markt tot stand komen als de visie van de overheid wordt<br />

gevolgd? Verklaar het antwoord met behulp van de figuur.<br />

c Leg uit waarom het voorstel van de overheid op korte termijn het capaciteitstekort niet<br />

kleiner maar groter maakt.<br />

d Zal het capaciteitstekort opgelost zijn als de visie van de directie van de<br />

spoorwegmaatschappij wordt gevolgd? Verklaar het antwoord.<br />

26 Zuinig met energie<br />

In een gemeente wordt de levering van energie verzorgd door het gemeentelijk<br />

energiebedrijf (monopolist). In de figuur hieronder zijn de gegevens over kosten en<br />

opbrengsten van het gemeentelijke energiebedrijf in beeld gebracht. De variabele kosten<br />

bedragen € 0,20 per eenheid energie ongeacht de productieomvang.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

De levering van energie kan voor dit energiebedrijf winstgevend zijn.<br />

Bepaal bij welke prijs het energiebedrijf een maximale winst behaalt.<br />

Welke hoeveelheid eenheden energie biedt het bedrijf dan aan.<br />

Bereken de grootte van de omzet/opbrengst bij dit rentabiliteitsoptimum


Extra opgaven<br />

27 Garantietermijn verstreken<br />

In het kader van de afspraken binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) pleiten met name<br />

ontwikkelingslanden voor liberalisering van de handel in landbouwproducten. Belangen van<br />

landbouwers uit Europa en Noord-Amerika vormen vaak een obstakel voor dit streven naar<br />

vrijhandel.<br />

In een land wordt voor het landbouwproduct ‘Tarso’ een minimumprijs gehanteerd van €<br />

1,25 per kilogram. De overheid van dit land wil daarmee de producenten van Tarso een<br />

zekere inkomensgarantie bieden. Eventuele overschotten worden opgekocht door de<br />

overheid.<br />

Met betrekking tot vraag en aanbod van Tarso gelden in dit land de volgende gegevens.<br />

(1) Qa = 275 Qa = de door producenten aangeboden hoeveelheid Tarso (× 100.000<br />

kilogram per jaar)<br />

(2) Qv = −200p + 450 Qv = de door consumenten gevraagde hoeveelheid Tarso (×<br />

100.000 kilogram per jaar)<br />

P = prijs van Tarso in euro’s per kilogram<br />

Van de samenhang in dit land tussen de totale uitgaven van de consumenten aan Tarso en<br />

het gemiddeld besteedbare inkomen van consumenten, is het volgende bekend.<br />

(3) U = 1.500Y – 12.500.000<br />

U = totale uitgaven aan tarso (€)<br />

Y = gemiddeld besteedbaar inkomen (€)<br />

Vergelijking (3) geldt bij een prijs van € 1,25 per kilogram Tarso.<br />

In onderstaande figuur wordt vergelijking (3) weergegeven als een inkomensuitgavenlijn.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Bereken hoeveel de overheid moet uitgeven om het aanbodoverschot van tarso op te<br />

kopen.<br />

In de uitgangssituatie geldt: y = € 25.000. Stel dat het gemiddeld besteedbare inkomen van<br />

de consumenten in dit land stijgt met 5%. Op de markt voor Tarso blijft de evenwichtsprijs<br />

onder de minimumprijs van € 1,25 liggen.<br />

Bereken met hoeveel kilogram het aanbodoverschot van Tarso zal afnemen, ten opzichte<br />

van de uitgangssituatie.<br />

Onder druk van de WTO verlaagt de overheid in dit land de minimumprijs voor Tarso met<br />

10%. Hierdoor daalt de verkoopprijs van Tarso en verschuift de inkomens-uitgavenlijn<br />

evenwijdig naar links.<br />

Leg uit, zonder een berekening te maken, dat de uitgaven voor het opkopen van het<br />

aanbodoverschot dan met méér dan 10% dalen.<br />

Is de vraag naar Tarso in dit land prijselastisch of juist prijsinelastisch? Verklaar het<br />

antwoord met een berekening.<br />

Vwo eindexamen 2007 opgave 1<br />

28 Scholieren kopen steeds meer kleding<br />

Kleding is de grootste uitgavenpost van scholieren. Ongeveer dertig procent van alle<br />

scholieren krijgt een eigen budget om kleding te kopen. Dit kleedgeld bedraagt in Nederland<br />

jaarlijks in totaal ongeveer € 300 miljoen. De vraag naar kleding door scholieren wordt<br />

volgens de economische theorie bepaald door diverse factoren. Enkele van deze factoren<br />

zijn de voorkeuren van scholieren, de prijs van kleding en het inkomen (inclusief kleedgeld)<br />

van scholieren.<br />

a Noem een andere factor.<br />

Er is onderzoek gedaan naar het bestedingsgedrag van scholieren. Bij dit onderzoek zijn de<br />

scholieren ver<strong>deel</strong>d in jongens en meisjes en in scholieren die wel en geen kleedgeld<br />

krijgen. Uit dit onderzoek is de prijselasticiteitscoëfficiënt van de vraag naar spijkerbroeken<br />

afgeleid. De resultaten staan in de tabel.<br />

b<br />

Uit het onderzoek blijkt dat jongens zonder kleedgeld minder sterk reageren op een<br />

prijsverandering van spijkerbroeken dan meisjes zonder kleedgeld.<br />

Kan A in tabel 1 dan –0,1 zijn? Verklaar het antwoord.<br />

Stel dat de prijs van spijkerbroeken op een bepaald moment met 10 procent wordt<br />

verhoogd.


c<br />

Zal de omzet van spijkerbroeken, behaald bij meisjes met kleedgeld, door deze<br />

prijsverhoging dalen, stijgen of gelijk blijven? Licht je antwoord toe.<br />

Havo totaalvak 2002-I-1<br />

29 Studentenkamers onbetaalbaar<br />

In steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht wordt het steeds moeilijker voor studenten<br />

woonruimte te vinden. Het tekort aan kamers voor studenten in de grote steden groeit en de<br />

huurprijzen worden steeds hoger. Het prijsinelastische aanbod van kamers voor studenten<br />

speelt hierbij een rol. Het plan om de gratis openbaarvervoerkaart voor studenten af te<br />

schaffen, dreigt de huurprijzen verder op te jagen.<br />

a Leg uit dat het afschaffen van de gratis openbaarvervoerkaart voor studenten tot een<br />

hogere huurprijs van kamers voor studenten kan leiden.<br />

b Verklaar waardoor het aanbod van kamers voor studenten op korte termijn prijsinelastisch<br />

is.<br />

Studentenkamers<br />

c<br />

Stel dat gemeentebesturen in de studentensteden overwegen in te grijpen door een<br />

maximumhuurprijs per kubieke meter woonruimte in te stellen. Verwacht wordt dat deze<br />

ingreep het tekort aan kamers voor studenten sterk opdrijft. Stel dat in een gemeente een<br />

dergelijke maximumhuurprijs wordt ingesteld, maar dat de terugloop van het aanbod van<br />

kamers voor studenten als gevolg van deze maatregel achteraf meevalt.<br />

Is het aanbod van kamers voor studenten achteraf prijselastischer of prijsinelastischer dan<br />

aanvankelijk werd verwacht? Verklaar het antwoord.<br />

Havo totaalvak 2002-II-5<br />

30 Horeca uitgerookt?<br />

De Nederlandse overheid probeert de consumptie van rookwaren, zoals sigaretten, shag<br />

en sigaren, te beïnvloeden. Zo mogen jongeren geen rookwaren kopen en bestaat er een<br />

reclameverbod. Ook heft de overheid accijnzen, die worden doorberekend en daardoor<br />

leiden tot hogere consumentenprijzen voor rookwaren.<br />

Het laatste wapenfeit is de invoering van een rookverbod in de horeca op 1 juli 2008. Het<br />

rookverbod in de horeca is een beleidsmaatregel om werknemers een gezonde werkplek te<br />

bieden, de consumptie van rookwaren te verminderen en de volksgezondheid te<br />

bevorderen. De Minister van Volksgezondheid heeft toegezegd dat het rookverbod een jaar<br />

na invoering geëvalueerd zal worden en dat hij van de bevindingen verslag zal doen aan de<br />

Tweede Kamer. Om deze maatregel te onderbouwen, heeft de Minister een economisch


onderzoeksbureau een kosten-batenanalyse laten opstellen met betrekking tot het<br />

rookverbod in de horeca. Enkele conclusies van dit onderzoek zijn in bron 4 weergegeven.<br />

De leerlingen in een havo 5 klas discussiëren over het overheidsbeleid dat probeert het<br />

roken te verminderen. De volgende opmerkingen worden gemaakt:<br />

− Eva: “Als de overheid de accijns op alle rookwaren met een zelfde percentage verhoogt,<br />

zal de gevraagde hoeveelheid van een pakje sigaretten sterker afnemen dan die van een<br />

pakje shag.”<br />

− Steffie: “Als de consumentenprijzen van rookwaren stijgen, treedt er een substitutie-effect<br />

op tussen de vraag naar een pakje sigaretten en de vraag naar een pakje shag.”<br />

− Victor: “De vermindering van de gevraagde hoeveelheid sigaretten als gevolg van het<br />

rookverbod in de horeca, kan de overheid óók bereiken door te zorgen dat de prijs van een<br />

pakje sigaretten 40% hoger wordt.”<br />

a<br />

b<br />

Gebruik bron 1 bij de vragen 1 en 2.<br />

Geef met behulp van bron 1 een argument voor de bewering van Eva.<br />

Leg met behulp van bron 1 de bewering van Steffie uit.<br />

Combineer bronnen 1 en 2 bij vraag 3.


c<br />

d<br />

Laat met behulp van een berekening zien dat Victor gelijk heeft.<br />

De docent economie neemt vervolgens de bewering van Victor als uitgangspunt. Hij stelt<br />

dat deze vermindering van de gevraagde hoeveelheid zal leiden tot een afname van het<br />

consumentensurplus. Hij geeft de leerlingen de opdracht deze afname te arceren in een<br />

figuur met de vraaglijn uit bron 2. In bron 3 staan vier varianten van uitwerkingen van deze<br />

opdracht door leerlingen.<br />

Welke leerling heeft de opdracht van de docent juist uitgevoerd? Licht je keuze toe.<br />

Het rookverbod in de horeca houdt veel mensen bezig. Er zijn voordelen en nadelen.<br />

Hieronder worden enkele partijen genoemd, die te maken kunnen krijgen met gevolgen van<br />

de instelling van het rookverbod:<br />

− de collectieve sector;<br />

− de ziektekostenverzekeraars;<br />

− vakbonden voor horecapersoneel.<br />

e<br />

Gebruik bron 4.<br />

Kies de positie van een van deze drie betrokken partijen en beschrijf vanuit dat standpunt<br />

een voor<strong>deel</strong> en een na<strong>deel</strong> van het rookverbod in de horeca. Maak in de beschrijving<br />

minstens één keer gebruik van bron 4.<br />

Gebruik maximaal 50 woorden.


(Havo 2009 tweede tijdvak opgave, pilot)<br />

31 Tollen op de weg<br />

Op een autoweg ontstaan<br />

voortdurend files voor een brug. De<br />

beheerder van de weg, de<br />

provinciale overheid, overweegt voor<br />

het gebruik van de brug tol te gaan<br />

heffen. De bedoeling van de tol is,<br />

de lengte van de file met 75% te<br />

verminderen. Een onderzoeksbureau<br />

verstrekt de wegbeheerder<br />

de gegevens in onderstaande tabel<br />

en figuur. De daarin beschreven<br />

situatie heeft betrekking op een<br />

normale werkdag. De opbrengst van<br />

de tol is juist voldoende om alle<br />

kosten in verband met de tolheffing te dekken.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Toon aan dat bij een verdubbeling van<br />

het aantal auto’s dat de brug gebruikt,<br />

de lengte van de file meer dan<br />

verdubbelt.<br />

Bereken de totale tolopbrengst bij een<br />

toltarief van € 2,5. Zonder tolheffing<br />

zou de lengte van de file 8 kilometer<br />

zijn.<br />

Welk toltarief zou de wegbeheerder<br />

moeten vaststellen om zijn doel te<br />

bereiken? Verklaar het antwoord.<br />

Hieronder staan enkele uitspraken in<br />

verband met de tol:


d<br />

uitspraak 1: Bij tolheffing betaalt de automobilist voor het gebruik van de brug, wat voor de<br />

automobilist een negatief extern effect oplevert.<br />

uitspraak 2: Bij een toltarief van € 4,0 is er bij de brug geen file meer, waardoor de brug niet<br />

langer een schaars goed is.<br />

uitspraak 3: Door de invoering van de tolheffing wordt het gebruik van de brug een collectief<br />

goed.<br />

Geef voor elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.<br />

(Havo <strong>deel</strong>vak 2004-II-5)<br />

32 Benzineprijs op recordhoogte<br />

In 1999 en 2000 steeg de benzineprijs zeer sterk.<br />

Zoals de figuur laat zien, verhoogde ook de eigenaar<br />

van benzinepomp ’Het Pumpke’ de prijs. Veel<br />

automobilisten vonden de hoge benzineprijs<br />

vervelend. Dat merkte ’Het Pumpke’ aan de<br />

verkoopcijfers. Die zijn in de tabel weergegeven. In<br />

de loop van 2000 werden de protesten steeds luider.<br />

Enkele organisaties eisten van de regering een compensatie in de vorm van een lagere<br />

benzineaccijns.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Bereken hoeveel procent de benzineprijs bij ’Het Pumpke’ in het derde<br />

kwartaal 2000 hoger was dan in het tweede kwartaal 2000 (in ten<br />

minste één decimaal).<br />

Bereken bij deze prijsstijging de prijselasticiteit van de vraag naar<br />

benzine bij ’Het Pumpke’ (in ten minste één decimaal).<br />

In het vierde kwartaal 2000 is de prijselasticiteit van de vraag naar<br />

benzine bij ’Het Pumpke’ –0,5. Hieronder staan twee uitspraken met<br />

betrekking tot ’Het Pumpke’:<br />

uitspraak 1: In het vierde kwartaal 2000 heeft ’Het Pumpke’ te maken<br />

met een prijsinelastische vraag naar benzine.<br />

uitspraak 2: In het vierde kwartaal 2000 is de omzet van ’Het Pumpke’ lager dan in het<br />

derde kwartaal 2000.<br />

Geef voor elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.<br />

Stel dat de regering besluit de benzineaccijns te verlagen. De pomphouders berekenen<br />

deze accijnsverlaging door in de benzineprijs.<br />

In welke van de grafieken in figuur is de invloed daarvan op de gevraagde hoeveelheid en<br />

de prijs juist weergegeven?<br />

Geef in de juiste figuur ook de daling van het consumentensurplus weer.


33 De prijs van aardgas is tussen 1996 en 2002 vrijwel voortdurend gestegen. Dat heeft<br />

diverse oorzaken. De energiebedrijven passen de prijs van aardgas elk jaar aan de<br />

ontwikkeling van de olieprijs aan.<br />

Daarnaast is de gasprijs<br />

gestegen door een verhoging<br />

van het BTW-tarief. Tenslotte<br />

heeft ook de invoering van de<br />

milieuheffing op energieverbruik<br />

de gasprijs verhoogd.<br />

Onderzoek heeft uitgewezen dat<br />

in 2000 een gemiddeld gezin<br />

2.200 m3 aardgas verbruikte. Uit<br />

dat onderzoek bleek verder dat<br />

de prijselasticiteit van de vraag<br />

naar aardgas -0,3 bedraagt.<br />

De vraag naar aardgas is ...(1)...<br />

hetgeen er op wijst dat aardgas een ...(2)... goed is.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Wat moet in plaats van de cijfers worden ingevuld om een economisch correcte tekst te<br />

krijgen?<br />

bij (1) prijselastisch / prijsinelastisch<br />

bij (2) luxe / primair<br />

Bereken hoeveel procent de hoeveelheid verbruikt aardgas van een gemiddeld gezin in<br />

2001 lager is dan in 2000.<br />

Bereken het bedrag dat een gemiddeld gezin in 2001 uitgeeft aan aardgas.<br />

34 Reelanders blijken steeds meer vis te eten. In 2005 groeide de visconsumptie met 10<br />

procent. Deze groei van de consumptie van vis wordt onder andere veroorzaakt door<br />

groeiende twijfel bij het publiek of de consumptie van vlees wel zo gezond is.<br />

Ondanks de stijgende belangstelling is de consumptie van vis in Reeland laag vergeleken<br />

met andere landen. Hierbij speelt een rol dat Reelanders niet weten hoe ze vis moeten<br />

klaarmaken.<br />

a<br />

b<br />

Beredeneer wat er gebeurt met de vraaglijn van vis als gevolg van de groeiende twijfel of<br />

het eten van vlees wel zo gezond is.<br />

Welke vraagfactor zal beïnvloed worden door betere informatie over hoe je vis moet<br />

klaarmaken? Licht je antwoord toe.<br />

Neem aan dat de vraag naar vis als volgt weergegeven kan worden:


c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

q v = −4p v + 60 (p v is de prijs in euro’s per kilo vis en q v is de gevraagde hoeveelheid vis<br />

maal 1 miljoen ton). Neem ook aan dat vis € 5 per kilo kost.<br />

Bereken de prijselasticiteit van de vraag naar vis.<br />

Bereken de procentuele verandering van de vraag naar vis, wanneer de vishandelaren de<br />

prijs 4% verhogen.<br />

Neem aan dat de vraag naar vis op de volgende wijze samenhangt met de prijs van vlees:<br />

q v = p vl + 40 (q v is de gevraagde hoeveelheid vis maal 1 miljoen ton en p vl is de prijs van<br />

vlees per kilo).<br />

De prijs van vlees bedraagt € 8 per kilo.<br />

Bereken de kruiselingse prijselasticiteit van de vraag naar vis als puntelasticiteit.<br />

Welke soort goederen zijn vlees en vis ten opzichte van elkaar? Licht je antwoord toe.<br />

35 Rem op roken<br />

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voert een beleid gericht op het<br />

on<strong>tm</strong>oedigen van roken. De centrale doelstelling van dat beleid is een vermindering van het<br />

tabaksverbruik in Nederland. Een belangrijk wapen van de overheid in de strijd tegen het<br />

roken is het verhogen van de tabaksaccijns. Het succes van een accijnsverhoging hangt af<br />

van de prijselasticiteit van de vraag naar tabaksproducten.<br />

De gevolgen van een accijnsverhoging kunnen worden onderzocht aan de hand van een<br />

model van de Nederlandse sigarettenmarkt. In dat model wordt er van uitgegaan dat op de<br />

Nederlandse sigarettenmarkt steeds de volgende vraagvergelijking geldt: Qv = –10P + 150<br />

P = de prijs van een pakje sigaretten in euro’s<br />

Qv = de gevraagde hoeveelheid sigaretten per maand in miljoenen pakjes<br />

Verdere gegevens:<br />

• in de uitgangssituatie (vóór accijnsverhoging) bedraagt de prijs van een pakje sigaretten €<br />

3,-;<br />

• in de uitgangssituatie bedraagt de accijns 65% van de prijs;<br />

• in de uitgangssituatie wordt de waarde van de prijselasticiteit van de vraag naar sigaretten<br />

geschat op –0,25;<br />

• de accijnsverhoging bedraagt € 0,75 per pakje sigaretten en leidt tot een nieuwe prijs van €<br />

3,67;<br />

• andere indirecte belastingen worden in dit model buiten beschouwing gelaten.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Bereken de daling van de gevraagde hoeveelheid pakjes sigaretten als gevolg van de<br />

accijnsverhoging.<br />

Bereken hoeveel procent van de prijs na de accijnsverhoging uit accijns bestaat.<br />

Melle van Nelle is medewerker van het ministerie van VWS. Melle is van mening dat in het<br />

model het verwachte succes van een accijnsverhoging, als middel om roken te<br />

on<strong>tm</strong>oedigen, wordt overschat.<br />

Welke waarde van de prijselasticiteit van de vraag naar sigaretten is volgens Melle meer<br />

aannemelijk, –0,1 of –0,4? Verklaar het antwoord.<br />

Volgens Melle is een verbod op roken in cafés en restaurants een effectiever middel in de<br />

strijd tegen het roken dan het verhogen van de tabaksaccijns. Zo’n verbod op roken heeft<br />

invloed op de vraag naar sigaretten, waardoor de vraagvergelijking in het bovenstaande<br />

model zou moeten worden aangepast. Melle twijfelt bij deze aanpassing tussen twee<br />

mogelijkheden:<br />

mogelijkheid A: Qv = –10P + 120;<br />

mogelijkheid B: Qv = –10P + 180.<br />

Welke mogelijkheid is juist? Verklaar het antwoord.<br />

36 Minder broeikaseffect door premie?


Nederland heeft in de Japanse plaats Kyoto een internationaal verdrag ondertekend voor de<br />

vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Broeikasgas (CO2) komt onder meer vrij<br />

bij de opwekking van elektriciteit. Eén van de maatregelen die de Nederlandse regering in<br />

dit kader heeft genomen, is het instellen van een premie op energiezuinige wasmachines,<br />

koelkasten en vaatwassers. Consumenten krijgen bij aanschaf van zo’n energiezuinig<br />

huishoudelijk apparaat een premie van € 45 van hun energiebedrijf. Hierdoor ligt de prijs<br />

voor de consument van deze apparaten € 45 onder de winkelprijs. De energiezuinige<br />

apparaten waar de premie voor geldt, worden als ‘A-label’-apparaten gekenmerkt.<br />

Of de maatregel van de regering het totale energieverbruik terugdringt, hangt onder andere<br />

af van de mate waarin de consumenten reageren op de prijsverlaging van energiezuinige<br />

apparaten. Bovendien is het van belang hoeveel energie de ‘A-label’-apparaten besparen.<br />

Een jaar na het instellen wordt onderzocht of de premie succesvol is geweest. Een<br />

onderzoeker van een energiebedrijf heeft daartoe onderstaande gegevens verzameld over<br />

de verkoop van wasmachines.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

De onderzoeker veronderstelt dat veranderingen in de verkoop van wasmachines met ‘Alabel’<br />

uitsluitend bepaald worden door het instellen van de premie. Verder is er van<br />

uitgegaan dat de gemiddelde winkelprijs van € 590 van een wasmachine met ‘A-label’<br />

ongewijzigd is gebleven.<br />

Bereken de prijselasticiteit van de vraag naar wasmachines met ‘A-label’ na het instellen<br />

van de premie.<br />

De onderzoeker wil met behulp van de gegevens uit de tabel vaststellen hoe het<br />

energieverbruik van jaarlijks verkochte wasmachines zich ontwikkelt na het instellen van de<br />

premie. Verondersteld wordt dat per wasmachine jaarlijks 200 wasbeurten plaatsvinden. Het<br />

energieverbruik van wasmachines zonder ‘A-label’ is 2 kilowattuur per wasbeurt. Het<br />

energieverbruik van wasmachines met ‘A-label’ is 30% lager dan van wasmachines zonder<br />

‘A-label’.<br />

De onderzoeker concludeert, dat het totale energieverbruik van verkochte wasmachines<br />

voor en na het instellen van de premie gelijk blijft.<br />

Is de conclusie van de onderzoeker juist? Verklaar het antwoord met behulp van een<br />

berekening.<br />

Een fabrikant maakt alleen wasmachines zonder ‘A-label’. Deze fabrikant verwacht dat door<br />

het instellen van de premie zijn winst per verkochte wasmachine in de toekomst zal dalen.<br />

Geef een verklaring voor de toekomstverwachting van deze wasmachinefabrikant.<br />

37 De gegevens in onderstaande tabel hebben betrekking op de markt voor nieuwe auto’s in<br />

een bepaalde regio van Nederland.<br />

Gemiddelde prijs per auto<br />

Afzet<br />

€ 20.000 (p 1 ) 5.000<br />

€ 35.000 (p 2 ) 25.000<br />

€ 40.000 (p 3 ) 20.000<br />

€ 55.000 (p 4 ) 10.000


De vergelijking van de collectieve vraag naar nieuwe personenauto's luidt:<br />

q v = - 1,5p 1 - 1,0p 2 - 0,8p 3 - 0,5p 4 + 0,000003I + q vo , waarin<br />

q v = het gevraagde aantal nieuwe personenauto's in stuks<br />

q vo = de totale autonome (van het inkomen en de prijzen onafhankelijke) vraag naar nieuwe<br />

personenauto's in stuks<br />

I = het totale besteedbare inkomen in euro’s<br />

a<br />

Uit de gegevens blijkt dat de absolute waarde van de coëfficiënten kleiner is naarmate de<br />

prijs hoger is.<br />

Welke conclusie kun je daaruit trekken?<br />

In 2003 bedroeg het totale besteedbare inkomen 60 miljard euro.<br />

b Bereken de totale autonome vraag naar nieuwe personenauto's (q vo ) in 2003.<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Stel dat de totale autonome vraag naar nieuwe personenauto's (q vo ) verandert onder<br />

invloed van nivellering van de besteedbare inkomens.<br />

Zal door deze nivellering q vo toenemen, afnemen of gelijk blijven? Verklaar het antwoord.<br />

De vraag naar nieuwe personenauto's is vrij conjunctuurgevoelig. Het totale besteedbare<br />

inkomen in 2004 neemt toe ten opzichte van 2003.<br />

Zal de totale vraag naar nieuwe personenauto's dan meer of juist minder dan evenredig<br />

toenemen? Verklaar het antwoord met behulp van een berekening.<br />

Niet alleen de prijzen van auto's, maar ook de prijzen van andere goederen hebben invloed<br />

op de vraag naar personenauto's. Stel dat in 2004 goed G 6% duurder wordt terwijl het<br />

totale besteedbare inkomen 60 miljard euro blijft. De totale vraag naar nieuwe<br />

personenauto's wordt dan 60.540.<br />

Is een nieuwe personenauto een complementair of een substitutiegoed ten opzichte van<br />

goed G? Verklaar het antwoord met behulp van een berekening van een elasticiteitscoëfficiënt.<br />

38 De collectieve vraagfunctie van het nieuwe besturingsprogramma van Lunix PX ziet er op<br />

het moment van introductie als volgt uit:<br />

Q v = −4p +2000 (p in euro’s en q in miljoenen stuks).<br />

a<br />

Teken de grafiek van deze vraagfunctie.<br />

b Bereken de prijselasticiteit van de vraag, als de prijs van Lunix PX van € 300 naar € 320<br />

stijgt.<br />

c<br />

Verklaar met behulp van de bij vraag b berekende waarde van de prijselasticiteit of de<br />

omzet van Lunix PX door deze prijsverhoging stijgt of daalt.<br />

Na de introductie van Lunix PX heeft Lunix vrijwel alle concurrenten uit de markt gewerkt.<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Leg uit wat het verdwijnen van de concurrenten voor de ligging van de collectieve vraaglijn<br />

van Lunix PX betekent.<br />

Wat zal door het verdwijnen van de concurrenten gebeurd zijn met de prijselasticiteit van de<br />

vraag naar Lunix PX? Licht je antwoord toe.<br />

Beredeneer wat er met de waarde van de coëfficiënt van p (−4) en met die van de<br />

constante 2.000 gebeurt door het verdwijnen van de concurrenten.


39 In het Reelandse dagblad van 25 maart 2003 staat het volgende artikel te lezen.<br />

Run op vliegtickets voor WK in Nieuw-Zeeland<br />

Wie de komende WK in Nieuw Zeeland wil meemaken moet opschieten. Het overgrote <strong>deel</strong><br />

van de vluchten zit vol en veel luchtvaar<strong>tm</strong>aatschappijen hebben de prijzen van tickets voor<br />

die periode sterk verhoogd.<br />

Veel mensen hebben jaren gespaard om dit kampioenschap mee te maken. New-Sealand<br />

Airlines voorziet grote problemen met het bezoek aan Nieuw Zeeland.. Het bedrijf moet<br />

extra vluchten inzetten.<br />

De tickets van deze maatschappij worden duurder, maar niet zo extreem als die van<br />

Singapore Airlines, dat in de tijd van het WK waarschijnlijk 1.625 euro rekent in plaats van<br />

9.00 euro nu. Luchtvaar<strong>tm</strong>aatschappijen bieden doorgaans op elke vlucht een aantal<br />

goedkope stoelen; de rest wordt verkocht voor een hoger tarief.<br />

Een medewerker van de reisorganisatie WK-bezoek in Reeland verkocht onlangs een ticket<br />

naar Nieuw Zeeland – dat normaal 1.350 euro kost – voor 2.750 euro.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Beredeneer het effect van het WK op de vraaglijn van tickets naar Nieuw-Zeeland.<br />

Waarom bieden luchtvaar<strong>tm</strong>aatschappijen doorgaans op elke vlucht goedkope stoelen aan?<br />

Wat zal er gebeurd zijn met het aantal goedkope stoelen op de vluchten in de periode van<br />

het WK? Licht je antwoord toe.<br />

Neem aan dat de relatie tussen het besteedbare inkomen van de consumenten en de vraag<br />

naar vliegreizen er als volgt uitziet:<br />

q v = 0,002i − 20 (q v is de gevraagde hoeveelheid vliegreizen en i is het besteedbare<br />

inkomen van consumenten in euro’s).<br />

d<br />

e<br />

Laat met een berekening zien dat vliegen een drempelinkomen heeft en dus tot de luxe<br />

goederen behoort.<br />

Verklaar het effect van het WK op het drempelinkomen van vliegreizen.<br />

40 Wie gaat de tol betalen?<br />

In de Randstad ontstaan elke werkdag files. De overheid zoekt naar maatregelen om deze<br />

filevorming tegen te gaan. Daarbij wordt onder andere gedacht aan vormen van<br />

rekeningrijden. Eén zo’n vorm is: een voertuig dat in de spits via de hoofdwegen de<br />

Randstad inrijdt wordt elektronisch geregistreerd en moet vervolgens een tarief betalen.<br />

Deze vorm van rekeningrijden zal naar verwachting invloed hebben op het gemotoriseerde<br />

woon-werkverkeer naar de Randstad, hier verder het forensenverkeer genoemd.<br />

De overheid laat onderzoeken welke effecten rekeningrijden zal hebben op het<br />

forensenverkeer dat de Randstad binnenrijdt. Uit dit onderzoek komen voor de ochtendspits<br />

enkele gegevens zoals vermeld in tabel de. Deze gegevens hebben betrekking op de<br />

situatie vóór het invoeren van rekeningrijden.<br />

In haar plannen gaat de overheid vervolgens uit van de volgende prognoses voor de<br />

situatie in de ochtendspits, na invoering van het rekeningrijden. Per forensenreisdag zal er<br />

sprake zijn van één passage in de ochtendspits.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Geef een verklaring voor de verwachting dat het zakelijk verkeer toeneemt, indien deze<br />

vorm van rekeningrijden wordt ingevoerd.<br />

Laat met een berekening op basis van tabel 1 zien hoe de verwachte afname van het<br />

forensenverkeer uit de tweede tabel bepaald is.<br />

Als tarief per passage (het spitstarief) gaat de overheid uit van 3,5 euro.<br />

Belangenorganisaties van automobilisten zien liever een spitsvignet: een soort<br />

jaarabonnement voor het binnenrijden van de Randstad op werkdagen in de ochtendspits.<br />

Zij denken aan een vignet voor 742 euro per jaar.<br />

De minister van Verkeer en Waterstaat is tegenstander van het vignet. Zij zegt: „Een<br />

spitsvignet past niet in ons beleid gericht op variabilisering van de autokosten.”<br />

Wat zal voor de forens met een gemiddeld aantal reisdagen voordeliger zijn: het spitstarief<br />

of het spitsvignet? Verklaar het antwoord met een berekening.<br />

Leg het standpunt van de minister uit. Maak in het antwoord gebruik van het begrip<br />

’marginaal tarief per passage’.<br />

41 We moeten minder aardgas gebruiken<br />

Het reële nationale product per inwoner wordt vaak gehanteerd als een maatstaf voor het<br />

welvaartsniveau van een land. De laatste jaren groeit het besef dat een stijging van de<br />

productie gepaard gaat met externe effecten. Het reële nationale product is dan een<br />

gebrekkige maatstaf voor het welvaartsniveau.<br />

a Noem twee andere redenen waarom het reële nationale product per inwoner een<br />

gebrekkige maatstaf is voor het welvaartsniveau van een land.<br />

b<br />

Een stijging van de productie in een land kan zelfs leiden tot een daling van het<br />

welvaartsniveau in dat land.<br />

Geef daarvoor de verklaring.<br />

Door middel van heffingen kan getracht worden rekening te houden met externe effecten.<br />

Stel dat de overheid een heffing invoert om het huishoudelijke aardgasverbruik met<br />

minimaal 4 miljard m 3 per jaar te beperken. Of die beperking gehaald wordt hangt onder<br />

andere af van de prijselasticiteit van de vraag naar aardgas.<br />

Stel dat er in Nederland 6 miljoen huishoudens zijn met een gemiddeld jaarinkomen van €<br />

50.000. In de tabel staat vermeld, hoeveel procent van het jaarinkomen besteed wordt aan<br />

aardgas bij een gasprijs van € 0,45 per m 3 en bij een gasprijs die verdubbeld is door de<br />

heffing.<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Bereken of het gestelde doel wordt gerealiseerd.<br />

Bereken de prijselasticiteitscoëfficiënt van de vraag naar aardgas.<br />

Zou het gestelde doel gemakkelijker of juist moeilijker te realiseren zijn als de vraag naar<br />

aardgas prijselastischer was geweest? Verklaar het antwoord.


42 Sinds 1967 kennen we binnen de E.G. een gemeenschappelijke markt voor<br />

landbouwproducten. Voor de meeste landbouwproducten geldt een stelsel van<br />

interventieprijzen hetgeen in de meeste gevallen tot overschotten heeft geleid.<br />

a Wat verstaan we onder een interventieprijs?<br />

b Waarom leiden de genoemde interventieprijzen meestal tot overschotten van<br />

landbouwproducten?<br />

Voor een specifiek landbouwproduct geldt al sinds twee jaar een interventieprijs van 50 cent,<br />

welke als gevolg van de slechte oogsten tot op heden niet in werking is getreden.<br />

Verdere gegevens betreffende de marktsituatie staan hieronder vermeld.<br />

c<br />

Maak duidelijk dat in de periode waarop de grafiek betrekking heeft de interventieprijs niet in<br />

werking treedt.<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Door diverse oorzaken stijgen in alle ondernemingen die dit landbouwproduct produceren de<br />

variabele kosten met 40%. Daardoor verandert de collectieve aanbodcurve zodanig dat elke<br />

hoeveelheid nu wordt aangeboden tegen een prijs die telkens 40% hoger ligt.<br />

Teken in de grafiek de nieuwe collectieve aanbodcurve (teken de grafiek over in je schrift).<br />

Bepaal grafisch de nieuwe evenwichtsprijs.<br />

Laat zien door arcering met welk bedrag de welvaart afneemt (consumenten- en<br />

producentensurplus<br />

43 De OPEC-landen proberen samen afspraken te maken over de totale productieomvang en<br />

de prijs van aardolie. Neem aan dat door de OPEC (Organisatie van Olie-Exporterende<br />

landen) een prijs van 15 dollar per vat (159 liter) en een productieplafonds van 18 mln.<br />

vaten per dag wordt vastgesteld. Ga er tevens van uit dat de totale vraag naar aardolie kan<br />

worden weergegeven door de functie: p = - 3Qv + 69<br />

waarbij p = prijs in dollars per vat.<br />

Qv = hoeveelheid in mln. vaten per dag.


De grafiek van de vraagfunctie is hieronder getekend voor prijzen onder de 40 dollar per vat.<br />

a Teken de aanbodcurve van vaten aardolie, als de OPEC het aanbod vaststelt op 18 mln.<br />

vaten per dag.<br />

b Bereken de prijs van aardolie in dollars per vat, als de OPEC het aanbod vaststelt op 18<br />

mln. vaten per dag.<br />

c Bereken de verandering van de inkomsten per dag van de OPEC als het aanbod verkleind<br />

wordt tot 17 mln. vaten per dag.<br />

d Maak via berekening duidelijk dat de onder vraag c gevraagde inkomstenverandering<br />

gespecificeerd kan worden in 2 onderdelen, namelijk: een toename veroorzaakt door een<br />

hogere prijs en een afname veroorzaakt door een lagere afzet.<br />

e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

Bepaal de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid bij een aanbod van 18 mln. vaten<br />

per dag (afgerond in 3 decimalen).<br />

Neem verder aan dat de OPEC-landen het onderling niet eens kunnen worden over de<br />

verdeling van het totale productieplafond over de <strong>deel</strong>nemende landen. De landen die de<br />

hen toegewezen productielimieten toch al overschreden zijn van mening dat de prijs van<br />

aardolie bepaald moet worden door de vrije werking van het mark<strong>tm</strong>echanisme.<br />

Geef een argument (van binnenlandse economische politiek) waarom een OPEC-land de<br />

toegewezen productielimiet overschrijdt.<br />

Teken in de grafiek (overtekenen) de nieuwe aanbodcurve als:<br />

1) de prijs die nu tot stand komt 20% lager ligt dan de oorspronkelijke bij vraag b berekende<br />

prijs, 2) er wordt aangeboden vanaf een bodemprijs van 5 dollar per vat en 3) de<br />

aanbodcurve een rechtlijnig verloop heeft.<br />

Met welk bedrag is het consumentensurplus toegenomen ten opzichte van de situatie<br />

geschetst in vraag b. Laat je berekening zien en gebruik daarbij de grafiek.


<strong>Toetsboek</strong> 4<br />

Markt – toetreding en marktstructuur<br />

1 Popfestivals in de belangstelling<br />

In 2002 werd voor de tiende keer het Lowlands-popfestival georganiseerd. In het park waar<br />

de concerten plaatsvonden, konden per dag maximaal 60.000 bezoekers worden<br />

toegelaten. De toenemende populariteit van het Lowlands-popfestival bleek uit de<br />

kaartverkoop: binnen enkele weken waren alle toegangskaartjes verkocht.<br />

Met behulp van marktonderzoek proberen<br />

organisatoren van popfestivals beter inzicht<br />

te krijgen in de vraag naar toegangskaartjes<br />

voor popfestivals. In de figuur staan de<br />

resultaten van zo'n marktonderzoek<br />

weergegeven. Daarbij is uitgegaan van een<br />

tweedaags popfestival met aparte<br />

toegangskaartjes voor zaterdag en zondag<br />

en een bezoekerscapaciteit gelijk aan het<br />

Lowlands-popfestival. Verder is uitgegaan<br />

van een concentratie van topartiesten op<br />

zaterdag en een toegangsprijs van € 50 per<br />

dag.<br />

a<br />

Welk gegeven in deze opgave kan een oorzaak zijn voor het verschil tussen de vraaglijnen<br />

op zaterdag en op zondag? Licht het antwoord toe.<br />

Bij de voorverkoop blijkt dat er op zaterdag voor 15.000 mensen geen toegangskaartjes<br />

meer beschikbaar zijn. Besloten wordt zoveel mogelijk van deze mensen één<br />

toegangskaartje voor zondag aan te bieden met een korting van 20%. Er wordt van<br />

uitgegaan dat deze mensen geen toegangskaartje voor zondag hebben gekocht en van<br />

deze regeling gebruik willen maken. Bij het opstellen van de begroting voor het tweedaagse<br />

popfestival is de financieel manager verder uitgegaan van de onderstaande gegevens:<br />

• variabele kosten per bezoeker per dag € 10,-<br />

• totale constante festivalkosten € 3.500.000,-<br />

• totale opbrengsten televisierechten € 400.000,-<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Hoeveel belangstellenden voor de kortingsregeling krijgen uiteindelijk geen toegangskaartje<br />

voor zondag? Licht het antwoord toe.<br />

Bereken de totale begrote winst van dit popfestival.<br />

De organisatie van dit popfestival onderzoekt mogelijkheden om het vraagoverschot van<br />

toegangskaartjes voor zaterdag weg te werken. Daarbij wordt uitsluitend gekeken naar de<br />

gevolgen voor de opbrengst van toegangskaartjes voor zaterdag. Organisator A stelt voor<br />

de capaciteit van het park zo uit te breiden dat er bij ongewijzigde prijzen voor iedere<br />

belangstellende plaats is. Organisator B wil bij ongewijzigde bezoekerscapaciteit van het<br />

park de prijs zo verhogen dat het vraagoverschot verdwijnt.<br />

Welk voorstel levert de hoogste opbrengst van toegangskaartjes voor zaterdag op? Licht het<br />

antwoord toe met behulp van een berekening.<br />

2 Grenzeloze industrie<br />

In een lidstaat van de Europese Unie (EU) is in 2004 onderzoek gedaan naar het<br />

verplaatsen van een <strong>deel</strong> van de industriële productie naar lagelonenlanden. Deze<br />

verplaatsing heeft tot doel de productiekosten te verlagen. In het onderzoek is dit EU-land<br />

vergeleken met een Oost-Europees lagelonenland dat op dat moment nog geen lid was van<br />

de EU.<br />

De figuren 1, 2 en 3 bij deze opgave komen uit dit onderzoek. Op basis van dit onderzoek<br />

doen de onderzoekers de volgende uitspraak. “Verplaatsing van industriële activiteiten naar


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

het lagelonenland in de periode 1998-2004 heeft geleid tot een stijging van de gemiddelde<br />

arbeidsproductiviteit in de industrie van het EU-land.”<br />

Leg deze uitspraak uit.<br />

Bedrijven kunnen gebruikmaken van outsourcing: taken van het bedrijf in het EU-land<br />

worden uitbesteed aan een bedrijf in een lagelonenland. Het bedrijf in het EU-land koopt<br />

vervolgens de producten in. Bedrijven kunnen ook gebruikmaken van offshoring: een <strong>deel</strong><br />

van het productieproces van het bedrijf in het EU-land wordt verplaatst naar een<br />

lagelonenland, zonder dat deze productie wordt uitbesteed aan een ander bedrijf. Hierbij is<br />

dus geen sprake van inkoop.<br />

Over outsourcing doen de onderzoekers de volgende bewering.<br />

“Outsourcing is vaak op korte termijn ongunstig voor de werkgelegenheid, maar op langere<br />

termijn juist gunstig voor de werkgelegenheid in het bedrijf in het EU-land.”<br />

Noem een argument voor een bedrijf in een EU-land om te kiezen voor offshoring in plaats<br />

van outsourcing. Licht het antwoord toe.<br />

Leg de bewering over outsourcing van de onderzoekers uit.<br />

Leg uit hoe uit de combinatie van figuur 2 en figuur 3 kan worden afgeleid dat er in de<br />

periode 1998-2004 sprake was van outsourcing.<br />

Vwo eindexamen 2010 opgave 1


3 Van een land is het volgende capaciteitsmodel gegeven:<br />

(1) Ya = a x Aa Y = nationaal inkomen/product<br />

(2) Yk = k x K Ya = productiecapaciteit met arbeid als knelpuntfactor<br />

(3) Aa = 12 miljoen Yk = productiecapaciteit met kapitaal als knelpuntfactor<br />

(4) K = € 800 miljard a = gemiddelde arbeidsproductiviteit<br />

(5) a = € 100.000 Aa = beroepsbevolking (arbeidsaanbod)<br />

(6) k = 1,4 K = kapitaalgoederenvoorraad<br />

(7) Av = Y/a k = gemiddelde kapitaalproductiviteit<br />

(8) Av* = Yk/a Av* = maximale arbeidsvraag (bij volledige bezette<br />

kapitaalgoederenvoorraad<br />

(9) U = Aa – Av Av = werkgelegenheid (arbeidsvraag)<br />

(10) Us = Aa – Av* U = totale werkloosheid<br />

(11) Uc = U – Us Us = structurele werkloosheid<br />

Uc = conjuncturele werkloosheid<br />

(12) Y = € 900 mld<br />

a<br />

Stel dat de productie gelijk is aan de productiecapaciteit. Bereken dan de hoogte van de<br />

werkloosheid.<br />

Structurele werkloosheid ontstaat als er te weinig arbeidsplaatsen zijn. De<br />

productiecapaciteit is dan volledig bezet en nog steeds zijn er dan mensen werkloos.<br />

Conjuncturele werkloosheid treedt op als de productiecapaciteit nog niet is bezet.<br />

De productie in dit land is echter € 900 miljard.<br />

Schematisch kun je dat als volgt voorstellen:<br />

b<br />

Bereken bij dit nationale product de grootte van de conjuncturele werkloosheid.


c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

Bereken bij dit nationale product de grootte van de structurele werkloosheid.<br />

Hoe hoog zou het nationale product in dit land maximaal kunnen zijn bij een volledig<br />

ingeschakelde kapitaalgoederenvoorraad? Licht je antwoord toe met een berekening.<br />

Hoe hoog zou het nationale inkomen in dit land zijn als de gehele beroepsbevolking zou zijn<br />

ingeschakeld? Licht je antwoord ook hier toe met een berekening.<br />

Welke productiefactor is de knelpuntfactor<br />

Bereken de grootte van de bezettingsgraad.<br />

4 Bestudeer de tabel hieronder en beantwoord de volgende vragen.<br />

2010 2011<br />

Structuurwerkloosheid 1 2 miljoen 3 miljoen<br />

Arbeidsaanbod 1 12,4 miljoen 12,6 miljoen<br />

Kapitaalgoederenvoorraad 1 € 300 miljard € 325 miljard<br />

Productiecapaciteit 1 € 270 miljard € 295 miljard<br />

1<br />

Het betreft verwachte cijfers.<br />

a<br />

Welke productiefactor vormt de knelpuntfactor in dit land? Licht je antwoord toe.<br />

In dit land is in beide jaren naar verwachting sprake van bestedingsevenwicht (volledige<br />

inschakeling van de kapitaalgoederenvoorraad).<br />

b Bereken de verwachte procentuele verandering van de kapitaalproductiviteit van 2010-2011<br />

in twee decimalen.<br />

c Geef een mogelijke verklaring voor de uitkomst van vraag b.<br />

d Noem twee mogelijke oorzaken voor de toename van het arbeidsaanbod.<br />

e<br />

In het jaar 2011 daalt de bezettingsgraad naar 90%, de gemiddelde arbeidsproductiviteit<br />

stijgt tot € 33.450. De andere gegevens blijven gelijk als in 2010.<br />

Bereken de conjunctuurwerkloosheid in het jaar 2011. Rond af op honderdduizenden.<br />

5 Beperkte mogelijkheden voor prijsverlaging studentenkamers<br />

In veel studentensteden in Nederland zijn de prijzen voor studentenkamers de pan<br />

uitgerezen. De roep van studenten om in te grijpen op de markt van studentenkamers<br />

neemt toe. Het gevaar van een sterke verlaging van de huurprijs is echter, dat aanbieders<br />

van studentenkamers zich van de markt terugtrekken.<br />

Verhuurkantoor Het Studiehuis is een van de aanbieders van studentenkamers in een grote<br />

stad. Omdat de huurprijzen voor studentenkamers te sterk stijgen, houdt de directeur er<br />

rekening mee dat er een maximumprijs per kamer wordt ingesteld. Het Studiehuis<br />

exploiteert 1.000 identieke studentenkamers waarbij tot nu toe werd gestreefd naar<br />

maximale winst. De administratie van Het Studiehuis heeft de gevolgen van het instellen<br />

van een maximumprijs in kaart gebracht. Het resultaat daarvan staat in de figuur<br />

weergegeven.


a<br />

b<br />

c<br />

Bereken de gehanteerde maximumprijs per kamer.<br />

Bereken het breakeven punt van Het Studiehuis bij deze maximumprijs.<br />

Stel dat het gemeentebestuur van deze stad vindt dat de maximumprijs te hoog is. In een<br />

gesprek met de wethouder stelt de directeur van Het Studiehuis echter: “Als de prijzen nog<br />

verder omlaag gaan, kunnen wij in de verliezen terechtkomen, ook als we alle 1.000 kamers<br />

verhuren.”<br />

Beneden welke prijs per kamer per maand leidt Het Studiehuis in dat geval verlies? Licht het<br />

antwoord toe met een berekening.<br />

6 Onderzoek heeft aangetoond dat een kapitaalintensieve productiewijze in veel gevallen<br />

meer milieuvervuiling met zich meebrengt dan een arbeidsintensieve productiewijze. De<br />

toenemende mechanisering en automatisering leiden tot een grotere kapitaalintensiteit. Dit<br />

is ook één van de redenen van de toenemende structuurwerkloosheid. Je kunt daarom<br />

stellen dat de grotere structuurwerkloosheid als gevolg van een hoge kapitaalintensiteit<br />

samengaat met een grotere vervuiling.<br />

In Reeland kampt men met structuurwerkloosheid en milieuvervuiling. Verder is gegeven<br />

voor het jaar 2006:<br />

Nationaal product<br />

= € 200 miljard<br />

De gemiddelde arbeidsproductiviteit = € 50.000<br />

Beroepsbevolking<br />

= 4,4 miljoen arbeidskrachten<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

De regering van Reeland streeft voor het volgende jaar naar een economische groei van<br />

0,8% samen met een vermindering van de werkloosheid tot 200.000 arbeidskrachten. Zij wil<br />

hiertoe de kapitaalintensiteit verminderen, wat zal leiden tot een lagere arbeidsproductiviteit.<br />

Geef een voorbeeld van een kapitaalintensieve bedrijfstak die relatief sterk vervuilend is.<br />

Noem naast mechanisering en automatisering nog twee andere oorzaken van structurele<br />

werkloosheid.<br />

Hoe groot moet de arbeidsproductiviteit zijn als je de beide doelstellingen gelijktijdig wilt<br />

realiseren? Licht je antwoord toe met een berekening.<br />

Stel dat elke € 100 daling van de arbeidsproductiviteit tot gevolg heeft dat:<br />

1 de productie in de kapitaalintensieve sector daalt met € 150.<br />

2 De productie in de arbeidsintensieve sector stijgt met € 170<br />

De bedragen dien je te beschouwen per lid van de totale actieve beroepsbevolking.<br />

Bereken met behulp van deze gegevens en je antwoord onder c het totale productieverlies<br />

in de kapitaalintensieve sector.


e<br />

Noem drie maatregelen die de overheid kan nemen om milieuvervuilende productie tegen te<br />

gaan.<br />

7 De boekhouder van een onderneming heeft met de hand een overzicht van de resultaten<br />

gemaakt. Jammer genoeg is zijn handschrift vrijwel onleesbaar. De enige leesbare<br />

informatie staat in onderstaande tabel. Verder is gegeven dat de verkoopprijs van het<br />

betreffende product € 100 bedroeg en dat de variabele kosten per product bij elke<br />

productiegrootte aan elkaar gelijk zijn. Vul de onderstaande tabel verder in.<br />

8 De laatste jaren vinden er ingrijpende veranderingen plaats op de Europese wijnmarkt. De<br />

Europese wijnboeren krijgen steeds meer concurrentie van niet-Europese producenten uit<br />

bijvoorbeeld Zuid-Afrika, Australië en Chili. In één van de ’nieuwe’ wijnlanden is de<br />

binnenlandse markt voor rode wijn in handen van vijf aanbieders. Deze zijn een<br />

productiekartel overeengekomen, waarbij afgesproken wordt dat er een beperkte<br />

hoeveelheid rode wijn aangeboden wordt op de binnenlandse markt.<br />

Een van de vijf aanbieders is Shiraz Cape. Een marktonderzoeker gaat voor dit bedrijf de<br />

huidige marktsituatie en de toekoms<strong>tm</strong>ogelijkheden bekijken. Hij beschouwt rode wijn als<br />

een homogeen product. De collectieve vraag naar rode wijn op de binnenlandse markt en<br />

de kostensituatie van Shiraz Cape zijn weergegeven in de figuur. MK staat voor marginale<br />

kosten en GTK staat voor gemiddelde totale kosten.<br />

a<br />

Het kartel besluit het aanbod van rode wijn te beperken tot 200 miljoen liter.<br />

Welke hoeveelheid rode wijn levert Shiraz Cape maximale totale winst op? Licht het<br />

antwoord toe met behulp van de figuur.<br />

Verder is van Shiraz Cape gegeven dat de totale kosten worden weergegeven door:


TK = 0,05 q 2 + 180 q = hoeveelheid rode wijn in miljoenen liters (q ≤ 100)<br />

TK = totale kosten in miljoenen euro’s<br />

Bereken de omvang van de maximale totale winst.<br />

9 Een grondstof als cacao wordt verhandeld tegen een prijs van € 2 per kilogram. Een<br />

producent koopt deze grondstof in en verwerkt deze tot blokken chocolade. Per blok<br />

chocolade is 2 kilogram cacao nodig. De overige variabele kosten bedragen € 0,50 per<br />

eindproduct. De totale constante kosten bedragen € 50.000 per jaar. De productiecapaciteit<br />

van deze producent is 100.000 blokken per jaar.<br />

a Bereken de gemiddelde variabele kosten per blok chocolade.<br />

b Teken in het assenstelsel de lijn van de gemiddelde variabele kosten; zet daarbij GVK<br />

c Teken in de grafiek de lijn van de GTK per eindproduct voor een productie vanaf 20.000<br />

eindproducten (blokken); zet daarbij GTK. Laat de berekening van vier punten zien.<br />

d<br />

e<br />

De producent verkoopt de chocolade tegen een prijs van € 6 per blok. De ondernemer wil<br />

zoveel mogelijk winst behalen.<br />

Leg uit waarom hij deze doelstelling bereikt bij een zo groot mogelijke productie.<br />

Bereken de maximale totale winst.<br />

10 In onderstaande tabel (toe- en afnemende meeropbrengsten) ontbreken weer een aantal<br />

bedragen. Vul deze ontbrekende getallen in. Gegeven is dat de prijs per product € 25<br />

bedraagt ongeacht de grootte van de productie.<br />

Q VK GVK CK GCK TK GTK MK TO TW<br />

1 40 70 25<br />

2 50<br />

3 10<br />

4 4<br />

5 15 125<br />

6 130<br />

7 24<br />

8 -40<br />

11 In onderstaande grafiek zijn drie kostenfuncties weergegeven behorend bij een situatie van<br />

toe- en afnemende meeropbrengsten..<br />

a Neem de figuur over en benoem de drie functies.<br />

b Arceer in deze grafiek het oppervlak dat de grootte van de totale variabele kosten weergeeft<br />

bij een productiegrootte X.


c<br />

Doe hetzelfde als bij b maar dan voor de totale constante kosten.<br />

12 Gegeven is de volgende prijsafzetfunctie: P = –3.Q + 9<br />

a Bepaal de TO-functie.<br />

b Bepaal de GO-functie.<br />

c Bepaal de MO-functie.<br />

d Bereken de productiegrootte waarbij GO = 0<br />

e Bereken de productiegrootte waarbij de TO = maximaal.<br />

f Bereken de hoogte van de maximale opbrengst.<br />

g Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid bij een prijs van € 6<br />

13 Gegeven is de volgende prijsafzetfunctie: P = –⅓.Q + 12<br />

a Bepaal de TO-functie.<br />

b Bepaal de GO-functie.<br />

c Bepaal de MO-functie.<br />

d Bereken de productiegrootte waarbij GO = 0<br />

e Bereken de productiegrootte waarbij de TO = maximaal.<br />

f Bereken de hoogte van de maximale opbrengst.<br />

g Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid bij een prijs van € 4<br />

14 Milieuvriendelijke productie: een duurzame keuze?<br />

Consumenten zijn zich steeds meer bewust van milieueffecten van producten die ze kopen.<br />

Daardoor worden de milieueffecten van het productieproces van een bedrijf steeds<br />

belangrijker. Een bedrijf produceert een bepaald consumptiegoed voor de Europese markt<br />

en streeft daarbij naar maximale totale winst. Het bedrijf staat voor de keuze om over te<br />

gaan van de huidige, milieuonvriendelijke manier van produceren naar een moderne, meer<br />

milieuvriendelijke manier. Met deze omschakeling zijn kosten gemoeid en ook de<br />

opbrengsten zullen veranderen.<br />

Een onderzoek heeft de gegevens opgeleverd die in de bijlage grafisch zijn verwerkt.<br />

Enkele toelichtingen bij de drie grafieken:<br />

• grafiek 1 In de huidige situatie legt het productieproces een groot beslag op het milieu.<br />

• grafiek 2 Tijdens de omschakeling veranderen zowel de constante kosten als de variabele<br />

kosten.<br />

• grafiek 3 Op lange termijn keren de constante kosten terug op het oude niveau en blijven de<br />

variabele kosten gelijk aan de situatie van grafiek 2.


Het directielid dat dit onderzoek heeft ingesteld staat voor de taak de aan<strong>deel</strong>houders te<br />

overtuigen van de wenselijkheid om als eerste bedrijf over te stappen op een meer<br />

milieuvriendelijke manier van produceren. Op de aan<strong>deel</strong>houdersvergadering wil het<br />

directielid daartoe een betoog houden, waarbij de doelstelling van maximale totale winst<br />

voor het bedrijf het uitgangspunt blijft.<br />

Het betoog begint als volgt:<br />

“Geachte aan<strong>deel</strong>houders,<br />

Ons bedrijf staat voor de ingrijpende beslissing het productieproces al dan niet<br />

milieuvriendelijker op te zetten.”<br />

Schrijf het vervolg van het betoog.<br />

Daarin moeten de volgende aspecten aan de orde komen:<br />

Een eerste ge<strong>deel</strong>te dat betrekking heeft op de kosten en de opbrengsten met daarin:<br />

a een verklaring voor de verandering van de constante kosten;<br />

b een verklaring voor de verandering van de variabele kosten;<br />

c een verklaring voor de verandering van de opbrengsten;<br />

d grafieken waarop de ontwikkeling van de winst met arceringen wordt aangegeven;<br />

e een conclusie ten aanzien van de ontwikkeling van de winst.<br />

Een tweede ge<strong>deel</strong>te waarin de aan<strong>deel</strong>houders overtuigd moeten worden van de juistheid<br />

van de nieuwe bedrijfsstrategie. In dit slotge<strong>deel</strong>te moeten twee van de onderstaande drie<br />

aspecten naar keuze als onderbouwing van het betoog gebruikt worden:<br />

1 mogelijk overheidsingrijpen;<br />

2 de positie van dit bedrijf op de afze<strong>tm</strong>arkt;<br />

3 het gedrag van concurrenten.<br />

Verwerk de bijlage met de drie grafieken schematisch in je betoog, waarbij je in elk de winstof<br />

verliessituatie aangeeft. Natuurlijk kun je deze pagina ook kopiëren.<br />

Aanwijzing: Gebruik voor het vervolg van het betoog 150 woorden; een afwijking van 30<br />

woorden is toegestaan.


15 Eerste of tweede rang<br />

In de Nederlandse theaterwereld is de laatste jaren een aantal grootschalige<br />

musicalproducties zeer succesvol gebleken, niet alleen artistiek maar ook<br />

financieel. Ondanks de hoge startinvesteringen wisten de organiserende<br />

theaterbureaus er een winstgevende activiteit van te maken.<br />

Een bepaald theater heeft een capaciteit van 1.500 zitplaatsen, ver<strong>deel</strong>d over een<br />

aantal luxe zitplaatsen eerste rang en een aantal minder luxe en goedkopere<br />

zitplaatsen tweede rang.<br />

a Is hier sprake van prijsdiscriminatie? Verklaar het antwoord.<br />

Theaterbureau 'Het Fantoom', eigenaar van dit theater, brengt een nieuwe musical<br />

uit waarvan een groot aantal voorstellingen zal worden gegeven. Het kostenverloop<br />

daarvan is in figuur I weergegeven.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Laat met behulp van een berekening zien dat de totale constante kosten van deze<br />

musical € 18 miljoen bedragen.<br />

De 1.500 zitplaatsen zijn aanvankelijk ver<strong>deel</strong>d over 600 zitplaatsen eerste rang en<br />

900 tweede rang waarbij de prijs van de eerste rang is vastgesteld op € 100 en die<br />

van de tweede rang op € 50. Gezien de enorme belangstelling bij het publiek gaat<br />

'Het Fantoom' er van uit dat de zaal bij elke voorstelling uitverkocht zal zijn.<br />

Bereken het aantal voorstellingen dat men van deze musical moet brengen om het<br />

break-even punt te bereiken.<br />

Na een kleine reeks voorstellingen blijkt echter de tweede rang voortdurend<br />

uitverkocht te zijn en de eerste rang niet. 'Het Fantoom' overweegt een herverdeling<br />

van zitplaatsen van de eerste rang naar de tweede rang. De prijzen van de rangen<br />

en de kosten veranderen niet.<br />

Welke invloed heeft die herverdeling op het break-even punt? Verklaar het<br />

antwoord zonder een berekening te maken.


e<br />

f<br />

g<br />

Om de ideale verdeling van de zitplaatsen over de beide rangen te kunnen<br />

vaststellen laat 'Het Fantoom' het vraaggedrag van potentiële bezoekers<br />

onderzoeken. Daaruit blijkt:<br />

Qv 1 = -2P 1 + 650<br />

Qv 2 = -4P 2 + 1.400<br />

De symbolen hebben de volgende betekenis:<br />

Qv 1 = gevraagd aantal kaartjes per voorstelling rang 1<br />

Qv 2 = gevraagd aantal kaartjes per voorstelling rang 2<br />

P 1 = prijs per kaartje in euro’s rang 1<br />

P 2 = prijs per kaartje in euro’s rang 2<br />

Laat met een berekening zien dat de huidige prijzen van rang 1 en 2 vragen om een<br />

uitbreiding van de capaciteit van het theater.<br />

'Het Fantoom' wil echter op basis van de gegeven vraagfuncties de bestaande<br />

1.500 zitplaatsen optimaal over de beide rangen verdelen. Men blijft streven naar<br />

uitverkochte voorstellingen. De prijzen van de rangen mogen wijzigen, maar de prijs<br />

van de tweede rang blijft de helft van die van de eerste rang.<br />

Bereken het aantal zitplaatsen waarmee de tweede rang moet worden uitgebreid.<br />

In plaats van prijsbeleid had 'Het Fantoom' ook promotiebeleid kunnen voeren<br />

gericht op het aantrekkelijker maken van de eerste rang. Stel dat een dergelijk<br />

promotiebeleid succes zou hebben gehad.<br />

Zou daardoor de absolute waarde van de coëfficiënt voor P, (ceteris paribus) groter<br />

of kleiner worden? Verklaar het antwoord.<br />

16 De drinkwatervoorziening mag niet te duur zijn<br />

In de gemeente Slot wordt de drinkwatervoorziening verzorgd door de<br />

gemeentelijke waterleidingmaatschappij Aqua. Aqua heeft het alleenrecht op de<br />

levering van drinkwater.<br />

a Noem twee voordelen van dit overheidsmonopolie.<br />

b<br />

De prijs-afzetfunctie voor het bedrijf Aqua luidt: Q = -2P + 10.<br />

Q is de hoeveelheid water in miljoenen m 3 per jaar.<br />

P is de prijs in euro’s per m 3 water.<br />

Leid uit de prijs-afzetfunctie de vergelijking van de marginale opbrengst af.<br />

In de grafiek is de bedrijfssituatie van Aqua getekend.


c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Stel dat Aqua zou streven naar maximale totale winst.<br />

Bij welke hoeveelheid en bij welke prijs is de totale winst van Aqua maximaal?<br />

Verklaar het antwoord.<br />

De overheid heeft echter bepaald dat Aqua geen winst mag maken. Aqua moet het<br />

drinkwater leveren tegen een zo laag mogelijke, kostendekkende prijs.<br />

Bereken de omzet die Aqua dan realiseert.<br />

De zuivering van het rioolwater in Slot wordt verzorgd door het zuiveringsschap. De<br />

totale kosten van deze zuivering bedragen per jaar € 4 miljoen. Deze kosten<br />

worden gedekt door de huishoudens in Slot een voor ieder huishouden gelijke<br />

zuiveringsheffing op te leggen. De gemeente Slot telt 80.000 huishoudens.<br />

Bereken het bedrag dat een huishouden in Slot gemiddeld per jaar betaalt voor<br />

water plus zuivering.<br />

Het gemeentebestuur van Slot wil de hoeveelheid rioolwater verminderen. Daartoe<br />

wordt de zuiveringsheffing voortaan in de prijs van drinkwater verwerkt. Aqua draagt<br />

vervolgens elk jaar de opbrengst van de heffing ad € 4 miljoen af aan het<br />

zuiveringsschap. De overige omstandigheden blijven gelijk.<br />

De prijs van drinkwater gaat nu € 2,50 per m 3 bedragen.<br />

Bereken het bedrag van de zuiveringsheffing dat in deze prijs is inbegrepen.<br />

17 Een onderneming moet vaak vaststellen of een mogelijke order al dan niet rendabel zal zijn.<br />

Hierbij speelt het onderscheid tussen constante en variabele kosten een belangrijke rol. De<br />

leiding van N.V. Olé beschikt over de onderstaande gegevens.<br />

Productiecapaciteit per jaar<br />

125.000 stuks<br />

Afzet en productie in het lopende jaar<br />

50.000 stuks<br />

Totale kosten in het lopende jaar € 750.000<br />

GTK bij een afzet van 50.000 stuks € 15<br />

GVK (ongeacht de hoeveelheid) € 5<br />

Verkoopprijs (ongeacht de hoeveelheid) € 10<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Laat met een berekening zien dat de totale constante kosten € 500.000 per jaar bedragen.<br />

Heeft deze onderneming te maken met toe- en afnemende meeropbrengsten? Licht je<br />

antwoord toe.<br />

Bereken de afzet waarbij winst nog verlies wordt gemaakt.<br />

Hoe noem je deze afzet?<br />

Tegen het einde van het jaar wil een klant 5.000 stuks extra kopen, maar wel voor een prijs<br />

van € 8 per stuk. Hoewel deze prijs lager is dan normaal, gaat de bedrijfsleiding toch op het<br />

voorstel van de klant in.<br />

Bereken of het totale verlies door deze bestelling groter of kleiner wordt.<br />

Verklaar waardoor deze verandering van het totale verlies wordt veroorzaakt.<br />

18 Betaald voetbal kijken<br />

In een land zijn alle uitzendrechten van binnenlandse voetbalwedstrijden in handen van de<br />

televisiezender Sport Totaal. De kijker betaalt aan Sport Totaal een prijs (vast bedrag) per<br />

gekeken wedstrijd. De opbrengsten voor Sport Totaal komen voort uit de betalingen door de<br />

kijker en uit reclame-inkomsten. De zender heeft twee soorten kosten: de betalingen voor<br />

het verkrijgen van de uitzendrechten aan de voetbalorganisatie en de productiekosten van<br />

de uitzendingen. Beide soorten kosten houden geen verband met het aantal betalende<br />

kijkers. In onderstaande figuur is een overzicht van de betrokken kosten en opbrengsten<br />

getekend.


a<br />

b<br />

c<br />

Hoe blijkt uit de tekst vóór de figuur dat voor Sport Totaal de marginale kosten nul zijn?<br />

Geef een economische verklaring voor het feit dat de marginale opbrengst uit reclame<br />

(MOrec) voor Sport Totaal positief is.<br />

Bij welk aantal betalende kijkers zal voor Sport Totaal de totale winst maximaal zijn? Kies<br />

uit q1, q2, q3, q4, q5 of q6<br />

d<br />

De voetbalbond die de uitzendrechten aanbiedt zou graag zien dat Sport Totaal een zo<br />

groot mogelijk aantal kijkers weet te bereiken. Sport Totaal brengt daar tegen in dat ze geen<br />

wins<strong>tm</strong>ogelijkheden ziet bij een prijs van nul. De voetbalbond bestrijdt dat laatste.<br />

Onder welke voorwaarde kan Sport Totaal bij een prijs per gekeken wedstrijd van nul toch<br />

winst behalen?<br />

19 Kostenanalyse en opbrengstenanalyse van Kolster BV<br />

Hieronder staan in een figuur de opbrengsten en kosten van ondernemer Kolster BV<br />

grafisch weergegeven. Bestudeer de beide grafieken goed en beantwoord daarna de<br />

onderstaande vragen. Kolster streeft naar maximale winst.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

i<br />

j<br />

k<br />

Leg met behulp van beide grafieken uit waarom Kolster BV een prijszetter is.<br />

Leg met behulp van beide grafieken uit waarom het productieverloop overeenkomst met dat<br />

van constante meeropbrengsten.<br />

Hoe kun je met de onderste grafiek bepalen bij welke productie de opbrengst maximaal is?<br />

Verklaar waarom Kolster BV twee BEP’s heeft<br />

Waar ligt bij Kolster BV het bedrijfsoptimum? Verklaar je antwoord.<br />

Leg met behulp van de onderste grafiek uit bij welke productiegrootte de winst maximaal is.<br />

Bepaal met behulp van de bovenste grafiek het rentabiliteitsoptimum.<br />

Bepaal met behulp van de onderste grafiek de verkoopprijs bij het rentabiliteits-optimum.<br />

Wat is de kostprijs bij het rentabiliteits-optimum?<br />

Bereken de maximale totale winst voor Kolster BV.<br />

Hoe kun je de grootte van de maximale totale winst in de onderste grafiek herkennen?


20 Sinds 1983 heet melk De Witte Motor. Maar in 1957 werd melk ook al bij jongeren<br />

gepromoot. Wie drie glazen melk per dag dronk mocht zich aansluiten bij de<br />

Melkbrigade. Meer dan één miljoen jongeren werd lid en kreeg kortingen op<br />

evenementen en pretparken.<br />

In de zestiger en zeventiger jaren was Joris Driepinter de held van jonge kinderen.<br />

Hij verrichtte sterke staaltjes dankzij drie glazen melk per dag.<br />

De reclame van “Melk De Witte Motor” richtte zich op jongeren van 12 tot 20 jaar<br />

met de boodschap dat melk een eigentijdse drank is die energie geeft. Die<br />

boodschap werd verspreid met televisiecommercials en evenementen, zoals de<br />

National Fungames.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Waarom maken melkfabrikanten geen individuele reclame maar vooral collectieve<br />

reclame?<br />

Waaraan moet het product voldoen wil het voor individuele reclame in aanmerking<br />

kunnen komen.<br />

Bij wat voor soort goederen kom je dit soort collectieve reclames vooral tegen? Licht<br />

je antwoord toe.<br />

Wie betalen deze collectieve reclames?


e<br />

Geef nog twee voorbeelden van collectieve reclames. Zoek eventueel op Internet bij<br />

door jou bij vraag d genoemde organisaties.<br />

21 Concertgebouw moet harde noot kraken<br />

Concertgebouw ’Het Nationaal’ is een fraai 18de eeuws gebouw. Dat levert weliswaar een<br />

uitzonderlijke akoestiek op maar ook hoge kosten. De kosten van het gebouw zijn constant<br />

en bedragen € 4.500.000 per jaar. De capaciteit van het gebouw is 2.000 plaatsen. De prijs<br />

van de 500 luxe plaatsen bedraagt € 100 en die van de 1.500 minder luxe plaatsen € 50.<br />

’Het Nationaal’ heeft een contract gesloten met het Groot Symfonie Orkest (GSO): het GSO<br />

verzorgt per jaar 100 concerten en ontvangt daarvoor € 50.000 per concert. De luxe<br />

plaatsen zijn gemiddeld voor 85% bezet en de minder luxe plaatsen voor 70%. ’Het<br />

Nationaal’ heeft geen andere opbrengsten en kosten en is precies kostendekkend. De<br />

overheid heeft echter laten weten dat de subsidies aan de acht symfonieorkesten in het land<br />

zullen worden verminderd waardoor voor ’Het Nationaal’ financiële problemen dreigen te<br />

ontstaan. ’Het Nationaal’ vraagt een adviesbureau hoe die problemen kunnen worden<br />

voorkomen.<br />

a Maakt ’Het Nationaal’ gebruik van prijsdiscriminatie of van prijsdifferentiatie? Licht het<br />

antwoord toe.<br />

b Hoe blijkt uit de tekst dat er op de markt waarop het GSO opereert, gesproken zou kunnen<br />

worden van een heterogeen oligopolie? Betrek in het antwoord zowel het aspect heterogeen<br />

als het aspect oligopolie.<br />

c Leg uit hoe ’Het Nationaal’ financiële problemen kan krijgen als het GSO minder subsidie<br />

ontvangt.<br />

Het ingeschakelde adviesbureau doet twee suggesties:<br />

• verlaag de prijs van de minder luxe plaatsen tot € 40 hetgeen bij die plaatsen naar<br />

verwachting een bezetting van 90% oplevert bij gelijkblijvende bezetting van de luxe<br />

plaatsen;<br />

• gebruik het concertgebouw ook voor exposities, vergaderingen en diners hetgeen de<br />

naamsbekendheid zal vergroten.<br />

d Bereken of de voorgestelde prijsverlaging ’Het Nationaal’ verlies of winst oplevert.<br />

e Gaat het vergroten van de naamsbekendheid gepaard met specialisatie, integratie,<br />

differentiatie of parallellisatie? Licht het antwoord toe.<br />

22 Chrysanten verhandelt men op een markt van volkomen concurrentie tegen de<br />

evenwichtsprijs van € 10 per doos. Op deze markt gelden de volgende collectieve<br />

aanbodfunctie en collectieve vraagfunctie.<br />

Qa = P – 5 (P ≥ 5)<br />

Qv = –½P + 10 (0 ≤ P ≤ 20)<br />

Qa = aangeboden hoeveelheid van 100.000 dozen<br />

Qv = gevraagde hoeveelheid van 100.000 dozen<br />

P = prijs van de chrysanten in euro’s per doos<br />

a<br />

b<br />

c<br />

e<br />

Wat wordt weergegeven door de collectieve aanbodfunctie?<br />

Geef een verklaring voor het minteken in de vraagfunctie.<br />

Controleer met een berekening of de . totale omzet voor de chrysantenkwekers.<br />

De overheid overweegt een minimumprijs in te stellen. Zij is het met de<br />

chrysantenkwekers van mening dat de prijs van € 10 per doos ontoereikend voor<br />

hen is.<br />

Ligt deze minimumprijs dan hoger of lager dan de evenwichtsprijs. Motiveer je<br />

antwoord.


f<br />

De vastgestelde minimumprijs leidt tot een aanbodoverschot van 300.000 dozen.<br />

Bereken de door de overheid vastgestelde minimumprijs.<br />

23 In een Europees land is het bedrijf Monergie de enige aanbieder van elektriciteit. De<br />

overheid in dit land vindt de voordelen van dit monopolie opwegen tegen de nadelen, mits<br />

onder toezicht van de overheid. Het bedrijf heeft het wettelijke alleenrecht voor deze markt<br />

verkregen.<br />

a Beschrijf een argument dat de overheid kan hebben voor de instelling van een wettelijk<br />

alleenrecht voor de elektriciteitsmarkt.<br />

Monergie streeft naar maximale totale winst. De totale constante kosten bedragen 2,8<br />

miljard euro.Verder geldt:<br />

b<br />

c<br />

De overheid stelt als voorwaarde aan Monergie dat de afnemers niet méér mogen betalen<br />

dan 10 eurocent per kwu.<br />

Bereken de maximale totale winst van Monergie, rekening houdende met de voorwaarde<br />

van de overheid.<br />

De Europese Commissie stelt een onderzoek in naar de werking van de elektriciteitsmarkt in<br />

dit land. De commissie vindt de situatie op de markt voor elektriciteit in dit land in strijd met<br />

het Europese mededingingsbeleid. Zij acht het wenselijk dat er andere producenten worden<br />

toegelaten tot deze markt.<br />

Geef een argument waarmee de Europese Commissie deze wens kan onderbouwen.<br />

Monergie vreest dat potentiële concurrenten vooral de grootverbruikers zullen weglokken.<br />

Het bedrijf besluit daarom prijsdiscriminatie te gaan toepassen. De overheid laat de<br />

prijsvoorwaarde los. Monergie gaat voortaan elektriciteit tegen verschillende prijzen<br />

aanbieden aan kleinverbruikers (<strong>deel</strong>markt 1) en aan grootverbruikers (<strong>deel</strong>markt 2).<br />

Monergie blijft streven naar maximale totale winst. De productiekosten veranderen niet ten<br />

opzichte van de uitgangssituatie.<br />

In de figuur zijn voor beide, gescheiden, <strong>deel</strong>markten een aantal gegevens vermeld.


d<br />

e<br />

f<br />

Bereken de maximale totale winst die Monergie op beide <strong>deel</strong>markten samen kan behalen.<br />

Monergie besluit de klantenbinding naar de kleinverbruikers te versterken door hen naast de<br />

gewone stroom ook natuurstroom aan te bieden. Deze natuurstroom, waarvan de prijs per<br />

kilowattuur iets hoger ligt, is opgewekt met milieuvriendelijke energiebronnen.<br />

Hoe wordt deze vorm van verkoopbeleid genoemd?<br />

De overheid wil de milieuvervuiling, veroorzaakt door de productie van gewone stroom,<br />

verminderen. De Europese Commissie stelt als voorwaarde dat de overheid niet direct mag<br />

ingrijpen in de marktprijs.<br />

Geef een voorbeeld van een overheidsmaatregel die niet in strijd is met de voorwaarde van<br />

de Europese Commissie.<br />

24 De prijs van lekker bruin<br />

Coco is fabrikant van tropenbestendige cosmeticaproducten. Coco brengt binnenkort een<br />

nieuwe huidcrème op de markt onder de naam Megasol. De directie beraadt zich over de<br />

verkoopprijs waartegen Megasol zal worden geïntroduceerd. De directieleden verschillen<br />

van mening over de hoogte van de gewenste introductieprijs:<br />

• directielid A stelt voor Megasol aan te bieden tegen de laagst mogelijke prijs waarbij nog net<br />

geen verlies wordt gemaakt;<br />

• directielid B is voorstander van een prijs waarbij de omzet maximaal is;<br />

• directielid C wil dat de gemiddelde winst minimaal 30% van de verkoopprijs is.<br />

In de figuur zijn de verwachte kosten en opbrengsten van Megasol in beeld gebracht.<br />

a<br />

b<br />

Tegen welke prijs wordt Megasol aangeboden als de keuze van directielid A wordt gevolgd?<br />

Verklaar het antwoord.<br />

Zijn de doelstellingen van de directieleden B en C te verenigen? Verklaar het antwoord met<br />

behulp van een berekening.


c<br />

Uiteindelijk wordt besloten de introductieprijs zodanig vast te stellen dat de verwachte afzet<br />

70.000 bedraagt. Zodra de introductie geslaagd is, wil de directie de prijs hoger vaststellen<br />

conform het voorstel van directielid B.<br />

Is er bij die prijsverhoging blijkbaar sprake van een prijselastische vraag of van een<br />

prijsinelastische vraag? Verklaar het antwoord op basis van de figuur.<br />

25 Werd 15 jaar geleden in een land de dvd nog maar op bescheiden schaal verkocht,<br />

sindsdien is de verkoop ervan stormachtig gestegen. Platenmaatschappijen en winkeliers<br />

zagen hun toch al hooggespannen verwachtingen over het commerciële succes van de cd<br />

nog verre overtroffen.<br />

De medewerkers van de afdeling Marktonderzoek van een van de platenmaatschappijen,<br />

CoDi B.V., kwamen tot de conclusie dat voor hun bedrijf de vraagfunctie voor cd's als volgt<br />

luidt:<br />

P = − 5 Qv + 50 (P, Qv ≥ 0),<br />

waarin P = prijs in euro’s per dvd en Qv = afzet in miljoenen dvd’s.<br />

a Op welke marktvorm opereert CoDi B.V.? Motiveer je antwoord.<br />

b Teken voor CoDi B.V. de prijsafzetcurve<br />

c<br />

Teken voor CoDi B.V. de marginale opbrengstcurve.<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

CoDi B.V. behaalt een maximale winst ter grootte van 20 miljoen euro bij een cd-prijs van 30<br />

euro<br />

Bij welke afzet wordt de maximale winst behaald door CoDi B.V.?<br />

Bepaal vervolgens de bij deze afzet behorende grootte van:<br />

a. De gemiddelde totale kosten;<br />

b. De marginale kosten;<br />

c. De prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid.<br />

Bij welke prijs van cd's bereikt CoDi B.V. de maximale omzet?<br />

Bereken de grootte van deze maximale omzet.<br />

De platenmaatschappijen ervaren, dat bij toenemende verkopen van dvd’d de verkopen van<br />

cd’s afnemen. Zo blijkt bij CoDi B.V., dat wanneer de verkoop van dvd’s stijgt van 5 miljoen<br />

stuks tot 6 miljoen stuks, de verkoop van cd’s daalt met 12%.<br />

h Bereken met behulp van bovengenoemde gegevens de kruiselasticiteit van de vraag naar<br />

cd’s als gevolg van de prijsverandering van dvd’s.<br />

26 Mevrouw H. HeIdens, ex verpleegster, is uitvindster en enige octrooihoudster van de<br />

"carburomaat", een apparaat dat geïnstalleerd in auto's er voor zorgt dat zowel de<br />

luchtvervuiling als het benzinegebruik sterk wordt teruggedrongen. De maximale<br />

productiecapaciteit van haar bedrijf bedraagt 150.000 stuks per jaar.<br />

De vaste kosten per stuk bij deze productiecapaciteit bedragen € 20,- terwijl de variabele<br />

kosten per stuk bij elke productieomvang € 45,- bedragen.<br />

De door een marktonderzoekbureau geleverde vraagfunctie van de "carburomaat" luidt:<br />

P = –0,75 Qv + 150.<br />

P = verkoopprijs in euro’s; Qv= gevraagde hoeveelheid in duizenden stuks.)<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Op welke marktvorm opereert het bedrijf van Mevr. HeIdens? Motiveer je antwoord.<br />

Teken in de bijlage:<br />

De prijsafzetcurve;<br />

De gemiddeld variabele kostencurve;


d<br />

e<br />

De marginale kostencurve;<br />

De marginale opbrengstcurve.<br />

f<br />

g<br />

h<br />

i<br />

j<br />

k<br />

l<br />

Bepaal welke hoeveelheid en bereken welke prijs mevr. HeIdens zal vaststellen indien zij<br />

streeft naar maximale winst.<br />

Bereken de totale maximale winst.<br />

Hoe groot is de prijselasticiteit van de vraag bij de onder f berekende prijs?<br />

Na een jaar besluit mevr. HeIdens weer terug te keren naar de operatiekamer en ze<br />

verkoopt bedrijf en octrooi aan de "Stichting Auto en Milieu", een door de overheid<br />

opgerichte en gesubsidieerde stichting met als doel: "maximale vermindering van de<br />

luchtverontreiniging door auto’s met behulp van de carburomaat".<br />

De subsidievoorwaarden zijn o.a.:<br />

- de vaste kosten worden voor 100% vergoed;<br />

- daarnaast per geproduceerde carburomaat een bijdrage van maximaal € 10,<br />

- de stichting dient aan de vraag naar de carburomaat te kunnen voldoen.<br />

Bereken welke prijs de stichting zal vaststellen gezien de doelstelling en de gegeven<br />

subsidievoorwaarden. (ceteris paribus)<br />

Hoeveel dient de overheid dan in totaal aan de stichting bij te dragen?<br />

Niet alleen om de luchtverontreiniging tegen te gaan, is de overheid bereid subsidie<br />

te verstrekken, ook externe effecten hebben bij subsidie toekenning een rol<br />

gespeeld.<br />

Wat zijn externe effecten?<br />

Noem 2 positieve externe effecten die in dit concrete geval voor de overheid een rol<br />

kunnen hebben gespeeld.<br />

27 Zuinig met energie<br />

In een gemeente wordt de levering van energie verzorgd door het gemeentelijk<br />

energiebedrijf (monopolist). In de figuur zijn de gegevens over kosten en opbrengsten van<br />

het gemeentelijke energiebedrijf in beeld gebracht. De variabele kosten bedragen € 0,20 per<br />

eenheid energie ongeacht de productieomvang.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

De levering van energie kan voor dit energiebedrijf winstgevend zijn.<br />

Bereken de totale winst die het energiebedrijf maximaal zou kunnen maken.<br />

De gemeentelijke overheid beschouwt energie echter als een noodzakelijk goed en daarom<br />

verplicht zij het energiebedrijf een zo laag mogelijke verkoopprijs vast te stellen onder<br />

voorwaarde van kostendekking.<br />

Welke prijs zal het energiebedrijf gaan rekenen als zij aan de eis van de gemeente voldoet?<br />

Licht je antwoord toe.<br />

De gemeentelijke overheid is van plan een campagne ‘wees zuinig met energie’ te houden.<br />

Naar verwachting daalt door deze campagne de vraag naar energie, onafhankelijk van de<br />

prijs, met 15 miljoen eenheden. De kosten van de campagne zijn voor rekening van de<br />

gemeente. Toch zal volgens de directie van het energiebedrijf als gevolg van de campagne<br />

de kostprijs van energie stijgen waardoor de verkoopprijs van energie - bij handhaving van<br />

de voorwaarde van kostendekking - zal moeten worden verhoogd.<br />

Leg uit dat de kostprijs van energie door de campagne zal stijgen.<br />

Met welk bedrag per eenheid moet de verkoopprijs van energie worden verhoogd? Verklaar<br />

het antwoord met behulp van de figuur.<br />

(Vwo <strong>deel</strong>vak 2004-II-7)<br />

28 In de "Autokampioen" lezen we het onderstaande:<br />

Wat er aan de hand is, blijkt wanneer men de krant opslaat. In Nederland woedt een<br />

prijsslag, die zijn weerga niet kent. Deze prijsslag wordt niet alleen uitgevochten tussen<br />

dealers en importeurs, maar ook gestimuleerd door fabrikanten. Tal van automerken<br />

proberen met scherpe prijzen te winnen. In de eerste plaats om fabrieken met overcapaciteit<br />

beter bezet te krijgen, in de tweede plaats om de dealerorganisatie in beweging te houden.<br />

Omdat merk A dit doet, moet merk B volgen. En zodoende maken de meeste fabrikanten in<br />

Nederland geen winst meer op hun auto's, wanneer we althans uitgaan van de normale<br />

kostprijsberekening. Want in vele gevallen wordt net onder de gemiddelde kosten, maar nog<br />

wel boven de marginale kosten (wat het maken van één auto extra kost) gecalculeerd. In<br />

Nederland speelt deze prijsconcurrentie een sterkere rol dan in de omringende landen.<br />

Vooral veel sterker dan in Italië, waar Fiat een marktaan<strong>deel</strong> van rond 50 % heeft, en in<br />

Engeland, dat een eiland met rechtse sturen is. De oorzaak van de sterke concurrentie in<br />

Nederland ligt in de mogelijkheid voor elke fabrikant hier een vrij fors marktaan<strong>deel</strong> te<br />

behalen, omdat de nationale industrie met 4 % van de markt klein is.


a<br />

De importeur van Fiat automobielen in Nederland is Fiat Auto Nederland (F.A.N.). Op welke<br />

marktvorm opereert F.A.N.? Motiveer je antwoord.<br />

Stel dat de vraagcurve van de Fiat type Croma als volgt kan worden omschreven:<br />

P = –0,5Qv + 35<br />

(P in duizenden euro’s, Qv in duizenden stuks)<br />

De variabele kosten per Croma bedragen € 10.000,-.<br />

De GTK-curve is al in de bijlage getekend.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

Teken in de grafiek:<br />

de prijsafzetcurve;<br />

de mo-curve;<br />

de mk-curve.<br />

Welke prijs zal F.A.N. vaststellen indien F.A.N. streeft naar maximale winst? Motiveer je<br />

antwoord.<br />

Bereken deze maximale winst.<br />

Geef d.m.v. arcering deze maximale winst in de grafiek aan.<br />

Uit de tekst blijkt dat in vele gevallen niet de prijs wordt vastgesteld waarbij maximale winst<br />

wordt behaald, maar een lagere prijs. Neem aan dat ook F.A.N. dit prijsbeleid volgt.<br />

Geef minstens 3 redenen waarom F.A.N. dit doet.<br />

i Bepaal met behulp van de tekst en de grafiek welke prijs F.A.N. dan vaststelt (afgerond op €<br />

1.000,-).<br />

j Bereken hoeveel auto's F.A.N. dan verkoopt.<br />

k Bereken het marktaan<strong>deel</strong> van F.A.N. als je weet dat de totale autoverkoop in dezelfde<br />

periode 460.000 stuks bedraagt.


29 In 2005 heeft de automarkt een sterk herstel laten zien. De verkoop van het aantal nieuwe<br />

personenauto’s is in 2005 met 5% gestegen ten opzichte van 2004. De totale verkoop van<br />

nieuwe auto’s in 2005 bedroeg 506.000 Van de vijf grootste autofabrikanten slaagde echter<br />

alleen Ford erin het marktaan<strong>deel</strong> te vergoten. De onderstaande tabel geeft een overzicht<br />

van de marktaandelen in Nederland van de vijf grootste autofabrikanten.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Dealers kopen hun nieuwe auto’s bij importeurs. Hier is sprake van de marktvorm oligopolie;<br />

dat is een marktvorm waarbij relatief weinig aanbieders de prijsvorming kunnen beheersen.<br />

Toon met behulp van de tabel aan dat het hier om een oligopolistische markt gaat.<br />

Bij oligopolie wordt zelden de prijs als wapen in de concurrentiestrijd gebruikt. Dit kun je<br />

toelichten met behulp van de prijselasticiteit van de vraag.<br />

Welke informatie verschaft de prijselasticiteit van de vraag?<br />

Leg uit dat op deze oligopolistische markt de omzet van Ford en die van haar concurrenten<br />

daalt als Ford haar verkoopprijzen verlaagt.<br />

Noem drie manieren waarop een individuele autofabrikant kan proberen zijn marktaan<strong>deel</strong><br />

te vergroten.<br />

30 Op een markt van heterogeen oligopolie komt in het algemeen weinig prijsconcurrentie voor.<br />

a Geef hiervoor de verklaring.<br />

b<br />

Uit onderzoek van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) is gebleken dat in ons<br />

land de verkooppunten van benzine voor een groot <strong>deel</strong> in handen zijn van de vier grote<br />

oliemaatschappijen. Dit is een voorbeeld van oligopolie.<br />

Stel dat van de 250 verkooppunten langs de snelwegen 80% de vlag voert van Shell,<br />

BP/Mobil, Esso of Texaco. Bij de andere 3.750 verkooppunten langs de overige wegen is<br />

dat 60%.<br />

Men schat dat de gemiddelde benzineomzet van een verkooppunt langs de snelweg het<br />

vijfvoudige bedraagt van de gemiddelde benzineomzet van een verkooppunt langs de<br />

overige wegen.<br />

Bereken het gezamenlijke marktaan<strong>deel</strong> (gemeten naar benzineomzet) van de vier grote<br />

oliemaatschappijen op de totale markt voor benzine in Nederland.<br />

Uit dit onderzoek is verder gebleken dat Nederland in West-Europa het grootste verschil<br />

kent tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs van benzine. Onderstaande figuur illustreert<br />

dat.


c<br />

d<br />

e<br />

Leg uit op welke manier uit figuur 2 afgeleid kan worden dat er op de benzinemarkt in<br />

Nederland, in vergelijking met de andere landen, minder met de verkoopprijs wordt<br />

geconcurreerd.<br />

NMa overweegt maatregelen die de concurrentie op de benzinemarkt in Nederland kunnen<br />

bevorderen. Veronderstel dat deze maatregelen er toe leiden dat de verkoopprijs in<br />

Nederland daalt naar het niveau van België. Als gevolg daarvan zal de totale gevraagde<br />

hoeveelheid benzine in Nederland met 4% stijgen. Het BTW-percentage voor benzine in<br />

Nederland blijft ongewijzigd 17,5%.<br />

Zullen de totale BTW-inkomsten uit de verkoop van benzine in Nederland stijgen, gelijk<br />

blijven of dalen na de veronderstelde prijsverlaging? Verklaar het antwoord met een<br />

berekening.<br />

Milieuorganisaties vrezen dat de lagere verkoopprijs voor benzine zal leiden tot een<br />

toename van het autogebruik. Zij dringen er bij de NS op aan de prijzen voor het<br />

personenvervoer zodanig te verlagen dat het benzineverbruik op het oude niveau<br />

gehandhaafd blijft.<br />

De prijselasticiteit van de vraag naar reizigerskilometers bedraagt –0,4.Voor de gevraagde<br />

hoeveelheid benzine geldt een kruiselingse prijselasticiteit van 0,12 bij een prijsverandering<br />

van het personenvervoer van de NS (prijs per reizigerskilometer).<br />

Bereken met hoeveel procent de NS de prijs per reizigerskilometer moet laten dalen om<br />

volledig tegemoet te komen aan de doelstelling van de milieuorganisaties.<br />

(Vwo totaalvak 2001-I-5)<br />

31 Omnifoon mobieler<br />

In een land is Omnifoon een aanbieder op een oligopolistische markt voor mobiele telefonie<br />

die zich richt op twee groepen klanten: abonnees en prepaid bellers. Alle aanbieders<br />

hebben te maken met hoge constante kosten en kunnen maar moeilijk winst maken. Zo is<br />

bij Omnifoon in 2003 het aan<strong>deel</strong> van de constante kosten in de totale kosten 88% en wordt<br />

er een verlies geleden van € 10 miljoen. In de tabel staan nog enkele gegevens van<br />

Omnifoon.


Algemeen wordt aangenomen dat het verzadigingspunt op deze markt nabij is. Omnifoon is<br />

daarom van plan middelen in te zetten voor de ontwikkeling van in dit land nog niet<br />

beschikbare data-diensten zoals mobiel internetten, mobiel verzenden van tekst- en<br />

beeldberichten en een navigatiesysteem via satellietverbinding. Verder wordt getracht het<br />

resultaat te verbeteren door in overleg met de andere aanbieders op deze markt de<br />

maximale geldigheidstermijn voor pre-paid beltegoeden stap voor stap te halveren.<br />

a Noem een gegeven dat voor Omnifoon aanleiding is om ter verbetering van het resultaat<br />

onder andere parallellisatie na te streven. Verklaar het antwoord.<br />

b Toon met een berekening aan dat Omnifoon prijsdifferentiatie toepast.<br />

c Bereken het bedrag aan constante kosten voor Omnifoon in 2003.<br />

d<br />

De mededingingsautoriteit maakt bezwaar tegen het voorgenomen marketingbeleid.<br />

Op welk onder<strong>deel</strong> van het marketingbeleid zal dat bezwaar betrekking hebben? Verklaar<br />

het antwoord.<br />

(Vwo <strong>deel</strong>vak 2004-I-3)<br />

32 Triple Play<br />

` Triple Play is de naam voor breedbandverbindingen waarbij de consumenten de<br />

mogelijkheid krijgen via één aansluiting internet, televisie en telefoon te gebruiken. De markt<br />

voor Triple Play in een land wordt beheerst door enkele bedrijven. Er zijn twee technieken<br />

van levering, adsl en kabel, die onderling verschillen wat betreft verbindingssnelheid en<br />

stabiliteit. Steeds meer consumenten zijn overgestapt of willen binnenkort overstappen op<br />

Triple Play.<br />

a Citeer de twee zinnen uit de bovenstaande tekst waaruit blijkt dat er sprake is van een<br />

heterogeen oligopolie.<br />

Om beter te kunnen concurreren tegen de adsl-aanbieders kiezen de kabelbedrijven voor<br />

een fusie. Hierdoor ontstaat één landelijk kabelbedrijf, Cassandra, dat Triple Play levert<br />

tegen een prijs van € 160 per maand. In de tabel zien we de marktaandelen van Cassandra<br />

en de overige aanbieders vanTriple Play, direct na de fusie.<br />

Onderstaande figuur laat de marginale opbrengst (MO), de gemiddelde opbrengst (GO), de<br />

gemiddelde variabele kosten (GVK) en de marginale kosten (MK) van Cassandra zien.


De directie van Cassandra overweegt de prijs van Triple Play zodanig te verlagen dat het<br />

bedrijf maximale totale winst behaalt.<br />

Laat met een berekening zien dat bij deze prijsverlaging de vraag naar Triple Play van<br />

Cassandra prijselastisch is.<br />

De concurrentiestrijd tussen Cassandra (ca) en de overige aanbieders van Triple Play (ov)<br />

komt tot uiting in de twee onderstaande vraagfuncties:<br />

c<br />

De directie van Cassandra kiest ervoor het marktaan<strong>deel</strong> in procenten van de totale<br />

marktafzet te vergroten, door te streven naar maximale totale omzet. Als randvoorwaarde<br />

stelt de directie dat Cassandra geen verlies mag maken. De directie veronderstelt dat de<br />

concurrenten niet zullen meegaan met de prijsverlaging van Cassandra en dat zij voor<br />

Triple Play, net als voorheen Cassandra, € 160 zullen rekenen.<br />

Is het voor Cassandra mogelijk het marktaan<strong>deel</strong> te vergroten, binnen de gestelde<br />

randvoorwaarde?<br />

* Bereken daartoe het nieuwe marktaan<strong>deel</strong>.


* Bereken vervolgens of de gestelde randvoorwaarde gerealiseerd kan worden.<br />

d<br />

e<br />

Leg uit dat het te verwachten valt dat de concurrenten wel zullen reageren op de<br />

prijsverlaging van Cassandra.<br />

Zou de vraaglijn van Cassandra naar links verschuiven of naar rechts verschuiven indien de<br />

prijsverlaging van Cassandra wel zou worden gevolgd door de concurrenten? Verklaar het<br />

antwoord.<br />

Vwo herexamen 2008 opgave 2<br />

33 De toetreder schaakmat<br />

In een Europees land is de totale productie en verkoop van processors voor computers in<br />

handen van één onderneming met de naam Pion. De uitgangssituatie van Pion is<br />

weergegeven in onderstaande figuur.


In deze uitgangssituatie geldt verder:<br />

prijsafzetfunctie: p = -2q + 300<br />

p = prijs in euro’s en q = aantal processors in miljoenen<br />

Er is sprake van proportioneel variabele kosten.<br />

De totale constante kosten bedragen € 4,9 miljard.<br />

Pion streeft in de uitgangssituatie naar maximale totale winst en heeft daartoe de<br />

verkoopprijs vastgesteld op € 190. De winst in deze uitgangssituatie is dermate hoog dat<br />

nieuwe aanbieders tot de markt willen toetreden, ondanks de hoge investeringen die bij<br />

toetreding nodig zijn. Pion wil toetreding van concurrenten moeilijker maken en overweegt<br />

twee mogelijke strategieën:<br />

1) strategie A = Het verlagen van de verkoopprijs waardoor de afzet stijgt naar 70 miljoen<br />

processors. Bij deze afzet is de totale winst € 0,7 miljard.<br />

2) strategie B = Pion blijft streven naar maximale totale winst en gaat over tot<br />

productdifferentiatie door twee typen processors op de markt te brengen. Er zal nu sprake<br />

zijn van twee markten, waarvoor onderstaande tabel geldt.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Leg uit hoe uit voorgaande gegevens kan worden afgeleid dat in de uitgangssituatie geldt:<br />

MK = 80.<br />

Toon aan dat de gemiddelde totale kosten (GTK) 150 zullen bedragen bij uitvoering van<br />

strategie A.<br />

Arceer in de grafiek op de uitwerkbijlage de totale winst die Pion zal behalen bij uitvoering<br />

van strategie A.<br />

Toon met een berekening aan dat de maximale totale winst van Pion bij strategie B lager<br />

zal zijn dan bij strategie A.<br />

Leg uit hoe een onderneming door productdifferentiatie de toetreding van concurrenten<br />

moeilijker kan maken.<br />

Vwo eindexamen 2008 opgave 4<br />

34 Een monopolist verkoopt zijn product op twee gescheiden <strong>deel</strong>markten. De totale constante<br />

kosten bedragen € 2.000.000 per jaar en de variabele kosten bedragen bij elke<br />

productieomvang € 40 per eenheid. In de uitgangssituatie is de prijs op de beide<br />

<strong>deel</strong>markten € 100 per eenheid. Op <strong>deel</strong>markt 1 is de afzet 25.000 eenheden en op<br />

<strong>deel</strong>markt 2 is de afzet 20.000 eenheden.<br />

a Bereken de totale winst van deze monopolist in de uitgangssituatie op de beide<br />

<strong>deel</strong>markten te samen.<br />

De ondernemer denkt zijn winst te kunnen vergroten door op beide <strong>deel</strong>markten<br />

verschillende prijzen vast te stellen. Hij laat daarom een marktonderzoek verrichten naar het<br />

verband tussen de prijs en de afzet op de beide <strong>deel</strong>markten. In de hieronder getekende<br />

grafieken is dit verband weergegeven. Voor <strong>deel</strong>markt 1 zijn bovendien de marginale kosten<br />

(MK) en de marginale opbrengsten getekend.


c<br />

Verklaar waarom de marginale kosten hier gelijk zijn aan de gemiddelde variabele kosten.<br />

Leg uit dat de monopolist in de uitgangssituatie op <strong>deel</strong>markt 1 een maximale totale<br />

opbrengst heeft.<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Leid uit de grafiek voor <strong>deel</strong>markt 2 de prijs af waarbij de monopolist op deze <strong>deel</strong>markt<br />

maximale totale winst heeft. Geef die prijs aan met P.<br />

Bereken de maximale totale winst voor de monopolist op de beide <strong>deel</strong>markten samen.<br />

Het streven naar maximale winst betekent op <strong>deel</strong>markt 1 een prijsverhoging en op<br />

<strong>deel</strong>markt 2 een prijsverlaging. Leg uit door MO met MK te vergelijken waarom op<br />

<strong>deel</strong>markt 1 de prijs wordt verhoogd om de maximale totale winst te verkrijgen.<br />

35 Fantasia Air<br />

Fantasia Air is een luchtvaar<strong>tm</strong>aatschappij, die alleen vliegt vanaf de luchthaven van de<br />

hoofdstad van Fantasië. De luchthaven is eigendom van de overheid van Fantasië. Fantasia<br />

Air heeft het alleenrecht op de vluchten naar de hoofdstad van een land aan de andere kant<br />

van de oceaan. De luchtvaar<strong>tm</strong>aatschappij streeft naar maximale totale winst.<br />

De uitgangssituatie op de markt voor deze vluchten is weergegeven in onderstaande figuur.<br />

Fantasia Air verkoopt alleen retourvluchten tegen een door de overheid vastgestelde<br />

eenheidsprijs van € 1.000 per stoel per klant. De overheid overweegt het monopolierecht op<br />

te heffen en concurrentie toe te staan op deze markt. Dan verdwijnt ook de vastgestelde<br />

prijs.<br />

Marktonderzoek heeft aangetoond dat toeristen en zakenmensen gebruik maken van deze<br />

vlucht. De zakenmensen zijn bereid meer te betalen dan de huidige prijs, als ze zonder


overnachting weer terug kunnen vliegen. De toeristen willen juist minder betalen en<br />

Fantasia Air verwacht mogelijke concurrentie van prijsvechters die zeer goedkope vluchten<br />

voor toeristen aanbieden. De betalingsbereidheid van de beide groepen klanten is<br />

weergegeven in onderstaande tabel. Fantasia Air overweegt twee verschillende prijzen te<br />

gaan rekenen, om daarmee haar totale winst te vergroten: een lage prijs van € 200 en een<br />

hoge prijs boven de € 1.000. De maatschappij weet vooraf niet welke klant toerist of<br />

zakenmens is.<br />

a<br />

Levert de door de overheid vastgestelde prijs Fantasia Air maximale totale winst op?<br />

Verklaar het antwoord met behulp van de figuur.<br />

De marketingmanager van Fantasia Air komt met de volgende oplossing voor het probleem<br />

van de vaststelling van de hoge prijs: “Om de zakenmensen te laten kiezen voor de dure<br />

stoelen moet het voor<strong>deel</strong> van de lage prijs ten opzichte van de hoge prijs minder groot zijn<br />

dan het verschil in betalingsbereidheid tussen wel of geen verplichte overnachting.”<br />

b Leg uit waarom Fantasia Air niet in staat zal zijn om de zakenmensen een prijs van € 1.800<br />

te laten betalen voor een vlucht zonder verplichte overnachting.<br />

c Leg uit dat de marketingmanager zal adviseren de hoge prijs voor deze vlucht vast te stellen<br />

op een bedrag net onder € 1.300.<br />

d<br />

Als de overheid van Fantasië haar voornemens uitvoert, mogen ook andere<br />

luchtvaar<strong>tm</strong>aatschappijen deze vlucht gaan aanbieden. Door de opheffing van het<br />

alleenrecht kunnen de marginale kosten van Fantasia Air veranderen en zal naar<br />

verwachting de gemiddelde prijs voor deze vlucht veranderen. De overheid geeft opdracht<br />

tot het schrijven van een rapportage op basis waarvan zij kan beoordelen wat de mogelijke<br />

gevolgen zijn van het afschaffen van het alleenrecht en van het afschaffen van de<br />

prijsvaststelling door de overheid.<br />

Schrijf deze rapportage voor de overheid. Beschrijf daarbij de volgende effecten:<br />

1. een effect waardoor de omvang van het consumentensurplus afneemt<br />

2. een effect waardoor de omvang van het consumentensurplus toeneemt


3. een effect waardoor de hoogte van de marginale kosten afneemt<br />

4. een effect waardoor de hoogte van de marginale kosten toeneemt<br />

De rapportage moet passen in de gegeven context. Gebruik ongeveer 75 woorden.<br />

36 In Oranjeland heeft de nationale telefoonmaatschappij KPO als staatsbedrijf het monopolie<br />

op het telefoonverkeer.<br />

Deze maatschappij, KPO, kent de volgende prijsafzetfunctie: P = -1/3.Q + 20<br />

De kostenfunctie luidt: TK = 4Q + 180.000.000<br />

Q = de afzet in miljoenen telefoontikken en P = de prijs per eenheid in (euro)centen.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Bereken prijs en productieomvang waarbij KPO maximale winst behaalt.<br />

Bereken de omvang van de maximale winst van KPO in euro’s.<br />

Bereken de maximale winst van KPO als percentage van de omzet van KPO.<br />

De werkelijke winst van KPO is echter nog groter aangezien de maatschappij<br />

prijsdiscriminatie toepast. KPO brengt voor telefoneren overdag verschillende prijzen in<br />

rekening aan zakelijke en particuliere gebruikers.<br />

d Is het aanbieden van een abonnement naast prepaidbellen een vorm van<br />

prijsdiscriminatie? Licht je antwoord toe.<br />

De particuliere gebruikers (<strong>deel</strong>markt 1) hebben als collectieve vraagfunctie:<br />

Q1 = 28 – 2P1 en de zakelijke gebruikers (<strong>deel</strong>markt 2): Q2 = 32 – P2<br />

e Bepaal de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid voor beide <strong>deel</strong>markten bij een<br />

prijs van 12 cent.<br />

f Beargumenteer waarom in dit geval aan de voorwaarden voor het kunnen toepassen van<br />

prijsdiscriminatie is voldaan.<br />

g Schrijf de prijsafzetfuncties van beide <strong>deel</strong>markten in de vorm P = – ...Q + ....<br />

h Bereken de maximale winst die KPO via prijsdiscriminatie kan behalen.<br />

37 Een tiental jaren geleden werd in een kleine gemeente na jarenlang aandringen van bijna de<br />

gehele bevolking het gemeentelijke zwembad geopend. De bevolking ging enthousiast<br />

gebruik maken van het zwembad. Jaarlijks worden er gemiddeld 50.000 kaartjes verkocht.<br />

Toch zijn de inkomsten lang niet voldoende om de kosten te dekken. Ieder jaar moet de<br />

gemeente voor de exploitatie ongeveer € 250.000 uit de algemene middelen bijpassen.<br />

Het gemiddelde tarief van het zwembad bedraagt € 2,50. Men gaat uit van een<br />

prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid van -0,4. Het gemeentebestuur bezint zich op<br />

maatregelen die dit tekort kunnen verkleinen.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Noem drie verschillende bronnen van inkomsten voor een gemeente.<br />

Zowel de centrale als de plaatselijke overheid produceert collectieve, quasi-collectieve en<br />

individuele goederen.<br />

Om welk soort goederen gaat het hier in de bovenstaande situatie? Motiveer je antwoord.<br />

De laatste jaren hoort men wel de mening dat bepaalde overheid staken beter door<br />

particuliere bedrijven verricht kunnen worden. Heeft deze beoogde privatisering dan<br />

betrekking op de door de overheid geproduceerde collectieve en/of individuele goederen?<br />

Motiveer je antwoord.<br />

Bereken de verandering van het tekort van het zwembad als het gemeentebestuur voor het<br />

volgende zwemseizoen het gemiddeld tarief op € 3 per kaartje vaststelt.<br />

In plaats van een verhoging van het tarief stellen de badmeesters voor het zwembad te<br />

verfraaien met een grote waterglijbaan en speeltoestellen. Daar zij nogal wat


e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

werkzaamheden in eigen beheer kunnen verrichten, bedragen de jaarlijkse lasten van deze<br />

verfraaiing € 5.000.<br />

Bereken, nadat de verfraaiing heeft plaats gevonden, hoeveel het jaarlijkse aantal<br />

bezoekers moet toenemen om dezelfde verandering van het tekort als bij vraag 4 te<br />

bereiken.<br />

De gemeente benadert een particulier bedrijf voor de exploitatie van het zwembad. Daartoe<br />

wil zij het zwembad voor het symbolische bedrag van € 1 aan het bedrijf overdragen. Als eis<br />

stelt de gemeente daarbij wel dat het gemiddelde aantal bezoekers niet beneden de 40.000<br />

mag dalen.<br />

Door wijziging in de openingstijden, het vervallen van de kapitaalslasten en door minder<br />

personeel aan te trekken kan het bedrijf de jaarlijkse kosten met € 150.000,- terugdringen.<br />

Bereken het maximale tarief waarbij nog juist aan de eis van de gemeente kan worden<br />

voldaan. Je mag er hierbij vanuit gaan dat de genoemde prijselasticiteit niet verandert.<br />

Bereken of het bij het onder vraag f berekende tarief voor het particuliere bedrijf<br />

aantrekkelijk is om het zwembad te gaan exploiteren. Je mag ervan uitgaan dat de<br />

vraagcurve ongewijzigd blijft.<br />

Hebben de inwoners van de gemeente, die nooit gebruik maken van het zwembad, er<br />

belang bij dat het zwembad in particuliere handen komt? Motiveer je antwoord.<br />

38 Rijwielhandelaar "Actief" verkoopt zowel fietsen als bromfietsen. Het door deze winkelier<br />

geschatte verband tussen prijs en het door hem te verkopen aantal fietsen van het type<br />

"Prima de Luxe" kan met behulp van de volgende vraagcurve worden omschreven.<br />

a Bepaal, met behulp van de grafiek, welke prijs deze rijwielhandelaar moet vaststellen om 40<br />

fietsen van dit type "Prima de Luxe" te verkopen.<br />

b Hoe groot is de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid bij de onder a gevonden<br />

prijs?<br />

c Is er bij deze prijs sprake van een elastische of van een inelastische vraag? Motiveer je<br />

antwoord.<br />

d Welke prijs moet deze winkelier vaststellen om de maximale omzet van dit type fietsen te


ereiken?<br />

e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

Tevens is bekend dat de kruislingse elasticiteit van de vraag naar bromfietsen ten gevolge<br />

van een prijswijziging van dit type fietsen "Prima de Luxe" + 1,5 is.<br />

Bereken hoeveel fietsen van het type "Prima de Luxe" en hoeveel bromfietsen deze<br />

rijwielhandelaar zal verkopen als hij de prijs van dit type fietsen met 10% laat dalen. Ga er<br />

van uit dat hij oorspronkelijk 40 fietsen "Prima de Luxe" en 20 bromfietsen verkocht.<br />

Neem aan dat de inkomenselasticiteit voor dit type fiets +5 is en dat het inkomen van de<br />

consumenten daalt met 5%.<br />

Teken in de grafiek de nieuwe vraagcurve.<br />

Bepaal, met behulp van de grafiek, hoeveel fietsen van dit type de winkelier verkoopt bij een<br />

prijs van € 1.200,- per stuk.<br />

Bepaal met hoeveel procent de omzet van dit artikel bij deze winkelier is veranderd.<br />

39 Theaterbureau Paling heeft er gewoonte van gemaakt om eens per jaar een groots opgezet<br />

popconcert te organiseren. Zo is men er dit jaar in geslaagd de top groepen ,,4-U" en de<br />

"Clever Bodies" naar Nederland te krijgen. Deze groepen zijn bereid gevonden om tussen<br />

hun geplande Europatour door samen een eenmalig concert te geven in Nederland.<br />

De gage die zij hiervoor zullen ontvangen is met theaterbureau Paling geregeld en<br />

bedraagt:<br />

- voor 4- U € 250.000<br />

- voor de Clever Bodies € 200.000<br />

Over de plaats waar het concert plaats zal vinden is theaterbureau Paling nog met twee<br />

serieuze kandidaten in onderhandeling, nl:<br />

- de gemeente Den Haag. Het betreft hier het Zuiderpark dat de gemeente bereid is te<br />

verhuren voor € 800.000. Dit bedrag is inclusief alle kosten zoals toiletwagens, kosten van<br />

schoonmaken van de terreinen, enz. In het Zuiderpark zouden maximaal 150.000 mensen<br />

het concert kunnen bijwonen.<br />

- het bestuur van de f.c. Andijk. Het betreft hier het voetbalstadion van de f.c. Andijk. Huren<br />

onder dezelfde voorwaarden als in Den Haag zou € 200.000,- gaan kosten. De maximale<br />

capaciteit van dit stadion is 50.000 mensen.<br />

Dat er ongeacht de locatie animo genoeg is voor dit gezamenlijke concert staat voor<br />

theaterbureau Paling buiten kijf gezien het door het bureau gedane marktonderzoek. (zie<br />

grafiek).<br />

De toegangskaartjes worden bij drukkerij PEK gedrukt volgens een speciaal<br />

fraudebestendig procédé, hetgeen de hoge drukkosten per kaartje van € 4 verklaart.<br />

De kaartjes worden verkocht via de plaatselijke VVV's die hiervoor € 1 per kaartje in<br />

rekening brengen bij theaterbureau Paling.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Teken de grafiek na en daarin de MO-curve.<br />

Leg uit dat de marginale kosten constant zijn en € 5 bedragen.<br />

Teken in de grafiek de MK-curve.<br />

Bij beantwoording van de volgende vragen dien je telkens uit te gaan van het feit dat<br />

theaterbureau Paling naar maximale winst streeft.<br />

Bepaal en bereken welke verkoopprijs per kaartje theaterbureau paling zal vaststellen indien<br />

gekozen wordt voor het Zuiderpark.<br />

Bereken in dat geval de totale winst voor theaterbureau Paling.


Geef van elk van de hiernavolgende maatregelen aan of zij er toe leiden dat de door jou bij<br />

vraag d bepaalde prijs verandert. Motiveer telkens je antwoord.<br />

f De gemeente Den Haag verlaagt de huurprijs van het Zuiderpark tot € 400.000.<br />

g Zowel 4- U als de Clever Bodies treden op voor de helft van de afgesproken gage.<br />

h De VVV's brengen geen verkoopkosten in rekening.<br />

i<br />

j<br />

k<br />

Bepaal de verkoopprijs per kaartje die theaterbureau Paling vaststelt indien gekozen wordt<br />

voor het stadion van de f.c. Andijk.<br />

De heer Kalfman, lid van het dagelijks bestuur van de f.c. Andijk en bekend staand om zijn<br />

nogal forse uitspraken, vindt verhuren van het stadion maar niets. Onder de leuze "Troep in<br />

Andijk, Paling rijk" voert hij actie tegen het verhuren van het stadion voor een popconcert<br />

met als argument dat het bestuur de bedrijfskosten onderschat en de maatschappelijke<br />

kosten volledig vergeet.<br />

Geef een voorbeeld van maatschappelijke kosten welke het gevolg kunnen zijn van een<br />

popconcert.<br />

Wie betaalt uiteindelijk deze maatschappelijke kosten?<br />

40 Medicam B.V. brengt een crème op de markt onder de naam Pêcha. Na jarenlange<br />

research heeft men ontdekt dat bepaalde stoffen uit de perzikpit gebruikt kunnen worden om<br />

de menselijke huid soepel te houden. De productiemethode is erg ingewikkeld en bij toeval<br />

ontdekt. De eigenschappen van het product slaan erg aan bij de consument en zijn zo uniek<br />

dat het product geen concurrentie ondervindt van andere huidcrèmes.<br />

a De invloed van deze producent op de prijsvorming op de inkoopmarkt is wezenlijk anders<br />

dan de invloed op de prijsvorming op de verkoopnarkt. Geef een verklaring voor het verschil<br />

in invloed.<br />

De crème wordt aangeboden in potjes van 50 gram. Per potje heeft Medicam B.V. 3 kg<br />

perziken nodig om aan voldoende pitten te komen. Na het ontpitten resteert 2 kg<br />

vruchtvlees dat verkocht wordt aan een producent van vruchtendrank.


De inkoopprijs van perziken is constant en bedraagt € 2 per kg, en het vruchtvlees levert<br />

steeds € 1 per kg op.<br />

De overige variabele kosten zijn telkens € 2 per potje; de constante kosten bedragen €<br />

2.400.000 per jaar.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

i<br />

In de bijlage is de grafiek van de vraagfunctie P = –3Q + 12 getekend, waarbij Q de<br />

gevraagde hoeveelheid (x 1.000.000) potjes en P de prijs in guldens per potje voorstelt.<br />

Teken de MO- en MK-curve.<br />

Bereken de maximale totale winst.<br />

Zal deze monopolist meer of minder potjes Pêcha aanbieden als de prijs van het<br />

vruchtvlees hoger<br />

wordt dan € 1 per kg? Motiveer je antwoord.<br />

Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid bij de hoeveelheid die maximale<br />

totale<br />

winst oplevert.<br />

Bij welke combinatie van prijs en hoeveelheid heeft deze monopolist de grootste omzet?<br />

Uit een in opdracht van Medicam B.V. uitgevoerd marktonderzoek is gebleken dat een grote<br />

groep consumenten de unieke werking van de crème niet kent. Tevens vreest men dat een<br />

concurrent werkt aan de ontwikkeling van substituten. Daarom overweegt Medicam B.V.<br />

een reclamecampagne op touw te zetten. De totale kosten van deze campagne zullen €<br />

800.000,- bedragen. Het resu3ltaat zal dan zijn dat de gevraagde hoeveelheid bij elke prijs<br />

met 25% zal stijgen (c. p.).<br />

Teken in je grafiek de nieuwe verwachte vraagcurve.<br />

Bereken of de reclamecampagne tot een hogere maximale totale winst zal leiden.<br />

In de praktijk zullen monopolisten bij het op de markt brengen van een nieuw product een<br />

andere prijs hanteren dan de prijs die hoort bij maximale winst of maximale omzet.<br />

Geef daarvoor een verklaring.<br />

41 voor een specifiek landbouwproduct geldt al sinds twee jaar een interventieprijs van 50<br />

cent, welke als gevolg van de slechte oogsten tot op heden niet in werking is getreden.<br />

Verdere gegevens betreffende de marktsituatie en kosten tref je hieronder aan.<br />

a Teken in grafiek II de gemiddelde opbrengstcurve voor landbouwer Z.<br />

b Welke hoeveelheid zal landbouwer Z aanbieden indien hij streeft naar maximale winst?<br />

c Bereken de grootte van de maximale winst.<br />

d Hoe groot zijn de totale constante kosten voor deze landbouwer?


e<br />

Arceer in grafiek II de totale constante kosten bij de door jou onder vraag b bepaalde<br />

hoeveelheid.<br />

42 Erik Iep is direkteur van "IEP" B.V. Eriks vader is vroeger begonnen met een<br />

busonderneming. In de loop der jaren is het bedrijf gegroeid en uitgebreid met een<br />

reisbureau en sinds 2000 werkt men ook als touroperator. "IEP" B.V. beschikt in totaal over<br />

82 moderne reisbussen.<br />

Erik Iep heeft nu het idee opgevat om zich in de stille perioden te gaan richten op het<br />

organiseren van excursies voor scholen. Zo is het bedrijf nu als eerste en enige gekomen<br />

met een unieke reis inclusief excursies en volpension naar de Costa Brava in Noord-Spanje.<br />

Het vertrek van deze 8-daagse reis zal zijn op vrijdagavond en zal kunnen plaatsvinden in<br />

de week vóór de herfstvakantie.<br />

Marktonderzoek onder docenten op scholen die zich bezighouden met het organiseren van<br />

excursies toonde een grote interesse voor deze reis. Door een slimme enquête heeft de<br />

marketing-afdeling van "IEP" B.V. de volgende vraagfunctie en MO-functie op kunnen<br />

stellen:<br />

P =-Qv + 1000<br />

MO =-2Qv + 1000<br />

(Waarbij P, Qv > 0;<br />

P = verkoopprijs van de reis in euros.<br />

Qv =aantal leerlingen dat een reis wil maken.)<br />

De bedrijfseconomische afdeling van "IEP" B.V. heeft een kostenplaatje opgesteld dat er als<br />

volgt uitziet:<br />

- De totale constante kosten per reis van 1 bus met 50 zitplaatsen voor leerlingen met twee<br />

chauffeurs bedragen € 6000,-.<br />

- De overige kosten per <strong>deel</strong>nemende leerling voor overnachtingen, excursies en maaltijden<br />

bedragen € 100,-.<br />

a<br />

b<br />

b<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

i<br />

Op welke marktvorm opereert "IEP" B.V.? Motiveer je antwoord.<br />

Wat versta je onder een vraagfunctie?<br />

Verklaar waarom de winst maximaal is bij MO=MK.<br />

Bereken de prijs die "IEP" B.V. zal vaststellen indien het bedrijf streeft naar maximale winst.<br />

Bereken de maximale winst.<br />

Bereken welke verkoopprijs "IEP" B.V. vaststelt indien zij in het eerste jaar zoveel mogelijk<br />

leerlingen wil vervoeren om zodoende de markt te kunnen veroveren. Hierbij moet je er<br />

rekening mee te houden dat "IEP" B.V. in de stille periode maximaal 15 bussen voor deze<br />

excursies beschikbaar heeft.<br />

Er bestaat ook de mogelijkheid om de reis comfortabeler te maken. De bus kan worden<br />

ingericht als slaapbus en kan uitgerust worden met DVD. De extra kosten van het plaatsen<br />

en het gebruik van de DVD-speler en van DVD’s wordt vastgesteld op € 250,- per bus. Voor<br />

het ombouwen van een reisbus tot slaapbus ontvangen de chauffeurs € 10,- per vier<br />

slaapplaatsen. Het gebruik van linnengoed voor zowel de heen- als terugreis brengt totaal €<br />

17,50 kosten per leerling met zich mee.<br />

Het ombouwen van de reisbus tot slaapbus gebeurt 's avonds tijdens een koffiestop. Indien<br />

per slaapbus wordt gereisd daalt het aantal beschikbare plaatsen voor leerlingen tot 40.<br />

De marketing-afdeling van "IEP" B.V. gaat zowel bij de gewone reisbus als bij de<br />

comfortabele slaapbus met video uit van dezelfde vraagcurve.<br />

Bereken aan de hand van de nieuwe situatie welke verkoopprijs door "IEP" B.V. wordt<br />

vastgesteld indien zij streeft naar maximale winst.<br />

Is het verstandig van "IEP" B.V., gezien haar doelstelling maximale winst, comfortabele<br />

slaapbussen met DVD-speler aan te bieden? Motiveer je antwoord.<br />

Welke kritiek kun je leveren op het feit dat "IEP" B.V. uitgaat van dezelfde vraagcurve?<br />

Motiveer je antwoord.<br />

43 Geheel in overeenstemming met wat de naam doet vermoeden is "Steenbakkers B.V."<br />

fabrikant van bakstenen. Steenbakkers B.V. produceert slechts één soort baksteen, en


ehoort met zijn maximale productiecapaciteit van 100 miljoen stenen per jaar tot de<br />

"kleintjes" onder de vele producenten van bakstenen.<br />

De kosten van Steenbakkers B.V. kunnen worden uitgesplitst in<br />

- een variabel <strong>deel</strong>, nl.: € 0,20 per geproduceerde baksteen, en<br />

- een constant <strong>deel</strong>: € 15.000.000,- per jaar.<br />

De marktprijs van een baksteen bedraagt permanent € 0,60.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Bepaal de TK- functie.<br />

Bereken beneden welke productiegrootte per jaar er verlies wordt geleden.<br />

Bij welke productieomvang per jaar is de totale winst maximaal? Motiveer je antwoord.<br />

Niet geheel vertrouwend op de toekoms<strong>tm</strong>ogelijkheden van het bedrijf besloot men enkele<br />

maanden geleden tot het onderzoeken van alternatieve mogelijkheden. Een van de<br />

resultaten van dit onderzoek was verbluffend door de eenvoud ervan. Door verschillende<br />

aanpassingen aan de machines was men in staat een unieke baksteen te produceren, nl.<br />

met dezelfde eigenschappen als een normale baksteen, maar met een 50% hogere<br />

isolerende waarde.<br />

Met betrekking tot de kosten en opbrengsten heeft de afdeling Ontwikkeling de volgende<br />

prognoses gemaakt:<br />

- de variabele kosten per baksteen blijven gelijk.<br />

- de constante kosten zullen met 20% toenemen.<br />

- de vraag naar de nieuwe baksteen kan op de volgende manier worden omschreven:<br />

P = - 0,02Qv+ 2,2<br />

(waarbij P = prijs per baksteen in euro’s, en Qv= aantal gevraagde bakstenen x I miljoen).<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

i<br />

Van de hierboven beschreven vraagcurve heeft de afdeling Ontwikkeling de totale<br />

opbrengstcurve afgeleid, welke u hierbij aantreft in grafiek 11in de bijlage. '-<br />

Toon aan, door twee willekeurig door u te kiezen punten na te rekenen, dat de in de grafiek<br />

getekende TO-curve correct is afgeleid van de vraagfunctie.<br />

Teken in dezelfde grafiek de nieuwe TK-lijn.<br />

Bij welke prijzen per baksteen heeft Steenbakkers B.V. noch winst noch verlies?<br />

Bepaal met behulp van de grafiek bij welke productieomvang de totale winst maximaal is.<br />

Motiveer je antwoord.<br />

Bepaal deze maximale winst.<br />

Wat zal er in de nabije toekomst met de werkgelegenheid binnen de productieafdeling van<br />

Steenbakkers B.V. gebeuren indien dit bedrijf, uitgaande van het streven naar maximale<br />

winst, volledig overschakelt op productie van de nieuwe baksteen? Motiveer je antwoord.<br />

(je mag aannemen dat de arbeidsproductiviteit niet verandert).


<strong>Toetsboek</strong> hoofdstuk 5 - Concept 4<br />

Ruilen over de tijd<br />

1 Sparen voor de Kleine<br />

Tegenwoordig kunt u door de bomen het bos niet meer zien, al die verschillende<br />

spaarplannen en vormen en hoe zit het met de fiscus? De ene aanbieder geeft een knuffel<br />

weg, de ander een boom, aanbieders gaan ver om u en uw kleintje binnen te halen. Het is<br />

echter wel belangrijk om eens na te denken over een goed spaarplan voor de kleine<br />

dreumes, immers studeren kost geld... en u hoopt toch uiteindelijk dat uw kleintje later kiest<br />

voor een goede opleiding.<br />

Ieder kind heeft zo zijn eigen interesse of belangstelling. Voor de ontplooiing hiervan<br />

bestaan legio mogelijkheden. Uiteraard heeft iedere opleiding zijn eigen prijskaartje. Maar<br />

wat uw kind ook gaat studeren, u zult schrikken van de bedragen!<br />

Want studeren kost een hoop geld en de overheid betaalt steeds minder mee. Wat gaat het<br />

straks kosten als uw kind in de collegebanken zit? Studeren is namelijk meer dan alleen de<br />

studie. Kosten zoals op kamers wonen, studentenleven, nevenactiviteiten etc. komen daar<br />

ook nog eens bij.<br />

Voor een HBO of universitaire opleiding kunt u nu al snel denken aan zo'n € 37.000 en een<br />

MBO studie al gauw aan € 14.000. Dat zijn natuurlijk enorme bedragen.<br />

Kinderen kosten u vandaag de dag handen vol geld. Het is daarom verstandig om uzelf al in<br />

een vroeg stadium voor te bereiden op de kosten van kleding, een scooter, studie of een<br />

rijbewijs.<br />

Iedere aanbieder van spaarvormen heeft zijn eigen voorwaarden en beperkingen, lees deze<br />

goed alvorens u een spaarplan uitkiest. Is het geld bijvoorbeeld vervroegd opneembaar en<br />

bent u dan een boete verschuldigd? Is het gespaarde bedrag uitsluitend te gebruiken voor<br />

studie of kunt u ook doorsparen voor een eigen woning voor het kind. Allemaal vragen die<br />

van belang zijn bij het afsluiten van een spaarrekening voor uw kind.<br />

Dus open niet klakkeloos een rekening of spaarplan bij uw eigen bank, maar ga eens goed<br />

op zoek. De kans is groot dat u elders meer rendement krijgt.<br />

Bron: ‘Kindje op komst’<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Hoeveel moeten ouders per maand opzij leggen als ze in vijftien jaar € 30.000 willen sparen<br />

voor de studie van hun kind (ervan uitgaande dat ze geen rente ontvangen).<br />

Stel je opa stort direct na je geboorte eenmalig € 5000 op een spaarrekening. De rente<br />

wordt steeds op je verjaardag bijgeschreven (rente op rente) en bedraagt steeds 5%.<br />

Over welk bedrag kun je beschikken op je achttiende verjaardag?<br />

Waarom nemen veel studenten een bijbaantje?<br />

2 Bestudeer onderstaande figuur. Daarin staat de gemiddelde hoogte van de consumptie en<br />

het inkomen van een mens weergegeven. Daarbij is het leven gemakshalve in drie<br />

levensfasen inge<strong>deel</strong>d.<br />

a Welke drie levensfasen zijn hier bedoeld?<br />

b In levensfase I is een mens van anderen afhankelijk. Leg uit hoe je dat in de grafiek kunt<br />

herkennen.<br />

c In levensfase III is een mens ook weer van anderen afhankelijk. Leg uit waarom.<br />

d Hoe zou je er voor kunnen zorgen dat je in fase III minder afhankelijk bent van anderen.


3 Bestudeer onderstaande figuur. De cijfers in de grafiek zijn saldi van het percentage<br />

positieve en het percentage negatieve antwoorden”<br />

a Hoeveel procent van de ondervraagden vond in 2008 sparen zinvol (gaven een positief<br />

antwoord)?<br />

b Geef een verklaring waarom meer mensen in 2007 en 2008 geld op zij legden.<br />

c Kun je zeggen dat in 2007 meer geld werd gespaard dan in 2005<br />

Resultaten doorlopende enquête spaargedrag (1978-2008)<br />

4 Geld lenen<br />

In 1998 waren er in Nederland 6,7 miljoen huishoudens.<br />

a Bereken het consumptief krediet (geleende bedrag) per huishouden in 1998.


Het CBS constateerde dat in Nederland het aan<strong>deel</strong> van doorlopende kredieten in het totaal van<br />

alle uitstaande kredieten toenam. Het aan<strong>deel</strong> van persoonlijke leningen nam juist af.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Els en Wim van der Poel hebben een salarisrekening bij de Rabobank.<br />

Ze hadden op het laatste rekeningafschrift een debetsaldo (tekort) van € 1.524.<br />

Op 24 maart heeft Wim zijn chipknip opgeladen met € 100.<br />

Diezelfde dag kocht Els een nieuwe jas voor € 128. Het bedrag is gepind in de kledingzaak.<br />

Op 26 maart heeft Wim een CD-bon van € 25 gekocht en afgerekend met zijn chipknip.<br />

Wat wordt het nieuwe saldo na verwerking van deze handelingen? Licht je antwoord toe met een<br />

berekening.<br />

Bij het volgende rekeningafschrift zat een folder over kredieten. Els en Wim bespraken de vooren<br />

nadelen van een doorlopend krediet. Els zei: „Bij een doorlopend krediet kan het afgeloste<br />

<strong>deel</strong> opnieuw worden opgenomen.” Wim zei: „Voor een doorlopend krediet is een onderpand<br />

vereist.”<br />

Welke van de genoemde beweringen is/zijn juist? Licht je antwoord toe.<br />

A geen van beide beweringen; B alleen de bewering van Els; C alleen de bewering van Wim of<br />

D beide beweringen<br />

Els en Wim besluiten een doorlopend krediet aan te vragen. Ze moeten daarvoor aan de bank<br />

een aantal gegevens verstrekken.<br />

Noem twee gegevens die de bank wil hebben voordat ze toestaat dat Els en Wim een<br />

doorlopend krediet krijgen.<br />

Mensen die veel geld lenen kunnen in de toekomst financiële problemen krijgen.<br />

Noem twee redenen waardoor deze mensen in financiële problemen kunnen komen.


In 1995 werd in Nederland voor 22,3 miljard euro geleend. Voor de indexcijfers nemen we dat<br />

jaar als basisjaar.<br />

f Bereken het indexcijfer voor het totaal consumptief krediet in het jaar 2000.<br />

5 Om het succes van een onderneming te kunnen bepalen, kun je gebruik maken van de<br />

balans en de resultatenrekening van dat bedrijf. De balans geeft op een overzichtelijke<br />

manier inzicht in de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van het bedrijf op een<br />

bepaald moment. De resultatenrekening geeft een schematisch overzicht van de inkomsten<br />

en uitgaven gedurende een periode en de in die periode behaalde winst (of het verlies) .<br />

a Wat voor soort grootheden tref je aan op een balans? Motiveer je antwoord.<br />

b Wat voor soort grootheden tref je aan op een resultatenrekening? Motiveer je antwoord.<br />

6 Als je een huis koopt en daarvoor een hypothecaire lening wilt afsluiten, heb je<br />

verschillende mogelijkheden. Eén van de mogelijkheden is de zogenaamde<br />

annuïteitenhypotheek. Je betaalt maandelijks/jaarlijks hetzelfde bedrag gedurende de hele<br />

looptijd van de afbetaling. In het begin betaal je bijna uitsluitend rente en een klein<br />

aflossings<strong>deel</strong>, maar naarmate je meer aflost, daalt dit rentebedrag en stijgt het<br />

aflossingsbedrag<br />

a<br />

b<br />

Leg uit waarom deze hypotheekvorm vooral in de eerste 20 jaar aantrekkelijk is.<br />

Voor welke groep mensen is deze vorm geschikt<br />

De laatste jaren is de spaarhypotheek een gewilde vorm. In het schema hierboven zie je<br />

hoe een spaarhypotheek werkt.<br />

c<br />

d<br />

Beschrijf met eigen woorden de werking van een spaarhypotheek.<br />

Leg de volgende stelling uit:<br />

Geld lenen kan heel veel geld kosten


7 De besparingen zijn een belangrijke economische grootheid. De besparingen hebben op<br />

verschillende manieren invloed op de economie.<br />

a Wat verstaan economen onder sparen?<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Een daling van de spaarquote, het <strong>deel</strong> van het nationale inkomen dat we sparen, kan op<br />

korte termijn leiden tot een stijging van de productie.<br />

Geef daarvoor de verklaring.<br />

Op langere termijn echter kan een daling van de besparingen nadelig zijn voor de<br />

economische groei.<br />

Geef daarvoor de verklaring.<br />

De omvang van de besparingen zijn onder andere afhankelijk van de<br />

inflatie(verwachtingen).<br />

Wordt sparen aantrekkelijker of onaantrekkelijker bij toenemende inflatie. Verklaar je<br />

antwoord.<br />

8 uit een krant<br />

Steeds meer Nederlanders beleggen in aandelen<br />

Een van de verrassingen van de afgelopen jaren is dat Nederlanders massaal in aandelen<br />

zijn gaan beleggen. Tegenwoordig belegt 20 procent van de Nederlanders in aandelen. In<br />

1960 was dat nog maar 5 procent. Het beleggen in aandelen is mede populair geworden<br />

door de resultaten die met spaarrekeningen behaald konden worden. Niet alleen<br />

particulieren hebben de aandelen ontdekt. Ook banken en<br />

levensverzekeringsmaatschappijen beleggen de hun toevertrouwde gelden steeds meer in<br />

aandelen. In 1960 telde de Nederlandse bevolking 11,5 miljoen mensen; eind jaren negentig<br />

15,5 miljoen.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Bereken de procentuele toename van het aantal Nederlanders dat in aandelen belegt.<br />

Financiële instellingen hebben drie functies: verzorgen van het betalingsverkeer, verlenen<br />

van krediet, beheer van vermogen.<br />

Welke van deze drie functies is in het krantenbericht aan de orde?<br />

Levensverzekeringsmaatschappijen zijn institutionele beleggers.<br />

Noem een ander voorbeeld van een institutionele belegger.<br />

In de klas ontstaat een discussie over de vraag welke conclusie met betrekking tot de rente<br />

op spaartegoeden uit het krantenbericht getrokken mag worden.<br />

Welke conclusies zo je hieruit kunnen trekken? Motiveer je antwoord?<br />

9 Laura heeft vijf jaar geleden staatsobligaties met een gezamenlijke nominale waarde van €<br />

30.000 gekocht. Deze obligaties leveren Laura jaarlijks 4% op. De huidige rente bij de<br />

bank bedraagt 5%. Laura gaat trouwen en heeft het geld nodig voor haar trouwerij. Jij<br />

besluit deze obligaties te kopen. Het maakt jou niet uit of je jouw geld bij de bank brengt of<br />

in deze staatsobligaties belegd. Je wil alleen maar een zo hoog mogelijke rente ontvangen.<br />

a Welk bedrag wil je maximaal betalen voor de staatsobligaties? Voor de eenvoud<br />

veronderstellen we dat de resterende looptijd in deze opgave geen rol speelt.<br />

b Wat is dan blijkbaar de huidige koers van deze vijf jaar oude staatsobligaties.<br />

c Wanneer kan Laura winst maken op haar obligaties?


10 In het begin van deze eeuw was er in Europa sprake van een ongunstige economische<br />

ontwikkeling. Er had nauwelijks stijging van de koopkracht plaatsgevonden. En ook was er<br />

een afnemend vertrouwen van de consumenten in de economie. De ECB kan een<br />

rentebeleid voeren met het oog op deze economische ontwikkeling.<br />

a Leg uit hoe een renteverlaging de economie positief kan beïnvloeden.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Een renteverandering heeft invloed op de woningmarkt. In Nederland worden hypothecaire<br />

leningen meestal voor een langere tijd vastgelegd.<br />

Behoren hypothecaire leningen tot de geldmarkt of de kapitaalmarkt? Verklaar je antwoord.<br />

De rente op hypothecaire leningen daalde tot onder de 7%. Welke invloed kan een<br />

rentedaling hebben op de prijs van koopwoningen. Verklaar je antwoord.<br />

In die periode bleek dat de kredietverlening door banken sterk toenam.<br />

Leg uit dat toenemende kredietverlening kan wijzen op een verslechterende economie.<br />

Stel dat de nominale rente in het land daalde, terwijl de reële nauwelijks veranderde.<br />

Onder welke voorwaarde blijft de reële rente gelijk als de nominale rente daalt.<br />

11 Lening bij IB-groep<br />

Naast de basisbeurs kunnen studenten ook gebruik maken van de mogelijkheid van een<br />

aanvullende lening. Dit betreft een speciale leenregeling voor studenten waarmee zij extra<br />

financiële ruimte kunnen creëren. Bij de IB-groep kan naast de basisbeurs afhankelijk van<br />

de woonsituatie (uitwonend of thuiswonend) en afhankelijk van het inkomen van de ouders<br />

maximaal 819,40 euro per maand worden geleend.<br />

Voordelen lenen bij IB-groep<br />

Naast de basisbeurs en de eventuele aanvullende beurs, kan zonder veel eisen extra<br />

bijgeleend worden. De rente die de IB-groep hanteert is bijzonder laag, rond de 4% (2007:<br />

3,7%). Dit betekent een verschil van bijna 10% in vergelijking met rood staan op een<br />

studentenrekening.<br />

Een ander voor<strong>deel</strong> van lenen bij de IB-groep zelf, is dat gewacht mag worden met<br />

terugbetalen tot na de studie en dat de aflossingsbedragen worden bepaald aan de hand<br />

van het inkomen. Dit betekent dat indien de student niet meteen na de studie een goede<br />

baan kan vinden, hij niet meteen geconfronteerd wordt met hoge aflossingsbedragen voor<br />

de studentenlening.<br />

Nadelen lening bij IB-groep<br />

Het belangrijkste na<strong>deel</strong> van lenen bij de IB-groep is dat er alleen een maandelijks bedrag<br />

kan worden geleend, maximaal ongeveer 800 euro. In de praktijk kan dit problemen geven,<br />

omdat je bij een grote onverwachte uitgave meerdere maanden achter elkaar moet lenen<br />

om dit bedrag bij elkaar te krijgen. Om een bedrag van 5000 euro te lenen, is meer dan een<br />

half jaar lenen nodig.<br />

Indien de student snel een groot bedrag wil lenen, kan de IB-groep hier geen oplossing voor<br />

bieden en is rood staan op de studentenrekening of een studentenlening bij de bank een<br />

betere oplossing<br />

(Bron: www.lenenstudent.nl)<br />

a Wat is het grote voor<strong>deel</strong> voor een student om bij de ib groep geld te lenen ?<br />

b Waarom zou een student zoveel geld kunnen lenen.<br />

Student Jan Krediet leent gedurende vier jaar het maximale bedrag.<br />

c Hoeveel heeft hij dan geleend ?<br />

Stel dat te betalen rente (4%) steeds wordt berekend over de schuld op het eind van het<br />

jaar en dat deze renteschuld steeds bij het geleende geld wordt opgeteld. Over dit<br />

rentebedrag hoeft Jan niet weer rente te betalen.<br />

d Wat is zijn schuld na afloop van de vier jaar, uitgaande van het maximale leenbedrag.<br />

Welk probleem kan Jan in de toekomst ervaren?


Een handige economie student leent het maximale bedrag, terwijl hij geheel wordt<br />

onderhouden door zijn ouders. Hij gaat met het geleende bedrag beleggen op de<br />

aandelenbeurs.<br />

e Welk voor<strong>deel</strong> denkt de student te behalen ?<br />

f Welk risico loopt hij ?<br />

12 Stel je hebt € 5.000 en je belegt dit op de volgende wijzen. Bereken in elk van die gevallen<br />

hoeveel rente je uiteindelijk hebt ontvangen (in hele euro’s).<br />

a Je zet dit geld voor 4 jaar vast tegen een rente van 3,5%.<br />

b Je zet dit geld voor 3 jaar vast tegen een rente van 6%.<br />

c Je zet dit geld voor 6 jaar vast tegen een rente van 7,5 procent.<br />

13 Kom in actie tegen woekerpolissen!<br />

Lees de tekst hieronder en beantwoord daarna de volgende vragen.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Wat wordt bedoeld met de<br />

term ‘woekerpolis’?<br />

Wie verkochten deze<br />

polissen?<br />

Waarom kochten zoveel<br />

mensen een (woeker)polis, ze<br />

hadden hun geld toch ook<br />

gewoon op de bank kunnen<br />

zetten?<br />

Waarom is er hier sprake van<br />

misleiding door de aanbieder?<br />

Geef aan wat bedoeld wordt<br />

met de zin: ‘resultaten uit het<br />

verleden bieden geen<br />

garantie voor de toekomst’.<br />

14 De situatie op de vermogensmarkt en de ontwikkeling van de inflatie hebben invloed op de<br />

rentestand. Omgekeerd heeft de rentestand invloed op de inflatie en de vermogensmarkt.<br />

De vermogensmarkt kan worden opge<strong>deel</strong>d in de geldmarkt en de kapitaalmarkt. Een


a<br />

b<br />

c<br />

voorbeeld van een vermogenstitel die op de kapitaalmarkt wordt verhandeld, is een<br />

hypothecaire lening.<br />

Waarop is het onderscheid tussen de geldmarkt en de kapitaalmarkt gebaseerd?<br />

Noem twee andere voorbeelden van vermogenstitels die op de vermogensmarkt worden<br />

verhandeld.<br />

Het rentepercentage is niet van alle hypothecaire leningen hetzelfde. De hoogte van het<br />

rentepercentage is onder andere afhankelijk van de termijn waarvoor het rentepercentage is<br />

vastgelegd. Deze rentevaste periode is van sommige hypothecaire leningen zelfs 20 jaar.<br />

Is het rentepercentage van hypothecaire leningen in het algemeen hoger of lager naarmate<br />

de rentevaste termijn langer is? Verklaar het antwoord.<br />

In de figuur staat de ontwikkeling van de kapitaalmarktrente en de inflatie van een land in de<br />

periode 1991-2005 weergegeven.<br />

d<br />

Uit de figuur kan worden afgeleid dat de kapitaalmarktrente en de inflatie met elkaar in<br />

verband staan.<br />

Is de reële kapitaalmarktrente in 1997 ten opzichte van 1996 is gestegen, gedaald of gelijk<br />

gebleven? Verklaar het antwoord met behulp van de figuur.<br />

15 Goedkoop geld en inflatie in Europa<br />

Iemand heeft ooit gezegd: 'Geld is altijd schaars. En als het niet schaars meer is, dan is het<br />

geen geld meer." De afgelopen dagen is het geld heel wat minder schaars geworden in<br />

Europa. Hoe lang is ons geld nog geld? En wat is het alternatief?<br />

Vorige donderdag verlaagde de Europese Centrale Bank de rente met nog eens een half<br />

procent, tot 1,5%. Heel wat commentatoren verwachten dat het gauw naar de één procent<br />

zal dalen. Het geld in Europa wordt met andere woorden kuns<strong>tm</strong>atig goedkoper gemaakt,<br />

waardoor banken het makkelijker krijgen om leningen uit te schrijven - leningen die uit het<br />

niets (zonder dekking van gespaard kapitaal) worden gecreëerd. Het onvermijdelijke gevolg<br />

is een nog sterkere stijging van de geldhoeveelheid in de economie. Nog meer inflatie dus.<br />

Daarnaast stimuleren allerlei overheidsherstelprogramma’s, die de geldhoeveelheid ook<br />

doen groeien, ook de inflatie, waarbij de staatsschuld eveneens sterk oploopt. In IJsland is<br />

de inflatie al opgelopen tot 17%.<br />

(bron: Tuur demeester, 8 maart 2009)<br />

a Waarom zijn “leningen uit het niets” een groot risico op inflatie?


c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

De overheid pompt massaal geld in de economie<br />

om de krediet- en economische crisis te<br />

bestrijden.<br />

Welk probleem werpt dit op termijn op?<br />

Om de schulden te kunnen betalen, kan een<br />

overheid in de verleiding komen om geld bij te<br />

drukken.<br />

Leg uit waarom dit voor de schuldenaar voordelig<br />

is<br />

Een klassiek wapen om de economische crisis te<br />

bestrijden is de rente te verlagen.<br />

Leg uit hoe een renteverlaging de crisis kan<br />

bestrijden.<br />

In Engeland is de rente al gedaald tot 0,5%. Het pond is bijna gratis geworden.<br />

Als een renteverlaging niet meer werkt is geld bijdrukken een oplossing. Het grote gevaar is<br />

hyperinflatie. Waarom is hyperinflatie de doodsteek voor het geld.<br />

Leg uit welk gevolg dat kan hebben op het nationaal product van een land.<br />

16 Bereken de geldontwaarding indien de prijzen met:<br />

a 10% stijgen<br />

b 100% stijgen<br />

c 1000% stijgen<br />

17 Lees onderstaande tekst en beantwoord dan de volgende vragen.<br />

uit een krant: Eigen huis een goudmijn<br />

In Nederland is het kopen van een huis met een hypothecaire lening vaak financieel<br />

aantrekkelijk. Dat komt onder andere doordat hypotheekrente een aftrekpost is bij de<br />

inkomstenbelasting. Door het in Nederland gehanteerde progressieve stelsel van<br />

inkomstenbelasting kan de netto-rentelast* dalen als het inkomen stijgt. Ook inflatie kan<br />

huiseigenaren met een hypothecaire lening voordelen opleveren. Het rentepercentage van<br />

de lening ligt een aantal jaren vast terwijl het inkomen wordt aangepast aan de inflatie. De<br />

reële rente kan zelfs negatief zijn. Gemiddeld genomen houdt de stijging van de prijs van<br />

koopwoningen gelijke tred met de inflatie.<br />

* netto-rentelast: rentelast na aftrek van belastingvoor<strong>deel</strong>.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Zal het aan<strong>deel</strong> van de bruto-rentelasten in het inkomen van huiseigenaren met een<br />

hypothecaire lening bij inflatie − uitgaande van het krantenbericht − toenemen, afnemen of<br />

gelijk blijven? Citeer de zin waaruit dat blijkt.<br />

Leg uit dat de netto-rentelasten voor huiseigenaren met een hypothecaire lening −<br />

uitgaande van het krantenbericht − kunnen dalen als het inkomen stijgt.<br />

In welk geval is er sprake van een negatieve reële rente?<br />

Jansen heeft een huis waarvan op 1 januari 2007 de waarde € 200.000 bedroeg. De inflatie<br />

bedraagt 2,4% per jaar.<br />

Bereken de waarde van het huis van Jansen op 1 januari 2010 als die waarde gelijke tred<br />

houdt met de inflatie.<br />

Leg uit dat inflatie − uitgaande van het krantenbericht − de huiseigenaar met een<br />

hypothecaire lening een vermogensgroei oplevert.<br />

18 Lees eerst de tekst hieronder en beantwoord dan de volgende vragen.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

In een land zijn in september de prijzen volgens voorlopige cijfers 27% gestegen ten<br />

opzichte van de voorafgaande maand. Dat heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek van<br />

dat land bekendgemaakt. Het is het hoogste inflatiecijfer op maandbasis sinds februari<br />

2002. De waardedaling van het geld lijkt niet te stoppen. In augustus waren de prijzen met<br />

15% gestegen, in juli met nog maar met 0,2%.<br />

Volgens een rapport van het ministerie van Financiën zou de inflatie op twaalfmaandbasis in<br />

december kunnen stijgen tot 210%.<br />

Waarom betekent een inflatie van 27% niet dat het leven in dit land voor elke consument<br />

27% duurder is geworden?<br />

Wat betekent een inflatie van 27% dan wel?<br />

Bereken met hoeveel procent de prijzen in de maanden augustus en september samen zijn<br />

gestegen. Geef je antwoord in één decimaal nauwkeurig.<br />

Een hoge inflatie gaat meestal gepaard met een hoge rente. Toch kan de reële rente voor<br />

spaarders negatief zijn.<br />

Noem een reden waarom een hoge inflatie meestal gepaard gaat met een hoge rente.<br />

Gebruik in je antwoord in elk geval de woorden spaarders en vergoeding.<br />

Wat kun je opmerken over de inflatie als de reële rente negatief is?<br />

Leg uit waarom een negatieve reële rente op lange termijn ongunstig kan zijn voor de<br />

economische groei.<br />

19 Van een land zijn de volgende gegevens bekend:<br />

Consumentenprijsindex met basisjaar 2004<br />

2006 119,1<br />

2010 123,9<br />

In 2006 was van een modaal gezin was het inkomen € 20.000 per jaar.<br />

In 2010 was dat inkomen gestegen tot € 24.500 per jaar.<br />

a Bereken de stijging van het prijspeil in de periode 2006-2010<br />

b Bereken hoeveel procent dit gezin in de periode 2006-2010 er nominaal op vooruit is<br />

gegaan.<br />

c Bereken hoeveel procent dit gezin in de periode 2006-2010 er reëel op vooruit is gegaan.<br />

d<br />

Van tijd tot tijd verlegt men het basisjaar.<br />

Leg uit waarom men dit doet.<br />

20 De horeca krijgt de rekening gepresenteerd<br />

In 2002 krijgt de horeca veel kritiek op haar prijsbeleid. Terwijl de consumentenprijsindex<br />

(CPI) dat jaar met 3,6% stijgt ten opzichte van 2001, gaat de prijsstijging in de horeca daar<br />

ver bovenuit. Voor een <strong>deel</strong> is dit terug te voeren op sterk gestegen arbeidskosten in de<br />

horeca. Ook is het een reactie op twee opeenvolgende jaren van afnemende<br />

winstgevendheid. Het publiek denkt dat de horeca de invoering van de euro aangrijpt om de<br />

prijzen fors te verhogen.<br />

a<br />

Bereken de prijsindex 2002 voor de horeca, zoals die in de eerste tabel moet staan.


Terwijl het volume van de totale consumptieve bestedingen in 2002 stijgt, daalt het volume<br />

van de bestedingen van consumenten in de horeca. Het bedrijfschap Horeca en Catering<br />

verklaart dat deze volumedaling wordt veroorzaakt door de teruglopende economische<br />

groei. Een econoom trekt deze verklaring in twijfel en zegt: “De horeca krijgt gewoon de<br />

rekening gepresenteerd van haar eigen prijsbeleid.”<br />

Citeer het fragment uit de tekst, dat de econoom kan gebruiken als argument tegen de<br />

verklaring van het bedrijfschap.<br />

(Vwo totaalvak 2004-II-1, ingekort)<br />

21 De CPI gewogen<br />

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meet de inflatie in Nederland door middel van<br />

de consumentenprijsindex (CPI). De CPI wordt berekend met behulp van wegingsfactoren<br />

en partiële prijsindexcijfers, zoals in een sterk vereenvoudigde versie voor 2001 is<br />

weergegeven in tabel 1. In tabel 2 staan voor de jaren 2002, 2003 en 2004 de CPI en de<br />

indexcijfers voor het nominale inkomen van een gemiddeld huishouden.<br />

Tabel 1<br />

Tabel 2<br />

De CPI kan gezien worden als een benadering van een index van de kosten van het<br />

levensonderhoud. Dat de CPI geen exacte maat is voor de index van de kosten van het<br />

levensonderhoud, heeft onder andere te maken met het bestaan van een substitutie-effect<br />

en een kwaliteitseffect.<br />

Het substitutie-effect ontstaat doordat in geval van prijsstijging de consument overstapt op<br />

een relatief goedkoper product. Het kwaliteitseffect ontstaat doordat de prijzen van sommige<br />

goederen weinig stijgen terwijl de kwaliteit wel sterk verbetert. Computers en mobiele<br />

telefoons zijn voorbeelden van dergelijke goederen. Het CBS voert nu bij de berekening van<br />

de CPI aanpassingen uit die zo goed mogelijk corrigeren voor deze twee effecten.<br />

a Bereken de CPI voor 2001.<br />

b Bereken met hoeveel procent de koopkracht van een gemiddeld huishouden in 2003<br />

verandert ten opzichte van 2002.<br />

c Leg aan de hand van het kwaliteitseffect uit waarom inflatie op basis van een nietgecorrigeerd<br />

CPI hoger zou uitvallen dan de werkelijke stijging van de kosten van<br />

levensonderhoud.<br />

d<br />

Bij de bepaling van de CPI was het vóór 2005 gebruikelijk elke vijf jaar een nieuw<br />

budgetonderzoek uit te voeren en het basisjaar te verleggen. In 2005 spreekt het CBS het<br />

voornemen uit dit elk jaar te doen.<br />

Leg uit dat door een jaarlijks budgetonderzoek het minder noodzakelijk wordt de CPI te<br />

corrigeren voor het substitutie-effect.<br />

Vwo eindexamen 2009 opgave 7


22 Uit een krant (augustus 2000):<br />

Economie op volle toeren wakkert inflatie aan<br />

In de eerste vijf maanden van 2000 is de consumentenprijsindex (CPI), de maatstaf voor de<br />

inflatie in Nederland, flink gestegen. Voor 2001 wordt zelfs een verdere toename van de<br />

inflatie verwacht. Oorzaak hiervan is de belastingherziening: de directe belastingen (zoals<br />

de loonbelasting en de winstbelasting)) worden verlaagd en de indirecte belastingen (BTW<br />

en milieubelastingen) worden verhoogd. Daarnaast wordt verwacht dat door de krapte op de<br />

arbeidsmarkt de loonstijging in 2001 hoger zal gaan uitvallen dan in 2000.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Voor 2001 wordt gehoopt op een koersontwikkeling van de euro ten opzichte van de dollar<br />

die de inflatie afremt.<br />

Leg uit dat een verlaging van de directe belastingen tot bestedingsinflatie kan leiden.<br />

Leg uit dat een krappe arbeidsmarkt tot extra loonstijgingen kan leiden.<br />

Werd gehoopt op een daling of op een stijging van de koers van de euro in 2001? Verklaar<br />

het antwoord.<br />

(Havo totaalvak 2002-II-8)<br />

23 Stagflatie<br />

In 2001 groeide de Nederlandse economie aanzienlijk minder hard dan in 2000 en dreigde<br />

er zelfs een recessie. Desondanks steeg het prijsniveau in 2001 aanzienlijk sneller dan in<br />

2000. De inflatie in Nederland lag daarmee hoger dan in de overige landen van de<br />

Europese Unie. Deze combinatie van stagnerende economische groei en oplopende inflatie<br />

wordt door economen aangeduid met de term stagflatie. De stagflatie werd weerspiegeld in<br />

de ontwikkeling van het volume van de consumptieve bestedingen.<br />

a Waaraan kun je in de figuur zien dat de Nederlandse economie in 2001 minder hard groeide<br />

dan in 2000.<br />

b Op welke wijze beïnvloedt een oplopende inflatie de export van Nederlandse<br />

exportbedrijven.<br />

c Waarom zal een oplopende inflatie de import doen toenemen?<br />

d Bereken de gemiddelde prijsstijging in 2001 ten opzichte van 2000.


e<br />

In welke jaren daalden de consumptieve bestedingen? Verklaar je antwoord.<br />

24 Bestudeer onderstaande grafiek.<br />

a In welke van beide landen waren rond de eeuwwisseling de prijzen van huizen hoger: in<br />

Nederland of in de VS? Licht je antwoord toe!<br />

b In welke periode zijn in Nederland de prijzen sterk gedaald? Licht je antwoord toe!<br />

25 De executiewaarde<br />

van een<br />

woning klinkt eng.<br />

Toch is het<br />

belangrijk om te<br />

weten wat<br />

de<br />

executiewaarde is<br />

voor je<br />

hypothecaire<br />

lening. Het<br />

bepaalt namelijk<br />

voor een<br />

groot de hoogte<br />

van het<br />

bedrag dat je kunt<br />

lenen voor een woning.<br />

a Leg deze stelling uit<br />

b<br />

c<br />

d<br />

In sommige landen kun je een hypothecaire lening afsluiten voor maximaal de<br />

executiewaarde. Je moet dan met een flink bedrag aan eigen geld over de brug komen<br />

Wat is hiervan het voor<strong>deel</strong>?<br />

In de praktijk levert bij gedwongen verkoop een huis de verkoper zelfs minder op dan de<br />

executiewaarde.<br />

Verklaar waarom?<br />

In Nederland is het gebruikelijk om tot 125% van de executiewaarde te lenen. Je moet dan<br />

wel aan bepaalde voorwaarden voldoen.<br />

Noem twee mogelijke voorwaarden.<br />

26 Frank en Korrie Huis in ‘t Veld hebben hun eerste huis gekocht. Ze hebben er voor gekozen<br />

een makelaar in te schakelen voor de bemiddeling.


a<br />

b<br />

c<br />

Hoeveel moesten zij aan de makelaar betalen voor zijn bemiddeling? Licht je antwoord toe met<br />

een berekening.<br />

Bij de koopsom van de woning staat k.k.: dat betekent ‘kosten koper’. Er komt nog ongeveer<br />

10% bij de koopsom voor verplichte kosten. Daaronder vallen niet de kosten die Frank en Korrie<br />

maken voor de hypothecaire lening en voor de makelaar.<br />

Zijn de kosten koper voor Frank en Korrie méér of minder dan 10% van de koopsom? Laat de<br />

berekening zien.<br />

Frank en Korrie konden het koophuis ge<strong>deel</strong>telijk met eigen geld betalen. Even hebben zij<br />

getwijfeld of zij voor het resterende bedrag een persoonlijke lening of een hypothecaire lening<br />

zouden afsluiten. Uiteindelijk kozen ze voor een hypothecaire lening.<br />

Noem twee redenen voor mensen om te kiezen voor een hypothecaire lening en niet voor een<br />

persoonlijke lening.<br />

Frank en Korrie moesten een keuze maken uit de vele soorten hypotheken. Na bestudering van<br />

de verschillen tussen allerlei hypotheekvormen, bleven er voor hen nog twee soorten over:


d<br />

Over 15 jaar wil Frank stoppen met werken. Ook houden ze rekening met Frank’s leeftijd. Ze<br />

kiezen voor de lineaire hypotheek.<br />

Verklaar waarom Frank en Korrie vanwege de bovenstaande redenen kiezen voor de lineaire<br />

hypotheek en niet voor de spaarhypotheek.<br />

e<br />

Frank en Korrie sluiten een overlijdensrisicoverzekering af. Ze sluiten die verzekering, met een<br />

looptijd van 30 jaar, alleen af op het leven van Frank.<br />

Waarom sluiten Frank en Korrie de overlijdensrisicoverzekering alleen op het leven van Frank<br />

af?<br />

27 Huis te koop<br />

De prijs van koopwoningen in een land wordt door verschillende factoren beïnvloed. In<br />

onderstaande figuur wordt een overzicht gegeven van vier van deze factoren. De getallen<br />

naast de pijlen geven aan hoe sterk het betreffende verband is (ceteris paribus). Zo leidt<br />

een stijging van de werkloosheid met 1 procentpunt tot een daling van de gemiddelde<br />

verkoopprijs van koopwoningen met 0,73 procent (pijl 3).


Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ontwikkeling van de in bovenstaande figuur<br />

weergegeven factoren.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Verklaar het door pijl 1 weergegeven verband.<br />

Leg uit hoe een toename van de werkloosheid kan leiden tot een daling van de gemiddelde<br />

verkoopprijs van koopwoningen, zowel via de vraagkant als via de aanbodkant van de<br />

markt voor koopwoningen.<br />

Bereken op basis van de gegevens de gemiddelde verkoopprijs van een koopwoning in<br />

2005.<br />

Verder onderzoek laat zien dat in de hoofdstad van dit land de sterkte van de beschreven<br />

verbanden afwijkt van de rest van dit land. In dit onderzoek wordt gesteld: “Omdat in de<br />

hoofdstad de aanwezigheid van relatief veel bedrijven de arbeidsmarkt flexibeler maakt dan<br />

in de rest van het land, ligt voor de hoofdstad het getal dat de sterkte weergeeft van het<br />

verband bij pijl 3 dichter bij nul.”<br />

Verklaar deze stelling.<br />

28 Lees onderstaande tekst<br />

Drees junior zei het al: de AOW wordt onhoudbaar<br />

Al een kleine 25 jaar geleden voorzag een commissie onder leiding van oud-minister<br />

Willem Drees junior problemen met de AOW. Deze oudedagsvoorziening zou niet<br />

houdbaar zijn als steeds minder werkenden de uitkering voor steeds meer ouderen op<br />

zouden moeten brengen.<br />

Het kabinet wilde een paar jaar geleden beginnen wat te doen aan het AOW-probleem door<br />

een overschot op de begroting te creëren, een spaarpotje voor de zwaardere tijden.<br />

Nu dat niet meer lukt, komt de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, waar Drees<br />

midden jaren tachtig al voor pleitte, alsnog op de politieke agenda. Een verhoging met een<br />

maand per jaar vanaf 2011 zorgt ervoor dat iemand die in 1964 geboren is uiteindelijk op<br />

zijn 67ste recht op AOW krijgt.<br />

De overheidsfinanciën zouden er met een dergelijke maatregel opeens veel gezonder<br />

uitzien. Na 2011 komt geld vrij, dat nu in de projecties voor het begrotingsbeleid nog naar<br />

de AOW gaat. Dat geld kan al eerder worden ingezet, zo wordt in het kabinet gedacht. En<br />

zo krijgt Drees door omstandigheden, die ook hij niet kon voorzien, alsnog gelijk.<br />

(Bron: Trouw 13-02-09)<br />

a<br />

b<br />

Vertel in eigen bewoordingen waarom er een “AOW-probleem” bestaat.<br />

Leg uit welke oplossing politici en economen voor dit probleem zien.<br />

29 Vul de ontbrekende woorden in en maak op die manier een goed lopende tekst, waarmee<br />

je duidelijk kan maken, hoe een levensverzekering werkt bij het afsluiten van een<br />

hypothecaire lening op basis van die levensverzekering. Kies daarbij uit de woorden, die<br />

onder de tekst staan genoemd.<br />

Het principe van de hypotheek op basis van een levensverzekering is dat u niets (1). Aan<br />

deze hypotheekvorm is namelijk een zogenoemde (2) verzekering gekoppeld, die uitkeert<br />

als u in (3) bent op de einddatum van de hypotheek of als u (4) vóór die datum. Gedurende<br />

de hele (5) betaalt u rente over de volle (6). De premie voor de verzekering bestaat uit een<br />

spaarpremie en een (7). Met de eerste bouwt u een spaarkapitaal op waarmee u aan het (8)


van de looptijd de hypotheek aflost. Ervan uitgaande dat u het volledige overlijdensrisico<br />

heeft gedekt, zorgt de risicopremie ervoor dat uw (9), mocht u onverhoopt eerder komen te<br />

overlijden, niet met een (10) blijven zitten. Als u aan een levenhypotheek begint, moet u er<br />

vrij zeker van zijn dat u in een (11) wilt blijven wonen en dat de gekozen verzekeraar de<br />

juiste is. (12) naar een andere verzekeraar en een andere (13) is namelijk vrijwel altijd<br />

ongunstig.<br />

Te kiezen woorden: overlijdt, hypothecaire lening, overstappen, schuld, einde,<br />

hypotheekvorm, gemengde, looptijd, risicopremie, aflost, nabestaanden, leven, koopwoning<br />

30 Ties en Saskia vergelijken verschillende spaarrekeningen. Het valt hen op dat de rente bij<br />

internetsparen veel hoger is dan bij de andere spaarvormen.<br />

a Geef een reden waarom de bank bij internetsparen een hoger rentepercentage kan bieden.


c<br />

d<br />

e<br />

Saskia vertrouwt het internet niet zo en daarom wil ze geen internetspaarrekening. Ze wil<br />

liever een spaardeposito. Een spaardeposito is voor Ties en Saskia niet mogelijk.<br />

Geef daarvan de oorzaak.<br />

Ties en Saskia willen weten wat het hen oplevert als ze hun € 3.000 één jaar op de<br />

kapitaalrekening laten staan.<br />

Welk bedrag aan rente ontvangen Ties en Saskia dan na één jaar? Geef de<br />

berekening.<br />

Eén van de zaken waar rekening mee gehouden moet worden als je gaat sparen is de inflatie.<br />

In 2006 bedraagt de inflatie 1,5%. Op een internetspaarrekening wordt in hetzelfde jaar<br />

gemiddeld 2,5% rente vergoed.<br />

Hoeveel bedraagt de reële rente in twee decimalen achter de komma? Laat je berekening zien<br />

Bedenk een reden waarom Ties en Saskia liever zouden willen sparen dan dat zij voor hun<br />

geld aandelen kopen (beleggen).<br />

31 Kredietgemak dient het bedrijf


In de loop van 2005 is de markt voor kredietverlening aan bedrijven veranderd. Hieraan<br />

liggen zowel ontwikkelingen aan de aanbodkant als aan de vraagkant van de<br />

vermogensmarkt ten grondslag. Concurrentieoverwegingen en dalende inflatie beïnvloeden<br />

het gedrag van de kredietaanbieders terwijl de opgaande conjunctuur het gedrag van de<br />

kredietvragers verandert.<br />

In de onderstaande figuur is dit gedrag per kwartaal weergegeven.<br />

Aanvullende informatie:<br />

• Tot de kredietvoorwaarden horen onder andere de aflossingstermijn, het al dan niet<br />

verstrekken van een onderpand en de hoogte van de rente.<br />

• In 2005-3 houdt 20% van de aanbieders van krediet de voorwaarden constant.<br />

a Leg uit hoe dalende inflatie kan leiden tot versoepeling van de voorwaarden van aanbieders<br />

van krediet.<br />

b Toon aan dat 55% van de aanbieders de voorwaarden voor kredietverlening in 2005-3<br />

versoepelt.<br />

c Geef een conjuncturele verklaring voor de ontwikkeling van het gedrag van de vragers van<br />

krediet na 2005-3.<br />

d<br />

Uit een prognose van de centrale bank: “Gelet op het gedrag van zowel de vragers als van<br />

de aanbieders van krediet, verwacht de bank voor de periode na 2005-3 geen verandering<br />

van de hoogte van de rente.”<br />

Verklaar de prognose van de centrale bank met behulp van de figuur.<br />

Vwo eindexamen 2009 opgave 6<br />

32 Centrale Bank in de markt


In een land richt de Centrale Bank (CB) zich op prijsstabiliteit. Een inflatie van maximaal<br />

2,5% per jaar wordt in dat kader aanvaardbaar geacht. De CB maakt gebruik van twee<br />

instrumenten:<br />

* beïnvloeden van de rentestand door het veranderen van het rentetarief waartegen de<br />

algemene banken lenen bij de CB.<br />

* Het voeren van openmarktpolitiek waarbij kortlopende waardepapieren verhandeld worden<br />

tussen de algemene banken en de CB.<br />

a<br />

Welke van de hierboven genoemde instrumenten richt zich op de geldmarkt in enge zin?<br />

De CB presenteert haar jaarverslag 2005. Daarin staan onder andere de volgende<br />

gegevens van dit land.<br />

In een commentaar op tabel 6 in het jaarverslag doet de president van de CB twee<br />

uitspraken:<br />

uitspraak 1: De groei van de primaire liquiditeiten is te hoog in verhouding tot de groei van<br />

de behoefte aan primaire liquiditeiten vanwege transacties.<br />

uitspraak 2: De groei van de primaire liquiditeiten kunnen we, vanwege de hoge wisselkoers<br />

van onze munt, beter tegengaan door het verkopen van waardepapieren in het kader van<br />

openmarktpolitiek dan door een renteverhoging.<br />

b Geef op basis van de tabel een verklaring voor uitspraak 1.<br />

c Leg uit hoe de verkoop van waardepapieren door de CB de groei van de primaire<br />

liquiditeiten kan afremmen.<br />

d Leg uit waarom renteverhoging in een situatie waarin de CB geen hogere wisselkoers van<br />

de munt wil, ongewenst kan zijn.<br />

Vwo herexamen 2006 opgave 7<br />

33 Levensloop<br />

In een vwo-klas is gediscussieerd over het onderwerp financiële levensloop en de<br />

verschijnselen ‘ruilen over de tijd’ en ‘menselijk kapitaal’. Diana vond dat zo interessant dat<br />

ze geprobeerd heeft haar eigen verwachte financiële levensloop schematisch in beeld te<br />

brengen (zie grafiek).


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Voor het tekenen van de grafiek heeft Diana veel veronderstellingen moeten maken. Enkele<br />

daarvan staan hieronder:<br />

* ze gaat na haar vwo-opleiding op haar 18de werken en blijft dat doen tot aan haar<br />

pensioen;<br />

* bovenop de AOW ontvangt zij bedrijfspensioen van haar voormalige werkgever(s);<br />

* omdat de grafiek ergens moet eindigen, neemt ze aan dat ze 85 jaar wordt;<br />

* het gaat om haar netto-inkomsten per jaar (na afdracht pensioen- en AOWpremie) en de<br />

uitgaven die daarvan betaald moeten worden.<br />

Diana is bij het tekenen van de grafiek de nodige problemen tegengekomen. Zo heeft ze<br />

zich bijvoorbeeld afgevraagd of ze − om tot een beter beeld te komen − ook<br />

voorraadgrootheden zou moeten opnemen. En of ze uit zou moeten gaan van een<br />

waardevast of misschien zelfs wel van een welvaartsvast pensioen.<br />

Daarbij rees dan weer de vraag van welke inflatie en inkomensontwikkeling ze zou moeten<br />

uitgaan.<br />

Leg uit hoe in de grafiek het verschijnsel ‘ruilen over de tijd’ tot uitdrukking komt.<br />

Diana heeft in de grafiek uitsluitend stroomgrootheden opgenomen.<br />

Welke voorraadgrootheid had zij op basis van de gegevens in de grafiek kunnen opnemen?<br />

Verklaar het antwoord.<br />

Stel dat Diana zou zijn uitgegaan van een jaarlijkse inflatie van 1,75% gedurende de gehele<br />

levensloop en een gemiddelde landelijke inkomensstijging van 2,25% per jaar.<br />

Bereken of haar bedrijfspensioen dan waardevast genoemd kan worden.<br />

Leg uit waarom het in het kader van de gehele levensloop van belang is of een pensioen<br />

waardevast of welvaartsvast is.<br />

Diana overweegt vervolgens niet direct vanaf haar 18de te gaan werken maar na haar vwoopleiding<br />

eerst een studie bedrijfskunde te gaan volgen. Die studie duurt een jaar of vijf en<br />

ze verwacht die zeker met succes af te ronden. Diana vraagt zich af hoe de gevolgen van<br />

die beslissing in de grafiek tot uitdrukking moeten worden gebracht.


e<br />

Beschrijf vier wijzigingen die Diana in de grafiek zou kunnen aanbrengen, twee wijzigingen<br />

vóór het bereiken van de pensioenleeftijd en twee wijzigingen daarna. Betrek daarbij in<br />

beide gevallen zowel de inkomsten als de uitgaven.<br />

De wijzigingen moeten passen in de gegeven context. Gebruik ongeveer 75 woorden.<br />

34<br />

a Met hoeveel procent stegen de schulden van de huishoudens in 2005 ten opzichte van 2004?<br />

Geef de berekening.<br />

b<br />

c<br />

De econoom Hans van Nijmegen vindt de totale schuld wel meevallen. “Het grootste <strong>deel</strong><br />

van de schuld bestaat uit hypothecaire leningen. Deze zijn voor gezinnen wel eens<br />

problematisch, maar voor de banken niet. Die ontvangen rente over de leningen.”<br />

Geef nog een andere reden waarom hypothecaire leningen voor banken niet problematisch<br />

zijn.<br />

De econoom Jodocus van Arnhem is het niet eens met Van Nijmegen. “De schulden die<br />

gezinnen hebben naast hun hypotheek zijn enorm. Dat geeft in veel gevallen problemen.”<br />

Hoe groot is de schuld exclusief hypotheken per huishouden in 2005? Geef de berekening.<br />

d<br />

Geef twee redenen waarom reguliere banken consumenten een lening weigeren.


e<br />

Volgens de advertentie hieronder is de Geld Kaart een gemakkelijk betaalmiddel. Veel<br />

consumenten hebben echter niet in de gaten dat door het gebruik van deze Geld Kaart<br />

gemakkelijk schulden kunnen ontstaan.<br />

Door het gebruik van de Geld Kaart kunnen schulden ontstaan. Neem een ge<strong>deel</strong>te van de<br />

advertentietekst over waaruit dat volgens jou blijkt. Verklaar je antwoord.<br />

Vermeld in je antwoord ook het regelnummer/de regelnummers.<br />

35 Van inflatie naar deflatie?<br />

In 2003 deden zich in Nederland enkele ontwikkelingen voor waardoor de inflatie sterk<br />

afnam:<br />

− de bezettingsgraad van de bedrijven daalde fors door stagnerende bestedingen;<br />

− vakbonden, werkgevers en regering spraken af de lonen te bevriezen, ondanks een<br />

stijgende arbeidsproductiviteit;<br />

− de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar en de yen steeg sterk.<br />

Sommige economen stelden dat er door deze ontwikkelingen zelfs deflatie zou kunnen<br />

ontstaan.<br />

a Kies één van de hierboven genoemde ontwikkelingen en leg uit hoe die kan leiden tot<br />

deflatie.<br />

b<br />

Deflatie kan mensen voor<strong>deel</strong> maar ook na<strong>deel</strong> opleveren. Neem bijvoorbeeld de heer<br />

Jansen. Uit een levensverzekering ontvangt hij de komende jaren een nominaal vaste<br />

uitkering. Ter financiering van zijn woning heeft hij een hypothecaire schuld bij een bank.<br />

Bij dezelfde bank heeft hij een spaartegoed waarop elk jaar 3% rente wordt bijgeschreven.<br />

In bovenstaande tekst zijn vier elementen vet gedrukt. Neem onderstaand schema over en<br />

geef bij elk element met een kruisje aan of Jansen bij deflatie daarvan voor<strong>deel</strong> of na<strong>deel</strong><br />

heeft.


c<br />

Een econoom stelt dat als mensen verwachten dat er deflatie onstaat, deze verwachting kan<br />

leiden tot een verslechtering van de conjunctuur.<br />

Geef voor deze stelling een verklaring.<br />

36 Fragmenten uit een krantenartikel (september 2004)<br />

Schommelende inflatie<br />

1. Ten opzichte van andere Europese landen is de Nederlandse inflatie in 2004 zeer laag.<br />

Alleen in Finland komt de inflatie lager uit. De gemiddelde inflatie in de Eurozone<br />

bedraagt 2,2%.<br />

2. Enkele jaren geleden werd Nederland nog geteisterd door hoge inflatie. In 2001, toen de<br />

Nederlandse economie haar capaciteitsgrenzen had bereikt, was de inflatie bijna 5%.<br />

3. Er liggen gevaren op de loer voor een hogere inflatie: de explosieve stijging van de<br />

olieprijzen en de aankondiging van de vakbonden om bij de cao-onderhandelingen met<br />

hoge looneisen te komen.<br />

4. De overheid is bijna voortdurend een veroorzaker van inflatie. Veel tarieven die<br />

gemeenten de burgers in rekening brengen, worden alsmaar hoger. Aan gegevens van het<br />

Centraal Bureau voor de Statistiek zijn de onderstaande figuren ontleend.<br />

In de eerste figuur zijn niet de prijzen van alle consumptiegoederen opgenomen. Dat is<br />

een van de oorzaken waardoor op grond van die figuur de<br />

consumentenprijsindex (CPI) niet kan worden berekend.<br />

a Noem een andere oorzaak.<br />

Figuur 2


Stel dat 1998 het basisjaar voor de CPI is. In 2003 is de CPI dan 116,8.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Bereken de CPI in 2004 (in ten minste één decimaal).<br />

In het krantenartikel worden oorzaken van inflatie aangegeven.<br />

Noem twee in het krantenartikel aangegeven oorzaken van kosteninflatie.<br />

In welk fragment wordt bestedingsinflatie bedoeld? Verklaar het antwoord.<br />

Gegeven zijn de onderstaande uitspraken.<br />

1 Uit figuur 2 blijkt dat er in Nederland tussen 1996 en 2004 enkele jaren sprake is geweest<br />

van deflatie.<br />

2 Uit figuur 2 blijkt dat de koopkracht van de Nederlandse burgers tussen 2001 en 2004<br />

voortdurend is gedaald.<br />

3 Als de inflatie in Nederland lager is dan in de overige landen, verbetert daardoor de<br />

internationale concurrentiepositie van Nederland.<br />

4 Als Nederland niet tot de Eurozone zou worden gerekend, zou in 2004 de gemiddelde<br />

inflatie in de Eurozone hoger uitvallen.<br />

Geef voor elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.<br />

37 Benzineprijs onder vuur<br />

In een land is de benzineprijs enkele jaren achter elkaar fors gestegen. Er worden regelmatig<br />

acties gevoerd voor een verlaging van de benzineprijs. De actievoerders stellen onder andere<br />

dat de benzineprijs in 2006 vergeleken met 2005 meer is gestegen dan de inflatie in die<br />

periode. De benzinemaatschappijen stellen daar tegenover dat de consumenten in 2006<br />

evenveel aan benzine hebben uitgegeven als in 2005. De benzinemaatschappijen wijzen<br />

daarbij op de ongewijzigde wegingsfactor van benzine in de consumentenprijsindex (cpi).<br />

Beide partijen baseren zich op de gegevens in de tabel.<br />

a<br />

Is de stelling van de actievoerders juist? Verklaar het antwoord met een berekening.


c<br />

Is de argumentatie van de stelling van de benzinemaatschappijen juist? Verklaar het<br />

antwoord.<br />

Bereken de stijging van de cpi in 2006 ten gevolge van de stijging van de gemiddelde<br />

benzineprijs in 2006 ten opzichte van 2005.<br />

38 Het ene basisjaar is het andere niet<br />

Martijn, een havo-leerling, werkt aan een praktische opdracht over inflatie en de<br />

consumentenprijsindex (CPI). Op de website van het Centraal Bureau voor de<br />

Statistiek (CBS) leest hij het volgende: Na jaren met het basisjaar 1995 gerekend te<br />

hebben, is het CBS overgegaan op het basisjaar 2000 met nieuwe wegingsfactoren.<br />

De CPI is daardoor wat lager geworden.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Het bestedingspatroon van de Nederlanders is tussen 1995 en 2000 veranderd.<br />

Hoe blijkt dat uit de verstrekte gegevens?<br />

Het bestedingspatroon kan door diverse oorzaken veranderen.<br />

Noem een van die oorzaken. Verklaar het antwoord.<br />

Een CPI zal lager worden als goederen die veel in prijs zijn gestegen een …(1)…<br />

wegingsfactor krijgen en goederen die weinig in prijs zijn gestegen een …(2)…<br />

wegingsfactor krijgen.<br />

Wat moet in plaats van de cijfers worden ingevuld om een economisch correcte tekst te<br />

krijgen?<br />

bij (1) grotere / kleinere<br />

bij (2) grotere / kleinere<br />

39 Uw onderneming en uw pensioen: appeltje voor de dorst?<br />

Voor veel ondernemers is het eigen bedrijf het 'appeltje voor de dorst'. Het pensioen wordt<br />

mede opgebouwd door de verkoop van de onderneming later of middels het bedrijfspand in<br />

eigen beheer, zo is het idee. Natuurlijk kan het eigen bedrijf een belangrijk <strong>deel</strong> van het<br />

pensioen vormen. Maar: Hoe weet u als ondernemer of uw pensioen toereikend is? En:<br />

Welke risico's loopt u?<br />

a Waarom is het belangrijk dat je als werknemer een pensioen opbouwt?<br />

b Leg uit hoe een eigen bedrijf een belangrijk <strong>deel</strong> van het pensioen kan vormen.<br />

c Wat doet sparen met je koopkracht? Licht je antwoord toe.


40 180 miljard euro spaargeld<br />

Er zijn genoeg gezegdes en spreekwoorden die refereren aan<br />

de Nederlandse spaarzin. Het spaartegoed van Nederlandse<br />

ingezetenen bij de banken bedraagt ongeveer 180 miljard euro.<br />

De populariteit van sparen is de afgelopen jaren zelfs<br />

toegenomen, ondanks de gedaalde rente. Dat is gemakkelijk te<br />

verklaren. De rampzalige ontwikkelingen op de financiële<br />

markten hebben beleggers op hardhandige wijze getoond dat<br />

het vooruitzicht op extra rendement een verhoging van risico<br />

met zich meebrengt. De belegger belandde de afgelopen jaren<br />

met beide benen op (in) de (af-)grond. De spaarder echter vertoonde zich weer met goed<br />

fatsoen op verjaardagsfeestjes. Het veilige sparen is weer in.<br />

a Wat heeft sparen met het economische aspect “heden of toekomst” te maken?<br />

b Waarom is de populariteit van sparen de laatste jaren toegenomen?<br />

c Leg uit dat sparen en lenen eigenlijk elkaars tegenpool zijn.<br />

41 Maaike verdiende in 2005 € 21.689. Zij krijgt voor 2006 een salarisverhoging van 3,5%.<br />

a Bereken wat Maaike in 2006 verdient.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

De prijzen zijn in 2006 met 2,1% gestegen.<br />

Bereken wat had Maaike in 2006 moeten verdienen om hetzelfde te kunnen kopen als in<br />

2005.<br />

Bereken het percentage waarmee de koopkracht van Maaike in 2006 stijgt.<br />

Peter verdiende in 2005 € 29.600. Als gevolg van een CAO-loonstijging steeg zijn inkomen<br />

in 2006 tot € 30.900. De inflatie was in 2006 1,9%. Bereken of de koopkracht van Peter is<br />

toegenomen dan wel afgenomen.<br />

e In 2006 bedroeg de inflatie in Reeland 2,2%. De vakbonden willen een<br />

koopkrachtverbetering voor hun leden van 1,9%. Bereken welke looneis zij op tafel zullen<br />

leggen.<br />

42 CAO-onderhandelingen weer van start<br />

Bij de CAO-onderhandelingen speelt de stijging van de prijzen een belangrijke rol. Daarbij<br />

gaat het onder andere om de vraag hoeveel de lonen ten opzichte van de prijzen mogen<br />

stijgen. De prijsstijging wordt berekend aan de hand van de consumentenprijsindex (cpi). In<br />

de tabel is de ontwikkeling van het CAO-loon en de cpi weergegeven door middel van<br />

indexcijfers. Niet alle indexcijfers zijn ingevuld.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Welk jaar is in tabel 1 het basisjaar?<br />

Bereken met hoeveel procent het nominale CAO-loon in 2000 is gestegen ten opzichte van<br />

1999 (in ten minste één decimaal).<br />

De consumentenprijzen zijn in 1999 ten opzichte van 1998 met 3,85% gestegen.<br />

Bereken de cpi van 1999 (in ten minste één decimaal).<br />

Bereken de index van het reële CAO-loon in 2000 (in ten minste één decimaal).<br />

43 Het is hier fantastisch!


De familie Kip viert elke zomer ergens in Europa vakantie. Het daarvoor beschikbare bedrag<br />

wordt helemaal opgemaakt. In 1995 was dat bedrag € 3.000. De familie Kip past dat bedrag<br />

elk jaar aan op basis van de Nederlandse consumentenprijsindex (cpi) van het Centraal<br />

Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2003 gaat de familie op vakantie in Portugal. Tijdens de<br />

vakantie wordt er niet gekookt en gaat de familie elke dag in een restaurant eten. Bij een<br />

vakantie in Nederland zou dat € 50 per dag kosten.<br />

a Hoe heet het onderzoek op basis waarvan het CBS de wegingsfactoren vaststelt?<br />

b Bereken de consumentenprijsindex voor Nederland in 2002.<br />

c Bereken het beschikbare bedrag van de familie Kip voor de vakantie in 2003.<br />

d Is de familie Kip met eten in een restaurant in Portugal goedkoper of duurder uit dan in<br />

Nederland? Verklaar het antwoord.<br />

44 In het jaarverslag van De Reelandse Bank over 2006 stond onder andere het volgende<br />

over de inflatie in Nederland:<br />

‘De Reelandse inflatie, afgemeten aan de stijging van de consumentenprijsindex van het<br />

Centraal Bureau voor de Statistiek, bedroeg in 2006 gemiddeld 2,0%. De inflatie lag<br />

0,2 procentpunt lager dan in 2005. Aan deze lichte afneming werd vooral bijgedragen door<br />

de terugval van de grondstoffenprijzen op de wereldmarkten.’<br />

a Waarom wordt de Reelandse inflatie afgemeten aan de stijging van de<br />

consumentenprijsindex, en niet bijvoorbeeld aan de stijging van de prijzen die producenten<br />

aan elkaar betalen voor goederen en diensten?<br />

b Leg uit waarom een inflatie van 2,0% niet betekent dat elke inwoner van Reeland in 2006<br />

voor zijn consumptiegoederen gemiddeld 2,0% duurder uit was dan in 2005.<br />

c Bereken met hoeveel procent de koopkracht van het geld in Reeland in 2006 voor de<br />

gemiddelde consument in Reeland is gedaald. Geef je antwoord in twee decimalen<br />

nauwkeurig.<br />

d Bereken de totale inflatie in Reeland in 2005 en 2006 samen. Geef je antwoord in twee<br />

decimalen nauwkeurig.<br />

Over de oorzaken van de inflatie staat in hetzelfde jaarverslag het volgende:<br />

‘Door de loonkosten werd een grotere opwaartse invloed op de prijsontwikkeling<br />

uitgeoefend dan in 2005, waarvoor zowel de geleidelijke versnelling van de<br />

contractloonstijging als een terugval in de groei van de arbeidsproductiviteit verantwoordelijk<br />

was. De wins<strong>tm</strong>arges konden voor het eerst sinds 2003 weer toenemen, aangezien de<br />

kostendaling uit hoofde van de afneming van de invoerprijzen slechts ge<strong>deel</strong>telijk werd<br />

doorgegeven aan de consument.’


e<br />

Bij de vraag of loonkostenstijgingen in bedrijven voor deze bedrijven aanleiding zijn om de<br />

prijzen te verhogen, speelt de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit een belangrijke rol.<br />

Maar ook de ontwikkeling van andere factoren is van belang.<br />

Leg uit waarom een stijging van de loonkosten per werknemer in bedrijven bij een<br />

toenemende arbeidsproductiviteit voor deze bedrijven geen reden hoeft te zijn om de prijzen<br />

te verhogen.<br />

45 In een land waren de partiële prijsindexcijfers in 2006 als volgt (tussen haakjes staan de<br />

wegingsfactoren):<br />

voeding en kleding (35%) 140<br />

huisvestingskosten (20%) 120<br />

overige goederen en diensten 160<br />

Het basisjaar is 2003.<br />

a<br />

b<br />

Bereken hoeveel inflatie er in dat land in de periode 2003-2006 is geweest.<br />

Bereken het percentage inflatie in een periode waarin er 60% geldontwaarding is.<br />

46 Het CBS <strong>deel</strong>t de uitgaven van gezinnen tegenwoordig in 13 hoofdgroepen in. Hieronder zie<br />

je deze categorieën met daarachter de wegingsfactoren en partiële prijsindexcijfers voor<br />

februari en maart 2005 (2002=100).<br />

a Wat geeft de kolom “wegingsfactor weer?<br />

b Geef een verklaring waarom het uitgavenpatroon van een gezin met een lag inkomen<br />

verschilt met dat van een gezin met een hoog inkomen.<br />

c Wat betekent het getal 104,2 bij “gezondheid” bij maart 2005?<br />

d Welke categorieën uitgaven zijn in maart 2005 goedkoper zijn dan in 2002? Licht je<br />

antwoord toe.<br />

e Hoe hoog was de inflatie tussen 2002 en februari 2005? Licht je antwoord toe.


Artikelgroep<br />

Wegingsfactor<br />

(%)<br />

februari<br />

2005<br />

maart<br />

2005<br />

Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken<br />

Alcoholhoudende dranken en tabak<br />

Kleding en schoeisel<br />

Huisvesting, water, elektriciteit, gas<br />

Stoffering, huishoudelijke apparaten<br />

Gezondheid<br />

Vervoer<br />

Communicatie<br />

Recreatie en cultuur<br />

Onderwijs<br />

Hotels, cafés en restaurants<br />

Diverse goederen en diensten<br />

Consumptiegebonden belastingen en overheidsdiensten<br />

Totaal<br />

13,7<br />

4,0<br />

6,1<br />

26,8<br />

8,0<br />

0,5<br />

10,7<br />

1,9<br />

11,3<br />

0,4<br />

5,5<br />

6,2<br />

4,8<br />

100,0<br />

102,9<br />

107,3<br />

97,9<br />

111,5<br />

100,8<br />

104,4<br />

103,7<br />

109,1<br />

102,2<br />

106,7<br />

106,0<br />

101,9<br />

106,5<br />

105,3<br />

103,6<br />

107,7<br />

111,2<br />

111,5<br />

100,9<br />

104,2<br />

103,2<br />

109,1<br />

101,9<br />

106,7<br />

106,2<br />

101,9<br />

106,5<br />

........<br />

f<br />

g<br />

h<br />

Tussen 2002 en maart 2005 werden zowel Kleding en schoeisel als recreatie en cultuur<br />

duurder.<br />

Ga door berekening na welk van beide categorieën meer heeft bijgedragen aan de inflatie in<br />

deze periode.<br />

Bereken de CPI voor maart 2005. Geef je antwoord in één decimaal nauwkeurig.<br />

Bereken het percentage geldontwaarding in de periode februari-maart 2005. Geef je<br />

antwoord in twee decimalen nauwkeurig.<br />

47 Bestudeer onderstaande tabel: verdeling gezinsconsumptie in veertien groepen<br />

a Wat geeft het getal 107,6 rechtsonder in de tabel weer?<br />

b Wat bedoelen we met: de consumentenprijsindex berekenen we met een gewogen<br />

gemiddelde van de verschillende prijsveranderingen?<br />

c Wie organiseert regelmatig in Nederland de budgetonderzoeken?<br />

d Met hoeveel procent waren in 2002 de prijzen gestegen van “kleding en schoeisel” ten<br />

opzichte van 2001.<br />

e Waarom hanteert het CBS regelmatig een ander basisjaar?<br />

f Bereken de consumentenprijsindex voor 2002 op basis van 2001.<br />

g Opvallend hoog is de prijsstijging van de artikelgroep ‘hotels café’s en restaurants’. Welke<br />

verklaring zou je daarvoor kunnen geven?<br />

h In 2001 waren het prijspeil 4,2% gestegen ten opzichte van 2000. Betekent dit dat alle<br />

prijzen in 2001 waren gestegen. Licht je antwoord toe met behulp van de tabel.<br />

i Op welke wijze speelt het door het CBS berekende consumentenprijsindex een rol in de<br />

loononderhandelingen?<br />

j Waarbij speelt het CPI nog meer een rol?


48 Stel dat uit een budgetonderzoek blijkt dat scholieren van 16 tot 18 jaar in het voortgezet<br />

onderwijs het zakgeld als volgt besteden:<br />

wegingsfactor<br />

gemiddelde prijs<br />

2001<br />

gemiddelde prijs<br />

2006<br />

Boeken 0,30 € 12,- € 12.60 105<br />

Film 0,25 € 10,50 € 11,55 .....<br />

Sport 0,20 € 15,- € 15,75 .....<br />

Drank 0,15 € 1,85 € 2,22 .....<br />

CD's 0,10 € 45,- € 33,75 .....<br />

afzonderlijk prijsindexcijfer<br />

2006 (2001= 100)<br />

a Bereken de ontbrekende (afzonderlijke) prijsindexcijfers voor 2006 met als basisjaar 2001.<br />

b Laat door middel van berekening zien dat het samengesteld gewogen prijsindexcijfer van dit<br />

pakket goederen 105,5 bedraagt.<br />

Stel dat in dezelfde periode (2001-2006) het gemiddeld zakgeld is gestegen van € 80,- naar<br />

€ 90 per maand.<br />

c Bereken hoeveel procent het zakgeld nominaal is gestegen.<br />

d Bereken hoeveel procent het zakgeld reëel is gestegen.<br />

49 Van een land zijn de volgende gegevens bekend:<br />

Consumentenprijsindex met basisjaar 1998<br />

2002 109,2<br />

2006 114,7<br />

In 2002 was van een modaal gezin was het inkomen € 23.000 per jaar.<br />

In 2006 was dat inkomen gestegen tot € 25.600 per jaar.<br />

a Bereken de stijging van het prijspeil in de periode 2002-2006<br />

b Bereken hoeveel procent dit gezin in de periode 2002-2006 er nominaal op vooruit is<br />

gegaan.


c<br />

d<br />

Bereken hoeveel procent dit gezin in de periode 2002-2006 er reëel op vooruit is gegaan.<br />

Van tijd tot tijd verlegt men het basisjaar.<br />

Leg uit waarom men dit doet.<br />

50 GOOCHELEN MET CIJFERS<br />

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) berekent het inflatiecijfer. Het CBS doet<br />

daarvoor onderzoek naar de manier waarop wij ons besteedbaar inkomen verdelen over de<br />

uitgaven aan verschillende producten en diensten. Zo komt het CBS aan de<br />

wegingsfactoren voor een gemiddeld gezin, die zijn afgebeeld in de informatie.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Mijnheer Van der Laan, een alleenstaande AOW-er, vindt dat het CBS de verschillende<br />

onderdelen van de uitgaven anders moet wegen voor AOW-ers dan voor een gemiddeld<br />

gezin. Prijsverhogingen van verschillende producten hebben niet hetzelfde effect op het<br />

jaarlijkse budget van een gezin.<br />

Leg uit waarom een prijsverhoging van € 0,20 op een literpak melk méér effect heeft op het<br />

gezinsbudget dan een prijsverhoging van € 20 op een koelkast.<br />

In een jaar zijn de prijzen van<br />

• huisvesting, water en energie met 3% gestegen;<br />

• alcohol en tabak met 5% gestegen;<br />

• alle andere zeven artikelgroepen met 4% gestegen.<br />

De inflatie in dat jaar was<br />

A minder dan 4%; B precies 4% of C méér dan 4%.<br />

Is het aan<strong>deel</strong> in procenten van de artikelgroep huisvesting, water en energie voor Van der<br />

Laan hoger of lager dan voor een gemiddeld gezin? Laat de berekening zien.


d<br />

Een andere weging bij de berekening van het inflatiecijfer kan belangrijk zijn voor Van der<br />

Laan. Zijn pensioen wordt namelijk ieder jaar aangepast aan de inflatie.<br />

Waarom kan een te laag berekend inflatiecijfer nadelig zijn voor Van der Laan?<br />

51 In het begin van de jaren negentig steekt overal in Europa de inflatie de kop op. Ook in<br />

Duitsland, dat in de jaren tachtig geringe prijsstijgingen en zelfs prijsdalingen kende. In de<br />

figuur is de prijsontwikkeling in Duitsland weergegeven.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

In welk jaar of in welke jaren zijn de prijzen in Duitsland gedaald?<br />

Bereken de waarde van het prijsindexcijfer in Duitsland in 1986 en in 1987 met als basisjaar<br />

1985 (in één decimaal nauwkeurig).<br />

Als in Duitsland de inflatie aanwakkert, kan dat ook tot inflatie in Nederland leiden.<br />

Geef daarvoor een verklaring.<br />

Inflatie wordt mede veroorzaakt door de overheid.<br />

Leg uit dat de overheid via de overheidsbestedingen inflatie kan veroorzaken.<br />

Noem twee andere manieren waarop de overheid in Nederland inflatie kan veroorzaken.<br />

f<br />

Sommige mensen ondervinden na<strong>deel</strong> van inflatie, bijvoorbeeld beleggers. De heer Pieters<br />

had in 1992 een bedrag van € 40.000 op een depositorekening staan tegen een rente van 7%<br />

per jaar. Daarnaast had Pieters geen rente-inkomsten. De eerste € 1.000 rente is belastingvrij;<br />

over het meerdere moet inkomstenbelasting worden betaald. Stel dat voor Pieters het<br />

marginale tarief 50% bedraagt. Stel verder dat de inflatie in 1992 5%is.<br />

Bereken het bedrag dat Pieters over 1992 van de rente overhoudt nà aftrek van de<br />

inkomstenbelasting.<br />

g Toon met behulp van een berekening aan dat de netto reële rente voor Pieters over 1992<br />

negatief is.<br />

h<br />

Sommige mensen ondervinden voor<strong>deel</strong> van inflatie, bijvoorbeeld mensen met schulden.<br />

Leg uit dat iemand met schulden voor<strong>deel</strong> van inflatie kan hebben.<br />

52 Pensioenpremies omhoog


Pensioenfonds Alto verzorgt ouderdomspensioenen en uitkeringen bij vervroegde<br />

pensionering voor de werknemers in een bepaalde bedrijfstak. Het ouderdomspensioen is<br />

bedoeld om de AOW-uitkering van 65-plussers aan te vullen tot 70% van het laatstverdiende<br />

loon. Daarnaast voorziet Alto in een inkomen voor werknemers die stoppen met werken<br />

voordat zij 65 jaar zijn (vervroegde pensionering). De werknemers en werkgevers betalen<br />

ieder een bepaald percentage van het brutoloon als premie. De premiepercentages voor 2002<br />

staan in de tabel.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Eind 2002 constateert pensioenfonds Alto dat verslechtering van de conjunctuur tot<br />

problemen leidt. Door tegenvallende beleggingsresultaten op de ingelegde premies komt de<br />

uitbetaling van de pensioenen in gevaar. Daarom wordt met ingang van 2003 de totale<br />

premie voor het ouderdomspensioen met 2 procentpunten verhoogd. De werknemers betalen<br />

zowel in 2002 als in 2003 een kwart van de totale premie voor het ouderdomspensioen.<br />

Daarnaast constateert pensioenfonds Alto dat de uitbetaling van welvaartsvaste pensioenen<br />

in gevaar kan komen als de lonen sterk stijgen.<br />

Citeer de zin waaruit blijkt dat het ouderdomspensioen wordt gefinancierd via het<br />

kapitaaldekkingsstelsel. Verklaar het antwoord.<br />

Bereken het totale premiebedrag dat in 2002 aan Alto wordt betaald voor iemand met een<br />

brutoloon van € 30.000.<br />

Bereken in één decimaal nauwkeurig hoe hoog het tarief werkgeverspremie voor het<br />

ouderdomspensioen in 2003 wordt.<br />

Leg uit hoe verhoging van de pensioenpremies kan leiden tot verdere verslechtering van de<br />

conjuncturele situatie.<br />

Een welvaartsvast ouderdomspensioen wordt volgens pensioenfonds Alto moeilijker<br />

betaalbaar als de lonen sterk stijgen. Geef daarvoor de verklaring.<br />

53 In de figuur hieronder kun je de ontwikkeling van de koopkracht van actieven,<br />

pensioenontvangers en een (echt)paar op het sociaal minimum aflezen voor de periode 1983-<br />

2001. Alle gegevens zijn als indexcijfer uitgedrukt, waarbij 1983 als basisjaar geldt.<br />

Koopkrachtontwikkeling 1983-2001<br />

110<br />

Index reële inkomen<br />

105<br />

100<br />

95<br />

90<br />

85<br />

80<br />

Sociaal minimum<br />

Actieven<br />

Pensioenontvangers


a Geef een verklaring voor de daling van de koopkracht van actieven in de periode 1985 –<br />

1990.<br />

b Beschrijf en geef een verklaring voor de verschillen in ontwikkeling van de koopkracht vanaf<br />

1991.<br />

c Beredeneer voor welke groepen de stijging van de CPI over de periode 1983-2001 groter is<br />

geweest dan de stijging van de nominale inkomens of uitkeringen.<br />

d<br />

Eind 2001 zijn de indexcijfers in de grafiek voor pensioenontvangers, actieven en sociale<br />

minima achtereenvolgens 103,9, 103,5 en 91. In de periode 1983-2001 steeg het gemiddelde<br />

prijspeil met 95%.<br />

Bereken voor de periode 1983-2001 voor elke groep de procentuele stijging van het nominale<br />

inkomen of de nominale uitkering. Rond je antwoord af op één decimaal.<br />

1 Pensioenontvangers<br />

2 actieven<br />

3 sociale minima (echtpaar)<br />

54 Zorgen om de rente<br />

Hans van Opta heeft dringend een nieuwe auto nodig. Hij heeft daarvoor onvoldoende geld<br />

op de bank en daarom is hij van plan een lening af te sluiten. Hans twijfelt een beetje. Is dit<br />

wel het goede moment om geld te lenen? Op dit moment zijn de prijzen vrij stabiel. Maar als<br />

de prijzen fors gaan stijgen, ben je juist voordelig uit als je een lening afsluit.<br />

a Wanneer kan een situatie met grote prijsstijgingen voordelig zijn als je geld geleend hebt?<br />

b<br />

A<br />

B<br />

C<br />

D<br />

E<br />

F<br />

Maar, bedenkt Hans, als de prijzen hard stijgen, wordt de rente vaak door de Europese<br />

Centrale Bank (ECB) verhoogd. Daarmee wil de ECB de prijsstijging weer verminderen.<br />

Hieronder staan drie denkstappen.<br />

1 De mensen gaan minder besteden.<br />

2 De mensen gaan minder lenen.<br />

3 De mensen moeten meer rente betalen.<br />

In welke regel staan de denkstappen in een logische volgorde?<br />

De ECB verhoogt de rente → 1 → 2 → 3 → de prijsstijging wordt minder.<br />

De ECB verhoogt de rente → 1 → 3 → 2 → de prijsstijging wordt minder.<br />

De ECB verhoogt de rente → 2 → 1 → 3 → de prijsstijging wordt minder.<br />

De ECB verhoogt de rente → 2 → 3 → 1 → de prijsstijging wordt minder.<br />

De ECB verhoogt de rente → 3 → 1 → 2 → de prijsstijging wordt minder.<br />

De ECB verhoogt de rente → 3 → 2 → 1 → de prijsstijging wordt minder.


c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Na lang nadenken neemt Hans een besluit. Wel of geen prijsstijgingen, hij heeft gewoon €<br />

10.000 nodig voor zijn nieuwe auto. Hans kiest voor een persoonlijke lening met een looptijd<br />

van 10 jaar.<br />

Bereken de totale kredietkosten van deze persoonlijke lening voor Hans.<br />

De auto die Hans op het oog heeft is echt een prachtkarretje van nog maar 5 jaar oud. De<br />

afbetalingsperiode van deze lening is maar liefst 10 jaar!<br />

Leg uit waarom het niet verstandig is om in dit geval voor een lange afbetalingsperiode te<br />

kiezen.<br />

Hans sluit de persoonlijke lening af voor 10 jaar. Hij ziet in de krant dat de rente aan het<br />

stijgen is. “Ik maak me zorgen om mijn persoonlijke lening. Door de stijgende rente gaat me<br />

die veel meer kosten.”<br />

Loopt Hans het risico dat hij door de stijgende rente voor zijn persoonlijke lening meer moet<br />

gaan betalen? Geef hiervoor een verklaring.<br />

De buurman van Hans zegt: “Volgens mij had je beter eerst kunnen gaan sparen.” Hans is<br />

het daar niet mee eens.<br />

Geef eerst een argument waarom Hans beter had kunnen sparen en daarna een argument<br />

waarom Hans beter kan lenen.<br />

55 Koopkrachtbehoud!<br />

De vakbonden maken ieder jaar hun looneis bekend. Ze kijken bij deze looneis onder<br />

andere naar het inflatiecijfer. Of deze eis een jaar later inderdaad tot dezelfde loonstijging<br />

leidt, is natuurlijk nog maar de vraag. Van de periode 2001 tot en met 2006 is het volgende<br />

overzicht gemaakt:<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Naast het inflatiecijfer kijken de vakbonden bijvoorbeeld ook naar de te verwachten reële<br />

economische groei.<br />

Voor welk jaar in de periode 2001 tot en met 2005 verwachtten de vakbonden blijkbaar de<br />

laagste reële economische groei? Verklaar je antwoord.<br />

In 2001 was de inflatie erg hoog. Dit kwam onder meer door de steeds maar stijgende<br />

olieprijzen in dat jaar. De prijs van brandstoffen steeg hierdoor sterk. Stijgende olieprijzen<br />

kunnen inflatie veroorzaken, bijvoorbeeld door die prijsstijging door te berekenen in de<br />

brandstofprijzen. Maar dat is niet de enige reden waarom stijgende olieprijzen tot inflatie<br />

leiden.<br />

Geef aan welke woorden er in onderstaande zinnen bij (1) en (2) moeten worden ingevuld.<br />

Je kunt kiezen uit brutowinst, kostprijs, nettowinst, verkoopprijs.<br />

“Olie dient als grondstof voor veel producten, zoals plastic. Een stijgende olieprijs leidt tot<br />

een stijging van de …(1)… van veel producten. Als deze stijging wordt doorberekend in de<br />

…(2)… van die producten is er sprake van inflatie.<br />

Door de hoge inflatie in 2001 gingen de loononderhandelingen voor 2002 erg moeizaam.<br />

“Te veel loonstijging veroorzaakt alleen maar meer inflatie, waardoor de lonen in het jaar<br />

daarna weer zullen stijgen!”, zeiden toen de werkgevers.<br />

Hoe wordt in de economie bovenstaand verschijnsel genoemd?<br />

Toen het verwachte inflatiecijfer van 2006 bekend was eiste de vakbond 1%<br />

koopkrachtverbetering naast de prijscompensatie.<br />

Bereken de hoogte van de looneis in 2006 (in drie decimalen)?


e<br />

Vakbonden behartigen de belangen van hun leden. Een vakbond krijgt een brief waarin een<br />

vakbondslid schrijft dat de lonen meestal veel te weinig stijgen. Het vakbondslid wil fors<br />

hogere loonstijgingen. Het leven is al duur genoeg.<br />

Leg uit waarom fors hogere loonstijgingen tot werkloosheid kunnen leiden.<br />

56 LIEVER SPAREN DAN IN AANDELEN GAAN?<br />

Jimmy (19 jaar) is na het behalen van zijn diploma gaan werken als banketbakker. Hij heeft<br />

in december 2001 een groot bedrag op zijn bankrekening staan en wil daarvan € 500 opzij<br />

zetten. Jimmy twijfelt of hij er verstandig aan doet, deze € 500 op een spaarrekening te<br />

zetten. Toen Jimmy nog op school zat hoorde hij vaak enthousiaste verhalen van zijn<br />

economieleraar die veel geld had verdiend met de handel in aandelen. Hij informeert bij een<br />

beleggingsexpert van zijn bank naar de mogelijkheden om het bedrag te beleggen in<br />

aandelen.<br />

Op een spaarrekening van zijn bank ontvangt Jimmy een rente van 3,8% per jaar. Bij<br />

storting ontvangt hij een spaarpremie van € 10. Elk jaar wordt de rente op zijn<br />

spaarrekening bijgeschreven.<br />

a Hoeveel rente zou Jimmy krijgen als hij die € 500 van 1 januari 2002 tot 1 januari 2007 op<br />

zijn spaarrekening zet? Laat de berekening zien.<br />

b<br />

De beleggingsexpert geeft een aantal adviezen voor het beleggen in aandelen:<br />

1 Doe het met geld dat je op dit moment kunt missen.<br />

2 Doe het alleen als je risico durft te nemen.<br />

3 Doe het als je veel ‘winst’ wil maken met je geld.<br />

4 Stop je geld altijd in verschillende bedrijven om het risico te spreiden.<br />

Welk(e) van de bovenstaande adviezen is/zijn ook van toepassing op sparen?


c<br />

d<br />

Maar helaas voor Jimmy, de tijden van veel geld verdienen met beleggen op de<br />

aandelenbeurzen lijken (voorlopig) voorbij. Dalende aandelenkoersen hebben er toe geleid<br />

dat mensen hun aandelen hebben verkocht en het geld op een spaarrekening hebben<br />

gezet.<br />

In welk jaar zorgde een daling van de aandelenkoersen er voor dat veel mensen in<br />

Nederland weer kozen voor de vertrouwde spaarrekening? Licht het antwoord toe met<br />

behulp van de informatie.<br />

In welke maanden van het jaar 2000 daalde het totale spaartegoed in Nederland?<br />

Op 1 januari 2001 bedroeg het totale spaartegoed van alle mensen in Nederland € 135,45<br />

miljard.<br />

e Met hoeveel procent is dit totale spaartegoed tussen 1 januari 2001 en 1 januari 2002<br />

toegenomen? Laat de berekening zien en rond de uitkomst af op 1 decimaal.<br />

f<br />

Jimmy zet de voor- en nadelen van sparen en beleggen op een rij. Hij geeft toch de<br />

voorkeur aan zijn vertrouwde spaarrekening. Eén van zijn vroegere schoolkameraden,<br />

Wouter, vindt dat onverstandig. Hij zegt: “Als ik jou was zou ik die € 500 in aandelen<br />

beleggen.”<br />

Geef een argument voor het standpunt van Wouter.


<strong>Toetsboek</strong> 6<br />

Concept markt - De arbeidsmarkt<br />

1a<br />

Wil de echte werkloze opstaan<br />

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI)<br />

– tegenwoordig UWV-WERKbedrijf - publiceren iedere maand cijfers over de werkloosheid<br />

in Nederland. De werkloosheidscijfers van CBS en CWI verschillen. Zo telde het CBS op<br />

een bepaald moment 400.000 werklozen, terwijl het CWI op hetzelfde moment 600.000<br />

werklozen telde.<br />

Het CBS registreert het aantal personen dat in een enquête aangeeft werkloos te zijn. Het<br />

CWI registreert het aantal personen dat zich heeft ingeschreven als werkzoekende bij het<br />

CWI. Voor werkzoekenden is inschrijving bij het CWI een voorwaarde om in aanmerking te<br />

komen voor een uitkering. Personen die op zoek zijn naar een baan maar geen recht<br />

hebben op een uitkering, zoals schoolverlaters en herintredende vrouwen, schrijven zich<br />

soms niet in als werkzoekende bij het CWI.<br />

Wie wordt door het CBS en wie wordt door het CWI als werkloze geregistreerd?<br />

Aan welke eisen moet dan zijn voldaan?<br />

De onderstaande tabel verschaft hierover meer informatie.<br />

Er kunnen drie groepen worden onderscheiden:<br />

1 Groep A: personen die zowel volgens het CBS als het CWI werkloos zijn.<br />

2 Groep B: personen die volgens het CBS werkloos zijn maar niet volgens het CWI.<br />

3 Groep C: personen die volgens het CWI werkloos zijn maar niet volgens het .<br />

a<br />

b<br />

Maken werklozen <strong>deel</strong> uit van de vraag naar arbeid of van het aanbod van arbeid?<br />

Dat het CBS minder werklozen telt dan het CWI, komt onder andere doordat het CBS<br />

uitsluitend naar de beroepsgeschikte bevolking kijkt.<br />

Noem de andere criteria uit bovenstaande tabel die veroorzaken dat het CBS minder<br />

werklozen telt dan het CWI. Licht het antwoord toe.<br />

Het aantal geregistreerde werklozen wordt gekenmerkt door seizoenspatronen.<br />

Seizoensinvloeden in de zomerperiode leiden ertoe dat:<br />

1 - het aantal werklozen in groep A daalt;<br />

2 - het aantal werklozen in groep B stijgt.<br />

c Geef een verklaring voor de daling van het aantal werklozen in de zomerperiode in groep A.<br />

d Geef een verklaring voor de stijging van het aantal werklozen in de zomerperiode in groep B.<br />

2 Werkt de arbeidsmarkt?<br />

Een van de problemen van de Nederlandse arbeidsmarkt is de gebrekkige aansluiting<br />

tussen de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid. Dat blijkt onder andere uit het<br />

tegelijkertijd bestaan van werkloosheid en vacatures. De onderstaande figuur illustreert deze<br />

aansluitingsproblemen. In deze figuur staan voor de periode 1994-2004 de werkloosheid en<br />

het aantal vacatures weergegeven in procenten van de beroepsbevolking.


a<br />

b<br />

c<br />

Uit de figuur is af te lezen dat een daling van het werkloosheidspercentage in een jaar<br />

meestal gepaard gaat met een stijging van het vacaturepercentage.<br />

In welk jaar of in welke jaren is ten opzichte van het voorafgaande jaar zowel het<br />

werkloosheidspercentage als het vacaturepercentage gedaald?<br />

Stel dat de overheid maatregelen zou hebben genomen waardoor de frictiewerkloosheid in<br />

2004 zou zijn teruggedrongen.<br />

Noem een maatregel waarmee de frictiewerkloosheid kan worden teruggedrongen. Licht je<br />

antwoord toe.<br />

Verschuift het punt van 2004 in de figuur door deze maatregelen volgens pijl A, pijl B of pijl<br />

C? Verklaar je antwoord.<br />

d<br />

e<br />

De aansluiting tussen de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid kan worden verbeterd<br />

door een toename van de mobiliteit van arbeid.<br />

Leg uit hoe door een vergroting van het verschil tussen de hoogte van bijstandsuitkeringen<br />

en de hoogte van het minimumloon de mobiliteit van arbeid kan toenemen.<br />

Zowel de overheid als het bedrijfsleven kan maatregelen nemen om de geografische<br />

mobiliteit van arbeid te vergroten.<br />

Noem een maatregel die bedrijven kunnen nemen om de geografische mobiliteit van arbeid<br />

te vergroten. Licht de werking van deze maatregel toe.<br />

3 Van een land zijn de volgende cijfers bekend over de werkgelegenheid.<br />

a<br />

b<br />

De toenemende emancipatie heeft er toe geleid dat steeds meer mensen in <strong>deel</strong>tijd zijn<br />

gaan werken. Geef een verklaring voor deze ontwikkeling.<br />

Toon met een berekening aan dat in de periode 2003 (3 e kw.) – 2004 (3 e kw.) mensen meer<br />

in <strong>deel</strong>tijd zijn gaan werken.


4 Het gevoerde beleid in Oranjeland heeft invloed gehad op de werkgelegenheid. In de tabel<br />

staan daarover enkele gegevens.<br />

a<br />

b<br />

Uit de tabel blijkt dat de ontwikkeling van de werkgelegenheid in personen verschilt van de<br />

ontwikkeling van de werkgelegenheid in uren.<br />

Leg uit dat verkorting van de werkweek een verklaring kan zijn voor dit verschil in de periode<br />

1983-1992.<br />

Stel dat er 6 miljoen personen in 2004 aan het werk zijn en dat er gemiddeld 1.500 uur per<br />

persoon per jaar is gewerkt. Veronderstel verder dat de gemiddelde groeicijfers voor de<br />

periode 1993-2006 in de tabel ook gelden voor 2005.<br />

Bereken hoeveel uur er dan per werkende gemiddeld in 2005 is gewerkt (in ten minste één<br />

decimaal).<br />

5 Peter en Marije geven allebei een ander antwoord op de vraag van de leraar: “welk verband<br />

bestaat er tussen de hoogte van het loon en de werkgelegenheid?”<br />

Marije: een hoger loon is slecht voor de werkgelegenheid.<br />

Peter : een hoger loon is goed voor de werkgelegenheid.<br />

a<br />

b<br />

Hun antwoord is goed gemotiveerd en de leraar rekent het antwoord van beiden goed.<br />

geeft het antwoord dat Marije gegeven zou kunnen hebben.<br />

Geef het antwoord dat Peter gegeven zou kunnen hebben.<br />

6 Werkgelegenheid continu in beweging<br />

In elk land vinden er voortdurend veranderingen in de werkgelegenheid plaats. Deze<br />

veranderingen zijn per economische sector verschillend. Het onderscheid tussen<br />

economische sectoren kan worden gemaakt op grond van producten die bedrijven<br />

voortbrengen. Door veranderende productieprocessen kunnen er verschuivingen in de<br />

werkgelegenheid plaatsvinden. Een verandering van baan kan binnen een sector<br />

plaatsvinden, maar ook door van de ene naar de andere sector over te stappen. In de figuur<br />

staat de ontwikkeling van de werkgelegenheid in een land weergegeven. Voor de eenvoud<br />

zijn slechts twee sectoren onderscheiden: de goederensector en de dienstensector.


Toelichting bij de figuur: alle getallen betreffen aantallen personen. De getallen binnen de<br />

sectoren betreffen aantallen personen in 2000.<br />

De pijlen betreffen veranderingen tussen 2000 en 2005.<br />

Er wordt van uitgegaan dat in deze periode niemand meer dan één keer van baan is<br />

veranderd.<br />

a ¡ Leg uit hoe uit figuur 1.2 blijkt dat de totale werkgelegenheid in de periode 2000-2005 is<br />

toegenomen.<br />

b Bereken hoeveel personen in de periode 2000-2005 van baan zijn veranderd.<br />

c ¡ Bereken de werkgelegenheid in de goederensector in 2005.<br />

(Havo Totaalvak 2001–II–1)<br />

7 In de jaren negentig is de werkgelegenheid in Nederland spectaculair gestegen en is de<br />

werkloosheid tot een laag niveau gedaald. Een toename van de werkgelegenheid hoeft niet<br />

altijd gepaard te gaan met een afname van de werkloosheid.<br />

a Onder welke voorwaarde zal een toename van de werkgelegenheid in personen niet<br />

gepaard gaan met een afname van de werkloosheid in personen?<br />

b<br />

c<br />

d<br />

De afname van de werkloosheid in Nederland wordt toegeschreven aan de<br />

hoogconjunctuur. De afnemende werkloosheid kan de hoogconjunctuur versterken.<br />

Leg uit dat hoogconjunctuur gepaard kan gaan met afnemende werkloosheid.<br />

Leg uit dat afnemende werkloosheid de hoogconjunctuur kan versterken.<br />

De omvang van de werkgelegenheid en die van de werkloosheid kunnen volgens<br />

verschillende definities worden gemeten. Elke definitie levert een ander resultaat op. In<br />

onderstaande figuur zijn enkele gegevens met betrekking tot werkgelegenheid en<br />

werkloosheid in Nederland in beeld gebracht<br />

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bedraagt de werkloosheid in<br />

Nederland 304.000 personen.<br />

Aan welke criteria moet iemand volgens de figuur voldoen om door het CBS als werkloze te<br />

worden meegeteld?<br />

Een econoom hanteert vrijwel dezelfde werkloosheidsdefinitie als het CBS: hij vindt het<br />

alleen niet van belang of werkzoekenden zijn ingeschreven bij het arbeidsbureau.


e<br />

Bereken met behulp van de figuur hoe groot de beroepsbevolking zal zijn volgens deze<br />

econoom.<br />

Een minister hanteert blijkbaar een andere werkloosheidsdefinitie dan het CBS, als hij<br />

verzucht: „Ruim zeseneenhalf miljoen mensen werken en ruim vier miljoen mensen zitten<br />

werkloos thuis. Daar kunnen wij geen genoegen mee nemen!”<br />

f<br />

Geef aan de hand van de figuur aan hoe deze minister op een werkloosheid van ruim vier<br />

miljoen kan komen.<br />

Eindexamen vwo 2000 opgave 4<br />

8 Arbeidsmarkt in beweging<br />

De overheid wil de sociale zekerheid betaalbaar houden door de verhouding tussen het<br />

aantal inactieven en het aantal actieven, de i/a-ratio, te verlagen. De overheid wil de i/a-ratio<br />

verlagen door terugdringing van het aantal arbeidsongeschikten via strengere keuringen en<br />

reïntegratie op de arbeidsmarkt.<br />

In onderstaande figuur staat de ontwikkeling van de arbeidsmarkt in een bepaald jaar<br />

weergegeven.


Toelichting bij de figuur:<br />

− De getallen in de blokken betreffen het begin van dit jaar.<br />

− De getallen bij de pijlen betreffen veranderingen tussen begin en eind van dit jaar.<br />

− Alle getallen betreffen aantallen personen.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Bereken met hoeveel personen de werkgelegenheid in dit jaar verandert. Geef ook aan of er<br />

sprake is van een toename of van een afname.<br />

Bereken hoeveel procent van de beroepsbevolking aan het begin van dit jaar werkloos is.<br />

Leg uit hoe verlaging van de i/a-ratio kan bijdragen aan verbetering van de betaalbaarheid<br />

van de sociale zekerheid.<br />

Stel dat de overheid in de loop van het betreffende jaar maatregelen neemt zoals strengere<br />

keuringen waardoor het aantal nieuwe gevallen van arbeidsongeschiktheid beperkt wordt.<br />

Hierdoor kunnen getallen in de figuur veranderen.<br />

Noem een pijl in de figuur waarvan het getal door zo’n maatregel kan veranderen. Verklaar<br />

het antwoord.<br />

Stel verder dat de overheid er door betere begeleiding in slaagt een groter aantal<br />

arbeidsongeschikten aan betaald werk te helpen. Een vakbondseconoom verwacht dat<br />

hierdoor het getal bij pijl D kleiner wordt.<br />

Leg de verwachting van de vakbondseconoom uit.<br />

9 Banenloosherstel<br />

In de Verenigde Staten van Amerika (VS) was er na de eeuwwisseling sprake van ‘jobless<br />

recovery’: na een recessie herstelde de economie zich, maar de arbeidsvraag nam niet toe.<br />

In de figuren 1 tot en met 4 staan enkele gegevens met betrekking tot de economie van de<br />

VS.


Een Amerikaanse econoom stelt dat op basis van figuur 3 in combinatie met figuur 4 kan<br />

worden afgeleid dat er sprake was van ‘jobless recovery’. Verder concludeert deze<br />

econoom op basis van de figuren 1 en 2: “Vanaf 2001 is de werkloosheid in personen in de<br />

VS gedaald.”<br />

a Leg uit dat uit de combinatie van figuur 3 en figuur 4 ‘jobless recovery’ is af te leiden.<br />

b Noem een andere combinatie van twee figuren, te kiezen uit de figuren 1 tot en met 4,<br />

waaruit afgeleid kan worden dat het verschijnsel van ‘jobless recovery’ zich voordeed.<br />

c Onder welke voorwaarde is de conclusie van de econoom juist? Verklaar het antwoord.<br />

d<br />

Dezelfde econoom voorspelde dat deze ‘jobless recovery’ via een beperking van de groei<br />

van de looninkomens zou leiden tot een hernieuwde recessie.<br />

Geef op basis van figuur 4 een argument tegen deze voorspelling.<br />

Vwo eindexamen 2008 opgave 2<br />

10 Arbeidsintensief experiment<br />

In 1999 besloot de Europese Commissie tot een experiment waarbij de btw voor bepaalde<br />

arbeidsintensieve dienstverlening werd verlaagd. In Nederland is in het kader van dit<br />

experiment voor een aantal branches onderzoek gedaan naar het effect op de<br />

werkgelegenheid van een btw-verlaging. Voor een aantal diensten werd in de jaren 2000,<br />

2001 en 2002 het btw-tarief van 17,5% verlaagd naar 6%.<br />

Voor twee branches zijn enkele gegevens uit dit onderzoek weergegeven in onderstaande<br />

tabel.<br />

1) De mate waarin een kapper / fietshersteller de verlaging van het btw-tarief doorberekent in<br />

de verkoopprijs (100% = volledige doorberekening).<br />

2) De mate waarin de werkgelegenheid in arbeidsjaren reageert op afzetveranderingen.<br />

De werkgelegenheid in personen bleek in de onderzochte periode nauwelijks te reageren<br />

op de afzetveranderingen, hetgeen volgens de onderzoekers veroorzaakt werd doordat de


personen/arbeidsjaren verhouding (p/a-ratio) in beide branches bij aanvang van het<br />

experiment hoger was dan het landelijke gemiddelde.<br />

Na het onderzoek werden onder andere de volgende twee conclusies getrokken.<br />

1 Op de markt voor diensten van kappers is er meer concurrentie dan op de markt voor<br />

diensten van fietsherstellers.<br />

2 In beide branches is in de periode 2000-2002 de arbeidsproductiviteit per arbeidsjaar<br />

gestegen.<br />

a Leg uit dat er bij deze btw-verlaging inverdieneffecten kunnen optreden. (Door deze<br />

inverdieneffecten verbetert de schatkist weer enigszins.)<br />

b Geef, op basis van bovenstaande tabel, een argument voor conclusie 1.<br />

c Toon met een berekening aan, op basis van bovenstaande tabel, dat de werkgelegenheid<br />

in arbeidsjaren in de branche van fietsherstellers met 5% toeneemt door de btw-verlaging.<br />

d Leg uit dat de relatief hoge p/a-ratio er toe geleid kan hebben dat de werkgelegenheid in<br />

personen, ondanks de btw-verlaging, nauwelijks toenam.<br />

Vwo eindexamen 2007 opgave 5<br />

11 Investeren en werkgelegenheid<br />

In de landen van de Europese Unie (EU) ontwikkelen de investeringen en de<br />

werkgelegenheid zich nogal uiteenlopend. De verschillen tussen Nederland en de EU<br />

illustreren dat (zie tabel). De komende jaren wordt een aanhoudende groei van de<br />

bestedingen en de productie verwacht. Een politicus stelt voor dat de EU maatregelen<br />

neemt om die groei gepaard te laten gaan met een forse groei van de werkgelegenheid.<br />

Een adviseur oppert twee mogelijke maatregelen om dat te bereiken: een verlaging van de<br />

belasting op bedrijfswinst of een verlenging van de bedrijfstijd.<br />

Nederland<br />

Europse Unie<br />

Gemiddelde % verandering over de afgelopen drie jaar<br />

Nationaal product (volume) 2,2 1,5<br />

Consumptie (volume) 2,3 1,6<br />

Investeringen (volume) 1,3 –0,2<br />

Werkgelegenheid<br />

1,5 –0,5<br />

(arbeidsjaren)<br />

Bevolking (personen) 0,9 0,2<br />

a<br />

b<br />

Is volgens de tabel de arbeidsproductiviteit in Nederland meer of minder gestegen dan die<br />

in de EU? Verklaar het antwoord met behulp van een berekening.<br />

Leg uit dat een stijging van de arbeidsproductiviteit zowel een positieve als een negatieve<br />

invloed op de werkgelegenheid kan hebben.<br />

De politicus is van mening dat verlenging van de bedrijfstijd tot meer werkgelegenheid leidt<br />

dan verlaging van de belasting op bedrijfswinst.<br />

c Geef voor deze mening een verklaring. Betrek in het antwoord beide maatregelen.<br />

(Vwo <strong>deel</strong>vak 2004-II-6)<br />

12 Seizoensperikelen<br />

Het nationale product van een Caribisch eiland wordt vrijwel geheel bepaald door het<br />

toerisme uit de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie. De natuurlijke<br />

omstandigheden zijn ui<strong>tm</strong>untend voor mensen die zon, zee en strand zoeken. Hoewel deze<br />

omstandigheden zich gedurende het hele jaar voordoen, is er toch sprake van sterke<br />

seizoensfluctuaties in de werkgelegenheid. De werkloosheid op dit eiland is echter vrijwel<br />

stabiel. Onderstaande tabel laat dat zien.<br />

Geregistreerde werkgelegenheid en werkloosheid op 4 peildata in 2006<br />

31 maart 30 juni 30<br />

septe<br />

mber<br />

31<br />

dece<br />

mber<br />

Werkgelegenheid (personen) 86.272 56.175 53.315 83.080


Werkloosheid (personen) 12.340 12.345 12.320 12.330<br />

Seizoensindex<br />

160 105 100 155<br />

werkgelegenheid<br />

(Geen seizoensinvloed = 100)<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Geef een verklaring voor het seizoenspatroon in de werkgelegenheid van dit eiland.<br />

Bereken hoeveel personen in het tweede kwartaal van 2006 onder invloed van het seizoen<br />

werk kwijtraken.<br />

Geef een verklaring voor het feit dat de geregistreerde werkloosheid stabiel blijft terwijl veel<br />

mensen werk kwijtraken.<br />

Vwo <strong>deel</strong>vak 2002-II-8, aangepast<br />

13 Achter de schermen van de groei<br />

In de tabellen 1 en 2 staat een zevental gegevens over de economische ontwikkeling van<br />

Nederland in de laatste drie decennia van de vorige eeuw.<br />

a Bereken het percentage voor de werkloze beroepsbevolking in 1971.<br />

b Laat zien, met een vergelijking van de gegevens in de regels 2 en 3, welke ontwikkeling de<br />

stijging van de werkloze beroepsbevolking in de periode 1981-1990 heeft afgeremd.<br />

Terugkijkend op de laatste drie decennia van de vorige eeuw trekt een econoom in 2001<br />

een aantal conclusies. Daarbij betrekt hij ook de loonmatiging die hij omschrijft als de<br />

situatie waarbij een beperkte loonstijging leidt tot een daling van de reële loonkosten per<br />

eenheid product.<br />

conclusie 1 - In de periode 1971-1980 werd de economische groei vooral veroorzaakt door<br />

een groei van de arbeidsproductiviteit en nauwelijks door een groei van het arbeidsvolume.<br />

conclusie 2 - In de periode 1981-1990 was er sprake van loonmatiging.<br />

conclusie 3 - In het laatste decennium van de vorige eeuw was de forse banengroei de<br />

motor achter de economische groei.<br />

c Is conclusie 1 juist? Verklaar het antwoord met een berekening op basis van tabel 1.<br />

d Geef de onderbouwing voor conclusie 2, door gegevens uit tabel 1 en tabel 2 te<br />

combineren.<br />

e Leg uit op welke manier een forse banengroei zowel oorzaak als gevolg kan zijn van<br />

economische groei.<br />

(Vwo totaalvak 2004-I-1)<br />

14 Meer vrouwen aan de slag


Een econome stelt dat bij de door haar verwachte aanhoudende economische groei, een<br />

toename van de participatiegraad noodzakelijk is om te voorkomen dat in de toekomst de<br />

internationale concurrentiepositie van Nederland verslechtert. De regering wil de<br />

arbeidsparticipatie daarom vergroten, onder andere door meer vrouwen aan het<br />

arbeidsproces te laten <strong>deel</strong>nemen. Men verwacht dat vooral een grotere toestroom van<br />

gehuwde vrouwen naar de arbeidsmarkt invloed zal hebben op het aantal personen per<br />

arbeidsjaar (de P/A-ratio).<br />

a Waaruit bestaat het verschil tussen de bruto-participatie en de netto-participatie?<br />

b Bereken de netto-participatiegraad in 2001.<br />

c Zal de P/A-ratio in Nederland door een toenemende arbeidsparticipatie van gehuwde<br />

vrouwen stijgen of dalen? Verklaar het antwoord.<br />

d Geef een verklaring voor de stelling van de econome.<br />

15 Uitzendbranche blijft groeien<br />

Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de uitzendbranche in<br />

het eerste kwartaal van 1998 flink is gegroeid. In vergelijking met het eerste kwartaal van<br />

1997 is het aantal gewerkte uren door uitzendkrachten met 15,6% gestegen. In het eerste<br />

kwartaal van 1998 hebben uitzendkrachten 84.760.000 uren gewerkt, hetgeen volgens<br />

berekeningen van het CBS overeenkomt met 163.000 fulltime banen.<br />

a Bereken hoeveel uur er volgens het CBS per jaar in een fulltime baan in de uitzendbranche<br />

wordt gewerkt.<br />

Het aantal personen dat in het eerste kwartaal van 1998 als uitzendkracht stond<br />

geregistreerd, is groter dan 163.000. Een oorzaak voor dit verschil is dat sommige personen<br />

niet het gehele kwartaal via een uitzendbureau werken.<br />

b<br />

c<br />

Noem een andere oorzaak voor dit verschil.<br />

Op de arbeidsmarkt neemt jaarlijks aan het begin van het derde kwartaal het aanbod van<br />

uitzendkrachten toe. Geef daarvoor een verklaring.<br />

d<br />

De ontwikkeling van de werkgelegenheid via uitzendbureaus in de periode 1990-1998 staat<br />

weergegeven in de figuur.<br />

De totale werkloosheid in Nederland is onderhevig aan seizoensinvloeden. De<br />

seizoenswerkloosheid die hiervan het gevolg is, heeft een vast patroon. Ook in de<br />

werkgelegenheid via uitzendbureaus in de figuur zijn seizoensinvloeden herkenbaar. Er is<br />

een samenhang tussen de seizoenswerkloosheid en de werkgelegenheid via<br />

uitzendbureaus.<br />

Beschrijf deze samenhang.


e<br />

De veranderingen in de werkgelegenheid via uitzendbureaus in de figuur zijn ook het gevolg<br />

van ontwikkelingen in de conjunctuur. Om een verandering van de werkgelegenheid vast te<br />

stellen kan de werkgelegenheid in een bepaald kwartaal worden vergeleken met het<br />

voorafgaande kwartaal of met hetzelfde kwartaal van het voorafgaande jaar.<br />

Welke van beide vergelijkingen is voor het aflezen van de conjuncturele ontwikkeling het<br />

meest geschikt? Verklaar het antwoord.<br />

16 Recordgroei Nederlandse economie<br />

In 2005 en 2006 groeide in Reeland het nationale product bovengemiddeld met circa 3,5%.<br />

In sommige sectoren van de economie ontstond er zelfs gebrek aan personeel. Desondanks<br />

bleven gemiddeld 280.000 mensen zonder werk. De vakbeweging pleitte voor betere reisen<br />

verhuiskostenvergoedingen en voor meer scholing. De werkgevers vonden dat er meer<br />

ruimte moest komen voor loonverschillen op de arbeidsmarkt.<br />

Er wordt onderscheid gemaakt tussen conjunctuurwerkloosheid en structuurwerkloosheid.<br />

Daarnaast wordt ook frictiewerkloosheid onderscheiden.<br />

a Is de werkloosheid volgens de vakbeweging conjunctuurwerkloosheid of<br />

structuurwerkloosheid? Verklaar je antwoord.<br />

b Hoe blijkt uit de tekst dat er ook sprake kan zijn van frictiewerkloosheid? Verklaar het<br />

antwoord.<br />

c<br />

d<br />

Het beleid dat de werkgevers voorstonden, kan ertoe leiden dat op sommige <strong>deel</strong>markten<br />

van de arbeidsmarkt de lonen stijgen en dat op andere <strong>deel</strong>markten van de arbeidsmarkt de<br />

lonen dalen.<br />

Leg uit dat door loonstijging krapte op de arbeidsmarkt kan afnemen.<br />

Leg uit dat door loondaling de werkloosheid kan afnemen.<br />

17 Arbeidsmarkt ontwikkelt zich gunstig voor de jeugd<br />

De werkloosheid onder de jeugd (16–24 jaar) van Reeland is tussen 2004 en 2005 gedaald.<br />

De gegevens in de eerste tabel illustreren deze daling.<br />

Werkloosheid<br />

2004 2005<br />

Werkloosheid in personen 287.000 209.000<br />

Werkloosheid in % van de totale beroepsbevolking 4,1% 3,0%


Jeugdwerkloosheid in personen 40.000 33.000<br />

Jeugdwerkloosheid in % van de beroepsbevolking (16-24 4,8% 3,9%<br />

jaar)<br />

In 2004 en in het begin van 2005 is het aantal onvervulde vacatures gestegen. De gegevens<br />

in de tweede tabel illustreren deze stijging.<br />

Vacatures bij particuliere bedrijven<br />

Ontstane vacatures Vervulde vacatures<br />

2004 1 e kw. 204.000 188.000<br />

2004 2 e kw. 214.000 197.000<br />

2004 3 e kw. 189.000 211.000<br />

2004 4 e kw. 183.000 176.000<br />

2005 1 e kw. 225.000 204.000<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Aan het einde van het vierde kwartaal van 2004 waren er 124.000 onvervulde vacatures bij<br />

particuliere bedrijven. Een kwartaal later was dit aantal flink toegenomen. De toename van<br />

het aantal onvervulde vacatures kan voor de jeugd een aanzuigeffect hebben op de<br />

arbeidsmarkt. Dit aanzuigeffect remt de daling van de jeugdwerkloosheid af.<br />

Leg uit dat dit aanzuigeffect de daling van de jeugdwerkloosheid afremt.<br />

Bereken het aantal onvervulde vacatures bij particuliere bedrijven aan het einde van het<br />

eerste kwartaal van 2005.<br />

Bereken met hoeveel personen de beroepsbevolking in de leeftijdscategorie 16–24 jaar in<br />

2005 is gestegen ten opzichte van 2004.<br />

18 Economische stuurmanskunst<br />

Een land kan te maken krijgen met onderbesteding zodat een <strong>deel</strong> van de<br />

productiecapaciteit niet wordt benut. Er ontstaat daardoor werkloosheid. De overheid van dat<br />

land kan dan besluiten de bestedingen te stimuleren zodat de bedrijven meer gaan<br />

produceren. Het is echter moeilijk te bepalen hoeveel er gestimuleerd moet worden. De kans<br />

bestaat dat er te veel gestimuleerd wordt waardoor er nieuwe problemen ontstaan, zoals<br />

een verslechtering van de betalingsbalans.<br />

a In de tekst is er sprake van het ontstaan van werkloosheid. Welk soort werkloosheid is hier<br />

bedoeld? Motiveer je antwoord.<br />

b Wat bedoelen economen met een verslechtering van de betalingsbalans met het<br />

buitenland?<br />

Hieronder staan zes economische verschijnselen:<br />

1 De overheid stimuleert de bestedingen en de werkgelegenheid neemt toe.<br />

2 De export wordt aangetast en de import neemt toe.<br />

3 De koopkracht van de werknemers neemt toe en de bestedingen stijgen.<br />

4 De productiecapaciteit raakt overbezet en er ontstaat bestedingsinflatie.<br />

5 Er hoeven minder uitkeringen te worden betaald en de sociale premies kunnen worden<br />

verlaagd.<br />

6 De lopende rekening van de betalingsbalans verslechtert.<br />

c<br />

Zet deze verschijnselen in een zodanige volgorde dat er een correcte economische<br />

redenering ontstaat. Begin met verschijnsel 1 en eindig met verschijnsel 6.<br />

19 Van Nederland waren in een bepaald jaar de onderstaande werkloosheidscijfers bekend. De<br />

werkloosheid is uitgedrukt in arbeidsjaren<br />

Maand Werkloosheid Seizoenindex<br />

*<br />

Januari 347.200 112<br />

Februari 347.200 108


Maart 330.000 103<br />

April 310.000 100<br />

Mei 308.000 95<br />

Juni 304.000 87<br />

Juli 300.000 92<br />

Augustus 290.000 94<br />

September 292.000 105<br />

Oktober 290.000 107<br />

November 280.000 111<br />

December 280.000 113<br />

* Bij de berekening van de seizoenindex is de werkloosheid exclusief de seizoensinvloed in<br />

elke maand op 100 gesteld.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Zullen de werkloosheidscijfers in personen hoger zijn dan, lager zijn dan of gelijk zijn aan de<br />

gegeven werkloosheidscijfers? Verklaar je antwoord.<br />

Door welke oorzaak neemt in de zomermaanden het aanbod van arbeid meestal toe.<br />

Welke vorm van werkloosheid kan hierdoor ontstaan? Verklaar je antwoord.<br />

Een vorm van werkloosheid is de seizoenwerkloosheid. Meestal worden de<br />

werkloosheidscijfers voor seizoensinvloeden gecorrigeerd om een beter beeld te krijgen van<br />

de ontwikkeling van de werkloosheid. De seizoenscorrectie kan gedaan worden met behulp<br />

van seizoensindexcijfers. Deze staan ook in de tabel vermeld.<br />

De werkloosheidscijfers in de tabel zijn niet voor seizoensinvloeden gecorrigeerd.<br />

d Bereken de seizoenswerkloosheid in arbeidsjaren in de maand januari.<br />

e Leg uit waarom de seizoensindex in de tabel voor juli kleiner is dan 100.<br />

f<br />

De werkloosheidscijfers voor de maanden januari en februari zijn volgens de tabel gelijk.<br />

Is de werkloosheidssituatie in februari vergeleken met januari in feite verbeterd, verslechterd<br />

dan wel ongewijzigd gebleven? Verklaar je antwoord zonder een berekening te maken.<br />

20 Gedurende een aantal jaren groeide de economie in Nederland snel waardoor de druk op de<br />

arbeidsmarkt steeds groter werd. Het toenemende personeelstekort deed de vrees voor een<br />

oplopende inflatie ontstaan. Er werden maatregelen voorgesteld om de beschikbare<br />

arbeidsreserve aan te spreken; van de beroepsgeschikte bevolking is namelijk een <strong>deel</strong> niet<br />

beschikbaar voor de arbeidsmarkt. De arbeidsmarktgegevens in onderstaande tabel<br />

illustreren dat.<br />

In de tekst is er sprake van een toenemend personeelstekort. Uit bovenstaande tabel is af te<br />

leiden dat er sprake is van werkloosheid.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Leg uit hoe er sprake kan zijn van een toenemend personeelstekort als er tegelijkertijd<br />

werkloosheid is.<br />

Leg uit dat een toenemend personeelstekort tot oplopende inflatie kan leiden.<br />

Geef twee oorzaken waardoor de beroepsbevolking kleiner is dan de beroepsgeschikte<br />

bevolking.


21 Kinderen opvoeden taak van man en vrouw<br />

Robert-Jan heeft bij economie gekozen voor de volgende praktische opdracht: Verzamel<br />

gegevens over de huidige regelingen die in Nederland gelden met betrekking tot<br />

zwangerschapsverlof en ouderschapsverlof. Beoor<strong>deel</strong> in een schriftelijk verslag of deze<br />

regelingen de emancipatie bevorderen en de arbeidsmarkt verruimen.<br />

Het laatste <strong>deel</strong> uit het verslag van Robert-Jan: “Kinderen opvoeden is een taak van man en<br />

vrouw. Ik vind de regelingen om ouders gelegenheid te geven samen hun kinderen op te<br />

voeden in Nederland te beperkt. Het recht op zestien weken betaald zwangerschapsverlof is<br />

alleen bedoeld voor de periode dat vrouwen niet in staat geacht worden om te kunnen<br />

werken. Naast zwangerschapsverlof hebben mannen en vrouwen recht op dertien weken<br />

onbetaald ouderschapsverlof. In een land als Zweden kunnen ouders veel langer betaald<br />

ouderschapsverlof krijgen. Als de overheid wil dat meer mannen dan nu zorgtaken op zich<br />

nemen en wil voorkomen dat vrouwen stoppen met betaald werk als ze een kind krijgen,<br />

moet de overheid in Nederland ingrijpende maatregelen nemen. Dergelijke maatregelen<br />

bevorderen niet alleen de emancipatie, maar kunnen ook helpen om verkrapping op de<br />

arbeidsmarkt tegen te gaan.<br />

Als de regering maatregelen neemt die de herverdeling van zorgtaken en betaald werk<br />

tussen man en vrouw echt bevorderen, heeft dit twee gevolgen:<br />

1 de participatiegraad (<strong>deel</strong>nemingspercentage) van vrouwen op de arbeidsmarkt zal stijgen;<br />

2 de p/a-ratio (dit is het aantal werkzame personen per arbeidsjaar) van mannen zal ook<br />

stijgen.<br />

Mijn conclusie is dat beide gevolgen de arbeidsmarkt verruimen.”<br />

a Leg uit dat uitbreiding van kinderopvang door bedrijven tot toename van de participatiegraad<br />

van vrouwen kan leiden.<br />

b Leg uit dat de emancipatie tot toename van de p/a-ratio van mannen kan leiden.<br />

c Welke fout maakt Robert-Jan in de conclusie van zijn verslag? Verklaar het antwoord.<br />

22 Gaat de FNV met de markt mee?<br />

Uit onderstaande twee krantenartikelen uit 2002 blijkt hoe de Federatie Nederlandse<br />

Vakbeweging (FNV), de grootste werknemersorganisatie, op ontwikkelingen op de<br />

arbeidsmarkt kan reageren.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

In welk krantenartikel is de FNV zelf actief aan de vraagkant van de arbeidsmarkt? Verklaar<br />

het antwoord.<br />

Wijst artikel 1 op een verruiming of op een verkrapping van de arbeidsmarkt voor hoger<br />

personeel? Verklaar het antwoord.<br />

Uit welk artikel blijkt, dat de FNV wil voorkomen dat de inkomens te sterk denivelleren?<br />

Verklaar het antwoord.<br />

23 Bij het oplossen van de werkloosheid moeten vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op<br />

elkaar worden afgestemd. Het aanbod op de arbeidsmarkt wordt onder andere bepaald door


het <strong>deel</strong>nemingspercentage. Het <strong>deel</strong>nemingspercentage wordt in deze opgave gedefinieerd<br />

als de beroepsbevolking in procenten van de beroepsgeschikte bevolking.<br />

Onder de beroepsgeschikte bevolking wordt de groep personen tussen 15 en 65 jaar<br />

verstaan.<br />

Stel dat de vrouwelijke beroepsbevolking in 1983 bestond uit 1,8 miljoen personen en in<br />

1997 uit 2,6 miljoen personen.<br />

a Bereken de toename van de vrouwelijke beroepsgeschikte bevolking tussen 1983 en 1997.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

In de periode 1994-1997 is de werkgelegenheid in Nederland met ruim 300.000 arbeidsjaren<br />

gestegen. De werkloosheid is in deze periode echter slechts met ongeveer 100.000<br />

arbeidsjaren gedaald. Een verklaring voor de in verhouding beperkte daling van de<br />

werkloosheid is een toename van het <strong>deel</strong>nemingspercentage.<br />

Noem twee oorzaken van een toename van het <strong>deel</strong>nemingspercentage.<br />

Een toename van de werkgelegenheid in arbeidsjaren leidt meestal tot een grotere toename<br />

van de werkgelegenheid in personen.<br />

Onder welke voorwaarde is de toename van de werkgelegenheid in arbeidsjaren gelijk aan<br />

de toename van de werkgelegenheid in personen?<br />

Een toename van de werkgelegenheid kan voor sommige beroepsgroepen tot spanningen<br />

op de arbeidsmarkt leiden. Een extra loonstijging voor deze beroepsgroepen kan de<br />

kwalitatieve structuurwerkloosheid verminderen.<br />

Leg uit dat deze extra loonstijging een bijdrage kan leveren aan het oplossen van de<br />

kwalitatieve structuurwerkloosheid.<br />

Toename van de werkgelegenheid kan ook invloed hebben op de premiepercentages van<br />

de sociale verzekeringen.<br />

Leg uit dat toename van de werkgelegenheid er toe kan leiden dat de overheid de<br />

premiepercentages van de sociale verzekeringen kan verlagen.<br />

24 M/V op de arbeidsmarkt<br />

Met gegevens over een langere periode is het mogelijk structurele ontwikkelingen in de<br />

economie te analyseren. In de figuur (4) zijn voor de arbeidsmarkt in Nederland een aantal<br />

cijfers opgenomen over zo’n langere periode.


Een journalist gebruikt figuur 4 in een artikel en concludeert daarbij: “In de periode 1980-<br />

1984 zie je dat het on<strong>tm</strong>oedigingseffect van werkloosheid voor mannen wel, maar voor<br />

vrouwen niet opgaat.”<br />

a Bereken het percentage van de beroepsgeschikte bevolking dat in 1984 een baan had.<br />

b Leg uit hoe de conclusie van de journalist afgeleid kan worden uit figuur 4.<br />

c Noem een structurele economische ontwikkeling die er voor kan hebben gezorgd dat in<br />

Nederland in de jaren 1976-2000 naar verhouding meer arbeidsplaatsen door vrouwen zijn<br />

ingenomen.<br />

25 Spannende tijden op de arbeidsmarkt<br />

a<br />

b<br />

Ondanks de economische groei van de laatste jaren is er in Nederland nog steeds sprake<br />

van geregistreerde werkloosheid. Niet iedereen die zonder werk is, behoort tot de<br />

geregistreerde werkloosheid.<br />

Noem twee voorwaarden, waaraan mensen zonder werk moeten voldoen om tot de<br />

geregistreerde werkloosheid te behoren.<br />

Hoeveel personen waren er in 2000 in Nederland (geregistreerd) werkloos? Verklaar het<br />

antwoord met behulp van de informatie.<br />

c<br />

Bereken voor 2000 het indexcijfer van de beroepsbevolking met 1994 als basisjaar. Rond<br />

het antwoord af op één decimaal nauwkeurig.


d<br />

Er zijn nog steeds mensen in Nederland op zoek naar betaald werk.Toch is het moeilijk om<br />

aan voldoende personeel te komen, met name bij het midden- en kleinbedrijf.<br />

Geef een reden waarom het midden- en kleinbedrijf nauwelijks aan personeel kan komen<br />

terwijl er nog steeds werkzoekenden in Nederland zijn.<br />

Er zijn economen die verwachten dat door een krappe arbeidsmarkt de werkloosheid<br />

(verder) zal afnemen.<br />

Hieronder staan drie tussenstappen:<br />

1 meer afzet bij de bedrijven;<br />

2 meer bestedingen in Nederland;<br />

3 hogere lonen.<br />

e<br />

In welke van de onderstaande regels staan de tussenstappen in zodanige volgorde, dat ze<br />

de gedachtegang van deze economen goed weergeven?<br />

A krappe arbeidsmarkt → 1 → 2 → 3 → afname werkloosheid<br />

B krappe arbeidsmarkt → 1 → 3 → 2 → afname werkloosheid<br />

C krappe arbeidsmarkt → 2 → 1 → 3 → afname werkloosheid<br />

D krappe arbeidsmarkt → 2 → 3 → 1 → afname werkloosheid<br />

E krappe arbeidsmarkt → 3 → 1 → 2 → afname werkloosheid<br />

F krappe arbeidsmarkt → 3 → 2 → 1 → afname werkloosheid<br />

26 Steeds meer anderhalfverdieners<br />

Onder echtparen en samenwonenden neemt het aantal tweeverdieners in Nederland toe. In<br />

1998 behoorde maar 4 procent van de paren tot het zogenaamde half-om-half<br />

verdienerstype. Veel méér mannen en vrouwen zouden het liefst beiden een <strong>deel</strong>tijdbaan<br />

willen hebben.<br />

a Noem een reden waarom het veel echtparen of samenwonenden niet lukt om beiden een<br />

<strong>deel</strong>tijdbaan te hebben, terwijl ze het wel willen.<br />

b Maak met behulp van de gegeven informatie in de tabel hieronder een samengesteld<br />

staafdiagram voor 1998.


c<br />

Hoeveel tweeverdieners waren er in 1998 méér dan in 1986? Laat je berekening zien.<br />

d<br />

Frank en Sylvana wonen samen. Frank werkt tot nu toe voltijd, Sylvana werkt voor 50%. Ze<br />

besluiten dat ze beiden voor 75% gaan werken. Het totale gezinsinkomen blijft gelijk.<br />

Noem een argument voor de keuze van Frank en Sylvana.<br />

27 Geen rozen zonder doornen<br />

a<br />

Waarom zijn bloemen rond moederdag duurder dan normaal?<br />

A Omdat de vraag dan afneemt, terwijl het aanbod maar weinig toeneemt.<br />

B Omdat de vraag dan aanzienlijk toeneemt, terwijl het aanbod weinig toeneemt.<br />

C Omdat het aanbod dan aanzienlijk toeneemt, terwijl de vraag weinig toeneemt.<br />

D Omdat het aanbod dan afneemt, terwijl de vraag nog meer afneemt.<br />

b<br />

c<br />

Hoe groot was in 2004 in Nederland de kostprijs van één grootbloemige roos? Laat de<br />

berekening zien.<br />

Het is opvallend dat de gemiddelde oppervlakte van de kwekerijen in Nederland steeds<br />

meer toeneemt.<br />

Geef hiervoor een verklaring.<br />

Nederlandse kwekers produceren in Kenia veel goedkoper. Een grootbloemige roos heeft<br />

daar een kostprijs van slechts € 0,10.


d<br />

e<br />

Geef hiervoor twee verklaringen.<br />

Door de verplaatsing van Nederlandse kwekerijen naar het buitenland ontstaat er in ons<br />

land werkloosheid. Welke vorm van werkloosheid is dat? Licht je antwoord toe.<br />

A conjuncturele werkloosheid<br />

B seizoenswerkloosheid<br />

C structurele werkloosheid<br />

D verborgen werkloosheid<br />

f<br />

Noem een economisch voor<strong>deel</strong> voor de consument in Nederland van deze verplaatsing<br />

van kwekerijen naar Kenia.<br />

28 Hieronder staan enkele gegevens betreffende de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt in<br />

Reeland in 2006.<br />

a Hoe groot was het aanbod van arbeid in personen in 2006?<br />

b Bereken het werkloosheidspercentage voor 2006 (in één decimaal nauwkeurig).<br />

c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Het aantal personen per arbeidsjaar is gestegen van 1,20 in 2004 tot 1,22 in 2007. Een van<br />

de oorzaken is de hogere participatiegraad van vrouwen.<br />

Verklaar het verband tussen de hogere participatie graad van vrouwen en het gestegen<br />

aantal personen per arbeidsjaar.<br />

Werklozen worden gerekend tot de groep niet-actieven evenals bijvoorbeeld zieken en<br />

arbeidsongeschikten. In 2004 stonden tegenover elke 100 actieven 85,5 niet-actieven. In<br />

2007 bedroeg het aantal niet-actieven 4.110.000 hetgeen neerkwam op 86,2 per 100<br />

actieven.<br />

Bereken het aantal actieven in 2007 (afgerond op een geheel getal).<br />

Leg uit dat de groei van het aantal niet-actieven per 100 actieven zou kunnen leiden tot een<br />

aantasting van het netto inkomen van de actieven.<br />

Leg uit dat de groei van het aantal niet-actieven per 100 actieven zou kunnen leiden tot<br />

toenemende structurele werkloosheid.<br />

29 Kunnen we werkloosheid importeren?<br />

In de periode 2000-2005 nam de werkloosheid in Duitsland sterk toe. Duitse economen<br />

schreven die stijgende werkloosheid toe aan een daling van het consumentenvertrouwen.<br />

Nederlandse economen wezen er op dat de stijgende werkloosheid in Duitsland ook tot<br />

meer werkloosheid in Nederland zou kunnen leiden.<br />

In 2000 bedroeg de omvang van de beroepsbevolking in Nederland 7.230.000 mensen<br />

waarvan er 270.000 werkloos waren. De tabel laat zien hoe de arbeidsmarkt in Nederland<br />

zich in de periode 2000-2005 ontwikkelde.


a<br />

b<br />

c<br />

Bij de stijging van de werkloosheid in Duitsland in de periode 2000-2005 ging het volgens de<br />

Duitse economen om ... werkloosheid.<br />

Wat moet op de stippels worden ingevuld?<br />

− conjunctuur<br />

− frictie<br />

− seizoen<br />

− structuur<br />

Stel dat Duitse werklozen niet naar Nederland komen om er te werken.<br />

Leg uit hoe een stijgende werkloosheid in Duitsland dan toch kan leiden tot een stijgende<br />

werkloosheid in Nederland.<br />

Gegeven zijn de onderstaande uitspraken over de Nederlandse arbeidsmarkt in de periode<br />

2000-2005.<br />

1 In 2000 was het aanbod van arbeid groter dan de vraag naar arbeid.<br />

2 In 2000 was het werkloosheidspercentage 270.000 / 7.230.000 x 100% = 3,7%.<br />

3 In 2004 was de beroepsbevolking 1,2% groter dan in 2003.<br />

4 In 2005 was het werkloosheidpercentage 114,6% - 110,2% = 4,4%.<br />

Geef voor elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.<br />

30 Het einde van de krapte<br />

In 2004 kwam er in een land een einde aan een periode van hoogconjunctuur. Deze<br />

conjunctuuromslag had gevolgen voor de situatie op de arbeidsmarkt.<br />

a Hoe blijkt uit de tabel dat er in 2004 sprake was van een conjunctuuromslag?<br />

b Hoe groot was het aanbod van arbeid in 2005?<br />

c Bereken de getallen die bij (a) en (b) in de tabel moeten staan.<br />

Een van de taken van de overheid in dit land is werklozen aan werk helpen. Hiertoe worden<br />

werklozen uitgenodigd voor een gesprek op het arbeidsbureau. Op een dag in december ligt<br />

het computersysteem eruit en loopt de wachtruimte van het arbeidsbureau vol. De<br />

werklozen raken aan de praat.<br />

− Bart werkte als huisschilder voor een schildersbedrijf. Hij werd, zoals elk jaar, op 1<br />

november ontslagen omdat er in de wintermaanden geen werk is. Op 1 maart hoopt hij weer<br />

te kunnen beginnen.


− Meike overweegt zich, vanwege personeelstekorten in de zorg, te laten omscholen tot<br />

verpleegkundige. Als cultureel antropologe kan ze al jaren geen werk vinden.<br />

− Saskia is net een week afgestudeerd als fysiotherapeute en is op zoek naar een passende<br />

baan.<br />

− Femke werkte op de postkamer van een verzekeringsmaatschappij. Door automatisering<br />

raakte ze een jaar geleden haar baan kwijt.<br />

− Tim was werkzaam als instructeur bij een bedrijfje dat sportieve personeelsuitjes<br />

organiseerde voor andere bedrijven. Door de economische malaise nam de vraag naar<br />

sportieve personeelsuitjes af en raakte Tim zijn baan kwijt.<br />

d<br />

Economen maken onderscheid gemaakt tussen conjunctuurwerkloosheid,<br />

structuurwerkloosheid, frictiewerkloosheid en seizoenwerkloosheid.<br />

Neem de namen van de vijf genoemde werklozen over en geef bij elke naam aan van welke<br />

soort werkloosheid er sprake is.<br />

31 Arbeidsmarkt onderzocht<br />

Jörg - leerling van havo 5 - heeft een werkstuk gemaakt over de arbeidsmarkt. Hij heeft<br />

onder andere de p/a-ratio van zijn school berekend. Daartoe heeft Jörg de onderstaande<br />

gegevens verzameld.<br />

− 80 personeelsleden hebben een fulltime baan<br />

− 40 personeelsleden hebben een parttime baan van gemiddeld 75%<br />

− 20 personeelsleden hebben een parttime baan van gemiddeld 25%<br />

a Bereken de p/a-ratio van de school van Jörg.<br />

Jörg heeft van een land de onderstaande arbeidsmarktgegevens verzameld.<br />

b<br />

c<br />

− Tussen 2005 en 2007 is in dit land het werken in <strong>deel</strong>tijd relatief …(1)….<br />

− De arbeidsmarkt is tussen 2005 en 2007 …(2)… geworden.<br />

− Het tegelijkertijd bestaan van werkloosheid en openstaande vacatures duidt op<br />

…(3)…werkloosheid.<br />

− In januari 2007 bedraagt de beroepsbevolking in dit land …(4)… personen.<br />

Wat moet in plaats van de cijfers worden ingevuld om een economisch correcte tekst te<br />

krijgen?<br />

bij (1) toegenomen / afgenomen / gelijk gebleven<br />

bij (2) ruimer / krapper<br />

bij (3) conjunctuur / structuur / seizoen<br />

bij (4) 8.000.000 / 8.070.000 / 8.400.000 / 8.470.000<br />

In een van de paragrafen beschrijft Jörg een verband dat op de arbeidsmarkt geldt. Hij<br />

gebruikt daarbij de onderstaande verschijnselen.<br />

a De consumptie, investeringen en export nemen sterk toe.<br />

b Er ontstaat een aanzuigeffect op de arbeidsmarkt.<br />

c De arbeidsmarkt wordt krapper.<br />

d Het nationale product neemt toe.<br />

e De vraag naar arbeid neemt toe.<br />

f De beroepsbevolking neemt toe.<br />

In welke volgorde moeten de bovenstaande verschijnselen staan om een correcte<br />

economische redenering te vormen?<br />

− a - d - e - b - f - c<br />

− a - d - b - e - f - c


− a - d - e - c - b - f<br />

− a - e - d - b - c - f<br />

− a - e - b - d - f - c<br />

− a - e - d - c - b – f<br />

32 Jongeren op de arbeidsmarkt<br />

In economische publicaties wordt veel gebruikgemaakt van tabellen en grafieken. Hieronder<br />

staan vijf statistieken over de Nederlandse arbeidsmarkt, waarin jongeren centraal staan.<br />

Met jongeren worden in deze opgave de personen in de leeftijdscategorie 15-24 jaar<br />

bedoeld. Naar aanleiding van deze statistieken worden in deze opgave vijf vragen gesteld.<br />

In statistiek 2 staan gegevens over de participatiegraad. In deze opgave wordt onder de<br />

participatiegraad verstaan: de werkzame beroepsbevolking in procenten van de<br />

beroepsgeschikte bevolking. De gegevens over de participatiegraad in statistiek 2 zijn<br />

berekend met behulp van de gegevens in statistiek 1.<br />

a Toon aan dat, met behulp van de gegevens in statistiek 1, kan worden berekend dat in 2001<br />

de participatiegraad van jongeren (afgerond) 45,2% is.<br />

b Toon aan dat in 2001 ten opzichte van 1996 de participatiegraad van jongeren in<br />

procentpunten minder is toegenomen dan de participatiegraad van de totale<br />

beroepsgeschikte bevolking.<br />

c Is het werkloosheidspercentage van jongeren met een havo/vwo-opleiding in 2001 hoger of<br />

lager dan het werkloosheidspercentage van de totale beroepsbevolking? Licht het antwoord<br />

toe door gegevens uit statistiek 3 en 4 met elkaar te vergelijken.<br />

d<br />

e<br />

In de klas van Lisanne ontstaat een discussie over kansen van jongeren op de arbeidsmarkt.<br />

In deze discussie wordt ervan uitgegaan dat uit het werkloosheidspercentage van een groep<br />

de kans op een baan voor personen uit die groep kan worden afgeleid. Lisanne doet op<br />

basis van statistiek 3 in deze discussie twee uitspraken:<br />

1 De kans op een baan is voor jongeren met een hbo/wo-opleiding groter dan voor jongeren<br />

met een mbo-opleiding.<br />

2 In de leeftijdscategorie 25-64 jaar hebben personen met een hbo/wo-opleiding een even<br />

grote kans op een baan als personen met een mbo-opleiding.<br />

Geef van iedere uitspraak aan of deze juist of onjuist is. Licht het antwoord toe met behulp<br />

van statistiek 3.<br />

In 2001 volgden 1.066.000 jongeren onderwijs. Deze jongeren worden niet tot de<br />

beroepsbevolking gerekend. Volgens sommigen zouden jongeren die naast het volgen van<br />

een opleiding 20 uur of meer per week betaald werk verrichten, wel tot de beroepsbevolking<br />

moeten worden gerekend.<br />

Bereken met hoeveel personen de beroepsbevolking in 2001 in dat geval toeneemt.


]


33 Doorleren, werken of (frictie)werkloos?<br />

De meeste examenkandidaten op de havo kiezen, nadat ze geslaagd zijn, voor een<br />

vervolgopleiding. Sommige geslaagde examenkandidaten besluiten echter niet door te<br />

leren. Zij maken <strong>deel</strong> uit van de groep van gemiddeld ruim 220.000 leerlingen die jaarlijks<br />

met of zonder diploma het voltijdonderwijs verlaat. In figuur 1 is voor de periode 1991-2001<br />

het aantal schoolverlaters in beeld gebracht. Zo is de relatief hoge uitstroom in de periode<br />

1996-2000 onder meer het gevolg van de aanzuigende werking van de krappe<br />

arbeidsmarkt in deze periode.


Van de 223.000 schoolverlaters in 2001 gingen 178.400 schoolverlaters op zoek baan.<br />

Figuur 2 brengt in beeld welke kans actief zoekende schoolverlaters in 2001 hadden binnen<br />

een bepaald aantal maanden een baan te vinden. Uit figuur 2 kan bijvoorbeeld worden<br />

afgelezen dat 16% van deze groep schoolverlaters zonder werkloos te zijn geweest direct<br />

na school een baan had gevonden.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Werkloosheid van 3 maanden of korter wordt beschouwd als frictiewerkloosheid.<br />

Noem een maaregel van de overheid om de frictiewerkloosheid onder schoolverlaters te<br />

verminderen. Licht je antwoord toe.<br />

Bereken hoeveel schoolverlaters in 2001 achteraf beschouwd kunnen worden als<br />

frictiewerkloos.<br />

In 2002 viel de economische groei, vergeleken met 2001, nog verder terug. Hierdoor werd<br />

de arbeidsmarkt in 2002 ruimer. Stel dat de tegenvallende economische groei de enige<br />

factor is die de verandering in het aantal schoolverlaters in 2002 ten opzichte van 2001 kan<br />

verklaren.<br />

Zal het aantal schoolverlaters in 2002 dan hoger of lager zijn dan in 2001? Verklaar het<br />

antwoord.<br />

Ligt de lijn voor 2002 in figuur 2 door verruiming van de arbeidsmarkt linksboven of<br />

rechtsonder de lijn voor 2001? Verklaar je antwoord.<br />

34 uit een krant: Zijn er nog mobiele Nederlandse arbeiders?


Uit onderzoek door arbeidsmarktdeskundigen van de Sociaal Economische Raad (SER)<br />

blijkt dat de Nederlandse arbeider in vergelijking met zijn Amerikaanse en Canadese collega<br />

een stuk minder mobiel is. Dit geldt zowel voor de internationale als voor de binnenlandse<br />

mobiliteit. Een verklaring voor het huidige gebrek aan internationale mobiliteit is volgens<br />

deze deskundigen dat de meest mobiele Nederlanders geëmigreerd zijn.<br />

Een oorzaak van de beperkte binnenlandse arbeidsmobiliteit ligt volgens de SER in te kleine<br />

regionale beloningsverschillen tussen werknemers. De beperkte regionale<br />

beloningsverschillen leiden volgens de SER tot regionale verschillen in werkloosheid. De<br />

SER pleit daarom voor regionale CAO's in Nederland. De SER noemt in zijn<br />

onderzoeksrapport diverse andere oorzaken van de beperkte binnenlandse<br />

arbeidsmobiliteit.<br />

a<br />

b<br />

Een oorzaak die wordt benadrukt is het geringe verschil tussen de hoogte van de sociale<br />

uitkeringen en de hoogte van het minimumloon.<br />

Leg uit dat grotere regionale beloningsverschillen tussen werknemers kunnen leiden tot<br />

afname van de regionale verschillen in werkloosheid.<br />

Citeer de zin waaruit blijkt dat met arbeidsmobiliteit ook bedoeld kan worden dat mensen<br />

zonder werk aan het werk gaan. Licht het antwoord toe.<br />

35 In economische publicaties wordt veel gebruikgemaakt van tabellen en grafieken. Hieronder<br />

staan vier statistieken over Nederland. Naar aanleiding van deze statistieken worden in<br />

deze opgave vijf vragen gesteld.<br />

In 2001 is het aantal werklozen ten opzichte van 1997 gedaald.<br />

a Toon zonder berekening aan dat het werkloosheidspercentage in 2001 ten opzichte van<br />

1997 is gedaald.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Een daling van het werkloosheidspercentage heeft gevolgen voor de ontwikkeling van de<br />

gegevens in statistiek 2.<br />

Noem een voorbeeld van zo’n gegevensreeks uit statistiek 2. Verklaar je antwoord.<br />

Stel dat een voltijdbaan zowel in 1997 als in 2001 per jaar 1.600 uur omvat. Met behulp van<br />

de gegevens kan worden berekend dat er in 1997 gemiddeld per werknemer (afgerond)<br />

1.452 uur wordt gewerkt.<br />

Bereken hoeveel uur er gemiddeld per werknemer in 2001 wordt gewerkt.<br />

In Nederland is in de periode 1997-2001 ieder jaar sprake geweest van een stijging van de<br />

loonkosten per eenheid product.<br />

Uit welke statistiek blijkt dit? Verklaar hoe deze stijging uit deze statistiek blijkt.<br />

In de sector bedrijven is de werkgelegenheid in arbeidsjaren in 1998 ten opzichte van 1997<br />

sterker gegroeid dan de totale werkgelegenheid. Een econoom berekent met behulp van de<br />

statistieken 3 en 4 dat in 1998 ten opzichte van 1997 de groei van de werkgelegenheid in<br />

arbeidsjaren in de sector bedrijven (afgerond) 3,37% bedraagt.<br />

Toon aan dat de berekening van de econoom juist is.


36 In de jaren negentig is de werkgelegenheid in Nederland spectaculair gestegen en is de<br />

werkloosheid tot een laag niveau gedaald. Een toename van de werkgelegenheid hoeft niet<br />

altijd gepaard te gaan met een afname van de werkloosheid.<br />

a Onder welke voorwaarde zal een toename van de werkgelegenheid in personen niet<br />

gepaard gaan met een afname van de werkloosheid in personen?<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

De afname van de werkloosheid in Nederland wordt toegeschreven aan de<br />

hoogconjunctuur. De afnemende werkloosheid kan de hoogconjunctuur versterken.<br />

Leg uit dat hoogconjunctuur gepaard kan gaan met afnemende werkloosheid.<br />

Leg uit dat afnemende werkloosheid de hoogconjunctuur kan versterken.<br />

De omvang van de werkgelegenheid en die van de werkloosheid kunnen volgens<br />

verschillende definities worden gemeten. Elke definitie levert een ander resultaat op. In<br />

onderstaande figuur zijn enkele gegevens met betrekking tot werkgelegenheid en<br />

werkloosheid in Nederland in beeld gebracht<br />

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bedraagt de werkloosheid in<br />

Nederland 304.000 personen.<br />

Aan welke criteria moet iemand volgens de figuur voldoen om door het CBS als werkloze te<br />

worden meegeteld?<br />

Een econoom hanteert vrijwel dezelfde werkloosheidsdefinitie als het CBS: hij vindt het<br />

alleen niet van belang of werkzoekenden zijn ingeschreven bij het arbeidsbureau.<br />

Bereken met behulp van de figuur hoe groot de beroepsbevolking zal zijn volgens deze<br />

econoom.<br />

Een minister hanteert blijkbaar een andere werkloosheidsdefinitie dan het CBS, als hij<br />

verzucht: „Ruim zeseneenhalf miljoen mensen werken en ruim vier miljoen mensen zitten<br />

werkloos thuis. Daar kunnen wij geen genoegen mee nemen!”<br />

f<br />

Geef aan de hand van de figuur aan hoe deze minister op een werkloosheid van ruim vier<br />

miljoen kan komen.


37 Verschil moet er wezen?<br />

Een veelgehoorde opvatting omtrent beloningsverschillen van arbeid, ook wel<br />

loondifferentiatie genoemd, is dat ze een teken zijn van een goed functionerende<br />

arbeidsmarkt. Loondifferentiatie kan leiden tot lagere werkloosheid. In deze opgave wordt<br />

loondifferentiatie bekeken in de Verenigde Staten (VS), drie EUlanden (EU1, EU2 en EU3)<br />

en een denkbeeldig land X. Door de ontvangers van brutolonen in tien gelijke groepen te<br />

verdelen ontstaan er loondecielen. De indeling is gebaseerd op de hoogte van het<br />

gemiddelde brutoloon, oplopend van laag naar hoog. De mate van loondifferentiatie wordt<br />

vaak gemeten door het gemiddelde brutoloon in het tiende loondeciel te delen door het<br />

gemiddelde brutoloon in het eerste loondeciel.<br />

In figuur 2 is voor de genoemde landen de samenhang weergegeven tussen<br />

loondifferentiatie en werkloosheid. Tabel 3 geeft nadere informatie met betrekking tot<br />

loondifferentiatie in deze landen.


a Leg uit hoe loondifferentiatie kan leiden tot vermindering van kwalitatieve<br />

structuurwerkloosheid.<br />

Een econoom beweert: “Alleen al op basis van tabel 3 kan ik concluderen dat van deze vier<br />

landen de mate van loondifferentiatie het grootst is in de VS.”<br />

b Is de bewering van de econoom juist? Verklaar het antwoord met behulp van tabel 3.<br />

c<br />

d<br />

Is er in land X sprake van loondifferentiatie? Verklaar je antwoord.<br />

Laat met een berekening zien hoe de loonverhouding tiende/eerste loondeciel voor EU2 is<br />

bepaald.<br />

e<br />

Voor één land in figuur 2 blijkt dat de veelgehoorde opvatting omtrent het verband tussen<br />

loondifferentiatie en werkloosheid niet opgaat. Dit hangt samen met het niveau van de<br />

loonkosten in dat land.<br />

Noem dat land en leg uit hoe de relatieve hoogte van de loonkosten een verklaring kan zijn<br />

voor het niet opgaan van het genoemde verband.<br />

38 Problemen en successen<br />

De ontwikkeling van de Nederlandse economie tussen 1995 en 2000 is een mengeling van<br />

problemen en successen. Een econoom analyseert een aantal ontwikkelingen in deze<br />

periode. Centraal staat voor hem het probleem dat er te veel inactieven zijn in de<br />

beroepsgeschikte bevolking. In de definitie van deze econoom vormen de werkloze<br />

beroepsbevolking plus de personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering samen de<br />

groep inactieven.<br />

De econoom maakt in zijn analyse gebruik van enkele (bewerkte) gegevens van de<br />

arbeidsmarkt:<br />

a<br />

De econoom trekt voor de periode 1995-2000 de volgende drie conclusies:<br />

conclusie 1: De werkloze beroepsbevolking is wel gedaald, maar dat komt vooral door de<br />

ontwikkeling van de p/a-ratio.<br />

conclusie 2: Omdat de werkloosheid sterker is gedaald dan het aantal personen met een<br />

arbeidsongeschiktheidsuitkering is gestegen, is het totaal aantal inactieven afgenomen.<br />

conclusie 3: De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt hebben bijgedragen aan een verlaging<br />

van de collectieve lastendruk.<br />

Neem tabel 4 over en vul deze verder in met behulp van de gegevens uit tabel 3. Laat voor<br />

elk in te vullen gegeven in tabel 4 de berekening zien.


Was de p/a-ratio in 2000 groter dan, gelijk aan of kleiner dan de p/a-ratio in 1995? Verklaar<br />

het antwoord op basis van conclusie 1 en zonder het maken van een berekening.<br />

c Is conclusie 2 van de econoom juist? Verklaar het antwoord met behulp van de tabellen 3<br />

en 4.<br />

d Geef op basis van tabel 3 twee argumenten voor conclusie 3. Verklaar hoe deze<br />

argumenten de conclusie ondersteunen.


<strong>Toetsboek</strong> hoofdstuk 7 Samenwerken en onderhandelen (<strong>deel</strong> 1)<br />

Een aantal vragen in dit toetsboek zijn overgenomen van de SLO (stichting leerplan<br />

ontwikkeling).<br />

1 De prijzenoorlog: Een kwestie van strategie<br />

We gaan de prijzenoorlog tussen benzinemaatschappijen eens bekijken vanuit de<br />

speltheorie. Voor de eenvoud beperken we ons tot twee belangrijke spelers op de markt,<br />

namelijk Shell en Esso, en noteren de pay -off in marktaandelen. We veronderstellen daarbij<br />

dat de totale markt wordt ver<strong>deel</strong>d tussen deze twee spelers; zie de resultatenmatrix<br />

hieronder.<br />

Shell<br />

Esso<br />

Volgen<br />

Prijs handhaving<br />

Prijs verlaging 140,60 160,40<br />

Prijs handhaving 120,80 120,80<br />

Aangezien Shell de prijsverlaging begint, heeft Esso de keuze uit “volgen” en<br />

“prijshandhaving”. Uit de resultatenmatrix blijkt dat beide benzinemaatschappijen een<br />

dominante strategie hebben, namelijk “prijsverlaging” of “volgen”.<br />

De prijzenoorlog is feitelijk een sequentieel spel: er is een speler die begint (hier Shell),<br />

waarna de ander (hier Esso) reageert. In onderstaande spelboom is nogmaals dezelfde<br />

spelsituatie weergegeven.<br />

B<br />

volgen<br />

prijshandhaving<br />

C<br />

D<br />

Shell wint marktaan<strong>deel</strong> (140) en<br />

Esso verliest een beetje (60).<br />

A<br />

prijsverlaging<br />

D<br />

Shell wint aanzienlijk (160) en<br />

Esso verliest aanzienlijk (40).<br />

Shell<br />

beslist<br />

prijshandhaving<br />

Esso<br />

beslist<br />

Esso zal geen neiging<br />

hebben de prijzen te<br />

verlagen. De<br />

marktaandelen blijven<br />

gelijk (120,80).<br />

a<br />

b<br />

Eind 2003 zijn de spelers aanbeland bij punt C. In de jaren daarna heeft Shell nog een<br />

aantal keren de strategie van prijsverlagingen ingezet.<br />

Hoe blijkt uit de spelboom dat Shell kan verwachten dat Esso de prijsverlaging van haar<br />

producten zal beantwoorden met prijsverlagingen.<br />

Past Esso volgens de spelboom de strategie van oog om oog, tand om tand (tit-for-tat) toe?<br />

Licht je antwoord toe.<br />

De herhaaldelijke prijsverlagingen van Shell kunnen ertoe leiden dat uiteindelijk het Essoconcern<br />

het loodje legt in deze prijzenoorlog.


c<br />

Leg uit wat de oorzaak van het uiteindelijke verlies van het Esso-concern is geweest.<br />

Betrek in je antwoord ook het begrip zelfbinding.<br />

2 Biologische productie<br />

De situatie in de Nederlandse varkenshouderij is problematisch vanwege het dierenleed, de<br />

grote mestoverschotten en ammoniakvervuiling. Een oplossing daarvoor kun je zoeken in<br />

een meer bewuste productie. We noemen dat biologische agrarische bedrijfsvoering. Zeker<br />

niet te verwarren met de bio-industrie, die juist de veroorzaker is van veel van deze ellende.<br />

Het is belangrijk dat de varkenshouders toegeven dat verandering en omschakeling<br />

noodzakelijk zijn. Het gevolg is echter minder verdiensten voor wie een alternatief zoekt en<br />

veel moeite doet om een nieuwe investering winstgevend te maken. Een aantal<br />

varkenhouders zouden kunnen besluiten gewoon op de oude weg door te gaan en<br />

proberen winst te maken als de conjunctuur gunstig is en de verliezen te beperken als de<br />

prijzen laag zijn. Uiteindelijk schiet je er in absolute zin weinig mee op.<br />

Deze laatste groep weet van zichzelf dat ze onverschillig zijn voor het dierenwelzijn en de<br />

natuur. Zij laten de noodzakelijke veranderingen naar biologische landbouw met de<br />

bijbehorende risico’s aan anderen over en gaan ondertussen zelf door met hun “bioindustrie”<br />

Als niet alle varkensboeren veranderen, zullen de problemen niet verdwijnen. Als<br />

alle varkensboeren veranderen kost hen dat allemaal extra geld. Maar door deze<br />

samenwerking voorkom je de onrechtvaardigheden, waarbij enkelen onevenredig rijk<br />

worden en andere veel kosten moeten maken. Per saldo is de samenleving als geheel er<br />

bij gebaat als het milieu minder schade leidt.<br />

Leg aan de hand van dit voorbeeld het prisenersdilemma uit.<br />

3 Gezondheidszorg<br />

In ons land leven mensen die illegaal hier gekomen zijn uit andere landen. De redenen<br />

daarvoor kunnen heel verschillend zijn. Ze hebben allemaal echter één ding gemeen.<br />

Illegalen hebben geen zorgverzekering afgesloten en hebben dus geen recht op<br />

gezondheidszorg. Mensen met een zorgverzekering hebben dat wel. Maar wat als illegalen<br />

in ons land leiden aan open-TBC, een gevaarlijke en besmettelijke longziekte. Het is voor<br />

de individuele hulpverlener of instelling het voordeligst om hen niet te behandelen, maar dat<br />

levert gezondheidsrisico’s op voor de samenleving als geheel. En op den duur dus heel<br />

veel extra zorgkosten. Dus misschien is het dan toch maar beter om hen te behandelen,<br />

ook al hebben zij geen premies betaald.<br />

Leg aan de hand van dit voorbeeld het gevangenendilemma uit.<br />

4 Belasting betalen<br />

Niemand vind het betalen van belasting en sociale premies leuk. Elke euro die je daaraan<br />

besteedt, kun je niet meer zelf uitgeven. Er zijn dan ook mensen die deze betalingen<br />

ontduiken. Mensen die braaf betalen doen zichzelf uiteraard tekort en belonen daarmee<br />

indirect de negatieve spelers die geen belasting en premies betalen. Als je zelf ook gaat<br />

ontduiken beloon je in ieder geval niet meer de asociale spelers, de ontduikers, maar helpt<br />

wel mee de maatschappij verder te verzwakken, met alle gevolgen van dien.<br />

De samenleving is gebaat bij zoveel mogelijk betalers, omdat daarmee het draagvlak voor<br />

de sociale zekerheid het grootst is. Ook betekenen minder ontduiking en minder fraude<br />

uiteindelijk lagere belastingen en premies.<br />

Leg aan de hand van dit voorbeeld het gevangenendilemma uit.<br />

5 Tour de France<br />

Tijdens een rit van de Tour de France liggen twee renners uit verschillende ploegen drie<br />

minuten voor op het peloton. De ritzege levert de ploeg als geheel € 75.000 op. Daarnaast<br />

zit er behalve de eer ook een leuk financieel voor<strong>deel</strong>tje (€ 10.000) in voor de winnaar. Ze<br />

zijn allebei gebaat bij een overwinning, maar daarom wel gedwongen tot samenwerking. En<br />

die samenwerking levert problemen op. Wie rijdt er bijvoorbeeld voorop.<br />

Leg uit waarom dit probleem een goed voorbeeld is van het prisonersdilemma


6 Lees onderstaand bericht: bouwfraude (uit een verhoorverslag)<br />

De hele aannemerswereld wist van het vooroverleg. Het was verboden en toch deden veel<br />

bedrijven er aan mee. Tijdens een voorvergadering spraken de aannemers een prijs af, die<br />

ze zouden noemen in hun offertes aan met name overheidsinstanties om orders te krijgen.<br />

Stel de gemeente wil een nieuwe school bouwen. De reële prijs ramen de aannemers op €<br />

6 miljoen. Dan spreken ze bijvoorbeeld af dat ze allemaal een prijs offreren die hoger ligt.<br />

Eén van de aannemers krijgt de “klus” en biedt als laagste van allemaal een offerteprijs van<br />

€ 7,5 miljoen. De gemeente geeft deze aannemer uiteraard, als zijnde de goedkoopste, de<br />

opdracht de school te bouwen. De extra winst, 1,5 miljoen euro ver<strong>deel</strong>den de aannemers<br />

onder elkaar.<br />

Bij de volgende aanbestedingsopdracht kreeg een ander de “klus” en ook hier betaalden<br />

Rijk of gemeente te veel. En ook dan ver<strong>deel</strong>den de aannemers de extra winst onder<br />

elkaar. Deze praktijken hebben de belastingbetalers veel geld gekost. Hoewel verboden<br />

sinds 1992 liet men het oogluikend toe. Vanaf 1998 was het ook officieel verboden en dus<br />

illegaal.<br />

Een aantal bedrijven wilde wel stoppen met deze, nu illegale, praktijk. Maar voor hen<br />

ontstond er nu een prisonersdilemma. Leg uit hoe dat deze bedrijven dit dilemma dan<br />

hebben ervaren.<br />

7 "Snel rijk!" of "meer kans op carrière!". Bijna iedereen die email gebruikt, ontvangt<br />

regelmatig dit soort weinig verheffende boodschappen. Het Europese Parlement (EP) moet<br />

beslissen of het rondsturen van ongevraagde junkmail wordt verboden. Het lijkt het een<br />

spannende strijd te worden. Voorstanders van email-spam hebben in de parlementaire<br />

commissie die de wetgeving voorbereid al een meerderheid georganiseerd voor een<br />

wettelijke legitimering in plaats van een verbod! Als het Parlement daar mee instemt,<br />

vrezen tegenstanders van spam dat email binnenkort nauwelijks meer bruikbaar is als<br />

communicatiemiddel.<br />

Volgens de voorstanders zet een verbod het Europese bedrijfsleven op achterstand ten<br />

opzichte van hun niet-Europese collega’s. Als het EP spam vandaag officieel legitimeert<br />

door er randvoorwaarden aan te stellen, is het niet onmogelijk dat de trend om spam te<br />

versturen verder doorzet onder reguliere bedrijven. Er zou een prisonersdilemma ontstaan:<br />

veel bedrijven zullen per saldo meer last hebben van de groeiende hoeveelheid spam, die<br />

zij van anderen ontvangen dan het voor<strong>deel</strong> dat zij met hun eigen spam behalen.<br />

a Verklaar de angst van de tegenstanders van spam.<br />

b Leg uit dat bij een verbod de concurrentiepositie van de Europese bedrijven verslechtert.<br />

c Leg uit dat hier sprake is van een prisonersdilemma<br />

8a<br />

Leg uit welke strategie van de gevangenen in het gevangenendilemma als dominant kan<br />

worden genoemd.<br />

In Nederland klinkt de roep om eerlijke chocolade rond 5 december steeds luider. Eerlijke<br />

chocolade is gemaakt van cacao-bonen, waarvoor de boeren een eerlijke prijs hebben<br />

ontvangen. Bedrijven als de Hema en het Kruidvat overwegen om deze eerlijke chocolade<br />

(E) in plaats van de bestaande soort (B) te gaan verkopen. De beslissing van de Hema heeft<br />

invloed op het resultaat van het Kruidvat en omgekeerd. In onderstaande tabel zie je het<br />

resultaat van hun keuzes vermeld. Getallen = winst in miljoenen euro’s en het eerste getal<br />

behoort steeds bij de Hema.<br />

b<br />

Leg uit dat voor beide bedrijven de keuze voor eerlijke chocolade een dominante keuze is.


c<br />

d<br />

Waarom zouden beide bedrijven kiezen voor eerlijke chocolade, want ze maken allebei meer<br />

winst met de bestaande situatie (70, 60)?<br />

Is hier sprake van een Nash evenwicht? Motiveer je antwoord..<br />

9 In Engeland bestaat een populair spelprogramma dat Golden Balls heet. Twee spelers<br />

proberen een zo hoog mogelijk jackpot te verdienen. Dat bedrag kan oplopen tot over de<br />

100.000 Engelse ponden. Dan mogen zij dit geld proberen te verdelen. Alle overleg is<br />

toegestaan.<br />

Beide spelers hebben twee gouden ballen. In de ene staat “split” geschreven en in de ander<br />

“steal”. Als ze beiden de splitbal tonen, krijgt ieder de helft van de jackpot. Als één van hen<br />

de splitbal toont en de ander de stealbal, krijgt degene met de stealbal alles en hij of zij met<br />

de splitbal niets. Maar als ze allebei de stealbal tonen, krijgen ze allebei niets.<br />

a Leg uit waarom hier sprake is van een prisonersdilemma.<br />

b Bij welke keuze zou je kunnen spreken van zelfbinding?<br />

c<br />

d<br />

In welke situatie zal er geen sprake zijn van zelfbinding?<br />

Als de spelers elkaar niet vertrouwen, wat zou dan de dominante strategie zijn? Motiveer je<br />

antwoord.<br />

10 Bekijk de onderstaande resultaten van een bepaald spel.<br />

a<br />

b<br />

Herken je hier dominante startegieën?<br />

Is hier sprake van een Nashevenwicht?<br />

11 Vijf leerlingen moeten 47 knikkers verdelen. Zij zijn echte homo-economici. Zij willen zo veel<br />

mogelijk hebben en aan de anderen van het groepje hebben ze volkomen maling. Ieder van<br />

hen wil een zo groot mogelijk aantal knikkers hebben. Eén van hen (eerlijk door loting<br />

gekozen) doet een verdelingsvoorstel. Als dit door de meerderheid van de rest (50+1) wordt<br />

aangenomen is het spel afgelopen. Zo niet dat komt de eerste verdeler buitenspel te staan<br />

en valt af. Dan blijven er nog vier over en nu probeert een tweede speler (ook gekozen door<br />

loting) met een voorstel te komen.<br />

Welke uitkomsten kun je waarnemen?<br />

12 Kaartlezen is een kunst<br />

Stel je de volgende situatie voor.<br />

De ontwikkelkosten van digitale kaarten zijn erg hoog zodat er sprake is van aanzienlijke<br />

schaalvoordelen bij een groeiende productie. Op de Europese markt heeft Napia een<br />

monopoliepositie op het gebied van digitale kaarten voor mobiele navigatieapparaten die<br />

voornamelijk gebruikt worden door automobilisten. De ICT-onderneming Mioto overweegt<br />

een poging te doen een plaats op deze markt te veroveren. Mioto ontwikkelt digitale kaarten<br />

die niet alleen in de auto gebruikt kunnen worden maar ook door bijvoorbeeld wandelaars.<br />

Napia laat via de media doorschemeren de toetreding van Mioto met een scherpe<br />

prijsstelling te zullen frustreren. Mioto neemt daarom contact op met de Europese<br />

commissaris voor de mededinging (ECM) en vraagt haar Napia tot de orde te roepen en<br />

concurrentie op de Europese markt mogelijk te maken.


De ECM vraagt haar marktanalist om advies en die publiceert de volgende twee scenario’s.<br />

Elk scenario is gebaseerd op een andere betalingsbereidheid. In beide scenario’s zet Mioto<br />

de eerste stap en kiest Napia daarna een prijsbeleid.<br />

De bedragen hebben betrekking op de winst in miljarden euro’s.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Leg uit dat in scenario 1 de betalingsbereidheid van de consument groter is dan in scenario<br />

2.<br />

Leg uit dat in scenario 1 naast Napia nog ruimte op de markt is voor Mioto.<br />

Leg uit dat Mioto op basis van de winstgegevens zal toetreden als scenario 1 actueel is<br />

maar niet als scenario 2 actueel is.<br />

In welk van beide scenario’s is het dreigement van Napia om Mioto uit de markt te prijzen<br />

geloofwaardig? Verklaar het antwoord.<br />

De ECM stelt aan haar marktanalist de vraag welke argumenten er zouden kunnen zijn vóór<br />

en tegen toetreding van Mioto tot de Europese markt voor digitale kaarten.<br />

Schrijf het antwoord van de marktanalist. Geef daarbij twee argumenten vóór en twee<br />

argumenten tegen de toetreding. Licht elk argument toe. De argumenten moeten passen in<br />

de gegeven context. Gebruik ongeveer 75 woorden.<br />

Vwo eindexamen 2010 pilot opgave 5<br />

13 Dubbelspel<br />

In een bepaald land bewaakt toezichthouder TTD de concurrentieverhoudingen op de markt<br />

voor mobiele telefonie. In dit land bieden slechts twee bedrijven (bedrijf a en bedrijf b)<br />

mobiele telefonie aan. Een klant van bedrijf a betaalt aan bedrijf a een tarief per minuut. Als<br />

die klant belt naar een klant van bedrijf b, brengt bedrijf b voor het gebruik van het netwerk<br />

een tarief per minuut in rekening aan bedrijf a. Bij bedrijf b gebeurt hetzelfde. TTD hanteert


het onderstaande model om de kosten en de opbrengsten van beide bedrijven te<br />

beschrijven. De gegeven bedragen gelden in de uitgangssituatie.<br />

TOa totale opbrengst van bedrijf a<br />

TOb totale opbrengst van bedrijf b<br />

Ma aantal minuten dat bedrijf a eigen klanten in rekening brengt<br />

Mb aantal minuten dat bedrijf b eigen klanten in rekening brengt<br />

Mab aantal minuten dat bedrijf a in rekening brengt aan bedrijf b<br />

Mba aantal minuten dat bedrijf b in rekening brengt aan bedrijf a<br />

TKa totale kosten van bedrijf a<br />

TKb totale kosten van bedrijf b<br />

Pa tarief per minuut dat bedrijf a eigen klanten in rekening brengt<br />

Pb tarief per minuut dat bedrijf b eigen klanten in rekening brengt<br />

Bedrijf b heeft bekend gemaakt het tarief dat bedrijf a moet betalen voor het gebruik van het<br />

netwerk, te willen verhogen tot 7. TTD heeft vernomen dat als reactie daarop bedrijf a<br />

overweegt het desbetreffende tarief te verhogen tot 6.<br />

TTD veronderstelt dat beide bedrijven die kostenverhogingen doorberekenen in de tarieven<br />

voor hun eigen klanten. TTD vreest een tariefoorlog ten koste van de consument. Om de<br />

gevolgen daarvan in kaart te brengen, heeft TTD de onderstaande matrix samengesteld.<br />

TTD besluit op basis van deze matrix in te grijpen en vraagt zich nu af op welke manier dat<br />

zou moeten plaatsvinden. TTD denkt onder andere aan het instellen van een maximumtarief<br />

voor het gebruik van elkaars netwerk. Ook wordt overwogen de partijen te informeren over<br />

de verwachte negatieve uitkomsten van een tariefoorlog en een beroep te doen op<br />

zelfregulering. Er wordt een brainstormsessie gehouden om van beide opties argumenten<br />

vóór en tegen in kaart te brengen.<br />

In de uitgangssituatie bedraagt Mb 80, Mab 48 en Mba 32.<br />

a Laat met een berekening zien dat de totale winst van bedrijf a in de uitgangssituatie 1.212<br />

bedraagt.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Als beide bedrijven de tarieven die ze elkaar in rekening brengen verhogen, neemt de<br />

gezamenlijke winst van beide bedrijven af.<br />

Geef daarvoor een verklaring op basis van het model.<br />

Leg uit hoe de TTD uitgaande van de matrix tot de conclusie kan komen dat ingrijpen<br />

noodzakelijk is met het oog op het handhaven van de concurrentieverhoudingen.<br />

Beschrijf bij beide opties (maximumtarief en zelfregulering) een argument vóór en een<br />

argument tegen. De argumenten moeten passen in de gegeven context. Gebruik ongeveer<br />

75 woorden.


Vwo herexamen 2010 pilot opgave 2<br />

14 Jij en een vriend hadden een jaar geleden allebei dezelfde telefoon aangeschaft. Omdat<br />

beide telefoons het niet meer doen willen jullie een nieuwe telefoon kopen. Van jouw<br />

telefoon doet de accu het niet meer en bij de telefoon van jouw vriend is de accu-oplader<br />

kapot. Voor een complete set zou je op “Marktplaats.nl” nog zeker 20 euro kunnen<br />

ontvangen.<br />

a<br />

b<br />

Wat zouden jullie samen kunnen besluiten?<br />

Is hier sprake van een coöperatief spel of van een niet-coöperatief spel. Licht je antwoord<br />

toe.<br />

15 Na 15 jaar een bedrijf in auto-onderdelen te hebben gehad gaat de eigenaar Jan Rap<br />

failliet. Het totale vermogen dat resteert bedraagt € 300.000. Er zijn drie grote schuldeisers<br />

die nog geld van Jan Rap tegoed hebben. De eerste heeft nog een vordering van €<br />

150.000, de tweede van € 200.000 en de derde heeft nog een vordering van € 250.000<br />

open staan. Op welke wijze moet deze € 300.000 worden ver<strong>deel</strong>d onder de schuldeisers.<br />

a<br />

b<br />

Wat zouden de drie schuldeisers samen kunnen besluiten?<br />

Is hier sprake van een coöperatief spel of van een niet-coöperatief spel. Licht je antwoord<br />

toe.<br />

16 Lees onderstaand artikel en leg uit waarom je hier kunt spreken over positieve externe<br />

effecten<br />

Buurtenergie: gewoon uit de buurt<br />

De energie van de boer een paar kilometer verderop is een serieuze optie voor<br />

buurtenenergie. Koeienmest kan eenvoudig worden omgezet in biogas, een prima<br />

brandstof om energie mee te produceren. Maar er zit ook energie in rivierslib, in de grond<br />

en groenafval. Met zoveel energiebronnen dichtbij, betekent dat steeds meer huishoudens<br />

duurzaam kunnen stoken.<br />

Als u ’s winters de verwarming aan heeft staan dan zorgt u er natuurlijk voor dat die warmte<br />

binnen blijft. Bij bedrijven is dat anders. Bij veel industriële processen ontstaat warmte. En<br />

die restwarmte gaat bijna altijd verloren. Dat is zonde, want met de warmte uit<br />

bedrijfsprocessen kunnen gemakkelijk tal van woningen in de buurt worden verwarmd. Een<br />

mooi voorbeeld van Buurtenergie.<br />

Welke verborgen energiebronnen zitten er bij u om de hoek?<br />

(Bron: duurzaamnieuws.nl)<br />

17 Goed samenwerken is je eigen verantwoordelijkheid<br />

Het in groepjes studenten laten werken aan ontwerpproblemen, een veelgebruikte vorm<br />

van Ontwerpgericht Onderwijs (OGO), heeft veel nieuwe kansen en mogelijkheden<br />

gebracht, maar ook nieuwe problemen. Het meeliften van studenten op het resultaat van de<br />

hele groep is er één van. Van alle kanten wordt gekeken naar oplossingen hiervoor. Er<br />

wordt vanuit gegaan dat studenten elkaar aanspreken op dit soort gedrag, maar de praktijk<br />

is vaak anders. “Klikken is geen goede eigenschap en je wilt geen sfeer krijgen waarin je<br />

elkaar verraadt.”<br />

Bedenk oplossingen voor dit meeliftgedrag bij leerlingen/studenten<br />

18 Leg uit of er in onderstaande artikelen sprake is van collectieve dwang.


19 Om in de menselijke behoeften te kunnen voorzien, moeten er goederen worden<br />

geproduceerd. De economie is de wetenschap die het keuzeprobleem bestudeert, dat<br />

ontstaat bij de voortbrenging van goederen.<br />

a Waardoor ontstaat het keuzeprobleem?<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

In onze economie onderscheid je drie soorten goederen: individuele goederen, collectieve<br />

goederen en quasi-collectieve goederen. Voorbeelden van collectieve goederen zijn<br />

openbaar bestuur en defensie.<br />

Geef een voorbeeld van een quasi-collectief goed.<br />

Wat is het verschil tussen een quasi-collectief goed en een collectief goed?<br />

En wat is de overeenkomst tussen beide?<br />

Bij individuele goederen bepaalt het mark<strong>tm</strong>echanisme welke goederen er worden<br />

aangeboden en gevraagd, in welke hoeveelheden en tegen welke prijs.<br />

Leg uit hoe het mark<strong>tm</strong>echanisme er voor zorgt dat de vraag naar en het aanbod van<br />

goederen met elkaar in evenwicht worden gebracht.<br />

Leg uit hoe in Nederland wordt bepaald hoeveel er van een collectief goed wordt<br />

aangeboden.


20 De Nederlandse overheid levert de gemeenschap onder meer collectieve goederen en<br />

quasi-collectieve goederen.<br />

a Wat is de belangrijkste bron waaruit de productie van collectieve goederen door de overheid<br />

wordt gefinancierd?<br />

b Noem twee redenen waarom de overheid goederen zoals sport en cultuur zo belangrijk<br />

vindt, dat zij deze subsidieert.<br />

c Verklaar waarom toepassing van het profijtbeginsel bij collectieve goederen niet mogelijk is.<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Een ruimere toepassing van het profijtbeginsel bij quasi-collectieve goederen kan leiden tot<br />

een geringere vraag naar die goederen en op den duur zelfs tot aantasting van het<br />

voorzieningsniveau.<br />

Verklaar waarom een ruimere toepassing van het profijtbeginsel er toe kan leiden dat<br />

minder quasi-collectieve goederen gevraagd gaan worden.<br />

Verklaar waarom een ruimere toepassing van dit beginsel op den duur kan leiden tot een<br />

verminderd aanbod van quasi-collectieve goederen.<br />

Verklaar waarom een ruimere toepassing van het profijtbeginsel stimulerend kan werken op<br />

de marktsector.<br />

21 Het autoverkeer in Nederland neemt nog steeds toe. Mede om enkele verkeersknelpunten<br />

op te heffen besluit de overheid om de BPM-belasting op motorrijtuigen te verhogen. De<br />

regering heeft gezegd dat zij het profijtbeginsel op grotere schaal wil toepassen. Veel<br />

mensen hadden daarom een verhoging van de benzineaccijns begrijpelijker gevonden dan<br />

een verhoging van de BPM-belasting.<br />

a<br />

b<br />

Geef voor de opvatting van deze mensen een verklaring.<br />

Leg uit dat de overheid besloot, om de benzineaccijns niet te verhogen met het oog op het<br />

buitenland.<br />

c<br />

d<br />

e<br />

In het verleden werden vrijwel alle infrastructurele voorzieningen (wegen, bruggen, tunnels<br />

en dergelijke) in ons land door de overheid gefinancierd. Steeds vaker overweegt de<br />

regering de exploitatie daarvan over te laten aan particuliere investeerders. We noemen dat<br />

privatiseren.<br />

Noem twee redenen voor de overheid om de exploitatie van infrastructurele voorzieningen<br />

niet aan particuliere bedrijven over te laten.<br />

Leg uit dat de belastingen kunnen dalen als het verzorgen van infrastructurele<br />

voorzieningen voor een <strong>deel</strong> door particuliere investeerders (privatisering) wordt<br />

gefinancierd.<br />

Een tegenstander zegt dat de lasten van de burger niet zullen dalen door deze privatiseren,<br />

maar dat er verschuiving daarvan plaatsvindt. Leg deze stelling uit.<br />

22 De prijs van stilte<br />

In diverse Europese landen staat de positie van luchthavens ter discussie. Dit is vooral het<br />

gevolg van externe effecten van het luchtverkeer op de welvaart in ruime zin. Om de<br />

argumenten in deze discussie te kunnen afwegen, pleit een econoom er voor deze externe<br />

effecten in euro’s uit te drukken. Dit geldt onder andere voor de verstoring van de stilte die<br />

het gevolg is van geluidshinder door het luchtverkeer en die niet tot uitdrukking komt in de<br />

prijs van het luchtverkeer.<br />

Eén van de manieren om de prijs van stilte in bewoond gebied te bepalen, is het meten van<br />

‘waardeverlies’ van koopwoningen in de gebieden met geluidshinder. Om dit waardeverlies<br />

te bepalen wordt in een aantal geluidszones rond een luchthaven de prijs van koopwoningen<br />

vergeleken met de prijs van vergelijkbare koopwoningen direct buiten deze geluidszones.<br />

a Leg uit waarom stilte in de geluidszones rond een luchthaven een schaars goed is.<br />

Een onderzoek naar de prijs van stilte rond de luchthaven Botenberg levert enkele resultaten<br />

op, zoals deze zijn weergegeven in onderstaande tabellen 1 en 2. Het gebied rond de<br />

luchthaven is onderver<strong>deel</strong>d in vijf geluidszones.


Tabel 1<br />

Tabel 2<br />

b Laat met een berekening, op basis van tabel 1, zien dat de prijs van stilte (in euro’s per m 2<br />

perceel koopwoning) in geluidszone 5 hoger is dan in geluidszone 3.<br />

c Leg uit dat er in het geval van geluidshinder rond Botenberg sprake is van een negatief<br />

extern effect. Verwerk beide vetgedrukte woorden afzonderlijk in de uitleg.<br />

d<br />

e<br />

f<br />

De regering dreigt de luchthaven te sluiten zodra de negatieve externe effecten groter zijn<br />

dan de positieve externe effecten. Dit betekent dat de directie van de luchthaven haar<br />

doelstellingen moet aanpassen.<br />

Leg uit dat hier sprake is van zelfbinding<br />

Kan je een overheidsmaatregel, zoals de sluiting van Boterberg, in een vrije markteconomie<br />

tegenkomen. Motiveer je antwoord.<br />

Bereken welke waarde de andere negatieve externe effecten (tabel 2) minimaal moeten<br />

hebben indien sluiting van Botenberg zou leiden tot een stijging van de welvaart in ruime<br />

zin.<br />

Vwo eindexamen 2007 opgave (aangepast)<br />

23 Lees onderstaand artikel en beantwoord daarna de onderstaande vragen.<br />

a<br />

b<br />

Waarop heeft in dit artikel de term oligopolie betrekking?<br />

Verklaar de beperkte marktwerking op de markt voor accountantscontrole.


c<br />

Het bedrijfsleven heeft de situatie zelf in de hand gewerkt. Dit was het gevolg van een<br />

prisonersdilemma. Leg het dilemma uit aan de hand van dit voorbeeld.<br />

24 Op de boekenmarkt van Nederland is sprake van verticale prijsbinding. Dit houdt in dat de<br />

uitgever de prijs van een boek vaststelt en dat alle verkooppunten (boekwinkels) deze prijs<br />

moeten hanteren.<br />

Uitgeverij Boekstra geeft onder andere de volgende twee titels uit: “Tuinieren” en “Beter<br />

studeren”. Voor ieder van beide titels geldt dat de constante kosten 50.000 geldeenheden<br />

zijn. De variabele kosten per los boek zijn 5 geldeenheden.<br />

De prijsafzetfunctie van “Beter studeren” luidt: p = -q + 135<br />

De prijsafzetfunctie van “Tuinieren” luidt: p = -0,1q + 135<br />

p is de prijs per boek in geldeenheden<br />

q is de hoeveelheid in eenheden van 10 boeken.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

`<br />

Laat in een berekening zien dat de marginale opbrengstfunctie van het boek "Tuinieren”<br />

luidt: MO = -0,2q +135.<br />

Laat met behulp van een berekening zien dat voor beide boeken geldt dat de winst<br />

maximaal of het verlies minimaal is bij een prijs van 70 geldeenheden.<br />

Bereken hoe groot het verlies per boek “Beter studeren” is bij deze prijs.<br />

Vaste boekenprijs weer eens in discussie<br />

Vorige week was voor de Free Record Shop (FRS) de maat vol. Uitgeverij Bruna had het<br />

bedrijf aangeklaagd bij de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak (KVB). In de winkels<br />

van Bravo, een dochteronderneming van FRS, lagen vijf Bruna-boeken te koop voor minder<br />

dan vijftien euro, de prijs die de uitgeverij voor deze boeken had vastgesteld. FRS moet de<br />

verkoop staken, anders worden de boeken in beslag genomen. De dreiging was aanleiding<br />

voor de FRS om op zijn beurt een klacht in te dienen, namelijk bij de Nederlandse<br />

Mededingings Autoriteit (NMA). FRS vindt dat de vaste boekenprijs moet worden<br />

afgeschaft. Want die is volgens het bedrijf in strijd met de Europese wet op kartelvorming.<br />

Bron: http://www.gammanieuwsdienst.nl/pages1/week4099/frs.h<strong>tm</strong><br />

Lees bovenstaande tekst.<br />

d Wat is het doel van de Nederlandse Mededingings Autoriteit?<br />

e. Waarom is de vaste boekenprijs volgend de FRS in strijd met de Europese wet op<br />

kartelvorming?<br />

f Noem een reden waarom grote winkels (bijvoorbeeld Albert Hein, Free Record Shop) het<br />

boek voor een lagere prijs op de markt kunnen brengen dan kleine boekwinkels.<br />

25 Lees het voorbeeld van de vergunningen UMTS-frequenties nog eens en beantwoord dan<br />

de volgend vragen:<br />

a<br />

b<br />

Het beperkte aantal aanbieders en de aard van het product zijn twee redenen waarom er<br />

op de markt voor UMTS géén sprake zal zijn van volkomen concurrentie. Van welke<br />

marktvorm was er sprake op de markt waar vergunningen voor UMTS-frequenties in<br />

Nederland aangeboden werden?<br />

Noem, op basis van bovenstaande gegevens, nog een derde reden waarom er op de markt<br />

voor UMTS geen sprake zal zijn van volkomen concurrentie. Licht je antwoord toe.<br />

In de discussie na afloop van de veiling stonden twee beweringen centraal:<br />

bewering 1<br />

• De lage opbrengst van de veiling voor de overheid is te wijten aan het samengaan van<br />

twee factoren: de relatief hoge investeringskosten voor nieuwe aanbieders en het feit dat<br />

de overheid besloot het aantal te veilen vergunningen vast te stellen op vijf.


ewering 2<br />

• De prijs per eenheid UMTS zal in Nederland lager worden dan in andere landen, omdat de<br />

lage opbrengst van de veiling leidt tot (relatief) lage constante kosten voor de aanbieders.<br />

c Verklaar bewering 1 op basis van de gegevens over mobiele telefonie.<br />

d Leg uit waarom bewering 2 niet juist hoeft te zijn.<br />

26 Te huur: ‘gratis’ schoolboeken!<br />

In een land is Boekhuur monopolist op de markt van schoolboekenverhuur. Dit bedrijf levert<br />

huurboeken aan veel middelbare scholen. De andere scholen kopen de boekenpakketten<br />

rechtstreeks bij uitgeverijen. Alle scholen krijgen van de overheid een vergoeding van € 210<br />

per leerling per schooljaar. De scholen stellen de boekenpakketten gratis ter beschikking<br />

aan de leerlingen. Elke leerling ontvangt per schooljaar één boekenpakket.<br />

De directie van scholengemeenschap Avantis moet kiezen: de boekenpakketten zelf kopen<br />

of de boekenpakketten huren bij Boekhuur. De directie stelt twee eisen. De kosten per<br />

leerling:<br />

1) moeten zo laag mogelijk zijn;<br />

2) mogen niet hoger worden dan de vergoeding per leerling die de overheid aan de school<br />

verstrekt.<br />

a<br />

Gebruik bron 1.<br />

Welke keuze zal Avantis maken: kopen of huren? Onderbouw het antwoord met een<br />

berekening en houd rekening met de twee eisen.<br />

Boekhuur wil zijn winst vergroten door een verlaging van zijn inkoopprijs. Boekhuur gaat<br />

daarom in onderhandeling met de drie grootste uitgeverijen. Eduboek, Meulenberg en<br />

Schola stellen dat Boekhuur de oude prijs moet betalen. Zowel Boekhuur als de drie grote<br />

uitgeverijen samen menen een sterke uitgangspositie te hebben en gaan met vertrouwen de<br />

prijsonderhandelingen in.


c<br />

Gebruik bron 2 bij de vragen b en c.<br />

Geef een argument voor Boekhuur om zich sterk te voelen in de prijsonderhandelingen met<br />

de uitgeverijen.<br />

Geef een argument voor de drie grootste uitgeverijen samen om zich sterk te voelen in de<br />

prijsonderhandelingen met Boekhuur.<br />

−<br />

−<br />

−<br />

De bedragen zonder €-teken geven de winst in miljoenen euro’s weer bij de gegeven<br />

prijsverhoudingen.<br />

De prijzen gelden per schoolboekenpakket.<br />

In elke cel is als eerste het winstbedrag van Boekhuur vermeld en als tweede het<br />

winstbedrag van Rent-A-Book.<br />

Eduboek wil minder afhankelijk zijn van Boekhuur en start een eigen verhuurbedrijf voor<br />

boekenpakketten: Rent-A-Book (RAB). RAB gaat met Boekhuur concurreren op de markt<br />

voor schoolboekenverhuur. RAB overweegt twee prijsalternatieven, zoals te zien is in bron<br />

19.<br />

Boekhuur is van de plannen op de hoogte en heroverweegt haar prijsbeleid. Zowel<br />

Boekhuur als RAB streven naar een zo hoog mogelijke winst.<br />

Gebruik bron 3 bij de vragen d en e.<br />

d<br />

e<br />

Welke prijs per pakket zal Boekhuur vragen nu RAB ook boekenpakketten verhuurt?<br />

Verklaar het antwoord.<br />

Leg uit dat in de gegeven situatie Boekhuur en RAB hun winst zouden kunnen vergroten<br />

door het maken van een prijsafspraak.<br />

Havo examen pilot 2009 eerste tijdvak opgave 6<br />

27 De supermarktoorlog is al aantal jaren bezig. Voor de eenvoud beperken we ons in deze<br />

opgave tot twee belangrijke spelers op de markt, namelijk Albert Heijn en Laurus, en<br />

noteren de resultaten (payoff) in marktaandelen. We veronderstellen daarbij dat de totale<br />

markt wordt ver<strong>deel</strong>d tussen deze twee spelers; zie de resultatenmatrix hieronder.<br />

Albert<br />

Heijn<br />

Prijs<br />

verlaging<br />

Prijs<br />

handhaving<br />

Laurus<br />

Volgen<br />

Prijs<br />

handhaving<br />

70 , 30 80 , 20<br />

60 , 40 60 , 40<br />

a<br />

Aangezien Albert Heijn de prijsverlaging begint, heeft Laurus de keuze uit “volgen” en<br />

“prijshandhaving”.<br />

Heeft Laurus een dominante strategie? Verklaar je antwoord.


c<br />

d<br />

e<br />

De supermarktoorlog is feitelijk een sequentieel spel: er is een speler die begint (hier Albert<br />

Heijn), waarna de ander (hier Laurus) reageert.<br />

Teken een spelboom van deze situatie.<br />

Oligopolisten zijn gebaat bij stabiele en hoge prijzen. Omdat er maar betrekkelijk weinig<br />

aanbieders zijn is het voor hen heel verleidelijk om concurrentiebeperkende afspraken te<br />

maken. In dit geval spreek je van kartelvorming. De afspraken kunnen betrekking hebben op<br />

de hoogte van de prijs, de grootte van de productie, de regio’s waar zij actief zijn, enz. Een<br />

kartel is dan ook gedefinieerd als een concurrentiebeperkende afspraak tussen zelfstandig<br />

blijvende bedrijven. Maar dit soort afspraken is binnen de EU verboden en de Nederlandse<br />

Mededingingsautoriteit (Nma) legt hoge boetes op aan bedrijven, die zich hieraan schuldig<br />

maken.<br />

Wat zouden Albert Heijn en Laurus doen als zich op de markt een kleine prijsvechter<br />

(nieuwkomer) zich aankondigt<br />

Reputaties hebben invloed op het verloop en de uitkomst van het spel, zeker als het gaat om<br />

een herhaald spel, waar ook “afstraffing” een rol kan gaan spelen.<br />

Leg uit op welke wijze reputaties invloed kunnen hebben op het al of niet ontstaan van<br />

prijzenoorlogen. Prijzenoorlogen zullen minder snel ontstaan in een markt waar een of<br />

meerdere ondernemingen een reputatie hebben opgebouwd dat zij prijsverlagingen van<br />

concurrenten hardnekkig zullen bevechten.<br />

Leg uit op wat voor marktvorm de Nederlandse mededingingsautoriteit de meeste van haar<br />

activiteiten verricht.<br />

28 Een boom op het plein<br />

Rond een plein zijn drie winkels gevestigd. Soms wordt er ’s nachts in deze winkels<br />

ingebroken. Een beveiligingsbedrijf speelt hierop in en heeft de drie winkeliers een offerte<br />

gestuurd voor het bewaken van het plein gedurende de nacht. Beveiliging kan worden<br />

ingehuurd voor € 700,- per maand per beveiliger. De beveiliger bewaakt, ongeacht welke<br />

winkelier hem heeft ingehuurd, het gehele plein.<br />

Een van de winkeliers, Alberts, heeft een inschatting gemaakt van het bedrag dat de<br />

winkeliers per maand zouden besparen op de kosten van de inbraak, indien het plein ’s<br />

nachts bewaakt zou worden. Hij gaat er van uit dat de twee andere winkeliers dezelfde<br />

inschatting maken. In de tabel die hij heeft gemaakt, wordt de marginale kostenbesparing<br />

weergegeven bij de inzet van steeds één beveiliger extra.<br />

Alberts wil als eerste een beslissing nemen en verwacht dat Boenders daarna beslist. Dit<br />

levert de volgende beslissingsboom op waarbij de beslissingen van Carant niet zijn<br />

weergegeven.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

De drie winkeliers in deze opgave beschikken ten aanzien van deze beslissing over dezelfde<br />

informatie.<br />

Leg aan de hand van de tabel uit waarom de beslissingen van Carant niet in de<br />

beslissingsboom zijn weergegeven.<br />

Bereken de, in de beslissingsboom ontbrekende, toename van de winst van Alberts.<br />

Leg met behulp van de beslissingsboom uit welk aantal beveiligers Alberts respectievelijk<br />

Boenders zal inhuren.<br />

Alberts besluit met zijn collega Boenders te overleggen en pakt de tabel en de<br />

beslissingsboom erbij. Boenders is het eens met de gegevens maar geeft aan zich door de<br />

voortdurende inbraken zo onveilig te voelen dat hij één beveiliger zal inhuren, ongeacht wat<br />

Alberts daarna beslist.<br />

Het toegenomen gevoel van veiligheid van Boenders komt niet in de cijfers tot uitdrukking.<br />

Geef een voor<strong>deel</strong> dat Alberts van de beslissing van Boenders heeft. Gebruik hierbij de<br />

begrippen zelfbinding en reputatieschade.<br />

Albert realiseert zich dat een afspraak tussen de drie betrokken winkeliers over collectieve<br />

beveiliging van het plein wel eens tot een veel beter resultaat zou kunnen leiden. Hij stelt<br />

voor om vijf beveiligers in te huren en de kosten te verdelen over de drie winkeliers naar rato<br />

van hun marginale kostenbesparing.<br />

Geef de onderbouwing van dit voorstel op basis van de volgende aspecten:<br />

1. de omvang van de gezamenlijke winst<br />

2. asymmetrische informatie<br />

3. free rider (= meelifters) gedrag<br />

De onderbouwing moet passen in de gegeven context. Gebruik ongeveer 75 woorden.<br />

Vwo herexamen 2010 opgave 5 (pilot)<br />

29 Eenmaal andermaal<br />

De wereldberoemde rockband A&C gaat een concert geven. Het concert vindt plaats in een<br />

stadion met een capaciteit van 30.000 toeschouwers. De totale kosten van dit concert<br />

bedragen € 1.500.000. Deze kosten moeten gezien worden als verzonken kosten.<br />

Bij een vorig concert van A&C in hetzelfde stadion waren de kaartjes bij een prijs van € 60<br />

binnen een dag geheel uitverkocht waarna er een levendige zwarthandel in de kaartjes<br />

ontstond.<br />

De leden van de rockband hebben voorgesteld de prijs van een kaartje niet te veranderen<br />

maar de kaartjes voortaan op naam te verstrekken zodat zwarthandel onmogelijk wordt. De


financieel manager van A&C vindt de daaraan verbonden transactiekosten echter veel te<br />

hoog. Hij wil daarom voor het komende concert een prijs vaststellen waarbij zwarthandel in<br />

kaartjes wordt vermeden. Bovendien wil hij voor de rockband door middel van<br />

prijsdiscriminatie een zo groot mogelijke totale winst realiseren. Hij wil die winst realiseren<br />

door de kaartjes via een eenmalige internetveiling te verkopen aan de hoogste bieders. Elke<br />

bieder kan slechts één keer een bod uitbrengen. Bij de prijsstelling van de kaartjes gaat de<br />

financieel manager van A&C uit van de onderstaande prijsafzetlijn (collectieve vraaglijn).<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Leg uit dat bij een prijs van € 100 per kaartje:<br />

− het ontstaan van zwarthandel wordt vermeden, maar<br />

− een zo groot mogelijke totale winst niet wordt gerealiseerd.<br />

Arceer in de uitwerkbijlage bij deze opgave de totale winst die A&C met het concert maakt<br />

als de mogelijkheden van prijsdiscriminatie volledig worden benut.<br />

Leg uit hoe de financieel manager van A&C met de internetveiling zijn doel denkt te<br />

bereiken.<br />

De leden van de rockband maken bezwaar tegen de internetveiling. Zij vrezen dat de fans<br />

een veiling niet zullen accepteren en dat er daardoor een berovingsprobleem kan ontstaan.<br />

De financieel manager wijst het bezwaar van de bandleden echter van de hand.<br />

Beschrijf:<br />

− de gedachtegang van de bandleden bij het ontstaan van het berovingsprobleem;<br />

− de gedachtegang van de financieel manager bij het ontkennen van het<br />

berovingsprobleem.<br />

De gedachtegangen moeten passen in de gegeven context. Gebruik ongeveer 75 woorden.<br />

30 De papiermarkt waarin Crown Van Gelder zich in bevindt, zit in een moeilijke situatie. Er is<br />

teveel capaciteit in Europa en daarbij is het ook nog zo dat China plots voor flinke vraag<br />

zorgt naar de belangrijkste ingrediënt: celstof. Doe daar nog de gestegen energiekosten<br />

van 4 miljoen euro bovenop in 2007 en de conclusie is dat de cijfers over 2007 nog<br />

behoorlijk zijn.<br />

Het probleem van overcapaciteit ver<strong>deel</strong>t over meer bedrijven is dat geen enkel bedrijf wil<br />

inkrimpen omdat dit de omzet aantast, maar als elk bedrijf dat wel doet, is er toch voor<strong>deel</strong><br />

te behalen. CVG is een klein bedrijf dat zich niet direct geroepen hoeft te voelen om de afzet<br />

te minderen. De grotere bedrijven in Europa mogen de klus klaren om van de papiermarkt<br />

weer een gezonde markt te maken. De afzet in totaal kromp met 3% maar CVG wist<br />

desondanks 5% meer papier weg te zetten in de markt.<br />

http://www.goldengecko.nl/2008/02/cvg


a<br />

Lees bovenstaand bericht. Is hier sprake van het gevangenendilemma? Motiveer je<br />

antwoord.<br />

Gegeven is onderstaande matrix voor papierbedrijf A en papierbedrijf B. De getallen in de<br />

matrix geven de winstresultaten in geldeenheden weer. Het wel of niet minder produceren<br />

heeft invloed op de winstresultaten van het bedrijf.<br />

niet<br />

papierbedrijf B<br />

wel<br />

Papierbedrijf<br />

A<br />

Niet A 4 B 4 A 10 B 2<br />

Wel A 2 B 10 A 8 B 8<br />

b<br />

c<br />

Welke strategie is voor papierbedrijf A dominant.<br />

Is er sprake van een evenwichtsoplossing? Licht je antwoord toe.<br />

31 zelfbinding houdt toetreding tegen<br />

De Belgische supermarktketen Colruyt heeft al jaren plannen om de Nederlandse markt te<br />

betreden. Toch ziet zij er nu vanaf. Onderstaande bron maakt duidelijk waarom.<br />

Colruyt vecht tegen cordon sanitaire<br />

DOETINCHEM - Een belangrijke reden voor het besluit van Colruyt om zijn zoektocht naar<br />

supermarktlocaties in Nederland te staken is de enorme weerstand die het bedrijf in ons<br />

land ondervond toen het probeerde voet aan de grond te krijgen. 'Het is te opvallend. Er is<br />

een cordon sanitaire tegen Colruyt.'<br />

Wim Biesemans, financieel directeur bij Colruyt, vindt een cordon sanitaire wel erg sterk<br />

uitgedrukt, maar heeft wel het gevoel dat het bedrijf bepaald niet welkom is in Nederland.<br />

'Tegenwerking hoort erbij als een grote speler een lokale markt wil betreden. Dat zou in<br />

België ook gebeuren als bijvoorbeeld Shell hier actief wil worden. Het is part of the game en<br />

maakt het er niet gemakkelijker op.'<br />

Weerstand binnen Superunie<br />

Geert Roels, de verantwoordelijke manager voor Colruyt's Nederlandse activiteiten: 'Als er<br />

juridisch aanvechtbare praktijken waren geweest, hadden we er een zaak van gemaakt.<br />

Maar juridisch kunnen we er niets mee. Dat de markt zich tegen ons organiseert, begrijp ik.<br />

Dat gebeurt niet centraal, maar ad hoc.' En verder: 'Met name binnen Superunie is altijd al<br />

gezegd dat de leden er gezamenlijk voor zouden zorgen dat Colruyt in Nederland geen voet<br />

aan de grond krijgt. Frans Fredrix zei ooit in een interview iets in de trant van ''We hebben<br />

het Duitse spook geremd en het Belgische gevaar buiten gehouden.'' Dat zegt genoeg.<br />

Naar: Elsevier Retail, 13 juni 2008<br />

a<br />

Citeer de zin waaruit blijkt dat er hier sprake is van zelfbinding?<br />

Colruyt probeert de Nederlandse markt te betreden. Deze economische situatie kunnen we<br />

ook beschouwen als een spel.<br />

Om dit te schetsen gaan we ervan uit dat er slechts één speler is op de Nederlandse markt<br />

en dat is speler A. Mocht C (Colruyt) toetreden tot de markt dan heeft A twee opties: de<br />

markt delen met C of een prijzenoorlog starten. Mocht A een prijzenoorlog starten dan valt<br />

de winst voor beide spelers terug naar nul. De toetredingskosten voor C bedragen 10.<br />

Zie onderstaande spelboom.


c<br />

Verklaar waarom de winsten voor beide partijen niet gelijk zijn als C toetreedt en A besluit<br />

de markt te delen.<br />

Vul onderstaande pay -offmatrix in. Gebruik hiervoor de beslisboom hierboven.<br />

C<br />

Toetreden<br />

Niet toetreden<br />

A<br />

Delen<br />

Prijzenoorlog starten<br />

d<br />

e<br />

Om in deze situatie een beslissing te nemen moet de vraag worden beantwoord hoe<br />

krachtig het dreigement van A is. Of beter gezegd: hoe komt dit dreigement over op C?<br />

Gaat C hierdoor wel of niet toetreden? Of denkt C dat het dreigement van A loos alarm is.<br />

Na het correct invullen (controleer dit dus eerst) van bovenstaande pay-offmatrix kun je<br />

beslissen of C het dreigement van A serieus moet nemen of niet.<br />

Leg uit waarom C ervan uit kan gaan dat A zijn dreigement niet zal uitvoeren als C tot de<br />

markt toetreedt.<br />

Welke mogelijkheden heeft Superunie dan wel om het Belgische gevaar buiten de deur te<br />

houden? (uiteraard zonder de wetten te overtreden).<br />

32 Grote of kleine auto<br />

BMW en Mercedes Benz zijn de enige twee autofabrikanten in een land. Ieder bedrijf heeft<br />

de keuze om een grote of een kleine auto te introduceren. De opbrengsten in miljoenen<br />

euro behorende bij de vier keuze-uitkomsten zijn gegeven in de onderstaande<br />

resultatenmatrix (payoff matrix). De bedrijven moeten tegelijkertijd hun keuze maken zonder<br />

te weten wat de ander gaat doen.<br />

BMW<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Mercedes Benz<br />

Grote auto<br />

Kleine auto<br />

Grote auto 400, 400 1000, 800<br />

Kleine auto 800, 1000 500, 500<br />

Leg uit of één van de bedrijven een dominante strategie heeft.<br />

Definieer een Nash-evenwicht.<br />

Beschrijf waarom dit spel twee Nash-evenwichten kent.<br />

Stel dat BMW (1) zijn beslissing eerst neemt. Mercedes Benz (2) weet dus wat BMW doet<br />

voordat ze zelf een beslissing neemt.<br />

Geef dit dynamische spel in extensieve vorm weer (dwz in de vorm van een spelboom)<br />

Beschrijf wederom het Nash-evenwicht in dit geval? Leg uit.


33 Wel of geen reclamecampagne<br />

Twee bedrijven op een oligopolistische markt moeten een beslissing nemen over het voeren<br />

van een reclamecampagne. Ieder bedrijf moet deze beslissing op hetzelfde moment en<br />

afzonderlijk van elkaar nemen. Ze kunnen kiezen voor een dure campagne of een goedkope<br />

campagne. De matrix hieronder geeft de winst aan die de bedrijven maken in de<br />

verschillende mogelijke situaties.<br />

Bedrijf 2<br />

Dure campagne<br />

Goedkope campagne<br />

Bedrijf 1<br />

Dure campagne 100, 100 250, 75<br />

Goedkope campagne 75, 250 200, 200<br />

a<br />

b<br />

Is er voor ieder bedrijf een dominante strategie? Motiveer je antwoord.<br />

Als beide bedrijven onafhankelijk van elkaar moeten kiezen, wat zal dan de uitkomst van dit<br />

spel zijn?<br />

c Beschrijf met behulp van de begrippen zelfbinding en reputatie hoe bedrijf 1 en bedrijf 2<br />

door samen te werken beter af zijn.<br />

34 Supermarktoorlog<br />

Lees onderstaand artikel<br />

2008: Bloedbad in de supermarkt<br />

De Nederlandse supermarktketens staan na een relatief rustig 2007 weer voor een<br />

prijsoorlog. Ondernemers en deskundigen verwachten dat er slachtoffers gaan vallen,<br />

misschien al dit jaar. In de supermarktbranche houden ze wel van gespierde taal.<br />

Concurrentie op prijs heet al snel een oorlog. Alle ketens willen door de consument gezien<br />

worden als de voordeligste. Of ze dat ook echt zijn, doet er veel minder toe. Niet zo gek dus<br />

dat er aan het begin van het nieuwe jaar weer wat plaagstootjes worden uitge<strong>deel</strong>d. Zoals<br />

door Dirk van den Broek, die er deze week in advertenties fijntjes op wijst dat de<br />

prijsverschillen tussen de supermarkten weer groter worden. Ofwel, Dirk blijft goedkoop en<br />

de rest verhoogt in alle stilte de prijzen. Dat veel supermarkten de prijzen verhogen klopt. In<br />

2007 is de prijsstijging van grondstoffen versneld. Het Centraal Bureau voor de Statistiek<br />

houdt daarom rekening met verdere prijsstijgingen.<br />

Binnen de supermarktbranche wordt de zogeheten “foodinflatie” als een van de grootste<br />

bedreigingen voor dit jaar gezien. “Door de toegenomen voedselprijzen wordt alles duurder”,<br />

zegt Dirk van den Broek. “Er komt meer druk op de ketel, ook bij Albert Heijn.” Niemand wil<br />

de eerste zijn die de prijzen fors verhoogt, allemaal kijken ze naar elkaar. De advertenties<br />

van Dirk van den Broek worden in de branche dan ook niet gezien als een losse flodder. “De<br />

prijsstijging van grondstoffen explodeert en dat zet door. Iedereen in de branche is<br />

doodsbang dat deze prijsontwikkeling diens prijsimago verpest. “Geen enkele partij zit op de<br />

plek waar hij wil zitten en dat leidt tot onrust”, analyseert Frans Fredrix. Hij zwaaide deze<br />

maand af als voorzitter van inkoopcombinatie Superunie, die supermarkten<br />

vertegenwoordigt met een gezamenlijk marktaan<strong>deel</strong> van bijna dertig procent. “Je ziet het<br />

aan een Dirk van den Broek die deze week een nieuw signaal geeft. Ik verwacht ook een<br />

prijsoorlog.”<br />

Uit: FEM BUSINESS, 12 januari 2008<br />

a Waaruit blijkt de wederzijdse afhankelijkheid in bovenstaande bron ?<br />

b Beschrijf het risico dat de speler neemt die als eerste de prijzen verhoogt.<br />

c In welke situatie kan een bedrijf op een oligopolistische markt wel haar prijzen verhogen?


d<br />

Leg uit waarom de supermarktbranche niet tot een van de andere drie marktvormen kan<br />

worden gerekend. Gebruik hierbij de kenmerken van deze marktvormen.<br />

35 Lees onderstaand artikel<br />

Bouw fraudeert door na enquête<br />

Door onze redacteuren Joep Dohmen en Jos Verlaan, Rotterdam, 21 november.<br />

Aannemers zijn doorgegaan met hun illegale praktijken na de parlementaire enquête<br />

bouwfraude die eind 2002 werd afgesloten. Een dochterbedrijf van bouwconcern<br />

VolkerWessels maakte een jaar later nog verboden prijs- en werkafspraken met andere<br />

aannemers. Dat blijkt uit documenten die deze krant in bezit heeft en uit verklaringen van<br />

één van de betrokken ondernemers. Het is voor zover bekend het eerste bewijs van het<br />

voortduren van de illegale praktijken in de zogenoemde utiliteitssector.<br />

Kartelautoriteit NMa beschikt over dezelfde informatie als deze krant en bevestigt dat zij<br />

inmiddels een onderzoek is gestart. De fractie van de Partij van de Arbeid in de Tweede<br />

Kamer wil heropening van de parlementaire enquête bouwfraude.<br />

De aannemers maakten onder meer afspraken over de bouw van een kerk en woningen,<br />

een brandweerkazerne en de uitbreiding van de scholengemeenschap Prins Maurits in<br />

Middelharnis op Goeree-Overflakkee. Voor dat laatste project kwamen op 7 oktober 2003<br />

vijf bouwbedrijven bijeen, twee dagen vóór de aanbesteding. Ze bepaalden onderling wie<br />

het werk kreeg en voor welke prijs.<br />

Uit: Nrc.nl<br />

a<br />

b<br />

Uit bovenstaande bron blijkt dat binnen een oligopolie soms een bepaald marktgedrag van<br />

de verschillende spelers voordelen biedt voor de betrokkenen.<br />

Beschrijf welk marktgedrag dit is, welke voor<strong>deel</strong> dit gedrag heeft voor de betrokken<br />

partijen, welk na<strong>deel</strong> de consument hiervan heeft en op welke wijze de overheid dit gedrag<br />

aanpakt.<br />

Let op dat je op alle vier de vragen antwoord geeft.<br />

Leg met behulp van de gegevens uit bovenstaande bron uit, dat de bouwsector onmogelijk<br />

tot een van de andere drie marktvormen kan worden gerekend.<br />

36 Een dominante strategie voor Story en Privé<br />

Op de redactie van weekbladen wordt wekelijks druk vergaderd over de keuze van het<br />

omslagartikel (de eyecatcher voor de lezer). Stel dat Story en Privé, twee marktleiders in<br />

Nederland, op een bepaald moment de keuze hebben tussen het nieuws van een<br />

mysterieuze moord op een bekende Nederlander en de onverwachte vroeggeboorte van<br />

een nieuwe prins. Beide bladen hebben, naast abonnementen, een aanzienlijk <strong>deel</strong> van hun<br />

oplage beschikbaar voor de losse verkoop. Vooral voor deze losse verkoop is de wekelijkse<br />

keuze voor het omslagartikel van belang.<br />

Stel dat 30% van deze kopers geïnteresseerd is in het moordverhaal en 70% van de kopers<br />

de voorkeur geeft aan het geboorteverhaal. Deze mensen kopen het blad dat het verhaal<br />

van hun interesse op de omslag heeft. Als beide bladen dezelfde omslag hebben, krijgt elk<br />

blad de helft van de kopers.<br />

Voor Story en Privé zijn de volgende verkoopcijfers (in % van de totale losse verkoop) weer<br />

te geven.<br />

Story<br />

Privé<br />

moord<br />

geboorte<br />

moord 15,15 30,70<br />

geboorte 70,30 35,35<br />

Toelichting bij de resultatenmatrix: het eerstgenoemde getal in elke cel is de uitkomst voor<br />

Story (rijspeler)en het tweede de uitkomst voor Privé (kolomspeler).


a<br />

b<br />

c<br />

Onderzoek welke strategie voor Story dominant is.<br />

Leg uit wat de dominante strategie is voor het weekblad Privé?<br />

Verklaar dat er sprake is van een evenwicht<br />

In bovenstaand voorbeeld hadden beide partijen bij een zelfde omslagartikel de helft van de<br />

losse verkoop. In de praktijk zijn marktpartijen zelden even groot. Dat kan betekenen dat er<br />

voor één of soms voor beide partijen geen dominante strategie bestaat. Laten we<br />

bijvoorbeeld aannemen dat 60% van de potentiële kopers bij eenzelfde omslagartikel het<br />

blad Privé koopt en 40% het blad Story.<br />

De resultatenmatrix ziet er dan als volgt uit:<br />

Story<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Privé<br />

moord<br />

geboorte<br />

moord 12,18 30,70<br />

geboorte 70,30 28,42<br />

Verklaar de pay -off in de cel rechtsonder.<br />

Welk weekblad heeft nu geen dominante strategie meer? Licht het antwoord toe.<br />

Welke strategieën zorgen voor een evenwichtsoplossing? Licht je antwoord toe.<br />

37 “The battle of the sexes”<br />

Mark en Evelien willen graag een stedentrip maken. De keuze gaat tussen Rome en Parijs.<br />

De waarde die zij aan de verschillende keuzes hechten, waarbij onder andere rekening is<br />

gehouden met de kostenverschillen, staat in onderstaande resultatenmatrix:<br />

Onderzoek of hier sprake is van een Nash-evenwicht.<br />

Evelien<br />

Mark<br />

Rome<br />

Parijs<br />

Rome (3,3) (2,1)<br />

Parijs (0,0) (1,3)<br />

38 Verslagen maken<br />

Het is vrijdagmiddag. Walter en Marcel, twee leerlingen die beiden goed in het vak<br />

economie zijn, staan bij het fietsenhok nog even na te praten over een experiment dat ze bij<br />

economie in de klas hebben gedaan en waarvan het verslag (dat in tweetallen moet worden<br />

gemaakt) maandag moet worden ingeleverd. Beide leerlingen hebben een druk weekend<br />

voor de boeg (uitgaan, bijbaantje, bezoek oma, etc.). Ze stellen voor ieder een <strong>deel</strong> van het<br />

verslag voor hun rekening te nemen.<br />

Het liefst zouden ze elk meeliften op de inspanning van de ander om zo meer tijd te kunnen<br />

besteden aan leuke weekendactiviteiten en toch de schade ten aanzien van het cijfer<br />

beperkt te houden.<br />

Stel dat:<br />

* wanneer slechts een van beiden zich aan de afspraak houdt, degene die wel zijn <strong>deel</strong><br />

heeft gedaan voor het verslag het cijfer 7 haalt en dat de ander, door een vermelding<br />

daarvan in het logboek, met 2 punten gekort wordt op het cijfer;<br />

* het verslag waarschijnlijk het cijfer 9 zou opleveren als beiden hun <strong>deel</strong> van het verslag<br />

maken en maandagmorgen in een tussenuur nog even samenvoegen;<br />

* verslagen die niet tijdig worden ingeleverd, op hun school, zonder pardon met het cijfer 1<br />

worden beoor<strong>deel</strong>d.<br />

a Stel de resultatenmatrix van deze situatie (dit spel) op.(Walter rijspeler; Marcel<br />

kolomspeler).


c<br />

Geef aan wat het Nash-evenwicht is. Motiveer je antwoord met behulp van de begrippen<br />

dominante strategie en gedomineerde strategie.<br />

Onderzoek of er sprake is van een gevangenendilemma.<br />

In dezelfde klas zitten Famke en Sylvia. Famke is bijna briljant in economie, maar Sylvia<br />

vindt economie verschrikkelijk en moeilijk. Voor Famke en Sylvia ziet de pay-off matrix er als<br />

volgt uit:<br />

Famke<br />

Niet<br />

maken<br />

Wel<br />

maken<br />

Sylvia<br />

Niet<br />

maken<br />

1,1 2,8<br />

9,4 7,7<br />

Wel<br />

maken<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

.<br />

Wat kun je concluderen uit deze pay-off matrix<br />

Geef aan wat het Nash-evenwicht is<br />

Is er nu sprake van een gevangenendilemma? Licht het antwoord toe.<br />

De resultaten van het spel zijn hier alleen afhankelijk van de behaalde cijfers voor het<br />

verslag.<br />

Leg uit dat dit hierbij geen rekening is gehouden met de opofferingskosten.<br />

39 Een geloofwaardig geval van zelfbinding<br />

Soms gaat achter de ogenschijnlijk felle concurrentiestrijd tussen bedrijven in feite een<br />

(onzichtbare) kartelafspraak schuil. Wat te denken van de laagsteprijsgarantie? BCC, een<br />

gigant op de consumentenelektronicamarkt, garandeert de laagste prijs en indien de klant<br />

hetzelfde product elders goedkoper kan kopen, wordt het verschil, plus 25% van het<br />

verschil, terugbetaald. Voor een concurrent als Media Markt heeft het dus weinig zin met<br />

prijsacties te komen.<br />

Stel dat van een bepaald type MP4-speler de inkoopprijs € 100,- bedraagt en beide<br />

aanbieders (BCC en Media Markt) op dit moment het product voor € 200,- verkopen. Met<br />

Sinterklaas en Kerst in aantocht overweegt Media Markt de MP4-speler voor € 160,- aan te<br />

bieden. Ga er bij de beantwoording van de vragen vanuit dat de prijselasticiteit van de vraag<br />

naar MP4-spelers inelastisch is.<br />

a Verklaar, dat de laagsteprijsgarantie-regeling van BCC ertoe leidt dat Media Markt zijn prijs<br />

niet zal verlagen.<br />

b<br />

c<br />

Leg uit waarom BCC zijn prijs niet zal verlagen als Media Markt zijn prijs niet verlaagt.<br />

Beargumenteer de stelling dat de laagsteprijsgarantie een verkapte kartelafspraak is en dus<br />

verboden zou moeten worden door de NMa.<br />

40 Licht ontvlambaar<br />

Er zijn twee tankstations Shell en Esso in hetzelfde dorp en beide bedienen ze de lokale<br />

markt. Deze twee tankstations zijn in dit voorbeeld de spelers. Beide ondernemers kunnen<br />

zelf hun prijs PS , respectievelijk PE bepalen voor hun benzine (euro 95).<br />

De omzetten van tankstation Shell en tankstation Esso zijn afhankelijk van zowel de prijs PS<br />

als de prijs PE. Als PS lager is dan PE hebben automobilisten een voorkeur om te tanken bij<br />

Shell en zal de omzet van Shell dus hoger zijn dan die van Esso.<br />

Er wordt verondersteld dat iedere ondernemer kan kiezen tussen twee prijzen: een relatief<br />

lage prijs van € 1,- en de hoge prijs van € 1,30.<br />

In de volgende tabel worden de omzetten weergegeven die het gevolg zijn van de<br />

strategieën van Shell en Esso.


Tabel<br />

Set van strategieën omzet Shell omzet Esso<br />

PS = € 1,- PE = € 1,- € 100.000,- € 90.000,-<br />

PS = € 1,- PE = € 1,30 € 169.000,- € 65.000,-<br />

PS = € 1,30 PE = € 1,- € 65.000,- € 120.000,-<br />

PS = € 1,30 PE = € 1,30 € 104.000,- € 91.000,-<br />

a Bereken de prijselasticiteit van de vraag als Shell besluit zijn prijs te verlagen van € 1,30<br />

naar € 1,-, terwijl Esso een prijs van € 1,30 handhaaft.<br />

b Bereken, uitgaande van de situatie dat beide een prijs van €1,30 hanteren, de kruislingse<br />

elasticiteit van de vraag van Shell als Esso zijn prijs verlaagt van €1,30 naar € 1,-.<br />

c Neem de onderstaande resultatenmatrix over en vul hem in met de gegevens uit<br />

bovenstaande tabel.<br />

Pay-offmatrix<br />

Omzet Esso<br />

lage prijs<br />

hoge prijs<br />

Omzet Shell<br />

lage prijs<br />

hoge prijs<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

Onderzoek welke prijzen voor Shell en Esso een Nash-evenwicht opleveren.<br />

Verklaar met behulp van de resultatenmatrix waarom de tankstations stunten met de<br />

prijzen.<br />

Het is niet verstandig voor een speler een andere strategie te kiezen dan de strategie die<br />

leidt tot een Nash-evenwicht. Dat wil niet zeggen dat dit een gevangenendilemma is.<br />

Onderzoek of dit evenwicht een gevangenendilemma is en licht toe dat het collectieve<br />

belang niet samengaat met het individuele belang.<br />

Beschrijf met behulp van de begrippen zelfbinding en reputatie hoe Esso en Shell door<br />

samen te werken beter af zijn.<br />

41 Een arbeider is zijn loon waard<br />

Bonden kondigen stakingen bij Harvey Industry aan. Woensdag 9 april leggen medewerkers<br />

van Harvey Industry het werk neer. De actie volgt nadat eerdere onderhandelingen voor een<br />

betere cao volgens de vakbonden geen resultaat opleverden.<br />

De vakbond vindt dat het bestuur van Harvey Industry onvoldoende ingaat op de looneisen<br />

van de werknemers. "Het bestuur heeft zich zo hard als beton opgesteld", zegt de<br />

vakbondsbestuurder. Hij hoopt dat de bestuursleden uiteindelijk overstag gaan, maar durft<br />

geen uitspraak te doen over de afloop van de acties.<br />

Bewerkt artikel met als bron www.computable.nl<br />

In bovenstaand artikel is al besloten om over te gaan tot een staking. Voordat een vakbond<br />

oproept om te gaan staken, zal zij overwogen hebben of de optie om niet te gaan staken<br />

strategisch een betere keuze is. De vakbond heeft immers de keuze uit niet staken en wel<br />

staken, terwijl de werkgever de keuze heeft om wel of niet op de looneisen in te gaan.<br />

Zowel Harvey Industry als de vakbond zijn op de hoogte van de gevolgen van een gekozen<br />

strategie. De verwachte gevolgen zijn:<br />

* Als de werknemers gaan staken en de werkgevers zijn slechts bereid tot een geringe<br />

loonsverhoging (door hard onderhandelen), dan stijgt het totale loon met € 200.000 en de<br />

winst met € 400.000.


* Als de werknemers gaan staken en de werkgevers zijn daardoor bereid tot een<br />

substantiële loonsverhoging (werkgevers gaan door de knieën, slappe onderhandelaars)<br />

dan stijgt het totale loon met € 350.000 en de winst slaat om in een verlies van € 50.000.<br />

* Als de werknemers niet gaan staken en de werkgevers zijn na stevig onderhandelen van<br />

de vakbond bereid tot een substantiële loonsverhoging dan stijgt het totale loon met<br />

€ 400.000 en de winst met € 100.000.<br />

* Als de werknemers niet gaan staken en de werkgevers geven, door hard te<br />

onderhandelen, slechts een zeer geringe loonsverhoging dan stijgt het totale loon met<br />

€ 100.000 en de winst met € 650.000.<br />

a<br />

Neem onderstaande resultatenmatrix over en vul het schema in op basis van de verwachte<br />

gevolgen<br />

Harvey<br />

Industry<br />

“hard”<br />

onderhandelen<br />

“slap”<br />

onderhandelen<br />

niet staken<br />

Vakbond<br />

staken<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Onderzoek welke speler(s) een dominante strategie heeft (hebben).<br />

Heeft het feit dat de ene speler de dominante strategie van de ander kent invloed op de<br />

uitkomst van het spel. Motiveer het antwoord.<br />

Wat is voor beide spelers de beste strategie? Motiveer het antwoord.<br />

Is hier sprake van een Nash-evenwicht? Motiveer het antwoord.<br />

f<br />

g<br />

Het gevangenendilemma is een non-coöperatief spel. Dit betekent dat de spelers geen<br />

afspraken kunnen maken en ook niet kunnen onderhandelen. Het gevangenendilemma zou<br />

niet bestaan als het spel een coöperatief spel zou zijn. De gevangenen zouden in dat geval<br />

samen afspreken dat ze niet schuldig zijn en zo zou de uitkomst zwijgen/zwijgen worden.<br />

Het gevangenendilemma is ook een simultaan spel De spelers bepalen gelijktijdig hun<br />

strategie zonder te weten wat de strategie van de ander is.<br />

Naast simultane spelen bestaan er ook sequentiële spelen waarbij de ene speler zijn<br />

strategie bepaalt nadat de strategie van de ander bekend is.<br />

Kun je de cao-onderhandelingen ook als een non-coöperatief spel beschouwen? Motiveer<br />

je antwoord.<br />

Is het spel van de cao-onderhandelingen een simultaanspel of een sequentieel spel?<br />

Motiveer je antwoord.<br />

42 Loononderhandelingen in Hollywood<br />

Hollywood-schrijvers gaan staken<br />

LOS ANGELES - De vakbond van scriptschrijvers in Hollywood heeft vrijdag een staking<br />

voor onbepaalde tijd aangekondigd die maandag begint. Eerder deze week liep de huidige<br />

cao voor scenaristen af, maar over nieuwe salarisafspraken konden de vakbond en<br />

werkgevers het niet eens worden. Waarnemers vrezen dat een langdurige staking de<br />

Amerikaanse film- en televisie-industrie in zijn grootste crisis in jaren kan storten.<br />

Schrijvers en producenten in Hollywood liggen al langere tijd met elkaar in de clinch over de<br />

salarissen. Struikelblok is de harde eis van de schrijvers dat zij meer betaald willen krijgen<br />

wanneer een productie op dvd, internet of mobiele telefoon uitkomt (royalty’s). Ruim 90<br />

procent van de 12.000 leden van de vakbond “Writers Guild Of America” stemde na het<br />

stuklopen van de onderhandelingen voor een staking, als er geen eerlijke cao op tafel<br />

kwam.<br />

Een staking kan veel film- en televisieproducties lam leggen. De vorige staking van<br />

scenaristen had plaats in 1988 en duurde 22 weken. Die werkonderbreking kostte de<br />

industrie destijds ongeveer 500 miljoen dollar.


www.nu.nl, 2 november 2007<br />

Stelling: Stakingen leveren uiteindelijk per saldo meer verlies dan winst op Dit zouden beide<br />

partijen in de onderhandeling goed moeten beseffen. Dit beseffen de partijen onvoldoende<br />

en dit komt mede door een gebrek aan begrip van de speltheorie.<br />

Laten we het spel iets vereenvoudigen. Twee spelers (schrijvers en producenten) zijn aan<br />

het onderhandelen over de opbrengsten (pay -offs). Ze hebben de keuze tussen<br />

samenwerken en niet samenwerken. Schrijvers kunnen gaan staken of niet staken, de<br />

producenten kunnen de eis van de schrijvers inwilligen en dus betalen of niet betalen).<br />

Dit levert de volgende resultatenmatrix op.<br />

Producenten<br />

Schrijvers<br />

Niet staken<br />

Staken<br />

Betalen - 2 mln, 2 mln - 7 mln, 1 mln<br />

Niet betalen 2 mln, 0 mln - 5 mln, - 1 mln<br />

In pay -offmatrix 1 hebben beide spelers een verschillende dominante strategie.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Wat is de dominante strategie voor de schrijvers? Motiveer het antwoord.<br />

Wat is de dominante strategie voor de producenten? Motiveer het antwoord.<br />

Wordt er gestaakt of komen ze er samen uit? Motiveer het antwoord.<br />

Stel dat de opbrengst voor de schrijvers bij staken in werkelijkheid hoger is dan in de<br />

bovengenoemde resultatenmatrix is weergegeven, omdat ze niet hoeven in te stemmen met<br />

een compromis. De pay -offmatrix komt er dan als volgt uit te zien.<br />

Producenten<br />

Schrijvers<br />

Niet staken<br />

Staken<br />

Betalen - 2 mln, 2 mln - 7 mln, 3 mln<br />

Niet betalen 2 mln, - 2 mln - 5 mln, - 1 mln<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

Wat is de dominante strategie voor de schrijvers? Motiveer het antwoord.<br />

Wat is de dominante strategie voor de producenten? Motiveer het antwoord.<br />

Wordt er gestaakt of komen ze er samen uit? Motiveer het antwoord.<br />

Of er nu wel of niet een Nash-evenwicht is, maakt voor de uitkomst van de<br />

onderhandelingen niet uit, in beide gevallen ontstaat een staking. Een belangrijke factor bij<br />

onderhandelingen is de wetenschap dat de partijen ook in de toekomst weer met elkaar om<br />

de tafel zitten. Cao-onderhandelingen keren steeds terug en de partijen weten dat zij “tot<br />

elkaar veroor<strong>deel</strong>d” zijn. Vertrouwen in elkaar (door een reputatie op te bouwen), begrip<br />

voor elkaars positie (zelfbinding) en de ander niet helemaal willen “uitbuiten” (sociale<br />

normen) worden daarmee belangrijke zaken die op een later tijdstip vruchten zullen<br />

afwerpen.<br />

Als je de staking als een afstraffing ziet voor de studio’s heeft dit dan effect op het verloop<br />

van een cao-onderhandeling in de toekomst? Ontstaat er een andere dominante strategie?<br />

Motiveer je antwoord.<br />

43 Prijzenoorlog, een paardenmiddel?<br />

Prijzenoorlogen lijken steeds vaker het nieuws te bepalen. Maar prijsverval kent weinig<br />

winnaars, meestal alleen verliezers. De beste manier voor marketeers om een prijzenoorlog<br />

te vermijden, is die voor te zijn, meent Gérard Brockhoff (Senior adviseur bij JBR<br />

Organisatieadviseurs).


Prijzenoorlogen schijnen de laatste tijd flink te zijn toegenomen. ABN AMRO, ING en SNS<br />

vechten bijvoorbeeld om marktaan<strong>deel</strong> op de hypotheekmarkt. Dit heeft geleid tot een grote<br />

druk op de marges. HP en Dell hebben een verbeten prijsoorlog bij computers en printers<br />

ontketend, waarin HP langzaam terrein lijkt te winnen. Shell heeft juist aangekondigd de<br />

prijzenslag te stoppen nu zijn positie is verbeterd.<br />

Prijzenoorlogen worden vaak geweten aan economische malaise, onredelijke klanten of<br />

agressieve concurrenten. Maar in het algemeen zijn ondernemingen onvoldoende met de<br />

markt meegegroeid, klanten zijn vervreemd geraakt, investeringen zijn niet bijgesteld. De<br />

enige uitweg is het snoeihard bevechten van de concurrent op prijs. Dit verloopt niet zonder<br />

spaanders. Een prijzenoorlog pakt altijd het beste uit voor de machtigste speler in de keten.<br />

Lange termijn<br />

De beste manier om een prijzenoorlog te vermijden, is hem voor te zijn. Door zich te richten<br />

op een goede marktpositie op langere termijn, kunnen bedrijven hun marges veilig stellen.<br />

Bedrijven die op tijd hun producten en dienstverlening vernieuwen en blijven investeren in<br />

hun merk, voelen het prijsprobleem niet.<br />

Naar: JBR publications, november 2006<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Noem de ontwikkelingen die belangrijk en bepalend zijn geweest voor het ontstaan en<br />

voortduren van een prijzenoorlog.<br />

Leg uit waarom een prijzenoorlog het best uitpakt voor de machtigste speler.<br />

Consumenten hebben een dubbel gevoel bij prijzenoorlogen. Naast het directe voor<strong>deel</strong> zijn<br />

ze bang dat er mogelijk te weinig aanbieders op de “kleine” Nederlandse markt overblijven.<br />

Welk risico lopen consumenten hierdoor op de langere termijn? Motiveer je antwoord.<br />

De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) ziet toe op eerlijke concurrentie in<br />

Nederland. Zij handhaaft de Mededingingswet door kartels op te sporen tussen<br />

ondernemingen die bijvoorbeeld prijsafspraken maken en door ondernemingen aan te<br />

pakken die misbruik maken van een economische machtspositie.<br />

Geef een argument voor de NMa voor het toestaan van een prijzenoorlog door<br />

supermarkten. Licht je antwoord toe.<br />

Geef een argument voor de NMa tegen het toestaan van een prijzenoorlog door<br />

supermarkten. Licht je antwoord toe.


Concept 5 <strong>Toetsboek</strong> hoofdstuk 8 Samenwerken en onderhandelen (2)<br />

1 Machtsposities en belangentegenstellingen spelen bij de CAO-onderhandelingen een grote<br />

rol.<br />

a Leg uit hoe vakbonden een krappe arbeidsmarkt bij deze onderhandelingen betrekken.<br />

b Leg uit hoe werkgevers de internationale concurrentiepositie bij deze onderhandelingen<br />

kunnen betrekken.<br />

2 Loon naar werken<br />

Leraar Jansen maakte in 2002 op zijn school promotie waardoor zijn salaris op jaarbasis<br />

volgens de CAO-2002 steeg van € 40.000 naar € 45.000. In de CAO-2003 is bepaald dat<br />

alle onderwijssalarissen op jaarbasis met 5% worden verhoogd. Tijdens de CAOonderhandelingen<br />

speelden onder andere de gegevens in onderstaande tabel een rol.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Bereken met hoeveel procent het salaris van Jansen in 2003 zou zijn gestegen als dit<br />

uitsluitend zou zijn aangepast aan de inflatie in 2003.<br />

Met welke salarisontwikkeling heeft Jansen in de jaren 2002 en 2003 te maken gehad? Kies<br />

één van de onderstaande antwoorden:<br />

• alleen met prijscompensatie<br />

• alleen met prijscompensatie en incidenteel<br />

• alleen met incidenteel en initieel<br />

• met prijscompensatie en incidenteel en initieel<br />

Hieronder staan twee uitspraken over de onderwijsvacatures:<br />

uitspraak 1Op basis van de tabel kan worden geconcludeerd dat het aantal vacatures in het<br />

onderwijs in de jaren 2001-2003 is toegenomen.<br />

Uitspraak 2 De ontwikkeling van de onderwijsvacatures zal voor de onderwijsvak-bonden<br />

aanleiding zijn geweest hun looneisen voor 2003 te matigen.<br />

Geef voor elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.<br />

3 Wins<strong>tm</strong>arge industrie onder druk?<br />

De industrievakbonden stellen bij het arbeidsvoorwaardenoverleg voor een komend jaar een<br />

looneis van 3%. Deze looneis is onder andere gebaseerd op de volgende gegevens:<br />

• Stijging van de kosten van levensonderhoud 2,25%<br />

• Stijging van de arbeidsproductiviteit in de industrie 1,75%<br />

• Stijging van de verkoopprijzen in de industrie 1,40%<br />

De industriewerkgevers vinden de looneis te hoog en willen niet verder gaan dan behoud<br />

van koopkracht. Ze pleiten voor een gematigde loonontwikkeling omdat de wins<strong>tm</strong>arge (=<br />

winst per product) toch al onder druk zou staan. Daarbij verwijzen ze naar een rapport over<br />

de Nederlandse economie waarin de volgende ontwikkelingen worden gesignaleerd:<br />

• De arbeidsproductiviteitsgroei in de Nederlandse industrie blijft achter bij het landelijke<br />

gemiddelde.<br />

• De arbeidsproductiviteitsgroei in de Nederlandse industrie blijft achter bij die in de industrie<br />

in het buitenland.<br />

• Door de sterke economische groei in de Verenigde Staten van Amerika stijgt de koers van<br />

de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Is het in de tekst genoemde arbeidsvoorwaardenoverleg gericht op het bereiken van een<br />

CAO of op het bereiken van een Centraal Akkoord? Licht het antwoord toe.<br />

In het rapport over de Nederlandse economie worden drie ontwikkelingen gesignaleerd.<br />

Kies één van deze drie ontwikkelingen en beschrijf hoe daardoor de wins<strong>tm</strong>arge in de<br />

Nederlandse industrie onder druk kan komen te staan.<br />

Met hoeveel procent zullen de lonen in de industrie stijgen als de werkgevers hun zin<br />

krijgen?<br />

Zal het inwilligen van de looneis van de vakbonden leiden tot een lagere wins<strong>tm</strong>arge in de<br />

Nederlandse industrie? Verklaar het antwoord met een berekening aan de hand van de<br />

verstrekte gegevens.<br />

4 CAO-overleg: loon of werk?<br />

Bij de CAO-onderhandelingen voor een komend jaar in de industrie wordt uitgegaan van de<br />

volgende prognose:<br />

• Inflatie 2,3%<br />

• Stijging arbeidsproductiviteit in de industrie 1,8%<br />

• Stijging van de verkoopprijs in de industrie 1,5%<br />

• Aan<strong>deel</strong> van de loonkosten in de verkoopprijs in de industrie 75,0%<br />

De vakbondsleiders hebben het niet gemakkelijk. Zij staan voor het dilemma: meer loon of<br />

meer werk? Voor de achterban is een reële loonstijging belangrijk maar een sterke<br />

loonstijging kan ten koste gaan van de bedrijfswinsten en de werkgelegenheid. Uiteindelijk<br />

wordt besloten tot een looneis van 3,5%.<br />

Bij een loonstijging wordt onderscheid gemaakt tussen prijscompensatie, initiële loonstijging<br />

en incidentele loonstijging.<br />

a Is er bij een stijging van het CAO-loon met 3,5% in de gegeven situatie sprake van een<br />

initiële loonstijging? Licht het antwoord toe.<br />

De werkgevers vinden een stijging van het CAO-loon met 3,5% te fors. Zij stellen dat door<br />

een dergelijke loonstijging de wins<strong>tm</strong>arge in de industrie zal dalen.<br />

b Toon met een berekening aan dat de loonkosten per product bij de gegeven loonstijging met<br />

1,67% toenemen.<br />

c Hebben de werkgevers gelijk met de stelling dat door de gegeven loonstijging de<br />

wins<strong>tm</strong>arge in de industrie zal dalen? Licht het antwoord toe met behulp van een<br />

berekening.<br />

5 Sven is 17 jaar en werkt 9 uur per week bij een supermarkt. Een volledige baan is 36 uur.<br />

Sven krijgt € 230,40 per maand salaris. Klopt dit salaris met de wettelijke richtlijnen?<br />

Verklaar je antwoord met het artikel “wettelijk minimum(jeugd)loon” en een berekening.<br />

6 De regering besluit de uitkeringen en lonen te bevriezen. Met deze maatregel wil de<br />

regering enerzijds de economische groei bevorderen en anderzijds wil zij daarmee ook een<br />

voorbeeld stellen.<br />

a Leg uit hoe het bevriezen van lonen de economie kan helpen.<br />

b Een tegenstander van deze maatregel zegt dat daardoor de economie alleen maar<br />

verslechtert. Geef een argument dat deze tegenstander kan gebruiken.<br />

c Wat bedoelen we in dit kader met “het geven van een voorbeeld”?<br />

7 In Reeland verwacht men voor 2011 de volgende macro-economische cijfers:<br />

een stijging van de economische groei met 2%<br />

een stijging van de arbeidsproductiviteit met 1,2%<br />

een stijging van de productiecapaciteit met 1,8%<br />

een stijging van het prijspeil met 2,1%<br />

a Wat verstaan economen onder de loonruimte?


Bereken de loonruimte voor 2011.<br />

8 Lees onderstaande krantenberichten en beantwoord daarna de vragen.<br />

a<br />

b<br />

In de tekst is er sprake van een:<br />

• initiële loonstijging, • incidentele loonstijging, • prijscompensatie, • secundaire<br />

arbeidsvoorwaarde<br />

Geef voor elk van deze begrippen aan in welke zin van de tekst het begrip aan de orde is.<br />

Hoe blijkt uit de tekst dat de arbeidsmarktsituatie invloed kan hebben op de<br />

CAOonderhandelingen? Licht het antwoord toe.<br />

9 Minimumloon en werkloosheid<br />

Werkloosheid en het bestaan van een wettelijk minimumloon worden vaak met elkaar in<br />

verband gebracht. Terecht? De figuur en de tabel hieronder verschaffen daarover enige<br />

informatie.<br />

In de figuur staat op de verticale as de werkloosheid onder mensen met een lage<br />

arbeidsproductiviteit in procenten van de totale groep arbeidskrachten met een lage<br />

arbeidsproductiviteit. Op de horizontale as staat de Kaitz-index: het minimumloon in<br />

procenten van het gemiddelde loon.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Bereken de hoogte van het gemiddelde loon in euro’s in Spanje als bekend is dat het<br />

minimumloon in Nederland € 12.781 bedraagt.<br />

Een onderzoeker doet op basis van figuur 1 en tabel 1 een tweetal uitspraken:<br />

Uitspraak 1Een hoge Kaitz-index gaat samen met een relatief hoge werkloosheid onder<br />

arbeidskrachten met een lage arbeidsproductiviteit.<br />

Uitspraak 2 Het algemeen verbindend verklaren van CAO’s kan, bij een gelijk minimumloon,<br />

leiden tot een relatief lage Kaitz-index.<br />

Leg uit hoe een verhoging van het minimumloon kan leiden tot meer werkloosheid onder<br />

arbeidskrachten met een lage arbeidsproductiviteit.<br />

Is uitspraak 1 juist, op basis van de verstrekte gegevens? Licht het antwoord toe.<br />

Geef een verklaring voor het in uitspraak 2 gegeven verband.<br />

(Vwo totaalvak 2003-I-2)<br />

10 Min of meer<br />

In Nederland is in 1969 het wettelijke minimumloon (wml) ingevoerd, dat mensen die werken<br />

een basisinkomen garandeert. De hoogte van het wml wordt sindsdien twee keer per jaar<br />

aangepast aan de gemiddelde loonontwikkeling van de cao-lonen. Ook is het wml<br />

uitgangspunt voor het bepalen van de hoogte van enkele sociale uitkeringen.<br />

Een politieke partij is voorstander van het liberaliseren van de arbeidsmarkt en stelt voor het<br />

wml af te schaffen. Dit voorstel moet gezien worden in het kader van de economische<br />

situatie in Nederland in 2007.<br />

Op 1 januari 2007 bedraagt het wml in Nederland 7,55 euro bruto per uur. Nederland heeft<br />

hiermee, na Luxemburg, het hoogste wml in Europa. Van alle Nederlandse<br />

arbeidsovereenkomsten wordt 95% collectief vastgelegd in cao’s. In deze cao’s wordt<br />

afgesproken dat in de betrokken bedrijfstak het laagste loon boven het wml ligt. Het <strong>deel</strong> van<br />

de beroepsbevolking dat een inkomen heeft op of net boven het wml, is ongeveer 16<br />

procent. Slechts een klein <strong>deel</strong> van deze groep werkt fulltime. Het aantal vrouwen dat voor<br />

het wml werkt, is veel hoger dan het aantal mannen. De mensen met een wml werken vooral<br />

in de dienstverlenende sectoren.<br />

In 2007 wordt een toenemende vraag naar hoogopgeleiden verwacht bij een krappe<br />

arbeidsmarkt. De werkloosheid onder laagopgeleiden is al jaren een probleem en door<br />

technologische veranderingen en het uitbesteden van ongeschoold werk aan bedrijven in<br />

het buitenland, zal het aantal banen voor laagopgeleide werknemers verder afnemen.


Daarbij komt dat Nederland in 2007 overgaat tot vrij verkeer van arbeidskrachten uit acht<br />

nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Deze werknemers moeten hetzelfde loon en<br />

dezelfde arbeidsvoorwaarden krijgen als Nederlandse werknemers. Als er geen cao is in de<br />

bedrijfstak waar zij gaan werken, geldt voor hen als laagst mogelijke loonschaal het wml. In<br />

het verleden is gebleken dat veel werknemers uit die nieuwe lidstaten bereid zijn tegen een<br />

lager loon dan het wml te werken.<br />

a<br />

b<br />

Schrijf een betoog over de afschaffing of de handhaving van het wml. Ga hierbij uit van de<br />

situatie in Nederland in 2007, zoals blijkt uit de voorgaande informatie.<br />

In het betoog moeten de volgende onderdelen aan de orde komen.<br />

Beschrijf hoe het proces van vrije marktwerking op de arbeidsmarkt wordt beperkt door het<br />

instellen van een minimumloon.<br />

Kies daarna of je voor afschaffing of voor handhaving van het wml bent en beargumenteer<br />

je keuze aan de hand van de gevolgen voor drie van de volgende acht aspecten van de<br />

Nederlandse economie.<br />

1 personele inkomensverdeling<br />

2 structurele werkloosheid<br />

3 conjuncturele werkloosheid<br />

4 internationale concurrentiepositie<br />

5 <strong>deel</strong>name aan betaalde arbeid<br />

6 informele sector<br />

7 innovatie<br />

8 scholingsgraad beroepsbevolking<br />

Aanwijzingen<br />

− De onderdelen van het betoog moeten logisch op elkaar aansluiten.<br />

− Gebruik voor het betoog 160 woorden. Een afwijking van 30 woorden is toegestaan.<br />

11 Het EGKS-Verdrag (artikel 55) en het Verdrag tot oprichting van de Europese<br />

Gemeenschap (titel XVIII) vormen de rechtsgrond voor de werkzaamheden inzake<br />

onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van kolen en staal. Het verstrijken<br />

van het EGKS-Verdrag betekent het einde van het onderzoeksprogramma van de EGKS,<br />

maar toch is er bepaald dat de financiële reserves zullen worden gebruikt voor onderzoek in<br />

de sectoren kolen en staal in het kader van een nieuw Europees onderzoeksfonds.<br />

a Leg uit waarom juist de oprichting van de EGKS als eerste Europese<br />

samenwerkingsverband na WO-II zo sterk heeft bijgedragen aan de vrede op het Europese<br />

contingent.<br />

b Waarom zou het EGKS-Verdrag in juni 2002 opgeheven zijn?<br />

12 . zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van personen, diensten, goederen en<br />

kapitaal is gewaarborgd in overeenstemming met de Grondwet.<br />

a Op welke handel heeft het begrip “interne markt” betrekking?<br />

b Leg uit dat verschillen in BTW-tarieven en accijnzen een belemmering vormden voor de<br />

totstandkoming van de interne markt.<br />

c Wat is een grotere belemmering: verschillen in BTW-tarief of een verschil in<br />

vennootschapsbelasting? Licht je antwoord toe.<br />

d Op het gebied van vrij verkeer van personen is met het Verdrag van Amsterdam veel<br />

vooruitgang geboekt. Betekent dit dat er geen grenscontroles meer zijn?<br />

e Leg uit met een voorbeeld dat het “recht van staken” in strijd kan zijn met “vrij verkeer van<br />

goederen”.<br />

13 Werkgelegenheid in Europa<br />

Een belangrijke doelstelling van de Europese Unie (EU) is de verhoging van de<br />

levensstandaard van haar burgers. De regeringen in de EU streven in dit verband naar groei<br />

van de werkgelegenheid. Dat lukt in het ene land beter dan in het andere. De onderstaande<br />

figuur brengt dat in beeld. De percentages hebben betrekking op het einde van het jaar.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

In welk jaar of in welke jaren is de werkgelegenheid in Nederland gedaald?<br />

Komt de lijn voor de Europese Unie hoger of lager te liggen als Duitsland geen <strong>deel</strong> zou<br />

ui<strong>tm</strong>aken van de EU? Verklaar het antwoord.<br />

Bereken met hoeveel procent de werkgelegenheid in Nederland in 1998 ten opzichte van<br />

1997 meer gegroeid is dan die in de EU (in ten minste 2 decimalen).<br />

Ontwikkelingen kunnen ook zichtbaar gemaakt worden met indexcijfers.<br />

Druk de omvang van de werkgelegenheid in Nederland in de jaren 1997 en 1998 uit in een<br />

indexcijfer met 1996 als basisjaar (in ten minste 2 decimalen).<br />

14 Meedoen lijkt belangrijker dan winnen<br />

Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in 2002 een onderzoeksrapport opgesteld over de<br />

toetreding van een tiental Midden- en Oost-Europese landen (MOElanden) tot de Europese<br />

Unie (EU) in 2004. Enkele citaten, vrij naar dit rapport:<br />

“Voor Nederland zal de toetreding van de MOE-landen in 2004 leiden tot een extra afdracht<br />

aan de EU van 1 miljard euro per jaar. Ook zal hierdoor de van de EU te ontvangen<br />

structuursteun met 300 miljoen euro per jaar dalen. Anderzijds verwachten wij dat de<br />

toetreding zal leiden tot een extra groei van het bruto binnenlands product (bbp) in ons land<br />

van 0,15% per jaar.”<br />

“Vooral het gemeenschappelijke landbouwbeleid van de EU zal de gevolgen van deze<br />

toetreding ondervinden. Er zal meer concurrentie komen van de MOElanden, waar de<br />

prijzen van de landbouwproducten nu aanzienlijk lager zijn dan in de EU. Dit prijsverschil zal<br />

wel kleiner worden, doordat in de landbouwsector van deze MOE-landen fors geïnvesteerd<br />

zal moeten worden in modernisering en kwaliteitsverhoging.”


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Laat met een berekening zien of de toetreding van de MOE-landen Nederland in 2004 per<br />

saldo geld kost of oplevert.<br />

Noem, naast de geciteerde, nog een andere oorzaak waardoor het prijsverschil tussen de<br />

landbouwproducten van de EU en van de MOE-landen kleiner zal worden na de toetreding.<br />

De noodzaak tot modernisering van de landbouwsector in de MOE-landen kan afgeleid<br />

worden uit de relatief zeer lage index voor de bruto toegevoegde waarde per werkzame<br />

persoon in de landbouw.<br />

Toon aan dat deze index van 17,5 berekend kan worden op basis van de gegevens uit de<br />

tabel.<br />

Leg uit dat deze relatief zeer lage index wijst op een lage kapitaalintensiteit van de<br />

landbouwsector in de MOE-landen.<br />

Vwo herexamen 2007 opgave 5<br />

15 Melk moet<br />

In een land binnen de EU wordt de melkprijs in principe bepaald door vraag en aanbod. De<br />

overheid van dit land kan echter in de prijsvorming ingrijpen. Als daardoor overschotten<br />

ontstaan, worden deze door de overheid van dit land opgekocht.<br />

De figuur geeft de situatie op de melkmarkt in dit land weer. De overheid heeft de melkprijs<br />

vastgesteld op € 0,30 per liter. Dat is de prijs die boeren ontvangen als ze melk aan de<br />

melkfabrieken leveren of als deze door de overheid wordt opgekocht.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Als de overheid niet had ingegrepen zou de melkprijs per liter ...(1)... cent hebben bedragen.<br />

De vastgestelde prijs is daarom een ...(2)... prijs. Door dit ingrijpen van de overheid wordt<br />

het inkomen van de ...(3) ... beschermd.<br />

Wat moet in plaats van de cijfers worden ingevuld om een economisch correcte tekst te<br />

krijgen?<br />

Bij (1) 1,5 / 5 / 20 / 30 / 50<br />

bij (2) maximum / minimum<br />

bij (3) boeren / melkfabrieken / melkconsumenten<br />

Ontstaat er door het ingrijpen van de overheid een aanbodoverschot of een vraagoverschot?<br />

Verklaar het antwoord.<br />

Bereken voor welk totaalbedrag de overheid melk moet opkopen.<br />

Hieronder staan drie uitspraken over gevolgen voor de melkconsument van dit<br />

overheidsingrijpen op de melkmarkt.<br />

Uitspraak 1- Door dit overheidsingrijpen neemt het aanbod van melk af.<br />

Uitspraak 2- Door dit overheidsingrijpen kan de kwaliteit van melk niet langer gegarandeerd<br />

worden.<br />

Uitspraak 3- Door dit overheidsingrijpen wordt de melk in de winkel duurder.<br />

Geef voor elk van deze uitspraken aan of deze juist of onjuist is.<br />

16 Top ijs en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen<br />

In Italië noemt men de ijskeuken ‘il laboratori’, ofwel het laboratorium. Hieruit blijkt wel dat<br />

het creëren van een nieuwe ijssmaak een serieuze aangelegenheid is. Het was in vroeger<br />

tijden bij Italiaanse ijs-bereiders ten strengste verboden om in hun ijskeuken te komen. Zij<br />

waren namelijk bang dat de geheime receptuur, die al jaren ‘in de familie’ was, bij anderen<br />

bekend zou worden. Het geheim van lekker ijs maken begint bij de grondstoffen. Alleen de<br />

allerbeste kwaliteit is goed genoeg. Er dient altijd vers fruit, noten of chocolade gebruikt te<br />

worden van premium kwaliteit. Voor afwijkende smaken worden zogenaamde pasta’s uit<br />

Italië gebruikt. Pasta’s zijn extracten, dat wil zeggen extra sterk smakende ingedikte siropen<br />

waarbij alleen met topkwaliteit merken wordt gewerkt zoals Elenka, Lazzaris, en Pernigotti.<br />

Elenka is bijvoorbeeld een smaakstoffenfabriek gevestigd in Sicilië die een koffie-extract<br />

maakt van echte Italiaanse espresso-koffie. Niet alleen de kwaliteit van het ijs is belangrijk<br />

maar ook de kwaliteit van de leefomgeving. Leveranciers mogen alleen milieuvriendelijke<br />

producten leveren die geen belasting voor de omgeving betekenen. Er worden verder geen<br />

onnatuurlijke geur-, kleur- of smaakstoffen gebruikt. Verder moet cacao ‘slave-free’ zijn en<br />

het fruit zoveel mogelijk ‘fair-trade’.Jerry Greenfield, één van de oprichters van Ben&Jerry<br />

(ijsproducenten) stond samen met Ben Cohen vanaf het begin al voor menselijke waarden in<br />

hun bedrijf en in de samenleving. Zij vinden dat de ondernemers de mogelijkheid hebben om<br />

het verschil te maken. Met andere woorden: het gaat om ijs van een geweldige kwaliteit maar<br />

het gaat ook om maatschappelijke verantwoord ondernemen waarbij een duurzame wereld en<br />

gelijkwaardigheid van mensen de kernwoorden zijn.<br />

a Geef het verband aan tussen kwaliteit en arbeidsomstandigheden enerzijds en<br />

maatschappelijk verantwoord ondernemen anderzijds.<br />

b De kwaliteit van het ijs kan op verschillende manieren worden benaderd. Noem daarvoor een<br />

aantal voorbeelden, zoals uit het artikel blijkt.<br />

17 EUROPA ZONDER GRENZEN


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

Uit hoeveel landen bestaat de Europese Unie nu?<br />

Noem naast de Europese Commissie nog 2 organen van de Europese Unie.<br />

Maak duidelijk dat grote nationale BTW-verschillen voor sommige consumenten juist<br />

voordelig kunnen zijn bij realisatie van de interne markt.<br />

Verklaar dat het mogelijk is dat een lidstaat, die zijn BTW-tarief verlaagt, toch een hoger<br />

bedrag aan BTW-opbrengsten zal kunnen ontvangen.<br />

Waarom zullen met name multinationale ondernemingen (kunnen) profiteren van het<br />

wegvallen van de grenzen in Europa?<br />

Geef een reden waarom de relatief hoge Nederlandse collectieve lastendruk in een Europa<br />

zonder grenzen in het na<strong>deel</strong> zal (kunnen) werken voor de Nederlandse werknemer.<br />

Noem een verschil tussen een economische unie en een economische monetaire unie?<br />

18 Melk in de gierput<br />

Al vanaf het begin van de Europese samenwerking is landbouw een belangrijk onderwerp.<br />

Zo moet het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) er voor zorgen dat het aanbod van<br />

voedsel voldoende is, dat consumenten voor redelijke prijzen landbouwproducten kunnen<br />

kopen en dat boeren een behoorlijk inkomen hebben. In 1984 startte de Europese Unie (EU)<br />

met garantieprijzen: minimumprijzen met een door de EU volledig gegarandeerde afzet.<br />

Deze regeling leidde tot overschotten: ‘melkplassen’, ‘boterbergen’ en ‘graanheuvels’.<br />

Deze overschotten werden door de EU opgekocht tegen de garantieprijs en op de<br />

wereldmarkt aangeboden tegen zeer lage prijzen, waardoor ontwikkelingslanden minder<br />

goed in staat waren een betere landbouweconomie te ontwikkelen.<br />

Om de overproductie van melk tegen te gaan, heeft de EU in de jaren tachtig van de vorige<br />

eeuw nieuwe maatregelen geïntroduceerd: het productiequotum en de superheffing. De<br />

gegarandeerde afzet en de opkoopregeling van overschotten werden afgeschaft.<br />

a<br />

Leg uit hoe een systeem van garantieprijzen kan leiden tot overschotten.<br />

Stel dat op de Nederlandse markt voor koemelk in een bepaald jaar de volgende gegevens<br />

gelden:<br />

b<br />

De vraag is afkomstig van enkele zuivelcorporaties en supermarktketens, verder kortweg<br />

‘afnemers’ genoemd. Het aanbod komt van een groot aantal individuele Nederlandse<br />

melkveehouders: de producenten.<br />

De EU stelt voor Nederlandse koemelk een productiequotum vast bij een minimumprijs van<br />

20 cent per liter.<br />

Is hier sprake van een verordening of een richtlijn? Licht je antwoord toe.


c<br />

Toon met een berekening aan dat de gemiddelde omvang van het productiequotum per<br />

melkveehouder in Nederland 500.000 liter bedraagt. Gebruik bron 13<br />

De EU-maatregelen beïnvloeden de verdeling van het totale producenten- en<br />

afnemerssurplus.<br />

Gebruik bron 14.<br />

d<br />

e<br />

In welke grafiek uit bron 14 is het grijze vlak de juiste omvang van het totale<br />

producentensurplus na invoering van de minimumprijs en het productiequotum?<br />

Leg uit waarom de invoering van het productiequotum gevolgen heeft voor de omvang van<br />

het producentensurplus


.<br />

uit een krant (maart 2009):<br />

Boer zucht onder dalende prijzen<br />

Melkveehouder Van den Broek staat iedere morgen om zes uur op om zijn tachtig koeien<br />

te melken. Maar iets opschieten doet hij er niet mee. De melk gaat via de slang, die<br />

normaal is aangesloten op de melktank, rechtstreeks in de gierput. “Ik heb Campina laten<br />

weten dat ze deze maand niet hoeven te komen om de melk op te halen. Nog niet zo lang<br />

geleden was de marktprijs bijna 50 cent per liter. Nu is de prijs 18 cent en dat is heel wat<br />

minder dan de 28 cent die je per liter als superheffing moet afdragen.” Van den Broek<br />

heeft namelijk zijn melkquotum van 500.000 liter (geldig tot 1 april) al maanden geleden<br />

bereikt. Deze maand gaat ongeveer 1.800 liter per dag de gierput in.<br />

Gebruik bron 15.


f<br />

g<br />

Bereken welke aanpassing van de superheffing nodig is, zodat Van den Broek bij de<br />

gegeven marktprijs van 18 cent zijn overproductie niet meer zal dumpen in de gierput:<br />

* bereken daartoe eerst de marginale kosten van 1 liter melk;<br />

* bereken vervolgens tot welk bedrag de superheffing minimaal moet worden verlaagd.<br />

In de EU worden op dit moment de productiequota voor melk geleidelijk verruimd met het<br />

oog op het stopzetten van het stelsel van garantieprijzen, superheffing en productiequotum<br />

voor melk na 2015. Dat zou betekenen dat de vrije werking van het mark<strong>tm</strong>echanisme de<br />

prijs van melk gaat bepalen. De Europese melkveehouders zouden dan in een<br />

gevangenendilemma terecht kunnen komen, als ze allemaal hun productiecapaciteit<br />

maximaal willen benutten.<br />

Leg uit op welke manier de Europese melkveehouders in een gevangenendilemma terecht<br />

kunnen komen, als de EU na 2015 de marktregulering volledig zou stopzetten.<br />

Havo herexamen 2010 opgave 5 (pilot)<br />

19 Vóór 1 oktober 2003 was het autoproducenten toegestaan hun verkooppunten te beperken<br />

tot dealers die slechts één merk auto verkochten omdat aanvankelijk werd aangenomen dat<br />

auto's zo complex waren dat de verkoop diende te worden beperkt tot gespecialiseerde,<br />

exclusieve distributeurs. Dit exclusiviteitrecht is nu door de EU afgeschaft omdat het niet<br />

langer noodzakelijk wordt geacht. Dealers kunnen nu meerdere merken auto's verkopen.<br />

Bovendien kunnen zij zich beperken tot de verkoop van auto's, en de reparatie en het<br />

onderhoud overlaten aan andere bedrijven, of omgekeerd.<br />

a Leg uit dat door deze maatregel de concurrentie kan toenemen.<br />

b Leg uit dat de EU met deze maatregel vooral de kleinere autohandelaren wil beschermen.<br />

20 Strijd om de rente<br />

In de landen van de Economische en Monetaire Unie (EMU) ontstaat in 2007 een discussie<br />

over de ontwikkeling van de rente. Aanleiding zijn de stijgende koers van de euro ten<br />

opzichte van de Amerikaanse dollar en een oplopende inflatie.


a Bereken met hoeveel procent de koers van de euro ten opzichte van de dollar tussen 2005<br />

en 2007 is gestegen.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Leg uit dat de Europese producenten door deze koersontwikkeling afzetproblemen kunnen<br />

krijgen op de Amerikaanse markten.<br />

Leg uit dat de Europese producenten door deze koersontwikkeling afzetproblemen kunnen<br />

krijgen op de Europese markten.<br />

In juni 2007 verhoogt de Europese Centrale Bank (ECB) het belangrijkste rentetarief met<br />

een kwart procentpunt tot 4%. Omdat de inflatie in de EMU blijft stijgen, worden verdere<br />

renteverhogingen niet uitgesloten. Sommige economen zeggen dat de rentetarieven omlaag<br />

zouden moeten. Er ontstaat een debat over de gewenste richting van de verandering van de<br />

rentestand. Nicolas Sarkozy is president van Frankrijk. Zijn landgenoot Jean-Claude Trichet<br />

is president van de ECB. Sarkozy en Trichet verschillen van mening over de ontwikkeling<br />

van de rentestand die wenselijk lijkt, gelet op de economische situatie in Europa in de<br />

tweede helft van 2007. Volgens de een is een renteverhoging gewenst, volgens de ander<br />

juist een renteverlaging. Zij maken beiden een eigen persbericht, waarin ieder op zijn<br />

manier de keuze voor de verandering van de rentestand beargumenteert.<br />

Schrijf het persbericht van Sarkozy of het persbericht van Trichet.<br />

Vermeld in dit bericht wat er met de rentestand moet gebeuren.<br />

Gebruik de bronnen om het standpunt te onderbouwen.<br />

Gebruik voor het totale bericht maximaal 40 woorden.


Sarkozy en Trichet vinden allebei dat ze het gelijk aan hun kant hebben. De tekenaar van<br />

bron 7 laat beiden tegen elkaar zeggen: “U begrijpt geloof ik niet helemaal goed, wie hier<br />

eigenlijk de baas is”.<br />

e<br />

Leg uit dat Sarkozy en Trichet beiden aanspraak kunnen maken op deze uitspraak.<br />

Havo examen 2009 opgave 2, pilot<br />

21 Gulden in de uitverkoop? <br />

In de periode 1999-2002 werd de gulden vervangen door de euro. De omrekenkoers voor<br />

de conversie van gulden naar euro was al in 1998 vastgesteld op 1 gulden = 45 eurocent. In<br />

2005 kwam in Nederland een discussie op gang over de juistheid van de vastgestelde<br />

omrekenkoers. Een aantal mensen vond dat de gulden ‘in de uitverkoop’ was gedaan en<br />

eiste compensatie voor het ‘waardeverlies’ van de spaartegoeden.<br />

Het Centraal Planbureau (CPB) concludeerde dat de omrekenkoers van de gulden niet te<br />

laag was in verhouding tot de gemiddelde omrekenkoers van de valuta van de overige<br />

landen die meededen aan de introductie van de euro. Wel constateerde het CPB dat,<br />

gegeven de betalingsbalansverhoudingen, de Duitse mark voorafgaand aan de conversie<br />

was overgewaardeerd ten opzichte van de gulden.<br />

Naar aanleiding van deze discussie worden de gevolgen van een omrekenkoers van 45<br />

eurocent vergeleken met een alternatieve omrekenkoers van 50 eurocent.<br />

Een econoom doet de volgende uitspraken.<br />

Uitspraak 1 “Voor de reële binnenlandse inkomens van Nederlandse huishoudens maakt<br />

het geen verschil of een omrekenkoers van 45 eurocent of 50 eurocent gehanteerd wordt.”


a <br />

b <br />

c <br />

d <br />

Ùitspraak 2 “De vaststelling van de omrekenkoers op 45 eurocent in plaats van 50 eurocent<br />

was, zeker in combinatie met een dalende nominale rente in de Economische en Monetaire<br />

Unie, gunstig voor mensen met schulden en ongunstig voor mensen met spaargeld.”<br />

Onder welke voorwaarde is uitspraak 1 juist?<br />

Zou een keuze voor een omrekenkoers van 50 eurocent in plaats van 45 eurocent hebben<br />

geleid tot een verbetering of tot een verslechtering van de internationale concurrentiepositie<br />

van Nederland? Verklaar je antwoord.<br />

Leg uit dat overwaardering van de Duitse mark kan leiden tot inflatie in Nederland en dat dit<br />

zowel kosteninflatie alsook bestedingsinflatie kan zijn.<br />

Leg uitspraak 2 uit.<br />

Vwo herexamen 2008 opgave 2<br />

22 “Als je dan toch levensmiddelen nodig hebt, denk dan eens aan producten die met eerlijke<br />

handel verkregen zijn.” Dit stond in de folder die Kees las ter gelegenheid van de Fair-tradeweek.<br />

“Die producten smaken heerlijk en je weet dat de boeren in de ontwikkelingslanden<br />

een goede prijs krijgen.”<br />

De allerarmsten in de ontwikkelingslanden werken voornamelijk in de landbouw. Zij<br />

profiteren het meest van economische groei in hun land als de landbouwsector hard groeit.<br />

In onderstaande tabel staat aangegeven het aan<strong>deel</strong> van de drie sectoren in het nationaal<br />

inkomen van een land. Ook staat vermeld de bijdrage aan de economische groei per sector.<br />

De economische groei in dit land bedroeg 1,0%.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Bereken hoeveel de groei van de landbouwsector bedroeg.<br />

Eerlijke handel uitdrukken in een percentage van de totale wereldhandel is zinloos. Die<br />

handel komt bij lange na niet boven één procent uit. Het is beter van enkele producten de<br />

getallen te bekijken. Koffie is bijvoorbeeld zo'n product. Van de 110 miljoen verkochte<br />

zakken koffie per jaar worden er 1½ miljoen zakken koffie verkocht voor de eerlijke handel.<br />

Hoeveel procent maakt de eerlijke handel in koffie uit van de totale wereldhandel in koffie?<br />

Geef je berekening.<br />

Van nog eens 1½ miljoen zakken koffie is bekend dat de producenten geen gegarandeerde<br />

prijs krijgen, maar wel dat deze koffie onder goede arbeidsomstandigheden geproduceerd is.<br />

Daar is bijvoorbeeld geen kinderarbeid aan te pas gekomen. Kinderarbeid is slecht voor de<br />

ontwikkeling van een land. Kinderarbeid leidt steeds opnieuw tot kinderarbeid.<br />

In welke van de onderstaande regels staan de tussenstappen in een zodanige volgorde dat ze<br />

een juiste redenering vormen?<br />

1 Kinderen moeten bijdragen aan het gezinsinkomen.<br />

2 In het land kan geen hoogwaardige productie plaatsvinden.<br />

3 Het inkomen in het land is laag.<br />

4 Kinderen volgen geen onderwijs.<br />

5 De bevolking van het land bezit weinig kennis.<br />

A kinderarbeid leidt tot → 3 → 4 → 2 → 1 → 5 → kinderarbeid


B kinderarbeid leidt tot → 3 → 4 → 5 → 1 → 2 → kinderarbeid<br />

C kinderarbeid leidt tot → 4 → 1 → 2 → 3 → 5 → kinderarbeid<br />

D kinderarbeid leidt tot → 4 → 5 → 2 → 3 → 1 → kinderarbeid<br />

E kinderarbeid leidt tot → 5 → 1 → 3 → 4 → 2 → kinderarbeid<br />

F kinderarbeid leidt tot → 5 → 3 → 1 → 4 → 2 → kinderarbeid<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

Veel ontwikkelingslanden hebben een monocultuur. In Mali, Burkina Faso en Benin (landen<br />

in Afrika) leeft meer dan 50 procent van de bevolking van de katoenteelt.<br />

Waarom is een monocultuur slecht voor de economie van een land?<br />

Veel ontwikkelingslanden zitten helemaal niet te wachten op medelijden uit de rijke wereld.<br />

Hun motto is: “Geef ons eerlijke handelsvoorwaarden, geen hulp.”<br />

Waarom zijn eerlijke handelsvoorwaarden meestal beter voor een ontwikkelingsland dan<br />

hulp?<br />

In ons land is Max Havelaar een bekend voorbeeld van een organisatie die eerlijk handelen<br />

als doelstelling heeft. Daardoor is de prijs van Max Havelaar koffie in de winkel meestal<br />

hoger. Toch zijn er veel commerciële bedrijven, die in hun bedrijfsrestaurants deze duurdere<br />

koffie schenken.<br />

Geef een reden waarom een commercieel bedrijf dan voor Max Havelaar kiest.<br />

A Deze koffie laat werknemers harder werken.<br />

B Het is beter voor de gezondheid van de werknemers.<br />

C Het is goed voor het imago van het bedrijf.<br />

D Bedrijven kunnen het beter betalen dan consumenten.<br />

Max Havelaar koopt in bij kleine boeren. Max Havelaar volgt de marktprijs voor dat product<br />

en geeft daar een kleine toeslag op. Daarnaast stelt Max Havelaar voor dat product een<br />

minimumprijs vast.<br />

Waarom is die minimumprijs belangrijk voor de toekomst van de kleine boer?<br />

Eerlijke handel klinkt zo eenvoudig. Toch heeft deze manier van handel drijven niet alleen<br />

voorstanders. Tegenstanders geven het volgende argument: “De bevolking van de arme<br />

landen gaat er niet op vooruit.”<br />

Geef een verklaring voor dit argument.<br />

23 Rekenen in de file


a<br />

Noem een belasting waaraan automobilisten, in de huidige situatie, méér betalen naarmate<br />

ze de auto méér gebruiken.<br />

De voorstellen van de minister roepen uiteenlopende reacties op. Zo is de vereniging<br />

‘Groene Wielen’ gematigd positief. Zij denkt dat een kilometerheffing uiteindelijk ook<br />

bijdraagt aan het bevorderen van duurzame economische groei. In een flyer heeft Groene<br />

Wielen haar redenering samengevat. De zes onderstaande zinnen vormen samen die<br />

redenering:<br />

1 De overheid voert de voorgestelde kilometerheffing in.<br />

2 De vraag naar autobrandstoffen daalt.<br />

3 Het gebruik van de auto wordt duurder.<br />

4 De olievoorraden slinken minder snel.<br />

5 Het gebruik van de auto zal afnemen.<br />

6 Duurzame economische groei wordt bevorderd.<br />

b<br />

Maak die redenering van de vereniging Groene Wielen. Zet daartoe de bovenstaande<br />

nummers in een juiste volgorde van oorzaak en gevolg. Begin met 1.<br />

Camiel Wagenmakers is verheugd over het voorstel van de minister: invoering van een<br />

kilometerheffing op basis van milieuclassificatie (zie tabel hieronder) in combinatie met het<br />

afschaffen van de mrb en de bpm. Afhankelijk van het aantal kilometers dat automobilisten<br />

jaarlijks rijden, gaan zij na in voering van dit voorstel meer of minder betalen.


Al jaren rijdt Camiel in een Volksauto Wave met benzinemotor, gemiddeld 12.000 kilometers<br />

per jaar. Hij overweegt een nieuwe auto te kopen.<br />

c<br />

Bereken op basis van deze bronnen of het voorstel van de minister voor Camiel financieel<br />

voordelig of nadelig is, bij aanschaf en gebruik van een nieuwe auto van hetzelfde merk en<br />

type.<br />

Er zijn ook afwijzende reacties op de plannen van de minister. Hieronder volgen er twee.<br />

1 “Deze verschuiving in de belastingen en heffingen op auto’s gaat ons buitenlandse klanten<br />

kosten”, zegt Paul Pieck, eigenaar van een groot pretpark in het oosten van Nederland.<br />

2 “Slecht voor de handel in tweedehands auto’s”, aldus Jo Karmans (zie artikel hieronder).<br />

d<br />

e<br />

Verklaar het standpunt van Paul Pieck.<br />

Beschrijf de redenering van Jo Karmans, die zegt dat afschaffing van de bpm nadelig is<br />

voor de handel in tweedehands auto’s.<br />

Havo herexamen 2009 opgave 2 pilot


24 Lees het artikel de nobele manager en beantwoord dan de onderstaande vragen.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Wat versta je onder maatschappelijk verantwoord ondernemen?<br />

Geef zelf een definitie van het begrip “gedragscode”.<br />

Gedragscodes kunnen betrekking hebben op een milieuvriendelijke productie. Noem nog<br />

twee zaken waar deze codes betrekking op kunnen hebben. (Even zoeken met Google op<br />

Internet en je vindt genoeg voorbeelden).<br />

25 Maïs in de tank?<br />

In het voorjaar van 2008 stonden de onderstaande twee berichten in een krant.<br />

Bericht 1<br />

Steeds vaker komen er berichten binnen over rellen in arme landen waar voedseltekorten<br />

ontstaan. In deze landen hebben veel mensen de grootste moeite om hun dagelijkse<br />

maaltijd bij elkaar te schrapen. Nu de prijzen van voedingsgewassen sterk stijgen, wordt dit<br />

nog moeilijker. Sommige economen spreken nu van ‘agflatie’: agrarische inflatie.<br />

De gemiddelde wereldprijs (dollars per bushel) van voedingsgewassen is in de periode<br />

augustus 2007 tot en met april 2008 met 45 procent gestegen en deze stijging heeft<br />

gevolgen voor de totale kosten van levensonderhoud van alle burgers.<br />

Bericht 2


Biobrandstoffen lijken een bijdrage te kunnen leveren aan de vermindering van de<br />

milieuaantasting. Daarom heeft de Europese Unie (EU) besloten dat in 2010 meer dan 5%<br />

en in 2020 minstens 10% van alle brandstof ‘groen’ moet zijn. Van gewassen zoals maïs<br />

kan bio-ethanol gemaakt worden, ook wel biobrandstof genoemd. Deze biobrandstof wordt<br />

gemengd met benzine of diesel uit aardolie en aan de pomp verkocht. De huidige generatie<br />

auto’s kan probleemloos rijden op deze brandstof.<br />

Gebruik bron 13 en bericht 1.<br />

bron 13 prijsontwikkeling van maïs op de wereldmarkt<br />

bushel: een Engelse inhoudsmaat voor een hoeveelheid mais of tarwe<br />

bron 14 gemiddelde koers van de euro in Amerikaanse dollars<br />

a<br />

Bereken of de prijsstijging van maïs in de periode augustus 2007 – april 2008 groter dan,<br />

kleiner dan of gelijk was aan de stijging van de gemiddelde wereldprijs van<br />

voedingsgewassen.<br />

De prijs van maïs op de wereldmarkt kan veranderen door ontwikkelingen aan de vraagzijde<br />

en door ontwikkelingen aan de aanbodzijde van de markt.<br />

Ter verklaring van de sterk gestegen prijzen van maïs op de wereldmarkt worden in<br />

publicaties de volgende factoren genoemd.<br />

a Het totale oppervlak landbouwgrond voor maïs in de wereld blijkt minder toe te nemen<br />

dan gedacht.<br />

b Het gebruik van maïs voor biobrandstoffen neemt toe.<br />

c In de snel rijker wordende landen als China en India stijgen de inkomens waardoor de<br />

bevolking meer voedsel kan kopen.<br />

d Een belangrijke maïsproducent als Australië kampt met grote droogtes.<br />

e Producenten van maïs slaan hun product op omdat ze denken op termijn een hogere<br />

prijs te kunnen ontvangen.<br />

f Er wordt in de Verenigde Staten van Amerika (VS) steeds meer bio-ethanol<br />

toegevoegd aan de autobrandstof.


c<br />

Noteer voor elk van de zes bovenstaande factoren of de prijsverandering veroorzaakt wordt<br />

aan de vraagzijde of aan de aanbodzijde van de markt voor maïs.<br />

Doe het als volgt:<br />

a = ……<br />

b = ……<br />

etc.<br />

De prijsstijging van maïs heeft voor producenten en consumenten uit eurolanden minder<br />

gevolgen dan voor producenten en consumenten uit de VS.<br />

Gebruik bron 14.<br />

Leg op basis van bron 14 uit waarom producenten van biobrandstof uit eurolanden relatief<br />

minder financieel na<strong>deel</strong> hebben van de sterk stijgende prijs van maïs op de wereldmarkt<br />

dan hun concurrenten uit de VS.<br />

Gebruik bron 15 in combinatie met de berichten 1 en 2.<br />

De tekenaar vraagt in zijn cartoon aandacht voor het economisch dilemma waarin de rijke<br />

westerse landen en de arme ontwikkelingslanden verwikkeld zijn.<br />

d Beschrijf dit economisch dilemma met behulp van deze cartoon. Gebruik maximaal 50<br />

woorden.<br />

bron 15 cartoon die een verbinding legt tussen bericht 1 en bericht 2<br />

26 Doordat we steeds welvarender worden, kopen we met z’n allen steeds meer auto’s. Dat<br />

levert een aantal problemen op. De uitlaatgassen van auto’s zorgen voor het ontstaan van zure<br />

regen en het stijgend brandstofverbruik leidt tot een toenemend broeikaseffect. Een stijging<br />

van het autobezit heeft dus negatieve gevolgen voor het milieu.<br />

a Noem nog een ander negatief gevolg voor het milieu van de stijging van het aantal auto’s.<br />

b<br />

Autofabrikanten ontwikkelen motoren die minder benzine verbruiken. Een voorbeeld is de<br />

hybride auto, een auto met een combinatie van een benzinemotor en een elektromotor.<br />

Waarom ontwikkelen autofabrikanten dit soort nieuwe technieken?<br />

Autofabrikanten ontwikkelen nieuwe technieken om ……(1) ……, daardoor ……(2) …… en<br />

daardoor ……(3) ……<br />

Neem voor je antwoord bovenstaande zin over en vul drie van de vier gegeven<br />

antwoordmogelijkheden in. Je kunt kiezen uit:<br />

beter te kunnen concurreren<br />

meer winst te maken<br />

zuiniger auto’s te produceren<br />

meer werknemers aan te nemen


c<br />

d<br />

De overheid kan een subsidie geven bij de aankoop van een milieuvriendelijke auto. Dit<br />

maakt de aankoop van bijvoorbeeld de Toyota Prius aantrekkelijk. Deze auto werd gekozen<br />

tot ‘Auto van het jaar 2005’. Ondanks de hoge verkopen verwacht de directie van Toyota dat<br />

het nog tot 2007 zal duren voordat er winst kan worden behaald.<br />

Verklaar waarom er pas in 2007 winst kan worden behaald op de verkoop van de Toyota<br />

Prius.<br />

Paul van Meegeren van milieuorganisatie ‘Milieu Centraal’ zegt: “Hybride auto’s zijn de<br />

toekomst. Op korte termijn moeten we andere maatregelen nemen tegen de uitlaatgassen.”<br />

Geef een voorbeeld van een overheidsmaatregel waardoor de hoeveelheid schadelijke<br />

uitlaatgassen kan verminderen.<br />

Hybride auto’s<br />

De hybride auto die sinds 2002 in Nederland verkocht wordt, combineert de voordelen van de<br />

elektromotor met die van de benzinemotor. De auto heeft een elektromotor voor aandrijving<br />

bij lage snelheden, gecombineerd met een zeer zuinige benzinemotor. De hybride auto<br />

veroorzaakt minder luchtvervuiling en kan tot 25 procent brandstof besparen in vergelijking<br />

met een benzineauto. De auto is wel 30 procent zwaarder en 30 procent duurder om te<br />

produceren dan een vergelijkbaar model met alleen een benzinemotor. Dankzij een gehele of<br />

ge<strong>deel</strong>telijke vrijstelling van de BPM (verbruiksbelasting op auto’s) is de verkoopprijs van<br />

een hybride auto slechts 10% hoger dan die van een vergelijkbare auto. Tevens krijgt de<br />

eigenaar van een hybride auto korting op de motorrijtuigenbelasting.<br />

“Tot wel € 7.456 belastingvoor<strong>deel</strong>”, staat er in de folder van Toyota te lezen. De maximale<br />

vrijstelling BPM is echter € 3.922.<br />

e Is deze informatie in de folder een verkooppraatje of kan het kloppen wat Toyota beweert?<br />

Verklaar je antwoord.<br />

f<br />

Frank Berendsen koopt de Toyota Prius. Zijn buurman koopt een vergelijkbare middenklasse<br />

auto. Beiden rijden 15.000 km per jaar. De gemiddelde benzineprijs is € 1,20 per liter.<br />

Hoeveel bespaart Frank Berendsen op zijn benzinekosten per jaar in vergelijking met zijn<br />

buurman? Geef de berekening.<br />

27 Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken - COAOB<br />

In het landelijke overlegorgaan Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken (COAOB) vindt<br />

het overleg plaats over de arbeidsvoorwaarden voor de werknemers in de sector Openbare Bibliotheken. In deze<br />

sector werken ca. 9000 personen in dienst van ca. 130 (privaatrechtelijke) werkgevers die een (of meer)<br />

voorziening(en) van openbaar bibliotheekwerk instandhouden/beheren.


De arbeidsvoorwaarden voor deze werknemers zijn neergelegd in de Collectieve<br />

Arbeidsovereenkomst (CAO) Openbare Bibliotheken. Deze CAO wordt afgesloten door de<br />

onderstaande overleg-partners.<br />

Overlegpartners:<br />

Werkgeverszijde: • Werkgeversvereniging Openbare Bibliotheken (WOB)<br />

Werknemerszijde: • ABVAKABO FNV<br />

• CNV Publieke Zaak<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Overleggen namens de werknemers de vakbonden of de vakcentrales over een CAO? Licht je<br />

antwoord toe.<br />

Waar vindt het overleg plaats over een Centraal Akkoord?<br />

In het overleg kan gesproken worden over prijscompensatie en een initiële loonsverhoging.<br />

Wat is het verschil tussen beide?<br />

Wanneer geldt het resultaat van dit arbeidsoverleg voor iedereen die in deze branche werkt?<br />

Noem zowel voor de werknemers als voor de werkgevers in deze branche een argument<br />

waarom een CAO (voor de hele bedrijfstak) voor hen gunstig kan zijn.<br />

28 Euro legt prijsverschillen bloot<br />

In de landen waar de euro als gemeenschappelijke munt is ingevoerd, is van uniforme prijzen<br />

nog lang geen sprake. Voor dezelfde producten zijn er prijsverschillen tussen de landen van<br />

het eurogebied. Met de komst van de euro zijn die verschillen wel makkelijker af te lezen.<br />

Een belangrijke oorzaak van prijsverschillen in het eurogebied is het bestaan van verschillen<br />

in belastingsysteem. De Europese Commissie streeft onder andere naar harmonisatie van<br />

tarieven van indirecte belastingen binnen de Europese Unie (EU).<br />

a Noem een andere oorzaak van prijsverschillen tussen EU-landen voor hetzelfde product.<br />

Licht het antwoord toe.<br />

In onderstaande tabel staat van een aantal producten de consumentenprijs in een aantal EUlanden<br />

in euro’s (inclusief btw) op een bepaald moment na de invoering van de euro<br />

weergegeven.<br />

b<br />

Om prijsverschillen tussen landen te vergelijken, kan de verhouding tussen de hoogste en de<br />

laagste prijs van een product als maatstaf worden gebruikt.<br />

Bereken voor welk van de drie producten liter melk, Big Mac en blikje cola het prijsverschil<br />

volgens deze maatstaf het grootst is.


In de EU voert elk land tot nu toe zijn eigen belastingpolitiek als het gaat om<br />

vervoermiddelen. Daardoor bestaat er een verschil in de opbouw van de consumentenprijs<br />

van nieuwe personenauto’s tussen Nederland en Duitsland. Stel dat de consumentenprijs van<br />

een middenklassenauto in Nederland als volgt wordt berekend:<br />

netto-catalogusprijs<br />

belasting op personenauto’s en motorrijwielen (bpm) 28,5% +<br />

consumentenprijs exclusief btw<br />

btw 19% +<br />

consumentenprijs inclusief btw<br />

c<br />

Door het verschil in belastingtarieven kan de consumentenprijs inclusief btw van een<br />

middenklassenauto in Nederland hoger zijn dan in Duitsland, terwijl de netto-catalogusprijs<br />

in Nederland lager is dan in Duitsland.<br />

In de tabel in deze opgave ontbreekt de consumentenprijs inclusief btw van een<br />

middenklassenauto in Nederland. De netto-catalogusprijs van deze auto bedraagt € 11.498.<br />

Bereken de consumentenprijs inclusief btw van een middenklassenauto in Nederland.<br />

29 uit een krant (oktober 2003):<br />

Eindelijk akkoord<br />

Er is in de Stichting van de Arbeid een centraal akkoord voor volgend jaar gesloten.<br />

Regering, werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties zijn het daarin eens geworden<br />

over een beperking van de loonstijging. Er is onder andere afgesproken dat de cao-lonen<br />

volgend jaar met maximaal 2,5% zullen stijgen, wat minder is dan de verwachte inflatie.<br />

Deze beperking van de loonstijging kan een bijdrage leveren aan een verbetering van de<br />

concurrentiepositie van Nederland. Naast het loonniveau zijn factoren als scholingsgraad van<br />

de beroepsbevolking, klimaat en infrastructuur bepalend voor de internationale<br />

concurrentiepositie.<br />

a<br />

b<br />

Leg uit hoe een verbetering van de scholingsgraad van de beroepsbevolking van een land de<br />

concurrentiepositie van dat land kan verbeteren.<br />

In welk jaar of in welke jaren zijn de loonkosten per eenheid product in Duitsland ten<br />

opzichte van het voorafgaande jaar gedaald?


c<br />

In 2002 zijn de loonkosten per werknemer in Nederland ten opzichte van 1998 met 15%<br />

gestegen.<br />

Bereken, in 1 decimaal nauwkeurig, met hoeveel procent de arbeidsproductiviteit in<br />

Nederland in 2002 ten opzichte van 1998 is veranderd.<br />

30 Tevreden werkgevers<br />

In 2007 ontvingen de werknemers in een land een bruto cao-loon dat nominaal 0,8% hoger<br />

lag dan in 2006. Vanwege de prijsontwikkeling was er in 2007 echter sprake van een daling<br />

van het reële cao-loon (zie figuur). De werkgevers zagen in 2007 de loonkosten per<br />

werknemer ten opzichte van 2006 stijgen met 1,3%. Tegenover deze loonstijging stond in<br />

2007 een toename van de arbeidsproductiviteit per werknemer met 2% ten opzichte van 2006.<br />

De loonkosten per eenheid product daalden dus.<br />

Na afloop van de cao-onderhandelingen stonden de gezichten van de werkgevers dan ook een<br />

stuk vrolijker dan die van de werknemers.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Waaruit bestaat het verschil tussen de loonkosten per werknemer en het bruto cao-loon per<br />

werknemer?<br />

Kies een van de onderstaande antwoorden.<br />

− uit het netto-loon<br />

− uit de arbeidsproductiviteit<br />

− uit de ingehouden loonbelasting en sociale premies<br />

− uit de sociale premies die voor rekening van de werkgever komen<br />

Bereken de procentuele daling van de loonkosten per eenheid product in 2007 ten opzichte<br />

van 2006 (in ten minste 2 decimalen).<br />

Zijn er volgens de figuur een of meer jaren geweest waarin er in dit land geen inflatie was?<br />

Verklaar het antwoord.<br />

Gegeven zijn de onderstaande uitspraken.


d<br />

1 Een cao komt tot stand na onderhandelingen tussen de werknemers van een bedrijf en de<br />

leiding van dat bedrijf.<br />

2 In 2007 waren de prijzen gemiddeld 0,1% hoger dan in 2006.<br />

3 De ontwikkeling van het nominale bruto cao-loon kan er op wijzen dat de arbeidsmarkt in<br />

de jaren 2000-2003 krapper was dan in de jaren 2004-2007.<br />

Geef voor elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.<br />

31 uit een krant:<br />

Meer zit er echt niet in!<br />

Vandaag start het cao-overleg voor de 3.000 Nederlandse werknemers van internationaal<br />

handelsbedrijf De Vlam. De vakbonden houden vast aan een loonstijging van 2,5 procent.<br />

Die loonstijging komt precies overeen met de inflatie in Nederland. Voor de directie van De<br />

Vlam is die looneis onbespreekbaar. Het bedrijf heeft te maken met keiharde buitenlandse<br />

concurrentie en een tegenvallende internationale conjunctuur. Een woordvoerder van het<br />

bedrijf stelt: “Aangezien een prijsverhoging voor ons bedrijf niet tot de mogelijkheden<br />

behoort en de niet-loonkosten per product gelijk blijven, tast een loonstijging van 2,5 procent<br />

onze winst per eenheid product aan.”<br />

De loonstijging van 2,5 procent is de ...(1)... loonstijging. Bij die loonstijging zal het bruto<br />

reële loon ...(2)... zodat er sprake is van ...(3)....<br />

a Wat moet in plaats van de cijfers worden ingevuld om een economisch correcte tekst te<br />

krijgen?<br />

bij (1) nominale / reële<br />

bij (2) dalen / gelijk blijven / stijgen<br />

bij (3) een incidentele loonstijging / een initiële loonstijging / prijscompensatie<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Leg uit dat het voor De Vlam onwenselijk kan zijn de prijzen te verhogen gezien de ‘keiharde<br />

buitenlandse concurrentie’.<br />

Leg uit dat het voor De Vlam onwenselijk kan zijn de prijzen te verhogen gezien de<br />

‘tegenvallende internationale conjunctuur’.<br />

De woordvoerder van De Vlam gaat er bij zijn stelling vanuit dat de arbeidsproductiviteit in<br />

het bedrijf toeneemt met ... procent.<br />

Wat moet op de stippellijn worden ingevuld om een economisch correcte tekst te krijgen?<br />

− meer dan 2,5<br />

− minder dan 2,5<br />

− precies 2,5<br />

32 De euro wordt duur betaald<br />

b<br />

Leg uit wat Gerard bedoelt met ‘euro-inflatie’.<br />

Tanja en Gerard hebben het gevoel dat winkeliers de invoering van de euro hebben misbruikt<br />

om de prijzen te verhogen. Tanja maakt een overzicht van oude en nieuwe prijzen van een<br />

paar producten.


c<br />

Met hoeveel procent is het parkeertarief binnenstad gestegen? Laat de berekening zien.<br />

De winkelier die de croissant verkoopt heeft de prijs na de invoering van de euro verhoogd.<br />

De nieuwe prijs van € 0,99 is bewust gekozen als een vorm van prijsbeleid.<br />

Leg dit prijsbeleid uit.<br />

Gerard is gek op hamburgers. Hij bekijkt de onderstaande afbeelding uit een krant. Wat kost<br />

een Big Mac in euro's?<br />

d<br />

e<br />

Welke functie heeft geld in deze afbeelding? A rekenmiddel, B ruilmiddel of C spaarmiddel<br />

“Met de komst van de euro is het inderdaad gemakkelijker om de prijzen van een Big Mac<br />

tussen de verschillende landen te vergelijken,” zegt Gerard, “maar, wat doe ik er mee?”<br />

Noem een reden waarom het voor Gerard moeilijk is voor<strong>deel</strong> te halen uit deze<br />

prijsvergelijking.<br />

33 uit een krant (augustus 2003): Sombere toekomst bankbiljet<br />

In 2002 waren in de eurolanden meer dan 8 miljard eurobiljetten in omloop met een<br />

gezamenlijke waarde van bijna € 400 miljard. Er komen steeds meer valse eurobiljetten in<br />

omloop. In de eerste zes maanden van 2003 zijn in de eurolanden 60% meer valse<br />

eurobiljetten uit omloop gehaald dan in de eerste zes maanden van 2002. Omdat elk vals<br />

biljet er een teveel is, gaat De Nederlandsche Bank (DNB) publiek en winkeliers voorlichten<br />

over de veiligheidskenmerken van de bankbiljetten.<br />

Vanwege het risico accepteren veel winkeliers biljetten van € 500 en € 200 niet. Volgens<br />

sommige economen zal het niet lang duren voordat ook de biljetten van € 100 en € 50 niet<br />

meer algemeen geaccepteerd worden. De groei van het aantal vervalsingen zal het gebruik<br />

van pinpassen, internetbankieren en chipknip stimuleren.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Bereken het totale aantal valse eurobiljetten dat in de eerste zes maanden van 2002 uit<br />

omloop werd gehaald.<br />

Welke geldfunctie dreigen de biljetten van € 500 en € 200 volgens de tekst te verliezen?<br />

We maken onderscheid tussen de nominale en de reële waarde van geld.<br />

Hieronder staan drie uitspraken:<br />

uitspraak 1: Op biljetten en munten staat de waarde van het biljet respectievelijk de munt<br />

aangegeven.<br />

uitspraak 2: Op een biljet van € 200 komt het cijfer 200 op de voorzijde vier keer voor.<br />

uitspraak 3: In 2003 kende Nederland een inflatie van 1,4%, waardoor de koopkracht van de<br />

euro daalde.<br />

Geef voor elke uitspraak aan op welke waarde de uitspraak betrekking heeft.<br />

We maken onderscheid tussen chartaal (bankbiljetten en munten) en giraal geld<br />

(bankrekeningen). Op dit moment is de verhouding 15% chartaal en 85% giraal.<br />

Zal het aan<strong>deel</strong> van giraal geld toenemen, afnemen of gelijk blijven als er steeds meer vals<br />

geld in omloop komt? Verklaar het antwoord met behulp van de tekst. soort biljet<br />

34 (Een wat gedateerde maar nog steeds goede examen opgave)<br />

In Nederland wordt de laatste jaren regelmatig gepleit voor het verschuiven van belasting op<br />

inkomen naar belasting op consumptie. In het bijzonder wordt gedacht aan een verlaging van<br />

de loonbelasting gecombineerd met een verhoging van de omzetbelasting (belasting<br />

toegevoegde waarde: BTW). Deze verschuiving in de belastingdruk kan via een verandering<br />

van de bestedingen de productiegroei in Nederland zowel stimuleren als afremmen.<br />

a Geef voor elk van beide effecten een verklaring.<br />

b<br />

Deze verschuiving in de belastingdruk kan leiden tot substitutie (vervanging) tussen de<br />

productiefactoren in Nederland.<br />

Geef daarvoor een verklaring.<br />

Een verhoging van de Nederlandse BTW-tarieven past in het streven van de Europese Unie<br />

(EU) naar belastingharmonisatie. Dit streven is gericht op het wegnemen van ongewenste<br />

verschillen in de concurrentiepositie van bedrijven in de lidstaten van de EU. Van enkele<br />

lidstaten van de EU zijn voor een bepaald jaar in de tabel de BTW-tarieven vermeld.


c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

Denemarken kent slechts één BTW-tarief terwijl sommige andere landen drie verschillende<br />

tarieven hanteren.<br />

Noem een reden om te kiezen voor verschillende BTW-tarieven. Licht het antwoord toe.<br />

Koffie valt in Nederland onder het verlaagd BTW-tarief. Stel dat de consumentenprijs van<br />

een pak koffie in Nederland 1,80 euro is en in Denemarken 2,12 euro.<br />

Laat met behulp van een berekening zien dat na volledige harmonisatie van de BTW-tarieven<br />

de consument voor een pak koffie in beide landen evenveel betaalt.<br />

Vooral consumenten in grensstreken kunnen profiteren van verschillen in<br />

verbruiksbelastingen (BTW, accijns en dergelijke). Stel dat de benzineprijs bij de<br />

Nederlandse pomp 1,00 euro per liter is en in Duitsland 0,92 euro. Een Nederlandse<br />

automobilist overweegt om in Duitsland te gaan tanken. Hij rijdt heen met Nederlandse<br />

benzine en kan in Duitsland precies een volle tank kopen. Het benzineverbruik is 1 liter op<br />

12 kilometer. De tankinhoud van de auto bedraagt 90 liter. Met andere kosten en<br />

overwegingen houdt hij geen rekening.<br />

Bereken hoeveel kilometer deze automobilist maximaal van het Duitse tankstation mag<br />

wonen om voordeliger in Duitsland te kunnen tanken.<br />

De Nederlandse regering overweegt om de Nederlandse pomphouders in de Duitse<br />

grensstreek voor het concurrentiena<strong>deel</strong> te compenseren met een subsidie waarvan de hoogte<br />

afhankelijk is van de totale jaarafzet én de afstand tot de grens.<br />

Zal, bij gelijke afzet, de subsidie voor een pomphouder dicht bij de grens hoger of lager zijn<br />

dan de subsidie voor een pomphouder verder weg van de grens? Licht het antwoord toe.<br />

Een ander voorstel ter compensatie van het concurrentiena<strong>deel</strong> is een algemene verlaging van<br />

de Nederlandse benzine-accijns waardoor het Duits-Nederlandse prijsverschil volledig<br />

verdwijnt. De minister van financiën die het financieringstekort wil verkleinen, geeft echter<br />

de voorkeur aan de subsidieverstrekking.<br />

Verklaar het standpunt van de minister.<br />

35 Een kandidaat de maat genomen<br />

Er zijn verschillende landen die lid willen worden van de Economische en Monetaire Unie<br />

(EMU). Eén van deze landen is bezig met de overgang van een economie gebaseerd op het<br />

budge<strong>tm</strong>echanisme, naar een economie volgens de principes van de vrije markt.<br />

Om over enkele jaren te kunnen toetreden, moet deze kandidaat-lidstaat aan diverse<br />

voorwaarden voldoen:<br />

• De inflatie mag niet meer dan 1,5 procentpunt hoger zijn dan een vastgestelde<br />

referentiewaarde.<br />

• Het overheidstekort mag niet boven een vastgestelde referentiewaarde komen.<br />

• De wisselkoers van de eigen valuta in euro’s moet stabiel zijn.<br />

• Er moet (uiteindelijk) sprake zijn van een vrije markt economie.


Verder zijn de onderstaande gegevens bekend:<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Beschrijf een voor<strong>deel</strong> voor de huidige EMU-lidstaten van <strong>deel</strong>name van andere landen aan<br />

de EMU.<br />

Toon met behulp van de tabel aan dat dit land mogelijk problemen zal hebben met de<br />

voorwaarde ten aanzien van de wisselkoers van de eigen valuta.<br />

Het risico bestaat dat dit land in 2003 niet kan voldoen aan de EMU voorwaarde met<br />

betrekking tot de inflatie. Verder geldt in het algemeen dat de overgang naar een vrije markt<br />

economie een probleem kan veroorzaken bij het realiseren van de toetredingsvoorwaarde met<br />

betrekking tot het overheidstekort.<br />

Geef, op basis van de ontwikkeling van BBP en totale liquiditeitenmassa (geldhoeveelheid)<br />

in de tabel, een verklaring voor het mogelijke risico met betrekking tot de inflatie.<br />

Leg uit dat de overgang van een economie op basis van het budge<strong>tm</strong>echanisme naar een vrije<br />

markt economie het moeilijker kan maken om te voldoen aan de voorwaarde ten aanzien van<br />

het overheidstekort.<br />

36 Rooksignalen<br />

De belasting op sigaretten in de Europese Unie (EU) is de hoogste ter wereld. De EU kiest<br />

daar bewust voor, omdat zij het roken van sigaretten wil on<strong>tm</strong>oedigen. De EU schrijft aan de<br />

lidstaten voor dat deze belasting moet bestaan uit twee onderdelen:<br />

• een bedrag in euro’s per pakje;<br />

• een percentage van de consumentenprijs (verkoopprijs inclusief belastingen) per pakje.<br />

In het kader van de belastingharmonisatie streeft de EU er naar dat in alle lidstaten de totale<br />

belastingen ongeveer eenzelfde <strong>deel</strong> van de consumentenprijs per pakje vormen.<br />

Een zuidelijke lidstaat heeft gekozen voor een laag bedrag in euro’s en een hoog percentage<br />

van de consumentenprijs. Een noordelijke lidstaat heeft juist gekozen voor een hoog bedrag<br />

in euro’s en een laag percentage van de consumentenprijs.<br />

In de uitgangssituatie wordt de gemiddelde consumentenprijs per pakje berekend, zoals<br />

weergegeven in figuur 1.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

De EU wil het roken van sigaretten verder on<strong>tm</strong>oedigen. Veronderstel dat zij alle lidstaten<br />

voorschrijft om het bedrag in euro’s per pakje met 1 euro te verhogen. De lidstaten voeren dit<br />

voorschrift uit. Hierdoor zal in de zuidelijke lidstaat de nieuwe consumentenprijs per pakje €<br />

5,82 gaan bedragen.<br />

In de zuidelijke lidstaat is de prijselasticiteit van de vraag naar pakjes sigaretten –0,4.<br />

Worden belastingen op een pakje sigaretten gerekend tot de directe belastingen of tot de<br />

indirecte belastingen? Verklaar het antwoord.<br />

Bereken de nieuwe consumentenprijs van een pakje sigaretten in de noordelijke lidstaat.<br />

Toon met een berekening aan dat het totaal van belastingen per pakje in de zuidelijke lidstaat<br />

met 147,8% stijgt.<br />

Bereken vervolgens met hoeveel procent de totale belastingopbrengst uit pakjes sigaretten<br />

voor de overheid in de zuidelijke lidstaat zal toenemen.<br />

Leg uit dat de voorgeschreven belastingverhoging het bereiken van de nagestreefde<br />

belastingharmonisatie kan belemmeren.<br />

37 Zorgen om toetreding tot de EU<br />

In 2002 werd door de Europese Raad besloten dat een aantal landen − voor het meren<strong>deel</strong> uit<br />

Oost-Europa − mocht toetreden tot de Europese Unie. Sommige politici maakten zich<br />

ernstige zorgen over deze toetreding. De kandidaat-lidstaten voldeden namelijk nog niet<br />

allemaal aan de voorwaarden die aan deze toetreding waren gesteld. Op gebieden als<br />

bijvoorbeeld economische groei, overheidsfinanciën en prijsstabiliteit, lieten de<br />

kandidaatlidstaten nog grote verschillen zien. Voor zeven kandidaat-lidstaten zijn die<br />

verschillen in figuur 2 in beeld gebracht.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Er kan een verband gelegd worden tussen inflatie en financieringstekort: hoge inflatie → lage<br />

economische groei (volume) → hoog financieringstekort overheid.<br />

Verklaar elk van beide pijlen in het weergegeven verband tussen inflatie en<br />

financieringstekort.<br />

In welk land in figuur 2 gaat dit verband het duidelijkst op?<br />

Er kan een verband gelegd worden tussen financieringstekort en inflatie: hoog financieringstekort<br />

overheid → hoge economische groei (volume) → hoge inflatie.<br />

Verklaar elk van beide pijlen in het weergegeven verband tussen financieringstekort en<br />

inflatie.<br />

In welk land in figuur 2 gaat dit verband het duidelijkst op?<br />

38 Entreetoets voor het Britse pond<br />

Diverse landen willen toetreden tot de Economische en Monetaire Unie (EMU). Om te<br />

kunnen toetreden moeten landen aan een aantal eisen voldoen.<br />

eis 1• zo veel mogelijk vrije marktwerking op de goederenmarkt en op de arbeidsmarkt Het<br />

voldoen aan deze eis is noodzakelijk omdat bij <strong>deel</strong>name aan de EMU de centrale bank van<br />

het land geen zelfstandig rentebeleid meer kan voeren.<br />

eis 2 • convergentie (= blijvend naar elkaar toegroeien) met de lidstaten van de EMU Om te<br />

bekijken of aan deze eis wordt voldaan, worden toetredingscriteria uit het verdrag van<br />

Maastricht gehanteerd.<br />

In de tabel worden deze criteria vermeld en toegepast op het Verenigd Koninkrijk (VK).


a Leg de vermelde noodzaak van eis 1 uit, uitgaande van een situatie van laagconjunctuur in<br />

het VK.<br />

b Zal na toetreding van het VK tot de EMU de referentiewaarde van criterium c van eis 2<br />

hoger worden, gelijk blijven of lager worden? Verklaar het antwoord.<br />

c Leg uit dat het niet voldoen aan criterium d zou kunnen leiden tot conjunctuurverschillen<br />

tussen het VK en de EMU.<br />

d<br />

e<br />

Ook de wisselkoers van de munt van een toetredend land wordt kritisch bekeken. Bij<br />

toetreding tot de EMU zou de wisselkoers van het Britse pond een probleem kunnen<br />

vormen. Volgens een analist is de koers van het Britse pond in juni 2003 ruim 10% te hoog<br />

om evenwicht op de lopende rekening van de betalingsbalans met de EMU te realiseren. Hij<br />

stelt dat de koers van het Britse pond dus zal moeten dalen, voorafgaand aan Britse<br />

toetreding tot de EMU.<br />

Is er volgens deze analist sprake van een tekort of van een overschot op de lopende rekening<br />

van de betalingsbalans van het VK met de EMU? Verklaar het antwoord.<br />

Leg uit voor welk <strong>deel</strong> van de particuliere sector in het VK een koersdaling van het Britse<br />

pond de steun voor toetreding tot de EMU zou kunnen vergroten.<br />

39 De zoete smaak van protectie<br />

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid legde een groot beslag op de jaarlijkse uitgaven van<br />

de Europese Unie (EU). Voor veel landbouwproducten gold in de EU een garantieprijs, die<br />

ruim boven de wereldmarktprijs lag. Garantieprijzen leidden tot overschotproductie. De EU<br />

beperkte de productieoverschotten door producenten een jaarlijks productiequotum op te<br />

leggen. Het restant werd met steun van exportsubsidies verkocht buiten de EU op de<br />

wereldmarkt.<br />

In een zeker jaar is de garantieprijs voor suiker in de EU € 650 per ton, terwijl op dat<br />

moment de wereldmarktprijs € 345 per ton is. In figuur 3 wordt de marktsituatie in de EU<br />

geschetst.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Is de vraag naar suiker in de EU, bij de garantieprijs van € 650 per ton, prijselastisch of juist<br />

prijsinelastisch? Verklaar het antwoord met een berekening.<br />

Beschrijf twee manieren waarop de burgers in de EU meebetalen aan het landbouwbeleid.<br />

Leg uit waarom exportsubsidies nodig zijn om de overschotproductie van suiker op de<br />

wereldmarkt te kunnen afzetten.<br />

Bereken welk bedrag aan exportsubsidies de EU moet betalen in de gegeven situatie.


e<br />

De EU overweegt, onder druk van de wereldhandelsorganisatie WTO, de protectie op de<br />

suikermarkt te verminderen. Indien de EU deze protectie geheel zou afschaffen zou de<br />

wereldmarktprijs met 10 procent stijgen.<br />

Verklaar hoe door afschaffing van de Europese protectie op de suikermarkt de<br />

wereldmarktprijs voor suiker kan stijgen.<br />

40 uit een krant: <br />

Zorgen over loonstijging<br />

In 2001 stijgen de CAO-lonen met 3,5%. Dat is meer dan de 3% waar het kabinet vanuit was<br />

gegaan. In 2001 is het netto-inkomen van een modale werknemer 5% hoger dan in 2000 wat<br />

bij een inflatie van 2,5% een stijging van de koopkracht betekent. Behalve door de verhoging<br />

van de CAO-lonen komt dit ook door de verlaging van de inkomstenbelasting. Voor het<br />

modale inkomen 1) komt de gemiddelde belastingquote 2) in 2001 lager uit dan de 40% van<br />

2000. Voor de minister van financiën levert de loonontwikkeling een strop op van 0,5<br />

miljard. De werkgevers waarschuwen dat door de loonontwikkeling de exportpositie in<br />

gevaar komt.<br />

1) In 2000 bedroeg het modale inkomen bruto € 30.000. <br />

2) Belasting bestaat hier uit inkomstenbelasting plus sociale premies. <br />

a <br />

b <br />

c <br />

d <br />

Hoeveel procent bedraagt in 2001 de initiële loonstijging? <br />

Leg uit dat de meer dan verwachte stijging van de CAO-­‐lonen de minister van financiën <br />

zowel voor<strong>deel</strong> als na<strong>deel</strong> zou kunnen opleveren. <br />

Geef een verklaring voor de waarschuwing van de werkgevers met betrekking tot de <br />

exportpositie. <br />

Bereken de gemiddelde belastingquote in 2001 voor het modaal inkomen. <br />

41 Dijkdoorbraak in de polder? <br />

Het ’poldermodel’, de afspraak tussen overheid, werkgevers en werknemers om de lonen te<br />

matigen in ruil voor winst, lastenverlichting en werkgelegenheid, staat onder druk.<br />

Nederlandse werknemers willen profiteren van de hoge economische groei. Mede daardoor<br />

stijgen de loonkosten per product in Nederland sinds 1998 sneller dan die in de overige<br />

landen van de Europese Unie. Sommige economen zien daarin een bedreiging van de<br />

Nederlandse werkgelegenheid. Voor het behoud van werkgelegenheid pleiten zij voor<br />

maatregelen gericht op een vergaande verkleining van het begrotingstekort om zodoende de<br />

lasten voor het bedrijfsleven te verlagen en de bedrijfsinvesteringen te bevorderen.<br />

a Leg uit dat de overheid, juist vanwege de hoge economische groei, een bijdrage kon leveren<br />

aan loonmatiging in het bedrijfsleven.<br />

b Leg uit dat maatregelen gericht op een vergaande verkleining van het begrotingstekort op<br />

korte termijn juist kunnen leiden tot een toename van de werkloosheid.<br />

c Leg uit dat een groei van de bedrijfsinvesteringen ook een negatief effect op de<br />

werkgelegenheid kan hebben.<br />

42 In een toenemend aantal bedrijven is de arbeidstijd korter dan de bedrijfstijd. Dit wordt mede<br />

mogelijk gemaakt doordat er steeds meer in <strong>deel</strong>tijd wordt gewerkt. In veel CAO's worden<br />

hierover afspraken gemaakt.<br />

In een CAO staan primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. Voorbeelden van


a<br />

b<br />

c<br />

arbeidsvoorwaarden zijn:<br />

• mogelijkheden voor kinderopvang;<br />

• hoogte van het loon;<br />

• reiskostenvergoeding;<br />

• studiemogelijkheden in arbeidstijd.<br />

Welke van de genoemde voorbeelden worden tot de secundaire arbeidsvoorwaarden<br />

gerekend?<br />

Als er in toenemende mate in <strong>deel</strong>tijd wordt gewerkt kan dat extra kosten voor de werkgever<br />

met zich meebrengen. Deze extra kosten kunnen worden opgevangen door<br />

bedrijfstijdverlenging.<br />

Leg uit hoe verlenging van de bedrijfstijd tot lagere kosten per eenheid product kan leiden.<br />

Deeltijdarbeid vergroot de werkgelegenheid in personen. Zo steeg de werkgelegenheid in<br />

Reeland tussen 2000 en 2006 van 6.240.000 tot 6.765.000 personen. Als het aantal personen<br />

per arbeidsjaar in deze periode gelijk was gebleven, zou in 2006 de werkgelegenheid in<br />

personen 6.620.000 hebben bedragen. Een <strong>deel</strong> van de toename van de werkgelegenheid is<br />

blijkbaar te danken aan de toename van <strong>deel</strong>tijdarbeid.<br />

Bereken de toename van de werkgelegenheid in personen tussen 2000 en 2006 als gevolg<br />

van de toename van <strong>deel</strong>tijdarbeid.<br />

Bij de CAO-onderhandelingen speelt de koopkracht van de lonen een belangrijke rol.<br />

In de tabel staan enkele gegevens over de ontwikkeling van de consumentenprijzen en de<br />

lonen van werknemers bij bedrijven.<br />

jaar<br />

stijging<br />

consumentenprijzen ten<br />

opzichte van het<br />

voorafgaande jaar<br />

1999 1,1% 96,9<br />

2000 2,5% 100,0<br />

2001 3,1% 104,4<br />

2002 3,2% 108,7<br />

2003 2,6% 112,2<br />

2004 2,7% 114,7<br />

2005 2,0% 116,3<br />

index nominaal<br />

loon bij<br />

bedrijven<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Bereken hoeveel procent het nominale loon van werknemers bij bedrijven in 2004 hoger is<br />

dan in 2001 (in ten minste twee decimalen).<br />

Bereken hoeveel procent de consumentenprijzen in 2004 hoger zijn dan in 2001 (in ten<br />

minste twee decimalen).<br />

Is het reële loon van werknemers bij bedrijven in 2004 hoger of lager dan in 2001? Verklaar<br />

het antwoord.


<strong>Toetsboek</strong> hoofdstuk 9 Concept - risico en informatie (1)<br />

1 Wees verzekerd<br />

Ben en Gerda Klos hebben hun inboedel al 20 jaar verzekerd bij verzekeringsmaatschappij<br />

’Ons Huis en onze Haard’. Zij verzekerden hun inboedel destijds voor € 15.000,–. Elk jaar is<br />

het verzekerde bedrag door middel van automatische indexering aangepast. Nu zijn ze voor<br />

€ 38.000 verzekerd.<br />

Vorige maand was er een inbraak bij het gezin Klos. Een schade-expert kwam op bezoek en<br />

stelde vast dat het gezin Klos onderverzekerd was.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Hieronder staan twee mogelijke oorzaken waardoor het gezin Klos onderverzekerd was:<br />

1 inflatie;<br />

2 gezinsuitbreiding.<br />

Welke van de oorzaken kan/kunnen verklaren dat het gezin Klos onderverzekerd was?<br />

A geen van beide<br />

B alleen 1<br />

C alleen 2<br />

D beide<br />

Volgens de schade-expert bedroeg de werkelijke waarde van de inboedel vóór de inbraak €<br />

50.000,–. Bij de inbraak werd voor € 1.500,– gestolen.<br />

Welk bedrag kreeg het gezin van de verzekeringsmaatschappij uitgekeerd? Laat je<br />

berekening zien!<br />

Het gezin Klos wil niet langer onderverzekerd zijn en ontvangt van ’Ons Huis en onze<br />

Haard’ een inboedelwaardemeter.<br />

Bereken de totaal geschatte waarde van de inboedel van het gezin Klos. Vul daartoe de<br />

inboedelwaardemeter op de bijlage in.<br />

Van ’Fortuna’, een andere verzekeringsmaatschappij, krijgt het gezin informatie over de<br />

manier waarop deze maatschappij de waarde van de inboedel schat.<br />

Bereken de waarde van de inboedel met behulp van de gegevens van ’Fortuna’.


e<br />

Vader en moeder Klos ontdekken dat de waarde van de inboedel bij ’Fortuna’ op een ander<br />

bedrag uitkomt dan bij ’Ons Huis en onze Haard’. Moeder Klos berekent hoeveel het gezin<br />

bij ’Fortuna’ zou moeten betalen.<br />

Laat met een berekening zien wat voor het gezin Klos een inboedelverzekering bij ’Fortuna’<br />

in het eerste jaar zou kosten.<br />

f<br />

Voor de bepaling van de hoogte van de premie maakt ’Fortuna’ onderscheid in vijf regio’s.<br />

Noem een reden voor een verzekeringsmaatschappij om dit te doen.


2 De meeste mensen houden niet van inkomensrisico's. Gelukkig kunnen ze deze risico's<br />

verkleinen door ze te delen met anderen.<br />

a Leg uit waarom je hier kunt spreken over solidariteit.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

In moderne economieën wordt dit soort risicodeling aangeboden in de vorm van<br />

verzekeringen. Er is een goede kans dat verzekerden voor de verzekering relevante<br />

informatie kunnen verbergen. Verzekeraars en verzekerden zijn dan asymmetrisch<br />

geïnformeerd.<br />

Wat bedoelen we met verzekeraars en verzekerden zijn asymmetrisch geïnformeerd? Geef<br />

een voorbeeld van asymmetrische informatie .<br />

Asymmetrische informatie kan twee vormen aannemen. Ten eerste is het denkbaar dat<br />

mogelijke klanten hun risico beter kunnen inschatten dan de verzekeraar. Dit kan leiden tot<br />

negatieve selectie op risico:<br />

Wat zou de schrijver bedoelen met “negatieve selecie op risico”<br />

Ten tweede heeft de verzekeraar vaak geen volledige controle over het risicogedrag van de<br />

klant. In dat geval ontstaat er moreel gevaar:.<br />

Leg uit waaruit dit morele gevaar kan bestaan.<br />

In beide gevallen kan de asymmetrische informatie de optimale marktwerking verstoren, wat<br />

een reden kan zijn voor overheidsingrijpen in verzekeringsmarkten. Overheidsingrijpen<br />

geschiedt veelal door de solidariteit/verzekering verplicht te stellen.<br />

Geef een voorbeeld van een verzekering waarbij de overheid deze verplicht heeft gesteld,<br />

omdat anders de gevolgen van de schade voor de burgers onbetaalbaar zijn.<br />

3 De reisverzekering


Katja en Wendy sluiten samen een reisverzekering af op één polis. Ze nemen alleen de<br />

basisdekking inclusief geneeskundige kosten.<br />

a<br />

Hoeveel betalen Katja en Wendy in totaal aan de verzekeringsmaatschappij? Laat je<br />

berekening zien!


Katja wil haar gitaar, ter waarde van € 199, en de videocamera van haar vader, ter waarde<br />

van € 1.235, mee op reis nemen. Stel dat in Londen de gitaar en de videocamera gestolen<br />

worden.<br />

Hoeveel wordt dan door de reisverzekering vergoed? Laat je berekening zien!<br />

4 De bromfietsverzekering<br />

De hoogte van de premie die betaald moet worden voor een bromscooterverzekering is<br />

mede afhankelijk van de keuze tussen WA of WA+casco.<br />

a Wat verstaan we onder WA of WA+casco?<br />

b Noem twee andere factoren die de hoogte van deze premie kunnen bepalen.<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Jasper vindt op internet een overzicht van verschillende verzekeringen (zie hieronder). Hij<br />

vergelijkt de hoogte van de premies. Het valt hem op dat de hoogte van de premie bij de<br />

WA+cascoverzekering afhankelijk is van de cataloguswaarde van de bromscooter. Bij de<br />

WA-verzekering is dat niet het geval.<br />

Waarom is bij de WA-verzekering de hoogte van de premie niet afhankelijk van de<br />

cataloguswaarde van de bromscooter?<br />

Jasper vergelijkt de verschillende verzekeringen met elkaar. Hij kiest voor de goedkoopste<br />

WA+cascoverzekering: Paris. Na 10 maanden wordt de bromscooter van Jasper gestolen,<br />

ondanks het goedgekeurde slot.<br />

Hoe hoog is het bedrag dat Jasper uitgekeerd krijgt van de verzekeringsmaatschappij? Laat<br />

de berekening zien.<br />

Na de diefstal vraagt Jasper zich af of hij wel de juiste keuze heeft gemaakt. Zijn vriend<br />

Evert zegt: “Als ik in de informatie kijk naar de premies en de uitkeringsregels, had jij beter<br />

kunnen kiezen voor Zomerdeur.”<br />

Welke afweging maakt Evert blijkbaar, als hij de premies en de uitkeringsregels vergelijkt?


5 Verzekeringsfraude kost miljoenen<br />

De samenleving wordt op tal van manieren geconfronteerd met de gevolgen van<br />

criminaliteit. Het Verbond van Verzekeraars vertegenwoordigt een bedrijfstak met een<br />

positie midden in die samenleving. Verzekeraars zijn ervan overtuigd dat<br />

criminaliteitsbeheersing noodzakelijk is en dat een georganiseerde aanpak loont. In het<br />

bijzonder als het gaat om fiancieel-economische criminaliteit waaronder verzekeringsfraude.<br />

Voor deze aanpak heeft het Verbond in het voorjaar van 2007 het Centrum Bestrijding<br />

Verzekeringsfraude (CBV) opgericht.<br />

Fraude is een breed verspreid fenomeen. Verzekeraars worden door hun positie in de<br />

samenleving en de producten die zij aanbieden, met diverse fraudevormen geconfronteerd.<br />

Door verzekerden als het gaat om:<br />

• het claimen van niet-gestolen ski’s,<br />

• of het verstrekken van onjuiste gezondheidsgegevens bij het aangaan van een<br />

levensverzekering,<br />

• maar ook door de zorgverlener die dubbele declaraties indient,<br />

• door de schadeherstelbranche met niet uitgevoerde reparaties,<br />

• het personeel dat rekeningnummers voor schade-uitkeringen vervalst,


• of door malafi de intermediairs.<br />

Het probleem van fraude<br />

Het plegen van verzekeringsfraude geeft voor de consument en verzekeringsbranche<br />

ernstige problemen. Fraude ondermijnt het vertrouwen in de samenleving en het verhoogt<br />

onnodig de verzekeringspremies die worden berekend aan de goedwillige consument. Dat<br />

vinden verzekeraars maatschappelijk onaanvaardbaar. Daarnaast gaat het plegen van<br />

fraude ten koste van het imago, de integriteit en het rendement van de<br />

verzekeringsbranche.<br />

Bron: www.verzekeraars.nl<br />

Voor verzekeraars speelt het probleem van asymmetrische informatie een belangrijke rol.<br />

a Op welke wijze heeft een verzekeraar last van deze asymmetrische informatie?<br />

b Leg uit waarom het door de gevolgen van asymmetrische informatie voor<br />

verzekeringsmaatschappijen steeds moeilijker kan worden om nieuwe klanten te vinden.<br />

c Veel schade-verzekeringsmaatschappijen hanteren een bonus-malus systeem. Leg uit op<br />

welke wijze zo’n systeem deze fraude kan terugdringen.<br />

Bij zorgverzekeringen hanteert men vaak een premieteruggave systeem gecombineerd met<br />

een eigen risico voor de patiënt.<br />

d Welk doel wil de zorgverzekeringsmaatschappij met het premieteruggave systeem<br />

bereiken?<br />

e Welk doel heeft de eigen bijdrage in dit geheel?<br />

f Zal men zich eerder onderverzekeren of juist oververzekeren bij risico-avers gedrag?<br />

Verklaar je antwoord.<br />

6 Nieuw zorgverzekeringsstelsel<br />

15-06-2005 10:21 | Redactie politiek<br />

DEN HAAG - Op 1 januari 2006 gaat het stelsel van zorgverzekeringen op de schop. Elke Nederlander zal<br />

de gevolgen ervan aan den lijve ondervinden.<br />

BASISVERZEKERING - Ziekenfondsen en particuliere verzekeringen gaan op in een basisverzekering. De<br />

ambtenarenregelingen voor ziektekosten verdwijnen. Dat geldt ook voor de solidariteitspremies WTZ en<br />

MOOZ die particulier verzekerden nu betalen.<br />

OMVANG PAKKET - De basisverzekering omvat in grote lijnen het huidige verstrekkingenpakket van het<br />

ziekenfonds en de kortdurende geestelijke gezondheidszorg (Riagg enz.). Ook tandartskosten voor<br />

jongeren onder de achttien zal de verzekeraar vergoeden. Voor degenen die ouder zijn, gebeurt dat niet. Zij<br />

kunnen zich bijverzekeren.


ACCEPTATIEPLICHT - Private verzekeraars voeren de nieuwe Zorgverzekeringswet uit. Ze moeten<br />

iedereen accepteren. Dat is voordelig voor ouderen en chronisch zieken. Zij kunnen nu niet van<br />

verzekeraar wisselen, tenzij ze torenhoge premies gaan betalen. Elke verzekerde mag elk jaar van<br />

verzekeraar wisselen.<br />

PREMIE - Elke volwassene moet per jaar een vaste premie van ongeveer 1100 euro betalen. Dat is<br />

ongeveer de helft van de werkelijke kosten van de verzekering. De werkgever of de uitkeringsinstantie<br />

betaalt de andere helft. Kinderen tot achttien jaar zijn gratis meeverzekerd. De uiteindelijke hoogte van de<br />

premie hangt mede af van de hoogte van het eigen risico dat verzekerden kiezen. Het eigen risico bedraagt<br />

maximaal 500 euro per verzekerde.<br />

ZORGTOESLAG - Voor de lage en middeninkomens komt er een zorgtoeslag van maximaal 425 euro voor<br />

een alleenstaande en 1200 euro voor een stel. De precieze hoogte van de toeslag bepaalt het kabinet in<br />

augustus tijdens de besprekingen over de begroting voor 2006. In september ontvangen burgers een<br />

formulier van de Belastingdienst over de zorgtoeslag. Wie het formulier voor 1 november terugstuurt, krijgt<br />

vanaf december de toeslag op zijn rekening gestort.<br />

Dit artikel is overgenomen uit het R.D. van 15-juni 2005.<br />

Volgens de nieuwe regeling geldt de basisverzekering voor alle Nederlanders.<br />

a Geef aan wat de acceptatieplicht voor<br />

verzekeraars te maken heeft met averechtse<br />

selectie<br />

b Waarom worden tandartskosten in het<br />

basispakket maar vergoed tot het achttiende<br />

jaar?<br />

c Het eigen risico was in eerste instantie<br />

vrijwillig. Waar is dit eigen risico voor bedoeld<br />

(bespreek zowel de verzekeraar als de<br />

verzekerde).<br />

d Vanaf 2009 is er een verplicht eigen risico<br />

voor iedereen ter grootte van ongeveer €<br />

150,00. Waarom is dit ingevoerd.<br />

e Niet alle ziektekosten worden vergoed uit het<br />

basispakket. Sommige zaken zoals<br />

fysiotherapie en de orthodontist zijn naar<br />

keuze bij te verzekeren. Geef aan hoe een<br />

consument tot een goede keuze komt.<br />

7 Het prisonersdilemma van een solicitatiegesprek


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Leg uit dat hier sprake is van een prisonersdilemma.<br />

Op welke wijze kan de werkgever het aannamebeleid verbeteren?<br />

Leg uit dat hier sprake is van transactiekosten.<br />

Is op deze arbeidsmarkt sprake van volkomen concurrentie? Licht je antwoord toe.<br />

8 Een startende horecaondernemer heeft een goede brandverzekering (opstal en<br />

inboedelverzekering) afgesloten. Omdat hij nog niet veel winst maakt, besluit hij de<br />

noodzakelijke brandwerende aanpassingen nog een jaartje uit te stellen.<br />

a Valt dit gedrag onder “averechtse selectie” of onder “moral hazard”? Licht je antwoord toe.<br />

b Bedenk nog een eigen voorbeeld van dit type gedrag.<br />

9 Om een indruk te krijgen van de betekenis van asymmetrische informatie in het gedrag van<br />

mensen kun je de volgende drie situaties spelen of bestuderen.<br />

In het eerste situatie krijgt elke speler vijf kaarten. Deze leggen ze open op tafel. Wie de<br />

hoogste totale waarde heeft wint. Iedere speler kan zelf zijn inzet bepalen. Bij het tweede<br />

spel ontvangt iedere speler vijf kaarten, waarvan er drie open liggen en de andere twee niet.<br />

Zonder naar de omgekeerde kaarten te kijken, kunnen de spelers hun inzet bepalen, de<br />

omgekeerde kaarten draaien ze vervolgens om en de hoogste combinatie wint. Het derde<br />

spel verloopt net als het tweede behalve dat de spelers alleen hun eigen kaarten mogen<br />

bekijken. Ook hier wordt ingezet, de kaarten op tafel gelegd en de hoogste combinatie wint.<br />

a Leg uit dat in het eerste spel sprake is van volledige informatie.<br />

b<br />

c<br />

d<br />

In het eerste spel is er sprake van volledige (en perfecte) informatie. Iedereen weet alles.<br />

Wanneer we veronderstellen dat mensen meer geld prefereren boven minder geld, is het<br />

tamelijk simpel te bedenken wat er zal gebeuren: niemand zal iets inzetten en waarschijnlijk<br />

is niemand in het spel geïnteresseerd.<br />

Klopt de genoemde stelling dat “niemand iets zal inzetten”? Licht je antwoord toe.<br />

In het tweede spel is dus sprake van onvolledige informatie, maar niet van asymmetrische<br />

informatie.<br />

Leg uit waarom bij het tweede spel geen sprake is van asymmetrische informatie, maar wel<br />

van onvolledige informatie.<br />

Leg uit waarom er bij het derde spel wel sprak is van asymmetrische informatie.


. Bij het derde spel krijgen de spelers alle mogelijkheid om strategisch te werk te gaan.<br />

Omdat elke speler alleen informatie over zijn eigen kaarten heeft ontstaat er een situatie<br />

waarin men kan bluffen of misschien wel zwakte suggereren, enz.<br />

e Waarom denk jij dat veel mensen het pokerspel zo leuk vinden?<br />

10 De kunst van verzekeren <br />

Uit een krant:<br />

Een onderzoeksrapport naar de veiligheid bij Nederlanders thuis laat zien dat één op de zes<br />

Nederlandse huishoudens in de afgelopen tien jaar wel eens slachtoffer is geweest van<br />

inbraak in huis. Dat komt neer op 1.190.000 huishoudens met een gemiddelde schade van<br />

ruim 2.500 euro. Inbraak zorgt, naast financiële schade, vaak ook voor grote emotionele<br />

schade. Gelukkig neemt de laatste jaren het aantal inbraken en pogingen tot inbraak af.<br />

Els van Stratum woont in een appartement in Tilburg. Zij bezit een waardevolle collectie<br />

gouden beelden, die op 1 oktober 2008 door een taxateur gewaardeerd is op € 150.000. Els<br />

informeert bij verzekeringsmaatschappij VEA over de mogelijkheden om op haar<br />

inboedelverzekering een aanvulling te nemen voor deze kunstcollectie.<br />

Op het aanvraagformulier moet Els de waarde van de kunstcollectie aangeven. Daarnaast<br />

moet ze allerlei aanvullende informatie opgeven, zoals gezinssamenstelling, postcode,<br />

huisdieren en type woning.<br />

Op 1 januari 2009 verzekert Els haar kunstcollectie. De verzekerde waarde wordt vastgesteld<br />

op basis van de taxatie van oktober 2008.<br />

Het gevaar van averechtse selectie probeert VEA tegen te gaan door risicoselectie toe te<br />

passen.<br />

a Citeer uit de bovenstaande tekst de zin waaruit je zou kunnen afleiden dat VEA risicoselectie<br />

toepast.<br />

Gebruik bron 1 en bron 2. <br />

bron 1 uit de folder van de VEA kunstverzekering


c<br />

d<br />

Leg uit dat een onder<strong>deel</strong> van de risicoselectie die VEA toepast niet in overeenstemming is<br />

met de conclusies uit het onderzoeksrapport.<br />

Gebruik bron 1 en maak in het antwoord gebruik van paragraaf 2 en<br />

paragraaf 3.<br />

Noem twee manieren waarop VEA probeert moreel wangedrag te voorkomen en leg elke<br />

manier kort uit.<br />

Gebruik bron 1.<br />

Bereken het bedrag dat Els in het eerste verzekeringsjaar voor deze aanvullende<br />

verzekering moet betalen.<br />

Tussen oktober 2008 en juni 2009 zijn de goudprijzen fors gestegen, waardoor de<br />

beeldencollectie van Els intussen een waarde vertegenwoordigt van € 200.000. Bij VEA<br />

bestaat elk kwartaal de mogelijkheid de verzekerde waarde te laten herberekenen en indien<br />

nodig te laten aanpassen. Els heeft daarvan geen gebruik gemaakt.<br />

Op zaterdag 13 juni 2009 wordt er in het appartement van Els ingebroken en een <strong>deel</strong> van<br />

haar beeldencollectie gestolen. Els doet bij de politie aangifte van de diefstal. De waarde van<br />

de gestolen beelden wordt geschat op € 70.000.<br />

e<br />

Gebruik bron 1.<br />

Bereken de schade-uitkering die VEA zal uitbetalen.


Els stelt achteraf vast dat ze er goed aan heeft gedaan om een aanvullende verzekering af<br />

te sluiten voor haar kunstcollectie. In het algemeen twijfelen veel mensen over het nut van<br />

het afsluiten van een extra verzekering voor kostbare zaken als kunst en antiek. Weegt het<br />

risico op tegen de kosten van de verzekering?<br />

f<br />

Beantwoord deze afwegingsvraag tussen baten en kosten van een kunstverzekering, zoals<br />

Els die afsloot. Motiveer je antwoord met behulp van het krantenbericht, bron 1 en bron 2.<br />

Aanwijzingen: Geef in maximaal 50 woorden jouw standpunt weer en concretiseer het<br />

antwoord met elementen uit het voorval van Els.<br />

Havo herexamen 2010 opgave 1 (pilot)<br />

11 Transacties en taxi’s<br />

De markt voor vervoer op afroep is bepaald géén toonbeeld van volkomen concurrentie.<br />

Verder blijkt er sprake te zijn van asymmetrische informatie, omdat de taxichauffeur over<br />

veel meer kennis beschikt van routes en tarieven dan de incidentele gebruiker van een taxi<br />

op afroep. Voor deze klant is het bepalen van de prijs van een taxirit niet transparant.<br />

Daarnaast bemoeit de overheid in Nederland zich met dit <strong>deel</strong> van de taximarkt. Dat doet ze<br />

onder andere door het vaststellen van gewenste tarieven. Dit tariefstelsel is recentelijk<br />

vernieuwd, zoals hieronder in de tabel is vermeld.<br />

Oude en nieuw tariefstelsel voor taxivervoer op afroep


− Het gaat in alle gevallen om maximale bedragen; een taxi-aanbieder mag lagere tarieven<br />

rekenen.<br />

− Het wachttarief gold als de taxi tijdens de rit niet harder kon rijden dan 17 kilometer/uur of<br />

zelfs gedwongen moest stilstaan.<br />

− In het nieuwe tariefstelsel mogen de taxi-aanbieders aanvullende tarieven rekenen voor extra<br />

dienstverlening, zoals het meenemen van koffers; wat onder extra dienstverlening valt, is niet<br />

nader voorgeschreven door de overheid.<br />

a<br />

Noem een kenmerk van een markt van volkomen concurrentie, waaraan de markt voor<br />

taxivervoer op afroep volgens de gegevens niet voldoet. Licht je antwoord toe.<br />

Het nieuwe tariefstelsel voor taxivervoer op afroep leidt tot veel reacties:<br />

1. Arjen Boukema van brancheorganisatie KNV Taxi: “De wegen slibben dicht. Zo’n 85<br />

procent van onze kosten heeft te maken met de factor tijd. Waanzin dat taxi’s dit niet<br />

meer mogen doorberekenen.”<br />

2. Joop, taxichauffeur: “Dit nieuwe stelsel zal er toe leiden dat veel chauffeurs onnodig gaan<br />

omrijden.”<br />

3. Michel, taxichauffeur: “Iedereen gaat het maximum instaptarief gebruiken en dat is te<br />

hoog. Klanten schrikken zich<br />

rot en weten niet waar ze<br />

voor betalen als ze<br />

instappen.”<br />

4. Jan-Willem, klant: ”Ze zeggen<br />

dat het allemaal transparanter<br />

wordt met dat nieuwe<br />

tariefstelsel, maar dat is niet<br />

zo. Taxichauffeurs gaan voor<br />

allerlei zaken extra geld<br />

rekenen.”<br />

b<br />

c<br />

Leg uit dat de bewering van<br />

Joop te maken heeft met moral<br />

hazard.<br />

De cartoon kan gezien worden als een uitbeelding van het risico van asymmetrische<br />

informatie. Enkele reacties, zoals vermeld na vraag a gaan ook over dat risico.<br />

Kies een van deze reacties en leg uit hoe die reactie wordt uitgebeeld door de cartoon.<br />

Havo examen economie 2009 opgave 3 pilot<br />

12 Schade door bonusbeschermer?<br />

In Nederland is iedere eigenaar verplicht zijn auto te verzekeren tegen wettelijke<br />

aansprakelijkheid (WA). Deze verzekering keert uit indien de verzekerde met zijn auto<br />

schade toebrengt aan anderen. De auto-eigenaar mag zelf een maatschappij kiezen. De<br />

verzekeringsmaatschappijen bepalen onder welke voorwaarden zij iemand willen<br />

verzekeren. Autoverzekeraars hanteren een bonus-malusregeling. In bron 1 is de bonusmalusregeling<br />

van autoverzekeraar Mobielsafe opgenomen.<br />

Enkele autoverzekeraars bieden klanten die bij de maatschappij een autoverzekering<br />

hebben, een zogenaamde bonusbeschermer aan. De bonusbeschermer is een verzekering<br />

die het verlagen van de korting beperkt indien de verzekerde schade claimt. In bron 2 is de<br />

bonusbeschermer van autoverzekeraar Mobielsafe opgenomen.<br />

Janssen heeft een WA-autoverzekering bij Mobielsafe. Hij zit nu in b-m trede 18. Hij wil<br />

berekenen hoeveel hij zal besparen op zijn autoverzekering van volgend jaar als hij de<br />

bonusbeschermer neemt. Hij gaat er vanuit dat de basispremie ongewijzigd blijft en dat hij<br />

dit jaar twee schades claimt.<br />

a Bereken hoeveel procent Janssen met de bonusbeschermer kan besparen op de kosten<br />

van zijn autoverzekering van volgend jaar.


−<br />

−<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Een wezenlijk probleem van elke WA-verzekering is het bestaan van asymmetrische<br />

informatie. Een woordvoerder van het Verbond van Verzekeraars stelt in dat verband dat het<br />

in het belang van de verzekeringsbranche zou zijn als verzekeraars de bonusbeschermer<br />

niet meer zouden aanbieden. Hij heeft twee bezwaren tegen de bonusbeschermer.<br />

Ten eerste beperkt de bonus-malusregeling het probleem van asymmetrische informatie bij<br />

de autoverzekering. Door de bonusbeschermer wordt dat probleem juist weer vergroot.<br />

Ten tweede is er het gevaar van averechtse selectie, waardoor de bonusbeschermer<br />

uiteindelijk niet rendabel zal blijken te zijn.<br />

Een politieke partij wil de bonusbeschermer bij de WA-autoverzekering zelfs verbieden. Haar<br />

woordvoerster stelt in een debat in de Tweede Kamer: “De bonusbeschermer brengt de<br />

verkeersveiligheid van ons allemaal in gevaar.”<br />

Leg de gedachtegang achter het eerste bezwaar uit.<br />

Leg de gedachtegang achter het tweede bezwaar uit.<br />

Beschrijf de redenering van de politieke partij die de bonusbeschermer wil verbieden.<br />

bron 1 de bonus-malusregeling van Mobielsafe<br />

De bonus-malusregeling is een kortingsregeling waarbij schadevrije jaren leiden tot een<br />

korting op de basispremie. Bij het sluiten van de verzekering wordt de basispremie<br />

vastgesteld en de bonus-malus-trede (b-m trede) bepaald. Daarna wordt na elk<br />

verzekeringsjaar de korting/opslag op de basispremie van het volgende jaar bepaald<br />

volgens onderstaand schema. Als u voor het eerst bij ons een verzekering afsluit, kunt u, net<br />

als bij alle andere verzekeringsmaatschappijen, de bij een andere maatschappij<br />

opgebouwde bonus meenemen.


Vwo eindexamen 2010 opgave 2 (pilot)<br />

13 Liever zelfstandig<br />

De productie van bouwbedrijven is sterk afhankelijk van veranderingen van het groeitempo<br />

van de economie. Twee van deze bouwbedrijven, Construx en Mulder, worden<br />

geconfronteerd met tegenvallende resultaten als gevolg van een economische neergang.<br />

In beide bedrijven overweegt de directie een plan om zzp’ers in te zetten om daarmee de<br />

kosten in hun bedrijf beter te kunnen beheersen.<br />

a <br />

b <br />

De werknemers van beide bedrijven reageren ver<strong>deel</strong>d op het plan van de directie. Een <strong>deel</strong><br />

van hen vreest voor het verlies van hun baan en is tegen terwijl een ander <strong>deel</strong> van de<br />

werknemers juist vóór het plan is.<br />

Leg uit dat het inzetten van zzp’ers in een bedrijf kan leiden tot een stijging van de<br />

arbeidsproductiviteit.<br />

Beschrijf twee argumenten die de werknemers die vóór het plan van de directie zijn, kunnen<br />

hanteren.<br />

Een adviesbureau heeft voor beide bedrijven een overzicht gemaakt van het bedrijfsresultaat<br />

bij afzetdaling. Het bureau is daarbij uitgegaan van proportioneel variabele kosten en een<br />

gelijkblijvende verkoopprijs.


c <br />

d <br />

Bereken de procentuele winstdaling van Mulder bij 40% afzetdaling.<br />

In welke van de beide bouwbedrijven zal de directie het meest geneigd zijn tot het inzetten<br />

van zzp’ers? Licht de keuze toe.<br />

Het adviesbureau wijst in beide bedrijven de directie erop dat het laten uitvoeren van<br />

werkzaamheden, of dit nu gebeurt door werknemers of door zzp’ers, gepaard gaat met<br />

moral hazard (= het risico op moreel wangedrag). Het adviesbureau verstrekt een memo<br />

waarin het inzetten van werknemers vergeleken wordt met het inzetten van zzp’ers.<br />

In dit memo wordt de directie aangemerkt als principaal en de werknemer of zzp’er als<br />

agent. Verder wordt in dit memo ingegaan op het optreden van moral hazard en op de<br />

transactiekosten die met de keuze samenhangen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt<br />

tussen de transactiekosten die vóór het uitvoeren van de werkzaamheden gemaakt<br />

moeten worden en de transactiekosten die tijdens of na het uitvoeren van de<br />

werkzaamheden gemaakt moeten worden.


e Schrijf dit memo met daarin:<br />

∗ een uitleg van het optreden van moral hazard;<br />

* een beschrijving van het verschil in transactiekosten bij het inzetten van werknemers en bij<br />

het inzetten van zzp’ers. Geef hierbij van beide soorten transactiekosten een voorbeeld.<br />

Het memo moet passen in de gegeven context. Gebruik ongeveer 75 woorden.<br />

Vwo herexamen 2010 opgave 3 (pilot)<br />

14 De WIA bevat allerlei financiële prikkels, waarmee de overheid wil bereiken dat meer<br />

ge<strong>deel</strong>telijk arbeidsongeschikten weer aan het werk komen. Hieronder staan deze prikkels<br />

genoemd.<br />

* Werknemers worden gestimuleerd om (meer) te gaan werken, omdat het totale inkomen altijd stijgt<br />

naarmate iemand meer werkt.<br />

* Werkgevers die een ge<strong>deel</strong>telijk arbeidsgeschikte aan het werk helpen of houden, worden niet<br />

verplicht het loon door te betalen als de betrokkene binnen vijf jaar opnieuw ziek wordt (no-riskpolis).<br />

Het UWV neemt in dat geval de loondoorbetaling over.<br />

* Een werkgever krijgt korting op de premies voor de sociale verzekeringen als hij een ge<strong>deel</strong>telijk<br />

arbeidsgeschikte in dienst neemt of houdt.<br />

* De premie voor de werkgever gaat omlaag naarmate een ge<strong>deel</strong>telijk arbeidsgeschikte werknemer<br />

meer werkt, maar de premie kan ook stijgen als iemand juist minder gaat werken.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Welke “prikkel” is gunstig voor mensen met een ziekteverleden. Verklaar je antwoord.<br />

Leg uit dat het “no-claim korting” systeem van autoverzekeringen ook in de sociale<br />

zekerheid ingevoerd is.<br />

De overheid verwacht dat werkgevers door deze nieuwe wet meer aandacht zullen<br />

besteden aan de arbeidsomstandigheden van hun personeel. Verklaar deze verwachting.<br />

15 De verzorgingsstaat kan bestaan dankzij het heffen van belastingen en de sociale premies.<br />

In een verzorgingsstaat garandeert de overheid iedereen een bestaan op het zogenaamde<br />

sociaal minimum. Dit is het minimale inkomen dat iemand volgens de politiek nodig heeft om<br />

in de gangbare levensbehoeften te voorzien.<br />

a Wat bedoel je met de uitdrukking dat je van de wieg tot het graf verzorgt bent?<br />

b Noem twee nadelen van een verzorgingsstaat.<br />

16 Wie van de genoemde personen vallen onder de werknemersverzekeringen?<br />

a Een freelance producer<br />

b De chef van de groentenafdeling bij de Super.<br />

c Een scholier die in de vakantie zes weken in een ziekenhuis als schoonmaker werkt.<br />

d Een vrouw van 20 die elke vrijdag en zaterdag bij V&D werkt.<br />

e Een makelaar die in opdracht van een jong stel een huis aankoopt.<br />

17 Kinderbijslag op de helling?<br />

Op grond van de Algemene Kinderbijslag Wet<br />

(AKW) heeft ieder huishouden met kinderen,<br />

ongeacht de hoogte van het inkomen, recht op<br />

kinderbijslag voor kinderen onder de 18 jaar. De<br />

AKW wordt uit de algemene middelen betaald. In<br />

2000 bedroegen de uitgaven voor de<br />

kinderbijslag 3 miljard euro. Sommige politici<br />

willen de kinderbijslag voor huishoudens met een<br />

hoog netto inkomen afschaffen. Met deze<br />

maatregel kan de overheid jaarlijks een<br />

aanzienlijk bedrag besparen op de uitgaven van


de kinderbijslag. Bij het afschaffen van de kinderbijslag zouden huishoudens met een netto<br />

jaarinkomen lager dan 40.000 euro moeten worden ontzien. Om te kunnen bepalen welke<br />

invloed het afschaffen van de kinderbijslag heeft, zijn in de tabel gegevens verzameld die<br />

betrekking hebben op het jaar 2000. Het totale aantal huishoudens met kinderen in 2000<br />

bedroeg 1.850.000.<br />

a<br />

b<br />

Uit welk gegeven blijkt dat de AKW een kenmerk heeft van sociale voorzieningen?<br />

Bereken welk jaarbedrag een huishouden met kinderen in 2000 gemiddeld aan kinderbijslag<br />

ontvangt.<br />

c Bereken het aantal huishoudens met kinderen met een netto jaarinkomen lager dan 40.000<br />

euro.<br />

Havo totaalvak 2001-I-7<br />

18 Bij het kapitaaldekkingsstelsel financieren de premiebetalers hun eigen toekomstige<br />

uitkering. Dat doen zij door regelmatige premiebetaling. Het gespaarde vermogen neemt<br />

daardoor progressief toe. Zie ook de figuur hieronder.<br />

a Wat betekent de uitdrukking “het gespaarde vermogen neemt progressief toe”?<br />

b Verklaar met behulp van onderstaande grafiek hoe deze groei tot stand komt.<br />

c<br />

Als je 40 jaar in een pensioenregeling hebt <strong>deel</strong>genomen mag je met 63 jaar met vervroegd<br />

pensioen. Je kunt wel eerder, zeg na 35 jaar, maar dan krijg je veel minder pensioen.<br />

Verklaar hoe het komt dat je na 35 jaar pensioenopbouw nog maar 65% krijgt van het<br />

bedrag dat je kunt krijgen als je nog vijf jaar (tot het 40 e jaar) doorwerkt.<br />

19 Lees onderstaand bericht en beantwoord daarna de vragen.<br />

Stakingen Frankrijk breiden zich uit


PARIJS - Het openbare leven in Frankrijk wordt flink gehinderd door stakers en<br />

demonstranten tegen de plannen van de Franse president Nicolas Sarkozy om de<br />

pensioenleeftijd te verhogen. Mogelijk krijgen ook reizigers in andere Europese landen last<br />

van de acties, met name in het luchtverkeer. Personeel op luchthavens, buschauffeurs,<br />

postbodes en de mensen die geldautomaten van biljetten moeten voorzien sluiten zich naar<br />

verwachting aan bij de al stakende medewerkers van olieraffinaderijen en actievoerende<br />

truckers. Op de internationale luchthaven Roissy Charles de Gaulle wordt de helft van de<br />

vluchten geannuleerd. Op andere luchthavens, waaronder de andere Parijse luchthaven<br />

Orly, een derde van de vluch ten. (ANP)<br />

De Franse regering wil het pensioenstelsel in Frankrijk hervormen om het betaalbaar te<br />

houden. Daarvoor moeten volgens de regering de werknemers in de publieke sector,<br />

ongeveer een kwart van de totale beroepsbevolking, hun bevoorrechte positie opgeven. Zij<br />

hoeven nu voor een volledig pensioen minder jaren te werken dan werknemers in de<br />

particuliere sector.<br />

In het Franse systeem betalen werknemers de inkomens van de huidige gepensioneerden<br />

volgens het zogeheten omslagstelsel. Nederland kent een kapitaaldekkingsstelsel, waarbij<br />

de pensioenen worden betaald uit de opbrengsten van het belegde pensioengeld. Alleen<br />

voor de AOW kent ook Nederland het omslagstelsel. Het relatief genereuze pensioenstelsel<br />

in Frankrijk dateert van kort na de Tweede Wereldoorlog. Het functioneert goed zolang er<br />

maar genoeg mensen werken om de inkomens van de gepensioneerden te betalen. Maar<br />

dat wordt almaar lastiger nu de bevolkingsgroei stagneert en de bevolking vergrijst.<br />

Bron: Algemeen Dagblad, 19 oktober 2010<br />

a<br />

b<br />

Leg in eigen bewoordingen uit waarom de pensioenen voor Franse ambtenaren op den duur<br />

met het oude systeem onbetaalbaar zijn.<br />

Je schrijft een brief aan je Franse vakantievriend Pascal, waarin je hem uitlegt hoe het<br />

Nederlandse pensioensysteem werkt. Je eindigt met de vraag of dat misschien ook iets voor<br />

Frankrijk zou kunnen zijn.<br />

20 Wordt de AOW onbetaalbaar?<br />

Alle ingezeten burgers van Nederland die 65 jaar en ouder zijn, ontvangen een AOWuitkering.<br />

De AOW-uitkeringen worden gefinancierd via een omslagstelsel. Tot het jaar 2040<br />

stijgt het aantal ouderen veel sneller dan het aantal premieplichtigen. Hierdoor dreigen de<br />

AOW-uitkeringen onbetaalbaar te worden. Een journalist van de economische redactie van<br />

een krant wil de problemen rond de financiering van de AOW becijferen en gaat daarbij uit<br />

van de volgende gegevens:


Overige gegevens voor 2000:<br />

• het jaarinkomen van een premieplichtige bedraagt gemiddeld € 24.000;<br />

• een AOW-uitkering is waardevast en bedraagt gemiddeld € 8.636,36;<br />

• de AOW-uitkeringen bedragen in totaal € 19 miljard;<br />

• 60% van de beroepsgeschikte bevolking is premieplichtig.<br />

Voor 2040 gaat de journalist er van uit dat:<br />

• de koopkracht van het gemiddelde inkomen ten opzichte van 2000 is gestegen;<br />

• de gemiddelde AOW-uitkering vanwege haar waardevaste karakter is gestegen tot<br />

€ 26.000;<br />

• nog steeds 60% van de beroepsgeschikte bevolking premieplichtig is.<br />

a Toon aan dat een premieplichtige in 2000 gemiddeld € 2.918,59 aan AOW-premie moet<br />

betalen.<br />

b Bereken hoeveel procent het prijspeil in 2040 naar verwachting hoger is dan in 2000.<br />

c Bereken hoeveel procent de gemiddelde AOW-premie in 2040 naar verwachting hoger is<br />

dan in 2000.<br />

d<br />

Stel dat de journalist bij zijn berekeningen was uitgegaan van een welvaartsvaste in plaats<br />

van een waardevaste AOW-uitkering.<br />

Zouden de benodigde AOW-premies in 2040 in dat geval hoger zijn geweest, lager zijn<br />

geweest of gelijk zijn gebleven? Verklaar het antwoord.<br />

Havo totaalvak 2002-II-7<br />

21 Raadsel<br />

Iemand heeft een grote vijver in zijn tuin. Aan het begin van het seizoen plant hij een<br />

waterlelie in de vijver. Na een week komt er een blad boven water. Na twee weken zijn er<br />

twee bladeren boven water gekomen. Na drie weken vier, na vier weken acht, na vijf weken<br />

zestien. Elke week verdubbelt het aantal bladeren aan het wateroppervlak. Na 40 weken is<br />

de vijver helemaal vol met bladeren.<br />

a Na hoeveel weken is de vijver halfvol? Licht je antwoord toe.<br />

b Hoe kun je dit raadsel bij de uitleg van het kapitaaldekkingsstelsel gebruiken?<br />

22 De strijd tegen arbeidsongeschiktheid<br />

Volgens de regering is het aantal arbeidsongeschikten in Nederland te groot. In 2006 is de<br />

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) vervangen door de Wet werk en<br />

inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Door de WIA is het voor werknemers moeilijker<br />

geworden een arbeidsongeschiktheidsuitkering te krijgen. Bovendien worden werkgevers<br />

gestimuleerd er voor te zorgen dat werknemers niet arbeidsongeschikt worden. De<br />

onderstaande tabel geeft informatie over het aantal WAO’ers in de periode 1999-2003.


a<br />

Een, in verhouding tot het aantal werkenden, groot aantal arbeidsongeschikten heeft via de<br />

wig een negatieve invloed op de internationale concurrentiepositie van Nederland.<br />

Geef een verklaring voor die negatieve invloed.<br />

Enkele oorzaken van uitstroom uit de WAO zijn:<br />

− een arbeidsongeschikte wordt na herkeuring arbeidsgeschikt verklaard;<br />

− een arbeidsongeschikte vindt (aangepast) werk waardoor de WAO-uitkering overbodig<br />

wordt.<br />

b Noem een andere oorzaak van uitstroom uit de WAO.<br />

c Bereken het aantal WAO-uitkeringen aan vrouwen per 31 december 1998.<br />

d In welk jaar of in welke jaren stijgt de instroom van het aantal mannen in de WAO zowel<br />

absoluut als relatief?<br />

e Is de vrouwelijke beroepsbevolking in 2000 groter of kleiner dan in 1999? Verklaar het<br />

antwoord op basis van de instroomgegevens zonder berekening.<br />

(havo herexamen 2009 opgave 7)<br />

23 Aard Brouwer verdient € 40.000 per jaar. Hij moet daarvan 5% aan belasting afdragen en<br />

35% aan premies. De werkgever van Aard betaalt 15% over het brutoloon aan<br />

werkgeverspremies.<br />

a Bereken de hoogte van het nettoloon van Aard?<br />

b Bereken de loonkosten die de werkgever van Aard heeft om hem in dienst te houden.<br />

c Bereken de grootte van de wig.<br />

d Druk de wig uit in een percentage van het brutoloon.<br />

24 Marjelle heeft berekend dat de wig 40% is van de loonkosten. De werkgever betaalt 18%<br />

van het brutoloon aan werkgeverspremies voor Marjelle. Marjelle verdient € 18.000 netto<br />

per jaar.<br />

a Bereken de grootte van het brutoloon van Marjelle.<br />

b Hoe hoog is de gemiddelde belastingdruk van Marjelle?<br />

Het is erg verleidelijk voor Marjelle om op het voorstel van haar baas in te gaan en zwart te<br />

gaan werken.


c<br />

d<br />

Leg uit waarom dit verleidelijk is.<br />

Leg aan Marjelle uit waarom het niet verstandig is om op het voorstel van haar baas in te<br />

gaan.<br />

25 Langer leven, langer werken<br />

Wie gaat straks de oude dag betalen voor de eindexamenkandidaten van vandaag? Zullen<br />

er in 2050 nog voldoende werkenden zijn om de Algemene Ouderdomswet (AOW) te<br />

financieren? Bestaat de AOW nog wel in 2050? Dit soort vragen wordt steeds vaker<br />

gesteld.<br />

Nederland vergrijst, er komen zowel absoluut als relatief steeds meer ouderen. De AOW<br />

dreigt door de vergrijzing onbetaalbaar te worden. Als er nu geen maatregelen genomen<br />

worden, zal de AOW-premie jaarlijks moeten stijgen, waardoor de internationale<br />

concurrentiepositie kan verslechteren. De overheid heeft een werkgroep “Seniorenbeleid”<br />

ingesteld, die moet onderzoeken hoe de AOW betaalbaar kan blijven. Deze werkgroep<br />

komt met een aantal voorstellen, waaronder de volgende drie.<br />

− De leeftijd waarop mensen recht krijgen op een AOW-uitkering moet worden verhoogd.<br />

− Werknemers ouder dan 55 jaar moeten worden bijgeschoold en/of omgeschoold.<br />

− De wig voor ouderen moet worden verkleind.<br />

De scholing van deze oudere werknemers moet worden gericht op verhoging van de<br />

participatiegraad van ouderen in Nederland. In Nederland is de participatiegraad van<br />

ouderen laag in vergelijking met jongeren. Volgens de werkgroep is de oorzaak van de lage<br />

participatiegraad dat oudere werknemers naar verhouding duur zijn. Dat komt doordat deze<br />

werknemers meestal aan de top van hun salaris zitten, terwijl de arbeidsproductiviteit in<br />

veel gevallen daalt als mensen ouder worden. Daarnaast wijst de werkgroep op het risico<br />

dat, indien ouderen langer door moeten werken, het aantal arbeidsongeschikte ouderen<br />

kan toenemen.<br />

Stel je de volgende situatie voor: Je bent lid van de jongerenafdeling van een politieke<br />

partij. Het bestuur van de partij wil de voorstellen van de werkgroep “Seniorenbeleid” in het<br />

partijprogramma opnemen, maar de jongerenafdeling is nog niet overtuigd. De<br />

partijvoorzitter heeft jou gevraagd een toespraak te houden voor de jongerenafdeling<br />

waarin de gevolgen van de voorstellen van de werkgroep worden toegelicht.<br />

De toespraak begint als volgt:<br />

“Beste partijgenoten, Graag wil ik de voorstellen van de werkgroep “Seniorenbeleid” onder<br />

jullie aandacht brengen. Door invoering van deze voorstellen zal de samenleving beter in<br />

staat zijn de toenemende kosten van de vergrijzing op te vangen, waardoor de AOW in de<br />

toekomst betaalbaar kan blijven. Ik zal eerst de noodzaak uiteenzetten van het invoeren<br />

van deze voorstellen. Vervolgens zal ik ingaan op enkele gevolgen van het invoeren van de<br />

voorstellen van de werkgroep.”<br />

Schrijf het vervolg van de toespraak.<br />

a<br />

b<br />

In deze toespraak moeten de volgende aspecten aan de orde komen.<br />

De wijze waarop verhoging van de AOW-premies tot verslechtering van de internationale<br />

concurrentiepositie kan leiden.<br />

De wijze waarop verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd kan bijdragen aan de<br />

betaalbaarheid van de AOW, zowel via de inkomstenkant als via de uitgavenkant.<br />

Daarnaast moet in de toespraak naar eigen keuze één van de onderstaande aspecten aan<br />

de orde komen. Kies daarbij het aspect dat het best in de toespraak past.<br />

1 De wijze waarop scholing van oudere werknemers kan leiden tot een toename van de<br />

vraag naar ouderen op de arbeidsmarkt.<br />

2 De wijze waarop een verkleining van de wig voor ouderen het aanbod van ouderen op de<br />

arbeidsmarkt kan vergroten.<br />

3 Een andere maatregel dan omscholing waardoor de toename van het aantal<br />

arbeidsongeschikte ouderen kan worden beperkt.


−<br />

−<br />

Aanwijzingen:<br />

De onderdelen van de toespraak moeten logisch op elkaar aansluiten.<br />

Gebruik voor het vervolg van de toespraak 120 woorden; een afwijking van 20 woorden is<br />

toegestaan.<br />

(Havo examen 2007 opgave 4)<br />

26 Lees onderstaande bekendmaking.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Wat zijn de mogelijke gevolgen van bijstandsfraude?<br />

Tot welke van de volgende vier categorieën reken je deze fraude: ontduiken, ontwijken,<br />

misbruik of oneigenlijk gebruik?<br />

Geef twee redenen waarom een taakstraf de voorkeur heeft boven een gevangenisstraf.<br />

27 Het aantal mensen met een volledige of ge<strong>deel</strong>telijke arbeidsongeschiktheidsuitkering<br />

daalde in de maand mei met 2.700 tot 914.500. Omgerekend naar volledige WAOuitkeringen<br />

was er sprake van een daling met 3.400 tot 782.500. Aan het einde van de<br />

maand mei stonden er 1,169 arbeidsongeschikten tegenover één volledige WAO-uitkering.<br />

a Bereken het aantal arbeidsongeschikten dat begin mei tegenover één volledige WAOuitkering<br />

stond (in drie decimalen).<br />

b Leg met behulp van de cijfers uit of de mate waarin mensen arbeidsongeschikt worden<br />

verklaard, in deze maand is toegenomen of afgenomen.<br />

c<br />

d<br />

De regering heeft het beroep op de WAO doen afnemen door strengere keuringsnormen toe<br />

te passen. Deze gelden ook voor de arbeidsongeschikten, die op grote schaal werden<br />

herkeurd. Dit beleid kan op korte termijn echter leiden tot meer werkloosheid.<br />

Geef een verklaring voor deze stelling.<br />

Verklaar waarom strengere keuringsnormen op langere termijn kunnen leiden tot een<br />

afname van de werkloosheid.<br />

Havo<br />

28 Kinderopvang: wie zal dat betalen?<br />

In de gemeente Zettedijk zijn diverse kinderdagverblijven gevestigd. De kosten van<br />

kinderopvang worden groten<strong>deel</strong>s betaald door de ouders en hun werkgevers. Daarnaast<br />

ontvangen kinderdagverblijven een subsidie van de gemeente. De gemeente Zettedijk<br />

hanteert hierbij de volgende subsidieregeling:<br />

• bijdrage gemeente: 15% met een maximum van € 700 per kindplaats per jaar;<br />

• bijdrage werkgevers: 35% met een maximum van € 1.200 per kindplaats per jaar;<br />

• bijdrage ouders: het restant.<br />

Een van de kinderdagverblijven in Zettedijk is ‘De Kleuter’. De kosten van één kindplaats bij<br />

‘De Kleuter’ bedragen € 4.200 per jaar.<br />

a Bereken de jaarlijkse bijdrage van ouders aan een kindplaats bij ‘De Kleuter’.


Ook werkgevers zijn bereid een <strong>deel</strong> van de kosten van kinderopvang voor hun rekening te<br />

nemen. Zij verwachten dat daardoor meer mensen betaald werk zullen gaan doen. De<br />

grafieken hieronder hebben betrekking op de vraag naar en het aanbod van arbeid.<br />

b<br />

c<br />

In welke grafiek is de verwachting van de werkgevers juist in beeld gebracht?<br />

Voor het subsidiëren van kinderopvang door de overheid kunnen diverse argumenten<br />

worden gebruikt. Hieronder staan enkele van die argumenten:<br />

argument 1: Kinderopvang vergroot het draagvlak voor de sociale zekerheid.<br />

Argument 2: Kinderopvang is een middel om de kosten van vergrijzing op te vangen.<br />

Kies een van de genoemde argumenten en beschrijf de redenering die daarachter zit.<br />

Havo <strong>deel</strong>vak 2002-I-10<br />

29 Begroting collectieve sector vergrijst<br />

Bij de inkomsten en uitgaven van de collectieve sector van Nederland moet steeds meer<br />

rekening worden gehouden met de vergrijzing van de bevolking. De vergrijzing heeft in de<br />

komende jaren onder andere invloed op de betaalbaarheid van het ouderdomspensioen.<br />

Het pensioenstelsel in Nederland rust op drie pijlers. De eerste pijler is de AOW-uitkering<br />

die volgens het omslagstelsel wordt gefinancierd. De tweede en de derde pijler worden<br />

volgens het kapitaaldekkingsstelsel gefinancierd. De tweede pijler is het aanvullende<br />

pensioen per bedrijf(stak) waarbij premies collectief via een pensioenfonds worden belegd.<br />

De derde pijler bestaat uit individuele besparingen die bijvoorbeeld via particuliere<br />

verzekeringsmaatschappijen worden belegd. Er wordt verwacht dat, door de vergrijzing, de<br />

financiering van de AOW-uitkeringen in Nederland in de komende jaren problemen gaat<br />

opleveren. In een advies aan de regering over deze problematiek schetst de<br />

wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid (WRR) de ontwikkelingen en eventuele<br />

oplossingen. De volgende punten worden onder andere genoemd:<br />

• de WRR verwacht dat naast de AOW ook andere uitgavenposten van de collectieve sector<br />

door de vergrijzing sterk zullen stijgen;<br />

• de WRR verwacht echter ook dat sommige uitgavenposten van de collectieve sector door<br />

de vergrijzing naar verhouding kunnen dalen;<br />

• de WRR dringt aan op maatregelen om de verhouding tussen inactieven en actieven, de<br />

i/aratio, te verkleinen;<br />

• de WRR dringt aan op het verder terugdringen van de staatsschuldquote.<br />

a Noem een voorbeeld van een uitgavenpost van de collectieve sector die door de vergrijzing<br />

naar verhouding kan dalen. Licht het antwoord toe.<br />

b Leg uit dat het terugdringen van de staatsschuldquote ruimte op de begroting van de<br />

collectieve sector kan bieden om de stijgende kosten van de vergrijzing op te vangen.<br />

c<br />

Een verkleining van de i/a-ratio kan een gunstige invloed hebben op de betaalbaarheid van<br />

het pensioenstelsel in Nederland.<br />

Voor welke van de genoemde pijlers geldt deze gunstige invloed? Verklaar het antwoord.<br />

Havo totaalvak 2003-II-1


30 Sociale (on)zekerheid<br />

Nederland heeft na de Tweede Wereldoorlog een omvangrijk stelsel voor sociale zekerheid<br />

opgebouwd. Een onder<strong>deel</strong> van dit stelsel is de Algemene Ouderdomswet (AOW). De<br />

financiering van de uitkeringen voor de AOW vindt plaats via het omslagstelsel. Die<br />

financiering kan in de toekomst problematisch worden. De gegevens in de tabel geven voor<br />

dit probleem enige onderbouwing. In deze opgave veronderstellen we dat alleen de groep<br />

20-64 jarigen premies AOW betaalt.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Beschrijf de werking van het omslagstelsel.<br />

Leg uit, door minstens twee verschillende gegevens uit tabel 6 te gebruiken, hoe de<br />

financiering van de AOW na 2000 een probleem kan worden.<br />

In 2000 is in de groep 20-64 jaar het inkomen per persoon waarover deze premie betaald<br />

wordt (het premie-inkomen) gemiddeld 10.525 euro. Het premiepercentage voor de AOW<br />

bedraagt in dat jaar 17,9%. Veronderstel dat het reële premie-inkomen per persoon in de<br />

groep 20-64 jaar in 2010 (gemiddeld) gelijk blijft ten opzichte van 2000 en dat de AOWuitkering<br />

waardevast blijft.<br />

Toon met een berekening aan dat de collectieve sector in 2010 in totaal 28,2 miljard euro<br />

AOW moet uitkeren.<br />

Bereken het premiepercentage dat nodig is om in 2010 alle AOW-uitkeringen te kunnen<br />

financieren.<br />

31 De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kondigt eind 2000 in de Tweede Kamer<br />

maatregelen aan om het beroep op de bijstand terug te dringen. Zo wil hij een<br />

sollicitatieplicht opleggen aan mensen met een bijstandsuitkering die zonder veel bijscholing<br />

aan de slag kunnen. „Want”, zo betoogt hij in een journaaluitzending, „bedrijven schreeuwen<br />

om personeel en toch leven ruim 400.000 mensen in Nederland van een bijstandsuitkering.”<br />

De minister vindt het van belang dat ook alleenstaande ouders met een bijstandsuitkering<br />

een band met de arbeidsmarkt houden. Als mensen lang zonder werk zitten, is de kans<br />

groot dat zij ook in de komende jaren op de bijstand aangewezen blijven. Het kabinet stelt<br />

voor dat alleenstaande ouders worden verplicht minstens 24 uur per week betaalde arbeid<br />

te verrichten. De minister geeft tenslotte aan dat hij bereid is rekening te houden met<br />

persoonlijke omstandigheden van uitkeringsgerechtigden, omdat „veel bijstandsmoeders<br />

met kinderen jonger dan 5 jaar onmogelijk hun zorgplicht met een baan kunnen<br />

combineren.”<br />

Dit standpunt van de minister lokte in de media veel discussie uit. Gert, leerling uit 5 havo,<br />

vindt dat de gunstige gevolgen van de aangekondigde sollicitatieplicht in deze discussie<br />

onderbelicht blijven. Gert stuurt daarom een ingezonden brief naar een landelijk dagblad.<br />

De brief van Gert begint als volgt:<br />

„Geachte redactie,<br />

Bij de vraag of er een sollicitatieplicht voor mensen met een bijstandsuitkering moet worden<br />

opgelegd, speelt een groot aantal aspecten een rol. Ik vind dat tegenstanders van een


a<br />

b<br />

sollicitatieplicht goede argumenten hebben. Zo vraag ik me af, of de overheid alleenstaande<br />

ouders wel kan verplichten de opvoeding van jonge kinderen ge<strong>deel</strong>telijk over te laten aan<br />

anderen. Toch wil ik in deze brief de gunstige economische gevolgen van het opleggen van<br />

een sollicitatieplicht benadrukken.”<br />

Schrijf het vervolg van de brief van Gert.<br />

In deze brief moeten de volgende aspecten aan de orde komen:<br />

het gevolg voor de loonontwikkeling en het gevolg daarvan voor de internationale<br />

concurrentiepositie van Nederland.<br />

het gevolg voor de secundaire inkomensverdeling.<br />

Daarnaast moet in de brief naar eigen keuze één van de onderstaande aspecten aan de<br />

orde komen. Kies daarbij het aspect dat het best in de brief past.<br />

1 de noodzaak tot een verhoging van het <strong>deel</strong>nemingspercentage van vrouwen met het oog<br />

op de vergrijzing van de bevolking.<br />

2 het gevolg voor de verhouding tussen inactieven en actieven (de i/a-ratio).<br />

3 het gevolg voor de belastingontvangsten.<br />

32 Op de verzekeringenmarkt is net als op alle andere markten sprake van vragers en<br />

aanbieders. De vragers zijn gezinnen of bedrijven die bepaalde financiële onzekerheden<br />

willen afdekken.<br />

a Noem twee factoren waar de mate van risico-aversie bij verzekerden vanaf hangt?<br />

b<br />

c<br />

Stel dat de hoogte van een gemiddelde verwachte schade in een jaar € 2.400 bedraagt en<br />

dat de waarde van het veilige gevoel € 400 per jaar waard is.<br />

Wat is dan de maximale premie die de verzekerde wil betalen voor een verzekeringspolis?<br />

Voor de verzekeraar van de bij vraag b bedoelde verzekerde moet de premie ten minste<br />

gelijk zijn aan de verwachte kosten. Dat zjn de kosten van de verwachte waarde van de uit<br />

te keren schadevergoeding plus de uitvoeringskosten per polis. Stel dat deze poliskosten<br />

120 euro bedragen.<br />

Welke maandelijkse premie moet de aanbieder dan voor de verzekeringspolis rekenen?<br />

33 Bekijk onderstaande cartoon uit een Amerikaanse krant.<br />

a<br />

b<br />

Omdat bankdirecteuren wisten dat een centrale bank of overheid banken nooit zullen laten<br />

omvallen, vanwege hun grote maatschappelijke rol, heeft dit geleid tot onverantwoord<br />

gedrag, wat nog werd versterkt door een absurde bonuscultuur.<br />

Waaruit bestond het onverantwoordelijke gedrag, wat tot de bankencrisis in 2007 heeft<br />

geleid?<br />

Wie zijn volgens de cartoonist uiteindelijk de dupe van dit slechte gedrag (moral hazard)?


34 In economische publicaties wordt veel gebruik gemaakt van tabellen en grafieken. In de<br />

onderstaande vier statistieken staat informatie over Nederland. Naar aanleiding van deze<br />

statistieken worden in deze opgave vijf vragen gesteld.<br />

a<br />

Laat aan de hand van een berekening zien dat het bedrag van de gemiddelde<br />

arbeidsongeschikt-heidsuitkering per persoon in 1994 ten opzichte van 1991 met 4,3% is<br />

gestegen.<br />

b Toon aan dat de koopkracht van de gemiddelde arbeidsongeschiktheidsuitkering in 1994<br />

ten opzichte van 1991 is gedaald.<br />

Mede door het gebruik van verschillende definities van arbeidsongeschiktheid ontstaan er<br />

soms verschillen tussen statistieken. Dit kan vervolgens leiden tot tegenstrijdigheden in de<br />

informatie.<br />

c Toon aan dat de informatie in statistiek 4 met betrekking tot 1996 tegenstrijdig is met de<br />

informatie in statistiek 1.<br />

d Bereken het aantal actieve vrouwen in 1992.<br />

e<br />

Tussen 1991 en 1997 is het aantal arbeidsongeschikten bij vrouwen sterker gestegen dan<br />

bij mannen. De sterke groei van het aantal actieve vrouwen in deze periode kan hiervan een<br />

oorzaak zijn.<br />

Toon aan dat het aantal arbeidsongeschikte vrouwen als percentage van het aantal actieve<br />

vrouwen in 1997 ten opzichte van 1991 is gedaald.


35 In het kader van de privatisering laat de overheid delen van de sociale zekerheid uitvoeren<br />

door bedrijven in de marktsector. Zo is de ziektewet enige jaren geleden grondig gewijzigd.<br />

Vóór deze wijziging waren alle werkgevers verplicht zich via de collectieve sector te<br />

verzekeren tegen het risico dat het loon van zieke werknemers 1 jaar moest worden<br />

doorbetaald. De premie die de werkgever moest betalen, was voor iedere werknemer<br />

hetzelfde percentage van het brutoloon.<br />

Ná de privatisering is de ziektewet ge<strong>deel</strong>telijk vervangen door een wet die werkgevers<br />

verplicht het loon van zieke werknemers 2 jaar door te betalen. Werkgevers kunnen zich<br />

tegen dit risico niet meer verzekeren via de collectieve sector. Werkgevers zijn vrij om te<br />

kiezen tussen het zelf dragen van dit risico of zich daartegen te verzekeren bij een<br />

particuliere verzekeringsmaatschappij. Kleine bedrijven vinden dit risico meestal te groot om<br />

zelf te dragen en zullen zich eerder dan grote bedrijven verzekeren bij een particuliere<br />

verzekeringsmaatschappij. Door deze privatisering worden ook de mogelijkheden voor<br />

“premiedifferentiatie” vergroot. Met premiedifferentiatie wordt in dit geval bedoeld, dat de<br />

premie die een bedrijf voor de ziektewet moet betalen, naar verhouding hoger wordt als dat<br />

bedrijf een hoger bedrag aan uitkeringen nodig heeft dan andere bedrijven. Door deze<br />

verandering hoopt de overheid dat werkgevers zich meer inzetten om het ziekteverzuim in<br />

hun bedrijf terug te dringen.<br />

Stel je de volgende situatie voor:


In de klas vindt een discussie plaats over de veranderingen in de ziektewet. Veel leerlingen<br />

vinden de geschetste veranderingen van de ziektewet slecht, omdat hierdoor de positie van<br />

risicogroepen zoals mensen met een zwakke gezondheid en gehandicapten op de<br />

arbeidsmarkt wordt verzwakt. Ook komt in de discussie naar voren dat werkgevers er<br />

waarschijnlijk van uitgaan dat het ziekteverzuim van risicogroepen naar verhouding hoog is.<br />

Daarom wordt verwacht dat werkgevers kosten zullen proberen te besparen door<br />

risicogroepen te mijden bij het vervullen van vacatures. Deze “selectie aan de poort” wordt<br />

in de discussie als discriminatie bestempeld. Jij vindt de discussie eenzijdig, omdat er vrijwel<br />

alleen wordt ingegaan op de negatieve gevolgen van de veranderingen in de ziektewet. Jij<br />

gaat voor de klas een betoog houden waarin de positieve kanten van de veranderingen in<br />

de ziektewet worden uiteengezet.<br />

Het betoog begint als volgt:<br />

a<br />

b<br />

“Beste klasgenoten,<br />

Aan onze discussie wil ik enkele positieve kanten van de veranderingen in de ziektewet<br />

toevoegen. Ik verwacht namelijk dat deze veranderingen uiteindelijk tot daling van het<br />

ziekteverzuim in Nederland zullen leiden.”<br />

Schrijf het vervolg van het betoog.<br />

In het betoog moeten de volgende aspecten aan de orde komen:<br />

De toename van het belang voor werkgevers om na de wijziging van de ziektewet het<br />

ziekteverzuim in het eigen bedrijf terug te dringen.<br />

Een beschrijving van twee soorten maatregelen, anders dan “selectie aan de poort”, die<br />

werkgevers kunnen gebruiken om het ziekteverzuim terug te dringen.<br />

Daarnaast moet in het betoog naar eigen keuze één van de onderstaande aspecten aan de<br />

orde komen. Kies daarbij het aspect dat het best in het betoog past.<br />

1 het gevolg voor de internationale concurrentiepositie van Nederland via de loonkosten per<br />

product;<br />

2 het gevolg voor de structuurwerkloosheid in Nederland;<br />

3 een overheidsmaatregel of een CAO-afspraak om aan het bezwaar tegen “selectie aan de<br />

poort” tegemoet te komen.<br />

Aanwijzingen<br />

• De onderdelen van het betoog moeten logisch op elkaar aansluiten.<br />

• Gebruik voor het vervolg van het betoog 120 woorden; een afwijking van 20 woorden is<br />

toegestaan.<br />

36 De valkuil van de sociale zekerheid<br />

Sommige economen zien in het bestaan van een stelsel van sociale zekerheid een gevaar<br />

voor de economische ontwikkeling. Volgens deze visie kan een verslechtering van de<br />

economische situatie door een stelsel van sociale zekerheid worden versterkt. Dit wordt de<br />

valkuil van de sociale zekerheid genoemd. Deze valkuil kan duidelijk worden gemaakt aan<br />

de hand van de volgende redenering. Als de werkgelegenheid in een land daalt, kan<br />

daardoor de werkloosheid stijgen. De verhouding tussen het aantal mensen met een<br />

uitkering en het aantal mensen met werk zal dan groter worden en de uitgaven voor de<br />

sociale zekerheid zullen toenemen. Omdat de toenemende uitgaven voor de sociale<br />

zekerheid opgebracht moeten worden door een kleiner aantal mensen, zullen de premies<br />

voor de sociale zekerheid stijgen waardoor de collectieve lasten stijgen. De<br />

premieverhoging zal door de werknemers worden afgewenteld op de werkgevers, die<br />

daardoor hun loonkosten zien stijgen. Deze stijging van de loonkosten zal tot afname van de<br />

werkgelegenheid leiden waarna het hele proces weer van voor af aan begint. De redenering<br />

over de valkuil van de sociale zekerheid staat in de figuur samengevat. Iedere pijl geeft een<br />

oorzaak-gevolg verband weer. Een + bij een pijl duidt op een positief verband tussen<br />

oorzaak en gevolg. Wanneer er een − bij een pijl staat, is dit verband negatief. Zo zal een<br />

stijging van de werkgelegenheid tot gevolg hebben dat de verhouding tussen inactieven en<br />

actieven (de i/a-ratio) daalt en zal een daling van de werkgelegenheid tot gevolg hebben dat<br />

de i/a-ratio stijgt.


a<br />

Geef een verklaring voor het negatieve verband tussen loonkosten en werkgelegenheid.<br />

De overheid kan reageren op verslechterende economische omstandigheden zodat de<br />

economie minder snel in de valkuil van de sociale zekerheid terechtkomt. Zo kan de<br />

overheid maatregelen nemen die:<br />

• de gevolgen van een stijging van de i/a-ratio voor de omvang van de sociale<br />

zekerheidsuitgaven beperken (pijl 2).<br />

• voorkomen dat een stijging van de sociale zekerheidsuitgaven tot verhoging van de<br />

collectieve lasten leidt (pijl 3).<br />

b Kies één van beide pijlen 2 of 3. Schrijf het nummer op en noem een maatregel die de<br />

overheid in dat geval kan nemen.<br />

c<br />

Een econoom van de vakbond zegt na het bestuderen van de figuur: “In de werkelijkheid<br />

spelen meer verbanden een rol. Als bijvoorbeeld de werkgelegenheid sterk daalt, zullen de<br />

looneisen worden verlaagd. Ik zou daarom in de figuur een extra pijl trekken”.<br />

Tussen welke twee begrippen in figuur 2 moet volgens de vakbondseconoom een pijl<br />

worden getrokken? Geef aan waar deze pijl begint en licht toe of bij deze pijl een + of een −<br />

moet worden gezet.<br />

37 Lastendruk in Nederland te hoog?<br />

Internationaal gezien kent Nederland een relatief hoge lastendruk op arbeid (zie tabel). Het<br />

verlagen van die lastendruk staat bij de regering hoog op de agenda omdat een te hoge<br />

lastendruk ten koste kan gaan van de werkgelegenheid. De regering heeft een tweetal<br />

belastingmaatregelen genomen.<br />

• De tarieven voor de inkomstenbelasting zijn verlaagd waarbij de progressie in de tarieven is<br />

verminderd.<br />

• Om die tariefsverlaging te financieren zijn de meeste aftrekposten afgeschaft of sterk<br />

beperkt.<br />

Voor- en tegenstanders van deze belastingmaatregelen wezen vooral op de gevolgen ervan<br />

voor de inkomensverdeling.


a<br />

b<br />

c<br />

Bereken hoeveel procent het nettoloon in Frankrijk hoger is dan in Nederland bij een<br />

brutoloon van € 25.000.<br />

Leg uit hoe een, in vergelijking met andere landen, hoge lastendruk in een land via<br />

afwenteling ten koste kan gaan van de werkgelegenheid in dat land.<br />

Welke van de gegeven belastingmaatregelen heeft nivellering van de secundaire personele<br />

inkomensverdeling tot gevolg? Verklaar het antwoord.<br />

38 Armoedeval<br />

Als een laaggeschoolde uitkeringsgerechtigde werk aanvaardt, stijgt diens bruto-inkomen.<br />

Maar omdat daardoor het recht op inkomensondersteunende tegemoetkomingen voor een<br />

<strong>deel</strong> verloren gaat, is de stijging van het beschikbaar inkomen uiteindelijk zeer beperkt. Dat<br />

noemt men de armoedeval.<br />

Een laaggeschoolde uitkeringsgerechtigde heeft gemiddeld een bruto-uitkering van 77,5%<br />

van het bruto wettelijk minimumloon (WML). Dat WML bedraagt € 1.110,80 per maand. Stel<br />

dat werkaanvaarding geschiedt tegen een brutoloon dat gemiddeld 30% boven het WML<br />

ligt. De regering wil dat 35.000 laaggeschoolde uitkeringsgerechtigden betaald werk<br />

aanvaarden. Om dat te bereiken moet de armoedeval kleiner worden. Daartoe worden twee<br />

maatregelen overwogen:<br />

• een verhoging van de arbeidskorting (= een belastingkorting voor mensen met inkomen uit<br />

arbeid);<br />

• een verlaging van de huursubsidie voor alle mensen die voor huursubsidie in aanmerking<br />

komen.<br />

a Bereken met welk bedrag het beschikbaar inkomen van een laaggeschoolde<br />

uitkeringsgerechtigde gemiddeld per maand toeneemt bij het aanvaarden van werk.<br />

b Bereken met welk bedrag de arbeidskorting op jaarbasis verhoogd zou moeten worden om<br />

het streefaantal van 35.000 te bereiken.<br />

c Leg uit hoe de verlaging van de huursubsidie de armoedeval kan verkleinen.<br />

39 Eén van de onderdelen van de oplossing van het armoedeprobleem is het vinden van<br />

betaald werk. Daardoor stijgt het netto inkomen. Maar omdat men geen uitkering meer<br />

heeft, verminderen of verdwijnen allerlei aan de uitkering gekoppelde regelingen. Daardoor<br />

ontstaat een netto inkomensverlies dat armoedeval wordt genoemd. In de tabel wordt dit<br />

aan de hand van een voorbeeld toegelicht.<br />

Inkomen, inkomensafhankelijke subsidie en eigen bijdrage voor enkele regelingen<br />

voor een alleenstaande ouder (maandbedragen in euro’s)


a<br />

b<br />

Een alleenstaande ouder in de bijstand accepteert een baan tegen 120% van het bruto<br />

minimumloon. De huur van de woning bedraagt 365 euro per maand. Aangezien de<br />

kinderen nog jong zijn wordt gebruik gemaakt van kinderopvang.<br />

Bereken hoeveel procent van de toename van het netto inkomen verdwijnt door het<br />

(ge<strong>deel</strong>telijk) vervallen van de in de tabel gegeven regelingen.<br />

Eén van de maatregelen die de overheid zou kunnen nemen om deze armoedeval op te<br />

heffen is het instellen van een extra aftrekpost voor werkenden in het stelsel van loon- en<br />

inkomstenbelasting. Het maximaal aftrekbare bedrag moet dan wel hoger zijn dan het uit de<br />

tabel af te leiden netto inkomensverlies om dit verlies volledig te compenseren.<br />

Leg uit waarom het bedrag van de extra aftrekpost hoger moet zijn dan de uit de tabel af te<br />

leiden armoedeval.<br />

40 Vergrijzing brengt oudedagsvoorzieningen in gevaar<br />

In de loop van de 21ste eeuw wordt in de rijke landen een steeds verdere vergrijzing van de<br />

bevolking verwacht. Deze vergrijzing kan problemen opleveren bij de financiering van<br />

oudedagsvoorzieningen als die gebaseerd is op het omslagstelsel. Hoe groot dit probleem<br />

is, kan worden weergegeven met de “grijze druk”. De grijze druk is in deze opgave het<br />

aantal 65-plussers uitgedrukt als percentage van de bevolking van 20 tot en met 64 jaar.<br />

a<br />

b<br />

c<br />

Sommige politici pleiten ervoor de verwachte financieringsproblemen van oudedagsvoorzieningen<br />

te verlichten door over te stappen op het kapitaaldekkingsstelsel.<br />

Wat wordt verstaan onder het kapitaaldekkingsstelsel?<br />

Toon met behulp van een berekening aan dat de mutatie van de grijze druk in Nederland in<br />

procentpunten tussen 2000 en 2050 kleiner is dan in Duitsland en België.<br />

Uit de gegevens leidt Peter de volgende stelling af: als de oudedagsvoorzieningen zowel in<br />

België als Duitsland gefinancierd worden volgens het omslagstelsel, is het<br />

premiepercentage dat hiervoor in 2000 moet worden betaald in België hoger dan in<br />

Duitsland. Immers, de grijze druk is in België hoger dan in Duitsland. Ria beweert dat de<br />

stelling van Peter onjuist is, omdat er behalve de grijze druk andere factoren zijn die de<br />

hoogte van dit premiepercentage bepalen.<br />

Noem zo’n factor. Licht het antwoord toe.


41 In de figuur hieronder kun je de ontwikkeling van de koopkracht van actieven,<br />

pensioenontvangers en een (echt)paar op het sociaal minimum aflezen voor de periode<br />

1983-2001. Alle gegevens zijn als indexcijfer uitgedrukt, waarbij 1983 als basisjaar geldt.<br />

Koopkrachtontwikkeling 1983-2001<br />

Index reële inkomen<br />

110<br />

105<br />

100<br />

95<br />

90<br />

85<br />

80<br />

Sociaal minimum<br />

Actieven<br />

Pensioenontvangers<br />

a Geef een verklaring voor de daling van de koopkracht van actieven in de periode 1985 –<br />

1990.<br />

b Beschrijf en geef een verklaring voor de verschillen in ontwikkeling van de koopkracht vanaf<br />

1991.<br />

c Beredeneer voor welke groepen de stijging van de CPI over de periode 1983-2001 groter is<br />

geweest dan de stijging van de nominale inkomens of uitkeringen.<br />

d<br />

Eind 2001 zijn de indexcijfers in de grafiek voor pensioenontvangers, actieven en sociale<br />

minima achtereenvolgens 103,9, 103,5 en 91. In de periode 1983-2001 steeg het<br />

gemiddeld prijspeil met 95%.<br />

Bereken voor de periode 1983-2001 voor elke groep de procentuele stijging van het<br />

nominale inkomen of de nominale uitkering. Rond je antwoord af op één decimaal.<br />

2 Pensioenontvangers<br />

2 actieven<br />

3 sociale minima (echtpaar)<br />

42 Lees onderstaande fragmenten uit krantenartikelen en beantwoord de bijbehorende vragen.


Armoede bestrijding krijgt prioriteit<br />

De gemeente Stadspolders trekt een bedrag van ongeveer € 12.000 uit om meer bekendheid te<br />

kunnen geven over de bijzondere bijstand. Uit ervaring is gebleken dat armoede ook voortkomt<br />

uit het feit dat mensen slecht op de hoogte zijn met de vergoedingen die worden geboden om hun<br />

problemen te verminderen. De actie richt zich met namen op de verspreiding van folders via<br />

onder meer de bibliotheek, de Stichting Welzijn Ouderen en huisartsen.<br />

De Courant, 29 mei 2006<br />

a<br />

b<br />

Welke specifieke groepen uitkeringsgerechtigden wil de gemeente Stadspolders bereiken<br />

door de actie?<br />

Een regeling die de gemeente uitvoert, die ook gericht is op het bestrijden van armoede,<br />

wordt niet genoemd in het artikel. Welke?<br />

FNV krijgt geen steun voor opvattingen armoedebeleid<br />

De voorstellen over het te voeren armoedebeleid die de vakbonden hebben ingebracht in het<br />

overleg in de Sociaal-Economische Raad (SER), zijn afgewezen. De SER, een belangrijk<br />

adviesorgaan van de regering, meent dat een algemene verhoging van het sociaal minimum,<br />

prikkels om mensen aan het werk te krijgen wegneemt. De FNV wil dat de regering in de<br />

komende vier jaar 2,5 miljard reserveert voor armoedebestrijding. De helft zou bestemd moeten<br />

zijn voor een structurele verhoging van het sociaal minimum, de rest voor algemeen<br />

armoedebeleid. De SER echter denkt veel meer aan een gericht beleid voor groepen die nooit meer<br />

aan het werk zullen komen.<br />

Uit een krant<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Aan welke groepen denkt de SER als hij spreekt over groepen die nooit meer aan het werk<br />

zullen komen? Noem er twee.<br />

Welk doel heeft de SER nog meer voor ogen als hij voorstellen doet voor de bestrijding van<br />

armoede? Licht je antwoord toe.<br />

Is de armoedebestrijding door de gemeente Stadspolders gebaseerd op de ideeën van de<br />

FNV of de SER? Licht je antwoord toe.<br />

43 De volgende gegevens heb je nodig bij de beantwoording van onderstaande vragen.<br />

Sociale<br />

1998<br />

premies<br />

Werkgeversaand<br />

eel<br />

Werknemeraan<br />

<strong>deel</strong><br />

AOW<br />

-<br />

16,50%<br />

Anw<br />

-<br />

1,40%<br />

AWBZ<br />

-<br />

9,60%<br />

ZFW<br />

5,60%<br />

1,20%<br />

NWW<br />

4,15%<br />

6,45%<br />

WAO<br />

7,55%<br />

-<br />

a<br />

Welke hierboven beschreven percentages tellen mee bij de bepaling van de omvang van de


wig?<br />

b Beredeneer waarom sommige werkgevers voorstander zijn van een sobere<br />

arbeidsongeschikt-heidsregeling.<br />

c Maak duidelijk dat op langere termijn ook werknemers voor<strong>deel</strong> kunnen hebben van een<br />

sobere arbeidsongeschiktheidsregeling.<br />

d Leg uit op welke wijze een terugval van de Nederlandse export kan leiden tot een verhoging<br />

van de wig.<br />

44 Wulbz komt, ziektewet gaat<br />

De Ziektewet (ZW) is voor de meeste werknemers niet meer van toepassing. Daarvoor is de<br />

Wet Uitbetaling Loon bij Ziekte (Wulbz) in de plaats gekomen. Voor de meeste werknemers<br />

vervalt de verplichte afdracht van ziektewetpremie. Werkgevers kunnen er nu voor kiezen<br />

om het risico van ziekteverzuim particulier te verzekeren.<br />

a De Wulbz kan voor werkgevers voordeliger zijn dan de oude Ziektewet. Licht deze stelling<br />

toe.<br />

b Wanneer zijn werkgevers echter duurder uit bij invoering van de Wulbz?<br />

c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Door de invoering van de Wulbz is het ziekteverzuim met een aantal procenten gedaald.<br />

Sommigen zeggen dat dit komt door betere arbeidsomstandigheden.<br />

Maak duidelijk welke redenering de werkgevers blijkbaar maakten volgens deze politici.<br />

Anderen zijn bang dat strengere selectiecriteria bij aanname van personeel een verklaring<br />

vormen voor de daling van het ziekteverzuim.<br />

Verklaar deze angst bij de laatste groep.<br />

Op welke wijze kunnen de kosten van de sociale zekerheid door de invoering van de Wulbz<br />

volgens deze laatste groep toch kunnen stijgen.<br />

Ontgroening en vergrijzing zijn twee ontwikkelingen die de betaalbaarheid van het socialezekerheidsstelsel<br />

moeilijker maken.<br />

Leg deze stelling uit.<br />

45 Het aantal AOW-ontvangers groeit elk jaar en is de 2 miljoen al ruim gepasseerd.<br />

a Maak duidelijk dat de wijze waarop de AOW-uitkeringen nu gefinancierd worden reden is<br />

voor zorg over de betaalbaarheid op langere termijn.<br />

b Geef twee voorbeelden van veranderingen in het belastingstelsel die het draagvlak<br />

verbreden en daardoor leiden tot een lagere AOW-premie.<br />

c<br />

d<br />

De regering heeft besloten een speciaal AOW-fonds voor toekomstige AOW-uitkeringen op<br />

te richten. Dit fonds kan ertoe bijdragen dat de AOW-premie in de toekomst niet verder hoeft<br />

te stijgen.<br />

Maak duidelijk hoe zo’n fonds ervoor kan zorgen dat de AOW-premie in de toekomst niet<br />

verder hoeft te stijgen.<br />

De overheid kan met verschillende maatregelen het beroep op de sociale zekerheid<br />

verminderen.<br />

Maak met een stapsgewijze redenering duidelijk welk effect de verruiming van het begrip<br />

‘passende arbeid’ kan hebben op de omvang van de wig.<br />

46 De verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen in verband met de Tweede-<br />

Kamerverkiezingen maken onder meer duidelijk hoe de verschillende partijen denken over<br />

het armoedevraagstuk. GroenLinks schrijft dat het niveau van het sociale minimum en het<br />

minimumloon moet worden opgetrokken met een zelfde percentage als de ontwikkeling van<br />

de lonen.


a<br />

b<br />

c<br />

d<br />

Leiden de verkiezingsbeloften van GroenLinks tot welvaartsvaste of waardevaste<br />

uitkeringen. Licht je antwoord toe.<br />

Waarom wil GroenLinks niet alleen een verhoging van het sociaal minimum, maar<br />

tegelijkertijd ook een verhoging van het minimumloon?<br />

Noem een na<strong>deel</strong> van deze voorstellen voor de arbeidsmarkt. Licht je antwoord toe.<br />

Het VVD-programma spreekt niet over armoedebestrijding. Wel staat er dat de AOW<br />

welvaartsvast en inkomensonafhankelijk moet zijn, ook in economisch slechte tijden.<br />

In hoeverre stemmen het GroenLinks- en het VVD-verkiezingsprogramma op grond van het<br />

bovenstaande overeen?<br />

47 Lees onderstaand krantenartikel en beantwoord de vragen.<br />

Ondernemers blijven in het publieke WAO-stelsel<br />

De WAO zou zich aan de wetten van de markt moeten onderwerpen, zo stond het in het<br />

regeerakkoord. Tot afgelopen woensdag konden bedrijven met hun WAO-risico naar de markt<br />

gaan, maar ze bleven bijna allemaal in het veilige publieke stelsel.<br />

De WAO was tot voor kort een regeling die steeds meer trekjes was gaan vertonen van een<br />

vervroegd pensioen voor overbodige, maar kerngezonde werknemers. Werkgevers moesten<br />

verantwoordelijk gemaakt worden voor de werknemers die ze als arbeidsongeschikt uit hun bedrijf<br />

loodsten. Hoe? Door premiedifferentiatie en marktwerking.<br />

Van de grote bedrijven is alleen Internationale Nederlanden Groep, die zelf als commerciële<br />

verzekeraar actief is, voor zijn 130.000 werknemers in loondienst uit het publieke WAO-stelsel<br />

gestapt. Bedrijven als Koninklijke PTT Nederland, Shell en Philips voelen er uit<br />

kostenoverwegingen (nog) niets voor.<br />

NRC Handelsblad<br />

a<br />

b<br />

Was er in het verleden sprake van misbruik of oneigenlijk gebruik van de WAO-regeling?<br />

Licht je antwoord toe.<br />

Leg uit hoe premiedifferentiatie het beroep op de WAO-regeling kan terugdringen.<br />

48 Het stelsel van sociale zekerheid staat in Nederland ter discussie. Belangrijke onderwerpen<br />

hierbij zijn de hoogte en de betaalbaarheid van de oudedagsvoorziening. In Nederland<br />

wordt de basis van de oudedagsvoorziening gevormd door de AOW (Algemene<br />

Ouderdomswet). Veel werknemers hebben een aanvullend pensioen om te voorkomen dat<br />

ze er na hun 65-ste in inkomen sterk op achteruitgaan.<br />

De AOW wordt gefinancierd volgens het omslagstelsel terwijl de pensioenen gefinancierd<br />

worden volgens het kapitaaldekkingsstelsel.<br />

a Waarin verschilt de financieringswijze van het omslagstelsel van die van het<br />

kapitaaldekkingsstelsel?<br />

b<br />

De premies die aan de pensioenfondsen worden betaald, worden voor een groot <strong>deel</strong><br />

buiten Nederland belegd. Het opbouwen van pensioen volgens het kapitaaldekkingsstelsel<br />

leidt in deze situatie volgens sommige economen tot werkloosheid in Nederland.<br />

Geef voor de stelling van deze economen een verklaring.<br />

Teneinde het financiële draagvlak van de sociale zekerheid te versterken wordt in<br />

Nederland onder andere gestreefd naar meer werkgelegenheid. Hoewel de<br />

werkgelegenheid de afgelopen jaren gegroeid is, nemen vooral laaggeschoolden op de<br />

arbeidsmarkt een kwetsbare positie in. Stel dat de situatie op de arbeidsmarkt overeenkomt<br />

met de weergave in de figuur.


c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

Bereken hoeveel procent van de beroepsbevolking met uitsluitend basisonderwijs volgens<br />

de figuur werkloos is.<br />

Leg uit hoe uit de figuur kan worden afgeleid dat er sprake is van zowel frictiewerkloosheid<br />

als kwalitatieve structuurwerkloosheid.<br />

Een van de maatregelen ter vergroting van de werkgelegenheid is het verlagen van de<br />

sociale werkgeverslasten. De regering hoopt hiermee met name de werkgelegenheid voor<br />

laaggeschoolden te vergroten.<br />

Leg uit waarom de regering verwacht dat door deze maatregel de werkgelegenheid voor<br />

laaggeschoolden meer toeneemt dan de werkgelegenheid voor hooggeschoolden.<br />

Een andere maatregel is het verstrekken van een subsidie van maximaal € 6.000 per jaar<br />

per ingeschakelde werkloze aan werkgevers die mensen aannemen die langdurig werkloos<br />

zijn. Het loon mag dan maximaal 130 procent van het wettelijk minimumloon zijn. Van deze<br />

regeling wordt veel gebruik gemaakt.<br />

Leg uit waarom het onzeker is of deze maatregel, ondanks het vele gebruik, tot meer<br />

werkgelegenheid zal leiden.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!