16.12.2021 Views

Altius. 2021 - winteruitgave

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Altius.

Vakinhoudelijk tijdschrift voor MBRT studenten


Tijd voor de Open up

Het is iets meer dan anderhalf jaar geleden, COVID-19 nam intrede in

ons leven. De verschillende maatregelen hebben ervoor gezorgd dat het

bestuur van studievereniging Exploratio afgelopen jaar voor veel moeilijkheden

heeft gestaan, zoals het online organiseren van activiteiten en

hier ook de motivatie uit kunnen halen om het jaar zo goed mogelijk in

te richten. Studenten hadden hier ook last van, zij moesten telkens weer

de motivatie vinden, ondanks het verminderde sociale contact en meer

online lessen. Wat was het lastig.

Gelukkig worden alle maatregelen steeds wat soepeler en mogen er dus

weer meer dingen. Zo heeft het Wiebenga meer capaciteit gekregen. De

activiteiten van S.V. Exploratio kunnen weer (voor een groot deel) fysiek

doorgaan en de hechte band binnen de MBRT wordt herstelt. De terrasjes

kunnen weer bezocht worden en als het goed is gaan de kroegen

binnenkort ook weer open. Al deze punten zien eruit als alleen maar

voordelen. Zijn er dan helemaal geen nadelen? Nadelen willen we het

niet noemen, maar de Hanze moet goed kijken hoe zij de Open up voor

alle studenten gaan oppakken. De stap van geen sociaal contact, naar

veel sociaal contact kan te groot zijn waardoor studenten overprikkeld

kunnen raken.

Naast de Open up is het toch weer tijd voor een digitaal tijdschrift, de

Altius.! Een vakinhoudelijk tijdschrift over ons toekomstige beroep! Hierbij

willen wij de redactie ontzettend bedanken dat zij de tijd en moeite

hebben genomen om ook deze versie te kunnen maken!

Veel leesplezier.

Romée Coster,

Voorzitter studievereniging Exploratio 2020-2021

*Geschreven in september 2021*


C O L O F O N

EINDREDACTIE

Aniek Bouhuis, Emma de Koning

REDACTIE

Yasmijn Flisijn, Pim Michels,

Koen Reimert

VORMGEVING

Maaike Brakenhoff

AQUISITIE

Naomi Chan

Altius.

Een uitgave van studievereniging Exploratio


Beste lezers

Wat leuk dat je ons vakinhoudelijk tijdschrift de Altius. van S.V. Exploratio

weer leest. Dit is de zevende editie alweer, maar hij is meer bijzonder dan

eerdere edities. Dit is namelijk de eerste keer dat één commissie twee edities

uitbrengt! Dit tijdschrift bevat net als andere edities interessante MBRT

gerelateerde artikelen, dus wacht niet langer en neem snel een kijkje in

onze vernieuwde herfsteditie.

Onze commissie is hetzelfde gebleven als bij de voorgaande zomereditie.

Vijf vrienden die één jaar lang keihard hebben gewerkt om een editie neer

te zetten. Samenwerken als vrienden kent zo zijn voordelen vonden wij,

maar ook zijn nadelen. Het effectief vergaderen was een kunst. Want ondanks

de vergadering ben je ook mega nieuwsgierig hoe het verder met

iedereen gaat. Wij hebben een mooie balans kunnen vinden, waardoor wij

altijd zo effectief mogelijk hebben gewerkt. We luisterden goed naar elkaar

en verdeelden de onderwerpen zo dat iedereen iets kon doen wat hij

of zij echt leuk zou vinden. Vijf enthousiaste MBRT-studenten die onderwerpen

gaan verzinnen levert één ding op…. ontzettend veel interessante

MBRT gerelateerde stukken. Zoveel stukken dat wij ervoor gekozen hebben

deze tweede editie uit te brengen! Extra leuk dus dat je nog een keer

kan genieten van het tijdschrift. In dit geval deze herfsteditie met stukken

over onder andere vernieuwingen met een MRI-scan en een kijkje achter

de schermen op de spoedeisende hulp.

Omdat wij zoveel interessante stukken hadden verzameld door onze eigen

contacten en die van de MBRT-docenten konden wij een Altius. vullen

die dubbel zo dik zou zijn als normaal. Wij moesten dus een keuze maken

wie in welke editie kwam te staan en de desbetreffende redacteurs op de

hoogte hiervan stellen. Wij hebben stukken uit elkaar getrokken, zodat

voor de lezers dubbel leesplezier in beide edities zou zijn. Dit tijdschrift

bevat wederom weer stukken zoals in de zomereditie, zoals: ‘doorstuderen

na de MBRT’ en een bijzonder verhaal van een zorgprofessional.

Deze editie zit dus ook weer vol met nieuwe innovaties die wereldwijd een

steeds grotere rol gaan spelen.

Dit stuk schrijf ik namens mijn commissie vol trots. Ik breng door deze

herfsteditie een derde Altius. uit. De Altius. betekent veel voor S.V. Exploratio,

maar het vinden van een commissie is niet altijd even makkelijk. Dit

heeft ervoor gezorgd dat in 2019-2020 nog maar de vraag was of dat jaar

een commissie kon ontstaan en hiermee een tijdschrift uitgebracht kon

worden. Gelukkig is ook vorig jaar alsnog een Altius. gemaakt. Stoppen

op je hoogtepunt, dat is wat ze altijd zeggen, voor ons is dit dan ook een

ontzettend mooie manier om als eerste commissie met deze fantastische

herfsteditie af te sluiten.

Wij hopen alle lezers met deze Altius. een moment rust en nieuwe inzichten

te geven. Laat je inspireren en op mogelijke ideeën brengen over wat

de MBRT allemaal wel niet te bieden heeft. We wensen jullie heel veel

leesplezier!

Namens de redactie 2020-2021,

Yasmijn Flisijn, Redactrice Altius.


INHOUD

Even voorstellen 5

Leukste ervaring Davey Poelma-Tap 7

Mammografie door de jaren heen 8

Leren en studeren in de coronaperiode 11

KNF - Praktijkonderzoek 13

Van fysiotherapeut tot orthopedisch echografist 16

Minoren buiten MBRT 19

De rol van MBB’er en de beeldvorming op de SEH 21

Leukste ervaring van Rienhart Wolf 24

Werken na de MBRT 25

REVIVE 27

De MR/Linac 30

Doorstuderen na de MBRT 33


5

EVEN VOORSTELLEN...

De redactie

ANIEK BOUHUIS

Eindredactrice

Vierdejaars MBRT

EMMA DE KONING

Eindredactrice

Vierdejaars MBRT

YASMIJN FLISIJN

Redactrice

Vierdejaars MBRT


6

PIM MICHELS

Redacteur

Vierdejaars MBRT

KOEN REIMERT

Redacteur

Vierdejaars MBRT


7 Altius. | 2021

Weten wat je wilt

Het was een dag als alle anderen, rustig op weg

naar het werk. De vorige dag alle patiënten doorgenomen

en voorbereid zodat ik wist wie er komen

zouden. Het zou een dag worden met afwisseling,

patiënten met verschillende soorten kanker

in verschillende stadia.

Degene die curatief bestraald worden zijn op een

bepaalde manier simpel. Je doet alles wat je kunt

om de kanker er onder te krijgen en te zorgen dat

de kanker weggaat dan wel blijft en daarbij probeer

je de bijwerkingen zo veel mogelijk binnen

de perken te houden. Je legt de mensen uit hoe

de behandeling zal gaan en wat ze kunnen verwachten,

in eerste instantie in bijwerkingen want

die krijgen ze het eerst en daarna wat betreft resultaten.

Dit mag dan heel eenvoudig klinken, maar

toegegeven dat is het niet. Het is een continue uitdaging

om winst en bijwerkingen tegen elkaar af

te wegen.

De leukste ervaring van

Davey Poelma-Tap

De laatste patiënt van die dag was echter niet curatief

maar palliatief. Het was een gedrongen man,

met een rechte rug en geheven hoofd. Ondanks

zijn leeftijd, hij was ondertussen 83, maakte hij een

energieke indruk, hij had grote knokkige handen,

getekend door hard werken met een stevige indruk.

Hij deed zijn verhaal; het was begonnen met

een pijntje in de rug. Dit had hij wel vaker, zijn werk

als boer met paarden was niet het lichtste werk.

Dat trok altijd wel binnen een paar dagen bij. Na

2 weken kwam er een kuchje bij en de pijn werd

alleen maar erger, niet minder; of zoals hij het zei:

het wordt alleen maar minder. Hij ging meer hoesten,

de pijn in de rug nam niet af en hij was vaker

buiten adem. Toen hij uiteindelijk bloed op ging

hoesten is hij uiteindelijk naar de huisarts gegaan.

Die vreesde het ergste en bij verder onderzoek in

het ziekenhuis werd de diagnose longkanker gesteld.

Er waren uitzaaiingen in lymfklieren, lever en

botten; het verklaarde alle klachten die hij tot nog

toe had. Anderzijds was hij heel duidelijk geweest

naar de longarts; geen polonaise, geen chemotherapie

of zo. Daar had hij geen behoefte aan.

Vanwege de uitzaaiingen in het bot en het ophoesten

van bloed werd hij verwezen naar de radiotherapie

waarmee hij tegenover mij kwam te zitten.

Het was een duidelijk verhaal, vanuit de radiotherapie

waren er voldoende mogelijkheden om hem

te bestralen. Ook nu was hij weer heel duidelijk, hij

wilde geen hopsasa-tralala. Palliatie is het verlichten

of verzachten van klachten, bestralen kan hierin

een rol spelen, maar de bijwerkingen moeten hierin

nog meer afgewogen worden tegen het beoogde

en verwachte effect. Wat betreft behandelingen

wilde hij niet veel, het is mooi geweest dokter ’als

het zo ver is dan is het zo ver’. Hiermee kwam de

vraag naar boven drijven, wat wil je nog wel? Waar

kan ik, of kunnen wij je mee helpen? Nou dokter,

eigenlijk wil ik nog maar 1 ding, er moet nog 1

veulentje geboren worden en dan vind ik het mooi

geweest. Ik heb al jaren paarden, die zijn mijn lust

en mijn leven, mijn merrie is drachtig en dat veulen

zou ik graag nog geboren zien worden. Maar, aan

mijn lijf geen polonaise meer, het moet dragelijk

zijn.

In nauw overleg met de huisarts en longarts werd

de wens van deze man vanzelfsprekend gehonoreerd.

Hij heeft intensieve begeleiding gehad van

de huisarts. Daarbij is hij een aantal keren bestraald,

niet zo zeer om de komende maanden te

halen, maar om te zorgen dat hij zo min mogelijk

klachten had. Dat was de insteek. Telkens opnieuw

werd er afgewogen wat zijn de klachten en wat

kan er gedaan worden, en hoe veel klachten kan

hij daarvan krijgen. Uiteindelijk is de beste man

een maand nadat het veulen geboren is overleden,

waarbij de huisarts teruggaf dat hij erg blij was dat

er zo goed naar hem geluisterd is, hij heeft kunnen

doen wat hij wilde, zonder daar in zijn ogen een te

hoge prijs voor te hoeven betalen.

Palliatie blijft een van de moeilijkste aspecten van

ons vak, het gaat er niet om alles te doen wat we

kunnen. Nog meer gaat het om het aangaan van

het gesprek met de patiënt; wat wil je? Waarom

kies je wel of niet voor een behandeling, wat zijn

daarin de afwegingen? Wat vind je belangrijk om

wel of niet te doen? Ga daarin de dialoog aan met

de patiënt. Welke afwegingen worden er gemaakt,

en waarom? Op dat moment staat de patiënt centraal

en ontstaat er een situatie van shared decision

making. Voorzie de patiënt van voldoende

informatie en probeer een gekleurd beeld te voorkomen,

opdat de patiënt zelf kan kiezen. Ook nu,

een aantal jaren nadat ik de radiotherapie verlaten

heb is voor mij nog steeds een van de kernvragen

aan de patiënt: wat wil jij? Daarmee voelt diegene

aan de andere kant van de tafel zich een gelijkwaardige

gesprekspartner en kom je tot een door

beide partijen gedragen oplossing.


Mammografie door de jaren heen

Het begin

Als MBB’er ben ik (Ron Hofte) sinds 1999 werkzaam binnen het MST, (Medisch Spectrum Twente) zowel

in Enschede als Oldenzaal, waar de mammodiagnostiek geconcentreerd is in Oldenzaal. Sinds 2006 werk

ik er ook als mammolaborant. Het team bestaat uit zes mammoradiologen en 13 collega-laboranten en

ja, ik ben de enige mannelijke laborant in dit team. En nee, geen enkel probleem.

Geschiedenis.

De eerste röntgenfoto specifiek van een borst

werd in 1913 gemaakt van een geamputeerde

borst door de Berlijnse chirurg Salomon. Hij

maakte er ongeveer 3000 en vergeleek die met de

macroscopische coupes van de verwijderde operatie

preparaten. Hij legde al snel de link tussen

microcalcificaties en tumoren. Vanwege de geringe

dichtheidsverschillen was mammografie in de

beginjaren röntgen technisch moeilijk. In de jaren

‘50 werd de thermografie nog gepropageerd, maar

deze techniek had als grote nadeel dat het alleen

oppervlakkige temperatuurveranderingen, wat op

een tumor zou kunnen wijzen, kon meten. Bij xeroradiografie

vormt de uittredende röntgenstraling

een latent beeld op een plaat voorzien van een

dunne laag selenium, die door middel van elektrostatische

ladingen lichtgevoelig wordt gemaakt.

Dit beeld werd vastgelegd met een fijn verdeeld

gekleurd elektrostatisch geladen poeder, dat door

de elektrostatische lading van de plaat wordt aangetrokken

en vastgehouden en vervolgens wordt

overgebracht op papier. Deze methode had een

grote stralenbelasting voor de patiënt, een gering

oplossend vermogen en weinig contrast vergeleken

bij fotografisch materiaal. Het eerste klassieke

mammogram zoals we die nu kennen waarbij

de borst tussen twee platen gedrukt werd, werd

al gemaakt in de jaren ‘50. Het duurde echter nog

jaren voordat deze methode gemeengoed werd.

De patiënt zat of lag toen en de film werd nog onder

de borst gelegd. De belichtingstijd was toen 6

seconden per opname en de film werd nog in een

donkere kamer ontwikkeld in een ontwikkelaar- en

daarna een fixeerbad. Dat proces duurde dan 18

minuten. Onvoorstelbaar in de huidige tijd. Eind

jaren ‘60 en begin ‘70 kwam de discussie op gang

tussen chirurgen en radiologen over het nut van

mammogrammen. De chirurgen geloofden er niet

zo in. De patholoog-anatoom was volgens hen de

enige die met zekerheid de aard van de tumor kon

bepalen. Tot die tijd gebeurde de diagnostiek voornamelijk

door palpatie en therapie door chirurgie,

maar de verbeterde röntgenopnames veroverden

terrein. Het geheim zat hem in de lage buisspanning

van 25 tot 30 kV, de röntgenbuis met molybdeenanode

in plaats van de wolfraamanode, de

goede compressie en het gebruik van industriële

röntgenfilm. Bij galactografie (ductografie) werd er

jodiumhoudend contrastvloeistof in de ducti gespoten.

De indicatie was vaak bloederig tepelvocht

of juist stuwing wat dan ook wel eens therapeutisch

werkte. Hierbij werden soms ook kleine tumoren

aangetoond. In de jaren 90 heb ik hier zelf

nog bij geassisteerd in het Twenteborg ziekenhuis

in Almelo. Voor de komst van de stereotaxie was

de operatieve plaatsbepaling van de tumor nog

wel eens een probleem. De diepte van de laesie

moest dan geschat worden aan de hand van een

mammogram in twee richtingen.


9

Altius. | 2021

Het grootschalige bevolkingsonderzoek borstkanker

(BOB) zoals we dat nu kennen begon met

proefprojecten in 1975 in Utrecht en Nijmegen.

Een daling van de sterfte met 30% na tien jaar

werd aangetoond en daardoor werd het landelijk

BOB een feit in 1992. Aanvankelijk voor vrouwen

van 50 tot 70 jaar, later uitgebreid tot 75 jaar. Bijkomend

voordeel van het BOB was dat de aandacht

voor mammografie en de kwaliteit van de

opnames met name de insteltechniek sterk verbeterde.

De LRCB (Landelijk Referentie Centrum

voor Bevolkingsonderzoek) werd opgericht in

1988 en gaf structuur aan opleiding en bewaakt

de kwaliteit in brede zin.

Begin van deze eeuw kwam langzaam de overstap

van analoog naar digitaal diagnostiek en

dus ook digitale mammografie. De beeldkwaliteit

steeg, omdat men de beelden op de computer

kon gaan manipuleren. Het werd mogelijk

om het contrast aan te passen en in te zoomen

op bepaalde delen van het weefsel. Bij DBT (Digital

Breast Tomosynthese) worden één mm plakjes

gemaakt. Voordelen zijn betere beoordeling

van specifieke laesies en microcalcificaties, vrij

van aangrenzende vlakken, vooral nuttig bij dens

klierweefsel. De dosis waaraan de borst wordt

blootgesteld is gelijk of lager dan bij een conventioneel

mammogram. Nadelen waren, vooral

in het begin, de grote hoeveelheid data. Bewegingsartefacten

kunnen eerder optreden ten gevolge

van de langere belichtingstijd en grotere

verkalkingen veroorzaken aanzienlijke artefacten.

Ook de interpretatietijd voor de radiologen

wordt erdoor verlengt.

In het MST hebben we in 2020 een nieuw vacuum

assisted biopsie toestel aangeschaft. De laesie

wordt daar d.m.v. tomosynthese opgespoord

en benaderd waarna de biopten één voor één

direct naar een klein röntgentoestel worden getransporteerd.

Als er microkalk in een biopt is

kan gestopt worden met de procedure. Een modern

apparaat en zo gaan de ontwikkelingen op

allerlei gebieden door.

A.I., Artificial Intelligence is een snel opkomende

softwaretoepassing. In het begin werd gedacht

dat het de radioloog zou kunnen vervangen,

maar deze zelflerende (deep learning) software

kijkt vaak maar naar één ziektebeeld en mist

(nog) de samenhang. Het wordt nu veel meer

beschouwd als hulpmiddel waarmee de radiologen

hun werk sneller en preciezer kunnen doen.

Het heeft een grote toekomst en natuurlijk niet

alleen voor de mammografie.

Een paar nieuwe technieken zonder compleet

daarin te kunnen zijn.

Het MST is in samenwerking met de Universiteit

Twente bezig met de ontwikkeling van de

PAM (photo acoustic mammographie). D.m.v.

infrarode straling en echo weerkaatsing kunnen

beelden worden gemaakt. Deze techniek maakt

vooral gebruik van de verhoogde vascularisatie

bij tumoren. Vooralsnog is het niet de verwachting

dat het de mammografie gaat vervangen.


10

Ervaringen met patiënten

De omgang met patiënten en familie is bij mammografie

meestal wel wat intensiever en vraagt

meer empathie dan bij, zeg maar, een pols foto.

Het feit dat mammografie een apart specialisme

is geeft al aan dat het een aparte plaats heeft in

radiologie land, daardoor meer op de voorgrond

staat en dat daardoor borstkanker misschien ook

meer beladen is dan andere vormen van kanker.

Je merkt dat vaak aan de spanning die bestaat bij

de patiënten. Grosso modo zijn er drie soorten

patiënten. De eerste zijn de vrouwen die vrij relaxed

overkomen en dat ook zijn. De tweede zijn

de vrouwen die relaxed over (willen) komen maar

waaraan je aan de lichaamshouding kunt merken

dat ze het zeker niet zijn. Je voelt de lichamelijke

spanning bij het maken van het mammogram en

zo gauw iets duidt op een verkeerde uitslag slaat

de relaxedheid om in zichtbare bezorgdheid en

spanning. De derde categorie is van tevoren al

gespannen en blijft dat vaak ook. Hoe het ook zij,

het vraagt extra empathie, geduld en aanpassing

van de MBB’er om alle patiënten zo

correct als mogelijk in een vaak beladen situatie

te behandelen. De angst voor pijn bij de mammo

opnames kun je verminderen door de tijd te

nemen, duidelijke uitleg te geven en te vertellen

dat je de druk een beetje aan kunt passen. Wat

je dan niet altijd doet maar dat weet de patiënt

niet. Voordat je begint met het onderzoek vertellen

wat er gaat of kan gaan gebeuren scheelt

ook heel veel schrikreacties. “Ik roep U zo weer

binnen en dan krijgt U de voorlopige uitslag van

mij” of “Het kan zijn dat er een echo en punctie

gedaan moet worden “. Ik persoonlijk zie het als

een uitdaging om zo proactief mogelijk de onderzoeken

te doen en te begeleiden. Als je dan

na het bezoek een bedankje krijgt, ondanks de

pijn die je vaak veroorzaakt, weet je dat je jouw

onderdeel van de hele diagnostiek goed gedaan

hebt. Dat maakt het werken tijdens een mammografie

dag ook zo interessant. De omgang met

verschillende patiënten, radiologen en collega’s

in een vaak redelijke werkdruk vormt dan wel de

uitdaging van die dag.

Ron Hofte,

MBB’er mammodiagnostiek in het MST


11

Altius. | 2021

Leren en studeren

tijdens de coronaperiode

met Remco en Eva

12 maart 2020, deze datum kan ik mij nog goed

herinneren. Covid-19 was toen al in Nederland

aan een opmars begonnen. De ziekenhuisbedden

en IC-afdelingen liepen vol. Nederland had

er een nieuwe ‘uitdaging’ bij. Vanaf deze datum

gingen wij geen fysiek onderwijs meer geven

maar alleen maar online. Van het docententeam

was ik toevallig de allereerste collega welke een

online les ging geven. Dit was aan de studenten

van de minor radiotherapie. De dag ervoor samen

met Stijn uitgezocht hoe we in Blackboard

videolessen konden gaan geven. Dit was even

zoeken, testsessies waarbij we beiden in een andere

ruimte gingen zitten om te ontdekken of

onze oplossing ging werken. Terugkijkend kan ik

mij dat nu bijna niet meer voorstellen… De les

ging goed! Wel was het wennen voor mij om op

een klein scherm te tekenen, maar ach de boodschap

kwam over. In de weken daarna werd het

duidelijk dat Covid-19 een grotere impact ging

hebben, de Hanzehogeschool ging ook voor de

medewerkers dicht. We moeten vanaf nu vanuit

huis gaan werken. Dit bracht voor ons team een

hoop extra werk met zich mee. Al het fysieke onderwijs

moest aangepast worden in onlineonderwijs,

praktijklessen konden niet meer doorgaan

etc., etc. Voor de studenten van de minor radiotherapie

betekende dit dat deze thuis achter

hun computer zelf aan de gang moesten met de

opdrachten. Wat waren wij blij als vakgroep radiotherapie

dat we de beschikking hadden over

ons nieuwe planningsysteem! Deze planningslessen

konden gewoon doorgaan. Gedurende de

volgende maanden werden mijn collega’s steeds

handiger in het online lesgeven, naast het vernieuwen

van het reguliere onderwijs. Dit leverde

voor ons wel lange werkdagen op wat niet altijd

makkelijk was. Een situatie welke ik mij nog goed

kan herinneren is dat ik thuis zat op op mijn oude

bureaustoel (ik gebruikte deze vroeger af en toe)

en tijdens een les voor de toenmalige 1e jaar

studenten door deze stoel heen zakte. Dat leverde

wel een hilarisch beeld op. Gedurende maanden

zagen we jullie online steeds minder, de camera’s

gingen uit, meer afwezigheid in de online

lessen (want ja, het wordt toch opgenomen…).

Dit is begrijpelijk maar ja voor ons niet altijd even

‘leuk’. Gelukkig konden we toch nog een beetje

genieten van de zomervakantie, helaas konden

we daarna weer terug op de oude manier waarbij

we wel het geluk hadden dat we wel weer fysiek

praktijkonderwijs konden geven, met de nodige

beperkingen zoals bubbels van studenten, vaste

dagen aanwezig, vaste lesdagen voor de 1e, 2e

en minor studenten. Maar wat was en is dat toch

fijn! Gewoon weer voor de klas om echt uitleg

te kunnen geven. Het voelt op de dagen dat ik

fysiek weer op het Wiebengacomplex ben weer

bijna als vanouds. Helaas is dat niet voor alle studenten

zo, stageplaatsen zijn lastiger te vinden,

geen diplomering en propedeuse-uitreiking,

maar het einde is in zicht. Nederland is druk met

het vaccineren en ik hoop dat we in het volgende

collegejaar (2021/2022) nog meer fysiek onderwijs

mogen geven, fingers crossed….

Remco Heeringa,

Docent MBRT Groningen

*Geschreven in april 2021*


12

Hallo, mijn naam is Eva Admiraal en ik ben 19

jaar. Ik kom uit Hasselt, een klein stadje in de

buurt van Zwolle. Dingen die ik leuk vind om te

doen in het dagelijks leven zijn tennissen, lezen,

muziek luisteren en fotograferen. Ik ben tweedejaars

student MBRT en mij is gevraagd een stukje

te schrijven over mijn ervaringen met het onderwijs

online en op school.

Na bijna een halfjaar thuisonderwijs mochten we

in september eindelijk weer naar school. Twee

keer in de week naar school en drie dagen online

lessen. Dit was echt fijn na zo’n lange periode.

Dan merk je ineens dat je de normaalste dingen

mist; op het station lekker mensen kijken, op de

fiets door Groningen racen omdat je bijna te laat

bent en gewoon weer geregeld mensen zien. Zelf

woon ik nog thuis en reis dus heen en weer. Deze

afwisseling van naar school gaan en thuisonderwijs

vond ik wel fijn. Ik hoefde niet elke keer die

hele reis te maken en de dagen dat ik thuis was

kreeg ik gewoon meer voor elkaar dan de andere

dagen. Het thuisonderwijs vergt wel veel van je.

Het is moeilijker om je aandacht erbij te houden

omdat je de hele dag maar naar een scherm aan

het staren bent en een goede planning is echt

belangrijk om bij te blijven met de leerstof. Je

merkt ook dat minder mensen actief meedoen

en je makkelijker even een lesje overslaat of later

terugkijkt. Dit vind ik soms ook wel sneu voor

de docenten want zij doen wel hun best om ons

zo goed mogelijk les te geven. Het gebruik van

online meeting plekken zorgt wel weer voor mogelijkheden.

Je kunt sneller afspraken maken met

klasgenoten om bijvoorbeeld een opdracht te

bespreken en dat is dan ook wel weer gezellig.

Anders dan eind vorig jaar hebben we nu online

tentamens in plaats van vervangende opdrachten.

Dit is moeilijk maar ook wel goed om een

beetje in het ritme terug te komen. Bij mij persoonlijk

gaat dit wel prima, wel heb ik het gevoel

dat anderen meer onvoldoendes halen dan

voorheen. De dagen op school zijn gevuld met

praktijklessen. (En mondkapjes, maar dat zijn we

inmiddels wel gewend.) Dit is wel weer prettig

omdat we voorheen elke dag praktijklessen hadden

en toen ineens een half jaar hebben gemist.

We lopen ook best wel achter met bepaalde handelingen.

De dingen die we in de praktijklessen

doen zijn namelijk niet zo goed online te vervangen,

de aandacht lag toen even ergens anders.

Eind vorig jaar hebben we bijvoorbeeld meer

beeldherkenning behandeld dan we normaal gesproken

zouden doen. De lessen op school zijn

nu ingedeeld met nieuwe onderwerpen en herhaling

van afgelopen jaar. Anders dan vorig jaar

kunnen we nu namelijk geen lokalen boeken om

naast de lessen zelf te oefenen. We gaan nu een

periode in met een grote vaardigheidstoets: Serious

Gaming. Dit vind ik persoonlijk best spannend

omdat we tot nu toe door COVID i.p.v. drie,

nog maar één vaardigheidstoets hebben gehad.

Er wordt wel van ons verwacht dat we deze vaardigheidstoets

met een voldoende afronden, anders

mogen we volgend jaar niet op stage. Maar

met een goede voorbereiding vanuit huis moet

dit denk ik wel goed komen, of daar gaan we in

ieder geval maar van uit. In december gingen de

scholen en winkels weer dicht en iets later ook

nog een avondklok: de ‘zwaarste lockdown’ tot

nu toe. Omdat onze opleiding praktijklessen

heeft mogen wij gelukkig nog steeds een aantal

lessen op school volgen. Maar daarnaast heb

je gewoon een klein tot geen sociaal leven omdat

je ’s avonds niet meer je huis uit mag en niet

meer in groepsverband kan sporten. Nu maar

hopen dat iedereen voor de zomer gevaccineerd

kan worden en we dan weer verder kunnen met

ons leven.

Eva Admiraal,

Derdejaars student MBRT

*Geschreven in april 2021*


13 Altius. | 2021

KNF - Praktijkonderzoek

Arteriële acceleratie; een nieuwe kijk op de circulatie van bloed

In het schooljaar 2018/2019 is voor het eerst gestart met de minor Klinische Neurofysiologie

(KNF). Als je kiest voor het uitstroomprofiel KNF, zal je naast de minor KNF ook twee stages lopen

op twee verschillende KNF-afdelingen en het praktijkgericht onderzoek uitvoeren naar een

KNF-gerelateerd onderwerp.

Wij zijn Kiki Stamou en Hilde Scholten, twee vierdejaars

studenten. Wij kennen elkaar sinds jaar 2

en zijn sindsdien ook goed bevriend. In jaar drie

hebben wij allebei gekozen voor de minor KNF

met het uitstroomprofiel. Normaal begin je dan

in jaar vier met de eerste stage KNF, maar vanwege

COVID-19 zijn wij eerst begonnen met het

praktijkgericht onderzoek.

Allereerst is het belangrijk om het praktijkgericht

onderzoek te doen over een onderwerp wat je

ook daadwerkelijk interessant vindt. Vanuit het

Martini Ziekenhuis zijn ons twee onderwerpen

aangeboden. Uiteindelijk hebben wij gekozen

voor het onderwerp ECG-locked potentials.

In 1628 bracht de Britse arts en natuuronderzoeker

W. Harvey een boek uit over de circulatie

van het hart. In het eerste deel van het boek bestudeerde

W. Harvey de beweging van het hart.

Hij toonde aan dat het hart passief vult en actief

samentrekt en dat het tijdens het samentrekken

bloed verdrijft. Vervolgens toonde hij aan dat

de expansie van de slagaders (de polsslag) synchroon

loopt met het hart en dat het wordt veroorzaakt

door enkel de samentrekking van het

hart en de kracht van het bloed dat door het hart

wordt geduwd (Bolli, 2019). De opvattingen van

W. Harvey worden vandaag de dag nog steeds

als waarheid beschouwd.

Echter is door Dr. A. Schaafsma, een klinische

neurofysioloog uit het Martini Ziekenhuis te

Groningen, het artikel: “Harvey with a modern

twist: How and why conducting arteries amplify

the pressure wave originating from the heart”

geschreven. In dit artikel worden theoretische

kwesties en observaties beschreven die W. Harveys

visie op passief geleiden van slagaders

nuanceert. Één van deze tegensprekende theoretische

kwesties is dat de afstand van het hart tot

de capillaire systemen niet overal gelijk is. Bij een

kortere afstand heb je minder weerstand dan bij

een langere afstand. Theoretisch zou het bloed

dan altijd voor de kortste route kiezen, waardoor

capillaire systemen met een langere afstand tot

het hart worden omzeild. Één van de tegensprekende

observaties is dat de bloedstroom meer

pulserend wordt hoe dichter het bij de periferie

komt, ondanks dat de totale oppervlakte van de

dwarsdoorsnede van de vaten naar de periferie

toeneemt. Zou deze toename van de pulsatiliteit


14

niet het gevolg kunnen zijn van de toevoeging

van energie aan de arteriële drukgolf? Om deze

tegensprekende kwesties en observaties te kunnen

verklaren, is door Dr. A. Schaafsma een theorie

over arteriële acceleratie verondersteld: bij

het samentrekken van het hart (systole) ontstaat

een arteriële drukgolf, deze wordt vervolgens

versterkt door een kortdurende en goed gesynchroniseerde

contractie in de gladde spierlagen

van de betrokken slagaders. Dit resulteert in een

tijdelijke ‘verstijving’ van de arteriële vaatboom,

waardoor de hartdruk tijdens de vroege systole

wordt versterkt en vervolgens wordt verdeeld

over alle capillaire systemen. De kortdurende

contractie in de gladde spierlagen zou veroorzaakt

worden door een depolarisatiepotentiaal

die zich via zogenaamde ‘gap-junctions’ verspreidt

van arterie naar arterie tot aan het capillair

bed (Schaafsma, 2013).

Bij deze fundamentele studie is onderzocht in

hoeverre het mogelijk was om in de praktijk de

theoretisch veronderstelde depolarisatiepotentiaal

in µV, die ontstaat in de gladde spiervezels in

de arteriële vaatwand, te meten met behulp van

EMG-apparatuur. Het doel van deze studie was

om meer kennis te vergaren, waarmee de theorie

van arteriële acceleratie kon worden ondersteund.

Om het potentiaalverschil te meten is er gebruik

gemaakt van twee ringelektrodes om de vinger,

waarbij de data-acquisitie werd gemiddeld, getriggerd

op het ECG-signaal. Als eerst is er een

protocol opgezet onder welke omstandigheden

het beste kon worden gemeten. Dit protocol is

vervolgens uitgevoerd bij tien proefpersonen

tijdens drie verschillende ventilatietesten: normo-,

hypo- en hyperventilatietest. De hypo- en

hyperventilatietest zijn uitgevoerd om te kijken

wat respectievelijk vasodilatatie en vasoconstrictie

voor een invloed had op de depolarisatiepotentiaal.

Om een voorstelling te kunnen maken van wat

wij nou precies hebben gemeten, is er in figuur

1 een voorbeeld weergegeven. Na de uitvoering

van de metingen is een protocol opgezet om de

verkregen signalen, die voortkwamen uit de drie

verschillende testen, te beoordelen op reproduceerbaarheid

aan de hand van de amplitude,

latentie en breedte. Hierbij is gebruik gemaakt

van coderingen die classificeren of het signaal als

depolarisatiepotentiaal kon worden beschouwd

of niet.

Figuur 1: Voorbeeld van een gemeten signaal: Het bovenste

signaal geeft het ECG signaal weer. Het onderste signaal is afkomstig

van de ringelektrodes.


15 Altius. | 2021

Uit de resultaten van deze studie kan worden

geconcludeerd dat meerdere ECG-getriggerde

depolarisatiepotentialen zijn gemeten met behulp

van EMG-apparatuur aan digitus V. Deze

ECG-getriggerde depolarisatiepotentialen staan

in lijn met de verwachtingen van de theorie van

arteriële acceleratie. De hypo- en hyperventilatie

hebben niet bijgedragen aan de meetbaarheid

van de depolarisatiepotentiaal, omdat hier

significant minder depolarisatiepotentialen zijn

gemeten. Ondanks dat er depolarisatiepotentialen

zijn gemeten, kan deze studie niet uitwijzen

wat de origine is van de gemeten depolarisatiepotentialen.

Om deze reden kan de theorie van

arteriële acceleratie niet direct worden ondersteund,

maar wordt het ook niet weerlegd. Om

de origine van de gemeten depolarisatiepotentialen

te bepalen, zal onderzoek op grotere schaal

moeten worden uitgevoerd.

Wij hebben de scriptie ervaren als een erg leerzame

periode. Niet alleen op het schrijf- en onderzoekend

vlak, maar ook qua planning en

communicatie. Om jullie te kunnen helpen met

het schrijven van de scriptie hebben wij enkele

tips hieronder opgesomd:

- Zoek een scriptie maatje uit waarmee je een

leuke klik hebt en goed kan samenwerken;

- Zoek een onderwerp uit wat je interessant lijkt;

- Maak een goede planning van tevoren;

- Gedurende de scriptieperiode staan feedback

lessen met je PO-groep en begeleiders gepland.

In deze lessen krijg je per hoofdstuk feedback.

Het is handig om deze lessen mee te nemen in je

planning en om voor deze lessen de desbetreffende

hoofdstukken zo ver mogelijk af te hebben

zodat je goede feedback kan krijgen.

- Daarnaast is fijn om met je opdrachtgever ook

feedback momenten per hoofdstuk in te plannen.

De opdrachtgever kan meer inhoudelijke

feedback geven;

Wij hopen dat jullie een leuke scriptietijd tegemoet

gaan!

Kiki Stamou & Hilde Scholten,

Vierdejaars studenten MBRT


16

Van fysiotherapeut

tot orthopedisch echografist

Wij zijn in gesprek gegaan met Marcel Spruijt

die gewerkt heeft als fysiotherapeut en momenteel

werkt als orthopedisch echografist.

Hij vertelde ons over de weg van zijn omscholing,

zijn leukste ervaringen en waar hij tegenaan

loopt binnen het vakgebied!

Wilt u zichzelf voorstellen?

Mijn naam is Marcel Spruijt en ik ben woonachtig

in Haarlem. Ik werk op dit moment in mijn eigen

praktijk ‘Blessure in Beeld’ en op de schouderpoli

in het Spaarne Gasthuis te Haarlem, maar van

oorsprong ben ik fysiotherapeut. In 1978 ben ik

afgestudeerd als fysiotherapeut en vanaf 1998

heb ik de eerste stappen gezet in de orthopedische

echografie. Ik werk nu fulltime als echografist,

met veel plezier en voldoening.

Kunt u iets vertellen over uw achtergrond?

Na mijn VWO ben ik gestart met de opleiding fysiotherapie.

Deze heb ik in 1978 afgerond. Ik heb

in het begin van mijn carrière op meerdere plekken

gewerkt waaronder 12 jaar in Amsterdam in

een verpleeg- en verzorgingstehuis. Ongeveer

rond 1990 ben ik mijn eigen praktijk in Haarlem

begonnen waar ik later onder andere ook gestart

ben met de echografie. Tijdens mijn tijd als fysiotherapeut

ben ik mij gaan oriënteren richting

de echografie binnen mijn vakgebied. Later heb

ik mijn fysiotherapiepraktijk verkocht. Ik heb verschillende

opleidingen en cursussen gevolgd en

heb tot acht jaar geleden mijn werk als fysiotherapeut

gecombineerd met orthopedische echografie.

Wanneer kwam u er achter dat fysiotherapie

niet het enige was wat u interesseerde?

Tijdens mijn opleiding was ik altijd al geïnteresseerd

in de beeldvorming. Mede ook om die reden

ben ik in 1996 begonnen met echografie op

het vakgebied van fysiotherapie. Dus dit betreft

dan spieren, pezen etc. Echografie van het bewegingsapparaat

was in opkomst en er waren nog

weinig andere fysiotherapeuten begonnen in dit

gebied van echografie.

Wat voor opleiding heeft u hiervoor kunnen

doen?

Rond de jaren negentig was ik op een beurs ‘Medica’

waar ze o.a. apparatuur voor echografie demonstreerden.

Tijdens deze beurs heb ik geïnformeerd

of het ook interessant zou zijn voor mij

als fysiotherapeut om me daarin te ontwikkelen.

Het was destijds nog niet van toepassing, maar

later hoorde ik dat er steeds meer ontwikkelingen

waren, dit was zo rond 1995/1996. In 1996

startte ik met een basiscursus in Eindhoven aan

de Fontys Hogeschool. Zij boden een basiscursus

echografie voor fysiotherapeuten aan, als eerste

in Nederland. We waren met een groep van ongeveer

15 cursisten. Daarnaast heb ik op eigen

initiatief aangeklopt bij de MBRT in Haarlem om

mijn interesse te tonen in de echografie. Hier heb

ik gevraagd of zij iemand hadden die mij het vak

echografie zou kunnen leren. Het toeval wilde

dat ze wel met dat onderwerp bezig waren maar

nog geen kandidaat hadden die vanuit de fysiotherapie

het echoën zou willen oppakken. Dit

kwam mij natuurlijk heel goed uit en dus hebben

wij een deal gemaakt: ik mocht gebruik maken

van hun apparatuur in ruil voor het ter zijner tijd

teruggeven van mijn kennis op het gebied van

het bewegingsapparaat. Dus dat betekende dat

ik één á twee keer in de week hun apparatuur gebruikte

om met een anatomieboek en mijn eigen

benen en schouders te oefenen. Daar kwam ik


17

Altius. | 2021

al heel ver mee en dit heb ik ongeveer twee jaar

gedaan. Vervolgens nam ik verschillende proefpersonen

mee op om te oefenen. Dat ging van

stagiaires tot aan patiënten van mijn eigen praktijk.

Na deze periode heb ik mijn eigen apparatuur

aangeschaft. Ik moest natuurlijk daarna zoals

afgesproken wel de andere helft van de deal

waarmaken. Vanaf dat moment ben ik les gaan

geven als docent van de Post HBO echografie

extremiteiten. Deze Post HBO opleiding startte

altijd in het tweede semester en vond dan elke

woensdagmiddag plaats. Het begon met een

kleine groep van ongeveer 10 studenten en 1

docent, maar al snel werden het zo’n 25 studenten

en 3 docenten. Dit heb ik met veel plezier ongeveer

17 jaar gedaan aan de MBRT in Haarlem.

Wat houdt het werk als orthopedisch echografist

in?

Ik werk bij verschillende instanties. Zo werk ik in

mijn eigen praktijk ‘Blessure in Beeld’ en werk ik

in het ziekenhuis op de schouderpoli. Daarnaast

werk ik samen met een violiste-orthopeed die

bezig is met het opzetten van een muziekpoli.

Deze is poli is anderhalf jaar geleden gestart en is

gericht op blessures waar muzikanten tegenaan

lopen. Hierbij wordt er gekeken naar de oorzaak,

de diagnose en de vervolgstappen die genomen

kunnen worden.

Binnen ‘Blessure in Beeld’ werk ik drie dagdelen

per week en deze praktijk is bedoeld voor mensen

uit de omgeving Haarlem welke ongeveer

een cirkel van 30 km omvat. Daarnaast werk ik

met hetzelfde principe in de regio Zaandam en

hier werk ik elke maandagavond. Mijn patiënten

komen vooral bij mijn poli, omdat ze verwezen

zijn door fysiotherapeuten die zelf geen echo’s

maken. Daarnaast krijg ik van huisartsen en specialisten

ook aanvragen en door mond-tot-mond

reclame. Binnen mijn praktijk gaat het verder dan

alleen het maken van echo’s. Patiënten lopen

vaak al wat langer rond met moeilijk herstellende

klachten wat betekent dat zij dus ook komen

voor advies. Hierbij denk ik mee met wat allemaal

al gedaan is aan onderzoeken en behandelingen,

en wat de volgende stap zou kunnen zijn.

Dit wordt gedaan door gericht een anamnese,

onderzoek en echo te doen waarna je vervolgens

bespreekt welke route voor de patiënt het beste

zou kunnen werken. Dit is ook een speerpunt van

mijn vak; het interprofessioneel werken. Je zou

het ook kunnen zien als een second opinion binnen

de eerste lijn en kijken we dus samen hoe

verder.

Daarnaast werk ik dus op de schouderpoli in het

Spaarne Gasthuis in Haarlem. Dit is een one-stop-

-poli: eerst een röntgenfoto, vervolgens komt de

patiënt bij de verpleegkundig specialist en bij mij

voor de anamnese en de echo. Als multidisciplinair

team maken wij daar samen vervolgens een

verslag met behandeladvies van. Dit wordt doorgestuurd

naar de orthopeed en die neemt vervolgens

het definitieve besluit. Twee dagen in de

week mag ik samen met dit team werken.

Waar loopt u het meest tegenaan binnen het

werkgebied orthopedisch fysiotherapeut?

Wat ik als een bezwaar zie is toch wel het kleine

clubje fysiotherapeuten die echografie als

fulltime of bijna fulltime baan doen. De meest

fysiotherapeuten doen het echografische werk

er een beetje bij wat ik erg jammer vind. In mijn

ogen zou je namelijk minimaal de helft van de

tijd ermee bezig moeten zijn om beeldervaring

op te bouwen, want met af en toe eens een echo

maken in de week schiet die beeldherkenning

niet op. Hierdoor zie je in praktijken die dit werk

af en toe doen slechte echografische verslagen

verschijnen welke geschreven zijn door niet goed

ingewerkte fysiotherapeuten op echografie gebied.

Dit geeft dan ook een negatieve weerslag

op de hele beroepsgroep fysiotherapeuten die

zich met echo bezighouden. Mijn mening hierover

is dan ook: wanneer je dit werk als fysiotherapeut

wil doen moet je hier voor de volle 100%

voor gaan. Daarbij is echografie een niet beschermd

beroep waardoor iedereen apparatuur

aan kan schaffen en echografische onderzoeken

uitvoeren. In het begin heb ik hiervan veel last ervaren

met name vanuit de groep van huisartsen

en specialisten die daardoor weinig vertrouwen

hadden in echografie door fysiotherapeuten. Dit

is gelukkig wel aan het veranderen. De orthopedische

echografie begint volwassen te worden.


18

“De orthopedische echografie begint

volwassen te worden.”

Heeft u een bijzondere ervaring meegemaakt

in uw werk als orthopedisch echografist?

Toen ik een jaar of drie binnen de echografie

werkte kwam er een mannelijke patiënt bij mij

binnen met pijnklachten distaal/lateraal aan beide

onderbenen. De man van begin veertig was

pas begonnen met hardlooptraining, dus hij ging

van één, naar twee, naar drie kilometer enz., maar

ontwikkelde al snel klachten. Bij het echografisch

onderzoek zag ik aan de linker fibula een kleine

fractuur. Maar ook aan de rechterkant hetzelfde

beeld. Bij mij ontstond wel enige twijfel mede

door onervarenheid. Een fractuur aan beide fibula

door een beetje hardlooptraining loop je niet

zomaar op. De röntgenfoto’s die vervolgens gemaakt

werden lieten toch daadwerkelijk zien dat

deze man een fractuur in beide fibulae had.

Wat ziet u graag veranderen in de toekomst?

In de toekomst zie ik graag dat meer disciplines

samen zullen gaan werken om de beste zorg

voor de patiënt te kunnen bieden. Wanneer meer

disciplines samen zullen gaan werken kan er een

optimaal behandelplan voor de patiënt opgesteld

worden. De schouderpoli vind ik daar een

goed voorbeeld van.

Wilt u de huidige MBRT-studenten nog iets

meegeven?

MBRT-studenten beheersen veelal de echografische

technieken uitstekend, dus hoe het apparaat

en de probe te bedienen. Als MBRT-student leer

je goed omgaan met de hand-oog coördinatie.

Maar daarnaast is het ook heel belangrijk om de

plaatjes te kunnen lezen en begrijpen. Echografie

is het vertalen van een 2D-beeld naar een 3D.

Ook is het goed om na te gaan wat jouw positie

zou kunnen zijn in een team met een fysiotherapeut,

orthopeed, verpleegkundig specialist en

doktersassistenten. Samen met dit team moet je

namelijk advies geven aan de patiënt. Dus al met

al is het belangrijk dat je niet alleen het echografische

deel goed beheerst, maar dat je ook een

brede kennis hebt over de kinesiologie/pathologie

van het bewegingsapparaat.

Yasmijn Flisijn en Aniek Bouhuis,

Vierdejaars MBRT studenten


M I N

b u i

M B

He! Mijn naam is Eva, ik ben vierdejaars student

en heb in het eerste semester van mijn derde jaar

de minor Toegepaste Psychologie gevolgd aan

de Hanzehogeschool. Bij de minor toegepaste

psychologie gaat het hoofdzakelijk over het beïnvloeden

van gedrag. De vakken ‘Inleiding in de

Psychologie’, ‘Sociale Psychologie’ en ‘Gedragsbeïnvloeding’

worden middels colleges gegeven.

Hier leer je onder andere over hoe gedrag ontstaat

en kan worden beïnvloed.

Je hebt ook nog de vakken ‘Progressiegericht

werken en ‘Trainen’. Als eerste leer je hoe je een

helpend gesprek kan uitvoeren. Je oefent gespreksvoering

tijdens werkcolleges op medestudenten

en uiteindelijk op mensen in je omgeving.

Het vak ‘Trainen’ gaat over hoe je gedrag

van groepen kan beïnvloeden, middels een training.

Hierbij heb ik zelf een training gegeven

over uitstelgedrag. Je werkt de gehele minor aan

die training.

Toegepaste

Psychologie

Toegepaste Psychologie is een minor die communicatiegericht

aansluit bij de MBRT. Je leert

technieken waarmee je patiënten beter kan begrijpen.

Verder is de minor goed toepasbaar in

je dagelijks leven, omdat je begrijpt waar het

gedrag van mensen en dat van jezelf vandaan

komt. Ik heb voor deze verbredende minor gekozen

omdat ik graag een stapje buiten de MBRT

wilde zetten, omdat psychologie ook mijn interesse

heeft. Ik heb de minor daarom ook als erg

leuk ervaren. Het niveau was goed te doen, en de

dingen die ik heb geleerd kan ik tot op de dag

van vandaag in mijn dagelijks leven toepassen.

Ik raad de minor daarom zeker aan! Let er wel

op, dat er veel animo is voor de minor. De minor

sluit op vrijwel alle opleidingen goed aan, en dus

wordt er gewerkt met een loting.


O R

t e n

R T

Hoi, ik ben Marlies Kremer, vierde jaars MBRT student en ik heb in het derde jaar de minor onderzoeksvaardigheden

gedaan. Er is mij gevraagd hier iets over te vertellen, dus ik hoop dat ik je iets

wijzer kan maken! Onderzoeksvaardigheden is een verbredende minor. Dit wil zeggen dat hij niet

aansluit op de MBRT, maar je juist je kennis en skills verbreed op gebied van onderzoek.

Het is zo opgebouwd dat je aan het eind van de minor erg brede kennis over verschillende soorten

onderzoek heb. Je krijgt tijdens de minor vakken waarbij je echt bezig bent met het uitvoeren van

onderzoek en krijgt daarnaast ook vakken die dit ondersteunen. De ondersteunende vakken zorgen

ervoor dat je de kennis krijgt die je nodig hebt om de onderzoeken te kunnen snappen/uitvoeren.

Het leuke aan de minor vond ik ten eerste dat het heel iets anders is dan de normale MBRT vakken.

Daarnaast vond ik het ook erg leuk dat je zelf mag beslissen waar je onderzoek naar wilt doen. De

meeste studenten doen wel onderzoek naar iets wat met gezondheid te maken heeft, maar in principe

mag het overal over gaan. Het leukste onderdeel van de minor vond ik zelf het ‘n= 1’ onderzoek,

waarbij je je eigen proefpersoon bent. Ik heb hierbij onderzoek gedaan naar het effect van slaapduur

op het hebben van slaapverlammingen (momenten waarbij je wakker wordt maar je je nog niet kan

bewegen). Hiervoor hield ik een aantal weken lang mijn slaap bij met een FitBit en noteerde ik wanneer

ik slaapverlammingen had om zo te kijken of hier een verband tussen zat.

Naast de onderzoeksvakken heb je dus ook nog ondersteunende vakken. Dit zijn vakken zoals logisch

argumenteren, ethiek en statistiek, waarbij statistiek nog wel een struikelblok kan zijn voor veel

mensen. Uiteindelijk is het natuurlijk ook bij mij goed gekomen.

Het mooie van onderzoeksvaardigheden is dus dat je lekker veel bezig bent met het uitvoeren van

onderzoek. Daarnaast is het ook een goede voorbereiding op scriptie en ook een goede voorbereiding

voor als je na MBRT nog een master wil doen. Je krijgt namelijk veel kennis en vaardigheden

die je bij een premaster ook zou krijgen. Tot slot levert het ook nog een leuke honours-aantekening

op voor je diploma. Zeker mooi meegenomen dus!

Onderzoeksvaardigheden


21

Altius. | 2021

De rol van de MBB’er en de

beeldvorming op de SEH

Door de ogen van een SEH-arts

SEH Slingeland ziekenhuis

Sinds 3 jaar ben ik, Joram Stollman, als SEH-arts

(spoedeisende hulp) werkzaam in het Slingeland

ziekenhuis te Doetinchem. De opleiding (specialisatie)

tot SEH-arts heb ik gevolgd in het Radboudumc

te Nijmegen. Aldaar is ook mijn liefde

voor het vak ontstaan gedurende mijn geneeskunde

opleiding. Juist het feit dat je niet weet

wie er over de drempel zal komen die dag, en

met welke klachten ze zich zullen presenteren

maakt het werk elke dag weer interessant en uitdagend.

In de volle breedte van de geneeskunde

zien we als SEH-arts patiënten op de SEH. Van

kleine trauma’s zoals een enkeldistorsie tot grote

multi trauma’s, en van een beetje koorts tot een

reanimatie.

Het ‘detectivewerk’ van het diagnostisch proces

heeft me altijd geïntrigeerd. Patiënten komen

met klachten binnen en meestal met een (voorlopige)

diagnose naar buiten. Röntgendiagnostiek

speelt hierin hedendaags naast het lichamelijk

onderzoek een cruciale rol.

Alle scans en foto’s worden uiteindelijk beoordeeld

door een radioloog. Afhankelijk van het

type onderzoek en het tijdstip van de dag gebeurt

dit direct, of soms pas uren later. Röntgenfoto’s

beoordeel ik als SEH-arts altijd zelf. Bij twijfel kan

ik altijd direct een radioloog raadplegen als dit

consequenties zou hebben voor de behandeling.

Ook CT-scans beoordeel je als medisch specialist

in principe altijd zelf, hoewel je hierbij de expertise

van de radioloog veel vaker nodig hebt gezien

de complexiteit van de beelden. Daarnaast is de

radioloog verantwoordelijk voor de uiteindelijke

beoordeling en verslaglegging van de beelden.

Ontwikkeling

Al sinds de introductie van de stethoscoop door

Laennec in de vroege 19e eeuw is er een continue

ontwikkeling gaande met betrekking tot diagnostiek

in het ziekenhuis. De afgelopen decennia

is de technologische ontwikkeling in een sneltreinvaart

gegaan. Hedendaagse mogelijkheden

wat betreft diagnostiek op de spoedeisende hulp

(SEH) is zo uitgebreid dat er in toenemende mate

een roep is gekomen voor het ontwikkelen van

protocollen en richtlijnen op dit gebied. Dit alles

om zo veel mogelijk ‘evidence based’ diagnostiek

te verrichten, en om wildgroei van het groeiende

aantal CT-scans, MRI’s en echo’s te voorkomen.

De kwaliteit van zorg is met deze ontwikkelingen

gigantisch toegenomen de afgelopen 100 jaar,

echter de keerzijde zijn de groeiende kosten die

dit met zich meebrengt. Hoe we dit in evenwicht

krijgen, blijft punt van aandacht en discussie.

Level 2 traumacentrum

Ons ziekenhuis is een level 2 traumacentrum. Dit

betekent dat we 24 uur per dag traumapatiënten

kunnen ontvangen en dat onder andere 24

uur per dag een trauma chirurg, vaatchirurg en

interventieradioloog beschikbaar is. Eén van de

belangrijke verschillen met een level 1 traumacentrum

is dat er geen directe beschikbaarheid

is van een neurochirurg of thoraxchirurg, wat

maakt dat prehospitaal een inschatting gemaakt

moet worden of desbetreffende traumapatiënt in

ons ziekenhuis opgevangen kan worden.

We beschikken in ons ziekenhuis over een traumateam

bestaande uit een SEH-arts en SEH-verpleegkundige,

een traumachirurg, een radiodiagnostisch

laborant en een radioloog. Afhankelijk

van de eerste aanmelding die op de SEH binnenkomt

zullen er op indicatie nog andere specialismen

worden toegevoegd aan dit team.


22

Op de traumakamer van ons ziekenhuis hebben

we een vaste röntgenbuis tot onze beschikking

om direct door het trauma matras röntgenfoto’s

te kunnen maken zoals bijvoorbeeld een thoraxfoto

of bekkenfoto. Daarnaast is óp de SEH een

CT-scanner aanwezig waar we indien nodig direct

beelden kunnen vervaardigen gedurende de

opvang.

Rol van de MBB’er

Op de SEH en in het traumateam is altijd een

MBB’er/radiologie laborant aanwezig. Gedurende

de dag worden zowel röntgenfoto’s die met

spoed zijn aangevraagd op de SEH vervaardigd

als tevens ook controle aanvragen van de gipskamer

(die in het gebouw naast de SEH is gesitueerd).

Daarnaast worden er CT-scans gemaakt

op de SEH. Wederom gaat dit meestal om spoedaanvragen

vanuit de SEH, echter in de ochtend

zijn er tussendoor vaak ook een aantal geplande

‘electieve’ CT-scans’ (bijvoorbeeld CT-coronairen)

om de CT-scanners binnen het Slingeland

ziekenhuis zo effectief mogelijk te benutten.

Röntgenfoto’s die door de huisarts gedurende

kantooruren worden aangevraagd bij verdenking

op fracturen worden ook in het ziekenhuis gemaakt

door de MBB’er. Deze foto’s worden direct

door de MBB’er zelf beoordeeld of er wel of geen

fractuur aanwezig is (bij twijfel wordt wederom

de radioloog geconsulteerd). De radioloog beoordeeld

al deze foto’s natuurlijk uiteindelijk

ook, dus een vangnet is altijd aanwezig. Als een

fractuur is geconstateerd worden patiënten direct

doorverwezen naar de SEH.

Als er een trauma oproep uitgaat via het ‘trauma

sein’ zal ook de pieper bij de MBB’er afgaan en

zullen zij zorgdragen dat de CT-scan wordt vrijgemaakt/gehouden.

Tevens zullen ze aanwezig

zijn bij de opvang op de traumakamer om, indien

nodig, direct conventionele röntgenopnames te

maken.

Om te bepalen welk onderzoek we op welk moment

inzetten maken ook wij gebruik van richtlijnen

zoals de landelijke richtlijn: ‘Initiële radiodiagnostiek

bij traumapatiënten’. Een richtlijn die

multidisciplinair is ontwikkeld en in 2019 is gepubliceerd

op de website van de FMS (Federatie

Medisch Specialisten).

Deze richtlijn heeft veel overeenkomsten en

raakvlakken met de internationale richtlijnen die

tijdens de ATLS (Advanced Trauma Life Support)

worden aangeleerd gedurende de opleiding tot

SEH-arts.

Naast traumaopvang krijgen we op onze SEH

ook veel patiënten binnen met een verdenking

op een cerebrovasculair accident (CVA) die nog

in aanmerking komen voor een trombolyse behandeling

(binnen 4,5 uur na ontstaan van klachten

voor intraveneuze trombolyse). Vanwege de

urgentie van de beeldvorming om deze behandeling

veilig te kunnen bieden is er ook hiervoor

een sein in het leven geroepen waarbij de MBB’er

direct een melding krijgt dat er een patiënt met

verdenking CVA naar de SEH komt. De CT-scanner

wordt direct weer vrijgemaakt en een CT-cerebrum

zonder contrast gevolgd door een CTA

zal gedaan worden, mits er geen bloeding wordt

gezien. Dit alles moet in sommige gevallen zo

snel gebeuren dat ervoor gekozen kan worden

de patiënt zelfs met het team in de ruimte van

de CT-scanner op te vangen. Daarbij wordt de

patiënt dus vanaf de ambulance brancard direct

overgetild naar het bed van de CT-scanner.

Echografie

Hedendaags krijgt echografie in de geneeskunde

een steeds grotere plaats. Een medium dat

van oudsher alleen werd gebruikt en toegankelijk

was voor radiologen werd meer en meer het

domein van gespecialiseerde echografie-laboranten.

De afgelopen 50 jaar zijn steeds meer


23

Altius. | 2021

specialismen echografie gaan omarmen. Zoals

we allemaal wel kennen zijn de gynaecologen en

de verloskundigen een van de eerste die echografie

zelf gingen uitvoeren. Tegenwoordig wordt

de echo ook zelf gehanteerd door onder andere

cardiologen, urologen, intensivisten, internisten,

longartsen en dus ook SEH-artsen. Onder de internationaal

gebruikte term ‘Point-of-care Ultrasound’

(POCUS) wordt er aan het bed in toenemende

mate gebruik gemaakt van de echo, als

een aanvulling op het lichamelijk onderzoek.

De SEH-artsen op onze SEH, waaronder ikzelf,

maken voor bepaalde specifieke indicaties een

echo: e-FAST bij traumaopvang, bij een verdenking

op een geruptureerd (acuut) aneurysma

van de abdominale aorta (AAAA) en bij nierfunctiestoornissen

ter uitsluiting van hydronefrose

(post-renale obstructie). Daarnaast maken we

geregeld screenende echo’s (POCUS) als uitbreiding

op het lichamelijk onderzoek bijvoorbeeld

als een patiënt binnenkomt met een hele lage

bloeddruk. In dat geval maken we onder andere

beelden van het hart en de grote vaten en kijken

we naar aanwezigheid van vrij abdominaal- of

pleuravocht. Daarnaast gebruiken we de echografie,

net als andere specialismen, in toenemende

mate procedureel zoals bij het plaatsen van

zenuwblokkades, plaatsen van lijnen en lastige

infuusnaalden om het aantal complicaties bij

blinde plaatsing terug te dringen.

MRI op de SEH

Voor de MRI is er in de spoedsetting tot op heden

weinig plaats. Dit heeft met meerdere factoren te

maken waaronder logistiek en kosten, alsmede

de goede alternatieve opties. Echter zijn er wel

degelijk indicaties, zoals bijvoorbeeld kinderen

of jonge vrouwen in vruchtbare leeftijd met een

verdenking op een appendicitis waarbij de echo

niet conclusief is. Zwangere vrouwen hebben

überhaupt een relatieve contra-indicatie voor

straling belastende diagnostiek. De dosis die hedendaags

worden gegeven zijn echter zo laag,

dat een röntgenfoto of CT-scan niet achterwege

gelaten mag worden, wanneer er een duidelijke

spoedindicatie aanwezig is. Alternatieven zoals

een spoed-MRI en echografie zullen wel altijd

moeten worden meegenomen in de afweging.

Contrastallergie

Bij elke CT-scan die met jodiumhoudend contrast

wordt vervaardigd zijn we ook in de spoedsetting

verplicht om na te gaan of er een bekend

contrastallergie aanwezig is. Meestal is dit niet

het geval of de eerste keer dat de patiënt hiermee

in aanraking komt. De CT-scan kan dan veilig

plaatsvinden met overigens altijd het kleine

risico dat de allergie voor het eerst kan optreden.

Een arts (radioloog of SEH-arts) moet bij toediening

van contrast dan ook altijd direct beschikbaar

zijn.

Als iemand al bekend is met een ernstige contrastallergie,

wil dit niet betekenen dat de CTA

niet kan doorgaan. Er zijn protocollen beschikbaar

hoe een patiënt medicamenteus voorbereid

(antihistaminicum en prednison) kan worden alvorens

het contrast wordt toegediend. Dit is echter

wel een relatief tijdrovend proces aangezien

de CT-scan niet direct na toediening van deze

medicijnen kan plaatsvinden.

Toekomst

Röntgendiagnostiek zal nooit meer verdwijnen

uit het ziekenhuis en zal in de toekomst alleen

nog maar verder doorontwikkeld worden. Ik verwacht

dat MRI’s in de nabije toekomst ook een

grotere rol gaan spelen, zelfs op het gebied van

de SEH. Daarnaast zal de stethoscoop steeds verder

in de jaszak van de dokter verdwijnen, waar

handheld echo-devices de toekomst zullen zijn

en de stethoscoop zelfs op de lange termijn volledig

vervangen. Als MBB’er ben je op de SEH nu

al onderdeel van het team, maar zal die rol wellicht

steeds groter en frequenter worden ingezet,

gezien de verdere toename en ontwikkeling van

radiodiagnostiek in het hele ziekenhuis en dus

ook op de SEH.

Joram Stollman,

SEH-arts


Een zeldzaam foutje

De leukste ervaring van

Rienhart Wolf

24

Als eerstejaars assistent radiologie had ik na ongeveer

een half jaar mijn briefje dat ik zelfstandig

voorwacht mocht draaien. Tijdens een van de

eerste diensten in die hoedanigheid kwam er de

melding van een patiënt met schedel-hersenletsel

dat was ontstaan op een golfbaan. Naar men zegt

is golfen een sport voor beschaafde mensen, dat

was in dit geval niet zo. Na een woordenwisseling

had een van de golfers een stevige klap tegen het

hoofd gekregen met een golfclub en wel met het

type “Dikke Bertha” waarmee je de eerste afslag

doet (Dikke Bertha was de bijnaam van een van de

grote Duitse kanonnen uit de Eerste Wereldoorlog).

Omdat patiënt een hemibeeld links ontwikkelde en

er gevreesd werd voor een epiduraal hematoom

rechts, werd een CT van de schedel en hersenen

vervaardigd. Dat toonde geen schedelfracturen

maar wel aan de linkerzijde een fors subduraal hematoom.

Die verrassende uitslag werd doorgebeld

aan de neurochirurg die het onderzoek had aangevraagd

en ook hij raakte in verwarring: immers een

hemibeeld links kan niet optreden bij hersenletsel

links maar zou juist passen bij hersenletsel rechts.

De verwarring werd compleet toen de laborante

opmerkte dat de rechts-links markeringen op de

plaatjes op een ongebruikelijke positie stonden.

Mogelijk waren de R en L letters niet correct terug

gezet na afloop van een scan van de neusbijholten

? In die tijd (25 jaar geleden) werden patiënten namelijk

in buikligging gescand met de kin plat op

de tafel teneinde de neusbijholten goed te kunnen

afbeelden. Voor zo’n procedure werden dan de positieletters

omgedraaid en wellicht was dat in dit

geval vergeten?

Die opmerking van de laborante leidde tot een

zucht van verlichting bij zowel ondergetekende

als ook de neurochirurg. De laborante werd uitgebreid

geprezen voor haar opmerkzaamheid. De

bloedophoping zou dus toch rechts zitten en nieuwe

plaatjes werden afgedrukt met de R en L nu op

de goede plaats. De patiënt werd naar de operatiekamer

gebracht voor een boorgat met ontlasting

van het subdurale hematoom en drainplaatsing

rechts, op geleide van de CT plaatjes.

Kort daarna werd gebeld vanaf de operatiekamer

door een boze neurochirurg: bij het eerste rechtszijdige

boorgat kwam geen bloed, daarop was iets

verderop - ook weer rechts - een tweede boorgat

gemaakt maar waaruit ook geen bloed kwam.

Daarop pakte de neurochirurg flink door met een

rechtszijdige craniotomie (luik maken in de schedel),

ook daar werd geen bloed gevonden. De

operatie werd daarop beëindigd. Patiënt herstelde

daarop opmerkelijk, maar de diagnostische

verwarring bleef bestaan: zat er nu een bloeding

links of rechts? Een herhaling CT de volgende dag

toonde een subduraal hematoom links en een status

na craniotomie rechts. En in dit geval waren de

positioneringsletters zeker goed geplaatst. Patiënt

onderging opnieuw een operatie waarbij met een

boorgat aan de linkerzijde een flinke hoeveelheid

bloed werd verwijderd. De neurochirurg was aanvankelijk

zeer verbolgen over de gang van zaken

en de familie van patiënt dreigde met een proces.

Achteraf bleek hier sprake te zijn van een zeer

zeldzaam zogenaamd Kernohan’s Notch. Daarbij

treedt een ongebruikelijk verschuiving op van de

steel van één helft van de grote hersenen tegen

één van de hersenvliezen aan diezelfde kant waardoor

er neurologische verschijnselen optreden aan

dezelfde zijde als waar de massawerking optreedt.

Kennelijk omdat de pathologie zich in dit bijzondere

geval niet hield aan de leerboekjes en werden

de positionering’s letters onjuist (maar met de beste

intenties) gecorrigeerd hetgeen leidde tot een

links-rechtsverwisseling bij operatie. Gelukkig herstelde

patiënt restloos en claimde succesvol een

forse som smartengeld.

In plaats van een hooglopend conflict over de

schuldvraag tussen radiologen en neurochirurgen,

werd gekozen voor een elegante oplossing:

het verhaal werd opgeschreven en aangeboden ter

publicatie aan een wereldberoemd en gezaghebbend

medisch tijdschrift. Aldus geschiedde(1).

Rienhart Wolf,

Docent MBRT

1. Kernohan’s notch and misdiagnosis. R F Wolf, C A ter Weeme,

A P Krikke. Lancet. 1995, 28;345(8944):259-60.


25 Altius. | 2021

Mijn naam is Dagmar Timmermans en ik ben in 2004 afgestudeerd als MBB’er. Ik heb via de Hanzehogeschool

in Groningen de studie MBRT duaal gevolgd. Naast mijn studie werkte ik dus meteen als fulltime

laborant in het Medisch Centrum Leeuwarden. Na een paar jaar mocht ik de CT specialisatie gaan

doen bij Emrin en ben ik een aantal jaren als CT specialist werkzaam geweest. Ik was altijd erg gedreven

om meer te doen en nieuwe dingen te leren en ik hield echt van mijn werk. Dit wilde ik doorgeven aan

stagiaires en ben zo meer stagebegeleiding gaan doen na het volgen van een interne opleiding als

stagebegeleider. Ik ben daarna gestopt als CT-specialist, omdat ik moeder werd en ik even wat minder

diensten wilde draaien. Ik heb me toen een tijdje bezig gehouden met een onderzoek naar de implementatie

van een Physician Assistant op de Radiologie, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ik

werd onrustig en wilde na 15 jaar fantastisch werk met geweldige collega’s toch mijn vleugels uitslaan.

Met veel verdriet en twijfel heb ik afscheid genomen van mijn werk, mijn tweede thuis. Ik moest van

mezelf deze aangeboden baan buiten de zorg proberen. Al was het maar voor een jaar….

Wer

Het werk nu past goed bij mij, ik kan meer mijn eigen ideeën, creativiteit en energie kwijt. De ervaring

Nu ben ik al drie jaar werkzaam bij Cablon Medical, een leverancier van straling beschermende producten,

kwaliteitscontrole-oplossingen en research fantomen in zowel de radiologie als radiotherapie

en farmacie. Ik ben hier begonnen als accountmanager en omdat ik enkel medische kennis en ervaring

had, wilde ik graag een bedrijfskundige opleiding volgen. Daarom ben ik vorig jaar begonnen met een

master in bedrijfskunde: de MBA. In de tussentijd ben ik doorgegroeid van accountmanager naar Business

Unit Manager Radiologie. In deze functie ben ik verantwoordelijk voor de inkoop en verkoop van

ons productportfolio. Zelf werk ik graag gewoon mee met de rest en daarom ben ik veel op pad. Een

kantoorbaan past gewoon niet bij me. Ook werk ik graag samen met onze klanten.

als laborant helpt me daarbij enorm om mee te denken in nieuwe oplossingen en geeft mij veel meerwaarde

in het werk wat ik nu doe. Echter in het ziekenhuis werk je toch meer gestructureerd en is er niet

veel ruimte om als individu bepaalde processen in beweging te krijgen of te verbeteren. Ik werk graag

samen met marketing. Samen komen we tot mooie plannen en ideeën en dat geeft mij echt een kick!

na de

Helaas zijn er over de ‘industrie’ kant van het vak bepaalde misvattingen. Mijn eigen beeld en angst

Voor mijn huidige werk moet je toch wel wat extravert zijn, graag in contact staan met mensen en niet

te bang zijn om iets fout te doen. Energie en creativiteit. Ingangen zien, input geven en tot nieuwe

inzichten kunnen komen. Een beetje brutaliteit mag, maar wel op een subtiele manier. En vooral lekker

jezelf kunnen zijn! Als je je eigen enthousiasme over kan brengen op een ander maak je veel mensen

blij. Maar dat geldt ook buiten dit vak natuurlijk.

voor de zogenaamde ‘industrie’ was dat het ellebogenwerk was. Verkopers zouden brutaal en vervelend

zijn. Ik ervaar dat gelukkig niet binnen het bedrijf en met de klanten. We werken juist samen aan

de beste oplossingen!

Als ik terug zou kunnen en net afgestudeerd zou zijn zou ik zeker weer dezelfde keuzes maken. Ik heb

een prachttijd gehad als laborant. Dat ik uiteindelijk iets anders ben gaan doen doet daar niets aan

af. Wel heb ik me weleens afgevraagd of ik na de MBRT niet verpleegkunde had willen doen. Met een

HBO-V achtergrond kun je binnen de zorg veel makkelijker doorleren of van baan veranderen dan met

de MBRT.

Tot slot zou ik alle huidige MBRT studenten nog het laatste mee willen geven: Wees trots op de unieke

opleiding die je volgt. Het is een prachtig beroep, met veel dynamiek. En beslissingen die je nu maakt

hoeven niet meer voor altijd te zijn. Geniet van het moment en laat de toekomst je verrassen!

Dagmar Timmermans


26

Hoi! Mijn naam is Jornt de Vries. Ik ben afgestudeerd aan de opleiding MBRT in 2004. Nadat ik was

afgestudeerd ben ik part time gaan werken in het Wilhemina Ziekenhuis Assen. Ik ben gaan werken

op de radiologie afdeling omdat er veel variatie in dit werkveld is. Ik had het volledige spectrum van

de radiologie (CT/Bucky/doorlichten/MRI). Veel mensen zeggen dat buckywerk suf is maar dit is de

grootste misvatting van het beroep. Ik had een leuk team op de afdeling. We hebben veel gekke dingen

gedaan om het weekend in te luiden. Ooit heb ik zelfs samen met een collega met een brandslang de

gang goed nat gemaakt en een top glijbaan gecreëerd. Dit was mijn meest memorabele moment in

mijn carrière als MBB’er.

ken

onderwijsvernieuwende trajecten.

Verder ben ik naast de afdeling radiologie docent MBRT geworden. Dit heb ik eventjes gedaan en toen

een andere kant opgegaan. Ik heb een kort uitstapje gemaakt als accountmanager bij Oldelft Benelux

(nu Canon Medical Systems).

Na dit uitstapje ben ik weer teruggekomen als docent. Dit deed ik in combinatie met röntgenwerk totdat

ik in 2011 volledig ben gaan werken op de Hanzehogeschool als docent radiologie. Daarnaast was

ik bij de Hanzehogeschool een ICT adviseur. In 2015 ben ik als projectleider ingezet op diverse ICT en

In 2019 heb ik weer een carrière switch gemaakt en ben sinds dien teamleider van de opleiding verpleegkunde

op de Hanzehogeschool. Ik ben verantwoordelijk voor de teams Medische Kennis, de minors

van verpleegkunde en de MBO instroom bij de opleiding.

MBRT

mogen ondersteunen zodat ze hun werk goed kunnen doen is top. Het enige nadeel aan docent zijn

Door de opleiding MBRT heb ik geleerd dat je keuzes moet durven te maken, flexibel zijn en dat humor

heel belangrijk is om een geschikte werkplek te vinden. Communicatie is belangrijk in het creëren van

je eigen pad. Je kunt je carrière helemaal zelf bepalen.

Het werk dat ik had op de afdeling radiologie paste bij mij omdat hier veel variatie in zit. In docent zijn

aan de Hanze hogeschool zit ook veel variatie, geen dag is hetzelfde, verantwoordelijkheid en mensen

vind ik de langdradige overleggen die je soms moet hebben.

Als ik de tijd terug kon draaien en dit jaar zou afstuderen aan de MBRT zou ik eerder een master doen

en voor de rest eerst in een ziekenhuis of privé kliniek werken om te groeien als persoon, maar natuurlijk

ook in je werk. Je hebt tijd genoeg om een jouw dromen te achtervolgen. Geef niet te snel op

en creëer je eigen kansen. Netwerken helpt hierbij. Tot slot zorg zelf voor leuke uitdagingen en als het

helemaal mis loopt kan je altijd nog HBO-V doen, je bent van harte welkom.

Jornt de Vries


27

Altius. | 2021

REVIVE

Röntgenstraling en Vrouwen in Verwachting

SIA gesubsidieerd RAAK publiek project uitgevoerd

door: RIVM, NVMBR, Academie

Verloskunde Amsterdam Groningen (AVAG),

MBRT opleidingen van Fontys Paramedische

Hogeschool, Hanzehogeschool Groningen en

Inholland Haarlem.

Project looptijd maart 2018 - november 2020.

De aanleiding voor dit REVIVE project was de onduidelijkheid

met betrekking tot de juiste handelswijze

en communicatie bij röntgenonderzoek

van vrouwen in verwachting. Het onderzoek bevatte

verschillende werkpakketten en werd geleid

door een projectleider van MBRT inHolland

Haarlem.

Het gehele project bestaat uit verschillende

onderdelen die gezamenlijk tot voldoende opbrengst

moest leiden. Ook werden hier de verantwoordelijkheden

verdeeld over de partijen.

Dat betekend dat vooraf bepaald werd wat bij

welke deelnemer kwam te liggen. Wij waren als

Hanzehogeschool betrokken bij alle werkpakketten

maar hadden de leiding over het dissemineren.

Hiernaast een overzicht van de verschillende

onderdelen die hebben plaatsgevonden.

Er is aan het begin van het project een Systematic

Review geschreven over de meest recente wetenschappelijke

literatuur (2007-2017) met

betrekking tot straling en zwangeren door Fleur

de Wit in het kader van haar master. Het onderzoeksdoel

was onderzoeken of er een verhoogd

risico is op het ontwikkelen van kanker door

blootstelling aan straling.

Om een antwoord te vinden bleek het grootste

probleem de lage incidentie van kinderkanker te

zijn. Ook gaat er veel tijd overheen om echt te

kunnen vaststellen of de kinderkanker mede veroorzaakt

kan zijn door röntgenonderzoek aangezien

dit ook op lange termijn kan optreden

zoals beschreven door Matthews et al (https://

pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/23694687/).

De eindconclusie van dit review is dan ook dat

er geen consensus bestaat tussen de verschillende

studies over het risico op het ontwikkelen van

maligniteiten bij kinderen na prenatale blootstelling

aan röntgenstraling. Alle richtlijnen geven

aan dat röntgenfoto’s buiten het abdomen geen

risico vormen. Opnamen van het abdomen zijn

gerechtvaardigd mits er geen alternatief en deze

noodzakelijk urgent zijn. CT-scans van het abdomen

worden afgeraden met als uitzondering

trauma situaties. Belangrijke uitkomst van dit review

was ook het besef dat het in alle gevallen

gaat om 1 tot maximaal 3 radiologische onderzoeken,

het is dan ook aannemelijk dat hierbij de

dosis onder de 50 mGy gebleven is. Dit is de limiet

waaronder geen detecteerbare carcinogene

effecten optreden (IAEA).

Als vervolgstap zijn er focusgroepen gehouden

tussen allerlei verschillende ziekenhuizen. In het

Noorden hebben wij op het Wiebengacomplex

ook een aantal focusgroep bijeenkomsten gehouden.

In de focusgroepen is vooral gekeken

naar hoe de MBB’ers nu werken op hun afdeling

wanneer het zwangere patiënten betreft. Waar

ligt de verantwoording voor het navragen of iemand

zwanger is. Volgens de focusgroep deelnemers

lag deze verantwoording bij de aanvrager

en de radioloog samen. Wel vonden ze dat


28

je er niet zo maar op mag vertrouwen (wat een

interessante tegenstrijdigheid is). De focusgroep

deelnemers gaven ook aan dat ze de voorkeur

gaven om het alleen na te willen vragen bij opnames

van het abdomen.

Het controleren van eventuele zwangerschap bij

vrouwen bleken de MBB’ers best lastig te vinden

wegens hun ervaring dat sommige patiënten dit

beledigend opvatten. In bepaalde leeftijdscategorieën

is dit ook een heel gevoelige vraag, wat

het voor een MBB-er extra lastig maakt. Bij twijfel

over zwangerschap vanuit de patiënt gaan alle

deelnemers in overleg met de radioloog.

Ook een van de uitkomsten waren de verschillen

omtrent wel of geen loodschort geven als afscherming.

De IAEA adviseert hierop in navolging

van ICRP84 om geen loodschort te geven. Dat

laatste hebben we dan ook meegenomen voor

de eLearning en de leidraad. Vanuit risicoperceptie

is over het geven van een loodschort eenduidige

communicatie gewenst voor de zwangeren

dit voorkomt onrust.

Om ook studenten van de MBRT Groningen te

betrekken waar mogelijk binnen dit REVIVE project

hebben zij een deel van de focusgroep uitkomsten

getranscribeerd.

Een interdisciplinaire koppeling in het project is

gemaakt vanuit AVAG waarin twee praktijkgerichte

onderzoeken zijn gedaan gericht op voorlichting

en het ervaren van deze voorlichting. Onderzoek

1 had de hoofdvraag “Hoe willen vrouwen

die zwanger zijn of maximaal een jaar geleden

zijn bevallen, voorlichting ontvangen over de risico’s

van röntgenstraling op het ongeboren kind

in Nederland?’ Dit is uitgevoerd door middel van

enquêtes met 140 respondenten. Een aanzienlijke

hoeveelheid respondenten gaf hierbij aan

dat ze mondelinge voorlichting en een informatiefolder

zouden willen ontvangen. Ook zou er

eerst aan de vrouw gevraagd moeten worden of

ze voorlichting wil en zou het fijn zijn indien dit al

bij de verwijzing voorlichting te geven.

In het daaropvolgende onderzoek waarin juist

aandacht was voor de ervaring, kwam uit 10 semigestructureerde

diepte interviews, naar voren

dat de behoefte van de participanten en de

daadwerkelijke gang van zaken niet overeenkomen.

De voorlichting werd beperkt of niet gegeven

of de informatie kwam niet overeen. Door

de voorlichting en informatie niet eenduidig te

geven heeft dit een emotionele impact op de betreffende

respondenten gehad.

Wel was er voor, tijdens en na het röntgenonderzoek

voornamelijk vertrouwen in de kennis

en kunde van de deskundige en in het minder

schadelijk zijn van het onderzoek vanwege de

locatie van het lichaam waar het röntgenonderzoek

van gedaan werd. De kennis over de nut of

noodzaak van het wel of niet aanbieden van een

loodschort bleek vanuit zorgverleners niet helder

gecommuniceerd. Aangezien de risico’s niet

volledig duidelijk waren resulteerde dit in emotionele

impact voor de betrokken vrouw. Verder

was het opmerkelijk dat de zorgverlener nauwelijks

naar de mogelijke aanwezige zwangerschap

vroeg wat voor onvrede en onzekerheid bij de

patiënt zorgde.

Advies uit dit onderzoek is dat voorlichting zowel

mondeling van de MBB’er als schriftelijk middels

posters of flyers op de radiologie-afdeling gewenst

is. Mocht de voorlichting vooraf vanwege

omstandigheden niet kunnen, dan graag alsnog

achteraf. Er is begrip voor de noodzaak van het

röntgenonderzoek. Echter ontbreekt het gevoel

van een eigen keuze hebben waar wel behoefte

aan is volgens de geïnterviewde vrouwen.

Bovenstaande onderzoeken gaven zeer veel input

over de huidige gang van zaken binnen de

radiologie afdeling en wat dit met een zwangere

deed.

Het is belangrijk om je te realiseren dat uit de

interviews naar voren is gekomen dat onduidelijke

communicatie zorgt voor een emotionele

impact op de zwangere vrouw. De MBB-er speelt

een belangrijke rol in de communicatie over de

risico’s richting de zwangere vrouw. De expertise

van de MBB-er op het gebied van straling en

communicatie moet sterker uitgedragen worden

in het dagelijks handelen. Ondanks de positie van

deze kennis in het MBRT onderwijs lijkt herhaling

daarvan noodzakelijk. Om dit vorm te geven is er


29

Altius. | 2021

Voor het ontwikkelen van de eLearning was Saskia

Tuinder van MBRT Fontys in Eindhoven de kartrekker.

Zij heeft allerlei literatuur en voorgaande

onderzoeken bij elkaar gelegd en heeft de basis

voor de eLearning ontwikkeld en wij hebben dit

met meer expertise uitgebreid. Saskia had daarnaast

een aantal MBRT studenten die onderzoek

hebben gedaan naar de inhoud van de eLearning

in het kader van hun afstudeeronderzoek.

Een interessante samenwerking met een grafisch

designer heeft geleid tot enkele gepaste afbeeldingen

voor de eLearning zoals hiernaast te zien.

Op basis van REVIVE is er door de NVMBR een

leidraad communicatie zwangere patiënt voor

röntgen onderzoek ontwikkeld deze bevindt zich

op dit moment nog in de goedkeuring fase. Met

deze leidraad hopen we een bijdrage te leveren

aan een meer eenduidige communicatie. De

richtlijn van de Federatie Medisch Specialisten en

daarvoor heeft afstemming plaatsgevonden met

de NVMBR en REVIVE.

De eLearning is voor iedere MBB-er en geïnteresseerde

gratis beschikbaar via: https://www.

nvmbr.nl/lists/nieuws/detail.aspx?ID=165

Wat nu?

Wat komt er nog? Het review wordt gepubliceerd

in Health Physics, datum van publicatie is nog

niet bekend. Het focusgroep artikel is ingeleverd

bij Radiography daarbij is het nog wachten op

een peerreviewer. De onderzoeken van de AVAG

zijn gepubliceerd bij de NVMBR.

Wij hebben het project vanuit Groningen mogen

afsluiten met twee Webinars waarin we in gesprek

zijn geweest met 40-70 MBB’ers en overige

vak experts uit Nederland. Tijdens deze bijeenkomsten

hebben we niet enkel onze kennis gedeeld,

maar zijn we ook de discussie aangegaan

over uiteindelijke keuzes die uit het project naar

voren komen.

Kirsten Poelma-Tap,

Docent Nucleaire Geneeskunde

Wat tijdens de focusgroepen naar voren was gekomen

kwam ook op deze momenten heel mooi

terug. Voorlichting en discussie over die zwangerschapssticker

(voorbeeld hiernaast)….is het

verboden zwanger te zijn?!


30

De MR/Linac

Een nieuwe vorm van bestralen

De MR/Linac ‘komt in ons onderwijs naar voren als een nieuwe techniek’ echter bestaat het al

langer. De eerste 1,5 tesla MR/Linac is ontwikkeld in het ziekenhuis UMC. Samen met de bedrijven

Elektra en Philips heeft het UMC Utrecht in 2008 een werkend prototype gemaakt van een

MR/Linac. De lineaire versneller bestaat uit een MRI van 1,5 Tesla en een 6MV lineaire versneller.

Sindsdien is er veel getest en wordt de MR/Linac sinds 2018 ingezet voor reguliere patiënten.

Het bestralingstraject op de MR/Linac

Net zoals bij een normaal bestralingsplan wordt

er voordat iemand bestraald wordt een simulatie

CT- scan gemaakt. Deze scan wordt gemaakt om

de weefseldichtheid te berekenen van het weefsel

dat bestraald gaat worden. Dit is nodig om de

dosisverdeling te bepalen bij de patiënten. Op de

CT-scan liggen de patiënten precies hetzelfde als

ze geacht worden om bij de bestraling te liggen.

Het verschil in het te volgen pad van de patiënt

bij de MR/Linac wordt zichtbaar na het maken

van de CT-scan. Er moet namelijk voordat er bestraalt

wordt op de MR/Linac ook een simulatie

MRI gemaakt worden op de MR/Linac zelf. Dit

betekent dat de patiënten voordat ze bestraalt

worden al eens onder de MR/Linac hebben gelegen

zonder bestraald te zijn.

Nadat deze beelden gemaakt zijn worden deze

twee beelden over elkaar gelegd. De CT wordt

gebruikt voor de weefseldichtheid en de MRI

specifiek om de organen in te tekenen. Een MRI

is het best geschikt om weke delen af te beelden.

Verder wordt er gebruik gemaakt van ander

beeldmateriaal voor betere referentie. Denk hierbij

bijvoorbeeld aan een MRI-scan die gemaakt is

met een 3,0 Tesla machine. Deze beelden en machine

kunnen echter ondanks de betere beeldkwaliteit

niet gebruikt worden voor de verificatie

voorafgaand aan de bestraling op de MR/Linac.

Dit heeft te maken met het verschil in waardes

voor weefsels die hierdoor ontstaan, door de

1,5 T en 3,0 T. Dit fenomeen is ook terug te zien

in bijvoorbeeld het scannen met een ander kV

op de CT-scanner. Door dit verschil kunnen de

beelden niet meer met elkaar vergeleken worden.

Vandaar dat beide scans op de 1,5 T MRI

gemaakt moeten zijn. De 3,0 T beelden zijn puur

ter ondersteuning.

Zodra de bestraling ingetekend is op de gemaakte

beelden van de 1,5 T MRI-scan kan er

begonnen worden met de bestraling. De patiënt

gaat op tafel liggen en er wordt begonnen aan

het verificatieproces. Normaal gesproken in de

normale setting van een bestraling, zou dit gebeuren

door middel van een zogenaamde EPID,

Conebeam of andere technieken. Deze technieken

hebben allemaal als doel het verifiëren van

de positie van de patiënt, zodat de bestraling op

de juiste plek wordt uitgevoerd. Bij een MR/Linac

gebruikt men hiervoor de ingebouwde MRI-

-scanner. Hierbij wordt gekeken of de patiënt

goed op tafel ligt en of er een adaptive (nieuw)

bestralingsplan gemaakt moet worden. Zodra de

patiënt correct op tafel ligt kan er gestart worden

met de bestraling. De voordelen van de MR/

Linac komen vooral naar voren bij de verificatie.

Het tumorweefsel kan gecheckt worden in plaats

van enkel de botstructuren rondom het weefsel

te checken, waardoor de patiënt nog beter gepositioneerd

kan worden. Dit maakt dat de MR/

Linac een grote meerwaarde heeft bij weke delen

tumoren.

Door middel van de MRI-verificatie kan men

gebruik maken van real time replanning. Dit is

handig voor behandelingen van bijvoorbeeld de

prostaat. Prostaatbehandelingen worden gedaan

met een volle blaas en een leeg rectum om zoveel

mogelijk van deze organen uit het bestralingsgebied

te houden. Deze organen verschillen

echter vaak van grootte. Hierom worden dan de

OAR van de prostaat en het rectum vaak vergroot

ingetekend. Door Middel van de MRI-verificatie

en real time replanning is dit niet noodzakelijk

en kan het PTV beter en nauwkeuriger bestraald

worden.


31

Altius. | 2021

Verder zorgt real time replanning voor versnelde

tumor response. Als er krimping is van het

tumorbed of vergroting door oedeemvorming

kan je hierop versneld reageren. Doordat directe

response kan plaatsvinden op de MR/Linac zelf,

hoeft de patiënt niet opnieuw voor een planning

CT te komen en hoeft er ook geen nieuw

bestralingsplan gemaakt worden. De patiënt kan

gewoon op de tafel blijven liggen. Wanneer dit

gebeurt loopt de bestraling van die dag uit maar

in het hele traject bespaar je meer tijd en dosis.

Tot slot kan men tijdens de bestraling altijd een

extra MRI-scan maken. Hierdoor is op ieder moment

te zien of de patiënt nog steeds recht ligt.

Als de patiënt toch verplaatst is kan de bestraling

stop worden gezet en weer opnieuw de verificatie

worden uitgevoerd.

Door de vergrote precisie van de MR/Linac worden

de fractionering schema’s van bijvoorbeeld

patiënten met een prostaatcarcinoom ingekort.

Door de real time verificatie tijdens het bestralen

en de verbeterde verificatie voorafgaand

aan de bestraling kan de dosis nauwkeuriger

worden gegeven op het geplande en verkleinde

PTV. Door het accuratere dosis gebied heeft

het omliggende weefsel minder tijd nodig om te

genezen. Normale fractionering schema’s voor

een prostaatcarcinoom zijn 30x2,5 Gy. Door de

MR/Linac kunnen er schema’s gebruikt worden

van 5x7,25 Gy. Dit is een groot voordeel voor de

impact die de bestralingen hebben op het leven

van de patiënt. Ze hoeven maar vijf keer te komen

in plaats van 30 keer.

Echter is er ook een nadeel van de MR/Linac en

dat is de lange tijd die de patiënt op tafel moet

liggen. Door de grote hoeveelheid straling wat

een patiënt per keer krijgt moet een patiënt soms

één uur op tafel liggen. Eén uur stil op tafel liggen

is lang. Zeker als iemand met een volle blaas

bestraalt moet worden. Verder kan de MR/Linac

niet van alle kanten bestralen. De lineaire versneller

is gefixeerd in de MRI, dit betekent dat de

lineaire versneller alleen zoals een CT kan stralen

en niet vanuit een andere invalshoek.

De toekomst van de MR/Linac ziet er hoopgevend

uit. Onderzoekers zijn bezig software te

ontwikkelen om real time on beam aanpassingen

te verrichten. Dit zou betekenen dat de MR/Linac

zelf aanpassingen zal kunnen gaan aanbrengen

zodra de patiënt of de organen bewegen. De

MR/Linac zal zelf gaan kijken naar de MRI-scans

die hij maakt onder het stralen. Dit zou betekenen

dat de patiënt nog accurater bestraalt zal

kunnen gaan worden en er nog minder toxiciteit

zal plaatsvinden.

Oftewel er zitten al veel voordelen aan bij het gebruik

van MRI/Linac voor de patiënt. Echter zijn

er nog punten van verbetering en staat de MRI/

Linac nog eigenlijk in de kinderschoenen. De

toekomst zal laten zien wat deze nieuwe techniek

voor de bestraling van weke delen zal kunnen

betekenen.

Koen Reimert,

Vierdejaars MBRT student



33

Doorstuderen

Mijn naam is Maaike de Bruijn en ik ben 23 jaar oud. Ik woon in Utrecht en hier volg ik

ook de premaster Klinische Gezondheidswetenschappen.

Eén ding wist ik zeker toen ik afstudeerde van de MBRT, ik wilde verder studeren! Ik was

pas 21 en vond het idee dat ik 45 jaar hetzelfde werk moest gaan doen erg benauwend.

Daarnaast vond ik het studentenleven nog steeds erg leuk. Een vervolgopleiding vinden

was nog best een uitdaging, maar ik wist wel dat ik onderzoek doen heel leuk vond.

Ik had de minor Onderzoeksvaardigheden gevolgd en wilde hier wel verder mee. Na

lang zoeken (en één verkeerde keuze) kwam ik uit bij de master Klinische Gezondheidswetenschappen.

Dit is een deeltijdopleiding voor zorgprofessionals van drie jaar (één

jaar premaster en twee jaar master) aan de universiteit van Utrecht. Door mijn minor

sloot deze master goed aan op de MBRT, zonder deze minor was het erg veel nieuwe

stof geweest. Het is dus echt een verbredende master. Ook interessant is dat je met elf

medestudenten uit andere disciplines in de klas zit. Zo leer je ook dingen uit andere

werkvelden.

Standaard op de vrijdag heb ik van negen tot vijf les in allerlei vakken die betrekking

hebben tot onderzoek. Denk hierbij aan kwalitatief en kwantitatief onderzoek, literatuuronderzoek

en natuurlijk ook statistiek. De ochtend begint vaak met colleges en de

middag is voor werkgroepen, zowel begeleid als onbegeleid. Daarnaast werk ik drie

dagen in het UMCU op de radiologie en het leuke van de opleiding is dat je problemen

die je op de werkvloer tegenkomt meteen kunt gaan onderzoeken op de opleiding.

Uiteindelijk kun je drie richtingen op met deze master: bestuur en beleid, het onderwijs

en het onderzoek.

Ik ben dus half aan het werk, half aan het studeren en ik ben actief bij de studievereniging

waardoor ik ook nog met één been in het studentenleven sta. De perfecte combinatie

als je het mij vraagt!

Maaike de Bruijn,

Student Klinische Gezondheidswetenschappen


na de MBRT

34

Hoi ik ben Sanne Botter, 22 jaar en vorig jaar afgestudeerd van MBRT. In september ben

ik gestart met de pre-master Biomedical Technology and Physics (BMTP) aan de VU in

Amsterdam! (Helaas ben ik nog niet op de faculteit geweest, want corona…) Tijdens

MBRT heb ik mijn interesse ontdekt voor medische beeldvorming, maar ik wilde graag

wat meer uitdaging. Vandaar dat ik ben gaan zoeken naar universitaire masters die

enigszins aansluiten bij en ook toelaatbaar zijn met MBRT.

In de pre-master volg ik met ca. zes studenten, een aantal vakken uit de bachelor Medische

Natuurwetenschappen (MNW). Soms val je daardoor tussen wal en schip en wordt

verwacht dat je bepaalde voorkennis hebt die de bachelor studenten wel hebben. Dit

moet je dan zelf uitpluizen, maar studentassistenten en docenten zijn vaak bereid om je

vragen te beantwoorden!

Er zijn wel wat raakvlakken met MBRT. Bijvoorbeeld de kwantummechanica achter de

MRI-techniek en hoe meer informatie uit een MRI-scan gehaald kan worden. Andere

vakken zijn: Statistiek, Thermodynamica, Programmeren, Mathematical Methods, Quantum

Mechanics en Differential Equations. (Fysiologie e.d. zit ook in de bachelor, maar

dat hoef ik niet te volgen vanwege de vooropleiding.) Het is dus veel exacte stof, wat

doorgaans wordt gegeven in twee hoorcolleges en één werkcollege per vak, per week.

Omdat ik soms voorkennis mis, is het soms wel aanpoten vergelijkend met MBRT, daar

moet je wel van houden. Maar ik werk er nog ca. 16 uur naast, en heb zeker tijd voor

ontspanning, dus laat het je niet afschrikken!

In september hoop ik te starten met de master. Je kunt daarna veel kanten op, om wat

onderwerpen te noemen: farmaceutisch, life sciences, fiber optics, biomedische technologie

(protheses, röntgen, engineering), biomechanica, datamonitoring. Zelf heb ik nog

steeds de interesse voor medische beeldvorming, maar ik ben inmiddels ook andere

interessante richtingen tegen gekomen. ‘Gelukkig’ duurt de master twee jaar en heb ik

nog tijd om uit te zoeken wat ik precies wil…

Stuur me gerust een berichtje voor meer informatie (sannebotter@live.nl) of kijk op

https://vuweb.vu.nl/en/education/master/biomedical-technology-and-physics

Sanne Botter,

Student Biomedical Technology and Physics


Altius.

Studievereniging Exploratio

Petrus Driessenstraat 3

9714 CA Groningen

(050) 595 3587

redactie@sv-exploratio.nl

www.sv-exploratio.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!