nr. 3 - KGK Deinze
nr. 3 - KGK Deinze
nr. 3 - KGK Deinze
- TAGS
- deinze
- kgk-deinze.be
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Bijna twee Deinse gemeentescholen omstreeks 1880<br />
In het jaarboek 2002 van K.G.K. verscheen een artikel van Herman Maes “De eerste<br />
stadsschool te <strong>Deinze</strong>”; ik zal soms naar bepaalde bladzijden verwijzen.<br />
Op 8 oktober 1882 verklaarde de burgemeester in het schepencollege: “Door tussenkomst van<br />
het schoolopzicht heeft het staatsbestuur aan ons bestuur kenbaar gemaakt dat er door ons<br />
hoeft voorzien te worden in de onontbeerlijke en onmisbare bouwing van een nieuw<br />
schoollokaal met onderwijzerswoning.”<br />
De gemeenteraad trad op 19 oktober 1882 deze stelling principieel bij.<br />
Tussen het stadhuis en de Kaaisstraat lagen enkele percelen (kadaster <strong>nr</strong>. 20 B 239 en 240) 1 ,<br />
die eigendom waren van Ange Vincent. Men zou deze van hem “afnemen in der minne of bij<br />
gedwongen onteigening”.<br />
Deze kwestie werd nogmaals besproken op 30 december. Een alternatief terrein werd<br />
verworpen en de gemeenteraad belastte het schepencollege met de uitvoering van het eerste<br />
voorstel; de resultaten dienden ter goedkeuring voorgelegd aan de hogere overheid. De<br />
kosten zouden gebeurlijk met een lening bekostigd worden.<br />
Maar waarom die plotse nood aan gebouwen? Er was toch een gemeentelijke jongensschool<br />
(in practisch nieuwe gebouwen) en een aangenomen meisjesschool en bewaarschool bij de<br />
Zusters Maricolen; wat wilde men nog meer?<br />
Daarvoor moeten we een twintig jaar terug gaan in de tijd.<br />
Daar de gebouwen, waarin de eerste gemeenteonderwijzer August Van Coppenolle les gaf (en<br />
die zijn eigendom waren), niet meer voldeden aan de wet van 1842, besliste de gemeenteraad<br />
op 15 december 1860, na lang tegenstribbelen, een gemeenteschool te bouwen voor “kinderen<br />
van het mannelijk geslacht”.<br />
Voor de “arme meisjes”, die sinds genoemde wet ook recht hadden op kosteloos onderwijs,<br />
maar nergens terecht konden, had de gemeenteraad reeds op 18 augustus 1860 een oplossing<br />
gevonden.<br />
Het voorstel van de Maricolen (brief van 27 juni) om kosteloos onderwijs te geven aan de<br />
arme meisjes werd aanvaard met volgende argumentatie:“Aangezien er geen gemeenteschol<br />
voor meisjes bestaat; het echter wel hoogst wenselijk zou zijn om aan die meisjes kosteloos<br />
onderwijs te geven ingevolge de wens van de wet”.<br />
Burgemeester De Paepe (liberale burgemeester – maar de liberalen waren in de minderheid)<br />
verzette zich tevergeefs, omdat hij liever een gemeenteschool voor meisjes wilde.<br />
Dit “kosteloos” gold enkel voor de leerlingen, want de stad betaalde aan de Maricolen een<br />
toelage per “kosteloze” leerling, gelijk aan die welke men betaald aan de<br />
gemeenteonderwijzer.<br />
Op 16 november 1872 werd een nieuwe aanvraag van de Maricolen door de gemeenteraad<br />
goedgekeurd; het betrof een toelage voor hun bewaarschool voor behoeftige kinderen. “De<br />
gemeenteraad vindt dat deze school heilzaam en nuttig is en geeft een jaarlijks hulpgeld van<br />
200 fr.”.<br />
De nieuwe gebouwen van de gemeentelijke jongensschool bestonden uit 2 klaslokalen,<br />
respectievelijk 10 en 12 m. op 7, en de woning van de hoofdonderwijzer, met 5 slaapkamers<br />
o.a. bestemd voor inwonende hulponderwijzers.<br />
Het verloop der werkzaamheden en de plaatsbeschrijving worden uitvoerig geschetst op blz.<br />
99 en volgende van genoemd artikel.
3315<br />
1987. De rentmeesters van het grafelijk domein (o.a. in <strong>Deinze</strong>, Petegem en Astene) in de<br />
late middeleeuwen (+/- 1400)<br />
We lazen onlangs een interessante, zij het vrij gespecialiseerde studie, van de hand van Tim<br />
SOENS, recent gepubliceerd door de Academie te Brussel 1 , en getiteld “De rentmeesters van<br />
de graaf van Vlaanderen. Beheer en beheerders van het grafelijk domein in de late<br />
middeleeuwen”. Deze studie bouwt voort op de eerder verschenen studie van Eddy Van<br />
Cauwenberghe 2 , waarbij de nadruk evenwel lag op de overheidsfinanciën, en veel minder –<br />
zoals in het nieuwe boek – op de beheerders van het domein.<br />
We willen deze studie van Tim Soens graag even onder de aandacht van onze K.G.K.-lezers<br />
brengen, omdat ze enkele gegevens bevat betreffende het grafelijk domein te <strong>Deinze</strong>-<br />
Petegem-Astene. Dit laatste was en heerlijkheid, die in 1316 door Robrecht van Bethune<br />
werd gekocht van Walraven II van Luxemburg en vervolgens door de eerstgenoemde<br />
geschonken aan Robrecht van Kassel. Na een lang aanslepend dispuut nam graaf Lodewijk<br />
van Male (1346-1384) de heerlijkheid opnieuw in bezit. Eigenlijk beheerde de grafelijke<br />
ontvanger hier twee domeinen, nl. enerzijds <strong>Deinze</strong>, Petegem en Astene en anderzijds<br />
Drongen (p. 267). Komt aldus ook ter sprake: de heerlijkheid van Bois-le-Comte te Astene,<br />
anno 1389 (p. 257), alsook domeingronden te Zeveren (vooral p. 331).<br />
Onder de beheerders valt o.m. de naam op van Hendrik van <strong>Deinze</strong> i.v.m. het “Domein van<br />
Knesselare”, 1384-1385 (p. 283), alsook die van Jean de Coude, die in 1399-1400 ontvanger<br />
én baljuw van <strong>Deinze</strong>, Petegem en Drongen was; deze interessante grafelijke ambtenaar was<br />
eerder ook al schout van Kortrijk ( 1381-85 en 1388-91) geweest (p. 131).<br />
We lezen er ook (p. 83) dat de grafelijke domeinopbrengsten o.m. moesten dienen voor de<br />
financiering van de van de oorlogsvoering te Oudenaarde en <strong>Deinze</strong> anno 1390.<br />
En op p. 95 krijgen we zicht op de bruto-opbrengsten binnen de domein-entiteit <strong>Deinze</strong> in<br />
1376 (in ponden parisis); die opbrengst bedroeg 1025£ par. Op zich zegt ons dat bedrag niet<br />
veel, maar het is wèl significant dat we – in het ontvangstenlijstje – het domein van <strong>Deinze</strong><br />
vinden op de 17 e en laatste plaats, met het laagste bedrag van allemaal; aan de kop stond het<br />
domein te Ninove (met 2.496 £ par., of bijna anderhalve keer zoveel bij).<br />
Een kwarteeuw later, in 1403, bedroeg de bruto-opbrengst (of de pachtwaarde) te <strong>Deinze</strong> geen<br />
1025 £ meer, maar nog slechts 817£ par. Een domein met een vrij relatief belang dus…<br />
Terug nu nog even naar enkele beheerders-ontvangers. We vinden het volgende lijstje voor<br />
<strong>Deinze</strong> vermeld:<br />
Ontvangers: Raes MULOX 24.06.1371 – 23.06.1377<br />
Gillis VINX 23.06.1377 – 1386<br />
Jean DES PREIS 1386 - 1399<br />
Jean DE COUDE 1399 – 1400<br />
Andries DE PLANTE (RE) 06.1400 – 06.1407<br />
De meesten van deze vijf ontvangers vinden we ook terug als baljuws van <strong>Deinze</strong>, nl. Raes<br />
Muloc 3 , Jean de Coude 4 en Andries de Plantere 5 ; en ontvanger Jean Des Preis is misschien<br />
wel te identificeren als de Deinse baljuw Jean de Prisenare de Personare 6 ?<br />
1. Tim Soens, De rentmeesters…. Brussel, Paleis der Academie, 2002; reeks Verhandelingen, nieuwe reeks <strong>nr</strong>.<br />
9, 370 pp.<br />
2. Eddy Van Cauwenberghe, Het vorstelijk domein en de overheidsfinanciën in de Nederlanden in de 15 e en<br />
16 e eeuw, Brussel, Gemeentekrediet, 1982; reeks Pro Civitate, <strong>nr</strong>. 61.
3316<br />
3. Raes Muloc: baljuw van januari 1373 tot september 1377 (met korte onderbreking in 1376 ). Niet vermeld<br />
in A. Van den Abeele, “Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>” (1865), p. 43. Zie echter P. Huys, “Een Deinse<br />
baljuwsrekening (1377-1379)”, in K.G.K.-Jaarboek 65 (1998), p. 187.<br />
4. Jean de Coude: ontbreekt bij Van den Abeele, l.c..; zie P. Huys, l.c.: hij was (kortstondig!) baljuw van<br />
<strong>Deinze</strong> in januari tot mei 1400.<br />
5. Andries de Plantere: bij Van den Abeele, l.c., vermeld als baljuw in 1403; hij was baljuw van <strong>Deinze</strong> van<br />
augustus 1400 tot mei 1407 ( zie Huys, l.c., p. 187).<br />
6. Jean de Prisenare: bij Van den Abeele, l.c., (foutief) vermeld als baljuw in 1390; eigenlijk was hij hier<br />
baljuw van september 1393 tot augustus 1399. Hij was mogelijk ook dezelfde als Jean Personare, baljuw<br />
van juni 1380 tot januari 1381 (zie Huys, l.c.).<br />
1988. Fout in de foto?<br />
Paul HUYS<br />
<strong>nr</strong>. 420<br />
In <strong>KGK</strong>- Contactblad <strong>nr</strong>.2 van 2005 p. 3285 stond een foto van het KBK-bestuur bij de<br />
overhandiging van de oorkonde van de Anton Bergmann-prijs. Een paar mensen vroegen me<br />
of bij de naamlijst van de personen op die foto geen fout was ingeslopen: die man naast<br />
burgemeester De Ruyck was toch Herman Maes, die daar als erevoorzitter trouwens op zijn<br />
plaats stond? Neen, ik was er niet bij. En ik heb daarvoor het zwaarste alibi dat je maar kunt<br />
bedenken: toen die foto werd gemaakt te Brussel in het Paleis der Academiën stond ik te<br />
Brugge in het Sint-Jansziekenhuis aan het sterfbed van mijn dochter Griet, die in de<br />
daaropvolgende nacht van 9 op 10 mei om 2u 35 stierf.<br />
Voor mezelf is er nog een ontkenning dat ik het niet ben: de man naast de burgemeester ( het<br />
was jurylid prof. Philippe Godding) droeg op die foto een das-houder/dasspeld. Zo een ding<br />
om te voorkomen dat bij het rechtop gaan staan de das in de soep zou slepen; heb ik nooit in<br />
bezit gehad; zou ik zelfs nooit gedragen hebben omdat ik –ik weet niet waarom- een fysische<br />
hekel heb aan spelden en speldekens. Heb ik nooit gedragen. Zelfs geen leeuwenspeldje. Ook<br />
aan knopen heb ik zo een hekel. Stamt die hekel van de “kolknopjes en machetteknopjes” van<br />
destijds? Hoeveel vaders en zoons begonnen destijds de dag met aan moeder te vragen: waar<br />
heb ik mijn kolknopjes gelegd? Waar zijn nu weer mijn machetteknopjes? Dat was nog in de<br />
jaren 1940. Toen ik dan getrouwd was vroeg ik aan mijn vrouw mij een pyjamavest te maken<br />
zonder knopen, naar het model van een vissersjak, dus ruim en los genoeg, maar zonder<br />
knopen. Ze deed dat, in het begin van de jaren ’50. Die pyjama’s model 1950, met knopen,<br />
ziet men nog af en toe gedragen worden in ziekenhuizen; en in de film. Ik sta dus niet op die<br />
foto omdat ik er niet aanwezig was.<br />
Herman MAES<br />
<strong>nr</strong>. 90<br />
1989. Paul Huys geeft les in historische kritiek en zoekt verder naarstig naar resterende<br />
werken van Charles Picqué<br />
Virginie Devillez doctoreerde in 2001 aan de ULB. op een studie die, nu vertaald, in<br />
boekvorm verscheen: V. DEVILLEZ, Kunst aan de orde. Kunst en politiek in België 1918-<br />
1945, Gent, Snoeck, 2003, 432pp., ill., ISBN 90-5066-207-2. In het jongste nummer van<br />
Wetenschappelijke Tijdingen wijdde <strong>KGK</strong>-bestuurslid Paul Huys er een recensie aan:<br />
P. HUYS, Kunstbeleid en Nieuwe Orde, in Wet. Tijdingen, LXIV/2, 2005, pp. 107-116.
3317<br />
Paul Huys is ad rem als steeds, kritisch, spits en accuraat. Het artikel is een schoolvoorbeeld<br />
van ‘historische kritiek’. Ook al heeft men het werk van Devillez niet gelezen, toch kan men<br />
smullen van deze recensie. Een fragment wil ik de lezer niet onthouden, ook al omdat <strong>Deinze</strong><br />
er in voor komt.<br />
P. Huys verwijt de auteur een nogal Belgicistische reflex en een al te éénzijdige belichting<br />
vanuit Brussels en Waals standpunt. “Dit latent belgicistisch discours heeft consequenties<br />
voor de aard van het onderzoek, alsmede voor de geest en de resultaten ervan. Als de auteur<br />
de kunstpolitiek van de ‘grote (oorlogs)agglomeraties’ behandelt, komen Brussel en<br />
…Chareroi aan bod. Niet Antwerpen, niet Gent – alsof ook daar niet aan kunst(politiek) werd<br />
gedaan. Nochtans is ook dat nog niet onderzocht…<br />
En tussen haakjes: het is bevreemdend dat het exposé over “het cultuurbeleid van de<br />
grote agglomeraties” (p. 279) opent met een passus over…<strong>Deinze</strong> (!), omdat daar in 1942 een<br />
‘Museum’ werd geopend. Reden voor de auteur om daaruit onmiddellijk te concluderen dat<br />
dit paste in het kader van de door de bezetter aangemoedigde Heimatmuseumpolitiek en het<br />
decentralisatiebeleid van de Nationale Dienst der Musea. Dat museum bestond echter al<br />
voordien. Zowel het stadsbestuur zelf als de in 1928 opgerichte Kunst- en Oudheidkundige<br />
Kring van <strong>Deinze</strong> hadden al van voor 1930 (!) kunstwerken aangekocht en die ondergebracht<br />
in hun Museum voor Oudheidkunde en Folklore. In 1942 is er niets anders gebeurd dan dat de<br />
weduwe van Emiel Claus, bevreesd voor (oorlogs)beschadiging van het nog in Astene in het<br />
Zonnehuis bewaarde, reusachtige Bietenoogstschilderij, dit laatste aan het (bestaande)<br />
museum van <strong>Deinze</strong> schonk. Om die schenking te officialiseren en te valoriseren werd toen de<br />
naam veranderd tot Museum voor Schone Kunsten van Latem en Leiestreek. Meer niet.”<br />
We mogen onze lezers wel verklappen dat Paul Huys voor ons volgend jaarboek (Bijdragen<br />
2006) een nieuw artikel klaarheeft over Picqué. Dat is dan de derde bijdrage op rij, na de<br />
monografie van 1993 en het artikel in ons jaarboek 1996. Ditmaal is hij er in geslaagd de<br />
oeuvrecatalogus nogmaals uit te breiden met niet minder dan een 40 tal nummers. En nog<br />
blijft hij verder zoeken zoals de lezers van De Standaard onlangs wel zullen gezien hebben.<br />
Hij zoekt ondermeer de eigenaar van het Portret van dokter Herrebaut, geveild op 15 mei<br />
2001 in Hotel des Ventes Vanderkindere, Brussel, lot 89 (De Standaard, 1-07-2005 en 11-07-<br />
2005) en de eigenaar van het schilderij Genoveva van Brabant (1861), in hetzelfde huis<br />
geveild op 11 september 2002, lot 362 (D.S. 2/3-07-2005 en 13/14/15-07-2005) Verder de<br />
eigenaar van het schilderij Verzoeking van Sint-Antonius (Tentation de Saint-Antoine) 80 x<br />
64 cm en geveild op zondag 8 augustus bij Veilingen Raps, Saint Servais, Namur, lot 381.<br />
Indien nu één van de <strong>KGK</strong>-leden, of iemand uit hun kennissenkring, hierover meer informatie<br />
zou kunnen verstrekken, dan ken ik iemand die daar bijzonder gelukkig zou mee zijn.<br />
1990. Achiel Cassiman als … dichter<br />
Achiel Cassiman (Merchtem 1887 – Gent 1953) kwam in 1925 in <strong>Deinze</strong> wonen, waar hij<br />
zich weldra ontpopte tot dé specialist van de geschiedenis van <strong>Deinze</strong> en het Leieland,<br />
waarover hij in de K.O.K.-Jaarboeken talloze bijdragen publiceerde, culminerend in zijn<br />
(postuum gepubliceerde) “Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>” (K.O.K.-Jaarboek 1953-54). In <strong>Deinze</strong><br />
is zijn betekenis als lokaalhistoricus ruim bekend en gewaardeerd. Maar dat hij ook (af en<br />
toe?) gedichten schreef, is allicht minder (of niet) bekend.<br />
W.J.
3318<br />
In het katholiek weekblad “De Leye” (opgericht in 1928 en zeker tot 1931 verschenen) staan<br />
enkele van zijn gedichten te lezen. Driekwarteeuw later mogen ze wel eens uit de<br />
vergetelheid heropgediept worden…<br />
We beginnen met een gedicht over Astene-Dreef, getiteld “Noen te <strong>Deinze</strong>” 1 .<br />
Noen te <strong>Deinze</strong><br />
Stil ben ik in Asten-dreef gezeten,<br />
Lindengroen als beukgewelf in weidsche kathedraal.<br />
Tusschen boomen kladden zon gesmeten.<br />
Beieëndrom met dof gezom zingt onbegrepen taal.<br />
Schril signaal uit kolen-zwarte monden!<br />
Oorverscheurend snijdt fabriekgeluid door ’t laaiend ruim.<br />
Deinsche klokken zwaar het “noen” verkonden.<br />
Zonbeschenen pedaleert de jeugd in zomerbruin.<br />
Auto’s snorren razend Gentwaarts henen.<br />
“Adinkerke” stopt in stukgeschoten station.<br />
Vliegpost fluks aan horizont verdwenen.<br />
Kortgerokte werksters hupplen in de middagzon.<br />
Stil ben ik in Asten-dreef gezeten.<br />
Zonnezoentjes heimlik ’t Leiewater lachen doen.<br />
’t Volk heeft blij zijn ruwe taak gekweten.<br />
Zomerbrand aan blauwen hemeltrans. Ik ga: ’t is noen.<br />
Een stille zomerse natuurimpressie (strofen 1 en 4), geconfronteerd plots met de geluiden van<br />
het “nijvere” <strong>Deinze</strong> (strofen 2 en 3): de fabrieksirenes die de middagpauze konden, met op<br />
de achtergrond het voorbijrijden van auto’s op de steenweg en een trein op het spoor, en in de<br />
lucht de “vliegpost”. Een sfeervolle evocatie, met een onverwachte, maar zinvolle<br />
contrastwerking.<br />
Een tweede gedicht is opgedragen aan de kunstschilder Modest Huys, “de zanger van het<br />
schoone Vlaanderen, in het Zonne-Huys, de lieve kluis, te Zulte” 2 . Cassiman schreef er als<br />
toelichting het volgende bij: “Ik hou van Huys omdat hij geen comediant is: hij draagt zijn<br />
mooie ziel op zijn handen en zijn geloof in God en Vlaanderen steekt niet, gelijk een staal<br />
zonder waarde, in een bruin valieske. Modest Huys is gegroeid uit het volk, heeft harde<br />
dagen gekend; door zijn kunst staat hij boven het volk en komt tot welstand: maar met beide<br />
voeten blijft hij pal tusschen zijn lievende, lijdende, joelende volk. Modest Huys is een<br />
kunstenaar. Hij heeft de schoonheid der Leielanden opgezogen, de lichtende, blinkende,<br />
stralende schoonheid en geeft ze weer in heldere kleuren. Zijn doeken zijn geen uitingen van<br />
kunst om kunst, geen kiekjes, geen copietjes. Uit al zijn schilderijen druipt Vlaamsche<br />
weelderigheid en bedrijvigheid en gulle blijheid: het werkende, wroetende, biddende volk in<br />
beweging midden de onnabootsbare schoonheid zijner landouwen. Toen ik voor ’t eerst zijn<br />
atelier betrad en uren schoonheid smekte, schreef ik voor hem ’t volgende gedicht”:
----------------------<br />
3319<br />
Zijn oogen zochten de schoonheid<br />
die duikertje speelt langs lage Leielanden<br />
Zoo Petrus over ’t water, kwam ze naar hem toe<br />
en de rimpels aaiden haar rozevoeten.<br />
De meiebloesems omkransten haar pagekopje<br />
want in perelaars en achtkanters had ze gedouwd.<br />
Hij zag, en bewaarde ’t in zijn hart.<br />
Omgeurd en omfleurd met meerschkoninginnen*,<br />
Sint-Jansgeel ** en scheerlingschermen ***,<br />
starend naar zwoegende pikkers onder schroeizon,<br />
lag ze ruggelings, de knoesels in ’t nat.<br />
Hij zag, en bewaarde ’t in zijn hart.<br />
In grauwe gabardine, gelaarsd en gespoord,<br />
kwam ze over de Oudenaardsche hoogten<br />
en vonken ketsten uit de hoeven van haar brieschend ros.<br />
De winden loeiden in oerwilde klanken.<br />
Hij zag, en bewaarde ’t in zijn hart.<br />
Witgewolde petjes op de wilgetronken.<br />
Blanke boezelaars voor groen-verweerde beuken.<br />
Ze kwam op spiegelgladde dancing aangewalst.<br />
Een dooiconcert klonk huilend in het woud.<br />
Hij zag, en bewaarde ’t in zijn hart.<br />
Toen heeft hij zijn hart uitgegoten in beelden en kleuren.<br />
De Schoonheid heeft hem op den schouder getikt,<br />
een kuischen zoen op de lippen gedrukt.<br />
Meerskoningin (of grote meersmargriet) is een volkse naam voor de gele<br />
ganzenbloem (Chrysanthemum segetum).<br />
Sint-Jansgeel (of Sint-Jansbloem) “met-het-gele-hart” is een volkse naam voor de<br />
margriet (Leukanthemum vulgare)<br />
Scheerling is een volkse naam voor de dolle kervel, een schermbloemige met<br />
paars gevlekte stengel (Chaerophyllum temelum).<br />
-----------------------<br />
Beschrijvende evocatie van een aantal Huys-schilderijen? En/of een puur symbolische ode<br />
aan de dichterlijke Muze, die in de laatste strofe – verpersoonlijkt als De Schoonheid – de<br />
kunstenaar belonen komt? Dit alles in ritmisch gedragen, rijmloze verzen, gebundeld in vier<br />
vijfregelige en een drieregelige strofe. Na dit gedicht schreef Cassiman ook nog de volgende<br />
commentaar:<br />
“Huys is zeer vruchtbaar maar geen jongleur; de periode van pointillisme en luminisme is<br />
voorbij; met de jaren wordt zijn kunst dieper, zijn borstel breeder; hij staat niet: hij rijpt.<br />
Huys begrijpt zijn maatschappelijke rol: In geen ivoren torentje of achter de raampjes van een<br />
auto, maar bij ’t volk en, door de kunst, het volk veredelen.<br />
Nu woont Modest Huys te Zulte in ’t Zonne-Huys met zijn begaafde vrouw, die de<br />
“Soncksche” * zonne is in zijn “Huys” en meevoelt en meejubelt om ’t succes van haren<br />
kunstenaar.<br />
Wanneer gij hem tegenkomt – een glimlachende rithmische verschijning – groet diep, want<br />
hij is een weldoener voor zijn volk en zeg met steller dezes: Heer, schenk aan Vlaanderen veel<br />
“Modeste –Huys-en”!<br />
-----------------<br />
* Modest Huys was gehuwd met Paula Sonck, een begaafde pianiste.<br />
----------------
3320<br />
De kunstenaar als weldoener? Ook voor nog een andere weldoener, maar dan in de letterlijke<br />
(filantropische) betekenis van het woord, m.n. voor Petegemse nijveraar Achiel Van<br />
Eeckhaute schreef Achiel Cassiman een gedicht, ter nagedachtenis 3 .<br />
In memoriam Achiel Van Eeckhaute<br />
Blank is zijn ziel en blank is de nacht.<br />
Gods wake zich hult in sneeuwwitte vacht.<br />
Bleeke glimlach zweeft om stijf-gesloten mond<br />
lijk kilte boven hardgevroren grond.<br />
Maagdebloesems spreiden wondergeuren<br />
over hem, na ’t onverbidlijk aardsgebeuren.<br />
Eenvoud brengt een laatsten groet.<br />
Godsvrucht lichtsignalen stijgen doet.<br />
Naar de poort nog een duts om een aalmoes spoedt…<br />
Blank is zijn ziel en blank is de straat.<br />
Naar ’t kerkhof een stoet heel trage nu gaat.<br />
Menschen loven den gestorvene,<br />
roemen zijn deugd, de verworvene<br />
kroon: “hij was goed, hij was braaf.<br />
Zijn harte bleef zuiver en gaaf”.<br />
Blank is zijn ziel en blank is het oord<br />
waar ’t lichaam verbeidt nu het opstandingswoord.<br />
In hemelzaal<br />
Klinkt blijgetaal:<br />
“Een zaalge komt ons vreugd vermeeren.<br />
Hij was soldaat in dienst des Heeren.<br />
Welkom, kameraad.”<br />
Poëtisch misschien niet zo best geslaagd, getuigt dit gedicht (waarvan de laatste vijf<br />
versregels – vanaf “In hemelzaal…” – allicht beter geschrapt waren) toch van een oprechte<br />
ontroering, wat in een gelegenheidsgedicht ook een meerwaarde is.<br />
Van evenveel oprechtheid – en van een grotere poëtische gevoeligheid – getuigt nog een<br />
vierde, romantisch lentegedichtje in rijmloze verzen, waarmee we deze Cassimanbloemlezing<br />
afsluiten:<br />
Mei<br />
‘k Wil mijn ziel met loovers sieren<br />
Nu de Mei is opgestaan.<br />
‘k Wil ze omringen met seringen<br />
Wit en paars getint.<br />
Goude<strong>nr</strong>egen-trossen snoeren<br />
Om mijn teer verjongd gemoed.<br />
‘k Wil ’t met merelklank omruischen<br />
Als een bosch bij manestilt’.<br />
Want veel, heel veel heb ik geleden<br />
Om haat, uit medemensch ontstaan, *<br />
Om mijn ziel was ijzerkleed geweven:<br />
De Mei heeft het ontdooid.
3321<br />
O Mei met geur en kleurgeschitter,<br />
Vol liefdezang, glycinepracht,<br />
Gij doet weer zonnestralen dringen<br />
In mijn zielewoon.<br />
Levensblijheid zindert zachtjes<br />
Door mijn teer verjongd gemoed.<br />
Mijn ziele zingt een vreugdehymne<br />
Nu de Mei is opgestaan.<br />
---------------<br />
* Een allusie op de (Eerste) Wereldoorlog en het soldatenleed aan de Ijzer.<br />
---------------<br />
1. De Leye, jaargang I, <strong>nr</strong>. 14 van 16.09.1928.<br />
2. De Leye, jaargang I, <strong>nr</strong>. 27 van 16.12.1928.<br />
3. De Leye, jaargang II, <strong>nr</strong>. 8 van 24.02.1929; over Achiel Van Eechaute zie K.O.K.-Jaarboek 1940, blz. 27,<br />
alsook K.G.K.-Jaarboek 2001, blz. 404 en blz. 413 (noot 10). N.B. In het zelfde De Leye-nummer II,8 staat<br />
ook een anekdotische tekst over Emiel Claus (door ene L. Broers= onbekend pseudoniem!).<br />
4. De Leye, jaargang II, <strong>nr</strong>. 18 van 17.03.1929.<br />
EMIEL CLAUS TE ASTENE<br />
Paul HUYS<br />
<strong>nr</strong>. 421<br />
Na den guren strijd tegen onwil en geldgebrek kwamen voor den eenvoudigen Leiezoon blije uren te<br />
Astene, op “Zonneschijn”. Naast het babbelend water, de lommerende kastanjebomen, de heldere<br />
zomerzonne, de giegelende bloemen… Naast die schoonheid zijn buren, zijn boeren, zijn landse typen.<br />
“Rozekens” zag hij overal en “Ijsrakkers” kregen lekkers. Claus kwam te Astene geregeld iederen<br />
zondag naar de Hoogmis en nam steeds zijn zelfde plaatske dicht bij den tweeden pilaar! Ondanks de<br />
heiligheid der plaats werd, vanuit zijn observatiepost, menig schets op de blanke manchette<br />
gekrabbeld en .. niemands devotie gestoord. Ging de processie uit dan was ’t een pinten (sic?!). Claus<br />
keek zijn ogen uit, schetste, gaf “esthetische” wenken aan de moederkens. Bij ’t bolspel, waar de<br />
kloekgespierde boerenzonen beenplooien en armzwaaien, was Claus gedurig om “houdingskens” te<br />
krabbelen. Met Astene-kermis deed hij de ronde van het dorp, kocht in alle herbergen een pinte<br />
(zonder proeven), deelde suikergoed uit onder de schuivende schijvende bengels of liet ze twee keren<br />
toertjes-maken op den paardekensmolen. Ondertussen was de gulle “Meneer” verdwenen.<br />
Eens was ’t, lijk overal, kiezing te Astene en Claus beschikte over vier stemmen. Voorwaar “een<br />
kiezer van gewicht”. Enige kandidaat-burgervaders wagen het aan te bellen. “Zonneschijn” gaat open<br />
en de fles met den gekenden “cinquante-deux” wordt aangesproken.<br />
-“Of M. Claus, bij de aanstaande kiezing niet eens op hen zou peinzen?” De kunstschilder staat op,<br />
leidt hen rond in zijn mooien tuin, spreekt van levensgevende zon en rijpende bloemen, troont ze<br />
zoetjes naar ’t hekken op de grote staatsbaan…<br />
-“Merdee! ‘k en heb die meneere geen woord horen lossen over de kiezinge!<br />
Schilder Claus was ook goed bekende in <strong>Deinze</strong> en kwam er veel ter statie. Hij was immers kind van<br />
de streke!<br />
Wat laatst komt en schoonst kroont, is zijn liefdadigheid: geen enkele behoeftige is ooit met ledige<br />
handen doorgezonden. Vlaamsche frontsoldaten kenden hem goed. Op zijn graf prijkt Joris (sic=<br />
George) Minne’s “Opstanding”. Wanneer eens het ure slaat, zal Claus’ “goed-werk” wel zijn beste<br />
ruggelast zijn!<br />
Verschenen in “De Leye. Katholiek Weekblad” van 24.2.1929 (P.H.)<br />
L. Broers (= wie???)
Maessprokkels<br />
3322<br />
Jeugdherinneringen van Herman Maes aan Astene.<br />
Mijn eerste kennismaking met Astene viel nog vóór 1940. Wij woonden toen in St-Niklaas<br />
waar ik geboren werd in 1926 en mijn ouders, grootouders en overgrootouders sedert 1700 als<br />
wevers werkzaam waren, ijverig maar hongerig. Mijn ouders kregen hun eerste kind, een<br />
zoon, in 1919 (6 december) en noemden hem naar grootvader en peter Leo Maes.<br />
Maar dat kind Leo Maes bleek mentaal gestoord, lichamelijk oersterk, zo sterk dat moeder<br />
hem niet in bedwang kon houden als hij zijn buien kreeg. Reeds tweemaal had hij de<br />
huishoudelijke hond in de draaiende machines van vaders breigoedfabriek geworpen, toen ik<br />
in 1926 als tweede zoon geboren werd.<br />
Uit vrees voor wat hij wel met baby-broer zou uithalen hebben mijn ouders hun oudste zoon<br />
dan ondergebracht in het toen vrij nieuwe MPI te Bachte-Maria-Leerne. Hun raadgever<br />
daarvoor was Dr. Jozef De Belie, een gewezen activist, vriend van St.-Niklazenaar Dr. Fil.<br />
August Borms, studiegenoot van Dr. Med. Speleers en Dr. Med. Juliaan Filliers. Dr. De Belie<br />
had de bevalling van mijn moeder, mijn geboorte, begeleid.<br />
Aangezien mijn oudere broer Leo nu in Bachte was, ging moeder geregeld op bezoek: van St.-<br />
Niklaas naar Astene, en van Astene-station te voet naar het veer te Astene (Vosselare-Put) en<br />
naar het MPI. Dat was van 1927 af.<br />
In 1926 (september) vierden mijn overgrootouders hun diamanten bruiloft, 60 jaar getrouwd.<br />
Wij hebben de familiefoto van die viering. Mijn grootvader Leo was toen al 63 jaar en mijn<br />
broer Leo (Alois -> Leo -> Petrus -> Leo) staat op de foto tussen de knieën van zijn<br />
grootvader. Grootvader had 12 kinderen (waarvan er één als kind gestorven was). Die elf<br />
kinderen, 6 zoons en 5 dochters, staan op de foto met de toen al geboren kleinkinderen. Een<br />
zus van mijn grootvader had toen 22 kinderen. Mijn moeder kwam pas uit de bevallingherstelperiode<br />
van mijn geboorte. Ik, pas 1 maand oud, sta niet op die foto.<br />
Op kerstdagavond 1933 kwam er thuis een bericht van het Instituut Dr. Guislain te Gent<br />
(waarheen mijn broer Leo was overgebracht van MPI-Bachte), een telegram, om het<br />
overlijden van Leo te melden, 14 jaar oud.<br />
In mijn verre herinnering ligt een bezoek aan mijn gestoorde broer, en ligt ook iets van<br />
herinnering aan de begrafenis. Moeder was niet mee. Veertien dagen later werd mij een<br />
nieuwe broer geboren en die kreeg de naam van de pas gestorven Leo. Die broer is nu Dr.<br />
medicus te St.-Agatha-Berchem. Achttien maanden na die geboorte kwam er weer een<br />
broertje bij : Arnold.<br />
Anderhalf jaar na mijn geboorte baarde moeder een tweeling, twee meisjes Maria en<br />
Godelieve. Ze werden geen van beide drie maand oud. En daaraan heb ik geen herinnering;<br />
wel een foto van mijn moeder met haar tweeling in de armen. Zes kinderen, maar drie ervan<br />
dood. Het is a.h.w. een statistisch voorbeeld van de toenmalige kindersterfte. Maar ik troost<br />
me bij de gedachte dat van de 12 kinderen van mijn grootouders er slechts één als kind stierf.<br />
De andere stieven in volgorde van geboorte, op mijn vader en zijn broer Edgard na die te<br />
vroeg stierven.<br />
De andere broers en zussen van mijn vader bereikten, als hun moeder, de leefttijd van + 80.<br />
Een tweede maal dook de naam Astene in mijn jeugdjaren te St.-Niklaas op. Hector Mechiels<br />
was een goede vriend van mijn vader. In de eerste jaren van de Frontpartij waren ze samen op<br />
alle betogingen voor de vernederlandsing van de universiteit van Gent. Ze wilden dat hun<br />
zoons aan de “Hoogeschool” zouden kunnen studeren zonder te moeten vervreemden van hun<br />
“roots” zoals die wortels nu heten. Hector Mechiels had twee zoons en een dochter: Karel,<br />
Hugo en Miet. Karel werd schilder en werd directeur van de Academie voor Schone Kunsten<br />
in St.-Niklaas. Ik en mijn broer Leo zouden naar de universiteit te Gent gaan. Mijn jongere
3323<br />
broer zou de breigoedfabriek verderzetten zoals Hugo Mechiels dat ook zou doen met de<br />
Mechiels breigoedfabriek. Hector Mechiels’ vrouw – Karel heeft later vaak een portret van<br />
haar geschilderd – werd ziek. Herhaaldelijk moest ze voor onderzoek naar Dr. Med. Adriaan<br />
Herman Martens… te Astene. Daar was die naam opnieuw.<br />
Door Astene reed ik een eerste keer in 1938, toen ik al 12-jarige snotneus per fiets naar de<br />
Ijzerbedevaart reed, samen met Fons D’Hollander van Stekene en met Roger De Handschutter<br />
van St.-Niklaas. St-Niklaas-Diksmuide was 100 km fietsen, door steden en dorpen want al die<br />
ringwegen om de stad of gemeente heen waren er toen nog niet.<br />
In november 1950 werd ik leraar te <strong>Deinze</strong> (en te Brugge). In september 1951 kreeg ik te<br />
<strong>Deinze</strong> een voltijdse opdracht (te Brugge ging het om een interimbetrekking van zes<br />
maanden). In januari 1951 kreeg ik een eerste inspectie die goed was, in januari ’52 een<br />
tweede met “zeer goed” en omtrent Pasen de beloofde vaste benoeming. Dus kwam ik in<br />
<strong>Deinze</strong> zoeken naar bouwgrond niet te ver van het atheneum. Die bouwgrond vond ik in …<br />
Astene.<br />
In mei 1953 kwamen wij in ons nieuw (nog niet afgewerkt) huis wonen, samen met onze<br />
dochter Griet, toen 18 maanden oud, en zoon Wim, toen zes weken oud, beiden te Gent<br />
geboren. En met schoonmoeder die sederd 1931 weduwe was. We woonden er tot januari<br />
1992, bijna 39 jaar. Maar dat huis-Arthur de Geyter was er de architect van- was een van de<br />
laatste huizen van Astene, richting Petegem en <strong>Deinze</strong>. Mijn job lag in <strong>Deinze</strong> en zo waren<br />
we meer <strong>Deinze</strong>-georiënteerd dan naar Astene. De bakker, de groentenman, de melkman en<br />
de beenhouwer bestelden toen nog ten huize, per fiets, per “triporteur” met hondengespan,<br />
met de stootkar, ook met trekhonden. Richting dorp gingen we zelden; het boodschappendoen<br />
gebeurde hoofdzakelijk in <strong>Deinze</strong>. Maar we woonden in Astene.<br />
Boter en melk, ook wel eieren, haalden we bij boer Van den Heede, in het Hof te Gampelaere,<br />
over de spoorweg. Die spoorweg, gelijkgronds, was altijd toegeschoven, behalve het vak voor<br />
voetgangers. De enige auto’s die daar over de spoorweg moesten waren die van de familie<br />
Robert Torck. Zij moesten toen claxoneren; dan ging het spoorhek ofwel helemaal toe (teken<br />
dat er een trein op komst was) of open, maar weer toe, op het voetgangers ( en fietsers-) –deel<br />
na. De verkaveling Kerselaarslaan ( en later Gampelaeredreef) was er nog niet. Het<br />
voetbalveld van SK <strong>Deinze</strong> wel. Het was allemaal anders.<br />
Het museum.<br />
In een bijlage in het <strong>KGK</strong>-Contactblad jg. 2005 <strong>nr</strong>. 2 p. 3295 e.v. laat Paul Huys verstaan dat<br />
nogal wat voorwerpen van KOK verdwenen zijn. Inderdaad. In het begin van de oorlogsjaren<br />
1940 was het toezicht verminderd en bleek dat er in de opslagplaatsen in het stadhuis<br />
herhaaldelijk was ingebroken. Toen in 1942 het museum werd geopend, waren er heel wat<br />
dingen in voorraad o.a. in de kelder. Omdat die kelder onder water kwam moesten ze elders<br />
opgeslagen worden. Ze kwamen terecht in de gebouwen van Petegem-school, tegenover het<br />
gemeentehuis van Petegem (aan de Kortrijkse steenweg toen). Maar daar werd ook<br />
herhaaldelijk ingebroken door ruiten aan de achterkant van de gebouwen in te slaan. Ook in<br />
september 1944 schijnt er nogal veel gestolen te zijn. Petegem zorgde ook niet voor zijn<br />
documenten. Zo zag ik ooit in de kelder van het nieuwe gemeentehuis (Oostkouter) de<br />
documenten, oude boeken van de burgerlijke stand incluis, op een hoop, een berg, op mekaar<br />
gesmeten en in oncontroleerbare chaos op de vochtige keldervloer liggen.<br />
Van de gemeenteschool verhuisde het KOK-bezit nog eens naar de kelder van wat nu het<br />
Saveryspand is, dan naar een hoek in de brandweerkazerne in het Louis Dhontstraatje. En<br />
tenslotte naar het nieuwe museum in 1981. Daar werd en wordt nu alles gecatalogeerd en<br />
wetenschappelijk- verantwoord beschreven. Dat is een ontzettend werk dat in alle stilte<br />
gebeurt, zodanig stil dat sommige stadsbestuurders dachten (en denken) dat er daar niet erg<br />
gewerkt wordt. Maar dat is fout gedacht. Elk stukje wordt niet alleen genoteerd maar ook
3324<br />
beschreven. Werk dat geen showelement heeft. Maar ik besef het nut en de noodzaak van dat<br />
werk dat engelengeduld veronderstelt.<br />
Ook in brandweerkazerne werd nog gestolen uit de opslagplaatsen. Bij elke verhuis was er<br />
braak. En de toenmalige conservators-bewaarders konden dat niet voorkomen (Remi De<br />
Meyer – Jules Bruneel – Werner Malfait). 1981 bracht orde in de chaos. Veerle Van Doorne<br />
begon er aan; en is er nog mee bezig, samen met haar museumhelpers. En zal er nog lang mee<br />
bezig blijven. Een werk van jaren- ook al is er in de loop der jaren veel gestolen en gebroken,<br />
verloren gegaan bij gebrek aan personeel. Want vóór 1981 was alles vrijwilligerswerk van<br />
mensen zonder wetenschappelijke voorbereiding op die taak. Met veel goede wil vochten ze<br />
tegen de bierkaai. En wie zonder zonde is werpe de eerste steen. Niets doen, alles laten<br />
verrotten is ook een middel. Alles wegsmijten en niets “verslagen” helpt daarbij. Maar wie zij<br />
verleden vergeet, is dement.<br />
Werken in 1930<br />
Leon Pierre Colpaert was soldaat-milicien van de klas 1921. Hij werd geboren op 15-7-1901<br />
te St.-Martens-Latem en woonde er in de Moerstraat 8. zijn vader was Gustaaf. Zijn moeder<br />
was Melanie De Smet. Leon was,toen hij soldaat was, 1.66m en woog 63 kg.<br />
Dat alles (en nog meer) staat in het Militair Zakboekje en in het gezondheidsboekje. Beide<br />
waren nog Franstalig (met de gedrukte gedeelten in kleinere letter Nederlands) gedrukt en<br />
Franstalig ingevuld. Op 30-11-1922 was hij bij de Genie tot 30-11-1923.<br />
In 1929 werkte hij in “La Carrosserie Enfantine” van René De Busseré en verdiende als<br />
“Verkapper” 192 fr. voor 48 uur werk per week, d.w.z. 4fr.bruto per uur.<br />
In 1933 stond genoteerd hoeveel afgehouden werd: 48 uur = 164,15 – 29,10. Ook de<br />
loonboekjes in <strong>Deinze</strong> waren toen Franstalig, met Nederlands in kleinere letter. Voor hij<br />
soldaat werd werkte hij in Arras en moest toen een “Carte d’identité et de Circulation pour<br />
travailleurs coloniaux et étrangers” hebben van het “Ministère de l’Interieur , direction de la<br />
sureté generale” hebben in Frankrijk om te reizen tussen St.-Martens-Latem en Arras.<br />
Na zijn soldatentijd ging hij in Aubers werken, ook in Noord-Frankrijk als “manoeuvre” bij<br />
een bouwonderneming. Nadien kwam hij-waarschijnlijk 1926- bij Pericles. Leon Colpaert<br />
trouwde met Adrienne De Smet die geboren was te Petegem 25-3-1904. Hij woonde dan in<br />
Edeken te Astene. In juni 1934 stierf hij na een maand ziekte. Uit bewaarde rekeningen<br />
kennen we enkele prijzen, ook van de ziekenzorg:<br />
-een nacht waken 15 fr.<br />
-een dag werken 30fr.<br />
-een ei 0.30 fr<br />
-melk 1.25fr per liter<br />
-100 kg kolen 17.50 fr.<br />
-1 fles St-Emilion 8.50<br />
-lijkdienst 2e klas 475 fr. in Astene<br />
-250 doodsbeeldekens bij koster-drukker Coudijzer 46.25 fr. (+18.5% taks)<br />
-doodskist bij Triphon Bekaert 125 fr. + taks (3.75)<br />
-begrafenismaaltijd bij Emile Vermaercke, Emile Clauslaan 1, 311.90fr.<br />
-Grafmaker Leonce Arnauw te Astene (graven v.h. graf) 25 fr.<br />
-rouwkledij voor de weduwe. Voor een echtgenoot droeg men een jaar en zes weken een<br />
zwarte mantel en een zwart kleed: 600 fr. aan Alice Van Hoecke kleermaakster<br />
-een grafsteen aangebracht in 1935: 550 fr. (+13.80 taksen) door Laboureur-Cornelis<br />
steenhouwerij Markt 95 te <strong>Deinze</strong><br />
-Geneesheer: Dr. Martens, internist te Astene vroeg 250 fr. voor geneeskundige behandeling<br />
gedurende 30 dagen.
3325<br />
:Dr. J. Goeminne assistent a.d. Rijksuniversiteit Gent woonde toen al in Petegem-<br />
<strong>Deinze</strong> en vroeg 545 fr. voor de geneeskundige zorgen gedurende de hele ziektetijd.<br />
De weduwe was lid van de Vlaamsch Nationalistische Vrouwenbond- <strong>Deinze</strong> en ging<br />
regelmatig naar de Yzerbedevaart in jaren ’60-’70 met de Renaat De Rudderkaravaan <strong>Deinze</strong>-<br />
Nevele-Zulte. De bedevaarders-herkenning-kaartjes zaten nog in het pak documenten dat ik<br />
over Leon Colpaert ontving. En nu maar opzoeken: gegevens over de ouders, over de<br />
kinderen, over de weduwe. Wie zoekt het op?<br />
1991. “Welsprekende” <strong>Deinze</strong>naars in een Oudenaardse prijskamp (1871)<br />
Toevallig gelezen in de “Gazette van Gent” van 2-3 oktober 1871 (204 e jaar, <strong>nr</strong>. 233):<br />
Verslag over de “Prijskamp van uiterlijke welsprekendheid”, uitgeschreven door de<br />
toneelkundige maatschappij “Leeren Vereert” van Oudenaarde, op de zondagen 10, 17 en 24<br />
september 1871.<br />
In het Deftig vak ( = het ernstige ge<strong>nr</strong>e ):<br />
- Alleenspraak: 3 e Prijs: dhr. Delava, van <strong>Deinze</strong>, met “De zieke jongeling”;<br />
- Tweespraak: Eervolle vermeldingen aan dhrn. Delava (sic) en Pauwels, van <strong>Deinze</strong>, met<br />
“Vader en zoon”.<br />
Boertig vak ( = het komische ge<strong>nr</strong>e )<br />
- Alleenspraak: 2 e Prijs: dhr. Goeminne, van <strong>Deinze</strong>, met “De koperslager van Zomergem”.<br />
Prijsuitreiking op het Stadhuis van Oudenaarde op zondag 8 oktober 1871 te 11 uur.<br />
De voornaam van deze <strong>Deinze</strong>naars wordt niet vermeld, maar we kunnen toch denken om wie<br />
het gaat. Deze drie “welsprekenden” – De Lava, Pauwels en Goeminne – waren allemaal lid<br />
van “De Vereenigde Tael- en Kunstminnaers”, onder kenspreuk “Vooruit”<br />
(= de in 1858 heropgerichte Rederijkerskamer “De Nazareenen” onder de zinspeuk “Doynze<br />
om een beter”).<br />
We vinden ze b.v. verenigd op het programma van een toneelavond in de Schouwburg van<br />
Vooruit op Kermiszondag 6 september 1873 ( zie afb.), met opvoering van “Tamboer<br />
Jannsens” van Hippoliet van Peene, blijspel in twee bedrijven. H(endrik) Goeminne 1<br />
vertolkte de rol van trommelmeester Roffel, A(ugust) De Lava 2 was soldaat Pompoen en<br />
A(lfons) Pauwels 3 speelde de markies van Piefelberge.<br />
Na “Tamboer Janssens” werd ook nog het zangspel met ballet in één bedrijf “De<br />
Duivelsdans” opgevoerd, geschreven door Pieter Kints (lees over hem de uitvoerige bijdrage<br />
in het jongste K.G.K.-Jaarboek 2004), met muziek van de <strong>Deinze</strong>naar Jules Seeuws.<br />
Waarna nog Kermisbal!<br />
1. Hendrik Goeminne was ook lid van het “Vlaamse Gezelschap” van <strong>Deinze</strong> (zie KOK-Jaarboek XXIX, 1962,<br />
uitvouwblad tussen blz. 104-105); in 1866-1867 was hij bestuurslid met de functie van “tuchtmeester”.<br />
2. Ook August De Lava was (al in 1849) lid geworden van het “Vlaams Gezelschap” (K.O.K.-Jaarboek 1962,<br />
blz. 102); in 1858-1861 en in 1865 was hij er zelfs de voorzitter van. Zie ook het K.O.K.-Kontaktblad<br />
XVIII,2 (1998), nota <strong>nr</strong>. 1629, blz. 2381, over “Het liederboek van August De Lava, tenor bij de<br />
‘Zangliefhebbers’ van <strong>Deinze</strong>.<br />
3. Ook Alfons Pauwels was lid (sinds 1864) van het “Vlaams Gezelschap” (K.O.K.-Jaarboek 1962, blz. 103);<br />
in de jaren 1866-1876 was hij bestuurslid, met de functie van “ontvanger”.<br />
Paul HUYS<br />
<strong>nr</strong>. 422
3326<br />
1992. De Deinse vrederechter Jacques Karel Adriaen DESPREZ (soms DEPREZ, soms<br />
DUPREZ).<br />
Deze interessante figuur werd reeds dikwijls geciteerd in de Jaarboeken en de Contactbladen<br />
van de KOK/<strong>KGK</strong>. Hij verdient zeker een plaats in de galerij van bekende <strong>Deinze</strong>naars, want<br />
hij speelde een niet te onderschatten rol in de Deinse geschiedenis, vooral dan in het juridisch<br />
aspect van die geschiedenis, waar hij tot een van de spilfiguren van het “juridisch personeel”<br />
behoorde tijdens de Franse en Hollandse Tijd.<br />
In afwachting van de publicatie van de resultaten van het aangekondigde opzoekingswerk<br />
over zijn levensloop 1 , is het misschien wel interessant hier even een overzicht te geven van de<br />
biografische gegevens over deze man, die reeds gepubliceerd werden. De bronnen worden bij<br />
ieder gegeven in schuinschrift bijgevoegd.<br />
°ca.1757 à 1759 DIKSMUIDE, zoon van Jacob en van Maria Antonia STEVENS<br />
R.A. Gent Fonds<strong>Deinze</strong> 679, paspoorten 1800-1811; BS <strong>Deinze</strong>, overl. 1823 (zijn overl.)<br />
1779 DEINZE Markt près l’église: woonplaats; vestiging<br />
22MAR1780 DEINZE (bij Not. Pieter BEYENS):getuige bij verlijden akte van lening van<br />
250 £ door Jacob BUYSSE, zoon van Jan (eigenaar van “De Spaensche Cauwe” te Zeveren)<br />
aan Mr. Domien VANDER STADT (lic. med.) JB KOK LIX (1992), pp. 340, 344 (noot 23)<br />
1787 DEINZE Sint Jorisgilde: lid JB KOK XIII, p. 156<br />
1787 DEINZE tot bloedens toe geslagen door Ferdinand VAN WONTERGEM, thuis met 14<br />
dagen werkongeschiktheid JB KOK LIV, pp. 232-233<br />
11JUL1788 DEINZE ondertekent lasterbrief tegen schepen VAN WONTERGEM JB KOK<br />
LIV, pp. 232-233<br />
22APR1790 DEINZE Vrijwillige Burgerwacht Etat Major: lid A. CASSIMAN Gesch. <strong>Deinze</strong>,<br />
p. 232<br />
9-11JUN1791 DEINZE ten zijnen huize: de Ooste<strong>nr</strong>ijkse luitenant DEFLINES slaat zijn<br />
wapens aan A. CASSIMAN Gesch. <strong>Deinze</strong>, p. 237<br />
1791 - jr. 9 (1799) DEINZE notaris<br />
1793 ZEVEREN baljuw De Potter en Brouckaert, Gesch. Gem. O-Vl., RI, Dl.VIII, p.13<br />
25JUN1793 DEINZE verkrijgt paspoort: is 5 voet lang en dik, heeft blond haar en bruine<br />
ogen JB KOK LIII, p. 153; JB <strong>KGK</strong> 2005, p. 413
3327<br />
12 Therm. 3 (30JUL1795) DEINZE “permanente”, 3 e ploeg: lid A. CASSIMAN, Gesch.<br />
<strong>Deinze</strong>, p.242; JB KOK IV, p. 78<br />
jr. 4 (1796) DEINZE Markt, huisnummer 15 (tussen pastorij en herberg “Den Hert”)<br />
woonplaats, met inwonende meid Caroline DE GRAEVE (°1772) JB <strong>KGK</strong> 2001, pp. 235 en<br />
255 (noot 22); Kontaktblad KOK XV-6, p. 2066; Co.Bl. <strong>KGK</strong> 25 e jg. N°2 (APR-MEI2005), pp.<br />
3299-3301<br />
jr 4 (1796) –1815 DEINZE Vredegerecht: vrederechter; Repertorium Vredegerecht <strong>Deinze</strong><br />
(uitg. A.R.A.B.), A. VANDEN ABEELE, Gesch. <strong>Deinze</strong>, pp. 53-54; JB. KOK N°I, p. 61; JB<br />
KOK N°IV, p. 83; JB KOK LIII, p. 160; JB KOK LXIII, p.184;JB <strong>KGK</strong> 2005, p. 206,<br />
Almanach / Wegwijzer Gent 1801, p.21 Id. 1802, p. 39, Id. 1803, p. 39; Id. 1804, p. 49; Id.<br />
1805, p. 40; Id. 1806, p. 39; Id. 1807, p. 40; Id. 1808, p. 40; Id. 1809, p. 40; Id. 1810, p. 72;<br />
Id. 1811, p. 71; Id. 1812, p. 74; Id. 1813, p. 72; Id. 1814, p. 72; en Id. 1815, p. 87<br />
27 Germ. 4 (16APR1796) DEINZE Vredegerecht: eerste zaak Repertorium van de minuten<br />
van akten en vonnissen (uitg. A.R.A.B., Toegangen in beperkte oplage, N°44),jr. 4, N° 1<br />
12 Therm. 3 (30JUL1795) DEINZE “permanente”, 3 e ploeg: lid A. CASSIMAN, Gesch.<br />
<strong>Deinze</strong>, p.242; JB KOK IV, p. 78<br />
jr. 4 (1796) DEINZE Markt, huisnummer 15 (tussen pastorij en herberg “Den Hert”)<br />
woonplaats, met inwonende meid Caroline DE GRAEVE (°1772) JB <strong>KGK</strong> 2001, pp. 235 en<br />
255 (noot 22); Kontaktblad KOK XV-6, p. 2066; Co.Bl. <strong>KGK</strong> 25 e jg. N°2 (APR-MEI2005), pp.<br />
3299-3301<br />
jr 4 (1796) –1815 DEINZE Vredegerecht: vrederechter; Repertorium Vredegerecht <strong>Deinze</strong><br />
(uitg. A.R.A.B.), A. VANDEN ABEELE, Gesch. <strong>Deinze</strong>, pp. 53-54; JB. KOK N°I, p. 61; JB<br />
KOK N°IV, p. 83; JB KOK LIII, p. 160; JB KOK LXIII, p.184;JB <strong>KGK</strong> 2005, p. 206,<br />
Almanach / Wegwijzer Gent 1801, p.21 Id. 1802, p. 39, Id. 1803, p. 39; Id. 1804, p. 49; Id.<br />
1805, p. 40; Id. 1806, p. 39; Id. 1807, p. 40; Id. 1808, p. 40; Id. 1809, p. 40; Id. 1810, p. 72;<br />
Id. 1811, p. 71; Id. 1812, p. 74; Id. 1813, p. 72; Id. 1814, p. 72; en Id. 1815, p. 87<br />
27 Germ. 4 (16APR1796) DEINZE Vredegerecht: eerste zaak Repertorium van de minuten<br />
van akten en vonnissen (uitg. A.R.A.B., Toegangen in beperkte oplage, N°44),jr. 4, N° 1<br />
x ca. jr. 5 (1796) te ??? Isabella Maria WOETS Repertorium van de minuten van de akten en<br />
vonnissen, jr. 1823, N°2144<br />
ca. jr. 6 (1787) DEINZE °Karel Repert. van de minuten, jr. 1823, N°2144<br />
ca. jr. 10 (1802) “ °Albert Repert. van de minuten, jr. 1823, N°2144<br />
19 Niv. jr. 6 (8JAN1798) GENT aanstelling tot vrederechter van het Kanton <strong>Deinze</strong> (volgt<br />
mogelijks Karel DE CAIGNY op) A. CASSIMAN Gesch. <strong>Deinze</strong>, p.244<br />
jr. 6 (1798) GENT sous-préfèt (soort arrondissementscommissaris) JB <strong>KGK</strong> 2005, p. 413<br />
15 Niv. 7 (4JAN1799) DEINZE Kerkportaal, teruggevonden kerkschatten: stelt inventaris op<br />
A. CASSIMAN, Gesch. <strong>Deinze</strong>, p. 84; JB KOK N°IV (1936), p. 81; JB KOK LIII, p. 160<br />
29 Fruct. 8 (16SEP1800) DEINZE, Vredegerecht, Repertorium: ondertekent het voor de<br />
eerste maal (met “vidii, juge de paix”) Repertorium van de minuten van akten en vonnissen,<br />
jr. 8, na N°324<br />
12 Vent. 11 (3MAR1803) PETEGEM / D. Hostelrie “De Fonteyne”: doet openbare verkoop<br />
van het huis van de pastoor van Astene Co.Bl. <strong>KGK</strong> 19 e jg. N°3 (MEI 1999), p. 2521<br />
13 Brum. 12 (5NOV1803) DEINZE verkrijgt paspoort voor partout en la République; is<br />
1,504 m. lang; heeft een ovaal aangezicht met kastanjebruin haar en wenkbrauwen,<br />
kastanjebruine ogen, goed gevormde neus, gemiddelde mond R.A. Gent Fonds <strong>Deinze</strong> 679,<br />
paspoorten 1800-1811<br />
ca. jr. 14 (1805) DEINZE geschilderd portret (van A. Desprez, vrederechter) <strong>Deinze</strong>) als 25jarigeman<br />
door een anonymus (mogelijks Pieter Jan CRAS, de oom van Karel PICQUE) JB<br />
KOK I, p. 89: Co.Bl. <strong>KGK</strong> 25 e jg., N°2 (APR-JUN2005), pp. 3296 en 3299-3302
3328<br />
1806-1815 DEINZE documenten over lijkschouwingen: komt er in voor Leiestam 6 e jg., N°2<br />
(APR1998), p. 228<br />
1810 DEINZE Commissie voor de viering van het huwelijk van Napoleon: lid JB KOK IV<br />
(1936), p. 86<br />
1815-1822 DEINZE Vredegerecht: vrederechter (greffier: Ch. REYNIAC) Almanach /<br />
Wegwijzer Gent 1816, p. 89; Id. 1817, p. 92; Id. 1818, p. 81; Id. 1819, p. 88; Id. 1820, p. 70;<br />
Id. 1821, p. 70; Id. 1822, p. 81; en Id. 1823, p. 85; Ko.Bl. KOK IX-5, p. 1150<br />
1815-1822 DEINZE documenten over lijkschouwingen: komt er in voor Leiestam 6 e jg., N°2<br />
(APR1998), p. 228<br />
1818-1823 DEINZE Regeringsraad: lid (presentiegeld: 100 Gld./jr.) Ko.Bl. KOK IX-5, p.<br />
1150; Almanach/Wegwijzer 1819, p.70; Id., 1820, p. 52; Id. 1821, p. 52; Id. 1822, p. 62; Id.<br />
1823, p.64; en Id. 1824, p. 65<br />
10OCT1821 DEINZE Herberg “Leopoldus”: ziet toe op openbare verkoop JB <strong>KGK</strong> 2001, pp.<br />
235 en 255 (noot 22)<br />
1822 DEINZE Maetschappij van Weldadigheyd: lid A. CASSIMAN, Gesch. <strong>Deinze</strong>, p. 232<br />
vr. 1823 DEINZE: + echtg.BS <strong>Deinze</strong>, overl. 1823 (overlijden van J. K. A. Desprez)<br />
7JAN1823 DEINZE Vredegerecht, Repertorium: ondertekent het voor de laatste maal (met<br />
“gearreteert door ons Vrederechter”) Repertorium van de minuten van akten en vonnissen,<br />
1923, na N°2088<br />
1823 DEINZE Kortrijkstraat 259 woonplaats Leiest. 6 e jg. N°2, p. 228<br />
+9APR1823 DEINZE, Kortrijkstraat 259 BS <strong>Deinze</strong>, overl. 1823<br />
[1823 DEINZE Vredegerecht: als vrederechter opgevolgd door Ch. REYNIAC JB <strong>KGK</strong> 2005,<br />
p. 206]<br />
[17APR1823 DEINZE Vredegerecht: familieraad met aanstelling van zoon Karel<br />
(“schreyver”) tot voogd en August VAN EECKHOUTTE tot toeziende voogd over<br />
minderjarige zoon Albert Repertorium van de minuten van akten en vonnissen, 1823, N°2144<br />
[10NOV1933 DEINZE Museum verwerft zijn portret van ca. jr. 14 (1805) door schenking<br />
van MM. Astère en Léon GEVAERT JB KOK I, pp.60-61, 63, noot 5 en p. 89, Co.Bl. <strong>KGK</strong>,<br />
25 e jg. N°2 (APR-JUN2005), p. 3299-3300] 1<br />
[1960 DEINZE Markt woonhuis van 1779 - jr. 4 (1796) is een winkel van gleiswerk “In den<br />
gouden Bol” KoBl. KOK XV-6, p. 2066]<br />
René DE CLERCQ<br />
1. Paul HUYS, Een portret van de Deinse vrederechter Jacques Desprez (1805) in het Museum van <strong>Deinze</strong>, in<br />
<strong>KGK</strong>-Contactblad 2005/2, <strong>nr</strong>. 1982, pp. 3299-3301.
3329<br />
OPEN MONUMENTENDAG 11 SEPTEMBER 2005<br />
Inleiding<br />
In tegenstelling tot vorige jaren wordt ervoor geopteerd om slechts één dorp op het vlak van<br />
monumenten en landschappen onder de loupe te nemen. Het oog van de organisatie is op<br />
Astene gevallen omdat we er enkele echte topmonumenten kunnen afwisselen met kleinere,<br />
maar daarom niet minder interessante, lokale monumenten.<br />
Het centrale thema is “hout” in al zijn aspecten. De derde keer al dat een materiaalsoort als<br />
onderwerp wordt uitgekozen. Met hout als natuurlijk element zitten we gebeiteld in Astene,<br />
want rond Astenedreef wordt op termijn het stadsbos uitgebouwd. Hout wordt in zijn<br />
oorsprong als boom bekeken, zowel in bos als park als naar soort. De omgeving wordt niet<br />
vergeten en de onbekende duinen zijn zeker een landschapsfijnproeverij.<br />
Als materiaalsoort wordt hout door de eeuwen heen in dakkappen, karren en scheepsbouw<br />
gebruikt om uiteindelijk in recente tijden vervangen te worden door andere materiaalsoorten.<br />
Grote namen als Joos Vijdt, He<strong>nr</strong>y van de Velde, George Minne en Emiel Claus passeren de<br />
revue om de monumenten te bevolken met mensen.<br />
Traditiegetrouw wordt het weer een mix van landschap en monument waarbij het geheel<br />
primeert boven het individuele, maar wel met enkele grote monumenten op de lijst. Om u<br />
wegwijs te maken in de veelheid van indrukken en informatie kunt u rekenen op de<br />
deskundige hulp van de leraars en leerlingen van het Koninklijk Atheneum Erasmus <strong>Deinze</strong>.<br />
Het hele gebeuren krijgt extra diepgang en leven door een waaier van randactiviteiten en<br />
minitentoonstellingen die het thema verder uitspitten.<br />
Jan Vermeulen Luc Bauters<br />
schepen voor cultuur coördinator OMD-<strong>Deinze</strong><br />
Domein De Ceder<br />
Het vakantiecentrum De Ceder bevindt zich op de plaats van het voormalige kasteel van<br />
Astene dat in 1981 de plaats moest ruimen voor de huidige gebouwen. Het dankt zijn naam<br />
aan een reusachtige ceder in het park. In de nieuwbouw is een mooi voorbeeld van een<br />
gelamineerd houten gebinte verwerkt, een zogenaamd scharnier-spantsysteem. In de tuin<br />
bevindt zich nog een op 17 oktober 1995 beschermde ijskelder (ca. 1860).<br />
Randactiviteiten<br />
1. Houten nestkastjes: De Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubescherming verzorgt<br />
een presentatie over vogels en exposeert enkele types van nestkastjes<br />
2. Hout en archeologie: De intergemeentelijke Kale Leie Archeologische Dienst (KLAD)<br />
verzorgt een tentoonstelling rond dendrochronologie en hout in de archeologie<br />
3. Stadsbos rond Astenedreef: De plannen voor de uitbouw van een stadsbos, aansluitend<br />
op de bestaande bossen rond Astenedreef, worden toegelicht. (stedelijke Milieudienst)<br />
4. Schilderijen van Albert Saverijs en Albert Claeys: De schilderijen ‘De vier<br />
jaargetijden’, waarop diverse landschappen seizoensgewijs zijn afgebeeld.<br />
5. Tentoonstelling met kunstwerken uit cederhout. (S.A.S.K.)<br />
Hoeve Breeschoot<br />
De huidige gebouwen van deze hoeve met walgracht (oudste vermelding: 1390) gaan<br />
mogelijk terug tot de 16de eeuw. Vooral het woonhuis verdient de aandacht, met name om de<br />
zeldzame restanten van een versteende vakwerkbouw. In de erfgevel herkent men, zowel links<br />
als rechts van het vernieuwde centrale gedeelte, nog de houten wandplaatschoren (balken).<br />
Eertijds werd de ruimte tussen de balken opgevuld met rijshout dat met leem werd bestreken.
3330<br />
In recentere tijden werd de leem vervangen door baksteen. Zelfs de ankerbalken steken nog<br />
naar buiten en zijn via de pen-gat-verbindingen gefixeerd. Zij lopen binnenin door als<br />
moerbalk die ondersteund wordt door korbelen.<br />
Als monument beschermd op 17 oktober 1995.<br />
Hoeve Nieuw goed te Parijs<br />
Deze boerderij vormt een goed bewaard voorbeeld van een hoeve met walgracht. Volgens de<br />
overlevering zou ze begin 17de eeuw afgesplitst zijn van het Oud Goed te Parijs, alhoewel<br />
dergelijke hoeves normaal gezien ontstaan in de late middeleeuwen. In ieder geval dateren het<br />
woonhuis en de schuur uit dezelfde periode. Het woonhuis heeft nog een balkenzoldering en<br />
haard. Maar het is vooral de imposante schuur die de aandacht trekt omwille van zijn<br />
uitzonderlijke dakkap. Helaas van buitenaf niet te zien, vertoont het dakgebinte gordingen,<br />
steunend op een gebintbalk, met stijlen op standvinken en geschoord door korbelen. De<br />
balken zijn van teltekens voorzien ten behoeve van hun juiste plaatsing. Oorspronkelijk was<br />
de schuur waarschijnlijk in vakwerk opgetrokken om in de 18de eeuw vervangen te worden<br />
door baksteen.<br />
Gampelaerehoeve<br />
Dit oude goed (met Germaans "laere"-toponiem) heeft nog een herkenbare opperhofneerhofstructuur:<br />
het neerhof op de bestaande boerderij en het verdwenen opperhof binnen<br />
een nu gevulde cirkelvormige omwalling. Zonder twijfel stond deze hoeve mee in voor de<br />
laat-middeleeuwse ontginning van de omgeving. In de 15de eeuw was de hoeve eigendom<br />
van Joos Vijdt, opdrachtgever van het 'Lam Gods'. Het belang van de site werd in de 18de<br />
eeuw benadrukt door de aanleg van dreven in drie windrichtingen. De actuele gebouwen (eind<br />
19de eeuw) zijn in een U-vorm rondom het erf geschikt en staan los van elkaar. De schuur<br />
heeft een eenvoudig houten dakgebinte van het Vlaamse type met spanbenen, bij elkaar<br />
gehouden door hanen- en moerbalken, waarop de gordingen zijn aangebracht. Centraal op het<br />
erf staat een oude houten boerenkar met kenmerkende houten wielen, een treffende illustratie<br />
hoe hout niet alleen voor de huizenbouw werd aangewend. De buitenste walgracht is nog zeer<br />
goed bewaard.<br />
* Als monument beschermd op 17 oktober 1995.<br />
Randactiviteiten<br />
6. Demonstratie schrijnwerk voor dakkapconstructies, zoals pen- en gatverbindingen e.d.<br />
(K.A. Erasmus <strong>Deinze</strong>)<br />
7. Diverse inlandse houtsoorten en hun toepassingen worden tentoongesteld en toegelicht<br />
(Lagae hout n.v.)<br />
Astenedreef<br />
Deze sinds 17 oktober 1995 als monument beschermde dubbele lindedreef, vormt de<br />
verbinding tussen twee belangrijke historische sites: het Goed te Gampelaere en het<br />
voormalige kasteel van Astene. Ze is beplant met grootbladige of zomerlinde en is 780 m<br />
lang. Haar uniformiteit en majestueus karakter in het landschap, gecombineerd met het<br />
ontbreken van verharding, bezorgt haar een ongerept karakter. In de plannen voor de aanleg<br />
van een stadsbos neemt Astenedreef een centrale plaats in.<br />
Park Villa De Biscop<br />
In het park en bos, van de tot de familie De Biscop behorende villa, zijn nog merkwaardige<br />
relicten te zien van de landduinen die dit deel van Astene kenmerkten. De landduinen vormen<br />
een typisch onderdeel van het Leielandschap waarvan de meer gekende voorbeelden zich te<br />
Deurle en Sint-Martens-Latem bevinden. In Astene strekten de duinen zich vroeger uit tot aan
3331<br />
de Leie. Voor hun ontstaan moeten we een eind terug in de tijd, op het einde van de laatste<br />
ijstijd. Toen was de Vlaamse Vallei al grotendeels opgevuld en kreeg het huidige landschap<br />
zijn basisvorm. Tijdens het jonge Dryas (8900 tot 8300 jaar geleden), bliezen de overheersende<br />
west-zuidwestenwinden zand over onze gewesten en vormden zo langgerekte<br />
ruggen. In de laatste periode van de ijstijd die daar op volgde, het Boreaal, werden de<br />
droogste gedeelten van die stuifzandruggen opnieuw verstoven tot wat wij nu kennen als<br />
landduinen. Door hun uitgesproken reliëf en hun zeer droge bodemgesteldheid waren deze<br />
gronden minder geschikt voor landbouw. De mens gebruikte ze dan ook liever als<br />
productieplaats voor energie en bouwmateriaal, m.a.w. als bos voor de houtvoorziening. Het<br />
resterende bos is nog een herinnering aan de vroegere bebossing die eertijds dit onvruchtbare<br />
landschap tooide en illustreert de economische waarde van hout. In de vorige eeuw zijn de<br />
duinen grotendeels afgegraven voor zandwinning voor de bouw, geëffend om fabrieken op te<br />
richten (o.a. Versele) of afgevlakt voor de landbouw (nieuw kerkhof).<br />
Randactiviteit<br />
8. Grondboring door Prof. Morgan De Dapper als illustratie bij de wording van het<br />
landschap, meer bepaald het fenomeen van de rivierduinen.<br />
Huis ’t Kleen Werkent Kasteel<br />
Langsheen de steenweg van Kortrijk naar Gent bouwt men in het begin van de 20ste eeuw<br />
allerhande statige burgerwoningen. Dit alleenstaand, groot burgerhuis is kenmerkend voor die<br />
bouwperiode (1929). Het meest opvallende element zijn de vier witstenen beelden in het<br />
ruime toegangsportaal. Ze zijn van de hand van Antoon Van Parijs, een belangrijk Deins<br />
beeldhouwer.<br />
’t Sas van Astene<br />
Rond 1860 werd ter hoogte van Astene een grote bocht (meander) in de Leie afgesneden en<br />
werd aldus "Vosselareput" gecreëerd. Op het nieuw gekanaliseerde stuk legde men een stuw<br />
en sluis aan. De houten schotbalken zijn verdwenen maar de houten sluisdeuren zijn bewaard.<br />
Het zijn zogenaamde puntdeuren met een diagonale beplanking, drukschoren,<br />
kruisversterking en houten ophaalkleppen. Via een tandrad en gebogen heugelstang kunnen ze<br />
nog steeds opendraaien. De oorspronkelijke houten ophaalbrug is vervangen door een Tvormige<br />
ijzeren exemplaar. Het brugdek is van metaal met een houten bevloering.<br />
* Als monument en dorpszicht beschermd op 9 november 1994.<br />
Randactiviteiten<br />
9. Aan de kade liggen twee historische tjalken (boten) met rechtstaande mast en een<br />
houten sloep.<br />
10. Tentoonstelling van aquarellen met Astense landschappen.<br />
11. Een sculpteur van boegbeelden aan het werk. Ook tentoonstelling van<br />
11.<br />
scheepsmaquettes.<br />
Houten sluisdeuren in werking<br />
13. Demonstratie houtgravure.<br />
Villa Zonneschijn<br />
Deze villa uit het begin van de 19de eeuw werd aangepast ten behoeve van de befaamde<br />
kunstschilder Emiel Claus, die er woonde en werkte. Op zijn inspiratiebron bij uitstek, de<br />
Leie, had hij langs de achterzijde van zijn atelier een uitstekend uitzicht. Claus is herbegraven<br />
in de tuin onder een marmeren beeldhouwwerk van de hand van George Minne. Het landhuis<br />
heeft een gemarkeerde inkomdeur, geflankeerd door Toscaanse zuilen, die door 19de-eeuwse
3332<br />
houten blindluiken kan worden afgedekt. In de tuin bevinden zich een kleine ijskelder, enkele<br />
merkwaardige bomen en het restant van een ommuurde moestuin.<br />
Voormalige polikliniek van Dr. Martens<br />
Dr. Adriaan Martens (1885-1968), specialist inwendige ziekten en dieetleer, liet in 1932 door<br />
He<strong>nr</strong>y van de Velde (1863-1957) een polikliniek optrekken. Ze is gebouwd in de stijl van de<br />
Nieuwe Zakelijkheid tijdens de zogenaamde tweede Belgische periode van de befaamde<br />
architect. Dr. Martens wou leef- en werkplaats duidelijk gescheiden houden en liet ze daarom<br />
aan weerszijden van de weg van Kortrijk naar Gent optrekken. De polikliniek is één van de<br />
eerste en enige privé-klinieken uit die tijd. Onder een plat dak, afgezet met keramiektegels,<br />
telt het gebouw één bouwlaag in een L-vormig grondplan. Het is opgetrokken in okerkleurige<br />
baksteen met accenten in beton, o.a. het luifeltje voor de fietsenstalling. Voor de<br />
vensterkozijnen koos de architect voor staal en een horizontale indeling i.p.v. voor het<br />
gebruikelijke hout en een meer verticale indeling. De vroegere indeling, het belangrijkste<br />
meubilair en zelfs details als deurklinken en schakelaars zijn door de huidige bewoners<br />
behouden. Ook de twee ijzeren tuinhekken zijn door van de Velde ontworpen.<br />
Als monument beschermd op 5 oktober 1994.<br />
Villa Landing<br />
De villa dankt zijn naam aan de gelijknamige verzenbundel van Wies Moens (1898-1982).<br />
Het was de woning van dr. Adriaan Martens en eveneens een ontwerp (1934) van He<strong>nr</strong>y van<br />
de Velde in Nieuwe Zakelijkheid. De architect beoogde een contrast tussen de witte,<br />
gecementeerde muurvlakken en de aflijnende stroken in baksteen en beton en de<br />
overkragende kroonlijst. De horizontale gerichtheid, het ritme van de afgeronde volumes, de<br />
grote muuropeningen en de verspringende daken (nu verstoord door een glazen erker)<br />
kenmerken het gebouw. De tuin is in dezelfde stijl aangelegd door tuinarchitect G. Wachtelaar<br />
met beelden van George Minne, maar heeft ook talrijke wijzigingen ondergaan.<br />
Praktische informatie<br />
1. Voor de bewegwijzerde fietstocht van ± 11 km (duurtijd zowat 2 uur – gidsbeurten<br />
inbegrepen) geldt een vrije start tussen 10 en 17 uur (gidsbeurten tot 18.00 uur).<br />
2. Er zijn 4 stopplaatsen (Gampelaerehoeve, ’t Sas van Astene, Villa Zonneschijn en<br />
voormalige polikliniek van Dr. Martens) waarbij er een gegidste wandeling voorzien is<br />
die aanvangt naargelang het aantal bezoekers.<br />
3. De leerlingen van het Koninklijk Atheneum Erasmus <strong>Deinze</strong> (richting “Toerisme en<br />
Onthaal”, aangevuld met leerlingen van de richting Wetenschappen) staan in voor het<br />
onthaal en het gidsen.<br />
4. Een hulppost van het Rode Kruis <strong>Deinze</strong> staat doorlopend ter beschikking aan het<br />
centraal infopunt, nl. Domein De Ceder (GSM-nummer: 0473/619 055).<br />
5. Aan het startpunt (Domein De Ceder) is er de mogelijkheid om een fiets te huren (2 euro).<br />
6. Voor alle O.M.D.-inlichtingen kan u vandaag terecht op het centraal infopunt,<br />
Domein De Ceder, Parijsestraat 34 én op de bijkomende infopunten<br />
(Gampelaerehoeve in de Gampelaeredreef 27, ’t Sas van Astene in de Hellestraat 20,<br />
Villa Zonneschijn in de Emiel Clauslaan 101 en de voormalige polikliniek van Dr.<br />
Martens in de Emiel Clauslaan 136) of op het GSM-nummer 0478/522.497.<br />
7. EXTRA:<br />
In <strong>Deinze</strong>-centrum staat van 16 tot 17 uur een OMD-beiaard-concert geprogrammeerd.<br />
Opendeur in de beiaardkamer (toren O.-L.-Vrouwekerk) tijdens het concert. Ook het<br />
Museum van <strong>Deinze</strong> en de Leiestreek (Lucien Matthyslaan) is traditiegetrouw op<br />
OMD gratis toegankelijk. Openingstijden: 10 - 12 uur en 14 - 17 uur.
3333<br />
1993. De schoolstrijd 1879: De katholieke schoolbeweging in de dorpen rond <strong>Deinze</strong><br />
In een vorige bijdrage (<strong>KGK</strong>-Contactblad, XXI, 6 van dec. 2001, pp. 2850-2851, <strong>nr</strong>. 1831)<br />
hebben we in het kort de achtergrond geschetst van de schoolstrijd van 1879 en hoe die zich<br />
in <strong>Deinze</strong> en Petegem manifesteerde, o.m. door de oprichting van een dekenaal comité van de<br />
“Katholieke Schoolbeweging”.<br />
Hier volgen nu enkele bijzonderheden over de (oprichting van ) katholieke scholen in enkele<br />
dorpen rond <strong>Deinze</strong> in 1879-80. Onze bron is opnieuw het blad “De Godsdienstige Week”<br />
(Jaargangen XII, 1879-80, en XIII, 1880-81), waarvan een ex. aanwezig is in de Gentse<br />
Universiteitsbibliotheek (<strong>nr</strong>. G.9833). We groeperen de daaruit geciteerde teksten per dorp,<br />
en verder chronologisch.<br />
Astene<br />
Astene. Verledene week was hier als eene aaneenschakeling van feesten. Den Dinsdag was het de<br />
prijsdeeling aan de 250 kinderen der Zondagsschool. Na de Mis (…) ving de uitreiking der prijzen<br />
aan, die uit kostelijke kleedingstukken bestonden (*). Bij de plechtigheid waren tegenwoordig de<br />
weledele familie de Kerchove de Denterghem, verscheidene Heeren geestelijken (…), enz.<br />
Donderdag geschiedde de inwijding der christene scholen. ’s Avonds te vooren en van des morgends<br />
vroeg werd het feest door het gelui der klok en het geschut van het kanon aangekondigd; ook ontbrak<br />
het aan geene parochianen, bijzonderlijk ouders, de 180 kinderen vergezellende, die stoetsgewijze naar<br />
de kerk werden geleid. (…) De blijdschap beschrijven der ouders, die na de inwijding toegelaten<br />
werden om de nieuwe lokalen te bezichtigen, ware onmogelijk. (XII,27 van 31.10.1879, p. 212)<br />
(*) Vergelijkbare “prijsdeling” (van boeken en goede kledingstukken) op dond. 01.12.1881 aan “meer<br />
dan 300 kinderen van de Zondagsschool” wordt vermeld in “De Godsdienstige Week van<br />
Vlaanderen”, XIV, 32 van 09.12.1881.<br />
Meigem<br />
Meigem. De E. Heer Eeuwaert, pastoor aldaar, heeft met zijne achtbare zuster eenen grond gekocht,<br />
schoon gelegen, niet ver van de kerk, op de gezondste plaats van de parochie Meigem, om er te<br />
hunnen koste eene christelijke vrije school op te bouwen, alsook een huis voor den meester. De<br />
overblijvende onbebouwde grond zal dienen tot hof. De toekomende week zal men aan het bouwen<br />
beginnen om het te voltrekken voor het einde der maand September. (XII,16 van 14.08.1879, p. 124)<br />
Meigem. De katholieke vrije school is geopend; al de kinderen gaan er naar toe; de geuzenschool heeft<br />
er niet één. (XII,25 van 17.10.1879, p. 196)<br />
Meigem. Zoals men weet heeft de geuzenschool wel eenen meester, doch niet eenen enkelen leerling.<br />
Dat de geuzen daar fel kwaad om zijn, dit lijdt geen twijfel: Maandag laatst hebben zij zich ’s nachts,<br />
natuurlijk in de duisternis, willen wreken tegen de nieuw opgebouwde school; zij hebben de ruiten<br />
met steenen aan stukken geslagen en verders aan deuren en vensters schade toegebracht. Men zoekt<br />
de daders ieverig op. (XII,27 van 31.10.1879, p. 212)<br />
Sint-Maria-Leerne<br />
Sint-Maria-Leerne. De Heer Baron ‘t Kint de Roodenbeke, senator, gaat eene meisjesschool bouwen<br />
welke zal dienen voor deze parochie en voor S. Martens Leerne. De jongens zullen naar de vrije<br />
school dezer laatste gemeente gaan. (XII,24 van 10.10.1879, p. 188)<br />
Sint-Martens-Leerne<br />
Sint-Martens-Leerne. Donderdag 30 October heeft de inhuldiging en zegening der vrije katholieke<br />
school plaats gehad. Om 9 ure werd eene zeer plechtige Mis, ter eere van God den H. Geest gezongen,<br />
door de Eerw. Heeren Pastoors van Maria-Leerne, Deurle en Baarle. De kerk was proppensvol. Na<br />
het evangelie beklom de E.H. Pastoor Goethals den predikstoel en hield eene zielroerende<br />
aanspraak tot de vergadering. Na de Mis vormde zich de stoet; ruim 150 kinderen, hunne<br />
ouders en al degenen die de Mis hadden bijgewoond, begaven zich langs het dorp, dat gansch en<br />
geheel (op eene uitzondering na: de officiëele school) schoon bekroond en bevlagd was, naar het<br />
prachtig lokaal der nieuwe vrije school, alwaar de indrukmakende inwijding, volgens de heilige<br />
kerkgebruiken, werd gedaan. Een ieder was diep verheugd en sprak den lof der edelmoedige familie<br />
van Crombrugghe, aan wie men de school te danken heeft. (XII,28 van 07.11.1879, p. 220-221)
3334<br />
Vinkt<br />
Vinkt. De goede zaak van het vrij en katholiek onderwijs is daar zeker verzekerd. Voortreffelijke<br />
zalen zijn reeds bereid en men is nu vlijtig bezig met het maken der meubelen voor de scholen. Na de<br />
vacantie zullen de klassen geopend worden en alles doet voorzien dat zij vol leerlingen zullen zijn.<br />
(XII,16 van 14.08.1879, p. 123)<br />
Vinkt. Reeds sedert twee jaar heeft onze parochie eene wel ingerichte meisjesschool, bestuurd door de<br />
Zusters, en waar het onderwijs gegeven wordt aan talrijke kinderen, niet alleen der parochie, maar ook<br />
der omliggende gemeenten. Binnen kort zal er eene jongensschool opgericht worden; van nu af is zij<br />
reeds voorzien van alle schoolbehoeften. (XII,17 van 22.08.1879, p. 136)<br />
Vinkt. Men schrijft van 15 September. Zondag namiddag heeft er alhier eene meeting plaats gehad in<br />
de ruime zaal der meisjesschool. Er is gehandeld over de nieuwe wet op het lager onderwijs. Meer<br />
dan 700 personen waren tegenwoordig. Twee sprekers hebben het woord gevoerd: de Heeren Julianus<br />
De Vos, van Brugge, en Herman De Baets, van Gent. Beiden bekwamen eenen allerbesten uitslag.<br />
Den 22 dezer worden er katholieke scholen, zoo voor jongens als voor meisjes, geopend.<br />
(XII,21 van 19.09.1879, p. 164)<br />
Wontergem<br />
Wontergem. In October zal aldaar het geuzenonderwijs de genadeslag toegebracht worden. Op eenen<br />
grond, edelmoedig geschonken door eene weldoenster, zal een lokaal oprijzen grooter dan de<br />
gemeenteschool. Zondag laatst heeft eene meeting plaats gehad in de opene lucht. Het woord werd<br />
voor eene talrijke menigte gevoerd door den E.H. Verschueren, onderpastoor van <strong>Deinze</strong>, en den Heer<br />
Juliaan De Vos van Brugge. Beide sprekers hebben zich op meesterlijke wijze van hunne taak<br />
gekweten en de aanwezigen overtuigd dat zij hunne kinderen aan geene geuzenhanden mogen<br />
toevertrouwen. (XII,21 van 19.09.1879, p. 163)<br />
Wontergem. Dinsdag, 14 dezer, is aldaar de vrije katholieke school geopend. Ten 8 ½ ure wierd eene<br />
solemneele Mis van den H. Geest gezongen na dewelke de wijding van het nieuw schoollokaal plaats<br />
had; daarna wierd de school geopend en van den eersten dag telde zij reeds zeventig leerlingen,<br />
niettegenstaande al de pogingen der geuzen die er nog een tiental blijven behouden. (XII, 25 van<br />
17.10.1879, p. 197)<br />
Zeveren<br />
Zeveren. Men schrijft ons uit Zeveren. Het is bij ons den 6 dezer volle feest geweest. Het was de<br />
inwijding der katholieke school, zoo lang verwacht van de Parochianen. Ten 9 ure had eene plechtige<br />
mis plaats ter ere van God den H. Geest, waarin de ouders met hun kinderen en talrijke andere<br />
parochianen tegenwoordig waren. Onder de Mis deed de Z.E. Heer Deken van <strong>Deinze</strong> een treffend<br />
Sermoen, in hetwelk hij het katholiek onderwijs tegen het zoo gezegd onzijdige verdedigde en de<br />
ouders hunne plichten wegens de christelijke opvoeding der kinderen school voor oogen legde. Na de<br />
Mis begaf men zich processiegewijs en onder het zingen van lofzangen naar de school, die als een<br />
meesterstuk mag genoemd worden, en vervaardigd werd door den kundigen bouwmeester Ch. Mortier<br />
van Ruiselede. De Z.E. Heer Deken verrichtte alsdan de plechtige zegening en wekte de kinders nog<br />
eens op tot leerzaamheid en godvruchtigheid. Bij het terugkeeren naar de kerk zong men eenen<br />
lofzang ter eere van den H. Amandus, die de patroon is der parochie en aan wien de katholieke school<br />
is toegewijd. De plechtigheid eindigde door het plechtige dankgebed te Deum. Ouders en kinderen<br />
waren om te meest verheugd en dankten allen den Heer over het bezit eener katholieke school.<br />
P.S. De katholieke school telt 63 kinderen, de liberale 30. Maar men mag verwachten dat in ’t kort<br />
nog verscheidene kinderen deze laatste school zullen verlaten. (XIII,32 van 10.12.1880)<br />
De katholieke schoolbeweging (Kantons Nevele en Zomergem)<br />
Ziehier eene welsprekende statistiek over de uitslagen der wet-Van Humbeek in onze<br />
provincie. Het is de vergelijkende staat van het bijwonen der gemeentescholen in de kantons<br />
Nevele en Zomergem, gedurende de maanden October 1878 en 1879.
3335<br />
Kath. School Gem. school<br />
Aalter 611 97<br />
Bellem 235 0<br />
Hansbeke 142 0<br />
Landegem 156 2<br />
Lootenhulle 178 29<br />
Lovendegem 226 7<br />
Meerendree 137 23<br />
Meigem 135 0<br />
Nevele 153 25<br />
Poesele 83 3<br />
Poeke 53 0<br />
Ronsele 70 0<br />
Ursel 116 5<br />
Zomergem 253 9<br />
2548 200<br />
De 9 aangenomene meisjesscholen werden in 1878 bijgewoond door 1367 leerlingen. Al<br />
deze scholen hebben van de adoptie (= statuut van “aangenomen” school) afgezien.<br />
(XII,30 van 21.11.1879)<br />
Ook over een aantal Deinse buurgemeenten zijn in “De Godsdienstige Week” enkele<br />
berichten te vinden, o.m. over Deurle (XII,17, p. 157; 22.08.79), Kruishoutem (XII,12, p. 115,<br />
18.07.79; XIII,2, p. 12, 14.05.80), Landegem (XII,17, p. 139, 22.08.79; XII,24, p. 196,<br />
10.10.79; XII,25, p. 204, 17.10.79), Machelen (XII,28, p. 220, 07.11.79), Nazareth (XII,12, p.<br />
100, 18.07.79), Nevele (XII,17, p. 148, 22.08.79 ; XII,22, p. 181, 26.09.79), Olsene (XII, 22,<br />
p. 178, 26.09.79) Zulte (XII,23, p. 180, 03.10.79; XII,31, 28.11.79) en nog andere: Aalter,<br />
Bellem, Hansbeke, Lotenhulle, Poeke, enz.<br />
Paul HUYS<br />
<strong>nr</strong>. 423<br />
1994. Signalementen<br />
Psychogenealogie<br />
In het jongste nummer van Vlaamse stam (jg. 41, juli-augustus 2005, pp. 289-388) publiceert<br />
<strong>KGK</strong>-lid Dr.med. René DECLERCQ een uitgebreide studie over psychogenealogie. Al wie<br />
zich interesseert aan familiekunde en familiegeschiedenis vindt hier een bijzonder interessante<br />
kijk op de psychische beïnvloeding door de generaties heen.<br />
De Geyter<br />
Dirk Van Duyse, ondervoorzitter van de Hertogelijke Heemkundige Kring Het Land van<br />
Beveren vzw meldt ons de publicatie van Roger VANWYNSBERGE, ‘Eer de tijd ons inhaalt:<br />
Fauquembergues mei 1940’, uitg. Land van Beveren, 2005, 157pp.<br />
In dit gedenkboek worden de lotgevallen verhaald van een groep jonge Beverenaars, die na de<br />
Duitse inval het bevel van de Belgische overheid opvolgden om zich te begeven naar<br />
verzamelplaatsen in West-Vlaanderen of Noord-Frankrijk. Op 21 mei 1940 werd de groep in<br />
het Noordfranse dorp Fauquembergues door Duitse vliegtuigen bestookt en lieten 8 jonge<br />
Beverenaars er het leven.
3336<br />
Jozef De Geyter ‘uit <strong>Deinze</strong>’ vergezelde de groep uit Beveren. Het is ook de reden waarom<br />
deze informatie ons toegestuurd werd. Er werd nog aan toegevoegd dat Jozef de broer was<br />
van ‘onderpastoor Jules De Geyter’. Bij nazicht blijkt priester Jules De Geyter geboren te<br />
Grammene op 7-02-1910 en momenteel pastooremeritus van Opbrakel.<br />
Indien er interesse bestaat voor dit gedenkboek: het kan bekomen worden door storting van<br />
€ 20,50 (verzending inclusief) op rekening 415-3035931-40 van de H.H.K.Het Land van<br />
Beveren vzw, met vermelding “Fauquembergues”.<br />
Willem I te <strong>Deinze</strong><br />
In het werk van Rolf FALTER, 1830. De scheiding van Nederland, België en Luxemburg,<br />
Lannoo, 2005, 350pp. las <strong>KGK</strong>-lid Marc Van Praet een passage over een bezoek van Willem<br />
I, koning der Nederlanden, aan <strong>Deinze</strong> in 1829. Hij vroeg zich af of deze gebeurtenis bekend<br />
was.<br />
Jawel, in de Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>, deel II, p. 17 vermeldt prof. em. dr. R. Van Eenoo<br />
deze gebeurtenis en verwijst hierbij naar het onuitgegeven handschrift van de Geschiedenis<br />
van <strong>Deinze</strong> van Leonard LAGRANGE.<br />
Rolf Falter schetst in zijn boek (p. 11 e.v.) de rondreis die Willem in 1829 ondernam in zijn<br />
zuidelijke provincies. “De reiziger (=Willem I) onderhield vijf weken lang, met enkele<br />
onderbrekingen, een hels tempo. Vaak begon de dag voor zonsopgang, en zelden eindigde hij<br />
voor tien uur ’s avonds. De agenda zat telkens boordevol ontvangsten, toespraken van lokale<br />
notabelen, bezichtigingen van militaire versterkingen, openbare werken of nieuwe fabrieken,<br />
,bezoeken aan scholen, schutterijen en stadhuizen, banketten, recepties en informele<br />
contacten. En als de koning dan toch een paar uur vrij had, dan gebruikte hij die om<br />
achterstallige officiële papieren, die koeriers hem onderweg brachten, door te nemen en te<br />
ondertekenen….Tussen 26 mei en 5 juni voerde de reis via Mechelen en Lier naar Antwerpen,<br />
vandaar met de boot naar Vlissingen en Terneuzen en zo naar Gent, verder naar <strong>Deinze</strong>, Tielt<br />
en Brugge, naar Oostende, Torhout, Ieper en Kortrijk, om daarna via Oudenaarde,<br />
Geraardsbergen, Aalst en Dendermonde terug te keren naar Brussel. Van 11 juni tot 17 juni<br />
ging het via Edingen, Ath, Doornik, Mons, Binche Thuin, Charleroi, Namen? Marche-les-<br />
Dames, Andenne en Waterloo terug naar Brussel. Ten slotte volgde tussen 22 en 29 juni een<br />
rondreis door Limburg, Luik en Noord-Brabant, via Sint-Truiden, Luik, Verviers, Maastricht,<br />
Tongeren, Hasselt, Eindhoven, ’s Hertogenbosch, Tilburg, Turnhout, Herentals, Diest en<br />
terug naar Brussel”.<br />
Op pp. 397-400 van zijn manuscript beschrijft Leonard Lagrange de “Inkoomste van Koning<br />
Willem den 1sten Prins van Oranje Nassau, grooten Hertog van Luxemburg en de Vereenigde<br />
Nederlanden, binnen de stad Deynze den 18.juny 1829”.<br />
De datum stemt niet precies overeen met de gegevens van Falter, maar het verhaal zelf is een<br />
smakelijk brokske reportage, neergeschreven in de volkstaal van toen:<br />
[p. 397]“ Koning Willem wierd eens aenzogt door zyne Ministers en Gouverneurs, om eens<br />
onze twee Vlaenders te door reyzen: daar voor was hy niet nieuwsgierig om de groote<br />
murmureéring van het volk, nogtans liet hy hem overhaelen door hen preutelen: Sire, zeijden<br />
zy, gy zult hy zien hoe het volk is zoo gy verder in het land komt, zoo sprakken de vossen, en<br />
den Gouverneur zond mannen vooruyt, aen de Borgemeesters van de plaetzen alwaer dezen<br />
Vorst moest passeeren om dat zy hunne huyzen wel zouden vercieren met oragiën linten ende<br />
vleggen die zy zelve mede bragten, gelyk wy te Deynze wel van berigt zyn, en te leeren op zyn<br />
weg en nog ander plaetszen leydende naer Deynze toe wierd hy gestroop, en daer over was hy<br />
zeer verwonderd!zeggende was is dat noey: Wel sire ! dat is een oud gebruykt welke deze
3337<br />
landslieden voor gedachtenis houd, wanneer er eenen Prins of Vorst passeerd, en daer mede<br />
wierd hy verwillekomt.<br />
[p. 398] Eenige jongelingen van Deynze waren al wandelen naer Bachte gegaen met een<br />
voordagt van den Koning aldaer beter konnen zien als te Deynze peyzende van met hem<br />
alstillewens alzoo naer Deynze te komen; maer vlogt daer zoo geweldig voorby dat zy<br />
nauwelyks menschen konden kennen, met daer neffens eenen grooten Genschen aenhang<br />
fabrikanten ect. Al te peerde in gelyke costume: een weerlicht was huns gelykte; en stonden<br />
daer zoo verbaest te zien met gevouwen armen, dat zy niet wisten wat er van maeken:<br />
komende haestig naer Deynze geloopen schier den aedem afgesneden, en daer komende was<br />
Koning Willem weg: een haerdig vooruytzigt, voor deze jongelingen, en in dien tusschen tyd<br />
hadden er al groote desorders geweest.<br />
Den Gouverneur van Doorn onzer Provintie had het gedagt van naer het oud stad huys te<br />
reyden, en in volle vlugt zynde verongelukte zig bynae in de gespannen reepen welk<br />
vastgemaekt waren aen de geplante sperrekens die geheel den weg van het stadhuys had<br />
afgesneeden, door het toedoen der twistdryvers van St.Martens parochie binnen de stad<br />
Deynze; en dit uyt jalousie om dat Koning willem al hen kant niet was binnen gekomen. Deze<br />
waren de Heeren Barree ontvanger van het E<strong>nr</strong>egistrement, Ch les Goeminne secretaris, en<br />
van den Poel Postmeester, den Gouverneur met den Koning en geheel den staf, bevond zig<br />
daer alleen tusschen sperren en reepen, en niemand der Stads bediende was daer ontrent; ter<br />
oorzaek dat er eene aenvaerdig van Kies bitteljens plaets had van het Kanton Deynze voor<br />
eenen Senateur of anderen bedienden der Staeten, welk Mynheer van der Piete voorschepenen<br />
met zyne geveynsde vriendschap, zulk wel vvor zien had, en voorgesteld tot eeuwige confuse<br />
van Claes Borgemeester dien sul.<br />
[p. 399] sul dien hem altyd het netjen over het hoofd heeft laeten steeken door zyne<br />
goedaerdigheyd.<br />
Indien tusschen tyd de eerste aenspraek die Koning Willem had was eene arm vrouw, bieden<br />
hem eene petie aen met eenen knien val voor gratie van haren zoon welken zy gevangen doen<br />
hetten had in hare zattigheyd, voor haer te slaen zoo zy gemeend had, door het toe doen van<br />
Sophie Pauw…<br />
Zy Excel.. Den Gouverneur vroeg naer Mynheer Vander Piete, en die daer niet was, was hy,<br />
en op een twee dry kwaem alles toegeloopen; Borgemeest, schepenen Raedsheeren, Secretaris<br />
Garde Champêtres, Maréchaussée, ontvangers met hen garden en drayers, en de jonge jeuge<br />
paix Rainnac met zyn slinger beenen, en zynen dikken buyk, liep daer ook alroepende waer is<br />
den Koning, waer is den Koning gelyk den Borgemeester dede, en Mynheer van der Piete<br />
kwaem daer ook aen geloopen met de dood op den nek, gelyk al de andere en wilden alzoo<br />
den Kining met hen redekaevelingen gaen verwillekomen en gelyk wenschen met eene lange<br />
regeering maer niemand van ons konde een eynkel woord verstaen, van al het geene zy<br />
vertelden, nogtans Mynheer van der Piete een zeer goeden vriend zynde van den Gouverneur,<br />
kwaem daer ook te laet, en dit was juyst eene regte Dot.<br />
De oorzaek van deze slegte aenvaerding van Willem, was aengelegd door saemengespannen<br />
Pethegemmers die uyt nydigheyd alles inspanden dat zy konden bedenken tot wanorder, om<br />
den Borgemeester Claes en onze Poorters te affronteeren: gelloft en hebt betrouwen, zoo<br />
waer als ik leefde is en noyt zulk een klugt met een Monnark gespeeld gelyk hier te Deynze<br />
met<br />
[p. 400] Vader Willem gespeeld is; alles ging zoo haestig en gauw weg dat niet peyzelyk was,<br />
dat den gouverneur wel zag dat er iets schilde, nogtans riep hy halte, halte, en niet tegen<br />
staen zeyde den Postmeester tegen zyne stalknegten, haeste u haeste gauw genoeg, en als<br />
alles gereed was, op een twee dry spronk hy te peerde, en de Koninglyke Maetschappy van Ste<br />
Cecilia stond in midden van de straet met gedagt van Willem op stap de stas uyt te leyden;<br />
meer ryde zoo geweldig als briesschende leeuwen zonder om zien, dat zy die speelende
3338<br />
Maetschappy byna verongelykt hadden zoo zy niet in tyds weg gesprongen door het geroep en<br />
getier der Borgers onzer stede; en men zegde dat Mynheer van der Piete byzonderen vriend<br />
van den Gouverneur zig bezig hield met zyne froden weg te doen, eenen Borger van Deynze<br />
heeft geroep Leve de Koning, en alle de andere stonden te gekken volgens de modde onzer<br />
Deynzenaeren en op dien Kaes te vloeken, het tonneel en rampspoed van Belgien”.<br />
Ook al zijn wellicht niet alle woorden meteen verstaanbaar, het blijft een mooie weergave van<br />
het bezoek van Willem I aan <strong>Deinze</strong>. Het hectische van zijn tocht, die door Rolf Falter werd<br />
weergeven, kreeg te <strong>Deinze</strong> een nieuwe invulling. Volgens ooggetuige Leonard Lagrange was<br />
’t allemaal te wijten aan de jaloerse Petegemnaars, of Petegemmers zoals hij schrijft.<br />
Als <strong>KGK</strong> de nodige middelen vindt zou het mooi zijn om die ‘eerste’ Geschiedenis van<br />
<strong>Deinze</strong> uit te geven.<br />
W.J.<br />
1995. Bijna twee Deinse gemeentescholen omstreeks 1880<br />
In het jaarboek 2002 van K.G.K. verscheen een artikel van Herman Maes “De eerste<br />
stadsschool te <strong>Deinze</strong>”; ik zal soms naar bepaalde bladzijden verwijzen.<br />
Op 8 oktober 1882 verklaarde de burgemeester in het schepencollege: “Door tussenkomst van<br />
het schoolopzicht heeft het staatsbestuur aan ons bestuur kenbaar gemaakt dat er door ons<br />
hoeft voorzien te worden in de onontbeerlijke en onmisbare bouwing van een nieuw<br />
schoollokaal met onderwijzerswoning.”<br />
De gemeenteraad trad op 19 oktober 1882 deze stelling principieel bij.<br />
Tussen het stadhuis en de Kaaisstraat lagen enkele percelen (kadaster <strong>nr</strong>. 20 B 239 en 240) 1 ,<br />
die eigendom waren van Ange Vincent. Men zou deze van hem “afnemen in der minne of bij<br />
gedwongen onteigening”.<br />
Deze kwestie werd nogmaals besproken op 30 december. Een alternatief terrein werd<br />
verworpen en de gemeenteraad belastte het schepencollege met de uitvoering van het eerste<br />
voorstel; de resultaten dienden ter goedkeuring voorgelegd aan de hogere overheid. De<br />
kosten zouden gebeurlijk met een lening bekostigd worden.<br />
Maar waarom die plotse nood aan gebouwen? Er was toch een gemeentelijke jongensschool<br />
(in practisch nieuwe gebouwen) en een aangenomen meisjesschool en bewaarschool bij de<br />
Zusters Maricolen; wat wilde men nog meer?<br />
Daarvoor moeten we een twintig jaar terug gaan in de tijd.<br />
Daar de gebouwen, waarin de eerste gemeenteonderwijzer August Van Coppenolle les gaf (en<br />
die zijn eigendom waren), niet meer voldeden aan de wet van 1842, besliste de gemeenteraad<br />
op 15 december 1860, na lang tegenstribbelen, een gemeenteschool te bouwen voor “kinderen<br />
van het mannelijk geslacht”.<br />
Voor de “arme meisjes”, die sinds genoemde wet ook recht hadden op kosteloos onderwijs,<br />
maar nergens terecht konden, had de gemeenteraad reeds op 18 augustus 1860 een oplossing<br />
gevonden.<br />
Het voorstel van de Maricolen (brief van 27 juni) om kosteloos onderwijs te geven aan de<br />
arme meisjes werd aanvaard met volgende argumentatie:“Aangezien er geen gemeenteschol<br />
voor meisjes bestaat; het echter wel hoogst wenselijk zou zijn om aan die meisjes kosteloos<br />
onderwijs te geven ingevolge de wens van de wet”.<br />
Burgemeester De Paepe (liberale burgemeester – maar de liberalen waren in de minderheid)<br />
verzette zich tevergeefs, omdat hij liever een gemeenteschool voor meisjes wilde.
3339<br />
Dit “kosteloos” gold enkel voor de leerlingen, want de stad betaalde aan de Maricolen een<br />
toelage per “kosteloze” leerling, gelijk aan die welke men betaald aan de<br />
gemeenteonderwijzer.<br />
Op 16 november 1872 werd een nieuwe aanvraag van de Maricolen door de gemeenteraad<br />
goedgekeurd; het betrof een toelage voor hun bewaarschool voor behoeftige kinderen. “De<br />
gemeenteraad vindt dat deze school heilzaam en nuttig is en geeft een jaarlijks hulpgeld van<br />
200 fr.”.<br />
De nieuwe gebouwen van de gemeentelijke jongensschool bestonden uit 2 klaslokalen,<br />
respectievelijk 10 en 12 m. op 7, en de woning van de hoofdonderwijzer, met 5 slaapkamers<br />
o.a. bestemd voor inwonende hulponderwijzers.<br />
Het verloop der werkzaamheden en de plaatsbeschrijving worden uitvoerig geschetst op blz.<br />
99 en volgende van genoemd artikel.<br />
Het nieuw schoolgebouw (op een terrein van iets meer dan 7 a., volgens de Popp-kaart ±1860<br />
kadaster<strong>nr</strong>. B213a) lag aan de zuidkant van de Gentpoortstraat tussen de kapel van de<br />
Maricolen (<strong>nr</strong>. 19) en het gevang (<strong>nr</strong>. 25); waar het “doortochtshuis” lag is thans de ingang<br />
van het St.-Theresia-Instituut) 2 .<br />
De schoolgebouwen bevatten het schoolhuis (<strong>nr</strong>. 21) en de klaslokalen (onbewoond <strong>nr</strong>. 23).<br />
Zie ook jaarboek 1999 van K.G.K. o.a. blz.454 en 461/462.<br />
Enig inzicht in de nummering der huizen is hier wel op zijn plaats. In de bevolkingsregisters<br />
1856-65 was er een doorlopende nummering, met vermelding van de straatnamen.<br />
Vanaf de bevolkingsregisters 1866-75 kreeg elke straat een kant met pare en één met onpare<br />
nummers.<br />
Voor de Gentpoortstraat resulteerde dit in het volgende: zuidkant: onpare nummers 1 tot 17, 9<br />
huizen waarvan niet minder dan 5 herbergen, met op de hoek met de Kaaistraat café “Het<br />
Truweel” (thans “De Stadspomp”); voorbij de Kaaistraat <strong>nr</strong>. 19 (onbewoond – kapel van de<br />
Maricolen), gevolgd door het huis van de hoofdonderwijzer (<strong>nr</strong>. 21), <strong>nr</strong>. 23 (onbewoond –<br />
klaslokalen), <strong>nr</strong>. 25 (gevangenis 3 ); op de Popp-kaart van + 1860 volgde dan een open ruimte<br />
tot aan de Ghesquièrestraat, want het weeshuis (<strong>nr</strong>. 29) werd slechts in 1861 voltooid 4 .<br />
Toen kwam de (liberale) 5 wet van 1 juli 1879 (met een centraliserend en laïciserend karakter)<br />
roet in het eten gooien; hij bepaalde immers dat elke gemeente tenminste één lagere school<br />
diende te hebben, maar daarvoor geen vrije school mocht aannemen; dit betekende het begin<br />
van de schoolstrijd.<br />
Reeds op 18 oktober 1879 werd een onderwijzeres aangesteld in de nieuwe gemeentelijke<br />
meisjesschool.<br />
De door geestelijkheid aanbevolen administratieve sabotage werd echter ten gronde<br />
uitgespeeld bij de oprichting van een gemeentelijke bewaarschool, die slechts op 2 april 1881<br />
door de gemeenteraad werd goedgekeurd.<br />
Er werd dan ook een bewaarschoolonderwijzeres aangesteld, zodat een hoofdonderwijzer, een<br />
hulponderwijzer, een onderwijzeres en een bewaarschoolonderwijzeres de 2 bestaande<br />
klaslokalen moesten delen. Hoe dit gebeurde heb ik niet kunnen achterhalen.<br />
In de beginjaren van het Atheneum (opgericht in 1945) heb ik het meegemaakt dat het 5 de en<br />
6 de studiejaar elk een onderwijzer hadden, maar les kregen in één lokaal; dit gebeurde in het<br />
oudwezenhuis (reeds jaren afgekeurd en gesloten, maar wel goed genoeg geacht voor het<br />
beginnende Atheneum). Dit vergde reeds een geweldige samenwerking tussen de 2<br />
onderwijzers; maar in de gemeenteschool ging het hier om klassen, die elk leerlingen uit 3 of<br />
meer studiejaren bevatten!
3340<br />
Het was dus heel normaal dat men in 1882 dringend op zoek was naar nieuwe gebouwen; de<br />
toestand moet werkelijk onhoudbaar geworden zijn. Welke administratie of instantie schuld<br />
had aan het uitstel weet ik niet, maar de gebouwen zijn er nooit gekomen. Misschien hoopte<br />
het stadsbestuur op een soort wonder, dat de “goede oude tijd” zou herstellen.<br />
En toen kwam de (katholieke) 6 wet van 1884, die de gemeenteraad de gelegenheid gaf om<br />
(katholieke) orde op zaken te stellen.<br />
Vanaf 1 oktober 1884 werden de meisjesschool en de bewaarschool van de Maricolen<br />
opnieuw aangenomen; deze van de stad werden afgeschaft en de onderwijzeressen ter<br />
beschikking gesteld.<br />
In één ruk door werd ook nog de vrije jongensschool “Volkskring” aangenomen.<br />
De “gemeentelijke jongensschool” werd ook voor meisjes toegankelijk.<br />
In één klap waren alle problemen voor 40 jaar opgelost: geen vervelende overbevolking en<br />
geen sprake meer van een afzonderlijk schoollokaal voor een gemeentelijke meisjesschool en<br />
een woning voor de onderwijzeres-schoolhoofd, wat de stad veel geld zou gekost hebben en<br />
die in de ogen van het stadsbestuur absoluut overbodig waren. De nieuwe gemeenteschool in<br />
de Kalkhofstraat kwam er immers slechts in 1925 7 .<br />
In 1934 werden de gebouwen van de (oude) gemeenteschool “verkocht voor afbraak”, met de<br />
verplichting woonhuizen te bouwen binnen de 18 maand. Er kwam inderdaad een rij<br />
woningen, waarvan het grootste deel thans (in 2005) gebruikt wordt door het St.-Theresia-<br />
Instituut.<br />
André HEYERICK<br />
1. Blz. 111 noot 9 geeft ongeveer aan waar deze percelen gelegen waren, maar de terreinen waren dus bestemd<br />
voor de voorziene tweede gemeenteschool (voor meisjes) in 1882 en niet voor de gemeentelijke<br />
jongensschool in 1860.<br />
Het “prison” lag in de Oude Gentstraat (= Gentpoortstraat) zie verder.<br />
2. Op voormelde kaart is het “prison” uitdrukkelijk aangeduid op kadaster<strong>nr</strong>. B213b. Ernaast (aan de<br />
westkant) lag een stuk grond van de stad, aangeduid (in 1860) als “jardin”.<br />
3. Op hetzelfde terrein, eigendom van de stad, woonde Virginia Van Gansbeke (weduwe van Jan De Breyne<br />
(gezegd De Bruyne) met haar zoon Leonard, die op 29 april 1886 door de gemeenteraad tot cipier benoemd<br />
werd.<br />
4. De situering op blz. 102 en 103 is dus niet helemaal juist.<br />
5. Op 11 juni 1878 hadden de liberalen de parlementsverkiezing gewonnen.<br />
6. Bij de parlementsverkiezingen in 1884 behaalden de katholieken opnieuw de meerderheid, die ze ten andere<br />
tot 1914 zouden behouden.<br />
7. Kontaktblad blz.685, nota 755.<br />
1996. “Prefererende gratie voor rigeur van justitie”’<br />
Over de diefstal van een koe - Martens-Leerne 1585<br />
Op 16 maart 1585 werd door de Gentse Oudburg recht gesproken over ene Godefroot vander<br />
Schuere fs. Symoens, +/- 32 jaar oud, handwerker van stiel, geboortig van en wonende in<br />
Sint-Martens-Leerne (het dorp resorteerde onder het zgn. Land van Nevele, dat op zijn beurt<br />
afhing van het kasselrijbestuur van de Oudburg van Gent).<br />
Hij had met zijn zuster (gehuwd en moeder van enkele kinderen) de diefstal beraamd van een<br />
koe. Ergens “tusschen vastelavont ende Asschenwoonsdach” had hij het gestolen beest naar<br />
Gent “getransporteert buuten de Heuverpoorte bij de Vrijtgracht”, met de bedoeling de koe te<br />
gaan verkopen op de markt van Oudenaarde. Onderweg daarnaartoe, vergezeld van de twee
3341<br />
bloedjes van kinderen van zijn zuster (zijn nichtjes dus), was hij gekomen bij “’tCasteelken<br />
van Bruwanen”, waar hij het beest kon verkopen aan de kasteelbewoner zelf, ene Jan van<br />
Haute, aan wie hij wijsmaakte dat hij voogd was van de twee meisjes en dat hij voor hen<br />
dringend geld nodig had. Hij kreeg voor de koe een som betaald van 5 ponden 11 schellingen<br />
20 groten en nog 10 stuivers. Op 16 maart gevangen genomen, op beschuldiging van<br />
koediefte, hoorde Godefroot vander Schuere al vier dagen later, op 20 maart 1585, het oordeel<br />
vellen door die van de Gentse Oudburg. De “sententie” luidde dat de rechters, “preferende<br />
gratie voor rigeur van justitie”, hem veroordeelden om “alhier in openen hove (het Hof = de<br />
rechtbank) Gode up beede uwe knien vergheffenisse te bidden”. Bij die (eerder symbolische)<br />
straf kwam nog een boete van 10 pond parisis “ten proffijte vanden Heere”, verhoogd met de<br />
gevangeniskosten en de “misen van justitie” (*).<br />
Niet altijd dus was Justitia ongenadig streng en onverbiddelijk. Soms werd – zoals hier – met<br />
verzachtende omstandigheden (“de arme bloedjes van kinderen”?) rekening gehouden.<br />
(*) Rijksarchief Gent, Oudburg, 2201 (zaak Godefroot van der Schuere, 1585). Ofschoon dit bundel<br />
in principe Enkwesten uit de periode 1620-1629 bevat, vinden we er nochtans – uitzonderlijk – ook<br />
een half dozijn stukken m.b.t. de jaren 1584-1588 (w.o. dus ook het onderhavige dossiertje). Een paar<br />
van die stukken hebben betrekking op een nogal eigenaardige zaak, anno 1586, ook gesitueerd in<br />
Leerne, waar een bende van een veertigtal vrijbuiters uit Sluis (verblijvend in een schuur op het hof<br />
van ene Geeraert Tuutschavere) per boot de Leie zocht over te steken nabij Ooidonk. Een en ander<br />
speelde zich ook af “opt pachthof van Martin Mortier fs. Willems, ghenaemd de Schotse Pieryne”.<br />
Een paar Lerenaars werden verdacht van mogelijke betrokkenheid bij of medewerking met die<br />
Sluizenaars, m.n. ene Pauwels Verburcht (“te Sluus ghedient hebbende”) en ene Daniel van<br />
Speijbrouck fs. Joos, +/- 40 jaar oud, op wiens hofstede toen ook ene Seger Cockuut verbleef en daar<br />
weet had van “violentien ende fortse” (= verkrachting) door dezelfde Pauwels Verburcht en zijn<br />
“complicen” gepleegd op ene Grietken fa. Nicolas de Weerdt, een jong meisje dat daar in een schuur<br />
huisde. Alles bijeen een nogal onduidelijk en bijna onwaarschijnlijk, maar wel zeer intrigerend geval<br />
waarover we liever nog een apart stukje zouden schrijven, met aandacht ook voor de bijzondere<br />
tijdsomstandigheden van toen (periode van godsdienstoorlogen; val van Antwerpen in 1585; de raids<br />
van de Hollandse “vrijbuiters”, ketterse gezindheid van inwoners alhier, enz. enz).<br />
Paul HUYS<br />
<strong>nr</strong>. 424<br />
Maessprokkels<br />
Armand Pauwels<br />
In “Biekorf”, een leer- en leesblad voor alle verstandige Vlamingen, gesticht door Guido<br />
Gezelle in 1890, las ik een nota over Armand Pauwels, een <strong>Deinze</strong>naar 1878-1952. Die nota<br />
stond in jaargang 102, aflevering 3, van het jaar 2002 en handelde over een publicatie van<br />
Pauwels in het tijdschrift “Volkskunde”, jaargang 1894: “Een ludieke kerkrekening uit<br />
Mannekensvere”, een lezenswaardige rekening die bewaard mag blijven in de Deinse<br />
bibliografie.<br />
Deze rekening gaf aanleiding tot lezenswaardig commentaar van L. Van Acker ( Biekorf p.<br />
201-206 ). Een sprong van 1894 naar 2002!<br />
Marc Gevaert<br />
Hij is een Astenaar, oudleerling van het atheneum, destijds gebuur van Claus – Defaux’ Villa<br />
Zonneschijn.<br />
Hij werkte voor de VRT als journalist en werd er secretaris van de administrateur – generaal.<br />
Hij werd licentiaat Oosterse Taalkunde.
3342<br />
In 2000 verscheen van hem “De dagen van het Millenium”, een aanpassing van 52 lezingen<br />
voor de radio, een per week n.a.n. een historische gebeurtenis die verjaarde in de loop van die<br />
week. Dat werd een vlot leesbaar dik boek. In 2003 gaf hij zo 52 lezingen over evenementen<br />
uit de geschiedenis van Vlaanderen: “Van Boudewijn tot Boudewijn” ( bedoeld: van<br />
Boudewijn met de ijzeren arm, eerste graaf van Vlaanderen, tot Boudewijn I, koning der<br />
Belgen ). Daarin lezen we over 2000 jaar geschiedenis in 52 opstellen, vlot leesbare en<br />
historisch verantwoorde lektuur.<br />
Marc Gevaert: Millenium ( 510 blz. ) en Van Boudewijn tot Boudewijn ( 480 blz. ) telkens<br />
25€. Fraaie werken, ook om cadeau te doen; vooral om zelf te lezen in 52 stukjes.<br />
Sterk aanbevolen.<br />
Schilderijen geveild<br />
In de krant van 26-11-2002 las ik dat Sotheby’s Amsterdam een schilderij “Jonge vrouw met<br />
zwart kleed” van Gustaaf Van de Woestijne verkocht tegen 280.000 euro, en een Leon de<br />
Smet “Dame met waaier” tegen 321.000 euro. Dat was veel meer dan Sotheby verwachtte.<br />
Ook een Emiel Claus werd er verkocht ( tegen de verwachte maar niet meegedeelde prijs ).<br />
Vlaanderens Zonen?<br />
In De Roede van Tielt 33 e jg. <strong>nr</strong>. 1 van 2002 las ik een bijdrage over de geschiedenis van een<br />
zangvereniging in Lotenhulle (1881 en later) “Vlaanderens Zonen”. Daarin worden optredens<br />
vermeld van o.a.<br />
- De “Zangbond der Lei” uit Deurle<br />
- De “Zanglust van Ooidonck” uit B.M.Leerne<br />
- De “kleinzonen der Lei” uit St.-Martens Leerne<br />
Drie koren (en er waren er nog)<br />
- en van de St Caecilia fanfare van <strong>Deinze</strong> en de fanfare Eendracht en Verbroedering van<br />
Vinkt en St Caecilia van Nevele<br />
Allen op 17-6-1894 in Lotenhulle (kopie van programma p. 8).<br />
Op 6-7-1913 traden “Vlaanderens Zonen” op bij een festival te B.M.Leerne. Bachte had ook<br />
in 1911 te Lotenhulle meegedaan.<br />
Recordprijs voor Emile Claus<br />
Brussel – Het Parijse veilingshuis Drouot heeft vrijdag een schilderijtje van Emile Claus<br />
geveild voor 431.000 euro. Dat is volgens de Latemse kunsthandelaar Oscar Devos de<br />
hoogste prijs die ooit is betaald voor een Claus. Het schilderij werd aangekocht door een<br />
Vlaamse ondernemer. Het 94 op 56 cm metende schilderij, dat een hooistertje voorstelt, werd<br />
te koop aangeboden door een Noord-Franse eigenaar. Die kende vermoedelijk niet de<br />
kwaliteit van het kunstwerk, waarvan de waarde was geraamd op 40 à 60.000 euro. Het werk<br />
was tot voor kort onbekend en werd vervaardigd in 1889. Wel was een kleinere versie<br />
bekend. De vorige recordprijs voor een Emile Claus bedroeg 290.000 dollar en werd in 1996<br />
afgehamerd bij Sotheby’s in New York. (belga)<br />
(uit: De Standaard 22-06-2002)<br />
De heer van <strong>Deinze</strong> in de Divina Comedia<br />
Over de heer van <strong>Deinze</strong> schreven we in het KOK Jaarboek 1990 nadat we Courtenay en<br />
Montargis bezocht hadden (cf.Jb. 1990 p.221 e.v.). Die titulatuur “Heer” kende een lang<br />
verloop, waarschijnlijk al vanaf Titzekin, de vader van Poppo, twee decennia voor het jaar<br />
1000. Omstreeks 1300 was <strong>Deinze</strong> van de Heer Hendrik en zijn broer Waleram van<br />
Luxemburg, die <strong>Deinze</strong> toen afstonden d.w.z. verkochten (de titel en erbijhorende rechten)<br />
aan graaf Gwijde van Dampierre, hun oom (KOK jb. 1990 p. 243).
3343<br />
Hendrik van Luxemburg werd in 1282 geboren en werd in 1308 tot keizer gekozen. Hij wou<br />
orde op zaken stellen in de chaos (keizer-paus-Italiaanse stadsstaten; Welfen-Gibelijnen paus<br />
in Rome-paus in Avignon) en werd pas in 1312 tot keizer gekroond.<br />
Aligieri Dante, één van de allergrootsten in de wereldlijke natuur, schreef in die tijd (+1300)<br />
zijn Divina Comedia en verwelkomde Hendrik van Luxemburg, de 7 e Hendrik als Duitse<br />
Keizer, met grote verwachtingen; Dante zag in hem de man die orde zou brengen in Italië<br />
“ristabilire l’ordine in Italia”.<br />
Maar noch Dante noch Hendrik VII haalde het politiek in Italië. Dante moest uit Firenze<br />
(Florence) vluchten en Hendrik VII stierf op weg naar Firenze om er een veldslag te gaan<br />
leveren (1313). Heer van <strong>Deinze</strong>, Vredestichter volgens Dante, Keizer van Duitsland. Het<br />
liep allemaal op mislukking uit. De verkoop van <strong>Deinze</strong> bracht hem wel geld op, maar dat<br />
werd fout geïnvesteerd in keizerschap.<br />
Onze streek en Hugo Claus<br />
Onze streek is de Oost-Vlaamse Leiestreek, niet de West-Vlaamse Leiestreek, wel de<br />
Leiestreek.<br />
In “De Leiegouw” van de historisch kring in het Kortrijkse komt onze Leiestreek nogal aan<br />
bod want <strong>Deinze</strong> behoorde tot de Kasselrij Kortrijk. Die Kasselrij kwam tot aan de<br />
Kasselrijbeek in Astene, de grens Astene/Deurle. Die beek is er nog. De naam staat op de<br />
duiker waar de beek onder de rijksweg 43 loopt, tussen Halifax en de plaats waar ooit de Riva<br />
stond. Er is daar zelfs een stukje oude weg (zoals die was vóór de betonnisering van 1947 –<br />
men sprak van makadam) bewaard gebleven, de bomen incluis. Hopelijk bewaart men dat<br />
stukje oude weg.<br />
In aflevering 1 van 2002 van Leiegouw lazen we een bespreking van het boek over de<br />
plaatsnamen in Olsene van Luc Goeminne, Maurits Van de Putte en Daniel Van<br />
Quickelberghe. We lazen ook over het familieportret van Hugo Claus. De auteur, Saskia De<br />
Coster, heeft heel wat <strong>Deinze</strong>naars geraadpleegd voor die bijdrage. Vooral Astene en de<br />
omgeving van het Sas, komt er ter sprake naar aanleiding van Het Verdriet van België (1983).<br />
Bij Claus komt de famile Vanderlinden ook ter sprake die hier nog woont. De<br />
hoofdonderwijzer van Grammene was Vanderlinden, zijn tweelingsbroer was<br />
hoofdonderwijzer te Astene.<br />
Met Jean Vanderlinden zitten we nog een generatie dichter naar de 21 e eeuw; ook met Alma<br />
Vanderlinden (Grammene). Saskia De Coster heeft het over het land Clausetanië: feiten<br />
verdraaingen en verzinsels à la Claus.<br />
In “De Zwarte Keizer” van 1958 heeft Claus het al even over Astenedreef.<br />
Toen ik van mei 1953 tot januari 1992 in de Astene Kapellestraat (n r 68A – n r 82 – n r 104 de<br />
huisnummers veranderden) woonde was Astenedreef mijn wandelgebied, zowel de<br />
Kasteeldreef als de Gampelaeredreef.<br />
De hele omgeving paste in mijn verliefdheid op de lindebomen. Ik had er geplant langs het<br />
opkomen naar mijn voordeur. Ik heb er ook drie geplant bij mijn woning in Ten Bosse. Toen<br />
de KOK-deelgenoten in 1982 bomen en struiken schonken om het nieuwe museum in het<br />
groen te zetten schonk ik 5 lindebomen. Ik stelde als gemeenteraadslid voor opnieuw<br />
lindebomen te planten in de Gampelaeredreef van de spoorwegoverweg (barreel) tot aan<br />
rijksweg 43 (ze waren tijdens WO II uitgedaan) en in de Brielmeersen van de Brielstraat naar<br />
de toegang van het domein, langs de Leie. Ik ging met een paar vrienden aandringen bij<br />
toenmalige minister Sauwens van Openbare Werken om groen-aanplantingen te krijgen<br />
tussen de rijstroken van de ringlaan St.- Martinus – richting museum en Tielt.<br />
De Gampelaere-hoeve was ooit eigendom van Joos Vijdt en Elisabeth Borluut de<br />
opdrachtgevers van Jan Van Eycks Lam Gods (1435). Daarom heet de nieuwe straat die er
3344<br />
ontstond op wat eens het SK-voetbalveld was de “Joos Vijdt dreef”. Op die hoeve, binnen<br />
een wal gelegen, komen nu nog altijd drie lindeboomdreven uit; reeds sedert enkele<br />
honderden jaren. Daarom stelde ik ooit voor dat gebied van Astenedreef te klasseren: om het<br />
van verkavelaars te redden. Een heerlijke groene long voor Astene-<strong>Deinze</strong>.<br />
Van Landeghem – Van Dorpe<br />
In Vlaamse Stam van november 2003 schreef Paul Huys een bijdrage over een schilder<br />
Gaston Van Landeghem (1883 – 1948), een geboren <strong>Deinze</strong>naar. Huys geeft ook de<br />
kwartierstaat van deze Van Landeghem en die wortelt in <strong>Deinze</strong> en omgeving.<br />
Zijn moeder heette Julia Van Dorpe (1837 – 1923) en was een zuster van Desire Van Dorpe,<br />
politieagent te <strong>Deinze</strong>. Desire volgde zijn vader op als politieagent en Desire werd als<br />
politieagent door zijn broer opgevolgd (door Leopold).<br />
Desire was de vader van Jules Van Dorpe (1856 – 1902), de eerste Deinse koloniaal (in 1888<br />
– 1901). Julia Van Dorpe was dus Jules’ tante en Gaston Van Landeghem dus Jules kozijn.<br />
° 1795 Antonius x Mar. Th. Vlaeminck<br />
politieagent<br />
↓ ↓ ↓<br />
°1827 Desire politie Leopold Julia °1837<br />
x Onderbeke politie x Alfons Van Landeghem<br />
↓ ↓<br />
Jules (leger) Theophiel Gaston<br />
°1856 - †1902 °1883 - †1948<br />
Over Van Dorpe: KOK-Jb. 1992 p. 5 – 87<br />
Over Van Landeghem: Vlaamse Stam-november 2003 p.615-622<br />
(Nvdr.: zie ook P. HUYS, De Deinse kunstschilder Gaston Van Landeghem (1883-1948),<br />
<strong>KGK</strong>-Bijdragen 2004, pp. 379-416)<br />
Buysse<br />
Op 20-9-2003 werd in Wontergem een standbeeld opgericht voor de winnaar van de Ronde<br />
van Frankrijk anno 1926: Lucien Buysse.<br />
Dat is dan het eerste standbeeld in <strong>Deinze</strong>. We hebben wel monumenten ter herinnering: in<br />
elk dorp ten minste een Gedenkplaat voor “onze helden”. Maar held wordt men pas als men<br />
sneuvelde. Geen enkele van hen “gaf” zijn leven. Neen, het werd hem ruw afgepakt,<br />
gestolen.<br />
Er is ook een beeld aan de Vaart, waar vroeger een brug lag, voor de slachtoffers van WO II,<br />
van de meigebeurtenissen 1940. Een beeld van Vindevogel in een geheel ontworpen door<br />
Van Assche.<br />
Er staat aan de ingang van het museum een groep: “de familie”; ook van Geo Vindevogel.<br />
Aan de Leiebrug staat een groep; de familie Canteclaer de haan en zijn kippen uit “Van den<br />
Vos Reynaerde”<br />
Willem die Madoc maakte,<br />
daar hi dikke omme waakte (speet, tegenvallen)<br />
hem vernoyde zo haarde (Vite -> Vita= het leven)<br />
dat die Vite van Reinaerde<br />
in Dietse ongemaket was
3345<br />
Het Buysse-beeld is gemaakt door <strong>Deinze</strong>naar Jose Mestdagh op initiatief van het Comite<br />
Lucien Buysse, met o.a. Sylveer Maes. Een andere Sylveer Maes (uit Gistel) won de Ronde<br />
in 1936 en 1939; die van 1937 werd hem ontstolen door Guy Lapebie.<br />
Van Severen<br />
In het oktobernummer 2003 van Vlaamse Stam vermeldt men de afstamming van prinses<br />
Mathilde, maar staat ook een bijdrage over Robert Van Severen, abt van de duinenabdij,<br />
(1771 – 1792) en zijn familie. En in die familie staat een Olivier Van Severen (†1610) en<br />
Maaiken Meerschaert (†1603) die tien kinderen hadden, o.a. een Franciscus (†1632) een<br />
rechtstreekse voorvader van Joris Van Severen (1894 – 1940) en dus ook van diens zuster die<br />
de <strong>Deinze</strong>naar Ferdinand/Fernand Pauwels huwde. Zij waren de ouders van notaris Rudy<br />
Pauwels, intussen opgevolgd door zijn zoon Peter.<br />
De familie Pauwels zat aanvankelijk flink verankerd in “De vereenigde Tael-en<br />
Kunstminnaers, onder kenspreuk Vooruit” en met Armand, Leon, en Fernand in KOK.<br />
Er was nog een vierde Pauwels indie generatie: Armand – Leon - Fernand en Rene. Rene was<br />
de vader van Lieven, die de schoonvader werd van Filip Beirnaert, die de kleinzoon is van<br />
Remi De Meyer, met wie we weer in KOK duiken.<br />
Over de familie Pauwels: KOK Jb. 1993 p.214 e.v. en Rudy Pauwels: Te Wakken<br />
terugdenkend aan Joris Van Severen (eigen uitgave 1998 St Martens Latem).<br />
1997. Hoe een bruilofsfeest aan een lijkbaar eindigde (Meigem 1621)<br />
Op 1 augustus 1621 (in het laatste vredesjaar van het Twaalfjarig Bestand, onder de<br />
Aartshertogen Albrecht en Isabella, 1609-1621), vierde de 28-jarige Jacobus Sa(e)lens fs. Jan,<br />
brouwer te Meigem, aldaar zijn bruiloftsfeest. Onder de gasten waren ook de twee zonen van<br />
ene Laurens Dhanens; en van die zonen was Hans Dhanens, geboortig van Gent, “nemaer als<br />
jonghman altijts ghewoont (hebbende) met sijnen vadere tot Deijnse, doende aldaer het<br />
schoenmaken”. Blijkbaar “zonder eenighe occasie ofte crackeel”, d.w.z. zonder enige<br />
aanleiding of reden (tenzij allicht de invloed van overvloedig drankmisbruik!?) valt Hans<br />
Dhanens een man van voorbij de 60 jaren, Marijn Mestach fs. Philips, lastig en wil hem<br />
“gherieven” (= grieven, kwetsen) met zijn mes. Omstaanders (o.m. ook diens zoon Marijn)<br />
kiezen partij voor de oude man en nemen hem in bescherming. En de molenaar van Nevele,<br />
Glaude van Overwale, berispt Hans Dhanens voor zijn “insolentie” (= brutaliteit,<br />
onbeschoftheid), met de woorden “Wel ghij rabaut, zaudij (= zou jij) desen auden man<br />
dootsteken?” Dat is teveel gezegd voor Hans Dhanens, die nu met “zijnen snijdere” de<br />
molenaar te lijf gaat en hem (een) gevaarlijke steekwonde(n) toebrengt, waaraan deze enkele<br />
dagen later overlijdt.<br />
Er volgt onmiddellijk een gerechterlijk vooronderzoek (“informacie preparatoire”) door de<br />
baljuw van Nevele, waarbij een aantal getuigen ondervraagd worden, onder wie:<br />
- Jaecques Saelens, brouwer te Meigem, “bruidegom” van de dag;<br />
- Cathelijne Coebants, huisvrouw van Guilliame Luucx, +/- 44 jaar oud, woonachtig te<br />
Nevele;<br />
- Marijn Mestagh (sr.) fs. Philips, +/- 61 jaar, landsman te Meigem.<br />
- Marijn Mestach (jr.) fs. Marijn, +/- 23 jaar, landsman, jonggezel, inwonend bij zijn boven-<br />
genoemde vader in Meigem;<br />
- Pieter van Leeuwe fs. Pieter, +/- 31 (?) jaar, tavernier “te Cruysweghe” 1 in Meigem;<br />
- Guilliame le Oucq (= Lehoucq?), amman van het land van Nevele.<br />
Verder worden, i.v.m. het onderzoek, nog enkele andere personen vermeld in het dossier,<br />
onder wie:
3346<br />
- Mr. Heindricq, chirurgijn te <strong>Deinze</strong> 2 ;<br />
- Joos Wittevronghele, buurman, “up (wiens) hof tmeestendeel van ’t bruyloftvolck sat vande<br />
bruyloft van Jaecques Saelens”.<br />
Door burgemeester en schepenen der Stede ende Vrijhede van Nevele wordt de dader<br />
veroordeeld tot verbanning. Maar hij komt (enige jaren?) later toch terug, wordt – wegens<br />
banbreuk – aangehouden en opgesloten in het Gravenkasteel te Gent. Door de “mannen van<br />
leene van Onsen gheduchten heere van zijnen Casteele ende Auderburgh te Ghendt” wordt hij<br />
op 10 december 1625 veroordeeld “gheëxecuteert te worden metten sweerde<br />
(= onthoofd), zo datter de doot naer volght”, met confiscatie van al zijn goed tot “sConings<br />
profijte, de costen ende misen van justitie alvoren ghededuceert” 3 .<br />
1. Heindrick (De) Visch/Vijs, in <strong>Deinze</strong> actief als chirurgijn tussen 1619 en 1636 (zie de nieuwe “Geschiedenis<br />
van <strong>Deinze</strong>”, dl. I, 2003, blz. 247).<br />
2. Aan de Kruiswegehoek te Meigem (waar later een stenen molen, de zgn. Kruiswege-molen, werd opgericht<br />
(in 1933 waaiden zijn wieken af en werd in de romp een mechanische maalderij gevestigd).<br />
3. Rijksarchief Gent, Fonds Oudburg, <strong>nr</strong>. 2201 (Enkwesten 1620-1629).<br />
1998. Rekeningen<br />
Paul HUYS<br />
<strong>nr</strong>. 425<br />
-In de stadsrekening van 1436 staat genoteerd dat de stad <strong>Deinze</strong> 5 ellen en 3 vierendeel zwart<br />
laken kocht “om de scutteren van der stede van <strong>Deinze</strong> mee te cleedene” van een blondeele.<br />
Van Gillis Den Deckere kocht de stad toen 3 ellen wit laken “ten selven obijten”<br />
-Deins Onderwijs. Er was toen ook sprake van “eenen Jacop Scolmeestere” en van “eenen<br />
Pietren den scoolmeestere” die betaald werd om kalk en steengruis te vervoeren (Brussel<br />
Rekenkamer 33922).<br />
- Sander “den scildere” stond in de rekening van 1436 “van eenen nieuwen baniere die hij<br />
ghemaect heeft ter stede bouf” (= om de behoefte van de stad) (= ten behoeve van)<br />
- In 1444 was Jacop de Scoelmeestere er nog. En ook een Fransoys Schoolmeesters. En<br />
Pieter de schoolmeester werd nog vernoemd omwille van vervoersdiensten. In 1447 ook nog.<br />
En in 1470 nog, maar telkens vermeld om “vervoer” (zavel), niet omwille van onderwijs.<br />
- In 1449 is er een schilder die 4 kannen versierde “metter stede wapene van Deynse”, dus<br />
met het stadswapen.<br />
- In 1473 dekte Gillisse den Stroedeckere de stadshalle met “duyst wissen”, met 350<br />
banderoen en 15000 tichelen (banderoen = banderoede = roede of teen (twijg) om mee te<br />
binden, een wis, vooral om stro of riet op het dak te bevestigen – Verdam) Een deel van de<br />
stadshalle was dus met dakpannen bedekt (tichel) een ander deel (stal, stapelplaats) met stro<br />
of riet. (1473 Rek.n r 33945)<br />
- In 1473 werd een “nieuw scellekinne” (lichte klok, schelklinkend) in de Halle gehangen,<br />
gekocht bij Meester Augustynne, “meester clockghytere te Mechelen”.<br />
- De stadshalle had “pylaerkens”. Ze was versierd met schilderwerk in de schepenkamer,<br />
geschilderd door Janne den Pointere van Kortrijk.<br />
- In 1494 kwam er nog een klok bij, gegoten door meester Wouter, clockgieter van Mechelen.<br />
Ze woog 142 pond en men noemde dat een “cleen scellekin”<br />
Herman MAES<br />
<strong>nr</strong>. 91
Museumkroniek<br />
3347<br />
Van zaterdag 24 september tot zondag 27 november 2005 loopt in ons Museum van <strong>Deinze</strong> en<br />
de Leiestreek de tentoonstelling “Jan Burssens in privé verzameling”.<br />
Jan Burssens werd geboren te Mechelen in 1925 (hij zou dus dit jaar<br />
80 geworden zijn) en overleed te Gent in 2002. Hij legde al op zeer<br />
jeugdige leeftijd een grote tekendrift aan de dag. Op 12-jarige<br />
leeftijd maakte hij reeds tekeningen van Afrikaanse fetisjen uit de<br />
verzameling van zijn vader. Tijdens de oorlog tekende hij veel naar<br />
de natuur en onderging hij invloeden van kunstenaars zoals Permeke,<br />
Frits Van den Berghe, Picasso, Van Gogh en van de surrealisten.<br />
Net na de oorlog ontdekte hij de dripping-techniek en<br />
experimenteerde hij met materialen door verf met zand te mengen.<br />
Vanaf 1948 schilderde hij hoofdzakelijk bunkers, duinlandschappen<br />
Portret Renoir, 1971 en zeegezichten, maar in 1950 stapt hij over naar de abstractie. In<br />
1952 stichtte hij de groep "Art Abstrait". In de abstractie voelde de<br />
kunstenaar zich te beperkt en vanaf 1954 doken de menselijke gestalten weer in zijn werk op.<br />
Met deze figuren, die vaak vervormd en onherkenbaar waren, kwam de essentiële<br />
problematiek van de mens centraal te staan.<br />
Na een periode waarin de kunstenaar toenadering tot de<br />
lyrisch-abstracte kunst zocht, ging het portret vanaf 1964<br />
een steeds belangrijker plaats innemen. Naast portretten<br />
van mensen uit zijn omgeving, verschenen op zijn doeken<br />
ook bekende figuren, zoals Sartre, Renoir en Che<br />
Guevara. Hieruit blijkt dat Burssens sterk aangegrepen is<br />
door wat er in de wereld gebeurt. Burssens schilderde<br />
tevens talrijke zelfportretten. In zijn portretten wil hij in<br />
de eerste plaats de mens -elke mens- met zijn emoties en<br />
angsten in beeld brengen.<br />
Het zijn deze zelf- en andere portretten die het onderwerp<br />
vormen van deze tentoonstelling. Een catalogus zal ter<br />
beschikking zijn.<br />
Openingsuren :<br />
Dinsdag tot vrijdag van 14 tot 17.30 u<br />
Zat.-, zon.- en feestdagen van 10 tot 12 u en van 14 tot 17 u<br />
Maandag gesloten. Op donderdag 13 oktober en donder-dag 10 november 2005 worden museumnocturnes<br />
gepland. Het museum zal dan open zijn tot 21.00 u. Er worden gratis rondleidingen gegeven.<br />
Inlichtingen : Museum van <strong>Deinze</strong> en de Leiestreek<br />
L. Matthyslaan 3-5, 9800 <strong>Deinze</strong><br />
Tel.: 09/381 96 70 – Fax : 09/381 96 79<br />
e-mail : museum@deinze.be - website www.museumdeinze.be<br />
Zelfportret<br />
co. Museum <strong>Deinze</strong>
3348<br />
<strong>KGK</strong>-lezing<br />
op donderdag 29 september om 20u<br />
in ons Museum van <strong>Deinze</strong> en de Leiestreek<br />
Pater Damiaan (Joseph De Veuster 1840-1889): een unieke figuur belicht<br />
door <strong>KGK</strong>-bestuurslid<br />
Prof. dr. Hugo Thoen (ere-hoogleraar Universiteit Gent)<br />
Op 3 januari 1865 vaardigde het Hawaïaans gouvernement een “acte” uit die de verspreiding<br />
van melaatsheid diende te verhinderen. De melaatsen van de Hawaïaanse eilanden werden<br />
gedumpt op het ontoegankelijke schiereiland Kalaupapa, langs de noordelijke kust van het<br />
eiland Molokai.<br />
In 1864 landde een Belgische pater, Joseph de Veuster, op Molokai om als vrijwilliger de<br />
melaatsen bij te staan. De lepra trof ook hem, en hij stierf op de leeftijd van 49 jaar.<br />
Reeds tijdens zijn leven, maar tot op de dag van vandaag, zou deze Vlaamse boerenzoon<br />
geschiedenis schrijven.<br />
Eerder toevallig werd spreker geconfronteerd met de figuur van Pater Damiaan. Dit was het<br />
begin van een intense prospectie die zou leiden vanaf Tremelo (geboortehuis en<br />
Damiaanmuseum) over Leuven (graftombe op de Sint-Antoniusberg) en Oostende (Mercatorschip)<br />
tot in Hawaï.<br />
De lezing gaat gepaard met een powerpoint-voorstelling, die unieke beelden toont van de<br />
paradijselijke Hawaïaanse eilanden, met een afgrijselijk verleden.<br />
Kringnieuws<br />
Zoals onze leden weten kan iedereen die in orde is met zijn contributie het jaarboek afhalen<br />
aan de balie van het Museum. Dit is uiteraard geen verplichting en we constateren dan ook dat<br />
heel wat jaarboeken niet worden opgehaald. Omwille van het stockeringsprobleem willen we<br />
toch vragen dat het jaarboek, liefst binnen het betrokken jaar, wordt afgehaald. Om er toch<br />
een termijn op te plaatsen zullen de jaarboeken 2005, reeds beschikbaar sinds februari 2005,<br />
aan de balie kunnen afgehaald worden tot uiterlijk 31 december van het volgende jaar, 31<br />
december 2006 dus.<br />
Nadien zal men zich moeten wenden tot de voorzitter of secretaris van de Kring.