Gebeurtenissen in de Laatste Dagen

Gebeurtenissen in de Laatste Dagen
toppen. Op deze vredige vlakten, naast de levende stromen, vindt Gods volk, die zo lang
pelgrims en zwervers zijn geweest, hun thuis.” – GC 675 (1911) De Grote Strijd blz. 621
Bloemen, vruchten en dieren
“Ik zag een ander veld vol met allerlei soorten bloemen en toen ik ze plukte, riep ik uit: “Zij
zullen nooit verwelken”. Daarna zag ik een veld met hoog gras, schitterend om te zien; het
was een levend groen en had een weerkaatsing van zilver en goud toen het trots heen en weer
golfde in de heerlijkheid van Koning Jezus. Toen liepen wij door een veld vol met allerlei
soorten dieren – een leeuw, een lam, een luipaard en een wolf, samen in volmaakte harmonie.
Wij gingen tussen hen door en zij volgden ons vreedzaam na.
Daarna gingen wij een bos binnen, niet zoals de donkere bossen die wij hier hebben; nee, oh
nee; maar licht en heel aangenaam; de takken van de bomen bewogen heen en weer en wij
riepen allemaal uit: “Wij zullen veilig in de wildernis wonen en in de bossen slapen.” Wij
gingen door de bossen want wij waren op weg naar de berg Sion. ….
Op de berg stond een prachtige tempel. … Er groeiden allerlei soorten bomen rond de tempel
om de plaats te verfraaien: de buxus, de pijnbomen/den, de spar, de jeneverbes, de mirte, de
ananas en de vijgenboom boog diep door, door het gewicht van de jonge vijgen – dit maakte
de plaats meer dan prachtig. …
Ik zag een tafel van zuiver zilver; hij was vele mijlen lang, toch konden onze ogen het
overzien. Ik zag de vruchten van de boom des levens, de manna, amandelen, vijgen,
ananassen, druiven en vele andere soorten vruchten. Ik vroeg Jezus of ik van het fruit mocht
eten.” – EW 18-19 (1851) Eerste Geschriften blz. 10-12
De kracht van de eeuwige jeugd
“Allen kwamen uit hun graven met dezelfde gestalte als toen ze werden begraven. Adam, die
bij de verrezen menigte stond, had een imposante lange en majestueuze gestalte, in postuur
maar weinig minder dan de Zoon van God. Hij vormt een schril contrast met de mensen van
latere generaties; hieruit blijkt duidelijk de grote degeneratie van het menselijk ras. Maar allen
staan op met de frisheid en kracht van de eeuwige jeugd. … Nu ze weer toegang hebben tot
het lang-verloren Eden, zullen de verlosten “toenemen” (Maleachi 4:2) tot het volmaakte
postuur van het menselijk ras in zijn oorspronkelijke heerlijkheid.” – GC 644-645 (1911) De
Grote Strijd blz. 595
“Wanneer Adam, bij zijn schepping, niet was begiftigd met twintig maal zoveel vitale kracht
als de mannen nu hebben, was het menselijk geslacht, met hun huidige levensgewoonten, die
in strijd zijn met de natuurwetten, al lang uitgestorven.” – 3Testimonies 138 (1872)
“Niemand heeft rust nodig of ernaar verlangen. Niemand wordt moe de wil van God te doen
en Zijn Naam te loven. Wij zullen altijd de frisheid van de morgen voelen en zullen steeds
ver weg van zijn einde zijn. …
170